This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves bef ore it was carefully scanned by Google as part of a project
to make the world's books discoverable online.
It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that 's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and finally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfrom automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
any where in the world. Copyright infringement liability can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's Information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web
at|http : //books . google . com/
Over dit boek
Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteur srechttermijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automatisch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via http: //books .google . com
'>••!•.
* =■ 'f jt :» ?si- :. ^uf^f* *
'^•«^
'?v'-'.««fn^
<| J. H. KBELAGE.
•*• • .,' ^7
AP
M EUfGELfF ERK.
VOOR
1831.
J H 'j f. \\ r. : t :i .! (f l. V
. - • r. , t . » V ¥ , t
l '♦ * 'tl - »*'
I ,1:: ^x \,:t. \ V \ * v.- X..
*^-r
V • '»
H' ««r ••• ■-■*
1 •: { '
VAD£RLANDSCUË
LETTEROEFENINGEN ,
O F
TIJDSCHRIFT
VAN
KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN,
WAARIN DB
BOEKEN EN SCHRIFTEN ,
OIB DAGEL9K8 IN ONS VADERLAND BN
ELDERS UITKOMEN, OORDEELKUN-
DIG TEVENS EN VR^MOEDIG
VERHANDELD WORDEN*.
BENEVENS- V;]
MENGEL WER K,
tot Fr aatje Letteren , Kunjlen en Wetenfchappen ,
betrekkelyk.
TWEEDE STUK.
▼ ooa
1831.
MENGELWERK.
te A M ST E B.D AM^ Uj
G. S. LEÈNEMAN van obr KROE
tn
J. W. ^ N T E M A.
1831.
* • •'
'■ .. V
. .' J .1
.yr .1 ft
. - i *^ V' i .-1
)* - •- f /
XI j> i;
I V,
.ïÜ i^l.ul li^ ''
^"S"^'*"! N H O ü D
MEN GE £ W EB K.
JjLet Vaderland een Heiligdom. Leerr^» over bxo-
DUS III: 5*. De plaats^ daar gif op ftaat^ is
heilig land. Door c. w. westbrbaen , Ztf^r^
aar b^' de KemonftrantscJhGereformeerde Gemeente
te Amfterdam. BU i
Het Klimaat, de Pest en de Kraükzinnigenhuizen in
. JËgyp^ei* .15
De jongfte Uitbarfting van den Vefuvius. , In een Ver-
haal van een'. uiterst gevaarlijken Togt derwaarts. 21
Chinefche Ztden* Volgens den Rusfi/cAen Reiziger do-
BB LI.. 28
Eene Stemme uit Frankrijk I 33
Gevecht tusfchen twee TiJK^s en eenen Leeuw in den
Twer tQ Londen 9 3 Dec. 1.1. 35
De Gerustheid der Onnoozelheid. Eene ware Anek'
dote* 37
Op den Heldendood van justus klinkha mbr^
Luitenant ter Zee^ aan boord van Z. M. Korvet, ^^
Komeet , voor het oproerig Antwerpen roemr^'k ge-
(heuvdd, den 29 October 1830. Door w. h« warm«
siNck, BZ. Dichtfiuk. 37
Bemoediging. Door g. ten bruggbncatb, hz*
te Almelo. Dichtftukje. 41
iSir w A L T e R s c o TT en Mr,, j a c o b van l b n-
N B P. '42
Non*interyen$ie. Door v. d.. H. Dichtftukje. 44
Gedachten bij de viering van bet Kersfeest in het jaar
1S30. -45
Vlugtige Gedachten , over den aiouden ftaat der Rivieren
in de Nederlanden. Door m. g. bbijbrinck,
Hoofd-Ingenieur van den Jfaterftaat in de Provincie,
Zuid^Hollandé 53
Iets , rakende den Admiraal van hbidbn* Medege-
deeld door D. H. VAN DBR S C H B B R , te jTd^-
vorden. 6$-
Eenig^ Byzonderheden uü: den Levensloop van Mevrouw
DEGENLis, meereii^eels uit \mt,Mdmoirê$ ea an-
dere haref Gefchriften opt]^d« ^ Üj
- . r N l* ö U D.
•^ . De >i}g;fle' UitbfttRü^ «in «ten 4rpft^iüsi la een Ver-
.'> -^ ,. hul: vu een^ uiterst gevmtgken Togt derwaarts.
: ^Feryolg$nflH ^M W. a80 77
n M 5 Eeiügé -^Bfhédefl uh^ «enen Brief van lafAybttb
y^ ' aan den GeDdTUi] b e IL i« a r jp , te ff^asUf^tozu 84
De Pariffche Barricaden. 85
Nog één ftaattje van Frattfcke Razernij. S6
^ t7fttM»rd uk een Tóoneè1Q>d' vttfjt^BRitrTi'A p b. 86
MoNfBs'c^uf ft^'èüFc HB^t-ERPiBLO, of/r<sr/Kr^A
Vernuft en Engetseh Verftimd. ^ 93
BoLiON A0-^lf ARNiBAt. Eef9e ware jfneódbte. 96
De Beijgffche Vrijheid. Dichtflukje. 96
Myne Weüfclien. 31 Dec. 1830. Door ƒ. w. ïfN te-
ma. Dicht/lukje. 99
< Opwëétfngr voor weifelende Grensbewoners. Luimig
DicAffiui/e. loi
De^ Gr^saanl en de Jonge Maagd. 104
tiét Huisgesin van Bethaniin. Door j. van hart
^ :^ ' D B R W9 K , RZ. DicAtfttfk. 105
Brifef van eenen Ni^ord-NederkMiféhen Vtiend te Gw^
aan den Redacteur dfcr y^derland/hhe Lcticrorfcfün^
gcrté iitf
V:. Iets, over de bekendheid van onze Letterkunde b^ den
• WeemdfiMhg. Door vj. p. arbnb. Lector in de
; V ^ . 1 Hwj^duitfcne en Bngeifche Tulen «r Letterkunde aan
de Doorluchtige ScSüol te Deventer. 125
::- De (^pfbhd der Belgen onder Keiser jozBrH. Door
^ . - ^M. s w ar T. 13»
Dè Vrijheid des Nederlanders. Doof a. f. sifflé.
Lierzang. 1 45
De Verwarring. (Als Bedrage te Gouda voorgelezen,
' as Jan. xösi.) * 148
Aan de Prmien Kandidaten tot den Belgifthen Troon.
Luimig Dichtflukje. 153
Opwdcking bg den Heldendood van den Luitenant ter
Zeé, jf. c. j. vAn sPEYi. Door «. KNijPF,
A«. 159
Tb Mefnoriitm lUuttrisftmi Ftri j. e. j. v a m s t e y k ,
^£rf mortem gloriofam inghriae capti^Hati praetuHt.
Jiuct. j.'p. vaK oeest, Med. Doet. in pago
fhndsholred^'k. 160
1^ het l^zen van het berigt wegena het fpringen van
eène Kanónneerbooe 'voor Jhttwerpen ^ onder commando
van den Luitenant ter Zee, van a r e y k. 161
Ter Nagedachtenis van- den Luttonant ter Zte , van
APEYK. 16&
:,iaitb€ie»»tag^^, bfl:gplw^^ het
:. faryfcM tHsS^i^J^ Gttiê^ «iwveted: n d^t het
Ctiriscendom ytt|^d|Ki(i heeft.*^ . ; ifi^
IH Yf^wdf (Sar Drukpersv Etm FakeL ffafir c l A u-
Gedachte» na het beao^teep vaa bat EeilADf te ift. 7%tH
m^x. Door o; a» ^eicu^ Prediiantie Carafoa. 165
Nq^ eeue opiperkteg ojmr het ootOaan y/m hetNbordeiv
Ucht. Door Dr<r n u a n b;|br oe r« ^ 181
kts , orer het H^UèUIJk Leven der Wki&MgjpHnaren. 184
lem , over de bekendheid vao (Mue Letterkunde bQ de^
Vreemdelmg. Doorj. p. arxhd, Lcdtor te Ih-
venter. iFervelg en fe$ yan W» 131*) 190
Het Hollandsch mrt. Dichtfhl^. 195
Iets ^ over de Sinp^mónistt^n 'm Fi^nkf^ké aoo
De Moeder, zicfa beklagende , dat haar Zooa)
tot de WapeodkiMt i» opgieroepen. fjQiteA/- ao6
M.A R IE Mï LET- Door V« RRA Aif. Ifiukjés. ao8
De Waaibeid. Door k u y p x r. 1 rii
ï^derlandeliefde» aiS
Proeve van toeHehting orer een. hoogatbehngröfc punt
van den Belgifehen Opftand. aA5
fie£<xebdni «Mr geleerde ' Honden oncdiAt., aa?
';, V Taferedeo win Rusland. Door eoien Duitfcher ^ die
rtw^ V. : Uhg in i^iviAiyirf veikeerd heeft. ~ A^ JT^/^i? , M
^^i Behoedmidd^en. tegen deuheé aap
10 ;:i . !C^: het wogoemen (ter Kruifen in de Hdofd(br4 van den
i-( Allerchristelijkften Koning. Door w. m* warn-
; aüNCK^ BZ. Dichtftuk. 239
De Kunftenaar en de Uitdrager. 244
.f . De- grootmoedige Zdfopoflfering van den > .
Zeeheld van spry k. Door Mr. a»/
V F. siFFxé. { Dicht'^ 047
Aan het oude Nederland. Door h. r n ij p p ,) fiukken.
V, AZ. I 149
:De^(^//im^i^MoedervI>[>or s. j. pot4
.^^^"-^'''^ GIETER. ) 250
l^handelisg , . over-het. verband tusfchen den- Smaak en
het ZédelijkGefoeL Door n« o. v a n k a m p b n. 253
^ Aanmerkingen, en W^enemingen , betreffende de heilzame
uitwerkfelen van het Decoctum Zittmamri. Door a.
rgu Mtijfw^ CvM 9 Heelmeester te Amjlerdam. 275
Taftifielen van Rutiand. '^ De JEêmer. (yervolg van
•••I kh ^jPO^: o / .:-:'* a8i
^A V . S^eettifvdienii^*; i . . 190
4'-
O * T -
n-JiJ ;
INHOUD.
Ter £ere van den . edelen , manhaften vam spbyku
Door A. S TOLK ER. I29I
H o B £ Y N , Befchernier van Hollands Vlag. Door
N. B££T S. 29a
Het Noorderlicht. Door w. oleuns, jr. . 296
Lied van de. Schutters van de eerfte Ban mobiele iV^^e^r/J^
hollandfchc Schutterij. Door j. daan£;. 298
De Belgen en van speyk. Door j. j. denier
VAN nER GON, Pfcd. 299
De Blaauwe Kid. Door o. b. van de pavord
SMITS. 301
Anekdote , rakende paganini. 304
Op eene Gift van honderd Bloedzuigers , ten diende der
Geldcrfche Schutterij. 304
Puntdicht op de Belgen. 304
De Vorften van den ouden en van den nieuwen tyd. 305
Aanmerkingen en Waarnemingen » betreffende de heilzame
uitwerkfelen van het Decoctum Zittmanni. (J^ervolg
en Jlot van bl\ 281.) 3H
Staat der Openbare Meening in België. 319
A^fpraak aan de Commisfarisièn tot het Adres der JUf■^
' rechtfche Studenten , door c. star nu man, Cah^
didaat , en Sergeant bij de. Compagnie Vripfillige
Jagers. ' . 3^3.
Taïereeïe^ .van Rusland, -r I^e Brandewijn. iFeryofg
van bl. 290.) 328
Iets 9 rakende den vermaarden Vioolfpeler paganini ei^
deszelfs Geheim. D.opr o. £. and er s. 333.
Het Kanadafche Paard. 340,
De Wondheeler abernethy. 342
Dé Dorpkermis in Ierland. 344
. Dcspotengrilligheid. .34Ö,
A^ Jv tt. BURLAGE, Jur. Ütr. Cand. , Brigadier
P^rffvilliger by het Kegement Lanciefs No. 10^ Door
F. B. ADER, te Utrecht. 348
Aan mfjne Moeder, by gelegenheid van de verjaring van.
mQn*, ter . verdediging des Vaderlands uitgetrokken','.
Broeder. .349
i Mei, ,1831. Poor j. brester, a.z. 350
Een. wdok voor oorlogzuchtige Franfchen^n Belgen. z^%
Anekdote ^ter bladvulling. , S$a ,
Vergelykaide Befchouwing tusfchen de ïïumanitcit ,
welke.' wij in G^efis bij de Aartsvaderen , .en die^
welke Wti in de Gedichten van'*VoMERUs. bij. de
Grieken vinden, . 353
INHOUD.
Middel tegen de&.' vergiftigen Beet van Dier^. 37a
Bh'k op het PlaÉttenr^k. in Brazilië. 374
Tafereelcn van Rusland. — Lijfeigenen. Ferworyen
en Erfelyke Adel. {Fervolgyan bl. 33 3O 380
Over het lager Onderwijs en Pater o i r a a d« 383
Bq het liitzeilen van bet Handelsfregat Zuid^Holland ^
langs het nieuwe Foornfche Kanaal, naar Batavia*
Door H. K u Y p E R 9 os., te Rotterdam. 391'
Bi) het fluiten der Winterrergaderingen van het Depar»
tement Schoonhoven der Maatfchappg : Tot Nut van
V Algemeen. Door. j» k r a m b r s , j z. , te Schoövk
honden. 39a
De Scholieren als Regters. 39S
Op het bezigen der Brandfpuit tegen Oproefmalcers. 400
Proeve van Infchrift op den , te Bgmond aan Zee , op
te rigten' j AN V AN SPEYK VTör^fi. 400
Vergeldende Berchouwing tusfchen de HUmanitett\
welke wi9 in Gene fis h^ de Aans vaderen, en die, .welke
wy in de Gedichten van homerus bij de Grieken
vmden. (J^eryolg van bl. 372.) 401
Verflag van den ftaatdel^ Stads Annenicholen te Amfiei^*
dam^ gedaad den a^ftén ^^^^11831, door Hen-
drik HARiiBN klqV 4ta
Nieuwe Telegraif voor den Koophandel. 43^
Tafereelen van tusland. — Kleine Dieverijen* {Verv^g
Vanbl.%%0..^, 430:
Anecdote van la f i t t E. . 44^
Vriendfchap. Dcor e. j. p o t gi e t e r» tUchtflukie^ 440^
Vhigtige Uitboeeeming, na het befchouwen vaneen Schi^,
dérmik des Heeren j. schoemaker doqer».
Door j. w» jQN TEM A. Dichtfiukje. 444
Vet^ltJkende Bejbhouwing tusfchen de Humaniteit^ welke
y^ in Genefil bij de Aartsvaderen, en die, welke wQ
in de Gedïchèn van uomervs Wj de Grieken vin-
den.' (yeryolien flot van bh 41a.) 445
Iéc$', ove^ den (|at der Heelkunde in ons Vaderland.. 455
Hangiende Wegen] uitgevonden door maxwell dice.
[Met eene toelbhtende Figuur, waarpp tevens de 7V*^
legraaf voor ien Koophandel (zie het vorige No.) is'
a^ébeeld] I 460'
Over het lager Qiderw^s en Pater c i r a r n. {Vervolg
iisnbl. %^l.^ \ .. 46$
TVertclen "van Rltsland. — Betrekking .van de Huren
M de Dienstmren en Boeren. (Vervolg van bl.
441O ' 474
INHOUD.
Korte erfeftWtdkanciige Bdbiroiumqs. ym den loop <ter
Gebeu^tenisfen in BürêpOé Door u. HBMTJcxpft-*
Wapenkf^t aan de JZteawtn* ^ . 486
Aan m^fien hooggeacbien Vrieii^ Ir V D w 1 6
WARCflAffJ)« Door P4 fi. AlkkR. 4S8
Dé Vlioder. Naftr d a l a mj^ r t i m £« DowyDicAffiukfes.
w. CLEUxff»^ jR. il. 489
De blinde Vinfc #i«>d^ Doorw» h, iv a r n-
Nieuwe foon van Tooned vermaak te Bariju 491
Napoleon en de Staalwerker. - 49»
Het hdlzame nitwerkfel van ék beéefening der Vader-
i landfcfae Gefdiiedena op ons Volkskarakter , op üntfe
Vaderlandsliefile ea op oite Godadienft^ Gevoel, en
de daaruit voortvloeiende aegenrijke gevolgen voor den
Statte Door h» ALTMANr?, Etrfit Onderv^'ter i0
4e D^pufumtnhfckffol U Rjoturdam^ 493
L^st der weiken van Mr. jacobüs aCHftLTRMA.
Medegedeeld door w. h. WARWsiNtsK, BZé ' 508
Over faec lager Onderwijs «n {teer criRAROé (V^i^
' yoig m fiot van bh 474») , $1*
Lof van den Pekelharing* *• 533
De ware Vrede. Etoor patronella MoET^a. 595
ffpliof^i Ktticbt. Door JL. W...JL. 538
Hflc Hblkndsch Meisje. Door o. ten 8ri>o<»£^»^ ' / \
CATE, HZ. SVf '■'/'
Iets over ea y$k pister nieuwi^aniI). 5^4^
De Vdétogt Ifrh veertiett Dagen. Dooi w. h. w a r N'*
SINOR3, BZ. "54^
Böfchrift op VAWBl^E'Tit's-T/riw. 544
Cittsünet-vers bft 's Koninp Verjaardag, 544
Verbandding, over den verfehillenden cin» in wettt^
jEEüs CHRISTUS, iu hcj Nieuw Verbond , G<>rf/
Zoon genoemd wowk. Door d. hoin, Opperca^s- -
toriaairaad tt Wdmitr. S45
Een en ander o«er de Cholera. 557
Leerrede tegen de Moedeloosheid ten «DEkn van bet Be-
houd oniesVaéerlands. Door €*iv.»esterbabn,
Leeraar by de Remonftrantseh" Gereformeerde Ge-
meente te Amperdam. * 5*»
Tafereélén van Rusland. — Het Geze!ttge Leve». ^fTër-
9§lg fan W. 4«o.^ 57*
Aan God. 'Door w. u. WARwsitteK, bz. 58a
De tie»S&aÉfche Veldtogt. Door a* >. sipfl*. 584
l^eirlandi vorst. Door j.vanderboro. 587
1 N H o q» D^
Mqn. gev^l» m bet vertrek vaa mgnen Vaeod, a1$ Vrit-
wilüg: Jager ,> den. j6 Oct, 4830., - r vgpo
Hoop op wederzieii 1 Am J^jpMi Vrieüd. ,59^
Oipter vloed. van ons K4}in. ^^mf^icJu^ j r sfa
VciiittdelHig » ^vdf don; ifciicbilteiiden ziny ia .welken
}ssru9 «cuRist v^ 9 UI het Nieawe Vecboad^ Gpds
Zaan geco^ad woidtf iV^tyoigtn'fi(ava»bLss^yS9%
Een en wder over de CAolera^XFfirvoig ea flut van iL
561.) 606
Verhandeling, over den waren Moed; gefchetft in het
Voorbeeld vaa sp^caatba, vo^ele]^ bhk d$x van
CAT'O» Door Mr* f« majié, jr.., te Ha^ri^sm^ 611
^fiemoediging. Door w. » i, s v m^, |R.t t'e Groningm* 633
UttbpezMiuig. ; poor b^ tr. i.» w.«*»R«, %e Purm$^
rmd^ 636
Uitboepemiag hg' het vi^raeaien d^ tgdiag vao liec voor-»
waart» «NJuen onser Troepen k i0^i^#VL Door .Sv p.
OUDifCRRR POQlr, t^ £oi^il^^i9« ^gS
Proclümmipn d^tiTLJL.i^Uh^h f$^xSébmdfi'f4ffn6cda
la Mimfc* Parodie. . 64P
'sKoni|)gs Cqfer te Brusfel veranderd J 6^
Middelt^gea boog water. \Pufi$dkh$4né ^40.
Aan een* Jagen ^ . . .^40
De KoB^gJ^e! Doos c. w. wjs«tb,rba99» 4A^ ,
Brief vftn a.dr. sItolkrr aan eenoi VricBi^j ov^T:
hetge^ hem , in hét jaar 1831 ) voor de Km,wflrafi^
ten^ ^ït jiunne vroegere Gefcbiedenis, d^r t^haneriag
bijzo^derlijk waardig dunkt« €46
£aiige: Opmerkingen omtrek de Nmtiglieid d^r Koo*
pokken ^ ontleend uit de alhier heerfchende .Epidemie
der Kjmdevziekte» Door p. j. blom» Mpi.^ Chir. ,
et aft. obst. Doctor > te Utrecht. . 65$
Iets , i»ver fommige inkndfche Vogels. Door j. c.
R £ I o H A r D , te V Grayenhage. 665
Doorgravii^ van de Landengte van Panama. 670
Gefcbiedenis der Vryheidsboomen. / 674
Iets, (^er de fqhooojhejd v^ At Nedcrlandfcic Vh%.
Med^edeeld door i.» e« p o s c k , te Utr^ht. 6i i
' Wapenaang voor iVir/r/tf/u// Jongelingfchap. Üoorj itan
WAL.RÉ, te Haarlem. IS84
Am mgnen Neef jan willem warnsincKp als
Luitenant der 4tnfierdamfDhü iSchatterQ 9 met verlof, van
het ^eger te vdde teimggekeerd , dea 17 JS^jU xi%u
Door^lAr. «• WARifSiNCft» b:&. f 68<S
INHOUD.
MédiP^th feria fuper Tabacatione Pipali ^ r^ta
nazali et anathematizata knablativa» 687
Chasfidet*vers , ter gelegenheid der plegtige Intrede van
Z. K. H. Prins ^^illbm.van oranjb binnen
Amjictdam^ den 17 Sept. 1831. 688
Politiek Jasfpel. Puntdichte 688
De nuttigheid en noodzakelijkheid van soodanige Volks«
verlichting, als de Maatfchappg: TotNutyan ^tAlgc*
mcehj bedoelt en bevordert* Door s.b* wieling. 689
Calvinus en castellio. Eene Bgdrage tot de
kennis van het Karakter dier beide Mannen. Door j. p.
• FRAN2. 703
Tegenwoortlige Toeftand der Pool/bAe Joden. 707
Iets i over het invoeren eener Nationale Kleederdragt.
Door W. H. WARNSIf«CK, BZ. 715
Iets, over het Schaakfpd. Door o. d. j* se h o tb l. 72»
Brief aan een' jongen Vriend, over eene jjlaats ,- voor-
komende in de RecenGe der rnftitutio Oratoris Sacri
van Prof. van hbngel, in dit Tljdfchrift. 726
Ter Gedachtenis van mijnen hartelijk' geliefde Vriend
s. M A G N B T , in leven Predikant te Raamsdonk , enz.
Door j. VAN harderwijk, ré. 739
Aan eene bedroefde Móed^ev. 740
Welkomgroet aan het Lejdfche Jagerkorps, bij des-
zelfs terugkomst te Leyden. 741
De Val van Warfchau. Door Mr. p. mabé, jr« 743
Herinnering aan de Intrede des Prinfen van Oranje bin-
nen Amfierdam , 17 Sept. 1831. 745
Aan ligtzmnige Rgken , bij den Wintemood der Armen*
Naar victor hugo. Door j. w. qntema. 747
Iets, betrekkel^ den jongst geëmdigden Veldtogt in
België. " . • 740
Gedachte» van eeRen^'Duit/eAer\ over den Belgifchen
Opftand in 1830. -^ ^ 755
Iets , over eene Recenfie in den hecenfcnt , ook der Recen^
fenten. 758
Doorgraving van de Landengte van Panama. (Tweede
Artikel.) 761
Feestzang^ ter opening van de openbare Pr^suitdeeling der
Stads Nederdoitfehe-, Franfche-' en Teekenfcholen , te
Schoonhoven^ op den 2 Sept< 1831. Door j» kra-
mer s , j z. 765
Janmaat. 770
Wouter, of de Sirqd voor het Vaderland. Door k. j.
VANHOMBROEK. * 7*7*
Hec PLAATJE van de Handehtekgraaf en de hangende H^e»
ge» tegenover bl. 462.
MENGELWERK.
■«iWii *n<^
HET VADERLAND EEN HEILIGDOM. .;
LEERREDE, OVER EXOpUS ïll: 5B.
f:..'
De plaatsy daar gff op ^aat^ is heilig bauU
' Door
C#,W. WESTERBAEN,
Leeraar bij de KemonJiranisck^Gerefonaurdc ..
Gemeente ie Amflerdam. C*) . * ^
..I . ♦ f
Vf oord •Nederland^ ons Vaderland > bedoel ik, Lan*»
genooteni innnmeer ik u berinDer, dat men niet ligt op
dé wereldkaart een plekje gronds zal vinden, voor (kn ons»
^it^digen en der zaken kundigen vreeiiafdéling zoó be^
iang^'k, als dat zeirde land, — belangrQk om desjïélfti
Eonderlinge opkomst, aanwas en bloei , «— om deszelft
/gunftigen invloed op de overige deelen van Europa ^ —
om deszdfs gevesrigden zetel van koophandel en 1^
vaart, verlichting en vrijheid, wetenfchap en kunst, '^
^éb vooral om den ernst, ftand vastigheid en goede trouw
pnzer Landgenooten , welke nog heden-, voor een aaü^
mèik<3Qk gedeelte , onze fteüp en, fteikte z^« Van daar
ónze vroegere welvaart en hare tegenwoordige overbluf-
;^fels, welke dè' Jaloerschheid der Volken fteeds gaande
ïibuden, en ons, in hunne oogen, en zelA in onze
^dagen , meer dan éénè kostbare en hagchel^e oridenxé-
miag waan%' maakten, b na ons Vaderland voor'ittti
vreemdeling zoo belangr^*k, wat moet bet dan voor ons
'niet zQnf Jfa , ons moet het dierbaar, meer dan dieè«
baar, ons moét het heilig wezen. Geiyk #elée^ ëétai
M o z £ s m bet gebergte Horeh , zoo roept ook ons de
j[*) UlCie4irQkett 17. ÖeC vi». , .. ;
MENGEL W. 1831. NO. I. A
—HET VADERLAND EEN HEILIGDOM.
fh(Hfilierjxoe::jPe plaats^ waarop gff fhat^ U
oaS'-op wekken tot.gej^indbeden en bedreven ^ welkejonze
eer en .wdvuxx ^y9p zeer naby betreffen , wanneer ik u
thans 'dtgkwigtlgé' vraag ïid^pe hfaatiwóóUén^^^
moet ons Vaderland ons heilig s^ijn jf ten einde elkander
aan te moedigen , om het heilig te bewaren.
Okter.a|lé volken was het Vaderland (leeds d^ bra-
ven burger dierbaar. De liefde voor hetzelve ont-
vlamde zijn hart 9 en deèd<1iét voor deszelfs bloei en
glorie kloppen. Het Vaderland alleen vereenigde voor
hem alles 9 wat hem (treèlen kon; en geene gebreken ,
geend» \t»]g^naHten ,, /ywgiprwi f^mmige^ Janden pnder
eenen ongunftlgen hemel i>]0pt llgg^» konden ooit hunne
waardige bewoners die liefde doen verzaken. Zij doet
ém iblaiïdet van \f^:^]^gestj^ 4rflbii ^^ tjop-e. z^h^
(fot:'j^en:JMtft9n diVPP^ .Upeds; yerdedigen , en den. be«
«ooa. van-.:A&w<^r-^>»?i4tV^ in ÜV^^ laa?e ^
bfftre nachten en berookte hutten meer, behagen vindea^
;4l9^ 91. hf^ gemot van onze heidere dagen, vruchtbare
AGHpden e^ fiaage nvoningen. . Zelfs de weggevoerde üaaf.,
ili^.QP .9f^rdc.£i^cn Va^derland. meer beef^^^ eii in wien
i(Bd^r8 de. verminking der menscbheid fchier alle edeler
^voelens^fUixdoofde^ kan zijnen eeni^en :ll«un,en uopst
|iog' yindep. injiet uitzigt » ,om aan gene zycle , des grafs
y^ Vad^iapd en ^ijne yricnden weder 59 ^iP: .Géeh
jmti^fi dat die Uefde ^ , vooral' in gfÓQte 'mannqi ^ zelfs
.ilooff hoe fchreeuwen^ Gipk ^ te' bekoeleii
r^fW^ ;Hler} ho9fei^ /w^. eelfepVpuÓQ i,on« ^ervende ,
,:fifOm zgo^ v^manen^. om. ook c^ i^ecjeburgecen, die
. Imibf^r d^ 'Vfxwezép 4iAddea> geo^gepheid toe 'te 44-
>gcp » oindat men ipe^r aan z^n Vaderland, dan aan z^nm
:Y!^ar veripbul^gd^.is^ diiv eenen amstipes j)[ér
^<^en giwit afCipk^ken voor het ondankbaar Jihenc^
i^i^ii^/sigffcbu^^ verbannep had; hier/wied^rzien wS
.^ffüf/^ifMAf^i^vs^ in-z^jnp, eer Jbdtoedigd m verworpen
door een volk', dat liiy groot gemaakt Üad , niets ont-
zien , om het uit de kikdi des v^der£i te nikkefr; en
HET YAIKM^Al^]) f,%^ HE||.IGDOS^« 3
éUVj dn4eliyk » onzffX n q lo dm ojblqo t Wl Ifev«r,
AA(. en v^qr, dan joi^r eeQ.VaderlaBid-Iijd^, d^ h^
f<;)i^delük vei:guis4 ba4« Neen, de Üêfde vpor het k^d
oiuer geboorte , zoo algemeen , zoo kraplttig » *£O0 oo-
verwinnelQk^ bui geen v(^oroordêel zijnl . Zij evenaart ^
jsjij doet voor zich zwichten de (^erldle neigi]|;igep dpr.
natuur ; zg fcbijnt tot onze mei^fchelijkheid te b^oorai^
of liever, zij is daarvan het ileunfel; zg b^hport, tot onze
Olenfchenliefde,. die eer^t büzonder inoet.zgn, eerz^
alg^jpei} kan gorden, en maakt ons h^t Vaderland en on^i^.
medeburgers tot de dierbaarlle der wereld. Of zqu on^
^ft.iand niet hoogst dierbaar zijn, waaraan wij dezoet%
van onze genietingen, de uitnemendfle v^Q. pnze vpor^^
ttgten te danken bebb^, — wfuir wij onzejwicf en;
bakermat vpnden, de liefde van b^miode orders genoten , aan
hunnen fchootjlarteleiid fpeelden, en hufme a59b,(^.we^
ligf^ reeds aaq 4^zelfs gewijden grond y^t^uw^en^.Tr»
^iv^fttrwjj, .reeds vroeg, de teederhe^en..,^ .Ü^file l^
tsekkingen oiadervonden , onze vopmaamllé kundigb€de&
verzamelde^p , 'r^ waar. , wij poet d^ lie velingen. van ona
hart veilig, vereenigd en in de fchaduw. der wettpn iei;ü
vrijheid Quttjg werkzaam zijn, of de vruqbt^ onz;ejf
vUjt ia za^chte pist en ..vrolijke gezelligheid mo^eii.fxiiii!-
l(ian, — waar wij hartelijk wenfchen , dat eèn^ciaal 6n^
fioffelijlc pyverfchot ^ met dat vaa onze Vader^ ver^a-r
sield. Veilig geje^Qjgen ?al worden, — al,\;mr wij ypp^
onze ^Lipderen een ypoi^fpoedig leven en. jsalig ileryejjx
iyn>idden, en hopen mogen , dat ;Kij .er d^, Mmchtep iuUeri
{(bikken vf]| i9ll€^ , wat ^ij voor 1^ yerzofgd én ybl«
-ttn^gp: zullep: l^ebbetf .? . rj ]':•,.: ^..^^ ',-.., \.
^iiGm'^ mpe^eeit l^d ens dierbaar zijn » diu ^ops^t
siUbe hechjce, fchoon zadite h^^^ aan zich gebondjcn
kpttdt f m vwaarwp i^^ bev^qn^rs , hoje jf^ipjierlyk poli
de losheid van beginfeloi , in 4e laatfte jaren^ onder hèi^'
tDenam, oyer het algemeen ec|iter, npg heden, de jij^t
iwier vergelijking met andere Natiën, ten aanzi^ yaa,
^Sod^dieofit en ze^en, kunnen dO!Qri;iaanv> -Wa^ leen
mm bij , OW vawrzpovcle en.gri^ote K^w\^Mi)sii,^k
4 tfk^ vaderlane/ bbn hbïÜgoöM.^
déft? ^Waaf Wbrdt hét i-egt otitreukMirder / of KeveirV'
iobr; geheel onkreukbaar gehandhaafxl , als bier,'waai^
^efëhenken aan regters gansch ongehoord zijn , en 2ich '
öók* de 'Koning aan hunne óitfpraak onderwerpt? Waat'
wordt; in het %emeen,'de openbare ODdsvereeriög'
j£téx in AhTÉarde gehouden door aanzienlijken engernigen?'
Wiar* izijh doorgaans de fcholen vooi* de jeugd beter f tl-'
gèrigt? 'Waar ontvingen deze zoo hoogen lof van zeéi'
otopart^dige en bevoegdfe beoordeelaars ? Waar hoorde^
mth hiei^ ooit iets van oproer onder de ftudèrende jofii^
g'éllhgfbhap ? Waar zijn veriichting en befchaving , vooraT
itr den iniddèlftand, algetnèener, en is daaroiü de onrust'
imndér tfe duchten? Waar zQn meer gcftichten van men-
tthéttliefde • in' ceii korr bellek bijeen , en meer verecöi-
^ingcn tot allerlei nuttige ciridèh ? Waar wórdt iaeer^
tijd'én-yfljt befteéd, waar töeer geldelijk vetitiogen opge*
ófferd tót derzèlver mftandboudtag ? Waar is, vooraf
Bg zware ratnpefi' , de menfchenliefdc algemeeneren milder ^
8è Christelijke geest werkzatner? Waar zijn de huwelijks-*
êróiiw en zeden , vooral iri de befthaafder ftandeh , ón-^
biéfmetter , de vronwen huifdijker en de openbare zedc^-
toösheden verachteHjker ? Waar worden Wet en orde ttiedf
'geëerbiedigd, burgerlijke veiligheid en billijke vrijheid
ttieèr' begnniligd, en al, wat nuttige kenrtis , heilzame
Waarheid en goede ' zeden bevorderen kan , meer aangc^
ftioeöigd, dan ia dit zelfde Noords Nederland ^ her-
welk , reeds daarom , met het Zuidelgie niet vereenigd
tori fiijlreYi t Öier toch heerfchen nog grondbeginreis vaü
fè^Y/Hran waarheidsliefde^ van goede trouw, van vear*
draagzaamheid en vrijheid in de Godsdienst, VatI tiéfdè
fdor^'tConhig- len Vaderland , die aldaar onder de uitzón-
&riiigeri van den helaas! aïgemeefleii regel bchoorefli
i>Jei-baar, hdUg dan ons lieve Vaderland, Waarvani^med
(iiValksV'nwr Wïiarheid , kan zeggen!
*'Ddch heilig ook dit dierbaar Vaderland, omdat het
feisch bewaart van ontelbare groote mannen, die oi«
ir-dé vöbf fegteii , wefke i«^ij gehietdi , dóór biuiiïen oo^
Vrtmtyeiden arbeid ; ^öor 'edele • zelfverloochatiing ^ door
uitftekcnde bekwaamhed^ en gcootc deugden verwier-
v^, dQOF ouwrikbare il^?a$tigb«M en ooverv^(umclgk
moed bewaardea^ en^ grooceodeete ;, voor .him:£ig«Q
bloed koc^ceo^ bcrsretk den grond .w^rop wq fla^^f
doorveekite v de >2«een rooi^pverfde , en: alles ;VOor .ogj(
/mUgée y . waar pnce tred&^ akh rigten €fi oaz^ .wig9^
pels gesien^/en geterbiedigd worden». Geen Yolk be^
groot^r ftaacsmanoen i gejeerden y kgerhoofden,» fttiejep^f
bevelbebbers ei) vlootvoogden vvoongebragu Door hiu^
atjvecbeid.en b^r^y^nbeid9 door. bunfie kunde en )^)^
kerheidyohebben onse Vaders den meesten Volken ffM
ons werelddeel de noodweodigheden en gerij felyk^i^edep
des leviens bezorgd »* en h^n , i^hoon tot buQ eiggn naf
deel , bon waar belang leeren kennen» Bezvpaariyk ask
loen i>p oniseQ gebeden aardM:eme<jpIf^.gr^i|df kynf»^
aanwezen , die , gelyktijdig , zoo ' vele gro^te , manne^
heeft yoongebragt* Zonder d^e. waf# bet opq^iogeltj^
geweest,, zulk een ^tf^^^l!^ té (lichten en meer en meer te
verheffen en te bewaren , als on^VadfSf kind 4s. If^éktf
daiad, den ftrgd te.voeren met zoo weinige hulpmjddelea,
zonder fcfaatkist , zonder leger ^ zonder b^ids^nooteq {
alzoQ te w(Hrftelen fegen den magtlgften Geweldenaar. va^D
zQnea lijd, wieos^ gebied zoo .uitgebreid was, dat <lé
;ZCKn in hetzelve nooit onderging ^ en ^ die , ^neiirenf; de bloepji
der meest geoefende kcqgsbeoden > de (chatten ;^van . Pcrff
fin Mexico aanhoudend tegen ons aanvoerde; ,diea,;(ldjd^
:niidfir «eer b^smrende omftandig^eden i tachtig jaren lang ,,
400 roemrqk'vol te houden, ^n, intusrchen;,, den krQg
oiverte.breng^ maf. g.^e^Üde van den cK:eaan^» om o(^
-óÜT den .v.^d>>3fbreuk tje doen en jpeuwe kiiwefen te
plukk^; te midden van aUerlei oplosten» de; goede. ^za^
tt rtendhavien j-en zeyei) jge^fr^icfli ,• behoud^s^ ^^{Jcj.jiejt*
ten^ vij^eid en yoorregpten, dooir éénea zachteijk. ba|qd
zoo aan elkander verbonden te houden» dat er 4^en.wcl]jT
geGegekl:en^gelukkig geheel uitoPitlsik y,Q9t^ welks yei*
jigbt&.ea oaaChwIi^lijkheicI eik. zijn goed en .bloed bl^^
lOD^ettet.: .djc ti^s kon allem door eqa vplk yan Wijzef)
.eoiHdden'gefchieddn (;'^>/v.Hadd«a nu. de begmd'pjaf tf^n
(^ Zie E. M.*£i«dBrBsrRT«i Phidèdlg{l$g ti^m.dè'BirJgf
Hollandfchi Natie , bladz. 58 , 59 en 60 van den tweeden druk.
tS Mfit VaDKULAND BBN^ HEaidDÖtt.
^ Hiittiit grootë tnannen bg aUe edde Valken te regt
iets Goddeiykli, Mlig móet (Hïs dan wel otfs VadeAand
e$d, 't welk "de asch van 200 veten «jner onerfelijke'
ionen bevat. 'Géén land tóch ^* zóe klem als fitt ^eHfieie^
nmg"o^ 2^ vele geachte namen' ro^emen ; In alle- vak&èn^
ébr meest 'nuttige bedrijVenj'en eootaagonie^gefthiadr
boeken zdllen gdéten wotèen ^ en oMe nakónielingeii
rnetf-^ehed ontaard snllen sijti , 'mXkn s»lj , mél Ötisy htm
Vidbrlandals ttaMligdom eerbiedigen , hetwelk^ bec ftöf
Sfiii ióo véle groótén en edelen bewaart tot den dag d^:
ïlgenieene vergelding^ Waarhi toch hebben ohde Vaders
Dlët ultgetnunt, wat waarlQk belangryk mogtheeten?
tatebbe^ sij niet de gevingtigfte ontdekkingen gedaan, >di
fiet Vaderland der Drukkunst gefticht? Waren de weceiH
fdha^pen^ tiiet lang \X) ons In aanzien, toen hèt ovearig
Europa tog in liet duister lag? Is het licht der geauiverde
'ijir]|sbegéerte; letttrkühde en godgeleerdheid 'niet- va& od$
ibtr éiize ^alnifenoveif egaaii ? Waren ón«e genéesheeren
en r^sgéleérden niet reeds ^vroegallofwegen beroemd?
Gaven wij niét bet edel voorbeeld van ftatttfcondlge.ea
^Ösdiètiftige Vrijheid? Waft ons Vaderland niet, van
vroege tijden her, dé veilige toevlagt vtMT alle 'vreemde
flagtoffers van gewetensdwug, en gewéld, én waren wü
ïiiet reeds 'rifk geworden dóór «n^en eett^ken^ handel:^
toen bë: voöitx)rdeel def nlldd^Ieéüwien y ' overaf eklers ^
'den; koophandel nog als fchiandelQk verfoeide*^' Men '^nioge
^ ddh Hl of niet eéhd v#ücht mijner nationale fierheid noe^
'ineh; maar bet is mij alt^.als blijkbame waarhi^id vooir«
gekbinen ,'dat God Ons Vaderland, Woóbél»ïgÊ^ Wör
ife- verheffióg van den d)eii(chel$ken geeét en' voór de
nfrbrèiding van het ware en goede onder r;^ijnis kinderen
d^ iai^e , 'in alle tijden , gezegend heeft ^ ,ten eègen voor
bet ' overige tnenschdcm* / . .
' Haiig^ ehidelQkf inoeien^wtj oiM-Vkitoljffid'achfeui-^
titc hoofde vati de sioö zonderlinge beichernkbig van 'Hekn ;
Öfc ife't lot vanr ttRe Volkétt* regelt, ik bèhöef ir «tec
rond bl-Voei^ dodr é^te vaderlandlbhe gèfchiedcsiitfeiis
vtBk u te.dM9 ^merken (]£•«> ipemgti^vap.allergeducfat He
..opfevkUqg vei;ylogen , ea .alle.>ip;|gt^ ,99 tt^^^f^^^
jWbocken ,g«tu^ vap .Qpdd^iyi^ )?Üftap4}^eDyvii^iyt^^
Ui dq^ve niet_iiieer.dan ééa tüdvak, yimin oazt/t^*
fia^d zoo red(^ioo« fcheeQ» dat de.iQj|g;|gp:e^I^^i^a^of}^
il«^:Oqi hi^p Jii^.dHr^^ verboofea^ en.oqze 1)Q9^
ooQten aelve ons aan qos jammjejclotoyerlkceB ? : U^t
^geUurdy (ooi^ou maar. iets. te hennoeren;) (^(^ iq^eQ' ^}(1
vaa zeer hevige burgertwisten ,e;n,jfm^ïc\if^n^.,dqsf
pjproer ca geweld gekeoaierkt, twee veceeriigid^ Konip^
vloten der ncermogendfte nabnrigp Rijken « oQze kusfen
bedreigtto en bepaauwden^ «-<: dat« ^^ktgdig.^- ,tV<^^
gedochte legermagten van oaderfc^eideQ^ . yf^rftea^ aj^
dooreea' toaverflag » ,tAt In^het^bart des Jaodf^zi^^^
ihllaud^ wicen ^oso^gedroo^n y — daC:U<^ vj^rwarnuj^^
magtelooaheid en fchrik » fan on^e z}^,^ .?0Q 'groot
.warea.» ;dat WW.»- ia .,aw5^ haoge.Verg^eïifj'gen^.^e^
4prak ]j^ dijken en daminen dooc tp fteken ^j en, m^t^^l^i^
stiDp;^lig overfchQt van ijet geredde,^ tec vijye zf ^r^egp
andec Vaderland te.. Roeken* . Zqo^ bop^ )clcw ^9in^|'j^
nood; qiaar 09k.;^qp jeop^eriiqg ai zi^cba^r^yyas^^^t^)^
en aUji^y, Gods almagtige berch€;rniijag,^dat d^..verlQS|{i^
.vaak uit e^an ho^Jkwam^aj^gen^t aan .w,e]|w 99^^,$
fi:brand/^e (laa^tsoum^èn- nimniei: g^cin |. ,9£ /di^J.z^
daanoe.. gansch ongefchikjC.. gei^eurd baddeiju .j.^^o.^afig-
iioudend^^waakfe God^ .gp^, .V]oc!rzienig}iei4 , vop;r . pj»
jdi^haar .Vaderland , dat ^t^ in .fioeL, wle.^jw r^w^f
oorlogen ook gewikkeld 9 hoe diky^fff opk^. d^ i^ïï^f;
.apfi^ .der on^^.oiifriïigcndf .#rijdep4epD^g|jji ij^.hoe^
,der to/^i^eloo^ct, .vr^^ieidzucht^ ^S^J?!?^ ^u^^^; Wfi"
iielddeeiijKfchokt /en ben^^d hej^V^h^^
■yiOtt^ l^erSjftYC^^ fn> ija' derz^ivpr yerfl^öyin^,,
9 UBT VADERLAND E£N HBlLlODOKf.
door (te kern vtn hapoleon's geoefende kragen we-
der met woede «angevtUen , 2fch echter ft^s heeft
flttnde gehouden ) en E^n moedig hoofd veriieven boven
de fiormen der oorlogen , boven de dwarlwinden der
menfeheljgke driften, opgevolgd door verfchrikkeiyke
nnvillen der natuur, die ons dreigden te vonietigeè.
Dit alles hebben wQ noch aan menfchelQke kracht efa
wisheid , noch aan edelmoedige opofferingen van goed
en leven , noch zelfii aan de dapperheid der roemr^
'befchermers van onzen vaderlandlchen gcoad alfeen ie
danken* God, God alleen kon zulke wonderen fchep-
penl Ja, dit land heeft den ftroom der onrustigfte t^en
en de ftormén der geduchtfte rampen niet min ftandva»-
Üg vmluurd, dan de zeegolven , welke op onze kuistefa
breken. Ja, Kef zyn de goedertierenktien des HeefeHy
dat n^ niet vernield zijn gefforden , en zifne i(trm^
hartigheden eyer ons hebben geen einde gehad tot op
liezen. tegen woordigen dag!
En dat« Vaderland ; Nederlanders} zou ons niet dier*
lïaar, niet heilig zijn, hetwelk | God zdf, door ztfne
zonderlinge befcherming, zbo zigtbaar geheiligd heeft,
waarift z^ne zegenende tegenwoordigheid allerwegen , m
onwaardeerbare weldaden zonder tal, aanfchouwd, en
^Ê^ê i^bèdheidgermaakt wordt in ontelbare grootè voorreg-
tén, waiirin wQ ons, ter eeré van z^n HelHgen Naam^
^boven vele Volken dèr befchaafde wereld mogen verheu-
«ga! Een land,- waarmede de Voorzienigheid éua no^
ffoott oogmerken moet hebben, welks val zij nbg niét
^beeft^ iviQen gedoogen, waaraan zQ eenen wiLtEiti
OBN BSRStBtf tot Stichter, en zijnen waanHgeu
Kiamgenoot,teged aller verwachring en veler wtnfchen',
tot HctfteHcr' en Beftjicrérir jpif , • dat-land moet ons
hallg wezen. Ons, die er aaü gehecht zQn door dè
fluwselen kooiden "der natuur, door de deugden en voor-
it door dt mènfefaenliefde v^ velen onzer medeburgers ,
door onwaardeerbare heitgoedereh , vooral van eenen
geesteiyken en^edeHjken aard, — ons, die éènen grond
betreden, geheiligd doof hW <iloedSraöonz^ Vatos',
HET iTAOBftLANO fiSft ffftlLIODèlf. 9
Ae- dé begrtafpltats is van 6ene ontfiAeHtere feliaftT
van liltmimtende en edele mannen ^ — on«^ wier Vader-^
land 200 dikwQls door Gode bijzondere befcherttiing ge»
6eiligd% tot hdBge oogmeAen , ~ oflft roept nataur^
gevod » gefirhiedeiiis v oddervinding , ét Gódbeid zelve^
inet ééneftem, teei ^t fiaais ^'ifuar^^g^^^ fiaat, is
heiHg land. > .
Dh land -nu wordt belaagd door een Volk ^ dat on»
reeda lang, zonder reden, veYacht en gehaat heeft, -^
Waarmede v^, tot ons ongeluk, boiten de fchuld van
onzen Konrog, hebben moeten vereenigd zQn, -« dat daar^^
van intusrchen ontelbans fchoone vruthten ptokte^ — «
tloor een Volk , welks voortbrengTelen , tn onae huisge^
zlnneA , maar al te zeer ; tot groot nadeel van onze eigdoe
fabrijken en liandwerksliedèu , gewild Waren, -^ dat,
om de vereeniging met ons te bevorderen , door het gie«*
cerbiedfgd Hoofd onzer Regering (leeds op de min-'
zaamfte w^ze behandeld, gefpaard én gri^otélQks- be^
voordeêtd is, >— dat nimmer zóó gebloeid litfeft in rQk^
dom en aanzien, als door zijne gunst, en dat , evenwel^
tltyd gemord, zQn beWind tegengewerkt :, zQne éwgm ^
verbitterd en zijne goedheid misbniikt- heeft^ fbbMo
valfctae% feesten vierende en ge|ttfeh aanhefiende in ziftte
tegenwoordigheid, doch 'overigens hem en ons hsterende
en fmadende, op alle mogeiyke wijeen. Dit Volk, tt^és
de kwelling van den verlichten en edeleó Keizer jó«
ZBP IT', wien het mede weleer- ondankbaar verguisd
beeft, tXL alleen te regeren ^ door bet onbepaaldfte ^
weid i (gelQk'de ondervinding nog nader zal dóen zien)
IS tot openlijk oproer , plimdering en biandfticbting ovér^
geflagen , — ^^verwoéit en^ vertriélt «Ióm^4asttrt etf ^hoonif
openl^k, op eene voot ons duldelooté w^ze, al wie
nog *é>t ohis behoort', ~ berooft en mishandelt zelft
tmze ongewapende en vlugtende krijgslieden, ««^ /neesan
ó»ze vestingen Weg , ** i^rieètiHui eer öodi gégei^iai woiid
aan derzdvér verdedigers , --^ boudt vcknt van hen , uit
louterfen haat, in harde gevangenis, -^ wordt, «door dé
eerloósheid vin velen de^ kinnen ^ die waker tvoilw
amoeren Mnit^Eis hewmA 9 ^. d^pr pfm ^toiwl^tijep. v§fÊ^
vneniéleijfortyiMoekers .«a oprQ«i:Qi^k^rs>9.iVW d« ^(4
dag lolMht^v'-^^Klfiilgt Qft«e^lfigecsv^'j^^
iri^ensch gelokkm vmagt^ 9 dtf d^ Ataiagtjge : v»dioede4
ons land met naakte en hongerige vreemdelingen vzoatleg
overdddceDi» i\;in2e .fchaonfte toftellingftv dfna bodem {in-
flaan, .006 geldwszon iiitroQveii,rtin geheel ons VaderUuid
de rampEftlige praat dpen word^ .van eeae listige, , co
hoogsC'gevai^rlljke yeteeniging. van ongeloof en bijgeloof
beide,. evroz(KX.::Wfaak. en. !^^ede blazjcnde tegen onzf
(lierbainrfte voorregten* Dit zou bet.lot.zjyn van. heit
hmd onzer. Vnderai ! Daarvoor fspudep. zQ , en vri|} na
ben* zoo^Metl gearbeid, opgeo^èrd fn verduurd hebben
ten algemeen^ . beste l I^arvoor zouden zQ roémrijjk
gftleiefd., en, groötendeels, dep heldendood geftorven
^,. opdat .dit d^y#ip land dqpr. ffljHtplHigW cp roor
v4rft ov^r^Vfddigd'en. uitgeput, onze eer verguisd^ onz<^
^1*9 'Weggeworpen,, onze wet .^aar vreemd beded* npg
aMTi^venninkt; en de- ftam yan oranj£ , dien. zjj
ca»vcr«oeniyk.i haten,» nitg^Qpidi zou wQrden, — opd»|:
onM cdde fioning no^^naals. den bitterften haat buiten
«yn Vaderland 20u n)oeten ontwijken l En dif zouden
wii'gedoogenJ«.« Landgenooten.! dcgroftd, waarop wij
fiaany.is heilig Und; en.wJtJ/ZQudeq niet alle^ dow
enitillden, om deszelfs .volflagene onthaUging xt v^r?-
hoeddiL.Eem onlangs is bü^^uiveird geworden 1^
^§t'vrei9md giehroed, dat .hein.QptwJ[jdde,;.en..nuyZQudeji
wö hem door n»g yeel.AiQoiter g^^ overbeei^*
&iien;eft bezoedelen 1.«» Lwdgei}po^,l,.U^ enkel denk-
beeHcdpet mijfidderen,. dat gil dit zoude kunnm toe;
iMen , 'Of «oadt; xwoétm lijden* Denkt. toch. nief , dat
dtt^,g(vaar jm t0 .vxeosen \%9 m dat pij^ zich gflukkig
MifiM^ten^,, wanneer ^euiilechtsk geheel yan onsgerchei-
dcn.ia^M Weet-^:da»ï öfct,..dat^mc|^'^, niet^ondragej^:
jtm^h.oogivMd-i openl^k yoocMuit durft .komen * dat men,
<Wi«cnL;iitt.vaR:vrf4S;i.¥yi t5iprWiiM.vpop/iAd,,.OMj!
légers 'vttti achter onn veBtingeÉ: itiol bebfaea, wmat;
wti IcHier tateté 'zoudeti be^itten^ otn 'hm af tè Keescn f Wtet:
gQ- ni^l, dSl mM vkmt y <m^ ult^oiize- göoderoi ' biinné)
vélWóitstligiii tebetRéikn , en d&t in^ tnets meeir v)et-)
laü^f , d« ilch^een groot aantftL btndieto van denhftfo
te fohttiven^ otn faron^ ten onzen koste> brood en.kleeH.
demiy eo wat .zij 'mecnpterlangeo^ te verichaSenS Wfie(
^ nldc, to èns léger • zeer irerswakt is, .ib mter d^si
ééi^4^zl^^'^d»^v^ den wibter te getnod gaan^ dte
ónze livierai en orerAtocimingen bevtoemy kan, j^ dat
w9 taet ecA Volk te-doett^ hebben, oVetooedig o^'hün^
hëU voorf|)oed, werkzaam door bunnen opgewonden
geest öi door roofancht wrhk?. ^ ; ' -. .: ...
Neen, de^ v^aiid móet niet gering geacht , het; gevvtf
vooral' niet veïtlelnd worden, «allen w^ niet vo'gaan;
De Kcftitog, dié vooral geen vriend' van nuneibbze ver«>
ontnisting - en doéllooze opoSésing- van fs>laad8 i pemrin^
^ iss de Konfaig,>n)6t>aIles' volkomen bekend, roept
de f eheele Katie bi(j allWat ^heilig' is . te^iwafpen-^u^n voir
dert van haar, in alle 'opzigten, denzelficn igrontm
f ver en geeHkracht ter behtmdetiU ^^^'^Un onze y^mh
Jkn ieh vèrdtrve btimien. - AIzoo ^verlangden w^^ 'ditt
fi^ rptekeii ^a , wiant'dri> veroiftfhen d^^^tiftand^faedenq^
en; 'ffidien al^ hec lot van ons- Vaderland^ door loutere
bndéiliindelüigefi koti beOiiSi: ^ovdm, ^ geen '^oral
niet waarfcbijnlijk is , omdat men isich* toe 'deongedjakUle
eHbheü- geneigd b^ttMint', wie ^'t dan e(ibt£r:atet,:dat
sd het 'góéde, dat wij^ bediugcnvWliever j al toer knéf'
de; dat^W^ kdi^en k4Bmen^aHeendoorianze.allergedücht>
Ct houding kan en moét worden verftregeti óf. afgch
Weerd? ("*() Evenmitt hope m^^ te diea einde; <op
vreemden byftand , meestal (w^ hebben het meetmaljsn
" -' ' • ' y •'• : T' • -•• .; ,. .;, r-//'
''^)'lTitbk b^ 'de- ftfttid'^iii'iidreif ^ 'dottf d6 wn^ieBfchi».
SDg en 'dé ttill^bettkomip van* 'Vrerinkiljé Mogendbedeti-^ wel
«wifcnbtfKe v^rtddérdvmAr'wiejziec echter a^ec^dac «He
neg .hfdeo waaikéid bl^ft^ «n HHfcbifsii xio$:\^,^ biy*
gevoeld) een middei , zoo erg als de kwttl » eo>'
WMjrvan w^, in den tegen wocfrdigen Aaatkundig^ loer
flirid 'van geheel Eurt^^ niets t^ef/ wachten bobben» .
Geheel de wereld^ Laüdgóiopten I ^ftaart vQcilt^r op ons;
eigen gediag, dat^ mast Godv ons lotreal moeten: be-
fltsTen voor eene tocJkomst, die^ naarfnate yan ónft ter
genwbordig gedrag ^ eervol of Jfefaandelijk, xgk gezegend
6ff verderfd^k voor ons en onze nakomelingen zqti zat*t
Maar zon God onzen val, den val 4ran. dit heilig, land ^
dat im zoo vaak verdedigde^ gedóogen? Zou Hy zoo
vele Vaderlandsliefde 9 als tbaas reeds betoond worcb»
laten verguizen en niet eenmaal, zegenen \ \ .I^Teen , ik km.
het niet gelooven, en acbt m^, met u, hoogstgdUikp.
kig, dat HQ onze rots en 'on$ fcbild. is ^ g^Iit'k ^jjiipi-
mer voor onze Vaderen was. , Maar onze Vaderen war
fen wakkere, itjv^ige, dappere mannen, voor wi^ dit
/tf/»/^ .inderdaad, een beitigdom was. Zij vertrquwden
vast, da;t Gtod hun niet begeven of verlaen zou; dpch
dan alleen , wanneer zy zelve het befcbermden , ~wai]h
neer hun daartoe ^ niets tei dierbaar. w:as , pf te moe^elyk
•vtel^ ««^ wanneer er. niets verzuimd werd, dat gedaan
jno^ worden iot algemeen behoud « -r- w^uu^^r cj^
geen tgd verloren ging, dien het Vaderland voor zich
«ischte; want zQ waren . wyi»: /genoeg ,, om te weten ,
dat God ben reeds daarin aanvankelijk hielp , dat l^ij hun de
vereiscbte ziels*- en •ligcfaaam^kiacht.en to$ iQJg^Pf. )verkr
zaamfaeid.^^ ea dat z|jne yoorzienigheid , ten beste
Kier menfchen , dërlselyer getrouw gebrpik altijd vopi^oi^
-derflélt^ JOaarom: waait/n en t^/fn ,zij .tevens , r^/V
-trouwden op den >Hut en deden het goede, , en wachtten ^
op deze wQze alleen ^.•Zqnen zege»:. pp /hetzelve geruste^
a^kiaf- .. -.:. :. ; i- '; _ ::,. •;
Wel dan , Landgenooten ! het gevaar niet verkleind , —
jie vqand vooral tUiet gering geacht, maar ook piet ge-
vreesd^ -^ geerté qdele hoop op menfcbeni maap allocff
t>p God gebouwd, die den flouten helpt,, den werkzar
men zegent i, -maar 4eft tragen bloodaard , den^Vailwaar-
loozer van zijn heiligdom , overlaat aan bet lot eta de
verachting , die hQ waardig is* — Veel , zeer^eel goeds
HftV^ VAUEHIAND EfiN Atl£IG6<ttf.' • IJ^
hébben * w9^ ttf verwiClitenV envtxté vaii Ikïpelóos isute'
heUig9 zaak, watrvoór i»q Qverenv>mr bet imM
Wtarliyk 4^er z^, die Ms bezfelt, en tlles inoet mc
wJ^kcn voor een hciligdam^ van.^itelkS' bdioudenis voor-:
tam alles op aaidê voor ons en deoaacn afbai^« Jr^
bet Vaderland zai nogmaals behouden, en onze zaak*
volkoinen gered , . en mis&hién zeer ganftig gekeerd^*
wolden, wanneer men ons de malgt wiV ziet gèbfok
ken, die wq bezitten; daartegen is geené magt, die VUI
buitenkomt^ en geene belchutting heeft, zpozlswg dio
hebben in onze riv]ereh,fniillé wegen, fluizcn en ve^
tmgen, beftand. Wq hebben die flecbts te veMedigen j
zg^ te veroveren<( Wativm beide is ganakkd^kerfr W^
hebben de zaak der orde en des r^;ts , der deugd en
der wetten , het hciligéhm des Vaderlands c^ der mens^Jljb»
held ten doel; z^, het rgk der Hdle. Wie kan mecsf
hopen op Gods. zegen ? 1V:|) hebhen aan ona bppJK)
een'Komng^ die God voor zignen fikning erh0Bt,.^<-7
wien dit hnd een heilige grond Is, — ' di^ OM.alloi
liefheeft^, en bewgat, dat HQ durft en kan dcfien, waf
gedaan moet worden ; zq , eenen booswicht C^.) , dien al,
jnrat God eerbiedigt en braaf is , verfoeit. 2Q ji^bj>^
het zwaard genomen tot oproer, en zuilca er do^r yer^*
gaan; wij, er doorgered wonden. Wat zouden w^
dan vreezen, als wq algemeen ter hand nemen « wat
'WQ^efd én godsvrucht gebieden ?
On^e pügt is dan moed en vertrouwen op den AUeiy
hoogften,^ werkzaèmheld en kracbtbetöon , oob(Q>ailde
onderwerpmg en . trouw aan Koning en Vaderhmd. Of
.meent gQ , dat ons lot nog drageUk, dat ons leven nog
verkieslgk zOü zQn , . ioo n^ ons de wet moesten Jaten
fiellen door booswichten^ zoo als w^ oüzevijffiideQ,
hehua! maar al te ongelukkig^ hebben leeren.kennen>
of door welke andere booswichten het .^ok zou mogen
gefchifiden?' Men otaringe dan ons MHgdom tegm
hunnen pest vloed, met een* ondooidringbaren muur; men
(^) Toeu fcond db roTTEE mee de tïinta nog aan bét
li6ofd der mniter».
kiiigi^ igeenovmni^oumtlt geenc; wuawy«ti;l)eriqi;^^\
alles mldoD vcHrimmw; en,,be4ewpai^ Sien*. welgow^sqtK
4ea. knsg géOotci^ ooodom .onseni Koniügi.doqi} alleli ^ owL
ofi jong^, rijk of. arot,: en dJeo, kringr vdont nitt gei^
ópoüA^, dffÉ mjOLT onze ilqken vAllen, opdat hiji^ioodjg
wedelr doQTv bréafhebJIi. en -troutir op nieuw gefloceq wotés!»
Ieder ^ ü? i^at (laad, ook ». ^waakzaam op den posi , hoa
toeveitrouwd^^: en -vedate dièa niet» esoo lang .plige
hen noawe ^ebiedti. Ont«moeidhèid , aoolang er nog
iffm te^doen valt^iwatde voorzigtijgheid eisichil^.:!!] het
Ijéèmëifcyaniona maller braTe;biirg^^ wie
hg ÖQk zij 9 bepei^ zgife weelde, offiére, wat hij flechta
kttn , voor d» goede «aék^ vooe de huisgezinoea onzer
iütgetogette bdive . mediburgei^ , troor de vetpleging onzer
ÜAe' en g^binreifte -verdedigers^ voor de yitrusting
van f ftAiVirOogeiKlei vtigwilligers tot den ed^lften flr^^
ésn ' Vitf^re' alzoo zijn^ Ch^ristelijke belgdenis. Één en*
kélè ^ü^r'^vAorj de^góedè* zaak baat; meer, dan mUS^oe*^
nMi zucbtea 1^ klagcèn« Gem ydel gepraat, geen get
iBivets ^ Jgeen- ifefadden 'en tieren, tegen onze vijanden^
leiélfs'feène tranen, boetalr^k ook, kunnen het Vaders
iaüd réddeii,'of ons bdioèden voor een gqammer ^ondeir
Mt etf^a^imder einde , wanneer {icc eenmaal mogt verloren
zijn. ledere gade , iedere moeder toone bet^ Vaderland MNg
te aèbleti, eil wapene zich ehde faaren^h]ec:iK>ddy^bm
tBèr'lhët%elve''niet ' alles itdi-v^liezen. Voorts z^.em
feflerhlisdg en^vreedttaoy; en ^lie^craan deak^ mogt, om
1»: algemetme oiirydt of-^coer sijn bijauidev yooideel
((«^«ofifete, helD votge vloek en ftraf v gelfk faetligchoim
<dé (bhüduw t ' Zoo , 'maar; ook zoo alleen , kan wet eji
>tt; 'ohze V4tderéb'ï>^eetigd'en beveiligd 9. alle blaam^ vtm
-hétutelvr t%ew^erd wonden , en deszelfs roem. met nieiih
wen r Itttetör i^yktfli ' onderi dé ^ Volken dev atn}e. 2oo
^iffp^c dp*b^d yan yereeniging.qn Ji^fde tusfchen Vprst
en Volk nog llerker ! Zoo worde Ii«t üy^en van ve-
mar ^ÉtoauiLMm. ksiübbilxdmm, #5
beftuiir/irriiiiikiliÉuri wor;; ow wovdbiir ii^^ ïMisKèfa '^
£]Éristdijkè VDOo^Mdl.rZMuniogemBet d»^ett!(S,^
fldcfctfltijdbBjfe is^^ oha^ door c tfR i ïiip q», ëètf^ec^^
liftfdö^' geliffc jier? ZyneydoQrijTttrtge' if«rkisakin«ëid^'ëé
groote opDffefixig|tn.tafachti9vb#\ve«'«, doof den AWe^
A,./te 2ijiiar:^d , beksossd^wovddn t«^ Hè^ldé^gt
m. venMttiimlB^weltnaai yo^ oils^tti ^lizé. Idiidefd! !*^
• ; .He^UI|«M(«9».Mc «8»T/«fliDd!&i^pAllKBI)«inoiél-":>i
••. • ••- ""• •! -'HDI^BWIWJSOVVVB.'' • ! •.V.x-,
-^pV ■• ■' f ••,• • ';• ' ■■ •' - '•'' II.'
■MJ^'iamfiim ,.• «ff fimbiaéi), m^ak té Ahxamijifê' <0.
jBpoöyjfc.TBttL) het .iwg^. vaB-Msitot het einde Wn Jai.
a^ D«K wipjesteode-windf kQmt rft h* oosten , van
<len lütt der woesti^.,Cen ««rflspt-zoo zeer hu gaiifishè
•.geflel:der menTcbeii, dat d« BurvpeamnvtOkX te bfed
«óaen'-bliJuiBn, ar :zicb ^^ffi^fcMiK tbbr-aéVgermgftfe
.iBfpanning van ligchMm of geest gevoefeë. . i)itIcoirft
wn tokel vaalle hhtej-wMit de- thwmcnaeter'iflrt •daèi»'
JM^-seUcB inearv dnv drie: of^vier-gradeni* 'bèié vbpitteJt.
•kcUJIlA' >iitcaMkfdea «^ iekev -ixiv^tè féüt^véniuit n^
ttibeketide : oorzaiMn;, dk in' de- géftddhdd dér-i luèfak
gesoCht moeten wórdes} de. dectrickek fehflnt eehè
.hooSdn^,- hM4 «B. ipden. - haai vair d* inttttad Muit
:rf «icjfc.iicirtif vilt,, ijih» Uóil-w«il d^g eti dor j
^te :nond. bwaïii hot Jdof der'lnomen vettoont zfch kft
verzengd; de. eenige plant , die. wèl.iia*,i^tt dëyg«É
(falfolafoda)y welke in het zand groeit. In de laatfte
^«O. v«n Jiuilj tkfftisMB.^ aDordoofltCfvindeuCe mkaï-
jea, eOjhoiid^n tot in Sfe|)tenftBr. ^tan. ' G«durend6^dé2K«k
gaafchen tgd i* /dft tlndtt «uigaHam en fés(!^\ aeft
^j»». vi*.owwk)adig? dauw, dps de-pltotenvakvHfct;
f»:m^ ytme^mt tkts «leer Vimr den insrdcrfeiyken fn^
vloed des. fimpumt. . Od data^pkriogi . is ra Altatunittt
he^s seer irochtigr.Q» saet^jne «oütdddm faezwafageiïf ^
j^e ziclbu.]» de< gedaaoit vra* kkiae kri8ta0<a>iaii de mu^
1^^ e^. ;M buimuKl asnsetttn.1 Magtans. fbhyn^^déze
Ijicbt iuet piigeTOtul te «ijn ; van borstkWikTeÉ ten ibin^
jjie weel oi/enver niet. -* Bencden^Bgjpte is van Aiiga»^
£us' tot bet einde vanSeptember , ten gevolge van bet
.oyerQirooaien des if^h y .een groot, meer» Zoodit^dé
dvier binnen de oevers terugtreSedt , beginnen de, werk«
auambed^n: ^p bet yeldk. Ist JaniiarQ komt bet gesaalde
ten voorfcbgn, en in April isdeeerile oogst reeds .gèp>
fcbied. Door kundige befproeying _ w^et men van den
grond eene tweede vrucht te bekomen , die in Augustus ,
eer de overftioonung komt, wordt binnttigebi^agt. In Mex*
andrii is bet des. somers niet ongemeen beet; daar moe*
ten dus andere oorzaken zijn , waaruit zoo zware ziek-
ten ifoms ontftaan: de nabijheid van bet meer Mareoiis
jkU buiten ..twijf^fl veiel kmad doen. ^ Opper ^Ejgjpu
is zeer droog* Er zijn Vierhonderd jaren widk/yco^
moren (foort van vljg^oomen) , . op welke misfchien
nooit regen i$ gevallen j: en menige boom van deze
.foort jgroeit op zoo boogen grond» dat bet iVj^A
water bij bet buiten de oevers treden nooit tot aait
de wonels komt , en de d^uw , waarvan bcrven
:werd gefprcdcen» ftrekt tïcYk niet verder uit ^ dan il/Af-
dslr&gSpf^* : ^ ^^»i^*^ ^^ofefte tb. idiwcandrie ret
gent bet foms van NovttbcSr tot Maart, en dan beèrscht
er eene gevodige koude. Maar in Kairo , dat Hechts
vQftig uren v^ec Sgt, weet men naauwd^Jks van regon
of koude. In Opp^-^Egjpte regent bet misfirhien om de
acht of tien ]nm eenmaal; doch, mo de iregen begint,
:yylt dezdve bg 'ifatlomen.
.SI «xyne aaiftomst te AUxandrii heerschté er de
pest b) den hoogden graad. Etken dag (Uerf er zeker
een Eurèpcaan en omftreeks achttien Inbootïbigen , het*
ffmoip eene bevolkinjg van 16,000 zielca zeer veel ii.
IN EGYPTE. 17
Alle huizen waren gefloten» Men doopte het geld , eer
men het aannam, m azgn* Brieyen en andere papieren
werden met tangen aangevat , zélfs nadat men ze gezui-
verd had. Op firaat droeg men een' ftok , waarmede
men ieder van zich (Het 9 die onvoorzigtig te nabg kwam.
Eiken morgen zocht men met belangftelling te vemema,
hoe veelr kranken er in den verloopen' nacht geftorven
waren. Bij het ontbijt fprak men van de pest , bg het
middagmaal befchreef men de aanfteking , en bQ het
avondeten onderhield men elkander over pestbuilen.
Ook op de gezelfchappoi der vrouwen liep het gefprek
fteeds over de befmettelgke ziekte : de kat , zeide men »
kan dezelve verfpreiden; de hond is op verre na niet
zoo gevaarlijk; de ezel brengt zeer ligt de pest over;
van het paard heeft men niets te vreezen; nieuwbakken
brood is zeer verdacht 9 maar door vleescfa wordt de
ziekte niet medegedeeld , enz. Zag men toevallig iemand .
wat lang aan ,* zoo bevoelde hij zich terftond ; en klaag-
de iemand over hoofdpgn , of zag htj er bleeker uit dan
gewoonlijk, zoo ontweek hem ieder.
Het pesthuis bedaat üit verfcheidene kleme vertrekkeh
met een enkel tralievenfter naar het oosten , alsof bet
opzettel^ beftemd ware, dat de verderfelijke wind wt
de woestijn daar zoude mblazen. Het eenige huis*
raad in deze cellen is een bed van biezen matten met
eene matras en een laken, dat veelal weldra tot lifk*
kleed moet dienen. De deur wordt gewoonlijk achter
den ongeiukkigen^ kranke toegeifloten. Een Arabitr\^
die^ot ziekenoppasfer is aangefteld, zit daar buiten^
en rookt zijne pijp op zgn gemak; flechts zelden gaat
bQ naar binnen, om den lijder de brandende lippen te
bevochtigen. Eenniaal daags komt de Ualiaanfche Bot-^
torc dm ongelukkigen bezoeken, fchrijft met veeldef-
tigheid vlierthee of iets dergel^s voor, en maakt, dat
hij weder wegkomt.
De pest ontflaat zeker meest uit de bedorvene dam-
pen, welki zich uit 'rottende dierlijke zelflhndigheden
ontwikkelen. In alle Turk/cAe deden Aagten de vleesch-
ICENGELW. 1831. NO. I.. B
l8 HET KLIMAAT, DB PBST ENZ.
houwers midden op de ftratcn , die Dooit gereinigd wor»
den« Ook doode honden , katten , kameelen en esel»
verrottra aan den weg en blijven liggen* De Turk yer*
wisfelt melden van kleederen; in weerwil der veel vul-,
dige wasfchingen, is het volk ten uiterfte morfig* In de
(leden van bet Oosten breekt de pest gewoonlijk het
eerst in het /((?^<^/^-kwartier uit, waar de. ergfte onrein-'
beid , heerscht. Men kan echter niet ontkennen, dat d^
pest ook met andere ' om flandigheden in verband (hat;^
zoo houdt dezelve gedurende de overftrooming.van dj^
Nyl geheel op, en vertoont zich weder, zoodra het
water tqt gewoon peil zakt.
Worden de pesthuizen te Alexandrii z&a flecht ver*
zorgd, de krankzinnigen in Kairo hebben het nog
erger; Daar beftaat. Ja , een bijzonder huis voor dezel-^
ven. Ik zal trachten , een begrip van deze inrigting te
geven. De opziener van het krankzinnigenhuis wilde mg
langen tijd niet binnenlaten. Hij meende , dat nooit een|g
Frank daartoe verlof had bekomen ; docji mijne hoeda-
nigheid van hakkim (geneeskeer) des Engclfchcn Coh-
fuls en een half dozijn piasters ruimden alle zwarighe*
den uit den weg. De opziener nam eene uit leder van
het Nylpaard vervaardigde zweep, en leidde mij door
een' zeer langen , naauwen gang paar eene binnenplaats ,
rondom welke de verblijven of hokken der krankzinnigen
gemaakt waren. Eenigen der zacbtzinnigften liepen vrg
rond ; maar de ongelukkigen in de hokken bevonden zich
met een' IJzeren band om den hals geketend aan de ven»
(ïertraliën. De opziener ging met mq rond, en, ev^
alsof h|j eene menagerie van wilde dieren liet zien^
fchiidde<en rammelde h^ aan de kettingen, ja rukte die
foms geweldig naar zich toe, wanneer de ongelukkige
niet fchielqk genoeg voor den dag kwam. Allen kerm^
den erbarmèlqk om brood. Ik onderzoc)it, hoe veel
hun dagelijksch rantfoen was , en ik vernam met ontzet-
ting , dat zQ niets ontvingen , dan hetgene bun van tqd
lot ^ddoor milddadige lieden werd toegezonden. Hetwaï»
IN BOYPTX« 19
timos bijna middag , eq aij hadden in aahuhn uren nie$$
gegeten. Nu bragt» twee zeer ,wel gefcleede Turk^
fchc vronwen een' ongemeen groeien w^tenndoen en
twee bnxxlen. Men v^deeld^ dese gave, en wierp aan ied^r
dier ongdukkjgien een' bipok toe* Nooi^ jz^ag ik de men-
icbd^ke natQur ^e|>er geaonken. Zij verflonden^ ala
hongerige wolven, het voorgeiivorpene , dat op v^re pa
niet toereikend was, Terftond liet ik voor een paar.
piasters brood, dadels m snre melk haleq. T<^q de^
levensmiddelen aankwamen, ging er een vr^ugdegejuicb
op, dat mQ het hart verrcfa^urde. Ik vre^e fcbier,
dat z^ de ijzeren (tongen zouden brek^ j oi^ zich op de
fpijze te werpen. In weerwil van de zweep, waarmede
de opzienet hef^g rondfloeg , wa^ hun woeden^ hon-
ger JBOG groot, dat w{j moeite hadden , om onze ban*»
den voor hunne kjaauwen te tievejügen* Het lyas ver?
ichrikkel^k te zien , boe z^ de fpijs verfcbeur^en .met
nagels , die werkelijk op arendsklaauwen geleken.
Ik kan niet nalaten , hier aan te merken, dat ook b|j
deze krankzinnigen ^en boofdtrek van he( karakter éfi^
MahonUdaans in volle fterkt^ uitkwam. Een man ,.
die mi] dringend fmeefcte, dat ik hem brood zou geven,
fpoog .naar mij, toen ik.^^n hok naderde. £en ander,
die e^ ftuk watermeloen met de woede van den felften
honger had grepen , at het niet op^ maar verborg |iet
knger dan een kfvartier uurs^ en wierp het miy naar
den kop, toen ik zjjn venfter voorbijging 4 liever npg;
wilde by eenen Christen honen, dan zijnen razenden
honger ftül^r Niettegenftaande m|jne dringende beden,
ging de verfchrikkelijke ^weep meer dan eenmaal over
nH^ makte ^houders.
Blonder trok mgne; opmerkzaamheid een Turk , die
er goed uitzag, en die. Officier onder de troepen van
den Pücba geweest was. De man klaagde bitter , dat
hl) zop bard behandeld werd. H^ zeide mij , dat hij
van hong^ zou derven, daar hq in vèrfcheidene dagen
ideca te etai had gehad , dan een paar oneen brood. Hq
fpfak zoo verftandig over zijnen toeftand, dat ik mi^t
B d
dÖ HET KLIMAAT » DE PEST ENZ»
verivondering den oppusfer vroeg , waarom toch deze
perfoon opgelloten was. De ópzkner lachte mij uit,
en antwoordde : ^^^^ g^ dan niet , dat de krankzin-
nigen gewoonlyk , wanneer zif hét kalmfte fcktjnen ^ ufC
boozen trek in den zin hebben? Ten bewijze Tan het
gezegde verhaalde hij mij de gefchiedenis van eenen Ne-^
ger^ eeti gewezen vleeschhouwer , welken men, omdat
hij zoo hedaard was, vrij in huis liet omloopen* Deze
had, namelijk, eens bij nacht een' zQner makkers geflagt,
naar de kunst in (lukken gerneden, en in elk hok een
gedeelte gebragt. Sedert , zeide bij , zijn wj op onze
hoede ^ daar zij anders misfchien elkander^ tot den
laatften man toe , verflinden zouden^
Ik onderzocht naar de oorzaken , die aanleidbg had»
den gegeven , dat de bewoners van dit huis , dertig in
getal en allen van het mannel^k geflacht , krankzinnig
waren geworden. Vier hunner waren in hunne verlfaui-
del^ke vermogens 'gekrenkt , omdat zij te fterk hashis^
eene bedwelmende doffe, die uit de bloeinfttmpertjes
van den hennep bereid wordt, gerookt hadden. Vijf
anderen waren vergiftigd geworden , waaronder drie door
koffij. Drie hadden door geestdrijverij, en één ten ge*
volge van de bastonnade (ftokflagen) het verftand
verloren.
Ik ken geen land , waar gelukkig de krankzinnigheid
zeldzamer is , dan in Turkijeji want geen volk op aarde
denkt zoo weinig, als dé Turken: Eene ramp, die bQ
eenen Europeaan de herfenen in verwarring zou bren^
gen , fchijnt op het gevoel .van den Arabier naauwelgks
te werken , zoodat hij onder omftandighedén , welke bQ
menigeen aanleiding tot zelfmoord geven , koel en droog
zegt : Allah karim (God is groot) ! Ik zag te Rofette ,
hoe een Arabier den puinhoop van z^Q 200 even inge»
ftort huis befcbouwde ; het eenige woord , dat hy liet
hooren, was: Allah karim l — Een Engelsöhman viel
m den Nijl. Z^jn reisgezel bad de Arabieren , die in
het vaartuig waren, zeer dringend, dat z^ hem te hulp
zouden fnellen; maar zQ floegen de oogen naar den
IN EGYPTE. / 2t
hemel , en riepen : Allah karim I De ongelukkige ver-»
dronk. — Daar zij gelooven , dat geene menfchelpe wijs-
heid het ongeluk 9 dat komen zal, verhoeden kan, zoa
lekenen zij het zich tot verdiende, geene moeite tot 8&
wering te do^ , maar ongevallen moedig te verdragen ; en
de Arabieren drg ven daarin de wigsgeene , indien men het
zoo noemen mag , nog verder ^ dan de Turken. Ik weet
geen voorbeeld van zelfmoord in Turkye of Egypte^ fn
nooit heb ik hooren zeggen, dat^een ArabUr uit ver-
twijfeling krankzinnig is geworden.
Ik deed moeite, om den opziener te beduiden, dat de
krankzinnigen zachter en menfcheUjker behandeld moesten
worden. Ik voegde er bij, dat men, zoo doehde, welligt
bij eenigen het gebruik van het gezond verftand zou he^-
ftellen. Maar hij fchudde het hoofd , en meende , dat
het onmogelijk was ; dat alleen de zweep eene heileame
^uitwerking had, en dat men hen flechts onfchadelijfc moest
maken; en wat is er ook aan gelegen^ zeide hij, ofz^*
weder gezond worden^ dan niet?
DB JONGSTE UITBARSTING VAN DEN VESUVIUS»
Sieh die/en Spiegel
Diefes Golfs^ weiteben und fegelreieh ^ anf
Sieh von fern herwehen den Rauch Neapels^
Sieh des Vefuvï Rauch I'
E.
P L A T £ N,
lene frisfche koelte — een yento Greco ' — dreef
ons van de immer bloeijende velden van Sicilië naar de
beerlpe kusten van Napels. Wij hadden Palermo des
avonds ten negen ure verlaten , 'en bevonden ons den
volgenden morgen reeds m het gezigt van Uttika. Eene
zoo fpoedige vaart is zelfs bij de beste zeilers eene
zeldzaamheid, en de wakkere Kapitein, een vlug en
bekwaam Genuees , gaf ons blijde hoop op eene zeer
gelukkige reis , daar de reeds gunftige wind tegen den
avond b^jna zuidoost werd. Niets evenaart de afmattende
aa DE JONGSTS UlTBAKiTWG
verveling, vani doodftilte op zee -^ niets de ^Igemeeoe
vreugde 9 wanneer een gewenschte wind de zeilen doet
«wellen » en het fchlp over de rollende golven als weg-
vliegt. Zoo was dan onder ons ook vrolijk gezang, en
pnze vreugde Ileeg ten top ^ toen wij , bg de laatfte gloeit
jende ftralen der ia volle pracht ondergaande zon ^ die in
zee Jcheen. te duiken , het hooge, rotsachtige (band dez
siarmereilands van tibbrius (*) ontdekten.
. Wg verlieten het eene paradijs , om het andere in te
treden. Bij het naderen tot fien nieuw en fcboon doel,
gevoelde niemand behoefte aan flaap. Oflcboon wg wis-
ten, dat wij, des nachts de haven binnenloopende ,
niet vóór den volgenden morgen verlof zouden bekomen,
om aan land te Happen » befloten toch allen , bij zoo
pangenaam weder niet te flapen , en het gezelfchap van
vreemdelingen verzamelde zich in de fraaije kajuit; welke
met derzelver camcrint^s voor de vrouwen tot nacht*
Vi^bUjf beftemd was. Het ontbreekt den reizenden m
deze fchoone landen nooit aan (lof tot onderhoud ; en
nergens zou de onmogelijkheid van mededeeling ongeluk-
kiger of althans ontevredener maken , dan in Italil. Men
heeft zoo veel gezien, ondervonden, genoten, dat men
al dat heeilijke niet lang in eigen' boezem kan opfli^iten.
Ieder ontwaart behoefte, om aan zQn gevoel lucht te
geven ; en , de aandoemngen , welke door ongewone na-
tuurtooneelen in het menfchelgk gemoed veroorzaakt
worden, moeten in woorden zich ontlasten. Zaken,
die meer voorwerpen van (til gepeins zgn^ kan men
in zijn binnende als opiduiten en daar met gedachten ver-
werken; maar dingen, welke de zinnen fterk aandoen,
laten geene willekeurige beperking toe: het overvloei*
jende hart moet woorden en menfchen zoeken , om aaa
zQne gewaarwordingen ruimte te geven , en zQne vreugde
aan gelijkgeftemde zielen toe te roepen.
Deze , door allen gevoelde , behoefte bragt ons klein ,
(^) Keizer tibkeius leefde fomf als verfcholen <^ het
woef te eilandje Capri , op de koic van Naptk.
VAN DAN VBSIfVIUd. ^i
aiaar uitgelezea gezdfchap bij elkander* De eene ge-
fchiedenia» vertelling ^ opmerking verdrong de andere ,
.ea de ernst der matvien werd dikwijls tot vrolijkheid ge-
deind door de luimige fcberts van geestr^ke vrouwen.
Zoo. vervlogen de eerfte uren van den nacht met die
.enbegrüpelyke fnelheid , waarmede ons Tchip over zee
was gevaren ; en (leeds levendiger werd het gefprek , (leeds
vrolijker de boert , wanneer plotfeling een algemeen ge*
juich der matrozen boven ons losbrak , en het geroep :
// monfc l il momc t (de berg ! de berg !) ons op het
verdek deed komen.
^ Voor hem , die nooit een' vuuripuwenden berg aan-
fcbouwde , heeft de natuur hare hoogfte kracht nog niet
onttloten. Onder alle de wonderen der aarde is dat haret
Vtturbrakende gebergten zeker het meest verbazende.
Dit natuurverfchijnlèl , bij donkeren nacht uit zee ge-
zien, gaat alle begrip te boven. Geene niets beduidende
•uicdrukking kwam van onze lippen *- niemand maakte
eenige hoorbare aanmerking, als vreesde men, hierdoor
eenige ftoomis te veroorzaken; zoo zeer hield ieder mek
de meest gefpannen aandacht zijnen blik op het groote
voorwerp der algemeene verwachting gevestigd. De won*»
derbare pracht van het vurige verfchijnfel boeide ader
tongen , en het ganfche gezelfcbap bevond zich eensklaps
in eene onbefchrfjfelijk plegtige (lemming. Het duurde
ktfigen tijd, eer wij elkander onze verbazing en onze
yorrnkking konden mededeelen; en wij befloten, het
overige van den nacht op het verdek , in bet gezigt van
dea. vuuripuwenden berg, door te brengen. Velddoelen
werden boven gebragt , en wg plaatften ons allen in eeü*
halven krjng, naar het natuurverfchijnfel gekeerd, dat
verre boven de onzigtbare oppervlakte der aarde zich ver-
hief. De zachte lentenacht en de allengs afnemende wind
maakten* deze cu'en tot de aangenaamften van onze reis , en
het (leeds naderend , verbeven fchouwfpel verfpreidde eene
tooverachtige bekoorlijkheid over dit nachtelijk tooneel ,
dat niet te befchrijven is. De telkens digter zich verhef-
fioide vuuizuileo dedeti den gMné der (lerren verbleekén ,
24 DE JONGSTK UITBARSTINO
en wy zagen aan het ganfcbe uitfpanfel des hetnel» geen
lichtpunt meer , behalve den in alle vuurkleuren tot bo-
ven in de lucht golvend opwaarts (tijgenden gloedftroom.
Zoo liepen wQ de haven binnen. Ieder had reeds
zgn phm gemaakt , hoe hij 200 veel heerlijks van nabg
wilde aanfchouwen. Ieder achtte zich gelukkig, in eenm
t|jd te Napels te komen , waarin de zelden verkregen
wensch van alle derwaarts reizenden vervuld werd ; en
niemand wilde voor den anderen onderdoen in ftoutheid van
ontwerpen , om het verlangde wonder in de meest mogelijke
nabijheid waar te nemen. Ueze algemeene begeerte werd
nog veel fterker , toen ik verhaalde , dat ik reeds vóór mijne
reis naar Sicilië twee malen in den krater nedergedaald
was , hoe verwonderlijk ik dezen a%rond vol zwavel en
lava gevonden , hoe ik zelfs den kleinen Fcfuvius daaxm
beklommen had 9 hoe de brêede kloven in de , boven de-
zen afgrond tot een' bewegelijken bodem ftrekkendey
lava- velden digte vuurklompen onder mijne voeten op*
wierpen , hoe de wanden rondom rook van zich gaven ,
hoe ik op de bruine, gloeijend heete /^y^ «aarde naauwe*
lijks meer by den fteilen binnenften rand des kraters kon
i)pklimmen , en hoe mg dit eindelyk met de uiterfte in-
fpanning , doch flechts met verbrande laarzen en kleede-
deren, gelukt was. Reeds toen hadden de kundige be-^
woners van Refina en van het meermalen zoo vreefeijjk
verwoeste Torre del Greco^ volgens zekere onbedrie*
gelijke teekenen , eene nab^j zijnde geweldige uicbarfting
voorfpeld; en de bij mijn laatfte bezoek kegelvormig
omhoog (tijgende witte rookzuil, hetopdroogen der bron-
nen in de aan den voet van den Vefuvim liggende dor-
. pen , maar bijzonder de gistende werking in het binnenfte
van dezen gevaarleken nabuur, waren zoo vele teekenen,
welke die arme menfcben met angftige bdcommering,
wegens de op zoodanige voorboden gewoonlyk volgende
verfchijnfels , vervulden. Ik gaf m^n befluit te kennen ,
dat ik andermaal wilde afftijgen en, zoo mogelijk, de
uitbarüing m het binnenfte ^van den krater zelven a]ui«
fchouwen. Allen rieden mij dit voornemen ten fterkfie
Van den vtstmoi. 25
«ft dewW incn toch over den rtnd heen dit rchoQWfï»eI ge-
noeg kon zien, en men bij verandering vtn wind, waarop,
geiyk bekend ii , alles aankomt , het gevaar van verdelgd te
worden ligter zon ontkomen. Allen rieden het mQ af, be-
halve eene Enge/JcAe jonge jnffer. Ik vroeg haar, of zQ
alleen m^n plan goedkeurde — zy lachte en zweeg.
De zon waf over Kalabrië opgegaan , en had bet vniir
van den FefuHus onzigtbaar gemaakt ; maar ztjne rookwolken
verfpreidden zich over de Apetm^ntn , en verdonkerden meer«
malen het daglicht. De haven wemelde van vaartuigen, en
op den mok (havenhoofd). Honden duizenden^ nienwsgieri.
gen* De boot van de Dogana (^Douane) naderde eindeiyk
ons fthip; en nadat het gellrenge opperhoofd ons het ge*
wenachte verlof, om aan land te gaan , had gegeven , maakte
ieder fpoed , om In een der ons omringende roeifcfanitjes te
komen. Tefwijl men elkander vriendelQk toeriep: Op den
" Fefuviui! fcheidde het gezelfcfaap, hetwelk door eene ge-»
lukkige vaan zoo naanw veri>onden wu geworden , en ieder
xocht» na het gemeenfchappel^k doorllaan van het lastig
onderroek der tolbedienden , in zigne herberg te geraken*
^ Is Napeh iteeds in onrustige beweging, thans was dit
echter nog meer • dan gewoonl^k , het geval. De ultbar^
Hing vandenfV/iiy/»5 nam van dag tot dag toe, en had dezen
nacht eene fchrikbarende hoogte bereikt. Men begon, in
de - nabyheid van den berg , voor den bodem , waaróp men
ftond , bevreesd te worden , en hiefd zich bezig met midde-
len tot redding in gereedheid re brengen, ' Maar eene on-
telbare menigte nieuwsgierigen reed op wagens naar Por^
ti€i ^ Torre delf Annunziata^ Refina^ Pompeji^ en velen
op den berg zeiven , om dezen zoo nabq mogelijk in zQne
vreefeiyke fchoonbeid te befchonwen. Onder deze laatften
bevond ik mij.
Het zal noodig zQn, ten behoeve van lezers, welke den
Pèfuvhts federt de uitbarfting van 1822 niet weder , of mis.
fcfaien nooit gezien hebben , deszelfs tegenwoordige inwen-
dige gedaante te befchnjven, waaruit men afnemen kan,
dat het afdalen in den krater niet meer zoo bezwaarltfk is,
ais eertijds, en dat dit zelfs gedurende de faatde nitbar-
ding niet onmogel^k was. Bij gemelde uitbarftlng van iSss »
die eene der aanmerkelijklten waji , welke plaats gehad heb-
ben , ftortte de ganfche bovenfte top , waaruit vroeger hét
vuur werd opgew<wpen , in den reeds lang te voren uitge-
26 DK JOXiOSTK IJlTBAaSTUIG
hooiden Jcncer neder , zoodac de^ eene veel grootere wigdce
kreeg. Deze fpics, op een* afgeknouen. kegel gel^kende »
is in hjare vroegere gedainte in den nu openen b^ik des
berg nedergesakc , (laat daar thans nog boven de eigenl^ke
v4inrb^reidende openingr van den berg, en daaruit kwaaien bQ
deze nieuwe uitbarfling de vnorzuilen voort, -^ daaruit ^orc»
(en zich de i^vi7*flFOomen in het omringende dal van den
krater*. Deze. inwendige berglpitf noemt men étn^kkinen
Fefuvsusj deszelfs hoogte bereikt naauweip» het midden
der rouwanden , die den krater influiten. Van den rand de»
zer wandjsn nu overziet men den ganfchen ketel , welke o^
eenige plaatfen verfcheidene honderden voeten diep ia. JBoven
. kan men om den geheelen krater rondgaan , hetgene .echter
daar, waar men* op handen en voeten moet kruipen, vry
moeUeiyk wordt. Goede voetgangers kunnen in twee of
derdehalf uur de ronde doen. Een blik op dezen afgrond
verwekt inderdaad zeer ongewone aandoeningen , als hier die
vuurkolk met hare onderaardfche verfchrikkingen ons aan^
gaapt, terwv) men daar tegenover een allerfraaist gezigc
heeft op de Middellandfche zee -en up de heerlijke golf.
bepevens hare eilanden. Met verwondering merkt men op ,
dat de kleine Fefuvius met gras begroeid is , hetgeen eveun
wél van de gevaarl^ke doffen, ,die hetzelve omgeven, eene
bijzondere kleur heeft aangenomen. De grooieodeels uit lava
en zwavel gevormde ftoffen hebben eene geheel eigene en
by zondere kleur. Men kan in hec algemeen zeggen, dat de
hya grjiauw is; maar dezelve neemt ook allerlei fpelingen
van zonderlinge en vreemde kleuren aan, en de zwavel
fcbijnt foms naar niets minder, dan naar geel,ae gelijken.
Deze verandering der kleuren moet van den verfchillenden »
dikwijls afwisfelenden warmcegraad komen. Als ik in Lente,
maand 1. 1. 'de eerde maal naar beneden afdaalde, was de
gfinfche bodem, die den krater dekt, dermate verhit, dat
men telkens van den eenen lava ^hnok. op den anderen, over
de dikwijls zeer wijde fcheureu, waaruit vuur opfteeg»
fpringen moest; en intusfchen vertelde men mij, dat deze
velden den gapfchen winter door geheel koel en gemakkelijk
te betreden zijn geweest. Het binnenfte van eenen krater
zou bezwaarlijk te fchilderen zijn ; maar onmogelijk acht ik
het , 'de verfchillende vermengingen der kleuren met penfeei
af te beelden. Het eerde , dat iemand bij het zien dezer
plaatfen .van zwavel en vnurvlammen wel voor den geest
VAN OIH VftlUVIUS* 27
xDoec tornen, U oantk's Hel. Ik geloof aiec , dtc hj|} zQ*
Q6 beelden van de ftrtffen der benedeowereld kon oncwer-
peo, tooAtt eenen krttei gezien te hebben. Men beboefc
weinig verbeelüingskrtchc en herinneringsvermogen ce be«
ziccen, om b^' é^zt\($ gezigt zich alle z^pe beelden van de
flraffen van den Tartarus levendig voor ie ftellen. — Reeds
b^ mijn eerfte bezoek drongen er rookzuilen rondom uic de
heece wanden en ole den kleinen F^fufiut^ en vlamme»
fcboten nit de geborften A^y^- velden, welke den kracer
dekken, en zeer onregelmatig, meerendeels lakolosfale klom«
pen^ aan en over elkander hangen. Dikw^ls gebeurt het,
zelfs bij zeer msiigen toeftand des bergs , dac rocsbrokkco
naar beneden rollen , en ook bg bet op* en afkllmmen In
den krater geraken Hukken lava los en ftorten In de diept»
neder , hetgeen voor de naaitvolgènden of voomltgaandeQ
gevaailijk kan wofden^ Vergeefs zoekt men in deze bene-
denwereld eene effene vlakte, en het gaan in dezelve wordt »
vooral om de ongelijkheid van den bodem en. om de menig*
voJdige fchenren , zeer moeüel^'k..
Zoo had Ik den krater bij myn eerfce bezoek gevonden.
Hoe geheel verapderd was heden het tooneelt Eene dikke»
witte rookznil fteeg regtftandig nit den mnil , en verdeelde zich >
eerst op eene onmetelijke hoogte in de wonderbaarse, aan
de heerlijkfte bergfpitten gelUkende » gedaanten. Hoe helder
de hemel ook was, zoo verduisterde toch meermalen de
lucht , wanneer de. zich over den ganfchen gezfgteinder uit.
breidende fneeuwwitte rook al kronkelende eene ascbgraauwe
kleur aannam, waardoor zelfs de zon hare kracht verloor.
OfTchoon ik boven * op den rand des kraters naar zee ge*
keerd ftond , en het middag was , had nu en dan. zoo groo-
te donkerheid plaats , dat het uitftroomende vufir, en niet
de zon , de voorwerpen verlichtte.
Ik had mij eenen der koenfte geleiders uitgezocht , en
sam verfcheidene uren den gang der uitbarftiug waar. Het
geraas in den krater was zoo verfchrlkkelijk , dat wQ foms
dé ooren digt ' ftoppen moesten , om aan het gehoor geene
fbhade te lijden. De wind was nog fceeds zuidoost, zoodat
de rook en de torenshoogte gpworpene fteenen (leeds natr den
neyensltaanden top gedreven werden , welke geheel met gloei-
jende asch bedekt was en wel een tweede Fefuvius fcheen
te z$n. Ik ontwierp met mijnen gids een plan voor den
avond^ ^ar ik gehoord had , dat flechts weinige dagen ge-
üZ DB JONOSTE UITBARSTING VAN DEN VEIUTIUS.
leden vreemdellogen bQ tiachc iti den krater afgeftegen wt*
ren, en ik die voorbeeld volgen wilde, offchoon de niu
barfting toen nog geenszins zoo eroftig zich vertoonde, WQ
begaven ons terug naar den Kluizenaar, die toebereidfeïiMi
maakte om naar Napels te vingten. Hier nam ik m^n mid-
dagmaal met verfcbeidene , Vroeger te Romg en Nape/s mQ
bekend ge wordene, reizigers, die gekomen waren, om de
nitbarfting bg* nachr te zien. Niets vereenigt de menfcheo
ligter, dan een gemeenfchappeiyk door te (laan gevaar $ en
zoo floot zich dan ook ons klein gezelfchap by de» ÜKrymae
Christif mee welken wyn wij onze flesfchen voor 'den nachc
vulden, regt hartelQk aan elkander. Als wij zoo op weg
naar boven gaan wilden, kwam de Engeifche ,ï%xoiWt ^ waar-
mede ik overgevaren was, juist bq ons aan. In zoodanige
omftandigbeden verbengt men zich dubbel, bekenden te vin»
deo; en het was geen nietig eomplimem^ wanneer wQ elktn*
der wederkeerig verzekerden, dat ons niets wenfchelQkerf
had kunnen overkomen. Onze karavane beftond nu uit vier
dames en dertien heeren van verfchillenden landaard. De .
zilverlokkige, eerwaardige Kluizenaar beval ons de voorzfg-
tigheid aan. Tot nn»toe had ik noch hem, noch hec gezel*
fchap 'mijn ^genlijk plan medegedeeld.
^ (^Het yervo^ en flot hierna*')
CHiNEScuE Zeden.
QTolgens den Rusfifehen Reiziger d 06 e ll.)
Het Leger ^ werktuigelgkeKunfien^Petitsmaitres^Freuwen^
Tooneel^SpeU
JLlikwijls reeds hoorde ik zeggen, dat de kq|gsmagt van
het Chinefche r\jk meer dan een milüoen menfchen bedraagt.
Dit moge waar zijn; maar ik kan verzekeren , dat er nooit
een groot leger beflond , hetwelk , de talrijkheid in aanmer-
king genomen z^nde , zoo zwak , tot verdediging van hec
land zoo ongefcbikf en in de krijgskunst zoo onbedreven
was. Jn het gewest Fokien^Fo^ehen') was een burger-
oorlog uitgebroken ; de foldaten konden denzelven niet dem-
pen , — doch gewoónliyk wenden zy daartoe ook geiwe po-
CHINISCRB ZEDBN* SP
gingen ttn: wanneer achc- of tiendnizend menfchen ce hoop
loopen, om familieiwiscen ce beflechcen, blijven de krijg8«
lieden rnscige aanrchouweis , tot dat er bloed vergoten is, en
dan onderhandelen zQ met de overwinnaars, ten einde die
hon eenigen vaa de onderliggende partij uitleveren* Daarop
zendt de Regering een, fnorkend berigt van behaalde over-
winning op de multelingen naar Peking , en vraagt de toe-
ftemming, om de hoofden der gevangenen te mogen laten
«fflaan. Het antwoord, dat gewooni^lt toeftemmend uit-
valt, is naauwel^ks ontvangen, of de ongelukliigen onder-
gaan den dood , en daarmede is de 2aak afgedaan.
Men kan niet ontkennen, dat de Ckineaen het, in zeker
opzigt , zeer verre gebragt hebben in de werktnigelijke kun*
fien; doch dit is blikbaar geen gevolg van regelmatig vor*
deren in de wetenichappen. Veeleer fchynt het een uiu
' werkfel van eeuwen - lange ondervinding te zQn. Met onein*
dige moeite bereikten z$ zeker punt, waarop zQ ftaau ge«
bleven zQn en (leeds zullen (laan bleven » wanneer zy hun»
ne vooroofdeelen niet afleggen en den weg der ware befcha»
ving niet betreden. De Ckinefche z^den iloffen ftaan weU
wat glans en vastheid van kleuren aangaat, veire boven de
onzen; dit komt van geene by zondere loog, althans van
geene den Europeanen onbekende behandeling. Ik zag eens
zyde verwen; hunne handel WQze was zeer eenvoudig, en
zü gebruikten dezelfde zuren , waarvan men gewoonl^k in
Europa zich bedient* De glans en vastheid der kleuren zfin
zekerligk grootendeels aan hunne bedrevenheid in bet gebrui-
ken der zuren, aan de gefteldheld der lucht en aan eenige
andere gunlUge omflandigheden toe te fchryven. Wegens de
zeer geringe dagloonen , heeft men zeer vele menfchen ia
het werk; de arbeid gaat onbegrijpeligk fnel voort, en zoo
lang een nwxétmtxdy Laj^fung genoemd, waait, hangt
men de zyde terftond te droogen. In eene andere lucht-
(beek en hü eené andere wijze van behandelen zou
men veel meer t^jd daartoe noodig hebben, en juist hierdoor
moesten de kleuren veel lyden* Nooit verwen, de Chinezen
eene kostbare ftof, vóór dat de Laj-fung begint te waaien ^
heemene tegen het einde van September of met den aan-
vang van October gebeurt,. Deze wind heefï eenen onge»
meen droogenden aard. Nooit pakken de Chinezen thee of
zVde, voor. den nitvoer, bQ vochtig weder, zoo niet de
vreemdelingen, die vroeger willen vertrekken, daarop drin.
30 CBINSa^HE tEDEN.
gen. Bi) het weven mogen si} eene handelwijze hebben »
die wij niet kennen , bij * hec verwen Is dit geemzini hec
geval.
Vele Europeanen znllen misfchleo denken , dat onder eet
zoo emftig, afgemeten en eenvorfttg levend volk geene
petitsmaitres ^ geehe 'henvivanis gevonden worden. ZQ dwa-
len zeer ; wéinige landen hebben meer van dat koatbaar (lag
van menfchen aan te wijzen , dan Ckina^ ofTchoon zQ daar
hunne talenten niet tot ^coodanige hoogte ontwikkeld heb-
ben, als in andere gedeelten der wereld. Het toilet van
een* Chinefchen petitmaitre vereischt zware uitgaven : h^
kleedt zich in de kostbaarfte zijden (lofiên; zijne laarzen of
fchoenen hebben 'een* 'bijzonderen vorm, en %^n uit hec
fbhoonfte wit Ikt^n van Nanking vervaardigd ; de zool moet
eene bepaalde hoègte hebben; fraai borduurfel omgeeft zQne
kniétt ; zQne pijpen zijn ten uiterfte fijn ; zQn tabak kómc
uit de be«te fabrijk in Fokten; hj|} oraagt wn gouden Engeisck
horlogie', een* tandenftoker aan een^ ketting van kostbare pm-
reis, en een* waaier, die te Nanking vervaardigd en met
den geur van welriekende bloemen doortrokken U. Ook ty«
ne bedlenden z|jn In zQde gekleed ; z^n paianquin (draag-
ftoel) , kortom alles , wat om en aan hem is , moet zoa
fierlijk zJïJn, «Is de ganfche man zelf. — Ontmoet hQ ie*
mand zijner bekenden , zoo maakt h$ toet z^ne gekunftelde
.manieren niet minder vertooning, dan de meest volleerde
modepop in Europa ; en daarbQ komen dan de omflagtige
pligtplegingen , waaifn de Chinezen zoo mild zqu. Men treft
foms rijke lieden' in Cfdna aan, die uit gierigheid zich al-
leen uitwendig reinigen en opfchikken ; terwijl hemd en^ on-
^erkleederen , die zij in langen t^d niet verwlsfelen , aan
hals en mouwen , niettegenftaande het rijke bovengewaad «
«dat'veel verbergt» de onzindeigkheid van den drager ver-
raden. Die genen, welke met Europeanen omgaan, geven
meer acht op reinheid \ in het algemeen^ zijn echter de Ckè*
nenen niet zoo zindel^k, als men uit hoofde hunner wartoe
luchtltreek vermoeden zoude. Zij geven zich over aan al-
lerlei zlnnel^k genot, en zijn geneigd, om alles tot het ui-
terfie te drijven. Op hun tooneel heb Ik dingen zien voor-
ftellen , die ik niet mag befchryven , en dat nog wél vcfor
vrouwen, die er zich zeer in fchenen te verlustigen. Doch
deze worden daar ook zeer verwaarloosd ; z^ leeren lezen
noch fchryven ; zQ kennen nieta anders , dan borduren en
CHlNStCHS XEDUt. 3I
mazjiki zoo dit dezen naam verdient ; om den tijd te doo-
den, fpelea z^j kaart of domino^ en rooken onophoude*
ligk. Mannen en yronwen van de voorname Handen kc^
men nooit in gezeifcbap by elkander. Voor den Chinees
ia bet eene fchaade, met zijne vrouwen te eten, die f^m
woonl^k niet eens in hetzelfde gedeelte van het hola wo»
nen. Ik ken echter fommigen, die in dezen boven Itét
vooroordeel zich verheiTen , en die zeggen, dat eene andere
Hianier van leven hun b^zonder wel bevalt. De veelwljver)
heeft zeker aan het karakter der Chine*en groot nadeel ge.
daan. Daar zifn lieden onder hen , welke zelfs in hoogén
ouderdom nog fteeds meer vronwen nemen. .
Als ik op zekeren dag bij een rijk koopman fp^sde , iroer-^
de men voor ons zekere tooneellhikjes of laffe kluchten
uit, waarvan al het vernuft hierin beftaat, dat een norsch
en eigenzinnig echtgenoot zijne vronwen onbarmhartig af*
rost. Wïl vroegen , of de beurt van flaan ook niet fodwQ*
len aan de laatften kwam , en verzochten onzen gastheer ,
d^t b|j • ons ten gevalle , nu mede een ihik Van dezen aard
zoo laten geven. Hij nam er genoegen in , eü liet terftond
twee of drie bl^fpelen uitvoeren, waarin de vrouwen ware
FufiH waren, en de man er zeer flecht afkwam. Dé te-
genwoordig zijnde vreemdelingen lachten hartelijk , en wi]
konden wel bemerken , dat de vrouwen er veel vermaak in
vonden ; mttar , toen de huisfaeer dit gewaar werd , en be-
^eep, dat w^ eenen en anderen ztt op hem toepasfèlijk
maakten, keek hq zuur, werd verlegen, en Het niet toe,
dat men verder fpeelde. Wy mogen hieruit befluiten , dat
de vronwen, in weerwil der harde dwingdandi}, welke zij te
verduren hebben, nogtans fom wijlen het meesterfchap over
hare geftrenge beeren erlangen. Bij naauwkeuriger waame..
ming ontdekte ik vervolgens , dat , wanneer een Chinees op
eene zijner vrouwen verlieft, zij hem gewoonlQk onder de
pantoffel brengt. De rijke lieden in China wéten eigenlek
van geen huifelijk geluk; z4 zoeken meestal hun tijdverdryf
in fpeievaarten op het water, in het fchouwfpel, b|j de
wachtelgevechten en in andere fpelen.
. Het fpel is een heerfchend kwaad onder alle (landen, en
wordt tot de grootlle buitenfporigheid gedreven. De Stad-
houder van Canton heeft er de ftrengfte maatregelen tegen
genomen -» hij liet de fpeelhuizen Huiten en de eigenaarr
geftreng flraffen ; doch bet duurde niet lang , of er waren
sa CaiMESGHB ZEDftN.
reeds weder even zoo vele als voorheen , en sij werden be«
zocht 9 aUof er niets gebeurd ware. De eenige oorzaak hier*
van is bnicen cwüfèl de veelvermogeode belcoorlijkheid van
het goud } wanc goud heeft den grootllen invloed op de zief
van eenen Chinees — dezen Afgod vereert en aanbidt hif
met geheel zijn hart; en dit is geenszins te verwonderen,
daar hij ziet , hoe deze God het zwaard der geregtigheid af-
weert en den beul tn de wrekende armen vale. Behalve
kaarten en dobbelfteenen , hebben t^ nog verfcheidene an«
dere fpelen. De meest geliefde zijn de wachtelgevechten , ;
de krekelgevechten , en de vederbal , die ,met den voet ge-
worpen wordt. Wil men twee mannel^ke krekels met eU
kinder laten kampen, zoo zet men ze In eene fteenen kom
van zes tot acht duim middellijn ; ieder fpoort z^nen krekel
met eene veder aan , waarop zij langs den rand der kom rond*
loopen; by elke ontmoeting (tuiten zij tegen elkander: is dit
een paar malen gebeurd , zoo geraken de diertjes In woede,
en kampen zoalang, tot dat zü elkander ombrengen. Hier*
mede vermaken zich geringe lieden ; her wachtelgevecht Is
een t^dverdryf der r^ken. De kampwachtels vereifchea eene
natnwkenrige verzorging ; ieder derzelven beeft een* bijzon*
deren oppasfer. Deze oppasfers dragen dezelve (teeds in een*
zak met zic^ , en laten ze flechts zoo vee] in de vrije lucht ,
als tot de gezondheid » of om ze te voederen^ noodig is.
Wil men nu twee wachtels laten vechten , zoo plaatst men
ze midden op eene tafel, waarom zich de weddenden fcharen ,
en werpt eenige gierstkorrels tnsfchen beiden. ZQn het moe-
dige dieren , zoo grijpt de een den anderen , op het oogen*
blik, dat hQ eene korrel oppikken wil, aan, en zIJ kampen
woedend een of twee minuten ; de overwonnen vogel vliegt
weg, en de overwinnaar blijft in het bezit van de gierst.
De r^ke Cfnnezen hebben altjjd een* ruimen voorraad van
wachtels , bpdat zij kampfpelen genoeg houden kunnen , om
een groot gedeelte van den d^g met dit tijdverdrijf door te
brengen»^ Ook de weddenfchappen nemen veel iQd weg;
foms wordt een wachtel , die 'wegens honderd of meer ze-
gepralen beroemd is , door eene onbekende en cm vermaarde
tegenpartij overwonnen; en dan volgen er geweldig groote
weddenfchappen en nieuwe^ kampgevechten, tot dat de nieuwe
Ibyder ook weder zijnen man- gevonden heeft. Bedenke
men nu, hoe weinig vermaak zoodanig t^d verdrijf, In ver-
geiyUog van tijd, moeite en kosten van het honden der
CHlDIRSCdB Zi%DW* ^
vnchc^s t verfchAffiso kta « top moet men sich verivcm^^r^n «
dat hetzelve zoo zeer geliefd is; mtar alleen buiceofpQ^ige
(peelzuchc ü daarvan de oorzaali; — (vee groote gienga^^d^
iran wint iLennis waren |fooce liefhebbers van die fpel,
Aan tafel drinkt men te zamen ^ gel^k in Eng^iandi maar
zal het ^ena pittig gefcbieden, zoo ü^zix de drinkenden
op 9 en treden midden in de kamer ^^ met de drli^i^rcbaal 19
beide handen; di^arop brengen zij die aan den mond, ^q
la^en dezelve dan weder tot bük^ns op den grond nederdat
len -«- die het diepfte buigt, 19 de boffelijkfte» Dit herhalen
zï drie» zes of qegen malen^ waarb^ de een naanwk^urig de
bewegingen des anderen namaak't ; eindel^k zetten allf n te gel(]k
de fchalen aan den mopd , Ledigen die allea gi^amj^üjl^ , en
keeren dez^ve dan -om, te^ einde xé topnen, df|C mea ze
tot 4en laatfcen druppel toe heefp uitgedronken^ Pwop
mikken zQ op nieuw dezelfde complimenten al4 (e ^ofen^ en
begeven zich allengs ;we4ev aan tafel, om verder den e^^t
te ypldoen. ^Z^ hebben npg een ander (jfinkfpel» ^ii^^arvan
ik eenig denkbeeld zal tiacbtei^ ie geven ; Wanneer de (le^
kers gevuld* zijn , leggen de b^ide perfonen « di^ fp^idi^ wil-
len, de regterhan^ op de tafeU W Iftekes^ Z9 n,^ elkander
een* of meer vingers uit, en roepen beiden t& gel$k; ^<«.,
^^) ^af* ^>^z* 9 wanneer nu de een raadt , hoe veel ifingers
de ander nltgeftoken heeft, moet do ^^fta ^cipkeci, pi|
fpe) heeft veel overeenkomst met de mqr^ fiufn^U'^^^ mei
dit onderfcheid echter, dat laacstfeno^md^n (fmgeld fpelei/u
Bii de Chinezen pu ^nvai dit fpel dikisijl^ langer d^n eeii
II9F» tot (lat een der fpelefii, Wf^naeef. hij t^ veei vorlor^qi
bee(t en «Qn hoofd duizelig begint (# WPrden, he^ yelt|
fiy^ien ikfl^. Watineer pen ^ Canf^ op eep^p (ee^dgg
^pglf dei rivier gaat wandeleti • boort men tot v^rvftois \g^
h^ gefipjlireeov van dit luidruchtig t^v^^rdfijf » iFaarhtt vifm
z(ch de mwe zeden onzer voorvaderen by huoijie ^rilUg^a^
gen herinneic.
^ . ^ ■ . r^-T^. .... ., ,^....
EENE STEMME UIT.FRANI^KUKI
„ De Oürlogsireef was voor Frankryk altijd een
^ vreugdf kreet r
Corfaire , a Dec. X^zo.
l3<slog9 WaaiGBB niet? PTaakt geen oiaflag, Müseheenett
MEMGELW, 183I. NO. U C
34 * EENE STEMME UIT FRAHKRUK!
KoDingen vanr hec Noorden ! Wij hebben behoefte tan
eene armee ; wQ hebben behoefce , aan onbekrompene en
volksgezinde indellingen ; en , wie weet ? misfchien ver-
fchafc ons de Oorlog die alles. Misfchien zijn wij genood-
zaakt nog eens te vechten, om te verkrijgen, wat wij in de
maand ]ulij veroverd hebben. Oorlog verkrijgende, is er
flechts één veldtogt noodig. Frankrijk kan, met alma-
vi v a , zeggen : „ Vechten ! Ik :ben een liefhebber van vech-
ten, 't Is mijn beroep/' Ons den Oorlog aanbieden , is voor
om^ wat eene jagtpartij was voor den goeden k a r e i; X ,
bij de ^tie Gods van den troon gewipt I
„ O I wat is dat prettig !'* riep een jongeling in de drie
dagen (der jongde Omwenteling), op de Zw^/V/^rx vurende.
Men lachte , men maakte woordfpelingfèn en puntdichten te
midden ^van kogels en fchrQot; men fneefde met geestdrift,
voor de vrijheid; en de bloodaards, zulks niet kunnende
begrtjpen, beefden, gelijk eene hen, die eendeneijeren heeft
uitgebroed, en de jongen, pas gekipt , met angst en verba*
zing, zich in den naasten droom ziet dorten.
j, Maar de koophandel, reeds gefchokt; wat zal er van de-
zen worden bij den Oorlog?** — Is de Oorlog niet een tak
van handel ? Koop* of ruilhandel , is dat niet hetzelfde ?
Wel nu , men ruile dan buskruid , kogels , fabels en gewe-
ren inl Onder het Keizerr^k was men zoo arm niet; en
bovendien, zoo wQ onze natuurlijke grenzen hernamen, den
Rijn en Savoje , zou ik meenen , dat wij een* zoeten handel
hadden gedreven. — „ Hoe l nog weder veroveringen ?*• —
Geenszius; onze grensfcheidingen. Zonder dat wif er aan
denken , zal men ons dezelve aanbieden , en dan dient men
ze toch aan te nemen/ Het is t^d, aan die onzekerheden
een einde te maken, die wanorde en oncmóedigiog In de
publieke zaken brengen. Het eerde kanonfchdt zal meer
goed doen aan de effekcen/ dan al de fijnberekende haar^
kloverijen der daatsmannen. -^ ^ Hebt gij dtn geene vrees voor
het Heilig Verbond r* — Meent g|} dat der Volken? — « En
de Cariisien « die flechts op de aankondiging van vreemden
Inval wachten, om h end rik Vult te roepen.'* — Morbku!
des te beter: wij zullen hen toch misfchien wel eens hier
of daar ontmoeten*
KrQgen w^ oorlog, dan, wil men, zal dibbitsgh de
verbondene legers commanderen. Wq hebben veel eerbied
voor den overfchrqder van den Balkam ; mtar het floart ons ,
I
KtNB STEMMS Uit PRANKRQK I iS'
dtt B^ucRKR en barclat dr tolly dood t^ns w4
badden mee elktnder eene oude rekening te vereffieoeo. Wtc
daarvan zQ, wQ zullen ons besc doen, om aan Mfpiheer
DiRBiTflCH ce toonen, dat hg ditmaal met geen TMrken ce
doen heefr.* /
Zie^ boe ünds drie maanden zich troepen van kinderen
onder^ nwe yenften verzamelen I ZQ hebben een* umboer
opgefchommeld , en trekken de w^jk dQor; en verrigten aller«
lei kr^gabaftlge wapenoefeningen. *c Is een Inst , dat vnnr en
dien emtt te zien , welke zg van onder hnnne graanwpapie»
ren fhako's en bezemftelen geweren ten toon fpreidenl Be-
fchonw de ondergefcbiktheld der kleine fojdaten omtrent hunne
' zelfgekozene opperhoofden I Wel nu , die kinderen ztjn fhmè.
r^'k^, voor *t minst deszelfs geest. Hun fpel Is het beeld
▼an dat ontzagwekkend fpel» dat het, met zoo veel geluk,
gedurende v^fencwintig jaren, tegen gansch Europa heeft
gefpeeld. Het brandt van verlangen, om zich twintigvond
voldoening te verfchafien voor ééne pardj, door hetzelve
verloren.
De mededeeling der Ministers alleen heeft gisteren de
fondfen twee francs doen rijzen.
-
GBVRCBT TUSSCHEN TWEE TQGERS EN EENEN LEEUW IN
DEN TO^CR TE LONDEN, 3 DEC l. L
H.
Leden morgen tusfchen ii en is ure, terw$ldeman,
wiens post het is, de hokken der wilde dieren te reinigen, daar-
mede bezig was , fchoof hy , onbedacht , eene fchnlfop, welke
de kooi eens grooten Leeuws fcheidt van die, waarin zich een
Bêngadlfche Koninklyke T^ger en Tügerin bevjnden. Op hec
zien van elkander, blikfemden de oogen dier beesten van
woede. Terilond verhief de Leeuw zijne manen, en fprong,
onder geweldig brnUen, op den Tijger los. DeT^ger, ^even
heet ten ftr^de, wierp «icb als razend op zUnen aanvaller;
cerwt'1 de Tijgerin haren medgezel moedig b^ftond. H^t
brullen .en fchreeuwen der flry denden klonk over het plein,
en bragt bQ al de overige dieren de gewëldigüe uitdrukking
van vrees of woede te weeg. Hec weeriooze gedierte trilde
van angst, en liep verfchrlkt in de hokken rond; terw^'1 de
overige Leeuwen en Tijgers, alsmede de Beeren, Luipaar-
den, Panters, Wolven en Hyena*s, in hunne hokken rond vlo-
gen, de ^zeren (laven uit alle magt fcbuddende, onder het
vreefeiykst gefchreeuw. De Leeuw vocht dapper , maar werd
C a
'2$ GBVBCHT TUMfCHdf TW»& TIJGERS BN BBl^BN LKBUV,
fifldelfk ov«nn«nd« 4fttf bij (e doep had m^c cwe^ cegeji'-
ftftfKlers, dift flecbts fiodi eea jaar buoo^ WQU^^ hadden
veriateo , terwitl de I^euw ongeve^ zeven jaren gevangen
waf geween. IhiDsibbeo woedde de drqd met twJUfelacbcigea
Qicflag , tor dac de Tijger den Leeuw in den ftrQC greep e«
kfm op den ruj wieip. wgoo^tr, ui herblalde mtlep oyer
i^liander been geMiiaeld te zün^ de wanhopige T^gtriq d0i(
v^and tegen de borstwering vastlclemde. In deaen toeftMMi
iworftelde de heer des wotidi nog met oQverwinbiireii «oeA •
bmliende v%n p^n en mroede. Tban^, echter» htduMmeenige
^ren (lave* gloeijend gewaakt » m^.c wier nitei9den nMM
^en muil en de nettsgaten der rasende Tügera beftookifiy 41^
daaidoor genoodsaaitt weiden biinfie prooi los te tatco ; maar*
zoodra de fcheiding op die w\jza was bewerkt, grepen L^ww
jsn Tijger, de een de oppef. en de ander de onderkank yt«
panij , mef bunnen tputl, bijtende en r«httddendo elkandv
«et moosdend geweld* Zoo heftig waa bunnt woede, dnt
men niet dan met de uiterfte moeite, door het flcken vsn
de gloeijende ftaven in hunne neusgaten , hen van ellttodor
(bheldde, en de Leeuw ten laatfte weder in a^n hok joeg,
welks deur onmiddellijk. achter hem gefloten werd. Het ge*
veQht duurde rultn een half uur. De Tijger had bij den
jongden aanval een* zijner flagtanden verloren ; maar de arme
Leeuw is jammerlijk gehavend. (♦)
C*5 Bijaldien wij hier geene werkelijk gebeurde daadzsak ,
d{>or ondeffbheidene Engelfche nieuwspapieren vermeld , voor
otls hadden , zouden wQ in verzoeking geraken , om aan eene
foprt van profetifche dlkgoftê te denken ^ door den flnweti
"Brif op Holland en Belglé toegepast. Die fbhtJnbaar toeval.
Ifge aanleiding; die dappere Leeu*^, door rsi^e Tijgers C^wee
te^en één, of ook itx Franftken lijgcrhulp) bellookt; die
wéderzijdfche verbittering ; die razende Tijgerin (beeld vin
'Belgifche Furiën); dat vechten op leven en dood; die aTge-
meene onrust en woeling; dat woedend ftreven der magtige
rusteloozen' naar deetgenootfchap ; die angst en vrees der zwak.
ken en vreedzamen ; die gloeijende l^aven eindelijk , raei weike
andere, vreemde Magt den flriijd, ten laatfte, ge welddadigbe-
Dist Moge het uicehide van den zei ven , de reddeloose
tqefland van den fieren Leeuw, door zoo vele, verklaarde
zoo wel als bedekte, v^anden belaagd , b^j de uitkomst blij.
ken even ongegrond te zijn , als de ganfche zinfpeHng zeker
bloot toevaHig is I — Redact.
DE GERU0flAll^ DM OniVOOEELlieiD.
DE Ofi&ÜStfiElO DEA ovtfootttntïó.
EOti nfaH Jlnèkd99i\,
Op
fp den do Jol$ i^^Ji ng den (lerften^ltivtl der Franfchen
!n Zwahen^ ^mA ceo deel des Keizeriijtai legert in een
fFurtemhergseh ftftdje Op den regter oertr Tan den Neckar »
terw^L de Franfchen de Toordid^en dc^omringende hoogten
op den linker oever besec hielden^ Een deel der brug was
door eerstgemelden afgebrpkeii, en met faetzelYé de gemeen-
fchap. Hec moordend lood vloog over eo weder. Daar
kwam uit een dorp iato de door de OêêtéhfiffMers bezette,
maar door hec v^addetyiK gefcbut e» tlMüHeori béftendig onc.
inste zijde , een oed taotdenje , met eenè overdekte mand
op bet hoofil) efl wilde met alle geweld övet de brug naar
de voorftad gaan» Alle ^ertoogen en leregtwi^tltigen vruch-
teloos zijnde « was men genoodzaakt^ hatr in arrest te ne-
men j en nu bteek hec, dat de Sebout vad het dorp haar
bad gezonden, om, EOö üoget^k, aan een'lujoer bekenden
in de voorftad , eenlgee vooriaad vall leveasttiddelen te be-
zorgen, j^ Maar, vrouwtje,** vroeg haar de keumanderende-
Officier , j» hoe hebt ge 't toch durven wagt ti f den gevaar-
leken togt herwaam Ce oiiidefliemen? Waart ge dan niet
bang voor b«c IbhMeli «p den weg f** ^ ^^ OchT* hernam
bec moedenje mee kdeizitiiiige vemdawelUkMd ^ „ ik heb,
wel is waar, regts en litiks ott taij been hooren fluiten en
brommen; maar ik Hoorde er mij niet aan: want ik dacht,
de kogels zijn niet opie^', msür/illeen op de /o/daten ge-
munc, en de gsnfche zaak gt^t mff immtti ^ *t gehqel
niet aan.**
OP DE>f HELDElNDOOD
VAM
JUST.US KLINICUAM£&«
Luêtimmt 4tr -Zte %
AEÜ -BoeAO
VAN z, M. xoR^ivr, tiib «oMet» eMR mt oMobrio ant*
WERPEN ROEM^fl eUNitytEtl^, m.1^ Sp ^OCtOBER 1830.
i3l iet op Zuid. of Noorderbaren ,
' Waar weleer De Uuyter vocht ,
2fi OP DKN BBLDEIfDOOD
En, aan *c hoofd van dappre fcharen»
Onverwelkbre lauwren kocht; —
* Niet in (b^d met *svijands vloten
Hebt ge xxw dierbaar bloed vergoten.
Bloed, waar niets in prQs bq l^alt.
En , biy 't buldren der kanonnen ^
De eer der zege grootsch gewonnen ,
Met uw' heldendood betaald; —
Niet aan afgelegen fhnnden
Eindigt gQ uw heldenbaan ;
Neen, van eigen oeverzanden
Grenst de bleeke dood u aan.
Eigen telgen , Nederlanders ,
Rukken Nasfau's glorieffanders ,
Muitende, in het fl^k ter neer;
Eed noch trouw verbindt hen meer;
Wet en orde Jd^n verfmeten ;
't Oproer ftuwt z^n drommen voort.
En verwoesting , roof en mootd
Kluiistren in een flavenketen
Maas en Scheldes oeverboord.
Monllers wringen tgorts en dolken
In de vuist van woeste volken ;
't Vuur des opftands blakert fel ;
't Snood ondankbaar kroost der. Belgen
Toont, aan Bato's echte telgen,
't Beeld der losgelaten hel.
Vruchtbre ftreken , bloeijende oorden
Zyn het driest geweld ter prooi.
En 't verraad , in flangenplooi ,
Wringt zinh om der Schelde boorden ;
En de Stad , die Parma won ,
Trots GianibellPs donder.
Zinkt, zoo diep ze ooit zinken kon.
Onder moordkrect en geplonder
Van een eervergeten rot.
Dat met wet en eeden fpot.
En geen onfchuld zal verfchoonen.
Voor het alziend oog van God,
Dien ze in 't heilig aanzigt honen«
Maar, getrouwen 1 wankelt niet,
BV der muitren zegelied I
Poort en bolwerk moog' bezvrQkeo,
Helden voor barbaren wijken ,
Poverliesbaar biyfc onze eer,;
•t Water is ons krijgsgeweer ;
Neériand zal zQn vlag niet ftrijken.
Jeugdig (Irijder, moedig beid !
*t Pad der glorie opgefneld ^
^ainpt gij fier» mee Neórlands dappren,
Waar de aloude wimpels wappren.
yjHir en (ulfer , fcaal en lood ,
Dienaars van verderf en dood ,
Storten gp de plonderaren.
En een bloedftroom kleurt de baren
Van de trotfche Schelde rood.
Muiters 1 boort die donderflagen.
Die van onze trouw gewagen ,
£n *t vermad bfj Öod verklagenl
Ncériands telgen, moé gefard, •
Dngen de oude deugd in *t.bart;
Leeuwen z^n ze in *t helden wapen;
De oude roem omzweeft hunn* flapen ;
Muiters! beeft voor 't kroost der zeel
't HeeCt ^eér Trompen .op de baren »
En aan *t hoofd der legerfcharen.
^ Suat — voor Maurits — held Chasfé.
De eer van HolUnd wordt gewroken ;
Puinen ftorten, pulnen rooken
Op een* grond, met bloed doorweekt;
En wie (baks nog dreigde -^ fmeekt«
Knalt, kartouwen! kraakt, musketten I
Blaast victorie, fcheepstrompetten I
Meldt aan een ontaard geflacht ,
Dat naar orde hoort noch wetten.
Welk een ftraf de muiters wacht 1
Waarom, jeugdige eerbehaler !
Slinkt, in *t rijzend zege-akkoord.
Luid herhaald van boord tot boord ,
Niet uw (lem als zegepraler? — .
Waarom •• • God I .. . wat vraag ik meer f
or MN HBLMimao»
't Edel&t btótd cmÊtré^nt «wê tdteni
*t Moordead viiiir VM iBUdvectadrètt
Wierp tt op'hec doodbed nedrf •».
Maar, bQ *c wreed gevoel der fiatrce^
Die nw nadrend einde fpelc.
Toont ge n edel, toont ge tt kekl;
Kalm en rustig klopt nw harte ;
. De onverwoDoen aoed (londt Aitd ^
Hfl zal eeuwige eef verwerven ,
Eer, die, aan deti roem verpand^
Uw lofwaard* geflachc zal erven. •«•
Grootsch en fcboon is *i , tóó te ftetten
Vaor een dierbaar Vaderland !
Donker moge uw llerfuur naken,
't Oog dtt ziel wordt mat noch moC ;
Zeegnend roept giij 't aÊTcheid toe
Hun, wier harten Voor ü-falakev.
Zwaar te dragen vale uw dood. ..
Aan *t getroffen onderbane,
Die|> gegriefd door vroeger fmafce,
Die de jongftè faiart vergroot* ^
Maar^ wat iro6st is u befbhorev^
Alt nw dierbare ouders héoren.
Dat tte dood n vmH irw' post ,
(Gmocsch vervuld, heefc afgeloatt
Nimmer, wat hun, in dit leven.
Op hiïnn' proefweg ^ ttogt omgeven.
Hebt ^ hnü eett^ «taan iékóst^
Snikkend zal bttn afTcfaeid klinken t
Miidr de hoop dör Mi|h«id
^1 , vettroostehd , ^oer hen biinlm
In de tttti\eti , tïïav^ gCiIbhNSd.
LauwmwV«eflt eeitAootvet
Had deze airde voor lï o^er^
Heldenroem en heldenglans ; '—
Maar, wat glofrie ëtPc gè tbans?
Bovèfft ft»en en kototteto ,
Aatt Dö Rnytét*« dj^ gtiieefè*.
En begroet th Chriiieriheld,
ftnflt gé, \n 't ziHg zielenteW,
Atrdfch^ lof en roeoiv vefg^cen »
De Evenfeai in d*ana gefaald*
Zii , di^ helden , dun baime oogea»
Lang verheeriykc, uU den hoogen»
Op uw* kouden lykf^een nelr;
Hemelglaos omftratU de graven
Van die nooit verwonnen braven »
Troci der c^deq wisfelkeer:
Naast hun heilig grafgef^eente
Toeft de rust uw Icil gebeente
In de fchaauw der heldeneer. (*)
Rust daar» moedige eerbebalert
Rust daar » jeugdig aegepdraler 1
Zeegnend Haren we op uw graf;
Dankend nadren we uw gelKe^ote;
De eenvoud van uw lijkgedeente
Dwingt te hooger eerbied af.
De eer , door u zoo vroeg verworven »
Heldl is niet met u geftorven^
' Heerlijk leeft zy na uw* dood|
En uw ziel , van hier geweken ,
Smaakt, in reiner, zaalger (Ireken,
WeiJuat, dien geen aard' kan kweeken | -^ ,
2Ö was voor dit fiof te groot«
W« H. WARMSlNOSy BS»
> Amf^ékm^ Nov. 1830.
C^P Het ov^rblijflel des jeugdigen helds is , met krligseer»
ce nisfngen^ ten grave gedaald, en rust daar naast het ftof
van Neériands roemruchcigfce Scheepsbevelhebben.
B
B|llSOgPiaiN«^
roeders ( is de toekomst donker »
£n vQ^fpelt se een bitc^ \o% i
Boven maan en ftargefipnker
Woont een wtfji en liefd'rttk God« :
Hoe de muitsucht toomloos woede »
En ons dierbaar erf begrfmt \
W9 z9n veilig in z\fn hged^ ,
Schoon de nood ook booger kUmt^
De ooge^p a^Qhi« op (I^n geili|g««»
Dié den gang 4^ VorAeo wiki.
En di^ ^ neer sga welbehagen »
Aller VolkVcn loc befcbikt) '
Die de Vad'r^n boven denkep ,
Borcn bkMen heeft gere^.
En de zege ons vt'Mt (bhenlten
Op De Huiter^ llfl gebed.
4^ BBMOEDIGING*
Wel df n , Broeders f op I ten ftrjfde ,
En gèusc naar *c roemrijk zwaard l
Toonen we ons, ten allen tijde, -
Van de VadVen niet ontaard!
Komt, als zij, do vunr*ge bede
Opgezonden tot dien God ,
DiQ alleen en zege en vrede
Schenkt , en muiters maakt ten fpót !
Dan zal Hy den dierbaren Koning
Hnlp verleenen, wijsheid, kracht; /
Aan den krijgsman moedbetooning ,
Die haar* fteun van Hem verwacht ;
Dan zal ^t muitend rot gevoelen ,
Wie *t vermetel tergen dorst;
Dan baart al zijn toomloos woelen
Heil voor Neérlands Volk en Vorst.
G. TEN BRUGGBNCATE, HZ.
JlmeUt lo-Dec. 1830.
BIK WALTBR SCOTT EN MR. JACOl^ VAN LENNE^
JLjes beaux Esfrits fe rencontrent , zegt een Fransch fpreek-
woord. Wie daaraan nog mogt twijfelen , vergelqke de voU
fende cojipletten uit eenen zang van walt er scott mee
ie van eenen van den Heer van lbnnep,, en iU^ .me(
ons, verbaasd over* dit allezins opmerkelijk zamentreffenl
WALTER scott's Ladj rf the Lake^ Canto %.
Song.
The heath tkis night must he my hed^-
The bracken curtain for mj head^
Mj lullaby the vfarder*s tready
Far^ far, from love and thee^ Mary;
To'marraw eve , ntore ftsl/j faid*^
3fj eouth may be mj bhodj plaid ^
Mj vesper- fong\ thj wat/, fweet maidl
It will not waken me ^ Mary!
I may not , dare not , faney now
The grief that clouds thy lovely brow ,
1 dare net think upon thy vovt ,
And all it promifed me , Mary ;
No fond regret must Norman know ;
fFhen bursts Clanm/ilpine on the foe ,
His heart must be like bended bow,
His foot like arrow free , Mary I
A time will come with feeling fraughtl
For, iflfall in battlefought ,
Thy hapless lover* s dying thought
Shail be a thought on thee , Mary ;
SiaWALTER SCOtTEMMR. lACOB TAN LtflREp; 43
^nd if return^d from etmqutr^ d fw ^
How blitheh) v?m the evening ehfe J
How fweet the tinnet fing repofe
To mj joung bride and «e, Maryt
JACOB VAN LENNEP's Schildwacht, (4 coupletten grooc)
• • •. • • . • .
Het beigraszai mijn peluw aijn.
De fombVe wolk mijn tentgordgn ,
Mijn flaapzang 's wachters referijn ,
. En rij zy^ ver van mij, Elifel
Licht dat me een kuil tot bed verftrekt
Een handvol aards mijn lijk bedekt, '
En ook uw treurzang mij niet wekt', EJjfel
Uw zang vol melodij.
Ik durf niet denken aan uw leed.
Niet aan de hoop , die mij uw eed
In 't uur des fcheidens koesf ren deed
Hoe zoet die hoop ook zij , Elife *
Op morgen is de vijand dnar; '
Dan vair geen mingepeins mij zwaar;
Mijn hart zfl Bloedig in 't gevaar, Elifel
Mijn geest bedaard en vrij.
Der liefde \i ook baar tijd gefield;
Want , zoo mij 's vflands moordftaal velt
Dat dan uw naam , in 't laatst gemeld *
Mijn iroost in \ fterven zij , Elife'l
En zoo ik keer, hoe zoet voortaan
Zal dan de zon niet ondergaan
En 't nachtegaaltje vrolijk flaan*, Elifel
Voor mijn lief bruidje en mij.
Ook andere van het zeital Liederen leveren bêwüi v-.,
de innige verwantfchap der heaux Ëipritt ondS 1
tlTbeeïï: '' '^"^'"' ^^s . gezegden' 'SreeïJÏÏ^^
WALTER scOTT'ï fFor^feng if the Ri^al Edinhurg^
Idght Dragoons*
Tf ever hreath rf Britiih gale
Shall fan the tri-coior^
. ^footfiep of invader rude ,
trith rapine foui, and red with hlood^
Poilute our happj fhore ^ —
• nen fareweJl, homei and fatewell ^ friends ^
Adieu , each tender tie!
^y2»/ytf^, we mingU in the tide ,
^htre charging fquadrom furiom ride .
To conquir , or to die.
44 i^R WAtTftl^ 9OOTT (N n|R» JAG^.B VAM L^fiRaF.
7(7 karfel to horfe I the fahre$ gUam;
y High fonndi «fir iugU'Call;
Combined by hon$ur*s [acrtd tie »
Our word $s » li^wt «od Liberty |
March forward^ one and alli
JACOB VAN LBNNBP^i WapenkretU
**• •
• • • • • •'•'• •'• ••• • •
Maar zoo de wind op HolUmdi grond
De vlag van Brabaod groec ;
Zoo *c fthaamcelooze muit'renbeir,
In rp$c van dapp'ien tegen weer»
In Holland set de vceu
Dan hóórt dit land ons laatst vaarwel:
Dan , tot in *t .niterst vrij ,
Trotièeren w^ des vijands daal ,
Tot ons te faam de zegepraal
Of dood befchoren zij.
Te waneil I op 1 de zon blinkt fchoon
Op itandert en musl&et*
Ons (lerkt des eendrachts heifge band,
Wfll 't woord ; yoor f^orst en FaderlandI
Elks bart in vlammen zet«
NON-INTERVENTIE,
II jyon.dn.jef^vef^Jiel Tan! wat mag dat woord beteek*nen?
„ De grooie Hianfen — Q'k lees he^ daag'lijkiin de krant) —
^ Ze zweren bij dat woord; en *k zit ai uit te reek*nen»
^Of *c aan de Belgen oorlog fpelt met Engeland.** -^
m wa( , ooriog i I Heel wat aérs beduidt dat Frapscb parooltje*
. 1, Als jQ je buur in nood of naarheid zien,
n Dan laat je 'm in de fteek , en (looft hem nog een kool^,
n En zegt: Ik moei me met eens anders zaken niet*
^ Dtc is mn-intfrvtntU ^ Piet!**
Piet keerde naar zijn buis ^ en lag gerust te flapen.
Maar , midden in den nacht , daar klopt z\jn buur hem op*
^ Heil buurman! fla iq^ h\^\ Qreng (lok of knoda of wapent
j9 *k Heb dieven in mijn huis. Op ! help me ^ buurman ! op f*
Piet fpringt ter bedfteé uit , en 9eemt ^eu ladder ^ede*
Hy ziet de dieveoi Ir zijns buur^ana raam ,
En ^ftelt de ladder neer; -r^. zv klimmen naar beneden,
n Wat , fchurk ! is dat uw hulp? *k Vind uw gedrag infaam f*
Roepi Du 2(jQ buurman uit bet raam.
n Vergeef me, buur! Een fchnrk? Ik ben een Excellentie;
n *t Was niet zoo kwaad gemeend; het is non^ifiteryentie^
V. p. H.
MENGELWERK.
GEDACHTEN BIJ DB VIERING VAN HET KERSFEEST
IN HET JAAR I830.
T.
oeo de Heiland der wereld geboren was, zongen.
Engelen een lied, hetwelk door herders in Betblehems
velden gehoord werd , en waarvan ten* minde enkele ge*
deelten of hoofdtoonen in hun geheugen gebleven,
aan andere perfonen medegedeeld , door den H. Lukas
in zQn Evangelie bewaard , en zoo ter onzer kennisfe ge-
komen zqn« Terwijl wij nu in dit jaar zoo vol verTchrik^
kingen, oneenigheden, oproeren, oorlogen en geruchten
van oorlogen , wederom het feest van Jezus* geboorte
vierden , hoorden w^ onze kerkgewelven van de bedoeU
de hoofdtoonen des Engelenzangs weergalmen; w^
hoorden de woorden: Fr e Je op aarde ^ 4n dt men^
fchen een welbehagen f als eene (lemme Gods onder ons
klinken. De ftrijdigheid van die woorden ^ met hetgeen
wij in deze dagen op aarde zien gebeuren, trof mg, en
deed mQ befluiten , de gedachten , die daardoor in mQ
verwekt werden , op het papier te ftellen , in de hoop ,
dat, wat ik vertroostends voor mijzelven uit mijne over-
denkingen putte^ welligt voor anderen mede iets troosf
rgks hebben mogt.
Vrede op aarde I zongen de Engelen , toeii Hfl , die
de wereld met God verzoenen moest, in hetyleesch
verfchêen ; en toen diezelfde Perfoon zich bezig hield
met z^n werk te volbrengen , en als Leeraar het ge-
licele Joodfche land doortrok, betuigde Hij: Ik ben niet
gekomen om vrede te brengen^ maar het zwaard. On-
vereenigbaar zfln waarlijk de woorden van de Hemelbo-
den met die van den Heiland , ja zij ftaan in volflagene
wederfpniak met ^elkander, zoolang men dezelve aan-
merkt als op dezelfde zaak doelende en hetzelfde
tijjdperk betreffende. Maar inderdaad ligt de fchuli
BffiNGELW. 1831. NO. S. D ~
^6 GEDACHTEN
vaiV dit oDvereenigbare en van die *tegenfprai)^ alfeén
bij de menrchen , doordien zij veel te veel alle denkbeel-
den van geluk en vrede te buis brengen op deze aarde,
en niet genpeg hun leven alhier in verband (lellen met
hun beftaan hier namaals, en hetzelve befcbouwen als
daarmede één geheel uitmakende. Frede op aarde t
Ja, Heer Jezus, toen Gij, na de hemelen verlaten jté
hebben, en van uwen troon aan *s Vaders regterhand
afgedaald te zijn , de gedaante eens dienstknechts , ^n ,
hoewel Gods Zoon zijnde , het vleesch hadt aange-
nomen , .om de zonden der wereld weg te nemen .'^
toen kónden de Engelen met alle regt ' die woorden
juichende en zich over ons verblijdende zingen; want
uit eenen nacht van dwaling en ellende wéfd ons ge-
flacht verlost, de angflige onzekerheid aangaande ons
toekómftig lot verdween, en de lieilrijkHe uitzigten bij
ons yerfcheiden werden ons geopend. Een' wrekendén
en over onze zonden vertoornden God behoefden wij niet
langer te vreezen. Gij waart het lam, dat voor ons
ftond geflagt te worden, en ons, door het offer uwer
liefde.., den weg baande tot een' verzoenden Vader in de
hemelen. Vrede op aarde! bevrediging .tusfchen den
almagtigen Schepper , van wien het menschdom door
de zonde was afgevallen, en in een' (laat van ellende
gedompeld , waaruit het door niets anders dan uwe zelf-
ófferande té redden was , bevrediging tusfchen den Schep-
per en het mondige menschdom -^ dat zoudt Gij te weeg
brengen. Maar Gij waart een teeken ,. dat wederfprok'eq
zou worden; de uitbreiding, de vestigingen de alge-
meene aanneming van uwe leer zou de oorzaak wezen
van' vele oorlogen , van bloedvergieten door het zwaard ,
Van langdurige twisten en bneenigheden. Alra^ nadat*
liwe gezanten , door het ontvangen van de gaven dés
heiligen geestes , moeds genoeg zouden' hebben bekor
men , om uw woord té verkondigen en in uw kriiiii'
openlijk te roemen, zou de* vrede in den fchoot der
huisgezinnen geftoord worden, en zouden de vervolgin-
gen beginnen tegen uwe getuigen en tegen de door hen
BQ OK VIERING VAN HSTT KBRSP£BST. Af
giefticbte gemteneeB; later zouden er fcbeuringen in de
kerk ontftaan^ zoodat de vérTchillende partqen elkander
te vQur en te zwaard zoolden pogen te verdelgen. De
Paufelqke magt^ daarna fc^ljnbaar flevig gevest!^ künj*
de^ zou 9. door fcbrikkelijke pisbruiken onder de die-
naars van uwe Godsdienst zelve ,' aanleiding gevènf-^pit
eene hervorming « die al wederom (Iroomen blo^ zo^
doen vHeten* Die hervorming , eindel^k , m>t verfchil-
lende wgz'gingen door eene groote menigte uwer beli}-
éers aangenomen, zou dezen blootftellen aan de woede
hunner tegenpartijders ; brandftapels zouden ten hunnen
Terderve opgerigt worden ; Koningen zouden tot hunne
verdelging of zelve het zwaard aangorden, of het aan
tutnne krijgslieden in handen . gaven. En , behalve dit
alles 9 zou een blinde ijver voor. uwen naam de Cbriste*
iten, wier ondericbeidend kenmerk liefde behoorde te
'Wezen 9 aanzetten, om als beulen te woeden tegen, na-
tünrgenooten , die niet in de gelegenheid waren geweest ,
ü te leercn kennen. '
Opent de gedtnkfchrtfteci van oudere en nieuwere t^
tien , gij allen, die meer inzigt in deze zaken verlangt;
gQ zult vinden, dat alwat ik heb aangeftipt in waarheid
gebeurd is; en vrat nog gebeuren moet, eer het Chris-
tendom onder alle volken verbreid en allerwegen aange*
nomen zipi zal, zoodat de betuiging van Jezus, dat
'HQ niet gekomen is om vrede op aarde te brengen ^
maar het zwaard , op nieuw bewaarheid worde -^ wie
eal dat bepalen? Uit het' bovenftaande volgt nu, mqns
-inziens ) dat, indien wij den uitroep der Engelen:
Frede op aarde ! willen toepasfen op dezelfde tijden ,
waarover Jezus het zwaard vD<»rfpeld heeft, wij eene gro-
ve dwaling begaan; msiat dat de fdbi^bare ftrydighoid
van het gehoorde door de loerders met bet door d^
'Heihnid gefprokene geheel wegvalt, wannepr wq alle
de jaren en eenwen, gedurende- welke krgg en verwoes-
ting de aarde bedroefd hebben en nog bedroeven zuï-
ki^, als met het oog van Hem nfmeten, voor wicn
één dog Is als duizend jaren en duizend jaren zijn als
D a
48 OEDACUTBN
één dag, en alzoo, de woelingen der wereld .als niets
ichtende , tijd en eeuwigheid té zamen verbindoi. Fró^
de, op aarde wórdt dan bevrediging van Gbd met het
inenscfidom, zoo al niet zigtbaar, dewQl de menfchen
aan het zwaard en aan velerlei diende hier beneden
zulten blootgefteld bHjven» en er zelfs door Jezus'
verfcbijning nieuwe oorzaak tot oorlog gegeven 'is, maar
ïn daad en waarheid; een vrede voor ellceen, wel
niet volkomen te genieten , ^ zoolang dit korte leven op
aarde duurt, maar na onzen overgang in eene betere we-^
reld. Vóór Jezus^ komst verkeerden alle menfchen in
de naarde onzekerheid aangaande hun toekomftig lot; de
grootfte w^'sgeeren zelfs hoopten, vermoedden ^ maar
durfden niet^ vast vertrouwen , dat er na dit leven eea
ander leven wezen zou* Niets was dus natuurl^er,
dan dat de genieturgen der aarde en de t^delqke belan^
gen alles voor hen waren; welligt, meenden zij, wachtte
hen vemietighig aan gene zijde des gi^fs ; eene aaneen*
fchakeling van tijd en eeuwigheid was dus onmogelijk ce
vinden ; en had hun" eene hemelfche (lem toegeroepen :
Fr ede op aarde! zQ zouden tot vertw^feling ^komen
zQn , indien zij nogtans het zwaard hadden zien blq*
ven woeden. Maar wij, die door de verrijzenis en de
beloften van onzen Heer de zekerheid van onze eigene
opftanding hebben, blijven willens blind, indien wqnlet
erkennen , dat ons eeuwig leven met het uur onzer g^
boorte begonnen is, dat tijd en eeuwigheid oiet van
elkander gefcheiden zijn, maar één geheel uitmaken, oi
dat dus , 'welke beloften ons gegeven zijn , dezelve ver-
vuld zullen worden , is het dan niet hedea of morgen ,•
niet zoo lang wQ het licht dezer wereld. aanfchouwen*,
dan toch eens b het onmetelQk t^vak van ons beftaan.
Frede op aarde I De Vredevorst, die de aarde. (oJf de
zeddqke bewoners derzelve, de menfchen) met den Schep-
per verzoent, is geboren! konden de Engelen zingen,
en: /* ben nh^ gekomen om^yrede te. brengen^ maar het
zy^aard^ kon Jezus zéggen; en^ naar onze ij^fchou-
wing, ftoot het ^ene hèt öidere geenszins ^mver. O!
AQ DM, VlBRtNO VAN HAT &£aSHEST. 49
laten vrq ons dan verheugen, hoewel d^ oorlog om ons
woedt ; want eeos zullen wy erkennen , dat de £ngekn ,
zoo wel als Jezus eene waarheid verkondigd hebben.
Afaren- er nog meer bew|J3eQ noodig, om ta tponen»
dat de woorden der Hemelbod^n niet moeten opgevat
worden in dien zin , alsof na hunne aankondiging vaff
vzede geen oorlog meer opde wereld gezien zou wof«
den 9 ik zou voor m^ die bewijzen vinden in hetgeen
Jezus gezegd heeft : m^'a Koningr^'k is niet yah deze
wereld^ welke woorden, mijns inziens, zoo veel bedui»
den als: „ Schoon ik verfcbenen ben om den meofcben
y^ den weg ter zaligheid aan te wijzen , zoo zal daarom
„. de wereld , wat het uitwendige betreft , geene veran* •
„ dering ondergaan; de loop der dingen zal blqven gelgk die
„ was, en bij den veelvuldigen tegenlland, dien mijne.
„ leer zal ontmoeten, zullen eene menigte gellachten voor*
^ bijgaan, eer alle knieën zich zulkn buigen in m^en
y, naam. Maar degenen , die , in my geloovende , hun»
„ nen aardfchen ubemakel afleggen, zullen, op eene.
^ nieuwe loopbaan voortgaande , my in m^n geestelijk
„ Koningryk aanfcbouwen/' In dat Koningrqk zal dan
ook ongetwgfeld vr^ heerfchen, en z^, de nu ver*
Iieermkte aardbewoners, wien. die vrede aangekondigd;
was , zullen ddir denzelven genieten. BlQft men, even-
wel gehecht aan^ eene letterlijke opvatting van de meer*
malen aangehaalde woorden uit der Ëngeleq zang ^ zoo
geef ik toe, dat de vrede op aarde zal kunnen gezieq
worden, wanneer de vervulling der voorzegging van
Christus' wederkomst daar zal zijn; maar dan zal men
toch ook met mij moeten toekennen , dat die vervulling
niets afdoet voor ons, die waar&hynlyk nog zeer ver af
van dat tgdftip leven, en dat, indien men geene andere
uitloging aan de bewuste woorden geeft, zij voor ons
al bunne vertroostende kracht misfen.
£n nu het tweede lid van den £ngelenzang: in de
menfchcn een yfelbehagenl O groote God! als ik ge^
tmge ben van zoo veel fnoods , van de zegepraal der
ondankbaarhdd > der meineedigjieid , der verraderij ; waori
50 G^DAG»TBN
oeer ik menfchen tegen menfchen in het harnas zie Amd;
wanneer ik geheele volken ontwaar , die eene billQke on-*
dergefchiktheid aan de wet of aan den Vorst voor een .
dwangjuk uitkrijten, en eene vrijheid prediken, die niets
dan losbandigheid te weeg brengt, en natiën en bijtonder»
peribnen ten verderve fleept — hoe kan ik dan gelooven,-
dat Gij, de Heilige, een welgevallen hebben 'zoudt in
f(Aieprelen, die zoo regtftreeks in tegenfpraak met uwe
geboden handelen; • in eenë wereld , waar de zonde zoo'.
fchaatnteloos het hoofd opfteekt? O, hèt is m^ als
ware het eene Godslastering', in oogenblikken als de te*
genwoordige , den Engelen na te zeggen , dat Gij in d»
menfchen een welbehagen hebt! — Maar toen die woor--
den door de Hemelkoren gezongen werden , hoe was het
toen met het menfchelijk geflacht gefteld ? Waarlgk niet*
beter , ik geloof nog erger , dan öu. Wat zou er omtrent'
dertig jarai , nadat die woofden door de herders gehoord-
waren, (en Gfl wist het) gefchieden? Jezus Christus
zbu aan het kruishout vastgenageld Worden en den finar«.
telijkften dood fterven , door toedóen van verraders en
huicheharsi Verre van ons dan ook hier eene te eng-
beperkte toepasfing der geoielde woorden , alsbf zij op
eenig bepaald tijdftip , op eenig bijzonder geflacht onder
de tallooze geflachten der menfchen alleen betrekking
hadden. Jezus' geboorte zou dienen tot heil van het al-
gemeen in de ruimde beteekenis , voor allen y die iinds
de fchepping der wereld gelerfd liadden, of immer leven
zouden. Zijn zoenoffer , dat zou gebiagt worden , had
in Gods oog eene zoo hooge waarde, dat Hij daarom
al het kroost van Adam als rein van zonde wilde aanmer»
ken, waardoor Htj op nieuw een welbehagen in de men*
fehen hebben kon. Als gewasfchenen in het bloed des
lams , als gezuiverden van de fmetten der zonde, als in
genade aangenomene kinderen , ftonden de millioenen aard-
bewoners, die geweest waren, die toen beflonden, en
die immer zijn zouden , voor het oog van den Oneindi-
gen, toen Hy door de Engelen liet verkondigen, dat
HQ m de menfchen een welbehagen had. — O , verdw^kie
BIJ DB VIERING VAN H&T KERSFEBST. jt
jdan pok uit onze oogen alwat de fch^jnbare triomf des
^«ads . eo alle de woelingen der aarde oorustbarendd ,
jpec qpsjgt tot Gods welbehagen aan ons , hebben mo-
gen; vertrouwen wij onwankelbaar op , en gelooven wtj
iModvaatigUjk aan de woorden, die ons uit den hemel hij
4c geboorte van den Heiland toegeroep^ ztjn! 'Maar
wenden wjü evenwel onze gerustheid niet aan tot eene
beBloo^e verflapping in het goede , en gedenken wij fteeds
Jifetaan: dat, fchoon Gods genade Hem genegen maakt ,
ZQn welbe|iagen over het ganfche eienfchelljk gedacht uit
te ftrekkeo., de genen, die de waardigfte navolgers van
Jezus Christus zijn, en het meest zijne bevelen in acht
nemen, boven de afvalligen en verwaarloozers vah 's Hei-
lands lesfen, den Vader in de Hemelen welbehageUjk
ogn* Sü bier , o dierbaar land mqner geboorte ! o kleine,
miskende en verachte plek gronds! hier Vertoont gij u
aan m^e verbeelding als hoogst benijdenswaardig. Rond-
om ons , ja ^ is de toorts des oorlogs ontdoken ; b^na
geheel Europa is door partijfchappen verdeeld; hier. fto-
k^n Jezniteo het vuur der tweedragt aan , daar zoeken
onverlaten zich op de puinhoopen van orde en welvaart te
verheffen , en ruijen het misleide volk tot moord en pionder-
2ucht op ; ginds heerscht het goddeloosfte ongeloof, of mis^
vormt het domfte bijgeloof de zuivere leer van het Evange-
lie ; elders zwelgen derijken , terwijl hunne verarmde broe-
ders hulpeloos van ellende omkomen. En welke is,
behoudens veel gebrekkigs en verkeerds , in> het algemeen
de houding van het oude Nederland? Vrede en eensge-
ftindhdd heerfchen er. Getrouw aan eed en pligt ge-
blevene kr^gslieden , met duizende dappere jongeluigen ,
die Asnd, beroep en ftudiën voor de dierbare raak des
iwderlands verlaten hebben , gepaard , (laan op de gren-
iMn, gereed om het voorbeeld te volgen, dat r^edste
land en ter zee gegeven is , om moedwillige muiters^ jn
toom te houden. Roomfchen en Onroomfcben fcharen
zich rondom den troon van den wenigen Vorst ; om
dien te fcbragen en te befcheriben. Niemand zoekt eene
overmatige verheffing, t^ koste van het algemeen. Tot
5^ GBOACHTKN
ililbek} eo gaarde afwachting vao de uitkomst der za*
ken wordt allerwegen het volk aangemaand , en het volk
blQft (lil en bedaard. Ongeloof en buitenfporig b^g^
loof — indien die monftera al hier of daar beftaan —
bedekken hun afzigtig gelaat , en houden zich fchuil ;
terwijl de zuivere leer des Evangelies ongeftoord gepre»
dikt, m door duizende opregt geloovigen aandachtig en
eerbiedig aangeboord wordt. De rijken doen aflland vaA
veel 9 wat weelde ademt , of tot by zóndere vermakelQk*
lieden aiideré zou z^n befteed, en ftorten dagelijks fchat^
ten in de kasfeQ van het land , van de hospitalen , vaa
4c armbefturen; zij zorgen, dat de huisgezinnen der
uitgetrokkene verdedigers van den vaderlandfchen ffond
onbekoDunerd voor hun beilaan de terugkomst dier bra*
veo kunnen verbeiden ; dat het de zieken en gekwetOoi
aan geene verkwikkingen en hulpmiddelen ontbreke; dat
de onder de wapenen ftaande krqgsman de winterkoude
kunne trotferen; dat armoede en ellende, waar die nader«>
bij zich vertoonen , leniging ontvangen. O dierbaar Va»
derland , hoe eerbiedwaardig vertoont gij u aan mija oog 1
£n God, die alles kent en ziet ,^ zou H^ u niet met
welbehagen aanfchouwen 9 Voorzeker ja i Herdenken irij
dan met een opgeruimd gemoed, wat eens de Engdeii
zongen « en nu zoo onlangs ons nogmaals in de ooren
geklonken heeft. Neen , het is voor ons geene Goda*
lastering, hun na te zéggen: Fr^e op aérdt^ inde
mtnfcb^n, <^ "tfclbchagm ! Het moge rondom ons (lor*
men ; het oorlogszwaard moge in onze nabijheid uit <le
fcheede getrokken z|jn : eens , in den oneindigen duur
van ons beftaan, zullen wij den vrede zien beerfchen;
eo mogen wQ ons nu reeds vleien , dat God een wel-
behagen in ons heeft , eens zullen wy , mit» getrouw in
<»ze pligtsbetracbting , ftandvasdg in de deugd en on-
wankelbaar in het werkdadig geloof, dat welbehagen zien ,
en er de zalige, nimmmer eindigende, genieting vanlieb-
ben; terwijl w^ dan, verzoend met al wie ons op atrde
kwelden, ons onuitfprekel|jk zullen verheugen in de
overtuiging^ dat Gods welbehagen , door Christus* komst-
«Jff DE VIERING VAN MJIT KftMFBEST. 53
cn opoffering voor de menTchen verkregen, niet ons
aUeen betreft, maar geheel bet nageflacbt van Adam.
VJLUGT1G£ CSDACHTBNt OV£R DBN ALOUDBN STAAT
OKR RIVIEBJKN IN DB N£0£RLANJ>£N«
Door
M. G, BB^BRINOK ,
Hoofd '^Ipge^üur yan den Waiufiaat in de Prr^imië
Zuid -Holland.
Mr de Christel^ke jaartelling E^n geene befcheideQ
bekend, waaruit men over de gelMdheid der Rivieren
10 de Nederlanden zou kunnen Gordeelen \ hoeseer haQ
buiten twQfel is , dat toen reeds de Kifn en Maas door
dese gewesten hunne wateren naar den Oceaan gevocnl
hebben. Aan de onbeTcbaafdheid der toenmalige bewo-i
ners van deze ftreken is dit ftilzwitfgen toe te fchi^vsn ^
en indien men iiet durTt wagen, door waarfch^mke.gis^
fingen, die wdligt nimmer een belder refultaat «iHen
opleveren, eenig licht over den loop ea het <»iderlii^
verband der ftroomén in ons Vaderland te verfprdden»
zj^ wij zulks, bij gevolgtrekking, alleen aan de JU*
meif^ehc Gefchiedrchrijvers verfchuldigd , die echter die
onderwerp niet dan ter loops hebben behandeld.
De Historie gewaagt eenigzins duister vaneenen vloed ^
üit omtrent iio jt iii jaren vóór onze 'jaartelluig zou
hebben plaats gehad, en waardoor de landengte tusfdiei^
Douvres en Calais zoti z^n doorgebroken.
Al zweeg ook de Overlevering of de Gefchiedems van
ecnen dergeliijken vloed , die gewoonlijk de Cimbrifche
genoemd wordt, de Wetenfchap zou zoodanig iets bebr
ben vermoed, daar het onbetwistbaar zeker is» dat in
Jbet lagere gedeelte der Nederlanden ontxettende gebeujc-
5^ ALOUDB STAAT. O^R RIVJ^IVEff
t»i|i$ren. moeten bobben plaats gehad ^ die niet aaders-
dw.dopif.groote werkingen der Natuur verklaard Jcuoivin.
worden. Ik bedoel de overbiyffelen van bosfchen , die
men allen^gen in de Provinciën Holland^ Oyerifsfel tii
Drenthe onder de^^veenen' aantreft, en die d^id^lfflc he^.
wijzen, dat eenmaal eene grootc overftrooming heeft
plaats gehad ;' waardoor al die wouden onder deii vöet
zijn geraakt. De ftrekking der boomflammen ^^ die bijna
overal ééne en dezelfde hemelftreek aanduiden , geven te
meer gronds, om te vooronderflellen , dat eene over*
ftrootning en geweldige werking van het water de oor-
zaak is gewieest van dat ontzettend natuurverfchqnfel ,
mttibi} Beker . alwit. kefdt, zoo wel menscb als dier v
is omgekomen.
Is het waarheid , dat bij dezen vloed Frankrijk ^
Engtiund van elkander zijn afgefcheurd, gelijk fabijnt
te blijkdn uit de overeenkomst der kusten van beide Rg-t
ken,' das is bet onbetwistbaar zeker ,. dat de Oceaan,
door een* zoo veel korteren weg op 4^ Nederlanden
aangefvaeid , -daar eene oogenhlikkel^ overftrooming
moet hebben daargefteld , van welker kracht men zich
geen denkbeeld kan vormen , doch welker gevolgen zi^b
bQ het opdelven der veenen duidelqk doen ontwareo.
' Zoo wel door de Gefchiedenis als praktiiche Weten*
fthap gekerd, kan men vasdlellen, dat eert^ds do
Noordzee, langs. de kusten der Nederlanden , in opper**
vlakte btger is geweest dan thans, en het land aanmer*
keiijk boven die oppervlakte heeft gelegen. De navol<*
gende opmerkingen zullen genoegzaam zijn, om zulks
'te betoogen:
* VtJór den CimbrifchenMo&ii^ en de daardoor veroor-
Maakte affcheiding van Frankrijk en Engeland ^ was de
Noordzee niet anders aan te iperken , dan als eene Bin-
nenzee , zoo als thans de Zuiderzee der Nederlanden ,
eti'de hoekte derzelve werd bepaald door den oppervlak-
kigen ftand van den Oceaan aan de noordelijke kusten
van Schotland^ waarde getijen, volgens de algemeene
wetten der aantnskkingskzacht , niet alleen geringer z|}n ,
IN BI NEDERLANDEN. Jfj
«BMT fratr ook het .^mter, doax^. Biplst^ag dar^iarde'
naar de polen , minder van het •middelptmt der ^isirdt.
vennjdftrd, en dus betrekketijli.kger is, dan aan de
zuidelüfce kaften van j^ngeland*
Ma dk d^kbee]d laat zvAi overeenbrengen , dat zel£B
is alcMide tijden die ]anden , welke thans onder het op*<
pervlak der zee gelegen zijn en door de kunst moeten ^
wórden droog gehouden , voormaals door de Natuur
bewoonbaar waren , en men vóór den aanleg der bedQ-
kingm op dezelve gebouwen (lichten konde, waarvan
de overblxjffelen , diep onder de oppervlakte der zee i'
ten huidigen dage nog. kunnoi wórden waargenomen.
Want offehoon het buiten twijfel is , dat deze gedicht,
ten na den Cimbrifchen vloed zijn aangelegd , kan ineu
veilig- aannemen , dat de Noordzee, door de afTcheiding
van beide Rijken^ niet plotfelijk die hoogte- bereikt heeft ,»
welke dezdve thans bezit: het Iaat zich integendeel ver-*
moeden, dat de opening, in den aanvang zeer^gering^
naderhand door de ftroomoi is verwijd en verdiept^
zoodanig dat de waterfpiegel langzamerhand is verhoog ^
en de Romeinen^ of andere Volken, nog Eeuwen na.
den vloed landen bewonen konden , welke thans onder,
hét oppervlak der zee z^n gelegen*
De duinen fangs de kusten der Noordzee z^n waar-
fcbijn^jk hun aanwezen verfchukligd aan het flaauw af*
hellend ftrand , hetgeen , vóór den vloed minder df in
het geheel niet aan de getijen zijnde blootgefteld , door
aanwaaijing van de zandfloffen konde worden opgelioogd^
Het ontdaan der veenen zou men insgelijks aan den
Cimhrifchen vloed kunnen toefchrijvcn , door te vooron*
derftellen , dat het water , de valleijen bedekt hebben,
de, door gebrek aan uitlozing, groote vlakten in moe»
rasien heeft herfchapen , waarin waterplanten groeijende
^ verrottende, dezelve van lieverlede tot uitgeftrekte.
veenen zijn geworden. • Deze vooronderftelling heeft- 1&
meer gronds, wanneer meq bedenkt, dat, volgens. bet
gevoelen van de meeste deskundigen, de veenfpecfe uit
niets anders beftaat dan uit verrotte wateiplanten , die
54 AL0UO& STAAT 0£& UIVIBRBN
zich ZOO lang ophoopen , tot dat zQ boven de oppers. *
^^akte van het water komen , en dan het veen vormen.
De meeste hooge veenen in » Oyerijsfcl en Drenthe *
liggeYi met derzelver oppervlakte bgna waterpas tusfchen
heuvels mgefloten , en bewezen dus duideiyk , dat het
water de oorzaak is geweest van hun aanwezen » waar* l
toe Eeuwen tyds zijn gevorderd geworden.
Vóór den t^d van den Cimiri/cAen vloed moeten de
Rivieren een fterker verhang naar zee hebben gduui ^
en moet de loop derzelven iheller dan thans zyn ge*
weest.
Uit den oppervlakkigen Hand der landen , £e onder
de veenen bedolven liggen, eadie voormaals met mt«>'
geftrekte wouden bezet waren, te oordeelen, moet de
watèrfpiegel der Noordzee vóór den vloed ^aanmerkelQk
lager z^n geweest dan thans. Het is meer dan waar»/
fchijnlijk, dat, eer deze gebeurtenis plaats had, geene
Meren in de Nederlanden aanwezig waren , en dat he^
Meer Flc9o^ nu de Zuiderzee^ deszelfs tegenwoordige:
diepte üi aanmerkmg genomen, in aloude ti^jden met:
den bodem boven de oppervlakte van doi Oceaan is ver»
heven geweest.
TQdens de Romeinen met hunne krijgsl)enden het Eh
land der Batavieren afliepen , Tcbynra dezelfde monden
der Rivieren te hebben beftaan als thans; ten minfte
men zou uit de Gefcbiedenis geenszins het tegendeel
kunnen bewigzen. Wanneer men bedenkt ^ dat éi^R^u,
en Maas te dien t^de dezelfde hoeveelheid waters afvoer-
den als thans , en er in dat t^dvak geene bedijkinge^ be*
ftonden, dan valt het gemakkelgk te begrijpen, dat in
den winter, b^' gsgang en hoog opperwater, de geheele
landftreek onder het water moet z^ bedolven geweest,
gelijk ook <ioor de Gefcbiedenis bevestigd wordt .(^^« ,
Daar nu de Nederlanden overal vlak en effen liggen ,
en, behalve de enkele beu velachtigfs gedeelten van:G^/-
derland^ Utrecht en Oyerytfel\ eene zachte afhelling
XO TacItus, Kamtinfohe CefMedenirfeni 5de Ooek..
zee hebbeo^^zoo is bet niet te verwonderen 9 dat,
behalve de Hoofdrivier, eene groote menigte van kreken
ffijii oDtflaan , die het water naar zee bragten. Het komt
derhalve geenszids vreemd voor, dat na den Cimbri^
fehcn vloed, waardoor de wateren, zoo fterk werden op*
gezet y de Maas gemeenfcbap met den R^'n heeft ver-
kregen, en zelfs de Schelde met de Maas voortijd»
daardoor is yerèenigd geworden, gelyk uit de fcbrifteo
vin jULius CBSAR fchijnt te blgken. Ik ftel mQ
derhalve voor, dat van oude tijden d^' Maas hij St^
JlndrUs met de Waal is meengevloeid : want bet on&*
flaan van de verfchillende gaten, waardoor zulks heeft
plaats gehad, is ten e^emale onzeker; en, uit oude
kaarttn te oordeelen , zou men geneigd zijn te gelooven-^
dat, mafbeeks het jaar 800 na de Christelijke jaartel*
ling, deze vereeniging reeds heeft plaats gehad.
H^ zal alhier m'et ongepast zQn , eenige bedenl^ingen
in het midden te brengen, wegens den hoofduk van
den ti^n in oude t^den. — Tot hiertoe is daarvoor
altijd aangenomen de Rivier langs Jlrnhcm , Wijk b^
Dutirfiede , Utrecht , Leydcn en Katwyk , welke den
naam van Ryn (leeds behouden heeft. Dan , de Heer
p.8WAaTS,in zijne Ge/chied- en Natuurkundige
Offifwegingen ^ betrekkel^k de Rivieren den Ryn^ enz.
beeft tot hoofdtak van den Ryn de zoogenaamde GeU
derfche Vallei gekozen, waardoor de Rivier op het
Meer Elevo uitgewaterd, en alzoo een* meer (hellen loop
aou gehad hebben dan de Waal^ hetgeen zoude blaken
voon|}ds bewaarheid te zqn door de opmerking van ta-
cii^us, wegens den fnellen ftroom van den noordelQ-
ken je^lo-arm. langs Gtrmanie^ en de zacht^e afvloei-
jiog ^an de ^^^/ langs den Gallifchen oever.
. . J)e Heet k a a 9^ n h o f p heeft zyne goedkeuring ge-
h^ht aan dit denkbeeld , en ftaaft het door berekeningen
ar^eps het. meerder verval, dat de Rivier op h^t.M^r
FUffo zoude gehad hebben , dan op de Noordzee (f). ^
(•^ Freeye van het Ontwerp tot feheiding der Rivier ie
m»l en BeyiB^Maas , bhidz. 84.
j8 ALOUD£ STAAT DBR RIVIEREN
Ik' kan mij tnet deze denkbeelden geenasitaa' tencsigm^
oöir dje Volgende redenen: . ^ • -f
Hi^ervoren heb ik opgemerkt, dtt véóx dm OhnUdt^
fi^hen^ vloed het Meer Plc^o waarfchijnlglc niet beeft, bé*
ft{l»). Raadfileegt men de Gefthiedenis , dan kont het^.
zelve eerét na déi^n vloed voór, en. de. giafing^ dat dit
Meer van lateren oorfprong is, kan dua op gefchtcd*'
kundige gronden niet worden tegengef^roken. Hec bl^
verder , dat eenige Geleerden , waaronder de Heer al^
TiNG, uit -PLiNiua, POM'PóNius mela en wt^
der^ , hebben betoogd , dat het ontftaan der tegenwol»*
dige Zuiderzee niëtïs anders ia dan eene inbraak dêlr
Noot'dzee tnafchen de kusten van Holland en Vriesland^
welke zich waarfch^lijk met htit Meer /V^^ heeft vefi-
ednigd; De tp, wanneer zulks beeft plats gébad, ligt
in het duistere, doch eenigen meenen in bet Jaar 366^
anaeretl in Ï169, en wederom anderen in f 400 of 1411
van lonze jaartelling; terwijl de Heer s&tiDs (♦) oöii-
deelt , dat de watervloed van het jaar 1170 deze Sinnen^
tee Iteeft doen ontdaan. Is nu de tegenwoordige Z\Am
derzee van zoodanigen laten oorfprong, dan kan, Id
vorige tijden, de Groote R^'n daarin onmogelijk ifl*
ne' wateren hebben . uitgeftort ; en wilde men bewe-
ren, dat het Meet Fle9o zelfs vóór den Gmlfrh
/chtn vloed zou hebben beftaan , en bij het P'lic met deo
Öèeaan gerteénfchap gehad , dan voorzeker zou hfet vet*
viT van den Rtjn miiider ztjn geweest dan eenige an-
dere kivier der Nederlanden^ wijl men alsdan genood-
zaakt zou zijn, deszélfs mond aan het Vlit ke ftd-
'len; iets, hetgeen de opmerking van TAorru'a zoude
lögenftraffen.
Om het gezegde van dezen Schr^ver overeen t6 brön-
-^gen met den (laat der Rivieren , ten t^e dat die aai^
'merking gemaakt werd , behodt men z^e to^vlugt niet
te nemen tot het verhang der Rivieren: want zulks
is* niet altQd de oorzaak van meerdere fiiélheid; terwyi
(♦) Schatkamer der Nederlandfihe Oudheden^ bladz. 331,
IN DE NEDERLANDBNé " 59
dr dte^te èn ifAioud van doorTnedë ooit tèrdie0^^v^(Ue
i)i] de berekening derzelve in ianm^rkitig kometi^ ■Sttit
men nvt den R'^'n als hoofdtak, en de fFoai 'd\}A UjtsEfc^,
1tet<rélk t6t nog toe door niefnbnd i& betwist gëwoipBciiv
dan vak het niet zeer niodjelijk. te begrijpen, datvdfe
'Hoofdrivier eene meerdere fnelheid 'heeft gehad óM de
kleinere atjtak (♦), en 'dat dus de opmerking vail rü-
ciTus daarop kan worden toegepast. ^ . ■ • : .^
Uit- het verzatoden Van den ouden R^ff-mond b^ lCap>
vijk kan men geenszins het béfliiit o^»aketlV dat'dsuÉr
ter plaatfe niet de voomaamfte uitnrondii^ des il^Vtj iJë-
ttaaiï hèbbe ; integendeéV wordt men gedi'ongen, ^ófics-als
een bewijs té meer daanöe $an te metken; Tröuwenls
fiet ife bekend, dat, hoe meer flik eene Rivier" af-
voert, hoe meer zij zal aanlanden. Daar nu de hoofxttak
des Rffns het meeste water, dus ook het meeste flik
zal hebben afgevoerd, is het niet te verwondereil , dflt
hét bedde , langzaam verhoogd zgnde , eindelflk is ojSge-
droogd en geheel verzand geworden! • '
' Een dergdgk voorbeeld levert de uitmonding des GeU
dtrfchtn IJsfels op. De eigenlijke groote mond- dezer
•Rivier is het Regterdiep; At over^n\ zoo èls 'Tlbt
-Néordcrdiep ^ Ganzendiep tvk de A'^/^r/, z§ir bqtakkfen ;
'doch dé eerfte is zoodanig verzand , da'c geene icrhépen
'dezen mond kutmeri bevUren , terw^^l aHéen op dé'bij«
takken de verèischte diepte gevonden wordt, om de vaar-
tuigen vlot te houden. .: . . ,
■Toetst men de {lellhig van den Heer swARts aknTdfe
Gefchiedenis , zoo vervalt men in zwarigheden, waarvan
éenige'niet gemakkelijk en andere ehWog^^]k kllniMb
'Worden opgelost. " » ^''
Hét is namelijk zeer waarfchijiilijk ^ dat , iüdi^n 'de
groote Jty«.(lroom voortqds op een binneiitendsch Meer
bad ukgewaterd , al de oude Schrijvers^ dié (^merkelDke
. O Hec is genoegzaam bekend» da( de,.X^«/ twX W ^
inbraak^ van , den ZüiirH^llmndfehtn Wa0ré Isvenaagend iga>
wardeo.. . .
6q AtiOqOB staat oer RiVlERElf
bQEOdderheid niet zouden vergeten hebben op te teeke-
oen; en nogtans geven alleen plinius en p« hbla^^
o{> eene zeer dubbelzinnige wijze 9 aanleiding, om dit
denkbeeld aan te k}even , terwijl julius cbsar ea
TACiTua daarvan geen het minde gewag maken.
Men kan verder eene daadzaak , die de Gerchiedenis
verhaalt, en aan welke niemand tw^felt, onmogel^k j^ver»
eenbrengen met het denkbeeld , dat de Kifn op het Meer
Flér^o zgne wateren heeft uitgeftort« Ik bedoel de daar;»
Helling van de Graft van drusus germanicus^
4en einde van den Kijn eene gemeenfchap te openea met
dit Meer, voor het vervoer van Tpldaten en kifjgsbe»
boeften; want alsdan zou men het groote werk, door
den genoemden Veldheer tot (land gebragt, als g^
heel ondoebnatig móeten doen voorkomen , daar deze ge-
meenfchap door de Natuur reeds beftond, en hiertoe
geene kunstmiddelen behoefden aangewend te worden.
Op deze wgze het tot hiertoe bekende en algemeen
aangenomene gevoelen aanklevende, dat de Kyn in
vroegere tijden by ' Katmjk in de Noordzee hebbe uit-
gewaterd , ftel ik mQ deze Rivier van Emmerik langs
4rnkem^ Utrecht enz., als den hoofdtak voor, waar-
door de wateren in zee zyn gebragt geworden. Ik ver-
beelde my echter, dat deze Hoofdriner eene groote
menigte b^takken beeft onderhouden , van welke één ten
allen tgde water heeft afgevoerd, terw^l de anderen alleen
by hooge rivier het hunne bljbragten, om den gezwol-
lm ftroom in den winter te ontlasten , en die by zomer
derhalve zullen zyn droog geloopen. De eerfte bedoelde
tak was de Waal^ welke, langs Nijmegen^ TJdel^ Bom*
mel^ Gorinchem^ Dordrecht en Rotterdam loQpende,
isich by Géfcrvliet met de Maas heeft vereenigd , en met
deze by Brfeile heeft uitgewarerd. Deze tak is in oude
tyden zeer gering geweest, en niet als eene Hoofdrivier
An te merken. Zulks bewyst de Gefcbiedenis ten dui*
deiykfte; en de aanmerking van tacitus, dat de.
zelve eene zachtere afvloeying heeft gehad dan de noor«>
deiyke arm , kan daartoe mede ten bewQze verftrekken.
IN ÜB N£DfiRLANDB^K. <^
Tot de overige takken , die bQ opperwater alleen hebben
gewerkt tot lozing van het overtollige water, ftel ik
in de èerlle plaats te behooren; aan den regter oever,
de oude IJsfel^ van ouds Nabalia genaamd; de nieuwe
Ifsfcl van Wcsteryoort tot Doesburg^ en de Gelderfche
Fallcij of de kge landffreek tusfchen Grebbe en de Zm*
derzee langs Amersfoord^ welke te zamen het water in
het Meer Flc9o bragten* Voorts , meer benedcnwaarts ,
de Amfiel^ de P'echt en anderen , welke derzelver water
uitftorteden. op de zich aldaar bevindende lagere ftreken,
die waarfch^jnlijk ook wederom in het Meer Ft^o hebbeif
uitgewaterd,
Aan de . linkerzgde des K^'m hebben de ontlastingen
hoogstwaarfchijnlijk plaats gehad door de Lek^ Am Goud»
fchen IJsfel (die door Gouda gemeenfchap heeft gehad
met den Ryn) en door de Gouwe; alle welke Rivieren
had water uitftorteden in de Waal^ dle^ gel^lc gezegd
is , in oude tgden ^ door derzelver minderen toevoer van
water, lager zal geweest zijn dan de Kifn. .
Deze gisfingen nopens den aiouden (Hat des Kjjn^
{booms, voor zoo verre dezelve de Nederlanden be-
fpoelt , berusten op de Gefchiedenis* Trouwens dezelve
zegt ons, dat claudius civilis, door eenen dam,
den Rijn beeft toegeftopt , hetwelk onmoget(jk zou r^
geweest , indien deze Rivier geene vermogende afleidin*
gen, door z^dellngfchc takken, had verkregen. Deze
dam moet in allen gevalle beneden Wijk bij Duurfledt
gezocht worden. Welligt is het dezelfde, waarvan vbl-
8 £ N in zgne Rivierkundige Verhandeling fpreekt , bladz»
113 , als door F l o R i s d £ N III, Graaf van Holland^
onregtvaardig en met geweld, te Zwammerdam in den
R^n te zQn gelegd , en waaruit alstoen clezelfde gevol-*
gen voortvloeiden , die claudiuscivilis uldcrggs-
kundige oogmerken bedoelde; namelijk, om eene kunst-
matige overflrooming te bewerken. Hier ter plaatfe is
het voor den Bataaffchen Veldheer allezins mogelgk ge*
weest, door eenen dam , de Rivier te floppen, daar bet
water boven denzelven door de Lek en den Goudfchen
MENO£LW* 1831. NO. 2. £
62 ALOUDE STAAT DER RIVIEREN
y$fel eene a^eiding lu^u: de Waal heeft gehad , en deze
dam in wezen kon blgven ^ ten einde zijne oogmerken te
bereiken* Graaf floris de III kan ook , uit de over*
leveringen van vroegere tyden , aanleiding genomen heb»
ben, om den dam , die eenmaal aldaar beftaan h^d,.. we»
derom te herftellen.
De Gefcbiedenis zegt ons verder, dat nero clau-
D 1 u s D R (j s u s , in het lode jaar vóór onze t^jdreke*
Oing , den Kijn met den ouden IJsftl heeft v^eenigd ^
en, volgens het aangenomen gevoelen, een kapaal gegra-
ven van Wtsuryoort tot Doesburg;. Neemt men het
denkbeeld aan, dat hier reeds eene vereeniging met den
QudeQ ^sftl heeft beftaan , dan kan de Gefchiedenis daar-
mede worden overeengebragt. Deze Veldheer heeft waar*
fchignl^ niets anders gedaan , dan de Natuur te hulp te
komen , en eene tijdelijke vereeniging van deze Rivieren
in eene beftendige te veranderen , door de ondiepten uit
te graven , en het water, dat bevorens niet anders dan bi|j
hooge rivier eeneil uitweg naar den ouden J^Jsfcl zocht ,
ten allen tyde eenen doortogt te geven, om alzoo, uit
kr^gskundige inzigten, een bevaarbaar bedde voor zjjne
kleine fchepen daar te ftellen.
Men is van verfchillend gevoelen omtrent den, tgd,
wanneer en door wien de Lek , van Wijk bij Duurficdc
tot hcxmoniy zou zyn gegraven. Volgens mijn gevo&-
;ien is het ongegrond , te denken , dat eene zoodanige
lange Rivier ooit door menfchenhandên in wezen is ge-
komen, Waarfchijnlijk heeft claudius civilis,
of wel DOMiTius coRDULo, dezeu tak verdiept,
of i^ ftaat gefteld om door kleine fchepen bevaarbaar te
worden, hetgeen, na het ophoogen van het bedde des
Rijns , door het afkomend flik , en den daardoor
verhoogden waterfpiegel , niet zoo bezwaarlijk zal zijn
geweest , als men oppervlakkig zou denken.
Ik kan het tot dusverre aangenomen gevoelen, dat
gemelde Domitiits corbulo, een Komcinsch
Veldheer, deze Rivier, van Wijk hij Duurficdc^ of,
volgens den Heer swarts, van Grebbe tot in de
. IN DB NBDERLAlfDEK. 6$
M$»f 9 xoode bejbbea gegmven » om zigne fi)14attii be^
zig te ItQuidU , geeöszins aankleven. Zulk een neuxeop
Ymk tocU ia niet alleen voor oienichelijke kncfattn
ooofcvoeriiaar, 'inaar moet .ook menige tw^Jftüog ointreDi
liet dbd geboren doen worden* Wam waartóe 2oade
hetzelve hebben gediend ? Zeker niet om Bet land voor
overfiroonringen te beveiligen , daar ki^gsBuchfigtt volken
g^ne zoodanige bedoelingen hebben » en hunne aanvoeiv
den alleen militaire beweegredenen o^ den voorgrond
flellen. Deze beweegredenen kunlien derhalve niet 9g^
ders geweest zi}n t dan om de fcheq>vaart vin den A^'n
op de ifaas of de Waal te bevorderen , en zoo doendti
& tiansporten der legere gemakkelijker te maken. Is dit
laatfte het geval , dan zou e^e doorfiiijding v«n Oreè^
ie tot OcAfeffj of vnn^^^k btj Duvr^edc tot C Htp-
cJicmj gemakkelijker z^n geweest; en de hoo^^e^.i^ch-*
tcPy die iQien gewoon is van de kr^gsfcunde der Rvmci'
mm te voeden 9 laten ^ mjgtis bedunkens, niet toekom
te kunnen vooronderfteUen , dat deze , hetzij dan uit
welke beweegredenen ook, dit reazenwerk MUdén on*
demontén en voltooid hebben, dat op eene veel eenvoo»
diger egx minder omflagtige w^ze had kunnen worden
tot fland gebragt.
Bene reden te meer, waarom ik van gevoelen b^ ^ dat
zoo wel de Gracht van d r u s u s , als het Kanaal van
COBBIJLO9 werken z|jn geweest van minder aanbelang ,
dan men gewoonlijk denkt, b^ftaat daarin, ^ beide
deze Rivieren in het geheel geene fporen dragen van naar
een geregdd plan te zqh aangelegd* Men z^t de kaart
van den IJsfel tusichen JVcstervoort m Doesburg \ en
van de Lek van fPyk by Duurficde tot Lexmond (oi
Krimpen in , en men zal oogenblikkdijk gedrongen 9rar«
den , het als waarrchijnlljk* te achten , dat de Natuur ,
en geenszins menfchelqke handen, deze kansrlen beeft
gewrocht*
Ik befliiit derhalve , dat de beide Veldheeren niets an-
dos hehben gedaan, dan de Natuur door middelen te
bulp te komen eü hare werking te verhaasten , en dat
E a
64 ALOUDB STAAT DBR RIVIERBN
de faam , te veel geneigd om de namen der overwiimaani
te veceeuwigen 9 door de pen der Romtinfchc Gercbied*
rchTQvers, een gevoelen heeft voortgeplant, dat alleen
doór wetoofchappelgke kemtis kan tegengefproken worden.
Tot biertoe eenige aanmerkingen gemaakt hebbende
nopens de Gefchiedenis des. i^^jr/^-ftrooms , zal ik, ten
flotte, nog het navolgende in het midden brengen we*
gens de tweede, minder' voorname Rivier, welke echter
met den waterffaAt der Nederlanden in het naauwst ver«>
band ifauit. Ik bedoel de Maas.
Neemt men het algemeen gevoelen aan , dat de Waal
in voorgaande tijden een onbelangrijke tak des Kyns is
geweest, dan kan men vastftellen, dat de oppervlak-
kige (land zeer veel lager is geweest dan thans. Be«
denkt men verder , dat de Maas een zeer groot verhang
bezit, en bij plotfelijke opzwellingen , zonder bedQkin-
gen, -zich zeer gemakkelijk zijdelings heeft kunnen uit-
breiden, dan voorzeker is het ligtelqk te begrijpen, dat
eene zeer vroege vereeniging met de Wjaal bij Schans
St. AndrUs txi \t Woudrichem kan hebben plaats ge-
Kad , waarop zich de wateren van de Maas hebben ont-
hst; dat de drie openingen bij Herewaarden niet door
tnenfchenhanden zijn gemaakt geworden; en verder, dat
de Maas , van fiedikhuizen tot Woudrichem , niet ge^
graven, maar door de Natuur is daargefteld, op dezelf-
de mjze als zulks is betoogd ten opzigte der verlchil*
lende talücen van den Bovennjn.
Tot de aaanemmg van dit gevoelen wordt men te meer
gedrongen, dewijl te Herewaarden drie openingen heb-
ben beftaan , ter vereeniging van de Maas met de Waal;
terwi|)l^ wanneer menfchenhanden zouden hebben mede-
gewerkt om deze vereeniging tot ftand te brengen , hetzQ
dan tot welk oogmerk ook , leene enkele opening genoeg-
zaam zou zqn geweest , gelyk dan ook naderhand twee
der drie openingen door de kunst zijn gefloten geworden*
Het verzan4en van het oude bedde der Maas van //is*
dlkhuizen tot Geervliet i waarvan men allerwegen nog de
oude fporen ontdekt ^ is waarfchijnlijk door opflibbing
IN DE N£Di£RLAND£N. 65
op detdfde wQze gefchied, als de vemietigiQg des R^ns
van Wifk bij Duurftede tot Kaiwifk. De Natuur hééft
zulks voormmelqlc veroorzaakt; doch metifchelijke in»
sj^ttD hebben zekerlijk medegewerkt, om de volkomeoe
digting dezer voorname Rivieren te verhaasten.
IBTS, RA&ZNOB 0£N AITMIRAAL VAN HEIDEN*
Aan den Redacteur der Vadcrlandfchc Letteroefeningen.
Koevorden^ den 19 Oec. 1830.
MQn Heer!
Jn de Vaderlandfche Letteroefeningen van Oct, 18 30.
No. XIL vond ik ^oor den Heer warnsinck de
oorzaak, die het gefchenk eener Pendule van den Admi-
raal, Grave van helden, aan Mejufvrouw p e t r o-
NELLAMOENSten gevolgc heeft 'gehad, niet zoo naauw-
keurig opgegeven, als mg dezelve is bekend. Zie hier,
hoe de zaak zich in haar geheel heeft toegedragen. ^
^ Onder het zamenftellen van den Almanak yoor Mili'^
tairen voor i8a8. viel de zeeflag van Nayarino voon
De bezongen Held was aldaar tegenwoordig, en voefde
het bevel over de Rusfifche vloou Bekend met de fa-
milie van den Admiraal, verlangde ik, iets op denzel*
ven in gezegden Almanak tcplaatfen. Ën het was de
heuschheld zoo wel, als het talent van Mejufvrouw^'p.
MOE NS, welke mQ in (laat fielden, aan dit miyn uitge-
drukt verlangen voldoening te verfchaffen.
Daar de Admiraal een Nederlander van geboorte, en
ooripronkelgk ten DrentAenaar is, werd ikaangefpoord,
om aan de twee Broeders des Admiraals te Zuidlaren ,
Provincie Drenthe y waarvan de oudfte toenmaals, als
Lid van de Tweede Kamer der Staten - Generaal , zijn
verbluf in ^sHage hield, ieder een exemplaar van dit
Jaarboekje aan te bieden. Hierop ontving ik van elk
éutr Meeren een zeer vereerend antwoord , met btjvoe-
66 IETS
gittg, dat et nelegenheid soude wordoi opgerpoord^ o»
bok den Admiraal een exemplaar té se&dené Betten gt^
finmen t^d hlerfla^ ontving ik van den nu orerledsnen
Qtïï9t VAN HKXDBN» Lid Van gezegde Hamer, ecnen
tweeden brfef , welke alhier in zQn geheel wordt mede*
gedeeld, en het bewijs oplevert, dat niet btj toeval de
Held met een dichtftukje, in een onztr Neder land/cAc
T^'dfchriften geplaatst , is bekend geworden ) maar dat
aan ziju^e Excelï. een exemplaar v^n den Almanak voor
Milhairen is toegezonden, waarin het dicbtftuk Van
Mefufvrouw ?• moens gevonden wordt , hetwelk tot
het vereerende gefchenk aanleiding heeft gegeven.
* Huize Laarwpud i Atti 6 Julij 1830.
Weledele. Heer!
Toen ik voorleden jaar, op eene zoo vleqehde als
aangename wijze , door ÜEd. vereerd werd met de toe-
zending van . uwen Militairen Almanak , waarin een al-
iervoldoendst dichtftuk , door onze Nederlandrche Dich-
teres HOENS ter eere van mijnen Broeder vervaardigd,
gevonden werd, was ik dagelijks bedacht, dit bewijs
vm uwe onderfcheiding aan mijn' Broeder voormeld te
doen geworden, overtuigd van de hooge waarde, waar-
op Z. H. Geb. hetzelve zoude ftellen. Ik ben, hoe-
zeer na lang wachten , in mgne poging geilaagd , en ik
beb dezer dagen van dien Vlootvoogd een' brief ont-
vangen, waarin Hoogstdezelve mij uitdrukkelqk ver-
zocht, üEd. zijnen ^evoeligen dank te betuigen voor de
wi{]£€ , waarop UËd. een oud Landgenoot en een Drenth ,
op welke beide titels hij fteeds de grootfte eer (telt , in
UEd. zoo geacht werkje hebt gelieven te eeren en in
aandenken te doen houden.
Ik haaste mij alzoo , mij. van dezen aangenaamen
pligt bfl dezen te kw^'ten, en tevens daarbfl te voegen
de betuiging der bijzondere hoogachting , waarmede ik
de eer heb te zign.
Weledele Heer !
UEd. dv. Dienaar
(Get.) S. J. OR. VAN HEIOEN.
RARBNOB OEN ADMIRAAL VAN H£ID£N« ^7
fiidlen hét hier medegedeelde, tot tbelichting van den ,
grond , waaruit het fraaije gefchenk aan onze zpo Ver-
dienftelrjke Dichteresfe is voortgevloeid , en als gefchied-
kundige bijzonderheid , van genoeg belang wordt g^cht^
om i&ulks aan het Nedcrlandfche publiek mede te d^lep,
dan verzoek ik U , Mijnheer de Redacteur , om b^t bo-
venftaande in uw Tijdchrifc op te nemen.
Met betuiging van hoogachting heb ik dt eer mi} te
'noemen
ÜEd. dv. Dienaar
D. H. VAN DER SCHEER.
EEMIGE B^ZORDERUEDttN DH* D£fl LEVENSLOOP VAN MET&OOW
DE OENLIf » MEERENDEELf UIT HARE MiflfOIRES EN ANOB-
RE HARER GEfCHRIFTEN ONTLEEND*
M.
Levrouw oe genlis werd geboren op een klein Und-
goed , digt bij Autun , Champcéri {JOhamp de Céres) gehee-
ten. Dus openden zich ^ door een zonderling fpel é^^ ge-
vals, op eene plaats, eertijds aan de vnicbtbaarfte der Hier
denfcbe Godheden gewijd, de oogen der devote Gravinn-
voor bet levenslicht ; van haar, welker letterkundige vfuchi*
baarheid die van den Raadsheer tiraqueau overtrof, die
jaarlijks der geletterde wereld een boekdeel en zijner vrouwe
^en kind fchonk. Nagenoeg even zwak , bij hare geboorte ,
als VOLT AI RE, die verwenschte Filo:;oof, regen wien zij
nog in haar uchtigüe levensjaar een* zoo Christelijken haat
koestert, fcheen lilevrouw de genlis, die men niet durf-
de opbakeren, elk oogenblik den geest te zullen geven. Maar ,
zjf kwam er door; en niets was zeldzamer, dan hare opvoe*
ding. Hare vroegfte levensjaren fleet zij op het kasteel
van Si. Aubin , waarvan haar vader Heer was ; en zijzelfe
nam ^en naam aan van Mademoifelk de st. aubin. Ver*
volgens kwam zij ten huize van den Heer lenorMaN'p
D*£ T 1 0 l E s ,' den braven echtgenoot der beruchte p o m p ^-
dour; zij verfcheen daar van tijd tot tijd in de kleedy vkn
eene Savojaarde^ die met marmotten zwerft , dezelfde , waar-
in Fanckon ten tooneele verfchijnt. Van hec hois des ge-
naals. der guoftelinge ging zij over in het Kapittel van /f //at.
6% KMJOft BJfZOfipVLMDW VXT D&lf UVENttOOT
welker Abdis httr overltadde met goedhedes en zoethede»
^bontis €t bonhoni). Zy ^ ntm on den naam aan yan Grt*
vin Dft LANCY. Van daar keerde zQ , na een veibUJf van
zes weken, cerng naar bet kasteel yan St. Aubin^ waar zQ
'het gewaad yan Kanonikes verwisfblde met het allegorisch kos*
cuum der Liefde, een kleedje van roosklenr, dat (lechu coc
tan de knl€n reikte, mee halve laarzen en blaan we' vlerkeik
De vertooolng van een mythologisch Voorfpel, 'door hare
moeder vervaardigd, diende tot voorwendfel dezer vermom-
ming, welke zijzelve zoo aardig, of liever, onder welke
zU zichzelve Zóo aardig vond , dat zQ dezelve behield, zy
wandelde door het veld en op de ftraat mee een* pQIkoker
.op den fchonder en een* boog in de hand. Kan^men zich
verwonderen, dat z^ zoo vele harten heeft gewond t..« Ter
misfe gaande, of eene - procesfie volgende, liet zq wel hare
vlengels achterwege , maar behield (leeds hare laarzen. £ene
. liefhebfter van het tooneelfpelen , tiad z^ meermalen (waar-
fthj||niyk op een liefhebber^ • tooneel} op in de rollen van
IpUgenia^ Zaïre ^ in de Folies amoureufes^ als Hecter in deo
Speler f als Boer in Ceorge Dam/in ^ enz. Met welbehagen
berinnert ons nog de vrome oude Vrouw aan een tooneel
van èen Voorfpel , waarin zU zich op een* klejoen dorpjon.
gen wierp, die het Fermaak vóorftelde, om hem zffne vleu^
gelen u ontrukken » onder het zingen van deze twee regels »
aan den (leer dz st. aujbin gerigt:
*k ontruk de vleugels aan *t Vermaak ,
Om bet b^ u te doen verbleven.
^ Maat»** voegt zij zelve er bq', j, op zekeren ttjd, bfy
jp eene repetitie , boden de te vast aangebondene vleugels
jp wederftand ; vergeefs fchudde en plukte ik het Fermaak ;
jy de vleugels lieten niet los ; ik hechtte er mQ aan vast ;
^ ik wierp het Fermaak op den grond , heete tranen van
^ fpfit weenende; ik liet niet los, tot dat ik de vleugels
^ aan het wanhopig Fermaak ontweldigd had.** Ziedaar »
vat er ook de vromen by mogen denken , al heel wereldfche
berinneringen I Gelukkig wist een eerwi^ardlg Kapucifner ^
Vader amtomius, zich eenige oogenbltkken ten nutte te
maken, om haar eenige vrome boeken, onder anderen de
Penfeis de la jonmée ckré^ienne^ in handen te fpelen. Hier-
btt kwam nog, dat Maéemoi/elle dl st. aubin, die vol*
VAM MEVROUW Dft GAJÜLIi* 69
TAiits n^iBiB^ gezien, en toe nu toe stfne werken me^
grttgte gelexen had, een gefchrifc te lezen kreeg, wtarin
de W^sgeer vtn Femêj\ misfcbien niet geheel te onregc,
mis een Ongeloovige -behandeld weid ; en deze befchnidiging
liet, zoo *t Tch^'nt, in haren geest een* onnitwischbaren in«
drnk achter. En zie hier de oorfprong. van haren verlich-
ten haat tegen volt air e; een* haat, reedt van haar
elfde levensjaar zich dagteekenendel — Tot aan haar elfiie jaar
konde Mevronw de genlis nog geen regel fchi^eni
(lui heeft federt den verloren* tj|)d wel geboet O toen, ech-
ter, fchreef zQ haren eerden brief aan haren vader, en
ontving z9 tevens de eerde liefdesverUaring, door zoo vele
andere* gevolgd* In 1757, namelijk, waagde het de zoon
van Dr. pi^ot, haar de teedere gevoelens kenbaar te ma*
ken , welke zq hem had ingeboezemd , terwtjl hQ met haar
het Treur- en Bl^fpel fpeelde* Op eene repetitie van den
Disirmt ftelde h^ z^ner Edele fpeelkameraad het noodlottig
biljet ter hand , dat haar zQnen haristogt vermeldde. Maar
MMem^/eJk i>% st« aubim, verontwaardigd, dat de zoon
van een* Dokter, die geen Edelman was, haar van liefde
dnrfde fpreken , haastte zich , hetzelve aan hare moeder me«
de ce deelen , en de arme joDgman werd afgewezen.
MBdemoifelle ddcrest (de naam, dien zq hernam, toen
haar vader Frankrijk verliet) kwam te Pariji^ waar zV,
naar het fchijnt, b^kaos den ouden Pachter- geoenal la-
fOPELiNi&RÈ zonde gehuwd hebben ; hetgeen zQ zei ve , zeer
nalf , verklaart met vermaak te hebben willen doen , als z^nde
j, de 'éénige grQsaard , die my deze gedachte heeft inge.
9 boezemd.** (Omftreeks dezen tijd nam zQ de gewoonte
aan, van overal hare barp mede te nemen, welke zij met
eene zeldzame volkomenheid , ook in vergevorderde jaren ,
tokkelde.} Intusfchen , terwyi hare bekoorl^kheden alle hoof.
den deden draaiU^n» kad zq onder dezelve nog geenen echtge-
noot mogen vinden. Haar vader bragt er eenen voor haar mede
nit Fmdkherj^ zqode de Graaf de genlis, een onver.
faagd Zeeöffider. -Voordat dit plaats greep , ileec zij nog
verfcheldene maanden» ua den dood baars ^vaders, in een
klooster van jongedochters , „ van koste/ifken bioede^* in
de finat Cürftttt^ alwaar zy een* boegen eerbied op.
deed voor geestel^ken. van ftrenge orden. Ztj fpeelde daar
de harp als eene tweede zuster Euphemia^ in de Vijitaniê*
%tsi ^ zoodat meti op de flraat ftaan bleef, om naar my te
fC EtmOE BVZONWEKHBOSfl OfT DEN LEVENSLOOP
J9 iQifceren/' Tien dtgeo oa haar howeiyk begaf zich Mt^
vrouw DK GENLIS naat haar landgoed, waar veftoAe1l{}k-
beden van allei<lei aard baar wachteden.
Dè Hleer de enNLii werd wèldta, dodr zQnen dlenM-
pUgc« geroepen daar Natkf^ en bragc z^ne echcgeneble lAUir
de abdy van OHgny , tiraar z9 vfèr baanden verbleef. Hier
gaf ztl bali , fpeelde komedie , en v^rmaakcte z!eb ttèi dnU
sead pocfige flreken te fpelen aan dè geèstelVkè znstéra ^
welke haar , naar bet Tchijnc , niet zoo veel eeibieds tnboe^
zemden, als de doebters van kosteiffken bloede. Wanneer de
onden van dagen waren fngeflapen, kwam zQ zachtjes hare
kamers binnenfluipen , blanketee derzelver aangezigten , en
le^^ er moesje» (zwarte pléistercjes) op , zonder haar ce
doen ontwUken. BQ wQlen vermomde z!j zich ali eèn DM-
vel » en liep de gattgen door , met horens op het hoofd ; eeiie
aardigheid, die ongetwijfeld den Heere de oenlis jnisé
niet zovde bevallen zqn. Kortom, Vert^Fert maakte het
niet bonter , dan zij , bij de knifche nonnen van Neren;
en het is fchier ondoenlijk , al de treken , vermommingen ,
onvoorzigtigheden , trekken van heldenmoed , toeren te
paard, togten te water te vermeldeü, welke het acbttienja-
rige vrouwtje, volgens hare eigene getuigenis, uitregtte.
Ëindelqk naar haar landgoed teruggekeerd, beviel zij van
baar eerile kind, bare geliefde Caroline, welke zQ het
ongelnk had van op derzelver tweeëntwindgfte faar te ver-
liezen, en van welke zij met zoo veel geestvervoering ge*
waagt, maar welke zij intusfchen zelve niet gezoogd bad,
^ omdat zolks toen nog geene mode was.** -*- Thans de
Edele Dame vergezeld hebbende op het kasteel van iSr. Jiu*
hin , in het kapittel van AUx , en in het klooster , volgen w$
baar naar het Palait - RoyaL
Mevrouw de genlis noemt den tyd, dien zQ in het
Paiais^Rojal verbleef, den fcfaitterendften en tevens onge-
lukkigften baars levens , masr fpreekt toch met veel zelfbe«
hagen van hare fchoonheid, hare talenten, en den opgang,
dien zQ aldaar maakte , verbitterd echter door velerlei Hof-
kabaien. Zij werd nu Gouvernante van de zonen der Herto-
ginne whU OBARraEs. In het gewaad eener keukenmeid
behaalde z^j eene veel gernchts makende conquête op den Loo«
per van den Heer de brancas, die de eer had eene me«
nuêt en een' cono^dans met haar te danfen. Dit had plaau
in eene foort van buitenkroeg, waar k grand Fhinfueur uithing*
VAM itt^ü^W Dft €«ttUfji 71
Bene «Klere cegepnel , wett» w$ mee bM-e eigene woMden
willen TermeMen, wtchcce haar aAO. ket Hof vin den Hefcog
ygmn Modtm^ wer^aarcs %^ zich begaf met $le Hertogin VA|f
cfiARTRSSyden Heer db MouRTiaRS^ haar* Cieifèeê^ en
baten 'echtgenooc , die den togc deed op een* mnüezel ^ aeh^
ter Èijtae.vronw» geaeten in een* £oo ongemakkelïkea dratg-
ftoel, dac bare voeten nit den doel ilalLen. „ De mant** dut.
verhaalc z^xelve, 9, die aan dac Hof den post van Opper-
^ intendant van het Paleis bekleedde » noemde zich Gtiff
,,VAN LASCARis. Hq was Ongeveer 40 jaar oud , klein
„ en dik, en even weinig edels in z^'t\ gelaat als in zqne
j, honding bezittende. Hij had, in zijne hoedanigheid, het
jf opxigt over het logeren , en ^org gedragen , ip het paleis
j^ van Mêdena , waar wQ met het Hof ons verblijf zouden
^ honden, den Heer de o£Nf«i8 zoo ver anogelijk van mjy
j» te verwQderen. M^ne kamer was rondcim -met (piegela
19 bekleed» zelfs bet plafond. Op zekeren avond, dat Ik»
I, naar gewoonte, op mjtjoe kamer, na het fooper, m^jndag^
^ boek fchreef» alvorens mS ter mste te begeven, hoorde
j, ik , voor eene kleine tafel gezeten , tegenover m^ eeq
^ ligt geraas. Ik zie op, en ontwaar met fehrik, dat zich
j^ een fpiegelvak , hetwelk ik voor geene deur kQode bon-
y, den, beweegt 9 zachtjes opent, en — : op hetzelfde oogen*
^ blik ligt de Hear de lasgaris, met eene zegepralende
^ houding, aan mijne voeten! Ik vlieg op; de tafel valt
^ op hem; het licht gaat uit: wij bevinden ons te zamen
^ in eene volflagene duisternis. Ik roep met luider (lemme
,, m^'ne kamenier , welke in haar hemd komt aanloopen , met
„ een* kandelaar in de hand. De Heer de lascaris r^'st
„ woedend op, keert naar zijne glasdeur terug, en verdwijnt.
^ Ongeltikkigiyk had hij , in deze opfchudding , eene groote
^ krab op de waog gekregen,** enz. „ Dit avontuur,** ver-
meldt z^zelve, ^ werd alom ruchtbaar.** Den Heere de
GENLIS kwam bet alzoo mede ter ooren; maar zulks ver*
Ooorde zijne vrolijkheid in geeiftn deele. „ Hü geliet zich ,
„ alleen aan virgilius te denken; hQ deed duizend aan-
„ halingen uit den Eneas » en elk oogenbllk riep bij uit : o
„ViRoiLius! o Zwaan van Mantua /*' hetgeen ztjne vrouw
9 deed Cchateren van lagchen."
Plaatsgebrek verbiedt ons. Mevrouw de oen lis te vol-
gen naar Mantua^ naar Rami^ naar Napeis , waar de Ambas-
fadeur de onbefchaamdlieid had, haar 1, Lazarmi zonder
7^ KBMIQK B9ZMDBftH£0£N UIT MM UIVBNSLQOP
^ bemd, zonder eenig bedekfel te vertooDtfn/' BMe^k
kwam xtj weder te P^^rV. Op den ouderdom v$xl dertig
jaren zekie zQ j, her blanketten yaarwel;" hetgeen ecbter
niec belette , dat ztj nog vele hoofden deed diaajen. De
Abc MARioTiNi, dien zt|, op aanbeveling van den Panfe.
itjken Nantlni , tot Aalmoezenier van BelkJChmfe had doqi
benoemen , had de ftontheld , zich aan hare voeten te wer»
pen , niet nlt dankbaarheid , maar om haar, als een andere
Têrtyfe^ aan te bieden
De famour fans feandaie et du plaifir font pent.
Het zal niet noodig zQn te zeggen, dat Mevrouw de gbn«
LIS 2ich In deze omftandigheid gedroeg gelQk de deugdzame
echtgenoote van Orgon. De Abt kreeg de koorts en de
geelzucht; maar de Nuntius zond, op de aanklagt van Me-
vrouw DE GENLIS, zynen gunfteling terug naar //«Zf(?. Adel,
Geestelqkhekl , Financiers en lieden van den Tabbaard vielen
beurtelings Mevrouw DÉ GEN LIS aan; en zQ was genoodzaakt,
de geestdrift, welke ztj den Heere de LAHARPZhad inge-
boezemd, emftig te beftraffen, en alle mogelQke veracbtlDg
aan den Treurfpeldichter c ai nier te doeii gevoelen voor
zQne galanterie de mauvais ten^ die haar, met eene open*
hartigheid, > aan onbefchaamdheid grenzende, ^antwooidde;
„ Gg hebt geiyk, ik ben g^n grand Seigneur of een Her«
^ togT' Een zeer kwalijk geplaatst verwijt, dew^l *Me*
vrouw DE GENLIS wel gedanst had met .den Looper-van
den Heer DE B AANGAS.
Gedurende een lang verbluf te Berlyn^ fpeelde Mevrouw
DE GENLIS aldaar wederom komedie, en ontving nieuwe
liefdesverklaringen. De vermaarde ifpland betuigde, ^ dac
j,z^ de beste Actrice was, welke hy ooit gezien had ;** en de
jonge LOMBARD, wien zij les gaf In taal en flql, ver.
klaarde, „dat hij haar wilde trouwen/* Mevrouw de
<?ENLis, zedlgl^k erkennende, dat ziQ zijne moeder zon
kunnen z^n, vond niet dienllig, in weerwil van hare zucht
voor het onderwas der jeugd, deszelfs opvoeding te-voltooi-
jen. 9 Zti verliet Berl^'n^ haar leerling was wanhopig,
^ noemde haar een barbaar , en kreeg , even als de Abt m a-
„ RiOTiNi, de geelzucht/* (Dit fch^jnt het gewone
gevolg der geftrengbeid van Mevrouw de genlis!} B4-
aldlen (het is de menigte der flagtoficrs barer bekoori^k.
TAN HtnOUW DE OtMLIf* 73
*
heden t welke out dexe ge^chce ingeeft} deze vroi&e Dttne»
op bet voocbeeld van Mevrouw nbcker, een Hotpitatlhad
geftichc , het geul dier flagtofiers ware Inderdaad voldoende
gewéetc, om hec te vullen ; en men soa op den voorgevel van
bec gebouw , in goaden letteren , hebben kunnen graveren t
TOBVLDOT DER MINNfARf VAN ^MEVROUW DE GENLU. DoC*
cor GALL, Intaifcbeny beeft van baar gezegd, '„ dat z(|
ip aan hec voorhoofd den knobbel bezit» welke gpdsdiemfiig^
^ hHdf xieisyerkeffkg en ^oifianéigheid aknduidc}** hetgeen
den Heer de tallbtrand in een gezelfcbap deed zeg*
gen: ^ GQ ziet» Dames, dat Mevioaw de genlis geene
^ JchfjnheiUgt is.**
Dezer dagen heeft een ongelukkige penneftrQd met de niet
zeer galante Emgelfehe Dagbladfchr^vers , maar die volQveiig
zich betoonen , waar het op regt en wauheid aankomt , Me^
vrouw DE GENLIS leel^k in het naauw gebragt. ZQ had,
nameiy k , ongelukkigl^k aan den Heer DucouD&ATaldeeer
der fchoone daden van lafatette inJVocrd^yimerikstoegt''
kend. ^ Het was DucotJORAV^** zegt zij, jp die allé de
^ kiljpverdgtingen beftnurde en onderlleunde , aan welke
jp LAFAYETTB het welflageu alleen verfchuldigd is.** Men.
ziet, dat zy in het geheel niet dubbelzinnig zich uitdrukt;
maar dat z^, met eene ftoute hand, den Vriend van was.
BtNOTON den lauMrerkrans van het grfjze hoofd rukt, weiken
hy zich heeft verworven. Z9 veridaart zich alzoo openU{k
tegen de voorbeeldelooze eer, welke eene groote Natie ha-
len Bufger heeft bewezen. Maar ongelukkig kreeg een ver»
wenscht Amerikaansch Filozoof bet in z^ne kruin, om tegen
de Itonre verzekeringen van Mevrouw de genlis over te
ftellen fteilige daadzaken , berekeningen , juiste datums , waar«
vit zonneklaar bl^kt, dat de ^eer ducouorat n^oit Ht
dUnst geweest is van de Fereenigde Staten ; dat hfj eerst m
den Oag van Brandywine naar het leger, als vrijwilliger, is
vertrokken , en dat hQ het niet yeraeid heeft ^ dewQl h:Q op
reis verdronken is in de Sehujkili.
Volgens Mevibuw de genlis, moet de geioiddelde Ie*
venadnur zqn hondêrdvijftig jafen ; haar resten alzoo nage*
noeg zeventig jaren van beüaan (*): tei^ einde deze wijde
tQdmimte aan te vullen , heeft z^ zich drie groote ontwer*
C^) Zij heeft het echter niet verder mogen brengen , dan
tot aan het Ssfte jaar. — Fert.
74 BKNIGB BU^QIfOSHHEPBN UIT OBN LBVBNSLOOP
fchcyyen; a^. eeoe b«()eviarc te doen naar het H. Land; 39*
de JrmUeten te beheereo; eene veel gemakkelijk^ zaak »
dtQ 4e fterke geesten denken: aie hier, met.eén pa^.wocHr«i
dea» bet ontwerp van Meviouw db oinlis, de middetoM
tv yoi voering, en de gevolgen dezer vrome onderneming:
j» 2UjCti bedienen van de bekende 2;eld£aamiieid » dat eeae
t^JS^gêifcJ^ Dame /ich ia gaan vestigen nabij Jentzalem^
f, en «ich door de JrdUer^ tot KonUiftn va» ' PéUm^rq,
,^ heeft doen verklaren; baar onverwijld tot het A^^/cAa
,^ geloof bekeeren (hetgeen alt^d mogdijk. en het veiligst
M is) ; vervolgens haar oppermagtig gezag over de AréMpre»
Il gich ^6Q pucte maken , om ben te brengen tot het omhel.
9 zen van de God^ienst hnnner Koningin, (hexgeen ala
^ yan «elve gaat, en) hetgeen de heilige wateren der Jar*
^ éaan zal hergeven aan de eerbiedwaardige veroveiaars van
jy het U« Land*, en de /frëHeren tot befchermera maken der
j^ verdrukte en uitgefchudde pelgrims , herfcheppende alzoo
^ de roovers der woest^ne in nienwe Ridders van Sint jan
'm van Jeruzalem.^*
. Mevrouw bb OBNLrs, wiens verbeeldingskracht fteedi
jeogdig bipc , heeft , zoo als gezegd is , twee grooce plans ge»
▼ormd : zy wil eene Eucjclopidie en èene PéUrinage è Is
TWr^-Aa/»/^ fcbi^ven. Hare bouwftoffen z^n gereed voorden
onmeteiyken arbeid, welke dien der Wüsgeeren, dooroiDB-
'noT en d^albmbbrt beftnurd, moet vernietigen. Zij is ook
bezig met een* hiscorifchen roman, alvreo lb grand,
tt beloofd ons nog een^ labruyArb des Antieham"
èm^ de Soupers de la MarichaU de luzbmbour<?,
en een gedicht in proza ^ idalie. Ziedaar veel werks voor
eene meer dan tachtigjarige Schrüfder! Maar hare goede
gezondheid ftelt ons gerust. Men ontwaart nog geènerlei
teekens van verval in baren ft^K Haar baat tegen de Pilo-
zofen is geenszins verzwakt, en de verwaten, welke zQ aan
Mevrouw van stael rigt, zQn even levendig, evenharcs-
cogtel^k , als zij vóór vijftig jaren zouden kunnen zün.
Eene enkele omflandigbeid doet ons beven. Mevrouw ob
'O EK LIS. is overtuigd, dat het einde der wereld zeer nabq
h ; en w^. vermeten ons niet, de daadzaken, op welke 'zIj
deze overtuiging grondt, te beftrijden: „ Men ontdekt /* zegt
zij , ^ niets meer , dan planten zonder verhevene hoedanig-
„ heid, en onbeduidende dieren^*^ Waaruit zij beOnit^ dat
VAN )ievRouw i>« asjsusm j$
de groot fie en laatfie der gebeurtenisfen ^ hec eli»4e iiu we«
reld , iiiet ver meer verw^derd. iit. Wij z$9 aiec genoeg ^r^
varen in de kruidkund^ » om hetgene zij van^ de ii9deod49ig.
fche planten zegt ce wederfpreken ; maar wa^ MBgaat d§ ^*
lfe4utienie dieren , zeker is hec , dat dezelve krualeo op^ de^
aardbollen, federt eenige jaren, in Fr/9»ir^> bovenal, B«#dien
dit een ziekte- en tevens een vooixeeken is van hec einde 4^f
wereld , zoo is het gevaar al beel grooc, en w4 zullen allen de
laatfte reis aan vaarden, eer Me vrouw psgziilis die nwiCi/^f;
ru,zakm gedaan heeft , en hebben groote kans van te. ver»
trekken, zonder bjj de Soupen de la Marichak dz lux««»
B o u A G (*^ tegenwoordig te zQn geweest* I^aac ona intusfchen
hopen, dat bet der aarde zal beginnen (e vervelen, van
niet dan enhedtUdende beesten voort ie brengen, Hec is xai%*
fchien niet onmogeiyk,„ dac e^ cweevoetig dier van genie
eensklaps verfchj^jne op eenig punt van onzen boli alsdan
waren wij behonden , en zouden nog het pleizlex hebben van
den LABRUVi^RE de$ Antiehambret te lezeti!
Keizer napoleon C^pdat w4j dit hier inlasfehen} wees
haar een yttbX^ï aan in het Arfenaal , en fchonk ha^ff een
Jaargeld van tfooo francs. De Koningin van Napeh bood er
haar een aan vao looo kroonen: „ zy was Koningin/* zegt
Mevrouw de genlis, „ en erkend door gansch Europa;
j, ik moest het aannemen.*' — Vervolgens vinden w^ haar
gehuisd in de rue des Liom; daarna in de r^ue HehéSiuSy^féét
de Revolutie genaamd rue Sainte Anne» zy veccelt ons,
y dat zij) dei daagi na de herftelling der bourbons, de
^ voldoening fmaakte van aan deze ftraat dc^n niamdes Wi[(s»
^ geers te doen ultwisfchen, en dien der Heilige te doen
^ herftellen f'
Opmerkelijk was ons de navolgende pkati rakende n apo.
LEpN, waaruit blijkt, dat Mevrouw de genlis vele ge«
beurde zaken heeft vergeten^ maarniet,, (en dit diene te
harer verfchoonipg) dat napoleon de eeniigfte Monarch
is geweest, van welke zij weldaden heeft ontvangen : ^ Nooic
jp heb ik den grooten Krygsman als een* Overweldiger be»
,p fchouwd, — den Held, dien , zonder, fchplcken,. zonder
(^} Dit werk ziet thans reeds werkeiyk het licht, alsmede
den labrut^re de^ Falefs ^ Laquai^, Servantes eUé f ge^
lijk ook: Le.demier ^ayage de nelgis, ou Mémoires fun
yieittardf voor ouden van dagen en kianken. — Fert.
74 UmQ^ aQZOND£RH£S£N TAN JUBVROUW OE OSMI^It.
j» gewelddtdlgheid, de Natie ten troon verhief; die onf van
^ de regeringloo^eid verloste, die de Godsdienst herfcelde ,
f, die door den Ptus gewijd , door alle de Katholgke Sonve-
,» teinen , en zelfs (ioor alle de Protesuncfche Mogendheden
j» werd erkend , met uitzondering van Engeland^ die flechts
^ zQnen Titel betwistte, en hem bad erkend onder eene an«
19 dere benaming » als Opperhoofd van het Franfche Gouver.
,9 nement » en wiens Sonvereiniteit men in zQnen val zelv*
^ onderfchreef, dewijl men hét noodig keurde, hem eenen
^ aflland te doen onderceekenen. Maar , zijne teragkomsc
,p en de gevoelens , welke hQ aan den dag legde , bewonderen-
jy de , konde ik voor mqzelve niet ontveinzen , dat hy ditmaal
^ werkelijk een Overweldiger was ; want hij had plegtig af-
ip Ihind gedaan van' alle z^ne aanfpraken op den troon. Y>tzt
^ gedachte had m^'ne bewondering moeten fmoren ; zQ ver-
ip mogt zulks echter niet , en ik erken mijn ongelQk.'*
j, Duizendmaal ,** zegt Mevrouw de genlis, van de
vermaarde Mevrouw van sta&l gewagende, ^ duizend*
y^ maai heb ik het bejammerd, dat zij. niet mijm dochter of
jy m^ne kweekelinge is geweest. Ik zou haar goede letter-
jy kundige grondftellingen , juiste en natuurlijke idéën hebben
I, bQgebragt ; en by znlk eene opvoeding , bij den geest ,
I, dien zQ bezat , en bij* haren hooghartigen denktrant , zovl
^ z|j een volmaakt wezen en de met regt beroemdfte Schrtjf-
I, fter van onzen t^d geworden zijn.**
Wy befluiten onze uittrekftls met de aanhaling van deze
plaats uit het fchriftelijk onderrigt « welk zij aan de Prinfóa
VAN anooulAmb ter hand (telde, op het oogenblik, dac
zQ zich van haar, te Bremgarttn^ fcheidde: „ Geef u over
jp aan uwe bijzondere devotie , maar zonder gemaaktheid eil'
„ zonder voor zonderling te willen doorgaan. • Verwonder
„ noch verftoor u ooit , dftt anderen niet zoo veel of niec
J9 uwe foort van vroomheid betoonen. Gij zoudt al de vrucht
jy der uwe verliezen, zoo u toegevendheid en verdraag-
„ zaamheid ontbrake. Oordeel niet , en gif zult niet geaor*
„ deeld worden. Bemoei u met uwe eigene confcientie, ed
ip niet met die van and^en.**
Ziedaar de wQze lesfen, welke deSchryfUer vanhetrA^^rr^
éfEducation^ in 1794, gaf aan eene jonge Prinfes van i<;
jaren; maar is Mevrouw de OENLis.niet« met ons, van
gevoelen, dat veel oudere perfonen daarmede nog wel even*
zeer haar voordeel zouden kunnen doen ?
DBIOIfOm lllfllAR«nNG VAW OBIf ttfUYiUS. , fj
«P&J0N08TB UITBARSTING '
VAN DEN
VESOVlüS.
(yèrv9lg en fiot van hl. a80
Jus^ Itng wü] cudchen overhangende lava-\aiMLtü^ die
eene foorc van bedekten weg vormen , door reden, vtn wur
oen niet kon uitzien , heerschte er Jnide vreugde onder de
liddeifcluuLr; ofTchoon dezen en genen onzer misichien bec
litn, b^ hec pnder onze voeten ^zt^% heviger wordend kn«*
ken , allengt fterker begon te kloppen. Mttr tls wQ op de
vltkte aan den voet des kegels gekomen waren , alwaar men
de ezel5 verlaat , en nn de ileile, rouachtige hoogte beklim«
men moest , — als w^ den berg, die vuurgloed uitwierp «
zoo nabij voor ons zagen , en eene geringe drukking der
Incbc ona onder (leenen en asch begravea kon « werden
die genen,, welke het meeste gefchreeuw gemaakt hadden ^
eensklaps ftil, en men hoorde zelfs zeggen, dat wQ genoeg
gedaan hadden en dus hier onzen terugtogt moesten Éanne*
men. Ik verklaarde terilond (lellig, mij hiermede nlec te
knnnen yereenigen; en , daar het fpreken bfj het geraas van
den beq; inoeyeiyk was, begaf ik mij zonder verw^il verder^
om den kegel te: beklimmen.
Toe mqne groote verwondering waren de vrouwen de eer-
ften, welke, door gidfen geleld, het gegeven voorbeeld volg*
denv en met blijde veirasiing .zag ik de Engelfche jonge juf.
fer, welke b^ onze overvaart reeds m\jne opmerkzaamheid
door haar fchoon en welberaden voorkomen had getrokken , •
onder de voorfien opdagen , eii wel zonder hulp. Zoo kwa^
men w9 , na een moegelijk uur, op de hoogte, als juist de
zon nabS de kimmen was. Slechts eenige meer bejaarde per*
fonen waren teruggebleveo. Een ongemeen treffend gezigi
vertoonde .zich , en de woede van den ons zoo nab^zQnden
klater Teroorzaakte eene onwillekeurige huivering. De fchitt
terende firalen der ondergaande zon fchenén eene laatfle po«
nxRGSLw* i8}i« NO. a. . . F
7t Dl JOHO$r% QnHAMTtKfG
ging te doen » om den vlammenden berg vtn zQn eigen licht
te berooven. Zij dook onder den gezigceinder ; en nu onc-
wi1t1[elde zich voor onze oogen een rchouwfpei , dat met geen '
tnder vergeleken kan worden. Wat vroeger rook. fcheen,
was nu vuur. De roode vlammenzuil flingerde gloeiende
rotsklompen hoog in de lucht, en de beete, alles verzengen-
de tsch, geiyk ook de fava^ die kokend uit alle openingen*
uitftroomde, bekleedden b^erg en hemel en aarde met een
vreefeiyk, verblindend, vurig rood^ De (leeds toenemende
donkerheid verhoogde dit rchouwfpet dermate, dat wij in
diepe verbazing óiir (londen; terwijl de gedurig rollende
donder in de ingewanden van den berg , die geheel in Of»«.
toer waren , hec verfchrikkelifke in de nachteiifke duisternis
'vermeerdeirde. MQn moedige gfds riep mQ echter toe , dat
hy bereid was, ^({ne belofte geftand te doen; maar dat wij
zonder uitftel ont op weg moesten begeven, dewQl de wind
thans gunlftg was. Met weinige woorden gaf ik m^n beflait
kan het gezelfchap te kennen, en wilde zoo affcheid nemen-,
wanneer de Engtlfche jonge dame tot mQ trad , en op wef*
benden toon zeide: j, Ik ga mede/*
Dikwijls, nmar vooral op reizen, heeft men kmmen op«
neriteh , dat vrouwen meer moeds betitten , dan Éiannen ^
om een oogenfchijniyk gevaar te gemoet te gaan ; maar zm*
danige kloekmoedigheid , zoodanige verheffing boven tfle
vrees had we! niemand in dit oogenblik van een jong mefs*
je kunnen verwachten. Men floeg dan ook geen acht op
hare verUarfn^i en deed flechts alles, om mtf van m^n
voornemen af te brengen. Nadat echter beufche vermaning
gebleken was vruchteloos te zgn , en ik met mdnen geleider
werltetp wegging; ontftond achter mQ een Inid gejammer,
daar de Engeffche dame volhield, roede in den krater te wff^
len nederdalen. 'Toen ik omzag, lagen de beide zusters van
het meisje voor haar op de kniên; de vader liep , zijne ban*
den wringende, om haar heen en weder, en liet gezelfchap
aeed alle moeite, om haar van beflnlt te doen veranderen.
Ik $lde terug, en vereenigde mijne beden met die der ove»
Hgen. Te laat zag ik , dat de fchets van mtfne vroegere
beklimming baar het meest in haar voornemen verHerkt had.
Ik hieid daar dus voor, dat de omftan^igheden thans geheet
anders ware». Ztf betuigde daarop , dat z^ alles wél over-
dacht, et) ook vernomen had, hoe, nog vóór weinige da-
gen, vele vreemdelingen, en daaronder z^fs vrouwen ^ in
VAN DBW VKSÜtlUJ. 7p
dea ftHm geifOsf witttii. Zij vmckörfé bóvendiew dat'
s|f bmar beAtfll rétds de gehcêle reis bfl 2ich had gehad^
AU ik éindetgk Terklaarde , dat' ik van m^n doornemen af-
tmg^ tieitie zij met zekere bItteAeid aan , dat zg dit' gaar-
ae gttooftle, dewifl het den tiiannen eigen was, van geva-
len te Qireken , tonder zich daaraan bloot te (lellen , en dat
kaar niets ton beletten, iilleen te gaan. Thans ftelde ik den va.
*er eenigermate gerust met de belofte, dat ik alles zou aan-»
we&dea, w« in mijn vermogen was, om zyne dochter te
beveiligen. Daar nu het meisje zich niet Het aflchrikkeü,
onHtoml eindel^k een zeer roerend tooneel bij het affcheid*
nemen. Zif lag htren vader en hare troostelooze zusters
lang aan de borst, en fcheen in deze oogenbllkken te gevoe.
ten, hoe verkeerd z8 handelde, dat z^j verfcheidene , haar
•Innende, menfchen zoo diepe Itaart veroorzaakte. De (leeds
toenemende vuurgloed maakte het fchouwfpel nog roerender,
6n onder het brullend woeden van den berg hoorde men het
Mde (baOLen der fcheidenden.
Toen wij om nu op de (lell hellende randen alfeen bevon-
*B, op welke men rondom den krater moet gaan, ten einde
aan de ecnige plaata te geraken , welke het afdalen in den-
zelven mogelQk maakt en naar den kant van het bedolven
Pcmfefi Hgt , deed ik nog eenmaal alle moeite, om haar van
bte voonemen af te brengen ; doch het mogt niet baten.
De geleider ging nu vooraan , en ik hield mij aan zijhen
Hok vaat , ten^ll ^^ Engelfche juffer weder op mij (leunde.
Zoo kwinen w^j uaH de zoo belangrijke als gevaarlijke
plaats, welke omtrent tegenover die it^ waar wö ons gezel-
fehap vethten hadden. Hiet moesten wij ons eene poos
nederzetten , om uit te rusten. De gids dreef ons echter
gedorig, en Arheen weinig behagen meer te vinden in de
ganfche onderueming. Ik deelde aan het meisje z^jné be«
denkelQkbeden mede; dat de whid (leeds veranderde, en dat
w<f flellig verloren waren , 200 dezelve zich tegen ons draalde.
Doch niets kon^ haar in haar beflult doen wankelen ; en
als de gids eindelijk verklaarde , dat zij In haar lang vrou-
w^ewaad daar beneden fpoedig vlam zou vatten , ja' zelfs
niet verder in den berg konde nederdalen , trad zij ter "zijde ,
rolde haar kleed als een gordel'op, en kwam nu, als man
gekleed, weder bQ ons. Zoo 'veel volharding moest zege*
pralen. In plaats dus van verder afraden , begon ik te fchert-
fto, en zocht UO hiar den moed in te boezemen, welke
F 2
8o DE JONGSTE UITBAaSTIMO
coch ligt Mn eene vrouw, vAt hoofde van btitr ceedeider ge^
ftel, zou kunnen ontzinken, wanneer zQ eindeligk de nog
nlec volkomen begrepene gevaren werkel^k voor zich zag, *
Ik poogde haar nu op alles voor te bereiden , daar in dea
krater het toeroepen zelfs onmogeUjk zqn zoude ; en hoe
zeer ik vroeger ook niet zonder bekommeringen was geweest^
zoo verdwenen die thuis echter , daar wU ons in de nood*
zakelijkheid bevonden , om den beflisfenden ftap te doen. Ik
was vol moeds» en had geen voorgevoel van den treurigen
afloop onzer ftoute onderneming. -
Wy plaatften ons achter elkander, hand aan hand, en daal-
den alzoo af. Uit de heete bruine i^vi^-aarde onder onze
diep inzakkende voeten fleeg een gloeiende rook op. Wan-
neer wij eenen (lap voorwaarts doen wilden, gleden wQ
foms tien tot twintig fchreden benedenwaarts , zonder ons ce
kunnen houden ; en wQ geraakten dus met zoodanige (hel-
' held op den bodem des krater^, dat wij zelve niet wisten, hoe
het eigenlek was toegegaan. Doch hier wachteen ons nienwe
verfch^nfels, welke de grootfte tegenwoordigheid van geest ^
vaardigheid en voórzigtigheid vorderden^ om niet het leven
daarby te verliezen. De eerlle hindernis, die ons tegen-
hield, was eene breede fchenr, waarover wij fpringen moes-
ten , om verder naar beneden te komen. Aan vasthouden
was hierbQ 'niet te denken. En ware de klove wfjder geweest,
zoo zouden w^ zeker in dezelve nedergellort z^o* Het^ bui-
tengewone meisje , dat wg begeleidden , gaf hier de eerde
proef van hare koenheid , terw^l haar moed (leeg tot roeke«
looze (loutheid. Het brullend loegen van den berg wu zoo
vervaariyk , alsof dezelve ieder oogenblik zou barden. Het
hevigde kanonnen vuur, de z waarde donder, kan met dit ont-
zettend geluid niet vergeleken worden ; gel^k het trouwens
ook onmogeiyk is , alles te befchrigven , wat in dezen hel-
fchen muil der benedenwereld omging. Vuur was rondom,
onder en boven ons. Wij hadden de grootde behoedzaam-
heid noodig, om niet in brand te geraken. De hitte van
beneden was nog veel derker, dan die van boven;. en de
vlammetjes, welke .hier en daar als dwaallichten b^ ons op.
degen, g^iyk ook de lange, breede vuurdrepen, die foms
geheel onverwacht onder ons doorbraken, maakten het voor-
waarts komen ten uiterde moegelijk. W^ hadden ons om-
trent een half uur in den krater bevonden, toen de eerde
i^y^a- droom ons tegenkwam. Bloedrood en met verhevene
VAN DEN V£IUV10S. ^I
fcbooiilield dtfttlieen rchniveiide, batnde bii zich eenen weg .
^Qtar den Oaajémo » en vernielde allef , wat in zffnen loop
Ima voorkwam , onder een verfcbtikkeliik gekraak. Wi) nu*
derden die gloedbedding , welke nie^ zeer breed » maar vrQ
hoog was. De iava. droomde zoo langzaam, dat men den
naderenden vloed ilgc ontwaken kon. Die ooit kanonnen of
klokken heefl zien gleeën, zal zlcb bet best dien gloei-
jenden Ifarpom weten voor te (lellen. De Enjgelfci0 Mitf
(helde bec eerst toe , om baren zakdoek aan den eenen boek
daarin te laten verbranden ; maar de bitte , die de lava van
zicb gaf , was zoo fterk, dat oogenblikkelQk de gebeele doek
in , brand vloog , en z4 bare band niet weinig befcbadigde.
Ik wierp er een (hik gelds in , betwelk de gids , door mid«
•del van z^nen met $zer beflagenen (tok, na vele moeite, er
nitbaalde. De lava, die zlcb rondom d.e zilveren feuda aan*
gezet bad, werd oogenblikkel^k bard, zoodra dezelve nit
den vnnrfhroom kwam ; en dit is bet eenlge , wat wQ als
aandenken van hier medebragcen; Wij begaven ons nn ver-
der naar het midden van- den krater, ofTcboon bij elkefchrede
het genas verfcfarlkkel^jker en de verfcbijnfelen dreigender
werden. Eindel^'k bevonden wQ ons aan den voet van den
kleinen Vefuvius. Dezelve was geheel in vnnr^ en dermate
met nedervloeijende , dof gloeiende lava bedekt, dat de
vnnrznil boven dezen nit den grooten krater zelven fcheen
te komen. De hitte weid hier zoo groot, dat w)| aan het*
-ganfche ligchaam gloeiden.* Wij durfden geen oögenbllk (Hl-
Haan, daar wij vreesden, In brand te. geraken ; en-dlt be«
angiUgend gevoel , als ook het verdoovend , 'de zinnen ver.
warrend , ontzettend donderen rondom ons . deed ons op den
terogtogt denken. Ik gaf dit te kennen , en wilde de jnffer
temgvoeren, wanneer zg mij , waarom wist ik niet, pIotfe«
ling naar de tegenovergeftelde zijde met zich trok. Waar*
fchQnUik wilde zij het gezigt van den anderen kant des
bergs hebben. Onze geleider bleef, als in domme verbazing
over dit verder dringen, daan, en ik zag, by het helle
licht , hem angdig op de A^v^-brokken omtrlppelen , en met
nitgebreide armen ons wenken, om tot hem temg te komsn,
WQ hielden ons met dit nienwe fchonwfpel te zeer be-
zig, om hem te gehoorzamen, en bovendien ergerde hët m$
dat de knaap ons niet volgde. Ik fchrisef dit aan lafhartigl
heid toe, en bemerkte niet, welke bagchelijke omdandigbeid
de reden van zijn temgblijven was. Tnsfchen om en hem
^ü DL JONOtTft UITBAMTINO
wts' eeti lay0 ^ ftroom oncfprongeo , die }atlt tttar deli wand
4ts knten droo^, wflarboyen w|j voorby moftices, eii wttr-
door ons da temgweg Toor titoos «fis^eden soa sQn « xoo
wii dien niet voorkwimen , eer bjj dea fteilen locswand be-
reikt had. WH beide beieften terftond bet gevaar, en dt
angst gaf ona vleiigela. W9 bereikren nog gelukkig hcc
Yoorfte van den vervaarlVken vuorftroom ; doch hier waa eene
xoo breede klove, welke wQ overfpringen moeaten,. om
iuin de andere zffde van de voortdringende iara te komen ,
^at wii , van fchrifc bevangen , dkarvoor ftaan bleven*
Het arme meisje , dat tot nn toe ongeloofel^ke dingen b«d
Yoibtftgty wat afgemat en kon niet meer. Hare fehoone lolr.
ken waren veriengd* Met* moeite bad ik hare ligt brandbtfe
klfediog, die reeds meeimal^n vuur begon te vutten, gered.
Maar no «isdeUik begaven haar aire krachten van ligcbeum
-en 'Ziel te ipel^k» en sij i^onk op m^nen ann peder*. Het
was een vreénclüjk oogesblik. Vertw^fellng -verleende . mQ
oogewone kracht, tk najn haar op, en fnelde atsoo terog,
^om ftechts den wand des kraters te bereiken.' Het gelukte
mji{. Ik poogde eenige voeten boven den /ern* bodem bij
'den wand op te komen , en vond ook werkel^k eene minder
•beete ^' uftgebooide zwaveigrot, waar ik hec meia]e nederleg-
de , en baar de flapen met wijjo nit mijjne veldfiesch wreef.
Nadat s9 een weinig was b^gekomen , gaf ik baar te drïa-
ken, en fmeekte baar op de meest drnigende wijze, dac eQ
.aile bare krachten cou verzamelen ^ om met mQ eenen oic.
.weg te viodeo« Maar zü knielde neder, om te bidden» en
.verzocht mj^, haar aan baar lot over te laten, diar zQ niet
'«eer gaan koiVi zy wees naar hare voeten, :eA met verba-
zing bemerkte ik., dat de regeer voet geheel verzengd. waa>
De fava • ftroom bad zijnen loop tot aan den groocen waad
volbragt, wendde zich hier regu^ en. drong laoga deazeiveir
onder onze voeten verdcK. De hicee werd dtirdoor zoo on-
vefdrageiyk , dat wij bet geene minuut langer badden knooep
uithouden. Ik nam de nog fteeds 'biddende Afir/ op, en
•droeg haar voorbii' de zwavelgrot. Hier vond ik eenige voor-
. nitüekende rotfen, die mQ gelegenheid gaven om behoed,
zaam verder te klauteren. Reeds meende ik gered te zfio ,
wanneer een der (leenen, waarop ik (lapte, week, en ik
aet denzelven naar beneden rolde. Eene menigte ftéenen
volgde ons in onzen val, en het wts fchier een wonder,
dat wij niet gekwetst werden. De Javs - ftroom was au acb-
VAN Bsai vfinrvivf . %%
«r mitt WUÊ wt beTooden <m$ nagainU voof de bnêé^
«HHrklonre. ik geroeide, dtt ik zelf, voonl door de bittr>
«seer «fgemac wet, en, allioewel He voor nifselved Ml
^ïpcoog wel durfde wtgee, mee het melsfe ion bet mfi üec
^Inkc x^ , denxetven ce doen* Z% telve eig dit ia , eil«
Hoeekte mij , httr ce vtritteo en BHJietven te reddeti. Mttr,
hoe coo Ik biertoe bebbeo kmmeii befleicenf
TerwQl ik ^ dus , naar reddiog fioacbtende , ootfttg , ont^
weerde ik plotlb^k oasen breven geleider bf m^. Wi was
«iet een* Oosten fprong over de klove geraakt. Nletiwé
.kocbt bezkide nij , en ik meende in hem mijnen teêééodéA
Engel ie nien. Ik omarmde hem ; maar b4 weea naar tn>A
ven, en rtep met een' tngftigen febreenw: CamUa U 9intH
(IH wind verandert I); en In hetzelfde opgenbiik waretf
wy met gloeiende asch bedekt , en groote rotsklompen ftort-
ttft krakend rondom ons neder. De bodem ènder onze voe-
(en begon ce wankelen , en het dreunend, geraas werd zoo
verfohrikkel^k, aoo vttéooy^etid en bedwelmend , dat Ik mQ
(verbeeldde, dac de gtnfche berg nu zoude inftoften en ons
bepeven onder z^ne puinboopen, Ma^r de )onge salta»
TOR greep het bezweken meisje, eu fprong fchielijt met
beer wet de klove. Ik vdlgde hem , en nu plaatften w|)
baer mshïfaen ons op onze in elkander geilagette handen.
Z«o l^ioeddea wQ met baar weg over totftn ed ibhetiréhf;
4)«er gloed en vuur ; om dén wand tot ons behoud te te-
leiken* Hoe ik dezen bekTohimen heb, weet ik téit nfercè
Beggen. JSen van onderen opdampende kwaim d,rong 'Mtt
ons toe, en wg zakten meerinalen verre terug, wanneer wQ*
mee de uiterfte infpannlng een weinig voorwaartf gekomen
waréÉ. Tot ons geluk was de wind nog niet geheel naat
ons toe gekeerd; anders zouden wQ nooit weder boven gé-
%otten z^. DlkwQls draaide bet mV voor de oogen , m\jtae
knUEn knakten, en ik moest meermalen het meisje laten TTük-,
ken, alzoo ik zelf ter naauWernood kracht méér had, ote
opwaarts ie (Hjgen. Ook de gids was zeer afgemat. W|j
verkwikten ons een weinig met het iaatfte van myoen iacrj»
mae Chritti^ en kwamen zoo weder op de been. Toen wQ
twee derden van den f^eilen rand beklommen hadden, werd
alles, wet ons omringde, ten uitérile verlbhrikkelQk. De
berg fcheen ons met geweld te willen uitb/aken* Z^jne don-
ders, rolden aanhoudend , en de wand , bij welken w^ op-
klauterden, begon zoo vervaarl^k ce fohiMUea, dal wij^dns
$4 D£ JONGITB UiTBAaiTINO VAN D£N V£SUVIUS.
OMiiweltlks konden (taande hemden; cerw)jl hec gevttr^ om
er door de bewegiiig af te ftorten , eiken oogenbiik fcbeen
toe (e nemen. De gedachte , dac wij zoo na bq hec doel
van ons verlangen waren , verleende ons , als *t ware , bo»
▼enmenfche^jke knichten , en 200 geraakten wij eitdeUjk bo-
yeo^op den rand. Met kond zweet bedekt , zonk ik bewus-
teloos neder y en daar verliep meer dan een onr, eer w$ ia
ftaat waren , verder te gaan.
Twee heeren van het gezelfchap, waaronder de biüktns
jtinnelooze vader der jonge infièr, waren met hunne gidfea
tot aan d^ze plaats doorgedrongen , om ons hnlp te bledeo.
Dezelve kwam^ helaas | te Uat. Het arme meisje 1^; in
aanhoudende ftniptrekkingen. Onzen geleider was de. arm
door., een* > nedervallenden fteen zwaar gekneusd geworden»
AJlea zageii wy er verzengd en deerlijk gehavend uit. Met
diep fiilx.w4jgen namen wii verder den terugtogt aan^ W^t
verichllde dit veel van het luide gejuich» waarmede wQ
ons op weg begeven hadden! Het meisje werd zonder be»
wustz)jn naar beneden gedragen*. Met bet aanbreken, ven
den dag kwamen w^ te Refiua. Hoe geheel anders waren
onze gewaarwordingen by den zonnedpgang van den vorigen
morgen gefeest! Wat kan erin vierentwintig uren ve^l. creoriga
den menscb overkomen 1 Als in Ipftaatfie trokken wQ Na^
f eb binnen 9 en de mare des ongeluks verfpreidde zich wel-
dra. Ontzetting en medeleden vervulden alle deelnemende
zielen by het vernemen des wedervarens van een m.eisje, d^t
doof allen,, die haar kenden^ hooggefchat werd« en door
de .hulp der kunst niet meer was te redden^
. ASet (piepen weemoed verliet ik Napels en de trpostelooze
familie. £n offchoon ik mijzelven niets te verwQten heb» ^
oJTchoon de naaste bloedverwanten zelve en allen, die er
bfj tegenwoordig waren , m^ ' zochten gerust te (lellen, en te
troosten y zoo zal deze akelige gebeurtenis m^j toch (teeda
bedroevend voor den geest zweven , en m^ne fchqonfte.ber»
inneringen van een zoo bekoorlijk land verbitteren.
ZZNIGS ZINSNEDEN UIT BENEN BRIEF VAN LAFAYETTE AAN
DEM OENERAAL BERNARD, TE WAS0INOTON*
M«<
füit de Baltimore Gaxeue.^ '
n waarde Generaal I — GQ weet , dat er in Bil-
EEMIGX ZINSNEI^ftN UIT BfiNM B&UF VAN LAFATftTTt. 85
.^ MDlge oninifin hebben pkaU; (egn{>eD ; ileselve isnUen^
denk ik, ebtdigea in 4e afifcheidkig van dac gewesc van;tf#A
tei^, onder deazelfdeo Soqvefein. :Wy b^bb^ er óns tentet
In c^mengd, dan aileen door te vecUifen , - dac w<j niet txOm
IftiL gedo<»gen , dat eene Tteemde legenn^i eenig reitt van
tosrchenkomat doe gekten; latende tlEoo, de. beide volhen
Inmne eigene zaken fchifcken zoo ala ^ znlks goedvinden»
maar niet willende» dat andere Gonvemementen tnafchen^
btidcn konen , om .onze naburen te onderdrakken.
Onze Repfablikeinfche orobn ia oamlddelMjfc erkend ge*
worden -door htt Engekch Q<tuverQeiBent» eq zal weldra,
SCO ik hope, mede erkend worden door de .andere Mogend»
beden, ^q kont wel bogrQpen, dat ik niet van meening
ben, dat dit de beste der RepubUeien \u Geenazins: aan de
ConÜitotie der Vereenigde platen geef ik vesre de^ vootkeor.
Maar ik geloof, dat wij , in de tegenwoordige Q|n9andighe«<
den, bet beste gedaan hebben; en wij hebben alle Repn-
blikdnfcbe inflellingen voorberefd, in den vorm van eenen
Volkstroofl. £r .'Z^nin Frankrifk geene opregcer en veriicb-
ter Patriotten , dan de Koning en zQn Zoon, Ik ken hen
Hechts finds korten tyd; mflar zQ hebben my de grootfte
Trieod(chap en vertrouwen ingeboezemd, en dit gevoePb
wederkeeri^.
Ontvang de vernieuwde verzekering van mQue oude eiige*
tionwe vriendfchap. '
ParifSf 9 Scpr. 183a lapatèttz.
D.
DS PAR^SCHK BARRICADEN.
Fe Franfchên hebben zich }n de jongde t^den groote Ue&
bebbetf der Statiattek betoopd, en zQn dan ook niet fai ge^
bceke gd>leven,' de Ibaatfteenen te .tellen, die door hen in
de berochte dagen van Julfl uit detzelver eigenaardige plaats
290 gemkt geworden.
I>e ParQfche beftrating beflaat eene oppervlakte van drie miK>
lioen ellen. Er waren , behalve de verfperringen , zamengefteld
Rit de hoornen dér boulevards , uit timmerhout , rijtuig , huia*
laad enz», zelfs v^ lijken^ 4055 barricaden :van firaatfteenen
OK^K^ ^^ ft>^ Farijt heeft drie mannen met de meting
dezer barricaden belast: in de eerSe afdeeling zij 46000,' la
de tweede 57000 , in de derde 43000 , te zamen lasiooo
M M^ PA&UiCHB »AMICADtIf.
elfen ilriiitg#0iid' opgegnïreB gevoadee* HT^Mlnlve ioBgeii^
eea twiacigfte gedeelte der beftmriDg weggetfatnidiiginrofdeii.
BIke' vfeitKiite el bevat 95 fteenea) ge^lgel)|k he( fe-
he«le:#ittr der nittemkce (leeAeo 3,ti5,oeot ^h dat beeft
Ifer gekaeen, li«r gewtgt vta dënea ftntcAèen, door flkaoi-
der^ op j6 po&d gerekdbd, lof welalge umor, eeoedlait van
iS^tüSOfOoop^tiékin fa bewegiag gébmgt. Vu gezegde^tiaStOoó
fteeoea et^a eis^coo taa ftaldBea geflegen, ea toe weipg».
fchae in de halzen aatr borea gediagen. De torftafliag éer
gelieele bieltridag heeft der ftad 950/100 fnmci gelmr, —
PMp^i cele 15Ó0 ftiitCB ea 95000 faafoea ; door tfooo lame^
rea#, 6ü «Hen vaa elkander, urordea deaelTe.Terilthti elb^
deri^lvén kost der ftad jaariifka aan oodeilioiid 105 fnsca.»
ea de aaafbhaiRag ongereer dt helft. Van deie iantarèpf
s^a ook ^er tefe^ fbboon op verre na alet de helft » va>
Bfeld gêwoMea.
E
nod Oh lTAAtT)S VAfl FRANICrifa RAXaaNJgO
•• • • ^ f
(fIfiffOt 6 Jap* 1831.)
jeré 2y Keizer nicolaasI Even dom als woedend van
aard , behelst zijne Proclamatie een Manifest van Ëuropefckm
Ooriog. De Diplomatie boordt; de Oorlog veiloaè. Br Is
meer menschlievendheld in één' kanonskogel, dan in al de
vreesachtige of Karihaagfche Kanfelargea van ^urop^. Den
ooriog verklaren aan de Franfehen van het 'Noorden , ir
hetzelf^ié , als dien aandoen aan de befóhaaMe weretüï^Via
betzelfde , als aan ons da 4lpe» Wy^ den Ryn tot gren*
zen beloven. De Belgen hebben bet reeds begrepen ,4-ea
oiizè Vfag wordt de hunne. Indien, in dede vaa«z|'n hof
ea zQn barbaarsch KQk te beftbavea, de Aatocraac oaazQae
Baikfren zeadt, znilen wij ban dea baard. afttickken. . De
partij, fce fFaterko ge(|>èéld, IcKrteawt om voMoeniag.
"^mraBtsaL wt ben tooNEeupBL van otRRir rA»E
O.
rmftiaeki bet f aar 1^90 kwam te Duinkerken^ b^j deo
jPodthaadekMT }• hardt, eaa Nationaal Temeelfpel van
deniiekendea OBRRfY ^apb In het licht, getiteldi Joaa«
»)ias, üf dé ZêgêpNkil iet B^geheft en iit Arimermth ^
UITTRftl^U mr ftSN TOOMXnJTU 9^IJ« MUIT PAK. 1^
wmarran in dU TWchrife vto \mt genoemde jaar bet navol*
gende vciflag'ii)g^dMii; ketMik out, in dezen c^d» t>pfler.
l^el^k genoeg is voorgókomefi 4- 00 «bec onzen Lezeren , die
boe genoemde Tcmdeelftuk noch oqi T^dfchviA fan dat }aar
bezitcBB, liier mede te deelenc
« DéèOgeloovigbeid éérBraBanJerSy betdmNIc IrooftvloeQettd
-IfêiagderQeestidHikea, %il hxtnni overwinningen op den Keizer
losEPHus, dien inèfl ftier u\a ChristeB*wyi((éei' v^6driïef€» wor-
deif hl dit Tóonèeirpél zeer aardig ed fprëttèüd ^voorgedragen.
\/Muocratie houdt zich zeer verwdnderd , dat het Bifgehof nog
jaan deszelfli giïnftfgen coefland tw^telr, daar een geheef^lic
op deszelft wenk voortvUegc, om honten ehlteeoeolfèiUg^li te
bewlertfokeni daar 4e verAnading van een venbt ooi^wff ^
Hdroogden vti^, of eeft gerimpeld vel, vaa étz^ of genen
Heilig, voor eene doodzonde wordt gehouden « en iit|,'4)enfec
op ftatnde voet gelooft , dat eeoe hisntea pop oren ver wttn.
dIeU, gevaar loopt, om eoi Martehiar te worden. Het BH^
^höf voeit daartegen klle de oogmerken ei), ondentmiagts
vaó joiepflut aan, vrelke ib bet c#eftde Toameeljdua.bei
iaaftrd wordeni
EZM PRIESTBÏf.
JosEi^Mua taüooze Heiligdommen aan (
ÊEN ANDER. '
Het Vagftvttttf wa^slt op zijne groislOtgeiil
EEN ANDEE« : :. i .
De Bleeht beefk aireede den Atop óm dén hÉliT '
ftEN MONNlK«
Oatt HefHge» worden tnlnbeeMeoï of pronken fo deOv*
i«iq tan j<^lEPHUS!^
BEjf ▲et'X>&a«
Ottffe AttitrfUtlldeMii^n teRTchapt MV <n fitboerOeeaft^ki^a^
«fN ANDSIU
Onze zilveren Aporttle? '^«wdewn in kro6ftep ^ Ifi ft:i»#^*-
Itegcn , plaquetren en cj^onenilvkken!
. EEW ilMDEa.
Onze Kerloeii worden; GastbniflHi! -.
'EEN AttOBR..
Onze Klooetcri verandert hQ bi paaideaftallen I
• EEN AIff»ER.
Qnse Cellen «jifl de ber^iokken voor baverzifckeil eff.ftfop.
Vosita geworden !
EEN ABT*
Met 007e fchatten becazlc hjj zii)ne foldatenl
«.S UlTtnUtlBL VIT EEN TOONSEUFEL
EEN ANDSR«
En vw ome EerwaEiden wil hSi fchoéBpoecflbi tatken!
ALLElf GELV««
WnakI Wntkl Wntkl — over onze Heili^ii,enoTeroiisl
Z^' vallen met hit aangtzigt fer aarde.
EEN KAPUC9N, het FronHtOiibeeli insgeUfhs met
het aangezigt op den grand leggende.
Vetoeder n nevens ons , lieve Franciscus I
BEN PEEEKHEEE, het beeld van Dominiens ook neder*
leggende.
Al« het er iets asn helpen kan , Heilige Vader I doe dan als w$*
Alle deze gezegden « en eenige opvolgende Tooneelen» doen
de Staatkunde heüxxittik ^ dat zij zich veigist heeft, en dit Volk
t^ dom en te zot is, om o^t verftandig te humen^ of oolc
^raariSk vi^ te willen worden.
In het tweede Bedi^f doet zich jozef op de gnnftigfte
wjizé voor; beginnende Staatkunde het gefprek met hem, op
^ze wtize: „ Geloof mif. Vorst 1 het is zoo min nw be-
lang, «la het belang der overige Mogendheden op deze Aar-
de/* — j, i>at de Volken wqzer en gelukkiger worden?**
vraagt jozef. — „ Neenl dat men pogingen doe, om hen
zoodanig te maken ,** antwoordt de Staatkunde , en vervolgt
met eene ontleding der redenen, waarom zQ dusdanig oor*
deelt. £n Wanneer josephus vraagt: waartoe hem dan
kroon en fchepter zal dienen? antwoordt Staatkunde: ^ Om
een Forst te z^n^** En wanneer josephus een mensch be*
geert te wezen, raadt zy hem, kroon en fchepter neder
te leggen , of eerst xe beproeven , „ of Mj vnnr en water
onder elkander kan vermengen.** Dit fch^int wat fterk ge-
zegd; doch de volgende- Tooneeien regtvaardigen dit denk-
beeld, in welke de thfeeperij en het Bjfgeloef zoo wél hten-
ne rollen volvoeren, dat de Forst geen menseh kanblQven. —
Zie hier het flot eener redevoering vata
DWEEPER^.
^ o Aanblazing van boven! o IJver des Heeren! Ja, Ge.
loovigenl ja. Verdedigers van de voorvaderiQke Inftel-
llngen! jat te wapenl (e wapen! te wapen! Josephus
tk\ vallen! HU zal weggeblikfemd worden! vernietigd! Drie
nren na zQnen dood zal niemand meer weten , dat h^ een
bei^aan gehad heeft. Gaat! vliegt! wapent n! Hebt gy geen
Ihaphanen, neemt dan bezemftokken! en hebt gQ geen be-
zemftokken, ziet daar dan!
QHif fmijt eenige doodsbeenderen onder het Folk.y
VAM GERVT ?APE* . 8j^
Ziet dttr dan de fcbenkels , de kinnebakken , de tnnp^'pen ,
de korte en lange ribben van den heiligen «RANCiacüt,
DOM1NICU8, ANT0NIU8, BLORI, GUDULB, en Van al-
len, die ooic fchenkeli en pj^lpen gebad, en ze ona nagelacen
bebbenj Neemt .deze beüige wapenen! woidtrer andere 'am*
Bont nedel verflaat een iegioUfk duizend K^erUIjke Philla-
ttfnenl Gaat, m^oe bioi^ers! Ik geef u de benedictiel
Die fieift in den ftiijd, gaat het Vagevnqc, als een pQl van
den boogy voorbij » en regelregt het Hemeliiyk in.**.
In bec begin van het vierde Bedr^f verrigt: eene met fiok»
ken, fi^aphanen en doodtbeenderen gewapende menigte z^ne
eiocidên , welke van ter zijde door een* KcQgfoverfie van
den Keizer befchonwd worden , die er geheel niet gnnfcig
over oordeelt. ^ Mq dnnkt (zegt hq) het zon niet kwaad
z^n » dat ik m|}ne fbidaten , in ftede van fnaphanev, plakken
~ en roeden in handen gaf. BQ aiwat leeft , dit Volk is niet
waardig , dat men er kroid en lood op veifchiec* De Vorst
beeft my Vader In het Dolhuis gemaakt; maar b^ heeft
veigecen, om m\j lederen wambuizen en kakftoelen mede
te geven.
Tegem een* Kapitein^ die aankomt.
Wel, myn goede Kapitein! hebt gij dat rommelzoodje gezien?
KAPITBIN.
Ik heb meer gezien dan mQ lief wu , Heer Overftel .
Ka'v<»SOVZRSTB«
Jfisfehieii zQt gy bang geworden voor dieüèlden met hunne
heilige doodsbeenderen.
KAPITEIN»
Mogeiyk zullen zfj het ons bang genoeg maken.
Hoe! — is deze ual u ernst?
KAPITSIN.
Volkomen ernst » Heer Overfte !
KRVGSOVB&STK.
Z$c g0 dan ook al met de ziekte van' die land befmet? •«-
Hal hal hal In eene kale rundetfchonk zit meer kracht,
dan k deze mergpljpen van anto^nius of^iSy»/ jutmus*
*t Zön beenderen uit het knekelbuisje» de Hemel weet
van wie I
KAPITBIN.
Het zQn deze doodsbeenderen niet ,. Heer KrQgsoverfte I die
mij bekommering baren ; maar het z^n de gevolgen vaQ. deze
heilige bedrlegetöen , die tt vrees.
9Ö UITTRBKltft OIT EÜf TOMftSLIPBL
. WtÜBe gerdl«eflT
.... . . nuPtrEttié
Dm. ofiW«<!efftattdeI||kefl Invloed, «eoiliêdéiteveRdoftln^
iMktii ép ten Volk , dit dom én bijgdoovif i«« en diti^dloot
«ttttt Zitlsorge», f^r welke bet een* ottbet>M!deti eerbied
heeft f eo die het tolftrektfce oppeigezeg over óHwelfi Tfem
leoerétt i Bleh overel tut heenleiden , wear nreii bet bebbeii
wil; — bet onbegrUpelijk Emhufietmtii » dut elgemeen de
ïfetie in bet boofd en om hec bin gefligen is , dat in A»ac
ft » om tot aife bedenkelQke tiiceriten over te flaan , en dat
op twee onderwerpen gevallen is, waarvoor de fcerveliiigeff ^
utt elien t^de, bun goed, bloed en leven hebben willen op^
ofeetif toodri 24 er bet barnai voor aantrekked«
IRj(fOSOVK&«TB»
Eii die twee onderwerpen zijn ? *
KAPITEIN.
Godidtentc en VrQbeid I
KRQOIOVERfTB.
Hal bal ba! Godsdienst en Vr^beidl ^ en dat too all
se bier zQn I
1 . KAPITEIK.
Zy mogen z^n zoo als ze wUl^a ^ dat is het verfchll niet ;
maar zeker is het , dat zij hier air de uitwerkjpgen hebben ,
ja nog veel fterker ,zün , dan of a^ waren zoo als zij behoor-
dco«. Het gaofebe Volk is er door in beweging gebnigt.
De Kapitein maakt verder eenige zwarigheden, die deü
Krijgaoverfte geenszins fcbijnen te ontrusten ; doch , na het ^
gezigt van cene groote menigte Geestelijken, iA de eene
hand bet kruis, in -de andere htfnd het zwaard dragende,
fommigen met kruiken met bier, anderen mee zakken vol
geld hem voorbij getreden zijnde, begint de Kqjgsoverfte
eenlgzins van toon te veranderen , zeggende: ^ MQ dunkt,
dat bun aanul vrU groot is.**
KAPITEIN.
2fj ([unnen het zoo groot maken ah ze willen; alle {nwo-
iiera z^tv buime recmten. 1 '
KK^GSOVEKSTE«
Z5 fchfinen vrö wel gedresfeerd te'z^jn.
KAPITEIN.
Dbt ÏÊtk ik Jliiat niet zien; maur ze zQo voi couragie', dat
Door deze en andere redeiM begtm b$ reedè ie rftr^leti;
MN OKULtT tA&« Stk
«i,.dt«r ïai gehtd buUeft r^d U4 bilde b^ eao^ vc4koBi«a«^
•nmtie Mfr» vtit teraggtaf vtn tlle Regcin «ftPrivUfgifi9t
welke eckcer^ itt te latt aangebodtn^ afgiiflageB . wói4ev4
zoodac het no tot een vedutn sioes koneiu
De beide' Legers fchairen zich tn flagorde» otf taii.it,HltU
len. Intosfchen fteken de GeestellDkea hunne kroifen , krui-
ken en geldzakken op, en wenken én toepen. de foldttCft»/>m
ge ^e doen defexieren*
' ,.|k .«ai Q de benedictie geven.
SOLDAAT* l
Ik bedank u , ik heb (è grooten honger.
EBN GEiSTBLQKE» tegtn eetf SoUaaK
. Viom hier. Broer 1 gü A:hijnc dorst te hebben.
EBN ANDiiR, latende getd zietu
Is. dat niet beter dan elf oortjes daags t — Kom hieri
Op deze en dergeiyke iMtnood^ing^ii bomds de (bldac^
bg ganfche troepen orerioopeB* ,Kr^giwufi9 en Kapi$Hn
vliegen heen en wtder^ doch ^uchteloos, om deze defertie
te betetten; Zii worden zelve van eenige foldtien bedreigd.
De Officieren kommandereit de foMateo oai vswr ift geY^l:
doch al de geweren weigeren*
KAPITBIN»
Wa( dunkt u^ Heer Overfle?
K&QGSOVERStB* ^,
Ui weet het Di^l — Ik- benndeioosl — V^ Duiürei it
in 't 4>ell
KAPITBIN* . I
De Éf^iiigen ek de Bierkroiken ten minde, . - .,* \
KR90S.0VE&STB.
Wat denkt gS 9 dat er van ons worden zal? ;
: . . % KAPITEIN. 'f . ,
De vlngt, of een verpletterpartijcje !
RHQGSOVEftSfB.
Hei eerfte was wel het heilzaamfte. . ' '"^ ' ""
KAÏlTfriN. ' '^ ' ' ' ■' . '
Maar ;geenszhis het honorabeffte. '
ITR^OSOVfcllSTe.
Ltten wQ wii}sgeerig over bet ihxt denken. - -
£n op de loop gaan? --- o Josepbi^s! josBi^titya!
G} 29t kwilQk beraden gewisèst \ of g9 wordt fiecftt gediend/
/>^ Kommandant geeft hér feeken m den mtms^ih De S9h
9% vnnsKWÊrt mr smjm toomeblspel
dat€m yerwéren xkh flsauwtl^k; de meeOem' defertemt ^.em
eimkUfk nemen Kf|ig«bverfte en Kspiteio^ .iwr aide hÊtmen^
'dk vhgt; stle% achterlatende ^ wat zif tnedegeèragt heUen^
Viaorlel Viaroriet Viaariel
ALLE DE OVïaip»N«
Viaodel Viaorie! Vidoiiel . ^ r
Alleg^ [zegt de beoordeeltar van het fttik van pap eJ
wtt men, cot hiertoe, in dit Tooceelfpel gefcheuc heeft»
ftiookt volkomen (wat het wezen van de zaak aanbe-
langt) met de gefchiedenis , die onlangs in Braband i% voor-
gevallen. En ook het vijfde Bedrijf is daarmede overeen,
komftig. • JosBPHUS, door Moedelooiheid tn Hartzeer toe
het niterfte gebragt , bezwiijkt voor de tijding, hem nit zQne
Nederlanden aangebragt. In deze. omftandigheden. biyft hJQ »
echter, niet alleen groot, maar te gel^k menschlievend. Al-
toos begaan met het lot z^'ntr ongelukkige Onderdanen, be«
klaagt hy hunne verblindheid en verleiding.
STAATKUNDE.
Deze ondankbaren verdienen uw beklag niet^ Vorst f Straf
l|én, door hen tan zichzelven over te laten. i
JOSEPIIUS.
Welk een rtad ^voor een vaderlek hart ! -• o Mijn Volk f
' mtin Volkl 't Is weinig, datgQ mti overwint/ MaargQ»
de prooi des fchandel^en Bijgeloofs ! GU , in de kluisters
van hen, die uit den afgrond z^n opgedaagd, om de Vrij-
heid der Volken den doodfteek te geven ! Gq , op den rand
van uw onherileibaar bederf, in den waan , dat gQ behou-
den z^jtt — Dat gy mij vervloekt, vergeef ik u; maarxlac
'gy den zegen der aarde met baldadige handen van u weg-
'ftoot, dit wringt m9 den boezem toe. Uwe naderende onheilen
doen my beven. Gelukkig , dat ik ze niet «anfchouwen zal!
Na eenige tusfchenpoozen, en eene en andere uitboe-
zemlng, die het karakter vanjosEPu us in het beval-
ligsc licht plaatfen, verfchijnt de MenschUevendheid ^ ittU
• ke den fiervenden Vorst in zqne laatfte uren vertroost, j» Jo*
SBPHUsl (dus fpreekt zQ onder anderen) g^ zegepraalt t
wat het wezen der zaak betreft, en .— ter uwer vertroosting
xy het gezegd — deze zelfde triomf van By geloof en Aris^
toeratie geleidt deze pesten der narde naar hun onherftelbaar
verderf* -Uw Volk. is, door z|jne Geestelijken en Dwinge-
Uttden<A verblind II misleid en verraden g^eworden; doch ^r-
^m GÉRAlT PAnu J»^
lang nïl iiee d^ oogen openeiu** -^Dt^lrop «liidigt het ftak
tavtt de segiepratl van Bifgelotf en AHtt^^Mth^
De Heer fapb» die tls iUltainiuk TMgcellog eeolgeii cVd
te^ Auivwrpm\, eo we>^ toen de ^rootfte wanoiden daar {Maaia
baddao, verkeerd heeft « wan zeker beet' io ftaac, om de
Brakmdars Ie ieerea kenneri;^ en de buiceiifporighedeii Tan
fbnaiigen hebben hem denket^k aanleiding toe bét maken van '
dk TooMeifpcl ge^e^n* fiittifftfaeQ £dtii beflnit de Ré*
ccafeK van dit 'tooneelfpel} vosdufe dé eigemeéne mensch^
Kevendlieidy en mogelffk eèae niénie op hinden aijnde Oev
^MbntcttBg in dat Land, dln: mea hun ken*' meer beduiden
fseet; oniee bet liU] genot hunner ondo wonegtea^ toe»
I • >.P. M *\ Iinii ifiiw I I il - II i j.iir
D.
re PreAdent ttoNTsaQüisü en Lotd CBneirËRriBtH
troffen elkander op ëèné reia in itdHë aan/ Beide 'manneü
wafen jnfsc ^fchike , om fpoedig aan te flulcén. Zij hadden
dus weldra eene naauwère verblndcenls gemaakt. Onder
weg viel het gttptA öp de vootcleelen /die het eene volk
boven het andere genode. De' pot& (lemde den Pk-efideni
toe , dat de Franfchen meer vernuft bezitten , dan de Ënge!^
fchen; toaar beweerde, dat zQ' minder praktisch 9erftani
hadden. De Frefldent kon dit niec ontkennen ; doch meen^i
de 9 dat deze twéé eigënfchappen geenszins te ver^elijked
waren. De beide reizigers bevonden zich 'te Fenetii. De
Prefident waa zeer bezig, ging ovetal heen, bezigcigde tU
les, vraagde, prdaitë, 'en fchreef des avonds zijne waame^
mingen op. Hl] was eens twee of drie nren te hi;{^ geweest
en zat aan zQnen gewonen arbeid , wanneer zich een onbe*
ke&d pérfooh Het a^nmeldeq» Het' was eeh llecht gekleed
Fransckma^f die hem dus aanfprakt „ Manheer , ik ben eed
landsman ivan n« S'edert twintig jaren faon4 ik mij hief op i
maar mijn hart Hangt nog altijd aan de Franfchen^ en ik
voelde mij fteeds gelukkig, wanneer nu én dan de gelegen-
beid voorkwam, om iemand eeoe dienst te kunnen bewijzen ^
gel^kditmet u thans het geval is. Hier te Tande mag menal»
les doen, maar niet met flaaczaken zich moeijem Één on-
voorzigtig woord tegen de Regering kost het hoofd, en gij
hebt er reeds meer dan duizend u laten ontvallen. De Staats-
aasKGfti«w; 1831. KO4 9« G
'^4 MOMTBtqUXEO £N ClTBrrEaFietD.
iniuilUi^rfn lextc/iï op ^Qw«"^uigen^ mem löerc öp n; racftf
fluipc n overd mt.; meo igeefc er acbc op^wac gif doèt^
ütisii' \fcOmh zich orertaigd, d«c g^ fohrijfc. . Ik weet vr^
rzeker , dac giy — - misrcbien heden , misfchieo jnorgen — een
f bezook . te wachten hebt. «gedenk n wel , MQoheerI of
jgit^ werkeljlk leti gefehreven hebt, en veiigeet niec^ dat een
renkele regel » dien men verkeerd nitlegc, n bet leven zon
bonnen kotten. V^der heb ik n ntecs te zeggen* . Ik heb
4t tetp JDJi aan te bevelets. AU éénig looft voor de dienst «
-welke ik voor niet i^ebeel onbelaogriik houd» verlang ik dit
ivan B« dai.^V'^ zoo wQ ^oevnllig. elkatder ontmoeten , mtf
niet vüt .iRfitt^^ en dai ^.| zoo giJ^-Bds.fcUen m niet meer
met de vlugi knne redden « maar gegrepen mogt woedes ;,
iMhaiftt-Jtnla noemen.*^ Mee deze woorden verdween de
man, en liet den Prefident MONTStQt^iEtr in de uiterfte
v^anlog.' Hél: éerffeVWae hif deeci» Was, dat-h^f naar
xlJiUt fcbijftafel jfittg^ ié papieren nam en op het vnnr
^lerp». ,Nuuwi^M)k« ^"^ <^it gefchied» en had hf menige' or«
,dera iiUgevaardlgd. toen Lord CBi;iT^aFiEi;.D^ in huis
Ikwam* ; Bet. moeit wel in bet oog vallen, (]at zQn vriend
zich }a 'een* ' yerlchrikkel^k^a . angst bevonif« HQ vrpe^ dus ,
' wat ^ toch gebeurd was. De, Pre^dent vercel^cie hem» boe-
danig 1>ezoek by had gehad -p- dat hij zfide papieren ver«
brand, .en bevel gegeven bad» om een huunqtuig tegen des
fporgen^ drie ure in gereedheid ce hebben, dewfil bij voor-
nemens, was», zonder Verwijl eene plaats te verlaten, waar
^ètt oogeoblijbL .langer of korter zoo verfcbrikkeiyke gevolgen
voor hem zpii kunnen hebben. 'Lord cbesterfield
hq.orde hem Wlzipjttig aan, en zelde: j» Dat is nu goed, Mijn-
hejsr d^ Prefidencl maar houd u toch een oogenblik bedaard.
Laat Qn9 eerst eens rusiig en zonder overijling fpreken óver
uwgeyaU** — .i>Gij zijt niet bij zinnen,'* antwoordde xon«
izs^ivyzu; tf hoe zou mijn hoofd rustig zijn, daar het
(lechts aan een* draad hangt T* — ^ Maar wie is de man »
die. zoo edelmoedig zich aan het grootfie gevaar blootftelr,
om u te redden i Dat komt mij eenigzins bedenkelijk voor«
Na zoovele jaren zou hij nog zoo geheel i^/^ffjc^/ri?» blijven!
Met allen eerbied voor uwen landaard, ik twQfel daaraan
£eer. De vaderlandsliefde drijf^t niet ligt iemand tot zoo ge«
vaarlijke (tappen, althans niet ter liefde .van eenen onbeken-
den. Of is de man misfchien een uwer oude bekenden ?** —
„ Neen/' — „ Hij was flecht gekleed r — „ Ja, zeer
Üecht" — He^ft hij van u eenig geld gevraagd , cene
nONTESQUIKU ËN CH£STERFIfiLt}. P5
Itleinigbeid njisfchfen, voor zijn(J waarfchuwing*'' -^ „ Waar-
lijk nicc, geen cent,*' — ^ Dat is nog opmerkelijker. Doch
▼an waar weet hij alle die dingen, welke hij u gezegd
^ hccfcr* — j» Ja > dat weet ik niet,... miarchien wel van
'de /jvf0f}f/i>* meesters zelve»** -* Ik behoef u niet te zeg^
gen, ilac deze Raad de gehehtifte van de wereld is; hge
zon hij toch denzelven^knnnen naderen?** — ,, Zon hij mis*
ichien een veripieder in hnnnè cllenst zijn?** — ,, Wel, waar«
om niecl Men zou eenen vreemdeling tot (pion maken; en
deze Ipion zou zich in lompen kleeden bij een verachtelijk
handwerk» dax genoeg moet opbrengen, om er goed van té
leven ^ en deze fpion zon zijne meesters verraden, op halve
kaas van gewsrgd ce worden, wanneer men u opligc en gij
bem aaogeefc, of wancneer gij de vlugt neemt, en op hem
de verdenking valt, dai: gij door hem gewaarfchnwd zijt ge*
woidenl Dat alles is ongeremd, lieve vriend 1*^ <— j,Maar,
wat kan het dan zijn?** — ^ Ik zin hier reeds op; maan er
wil mi] nog niets iBvallen.**
Nadat zij beide eenigen <ijd allerlei gfsfingen - geopperd
luidden, terwijl uontesquieit er bij bleef , dar hij , om*
zeker te gaan, met den meestmogelqken fpoed het land
wilde, rnimen^ wreef c^esterfield , ondelr het heen'
én weder gaan , zich peinzend het voorhoofd ; en nu «
alsof hem eensOags eene fchrandere gedachte Inviel; bleef
mi daan, eo zeide: 9 PrefidentI daar valt mij iets in. Hoe
^are bet,«. wanneer misfchien de man...** — ^ Nu? de
man...** — n Wanneer de man.«.. Ja, datlton wel z^n ,
en het is zoo; ik twijfel ér niet meer aan.** — „ Nn , wie
u dan de rnan? Zoo gig het weet, zeg het tetj fchielijk/' —••
3^ Of ik het weet? o Ja, ik geloof, dat ik het thans
weet.,. lioe, wanneer de man gezonden ware door ie-
mand» die ••..** — „ Heb toch de goedheid, en pijnig mij
niet langer!** — j. Een perfoon, die menigmaal ondeugend
ia,««. een zekere Lord chests*&pield.,.. hU zou u
gaarne dooi* een proefondervindeiyk bewijs begr^petflk heb-
ben willen maken, dat één lood praktisch menfchenverlland
meer waard is , dan hónderd pond verüuft , dew^I met prak-
tisch verlland. • . .** — » Ha , vérfoeljelijk mensch 1** riep de
Prefideot , ^ wat hebt g\j mQ daar eene pots gefpeeld I En
mijne manufcripten • . • • , mijne manufcripten zijn verbrand !**
De Preiident kon den Lord deze pots niet vergeven. Hij
bleef bij zijn voornemen en reed nog des nachts weg » son.
G 1
$ƒ$ MONT£$qUJ(£U kMi C UE8 TERF 1£ L Dé
der van zijnen reisgenooc afFcheid ce nemen. Welllgc zoud^
een ander gezegd hebben : ^^ Lieve vriend i gij hebt bewe*
zen, dac er in Engeland mannen zijn, die vernuft hebbeo ;
weUigc vinde ik eens' geleg.^nheid^ om u (e. bewijzen, dac
er ia Frankrijk ook mannen ;Eija, die verfiand h^uiitiï^''
D.
Een^ ^are Anekdote.
re vader van den thans toe levenslange kerkerftraf verwe«^
zenen Exminister de polio na c was in den aanvang der
eerfte Fri^p/cA^' Omwenteling, met vele anderen zijner land-
genoocen, uitgeweken, en lm»ld zicii geruimen tijd te JRi^^
fiadt op. Op den tienden verjaardag van dezen zijnen zoon
jui«B8 noodigde hy alle jijne lotgenooten bij zich, en ge-
leidde hen in een vertrek , 'waar op eeite tafel een crucifix
Hond, met twee lichten daarnevens^ Nu beval hy zijnen
zoon jut SI, de tafel te naderen, en vivrbood hem, gel^k
eertijds hamilcar den jongen baiv^njbai,, door eenen
duren eed, dat hij onveranderlijk de Fru^nfche Omwente-
ling en de door dezelve verbreide groudbeg.infelen zou be»
ftrijden. Deze plegtige handeling fchijnt op he't gemoed des
knaaps een^ diepen indruk te hebben achtergelat.^n , en daar*
uil goeddeels zign afkeer van alle liberale denkbeelden te
verklaren te zijn. £en ooggetuige, oude fpeelgezel desPrinfen,
idie nog te Kafiadt leeft , heeft deze Anekdote In een En^
^ehch tijdfchrift medegedeeld^
&E BBLOISCHE VUUQ&I-D.
VY ilfaelmus. van-Ntsfair, liat wappren uw w ^enl
Verhef en verbreed en ve^^iPQg hare banen I
Voor licht en voor. vaijheild , voor regc en voor wet
]^eefc immer Oranje zijn leven gezet^
Otid-Holland Meld ftand in heÉ felst van het ftr' fiden ,
Öud-Hollaiid zal tb^n^ ook den mulCker kasófden \
yXyx vlag 14 DQ^ immer bemind en ^^ducht, —
\^\% zwi^^ haar kleuren in fchJcrrende vlügt;
DE BELOISCUB VR^BfiiD* ^
Het Luikfche gepeupel , de Brusfelfcbe papen.
De fla^ceirs van Leuven , de Mechelenrcbe apeq ,
Zij fpelen te zamen, op Brabandfche wijs^
Hec bloedige fpel van hec gröote Par^s»
Barbiers en baronnen , frifeura en Jezuicen ^
Veranderd in iicbcblaaaw gekielde bandieten »
Liberalen en Ulcra*a p in z^de of in p^ »
Befluiien: ^ De Belgen^ gansch tfeèrland zlJ vrQT
Hier liaan no^ o Vr^heid, tco <Iier «n zqo waaidigl
Uw hongrfge ainaaars in Brttsfel veciic vaardig i
Zi| hebben, loo bag om uiv afzijn gezucht;
Waar zij c gij, o Vr^heidl waaihenan gevliigcf
Maar, wac t^ ook roepen en zoeken in *€ ronde.
Geen Belg, die hec fpoor van de vrQheid verkondde;
Zq fmijteo in *c honderd, 'C zij raak^ het zij mis,
f&Biu niemand weec, waar of wat vrijheid tock is»
Toen zag men een* pleiter en drukker verrijzen %
Die zouden hun *t fpoor van de vrijheid wel wijzen:
£n thans is geen wichtjen in Braband , boe kleen ,
Of 'c weet van de vrijheid , en rept er zfck been.
Nu zweren ze , al Iprong ook de wereld aan Qiaandren ,
• Tiiannen ie jagen uit Braband en Vlaandren ;
Zij zweren *t, en hebben zich driemaal gekruist, ~
£n heeroom aanfchouwt het , en lacht in zijn vuist»
Zy razen en tierea ^ als dollen en blinden ;
« Waar zijn de tirannen ?** Geen was er te vinden,
» Ziet» die daar!** dus roept er een paap: „ die moet voort.**
Zg grepen en fmytèn de Rede uit de poort.
Zy fluiten ze , en maken den fleutel zich meester.
En Broafel i^ vi^ , en het graauw fpeelt den beest er;
De nadmkker neemt nu met geestdrift het woord ^
En fpreekt toe de fchare, aan de Schaerbeekfche poort:
j, SIttda lang zijn wQ groot en roemnichtigJn 't praten | .
9 Wij volgden Partia in zQn doen en zijn lated;
j, Alwfit men daar fchimpte op regering en juk ,
I» Dac gaf Ik getrouw naar de letter in druk..
,1 £n gq zonde geduldtg, o achtbare Bei|;enl
9 Dat oud privilegie zoo fnood zien verdelgend
» En g9 zoudt aedoogèn , op vi^jh^d zoo prat ,
« Dat Holland den luister deed tanen der ftad t
93 1>B BfiLGISCuk VA^HEID.
^ Parijzert bevrijdden de (Iraten van fteenen;
j. Waarom zijn die hier ook niec lang reeds verdwenen?
^ Dddr vielen de boomen langs kaatjen en mark , • '
^ £n hier (laan ze vredig te groeijen in *c Park!
*
„ Parijs dorst zijn (Iraten wel barrikaderen,
^ En hier loöpt geen hond , of hij kan ze pasferen I
„ D$ klenr onz^r vlag Is zoo oud en verflenscht;
jp Hoe biiiyk, dat men de driekleurige wenschtl
Wij hooren *t gerucht wel van heerlijke t^denr .
Maar wat baat het ons , dat zich andren verbiyden ?
Zoo lang wij één dag nog ten achtere zijn.
Baart ons der Parijzeren jubel flechu pQn«**
Toen draafden en (laafden de dienaars der Santen;
De i]hijderi, de kruijers, de laarsfabrikanten,
D^ wijfjes, in *t knutflen van kaneen vermaard, .
Zij ijvren voor vrqheid te vuur en te zwaani.
Nu tijgen ze aan 't werk , en ontbloocen de firaten ^
Het, pieterman (levigt hun kracht uitermacen.
Jusdtia maakt (lechts de vrijheid te fchand* ,
;n (Iraks is *t paleis van Justitie in brand«
^ Wat pronken die huizen , die rijke kasteelen ?
,,* Laat ons , bij 't verbranden , den buit fiuks verdeelen {
^ Wat doen daar die linden vol fchaduw te (hian ?
9» Weg, roovefs van 't fchfinfel van zon en van maani"
Daar kraken d^ muren ; daar vallen de (lammen ;
Daar vliegeq de (leenen ; de (lad is vol dammen ;
Geen man , ja geen mui$ kan een voet meer vboruit ;
Maar 't vrijheidsllcht wordt ook door niets meer gedutt*
Toen drukten, bij *t bakken en plondren en branden ,
Dq paap en de meester elkander de handen {
Trfomf nu , o burgers in lompen of zij' I "
Qij hebt overwonnen, en Brusfel is vrij I
Wilhelmus van Nasfau 1 G\| , Nederlands Vader 1
Een hemelfche vlam blaakt U boezem en ad^r;
Gij weet het, die vr^heid, waar 't hart ons voor gloeit,
wy achten baar waard', dat ons bloed er voor vloeit» '
Wilhelmus van Nasfau, laat wappren uw vanen!
Verhef en verbreed, en verhoog hare banen !
Voor Godsdienst en vrübeid, voor wet en voor regt
Was Immer Oranje de voorfte in 't gevecht.
DE BBLGISCBS VRUBBIO. ' pp
Late zwieren uw T«Qeii, gtj dappere knapen!
Het vaderlandich hart klopt zoo blij onder 't wapen*
Ood-Hollanders» toont thans, met lood en me^^ kmid^
Dien roekloozen dwazen , wat vf^heid beduidt I
J. M. tt.*Kampe$i.
H«c B—gdmittch In itt firêimSthig» im v«ne gevolgd.
~ ■• — : .
MJJK& WEN8CHEN,
o, VY at valt er veel te wênfchen.
Bij het einde van dit jaar t
*t Oude dmkce <Mia dierbaar Neérlaad
En geheel Euroop zoo zwaar f
Stortte *t nienwe zooveel zegen
Over óns , als *t oude leed;
Ach , hoé droegen w^ de weelde.
Die het ons dan ünaken deadi
Neemt mQn wenQphen naar nw woning)
Voert ze mede in 't' flaapfalet ;
En, kunt ge u nier zalig denken ,
DfoofliC o xaifg in nw bedf -->
*k l^ensch dan Engeland een* Canningi
Rusland, blikfem van Tupyoi
Pruisfen , ééns een Conftitutie;
Fraida:Uk, veel LafEtte-w^n! •
*k Wensch , dat voortaan onze Koning:
(Hem de zegen van omhoog l')
ZQn Hem minnende onderzaten
Tellen niet, maar wegen moog*J
l^at in omvang *t Rqk moog' derven.
Wint hec in morele kracht ; ^
Op de kaart twee derden kleiner»
Maar verhonderdvoud in magt,
*k Wensch den Prinfe een rein gewisfe^
B9~*t ontzag, als/sKonings Zon:
blif mag vorst noch flaaf ontbreken; .'
Dat, geen* erfgenaam der kroon.
Den Minister aan het laadje
Van ons kleine Koningrqk
' Wensch ik volksgunst, en een fchatklst»
Fortnnatns* beurs gelijk I
Held Chasfé zooveel laurieren. .
Als zijn doopceel dagen fpelt;
Zooveel vers- en prozaglorie.
Als hij bajonetten teltl
100 MUm VKNSCSftA.
Klink* hun , die vergif hem nengdett^
*^ Nachts 'c WiJhdmuilied tot fpot;
Al huQ drank zij Sahelde-wacer,
. Rac|eioe hun zondagspocl
*k Wen&ch den heethoofd Lafayette»
Dien volkaan met grijze kniiA,
In het Pantheon een mstplaau^
Nimmer voec in Hollands tuini
*k Wensch, die *t rad te BrasfSl draaijeOt
Kaartjes voor her Carroafel^
Dat door Ptnto woidc gegeven
' Aan Oezancen van de H^l
Brenge de afval van hec afval
Van de natie oos geluk-.
En die blaaawgekielle vrijhclid
Hua *( verdiende flavenjukl
*k Wehsch den dappren fMjders vrede
(Spijt hun wgkker, fier gemoed)!
Zou hun bloed voor fielten ilroomea f
\ 1$ voor Belgen veel ce gped^
Wat Wik dien eedlen wenf^hen^
Die , vplijvrig , geld en goed
'< Vaderland ten beste gaven;
Ja, wat meer is, eigen bloed?
Die , aan plukfel en aan wanten.
Wordt er flechts een woord gemeld.
Mter Terwjrgen , dan ons leger
Wouden ligt en hadden telt?
Is het pênningskeh der. wedow
Welgevallig in Gods oog ,
*^ Wedsch hun alten dan dien zegen
Die het weidoen nooU bedioog! '
♦k Weiisch het Vaderland, dat toonbeeld
Van opregte Godsdlenstmin ,
Van manhafte^ bnsgecdeugd^n ,
' Trguw en waren vnjhei<teaijii , —
'k Weïisch dat dierbaar land der vaaditn.
N«e« ontaard van d* onden Ha»,
Zegen op het ecjelst-ftreven,
Dat van God den óprfp^ong nam^l
, •k Weftsch, cen.flot, deez" Maarfctiappüe TO
Voortaan geen Op Noppen meer}
Maar , voor marsch en wapenkreten
Trouw- en wiegezang veeleer! *
3» Dec. 1830. ,. ^. gj,„,,^.
i') Voorge4ragen ia de B»Ht»iJS,i. Miatfth4ff(f , A«. AmturUm,
OPWERKINQ VOOR WfilFELCNBE GABNSBRVONfiRS. lOf
. ■■ ' I III I ■ ■ .. ■ ' ■. ■ < ■ ' — — — "^
OPWEKKING
VO'OR
WEIFELENDE GRENSBEWONERS.
luimig; DICSTSTOKJE. '
a.
Dtd#kt glJ ginds die eedie fchtre
Op dof en fchoen y maar vr^-gesiod f
Hun kleed Is *t blaanw azuur der heemlen*
Ziet gij dte belden daar niet weemlen,
AU zweefden se op een maag^ol wind?.
Ziec gQ die heiige beévurrgaogerff
Niet teegnend tot uw huip gefoefd f
Zie 9 de eoglen uic de kolemn^nen »
Die basuard^ernfs -* zy verfcbijnen »
AIc korenbloempies op bet veid I ; .
Mee lége beurs , maar volle longen ,
Verfchljnc de pelgrim uic het Zuié\
Onthouding peedjkt h\J en vateen;' .
Dit predikt men», en al dien gasten »
Blinkt ook die leere de oogen uit»
Zy ftatn van kop f oc ceeo gewtpeod ,
Om Hc^tods zedemoordend goud,. ^
De weelde van het erf te jagen: ' .
Hnn vrybeid duldt geen volle jnagen;
Zt ï$ zetv* zoo m$ger ala een hout 1
ZQ voett*h£t 'kruit in baar banierez;
Zij èrengt bet kruis ook» waar zij gaat:
Niet da$ , waarvoor wQ » domme zielen ,
Wy , Noorder fimatiekeo , knielen ^ —
Ze It zgiv^ het kruis voor volk en fiaat.
Zet luiken ideuf en vendors open!
De Ubertait genaakt uw* grond ; -
Zy oaakty (fpreidt bloemen, palm en kruUen!)
Met al bet heli , dat zich in 't Zuiden
Aan Bfabaadt UUrtait verbood*
MEfiOELW. 1831. NO. t. H
ICft ' 0PWEKKI!f6
Zie» ziel ilJ paal^t; baar volgt gelijkheid.
Zet open kisc en Jiaat, of.beefcl • • • •
Neeol blQft se vr^ gefloten boüeni
Cy zulc het net pieizier aanfcbouwen ,
Hoe baodig men die ópen heeft!
Smijt weg de pen ^ de greep in banden;
Het blaanwe kleed om \ IQf geh<cbtl
Op» marscb I verlaat, verlaat uwe erven; ^
Vrg lev^f of vai| honger fterven;
Weel, dat dit bier hetzelfde zegt.
Wtc werkt gO nog.? Statki, fliikt dac iloav«nt
Vunielc rieo boel i en leert, tis zf,
B^k^d aw Aukje broodi ce vragen ;
En, wonSc de émnm digt geflagen.
Sterft dan ven honger» maar ~ ilerft VrQl
Dat flaven voegi geen ^e menfchen»
Wat beef» bet dapper Tolk ven *t Znid*
Niet tban» de benden mim gdtregenl
Daar deekt, door overloop van vegen ,
Geen itervling meer ^n* vinger olt !
Op, marvch t ftaar Holfaind I daar ii ^c vetpot;
Daar sU^ ^^ rapei^ voor e gaar»
Cbasfé, die brompot;, beeft maar even
De locbt u van *t geregc gegeven;
Van Geen beeft nn de fehottfli kllar I
Veel dokaend kokt^ (^^zcmit j>ongeMf>
KIDkl geven H seker n niet duw.
Daar zult ge uw bolle magen vulteo;
Daar 2utc :ge kapnc^ners familes.
Wel liard. van fehil , maer warm vin *i vvnr»
Wie i« een «gas tboer att \^A Ledet )
. Kwam *c kropat der vr<|betd idav .tè kort?
Neenl ved, fe veel heeft men gegeten;
Want rneni^ heeft In *t. giaa gebeten, ,
Geiyk een hond , die kwei^k wordt*.
En Aduaril — o, vraagt uw broedrea
Naar 't waterbearsjCt dat h^f gaf^
En *t Tunr daarbQ, om 't gatr te koken t
Wie -loen zijn oog niet beeft geloken»
Likt nu nog wis zQn lippen tfi
Wat kwft g^l nog , X) gfeoibewofieri J .
Vflegc, vliegt tiw redden in 't gemoetl
Opl flink hec v^beldtlied getongei^, ^ '
Als made» tite de ktfifi gefpmigèQ , . ^ ,
Zij heeft q lang genoeg. gev<»ed^
Wit bengelt g^ nog vAtf geweten I
Darft gif iiw' broeder niet terfletn f
Heeft Kalo tijrf broeder niec verOagtni:
£n ceo bet dtn een Belg niet wagtfét
Zyt gy niecf^hltttfend voorg«gMugi?
•
o, Mogt de Belg* eetf Koning kr^'gwr
Een boofdman » nfaar noeb vröivni noeh laf;
Een kerel , die,- too wel in 'e (W^dtn^
Ala in \ verraad M b0»g«rl\(deni
Dat edel volk «en voorbeeM gtf;
Een dappre, die, ner pen e« degev,
(Hier; Dainef ilaat g0 vóét mffti oogt)
VaoT *t eerfte gat niet werd gevang^ j i
Die, waar een aör zou ifijn gebangeo,
Den -zwarten bala den ftróp onttoog t
' Diin, dan zon *t eerst een landje worden 1
Het vlugge volk neemt fpoedig aan. • , ,
Mogt Ay, mc^ Bniae voormutt wezen.
Door zijn vernuft zaagt gfl , nadezen ,
InVal de Belgen Daines tlaanl
Hoe zou bun UèerSM floreren^
.Van land tot land, van ftad tot fladf
Hoe zou men niet in alle boeken
En buur en verren vriend bezoeken»
Als niemand daar leu tegen badi
Waar is de dwfngland, M»*t zóa wraken t
Wat is dat nii. voor. overlast.
Om voor een* buur iets meer ce koken?
Geen fchporfteen beeft bl} n te rookeo; r
GU gaat maar daagU^ka uit te gaat*
En vindt gy bier of elders kinkels • • • *
O, dat bun wrok u niet verfuff^l
Wil *t volk pro Deo niet onthalen ,
Dan kunt gÜ het gelag betalen ,
Als Schindcrhannes en Jan Muf 1
H 2
104 OPWEKKING VOOR WBIFELENI» GRBN8BBW0NERI.
Zie, Pont'coaltiu , dte.dappre, nadert |
Die vrybeldsBQon » ula fmid bekpin}^ .
Die alle floten op kaw.ftelicw,.
Die. yzren deoren op kan breken ,
Hij heeft zich tot uw hulp gewend ; —
Hil), die, mee Franfche zwier eo vlugheid »
, (En bloot zoo op de lucht maar af)
Het iriokje weet op 't neat te vangen;
Die , bleef ieu aan z^n vingen bapgen»
ZUn makkers 4iltild portie gaf i
SiuitatPy Noordbelgen I diep verdrukken .1 »
Koopt meê hun. vrijheid voor uw bloed I
Kuni g<] npg 't zoet daar niet in viiuten.
Drinkt daq ^jbq' wakteen roes , m^n vfi^deQ!
Dan fmaakt. die. kool wel eena zoo zoet.
' Zóó vpiid men^opk *t geluk t» Brmfel , ^
Zób heeft men 't nog , naar allen fchyn.
]a l wie hun vrQheid wil bevatten ,
Moet (zal hij die op waarde fchatten)
Smoordronkea of krankziipig z^nl
lanuary, 1831* , H. J. F.
z
DB CRIJiAAlU) EN DE JOI^CE MAAGD*
(Naar liet Perzisch van iaadiO
De Crijtaard.
00 gij mi] hart en hand wilt geven ,
Zal ilt uw fiaf zijn dpor dit leven.
De Maagd.
Een kranke fteun is my een man.
Die zonder (laf niet wandlen kan!
ME N G E L W ERK.
HET huisgezin:
VAN
B E T H A N I ë N. rj
«» Dttff had mtn oa de br«eda lofTpraken co bf t
gqnich des volki moeteo booten* du hem
openlijk voor dea Meffias verklurde, «eg^
gendei it itu nkt ék jmm Dsvidsr*
Ijrelokkig ^c hnfs , wnrih de refne ^svrücht wooar; '
Waar liefde in 'c edel hart, als io haar" tempel, troont;
Waar vrfendfchap zielen bindt» en 't menschiyklocverengelt;
Waar huifelijke vrengd de banden vaster (hengelt ;
Waar *t bart, getrouw aan God, bij bellig pllgcbefefy
Den fterviing niet ontzinkt» wat ftorm z^n* fchedel treiT;
Waar, hoe de fmart foms grieft» de hoop niet gaat verloren^
Dat na den lydensnacht wéér *t licht der vreugd zal glottn ^
En 't oog op nieuw de zoii der redding groeten zal ^'
Als eens de rouwklagt zwijgt voior dankend lofgefchail *" ^
Gelukkig dat gezin» waar, aan de deugd vérbbndeti;
Vertrouwen op 't beftuur der Alma^ t wordt gevonden ;
Waar Gods vo(«ienigheid » al blaauwt geen kus^ of leé.» .J
Kompas en anker blijft op 's levens bolle zeel
Die godsvrucht» liefde en deugd» die vriendfchap» dat vertfottweft;
Doet ge ons» Bethanlênl in hemelglans aanfchouwen.
De broeder» 't zusterpaar» de Christus» alles trtfkt
Ons oog naar 't fchoon tafreel » dat elks bewondring wekt.
Zing» zangCberl zing 't geluk, dat vroom gezin befchoienl -
Meld» b$ de hemeltaal» die daar het oor inogt hooreu» /^
'f
C3 Ltatflelijk voorgelesen ia bet StMttêriétmfik» DeptiMMOtdetMtatfcbap-
pijs TOT KOT VAM *r AX4»lfBB||« dCfl Sp DcC iSjO*
MBIIGSLW, 183U NO. 3. I
I05 tkZT HUISGEZIN
Eene ecdle vriendfchapstronw , nooit zoo aanfchouwd op aird*;
Eeiivtroiiw» <^r menjBphcn lof, der Engiev hulde waardM
Daar, waar de Olyfberg 't hoofd ten hemel houdt geheven ,
Ligt rustig aan zijn' voet , omringd van vruchtbre dreven , •
Het Cchoon Bethaniën, waar, onder 't ftil* genot
Van liuireigk ^eluk, vol dankbaarheid aan God,
•i Gezin den Icvensftroom al kabblend voort ziet vlieten.
Maria , Lazarus en Martha , zaam genieten
Z5 al 't verkwikkend zoet, dat pligtbetrachting geeft.
•c Geloof aan God en deugd , dat in hunn' boezem leeft ,
Verteedert fu ve;pbeft hun ziolen. Niet aan de aarde ,
Maar aan een' fchat , veel meer , dan 't fijnfte goud , in waarde,
Aan Gods gebod, als 't hoogfte, als 't een wigblijvend goed,
Hëéht zich hun hart alleen , in voor- en tegenfpoed.
Zpp bleef de he^btde batid Kun aller' ziel vereenen ;
Geiqk eei9^ effep bje^ek.vlppJC aller leven henen.
Van aard en inborst zacht en van een' ftillen geest , ^
Behaagde huisiykheid Maria'a ziel het meest.
Dan d^cht zy peinzend na, hoe, op den weg van 't leven ,
Qpds 'trouw,. in lief en leed, haar (leeds was by^ebleven;
Êh vaak rees tot Zijn* troon haar kinderlijke dank ,
Die honig, had gemengd in 's levens alfemdrank. J
En .Martha, giil en goed, vol ^jver, fteeds tevreden
Bji^'t daagiykscb buisbedrijf, bleef dubble zorg hefteden
Aaj9 alwac meerder no^ de reine vreugdebron ,
Voor vreemde en huisgenoot ten zegen, oopnen kon;
En waar ook Lazarus die vréugde kon doen groeien ,
Daar bleef zijn broederbart voor *t loc der zusters gloeien*
Zoo leefflen zQ in liefde en vrede met elkaftr.
De heHieer des Profeets uit Nazareth , ook daar
Bek€|nd, deed heet 't gezin, met innig zielsverlangen ,
{^^^.Qur verbeiden , om dien Godsgezant te ontvangen;
En zette. Hjj den voet^ens in *c bekoorlijk oord.
Wis zou Hem 't ri|jkJt genot der vriendfcbiy>.,. ongeftoc^d, .
In 't,h)Us van Lazarus en z^jne zusters wachttn,
Maria fchetst alreeds die komst in haar gedachten*
H(l6iS«l ziy, als Ug eens haar woning blsaentreedc, >
Met eerbied en ontzag den grooten Heilprofbet •
Begroeten! — hoe, terwijl haar loftoon luid zal klipken.
Door dankbaarheid ontgloeid, aan zjjne vojst^p zinken!
VAN BËTHANlêN* I07
Hoe zal zy..., Matr wie fcelt der liefde paal of perkt
Zy wenschc , zij hoopt , zq geeft , ze is zelfs den dood ce fterk !
GeMjk de fchepellng, na de onrust op de baren ,
Met bogend ongednld naar *t vaderland bUjft (Uren ,
Öm daar geliefde en vriend den welkomgroet te biéa »
En d*afgebeden wensch voor 't hart vervuld te zien ^
Zoo biyfc Maria ook, door hoop en vrees gedreven.
Steeds uitzien naar den Dierbre , om Hem het bUjk te geven
Van hare hulde en eer; om Hem den llefdegroet
Te brengen , uit een vroom en diepgeroerd gemoed,
Matr, fceeds ziet ze onvoldaan de zon ter kimnien zinken,
Zm wanhoopt — do^h in *t eind ziet zij een* lichtftraal blinken f
De dageraad breekt aan ! — de Christus Gods genaakt ,
En met Hem *t uur, dat ook Maria's heil volmaakt*
Buigt, palmboom en ol^fl buig, hooggetopte ceder!
U voor den Godsheraut, den Zoon van David, neder! . ^.
Zhig, zing, Bethaniêni — dring*, dringe uw vrepgdgeiuisch ƒ
Als blgmaar van zQn komst, ook in Maria's huisj
O ja, de Meester komt! — Hoe.l zal ziy nog vérw^len ,
En niet , vol ^'vervuur , den Leeraar tegeuQlen ?
Hoe! big ven Lazarus en Martha weifleqd ftaap,..
£n zullen zij niet zaam den Christus tegengaan ?f • .
Dat wil de liefde wel ; maar de eerbied boeit ha^r fchieden.
Ook ziet Bethaniën reeds d'Eedle binnentreden; « , ^
En HQ , die de aard* doorfchouwt , Hy kent in *t vrciedzaan^oorcf
Het vrome huisgezin, en fpoedt zjch.^erwgarts.voqft. y
O heuglQke uitkomst voor Maria's zielsv^rlangeo l
Smks zal zg luistrendaan'sVerlosfers lippen hangen., (groet ^
HQ komt! — zQ ziet Hem reeds ! -r- H$ brengt haar>'t eersCfj|nV
En z^, van biydfchap ftom, valt needrig HepA te voet. • ./[
Wat fchaar Hem volgen moog', zij ziet geen yolksgew^mel^.
Het Christus is haar huis herfchapen in een' HemfiU^ ..
Wac guiheid ichenken kan^, wat vriendfcbap kostbaarst, heêft.^.
Is Yoor den hoogen Gast. . De nj^Jvre Martha geefr , ^ ,
Ztchzelve t)jd noch rust met alles zaam te fchikken. . , ;
Zon z4 den Vriend Hi^t mild door 't tioodige.verk.wikkei^f ,.^
]a| di^aaj: ia haas 't nieuwe, 't klinli;t.h9?r als hemelyal^)
Dat Cbriacoa in haar huis dea..nuiQkyd hou4e.iitj[;$!,. . ^ ./;; ^
Nu draaft z^' op en neer, om 't .keurigst zaamr te giren:.,/'; ^
Waar liefdji 't maal .bereidt , daar Wieet zij vau geeit fp^Wl ^^
•t Moet air in ovefvlped/^hws |>ri}k«ne«|) den diicb; .. iM .]
De Gaacvriend moet het zien , hoe welkom Hij haar is.
I 2
lOe II£T,HÜ1IMZIN
7'Ji loopc al af .en aan met fchikken en bezinnend
lo *c eind treedc zij *t vertrek des Heilaanbreogers binnea;
En nu gr^pt wrevligheid en öngednid haar aan:
Maria, werkeloos, niet met haar zorg begaan, •••
O neen I dat duldt zij niet: maar, hoe ze ook wenkt en fluistert ,
Maria zit ais ftom aan Jezus* zij* gekluisterd;
*t Is feestdag voor haar hart; baar vreugde rfist.ten top;
Zy vangt ellc woord van Hem als kostbre parel op.
HQ is de Christus I HiQ , de blijde Hoop der vaadreil t
De Spruit uit JesiVs (lam! Reeds ziet zij *t heiluurnaadren».
Waarop gansch Israël Hem als Mesfias eert;
Zy ziet de zaligheid , door Abraham begeerd.
ZQ kan aan fpijs, noch drank, noch dischbereiding denken;
En, boe ze ook Martha hulp in *thuisbe(luur woufchenken.
Het b^zijn van den Heer (lelt ze op te hoogen prijs :
Wat de aard* niet geeft, heeft zij; zQ heeft thans hemelfpijsl
AI moog* dan Martha *t oog des Heeren minder boeyen ,
Toch flaauwt haar liefde niet , toch blijfl haar Qver ^loe^jen;
Maar eindlijk barst zij uit ; — zg kan haar zieleleed
Voor Hem niet zwijgen ; neen ! „ Heer !*• zejgt ze, (daar zij 't weet.
Dat Hy het hart doorziet. Hij, *t Beeld des OngezienenQ
^ Heer Intrekt GQ 't 17 niet aan, dat zij me alleen Iaat dienen?
^ Zeg aan Maria toch, dat zij mij helpe; ik bragt
ff Alleen reeds alles zaam ; *k heb onvermoeid getracht ,
ff Om, zoo *t der vriehdfchap past, den disch gereed te maken;
ff *k Voel ook mQn hart voor U In heiige liefde blaken/*
Zoo fpreekt zij ; en gelijk in *t flil en eenzaam oord
Een opgeftoken wind de zachte kalmte Hoort ,
Het oor verrast , en *t oog onrustig rond doet Haren ,
Zóo breekt ook Martha*8 taal, by tal van hnisbez waren, •
De zoete m^mring af , waarin op *t zelfde pas
Maria*s vrome ziel zoo zacht verzonken was.
ZU hoort; — maar voor haar oor zijn *t onverftaanbre klanken.
Niet vaster hechten aan den wQndok zich de ranken,
Dao zich Maria's hart thans hecht aan 's Meesters leer.
Ztj poogt te fpreken; — maar met ernst henat de Heer,
En zegt , terwyi z^n blik in 't diepst der ziel moest dalen :
„ Och, Martha I Martha I zet uw* moeite en zorgen palen;
„ Wat, wat bekommert ge u? — één ding Is noodig; — (bak
^ Toch uw beflommering ; — een veel verheevner zaak
j, Roept n, om van 't belluur det gastmaals thans te poozen.
ff Maria heeft het beste en edelat* deel gekozen ;
vm BiTBAifiéir« 109
^ ZQ beeft, wtt de atrde oncneetn*, het overkostllikH goed ;
9 Zy beefc bet bemelsch brood , dat fteeds verfterkt en voed^
^ Ik y Martha I ben de weg » de waarheid en bet leven.**
I>e f^oede Marcha, die fteeds peinzend was gebleven.
Score nn , mee diep gevoel » voor zijne voeten neer*
Belijdenis van fchnld, erken tnis van den Heer,
DU alles leest z^n oog in haar welfprekend xw^gen»
Hoe voelt zQ nn de vlam der liefde booger fttjgenl ,
Zjj poogt te ftaamlen; maar, hoe Hom van zielsbèronw.
Zweert zwijgend toch haar hart den HooggelooMe tronw.
O fchoawfpel, dat den blik der Godheid waard* mag beeten^t
IBer, aan des 'Leeraars zj|}*, Maria neergezeten;
Diir Martha, knielende voor Hem, haar roem en eer.
En de eedle Lazams vol eerbied naast den Heer.
O fchonwfpelt waar zich liefde engodsvmchtzamenmenglen!
Vrengd daalt in Martha*s ziel en bl^dfchap voor Gods Englen v
Nn is elk oogenbük der znstren ibhatten waard* ; :
De t))d. ontvloog haar reeds in veelte (belie vaart;
Elk woord is voor haar hart geiyk een milde regen.
Op *t dorfiig veldplantfoen verkwikkend neergezegen ; "
Geen malfcbe zomerdanw , die meer de velden drenkt.
Dan Jezns* taal haar ziel verkwikt en leven fcheakt.
In *t eind moet nn de Heer zQn onderhond beperken :
ZQn heiige fprenk : j^ Men moet , zoo lang het dag is , werken.,**
Roept Hem, hoe ook de vrengd , de hoop der znstren kw^n* ,
Naar andre fchapen heen, die van deez* ftal niet zijn.
Ook ftaat de disch gereed. .De Meester, aangelegen.
Spreekt over *t fp^sgenot eerbiedigl|jk den zegen.
Verkwikt y laat Hg in *t eind den vriendenkring alleen.
En gaat, daar *s Vaders wil z^'m fpijs is, dankbaar' heen.
O , hoe herdenkt men nn de woorden en gefprekken ,
Die *t harte tot geloof en eerbied konden wekken !>
Hoe fpnk de Heer hen niet van *t hemelsch koningr^k !
Hoe was niet iedre les hnn *t minzaamst liefdeblQk!
Hoe bragt H|j niet hnn hart alreeds den Hemel nader! '
HÜ w;U ^ ^^^f^^ zelf; die Hem zag , zag den Vadert
O je I f^^' morgen rees , geenavondüond zonk neer,
Wnncüi geen offer fteeg van liefde tot den Heer;
WuMxin men^ *{ hare van dank voor Hem niet voelde gloetjen^
Die vieda a|. heilgenA deed van zQn lippen vloeQeq.
110' HET UVISGBZIfl .
Geen é$g gmg «onder hulde of lof aso Hem voorbQ.
O! *c wat , lU znt de Heer nog «kQd aao hun cid' ;
*c Was ^ of Maria nog z|jn hemelftem mogt hooren ;
Hec : „ MarAa I Martfa^ !-* kIo»k der zostren fiaag in de ooren^
En hield haar de aardfche xorg in \ ftriknec fomé verward ^ :
Dan fcbonk des Meesters caal de rast wéér aan haar èart$
Dan voelde se , alt baar ziel aan *t nieiig Hof mogt kleven ,
De bemeibvchs zi^ns woofdr, de vrengd van *cgeestl4k leven»
Zoo blonk han levenszon. Aan deugd en pligc getroow*
Was ^tf of geen nevel ooit haar* glans verdolstrea zoo.
Maar boel wat 'donkre wolk b^ekt op eens kaar ftialen^
Wat zwarte Ifjdensnacht komt op den hniskriBg daten?
Daar werpt een heete krankte , o trenrige ommekeer I
Den eedlear Lazams op ^t reege ziekbed neer*
O folieiiende fmarr, na zoo veel zielsverblQden 1
Ziet op de legerfteé den dierbren broeder lydenl
Daar ligt hy afgemat, bet döodzweet op *t gelaat ^
Terwijl hU *t brekend oog npg biddend opwaarts ilaat.
Maria ftaa« veiplet^.in *t diepst der ziel bewogen;
Daar Maod», over 't bed dea kranken heengebogen ,
Als in bate tranen 'flikt. Ach !^ wat is aaidscU genoc!
De bloem y* die heden bloeit, ligt morgen afgeknot.
Den dierbfe , die van daag de vreugd is van zQn magen ^
Zal. mocgeo ligt de baar naar d*engen grafkoil dragen,
Jflt, wat ons oog verrukt, of *t hart genot bereidt;
Op alwat de: aarde géefc, flaac: Onbeftendigheid.
Wie zop by zoo^veel finart.nlet met de droeven weenen?
Gelijk een morgenwoik vlood al baair vreugde henen.
Schrei, edel znsxerpaar! maar, boe u *t hart ook klopp*.
Geef ttooit het vast geloof aan *s Hemels redding op.
„ Mijn znscerft *k fla weldra aan d^nitgang van herleven; -^'
^ Maar weent 'niet ; — *sHeilands wooidftaatdiepme!n*thart
C£:^fehreven;—
„ Zqn taal troost nog si^n ziel , bi) *t daadrend aftcheidsnnr.
„ Al is mijn doodfcrijd kort , of *c Itiden lang van dvnr ,
^ *k Bltfi^rastfg en vol moed den overgang verwachten.**
Zoo , zoa fpreekt Lazarus ; inaar , uitgeput van kracfrten , ■
Valt magtloos *c zwakke hoofd wéér op de peluw' neer.
j» O Marthal waar* HQ hier, de welbeminde Heef,**
Zoo gilt Maria uit, „ hoe Zou HQ hulp ons' bieden f
n Hoe zou Ifgtdoor z^n magtnog*t woén der krankte vlieden!'*—'
VAN BETHANiëK. ^\\i
y, Maria ! 2uster I 'k ftëtn /* tegt ftlaitba , ^ lüet ü V.
^ O , melden Wij de» Heeif bet lot V«n oW jg^ilM*^
iXvL vrctét ht aller ijl een bode iian Hém ^^óhdéb.
• t^H Ittfde en vriendfchip , rèedi tbo rtimlfchóots onder ^öBdièn ,
1» waatborg voor t^n komit, geeft troost aan U ziitéAiti^
„ Meld /* zeggétt tij den bode ^ „ ons beider ifcieléfltial'C.
^ Zeg , daar *t gevaar fteeds klimt en iiem naar •t graf kèn flepén :
9 Heer! dien GQ liefbebt, ligt door krankheid aaügegrep^b.
j9 Betbanléns gezin vracht troost van U alleen.
^ Acht fpocd U toch ter hulp naar 't fomber klaagtüls heen T ^
Met deze éaal, die reeds In *t hare de hoop kan wekken,;.
Zien zif, met fmeekend oog, den bode henen trekken.
Gemster klopt nn *t hart van 't edei znsterpaaf. '
*t Is, of voor *t Harend oog bet dreigend doódsgeVéar <^
Reeds w^jkt. Op Hem , die vaak voor andren vreugd dééd i^ileff^
Is al hKar hoop gevest. ZoU Hij geen hulp bewezen,
Die bliijden ^t licht hergaf; die dooven *t oor tmtOoot;
Die üommen fpreken deed; die kranken bi|jftand bood^
Die 't kind in 't ftervensnur den vader wéér kon gevent '^
Ol 't fiil geloof doet meer de flaauwé hoop herleven.
Maar, 't oogenjblik fch^nt thans dér zustren nren langi ^
De bode toeft; — de hoop verdwijnt! Onrustig, bang . ^
Zien ze op de legerfteé den dierbren lijder zwoegen.
Al meerder hijgend , maar met innig zielitrémoegen ,
Zegt hQ , terwijl een traan aan 't brekend oog ontwelt^
„ Hebt gQ den Meester nog mijn lijden niet gemeld » . . !
j^ Och f wilt Hem toch de ffaiart van 't laatst vaarwel dan (paren I
„ God trooste , o dierbren f u , en hoede u vóór gevaren f.,
,, Ik ftcrf; — mijn uur is daar; — 'k minde u, als broeder, teftr; ^
9 Brengt nog mijn' ftervensgroet... aan onzen Vriend en Heef ; -ir-
9 H9zal...géwjs... voorn... eefy... trouwe leidsman... bl^véii.*^
Zoo fpreekt hQ; en , terw^I zQd leden reeds verfloven, ^,
Z^n boezem fnelter hijgt, en 't flaauwend oog zich fluit»/.
JSliase bi| in Martha's arm den laatften adem uiti
O ontteirftiflbrë flagl nu i^ de hoop vervlogen !
AJwat baar <flerbaar was , is aan het hart onttogen»
Geeu' ti^ottwoord van den Heer ^ bij 'r aaklig rbnwmisbaar !
OfÓKMïd l^densdur foor 't edel' zUsierpjiaH
Naaaw* ia'^déf tféunöaar w^cl Van 'i broeders dodd yétno'meij;
Of vrfeïK^ ett aanverwant zijn troostend zaamgekóiiien ; ' '
lift UT HUUORSUV
Miar» hoe meo ook 4en lof des dooden hooreo doec.
En btlftm ftortcn wil io 't dlepgewond gemoed,
Cieen troost bsalt bti den troost , dien ]ezns 't hart zon fchenketi.
Te midden van den rouw flechts aan den Vriend te denken ,
Geeft meerder , xoecer troost » in *t grievend zielsverdriec »
Dan alwat vriendfcbap thans nic voilen boezem biedt.
Het flepend crenrgezang i 't geween ; het kleedrenfcbearen ;
De yronwen, die b4 *t iijlt in diepe ftiite trenren;
Geen rohw» geen liefdebiyicy geen hartverbefiend woord ,
. Niets t dat het znsterpaar io 't nokkend fchre^en ftoorti
Wéér heft men'tlQklied aan,-* Maar ziet, wie qlt daarbinnen?
Het is de bode, — Godl,,,, Oin 't antwoord in te winnen*
Dat de afgezant haar brengt, fnelt Martha naar hem heen,
„ *k Verhaastte,^' fprak de boó,«uitmeégevoeimtinfchreé»:
^ De krankte nws broeders, die n zoo veel zorg kon wekken,
f, Zal niet ter dood, maar tot Gods heierl^kbeid verftrekken;
19 Dit antwoord gaf de Heer op nw verzoek my meé," —
f, Zwb'gt*' gilt Maria, ^ zwligl vergeefs in onze beé:
„ De dierbre ligt alreeds in d^arm des doods ter neder v
^ En wat het graf eens rooft, dat geeft het graf nletwedei,
„ De laacfte liefdepligt wordt ftraks aan hem volbragt ,
0 En '( zielloos overfchot zinkt in der graven nacht."
O ja 1 het^uur is daar, By 't weenend ronwbeklagen
Wordt door de vriendenr^ het lijk naar 't graf gedragen,
Alwie den trein ontmoet, volgt diepgeroerd jde baar.
En ftemt in *t klaaggezang der zaamgedrongen (chaar.
De volkshoop groeit deedë ai^« Ter graffpelonk gekomen ,
'Wordt door de dragers 't IQk plegtftatig opgenomen ,
En» onder 't rouwgeklag en vnrig flneekgebed,
In de nitgehouwen rots rer mste neergezet ;
Men ftrooit er plegtlg mirre en aloë op neder;
Men tilt den (teen voor 'tgraf; men buigt zich, en bidt wederi
We^ klinkt het treurgezang, en onder 't luid geween
Keert , in de ziel geroerd , de fchaar naar 't klaaghuis heen.
O fmart voor 't zusterpaar! -r Het huis fch^nt nitgeftorven.
Wat troosttaai zQ van vriend of magen ook verwprven ,
Het is de troostual niet, die 't bloedend hart begeert I
Van Hem, die 't als een Vriend in nood en dood .vereert,
'Van Hem verwacht het hulp en balfem in de wonden.
Maar ach I Hij is er niet 1 Wat zuchten opgezonden; .
YAM ÏÏÊtUMtè». 113
Wat khigceii tiitgellon; yrtt tnnen «1 gerchreJdi
£0 nog geen woord van Hem i — O diepe trenrigbeid ,
Waarin geen raad , hoe trouw » geen troost, hoe zoet , kan baten 1
Zfi blijven van den Vriend, den Zielevriend verlaten*
Vergeefs klinkt voor haar oor der vrienden hartetaal.
Maar hoe 1 wie iloort, op eens, vocMTtijleod nit de zaal,
De fiilte? Martha vliegt naar buiten. Zon Hij komen,
De Dierbre? Heeft z|j foms zQne aankomst reeds vernomen?
Ja 1 zij verllond den wenk , dien haar de dienstmaagd gaf.
De Meester komt 1 Niets houdt haar nu t^rug van 't graf^
Neen t vlug geiyk een hinde , en gloeiend van verlangen ,
Om van den Christus U eerst een woord van troost te ontvangen,
IJlt z$ naar Jezus heen« Van alwat haar omgeeft
Ontwaart noch ziet z^ iets. Hoe klopt haar 't hart f ^ij ftreeft
Ai voorwaarts ; naakt het graf; zq ziet den Eedle weder.
En met een* luiden gil lig;c ze aan z^n voeten neder.
„ Heer I waart GQ hier geweest, mijn broeder leefde nogT*
Zoo barst zQ fnikkend uit:, j, O nietig zinbedrogl
jp Hoe hoopten we op *t behoud van z$n , ons dierbaar , leven;
ff' Aflaar vmchtloosi Ach, hQ ftierf I Wie troost en raad kan geven,
y Zyt GJiJ alleen/' Zoo fpreekt ze; en, ais een blikfemftraai
Zoo ftael , yit z|j terug , en komt weAr in de zaal ,
£n roept x j^ Maria l kom , m^n zuster I volg mijn fchreden 1
ff Dé Meester is daar.... Hyi..«. Hij roept u f.... M|}ne beden
,^ Om raad en troost voor ons ftortte ik reeds voor Hem uit,**
Maria, als gewekt uit diepen flaap, roept luid:
I» Ik volg u, Martha]'* — en geheel de fchaar van vrinden^
Die troostend. zich in 't huis van *t zusterpaar bevinden.
Gaat met haar uit, en volgt, diep in de ziel geroerd;
En beurtlings worden fmart en vreugd ten top gevoerde
Smart , omdat ze al haar vreugd met Lazarus verloren ;
Vreugd, omdat- zij nu troost van Christus zullen hooren.
O fchouwfpel, waarby 't hart van bittren weedom flaatt.
Maria, Martha ,- vriend en magen , leder gaat
Al klagend, fnikkend naar 't veibligf der doödèn henen.
Daar ilaat de Heer. Ontroerd ziet Hq de fchare weenen.
Maria dringt vooraan ; niets ftuit haar jammren meer 1
j» MQn broeder. Lazarus, waar' ,** roept zij , j» dierbre Heer!
ff Hadt G^ by ons geweest , voorzeker niet gehorven t
I, Nu zQn w9 troosteloos , wat troosttaal we ook verworven.
f, Niets hecht aan de aarde ons meer 1" ~ De Heiland hoort haar
Diep is RV met de fmart van 't zusterpaar begaan ; (aan.
114 ^^'^ HUISGEZIN
Diep lê zQn ztel ontroerd , b9 *t fehr^'en vin del fclitrten» -
Wat coefprtak ztl den rouw der menigte bedaren ?
„ Waar hebt gij hem gelegd?** zoo vraagt Hfl. — ^ Zie hier^ HcérI
9 In deze grafrots ligt de ontflapen dierbre neer/'
Is 't antwoord. Elk wil zich détt toegang tot Hem banen.
Een diepe ftilte heerscht in *t rond. De Heer (tort trtnen....
De Cfaristns weent !.... O zielverfchenrénd roüwtooneel !
Ala aan den grond verfteend ftaat al het volk. Geheel
De fchaar, wat harten foms met ya nog t^n omtogen.
Vereert de tranen toch, die paarlen in zQne oogen.
En roept het uit : ,1 O ziet , boe heeft HQ hem bemind f
^ HU weent. Zoo weent de vriend om d'afgeftorven vrind.
J9 Had Hy • HQ, die *t gezigt den blinden kon hérgeven,
g, Die dooven hooren deed, het afgebeden. leven
^ Niet kunnen redden f" zoo r^st hier en daar de toont
^ Waarom In *t doodsgevaar geen bJDftand aangeboAnf* —
99 De droeven zQn het waard' , dat wij haar hulpe bieden ;
„ Zy z^n van heel ons vlek de braaflle en vroomfte Heden."
Zoo fpreken andren ; of men peinst en zwtlgt en ftaart.
In *t eind treedt Christus toe. 't Volk ftaat voor 't graf gefbhaard*
O ziet, wat majesteit ilraalt uit zijne eedle bukken I
»tls doodsch en plegdg ftil. Men hoort flechts 't weenend (bikken.
Aandoenl^k oogenblik I Elk wacht de ontknooping af.
^ Men neem',''^oo fpreektde Heer, ^den Ijfjkfteen van het gmfl»»
En naauw heef^ HQ der fchaar dit hoog bevel doed hooren ,
Of Martha komt met drift den wil des Fleilands itoren.
„ Waartoe , o Heer ! waartoe ?*' zoo gilt zfl* raadloos uit :
^ 't Is reeds de vierde dag , dat hem het graf befluit !
g, 't Bederf grijpt hem reeds aan ; de fmeilucht zal ü fchaden....'*
„ Geloof decbis , Martha ! en gij znlt mijn wonderdaden
0 Aanfchouwen ,** fpreekt de Heer, met tnitrzaamheid , tot haar.
Nog eens herhaalt Hij *t woord , met nadruk , tot de fchaar.
Men breekt en duwt en tilt , en onder *t heftig zwoegen
Beweegt de grotdeur reeds in de uitgeweken voegen;
Men toizcht en wentelt baar met forfche fpierkracht af;
De zware zerk ploft neer, en open ftaat het graf! — - '
Gelijk in *t eenzaam woud , van 't .zwart des nachts omgeven^
Wanneer geen blaadje trilt of ritfeit door de dreven.
Een doodfche naarheid heerscht , terwijl in *t fomber oord
De reiziger alleen den klank zijns voecftaps hoort;'
Zoo ftll is alles hier. i^ oncfteltnis kent geen palen;
De fchaar ftaat roereloos; naauw hoort men ze ademhalen;
VAN BBtUANlêlf. II5
Strak ftttrc z^ in de rots Dttr treedll met majefteit.
Vol eerbied op *t gelaat , de handen uitgebreid ,
De Heer voor *t open graf. In *t diepst der Biel bewogen.
Heft Hy plegcflatigligk naar 't hemelraim zQne oogen.
Verbazing boeit het volk , al gisfend naar het wit*
De ftilte wordt geftok^. Hoort toel de Christus bidt:
^ O Vader I *k dank U, dat Gü me aitffd woudtverhooren,*^
Zoo r^st de luide beé: ,, Ik weet, fteeds neigt G4 de ooren
j» Naar 't plegtige gebed , dat oprQst tot Uw' troon*
9 Hoor me, om der fchare wil; verheerUJk uwen Zoon!
^ Zoo moog' geheel dit volk , in deze heiige ftonden ,
j, Gelooven , dat GQ mQ , o Vader! hebt gezonden i"
£n naauwiQks heef^ de Heer *t gebed voldnd , of luid
Roept Hij met majesteit: „ Kom, Lazarus, kom uit!** —
't Volk deinst van fchrik terug; elks harte flaat aan ^tbeven.^,
O GodI,... het l\ik beweegt !•,•• de doode fchijnt te leven.—
Het is geen droom, o neen|...« Verbazing r^st ten top!«««.
De doode voelt — en leeft — en rigt zich langzaam op I -^
^ Ontbindt heml" fprcekc de Heer; j, maakt los de grafkuiK
C^oekenr
Men weifelt, huivert, trut. Geen durft ziek nog verkloeken
Te naadren. Niemand daagt , die helpend handen biedt.
Maria, Martha, zi), zij huivren, aarzlen niet;
Ze ontdoen den dierbre van de windlhls^ Vreofdetraneo^
Die wéér aan *t hart den weg tot lofverheffing banen ,
Ontrollen thans het oog, b^ 't hartljtjk bulpe bién. '
Z4J ^an.... Maar geen penfeel maalt znik een wederzienf. ^
De zusters, fchreijend bij 't geluk, dat zfl herkregen;
£n Lazarus , bedwelmd aan beider borst gelegen ;
De fchaar, die, (bhoon zij 't ziet, nog naau wl^'ks 't oog vertrouwt ;
En Christus , èie geroerd het zacht raftéel aanfchouwc ;
De broeder, aan het hart der znsceren hergeven;
En Christus nevena hem , al» Heer van dood eto leven |«...
Al zwegen Schriftgeleerde en Farizeeër thans , »
De Obdskdcht des Profeeta blinkt in ondooflmn g]ans#
Mssia, Marcha , 'c volk. doet luid den lofzang .ftijgea; — *
Slechts Lazarus blijft nog verbaasd, bewustloos zw^'gen«
Men voert hem jublend heen. Niets dooft den danktoon meer;,
Bethaanjen heeft ztjn vreugd, 't gezin den broeder weérl
Lof en prijs zQ Jezus Christus!
Hem, den Heer van dood en graf!
110 RET HUISWUII VAN BaTBAlfléN* .
X Eens ftaat aan dien^Levenwekker '
De aard* den bok der eeuwen af.
Eens, omringd van Troonheranten ,
£n by *c fchel bazningeluid ,
Zal die zelfde Godsaem klinken x
Dooden ftügc een grafkuil nic 1
Dan, hereend mee cal van dlérbren^
Jublend in hun vreugdvol loc »
Vperc de Graf- en Doodverwtnnaar
Ons in *c paradijs van God, —
Klonk , Bechanlén 1 uw ioftoon ^
Nog worde *8 Heilands roem verbreid.
Lof en prQs xq Jezus Chriscus I
Lof en prqs IA eeuwigheid!
!• VAN RARDERWQE, EZ.
BRIEF VAN BENEN NOORD-NBDERLANDSCHEN VRIENO
TE GENT AAN DEN REDACTEUR DER VADER-
LAND6CHE JUSTTBROSPENINGBN*
Gcnf^ den 13 Januar^ 1831.
MQn Heer de Redacteur !
VJristeren avond ontving ik de beide laatst uitg^vene
. N9mniers der Ltturoefeningcn , met uwq letteren ; en
hoe verheugde m{j dat gêzigt , daar ik federt September
geene maandwerken gezien bad. Gretig vefflond ik alle
reccnficn van brochurts en gefchrifcen, welke betrekking
hadden tot de onverwachte gebeurtenisfen , die federt nog
geen. vier maanden Noorden en Zuiden in twee Staten
verdeelden. Gq vraagt m^ om eene bgdrage, alsof die
uiterst behngrQk van mQne hand konde z^. Voor
nieuwstfjdmgen zfln uwe Letteroefeningen niet gefchikt.
Bedragen , die zelfs voor de nakomelingfchap belangr^k
zouden zijn. . • Ja , die z^n er; maar kan ik die, en
nu reeds , leveren ? Zy zullen te z^nen tQde door be-
kwamer hand voorzeker geleverd worden. Het eenige ,
dat ik doen kan , is den mdruk teruggeven, dien hetlezen
fiRl£P ÜIT GBNT. It7
der inrflagen en reccnfièn wtn de brochures Viln den dag
op mq maakten , verzeld van die befchouwingen'^ ^vdke
het ftandpunt , waarop ik mij , fchoon Noord-Nederlan*
der, bêvinde, in mij verwekten, en die natuurlek vetw
fchilzigt geeft van dezelfUe gebeurtenisfen.
Gredg las ik vooral de oordeelkundige r^^^i^ der ftuk««
ken van den dag, door den Graaf, van hogendohF'
gefcbreven, en van lipman, hem wederli^gcodew In;
de fchakering van het gevoelen des Graven zien w^, hoe
de iloomgang der gebeurtenisfen reeds te wege brengt, dat
wü heden de zaken niet meer zoo befchouwen als gisu^
ren; en kon het dan niet gebeuren, dat' men morgen
leeds wéér veranderde, ten opzigte van hetgene men hó*
den als onwankelbare behoefte , als onvermijdelijkeo maat*
regel befchouwde, en aandrong bg hen, die welligt cdt
hooger ftandpunt, en meer bijzonderheden kennende^
dan zg, die niet meer in den Raad zitten , zich van ft^
hoofdigheid doen verdenicen , terwt}l z^ waarlijk als ^/iy4«ri>^
mannen handelen ?
Hetgene mijne waarheidsHefUe en onpartijdigheid in
het lezen dier 'verflagen en recenfiin het meest geftuit'
heeft, is de algemeene toon, waarop m die gelèhriften,
als ook in de godsdienftlge brochures , gefproken wordt*
UEd. moet het zelf gevoelen , dat uwe vrage : „^ I^og'
fieeds te Cenlf Ik beef foms voor u,'* uitgaat van db
vooronderftelhn^, dat hetgene m het algemeen waar isv
ook tot in de minfte. b^'zonderbeden van toepasfing is.
Doch waartoe verder hierb^ ftilgeftaan? Laat m^ tóe,
om cenjgzhis aan UEd. verlangen te voldoen, m^6
bcTchouwing van den ftaat der zaken mede te deelói,
die ik hope , dat , zoo veel Noord-Nederiand betrefk ,
door UEd. en eiken onpartQdigen toegeftemd zal wör*
dea, en, voor zoo veel Zuid-Nederland betrieft, een'
grond van geloofwaardigheid heeft in m^ karakter, als
ook in mtin beOendig verbluf te Geni^
L
Van weenfcxDttt toegeftaan z^e het hatelQke'en on-
fl9 BBIBF
^QBkbare van den opifamd » ook al ware die ia de ge«
boone geTmoord ; {oo is het niet minder vm deze , dan
van: alle andere af te bidden gebeurtenisfen waarbdd,
dÊt.l^ goede aan de hand yan het kwade gaat^ en dat
het voorregt en pli^C is, zoo veel dit mogelgk sQ,
nU tteds te doen, hetgene het nageflacht beter kan, en
dan zeker zal doen; deze en foortgelyke gèbeurtenisièii
te^ befchouwen, gelgk nu de Christen en wereldburger
b«. V.. de KrtHstogten befchouwt ; niet alleen als het werk
van dweepers, maar tevens als onder het beftimr vn
Hem 9 die geen kwaad toelaat , zoo Hq geen groocer
goed daardoor daarftdt. £r zijn gebeurtenisfen , waarin
de t^'dgenooP buiten ftaat is, dat goede, hetgene uit
het kwade voortvloeit , te zien ; en dan blijft het eer-
biedig gelooVen, en zwegen, over. Doch, mijns ii>-
^QQS, is dit het geval niet met de gebeurtenisfen der
laatfte vier maandeD , daar die omwenteling geheel in het
voordeel is gekomen van Noord*Nederland en ten bsf
deele van het zuidelqk gedeelte , en dus tegen de bedoe-
Iwg vai^ derzelver bewerkers. Wdligt ftaat ge verbaasd
Gp het lezen van die wonderfpreuk;.en zij fluit voor<^
zieker niet in eenige goedkeuring van het zedelqke van
dien opfland, noch eenige vermindering van de fchaden,
veiUezen, enz. welke daaruit voor geheel het noordé*
Ujk . gedeelte des RQks en zoo vele pardculiewn z^
i^rtgevloeid.
. Maar 9 ter.goeder trouw, wat ware er van Noord-Ne^
4ertend geworden zonder den opftand ? Op den derden
Maandag, van Octobi^r waren .de Staten ais gewoonlgfc
l^iyeengekomen, en de vergadering ware geopend gewor-
d^l^dooT eene maUche aanfpraak des Konings; de zxA^
d^iykeledenv fterk door de plaats Brusfel en door de ge*»
bgiirt^üsfen in Frankrijk, hadden de fnaren van toontot>
won ly>oger. gefpannen ; eenige Noord^Nederlanders , iQe^
genomen met de denkbeelden van' Ministeriele F&rant^
woordelijkheid enz. enz. , hadden , ter goeder trouw wei-
ligt, de zuidelijke geholpen ; en wat ware er dan van
No(0^-£^¥diei^a^d gpwQ^den,! zopd^r em^opfland.van die
UIT OSNT* XI9
m
agde^ die ^ vrienden van orde en rust, en welke de le^fen
(Ier ondervinding nog niet vergeten hadden , niet zoo gemak*
keiyk ware tot ftand te brengen geweest, of wdligttelaat
ware in het werk gefteld? Ik geloof, dat elk onpartgdig
beminnaar van zQn vaderland, die Gods hand hi alles ziet,
en b^zondere belangen aan algemeene weet achter te fid-
teo , . zal motten zeggen i gelgk Jozef tot zfjne >roed9rs :
G^4dm vel Mt het ttn kwade gedacht , maar. Goei
beeft het ten goede ^gedacht. HQ heeft de WQzen gevan*
gen in fauQoe arglistigheid ! Veel meer, dan in 1813
en 18 14, toen gansch Europa xich tegen Frankrijk met
i^vcht vereenigde,. is 'het Noord -Nederlandach karakr
ter, deszelfe patriotismus en eensgezmdheid en trouw
tan het Huis van Oranje, gebleken} en in hoe korten
t^ beeft het zich weten te herftellen van. die verliezen,
yrdke de 'onvecmQdeUjke gezellinnen waren van een'^ on*
veiwacbien opflaod, éit niets overliet, dan den op^
fladsooni te verlaten, en van verraders in de gelederen
bei^d te worden ! En hoe nadeelig werd die opftand ,
10 de^celfs gevolgen , voor Zuid -» Nederland ! Geen* tak
1>^ van welvaart is cmge&honden gebleven , of wordt
niet \Vk de. gevolgen bedreigd ; terwglde geestdrift voordien
opf^d, hf^t weri: van eenigeo, ie hunner bate aangevangen ,
pji dus zopder^ patriotismus, reeds den hoogden graad be»
reikt heeft, *w flechta door onwaaidige middelen eenigzins
tev«pd|g gronden wordt. N«e& , gelqk het een zegen is, dat
dl^ Poolfche apfiand — moest die eens plaats hebben ^
v^ gew^M heeft tot na het uitbarften Van eea' Conti**
nottalen oorlpg, — zoo die noodzekeMik mogt worden ^
maar zoo fpoedig is uitgebroken (welks dempingf voot
^yslaod ak *t ware een défe^nó zal zijn , en dan eeile
nfS- zedeljjke werkmg zal hebhen op zulken , die doof
g^y^e koorts z^n aangetast); zoo is de Beigifche^êp'
J^nd hj^ behoud van Noord -Nederland in denr tegeii^
woofdigen toeftand van Europft, door Frafakrgks Om^
V^(i3fiigym Julg verQorzaakt. Z^ , die nog tot de op^
pgfi^i^pjfrty labooren, foeklagei^het teed^,.dat men. door
d^ 9pi}aaid^ zkhs^ven; zwak, ea het Oofivoniemeilt dfar
toe BRIBF
noordeigke pro^HtadSn ftetk gemaakt heeft; terwijl België
met den hongerdood bedreigd wordt, zonder üitzigt öm
zich te herftellen.
Il-
Maar gelQk die oi^ftand in de gevolgen fadtzaam wêi
ter redding van Noord* Nederland, zoo heeft hQ eêne
gunltige zedelijke werking op de Zuid* Nederlanders.
^ De Omvirentelingen hebben twee oorzaken /' las ik
ergens ; „ gebrek of weelde." Dit laatstgenoemde is
voorzeker de oorzaak van de Jongfte omwenteling ge-
weest ; een geest van verblinding heeft de bewoners de*
zèr ftreken, die den opftand begonnen en cmderileund
hebben, bezield. Ik herinner het mij nog, hoe, den
ro September te Brusfel eenige vrienden bezoekedde^
ik verbaasd ilond van de gouden bergen, die men zich
bdoofUe van .eene fcfaeiding, en van het bewind des
Prii^ete van Oranje — want dat was toen nog aan de
oide...van den dag. Met de krachtigfte vertoogen, dié
nden in het Journal de Gand en dat vai Anvers vond,
^kn de gevolgen dier fcheiding , zelfs onder het bè--
ftanr van den Prms van Oranje, werd gelagchen; efif
men droomde van vrijheid der Schdde, Koloniën, deel
aan de Marine, en tooi^l voordeelige handeltnktaten
met Frankrijk!! België bevond zich dus iü een* ftaat
van fihcnifche ziekte , uit overmaat van gezondheici ge-
boren; en het is bekend, zulk eene ziekte moet door ver-
£wal±ende middelen genezdi wordoi, (indien tt genees»
baar is) en de oorzaken der ijlhoofdigheid moeten op
dezelfiie wflze weggenomen worden. Voor den mé^
fcbenvriend is het eene aangename waarneming, als hQ
eene goede werking ziet van fmarteUjke geneesmiddelen ,
die zonder dat zijn hart dubbel zouden doen bloeden;
en dit is het andere heilzame refultaat van den opfïand
en deszelfe fcbadeltjke gevolgen, zoo onmidddlgk wer*
kende, en de donkere vooruitzigten. Gelijk ik zeide,
alle bronnen va» beftaan zgn geftopt ; en de minst ver*
UIT GENT. IftI
fichte klasfe bePeft het : dit komt tan het wegjagen
der Holbndei^* Die het voorfpeld hebben in Septem-
ber zQn fterk , door de vervulling hunner voorzegging
eiken dag met den vinger aan te wQzen. Het algemeen
gevoelen is te dezen aanzien 'zoodanig, dat dientoeftand»
als een gevolg der glorierijke (/) omwenteling, te wil-
len ontkennen , zou gel^ftaan met cene befpotting van
het ongeluk , dat gedragen wordt ; en daar men bet niet
kan ontkennen, dat men van de noordzijde doet, hetgene
men in gelijke omftandigheden van de zuidzijde zeker
doen zou , zoo verwekt dit , in plaats van wrevel , ver*
langen naar den voorgaanden (laat ^n zaken , waarvan de
Petttiën ten voordeele van den Prins van Oranje ^ als
Chef van den Belgifchen Staat, — bg het Congres niet
in aanmerking genomen , en zelfs niet eens in handen
eener Commisfie voor Petitiën gefield, maar waarvan
niettemin duplikaat naar Londen is afgezonden -^ ten
bewijze ftrekken. De geheele terugkcering vèin den vori-
gen (laat* van zaken te vragen kan niet, nu te Londen
gezegd is , dat eene complete vereeniging der belde lan-
den gebleken is ondoenlijk te zijn ; doch de (lellers en
verflandige teekenaars 4ier Petiticn gevoelen zelve wel^
dat bet gevraagde een halve maatregel voor het volksge-
lak zou zijn, maar twijfelen niet, dat het hierb^ niet
blijven zoude ; ook zien dit de tegenftai^ders zeer wel in.
Behalve deze verzwakkende geneesmiddelen , ter gene*-
zing der fthenifche ziekre met goed gevolg aaiigewend ^
-werkt nog mede Je wijze , waarop het Congres te Brus-
{el werkzaam is, alsmede het weinige, iJat het'Provi-
foir Gouvernement doet, om de rampen des volks te
verligten; — men vordert dit toch van eene Regering 1 —
en vooral de wijze , waarop het Comité diplomatiquc
werkzaam is , om zich befpottelijk te maken voor Eu-
ropa, en het Europeesch Congres te noodzaken, den
draak met hetzelve te (leken. Het is waarlijk amufant^
de dagbladen te lezen , om te zien , hoe het Congres
een Poolfche Rijksdag is ; en hoe der diplomatie van den
nieuwen Staat, die maar niet zwijgen kan, berigcen en
MSNOELW. 1831. NO. 3. K
It^ BRIEF
advizen verorden in handen geflopt , geTchikt, ja« cd
den volgenden dag in de Jaurnatvc gelezen te wpr-
den, maar [ook om daardoor den nadenkenden , te mjki-
den van hqt volksongeluk , een amufèmóm te bezor-**
g^! B. Vf de Graaf De Celles berigt, dat hij dea
Silen een' Courier naar Parijs beeft gezonden, ea
dc3i uden antwoord bekomen, op de vragen: of men
den Prins van Leuchtenberg niet zou kunnen kiezen als
Chef van den Belgifchen Staat , huwende aan eeqe Fran*
fche Prinfesfe? Antwoord: Volftrekt geene familiebe*
trekking van Bonaparte! — Of Frankr^k België wil
bebbf^? Antwoord: Voldrctkt nieti — pf men dan
Prins Otho van fiey^en met vrucht zou kiezen , trou:»
wende mét Maria , dochter van Lou^ Philippe^ als beide
jmige lieden huwbaar zyn? Antwoord: Prins Otho zal
geen tegenftand vinden; Prmfes Maria is ziek, en kan men
dus op dat punt niet antwoorden ! — De Mcsfugcr dê
Gand maakt de vernuftige aanmerking, dat welligt de
Prisfes er beter van zou gewordt zijn, als n^en baar
de vraag bad voorgeftéld!.,.* Doch neen, dat kon niet)
want wilde Otho, een jongeling van is Jaren, haar wel
'hebben ? Eene depêche van den volgenden dag echter
berigt, dat de Prinfes, die zeker beter was geworden,
wel Z4l willen ! 1 — Als men zulke zottigheden in een
Congres^nationaal hoort debiteren , door een' man ^ die
te Rome het Concordaat floot , is het dan te verwonde-
ren , dat mén het vermoeden heeft , dat deze zelf met
een Congres fpot , dat , 200 in getal , een Comité dipl^
ifMf//^J7^>vil uitmaken, en zaken van de hoogfte discretie
met opene deuren behandelt?
Alles werkt dus zamen, om Atfihemfchó ziekte te ge-
nera ; en België nu over denzelfden kam te fcheren als
vóór vier maanden , en tevens alle de gedeelten van Bet
gië op gel^ken^voet te behandelen, is voorzeker eene
onfaillijkheid , even als dat men iemand, die reeds bij-
na van de cholera morbus genezen is , in dezelfde cate-
gorie wilde plaatfen als hem , die er van aangetast wordt ,
en die niet te ftreng afgezonderd kan worden , om be-
UIT OENT. laj
{ïpfttiiig vppr te komeii ea geoeeiQg t^ tepfoeven. Elke
dag vn i^nipeu doet ^et geta} der vriend^ des Kooingg
ia 1»et Zuiden aaiigroeqea, voor wie d^ lesftnderfitaflctQ*
l^k^ ondj^indiDg niet verloren zgn, maar efio* bl^endeo
uidruk op hqi maken^.
. m.
IBt bet yarenftiandQ zult ge dus hu opmaken, dat
0yg bet denkbeeld van eene altijddurende fcheicfing niet zoo
aoodztkél^ , of liever hereeniging niet ^óó otiuityoerl^k
of zóó f<;badelgk voorkoopt , als de fchrijvers diei^ftok*
keD, hoezeer anders, uiteentoopende, en iseUs de meer*
dorheid der Noord-Nederlandfche nade , ea ook UËd% ^
Vistflellen.
Het ideaal 9 hetwelk zich de Mogendheden voordel*
dea, dooT de vereeniging van HoUand en België , was
in het afgêtrokkene toch fraai. Het liberale in dat plan ,
gefchikt om alle denkbeeld van onderwerping van het
eene gededte aan het andere weg te nemen, en daar-*
door de vereeniging der beide landen te bevorderen in
denzelfden geest en gevoelen , heeft fchipbreuk geleden
op de ondervinding , en getoond , dat het Congres te Wee*
nen de menfchen ^alhiej , en vooral hunne geestelyke lei*
ders , te gunftig beeft beoordeeld : maar , wanneer eene
treffende ondervinding van vier maanden rampen reeds
uitwerkt, wat vqftien jareh zegeningen niet konden daar-
fleHen» waarom zou dan vervolgens onuitvoerlijk zijn,
hetgene nu gebleken is aan het doel niet te beantwoor*
deal en hetgene zoo wel aan de w^'ze van uitvoering
dier vereeniging te wqten is , als aan de ongelukkige ge-
moedsgefteldheid. van hen, die nu bij ervaring leeren,
hoe hui} volksgeluk met die vereenigmg in het naauwst
verb9p41toud. * ' ■
In ^len gevalle geloof ik , dat dit meer van de Verbondene
Mogendheden , dan wel van Noord-Nederland geheel zal
afhangen; daar Europa eene groote Republiek is, en
eene denkbeeldige onafbankelgkbeid , zelfs by de Staten
van den eerfteq rang, niet beftaat* Zijn wy zeker ^ dat
e^pe weigering van het Gouvernement van Noord^Ne-
Ka
1^4 BRIRP
deriand, om te voldoen aan eene dedfie van het CongreB
te Londen, eehe daad van tegenkanting en onafbank^
lykheid is ; of welligt een ftap ter bereiking van bet doel
van dat Congres? Als wQ den loop der zaken
nagaan , en cien , dat België werkeiyk doQr die Heerèn
te Londen, Talleyrand niet uitgezonderd-, in het pak
gelegd i|5, oi dat de weigermgen van de z^e van Hol»
land niet die gramfchap en dat ongenoegen hebben opge*
wekt, [weigeringen, Mrelke ik zie, dat men niet vreemd
is,; IQ Holland zelve, met den naam van gchrek aan
gocdó trouw te betitelen (*)] dan is het mij duidelqk ,dat
ook dat niet of flechts gedeeltelijk voldoen aan de Pro*
tocoUen tot de middelen behoort , om het groote doel
der Mogendheden te bereiken: zoo lang mogeUjk den
algemeenen vrede van 1814 en 1815, met den aankleve
van dien , te handhaven. In die vooronderftelling een'
hmderpaal te willen (lellen aan dat behoud , (gelijk men
van déze zijde gedaan heeft, door de eeuwige uitfluiting
der Nasfaus) is mij vreemd voorgekomen, bQ de liefde,
welke men in het Noorden voor Oranje gevoelt ; maar
welke, conditioneel zijnde, den grondflag zou leggen tot
grooter ongeluk, dan de zuidelijke opftand heeft daarge-
fteld , of zelfs het heilrijk gevolg vernietigen , hetwelk
die opftand (I) werkelijk gehad heeft.
Hoe weinig zien wij vooruit , b^ den itoomgang der
gebeurtenislen ! Doch , zoo het der groote Mogendheden
ernst is , den vrede te bewaren ; de Franfche Demago-
gen hec Fransch Gouvernement, dat ler goeder trouw
fchiijnt , daar niet in verhmderen ; en , ten gevolge daar-
van, België aan deszelfs oorfpronkelijke beftemming zal
moeten beantwoorden , — dan voorzeker zou hereenigmg ,
bij lengte van tijd , mede tot de middelen behooren ter
bereiking van dat doel: en dezelve trapswyze en met
die waarborgen tot ftand te brengen , welke de lesfen van
(•> Van waarde geëerde Steller deze meening ontleend bebbe,
is mU niet gebleken. Ziet het, gelijk ik gisfe, op de opening '
der Schelde^ dan is die weigering, door het onvervuld laten der
den Belgen geftelde voorwaarden, wei geregtvaardigdl Redaet.
UIT GENT* 2^5
'iriyftien jaren 9 en inzonderheid van 1830 Augustus en
vervolgens, aan de hand geven, zoude die gevare^ én
nadeelen voorkomen, welke men, nu^ en niet zonder
grond, van dezelve vreest, als zij zóó wierd daarge-
ftekl , het zQ b^' verdrag , het zij bijj overwinning , als
In 18 15 liberaal, maar onmenschkundig, gerchied is.
De vrqheid van de Schelde en Antwerpen kunnen niet
meer dat gewigt hebben , hetwelk zij gehad hebben , ten
nadeele van Noord-Nederland, zoo lang er de Citadel en
de Forten bleven beftaan. Welk koopman toch zal
ckh daar gaan nederzetten , die in weinig t^ds in het ge-
val kan komen om te moeten verhuizen , of in eenige
nren huis en magaz^nen in een* puinhoop veranderd te
zien? Zal Antwerpen alt^d eenc gefchikte haven biy*
ven? Is Middelburg dit nog, wat het te voren was?
Hoe ver ligt Amem uiden thans van de zee ?
Ik heb naauwelijks zoo veel plaats, om UEd. te ver-
zoeken, het gefchrevene te verfcheuren, als UEd. het
der plaatling onwaardig acht, (*) en te gelooven, dat
ik niettemin blflve T. T.
Q. N.
(*} Wij vercroaweii, dac de nadenkende, fchoon ook, mee
mg , van den Schr^ver verfchillende Lezer ons daarvoor thans
wel geenen dank zon weten. Redaet*
IBm^ OVER DS BMENDHSIO VAN ONZK LETTERKUNDE
BU DEN VREEMDELING.
Door
J* P. AREND,
Ltct$r in ie Hoogduitfehe en Engelfche Takn en Letterkunde
aap de Doorluehtige Scheel te Deventer,
'HL
Len klaagt, dac onze Letterkunde by den vreemdeling ge.
Boegzaam geheel onbekend Is, of met minachting befchouwd
wordt. Hoe algemeen deze klagte ook zij , zoo komt het
wSi toch voor, dat dezelve vrq wat overdreven wordt $ dac
29 , althans voor een groot gedeelte , meer op voorondef.
1S(5 OV£R VZ BEKEMDHEtO OMZER LETTERKUNDE
Helling dan op waarheid benii c , en meer ftetmc op hec -pt^
zegde door den een' of anderen onwetenden bnicenlandfcheii
Sclirijvcr, dan wel op eigen onderzoek. Immers scblb»
GEL ('3» FLÖGEL (t)f L OU VE VRIM A RS (j)» ^ 9 W-
RiNO (§3 ^° anderen hebben niet alleen met lof, en dik«
werf met kennis van zaken, over onze Letterkunde geCpro-
ken ; maar m^ is gebleken , dat niet 'fiectits zéér vele wér-
ken van eenig. wétenfchappeigk belang, in het HolÜndsch
opgedeld , maar zelf^ onderfcheidene andere^ 'die tot hec |^-
bied 'der fVaaije letteren behoorfen , In vreemde talen , bQ«
zonder in de HoogduHfehe , z^n OvergebragU De volgende
-]i|st van nit het Holiandsch vertaalde werken^ welke ik Vio
tijd tot rijd heb zamengedeld , doch .wier volledigheid * ik
geenszins beweren wil (**), moge mijn gevoelen beves*
tigeu , en onze Geleerden en Letterkundigen overtuigen ,
dat zij niet de taal van het oude Latium behoeven , om de
vruchten hunner overdenkingen en geleerde navorfchingen
in Europa algemeen bekend te maken , daar men buitenlanda
?eèr wel het góéde en fchoone weet op té fpdrien 6n te
waarderen , hetwelk In het Holiandsch wor^t vc»drtgebnigt« —
Het is walir , onze fchoone moederettl h , ondanks dit tUm
les , eveniVel elders niet zoo bekend , als if)j verdiende. Dit
moet echter minder den vreemdeling, dan onzen eigenen land.
genooten geweten worden. Onze grootftë en fchranderf^e
Geleerden hadden (leeds de zonderlinge , en voor de bevor-
dering van volkszin zoo nadeelige zucht» om liever eene
vreemde Letterkunde mét hunne gefchrif^en te verrijken , dan
(*^ Gefchichte der alten uui neueti Literatur ^ Il Tk. Asss»
(t) Gefchichte der komifchen Literatur ^lll B. S. SS6^593*
iV B. S. 33a— 34<^-
(1) Refumè de fHist. de la Li tterature Allemande fp. 22^
(S) In zijne Batavian Anthology » en Sketch of the Lan^
guage and Liter ature of Holland.
Onder die Duitfchers^ welke onze tiftl kenden en hoog-
fchatteden, behooren opitz, welke aan de HolUmdfche
Dichters z\jne vorming heeft te danken; MORyoFF, kloip-
STOCK, HOFFiiAM, die zclfs b^ voorkeur dichtftukken
in Hollandfche verzen vervaardigde; en de tegenwoordige be.
roemde boekenkenner £ e e r t.
(**) [Deze erkentenis , welke wij ten volle beamen , be-
vestigt en verfterkt niet weinig des Stellers bewering. Redact.}
BQ DEN VaSJSMDELlNG* I«7
die v«e hM vaderland (*)• Welke behoefte beftood er dot
eigenlijk voor den vreemdeling , on onze taal met ijver te
beoefenen? Of hoe konde men» met eeoige biligkheéd, ven
hem vorderen, dat hQ voor dezelve achting koefieide, daar
onze beroemdfte mannen bmr met minachting befchonwden
£B oBwsardig keurden haar te bexigen? Datr thantt>nze
Geleerden y op het voorbeeld der befchaafdfle volken v«n
Bmrcpa^ meesttl in de volkstaal hunne werken OfHttellen,
xoo mogen w^ mjBt eenigen pond hopen^ dat dit bij on«
se nsboren meer en meer den lust en de behoefte sal op*
wekken om onze taal te beoefenen, hetgeen natuurlek «ene
nicgebrdkiere kennis van onze Letterkunde, en daardoor de
verhooging vtn onzen volksroem , ten gevolge moet hebben«
LffSf yan uii het HoUandieh yertaald» Werken.
A.
Actmfifkkt zur Gefchichte der Erfaebnng der Juden su
Bftrgem In der Republlk Batavien, Neuttrelly 1797. $<>•
^ Aloeoondz, (p. iiARNix voN stO Gereiulgter Bie-
nenkorb der heiligen Römifchen Kirche. Der Vortreflich-
keic wegen aus dem Hollandifchen Ins Teutfche Qber9stzt,
-nad met dem Leben des Auctoris vermehret. Amfi. 1733.
Reeds in 1580 had de toen beroemde Duitfche HekelfchrQ-
ver piscHART eene vrQe vertaling van dit werk geleveid,
welke in 1657 te Leip^ig door eene andere gevolgd werd.
Ook in bet EmgeüeA Is hetzelve overgebrsgt door o» o i l-
piN. — Zie PLÖGZL, GefcA. der kom. Literatur^ 3 B^ S.
568—575. en EBfiRT, AUg* Bibliogr. Lex. Art. maricix.
Alphen, (h. van) Kleine Gedichte f&r Kinder des zar-
teren Alten. E^fen^ 1B30.
. B-
Ba CH IE NE, (w. A.) Hist. und Geogr. Befchreibnng vpn
(*) Overtuigend heeft de geleerde schlegel, In het
boven aangehaalde werk^ I Th. S. S63, bet nadeel aange*
toond van de gewoonte, om in eene doode taal tefchr^ven,
en in het II Th. S, su het nuttige van het gebruik derlands-
taal aangewezen. Men vergel^ke hiermede jiowRiiiG*s
Skitckf pM 11.
Ifi8 OVER D&.BRKftNDHfifD ONIKR LBTTeHKUNDB
PdlKlnt, otch feinem ebemihlicben und gegeowirUgeii
Zuftande» MU Anmerk. vod o. a* maas. Leipmig^
I76d--<8. 2 Th. 8o.
Balthazaar» C^.) Cbirorgifche Krankheitslehre »
fiberfeczc vod w. seelb. H^ien^ 1768*
■-*"^ — Cbirurgifcbe Wabroehmnngeo.
LeipTiig^ 1785.
Barneveld, (w* van) Medic. Etektr. Leipzig , 1 787.
Bbkksr, (b.) Bezanberce Wek. Neo uberfetzc voq j,
M« ICHWAOBR, dcrcbgefehen und yermebret von j. t.
• EMLER. Leipzig 9 1781, 89. 3 Theiie, 8o.
In 1693 ztfn twee Duitfche vertalingen, zoo niec meer,
van de BeSoaverde Weereld uitgegeven. De Franfche vertt-
liog van 1694 beftaat in 4 deeltjes ia». Het eerfte boek is
ook in hec Engelzchy naar de Franfche vertaling, in 1695
overgebragt. Zoo men op het getuigenis van eenigeo mag
afgaan, zoo dit werk ook in het Spaansch en Italiaamch
zQn overgezet. Zie scqwagbr, Leben bekkers, S. 189*
BerkeL, (a. van) Befchreibnng feiner Reife nach Rio
de Berbicennd Surinam. Memmingen ^ 1789.
Berrhet, (le francqdb) Histoire geograpbiqne,
pbyGque, naturelle et civile, trad. du HoUandais, 4 vol.
Bonn, (a.) Anat. und Cbir. Bemerkungen übcr Harq-
Verhalt u. d. BiafenfKch) insbes. v. d. Biafenftich fib. d.
Schambeinfuge. Leipzig ^ 1794.
' ' '■ Beobachtungen einer unterwarts gehenden
Verrenk. d. linken Schenkelbeins } oebst e. neoen gemkcbl.
Einricbtungsweife. Amft* 180O1,
Bosch, (h. de) Uber bomers Iliade. ZüU. 1788.
Brandt» CgO L^ben von de ruyter, fol. i687«
Dit werk is insgelijks in het Fransch overgebragt in id98«
Zie EB BRT, Ailg. Bibiiogr. Lexicon^ Art. brandt.
Brugmans (s« j.) und 7. ^delpech» über deo Hos-
pitalbrand. Aus dem HollSndifcben und Franzöfifcbeu über*
fetzt, mit Anm.von d. g. kies er. ^ena ^ 18 16.
Bruin, (c. de) Voyages par la Moscovie, Perfe et
aui Indes Oriental. Amfl. 1718. a VoU foU
— — Voyages au Levant. Amfi^ 173a. 5 Vol. 4*«
C.
Camper, (p.) über den naturl. Unterfchied der Ge-
fichtszage im Menfcben verrchied. Gegendeo und verfobied.
Aiters, BerUn^^ 1792.
n
BIJ DIN VRBIlfOELlNG* isp
C AMPB&, CM Vortefaiigéb über d« Aosdr. d. TerTehied.
Leidenfclisrceii durch die Geficbuzfige; über die bewoii.
dernswfhdige Aehnlicbkeic lm Bta der Meofchen, der Tier*
fusK« Thierey der Vogel nnd Fifchef nod 8ber die Scbdo»
beit der FormeD. Berlin^ I79l*
C A T 8, O'^S^^^^^'f^^^ fibers, durcb j. b & a os r. Amft. 1648
Voorcs zQn alle de werken van c at f In bet Hoogduiisch
overgebtagc in 8 deelen 80^ Hamburg^ 17x0^17, Zie
EBE&T, ABg. Bibliojgr. Lexiem ^ Art. cats. Witsbh
0ET89EEK rpreekc aldus over deze veniling, in
zyne bekmpte Levensfchtts van j. cats: ip CatsV wer«
^ ken zijn genoegzaam alle in dezelfde *maac in ramende
„ Hoogdoltfcbe verzen overgezet, waarin al het karakteris*
^ tieke van *• Oicbters Tpreek wijzen en 'dop woorden bewaard
il gebleven. Ëen groot gedeelte van zijn* Trouwring en
,9 eenige andere z^ner meer of min uitgebreide Gedicbcen
^ zi)n in bet Lat^n vertaald » en ook van fommigé iyn Em^
„ gtlfchê en Fraufehe vertalingen voorhanden/*
D.
Pah&h , (j. a) Bericbt von eïner Scbaambein-Trennnog
nod deren glacklichen Brfolge. Leipzig , 1785*
Da pp sa, (o.) Reifen.
De rdabefchrijvingen van dezen Scbr^ver zQn alle in bet
Boógduiiseh^ eenige in bet Framch^ overgebragc. Zie
BBERT, Allg. Bibliogr. Lexicon^ Art. dapper.
Deim AN, (!• R.) ^ö° <^^° K"^^" Wirkungen der Élek*
tricltaet in verfchiedeoen Krankbeiten, Uebers, mit Amn nnd
Zus. von K. o. KÜBN. Kopenhaven^ 1793»
E.
Edstatius, Tb.) Anatom. Rnpfertafeln* nebst ders.
Erklaraogy verfercigt unter der Aufflcbt vou a. bomm.
Amft. j8oo.
F.
P'EiTH, (rO Le Tombean, Poême en IV Cbants, a
Edition; fnivi de FEtpérance de ft revoir, Po€me en II
Cbanta, de de kruyff, et d^nne traduction de qnelqnea
Poëfies de peith; par a. clavarbau. Amfl» 1829.
F LOB O* H.) und A. VAN DAM, Theorie von Slrafen
nnd Belobnongen anf Schulen. Erfurt ^ 17^)%»
130 OVER DB BntENDBBID ÖMUR LEtTB&fUNDB
G. .
• , . •
Cefchichte der alcen ood neuen Iferrohüter and deren
Scifcer n* l,. Gn^^v on z i;n z k n d o r v. 1805,
Gbsschbr, (d. van) AbliandloDg von der .Nochwen*
digkeic der Ampjitati^iH H^enf 1775.
■ ■ Verfuch über die Natur und flei-
lung der verfchied. Arten von Gefcbwulfleni. Leiptig^ 178&
'■ — --*- Bemerk* üb. d. EntttelK d, Rück-
gracs» nebflc üb. d. BebandU d, Verrenk, u« Bruche des
Sekjenkelbeins, Uebers. mie Anm« «.*Ziui. voq j. o* wb wst-
<-£>«• GMingen^ 1794,
— : : Die Wundarzneywiafenfchaft def
BiPPOCitAflPZS, HiUburgh^ 1795.
' ' Abbandl, v. d* Wanden. Uebert.
mie Anm. von a. ». löfler. Leipaug^ IJ96.
• G£UN8,Xm* van) Abbandtong üb, d, epidenu Rahr»
befoud. dei Jahrs 1783. Uebers. mie Anm. von ile u p.
.„_ ^„^ ^^ B o NN*s Briefwecbfel wegeii
eines im Uneerleibe eingefperrcen Darmbracba, welcher mie
einem Wasferbrucb vergefelle war; verdenesche von i. b.
GRUZLMANN. jlmft. und Clevê , 1785.
Haafnrr, 00 Faafreifen durcb die Infel Ceylon,
Magdeburg^ iBitf*
Haar» o* van der) über dï^ Befcbaff. d. Gebims,
d. Nerven u. einige Kraokb. derf.^ nebse e. Anb. med,Beo-
bacbc. Ueberf. von j. s. k^up. Stendal ^ 17944
'•— ^ Auserles, Med. »n» Chir. AbbandK
u« Beobache. Uebers. n. mie Anm, n. Zus. von j. a.
s c B M I D T. Leipzig , 1800.
Hamelsveld»(u.van) über den gegenwfireigen Zn-
(tand des gefellfcbafclicben Lebens in den Vereinigeen Nieder-
landen. Uebers. von a. knigoe» Hannaver^ ly^a.
Biblifcbe Geögrapbie. Uebers.
u. mie ein. Anm. verfeben von jaNisca. Hamburgt
«7P3— 9<« 3 Tb.
HandtUmGefêtzbuch fur das Königrelcb der Nlederlande,
nacb der amtlicben fiekannemacbnng ia den Haager Staatszei-
^tnngen von i8q6. Uebers. von f. c. scuümacher.
Hamburg^ 1827.
BIJ DCN V&£BMDELING4 131
Harinoman; (h.) Tagebnch einer Reife mch Ma.
rokkov nnd feiae acbcwdchentlichen Aufenchalc In dlefem
Lande. Uebers. von f. ebrmann. IVeimar^ 1805.
Hartsinck, o* j.) Befchreibnng von Guianav oder
der wilden Kuste In Süd-Ameiika* Uebers; von a. witten-
BBRG. Mie einer Vorrede nnd Zufatz von j. k. fabru
BerUn^ 1784.
Heilbron, (d.) Abhandl. von Belege auf dem Zunge,
Hildburgh^ 179$. . ^ .
Hemert, (p. vAfi) kechc und Verpflichtung eigner
Unbeile in der Religion. 1798.
■ Ober die Exiscenz der Prinzipien
eines reinen uneigennaczigen Woblwoliena im Menfcben.
Uebers. vod pet Hif ar. Dortmund y 1799»
Heringa, (j.) über die Lehrarc jesu nnd feiner
Apostel» mie Hinfichc anf die religi^fen Begriffe feiner Zelu
genosfen. Of enbach 9.17901»
fiber den rechten Gebranch nnd d»
Misbrancb der biblifcheo Kritik. Uebers. von m.j.u. beok«
HAcrï. Ofenbachy 1804.
Hiaoire des Péches, dei Décoo vertes ec i^% Eublisfe-
ments des Hollandais dans les Mers du Nord. Trad. de
rHolIandai», pat b. de rest e. Faris^ Ajï IX. 3 VoU S\
HuYSERS» (a.) Befcbreibang und Gefchichte der
Haoptftad in den Holland. OstlndieOy Batavia, nebst geogr»,
polit. «nd pbys. Nachricbten vou der Infel Java. Uebers,
vob j. j. EBERT. Leiptigf I785» 8(>. 4 Th. H^.
h
Jansen, (w. s.) Briefe fiber Italien un Prof. *8a ndi«
FORT zü Leyden« Düsfeldorfy 1793.
Jonge, (c. de) Reifó nach dem Vorgebirge der gmén
Hoffhnng, Irland- und Norwegen, in den Jabren 1791—97.
Mic eiDigen Anm. n einem Anbange Aes Ueberfecsers , den
Zusfand der Brüdermisfion fintcr den Hottencocten betreffisnd^
Hamburg^ 1803 , 4. a Th. %o.
•'
QfJet verv9lg en flot hierna.^
132 . Dt OPSTAND DER BBLOBN
>* ■' ' ■ "'m ■ II tl I ■ ■ 1
DB OPSTAND DER BBLGBN ONDBR IBISBR JOZEF II*
Door
N. SWART. C*)
H<
Let fcbync wel , dac wfj beftemd zijo » om flechcs door on-
dervinding wtis te worden. Witr de. oefening met het onder-
rigt niet gepaard gaat , daar moge bet zaïd der kennis bloe-
men voortbrengen » in welke men zich verlustigt , voedzame
vmcbten worden er fcbaars van gepinkt. Zoo gaat het mee
de gefchiedenis zelve, die anders als eene tweede ondervin-
ding mag gerekend worden , bij welke wy als deelnemende
toefcbouwers alles opmerken , wat den mensch , /naar hec
uitwendige en naar het inwendige, pleegt te wedervaren.
Ook dat fchonwfpel treft ons wel , en fchenkt ons een veel-
zQdig, afwisfelend vermaak, ja fielt ons in ftaat, met veler-
lei fchyn van wijsheid, over het lot, de natuur en dwaas-
heid det menfchen te redeneren; vormende inzonderheid ftaat- .
kundigen , die de toekomst van elk land en volk uit deszelfa
Inrigtingen, omftandigheden en misOagen op een' haar durven
voorfpellen. Maar, al dingen w^ ook op de praal dezer we-
tenfchap geen* penning af, zij is het evenwel niet, welke
Ieder mensch behoeft, die hem, ten aanzien van zijn eigen
liart en wandel, in wezeniyke volkomenheid doec vorderen. >
Enkele groote en buitengewone zaken loopen ons inzonder-
heid in het oog; maar het groote en buitengewone komc
natuurlijk zelden voor , en de lesfen , hieruit voor ons te
trekken , zqu van verw^derd belang. Wanneer wij daarente-
gen tooneelen voor onzen geest zien gebragt , die met onze
ondervinding eene blijkbare overeenkomst hebben; wanneer
wV het verledene of elders gebeurde met tegenwoordige of
eigene lotgevallen kunnen vergeleken , ja tot deze vergelQ-
king van zelve en onweérftaanbaar worden genoopt, — dan
ontvangt de gefchiedkundige voordragt , zelfs van min be-
langrijke gebeurtenisfen , voor ons geest en leven ; even als
de4>efchouwer eener kunstgalerij b|j een bekend landfchap,
by de beeldtenis eens hooggefchatten vriends langer vertoeft »
tot de kleinlfle trekken toe opmerkt, "en een geheel eigen
genoegen ontwaart. •
(1^) L«itst voorgedragen, lo Febr. 1831, in Feisx MeriHs.
pifüiR Kiina jottf IL i3f
Deze ttmnerking reet deter dtgcn mee bQxoodere kraehc
b9 m^ op. Ik had, onder anderen, blJ de verfchyning der
^wrhêTtt NtiifUmdfche Gefchiedenh van onzen van kam*
YEM» her herige der oproerlge bewegingen in de BêJjgi/cke
provinciën, len c^de van Keiser jorEP II, mee belangd
ftellio^ gelezen* Doch, dezelve onlangs, nadat wi} datzelfde
laod, nn met het onze zoo naauw verbonden, eensflagt fn
geene minder geweldige gisting zien , In de handen nemen*
de, werd ik al aanftonds veel krachtige^ dooï het verhaal
aangetrokken , en kon den Inst niet wederftaah , mQ , door
eene uitvoeriger befchry ving , beter met de omftandigheden
en b0 zonderheden , de karakters van perfonen en gebenrte*
nbfen bekend te maken. Ik nam derhalve de algemeene Bei^
gifche Gefehiedenis van Dswiz ter hand* £n hoe heb ik
mQ in zQne ufereelen ja , T, , ik moet het woord be-
ogen, fchoon het alleen mqn* geest betreft, en m^'n hare
gebeel andere gewaarwordingen gevoelde, — in zijne tafereelen
▼erinstïgdl Het is waar, de aanleiding tot beide gebenrte.
nisièn ▼erfchilde ; de Rranfche overheerfching in Europa heeft
ook Brakand !n aenigeriei opzigt herfchapen , en de afloop
der zaak zal te ligter van dien in vroege^ t^d verfchlllen ,
oodae Bolland geene temgwinst van een land veriangt, dat
de beste oogmerken zQner edelfte V<^en zoo miskent, be-
j^ent en vergeldt. Maar hoe vele gelijkheid , in weerwil
Tan dit verTchil I Hoe vele pnnten van overeenkomst in het
gebenrde tot hiertoe, en gronden van verwachting omtrent
beegeen nog gebeuren zal ! Kleine beginfelen tot groote nit»
komften geworden — gematigde vorderingen in redelooze
eUchen veranderd — (louce oproerkraaijers — winderige pog-
cbess op bnitenlandfche gunst en befcherming — duizenden
van verzoekfchrif^en , den volke door de priesters afgedwon*
gen-**verrperde en ontvloerde (haten, om met de (leenen van
zolders en daken op de krygslieden te werpen -r toegevend-
held ten kwade gekeerd -- foldaten by honderdtallen hunne
vanen verlatende — fieden overgegeven — legers uit het
land gejaagd — dasrna onèenigheid — onderling geweld — -
razemQ — bedrog , en eindeiyk, • • • I Doch hier houdt de ver-
geUiklng op« Inderdaad , M. H. , wie van u zou die opmer-
ken , wie zon bij de breedè fcbets van zulken opdand (lil.
ifauin , en met onpart^dige bedaardheid de róerfels van alles ,
het karakter en den toeftand des volks, der' geestelykheid ,
der grooten nagaan» zooder daarin eene fiofie van belan|;*
1^ os OPtXAffD Ma B»!^»
Qf4ttM (f vfaiden, b^ de grootft^» mt^r on^ yi^M^e e^beor-
^iqilsCén niet ^gemerkt ?
Hen zftl a duo ook niet v«rwQ9d«ecen ^ 4«l( ik hm g«i<^n«>
l^fM aoichc» osi uwe Im^^ge. t^odaclie een^ oogenblikkcm.
b§sig ce' houden. De uitkowc teerde. ni9 wel / dn bot aiot
g^akkQllJk WM, dit doel: nau. eUch. ce beretten. Boch ,
iM^9^( B^Önen . arbeid , zoodanig als btj is i En hebt gy hU'
bet einde oo^ het bekende flechti gebrekkig gehoord, l«ae
de herinnering, uit eigen* fph^t MngeyiUd, u genoegzaam
i(So geweest 1
# •'•
JozBF^ een w^sgeer op den troon, maar, gelijk vQ|/e»
^tjsgeeren, meer letcende op hetgeen hem venf^helijke vefw
betering toefcheen , dan op de moeijeligkheden en gevaren ,
(^ie van alle verandering onafTcheidbaiir zijn , l^t zijne iH>e^
ni^ke^ en bedoelingen, in een llaatsllak van later c$d, aW.
dus open : ^ Wegens de klagten , die , gedurende ons ver«
biyf in de Nederlanden , van alle kaneen tot ons kwamen, bad*"
^en wU» ua r^pe overweging, befloten^ de bronoen dsanran
te (loppen \. waartoe w|j in den jare 1787 verfcheidene be-
fchikkiogen maakten, van welke echter niet éé^e^ regtfireeks
noch zydelings, ten oogmerk had, eenige inbreuk op de vrij.
beid of het eigendom van iemand onzer onderdanen te ma*
ken; overtuigd z^'nde, dat geen bewqs van voorr^gteor, der
^ natie door ons of onze voorgangers toegedaan en zelfs be^
zworen, ons verpligten kon, onder den onbepaalden naam
van oude gebruiken, door die privilegiën bevestigd, misbruU
ken in (land te houden, blijkbaar' (Ir^'dig met het algemeen
geluk en de tegenwoordige orde van zaken : wij wilden den
al te langzamen en kronkeli^en gang der regtsgeleerde vor-
men bekorten, een verouderd ftelfel van wetgeving, tot
meerder weizijp van ^lle klasfen van eigenaars, zuiveren »
eene meer werkzame policie oprigten, om de burgers ^egen
het misbruik van allerlei gezag, hetzij van pnze ambtenaars, het
zij van die onzer onderhoorigen, te bèfchutten; voorts het gebruik
der kloosteriyke en kerkelijke {lichtingen tot wezenlijke veri;
zachting der lijdende menschheld aanwenden , en een beter
Ipt aan die belangrijke klasfe der kerkelijken verzekeren,
welke zich met ijver aan de moeijelüke pligten der in alle
opzigten zoo belangrijke zielzorg toew^den; eindelijk de
nationale opvoeding, door middel van een nieuw ftêifelea
eeott YCQUiderde algcaeeoe UaigfjuQ^ vf^ dj9. HfldljSo. ^o li^
openbare onderwijs m de fteden en pp^ hec laad, verbeierea."
: TedeceQ einde begon hy mee foipmige-beUogr^ke veniiki^i^
geo te geettelyke zaken; onder tadereo» dat de coekomftifel^er»
«tfv ttkf meer aao de BUfchpppeliikéSeminariêii, naaraaido
tlgemeeDe kweekfcbool, te £^uy^ optgerigt, of mo dehnlp*
fchool ce Lux0MBmrg^ louden worden onder w^^i^ \ cevw^l
z9 fiecto, na aldaar vqf jarea ce 2Jj« geweeaCj^ oadef op*
zigc der Bisfchoppen prakcikaal zouden mogen woeden of^ge^
leid* Tegen a) bet overige wériiea plegUge beoiigisgen ge«
dato. Maar dit vond dadelijkea tegenftand; de icwe^
keliDgea floegen toe oproer overeen, fcbocin de K^i^ef h^
werk, hfi berhttlde maatiegelen ,f mee gepastb^id, ({o^r^iett^»
kef droeg weinig vrocbt) bec gei;ai der ieerUogen bleef kJeiiiii
en bec ongenoegen door en; van wege booge^^n kloosteciyipe
of aodege onkundigen geestel^kei^ ondci: bet voük verfpreidv
nie( geiisgft
VervolgeQs werd ook de band aao bet regcerlyke en bo^<^
gerltjke beÜQor gedegen^ Drie radei^, v^n ouds beftaande^
weide» tfii één verfmolce»» en n^sgen Ijptendanceq over ey^o
zoo vele gebeel oïenwe afdeelingen dea laqda aangeflgld^
Dan 9 terwöl de oude ,. cooftitationele vormen )iieronder iof
derdaad leden , warden vooral de magt en voordeeUn vaq
onderfcbeidene bijzondere perfonen daardoor aamaerkelgk
befnoeidf De tijd was daar, dat de algemeene .Staten, toU
gens gewoonte, moesten b^eenkomen, om aan bet Keizer^
lyk bewind den jaarMjkfcben onderlland toe te ftaaq, Me9
weigert denzelven , op grond van fchepding de/ bezworeot
regten , ja wordt door de voordragt van eeQ ftuk dea Advo«;
caata van dkr noot, vol oneerbiedige taal jegeoa de^
Keizer, tot de boogde geestdrift opgewonden^
Wat bet volk beueft , wy vinden daaromtrent de volgende
ianmerkiogen : Het waren miafcbien minder de weze9lpe'Q(
vooronderftelde inbreuken, door den Souverein op de Cooftitutie
gemaakt, die betzelve ontrustten, dan wel de geruchten^
door opfUQers verfpreid. Men was in den beginne vrij on« '
gevoelig voor de veranderingen. Wat raakten der menigte
de vormen dea beftuurs, waarvan zij de beginfelen zpo min
alf de voor- of nadeelen kende, iq bet algemeen in zaken
van (laaubuiBbondkunde en burgerlijk bewind hoogit onecv^i
ren lynde? De aanleggers gevoelden dus, dat men de
mindere klaafen door redenen moest in beweging brengen ,
f 5tf M Of ITAHO Dftft BILGEN >
BMcr gefdiHit om haar ei|;«iibeltng te crófbn. Met dtt oog*
merk verQ)reidde men » dat de Keizer in de Nederlanden de
opfchrQvlDg tot den krQg , benevens de belasting van 40 ten
too op goederen, renten, nijverheid en handel, wilde ln«
voeren, en dat de Belgen voortaan ftonden behandeld te
woeden» niet volgens de wettige vormen van bevoegde tegt-
banken, maar naar de wiliekenrlge Qitfpraak der Intendénten,
Bn deze hatelijke vettelHngen bngten êene vreefeiyke bewe.
ging onder bet volk*.
Het Gouvertiemenc-generaal , door eene Vorstin ulc den
KeizerlQken hnize , benevens haren Gemaal , bekleed , heeft
de zwakheid, de verdere volvoering van des Keizers wil
h^ y$$rraad op te fchorten. Doch, wel verre dat men hier*
mede tevreden zon zijn geweest , verfpreidt zich de oproerige
beweging langs zoo meer. Zy achten zich dan genood-
zaakt, in des Keizert naam, alles In te trekken. Doch die
zelfs is niet genoeg. Men dringt up de verwijdering van
zekere perfonen aan , die het vertronwen des belhiors bezit-
ten. En , toen het Gouvernement ook dit toeftond en ia
het openbaar liet afkondigen, ontftond wel door gansch
Smsfel eene luidruchtige en woeste vreugde, maar met be-
dreigingen vermengd. Die zelfde geest vertoonde zich In
de meeste andere (leden; ja. Namen blonk zelfs boven de
hoofdftad in razende woede uit«
Terw^i de Staten — dus lezen w|j verder — in alle hunne
voordragten, het zQ tan den Keizer, het zQ aan de Gou-
verneurs, nog immer zeer vurige betuigingen deden van
hunne ftandvastige trouw en onwrikbare gehechtheid aan den
Souverejn , vertoonde het volk , door z^n gedrag en bulten-
fporigheden, geheel het tegendeel van deze betuigingen,
die trouwens door de daden al te openlgk wêérfpröken wer-
den , om aan derzelver opregtheid te laten gelooven. De
blikbare gezindheden en aanftalten van het volk duidden
den geest van oproer ontegenzeggelijk aan. Kokarden wiren
het eerde teeken van vereeniging geweest; vrqwilllgers, die
men verzamelde, unifonnen, die men droeg , en irlaggen ,
die men opftak , fchenen de voltooiing van den afval. Men
fprak reeds van Patriotten en Koningsgezinden, en 'wie met
dezen laatften naam geftempeid was, werd ligt een offer der
volkswoede.
Dit alles gefcliiedde op een oogenblik , dat Keizer j o«
ZBP, by CATHARINA II, lu dc Krlm ^ ver van zQne
ONDAR XStZBR JOZCF dt. 137
kcxifiiatd verwV^erd wts^ Opcii, vaa düu ,teruMr^komeii»
jieod IMJ., door tynen Ktnfólier, ejcn toe woord, dat den
Bnstfelarem weinig genoegen gaf. In ptaats ytn Iiec iferrig^e
-door de Landvoogden goed te keoreir, wilde. h)| desen, zoo
wel alt afgevaardigden uic alie de gewenen., by zkh .^
fTtmun zien. Deze vordering wekte in den aanvang groo«
«en fcMk^ In welken men zelfs de menigte deed deelpe*
Bien, onbefchaamd genoeg de dagen van pbi.lips II en
becloc van montigni en BfiaoEM in kec geheugen terug»
roepende* En, fchpon men, van *s Keizeif wege opzettel^
ea volkomen geraitgefteld , cindeiyk niet dnrfde nalaten u
geboonameny en Duincklands boofdftad Inderdaad w^baMï
veilig wéér verliet, men brage weinig aooat van daar. Jo#
zzr (lelde tot voorwaarde der onderhandeling s alles ^ wat
dadelijk van z^nentwege in werking was gebragt geweesc»
vooraf op dezen voet te herftfiUen.
Deze. vaste houding des Keizers bleef niet zonder wer-»
king. De Staten befloten, bet beloop vaa dea tut blertge
geweigerden onderftand in de fcbatkisc te florten* Maar het
volk, eenmaal in beweging gebragt , was niet zoo ligt wéér
toe bedaren te brengen* De Raad van Brahand bey^l wel
den Maglftraat van Brusfil^ het dragen der oproerige teeke«
nen te doen ophouden, en deze deed de vrtiwilligers büeen*
komea, om hun dit befluit voor te lezen; dan deze buirger^,,,
(zegt de Schrijver) welken het vuur der jeugd en de geest*
drift van het patriptismus niet toelieten de voorzigtigheid tje;
raadplegen, antwoordden, dat zQ zich aan deze order, welke
zQ als eeoe vernedering befchouwden, niet konden onderwer«*
pen. ZS gingen dus mef hunne kokarden heen, en. men
onuDoeue ze des anderendaags averal met hunne uniformea
op Qraat; ja zelfs vergei^elde^ z^ , bij wQze vaii wach;».
zekere afgevaardigden bij den Gouverneur, tqen^Gmf,
aiua&AT, die hierover zoo verontwaardigd was^ dat h|j
befloot, door de (lerke hand een einde aan deze vermetete/
lialslbirrigheld te maken* £r wordt knigstoeftel ontwikkeld^;
de bolwerken worden bezet ^.ep de- Dragonders- uit hunne'
kaoconnementea naar Brusfel opgeroepeUh: Dan, reeds hec:
gerocbc hiervan brengt de ganfche itad In bewegipg; en.bU.
het binnènrukken wordt de klok geluid, ontbloot men d|i:.
firaat van .fteeaen ,; die op hoopen brengende, en maken zich'
de vrgwilligers gereed, pm de, treepen gewapenden - m^eér-::
ftand te. bieden*.: Deze betrekken ie Plaagt R§yaai^ waarde
jazNGELW* 1831* NO. 3* L
1)8 .DB 0MTAI9D DEft BCLOtN
ififraiei^ tich In ImMIoh carré fehurt. Tier fiiifcfcen |^
fthm tan het koofd» met fcbroot geltdeo; terwVl tMee-
'flugeth Tas de Dngondier» door de fttd rondrgdeo^ oili ée
kdktrdeü weg en de vriiwilligers geTtngen te nemen. De
GofHFerneor telf bevond zich in het mlddelpiint. Een x^.
ner Generulf droeg hem een plan voor , om bQ hmdnekkigeo
Hitderftand in het werk te ftelten» wtardoor Brusfilin eett
Uoedbad en puinhoop sou ksnnen verkeerd worden* Doch,
Bét kwam tot dk i^itedle niet. De Srtten^ begaven sich naar
éen krQgtraad, en. bezwoeren den' Goaverneur, i^n bevel
In te krekken , }t de gearresteerden te ontflaan, Inderdaad ,
dé vr^wHfigere ftonden, op* htin&é benrt, op de Groote
flaatfr in fiagorde gefthaaid , en de bnrgers hvdden zich op
bunne zolders begeven, om de vooibQtrekkende Dragonden
van daar met eene hagelbtri van fteenen te begroeten. Ten
gevolge van onderhandelingen, betrokken nir de troepen
hnnne kwartieren , en de vrijwHligers hadden de nachcronde,
doch met aiegging hunner uniform.
Er ontftond ' voor een oogenbilk rust , door de openbaar-
üMkitig eener verklaring van des Keizers vaderlijke oogmerken
ce meer bevestigd. Doch , het was niet op den duur. Menf
vorderde atles ; ja gedroeg zich , alsof metderdaad ailes ge.
wonnen was. Zoodanig waa daarentegen de meéning van
JOZBV geenszins, die veeleer al het verordende, teó aan-
zien der geesteiyke zaken in het BQzonder , ten eerfte wildo
berfleld hebben. Het Gouvernement , dat thans hi het burger-
lijke aan den Graaf van traütmansdorp,- maar ten
aanzien vah het krijgswezen aan den Generaal d^alton
was toevertrouwd, wilde dezen Keizerltiken wil openl^k
hfeM>en afgekondigd. De Raad van Braband talmde hiCN
mede. Nu zond men eene boodfchap , dat , zoo het binnen
twee %ren niet gefchiedde, het treurig middel van kanonnen
en bajonetten zou moeten gebezigd worden. De Generaal,
vtn ét zaken verwittigd , en vrQ wat geneigder tot zooda-
nig Biiddel , deed de plaats der vergadering dadelQk door fteite
wachten bezetten. Het volk verzamelde zich insgel^ks , bui-
ten tw^ftl meer (zegt de Schr^ver, en wQ iaten het voor
ztjne rekening) door eene beweging van nieuwsgierigheid,,
dan dMr een* geest van oproer; en de krQgslieden daagden ge.
makkelijk, om de menigte uiteen te draven. Doch z|j ver-
zameMe zich weder op het Plein, drong, ook bier beftookt,
of^ de patroolflea In, nam eene dreigende houding aan, en
ONDBR KtlZM JOUF IL I39
begon met fteenen te werpes* N« gef de eeiivoereade Offi.
.der berel om 1<)0 ie blinden » wtaxdoor verfcbeldenen zoo
gedood «Is gewond weidea.
De Toorname Kriijd toafchen jozef en z^ne onderdtneii
liep thaos over de herftelling ran hec algemeen Seminarie
▼oor de aanfiaande geeueiyken. Wat de Keizer ook deed,
em de geopperde bezwsea omtrene hetzelve » hetzy door
fedeaering , bepaalde maatregelen , of toegevendheid » weg te
•nemen , de tegenftand bleef gel^'k , en bet gewelddadig flnl-
c^n der Biifchoppeltjke kweekièbolen^ging niet zonder bloed,
fiorting toe.
De gewone tQd der vergadering van de Algemeene Staten
waf wederom daar* £n men verwachue te meer, dat de-
.xdve onmatig zon zQn , daar eenige aanhitfen van evenge-
noemden tegenftand gevat, en de aangebeden van der
NOOT zelf ter naauwemood bnitenslands ontvlugt wai«
Er moest op nienw over bet toeflaai? der jaarlQkfche op»
brengat aao den Keizer worden geraadpleegd. £r was Inder-
daad geen grond, om dezelve ie weigeren ; want het was
niet meer, dan de gewoonte en de behoeften des lands be«
kend waren te eifehen. Het. gebeurde echter niet dan na
faev^ debatten, dat de twee hoogere ftanden toeftemden.,
hetzy nit vrees , hetzij met zekere flimheid , om nottetooze
ferging te vermijden, 'daar de derde ftand, door de over*
lieden der gilden van eenige weinige fteden gebrekkig ver.
cegenwoordigd , door z^'ne weigering aUes deed afTpringen*
Zoadef geld beftaat geene regering. En deze toeftand
vorderde derhalve , hetzQ toegevendheid en overreding , het^
iQ bedreiging en geweld, van wege het GoavernemenL
Ongelukkig was dit thans nIt twee mannen zaamgefteld,
die hieromtrent fchaars ëéne l^n trokken , en door een wei-
felend gedrag, het gevolg dezer oneensgezindheid, de on-
wüiigen te meer (Mifden« De zwakke teautmansdo&f
bad ditmaal de overhand, en gaf bevel, de onlangs opgeflo.
cene beihamels op vrQe voeten te Hellen. d^Altojn,
diventegen, droeg dit als een maatregel van de niterde
Ugtziiinigheid bi|j het Hof van Reenen voor* £n nu volgc
(datr het inderdaad bieek« dat men niets gewonnen had}
aene misfchien even overdrevene en kwal^kgeplaatfte ge.
ftrengheld van des Keizers z^d^.
^ De Staten van Brahém4 worden b^eengeroepen, om over
de volgende Voorftellen te raadplegen t io. toeftemming der
L 2
140 DB OPaTAND DBR BILGEN
Aibfidie vwr altffd; 99. toeftemming der cwee boogeie (tin.
deo , om den derden als lid van (laac te vernietigen ; 3^.
dat de goedkearing der Staten niet meer vereiacht zon 'wor*
den , om nienwe wetten Itraclit te doen hebben ; 40. oprig*
cing eener nieuwe regterlQlte magc.
Natüorlijlt, dat dit geweigerd wordt. De Keizer dreigt
'wtX met vernietiging ^er Staten in het geheel, en omringt
hun vefbiyr met icrijgslieden ; doch vindt hen onwrlltbaar, en
gaat nu tot het vreefelijk uiterlle over, om de ganfche Biffie
Inkomst 9 d. u alle hunne ftaatsregelen en voorregten, op
eena vervallen te verklaren.
Van dit oogenblik af beftaat er» als *t ware ,^ een open.
bare oorlog tusfchen jozef en zijne onderdanen. Deze
verlaten bQ menigte het land» en verzamelen, zich op het
grondgebied van onzen Staat, voornamel^lt te Breda.
De Advocaat van der noot, reeds vroeger ontvlugt,
had zich, xntnsfchen, naar Londen begeven» met oogmeilc
om de middelen ie zoeken , of veeleer de gelegenheden te
befpieden» om hulp van Engeland ^ ter begunftfging hunner
zaak » te vragen. Het toeval verfchaft hem inderdaad eene
gelegenheid» om den Minister pitt te fpreken; en de brie.
yen» die hQ in menigte aan zijne familie en vrienden ce
Brutfel fchryft » berigten met ophef, dat hy met de vreemde
Hoven onderhandelt» om met hunne hulp de bevr^ding der
Belgen te bewerken; welk gerucht algemeen door bet land •
verfpreid werd en geloofd«
De verftandigfien onder de uitgewekenen te Breda (leiden
intusfchen weinig vertrouwen op deze ijdele beloftejp» en
achtten het veiliger» eene nationale armee te vormen, mee
welke men vervolgens in het land zou binnenvallen* Een
ander Advocaat».voNCK» raadt inzonderheid hiertoe» brengt
een Comité van Algemeen Beftuur tot (land» en werpt de
oogen * op een* voormaiigen Overfle in Ontenrêjkfche dienst »
met nime VAN dzr mbrscb» als algemeen bevelhebber.
Deze keuze fchQnt inderdaad niet ongelukkig: want, hoe
veel oneenigheid en mistrouwen reeds onder de uitgewekenen
beginnen te heerfchen , het gelukt hem » de Oostenri/kers b)}
Turnhout te flaan. Dit zet geheel België in vlam i Gent wordt
genomen; Brugge volgt; en de oneensgezindheid der Gou»
vemeurs^generaal » van welke de een zoo onbefuisd» ais de
ander zwak fcheen te zQn» voert de verlegenheid in Brutfel
ten top. .
ONDEA KEIZfiR JOZAF IL r^t.
iBCHirchen waren de zaken ligc fpoedig wéér veranderd,
daar van vek mersch, de voorname (leun der. parti|,
miicroowd en, kwalijk bijgeftaan, zich in de uiterfte engte
bevond. Dan» eene onderfchepce boodfchap des Graven van
TRAUTMANSDORP, vol Zwakheid en vreet, bemoedigc
bem» eene wapenfchorfing cot onderhandeling voor te flaan.
£n deze , greüg aangenomen zqnde , rede hent nit de ver»
legenbeid, en wiegc den vQand ala in flaap^ fchoon hec
Cooüté niec goedvond, er eenig gevolg aan te geven.
]>e Graaf D* ALTON, die zich althans In Brus/i/ j^reitktchu
flaande ce honden, had aldaar tair^ke werken, verfperringen,
doorfbydingen en vriefche miters gemaakt , zoo wel om de
vqanden van buiten tegen te houden, als om de op*
roerige inwoners te bedwingen* Daardoor werd van hec
boo^ gedeelte der ftad eene Coo^f van vesting, waarin de
Geneiaal niet ligt bedwongen kon worden, en van waur
bQ de lage Had, naar verkiezing, kon befchleten. Maar»
TRAUTMANSDORP, uog hopeude door de voorgeüelde han.
deling toe eene fchikking te zullen geraken, geeft oider,
deze werken te vernietigen , mee laat aan de bevelhebbers ,
om op bee fchimpen en mishandelen des gemeens , dat de
foidacen bq het dempen der grachten met gefchreeuw en
fomeqds met da4elijkheden vervolgde, geen acht te flaan;.
fSï eindelgk nog, om den burgers, welken in de vorige
maand de wapenen ontnomen waren, dezelve terug te geven.
Helaas ! deze daden van toegevendheid , te werk gefteld
om hec vertrouwen der Brusfelaan te herwinnen , doch welke
ala zoo vele bUjken van zwakheid befchouwd werden, boe*
zemden bet volk eenen moed in, aan vermetelheid grenzende,
en ontmoedigden daarentegen de Oostew^'kfche foldaten derma-
te , dat zQ by honderden hunne vanen verlieten. Ja , terwijl
TRAUTMANSDORP Zich op de aanvaukeligke wapeufchorfiug
veiiaat, en de beste gevolgen Van z^ne zending eens afge*
vaardigden . naar het Comité te Breéa verwacht , woidc
b|} de muiters befloten, de bezetting eer fiad uit te wer*
pen. Onder hec vieren eener plegtige hoogmis in de Su
Guiule , om . voorfpoed over de Patriottifche wapenen af te
bidden , worden Brahandfche kokarden uitgedeeld en in de
kerk zelve opgezet. Binnen weinige uren is er de gan*.
fcbe lied vol van ^ in alle winkels zijnde uitgeftald. De be^
zetting^ die order had, de burgerij te ontzien , ziet het^ hoe
142 I>& OPITANO DER BELGEN
ook gefiiidf ftilzwtJgend atiiy en beptalc sich, gedoreode
den ntcbCt tot rondgaande wachten, 'maar verloopt des ^poi^
genden daags geheel , en laat zich , langs de (Iraten ver-
Tpreid, bQ geheele troepen overvallen en ontwapenen* Brms/èJ
gaat over* Ja , de defertie onder de Oostenr^kers , naar de
waarfchijnlQke gedachte van onzen van kampen, uit
hoofde des z waren Turkfchen oorlogs, onlangs door jozkv
gevoerd, zelve meest Beigen ^ was zoo groot, dat men op
éénen dag zevenhonderd Patriotten , die tot hiertoe flechcs
Rokken bezaten , met hunne wapenen kon uitrusten.
Nu zegepraalde het oproer tot op de grenzen van het meer
gematigde Luxemburg en de Citadel van Antwerpen^ die ech*
ter beloven moet, zich binnen een* geftelden tijd te zullen
overgeven. Van der noot houdt eene prachtige Intrede
te Brusfel; de Staten van Brahand matigen zich de fan-
verelnlteit over hun gewest aan, en er komt een Nationaal
Congres voor alle Belgifcke Suten bijeen.
Doch nn ontvlamt ook de tweefpalt, tot hiertoe mee
moeke gefmoord, meer en meer. De bovendrQvende parcQ ,
aan welker hoofd de evengenoemde van der noot en s^n
Secretaris, van eupen, een Geestelijke, zich bevinden,
doelen enkel op bevrijding van het Kelzeri^ik gezag, om dat
zelve In handen te nemen, en de beftaande misbruiken niec
alleen te laten geli|}k ze zQn, maar, wat van zelve bet
gevolg was, eindeloos te vermeerderen. De anderen, die
den naam van ronckisten verkregen, en Inderdaad het meeste
hadden verrigt » om de zaken zoo ver te brengen , fchUneB
tevens betere bedoelingen te hebben gehad. Maar hoe wei zQ,
met list en leugen beftreden, de masfa des volks immer toe
v^nd behielden, zoo ontüpnden toch op deze wifze eene
verzwakking en verwarring, die den afloop van den gan-
fchen opftand reeds zigtbaar voorbereidden.
Van der noot« die immer van vreemde bondgenooteü
veel had opgegeven, en in de ftaatkunde of het bQzonder
belang en andere hartstogten van fommige Hoven een' zeke-
ren fchijngrond voor deze bewering vond , gebruikte nu hec«
zelfde middel tegen hen , die de Conftitutle herzien en naar
de omftandigheden veranderd wilden hebben. De Mogendhe-
den— zeide h^^- wilden dit niet* Doch hy had nog eene an-
dere toevlugt. Dit waren de peticiên, door middel der geea-
teiykheid, mee duizenden van teekenaars, vrouwen en
fchooljongens niet uitgezonderd , fpoedig voorzien, en als
üHpn Reu CR jocBf II. 141
de ftemau d<i volks » ter beveici^g der beftaeade regeriitft
eangeverkt.
Daareotegen hadden de Brutfitfchi vt^wiUigen den eed aan
de Scacen geweigerd* VaN dbr M£RscBt vien aien, uk
fflscroowen» een paar afgevaardigden nU den derden ftand«
een wever» zoo ik meen , en een verwer , had toegevoegd, die
hem dwongen , tegen z^n eigen gevoelen aan , op Luxtm^
turg af te gaan , waar hem de eerfte tegenfpoed trof, wai
(ioor xSne Officiers beiec, ^n afTcheid te nemen., om zich
met hen tegen het Coi^es te ftellen. J)e yerwasring werd
dus groocer en grooter; Namem^ bfj gelegenheid van Uraks
genoemde nederlaag , door het eigen gemeen geplunderd , en
deftige vrouwen, omdat zq hare vreugde over die nederlaag
niet zouden betoomd hebben, openlqk mishandeld* .
Maar, zal men ligt zeggen, kende men dan toen reeds het
ftelfel van npn-intervtntie , en bemoeide geene naburige Mo*
gendheid zich wezenügk met de zaak ? -^ Inderdaad fcbeen
Frankrijk een* mlddeJweg te Yi'iXi^n aanwezen, die dezelve
tot een goed einde kon brengen. De voorwaarden, welke
het wilde pogen te verkregen , waren deze : i». Men
zon een ConAitutioneel Hoofd uit het Huis van Ooiêenrijk
kiezen ; a^. eene geheel vr^e volksvertegenwoordiging heb-
ben; 30. d^e zou over de fchatkiu liaan } en 40. geene an-
dere, dan eene nationale annee, zou zici^ in Beigii mogen
bevinden.
Doch, elke voorwaarde, die van dsr moot en den z(^
oen de oppermagt ontnam , werd door hen verworpen ; en ,
hoe groot ook het aantal hunner binnealandfche vyanden
wierd, de gisting en opgewondenheid, voocai onder liet land-
volk onderhouden , dat .in gewapende procesfién , met. aller-
lei wonderlijke zinnebeelden en het portret van van dr&
NOOT, naar jSrtii/2r/optrok , als ook de verfpreide geruchten van
hulp uit Holland^ Pruisen en Engeland^ bieldeU' hen nog
iflimer ftaande*
Ja, welhaast waren de zaken geheel van gedaante vevandeidi
jozzF'overleden zünde^ en door zijnen opvolger volkomeife
herfteHing der Bi^ée Imkamtf en alle mogel^ke toegevend-
heid en verzekering beloofd. Maar, de heenchzucbt en de
miadaad waren even ongenegen tot aflSand, als het bezwaar-
mk viel, de opgewondene menigte van hare mifleiding te
ootdoen en tot de mat te doen wederfceerea*
Eo, toen eind^k de waie meening en het beflnit der
144 I>& OFSTAMO DKR. BtLGBN
4ine flrtks genoemde Mogeodheden , te Reichenbach coc die
eiode vergaderd, werd bekend gemaakt; namelijk, dat deraac
én goede orde inde i?tf/^(/c/(rprovinclën^ onv^wijld zonden ber-
fteld , de heerfchappij aan den Keizer teruggegeven , docb vol-
komene amnestie verzekerd worden , riep men de landlieden
fn masfa op» om voor de Godsdienst en de ConlHtncie
ie (braden I
Deze was Inderdaad een vreerelijke t^'d , in welken meii
den moord de^ Fonckisten^ zelfs openlijk van den kanfel, als
een verdienfteiyk werk predikte , en de godsdienstfiver des
volks deszelfs blind vertrouwen op deé Hemels hulp toc
de hoogfte mate had opgewonden 1 Gelukkig , dat de neder-
laag dezer ongeregelde benden de vlam (goedig doofde , en
de tusfchenfpraak van verflandige en aanzienlQke Belgen zoo
wél, als eigene onmagt, bet Congres, na lang dralen en
allerlei uitvlugten, ten laatde dwong, zijn gezag' op te geven.
Trouwens, leopold had eindeiyk het geduld verloren; hij
hoorde 2elfs naar de bemiddelende Mogendheden en derzelver
toegevendheid niet meer. En daar het nationale leger verloopen,
en de Keizerlijke troepen overal doorgedrongen waren, zoo
nam het tragi^komisch fpel een einde, en België keerde coc
zQnen ouden vorm terug* Het volk had zijne boeijen, de
geestelijkheid haar vroeger gezag behouden. Alleen de wel*,
denkenden hadden hoop ofx verbetering, en zij allen, die
bQ de kunften des vredes leven en bloeijen, veel verloren.
Yan oer noot, daarentegen,' fchijnt ten .minfle eene
goede beurs gemaakt te hebben, die h^ thans bi) zQne bnl-
cenlandfche vrienden in \yeelde kon verteren.
Zoo liepen toen de zaken af« Met droefheid zeker be-
fchouwden wij ze* Met droefheid zien wij de goede oog»
merken van ee& verlicht Vorst zoo jammerlQk in onheil,
. bloedftorting en geweld verkeeren* Maar, dit vale ten^ min*
(Ie te begrepen ; en , na verloop van den akeligen droom ,
lieert allea in zijne oude vormen terug. ]oz£P is van oe«
wettigheid in ZQne handelwijze niet vrij te fpreken ; er laac
zich eene welgegronde vrees voor dwingeland^ en m*isbniik
denken , en hec volk kende ten minfte de heilzame verande*
ringen b^j ondervinding niet. Ja , wierd de menigte ook een
tQdlang door opftokers geflingerd, hec eerfte doel van den
opftand, wederkeering toc het oude , kwam gelukkig tot ftand.
Maar^ wat had Koning wille ii gedaan? Wac viel van ^
z^n zacht bewind te vreezen? Wie had z^oe weldaden
ONOBB. SEI2BS. JOttF* IL Mf^;
niet gefmiakcT £n watztl nu eiodelQk vtn de rampzaligen ^
worden? Indien Europa (God honde het. in vrede Q geen
moordenaarshol !n zjtjn midden dulden wil, zal het dan
niec eenmaal genoodzaakt worden , deze dolzinnlgen ce bin-
den? Zal het niet ten laatfte een* van n£ wk^er zoo
wel, ali een' van dsa noot, aan aqn wel veniiend loc
overlaten', en z^n lengenkaateel in onreinen damp doeo^ ver*
dwftnen?»«»*
BIQve flechta onze ondvaderlandfche lucht van alle be»
finetdng en btzoedelipg mee hunne eigen bewerkte ellende
vi9 , Medeburgers! Bl^ke het eenmaal aan allen, waar het
regt en de waarheid, de waarachtige vrQheidamin en edele
vadedandiiiefde wonen ! En dat zQ , bt) God en menfchen
bemind, te luisterryker zegepralen, hóe langer zQ zQn ^mis-
kend I Daartoe blijven onze volharding en aroaw en moed
en opoffering onverzwakt , en ga eenmaal voor ons het licht
uit deze duisternis op! Dat vrede en vrijheid, dat handel
en zeevkart bloe^'en, en Holland niet flechts wéér het r^ke
HoUaad^ maar vooral de zetel van verlichting, liefde en al*
lerlei bekwaamheid zy I — Dat geve God!
DE VRIJHEID DES NEDERLANDERS.
LIZllZANG* (^^
J nicht, broedren, juicht! gevoelt nw waarde t
Als burgers van een vaderland ,
Dat mg het fieraad Is der aarde ;
Een grond , aan deugd en trouw verpand.
O vreugd! wQ zien den CQ'd herboren ,
Die roemrijk onzen naam deed gloren ,
Van oost tot west, van noord tot. zuid;,
We ontwikkien onuitputbre krachten,
En al de deugd der voorgellachten
Blinkt heerliük in het nakroost uit,
(^3 Voorgedtigen in het Midéelhurpch OeparKement der
MaaticbftppQs tot nvt van *t alokmzen, na de nitieiking
van EerebIQken, op den loden van Wintermaand 1830.
h|é DE VaïlHBID O&l mOBRLANDEM*
Weer ir de Bum vtn Nederbnuler
De deel» wtsr wQ frotsch op tijiu
Wat óm ons neérftorte of venndef^ ,
Ons oo^ veri>lindc geen vdfche fcMlo»
Genouw aan Vaderiand en Koninf «
Wedy vrend in ^ie tsronwbatooning , ,
Bti wars van «lle dweepetQ »
Verachten wft , wie on» belasten ,
£n , onverleid en onvetbattcerd ,
Zi^n we onverwink^k, groot, en yr|j«
Laat andren voor een Tchaduw knielen»
Een Jiocbtbeeld , dat als rook verdw^'nt t
Maar *-* aan die fnood misleide zielen
Het Hemelbeeld der YrilJheid fcbjjnt ;
Laat andren , op verraad en logen ,
Een Staatsgebouw onzinnig pogen
Te (lichten: Neérlands oude Staat
{Lust op de deugd en trouw der braven ,
En zal zijn* hechten bouwtrant (laven ^.
Ten fp^t van logen en verraad»
Ook w^\ wQ willen geen tirannen t
/ De Vr^heid is ons hoogfte goed.
Wie tegen haar wil zamenfpannen ,
Zy hier als burger nooit gegroet !
Wiq willen vnj zijn in ons denken.
Wee hem , wie ooit een regt wil krenken »
Dat eeuwig onverjtarbaar is I '
Des menfchen geest duldt boei noch banden»
Beeft» huichelaars en dwingelanden 2
Uw fchande, uw neérlaag zijn gewis |
Geen vr^heid^ oni de deugd te wonden
Door lastertong of moordgeweer;
Maar Orde en Vrijheid zaamverbonden ,
*t Gezag der Wet , de (tem der Eer!
Ziet óiAt de vaderlandfche leuze ;
Ziet déér ons aller vasce keuze ;
Ziet óAAv de bron van ons geink ;
Ziet diir, wat vryheld w^ begeerenl
. W9 snllen mee haar triomferen»
En olmmer buigen onder *t )nk.
Mur h^^, aié wMTlp vr« wü heem,
Zq ook alt reedll)k fehepfel viQ,
VrQ vtn vo<MOordo6i8 fl«?eiik«tao,
Vrq VAD dtr driften beerfcbtppy«
HQ knielt tlleeii voor ^t AWennogeii ,
En onbeneveid mag hQ de oogett
Door heel hec r^k der fchepping flaaa «
Gehoorzaamc aan de (tem der Rede ,
Smaakt flofèlooeeii zieleviFede«
En fchonwt des dood Wöekeioedig «ui.
Zoo Hond eens WHIem van Oran}e
Voor Neériandf regt onwrikbaar pti ,
Schoon óók verlaten van Brlttan^je
En fnood verraden door den GaU
Het oog op God , de band aan *t w^pen ,
Waa nooH z)jn kloekheid ingeflapen (
HQ beefde voor geen* wisfen dood »
Al dreigden hem vergift en dolken.
En bleef het boofU der zeven volkea,
Tot hem eeni aoorder» hand doorflcboot*
Een vrQe ziel zal nimmer beven ,
Ook niet aan *8 afgronda open mniL
Wat zegt ons, zonder eer» het leven? —
NeenMiever zinken we in den knil.
Waar Vaderland of Menachheid weeneif,
Diit fpoedt de held volvaardig benen.
En offert zQne t\e\ aan God. »
]a I waar ons fterven heil kan ftichtea»
Diit is *t de heiligde aller pllgtenV
Dier wordt het fneven zlelsgepot.
Wees dan gegroet, o drietal braven!
Wy reiken n de broederband.
Wy boden dankbaar n, 'Bataven f
De hulde van het Vaderland,
Ja ! met gevaar van eigen leven
Hebt fii het aanzijn al3 hergeven
Aan hen, die met een* wisfen dood
Daar kampten, in het hart der baren«
. Maar — wat zijn u de doodsgevaran
Wi 't heil van nw* natuurgenoot f -
148 DAVRIjèfilDDEJ MEJttaLAMDftRi»
Gg {heMec aan, en o, wac zegent
Gy flaagdet in uw ftooc beftaan»,
Glj-zelven z^c ons als herkregen;
Wij ftaren u bewcmdrend aan.
Ons eermecaal is geen belooning
Voor uw verheven moedbecooning,
Door.kalmen wigsheidszin beftierd:
O neen I uw loon is in nw harte ;
Maar 0fu, ons ware *c bktre fsiarte,
Zoo nlec uw deugd gelauwerd wiód»
Ge aanvaarddec onze hulde , o braven I
En wy 9. nw broedren » danken u«
Dac God, 'de Gever aller gaven,
U met ztine Englenwachc omftuwM...
En w^9^^ allen, Neérlands zonen,
Dac w4' dien naani*ons waardig (oonen.
Door. trouw te z^n aan deugd en licht 1
Dat, door dien eedlen zin gedreven ^
Wiy vaardig bleven , goed en leven
^ Blijmoedig te offi«n «an den pligt !
A* P* SIPFLi.
Alreé
DE VERWARRING. C*^
verftond m* elkander niet
Bq Babels Torenbouw.
Wat afftand tusfcben toen en nu — -
Van Babel tot Ter Gouwl
Men merkt, ik noem hier plaats voor t^d.
*t Ging anders ook niet aan;
Want immers kan m* in onze (Ud
Elkander wel ,verlUan«
Verftaan? *— o Ja , in menig ding:
Van *t kwade fpreek ik niet.
Maar doel alleen öp goed verftand «
Als eer of pligt gebiedt.
(*) Als Bedrage voo^elezen té Géuda\ in de Afdeeling der
Maacfcbappyt tot kut van ^t^ ALOEMsefr , den ^sflen Ja.
nuartj 1831.
DE TSRWilREIliO. f4P
^ Er moeten wtmen , fokken zffn
M Te Bergen op den Zeem ;
„ Dat voor hur fctiiitcers onze (hid
jy* Niet met het nt^fckip koom*.**
Zoo wat de ftem — - een nppe man (*)
Ging rond, en kwam, en^fpitk:
En» op z$n want- en fókicen«Q>oQr
Volgde ook een boel tabak.
*i Oen niet yerfiaati — geen enkle fpiak^
Zoo *k weet, die woorden uit;
En anders vindt men ligt er één ,
Die liart en benrze fluit»
*i Kan niet verfiaan , wat vaak het wooid
Vóór zes-en-dertig jaar, ^
Toen men belet kreeg door *t bezoek
Der gróote Bioederibbaar,
Nog faeogt aan menigeen -in ^t Land
Hnn komtt en logement;
En hoe veel Frantch weid findt dien tQd
Geleerd en goed gekend II
Roe meer de menfchen nn alom
Slechtt ééne ual verftaan.
Te meerder zal verwaniag ook
Voor orde. wQken gaan*
Zoo %aa men zeggen — maar, hoezeer
W op eenheid fch^nt belntt ,
Nen^interyentie, heeft er piaatt
Van orde en kalme mtté
En dat in onze lichtvolle eenw I -^ •
Zyn dan de menfchen dvtraat.
Of wekt mitlnkte torenboow
Welligt zoo veel geraat?
It *t ook , omdat de witheid it
Het wiljtbegeerf verwaid,
' En ligt ook in dat qnipreque
De grond van alle fmart ?
(*3 Een achtingwaardig, vlug en welbefpraakt bnrger de-
zer ftad.
15« j»»;«IAWiii^ftllM.
Ik wtec h^ aiet; wam Tchooa Jk* fDinf
Eea wUce meen t# 9411» -
*c U OM op «es* tmlreo t^d we^^ pf
'V. Ik OediD efw wyic#«r yiMf'i|,
i Zoo ben üb^tlf ook in ^e wtrir .
Ochl wai Ik ^U all^oniij
'k Zoo dan mitfchioo eoa ofcvz^K»»
Mtar ftchr dte'al -co vrooie ^woóioh
, Scrooki nloc met *i wenilds loop;
Want Sttceo , bonnea » donkoaiwijsj
*t Ligi; Mes ovorboop.
^ Men Oopp' , met swevel^smr wn «oed
„ Chasfé-fg kfuid on iQodp
t. Die ftatftskoorti ^ on de meordbeil fiaan
„ Niec meer voor yien blooc»**
Zoo wdlde de. een 9 maar detodtr fpcak:
„ Laat vrq die koorta haar gang;
« ^ £9 fl$to,.en komt dao niet temg^i
M Zoo wordt se om mkidec bang/'
Hoe *t uil» ik ben geeor Talleynmd^ :
Ik waa bot ook niet graag s
*k Woon liever hieri als bufgernmnv'
Ter zyde van de Waag.
Al'tt dan omiUdp wapettfchild
Pen dpomenkraiw gemaald , .
Het is ip krang en fpreijik ^ dat pna.
De geest der vaadren ftraalt» ;
fer^ mpira ai Mfréh -^ Ja ,
,D$9r ramp 4o$ h^ogêr hiUr .
AI maakt verwarring 't Je?eii^pa4
Soms doomenvol en ileil.
Komt , hopen wtf die njk hec teed I :
Of If dit dweepery ?
Maar, waar is ooit een volk Qf meopch
Van allo dweepznchc vrtj?.
. Dt Tft&VAIIftlffSw
'c 11 dweepxtfdic: Mk, di^ hte m 4mt
Verwsoriitg brengi i« we«i»
ZU matkt 200 vtle boofita 4igi ^ . r
Bil xoo vetl kMfeó teef«
Nut tavt Jriy 8M» de» AMWtvf*
DtiB mee dea Ub«atl; : .
En waar óit cvee ilch zaam vere^i^g ;
Il *c ook al fchecf ao fehrauL
Ai wac il» iikerQ^o.v^«fv«lt|i .^ ..... •
Ck Moen.tlat dU; waachtki i^
Hat: «flge mikkad aftar aQD dool ^ r
Het fchiet geOadig aiifc
i|I
Zier, aaauwiyki kaeft maê loi.'d^a^ppw
Getrokken ééne iQil »
Of twiic, Tóör !t siatflfn readi» wie kaai
Of meeacerime^hr mM xiHn
Zoa II kec in bec grooi. €» kkin -* •,
Zoo roere men *i ouexaL;. .. .
En ieder hoopt aU du z^n kaan! , .
£eni kgning kraaijea xaU
Maar — blijft het een veraard gekiaai,
*t Maalu ligt de kraaien. mo6s
Miaftblen fpniit uit de doomeu heiLr« § .
Dat weoicb ik ieder ^e«
.Wa( il da» onder ai 'c gewoel . c .
' Voor OOI bet beit gedaaH f
^k Geloof, het is ^ in de eerfie pkmn:f
Elkander wèl Terftaaa^
Pp redeneren doel ik niec ,
Want dat gefchiedt genoeg (
Maar meen, un tweiée^ dat oni beia
Beboednam denken toeg*. .
Aan dieoHe ii geen gebiek ,
Maar Mever YAtX piakc^k^.
Dat die, tem derde ^ flaftg in ai ^
Wat goed en biaif ie > bl4ik\
IB goed en bmf oud-Kederiandtdi -^
BewttTd ; wat nog beftaat^
En , zoo veel mogelQk , faerfteld
*c Geen zoo wat kreupel gaatt
Komt, Nederlanden! komt te xaftm.
Bouwt op en breekt niet af:
Ziet, wat de tj|jd n naar den loop
Van nwe zeden gaf.
' En dan ,*/«» viiri$ ..... of voege dit niet
Te zeggen op deez* fteéf '. !
Woidt zoo mQn voordragt ligt «en preek.
En ik hier Domlnét
'Bfiar, vrienden I gnnt my, dat Ik *c zeg}
Mijn ftemmlng la alleen, '
Alt die van 't znlvre Chriitendom, I
Tot nnt van *t algemeen.
Ik pr8«, /rw vUrie — (ja , dat mag j
Hier Immers wel gezeld ?
Met uw verlof dan — ) vast geloof |
Aan Gods Voorzienigheid. i
'k Volg , als Ik ziek of kwalQk ben , j
, Niet mijn' of vreemden raad.
Maar wel den arts, wiens kundig brein '
In mqn vertrouwen (laat. >
Zoo denk ik , dat voor krachtig heil
Een Arts ddir boven is.
Wiens goed belei4 • wiens voorfchiift ons
Vertrouwen waardig is. 1
W|j zQn weleer door koopmanfcbap |
Tot hoogen ftaat geraakt , |
En tusfchea beunhaas, makelaar
Werd onderfcheid gemaakt.
Welaan dan, niet gebeunhaasd ^ maar '
Tot andrer heil gekocht!
, Krediet ia eerltfkheid en trouw
By de eerfte Bron gezocht! '
]>ft TEItWARIIIlfG* 15}
Natr ftococpU der Mogendheéo
Ztjn volken bnaf nocb flecfcc;
Mfttr eiodiyk komt de zegepraal
Van Waarheld'en van R«gc.
Men kope , dat het een en aér
Dan nog wel fchikkeir zal :
*c Is zoo ten minde meer gebeurd
Na ramp en ongeval.
Dat ooderwql de MaatfchappQ :
Tof Nuf vsH V Algemeen ,
Mee moed en nit een* eedlen geest,.'
Daaraan haar krachcen leen'!
Die toren r^ze meer en meer
BU weérzydsch goed verftaan »
En elk breng* door verftaad %b dengd
Staag nlèawfr bonwftof aan I
Zoo fchittre zQ in Nederland ,
Gelijk een heldre (tar «
En elk zie haast voöf gansch Enródp*
Het kin wen nft de war! ^
L.
• /
AAN DE PRINSEN KANOIDATEft TOt DEN
ABLOISCHBH tftOON.
i^a» Mnsjes! fflrilkt tiw haren glad;
No ia er eetst.een dandjen open;
No kont ge een.^ troon, voor bang gezigt -—
Een lupon , voor ti en appel koopen 1 ,
Komt nit de mouw flechts zonder troef;
Het fpel is zeiker voor den vrager:
In Bmsfel is de kroon meer veil, f .
Dan hier de post van hondenflagec»
i83lf NO. 3. M
1^4 aX* *0Ê pkiRSRN
Sa , Priftéjéi ! tiet nrf fpöédig tÓeV
•t Wordt tiöok 11 tM wéér aingebbiten:
Men heéfc etii^ Vorsl aechti , ri}f> of groen.
Men heefteen' Vorst QecbCê dttr vtn nooden.
Hebc gü nog geld: goed; zij nog fchuldi
Weet gij vao nietg: men zdl u leene&l
Zee o xsMxfimpel op den croon:
Zfi zallen w«l voor n negeren 1 .
, Ach , Prinsjes ! «ch , ontfermt u toch ;
Aanvaardt de kroon der vrybeidsvrinden :
*k BelQof , gfl zult een rapfodie —
Een boel van Jan Póttage vinden I
*t Financiewezen lacht u aan ^
Het volksgelnk kent fchier geen p&len.
Daar men (hoe fier!) ziJn' wiafelbrief
Met: , leevr dé vr<jheM !" kan becaleu.
. Hte QorlQgswezen , zoo gedocht , '
Vindt ge««t|i een* wank^ren drom.bevolen.
Denkt niet, dat men geen wapens heeft:
Men heeft die HoUand pfgellolen.,
O, kom toch fpoedig', waardig Hoofd!
Of uw/5, komst zal niets meer baten. ,,
O, kom toch fpoedig, of gij. vindt
Slechts blaauwe fchimmen voor foldaten I
' Met de eerfte Vorllen van Ëuroop
Heeft reeds het volk verbeaé gefloten^ -
Natuurlek i want de muicgeesi valt
. Jul^t ia '% b^ftek 4er. wereldgtoot^u i . , ;, ^
Zij leiden hen nie^ om den tuin j.
Daar mopgt gg dood gerust óp wezen 1
Gy kunt daarop de Protocols — ^ ,
Niet; Vin de Wefiw r- im gaan l^cn .1
Het vry , doeltreffend puderwljs
Ontluikt weer , als — bei avondkrleken ;
Zïn helder licht begint weer, aW —
Eene uitgeblusclite lamp, te riekeri.
Één crifis teistert flechts dat land;
Maar weldra zal .het zflïi gebleken ,
Of men weer hekfen braden zat ,
Of — lA de kerken af zal breken I
KANDIDATEN TtfT MIT BKLOtieBEN TROON. I^^
W« FftiiiktSll <occ'-* hör ktiriiW m/'—
Dat zal zQn aiii}«i ook mtfglefl|| *
En diértrtl liic» hëc VcMc i««ë8'«>o# '
De vlam vél *t Vtdèüii vevllcfrlta^
Net JÉkc^t^ntfe beeft tee&$ wéér
Deo God é0t Rede tto onfegttveii:
cy wofdc dM Votsl van 1^ gebMft',
Of heerfcbcr over domme ilavefl I
Wat heir Visi^ieaclK a I welk eën hiMil
Nooit wordt dat volk genoeg gepMIftf'i
Gebolcfo ftfaijnt dié eedle tlam^
Om de edio vaD Pérgt te wezen;
Wat voorbeeld liet OraDje H aii , ^
Hoé men zich Vast in *t zaal fitoac ktkAmëi»
Hoe- men (door ilreeteii iiooh>alHféÉ '
DcDT flacg een* dollen bond aiioec cemine&f
OQ kant er nn mg *dig^ bd|f $ >.
Treed in , g^ znlt n- niet verveles^ <•
De poppen, liiq^ d6or touw beMkud;
Beginnen op bnnn' póöt te fpeieli ; '
Het fchttt'rend avöndfper vati^ «av; '
De voorbang is reedt weggeilómenV ^ ^!\':
O ^ rep «v begenadigd. Vor^i — . ^a
Dan kont g4 net ni(ig, tifdig bomen.: ' ó
Ik Md ii» k9k ^an^-al Vtgniitt i -^x.
Daar ziet ge éen gn}ep:boogwijee kdapenVw'^
Als doAT eea' , Fibnfebeii .todstoMvg', '
In leden van *t Góngiesrhcirfpbapenx ^ >a
Ter regter z$de irïetige eei^/msta 'O
Zich flnw in aUe bo^te» plöd^en; * " V
Het is nienwagierigbèid alleen, ' ' :-'' '
Hoe kern bet pofper wel zov:taoQen«L ..:.S
Hier ziet ^. nn eeniMtenpatr;. vr
Dat handel d^ft met voik.en famdeav»^ ^^'^
Daar een» die,' met een* PapmonavèbvV -.
't Beftnor wil winneo voor s^^ haadcpN :
Kyk nn maar Hnks I hoor , boa die vioa' i
Het volk weer met eeü* Vont te paage»;r
Hoe bq reeds .M dat volk vertelt^ '^^ .
Dat bfl hem eens zal beentje draayeni .
Mn
tS6 AAN DB PMinSBH
Wac verder ziet ge een }onge blom ,
Referendaris zonder Toofbeeld »
Die^ cot een reisje bnitenlands.
En niet weid coc de gtig veroordeeld.
Miar, wat in 'c vat. is» znurt toch niet.
Het fpel .is ook eerst aangevangeÉ :
In de eerfte acte s// hij nog.,.. '
Ligt moet bg in de laatfte hangen.
Rondoin hem ziet ge een dnbb*le ry
Sollicluttten needrig bnigen; , —
Een Kanonnier, die *c volk zQn bloed'
Ten laatften druppel af kan zolgen;
Dé Geestlökheid , die hÜ bedroog
, DiQOT Jage , bnicfaelende reden ;
*t Brevet des Konlngs aan zijn* voet.
Door hem verfcheurd en fnood vertreden!
Ginds ziet ge een* dapp'ren van der Noot
Door Plere Jakob^'n verdringen;
Hier hoort ge een' Marfeiijaanfchen narscb^
En ginder wéér 't Wilhelmus zingen.
*t Tooneel is rQk en bonc verflerd
Met honderd, kleuren , hondeid vanen ;
De vrtjheidsboom ibat vlak vooraan ,
Gefmukt met kluisters, bloed en tranen.
De fchlm van d^eedlen held Galliaid
Waart dreigend om die leuze henen.
Met hondeid and'ren, die, nu yj^'.
Dus flechts uit puren moedwil; ftenen.
Op d' achtergrond ziet gij een groep
Vsn Hén , door honger buiten westen :
Verzoeken, beden (tomen daar.
Petities, plannen en réquesten.
Nog zUn 't réquesten; --* maar bij llén,
Die zoo als zjf voor vróiieid branden , : '
^ Wpnkiis, kr^gt men reen nuL daarop,
't Request een moorddolk in bon handen. -
Ik bid U, ktjk maar al regtultl > •
't Geheel doet u eerbiedig zwegen.
Nog deelt gij niét; maar, fpeëltgeeeosmeé.
Dan zult f9 ook uw portie krijgen I • '
lANDlDATEN TOT OBN BELGISCHEN TROON. tST
Zie nn de tent eefii even door. ,
Enroop , op de eerde plaats gezeten,
Schrift alles In haar zakboek aan ,
Om van het moois niets te vergeten ;
Na lacht , dan fchreit- zQ als een kind ;
Mair, hoort zij *t fpel appiaudhferen^
Dan gr$pt z^l handig naar de flnic ^
Om fpel én Tpelers te pffleren.
De groote Vorften van Enroop • • . • •
Hoe nn f — wat wordt het magrlg dnisterl
Daar gaan op eens de lampen nit.
En weg is 't fchouwfpel, zoo vol Inisterl
*t Is dnister — maar ik vrees , gijj ziilt
Weiras het licht wéér zien venezen :
Weldra hebt gij meer licht en gloor.
Dan moogl^k n wel lief zal wezen!
O, kom toch ras; maar wil vooral
XJ^t eigen kenken niet. vergeten ;
Want magtig fober is dat volk —
Verfchriklijk fober in het eten I
En brengt ge een luttel zakgeld meé ,
't Is altijd goed; want eens genomen,
't Wierd n te warm , dan hebt gQ iets »
Om wéér per extra thnis te komen^
' Gelnkkig Koning hnnner kens !
O i wil niet meer nw komst vertragen 1
Ttr kond is de aard* , waarop gy gaat ;
Men zal n op de handen dragen ,
(Waarhenen , is nog onbekend \)
Men zal "als Heilige n waarderen; '
Ja, moogiyk n wel, binnen kort , >
Ais Mtrt'faar van den Staat vereerenl" * )
Niet ongemak! j||k Is bet völk.
Niet fteeds genegen tot bedillen;
Het zyii geen menfchen, die alttfd
Het onderlte nit de. kab juist willen ; '
Waarachtig niet! want, rond gezegd^
Wie met ^n lot, ^itsrir'eer'en zedefii
Tevreén' kan zQn • • . • nu kjyk , die \t
Wel mét eénbiigsitel tevreden!
Jl^S ' , ■ AAM OK PRIMSEfl
Zie, zwtit Vim honger ft«m zy 4itf ,
Befpot, veracht door and*re Scacen;
Zy blaffen, jal maar bijten niet^
Dan in hunne eigen ledematen.
Hoe veel heeft vr^heid nie^ beloofd \
Hoe weinig zag het volk maar dagen 1
En wie waagt nog , hetgeen zy gi^f ,
•Den fchout z^n deur voorby te dragen ? ;
*t Ziet echter alles rustfg ff I
•Mes denkt, is eens de boel verfmeten»
Wat brult bet dan ook , of men juist
Dpor kat of kater wordt gebeten?
£p daarom, PrinsjesJ tast maar 'toe:.
Biyft in u-zelv* ook veel te wenfchen ,
Al ^yt gS»zelv' ook niet regt pjluis ,
In hen vindt ge .ook maar zwakke menfchen t
Dat zal een vreugd, een glorie z^n.
Wanneer het volk u zal ontvangen 1
Was nu «yn vers niet reeds te lang,
ben optogt maalde ik in mijn zangen , -^ .
Den drom van Eedlen , voorgegaan
Door honderdduizend arme zielen^
Wier naaktheid enkel is bedekjc
Door halfverfleten blaauwe kielen!
Dan maalde ik *t feest in keurig dicht.
Waarop u de Adel zal onthalen »
Maar dat (en zulks gebeurt wel mev)
Slechts de arme duivel moet betalen.
Ware ik een Brayn van Óosterwljkt.'
Mogt Langendyk mijn pen bedieren^
Kyk, fchreyen zoudt ge by 't tafree).
Of moogiyk wel van lagcbe^ gieren*
Dat zal een vreugd , eea glorie z^Jn ^
Wanneer gy , op den troon gezetep.
Uwe 09derdanen roepfin hoort ;
^ wy hebben kleed'ren, geld no^h eteuT
D#t zal een vreugd , een glorie zyn ^
Wanneer gy *t uilije bebt vernam^.,
%n van het Britfche en Franfc|ie Hof
De nieuwjairsreekoing in nl komen ! • >
KANDIDATON TOT U%» «E^QISCHSN TROON. |^
Dtt zal e^0 vfeqgd» een glorje zQn,
Wanneer men *c Prinsje , naauw te hopen ,
Voor *c eersc, mee beugels aan d^n voet,
In Franfcben leit^aiyi 2ai zien loopep I -
Dat zal «ea yreqgd, een glorie %^^^ ,
Wen de Adel da^ z$a yla^g ou^g i^waiiyen,
£n eindlijk eens een' Koning vindt,
Dlea^ *i vrQ een* waafen neus mag daaHen !
O, was die dng van beil re^d9 dgal
Mn vf^nrwerk zal het wU niet fcbclenr .
(Ilut^inaties zijn verbo^n;
Want Brabands volk k^o *t iicbt ni^t velen.)
O, dierbre Prins! o, kom toch ras I
Het eeoe fetat %$i *t «ir .vdrdriQfmi*
Viel ons Enropa^niet op *t lijf,
^' zonden mede een deuntje zingen
Nn zwQ^en w|j , maar zien verbaasd ,
Wat toch een troontje al uit kan rigcenl
Een Alezander dwong het ros ,
Dal honderd miters hird doen zwichten;
Hem , dappere ! hem ztjt g^ geüük ,
CMaar niemaad jEal het u benijden)
Zoo gij Mt kold'rig Brabandich i;qB ^
Die blaauwe menie, l^ont beraden»
AmJUrdam^ 94 Jan.i^SK H. ]• F.
OPWEKKING au DEN 0BLDENDOOD VAN DBN {«UITftNANT
TER ZEE p J. Cf J. VAN S^BTK,
VV *t ™Ji*r klinkt van den Scheldeftroom,
Tot aan Europa^s verüen zoom ^
Aan volk bij volk in de ooren f
Wat flag dreunt vreeslijk langs het ftrand"
Van *t aangevochten Nederland, , ^
Doet heinde en ver «zich hooren?.^..
- ' Wat proef van koenen heldenmoed ,
Oip Neérlands kroost berdenken doet .
. Aan de oude , blijde dagen ,
Toen van der vaadren grooten naam
All» de fnelgew|ekte tiiam
Het aardrük dee4 gavragenl .
itfO OPWEKKING «
Door tfjdgenooc en nageflachc
Worde u de glorie coegebragt.
Van Speyk I uW naam zal leven I
Uw dood y het vaderland gew^'d ,
Beflisfe ook al geen* bangen ftryd,
Hy doet den vgand beven. -^
Schenr* vrQ de ontzinde Belg» ali rag»
De vrye vaderlandfche vlag
Van een der vrQe kielen;
Geen nood: want vast ftaac nw beflfik:
„ Wij worden nooit des vQands buit ,
Il Schoon we in zQn handen vielen.^*
£n j[|lings voert nw moed het nic;
Gij werpt een gloénde lont in *t kmid»
BQ *s vqandt woest gewemel;
En fnei, gelijk de wervelwind,
Verbr^zelt vQand , fchip en vrind ;
Uw ziel ftijgt grootsch ten hemel.
Op , dichters ! op , den man geltroond , /
Die heldengrootheid heef^ betoond
In zyn roemruchtig fneven;
De vaderlandfche lier' gefbaard »
N ZQn naam met roem en eer bewaard.
Tot aan de laatfte neven.
Dan wordt ogk vaak door 't nageflacht
Zyn heldentrouw en moed herdacht,
. Zijn offer luid geprezen ,
^ £n, als het op de vaadren roemt ^
zyn* Claasfens en*de Ruiter noemt ^
Zal Speyk de derde wezen.
Wèerdm^ 14 Febr. 1831. h. kn vff , hz^
m MBMORIAM ILLUSTRISSIMl VIRI J. C. J. VAN SPETK , QOI
MORTEM eLORIOSAM INGLORIAE CAPTIVITATI PRAETULIT.
Semper koncs^ nomenque tuum^ laudesque manehunt.
VIRGILIUf.
Anna
Da canant alii: referant qui Mafte fecundo
'Multoa de multa retnlcrunt gente triunphor
tü «moRiAii fLUisTuMw ?mi j. c. ;• van imtx. ift
HooSs veceram I Celebrenc duo folmlnt belli
Scl^idM ^ Pftbtoi et claroi Mane Canülloif
Nos ctnctre javat van Speyk, faunc Hanis alomnnm
Qui fibi praeclaris decna immortale paravit
Gcfdi; qni mprtem gloriofam ferre malebac
Qaam fe(ë viccnm forfali tradere plebi.
Prorimif andaccar fefniiii fatale vibnbat
Ac vibrans , polchrnmque mori , descendic in imam
Navigli partem : et repetita voce clamabac :
^ Üua faius yietis nuüam fperare falutem^*
Dixerat et candeos immifit pulvere C^) £emln«
Fit fragor et dïcto citltts fe tollit in altom
Navif : victoresqne cadnnt vLctlqne viclsfim.
Egreglnm factum famft iViper aechera notnm I
Speykins beronm veteram veatigia presfit , '
Qui überutif toties fnndimina morte
Strnzenint BMftTaes medils qni ftucdbos aecnm
Naviginm patriae fervaront: Inclyte van Speykl
jy Semper hmf^ noÉüemque' iuum 9 laudêique manetunt!*
jt P» VAif GEEST, Med. Doet.
in pag9 Hondshokedijk.
(*} SoUntell. pjrrtf. >v
B9 BET LEZStf VAM HET BERIOT WEGENS BET SPRIlfOEN V^lf
SBME KANONNEERBOOT VOOR ANTWERPEN, ONDER GOM*
MANOO TAN DEN LUITENANT TBR ZEE , VAN SPETE*
V.
an waar die rook, die vlam, die dag f
Is Antwerps vest vaneengereten f
Neen ! *t is de aloude vrUbeldsvlag ,
Die van geen OiQken wilde weten.
•Die flag, hQ drennt de wereld rond, *
Waftr *t hafc van braven ookmobg kloppen.
Zoo ff^yte ook fiollands vrlfe grond, ^
Kan *i imders Met' deö v^aid fld^peo!
> ... - ;^ • , .. .!!• ** • .
Der vad*ren bloed is niet ontaard.
De geest herleeft van d& oude dagen.
*t BewQs was znlk een offer waard.
Uw daad , v a n s p e v e 1 ^^^ vrncbcén dragen.
*■ * .il. I i> . .■. «; f ■■«■ I .i^ ■ ■ ■ ■> ■ ■ ,H ,, »»
TER NAGEBAGH1»lin VAW'OBN iiUlTII«4|«r fftR«lttr: <.
Jal vol genietiog is dit levêb^
* Hoe vtak verdriet heciook vewU\ . . 1
De Godheid heeft bet ons gegeven.
*t Is zoet, hoe ook de fintn ons kooHP.
Stktr höoger fireéfc de geest' der bnven.
Voor hén is 't' leven iAét ofi aird\
Deez* kan dèr ziele dorst niet laven,
Wdhneêf het oog op 't eenv'ge lïaati.
De vadVen hebben *Es eens gevonden .
In deugd, in vrijheid en in een . . ^
Hnn roem i^aat eeuwig ongefcho^idenr
Wij knielen voor hun fchimmen neéri
Maart nog ia 'c iMkrbdit fliet verbanatfi
U i^reef, van s^^AycI die «^ifite dttrsSi
fie iiMmi van Nèériami vht» belaaierdt
, Z|jn redding gloorde in uwe borst.
U' jaagt, de ftoim op 's v^jands kaaijen.
Geen hulp, geen uitkomst in *t yfpMIMt4
Maar Claasfen^s vlag zal blijven waaien:
Ze is u vertrouwt ; gy llrgkt ze niet.
• Gij daalt in *c fcbipt de lont u ontftekes
lo 't )[ruid , dat voor hare eere borgs.
GQ keert, en 't kruis van 't Willemst^feen
'U op z|jo plaatt; het is v^erzorgdl -
Het fiert uw bo^st; êiit zaf *t öntvkngén ^'
Het iëgei vaü' onwèlkbare eéh
Den blik naar 't eeütvige ,' onbe^rangeh'; '
Ziet gU op vriend en v^andjiieéi:,. - ,:.-.
Sta.pntit des t^, «- \iê %ff ytsdfgvmï^n^h
Een aieifde graf verflindt hea aU*( . '
Doch niet uw aielr die zweeft ;4lafti>lie8ett>^:
Waar reiner lucht haar voeden zal.
Heb dani t -*- tiw lapdgènóoten (hréih
Verrukt en trotsch op 't groot beftaan. .
Zoo lang ze uw beeld in ^t hart bewaren, .
Zoo lang zal Neérland nooit vergaan!
\
f/; • :
uitttoüiiMAWGU^ Mg
VrrBOKZBMINO, BV GELEGENHEID DER ' StELLING , DOOR
HET PARQSCUE DAGBLAD , DE GLAbE , BEWWU :
t, DAT rifcT emiStBMOll' mf ^iOlEflD HESfftlj'^
^oo fpreekc de ortkelctEl der htdtMhiagrohe w^ien,
£q kliokc het bang Ëuföob niaf alle z^deii' door.
Ptrtjs, bet Delfos, fpreekc; de galden f^eakeitltQzeb
Van Dit den dikken walm en dringen in hec oor*
Oe priesters ftaan gehnid , — » matr niet io witte Ue^dren ;
Een fcbandlijk dagblad hafeigt en wappert op Imn borst,
't Geldt hier een ftont beftaan» de OcMtsdientc ter^nicedïen;
Dat fpeeltnig ^erd te fóherp voof irolk en tffd-én Vorst,
M Mogt voormaals (fchreeuwt de rQ>de geest, In (talen banden
„ Gekneveld » neergeknield voor een ottzigtbaÜE God «
ff Aan Christus duur verpand , z^na oSera doen ontbranden «
f 'i, TbaSs eifebéti wè andef Ittht Geen aaklig kerkcikdt i
„ Of gloénde houtmtjc Zal den ahnefn.kettèf' töeven;
„ Maar Christus tree' meteen van 't rwoegend aardrijK af.
» wy geven ander licht ; w\j voelen *t , wijj behoeven
y, Eenhoogerwety^nHeoi, diezich'voot*tmenickdomgaf.
f. Komt, volken I werpt ze weg, die Ipugvarflei^ boegen,
j, £n vindt een fchöooer doel , daii *t fcheennciid bögeloof ;
^ Laat vrü een oproerkreet uit hblie kelen loetjen t
,, Geen God of Vorden meer! dat niets hét vnu^Veidoov*,
J9 *t Geen knettrend door Euroop met aauj^blazen vonken
^ Zich vlammend reeds verQ)reidt en «lies eens omvatt*t
j» *t Verouderd wtngetoof zij: fut bet niét verfofiken';
j. De geest zy weer ötitboeld, en ^fQbèid béaff zijn fchati
Zoo rolt de orakeltaal', en waarheids vri^e priestei* l
Vindt open oor en hart) ja, ruimfehoota toegejoiclit.
Brult by zijn fchandtaal uit. en, alt^d driest en tiriester,
Ómlaawert by het volk , dat Voor zQu dagbladT buigt.
De drievoet rijst omhoog bij *t zinloo^ wlerpok^l^nden.
En vindt een* Vasten grond In *t blöédbeviekt ^arfla.
Opl ffluort den tempel vast,. éh' griffelt op i^h H^i^dens
^ Geen God of Heiland meef » maar vrtjhéld in de lenden T*
De wetrfaeid zegevier* i oprt trót fchf» té»pêl » .rQs I
Pmrmerende. B* T.'L. W.
l64 Dt TlVHtU) OU muCFlRS»
M.
DB TR^UEIO DBR DKVKPEMJh
Eine Fabel.
weet , dat vdór verfcheiden^ jaren »
- MitfchicD vóór honderd , of nog meer.
De dieren, toen verzot op eer>
Zoo vcAgepropt van wijsheid waren
Ais nu ae menfchen ongeveer.
Zy letterblokcen even zeer.
De rammen waren meest fcribenten ,
' Meest de^andren lezers en ftudenten.
En de oppercenfor was een beer.
Daar droomde op eens een zee petities aan :
*c Was langer niet om uit te ftaan.
Dat door een^ beer gekeurd moest wezen..
Wat mogt gedrukt zijn en gelezen.
Dat was barbaarschheid, riep een zwgn:
Gedachten moesten tolvr^ zgn.
Dé leeuw, na r^p beraad,, fchpen d^eisch gegrond tf. vinden
En Het terftond dé beeren binden ,
. En by een br^ed plakkaat werd de eedle fchr^ verQ
Ontboeid verklaard en vrank en vrÜ;
Pas had de koning dus gefprbken ,
Of d^k en. dam was doorgebroken i
De fchrandre rammen- zwegen ftil'^
Maar pad en flang en krokodil
En fchorpioen en draak en adder
En ,al wat zwelt van gift en zwadder,
Vereend met al wat walglijk !s,
Met meirkat, zeekalf, hagedis.
Met ezels, uilen, varkens, «peh, ^
Hoe flnw of dom of hoe wanfchapen.
Het mogt van vleesch zjjn of van visch,
Verzaamden zich uit alle ftaten,
l^nTchreven boeken en traktaten,
Bedilden zetet en altaar, ' - ■■ '
' En wisten alles op een hair.
Bewezen 't ieder zonneklaar,
JEn hutfelden bqt een door 't aftr.,
. i^sof hét moes en poespas waar*.
De koning, doof van al ^t gektöjch,,
Schudde ontevreden kop en manen :
"*' ^ boót de öndérvindiiig werd ik wfls , '
„ Qproerig flag van bnderdanenl :>
g, Ik rekende op een* reinen zin ,
'9> Op pligtgevoel , op waarheidsmin ,
„ Op afkeer van verraad en logen :
j, Ondankbrenl ik ben fnood bedrogen •••*'
Zoo daverde zQn (tem door H bosch.
» Laat,** riep hig eindlek, „laat de beeren maar we6r lost**
Naar claudiüs* iih toll£ns, et.
MENGELWERK.
;
GEDACHTEN
NA HET BEZOEKEN
VAN
HBT KERKHOF TE ST. THOMAS.
Door
O. B. BOSCH*,
Predikant t» Curofoo.
ioTedarende mijn oponthoud te 4*^. TAonMs^wmééUk
ik ^op eenen morgen buiten de ftad , en ontdekte het
kerkhof, dat, door deszelfs uitgeftrektheid voor ^ene
niet groote ftad , deed zien ,. hoezeer de dood ^ hier meer-
dere flagtofiers voor zijn geweld doet vallen, dan op
menige andere plaats* Met een gevoel van weltevreden-
beid, van op m^ne wandeling iets merk waardigs^ ge-
vonden te hebben, verdubbelden zich ongemerkt m^jne
fchreden , om bet van nabg te bezigtigen*
Als wq den vr^en gang aan onze wilsneiging ^even ,
dan vermeden w|[j liever alle zinnel^ke herinneringoi aan
den dood; en echter bezoeken wij gaarne een kerkhof,
eene begraafplaats der dooden. Ontdekken wij op onze
wandeling zoodanige rustplaats , w\j zijn gefieigd onze
treden daarheen te wenden. Het is mogelgk,* dat
nieuwsgierigheid, om den uitwendigen aanleg van het
keiihof te zien , en de afbeeldingen en opfchriften der
graven en zerken te befchouwen, — het kan zijn, dat
de verwachting van iets treffends onze fchreden naar het
kerkhof rigt , en de ontmoeting 'daarvan onze aandacht
korter of langer ftoffe ter ^ befchouwing oplevert ; maar
zou er niet in een' der fchuilhoekQi van ons gehdmzm-
nig hart eene ftreelende gewaarwording liggen : „ Ik leef
n nog ; ik bezit nog den fchat der gezondheid ; ik ge-
„ niet ' nog de genoegens dezer aarde, — en vfie weet ,
MBNOBLW. 1831. NO. 4* N
l66 CEDACHTBN NA HET BEZüKKEN
V
^ liQe Imi (lit a|ks nog mijii dee^ z|]a zal ; want ik
ii>|n pog Y9r af v^n d^q 70 of 8(r jarigen leeft^d. De-
n ze hier , wier grafzerken den wandelaar doen lezen 9
n ir/^ zgr' ^^»x waren 9 zijn reeds als flagtoiFers des doods
*fi gevallen? het is waar, ook eens graaft men voor mij
,, eenen kuil , en dekt men mijne kleine woning met
^ eenen graflleen; mtór dit kan nog ver af wezen, en
,, als ik alle genoegens , die nog in een ruim verfchiet
,, voor mij liggen , genoten heb , eerst diin zal ik op de •
„ hoogte wezen , waar de bewoners van dit kerkhof
,, zqn. Op eene der zerken vind ik immers het plus ui-
yt tra (verder dan hier).. Kom! Geniet bet leven!
„ Maar alles in eer en deugd ; opdat , als ik eens ipyo
^ A%eloopm leven, herdenk 9 en er achter moét «ettcn:
^ waarde genoten , ge^e (tem lAjj influistert s maar
II .199^/ naberouw en wroeging^ en met een buiverend op^
ty ;iien tegen eene yeraatwoordingT^
Die niet ^el kan gelooven , dat het menfcbdQk ban
wal €)eas geneigd is , dergelQke redenen op een kerkhof
te hqadeii , die befchouwe , als hij op die plaats komt ,
m^ opmerkzaamheid het gedrag der menfchen , zelfs op
den tyd, wanneer er een doode|||ter aarde befteld wordt^
^eoe treurige ftemming verwacht men alsdan te regt , niet
il^chts bq de bloedverwanten des .overledenen , die geacht
ktnoen werden dikwgls meer zichzelven te beweenen , van
Wfig^ het verlies , door hen geleden , maar ook b^ lp*
«hogers » genoodigden ter begrafenis en omftanders; wwt
immers hier ziet men het vonnis vervuld: Stof z^t
gif 9 ^ ^^ fiof z^lt gif wederkeren! En hQ, aw
wien dit vermis thans voltrokken is, verdiende» buitea
alte andere hetrekkingen , reeds als mensch onze belaag-
ftelling en dedbiemii^. En echter zal men r*. misTcbien
\^^ de meesten — eene opgeruimde gemoedsgedddbeid
ontdekken, die fomtijds zelfB tot lagchen overilaat bg
em onbeduidend voorval, hetwelk anders naauwelqka
een* glimlach zoude v^dienen* De uiterlijke welvoeg^
Iqkheid dringt mtuafchen het gezelfchap , hetwelk oen*
meDKh naar het graf gebragt heeft , nog tot ernst ; tnaar ,
VAN HBT K£RKHOP TE ST. THOMAS. 1^7
van het kerkhof tenigkeerende , verdwQut die aittigêBO-
men ernst reeds aanmerkelijk, en, te huis komebde,
geeft men doorgaans maar* al te zeer den fuimen teugel
aan het: Schep vreugde in V leven t
MttD heeft wel eens die opgeruimdheid en dat levendig
onderhoud , ja die fcheres , welke by eene begrafenis
dikwerf plaats gif P^ 9 voor eene gjroote losbandigheid
en zedeloosheid gehouden; mai heeft die zucht, om,
<ran 'eene begrafenis komende , zich weder aan het fterf-
hois gezellig te vereenigen , voor eene overoude bar»
baarfche gewoonte verklaard , en' het wel eens overdadig
gebrnlk vian wipi of fterken drank te dier gelegenheid
aan jsene zucht tot- dronkenfchap' toegefchreven : maar
nien heeft er niet aan gedacht , dat eene geheime werkoïg
van ons hart tm dit aUes den gmnd legde , en dat het
gevoel van zelf te leven en gezond te'z^, waai^aül
w9 anders zelden gewoon zijn te denken ,* terwijl een
ander opgehouden heeft dit te bezitten, den mensdi oth
gemerkt wegfleept , en vervoert , om het goed , waarvan
hij het bezit thans zoo fterk ^vóélt, op den eigetiéh
ftond te genieten.
Men bepale niet naar de (l^a'e oF zwiikkere werking
de^er neiging op het kerkhof, of bij eene foegüafenis, de
meerdere of mindere waarde 4ran den measeh : hQ , \^eii
de' tranen langs de wangen biggelen , op het zien van
het akeffge* %^axvt kleed , dat* Over de lijkbaar hangt , iè
dfti^m niet de beste uit het gezeffchap: maar méntraëh«
te het dIMfbtielijk harr in dészelfs kronkel wegen te ken-^
nen, en zidhzelven te bewaren, om niet onwetend mis-
leid te worden ; men po^e -aan die neiging eene goede
kfding te geven, en dezielve ten' nutte aan te wenden.
Ook in dife zucht, om zich in zijn eigen leven' te vet*--
hèü'geh bg' delif dood eens anderen , is het ^ëde niet té
Hiiskettaen , dat daarmede vermengd is, zoo men er door
opgewekt Wordt, om, mi w^ herinnerd' zijn, dat wq
eetlang gaari in hef graf \ i»aar ^een wèrk^ noch y<jr-
xiéHih^ j fióch i^ctenfchap\ noch wtjsheid isy te doen^
N 2
l6i CEOACHTBN NA UBT BBZOEKfiN
me f onze magt^ alles ^ vat onze hand vindt ^ om te
doen. (Salomo.)^
Men moet, dunkt mij, bjj eene begrafenis, aan de
opwellende neigingen van het hart eene goede rigting
trachten^te geven. Dit kan zeker niec beter bereikt worden 9
dan door eene doelmatige rede van den Godsdienstleer-
aar bij het graf; maar zulks behoort onder de vrome
wenfchen, omdat, b^ eene eenigzins uitgebreide gemeen-
te , de Leeraar niet alle begrafenisfen kan bijwonen , en
dus het beklag en verwijt dier famiiiën over zich bren*
gen zou, onder welke eene lijkftaatfie geweest, maar
door den Predikant niet b^gewoond was. Het kwam
mij dikwijls in de gedachte, om eene korte toefpraak
b|i bet graf te houden , wanneer bijzondere verpligting
mg bg eene IQkftaatfie riep; doch een zeker voorval
deed m^ hiervan afzien* Gedurende de eerde jaren van
m^ verblijf op Curagao , namelgk , (Uerf aldaar de Co^
lumbiaanfche Admiraal brion. Hij was op Curofao
geboren , uit Nederlandfche ouders , die tot de Room-
fche kerk behoord hadden; hij werd daarom met deplegtig»
heden der kerk , waarin hij gedoopt was , begraven. Ach*
ter z^ l^k volgde het aanzienlijkst gedeelte der blanke be-
volking ; ook m^n ambtgenoot en ik voldeden aan de uitnoo-
diging ter begrafenis , hetwelk den ouden ^ verdraagzamen
Pastoor p IRAVAN o een bijzonder genoegen verfchafte.
Aan onderfcheidene menfchen toch betuigde hy zgne
biydfchap daarover, dat de beide Pro testantfche Predi-
kanten de plegtigheid in de kerk hadden b^gewoond. De
ceremoniën duurden zeer kng; z^ werden, gerekt en ver-
dubbeld zoo veel men kon , want nooit was er op dit
eiland zulk een aanzienlijk Roomschgezind perfonaadje
begraven. Het orgel bromde geftadig voort, en de zwar-
te koorzangers zongen zoo goed als zg konden ; er wer-
den geene lichten in de kerk gefpaard ', &i de wijkwast
zwaaide gedurig heen en weder. Maar geenen indruk
maakten alle deze omftandigheden op ons , oningewgden
in de geheimen der Roomfche kerk ; ze^fs ons kunstge-
voel werd er niet d<x>r geftreeld, hetwelk andera wel
VAN HBT RBItRHPP TB ST. THOMAS* 169
jeens het gevil was b|j dergel^ke gelegenheden; want
daarvoor waren muzijk en gezang niet treffend genoeg.
Toen wQ uit de kerk naar de begraafplaats gingen , ttiaak-
te iemand miQ opmerkzaam op bet gefprek van eenige
Negers , welke naast dé l^kftaatfie gingai. ZQ waren
ontevreden over de langdurige plegtighód, welke in de
kerk had plaats gehad. Een hunner zekle : ^ Dat ge*
fchiedty omdat het een groot Heer is, die begraven
wordt; maar als w^, die ook Roomsch zQn, fterven,
dan worden wij even als de varkens naar het kerkhof ge-
bragt/' Deze man had gelQk. Hij tastte een misbruik
in ztjne kerk aan , dat bij de begrafenisfen zeer in het
oog loopt; want naar den korteren of langeren duur der
lljkdienst , . en het meerder of mindertal der zielmisfen,
kan men ook de armoede of den rijkdom des overledenen
opmaken. Dit ondeHcbeid verdiende hier wel een bifl^k
verwijt; en een Prottstantsch Leeraar zou zich aan een
dergelijk verwijt blootftellen , wanneer hy bij het g^f,
waarin een Igk uit eene aanzienlijke familie nedergelegd
wordt , eene Igkrede hield , en te huis bleef, als een
mensch uit den geringen (land naar de plaats gebnigt
wordt 9 waar de wijze en* de eenvoudige , de rgke en
^e arme, de gebieder en de flaaf allen tezamen ftof zi[jn.
Er kon echter een ander gebruik in onze kerk inge-
voerd worden , dat eene lijkftaatfie voor alle oribetame-
tykheden bewaarde, er den noodigen ernst aan bezette,
en aan den indruk, dien dezelve op ons han maakt,
eene nuttige leiding gaf. Wij bedoelen hier het lezen
van een begrafenis-formulier op het kerkhof. De treffende
en fchoone fpreuken uit den BQbel geven daartoe eene
goede aanleiding, en zetten er de vereischte kracht en
het noodige gezag aan bij. De Predikant kón zulks
voorlezen , en van die gelegenheid gebruik maken , om
nog iets toepasfelqks te zeggen , vooral wanneer de over-
ledene een deugdzaam en ver^ienilelijk mensch geweest
was. Waar de Predikant niet b|j het graf tegei^woordlg
waS , kon dit formulier gelezen worden door een' der
bloedverwanten of vrienden van dra overledene, desnoods
170 QBMCHTSNlfA HETBBZOBftBN
fioof dco kott^ der kerk ^ of den cmfpreker bQ dé be»
grafoDisren.
Dit gebniik htftaat reeds ^ gelqk men weet , bQ eéll
eroot gededtfi Protestanten , nimdök bg de beiers der
Bngilhht Bisfcboppeiijke kerk. Ik beb de uitoef<»ii^
diartaa dftw|jl^ gèzieti en bggewoond op onderfcbeidene
{dtatfen , zelfs op mgne ftandplaats Carafso , waar znlks
onder de aldaar wonende Ef^clfehen^ en ook onder N&^
d$rlandfcbe faikiliSn^ die aan Engêlfchc gehuwd w»*
ren y gefchiedde. Een* goeden iüdruk maakte het op de
omftinders # en het Was dtijd met ftichtmg en vrucht ^
dat ik van zulk eene b^rafenis terugkwam*
Eens zelfs heb ik dit formulier hooren lezen ^wavby
omfiandSgheden kwamen, die voor ernst en fticbting
niet zeer gusftig waren , en waar tchter alles met veel
eerbied en aandoening afliep. Toen ik uit de Verenigde
Staten vtak Noord-AmeHka- terugkeerde ,. ftierf er onder-
weg« aan boord van het fchip , een jong Advocaat uit
Ne/w-Tark. Hj|j bad de longtering ^ en meende, dat de
warme en eenparige luchtftreek van West^lndii z^ne
dagen verlengen zou ; maar zqn laatfte uur floeg reeds ,
vóór wg de helft van den weg derwaarts hadden afge-
legd. Aan boord zgn de begrafenisplegtigheden , naar de
omftandigheden , e^voudig en kort: het lijk wordt in
zeildoek, genaaid , met eenige zwaarte van (leen of gzer
voorzien 9 om het voor drgven te bewaren , een of twee
malen van het eene naar het andere einde van het fchip
fedragea, en dan in het ruimfte ei; diepfte graf van d^
aardbol , in de zee , bijgezet. Ik had zulks eens gezien
aan boord van een oorlogsvaartuig, waarmede ik een
reisje naar de Spaapfche kust deed , en ipeende , dat zulks
ook met het lijk van mijnen overleden' reisgenoot zou .
gefchieden; doch de broeder van den geftorvene, die
mede aan boord was , en Qe Kapitein kwamen bg aig 9
met de vraag , of ik er iets tegen had , als het Igk a«0
boord bewaard werd. Ik zeide : ja , dew^l ik vreesde ,
dat bet voor onze gezondheid nadeelig zou zgn , en wij
er veeUigt op Curagao onaangenaambede» over fa%cfl[i
VAN 'HEi KEktÜBdt T£ êf. ¥tlbtaA#. "C^I
lÉdildeDé T^ einde hëfl té BëWegén $ oiir mét K^t l^c
1r<»lgens het gewone rclicepsgebruik te handelen , öérfcie
ik itm^ dat ilet doode ligchaStii ffedbtd ftbf Wfes^ ^ Q^ö»-
^g «oü ontbonden li^tff den ^ ÖM hët evëft Waa* zulieft
géTcfaiéddë^ dat de éigénlpé mëüsch niet ttieét béft^tld
in dit (loffelijk onihulfel ^ mUr in boogerën kring leéftfe
te werkte; en dat men nog wél éètiigé ve^ligtiilgen aitti
het li|k vaii dengenen , die Hét bewoond Heeft ^ fchalflifc
is, maar dat aulks nooit tetl koste der lévendtti WeÉéü
mag. Doch op het vertoog van den broëöér, éét lièt
ccne plegtige belofte was , aan de vrou^tr vin den over-
ledene gedaan , om het l^k tiet m zee te werpen ^ en óp dfe
verzekering van den KSpitem , dit hij hei Iflk in éen vit
met bfalidewijn zetten., hetzelVe goed digtkuiperi, ëh
vervolgens op eene plaats Vtó het fchip zetten zou^
waar het ons niet hinderen kón , gaf ik dé verlangde
toéftemming.
Nu begon terftond de bégtafenisplégtigheid : bet l^k
werd in een hkeii gewikkeld ,. eii in een 'Wt gelegd, het-
welk half vol bratidewijn was. TDe ]()asfagiers en het
fcbeepsvalk plaatften zich. met óngedekten hoofde rond-
om het vat j terwijl de Kapitein het begrafenis-formulier^
'bij de Enstlfcht kerk in gebruik j voorlas. Töeö deze
de woordert uitfpfak: Stof ziji gtj^ en iof ftof euh g^'
wederkeert^ f (waarbij de oniifattidérs anders geWooü z^
een himdv^ol aatde op de kist in hét graf te Werpen) dé^
deil de matrozen een weinig brah^ewijn in het vat j maftt
ttiemafid lachte, nietnatid werd geftoord in den ernst»
die er ónder allen heer^èhté. ^ Dè KapiteÖ! las met p^
vóél, eri toen hg aati dé plaatfen kwatn , waar de nietigheid
en (Hizekérheid van ons a^rdtcbé leven Wórdt befchreven ,
foldeh hem de thinett oVet de Wangen; én het ganfché
gezelféhap , en mzonderheid dé broeder des overledenen ,
deelde in de aandoening eti den plegtigcn erü^t vad diti
Kapitein. .
Het Vat wtti Vervolgens digtgekuJpt door den tiiimer^
tcxsdi , dié iiti bóötd doorgaans dit wérk tevens Vét'ftaat ,
ëti tniM bfa^ Hét tzAf den boég Van héjb viiartuig , v^aar
IfÜ 6BDACHTEN NA HET.BBlOBESlf
l|et geborgen wercL' De matrozen waren allen gerchikte
lieden, die, zoo als de Kapitein ons verzekerde, zich
niet zouden fchuldig mak^ aan zulk een flecht gedrag,
Jds die twee Engeljehc matrozen aan boord van een
fehip ,' waarop een IQk op fpiritus was van een' Gou-
vemeur-generaal uit Oostindië; welke matrozen dagelqks
met een pQpje een gedeelte van den arak hadden opgedron-
ken, die het IQk van den Gouverneur bewaren moest,
waardoor dit reeds geheel tot deszelfs ontbinding was over-
g^aan, toen bet in Engeland aankwam. — Om van |
deze uitweiding terug te keereh , voeg ik er nog ten i
flotte by^ dat het bij onze komst op Curafao niet wei- \
nig opzien baarde , toen er met de goederen in het vaar-
tuig ingeklaard werd : Een Advocaat op fterk water.
Het kerkhof te St. TAomas wzs^ in den wezenlijken
zui des woords, een kerkhof; geen plein, beplanc met
boomen, rondom eene kerk, waarover men de lyken
draagt, om deze, in plaats van ze in de aarde te begra-
ven, in de kelders der kerk te leggen; maar de hof,
waar men in den fchoot der aarde tér ruste legt de lig-
chamen der genen, die tot de kerk behooren , — die,
gelijk het oorfpronkelijke woord kerk aanduidt , des He^
ren zijn; met andere woorden, het was een Godsak^ '
ter. De natuur was hier rgker dan de kunst : prach-
tige praalgraven (tonden er niet ; evenwel waren er eenige
kleine marmeren naalden en tomben , en witte enblaauwè
grafzerken ; deze bedekten het gebeente van vreemdelin-
gen, en bijzonder van Engelfchen^ die hier ineestal in
eenen jeugdigen leeftgd geftorven waren , en wier fami-
liën deze gedenkteekenen uit Europa hadden overgezon^
den, hetgene op fomolige dezer grafceekenen gemeld
werd. De overige feraven waren met wit metfelwerk be-
dekt , of met een weinig aarde opgehoogd , waarin een
bordje (lond , met den naam des begravenen en de dag-
teekening van deszelfs geboorte en overlijden ; ook waren
fommige dier grafheuvels met eenig hekwerk. omringd, —
Wat hier echter aan de gelegenheid , om kunstvolle graf-
teekenen te hébben , ontbrak , werd door de vruchtbaar*
VAN H£T KBaSHQP T9 8T. THOMASi. 1^3
hdd der ntfuur vergoed. Het plantje of ftekje , bQ de
begrafenis in den groiid gezet, groeide fpoedig optot
een* boom , 'die het graf overfchaduwde , en rQpe vruch-
ten daarop vallen liet. Het hekwerk rondom een graf
was weldra met lianen omwonden; de rustplaats van
den lieveling , die van moeders borst door den dood
was afgerukt 9 verfierde de natuur weldra met bloemen,
en van rondom de grafzerk kwamen in kprten tgd ftmi*
ken en gewasfen te voorfcb^; hetwelk alles, by de
beelden der bfoosheid en nietigheid onzes aardfchen le«
vens, die op dit kerkhof mQ diep werden ingedrukt, aan
de onvergankelqkheid hermnerde. Ik moet bekennen,
dat ik nooit een kerkhof doorwandeld heb met dat ge-
voel als te St. Thomas. De beroemde begraafplaats van
Père la Chaifc te Parys , waarover ik in dezelfde maand,
doch een jaar latef , wandelde , maakte minderen indruk
op mij : deze kwam mij voor, als te gekunfteld , te iierlj(jk ,
te (lijf en te zeer op elkander gepakt ; ook was er , naar
evenredigheid der vele graven , te weinig geboomte , en
, f)Oomed zyn op een kerkhof noodzakelijk tot zuivering
der bedorvene dampkrlngslucht. Hier, te Su Thomas^
was alles eenvoudig, natuurlijk en tot weemo^ ftem-
mende. Dit ^bragt mQ dan ook in eene zeer emftige en
weemoedige gemoedsgefteldheid , en gaf mij eene zekere
venroosting , waartoe de omftandlgheden , waarin ik mQ
toen bevond , zeker veel bijdroegen : ik was ziekelijk ,
en had allen eetlust verloren ; ook werd ik met gewel-
dige pyn in het hoofd gekweld. Ik bevond mQ op eene
plaats, waar de dood minder dan ergens elders ver-
fchrikkelljk is, en onder eene luchtftreek, waarin deze
meer woedt dan op eeüi^e andere, omdat zucht naar
winst hier uit alle landen van Europa velen heenvoert,
wier ligchaamsgeftel hier niet te huis behoort.
Onder zulke omftapdigheden befchouwde ik tea kerk-
hof al terftond uit een geheel ander oogpunt ; en , na
eenigen tqd hier rondgewandeld , en de graven opgemerkt
te hebben van hen , die hier grootendeels in jeugdigen
leefMid geflorven , die jong en fterk , aanzienlek en vol
174 C^BDACHTSN NA RfeT BEZOEKEN
begaafdhédeh walden ^ vhiftgde ik mt|zelVÊil< ^ W^t
„ geeft mij tDcetder regt op het leven en de^elfe gëööé-
^ gens 9 dan deite haddeti ? Wat oüdeHcheidt Inij van
^ alle dezen ^ wier gunftige vooruitzigteti en biyde ver*'
5, wachtingen op eenmaal door den dood verijdeld wer^
^ den f Wat anders , dan Uwe genade, o God! dan
^ Uwe liefde , die mijn leven nog nuttig voor ihijzèlven ,
M misfkhien nog dienstbaar voor anderen mkken wil?
f, Laat (barom , als G^ mij ééns van deze aarde roept ,
^ dit mljü deel zijn , dat men , roet toë{>asiing op mij ,
H op de grdfzetk zetten kan: Zalig zijn de dooden^
^ die in den Heeft fterytn; want ztj rusten yan hun^
„ nen arbeid^ en hunne werken yolgen hen!**
Het mag inderdaad een nuttig en ftichtélijk werk ge^
Beemd worden , als men , vrij van alle onitine begiilfë'
len $ éen kerkhof bewandelt ; want het doet ons op eene
tvi^ze aan den dood denken , die voor ons kiesch gevoel
niei aanftootel^k is , en öns gemeeilzaam met denzelven
maakt j én dit te bevorderen toch is wenfchelijk, dewQl
de gedachte aan iets , dat ons zoo önvermijdel^k Aadert,
niet kan ter zijde gezet warden , of wij ftelleü ons daar-
aan bloot , dat dezelve zich met zoo veel ^ te tiréèr ver^-
Ibhrikking aan oiis opdoet , ja voor onze gezondheid en
ons leven nadeelig wordt, door de onrust en vrees, diÉf
zij in oïis blnnetifte brengt, en door bet aanwendeAf Vén
middelen, die ons leven kunstmatig verkorten. Zijn het
niet de krijgsman en de zeevaarder, die den dood het
meest Van nabij zien , en desniettegenftaande het mitet
voor-denzelven vreezen j én het langfte en gezohdfte
leven?
Het denkbeeld aan den dood te verwijderen , Kecht ons
daarenboven op eene verlagende wijze 'aaii geld en irer-
gankelijk goed , én doet ons vergeten , dat wij eeèe hööt
gere bc;flemming hebben , en daarvoor leven moétói.
Tot eenen fchadelijken fchrik voor den dood hebben
reeds in onze jeugd de onaangename en onjuiste afbeeld»
fels van 'denzelven Veel bijgedragen , en wefkeh daiftoe
ÜOg dag^ks mede t het getigt vto het bekkeneelhuii^
VAN H^T KBRKHOP TB ST. THOMAS. «75
h^ de kerk ; misrchien ook de reuk dtr bedorvene luoht^
welke uh de graven in de kerken opfftijgt; deakeiig op-
gderde lljkkoetlèn» voordien van nagemaakte doodsboo£-
dea tn doodsbeenderen én zwarte -kwasteü eti pfluimeQ*
Vele van óMt en decgelgke vertooningeh bebben opaicb*
zeWea wel niets affclüikkends ; -^ immers walmeer
dood&beenderen befcbouwd worden als de eenvoudige
fteHnCela vttfi ons ftoffelgk ligchaam ; de zdsTen « itiei ala
bet zinnebedd vka verwoesting en vernietiging, maar üb
bet middel , waardoor de r^pe as^en worden afgemaaid^
om daarna dezelve in^ te oogden j dan hebben zidke voor*
ftellii^ea (^ zicbzdven nieu af zigtdijks ; -^ maar zQ
aiJB af te kenren , al6 middelen , om den moisch voer
den dood te doen vreezen ; zg filmden zelfs dikwijls «iel
ds bedoeling eener andere gewoonte, om, namel^, b^
de begrafenis van een kind of ongehuwde , den dragerii
bloemoi op de borst te pkatfen en in den i»c»id te
geves«
ik zoude daarom aan de wQze , waarop de Hernhu^
Hrs hunne lijken begraven^, de voorkeur geven , als veel
aiter goeden fmaak eH betere bedoelingen aan den dag
h^ndé , dan zulks over het algemee* bq andei^en gefchiedi*
Weinige dagen ^ nadat ik het kerkhof te Sil ThMnoi
bexocht, en daardoor aanleiding ontvinfg tot het ter ae*
der fcbrfjven dezer mvallende gedachten , was ik getuige
van eene begrafenis, die mi^ beter beviel daa dezulke 5
welke ik in bet Moederland zoo^ dikwerf bijwoonde*
Eoi jong Fransch koopman was geftorven, en werd,
mar de gewoonte in deze hinden , wiar de dood niet
kng twijfelachtig blijft, nog dienzelfden dag tegen doa
a^ond begravien* Hg was een zeer geacht en aanzien^
fijk jongman geweest ; zt|n broeder deed hier belangriike
zaken; en daarom werd het li^ gevolgd door het groötH^
ib gedeelte der kooplieden van het eiland, onder welke
& ook ecnige Joden opmerkte, hetgene ik echter reeda
meermalen op Curafoe gezian had. Het li;^k lag in e<me
kist , wdke aan bode einde» fonl toetiefp , e« eófi yfttU
nig breader weid op( de lio<^|te der (cUébogen im het
tf6 GEDACHTEN Nd HET BEZOEKEN
ligchaam ; dus eenigzins met de gedaante eener Egjpti^
fche mumie overeenkomende. De kist was wft^ met
eenige gouden of zilveren randen , en ftond , zonder eenig
verder bekleedfel , in eene li{jkkoets , van gedaante als
de onze, docb van eene lichte kleur, en zonder eenige
afbeeldfels des doods. Op het kerkhof hield de broeder
des overledenen eene korte aanfpraak , eo bedankte de
aanwezigen voor de laatfte eer, aan den geftorvene be-
toond. In de ftad komende, gingen > degenen, die het
lyk naar het graf vergezeld hadden , naar hunne eigene
huizen terug*
Ik dacht dien avond nog lang over deze begrafimis
na; en il( moet bekennen, dat ik dezelve noch ondoel->
matig noch onftichtelQk yend, en zelfs aanmerkte als
eene wQze , die althans . den fchadelijken affchrik voor
den dood niet vermeerderde.
Doch een welingerigt kerkhof wischt die nadeeIige,ake->
lige denkbeelden van den dood merkelijk uit, welke wg
in onze jeugd opgedaan hebben, en die in lateren tqd
gevoed werden, en maakt ons met den naderenden broe-
der bekend en gemeenzaam. Hier toch verkregen wijj
beter, .dan elders , de Evangelifche voorftellingen : Dt dnad
is une rust na den arbeid; un flaap^ waarop een ont"
•waken volgt. Hier leer^ wij het derven befchouwen
als eene uitnoodiging voor den vermoeiden en rampfpoe-
digen reiziger, óm het hoofd ter ruste neder te leggen.
Hier eerbiedigen wij de dille verblQfplaats der dooden ,
als een akker , aan God geheiligd.
En waar treffen ons weinige woorden zoo derk , als
wanneer wij die op een kerkhof lezen ? Het memento
mori (gedenk te derven); het hodie mihi^ cras tihi
(heden voor mij , morgen voor u) ; het flus ultra (ver-
^ der dan hier) komen als van onder den graffteen , en
dringen ons in het hart. Hét is alsof wij ze nimmer in
den B^bel gelezen hadden , zoo krachtig fpreken deze
plaatfen : In het grafj waar gij heen gaat , o menschl
is geen werk^ noch verzinning ^ noch wctenfchap^ noch
wisheid. — De wereld gaat voorbff , ffse$ alwa$ «y ie^
VAN HET KERKHOF T£ «T« THOMAS. I77
geerlffks heeft ; maar die den wslfe Gods doet , hUjft
eot in eeuwigheid. — IFerk , o mensch I terwijl het dag
is ; de nacht 'komt , waarin niemand meer werken
kan. ^ De gedachtenis van den regtvaardige blijft in
zegeninge.
Een kon, maar boven het middelmatige verheven ,
vers, op de grafnaald gebeiteld, (licht en roert ons
meer, dan menige fierlQke en welfprekende lijkrede.
Doch dit alles is nog het eenigde nut niet , hetwelk
ons een kerkhof fchenken kan : het is ook een gepast
middel , om nog lang in onze gedachtenis te bewaosn
het aandenken aan hen, wien wij onderrigt, hulp en
troost te danken hadden , of aan wie wij door het hu-
welijk of door de banden* des bloeds of der vriendfchap
verbonden waren. Ik heb wel eens opgemerkt, dat
men den menfchen eene ondienst bewees, door van hun-
ne afgeftorvene betrekkingen te fpreken, hoe lief en
dierbaar die hun ook geweest waren. Ik heb wel eens
gehoord, dat een mensch het huis verliet , waarin ie-
mand, die naauw aan hem verbonden was, (lierf, of
de kerk vermijdde ,waar deszelfs (loffelQk overblljflTel ge-
borgen was. Zoo dit uit geene onedeler bron voort**
komt , dan zal het misfchien wezen, 'omdat het woord
domi of geftorvcn zich in onze denkbeelden heeft afge-
drukt als een geraamte, zamengefteld uit verdorde been-
deren , zoo als men die op de Anatomie bewaart , om te
doen zien , door welke hoofdfteunfels het ligchaam van
den mensch wordt in elkander gehouden. Want Waar-
om anders zou men de herinnering aan vorige genoegens
wegwerpen , die ééns ouders of kinderen , echtgenooten
of vrienden ons fchonken? Wij denken immers gaarne
aan de plaats , waar wij goed onthaald werden en veel
vreugde genoten ; wi(j fpreken er nog na jaren tijdsverloop
met ophef van; en het aandenken aan menfchen, die
meestal de hoofdoorzaken daarvan waren , , zouden w^
in onze gefprekken m|jden en uit onze gedachten wis-
fchen I • • • • ^
Doch op een welingerigt kerkhof , op de ftille rust^
178 GEDACHTEN NA HKT BBZOBEBN
plaff s ^91 dopden , word^ wQ niet afgefchrikt van eesne
ftUle^ genoeg^lijke en weemoedige herdenking aan onee
g^liefiie ^g^ftpr veperi. Met oapdoenifig herinneren wq
ons daar, w^t zq, wter ligchanien in deze graven rus-
ten , eenmaal voor ons waren ;, en terwijl wij eenen pligt
der dankbaarheid vervullen , trekt ons han en verfland
bst gewigtigfte voordeel daarvan. Waarom fticht men
op de graven van uitftekende mannen^ die het vader»
land ger^d of wèl gedun hebben , zulke prachtige ge-
^eakteek^^ ? Is bet niet , om derzelver aandenken , .
OQk op die wgze, lang in het geheugen te bewaren;
om te doen zien, hoezeer het vaderland verdienden er»
kent m vereert ; en om het nagedacht op te wekken toe
trouw en liefde voor egnen geboortegrond ?
Zou men den regtfchapen' man, die in zijn huis en
ia de maatfchappij nuttig was , aan de vergetelheid ovei^
geven , omdat de kring, waarin hij werkte , klein was ?
Kan ook hg .niet op het nagedacht voortwerken , als
Ei|n aandenken levendig gehouden wordt 9 Zou zQn graf
ook geene kerfchool kunnen zijn, al worden de lesfen
In eenen kleineren kring verftaan ? Het behoeft daarom
geen kostbaar gedenkteeken te zijn , om de gedachtenis
aan den Vrome en wijze te verlevendigen : de eenvoudige
zerk of de graPheuvel, door een' bladerrijkoi boora over*
fchaduwd, die het ftof van den waaidigen mensch en
Christen, burger en huisvad^ bedekt, leewn en (Kch*
ten ons meer, dan het marmeren praalgraf van den rij«>
ken dwaas. Hoe nuttig is het voor den leerling, als hij
het gnf zijns meesters bezoekt! Krachtiger, dan de
welfprekendfte taal doen kan, wordt hij hier onderrigt en
gefterkt, om op den hem aangewezen* weg voort te
gaan. Hoe heilzaam is het voor het hart des bew.ekk^
()igden, als hij nu en dan sijne treden ^)aar bet kerkhof
rigt , en onder de graven dat zijns weldoeners vhidt, wicn
b^-redding en hulp te danken had ! Dat bezoek aan het
graf wekt hem< op tot infpanning z^ner krachten, om
aan het edelmoedig oogmerk des afgeftorveneq «enfeheüi*
vriends te beantwoorden. Hoe vele voordeden heeft het
VAN HET KEAILHOP T£ ST. THO&lAS. 479
niet voor regtfcfaapene kinderen, als z^ op den gedeolD^
dag- van den dood hunner ouders eene bedevaart naar
derselver gnif doen ! Zoo zij ooit de liefde van de
voedfters, veraorgers en leidslieden. hunner kindschheid
en jongelingfchap miskenden, hier begrijpen zij eerst,
wat het zegt , wijze en vrome ouders gehad te hebben ,
en wat zij aan derzelver trouw en zorgen fchuldig z^n !
Zoo zij ooit derzelver raad in den wind floegen , hier ,
waar alle misleiding verdwijnt, en waarheid zich laat
gevorien , leeren zij dezelve nog ter harte nemen ! Zoo
«y ooit van den weg der deugd afweken , en hunnen
ouderen tranen gekost hebben, hier worden ziy als uit*
bet graf vermaand, bij het goede te blijven, en het ou'*
derlijk aandenken te vereeren door eenen deugdzamen
wandel!
Ja , een welingerigt kerkhof mag als hulpmiddel tot
deugd en wijsheid befchouwd worden. Maar van al het
J)oven opgenoemde kennen onze landgenooten zoo wei-
nig b^' ondervinding, door de zucht van velen, om in
den geërfden kcldeir onder de kerk te liggen, en door
de gehechtheid van fommigen aan het oude, zonder te
Vsagen , of het goed is , en of het niet door beter zou
kunnen vervangen worden. Hoe is het mogelijk , dat *
men in de negentiende eeuw , in ons verlicht vader-
land, kon aandringen, om de lijken uS4e kerken te-b^
graven, en er nog onder de ouden van dagen eene> g&i.
WQonte kan voorgedaan worden, die alle voordeelen
van een goed kerkhof mist, en. daarenboven onnatuuiu
1i|k is, omdat het ligehaam tot (tof moet wederkeei^en ,
€n er. niet doêlmatiger'mede kan gehandeld worden , dan
het in den fchoót der aarde te leggen; terwijl in de kei*
ders der kerk de ontbinding van het ligehaam wordt
verhinderd, en nog bovendien aan de levenden ftrha*
de veroorzaakt? De holle kerken met dikke mruren
en: weinige opene ramen z^n , door de koude én voch**
tige lucht, welke er in beerscht, op ziohzelven reeds'
coige^ond; maar worden uiterst fchadelQk, als de be*
dorvene uitwafieming der rottende lijken zich daarmede
l8o GfiDACHT&N QP SBN KKRKHOP*
vermengt , dezelve verdikt en daarin blijft hangen. Me*
nigmaal is dit zelfs zoo fterk, dat v het door den reuk
wordt waargenomen. £n hoe anti-Bijbelsch is eindelijk
deze gewoonte; want wij lezen immers niet, dat de
Iqken in den tempel of in de Synagoge begraven werden ^
maar wel buiten de (leden op kerkhoven.
Ik vermeen eene behoorlijke achting voor het over-
blijflfel van den mensch te gevoelen ; maar ik moet be-
kennen, dat het denkbeeld; dat men mgn Igk in zee
zou werpen , mij minder hindert , dan dat ik , door in
de kerk begraven te worden » na mijnen dood fchadelyk
zou wezen voor de gezondheid mijner medemenichen ;
dat mijn Igk, in deszelfs planken woning, door roof*
zieke doodgraversknechts zou geplunderd , en mijne been*
deren zouden moeten geftoord worden, omdat ik vui
mijne voorouders geenen grafkelder gaerfd heb !
Het kon dus niet anders , 6f het moest mij aangenaam
wezen , bij mijne komst in het Moederland , te véme.
men , dat er van Gouvernementswege maatregelen ge«,
nomen waren, om de gewoonte, van de lijken inde
kerken te leggen , eindelijk te doen ophouden , en om
grafplaatfên in te rigten buiten de (leden. Het is te ho*
•pen , dat de ?org voor de daardelling en het onderhoud
van dezelve in handen zal komen van ohbevoorobrdeelde
mannen , die het goede te dezen opzigre kennen , en
hetzelve willen bevorderen ; opdat men , zoo veel mo-
gelijk, buiten alle (leden in ons vaderland kerkhoven
verkr^ge, ia / een aangenaam oord gelegen, vooral ruito
en met boomen beplant , met breede wandelpaden door-
Iheden , en onder een behoorlek öpzigt gedeld , hetwelk
de orde en zindelijkheid be^vaart, en de hulpvaardige
hand biedt aan degenen, die met de, nieuwe inrigting
van een kerkhof onbekend zgn , en wier bijzonder wei±
echter veel bijdraagt tot het welftandige van het geheel;
Daardoor zou te. eenigen t|jde in ons vaderland het
woord kerkhof^ dat thans op velerlei w^ze .zoo zj^t
ontheiligd is, weder deszelfs ware beteekenis verkrQgeOt
en ons tot ernst en leerr^ke gedachten (temmen.
NOC IETS OV«R HJ^X KOORPBRLICHT. l8t
NOG EBIfS OraSHKlNO OVBR BBT tÓNt$TAAN VAH
HET ROmiDBRLICET* DoOR DR^ NfiRNBeRCBR»
IN adat Dr. kArnberobr de, in het Mengelwerk
der Letteroefeningen , No. XV. 1830. overgenomdae^
waarnemingen en bedenkingen aangaande het Noordéfw
licht had medegedeeld 9 kwam hem dt SUfiothèqae'iini»
yerfélh in handen , die een zaakr^ öpftel ovier hettelfile
onderwerp behelsde, waarvan hQ vervolgens een kort
nlttrddel gaf aan z^e landgenooten. WQ meeneA velói
onzer Lezeren geene ottdienst te doen , wannéér wf) öok
dit latere fcbrQven over eén zoo merkwaardig natuorvecw
fch^Dfel opnemen. ''
De fieller van het ftnk hi de Btth nr^i C<^s luidt
het berlgt van den Heer NfiRNBBRoBR) gaat van de
hoogst merkwaardige en ontwQfel))are daadzaak üit, dat 9
in het algemeen en in hét groot, de xleUStoffen^ en met
name de metalen, op eene regelmatige wij^e over de
aarde verdeeld gevonden geworden, en wel in dier Voege»
dat zekere metaalfoorten bQna uitfluitend töt bepèidde
lüidftreken fch^nen te behooren. Zoo zign b. V; de 'zóó- .
genaamde edele metalen, als goud,' platma en zilver»
in grootere hoeveelheid Hechts tusfchen de kéezkrïngéii (Ó
te vfaiden; koper,' tin én lood heeft men 'déorgaanaaK
leen op hoogere breedten, en het i|]zér bëhbdrt aan hét
xlièperé nöörden. Deze groote lagen Qzer in het iioórdélijk
.gedeelte dór aarde hemen met 33^ N. B. èenén'aahvffi^»
ftrekken zich van daar uit, zoo verre hét vaste^^ >èfkl»
eo worden meest gevonden tusfchen den 45ftéh'^ &5ftén
graad noorderbreedte* In het zuidelijke halfrond ^'dfial^-
(^) Hen zou hiittegcn wkanneIb.aanll^rten,;^4al^ciAy4pf$ll
lüicaeit (iyd^ gOudkhvPfieii'lvaB \6 to|$M pondrJ#sjbet ^.
b^e Mee yme van de|L|nooid.et^l(^^kr^g!^g^, fdiÜQt ju>c
4^e <^m(land!giield. ^rder Vopr||V,dag tè^Q.de öndeHtetltog
wf^pi^tef v::7n " '"" . \' "]
menOelw, 1831 • NO. 4« o
l8a NOO BENE OPMBRKiNG >
^Sitêgen , heeft men tot nu toe , zoo verre er mtaeralo-
giftlié nftljporingen gedafin zijn ^ geene zoo groote la-
gen, jjzer .-t>ntdekt; eeneomftandigbeicl^ welke; de zeld-
zflaroheid der zuiderlichten , in vergelijking van de noc^-
.'derlichten^ (voor zoo veel men Hellen mag^ dat bet
g^ifche veifchljnfel van de medewerking des Jjzers af-
^hangt) ze^ goed fchijnt te verklaren,
y Men befchouwe dan dat groote noordelijk ijzergewest
.tls de plaats eener geheel bijzondere werkzaamheid der
elektrleke ftof 9 welke door de bekende aantrekking van
het. ijzer in ongemeene hoeveelheid daarheen gelokt word^ ,
en, zich van hier aan het aardrijk 9 tot herftelling van
^bet elektri^ke evenwigt» weder mededeelt. Vandaar komt
het ook 9 dat in het zuidelijk halfrond 9 waar het ^ geli^
is aangemerkt 9 aan die. groote ijzerlagen 9 als middelen
.ter afvoèring. der elektrieke (lof, ontbreekt 9 de onw&-
der$ meestal veel geweldiger zijn 9 dan ten noorden van
de eyennachtslqn 9 dewijl dezelve daar de plaats van het
Ijzer, in het toevoeren van elektrieke ftof en herftelling
^van, het elektrieke even wigt 9 moeten vetvangoi^ i)it merk-
waardig ondericheid ten opzigte der verfchgnfelen in den
dampkring van de beide halfronden fchgnt althans op
de2fe ,w{jze verklaard té kunnen worden. Men moet dus
(liever deze onderftelling aannemen 9 daar het tot nu toe
.nog niet. gelukt is 9 iets anders 9 dat voldoet 9 over eene
-zoo opmerkelijke zaak in het midden te brengen.
Om nü echter te bepalen 9 wat de alzoo door het
fl;roote noordelijke ^zergewest ingezogene elektrieke ftof
noodzaakt 9 om juist in de nabijheid van de noordpool
■ wed^ uit te flroomen 9 en dus die foort van loopkring te
.vormen 9 waarvan het elektrieke verfchjjnfel der noorder-
lichten in de poolgewesten afhangt «— wordt in deze
'onderftelling aangenomen 9 dat rondom de noordpool
eene groote 9 opene en in elk jaargetijde vi*ge zee zQn
moet. Hiertegen zal men thans te minder bedenkingen
inbrengen 9 daar de laatfte ontdekkingsreizen in het noor-
den 9 en de waarnemingen der walvischvangers , cÜe dik-
wijls zeer nabifj de pool geweest zijn 9 naauwelijks eeni*
OVBR HET ONTSTAAN VAN HBT NOORDEt.LlCIfT. 19$
jgm twijfel dwomtrent overlaten. De voorftanders van
dit gevoelen, die men Polhtón noemt, geven aan- ge-
2figi^ poolzee eene wijdte van wel vgfhonderd geogra*
fifcbe löijlen , eene onpeilbare diepte , en laten het water
in eeqe (leeds durende hevige beweging zfjnj en hier*
voor fchqnen verfqbeidene belangrQke daadzaken te plei-
ten. Volgens gefcbiedkundige berigten, is deze poolzee
vóór ooHntrent vier eeuwen ontoegankeiyk geworden»
Efoe itan de oostbust van Qrqenland xea jareiipSo door
ÓOBL Deêfifci^n Koning k slik den Roodcn opger^
Dcenfchc volkplan^mg heeft blijkbaar tot io de vyftiendê
«euw gebloeid, om welken t|jd de gsvelden te (lerk toe-
genomen zijn, om verder gemeenfchap met hel thoeder-
land toe te laten. Maar ook dit aanwasfen der poolQsber*
gen is binnen natuurlqke grenzen, beperkt, welke niet
overfchreden kunnen worden ; en het (edert eenige jar^
ot^emerkte afdrijven van ongemeen groote |)sgevaarten
:iBr bet noordelqk poolgewest naarzuidedijker zeeën duidf
eene omkeering in die verftijfde luchtftreek aan,. en opent
het lützigt, dat de- onderftelde groote poolzee niet enkel
op den weg van natuurkundige gevolgtrekkingen- en :ge»
fchiedkundige hetlnneiringen , maar ook met het roer in
de hand ie vinden zal zijn. Deze groote , fleeds vr^
poolzee is het , waar zich de vap de ijzergewesteo ingo-
zogene en naar het binnenfte der aarde* toegevoerde jelekt
trieke ftof weder verheft, en wel door middel van der»
zelver waterdampen opwaarts . gedreven wordt, om voor
het oog dat wonderbare- fchou?rfpet voort te.breiq[ea-,
hetwelk onder den naam van Noorderlicht bekend i* ^
een zoo pmchtig verfchljnfisl oplev^t. Men weet, dat^
ten gevolge der Wótteling van de aarde om hare as, dtf
pbatfen in de nabijheid der evennachtsl^ eene zeer fiftÜe
beweging hebben, waarin de poolgewesten niet deelen;
weltigt moet men .hierin eene der oorzaken zoeken,
waarom juist deze ftlteek zoo bijzonder gunflig is voor
de .vT^ ontwiklceling en opftijging der elektrieke ilof van .
het noorderlidit. .
. Men ziet (fchrijft verder de Heer vfiENBSi^oftii)
O 2
Il4 NOO IETS OVBR HET NOORDERLICHT*
^uit deze korte opgave, daft de (feller vaa het genoemde
*ftük in/de hoofdzaak — ide cMttHétU natuht ^an hei
NüordetJiéht ^-« niet mQvan hetzeffde gevoelen is» en
alleen in zoo verre verfchHt, dat h^ z^e ODder(MIiilj|r
grondt óf} eenè uitgebreide noorddyice landftreek, waar*
aa!n het i{^er b^zonder eigen is. Dat het Qzer daar in
die groöte Iibeyeelheid wordt gevonden » is cene'onwe-
dérf^rekd^e daadzaak; en dat het iyzer eenenaaiiwie
vérwantfthap net' de elêktrieke ftof heeft, kan «e&
^iet hl twijfel 'getrokken wordttf. Het iUüer medege-
deelde verdient dos aliezins 'Opmerking.
H.
XETt OVBU BET HUISELgK LEVEN ]>Ea OOBE
E6YPTENAREN.
Let :was k^ de onde^ JEjj^M^ivar^. eene.algemeene
j^éwoonte, de j^raven idee afgeftorv^en te verfieren mei
«fibcddingen van de bezigheden co oofclittldtge genoe*
jgalM dés aatdfclien l^vens^ De., onderzo^kwgenj v«a
t?xiii*M9PLtlo?!i "facbbeb vin. daar reeds ved licht
verfpreid oveir db geichied^ms en de.^leefivSwvaiiidlt
liietkwaardig volké Het fchilderwerk in de graven »
vonr bederf bewaard gebleven,.flQlt..ons desa^düi kun-
ftèa^ :bandwftken, eo:. bedrgven als aaDic|iouvvi9l^'k,:yo<Mr
eogen^/ IWy\.zten> onsv verplaatsk.in de .oudbeidj» en
merken met verwondetingc.op., dat de .mfsnaeh fieeds
e» overal teuMDaastenb^ dezelfde wetten in denken, ge«
Vodén en^ uitvinden/Yolgt. *^ Wy veitrouweA, dat. bet
onasen lezeren niet. onaangenaam. >:2^ z6l^ hier eenjge
biyzonderhedent dienaangaande venndd te vinden*
' Landboum.^ Men heefit.beweeidy dat.d6 hedendaags
IHie JufliaanfcAc plo^ vcdkomen. dezelfde iSt^ daen^a^N*
Ktusen viR'OiL'iua bezinge»^ coxumblla en
VA EK o befebri^en« De jEj;jr/]^if^^tf ploeg met al E|}n
toebehooren, zoo als .die thans nog gd>ruikt. wordt, is
van nog veel ouderen oorfprong. Niet alleen zjjn deze
werktuigen heden ten dage aidaar dezelfde, die ze vdór
H£T HUiaBtQK, LEVBN DER OUDE BQYPTEKAREN. |<&5
diteduiDend^ Jaren en vroeger waren; ook io het algo*
meen .werd alle Vddarbeid» de wqntezmg, de inzamiK
'Bn$ v^ 4^ bibiscus esculenfuty bet^a^en^^ dorfcbeo^
inoogften van bet J^orciP» loea eveneeois> ala thans, ^gie4
dmfn. Laatstgenoemde wedczaamheid is op eene klehiü
fchilderij aldus afgebeeld: Twee osfeo treden op dm
dorscbvloer diep in het (Iroo , &i wordea doorieenen
hoer pet een' puntigen ftok aangedreven. In hierQgh^.
fhcn-ïdxdit ftaat er onder: ^ Hier wordt koren ge*
dorscht/' en de boer zingt daarbQ: Trapt toe ^ gifosfcni
ttapt; iMnt iine maat ior^n is vaar u^ het wcrigê
yioarJcnfnusicr. Nog drie atodere perfooen z$n daai^bq
gefebilderd : eeü' landman komt met den volkn keira*»
korf van denakk^;. een andere gaat Mreg met een* ledb
gen korf» dien hij zoo even op den. hoop heeft gc^
digd; en een kind , met eèn' bezem 'in de hand^ vo^
het koren b^e^^ dat^ van onder bet ftroo ten vooifiih^n
komt*> Het beeldwerk en de icUlderijcn in de graveü
te Beni^Hmfan en ElctMa tooiMn ons ook ten duidsf
Igkfte, op welke wqze de Egfpttnaren de druiven tiat
den 9 den most perften en in aatden kruiken bewaiijden^
Dez^ bdiandeling was jzeer eenv^oudig en, onvolkomen -^
BMifcbcinknichtea werdto^ er :<nièt' by gie^aard: s^ keQ»
diga 4e.w^p^cs nog .niet} de voeteb ivan verfefaeid^
landlieden ,> die -4}kn met de luAiden^^ieh mm e^, v^
het . d}ik nsscteitengènd en opder )in zoo vele kleinefé ge«
dfidtenyvaneengefeheidenv 'toiiw ihisthielden 9 vervingen
da pla&ts daalrVan& ; De ni^perde druiven w^en ver^
volgens in: eenen «ak /gédkui', ivdhen men ^^sxifiMM^
di9aidfttv^fe)|jk wQ' het lionen &$ de wasch uitwringèns
Déi vat^^ in iwclkcLi men.. den «^.wQn' bewaarde ^ ivaryn
klein) zq konden N^an vüFtig tot honderd, ten hoogde^
van 0Qze ietsfchm hevqttien. i^ Oók de andere werkuur
goi: van den laaiabouw der oude Egjfttnartn %^ eén^
voudig; derzelver aantal is Hechts germg, en z^ faéb^
bi^n dezelfde : gedaante , öls de gerèedfchappen^ die^ nog
\llftim'\%^£^jptc gebruikt worden.
Ff^f^ilMifyen: Ftéóntfiikijkmm 'Qtom, is de menig
l9tf IBTi OVf R HET Um$&hq% LBVEN
19 van overblijflTelen, welke hierop betrekking hebben^
Zoo 2iet men eenen zwijnenhoeder roet eene groote
kudde zwanen ; * een hew^s , dat de Godsdienst daar te
lande het gebruik van varkensvleedch niet verbood.
Volgens HBRODOTUS, lieten, de Bgyptenarcn het
uitgezaaide koren door varkens m de met iVjjr'Aflibben
overdekte akkers trappen; uit fchilderwerk fcbijnt te
blijken, dat fchapen dit werk deden. De egge, toen
welligt nog onbekend , was dus niet in gebruik. Ver»
der ziet men fchaapherders , geitenhoeders, koeherders,
eehe koe, waaraan te gelgker tyd een kind en een kalf
zuigen ; bier melkt men koeijen , daar maakt men kaas ;
ginds worde e^e geit geflagt en afgetrokken ; en bij dke
van deze verrigtingen is een Koptisch woord in hiero^
giypAefhfchnft bijgevoegd. ~- Ook de werkzaamheden
van den veearts zQn afgebeeld. Zoo ziet men eenen os
binden en op den grond nederwerpen; de arts grijpt
bet dier iii den bek; eene groep van drie zieke runde-
fdi ftaat daar uitnemend fcboon naar de natuur bg ge-
teekend. . Op andere fchilderijen is men bezig eene gans
de pip te ligten; er komen mannen voor, die geitai
en gazellen behandelen; voorts iemand, die het toezigt
öp bogevaren had. Hieruit befluit men , dat hét den
Bgyptenarcn gelukt wasy gazellen te temmen, en dat
zg ooievaars aten. A c k r b i (Oostenryksch Conful
te Alxandric) heeft er een' geproefd in Nubii^ én ver-
zekert, dat de fmaak^ uitmuntend is* Het verdient
voorts opmerking 9 dat nergens op de fchilderijen eenig-
fpoor van den kameel en buffel vooricomt; deze dieren
zullen dus waarfchqnlQk in lateren tijd door Arabieren
ingevoerd zgn. Het is echter niet wel te begrijpen ,
hoe, zonder den kameel, de handel met IndiS en het
binnenhmd van Afrika die uitgebreidheid heeft kunnen
erlangen, welke dezelve had ten tgde der pi^o-
LBMABëN.
. Kunfien en Hanéherken^ De verzameling is , wat
dit vak aangaat, zoo r|jk, dat w^ de voorwerpen
OccbUi opnoemen kunnen» Da»r. koAen verfebeldene tf-
D£R OUDB £GyPT£NAR£I«. iSj
beeldicgen van pottenbakker^en voor ; bet vaatwerk heeft
geheel den vorm van de kannen der hedendaagfche
jtrabieren; maar het rad, dat thans met. den voet
wordt gedreven , werd destijds met de hand in bewegiug
gebragt* Voorts ziet men alles , wat bQ het vervaardi-
gen van Ignwaad plaats heeft ^ van het fpinnen af tot
bet aftnaken van het weeflel — de kunst is nog in hare
kindschheid , maar eveneens wordt nog in de tenten der
Bedouïncn geweven , en zoo weefde, men ook weleer
onder de Aartsvaders. Op andere fehilderyen ziet men ^
lieden 9 die hout kloven, fchrqnwerkers , fchoenmakers
en lederbereiders , wapenfmeden, verwers, die bouten
huisraad verwen , lastdragers , die zware balken diagen ,
beeldhouwers, éxt- fpHnxcn vervaardigen» kunftenaars,
die reusachtig beeldwerk beitelen , polijsten en. befchildeN
ren, lieden, die eenen kii|jgs wagen met al d^zelfs toe-
behooren maken, fleenhouwers, verlwr^vers , goud*
fmeden, vervaardigers van ingelegd werk, touwflagers,
fcbeepstimmerh'eden , glasblaisers , die flesfchen len val*
fche parels bkzen, flootgravers, goudwegers, wasch-^
vrouwen , enz. Op eenige afbeelcUngen ziet men werk
verrigten, waarvan wg thans geen begrip hebben. B^
de waag komt iets merkwaardigs voor: op de cene
fchaal ziet men eenen os afgebeeld; in de andere lig^^
gen verlcheidene gouden ringen. Ook vindt men, op
andere tafereelen, in plaats vui den os, een kalf op de
weegfchaal, of eene geit, en zelfs eenen kikvorsch.
Champollion meent dit zoo te, kunnen verkkren i
De kevers , die men overal in Egypte menigvuldig , van
elke grootte en uit onderfcbeidene doffen vervaaidigd,*
vindt, waren eene munt, m plaats van welke, bQ
voorwerpen van grootere waarde, zilveren en gouden
ringen gebruikt werden; de kleine beeldjes van os-
fen, kalveren, kikvorfchen zouden dus niets anders
zQn , dan gewigten , die oorfpronkelgk misifchien zoo
v^ waarde hadden, als de afgebeelde dieren golden,
doch naderhand eene foort van bepaalde munt werden.
2Mde men derhalve , dat eenig wapen of vaatwerk twu •
iti IBTS ÖVSR HEt UUlSfiLOK, LEVEN
öiféA of't^öd kahéren waardig was i zoo meende men
een gewigt^in goud, of een aantal gouden ringen »• ter
iiriarte vin tweemaal het bepaalde gewigt in osfen- óf
kalVer'-béeldjes. '
Spijzen en Huisraad.' Hier bevredigt de verzatncling
Onze menWsgierfgheid' in ruime mate. Men ziet op de
fShildètyéti 'allerlei hóifitrkad, ibpha^s, bedden^ kasten ^
Iloelen^' kannen» góiiden' en zilveren vaatwerk van on^
gewoiiegedaantef, manV fraai bewerkt 9 enz. Masnea
oi^vrónweb aan'^è k^tafe! laten* zich op de harp. iets
voorfpeleli^ en door dwergen of narren onderhoadenw
Ook dé keuken is niet vergeten; de kok bereidt
vleé$eh'> waaraifn h$ verfchillende gedaanten geeft, óot
oog en fiHaak té g^lQk te voldoen;, het nageregt bëflaat
nit ooft en lékketnQen; hier fchilt men u^en, daar
kneedt men broodde^ met de' voeten; ginds worden
ganzen gettsést 9 gejeukt , gekookt of gebraÜen ; een fla«-
g^ flagfc eeb-rbnd; viJöuwen,' met eetwaren bdaden^
konien op de grèenmarkt, en de hofmeester fchiigft op^
wat hg uitgeeft 9 ott .voot zQnen heer rekening en^vcr*.
ant^^ofding ie tnnnen doen. Op Wee afbeeMfaigeD
ziet men' twtee'itniUigfliMlen^taii onderfehekhn maaküeli de
éébé, r^k^Vl^rikrd 9 woedt op de fcllouöers gédritgen 9 ^
deibnderey zindèl* wielen 9 als eene flede g^rokken.i v
Speten^ Daar kooien ea}igen voor 9 waarvan wQ geene
bétcttke6is>< öf doel weien;;v doch^op eene'fchilderiffziefc
men duidttlük 'twee fpelers fchaken of dammeo$ de ifaikM
hdü^ geleken die ivjai het Jt-abisch fdiaakIpeU> lOp.esi»
andere werpen eenigé perfoneni eene piek öffpitfenflok
naar «en wit. ^Zeker* zöu niemand j^edacfat hebben,^ in
dé graven darOude Sgyptenaren een fpel afgebeeld te
Vinden; dat ^W thans- aüeea nog in de kroegen in ha^
Hi aantreft, en^wa^urvaii dehedendaagfehe bewoners vatt
Egypte fiiétè ntter Weteti'^ nffmfattjk hèt'iSMi'nMpel: ^
komen 'twee perfodSn Op v^Mor, welke de vingers tegen
elkanSder uitftel£en9 en dé daai^gefthreven J;gt^^
naam van bét fpei-i^eként raêèn.- Opklan wand eéner
frot te M^mi^Haifan^ die zeer rqk aan ti^oneelen uit het
DE& OUDA EOYPTEIUUN. iSp
httifeUJk leven is, slet men worOelaaiSy een necale yan twee-
honderd , in zeer verfchillende bondingen. Om de bewegin-
gen en de om elktnde^ geflingerde ledematen der kampenden
te beter te t^en uitkomen , heeft de fchUder den eenen t^).
kent wit, en den anderen zwart afgebeeld^
Gezang y Muzijk in Dam. W^ kunnen geene booge ge*
dacbten van bet gezang der Qude; Egjptenarm bebben , zoo,
het aan dat der hcdendaagrchen eenig^rmate geleek ; en mo-
gen wV naar het bandgeklap oordeelen ,^. waarmede aanfchon»
wers en tponkund^nattf den zang begeleiden , Zf^o fcbync
dezelve niet anders geweest te z^n. Evenwel komen er op
de fchilderqen harpen van een ongemeen : fierUgk oiaakfel voor.
Heren, die mlsfcbien later den Grieken tbc voorbeelden dien-
den • c^gte flniten, dwarsflaitent dubbele fluiten , cimbalent
trompetten, en eene mandoUne met zeer langen baU, zoo
ala men er thans nog beeft. i^ De /dans was fieeds b^ alle
volken uitdrukking van vreugde ( en meestal nemen beide
gedachten gel|]keiyk deel daaraan. Maar bü de onde £^/^
gttuven dansten de mannen afzonderlijk onder elitandei;^ en
zoo ook de vrouwen. . Dan^^ waarby; mannen en vrouweq,
venaengri zIjn, vl^dt men niet afge,beeld«, Overigens i^^jn^
het, dat de vrouwen te geHjk dansten en zongeq» gelQk
de hedendaagfche danferesfen, welke men alme noemt; maar
die van den ond^n t^d hebben betere houding , zt|n4e (bms
zoo vlug en bevallig , da^t ' men ^e op het Vatikaan nipt
fraatier zien kan. Anderen voeren wonderl^ke danfen uit en
doen kunden; zQ -flaan ïichterovtr, én 'Vormen aJzoo op
handen en voeten eenen boog.^.
Scheepvaart. Men vindt verfcheidene vaartuigen van v^
ibhnMdd^^ gMx>tte afgebeeld. .1 De fi^den zQn r^ en ïgm,
rig bewerkt. De fchuiten hebben vierkante *^ilén, cSk deda
tietnen , Aeel> iiet. De' föhnen «voof «Telilgera \^n(pmm In-
deir, dav;^ ttafehifisbépinfi, en hadden'. 'eeni '0£)«w8eAvef«
Mkken^, ^geq^nd^i^p de^hedMtiaagKlie eangie^ tXL\'dabaiU.
JDê taarcdgén der onde^JE^^^Mr^» wefde»«tt0t(Veelsb^g8
vtfldigbdd verfierd t de zeilen b. ^n- z^m in; velden .vaOvSiue
of méér kleuren verdeeld, en rondom loopt een breede
zoom mejt fcbildefwerk ; aan bet roer ziet men gefneden
beeldwerk; 4e ^landep of jjüdefi ^,^ ^^, JL^joli; z^n^jpec
pp^ngen voorzien; jec!n^,;pQer fraalie nitp^ats. vair I^g?ieg4
\K«k , eenigermai^ eenen troon gelpende , * vw > voor den
kapitein beltemd , wanneer bQ de frisfche iucht igenietén
wilde.
I9P ABT aUU£M|K LEV£M OBR OUDE BOYpTftlfikRSlI.
Jagt^ Er is flechcs eeire enkele fchildery gevonden, waar«.
op de krokodiifenjagc worde afgebeeld, en deze is nog daar-
enboven zeer onvolkomen. Maar de jagt op bazen, gazeU
len, ancelopen, ja zelfs op wilde dieren in ^ woesqjn,
komt menigvuldig voor. De vogel vangat ziet men zeer doU
delijk gefcbilderd ; de netten zQn vol eenden , ganzen en an-^
dere groote vogels. £r worden ook vogels met den (Irik
gevangen. Het is inderdaad belangriyk ^ op te merken , dac
de Onden btl deze jagt even als w|j te werk gingen; fleep-
netten, firikken — alles is gelqk bQ ons. Hoe oud zQn
misfchien eenige vermakelijlLheden , die wQ voor nieuwe
uitvindingen houden I
Natuurlijke GefeUedenis. De verzameling beef^ zoo vele
afdeelingen, als de natuurlijke gefchiedenis hoofdklufen be.
vat. Het belangrtjkfte is het zodhgisch gedeelte , wegens de
treffende waarheid en fijnheid der teekening. Daar komen
vogels voor, welke men thans niet beter en fraafjer zou
fchilderen ; ook fommige visfchen en viervoetige dieren zi|]q
uitmuntend. Verder ziet men fabelachtige dieren, onder
anderen een viervoetig gevleugeld dier, en misfchien enkele p
wier fuort uitgeftorven is. . Eenige zQn flecht geteèkend efi
^f gefcbilderd , b. v. de giraffe.
IBTS» OVBR DE BEKENDHEID VAN ONZE LETtEBSDNDE
BU DEN VREEMDELING.
. QFeryo/g en fiot van hl. 131.)
K.
Jv iNSBERasH, (vAn) Befchreibung vom Archlpela*
gus. Rosfockf 1793»
KoNVNBNBURG^ (j.) I^QterfuchuAg über^ die Natur
der Aittestament. Weiafagungen auf d.Mesfias. Ungen^ ^795*
« Kroji, O- ^0 Ucber die. besten Mittel den arme^ and
aiedem Volkadasffen mit dem inhaUe der. H. S. bekannter zn
. machen. Uebeki. lu mft Anm. von;H« hes se. Munfietf 1803*
' ' • - ''L^ • ■• ^ •
Landungsgefehichte der' Englinder und Rusfen in Holland
tffl Herbfte 1799. Nebst Anekdoten über den Heerfuhrer;
ton einem Officier lm Gefolge des Generals brdcb; Ham^
ttÊfgf 1800. '
OVftft bi BBKEl^DaBIP Oflltll tETTBRlTUllOB» SS^t tft
t^eiemgefiUckte von v. campba. Uebert^von j.b* ksup*
Stendal^ 1792.
LBXuwKNHOBt, (a*) Selccc Wocks, tnnsl^ fr. the
Dmch hj 8. II OOK E. Londou^ 1810 i V, 410,
Alle cfe werken van leeuwbnaobk ztjn in hec Latijn^
^Deelen» 410. In 1722 overgebragt. Zie ebert, Alig.
BihUdg. Lexicon^ Art. leeuwenhoek.
Limburg brouwer, (p. v a n} Esfti for la beauté
moiale dé la Poéfie d*H0MiRE« JJege^ 1830.
— ; Esfai fur la beauté
aiorale des Poéfies de p i n d a r £• BruxeUes , 1 830.
L0G11EM9 (h« vak) Les HarnoDies de la Nature «
Poéme en V Chtnts, trad. Ubrement etc. par a» clava«
RBAU* jimfi. 18^9*
LuzAC, (eO Betrachtongen Qber den Urfprong des Han-
dels, nebst der Macht der; Hollander, die allmiblige 2unBh-
me ihres Handels nnd Ihrer Scblffahrt, die wirkenden
Urftchen ihres Wachsthums ünd ihrer Abnahme, nnd die
Mittei fie wieder zu heben und zu ihrem vormabllgen Flor
IJ bringen ; nach der neuen , veranderten , vermehrten ood
yerbesferten Ansgabe des Reichfhum$ von Holland fibers, von
J.A.ENOELBRBCHT. Greifswald^ 1788—90. 4 Th. B».
Men vindt nog • twee vroegere Duitfche vertalingen van
Hollands Rykdom. De eene in 1778, doorj^ l. benzlbr;
de andere van lüder in 1788, onder deq titel van: Ge*
fchidue des Hollindifchen Handêk.
M.
Marom , (m* van) Beobachtnngeir nnd VeHbcbe fiber
die Rettungsmittel Ertronkner» Uebers. von e. o.b. bbbbn-
STREIT. Leipsdg^ 179e.
Meer man, (jO Gefchichte des Grafen wilhelm'
von Holland, Rom. Königs. Leipzig^ 1787» 88.
Slechts de twee eerfte Deelen ztfn van deze vertaling in
't ilcht verfchenen.
.^ Nachrichten von Grosfbritunién nnd
Irland. Numberg^ 1789.
Eene andere Duitfche vertaling van dit werk verfcheeo
datzelfde jaar xa LiipzigXn het licht.
u Reife durch . Prensfen , Oesterreicb ,
Sicihen, nnd einig and. jen. Monarchien giinz. LSnder.
BraumekiÊêig , 1794 . t Th, 8^
t^ OVER DE BKEKDH&ID ONZER X4TXERKÜNM
Meerii^P, 00 ^^^^^ ^^^^ ^** Norden lud Nord-
Osten von Europa in d. I. 1797— i8oo, fFeimfr.^ i8iq«
Met E REM, (e. vam) Nederlandfche Hiscofién« .
.Deze z^n in het Fransch en tweemalen. in bet Hoogdfiink
overgebragt. De htntHo9gduitfche vertaling ia van 1C69 te ifw-
Jlerdam. Zie. ZhEtiT 9 Align BibH9gr.Lfx.Art. v^ mbteren«
MiCHELL, (j. F,J Medic. AbbandU von den Kauuxhat»
fiebem. Cobknz^ 1793* ■^ . - -
MuNTiNoiiE, (h.) Die Pfal^nen» Uebers, von b» h«
• CBOLL* Haile^ 179^*
■ Die Sprüche Salomona. Uebera* von
SC H o L L. F^Té^nkfurt ü. M. , i8oo.
MustCHENBROERt Etfal de Phyfiqne. Trad.fiar mlas^
SUET* Leyden^ 1739»
N.
NiEUWBJ^rVT, (bO Die ErkSnntnfsz der Weisheft,
Macht nnd Güte des Götclichen Wefens ans dem rechten
Gebranch derer Becrachtnngen aller irrdifchen Dinge dlefer
Weit: znr überzengnng der Atheïsten nnd Unglanbigen.
Sammt einer Vorrede von ,chr;st« wol ff. Ans denl
HoÜêniifchèu tiis Fi^antHififche nnd ÈngUfche fiberfetzt , nnd
darih bereits' züm ffinftenmale gedrnckc; anjetzo aber wegen
feinem felbst eigenen hohen Werth ans Teiner urfpriiogHchen
Spnche anf vieler Begehri^n' Ins Hochdeutfche trenlich Qbe^.
gébuchtyvon iv« c. bauisann» Fran^urt nnd Leipzig^
»73«« 4^0.
De Engelfche veruling van dit werk is vervaardigd door
cbamberlatne in 3 Vol. 8vo. onder den titel van:
The JUUgmi PMofipker. Zit w at k j r! » Biogtr. JMHé Art.
NiEuwHoFF, 00 Ambasfade de la Compagnie Orien*
tale des Provinees nnlés vers TEmperenr de la Chine oq
grand Cham de Tartane» mis en Fran9aii iMur j. lb óar«'
FENTIRR« Le^dê^iiCs.
De Latifnfche vertaling van dit werk verMéen in i6Si ;
de Dtêitfcke iü i66fi.
O.
Ó'ü^ERSE, Qw» A.) Entwnrf einer allgemeinen Cbarak-
terknnde;^ Uebers. von e« h. schoi«u . Gotha^ 1790.
pLiyiBRi, 00 Land- nnd Seeréffen im Ntederilndifch^il
Indien nnd 'êinigeh Britifchen Niederlasfnngen , unternom-
men in dem Zeitranm von 1817 bis i83(ï« H^€iuiar\ iSsoV
Bq DIM ▼MUflIBUliO* .. #f3
OmfsABN^ (rAif) Uéberden itoaAZ» U.ebert* vos l.
WAI.CH uiid ein» kriu Anbftag voaKè B«.ib. &iOBiTi9T#
Leipsdg f ifpa*
.'•'■!:,'- P.
Po TT EK» CbO K'^if^i ^o'^l^ d^^ >1^^° «ikI neoett oicU-
cben I^eptnemeiicen des Eönigreichi Hoifamil titad des Hêr«
xogchams Oldenbniig im J. i8o8. fFeimar^ iZiu
————— Rellfe dnrch eincn grofren Theü voii
•StdJioIlfttid io dm ]• 1807:^ .8* JFiimsfi i8ii«
R. ; ■ • • •
Rbosmbooen» 00 Knite Gefchlcbce der RefflonflftB.
teiL Uebers. von b. m. a. crambr. Lmgo\ 1781— 84.
ft Th. 8o*
' R £ N D o R p y 00 Geheime Nachricbten ' ziir AufktSrung
dei Vorfllle wfihrend des leczcen Krieges zwifchen England
und HollBnd. MÏc erlaoü Aom. Leipzig ^ 179^.
Rog os, (Cé) Abrisf der Gefchichce der nenescen Revo-
iDCion in den Vereislgten Niederlanden« CSttingen^ 1800.
- ;•. ...
ScBOLTRHi» Ch» a») Q«i Boch HiÖb,^ ans d^m Hd».
nk AniB.; voUeo^ei and h^nraigeb* von ii« aiuiiTiiiopB,
SoLiif'OBii^ (a« van) Dfts.Mtchaoifqhe der Gebfirc.er*
Uiitj bewlefen nnd BorOckgeffibi^ aaf e. pllg^ Gmnda»
Uebers. von salomon. Uannóver^ i8of«
SpB«i.v!aLi>:t, 00 Briefe fiber die I.nfel Walfcb^ren^
ffÜmar^ i8io.
• SvLiMTBR STAVORiiiDJy 00 ^^f^ nacb .d|Mn. VoT*
fèbiige der gntea Hoflhnng^ Javi nod Besjgalen:» in dm
Stifriaan Luiiciüt# C^f .KAn) AbhtBdl«L mr.uBft-
aaeir. der Vi«gt: w6lches fldd die v.Uiftcbesi der Pfiülnisr
in vegetab. nnd tbieris. Subfianzenl nnd welctes fi|i4-4to
JBifidietttüngen^ -die dorob. fie In ibtfen ersengt werden? Ue*
ben» "von j. *t» oöRiisa. Marburg^ 1800»
Stratingr, BS. (sO Ueber die Bereicnng, die Verbin»
dnngen nnd die Anwendnng des Chlors In chemifcher, nie«
dicino ÖJKOBOm. nnd cechnlfcher Hinfichc. Prei ans/dem
HoU., mic Benntznng des nenesten Werkes yoi; chrval-
LIER ünd mit Anm* vom Prof. 'c. o. e'aiier. ïlm&m
1^4 OVER OR BftKRIIDHUD ONStR UTTBRKUNDB
• 8 T 17 ART, (m.) Römifbhe Oelbhichte. Uehen. voQ p#
•4» ALL. DuifeUorf^ ip^jtf— ijBo^ 4 Th. .
^ Der Mensch, wie er erfchcinc* oder Dar-
(tellnng aller Volker der bekanncen Welc. MIe Vorrede und
Anm. von f. l. pro riep. KrefeUy l8o6~i8io« 3 Th*
.. SxuLt (s.) Origine et Proaperisé des Pays-bas. Ti?d. da
■T. ■ ; ■ ' ' •
TeistBDRi l'a^nob, <j.>i.eb0i lond ChirtkiïQi Dr»
«. f. j. RAü^, Prof. VOL Leyden» Siegen^ i8ïo.
V. . ; . . ■
Vos, {yntvit^zh CHRi8TiAN)Desren LebenundSchlck-
fale als evangeU.Predigec ta verfi^hiedenen Stellen In Bol-
land, Afrika und Afien. Bafel<^ iSap.
Vrolik, C^'O Mémoires fur queJques fajets Intéresfans
4* Anatomie et de t'hyGológie. Amfi* 1833.. .
, '-: , ■ . .:-. ^^ : ^
Wagbnaar, C|.) Allgemeine Gefchichte der Vereinigten
•NIederlande , pota den'iltesten bis'aurgegen#2itfge Zelten:
-tilt den glai]b#ü/dftf(léh Schriftdetlérn Htkl be^^ahrcen Ur-
kunden verfaszt. Uebers. von e. toze. 1756^^» 8 Tb«4ta»
^ Waitb, (f; a. o.) Crêctirche Beóbacbcungen über einige
fapanifthe Arzoeimiccel, Uebers. und mit Anm. von j. ^
piscHBR» Leipzigy 1899*
• W I T s BN , (ff O Aetofide «n Hedeadaegfirhe Scheq)sbou w
en bellier. jfmfl. 167 .
- 6it*#erk, beAepens» iD^^érpisr^ii Stmsêrman^ vaneenen.
KMibekenden, edangde^de • eére van bec. eerst qit leeoe andeie
ual in het RmsfiscA te worden overgezet* Schblt&mA'»
-RitUmd en dê fikdeflandtn^ tlldt D.bU Ï3K
WQi (<?• 'h VA^ 'VermiM^hce Cldnir.: Schriften* Ntan-^
'i^^,i 78tf.
-. , „ .y ,; f ^Sammlnag einiger wlchtigen Wahmehf
ffiungen. Uebers. von §. a» obricits; Sundul ^ 1794.
IJ.
IfpEP, (a.) Phyfiologifche Beobachtungen uber die will^-
kührliche und unwillkiirlicbe Bewegung dér Muskeln. Ue-
bers. miLAnm.Won j« b. p. lbunb. Leipzig^ 178^. '
- BJGT D£II VREEHMUff G. J^l
Z.
Zuftand der Gegenwêrtige , tind die wahfé Si8«csveifafiong
der Vereinigcen Niederltnde, 'worin ibrë Wetsliche Sctats«
verfasfuog fammt'der H!K« Vön OSiJ an bil bieher encb*
Leipzigj 1749— 5 •• 7 Stukken.
bic werk* is 'eene verAiriiig van bec eerfte Deel van den
Tegenwoordigen Stamt der Fereenigde Nederlanden.
* ^ ' . \ . ■ ' * ■ ■■ il i ■■ Il ^
HET HOLLANDSCH HART.
Met recht dan mag den- Bataviereh
(^De waarheid wettigt zulks) de groote naam yerfieren^
Fan *t edekt volk te zijn der aartf.
BtLDBRDylr,
K.
LomV^angfter I Iróm, de Hér' gevat,
Al is n •t oog van tranen nat.
At loost gQ telkens dieper zncbcen ;
De boezem» dlè met Holland tteun,
Moec zich in *t Fiollandscb lied veriucbten ;
'* Kom» moedig *t boofd dan opgebeurd!
Ja'f'wiscb de tranen van uw wang,
' En zing èen vadèrlandscb gezang; ^
Zing , zing' bec ttoifandscb bare ter éere f
U ; wie onbollafudscb wo/deóf zQ ,
Wie 'obit dien adel af moge zweren,
U immers blvft'die adel bf.
Het'HöIlandscli hart ^ o, fcboone dof
Voor tiwën zang, 'voor iii^en lofl •
Töön, toon dan ongewonèn'tfver*;
Wring doneer klank ten gorgel uit;
En fpan de zilvrén fiwkren ft|H^ér
Van uwe «an deugd gewijde Inlc
Mijn Vaderland? zcSo giToöt 'weleer, —
Ach! thans ^ misfcbien , . zoo groot niet meer, (*)
Maar 'echter nóg uzetven waardig ,
Hét edelde in Enropii^s rij ,
Hoe fnood en'valscb enonregcvaaidig
De nabuur ook omtrent. u ziy.
O G^ikkt Nor* of Dte. 1839. MUêtu
fgb mr, noïitAffOKH bart»
^ Schoon ook de Tïd hec Uowerloof
Ata HolUndft fcboone AXatgd ooqoov*, „
En bate glorie moQg* be^e^^kea, —
Ie«, dftt tQi Mjd eo moedwil tart»
En eeuwig btar tot roem ui ftrekken «
Il bur onfcbeodbur HoUandicb hafC
Sp«w^ LtnerI fpaw uw belicb ?en|in;
Dac hun Ml alc^d fchootvriij z^jn t
Hoe ooit nw gifce p^ien vlogen »
Hoe gij béc ook ie fcbenden tracbc.
Het zal zich alcyd meer veiboogen;
Dat hart li boven ^we magt^
Pftf hart ^ zoo waariyk goed én ^qpt ,
Is ons '^c oAifchatbaarsCy dierat kleinood :
O 9 dat; we ej (leeds onze eer in vestqn !
Dac, nimnyer dwaze modezucht
*i ;^dwi% trachte te yerpescei) i
boor d*ademtogt d^r zuiderinchtl
Het Holltndsch hart» — een hart» wel waaid
Te zQn ten voorbeeld aan heel de aard*,
^ Zichzelf gelijk door aUe cfiden ,
In dengdy in moed^Jn jtjver groot » ; >
In voor(poed kalqi^ gedwee in Ujden»
Gemst by *t dn^gen van den dood»
i
i^eea , poem die kfiimte, blttre N94I
Geef ysbxidp onverrchilUgbeid.i
*t BataafTche hi^rt kan ook wel gloeQen:
Waar,*t Vaderland of Vnjheid geldt ,
Daar zal *t.gevo|sl door de aadren vloeyen
Met onweMt$Mnbux Oroomgeweld.
Da^r zal een h^lig Qyecvler
- * Die fchafiten ^ aan het hart zoo dier p
Voor allen wnval vifl doen wfrea^
Daar grQpt het fier d^ wapens , aaa ;
Daar zal Jiet aller barten fchareift
Om onvetfMgd c^n ftrigd te gaan.
RIT HdÊAÈMBtCU BA»K
Zoo ,CDOiideti w9 • Ib. itdere «11^^ ' ' *
Dm iwed , de kachtCQ Tts dan Leeuw ^
Die , komc een tr^and hein befpffaifeiiv
Z^o undeüiwec, ttjo' kburawMrieriieft,^
En hem bedittigende ticiaingen, . :.: - '
Niec onhefttiid*» mur £eker , Mfr. r . :
. Dit onderrondc gij, tlDcAsbe Sttd.;
Die zeven 'beifen ztfriigenc -
En mee nw «mreki litd omgeven , >:.«?.*
En die den Cbhepcet.vin *c Heeltt.r .
Hield in nv iltlen vnisr geheyen , :•:':) -.. .
En *t weccen gaafb'Vtn uit nw* wil f.:
Dk ondervondt gQ, wieede Vemcv ' .
Die Hollands viilhM fnuiken doifC»
Onwaardig zoon eeoa grootai Tadjaü I . '^
Tnig, Spanjel^ bengt n 'c ttoUtndacb kloed ,
Dac ziedend ▼iooc door Bélifinikbtr.§dmwi
Vergoten door nw^ e»telot0edl;fcWtti r:;
]a 9 wondeien van dapt^heid
zyn» KUo! in nw boek veri^reid ^^r-
Door Hollands keldenteeU bedreiven; -S ."*
Hun 'namen zQn mee gulden iblulfc , 1}
In uw gefchiedrol opgefthreven . ^^ .;";
En op ew gl6rte«iul gegrut . c^ 1:7
2Maar: dien: inoed,; dien teenwenèDetl .
JNiet dien tatt.'^ ^tefe Hyee»gebio#d:i
Dat klaanwen flattoaaÉiwereloazen;.;.. .i..^
Neenl mted^.dle.&lieon; dieedel is'/
Waarom geen wang behoeft terhlbzeii^n ^ w
Geen' vijand isdfs^oc ergemil,,-4«'>;>' vV;
• Een m6ed,' nier reine deugd -gepttlrdv*/
Alleen her Holtandsch harte . waaei ^.\'\
Gekenmerkt ^cror éen rein geweecfn;
Eene onomkoopbre troaw daarbÜ»» '
Die pligt en eed nooit was vergeten.
En voor geen Ibkfel week ter sV'*
aiBtcoELw. 183 '• MO. 4. P
mt avr uoajomiCB haat.
Onwdkbietffmw an aed en^ plkPt ''
, Dte Mch^voor good nocb dveigca xwichc;
Zoo w<Mi hooderdjarige elketf , ^
Temidden «air hbt ftonacat^ t
Van zQwaaru wanklta noeh vm wQkeil»^
Hoe fel de noocdorkaao ook fcQ.
Die trbum deed Beylit^ Hiafwaait gMÉ,
Ed willig voor de beolett flaan.
Die hem als vjyaod deden fleiveD; . ' .'
De trouw deed Hollaods Regohia '
Met fieren moed het leven derven»
En l^ehaftlaar al» CnrdiM.
Die trovwVhebc gti, doorlncbc Geihohc«
Dat Bdkod als zichzelven acht»
Oranjetelgen! ondervonden;
, • We tiOTw heeft aldijd a gefterkt; , .
Met tearhebc ge alles ooderwosden»
En iedsf heldenftnk bewerkt.
Die tronw, o Willem teedie Vontt
Blaakt ook voor U in onze borst.
Opdat nw troonde mnttsncht tarte. i
Ja , *c Vaderland en nwe kroon
Zyn even dier aan U edel harte
Van elk regcfirhepen Baco's zoon.
. & Nofltndseb h«c! die Leenwenmoél,
Ede 'iroowe en* vonrge ^r^Mdsgloed -
ZQn niet y naar waarheid ,::if te aaien; <*
Maar^ even min ow iachte sején *
Uw (UUe dèègden » die heur ilsalea * i . .
Weldadig .fprdden ^om .skh heen.
WJêifidM^t' tpeh die ftasidvasligheld».
Dien Mnst » die immer noette vl\jt »
Opregth^M «onder kraipend vteoen ; ■:.- o
Wie ,.dlea' opregten, «uivcee aard »l .:
Wars van .bedrog en knnscnarVen »
Waar gV eltVd aan kenbaar waart! :.
HST UOLLA9tDSC» 'HAJtT^t f^
Wttr, watr cock if een vo(k geween»
Watr snik een echt godVnidite geest
Sceedt heerschte io; hooge en Itge IfaimhB ft
Waar werd meer cot Godi eet verrigtv
Dan in de dierbre Nederiandent
Waar meerder waarlQk goeds geftieht f
Waar heerschr meer ecbce burgerzin»
Waar meer opregte deugdenmin , *
Dan bier f Op welke plek der aarde
Hield mMmmer n, Weldadigbeidr • . • *' *
Vf GoddelQke I in booger waarde? •
Waar bebt g$ zoo veel glant verfipreldf - * •
Zoó draagt g9 dan in uiii^ gemoed
De mitde bron van overvloed»
Van volksgelnk en ty ken zegen »
BiI9n Landgenooten I Uw geluk^
U in uw HoJlandach bar^ gelegen: • ^
Wie ÓtLü » dié \ immer o oncmkk*? •
Nog klopt a znlk een bare in *t IQf» '
En geeft, door menig fcboon bed^f,
Bew^'s daarvan , mijn Landgenootenl
]a, wie er ooit aan twijflen moog%
Nog boudt nw borst dien fcbat^ómOotes» '
ItfiQn zang en andrer zaag të boo^l
Als erfdeel, heeft bet voorgeflacht
Dat Hollandscb bart n amsebragt; . ^
Cy moge bet ongekrenkt verwerven ;
O » laat het zóó aan *t nakroost na »
Doe *t bnn zóó ongefcbonden erven»
Opdat bet nimmenqeer vergal.
Zoo liort d^ vpllje l^orenaar » ,:
Van onwaardeerbre, komen .zwaaf^^c
Die koroen wéér In de aard^ neder;
De zomer fpr eidc ziijn* caehien gl^ »
Een andere oogst verfcb|jnt er weder»
Die weer een derde kiemen doet. ,
P s
•'2.1
■/r*
.ii ,
«po HET BOLLACIDSCH HAI.T*
Zoo song ik *c ifelliiHlsch htrc. . Oaivtng ,
^n. Vad^andi ontvaog itea 2iiig,
Dusa sich uw zoon doncoiidermtKtetif^
Gij» harten 9 <Ue:mtifl' zang gevoelt, .
Moge gö uzelvé er in h^Wnden, . .
*k Had niet vergeeft uw* lof bedoeld!
IZTI OVER pE.SX^T-SIMOX<USTEN IJN FRAI<fl^VE.
w<
jg beleven een zeer onni3üg cijc^erk. Velerwegen ver-
toont zich eene vreefelijke woeling onder de menfchen. Wac
Is de oor«iafc jl^m dit pnopboudeiyk tiachten aaar verande-
ring? Velerlei omftandigheden hebben medegewerkt, om den
menfchelijken gee;sx. op. te Hvekken ts^t iiadeiiken.v Beüaande
inrigtingen voldeden niet overal aan de behoeften van het
thans levende geflacht. ^£en fterk verl^og^^^na^r, verbete.
ring openbaarde zich bij zeer velen. Deze wenich , hoe be-
tamelijk ook op .zicbzjelve,. üofig weleens tot- gevaarlQke
uiterften over. Gloids en elder^ werd. het bijgeloof vervan»
gen door ongeloof, twijfelarij , onverfchilligheid. Ook hierin
kon het gemoed der menfchen geeoe bevredigiqg vinden. De
heerfchappij van Rome, had een* geweldigen fcbok ontvangen.
Het woelige Frafiknjk, yoonl fpikce de 'aangematigde magc
des . zoogenaaroden Stedehouders van Christus* Met den
val van napoleon kwam er aanmerkelijke verandering in
den toelland van ons. werelddeel .— volken en Vorflen haak-
ten naar rust. Nu fcheen gelukkiger toekomst aan te lag-
chen; en de dienaren van het r^jk.der duisternis maakten van
de ftemming der gemoederen gebruik , om weder den oudeo
invloed te bekomen, ferwijl de Staatkunde Itet ftelfel der
wettigheid dreef , poogde Rome het verloren gezag te herwin*
nen. Schynbaar gelukte dit, teiT dèele altfatna en vo^n*
eenigen tijd; van eerden af was éctiter te vooriien» dat
niet allen zich weder onder het juk der dienstbaarheid ge-
willig zouden buigen. De kunstgrepen zelve, die men federc
eenige jaren heeft aangewend, om Romes heerfchappjy te
verzekeren , getuigen van hare zwakheid. • Pe verouderde
vormen van het KstkoUdsmtts vokioen niet langer «m de bc.
hoeften van alle de leden dezer kerkgemeenibfaap. MerkwkarrUg
is uit dien hoofde het ontftaant van de fekte der SK^Simonis^
tem in F^affkryk. Deze lieden koesteren grove wanbegrippen.
IETS OV£ft DE SINT SIMONISTEN IN FRANEa^K, aoi
In zeketto zio, zonde men hen godsjiênfiig^ffsgeêrigê dwieft^s
kunnen noemen. Hunne ifdvirtlingen en overdr^viogen beir^zen
inrasfchen ^ dtc slj in de beftaande inrigdngen desgelijks grove
gebreken opmerken, tn é%i JezuUen^ Mitfionarisfeu en Con-
' gregati^miaen htm doel niec bereiken, daar velen, die in de
Roomfcbe kerk zjjn geboren en opgevoed , de behoefte atn
kifv^rming diep gevoelen , hoe zeer zij dan ook in hun zoe-
ken naar hec becere vooreerst nog op bQwegen afdwalen.
De üichter van dezen aanhang was zekere st« siiéoH.
Deze man had zijne gedachten laten gaan over maat/ika^
peltjk geiuk en over de beste inrigting van den Staat. Eènl'.
g^ tijd na, de cemgkeering der bourbons gaf hij een
gefchrift nic, dat aanvankelijk weinig opzien baarde, msftr
wegens den zonderlingen inhoud als belagchelijk werd voor*
gefield in de dagbladen. Evenwel kreeg hij aanhangers, en^
ofTchoon hy reeds federt eenige jaren dood is, breidt zijne
fchool zicfa uit , zoo te Parifs , als in andere deden , en ts
aUesgs een godsdienllige en ftaatkundige- aanhang gewonden.
Kort sa de iaatde omwenteling in Frankrijk verfcbeen ook
eene aankondiging van het tydfchrlft POrganifateur , dat de
St.Simeniaen iricgeven wilden , om hunne gronddellingen te
ontwikkelen , en de mogeiykheid van derzelver toepasfing op
de beflaande burgerij ke maatfchappt} te cooQen. St.simon
. en zQne aanhangers hebben , zoo het fcb^nt , zeer mensch-
lievende bedoelingen. ZQ zien, dat. aan het geluk der vol*
ken 'nog zeer veel ontbreekt. Dit willen zij Verhelpen en
eene betere orde van zaken Invoeren. ZQ geven echter te
weinig acht op het beilaande en door ouderdom gewettigde ,
maar willen den Staat geheel andm regelen , even alsof z^'
ledigen grond te bebouwen , of eene nieuwe volkplanting in
de wildemisfen van Amerika aan te leggen hadden. Daarom
worden hunne voorflagen, hoe veel goeds er ook in zQn
aoge , befpot , als ijdele droomer^en. B^zonder heeft men
gelagchen om de gemeenfchap van goederen , die z)) invoer
ren wilden. In een land, wasr de een millioenen bezit, en
de andere zijne naaktheid naauwel^jks met lompen kan dek-
ken ^ zal Atit leer wel niet algemeen aangenomen wprden.
De arme zou gaarne het plan in werking zien; maar welke
welfprekendheid Is in (laat, om ook den bezitter van milli.
oenen daartoe te bewegen?
De (lichter, st* sim on» heeft zichzelven om het leven
gebragt ; maar de aanhang is bleven beftaan en fch^nt allengs
tOA IETS OVRR Dl SINT^SIMOIV^TEN
«oe te nemen , niet alleen ce ?ar$js^ mtar ookis nadere der
ipoonitmere fteden des ryks« Te Brmfel^ waar men in alles
Fraufehen wil nafipen, is , volgens de jongde berigten, ook
el poging gedaan, om de nieuwe leer ce verkondigen. oF
^xelve daar lanbangerk zal vinden , moet de t4)d nog leeren^ *
aanvankeiyk werd deselve er tegengefproken , maar aan den
jmderen kanc beriep men zich op de yMomene(!t) vrQbeld
der Be^en. * Den meesten opgang heeft bnfcen tw^fel het
ftel&l van st« aiMON ce Pari/t gemaakt. De fioofilen van
4tA aanhang doen pogingen , om hnnne begrippen te ontwft-
kelen en te verfpreiden* Eiken zondag droomt eene me-
nigte menfchen naar het hnis No. 8 in de ?tnMi Mümiigitj ^
.om de nienwe predikers ce hooren, die met hnnne wellpie-
kendheld de harten roeren , en (leeds op de noodzakelijkheid
yan verbetering der maacfchappeiyke inrigcingen, een behoeve
van de zedelijke , verHandelijke en ftofFeliike belangen der
arme lieden ^ aandringen. In deze vergaderingen ziec men
welgekleede vrouwen, afgevaardigden, geleerden, fabrikan*
ten enz. Allen verwachcen van de algemeenwording hunner .
leer de hellzaamfte gevolgen voor de coekomsc. Reeds heb-
ben zy, wegens den grooteren coevloed van hoorders, eeoe
foimere zaal moecen zoeken. Zekere BAZARo-BNPANTm»
die zich Ühef i€ la Relighn Sainf-Simonienne noemt, fchQnc
aan het hoofd der fekce ce ftaan. Hunne' godsdlensc, zoo
veel men nit de openbare redevoeringen kan opmaken , Is eiene
foort van diUmu% of philanf hropismus ^ zonder uiterl^ke eer*
dienst of plegdgheden. Z^ erkennen het beftaan van een
Opperwezen. In hunne gemeenfchap Is geen eigenlQke pries-
terland ; zQ hebben wel een hoofd en ook voorgangers van
ondergefchikcen rang, maar z^ leeren» dac alleen hQ,die
door. kennis en bekwaamheid zich onderfcheidt , bovra ande-
ren in de maatfchappj) behoort te ilaan. Dien ten gevolge
wordt in hunne gemeenfchap van goederen aan den eenen
minder, aan den anderen meer medegedeeld, naarmate hff
weet te woekeren met zQne talenten. ZQ willen dus hec
gewone erfregt niet laten gelden , dew^l het de cnagheid
9on voeden ; en coc hunne hoofden of voorgangers kiezen
zQ alleen perfonen , die boven anderen In bekwaamheid uit-
munten , zonder onderfcheid ,van rang of fiand in het maar*
fchappelfjk leven. ^
Er z<jn lieden, die de inrigdng der St.^Simmisten voor
eene foort van JezuMsmus honden^ Deze verdenking fchVnt
IN FRANKR^K» tOj
eebter ong^gfond te zVit. De ftkcè iieeft «leMebllevende
MddelfOgea ^n toont zich niet tmverdrtairsft^a^ > Dek^vè
wil ; dtt ffitnnen en Trouwen in tUei ctezelfde regtev tullèit
bil^{>etk Jonge, #etQ>rekende SimMiUen verkotidl^ dtt
étk iiièer andere dingen dei zondtgs met eene bevallige Oem»
4if eeoe w^te, die Indmic maaier* Het is dm niet te vcv«i
wtffldeien, dat, vooral re Parifs^ perfonen, zoo van tereen#
•Il ^atf hec endere geflacht, zeer geftlcht en geroerd naofden^.
soo bekoorKjk weten die predikers eene op banden, z^nde
becere toekonat voor ie ftellen. De He^ dübin heeft,
in de Kamer der Afgevaardigden , de S/.-Simmiae» befchoU
digd, alaof gemeenfchap van goederen en-g^meeofcbap tnt
vionwen de grondilagen van dezen aanhang waren , die door
MAUGvlN eene haJf'gedsdiên/Hge, half-wifsgêefigê feite
wordt genoemd. Bazard-sn vantin, die aan het hoofd
Haat, hééft aan den Voorzitter der Kamer eenen brief (*)
ter verdediging gefchreven. Ook zocht düpin hen te doen
voorkomen ala onbedaidende lieden , wier pogingen geheei
gcene opmerkzumheld verdienen. DIc la echter het gevat
niet. Men moet bnn , die tot heil der nenschheki en vooral
COC verbetering van den toeftand der armen willen werken,
eikenteiykheid betoonen voor i|jd en moeite , tet bevorderinf '
van eene zoo goede zaak hefteed. Defchoolyanar, aiMOit'
heeft wel zeer veel , dat afkenring verdient , en veel ook ,
dat aanleiding tot fpotternQ geeft ; maar in den grond U her
eene edele gedachte , voor verwaarloosde natuorgenooten een*
beteren toedand te willen bevorderen. In het onrnst^
f^ankrffk^ waar bijgeloof en ongeloof woelen en ftr^den en
beurtelings zich dreigende verheffen, valt nog veel, zeer
veel te verbeteren. De weg, door de St^-Simanistin lnge«
Dagen, Is zeker de regte niet; maar hnnne bemoeyingeó
kannen welHgt, te midden der algemeene gisting, eenig attt
fttnbrengen« Het Is reeds opmerkelQk , dat in dezen tQd yaft
ovéidrtjving een aanhang zich , nltbreldc , die menfcfaenllefilft
eir hoofdzaak predikt. De verouderde vormen van kef Km^
tköUeimnt voldoen niet aan de heheefte der menschheid*
Jfitn verwondere zich echter niet , dat de fekte der St^
Simemlsten^ onder die omftandigheden en in dat land onu
ftttfr, 'overdrijft en wanbegrippen verkondigt , of zelfs tegen
(*} Een nictrekftl nit dezen brief is medegedeeld In den
Afg. Komt^ en Lettetboie van ; Jan. \%%\^
*t04 I&TS OV£R Dfi smTr6lM01«MT£N
kei CkriHnukm op oignsdige w^ze zkh qicImv Doicen^
ilea in: F^amkHjk , in ^^^p/^ en elden , kennen geen iin4er
Christend&m , dan bun bedorven Pausdom. Zli kiezen tisoo ^-*.
emfchen hiflgfihof tn ongeiaof. De (lonce atnmatigingeii vaa
bec eerfte bevorderen de uitbreiding van het laacfte. Wanneer
dna. in ntenn^stydingen wordi vermeld , dat eenigen aldaar hec
CMsttndtm afgefchaft willen hebben» dew|}l z|) meenea ^
dat het uitgediend, heeft , zoo ieide men hieruit . niec te-
Teel af, maar neme in aanmerking, dat, in de taal ven
die lieden, de woorden Christen en Pausgezinde van eener.
lei beteekenia zyn. Het Evangelie ^ dat eene kracht Geds tot
uaUghHd ia, niet kennende, verwerpen zQ fteli^ls van men-
fthelUke vinding, die te onregt onder den naam van Cir/i-
telijke leer aan de domme menigte opgedrongen worden. .
I In eenen brief van iemand, die in October 1830 te Parift
^as, leest oei aangaande deze nieuwe fekte bet volgendes
Zondag laatstleden heb ik de vergadering der St^-Simenistem
bygewoond. Zq prediken thans, ter bekeering van Chritte*
nen en nïet'Christenen ^ in de falie Taitèeut. Deze zaal,
toor eoneerten ingerigt, heeft twee r^en leges en een ampU^
theater. ^Op de plaats van het erchest is een fpreekgeftoelte
opgerigt; een roodfiuweelen kleed met gouden randen hangc
over 'hetzelve. Aan beide zijden zitten de aangenomene le-
den van het Genootfchap , afgezonderd van de leeken , weU
ke de overige ruimte in het midden vullen. De ganfche ii^
sigting heeft iets tooneelmatigs. Een ongemeen redenaarsca-.
lenc kan pen éénen der twee predikers , welken ik' gistereii
hoorde, niet ontzeggen. Deze *- ik meen, dat het ba-
ZARD'ENFANTiN zelf was — üet zich flerk uit tegen de
bedorvene eeuw , inzonderheid over de vcrllorvene Christe-
Hjke liefde en over den ongelukkigen toeltand der arbeidsiie«»
den. Vele denkbeelden, in die redevoering voorkomende,
zÜQ gegrond, en vele ook geheel valsch. Dat bet KathêU^
^ cismus te Para's ziehaelyen overleefd heeft ^ lijdt geenen tw|j.
fel' meer. Ook de hedendaagfche mcnschlievendheid met ha«
re werkhuizen en verbeteringsmlddelcn is niet .toereikend;
dezelve blijft flechts een verzachtend middel, dat niec in
den grond geneest ; en de ellende der armen knaagt, (leeds »•
els een kanker, voort aan het hart. der Staten. Woonde,
flechts de Christelijke liefde in ieders hart , wat ware er te
wenfchen over? Konde dan de aarde niet werkel^k :dat-^a-
itdQs wiordeii, hecweik.de 5r«.$yiKraiir/;/^ii *,, OP^uonc^wüze^
door^ hun ft^fel betoveo f Ten niterfte oagepait wu de
vcrgtljikiDg , welke de fpreker qHwkte. tusfcbeo den Sdchter
d§§ fihrésf€0ébm9^ tn dien vin hnnnen aanhtng; een mtn» die
hec goed mag gemeend Rebben , ma v diep In fcbelden U ge*,
raakc en een zelfmoordenaar geworden* „jEZuscHRia*
Tvs>*^' riep de redenaar, ^ ftierf aan hec kniia; ook ar.
aiirèN ia op hec kmls g^ftorven, niet op een ftoSëlQk -
khifsbooc , maar miakend , gep^nigd en gemarteld docM* z^né
cffdgenooceft/* — In eene vorige vergadering verdedigden z4
zich' tegen de befchnldlging, dat alj gemeenfchap van goe«^
deren invoeren wilden: „ St. sim on/* zoo werd et toen
gepredikt, f, is niec gekomen, om de erfenis te ¥ênd€ti^
gem , maar anders te regelen. Ieder perfoon erft van die
veHlbrvenen , wier gemis in de maatfchappq h^ het best zal
kunnen vergoeden. Dus erft , b. v. , een jong fcbitder de
werkplaats en gereedfcbappen van een* overleden fchllder;'
maar de zoon treedt niet inber in de regten van den vader,
welken flecbts bet toeval hem gegeven beeft. Zoo zonde"
zich het erfregt tot een groocer aantal perfonen nitftrekken,
eo 'niemand langer in ledigheid de vruchten des arbeids van
eenen ander' genieten.** Hoe echter deze denkbeelden té
verwezenlijken en zoodanig erfregt in de bellaaode nmatfchap*
pQen in te voeren en te handhaven. — dit weten^de leden
dea Genootfchaps zelve niet; doch, in den geesrvanHEnn
ftelftl, roepen zy op eenen vast verzekerenden toon : s» J^»
w9 zqn arm , arm aan geld, maar r^k aan liefde voor de
IQdende menschheid — rijk in de overtuiging, dat alleen de
liefde eene wedergeboorte in de wereld Itan bewerken — r^*k
in fchatten, die sr. simon ons naliet, om geluk en over.
vloed te verfpreiden over alle de leden des menfcbelijken ge-
flachts — rtjk bU de bewustheid , dat de talrijkfte en armftê
Uaife der menfchen verrijkt^ wordt door het Evangelie , dat
wif brengen.**
Ik heb, vervolgt dezelfde briefTchriJver, niec bemerkt, da(
deze woeden diepen indruk op de ' toehoorders maakteo»
Men luisterde aandachtig en fcheen er genoegen in te ne.
men* Daar was niet é^n flecht gekleed man in de verga*
dering. Welgekleede vrpuwejQ bedden de cerlte. banken be-
zet. Zoo lang de leer van st. sim on in dezen kring t>ltjft,
zal dezelve wel niet veel nut, noch fcba^e'doen. Vindt
echter dit Geuootfchap ^anjbangern. ondqr/dè gerfngere (lan-
den, zöo zoude het ligt, b^ de tegenwo(»dige dpgewdn-
i06 IETS OVER DE 8INT"(^MON»TEN IN FRANKRQK.
denlidd der gemoederen » irynéti invloed weldtm te verre kitiiK
nen ititbréiden, en, in plMtfê vin berftelfend oï rtgélenJt cè
wericen , gelfjk deszdfk weekblad (^tOrgan^afeut) Ibkijni (e
btloven , yerfierenJ beginnen te weAen,
Niidtt. )»e( bovenftatode. gefield wac« yond iniender^ Is.
ds IMerhmifehê StMttcHurMt^ eep kort berigc itn^mde
dese.fekce, wuniit biykt, dat zekere icA«o&Rifi*<dte
zlehaeiven Chef éer zending van de Su-Simonimn fm BelgiW-
noemt ^ ce Brtufel aangekomen , om er de nieuwe leer te
pcedikes, aanvankeiqk niec naar wenscli heefc knnnen fla*
geo« Die tegenfiand gaf aanleiding , om de vrqheid vaa aU#
Godsdienften ce verdedigen en hevig tegen onverdn^aaam-
beid uit te varen. Ook deze twiaten zullen welligc iets toe-
brengen« om het reeds waggelende gebouw dtt Uersrfijf
nog meer te verzwakken. Hetgene voorca in dit dagblad
wordt gezegd» dat, volgens den Glóke^ het ftelfel van st*
ai HOU ke( Christendom moet vervangen^ dit neme men ia
zoodanigen zin, als boven is aangemerkt. Het Simemisnuu
aofe aan het Pausdom nadeel toebrengen, de leer, die uit
God ia, kan door hetzelve niet verdrongen worden*
«4 Pebr. 1831,
UB IIOBME, ZICH BEKLAaENDE, DAT HAAR ZOOM TOT OC
WAPENDIENST IS OPOEROBFEN.
' ^ IJange dag 1 benaatiwde Honden 1
3 Is de Hemel doof voor 't wee ?
^ Heeft zy 't lot niet meer in handen?
^ Of hoort zij geen moederbeé?....
*t Lot riep mijnen zoon te wapen,
^ 't Onverbidlgk wreede lotl ^
j^^ — zijn hand heeft zelf gegrepen;
„ Maar — Gü fiuurdet die, o Godl
f>
m
n
»
Wie ontneemt, zoo wreed, een* moeder
„ ^t Regt, gekocht met eigen bloed;
*t Regt op hare lieve Icindren ,
.„ Ach! haar eenig, dierbaar goed?
^ Wie heeft hen , met baJigen kommer,
„ Lang gedragen onder 't hart V
Wie het aanzijn hun gegevent
Wie? — de moeder, en met fmart!
91
n
n
DB MOEDER* 307
^ Toea ik, tmg verloopen mttvieoy
n Mijiiet zoon gedragen htd,
jy En toem blQdé ztg geboren,
^, Was b$ toen niet t] nyn fcbatf
,1 Wat by niec, na ddizend zorgen,
^ Angften, moeite en moedbetooB,
n Was by niet alleen de mijne, ^ •
^ Niet m^ eigen Icind , m^n zoent
j9 Maar, boe wreed ben ik bedrog:enl
jp ]a, bij was en blééf m^Vi goed,
j, Tot bem mannenkleedren voegden,
,, Tot een manneofchoen zijn* voet,*
j^ Tot bem belm en ilagzwaard pasten;
„ Mpar — (o moeders I ziet nw loon
j, Voor al 't zorgen , derven , koestren !)
I, Toen 'ontnam men my mijn* zoon f'
Zoo mistroostig klaagt de moeder.
Uit bet bang en vol gemoed ,
Toen een ftem , als van den Hemel,
In baar ziel zicb booren doet» .
Eenzaam zat zQ,. treurde en klaagde.
Als bad niemand baar gehoord;
Toen die ftem , als *t lentekoeltje
Suizend , bare mtjmring ftoort:
„ Vrouw! zóó biyft bet zwakke r^aje
„ *t Goed ook van den hovenier ;
9 Zóó ook mag bQ zich verbidden
„ In «Qn* frlsfcben groei en tien
JP Maar, wordt eens de ftengel vaster,
„ Dringt zQn wortel dieper neer,
^ Is het rtjsje een boom geworden,
„ Dan verwisftlt bij van beer ,
ip Om diens bof er meó te fchutten .
„ Tegen ftonn en wititervlaag ,
j, En , den moedergrond ontnomen , >
„ Dekt hq *s Laodheers erf en haag ;
„ Dan wordt by der ftevige eiken ^.
„ Of der beuken medgezel , \ *
„ Die bet voorgeflacht reeds dienden., «—
j. En bet is bem dMr^ook wél ;
\
V
m8 01 MOEOtm.
9 Diit dok viodc h9 fapnjke «ifde.
^ Diix ook zooneftiatl en gloed »
j» DAAr ook druipen zomerwolken ,
^ Déér ook ftroomc. een zuivre vloed;
j» En, de plaats- moog* bagchlqk wezen ,
,9 Wur hy fpraic en wortel fchieiL,
. j, *t Is de plaati , die God hem unweei :
ji Vrouw! het morren voegt. duf piet.** -*
jy Och ) mogt ik dan ook niet morren r
Zegt de dlepbedrukte vrouw,
f, £n myn* lievllng overgeven ,
jp Schoon die gift mij hult in rouw!.*..
j9 Maar, waarvoor geef ik hem over?**
Vmagt z^i jp *t eerfte huwlükspandf*....
En nu fpreekt, ali uit den hoogen,
De eigen ftém; ^ yaor NederlanJr
Siddrend vouwt zg nu de handen.
En zegt s ^ Ais de Hemel vraagt ,
ip Mogen moeders zelfs niet weigren ,
„ Schoon hiar mond weemoedig klaagt.
3 Maar, ik geef dan ook als moeder ^
ff *k Breng het offer, -^ maar met finart:
^ *k Geef geen* fchat uit kist of koffer ;
„ Neen , o God ! ik geef myn Aart i —
ji Ja ,** zegt ze (en hare oogen fchittren
Van der Englen jrelden gloed}
ly Ja, ik geef m^n* lievllng over;
^ Hoed hem i Hemel ! -**k geef mQn thedr
V. C.
MARIE MILET.
(hoopt, Nederl. Hht. Boek XIV.>
X oen Spaansch geweld, op gruw*len prat.
Alom de bloedvlag wapp*ren deed ,
En Neèrlands Maagd te fchreqen zat,
By *t fiygen van den wantoopkreet ;
Toen God te bidden vrucht*loos fcbeen.
Daar elke ftraal van hoop vevdwéen:
•09
Toen , .dar het feldceiid 'nTtiIMaMfi - - tV
KoüApi^n^ te^hpedeii voor.itegtta'*}:
Toon tocht meic imlp vm TfeeiSëe }u0Êd »
En Franfofae Mfgers fndleo lanV' <
En NeêrUndy ^sn vtnv^ knellend iak^
Wacht nn venéoiitag .van drnlLé. >• r?
HQ naakb, dte^ FranfeUè Jemdron»' / ': :
Mec-MfgMVopbeéB en fiaiugetbhélf >
Een Inki hoezee V en klokgebrom,: ; :'^
U't welfeóQi >vöèr< bet «laadiéttd filv''
: Dat.nn zUn* eédrssff broedertioinBr - ^.;
Weira^ (RKir'dailei ogiènMi lOQ/ n:'
De beadenTUsten.^n'wden tOfty . u:l
En^leegren b^ den thndtaat ini ' ri
Wat'zirinlgbtld.lierparen mogt^ ' '..»;«'i
Tot Toedlirg van ^tibedTtthrgesin-;' a,\
Geeft. elk;. fti. breekt b^ *t«laaclkè;biéMt
Nu.jnkhendeaan ^yn^ bondgendot*" o ^.
Milec, een landman ia dae opid.
Die 't konter door des akker Joeg .xs:/i
En ,. fteeds door ' n^verhekl geQK>onl i •'
06k <«egen vond: btj ({«de en ploeg (' » '
MUet-zag nn, aan eigen haard;'
Dra H^BDtailren' Komel géTchaaiéi «: • *
En h^ , «als gastheer gni en góéd ^ < " ''
Rekt nn *t onthaal vist dag aan dag^^ -'
En discht, met t>Mjdfchap^ .*t gemoed,
Gnibaitig op , soo goed hy *t mag)i •'/
TerWifr Mirie> i^n lust en crooar,-^
Nn vader b^atr, 4an veipoost* s .
. m y iïeedf een OAoófte lenteHoenf y z^'"^
Dieikiiqkrop den llevger^oeif^' vT
ZIJ lOefd , aM allor mèsidei» toéln . • .
Het hart van menig knaap geboeid;'
Maar akoot had de darcMe Jengd -^^ ^
Ete^ bett^gen eerbied voor 'hilar deogd«»
ABeen Dnpont ; die , nic de hét ^^ - ' .,
'VKaaroDpgedonderd naar omhoog;
Eti ; '. mee 'den ecraaam van Kornet » > :.;
Aan ■\\ hoofii der benden herwaarts tödg ;
Alleen voor hém was deogd,.'aoch(ees»
l'tiMdi >engd , noch fchoonbehl vefUig Q^N
Èt9
Vuk hftdliVvlQ voéidite tiili. «^
Htilf YVder om sffocgiioft gevleid; .; . : -
• 'Btty t^irtstBntod , ' fckoèb - hfy neirigiiitsi .
Ztin pQlB» op luM«eeriiM(rlieid; ^
.Maar noedig Hond sq., tU een roet
In ftormgelöei en §oUigéUoa.<i
Niette retc hem» déti gefreld aUee».
En eehcer pleegt hfi ÉMkl de daad;. ; .
Wanc air 29 00 c^o d|idi vetfclieen »
Mec'faeaieUclie oniohnld.op 'c gelaac^ .
Daar grQpt de.wieedaaisdktoe, o fohandM.,
En *c Uoenpjcügc gektiakc in *t zénii
En aan^intre (DfttfchBldixb'iReigaffv -
En inicbendosi itfn helfdi beOaao,*
Bieac hfl ^ 200 alt 'c aan dniv'ten patr;
Nu de -arme nog ajjn* maktcert aan , i
,IHe> all hitti meetcer ^>laa(^ en wreed ^'
Nag*QK)iien met imai^tjamnierkDeet*' -
Daar'^w^gt op eent haar bleeke mond^,
Maar\fiiQc.en woede Wamt in H oog^i
Verwildttd (taart zQ an in *t tond,. ..
Hoe sQ zich wraak verfchaffei» moog*;
En atoott ^n de overmaat van fmart,
Duponc het flaal in \ Tchnidlg hart.
En to^n hetmonfter nederviel, ...
Sto^d elk- van fcbrik verftijfd'en (lom*...
.Maria, vaschetaio van ziel^ m <
Werpt. Jiliog8fp<Ï6 en taf el o«, :
En haantzich middendoor een. pad , 'T
Tot z)). den 4ierb^n^ .im^ec had« v :. A v
Thapa jeeft zii, wéér ó»ï boezëat ItièBc ,
TerwfjL.eeo. traaft in dr oogen ivtifcr^:
» y^f^f ^^^^ "•/• vader „i^ftigtl
ip Ijciheb.pen wreedaard neergeveld;^
jy Omhela mU I red n nla den. noodt
g^bllt vdqgfi inud^anaeitjranifeod^a
^ Vaarwel <:m(jn vader! vhigtr,ev^vMl ,
2 Eer 't ooweAr loibant, dat^ et rgnéf tr
ZQ keert ^ maar ziet reedt in *d verfoUfet ,.
Hoe elk van woette gramfehap gfodtt
I» Ontzielt nMi/fcfaenders van m^ne eëri
1^ ftiant biedt Marie geen tq(enweer/f
«ARIt MttXT. iti
En y OMter 4rt9k moordgeioQÏeh /-
Tut elk in U ro^d ntar zeel en toêO',
En knevelt, op btibtaifche w^f ^'
De nnke leden aan een* boom »
Waif '^ ^ifk^end lèod éeh boettm creft»
Bé de ame vande eltende ontheft*
Doch y. eet de dood haar banden fJaakt..
Blikt zg zoo ka|in\, zog wel te moé;-
. . Want de Engel ^ die de deacd bejiraakt«
' Snelt aan , en kost; baar de óogea tor»
En Otjgt nu ^; met baar* laatOen il^ak^*
Tot boven »t gllnftrend ftarrendak.^
Maar de ondeugd plakte wnnge vraelK ,
Bo boette vreesl^k voeir bet kwaad.
Wankopend wat Milet gevlugt « •*
En meldde alom de (hoode daad. -i
• Toen fcbaaide *t landvolk zich bfleeQ ^
Eti 41de naar 'de mooider» heen.
GeUfk een breede watënra) ,
Die fthulmend van de rotfen bmttt; '
Zoo ftort men op den laffen Gal: '
(Het wrekend temmer in de vhistj
En alles fneeft door piek en zwaard ^
De laatfte man wordt niet gefpaaid.
En all nu foms de Hemel beidt»
Om ]t kwaad te volgen op den voec|.
De loeosch aan Goos regtvaardigheid
Reed» tw^f'liag koettert In *t gemped;
Dan zeg ik , wHzende op Becoqrt^^ {*}
Zie t: wat aan de. ond^ogd wedervoer»
< W. KRAAK.
C?J Maaa te p£tttt> w»ir hec Terhitlde febeqtde.
o
Vm WAAniiBKn.:
wee mU't arme naakte^'vronwil '
Wie bergt my in deez* wiatèrkoü f
Naar welken hoek mtJn 002 ook (laarr.
Ik vind geen welkom aan deo haard; '
In Holland had ik *t noe het beat ; '
Staat, ochl de Revoltitiepett '
Bragt mV naar Bhibandt hoofdftad hee9^^'^ . /^^
Doch daar, daar heb ik wat geleónl "J _'_
. Mtjne eerbiarheld werd aangerand;
BSen wierp mlJ daar met lm ^ ^%^^» /. . "
ft{9 DK.W4AlUl9IB>
En fchold ^y , oadcr yfHïl .npMifr^ .
Begrijp eeDsl. voor. Btuiffcbd • «« • "
'Aan m^n veriitten kwtm. ^gf^tt f^^ / -
Werd tiles u door m^ bdiead...
Ik vlood van dtir,. en bÖLdeoOtli^'V
Daari bfi dac yolk^ i4>ob&/*k bovenal*.
Dat» waar* *c ook uit wellevendheid ,
Me eenjEoede plaats zou ^m bereid i
«ftiar\ 'Icbad nrff derel^kVerilif, ' :
En *c doelwit van mi)n reis ^embt^ ,
'De eén ze!: Loop, wilf^-marCbiirlei dixl
Een ander: Ga bij Flip Louis i
Een derde: Bij dien Jakob|fn,
B<j Laftyecie , 'moet gij «ön i
Kortom » ik was daar nergens thuis ,
. £d. we9scfate.me:.tn m^jnc: oude £luia«<;
Maarj sie , een leeriing van Jan Bart^ .
Een blanke zM, fcboon 't uitzigc swart»
« Riep: Ga met a^ t op n^n kompu. ..
Wist ik (leeds fpaag, wat waailieid wts«
Kruip qMtr terftond bQ. m^ aan boondi
Ik moet direct naar Douvres voort. —
*k Voldeed ann .d' eisch van dezen kwant »
En luvam bg Vt Bricfche yolk te land.
En dacbt: Hier zal, naar. allen fchi^fn^
De lyaarbeid zeker welkom zqu*
Maai;, lieve God! *k bedroog mQ grof;
rfooi^t zag ik troiiwètoözér Hof;
Meii zwoer, herhaald, bQ kris en kras,
» Dat ik bet braafïle fchepfel was ,
En dat men, in m^n* nood ett koA, ^
Met raad en daad mij b^llaan zou.
Ik, arme! hield mtj hoogst tevreén;
Doch men fprak Ja en meende neen , '^
En zet mtnneen^ dan dicht med ƒ»;
Vroeg ik om roaifheefy ik kreeg yië \
* En of ik viiji dien kost, zoo laf,
Den brui, met al den poespas, gaf, ,
Men dwong mfl, uitgeva'ste Vrouw!- ' " ' ^ C*'
-*••-- Dat Ik het toch maar flikken zou; — - --
En of ik riep;. VfKV Holl^ttds mond
Is al die liflaf ongezond ; . .
Het hielp. niet, en ik, arme ziali " /
Zag, dat daar niets te halen viel^
En keerde, op hoop van beter Oand^^ :
Maar w^eér terog naar *t vaderla)^; .
Daar zit ik nu« en wacht mj^n loc
Van Hollands Kpniog en — van .Godi.
Rütfifdam , Jan. 183 1 • r u.v per.
■ ■ ■ " — ' ' • • I ■■ »
Mtof. No. ll« bl/tf^. ree. i8. leze mem Htidtnfikf', eq t9^ tp. GréfHmmê*
B. 7S. reg« 4 V/o» j^«#rv iecf AMr.- BL-8a.i«g. xa. ««^««leef wsu
^•4^'
ME N GEL WERK.
D.
VADERLANDSLIEFDE^
'aar xQn dagen» waarin meer, dan gewoonlijk, van
vaderUodsliefde w(Hdc gefpfoken» dewijl behoefte am
de;celve zich fterk^ ^et gevoelen. OmOandigbeden^
waarover de menfchenvriaid zich moet bedroeven , geve»
ec meennalea aanleiding toe. Vaderlandsliefde heeft ieta
Verhevens en bckoixrlijks ; met geestdrift wordt bet
woord uitgefproken » en nogtans is niet alles war^ va^
derlandsliefde , wat wel eens onder dezen naam doorgaai^
Men verheft de vaderlandsliefde der Rooieinen. . Ook
levert hunne gefchiedenis menig treffend voorbeeld óp
vaB belangftelling in het land der geboorte en van op»
ofi^ring voor het algemeene welzgn; ffiaar niet elic fchit*
terend bedrijf, dat Romes grootheid ten doel had , ging
g.epaard met Icffelüke beginfelen. Hoogmoed , volkstrots»
eig^liefde, veroveringszucht moge. vaderlandsliefde voojf-
weenden , wanneer men andere volken beoorloogt en h^
in vernederende onderwerping poogt te brengen » — bet
is |;eenszins de ware vaderlandsliefde. Niet iedq: yo.or*
beeld, der oudheid , dat met bewondering -en loftuitiqgèi
is vereerd, behoort door ons nagevolgd 'te lyordé)^
Weleer was de burger alles, thans komt de mcmch
meer in aanmerking., Oudtgds leefde men geheel om ^
voor den Staat; de weldadige invloed des Cbristendoms
bevordert bt^ ons een meer huifdük leven ^ dat w^
■gieenszins. de vaderlandsliefde lutfluit , maar dezelve op
hodger doel rigt en veredelt. ^Vanneer de nood liet
vordert, ge)>iedt ons een heilige pUgt, goed en bloed
veil te hébben voor het algemeene welzijn. Dapperheid
ini den krqg is echter niet de eenige of voomaamile
d^gd , gelijk de oude volken zich weleens verbeeldde^.
Men kan ook op velerlei andere wijze het vaderland di^
Dea en vadodandsliefde toonen. -
MENGELW. 1831. NO. 5. Q '
ai4 VAO£aLAKl>SLiePDB«
|i€t vfrdiQit opvitrking, d^ m de ix^kon4en .dus
Cdristeodoms de vaderlan^liefde nier atuigeptezeb en idis
ni^t genoemd wordt, Beftrijders hej>ben weleens hieruit
eene tegenwerping willen ontleenen* Ook is, aan den
anderen kant^' beii^aerd gevrordeó,. 'ÓBt jÉ^zvs de va-
derlandsliefde had gepredikt en betoond. Men borifi)
ktehte dien einde op .de'Woo?déïii Geefp deti Kêtz9f^^
'dat des Keizers 'h^^ tnitk*ien' niet gezonden^ dan M
ffo verlorene fcfiaperi yan^ den huize Israëli Doch bet
téwys, hieruit afgeleid, heeft geene krtichti Sommif-
gen der Joden meenden het geenszins met hunne vadet**
ïandslièWe te kunnen overeénbrengen . dat 2?^' aan eerf
1)"iïitentandfchen- - Keiref Tchattiri|; moesten opbrengen.
fJn niét nit vadertandsliéfüe, in den gewonen siü des
troórds', maar om geheel andere' redenen , bepaalde éich
*èé ï^elHbottltjké omgang van déh Heiland der wereld -ial-
lien. tot het voifc; dat dè belofte had. — Wil men }b*
2üts ils voorbeeld van vaderlandsliefde voorftellen, men
*wlj«e 'liever op 'tïié plaatfen der H. Schrift, alwaar wij
\tttni [ Hy ;girig het land door n goeddoende; of: Jeru^
'talem! Jeruzalem l g^ ^ die de Profeten doodf en
ftejenlgt , welke tot u gezonden zijn ! hot menigmaal heb
7* uwe jiindereti ^^illen bifeenvèrgaderen , gehjk eene hen
'har4 kiekens Ondtr de vleugeleh vergadert; mant ^'
'üeèt niet gewild /^ Ziet , 'uw,hms wordt u woest gé-
iutenf '" .- • -^ ■ ...
'^ Men vtrwonderc zich - geenszins , dat depligtder va-
'iSeriaïidsliefde niet uitdrökkelijk^ wordt genoemd. Het
;(!;hrrstendoni heeft hooger doel. In het Evangolie zijn
|p*ondbeginft1en gelegd , welker behartiging de edelfte
' viderhmd^liefde ten gevolde moét hebben.^ Alwie.dos
in denken en doen geheel Christen is^ die zal ook de
; t>é$te burger van den Staat en een achtingwaardig vader-
^iander zijn. Muiters en geweldenaren en roöVeta kim-
~nen zich vereenigen tot <Jén dod — om wet en orde fe
• verbreken; doch, al wagen zij hun leven ea al be^bri|}-
'ven 'z^ fchitterendd wapenfeiten, hun moed is gtexx
heldenmoed^ en de zucht, die hen bezMt, geené va-
derlandsliefde.
VAnK&LANOStXBFOB. mS
^ Den Ckristen wordt alg^eene xnealcbenfiercie geleerd*
Hkrin li^t liefde tot vaderland of landgeoooten op«
gefloteOi Bedenkt en behartigt men alks, vr^t waar en
eerlek, wat regt en billijk , wat rein en goed, wat
deugd^am en loffelijk is^ 200 .ellende maatfchappe*^
^fce pligten niet onvervuld blijven. Hij alleen kan «ea
f oed bufger zijn , die aan %nderen doet ^ Di^at bi|| oag
wenfchen, dat bemaelven gedaan worde. Verheven en
veelom vatteqd is. de taak^ waaraan wg moeten werken»
tiet ChnstencioAi doet ons in eiken nensch, zelfa in
déi vijand ^.eenen natuurgenoot erkennen, wienar wezen*
j^k gelufc ons ter batte moet gaan. Christelijke^ liefde
omvat het gan£cbe mcnfchdijk geflacht« Maar onze yeiv
piogens >zijn beperkt. Wij kunnen niet voor allen h^tn
zelfde z^ eti doen. Daar beftaan nadere en verdere b^
trekkingen , naar gelange van welke onze ^ vefpjigtüig
wordt gjewijzigd. In de eerfte plaats is het buifemk le-
ven; dan volgt de verwantfchap , de vriendichap, de
maatfchappij » en daarna de menschheid in het algemeen.
Da; wq voofal in het land onzer geboorte en in landge*
nooten belang {tellen , vloeit uit den aard der zaak zelve
voort. Vaderlandsliefde is den mensch zoo natuurlgk
^igen , als gehechtheid aan de ouderipe woning hy liet
kind reec^s zonder redenering of berekening plaats vindt.
Men beeft weleens gezegd: Daar is bet y ader land ^
waar wij hu wèl hebben^. Deze woorden kunnen in een*
goeden, maar ook in een' kwaden zin genomen worden.
Wilde iemand in ernst beweren, dat hij. eigen voórdee}
(^ grootheid boyen het vaderland flelt^ men zou hem
algemeen en met regt verachten.^ £n ware er eenig
mensch laag genoc^g, om uit baatzucht of partijzujcht
tegien de belangen des vaderlands te handelen, ieder ^
die wèl denkt ^ moet den ellendeling., v^rfoeijen. Nie-
mand kan dien zelfzoek^den vertrouwen. . Nogtansr be«
hoeven w^ alle denkbeeld van eigen welzijn niet geheel
«it te fluit^en.b^ dat .van vaderlandsliefde. jLet men op
den oorfprong van dezelve , hier openbaart zich een
duister gevoel, dat aan den grond der geboorte boeit.
Waarom i$ de Zwitfer zoofgehecht aan zijne bergen'—
de Groenlander aan hef barre noorden ? Men bewonde*
re hierin de kracht der gewoonte en de wijze fchikking-
des Albeftüurders. Menig dier vertoeft bij voorkeur in
de . nabijheid der plaats , waar het ter wereld kwam —
zoo gewoonlijk ook de mensch , die op den' laagHea
trap van ontwikkeling fiaat* Dierbaar blijft hem bovenal
de plek 9 alwaar hij het levenslicht aanfchouwde en Ie-»
vensvreugde leerde genieten. Hier hecht hij zich aan n^-
tuurgenooten 9 en kent alle de genoegens , die er ge»
fmaakt kunnen worden. Elders is hij vreemdeling, en
weet zich niet 200 goed te fchikken naar omftandighe-
den. Menigeen zou ongaarne zijn gering en veracht
dorpje verlaten, om naar eene prachtige ftad te verhui-^
zen« Ook de minst begunflig^e . oorden behouden dus
derzelver bevolking.
Ten naastenbg op gelijke wQze ontftaat vaderlands»
liefde. Bewoners van hetzelfde land, eene zelfde taal
fprekende .en onder dezelfde wetten levende, vormen te
zamen eene burgermaatfchappij , en zijn als leden van
één groot huisgezin. A]s zoodanig gevoelen zQ onder-*
Hng eene naauwere betrekking tot elkander. Ieders wel-
z^n ftaat in verband met het algemeene welzijn. Ge-
woöme en^ opvoeding veroorzaken van eerften af zekere
natuurlijke' gehechtheid aan woonplaats en vaderland.
Maar neemt dé verftandelijke en zedelijke ontwikkeling
roe-, zoo 'komen er andere omftandigheden bij, die de
Viderlandsliefde verfterken en veredelen. ' Mag b. v. een
volk zich Verblijden in fchoone herinneringen uit de da-
gen def voorvaderen , leeft het ondef een billijk beftuur,
geniet het voordeelen en genoegens, welke in die mate
elders niet gevonden worden , zoo is er te meer reden ,
öm' het land der geboorte bovenal lief te hebben, en
tot bevordering van deszelfs bloei naar vermogen mede
tè werken.
* Maar al bewoont men een min gunftig oord , en al
Sbn de regering beter z^jn, het vaderland heeft toch
fteeds veel aangenaams voor den mensch. Waar wij ge^
VAÖ£aLAND$LIS?D£. 2 1 7
iioren en opgevoed zQn, daar beftaat ved, dat pna
trekt en bekoort. Hier vindt men b|] elke fchrede her«
inneringen , die beUngftelling wekken* Hier l£erde men
denken , gevoelen , genieten* Smaak en behoefte werden
hier gewijzigd naar omftandigbeden* Hier ondervonden
wij de nuttigheid van vele inrigtingen. Hier geraakten
wig in aangename betrekkingen, en fmaakten het zoet der
jgezelligbeid. Hier was fteed^ zoo veel , dat ons levens-
vreugde fchonk j of ook doOr aandoeningen van zachten
weemoed ons boeide, en blgvend belaag deed ftellen
in menfchenxea zaken. Met dat van vaderland verbin-
den wij gewoonlijk het denkbeeld van welzijn. Elders
zouden wij ons niet zoo gelukkig gevoelen. Vanhier
dits ontftaat vaderlandsliefde. Op dankbaar genoegen
berust dezelve, en wordt kennelijk in gezindheden,
woorden en handelingen , die ten beste van het land der
geboorte ftrekken. Of brengen omftandigheden het mede^
dat men een vreemd gewest als tweede vaderland moei
aannemen , ook daar kunnen betrekkh]gen allengs dezelf-
(ie gehechtheid en hanelijke bdangftellmg veroorzaken.
Op velerlei wijze kan men vaderlandsliefde betoonen.
Het beginfel -blijft (leeds hetzelfde, maar openbaart zich
andei^, naar gelange van omftandigheden. In gewone
tyden van rust en vrede fchijnt de belangftelling weleens
te verflappen. Menigeen is n^t zijne b^zondere aange*
legenheden , met vermaken en genietingen zoo zeer inger
nomói , dat hij weinig zich bekommert om het algcmeene
welzQn. De m.enfchen gevoelen dan mmder, dat zQ
elkander noodig hebben. Ook geeft men dikwerf te
weinig acht* op het goede , dat in het vaderland zoo
overvloedig wordt genoten/ Vanhier ontftaat foms ze*
kere onverfchilligheid , die echter doorgaans het meest
plaats beeft bij lieden , welke in verftandelijke en zede*
Itjke ontwikkeling. achterlQk zijn* Menfchen, die wèl
denken en het goede willen , worden fteeds bezield door
warme vaderlandsliefde» Dezei drijft hen aan , om wet
en overhdd te gehoorzamen. Z^ zi(jn wel niet blind
vo9r bsftaandè gebreken; maar i^g, weten ook, dat on«
'fLlS VAl>ÉnLAND5LIEFDB.
bezonnen Jagen naar denkbeeldige volmaking gevaarlek
kan worden. ' Scbooh altijd met wijze voorzigtigbcid het
betere zoekende, vergenoegen zij zich met her tegen-
• woordige , zoolang dat betere niet is te vteden. Ware
vaderlandsliefde vordert geenszins , dat men ongeroepen
zich bemocije met allerlei zaken en overal zidijndringe.
Neen, alwie in kleineren kring z^ne pHgten getroaw
vervult en daar het meestmogelijke nut poogt te flichtcn,
die werkt ook ten beste van het vaderland. , Maar wordt
iemand , die krachten en bekwaamheid heeft , geroepen ,
om m uitgebreider betrefckhigen tot hefl van velen te ar-
beiden , dan zet vaderlandsliefde hem aan , om zich dé
moeiten en opofferingen , daaraan* verbonden , te getrojs-
re». Ieder , die belang ftelt in het land zijner inwoniny,
poogt voorts .overdrevcne zucht wor her vreemde en
'tritheemfche* tegen te gaan. Nogtans 'veracht h^ geens-
ehis al het buitenlandfche , maar zoekt alleen van het
'goede en betere partij te trekken. Hq merkt de voor-
'deelen van het eigen vaderland op , en tracht die te doen
opmerken. Hij poogt tevredenheid b^ medeburgers op
te wekken en te verfterken. Hij is daarom behoedzaam
in zijne gefprekken , en , zoo hij de pen voert , niet min*
der in zijne gefchriften. H^ brengt gaarne het zijne toe,
om volksverKchting en volksvlijt — om matigheid , ge*
paste ipaarzaamheid , onbqkrompenherd , goede zeden ^
Vwire befchaving te bevorderen*.
Maar wt^rdt de rust van binnen gelloord doror wocl-^
aieke menfchen, of dreigt van buiten het gevaar des
oorlogs , zoo moet vooral blijken , wie belang ftelt ui
het vaderland. Dan (laan alle weigezinden de handen
ineeil, om te helpen, waar hulp noodig^ zQn moge. Men
ftck b^zohdere belangen ter zfjde , en houdt het alge*
mecne welz^n voor oogen^ Vaderlandsliefde , wtlke hier
en daar fcheen te fluimeren, ontwaakt met geestdrift,
én vervult velen met heldenmoed. Op de roeping- der
overheid fncft men te wapen , om de rust te bewaren ,
en geweld met gewdd te keereir. Stedeling en Itodhiatf
veriafcB gewillig rfe gewone betrefcitingen, ten- einde cent
VADERLANDSLIEFDJ5.'' Hip
goede zaak te verdedigen. Vaderlandsliefde ioet huq.df
vermóeyeHisfen en geyaren des .porlogs ^rptferen- ] Geene
opoffieringen. zijn te groot, wanneer de nood bet.yordert^
Dan .onttrekt zich niem^d, die het zwaard tot verdédi-
giög kan aangorden. . /
. Dapperheid in den krjjg is échter niet he^ eeni^ei-daf
een volk behoudt. ^i> doet bfoeijeiK De pÜgt ^ex,yz^^i^
landsliefde heeft wijderen omvang. Vele perfonen wor,- ,
den, of door ligchamelyke zwakheid, of dpór 'jaren ^
of door andere omftandighedep , belet, de wapenen tjp
dragen. Opk de vrouw, cHe geen' krjijg voert, ftelt
immers belaiag in het land der geboorte. Men kan ojf
menigcrlei wyze, in dagen van gevaar en nood, gewig-
tige dienften betopneo. . Worden burgers van hun dagej-
lijksch \yerk afgeroepen , of bieèen zg vrijwillig zich aan^
om voor höt algemeeqe wcizyn ..t^, ftr^jden , zoo vordert
de billijkheid, dat hunne achtergelatene /betrekkingen 9
welke hulp noodig he^en , op eene onbekrompene wi(jz^
verzorgd worden door anderen , die in eigen perfoo^
geen deel kunnen nemen aan de verdediging, nia^r. toch
grootelljks belang hebben bg hpt behoud des vaderlands^
Die hienoe het z^jne bijdraagt, geeft mede blaken van
vaderlandsliefde. Dit doet ook ieder, die zich ge wÜtig
toont, (my naar vermogen^ de landskas ta helpen (^
ven. Buitengewone omftandigheden vereifcben buitenge*
wone middelen ter beftrgding v^n noodz^keiyke uitgaven.
De rijke kan wel het meest, doch niet alles doen. Ook
het penning^ken van den minverniogpnden helpt, on ge*
tuigt evenzeer vpn warme vaderlandsliefde , al wordt er
niet opcnl^k lof a^ toege^avjuid..
Mteï nog is er,, dat fiiertoe beboom jp.aar kom.eip
foms. >omftandigbeden, waarin het m<;ve4ei|j^ wordt» on-
rust, en misnoegen onder het vqlk geheel te wer^n^ Var
derlaodsliefde vordert,, dat men aan partijzucht geen.voedr
fel geve, bet.xmttelaos twistetx^venn^de^ de leugens der
kwaadfprekendheid te keer ga 9 e» vobrt» rjustig voor de
waarheid uitkome*- . Men < neme dan ni^t terftond allerl^
oDguQftig gerucht pp^ Gispt; iejpa^ n^t onbelchei-
^JO vaderlandsuirfde.
dèriheid de regering , of maatregelen der regering , men
trachte hem te doen opmerken , dat hij misfchien over-
drijft, of te voorbarig oordeelt , dewijt hfl, op ztjn fland-
punt , het groote geheel niet overziet en de 'zaak te een-
zijdig befchouwt. Het vertrouwen en den moed der
iJïreldenkendeh verfterkende , boude men een waakzaam
oog bp kwalijkgezinden , zonder hun reden tot ergemï*
te geven. Geldt nog de oude fpreuk , dat Eendragt magt
tnaakt^ zoo kaft ieder, al draagt hij geene wapenen,
aan vaderland en Koning dienden van. onberekenbare
waarde bewijzen» In tijden van nood en gevaar is bij-
kans geen woord of daad onverfchillig. Met gctprekken ,
die dagelijks in eigen huis of daar buiten gehouden wor-
den ^ werkt men dikwerf ten voordeel© of tenh ntdeele.
Door het voortvertellen of tegènlpreken van kwaad ge-
rucht brengt men toe tot gunftige of ongunflige flemming
der gemoederen. Veel is er aan gelegen , wie de toon
geeft In zekere gezelfchappen. Weinigen hebben foms
grootén invloed' op den geest der geheeld bevolking van
dorp of RiA. Ook zij , die door mond of pen de open-
bare meening te& goicde weten te leiden , doen belang-
T^lke dienden in dagen van onrust en gevaar* Met
hunne geestvermogen^ werken zij tot welzqn des vader-
. lands , gelyk anderen het doen door geldelijke bijdragen ^
of dobr het voeren van wapenen ter verdediging.
Doch nfet enkel de onderdaan — ook de overheid
ïiceft pligten' te vervullen. liet gedrag van hoogere en
lagere ambtenaren is vooral in (har, om bij het volk,
Üet liame b^j lieden van geringeren ftand, vaderlands-
liefde op te wekken of te onderdrukken* Daair is veel
'aan gelegen 5 dat alle posten, zoo veel mogelijk, toe-
vertrouwd worden 'aan brave lieden ^ die big de noocSge
knnde edele begliifeten hebben, en 'geenszins door over--
kJrëVtn - am btsQ ver de menigte verbitteren* Aanleiding
ïót 'tiillijk iliisnöÉ'gen' wordt 'weleens gegeven door kne-
vèlarij, harde behandeling en willekeurige toepasfing der
wetl' Zg, die dit doeif^ z|jn geenszins waardige diena»
'ten vön Vorst én vaderland Dehilkén btdoeleB iich-
VADÈRLAN£>$LiefJOB« dal
zeiven, niet het algeméene welz^. Gelukkig bet land^
dat onbaatzucbtige, meoschrteyende , vaderlaodlievende
maimen tot ambtenaren en beftuurders beeft! Hunne
góedé gezindheid j hun voorbeeld weict vertrouwen , en
kweekt vaderlandsliefde onder bet volk , dat Jan vooral
medewerkt en gaarne zich opofferingen voor de goede
Z9ak getroost, wanneer het zijne regering^ kan bo(^
achten.
Ën in dit geluk mogen wij, Noord-Nederlandera,
ons verblijden^ Uit het kwaad zelve zien wQ goed ge^
boren worden. De treurige omftandigheden , die federt
den laatften verjaardag des Konings plaats hebben , ver*
Qorzaakten ons veel leed en bekommering. Nog kun«
nen wtj niet gisfen, hoedanig de eindelijke uitkomst' zijn
zal; maar in ons midden zien wQ vele verfch^nfelen ,
waarover wg ons moeten verbeugen. Het fchandelijk
gedrag van oproerige Belgen verwekte algeméene ver-
xmtwaardiging , en deed ons het veelvuldige goede, dat
wij onder het beftuur van een' welwillend'. Koning ge»
nieren , te hooger waarderen* Wat ware vaderlandsliefde
is en r vermag , ziet men hier* Noord-Nederland , mia^
kend en belasterd, geeft aan andere volken een vooih
beeld, dat geroemd en bewonderd zal worden, wan»
neer de driften eenmaal tot bedaren zgn gekomen» Klein,
doch belangrijk, is dè plek gronds, die wij bewonen*
Laat vreemden fmalend van onze moierasfen fpreko,
sr^' beminnen een vaderland , dat zoo vele grootfche faeiw
inneringen van vroe^ercn ttjd oplevert , en ook thans nog
allezins guniUg zich «onderfcbéidt te midden van alge^
meene verwarrmg. Zucht voor ware vr^heid is 4m
echten Nederlander als aangeboren; maar uit beginfel
paart hij hiermede zuctit voor orde» Hi|| Tpreeki door.da*
4en, en beboet niet door leuzen zijne gezindheid aan den
dag te leggen. Gematigdheid kenmerkt zijn karakter.: HQ
ftelf belang in verlichting en befcbavtaig , welke met ze*
delijkheid in naauw verband (laan. Geheel Europa h^^
\ms woelt en is in gevaarlQke gisting ; hier hebben wg
mst «-« niet de IQdeiyké . fust der onderdrukking of on-
IftS VAOCltLANP»LIEPD£Y
verfcfiilligbeid , maar.de kalme en Uefe^jke rust, di^
bet uitwericfel: is vitD gewillige ronderwerpiog aan wet
en oTtrheid.. ^ ^ . - : • i
Wat onderfcheidi zich Noord^Nederland voordeeligfvan
België 9, .waarmede, het. Ygt'Uen j^reQ was vereenigd!
Ziet y hoedanig de gevolgen zQo van opupeding en oih
derwQs» v^ verftandelpe en ;;edelöke ontwikkeliiig t
Mogt iemand de volksverlichting nog vreezen, de ge-»
(chiedeais onzer dagen bewijst derzelver nuttigheid. . Pe
Belgen leefden met ons onder het2;elfde beftuur, en mor-r
den en doegen tot oproer over 5 eq verguisden eeoe
regering, dieyom menfchen te fparen en misnoegden
door zachtheid te winnen, misfchien te veel heeft toe*
gitgevenr Hadden zij reden tot plagen over harde ea
pabillQfce behaodeyngS * Volgfs^s.VQorgewende grieven 9
zouden hunne belangen aan die van, Noord-Ncderhmd
opgeofferd z^n gewordeo. Het tegendeel ware veeleer
te bewezen. De Noord-Nederlander had ook wel bo«-
iKwaren; doch begreep , dat mentchelijk werk onvolko^
men blijft , en men zich moet fcbikjsen naar omllandig*
beden. Al wOnien er dan ooki fouten b^aan, eent
Kgerjng y die het - goede wil , boezemt hem achting ep
vertrouwen iiu De woelingen der kwalijkgezinden vu«
|en zijne vadej^landsüefde .te ilerker aan. Niet aUeeii
onderwerpt hij ' zich gewjlUg aan een beftuur , <iar alia
een ondragelyk jtxk gevloekt ^is geworden door ondank«-
bore en woelzjeke menfchen; maar bij werkt ook, o&
fidiocn. niet blinde voQr gebreken^) gaarne, met de over-i;
beid. mede, om het gezag der wet . te handhaven , d^
mat rte bewaren^ èo 4eiè dierbar^i geboortegrond tegeq
geweld van bniten te beveiligen. Geen zweem vvm.vroen
gase vérdeekihcdd Of partqfchap is meer te bemerken ia
onb midden. W:i Lhzu 'tav o i^ a n; j £ . j^eboeft ilecbta
ZV. 'üfapmi te. ;roepe09 ^terllond flaan er duizenden be^
reki, om den wankelenden troonrte beipf^^ fchrajgen ^^
dtn roof :<n' plundering buiten onze grenzen te weren*
pie bloem der joDgelingrcbap..^. aw de zach(e]:c be«
ilrijven ;de<j vretJesigew^'oflj, verlaat buifclyke betr>ïkkin*
VAt>Bill>ANDSLlBF£>Er SSSLg^
^ai^ 'tn getr66st iieh o^^>t en* tnodten enf ge*>
vsreli; ten dieüfte van het Vaöerknd.' De fiüdBrendé
jeugd, die éJSsfis ddor een^ geest v^ oproerigÜeitf
zieli Kenmerkt en h^ véYksbeWé^ng&i e^e Vootname
roï fpieeh, toont "hie^ Ware" vadcthm^Befde , eri^wöd-^
^▼ert met anderen in zucht ^er ordö ^ in ónder gefirhikt^
Iidd en opofferkigtó ten aigemeeüen beste; Vóorts-be^
ziek een zelfde geest nienfeben van 'ztet verfcbiltenda
Randen. Geipe belangftelting doelf hon gedat% eena
zware krijgsdienst vx)nióuden. En dit aRes gefeMéSl
met eene bezadigdheid , die ons 'volkskarakter eere aan^
doet. Het is geene wilde geestdrift, die' onz^ Wéed^
zame Hiedeh,urgers naar het veld der eere jaagt , öni
blinkende buweren öp de bloedige baan des krijgs te
plnkken 4 en verwoesting in het land des vijands té bren^
gen; neen, aangenamer i$ hon de palm desvredesen
bet Aille lévéh in huiTetgken kring; maar uit 4>efèfvali
pligt kotoen zg, op de roepftem des IConings, -zich
fcbaren naait geoefende kr^gslieden, ten einde met de^
zen het vaderland te hdpen verdedigen. Om tè behoud
den , geenszins om te verdelgen , Itebben z^ de Wape»
nen opgevat. En ook de- jeugd, welké door het iQt
was opgeroepen tot gewoiie krijgsdienst J betoont de-
zelfde volharding', gel^ke belangftelling en getrouw*
heid. — Zoodanige vaderlandsliefde , door godsdieoftige
beginfèlen veredeld, betaamt den Christen, eat geeft
boop op bladere dagen.
De al j^mecne nood wordt diep 'gevOeM door verre
het grootfte gedeelte der BèVölfchig van Noetc^Ncdett
hnd. Wat al (^ofieringen <toet «men, om'bat'wderiaad
uit dreigend gevaar te redden ^ In ééb jaar werd
ten tweeden male belasting ukgeftbrevèn,* en men- heoft
met bereidwilligheid het verfchuldigde opgebragt; of«
fchoon bij groote fchaarschheid , het gevolg van twee,
ja drie mislukte oogden , deze gedwon'gene geldleening
den gemeenen man , maar vooral de landlieden in eenige
oorden ^ ongemeen zwaar moest vallen. In welk ander
Und zou 'de regering zoodanigcn maatregel, zonder mid«
234 . VAOEkLANDSLIEFDE»
delen van geweld , en dtt in dien korten ^d , bebben
kunnen uitvoeren ? Zoo werkt de liefde tot bet vader*
land b^ een verlicht volk, dat z^'nen Koning bemint en
op diens goede* bedoelingen vertrouwt. Hoe menigvul-
dig en groot z^; bovendien de vrijwillige giften! Het
inisien dier opgaven verfchaft telkens een aandoenlijk en
dankbaar genoegen. Zelfs dienstbaren dragen het hunne
b(j van bcfpaard loon* Wat heerscbt er toch veel goe*
de gezindheid in ons vaderland! Welk eene veerkracht
ontwikkelt er zich bij dit kleine volk 1 Heeft onze G&-
fchiedenis wel fcbooner tijdperk aan te 'wijzen ? Bedroe--
yen. moeten wq ons dtqd over de omftandigheden , die
aanleiding tot het betoónen van deze vaderlandsliefde ga*
ypn; maar w^' hebben reden, om ons te verheugen over
de eendragt, die ons fterk maakt tegen onze vyanden,
wiet dwaasheid hen zeker in het verderf zal ftorten»
En blyft deze geest van gematigdheid , van ord^ , van
ernst en liefde, deze zucht voor vrijheid, deze belang*
ftelling in waarlieid len godsdienst ons bezielen, zoo
mogen wg met vertrouwen op Hem , die de plannen
jAqt boosheid meermalen door hare eigene dwaze oveiv
liggingen doet mislukken, de toekomst afwachten.
Noord-Nederland , aan zijne begmfelen getrouw , zy al-
;£00. en bliyve een voorbeeld voor de volken , die, als
door koortshitte gedreven , onrustig woelen , of aan ge^
yaarlgke befpiegelingen der ftaatkunde ter proaye zijn !
Heil den Koning, die over zoodanig volk regeert l
Heil Hem 9 die.de goede gezindheid zijner getrouwen
weet te waaQleeren , en vast gelooft , dat ni^$ h$f ^ die
0^trmanji onregt hjdi ^ maar hij \^ dh met overmagt en
onder bedreiging yan dadelyk gemeld onregt aandoet ^
(tff demit komst moet verliezen /
Jaöuarij, -1831.
FRQEVl^ VAN TOEtiCMTINOf «0^
■ <■ II ■ i' I ■ ■■ ^ ■ ■■ ■ 'I I I I uil, I
PROEVE VAN TOELICHTING OVER EEN HOOGSTBEtANG-i
RjgK PUNT VAN DEN BELGISCHEN OPSTAND.
^ Aan den Redacteur der Vaderlandfchc Letter*
^ prfeningen.
y% V indt gQ goed, bet navolgende fragment nit eeneo
t» brief 9 door middel van uw geacht Tljdfchrift, ónder
9f de oogen van bet Publiek te brengen » ik geef u daar*
y^ toe volkomene vryheid. Ligt diene bet tot waarfcbu^
^ wing en leering tevens, om zicb, Uf voorkomende
,, gelegenbeid^ yoor fchade en listig eyertegd bedrog té
i» wachten/*
Gi} verwondert n , en zulks teregt , ovef den toefland
en gang van bet Finantiewezeh bg de Betgen. Tonnert
gouds, ja millioenen fchats zijn, binnen een tijdsverloop
van flechts zes maanden , door onze brave Landgenóo-^
ten, op het altaar des Vaderlands geoflFerd; de gecrö^
eerde Schatkistbilletten hielpen de geledigde fchatkist in
den boogUimmenden nood; «n die buitengewone Oorh!^
belasting, met even zoo veel fpoed als welwillendheid
'opgebngt, voorzag in de eerfte en dringende behoeften.
Van dit idles vernamen wQ bij dè Belgen niets. Het H
zoo, door het voorlöopig Beftuur der Opróèrlingen Wèft
den ^{>/7/ uitgegeven; maar, wel verre dat >dit papfëf
tene mindere waarde, b. v. van 25 i 30 pc. (gel^k
onze obligatiën Oorlogslasten) zou hebbea — wfl fpw-
ken hier op getuigenis van reizigers -? werd hét, onder
andereti door de Kasteleins in de Logementen ^ tot de
yolle vaarde aangenomen.. Wel gewaagde een d'ê
kRODCRERE, onlangs , bij de voordragt eener finantiéi*
Ie wet , van een nationaal hankeroet ; maai' het Congres
nam op deze voordragt geen bèfluic, en intusfchéa
fchijnen de Belgen ^ op eene yoor óns onvefrklaarbaftt
w^ze , de kunst te verdaan , bun Budget van uitgaven-^
' zonder een Budget van bekende ontvangffen , te be-
ftrijden. Met regt,. mgn Vriend! moogt gij vrageh:
Zouden zif ook den Steen der Wtjten hebben gevonden f
^26. PftOEVB VAM TOBUCHTXNC*.
D% -aaak is- ook mq duister in nadlèlacfatig j eveoweL
wil ik.cene proeve wagen, om het onverklaarbare in de-
zen eenigermate toe te lichten. Gij weet hét, ik bragt,"
met mijne familie, gedurende den voorzotner van 1830 ^
^ige weken in Br^ban4 door, en vond overvloedige
gelegenheid, om op te merken, dat er iets gewigtigs op
til moest zijn. Den publieken Auihoriteiten kon dit
geenszins* verborgen .blyven^ .dao, her lag in. faun vei^r
d^rfeUjk* ^im)^ dentt^^ten dcir Vorften eerst door Valfche
berigten te misleidep ,. joa Yervolgeos fcUandeiyk te verra*
den« Oieeral? toch * ^^aj; ^^ een ofiophoodelijk been cq
weder reiden ea. trekken van de teden der Bdgifcht^ Gees*
teli^tbtid, als gingen dese het. land door, om een*
nieuwen kruistogt aan te kondigen. Spoedig l^efpeurde
inen d^n ook t.. op vele plaatfens^de uixwerkfe)eB van
deze bewegingen onder- Priesters. en Prelaten, in onder-»
fchetdene bekendmakingen aan- de ^g^loovigen ^ wiiurbg
deze, tegen het ycrlccncn yan aflaat^ tot bet brengen
yan geldelijke offers. werden aangerpoonJ. Hier moest
éu/ beeld der heiligt Maagd van een nlewnf fiaaifieklpcd
v^wtdap voorzien i en weinige dagen waren genoegzaam «'
on eene fom van. neer dan dertigduizend galden bijeefl
te brengen» £>ür had men behoefte aan een y^andel
^or den Aartsengel Micbaih Elders was de yerma^
wing der kruisyaan van den H^ Joannes noodzakelijk^
Op eene. andpre pl^t^ gaf de kleeding der Priesters y of
9mW^lt^rv£rfierfel^ gereede aanleiding, om de mildT
da<ygb^ der gekrovigen uit te plokken $ ^ boe kon de^
^e^'4o9rde(i beloofden aflaat , bijzonder opgewekt, eeq
iCiakeU QQgenblik achterblijv^? Di< was in JSjr^Muf
QQfDOgelijk! Duizendeqr en tienduizenden i^ckn mar
4e offerkist,. om der Kerke te offeren ,- en *tevez^ een^
gereede abfolutie te bekpmeoi r ij
M Hoe is b^ u. Vriend! — gaat ey qpk eenig Ucht
;VQor ^W;e oogen op?. r£^ a fiKee pc. iy er welligt ten
behoeve van kleed en vaapdel, koor^ «Itpar^ befteed}
jg^iajr/feet overige — de 98 i p9. pc- ,c »uden deze ook^
joet en nevens ha.ré^erve/twdf der Jez^iun^ in dezep^
«net den Êelgifchen Adel vereenigd , In de eefUralt kas
MOKVB TAN TOELICHTING. . ' tZf
Vtt den opftand z^D geftort geworden? MQ dunkt dit
is too klaar a1^ de dag. De onwetende en daarom ligt
▼erieidbare B^cn^ wanende der Kerke eene dienst to
doen, h^^ben, ia bonne onnoozelheid , eene duchtige
Oorlogsbel&sting l>etaald/ ladg bevorens die van.onls
f Cf licht oud Nederland is executoir v^klaard. gewort
den. -^ Denk Mer aan de bekende ipreuki De warili
wH hedrêgèn Zijn; wel ^ dap nif bedrogen woHel ^
>Ik ben ;' ed£s* " * :: \' r- •;• .• ..; :. '■•
• •//• • •■• «'t ) ' ^ Jx, 5»
3 Maart, 1831. .... \
QET GRHRIM PER :gBL9BRDB HONDEN ONTDEKT.
\Annalti dei Sciences na$^ XXh Sfpt. ;i839. Pf 65.)
i
Leder beeft zeker gehoord van hond^, die.iv^por^^
kunnen i^ellen^ dDQr> de }ectQr« daartoe uit te zmek^,
cd'feren , dofnino-tpüdx , enff • B)k > di^ m u n i t Of gftv
sieii beeft, moest op bet Vermoeden komen, dat da
meester den hond een teeken gaf, ^taifdoor : h(j on^ei>*
rigt werd , wat b^ doen. moeste Oplangs las ik 10 eeR
te Parffs uitkomend T^lfchinftjoene hoogst eenTO^udiigQ
verklaring van deze kunften', waarvan de tncdede^l^
tiiisfchien niet onbelangrijk is« Hier volge deeelve ia
haar geheet: . , r
^ RjFANCo en pido, die ODhmgS hunne kunden
ia de hoofdftad venigt hebben., verdienen gewis. niet (mn
der de beroemde bonden gerangf(;hikt te'w:orde0, wwn
neer men namd^ deze benaièing. geven wil aan zoodaa*^
gen 9 die zieh van de ()vertge|i door grootere omtvtkkeling
hunner verflande]i]ke verraogens-onderiUieiden. WQ bebs
ben* otts^ ihdierdaad verzekerd ^ datdese verny)gpas bjj die
twee 'honden zeer befterkt waren , en dat al hufme ken^^
nis èp Eeer wemig neerkwam. 9ö de eer/(e vertooni^g,*
die wQ bqwoonden , verlieten wq de fcbouwplaats met;
de overtuiging ; dat er bq. alwat zy verrigt^Hi geene f edc^
V
£12$ I7BT G&HBIM DBH GBLCtlUDB H^OEIf
nering plaats had; die verri^tiagoq bi^ftc^do). iQ h9^
fpellen van woorden in verfchillende talen , in hec aaiv»
duiden van een' vorst » die in oen opjge^ven tydyak
regeevde, of in het raden van eeoe kaart ^ die meng^
dacht had ^ enzi Wij gisten reeds » dat de meester «een
teeken gaf» hetwelii: voor den h^d yerftiianbaar was ^
tauiajr wi) konden niet waiamemen^ waarin ^ulks beftoad«
Om oAs bieromtreót echter Aadet te oaderrigten 9 kwa-
men wij, in gezelfcbap van onderfcheidi^e natuorken-
ners, op eenen anderen t^d weder, en. ontdekten wel-
dra dé eenvoudige wijze , waarop dit zonderling fpel ge«
fpeeld wordt. Zij , die deze kunden gezien hebben',
weten , dat eerst al de letters van Jbet a b c , of al de
kaarten van een fpel, in een* kring gefchikt worden, en
op eenigén af (land van elkander; daarna loopt dé bond
in dezen cirkel onophoudelijk rond. Als hij een Wt-
woord moet geven , brengt hij aan zjjncn meester een
Voor een de letters, die liet woord df de zinfnede «%•
Bfcttflelled^ eveii zoo doet hij met de kaarten. De< kunst-
greep ligt dus voor den hond alleen in hét. beftendig
apporteren van afzondérlpe voorwerpen. Voorondeaiftel
nu,' 'dat het dier, achtcreoivolgens en in een' zeef
kngzameh voortgang met zijn' fnoet elk ftuk aanrakende,
ëogesibltkkelljk door een teeken,, hetgeen voor hem, ^^
par f e beteekent, verwittigd wonU, dab zil Iiij het fti|1^
opvfttteii , dat hy fcheen te beruiken, en het aan zijpen
meester brengen. Men begrijpt nu, hoe woorden enge^
heele zinfneden kunnen gevormd worden^ wier zin ech*
ter* de- hond in liet geheel niet. verAuit. Zoo nvig^Qr
ibhiedt hét inderdaad, en dit téeken beftaat vo<»- den
hohd 'in èën knippen met den nagel » hecwdk zQa n^ees^
tef doet booren. Dit knippen boorden wü telkens , als
dé lïönd voorb^ de letter ging , die tot zamenftelling van
het woord vereischt werd; terftond hield het dier ftil ^
£n bragt dié letter aan zijnen meester ^ die , om d^e
beweging ife verbergen ', gemeenlgk de eéne hand met dé
andere bedekt,' of wel ^ijne handen op 'den rug houdt
of ia z^n' zafc ftcekt» De Heer ffivihhBTi Piblipr
ONTOCRT. asp
thecaris van het Inffituuc» en eenige Ledoi van <fe Ak»>
demie der Wetenfcbappen, aan wie w$ deee waarneming
mededeelden vó<Sr zQ deze kunstvertooningen Jby woonden»
hebben zich overtuigd, dat dit werkelqk de toedngt der
zaak was , en mede bet ligte knippen gehooi^^ telkens
als de bond iets moest aimvatten.
TAPZREEtBN VAN RUSLAND.
(Door èenen Duitfchcr^ die lang in Rusland ver-
keerd heeft.)
Felle Koude , en Behoedmiddekn tegen dezelve.
dedert in Ruslands velden een verbazend groot lefget
door koude is omgekomen, beeft de Kusfifcbe winter
nog veel flecbteren naam , dan te voren ; en de lezer zal
in de volgende fchets, die ik mededeel op eencp tQd,
wanneer op 55^ graden noorderbreedte reeds de voorbo*
den van dé vorst zich vertoonen, terw$ b^ ons de
natuur haar groen gewaad ^tegen een geelbruin eerst be»
giüt te veiwisfelen , geene verdediging van ^Ren wfo«
ter vinden*
De guurheid van het lucfatgeftel is in het nooidei^'k
gedeelte van Rusland inderdaad zoodanig, dat meo
aaauwelps begrepen kan y hoe de anders zoo teedere,
bewerktiiighig des menfchelQken ligchaams dezelve v&^
mag te wedeiiRaan. Daar ik de noordeigkfte ftreken vaa
èax groote rQk niet ken, laat ik de nadere befchrQving
van eenen winter m K^la^ Jtrchangel of Kamtfckatka
gaarne aan hen over, die het waarlQk niet te benijden
geluk hebben, bQ eigene ondervinding daarvan te kunnen
Tpreken. Ik kwam fledits tot Tobokk^ en verliet deze
ftad oog vóór den winter.* Maar ik heb vérTcheideae
.winters in SlmUrsk^ PesmU en Nifeh^rod doorge»
bngt 9 op eene breedte vw 55 graden, — en dus ten
naasteiiby op de breedte van Gothenburg m Zweden ,
en van Bdinburg in Sehotland^ -^ en reeds door dit
ifBNOBLW. 1831. NO. 5. • R
OgO TAYBR£fiI.EN
vaskblijf ' id. het zohgexmmót gematigde Aasland verloor
^iaüea Uist^ oiü' ook nog het soordelgfcer^ gedeelte te
Jöeren» benjBènv •
'«'vZoo :Verre mijhè wafirnëmingen ■ giim , is het in deaé
oorden ^èn a^eineen verfdigiirel , waarvan ik echter de
reden niet weet, dat, zoodra de ftrangfle koude begint ^
er tevens ook volkomene windftilte heerscht; eene zeer
gelukkige omftandigheid , daar, bij eene zoo hevige
koude , de geringde togt der lucht ten uiterfte onaange-
naam., is, en zeer fmartel^'k, als met mesfen, in het
aangézigt fnijdt. Kwam bij die felle vorst 'nog (lerke
wind , zoo zoude waarfchijnlgk geen mensch het onder
den blooten heme^ ktmnen uicboudeOf . Eigenlijke arbeid
wordt trouwens hier in de open lucht , zelfs door dé
arafle Ueden,b^a geheel niet verrigt. Wanneer de
wiBfiflniuumd nadert^ haalt ieder boer het reeds vroeger
in zgnen hof in gereedhekl gebragte brandhout binnen,
^i' üwpéit hee tiaast zgn woonvertrek op , ten einde h|}
gedüreode de eerfte zeé weken daarvan gebruiken kan 5
sbnder zich in de open lucht te begeven. Dan worden
dedren ien' vridflxfs :niei groote zorgvuldighdd ondeiv
^odbtt; men flopt dke reet, bezet dè dsureii aanaUe
kaneen met togtktten, en zorgt voor alles, wat hét in»
dHttgeo deriikoudei kw belftten^ Daar in db acht tilin<^
teïS:, welke ik ü^JP^rtoü doprbiagt, bit kwik vaü den
thftlsionieter, . hi:^vq£ of zes dagen, drie Aaien ge»*
heel in:den bol zakte ï en d^sur omftreeks msuwjaUr eest
koudft tatf 9;^ »>t. yy^ iH^mur drie of ^er weken hng
fot: do -zeer gewone vcsrfdiqtilelen behoort^, zoo aeei»
xDtax niet. ligt te ve^ vK^orzocg . Jtegen : den wintec«
Wanbeerdezeftrengere koude invalt, fdhijnt de^as*
fche nimur .te vérandiénsti, on ^ alle voorwerpen ; die den
diènsQli omgffv^V ièh^nen: eenb andere gedUnte tahtü
nesieD«!.:'Zelfs: bet.verhmf in "het* woonveritudc is andeiSa
gew4Mrden« .. Qe dubbele glidttmen, van welke, even ah
bq^^ ons , in het eerst flechfis de' binnenzqde met digté
Ijsbloemen bezet wvfe, worden tband, aan alle vkr s^^
denv met eene tfakorst, ler dikte vin eeif diflm^ oveiw
VAN RUSLAND. 23*
trokken, waarop men geene bloemen meer ziet; en liet
door dezen Ijsklomp Hechts fpaarzaam doordringen(}e
licht geeft aan alles ee»e geheet eigene kleur. Het
fchijnt, alsof datgene, wat vromer eene doorzigtige
opening was , nu met een groot blad van mat en niet
gepolijst zilver bedekt is , en door onzigtbare lampen
van binnen op eene bijzondere wijze verlicht wordt.
Wanneer de deur van de kamer , die "onmiddellijk met
het niet verwarmde voorhuis gemeenfchap heeft , voor
een oogenblik opengaat, dringt eene diklce witte wolk,
die den binnentredenden omgeeft en verbergt, het ver*
trek' in, maar (Iaat terftond, door de warmte der ka-
mer, als een vochtige nevel op den grond neder; waar^
door het dan ook in den omtrek van deze deur (leeds
vochtig blijft, terwijl de buitenkant van de' deur met
harde Tneeuiv of ijs , en' zelfs de binnenzijde tbms met
kleine ftukjes ijs bezet is. ...
Nog meer verandert het tooneel , als men de warme
kamer verlaat en op da (baat kooit. De menfchen,
welke men daar ziet, fchijnen niet dezelfden' te z^,
die men vóór weinige dagen nog aldaar aanfchouwd
heeft. Alles is diep ingewikkeld , en , behalte mond,
neus en ooren, ziet men niets, dan dikke wollen kleedè^^
ren en pelswerk. Geene tragen , geene lu^tords , * geené
oude lieden, geeite kleine kinders* komen nfeer t^oor den
dag. De jaatften moeten in huis^btyvcar, dewi|l izij^daar
buitm ttiet hunnen voortkomen ;: en de eerstgenoemdeo ;
zoozij^ich aleens vertoonen , ' hoe langzaam en op faiin g&>
mak zij voorheen over de (faraat gingen , zQn eensklaps vlug
en fnél te voet geworden*. Dé kooplieden , de tottaekhhou-
wdts^ de vischverkoopers en andere Uedeo , die anders ge«*
WOQKdgfcals pilaren nevens hunne waar ftoóden y föh^néh
thans telkens te danfen , dèw^l z^* nu eens op' hüdbehielftfl
gelijk een tol ronddraaijen , eo'dan weder met hünÉé boeten
op4en grond ftampen, en hunne artoen gedurig in alle rigf^
dngett flaan. De baarden der Kmjifeke boeïen zQn tot
vaste ^klompen gewc»'den ^ en oók bQ hen ^ die geene
baarden dnjgea, zQn nogtai^s de bKkkl^ardea en dè
R a
ft3^ TAP£R£ELBN
kleediDgftukken in de nabijheid van den mond geheel met
Ijs . en dikken rijm bedekt. Wanneer de mond van ie-
mand naast u zich tot fpreken opent, ziet gij eiken
toon vergezeld door een' digten. nevel, die, gel^lc rook,
uit z^en mond ftroomt, en de flechts voor het gehoor
beftemde woorden nu ook als voor het oog aanrchouwel|]lc
maakt. B|] eiken voetllap kraakt de fneeuw op een*
hoogen piependen toon, en boven den wandelaar dam»
|>en de fchoorfteenen dikke rookwolken uit , die , zoo
door witte kleur , als ook bijzonder door eene fch^baar
vaste zelfllandigheid , zich van gewonen rook onder»
fcbdden. Deze wolken hebben niet die veelvuldige kron*
kelingen, als gewoonlijk, maar vormen regtopgaande
rookzuilen. De voorwerpen op den grond , huizen en
boomen , dieren en menfchen, verfi^h^nen niet als in eene
ledige, flechts met lucht vervulde ruimte, maar als door
een niet volkomen doorfchfjnend ligchaam van ons ge»
fchdden; en het. allengs naderen van twee menfchen op
de ftraat beeft welligt eenige gelqkheid met de ontmoe-
ting der vi9fchen in hét water , daar de naderende ge»
daante op eenen aflfamd van twintig fchreden zich nog
in een' dikken nevel gehpld vertoont , die echter fteeds
dunner en doorzigtiger wordt, hoe nader de perfoon
komt; en evenwel is er geen eigenlijke nevel, daar deze
btJ fterke koude even zoo zelden, als hevige wind»
plaats beeft. Hierbij komt nog, dat de zon, die zélfs
op den middag zeer laag aan den hemel fiaat , en fieeds
eene hoog purperroode kleur heeft , een geheel b^fzondeT
fchijnfel werpt op alle voorwerpen.
In Pcrmii valt de eerfte fneeuw gewoonl^k in he^
midden , dikwgls reeds in. het begin van October ; en ,
daar het weder , zoo wel des zomers , als des winters ,
zeer beftendig is , bl^ft dezelve meestal tot in het mid-
den van Mei liggen. T^en het einde van November
heeft de fneeuw zich reeds zoo zeer opgehoopt, dat de
onderde venfters , die anders eene manshoogte boven den
g^ond waren » nu met dezelve gelyk of er onder begra-
ven z^. Daar het een te moetjel^ke arbeid ware, de
VAN RUSLAND. fi^J
fteed$ booger wordende fneeuw voor dé huizen weg te
ruimeQ , 'vergenoegt men zich gewoonl^k hiermede , dat
flechts de ingang van de Ilraat naar de deur, zoo veel
volftrekt noodig is , vrij gehouden worde. Deswege gaat
men des winters van de ftraac in dk huis diep beneden*^
waarts , alsof men in eenen kelder moest afdalen. Mis-
fchien zal men het voor onwaarfchijnlijk houden; maar
ik meen te mogen verzekeren , dat de fneeuw in Rus*
landj zoodra de ftrenge koude begint, veel witter is,
dan b^' ons ; ofTchoon w^' van de verblindende witheid
der laatfte reeds een fpreekwoord ontleend hebben. Niet
alleen voor mij , ' maar ook voor allen , die ik daarnaar
vroeg, is het volftrekt onmogelijk, op eefte fneeuw- '
vlakte van eenige uitgebreidheid , wanneer dezelve door
de. zon befchenen wordt , flechts eenige oogenblikken te
zien, zonder hevige prikkelende pijnen indeoogenté
gevoelen. Evraeens zou ^een even zoo groote^ ^oor
de zon befchenen fpiegel van gepol^'sc metaal op het
gezigt werkra.
De nachten zijn des winters ^ zelfs ten tjjde van de
Bieuwe maan, door het fchijnfel van de fneeuw, hetwelk
veel gelgkheid met dat van den Bononifchen (leen heeft ,
zoo helder en verlicht , dat men bijkans zoo goed ziet
als op donkere dagen, en even zoo goed als bij- dag
reizen kan. Wegens deze verblindende witheid van de
fiieeaw zqn ook, vooral in ^e noordelijker oorden , de
boeren van fneeuwbrillen met gekleurde glazen voor-
zien, die men ovenal, zelfs in kleine dorpen, voor wei-
nige kopeken koopen kan. Zeer arme lieden vervaar-
digen zelve eene foort van brillen uit ronde, dunne
fch^fjes hout, in het midden waarvan zij eene klehie
opening maken, die juist voor den oogappel wordt vast-
gemaakt. In weerwil van deze voorzorg is het nogtans
een zeer gewoon verfchijnfel , dat oude lieden van
den* gertogeren ftand geheel blind worden, hetgeen men
aldaar voor even zoo natuurlijk fchijnt te houden, als
wi] het niet vreemd vinden , dat oude lieden ()e tanden
verliezen. Wanneer ik\ op m^ne menigvuldige reizen.
334 TAPBRBBLEN
tegen den middag eene boerenwoning binnentrad , 2ag
ik dikwQls het ganfche gezin vrolgk om den disch ver*
sameld; terwijjl, in eenen hoek der kamer, een oud
paar,, aan 'een klein, laag tafeltje geplaatst , afzonder'-^
lijk fp^sde. Vraagt men , wie die arme lieden z^ , zoo
kr^gt men dit fch^nbaar ónverfchUlig antwoord: Het
f adertje en moedertje des huizes , die reeds blind z^n.
'Dit vroeg blind worden, is echter waarfchqnlijk niet en-
kel aan de witheid der fneeuw , maar ook in het alga»
bieeU aan de ftrenge koude toe te fchrqven. Bijkans
dagelijks gebeurt het aldaar , dat iemand de oogen digt»
vriezen — niet het eigenlgke oog, dat, zoo het fch^t,
de felfte koude wederftaan kaA , maar wel die vloeiftof ,
welke hetzelve, bij fterfce prikkeling door de koude ^
afzondcirt. Wanneer iemand uit de heete kagchdkamer
in de koude gaat , of een fterke togt op het oog valt,
zoo, watert hetzelve, en zoodra eén traan opwelt, be-
vriest deze, en fluit daardoor de opening van het oog.
Als dit plaats heeft , treedt de perfoon het naaste huis
binnen , en gaat , met het woord iswinite , (met ver-
lof) bij de deur in het warme vertrek (faian, waar liet
oog terftond zich weder opent, zoodat de. reis voort->
gezet kan worden. Zoodanige bezoeken kr|jgt men foms
verfcheidene in één uur, en niemand ftoort er zich aan*
Nog menigvuldiger is het bevriezen van die ligchaams»
deelen , welke men ook bQ d^ ftrengfte koude niet wd
bedekken kan, zgo als de neus. Het eerfte gevod
daarbij fchipt niet fmartelijk te zifn; en, als. men' ^
niet bijzonder opmerkzaam op is en er gectne ondervinh
ding reeds van heeft, bemerkt men het misfcliden gehed
niet. Doch een ander ziet het zoo veel te béter, diüir
het bevrozen deel terftond aan eene blaauwachtige kleur
kenbaar wordt; en in dit oogenblik kan men dan ook
zeker rekenen, van ieder, die ons ontmoet en in het g^
zigt ziet, eene liefdergke herii)nering te ontvangen, btsi^
tuschka , wafche nos I (vadertje , uw neus O roepen de
voorbqgaanden , en fpoeden qlings voort* Ook heeft
men geene andere hulp, dan deze vriendemke waai-
VAN RUS4,ANP« ^^
fchuving, Jioodig , tnraarvan bet ootnicUi^^ gfiYOigki^
dat de bevcDZ^e terftond eene hindvol yecfche &e^mr
vm den grtod ne^mt, en daanoftde het einde vmrdMk
aeos ftierk. inndgft ; waarop hijj terftond ook ^joen > wfifi
vervolgt^ en welligt eea oogenblik daarna. eenoQ atidd^
tien wa/cAc nósl toeroept. Zoo weinig dit to^m^tt
deü oogen of bevriezen van. de0 neus te bruiden., heeft. ^
waaneer terftond de noodige hulp aangéw^ wordt;>
zoo erge gerolgen hebben deze toeyaHea ^ indjen ;^4
verwaarloosd wordem Daarom ziet men in i^/oMr/ veto
lieden, wier gelaat gdieel misvormd en ^laacdoof'.oqg^r'
meen leel^k is. .. \ - ..j;::i:^:.
Gelijk de fiieeniv dier koude ftiükefi van dB.oii|te yor^
f€hilt5 zoo is ook het ^ geheel andenB. In bet zuid^ijlji
gedeelte vzn: Duitsciland heeft mbn dikwijls m dtiawjlQi
ter flechts morfig geel en brokkeüg gifond^S) ter dik^^
van een' halven voet ten boogftey voor d^- ^k^JbsBn
maar in de. meren, en néÜs in de grootere, wateren^rtan
Ruiland wordt bet vier en dikwqls ovètdk zes ^Cii^Q
dik; en deze ftukken zQu zoo Wd, dat men Qr ;ms
een* vuurflag vonken uit flaan kan 9 €^^ft&rh:(| zqo^doox^
fiiödend 9 dat men een* ftrodbalm » die> in bet jaM^A
van zoodapigen ^aklomp zili^reven zoo. .duidelQk «iet^
alsof dezelve! geheel vr(j voor het .gezigt lag* ; . . ?• . -[-..^
. In weerwil :van deze flronge en voor het vedrfüCJJÖ
de open lucht zoo hin^lg]^. koude » wor^n.in.^Mr
AsK^' de. meeste^ reizen, des winters gi^daan^.jeiïd^^ohAi^
gebroken, zoo wel bij. naqfat-, /als b^ idagéj Detiifddtf
hiervsUi moet men zeker vi^hiatnelijk id dtf >wegen ZQi^
km, weike :des zomers, bijzonder bij hei^ begingen :tef
gen bet einde van denzelven,; dA^rx^m/^ .Z9. geheel tttn
devn&tu!br ovéliaat, dikwgls gronddoos en dus gebMl
onbruikbaar £ijiL;jBaar. gedurende den wtnter viadtvmeb
die zelfde wegen door de natuur beter gemaakt, dan^ei^
gens> door menfcfaenhanden zou kannen gedaan wordeoi.
De hooge, vaste fneeuw, welke niec fmeltdooruinvi^
lenden dpoiy maakt faec i^che land ifoteene f^'idgei-
gladde oppervlakte, waaxt)ve]r dft ileden/ais over jaeo'
23^ TAFERBBLEN j
BMurmeim |K>dem » met yerwonderlQke fiielheid heeiigl$*
den 9 :fcoDder eenige hindernis te ontmoeten, daar de i
itaeeav alles eflpen gemaakt heeft. Door diklce, warme !
pelzen wtMtit bet ligchaam der rdtenden geno^ tegen
de koode befchut , en door goed bewerkte bastmatten
Muscotifchc matten) weet ook de boer zgnen wagen
tot eene kleine tent in te rigten , waarin hy y zelfs b^
de ftreogfte koude, regt op zgn gemak zit of ligt.
De meer g^oede lieden uit den middelftand hebben ge*
woonl^ grootere fleden , waarin plaats is voor zes of
acht pcrfonen, en welke door even zoo vele paarden
getroUcen worden. De bewoners van zoodanig rgdend
huis ziyn allen goed ingepakt, meestal op en onder dikke
pdzen liggende , en tegen de buitenlucht dóór bastmat-
ten vél befchut, zoodat z|j van het gure weder flechts
w«nig te lijden hebben, en zich in de enge, door hen-
zdven verwarmde, ruimte regt wèl bevinden.
Ook dit is nog een opmerkel^k verfch^jnfel , dat de
koude in Rusland naar. het oosten fteeds toeneemt, en
zelfs in grootere mate toeneemt , dan wanneer men even
zoo ver van het zuiden naar het noorden zich begeeft.
Moskou en Kafan b. v. liggen b^ op gelQke breedte;
maar te Kafan ^ dat omtrent honderd Dultfchc mQlen
oosteiyker is, heerscht veel ftrengere koude, dan te
Moskou. Kafan ligt omtrent onder denzelfden graad,
$}b KoffenAagm en Editiburg; maar het verfchilt in
lucfatgeltel grootelijks van deze lieden. Peursburg is v^
gndtti noorddQker dan Kafan ^ doch heeft geenszms
«ne zoo felle koude. In Kafan begint de winter omffaeeks '
liet midden van October en duurt onafgebroken voort
tot het emde van April, en eerst tegen het einde van
Md worden de landeigen bearbdd; terwQl men in D/v/i^»
Mm in^ Noorwegen nog groene wdden in November
heeft en eene aangename wandeling in het veld doen
kan, ofTchoon Dromhdm op 64 gruloi, en dus negen
graden noordel^^, dan Kafan ^ ligt.
Dil onderfcbdd loopt nog meer in het oog , als men
verder oostwaarts (p Rus/and rdst. . Ockossk b. v. ligt
VAK ausLAHD. ^37
btiBt, op gd^ke breedte tls Petersèttrg en Sspkhêhm^ maar
zelfs de R»i beefic voor de alles verftllvende koode vao
Ochudt^ . en alle ambceoaren dezer ftad » die oit faec wesceo . ..
derwaarts gesonden worden, krijgen dubbele beaoldiging,
eeoen koogeren rang» en de vrijheid, dm na verloop van
drie jaren terug te keeren , dewijl èr zonder deze voordeelen
niemand gevonden zon 'voorden , die lusc had , om zich naar
een zoo onfa^beigzaam en b^a onbewoonbaar oord ce her-
geven» Alleen de naam Kamtfehaika jaagt reeds huivering
en fchnk aan, en echter is de Ptterpauhhavtm in Kamtfehatka
flechts 51 *gsaden van de evennachtslijn verwijderd ^ en dus
op dezelfde breedte, als Breiden^ Amfi'erAmt en lAn4en.
Eene der oonsaken van zoo groot vèrfchil in bet luchtge-
fiei H bniten twijfel deze^ dat de znidel^ke üreken van
SiberU' meerendeels verre van alle zeeën verwqderd liggen.
Miédêi'AM is verder* dan eenig ander gedeelte der aaide,,
verwyderd van, groote wateren. Hieruit laat zich evenwel
bet verfcbSnfel niet volkomen verklaren* Be menigvuldige,
vele honderden mfilen verfpreide lagen zont, zuilen mts-
ifehien daartoe mede b^diagen^ b^zonder uit hoofde van den
fchralen groei in dezen zouten grond, daar men, in eenige
flreken verfcheidene dagen reizende, geenebosfchen ejD flechts ^
weinige kleine planten ziet. De voomaamfie redeo is zeker»' '
IQk deze » dat de grond van het westen naaf itec oosten
dch allengs, hooger boven de oppervkkie der zee verheft*
en alzoo den grootften beigmg;der aarder vormt .— eeoe
verbazend uitgebreide beigvlakce» op welke federt duizenden,
jaren 4e volken van het noordoosten elkander venjrongen ,
en van waar ze zich ook in ganfche Uroomen over zuid. -
westel^k gelegen Janden nitftorteden. Van de ongemeen
booge ligging dier flreken getuigt ook de loop der grooie*/
geweldige vloeden , die allen op het hoogfle deel dezer berg-
vlakte otttfpringen , en ^ zooals de 03, de jMfej^ étlniseh^
enz», in de noordzee zich ontlasten. Het is jammer, dat;
de vele reizen, die onder de regering van kat ba m na II
In deze ooiden , meest door Duitfche natunronderzoeken , ge*
daan z^jn, geene bepaalde opgaven van de hoogte dtM lands>
behelzen. De Akademie der Wetenfchappen te Pefertburg^
zou dit kunnen ophelderen , zoo dezelve gefchikte perfonen
in die gewesten met goede barometers voorzag , waarvan men
ook in andere opzigten voor de kennis van den dampkring
en ^an eenige verfchvnfelen in dènzelven groot nut mogt
verwachten»
3^ ' TAFfiREKLBN VAN RUSLAND.
Zoo v«el vtn den vliicer in oorden , die ik lelf by elgtne
oiidervhidiog heb leeren kennen. Op m^ ,' die atn zoodanige
nicerden niet gewoon was , werkte de konde zéér onaaage**
naam, zoo dikwUis dezelve wederkwam. Welk een leven
voor een wezen, dat vooral In het| licht en in de warmte der
zon zich vertH^dt, verfcheidene maanden het • groocde ge*
deelte van z^nen t^d bij het ellendig kaarslicht te moecen
doorbrengen, daar de zon, akhans in Pêrmië^ op de dagen,
wanneer men het «eest daarnaar verlangt, eersc ttp tien ure
o)>komt>en om twee are reeds weder verdw^oc, en ook ge-
durende de vier oren , dat dezelve zigtbaar is , in eene bloed-
roode kleur , zooder te verwaralen of zelfs goed ce verlich-
ten, zich llecbts weinig boven den horizon veiheft* en- «Is
befthroomd langs de naburige bergen In het zuiden heen*
flaipt, achter welke zQ zich, eer men haar regc gezien
heeft, reeds weder verbergt* Welligt Is het ouiogeliïk»
voor Iemand, die een beter land bewoont, den trenrigen loe-^
(land der bewoners van deze oorden in allen opzigce geheel
dnidel^k te maken, daar het mijzelven, ik beken het, moèi«
Jdtik valt , alle die bljzondeiheden weder levendig in mijn
geheugen temg te roepen^ Ik móet foms nog om mijzelven laf-
chen, als ik mQ herinner, boe Ik eens in ff^j4fka^ üi het
begin van Occober , toen reeds alles van konde verft^fd wns ,
wegens eene Ugte ongelleldheid te bed' moest bleven, en tot
tijdkorting het ieesboek vapmilJne kinderen, écu Kinderyrimid
van WK IS SB, begeetde% Ik iloeg het boek open^ en trof
]tlist de plaats, waar de Sohr^ver, op het einde vin No^
vember, nog langs eene groene welde gaat wandelen* TYi.
nen van weemoed kwamen mi] In de oogen, bij de gedachte «
dat ik een zoo 'heerlijk land -^ dat Ik m0n dierbaar en febdoa
vaderland verlaten, en tegen 'deze onherbergzame en, zoo
ais ik tóen dacht , akelige (beken verwisftld had. Ik tacb
er no'^ fomwJSlen nog oft , wanoeef ik m^ «die klelnmoedlg^
beid herinner; mair de tranen, die Ik toen niet kon bedwln*
gini^ Wiren ceer emftlge^ tranen « welke nit de diepte 'van
mQn hart «opwelden, en ik durf er geenszins vitor InOaan,
dat heizelfile Hiec weder phmcs hebben zonde, zoo ik daar
nog nena op hetzelfde tooneel moest optreden.
(JHei vervoig Ahrna.)
BRUP AAN DEK JlI»AC¥MÜR. ^39
•
Aan den Redacteur der P^aderlandfche Letteroefeningen.
Wel.Edel Heer!
Xe regK Is, b^ de atnkondiging v«n mijnen iUfr^^süi^,
(N^# III, bt 137, uwer Letteroéfenêngen^ doormVften Re*
fenceoc aangemerkt , dat ik aan ttèkêt hekeHd i^aderlandteh
fpreekwoord^ naar .*t fehijnt^ niet gedacht^ p/, zoo al ^ mij
Uifkhaar daaraan i^einig beltreund hêkke. Het iaaffieU^^mu
held, en Ik beken dit openhartig; er tevena bijvoegende,
dat ik' mij (leeds om alwat flechts in fefnfn grbot, maar lAi
kef iTtfani dér zaak nietig Is, weinig bekreunen te i^ee! «er»
Wé$ bèbbende voor de groote zaak van Waarheid , Regt ed
Dengd , ^ dan dat de kleingeestigheid van vle^ets en eigenbe*
langzoeker» mij zon kunnen bewegen , mijne oud'Pkde^4aiUim
fehe geroeiens in bet kenraiijf eener anglllge befchroomdheid
te wringen; iets, waartoe fommfgen, blijkens de ervaiHng
¥ia den ógg » zich niet ongeneigd betoonen.
Met dezelfde rondborfligheid , waamede ik^ in dezen tSjd^
oa en dan , "voor bet dieitaar Vaderland en deszelfs Helden
faeb gezongen, is hec hier nevensgevoegde Gedidht aan onze
heilige Godsdienit toegewijd; en het zal my aangenaam w«»
len , voor hetzelve eene plaats In nw geacht Maandwerlt te
Bien Ingemimd»
De goede. Voorzienigheid vnrig dadkendé, die mQ, fat 'den
fehooc der j^rotestantfche Kerk , het belder en ohbeneveld
iMt van ^het Goddelijtt Evangelie heeft doen aanfehonwen ,
ton ik my echter geenszins verhengen over een bedsyf , dat
iei barc m^ne^ Roomsöbge^inde Medechr{lteneii mei innlgeii
weedoaai' moet hebbén vervnld; ik bedoel fm wegnemen der
Kruèfen in de Ho^dstad van eenen Fortt^ die^ gel^k Zi)tte
voorgangers , In oilderf^heiding van an^eie Mbnarehen , met
ééH naam van den Alleréhristel^kflen wordt beflempeld. '
Gewii een zoofchaamteloosbedryf, door RobmsehgezUMen
zelve gewild en ten nitvoer 'gebragt , kan door geen bezidtgd
én onparMJdig Protestant wbrden goedgekeurd; want het is
geüyk te (lellen met een* 'boosaardigen opftand tegen bét
Christendom en tegen Hem, naar wiens naam wy ons noe«
men* Voorzeker , de Muzelman 'zon , door kei nederrukken
der Hahemaan , ztlne verachting van den Logenprofeet niet
kftchtiger kunnen oitdmkkenl — Dan, zoo is de geest des
MP . BMtF AAn 4MM EBOikCTBUE*
. (egeQwoonligeo tQdi • De otyolgen der Prtnrcbe Encydo-
pediscen ftellen er eene eere in« niets , dan het orakel van
hunnen Afgod « te gelooven; en eene leer, die der. bedor- .
vene zinnelijkheid offen brengt, vindt grooten bijval bQ
ligtzinnigen. ^
De Protestant , geene bloot zinnelijke teekena behoevende ,
tot fchiaginig of opwekking van zQn geloof in Hem , wiena
dienst in geest en waarheid beftaat , en wan van de minde
onderwerping aan menfcbelijke inzettingen , b|j hec allesöver*
wegend en alleen geldend gezag van den Koning dea Lichts
en der Waarheid , -r- de Protestant moge , met innig mede.
doogen, zwakke broeders beklagen, die, tot bevestiging van
iimne overtuiging, beeld en teeken fchynen te behoeven;
edoch , vervQld met den geest d^r Evangellfche lieftie, ver-
oordeelt hij den zwakken en dwalenden nieti maar veronc»
waardiging grtjpt hem aan, wanneer hQ hoogmoedigen en
nietswaardigea aan hulpbehoevenden den rietftaf ziet ontne*
men , waarop zU fteunden , zonder hun iets* in de plaats te
geven, waarmede zQ hunne wankele fchreden fcbragen kan-
oen; -^ dat is, zonder. beeldfpraak, wanneer Onchiistenen ,
bli het afrukken van Christus* kruis, tevens de GodshMter-
mke verklaring voegen: Jat het Christendom veer de wereld
hêrfi uitgediend.
Uit dit oogpunt befchouwe men de dichtregelen, die
eerbied voor den verheven* Stichter des Christendoms en zQn
Evangelie mQ heeft doen ontboezemen. MUne Protestanc-
fche medebroeders znllen^, immers ik durf dit vertrouwen^
iaflemmen met de door mQ uitgedrukte gevoelens; en den
Roomschgezinden Medechristen zQ , mits dezen , de verze-
kering gefchonken , dat de echte Protesoint , offcboon aan
het zinnelijk teeken des kruifes alle godsdienüig eerbetoon
moetende ontzeggen , hartelijk inftemt met de Leer des Krui-
fes » en hec EyangeUe van den Gekruisten hooger waardeert ,
dan al de fchatten en genoegens der wereld I — Voor Ultra-
liberalen en Jezuiten verfpil ik geen enkel woord. Aam
ksfnuê vruehteu hém men hen kennenl
Nevens het 'verzoek^ om deze letteren aan m^n ftukje te
iloen voorafgaan*, paar ik de verzekering mQner hoogachting
Amfterdam^ j Maan i83i.
; W. »• WAEIISINCK».B1.
op llEOr WSONEMEIi D£R XKUltEIf TB PAAQ8. «41
op HET WEGNEMEN DER KRUISEN
IN DE B00F08TA0
VAN DEN
ALLERCHRISTELIJKSTEN KONING.
O best gefchenk des hesten Fadersl
O Godsdienst I blijf ons eeuwig bij I
H^e u ens roaven^ V zfss verraders
Der menschheid^ wat hun taal ook zijt
Komt f wreedaardsl rooft ons goed en leven;
G^ rooft y wat eens 090 moet begeven ;
V Is menscUijk — o^'^t lierfteit zich weer:
Maar , ons den jongfien troost te ontrooven ,
Ons iaatfie vonkje hoops te dooven -^
Dit *J AeücA — of kon een Duivel meert
RH9NVI8 FEITH.
a
"e zwSmelkelk is iDgefchonken ;
*c Ontzag voor God beftaat niet meer;
De Tijdgeest werpt, van woede dronken ,
*t Blazoen van Christns* 'Godsdienst neer:
Dat ceeken» eens zoo boog gedragen.
Staat thans ter prooQe aan mokerflagen ;
£n tempeltln en munrtrans beeft.
Hoor, trotsch Par$al dat woest rinkinkenl
Hoe lager *t heillgfte moog* zinken ,
Hoe hooger tbans nw moedwil fireeft*
Rjyst uit uw* nacbt, vervlogen jaren!
Dat de aarde nw fcfaande en gmwlen ziel —
De Medicis , met baar barbaren , '
Sint Banelsnacbt en — Collgny !*—
Wat fcbonwfpel I — *t bloed der Hngenoóten
Moest toen den fchgntriomf vergroocen
Van *t kmis, met flaafscb ontzag vereerd;
En tbans... • Laat vrij de Seine flddrenl
Zij Is ^r, die vrome krnlsaanbiddren
' Veel liger nog dan 't krols vemeért.
24» OP BftT WfiGMEMe» 0B& KROUftN
Verheft na , wie dien. lof moog* doemen »
Marafs» Sancerre^s en Ie Bon*8l
Sier, Saint Ancoinel thans met bloemen
Uw Robesplenrt*s en Conthon*il
Wel heeft de vnist dier onverlaten ^
't Geweld ten dienst , langs marict en ftraten
De bloed vaan van den moord onqHpoidi
Maar woest de klaaaw naar *t kruis te (leken
£n 't van Gods tempels af tê breken,
Vermogt dat v^ftal moi^iers nooit!
SpreeK , Saint Simon I zijn dit de vmchten
Der leer , die uw orakel Q)reekt ? —
Dat ooft is in verpeste luchten ,
Door kracht van helfchen damp, gekweekt.
Ontaarden I doet, bij duizendtallen.
Uwe offers door de moordbQl vallen,
Voor menschlijkheid en rede doof;
Maar laat — wat, in een* nacht van rampen.
Nog moed fchenkt met den dood te kampen —
Maar laat den zwakken mensch 't gelooft
' 'k Heb nopit de knie voor kruis gebogeb ,
Voor hout noch fteen de kruin vomeérd.
Maar vaak , met innig mededoogen ,
' In dwalenden den menich vereerd $
Doch haat en afkeer moet ben treflfon ,
Die trotsch zich boven *t Ipnis verbeffien.
Wier hoogmoed Christus' naam miskeqt;
l(,n vloek z^ d'onverlaat befchoieo •
Die , lastrend , met der Duivlen koren ,
I^ Christus' kruis den cbristus fchendtl
Rukt , .fiiopdaards I mkt dat kruis . t^r aard^ I
• Wat (chenkt g« aan de aard* yoo^ dat gemist
Het bggeloof qjat zel£s in waarde ,
B9 't dwaallicht vaa^ uw duistepiis.
Voor 't be^d d^ heils. gedwte te knielen»
Verfcbaft nog trOost un zwakke- zieUq,
In *s toveni. Onjd 90 jo^gften qopd^
Maar gö , wat ruac g^eft gJH' aan /t kane,
By 't folcrend w^t der laatae (tearte?« . ,v
Nleu dan vrnwijfllng , wiinhoop, dood»
TB PAE9C* «43
Vennee^en I rukt dsc kruis eer neder,
*c Sieraad vaa *t heilig tempelkoor t
Wat fchenkc gy voor dien roof toch weder f
Wat voor deo ooosc» dien 't faarc verloor t
Oe Jood» van Jvda^i tem verbasterd ,
Die David's Zoon en Komng lastert ,
U bier min fcbnidig in Gods oogt
Ëen nacht van twijfel doet hem dwalen (
Maar g9 miéfc^xdeheldic ftralen'
Der nitddagtov aan 's hemels boog*
Beef, Ftankr^k 1 r- God zal eenmaal fpreken ,
£« ftraffen 't fuood^epleegde kwaad.
En de eer van zijn* Gezalfde wreken ,
Wiens Rijk van eeuw tot eeuw beftaat.
De fmaad^ den Christus aangewreven.
Zal op ttw kroost en nakroost kleven \
Uw Afgodstcmpei (lort in gmisi
In vlammen, die ten hemel rooken,
Zal *% wis verderf den grond beftoken ,
Gefchandvlekt door den val van *t kruis |
Toch zal de Kruisleér zegepralen :
De Christus hoedt zgn Algeblcd ;
Voor Hem wéêrgilitfen berg en dalen
En aarde en hemel 't zegeüed';
Zijn woord zal volk bij volk verlichten;
Het bijgeloof zal voor Hem zwichten;
De dwaling wijken voor Z^'n kracht;
En wie Zijn* trpon te laag durft zetten ,
Zal de adem van Zijn^ mond verpletten
En Horten in des afgronds nacht !
Ond^Neérlandl lêaactf vetUehc te lieeten ,
KwAaif den fcharr, dfM gij betit.j •
De óókrenkbre vrijheid van geweten, '
Waarmede elk mensch aJJn* God MObidtt
Maar, Broédefsf Christnen ! laat ons mke»»
Alr*t fflonfter ón£en grond mogt naiken,
' Den muü ^ol^laiter, (ïnaad en boon!
]a , dan moet Ro(»mseh en Onroetascb (fanden ,
En aan den heilgén kamp zteh wijden
Voor de eer van Christus' Kittna en kaiera I
S44 ^B KUNSTfillAAR BN DE UITDRAGER*
0£ fcUNSTENAAR EN DE UITDRAGER*
JL egen het dode der zevendeode eeow wts de ftrttc delia
Carita te Napels reeds, geligk de Ghetto Xfi Rome^ de bü*
zondere wQk der Joden 9 die meereodeels bet bedr^f van
-woekeraar met dat van okdrager verbonden. Ieder jongeling
van goeden huize, dien ztjne zeilparmen naar de grot vtn
Paufilippo met eeoe of andere Signoriné te grotfde gebragc
hadden — ieder arme Madonnen'^ichMti ^ die voor der/vM-
ditori (verkoopers) , in .afwachting van beftellingen voor
Vorflen of Kardinalen , moest arbeiden , wist de Oraat delia
Carita zeer goed te vinden. Onder de winkels in de naauwe
ftraat onderfcheidde die van koopman abraham giudeo
zich door eeoe overgroote menigte van onde dingen, die den
iogang verfi'erden , óf veeleer verfperden. Hier zag men in
bonte verwarring onder elkander Milanezer hamasfen, Bo^
hghewer degens, Cremonezer violen en Napeffcke Mteni doch
01 u DEO deed voomameiyk in fchilderyen van allerlei foorc.
Niemand wist beter , dan b)) , onder eene laag van roet en
ftof, het penfeel van eenig groot meester te onderkenneii ,
of in de proeven van een jong, onbekend en hongerig kun*
Qënaar de kiem van een toekoinftig talent te ontdekken; —
maar ook niemand verllond beter de kunst, om op den nood
van den behoeftigen koopman tt /peculeren 9 en ^ met eene on»
verfchilligheid , die iemand in vertwgfelhig zou brengen , de
waarde van een werk te verkleinen, welks verdienfte hQ»
als door zeker natuurlek kunstgevoel , zeer wel v^ist te on*
derfcheiden. •
Op zekeren avond trad een }ong menscb van eene ellen-
dige vliering, waar hQ den geheelen dag had geweritt, en
rigtte zQne fchreden naar de ftraat delia Carita^ terwijl hQ
onder zQn* afgefleten mantel leu zoiigvuldig verborgen hield.
BQ de toenemende donkeiiield kon men naauwelQkf zijn ten
nlterfte pover gewaad en zijne fterk uitkomende gelaautrek-
ken onderkennen, die onder een zwart en dik hoofdhaar ze»
kere wilde fierheid aanduidden. Hadden de vrouwen uit dea
geringeren ftand, die onder gezang voor hare deur zaten te
fpinnen , geweten , dat de voorbijgaande perfoon de vérviardU
ger van de destijds zoo geliefde voftsliederen $ Doke pacedei
ccr mio^ tn: Hu eke penfo è tuHr was, zij zouden er niet
aan gecwijfdd hebben, of hij wHde, met zijne guiur on.
DE XUNSTBNAAR EN DB UITDRAGER. ' S45
der den mantel , zich ergens onder het vender eener onver-
biddelqke .ia is begeven, Mtar de jongeling bleef voor
▲ b&ahamV uicdragerjj daan, flapte eindelijk, na eenig
befloiceloos talmen, binnen, en geraakte, door eene verzame-
ling van onde wapens en fchilderftukken, weldra in eene foorc
van achterkamer* Hier zat de hrailiet in eenen breeden ,
onderwetfchen leuningftoel , en w» juist bezig met het dien
dag ingebenrde geld te cellen, toen hem de komst van
den jongen man in zijn gewigtig werk Hoorde. — „ Wat is er
van Qwe dienst, jongeheer f Gij weet, de tgden zqn flecht;
de Napelfehe dukaten wandelen alle naar onze Spaanfehè
heeren, die hunne pistolen liever aan bgzitten en bravo* s'^
dan aan arme lieden, als mij, geven maar dit onder
ons en met allen eerbied, welken men aan de dienaren van
zVoe Katholieke Majesteit fchuldig is/* Dat zeggedde, nam
by zQne groote muts af« „ Hebt glJ ,'* dus voer h|j voort,
^ bij uw bezoek het oogmerk , dat ik vermoede , zoo doet
gg . wél , dat gij een goed pand van eeoige waarde ^ gel^k
gQ daar zeker onder den mantel hebt, medebrengt/' — j^GiJ
vergist n,** fprak nu de onbekende, terwijl hfj op eene al-
daar ftaande cafel, die de hoogte van omtrent vier pal-
men had , wees ; j, ik kom niet om te leenen , maar om
te verkoopen.** — ^ Ach , dat is wat anders 1*' riep de ondt
nitdrager, nam een* bril, en befchouwde opmerkzaam hec
fchilderftuk, dat de jeugdige kunftenaar intusfchen In bet
▼ereischte licht geplaatst had. Te vergeefs verwachtte de
jongeling, welken indruk zQn werk op den bedreven be-
fchouwer zou maken, wiens onbewegeiyke gelaatstrekken
enkel opmerkzaamheid aanduidden. Hü meende eindelijk het
woord te moeten opvatten, om den Jood het onderwerp der
fchildery te verklaren, en zelde dus: „ Het is haoar met
haren zoon in de woestijn/* — „ Een onderwerp , dat reeds
door den goddelQken guercino is behandeld,** fprak
ABRAHAM. — „ Wauuecr gg zqne fchilderij kent,*^ hernam
de fchilder, „ zult gij weten, dat niet hetzelfde tijdpunt is
gekozen ^. en,** voer hy met zekere fierheid voort, i, wat
il ook daaraan gelegen? Het komt er hter flechts op aan, wat
het mtjne waard zQn mag/* ^ ^ Dat is ftout gefproken ,
jonge raphael!** antwoordde de oude, met een' fpoi*
renden glimlach ; „ Stgnor spagnoletto en CavaUere
LANVRANCO koudeu zich niet beter uitdrukken;» maar ik
geloof geenszins, dat g^ uwen arbeid zoo dutir* verkoolt.'*
MBNGELW. 183I. NO. 5. S
t^ ÜE RUNSTEKAAR SN UK urn>aAOtR.
Dit zeggtttie^ floeg hU een* veelbeteekenenden bltk op idb
tfgedragene kleederen des jongen fchilden* -^ „ Wkc «rifc
gQ dan voor 4eze fchilderij geven V* riep de jongeling enge*
dnldig* — f, Wac ik geven wil ?*' herhaafde de flUnme Joêé., op
een* bedenkelijken toon; j, hom ••••.! Ik zon liever ecne
ile/^ of Fagivuur^ of Martelaar hebben ; men wil tegenwoor-
dig geene andere dingen meer.*.. £n dan -ziet men hter-ook
geen fpoor van eene der fcholeo, die thans in de mode
Z|ja, noch van die van cara vag oio, noch van die
van RIB ER A4.... Naar welke fchool heh( gU toch geur»
bei4F* -*- ü Naar geene /* was kortaf het antwoofd« -^
j» Maar wie is dan uw meeseer, en waar hebt gtt ge»
leerd?*' — „ Mijn meester is de natnnr» en m^ne fchod
het ongeluk.** Hiermede wilde de fchilder het (luk teragne«
men; mtar de oude uitdrager^ het nog (leeds befchoo wende,
.%,Mtx ^ Zacht wati.... als men daarvoor. ... zes duka*
een bood ?** -* ^ Dan Is bet het uwe ," viel de jongeling '
hem fcbieiyk in de rede , en de Jocd vervolgde : ^ 0ac zou
meer z^n, dan het waird is; maar vier, bq voorbeeltL, dat
dunkt mij een redelijke prijs.** Voor 'een oogenblik vertrok-
ken zich de gelaatstrekken van den jongeling, als -.b^ zug»
dat de fllmme handelaar met zijnen nood fpeelde, welken hQ
telf maar al te zeer had iaten bemerken ; zijne zwarte wenk*
braanwen fronften zich , en zijne hand greep naar eenen
dolk , . dien hij in den gordel droeg. Maar bij bezam zich*
Zjjne kalmte kwam terug, en zijne trekken namen.. hec ge»
wone kenmerk van fombere terughouding weder aan« „ Laat
ons er een einde aan maken,** fprak hiij; „ hond gq dittflok^
en geef my de vier dukaten 1** De Jood telde hem die één
Toor één toe , alsof hy ongaarne van dezelve fcheidde; en
de jonge fchilder , zoodra hQ zijne ellendige woning weder
bereikte, riep verheugd: ^ God dtnkl nu kan Ik. linnen en
bfoód koopen.*'
. Eenige dagen later hield een prachtig rQtuig voor de uit»
dragery van koopman abraham ftiL Het was de beroem»
de QayaUtr€ lanfranco, die uit de kerk iêi.G^u
kwam 9 alwaar hQ aan de fchilderllukken werkte;» die men
nog bewöndertjE D^tt kunftenatr beval den ouikn JaU%
welke' yiings aan het portier gekomen was, hem eene-TcUU
dery* die bU de. deur onder vele anderen hing, toe te reiken.
Het was die van den onbekenden. Met eene zeer. bedr^ vige
liooding^ nam de nitdragec het ftuk i veegde mee J^ljne .oioQW
DE KUNSTEMAAR EN DE UITDRAGER. ^7
xorgvnldig het (lof af/eo reikte het aao lanpranco toe,
mee deze woorden : ,| Een goed ftuk , Signor Cavaliere / en
Uwe HeerlQkheid wisc dit zoo treffend te onderkennen. Be*
wonder bet wilde l^oloriet van deze woestijn , deze door de
Eon verfcbroeide boomen , dezen gloeyenden hemel 1** — ^ Van
wien is deze fchilder^f' -* ,» Ik weet het niét; dezelve
werd my verkocht door een jong mensch , die het voor jE^n
werk uitgtf.^ De fchilder zocht onder het ftnk, en vond in
eenen hoek den onbekenden ntam salvatoriello. Hec
werd gekocht voor den prQs , welken de Jo^d vroeg ; doch
er verliep nog menig jaar, eer de onbekende s al vat o*
RiEL'LO) die om een klein loon vpor de rivêndii$ri te
Napeh werkte, de beroemde salvator rosa werd, dien
gansch £«r^ bewonderde, en eer de Vorften vttn JfaMi
wedijverden om de eer, dat zy diens voortreSeiyke meester*
fiokken als tegen gond nu^en opwegen*
DE grootmoedige ZELFOPOFFERING VAN DEN ZEEHELD
VAN SPETX, BEVEL VOERENDE OVER DE RANONNEER-
BOOT, NO. 2, TE ANTWERPEN, DEN 5 FEBRUARI 183I.
z,
zjljn voorbjy , die glorievolle dagen ,
Toen w]i hét lot beflisten van Euroop.
Door overmagt ziet Holland zich belagen.
En houdt alleen zq'n fierheid en z^n hoop.
Der Vorften wil belet wel onze dappren ,
In *s vijands bloed te doopen *t heldentwaard ;
Maar — onze vlag zal onbezoedeld wappren :
ffy zijn nog niet van de oude deugd ontaard!
Neen! Hollands vlag laat (Irafloos zich niet fchenren:
Een heldendrom bewaakt haar vroeg en fpi.
Geen fmet onteert die vlekkelooze kleuren ,
En wie haar hoont, dat hy met fchand* vergal
Wat fnelt gQ zaam , ontzinde vredebrekers I
or ziet gij niet, wat held die kiel bewaart?
Heeft Holland aiet tiendoizenden van wrekers f
fFtf zifn nog niet van de oude deugd ontaard!
S a
34B DE ZËLFOPOFFfiRING VAN VAN SPfiYK.
Zij fnellen aan , die benden van verraden ;
Zij fpringen toe op de afgedwaalde boot :
Maar Hollandsch bloed vloeit nog van Speyk in de aden;
Hij is een held , in d^onfpoed waarlijk groot.
Een kleine ftoet van dappre medeflanders
Toont zich den naam van Hollands zeelién waard.
Zy ftrijden trouw, als echte vaderlanders:
Geen hunner is yan de oude deugd ontaard!
Maar de overmagt zal *c klein getal verpletten.
Zie Hollands vlag reeds fmaadlgk weggefchenrd 1 . • «
Hoe 1 Kon van Speyk die fcbande niet beletten ?
H|j zwoer bec ééns. Heeft hy zijne eer verbeurd? —
Neen! hoor dien knal! De Jont, in 't kruid gedoken »
Vernielt de boot, ontrukt vin Speyk aan de tard*;^
Maar — heeft met hem ook de eer der vlag gewroken i
Wij zijn nog niet van de oude deugd ontaard!
O Loeveftein ! zóó ftrafte in vroeger dagen
Een Herman ééns de Spanjaards in uw* muur, '
Zóó wreekte ons ééns een Claesfens op de baren, -
En (neefde als held door eigen buskniidvuur.
Een echte zoon van Holland kan niet dralen:
Meer is hem eer dan -^t «ietig leven waard* .
Wenkt hem de ffi-qd , de zege kan niet falen :
W^' zijn nog niet yan de oude deugd ontaard!
Omvang, van Speyk! ons aller llille hulde!
Uw kloeke daad zal ons ten voorbeeld zqn.
Gelukkig hij, die zóó zQn* pligt vervulde,. •
Doch dat een drom van wrekers nu verfchQn* 1 • » ,
}al vroeg of laat, wij zullen ééns u wreken;
Wij zweren dit, om Hollands vlag gefchaardl
GewUde fchimt al zQt gtj ons ontweken,
^ fVji zijn nog niet van de oude deugd ontaard!
Middelburg, a. F. s i F r L tf.
Februari], 1831.
AAN HET OUDE NEDERLAND. ^ «49
AAN HET OUDE NEDERLAND.
Dit heilig land der wmderdadn
Gaat niet als ftuivend kaf verloren ;
fFordt nooit ^ dit is baar toegezu^oren^
Fèrzivolgen door den fiaatsorkaani
U t\xïg ik, rijke Omnden
Der zeven vrije. landen
Van 't oude Nederland I
Die in de veegfte Honden
ü plegdg hebc veibonden
. Door eendrtgts rozeband ;
Wier fiere vrt)heid«zonen
Een plekje gronda bewonen ^
Onnroekerd aan de zee ,
Wel klein voor *t oog der aaidè ,
Maar van onlbhatbre waarde»
£n eens des werelds reé;
Die , in vervlogene eeuwen.
Uw floate wacerleenwen
Rondom den aardbol zond.
Op ibhaan betreden wegen
Alom den roem en zegen
Aan nwe vlag verbond.
01 waarom, mag ik vragen.
Werd in de laatfte dagen
Uw kroost aan hen gehecht»
Die , van u vreemd in zeden »
Steeds orde en wet vertreden
£n fchenden *c heiligst legtf
Om aan Enroop te toonen.
Dat de oude moed bleef wonen
In elke vr^e borst ^
Die, vreemd van 't rot, dac mofde.
Zich Onks ten ürljde gordde,
Tot heil van land en Vont.
BELMERS.
êSO AAN Wrr oude «eDEaLAMD*
Maar, moge aw loc oidesen
Wéér afgefcheiden wezen
Van Belgie's mnitend kroost,
bat, vol van Udle droomen.
Een vrqheld heeft genomen.
Waarover 't menschdom. bloost!
Dan wordt de r^'klle zegen
Op nlenw door ü verkregen,
£n *k zie wéér fchat btf fchft; '
Met zwaargeladen fchepen.
De havens binncnflepen
Van elke handelftad.
Dan dragen alte EeeCn,
Tot aan de verfte reeen ,
Uw vrye vlaggen wéér.
En de aard* ziet , opgetogen ,
Uw* Inister, nw vermo|{ten
En ^ootheid ^ als weleer.
O ttjdl die, vol van weelde^
Des zaogera boezem (heelde ,
O gouden eenwl breek aan.
Wier komst wtj tegenyien.
Wanneer de bondel p^len i
Wéér by den leeuw zarftAanl
i ■ ■
H» KN\|FF, AZ.
/Foerdin , 3 Jan. 183K
D« H OLLAMDSCfiE MOEDElt.
Jtloor myn bede. God daar boven I
Die met hem ik plag te loven ,
(Ach, alleen vermag ik 't niet!)
Hoor my., gr^ze moeder, fmeeken
Voor den xoon , mQn* atm ontweken ,
't Ecnign, wat Uw gttnK mtf liett
Toen 't vemtd ons erf belttgde , '
£n het beir der muiten dti|;de.
Even als een wervelwiDd ,
Was hec, of ttjn blikken fpnkent
,9 Mag ik vaders naam verzakeaf*
En hy ging, m^n eenfg klndl
SdSf van* band en graanw vfn haren ^
Had ik hem m^ knnnen fparen;
'k Heb hem wiil^ afgedaan ,
En , boe swaar bec ook moge wegen ,
Bg den laatften affcheidszegen
Wederhield ik znchc en (raan.
Moederteérbeid ^ moederfmarce
OVferfteJpten wel m^jn bane ;
Maar Gij fterktec me in den pügc.
En Gij znlc de vroaw verbooren»
In wier dierbaar* eeneeboren
A4 baar aardfebe r^kdom ligt. .
O, befcberm hem in dié nren»
Die h^ op de vestingmuren.
. Die by op den voorpost .QQt I
En, als bonderden gevaren-.
Telkens nog den pligt verzwaren ,
Voer hg, dat GQ mee hem zyel
• i
'Laat geen V^nd dan zich beffen j^
Om verraderlijk te treffen
Hem, fn wien alleen ik leef f —
Heer! mogt U zijn dood behagen.
Dat de wellust m^'ner dagen
Dan voor *c minst niet roemloos fneev* !
Neen! dat was geen moederbede. ••••
Zend , o Hemel I zend den vrede I
Bluscb bet vreesIQk oorlogsvunrl
Laat mg dra van vreugde fcbreijen;
Of, moet ik hem nog veibeién.
Dat dan *c wapenfchorfen UourM
Moog^mif, als de regenvfaigen
Langs de baan des hemels jagen
In den fombren najaarsnacht ,
Dan het hart van weedom bloeden, •—
God! Gti zult mijn kind behoeden^
Dat «en* duren pligt betracht*
4$^ Ql| BOX,LANDfCU JMIOEDBR.
Matr, waooeer de dag moet komen.
Dat bet wapen wordt hernomen ,
£n een droom vtn menfchenbloed
*t Stille veld zal overdekken.
Dat zich nu ter rust ging (Irekken
En die offèn niet vermoedt;
Laat hem dan in *8 vyands fcharen ^
Ongefchonden de eer bewaren
Van den vaderljjken naam I
Laat hem voor z^n' Koning üi^én , .
En ont dierbaar land bevrijön
Van eene aangewreven blaam I
Eigen , heilig erf verweren ,
Orde , wet en eed vereeren ,
En die (leunen met het ftaal I
Daanoe is hi{j uitgetogen,
En wie deze houdt voor oogen ,
God! hem fchenkt Gy zegepraal.
Want, wie'fpreek* van lot of kanfen.
Gil geleidt de fpits der lanfen ,
G4 de kogels , Gij het zwaard I
Laat hem Uw genl verwerven ,
Wie my , finds mQ'ns ega*8 derven ,
Nog verwyien doet op aard'!
Doch , wanneer z^n bloed moet vloeqen ,
En de lauwer flecbts zal groeien
Op het graf van wat ik min , '
Neem mQ dan, eer ik het wete
En van fmart mijzelv' vergete.
Tot Uw* zaalgen hemel in !
Maar ik wil miJn* moed behouAn ,
En den zoeten droom vertrouwen, .
Die nog korts myn fmart verving*
Godl Uw fchild zal hem bedekken»
En hy keert, zoo vry van vlekken »
Als hy vry van vreeze ging.
Keeren ! keeren ! . . . Albehoeder !
Al de wenfcben van een moeder
Uiten zich in *t ééne woord I
Laat my dra aan *t hart Hem drukken ,
En de kreet van 't zoet verrukken
Zy de dank , die U behoort I
Amfierdam^ 1830. b. j. pojoibtbr.
. No. IV. K99i* bl. tpO« reg. lo. ftatc Z)# « leei Dii.
MENG EL WERK.
'*'^^rgkHANbBLfNG, OVBR HET VERBAND TUSSCHEN
DEN SMAAK BN HET ZEDELIJK GEVOEL.
Door
N. G. VAN KAMPEN, (*)
IN iets is, myns bedunkens 9 in de befchouwing van
fkn mensch , wiens voortreffelijkfte deel zich in de tviree
boofdwerkingen van verftand en wil vertoont, meer
opze aandacht waardig, dan de ondecltnge invloed .dier
twee werl^ingen op elkander; met andere woorden: de
betrekking van den verftandel^en op den. zedelijken
mensch , en bmgekeerd.
Raadpleegden w^ alleen eene berpiegelende wijsbegeer*
ttf wQ zoüdm vermoeden, dat de man, wiens verftand
het meest geoefend, wiens oordeel bet vlugst , fcherpst en
welwikkendst, en wiens geest het rijkst is aan kundig*
heden van allerlei aard, vooral aan kennis fijner pligr
tcin, — dat die man ook het braaflle, het naauwgezet-
fte leven moest leiden , en alle zijne pligten op de yol«
ledigfte w^ze vervullen. Dan, gaan wij met de veiligfte
gids» de Ondervinding, te rade, zij zal ons fpoed^,
zoo niet het tegendeel leeren, immers zoo verbazend
vele uiuonderingen op dit gefielde aanwijzen , dat wij
het^lve onmogeiyk tot eene regelmaat ftellen kunneq»
Vanwaar dit komt, is m^ne bedoeling niet , op te Tporen ;
dit yeld is te ruim voor eene verhandeling , gelQk gQ
die hier verwacht, te onafmetelqk voor mgne kennis»
. Ik . wilde thans flechts over een gedeelte dier veelom-
ntteode ftoffe fpreken; hoeverre, namelijk , de fmaak ,
dien meo als eene tusfchenfoort tusfchen onze verftande-
lyke en zeddyke vermogens mag aanmerken , door bet
zedeiyk gevoel gewQzigd worde« Eene bepaling, wat
(♦) Voorgelegen op den 9 Febraam 1831.
MBNOBLW. 1831. NO. 6« T
a54 HET VERBAND TUS8CHSN DEN SMAAK
fmaak, wat gevoel in het zedelijke z^, zal hiertoe jjie-
neji voorlf te,gaah# ^ • ^^ -^ ^^| J. .
De fmaak is ook* een gevoel, dat echter in de daden
of voorwerpen niet zoo zeer hunne zedelqke waarde op-
merkt, als ..wel dezelve enkel feipoordeelt , jn ^oev^rre
zq al of niet verheven, fchoon óf bevallig zijnV^K'g is
ten naauwde verwant met hét kunstgevoel , waardoor
wij het fraaije in de fchoone kunden weten te beoordee-
len ; ja , hij is daarvan de «enige broo. De fmaak is
diivin van het Genie onderfcheiden , dat het twmie
fchept, d^ eerfte beoordeeld Ben groot Genie blloet
geboren worden ; éen man van fmaak kan zich i^rmen.
Echter behoort er een gelukkige aanleg toe , om dié
fijne (chakeringbn op te merken, welke fomt^ds ll^
leen tusfchen bet wezenlijk fchoone en het poppige^
tusfcben het verhevene én het- winderige phnts heb*
ben* Niet altijd is de man van fmaak zelf dichter
of kunftenaar ; een fijn gevoel van het gepaite 'kan
foms bij hem. de kracht van daarfteHing vervangen; doch
meestal vereenigt hij de befchonwing van dat heerli^e
Ideaal, 't welk hij aanbidt, met deszelfs gelukkige
navolging*
Het zedelijk gevoel is eene Inwendige ftem, die ons,
niet door redenering, maar door innerlijk welbei^jgen of
afkeer, toeroept: Dit is goed, dat kwaad! Dat dit
zoo zij, dat niet de Rede alteen ons langs koele be^ie^
gelingen tot die Goddelijke kennis opleide, ziet gij in
den onbefchaafdoi.menschydie veifcheidene deugden, zdé
als gastvrijheid, trouw, fomtijds onbaatzuchtigheid eh
dienstvaardigheid , oefent , zonder dat 9ljné geheel braak
figgende Rede hem het nut en de gepasthdd dalrv^
kan aamoonen; Wat zeg ik ? gij ziet het in de (lef*
fels der grootfte Wqsgeeren, van welke tot nóg toe nie-
mitod een algemeen voldoend , onwraakbaar gróndbegittlbl
voor de deugd heeft aangewezen , waaruit w^* , zonder
moeite, gelddelijk en ongedwongen, alle (mze pligttti
kunnen leeren kennen. En nogtaiis ^al de zinndi[jkè
fmart, het zindelijk vermaak (volgens apiku.r ys het
' EM KET ZeDftLQK Q&VOBL* ^55
hrógOJer^ fraannar (k:.meoseh kan en behoort' te ftre-
ven) dien Wqsgeer zelv^ nioc beletten, om madg en in-
getogen te leven, en al zijn genot tot een ^£tfcr//> te
bepalen. 'De meeste andere Wijsgeeren eerbiedigen en
fauld^en ook die deugden, welke zij bij geene mogeltjl;-
heid uit bnn vfl^el kunnen afleiden, en hun innerlgk
'gevoel brengt hen (fchopn langs zeer verfchillende we-
gta) op één middelpiuit b^n , waar zij verwonderd
si;^ elkander aan te treffen. Ééne deugd zonder ik nog-
tans uit, welke het zedelQk gevoel gebiedend voorfchrijft ,
terwijl eene kwalqkbegrepene redenering haar juist bg de
llrengfte en gemoedelijklte Wijzen deed verbannen^ Het
was , namelQk , onder de Stoïcyncn algemeen , bet me^
dtlijdcn , als eene onzer natuur en grootheid onwaardi|;e
zwakheid , af te keuren , en wèl te doen ^ niet uit liefde
tot , of meewarigheid omtrent een' lidenden , maar uit
befef van pügt , waarin ons eenige geluk bedond , ter-
wifl roedelijden den geest uit zijne benijdenswaardige
drifteloosheid rukte. Hier is het , dat , mijns achtens , het
zedel^k gevoel zijne noodzakel^kheid ter deugdbetracb-
ting op de duidelijkfte en kenbaarfte wijze (laaft* Immers,
wat zou de* hulp, aan cenen ongelukkigen toegebragt,
zijn , zonder die öoddelijke aandoening , welke , gel^k eei^
met goud bezwangerde rivier , de zachtfte gevoelens van
ons hart met zich voert, om daarmede een' rijkelijken
tól aan de zee des menfcbel^ken geluks te betalen , -^
a9<mder,de menfèhenliefde? Hoe wordt de gave van hem,
die, met een gelaat, waarop de hartel^ke deebeming ge^
prent ftaat, zijn penningsken geeft, niet door den on«
gelukkigen , die een hart in zqnen boezem draagt , ge-
waardeerd boven de trotfche , fchoon tienmaal grootere
gift van hem , die , met een afgekeerd gelaat , even als
eene afgepaste rekening, zonder gevoel befteedt, hetgeen
hiy meent te moeten gebruiken tor weldaden 1 Doch de
goede Voorzienigheid , die begreep , hoe weinig de rede-
kaveling tot dadelijke hulp van den ongelukkigen zou
aanfporen. Hortte dat onuitsprekelijke gevoel .in on ten
boezem uit , hetwelk ons zoo gelukkig maakt , wanneer
T 2
0,$6 HET VERBAND TU8SCHBN DEN SMAAK
wij helpen kunnen , ons zoo prangt , wanneer wiQ datr-
toe te kort fcliieten. Doet men ook uit redenering wèl
aan zijne kinderen , aan zijne vrienden ? Inniglijk is
voorts deze gewaarwording vereenigd met dié heilige vier-
fchaar, de. plaats vervangfter des Opperregrers in ons bin-
nenfte, — met het geweten; en, volgens eenen beroem-
den hedendaagfchen Wgsgeer, zijn Kede^ zedelijk ge^
voel en geweten drie vereenigde bronnen,: waaruit het
kenvermogen van goed en kwaad in onze zielen opwelt.
Uit al het gefielde mogen wij , dunkt mij, vrijelqk op-
maken , dat het gevoel van zedelijk goed en kwaad, fchoon
in vele gevallen duister, en daartoe de hulp der Rede
behoevende , nogtans ook menigwerf toefchiet , waar de
laatfte minder gerchikt zou zijn , om onzen aanleg tot ze-
delijkheid'en ware gezelligheid te bevorderen.
Na dus eene bepaling van bet zedelijk gevoel en den
fmaak gegeven te hebben , moeten wij nu voortgaan , ^m
dén onderlingen invloed van bdde op elkander wat van
naderbij te bezien. Dat de fmaak den geest veredelt,
zal , denk ik , niet ligt iemand ontkennen. Ik kan
daarom, met den beroemden blair niet inftemmen,
wanneer hij den fmaak voor een vermogen verklaart,
hetwelk eenigermate alle menrchen gemeen hebben , ten
minde niet in den meer beperkten zin van een verflandelgk ,
zichzelf bewust gevoel , als in welken zin de ondervin-
ding deze groote algemeenheid van den fmaak , zoo *t
mij voorkomt, duidelijk tegenfpreekt. Om nu niet eens
van de 'wilde volken te gewagen, in de meest befchaafde
maatfchappijen zal ten minde drievierde der bevolking
ongevoelig zijn zelfs voor Jat voorwerp van den fmaak ,
hetwelk onmiddellijk onder hun bereik ligt, — voor de
fchoonheid der zigtbare Natuur. Een warme zonnefch^jn
moge hun ligchamelqk geftel aangenaam aandoen; dat dit
echter geen fmaak voor de fchoone Natuur z^, zal mQ
wel ie^er toeftemmen, en hooger gaat waariqk bij zeer
velen het aangename niet, hetwelk hun een fchoone
Meidag oplevert.
BN HBT ZBÜBL^K GEVOEt. ^$7
Zoo wij dan ; volgens onze boven aangenomene bo>
paling, den fmaak voor het fchoone en verhevene niet
zonder oordeel en zelf beiyustheid denken , zoo volgt
daandt al aanftonds , hoe hoogst voordeelig dezdye voor
onzen geest zqn moet. De eerile bron van fchoonheid,
£e grondilag^, waarop alle ligchamel^ke voortreffelqkheid
rust, die moeder, waaruit zij ontftaat, de Natuur^ zal
bem een omiitputtelgk veld ter bewondering aanbieden*
Hl} ftaart niet bloot op hetgene de groffte zintuigen
hem vergunnen; de genoegens van gezigt en «gehoor
ftreeten hem bij voorkeur. De overeenftemming tot een
geheel der voorwerpen , die hij ontwaan , op te merken ,
18 flechts ééne fchrede voor hem, die de harmonie
der kleuren in eene verhevene fchilderg, of die der
toonen in de Schep^ng van eenen hayon, gevoelt
en weet te waarderen. Dan , wanneer, hq nu , dronken^
van de reinfte vreugde, opklimt tot de zon, tot de ge-
Aamren, éiit de heerlijke eenftemmigheid van alfes ver-
volgt tot voor den. troon van god, en van daar, dui-
zelende door die oneindigheid van ongelchapen fchoon ,
weder neerzinkt op aarde, dan onderzoekt hij de af-
fchiiften dier oneindige fchoonheid en verhevenheid ; hQ
iiddert van vreugde bij de Idealen van phidias, van
RAPHAëL, van RUBBENs; bij de levende letteren
van HOMERUS, VIRGILIUS,MILT0N, VONDEX*
en SCHILLER roept hij luid van innige verrukkmg.
Nu gaat zijn geest , verzadigd van edel zinnelgk en van
verflandel^'k genot, nog eene fchrede verder, en be-
fchouwt zich als zedeljjk wezen. De betrekkingen , die
hg als mensch tot zijne medemenfchen , als onderdaan
van het rijk vah god tot den algem*eenen Vader, beeft,
ftreelen en verheffen ' zijn hart. Niet zoo zeer echter
het rein zedelijke, het dille, zachte en ongemerkt goede
zal in het eerst zqnen vurigen blik treffen ; het fchitte*
rende, groote, uitmuntende zal rasfcher z^nen fmaak voor
het verhevene bevredigd. Dan, wanneer zQn fmaak,
die in het natuurlQke ook eerst de glansrijkfte voorwer-
pen opzocht , om daarna door de zachtere fchoonheid
%^t HET V.eRBAKD TUaBCüftN. DEM SMAAK
der. min fcbitterende verrukt te worden^ meer verfijnd
is en meer juistheid verkregen heeft,, dan zü hij in het
zedelijke die telfde Godddijke overeenAemmmg «oefcea
en beminnen, die de Schepper in de Natuur 200 beer-
Igk ten toon fpreidde; dan 2al .hy met wellust uit de
bronnen de reuifte genietingen , huwelqks-, ouder- .eo
kmderliefde , vriendfchap, menfcfaenmin. en weldai£gheid ,
drinken. Zijne zucht voor het verhevene zal me^ vol*
doening vinden in de (lille grootheid, in de zelfopoffe-
ringen *van den held der deugd, dan in de ftoutfte tpo>
neelen of werkingen der onbezielde Natuur, 4fe alle«
uitgezonderd, waarm ook het zedelqk gevoel, door der*
zelver betrekking op onze waarde en beftetnming ato
menfchen, gellreeld én vemtkt wordt. Vandaar, dat d<ï
goede fmaak in Dichters en Prozafehrigvers van alte eeu-
wen en volken juist dat het meeste goedkeurt en be?
wondert, waarin ook het onbedorven zedelijk gevoel de
zuiverde vreugde geniet. Wdke plaatfen b« v. liepen
ons in homerus hetmeeste weg? Is het niet die,
waar hij ons den ruwen , maar toch gevoeligen mensch
vertoont ; inACHiLL£s,d3e weent en kenAt en zich
flapeloos omwendt op zgn léger, bq de gedachte aap
zqnen geftorvenen vriend; in achilles, die zich
verbidden laat door den voetval des grijsaards , welke
tot dat toppunt van elleode gekomen is , dat hij de han«*
den moet kusfen , die zijne zonen hebben geflagt , voor-
al door de herinnering zQns grijzen vaders , die deze
grijsaard hem biedt ? Waarom keurt de fmaak aller t^-
den en volken het karakter van hektor, vooral des*
zelfs affcheid van z^ne weenende gade en verfchriktea
zuigeling, zoo fchoon boven alle befchr^vmg? Is heb
niet om de reine, zuivere menfcheiykheid , daarin ten
toon gefpreid? — Doch het zou een opzettelijk betoog,
van eene meer kimdige hand waardig ^zijn, de Trjke bron
van fchoon te vermelden, die homerus aan het zede**,
lijk gevoel te danken beeft , dat nog als eene klare beek
z^ne natuurpoëzjj befproeit. Zal ik fpreken van de Griek»
/ihc Treurfpdldichters t Doch zulks is door zoo vqle be*.
'EN HBT ZBOfiLIJK CftVÖEL. 459
foemdé vaderkndfché inahnen Diet nadruk en bevalligheid
gedaan , dat ik 'door m^be- liwakke (letn niets bij huniien
lof dier gevoelige z©or wd al's wijsgeerige puikvemuften
20U kunnen voegen.-' Dit ééne flechrs : nimmer is de
lïi^illèid; dat, fchoon dé vrouw minder door ligchaains^
(lerkte, door uiterlrjken moed moge fcbittcren , zQ toch
dén inan overtreft , wanneer tot redding van eenen geliefde
kracht van ziel wordt yerelscht; nimïner Iè deze waar-
fadd ZÓ6 'm het licht i^elleld , als in de maagd en de vrouw,
die 8OPHOKLES en die BuaiPioËS ons fchetfen.
Waarvan de leerfte de bedreigingen eens dwingelands ver-
acht , en voor de eerlijke begrafenis écns dierbaren broe-
ders het licht des levens derft; de tweede, om haren
man te 'redden, vrijwillig in den dood gaat, waarvoor
Zff'ne ouders terugdeinsden , waarvan z^' de bitterheid ,
als moeder van een veelbelovend kroost , toch zoo diep
gevoelt^ NecD ! nimmer b^baalder het zedelijk gevoel over
de natuurlijkfte aandoeningen fchoonere zegepraal , dan
in deze den mensch verheffende -tafereekn,* Ook v i rt
oiLivs is immers njet minder beroemd om de kuiscl^
heid zijner zangfter , dan om^ de kiescbheid van haren
fmaak. Welke aandoenijjke tooneelen van ouderliefde,
van vriendfchap , van huwelijkstrouw tot , ja over den
dood heeft ook niet deze gevoelige Dichter i Wat heeft
PBTRARCA zoo bcToemd gemaakte Wat anders,
dan de fcliildering eener liefde, rein als de.fchoone he^
mei van Italii^ waaronder hij die bezpQg? Ware hy\
ware later tasso niet zulke edele menfcben geweest,
van een onvervalscht gevoel doordrongen , te midden van
een reeds minder rein of geheel verbasterd volk , zij
zoudeo de eerfte Dichters hunner natie niet geworden
zyn, bewonderd in alle volgende eeuweiu Overal doet
TA8S0 de ondeugd v^rfoegen; en, om zijnen held
REiNOUD, verdronken in weelde en wellust, tot zich-
zelven tei^ug te brengen , behoeft hij zich enkel in den
fpiegel té aanfcbouwen, die z^ne wapenbroeders hem
voorhouden. Deze iplegel is het geweten. Hij ontwaakt
'uit den droom der zinnelijkheid ; van fchaamte zou hq
&60 H&T VBRBANO TUSSCHBN DBN SMAAK
zich in den fchoot der zee^ in het vuur, in het harte
der aarde hebben willen verfchuilen ! Hij verlaat op bet
oogenblik de verleidelijkfte vrouw » een paradys, en
zoekt» in het kruisleger, gevaren, wapenen, en dea
» haat zijner beminde. — Ziedaar het flot van bet in t a a a o
meest bewonderde verhaal.
Ook bij de Franfche Treurfpeldichters draagt het zede-
lijk gevoel ten krachtiglle bjg , om verbiooiging aan hun*
ne , door eigendunkelijke regelen zoo oaauw beperkte,
(tukken te geven. Een ieder uwer ftaan hier de fchoone
regelen voor d^n geest van den ouden horatius, op^
de t^ding der fcbijnbare vlugt van zynen zoon ; alsmede
van AUGUSTUS tot zijnen moordenaar cin na, uit
de vertaling van bildbrdjjk:
Treed , treed vrijmoedig toe , eo , c i N n a I zijn wij vrioden , enz*
' Ik moet op deze plaats een b^'zonder gewigt leggen;
«y is het overtuigend bewijs mijner ftelltog. De grootc
coNóÉ weende tranen van bewondering bij dezelve.
Geheel Frankryk kent ze van buiten , en bewondert die ,
als een meesterftuk van genie en fmaak. Doch wat vindt
g^ daarin en in de vorige ? Hooge beelden , Tcheppcnd
vernuft, oorfpronkettjke vindingen, of iets van dien aard?
O neen ! niets dan de eenvoudige uitdrukking van de
zegepraal der zedelijkheid , hetzij als vaderlandsliefde of
als grootmoedigheid befchouwd , over de natuurjijke op-
wellingen van vrees of van wraakzucht.
In vele (hikken van r a c i n b zou ik u hetzelfde kun*
nendoen opmerken; ik bepaal miQ tot zQn erkende mees*
ter (luk, dë' Athalia. Wie bewcMidert niet de groot-i
heid , waartoe de mensch zich verheffen kan , wanneer
b^ den Hoogepriester jojada, door eene grimmige,
alvermogende Koningm bedreigd en belaagd , hoort zeggen :
Uy, die aan 'c woeden van de golven palen (lelt,
Scult ook, als *c Hem behaagt, en boosheid en geweld.
Met eerbied buigend voor den wil van 't Hoogde Wezen,
Vrees ik flechts god^ m^n vriend! en ken geen ander vieezeo.
£N U£T ZBDELQR OBVOBL. d6l
Hoe fchittert ook het kinderlijke gevoelSnin onfchuld
cnTmheid tegenover het afzigcelljkfle van alle afzigrelijke
voorwerpen, -^ eene vrouw, die moordt en de onfchuld
onderdrukt , ~ in de boven alle befchrgving treffende
zamenfpraak van joas enATHALi^l «^ Ook vol»
TAiRB is zeer r^k, niet enkel in koude zedefpreuken ,
maar ook in plaatfen, die bet gemoed krachtig opwek*
ken en verheffen , alleen omdat de fnaar des zedelgken
gevoelè daarin getokkeld wordt. Men kent de heerlQ»
ke taal van Don ouzman, in Alzire^ tot zamorb,
over de voortreffelijkheid van het Christendom , als moe-
der der vyandsliefde. In de Mcropé is ook kinderliefde
At fpil , om welke alles draait ^ — de knoop , die eindeiyk
dit meesterftuk op de voortreffelQkfte wijze ontbindt*
Doch genoeg. Voor het verwijl bij de ftukkèn van een.
vreemd volk zal ik geene verfchooning vragen , uit hoof-
de dat het juist eenige der meest bewonderde plaatfen uit
de beste treurfpelen zijn van da$ volk , dat om zQnen
kiefchen , misfchien zelfs al te kiefchen fmaak door ge*
heel Europa hebend is. Doch de bewondering rust , zoo
als gezegd is, hier enkel op de uitboezeming van het
zedelijk gevoel. En is ditzelfde riet bij ons het geval?
Waarom behagen, ons de algemeen bekende en nooit ge-
npeg geroemde Roeyen van v o n d e l 's Gtjsbrecht zoo
figzonder? Zekerlgk ook wel om de voortreffeigke poëzg ;
maar voiyobl is op verfcheidene mingeroemde plaatfen
even zoo dichterlijk. Het is inzonderheid , omdat hi|}
hier onmiddellijk tot ons hart, tot ons onbedorven hart
fpreekt, en de edielfte aandoeningen der menfchelgkheid ,
Ünder- en huwelijksliefde , daarin opwekt.
Vergunt mg, u nog eene, niet zoo bekende phats,
idoch uit een van vonobl's beste ftukken, te herhi*
neren , waarin het zeer reine zedelijk gevoel des Dich-
ters, op de natuurlgkfte en tevens dichterlgkfte wgze^
de gruweldaad van j b p h t a , door zoo vele onvoor-
zigdge verdedigers van den Bijbel bewimpeld of geplooid,
in den eigen mond des vaders vervloekt, en te gelqk dit-
eere der Godheid handhaaft.
nis, HET VBRBAfU) TUSSCHBie DfiN 8MAAK
' .Hóe weet kBXMERSv in den akeligen ftacht der
Franfrhe d^ingelandy ^ tereiis oüze vftderhndsliefde in
i)t)& vercrouwen op o o d te ^ettevendigen , jn idjn heer^
ügk dkfatftuk, 'Bemoediging i Oünt tny het genoegen ,
eenige coupletten hier in te hsfcheD :
\ Gij wanhoopt — boe ? x$t gij vergecen
Pe dggeo vgn uw voorgeEacht,
Pien ODbefcbr^fbren jammernacht ,
''- Toien ALVA, ,op zön* troon gezeten ,
Zijn horden losbraakte op uw* grond?
Rees toen niét ait dat tastbaar duister
*'É Lands leeuw, die Spanjes Qzren kiuiscer.
De bel', en zieledwang verflond?
Schouwt rond! dringt met.mJQ in *t verleden)
2iec Leydena niec meer hoübren muur
Door inuitzucht, lisc, verraad en vuur
ï;n hongersnood en pest befireden.
\ Des morgens vreest eHc Haarlems lot ;
De middag ziet geraamten waren ,
Of hongiend fmeekeo voor de altaren ;
<2od wenkt 1 de zee verheft haar baren ,
. £n '8 avonds dankt elk Leydens God*
Een Franfche Sultan zendt z^'n benden
Met keienen naar 'Holland neer;
Één polsflag nog, wij zijn niec meer!
Wie zal dien harcflag van ons wenden?
Hoe! wanboopc gij ? God kent uw^ wee.
De Sultan, die^ in dVm der weelde,
Reeds Neérlands grond ala buit verdeelde.
Smeekt baast bij Nederland om Vfeé*
Neen ! wanhoopt niet — het hoofd naar boven !
*c Is God , die uitkomst gtth en rede.
Laat nooit , hoe ook door druk verplet ,
ü *t vast geloof aan God ontrooven.
]a I ttt den fmeltkroes van den druk
Vf{\ HU u loutren , landgenoaten !
:, . En 't wee, waarin gij ligt vcrftooten , »
Is ligt bet zaad van uw geluk. <
Deo jnoed herval I deo (Irijd geareden t
SchooA de afgrond 4itn uw zijde bruU,
*c Verderf zicb ia den blikfem buk,
BeftrQdt, verwioc fiw cegenbed^Q*.
Geen wanhoop meerl die Is het iot
AUees vftn flaaffche , oneedle zieien ; .
*c Vecderf , <ie dood volgc op haar hielen;
Zv Ar^dc mee de aiird*, 2ichzelve« en God. .
Ja.^ ai^ne Vrienden! het zaad van ons gelul^ ligt nais-
fchkn thans ook in het wee, dat ons dier|bare.vaderka4
treft, w weiligt zullen, wij in lateren tyd;de gebeuri^^
nisfea toejuichen, die, hoe treurig en moeöelijk ook>|i
MS, aan eene onnatuurlijke vereenifing ontrukt, eea
zdfflan^ ëeftaan in ons oude , roeffirgke vaderland zul<-
* kB hergeven !
Zelfs kan de gloed van het zedelqk gevoel vele gebre^»
k«i in den DicAf er doen voorb^zien. J)e Hollan4foH
Natie van helmbrs heeft , iii het oog de5 konstreg?
ters, zeer vele leemte; en toch zal het altgd een
gedeokftuk blijven der hulde, uit een v^arm en diep ge^
troffen hart aaü de beerl^ke deugden vfcn ons voorg^K
flacht toegebragt. Behoef ik u wel de Epifode vao
c L A £ s SB N s te herinneren , dien held , die , liever daa
zicfa over te geven , of de Nederlatidfche vlag te ftrg-
ken, net éénen üag zijn ïchip, den vijand, de zijnen
en zichzelf aan deii dood overgaf? Tan claes*
SE N 8 welke herinneringen wekt deze naam ! Ook
onze tijden zgn niet arm aan hdden. Waar de gelegen^:
heid dringt , wiuur de nood roept , waar de eer onzer
▼lag in gevaar is, daar vindt de negentijtode £euw har^
VAN sp£YK8 op de Schelde y gelijk de zeventiende hane
GLABS8BNS op dos Oceaau ; en wij mógen ook den
edelen jongeling, die zich thans voor het videriand te^
gen muiters opofferde , even als den ouden held , dit
tiranneiricQechten met zieh naar den afgrond dor golven
fleepte , toeroepen : • .,
Rpst, ongelukkigen , rust zftcht in ^c hart der baren!
Vol sveemoed blijven we op uw beldengroóchéid'nateii: ^'
d64 HET TBRBAND TUSSCHBlf DEN «MAAK
Schoon gij nw vaderUod, ow erf niet wéér mogt zieo.
Geen teedre mttgdenhaDd den lauwer n xtl bién»
De 2ee uw lyken dekc, een fp^ der wilde golven.
Uw namen derven niet; uw roem blQft onbedoWep,
]a vlamt en fchittert hel , en weérkaatac In *t vèrfchiec »
De vlam van *t fchip gelijk, waarop gQ *t leven liet.
Wy biyven op uw* moed met dankbre aanbidding (tareo.
Rufty ongelukkigen , rnsc cacht^ln *t hare der baren!
, Hc^eel zoo ik hier nog uit onze vroegere, en vooni
ook latere hedendtagfche Dichters kunnen bgvoegent
Doch gij , M. H. , herinnert u gemakkelijk hunne ver*
hevene toonen, aan het vaderland, het huifelijk gduk,
de Godsdienst en aan alle de edeUte deugden gew^. In
alle deze (lukken hebt g^, zoo ik mij niet bedriege,
geen fpoor van valsch vernuft of wanfnoaak ontdekt. En
dk is juist het groote voorregit » ook hier , van den adel
der menschheid , het' zedelijk gevoel , dat bet zQnen lie»
veling, ook zonder kunst, de onvervalschte, eenvoudige
taal des harten en van den zuiveren fmaak in den mond
1^. Dit is zóó waar, dat, naarmate zich een jeugdig ge*
moed, van bruifende aandrift zwanger, maar waarin nog
verkeerde begrippen van zedelijkheid het morele gevoel aan
het dwalen helpen, van die verkeerde denkbeelden zui-
vert , naar die mate zijne voortbrengfelen ook meer aan
de vereischten van eenen reinen , gekuischten fmaak zul-
len voldoen* Toen scitiller, in de beruchte koorts
der Duitfchó fchr^fziekte , de ftorm^ en drangptriodt
genoemd, zijne Roovers dichtte, was zijn Ideaal van een
waarachtig groot en edel man zeer zeker verre beneden
dat , waarin ons in lateren tQd z|]n posa ensHRswB-
B u R V verfchgnen ; en hoe laag ftonden toen zgne be»
grippen van heldenmoed beneden die, welke hy in
de Maagd ran Orleam ten -^ toon fpreidt! £n hoe
hoog ftaan, ook als kunstvoortbrengfelen ,, Don Car^
tos , Maria Staart en bet reeds genoemde (luk boven
de Koovtrsl
Het (laat dus vast : een gezuiverde fmaak kan niet
befiaaQ «oiider eene verhevenheid van denkbeelden en
EN HBT ZMDtV^t QBVOBL. tt6s
bemhmeiyke eenvoudigheid , wats van ^dde veitoóhing^^ .
kkte^oud en verkeerdheid van hoofd en hart, die ona
alleen bet onbedorven zedetyk gevoel kan fchenken. Hoe
menig uitftekend voojrbeeld leveren daarvan ook deGev»^
de Scbrirten niet op , die ik echter , als aan n a}len be-
kend, met ftilz wijgen voorbijga.
Maar, zal men vragen, is er dan nu .geen Ibhetds»-
muur , die de grenzen van doi goeden fmaak tö yin het
;^e1ijk gevoel juist aanwijze? Ik geloof ja* De eerfte
bewondert flechts hetgoenieyalUgj/cAoon en v^Aeyen is.^
dewijl het zulks is ; het tweede zal alles aangrepen ,
zich met alles vereenigen, wat goed^ mcnscMievcnd^
regtvaardig en billyk is , zonder opzigt op uitftekendc
IMirtijen , die het fchilderfiuk eene. bijzonte fraage gc«^
daante geven. Schoon dus beide dikwerf dezelfde zaak
goedkeuren en bewonderen, z^ evenwel de. bedoeling,
waarmede, en het oogpunt, waaruit z^ die befchouwen^
niet dezelfden. Doch hoeveel moet echter, juist doOr
hunne herhaalde vereeniging .bij één voorwerp, de man
van fmaak niet ovemea)en van den man van gevoel!
Het zedelijk fchoone, hoe innig verbonden, is het ook
met het zedelijk goede? Kan het byna wel anders, of
ihy, die een' fijnen fmaak voor het eerfte koestert, moet
liefde gevoelen voor het hatfte; moet zijnen zedelijken
zin , C200 die uitdrukkbig» geoorloofd is) door het her-
haalde turen op hetgeen in de Ugchamelijke , verftandelijke
en zedeligke wereld uitmuntend is, fcherpen en verede»
len ? Wanneer dan de geest een voorwerp , \ welk. h|}
eerst, omdat het fchoon en verheven was, met verruk^
king aanftaarde , daarna met een reiner welgevallen als
goed ziet en verrigt , zoo mag men die verbooging van
den fmaak veiliglyk aan het zedelijk gevoel toefchrqven*
Dan, niet minder kan zulks het geval zyn met de te»
genovergeftelde eigenfchappen van afzlgteljjk en laag, van
zedelijk ondeugend en verachtelijk. De haat , dien het
zedelQk gevoel tegen de hatstgenoemden verwekt , moet
ook den afkeer ftQ ven , dien de goede (maak voor de
beide eérften koestert. Daar toch eigenlijk in dé zigt-
flt66 HBT VBMAFVO rMidHiN '1]%^ SMAAKL
b«m'MftCa«ir sfalta in eea* voKfrèkteh '^ vQrachtëqil?*^' J
soo moet. ekb'de aflceerv dkü isedel^ke misvotiiiifig
«cóorzaakt, 'aan den waren ^ echten fmaak nój^ dölde-:^
V^lsAT* venoooen V dan dfe, welfcè ontl|>rmgt tiit hsfchittf^
iQke afisigiighdd'of de gebleken des verftandsJ tilan-^
hier doet eene tegenwerping zMt aan ons op.' HbuAt
Biet betqgeQie zich föms, ja zeer (fflcwerf, bezig mee
* toörftèllingeii van het fchrikbarende , ijfeHjké,. ja ielfii
ghiweiyke, tbits het Verheven en grootsch zij 9' Bé-
imndert zdfe de rdnfte fmaak niet die voorlïeiKngéTr?
Wie ijlt siet haar' den Schouwburg, wanneer hij ér ddi
ganfchen^htEtsfogt van den minnenijd in deszelfs woede ,
van deszelffl msanw merkbaren o^örrpronjg tot deszdfè
afgrijfelijk eiède tóe , door eenen bekwamen Tooneelfpeiér
iti den perfóoii van othello vertoond ziet?— wan-
peev hij ziet , 'hoe een Duivel m menfcfaengedaante', ab
jAao, door een weéffel van af^jfetijkbêden, eent^
Bugel, al& IXBSOÊMON A , door de handen baars mini^
nenden icchtgenoots kan doen verwórgen ? — wanneer
fatj doorgaans in de (lukken van s h a k b s p'£ a r e dfe
ibisdaad ziet zegevieren en de deugd ziet bezwijken?
De gruweldaad vèn dochters, dié hunnen ouden vader',
vm wiftB zij afle3 ontvingen, in den rchrikkelijkftól
nacht, te midden van een onweder, op de heide doen
rondzwerven (♦) ; den rttmpvollen toeftand eens zoons ,
die eindelQk (k>or zijjnen vader aan den arm der'Inquiü-
tic wortlt overgeleverd (f); dè JTchendige drift èener op
den zoon verhitte ftieftaoeder (4) zijn zoo vele leverf-
dige fchilderijen van het menfchelijk hart , die de fmaak
gedeeltelijk ten volle toejuicht. Doch kunnen dezelvie
wel nütiten, bij het zedelQk gevoel, afkeer, jaafgr^zen
te verwekken ? Doch men bedenke, dat hier geene te-
faoftrqdighdd fusfehen- fteaak en gevoel plaats- heeft,
daar de êerfte verre af is^ van sSth in moord, wreedheSl
(*«) In den KsMg Lear ynn aHAKEsi^aARB.
(t) In dm^.Dm Carl^svm scHii^Liaa.
(^^ Uk de PifidrsvvKtkACivt.
«1^ QV^f^M^Vmd^t^ ^Mtffaiatigori. Geen-cioiit ikuotfcregMr
zfil » iaifiNsn'' in> sjiAitESPsfAitE de rawbHcLdjner Mh
4iwy oif .thunne woeste bedi'^j ven ,• als zoodanifv toe^
clien.^.: maac . als ftouce ^ doch >waTieL fcbildei^en -van . hel
meorcbelijk hartt én als goede a/Icbrifiieii dériHatoua
Ea.ia mepsd^kuiide niet zdfsNnoodttkdIJk voor eenw^il
eoi voocxigtig gedmgS* Nog. ÓMer: .jaist dat^afgcifzeB^
die diepe verfoeying , welke de boven aangeftipce oma^
tour^jke daden ons inboesemieo, en die de I>tebter am
tDi)gtig in boae ziel wecc > te ontvonken ;' dat kiutelQke
medcfijdea met coitoBLTA, Koning a;£Aike's verwon-
pene dochter ^ maar die tóch voor hem ftrijdtv yoor
hem fterft; dat medeleden ^ : 't welk ndtis , bijna vm-
floord c^ iden Dichter ^ doet uitroepen: ,, 0^ waasooi
Uet hij haar niet z^evieren-l" — dat welgevallen ' bf
den oBdei^ang van . gedrogten als* m a c b b t h ea Vkiy
CHAan III; dat diqie,,|iafi en. ziel doordringende gft»
voel 9 wanneer de vrouw van macbstH) al8 aacbfr
wandeharfter^ de bloedvlek * niet kan wasfchen uit' de
band<» die het moordftaal baars echtgenodts.beftuürd.had t
dit alles moet ons ^ec genoegen doen xieny: dat ons.
medelijk gevoid nog niet verflx^mpt is ; en aiedasff mi^
(bhien de hoofdbron van ons vermaak y zelfs^bijt 4c akoi»
iig/te. Treuffpden. Ala de dwingeland nic»AJBLDp in
den nacht vóór zijnen. ondergang) de fchimmèniVan 'hst
laagie^ lange hor zgner flagtciffers, Konuigen;, Prin&n,
sljne vrienden^ zijne vrouw., tuafchen z^jneteDt «n.iiie
van zgittn. ifDyand'RiaH2roNb ziet vooEbiigaaiii,<en dm
tot htm,, dea v^oemeling, hoort zeggen: „ Datiüt
aK>igen zwaapr oj; uwe ziel drukke 1 Wanhoop es
fterfr* en lot ric.hi«o nj)^ n Weea.bKjdi&fc want df
béteedigdei zielen der \scmoorde Prinfeos loechtea ro^
ui'* dan. juichen wQ dit oolrdeel vanr dJmDiaJkii^r to^,
ala het o<;^de^l van 9ai>» e& ons geweten .en onze fott^]^
raUgfcbikkeSi gelljkemk diiLtooneel onder de^xMcIpronkfi^
tykfte en vierhevenfte deses grooten Dichters. {
Met JdfiLTON js het eenigermate anders^ Dit voo»
trcfielök Genie ftelt ons den geest des kwaads, den. held
Stfé RET VmaAWD :Ta8SCitBir.l)EN SMAAK
«n z^ gedioht^ niet in deszdft gehede afzigdghdd
TMn 6d^ hq de eetfle menfirhen in hunne oor*
fpconkelQke zuiverheid en Parad^'s-onrchuld onnavolgbaar
fchildert, en dan als 't ware een Ideaal der onzondige
menschheid befcbrgft, dus verzacht h]j het beeld -van den
^tan door trekken van deszdfa ooripronkeiyke grootheid ,
van heldenmoedien trouw jegens' zijne jammergeoooten^ Im-
mers, zopdm men de boosheid naakt en bk>ot, voorfpoe*
dig) en aselfs wel met ligchamelijke afzigtigheden gcfNiaid
voorftelc, zooder haar door eenige grootheid te tempe-
ren 9 of haar te (haffen zoo als het betaamt , walgt de
zuivere fmaak van die gedrogtelijke misgeboorten, en
wendt ontevreden het hoofd af. Daarom is ook het voor*
beeld van groojte Dichters, die, hunner verbeeldinge ruim
botvierende-, foms de regelen van het kunstgevoel te bui-
ten gaan , zoo fchadelijk, en gevaarlek voor die i c a r u s-
SBif5 welke, met een ledig hoofd verwaandheid en
iselfvertrouwen parende , ons met veel eigene voldoening
bunne winderige herfenvruchten opdisfchen, wier ge»
dregtelijke wanftaltigheid alleen ddirdoor vergoed wordt,
dat men vergeefTche moeite doet, om ze te verftaan*
En* diarom heeft ook juist de echte fmaak , in vereeni-
ging met het kunstgevoel , den geest palen gefield, welke
Uu , al ware hiy zelfs een Genie van den eerften raqg ,
niet ftraffeloos durft overfchrgden.
Maar een ander uiterfte is er, waarin men meent te kun«
lien voldingen , dat goede fmaak lijnregt tegenover zede*
IQkheid gekant zQ. Hoort de wulpfche toonen , de dartele
sangen van zoo vele Dichters , die onbewimpeld den lof
der ondeugd vermelden , terwijl de goede fmaak de maat
en den zwier hunner liederen -verheft* Of zullen wQ
misfchien met catullus zeggen : ^ £^ bnuif Dich«
yy ter moet zelf kuisch zijn ; voor z^ne verzen behoeft
„ zulks volftrèkt niet*'? Het is waar, de Oudói, voor-
al de Laty'nen , achtten de zedigheid in de taal niet zoo
noodzakelijk als wQ ; en bet zoude een overijld beflint
zijn, om van mindere kieschheid in uitdrukkingen tot
meerdere losheid in zeden te willen befluiten. In onze
Efl HST ZKJMtgK OBVOBt. wSf
oude Dichters komen vele gezegden voör^ die ni^i
mud thans zou durven gebruiken, fchoon de zeden fe^
dert dien tijd althans nier verbeterd zijn. Doch aadem
was bet geval met ca tullus, met fommige plaat*
fen uit HORATJ'US en ovidius, vofontl van eerst-^
gemetden , die de fchaamteloosheid ten top beeft gedre*
vad» Maar de goede fmaak werpt, even . zoo wel als
het zedetiyk gevoel, een' flu^er over die naaktheden ,
welke niet eens de armhartige verdiende der dubbelzbi*
nigheid Hebben, om hi catullus* enkel den bekoor^
lijken Dichter van den bruiloft szang en van eenige be^
vallige en zmrijke fncldichun^ inoviDius den verw
nuftigen zanger der Gedaamevcn»isfelingen>^ (fchóon ook
üix niet vrij van vele en grove zonden tégen den fmaak}
en vooral in horatius den onfterfelijkenxlichteriyken
Wijigecr te zien , die tn fmaak< en zedelyk gevoel door
de heerlijkfte zangen ter eere der deugd heeft verzoend.
Tot hiertoe fpraken wij uitfluitend van de Dichtkumu
Omtrent de IFelfprekendheid zou ons het geftelde v^^
CICERO en quinctilianus, ,, dat de Redend
een braaf man moec zijn ," het gezegde van dezen, „.dft
het hart alleen den welfprekenden man makkt ,'' van aHe
becciog ontheffen , 'al ware het niet, dat zq zelv* ons de
fchitterendfte voorbeelden dezer waarheid badden gege-
ven. Verplaacfen wQ ons in verbeelding naar de murkt^
plaats van Athene* Het volk is vergaderd* Deszdfs.
vgand philippus heeft , onder valfche betuigingen
van vTiendfchap , het beleg om Olynthus , eene bondge-
nootfchappdijke (hd , geflagen. Demosthbnes, geen
bezoldigd Redenaar, maar alleen door eigene aandrift
gepord , beklimt het fpreekgeftoelte , en laat zich onder
andoen dus hooren , nadat hij alle de listen van p H l«
1,1 p PUS had aan het daglicht gebragt: ^ Indien iemand
uwer oordeelt, dat dit de waarheid zg, maar dat bQ:
toch de zaken zal ftaande houden , door de hnden en
havens én wat dies meer zg te bezetten , zoo bedriegt
hij zich. Wanneer toch iemand 7iine magt op goedwil*
ligheid vestigt, en alle zijne medehelpers in den oorlog
ifSNGELw. 1831. N0« 6. V
SLJO HBT VERBAND TUSSCHBN DEN SBfAAE
buir belang bij het zijne vinden , dan-ztillen de men-*
ichen gaarne moegelijkheden en gevaren met hem dragen
en hem bijblq ven* Maar wanneer men , gelgk hg , door
hebzucht en misdaad zoo magtig wordt, dan verkeert
en ontbindt het miafte voorwendfel en de kleinfte t^en-
tpotd alles. Want, 4$hcnersi het is, ja, het is gewis
onmogelijk, door onregtvaardigheid , meineed en leugen
eene vdste magt te verkrijgen. Dit alles toch duurt flechts
voor ééne keer en voor een* korten tijd ; en fchoon het
hem , wien zulks t% beurt valt, geweldige verwachtingen
, inboezeme , het wordt door den tijd op valschheid be*
trapt en loopt van zelve te niet. Want gelyk , naar mijn
oordeel^ een huis, een fchip en andere geftichten in den
grond het (levigst moeten ftaan, dus behooren ook de
beginfelen en ^ondflagen van ftaatsondememingen waar-
achtig [jen regtvaardig te wezen/* O, haftverhefiènde ,
bemoedigende taal bij elke fchijnbaar gelukkige poging
van tirannij en geweld ! Neen , het zal hun niet geluk-
ken , dien booswichten in onze nabuurfchap , die , on-
eu:bdig erger dén een philippus, of de redenaars van
zgnen aanhang, door leugentaal en bedrog hunne misda-
dm, honne geheime zamenzweringen en openlijke verra-
derijen en moorden zoeken te bewimpelen ; het zal hon
i)iet eeuwig gelukken, de wereld te misleiden! Het
. zal inftorten , het gebouw hunner fnoodheid , want het
is op ésD. zandgrond der leugen gebouwd ; en de magt ,
die niet op goedheid , maar op geweld rust , die niet het
belang harer onderhoorigen ten doel , maar derzelver on-
dergang ten gevolge heeft , die magt moet en zal zich-
zelve verteren !
Doch keeren wü <mis tot een aangenamer onderwerp*.
Wanneer ciceh o den man , den grooten Veldheer en
mensch , die na hem in Rome den zuiverden fmaak , het
fijnfte gevoel voor het fchoone, en tevens op dit tQd»
IHp alle magt in handen, en vast befloten had, zich door
geene redaiaarskunflen van zijn befluit , de Ihaf van
LiGARius, te laten afbrengen; wanneer hij cbsa&
aldus in het gemoed gri|}pt: „ Niets is bq het volk
BN HET ZEDBL^R QBVOBL. &71
xoo geliefd des goedheid ; geen uwer deugden is bewon-
derenswaardiger of bekoorlijker , dan uw medeleden :
want menfchen naderen den Goden door niets méér, clan
door aan menfchoi hulp te verfchaffen; uwe fortuin
beeft niets verhevener , dan dat gQ zoo velen mogelijk
behouden kunt^ uwe inborst niets -edeler, dan dat gQ
het wi7/'* — dan zwicht het voornemen • des Heerfchers
vóór de tooverkracht des Redenaars , die zich van het
gevoel voor het fchoone en edele heeft weten te be-
dienen y om den geheelen mensch voor het goede te
ftemmen*
Het is er verre van af , dat de Ouden alleen deze
Goddelgke kun^t zouden • verflaan hebben , om de harten
der menfchen door de magt van het zedel^ gevoel te
fmelten en als 't ware te kneden. Neen ! de grondkrach-
ten der menschheid zijn niet ofader het puin van Athene
of Rome^ begraven ; ook de latere tijden hebben nog Re-
^ denaars gehad, die de gemoederen wisten te befpelen,
nog gemoederen, vatbaar voor die muzijk. Van dè
Kanfebredenaars wil ik niet fp^eken , wier inftelling eene
der grootfte gapihgen tusfchen fmaak en zedel^k gevoel,
die by de Ouden nog beftond , zoo voortreffelijk aan-
vult; ik zou alsdan te veel moeten uitweiden: maar ik
zal mij enkel , gelijk bij de Ouden, tot de wdfprekend-
heid in Raadsvergaderingen bepalen. En waar zou ik
hier voortreffelijker Modellen vinden, dan in het land der
Parlementswelfprekendheid , aan de overzijde der zee?
Toen in 1777 Lord süpfolk de wreede' handelwflze
der woeste en moorddadige Indianen ^ Bondgenooten der
Britfche Regering, in het voeren van oorlog, daarmede
verdedigde, dat het volkomen billijk was , van alle midde-
len gebruik te maken , die g o o en de Natuur ons in han«
den gegeven hadden , antwoordde de groote Lord c h a t-
HAM, vader van will'iam pitt, het volgende*
„ Ik ben verwonderd en verontwaardigd , zulke begiiw
fden te hooren ; in dete kamer , in dit land beginfelen te
hooren , even ftrijdig tegen de Grondwet ^ de menfchel^lt-
heid en h^ Christendom. Ik wilde uwe aandacht niet
V a
272 HET VERBANp TUSSCHEN DEN SMAAK
langer ophouden; maar ik kan mijne verontwaardiging
niet bedwingen: de aandrift mijner pligten fleept mij weg.
Zijp wij in déze Kamer niet, als menfchen, «Is Cliris-
tenen , geroepen , om dergelijke beginfelen te beilrij-
den 9 die men bij den troon , bij het oor des Konings
voortbrengt? — De middelen^ die o on en de Natuur
ons hebben in» handen gegeven I , Ik weet niet ,
welke begrippen deze Lord zich van g o o en de Natuur
vormt ; maar dit weet ik , dat zulke heillooze grondftel*
lingen even zoo zeer door Godsdienst als menfchelijkheid
worden verfoeid* Hoe ! zal men god en de Natuur in
het fpel brengen bij de moorden , door den Indiaan ,
door den wilden kannibaal gepleegd, die- de verminkte
ilagtoffers dezer barbaarfche gevechten pijnigt, vermoordt»
braadt , opeet , — ja , opeet I • • • . Zulke afgrijfelijke be^
ginfelen en hunne nog afgrijfelijker belijdenis eifchen van
u €ene onbeperkte verfóeijing. — Ik beroep mij," vei^
volgde de' Redenaar, tot de Bisfchoppen gekeerd; ^ïk
beroep mij op de gewijde bedienaars van het Evangelie;
ik bezweer hen , zich in déze heilige taak met mij te ver-
eenigen , en de dienst van hunnen g o d te wreken. Ik
beroep mij op de w;ijsheid der Overheden , om het regt
van hun land te verdedigen en te (laven. Ik berpep
mij op uwe. eer , Mylords ! op uwen eerbied voor de
waardigheid uwer voorvaderen. Om het nationale karak-
ter te wreken , roep ik den geest der Conftitutie in.
Ziet op de tafereelen, die deze wanden vertieren 9. op
den onfterfelijken voorzaat van den Edelen Lord , dien
gij zoo even gehoord hebt; ziet hem fidderen van ver-
ontwaardigmg bij de fchande zyns vaderlands ! Vergeefs
voerde hij zijne zegepraleade vloten tegen de beruchte
Spa^nfche Armada in zee ; te vergeefs verdedigde hij de
eer , de vrijheid, de Godsdienst van dit land tegen den .
Paus en de Inquifitie, indien 'grootere wreedheden, dan
die ons toen bedreigden, befchermers onder ons vinden.
Hoe! wij zouden in onze oude volkplantingen.,.. te mid-
den onzer vrienden en magen, den onverbiddeligken kan-
nil)aal,Ip;l9ten, vol hijgenden dorst naar menfchen* , naar
. . CN HET ZÈDEL1JJL GKVOEL, tJi
vrouwen- » naar kinderbloed I Den trouweloozen kanni*
haal loslaten ! Tegen wieh ? Tegen onze broederen , om
hun land te verwoesten, hunne woningen te vernielen,
hun geflacht , hunnen naam door deze woeste inenfchen ,
door de hel uitgebraakt, te verdelgen 1 Met jagthpnden
wilden de Spanjaarden de arme Amerikanen vernielen:
en wij, wij volmaken dat onménfchelijk voorbeeld !, Wij
gaan.inög irerder;* wij laten nog wreeder dieren los tegen
onze broeders ^ dié dezelfde taal , dezelfde wetten en de-
zel£ie Godsdienst hebben als wy , ai die ons xloor alle
banden der menfchelijkheid dierbaar geworden ziyn I Ik
bén oud en zwak, Mylords! en buiten (laat, thans meer
te 2eggen ; maar de opwelling mijner verontv«^aardiging was
te fterk, om minder te zeggen. Ik zou dezen nacht niet
geflapen, noch mijn hoofd op bet Imsfen hebben neérge-
vl^d , zoo ik niet mijn eeuwig afgrijzen voor zulke onge-
rijmde , zulke hatelgke grondftellingen had te kennen ge-
geven/* — Dus fprak, vóór ruim vijftig jaren, in
Brictanniës Raad een man, wiens hooge achtbaarheid, wiens
talrijke dienden aan zijn land het oog van gansch Europa
op hem deden vestigen. En thans ! -^ thans is die Raad-
zaal de plaats, waar beroemde fprekers, waar mannen,
waarop ook Europa het oog heeft , de zaak dier kan-
nibalen bepleiten , die onze brave kriigslieden door be-
loften van b(j(land in hunne muren lokken , om hen daar
met gefmolten lood, met fterkwater en verraderlijk wa-
pentuig te vermoorden ; waar Furiën , in de gedaante van
vrouwen , zieltogende foldaten martelen , of anderen van
achteren doorfchieten ; kannibalen , die flechis door om-
kooping , verraad en meineed weten te zegepralen ! Hen
prijzen^ hunne daden vergoelijken die ^r/z/irA^ Redenaars 4
onzen edelen , menschlievenden Koning verguizen zij ,
omdat Ilij regeren en niet aan het graauw wil gehoorza-
men! Ziedaar de fchoone vorderingen, die de men-
ichelljke Rede ia cene halve Eeuw' door het Libera-
Usmus en de Franfchc Omwenteling heeft gemaakt!
Doch , keeren wij terug tot ons onderwerp, r^ C h a t-
RAM deed deze meesterlijke aanfpraak geheel voor de
174 HET VEEBAND TUS8CHBN OEN SMAAK
vuist, terwijl de jicht reeds in 2^ gebeente woelde, die
hem eerlang deed bezw^'ken. En nogtans , welke verfae»
vene kracht! Heeft de zuiverde finaak hierin iets te
berispen? Is hier wel eenig valsch beeld, wel eenige
fpeling des vemufts? Hier, hier vindt de taal van
quinctiliaaW hare toepasfing: » Het hart alleen
maakt weHi)rekend." •
WQ mogen dus dit betoog over de onmisbaarheid des
zedelijken gavods voor den goeden fmaak befluiten met
dé woorden vanden voortreffel^ken kunstregter blair,
die zelf het voorbeeld gaf der vereeniging van het zui-
verfle hart met den fijnstgevoelenden fmaak: ^ In elk
y, geval ," zegt hQ , „ waar het op menfchel^ke aan»
n doeningen , karakters en bedrqven aankomt, laat zich
n noch eene ware en treffioide fchilderij derzelve, noch
,, een levendig gevoel der fchoonheid van zvSk eene
y, fchilder^ zonder eene deugdzame gemoedsgefteldheid
M begrqpen« Hij , wiens hart gevoelloos is , kan b{j de
f^ hoogfte fchoonbeden der Welfprekendheid en Dicht^
,, kunst niet dan een gering genoegen ondervinden.''
Heeft dus de fmaak aan het zedelijk gevoel kweeking
en voedfel en bijna zijn aanz^n te danken, hij betaalt
die giften met woeker weerom , door aan het zedel^
gevoel aanminnigheid, bevalligheid en befcbaafdheid bij
te zetten; hetzelve de ruwheid en onaangenaamheid te
ontnemen, die maar al te vaak de zuiverde deugd zelve
ontfieren. Hoe menig volk zou bg den raad van plato
aan xenorrates, om aan de Gratiën te offeren,
niet even zeer in gevoel voor het goede als in gevoel
voor het fchoone hebben gewonnen !
Ik kan van dit onderwerp niet afftappen, vóór ik
deszelfs ongemeenen rijkdom in treffende gevolgen met
een woprd heb aangetoond. Is toch de goede fmaak
met het zedeljjk gevoel zoo naauw verwant , dat men
zich een teeder gevoel van goed en kwaad zelden zonder
eene zekere mate van juistheid in de beoordeeling van
hetgeen fcboon en leel|jk is denken kan, zoo opent ons
dit eene onuitputtelijke bron van geneugten , die des ^
EN HET ZEDBL^ OBVOEL. l^Jg
anders foms zoo moeijeUjken weg der deugd fteeds be-
fproeijen , verlevendigen , en op het levenspad zelve ge-
durig nieuwe rozen doen ontluiken. Immers dan denkt
men zich bet goede nimmer, zonder hetzelve ^ als het
hoogde Ideaal van fchoonheid te befchouwen, waar-
bq al het andere in het niet. verdwijnt; en wat is toch
bQ alle menfchen het ftreven van den geest an4ers , dan
het zoeken van ware of gewaande fchoonheid 9 Dit
hooge Ideaal vereenigt dan verheven fchoon eii zedelijk
goed te gader; men vormt en volmaakt zijn hart, te^
wijl men zijnen geest en zijn kunstgevoel befehaaft, en
in al hetgeen men leest, ziet, hoort, bewondert zal
de zedelijke indruk , ^èn hetzelve op ons hart maakt ,
ook de doorgaande maatftaf zijn van het gevoel voor
hetgeen edel , fchoon en verheveti is. Alle verleidende
Sirenenzangen van den wellust , hoe. kundig en in welk
een' bevalligen tnond ook geplaatst , zullen wanklankeq
in OQs oor , gelijk in onze ziele zgn^ De Dichters, de
Schilders, de Beeldhouwers, de Redenaars, die de deugd,
het hoogde Wezen en deszelfs dienst in een bekoori^k
licht vertoonen , (en hoe groot is niet derzclver aantal !
hoe hoog rijst ook hunne kunstwaarde boven die der
anderen!) zullen onze zinnen tevens met onze ziel boef*
jen; hunne taal, zangen of beelden zullen ons op den
w^ naar het betere leven troosten, bemoedigen en
opbeuren. >
AAMMBKIUNGKN SN WAARNEHINGBN , BBTREFFENOB Dt^ HBIL*
ZABCB U1TWBRK$BLBN VAN HET DECOCTUM ZITTMAtfMI.
Door A. VAN ERPECUM, Heejmeêiter u
« Amfierdam.
I
n No. I der Vaderlandfche Lettêtoefeniftien voor 1831 koQit
eene Recenfie voor van het door mij vertaalde flukje vat» den
beroemden Heidelbergfshen Hoogleeraar c h b l i u s , over dê
aanwending van het Decoetnm Zittmanni tegen de verouderde
Sjphilis eo andere ongefteldheden. (^Amft. bQ a«.DE grbbt'
IER, iStpO Deze Recenfie, die ik over het geheel mee
^fi aVBR HIT DBCOCTUM 21TTMANMi«
genoegen gelezen heb, fielt 4en hoofdzakelpen inhoud vap
.het gemelde ftukje, en dé voordeelen^ door chelius aan
hec genoemde Decoctum boven eenige andere geneeswijzen
der SypUIis coegefchreven , op eene duidelijke , fchoon korte
wijze voor oogen; doch met eenig leedwezen zag ik,
da( in dezelve evenwel beide den Schrijver en hec aan*
geprezen middel eenigermace onregc is wedervaren. Daar
eene befcheidene aanwijzing van deze., mijns inziens, niet
geheel jniste w|jze van befchoawing des Recenftnts niec
van nnt ontbloot zijn kan, tevens het vertrouwen, dat*
deze methode, müns bedunkens, te regt verdient, kan be*
vestigen , en daardoor hare belangr^ke dienden vermeerderen ,
vermeen ik, hierop de aandacht van den deskundigen Lezer
voor eenige oogenblikken te mogen bepalen.
Wanneer dan de Recenfenc het /)^c«Zi//jiyi7iyiri reeds dadelQk
onder.de zoogenoemde arcana rangfchikt, ^ die, gelqk an*
dere proefnemingen, welke, bij de verouderde en door kwik*
kuren verergerde Sjpkilis gelukkig uitvallen, boog eo ala
onfeilbaar zijn opgevijzeld geworden,*^ wondt bier., mijpa
inziens, keni^eiyk een misgreep begaan, dewijl de zamen-
(telling van bet Dec. Zittmanni reeds in de vorige eenw
door THBDBN, eu nu op nieuw in het door mQ vertaalde
ftukje van chelius, is bekend . gemaakt. Wijders is het
ffijj uit den iqhoud van dit ftukje nergens gebleken, dat deze
Schr^ver dit middel als onfeilbaar tracht op te vijzelen. Im-
mers, wanneer hij zegt, dat het Dee. Zittmanni ^ zoo door
PRÖBiscH en den beroemden thedbn, als later in de Hos-
pitalen van het Groothertogdom Baden ^ met veel nut is ge«
bruikt; j» als h|j de belangr^kfie gevallen aanduidt, waarin
deszelfs aanwending (het zyn de eigene woorden van den
Recenfönt) heilzaam is bevonden ; als hij deszelfs krachten
fcheikündig en practisch uitvorscht, de plaats, die het onder
de antivenerifche* geneesmiddelen inneemt, aanwijst, en ein-
delijk deszelfs voordeelen met die van de overige genees-
medioden yergelijkt,** dan kati men eigenlijk niet zeggen,
dat de Schnijver zijn middel ah een onfeilbaar arcanum opvif^
uit , en deze woorden zonden , mQns inziens , beter pasfen
op de uitventing van de vreemde kramerven eens onbeken-
den kwakzalvera, dan op de rati<M3ale en op ervaring ge.
gronde aanbeveling van eenen gü.e.lius, wiens verdienden
todi ook den Recenfent niét onbekend zullen z^jn. £yeii*
min heb ik, in de Voorrede, voor m^ne vertaling geplaauc.
OifER VST DICOCTUM ZITTM ANIfl. «77
hcc middel op zoodanige wijze opgeiryzeld^ eo wanneer I|e
zeg, dat ik de werkiogswyze daarvan niet volilrekc durve
verklaren, flel ik bec nog geenszins onder de. i^rc^n^? C*);.
integendeel leide Ik de goede uitwerkfelen daarvan vooral af
van de revulfie^ die hec, ook volgens den Recenfenc, ah
êen krachtig ontlast • en xmetmiddtl ^ op bec darmkanaal en
vaak op de huid maakt, terwijl ik bec tevens als vocbtver-
becerend middel wil doen gelden* Nergena zeggen-wij» gel^k
de Recenüe ons ce last legt , da$ het eetC lydtr nimmer
t€ fierk zêude kunnen aantasten of yer:^]»^akk$n^ neen: w»no
neer chzlius beweert, dat dit middel gelijke voordeelen
bezit met den Rob van JUAFFscTEuHy maar door mindere
koitbaarbeid meer voor alle beurzen en ftanden gefcbikt X% ;
alfmede». dat bet den Igder niet bQzonder verzwakt, dat er
bgoa geene tegenaanwjijziji^en tegen beftaan , en dat by .er
nimmer eenige ongunftige gevolgen van gezien beeft , dan
üuic dit geenszins in , dat een ongepast gebruik daarvan geene
gn^ote nade'eien zou kunnen ce weeg brengen. Het abftine
f msthodum neseis van onzen grooteuBazKHA ave pasfen
wi 9 met den Recenfeot , vtn barte gaarne ook .op dit mid^*
del coe, even $Xb op ieder ander (lerk werkend , *t z^ braak*,
purgeer-' of zweetmiddel, even als op den i$'K^//i»<ar^^, het
Arfenieum » en vooral op den Caiontel; ' doch wij herhalen
hier tevens , hetgene wQ in genoemde Voorrede gezegd heb-
ben: j, dat het Dec. Zittmanni,^ met den Rob antifyphiUti^
que van laffecteur, op eene gepaste wijze aangewend,
de middelen zijn , welke allerzeldzaamst of nimmer de ver-
wachting te leur flellen." Latere waarnemingen hebben ons
op bet overtuigendst in dit gevoelen bevestigd.
De Recenfent (lelt vervolgens veel van de goede uitwerk-
felen van dit Decoctum op rekening van bet ftrenge dieet ,
\si het gebruik daarvan aanbevolen (f). Hierop merken
^*) Ik boude bet in *i algemeen met de waardigheid der
Geneeskundigen weinig overeen komdig , om. zich met zoo-
genoemde arcana bezig te houden. Daarom heb ik zelf in
m^ne Voorrede voor bet flukje van den HoogU chelius
gezegd, „ dat het mij naauwelijks vergund was melding te
maken van de methode van Dr. gireaudeau de st.
GBRVAis, dewijl bij van de bedanddeelen zyner planten.
middelen een volftrekt geheim maakt.**
(j) Waarom dan deze goede gevolgen der kuur ook niet veel
2/S OVBR HEt DËCOCTUM eitTMANNIi
w$, aao , dfic men dit gezegde met hetzelfde regt ktn toe»
pasfen op alle middelen (of liever geneesw^zen) , welke mét
^en flreng dieet moeten gepaard gaan , gelijk b. v. de onc-
ftèkingwerende behandeling en Inzonderheid alle kwikkn-
ren (*}. Doch er beftaan gevallen , waar het dieet niet zoo
ftreng gehouden werd , en waar echter de uitwerking van
het Decoctum Zittmami allezins aan de verwachting voldeed.
Ook den Recenf^nt viel het in *t oog, ,, dat een krachtig^
ontlastmiddel , *t welk daarby vaak ruim zweet verwekt »
(uit den aard der zaak) een* grooten invloed op woekerende
zweren, enz. moet hebben;** hg laat althans deze laatfte
aanmerking dadelQk op de bovenfttande volgen.
Wantoeer eindelgk de Recenfeot zegt, dat het Dec. ZittmamU
. altijd een proeftniddel blijft , en dat hij niet kan toegeven ,
dat er zoo zeldzaam wederinflortingen van zouden te vreezen
zijn , antwoorde ik , dat ieder middel , of elke geneeswijze ,
waarvan men op redelijke gronden de aanwending kan aao*
bevelen en den vermoedelijk goeden aitflag voorfpellen , niet
meer tot de proefmiddelen behoort gebragt te worden , en dat
het Dee, Zittmanm\ hoezeer het zeldzaam zQne aanwending
vindt, en dus altijd aan velen zeker zelfs geheel onbekend
zal bleven, thans evenwel niet onder de proefmiddelen^ maar
door den zaakkundige wel degelijk onder de beproefde nid^
delen geteld w<Mdt, Vele waarnemingen zouden dit kunnen
bewezen, even zeer als het daaidoor bewezen is, dat de
toegefchreven aan den Salfaparillen-ónxkY en de puigeennid.
delen , die tevens bij het Dee. Zittmannl toegediend worden ?
Immers , alles moet hier tot dezelfde uitkomst lelden.
(*) Zou het echter niet van gezonden zin ontbloot zQu ,
als men zeide , dat veel van de goede uitwerkfelen der ader»
lating en der afleidende prikkels op het darmkanaal en de
huid enz., tegen />^tfirf//5 aangewend , waarfc^ijnlijk afhing
van het llrenge dieet, dat bij het gebruik dezer middelen te-
vens wordt aanbevolen ? Niemand zal echter ontkennen , dat
' hier een llrenge leefregel zeer voordeelig en allemoodzake*
lykst is ; ja , een misflag in denzelven zou hier van
oneindig nadeeliger (foms doodeljyke) gevolgen zgn, dan bQ
het gebruik van het Dec. Zittmannl. Het inachtnemen van
een* gepasten eet. en leefregel maakt niet meer een wezenw
Ifik gedeelte uit van de behandeling* met het üee. Zittmatmi^
dan van de ontliekingwerende behandeling.
OVftR HST DIC0CT9M ZITTlf Afillfl. 2f9
koor mecbetD^c, Zittmaimij wèl en met A gevorderde y^Uarm
ding gebruih^ voor wederinflortingen bewaart, ook daar,
waar de lijder ftdert gemimen cijd door de' hardnëkklgfle
ziekien geteisterd werd , en door andere middelen te verw
^eefa behandeld was. (*)
Het onbevooroordeeld getuigenis van Dn backbr van
Leipzigj die onlangf eenige waarnemingen van de gelukkige
aanwending van bet Dee. Zittmanni heeft med^edeeld , moge
hier nog tot flaving van mQn gevoelen omtrent dit middel
dienen, (f)
Dr. HACKBK dan erkent, dat de kwik, hoezeer niet ver*
mogend , om alle de onderfcheidene , zelfs eenvoudige V0r*
men der Sjphilis te herftellen , nog het zekerde middel eegéa
dezelve is; en hij voegt hieibij, dat men, daarmede niet
Hagende, den IQder bijna aan het blinde noodlot moest over-
laten. Hierom verblqdde hQ zich , dat een zoo naauwgezetie
en achtbare Geneesheer, als de Hoogl. cbelius, een taüak
van rijpe ervaring, eenigen ttjd geleden, bet De&. Züt^
manni had aangeprezen als een middel , dat groot vercrouwea
verdiende.
Het zal niet ongepast zijn , dit gundige getuigenis door de
mededeeling van een paar Waarnemingen van Dr. h a c k z R
nader te bevestigen. (Bij eeiie andere gelegenheid hope ik alle
zijne Waarnemingen in haar geheel mede ce deelen.) Uit de
hier volgende gevallen moge tevens blijken , dat de zwakte
des lijders alc^d op verre na zulk eene ftellige tegenaanw9zittg
tegen het gebruik van dit afkookfel niet is , als oppervlakkig
wel zou fcbijnen het geval te zijn; te meer, daar Dr. h ac-
es r in 'alFes de voorfchrifcen , door chblius opgegeven,
ftreng gevolgd heeft.
( ♦) Men zie hieromtrent vooral de belangröke waarnemhi*
gen, door cbelius zeiven in z|jn linkje medegedeeld, ali
ook hetgene tb eden van de goede uitwerkfelen dezer knor
meidt, in zijne Neue Bemerk, u. ^rfakr. UI Theil, S. xi
enz. (J?^r/. ui Leipz. 1795O Zeer belangrqke waamemingeQ
van geleken aard zyn bekend aan velen onzer kunstgenoo»
ten, die de Klinifche School voor de Heelkunde alhier vaa
t^d tot tQd frequenteren.
(t) Zie de Heidelb. KHmfche Annalen^ DaodVI,Herc
3« 1830.
98o ÓVIR HET JDlCOCrUll ZITTMANNIf
Eerfie Hfaurneming*
De Heer v» S,..., 97 jaren. oud» van eene fcrofaleuze
gefteldbeld, en zeer veszwakc door vroegere ongeregelde leef*
wiize, kwam den 7 Julij 1827 te Leipzig. Hu ieed reeds
federt meer dan drie weken aan drie grooce fyphilipfche zwe-
ren^ die, tusfcben de glani en her praeputium geplaatst,
wegens eene aanmerkelyke pkymofitf niet dan met hevige pijo
en veel moeite konden onderzocht worden^ dewijl z^ bijna
eene corona Veneru vormden. Vcoral was ï>x. uackrr be-
vreesd voor een zeer pijnlijk gevoel in de urethra i,€is^ , en
wel juist ter plaatfe , boven weUce de zweren zich van buiten
uitbreidden. Hq vreesde namelijk voor eene fpoedige voort»
koning derzelven tot in de ureshra. Er werd derhalve een
Qreiig dieet voorgefchreven ; den lijder werd aanbevolen zijne
kamer te boudep^ en de zweren te wasfchen met laanw wa-
ter. Hierl>y werd inwendig % grein Hydrarg^ oxydul. nign
toegediend, :welke dagelijks met eene dergeiyke gift moest
vermeerderd worden. Reeds den tweeden dag, tegen den
avond , was de pijn volkomen geweken. Den 7den dag der
behandeling werden er weder flechts drie poeders ingenomen ,
en de zweren badden reeds een n;eer zuiver aanzien; ook
was er , na eene behandeling van 14 dagen , niets meer dan
eene Msi^ roodheid der huid overgebleven. De fpeekfeivloed,
die reeds op den 4den dag der behandeling was begonnen, doch
die in den laacüen t^d intusfcben niet aanmerkelijk was, zoo
wel als de wensch van den lijder, om fpoedig weder zijne
kamer te kunnen verlaten, bewogen nu Dr. hacker, om
den Sublimaat dagel^ks tot \ grein , in Napkta FitrioU opge.
lost, voor te fchrijven. Den 3den dag van het gebruik des
Sublimaati was ook de roodheid vrij wat verminderd; doch
des morgens van den 4den was zij weder veel aafimerkclij-
ker , en de lijder bevond zich veel minder wel, . Na lang en
herhaald vragen en dringend aanhouden , beleed de lijder ein«
delijk , dat hij daags te voren was mtgegaan , en wel meer
dan een nor ver , eenlge kruiken bier gedronken en bloed-
benling gegeten had, en eerst na 11 ure in den regen huis»
wa'arts was gekeerd , alwaar hij vdj hevig gebraakt had. Op
nieuw werd nu bet ftrengfle dieet bevolen , een ligt zweet,
middel voorgefchreven, en eerst den volgenden dag het ge-
neesmiddel voortgezet, waarop ook, na verloop van 8 da-
gen 9 bet aanzien van de likteekenen der zweren vrij geiyk-
Oir£R HET DECOCTUM ZITTMANMK 7lt%
vormig wat mee de overige haid» Toen Dr, hacker des
lyder den 4 Ang. bezocht /was bij buicen z^n weten ver»
trokken; en na zijne terugkomst , acht dagen later, waren
de zweren ook weder open, waarover Dr. hacker zich niet
verwonderde ^ dewijl de lijder op röis geen dieet had in acht
genomen. Op gemelde w\jze dan i grein Siêbiimaat en 9 grei-
nen Merc* praecipit. ruh» ingenomen zqnde, was evenwel de
genezing niet gevolgd , maar het praeputium zwol op nlenw
op, en zelfs namen de zweren weder toe in omvang; daaN
om meende Dr. hacker, dat hij met den kwik moest op*
houden, enhijfchreef het Decoct. Zittmanni voor. In *t geheel
volgden er, ais erifes^ (lechcs zes Hoelgangen daags, met
veel zweet en troebele urin, die evenwel flechts in geringe
hoeveelheid werd afgefcheiden ; hierna verdwenen de zweren
en de zwelling volkomen , maar er bleven nog eenigén t^d-
harde likieekens na. Ook ontftonden er , gedurende het win-
terfaizoen , ligte pijnen in de keel^ waarbij de amandelen en
de keellel, levendig rood waren , maar zich overigens niets
ziekelfiks opdeed. Dtz^ zinkingachiige aandoening ytt^svtea
met de maand, Februarij geheel en al zonder knnsthulp, en
de lijder heeft federt aan geene ongemakken geleden.
(^Het vervolg en flot Uerna,)
TAFEREELEN VAN RUSLAND.
(^f^erveig van bL 238,)
he Zomer^
I
s de winter in Rusland Hreng, de zomer is niet veel aan-
genamer. Ik ben den Rusfen genegen 4 van harte genegen ;
maar , hoe goed en braaf zij zelve ook zijn mogen , ik vind'
hunne luchtftreek niet benijdenswaardig, en gaarne beken
ik , mij harcelQk (t verblijden , dat ik aldaar niet langer mQ
bevind. Men zoude zich die koude winters en, heete zo«
mers nog getroosten kunnen, zoo men, in den tusfchentyd'
tusfchen die beide uiterden , door lente en herfst eenlgermate
fchadeloos wierd gefteld voor dat langdurig lijden ; doch juist
hieraan ontbreekt het. Rusland heeft geéne lente -^ geene
voorboden der nadering van het zachtere jaargetijde. Heden
nog ligt de ganfche landfbreek , zoo verre het oog eens men«-
aSa TAPBRISLCM
fchen reikt, van felle winterkoude verllilfd, en onder een
ondoordringbaar dekfel van ijs en fneeuw begraven ; heden
nog vertoont het ganfche oord Hechts het beeld van den
dood, van een uitgebreid , wit, zwijgend graf, — en mor-
gen reedi wordt, als op een* tooverflag, het ganfche tooneel
veranderd. De wind is omgeloopen , de lucht heeft xfch op-
geklaard » en de zon , die men gisteren naauweMjky bemerk,
te , wordt heden reeds , door drukkende hitte , tot een* lasr»
De fneeuw', die ter hoogte vin eenén vadem het ganfche
land bedekte , fmelt In weinige dagen geheel en al , en plan*
ten dringen met verwonderlQken fpoed den grond uit* De
boer, die in het begin van Mei nog naauwelQks tegen de
koude zich kon verweren , zaait vóór het einde van deze
maand zqn koren uit , en , eer twee maanden verioopen z^n ,
heeft htl het reeds ingeoogat , en de winter flaat op nieuw
voor de deur. De groei der gewasfen gaat zoo fchielijk • dat
men naauw^lijks over deszelfs daarzijn zich verheugen kan.
Het land , dat vóór korten tijd nog onder de fneeuw bedol *
ven lag, heeft de natuur van eene door kunst verwarmde
broeikas aangenomen. Het landfchap van Kafan, een der
vruchtbaarfte gedeelten van het Rmfifchê rQk , bezit hi zone
ganfche uitgeftrektheid overal den besten tuingrond. Ook
groeit daar de fchoonlle tarwe ,.dle dikwijls vijf of zes voe.
ten hoog wordt ; maar naauwelijks komt dezelve boven den
grond , of zQ fchiet reeds In halmen , en weldra gaat het
vrofijke groen in de vaalgele herfstkleur over, en het graan
verdw^nt van het veld, niets dan ftoppelen overlatende,
welke fpoedig daarop door eene dikke laag (beeuw aan het
oog onttrokken worden. Even als in eene trekkas, waar
alles door kunst en met geweld tot rijpheid woidt gebragt,
komen hier in het vrye veld alle vruchten van het zuiden
voort, die flechts konen tqd tot groeijenen rijpen noodig heb-
ben. De kostelïkfte asperfies b. v., die op vochtige plaatfen in
het wild groeljen, en onze in de tuinen zorgvuldig gekweekte
In keurigheid van fmaak verre overtreffen, en de zeer uit-
muntende meloenen, vooral de watermeloenen (eucurhita
citruHui) , diö ik nergens fcbooner en beter gezien heb , of-
fchoon de boer dezelvcn , even als zijn koren , in het open
veld zaait én dan aan de natuur overlaat. Doch, wat lan- '
geren tijd tot rïpen vereischt, komt daar niet voort, en
wordt flechts in tuinen en broeikasfen gehouden. Onze*ge.
meene pruimen, die bQ ons In eiken boomgaard welig tieren ,
VAN RUILAND* §83
worden dttr, ev6n als bier de oranjeboomen » in tobben icb*
(er de glazen in de oranjerij getrokken , en alleen op de
fchoonfte zomerdagen in de vrQe lucht gebragt; en onze
flee-pmimen, die in het wild langs wegen en akkers groeien»
snoeten daar ook, als men er vruchten van hebben zal, In
de crekkaa ftaan. Evenwel ftQgt de blcte in het midden des
zomers , gedurende v^'f of ze$ weken , niet zelden tot 30^,
Rummur in de fchaduw» en de zon, die in dezen tijd
saanwelgks ondergaat, maakt het verbluf in die oorden niet
minder bezwaariyk, dan de ongemeene koude des winters.
Daar in bet langlle der dagen de avondfchemering niet opge»
honden beeft, eer de dageraad aanbreekt, kan men te mid«»
denacfat, en zelfs zonder manefchtjn , een boek met umelQk
groote letters lezen; en al gaat men eerst ten twaalf ure te
bed, men moet zich toch bij daglicht nederleggen. Deze,
offoboon fcone , echter geweldige hitte , fch^nt eene anders
zoo koude landftreek werkel^k, eenige weken lang, tot een
. tnsfchen de keerkringen gelegen gewest te maken. Na tien
ure dtt morgens hondt alle arbeid , zelfs bfj lieden van den
gerïngen ftand, op, en alle venfterluiken worden gefloten ,
of alleen die naar het noorden opengelaten. Van tien toe
drie ure zijn de flraten der fteden en dorpen eenzaam eü ledige
daar ieder zich in de fchaduw van zijn huls of tuin voor de
brandende hitte zoekt te verbergen , en men gewoonlijk de-
zen ttjd met flapen doorbrengt. Lucht en grond zQn zoo
heet , dat , als men uit de fchaduw in eene door de zon
befchenene plaats treedt, men zou meenen voor den gloeQen*
den oven eens bakkers te daan. Alle krachten van ligchaam
en geest verflappen daardoor zoo zeer, dat niemand dan
lusc of gefcbiktheid tot eenig werk heeft. Wanniser men
zelfs uit verveling een boek of nieuwspapier in banden neemt
en begint te lezen, breekt u het zweet telkens uit; men legt
dus alles weldra weder weg, en vergenoegt zich , werke*
loos . neder te zitten , en den beteren t|jd der alles doordrin-
gende, maar tevens verfrisfchende en Herkende koude terqg
te wenfchen.
Oe zomers in die ftreken onderfchelden zich ook nog hier<>
door, dat van het einde van Mei tot het begin van Septem.
ber geen regen vsilt , gelijk ook de donder daar zeer zeldzaam
is. Beide deze omftandigheden vermeerderen grootelQks de
drukkende hitte der -lange dagen. Oe oorzaak daarvan is
buiten iwSfel in de vlakheid van het land te zoeken. Op
ft84 TAPERSfitBN
eenen afdand van meer dan honderd Duiffike m^k^ in^her •
rènd vindt men om Permii en Kafan geetien berg v4n eenif»
bedaidenis , en men kan de ganfche uitgeftreRtbefd van Kie^
COC den Ural^ ter breedte van honderd mijlen, eeire vlalttd
noemen; die* Hechts hier en daar wordt afgebroken door- tago
EQen . heuvels* Dat desnieaegenttsan^de de vrachtbaarheid ,
by^onder in het Kafanfcke gewest, geiyk boven werd ver^*-
meld, zoo groot is, kcHnt van de overftrooming der W^lgm %
die jaarlqks regelmatig , gelqk de Nyl in ^^^« , buicem
biife oev€;rs treedt, en de velden, tot op eenen afftand van
meer dan twee Duitfche myien van hare bedding, vijf of
2ea weken toe een uitgeftrekt meer maakt. Deze over^oo-
ouDgen van de JVo^a en andere groote rivieren, de J^ïiMm^
Kama , lüne/^ Irgis enz. , die zich in de ffi^o^a ontlasten »
piakeü deze oorden zeer levendig en vruchtbaar tevens. Men
vtart daa vermaakshalve , en ouk om den handel , met vny
groote fcbepen , die twee masten en zes tot tienr kanonnen
voeren, en dikwerf honderd of meer perfonen aan boord heb
han, over weiden en akkers naar de naburige ftedeii, die
allen op hoogten liggen; en, wanneer de wateren weder
Wonen derzelver oevers terugkeeren , is de grond , foma ter
^^oogte van eene el , met eene vruchtbare (lib bedekt, waar-*
in alle gewasfen, b\| de nu invallende hitte, even als In
eene trekkas , fchieiijk , ïnaar te gelijk krachtig , groeQeii.
I-;i de iaagde plaatfen blijven echter moerasfen over, welker
wateren verfcbetdene maanden (lildaan , bederven , en deae
anders zoo gezonde oorden in ]ulq en Augustus mee kwaad-
a«fdige koortfen kwellen. Het Gouvernement Ufa btizonder
wordt te dien tijde door eene tusfchenpoozende koorta be^
zofiht, welke den kranke Hechts om den zevenden dag over<^
vak , maar zoo hevig is, dat er meestal de dood op volgt*
Ook in en om Kafan zijn de tusfchenpoozende koortfen, of-
fchoon oiet doodelijk, toch zeer zwaar, en tasten den. lyder
hard aan. Deze koortfen in Kafan komen om* den anderen of
derden , zeer zelden om den vierden dag , en verfchillen vaa
de koude koortfen in ous land onder anderen ook hierin, dac
de zi^e b^jna geene koude, maar Hechts een p^nt^k tr<4cken
in de ruggegraac gewaar wordt, waarop dkn fpoedig eene
flerke hitte volgc en eene ongemeen zware hoofdpijn , cerwgt
men eiken polsflag als eenen hamer voelt kloppen. De kusji^
fehe artfen genezen deze koorts enkel met kinabast.
Van de koorts fprekende, wil ik hier nog eene bqzonder«>
VAM RUSLAIfO. 2%$
fteid yermddin» die weilfgc b9 bniienltoders aiec bekend
sti Kfim Oe Ras verblndc een wonderlQk bQgeloof mee decè
stekte, weikeook elders wegenü opmerkeMike vetfchQiirelen»
ioo alt een legelmetig op denzelfden cQd wederkeetende
iiévsl bQ een enden gezond ligchtam enz., fterk op hec
volksgeloof pleegt te werken. De RMsfen^ en niet enkel de
soog^nMode gemeeoe aan, bitmden de tnsfchenpoozende
kofarts voor een* vroawel$ken perfoon, die in nachtel^ke
iUtte rondOtfipt> om, naar hare dikwerf zeer zonderlinge
loiffléo^ hare ofef op te zoeken, l^tzt perfoon of vroowe*
Iffiie gefsc heee> cichohatka, en zoo woidt in de lUtsfi^
fi^ taal óok de kcM^rts zelve genoemd. Om de denkbeelden
dct BusfeH aangaande dezen geest daidelgk» voor de lezers
er «aken>:"M ik een verhaal van den. overleden ArcUmam*
irht CBIsfchop) isaaëL van Kafan — een man, die we-
gens* verdacd en braafheid algemeen geacht was -«— . met zQne
eigene woorden mededeelen t « Ik was ,*^ zeide h(j tot m^ ,
„twintig jaren ood, en Secreuris van het klooster te Sim"
kink f welks Abt mQ b^zonder liefhad en-m4' tot den gees*
telQken fiand wilde opleiden. Op vastenavond boorde ik in
bet naaste hnis eene Inidrachtige dansmnz^k , en ofTchoon
bet ons veiboden was » b9 nacht het klooster te verlaten,
100 wist Ik toch middel te vinden , om ongemerkt dur bnU
ten en tot voor de venilers van de danszaal te komen. 'Dtzt
wtfs beneden, maar wegens de hoogte der venftei^s kon ik
door dezlelven bet lustige gezelfehap niet beglvrep, om m^e
aienwsgieilgheid te bevredigen. Voor ontdekking. vreezende,
klaoterde ik toch met moeite hoog genoeg , om het vrolijke
volk}e< te zien, waaronder ik zoo gaarne geweest zon zQn«
Dodh fl^jne viengde was geenszins van langen duur \ wf nt
naanwel^ks had ik onder bet bonte gewemel nieuwsgierige
blikken geworpen, ids plotfeiyk midden uit hetzelve eene
lange, magere, maar van aangezigt zeer fchoone vrouwelijke
gefalte voorwaarts ttsd , en , de oogen op m|} gevestigd
houdende, naar mijn venfter toe kwam. Eene inwendige ge-»
waarwoidlog zeide mij terftond, dat het de LiCHoaATKA
was , welke anderen mQ zoo dikwerf hadden befchreven. Ik
vaifthrikte, fprongnaar beneden, en floop. ontroerd naar het
klooiter. Ik lej8:de mQ i>evreesd re bed, en ontwaakte na
mfddemacht — inaar had de koorts. Ik fukkelde vyf weken
daaraan, gedurende welken tgd m||n oude goede Abt mQ
dagelijks bezocht en op het: Jiefitoiükfte behandelde. Toen
MEMGILW. 1831. NO. ö. X .
^86 ' TAFERE£LEN
kreeg ik den inval, om mijn* ooden wolvenpels, dien ik op
.mijne reizen des winters plagt te gebruiken, door mijnen
knecht van den zolder re laten halen en, pm. de meerdere
ivarmte , over het dek van niijn bed te doen fpreiden, Den
eerscvolgenden nacht verfcheen mü in den droom (zoo kec
een droom, en niet eene werkelijke verfcbijning geweeit.ia-^
liGHORATKA in denzclfdcn opfchik, waarin ik haar vóór
•vijf weken gezien had. Zij trad in mijne kamer, en nader-
de langzaam tot mijn bed« Als zij nu zeer digt bij mfj
ftond, dreigde zi| mij met de band,, maar üreek i^rftond
daarop, vriendelijk lagchende, met de hand over haar. gezigt,
en zeide: Poei^ waf ftinkt de pekt hier mag ik niet meer ^
zifn; ik ga naar jessipow» Dit was de fchrijver vab ket
klooster, een jong en (lerk mensch, die gedurende mijne
ziekte mijiien post bij den Abt had^ waargenomen. Wanneer
ik den volgenden- morgen aan den Abt, toen die mij. be-
zocht , mijn wedervaren vertelde, kondigde deze mQ m^ne
genezing aan« Als hij zag, dat ik 'meer of min ongeloovig
giilnlachte , werd hij bijna boos , en verzekerde mij «en ftei-
llj^(^è , dat de koorts niet wederkomen zoude — hetgene hQ
my door eené menigte voorbeelden poogde te bewqzen. .Ik be»
gon dan eindeipk te gelooven-, en door mijn geloof ook ^erusjter
te worden; doch* nu viel mij de arme jBSSipjd'w i&y.dl<i*
door mij en mijnen pels in het lijden zou komen. Maar de
onde heer troostte mij, en zeide, geen voorbeeld ce weten^^
dat LiGRORATttA ZOO boosaardig ware. Hij liet derbaWe^>
om zijne woorden nog- meer 'te bekrachtigen, doof ajjjn^ïi
knecht dèn 'fchrijver verzoeken, om in mijne ka.mer te- ku».
men; doch hoe zeer verfcbrikten wij beiden, toen de .knecht
terugkeerde met de boodfchap, dat jrssipow te bed lig*
en eene hevige koorts had } De arme knaap fukkddetxieaE
ganlbhen herfst daaraan , en in het begin van den winter
hebben wij hem begraven .^ «- Zulke, verteifels kan men oi^-
der de Ruspsn in elk gezin bij honderden hooren; en ik raad-
elken vreemdeling , z^ne twijfelzucht of zyn lagcheri te on^
derdnikken, zoo hij niet voor eenen vr^geest of dwaas gef. -
houden wil worden.
Nög opmerkeiyker is eene andere ziekte, die Jk.ne^ns
elders hab aangetroffen. Dezelve wordt bjelu karatschkf Cwitte
heéte koorts) genoenid. Het is mg. niet gelukt? , de i^eo
vai^ 'deze benaming* te vernemen. Ik wil ook hier de ge*
Arhiedenis van eenen kranke mededeelen, die van den over-.
VAN ftUSLANO. 8^7
leden Generaal ser^bkw in ië^/Sm , welken ik gedurende
24ne ziekte, gelijk ook verfcheidene jaren vöör en na de<
zelve, bitina dagelijks gelegeniieid had te alen,. De krankheid
begon, als gewoonlijk*, mee zekere loomheid — mee eene
ontfpanQjng, die echcer aanvankel^k meer op den geest, dan
op het llgchaam fcheen te werken. By^ goeden eetlust en
althans feh^nbaar gezonden (Taap geraakt de menjch in eene
ibmbere ftemming. Weidra heeft hitj eene ontdelde verbeel-
dttig, en geeft antwoorden, die eene» meestal fchielijk voor*
b^aande en dikwijls flechts weinige oogenblikken durende,
verwarring in bet denkvermogen aanduiden. De zintuigen
feh^nen dan op eene ongewone w^ze door de voorwerpen
van buiten aangedaan te worden. Vervolgens komen deze
afwijkingen menigvuldlger en . zijn (lerker. Het ganfche lig*
chaamsgeüel wordt nu meer aangedaan. Slaap en eetlust ver-
inlndereii en geraken in verwaning , offchoon de kranke het
bed nog niet behoeft te houden. Bovengenoemde Iqder nam »'
als gewoonlijk, zijne huifelijke zaken waar, en, daar hQ
een zeer gexellig man was, bleef hij, als naar gewoonte ,
mee zijne bekenden verkeeren. £lüdelijk werd echter de on.
gelleJdheid zoo hevig, dat zijne vrouw alle vreemden van
hem) verwijderd zocht te houden, en alleen aan de naaste
vrienden , welke zijnen toedand kenden en de noodige ver-
fchooning gebruikten , den toegang verleende. Voor d^zen
, verbergde hij dan ook geenszins zijnen xoefland, maar ver-
haalde hun integendeel des avonds mee veel openhartigheid,
wat 'hem des daags wedervaren was. Dewijl gewooniyk,
wanneer de zieke behoorlek wordt opgepast , de kwaal niet
gevaarlek is , en na verloop van eenige maanden , by menig-
een zelfs na eenige weken, even langzaam verdwijnt, als
dezelve gekomen is, zoo pleegt men er uiet veel zwarig-
.fteid in te zien en met geduld bet einde af te wachten.
j9 Heden morgen,** fprak eens op eenen avond 4e Generaal,
terwijl h^ mQ bij de hand vatte , „ heb ik met u veel te
doen gehad.** Ik gaf m^ne verwondering te kennen, daar
ik den ganfchen morgen mijn huis niet verlaten had. „ Dat
doet er niet toe,** zeide hij lagchende; „ ik heb toch veel
met n gefproken. Ik zat in mijne verfie kamer , en hoorde
o komen; ik herkende uwen tred ^ gij kloptet aan de deur,
ta ik moest driemaal tïnnen roepen , eer gij. hoordet en ein-
deiyk in de kamer kwaamc 'treden. Wij hebben het belang
X 3
ü%\ . TAFERKELKN
ryk gefprek van gisteren voortgezet ^ en gy moeat» hoe
hardnekkig gy giiteren uwe Helliag ook verdedigdet, ten
laatfte evenwel toegeven* Ik was fterk vermoeid van dat
langdurig praten." Ik zweeg » en m^n bedenkelQk gezigt
'deed hem lagchen. j, Nn , nu /* vervolgde hij , ,» ik weet
zoo goed , als gQ , dat g^' niet daar waart ; en wtf hebben
evenwel met elkander gefproken en regt levendig gekibbekL
Wanneer dat gemaal ophoudt, zal ik er niet rouwig om z^n;
.want , ik verzeker u , zoo geheel zonder vermoeienis gaat
het töch n!et« Ik wenschte , dat gijj ook eens in dezen toe»
(land waart; gQ zotidt mtj dan geheel verftaan. Ik weet zeer
wel te onder fchelden, of gij-zelf mqne deur binnentreedt»
dan of het Hechts uwe» of veeleer m^'ne verfchyning la; ik
ben mijzelven ten volle bewust; dat ik in het faiatfte geval
bedrogen worde» maar ik moet aan deze verbastering toege-
ven, en wel met zekeren onwederfiaanbaren lust toegeven»
en dan wordt de zaak weidra zoo erg» dat ik eindeiyk niet
meer weet» hoé ik het heb.** «
Op een* atidéren tijd zat ik met den Generaal op zfine
'canapé in gefprèk. -Alles fcheen thans in de beste. orde te
zijn ; maat plotfcling^ vestigden zich zQne oogen op een » te»
genovér bfem hangend , levensgroot portret » en weMm begon
h|$ met deze bëéldtehis een gefprek. Kort daarop ftieek hü
niet de hand oVer zQn voorhoofd » en verzocht my om ver-
giffenis , zoo' hy een* dommen zet gedaan mogt hebben. Wy
bleven verder in gefprek » en ik kon » behalve dat oogenblik,
geen fpoor van wartaal of krankzinnigheid ontdekken. •-
Zoo fprong hy ook eens op eenen avond van tafel op» en
' begon met iemand , die zoo even binnengekomen zon zSn »
hevig te twisten. ^ Hy had het hem gezegd » dat hy verder
' niet met hem te doen wilde hebben » en vroeg dus» waarom
de man hem nu todh lastig viel»" enz. Daarop volgde eene
Itilce» gedurende welke b^ naar eene omftandige verdediging
van zyne party fcheen te luisteren , die hy echter uitvoerig
en» zoo het my voorkwam» op eene zamenhangende wüze
wederlegde. HU hield niet op te grommen, v^ór dat hy
den ongenoodigden gast» zoo hy althans meende» naarde
deur uicgelelde gedaan en zyn prmfchai (vaarwel) toegeroe-
pen had* Vervolgens zette hy zich by ons neder, wreef
zich de handen, en zeide eindeiyk: „ Daar was ik weder
niet regt wel.** Voorts fprak hy » geiyk het behoorde.
VAN RDSLAMD.
28^
Op zekeren morgea fchéen hy , aU Ik in z^ne kamer trad,
in vollen erosc boos c^mü te. zijn» ^^ Dac had hij/' zeidé'
hu» j» aan mq tocli ni^c verdiend i 4ac vtraa ce êrig; ,** enz.
Ik verzocht hem, dat;by ;|ich duidelijker zqu verklaren; èr
^^ gtf elndelQk ce k^nn^n, dac hq den vorigep^vónd vöot^
sj|n venfter, hetwelk op. e^a'fcliopnen, grobten vijver in
hec midden der ftad<.bej^ ujtzi^t, had, eene fchuit had zien
▼areo, in welke ik ,. met verfcheidene anderen, van zijne be-
kenden, fpotliederea 0|p hem had gezongen. Nog geheel
vertoornd, noemde ,hq iQijj, de ^chuwelyke R»sfifch fcheld-
ntmen, met w^lke ;lk, hem .honepd begrQ.et. zou hebben,
toen wij nabij het v^er kwamen — met één woord, het
wts zoo erg gewordeii j dat by eiode^yk was opgefproogen ,,
kec venller geopend e^ pfk% fiejt d^n (lok gedreigd had. Daar
ik by zijne zoo leveó^ige vertelling niet wist , of hi) zelfs
op dit oogenblik nie.t«:iniafchi^ we4er in verwarring fprak,
zocht ik hem te bedaren en het gefprek op iets anders te
leiden. Plotfellng viel bQ mij nt aet zijne gewone harte-
lijkbdd om den hals, en riep uit: „Het is niets, voU
(bekt niets; gij zijt en bl\)ft mqn goede, oude vriend;
maar ik wilde flechcs hooren ; hoe ^ de vertelling zoudt
opnemen. Verbeeld u. eens,*' voer hy lagchende vport,
9 daar was zoo even Profesfor*** , die arme ,' goede' man t
Ik verhaalde hem hetzelfde^^^4in voegde er bij, dat hy, golij^
ook waar is, mij, toen ik met, den (lok drei^g^e, een* fukinfin
(hoodenkind) noemde. De arme man kwam zoo zeer 'In
verlegenheid , dat hij njij om .vergeving bad , en beloofde ,
bet nooit weder te znlien dpen, Hy was "zoo aangedaan,*
dac hy haast gefchreid zo^ hebt?en, en ik dnrf wel wedden,'
dat hy zelfde ganfche. gefchi^de.nl^ bijna geloofde.**
Deze zonderlinge ongjet^eldjt^^efd duurde twee ;maanden. fïóe
dezelve ophield , wil ik pu nog kprtelijk vermelden , dewijt
.het misfchien ; eenig licht, ovejr, de, zaak kan veffpreiden.' 'Hij'
lag na den maaltijd i^g :^ijn l'èdékant,. en zijne kamer; zoö'
het hem toefcheen, .werd $illen£s vol ménfchén. Hij ver-
beeldde zich, op eeae iparkt.^te zijp^. w^ar de menfcfaèn
fterk drongen, en de plaats, alwaar hij lag, dfe zij eerst vrij
gelaten hadden, telkeits.na^er, kwamen. OFfchoon hij dik.'
wijls zulke gezigten had ^ife^adV werd bet hein echter ditmaal
te erg. Hij trok aan '^p, fcl^j , len zond zijnen knecht nw
den arts. Deze deed.heoi^^^eije 'ad^rU^iog op dén liiim „Na-
dat dit gefchied was,** verhaalde mij. de Generaal naderhand.
flpo TAFBREBLBN VAN RUSLAND.
ff werd hec gewoel van menfchen in mijne kamer wel nfec
minder; maar de gedaanten, die da-arin zicb rcbenentei>ewe.
gen, werden fteeds doorzigtiger , en, wat bijzonder opmer-
kelQk wai, zij fcbenen van bet boofd en de voeten af naar
de middel toe zamen te krimpen. Ten laat (te was alleen
bet middellijf, en dit ook flecbts als door eenen nevel te
zien/ tot dat eindelijk dit gedeelte insgelijks, en biermedede
ziekte, gebeel verdwenen was.'* De brave man leefde nog
vj|]f jaren in volkomene gezondheid , en fllerf toen plotfeliog
aan eene 'beroerte. Hij was bloedry k en reeds wat al te
zwaarlijvig, en daarbij veel gekweld met aanbeijen. — Al*
leen die kranken , welke eene zorgvuldige oppasfing hebben ,
berftellen gewoonlijk; terwijfde behoeftige en gebrekiydende
lieden deze kwaal als 4oodelQk befchouwen, In de acht
jaren, welke ik in die (Ireken doorbragt, heb ik dan ook
vele arme menfchen daaronder zien bezwijken.
\
CHet vervolg hierna,^
D.
SNEEUWDIERTJES*
(^American Journal of Science and Art%^ April 1830,}
roctor j. E. MUSE» te Camhridge^ in Marjland^ nam bet
volgende verfchijnfel waar. De winter was vrQ ver gevor.
dmd, zonder dat het iiog zeer koud was geweest, toen er
veel fneenw viel. Vreezende dit jaar geene gelegenheid te
znilen vinden , om. zijnen ijskelder met ijs te vullen , deed
hy daarin fneeuw brengen , ter halver hoogte van denzelven ;
maar, eene felle koude volgende, vulde hg dien verder aan
met Qs. In de maand Augustus al het Qs verbruikt zijnde,
begon men de fneeuw te bezigen. Maar, van dezelve in
een glas water gedaan hebbende , om hetzelve te verkoelen ,
bemerkte hQ, dat het water wemelde van kleine diertjes*
Hq onderzocht met het microscoop een ander glas, gevuld
met water uit denzelfden bak, en vAnd dat volmaakt hel*
der en zuiver; men deed er fneeuw bij , en , zoodra dezelve
gefmolten was, leverde het water weder hetzelfde verfchQn.
fel. .Hetzelve metgroote oplettendheid befchou wende , onc*
dekte men, met het ongewapend oog, honderden kleine dier-
tjes vol leven; met hét microscoop onderfcheidde men der.
, SNEEüWDIERTJES. / . api
zelver gedflaoce, welke die was van kleine visfcben , en in
niets geleek op die der kleine alen, welke men waarneemt
in azijnzuur. De waarnemer deed verbolgens gaten boren ia
▼erfchillende gedeelten der fneeuw , en tot in derzeiver mid.
delpunt , overal met dezelfde uitkomst ; zoodat men dezelve
niet meer bezigde tot koelmiddel van dranken^ en zich be-
paalde tot derzeiver uitwendig gebruik. Het dierrijk levert
vele voorbeelden van diertjes , tot het leven herrijzende, na
een lang tijdsverloop van verdijving of fchijnbaren dood;
maar het oorfpronkelijk daarzijn of de vernenig-vuldiging in
de fnèeuw van die , waarvan hier de rede is , fchijnt moeije-
lijk te verklaren.
TER EERE VAN DEN EDELEN, MANHAFTEN VAN SPEYK.
H.
Ler muitend België valt Neérland trouwloos aan.
De Schelde wemelt ftraks van talrqke oorlogskieten ,
Door Nederland bemand met onverfchrokken zielen.
Van Speyk gebiedt op ééhe ; een bulderende orkaan
Beftookt ze: *t anker ülpt; zij ftrandt voor Antwerps wallen.
Geen nood : er is beftand ; men zal haar hulpe bión.
Neen : *t woedende gefpuis heeft nooit belhind ontzien ,
£n weet ook nu alleen van eerloos overvallen.
Het vliegt aan boord; het fchreeuwt: geef over! (Irijk uw vlag! —
NooitI roept de held; de hulk, bellemd om 't land te dekken.
Zal nimmer u ter prooi' tot zijn beftrijding ftrekken.
Neen : eer verdelg ik haar » door één* gewisfen fiag.
En zou uw fchandboel ooit mijn vrife vuist beknellen ;
Ik flw mishandling, in uw* kerker, lijden? Neen:
Ik red mijne eer en trouw, en wreek me aan u meteen.
Hij roept zijn* manfchap toe, den zekren dood te ontfnellen ;
HU vliegt, ontfteekt zijn kruid, enfchip» en Belg, en held,
*c Is, in één* oogwenk, all* verbr^zeld door den donder.
Als fter van d*eerften rang ging hy met luister onder.
Ach ! waarom werd zyn lijk verzwolgen door de Scheld*?
Geen nood ! Eene eerzuil rijze , en Nederlands historie
Verkondige aan *t heelal zijn* naam , zQn feit, zijn glorie 1
ADR, STOL EER.
2Sf2 HOBEY^.
HO B E YN,
BRSCHBRMER VAN HOLLANDS VLAG.
Holland^ Holland ^" vlecht laurieren
Foor de telgen ^ die gif draagt!
WITHüYS,
N.
I ederUndérs , voortgefproceii ,
Uit' ttïC onbevickten ftam ,
Die van *c bloed der Batavieren
Eens t\ixC heldenoorfproog nam ;
Nog, nog is die eigenfte adel
U een onvervreemdbaar goed »
Nog bewysc g9 zalk eene afkomst
Door Q w deugden , door uw* moed !
'c Krljgszwaafd Is der fcbeede onctógen»
En , wQl Tc in ow vMiste» glourc •
Toont gtj, teelt yno Hpilands leeuwen.
Dat het lemner daar behoort ;
En omklemmen uw* vkigren
Fier en forscb dea waterftaf.
Dan betoont. ge. u *t krooK dier natie.
Die, ter zee^. 4^ wet eess gaf» .
Waai dan, dundoek onzer vaadren.
Wapper fier van Batons ftrandl
Tweemaal zaagt 'ge n wéér befcbermeti^
Met den roem van *t vaderland;
^Tweemaal werd óp 't ruim der waatren
Uwe onfchendbaarheid bekend;
Tweemaal is de vuist eens fchenners
Moedig van ü afgewend I
Ziet het , Belgen ; cfec , Barbare» ,
Zoo vereeren we onze v?ag.
Die, zoó lang zQ heeft gewapperd,'
Nooit zich ftrafloos honen zagt
O, wie uwer *t leven Hef heeft ,
Late *c dundoek ongerept ;
Rand haar aan in uwe wanhoop , i
GQ , die lust tot derven hebt !
HOBEYN. j^
Toen VAN 8FETK de vlag xag hoaen.
Honen door een* onverlaat ,
. Wreekte hy met folfenUammen «-
In zfin hemelvaart dl^i^ imaad^^rt
n Toen hfl, ovcrmi^nd dwr ftoo^cjn^
j, Hair zag zUiken,yaiï; óiUK.tqBt: ^ *"
„ Toen» met vfiand en ni^c.vxien^eit,
j9 Droeg Bfl haar ten hamel opl" (•)
•t Eigen doel eo de eigen ^^bify}
Voor de vlag van *t vaderlairf, .
De eigen woede, als gfl haar klemq <■.
Wcêr zaagt blootgefteld aai» fchand*.
De eigen moed , om fier h^t levea
Pry» te geven voor bare eer, ; .
Heeft, uoBBYNl u aangedreven^
Blaakte uw* boezem evenzeer*
Zie , datr floeg zfi trqtsch heiir banen ,
In 't gezigt dea v\janda uit t
Grijnzend zag de Belg haar wapp'rea.:
„ Weldra la zij onze bult ; , >
n Niemand ,•• juicht hS , ^ kan haar redden ;
» Ze is verlaten en alleen ;; , m
n Zie , daar rflst ze in 't woén der goWen {
a» Lusdg , makkers ) derwaarta heen 1**
Maar de vlag ia niet verlaten, i
Als haar *t Mollandsch oog nog zlfC;
Schoon* geen klingen haar bewaken ,
Onbewaakt Is ze echter nleti ,: ,
O, zoo lang de Hollandfche tim y.
Nog niet ledig z«n van bloed , l
Zal de vuist de vlag befchermeii.
Gloeit de boezem nog van moed 1
Schoon een ftroom van woeste golven
Haar van beqr* Jbefefaermer foheidi^
Schoon een kogelboi den dapp^,, q
Die haar redden wU , vei^l4i4 n
. Niets zal 't Hollandsch hart ^erwiikken ,
Dat in haar z^Jn allea 'ziet t
Lijfsgevaar doe and'ren fidd*i«n ,
Hollands leeuwen fiddVen niet !
C*3 Visrwl r«8tlf uit bei sedicht wi wj t b ü » • : D# HêJU^dfikê VUig. - B-
^94 HOBEYN,
■ '; t, Zonde gy onze vlag bezoed'leo,
^ Belgen , in uw* overmoed ?
f, Zoude gij hare banen fcbeuren ,
^ Haar vertrappen met den voet ?
n Neen , bij God ! dat "duldt geen zeeman »
„ Dat geen broeder van van spb^tk;
„-Liever fterven, daö haar laten, •
'f, Woestaards, ónder uw bereik r
Zöö, in éedlen toom ontdoken,
Spraakt gij , moedige h o b e r n f
Gij gedacht haar hoogdi waarde ,
En gy woudt hflar redder zQn;
Spijt des vijanda kogelregen.
Stort ge u, tot den dood bereid,
In den vloed, doorklieft het water.
En brengt haar in veiligheid.
* ]a, gij redt haar kloek en moedig.
En gy zwaait haar in de lucht ;
Woedend zag de Belg haar wapp'ren,
' Ongefchonden en geducht.
• ' Saonend vlogen wéér de kogels;
Maar gij rept u door den vloed,
Keert, en legt de vlag, al juichend,
Hollands Tuiiimaagd voor den vóeu
Landgenooten I kroont den zeeman,
. Kroont hem mer onfterflijke eer;
Grift zijn* naam ; op uwe zuileir.
Naast dien van'vAN spetr ter neer.
Zietl zóó kunt gij veilig wezen,
In de fcbaduw uwer vlag:
Want voor hare onfchendb*re glorie
Waakt de zeerob nacfat en dag.
i Zwijgt g9, vaderlandfohe Barden!
Die voor ieder Holiandsch held
Onverwijld de citerlbaren
Op het elpen fpeeltuig (lelt?
Zoudt , kunt gij den held vergeten i
Die voor de eer van Hollands vlag
f 't Leven was bereid te wagen, *
j Ais b)] haar bedreigen zag T
" X>i ZOO alwat Holland waardig^ .-.—.. -
Alwat edel is en goed
U omvonkc in"beil*gen ^ver^
£n ü 'c fpeelcuig grijpen doet ; ^ ^
Waarom. dao geen. toon gezongen /ƒ
Voor .den kloeken varensgast^
Bo;hem de eeikroon :niec gevUnHneir, ..
Die zjjn* heWenfqhedel paac h- :- .,
Kan dan bij alleen den lauwer
Slechts verdienen door den dood?
Moest hy , om 2e te verwerven ,
Z^n geveld door 'sv^jands lood? ,
Is *c behouden van zqn leven
Zijner glorie dan tot fch^T
Volgt de roem alleen de.fchimmen
Van bezweken helicn na ?/
Neen , verheft uw forfche klanken ,
Barden , zingt b ob b y n ter eert ^
Hebt gij voor van spbyk gezongen..
Hij verdient het evenzeer.
Hy ook toonde de eigen geestdrift» '.
Dreigen moed en heldenaardi
Maar voor meerder dapp*re daden
Bleef die eedlenpg gefpaard.
Streef, hob btn ! op *t pad der glorie
Verder , even onverfaagd ,
Schoon uw kruin geen dichtlauderen-y; ^
Schoon uw borst geen eerkruis drüagc.
Mogt ge ook roem en eere derven ,
Braafheid fpreekt heur^ eigen lof;
Door haar heldW flonkerglanfen
SchQnt ze all* anderen luister dof. (*}
Haarkmt April 183 1.
^ • . • .
(*) Hoawtl de Dichter hier eene waarheid verkoodigt , en ook éê helde»*
dangd , enkel uit eerbejag becoood, haer loon weg 'heelt » ▼erbli}dea wlJ oie
regt iMffteliik , dit den dapperen k o 1 b r m , federc 1 het vetfcbnldigde eerbewijs
niet oatgien i» — JUdMt.
M^ HBT NOoaDeRLICHT,
: -r r.^
HET NOO&Dfi&LICaT«
w.
at held*re glans ^ wat firoomen Ifehc
Veiryzen daar root mVn gezigci ^
Wat VQiirgloed ftraalt daar nic de kimmeii.!
Wat purp*reii gloort Wat rosegloed!
Wat gouden Uchtftroom zie ik glimmen » -
Die *t licht der Oerren fcbeemren doet f
O zie , wat ftraah daar naar omboog ?
Zie, zie dien Inisteri^ken boog , <'
Wegfmeltend als in licbtgè^emel I
Lacht gU mQ aan, o fcboone Aaroor?
Of dringt een weerglans van den Hemel
Reeds tot m^n fterfl^ke oogen door?
Zie, wat kolommen vnürsl hoe ftoütr
Wat glanfen, daar geen glans bQ houdt.
Als ftroomde een zee van licht daarhenen I
*k Zie golven louter vuur ontftaan ;
ZQ rollen voort ; zQ zQn verdwenen ,
Daar nieuwe weer haar plaats beflaan.
O, ik verlies mQ in uw püchtl
Hoe heeriyk z$t gQ m\j, o nacht 1
Ik voel m^ boven de aa^d* verheven ; . ^
*k Zoek woorden , maar ik vind ze niet ;
Ik waan in reiner fpheer te leven ;
*k Geloof oaanw , wat mQn oog thans ziet.
Zoo ziet, met eeibied voor Natuur,
De wandMaar firoomen vlöeyesd vuur
Den Etna uit z^n* vuurmond braken.
Zoo zag ook de eerfte mensch Auroor.,
Toen z)j , met lachjes op de kaken.»
Uit de oosterkimme trad hervoor*
BBT MOORDBUICHT» Aff
O heerigk liclit, dat door uw prAcbt
Den droeven , maanden*buigen nacht
Dtr polen h dnlscer weet te ontrokken I
Weei wefkom mQ i op nw gezigt
Oevodt m^n 1»rt een blQ veinikkeQ
Ea poet n 9 lieflQk firalend licht 1
Het>jjgel9of zie n met fchdk ,
Als (haalde met vertoornden blik
In u een wrekend God ona tegen t
W4 zien flechts wisheid, liefde en magc^
Wtf ^ien » boe God in n zelfs zegen
Aan *8 aardbola niterfte einden bragt.
Neen » neen f geen roede » zwaard of lans 9
Geen O^dfei^^oel zien we in nw* glans ,
Geen hongersnood , geen watervloeden.
Hoe t zon » door dreigen helderen krsna
Van licht y de Aigoede op ons flechts woeden ,
En anderen z^gnen door dien glans f
Neen, Gocil bet Is uw liefde alleen;
Z9 d^gt zelfs lot de polen heen;
Ook diir wik GQ uw goedheén toonen;
Geen pielt der aard' mist uw beftier.
Geen mensch.» waar h|j op aard" moog wonen;
Uw fcbepsMen zqn U allen dier»
Dit, heeriyk Ifchtl dit leert iQ mi|j;
En, wat uwe oorzaak dan ook zQ,
Wat etheritof men u moog noemen ,
Wat Opf het groot heekl veifoiod* ,
Wy mogeq.| Godl uw liefde roemen ;
*t Ia jiefde, ei^ wijsbeid , wat ik vind.
GrsuMfffi, Jaq». 1831.,,^ .
II W. GLBUNSy JR.
a^
fi »"■ >. . ^ '. .^1. rr-T ■
LIED VAN D^ <pHUTT£&S.VAN -J^ÜUf E£RSTEN BAfl IfOBULB
• |>9Q0RDH0LLAND$CE1E ;iCaUTTERV«
fTaf godlijk heUenvolk t Neen , -V reemrifk Qrükenland
Zag nooit een^eedter drom rerxamM aan jo/n 'firandl *
(Wijs : fHi Neériandsck bloed ^ «nz.)
w.
ie kenc het volk van Nedérltiid ,
Hec kroost van Bato^ niet?
T(%\. yolk , dat «wordt Ü^V aangerand'^
Manmoedig weêrftand biedt;
Het oog vertrouwend opwaarts flaat.
Gerust op hooger hand^
En akker , erf en ploeg verlaat
Voor 't lieve .vafierI*|i4.J
Zoo doen ook wij, nu vuig vefraacf/
Geweld en n^ültetij
Den klaauw naar •sKonin'gs zetel flaac
En Nasftu's. h'eerfchappij ;
Zoo doen ook wij, "en treden toe, ^ '
Verlaten ons bedrijf, ^
En fchieten , blijde en wel te moé ,,<>
.J>en krijg$mansrok aao 't I)j.f. . ,
•W§ ilaan onwrikbaar als een rdts.
Schoon min gewoon aan *t land ,
"Dan aan het fchuiroend golfgeklots , ,
Dat op onze oevers brandt;
Wij , zonen van het noorderftrand ,
Verlaten d*oceaan^.
En zulUn ook op *t vaste land
^Is wakkVe mannen (laan.
De Koning, is ons heilig woord.
Zoo dier, ais *t vadefland!
Eb' wfce hem , die bun ruTstverftoort , .
Of die hun ftrikken fpant 1 .
W$ vreezen afval noch geweld.
Noch wat de muitzucht kan;
Maar coonen , ééns in dienst gefield ,
De kracht van de eerde ban.
WJö fluiten, oos eencfcragtig aan,
En. uit gevoel via. pUgt ; .
Wpfdt vroïök onzei diejwt gedaan ; ; • .-,
En even,.ti:oii»r v^rrjgt; . .. ;... ^
Wij weten , dat gehoorzaamheid ,
Wat utir de klok ook flaat, • - '
De kern is van de dienstbaarheid , *
Ën 't bolwerk van den ftaat, ^i *
/
Wij ftaren op den heldenftoet.
Die ons is voortgaan , -
En volgen , 't hart vol fieren moed".
Op de ingefhgen baan.
De leeuw heeft niet vergeefs gebruld ,
Gefchud den forfchen kop!
Komt, mannen , onzetf pligt vervnla;"'
De Kbnibg roept ons op t "
Laat woelen-daff bet vuigst verraad*.
Vereend met muiterij,
wij houden Hollands ouden (laat ' *
Van die'gedrdgten vrij;
Wij zijn met lijf en ziel verpand •
Aan vader Willem's eer,-
En dngen voor het vaderland
Het blinkend krijgsgeweer.
j. DAA^e.
— ~^~^~—— ^^■~—~~—
DE BBLGCN EN VAN 8PEYK.
Uaar leeft een volk , (zoo 't volk mag fieeten)
Deels onder en deels op den grond ; -^
Een yolk^ zoo fnood en eervergetéu»
Als ooit een volk op aard' beHond*
Het woont aan Maas- en Schelde-boordenV
En fchoeit zich gaarne op Franfche leen;
*t Maakt veel .bo\ia met bastaardwoorden.
En fpeelt op zijne wijs dén beest."
Het heeft alvast geen (lerke beenen ; . .
De weelde is hun te zware vracht^
Geen mensch , die 't volk ook geld wil léenen « '
Schoon hen vooreerst geen weelde wacht.
SOO pB BELOElTBN VAN SPBTK.
Watr *c no vtn leeft, ii zwtar te giifto.
« Van handel fom» en n^vefheidf*
Die dingen kan men dMr beic miilètti
Men kent ef éültr dan Ukewuit.
Eeni liad dit volkje <vol(^ te eten;
Maar. *t wu dertrncfac der flaveniQ:
Ligt hebben xQ niet noodig te eten»
Nadac zQ Übcr zQn en VrQ.
i'och zet kun liberteit tot rooven ,
TQt plond*i«Qr««,cot moorden aan»
En konden ze ooi een kooltje ftoven,
Z9 Moden *t wia niet laten ftaan.
Te floipen tot ^n.wal en grachten
Van een gedeblokkeerde veit;
Steeds naar eens aiiders goed te trachten»
*t All loof te flepen in hnn nestt
Veibonden, van ^at aard, te fchenden
En breken *t eens gegeven woord,
Daaibtj getrouwheid voor te wenden.
Dat is déir iets, dat zoo behoort.
Van roof- en moordzncht fchier te zieden
BQ *t zien van and'rer bangen nood ,
En *t met den naam van hnipe bieden
r , Te (tempelen f zegt, is dat niet groot t
Men zag aan Antwerps vr^e ilranden
Een onzer bodems in' den nood :
Straks weert de rappe Belg de handen,'
Snelt toe, en -— overmant de boot.
„ Dat is een hapje voor de Belgen ;
„ Zoo iets gebenrt niet alle dag,**
Dns dacliten deze vrQheidstelgen ,
En fchimpten luid op Hollands vlag.
Die vlag werd onder woeste kreten
Door *t fchelmsch gepeupel aangerand ;
Men had haar gaarne op *t dek gefmetèn ,
. Gevloekt, verguisd, vertrapt, o fchand*!
DE BILOSII MH VAM 0PB7K. 30I
Maif tUyd werd iiw« eer gewroken >
Uw vlig nooic flrtfloos aangerand;
Ook hier. bleef de eer niec ongewroken
V911 uwe vlag^ ifx^n vaderland |
Eü, die zoo roêmr^k haar dorst wraken.
Die held Is op uw* grond geteeld ;
Die *t ftoutfte feit hier dorst belleken , .
Vkeft^ Amdelf aan nw boord gefpeéld.
Van Speyk is 't, die *é lands roem gewroken,
Zieh voor öiiteeritag heeft gehoed ;
Die zelf de vtai&nien hééft «ntftoken.
Waarin het inUdrqf is geboet.
o Held , zoo waaid , bü Néérlands helden.
Te prpen met ondoofb*ren roem (
De naneef zal dien roem vermelden ,
« Wêi laffe ziel uw feit ook doe«i\
Uw naam , van Speyk , zal naast de namen
Van Claésfené en de A^niter ftaani
De Belg leef zich zQn fchenddaad fchamen ;
Wabt heel de xflenschheid kltagt hem aan*
Naaldwyk\
IA Maart 1831. j« j» bEMi£a van Dftft qon, PruL
D£ aLAAU^B KIEL.
(W^s : o Groote kopman in tabak , enz.)
H.
Loort nu een nieuw , een vrol^'k lied
Van *t geen in Braband is gefchied ,
In zijjne gloriedagen;
Hoort, landgenoot en vreemdeling I
' Hoort, Brusfelarenl hoort, ik zing
Van 't blaaüwe kielen dragen.
Wat mode of zwier had uitgedacht,
In wapendos, in kleederpracht.
Festoenen , keur van kanten ,
Wat fneé ze ooit gaf aan rok of jas,
\ Bleek, dat het alles ftukwerk Was,
Bg *t kieltje der bdgaoten.
êfENCELW. 1831. MO. 5. Y
302 DE BXAA^mi; KIEL.
Een fijne coqp vtö *t fbhtarvernnft
Schoilk san een volk, van zeden woft^
Een Haal van e!gen vinding;
Heel Braband jnicht» ~4iet ftuk beviel,
I En de anders (lechcweg: boerenkiel
Aanbad men in verblinding.
Zoo kreeg het blaanwe hemd den lof:
De grootfie bazen van het hof.
Zij fcboten er een over;
*c Volk, dat langs *s beeren finten ging.
Jan Rap , jjga maat , elk droeg dat ding •
Van lappediefs g^toover.
Voor ftof , voor regen , wéér en wind ,
Werd het, door grysaard, man en kind «
Als talisman gedragen ;
't Was ras gekleed , én — zeer goedkoop I '
Een (jerp, een paarlemoeren knoop
Deed van den fmaak^ gewagen.
En *t ging zoo als het altijd gaat :
Ook Holland kreeg die modeplaat ,
£n 't aapje kwam er fpelen;
Men meende alwat nit Bmsfel kwam
Was puik. en zipde aan Amfterdam
Of 'sHiige nooit vervelen.
Ja well daar rees het ondier op.
En fiak den helfchen drakenkop
Uit Brusfels oproerwallen.
Een pluggenboop , voor geld gehunrd »
Het fcbuim der frlkadellenbnnrr^
Zou nu den baars vergallen*
. In Holland , — kiel en kielsgelQk
Lag in een oogenblik in 't flijk , ^
Uitaffchuw van de Belgen.
Geen eerlijk lij f in V muiterspaki
Is *t braaf en onverwinbaar zwak
Van Neêflauds echte telgen.
DÈ BLMAtm KIILé 303
Voor hen , — geen w<mder , dat het ding
Bii .*c oproer de: nnifonn verving;
Het kon zoo veel bedekken :
Wint fchenr. en ttuf en vod en lap
Zou » dacttc 2$n Walvisck-riddi^rrthap; •
Toch fiaanw ontzag verwekken.
Op eens, 't is kielen , wat men ziet;
't ZQn kielen i die men ovérfchiet
Bq 't plunderen, moorden » firoopen;
Zelfs 't legioen van Mellinet
Houdt in dat pak geleken tred.
Om Limburg plat te loopen.
En overal en van rondom
Braakt Belgié zfaV rooversdrom ^
In zulke kiei-fchavuiten, — ' ,
Dat harnas» dapp'renl keert, geen lood;
Uw bajonet- of degenftoot
Schampt nooit en zal niet fiuitem
Men zegt» dat, toen eens de eerde Uel
Door 't fchaaroog van z^n* fchepper viel.
De Potter op kwam dond'ren ;
Dat hem mama, voor 't bakerpak,
In 't aardig blaauwe kieltje dak.
En 't fchaap zoo ^iet bewQad'ren ;
Dat petentoel toen .vast befloot,
üy eens een* Uel in Chaion's boot
Zou dragen voor fcaphander.
Is *twaar, men verw' cUen dan.eent zwart.
Als d' afgrond van een dulv'lenhart, —
Zoo Ipt het een op 't ander.
Febr. 1831. o» n» yam db PAyoao smits.
|04 ANEKDOTE ^ RAKf NIN^ BAGANUII,
ANUfldKmt f BiÉniDÉ Kjununiiü
T.
f^eenên ^mwifitt p a o a ü i fiii . dea .gmytümi bQ vah Zqn
verbU^f MfLUh, mnkxt 4p0lpi8 In htt Rök der Mode; kapfel
en kleediDg/ allei wtt il Is Pwgmninik Op sékeren d^g crid
de knnllenaar een* modewinkel binnen « en vroeg naar hand-
fchoenen. M«a liec er hem zien è.ia Cirsfe^\ No^ no ^
Signora , /una akra h^uiu!^ En de koopvroiiw bood hem
handfchoenea aan i^ la Paganinil
i iiiiiÉ iiw nm iiMUi iwt
OP DB GIFT Dis BEBftKN J« F. t>& GO£T VAN HONDERD
BL0BD2UI0ERS y TEN DIENSTE DER GELDE&8CHE 8CHUT-
Teau. C*) ; -
JDloedzaigers teil geJbhètikê ftafl CelJers Sctiüteery ? —
*c Is alles welkom ; wit en boe, de gift ook z^.
Maar , heeft ttéh diftp geen* Belg , die do^sc hééfl , meer in band ?
Één hunner nam de cadk dier honderd ligt ter hindl
IJ-
(*) Zie SiMsC9iifs»f ,▼«0 <s April lU
; rr ^^...^ «-^ «...^.^ Y' '
' ' ^Ül^tirfCBt OP DE BELGEN.
(Mede|Me«M tfdór tr. ti. 'v^AftNstNCk, bzO
Mö.
Lijn vriend n. Ui J4l&i\}i » tè Bél^l^i ieh tean, tot hec
Heilig VerbooA-der fifWséhIieitf beböofeMé, ibtirijft mij hec
volgende , dat ik .*der RMEtflé ¥aA die Tp/^hrift , als eeoe
kleinen bMfutli09,T(lraAld Aahbfedt
«, Apropos f :VM^é Bè^n PpxtktAÜ^^ toOeMk o coch
,, eens een, doorMtien oHKef beste SfcbtefS, den HeervoN
i^sTAEGEMANN, op hunne Koningjagt vervaardigd , punt-
^ dicht mededeelen , dat n zeker zal bevallen :
„ Saulf fo faget das Buck Samuilis^ fuchte die E fel;
n fTte du Zeitung uns fagt , fuchen die Efel den Saul!^
ME NG E L WERK.
DiS VORSTEN VAN DEN OUDEN EN VAN DEN
NIEUWEN TtfD.
/j^ z0n geweest , die tqden 9 wanneer dt Vorften als
halve Goden aangezien , geëerd , gediend , gevreesd wer-
den. Altaren voor hen oprlgten en daarop offeranden
ontfteken, kon men wel niet, maar hun den wierook
der lippen toebrengen , hen prijzen en vletjen j d|t kon
men , en dit deed men dan ook zoo ruimfchoots en zoo
gedurig , dat het wel niet misfen kon , of de voorwer-
' pen vatv zulk eene hulde moesten zich inbeelden 9 dat
zQ van eene betere ftoffe gevormd waren dan hunne flaaf*^
fche onderdanen, en van nature der Godheid naderby
ftonden. Zulk eene inbeelding, gefterkt en onderhou-
den door de onderdanigheid der volken , bragt noodza*
kelqk te wege, dat de Vorften al meer en meer die hul-
de als hun met regt toekomende, het land, waarover
2$ regeerden , als hun eigendom , en hunne onderzaten
als de geoorloofde fpeelballen van hunne grillige magt
leerden befchouwen« Als verachtelijke fpeelballen wer-
den dan ook de volken vaak gebruikt, en de willekei\*
rige/ onredeiyke, dikwijls geheel onbefchaamde handelr
wQze der Vorften, ook omtrent enkele perfonen, ging
tUe maat te boven. Behalve hetgeen de Vorst zelf in
eigen perfoon beleedigends deed , of uit eigene beweging
beval, was hij omringd door eenen hoflloet, die, hem
telkens zijne verhevenheid en zgne magt te binnen bren-
gende, zijnen fmaak ftreelende, zgne zwakheden verT
goelijkende , zijne averegtfche verlangens billijkende , erx
er op uit zijnde, hem allerlei foort van geneugten, het
kostte wat het wilde , te bezorgen , dikwijls als de uit^ .
vinder en fteeds als de gereede uitvoerder jran nieuwe
kwellingen voor de natie daar ftond. Zelfs dit was nog.
niet genoeg ; de perfonen , welke dien hofftoet uitmaak-
MSNCELW. 1831* NO. 7. Z
306 DE VOR&TKN
ten , badden bet grootfte belang bij de foort van aanbid-
ding , v/elke de Vorst van :^ja vo)k ontving , want de
luister van zijnen troon kaatfte op hen terug; hoe meer
de Keizer of Koning als een halve God werd aange-
merkt , hoe meer de hoflieden ook , als eene bijxondere
foort van wezens, hulde cmtvingen. ^ Zij toch geno-
ten eene eer, die aan andere roenfchen ontzegd was; z^
zagen en fpraken dagelijks met den Opperhéer, St
flechts fomwijlen, en dan nog maar van verre, door' de
menigte kon worden aanfchouwd; fommigen hiinner al-
thans woonden met hem onder hetzelfde dak, vergezel-
den hem naar de kerk en den fchouwburg , als bij uit-
reed, of in zijne lusthoven wandelde — a! voor alle
-zulke genietingen waren flechts lieden, ^wien zulk ede^
1>loèd door de aderen ftroomde, en geenszint die van
mindere rangen gefchikt!'* Zoo redeneerde de menigte ^
en getroostte ?ich allerlei willekeurige daden , aiperflo-
gen , onderdrukkingen , kwellingen en wat van dien aard
meer zij , eeuwen achtereen ; wel fomtijds in drift op-
ftuivende, en eene poging wagende, om meerdere vrq-
heid te^ erlangen , maar altijd teruggefchrikt , 2?ooras de
gedachte bij haar opkwam: „ Wij zijn het volk van
tten Vorst; ons voegt 'onderwerping en gehoorzaamheid;
bet 'is bijna eene helligfehennis , tegen onzen gebieder
an^ te verzetten;*' en ook veelal f{k>edig bedwongen,
wanneer de Vorst zijne magt liet gelden, met zijnen
toom (h*eigde, en met (Iraffen eenen aanvang maakte.
Dan, hoe dieper de waan der-Vorften, dat. zij hstlve
Goden op aarde war^n , wortelde, en hoe meer de on-
derdanigheid der volken fcheen zich t« moeten bevesti-
gen, hoe meer het tgdftip cener groote verandering ge-
naakte* Verfchilknde oorzaken ^ welke w^j nu^ alé
overbekend, niet zullen opfommen, deden de volken
uit hunnen llaap ontwaken; de oude grondregel: dat de
geregeerde menfchen al3 ^t ware om de weinige regerende
perfonen sfouden daar zijn , werd in twijfel getrokken ,
en^l fpoedig als ondeugend afgeTchaft en verrnild tegen
dien » ÓAt de regerende perfonen om den wil vtn de ge«
VAN DBW OUOBN EN IflEÜWBN T^JD. jOf
regeerden hunne ^ posten bekleeden. Met den ouden
grondregel viel natuurlijkerw^ze de$zelfs geheele naOeep
van dwalingen weg. Men ontzegde den Koningen hun»
nentiaog van Iialve Goden, en zeide hun» ja deed hun
zelve begrypen, dat zü menrchen waren , even als alle
Gods redelijke fchepftlen op aarde; men verloor alle b^
zonder ontzag voor de perfonen , die deil Vorst ohh»
ringden , en begreep , ja bragt onder bcc joog der hove*
lipgen, dat ZQy wel verre van verhevener wiézens, dan
anctere. raenfcben» te zijn, eigenUjk minder vrqe perfonen
waren, dan menig landbQuwer of acbeidivman/^ en dat
bet zulk eene 'benödenswaardige eer niet is, indexnahq^
beid van een^ Vorst te verkeer^ , wannieer. men daar den
lang vatl bediende bekleedt ; terwijl de: gewone burger i
die flechts dsn Vorst van vefre kan aanfchoAiweta, door
geene lastige banden van perfoonlijke . di^sstbjetoomttg
gekneld wordt* Al die veranderingf^ ys^ denkbeelden
werden niet in werking ge|^agt;zQndor .«e^^ldige Spkok^
kep^ zonder ^t plegen. "vangfoote onr^tvinardighed^,
ja van gruwelen , die de menschbeid om^r^%^..tnf,yu^
wJIjl de.Vorftep en hoyelingen .nog h^ en.^aar zoQ.:veel
van hunnen ouden luister,, als mog/^lijlf: was,,. zpcb;eO/tf
ledden : en te bebqujden , ^verdcei^en de yt^Uc^ dfi ^fht
naar vrijl^, en flo^gen over tot eene^verderfelykeT^^Ofir
handigheid** Npg op dit oog^nbltk is de.giatiM (ter g«T
moed^m.piet bedaard (.maa^tp^b i^ppiv^eli is .f^ed^.i^
goede bewerkt , dat er eem aIg«inewe,:toeï»d^r||ng,. w«-
(^zijds,;V«n VorfteQ.^ volleen tpt elkaqdei-^,, pjasits
JtMTt} «dat de.yorist s^iet Unger. op .eene;ovef(qatige Mde
«pfpraak^ «naakt, geene onbepaalde, mfigt Qvqr zijne.oi^
derdanen begeart te peCenep i, :maar uit^gftn4f e} .^icb wi^
doqr eenig^ grondwettige beperkingan' wil iatffivfiiÈm»
denf <da(.^bq ^f bjegrypi en^erkeq^V 4l« rde polken iQok
hunne tiegtm hebben, die njet door .de;,M;ilIekeur van
wfttnigp ^perfonen ipogfnv met yoetm ge«e4^n worde»;
4hK hQ. eindelök ikhz^vt^ befchouwt als den etMrftw Ma-
^stiSiatsperfi>on 0)< ZOU' r^ , . die niet ;BL\\^m' v^igt is*,
t|it bet> meeibi welzQ» vaBr^.zynBrilgndgenootea, «po
Z a
zot 0Ï VOflST£N
?^1 mogeUjk , bij te dragen , maar daarin ook zijn hoog-i
(te belang vindt , dewijl het geluk en de lieftle van zgoe
onderdanen de beste waarborgen zijn voor het behoud
van zqne kroon. — Wij moeten hier den lezer herinne-'
ren 9 dat wy in dit gefcbrift niet anders voorhebben ,
dan de zaken in het groot te berchouwen, en ons niet
gebonden rekenen aan bQzonderheden , welke onze mee-
ning zouden fchijnen te logenftrafen , omdat wij van de
waarheid des algemeenen grondregels ten volle overtuigd
adjn, en geene bijzondere xtegenftrijdigheden eene alge*
mèene waarheid kunnen omverftooten. — De gefteldheid
van zaken zoo zijnde, als hier boven aangewezen is,
£00 volgt daaruit, dat de Vor^t een tweeledig karakter
bezit: i.' als mensch en medeburger in zijn land; 2. als
boofil der regering. Aan beide deze afdeelingai z^
pligten verknocht, op welke wij nu het oog wHlen ves*
tigen; pligtep, die, te voren weinig in aanmerking ge^
nomen « thans in volle klaarheid daarftaan.
I* De Koning , als mensch en burger beichouwd ,
heeft, gelijk alle andere menfchen , -zekere eigenliefde ,
zekere Qdelheid , zekere zucht naar uitbreiding van zijnen
invloed op anderen , alsmede naar de vermeerdering van zijn
gddelijk vermogen. Hieruit volgt natuurlqk , dat het hem
aangenaam is, wanneer de daden, welke hij verrigt^
de maatregelen, welke hij neemt, der groote masfa
z^er onderhoorigen welgevallen $ dat hij giame gepr^
zen, by gelegenheid toegejuicht, als wQs, voorzigtig,
godvreezend en deugdzaam geroemd wordt; dat het
4iem een behagelqk denkbeeld is, zijnen invloed op eaié
grootere uitgebreidheid gronds allengs uit te (trekken ,
en dat het toenemen van zijne bezittingen en jaarlijkfche
inkomden iets (Ireelends heeft voor zgne verbeelding.
Dat h^ dus naar dat atles (breve, is even natuurlijk als
geoorloofd ; maar ook alleen door geoorloofde middelen ^
^ en door dezulke , als met z|jne verpligtingen als Koning
beitaanbaar zijn , mag hil trachten zqn doelwit te tref-
ftn., Zijn wandel moet naar de voorfchriften van Gods-
di^st en zedelijkheid ingerigt wezen ; h^ moet éermk
VAN DEN OUBBN ÏN NIBUWBN TQD. 309
.«n getrouw zijne, verbindtenisren met andere Mogendhe-
den nakomen, zjijne beloften jegens zijne onderdanen
volbraigén^ in alles zijn eens gegeven viroord gefland
^loen ; zich niet veroorloven j naar mate zijn behng zulks
voor bet oogenblik zou fcbijnen te vereücben , zijne ven»
rbindtenfoièn te (mtduiken , of aan zijne woorden eene
andere uitlegging te geven , dan die , voor welke zq
vroeger dóór elkeen waren aangenomen ; bij moet geenc
kuiperijen gedoogen , aan^ geene kwaadftokers gehoor ver-
leenen , geeneo onderkruipers of lasterenden aanbrengers
voet geven, aan allen zonder onderlbbeid regt laten wer
denraren ; zich door geene vooringenomenheid laten weg«>
Hepen; zich genoeg ftandvastigbeid eigen maken, óm.
een eens genomen welberaden beiluit door te zetten , en
genoeg nederigheid zoeken te verkrggen, om naar goe*
den raad te willen luisteren; hQ moet willen beloonen
en durven ftraffen , waar bet eene of het andere te pas
komt; hij behoort, in één woord, naar mate zijn (land
meer verheven is , alle burgerl^ke deugden op eene meer
verhevene wiQze te bezitten .en aan den dag te leggen ,
en dit ia het biy^onder te bedenken, wanneer het aan-
. komt op de vraag naar uitbreiding z^'ner magt en aan*
winst van geldelqk vermogen; zoodat hij nimmer ge-
dooge, dat bet bloed z^er medeburgeroi ftroome, op-
dat ht| van eenig ftuk lands te meer mester worde , of
dat de tranen zijner landgenooten vlieten , opdat zijne
' fchatkist door eenige duizend gulden te meer gevuld
worde.
2. Als Koning heeft de man , die aan het hoofd der
regering geplaatst is , behoudens de pligten als menscb
en burger , welke wQ aanftipten , er nog andere te ver
vullen, die aan zijnen rang verknocht zqn. Zonder
hoovaardig te wezen, behoort hij zekere achtbaarheid
in zijn gelaat, zekere fierheid in z^ne houding ten toon
te fpreiden. Zonder ongenaakbaar te wezen voor, of
norsch en onheusch tegen degenen zgner onderdanen ,
die het wagen hem perfoonlqk te naderen , voegt het
hem , zich niet al te gemeenzaam met iedereen te ma>
ken; het voegt hem, aMjd te doen gievoeleo, dat ü^
Koning is. Zonder eene Aziatirche pracht en ii^eelde in
^zQn paleis^ of wanneer hij uitrQdt, te doen fchitteüen,
is het welvoegelijk , dat bif sidi^Van meer dan burgen
Igke ftaatfie omringe, en, mét zekeren luister omgeven',
zich aan de oogén zQner onderhóorigen vertoonè. Wat
in den burger als' eene wijze fpaarzaamheid zou geprezen
worden, wbrdt in den Koning als eene overdrevene ka-
righeid gelaakt ; daarom moet deze ruimfehoots verterin»
g^ maken , niet juist zijne behoeften in adlt nemen %
om aankoopen van meer- of minder belang tèdoisn, er zich
geenszins aan laten gelegen liggen , dat het onflerlYoud
van zijn hiiis eene veel grootere fom bedrage, dan daar*
toe , ilrikt getiómen , zoude noodig zijn. De Koning
moet wél geen moedwillige verkwister, maar een allcS
zins onbekrompen en edelmoedig uitgever wezen. Trou*
wens, edelmoedig te zijn, is een déf allervöomaamlle
vereischtien lA eenen Mófiaich , en een der pligten, die
zich in de- vèelvuldigftè takketi verfpfeiden. Het mag
edelmoedig geheeten worden , wannéér de Vorst aan'gc^
ftichten van liefdadigheid eene onbekromperie onderden*
ning uit eigene fchaiten fchenkt; wannter hfl tot heè
uitvoeren van nuftige werkto , her graVen van* kanMen ,
het aanleggen van w^en, het oprigteii van gedenkteeke*
ften voor groote mannen, en wat van dien aardineer
üy, van het zijne met eene milde hand bijdraagt $^ men
mag het edelmoedig noemen, wanneer hij (in gevallen,
waarin dit zonder zwakheid gefchieden kan) aan fchul^
digen genade verleent , of hem perfoonlijk aangedane be-
leedigingèn vergeeft ; men ihag het te regt kis eene edel-
moedige daad befchouwen , wanneer de Vorst , zijn per-
foonlijk belang ter zijde Hellende , ter liefde van zijd
volk en ter bevordering van het welzijn zijner onderza-
ten , van eene (anders voor hem wenfchelijke) vermeer-
dering van magt , of vergrooting van inkomften , aflhnd
doet. Er kunnen gevallen beftaan , waarin ' het hem'
meer eer zal geven , een klein land te beheerfchen , een
bepaald inkomen te genieten, ja met een' minderen titel.
VAN DÉW OUDBN BN NIEUWEN TIJD. Jll
dan dien van Koniog, zich te vergenoegen 9 dan teftijgea
in m^gt, rijkdom en rang. Waar iiec gevoel als «o^AfvAt
zich in den Vorst in tegenftrgdigheid vertoont met het
gevoel, i als Hcffofii van den ^taat , gelooven v^ veiligUIJk
te kunnen zeggen » dat bet gevoel als Koning de over*'
hand behouden moet. Groot als mensch kan ieder bur*'
gqr ,. zelfs in den geringft^ (tand y fchöoh dit dooPt bQ^
deren liiet erkend 9 niet geweten wovde% iUf^het. alziend
oog der Godheid wezen; maar groot als^ Koaing kan de
mensch , in zulk eenen Ihnd geplaatst , in bet verborgen
niet z^o. Zijn pligt als Koning moét hem de .^r, om
als zoodanig groot genoemd te kunnen wotiSen, doen
verkiezen boven • het eigen gevoel van het genoegen ,. om
als mensch groot te zijn. Trouwens $ volgens de fdiets,
welke -wij van het vereischte in eenen Vorst als mensch
en burget en als ' Koning gegeven hebben ^ vloetjen? de
twee ' karakters zoodanig ineen 5 dat het' wélligt niet
mogelijk voor denzelfden perfoon zoude wefcen, groot
als Koning en niet als mensch , of groot als mensch en
niet als Koning te wezen; w^nt men zal toch gemakke*
IQk begrijpen, dat wij het woord gróót in den zin van
edel 5' goed , voortreffelqk ^ en ' geenszins' in \ dien ^ van
overwinnend', bij nitftek 'magrig , of eenë despotltekd
w^e van regeren aanduidende, hebben willen bezigen^
Is het ons gelukt , naar waarheid te fchetfen het on-
dericheid tusfchen eenen Koning van den ouden en eenen
van den nieuwen tijd, en te doen zien, hóe veel mee^
overeenkojpftig met bet wezen- der zaak het oogpunt' is ,
waaruit de Vorften thans befchouwd worden, dan het
licht, waarin men ben in vroegere dagen (lelde; 200 zal
bet wel van zelve fpreken , dat de Koningen van onzen
tijd, vtmnneer zij de opgenoèoïde pligten vervallen ^ al-
tbads ^en ^ zoó veel , zoo niet ongelp veel ineer aan-
fptttk op de achting en den 'eerbied hunner landgoiooten
hebben , dan de Monarchen van vorige eeuwen had-
den. Of hun die achting en die eerbied, die den we-
derkeertgen pligt van het volk jegens den Vorst uitma-
ken, worden toege^iragen , is eene andere vraag, op
3I& D% VORSTEN
welke w^, om der waarheid getrouw te blQven^ ontken*
nend moeten antwoorden; maar daarvan dunkt. ons de
oorzaak te wezen , i. dat er eene gisting ónder de vol-
ken heerscht , waardoor zg tot nog toe ^heid in los-
bandigheid» het handhaven hunner regten in het' ver»
krachten van alle regten, ongedwongenheid in het vei^
werpen van alle billijke ondergefchiktheid zoeken , en &•
' dat de meeste Koningen nog te weinig het oude kunnen >
vergeten, en zich voegen naar den. geest dezer eeuw,
zoodat zj} fteeds gehecht bleven aan oude gewoonten , ver-
fletene gebruiken en gewaande voorregten , dfe niet meer
met den (land der dingen in overeenftemming zQo. Dan
allengs, dit gelooven w|], zal de volksgisting bedar^,
enjj zullen de Vorften hunne ware belangen inzien , en
begrgpen, dat, fchoon hun t|}d, om als halve Goden
gediend , en , door vleijers omgevati , eigenlijk bedrog»
en door een' valfchen fchyn verblind te worden , voor*
bi) is , een gulden t^d , waarin zg , geacht , geëerd , van
opregte vrienden omringd , over volken, die hunne regten
kennen , maar de noodige ondergefchiktheid eerbiedigen,
als vaders regeren zullen, voor hen aanbreekt* Maar
welligt zQn hiertoe voorbeelden noodig ; welligt is er
thans geen Vorst, die beter dan onze Koning, en geen
volk, dat beter dan bet volk van oud Nederland een
dier gewenschte voorbeelden geven kan. Onze Koning,
in de fchool der tegenfpoeden onderwezen , beantwoordt
in vele opzigten aan de fchets , die wy boven van e^*
goeden Koning gaven; hij vereenigt in zich vele deug-
den van mensch, burger, en Vorst. Niettemui heeft een
groot gedeelte van de onder zijn bewind levende pnderda»
nen zich fchandelijk tegen hem vergrepen , noch mein-
eed, noch verraad, noch bedrog ontzien, om zich op
de ondankbaarfte wijze van hem los te rukken^ Zijn be-
lang , welligt zijn wensch , als mensch , zou in dit geval
medebrengen, het eens byeengevoegde grondgebied, en
de aan deszelfs besit verknochte rijkdommen, misfchien
ook titels, niet te verliezen, maar op alle moge^jke
w^ze weder aan zich te trekken; maar zqn belang als.
VAN DEN OUDSN BN fflBUWKN TQO. JIJ
Koning elscfat het tegendeel , omdat lüj in het oog der
wereld 9 en in de bladen der gefchiedenis ^ als een groot
man zal preken , indien hilj, alle heeracb- en geld-
en titelzucht verachtende 9 meer eer fielt in een bq)erict
gebied, in een bepaald inkomen, in den eenvoudigen tite}
van Soüvereinen Vorst , van Hertog of van Graaf, ge»
bied voerende over een land, waar eendragt.en orde heer-
fcfaen , en. over een rustlievend en n^ver volk , dat wel.
eene wettige vryheid op prijs weet te fchatten , maas
tevens naar eisch onderworpen en gehoorzaam is , dan
in het zwaafjen van den fcbq)ter, het bezit van over«i
tollige fchatten, en het voeren van den titel van Ko^
ning, in een verdeeld en muitziek land , over een on-
rustig , twistgierig en hem fteeds lagen Iq^gend volk.
Hij geve dan het voorbeeld; hij kieze, om bQ alle nage-
dachten een groot man te'heeten; hij verwerpe de on*
waardigen , hechte zich vast aan de getrouwen , en ge-
niete zoo nog by z^{n leven de edele zelfvoldoening van ,
als mensch en als Vorst beide, al het mogelijke goede
te hebben gedicht. — Het volk van het oude Neder-
land, dat alle billgke redenen van ontevredenheid ter
z^e gefield heeft , zoodra z^e bastaardbroederen op»
ftonden tegen den wettigen Vorst; dat cioor een edd
fiilzwrigen lastertaal en befchimping beantwoord , z^e
edelfte loten afgeflaan , en geene opofferingen van bloed
of van geld ontzien heeft, om den troon te fchragen;
dat zich in masfa gewapend m voor Vorst en vaderland
in de bres gefield heeft; dat trouw gebleven is te^midden
vin verleiding en gevaren, ja waarvan fommigen die
trouw met' het ftorten van hun heldenbloed verzegeld
hebben, iets dat alle^ anderen m dezelfde omftandigheden
ook zouden hebben gedaan , of doen zouden ; dat volk ,
hetwelk reec^ blinkt als eene pard aan de kroon van
Europa , en de vreemde volken hunnes ondanks tot be^.
wondering dwingt, getrooste zich klein te wezen, en
eene door de natuur misdeelde , geringe plek gronds te
beflaan ; het blijve eensgezind , ordelievend , trouw aan'
eed en pligt, fiandva^itig in moed tegen dm vijand. van
}Ï4 OE V0R3TEN VAN DEN OUI>BN EN Nf BUWBN TUD.
bviten , weldoeodb en jcorgende voor de mfldahÏKigclioo»
tin) en dh gedn^ zsl een voorbeeld wezen « wtuirtm
de goede kiWoed op andérö volken* niet te berekenen i^
Ge^fk ^énegriumkorral , Jn vette wrde gevalleb» duisend*
voudige -vruclir voortbrengt, :£oo zü dan heiligt bet
voorbeeld van den Vorst over een klem n|]k^ en van.de
bewoners^ van een klein land, vele groote* Vorften ea
groote natifti aangaande deraelver ware belangen verlich-
ten, en brengen tot rust , tot orde en tot geluk* God
geve, dat bet eoo wezen moge, en zegene daartoe den
Koning en het volk van het oude Nederland!
M.J.
AANMERKINGEN EN WAARNEMINGEN, BETUEFPRNDS
OE HEILZAME UITWERKSELEN VAN HET DECOC-
. TÜM ZITTMANNI.
(Vervolg en flót v»o bl/281.)
Tvfeede Waarmming. , • • r
D.
'e HeeM;. • • éw n , 20 jaren oud , Insgél^ks vaneen^
Uiënchtfge gaüeldheid, klaagde den 4 September iS^
dvei' tmtsgomrrhoca. . Bf. bet • onderzoek werden er nog.
twee.x#él'e& gevonden, Dec wédereödevanhet/r^/iftf/^^o
. 'Nbvént een> ArfeQg' diaec eo veraijdfog itx botten*»:
lucht i, fehreèf'^DrJ ha os b u , den 5 Sefktn ^ i gieui daügi
Vïïb écBL^^i^drarg.' o^dal. mgr. in ^klimmende giften-
voocv ten einde een^' ligten fpeekreHi^loed te verwekkeabT
Dete:boieftobft^t>p: den' Tierden^dag, Wanneer er dechélte
I gtrin ingenohiem was»' <Na 10 dagen wiasrideiJkwaal^
tot Qp>dd obeoUijvéade; roodltesd deriükteekens oSyger
nesen^ Oin deze tie.'iVeidiQ^Ten^^'twerd er tV grein' va«
den rooden Pr^uipitdai voorgefcbreven* • '
Bij de eerstvolgende bezoeken was de lyder diec te
huis; den 14 Oct. bezocht hij zelf zijnen Arta. Gedu-
rende al dien tijd had de lijder noch geneesmiddelen ge*
OV£R HBT DSCOCtrUM ZITTMANNI* IMS
bniikt, noch sijn dieet gehoudeo^ matte zkh op böt UuMt
tot het buiteofporige toe te buiten gegaan , eniaioh'dt*
geli^s tot diep in den nacht aan het ruwde wedor
blootgefleld. Dè sweren waren weSer opcngAit>keD4
& had zich een vlechtvonnig uitflag óVef het ganfche
/érr^/cm uitgebreid; de keelholte was levendig rcKxi^ en
aan de amandelen vertoonden zich twee zeer pijiiiyiie
xweren. Nu werd dan ook, met het alleiflteiigfte dseec,
het Decoet. Zittmanhi vcorgefchreven. Dn hTackbr^
ftdde daarbtj den l^der de afgrQftlijké gevolgen zijner
ziekte bQ herhaling met de fterkfte kleuren voor oogeni
eti het is waarfchijnlijk, dKt h^ zich gedurende de kuur^
welker kortheid hem niet bnbehagel^k voorkwam ,' vrij
ftipt aan den leefregel gebonden hebbe. £r volgden, ga^
durende dezelve, dooi^[aans dagelffks vQf of zes fto^
gafagen', met ongemeen veel zweet; doch in de. pisont^
lastiDg was weinig of géene verandering waaf te^ neniai«
Na den adoop' der kuur waren al de ziekteverfchijnfelen
verdwenen ; doch kort daarna openbaarden zich op nieuw
pijnen in de keel, die , wekelijks verdwijnende en terng^
komende, naarmate de IQdér zieh tneer of tain ^n h^
ruwe weder blóotftelde, tot Febroarij aanhielde. - Ge^
durende dezèii t^jd werd e^ ,' hoczeëf'de 'lijder 'de^kwik
verlangde, niets^ voorgefehrfeVto, ^cf éeöigé draéhma'ii
Sal jfMmofiiac in y/q:. Ceraf.; doch den Bjifer dHngend
aanbevioten, om zieh aèn geetie nieuv«ïe' verkoudheden
bloot te ftellen. Hoezeer ook dit la^tfte v^orfehrift
flecht werd opgevolgd ; is de lijder eventeel federt Pe^
brotój iSaS'Volfcoiöen gezond gtbleven. ' '^
Behalve heft nut van den drank vdn zfTl'ftFANt^ iü
deze beide verouderde en verwaarloosde gevaÜeil V Wórdt
tevens dukkflp bèwteen , hoe moeijcl^kf het is, om jonge
en 'ligtzlnnige perfonen duurz^m aan den fMngeti lee&
en eetr^gel te bmden,' die bij de behandeling' van ^-^
philitifche ziekten (leeds zoo zeer vereiscbt woidt,
vooral wanneer die behandeling langdurig zqn moet, ge*
lijk altijd het geval is b^ het toedienen van kwikmid*»
delen. E)aar nu de kuur met het Decocium Zittmanhi
3l6 OVBR H£T DBCOCTUM ZITTMANNI.
veel fpoediger afloopt , en de ^ders volftrekt verpHgt
tot het houdeo van een goed dieet en bet verblijf Jn eene
«gelQkmatige en wanne temperatuur, is dit een tweede
voordeel , aan dit laatfte middel verbonden.
De mededeeling van <le overige waarnemingen van Dr.
HACKER zoude kunnen ftrekken, om het geftelde nog
'fierker te bevestigen ; doch wij hebben ons dit , gèlqk
•gezegd is , . tot eene nadere gelegenheid voorbeboudeo.
vWij mogen hier evenwel in 't algemeai bijvoegen, dat
het middel dezen Geneesheer nimmer bedrogen heeft, en
dat er geene recidiven gevolgd zijn, boezeer de lyders
de kuur flecfas eene enkele maal hadden doorgeftaan.
Wanneer ook alle toevallen niet altijd onmiddellgk te
eenemale na dezelve geweken waren (zQ duurt lo da*
i;en} , werd e& evenwel flechts eenê korte en ligte na-
kuur gevorderd, om de heilzame nawerkmg yan bet
Decoctum te verfterken , en alle fporen van het Igden
te verdrijven. Dtzt nakuur beftond hier (gelgk ook
€ H E L 1 u s dit voorfchrijft) doorgaans in het drinl^en
van eene Salfaparillentbee , en in bet aanhoudend ver-
bluf m eene warme en gelgkmatige telnperatuur , gedu-
rende eenige dagen na de eigeniqke behandeling. Bene
enkele maal flechts gebruikte Dr. hacker daartoe a
greint Aurum natrtMnuriaticum , als infmering in de
long in zeer gebrokene giften aangewend» Ook de pioe-
ven , door hem n^t dit Decoctum tegen de oorfpron»
kel^'ke Syphilis genomen, leverden bewezen op van
de gunftige uitwerkfelen, welke men evenzeer in deze
gevallen door dit middel verkrijgen kan : ook hier werd
flechts eene geringe nakuur gevorderd , om de genezing
te voltooqen.
De beroemde the den, waarvan w^ reeds melding
maakten, prijst, in het boven aangehaalde werk, eene hem
eigene manier van toedienuig des Sublimaats (^) zeer
<- (*) De wijze van toediening dezes middels door thsdbn
is naderhand door dzondi eenigzins veranderd; doch. ook
de neebode van dezen laatften is er nog verre af van. in allt
gevallen te flagen.
OVBR HilT DECOCTUM ZITTMANNf. Jl/
iterk aan: bq roemt dit middel, als bét beste onder die
kivikmiddelen, om de SypMiftt berftellen; docb erkent
evenwel, dat er, na eene fchijnbaar votkomene gënezingf
dezer ziekte door hetzelve , dikwijls ihftortiDgen plaats-
hadden, *t welk hem genoodzaakt had, z^ne IQders
fteéds aan eene nakuur te onderwerpen, beffaande in de
toediening van it Kmkophsfing van p l e nc k , in eene
hoeveelheid, welke met die van den gebruikten iS'//^//*
^aat in' bepaalde evenredigheid (lond , waarna hij den
Igder nog a of 3* weken bloedzuiverende dranken inne-*
nen , een ftrikt dieet houden , en in de zaal der genezen*»
dól verblijven deed (*). Deze methode, hoe proefhou-
dend zij hem ook door zeer menigvuldige en langdurige
ondervinding gebleken was , heeft evenwel in enkele ge*
vallen gefaald. Doch hij zelf erkent, dat de behande*'
ling met het Duoctum Zittmanni van een* meer gewis*^'
fen uitflag gevolgd wordt. Men hoore hem daaromtrent
zelf. Na gezegd te hebben , dat de ware uitvinder van
dit middel eigenlijk niet bekend is, maar dat hg daar*
niede door den achtingwaardigen Hofraad pröbisch,
Regimentschirurg^n , die hetzelve Dccoct. Zittmanni^
noemde , vms bekend geworden , verhaalt hfj , ^ dat p r d«
^ B i s c H met een' perfoon van aanzien , die toenmaals-
„ federt 30 jaren aan menigvuldige fyphilitUche verfchijn-
„ felen had geleden , en drie malen vergeefs een' fpeek-
M felvloed had doorgeftaan , naar Carlsbad gereisd was.
„Ook het dagel^ksch gebruik van het bad aldaar biatte
„ niets. Pröbisch fprak toen toevallig met Dr.
„ziTTMANN over dezen Iqder , die hem raadde , om
„ hem 36 flesfchen van het genoemde Decoctum te doen
„ innemen. Dit gefchieddc , en de bgna op|[egeven lijder
„ genas volkomen. Pröbisch (dus vervolgt t h e-
n o B n) wendde dit middel tegen vele andere zamengeftelde
„ of ingewikkelde fyphilitifche ziekten met veel nut aan,
„ en ik heb evenzeer de bijzondere uitwerking daarvan
„ in dergelQke gevallen , waar alle kwikmiddelen te ver-
O Op. €it. p. 8. .
Sl8 OV£R HBT DSGOCTUM ZITTMANNI.
^ geefs waren aangewend, zeer dikwqls ondervondeo.**^
Hij zegt ten <flotte, dat hy aimmer eenige nadeellge ge»
volgen van deze kuur gezien lieeft; en dat dezelve, als
men, by een zeer verouderd en ingeworteld lijden, waar
alle toevallen niet volkomen met de eerde kuur zijn gewe*
ken, de verdere berftelling niet op de blqote nawei^ing
van het middel , door de Saliaparillenthee bevorderd, wil
laten aankomen, gerustelyk na zes of acht dagen kapbeF*
haald word^ , wanneer z|] niet nalaat den IQder gebe^ te
herftelW (♦). (Aangch. werk, bj. ii— 14O
J)it laatfte zoude ik door eigene ondervinding kunnen
bevestigen. Meermalen ben ik getuige geweest van 4e
fchadeloosheid der herhaling van de kuur vo<;Hr bet: ge»
fiel des lijdia , terwj|jl alle ziekteverfchijnrelen daardoor
volkomen uitgeroeid z^n geworden, Een zeer treflTead
voo]rbeel4 is mij daarvan in mijne bui^gerprakt^k voorga
komen , waar eene duurzame berftelling is bewerkt door
de dubbele aanwending dezer kuur , bij een v^ouderd
lijden van klienichtig-rheumatircben aard, met fyphiliti*
Tche complicatie, (het waren hardnekkige kliergezwdleo
en verz^wcringen , met koperkleurig en fchïlferachtig huid-
ultQag en zwervende pijnen verbonden) waartegen voonaf
alle gepaste middelen lang , doch volftrekt vruchteloos, be-
proefd waren. Van deze dubbele kuur , die buinen wei-
nig meer. dan eene maand was afgeloopen, zijjn twee
achtingwaardige Geneesheeren de^er ftad oplettende, en
naauwkeurige getuigen geweest. Bij nadere gelegenheid
hoop ik dit geval in *t breede mede te deelen.
Hopende mgnen Recenfent en het geneeskimdigcj pu-
bliek hie^dppr nader van het nut eens middels overtuigd
te hebben, dat , onder een goed beftuur, jnderdaad ^le
hopelooze lijders hunne gezondheid en het verloren ge-
not huns levens kan teruggeven, ftem ik overigens yan
harte toe, dat het inderdaad fchaden kan, wanneer het
door iemand wordt aangewend , die noch den aard der
kwaal, noch den ftaat der kracl;uen, noch den toefiand
(♦) In één geval flechts heeft theden evenmin door hec
De^. Zittm. , als door eeoig ander middel , kunnen ftagen.
OVER HET DSCOCTUM ;eiTTMANNl« 319
van de gevoeligheid der fpljsverteringswerktuigen ^ In een
gegeven geval , weet te waarderen. Ziilk eenen , maar
ook zulk eenen alleen, hij heete dan Arts of niet, roep
ik, roett den Recenfent, ten emftigfte toe: Abftine ^nitt
fit meihodum nescis , maar quia methodum ncscis l
H.
STAAT DBR OPENBARE MfiENlNO IN BELGlê.
Let is geene gemakkel^'ke zaak, mee volle zekerheid te
bepalen, hoedanig ie openbare meening in een land Is, waar
verfchillende partijen zijn, en elke partij zich gaarne als de
meerderheid wil doen voorkomen , om niet als factie « maar
als volksftem aangemerkt te worden. Men kan te deaen
ook ligt bedrogen worden in verwachtingen op ondememin»
gen y die van algemeenen bijval afhangen ; en aan den ande-
ren kant eene ganfche bevolking beoordeelen naar hetgene
eenige caddraaijers doen of weten door te draven* Moeije-
ip 'daarenboven is het, wanneer, bQ gebrek van nationaien
geest, een land in partijen verdeeld is.
Intnsfirhen heeft de zitting van het zoogenoemd Nationaal
Congres te Brusfel van den 12 April een* maatftaf aan de
hand . gegeven , waamur de toongevers zelven het getal van
hunne aanhangers doen berekenen.
In de zitting van den 31 Maart was onder anderen, door
een aantal leden, het voorftel gedaan, om het Congres tegen
den 95 Jprii te ontbinden^ en de beide Kamers ^ volgens de
nieuwe Conftitntie, bijeen te roepen. De centrale fectie
llelt voor, om die ontbinding tot 1 Augustus te verfchni.
ven; en. nu wordt door den Onderpastor van de St. Ja-
kobskerk te Brugge eene redevoering nitgefproken , die wel.
ligt bet artikel uitmaakt , in het Journal de Fiandres op dat
voordel beloofd, maar niet medegedeeld, en welke rede*
voering opmerkelQk Is , zoo wegens meer dan ééne pasfage
in dezelve voorkomende, ais' wegens den redenaar , die de«
zelve uitfprak, een Geesteiyké ^ en orgaan van de Gèestei-
lykheid dus , — en wegens de uitwerking, welke die redc^
voering gehad heeft.
In de eerde plaats toont hij aan , dat het Congres , het*
welk niet alleen de misfie had , eene Condicutie te bezor.
gen , maar ook een^ Chef, dien last nog niet vervuld heeft;
l^aar dit fluit de dlsfolutle of prorogatie , en de 'bycenroe.
2^0 STAAT DBR OPENBARE MBtNlNO IN BSLGl(»
plog der beide Kamers niet oic, die' volgens de nieuwe Con*
fticntle bet wetgevend gezag moeten uitoefenen , daar hèc
Congres daarenboven kan bijeengeroepen worden , om . die
eonftifuérende daad te verrigten van een' Chef te verkiezen ,
'als de Mogendheden er mede gereed zijn; en na preekt
de Ooderpastor van Brugge te Brusfei het volgende: „ Il
me resce encore k pronver, combien il ferait dangereox de
convoquer les Chambres, et de nous desfaifir dupouvoir^is-
iatif^ en' leur faveur; tout en nous resfervant Ie pouvoir
conftihiant.
. j9 II me parait imposflble, MesGeurs , quMI y ait une parfaite
conformité des vues entre deux. corps , 1'un conflituant, Tau-
tre législatif. (Waarom niet? als het volk die waardige ver-
tegenwoordigers ook voor de twee Kamers inkoos, daar, vol*
^ens de nieuwe Conftitutie , ook de Senaat of eerde Kamer
door de (lemgeregtigden verkozen wordt.) Car en mettanc
(vervolgt de Onderpastor vANiiAERNE)i part tout esprit
de corps , route jaloufie » qui ferait peutétre peu 4 redouter
de la pfrt des mandataires belges , il est de toute imposfibi.
llt^ , que deux corps foyent animés du méme esprit et ayent
en tout les 'mémes vues et les mémes intencions. (Maar,
vraagt men zich , hebben zij dan geen wijdverfchillende attri-
buten: het Congres, flecbcs om een' Chef te benoemen, in
plaats van den Hertpg de nbmours; en de Kamers, om
de wetgevende magt uit 'te oefenen?) Dit fchgnt zoo
niet; wQ lezen verder: „ OeU (la différence de vues et
des intendons) il dolt refulter nécesfairement une oppofition
plus OU moins prononcée, et des chocs plus ou moinsrudes.
Mesfieurs, vous comprenez tous, combien une telle oppofi-
tion, un tel conflit, pourraient devenir dangercux dans les
circonftances actuelles; vous fentirez, que la législature
pourrait tellement entravez Ie Congres dans fa marche , qu'il
lui deviendrait imposfible de clorre la révolutlon ! (Maar de
(lemgeregtigden kennen immers reeds de mannen, daartoe
gefchikt; zouden zQ dan die niet ^^^lkn kiezen in de beide
Kamers? en op welke difflrence de vues et des intentions ver-
wacht zich de Onderpastor, Lid van het Congres? -7 Ook
de volgende pasfage is opmerkelijk:) Et pour ne citer qu'un
ftol cai , fnpjiofons , que nous nous trouvions dans une telle
pofition, que la. guerre ferait indlspenfable pour pouvoir nous
conftituer , (bppofition qui n'est que t^p fondée , et qui
méme, felon moi, n*en est plus une, puUque la nécésfiti
STAAT Dftlt OPENBARE MStCflNG IM BCLOlê. 3ftl
de ia gaem est uo fait, qoe perfonne ne peut plos rêvoqnar
en doace** (behalve de leden, die voor de beide Kamers»
Tolgens de berekeniog van den Onderpastor, waarfchyoiyk
door het volk souden benoemd worden ; en die , wat den
Senaat of eerde Kamer betreft» f looo *s jaars directe be*
lastingen moeten betalen, de f patenten er onder begrepen, en
die allen, zoo voor de eene als andere Kamer» directei^k ge*
kozen worden door burgers » die zelve maar f ao belaitingen
ten platten lande betalen» en waarvan het maximum op
f loo is bepaald ; van deze dus verkozene Vertegenwoordi-
gers vooronderftelt de Onderpastor» »» quMI ferait posflble»
que. ces Cbambres ne partageasfent pas cette opinion (de
noodzakelijkheid des oorlogs » oQ qu'il ferait posfible que la
Chambre des Reprefentans (die voor 4 jaren gekozen wórden}
la partageant » Ie Sénat , (welks leden voor 8 jaren gekozen
worden) foit par crainte, foit par antipathie pour telle ou
telle combinaifon , fut d^une opinion contraire ; alon , Mes»
fieurs» qu*8rriverait-i]? La législature refuferalt les fubfides
pour la gnerre » Ie territoire ferait envabi » et la combinaifbn
ecbouerait immanquablement. Le Congres fe trouverait dans
rimposfibilité d'atteindre fon but et de remplir fon man-
dat,** (Die mannen van f 1000 direct'e contributién moeten
het dan maar voor een bagatel aanzien , wie het land over-
meestert!) v^
MogelQk zou men bij de oppervlakkige lezing denken aan
een gebrek aan hgica in den redenaar» als bij uit de pre*
misfe » dat niemand In twijfel trekt , of de noodzakei^kheid
vtn den oorlog is geene vooronderllelling meer» de voorzc»*-
ge voorflaaty dat de Senaat niet in werking gebragt wor*
de» wier leden» maar de helft van de Kamer der Vertegen*
woordigers uitmakende , en f 1000 directe contributién beta«
lende , geen belang in hun land zouden ftellen » en fondfen
weigeren , om het tegen een' invallenden vijand te beveili-
gen. Doch in een' Geescelgke» vooral in een orgaan der
Geestelijkheid , mag men dit gebrek aan logica niet vooron-
derftellen ; en de flotfom van deze redevoering komt hierop
neer: Niettegend'aande den fchrik» dien geiQktQdige plun.
dering , welke in zoo vele fteden plaats greep » verwekt en
de tong boeit » — niettegenftaande de perfen der oppofitUhla-
den v%XL Antwerpen^ Brusfel^ Gent^ Luik enz. vernield zqn,
of die bladen , voor zoo veel ze uitkomen op nieuw » niet
durven fpreken, — niettegenliaande het aantal der ftemge<^
MINGBLW. 1831. M0« 7« Aa
333 ttAAT OKR QP£r«9ARe Mft&MINO IN BBI«Olé.
Ttgógden ceo platten lande » door ƒ ao voor mitfémtm ce
fteUen^grooier ia, dan dat der Heden, waar tot/ loagevor*
derd wi»dt voor de ftemgeregtigdheid, — niet tegen ftaande
bij de veritiezing voor bet Congres w^ meetter waren van
de keuzen, en, behalve ia Geestelq^en , de helft van de
leden tot- de Catholieker afdeeling der Unie behoorde , —
ntectegenftaande onien invloed op de landbewoners , ia hec
thans reeds aoo gefcbapea , dat bij eene zameuftelliog der
Kamera nü geene meesters meer z^n zullen der keuzen , en
« zoodanigen gekozen zullen worden, die, omdat zij ƒ looo
in dftdirectd belastingen bijdragen, liever het grondgebied door
den koppigen willam, door den Noordfchen Tinm, die
Belgièi 15 jtren onderdrukte, willen overmeesterd zien, dan
de noodzakel^ke fundfen te ftemmen , om de fegenwoürüge
onafhaoke&ykbeid te handhaven 1
•Om nog meei overtuigd te worden , dat deze redevoering
geen bewqs van gelnrek aan logica (itn ware flechts fchyn-
baar) , maar een gedenkftuk is^ ter beoordeeling der openbare
meenini in- België y komt, behalve dat de fpreker een Geea-
^lljke en orgaan der GeestelJt)kheid is, die het best, in de
bqzonderfaeden , weten. kan, hoe laat het i% bij de masfa*!,
op welke zjj werken kunnen, of in wier famiiiegeheimea
z0 weten in te dringen, nog in aanmerking de uitOag der
tU%cuifiin. Het voordel was gedaan den 31 Maart, b^e-
vensnog 5 andere^ door 15 leden der vergadering, Fallon,
die fUet mede tot de teekenaars van die 6 projectwetten be-
hoort» fpreekt veer de ontbinding ; en toen de vraag wordt
voorgefteld : Le Congres fixera^fil dès è prifent (epoque 4e
fa disfolutionf ftaan Hechts 5 leden op voor een beveiligend
antwoord; waaron)}er niet eens fallon genoemd wordt ,
maar wel maclagan, die vroeger het deereer van de
uitfiuiting der nassauwrn wilde herroepen hebben, en
de Graaf van bergzyck, die als Diftrictscommisfaris van
S$é Nikolaas (^Oosfvlaanderen^ den eed aan den Regent gewei-
gerd, en zijne demisfie ingezonden heeft, (Journal de Flandrei
du IS AvriL') Uit dezen uitflag ziet men , dat de voorflellers,
die eonftitutianeel wilden- z^jn , zoodanig ingelicht moeten
zyn geworden omtrent den geest van de meerderheid der
(temgertgtigden , dat men er zich niet aan gewaagd heefc ,
om de wetgevende magt in handen te geven. van zulken, die
fubfidiin souden weigeren ^ om een' oorlog voor de onafhanke^
iifkhêU — het eerfte goed , dat een volk , als zoodanig.
ITAAT DfiBL OPEN»AftB MSSMINO IN BBLGlê. f^d
hcöben kan — te voeren ! D«c echter hieroic volgen xou «
dac de geescgefteldheid overal dezelfde xyn sou , zon eene
OQgerUmde vooronderftelliiig zün» in een land, wtar geen
nacionale geen beerschc* Oe Waalfche provinciën z^n «oo
zeer tegen de Vlaamfcbe, dat de Miliciens , welke uit
Fkufnderen in Henegouwen aangekomen z^ , om daar gnami-
foen te honden , mithaodetd en gewond worden ; en v^f defer»
ceura , die oorfpronkelljk van Breda zijn en te jfih onlangs
In bet guarnifoen zqa ingelyfd „ beklagen zich reeds zeer den
ftap 9 waarbü z^ zoo* veel dachten te gewinnen.
De redevoering^ hoogèr medegedeeld, is des te meer van
belang, om den geest over hef algemeen te beoordeelen, alf
men anders geneigd zou zqn, ook uit den invloed, dien de
atfocèation helge uitoefent» om een tegengefteld oordeel te
vormen* Men ziet er duidelijk uit , dat men niet meer op
de landbewoners rekent, aan wier meerderheid in de ftem«
ming en afbaQkeiykbeid van hunne geestelijke herders » d\t
bun op weg naar de ftemvergaderingen de ftembriefjes ver*
wisfelden als de hunne niet naar den fmaak waren , men de
zameuftelllng van het Congres, zoo als het oorfpronkel^k
was, te danken heeft; terwtjl men in de fteden , bU de (lemming
voor regeringsleden , waar men met landbewoners niet ce
doen had , gematigde perfonen de meerderheid der (lemmen
zag hebben. Zelfs in Oudenaarden werd de voormalige Bur*
gemeester ingekozen, en, toen deze bedankte, een broeder
van den voormaligen Diftrictscommlsraris LisfaiANS» welke
naam reeds zoo gehaat was bjj de revolutionairen.
AANSPRAAK AAN DE COMMISSARISSEN TOT HST ADRES DER
ÜTRECHT8CHE STUDENTEN AAN Z. M. DEN HfoNlNO C*)»
OM HET VADE&LAND, GEDURENDE OESZELFS NOOD,
TB DIENEN , DEN* 5 NOV. 1830 IN DB GROOTE
AKAOEMISCHE GEHOORZAAL GEDAAN DOOR C.
STAR NUMAN, CANDIDAAT IN DE LET-
TEREN EN REGTEN, SERGEANTE^
D£ qOMPAGNIE VR^WlLLIÜE JA-
GERS OER UTRECHTSCHE
HOOGESCHOOL.
Mijne Hecren!
Mii
Lij ir door eenigen onzer de uak opgedragen, om, op
OP. o. o. VORSSrLMAN DB HEER, L. IfftTltAM •»
M CO. iVtt^UAVty Candédafeni.
A t 2 -
3a4 AANSPRAAK.
die oogenblik , de toik van aller gevoelena jegens o ce s^n.
Gemakkelijk fcheen het mij toe, om aan die eervolle utt«
ooodiging te voldoen; daar ik mfj verbeeldde, dat ik hier
Hechts mijn eigen gevoel behoefde te uiten » om in aller geest
te fpteken.
Ontvangt dan. Mijne Heerenl onzen warmen dank voor
Qwe tfoowe behartiging onzer belangen in de vaderland&he
zaak , die ons thans boven alles dierbaar is. Zij, die aan a
opdroegen , om die belangen , die gij met hen gemeen hade ,
voor hen te verzorgen, wisten het, dat gU u met vreugde
iedere moeite zoudet getroosten, om. aan het gefchonken ver*
trouwen waardiglijk ' te beantwoorden. Zq wisten het , en
de uitkomst heeft hen niet bedrogen , dat , gelijk gij , toen
^ de nood des lands op handen fcheen , dé geestdrift nwer
raedemakkers niet aangewakkerd, (want dit behoefde zijniet)
maar ten goede beftuurd hebt, zoo ook niemand, meer
dan gij , verdiende , om voor hen de beste middelen te bera-
men en len uitvoer te brengen , om het edelfte doel te ver*
wezenleken.
Ontvangt, met deze mondelinge betuiging, uit aller naam,
dit gefchenk (*), als een gering blijk onzer erkentelijkheid,
maar vooral als een aandenken , in uw volgend leven , aan
de medgezelien en vrienden uwer jeugd, die, op uwen voor-''
gang , om wapens vroegen , nog eer de dringende bede van
hunnen Vorst hen riep; en die toonden, dat zij geen oogen-
blik dÜT aarzelden , waar vaderlandsliefde hun de hoogde
pligt' toefcheen.
Ik zie het , MUne Heeren I dit openlyke bew^s van onze
achting treft u: en evenwel het is, op verre na, ontoerei-
kende , om u die zelfvoldoening over uwe pogingen te ver-
zekeren, waarop gij billijke aanf^raak maken moogt. Im-
mers, indien de uitkomst bewees, dat wij de verwachting,
die Vorst èn Vaderland van ons koesteren, te leur ge-
fteld hadden; Indien wij van lieverlede het grootfche denk-
beeld verloren, dat ons fteeds levendig voor den geest be-
hoort te zijn; indien velen onzer, in plaats van, voor een*
korten tQd , In den vreedzamen loop hunner letteroefeningen
ce worden geftoord , voor altQd in denzelven geftuit wier-
en) Hetzelve beftond in eene tabaksdoos van fchildpad ,
met eene gooden plaat , aan ieder hunner. Een kort opfchrift
vf rmeldt , aan wien , door wie , en wanneer het gegeven ïu
AANSPRAAK. 3*5
den; iadien, hetgeen God verhoede! ouders aün dexen
rampzaligen togc de zedeloosheid en het ongeluk van hunne
kinderen te wijten hadden: gi) zoude, ik zegge otec, dk
aandenken uic uwe oogen , maar zelfs de herinnering aan
alles » wat door u in deze zaak mogt venigt z^n » uit uw>
- geheugen verbannen.
Maar , omdat de besten onder ons dit . even zoo levendig
•is gü» gevoelen, verzoeken wij u, om, met dit aandenken,
tevens de verzekering aan te nemen van ons vaste voorne-
men, om u en ooszelven in de edelde zaak de edelfte be<
loonihg te bereiden.
Ja ! op den dag , dac wQ befloten , om onze dienden aan
den geliefden Vorst aan ce bieden, gevoelden wig her; maar^
nu de dag van p.ns vertrek op handen is, gevoelen w^ het
levendiger dan ooit , hoe groot de opofferingen zijn , die wQ
doeni voor welke zaak wQ^ftrijden; wie w^' zQn ; wat Va-
derland en Koning van ons verwachten mogen ; en hoe dit
alles ons toeroept, dat wij flechts door de getrouwde
pligtsbetrachting onszejven en de zaak, die wij voordaan,
niet onteereh.
Zich los te fcheuren uit den kring dier letteroefeningen ,
waartoe wQ, van de vroege jeugd af aan , uttfluitend opge-
leid waren , om aan eene , den vreedzamen dudién voldrekt
vijandige , bedemming te voldoen j uit de armen van geliefde
ouders, die in ons, reeds bij voorraad, het loon hunner
tallooze opofferingen, den dean eh lust van hunnen ou-
derdom aanfchouwden , om cene onzekere toekomst, ge*
brek , ziekte , ja den dood te gemoet ce gaan t voorwaar ,
htj bezit noch liefde voor de weten fchappen , noch vooral
voor zijne ouders , die niet van oordeel is , dat zoo groot
eene opoffering alleen door een uicdekend gedrag kan worden
verantwoord.
Nooit was eene zaak regtvaardiger , dan die , waarvoor w$
.ons thans aangordeu ten drijde. Wij allen denken , hierom-
trent zoo eendemmig, dat iedere uitweiding hierover mij
euvel zoude worden geduid. Maar, wanneer w^* op ons
nemen, om Rede en Zedelijkheid in den Staat tegen lage
driften en ondeugden te verdedigen, zijn wij dan niet, in de
eerde plaats, verpligt, om, met onbezweken moed , dien
vijand In ons binnen de te bedraden, onder wien wij ons*
zouden fchamen in den Staat ce bezweken ? Of zijn wij er
niet allen van overtuigd, dat hij, die aan den heimelgkefi
3ft6 AANSPRAAK.
vffaiid in zlchselveo, dag op dag, overwinning 'op over-
winning gnnc^ een lafaard is, onwaardig, om op te treden in
de ryen van hen, die uit zuivere beginfelen den heiligen
IfaiIJd aanvaarden f
Als Nederlandfche jongelingen gevoelen wq het , w^c het
beceekent, door afltamming en berionering gehecht te zj|}n
aan een voorgeflacht, dat goed en bloed opzette, om het
wezen van dat alles ce; verwerven, waarvan defchyn, federt
de laatfte veertig jaren , ten koste van de rust en het geluk
van Europa , nagejaagd wordt ; van een voorgeflacht , dat
den grond, waarop het woonde, op zee en moerasfen, de
ware burgerlijke en godsdiei^ige vrijheid op dwingelandij
veroverde, om van dit kleine land een toonbeeld van ver»
lichting en het overtuigendde' bew^s te maken , dat het dof-
felijke en onitoffeiyke welzyn der Saten op Zedeiykbeld en
Godsdienst, als op den eenigen hechteo grondflag, berusten.
Daarom kan ik dit eerwaardig voorgeflacht niet noemen ,
zonder ons tevens aan onzen duren pligt te herinneren , ook
als Nederlandfche jongelingen, om de godsdienfUge ftemming
des gemoeds bij ons allen, meer dan ooit, aan te kweeken en
te verfierken. Of zouden wy reeds zoo zeer met de begin*
feien onzer vijanden beflnet en van die voorouders oaaard
zyn, bU wie Godsdienst de bron wel was, waaruit geheel
hun huifelijk en openbaar leven ontfproot, dat wfj ons zoo»
den fchamen openiyk den Hoogen God te huldigen, en ons
dageiyks neder te buigen voor Hem, die ieder van ons.,
ieder oogenblik , voor zijnen Regterftoel kan dagen , om <re»
kenfchap te geven van de zooden zUner' j^ugd ? Neen f
veelmeer mag ik er trouch op z\)n , dat deze woorden , die
in het land van den v^and weiligt, mee medelijdenden
fpot^ zouden worden aangehoord, in de harten «ener echt
Nederlandfche jeugJ een' wedergalm vinden.
Eindeiyk, Myne Heeren! wij weten, welke pligcen wü,
als befchaafde Akademieburgcrs, boven gewone krijgslieden,
te vervujlen hebben, Aan dezen zullen wij , in het veld ,
toonen, dat w|j, te huls« de hoogde <^voeding ontvingen,
die aan de burgm ip den Staat ten deele valt ; dat bet be«
grip van vaderlandsliefde bij ons tot helderheid is gekomen;
dat w|j, uit beginfelen, tegen beginlelen (Irijden; d«t ons
doel niet is , flechte gewoonten en ondeugden van hen
over te, nemen, maar aan hen het voorbeeld van.krygstocht,
getrouwheid en befchaafdheid te geven*
V ' AANSPRAAK. 3a7
Nog meer. Heft ware beter , dw onze oadew , voor ^edCr
onzer, ^enen weluitgernsteti krijgsmtn zonden, iodten m^
alle onze gedragingen beweien , höe diep wij 'vtfn de fefe».
dachte doordrongen t\}n , dsft faet nne , *t weflc de StMt vtn
onze opoffering trekken kan , botrenal in de ZedelQke kracht
gelegen is, die bet op de geheele Natie hebben moet, te
xfen, dat éé befchaafdfte jongelingen het eerst ten ftrijde
zich asfribieden , waar hét de zaak der Befchaving, van Va-
derland en Koning geldt ; en dat zfj , die srïdi voorbereide ,
om hnnne medeburgers eenmaal door de knndi(^eden dee
vredes te dienen , reeds bereid zijn, waar de noaddit vor-
dert , het me: de -wapenen te doen.
Is het niet waar, mijne Vrienden! dat geene betoootng
zoeter Voor uw hart zal zijn , dan die n , fcoo doende , «n
dcefe zou vallen f
Laat ons dan elkander, Mijne Heerenl in déte goedfe
voornemens verfterken. Alle banden, waardoor wij aan
Ouders, Magen, Vrienden, Leermeesters , Wetenfchappen ,
Vaderland, en onze 'heitige Chtistei^ke Godsdienst gehecht
zgn , zijn door de liefde gevlochten. Laat ons dien geest
van liefde levendig honden , en uitbreiden tot allen , die het-
zelfde doel, door dezelfde middelen, met ons wUlen. Dat
wij hen, als onze broeders, beminnen! Laat ons elkanders
gebfeke» gfeduléig ^«idragen; oneen ceofii eo onge vcracbtisfg
voor h^n befpaieade , tUe, door een -oazedeiyk en onbefcbaafd
gedrag, de eer van ons allen in de waagfchaalaogtetiüéUen«
en neiderdaad bewezen, dat Z9 hun Vadedand niet die-
oen y ook al trekken zi} voor hetzelve ie velde , maar dat zg
by den vqtfnd te buis behooren , wiens geheime bondgenoo-
ten zij z«<i » daer zij dezelfde \t^ driften mee hem gemeen
hebben. Onze ouders^ oa«e dlevbaarfte becrekkingeo zien
cos mee ongerustheid vertrekken* Zij zQu nog meer bevreesd
voor 'onze zedel^khetd dan voor oas leven» Laat ons bun
verfckoonlqk wancrouwen op oas be(bfaaamd maken. Mogt
hec blIHten » da£ ons karakter 'm veerkncht en zelfftandlgheid
meer gewonnen , daa oaa verftand ., bij dea geftoorden gang onzer
ftndiên, verioren heeft J £n wat ia wenfcheiyker voorouder3|
dan da< bnaae kladerea zich tot eerfltondige aedeiyke wezena
vormea, in deze, voor iiet ware begtip vaa Zede^Jijkbeid en
Regc zoo gevaarltlke, t|den vooral, waar godd^oosheid
achter het mon van Godsdknsti, iegefinglooshdd achter dat
vaa Vlrgfaeid.» fekandttijke telfziidtt «acüüer dajc V4in .Borger.
3^8 AANSPRAAK.
deugd xfch yerrchuilc ; w«ar men zich , laogs duisendé we*
gen, dtgeljjks be^vert» om het Rijk der Logen boven dac
der Wurheid te doen zegevieren ; waar het fnoodfle verraad
openlijk wordt gehuldigd en beloond, en oproer, moord en
meineed met den naam van fiaatknndige misflagei] worden
beilempeldl
Met deze gevoelens, mQne Vrienden I kunnen w^ gerust
den vyand en den dood tegengaan : of, indien het Gode be-
hage, ons jeugdig leven te Iparen, zullen, dezelve een waar*
borg voor onze betrekkingen ztjn, datwy, in het veld,
aan Hen, onze waardige Aanvoerders, onze Hoogefchool,
onzen geëerbiedigden Koning , ons dierbaar Vaderland niet
tot oneere zullen verlbekken ; en dat w^» eenmaal binnen
deze muren teruggekeerd , met meer geestdrift dan ooit ,
ons weder ^ot die geliefde letteroefeningen zullen wenden,
die wy niet dan in den hoogden nood en ongaarne verlieten!
TAFEEAfiLSM VAN RUSLAND.
(Feryolg van bL 290.)
D4 Braudewijn^
D.
Fe Rui heeft verfcheidene , deels zeer gezonde dranken ;
maar de gevaarlijke brandewijn kr^gt , helaas I te veel de
overhand. Dezelve Is, wegens het menigvuldig gebruik, eeo
alleenhandel van de krpon en zeer duur ; dit houdt echter
- niemand terug , om z^ne laatfte kopeke uit te geven , ten
einde zich een zoo verderfelijk genot te verfchaffen. De ge»
wone Rusfifche brandewijn wordt uit koren geftookt , even
ala \n Duitschland% maar in de zuidelijke (treken ; bijzonder aan
de Kaspifche zee, vervaardigt men dien uit wijn, om Ingroote
hoeveelheid te verzenden naar het noorden, alwaar de inwo-
ners denzelven in plaats van arak hy de thee gebruiken.
De voornamere Rusfen verfmaden den eigenlijken korenbran-
dewQn , als eenen drank van den gemeenen man , maar ztjn
in het gebruik van fijnere likeuren niet veel matiger , of*
fchoon men thans in facfoenlijke gezellchappen het nooit tot
dronkenfchap laat komen, die als eene ondeugd van de
heffe des volks veracht wordt. Evenwel neemt de hoogere
200 wel , als de middelftand en de geringere klasfen, altijd
v66t het middagmaal hunnen borrel, die meestal uit braode«
TAFBR£KLfiN VAN RUSLAND. 329
s
w^n beftatc. Ik houd bet daarvoor, dac deze drank, bQ-
zonder wanneer dezelve dikw^ls en in overmaat gebruikt
wordt y een volk naar Hgcbaam en geest benadeelt , gelQk
men by de door dit vergif érg befmette Poien , helaas I maar
al te daidel^k ziet. Zonder nu juist daarom den brande-
w|JD te willen verdedigen , moet ik evenwel, om der waar-
heid hulde te doen, bekennen, dat ik in het noordelijk ge»
deelte van Rusiand geen fpoor van deze kwade gevolgen heb
bemerkt. De Rus bevindt zich in het algemeen zeer wel by
dezen drank , wanneer hy denzelven niep onmatig gebruikt ;
en matig httt b^ hem, wat voor ons te veel zijn zoude.
Ik heb zeifs boeren gekend , die dagelijks, bij het ontbot ,
vóór het middageten en des avonds vóór het naar bed gaan ,
eene niec ' geringe hoeveelheid van dit vocht binnenfloegen ,
en die evenwel een* fterken en hoogen "ouderdom, van meer
dan honderd jaren, bereikten, vja, menigeen hunner, zegt
men, blqft in zeer ver gevorderde jaren door het genot vap
dezen drank gezond en vrolgk. Dit gelde echter niec van
den uit paardenmelk door de Tartaren bereiden brandewijn ,
die veel meer bedwelmend, dan de korenbrandewgn , en
hierom veel fchadeiyker is , doch misfchien alleen , dewQl
zy denzelven, om zich fcbadeloos ce (lellen voor den in
den Koran verbodenen wijn , onmatig drinken, en de meeste
va9. deze Mahomedaanfcke (lammen in zachter klimaat leven,,
waar Aerke dranken in het algemeen fchadelijk z^n. — Jn
Kamfchatka maakt men eene foort van brandewijn uit eene
plfint, die daar onder den naam van bttt^iMz^xjLW (^heracleum^
bekend is en er in 'menigte groeit.
Daar niemand, op jlraiTe van verbanning ntzx Siberfê ^ zijn*
eigen* brandewijn mag bereiden, zoo heeft men hierop veje
vonden gezocht. De gemeene man waagt alles, om zich
z^nen lievelingsdrank te verfcbafifen , en vele gegoede boeren
hebben zich door zulke proeven ce gronde gebragc.en in
eindelooze ellende geQort. Ook wil men , dat de opzieners
of ondergefchikce ambtenaren foms geheel onfchuldige lie^
den , door heimelQk in hunne fcburen o/> kelders gelegde
brandew^nflésfchen , in de noodzakelijkheid brengen , om zich
of door grootq fommen gelds aan hunne geregtelijke vervolgin-
gen te onttrekken, of zich aan de nog ergere (faraffen te.
. onderwerpen*
Dat by 'zoo fterke neiging tot geestrijke dcanken de ^ge-
meene man dikwerf tot verregaande dronkenfc^hap vervalt»
330 TAFEKEELlrf
behoePc geen nader bewijs. Ook acht ik het irret noddtg ,
deze nicfpattingen naauwkeuriger te befchr^ven , oïMioon
dezelve eene niet geringe bijdrage tot de kennis van liet
volkskarakter opleveren. Intusfchen meen ik twee opmer-
kingen te moeten mededeelen, welke ik dikwerf maakte , i^n
die , bijna zonder eenige uitzondering , op geheel Ruiiand
coepasfeiyk zijn. De eerfte is deze. De gemeene Rus —
alleen van lieden van den geringften ftand w<>rdt hier ge-
fproken — toont zeker medelijden, of liever zekere achting,
voor eiken befchonkene. Hoe goedhartig hij doorgaans la ,
zoo laat hij , ten minfte in grootere (leden » zich Jiiec ligt
zonder opwekking van buiten bewegen , om iemand , dido
'hlJ op ftraat in ongelegenheid aantreft, behulpzame hand te
bieden. Ligt er een wagen gebroken , hij kan geheel onver-
fchillig voorbijgaan , nadat hij zijne nieuwsgierigheid bevre •
digd heeft , zonder iets tot bijftand te doen. Maar vak er
een dronken kerel op (traat neder, of ligt er. zoodanig iemand
ergens in eenen hoek , zoo wordt deze terftond door ieder »
die hem ziet, op het zorgvuldigüe behandeld en als een 'hei-
lig perfoon befchouwd, weiken hcripeloos in den nood te lis-
ten eene affchuweiijke en onvergeeflijke misdtiad want*
Meermalen ziet men zelfs zwakke lifeden zulk een* bewuste-
loozen dronken lap op de fchouders nemen en hijgende mar
de eerfte de beste woning dragen , wuar hiQ van eene goede
en hulpvaardige opneming verzekerd is,, ongeftoord den rol^s
tan uitflapen, en den volgenden dag vóór zijn>eitrA 'ïiog
rffkelint van het noodige voorzien zal worden. Is de reden
van deze menschlievendheid , van dit teeder medelijden der
gemeene Rusfen raisfchien in hun geweten te zoeken, dat
htin zegt, hoe dilcwijls zij zelve in dergelijken toeftand zijn
geweest « en verder zijn zullen ? Of komt hun é^ toeftttid
der dronkenfchap, dien z^, even ais wij, bij wijze vtn
fpreken , zalig noemen , ook inderdaad als iets zaligs ^ hef-
ligs voor , dat op den nuchteren mensch een* onw^^érftandt-
lyken indrnk maakt?
Eene tweede bijzondeAeid , welke zïch nog minde< lafet
verltlaren , i» de verdraajfzaamlield , de infchikkeïijkheid , «de
vreedzaamheid, ]a tie Inderdaad ongemeene goedhartig^fcfel ,
welke de km in z^ne dronkenfbhap doet b1fjken« Wnnnevr
de Duitfchen en andere volken door fterken draak VMkit
zgn , beginnen zy ligt te twisten \ maar al te dikwerf Haat
de gemeene man tot vechtpartijen over , en eindift
TAN RUSLAND. ^I
met doodlhg -^ bg de Ruzfen ziet men }ufn hec t^eotfèel.
Zelft de twiitzieke onder ben wordt ztcbt eo toegwead,
en y zoo menigvuldig cooneelen van ^ronkenfcbap sijn , coo
2eldzatQi, ja b^na ongehoord, is bij zoodanige gelegenbeid
bet fdrren en vechten. Vijanden zelfft, die nueliteren zidi
alles tegen elliander veroorloven, behandelen elkander,
wanneer z^ te veel brandewijn gedronken hebbea^ «Is de
teederfte vrienden* BIJ bnone drinkgelagen bemerkt men ge-
wooniyk de volgende opklimming: Eerst zffn lij ftiizwq-
gend en in zichzelven gekeerd ; allengs , naar mate het
hoofd warmer wordt , beginnen zij meer te praten — de ge»
(prekken worden fleeds levendiger en tdkelis meer opgevuld
met teérhartige verkl dnings woorden , die de Rus alcqd ge»
bruikt, wanneer hij vriendelijk wil zijn. De anders alge-
meen gebruikelijke benamingea VM nUffcéettnii (gaauwdief),
fukinfin (hondenkind) en dergelüke , w6tke niemand kwalijk
neemt, en men getrouw door Ue^ vHend zou kunnen over-
zetten, gaan nu allengs in de Ixefeiyker woorden baitusckka
(vadertje), MéÊtuschka (moedertje), Mobusckkm (duifje),
tufcMnkM (zieltje) enz. over. Wanneer het gezelfchap èp
deze wyze in eene zoo teedere ftemming is geraakt, volgt
het omarmen en zoenen. Het laatde vooral draven t% fot
eed walgelijk uiterfte, en bedekken, veiicbeideoe minaten tang,
het ganfche aangezigt met menigvuldige knsfen. Als eindel|k
htfnne zsUgheid ten top is geftegen, honden ziD elkanéer
vasti, en fmeeken eikander dringend om vetgiftttia voor aaii-
gedase beleedigingen , fluiten voorts wtuwige tiftndibfai|> , en
veroorloven wederz^'da, elkander alies te doen, "wat hon
flecbts behagien moge. Vervolgens, na het toppunt van ge-
luk bereikt te hebben , terwyi z^ den firoom hunner teedere
gewaarwordingen niet langer bedwingen kunnen , barften zij
loa in tranen. Zq weenen als kinderen , liefkozen en tatfen
elkander op nieuw, bidden (bikkende om vergeving, beloven
^adertji en broedertje , wat zij maar kunnen , en gaa«r einde,
lyk vergenoegd en zalig van elkander — wel te weten , zoo
niemand hunner onder de tafel blijft liggen, waarbij eent
den volgenden morgen tot zichzelven komt. Hoe fluitend,
ja walgelijk is dit niet voor om gevoel t
Het vragen om vergeving is bij den gemeenen R05 uit zffnen
naraurlyken toeftand , wanneer hij namel^k befchonken Is , ook
in den hem ongewonen, wanneer hQ nog niet gedronken heeft
en dut michtereii la , overgegaan. ZQne tail lieeft voor ona
33t ^ TAFKRBfiLEN
yaarwel of ik beveel mi/ uwer enz. flechts ééne uitdrukking —
prostfchaj (vergccQ. Zelfs het goede reis of gelukkig weder-
»ien worde door dit zelfde woord aangeduid. Daar is zeker
klein, hierop . toepasfel|jk liedje, hetwelk ieder kind ia hec
land kent, en dat op eene zeer aangename, voor zulke ge-
legenheid paffende, plegtlge wijs,.die veel overeenkomst mee
hunne kerkgezangen heeft, door de achterblijvende vrien-
den den wegreizenden nagezongen wordt. Het luidt in hec
oorfpronkelijke aldus : ^
Stósja na ftran faleki^
Twoi pust üpredekn :
Ot nafehichjutch nawjeki
Ne budesch udalen.
Tu nas ne fabubay ,
Lubesnoi brat , prostfchay ,
Prostfchaj ^ prostfchaj I
waarvan de zin woordelijk is : „, GQ wendt uwe fchreden
wel in verre landen ; maar van onze ziel zult gU nimmer
verre zijn. Vergeet ook gij ons niet, geliefde broeder! Ver-
geef, vergeef, vcrgeefl"
Over het algemeen volgen de Rusfen uit den geringen
ftand de regelen der wellevendheid in den gezelligen omgang
veel naauwkeuriger op, dan men verwachten zoude, althans
bij eene eerde ontmoeting en b\j het affcheidnemen. Reeds
op eenen affland begroeten zij elkander met hunne hoeden
en mutfep, die zij boven het hoofd zwaaijen en zelfs bij
de ftrengfte koude niet vergeten af te nemen. Dan fnellen
zy — de vadertjes en broedertjes — op elkander toe, om-
armen en kusfen elkander. In den verderen loop van de
verkeering, wanneer het op de wederzijdfche belangen aan-
komt, gaat het er niet altijd zoo aardig» maar weleens zeer
grof toe; doch als het oogenblik der fcheiding nadert, en de
vrienden ten overvloede nog door een glas brandewijn zich
opgewekt gevoelen , komen ook alle die teederheden weder ,
ën het groeten en wenken houdt niet op, vóór dat zy el.
kander uit het gezigt verliezen.
Eene eigene foort van hoffelijkheid der RusRfehe boeren
Is reeds in hunne (praak overgegaan, en zou, wegena de
kortheid en afTnüding van het overtollige, wel verdienea
. mgevolgd te worden. ZQ fpreken voornamere lieden mee
, VAN RUSLAND. |35
fiidar (heer) >tn 9 en » om hec ia hun gefprek zoo dikw^li
voorkomende woord ce verkorten ^ fnijden zQ de vier laacfte
letters af » en behouden alleen de /, die z^ dan aan an-
dere woorden hechten. Zoo heet b. v* , wanneer zq mee
huns gelijken fpreken, ons koet' oï wat f in het Rusfisekkakf
maar. met een voornamer perfoon te doen hebbende, zeggen
zU: kakt f dat zoo veel is als: kak ^ fudarf (hoe, mgn«
heer?) Ons heet nj&i^ neen^ en isr/i/i, neen^ mijnheer.
Deze wijze van verkorting overtreft verre de Franfche en
EngelfcRe bewoordingen der hoffefijkheid , en verdient wel
eenjge opmerkfng, vooral bij Duitfckers ^ die met hunne
deftige fpreekmanieren van hoogweU en hoogedeU en weledeU
geboren enz. reeds lang bij hunne naburen tot fpot verdrek-
ken* Nogtans moet men , om der waarheid hulde te doen ,
bekennen, dat, helaas I deze ongelukkige titels bij de hoo-
gere (landen in Rusland ook ingang gevonden hebben, waar
ze dan , dewijl ze in het Rusfisck nog veel langer en fiechta
woordelQke overzettingen uit het Duitsch zijn, nog veel
beJagcbeigker klinken. Zoo hoort men foms blagorodin (wel.
geboren) , wifokêblagorodin (hoogwelgeboren) , prewofcho»
difelisvm (vooraangaande) , gelijk zy óns excellentie verta.
\tn ^ fwiatelstwu (doorzigtig) , in plaats van ons doorluchtige
en dergelijke ongepaste titels, meer, die zy waarl^k niet vtn
anderen behoefden over te nemen.
{^Het vervolg hierna.^
I£T8, RAKENDZ OEN VERMAARDEN VIOOLSPELER PAOAMINI
EN DESZELFS GEHEIM.
(Uit NicoLO PAGANiNi, fa Vie ^ fa Perfonne ffc.
par 6. E. ANDERS. PaHs ^ 1831.)
D.
f e kunst van vioolfpelen fcheen in onze dagen tot een*
trap van volkomenheid te zijn opgevoerd , bezwaarlijk nog
te overtreffen door den bekwaamden en- (loutften kunftenaar.
De RODE*s, de lafont*s, de BiRiOT*s, de baillot*s
[en wQ, Nederlanders 9 mogen er met nationalen trots bij.
voegen, de klei [«e's, van brbe*s en anderen] had-
den geene mededingers te fchromen. En evenwel is er
een man opgetreden, een oorfpronkel^jk , zeldzaam Ge-*
nie, die, hcc gebaande fpoor verfmadende, zich in het
U4 . »TS
onbekende waegc, en, elt *c wsie. Model worde van steh*
selven. De mntikale wereld beeft nieuwe, verwonderlijke
toonen gehoord , het (bheppend vernnfc erkend^ en t^leften*
men vereenigen zich in denselfden uitroep vtn bewondering:
f^Bxh flad^tff één PAGANiNtT'
ItmUê heeft die wonder gebaard. Te Gentta werd paga-
Ni^i van onbemiddelde ouders /op den i9 Febr, 1784 « ge*
boretu Zijn v«der, Makelaar, beminde met geestdrift de
musyii, en fpeelde lelf de mandoline; maar de lesfen, die
hü zijnen zoon gaf, waren alles behalve vaderlek*' B9 de
geringlte fout of de kleinüe onachtzaamheid was droo^
biood z^'n deel. Deze herhaalde ftrafoefbningen waren even
min gepast voor zijn teeder geftel, sAs zijne vroegtijdige
ontwikkeling dezelve behoefde^ Zijne eerfie Filt>even ge.
tuigden reeds van eeoe onweérllaanbare, aangeborene nei-
ging, om nieuwe en gewaagde akkoorden voort te brengen ,^
wie» denkbeeld zelfs bfj meesters in de kunst niet was op*
gekomen* Eén voorfpellende droom zijner moeder befliste.
ztjne geestdrift voor de viool : „ Gij zult een groot Mozi*
^ kant worden, m^jn zoont** zeide zij eenreoc hems „ Ik
^ heb desen nacht eene verfchyning gehad: een Engel ism^j
^ verfcfaenen, en heeft m$ de vervulling van eenen wensch^
^ te mijner keuze, toegezegd, Jk bad hem, u tet den eeN
^ ften der vioolfpelers te maken , en de Engel heeft m^j
„ zulks beloofd.** Hetzij de vurige verbeeljling eener ItaU^
aanfche vrouwe hier tot grdhdflag ligge, hetzij moederlQke
list den droom uitdacht, om den zoon bp te winden, vast
gaat het, dat deze voorzegging op den jongen paganini
^iepevfhdruk maakte, en dat hij aan het verwezenlijken der-
zelve van nu af aan. al zijne krachten , ja heel zijn leven
toewijdde.
Op zijn acbtfie jaar fpeelde hij reeds driemaal ter weke in
de kerk , liet zich in Concertzalen hooren , en zelfs vöór
dien (öd fchreef hijj eene fonaat , die echter met ander kln^
derl\jk werk is vecloren geraakt. Negen jareo oud zijnde «
verzocht de vermaarde Kaatraat marchbsi den vader,
zijnen zoon tè vergonnei^, op een Concert te z^nen voor^-
deele.aioh te doen hoeren , met wederkeeilge cöedseggiag van
zyne medebnlp b|j het eesile Concert dcs^ jongen kunftenaim»
Hier fpe^Me paganini variaties vu bet rcpubUketnfdie
Air, de Carmagnole.
Met zijnen eerden termeesier, costa, kon hü zMi niet
RAKENDE . FAGANINI. ^^
«ereeoigenv viogers en for^kfcok gebooriaamdea z^nen eU
gea* wil ftUeeo. De beroemde r oll a» te Parma^ aoa deieo
vervangen, HQ hield om ongeftcidbeid het bed, toen paga-
NiNi door zgnea vader aan hem zou worden voorgefceld.
« lp een verürek nabq de flaapkamer gebragc, lag daar, op de
cafel 9 nevens e«ne viool , de joogfte compofitie diens mees»
cers« De zoon begreep terfcond des vaders wenk, greep hec
iDfcrumenr, en fpeelde, op het eerfce gezlg^i af, hec con-
cert, mee c^ne j ulstheid. en- vaardigheid, dac & o i». la,, ver**^
bassd, zich oprigcce , en vroeg, welk meester hem dus kwam
verrMfea, ,» 't Is een kind« dat fpeelt ,'* was hec antwoord*
RoLLA wilde het niet gelooven; maar, zich overtuigd heb«
beode, zeide h4 tot den vader: ^ Ik kan uwen zoon niets
leeren^ ga naar faêr: bij mf) zou het flechts tijdverlies,
voor hem zyn.** Pacr verwees hem tot girettu de;(e
gaf hem zes Biaanden les in het contrapunt, en 24 fuga's»
in dat t^dsbeftek vervaardigd, getuigen van de wijze, waaro|^'
hö zich dien korten leerüjd ten nutte maakte.
Na eene kuastreize door de voomaamae deden van Lom^
bardge , keerden vader en zoon weder naar Genus. De laat*
fte, wafs van het gellrenge vaderlijk opzigt, onttrok zich nu,
in veertienjarigen leeftijd, op geene zeer*voegzame w^ze»
aan hetzelve; maar. ^fix%t ao jaren later, in 1818, ving hy z^nen
zwervenden togt door Europa aan. Zonder, leidsman , geheel
aan zichzel ven overgelaten, ftruikelde en viel hy menig werf,,
knoopte jammerlijke verbindtenisfen, geraakte Jn handen van
▼alfche fpelers, even afgerigt op de kaan als- hQ op de
viool , en verloor meermalen op éónen avond al de vrucht
van verfcheidene Concerten. Doch zijn verbazend talent
herltelde telkens zijne verfpiide fortuin, en r^ke gefchenken
vloeiden hem toe. Te Uvorno b. v. leende een voornaam
liefhebber» livron, hem zijne kostbare viool, en, toen
hy hem hes iofirument wilde teruggeven, zeide é^zt tot
hem: ,» Ik zal my.. wel wachten, de fnaien te ontw^den,
door uwt vingeren aangeraakt : m^ne viool is de nwe." Een
Ichilder te Forma ^ pa sin i» bood hem eene andere aan ,
zeggende : ',» Zij if de uwe , zoo de uitvoering van dit
allermoejijelijkst concert*' ^ hem eene zware compofitie aan-
biedende, die hem niet bekend kon z^jn — ^ hetzelve eve-
nare.'* De uitfiag overtrof de Houtfte verwachting.
Te Lueea als Orchestmeester aangefteld, beproefde b^
voor het eerst, geheele muzijkltukken te fpelen op éóne
33^ IKTS
enkele foaar (de fot). Ten gevalle eener miDoares aan hec
Hof van Prinfes eliia» vervaardigde paoanini sQne Sch^e
amoureufe. Met eene viool mee flecbcs twee Hiai-en opcre*
dende, wier eene de ' gewaarwordingen eener maagd , wier
andere die des 'wanhopigen minnaars moest uiidrnklcen , wist
h^ eene foort van verliefde zamenfpraak daar te (lellen ,
waarin de fmekendfle toonen der liefde werden afgewisfeld
door de hevigfte driftvervoeringen der jaloezie. Dit tafereel
eindigt met eene verzoening» en de twee hereenigde gelie-
ven voeren nn» als *% ware, een pas de deux uit, dat de
verrukkendfte werking doet. — Na* bet eindigen van dit ftok^
(prak Prinfes elisa tot hem: ,, Gij hebt het onmogeiyke
op twee -fnaren verrigt ; zon iéne enkele niet voldoende zijn
voor uw talent?^' Deze on|emeené vraag kitcelde zQne ei-
genliefde , en eenige weken daarna componeerde bij voor de
vierde fnaar eene fonaat , aan welke hij den naam gaf v«i
Napoleon y en die fortuin maakte; i, en naardien,** 2egt
hq zelf, ,„ de dag van gisteren altijd iets mededeelt aan
dien van beden , heb ik die vaardigheid verworven , waar-
over men zich te onregte zoo zeer verwondert.**
Te^ Milaan werd by door den vermaarden lafont nic*
gedaagd tot een* wedftrijd. Paganini liet zqner part^' de
keuze der (lukken over. Eerst fpeelden zij gezamenlijk een
concert van kreutzer, en daarop la pont z|jne variaties
op een Rusfisek thema , waarna paganini de zyne op les
Sorcières uitvoerde. Beider fpel werd algemeen toegejuicht;
' maar , terwijl men regt deed aan den eerilen , van wege
fraaiheid van toon en. juistheid, was men het eens,
dat,' wat het (lerk fpelên aangaat, de laatfte z^jns gelijken
niet beeft.
De tien volgende jaren werden hefteed aan knnstreizen.
Paganini kan niet rusten; elk jaar moet by voor *t minst
ééns van woonplaats veranderen. In 1818 te Turin^ in i8ip
te Florence en Napels, in 182 1 te Rome, in 1822 weder te
Milaan^ vroeg hem te laatstgemelder plaatfe een zijner be-
wonderaars , of bij , gedurende zijn afzijn , vorderingen had
gemaakt. „ Dat fchikt wel ,** was zqn antwoord ; „ ik kan
tegenwoordig het orchest ontberen.'* En inderdaad, bij ac-
compagneert zichzelven: de melodie door een ^/««iV^/^ doende
veif ezeld gaan , paart hy beurtelings den toon der harp aan
dien ' der viool . of wel dien van twee verfchillende inftru-
meuten.
RAKENDE PACANIM. . %yf
Ii|-l8#5 of i8«6 werd hem te I^aiermo ^ Ui onec^x, ^ ttn
• sooa geboreq; docb, in weerwil- van. zijne iogenomeaheid
met den kleinen achijllino» verftooue. hiü de moede^/
: soo men wil Tan wege> haar grillig en kwaad humear. . In
1Z27 kreeg by van Paus u%o XII de ridderorde van de
gooden ipoor; eene onderfcbeiding, ook aan gluck en
'M 02 ART verleend* Prins mette&mich, heb aldaar ge«
'liooid hebbende, lokce hem naar ^^^jv^j». Hoewel de Faam
bem voomlrgereisd waf , overtrof hy ook déér de ftoutfte
verwacbtiag. De eerde kundenaars, gelijk mayseder en
«nderen» deze onnavolgbare toovertoonen hoorende, fionden
verbaasd; terw^l het werktulgel\jke der uitvoering hun dea«
geUfki een onoplosbaar vraagftuk toefcheen. Dit was mede
bet geval in alle andere (leden v^n Duituhland. Te fVeemn
fteeg de bewondering tot een befpotcelijk -uiterfte. Niet .al-
leen huldigde de IVIode zijnen naam in kap^fel en kleedU ,
maat de lekkerbekken fchonken dien aan hunne geregten ;
x^'n borstbeeld in boter en gekrisullifeerde fuiker werd over-
al met wellust door zyne. bewonderaars genuttigd J Het biljart
vond eien coup uit ^ la Paganini ^ hoewel At.maeitro dat
Q>el, welks behandeling onbellaanbaar geachp wordt met die
vmn den ftrijkftok, niet verftond* Op fnuifdoozèn, cigaarko*
kers, rottingknoppen vermenigvulde men z^n afbeeldfel, al
of niet gelijkende. Bene medalje werd zelfs te zyner eere
geflagen. De ftadsregering vereerde hem de groote medalje
van San Sahator^ en de Keizer den titel van Virtuoos zff*
mêf Kapel.
In igap bezocht paoanini Praags Breiden^ Berlyn en
fFarfchau , en overal oogstte hy dezelfde bewondering. Over
Ftmü^9rt en Straatsburg kwam hij te Parijs ^ waar hem
tbans een onthaal bejegent , dat van Weemn evenarende.
Wat zyn' perfoon betreft , deze beantwoordt geenszins aan
het idftial , hetwelk eene opgewondene verbeelding zich ge-
ineeniyE van eenen kunftenaar vormt. Het is een lang,'
bleek, mager man» zeer onachtzaam gekleed, ziekél^k in
x^n voorkomen, met een* doordringenden, fchuwen blik9
xwan haar , pnordeljijk nederhangende , en z^ne docdfche ,
gele kleor door het gitzwarte verhoogende; op zUoe holle
, wangen, in z^ne fombere oogen, flechts na en dan door eene
fchittering van geestdrift verhelderd , in zpe ganfche pUil''
Üi^e gelaatsuitdrukking, teeken t zich diepe zwaarmoedigheid*
BJy het aanfchouwen van 'den zwakken , lidenden, man ver*
mvnQ%i^. 1831. NO. 7. B b
•338 ^ IETS •
'bftst fc$ta béftenéif i^él^ièfd (^1 óög meér,^ en ben^t; 9ioe
eene hoog opgewondefie del het ligchttm ten fltiif weer ffe
' tttken. -„ Wfltaneer ik fpeèl /* segc bi} ielf , « venndér ik
tan batumr' Ifiderdaad, zobdra z^ne Yingem de (bafM
aanraken, fcbQnc hij eemkhp», tHh ware, van eetse g^*
del^e vonk getroffen, die hem doordringt, efeccrifeert, en
aan zQ hen geest bet hemel^cli vuur mededeelt. ]MFair><iejre
aanblazing, welke hem te Straatsburg^ te njidden vsit X^
*Q>el, een zenuwtoeval bejokkende, betaalt fay fleeds met
eene Itoortsachcige uitputting, en eene lange flapeloosbeid
doet hem alsdan voor het genot des oogenbliks boeten. Z9A
geheugen Mat hem evenzeer , als zijne andere talenten , tefi
diende, en iiQ' fpeelt zijne eigene compofitie altQd tóndét
'een blad miizifk voór zich. Zijn zelfvertrouwen , of liever
ziJne 'kunst, is zoo groot, dat hQ meermalen op zijhe aan*
'plakbiljetten eene foprt van uitdaging deed, om elk mtr-
zijkftuk , dat men hem mogt willen voorleggen, v6or de
vuist te fpelen. Legt men hem de mnz^k het onderstbovéh
op| den lésfenailr , dit hindert hem geenszins in de even juiste
als vaardige uitvoering. Zelden oefent hij zich ; h§ ftemr,
even vóór de uitvoering, flechts zijne viool; en het is dcaN
mede geenszins gelegen als met den vermaarden LutLi, die
iicfa vrQ wat daafop liet voordaan, dat hij^niet, geiijjk-zqnè
'confraters , repetitién of oefening noodig had, en wlen meii
inderdaad nooit op z|jne kamer hoorde fpeelen; tot dat het
toeval eindelijk deed ontdekken, dat hy zQn^ ftr|jkftók met
zeep in ftede van hars beftreek, en door dezen knnstgreet^
Zijne eigenliefde had geftreeld, zich het air gevende van een
Natuufgenie te zQu.
Na aldus' d^n mah te hebben 'doen kennen , bUjft ont ntig
overig, den aard vah zijn talent te kenfchetfen, en te po-
gen , iT^n geheim te ontraadfelen. Maar het laatfte it door
'de grootile muzQkkenners vruchteloos beproefd, éb, zoo
'lang PAGANiNi niet goedvindt ons tot hetzelve in te wQ-
den , moeten wQ ons te dezen met gisfen behelpen. En
'waf het eerde 'betreft , men moet hem faooren , om er o^er
* te oordeelen , en één Concert van hem lebrt ons te dtëb
opzigte meer, dan alwat wij deswege uit de werken^,
die tot dn&verre hierin ons ten gids verdrekten, kiranen
pntleenen.
* Paganini behoDst tot geene der (bholen. Schepper eener
oMpronkelQke manier, zal hy misfchien altijd éénig en oa.
IkAKBIIDI PAGANINf» S3P
AviiighMf Utf ven.' Onder ^m fané venttdami » üt *c^m«9
de- TiooMhuft mm mcóiir; htf deed oot » iMSót kern oabe^
kende ^ coovenlioimy en i|iffelt net benremi» die kk dnt*
Mage nnowerwMuitr fcheneB^ Viitgc men hem, V9» weike
ttfëdelen 14 deh bediend hébben om tot die heoge velko-
^menheid ce genken , h^ «ficwooidc droogfef t ,, Elk heeft
tVne ktcMé geheimen.** En hec it bi<ikbiar» dec hU ien
«MkNte» hcfüdc Het openhaftigit Hec hQ sich ce dezen nlt
toe den Heer scHOTTnr» die er oni het niTolgende Ttn
nAaelÜe: ,, PAOANiifi Terkiaude my* dac hQ eennialy
a*n' het einde zQner muzikale loopbaan gekomen, aan het
pnbBek een geheim zal openbaren , waaraan nog geene nm-
xVklbhool beeft gedacht, en van znlk eenen aard,. dit een
jongeltog, door middel van heczelve, in drie jaren c(jda^ cot
denzelfden^ aap van volkomenheid kan geraken als h^j, die,
langt den gewonen weg, den jaren veriieit in dagd^jkfiche
oefeningen* BQ genlteo cwgfel deswege herhaalt b0 (leeds,
op den coott der opregcfte óVemalging: „ Ik heb nieci ge*
zegd , dat zweer ik n , dan hetgeen waar ir; en ik geef n
volle vi^heid, m^ne belofte openbaak* te maken. Één per*
Ibott flechts, de Heer gaétano ciaudblli, ce Nmp^^
\è bewaarder van mfin geheim. Sinds lang i|>eehie hQ , zeer
nsiddelmatig , de viomeel, en werd algemeen voor een zeer
gewoon muzikant gehouden. Een levendig belaag in den
jongeling ftellende , beflooc ik , hem mtjne oncdekking mede
te deelen. Na verloop van drie dagen deed zich In hem
reeds eene grooce verandering beipeuren, en chans verrukt
hg zfne toehoorders door de zuiverfte en fmelcendfte coo^
nett«** «^ Meermalen maakte de grooce knnftenaar gewag Van
den Èooa-eens GèMmffiien handelaars, met name camillo
aiToai. „ Deze jongeling,** dus verfiaalde hQ zelf, |,had
JUHT ^laittwelQks zeven jaren bereikt, ceen ik hem in de begin-
*fldelt der coonknnst onderwees. Na verioop van drie dagen
^^edde hQ reeds e^ntge Ugte mozVküukken , zoodac eUt
nkriept j, Pagamihi heeft een wonder vecrlgtr Na
flog Teeftien dagen liet hy zich in het openbair hooren. Ik
moet bte echter b^voegen, dat de byzondere volkomenheid
vto zijnen nmiikalen zin de lesfen, wdke ik bem gaf, niet
weinig verligtte. Overigens, wanneer mün geheim bekend
zat zQn , zullen de kunftenaars den aard der viool dieper
leeren beitaderen, als ztjnde dit toftmmesthondetdmiuaiQker,
dan men gewoonl^k 4«nkt« Mijne ontdekUog benlk geeiif^
Bb t
340 IfiTi, RAKEnDft PAiOANINI.
ahii atn bet toeval, maar aao iernfiige :Da(j»oriogen vérfchiif«'
dtgd» Eenmaal zal men toe mtfn ftelfel van oefeeiag gc»u
ken. De tegenwoordige ieenpy se ^ meer geTcUlu pm d«
leerlingen te verwarren dan voort it helpen-, aal voor ds
mtfne plaats maken, die flechts eetie beftendige oefening van
5 t 6 nren daags vordert. Het is eene grove dwulkig^,' hec
getielm te zoeken in mqne w^ze van de viool te fteomeat of
in myne behandeling van den (Irükftok. Er behoort versuft
toe, om van myn geheim partij, te trekken.**
. ^i nn, 'dat groot geheim eenmaal opgeklaard zQnde, 6en
. aantal kweekeliogen verrqzen , die met bunnen meester znU
len * wedijveren , of welligt beAemd zyn hem ie overtiefien f
^ou het mogeiyk zqn , he( in het werktnlgeiyke; nog verder
te brengen? Ziedaar vragen, die wq ons niet znllen ver«
meten te beOisfen 1 Er was geen t^dperk , waarin zeken)
kunftenavs niet werden opgehemeld als onnavolgbare meet»
ters; er wss geene eeuw, die niet in hare vootü^zmdt Fïtr
tuêfen de volmaaktheid meende te zien ; maar iteeds hebben
volgende eeuwen de grenzen der kunst verder uitgebreid.
De meest gegronde bewondering van cjydgenooten geregtigc
geenszins, toekomftige werken, als *t ware, by voomad te
'veroordéelen. Perken te ftellen aan het menfchel^k vermo*
f;ett, wat is dac anders , dan de natuu#der knnst miskennen »
wier gebied onbepaald, ja oneindig is?
HET EANADASCBB PAARÜr
H.
Let reizen in Kanada gefchiedt foms ' des wintefa 'o
meen fpoedig. Met verbazende (helheid trekt een-iEMs*
itoss^A paard eene (lede over het ys. Men heeft voofbeel«>
den, dat in twaalf uren tijda negentig m$leo op die w^m
afgelegd worden ; maar dan moet de fneeuwbaan geheel' ef*
Ten en bard zQn* Dit ras van paarden - z^n zeer moedige
"dieren. 24 loopen liefst op een* draf. Zij iVn gewoon aan
•seer-'fiechte behandeling en harden arbeid, en evenwel fteeda
gewinig» Men komt er, btf het koodfte weder, saedrvta
liet larnl In de ftad Huehte , en laat ze uren lang sonder dek
'in dé opene lucht, fiaan, terwijl derzel ver meesters hunne
.*amken verrigten, of zitten : te drinken r en- zij ^fchünen^ g^eii
< citfgéinak daarvan' te, hebbeii. In dea winter hrtecT echter héc
^JKémadBfcii paard, even als elk ander viervoecig dier In-dac
HET tANADASCHB FAAJLD. ^1
ksnuóe laad, digter en langer haiu., en de roskam worde er
sooic gebrnihc. Wanneer de pearden, bij vriezend weder^ *
door fterk ^ jagen verhit z^a geworden , ziet men pegel^jei
aan eJk haar» en ^ikegets eer lengte van twee of drie dujo
«an.de oenigaten hangen.
Het rei|cen over het meer Champlain is altijd gevaarlijk^
Dikwerf gebenrt het, dat llede» paarden en menfchep te za*
men door het; 9a ir«Uen, waar bet water eene diepte^ van
bon4erden vjoeeen hèefr* £n men bemerkt het. gevaar nie(^
vdör dat de paarden er door^ fchieten en de.4Iede mei zich
mkkeik Hec.^ ia echter eeo geluk , dat de zwiikke plaatfen
flechta eene kleine uitgebreidheid hebben. De .reiziger fpringt
terfiond van de i]ede, en dan vindt hij gewoonlijk het Qa
fterk genoeg , om hem te dragen , ofTchoon het tegen de
swaarte van het paard nie^ beftand is. Men trekt deze die*
rea op eeiie zeer zonderlinge wqze uit het 'Nvater: men
hatlE hnn, namelijk, mee een touw de keeLdlgt , om hun
het leven te' redden. Als de paarden door he^jjs vallen ,
'(mien heeft er i;ewooQiyk twee. voor eene flede} zouden isQ
door fpartelen alles bederven , en eindelijk zinken ; doch ,
daar zjl) alt^'d een touw met een* ruimen (trik om den hals
hebben, fp^ingen menner en reizigers oQgenblikkelijk , als
het ^8 bjree^t, nit de. flede» en, het einde van het touw
grijpende, trekken zQ uit al hunne magt toe, zoodac het
dier binn^ weinige minuten geen adem ineer halen kan;
zoodr^ dit gelukt is , rijnt het hooger in hiec water , drijflc
op de eene zUde» en wordt op het (lerke ijs gefleept; dan
maakt men den ftrik om.deu hals los» de ademhaling keert
weder, en weldra rigt het paard zich op,! en is zoo vlug .
ala te voren. Men zegt, dat deze bewerking wel eens twee
of drie mal^u op éónen dag aan hetzelfde paard. gefchiedt«
De inwoners van Kanaia vertellen, dat paarden, welke dik»
werf op het meer komen, aan die behandeling 700 gewoon
woidett , dat zQ er niets van weten. Maat, boewei het
meermalen gebeurt, de poging gelukt echter niet alcljd;.
fotts gaMi flede en paarden met eikander naar den afgrond,
mofleei men. niet genoeg bU de hand is^
Eene andere by zonderheid ^ de Kanadafchf ^%.viditxi be«
. crefiènde^ is derzelver trek naar visch. De visch , . die aldus
gegecen wordt, gelijkt, fchoon niet in grootte, naar'jtabel-
jttuw » en is van vier tot negen duim lang ; de En^elfcken
Boemen denzelven tommn cod. Om dien te vangen, kapt men
34* UT EAlfADAiCaC VAMtO«
ficeti in hec Qt, eo doet dcarln «eens of wanc« Chrer soo»
dtnif gic- boowc men eene hnc, die grooc genoeg is, on
vj||f of zei perfonen en eene ktgchel coc vcnranning te be-*
¥ttcen« Z9, die geene planken tot bet bouwen ceoer hnc
knnnen bekomen , gebrniken , in plua ditrvm , bieede Hnk^
ken 9s, om zieh tegen bet gnre weder te befchotten. IIid«-
dernaeht if de beste 4kl , om ce visfcben. Men plaiiat ia
de ntbykeid der b^c een heMer brandend Ückc/dat deo
visch lokt en in groote menigte derwtaru doet komen» Somé
tiin er zeer veie zoodanige linff }et op de ritier St. CksrMt ,
lietgeen b9 den donkeren nackt een vreemd gezigt oplevert ,
tooral wanneer de bnuen van 9s ztfn.
D.
DZ WOffDUZELZR ABZRIIfiTHT.
'e Heer T. , een }ong Edelman , reeds lang met een* ge*
broken arm gefukkeld hebbende, die niet genezen wilde ^
kwam eindeiyk bQ abkrnetht« HQ begon breed uit te
weiden over de byzonderheden van zQn 16ed ; maar de wond*
arts viel hem al fpoedig in de rede, met de woorden: j. Ik
bid n. Manheer! komt ge hier, om wat te praten, of om
mg te hoorenr Zoo gij m)}nen raad noouig hebt ,' het 1«
zoo en zoo — - ik wensch u goeden morgen.**
Een belangrQker tooneel had* er plaats tnsftben dézeti
zonderlingen Heelmeester e& deb vermaarden jobm pril«>
VOT CU&&AN. Deze bad hem eenige miklen bezdcht,
maar geene gelegenheid gevonden , om zQne ongefhldhehl ,
naar hy meende, volkomen duidelqk op te geven." Ten
laatfte vast befloten hebbende, om zich toch te doen hoo«
ren , fprak hg , als hem de heelmeester weder te middeo
van zQn verhaal in de rede viel, hem aldus aan: „ MQn*
heer abe&nethtI ik ben hier nn op acht onderfcheidéne
dagen geweest, en ik heb u acht onderfcheidéne gninjerfe-
'ttald i maar gV hebt nog nooit naar de b^zondeiheden Tan
mgne kwaal geluisterd. Ik heb befloten , M^nheert dit Htt^
trek niet te verlaten , vóór dat gQ aan m$il verïan^élébt
voldaan.** Abkrnetbt, op deze wifze' aangefprolteny
zette 'zich eenigermate terug op zQnen (toel ^ nam-de-hou*
ding van een* zeer aandachtigen hoorder aan , en fprak toen,
op een' half verwonderden , half gemeigken toon : |^ Ifa
dan, heel goed, MQnheert Ik ben gereed, om u geheel toe
D& WONQHEEUll ABË^K^TBV* ^
i
het ehide toe ce hQoreo. Begin matTt vertel mij alles -«
i^e geboorte y ywe maagfcbip, iiwe opvoeding 1 Ik wacht
i»$r uw believen. Welaan, begin maarl** Curran,
geenszins van z\jn (tuk gebragt , begon daarpp seer deftigt
ji M^n naam Is john pmilpot curran. Myne ouders
warep arme, doch» %oo ik verirouwe, eeriyke lieden, uic
I^C landfchap Atunfi^ (in lerfaui) , waar |k alzoo ;er werel4
kwam, zijnde geboortig van Niwmarkst, in het Graaftbhap
Qoriy in den jare duii^end z^venbQpderd-eo*viJftig« Daar mi]n
vader Rentmeester by een niet zeer bemiddeld Pr9HUan$%Qh
Edelman was, verkreeg .by de gunst, dat ik op eene det
Pr0te%tantfche vr^fcholen in de nabnurfchap werd loegetaten ,
alwaar ik. het eerde onderwijs ontving. Vervolgens mogt ik
naar bet rriV/jp-CoUegie gaan....».** Zoo ging bQ gedu-
rende een half uur voort, gevende aan i^nen onverduldigen
hoorder een getrouw verhaal van zijne geboorte^ bloedyer^
wamfck^p en opvoeding — kortom , van zijnen ganfchen le^
v^nslpop 9 tot hy kwam aan zijne kwaal , waarvan bV de bJljw
zonderheden even breedfprakig opgaf, tot groot verdriet vto
AftERNZTHV, die hcm nadezen niet weder te woord ftoad*
. Mejufvrouw J raadpleegde hem over eene zenuw«
kwaal; De verfchijnrelen droegen zoo vele blQken van gril*
lighetd en inbeelding, dat ajbkrnethy het beuzelachtig
verhaal niet langer kon aanhooren. HU bood zQner fchoone
lyderesfe een* (^Eng.') fchelling aan, en liep . verdrietig uk t
„ Daar, Mejufvrouw I ga en koop een eind fi&he^sconw i
dat is alles, wat gij behoeft."* ^
. De middelen, die AB£RN&T»r toediende, wnsnmeestai
gefchikt, om de ingewanden te verderken. en.tie fpijs-
vertering te bevorderen. Hg fchreef een' zeer matigen
leefregel voor. Hij werd veel geraadpleegd in «oagkwa.
len. Dikwerf verwees hij (lechcs naar zoodanige blad-
zijde in een zijner boeken , alwaar hij bet middel reeds
had opgegeven. De lyders badden dan llecbcs bet werk te
koopen , waar zij hunne ongedeldheld naaui^keurig l^efcb/e*
yen, .en tevens aangewezen zouden vinden, wat zij ter gt;^
nezing doen moesten.
' Het gebeurde eens, dat zekere Juf vrouw , niet vpldaan
met die w^ze van. inlichting, aanhield met vragen, en vol*
Orekt van hem weten wilde, wat zij mogt eten. H^ boorde
haar eenigen t^d met geduld aan, terwijl; xij telk^s ber«
haalde: j» Mag ik oesters eten. Doctor? mag ik foep.j^t^lt**
344 ^K WOMDHEXLER ABERNETHlT.
Elodelijk^ riep bij ongeduldig uit: ,, Ik wH u wtc zeggen^ .
Jafvroawl GQ moogc alles eten, behalve' den pook en den
blaasbalg; want de eenels ce bard oo» re verteren, en de
andere Is vol wind,"
Hec verhaal van zfjn vrQen en cronwen luide niet minder
zonderling. Bene zieke vrouw gedurende eenige weken be«
zoekende , meende hy in bare dochter die hoedanigheden op '
te merken, welke, naar zQne gedachten, gefchike waren,
om den buwelpcnftaat gelukkig te maken. Op eenen zatnr*
dag, derhalve, fprak hQ het volgende toe haar: „ GU zQr
nu zoo wél, dat ik u niet langer behoef te komen zien.
Aanftaanden maandag denk ik u miMi laatfle bezoek ce geven.
Maar ik wenschte, dat gij en uwe dochter intusibben het
vöorftel in emftige overweging naamt, hetwelk Ik thans doen
#11. Het gefchiedt in haast en zooder ptigtpleghigen. ik
beken het; doch de pligten van mijn beroep laten mij niet
meer tQds over ; anders zoïi ik gaarne op de gewone w^ize
toegang gevraagd en mijne opwachting gemaakt hebben. Ik
verdien jaarlijks eene fom van p.ft., en kan m^ine
vrouw •.••. p.il. vermaken. MQn karakter is algemeen be-
. kend. Ik heb In uwe dochter een teeder eo harteiyk toege-
negen kind gezien, eene vlijtige en zorgvolle'ziekenöppaa^
fier, een zachtzinnig en beminnelijk lid des bnisgezins —
zoodanige perfoon vereenigt in zich alles, wat een ecbtge*
noot kan verlangen. Ik bied baar mijne hand en mtfne mld-
>delen aan. Maandag , zoo als ik zeg , zal ik uw befluit ver»
nemen.** Op deze luimige wijze werd het meisje gevrQd
éttrvericrejpen; en wQ meenen er te mogen bQ voegen, dac de
verbindteois in allen opzigce gelukkig was.
DE DORPEBRMIS IN IERLAND.
H<
Let is eene onloochenbare waarheid, dat ware verlicbtlflg
heilzamen invloed moet hebben op zeden en tijdelijke wel-
vaart van een volk. De treurige toedand der Ieren firekke
ei^ ten bewijze van. De gemeene man in dat ongelukkig
land, met lompen bedekt, en zelfs de voornamere lieden^
inaken eene ellendige vertooning. Een reiziger, die, op
eenen aflland van Dubiin^ eene dorpkermis bewoonde ^ geeft
er deze befchrüving van t
DE DORPKCRMIS IN IERLAND.* 345
- Men mag dit volksfeest inderdaad nationaal noemen^ Arw
moede,' raorfigheid en verdoovend geraas waren even groot,
tls de lustige vrolijkheid , waarmede de minst kostbare ver-
maken genoten werden. Ik zag onder Inid getier fpyzen en •
dranken binnenflaan , die m^ onwillekenrig deden omkeeren ,
daar het gezigt alleen mi) walging veroorzaakte. Wegens de
hitte en het ftof, het gedrang en den flank, kon Ik het hier
niet langer nithouden. Dit fcheen echter de bezoekers niet te
hinderen. Bene menigte kramen was opgeflagen; maar de
meeste hadden , even als de kermisgasten , een armoedig
iroorkomen. Benige praalden met een kruis ; andere hadden
een* ilok , met een* bonten lap er aan vast , nitileken ; zelfs
was er een , die eene doode , halfverrotte kat boven op zoo-
denigen dok had fteken, Hansworiten van de gemeenfte foort
dreven tusfchenbeiden op theaters van ruwe planken en in
▼erfletene bonte kleeding hunne fobere kostwinning, in de
verfllkkende hitte opi eene geweldige .w|jze wonderiigke fpron.
gen en allerlei zotte poefen makenide, zoo veel hunne,
krachtenr toelieten. E^n derde gedeelte van. het Tolk lag
op den grond, of flingerde dronken rond; anderen zaten,;
fehreenwden of vochten. De meisjes reden menigyuld^^,
twee of drie op éénen. ezel zittende , rond , baanden zich
met moeke eenen weg door het gedrang, rookten daarbQ.op
bevallige wtjze hare cigaren , en fchenen alzoo de vrQers te
willen uitlokken. Op het «llerbelagcbelqkst vertoonden zich.
twee bedelaars te paard, hoedanig fchouwfpel ik alleen ce,
tUo della Piata gemeend had te kunnen vinden. He^ paard,'
watrop tn zonder zadel zaten, en dat zij met een ^un,
touwtje boftuurden, fcheen door zQn ellendig voorkomen
BK hea mede te willen bedelen. — In menig yopzigt Is dit
volk nog met Wilden te vergelijken. Het algemeene gebrek,
aan behoorlyke kleeding by den gemeenen man , zelfs op
feestdag en kennis; hunne geweldif^e neiging tot den bra.n^
dewQn , zoa« lang zij flechts een* penning in den zak heb»
ben ; Kunne woeste , elk oogenbllk uitbarftende twistei^ 'en
regelmatige nationale vechtpart^en met den fchileila (een
moorddadig wapen , beftaande in eeujen ilok, dien ieder on*
der z^ne lompen verborgen hondc, aan welk gevecht, dikw^lf
bofiderden plotfelfng deelnemen, tot dat er eenigenvan hen
gewond, ja dood nedervallen); hetverfchrikkeiykgefchreeuwsi
dat zy atshefien b^^die gelegenheden; de wraak^zucht, .waar.^
mede eene beleediging jaren lang door eene ^nfche ge?
34^ DJL POaPEERMIS IN IERLAND.
me^nc^ in gi^htngtn nehouden, jb van gefltckt toe geOacbt
overgei|)ragc wosdc; -*- en dan weder, aan den anderen
kanc, bunne vrolqke onbezorgdheid, welke nooit aan deo
yplgj^oden dag denkc; hunoe luscigheldp die alien nood doet
ve^^en^ de gulle gastvrltlheid, die gaarne den laacden l^eieE
de^Ui de vertrouwelykheid , mti welke zy den vreeindeüng
behandelen ^ dk eenmaal In hun midden zich bevindt; d^
i^cuipirjyke vlugheid der fpraak, die hen nooit begeeft:.^
Miïp .deze dingen zijn zoo vele bewezen , dat verlicbMng
«D befcbaving nog weinig vorderingen onder, de lerfn ge-
qia^ikl hebben.
Als
DBÜPOTBNGRUfUaHEID.
(Uit de Mémoires van constant.)
Js NAPOLEON in 1804 Engeland met eene landing be«
dreigde , zQn leger de kusten van Bouhgne bedekte, en eene
vtibaiende menigte tmnsportfchepen , benevens oorlogsvaartvi*
gen , op de reede voor anker lag , had hy op eenei^ morgen
den Inval , dat hij tïlet de vlooc in bet ruime fop eene proef
wilde laten nemen. ZQn wensch , dat bij dezelve na z^jn*
^e^onen rid .daar reeds in orde gefchaard mogt vinden , wat
too veel als een bevel,* en werd terltond den Admiraal
BRviz bekend -gemaakt, die echter ftellig verklaaide, dac
Uet 'thans niet kon gefchieden.
'Napoleon kwam terug, vroeg, of alles gereed ^ was ,
vernam het tegendeel , liet zich het weigerend , nadrukkieiyk
antwoord dea zeemans herhalen, dampte met den voec,
bevat den Admiraal te roepen , en ging in zijn ongeduld
denzelven 'halverwege te gemoet. De GeneraalIUf volgde bem«
„ Admiraal!" fprak napoleon met vlammende oogen eir
ftootende Hem, „ ^s^romhebt gij mijn bevel niet volvoeidf^
' Met eene mannelijk eerbiedige houding antwoordde deve:
^ Omdat er weldra een hevig onweder zal losbarften , gelijk
wij -beide zien kunnen , en omdat ik het leven van zoö vele
dkppère lieden niet nutteloos op het fpel zetten mag/* De
twajre lucht en het doffe rollen des donders in de verte regi»
^rdigden dié beieorgdheid. Maar napoleon hernam, mee
cóenemende gtamfchap : „ Ik gaf het bevel ; de gevsoigen
komen 'i^oor ivqiie rekening. Ik vraag u nbg eenmaal, waar-
óm het niet uitgevoerd werd? -^ Gehoorzaam gij-r* •
DBfB0I£»6RILLI0HftlD. ^
^Keenr
.j, Adminal! gQ worde x>nbefchaamd,** riep nüp.olbo^^
op den zeeman coeloopende en hem mee de opgeheven 2wVep
bedreigende* De Admiraal trad terug » legde de hand aan
deA degen y en fprak, terwQl hij verbleekte: ,,^acht at**
De omftanden verfchrikten zeer* Napo-lbom ftond; zijne
party in het oog houdende» met dreigenden irm, in eeoe
vreefeiyke houding, even als de andere « een* ^lang onbe-
wegelijk. Eindeiyk wierp hy de zweep weg; de Admiraal liet
ook den degen los, en verwachtte zwijgend, met ongedekten
hoofde,.. den afloop van hei cooneeL NapoxBon gelast-
te den Schout-bQ-nacht magon, z^n bevel' te volvoeren*
» Cn <ili'* Q>ni]E bij verder, den Admiraal aanziende,
I» verlaat binnen vierentwintig uren Bouhgne^ en vertrekt
naar Holland. Gal'* <— Daarop verwijderde I^j zich, en
eenlgen van het gevolg drukten den verhaniiCMn deelnemend
de hand.
De Admiraal ma o om liet nu de vloot nitloopen; doch
weldra werd de zee zeer verbolgen , de dikke duisternis aan
den hemel nam toe, een geweldige dom ftaJt op, wierp de
fchepen uit de linie »^n dreigde vele, gf^i^k pruix voor-
zien had , den ondergang* Toen lli^te h a p o L9p n fomber,
met een hangend hoofd en de armen over elkander geflagen ,
langs het ftrand heen en weder. Plotfeling hoorde men een
akelig noodgefchrei. Meer dan twintig welbefliénde kanon-
neerbooten werden op de kust geworpei»,en het fcheepsvolk,
tegen de woede der golven worftelende, dep'! vruchteloos
om hulp.'
Diep getroffen van hetgeen er gebeurde, zag napoleon
zQn gevolg beven van angst, wilde nu een voorbeeld van zelf-
opoffering geven , fprong , zonder zich te laten wederhouden ,
in eene reddingboot , en riep : « Laat mij , léat mv ! ZQ
moeten geholpen worden.** De boot was oogenblikkelQk vol
wa(e|r;^ de golven wierpen den dollen man ovcx boord, en
namen zQn* hoed weg. Op zqn voorbeeld fpröngen officie-
ren en burgers ,, zeelieden en foldatefe , deels' in zee , deels
in de boot, «m de firaodenden te helpen;. doch Hechts zéér
weinigen werden gered.'— Den volgenden morgen wierp de
zee meer; dhn tweehondeid lüken en ook 4en. ho^d des over.
winnaars van Maretigo op het (band. Handlangers van na-
poleon zochten de noirendep cot zwüges ifi brengen —
met geld!
U^ AANvJ. a. BU&LAOB.
AAN J. U. BURLAGB« JUR. UTR. CAND. , BRIOADtBR VRQlflL*
LIGER BV HRT RBG&MSMT LANCIfiRS NO. 10.
Y riendl wi^n in den reinen boeiem .
Warm het HoUandscii harte flaac;
Gü; die tegen Aterlingen
All een Ajtz over Haat.
Uwe woorden mogten tulgen:
t, *k Voel de zwaarte van m^n' pUgti**
Uwe daden roepen luide:
j, Hollands moed volbrengt dien llgtl**
]t, mijn vriend! uit Pallas* tempel
Riep'ü 't veege Vaderland; —
Moedig geeft Minerva*i leerling
Aan den itrUgsgod zijne hand.
BQ bet mij nog dierbaar afTcbeid
Was OW hart te zeer bekneld: —
Woorden niet , een enkle faanddmk; —
't Wai de handdruk van een* held«
Handdruk, die mijn borst deed zwellen»
En my drong door merg en beeq.
. . Spreken wilde ik ; maar geen woorden.. • •
' *k Stamelde, en mji)n vriend verdween.
Lang nog ftond ik vastgenageld ,
Zocht n nog m^n pinkend oog.
Tot een traan het kwam verduistren.
Of een floers er over toog.
*k Zuchtte : „ Ook mQ klopt in den boezevr
„ *t Haije rein voor Vorst en land;
„ Maar zQn fpoor mag ik niet volgen:
ip M9 weerhoudt een ftalen band.**
Strijd dan, vriend; o, ftfQd dan moadig^
Schoon Ik u niet' volgen mag,
Myne wenfcb^n , mVne beden
Zyn tteedf met u , dag aan dagi.
AAN j. U. DUKLAOt. g^
En wanneer ge , btj den vrede ,
Keert in *c dankbaar Vaderland ,
O, dan druk ook ik erkencl^k
. '' Ude trovwe beldeokandi
Utreckff Febr. 183^ . r. b. ad* wu
AAN U^Kt MOEOER, BU GELEOEIfHEIO VAN Of jrnjARIHO
VAN MUN\ TEH VEHOEOIOIMG QEI V4DfiI^.4MDa UIT-
OÈTRQKUN*, BROEDER. f , ^
Mc
Loeder! moest een mnicrenroè
U de vreugde wreed ontrukken ,
Op deez* dag, voor *t oog van dód/
Uwen zoon aan *t bare te drukken ;
Sla den blik niet droevig neer.
Laat geen- wieede ilnut u kwellen ^ •.
Ga diffl tsanenvloed te keer» . - r.'0
Dl^n Ik uit uw oog zie wellen I > 'i -'^
H|K die deze tranen ziet , .< .«
. Houdt op hem Z0n oog geflagea;«
H9» die hem Zijn' bijftandbiedc ^
Wil ook uwe krachten fchragen.
Schijnt ook foma Zijn hand te haid^)
Zijn voor ons Zijn wegen duister,
Ééna breekt door den nacht, der fmart.
't Lieflijk licht met nieuwen luister.
Schoon een' tijd de boosheid woed'
En ons fcbelmsch d^ wet wU zetten p
God kan met één' wenk 't gebroed»
Dat ons thans braveert , verpletten.
Of zou Hij ,' wiens enkel w'oord i
p Er zij licht !" den nacht deed vlieden ,
Naar wiens ftem de (lormwind hoort^»
Wiens bevel het bruifend zieden
Van de woeste baren temt,
.. Niet der boozen magt verbreken f
Wat Zijn wijze ontwerpen firemt»
Zal Hij op die fnooden wreken.
Dae w<mlr orde en raat herfteld i
't Oodeihart zatniec meer bloeden ,
Env wéér aan uw borst gbrncld, .Kf
Zal uw'ZDOadieTmart vergoeden* .;^
|f0 I MEI» t€3i«
r MEI, i»3r.
> >
ünd rede Du dareini * - v:.v-- .".
CLAupiyf.
' JnLöfflé i^ 2Ö0 vroiyk en zoo ving, '' '^
O fchoone Lente I toc4 terog-, . ^.
£n rekt ^m$ de droeve d«genf '-
De morgen komt oos reeds te, vroeg;.:
No|^ j^et men d*avondftond verttagtni \
'Een dag vol zorg ii lang geiH>e«. j
Toen* de ooQevatr , na iMmn togt , ;
Ons vlschdgk Neédatd weAr bezoekt.
Alsof er Vm^^de of vrcé^ hem «oodde.
Toen werd Ik met zqn keus begaailt
Geroerd lag ik den troawen bode,
Dea vooiboó van de vroeüag , «an.
Ocfr, riep ik, tron we vogel, keer,
Keer naar 'Egyptes ftranden wéér,
Nairir Arabier én Ottomanen I
Zoekt- gtl.' kier heil? Vergeeft uw hoop';
Hier 'faftilTeii woeste (laatsorkanen ,
En'*it wordt geen zomer voor Earoop/
Zoo.fprak Ik, maar geen eiber, week; '
.B9 vond het oude nest , en ;fireek
Gerost op dak en boomtop qeder.
Alsof hy ons beloven dorst :
Weldra toch komt de lente weder,
Al wintert het in *s m^fchen borst. -
En zie „ daar leveii klont en kluit ,
Daar toeekt het winterkoren uk,
En *t,eerae groen verfiert de wMenf -
Oflchoon de zaaier ^ wfjd van hier;
De rangen vult van HoUandi heUto,
En •t kouter neêrlei voor 't i»|ifer« ^
En hoor, daar lokt itf *t bloempriöel '^
Qós *c mtoDelied van filomeel ,
Bn doet het zangMg woud verdommen .4^'
Matr wy f voor liefde en lente koel ; .
Verdooven *t met geraas vim iromtittn »
Mei dof en davrend krygsgejoeU
, En ginder kneust hetbreede rad ... ...»
Van 't log gefcbut de velden plat, —
De landman mag zQn hoop beweenen , —
Terwyi de melbtóeU uil liet groen
Zich ftreqgelt om den vuurmoqd henen . . 'y*. *
Op batterij en bastioen. ./:
of Wi^n, in vreugde of' hi verdriet , ^ " •''
Wien treft dat vfoamdgÉmengiel niet
Van heil eo onbeiU plMK c» ^egeo f: .
V^ie vraagt niet fona. ztchaelven %ti ..',;
De Hemel gaf ons warmte en regen , —
Wat was het, dat ons d*oorlog gaf?
ol Wat ge wenscht en wat ge wilt ,
Dien kostbVen fchat toch niet verfpild !
Rm xal het veld naar fikk^tls vragen :
Legt 'daarvoor lens en lemmer af;
WQ zuïïen niét uit wi'aakzueht tfragen.
Wit* noodweer ons in handen gaf*
./:
De vraag i$ diep , en *t antwoord rwaar, , -
Gq, Pool en Belg, beantwoordt haar; ;.,
'Maar legt de hand u op het harte I ',. .^
Zoo dat van wrok en wrake -zwelt , .,
Dan is *t de poel, waaruit die fmarte ^
Waaruit die zeé van jaminVen welt; • ^' •^-' •'
Zie opl *t Is zegen overal; .
Het groent op bolwerk, fchans en wal , ^ «.
Als la de (Hlle Uaverwdde. . . ! !
De boomgaard lacht als ons u aan :
Die bloeit voor booze en brave beide; -* *• -
Voor beiden rijpt dat voedend graah» . ' . ^
ir ;
35» I MKi^ i83i.
ü, go«dlg voorjtar, i^n^ ep pcjjsf / ■
Och, matk den. dwji^en meosch zoo, w'^i^
Als vruchtbaar beemden eh landouwen';
Opdat, eer de eiber onj begeeft, '
Hij h -volk gelukkig mag itnfcboaweii ,
Welki weivaarcmet den vreö h^rleefü '
' J. BRCSTÉR^ A. ;(•
teN W£NC VOOR OORLOGZUCBTIGB FRAffSCHEN BN BlLGBIt»
C Vóór den flig.)
w.
el, kameraad I dat wordt wéér vast een heète dtgi
Hóórt gy het grof gefchut wel knallen t
Er zullen , denk ik , fpaanderi vallen ;
Bo waar gehakt worde , daar beualc men vaak *c gelag.
Een émdere.
Het zy zoo: vroeg of (^ade In 't graf.
Slechts r^p valt de appel toch eerst af.
CNa deo flag.j
De Soldaat.
Wel, kameraad I dat was eens wéér een heete dag,
Dlea *k (onder ons gezegd) niet gaarne wederzag.
Uaar apropos, weet gij mij ook foms uit te leggen,
Waarvoor w^ eigenlek toch vechten? Want, ja» Mjk...«*
Dé andere , hem in de rede vallende :
Waarvoor?... waarvoor?... Wel, opmyneeer,g(|hebc^eigkf
Dac moet ons , zoo h^ *t weet , de Luicenanc eens zeggen.
D,
ANEKDOTE TER BLADVULLING.
re bekende Duitfehe Dichter gastel Li had een* vriend»
aan hem door den band van luimige fcherts te naauwer ver-
bonden* Onophoudeiyk plaagden zQ elkander. Een van hen
deed eens eene vrü groote reis. Na verloop van weinige
dagéii kreeg castelli, mee den pose, een* geweldig groo-
ten » dikken brief, waarin niets meer te lezen flond , dan t
ip. Ik ben zeer welvarende.**. Zonder monren betaalde de Oich-
cêr hee zware port ; maar kort daarop ontving zyn reizende
vriend een loodzwaar , ongefrankeera kistje , per diligence ,
ifiraarin een (leen van i5 pond, en daar om heen een ftnk
papier » waarop gefchreven was : „ Lieve vriend 1 BQ het
onevangen van het gewenschte berigc van. awen welftand ia
mV nevensgaande (teen van het- hare gevallen. — Castelli.**
MENGELWERK.
V£aGB|.QR£ND& BESCHOUWING TUSSCHBN DB HOMA*
NttBIT 9 WELKB Wlf IN GENESIS B^ DB AARTSvA»
DERBN, EN DIE, WELKE W^ IN DB GEDICH<^
TBN VAN HOMBRUS BQ DB GRIBKBN
VINDEN.
vjrelijk de graankorrel, in de aarde geworpen, langza-
merhand ontkiemt en opwast; gelijk ieder zaadje tot
eene mèt zijne foort en groeikracht overeenkomftige hoogte
opgroeit, en zich tot eenen (latigen eik op Bafan of
pracbtigeh ceder op Libanons kruin verheffen kan , —
zoo zien virlj ook', hoe het menfchelijk vernuft zich lang^
zamcrhand en als van trap tot trap meer heeft verfijnd
en in kennis is toegenomen, en als liit den nacht van
duisternis en onkunde tot dien trap van kennis en licht
geftegen is , waarop wij den menscb thans geplaatst
zien. Welk een hemelsbreed onderfcheid heeft er tocfi
niet plaats, wanneer wij de^ menfchen eerden toeftand
hier op aarde vergelijken met dien, waarin hij zich thans
bevindt!' Het is waar, dat de mensch, terftond n^
Eijne fchepping , boven het redelooze gedierte verre uit-
ibuntte, daar wij hem, als het eenig voorwerp der
aardfche fchepping, tot eeuwig voortduren beftemdi
aaar het beeld zijns Scheppers geformeerd zien, en dat
hij als zoodanig jcene fchakel in de keten van het ge-
(èhapene uitmaakt, ook toen voorwaar de aanzlenlijkfte
CD uitnemendfte , ja , wat de reinheid en' onfchuld zijner
zedttf betrof, veel voortreffelijker dan thans. Mét be^
trekkiag tot zijne wetenfchappeli^ke kennis en befchaving
was hij, wel is wSiar, boven het gedierte des velds ,
waarover de Heer des hetoels en der aarde hem als
heerfchappijvoerder geftèld had, verre verhevene docli
bet waren flechts de eerfle kiemen , welke de mensch
bij zich omdroeg , die zich naderhand , onder het opzigt
MENCELW. I83I. NO. 8. C C
'Jf4 BESCHOUWING VAN DB HUMANITEIT'
en 4e zorg zljos heBiélfchen Vaders ^ meer til taeer opt*
wikkelen en tot derzelver toppunt (^gen zouden. Vtite
zij het echter van ons , met eenigen der Ouden te (lel-
len, dat de eerde menfchen een leven geleid hebben evra
als de beesten ; dat zij , als eene wilde kudde , zich at
weidende voedfel verfchaften, zonder eenige maatfebap-
pelqke verbtndtenis , zoo 'als zulks door diodorus
8ICULU8, CICERO, in Zijn boek de Itivcntionc »
Lib. !• Cap. a , en anderen beweerd wordt.
B9 alle volken heeft ook deze ontwikkeling der ver-
flandel^ke vermogens van den mensch niet even fpoadig
en op dezelfde wijze plaats gehad. Welk een onder*
fcheid befpeurt men hierin ook heden nog niet! Hoe
verre ftaat de domme Indiaan bq den Christen wijsgeer
achter ! Welk een verfchil beftaat er niet tusfchen eenen
bewoner der Zuidzee-eilanden en eenen h e'rs c h b l ! . • • »
Doch waartoe Qieer zoodanige tegenftellingen ? Laten
wq ons liever verheugen over de goedheid des Albe*
Huurders , die ons op dat gedeelte der aarde heeft doen
geboren worden, waar kennis en befchaving, zooniet
den hoogden , ten minfte eene;n zeer hoogen trap be»
reikt hebben.
Het dacht mij niet onbelangrijk, M. H. , ons bij ^
cezfte ontwikkeling dezer kiemen van menfchelijk vemvA
te bepalen, en den traps wijzen voortgang, der menfcbe*
IQke befchaving met elkander te befchouwen. Het ia
biertoe , dat w^ • eene vergelqking zullen pogen daar te
ftellen tusfchen de Humaniteit , welke wij in Gene/k
ten tyde der Aansvaderen in het Oosten, en die, welke
wij in HOMERUS* gedichten toen ter t^d in het Wes^
' ten vinden. Doch het onderwerp is van zei^ grooteii
omvang, en bevat zoo veel in zich, dat ik mq niet du^
vleien , alles naar behooren te zullen of te kunnen be»
handelen.
Alvorens wiy tot deze vergelijking overgaan,^ zal bet*,
dunkt mij , niet ongepast zijn , dat wij
I. eerst eene en andere aanmerking over het boek G#«
n^s laten voorafgaan ;
DMr AAftT«VADBRftN BN OER OAUKtN, k%SS
^ Up' venrolgffoi dttgenp MDiUppea» wit on» d« gr^e
midheid vap homerus en diens fchriften loededeeU;
UI. om daarna tot de vergelping over. te gaan ti»-
Tchen éim toeftand des menschdoms , zoo als wij dien
oit beide gefchriften keren kennen » en zoo veel moge-
l^ aan te toonen» in welk opzigt de Jood boven dm
Griek ^ of de Griek boven den Jood uitmunt*
L Daar het oos te lang zou ophouden , zoo wjj wil-
den aantoonen, dat 'm o zss, die als de fchrijver vati
den Pe^tauuchus wordt opgegeven, er wezenlek de
verzamelaar en opfteller van is , willen w^ voor otts dit
thans als eene welgegronde waarheid aannemen. Wie
MozBs was, en welk eene rol hy op bet tooneel dmr
wereld gefpeeld heeft , hierover achten wij het overbo-
dig, uit te weiden. Wy willen alleen zien , uit welke
bronnen m o z e s , die 2400 jaren na de icbepping .leef»
de, en ons eene gefchiedenis fchenkt, van dto eerften
loeftand der wereld en des menschdoms af tot op zqnieti
lijd toe, zijne kennis geput heeft. Daar de gefctdedenis
ons deswege geene genoegzame berigten mededeelt, ku9r
nen wij het door gisfingen fleQbts tot zekeren graad yw
waarfchyn)i!jkheid brengen. De meeste duisternis heeracht
hieromtrent in de fcheppingsgefcbiedenis ,| welke m o*
9fts voorwaar noch uit m.QOdelinge o^yerle veringen»
noch uit gefchrevene oorkonden weten kon , al wilden
wij de fchrijf kunst ook zoo oud maken als de wer^
zelve. Te willen vooronderftellen , datMOZES, door
lipigdurige en icherpe navorichingen, eindelijk tot dó
vavheid eener zaak zou doorgedrongen zyn, waarom^
imit de Grieklche en Romeinfche wqsgeeren, ip veel
etteren t^d, door hunne befpiegelingen zich zulke vei>*^
((^lende en geheel uiteenloopende denkbeelden go»
vormd hebben» fcl^jnt ons even ongergmd toe, als om
ons te willen diets maken, dat mo zss, door z^
hooge verbeelding vervoerd, de fchepping des hemels en
der aarde zód afgefchilderd zou hebben , als wg die van
hem leeren kennen ; daar , er toc|i in dezelve zoo veel
voorkomt, geheel ftrijdig met de toen plaats hebbende
C c a
3^ BesCHOUWINO VAN DB ÜüHANJTëIT
xienfcbéddett der Egjptenartn. W^j voor oo» Willen
Jiever bet hec gevoelen van ondedchéidefie geleerden lö^
*(lemfneti, en hier eene bijzondere Goddelijke openbéring
tannêmen , welke aan m o z e s , of roisfcbien reeds aaii
0026 geerde voorouders in bet Parades» datgene roede*
deelde , wat anders z^h voor het oog des grootften wijs*
geers verbel-gen zou zijn gebleven.
OiTchoon mij dunkt, dat men zulks met op.%igt tot
de^fcheppingsgercbiedenis mag aannemen, willen wij ech*
ter niet voorQnd^rftellen , dat dit in alhs hec/t plttts
gehad , wat m o z e s ons mededeel^ van hetgeen vóór
zijnen leeftijd voorgevallen Is : wij zijn veeleer van gë^
voelen, dat mozes eene of andere bron gehad hebbe;
waaruit hij zQne kennis geput heeft. Deze zullen waai^
fcbijnlijk van tweederlei aard geweest zijne mondelinge
ovtrieveringèn en gcfchrevent oorkonden.
'Mondelinge overleveringen alleen kónden hiertoe mts-
fchien voldoende zijn, daar toch van ada'm tot mo«-'
ZES flechts vier of vijf geflachtcD elkander opgevolgd
waren, en de berigten dus niet door veler monden be«
hoefden te gaan. Adam toch kon zijne wederwaardig*
heden aan l a m e c h roededeelen , en , daar deze gelijk«i
tijdig met s e m geleefd heeft , kon die de berigten vaW
dezen overnemen. S e m , de ftarovader der Semiten ,
leefde na den zondvloed tiog 400 jaren , in welken tijd
ABRAHAM reeds geboren w>as. Abraham kon alle
lotgevallen des menfcheltjken geflachts , welke zijnen
ftamvader s e m bekend waren , bij pverlevering aan
lijtien zoon en kleinzoon isaSr en jakob mededeel'
lên. En offchoon er, wel is waar, volgens het meest'
algemeen gevoelen, tusfchen jakob euMozEsnog^
byna vier eeuwen verliepen , was echter het gellacht van'
jA)Lic)B toen reeds talrijk genoeg, om al deze berigten
te^'tbevt^ren ^ en tia verloop van tijd aftn mozes mede*
te deeleh. ^ou men ook niet hierin de wijsheid des Al-
lerhoiogften kunnen opmerken, die het leven der eerftè^
neiifchen op zoo vele honderden jaren bepaalde ? 'En
ilatr men al vroeg gewoon ivas , door een of ander op-'
bBR AARTSVADBR£N SNODER GRIEKEN. $57
gcrigt gedcnkteeken deze of 'gene gebeurtenis der vergen
tdhéid .te ontrukken , vond het geheugen hierin reed$
fpoedig een groot hulpmiddel, en kon men met dit ge^
deokteeken niet flechts de voorgevall^e zaak, maar, ie
vens de lotgevallen der met haar in verband (taande pet^
fonen zich te binnen brengen. ,
Daar men echter in dit boek menigvuldige fporen aap'^
treft, dat gefchrevene oorkonden (waaronder misfchien
bok eenige in beeldfpraak vervat) m o z e s tot eene mil?
de. bron verftrekt hebben, waaruit hij zijne kennis aan
de oude gefchiedenis putte , moge^ wij ook deze gerust
als zoodanig befchouwen.
. >Dat de fchrijf kunst ten tQde van mo z e s bekend was»
hieraan zal , vertrouwen wij , niemand twijfelen , die
weet , dat. c a D m u s , een Phemciër , die bijna gelQk?
djdig met onzen gefchiedfchrijver leePde, het letterfchrifc
uit zijn vaderland in Griekenland heeft overgebragt.
Waarom zouden wg dan ook. niet mogen tfanneraen, dat
hetzelve: reeds vóór dien t^d in Opper- Azië ^ waaronder
ook Egypte^ bekend was; en dat de Phen\ciin de ken^
nis aan hetzelve door hunnen koophandel, welken dit
volk reeds in de vroegde tijden dreef,, aan derhun om«
ringende volken medegedeeld had? Ten zij men met
G o G U E T (^De r origine des loix etc. chez les anciens
peüphes. Paris 1738.) wiïder^aannemen, dat de Egjp^
tenaars :^elv6. als de uitvinders der fchr^Tkunst moeten
befcbouwd worden ;. welke tevens geene.pnaapnemelljke
gisfiDgiea voordraagt omtrent de wijze, waarop men tot
der^elver ontdekking zou gekomen zijn. Dat men eerst
op linnen gefchreven heeft , getuigt ook p l i n 1 tr a
(///ƒ/. Naf. Lib. XIII. Cap.ii) die verklaart, dat de
kunst, om op linnen te fchrijven, hem toefcheen, uit dé
oude fchryvers, door liera geraadpleegd, veel ouder
te moeten zyn dan de Trpjaanfche ■ oorlog» Waarom
zouden wij niet mogen Hellen, datxlc Hebreers^ even
als. "de KoTftcinen^ huni\e libri lintei gehad hebben? Eii
wanneer, lyij, de berigten, welke wij bij eu&ebiusi
faflf. ^V^ NC H O.N f A T o N , dcH Phnnicifchen gefchic4?
35^^ BB8CH0UWINO VAN OS HUMANITBIT
fchrijver, vinden , mogen gelooven , worden wij nog meer
In dit ons gevoelen verfterlct. Deze toch verbaalt, QPrae^
paratio Euangelica^ Lib. I. Cap. 9) dac s a n c h ö n i A-
T o N 9 die gezegd wordt ouder te zijn dan de Trojaan*
fche oorlog, de gefchiedenis der /örf<(f;3 met waarheidsliefde
opgefteld heeft, zoo als bij die uit de archiven der lieden
en de in tempels bewaarde gefchriften verzamelde.
II. Alles , wat wij van homerus weten , is als met
een* dikken nevel bedekt, waardoor het licht der waarheid
flechts hier en daar een' flaauwen draal kan doen driti*
gen. Reeds vroeg was deszelfs gefchiedenis met vele fa«
beien doorweven ^ waaruit men de waarheid zeer moe^
lijk kan leeren kennen en van het verdichte afzónderini.
Herodotus (of wie ook anders , daar het door vde
geleerden ontkend wordt , dat hij de fchrijver is) heeft
ons een kort levensberigt van homerus nagelaten,
opgefteld uit de fabelen en verhalen van zijnen tijd.
Hierin leert hjj ons, dat homerus, eerst hele ai*
OENES genaamd, naar de tWitt Mcles ^ in de nabghdd
der ftad Cumac geboren is. Wie zijn vader geweest zg,
imeldt hij ons niet; deze fcbijnt echter zekere mae on
geweest te zijn, daar homerus meermalen den naam
van MAEONiDES, zoon van MAEON, draagt. ZQne
moeder was critheis, dochter van m E n a l i p*
pus. Na den dood harer ouders was zij genoodzaakt,
voor zich en haren zoon , door fpinnen zich het nood*
wendige des levens te verfchaffën. Dit in aanmerking
genomen zijnde , hebben de uitleggers gemeend i dat hQ,
Ilias XII. VS. 433 , den toeftand zijner moeder met deze
woorden afgefchilderd heeft: „ Gelijk eene arbeidzame
„ huisvrouw, verpligt om van haren handi^arbeid te
^ leven , de weegfchaal in de hand , met regt en billijkheid
„ de wol weegt, welke zij gefponnen beeft, ten einde
^ voor dezelve den bepaalden prijs te kunnen ontvangen,
„waarmede zij, hare kinderen onderhouden moet.*' De
meeste geleerden zijn echter Van gevoelen , dat wij lonli
als het vaderland van homerus befchouwen moeten f
vooreerst, omdat bij in zQue gedichten van bet IMseh ,
PEIL AA41TSVADEREN £N DSR OArKKElf . %gg
dialect bet meest gebruik maakt; ten andere, omdat allé
deden, welke elkander de^er betwistten van dengrooten
Dichter te hebbén voörrgebragt , tot den tdnifchcn Staat
behoorden. Aan welke van dezen echter die eer toe«
komt, kunnen wij met geene zekerheid zeggen. Waar-
fchijnltjk is zulks Chhs geweest : dit toch was reeds 8 t r a-
Bo's gevoelen. Ook simonidbs en theoc ritus
noemen hem den Zanger yan Chios. Ja, hoMerus
2elf noemt zich, in den Hymnus aan apollo (zoo
wij dien aan hem mogen toekennen) , den blinden , dU
ie Chios woont.
De naam Homerus ^ welke in den Cumaefchen tongval
blind beteekent , heeft bij velen het vermoeden do^ ont-
liaan , dat wij hem als een' bluidgeborènen moeten be-
fchouwen. Om nu niet te zeggen, dat het, mij dunkt ik
durf haast (lellen , onmogelijk is , dat iemand , dié nim*
mer het daglicht aanfchouwd heeft, al datgene kan
befchrijven en affchilderen , wat wij bij homerus vln^
den , wordt ons bovendien in boven aangehasflde levens-
befchrgving uitdrukkelijk berigt , dat hij niet blind , maar
ziende geboren is; terwijl er tevens $ 13 de reden bij-
gevoegd wordt, waarom liij den bijnaam van den blinden
gekregen heeft. Toen hij eenigen ouderdom bereikt had,
fcbijnt hij mtt zekeren m e n t e s , een bemionaar der
dichtkunst, Egypte ^ Afrika en 'Spanje doorreisd te heb-
ben , alwaar hij veel kennis , töt het vervaardigen zQnet
gedichtax noodzakelgk, o]ideed. Daarna blipd geworden
zijnde, en in min gunftige omftandigheden verkeérende ,
was hg genoodzaakt, zich. naar verfcheideife fteden te be-
. geven, óm daar, door het voorzingen 'zijner gedichten,
zich levensonderhoud te verfchafien. Te Chios aangeko*
oren zijnde, (lichtte hij aldaar eene fchool, waar hij z^»
gedichten voordroeg. Van daar naar Athene willende ver-
trekken , werd hrj te ld ziek , en ftierf aldaar.
Ziet hier kortelijk homerus* levensloop opgegeven^.
zoo als ons dezelve door iibrodotus wordt medège*
déeld. In welken tijd h o mer u s^ geleefd hebbe , kunnen
w|j mee geene zekerheid zeegen. De mannerzuileKl vin
366 BESCHOUWMO VAN DB HUMANlTfilT
Ahiniel plaatfen zijnen leeftijd 300 jaren na de veroiift-
ring van Trojc^ 960 vóór J. C. Daar echter/LYc ua-
<»U8 9 die ook 300 jaren na Troje^s val geleefd heeft,
gezegd wordt zijne gefchriften het eerst in Azië ontdekt
te hebben, fchqnt hij iets vroeger geleefd te hebben. WQ
plaatfen daarom^ met anderen, zijnen leefcgd tusfcfaen
aoo en 300 jaren na Ttoje; dat is, ten tijde van de
hrailitifchc Koningen david ensALOMo, daar de
belegering van Trojc ten tijde van de Rigteren cidbon
en jEPHTHA fchijnt plaats gehad tfe hebben.
Te willen aamoonen, wat hem aanleiding gaf tot bet
fcbrijven zflner Ilias en Odysfea ', (bij welke wy ons al-
leen zullen bepalen) alsmede derzelver inhoud mede te
deélen , zou tydverfpillen zijn. Ook zullen wij ons niet
met de gefchillén inlaten, welke er ontdaan zyn, of men
deze gedichten aan h o m r r u s toekennen kan ; en zoo
ja, of hij er alleen de vervaardiger van is« Gaan wij
liever over ;
III. tot eene vergelgking tusfcfaen den trap van kennis
en befchaving in het Oosten en Westen. Dit toch fluit
het woord Humaniteit , dunkt mij , in zich , waardoor
wij al datgene willen verftaan hebben , wat den moisch
den naam van mensch meer waardig maakt, en tot zijne
opleiding en vorming medewerkt. Wij willen dan den
trap van mcnfcbclijkhtid bij beide volken nagaan , oi
biertoe fpreken, i* over Xwmnta godsdicnfiigen ^ ^..maat'.
fchappelyken , 3. i»c$cnfchappclijken , en 4. huifdijïtn
toeftand.
I. De godsdienjiige toeftand,. ^ Dat de Hebreërs in het
godsdienftige /zeer veel boven de Grieken en alle andere
volken uitmuntten , biervan is voorzeker elk onzer , Mt
H« , ten volle overtuigd , wien Gods bijzondere zorg
voor dit volk in dat opzigt niet onbekend is. Door
j B H o V A !s onmiddellijke tusfchenkomst werd . toch de
kennis aan Hem , den alleen waren God , in de aartsva-
derlijke tent bewaard. Dien jbhova kenden z|j dan
ook als den Allerhoogften God, die hemelen aarde bezie
(Gen. XIV: 18, da), ais den Eeuwigen (H. XXI: 32),
t>Bll^AARTSirAD<eN EN OBR OilIBKV^ff. S^f
Akoagtigen (H. XVII: i) en Regtvaardigen (H. XVUI^
ft5). Zij ondervonden ook » dat de Vooxzieoighdd Gods
zich tot het menschdom in eene onbepaalde mi^te «k-
Arekt. Getuigt niet j o z b p 9 Gcft. XLV: 5^8 , dat die
Voorzienigheid zijn leven alzoo beftuurd had, opdat '
velen in het leven behouden mogten worden?
Hoc verre waren nog de Grieken ten löde van ho»
M^RUS, ruim vier eeuwen later, en zijn, helaas! nog
heden velen • van . zulk eene kennis der Godheid verwij?
dérd ! Om niet te zeggen, dat zQ den wuren God niet '
kenden , zoo waren toch ook de volksdeokbeelden om-
trent iit^/r/?^ Goden zeer gebrekkig. Zij hadden, wel is,
waar, even als bijna alle afgodifche volken, onder de
menigte hunner Goden éénen , van wien all^ andex^ 9
welke ieder over ééne of meerdere zaken het opzigt had*'
den,, afliankelijk waren, terwijl het geheel door^hunner
aller Hoofd en Vader, zeüs, beftuurd werd; maar
ook de magt van dezen werd door het Noodlot zoo zeer. .
beperkt, dat hij dikwijls belet werd zijnen wil ten uit-
voer te brengen. Dat ook de veifchillende gevoelens en
gezindhedeq der overige Goden hem hierin zeer hinder*
«Igk konden zijn^ leeren wij ten duidelijkfte «it den Tr^
jaanfchen oorlog. Deze Goden waren hierin alleen van
hunne vereerders onderfchciden , dat hunne boedanighe*)
den gröoter en verhevener . waren dan van dezen , maar.
bezaten anders dezelfde hartstogten en neigingen , welke,
wij bij de menfcben befpeuren. De Godenrij van »a«.
MBRus kunnen wij, dunkt mq, als eene groote hof-*,
houding befchouwen , wier zetel op den Olympus geves-.
tigd was. Hoe diep rampzalig was dan niet dat volk,,
en zijn nog heden ten dage al die volken, die hun
vertrouwen ftellen op , en hulp en heil verwachten van
zulke Goden, die in den volden nadruk Niet^Goden
zqn4 Zij mogen ooren hebben, maar hooren.het gebed:
niet, dat voor hen wordt uitgcllort; oogen, maar sien
het leed niet, waarin hunne vereerders verkeeren, en,
al aanfchouwden zij hunne ellende, de magt ontbirak
hun toch, om enigen bqftaud teverleenen. Driewerf 90-^
30A Bft«CHOUWlNG VAN ois HÜMAMTEIT
iidikig tkarentegen hij, die zijn vertrouvven op den Har
fielt 9 die een Helper is dergenen , die tot Hem roepen 1
Daar wr] echter deze meerdere , of Hever éénige kennis
atn den éénen waren God , bif abraham en zijn ge-
flacht 9 -aan de bijzondere zorg van God moeten toefchr^-
ven, die dezen verkoor, om de kennis aan Hem op
taxde té bewaren , willen wij de Grieken hieromtrent in
Biets befchuldigen , maar ons liever verheugen over de*
zen wijzen maatregel des Allerhoogften , waardoor het
ficht der waarheid ook tot ons is doorgedrongen.
" In de wijze van godsdienftige vereering vinden wfl
echter by beide volken de grootfte overeenkomst. Reeds
ten tijde onzer eerfte voorouders zien wij , dat de
mensch , door dankbaarheid voor ontvangene weldaden
gedreven , of door eene bijzondere Goddelijke tusfcben-
komst opgewekt, zijne hulde aan jehova door oflfer*
«nden toebragt, welke (leeds roet gebeden en dankzeg-
gingen gepaard gingen. Offchoon men den oorfprong
der offeranden misfcfaien alleen te zoeken hebbe in de
dankbaarheid van den voor Gods zegeningen ^evoeligen
diensch, willen wij hier echter niets beflisfen, daar
wij hieromtrent met zekerheid niets uit de gewijde
fchrifien leeren kunnen. Deze wijze van vereering der
Godheid vinden wij voorts ten allen tijde bij de /r-
rüeliten in gebruik , nu in eene meerdere , dan in eene
mindere mf^te. Hierin beftonden ook grootendeels de
godsdiên^tplegtigheden der Grieken. Homerus geeft
ons (^Ilias I) eeiie zeer volledige befchrijving van eene
offerande, welke de Grieken aan apollo moesten toe-
brengen, om zijnen toom af te wenden: want ook
hieftoe werden de offeranden zeer dikwijls door de Grie*
ken' gebezigd. Kozen de Aartsvaders meestal zoodanige
plaatfen tot offeren uit, welke door eene gewigtige ge-
beurtenis belangrQk waren, zoo als wij van abraham
lezen , dat ^bfj: te Morea\ Bethel en op andere plaatfen
altaren "oprigtte, en bij, Berfeba een bosch plantte ter
gedachtenis. De Grieken verrigtten dit, even als wQ
zuUüs isk óe oprigting van Tabernakel en Tempel bQ dt
DBR AARTSVADEREN EN t>RR GRIEKEN. . «{tf}
tiraclfttn vinden , in de tempels , welke t% dén Goden
gew^d Hadden , en voor Troje ook voornamelijk op het
ftrand b\j de fchepen^ gelQk uit boven aangehaalde plaats
té zïen isi • -
Waren het ten tijde der Patriarchen liog de boofdeii
der huisgezinnen, die het offer, aan jÈnoVA toege«-
bragt, ontftakeh, bij homerus zien wij, dat deze
ptegtigheid ook nog toen ter t^d door de hoofden deè
volks verrigt werd , zoo als Ilias I en ÏI , waar a o a«
MEMNON het offer voor apollo en jitpitbr
öntfteekt; en Odysfca XIV verhaalt hij, hoe ei^
ME üs , eer hij voor u l y s s e s den maalt^d ainregtte,
den Goden offerde. ' Er waren echter in hét Orieltfehè
leger ook bovendien perronen , welke er bijzonder toe
verpligt waren , om de offert te ontfteken. Zoo 'vinden
wij > Ilias 1 , van den Priester c h r y s E s , fioek V
van dar ES en hypsenor melding gemaakt,* en
tlias VI wordt theano priesteresfe van mine r va
genoemd. Daar Wi) échter gezien hebben, dat de'TV^
j'èanfóhc' oorlog ten tijde Atr Israilitifchc Rigtéren
heeft plaats gehad, zoo weten wij ook, dat bg de //•
rêHUttn toen ter tijd niet alleen eeriige bij2t)ridere perfo»
iïen, tnaar een geheele (lam tot dé dièn'st der Godheid
^gezonderd was.
Om nu van de verfchillende wQze., waarop by beide
volken de lyken behandeld werden, niet te fpreken^
willen wg hunne gedachten over den toedand des meii»
fchen na den dood gadeflaan. Deze waren hpogsteenvou*
dig en zipnelijk. Dat er na den dood nog iets van den
mensch overbleef, hierin kwamen beide overeen. DeGr/^
ken verdeelden daarom den mensch in het 9»iml of hunne
eigene perfo9n (JStvr^O en de ^x^^ welke in vorm enge»
daante wel met het ligchaam overeenkwam , maar evenwel
onzienlijk en ontastbaar was. Achilles immers wordt
gezegd, Ilias XXIII. vs. 103, zijne handen naar i^^v^
van patroclüs te hebben uitgeftrekt, maar die niet
te hebben kunneti vatten. Hiei^ wordt er nog , als eéh
derde beftariddeel van den mensch , het Mmk9ê b^ge-
voeg^ ^ hetwelk vers 72 bQ verwisfeling voor da ^^
SAf , . BBftCHOUWINO VAN DB lltmAKtffin^
fel^t in de plaats gefteld te wórden. De ,^3^, b)
den dood van den mensch , zoo die nataurlQk wasy
uit den mond , (^Ilias IX. vs. 409) of zoo een hdd ttti
zijne bekomene wonde ftierf , uit deze zeer fnel uitf
^ande-, Qlias XI V. vs. 519) begaf zicli naar de bene^
denwereld of bet verblijf van pluto, a1B«$ genaamd^^
(Jlias XXIV. VS. 856) waar zij echter niet eer toegelaten
,werd, dan nadat aan het ligchaam, waaruit zij was
getogen , de laatde eer bewezen was. 0lias XXIIL
VS. 72.)
. De beneden wereld was dan het beflendig verblijf voor
dit overfchot van den mensch , waar hetzelve alle nei-
gingen, en gezindheden behield, en ook dezelfde bezig-
heden waarnam , waarn^ede het ligchaam zich onledig ge^
houden had. Di^ zien wij onder anderen Odysfea XI ^
. vraar ulvsses, in de benedenwereld nedergedadd zgn*
de, de fchimmen zgner afgeftorvene vrienden (JQtihtO
bericende, doordien zij door hunne gedaante en hande«-
lingen zich ten duidelijkfte deden kenneni
Dat het terftond na den dood met den mensch niet
geheel gedaan was , maar dat er nog iets van hem over-
bleef, was ook der Aartsvaderen gevoelen. Iloe toch
sou anders j a K o b , meenende dat zijn zoon jozef
dood was , kunnen zeggen : „ dat hij rouwbedr^vende
tot zijnen zöon m het doodenrijk (den SlHïP, niet het
graiF) zou nederdalen?" Gen. XXXVII: 35. Het leven
werd door hen eene reis der vreemdelingfchap naar bet
vaderland der ruste genoemd, en het derven als een
verzamelen tot hunne vaderen befchouwd. Niet dat dit ,
dunkt ulij , van het ligchaam op te vatten is , hetwelk
toch na den dood der aarde ter bewaring werd overgege-
ven', opdat het zich met het (lof, waaruit het genomen
was, weder zou kunnen vereenigen; maar. van de 7S3
of Éiel^ welke na den dood het ligchaam verKet, om in.
eenen fiaat van rust en werkeloosheid over te gaan. Dit
verblijf, welks ingang aan bet uiterfte der aarde was»
\siifi in den diepften afgrond en akelige duisternis gehuld^
waarheen de fchimiDen vao alle overledenen zifb begi-
ven, en zkh in een* en denzelfden toeftand .bevonden ,'
Eonder ondericheid van rang of (laat. Het zij ons ver*
gond, bier eene plaats uit het boek Job aan te halen»
Welke ons dit ten duidelijkfte leert. Daar lezen wli
toch , H. III : 17—19 :
Daar boaden de geweldenaars op mee woelen;
Daar rusten zU , vermoeid en krachteloos ;
Daar hebben de flaven eene volkomene ruste.
En hooren de ftemme des dravers niet \
Daar zijn kleinen en grooten dezelfden ;
Daar is de flaaf vrij vaa zijnen heer.
Dar dit het gevoelen der Grieken niet was , hebben:
. wij reeds boven gezien, en fchijnt het ook niet ten tijde,
van EURipiDEs geweest te zijn. Hoe toch zoa anv
ders HE CUBA hebben kunnen vreezep, dat zij, difi
eertijds Koningin, doch na flavin was, ook als zoodar,
Btg in de bene^len wereld zou verkceren? (ëueipi-
DES, Hecuba^ vs. 532.) . '
a. De maatfchappehjke toeftand. — Principio re^
ram^ geniium nat$onumqu& imperium penes Reges órau
Zdo vftogt j us Tl Nus zijne gefchiedenis aan; va4
welk gevoelen ook cicero is , wanneer hij , de Ligi^
bus 9 Lib. III. Cap. 2, zegt: Omnes antiquae genUt.
quöndam Regibus parueruni ; en, ofTchoon wg volko*
men met hen mftemmen, fchijnt echter, ook deze regel
aan eenigc uitzondering onderworpen te zijn. Bij de
Hebreers ten minfte Tchijnt dit, dunkt mg, geeneplaata^
gehad te hebben. Ten tijde der Patriarchen toch waren
het de hoofden der huisgezinnen , die het hoogJde gezag
in handen hadden; waarvan lv|J een voorbeeld vinden
in THAMAR, die door hare& fchoonv^der j u d>a mei»
den bnmdftapel bedreigd werd. Men zou dit misfchien
óok eeAe foort van. Monarchij noemen kuniien^ even alt
zulks de Theocratie was^ waarmede dit volk naderhand,
begiftigd werd, en waarbij zij jsff^ovA tot hunnen:^
Koning aannamen. B|j de Grieken echter was, even. als
IW . MMÜOUWmo YAJN M HUMAMITSCr
ivlka bü d« A^mHn^n plaat$>icl, reeds in de^ vfoegAt
vonDing vaD hunnen Ihat, het bewind in de haniieo
der KoDirigen. Dit toch kan ops opk geenszins vreemd
voorkomen t wanneer wij bedenken, dat het veel geoi^-»
keiyker voor den menach i3, aan éénen, dan a^n meer-
deren te gehoorzamen. En dat ook homek^S' do
eenhoofdige regering op hoogen prijs fteldc, is u allen
bekend uit liias II vs. 204 :
Hoe gering ook het gezag dezer eerile Koningen mo-
ge geweest zijn , zij ilonden in geene mindere eer en
aanzien )>q hun volk, dan de Aartsvaders bq hunne
buis- en ftamgenooten. Ook bg de Grieken hefpeurea
wQ een* grooten eerbied voor den ouderdom. Het wa-^
ven vooral de gtijsaards, die, door ondervinding wga
geworden 9 de vergaderingen met hunnen raad bQftoDdeni»'
Dit zien wl|] op verfcheidene plaatfen in den wgsen n£8«
TOR, welken w^ , Ilias IV. vsi 33, terwijl hq opftaat
«m fldjne. ftem te iloen hooren , er deze woorden hoo->
»n boegen: dat hjg raad zou geven, omdat deze een
Jen ouden toekomi. Ook hooren w^* den jongen o.i<h
MEDE*., in eene . vergadering van helden , waaronde»
h^ Eich met xegt mogt fcharen, tot aoames^nok,
aeggen, dat hg fpreken zou, z(^o men hem '»egens,zj^na.
jM^eid niep meracAtie.
Niets .werkt voorzeker meer mede tot welzqn yuk
etnci^ Staat ,^ dan dat dezelve op «oede wetten eQ.tarig^
tingen gegrond ia. Het zoogenaamd jus tationiA en ^
WüBt^ op den doodllag bepaald, zyn, zoo ver m|i ^
wust ia , de eenigfte , waarvan wg in dit tydp^r^ mcJb
4Kog gemaakt vinden. Daar deze Staten pog u) hmiiifi
eaifte! opkomat wwo» behoefd» z^ er voorzj^^ nqs
niet vde, en konden de omftane gerchillen, volgenji
jttgt en biUqkheid , dqor de Hoofden en lllqpingep ge^
makkelek beQist worden.
Wtt ZQn4en thans nog kunnen fpreken over het 9Mf^^
gun Ttir vei^boiiden dn vitfnteiigen ; het if09Mi van dn
oodof 9 dien ^eefel der menschheid, dien .wij re^ 20Q
fpoedig ztjne woede zien ui£oe£enen>; doc4i, dMf^^^
gewis weinig heeft bijgedragen tot heil vantbret^venfich'»
dom, wilkn wr| ons nu liever bepalen bij die caken^
welke tot .welzijn van den Staat en tot veredtfUng.van
den mensch seer veel hebben toegebragt en nog me*»
dewerken.
3» Kunjicn en Wctcnfchappen^ — Wij zullen hiertoe
ons oog vestigen, i. op de werktuigeltjke ^ a. op de
fraaifc kunficn , en 3. op de y^etenfchappcn.
I. Dat het de landbouw is, welken* wi|] als de eer-
fte bron kunnen befchouwen , waaruit kennis en befcbar
ving zijn voortgevloeid, leert onsde Schrijver van het
V9fx\ifurr origine ^/^r. ,: wanneer hij, Tom. !• PW* ^3^
segt: „ Uagriculture a donhé fuceesfi^emcnt naisfanct
è la plus grande part ie des arts; les arts ontproduit
U commerce ^ et Ie commerce a nécesfairement occufionné
quanHté de réglentent: il a mime falluy par la fuitc^
éundre ou reformer ces ré^lemens^ d me/ure que 1$
eomtfierec fest étendu et que P industrie Pesfperfectiosd^
néc^ qt^il Pest introduit de nouveaux fignes de detih
ries » qu^on a fait de nouvelles récherches et que Paini^
dststcc a produit Ie luxe ou la fumptubfitéJ^^
'Desen zien wij dan ook, bijna gelijktijdig met devee^.
lioederg, in de vroegfte tQden op aarde zqnen oorlproBf
neipen. Ka!n immers bd>ouwdé de «azde, terw^l
ABEU zich met het verzorgen en oppasfen .van z^ ve^
onledig hiekL* Na den zondvloed vinden wq ciok n ih
ACH met den landbouw bezig. Deze kcmiisi, om de
aardct te bebouwen,, moge toen nog zeer eenvoudig gfif
weest zQq , te meer daar <le menfchen hun verUQf bac^
den fai zulke (treken , welke door groote vruchtb«|irMdi
ilitmontten , xta tQde van a v r a ham toi;h ^fcbqnt de-
zelve, vooral de korenbottw , reeds tgroote vorderingen
gemaakt te hebben. Deze verbouwde reeds verfcbeident
Iborten van tarwe, daar wij Gen. XVIII: 6 lezeo^ daz
z|jM huisvrouw uit het fijn/ie tarwemeel koeken bakte.
3^8 * MtCHOUIIWKiG VAN D& HUMANITEIT
Is At ft 9 in hec bebouwen des lands stjns vadera voet*
fpoor volgende, had ook hierdoor zulke fchatten ver«
worven , dac de Filinifntn hetii dezelve zeer benijdden
^Gcn. XXVI). Dat de landbouw ook ten tijde van j a-
K o B geenszins onbekend was , blijkt ons , wanneer w^
lesen, dat jozef met zijne broeders in het veld firho*
ven bond» . En welk eene hoogte moet de korenbouw
ook niet reeds toen en eerder ih Egypte , die korenfchuur
vat) het Oosten , bereikt hebben f Ook fchijnt de wijn-
bouw, nadat noach den eerften wijnfliok geplant en
het bedwelmend vocht gefmaakt had , meer en meer vol-
maakt te zijn; zoodkt men ten tijde van jakob den
Sorec reeds als den uitmuntendften en aangenaaioften
kende. Wanneer wij de wetten, door mozks op ak-
kers en akkerbouw gegeven « nagaan, zouden wij dan
niet zeggen, dat de inrigtiog van den Israclitifchtn
Staat op den akkerbouw gegrond was ?
Is het wel noodig, M. H., u aan te toonen, dit
ook dé Grieken^ ten tifde van homerus, land- en
akkerbouw beoéfeiKkn? Wie is er toch, die het iSde
Boek der Ilias gelezen beeft, en hieraan nog twijfelt?
De befchrijving van achilles' fchild levert ons
liiervan een ontegenzeggelijk bewijs op. Hierop was een
uitgeftrekt land afgemaaid, waarop talrijke akkerlieda
iiunn^ ploegen door de aarde dreven. Op een anclèr,
met gouden korenaren bedekt , maaijen de maaijers oiet
.ftherpe fikkels het koren af, dat langs de voren valt;
terw^l drie andere maaiers , wien de jongens hetvOpge-
taapte koren overgeven , hetzelve in fchoven zamenbin*
den. Er wordt ook een wijngaard op afgebeeld, waar*
tan een groot getal zwarte dniiventrosfen hangt, uit
welke, weldra het edel, verkwikkend vocht geperst tA
worden.
En wnt de veehoederij betrieft, daar toch deze de
voomaamfte bezigheid der Aartsvaderen was, behoeven
wQ hierbij voorzeker niet hmger (lil te (laan ; maar wil^
len liever nagaan, of ook de Grieken dezelve beoefen-
den. Al ware het ook , darmen by homerus geena
DER.AARTSVAOSRENBN DER OBIEKStfU 369
QifidffuUel^e bérigcen bieromtreDt vocfd , dan zoudnr
wy echter y dunkt mg » gerost mogen aamieineii,'dsft dff^
veeteelt, boewei niet op zoodanige w^zr als aan de
Aartsvaderen 9 echter niet geheel en al aén hen onbekend'
wiff. Dit biykt ons immers ten duidelijkffë uit de «le^-
Bqpraldige offeranden, waart^an vrij gewag gemaakt vin*
den. Vanwaar kreeg men anders dat 'groot aantal -os-^
fcn, fchapen en geiten, w^lke den Godeb ter eere ge^
offerd werden? En dat ook Grieken^ tven th HeSrdirs^^
met osfen dorscbten , aten wij Ilias XX; Vs. -49^ 9 vei<*'
gêf. met D€&s. XXV : 4. Doch wat ' ^otr ons dit dol-
de1f)icer kunnen leeren, dan wederom de befchr^ving van
hét firhikl van ACHlLtes? Hier vinden wQ op voor-
gefield, hoe de vijand, op eene hoogte gezet^, de' te*
rugkomst der witte fchapen en osfen afwacht. Deze no^
deren weldra, door twee helders begeleid^ dif^, geen'
verraad vermoedende , op hunne herdersfluiteh een vro»
Vjk denmje fpelen. Den in hinderlaag gelegen* vijand
naderby gekomen , worden zij door dese» omfingeld en"
van het leven beroofd, terwijl hij hunne kudde als buit
medevpert. Homerus vethaalt ons ook, Odys/.XW^
dat ULT8S£S bg zijn hof te Maca 12 ftallên had,
waarin 360 varkens onderhouden werden. Het was bi|'
de Grieken , even als bij de Aartsvaderen-, ook naar de^
menigte van vee, die iemand bezat, <bt zQue bezittin*
gen gefchat werden. Zoo hooren wij diomedbs^^
(^Ilias XIV, VS. ido) zich op den rijkdom zijns vadiA^
beroemende , hem een* bezitter van vcuchtbard valden ,*
uitgeflrekte bouwgronden en talrijke kudden noemen.-
W^ vinden in de Ilias ook verfchisidene voorbeelden ,*
dat helden zich evenmin fchaamden , d0 zorg voor hiur
vee op zich te nemen, als een abraham, isaSk.'
en. JA ROB. Zoo hooren w^ b. v., Ilias VI, Att^f
i>ROifAC9E tot HEcuBA zcggcu , dst hare Kvén
broeders door achileks op éénen dag ómgebrage'
waren, terwQl zij over hunne kudde waakten. Dat ooia
abpnmBas foms zelf de zorg voor zijn vee op zich
MSNOELW. 183I. NO. 8. D d
tjQ JMItCLBOVWIKO TAN DK.:nVMAHlT%lT .r
Ma 9 blQkt oda oodfir nod^rcD .uit //i^/ X8L^ waar
AesiLLBiAEMAAS Verwijtende feoeduwt ; h Heugt
u die óng niet» op walk« ik u» by «we kudde: ovesv
vineode , mét dcii groocfteo Tpo^ den berg Ida deed.
afdalen V* Daar dit echter tot de kindcrhykó €cm%u^
dighetd dier t^dcn behoort » willen wq hierover ftrxksr
nader fpreken* Dit s^ tbans genoeg over landbouw eü
veehoedery. Laat ons nu iK)g. kortelijk eene en andere
kunit en uitvinding gadeQaan , wdke wtj in die tüdperk
in meerdere of mindere oiate. bekend, aien.
Onder de ^t^9(,t uitviodingeai^ warvan wij in de H.
S* melding gemaakt vinden , behgeirt die van hiec- >ear*
beiden van koper en y^er dopr ti^hal Qf TUaAi*
JL AÏN 9 aoon van I. A M B c H* Wie de metalen , in de
ingewanden der aarde verborgen » het eer$t ontdekt beeft»
weten w|] niet. TuBA^ wordt ons wel als de eerile.
bewerker der metalen opgegeven ; maar zjj fchgnen reed»
toeti ter t(]d bekend geweest te zQn* Vele natuurlijke
Qorsaken kunnen tot de ontdekking der mijnen m«4v^
werkt hebbent, Daar het dpof natuurkundige ondeifzp^
khigen gebleken is» dat goud en zilver» maar. mam}
koper » hetwelk ook in de eerfte lijden het meest gebrvi*
kelgk metaal feh^&t geweest te bqu» niet diep inde
.aatdê verborgen ziyn» kan hetzelve zeer g^nakkel|jk,
waoaeer door blikfem of aardbeving rotfeq yerhrija^d
^ gebergten vaneengefcheurd werden» ontbloot g^wQr^
d» en zQO tot de eerfte kepnis der m^fcjien gebnigt
^. Op deae wqze werd toch ook in de. X7de eeuw
eene goudnulji) u^ ^^^ ontdekt. Omvei^worpene boo*
men deden ee&en Indiaan de beroemde mljn van Vot^fi
heoaeii* Ook ftortreg^is hebben bieraan niet weinig toi&r
gebsagt» wdke» met geweid afftroomeode van t^et ge«
bergte, het boveofand met aicb werdeo » .en qi^ ^e^e
w|ze bet mei goud» zilver of ander metaal veraiengde:
Mttd omblootten. Zeer fraai wordt dit ontdekken der
a^lnen door LUcanTiua be^ojigen» in het 5de Boek*
wui iHfk geacht Dê, trprum na$ara^ vera ia^4> verv* : .
DBR AAaTSVAl>Btt£N CN OBR OaUÉKBN. :$fl
fgnes^ uU in§efitd» filvat wr^fftê tremarat - "\
'Mmtikui in msgBiit feu têe/i fulmim misfi;
Sive qucd inur fe SeUum fyheure gercnfet; . ,t
^ . . SffSSiiMS intukrant ignem formiéinh ergo ;
, . , Sive quod inducti terrae bofiitate , yolebant
. . Pandere agroi pingues , e f pascua reddere rara.;
. Sive feras interfieere , et ditescere praeda :
Namfovea at que igni priut est 'vener ariër wrtüm ,
' Quam fepire pktgis fakum ^ eanHusque der e. *
Huiequid id êit: qyaatnque e eaufa ftamnuut aréêr^-
Herrièili fmltu fylvas txederat alth
Ah radieièus^ et terram pereaxtrat igni; .
- MoMakat yetUi feryentibui in ioea terras
CÊUtava conyenieni argenti rivus et anri^
Aeris item et plumhi : quae ^um conerjta videbani
Posterius claro in terris fpUndere ce/ore; '
Toliebant nitido capti levique lepere^ •'
Et fimili formata yidebant esfe figera
Atque iéeunarum fuerant yestigia cuiqttê.
De cerfte kennis aan de bewerking der metalen tA'
voorzeker zeer eenvoudig geweest xqn* Door gebidC;
aan benden kunnen wij hieromtrent vóór den t^d vaQ
ABRAHAM met Zekerheid niets zeggen. Uit de vocde»»
ringen , die wQ in den akkerbouw befpeurd hebben , mo«
gen w(] gerust aaAnëmen, dat moi de tot denzelves
noodzakelqke werktuigen wist te vervaardigen, zonder
welke hij die hoogte niet kon bereikt hebben. Ook
werden er gewis tot bet bouwen der ark, alsmade tot
het fcheren der fchapen, waarvan wQ Gen. XXXI: ia
een berifl vinden ^ eenige werktuigen verdacht. Het>i%
echter ten tijde van mozbs bg den > tabernakelbouw ^
dkt w9 ook deze kunat tot ecne aanmerkeiykévotaiaakte;
heid gebragt zien » vooral ^die om in koper t^ wotcn^v
daar de kunst , om van goud en zilver bet een en ander
te vervaardigen, reeds ouder fchijnt. Men had toch tto
tQde van A9B AH AM reede zilveren geUftukfceo^ ondo'
den koopman gangbaar. Gen. XXilI:' 16} dekneGte.v
abraHabt had ook ^voor de bruid van zijnea
gouden eü zilveren kleinooden medcgeoomep, CUnu
D d a
373 BESGHOUWINO VAn DB HVMAIflTBlT 9 ^f<Z.
XXIV: 22, 53. JozBP ontving van pA&ia eene
gouden halsketen ten gerchenke en dronk uit silveren be-
kers. Gen. XLI: 42 en XLIV: 2,
Bij HOMERUS vinden wQ verrcheldene bewijzen , dat
men te a^ynen tijde in deze kunst reeds groóte vorderin-
gen gemaakt had. De wapenen zijner helden waren alle
van koper, ïlias IV. v«. 51 Ji en XXII. vs. 560, OJysf.
XXL VS. 423 en andere plaatfen. Ook wist men toen
reeds verfcfaeidene werktuigen te vervaardigen , zoo als
vrij zien in de berchrijving van j u n 0*8 wagen , liias
V. vs. 720 volg. En wanneef men , Ilias XXIIIt vs*
110, de Grieken een bosch ziet ombouwen op den berg
IJa , teil einde patroclus een' brandftapet op te
rigten ; wanneer wij Odysf. V lezen ,'hoe ulysses
in vier dagen een (chip voor zich in gereedheid bragt,
waarmede hg het eiland van calypso zou kunnen ver-
laten, dan moeten er, dunkt mij, reeds verfcheidene
werktuigen bekend geweest zijn , welke hun dien arbeid
landen verligten. Hoe zou men anders ook zoo vele
ftrijdwagens hebben kunnen vervaardigen en zoo vele-
fchépen bouwen , om nu niet van de woningen , tempcto
en andere zaken te fpreken ?
Cffei vervolg hierna*)
mimfif. TI^GBN DEN V£ROirT|GBN BEET VAN
DIEREN.
e Eerw. j. q« pis c her, eertgds Zendeling in .
Zuld-'Amerika y poogt de algemeene opmerkzaamheid te
vestigen op dé waarfcbijnlijke nuttigheid van gewoon
keukenzout , als geneesmiddel in geval van watervrees ,
zoo men namdiUk mag onderftellen » dat, hetgeen be--
praefd. tegen den beet van vergiftige ilangen is b^von«
den-^ ook dezelfde uitwerkfelen zal hebben in de hopd^-
4oUieid. Hij fcbryPt: y^ Ik heb alle foorten van p^o-/
ligke ea gevaarlöke flangebeteaor door plaacfelijke aanwen*'
MIDDEL TAGCIf JDBR BSBT VAN DIKafiNi 373
ding van zout genezen » eenige uïen ttadat dezelve ge*
dum traren. Zoodra ik mijn middel er op legde, mm
de pijn af, en de Igder werd meer kalm* Ik liield bet
zom^ een webig met water bevochtigd, op de wonde.»
tot dat dezelve geheeld was. Dit gebeurdis.jioorgaans.iQ
weinige dagen, en er volgden naderhand niet de minde
nadeelige verrchqorelen, — Ik zelf had nooit gelegen-
heid, een*' dollen hond te zien, noch iemand, die van
«CQ* dollen hood^ was gebeten ; ik kan dus niet bij eigent
ondervinding van de watervrees fprdken."
' Hij had onderfcheidene geneeswijzen , maar. zag de
beste uitwerking, wanneer hij eene dikke laag plukfel,
in fterke pekel nat gemaakt, op elke wonde legde, of
Op elke plaats , waar* de tanden eenig merk hadden achter-
gelaten, al was de huid niet gekwetst. Hij liet een of
of anderhalf once zout in een pond zuiver water fmel-
teQ 9 en hield de wonden er beflendig nat mede. Het
plukfel moet tweemaal op een* dag vernieuwd., en tae(
gewonde deel om de tw^ uren bevochtigd , of door
den li)der ge^asficbea worden , vooml indien, eenige onN
tdfitende teekenen , zoo als jeukte of pqn , zich open^
baren.
In dé ITcfif Herald en Morning Herald van a8 JuliJ
'1827 wordt 'het volgende geval verhaald: „ Een Vriend
van ons was vóór eenige jaren gebeten dóór eenen hond ,
die weinige uren daarna aan dolheid (lierf, Terftond b|j
het ontvangen van den beet wreef hij zout in de wonde,
en bemerkte nooit eenig nadeelig gevolg , daar buiten tw||»
fel het zout de kracht van her vergif vernietigd , tn
den man hoogstwaarfchijnlijk bewaard had voor het ver-
fchrikkelijk fterven aan de watervrees.** •
De Heer fi s c h e r had in Bisfchop l o s r i b l*s
History of the Misfions of the Moravian Churcb in
North'America gelezen, dat er onder eenige (lammen
lieden waren , die zich over den beet van (langen geens-
zins verontrustten, alzoo zij in het zout een veilig ge-
neesmiddel daartegen hadden , zoodat zij zelfs voor een
91as rum zich zoo dikwqls zouden laten byten, ala«ieii
^74 MIOD2lr TBC»B1< OEN BBftT VAN DIIULBN*
maar wilde. „ Dit 9*^ fcbrijfc hij, ^ was het , <kt mQ
' bewoog , om de genezing van vergiftige beten door mid»
del van zout te beproeven; en het ging mijne verwacht
ting te boven. Men wende het ook aan tegen den beec
van dolle h^den : welligt zal het gelnkken.**
ö.
BUK OP HET PLANTENRU^ IN BRüZlUé*
Fade overleveiingeiiy méerendeefi bewaird in de Ikdelta
van volken, die reeds v<5ór iangea tQd viMdwenéii s^M^ van
de aarde, fpreken van een oveiiteerlVk eilaiid, dat vöör
eeuwen verre in iiec wetten beOood « en den Ouden aUeea
bekend was door de overdreveoe befchr^ vingen , welke zij»
die er oooU geweest waren, goedvonden van heczeive ie
^jeven.
Afldntis C200 noemde men het éiland^^ lag diep in het
westen, en had eene grooce uitgebreidheid; hetzelve bood,
i(i ongemeenen overvloed, dat alles aan', wat het merkwaar-
df^e is onder de voonbrengfeien van onz« planeer. De boei-
teelheid van edeie metalen en diaiftantien, aldiar opgegrn^
veo, Was niet te begrooten , en feverde eene wonderbare vei^
Mseideabeid op. Planten van zeldzame fcboonheid.veneoa*
den eene gedurige opvolging van bloemen en vruchten, en
verfpreidden de zoetde geuren ; de* dieren onderftheidden
zich aldaar door . kracht , fnelheid en reusachtige grootte^
én een edeler menfchenras * genoot in vrede dé over-
vloedige rijkdommen van een land, dat beftuurd werd vol-
gens billijke wOtten en w^'ze inllelirngen. Doch eentoaal,
évit Inidt verder de overlevering, z^n de grondvesten van
dit gelukkig eiland, ten <^ét eener geweldige aardbeving ^
bezweken ^ en bet is verdwenen hi de golven van den Oce^
atn '. die het omringde.
Het Hout vernuft en de ftandvastige moed van c o l u M*
BUS hebben in latereo tijd dit zoo lang verloren land doen
wedervinden; maar het lange tijdperk, gedurende hetwelk
Amerika van de oude wereld was gefcheiden , Is met dtkkè
dalsternis bedekt gebleven. De gefchiedenis van de^zelfs
oude én magtige Koningrijken, godsdienst, wgsgëèrté',
Dichtkunst, enz. hecht zich door geenerlei zekere blijken aa^
de ons bekende ge(bhiedenfs des mehfchelijken gefiacht^.
enkele ovetblijfTélén van hoo^ oudheid zijn in 4e oogen,
van den wjgsgeer, die derzelver oorfprong verlangt te ken-
ffcir, IMter fiédftlt , il^er optotflng tten ce vergeeft zotkt
in den tegeowoordigèii toenand der wtreid* Ametika^ tóo
tfls hettclte door eene o&dervfoding van drie eeuwen ttn
éói bekend Is gewordth , doec ons in zijden Haat Van wild^
held 2ien, dac de hooNftoffen aldakr bet menibhengeflachti
hecwtlk tt woonde ^ geheel verdelgd hebben , (erwQl bQkatil
attie fjioren van deszelfs gtolbhiedenli xya fehiledgd döór dt
aiahoodettde wefkhig vÉn niitottrkrftchcen ^ Waattan nleiu vers
stg te wederfiaan. Zoo hier, als elders 0|^ aarde, kiii dé
oMicisoeker miader dén mtiisek eu di«M locvt^wisfelingid
leectti kenea, dan wel aüdere voorcbfeftgfkleA der nacnof^
dk gceie loo groote -^eHanderiiiien ondeiigaaft hebbes > n
dêêm^g^ beter ce kenneti" t^n. De opmerker nag dAn mH
dpbbel genoegen fttlftètii bQ deie aoo groote tn tahrtfk#
voortbrengfelen dér natuur, welke eyeti teer, M de eerllé
ontdekking I den naam van Nieuwe fFetetd aan Anéerikm xoa*^
den mogen geven^ Hier werd het berlgt van de vorming der
beugen als met verbazend groote letcereri gefchrevedé Dé-
co^ van de bergketen der Andet , dié zoo hoog boven dé
welken sieh vertefi^ en waarvan het voetflnk fteeds woidc
ooderm^dd door ondemrdsch Vnnr; de onti^tendé tijtftkkes
der bergen in BtaniM^ welke diamant en de irtfkfte good»
adert in sick bevatten \ voorts de verwonderl^ke lagen van
Oeenkool in Neeri^ Amerikm ^ bieden den nacnurkondige een
ir4d veld voor onderzoek en beoefening der vh>egere ge-.
ifehiedenis van den aardboU De dieren zelve , die er heden^
ean dage beilaan, vertoonen oiis eede vcéetnde verzatnelinit*
ven ongewone gedaanten; terwijl wij teveds nleU tonder ver-*'
bisiiig kannen denken aan de ongemeene vormkracht^ di«.
de l^ieowe Wereld eertQds had, waarvan wU dog fpoien.
zien in de rensachtige geraamten, welke aan de boorden ven.
ét ^ de ia Piata of vad de Rie de Safi-Francisee gevon^v
den , of door de RIo de Centat naar de zee afgevoerd wor*
den. Maar in het plantenrtik vooral openbaart zkh nog
meet bQzonder het wonderbare vermogen der natuur In die
iiicgebfeid land* Indien de plantkunde van eenig aanbelang
is voor de kendis van de aarde en van bet kiiideit, ve«s
zoo verre de betrekking tot de zon hier in aanmerking moet
komen, geldt dit bijzonder omtrent Amerika; w'ant het pism-
tenrQk ïs hiei nog niet aan de heerfchappQ van den menseii
onderworpen , en heeft bijkads övei^l dieds pogidgen vev^-
deM. Dé ulrQke verfcheidenbedéu , welke de plenien i»
37* r »WH (>F'litT:t|.AnTtti&9t
eea groot gadeelce van Zuid-Amfr$ka oplever^ ^ verdieneir
iltezips (]e opmerkxaamheid vao nacpturkundigen*-
: Hec bloedend r^k van Brazilii bevac ten naascenbü eeo
derde gedeelte des vastenlands van Ztfid^Jmeriia^ befprocU
gordende door den Oceaan , • ter lengte y^in vele hoDdentai
nQlea, ^a eene menigte baveoa voor den tfaodel va» Bur^/m
Wtbiedeode. Twee gioote waterea, die men wei /aw
ztwSn Mia 7»ei vater zon kannen noemen , de Ri9 ie lm
FiatA en de Amazonen^thntt,^ vormen in- het Noorden ea
Zaiden deiaelfs nataurlljke greaita» Ten Wetten 4« hec om^
ge^en. do^t rivieren» welke Jn dece breede Ifaraemee nidoo*
pen« door de. Paraguay en de Madeira^ wier fafonaea zeer
aabti elkander zyn» Die ongemeen groot land» tot na.ioe
soo weinig bekend, van 40 18' noorder- tot 340 55' zuider*
breed^e^ ^qt vt^n den Ooeaan tot- ($70 ooiter-lengce van Ps^
rJjt ZK^h uitdrekkeiide , . heeft e^n^e yerwonderliijke verfcheU
deaheid vaa groad. .Men ziet er, in de nabqheid der bpog*
ile bergen, nitgeftrekt^ vlakten en heovelachüge ftoeken»
bedekt met bosfthen en velden , die verdeeld. zQa door oa-
talbtie bekep .en breede (Iroomen , die befproeid woi|^en door
gffoote neren ^ ^of door overdrojoming veranderden in oaiae»
c«llike moerasTen* IVIep geniet er overal de vDordeelen van.
eeft gelaltkig klimaat. Overal viodt vkOfk er de r^kdoauaen
der keerkringen met den beilzamea overvloed van da gema*
Ugde lachtflreek vereenigd^ Het plaatgewü verft^ft er n^r
door den adem des winiers. De grond , (leeds in. de kracbc
der. jeugd , biedt te geiyk de vportbrengfelen van den berrie
en die der ienie aan, en bet groe^jend rqk .fck\jnt in gedu«
rigen, lofzang eea fcheppingsfeest te vieren , terw\|l duizea»
den plaatep wegena kleur en genr allen- even verwoader»
lijk z^jn.
..Men kan Mra^Ui van den zeekant. niec naderen, zon»
der bijna overal getroffen te worden door deze pracht es.
grootheid: der plantenwereld. De zand woestijnen aan de kusc
yan -dea Oceaan. maken flechts een, by vergeiyking, zeer
lUein gedeelte der noordelyke gewesten uit , met name dfr
Ismóesgfdtuies de Ceara^ tusfchen a^ en 30 zuiderbreedte ^
en ia bet zuiden vooral , tusfchen Porfo^/ilegrp ep Mente^
yideoy .van ny tot 340 zuiderbreedte. Menigvuldige plasten
zovt water en eene reeks VkU meren, even w^dig met den.
Oceaan^ bewijzen, dat de ^/Am/z/c^ zee allengs. terngge-
wekea !#•- Q^^ ^i°dc ^9^ bier en daar breede (IrcJten nee.
^or nmd bedekt, waar flecbts eenige pltateo gro^^n^ dii|
. eeo* ziltigen grond bemionen. Op dexe weinige ^oiucmderliw
gen Dfty vcrcoonc er zich eese verwonderlijke groeikrtcbtf
^en de knaten x<ja bedekt met velerlei plantgewas. Waar de
grand lich fteil verheft, is deselve bekroond met boffcbaadje
▼a» donkergroene klenr f waarnit de paimboomen zich ho^g
.verbeifon, en den reiziger io de verte reeds fcb(|nen te be«
groeten. Daar , waar bet land allenga af |ieU en vlak wordt
tanga de baaien, welke diep binnenwaaru loopen, ziet men
voonbrengftten nit bet plantenryk, die aan de knstland^ii
der keerkriogen bijzonder eigen zyn, en wel voornamelfik
dier boooifoorten , welke door eigene ukken tot op grootê
aflftanden zich voortplanten. Derzelver digt loof dekt bet
4!nind met eene vlecht of kroon ; waarvan bet lichtgroen
dikwerf fraai afdeekc bij de roode vederen van den lèiSf die
zich op de ukken nederzet.
Wanneer men verder in het binnenland zich begeeft»
komt men aan den voet van eene umelijk booge bergdreek^
die nn eens ZQQt nab|j de zeekust is«» dan weder 150 tot
ipo mQien daarvan verw^derd en meestal evenwijdig m(|(
dezelve loopt. De gewone naam is daarom ook bQna ovorat
Serra-do-Mar^ of Cordilières der Jif^. Deze - bergketen .^
gtootendeels uit* graniet beftaande, begint in het. zuiden van
bes gewest Ftnumtuc» Aanm^rkeiyk lager wordende , loopt
dezelve onder de gedaante van henvels voort door het oos»
t^ifk gedeelte van Bahia^ verfchaft eenige bronnen voorde
naakte en heete vlakten van dit landfchap» en vertoont zich
weder hooger ten zuiden van Rio PenUgMga^ perzelyer ker
geifvormige toppen eindigen zelden in vlakten van eenige uit»
gebreidhejd ; fommigen byeiken eene hoogte van meer dan' ^
3000 voeten, en vertoonen eene ruwe woestheid, die fterk
affleeki bQ die voortbrengfelen eener milde natuur , welke ge-
woonlijk de oorfpronkelijke bergen omgeven. De grond, die
de granietbrokken van de Serra^do-Mar bedekt , is eene
zwarte en vette teelaarde, of een rood en zwaar zand, dat
gonddof bevat. In de dalen ziet men uitgebreide» moerasfen*
Q%zt is de 'grond nooit ^00 droog, aUiadep^nboombosfchen
van Duifschiand; want dezelve wofdt befproeid door eene
menigte beken, en bevochtigd door de uitvwidsmingen van
overvloedig houtgewas. Deze bergketen, de voormuur dei
Isnds. van de zeekust, is in de ganfche uitgeibekthQid be»
dekt met boog en digt geboomte , zoo oud fchier ais de roe»
3/^ BLIK OP BET nWiKTSMRUK
fiih^ltt #ette het geworcerd i», becwelk vim d«
groellirtcht en vnicbtbiarbeid detf landi gecoigc,
' De reiziger ; die dece gtoote tücuurcooaeelen befeiioawd
beeft , zou vrocbcelooi beproeven , oin «ao aodeieii den In»
drok mede te deelen , welke hem veibaaid deed ftaan. Met
geéne wootden^ kan meti dat trotfche aaiilen dezer booaea
befchrijven » die hutine kraitten boog ia de locbc yefbeffn ,
nocb den r^kdom en de verrcheidenbeld der bladeren ^ aoeh
de menigte fchitterende kleuren van ontelbare bloemen , noch
de door elkander Olngerende ftrulken , nocb de buigtÊÉn
Üanen of kruipende planten , noch de fraaie b'f etter» , dto
op de (lammen van oude boomen een nienir groeiend rytt
vestigen. Wat li de natuur bier groot, itjk en verhef en I
De aanfchouwer ontwaart zekere huivering , en teven» ge*
Voelt hy, dat zijne ziel zich verheft op bet gezigt na
zoo veel fchoonheid. De indruk van ontzetting ^ doof ds
eenzaamheid der boafclyn en derzel^er fombere donkerheid
veroorzaakt, gaat gepaard met eene aangename vemtfiiig
wegens het ongewone der verfchynfelen , en met eerbiedigo
bewonderitig van de onbeperkte Magt, welke hier eene aieii*
we wereld voor ons ten toon fielt , en eene tot uu toe oBbe«
kende taal tot ons fpieekt!
' Deze bosfchen beflaan , in die oostelQke gedeelten van Bra^
tiliip onafgebroken vele duizenden vierkante mijlen, en z^
bekend onder den naam van mattógêrmlj of algemeen boick»
Dezelve verföhaftn eene fchuilplaati aan die benden wilde
Indianen^ welke nog niet ten onder gebragc hebben kunnen
worden door dé Pêftugêzen , maar geduiig rondzwerven te
midden dezer onmetelQke wildernislkn. Daar It het verblijf vaa
den luQen Coroado^ den woesten If^ri^ den wreed^ P$t9C4$dê
en van andere minder talrijke (lammen , die van de jagt of
vischvangtt , of van de teelt van een weinig hm/i, manioc of
bananen leven. Reedt Is een aanmerkelQk gedeelte van dit
Verbazend groote bosch» zoo aan den zeekant, alt meer bin-
nenwaarts, in de oorden, waar P&rtugezen wonen, geveld
en tot den Mandbouw bewerkt geworden. Maar flechtt enkele
volkplantelingen hebben bei gewaagd ; in het binnenAe dt^
woudt tot aan de oevert der groote rivieren, door te dringen.
De vruchtbaarheid van deze ongerepte botfchen Qmatt^ rir^
gent) , waar de (lagen der bijl nog niet gehoord werden , la
bijkant ongeloofeiyk. Wanneer men het zwaar geboomte
l^ebrand en den grond geheel ontbloot heeft,, mag- men ba-
pe», . van Ayboonett, nuifi^ numioc^ koiB) ^ kMoen en fai*
ktifiei eeaen oogst ce bekomen , die vta 150 to( 500 matl
de' lioeveettieid ven hec oicgeceaide oplererc* Doch laet men
het oncgonaen Und eenige )tren tan ziobxelve over, xoo
toert bet weldra weder tot if^nen oorfpronkel^ken toeftand
terag, en wordt bedekt met eene menigte boomen.en beeip
tett^dte fehieMik groeöeo > en ia J^ws/Af onder den «aam
f9n tÊfmrm bekend Haan»
£eldnmev z^n dexe oorfpvonkeiQke bosfchen fn de (bekfn
tm noorden van Fèrnémkuc^ en op de bergen» heovelt en ip
ét daten van de Serrm^o^Mmr^ in bet midden van MratiUi»
<Do grond van deae dom oorden » meerendeels uit graniet
tfeen en kalk beftaande» fch^nt niet soo gefcUkt te aJUj)
:soor xoo prachtige wonden, die er zeldzamer voorkomen cp
j^ewisfebl worden met ^Hngas of bosfchen » welke tegeÜ*
•matig hunne blidered verliezen. Hoe meer men echteree
-evennacbttlQn nadert^ ten noorden van de fneiwiecende rivlet
Fmnmhjka^ hoe menigvnidiger men znlke aioode. b9srcbeB
<ianmft. De zon, die hare flnlen daar loodregt nedei^
fcliiet, ibhljnt aan den grond die verbazende groeikracbt ie
fchenken, welke io ftaat is, zoo monfteracbcige gewssfen te
doen opfchieceo. Donker als de nacht ^ en verward als de Cbssi,
ftrekt zich een bosch van lensacfatlge boomen van den mond
der Ama9$nen*iiv\et tot voorbij de bezittingen der Pêrttig€9€n
ten oosten uit.. Men vindt er denzelfden r^kdom , dezelfde
grootheid. en dezelfde. heerlQkheid van vormen, als in de
znidel^'ker gewesten; maar de groei fcht'^t onder den invloed
!Van de felfte hitte, van overvloedige en bQna dagelijks yaU
ilende regens , en van menigvuldige overftfoomlngen der rivic;*
:if n op 'verwooderlQke w^ze gedurig aangezet en verhoogd te
:woiden« De ^trotfche boomen , gelyk ook de teederfte plan-
.ten, vieren telkens een jeugdig lencefeest, daar zQ, bj|j hunne
jontwikkelingy de hooge kruinen fier verheffen en uitbreiden ,
tn met ontelbare bloemen bedekt zQn. Ten tyde van hqt
•«^worden vallen er zaden en vruchten van ongewone gt«
.daaate af, en liggen foms ter dikte van een' voet op de/i
igrond. Wanneer nu alle deze voortbrengfelen van bet plan-
«cenr^k weder beginnen te kiemen en .te gisten, ontwi|i-
-kelt er zich zeer veel koolzuurftof , en dikke dampsp
^verbeffsn zich boven deze bosfchen. Het water looft
«oaophottdelifk langs de kruipende planten, die, als eip
.sware baard, langs de takken van het geboouHe jiec|erha«-
.380 BLIK OP HET PLAHTtltaXJIC IN BRA1(ILlë«
gén. De hrimeUaU fchijneD door ée ntcaiir getonnde itr^
gadeibakken te zijn, om bet wacer op te vangen; mair eenige
ihvlen eener brandende xon zliu toereikend, om ti dit vocUt
ce verteren, en dan volgt weldra de ontbinding op de kracht
tigfte leventomwikkeling» De natnur, in het plantenrQk ^d.
xlers 200 kalm en ordelQk, fchQnc bier behagen te fcbeppea
Ito bec aannemen van vreemde en sonderiinge vormen. I>e
beesten zQn gewapend met doornen, die gevaarl^ke jonden
Veroorzaken, De palmboomen hebben ponten, die fchetp z)}n
nis naalden. Lianen , gelQk vlechtwerk' in elkander gebecbt^
laten een melkachtig fap vloeijen, dat de zinnen van dett
-/eiziger bedwelmt , die , de verdoovende oUwafemlngen Tan
'den '^fatfaeu ontwarende , zich ^Vxvl^ van dezen moordendeft
'Chë^t verwijdert, om d'e- vreedzame en veilige pracht der
-ilonde boifcben van de Serrm^dê-Mar wéér op te zoekem
Men begrijpt dna ligt , hoe in die flreken ^tAt zekere fom»
'berbeid de ziel dei zwervenden Indiaans fch^ntte beheeiw
•tbhen, die,> verfchrikt door bet akelige dier donkeie en een-
«Éme wonden,' overal ziet, of meent te zien, die.i^oken^
"^eike eenigllijk in zQne verwilderde verbeelding beftaan»
TArBRBBLSM VAN RUILANO»
(^Feryolg van bi. 333.)
Lêjfeigenen, Ferworven en Erfei^'ke Adei. ,
Van de oorfpronkelijke eenvoudigheid der zeden, aan <le
'oude bewoners van Rusland eigen, is een der edelfte en
Ibhoonde trekken volkomen bewaaitl gebleven , de achtinjg
nameiyk voor bejaarde lieden en bijzonder voor de ouders.
'Men weet geen voorbeeld, dat een zoon» al is bq zelf ook
reeds lang hoofd eens buisgezins, zich tegen zQnen vader
op eene ruwe of onbefchofte wijze gedragen heeft. Dikwerf
trof het my , wanneer ik zag , dat vurige mannen , die an-
ders geene tegenfpraak konden dulden, en gewoon waren,
in eigen buis allea aan zich. te. onderwerpen. Zich , in de
woede van den toorn zelfs-, op het eerde woord van bnonen
boogbejaarden vader, als kleine, bevreesde kinderen gedroe*
gen« Dit getuigt van ongemeene goedhanigheid » waarmede
by eene goede leiding zeer veel is uit te regten, Miet zoo
kinderlQk is gewoonl^k. het gedrag van den l^feigenen tea
TAVBaS&Leff VAN EUSCAHÜ; §ti
<)psigie. vfto. lyoea heer*. Ato dezen oiuterverpt biS xM»^
wet U wetTy nav het^viterlQfeet soo all^ men mtar tl te
iditideUlk xiet^ wanneer z9 elkander ontmoeten i maar sgil
Unneafte kampc alcUd tegen deze onnatumd^ke ' Iwtrekkinfé
Htt doet derhalve flechu» wat hv moec doea^ en niet dmfc
nalaten . daar b')i eenen flaaf sehJen goede wü plaata beeft»
Daar zQn wel vele heeren« die hunne (laven metifchel^k, ja
selff minzaam behandelen ; doch bec getal der zoodanigea ia
veireweg.het kleinste. D^c.de Jie^leQ zich «loonde gewoonte
in die vernedering fclMkken «. }a geen beivQs^voor de regt-»
▼aardigheid der zaak zelve»- En. dat vele lijfeigenen, waQneef
«y van bQnne heeren de vrUbeid erlangd hebben» na verw
loop van eenige jaren uic eigene beweging ficb^weder in de
vorige dienatbaarheid begeven , bewijst ge^o^zina hun geluk
in dien toeftand » gelijk menigeen wil, beweren ». maar (lieka
veeleer ten blijk van gebeeie ontaarding en ganfche onder^
drukking van edel menfcbelijk. gevoel , wanneer het koare»
lijkfte. aller goederen , de yfjjfaeid;, ala eene «ie^ige ^aak be^
handeld en tot eiken pri^a weggeworpen worde*: Daar over
dingen van de^en aard bij alle befchaafde en op menfcheiijk.*
keid aanfpraak makende lieden flechca ééne ftein is , zoude het
svtteloof zijn , van een zoo trenrig verichijnfei meer te teg^
gen* Moge ook daar eerlang aan. die verkeeidbeid een einde
komen , gelijk dezelve reeds in alle befchaafde landen te ge*
lijk mee de wilde dieren « ala de laacfte fporen van 4e oude
barbaaracbheld , is verdwenen I ./^:
De adel dea lands ia verdeeld in twee wezenlijk oider^
fcheidene klufen ; in adel door geboorte , en adel uit hooMe
van het ambt, dat bekleed wordt. De eerS^ ii. meestal Ini
bet bezit van grooten rijk^io^.i de tweede heeft de vooneg*
ten van aanzienlijke posten. Alle ambtenaren worden In:
zestien klasfen (^tjchin) verdeeld, van welke de acht eerftea
toe 'den adel behooren. In de eerlle klaafe fa de rijkskanfe*
lier, in de acbtfte de bofraad, in de zevende de kollegie*.
raad» in de zesde de (faiatsraad, enz. Zoodanige benoeming!
ia foma ook flechu een eertitel. Dna heeft b«^ y. ieder ge^
woon hoogleeraar aan eene hoogefcbool den titel en rang^
van hrfraad^ en A vijfjaren van getrouwe dienst wordt hg
hUegieraad^ en komt alzoo in de zevende klasfé. AI wie
tot eene dezer acht klasfen behoort, en hiertoe kan alleen
een man, die eenig openbaar ambt bekleedt, behooren, heeft
hy daardoor niet flechta perfoonlgk voor zich den adel , maar
Unkt dênzüna: ook crftlfk i» aan sijne kiodertii en dpvoli-
fcn« VoigeM. ettie •wet vtn >evb & I^ ir deur mbcsadel
ifnn de icbc eerOe Utsfeii völkoioeii gt\%k te (lelltn mét deB
•odeieti erfemken «del i les de titfbtentar van de aebtftt
klatfe^ al ware hif :ook een boerenzoon, moet even* xoi
tfeed voor adeUt^k gehondetf iforden , als de geborett j^nmf
•f voNC ]a, by openbare optogtén, btf kerkèHfke ^iegtfgr-
keden , by Voorftellingen een hove heefc de ambcsadei deA
vooigang boven den adel, die alleen door geboorte is ver-
kregen, en de boerenzoon, die hofraad is, gaat voorden
graaf en prins, wanneer de laatfte geen ambt heeft en niets
dan graaf of prins Is. AdellQke familiên , in den Duitfchin
tin des woords, vindt men weinig in RiyfAi/i/, daar aReeii
de voriltn en graven, of knoifen^ tot dezelve gerekend knn^
nen wordeiir Men onderkent den aaü>csadel terllond aan het
bordnvrfel op de kleeding , waardoor dié van de acht eerftó
kiufen naaawkenrig onderfchetden en met een* oogopflag tè .
kennen zQn ; lerwijl de graaf en prins , als zoodanig, door
geen nlteriyk tecken zich onderfcheiden. Wanneer éen on«
bekende voor de eertle mlial in een gezelfchap komt, oF
wanneer htj op rets den postmeester moet fpreken , is gew
woonUyit de èerfte vraag, niet of hQ rijk of arm; btron of
graaf !s, waarop men weinig acht geeft, maar kaM tfchh^
(tot welke klasfet), ten einde tten hem overeenkomftig zij-
nen rang 'ka« behandelen. Evenwel weten geboren adel-
mken, door hi^nen aanhang en door de middelen, welke him
ten dleaifte ftaan, zieh veelal voor dit verlies fchaddoös te
ftellen; dewQI zQ, die in de maatfchapplf iets willen betee^
kenen, eenig ambt zoeken te bekomen, en^ wanneer z4 het
verkregen hebben, met den nienwen titel nur hnn landgoed!
temgkeeren.' Intnsfchen blQft het eene zeer gepaste inrig^*
tfog, die de aristocratie van den erfelijken adel krachtig te-
genwerkte Dns zaf in RusHtni allengs een eigeniyke tnii^
iétftmW ontihan, die tot nn toe ontbrak, daar men in dit
lind. volgens de alonde inrigting, flechts twéé kfasfen/
hêertn eh flaren^ kende; en de hurgerftandin *r geheel kïêt
beOond;
CHei ygfylg Mema.y
Oir«a HET LA<W OttPERiW4r# B» tAi;ftlt GlftARD^ |||
-^ ' -:"■ : " .> f •' .. :;.t
OVB& HET LAOEE ONDEUWSS BN »At«t 0|IIA«D; ' <
.: ' . • .1 ■ % '^ ■: : J^
(^Vit htt FramseA.y , ■. j ni
E,
beilaat^ mot betrekkiog tot het ovderwij» vun de Utift
d^r amen^ «en gefchUpuoc;. Bevrc^Iingi ft«it me» deie.M*
denvüEing voor, df ati gevatriyk voor de.maMfctKippir^y.éf
tls tene der gelakkigfte vorderiogen* Oe (lelregfl^^die fMUi
QB het volk 10 QQWHeieodtaid te hosuieoyheéfi tei^ttii <^
den boventoon gehad; en e^, die kaar voQrftaan» fpareil
geene pogingen , om haar (laande te houden in famden » #tai
eU de meeste kracht heeft ^ of haar iiii te doen bedeven»
waar de befchaving haar heeft doen vetkwUne»* Hetgeen
een. volk wezeniyk noodig heeft , «egt men» is zedelttkhel&
Dere ia de echte grondQeg van openbare velUgheM , van deil
voorlpoed des iands » van de rott en bet getek der huutfet
Einnen* B0 gevolg Is eene enkele ondenigting Jioodigy -nj
ket gêdsdUnfiig wtderwifu Bene opvoeding» waalvan: de
Godsdienst het beginfel is , zal de werkzame klatfe omti«nt
bare pligten inlichten» zal haar de beoefening gemeenzaEm et
gemakkeiyk maken» en aan haar, evenzeer als aan demana^
fchappQ» den Eekerften waarborg geven van . oide en van
voorl^ocd. Alle verdere verftandeMjke ontwikkeling ia over*
bodig» zoo niet verderfeiyk. Z^ bewerkt niets anders » den
behoeften op te wekken » die onvervuld bleven» bedriegelii{ke
eerzucht wakker te maken » den eenvoudtgen aensch onteU
vreden te doen /|jn met z$ne maacfohappeiykehtetrekking^
hem van den noodzakelyken arbeid af te houden ^^ hem. wel*
ligt , door het lezen van verkeerd gekozene of met flechtë
oogmerken aanbevolene boeken» a^nde ongodscHenftifheid »
aan de ondeugd » aan de ellende tei proo^e te geven. ^ . '>
. Wil zullen al de bewijzen » waarmede de voorftaoders ven
bet velksonderwlDa deze fteUingen bellryden» niet ophaleni
Het is ons genoeg te zeggen» dai zü aan hunne. pertO eene
deadzaak tegenüellen» en» naar onze meeniogt «ene befliei
fende daadsaak. zy willan , dat men den ftaajt dcf zedel^kkeM
des voika onderzoeke in landen , waar men nieti voor bea endere
wQs doet; en bet kost hnn geene moeite» in det onderaoekeee
bewgs te vinden » dat luide ten voordeele van het volksoa«
derwVs fpreekt. Wanneer men beproeft» om ean de gebft<^
ken van eene onledige of kwaiyk beftunode enderwyslsg ie*
tl4 OVat HBT nUAOER OflDKtlW^
burgeriyke ongeregeldheden» de butceafporigheden en misda-
den der omvenfieHngen coe. te fchryven, kin hec hnn nlec
leer moe)}eiyk z|jn , den oorfprung daarvan te vinden in de
ivwheid van seden, welke' noodzakelijk de onwetendheid
aankweekt. Eindelijk vertoonen cich de onvcrbiddelyke be»
ftkcningen étr Statistiek , dfe het gefcfail fcbijneir te hetiism
firn, en de overwinning toekennen aan de voorftanders vmi
bet ondeilR^s. B9 ultkotnllen , die bij oprommfng nitgednske
fiaan, valt de tegen (>raak niet ligt, en faien kan dé tastbare
voérdeeleo niet loochenen , welke die uitkomften vertoonen
in landen , waar de inrigcingen de algemeenheid van het on«
derwqs begunfllgen.
In den gpoild der taak z^n de gemoedelijke voorftanderi
van deze beide (Irljdige gevoelens hec eens in de bedoeling.
Vraagt men aan de vrienden van het onderwqs, of zQ eenig*
IQk bedoefen, otn aan de arbeidende klasie eenen uitgeftrek^
Cieen kring vav kennis te verfchafien, wQ gelooven» dat de
gfooce meerderheid zal antwoorden , dat zi) het onderw^a
hoofdzakel^k te hnlp roepen , als middel , om het volk meer
ledeiykheid te gaven. Beiden beoogen dezelfde gevolgen;
Zy vetfchUlen alleen in het gefchiktüe middel , om deze te
bmlkeo.
Hec is ons niet onbekend , dac zich in de lifen der twee
pttttten menfchen voegen , die gansch andere inzigcen mede*
bceogen. Men gevoelt , dat her hier de plaats niet is , om
•r zich mede bezig te honden. In het gefchil, dat wq be-
btndelen , zoo wel als in elk ander « dat men wenacht op (e
khren , heeft men regt , de vooringenomenheid van b^zon*
der beteog en de verblinding des voorooideels ter z^de te
Hellen»
, Heden ten dage hebben de voorftanders van het onderwQa
de overhand. Hunne zaak fchijat gewonnen , ten minüe bv
menftheln, die nadenken, en In landen, die in ftaac zQn,
zicb aan hec hoofd der Ëuropefche befchaving te ftellen.
De ftrekking ten voordeele van hec onderwijs maakt vorde«
ringen t en behaalt .dag op dag men we overwinningen op de
▼olksonkvnde. De geftichcen van onderwas zgn vermeerideid
en verbeterd. De gezniverde leerwfize, hoe fh-ydig met de
gewoonte. Is aangenomen. Is door proefnemingen bevestigd,
en dringt ongevoelig door. Die goede uitflag is eene gtooce
weldaad. W4 zien er met welgevallen het voorteeken In^
VM eenegèvordeide zedeiykheld^ en van gelnkkiger tijden
voor de volgende gedachten.
EN PATER CIRARD. ^&$
'i)0Cb Itac. de zegepraal ons nlec yerbliqden. Welke ook,
4e groiiddwtliog van het vervallen Itelfel zijn moge, eenig^
der 'tegenwerpingen en befchuldigingen, ingebragt tegen de^
tftnbanger» van het nu b^erfchende ftelfel, verdienen onder-j
zocht te worden, en zijn niet zonder kracht. '£en kwaljük.
begrepen.,, flecbt beüunrd onderwijs , met onbedachtzaambeid
gepaard -en zonder onderfcheiding te werk gaande , kan be-
trenrenswaardige gevolgen opleveren» £r zijn talrijke geval«
ten., waarin hetzelve het middel zijn kan tot een. ver^
üclirikkel^k krachtbetoon in de ontwikkc^Ung van zondige
9eigingen. Men kan er vele droevige voorbeelden van op«r
noemen. Indien men , om zich te ontdoen van dit bew^^ »,
zicb tegen alle rede 'verhardde, om die voorbeelden toe d^^
kiasfe van onontwijkbare uitzonderingen te brengen, zoudeni
wij niet fchromen, deze opmerking algemeen te maken ^ ^er-;
w^i w\( haar geheel ontlastten van hetgeen eene hartstogte*.
^ligke overdrQving er valsch en onbiliyks in kon mengen. Wjyk
(>ordeelen, dat men weinig gedaan heeft, om cene bevolking
gerust te dellen , voor zoo ver in het onderrigt , dat onder,
liaar bereik ligt , het onderwijs uitfluitend doel biyft. Wij.
zeggen niet 9 dat men niets gedaan heeft; wanc wü gelbo*
ven , dat bij de beflisfing de balans der voor. en nadeelen aaii
de zyde der verlichting zal overflaan: maar men is er verrf^
af van gedaan te hebben hetgeen men kon doen, en kpn
doen zonder eenig bezwaar van moeite en kosten. \
£r h in de volksopvoeding een gevolg na te jagen va%
geheel ander gewigt, dan de verkrijging van zekere kundig,
heden. Zonder de talr^ke nuttigheden van het onderwüs^
voor hem, die het ontvangen heeft, te miskennen; zonder
toeleg , om , in het minst , het belangrijke van deszelfs da-
gelijkfche coepasdng, waar z^j dienen kon, te verdonkereuf
zonder iets te willen ten beste geven van de dienften^
welke deze aan de cenvoudiglle en meest onopgemerkte le<>
venswQze betoQpen kan, is er, behalve al deze voordeden,
een minder in het oog loopend voordeel , niet uitkomende iii
oomiddelllike en even Heilige uitwerkfelen , maar dat vi^n
veel hooger waarde is , en dat men nimmer uit hec oog be.
boorde te verliezen. Dit voordeel is van gel^k belang voor
hec loc van elk afzonderlek perfoon en voor de maatfchappQ.
Hec bevordert de zedelqkheid door middel der opvoeding.
Ziec daar het doel , waaraan alles in het lager onderwijs moèc
ondergefchikt zqn; en het komt ons voor, dat een weinig
MEMGBLW. l8ai« NO. 9. £ e .
3^6 OVER HET LftGÉfL .OSDftltWJiJS
opnerkcttmhdd op de wftre belangen vtQ ien meoieh en
ran de mafttfcbipplj volftaat, om hec daarin eéna ce tijd^
dat de inrigcingen , befteoid om het ooderw^ onder bet votft
te veripreiden, zich deze uitkomst bovea alles ter bereikiDg
moesten voorfteUen. ^ '
Indien deze opmerkingen juist zijn, <en ^^'vleijen cüis^
dat, in de verdere uiteenzetting van dit oogpunt, meer over«-
Cüigéndé opmerkingen , dan die wij in (laat zijn te geven ^
Crde juistheid van zullen doen gevoelen) dan kan men, hec
ÉÜéh niet ontveinzen , dit de meesce der inrigtingen , voor
h^t lager onderwijs beftemd , in die opzigt veel- te wenfchea
overlaten. Indien de wezenlijke gapiiig, welke men ont*^
dëkr, zich bepaaide tot eenige achteloosheid of eenig gebrek
hl de uitvoering, zou het genoegzaam zijn, deze aan te w#*
ttti en herüeiiing te eifchen. Maar die gaping Is te alge*
flfeen , om niet tot de eigenlijke en diepstliggende wortels
ce z^n doorgedrongen. Zij wordt zelfs gevonden, in bet ont-
werp dter inrigtingen , en kleeft dus de beginfels en de be»
doeiingen van derzelver ftichcers aan. Getroffen door de ob«
mlddeHiJke nuttigheden van het onderwas ^ zagen zij niets ,
difl hetzelve. Door het te geven , geloofden z|} alles ge|;e«
ven te hebben: zij handelden ten minüe, alsof ZfJ hec ge-
loofden. Wij weten wel, 'dat men ons zsl zeggen, dat la
het ontwerp van onderwijs ook de zedelijkheid hare plaau
heeft; bijzonder , dat het godsdienftig onderwijs nooit opge-
houden heeft toegelaten te worden ; en wij wenfchen ons
gtluk bij het vernemen , dat reeds verfcheidene fcholen zich
ki dat opzigt door tastbare verbeteringen ohderfcheiden |
maar over het algemeen Iran men zelfs niet van verbeterde
fcholen zéggen, dac het zedelp doel het doel ;tij, dat men
iiec 4'verigst najaagt. Godsdiendig onderwijs wordt er gege-
ven; maar de godsdiendige geest heerscht er niet. Mea
leert wel , waarin de pligt béfta ; maar tér naauwemood on-
derwast men, hoe dien te beoefenen. De zedel^'kheid onc-
Ihiat niet uit de kennis der pligten , nraaf inzonderheid oh
tedeliike Incirukken en gewoonten. ' Dit il het gedeelte ^ dat
boven alles veronachtzaamd is.
' Men meent aan dè vorderingen van het zedelijk, doel vol-
daan te hebben, wanneer men het godsdiendig onderwi|}a
naast de reken- en fchrjgfkonst plaatst op de ligsr, die cot
rchbolregel verftrekt. Dit is eene armhartige w^ze, om hét
kind op den weg te brengen , dte den invloed van de godK
EN PAT6R OlHilRO* Z^f
troebt op ktrc en wandel te genfeteii geeft» Men ï$ op faet
pnnc , om er eene verdandaoefódlng Van te maken , en ket
flieest eene oefening van bet gebéngeti» Mogmeer« Voorön-
derfteflendé eiene goede inifgting vaif het zedelgk ondeiwija ^
(en men weet wei, dat» in ver de meeste' gevallen , dit
eétfe eAéltooedige vooronderlletlfngr ia) welke %are nnui^eid
kati men er nog van verwackcsh; Indien a^en» in den loop
van bét ondeiTigt, nft gewoonte, de leerlingen op esn.(UQd^
punt plaatst, dat In aanhoudeaden fti^d is met, bet onder^
^t telf; indien men , na bén onderbonden te bebben ov^r
de |)^Ifgten vaü matlgbeid , nederigheid v weiwiliendbeid , be^
fangeloofbeld en alle dengden^ die £tio zeer in het belang
t^tk van perfooniigke mst en maatfcfaappel^k gelnk ,- rondoft
hen de gelegenhedenVermenIgvuldtgt , om in de jeugdige
harten op te wekken het gevoel van ijverzucht,- eigenliefde»
}atoèrscbheid , eerzncbt , en al "die verkeerdhèdeo en al dk
gebreken-, die zoo tioodlottig zfjn voor ben, die. er mede be*i
fmei iÈijn, en voor ben, met wie men moet omgaan? Want
naar den gang , dien men volgt in de' meene InrIgtingen van
volksbèfcbaving , is er niet een- enkel der voorwerpen v«n
onderwijs, zelfs niet bet' godsdien (lig onderwijs^ dat niet
aanboódend znlke gelegenbeden móet doen odtitftan; dat niet
in zekerdmare die ongelukkige begrijppen opwekt, waarvan
bet onmiddell^k gevolg is , om den zedeltjleen invloed tegen
te werken en te verwoesten. Alle redenering Is* verder oveik»
bodig; waar de daden zoo kléarbigkeiijk fprèkett.' Het> i$'§t^
noeg,; eéhlgen tijd eene fchóol ^a te gaarf, otti'tt zien^ êu
bét öndeny^'r Met inneemt eé* fcbfer bet iKflnitend doel
wotdt.' De ouders, die er bnnhe kihderetlbéllellen', wacb^
ten' n^anwelijks meer dan dftl De meestér bèdóeft ztcb aU
féen met de verftandelQke on^wlkkéllbg derïeerHOgen. -De
belOoningen en lof tuitingétf komen niet tot'bem, dié'Zich
het best gedraagt, maar die bet meest weet." Opletifé^dheid,
oefening en ieerZaamhètd' zp b^^* ëeü (bhoüè^ genoeg, om
eeti Voorbeeld zijner médëfcerlingéti te wóidenV men» vordert
dféti bmëri en tiien is* er echter ni^tonkündij!''1raii, datdeze
boédafiigfaedeti band 'aan hand- kunnen' 'g&an mét de' owIni»
gendfte gezindheden. Men tracht deze laatfte ^Ifs lüea ce
ontdekken; nog minder , hulpmiddelen aan de blind te geven»
om të te voorkomen of 'mt té roeijen. Hééft eetiinakl hot.
ilnd zQne taak redeiyk wél afgedaan , men viWagt het nieu
E'e'it- • '
'3€8 ÖVSa HET LAOBR ODDftRWlJS
meer, en nur h^ gevoelen ven veU onderwijxecs beeffrime^
geen reg(, bec meer te vragea, . .
• Welice ook de zydelingiciie invloed , diea aen .ttüu :dez%
wijze vin opvoeding toekenc , moge wezen op de cedetjükr)
beid, bec vtlc «bezwaarl^ ce begrepen, boe eep )ikm|,.<^
deze w^ze geleid gedurende de jaren, toegew^d aan. bet on-
derwas, van betzelve die beginfels, die' gezindheden en diq
hulpmiddelen zal ontieenen, welke noodzakelgk. zyn ,'.01%
hetzelve mee getronwbeid den regel van pligt ie j^o^yo^
gen, en met kracbt de bindecnisfen te doen overwipnea » die
het gewis op dezen weg zal ontmoeten. Is bet pniÜagea
van den fcbooldwang, in dien leef^jd, waarin ftelUge voor^
fchriften, raadgevingen en fteunfels zijne faoogCte behoefte
zijn; beeft bet alleen de aanwinst 0er kennis van lezen ^'
febryven» rekenen, daarbq eeaige aanverwante kundigheden ,
dearMJ de dorre kennis van den Catechismus; w^ zien niet «
hoe die jonge menscb genoegzaam gewapend zij , om aan
de vele verleidingen wederftand te bieden, waarmede hem
zyne eigene driften en de voorbeelden der ondengd in aan-
raking brengen; om met eenige gonftige kans al de vvanden
van den piigt te beftrijden , die niet ophouden zich te vertoonen
en hunne aanflagen tegen hem te vernieuwen. De daadzaak
zelve bevestigt maar $i te zeer onze vreeze. Hoedanig ook de
segepraai op de onkunde moge zgn; wat zedel^kheid aan«'
gaat. Is onder den beboeftigen (land de maatfcbappel^ke
fiaat ter naauwemood verbeterd; Wij weten zeer wel , dat
de berekening der Statistiek ons in dit opzigt een vooruit-
gaan vertoont; ook zQn w^ er verre af van- dit te misken*
nen, of de waarde hiervan minder te fcbatten. Maar^ be«
halve dat deze wQze van waardering, die zich alleen kan
gronden op de opfomming van wandaden, die onder het
bereik van de burgerlijke regtbanken vallen, noodwendig
2eer onvolkomen en gebrekkig zQn moet, kan men zich niet
ontveinzen , terwijl men zelfs aan deze uitkomften meer toe«
tent, dan zQ regt hebben te eifcben, dat dit vooruitgaan»
zelfs in bet gunftigfte licht befchouwd , zonder iets van zijnt
wezeniykheid te verliezen, zich op zQn minst zeer onvol-
doende laat zien«
Wti zijn zeer geneigd, terw^l w^' eenige der befcbuldigingen
.van de yoorlhinders der volksonwetendbeid laten gelden» bier
op iQ merken» dat deze onwetendheid zich onherroepelijk
veroordeeld . ziet. De uitkomllen getuigen befllsfend 'tegen
ER PATER t?IRARO. 3^9
•
kétr» Hotdftiltg de (lisc van bec gerchtl zij , er k vdrbete.
rtog fo bec (Iclfel van oodefwijs. Al vooronderfteU meo zelft,
dac liei, in zijne becrelciking toe de zedeiyke opvoeding, niec
vatbaar 'was voor eene itieer volledige , en meer gelukkige
aÉBweoding, dan moest mén het nog volgen.
Malr , kan men dan geen* beteren weg inflaan? Moet men
bU uteflulrfng het doel laten varen , offchoon verkeeideiyk aéh«
lerVDigd door de voorfianders der on w^endheid , om ^ich eenig-
J^k te wetidfcn tot het doel van het onderwijs ? Kan men van
het lager .onderwijs flecbts eencn zljdelingfchen invloed op de
xedetifkheid verkrijgen? Kan men de ontwikkeling van het
verlland en de vorming van den wil niet hand aan hand doen
gaan» en, cerwQl men de laacde als hoofddoel aanneemt » haar
diettscbaar maken om de eerOe te bereiken , zonder iets op ie
offeren van de zorgen voor deze en van hare nuttigheden t
Ziet daar vragen , tot welke de aigemeene ftaat van het groud.
onderwas leidt. Dit is het vraagfink, dat thans aan de ver-
lichte menfchenvrieoden voorgelegd wordt, en waarvan de
oplosfiog voor het lager onderwijs den gelukkigden uitflag
brengen zal , dien het kan verlangen.
- Men heeft de oplosfing beproefd, en de poging heeft het'
volkomenfte gevofg gehad. Een godsdienftig menfchenvriend ,
wiens uitnemend verlland hem fcheen te roepen tot de diep-
lle ftudie van wetenfchap en wijsgeerte; die zich daaraaif
langen tijd met goed gevolg gewijd had , en dezelve hervat
beeft , na gedwongen te zijn geweest, om het zoo gelukkig
beünurde werk te laten fteken , — deze man achcte het niet
beneden zich, onderwijzer te worden in eene fchool van ar.
laenkinderen , en zou in die nederige bezigheid zijn gan-
fche leven wel hebben willen HQten. Die man is Patet
GiRARD, tegenwoordig Hoogleeraar in de Wijsbegeerte te
Lucém. Deze eerwaardige Geestelyke had te Friburg^ in
Zwitferland, zijne geboorteplaats , eene hervorming van bec
grondonderwijs ondernomen. Zijn verlichte en welwillende
geest, getroffen door de onvolmaaktheden van het aangeno*
men Itelfei , zoo wel met betrekking tot het onderwijs , als
iÉet opzigt tot de zedelijke opvoeding, zocht ernftig naar .
een middel tegen dezen bedroevenden toedand. De perfo*
ten, diè in de gelegenheid geweest zijn, om zijne fchool
te bezoeken, en dezelve in al haren omvang na te gaan,
komen overeen in de bewondering van de vruchten , door
é&ï ondei'wyzer ingezameld. De verflandelijke ontwikkeling
der leerlingen overtrof verre hetgeen het grondonderwijs toe
390 OVER HET iAOEa QNPERWQS
hiertoe Ud opgeleverd i en hec gelnkkigfte en meen meik*
wttrdige k ^ dac deze ontwikkeliog geheel een vo^rdeele der
aiedelijkheid was. De vorfnfng.man ien wil tot hoofddoel ge^
kozen, hebbende, was de opvoeding des verftgnda datitoe
hec middel; en dit middel, door een* verftaad^g^ en vol«
bardenden ijver beftourd,. waa hem nooic miainku Laags
dezen weg was^geen deel van den mensch ip de befckaving
verzuimd of opgeofièrd*^ Edn geligkiDatlg voortgaan bewairte
beftendig jbec evenwigt tnsfchen al de vermog«M van hec
kind 9 en deed de volmaking van hec eene nicloopen (oc vol*
making vaq al -de overige ; de gtsheele mensch oncwittMéc
zich ; mee andere \|iroord^n , hg pniying eene ware opvoeAigw
Tegenwoordig • nu de vraagpunten betrekkeiyk het grond-
onderwijs, voor het. oog der maairchappy, den hoogden tuf»
van belangrökheld, dien zy verdienen:, hebben beklommen ^
zou hec een kostbare fchat zqu » eenig gefchrtfc te bezitten »
waarin Pater g^hae o zQne inzigcen ontwikkeld , zQne hen*
delwiijze pntvpawd, z^pe proefnenMngen bevestigd bad. De
fchool, die zou hebben kunnen dienen tot een voorbeeld,
wordt niet meer door hem beüuurd , die haar tot eenen zoo
onderfcheidenden rang verheven heeft in de orde der inrig«
dogen van dezen. aard« Men kan niec meer den onderwQzer
in het midden zijner kweekelingen befpieden. hetgeen zonder
twijfel het zekerde ea leerzaamfle middel zou geweest zijn*
Een eenvoudig verflag, r|jk in werkdadige proeven, zou ge*
deeltelp kunnen aanvullen, hetgeen het voorbeeld niet meet
kan opleveren. Ongelukkig echter kunnen w^' hier niets meer
dsn wenfchen. Niets dergeiyks is openbaar geworden , en
wij weten niet, of het de bedoelinj| van Pat^r Gi.itAi^A
was, deze leemte eenmaal aan te vullen.
De berigten wegens dit merkwaardig onderwas zijn fchaarscli
en onvolledig. Zij bepalen zich tot twee of drie afi^QOfktr*
lijke Redeveeringen ^ vlugtig op. het papier gebr^c^ l^i^.btf*
zondere gelegenheden , waarin de omftandighedenv iP welke de
fchool zich bevond, haar wikkelden, en die niet beftemd
waren, om den engen. kring te verlaten, waarin zg eeqe by«
zondere belangftelling verwekten» hetwelk men om die redea
te vergeefs tegenwoordig zoeken zou. Men kan ef >|jvoegei|
eene Verklaring van het Plan der Stad Friburg , ui|fegevtft
te Lucern in het jaar 1837. \>tzt is niets ,• dan een voor-
beeld van aardr^kskundige les, ontworpen door den onderwijzer^
en toegepast op zgn algemeen .<ioei« Paarenbovea , eene
Spraakkunst voor het Füd^ ten gebruike der landfcholea vao
het kanton Friburg. Hec is^eeo handboek voor foJ^oolmeesteri,
van den Schryver...{eyi]f(ag^-floQt^Q B^as^d van Opvoeding,
en iiitflnicen4 beftemd, pm dfsn QnderwÜiQ^r (bt gids te die-
nen. Men kondigt er^ binnen kort, eene nieuwe :en meer vol-
ledige nitgaaf van'a^n. Maar dit gefcbrift, kostbaar voor
dé praktik , verfchaft weinig baat , wanneer men het geheel
der inzigten van Pater oirard in de opvoeding poogt ti
bevatten
W\i kunnen thans in geene breede en kleine bijzonderheden
treden , maar moeten ons eenvoudig bepalen tot (^e opgave
yan een algemeen oogpunt van dit onderwijs, om deszelfs
doel, deszelfs middelen en deszelfs gang aan te wijzen, en,
ondanks de armoede der (lof, welke zich aanbiedt, wanbo«
pen wq niet, er in ce zullen (lagen. Wij zullen meestal
Pater gi&ard zelven laten fpreken over het door hem on*
dctrnomen werk; en wij twijfelen niet, of onze lezers zullen
het ons dank weten, dat w^ hun de merkwaardigfle gedeel*
ten van de weinige Redevoeringen, die wji) konden magtig
worden , mededeelen , en die waarfchijniyk onbekend zouden
gebleven z^n , fchoon zij in verfcheidene opzigten de groot-
fte openbaarmaking verdienen.
f'^Het vervolg hiérnaJ)
BV HET UITZfilLEN VAN HET UANDELSFREGAT ZOIt)HOLLAND,
LANGS HET NIEUWE VOORNSCHE KANAAL , NAAR BATAVIA*
K,
Lrnl, Maast .krul fier uw golvend nat.
Uw Strooriraimf zing* verblijd ,
Nu gij' de nieuwe kiel omvat, ' • ^ - .
En met uw vocht den boom befpat ,
Aan OW geWesj gewijd. L-
Daar glijdt bU langs uw waierbaan
En fpreidt zijn vleugMen uit.
En *t ftrand , waarlangs uw golven (laan ,
Ziet hem met vreugde en wellust aan, .
Bij *t kabbelend ftroomgeluid.
Voer , voer hèm , iangs het nienwe péd ,
Dat Nasfan^s gun&i ons gaf.
Met al 'wat bij in zich bevat, ^
*t Is' n betrouwd door Rotte*s ftad , —
ifoitt \ fchuimend z^enat af.
^a BV HftT UITZEILEN VAN BAT HAMDELSFKKGATZUIDIIOLLAlfO.
Bd klief Itags breeder wttetbaan ,
Zuidholland , £er en ftooc ,
Het broifend otc vtn d^Oceaio,
£n breng op ]&v«*8 bodem aaa
Den fchtt, u coebetronwd.
£n bied aan d'Ooscer-IndiaaD
Den groet van *c oude land;
Dac Holland , dac (leeds pal bleef üaan »
- . En deed , wat om hem mogt vergaan ,
Ziin woord en trouw geftand.
•^^ Eü keer met d'Ooster-handelfchat, —
Uw vaart zij vrij en vlug! —
Langs *t eigen dartiend oevernat.
Naar Rotce^s niijv*re koopmansfiad »
Behouden reis, terug,
^ • En fchoon de Neder landfche vlag
Thans nog uw' bodem (lert.
Dan waaij* zij in een* heller dag ,
En zy ^lleen als Hollands vlag
Geëerbiedigd en gevierd*
Dan» dan eerst is de handel vrg.
Door geen verbond gefluit;
Dan juicht en wuift en Maas en IJ,
En *t oud Gemeenebest, meer blij ,
Zingt zijn fVtlhelmus luid.
Ratterdam^ 3 Dec. 1830. h. küyper, gz*
JSy HET SLUITEN DER WINTER VERGADERINGEN VAN HET
DEPARTEMENT SCHOONHOVEN DER MAATSCHAPPV: TOT
NUT VAh 't algemeen.
D.
roodftrafl (*)-ijzingwekkend woord!
Ach! waarom werdt ge ooit gehoord
Op Gods fchoone, vreugdvolle aarde?
Kan dan , Mensch ! het adeimerk
Van uw zedelijke waarde.
Dat God drukte op *t heeriyk werk.
Dat Z^'n fcheppende Almagt baarde ,
(^) Dese dichcregelen werden voorafgegata vtn cene Redevoering dei Heb-
ren Mr. ■OBTtvBi.D VAH AMKVXSM, welkc iê Dpoéftrëf texk o»
werp htd.
By BET- SLUITEN OER WlNtERVERGADERlNGEN. 9p3
Kin dar kóó verloren gaan ,
Dit gy op de reis door 'c leven -
Worde gefluic op uwe baan,
£n door 'c zwaard eens benls moet fneven?
Doodftraf f — *( Ibutc nog klaar mij voor ,
'c Krast oog even raauw me in *c oor ,
Als het eenmaal deed vóór jaren.
Toen *k , mee diep geTchokc gefvoet ,
*t Schriklek fchonwfpel aan dorst (laren ,
DaCy voor Themis regcerlloel ,
Hnivring door bec bart doec varen; —
Immer blijfc mij de Indruk bij ,
Dien dat oordeel op mij maakte ; *
^c'Was me als gold bet vonnis mij.
Dat de mond des Regters (laakte I
Hoe I — zoo dacbt ik -* zet de menscb
Dos vrqmagtig perk en grens
Aan *c van God gefcbonken leven!
Slaat de broze zoon van 't (lof
't Godlijk vonnis : g^' zult fneven , ^
Dat eens klonk door Edens bof
£n 't gevallen paar deed beven I —
Menfchen » die u Regters noemt ,
Wilt g^ redden ^ niet verderven ;
Scbepfels , zelf ter dood gedoemd ,
Wat dan doet gij 't fchepfel llerven?
O g9, die ter vierfcbaar zit.
Hoort, wat menschlijkbeid u bidc:
Doodt het misdrijf — niet den dader ;
Zwaait nw tnchtigende roé ,
Maar reik^ , als een minnend vader ,
*t Kind , dat viel , de band wéér toe ;
Dat voert u denOodbeid nader.
Dweept vooral niet om bet zeerst *
Met de vrucht van 'e (Iraffend voorbeeld j
Weet , dat minst bet misdr^f beerscbc.
Waar men 't minst ter dood veroordeelt.
'Edel Philadeipbia! 't
U fla ik met wellust ga ,
3j^ BV H&T SLUITBM
Wanc gy dnldc geen mooidrchavottes ^
Gij , hoe diep de mensch oncaaid|^.^
Wilt niet mee zijn* adel fpocten »
Dooden wAt dt Godheid fpaarc.
GU maakt van uw kerkerkouen
HoTen, waar men deogden plam»
En dringt nook u zelf vemetel ,
Met des Uikfem in de hand ,
Op Gods heilgen legcerzeceU
Doodftraf..... Dan, wat vreemde dwang
Drukt er loodzwaar op mQn* zang ,
Knelt me in ongekende boegen f
*k Zoek angstvallig klank .en wopx4 >
En — wel ver van zoet te vloelijen —
Kruipt mijn lied a( p^jniyk voort ;
*t Weet van zwellen noch van gloeijen«
Wfarom^Zai^fterl zeg het m^^
Waarom ftaat uw blik zoo duister?
Zangfter, (leeds zoo vrU en blQ,
Waarom torscht gü boei en kluister?
' Ja, *k verfta uw lispelital;
*k Voel, hoe^ver van *t fpoor ik dwaal:
„ Hoef* zoo fpreek^ gQ, ^ zoude ik zingen?
^ Lenteluchtjes glazen me aan,
„ En gij wilt me in kerkers dringen ,
I, Om daar *t misdrijf ga te fiaan ?
„ Ruil voor ftraf mij zegeniogen ,
„ Voor •t fchtvot het bloemtapljti
^ Vóór den doo4'he« lieve leven* •
„ Dan wopde u-mijn dieost gewQd»
„ Vlugger zangioon ««ngehevent"
Jai vriendlijke Zanglier'! Ik vol| uw bevel;
Dat ftrookt met de neiging mïjns harteii zoo wel!
Drijft weg uit mijn oog, gij verfcbrikkfngstoonfselenl
Laat pleiten , wie wil, over misdrijf en ftraf •— •
Ik wend van den dood m^ne blikken thans af;
De Lenie is wéér dddr met beur dartle gefpelen ,
De Lente is weer déér, en, verjongt pus het bloed.
En doet ons wcér Juicjien ;.,A^/ leven' i$ »eet.
DER WlNTfiRVBR^AIMUINOBN* .9$$
]a , zoet }s het leven i *k Beklaag 1b miin iMurt ,
Wie morrende zocht over onlpoed en Aian .
En rampen- en zorfen en moeken der aardA^ .
Neen ^. al nat yman God komt ia goed en ia .¥W i '
Door *c dnister dea nachcs krjlgt bet zo9«^lic^t ptfia «
Door *t barre dea i^ntera de Lente bav waardes
Beftendige vrengde waaf *t menacbdom niet goed^
Dan zon het niet jnicben: Ar/ kyenis »Htp
4
O, ziet eens dat lieve» balQartge wicht ,.
Hoe matig *t in moederl^ke treien daiir ligtl .. .
Hoe pr^ki op dat koont}e de purperen bloefi^m I
Ziet» hoe het de lodderige oogjea ontfloit;
Hoe fteekc het de mollige vingertjes uit;
Hoe hecht het en klemt het zich vaat aan bau' boezifil
Een. hemel lacht ona uit dat. oog te gemoet ,
En fchijnt ens te zeggen t iet leyen i$ 904U
•
Aanfcbouwt hem» den vrolijken knaap» die daar fpdpgti
(loort hoe hij , geen zorgen nog ke;inende» zingt;
Schep vreugde in het leven i zóó rollen zyn toonefi.
Voor hem Is de wereld van zaligheid vol; .
Zqn vlieger en hoepel» zff n . plólmbal. tsn tol
Zign meer in zgne oogen , dad.fchepter» en kroonen; 1
En zingend» gelQk het de onfchnldlge doet»
Vermeldt ons zqn liedje:. ik/ ieven U Miei.
Dwaalt nn mee uw oog op .die jeugdige maagd »
Wier voorhoofd de kostbaarfce parelen draagt»
De paarlen van onfchuld en fchoonbeid te gader^
Door ieder gehuldigd.» geCchat en bemind»
Doorhuppelt zij *t leven als 't vroUjke kind » .
Want rein vloeit het bloed haar door hart en door ,ider««
Zy » 't zoet van het leven , voelt zelve in 't geinoed »
En zingt het zoo gaarne : iet levett is mat^
Ei» ^t%t nu den blik op 'de aanvallige bruid.
Wie Hymen zijn' heiligen tempel ontfluit.
Voldaan en bekroond is nu *t zoetfte verlangen»
O, nu ze aan de borst. van den minnenden man
Niet fpreken» niet ftaaml^n — gevoelen A^chts kan^- :
In de armen van hem» dien zjü iief heeft» mag hangen»
En daar hare teederfte ne|gingp9 t>^^» •
Nu denkt zQ » zoo immer : ke$ leygn it zat.
^ BQ BET SLVireM
> Wie^WMfdreii daar ginder dóór *t bloemrijke reld? •
Een vader eti moeder, omringd en verxetd
Van panden der tiefde, door God hnn gegeven»
Vrij yair* bij *httn lence ooit bun- zomer daar beent
• Hnn^^allgbefd béngc aan him kindren alleen ;
In hen Is *t , dat zQ zicb bewegen en leven.
Laat "vriS hunne levenszon flaauwen in gloed,
Han kroost doet hen jnichen : het ieyen is x$iK
Slaat eindelijk nog op dien grijzen bec oog%
Voor wien reeds de tacfatlgde winter vervloogr
Befneeuü^d zyn de flapen, omneveld de blikken;
Maar waant niet , dat bij , op den rand van het graf/
Het leven befchonwt als een last of een ftraf ,
'Datbemoiet bec beeld van den dood zou yerfcbrikkea;
Neen , fcbeemre zijn oog ook en waggle zijn voet ,
Toch blijft het z^n leuze: kit leven is zoet.
Ja , goeddoende Vader I heb dank voor die gift ,
Die levenszucbt , diep in het harte gegrift
Van znigling en knaapje , van jongltng en grazen ;
Heb dank voor \ genot , aan dat ieven verwant ;
We erkennen *t als dierbaar gefchenk^van Uw band,
£n kkiderlifk willen we Uw Vadermin prijzen;
£n alles , wat adem beeft , brenge U zijn* groet ,
Zyn* dankenden juichtoon : het ieven is zoet,
't ]uicbt alles.,., maar neen toch , Hechts één juicht er niet ;
Één deaspt er de bron, waar *t genoegen uit vliet:
*t Is hy , wien de boosheid het hane verpestte.
Hq dreef met Gods gave te roekeloos fpel;
De hemel op^ aarde werd hem tot een hel ,
Btt }tmifie)r en wroeging is al wat hem restte.
. Ach 4 hij , wien «die adder den boezem doorwroet.
Slechts hy mag niet juichen : het leven is zoet.
Dan, waar 'dwaal ik nogmaals henen?
•k Hief van ^t zoet des levens aan ,
En ik dwing op nieuw mijn Zangfter ,
*t Aaklig misdryf ga te flaan I
*k Zing op nieuw der menfchen boosheid
£n haar' akeligen floet;
*k Wil het oog met tranen vullen ,
Dat van vreugde glinftren moet f
Neen, dac ware uw gunst v^rbeuten^ >:::j .1) :d'^., : , t\
V ' Hoojrvereerde Vrlendcnfchaar !
Zóó mag ik het werk niet fluitic»^' . \ :^': r. . • t}-'"'
'w*c Wericvan ons.raaatfchaplqk jaar.
De avond kort zijn vale ylerk^n ,. .
't Zonnelicht verbreedt x^pa{i^ ... ^r^/i
En Natuur , haar* boei ^niwroogea , ^
Opent wej!r- b^ar* ^Bfkfidea^ ^^^fÜr. :. * .* H
Ziet, de Meimaand lonkc on^ tegen f ..
Zy , de 9(pemenkoQingi{^> . -.., ,,^
Roept onf uit de fombc^ kamex,
En^.Gods. fcho9ne:ü^bep{)i^ . ._^
» Menachr* — xoo ö>reekt zy — „ ftaar in 't ronde,
,, Én. voel, diep nu in^.'A^jtfm9««l»H .:
„ Smaak,, zoo ajs gg 't nimfii^r;faaak,te,
^ Van uw leven *t heme|9A«|/*
Toen de norfcbe noorderkoude
Warlend langs de velden floot ; ■
Toen Natuur , in band en bpeijen^ . • . .
Ijs en fneeuw voor bloemen bood;;pir
Toen was 't ons een waar genoegen, *• ..;*-" fl.
Op het done Wintefpad ' i • '
Hier een pleisterplaats te vinden , • i' ;;; . ::i
Waar men koude en corg véegic».>: --^
Toen de vruchten in te zaamien.
Vruchten vpor verfland en- ibiaak^
En aan leering boert te paren » '
Was ons aller zoetst, vermaakt» '<
Dan , de Wintertijd vlood hein^ , , ",\
En de Lente lacht okia^aaQ:, .. -
Noodigt ons met tooverlonkjes^ :
Om haai' rijkdom ga. te. ilaad;
Komt, laat ons die roepfiem volgen 1
Laat .voor ons de lieye Mei .. ^
Niet vergeefs de pracht ontflniten, . - t
Die daar pronkt in beemd en weu ^:t
U» die onxen kring verfierde, . -^
Hooggefchatte Vrouwcnrjj i . ..^
U moet ik myn* d«nk nog brengen; ".'/'.'
't Is de dank der Maatfchappq, . . ' '
il$ B9 HBT SLVtTSN DER WfNTt%t«1tGADftRINGKN.
J* • gtt licbt de vrucht vtredtld ,
Dit bier grodc toot han en geest ;
GQy ons ztmenzSn herfchapen '
In een msndlljksch Winterfeest.
Moog* de Lente u bloemen bieden ,
Rozen , die n\v bëeldtnis z)|n !
Moogt gV'ioete yrisehten plukken
Bg ^en Zofflèr.zdnnefchgn i
En, wanaèef'de Herfst zijn btiijen
Wcér doet bnldrén ' oTèr dé aard*.
De adem van hét kille noordeii
Wéér door bbscb én beemdefl vaart ;
Komt dan 'wéér deez* krfng verfieren , *
Maakt dan wéér Bier *t leven zoet;
Dan ttf^twétkm fchooner klinken ,
Dan m^n ftaamlende Affehéiigroet.
tS April, 1831. J« KRAMSR8,JZ«
H<
DE SCHOLIEREN ALS RÉGTERS.
Let was een moegeiyke.post, ordeen rust onderde kwee»
kelingen van het Koninklgk CoUegie te Merdeen te bewa-
ren. Dit was echter bg uitflohing den .Poctier oowx«ib.«
ttv!^ ttvm^Mfftxk'Scbaf ^ toevertrouwd. De bovenmatige ftreng-
beid in het handhaven der.fchooltiicbt haé hem den hevig«
den haèc derfchoiteren op den -halst gehaald. Daar evenwel
de Profesibren in de kracht z^ner^ vuisten .-oen^ ktacbugeii
ftean zageÉ.om faun gezag /op te honden , zoo wachtten zQ
zich wel, D0WNiE*s ftrengiienl te kken^HMilD diin, waau
neer z^ne x«chtlglng wel eenslain wreedaardigheld grensde*
Jaren lang verdroegen de kweekeiingen ^de' tmnntf van hmi^
nen onmeédeogeadeo. Opziener; maar < met elk jaar fchoot de
zucht tot wraak dieper wortelen in^ bunne harte».
Op zekeren^ <lag, itoen^lie de Profeiforen bij eene feeste-
lyke gelegenheid afwezig wwven en eerst laac zonden tersg-
keeren» vielen' twaalfi der* f^ericlte leerlingen op downib
aan, wierpen hem neder, bonden hem handen en voeten ^
dat hy geen lid verroeren kon, en bragten hem in eene ka«
ner, die geheel tot eene Geregtszaal was ingerigt. Regters .
Advocaten, niets ontbrak. Er werd eene aanklagt voorgele-
zen, bQ wtlkè DOWN IE vafi de misdaad van hoogvemad
DB SCHOUEMM ALS-RBOTERS. gff
ceg^É ttenfbfaenregt en mecrfcheDwfttfde , eer- ztips: vatt otHtan»
Ibheidêne daarbij tange voerde mrsbandefingèn V'wefd beefgceti
befchuidigd^ , Toen die gedaan was^ werd vaji,];iem geêischt^
dat hy. ;|icl& hierop zonde verdedigen. Downie hield hec
voor bet best, daar hij nu toch «n huime jt^agi waf* ont^
Xcfo lis het rpredt^oord legt , met d^e wolven- te huilent Hy
, flemde. In hnnnèn toon , en poogde zijne onfchuld te-bew^zem
Hierna ging men verder. De getuigen' iiwamen voor, en
liezwoeren de feiten^ waa^ede hij^ bejcijt^aard werd. Pe
AdiNwaat van den befcholdigden fprak met niet weinig be* ,
KWaAmbeldi bij Eocht de punten vanaanlcfagtte ontzeanwé»^
<^f ten minde die merkelijk te vétzwakltén ; "daarbij werden
eenigó wettelijke bepalingen aangehaald. Hoe .welfprekend
ook» was die echter niet in (laat, de aanklagt weg te rede*
neren 9 en de aangevoerde artikelen van wet verwierp de
Règtbaaky als niet ioepasfelyk op deze zaak. Het vopnis
werd nitgefproken. Down ie zou, verzeld van een* Pries«
eer, n^ar de geregtsplaats Worden gevoerd , en, na een gt^
bed voor het heil zyoer zkl, door beulshanden ''worden onu
hoofd. Op llaande voet werd ht) uit de Geae^^azaal geleid.
Door een* donkeren gang kwam bij 4n een vertieh, bi{ welks
aanblik hij zich niet geheel vrij van fidderen gevoelde. De
deur werd achter hem toegeüoten , en hij bleef gebonden in
handen ZQner vijanden.. De kamer was met zwart laken be«
hangen» en op den vloer waren plaitkenc gelegd, van dezelfde
kleur. Aan het einde ftond een blok> daarbfj* eeta hoop
zand» beftemd om het bloed op te nemen vaA den zoo
even ..geyonnisden. Aati elke .zji^de van het blok (tond een
gemaskerd' petfoon;, de eene hield een Jicht in. (|e hand, en
de andéi« eetiei groote bijl,: welker fcherpte telkens aan den
vinger werd onderzocht. Dowi^ib moest "aederknieleD,
Eerst weigerde hij. Toen men hem echter zeide » dat hQ
flechts weinige oogenblikken te leven had , gehoorzaamde hQé
Nu begon de Priester. Met luide item werd er een gebed
gedaan. D p w n i e Gdderde hevig ; zijn ligchaam was In
eene ftulpachtige beweging. Toen het gebed geéindlgd was,
hiétp men den nlisdadiger wederom op » trok faem^jeene tents
over de oogen^ ontblootte zQnl hals,>lesgide^izVn hooi^d op
het blok » en verwittigde hem , dat , zoo ras een der aatwe*
zigen 70 zou hebben geteld » zyn hooAl onder de bQl ion
▼allen.' Het wu doodftil. Langzaam , emffl^ en 'plegtfg
teUt eene fiem; twee minuten werden daartoe verelsbnt.
4QO DB SCROUKIttN ALS R>ftRS*
lotüsibhftii' nam een achcer den .beul (Itande fdrolier cïiaT.
zak^k^ Uloopte dien in ijskoud water» en flae(,«tpen:de.
ftem het laacfte. getal had uicgefproken , nit al zijne' magc in'
DowNiP/s oncblooten nek. Men hoorde een flaan\ir rogcbe*
lèfn in de keel van den ongefukkigen • en , toen men 'hem
tien ^oek van de oogen nam, was hij — ~doo4l
;^Men verbeelde zich den fchrik ea de vrees dei fc^yef^i
In €Bn .enkel oogenblik .was all^s verdwenen, wat, bi|n tot
volvoering van . alt verfclirikkelijk fpel had 'gediend; toen
verlieten zij de kamer, Doten die, en wierpen den Ifleute]
door het venfier naar. binnen. Hoewel aan bet lijk igeen bec
mhrfte teeken van geweld te befpeuren was,, zoo onifiood er
tpdn verdenking tegen de onvrijwillige beweriters van dien
moord. Naardien er echter genoegzame bewijzen ontbraken,
welke men waarfchyulijk liiet ten (Irengfle opfpoorde» zoo
bleef de 'zaak zonder verder gevolg.
OP fiET BEZIGEN DER BRANDSPUIT TEGEN OpROBHMAKBRS* '
X erwijl , in V Jaar der Qratie , held c u a s s i ,
Antwerpens Donderaar, bij Scheldes reé, "
Den blikfem noó terughoudt in zqn vingren , )
Belnst dien op bandieten neer te flingren, .
-Houdc Frankrijk naauw zijn muitersrot in toQm,
Dat, met de kracht van ongetemden (loom,
En regt en orde en wet tracht te ondermanen; -
Wat raad, om *t helsch gefpuis te doen verdwt]nent
' De vogel is het fchot niet waard : de fpuit •
Bekoelt hun drift , en blaast hun *£ licht niet uit.
Pfêhatum est. — Ach I wierd bij *t fchuim der Belgen
De brand alzoo gebluscht; uit was 't verdelgen;
De fpuit verving 't geweer; 't kommando; yuuri
Wierd: water I — kamp en fort en fchans en moor
, Zoo wel , als beemd en bosch en veld en weiden ,
't Hief air den lofzang aan voor -- van der Heiden! (*)
Mei, 1831.
(*} Algeneen bekeod tlt den OitviDder der SUogbnndrpnicr
FROBYE VAN INSCBRlFT OP DEN, TE RGMOND AAN ZftS« OP
TB RIOTEN'* jan van SPET kV TOREN.
z
Fbo' licht hier na zUn* dood, wiens licht ons onderging f
Die licht ontftak, toen nacht het vaderland omving:
Dat licht werd baken, dat de ftaatshulk heeft bewaaitl;
Dit licht zal baken zijn , waarop de zeen;an (laart.
1^ v
ItïE NG E L WERK,
YBRGBLlfKENDB BESCHOUWING TUSSCHEN DB HUMA-
„ NITEIT , WELKE^ WIJ IN GENESIS BIJ DB AAaTSVA- ^
DBREN» BN DIE, WELKE WQ IN DB GBDJCM-
t TEN VAN H0MBRU6 BQ 0B GRIEKEN
VINWSN. '
(J^eryolg van bh 37a.)
3. V estigen wij thans onze aandacht oi^ At f raatje Kun-
fien , en bepalen wij ons hiertoe voomameigk bij Zang- ,
DanS"^ Dicht' en Toonkunst.
. De gefchiedenis moge ons ju bal, den broeder
van T u B A L , als den uitvinder der toonkunst doen ken-
oen , wanneer zg hem tenen vader noemt van allen ^
die citer en yeldptfp bef pelen; wie zang-, dans- en
dichtkunst uitgevonden heefc, kan zij ons niet mededee^
len. En waarom niet ? Omdat deze den mensch aangeboren
zqn, en als uit zijne natuur van zelve voortvloeien.
Is weenen toch het eerfte , waardoor de mensch h\^
fmarteljjke aandoeningen zijne droefheid doet kennen^
zelfs eer h|j zich in woorden ontlasten kan , zoo is het
zingen ook de eerfte uitdrukking van vreugde en blijd-
fchap. Drukt niet het kind z^jne gewaarwordingen van
vreugde door een zeker neuriën of zingen uit ? En hoe
veel temeer mogen wij dan zulks van het eerfte mensch-
dom verwachten , hetwelk in alles de natuur volgde , en
zqne aandoeningen dus op de natuurlijkfte wijze en zeer
levendig uitdrukte. Bij dit zingen voegen zich van zelve
huppelende fprongen ; terwgl men in eene beeldr^ke en
gezwoUene taal , op eene met het huppelen eenigzins
overeenkomftige maat , al danfende en zingende zijne aan-
doeningen aan anderen med^eelt. Ziedaar dus de oor-
fprong der zaQg- en dans-, ja ook der dichtkunst, in^des
menfchen eigene natuur gelegen. Vanhier ook, dar^tf
MBNGBLW. 1831. NO. p. P f ^ \ '-
4f^& BBSCHOUWXNG VAN D£ HUIi4>'fTUT
dezf 4ian alle min bercbaafde. volken getneeo vin4i;9«^
Fraai |s de' aanmerkipg , welke p o r s t e r , in «y^e
Waarnemingen 4>ver Act Oosten^ blads* 5769. hierovff
isqdedeelt. Hoe minder toch het verftand van denmenach
no^ met menigerlei kundigheden opgevuld ^ door v^
.moeijende na vorfchingen afgemat ^ door diep nadenkcp
verilompt is, des te fneller dénkt by, des te derker,^»
voelt hij, des te heviger zijn zijne aandoeningen ," (H
I^eeft hij eene veel levendiger verbeelding* Dit zien V9^
by HOMERUS ook ten duidelgkde, zoo wel in deH^
•den 9 als in de Goden en Godinnen, van welke n^
zich geheel menfchelijke begrippen vormde , en die , v^
^ens de oudfïe denkbeelden, den menfchen in hartstogteii m
aandoeningen gelijk waren. Barstte niet achilles, door
de fmart over het verlies zijner geliefde b r i s e ï s vervoer^»
in tranen uit, itias L vs. 349; terwijl juno met de
overige Goden en Godinnen in een* fchaterenden lach fchoten
over het verliaal van vulcanus, waarin hij hun z^
nen ongelukkigen togt naar en val^ op Lcmnos roede-
deelde, Ilias L vs. 599?* £n wicn is de hevig braih
dende toom van achilles niet bekend? Wanneer
wy nu bedenken , dat de oudde natuurpbëzij beftond
ji^ eene zinnelyke, levendige, fterke; manier van uit-
drukking , die de onderwerpen der rede als voor oog^
Oelde en den hartstogt als ^t ware fchilderde, waarbQ ztoh
een toon voegde , met de levendigheid der uitdrukkfl^g
en mee de kracht van den hartstogt overeenkomftig , 4fP
wllen wy gevoelen , dat het mededeelen van zijne fi^
(dachten in dichterlijke taal ouder . moet zijn dan 10 ^-
dicht; daar de Gefchiedenis ons toch leert, data^le qitai
.in hare eerde kindschheid geheel zinnelijk en be^dritk
iQn, en dus van zelve tot die zinnelijke manier. ;V^
uitdrukking v^en, welke het wezen der Poëzij )(|t*
.maakt (*)• Dat ook de Hebreeuwfche taal boven J19-
(♦) Men z!e hierover \u ^vtiri^Qnz^ Cefckiedetiis der
Mkmckkeid naar den Bijbel ^ Ifte D. 32-^52. Ilde D» bl. lao
volgt 5 alsmede cogüet, dé Porigine des Sciences efc'Tom*
IT. ptg. 32P— 334* '
dére zéér gèfchiict was voor ïe Dichtkunst, bdffiëfc
'bier 'Voorzeker niet aangetoond. te worden. Dehetitèfe'v
'telden betrokken Oosterfche hemer, vruchtbare *^&
-en herderlijke leefwijze hebben hieraan voorzeker nïlèc
'l««inig toegébragt^ Over den aard der óosterfche DtèM?-
^Itnnst vóór den AartsvaderUjken leeftijd kunnen wij, tiij
itiangel aan overgeblevene dicht (lukken , weinig zeggetf:'
•bec eenigé, dat tot ons gekomen is, is een Lofzang van
l£AMBCH, denk^l^k op de uitvinding van de bewer-
king der metalen door zignen zoon tubal kaïn. W^
'^ifiógen mi en dan in het gefchiedverhaal dichterJijke denH:-
tteelden vhiden, wanneer wij b. v. lezen, dat de zch
^i;éfte1d werd tot heerfchappij des daags en de maan tot
'heerfchappij des nachts, en wanneer meii ons verhaatr,
<hoe de Cherubim met het vlammend zwaard den teru^ógt
naar bet Paradijs moesten bewaken; wij ontdekken hierin
wel de zigtbare overblijfsels van den ouden dichterl^eti
ftQl, maar zulke proeven van dichtkunst uit den oud-
Ren tQd, als de Lofzang van lambch, vinden w^ '
Biet. bat echter deze ten tijde der Aartsvaderen reeds
meer gevormd was, zien w^' in isaSr's zegen ovtsr
jAKOB en EZAU, Gen. XXVII: 27'»-4o , en vooiil
in • de voorzegging van j a k o b , op zijn fterfbed- over
' tQne twaalf zonen en derzelver gedachten uitgéfprokeii ,
1 Géni XLIX. Deze ademt vooral veel dichterlijk fchoo#,
^W'kan men 9 als 't ware; als het eerde gedicht der Obd-
"beid befchottwen. Met hetzelve werd echter ook het
^tMebtvuur, naar het fchijnt, weder voor geroimen t^
"tltffebluscht , tot dat het in mozes met vemieuvi^iën
^l^bs begon te fchitteren. Leest zijnen Lofzang, op jk«
%o VA9 opgeftèld nadat hij door Diens wonderdadige hcrip
nign T5lk- door de Roode Zee gevoerd had 1 Ex, X¥«
'Hier doet* het verheven gevoel van eerbied voor jEtfë-
iffL\ den Redder zijns volks, van verwondering m\f
bet gebéurde , en van eene den Israëliet zoo zeer ejgene
^vaderlandsliefde, zijne (lem hooren. Wij hebben ookjBf^g
eói tweede lied van hem , in het laatfte zijner dagea v^«
vaaidigd , inhoudende eene beftraffing van der Isffiilinn
F f a
404 ^MaCHOU'WtNO VAN OS HUMANlTBir
ondaakbaarbeid en hateftari^heid. Om ecliter dt haig«
2atBe 9 trapsw^se ^voortgaande vorming en verfijning ttér
Hebreeuwfche Dkhtkunat tot op DAvriy'8 t^jd, de
gu}den Eeuw der Hebreirsi^ na te gaan 4 duldt ona óog^
merk niet: laat ons liever opfporen , of ook dete kun^
ften ten dgde van homb aus reeds m de Orièken be-%
oefend werdtin*
Bepalen wQ ons hiertoe o(A eerst b|] de DichÈkumt^
Doch , M« H. ! 20U het niet de dwaasheid zelve ji^ , u
dit met Vele woorden te willen aantoonen? Hom&ros
zelf ftrekt ons hiervan t<>t een ontegenzeggelijk bew^s.
In hem zien w|j, wel is waar, de Dichtkunst nog in. bare
eenvoudige kindschheid; maar z^ is ook geheel natuur,
daar lug ons den mensch in zijne handelingen en barta-
togten zoo aftchildert, als w^ dien meermalen gadeflaao.
Hij behoeft geene hoöge vlugt of ft^ke verbe^ings*
kracht. De gedragingen zijner Goden en Helden ons
zoo natuurlijk mogel^k voor oogen te (lellen, hierin, be»
ftaat, onzes inziois, d&ware, alom .geroemde fcboonheid
van HOMERUS* verzen* Hierdoor had hg het Helden-*
(ficht tot zulk eenen trap van volkomenheid gebiüagt, dat
niemand zijner natie het Episch gedicht durfde ondemeoien^
Ja, h4 is het, die aan alle andere Heldendichters tcoi
voorbeeld verftrekte, in welken tgd of onder welk volk
zQ leven mogteiu Z^e verzen waren hei modeU waar-
naar een virdiljus, klopstock, milton,
tASSo, voLTAiRE eu HooQVLiËT, ja wie ook.
anders het Heldendicht moge ondernomen hebben, bunae
gedichto) vervaardigden. Deze mogen hetzelve tevens
meer befchaafd ta gevormd hebben , maar wyken ooit
hierdoor hoe langer hoe verder van de natuur af, die
HOMBRUB alleen ras met de juiste trekken weetce
malen. - 1 ,
' Homerus was, wel is waar, niet de eerfte Djchr
ter z^er natie* Wij vinden vóór hem LiKus,oRPHBir8
euMUSABUs als Dichters vermeld. Welke vordeiiD<«
geti deze ecliter reeds in de Poëz|j gemaakt hadden, kun*.
IMI wüj bezwaariigk nagaan , daar ons weinig of niets yvt
DER AAR»VAO«llBN JCN DM ÓilUKBN. 405^
ben is overgeblefieti. Met meer .zekerheid kunnen w^aeg-
geof, dat deBicfatktajst van HOMERUN af door deÓrü^-^
kón meer als Kunsf begon beoefend te worden; terv^Q'^
tQ'bjj' Atlsr4iiliten in d a v^^i D haren hoogden trap fehijnt
bereikt te hebben. i
* Wij zeiden boveri, dat niet alleen Dichtkunst, iniUir
ooik Zang* en Danskunst, den mensch als van nature
aMgebörén s^n: wij Wilkb dan nu ook lêfs nad^s over
deee' zéggen 9 er tevens de Toonkunst bijvoegende, d^e'
^itl ^gen , dat ook reeds zéér vroeg bekend w^S« Men.
höude echter onder het oog, dat wij ook -deze, btf
faaar eerfte ontdaan uit de natuurlqke gefleldheid vanf
den mensch, niet als geregelde en aan zekere wetten>
Verbondene kunden te befchouwen hebben; neen, het
zQn flechts het gevoel en de bartstogtefi , die ze voort-
brengen.
. Zang- en Diditktmst, twee onfcheidbarè zusters,
gaan fteeds hand aan hand , ja fmeltenr zelfs ïdeermalen
ineen, zoodat het gezang gedicht, dichten zingen is.
Dit zagen wij reeds in lamech: hij zong; en zijn
gezang beftond in eene diehteiriyke voordragt der zaak.
Niets is- er, dat deze beide meer bevorderl^k 4s , dan
de Toonkunst. Welk eenen invloed heeft tóch deze. niet
öp het gemoed n^ den mené(:h! Zijn gevoel wordt er
door Aangedaan , zijne hartstogten opgewekt , en menig-
Werf wordt hQ als in geestverrukking opgetogen.
^^ Wegens de kortheid vian het Mozaifche geTchiedver-
hiutl , kunnen wij hiervan met betrekking tot het eerde
menschdom zeer weinig zeggen, daar het toch des Schrij-
vers oogmerk niet wa^ , eene gefchiedenis op te dellen,
van de befcfaaving, zeden en gewoonten der eerde n)en-
fdlen. Wy zien echter Gen. XXXI: 27, dat bet in
j A R OB 's leeftijd te Mefopotamic de gewoonte was , om
vi^eemddingefi met gezang , door trommels en fiiaar-in-
ftrumenten onderdeund, uitgeleide te doen. Waarichijn-
^ ontbrak de muzijk ook miét bij bet fpeémqaal -van
TSAiK. Mo ZES, dunkt mQ, kunnen wij gerust, als
dengenen- befchouwen , aan wien de Hebreen wfche PoSzij
405ro^ BB9QBairWIM(>> VAN- DBr BV^A^^WIUT -
en Mtusqk de grootfte verpligting hadden, en door -wjes > .
wij^hatr eerst tot eeoe geregelde kunst gehragt zien^ ..-t
doocdteo: Mi beide ten naauwfte met de Godsdienst ver- g
boQtf^ daar de plegtige feesten gevierd ea de (^ars. ^
ontftoken moeste worden onder het gelmd van trotf>pei> :
ten. ra dfnbakn , Num. X : lo. Het Israëlitisch. Jeger ^4
trok( qcds: onder bazuingefchal op ten krqg, Num. Xi, .7
ü^tf.iB XXXI: 6. Dat ook vrouwen rpeds toen tor. .
tqd zang- en toonkunst beoefenden , zien wq aan m ir^r .^
jAUj MO Z£s* zuster, die 9. aan bet hoofd eenervinjis
wenTcbaar, den lof van jehova, over betiomkoaieqi..<(
van FA R Ad en diens heir, onder danfen en trouini^qay/^
in beiutgezangen bezong. • 'j
Diez^de tweelingzusters, Muzjök en Gezang, w^g^:^.^
ook den Grickón zeer gevallig, en werden dopr ben .^/
. op hoogen prijs gefchat. Het was vooral by de gisi-;
Qiakft, dat deze» nadat het gemoed door den, wijn.ver^ .
vrolijkt was , het oor moesten llreelen en het b^t op<»
wekken. B\i « om ^hus viixien wij hiervan althans
veifcbeidene voorbeelden. Zoo verliaalt . hij ons, hoe
p üsBM IC us, door hem een waardig voedfterling vaa
Ai^oLLo genoemd, Odysf. I, aan het hof van ulvs* ^
8£.-Sj»t»et. zyne medeminnaars aanzittende ^ door deze^ ^
genoodzaakt werd, zijne lier op te^ nemen, en hen dopr. ,
zijf]^> gezang te vervrolijken. Deze zelfde phbmi ca; s .,
voegde ook zyne welluidend^ loonen bjjj het tokls:elen
dei^^ fqaren van zijne lier, toen ulysses , door bu- ,{
MB.u$ geleid, zijn paleis te Uhaca naderde, Ul¥S» .
s £ s jQoemde haar toen ccn gcfchcnk der Goden en yrien-r ^
din.der maaltyden ^ Odjsf. XVII. En wien is het
onbekend , hoe in vervolg van tyd de verzen van h o^ .,
MB*Jiiu;s door de Kapfoden en nakomeiingen.van.HO* .^,
MBK.US. Oiomeridae^^ wier voorname bezigheid • en ^
inkomen hierin beftond, bij de maaltijden voorgezonge^ ^
.weiden, en hierdoor der vergetelheid ontrukt. zyivf^ — \
HB.i(rCujLE8, ACHiLLEs; cHiMON eu sodereu ver<» .
vrol^kten zichzelven en hunne feestgenooten nu.en dan wd-
cens^door ge^g en iBuzijk. Er fchynen echter ook reed»
BEU AARTSTADBRiN BN DfiltiORIftXl&N. 4ÓT
ioeti ter tijd meer htpzMc ' Zangers geweest te xijn,
weUce door hombrus iééio$ genoemd .worden, eii' in
groote eer en aan2ien ftondep. De naam van Zanger of
éot^ó^ fchijnt tevens dien van Wijsgeer in zich begreptn
te hebben. De Zanger toch, dien ACAMBMNOwter
bewaking van clytbmnbstra had . achtergetawi ,
moest , door het bezingen van vrouwelijke deugden ; ide
Bucbt toe braafheid bij haar opwekken en onbetamelUke
gecbchten tegepgaan^
Zonder ons nu nog bij Schilder*, Bouw- of Beeldhou^w*
kunit op te houden , wBIen* wij ons naar het rijk der
wefenftfaappen begeven , om b^ dezelve eenige oogon*
blikken ftil te ftaan« Vestigen wij hiertoe onze aandacht
bepaaldelijk op dé Geneeskunst^ in haren ganfchen om«
vang genomen.
Daar het eene door de ondervinding bevestigde waar-
heid is, dat de mensch, hoe nader hij. bij de Natimr
blijft, eene des te beHendïger gezondheid geniet, moet
het , dunkt mij , bij ons geenszins verwondering wek«
ken, wanneer wij van geen Genecsbeeren melding, ge-
maakt vinden, dan nadat het menschdom reeds eenige
honderde jaren op aarde beftaan had. Wat ten min(le:hec
gelezen van inwendige ziekten betreft , vinden w^ daar-^
vail in de H. S« geen gewag gemaakt vóór mozbs. EHc
was zijn eigen Geneesheer , hiertoe vooral de diaeteHca
gebruikende. Bij de Egjptendars fchijnt editer deae
kunst ten tgde van j o zb f tot de Priesterkaste' behoord
te liebbcn , even als deze in het bezit was van alle kiin*
(ten en wetenfchappen , tot wier kennis men doorgedton*
gen was. H o m b r u s geeft ook , Odysf. IV. vs.
^8", de Egyptenaar s als derzelver eerde uitvinders op',
wanneer hij zegt , dat pabon, de Esculaap der He«
mèllingen , van de Egyptenaars aFftamde. Eenige htref ^
takken fchljnen reeds vroeg bekend gaweest te zijn , en
onder deze Kruide en Heelkunde. Daar toch het voe3(èI
def mcnfchen in de eerfte dagen voornamelijk in voort^ ^
brèngifelen uit het plantenr^jk beftond (♦) , kon mtn al
O 'Zie gocukt; de fifrigim r/r. Tonii. I. pa|:. i59*-*i6i. '•
^4^ Bfi'SCHOUWING VAN DB HUMANITBIT i
fpoedig bet heilzame of Tchadelgke van rommlge kruidsn
léeren kennen. Dat men in jak ob 's tijd aan fommige
planten reeds eene bijzondere kracht toefchreef , zien wy
duidelijk in slachel ^ die den Dudaim , door r u-
Ibiii m het veld gevonden, op zeer hoogen pr^s ftelde.
Van het mengen «i toebereiden van verfcheidene plantco
ien kruiden, alsmede van derzelver iappen tot zalfoliën^,
fch^t men in m o z e s' tijd reeds geen getinge kennis
gehad te hebben. Dit toch zien wij ia de bereit&fg^
van de heilige zalfoUe , Exod. XXX : 1^3 , 24 , en van
het reukoffer , vs. 34 , 35; terwijl tevens de befnijdenis
eenige kennis aan de Heelkunde. fchQnt te vooronderftcS*
len, gelijk deze, blijkens verfcheidene plaatfoi bij h^
MERUS, toen den Grieken niet- onbekend (chijnt ge»
weest te zijn* Van zalven of pleisters fchijnt men «icb
echter nog niet bediend te hebben; men bepaalde zjch
enkel tot het opleggen van kruiden , bladeren of wortds
op het gewonde deel. Men heeft ook uit het balfeitten
der lijken b^ de Egyptenaar s willen aantoonen, dat zQ
reeds eenige geregelde denkbeelden van de inwendige ge-
fteldheid des menfchelQken ligchaams hadden; doch. wan*
deer wij de onderfcheidene w^zen , waarop zulks werd
uitgevoerd, oplettend gadeflaan, zien wij, dunkt mj},
dat de Egyptenaar s even min, als andere volken %•
de Ontleedkunde beoefend hebben, tot dat o a l e n u 9
het eerst hierover eenig licht vc^prddde; ofichoon ook
deze zeldzaam eenig IQk opende, en zoo al, dan^nog
meest van apen, en zelfs eene reis naar AUxandrii
deed, om het geraamte van een' mensch te zienf/
W^ zouden nu nog over Gcfchied^^ Aardrijkst en
T^drekenkunde y alsmede Mee$-j Keken^^ en Sterr^kumt-y
kunnen fpreken; maar w)] moeten thans het ryk der
Kunden en Wetenfcbappen verlaten, om nog met eenige
uitvoerigheid te kunnen gewagen van den huifeUjkm
toeftand.
4. Dat er in het huifeiyke tusfchen twee volken, die-
onder een zeer verfchillend luch^ftel leven , en die uit
zeer verfchillende bronnen hun beffautn vinden, een groot
DIfll AARTfVADERBN ,EN DER GRUtKEN. ^^|^
y^cl^U beftaat, brengt de aard der zaak van zelve
jfQQVl* : Du zien wg dan ook in. deze volken van bèt
.Oosten en Westen bevestigd. Het is bet tij4ftip va^
de eerfte grondlegging der Griekfche en Hebreeuwfcb^
Staten 9 hetwelk wy hebben gadegeflagén; ja» eigefilg^
.vóór zij zich nog al$ een geheel vertoonden , maar ;uif
veiicheidene kleinere Staten >eftonden. Dit bad ten müPf
.fte voornamelijk a^zoo bij de Gri>^<;/?: plaats.., bij wie
-^ladev^zer kleinere Staten of Steden gebeel.op zichzelve
ftond, voor zgne eigene belangen aiorgde^ en.yoor zïeH
' een middel van be(i:aan opzocht ; terwijl de verfchillende
jbunpien der IsracHten door eenen naaaweren band van
)>roederfcbap vereenigd waren , en op gelpe WQze vóór
. jmn onderhoud zorg droegen. Bij deze verfcheidenheid
.had tevens eene groote overeenkomst plaats, daar het
kindfche eenvoudigheid is; welke vrij bij bdde berpeu-
ren. Laat ons dit kortelijk nagaan , hiertoe ipet de im^*
ningen beginnende.
DjB vrge, open lucht verftrekte adam en.EVA tot
woning» terwijl het geboomte hen tegen hitte, regen of
andere natuurverfcbijnfelen moest beveiligen. Daar 'dit
echter den mepsch zeer vele moeQelijkheden veroorzaakte;
^ocht h^ reeds fpoedig een ander verblijf op , daartoe
waarfchj^nlijk holle boomflammen of holen gebruikende :
Turn primum fubiere 'domos : domus anira fu9runP% (*)
Van KAÏN lezen w^ reeds. Gen. IV: 17, dat fai|
eene (lad bouwde , welke hij Hmnoch noemde. Wat men
bierdoor te verdaan hebbe, is zeer onzeker. Dat wö
hier aan geene eigenlijk gezegde flad te denken hebben ,
zal wel geen betoog behoeven , te meer daar het woord
TJl^ m het algemeen eene plaats beteekent , waar yer-
fcheidene menfchen zich bij elkander ophouden. Zouden
wy het dan niet aldus mogen opvatten, dat KA!N>met.
z^n ^eflacht zich digt bg elkander ophielden, hetzQ in
holen , het z^ in eene zekere foort van hutten ?
O OviD. M^tmmrpk. Lib. I. vi, 132,
Daar KAÏN, als landbouwer, zich beftcndig op tfAMf -i
en dezelfde 'p]aat3 kon ophouden , had eene vaste woc^ ^
plaats voor hem geene inoerjelijkheden in; maar, dikt ^
wij gezien hebben, dat men zich al zeer vroeg ode op'^
de vèehoederij toelegde, waren zoodanige woningen vooi:' '^
henj die met hnn vee heinde en ver heentrokken, zeet
lastfg en bijna onbruikbaar. Zij moesten zich ecfitcr^*
deie^ moeijel^kheid getroosten*^ tot dat j ab a l , de öudP^
fte zoon van lamech, de draagbare woningen ~dF-^
tenten uitvond. Naardien de volken, van welke wij W^^
Genefis bijzonder melding gemaakt vinden, herders wa-'^^
ren, zoo fpreèkt het van zelve, dat zij van deze, tnét'"
hunne leefwijze meer overeenkom (lige, woningen gebruik^''
maakten; terwijl het zeer waarTchijnltjk is, dat zQ, Se^^
zidi op den landbouw toelegden, van vaste woningeii'-^^
zich zullen bediend hebben. 'Dit heeft, 'volgens het gt*'--
tuigénis der reizigers , ook nog heden bij de Arabieren ' '
plaats , van ^ welke zij , die den landbouw beoefoien ,
(leden en dorpen bewonen; terwijl de Bcdoufnen of
herders , ginds en her met hunne kudden rondzwervende , ''^
zich van tenten bedienen. Daar nu de Israeliun^ vóór~ ^
fautine bezitneming van Kanaan onder, jo^ua, den -
landbouw weinig of niet beoefenden , maar voornameiyk ^
de veeteelt, zoo vinden w|j ook niet dan van draagbare
woningen bij hen meUing gemaakt. Niet dat het aanleg-
gen van fteden toen nog geheel onbekend M'as : dit toch
zien wij in Sodom en Gomorra^ de overige ïïeden van
bet Zoutdal en andere, die ons opgenoemd worden,^
hoei^nig ,deze dan ook mogen geweest zijn. Zij fchö*
nen echter reeds van poorten voorzien te zijn geweest , '
daar men Gen. XIX: i leest van de poort der ftad
So^orn% ^n XXXIV: ao van die der flad Sichem. J
Van geheel andere woningen bedienden zich de Grie^ ''
ken ,' ten tijde van 'homerus; gelgk ook toen de //-"-^
raëtïten , onder david en salomo, niet alleen mcer*^ '
geregeld in Iteden en dorpen woonden , maar ook in de
boüi^kunét reeds' zeer' groote vorderingen gemaakt hid*
den ; zoo als wij vooral zien ^art den tempel en de pt-
leifeiK^ door salomo gedicht. De woningen, weliee
HQMeRUs ons befchrijft, zijn die der Koningen en >
VoflUn: wij mogen dus gerust aannemen , dat deee ,
pn^btiger ingerigt eii r^kelljker «verfierd waren, daq ,.
zul^ gftwoonlqk plaats bad. Wanneer wQ , al betgem -^
y^ri^^jWi dezelve b^ homerus vinden ^ opzamelen » ^
zv^lea wij ze ons, dunkt mij , aldus moeten voorftelleb« j
.Ecgpf^.nuur (8f«^). omringde het ganfche gebouw; daarna /
kv;^ . i^en aan de poorten (^w^juu) , alwaar bonden de
wf^t hielden, hierom zwgq wvXMêtp9t genoemd. , VQ(i|r 3
de^;deur waren zitplaatfen,. waarop men zich gewoon ;.
wl^i,r bieder te zeuen, gelijk wij onder anderen zien aan
de^pina^rs van pénélopé, Odys/. XVh vs. 34^^ r
ena«an nestor.^ OJys/l UL vs. 400. Hierop volg^ ..
een^ open plaats, frpêhfêo^ of êwxa genaamd , waar men ^
gewj>on waa de vreemdelingen te ontvangen en hun een
nistbed gefpreid werd , even als in de aangrenzende gSr *
lerQ , M^u^. Zoo. werd toch telbmachus b^
N ft a xp R ontvangen , Odys/. IIL vs. 2^9.. Deze zelfde
gewoonte fchijnt ook bij de Romeinen plaats gehad te
hebben. Virgilius immers verhaalt, Aeneas^ Lib«
ni. VS. 354 — 356 ,vanHBLBNUS,dieAENBA8 en
zljae togtg^ootén in zijn paleis ontving:
lllos porficibus rex accipiebat in amplis.
Aulaï in medio libabant pocula Bacchi ;
^ Imfofitis auro dapibus , paterasquc tenebant.
Nu naderde men het eigenlijke huis, van buiten met
ond^rfcheidene verfierfelen op{:etooid (itatfi0ei¥o^')^ vati
binnen fchitterende van goud, zilver, i[jzer en ivoor.
Het paleis van me-nblaus fchijnt hierin uitgemunt te
heUben , daar toch telemachus door den rijkdoip
en de fchitterende pracht , die er heerschten , als geheel ,
ve][I>!et was, Odys/. IV. vs. 71. Onder de zuilen»
waarop de bovenfte verdieping rustte > was er eene , be*. ,
ftemd tot het ophangen der wapetacn , Odysf.. I. vs. laó. '
Het hovende gedeelte (tJjrefAv) was liet vrpuwentimmer, r
«Mvmr tenrecls de ZSa^rm^' waren.* «Zeo bevatte bdt. pa-
leis van pJiiAMUs 50 zulke flitaj^^kamers. De dakea
der huizen waren, even als die der Hèbreèrs (Dcüt.
£X1I) en Romeinen (vitrüviüs, Lib. II) , ^plat , e^
'verdroten dikwerf tot eene wandelplaats , of om er
2]£fa neder te vlgèn en zich in de dralen der ;zon' se
Jtoésteren; gelijk wij blpenou aan ulyssb& hoa-
«n Vèyhalen, O^fjyj/. XI. vs. 6a, hoe Mj, door vaii
^he&dak van circé's paleis, waarop bij zidh te llapen
igelegd .had, af te fpringen, zijn' hals gebroken had en
ifannnerlijk omgekomen was. .
;.. Deze uitweiding over de woningen der Grieken diaiej
<oin het groot verfchil te doen opmerken, hetwelk er
•befiond tusfchen de .nederige tent der Herdersvorftea
ui&R AHAjM, iSAaK en jakob , .en het prachtig en
itvjk verfierd pafleis van mbkelaus, den Koning da
-Spartanen ^ alcinoüs, dien der Phaeaeürty of
:uLV«sEs, den Vorst van Ithaea.
'. Nu nog eenige oogenblikkèn bij de zeden en g^oon^
un ftil te (laan , 'zal het laatfte gedeelte dezer Verhan^
deling uitmaken.
QHe$ Jlot hierna.")
VERSLAG
VAN JDEN ST4AT PCR
STADS ARMENSCHOLEN
T£ AMSTERDAM,
GEDAAN DBN^aSTEN MAA&T 183I ,
DOOR
HENDRIK HARMEN KLQN. (*)
Voorzang.
JVlinkt wéér» toopenl ruischc wéér, zangen!
Galm wéér, ongekanlteld lied ;
Schilder ons ontvonkt verlangen!
't Kindecbart kent de onrust niet.
VRRILAG ▼AK DEM STAAT DER STAD* AMIBNIOHOLEN. 4I8^.
*CrFeetia«r dftftgL» ^..wti viereo 'cianNle;
W^ , wat fiorm ook om on« loekv
Stemmen.*! Ikd ?«q heil en vrede; "
Wti y wi( ons de borst doorgloeiu;
Lieflyk , als een lencemorgen «
Helder, als het iicbt der maan»
Lacht ons , wat nog Is verborgen ,
Leven\ lot en toekomst aan.
Zacht, als 't jeugdig groen der dalen » '
Kahn, als de onbevrogen vloed.
Rein, als znivre zonneftralen.
Blinkt het kinderlQfe gemoed»
Maar de (torm daagt nit het Noorden ; . .
Vreeslijk Voedt zqn gaag en val; ' • > ^
*t Kalme beekje ontzwelt zyn boorden.
En verwoest het vnichtbaar dal ;
*t Lieflik zonlicht , dat ons koestert , .
RQst, ontvlamt, en blaakt , en gloeit;
En., *c gene eerst het leven voedftert, .
Wordt een vnur, dat alles fchroeit*.
Zoo, zoo dagen felle (lormen
Id het argloos jengdig hart;
Zij verwoesten, zij misvormen, '
Wat met vlijt gekoesterd werd.
Nooddrnft, zorgen, angst en kwalen • -
Grijnzen met haar fmart ons aan ;
's Levens lentezonneftralen
Znllen voor ons ondergaan.
Heil dan^hnn, wien werd gegeven.
Wat het hart met kracht omgordt;
, Wat ten gids ftrekt door het leven;
Wat een bron van zielsheil wordt;
(*) Eene herhaalde, vereerende uicnoodfging zoo wel,
als de algemeene belangftelling, zijn oorzaak der onge^èe
plaatfing van dit Verilag, met weglating alleen, ter no«d»'
wendige bekorting , van eenige b^zonderheden, de Waardigé^
Leermeesters vanden hout, hinss, slot en chris.'
tiaanS betreffende, als van tQdel^k en min algemeen be-
lang. Mag hetzelve lees bedragen ter meerdere waardering
eener indelling, welke zoo veel toebrengt tot bevordering:
van volksmst en volksheh in ons vaderland, dan za) &et
doel dezer mededeeling bereikt zijn» — h« h. v. -''*:.
^^r <ï Waciean.Kwair des ttfdf ttf kreokfüf* ^ '^i
.i^v Wü vtnrooR'bIj \ fmitlJSkic loet -^*^«
^ V Wat co»<l*«fbeid kmcHc sti fchenkeni ^^^i
i,. 1 Wtc oof wyst en vöen tma Godl '^
^- Ziet dan, edele Amaèllarenl ^
' ^* Hen , wien gij hebc wèl gedaan! ^
Ziet, l>9 *t geen wQ bier vergftren,
^ Ooxen dankbren yver aan f
Mag Q 't kroost der armen treffen ,
Bg hetgeen z^u vlijt hier leest; ^
Mag zijn dank u *t hart verheffien: ""^
Heil dan, heil dit kindeifeestl
1*
w.
,é
''s
elk eene talr^ke menigte 1 welk eene aandoenlijke j^
tevgftelling ! — het aanichouwen daarvan zoude mü ontjn^o-
digen » indien ik het gevoel , dat allen in dit oogenblik bu-
itelt, niet kende, en niec met mijn geheele hart to^uicht4.
Ja f ik weet bet , myne Land- en Stadgenooten f gQ k«aK
. jon ben, die zich daar voor u bevinden; g|j komt om deie
kinderen. Het is geenszins hun Tchitterende ftand, hüoae
blinkende wisheid, welke uwe aandèclu tot zich trekkcor^
aetn I het is het kroost der behoefcigen , het zQn arme kbiw
deren, welke uwe belangfteiliog treffen; — gfj wilt er gecttU
|en van z^n, daf^ en Aoê^ zij tot meo&hen, lot nottig»
bergers van ons dierbaar vaderland gevormd worden»
Ik vereer die belangfteUing ; zU zal voldoening vinden* fk
wil daarom ook uw gevoel geen oogenblik afleiden; ookA
«ril daartoe medewerken; ik zal over niets, dan hetgeen 1»
anmlddeliyke betrekking tot dtz^ kinderen ftaat, fprekani
MQn pligt roept my, als Voorzitter van Curatoren, om aib
iMinnen naam verflag te doen van de wijze, waarop* deal
kinderen worden onderwezen, — van den (laat onzer Stiris
Armenfchoien* " 9
Het getal der fcholen « waarop de kinderen van die inwö*
|iers dezer volkrijke (lad , welke onvermogend zQn om hi^
éenige opleiding te geven , onderwas ontvangen , is thans
tü^aaf. Stads jirmenfchoUn is derzelver naaa^ en belieg*
ining. Heilig zy de nagedachtenis van hen « die het eerst o{^
het denkbeeld kwamen, en dat doorzetten , -r die het eers^
zulke fcholen (lichtten !
Scholen voor hét kroost der hehoeftigen zijn een tre^md
kii/k van den volksgeest*
Miftil«0l AUfUMQIIMUr. 4. fis
Br heertobC' h%i Met Tolk eaamlfemetta.fteic» waarop
•He TOlksbeil gegfood.ia. Wannen éait §tHt de gro^AznU
len, waarop elles mic, ce veel verzwakt» of de banden ,
die alles moeten verbinden , ce weinig lanenhecbc , dan
moeten verwUdering en ontbinding eindelqk volgen $ doch
wanneer die g^est de eerde verllerkc en de laatfte onge-
oefkt toebaait » dan worde het votksgelnk beveKigd.
Het denkbeeld eener Maatfcbappjtj moge bet onderfcheid
van ftaoden reeda van zelve in zich floiten » déér alleen ech*
ter beericbt een gepaste volksgeest, wiar men» door alge.
meene en zscbce koorden, deze (landen poogt te verbinden»
en naar één doel , volksrnse en volksheil , dreven doet,
Hoe nu toch , rijke en fchoone Nederlandfcb'e taal i jtnlt
gg die algemeene (lemming, om ook hét kroost der bel|&yr-
HEfgen tér nnttige burgers te vormen, noemen f — volkswil?
*^Ollameiglng? volksgeestdrif^f — neent bet Is de nitgedrekcé,
fa: edele beginfelen en daden krachtig werkende yoiksgetit.
'Men gevoelt éAix het nnttige, dat er in de otttwikkelli^
"«m het verftand en de vermeerdering der kennis gelegen
1i| want oordeel en kennis voeren . eenen afkeer tegen hét
«nonlel^ke, het wanvoegeiyke met sléh; zij zijn de voe^
jknde Tappen, die het ontkiemende kracht en kleur geven,
«n verheffen den Cinaak voor het goede en voortrefielQké,
Men befeft déér innig het.noodzakelüke eener zedelQke ver-
^teling van het ban ; want deze alleen is de bron van algék
meene welwillendbeid , broederliefde en zuivere godsvruehif.
Hen erkent dier, dat de kracht des volks voomamel||k
Aflfta beftaat, dat alle (landen belang «hebben b^j de al^ï.
«etne welvaart) dat allen elkander naderen, en dat faechtt
tanden allen aan het geliefde vaderland verbinden; want nfc
deze alleen kiemen de beginfelen van prde , gehechtheid eü
liefde voor den grond , die allen voedt en befcbermt , en
ilarmen die kaacht , welke alles tot behoud van den heiligen
èrfgrond, tot befdberming der algemeene zellQandi^èid
opoffert, •*
j^ederlanders I werpt uw oog op de .wereldkaart I beg^oj^f;^
onderzoekt. vergelQktl ziet, wat hier gevormd en geleid
Irórdt , en juicht met mij , dat rtederland bij uitnemendljei^
o^ dien volksgeest roemen mag, en dsit deszeifs achtbare^
fiöuding , in deze treffende oogenblikken , ons en de geheele
bèfcbaafde wereld op het overtuigendst doet zien, well^
$ene kracht, welk een beerlek licht uit zulk een brandpunt
flroomt, — wat zoodanig een volksgeest vermag I ^ ^^
s* H«t< Mfliift Uadtten, «Ut i>p dfze oKe Sadi Am^fifc^o*
lèll> toe Boaige burgen wordt 'Opgeleid^ U xntl UfSip^- D^
i^a duize&den , die hier dien icfgen oatvtogeo* 'Het gwl
der LeerliDgen • is :th|i» op de d^gfcholes %i%i jongeUngfn ^
MOS vallet ^ terwijl nog 930 op de tvondfcholes ooderwSi
tmcu^ngeD; maieende ce zgmen het gettl uit van 5114 kipde?
nu. Van de fcbolen ziia in dit jttr ontflagen 69$ leerüBf
giB'^^ft mee meer dan 93, om bet weinig ter fcbole komen ^
of."Dm. wangtedrag, afgefcbrevein. Van de eerftea zyn ^f^
eopa- böcoQdere belooniitg en een loffelfik getuigiclirift waar*
dig gekeurd | terwüi hun tevens de eer wordt vergund » dj^
hier openlqk ce ontvangen. In het afgeloopen jaar zyn iigf
kinderaa geplaatst; blatende echter niet minder dan 3417
UlMlefen over» welke reikhalzend naar- eene plaatfing ^
jieze onze fcholen uitzien* Dit laatfte getal is. zeker. ver#
bazend. Ziet hier^.M. H., wat daarvan eene der meesi
aanleidende oorzaken is.
: . Heeds ibdert lang namen Curatoren de vrübeid, de acht-
bai* Regering dezer Stad uit te noodigen» om hen in Aw
te (leliën, aan het vurig verlangen van het groot aanta)
ouders, welke hunne kinderen op onze fcholen wensch»a
geplaatst te zien » te kunnen voldoen. B^ elke gepaste ge*
Tegenfieid uitten Curatoren den wensch tot het daarftelle»
van nog eene, en wel eene zeer uitgebreide fchool» (waia
bet mogeiyk voor 1000 kinderen) met dat gelukkig gevoigji
dat zQ ' de vrijheid ontvingen tot het oprigten van eene
twaalfde fohool, groot genoeg voor 600 leerlingen ; voer
welke fchool een gefehikt gebouw (bQ de Leidfchegraoht
tiaast de Manege) werd gevonden , en op welke , reedt la
de maand Augustus lU, 400 kinderen werden geplaatst, weUt
getal naderhand tot 640 geklommen is ; terwijl ons tot dat
einde-, door de achtbare Regering dezer Stad» eene vermeaiw
dering van ƒ 3000 toelage uit de ftads ka^ fe . veqiwid
werd. — Heil zij onze loffelijke Regerlag voor deze uicbielp
ding van de beste aller weldaden I Zq ontvange daacvoer
onzen innigen dank, de goedkeuring van God., en de Toort-
durende vermeerdering der welvaart en mat van deze voik«-
r^e en achtingwaardige wereidftad i
Vfadat Curatoren de regeling en het onderwas op él^
'fchool aan onzen verdlenftelijken eerden Leermeester no van»
TUb B«L hadden opgedragen , was het deze aangename ge*
benscenia, welke Curatoren bet befloit deden nemen , om in
DVK ITADS ARMfiNfCnOLtN. 4Mf
dk fitr Toor ailé <mtt ftbolen eent toTcbrOrlnf te iloeiit m
het is dese» federt jtren niet platcs gevonden liebbende, ^A
gwnecae infchrijving » weHee « mi de pltetfiog , nog het ?er*
bezend atocal vtn 3417 kandidtceo beeft opgeleverd.
Treurig is wel , ttn deir eeneo ktnt« bet aanfehoowen v«»
100 veel hulpbehoevenden ; maar roerend is het ook » tt» de
Mdere zQde, te zien, dat zelfs het behoeftig gedeelte vtft
de edele' bewoners dezer ftad zoo dringend verlangt netr dnt*
gene » waaraan geen geldelQke of cQdelqke voordeelen ver»
tonden zijn » maar waardoor de mensch éertc mensch wordt;
f» alleen die fchatten ontvangt , welke mot noch roest ver^
iai;eQ knnnen.
Doeh wat z^n dan toch die fchatten , naar welke aller
benden zich zoo roerend uitftrekken? o» M. H*l venigt nwe
gedachten op onze inrigtingl herinnert n, wat 90 is,. en
dankt met mitj God, die ons in (laat (lelde, om zoo veel nuct
te dichten I
'Treffend fcbouwfpell Dageiyks wordt een zeer groot aantal
kiodereo aan luiheid en lediggang ontmkc; dagelQks verza*
melen zich , op onze twaalf fcholen , me^ dan 5000 kinde»
ren, bezield met één doel,. aangevuurd door denzelfden wil^
en rgeleid door dezelfde eenvoudige middelen.
Hoort het , gij allen ! en boven allen gy , die de viengde
en hoop van nw leven , die uwe lievelingen hier vöör of
rondom, n ziet! hoort het by vemienwing', wat uwe kinde-
ren hier ontvangen, en weet, dat ook bU ons bet opfchrift',
voor al het ond^hrQs, dit is: Dt yrteMe CoA h htt èegi^
MM aUe wifshêid!
V Zegt mQ nn, wie ^ ook zytl hebt gy u immer beklaagd.
Ia nwe jei^d, in het lezen, fchrijven en rekenen onderwas
tt hebben ontvangen? o. Misgunt, dan deze bidM)eftige
kleinen die weldaad niet;.zy zal hen voor volftrekte armpedt
beveiligen , en hun het e^rlQk dagel^ksch brood fehenkenl <
Alle. l^fchaafde volken dragen roem op hunne taal , en
a«hiên^die als eene der grondzuilen van hnn ztifRandlg
voiksbefiaan» En de :Nederlander zoude zQne fchoone mee»
derual niet ifliogen kennen en er roem <^ dragen? zonde. dit
ftennfel van zyne zelfftandigheid niet. mogen vasthouden en
befcherment Doch wat wilt gQ vasthouden en befchermen-,
indien dit ftennfel flechts in het bezit der bevoorregte llan*>
den is? indien voor het talr^kst gedeelte van^het volk dat-
gene verloren is, wat het aan z^ne zeden en gewoonten.
naNOnLw. 1831. NO. 9, G g
.4^8 r£RSLAO VAN DEN STAAT
mpei faechtea, wat bet moet z^meobiiideir, en met onoiit*
kooopbate banden aan den "grond zijner geboorte klenunen?
Duizenden .woMen voor afdwaHngen op den levensweg
bewaard , en dolzenden keeren van hnnae dwalingen cerag »
alieen daardoor, dat de goed« Indrukken,, in bDnne jeógd
ontvangen', weder opdaagden in iiiin gefchokt iiart. Is bet
das niet van het hooglle belang, dat men het krooac der
beboefkigeb God en hnnne pligten doe kennen ? dat oen de
eerde grondflagen der Godsdienst in het algeaieen, en ^ voor
de neesten hunner die van het gezegend Christendom , diep
hx hunne harten drukke? Is het dwaasheid, dat men hao
den grond hunner geboorte, en de lotgevallen onzer moedige
Vaderen, kennen doe? dat men hun eerbied en liefdevoor
onzen voortfeffelijken Koning, getrouwheid aan de wetten ,
zacht naar ëendragt, rust, en kalme ftemming van den geest,
diep in het hart t>rènte? Is het gevaarlek, dat men bok
den behoeftigen dag aan dag toeroepe: „ Aan het vader*
ip land ztjt gy , naast God , alles verpllgc, — uwe geboorte,
„ uwe geliefde ouders , de heilige banden der natuur, het
^ onderrigt , dat gij ontvangt , alwat gy geniet , lioope en ge.
19 looft. Eerbiedigt het, als tiwen regtmatlgen wetgever! —
^ bemint bet, -als een uwer grootfte weldoeners! — be-
^ fchermt en 'verdedigt het, als de fcbatkamer, als dé heüige
f, bewaarplaats uwer onvergankelijke bezittingen T*
Zietdaar, üf; H., het doel van het onderwas, op uwe
Stads Armenfdfolen gegeven, •— zietdaar datgene, naar bet*
welk deszelfs Beftuurders met vastheid dreven I
Maar zulk eene dille leiding ^ zulk een heenwijzen naar
de fchatcen van geest en hart , zulk eene tempering van- alle
hevige bartstogten, zulk eene demming van de ziel rot be-
daardheid eb kalmte bQ de flingeringen der menfcbelQke lot-
gevallen, véii Wakken ZQ niet de veerkracht der ziel? of
maken'z^'hëcrtrart'itiet eigenzinnig, trotsch en hoogmoedig?
' Dé veefkncHt der ziel verzwakkend — e GQ, grenspalen
van mfn gefchokt vtiderland ! > toont gQ het ons , wat mlfae
lippen naauwelUks datnelen kunnen ! verkondigt het luid ,
wie bét z^ü, di^ zich rondom u gefchaard hebben ; tr/^ ü
voor de woede der dolzinniglte razemig befcbermen ! — |a ,
M H. i dit^r heeft kij zich ^oor u, voor mij , voor bet ge«
beele vaderland opgeofferd, die, In ons Burgerweeshuis,
even zoo werd geleid enonderwezen,aladezekinderêh gefeid
en onderwezen Worden! -*- d^ir, o gij rijkenen béhoêAlgen! g^
Dia STA0f ARBiSNSCIÜOLKIf. 4r9
▼OdfDtmen en minderen j hier tegenwoordig !• ddir (haü ztf,
die, door n ,'door m^, op deze onze fdiolen of elders oh-
derwesan i#n I dédr (taan zij ,' vwe geliefden I diir (laMi
mire kinderen! dier Ihtac de bloem onier jdngétfngeni
tfelHgè pHgt, Tuce wil voerde hen derwaarts') onwrikbaM
moed doet hen Volhouden, onltrenkbare trouw palftaant
Toènt ÉiiJ 'grootfcher.eateiReni edeler veeikracbc der ziel!
* 'Maachan hsrt? hoe tmsch misfchlen op hnn:beQnitf hoe
tfjgeiitnnjg b$ hetgeen sy doen ? hoe hoo^oloedig op het»
geen zq volhoudend — o G^ , wie gij ook wezen moogt ^
die onder 'die* doizenden uwe Ueveliftgen telt! mJÜ-donkt rik
«ie n I llAzie den genoegeHikett weemoed, die in uwe oogen
wemelt. Ja , f^ifeekt gij: voor m^ 1 Wit ademt de geest' van
beft, die >u zoo dietbaar,zyn?.wat hnh mond en peof Ik
lat- bun fehr^ven hertualde liiaien, eti r ontroerde even:.^QO
Akwerf. Neen! geene trotsohheld,' geen hooginoed ^ maar
godavmeht, kidme godavrucht, onwrikbare ftaodVaatigheid ^
ntÉsf ftil 'vertAowen ,. hoop , en onderwerping aan het heMig
Adsbtftnnr» -r ziet, M. H.^ zöd zijn zij geftend, die b^
dezelnrigtiog wél onder^wezen z^n!
'Dieibaar vadedandl Ja^. thans kunt gQ den vxeemdeling^
die n vnagt oaar de gedenkzuilen vtfn Neérfatlda grootheid ;
aaar de kenmerken van 's yolks vV)ortreffeiQhheid, ant\«90^
den^ we^ 4^ .erkentenis , in Lopdi&ni boofdkerk:«'ali d^ A;hpop)u
ilr eerznil, ^p het ff^ï van deszelfa fticliter ibhreef^ ^^mr
• ifcCijs iroo^ .(^firaiQren e^ bijzonder genoegen j hier opea-
mk «er, kunnen v^l^ar^n^. d?t, gedurende bet algelOQpen
jaar »' de -kaderen*, op pnzc fcholen onderwj^zen, zich die
weldca4:hebbett. waardig gemaakt. Van 5 ik? kinderen atfu er
«iMat mear^ditt a^, msf^stal mg flechts om het te weinig fchool
komeiv^'beifgpen ook veelal b^ gevolg vin diepe armpcde
hy^yande ftholen afgefe)irey/sn», ^
:Bemoedigendfi gedacbiel Toen ik vf5K5r. i^eertien jaren van
idece plaw^cot n (^9^9 wm het geul van oawaafdigea'i^<^;
yi^dr/T zev^t^ jaiea noejtfde ik u 84; tbant flecb<a i»3«' Zoo
d&kweiff w9;de^rchole0. bezochten, trof om ,*)>V Mortduritig:,
4e: vlJltM)^ ^oftfZHii^tU dezer kinderen, en, waien wÜ
over ^ep)9( 7W49Hpg«n zoo j^eer te^ceden, dat-wff, na de
iewqiie. balfiarige r ^xamm» 11 a^et moeice eene keuze konden
iifmsi iM.4^ tpewlixing deK- kleine feeJ^oni^^, fwelke^ ay
jroor jiDn^gpc^<igf;^nig ontvaogeiY,., .7 ^ • -' - ^.ib \\. *
O g2
4t^ YBRILAO VAN Otff fTAAT
; Hec li, M« Hé, inderdtad «en beltngrSk fdioawQptf^.ivaii^
neer meti op one^ fcbolen., in beczelfde verbltff* 3-)» 4^«
)« AU ktlTt 600 kinderen hij. elkander ^ en allen wterkcatin*
tlèc. Welk eene orde, welk eene ftiltel en toch overal le«
ven, beweging, werkzaamheid. Wac al ^rtt^ wa€ al^tfac,
wac ah infpanniDg van vermogens^ om te hooren , te ontvan«r
gen, of hec verzamelde kenbair te doen warden I WelK
«en vnrig dreven, om zich de. eer. van vijftig te zQn; en
een gering bl^k van erkenning hunner vorderingen » waardig
ce maken I
Zalk eene kleine kinderwereld is belangrijker, dan men in
den eerden bpilag wel. gelooft, •— Is zQ niet de Arde mor«
genfchemertng van den helderen of benevelden levensdag?
Is zQ niet de eerde " tred , welken de mensch doet in bet
woelige^ werkzame leven? Is zy niet het verkleinde beekl
van alle die goede en verkeerde hoedanigheden , welke na.
derhand de groote huishouding bevestigen of verwoesten?
Leert z$ ons nüet » op het treffendst , hoe noodzakelijk het
ia, om den onrustigen mensch j>ezigheld9 en iets, dat tijile
opmerkzaamheid voortdurend boeit , te verfchafen ? Willen
wi) weten, wat, op het groote wereldtooneel , bij de vol-
ken, dikwerf de oVerfpannene bewegingen kan vöorkoaietr^
ileze kinderwereld leert het ons* Het ledig zijn , — een te
i>ekrompen veld, waarop zich de algemeene geés(^'nilfttft| -^
gemis van behoorlQke prikkels tot werkzaamlieid , -^ ontbe-
ring van datgene, w^t aller ziel en zin voortdurend ^b^ft'^
veroorzeken gebrek aan beweging, en fcheppen 'eindet|jk
volksverveling, met al hare onzalige gevolgen'. Geïegènd
biy vén daarom uwe pogingen , ' gQ , die voor de volken het
gebied Van het ware, het fchoone en het goede ontflnlt^ en
hen derwaartÉ voert 1 want dé^r bedaat geen dlldand; H^
'prikkelen edele dry veren; dMr kan alles ziel en tltinen boef-
]en; óAir kan alles werken op de heiligde belangisn tsfballetié
Dat wij t\i op dit ons verkleind wereldtooneèl datgene
overbrefigen, wat- op het groote, te midden ótr kXgkttittnt
«bewegingen, ioc voortduwing «der handelenden, tot opwek*^
king eb leiding* van hét gevoel verdrekt, — wie uwer zal
idit veföordeeleot — De eer Is de Hshaduw der déngd. Dat
'gevoel pogen W^ , afs de bk>n van zoo veel 'gti^ók éfa règtk
fchapena, in de jeugdige harten mütder nóg op te wekken ^
day wel if&m verdandige figdng te gevefi. Daartoe fcbeuw
ken wy die teekenen van otfze if* of goedkeuring , die eeii«
D$R 4TAQ9 ARIIEN^CaOIrlN. 4^
vQHdige kisderpsiisies. Eo na» g^ ail^» lley« Ueincol vpor-
werpen van Qoze. zorgen 1 gij, die u de. eer der .opderfchei-
ding hebt waardig gemaakt) gij, die bier tegcm^poordl^, en
afzonderlijk geplaatac-. ay t , coooc : .aait deze . vergtd^ing , , wac
gy oacvingt; m ^4^ 2^^^ eene.eer waardigl' /
TusfcAenzang.
Geinkkig, die tot '4 levens diicb
^Met onbezorgde blprchap: nadert I
Die f ziel en zin gezond en frisch »
Zich krachten voor 't. genot vergadert;
Die , wat Gods Vaderhand hem biedt «
Altoos met dankbre vreugd geniet I "^
. Die rnstlg en .tevreden zit,
Wat. rang , wat plaats hem. zy befchoreni
Die om geen wulpfche fpijzen bidt, -r
Geen* dartlen drank zich heeft verkoren j^
Die nimmer morrend zich vergast»
Of onverzaadiyit om zich usti
W;at rqke volheid overal (
Wat fp^zlging voor aller monden I
*t Gene aller honger dillen zal ,
Wordt aan Gods Vadexdisch gevonden,
*t Zij hoog of laag» of fchaarsch, of veel,
m. *t Krijgt alles eens zQn nnctig deel.
Ook wij , wg naadren tot dien disch ;
Gods Vaderliefde zal dien.reeglen;
Wat plaau, wac fpijs hier de onze eens is,
Zal.de eigen Vadermin bezeeglen;
Maar *t hangt aan fmaak, aan kens, aan kracht,
AVle onzer hier verzading wacht.
De ziel zij rein, het hart gezond;
Slechts de arbeid doe den Inst ontvonken;
Nooit tast' de hand, nooit fmacht* de mond
- Naar *t gene aan andren wordt gefchonken t
Dan worden wij , bO znnr en zoet ,
Met de echte levensvreugd §evoed.
4ft# VtRf LAO VAN DSN iTAAT
•
- d G9 » die ons de krtchcen (blteskc I
'Bie hart en' zin gefcbikc wik maken»
Om » by hetgeen ons fpiiBt of drenkt p
*''Sen cüivtr levènaheil te fmtken ;
Ziet *t kroon der armeB om u' ftatn ^
En neemt zijn dankend Joflied aan I
Wanneer dan eent, in later tifd ,
Ook wy » tfan *b leveot dtsch gezeten ,
Gevoeien, wat ons liart terbllfdt,
£n wat wij jnicbend weIkom^heetèn>
Dan wordt voor n ons dankgebed •
Opf nieuw met geestdrift ingezet,
o Dterbre grond t o Nederland !
Wel waardig, dat we n zéegnend noemen;
Wie (bhetst de trouw , den broederband ,
De menfchenmin, waar ge op kiint roemen?
Wat ook de trots der volken toon*.
Van déngd én moed -komt u de ktoon.
Aan onze Stads Armenfchoten is nog eeoe andere, zoo
w^ geiooven lofwaardige , inflelting verbonden^ Het is die ^
namelijk 9 waar jcwgelingen van meer dan gewoilt bekwaam,
heden en goed gedrag worden opgefeid; om 'zelve te knnnaii
onderwazen , en dus leetmeesters der jeugd te worden. Het
geul der aanwezigen is thans 5a ; zQnde 43 werkeiyke , en
9 kandidaaukweekelingen. bit jaar werden er 10 op nimiw
aangenomen , en a bevorderd tot tweede ondermeesters ; tef-
wQl er onderfóheidene tot verdediging van ons dierbaar va-
derland zfjn uitgetrokken. Uit de kweekeiiogen , b^ deze
inrigting tot onderwijzers opgeleid , konden wij » in dit jaar «
tot tweede ondermeesters benoemen gserit ravinstvn
en J* o. mky.nink; van tweede tot eerde ondermeesters
£• W^BRANDS, D. 'KRB ilM E" eai:).-»»' C STIBR S; ter-
w^i wQ het affterven van den verdienfieliSkeii eerften onder-
meester jan VAN DUINEN becreureo.
Door deze inftelling nu: wordt het oogmerk krachtdadig
bevorderd , om het verbeterd ondecwtis zoo algemeen te ma-
ken , als mogelijk is. In den loop van dit jaar beleefde zy
haar 2$ jarig .beftaan; en o, hoe zoudt g$ getroffen z^n»
indien ik u al het goede kon aanfchouwel^k maken, wat.
ook cloor dese iiHleUIng» g^qrepde 4ie reektvtn jaren, aan
bec oude geuouwe HoUami» •n^^elf9 b^er en dtar «an hec
van' ons afgefcbeidtOvr^ieG gero)iindirlek(e..ZiiideQ« gefchdn.
ken werdr Ja, ook uit i^c^midd^pUQt.jdezer.infteUIng wor-
de» de ftraleo van 'kei»Bifr« fmaik lyi deugd Ovef de geheele
oppervlakte van ona ntderlandi. «arrprekli ^e» doet zy liec«
gelve» ook van dien kanc^ eeoe -d^ achtingwaardigfte i^laatren
in de rlü der befchuNe volken veavnUen...
GQ baJt regc, verdienfteJtfk.Redepatrl coeo^gQ ona vader-
land êêM hiilig (émd noemdec («)• Ook in dic opzigt vetdienc
bec dien eernaam een volleê n |.
De gang van bet x>nd«i:wttft echter, wa^, zelfa oog iïi de
iSde Eeuw, bekroaipen, wankelend» zonder eenigen Vormt
en geheel aan bec toeval overgelaten. Strenge tucbc wu bec
middel ter bereiking vun bec onvolkomen dpeU en becgeeo
er onderwezen, werd bepaalde zicb, maar. al te veet, coc
kerkeiyke of ftutkopdige begrippen; aliea Oecbca op.bee ge-
hengen werkende» zonder het verftand ^e vormen » of bec
hare te verheffen*
Oe 19de Eeuw moge wel eens coc een cegengefteld nicerfte
zyn vervallen; oordeel en ondervinding doen den gan^ van
hec oaderwSf hetzelve na. vermeden » en pogen chans de
voorwerpen dier zorgen» en daaronder ook bec krooit der
beboeftig^n» voor den IMnd». waartoe zy beftemd z|jn» zpo-
danig ce vormen» dac zq^ wanpeer, bec. der Voorzienigheid
behaagde hen in andere ftanden te verplaacfen» zich nimiMr
over bet fmartel^ke eener verbenzelde» zoo niec bedörvene»
jeugdige vorming kunnen .bedaoeven*
En o» hoe fmarceiyk ia dit laatftei ik beroep mtf op u
allen, mannen en- vrouweii I die^.xelv^ in den defcigen mid«
delfland opgevoed , a zoo dikwerf mee m^ over het wan*
ftalcige onderwas» hetwelk er nog in onzm jeugd op de
fcholen beerachte» bedroefder. Hoe .ontelbare malen maakte
u deze ontbering niet elke veredeling van uzelven dub-
bel moeQeiyk I Boe beafaaalde analen, ben^ddet gQ bet hun,
welke naderhand» dbor eenig Akademiach oriderwSa; cenmiofce
gedeeltelijke vergoeding ontvlogen voor deze, uit bekrom-
penheid van 'geeat'» vooroordeel»., en overdreven zucht voór
beroep en handel» ontftane verwaarJoozingi
O De Wei Eerw* c.tw« wBSTBABAaN» in eene L<er«
rede» geplaatst in No* ié iBgi* van dit T^dfthrift.
4>4 TEAUrAO yiAti DCN ITAAT
» Waoocér oMe jongelingeii d^n Stids Afmenfchblett te»»
Jtces, Tiodeo zl), do<Mr zich voor het'vtdsrKjk beroept f e
•bekwtmen, of elderi , bet middel cot een eerlqk beftttiu B^
de meli)es neeint tUet eene andere rigdng. > Z^ keereo tct
^dbn baifeljfken kriag Ktrug^ en viadeo daar niet alcgd de
felegenbeid, cün zich, door het leeren* van nattige vroQwe-
IQke handwerken , voor den dienstbaren ftand , of voor de
pllgten van goede boifmoeders, gefchikt ce maken. Ook
*liiervooc la, zoo veel de omftandigheden zniks veroorloven,
^ oste Stadt Armeufcholen gezorgd. De 20odafiige*der
metsjet, welke door een braaf gtdrag eo aanbondende vl0t
'hebben nitgemoot , ontvangen , op onze beide . Werk-^ en
.Léerfcholen, dezen onfebacbaren zegen. Daar worden "z^
onderwezen in óie nuttige vronwell^ke handwerken, welke
ieder meisje vereerèn, en haar in ftaat ftelfen, om eenmaal
de ftenn van haar hnisgezin , de zegen voor echtgenoot ta
kinderen' te worden.
^ Niet minder dsn onze overige, voldeden ook deze Werk-
en Leerfcholen in die jaar aan onze verwachcing; terwQl de
'waardige onder wij zeresfen hare taak met Ijver en getrouw-
heid volbragten. 153 Meisjes werden aldaar onderwezen;
'zynde er in dit jaar. 61 door Mevrouwen Regeocesfen ontfla-
"gen, en'' 58 wederom geplaatst; welke eerstgenoemde melr»
jes , naar evenredigheid harer vorderingen en gedrag , een ge*
fchenk in kleederftnkken ontvangen* Binnen weinige oogeo-
blikken zullen' ook zij n eenige proeven harer vorderingen
aanbieden.
En glJ , waardige Vronwen I die uwe zorgen ten nncte
dezer inftelUng zelfs zoo verre ultftrekt, dat gQ al het mo-
gelijke aanwendt, om deze meisjesl, (voor zoo verre zij lot
den dienstbaren (land zullen overgaan) by het verlaten der
'Werk- en Leerfcholen ' van goede dienden te voorzien, oat-
' vangt voor ai dat nuttig en edel pogen onzen hwteiyken
dank en den Goddelijken zegen!
Er blijft echter, en waarom zonden Curatoren zulks niet
, erkennen? ten aanzien der gevolgen van het hier gegeven on»
derw^s , nog iets , en wel iets zeer wenfchenswaardigs , ov>er*
BQ het verlaten dezer (bholen treedt het meisje meestal terag
tot den bulfeiyken kring, en biyft daar, fom wijlen tu>g
lang, onder het onmlddeiltfk toezigt der ouderlijke zorgen.
Maar de jongeling treedt.dadeiyk in het woelige , werkzame
leven. Meer op zichzelven (hiaade', ii h^ ook meer bloot-.
'^ittüé MO tldfe ifw9kiDg«n eo* veritidisgeii., wttiMii 'de
•jci^; zonder cudit e» opzigc, miar al te teel is bloorge-
field* ^Mde <be€ do niet te wenrcben z^o , dit de <org
nrtoor- hec gedrag dier jongeUegén, welke onze fcholen veflk-
-teo/oog eenigett t||d koude voortdsreiif dat Ctfritorèn dnr.
-over e^n wakend oog hotiden kónden, en, m gepaaee gMi»
i^ftbeid; hoime af* of goedkeuring over bet geditg*'dfer
TfODgettogeii/ konden doen kenbiar worden f
irercbovWt, M. H., decen wenaeb ecbter geentziAt Hit
eene begeerte naar bet onmogélQkel Neenl reeda ^edeellt-
'i9k vindt b9 «Qne vervQlling.
. Dit vervofitng bebben wij te danken aan den edelen
' man (^} , die tbana in de Eeuwigheid bet loon ztfner welda-
dige bedoelingen fijiaakt, en die, vöör mim elf, jiaren, oooe
• feholen net een gefcbenk in gereede peoaingen vereenie,
.«nder de bepaling, „ êat uit ét imtresfen dier geiitn
' *i jaariijks een zeker aantal jongelingen ^ weike , na het refm
laten deur /cholen » meer dan tv^ee jaren nick ep eenig nuttig
ambaektf' ef in ten gefckikt * beroep ^ werkuaam ^ eerlijk en
aUéains braaf betoond hadden^ een gefchenk^ ah bewyt yan
onxe bijzondere goedkeuring^ moet worden uitgereikt!^'
* Die 'jongelingen nn , welke onze fcboien met een kfefijk
'getuigfchrijt verlaten , bebben voorzeker de eerile aanrpraak
op die onderfcbeiding. Curatoren benoemden dus eene bff.
rondere Commllfie , ten einde een wakend oog óp bet ge-
ïdrag dier jongelingen te bonden. Sedert den aanvang, en
'dus federt elf jaren , beb ik de eer , lid dezer Commisfln ie
'z^n; en bet Is inderdaad met aandoening, dat ik op nieuw
'verklaar, dat wij, gedurende deze jaren, onder het grooc
aantal .van hen, geen enkel jongeling gevonden hebben,
die door wangedrag deze onderfcheiding onwasrdfg waa
geworden. Wat zeg ik t ^ genoegzaam allen verdienden deïe
vereering; zoodat wi| dikwerf, aan het getal bepaald, en
geene keuze kunnende doen, de befliffing aan het lot moes-
' ten overlaten. Ook heden zn!t gij op nieuw een zevental
• zulke oppasfende en brave jongelingen de blijken van ons
' welgevallen zien ontvangen , en zal ik u hunne namea en
perfonen doen kennen ; terwijl het aanfchouwen dMrvan' n
op nieuw zal doen zien, dat wij^ door bet onderwijs, dat
op onze fcholen gegeven wordt, dtiA kinderen niet olt
'^ . . /»
(*} De Wel Ed; Heer j. w. kön Wi
4^6 VeflH/l»ti VAI^' OftN «TAAX.
hmnm Stnd rokkeo» mwr hen gefcblkc en bekwt«m
te. mtkeot om in den ftind* wearin God hen pUtifce» goe«
de f werkzame en bitve bnrgen dee vaderltndi ce werdeo.
•|a» M« ELfleec het ons niec verbergen, nog heeesdic
hier en dut het vooroofdeel ^ aliof wi} , op onse Stedi ^9^
nenfcholen, de kinderen der minvermogenden te veel oodef^
wijieo , ben uk honnen (bend rakken , en daardoor aenleidiii^
gei:en cot di€ vermengiog der fttnden, welke «oor de mee
en veiligheid van den Staat zoo hoogn geveftrlijk wor-
den kan.
De kinderen der minvermogenden te veel onderwi)ieof.««.
WHinneer wordt de, vpor eene eeuwige ootwikkeliogbeftonde»
menach te veel oodetwezenl Waar is de Staat helgelukUgfte f
Ie het déér, waar opknnde en onbefchaafdheid de woeitecMf^
ten eener ooftnimige menigte breidelloot doen voorthollen; of
déér,wear leiding en een gepest onderwijs den geest befchsven,
het hart veredelen, eo het jemoed tot kalmte en ondergeTchlkt*
heid ftemmen? — oGij, wie gij ook zijt, wijst mi) de grens-
lijn, welke, niet de dwaasheiden hoogmoed der menfchen , maar
de eeuwige vfiefcbikker der. ^menfchehjke lotgevallen .zelf, hier
getrokken^heeftl / .
De geopperde .bedenking, nopens het uit bunnen ftand rak-
ken dezer kinderen, trof Curatoren meermalen en inaig* Hoc*
zeer ^ voor zichzelven op het levendigst ovennigd van de on*
gegrpndheid derzelve« zoo wel als van de zuiverheid hanner
bedoelingen » meenden ,zij het echter un zichzelven en de
maaifchappij verfchnldlgd te zijn, om naar i^og meerdere
zekerheid te d^^en opzigte om te zien* Zij bepaalden zich
dm tot. een verolenw4 naauwlettend onderzoek dezer belang-
rijke zaak* .Dit had tep gpvolge, dat er, federt raim twee
jaren,, bij de halQarige Ezamens en op de wekelijkfche kan«
toorziuingen.». geen JQi)geliog onze fcbolen verlaat,- zonder
dat Gutatoren .aanteeket^en, tot welk beroep of amtacbt h^
overgaat* En hoie ,groot meent gi] nu, dat, 'gedurende
die jaMiv ei^ .pnder bet, aanmerkelijk getal van. ruim 700
jongelingen, i het aaqul .dergenen is, welke, door op kan-
torei^^^laatat.ie.zijn» of anfderzins, eenigermate aan. bunnen
ftand onttrokken werden? — ' Niet een enkeiel Behalve de
weinigep, welke zich<aaq de zeedienst of den krijgsmknsftand
wijdden, zijn zij allen tot een gi^ast beroep of tot een am*.
bacht overgegaan* — Hier iets meer bij te voegen, zonde
de reinheid dezer inrigiing bezoedelen.
Muf 4»» «1 MQveti zy la lianan fttad» barocdeit^ditt
cocb het onderwijs vtn de kinderea der aUavenaogeadeD
niect^ln de grooee boittrendinsg vtn den Scaiic» de te valnoe»
naderiiff'^^ .}• ▼erm#ogiqg der verfcbiliende dunden; -.eew
coaaedetiac ta ¥ennengingy. apo gevatriyk voor aller roK^
veHif beid p ea bet volktgelfik f
Mi^^ 4ia bei ondcrfcbeid éin ftaoden poogc op te lotfinit
oodemQiie, mee eigene baad» betzelfde. geboaw^ dtc itfae
oabedichttAeaibeid< nwtoc ce bevettlgen«
I»MC 09# eebter ia opregcbeld de waerbeid Tprekenl . Vtn
deae bellfge plaacf mag^ jt moet zij mee .befcbeidene openbir*
«igbeld geQirokea woiiden. -* Indien inderdud bec onderw^a
der miavemogeaden bet onderfcbeid der ftandea te veel
xoada wegnemen, atn wien ii zulkg dan te wUcenf Honden
de duf genoemde boogere fianden in den gang van, bec onder»
wtta wel alt^d een* getykett aed met de mindere? Heeracbt
in 4e middel* en boogere üaoden dat levendig befef der be*
boefte, die vnrige be^erte, om ietf meer dan bet dagelQka
oaieraMjdemk aopdiakeljlke te weten? WUlen de vooma-
aera üanden in bet maatfcbappeiigk leven verzekerd zfin, dac
alle vermeqging onmogeiyk biyve, — wel, dat ook .zy dan
befte9dig voorwaarts ftreyen in het verbeterd en veredeld oa-
derwii^ yaa bnn krooft, en beuelve zoik een onderrigt ge»-
ven, als den Nedeflapder voegt 1 Dan zullen de bQ ben ge*
vestigde , meer befcliiaafde omgang in den baifeiyken kring^
de meer «dele gfnoegens van bet leven, de beoefening der
weteafcbappen , bet geaot der knnften tot genoegzame, waar»
borgen varftrekken , welke de zoo gevreesde te ver geirokkena-
toenadering verhoeden . zullen, Nog eenmaal, dat de voor*
naaert/ ftanden fl^cbts rustig en onvermoeid voortgaan.. op de
veel aiitga&tektei; . en edeler. loopbaan, hun geopead, en den
armeo -de krnimkens niet benyden, die van hunne rykvoor»
zienc tafels vallen! .
Wie bier nog^een oogenblik ;(óade knnoea iwi>feien, oos^
gezegende beladers ^van (i^t Qoddeiyk Cbristendo^i, ons
vooral zoude deze twyfelicg b9og8t onwaardig zyn«, o , Ala
wy ons oog op deze kinderen (laan , is het dan niet de op.
perfte Leidsman onier zaligheid zelf, ' die' bier alle.' Dwyfeling
wegneemt? Is bec niet, alsof Hy ook bds ^toeroept, het*
geen Hij in de velden van Oalilea (nadat H9 zoo krachtig
den echten verzorger zyner kudde- teekende; een* verzorgt
gcr, wien ook het geringfte fchaap zoo na aan het barte
^VO aiet een diep gevoel uitriep: /Élzoo ii het ooi it wit
*4tt Vérilao tan oen staat
niet van un^en Vader in den himei^ dat een van-dezg^Heinem
' zal verloren gaan f (•)
Eere zij dus de loffelijke Regering dezer Stad, welke ,
'door zoo vele milde geldelijke bljdr&geti, ons fn rouit fcélCt
om zoo veel nuttigs en goeds te ftiefaeen! Eere z^j u, lüQoe
Stadgenootenl die op eene gelijke wijze ons dsÉnoe zoo
krachcdidig'ondérfceunc! Eere zQ ook den -edelen -Onbe-
kende, welke ons in die jaar oic Batavia bet aanzienlek ge*
fchenk van ƒ icoo ten behoeve onzer 'InrigtingTcbonki '
Maar u, mijne Medearbeiders in dezen nederlgen, naar
nuttigen werkkring! u kan ik nevens mi^zelven geluk w«o*
fcben, dat wy , in bec afgeloopen jaar, geen onzer, noch
door gebiedende omftandigheden , noch door den óoad^ w
ons midden hebben zien wegrukken. Ik noem dtt wegruk^
ken , omdat onze vereeniging zoo mannelijk hartelQk is. Ik
doem dit wegrukken^ omdat het verbreken van eenenband,
welke den meesten onzer reeds jaren lang zoo dierbaar was,
altijd pljniyk blij ft. --Jaren lang? — Ja, wel jarenlang! Of is
Uj niet in ons midden , en nog met dezelfde getrouwheid
werkzaam , en gaat kif riiet nog met denzelfden y ver ons
allen voor, hij, die, yöór bijna 35 jaren, een der edele
üicbters was van het verbeterd onderwijs in ons vader-
land (**)? ZQn zij niet nog onder ons, die, vóörrulm twee
jaren, zichzelven gelukwenschcen, reeds 95 jaren met ons
*vereenigd te zQn (f)? Is de edeie, werkzame man niet nog
een hechte (leun van onzen genoegelijken kring, die onlangs
in ons midden mer dankl?aarheid gewaagde, 25 jaren met ons
geirbeid te hebben (|)f Deelt hij, die tot u fpreckt, niet
reeds meer dan 71 jaren in dien zegen?
Toen een der fchoonfte fieraden van het naburige Dnitsch»
land, de voortreffelijke ubrder* zijne laatffe oogenl)Mkken
voelde naderen, fprak hQ tot zijnen zoon: „ Verfchaf mi)
eene heerlijke, grootfche gedachte, opdat ik mij daarmede
verkwikke P' (J) O ,• mijne Medebroeders I zoodanig een denk-
beeld zal voor ons het goede en edele z^*n, hetwelk wQ hier
hebben pogen te fiichten. Gaan wij dan rustig voort I God
(•) Matth. XVIII: 14.
C**) De Wel Ed. Heer joh*. büYs.
(f) De Wel Ed. Heeren, Mr* o« j. van lenmbp en
JERONtMO DB VRIBS.
(1) De Wel Ed. Heer p. charl<.
' (S) Gedachten van iban paul, Ifte Deel, bladz. 151.
legeoc onze pogingen op hef^ zigcburic» In het luttt ea *
treffendst oogi^nhlik yan.qnaieven z|l b^t, herdenken dftsr»
vtn. voor onf tüen» crooBtend^ opbenrend» ziel verhef-
fend zj|jn. . . ;
, £d gij allen, mijne geachte Hoorden! wendt, thana awe
•fodacbt van mij af» en veitigt haar op deze kinderen! Z9
(baa gereed, om u, door eènige weinige ^roeyen, hunne
gtnaakte vorderingen te coonen. Hun hart glóeft reeda van
verlangen. Verwaardigt u, in hunne vreugde te deelenl
Viert met hen en ofis dit, eenvoudig kinderfi^êst I o, Het fa
ieta opbeureods» te middeq v^n de geweldige, /tonnen der
meivfchelljke ' driften, te midden der hevige Tc^okken, welke
ona dierbaar vaderland i>edreigen, 'met kalmte in de vreugde
dezer kinderen te mogen deelenl
Komt 'dan, gij van Gpd gezegendenl gij » vpor,werpen van
onze onvermoeide zorgen! kpm^ dan, geliefde' !kinderenl ver»
bengt u hartelijk! Allen/ welke gy voor &f 'rondom u ziet,
deelen in uwe biydfcliap, zullen met belangfteltin^ uwe vor-
deringeii Zien « en danken met u den AUegetfaar;\]at zij bur-
gert zijn van een vaderland, waar zoo véél menfcbenllefde,
xoo veel (lille deugd , en nbg zoo veel zielekalmte woont.
Treedt dan* toè, antwoordt mee befcheiderre i^rt^oedigheid,
en ontfluit ona aüeriuin door uwe, wel eefAVQudlge , maar
coch hartelijke zingen!
S lofzang.
KOOR*
Zaalge dagen , MUde. ftondea ,
Als ona oog in 't fcboolboek .Im %'
Wat al deugd hier w^rd gevonden,
Hoe gelukkig Neetland waa;
Hoe z^if ftiiie godsvrucht groeide,.
In de ftormen van het leed ;
Hoe *e voor legt en vryheid gloeide.
En met vaste geestkracht (Ireedl
, ' Doch der vaadren moed en glorie*
Rezen wel voor *t kinderoog;
Maar het was , of *a landa historie
Ais een zoe^ droom vervloog.
^-
Wg leerden wel van *t grootsch .verleden ,
Wat Neérland waa voorheen ;
43^ VERSLAG TAN DEN STAAT DftR STADS AaMENSCHOLBN.
B.
Hoe itavr'its eo de ruiter ftredeo;
Mair *c WIS reeds lang geléen,
KOOR.
Doch verraad eo list en fnoódbeid
Schokten' vreesiyk Neèrlands grond; —
Nü was ^JC , of der vaadren grootbeiii ,
Fier hérrezen, voor öns^ ftdnd.
.^ |«» wÖ zien *s lands vanen' wappren';
Moed en tronw vuurt alfen aan.
En h geloof aan God fchept dap^ren,
Dfe wcêr vast, aTs rotfeii, ftaah* ' ^
ói 'Nn riJst eerst 's liinds historie
Heerl^k yoor ons kinderoog:
Want der vaadren moed en glorie
f ' iijn ]^een droombeeld ,* dat vervloog.
Van waar die diengd,. zpo grootsch herrezen ^
\ Pgt oog, naair Godf gerigif
,' .' •• , • .. • .- P*' '•• , ► > I '. • •• - •
, . £(et woont by hen,, die deAlnugt vreezen».
.. .Eu trpow zQn aan buno* pligu
^.
Hf} vindt dien roem« wiens geest, ontwikkeld, '
Voor eer en braafheid leeft i
A '
Wien de Qver tof den «rbefitf prikkelf ,
Aan orde en wét verkleeM.
KOOR. ' •
Heil ons , heil ons ,' zulk eeri zegen
Schenkt, ook ons, het' vaderland ! -
Als een vrnchibre zómcrrtgW
Ströotet het nit zïjn milde hand. ' -'-
Hoot den dank voor zuHt erbarmen , ^ '
Dierbaar tfeérland f te^ft flien aan T . '
GU, gIJ helpt hét'króósf der arnfcni
GÖ. gö hebVhef wél géd*an-T
Maar *tz2l ook ,''16 Vreugde en igden.
Wat er weniele ^f verdwijn*.
Voor u lev^ö , wérken ;*lky*lff.
En uw tronwfte burgers'^zgnr
KIEUWE TELftGaAAF VOOa J>&N KOOPUANDfil.* 431
NIEUWE TELEGRAAF VOOR DEN KOOPHANDEL.
Xn de Revue Enejchpédique van Nov. 1830 vindt meü'ge»
wag gemaakt van eêne vernvfttge gedachte van den Heer
ALEXANOER PBRRIER DE TOURRETTSf, Omtrent de
oprigting Van Dag' en Nacht •Tekgrdf en ^ voomameli|k dien-
ftig voor den Koopbandef, en welke ftan denzelven inderdaad
geen onbelangrijk voordeel ronden kunnen toebrengen, door
den ongemeenen fpoed, waarmede daardoor tijdingen van
allerlei aard zouden kunnen worden overgeb'ragt. ^ Bij meer»
dere herleving van den Handel in ons Vaderland /zou dus-
danige Inrigting dan ook vkn hec hoogde belangd kunnen wor*
den. Het zou echter iiiet raadzaam z^n , om er die alge-
meene ftrekking aan' te 'geven, welke de fteller van hec
bedoelde artikel bedoelt, namelQk om dezelve ook dlenltlg
te maken tot het overbrengen vata iQdlngen voor'bQzondere
perfonen , waartoe de gewone' bHevenpbst nog alr^d gefchikc
en fnel genoeg is. De Handel echter zon er groote voordee*
ten uit kunnen trekken: want cenè bQna onmiddeil^ke mede-
deeling der tijdingen tnsfchen de Beurzen van Amfieriam ,
Rotterdam en b. v. MiddeWurg of andere plaatfen , moet van
bQzonder l)elang zijn; rercvijl iit den winter, met 4'sgang op
de rivieren, of ook bi] ftormWeéf op de Zeenwfche (hoo-
rnen , de loop der tQdhigeti nimitnér verbroken , en zelfs gee*
neriei oponthoud daardoor veroorzaalrc wordiS.
Bene meer algemeene bekendwording dezer geduchte kan
In ons Vaderland -niet huttefoos worden geacht. Het vol-
gende uitcrekfel moge, er een algemeen begrip van geven. W4
«uilen echter alleen mededeelen *t geen op dén Handel toe-
pasfet^k is. . 1 .•
De Koophandel , zegt de ftelter van het bedoelde artikel ^
heefc flnds lang ondervonden, xlat* de «te|fenw4K>rdlge dienst
der brievenposten , hoe goed ook ingerigc en dagelijks nog
veilieterendè , échter xAki génoegza(am is , €fm aan alle nood-
zakelijke behoeften te voldoen :' de groote Handélhnf zen ge-
ven dagelijks allerbelangr^klte Ibmmen nic aan Couriers , die
dikwQfi maar weinige uren ^ódr den gewonen post aadko-
mem.C») ' .; " '"'' ' '''' "■ .
' (*) Dat 'de middelen tot mededeeling van tQdIngen nog
niet genoegzaam geoordeeld worden, blijkt genoegzaun uft
43^1 «IKÜWB ISLBMLAtf.
«en wat' nog irier-op de gedacbce geioaMD^ oo de b^at
oogefibllklcelllke fiieibeid der Teiegraif op den Haodel toe ce
paafiiB* . Die voorilel ia dan ook door geheel Fnmkr^ loatK
g^niebc, en men, kM daanik opmakeii^.dac eene omtorn ^
vfog van fuhlUkê Tsiegréifen^ in§iri§i 9ur dek êfmulel^ ia
deae 4>ehoefke kan vooriien, en cevena^ipec zeec grootev^oer*.
dttlen de middelen van geoeeofclmp. kan volmakea.
Om aan de Telegraaf d^z& nienwe toepaifing te gerest'
waren er echter vele verbeteringen noodzakei^k. W9 zoUea:
er voomameJijk twee doen opmerken , waaromtrent tot; heden
aUe moeite en onderzoek te vergeefs waren geweest* fiovea
alles moest aan dezelve een fystema by macht worden gegeven^
of liever» men moest een geheel nienw fystema bedento»^
dat zoowel bQ dag als b\j nacht kon doorwerken, en /c .««elk
zicb . zulk een groot gedeelte van den, t$d , dat teveQa..7#a
voordeelig \s tot overbrenging van tijdingen • kon ten nnue
maken y zoodat men bj het einde van den dag niet geoood«i
zaakt was , om de dikwijls zeer belangrijke tijdingen af te
' breken. Ook moest men bet fysteme zoo eenvoudig rnikev »
de telegrafifche taal zoodanig venijken, en hare nltdrokkitig
zoo fnel doen zijn , dat ,het getal der op één* da^ ver-
zondene t^dingen alle de te verwachtene vragen kon te bo^
ven gaan. £n eindelijk moest hec middel niet te koacbc^
zQn. (*) . De tot alle deze einden nieuw -uitgedachte Te-
legraaf 'beftaat uit een hoogst eenvoudig werktuig, waant
van de hierby gevoegde teekening een oppervlakkig begtlp
kan geven. . . -^
Aan dit werktuig zijn vier lantaarns, waarvan de. iweOi^
de xooigettaamde duiyenf$sten ^ die door fomntigea wofden^nei
bruikt, en die m.et ongemeene fnelheid de t^fdingen o«ed>iaft^
gen; doch de. deiven moeten telkenreize wederodi wtggelffftit
worden , terwiljl ze alleen voor enkele perfonen nucrig eflfc''^
(*). Behalve den nacbt Is er. (ten - minfte In. .ons l{edge-
land) e^ne tweede ooruak , die de oQafgdvokeoe of ^bri^
ging van t^ding^ kan verhinderen^ nameUJk de mbt^ weUy
hindernis allermoeyel^kst is om. weg. te nemen; dgeh AW
d». dikke misten laag draven en de Telegrafen hoog .gffteld
cijn, en daarbilj zulke zware, diltke misten niet zeer k%^
.doren, zoo mq^ eene jzeodanige veihladering ook:Moit^ze^
lang knnnen aanhouden.
VOOR MN. KOOPHAlimL. 43t>
A ^ AS oabe vefeld'k l^ven , cerwif 1 de b^iie tnderea, B en B'',
dch kunnen bewegen ; en dese latcüen maken door hare opvol «
gesde Handen, in betrekking tot de eerneQ^ of vaste hnaiarns^
de verfchillende ceekeni uit, om de ^geheela correspondentie
alt ie drakken. In de beweging dezer vier lichten ligt de gebee»
Ie lelegraifche taal opgefloten. £ene v^fde lantaarn» C» worde
beneden de vier voornaam den gefteld; zQ beweegt zich tU
h^m IMcs en regcs, en dient fleckcs voor de bijzondere mede.
dariingen der beftnnrders van het werktuig onderelkander. (*)
Op des 9 September 1830 is er bü den Mafquis pE F'oa«
. f >A- .eene proef met dit werktuig genomen , in tegenwoor*
dlgbeid ven een' Gomyisfaris van bet Franfche Gouveme«
iptBié Hetselve brengt 9 in gewonen tyd, vmn drie m yi^r
fiHim in ééne minuut over; dat is , meer dan tweehondird fn
êm uur* Tweehonderd feinen nu (lellen meer dan honderd*
i^^f/Üg voorden voor. Het werktuig kan dan in één uur ten
aUofie tien tydingen overbrengen, iedere tydlng zamengedeld
uit twaalf k v^ftien woorden , 'c welk genoegzaam is voor
fooffgelQke berigten, waarvan bet laconismus een noodzake* -
l$k vereischte is. (f)
De prUs voor de t^dingen zoi^ zeer gering kunnen gedeld
Wfliden, en desniettegénftaende zeer voldoende voordeden
geveo «an de ondernemers.
De voordeeien van eene zoo fnelle conespondentie z^n
lO^r dea Handel onberekenbaar en onweérfprekelyk ; maar
het. groptfte voordeel i^ daarin gelegen, dat men als in een
(*^ Deze fcbeis zal b^ het eerstvolgende No. worden
wdegedeeld.
' Cf) De gedachte, om, door middel van vuur of lichten,
ciMii«nn over ce bieagen, of wel ftlnen te geven, if
Dka.fekeel nieuw. Het fchönt , dat reeds de Grieken en Ro*
moinon deze foort van mededeellng hebben gekend. Z^ be-
dieaden. sich van brandende vuren, die, naar hunnen affland
van elkander, of naar de kaneen, werwaarts z^ brandden,
ükfif letten en woorden aandnkidesii docb deze manier was
Hit veel ito gdvnik, uithoofde van de menigvuldige beleid
Ws, wiaamede zQ gepaard ging. (Zie Jigemoen fFoordem*
^hek van misuwenhuis, art. Teiegroé^.)
Soa liet gas geen gereed middel kunnen aan de hand ge»
vca, om eene geheet door gas verlichte Telegraaf des oachia
te kunnen dooi werken, en zniki dan op eene nog beiew
«9>«» dan met lantaarns, in te rigten? >>
MtiiMLW. iS5'« Ko. 9. H b
^434 NirüWE TELEGRAAF •
• ooge&biik den ftaac van zaken vin alle plaacfen doorziet , en
sich als *c w'are op alle Beutóen ce gelijk bevindr.
De ecDigé tegenwerping, die meo tegen de genoenide en
zoo vele andere , van zelf in het oog Vallende voordeelen
' kan maken , U gegrond op de vrees , dat men bijzondere
perfonen een wapen in banden geeft, waarvan zif misbruik
' zonden kunnen maken. Maar ibdien men in aabkneilclng
neemt, dat in eene IQn , waarin meer dan tweehonderd men.
fchen gebruikt worden , er flechcs twee kennis hebben van
de tijding, die zij overbrengen, degeen die zfc afzeifdt en
degeen die ze ontvangt, en indien men dan de tninfte ver-
antwoordelijkheld 1>ij deze twee perjpnen- vooronderilelt , zoo
is het onmogelijk , om niet te erkennen , dat b. v. de
tegenwoordige' Directeurs van eene telegrafifche lijn ook de-
selfde magc hebben , om het vertrouwen der Regering te
verraden. Dezelfde redenering moet ons ook die vrees bene-
men, dewijl de tijdingen alleen door de tusfchenkomst der
belde Directeurs, van de hand, die ze afzendt, toe die,
welke ze ontvangt, worden overgebragt.
Eindelijk zoude men ook kunnen denken , dat deze wijze van
correspondentie, niet voor allèn gelijkcydig kunnende ge-
' fchteden , maar de eene na de andere moetende plaats hebben ,
er daardoor eene verwarring in het aantal der tijdingen zou
konnen ontdaan , en dat ieder genoodzaakt zoude zijn , zQne
'beurt af te wachten; of wel, dat de werking vatt de eene
. Beurs pp de andere, alleen van de «^r^^ tijding afhangende ,
-iemand daardoor bevoorregt konde zQn , om ze iróór de an-
dereo aan zQnen Correspondent te doen overbrengen , *t welk
de uoodlottigfte gevolg^a zou kunnen hebben, en lederen dag
*de bijJAondefe fortuinen in de weagfchetl iioude kunnen fiel-
1^, Men kan tan de eerften antwoorden, dat de fnefbeid van
het nieuwe fystena too groot is, dat er minder tj|jd noodig
<if , om eene tqdiog loo uren ver te brengen , dan tom ze
van sftne woning aan de Directie te doen bezorgen ; dat
^voorta, eene buitengemeene -kortheid de noodzakelijke itQI
•voor deae correapondencie zijnde,, men ten minfte böna.den
• perfonen te gdük kan helpen; terwijl bovendien niets ge-
• makkeiyker is , dan om , indien deze Telegrafen eenigen op.
*gang naakten , eenige IQnen op dezelfde Sud te Hellen ,
:dewiDi de kosten aUeen door de eerften worden veroorzaakt, —
tikan diegenen* welke mogten vreezen « dat er eene voorkeur
der ecrfte tyding aan iemand zou kannen gegeven worden,
ftelt men voor , om eene infchriijving te openen tn^fchen #lle
TOOR DEN KOOPHANÜSL. 435
de kopptieden van detelfVfe Stad, ceo einde de beurlcQdinfen
op eene openl^ke ea officiële w^se te ontvangen* AUnt
zon «en , door middel van eene zeer middelmatige InfcbrJU-
irlng vóor leder* belanghebbenden , alien daarin voordeel knn«
nen doen bebben ; terwijl ieder huis vervolgens nog deizelfa
bijzondere maatregelen konde nemen.
De Heer ferribr dz tourrettbs, overtuigd van
de voordeelen zijner uitvinding, heeft aan dén Minister van
Binnenlandfche Zaken, in Trankrijk, autórifatie gevraagd,
om eene Maatfchappij op te rigten van deelnemers door aan«
deelen , tot oprigting van Dag- en Nacht -Telegrafen voor den
Handel en voor het Algemeen (TéUgraphes eommerciaux et
puBlics de jour et de nuit) , waarvan hy de uitvinder is , en
zulks tnsfchen de voornaamfte Franjche Steden, volg^iis de
grondQagen der Akte, gepasfeerd bQ den Heer Moissoti«
Notaris te Fariji. Deze Akte ftelt een fonds daar van Vfer»
duizend aandeelen, ieder van duizend "franken ^ mét 5 pret*
renten en een vlerduizendde gedeelte in de vóofdeelen der
onderneming. Om aan de deelnemers vertrouwen en zeker**
bejd te geven , zal men echter vooraf een tiende gedeelct
der geheele fom gebruiken, om eene proeflijn daar te (lellen^
en van het welgelukken daarvan zou de ftorting der gebecle
aandeelen kunnen afhangen. De fiorting zou gelbhieden 44
tiende gedeelten, waarvan er Hechts ^én dédélijk bif de in»
fchrijving betaald zoude moeten worden. De andere cieade
gedeelten zouden gevraagd worden naar mate men nienwe
bouwingen zou moeten doen , en volgens^ ' beflhflng ytn
eenen Raad van toezlgt, zamengefteld uit de voomaamile
deelhebbers. — bit verzoek, aan den Minister van Binnenland-
fche Zaken VM Frankrffi gedaan , ie door een ^ooc feul
aanzienl^ke perfonen , leden der beide Kamers , en door de
voomaamile kooplieden van Par^s^ onderfteund geworden.
Ziet daar in het dgemeen deze vinding medegedeeld, zoo
als zulks h) de Re^ue Bncychpédique gevonden wordt; en
ofibfaoon men nog véle bedenkingen omtrent eene zoodanige
telegrafifche inrigting voor den Handel zou kunnen oppeien ,
zoo kwam het mQ echter niet geheel onbelingrQk voor, om
dezelve door middel van dit Tijdfchrlfl meer algemeen In ona
Vaderland bekend te doen worden , vooral om daardoor ande*
ren uit te lokken, om, het hoofddoel aannemende, door ve!e
veibeteringen en zoo mogelQk vereenvoudigingen, het voor.
geftelde doel te bereiken ; en tevens , öm , met behulp van
H h a
436 NIEUWB TELEGRAAF VOOR DEtff KOOPHANDEL^
d0ze of andere telegrafifche werktuigen, dag en nac^
d9órvferkênde y eeoe bij ons bruikbare Hollandfcht telegn^fche
^al nic (e vinden , zoodac de teekona of feinen geeae Itt**
lers, maar woorden voorftelden, ja zèlft voQr gewone da**
^elijkfche beursberlgcen geheele volzinnen, ten einde alsdtit
oqk, ter beproeving, eene telegrafifche proefiifn cosfcbeii
onie voomaamde Handelfteden op^te rigten« '-
Nota. In de R^vut Enrfchpédique van Jan* 1S31 vindi;
men vermeld, dat er thans in Engeland een profpectus
wordt bekend gemaakt voor eene Tekgraaf voer den Han^e/^
uitgevonden door den Luitenant morrissoii, welke zal
worden opgSrtgt tusfchen Doyres en Lherpooit gaande door^
tonden en Birmingham. De kosten hiertoe ztjn berekend ojy
3000 . pond 'SU De fnelhdd der overbrenging zal zija doi*
z^nd myien affiands in vijftien minucen tyda.» Het geh^m
der tQdingen biyift er volmaakt bg verzekerd. Maar men
faeei^t geene voorzorgen kunnen uitdenken in geval van mist^
eene tegenwerking, die wel alt^d de belangrijke uitkomften,
door de Telegraaf verkr^en , zal teleurftellen. — Titzt ge-
4eelteiyke opgaven zijn ^getrokken uic het Engelfche dagblad
Tork^Coursnt i en z^n te onvolkomen , om deze Telegraaf
inét die van den Heer ferrier te kunnen vergelijken.
Men di«it te weten, of de Engelfche uitvinder ook voor
nachtfeinen gezorgd heeft; hoeveel tijdingen er in 24 uren
kunnen verzonden worden, enz. Tot beden fchijnt het, dat
de Telegraaf van den Heer fsrrier de voorkeur verdient,
F. W. C.
^ TAFERBELEN VAN RUSLAND.
^Vervolg van hl. 38a.)
• . Kleine Diey^èfen.
Van ilraattooverli en huisbraak hoort men in l\et grooifte
gedeelte van Rmland niet. l>tRu$Jifche boeren lagchen ge-
woonlQk om de vreemdelingen , als om bange kinderen , waa.
nefr zij die oip hunne reiswagens met fabels, pistolen en
alletlei wapens omgeven zien. De Kmfifche koopman reist
dftw^ls, met zijne ganfche have, van het eene einde dés
r^ks naar het andere, zonder een mes in den zak te heb-
ben; en men hoort» althans fn de oorden, die ik leerde
TilF£REKLEN VAN RUSMNp. ^37
■ *
kennen, nooic van aanrandingen op de óp^bare w^gen. (in
de znideMjke, aan de Turkfche bezittingen grenzende*, ge*
westen, en in Siberië^ waar zoo vele misdadigers hun ve&^;
blQf hebben, en de nood dikw^is zoo groot 'is, gebeuretr
wel meermalen dingen van dien aard.) 'Men denkt mlslbbien ^
dat deze zeldzaamheid van ftraatrooverij een gevolg i» valp
de afgelegenheid ^er dorpen en van hêt rnwê klimaat, daa
het verbluf onder den blooten hemel, b^, nacht' vooral ,be^
' zwaarlijk maakt voor roevers; maar ook uf- den zomer en. in'
dfe 'meet bevolkte ilreken , waar de ^orp4$Q niet verre va»;
elkander liggen , wordt even zoo min geftolen. Dit fchütil^
derhalve ^meer aan het karakter dei. volks toegefchreven , té.
mbecen worden, dat eenen afkeer van de ilraatrooverij heeft*:
'Het ware flechcs te wenfchen, dat de gemeene man even
zeer eetie gewetenazaak maakte van helmeiyké en listige ont-
vreemding. Komt er gelegenheid ,' om iets weg te moffelen |^
200 moet men toezien en op de vingers der lieden pasfen ^
aiet welke men te doen heeft# Meermalen. heb ik het on<
dervonden, en dos gelegenheid gehad, om over dit opmer*
keMIk verfchijnftl na te denken. Dien un gevolge hond ilc
mij overtuigd, dat deze verkeerdheid niet zoo zeer een ge««.
brek'van het hart, aU wel van het verftand is, daar dè nook)
dfge ontwikkeling ontbreekt. De meeste geringe lieden,
welke aan deze ondeugd overgegeven zijn, (onder die van
den fatfoèntgken ftkiid is die ontfutfelen eyen zoo ongewoon
ep fchandelijk als in andere landen). houden die kapen nie^
voor onregtvaardfg , en maken dus! elke voorkomende gele-
genheid zich ten nutte. Ik meen te mogen verzekeren , dac
deze menfc^en , welke anders zeer goedhartig en braaf z^n,
die flechte gewoonte zouden afleggen, als zij de fchandelijk«-
heid daarvan leerden inzien en betere begrippen van pligt
hadden. Hier ware dus door het volksonderw^s iets goeds
te bewerken. De dorpfcholen, en vooral de teeraars in de
kerken, zouden een* heilzamen invloed op de zedelQkheid
van den gemeenen man kunnen hebben. Doch er is menig
dorp zonder fchool, en het godsdlenflig onderwijs word^,
althans diep in het land, zeer verwaarloosd. Boeken zyn'er
ook niet ; en , al waren die er , de gemeene man kan niet
lezen. Welk middel heeft hij dus, om over étn mênsch t^
leeren nadenken, en zijne, van gedacht tot geflacht overge-
ërfde, begrippen en meeningen te .verbeteren! tiy heeft,'
federt eeuwen , zich eene eigene zedekunde , als ik het sf o
4J8 T4FAik«eW^
iio<^meii ii)«gi g«vonod, en leeft ou germc da^naar voou,
aoo goed of flecbc bet dan ook gaai* Dns worden zekere
diogen, b* v. bui^mad enz.» door hem als beiJig befchouwd^
men kan ze bQ nacbt op ittêt laten , en vindt ze des mor»
gena weder; terwijl men vele andere zaken» welke niet van
die waaide zQn en hierom minder zouden moeten bekoreoy
niet genoeg bewtren kan. Op de eerden ii« ala door eeoe
algemeene flilzwtigende overeenkomst , eeoe foort van ver-
bod gelegd; terw^l de laatfleo als een geoeenfchtppel^k
goed befcfaiouwd worden. Dezelfde menscb» die geene zwa*
ilgbeid maakte om {emand heimelijk den zak te ligten, of
ongemerkt iets van zflnen disch te nemen » zal, ook wan»
neer h|j het veilig doen kan» nooit eene gefloten denr ope.
nen , of zijne hand door een open venfter fteken , pm feta
nit de kamer te ontvreemden* Dit laatfte noemt hg worU
Cftelen), en het klinkt ook in Rusfi/iAê ooren hateiyk, en
worde voor eene groote zonde gehoudens mair het eer*
fle fchynt hem geoorloofd, althans niet verboden toe, en
bQ beeft daarvoor het verkleinend woord warobat (eene
kleine ga0uwdieyerjf doen^ wegmoffelen^^ dat bq menigeen
neifs fmi klinkt, daar hy het leelQke denkbeeld van eigen*
IQke dieverij er in gecnen deele mede verbindt. Om de zaak
duidelijker te maken t wil ik den lezer twee voorvallen ver*
hnlen, waarvan ik zelf ooggetuige was, en die, naar m^ne
gedachten , het karakter van den gemeeneo man in Rjislaud
op dit punt ten dutdelqkfte kenmerken.
. Ik was eens bU eenen koopman in het klein , (de zooda»
oigen z^n meestal boerenzonen , en dikwijls zelfs lyfeiger
nen) om met hem eene zaak af te doen, waaibij by zich
als een braaf en eerlijk man gedroeg. Als w^ daarna thee
dronken, kwam^er iemand van vrij hooge jaren, een perfoon
mee een open gelaat, maar in zeer fchamele kleeding, en
bood den koopmai^ een* zilveren lepel te koop aan. De
koopman bezigtigde de waar , vroeg naar den prijs , flooc
den koop , betaalde den lepel ver beneden de waarde , en
xeide fchertfend tot den ouden man , terwijl b\j hem het geld
toereikte t Sukin tu fin^ tu werabal (Hondekind I gQ hebt hem
gekaapt). Vroeger is reeds de aanmerking gemaakt, d^t
kendekind in den mond van eenen Rns byna van geiyke be«
teekenis als het üeye vriend der Dnitfihers is. De oude
man zag hem met een lagchend oog aan , legde de hand op
de borst, en betuigde zeer gemoe4eiJtjk: Ne$^ Sudart BogfO'
png by iB Yfad9 zIjoeQ Tiref. Meermalen heb Ik ftic^e gé*
d^nii » om door herfaaaM vragen den eigeotgktn zin van die
B^ f 0^1 1^ vefoemcQ, en tec fch«sn.iii$ meer én meer zë.
ker te word^iH dat velen altlians eene foort van GoddeliiK!i&
loelttin^» om iets te ontvreemden» daaronder verdaan.^
Het vjolgetide geval ifl welUgt nog opmerkeiyker. In iti6
leed ik. m^t een* DuittcK vriend naar eeo naburig knégoefd
van den Graaf S« Wij ^denden op onzeo kieiveny openi'
WVfen.ile eeoifui te z^n, die de Didtfehe caal, waarvan wQ
^i g^miktbfKe i>^iepd«xv: veiAspden, Iraonfièr^cfelfngv
tegen aUe vermoeden » ook onze. baardige fchworftfa^ (ftoect-
fier> , welken wij voor eeo* dommen Rü$ gebonden bad^efr,
zicb in oQs. gefprek meiigde, en< wel gebrokisn^ maar toeii
vlug , Duttuh fprak* AU I4i onze verwondering bemerkte ^
vertelde b^, dat Mj in Dmtiehkmd geweest was, en weli^i
eene legerafdiseling, é\t in 1813 kis landweer ' bad moeten
di^en* H|j bad eenen zomer in Sakfen doócgei^ragt , Leip*^
tig f Dresden^ Witunherg enz. gezien, en fcheen zkb
daarop^ niet weinig te laten voorftaan. ^ .En boe beviel 11
D^tichhnd?'* vroeg ik. — „ Wel nu, zeer ),'oed,*' zeide
b{j; I» maar flecbts één dln|^ niet, dac.niet goed h/* HQ
bad daar eene goede partij kunnen doen,' en zijn Overfte
zou bem ;ook z^n ontflag gegeven hebben ^ daar die legeraf^
deeljng cocb ontbonden werd ; doch dit: ééne had bem ^rugsi
gebonden» en zoo was bij in z^n vaderland wedergekeerd. -^
^ En wat is dit ééne ?** bemam ik. — » Ja , Heer f ** anc-*
woordde by , terwQl bij met een bijna gefloten oog zicb ver-
tronweiyk tot ons keerde en ons toefluisterde: Sudari wara*
iat He veJaK (Heerf zQ willen niet toelaten, dat men een
weintgje ' wegmoffelt.) — wy waren over dit onverwachte
antwoord niet weinig verwonderd , en myn vriend , die nog
niet lang in RMsktnd was, zette sScb , om bem het verkeerde
van zoodanige beginfelen onder het oog te brengen; maar
de koetfier, om de lange flrafpreek te ontkomen, zocht op
vroiyken toon den zedemeester te onderrigten en op den
tegten weg te brengen, zeggende: ^ Ach, gij verftaat mtf
niet , Sudar I ik meen het flelen niet (eto ja juseh fnaiu , Jh
m charusck) ;' dit weet ik wel, dat flecbt is; Ik meen flechts
het w^abat, hetgeen toch overal , ten minfte voor dé foldaJ
ten , geoorloofd lyn moest/*
Het klinkt zeker vreemd en wonderüjk , wanneer men zy»
440 t^fHUBLtff
agpa Tèderland liediti déftron hoott Itkea ; dew^l nen te
hetzelve niet ftraffëtoos iécs kapCB mag, Dexe berisping li
200 weinig vereerend voor den beriiper, dat ik bQkanf
febfoom , die ontmoeting Ie verhalen. Doch mqüe gene»
genheid voor het Rutfifike volk, dte ik niet behoef te
verbergen, moet mQ niet beletten; ook snlke dingen ca
vermeiden, welke geenszins tot de beminnelifkte eigen*
fthappen behooren. Waar na zoo veel goedwilligheid , wnp
èen zoo gnnftige aanleg, als b^ deze wakkeie natnaraMtt*
fthen , plaats heeft , daar mag men hopen , dat ook deze nog
overige vlekken allengs nitgewischt zullen wórden. * Voorte
zonde ik die genen, welke zich beroemen tot ees be«
ftAMfd v<Hk te behooren, wel willen raden, niet »
Qioedjg een liefdeloos oordeel over anderen nit t» fprekes»
en toe te zien, of onder hnn zoogenaamd belchaafd votti
ook niet eenige, mfsichién even opmerkelijke, overbl^flèki
tan vroegere onbefchaafdheid te vinden zQn , die , gelUk men
hopen mag , ook niet in natnntltike flechtheid, maar in eene
verkeerde wQze van zien, en das, in weerwil van die zoo
zeer geroemde fijnere befchaving, evenwel in gebrek aan
échte zedeiQke befchavtog derzelver grond hebben« De i>«A^
fikê Idndman b^ v. wordt, en met regt, in het algemeen
vcM>t braaf en eerlek gebonden, en ik heb nog nodt ge-
hooid, dat men hem neiging tot fteieo te last beeft kunnen
leggen: Is evenwel de.hontdievery in de bosichen niet eene
zeer gewone zuk, en maakt wel ooit een ame iboer er eene
gewetenszaak van, dat hy des nachu èen bos i^snaar hnis
fleept en jonge boomen befchadigtf Dit is toch ook ont*
vreemding, diefflal, maar een van ouds af gebruikel^ en
doior de gewoonte als gewettigde diefRaK Misfehien zQn ei
-^ meer dergelQke dingen In ons maatfchappelijk leven, die wiji
omdat ze zoo algemeenf zyn en dagelijks plaats hebben, niet
opmerken , maar welke toch den vreemdeling , die er nkc
aan gewoon Is, in het oog vallen* Wie weet niet,, dat ze»
kere, door de openbare meenlng als *t ware geheiU^e, nit#
zonderingen bQ hem, die het meesterOnk der fcheppingwoidc
genoemd, niet alleen onder het laagfte gemeen, maar ook
onder de lieden van befchaafden ftand, }a zelfs 'onder geleefd
den, geenizitts tot oe groote zeldzaamheden 'behooren f Men
denke hier Hechts aan het boekenkapen (het zoogenaamde
Bücherfchiesfen) op onze Akademién. £n wat zon men ver«
nemen , wanneer wQ velen onzer Erts- en ;niuKknnd{gen on-
VAR RViLAlUl* 441
dervroegen f Ik beb geene vitese , dtt dexe oas die ondervnigiQg ''•
ten kwade duiden, of ons niet te wooid fiean zoodeo; de-
wtjl Ik henzeiven , in hunne gezellige bifeenkomften , zalke
dapper daden, mee geene geringe zelfvoldoening,. heb hopren
nitlUllen, en zich op hnnne handigheid beroemen , waarmede
zi) ertfen en planten wisten te fcUeten!
De meening regeert de wereld, 'Ieder moet derhalve dese
moening verbeteren , waar het noodig Is , en kan die , gelQk
dikwerf het Keval k, niet gefchieden,dan dezelve ten mlnfte
tot bevordering van hét goede doen dieneo. Rusiatsdz^Xïltwn^
om een. treffend voorbeeld hiervan. De gemeene man, zoo
ali gezegd Is^ meent, dat men in zeke|:e gevallen den vreem-^
dêüng wel leta mag ontfutfelen , zonder daarom juist oneer»
I#k te worden. Doch zfrV eigetC Heer te bedriegen , is , naar zijne
meening, eene zware en onvergeeflijke zonde* Het zekerde
middel dus, om zich tegen eenen dief, wanneer men hem een«*
maai als zoodanig kent , te beveiligen ^\t^ hem in dienst te
te nemen. Van dit oogenblik af kan men zeker z^in , niet
alleen door hem niet méér beftolen te zullen worden , maar
ook In hem den besten oppasfer tegen andere dieven te heb»
ben , daar zljn punt van eer vordert, alle verdpnkering, wurtMI
op kern vermoeden zou kunnen vallen, te voorkomen; teN
wijl htj bovendien alle knepen en fireken, waartegen by op
zyne hoede moet zQn, bij eigene ondervinding kent, Eeii
voornaam Officier in Rusfifche dienst, een Duitfcker van ge^
boorte , verhaalde mij , dat , als eens zQne legerafdeeiing
verfcheidene weken met een* pulk KazsJtkeu in het veld moest
liggen f 1)9 hijda geheel nitgcfplünderd was gewohien. Noch
de kleediog z^ner manfchap, noch het tnig der- paarden was
veilig, en eiken morgen kwamen er klagten zonder einde.
Geen* raad meer wetende , beklaagde hy zich by den Z/^/-
man , en deze ried hem , alle zQne eigene wachten in te
trekken , ^n enkel Kozakken uit den pulk te nemen tot op«
pasftrs en befchermerè. De Officier deed het , en alle dieve.
tven hielden van dit oogenblik af op» De Kozakken legden
zich , zoodia de nacht aankwam , dwars voor den inganc der
kwartieren en fiallen op deii ^ grond neder , en er gebeurde
niets meer vah dien aard, — ^00 veel batige ér af van de
openbare meéning, en van de wijze, waarop de menfchen
en wiü allen (wQ kunnjen het niet onü^enpen) gewoon zqn
de dingen in en om ons te befchpuwen*
(^Het vefyoig hiernaJ) '
442
ANECDOTft ' Wém LAFITTE.
ANfiCOOre VAN .LAFITT£* ,
J AC.QUES LAFITTE, een dei" bekwaamfte Financiers en
Staatkundigen van Franltrijk\ is zijne verheffing aan de na-
volgende toevallige ontn^qetiög verfchuldigd. Tijdens hec
Confulfchap van napoleon, wandelde lafitte, toen
eenvoudig Commies met 1200 francs falaris, op zekeren
dag in den tuin der Tuilericn , toen hij eene bevallige jonge
Dame ontmoette, die' 'desgelijks alleen kuijerde. Onwillekeu-
rig zeide hij bij iichzelven , maar luid genoeg om van haar
gehoord te worden: Foiiè une belle femme i je voudrah
qu^elle fut la mienne! De Dame, gelijk alle Eva'i dochte-
ren , was niet ongevoelig voor vleijerlj — zü zond om hem
aan baar verblijf — dat verblijf was dè Tutleriën^ en de
Oame pauline, zuster van den Eerften Conful. Dit gaf
eene wending aan de zaken , èn LAFiTTE^é fortuin was
gemaakt,
V R I E N D S .C H. A P.
Ach! wat is Vrfendfchap dan een naam,
' Nog ydMer dan de galm der faam!
Belatig verbindt — belang omknoopt;
Vermetel , wie iets anders hoopt.
Ook my, mü ftreclde foms de droom <^
Den ligt beroerden levensftroom ,
Ondanks het bulderen van d*orkaan ,
Mee vrienden rustig af te gaan»
£n menigeen trad aan mijn boord
Met open hand en vleijend woord «
En liet , als mQ de zon befcheen »
Op effen zee mQ niet alleen.
Waar zijn zif nu? Mijn hemelCrans
Verloor azuiir en gouden glans :
Belang verbindt — belang ontknoopt;
Vermetel, wie iets anders hoopt.
Er was een tqd — die tfld is heen -*•
Dat Vriendfchap inee^ dan klank miy fcheen ;
Maar finds^ de dreef der klndschheid week ,
Verving de barre hel de ftreek«^
•TftfBNDimtAr* 443
\ Vciijéèt ftié, of *£ Ir nflti' ara üiïtfteld ,
Wac aan tHijn z^é óp *c gtotnt veld
Naar vlinders fotg of rozen «ocbc^ :
En toen loe onfcheldbaar 'fcheftn Yerknochc.
Helaas t vertrou^^eir, onlbbuld , vreogd
Verzeilen ffeebta-de vroeg(te Jedgd; -
Een irits,' gedaald uit beter Incbt,
Die ons op verd'ren togt ontvlugt.
Oe drift naar goud , de zucht naar eer '
Verbrak de banden van weleer t
Belang verbindt — belang ontknoopt ;
Vermetel, Wie iet^ anders hoopt.
Een nieuwe wereld lachte me aan
BQ de eerde fcbrede op *sjong*lings baan»
En *t was als zweefde een eng^enftoet
Mij , vroltfk wenkend , voor den voet.'
Ook Vriendfbhap zag ik in die fchaar.
Met wjngerdloof door *t bruine hajilf ,
En *k ftrekce, als naar een lieve bruid,
;Mijn* arm verlangend naar haar uic
Maar wie op *t kusfen van fatijn ,
Slj *t vonkelend fchulmen van den w^n.
Mij trouwe zwoer in lief en leed.
Vergat weldra den duren eed.
Sinds daalde zij nog fomtijds neer;
Maar *t was die lieve maagd niet meer ^
Haar ftrenge blik en valfcbe coon
Misvormden hau ooripronkMijk fchoon.
En wee mQ , dat ik toen vergat ,
Hoe vaak zQ m$ )>edrogen hadi
Belaug verbindt -^ belang ontknoopt ;
Vermetel , wie iets anders hoopt.
O • wie zich^celv* genoeg kan zQn .
In *t zoetst der vreugd , in *t wreedst der pQn^
Wien geen inwendig zielsgevoel
Temgdryfc in het aardsch gewoel ;
444 TRISHDftCHAr.
Hoe ryk, hoe zalig fcbgoc hQ 1119 ! .
Hem g|aB en yreiig4 en f^Mit vqprb%
Als ftbfiBioeti, bij wier koqisc of vlugc
ZQn boric niet zwelt, z^o ixvsc niet zqcfac.
Hem grieft bij cTommeztrtfti van *c loc
Noch bitc*ffe lach , noch wreede fpot ;
Een hooger we^en fchier geiyk»
Viodp htl'in eigen hare zQn r^k. .
Amfieriam^ 1831. e. j. potgietbr.
VtüOTIOE UITBQBZSmNO, WA HET BEICHOÜWEN VAIf EEN
aCHiLDBaSTUK DEt HEEREN J. ICSOEkAKER DOgEE*
: Ja, 'k heb van Speyk , hemz^lv* gezien ,
^ Die Hollaodi roem bewwde; .
}k moge den jongen held befpMo ,
Alreeds oncvoeid aan de aaide I
Dat oog, die blik op God gerigt;
Die knie, voor Hem gebogen;
Die hmd, bereid ten duren pligt.
Mee gaa(&boa zelfVermogen;
Die regeer , erouw aan eed en eer \
Die mond , den eed herhalend ,
- Bb , keerend eoe zQii* Oorfprong veéc,
Zyn jongfte bede malend: -.
Dae alles bood nw fchepplng m^ ,
En *k dankte uw, kunstvermogen.
_ Vraage niee , of 'C beeld geigkend" zij ;
Wie 'denke hter aan beeoogenf
*k Aanfchoawde alleen de grooee daad ,
Door *e reinse gevoel bedreven ;
Een reeds veifaeereUikc gelm;
Een zlel,.aAn *e ftof ontheven I r-
Hadde ook van Speyk vergeefs gel^d.
Waar' hfi vetgeefs geftorven
Niet vmcheeloos bebc gg geftreefd
Naar *c geen hij heefc verworviSQ.
Mei, 1831* J. W.^NÏBMA.
MENGELWERK.
«BKGBLQKBNDe BB8CH0UWINO TUSSCHBN DB HDMAt
NITBIt , WBXKB WQ IN OBNESIS BQ DB AiIRTSVA-
DBBBN, BN DIB, WBLKB W^J IN DE GBDICH-»
TBN VAN' H0MBRU8 ' BQ DB GftlBBBN
VINDBN.
(ycryolg en Jlot van bL 412.)
MJoaéa te omwikkelen, wat* lucbtftreek , leefwijze,
Hgchttoisi^eldbeid, woonplaats, opvoÊdiog, regerings^
▼onn en meer andere zaken op zeden en gewoonten voor
mogen , en welk eeoc veruideriog zij hi dezelve kunneo
daarftdlen, willen wijt h^ volgende aangenomen h^
bende : ^ dat de zeden en gewoonten der volken , over
het gfibeel genomen , des te meer onderlinge overeen^
komst hebben , mar gelange zij nader aan den ftaat der
natuur komen,*' dit door bewijzen en voorbeelden b^
Grieken en Hebreen trachten te (laven* Het zal voor-
zeker niet ongepast zQn , dat wij , in de behandeling
hiervan , ons bij eenige hoofdzaken bepalen. Laat ons
hiertoe de vier volgende punten ter befchouwing nemen i
Underl^'ke eenvoudigheid ; heerfchende zinnelijkheid^ en
irfermatige levendigheid van hartstogten; gebrek aan
kieschheid en fijnheid van gevoel; gastvrijheid.
I. Kinderlijke eenvoudigheid. — Deze blijkt ons voor-
al in fp^s en drank. Abraham zette zQnen gasteA
Oechts brood , of liever meelkoeken , als fpijs , en melk
als drank voor. Gen. XVIII: 6. In is a as 's leeftijd
was de wijn ook reeds als drank bekend , XXVI ; 12 ,
en vindt men ter zelfder tijd van een linzenkookfel ge^
wag gemaakt, XXV; g4. Jakob 2ond den Stadhoo*
der van Egypte balièm , honig , fpecerijen , mirre , ter-»
pent^nnoten en amandelen ten gefchenke. Men Biet
biemit, dat het menschdom nu reeds verre verw^derd
ItfBNOBLW. 1831. N0« IO« I i
4^6 BESCHOUWING VAN Dtt HCJMANITBIT
was va» die «eerfte ruwheid eq onMchmtdheidy^ t^qia
flien zich flechts tnet rfkels en boömvrufchten-^voed^e :
waQt;dp.t hierin het eerde voedfel der menfchen beftoild,
kan men vooral bevestigd zien bij oogubt^ ter bevo-
rens aangehaalde plaatfe, ffie tevetfs verfirheidenb* S<;k«ij^
vers aanhaalt 9 welke dit gefvoelèrï verftetfceo. . Even coo
wordt ook de Gouden Eeuw door oviD'Ius afgsfcbil-
derd,, wanneer hQ, Metam. h V9. 103 , ^ngt:
Cantentique eihis^ nulh cogente^ creath
Arbuteos foetus » montanaque fruga iegebant
Comaque^ et in duris horrentia mora rubetis
Et qvae deciderant patuia Jovis arbore glandet. T
|>e maAlt^den der Grieken beftooden ook bijjoa vivé/t^
«elfde geregteni Vleesch, vooid dat der Ichapen » sMfen
en geiten ) alsmede brood ^ vond ineii bij eiken TiaftltQfH
tioedanig echter dat brood, of liever die koeken, va0gei^(
èn weite of tarwe geweest z^jo, is moeyemk te beptimi
daar toch airo^ even als Dn|? in het algemeen fj^
.beteekent) en wel iedere uit graan vervaardigde fpijze;
te VE^a: « daar de Grieken toen ter tiyd nog niet zeer er«
nrien fchynen gqweest te zgn in het bearbeiden van ko-
fen 9 daur \yij Ilias L vs* 449. vinden , dat de Grieken
by bet offeren gewoon waren heele graankorrels (ivAp;t<^r#«}
^ gebniik^i* Dat zij by hunne maaltijden ook melk ge<-
J^r^ikten, zien wq onder anderen Odysf. X* vs. 2134 ^
waar c i r c É voor u jl y s s & s en zijne medgezellen eenen
diapk bereidt, beftaande uit gedolde melk, meel, honig
en wyn; en Ilias XI* vs. 639* lezen wij, hoe hqca-
MEDA voor NB s TOR ecueu drank gereed maakte yao
w^n, geftolde geitenmelk en meel. De Grieken maak-
ten ook, zoo als wij uit deze plaatfen lunnen zien ,
jpeer gebruik van wiijn, dan de Hebreirs; ja zi|j ver-
fchilden ook hierin van de Romeinen^ dat het de Griek*
fche vrouwen geoorloofd was wyn te drinken , 'zoo als
blflkt uit ddpf. VI. VS. 77, daar naüsicaS van hare
tnoeder een' lederen zak met w^n ontving. .
Hebben wij alzoo eene groote eenvoudigheid in Q)ij$
. ^ ófWfk oit^emerkt , deze ilraalt ^^ tnioder in. de^ kH^
diog door# Wij w^l^n Jiiertpe zoq yeel in^geiyK rop-
^vem , waarin de kfêeding der A^rtsv^e^en* «o 4it
• d^r Qri^fphe helden beftond, waaruit w;lj -tevens 9^
^xpUen^ .d«t men to^ ter tgd de kleedUigduli);;^ V>t
bet ware do^einde gebruikte, tot dekking des U^cbama»
sond/er viode fxï praalzucht i^ d^n vorpd,, rbet gevpjg
der wedde, welke uit eene fijnere befcbaviiig yoi>c|-
vloeit. En beftond er al reqds vroeg eenjge püonk m
weelde in de kleedij , dezelve w^ alleen gelegen ia de
meerdere fijnheid en fchoonheid der ftof, de kleur, /^
verfierfelen van goud, edele fteenen enz.
Wanneer wij de Schrijyers over de Hebrceuwfche Oud-
heden raadplegeu, zien wq, dat de kleeding der Aarts*
vaderen Hechts beftond in een onder- en een bovenkleed ,
een^ gordel , een* tulband , welke ilechts een ineenge^
draaide doek was , en zolen onder de voeten ; ra dat d{e
der vrouwen hiervan niet verfchilde, dan door den vooiv
hoof^fluijer. Dat de kleedQ niet naar het ligchaam gp-
fneden, maar wijd was en los om het ligchaam hing,
blijkt uit de wisfelkleederen , . waarvan wij menigvuldig
melding gemaakt vinden , welke kleederen vooronderftel-
. len , die aaq meer perfonen te g^k cpastefu Wamieer
wQ het tegenwoordig gewaad der Arabieren ^ die in alles
bet mmt van de aactsvaderl^e 2eden en .gewoöoten ÉS^n
a^eweken, ga[d€flaan , zal men hierin ook de groQ^e
overeenkomst vinden. Om zich hiervan te overtuigttt.,
leze men Hechts hetgeen d'arvieux, nibbuhr,
jAHN en anderen van de kleederdragt der Arabieren en
.d^ OosterUogen in het algemeen vermei^.; Met de
fcleeding.der Aartsvaderen komt die der Grieken bj|j ho-
afBUus b^jna volkomen overeen. B|j dezen vinden wy
d^i ^iTdy» ;CöQ kleed, hetwelk over het blpote'fligcjjiaam
werd aangedaan, en aan mannen en vrouwen gemeen
57a6 , ^ven als de ^21^0^ of ifutTm^ hetwelk over de
X/trèv aangetrokken werd en het bovenkleeid 5a^as«: JDit
' JÜi^ ynj duid^jk in telemachüs , Odys/^^XV-^ vs.
fg^ In plaats van den ^Sp»; rdroegen .de vroui^^n dik-
li 2 '
V4* lESCHOl/WlNO VAN Dfc HOJMaMTEIT
•wïjts 'de jr/jrAo<. HïcTom noemt hombrüs de vrBnWëÈi
der Achhtrs^ Ilias V, j'jjrwXo*. Daar het woord vriw>k
elgebUjk niet anders fchijnt te beteekcnen , dan eAi
doek of zeil, hetwelk om iets . geflagen Vverd ter M-
/ wikkeling, zal dit kleed waarrchijnlijk in 'de oudfte rif-
dOl ook zeer eenvoudig geweest zijn. De beteekenls
van zeil of doek toch fchijnt homerun aan dit woord
géheeht te hebben , wanneer hg p a n d a ft u s , ïliqs V.
VS. 194, tot AENEAS laat zeggen: „ dat erin hét
huis zijns vaders elf ftrijdwagens gereed ftonden , waaf-
'over zeileh'uitrpannen waren: ^*
kpu^ U xéirkit
üierby moeten wq nu nog voegen de x^iv» of mamel^
le^ kleed ter wering van de koude. Welk ander doel
kunnen wij toch dit kleed toefchr^Ven , wanneer . w^
ULYSSES, Odys/. XV. vs. 487, hooren klagen / d^t
lujl door de koude gekweld werd , omdat h^ geen' man-
tel had ?
' iXXk fu ;^«7fcff '
«'t •
t)eae kleederen werden ook door eenès gordel , ^s^tfm té
^, om het ligcbaam vastgebonden ^ zoo al& wg vinden
fltarXiy. VS. i«it
»
^«r« iè C^v» èttmrW ^vedvotq ipxfvmv
QJysA V, VII en andere plaatfen. De Grieken fchijnéh
het hoqfd enkel en alleen met een' helm gedekt tt
hebben ; bij homerus ten minde vinden wij niets éi^
ders. De vrouwen hadden echter verTcheidene hoofif-
ficrfets: een umXCyrrpat hoofddekfel; af^^rvf, haarband;
n^MfC^tiXo^, haametje; xfiflf/cvoy, hoofdfluijer. Zie ///«»
XXU. VS. 469.
' Een krachtig bewijs van kinderiyke eenvoudigheid vin-
den, wy ook hierin , dat de Aartsvaders en Griekfckc
l^f^l^. 4i^ dingen zelve veirigtten^ welke eene mee^e
. befcbavtng den dienstboden overlaat, A^braha^m itq-
fSE^Ts^f die g^oote Herders vorst , . welke .eeoe luenigte
flinren ea fla vinnen te ziyner berchikking bad 9 fcbaamcje
Mkk niet 9 zelf een kalf van de kudde te halen, ten eind[e
Jiet zqnen gasten voor te zetten, terwyi zgne huisvrouw
bezig was om koeken voor hen te bakken, Gen. XVIJ^
6f-r8. Jakob en zijne zonen hadden niet alleen bet Qp-
penoezigt over hun vee , maar weidden dat hunner vi^*
der^, even als de herders in het veld. Gen* XXtKt.iip
XXXVII: 12. En wanneer wg nu bij hom Rsys lezen^
dat PRIAMU8 de offerlammeren zelf op den wagen tilde
en dien mende, Ilias lil. vs« 310; dat AcniLtBS
het geflagti^ vleesch in (lukken fneed, &k het ten maaltfid
bereidde voor de gezanten van aoam bmnon, ///i?/
IX'. VS. 109; dat AN DR OM AC HÉ de paarden van»b»»
ren gemaal voederde, Ilias VUL v. 186, moeten wQ
dan niet zeggen, dat dit all/es nog eede kinderlgke ee^
voudigheid kenmerkt?
ft. Htcrfchende zinncl^khHd en overmatige leyendighM
yan hqrtstogten is een tweede hoofdtrek in bet oor«
fpronkeltjk karakt^ van den mensch« -*- Dat de mensch , ^
naarmate hy minder befchaafd is, de zaken alleen naar
bet uitwendig aanzien en de uitwerking , die zij op de
sinoenr hebben , beoordeelt , zien w(i tn de.;nog.:gelH#
onbeficfaaafde volken, voor welke b..v. koi;akn,.gl^()^
ft«emjes,met één woord alles, wat fcbitteit of.ftarkiiii|
harde kleuren heefr , de grootfte waarde en aantrekke*
l^kheid bezit. Dit zien wQ ook in de kleine kinderen ,
n^ion alles, wat hun in de oogen fchittert, het meest
.^eha^gt. Hoewel pu de befcbaving in den tijd, waarvaü
xf^ thans fpreken , wel is waar reeds eenige , ja in ze^
Jwr opzigt groote vorderingen gemaakt had , moeten wg
ê^ter op het oog houden-, dat dit alles zeer langzaa^
K|M>rtgiog ; weshalve . het ons niet moet verwonder^iir,
wanneer wij in dit tijdperk nog eene grootere ztonjél^
beid aantreffen , dan men misrchien bij deze volken \.ti'
wachten zou. Wü willen zulks^ kortelKk in eenige tr«k-
ken nagaan.
45<> mSSÓÉÓVWltiO VAN DB «raSTAlVtTEIT
Tot «éü (terkfi^tekeüd bé^Qs 8ief ififddQUéld ÜktH
ons 'de Wijze, waarop meto de eenè of andere gébëar^
tiïs hl het geheugen béWaarSe. Wanneer wij van de
^üde inwoiiérs van ffoordSèh^land lezen (♦) r „ F^t
^)^' Èinführung dès Christemhums bekam nimund èt^
iütft ' ffttmén ^ tf hatte 'fich denti dutth elne 4ichii^e
that uftierfchUdtn ^ von der fnan den Namen herkiten
tihhit;** dan moeten wij gerèedeUjk . todleiftthen , dtt
iultes ook grooteiidtfets bij Grieken en jffebreêt^ fJlaats
had: bij de cèfften toch blijkt ons dit ontegenzeggelijk
^t de rtieniéVtildige bgnatüen der Goden en hdden bi^
HyoMerüs; eii wie, die aan de ïiatnen abIiah'am^
&AkA, isaSr, isiiA'SL en andere denkt, twQfelt éf
itó , of iülks óók fcij de Hebreen plaats gehad 'hebbet
"Dat orikulschKeid en toomdóoze wellust een gcvotg
•^l^n van onbefchaafdheid tx\ onbeteugelde zlniiclifkheidV
leórt oiis de géfchiedenis der ruwe en wilde Volken ook
liog heden. Het zijn dan ook deze fdiandeigke ondetig^
den, welke wij ten tijde der Aartsvaderen in eene mcti^
fei^e matp iaaryehljn airi dèm mensch iien raedcdeelen, ter-
V§1 ook de luchl:gefteldhe1d déze ftftfwaardige ondeug-
den opwekte.' Wie 'toch hèritinert zich hier niet tef-
llond de fchoone vallei van het Zöutdal , l o t *s doch-
ters, JU DA -en RUBEN? Ja, al ware het ook, én
#fl ons éver zulke verfoeijelfjkè tooneelen niet behoef-
den te bedroeven, w^ vinden evenwel, dat de ware,
Skh boven bet zinnelijke verheffende , liefde wein^ ge-
kend werd , maar dat de huwelijken dikwerf alleen aan-
gegaan werden om de eer van een talrijk geflacht te heb-
b«i. Echter fehijnt de huwelljkstroi^ toen reeds op
zeer hoogen t)rijs gefield te zijn, gelijk wq'zien in de
Koningen van Egypte en Gerar^ Gen. Xfl: 15, XX:
9, die, zoodra zQ vernemen, dat sara de yrouw van
A fi R A H A M is , haar aan haren echtgenoot teruggeven.
Eveneens behandelde ook deze zelfde abimslecb
RBBEkRA, Gen. XXVI : 9.
(*) Macphbrson» jianmerkingen êp ossian, Ilde D.
bl. 36» volgens de vertaling van db nis.
CR gettoutvt buwellükaUefck .mededeelen, zqi9> als h» ▼•
van FSNÉLOPi en-ANDROMACHB, grocM; |s davv
cDtcgeA het tuut van de zoodmoigo.» di» .0x13 doen zkn»
dit deze bg de Grhksn wek% gekend wim« Hoe toch
sou anders aoambmnon hebben kuone^ zeggen,
dat bij cfiRYSBis, die bQ gefchaakt had» liever bad
dtn zgne. echtgenoot oi^yTEMii b.stra? lüas L
Y%* ;II4« BQ dat het b^ Jhen, even als b|| de Aaftsvade^s»
aiec' ongewoon was » bqw^ven OrffAA^KOf^) <e hebben ,
;mn w| in AMYNTOR, wiens btJwQf doopzönen zoon
püOBNix, op aanraden zgner moeder, oiodat de?e de
oorzaak van vepl ItuiTelijken iwist was, volgens z^$
«gene 'woorden, (^Ilias IX. ys. 45a).onieerd weed»
diip, ev^ als ruben, bet bed zyos vadera- bcïioedelde*
De Goden en GodUmen zelfs drgven eeneo ongeboprden
minnehandek -Een jupit^r durft zelfs op i^jpe m^r
nigviildige eehtbreuken, waarvan hv er %^ opn^epi,
zich beroenien ! . . : .
Dat. door deze groote zinneiykheid de hanstogten zeer
fpoedig en fterk opgeiw^: worden , aal voorzel^er oio»
mand bevreemden^ die bedenkt, dat>:dezmndöke;m.eQsch
zfeb alleen met het tegenwoordige bezig houdt, e^ ^
dit alken invloed heeft op z^ne aandoenmgen.; . .Wjy
hebben boven, l|>rekende over den oorfproog van Zang?^ .
Dans- en Dichtkunst, hiervan reeds het een en.aiidïQr
gezegd; weslialve wij ons thans, bekorten. Het 1^. Qok
niet. alleen de aandoeningen van vreugde, die fterk op
den dttieli|ken mensch werken; maar ook die vandroe^
beid, baat én viijandfchap. Menigvuldig waren, tent^de
van ABRAHAM, iSAaK en jAKOB, de uitwendigei
teekenen van rouw. Deze beftond voornamel^k in het
feheuFen van liet opperkleed , het fcfaeren van het hoofd-»
haar , door zich in eenen zak te kleeden en met Ito£ en
asch te beftrooyen. De uitwendige teekenen van droef-
heid by de Grieken beftpnden ook niet flechts hieriii,
dat men den dooden beweende; maar in treurige om-
ftandjgheden floeg men zich op het hoofd 9 liias XXIL
4S» ftB0CH6aW«l!lO WAHiBE MmMAmtJOT
'VS. 13 , trok zich bot Iiitr iiic 5 Jlias X* V8» »^ , -h^
if rooide het hoofd met ftdf en asch, liias XVIII^ n^
93, en floeg zkrh op de bortt, vs. 30 (*)•
* 3« Getrek aan kieschheid en fijnheid van gei^otl was
een i^t minder allesins doorftralende hoofdtrdc in het
tnenrchelijk intliikter van dien tijd*~Wq £ten bet gevwl
liier wel reeds Ineer veredeld en verfijnd, dan b^.voi-
'ken» die nog in geheeld onberchaafdheid en rnwlnd
van zeden levo) ; maar het was er evenwel nog v)cne
êS van die hoogte bereikt te hebben,- waartoe :nien he^
zelve bij ons gedegen ziet. W(j zagen zulks diiideitk
Ift de denkbeelden , welke men toen had van eerbaarittid
tn kuischbeid* Dit getuigen ook de menigvuldige 1^
ten , veinzeryen , bedriegerijen , onwaarbeden en di»r«^
ifjen , welke men in dit tijdperk , zelfis bg de Aartavir
ders, vtedt aange^wend, om zijn doel te beceiken. Wie
M er, die aan de handelw^ze van abr ah AM-en vM
ISA Sr, obs Gen. XII: 10, XX: a en XXV!: 7. ver**
meld , denkt , ^ hieraan nog twQfelt ? Was het ook niet
Aoor list, dat JAK o B zich den zegen z^'na vaders wist
deelachtig te maken {Gen. XXVIf) en eene groote hoe**
veelheid vee voor zich verwierf 9 (Gen. XXX«) Mes
denke flechts aan de faandelwgze. van laban, Gen^
XXIX; aan RACHEL, Gen. XXXI; aan.de ontrowir
van jARoa's zonen te Shhtm^ Gen. XXXIV, en die^
wAarmede zQ bunnen broeder jozef behandelden, Gen^
XXXVli, en men zal hiervan volkoipen overtuigd v^
Wanneer w^ nu nagaan, dat ook rooven en ftdan
Mj de Grieken niet alleen gewooa was , maar dat m0|
er zich zelfs op durfde beroemen , zoo als wij in de
ianfpraak van nestor aan tblemacmus enzgiM
medgezellen zien , Odysf. III. vs» 71 , moeten wi} dan
met erkennen , dat wij ook bjj hen weinig kieschhdd a>
fijnheid van gevoel vinden? Dit zien w^ nog duidelg-^
' (*) Dat hec b9 de Griefren ook ten tqde vtn.tocitarra
Bog een «ceeken van rouw en droefheid wai, zkh bet hoofiU
haar Ke Cehereo » zicu w^ bi) puato» PkaedoH^ C» 4U
DBR lAAE^rfiVADBRBN &« D«R. OABIKSil* 45g
tar ior de wQze^ -mnrop.BQ zicIUBsbtea .fu^eo; on vm
Jhviuie M(toidadcn gewagen ;* iets , dat, volgois oio
fijner gevoel, geheel OBgepa^t en Oow^oegel(jk ja«
;Hoe hooren wig n b st o a toch pogcbtad a&eggen , Ill^i ^
I^;vs. R<S6i verv^, dat de dap'perfte maimen» loet wie.
gen fienreling zich durfde joietsn » hem uit PjUs <^t*
bekten hadden , om onder hem te ftryden. Hoe verji^f^
cBBGTOR 2ieh .op .zqn^ moed en .dappearheid , //r>f
"VIL V8« 759 wanneer fay 4 op aanraden. van a 1^0. li»^
^ MiifBRVA^ iederen Grieks die den kamp met.heni
VPx dmrven wagen^^^ot een tweegevecht nifida^.
1- WQ Wndea echter^ 4un :den anderen kant, ook ver»
il^eideBe prc^evèn van eene meerdere kieachbeid en fij»»
MId van gevoel, ten tjjde der Jtartsvaderen, waandt
. Mt M|kt, dat zg toen reeds vetre boven andere v^
leen, op eenen higeren.tiap van beièbavtng fliande» ve0«
•keven waren. Om nu niet te fpreken van de burgerlQkf .
behefilheid, waarvan wQ Gen. XXVUI; d, XIX: 1,
XXiX: 13 en elders bl|jken vinden, lette men flecèta
op bet edelmoedig gedng van abraham jegens den
Konuig van Sodam , Gcn^ XIV: si — 04 ; z^ bede vofT
M deeMemtng in bet lot der inwoners van deze fta4f
Qm. XVIII: a3^3ft. Wie denkt bier ook met.teih
ÜMd aan de fijn gevoelende ziel van jozbp ?
^ 4* Laten wi} nu cindelük nog eenen karaktertrek van
liei toesmah'g menschdom befchouwen, waarin onze bef
Miaafder. Eeuw voorzeker verre moet onderdoen, en
óte in den eerften opflag met de mindere bd'chaafdheid
Aer t^en febqm te ftrqden; de gastvr^'hcid. — Het
Oosten m<^ nog beden door gastvrybeid beroemd zijn»
daar het den ArcHer een waar genoegen is ,. .eenen
«l«emdellng bi|] zich te mogen vergasten ,. nog meer
Mis het dit> ten tgde der Aartsvadeven* Weinige mofgen
(kf voorbeelden zqn, die mozbs ons hiervan medei*
dedt; die, welke bfj heeft jiangeteekend , leveren hiervan
ten onrcgenzc^ggelfflL bewgs op.i Ging niet abraham»
zoDdra h|j de drie^ vreemdelingen befpeurde , hen te %%^
moet, en verfchafte hun alles , wat fot verkwikking firek*^
4f 4 ' »n€«oirviiro (vam bb 'HOiiiAMVBir
kW/ teü!? -Gup» xyUL Niet vumUt gattvriy wtrdM
oek doM vreeipdelingen door lot oÉtYiogiB. Hior.
2ieh wQ 9 hee heilig reeds tam het fégt der gittvrQhcJkl
wisV' daar tOT veeleer lyne eigene dochtets, dan! daas
vreetndiriingeil , der toOTielooze toenigte wilde oveigcyen^
-* Baar de gaistvf^id in het OoateD den reiger Vooni
aUenKiAgenaamst en nbodïakriyk ia^ moge hét bQrander
om deae deugd geprezen wordm; dat dezelve eohtet
oiidtijda, en wel reeds zeer vroege ode in het Westen
beoefend werd', hiervan vmden w^ verichetdene bew^h
zen bij TAOi'TUS, dcmtfribvs G^fïlkamrvm ^ Cap« ai;
jr CA«SA|t, Bella GüUico^ Lib. L Cap« 47) os'ss»
irM en hoieerus» Uit verfeheidcne plaatfen vafi det^
MitsigeBoemden' gedichten bl^kt het <mis , dat degastn|<»
b^ bg de oude Grieken niet minder gebruikei|k vn»^
dm hii de Aartsvaders. Van az Yt^va toofa wordt giif
2^d) Ilias VL vs« 15, dat bij, zijn huis am den.rw^
hebbende , • lederen voorh^ganger vricnddgk ofttirisg»
Ook getuigt PHOENix, Ilias IX. vs« 480, ^atPBi-
L^tus hem VriendeQjk omving en als een> vader bemindp^
Dat ook de tegten der gastvrijheid bi| de Grielcem
ner heilig waren, kan men oök hieruit opmaken, dal
zQ meenden, dat de vreemdelinge hun dodr 2«d« (tWii
toegezonden werden , ^6 als n a u s 1 c Afi zegt^ Odyefi
VI. VS. ao7. Ën dat men met hen niet mogt oorlogen,
met wie de voorouders de, regten van gastvr^beid onder-
houden hadde, zien wij in olaucu^ en DiOMfB^
DES, Ilias VL VS. aia.
' Mogt ik, M. II., door met u den flaat van liet
menschdom in dit tijdperk te hebben gadegsflagen, jbd
ü, zoo veel mij mogelijk was, d^ trap van zedelQkeaa
verftandelQke k^nis en hefcbaviüg te hebben aangetoond,
de begeerte bij u hebben opgewekt , om het vérflaod mot
dé kennis van dié zaken tevtnijken, welkeopdebefchaü
ving van den mensch den grootften invloed hebiien; op^
dit kuÈften en wetenlbhappen fieeds meer en meer be»
oefend wieiden , en haren heilacmen invloed over het
ïngenuds diHicfife jfidèUter artes
Emottit mores^nec finit esfe ferosl
611 ifm «ycteflüul en .£mw )ÊDAmA ftoeds iMnrcDi ik
kn; mtmmuMi in aI dftfgcMt wftt der AfynfgMi/ilAcid
teimdeijyki»!
VADBRLAIVD.
Met
n^ beweert die ficbnuid^e Hoogkereerpjikuya
VAK DER HaftvsK» dat de toeftand der/HteHniade»
óns vilderlttod niet kan gel^ ^geftdd wordeamefedcnrliloea
detselve in andere landeaf. en dat, even ali :er ;daar .bo«
swaarlQk bdkiVame nuumen voor de leerftoelen dei^. jUBk«
tifiete Geneeskunde te vinden 9^ , hq ona^ dasel£ic
nloeüd^kbeid vo6r die der Heelkunde beftaat« Detido^
kenuir geeft daa^oor de twte volgende redenen op : x^v
moet de Heelkunde als kunac in die Iknden teloeyai^
ü^e het tooneel des oodk>gs zijn ^ en Vandaar , datzid)
m Duitscbland en Frankrgk gedurende ^Gia\f/t jaren, zoo
vele gcoote mannen gevormd hebben; «— a«« béftonden er
vooriieen- in ons vaderland geene bijzondere .inftdtingen ,
voor de Heelkunst (♦).
' WQ zgn het volkomen met dien Hoogleeraar eens, doch
geüooveuy^ dat er daarenboven nog twee andere redenen
bedaan, welke den bloei der Heelkunde binder^^k z^^
In de eerfte plaats bedoelen wQ de vereeniging der Heel-»
met de Verloskunde. Verre de meeste Heelkundigen
onder ons óèfienen thans gelptijdig de. Verloskunde nit ,'
't wdk federt eene halve eeuw meet en -meer a^[emeen
ia geworden , nadat de faifoentyHe kia\fc van mesfi^ben
minder de hulp der Vroedvrouwen inioqit. Devereoii^
[|^ dier beide vakken is wel niet onhéftaanbaar , maar
(♦) Zie Geneeskundige Bijdragen ^ lilden D.' ifte St. bl.
48 der Boekbeoord,
Oftikfi :al^. ic|Qriui4^ der ff^akuofiWMt 4efSE€ilvér
beoefenaars door hunne verloskundige piakiyk..vaa*em
goed beftaan zich kunnen verzekeren , en, zonder ive-
zenlQke heelkundige verdienden te bezitten, desnietteinin
als Heelmeesters geraadpleegd worden. De Heer vak
ALPHEN beweerde met regt» <bij de deljberadte to
da Tweiade Kamer der Suten Goieraalover de wet van
den IQ Maart 1818) dat de vereeniging der Heel-met4e
Verloskunde ondoelmatig was, uit hoofde men deze nu
als eea. bandw&rii en niet als ^ne 9F<ittf/7yM«^ zou- beoe*'
fenen ; terwQl men de uitbretding dier beide vakken ver*
febuldigd is aan die uitftekende mannen , welke dezelve
ivet de Gteeeskunde vereenigd hebben. Evtn juist is
bet ooideel van bovengenoemden Hoogleeraar, wumeer
M^ de Heelkunst van zoo veel waarde en van zulk*een*
omvang acht, dat hare beoefenaars , evenzeer als die der
Geneeskunde, e^e wetaifcbappel^e opleiding behoe*
ven , en op denzelfden rang in de maatfchappij aanfpraak
hiebben» Maar om die zelfde reden zouden wij dan ook
Wenfchen, dat de eerden zich bij uitfluiting tot de lut*
oefening van hun vak bepaalden , en geenszins huoo^
binst als bewerk befcboumlen* Gedurende ons verbluf
te^Parys, in den winter van i8ai — 22, .leerden w$ atp
daar vele beroemde Heelkundigen kennen , , en kunaéa
ons geen voovbeeld lierinneren, dat deze gel^tydtg de,
Verloskunde uitoefenden.
..Ëene andere oorzaak, ^welke. bij ons de uitbreiding^
dez Heelkunst in den weg ftaat, is, naar ons inzien, gete-r
gen in het leveren van genees en heelmiddelen , waarin de^
Heelkundige niet zelden een groot gedeelte van zgn be?^
ftaan vindt; £r bedaat wel eene bepaling, volgen^,
^ejke iczc gehouden is^ alU uitwendige sniddclcn zen»,
der . onderfcieid (Jftehal'^e die , welke ad ufum cxiemp(h\
raneum yereischt worden) aan hunne laders naar dei^
fn^els der kunst voor te fchr^en^ en dat yoorfehrift
te. hunner be/chikking te laten ^ ten einde. het b^ eeiüi
Apetheker gereed gemaakt worde (*)• De ervaring
(*) Zie het Koninklijk befluit van 31 Mei i8l8. No. 63. '
feclïter leert , dat féÜïef óyëraï'het tfegéndèel pltóts Iidèft.
De Heelmeesters laten veelal de belooning voor /gèèlkuf^
digedienften aan de edelmoedigheid hhnhet lijders over;
maar zorgvuldig plaatfen zij op hunne declaratiën achter
" de woerden : voor geleverde medicamenten , écne naar
hunne eigene behoeften geëvenredigde fotn. Deze- gé*
iVoohte ftrekt ten nadeele der lijders, dïe daardoor ge-
noodzaakt worden tot bet betalen van onkosten, welfte
" ti] niet kunnen nagaan , daar de geleverde middelen faim-
mer afzonderlek opgenoemd wordenl Maar nog oneindig
nadeeliger is deze gewoonte voor de kiinst «e! ve* UJt
dótt aard der zake vloeit reeds voort, dat de HeelkuiH
digë, zullen de aangewende middelen fti - allen opzlgté
goed zi^n, artfenijmengkundfge kennis móet bezitten, ta
' deze bezit hij doorheen niet; Het is ook bekend) diat
men veelal de bereidmg dier middelen aah' leedlnjg^^
jeugdige en onervarene knapen , overlaat, dte niet tlt^
' mét de noodige omzigtigheid te werk gaan. Doör deEttii
' winstgevénden handel ontaart de Heelkunst , en zij bl^l
niet meer , 't geen zij naar de oorfprcmkeigice bétéekente
• van het woord zgn moest. Vandaar ook, dat 6et gëtibl
der Heelkundigen in ons land, in evenredigheid van dat
étr Geneeskundigen , zoo groot is , en de eerflü^tï dil*
W^Is een beAaaó vinden in het leveren van oogwatéféi^,
mondrpoélingen , wasfchingen ,' enz. eniz Hoogst* doel*
matig is derhalve het zoo even aangehaalde artikel d£±
wét, waarbij het leveren van uitwendige middelen déii
HteHcundigen wordt vcfrboden ; doeh even zeer is het
te bejammeren i dat deze wet niet wordt gehandhaaftf»
*t welk alleen aan de Provinciale Geneeskundige Cooi-
rfiïsfiën moet worden toegefchreven , waarin twee of
triéer Heelkundigen zitting hebben , die hon eigen belang
boven dat van *t algemeen (lellen , en zich te de^enató-*
zien op ministeriële exceptiln beroepen. - »
' Het is derhalve noodzakelijk , dat er oiider ons nieun^e
Wetten worden vastgefteld en gehandhaafd^ ten eiiide
de ' Heelkunde tot eene - ineerdère volmaabheid te bren-
gen; en wij hadden gehoopt^ dat deze het gevolg zou-
.pqge^r.. e^^B^r jafleqr in 's.^ettcige^riioscli |;cl)aui}a.
tDe Jioogkecaair y^ m j}]rk hob yit n wenscbt^ dat de
iHedl^wd^ dezelfde w^teufchappelüke opteidin^ aI$ de
vGeneedi^undigai^uUm ^em£|tep.<t ^ ^^ ^^^^^ ^^' S^MJ-
^ken. xaf% in de maatfchapplj zullen bekleedeo^ Psartoe
.noiten ^d^ Hoogetchpleii^ alsn^de de Cliiulche Sf;b9oI
'«tp Amfterdaqp 9. in yer^and ge^ragt met Jiec Acbeoae^uiD »
jÜBMOLm Wel jufii: xegt(treek;s ^ nuiar evenwel jmeic ^ondui-
r^dp» keurt «j(n Hoojy^. de Clini&he Scholen in au-
'dare pjfatfen.afi, bewer^o^e dfit aldaar Üecbts tofijbolve
Wdpmtjs wordt tgi^g^v^., oindat de onderw^zers^ in
em' drukken ^iaJcti(cti^ werkkring levende» het OIK^-
,fWi$ flecbts ala eene bjjeaak behandelen* Wij zyn,het yfiX-
koipeQ laeit ;z|yi üooggeL qena^.'cn gaan no^ verdcf ,
^4aar P^i vaa gavpelen ^jn» da^ er 5 bij een weUngiengt
jbciQg^; -oq4erw|j;L9 g^^e behoefte aan zoodanige Scbp-
.len moe^t befbum. De ondervinding heeft ook reeds gp-
jlwid.» d^ >et a^ moeijelök vak ^ om b{j die Schoj^n
^g^bikM 0li4$mÖ«A^ te plaatien» en dat deze nienWe
innigtiog op vela pbat&Q zwaijg^ed|en heeft onpnjoier.
In 'jt. algemaen krwjen w.y .dtp Scholen af Cdie yffifk Ajp*
..ftardam uitgezonderd), «n ine;t leedwaen lazep mril.het
^part^g bedgt aan0»ndf de Rptterdamfche Clilri^e
JSchoolt in ;het jaarmk^ch varflag der Staten van IIiqMmM
igBpIaaist. Trmw^s » dje School onderfcbddt.zid};Y;ai
nUe .andere 9 daarr»#.) na fl^hts één jaa,r beOaan te h^
^\mL^ ^^en v^flug ^m hare lyerl^aambpden, alsmedie. Mfp
^da «crrdec^en h«rer leerlingen, uitgaf, zoo als menige
.BoggeCohool ZjQu Vfenfchepte (runnen doenJ
Wy bebpfYon ^U^Q bier niet meer hjj te y^tgeaai,^ KJp
iöf>k onfea w[«0P<;b9 .dat de HealliLi^ndijen aan de H(>9||p*
.(Uiokn moffm .gevormd vrpfdiBiAd. te ftaven^. A^,f]fin
ook verlangen wQ» dajt ,bji de^ve .van'het itfdiili;^//4f
sonderüvüjs evfm veel werka aal gemaakt wprden., als van
S9X in d^ .Pen^^sakimcle. Nqg herinneren wjj ons .b^t
«gibrekkiga ond^wga , '( ¥;# jnrü g^nptc» bebbffi » .1^1*
-ken lieflaandein im fehrijij^p vm %f^ia^ joipgeyuldon^t
m otfs vAdNift&AW. ,459
e^e menigte van aanhalingen uit Engelfche Scfar^vers,
^ waarbq nog kwam», dat da Corlïia j(edur^de ons
vierjarig verbigf aan 4ip, Hopgefchool niet was afgeloo-
pen. Toen wg dezelve verlieten, hadden wQ fle^s
tenè'VnU^ heelkundige. c^enMii^ s^in^ en bewoadef-
dctti dttSRDfty gedurende ona t^rjblgf te Ber^» hef welh^
gerigte onderwijs }» ''twreifc wij dtar b|jwoondeiUy Intus-
reben ia. er:, naar ons ^o^len, mg ^e»rmid^l^, om ;j3ft
FCéetkunde tdt ^een' fs^itterV trap .van volmaak^d wte
%r«ng6n'$nameltjk,. door zeer ftiwg- «t^v na^uwf ezec^ie
tyn by het afiiemen xier JBxaoMiia , en geene Heelkundf
gei) of Heelmeesters voor fatt pkm land toe te la^eHj»
dan de zoodanigen , imlke beNf^en van .grondige keniKs
gegJEveü hbbben« Van ét JBr<^vi|iciale Geoeesikiu;id|{|B
ComHiiflffiën alleen bange «iiHis af^ n de IlQqg|eecafr
VAN- D<&R BOBvfeN Ica» lOT zal, vaftrouwen w^»
rhiéSrt<5e veel toebrengen, daar '^ ^elf ; Lid. is van eéne
<;dmmiafie, wdke .hi(fir door goedheid , intchikkeiykbei^
en igeBHiUkid^kheid ten nadeele zou werken. Qok vui
'üen 'Heer Referendaris ^oor jde geneeskundige zaken hafigt
^te dezen opaigte veel af. Detoeftuid, waasin ons va*
'derland zioh thans bevindt , bat voonüsaog nier itoe),
^om deêraèirs geneeskondig^ wetten te vesandeocn, of doc^
^tiffeuwe të doeii ver^nngsn; m wdligt zou ,h|j , wieii de
liandhaving der thans )beteande wetten is toehetrouwd^
Yan dezen tijd gebruik kunnen araken , om de Examina
^ vepfehillende Provinciale Commisfiën hjj te. wonep.
'W9 geTooven, dat hQ hia: n<^ al eenig verfcbil zou
Itunnen opmerken, en zijne tegenwoordigheid veel goecis
'kou te weeg brengen. Imtncrs, zoo de Clurifche Scho-
len êt heelkundige ftucfiën te gemakkelijk maken, hangt
'ftet alteen van de Provinciale Commisfiën af^ omJi^t
kwaad , daarhi gelegen, te weren.
R s.
4tfo HANGENOfi WKGEN.
o.
HANGENDE WICGEN, UITGEVONOflN DOOR
MAXWELL DICK.
^nder de uitvitK&igen , die het niènfchel^k vernuft
eer aandoen, ftaat de toepasflng vandenftoom opallemiil*
delen van vervoer , zoo te water als te land , ongetwq-
feld op dèn voorgrond. . De ftoombooten kunnen ons
met voldoenden fpoed doen reizen, en de ftoomiqtni-
gen , die in Engeland met zulk een' goeden uttflag zqn
toegepast, gaan met ongeloofelijke fnelheid van de eene
-plaats naar de andere. Het ontbrak er echter nc^ aan ,
om , met genoegzame zekerheid door de Ittchf r^isem/^ ^
in eene regte lijn van de eene plaats naar d^ andere, té'
Icunn» komen. De Heer maxwell digr heeft, dopf^
•eene zeer vernuftige vinding, ook hierin voorzien. ^
In dt Biblhthèque univerfelle van Nov. 1830 ^p. 333,'
vindt men een uittrekfel uit eene Memorie over A^fiEf^iAfe'
^zcreri yegcn^ uitgevonden omftreeks de helft des jaars
1830. Wij zullen daarvan ^n kort overzigt trachten te geven* .
De buitengemeen goede uitflag, welken men verkr^en
heeft door het vestigen van een' qzeren fpoorweg voor
de ftoomr^tuigen , tusfchen Manchester en Liyerpool^
heeft de oplettendheid van alle Engelfche Ingenieurs ^
tot zich getrokken, vooral ook met opzigt tot de midde-.
len , om deze inrigting gemakkelijk te maken ,. en er de '
kosten van te vermmderen ; kosten, welke zeer helangrQk .
z|jn , uit hoofde der verfchillende uitgravingen en opboo-
gingen, welke er noodig zijn, om den weg oageno^igj
horizontaal te maken. Het is op dit punt , dat de Heer,
DICK zijne gedachten gevestigd heeft. H4 vermeUt de*
om Handigheden, die hem tot de vinding van een' haijir
genden Ijzeren weg gebragt hebben, op de volgende^
wjijze : r, Nadat er in Maart 1837 ongemeen veel fneeuw J
„ gevallen was , werd de gemeenfchap daardoor gedu- ;
„ rende verfcheidéne dagen geftremd ; en toen was het , '
„ dat de gedachte van een' hangenden .ijzeren fpoorweg .
^ (fuspenfion railway^ , op de manier der gewone ijze-
HANGENDB WEGEN. 46I
f •''••••, • ^ ;
t, ren fpoorwcgen , zich voor het eerst aan mij voordeed.
„ Ik (lelde tóen een model van mijn plan daar, en deed
,, mijne eerfte proeven met een rijtuig in den vorm van
M een vaartuig, zoodanig als het aan het oordeel van
y^^ het publiek wordt aangeboden. De uitkomst d#e|
9, proeven zeer voldaan hebbende , befloot ik , dezelve
„■^ pp^ eene grootere fchaafte herhaleö. Ik rigtte eene Hjn
• » op^ van dragers , ter lengte van twee mijlen , op eeri'
„'landgoed van den Hertog van portland.' Vin
„ den ^enen pijler tot den anderen rpandé ik een dübbef
,i**tóuw, dik l duim, rustende op de daartusrchen'ftaafa*
y^ de dragers. Ik plaatfte vervplgeüs daar het rijtuig op ,'
„; en, hetzelve in beweging gefield hebbende, door mid*
„' del van een* kaapftanderd, aan een dér uiteinden ^fe-
„ plaatst, deed ik hetzelve de twee mijlen va yièr vii*
„ nutén tijds doorloop'en. Het rijtuig woog 12 pon^;
„de middellijn der raderen was . 2I 'duim ,' én de wi^-
,, ving moet 'zeer groot zijn geweest, in 'aanmerking ne-
„ 'mende de ruw'heid en ongelijkheid van 'het touw ,^' enz.
Gaan wö thans over tot de verklaring der uitvinding
viin den Heer dick.
. Bij het opritten vain een' harigéncJêh' yzcren fpoorweg
is'fiet eerfle vèreisclite, om dé ftejjaaïae Ign in gedeelten,
pf flationsy op eeq* gelijken afftand van elkander, te vér-'
dec^ïjn.. Deze yerdeplipg * wordt iii . .^j?t , algemeen ge-'
lïè^pp 5 mijlen ,.'(^^^//^Atfy,y^ eïkapder. De wisfel**
of rustplaatfen worden dïe punten ^énoexhd \ alwaar "de
trekkende of bewegende werktiiieen geplaatst zijn; '*Ö*e
aard, van het terrein,, waarover db .weg. loopt , doet mets
totf^de z^akV dewijl (ie weg, door^m'iddel der ftèurien^*
piJjerj J. over rivieren , moefas|en ,' muren ^ ^ ja zelfs over
gffieèle* 'gehuchten, kan gaan. , Wanneer de Iqn riii eèb-j'
iQaal , vast 'behaald' is , moet nien >r flevigè gemetféid^"
Mf^s% welke 'dienen om den, haqgenden 'weg tf onder-i
Ifcunen en de golvende beweging te verminderen.
lfBNOBLW« 1831.' NO. 10. K k
AÓa HANGKNDfi WEGEN.
De pijlers en jukken eenmaal gefteld zijnde, moet men
vervolgens bogen van gegoten ijzer oprigten , gemaakt
naar den vorm vm het rijtuig, en zoodanig, dat het-
zelve daar ongehiiiderd kan doorloopen. De werkende
kabel gaat over den hals eener fchijf , die boven in den
fleutel van den boog geplaatst is. De beide fporen (rai/s)
qioeten onbewegelijk rusten op de halzen van fchijven,
welke inwendig tegen de regtopdaande gedeelten van den
boog uitfpringen.
De nevensttaande figuur ftelt het profil voor van een*
der pijlers met den gegoten ijzeren boog , en het rijtuig ,
zoo als het daaronder doorgaat.
a b c d de fteenen pijlers , op 50 yards van elkander.
e / g A i de boog van gegoten ijzer.
k de fchijf of katrol in den fleutel van den boog.
J m en n o de beide ijzeren fporen, zijnde aan iedere
zijde twee fporen in hetzelfde vertikale vlak , van best
gefmeed ijzer , en door gegoiene ijzeren fteunders (vötf/-
foirs^ met elkander verbonden.
p l en q n de wielen , waarop het rijtuig rust , en zich
over de bovenfporen l en n beweegt.
m r en o s de onderwielen , die het rijtuig in een*
onveranderlijken (land moeten houden.
De hangende fporen moeten van het beste ijzer ge»
'maakt zijn, en gefmeed worden in (laven, van eene vol-
doende lengte, om de te menigvuldige verbindingen te
vermijden. Buitendien moeten deze (laven zoodanig met
en in elkander vereen igd worden, dat het een volmaakt
gel^ ligchaam uitmaakt over de geheele lengte des wegs.
Er moeten twee fporen in hetzelfde vertikale vlak z^n,
aan elkander verbonden door (leunders van gegoten Qzer.
Het hangende rijtuig zal op hét hovende fpoor rus-
ten, met vier uitgehoolde wielen (^roucs i gorges^^ cri
'hetzelve moet onveranderlijk in deszelfs (land gehouden
worden door vier zekerheids wielen , welke onder het
tweede fpoor geplaatst^ zijn, zoodanig, dat, hoe de fnel-
heid ook moge zijn , het rijtuig nimmer buiten de fporen
kan geraken.
c>
tl V
HAN6BNOB WfiO£N. 4^3
De uitvinder heeft bevonden , dat de beste gedaante ,
welke izn de rijtuigen kan gegeven worden , die is van
een vaartuig met een hoog boord en fpits aan den (leven
toeloopende. De werkende kabel ^ zeer ftevig voor aan
het rijtuig vastgemaakt zijnde , moet over verplaatfende
fchijven heenloopen ^ en zich oprollen 'op het rad van
een' kiemmenden kaapftanderd (cabestan i tngrcnagc)^
welke aan de nabijgelegene wisfelplaats gefteld is. ^ In
de onderftelling van een' dubbelen weg, kan de werken*
de kabel twee rijtuigen te gelgk in tegenovergeftelde rig-
tingen bewegen. Dit is gemahkelgk te begrijpen , indien
flechts dezelfde kabel , die voor aan het eene rijtuig is,
achter aan het andere wordt vastgemaakt.
Het werktuig, dat de beweging moet voortbrengen ,
en op iedere ftation van 5 mijlen veranderen mott , is
zijdelings van den weg gefteld. Hetzelve kan naar ver-
kiezing in beweging worden gebragt , het zij door men-
fchen , den kaapftanderd draagende , (wanneer er flechts
ligte rijtuigen over den weg gaan) het zQ door paarden ,
of zelfs door ftoom, wanneer de weg beftemd is, om
zware lasten over te brengen.
De kosten voor elke myl van zulk eenen weg zijn al*
gemeen berekend op 1395 pond ft. 10 fchell. 6 p. , ter«
wijl de ^zeren fpoorweg tusfchen Liverpool en Man^
chester berekend was op 4500 pond ft. per mgl , zoodat
een hangende weg veel goedkooper zoude zijn.
De mindere kosten zouden echter het eenigfte voordcel
dezer wegen niet zijn.
i^. wint men in den afftand en in den tijd; want de
weg over rivieren en andere hindemisfep heengaande,
neemt dezelve den kortften afftand, zonder ergens door
opgehouden te worden. Geen tunnel noch beftrating enz«
heeft dezelve ergens noodig.
a®. neemt de hangende weg de groote verhinderingen
weg , welke meestal ontftaan door de verpligting , om
de toeftemming der eigenaars te verkrjygen, ten einde
eenen weg door hunne eigendommen te brengen. De
uitvinder vleit zich , dat niemand de oprigdng van eo^-
K k a
4^4 HANCfENpE: WJIG^N.
kela p^l^rs en jukken pp zijne grpnden zoude weigera? ,
dewïjl;^c9 eenmaal gebouwd zijqde., tot ve^fraj^iing van
bet midden van een pfirk. zouden kunnen ftrekken.
3,^.j$ het voornaamflp voordeel van deze nieuwe ma*
tuer d& ongemeene fnelheid ,. waarmede de.jjjtuigen zich
kjinnen; bewegen» zonder het. minfte gevaar, dat de
raderen uit de ^hangende fporen kunnep gf raken* De Heer
DJCK meent, dat hij h^t niet vergroot, wanneer by
S9gi^ dat Jig^e rijtuigen ^ bewogen . door een' verbeterden
k^flanderd,. e^ne mijl inde ^minuiit. zullen ..kannen doorr
loopen.
De fteller van het artikel in de Bibliothiqtu uniycf^
felle meent zich niet te moeten veroorlov^» zijn bepaald *
gevoelen te zeggen over deze uitvinding. Dezelve kopt
hem 0g}^ltx niet zoo ^vreemd voor, als ze misfchien aan de
meeste lezers zal toeCchijnen. Ook mij komt dezelve niet
zoo wonderlijk voor , dat ik niet eene. werkelijke uitvoe-
mg, ook in. ons Vadc^rl^nd, van dezelve. zqu mogelijk
8cbce9« De gewone y^^ren ïpogrwegen zullen , dQor de ge-
fieldheld vta ons land , nimoier van eene goede toepa^fiqg
kunnen worden , immers niet in de meeste ftrdien; maar
de 'hangende Ijzeren fpoorwegen doren zich aan geene
plaatfelijke omftandigheden.
Wie weet, dus befluit de fteller van he( medegedeelde
artikel, .of men niet, wanneer men eenmaal gewoon z^l
' zgn^ om door de lucht te reizen^ aan de hangendQ
5vegen dè voorkeur geven zal boven alle findere middelen
van vervoer, als veel zekerder en fneller d^n eeqige
andere ?
Hoc dk zij, en bool^ig men ook oordeele over deze
opperviakkige befehrijvlug^ welligt geeft dezelve aan]^-
ding tot . ailidere en betere gedajcht^n , of tot toepasfing
op andere zaken; want de tgden zyn voorbij, waarin al*
tos 9 wat nieuw was» veroordeeld werd» alleen omdat
Ittt <menw was. Wij. leven in een tijdperk » (hoe pok
goflingesd doojr Aaatkundig^ . gebeurt^isfen) waarin de
liiinften es wetenfc^appep r euzenfdireden hebben gedj^»
* ««11 nog fteeds voorwaarts (breven*
F. W. C.
w,
OVSR HET LAOBR ON0£RWJJ9 CN FA>T£R QIRARO. ,^6§
■ . I , I ■■ I ; I ■ I II ■ ■ ■ ■ II ■^^»—— , ,
OVfeR HET LAGER ONDERWAS EN* F^f BR 'dJR AR D. . '
(^Feryofg van BL 391.)
9* beginnen met een akvoerlK uütrékfel ie leverea va»
eene Redevoering, door Pater o ir ar d in 1821 tihfeQ>roken ,
omdat deze ons het géfcbiktfte voórkoroc, om den geéic én
het doe] van zijn onderwQs te bevatten* Dete ReéeliaiRislt
over de noodzakeJifkheid^ om het verftand der kindden te bt^
fchaven , ten einde Christenen van hen te vormék.
n Indien ér nog ftholen z\|ii , alleen , naaé bet fchijnt , loi.
gerfgt, om' te leeren lezen, fbhrijven^ rekenen en opzeggeft,
wij mogen ons In dien toaauwen kring niet beperken. Toen
eindeltjk de onderwijzers begrepen, darde vier gewone begin*
felen kwal^k beantwoordden aan de waardigheid va;i den
mensch, aan z^ne beftemming, en aan de pligcên', tot wter
vervulling hy iil dit leven geroepen is, waren zi) erop uit,
om de kundigheden der jéqgd liic te breiden. Men' woekerde
met 'alle wetenfchappen , en'het kind was op z^ne fcbool,
als op eene hoogefcbool In het klein. 'Dat was eene afwQ*
klng. Men moet echter' ragt latetl wedervaren kaïi de be*
doeling en aan de^uftw^kfeleh^ Vóór het minst flijn de ke-
tenen van eene bHnde' gewoonte verbroken, en bet ultérfte,
waartoe men verviel , heeft het daarop gevoïgde betere voor*
bereid. Van toen»' af begon men te gevoelen, dat het veel
' te weinig was , '^den geest van een kind te meubeleren , zoo
als zich èen der Ouden uitdrukt, maar dat men dien vooral
iewerken moet; dat is te zeggen, hem vormen tot aadeti-
'icen, ÜQne bevatclng uitbreiden, zijn' oordeel en zijne t/ede
* lelden, én'' Hem over het geheel teerkracht en r«gtft;btopèn.
held geveli.'
% Deze groote vraag in de ondeifwijskunde was a^than*
'deld;'z9^'was beOïat ddor mannen van de kunst, toen wU
'Set ontwerp Vormden van de' fchoof, welker hertelling men
' bad^ aaiigèkondigd. X>^ze fchool zou dan treden hi het getal
'^ièr'géne^ dié, zinderde yier'e'erjle Bèginfeien te yerwaar^
'konen ^ énzonder nuttige 'kundigheden te vél-aéhten , echter
/'^iu'aïlès' mét bijzondere zorg beoogen, öm dé verftandel^ke
Vermogens ^ der jeugd te ontwikkelen , té vetfterkec en te
"reiden.
n He^eéto v^ fn hèt - beArhavén def jéttg^^e liièdaébte 4les
4M OVER mfC' baora onder wus
kttidt zoektn, is boventl, om In het jengitig fatrt de Godg*
dienn vtnjBZUscHRiiTUs te kunnen planten. Ik qpreek
Vin mogel^kheld ; want het is onmogelijk , dac , zonder mer-
kelfike verftandsoncwikkeltng , het kind ChristelQk gevoel en
wandel aanneine.
„ Bij het weinige, dac men moge weten, of waarover
men wenschc na té denken , gevoelt men de klaarblijkelijlc*
heid van dexe waarheid. Er zijn echter menfchen, die zwa-
* rtgh^den maken, die zelfs tegen de ontwikkeling der jeugdige
begrippen fchrlkken , en die , in naam der Godsdienst , onp
de verdooving van het verftand en den diepen nacht der
.Eiel vragen. Altqd zal ik de edele beweegreden vereereo
en ieder, die dezelve kan aanvoeren. Desniettemin kan ik
jn^jne verbazing niet pntveinzen over de 'treffende eq vreemde
ftrydigheden, waarin ik hen gewikkeld zie.
„ Indien ik vraag: van waar komt den mensch het vet*
(land, dat hem van het dier onderfcheidt , zoo antwoordt men
«y inet zelfvertrouwen! „ He& is eene gave Gods.** IVfaar,
indien dit zoo is, moet ook in het kind het verftand door
opvoeding befchaafd worden; want het is een talent, cos
gegeven , om het, even als elk ander, van nut te doen z^n ,
e^ bet is nimmer geoorloofd , het te begraven. Is dit au
£00 « <!iin kan deszeifa befchaving niet nadeelig voor de
Godsdienst zijn; want de Schepper heeft den mensch tot
priester der natuur gefteid, en de Schepper handelt niet,
even als de blinde Itervelingen , (Irydig met zichzelvea.
Hij kan voor zijne fchepfelen geenen valftrik fpannen, noch
net de eene hand afbreken , hetgeen H^ met de andere
heeft opgebouwd.
■^ Vraag ik verder: van waar komt het, dat de mensch
Godsdienst heeft, en het dier er geene kan hebben? men
antwöMdt mij , dat het dier zonder verftand is ; dat beel
sUn zin en al z^'ne blikken naar de aarde gerigt zyn : terw^l
de mensch , met rede begaafd , de befchouwing van het
beelal kan bevatten , deszelfs orde en fchoonhcid bewoodè-
ren, en alzoo van wonder op wonder opklimmen tot den
Schepper, om Hem de ftille hulde der erkentenis en ver*
«ering vervolgens toe te brengen. Ziet daar dan de ondank*
baarbeid de vrucht der domheid, en ziet daar.de Godsdieiist
voortkomende uit den fchoot des lichts I Indien nu waarlijk
het verftand de moeder der vroomheid is,, wat moeten wQ
daaruit dan beflaiten f Dat de moeder noodzakelük ia voor
EN PAfBft OiRAjIH). ^ , ^Z
im kind. Eu wat moeten ^wfi w«nfchen? Dtt. 4f^:gK>ff49
.^oed^er xoeer en meer (lerk en krachdg worde ;. wtne ffai&
^ai Jiaar.kind baar gelijken, en, zich hechtende aan dAJQ^ -
derlij ke .zorg, zal de edele kweekeling dag a.an dag toen^
men in kracht en gezondheid. f
„ £en.e andere cegenftrijdigheid, die mij treft « is ftaq^,de
.eene zijde de billijke buide , toegebragt aan de waacbeM
en Goddelijkheid van bet Christendom, en aan de andere
^^de - de vrees voor den val des Evangelies , zoodra. cle
geest der jeugd ontwaakt* £i wat! Dat Evangelie, d^c^
naar het bevel van onzen Heer , op alle daken moet gepre-
.dikt worden, en niet tn eenig duister hol;, dat Evangelie,
dat het woord, de wijsheid en de ontferming Gods is; dat
gegeven is, om alle regt en zuiver verband, door zijne tasjt^
bare waarheid , fchoonbeid , adeldom en zachtheid , geyatfc-
gen te nemen; dat Evangelie nog eens» dat al de dwalingen
der Synagoge heeft doen verüommen / en al de fenolen vtli
bet Heidendom tot zwtjgen ovemde wijze dex aanbidding
gebragt beeft , — dat Evangelie zou de befpiegellngen van men-^
fcben moeten vreezen , indien zij immer denken en redene.
,ren? Is bet dan met zijne zaak zoo flecht en wanhopig
gefteld , dat het niet kan (laande blijven , dan voor de on-
wetendheid en dé domheid? Ot al wat te vreezen is, is ver.
dooving, is niwbeid ; het is niet gegeven voor wilden, mair
voor menfchen; en men is alleen mensch, als men kennis
en gevoel bezit..
^ wy wetea wel, dat Christel^ke vroomheid geen nood.
. zakelijk gevolg is van geestbefchaving« Wij weten wel , dat
men oordeel, fchranderheid, doordringendheid kan verkr^gea,.
en niet alleen tot een wanordeli^jk gedrag vervallen, xpaar
zelfs tot goddeloosheid. Zulke bedroevende voorbeelden
. zQn. ongelukkig niet zeer zeldzaam. Maar moet men dac a^
.de befcbaving van den geest w^ten? De Zaligmaker (lelde
bet op rekening der driften van het menfchelijke hart en v^n
^betbooze geweten, dat het licht vreest en van God ziqh
verwijdert. Helaas ! wQ weten allen by ondervinding , da i
wy t! wanneer onreine begeerten de ziel beroeren , of wanneer
-.wij knagingen in ons gevoelen, niet gaarne naar den bemsi
• opzien \ dat deszelfs evenredigheden niet voor ons dezelfde aad-
trekkelijkheid hebben. Voor het overige, als men van geest. ^
'.befcbaving in de jeugd fpreekt, verllaat men daaronder ntèt
flechts opwekking der. verfchillende vermogens , maar ook.de
J^ 0V2R mr LAGER ONDERWIJS
rigchig, dfemeo aan bec jeégdig deafcverrhögeir inoec ^evéi^
efi dfc U bei;/ dit ▼oprnamelijk !n onse géwaae opvoed\n%
ontbreekt, waar men zich aan het toeval overgeeft, als een
fcbip, 'dobberende op eene wijde zee, zonder Kaart en zon*
der kompas. 5an, ik beken het, de geestbefchfttving ibm
getrareh doen ontftaarf-, omdat het te Vreezen !• , éét ilcze
ian de driften wel niet ten dienfte zal Haan , mai^ haar tot
nlcbarfting middelen zal aan de 'hand geven; die zy niet zoo
'^ehiid hebben, $ch ter, hoezeer deze gevaren lanwe^ig* zqn,
het blijft niettemin onbecwistbaar waar, dat de verftandsont*
wikkeling eene' vólflrekt taoodwencjige behoefte is voorde
aankweeking der vroomheid , en dat er geen middel géyoïid4$a
Vfordt, om in de ziel des kinds de Christelijke Godidlénsc
té planten, dan door zorgvuldig zijne yer(landelijke>ermOi*>
gen s te oefenen/*
Hiec komt. de Schrijver öd tégen die fqort van Godsdiétfii,
'welke alleen de onwetendheid'kan wènfchen; dat fs 'té zej^
•gen/ die, welke beflaat in eétte drOoge en ónbei-êdèneehle
aahkiéving yan één formulier, in eènige werkzaamheid Aèa
geheugens, in eenige oefeningen, waarmede noch het; ^ér-
'ttand, noch het hart zich vereenigén,' en welke de gewbcfnce
'heeffc doen 'ontaarden ' tot ijdele pligtplegingen. ' Hif looiic
'aan, dat het Hoofd van dé Christelijke Codsdienst al aatu
itonds in zijne onderwijzing tot hét verband fprak, en die
^het langs dezéh weg is*, dat HU de zielen 'fot de wüe
Godsdienst leidde; dat is, tot de aanbidding des fiartea eo
de toewijding van geheel het ie^en/ Dit kenféhetst de frate
Vroomheid. „' Alles is verheven en groot in de èhrlstétijlse
'aaribiddihg. ' Göd, ,de Öeest der geesten, welken ^eèn oog
'gèziefi heeft, 'nóch ooit zien zal, is het voorwerp. AUés
'Heeft één begin en Hij is eeuwig. Alles vcrkjrtdert en' Hij
^'blijft 'attijd dezelfde. Hij wordt nergens gézién en" Hij^ is
overal. Htf 'wil, én alles komt uit het niet té voórfchön.
Hij wit niet langer , en alles keert' weder tot het niee|'terag.
* Hij doet het grasfpiértje groeijén , gelgk HU dè werè/den' in
' hét ruim zich doet omtvèntélén. Mét éénén blik omvat Hij
hét ganfche Heelal, én telt tevens de* haren onües Idbfds.
Met éénen blik ziet Hij alwat was, is en zijn zal. Hi| is
God, oneindig goed, oneindig heilig, oneindig regtvaardlg.
Ziet , hoe alles groot is in den God der Chrlstedéii ; tiet ,
welke verdandsontwikkeling men- noodig heeft, ik zeg niét
om deze grootheden te meten, maar alleen om er zich eenig
EN PATER GtRARD. 4^
denkbeeld van ce vormeo, om eenigz!n$ de woorden cêbe*
grljpeif, dienllig dm 2e uft te drukken ! En inen zda wiU
!en , dat èen kind , wèlka gèe«t natanrlijkerwijze zoo M.
fftiorkt^ zoo in de laagte, zoo zwak is, zich plotfeliik en
ironder bnlp der opvoeding toe zulke verbazende dehkbeelde»
▼erblef ? Voorzeker heeft men niet berekend de'on^ëtelfike
nitinte, die mèn moet doorloopen, om er té'komen* Mfp
leert' Ifet woorden, én 'tben^ gelooft het zaken 'médègeAeld te
hebben.. Niets is gemakkelijker, dan otn dié kleinen èene
reekt van wijze woorden te laten nazeggen! Hnnnë werf-
tuigen zfin buigzaam en hun geheugen getrouw genoeg, oih
klanken weder te ge^en, waarvan zij niets. begrif pen. Het
saoegelgkile is, er een* zin aan te hechten. Ik neem hier
alle onderwözers en moeders tot getuigen, die wenfchen,
aan hunne lieve kweekclingen in 'het godsdienftïg ónderwfis
geene ijdele klanken mede te'deelen, welke tot uiers die-
nen, maar gedachten ^ die bet/vefftandkunnen' treffen en het
hart roeren. Wilde mengde moeite nemen, om menfchen
grondig te ondervragen.^ die door^liunóen ouderdom of dooSr
bunne bezigheden T^an'erders rijp 'geworden zfih, inaar wier
verftand dooi opvoeding geene befcliaving ontvangen' heeft ,
men zou 6vér hunne onwetendheid in* de kenüisfé Gods ver*
l>aasd (laan, évcn 's^êer als óver hunne tallooze Cn* grove
dwalingen, die in hunne zier het beeld Qöds' bedekken^
Dit verklaart pn«, waarbm , ondaiiks de Evangelie! eer, die
ons den Schepper iiller dingen, onder zoo lufsterrgke en
ultlokkeüde kleuren, teekent, de aaftbiddfn'g fn geest en
waarheid nog 'zoo zeldzaam '6. '"Öm té aanbidden, moet
men gelooven; om te gelpoyèn, 'riioet men deiiken; waar
'men niet denkt , "kan men zijrt' ^lÓöf niet belevefa/'
'Hter' komt 'Pater ciRAiit) meer bijzonder t6i! ^ijn ondeïp-
werp 'lïi de ontleding der groridlloffen , die' noodzakeiyk tot
de Christelijke vroomheid eïi tot de 'ifraré eérdienst behooren.
•Öaa^üa'^töoét hij het noodzakelijke deer aan', dd?men geven
:%6et aan de oritwikkeling de$ vetlhnds. Vei?volgens ov^.
gaande tot den ftaat van Het denkvermogen' in den Jeugdi-
gen leeftffd; legt hij èr dé onvolkomenheden van open, en
/toont' er ie aaiigele^enheden ' van uaflf in eeneö'gödsdienftigen
Zin. Vfi] zullen dit merkwaardig ftuk zfiner rede in deszelfs
gehefelen omvang alTchryven.
„ Gelijk aan het dier, fchoon geboren om eeh redelijk we-
zen te worden, ontwaart het kind eerst niets, dan hetgeen
47^ OVftR IH>«r LAGER ONDtRW^S
s9ne zinnen atndoer. Het leeft, beweéft zteb en adümc
niet, dan voor zlnnelQlce voorwerpen, en al, wat daarboven
is, bedaat nog niet voor bem. Om een waar aanbidder
Gods te. worden , is het öm niets minder te doen , dan vm0
wereld te veranderen, dan van het. zigtbare tooneel» waar
wij ons vermengd zien met het redelooze , uit te gaan , om
daar boven te leven met de denkende bewoners des hemels*
£n wat zal het zijn , als meo het kind de onmetelijke ruimte
niet helpt overfchrljden , die de twee werelden ^fcheidt f Het
blijft onder de heerfthappij der zinnen en ijdele beelden;
zijne geneigdheden , zijne hoop en z^ne vrees kruipen met al
K^ne gedachten over het ftof. Hij zal ecnen God hebben ^
want hoe kan men Hem ontberen? maar, zich tot Hem niet
j^unnende verheffen , verlaagt hij Hem tot zich. Hij vormt
zich een beeld der Godheid , naar dat van den menscb. tfij
aarzelt niet, om Hem dezelfde roenfcbelijke behoeften, be«
geerten en driften toe te fchrijven , die hij voor oogen
heeft. Het ^ is dan niet de God des Evangelies, welken hq
aanbidt, en zijne aanbidding kan niet die wezen, welke bet
Evangelie vordert. Zii zal op dejippén en in de manierea
gelegen zQn, en niet in den geest, wiens bewegingen de
louter zinnelijke mensch niet kent, omdat z^ aan zjLJn ge-^
zigt zich onttrekken. Men zal het bultende van het vat met
zorg Qn angst reinigen; maar het binnenfle blijft vol onrein*
held. Helaas 1 Ongelukkig zijn w^ op het punt niet, om:
de waarfchijniyke gevolgen eener verwaarloosde opvoeding)
met betrekking tot het verdand te berekenen; wQ hebben aU
leen rekenfchap te geven van hetgeen de ondervinding dag
aan dag aan ons oog vertoont,
„ Voor het overige, alles is klein In het kind, dat beginè
met niets <te z|jn; zijne ziel is nog te eng, om groote din^
^gèn te omvatten, en zij is zoo beperkt in hare inzigten, dat
hare toekomst naauweüjks verder gaat dan den volgenden*
morgen. En echter men zou wel willen, dat het kind me9
éénen fprong en zonder de minde voorbereidende oefenlng^^
de grootfte en Goddelijkde dingen begreep ; dat het door-*
drongen was van de hoogde belangen der menfcben ; dat her
den tyd verliet, om te gaan leven in de eeuwigheid! Zoo-
te droomen , is dat naar de kennis der menfchen eene zaak
te begrijpen? Er Is geen fprong in de natuur; alles gefchiedt
bQ langzamen voortgang, en hoe derker men verlangt, dat
het kind grooteiyks denken, gevoelen èn handelen zal aU .
. CN PATBR GIRARJ». '471
CAstueo » ZOO veel ie meer nocc men ook de ontwikkeUiig^
bevoidereo, welke die groocheid verebcht; anders zal uve
kind bQ voorkeur altijd biyveo (Kian bU kleinigheden in de
Godsdienst , julsc omdat zÜ onder zijn bereik , en groote
dingen het nog niet zijn. Gij zult het dap zien de mug uic*
sulgen en den kemel doorzweigen , zoo als vroeger de Farl-
^eêrs. Gij zult het zien kleven aan beuzelacbcige men.
fcbeiijke overleveringen , en geene bezorgdheid zien hebben
voor de grootlle der geboden Gods, geloof, regtvaardigheid
4ïn barmbarclgheid,
,, Aan deze kleingeestigheid paart zich bij het kind onbeden-
djgheid. Nergens blijft het ftildaan* Het zweeft heen en
weder, gel^k het gevleugeld infekt. Van buiten treft, ver-
üxooitf ileept alles het kind voor een^oogenblik mede; van
binnen vormt zijne inbeelding gedurig nieuwe beelden, en,
gedienllig befchouwer, geeft hy zich gemakkelijk aan dit
fpe! over, dat hem vermaakt» Deze onbedendigheid is een
gebrek, dat met ons geboren wordt; en indien .wij ons van
onze teederfte jeugd af niet gewennen , om aan deze dub*
bele vervoering wederftand te bieden, dan blijven wij wuft
COC onze grijze haren. Hoe toch deze wuftheid van den
geest overeen te brengen met de (lacige denkbeelden van
Godsdienst; met de zachte, maar ernftige gevoelens, waarin
xQ beftaat; met de aanhoudende zorg, die men hefteden
moet, om bet hart te toetfen en te reinigen; met de vol.
harding in Christeiyke zeden; met de ^ Evangelifche (lerkte
efodeiyk, die in den grond der zaak niets anders is, dan de
fierkte van de onwankelbare gedachte? Kinderen rigten al-
taren op, verfieren ze en berooven ze beurtelings;^ een luchu
Q>el behaagt hun; en ziet daar, hetgeen zij nog doen zullen,
offchoun op endere wQzA, als zij groot geworden z^n.
ji Heeft men wel gedacht aan de weinige bevatting, die
de jeugd vertoont? Haar, begrip is zoo beperkt, dat zij
moeite heeft, om twje denkbeelden, die elkander niet ra*
ken, tot elkander 'te brengjsn, Het baat niet, haar eene
fibboone redenering voor te (lellen ; nog mindere nuttigheid
beeft het , haar de aaneengefchakeldde keten voor te hou-
den tot overtuiging. Gij zult tot het bcfluit niet komen ,
daar ztj uit zwakheid het voorgaande vergeten heeft, en
niets vindt om te vergelyken , niets om te befluicen., De
taal is alcyd het beeld der gedachte; want het kind fpreekt
niet, dan met korte gezegden: later boort gtj het. twee denk-
J
47a OVKR HET LACER ON0ERWU9
beetdeo, weinig zamengefteld , bijeenvoegen; maar zonder
vorming zal hec niec verder gaan , omdat geene oefening hev
kracht gegeven heeft, om meer te doen. Wat moet men
daaruit befluicen? Een van twee: of dat men hec godscHcfl-
(lig onder w^'s aU *t ware alleen bij droppelen als'aan klefne
kinderen moet medèdeelen , den ftijl van onze gewQde leer*
redenen veranderen, en onze godsdienftlge boekeA hervor-
men ; of dat wy er ons ernftig o|) moeten toeleggen , om ie
vatbaarheid onzer kweekelingen uit te breiden , opdat zfi
, ons kunnen begrepen ,' en onze onderwijzingen ten voordeele
aanwenden.
I, En wat zal ik zeggen van den geest des onderfcbeids ,
die in eèn kind zoo zwak is , dat* gij het t'elken ftond dea
'rchtjn voor het wezen ziet nemen, het woord voor de zaak,
den vorm voor de ftof, en het middel voor het doel? Groote
kin'ders doen hetzelfde, behalve in ge wonè' dingen, die zQ
door ondervinding eindelijk leerden onderfcheiden.. Uit deze
zwakheid ontfpruiten duizend misvattingen, fom wijlen droe-
vig en altijd weinig vereerend voor het wezen, met rede be»
gaafd; maar met betrekking tot de Godsdienst zijn deze
'misflagèn van de uiterfte aangelegenheid. Dan knaagt men
pyuiyk aan de doode letter, zonder zich te bekommeren om
'den geest, die leven geeft; Dan verbeeldt men zich, dat de
men^h gemaakt is voor den Sabbat, en niet de' Sabbat
voor den mensch. Dan légt men zQne gaVe op den altaar^
en acht zich ontOagen van de geheiligdfte natuurp(i|tén. Dap
bouwt mén prachtige graffteden voor de Profeten, eu men
zou ze vermoorden , Indien zij op nieuw verfchenen. ts hét
'niet alzoo, dat onze Heer ons de vroomheid dier menfchen
zónder geest des onderfcheids afuelÈent, en die Hy blinde
leidslieden van eene even blinde voiksmenigce noemt?
'^\ Eindelijk , men heeft ten allen tijde de jeugd onbedacht
genoemd, omdat zij het wezenlek Is uit 'zwakheid' ën ar-
moede van geest. Om beleid te hebben, moet men zich
duidelijk een doel kunnen voordellen, daarnaar de middelen,
de hinderpalen kunnen ' berekenen , en dit vordert een 'gé-
befetid veriland^ Ik erken, dat men 'zonder beleid goede
voornemens kan hebben; maar zQn dan voornemens voldoeiidé,
als de Hemel het goede 'zelf van ons vordert, als w(j moe-
ten handelen^ alsof God door ons handelde? Wel verre
van zich als Christen te gedrag:en , kan het kind, 'welks
geest gg niet gevormd hebt, bet' goede niet 'bégnl^en, of
^ KN PATSa GIRARO. 42^
het zal het verkeerd onderoemen. Het is een onnoozele jon-
gen, die hec werk z^ns vaders bederfc, en die, trocscb naar
mate zijner bekrompenheid, altQd geneigd is, om liet goede
te berispen , dat hij niet ontworpen lieeft , en re verbinde*^
'ren, hetgeen hi> niet kan begrijpen» ^Indjen ooit het ijver*
yaur in zijnen boezem ontbrandt, zal hij in den naam del
Hemels de menfchen vervolgen, en een waardig mededinger
dier blinden worden , van welke de Apostel weenend zeide :
Zfj p veren 9 maar zonder verft and •
^ Na deze bijzonderheden heb ik niet noodig te herha»
len, dat de ontwikkeling van het verdand bij het kind, in
allen opzigte, noodig is, om de Godsdienst in zijn hart en
in zijn leven te planten. Deze gevolgtrekking vertoont
zich allerwegen; overal komt zij ons tegen, en als men er
zich rekenfcbap van wil geven, wordt men langwijlig zon-
der het te willen, omdat de proeven zich in menigte in de
gedachten ophoopen.**
Na deze ontwikkeling vergenoegt . zich de SchrQ ver mee
een nienw oogpunt voor zQne (telling op te geven : dat de
meeste der gebreken van het hart geboren worden uit gebrek
van ontwikkeling óe% verflands en van desf^elfs dwalingen*
Ten flotte zoekt hij z^ne manier door het voorbeeld zelf
4es Stichters van onze Godsdienst te regtvaardigen. HQ .
(Qont aan, dat jezus cqristus zijne leerlingen, kinde*
reji, niet in jaren, magr dpor gebrek van ontwikkeling , on«
derWQ^a , door ongevoelig hun veriland te openen , door
h^9 vi|n de eene waarheid tot de andere , ie geelden, door
hfia te Mten redeneren^ over het door he.m gegeven ondenrigt.,
vpon^l door hunne blikke;n t^ vestigen op de wonderen de.^'
nacpur, opdat zij ^ geiyk het denkende wezens betaamt, v|L(i
de befchouwing der werken Gods zich zouden verheffen tot
den Vader der menfchen» tot zijne voorzienigheid, tot zijne
oogmerken, tgt zijnen wiU- . Qp anderen tyd wees Hy hen
op het 'geweten t , übepime, Gods in het binnen.fte vanden
Di(QO|ch.; of wel op het. oac^nuriyk gevoel , .ais vaderiyke
Ij^Qe of kinderlijke . toegenegenheid* Hy. fchetd^ hun d^
lyaaflioden • onder vernuftige zinnebeelden ^ om deze te.gje«
makkeiyker en te dieper in de gedachten te prenten. £)nde.
lyk )>efltti€ Pater, givlaird met. deze , woorden ; ^ Zoojs
b^t dan waariyk e^pe QbristeUjke fchool,,,waar men, om
]^?t wo9rd des levens te doen kiemen in de Jeugdige zielen,
dezQ^.om zoo te fpreken, ploegt» als een vejd, opdat het
474 OVER HET LAOBR' ONDSRWVf CN FATBR GIRARD.
dtirio gevirorpen graan in eene welhereide aarde de noodfge
vochten vinde, om wortel te fchieten en welig te groetjeo.
Verdoofde en ruwe geesten zijn fleenen, en op eenen harden
en dorren (teen groeit niets , noch draagt iets vmchc. D^c
gevoelen levendig alle inrigtingen, die de fcbooi van de»
Goddelijken Meester zoelcen na te volgen. Hebben dezelve
in het oog van fommigen een Godonteerend aanzien, de onc*
werpers vinden ligtelijk troost; wabt zy weten, dat het hec
w^rlt des Heeren is , dat zy op aarde trachten te volbrengea»'*
(^Hef vervolg en flot hierna.^
TAFtR5£|.EN VAN RUSLAND.
(J^ervofg van hL 441 0
Betrekking van de Heeren tot de Dienstbaren en Boeren.
w.
ie Rusland en de Rus/en wil fchetfeo, moet een onaan»
genaam onderwerp aanroeren , dat ik anders gaarne met ftiU
zwegen voorbijgegaan zou zijn. Ik bedoel de ru^we en in-
derdaad zeer harde behandeling , welke de klasfe der dienst*
baren, de gemeene i^an en de boeren, van derzelver heeren
moeten dulden. Ik weet wel , dat de barbaarschheid , van
welke hier gefproken wordt, allengs afneemt, gelijk dezelve
by elk volk met de toenemende befchaving afnemen en ein«
deiyk ' geheel ophouden moet ; maar desniettegenllaande ken :
geenszins ontkend worden, dat deze, de menschheid onc-
eerende en tegen alle ware befchaving llrijdende, gewoonte
daar nog in eene mate heerscht, welke door geene onbê^
fchaafdheid van den • kant der dienstbaren , noch door iett
anders te verontfchuldigen is. De Regering , die ook in die
opzigt verbetering bedoelt, doet al het mogelijke, om hec"
kwaad te beperken ; doch hetzelve fch^nt zoo diep gewor-
teld en federt eeuwen door oud gebrtfik zoo zeer gewettigd
te zQn , dat men geene fpoedige verandering door nieawe
wetten en bepalingen kan verwachten. Ook hier fchijnt na-
melijk de openbare meening, de bijna algemeen verbreide
en fedcrt onheugelijke tijden beflaande meening haar alver-
mogend gezag uit te oefenen. Want velen meenen , dat de
gemeene. i^i/5 alleen door harde behandeling te leiden, en
zonder flaan niets met hem uit te voeren is. Doch , volgens
TftFfi&2ftLEN VAN RUSbAND. 4^5^
n^ne eigene oQderviDdiog,moecikdictegenfprekeD. M^aargoed<«
wïlilgbeid, dikwijls rein kinderlijke goedwilligheid een heer-
Mende karaktertrek is, (en die durf ik v^n de bewonefH ótt
binnenlanden verzekeren) daar mag men ook verwachten , d«&
CBiie goede behandeling meer uitwerken zal , dan gedurige
gearangheid. Ik zelf meende eerst ^ zekere onwilligheid ^
opzettelijke nalatigheid 'en fomwijlen zelfs boosheid bij nlijnr
onderhoorigen te bemerken , en helde dus reeds over tot de
heerfchende meening ; waartoe mijne bekenden , wanneer ilc
over het een of ander klaagde, hun best deden* Maar de
zaak fchlkte zich , zonder middelen van geweld , nog vöör
hec einde des eerden jaars, en ik zag duidelijk in, die "de
fout werkelijk bij mijzelven lag. Ik wilde, gelijk de meeste'
buitenlanders in den beginne, gewoonlijk doen , in m\jn huis
alles op de Duitfche wijze ingerigt hebben; en mijne toen
nog zeer gebrekkige kennis van de Rusfifche taal was oor-
zaak, dat de arme lieden, zelfs met den besten wil, m^nd
bevelen niet, of althans niet l)ehooriyk konden uitvoeren»
Vooftt wilde ik verfcheidene gewoonten , b. v. het brandé«
wijn drinken, geheel afgefchaft hebben , en was niet tevreden,
flechts de dronkenfchap vermeden te zien. Doch geheele '
onthouding fchijnt den gemeenen Rus bijkans onmogelijk te
z^n , en ik kampte vergeefs tegen deze en andere gebruiken»*
Myne beHraffingen kwamen dien lieden belagchelgk voor,
dtar ik mij niet goed wist uiü te drukken in hunne fpraakf
en even zoo kinderachtig fchenen hun mijne lofredenen toe,-
geH}it ik duidelijk uit hunne gebaren kon bemerken. Mtor
di«' alles hield, op, zoodra ik de taal magtig werd, en mi^
in siigne buifelijke omftandigheden naar de Rusfifche gewoon*
tCA poogde te fchikken.
•Ik wil bier nog eenige voorvallen van anderen aard veiv
malden , voor welker waarheid ik kan inftaan. Wat ik* alleen
van booren zeggen weet, ga ik te liever met flilzwQ gen
voorbij , omdat er dingen verhaald worden , die men niet zon«
der ontzetting en ^zing zou ktfnnen lezen,
-Op mijne reis uk Noord-Duitschland naar Rusland trof ik
omftreeks Tuia een* DuitscK Profesfor aan , die naar de Uni.
verfiteit te Kafan reisde. De buiten twijfel zeer geleerde
man fcheen mij toe, wel vele boeken, maar des te minder
de ^.mefifchen te kennen. Hij klaagde bitter over de menig*
vnldige onaangenaamheden, welke hij op zijne reis bij elke
fcfarede had. Hij fchreef die allen aan de halsdarrigheid en
^l6 TAPfiRBELEN
lomphrid. der Rutfifche boeren toe. Doch de eenige, ware
, redeo ?an zoo veel vercfriec , welke de geleerde eii in bjnt
alie uien van Europa bedreven man niet ontdekte, bleek eer. '
fiond by de eerile pleisterplaats: h^' verfiond geen woord RuS'»
ftch.f en was reeds aan de grenzen in eene zoo flechte luim.
geraakt , dat . hy een vast voornemen had opgevat , om geen
woord van deze taal te leeren. .Ik moest hem' weldra aan
XJlKi lot overlaten, daar ik in Tula van hem fcheidde', om
mfinen weg naar Tambow, te vervolgen , terwijl bij over Mos^
kiu, PFladimir en Nhchni moest gaan. Na verloop van eenige
maanden ontving ik eenen brief van hem v\i Kafan. Hij
verhaalde . daarin op eene Ipimige wijze zQne verdere onge
vallen, die inderdaad .vry. merkwaardig waren, en ook hec
einde van alle die wederwaardigheden^ hetwelk hü na ve/er."
iel ontmoetingen gelukkig bereikt had in' de Öonvemements-
lUd. ,Toen.hy. namelijk aldaar aankwam', ging hg misnoegd,
tP;Bog in' ^\^ reisgewaad, naar den Gouverneur, in w!eu
bJII. eep %t^i befchaafd en de pranfche taal volkomen kundig'
man. vond. ,, Ik ben," zeide hijji ,„ Profesfor ♦••, en
re^ twee maanden op reis naar Kafan^ Zoo even kom ik
bter aan, en vefvoeg mij bg uwe Excellentie, met verzoek,
091. mij} hier te houden, en te befchermen , zoolang bet u
moge beUagen; want ik ga niet verder.** De Gouverneur
wns eerst een weinig verlegen , maar begreep fpoedig, boe
^e' ztak iipnd^ zoodra de man hem èeiiige van zijne bnr«'
moetlpgen verteld had. Hy ging yertrbu weiijk by hem zft«'
iii;^,;en verklaarde hem, dat hij, wanneer de boeren het hem'
61 erg maakten,.. zonder omftandigheden zijnen ftok gehiruikên
iQoe^;. De 'Profesfor wilde bWedênf?ren', dat. dit niet kon'
gefchieden, (iewijl hij alleen zich foins onder een twintigtal
Y|9. die kn^^pen* bevond — dat z^ hem weder flaan zouden ^'
^pZé De XJpuvemèur.moest ,lagchen ,' eii zeide, dat de pro.'
fëffor Rusland nog volftrekt niet kende, en dat zulk een'
w^zen.het nooit zoude wagen, een adellijk heer te flaah.'
Na eenige inlichtingen van dien aard, verzocht hij dèn Pro-'
feafor op .zekeren ayond bij zic^b , hem verzekerende , dat h^^
gpfM} gezelfphap zou a^pcreff^n. . Hg kwam , en moest 'z^'ne'
v^derwaardigheden 'aan de . gasten vertellen^ Hoch 'in. ptaaci
y« .medelijden., waarop hjj had gerekend , was er .aan hêc
Ifgcben. geen einde. ,, Gij ver/laat immers Kljisfisckr vföé|*
^m,' kort vóór het weggaan, ej*n. heer^ die 'zich onder-
fthfiddedpor goeden toon en met bljzbndm achtinjg door
▼AN IICSLA!«D, 477
d< anderen werd behandeld. — » Niet één woord/* fprak.
de Profeifor* — ^ Maar gij kent toch de ZutSfche \tu
têrs?'* — ^ Geene enkele." — » Nu, dan zal ik o de zaak
mes Lat^nfche lettera voorfcbrijven — flecbta een paar vvoor-
den , maar die gij goed van buiten, moet leeren en met be- '
hoodijken nadruk uitfpreken ; voorts bid ik u , bij elke gele-
genheid, waar gy het noodig acht, uwen (lok te gebruiken,
hetgeen, ik ztg het n vooruit, zeer dikwijls gefchieden
moet, zoo gij goed reizen wilt/* Daarbij werd echter de
zeer milde aanmerking gemaakt, dat men flechcs oppasfen
moest , niet op het koofd of in het aangezigt te flaan g de*
w^rdic ilechte gevolgen zou kunnen hebben; voor het ove-
rige behoefde men het niet zoo naauw te nemen. Daarop
naajette die vriendelijke heer zich aan tafel, en fchreef met
LfUjgnfche letters de magcfpreuk, welke den Profesfor, zoo
djkwijls hy in het vervolg iemand zou afrosfen, voof alle
vr.ederwraak der boeren moest beveiligen. De fprenk beftond
tti[i; de volgende woorden, die als met zekere tooverkracbt
zouden, werken: Ja Pittpulkownik ^ y tu fobaka ^ curyinfin t
dat wirzeggen: „ Ik ben Eerde Luitenant, en gQ een hond,
gi kiodr De Profesfot verfchrikte, toen hy de betee*
kenis vernam, doch liet zich eindeliyk raden, had het van.
dit oogenbllk af zeer goed met de Rusfifshe boeren, en
kwam, oCTchoon eenlgermate vermoeid van dat gedurig af*
rpsfen» welgemoed op de plaats zijrner befiemming, den 'zetel
der Mozen, aan,
Öok ik zelf kwam eens in het geval , dat ik vreemde hulp
moest verzoeken , by gelegenheid , dat ik tegen het einde
(Vea winters my met m^nen wagen by Simbirsk over ó^fFêlga
w|lde laten zetten. De aldaar zeer breede ftroom was nog .
me^t dryrUs bedekt, én dus de overtogt gevaariyk. Alhoewel
if^ tïtxK of twaalf roeyers van^de groote pont (want drie an«
dere wagens voeren te. gelijk met ou% over} my beloofden»
}\pn best te doen, zoo achtte ik het toch veiliger, een* zoo-
gjinaamden Gouvernement^foldaat tot opziener over die boe.
rfn , t^en behooriyke betaling , mede te nemen. De foldaat-
vff^cbeen; zyn kiygsbafti^ aanzien en zyne nagaika (eene*
v^l verfcbeidene lederen riemen , in den vorm van eene.
r^e , vervaardigde zweep) fchenen my geen gunftig voor.
tji^ ; doch ik moest hem , als iemand der zake kundig ,
ffiK^^ het gevaar, laten geworden. NaauweUjks waren wy
van wal gedoken* of hy begon. zyne barfche ftem te ver-
MENOBLW. 183I* MO. tO. LI
478 TAFEHE&LËf^
beffen en naftr alle kaoien te fchreeuwen. AU wl) midden
• op de rivier eene zeer groote Qsfcbocs , die van hec boven
nog vastzittende üs 200 even losgerukt fcbeen te z\|n , naar
' ons toe zag diijven , waardoor «ij in een niet gering gevaar
•konden komen, ving de foidaat plotfeling, als een zinne.
looze , aan te razen , en' floeg de arme roeijeis , den eenen
na den anderen, zoo onbarmhartig met zijne nsgaika^ dat ik
hem tegenhield , nit vrees , dat hij door. z^ne onmenfchelijke
'en ontQdige wreedheid de goede lieden onwillig zon maken,
die van zelve reeds, om hun eigen leven bekommerd, hun
kiiterfte best deden. ^ Wat doet gq , Sukimifinl^ riep ik,
terwijl ik z^nen arm greep ; j, gQ zult de lieden verbitteren^
zy doen immers alwat zij kunnen/* — „ Juist hierom , Su^
'Jar r riep hq terug , „ opdat zij voortvaren het te éota -—
opdat zü niet vóór den tijd moede worden ; want het gevaar
is groot/* Met deze woorden fcheurde bij zich los, en zette
ZQne onmenfcheiyke behandeling voort. Wij kwamen geluk*
kig over. Als ik, verheug'd over het ontkcpen van het ge* '
vaar, aan de roeijers een goed drinkgeld en aan hunnen drij-
ver nog eens zoo veel gegeven had , gingen Z9 met elkander,
als waren z$ de beste vrienden , vergenoegd in de naaste
kahake (kroeg).
* Ook trad ik eens, om een avondbezoek af te leggen,
in het huis van den boven reeds meermalen genoemden Ge*
fieraal , welke man algemeen werd geprezen wegens zQne bnuUV
beid en goedwilligheid. Reeds op het vooiplein vernam ik
een verCphrikkelQk getier en herkende z^ne fienu Hïj had
:^oo even zijnen met de ergfte fcbeld woorden en oorvijgen
overladen' bediende tegen den deurpost geworpen , en maakte
nu eene beweging, om den annen, gelijk een bond op den
grond kruipenden, knaap, met z^ne niet ligte voeten te tnp*
pen; doch met z\jne vrouw „ welke door mijne tegenwoor-
digheid moed begon te fcbeppen , hield ik hem tegen. M^ne
hede, dat hij zich zo^ fparen, en misfchien ook de fchaamte,
dat hg zich in zgne zwakheid door mij verrast zag , bewoQf
hem, zoo het fcheen, toe te geven en in huis te gaao«
Ademloos en met een woest gezigt wierp hQ zich op de
< fofa, en bood mij eene plaats daarnevens aan. Eerst kos
hij van opgekropte woede niet fpreken; maar, zoodra hy ete
weinig bedaarde, poogde ik hem, die altyd voor eene be*
roerte vreesde, opmerkzaam te maken op het gevaar, waarin
hy door zoodanige drift süne gezondheid bragc» Ziijoe joqge
VAN ROfLAim* .479
en fcbeooé vrouw zochc bem door liefder^ke coerpratk in
eene ktlmere ftemmiog te brengen* Het verfdirli±eUik ge»
weid ViQ sQnen coora verminderde allengi, EindelDk wttgde
Ik'beCy de Mnmerking ce mtken, dat die perfoon cocb wel
niet xoo geheel flechc z^n zoude, daar bQ zelf bem neer*
malen ali den l>eiten en gewilligften knaap m0 bad afgefebü*
derd. HQ zag m^ , zoo bet fcheen » wegens m^ne vrffmoe*
iHgbeid , eenige OQgeobllkken ft^f aan » fprong plotfeling op «
en greep mQne band . met de woorden — de eerfte , die ik
na bet geval met den knecbt van bem geboord bad 1 1» GQ
hebt geen ongelQk, bij is anders een goede kerel; ik héb
het ce erg gemaakt* •— NikalaiI** riep bij thans met eene
luide ftem ; en de arme » mii handelde knecbt trad of kroop
bQna , ali een bevreesde bond , de denr in. Reeds was ik
beducht voor bemienwing van bet vorige cooneel ; doch zj^n
heer beval bem , de kalt la den muur te openen^ om den
wütki (branttewyn) beneveoi de groote, fijn geflepen feest-
bokaal (e brengen» die anders alleen voor guten van aanzien
gebruikt werd. De arme m zal ai bragt met bevende ban«
den, wat de beer verlangde % deze fchonk den beker tot aan
den rand toe vol, en reikte hem denzelven toe, zeggende:
j» Dkar, gU zQ t een goede hond (,een brave jongen); drink op
onze gezondheid I** Ni kal ai nam en dronk uit het glas,
dat by anderf naauwemks durfde aanraken; en ik. zag, dat er
tranen Van dankbaarheid langs z^ne bmine wanged rolden — >
tranen van dankbaarheid j^ens den goeden, genadigen heer ,
die hem met zoodanige eer verwaardigde. — Naderband , in
kalmer oogenbükken , fpraken wQ meermalen van dit voorval,
en ik wilde hieruit een bew^s afleiden, dat deze menfcbea
zeher met zachtheid beter, dan met llrengbeid, te kiden
zouden z^n» Maar de Generaal lachte, en beweerde, dac
Ik de lieden niec kende, en dat men zonder harde midMen
niets met hen kon uitvoeren.
Dat inboorlingen nog gebelbt bleven aan deze harbaarfche
vooroordeelen , is minder te verwonderen , daar zelfs fommi»
gen onzer Duitfche landslieden op dit punt eene niet zeer
loffel^ke denkwyze aan den dag leggen. In i8oa deed ik
net een ulrqk gezelfchap eene reis tot vermask in bet oos*
tclQk gedeelte van Poien. Onder de vrouwen bevond zich
pok de ecbtgenoote eens rfiken landeigenaars, eene DuiffiAs^
welker ouders zich y64r den t^d van joza? II hier geves.
tifd hadden. Deze vrouw onderfcheidde zich .van alle de
L I a
4S0 TAFEREBLEN VAN RUSLAND.
iiMteceti door verftanideHIkie beftbayiag, door ligchimeiyke
lUiiMmlieid ea nwemende xkchcheid in bAre xnanieren \ docb
•ftder deze fohitc^reode oiccrlijkhedeD lagen neigingen Verbar*-
gta, die, natr n^n intien, eerder eeoen kannibaal zonden ge»
paat bebbeii. Nadat z^ niet aangename bevalligheid over de
fiBiioonheden der ons omringende natuur uitgeweid, en het he-
iMifche, aan bet mateloot gewoel der groote fteden geheel
nsemde , gelnk dei landlevens met de liefelijkfte klenren ge*
fehiiderd had, nam het gefprek eene wending, (^ men kwam.,
soo all ilat gaat, oagem^ktop eene vergeiyking vandenvioe*
geien met den tegenwomligen t^d , waarbij dan bijzonder werd
gcaedekaveld over de betrekking van goedbezitters toe derzelve^;
IQfoigenen, waarin groote verandering was gekomen, tengel
tBolge ^an de opheffing des Mjfeigendoms door Keizer jozek^
OA.nieesten waren met deze nieuwigheid niet tevreden ^Het
gemeeae voft,'* zeide men, ,, is voor deze hervorming no^
niet rtjp, en; hierdoor des te Hechter en wederfpanniger ge<«
asoiden,*' enz« Tot au toe* had de engelachtige vrouw ge-
«wegen; maar, aanleiding door z/sker verbaal yan haren na-.
bmir gekregen hebbende, begon zij plotfeling met milde
i)N»akzaatthetd over het onderwerp uit te weiden, vertelde
{eia-dergeltiks van haren oudoom, die een* armen boer deod«
geefelen liet, waarnaar geen hun kraaide, en befloot met écr
aanmerking: ^ Dat waren t^den, wjarin de Adel nog ieU;
te» zeggen had, en men reeds van verre voor denzelven weel^
.4laar thans de boer hec naauwelflks der moeite waard vlndr^
MS. te groeten. . Ik zou het nu niet durven wagen, eenei)
torr te laten doodrosfen , alzoo er aan het gefchreenw , . aan
emderzeekiogen en aan boeten geen einde zijn zoude,** Van
hoedanigen aard z^ was, had .z\j onbedachtzaam laten be«
-merken. Zij trok nu hare klaauwen weder in , en fprak uit^
voerig over het nat der menschlievende inrigtingen, welke
4ien in Duitschiand. begon daar te ftellen i
*
Xfiet vervolg hiernaJ) 1
lORTB. ÖESCRmDKÜNDIOE BBSCROOWING VAN DEN LOOP DZa^
OEBRtTRTEKISSEN IN EUROPA, Door B. BENTZEPETER, ..
D.
Fe donkere wolken, welke den horizon bedekken en all
coö vele onwed^rs boven ons hoofd rchQnen te zullen los-
barften -, trekken de aandacht van lederen wereldbefchouwer
B£SCHOpWINO DftR GSBEURTSNUSSN JN ftUROPA. ^il
tot zicb* -^ Een door beencbzocbt gedreven piip^etdom
heeft ie grendeteirr ioigénike iwn Eivopa*« Ihiatlcupdl^ gsboQvrt^
waarachter het ténirérderf Toeretide iiltra;4il»eii]imjiS'lag«pgib*
floten; zeodirr men deiurege detockomsrttietdtnique^feftmav
üge bekommering re f gemoec ziet. Het ia deihadve van «hei^.
groocfie belang*, de hoofiibron te leeren kemieti, ««aniUAo«
kwaad opwelde- en voortvloeide » om.daardoof in ftaat gefield ifi^
»worden , faec geweld van dien verdèrfelijken (boom ^ zoo veA
mogellfk, te ontwaken. Erz9atwelitwaar,alc4drevo}ttCïéaeQ
omkeeringen geweeit, en zij znllen er ook alty4 Wijven, tot
aan den afioop der eeuwen: want op dit benedcnrcMid ia nieta
beftendtger, dan de onbeftendigbeid zel^vej doch eyea vrau
ia het, dat de oorzaak van dezen on vasten Oaat van zake»
bQ-^ên raensch zelven moet gezocht worden! Eene befiena
ttitar verandering , en naar de nUbreidfng van zijne mag( eo
aanzien in de wereld , is eene der vooreaamfte 0!oniake»#
waarnit zoo vele oorlogen en onheilen met zich flepeadi
omwentelingen geboren werden* Nogtani ia het niet te ofi^*-
kennen, dat onze dagen zich zigtbaar onderibheiden van al
de voorgaande eeuwen^ Wat ondt^da b^ een enkel volk 'of
in één hnd plaats vond , ia nu b^aa algemeen^ew<«deii4
het ia alsof eene onzigtbare hand de braadOof dea opftanda
en der verdeeldheid in aller harten heelt uitgefoopid, welke^
bg het gertngfte, dat er gebeurt, in Uchtelantie vlam kaa.feu
tit worden. .-..
* Geiyk er dan verfchillende oorzaken beftaan , waaruit aU
letfhande beroeringen en omweotelingen geboren worden , tzoo^
t^a de drijfveren, welke tot dac einde medewerken ^ evett
Éaétiigvuldig als onderfcheiden. Priesters, wereldgrooten , C''*
Itikïoekers ZQn veelal de raderen des opllands y waarvan <de
aifnknndige, helaas! maar al te dikwerf het flagofer ntfÓ.
Tegenwerkende middelen vinden altijd eene tegenwerkende
krach c. Zoodra een Despoot zQnen zetel onder een vr^ en
verlicht volk oprigt, zifn opftand en beroeringen onvermijde*
lijk; omgekeerd is het even alzoo, wanneer een. verlicht en
liberaal Vorst onder eene domme en fanatieke natie zijnen
troon vestigt. Ter ontdekking der oorzaak; welke aanleiding
geeft tot het daarftetten dier buitengewone verfch^nfeien van
oazen tijd, moeceiy wij onze aaoidacht op twee voorname
^ boDfdzaken veatigen, — op het Katholiclsm^a en het Ut^
tijiittns, op het - licht en de 'duiatjemia*; Zoodta^deze tegÏHi
elktfider ftrijdende beginfela hunne aangewezene grenzen ovc^
4» BMCHOUWING IMUt GUft0ftTUnilUI
ftUrildeii • en zich oitc Inger lot ims «tgen groodfebitd
bepalen, worde bet eene zoowel tis bet tndere io bewc^guig
gébrtgt en een ondediage ooriog onvermyddyiu
Rome, betwelk op bet toooeel der onde wereld snik eene
groote tcü 4>^lde'en met «een* looden fchepter vden ▼olken
de wet ▼oorfcbreefy werd «indelQk door de intmllen .der
noordlbbe volken van alle magt en laiater ten eenemde
beroofd; en nimmer sou betsdTe uit zQne pninboopea ws»
d^r zQii verrezen , indien de leer dt» Chditendoa» fleeda In
btre vorige snivere eenvondigbekl ware verkondigd gewor-
den. Mur , bebuis ! de ftormwinden der vervolgbig , welke
de Cbrif tenen verontnHtten » waren naanwetgks bedaard « of
allea- veranderde van gedaante: eenvoudige bidplaatfen in
prachtige tempelen, door eene met ftaatfiekleederen verfieiëe
pileateribbaar bedieiid , die door den luister , welkn z0 io
allerbattde uitwendige plegtigbeden verfpreidde , zoo kndiu
•dadlg op de barten der zinnelijke menfdien werkte, dat bet
ware 4od van de leer der zaligheid deswege uit betoog wetd
verloren* Ia dezen ftaat van zaken was er voor Rome geen
gefcbikter middel , om tot z^ne vorige grootheid en luister te
geraken, dan bet masker van die Godsdienst voor te éoea;
waarin hetzelve naar wensch daagde, en de ulcdeeler vao
kroon en febepter andermatl geworden is* OewQl echter
Romes Hiërarch^ meer op h*ec geweld en de onkunde, dan
wel op het regt en de rede rustte , wu er alcQd eene ge»
welddadlge en fterke band noodig , om de rede en bet regt
te doen zwegen ; waardoor de volken in eenen nacht van
onkunde en b^geloof wegzonken , waarin geen ftraal van de
Christenzon hen kon bereiken*
Niemand op dit benedenrond beeft ooit eenen troon be-
klommen,^ wiens grondvesten den loop der eenwen reu
duurden. Men denke aan Babel, Ninivé, Tyrus en SU
don, Jeruzalem, die, onder zoo vele anderen, als fpie^
kende bewezen in de rol der gefchiedenis ihan aaageteekend.
Nogtans, bQ al deze wolken van getuigen, die voorden
onvasten Haat der troonen pleiten , wil men echter den
Roomfchen ftoel 'van dien algemeenen regel hebben uitgeflo«
ten. Aangemerkt als <den zetel van bet Hoofd der Chriften*
kerk, is men van een punt nitgegaaD» waarvoor geen grena-
paal ihMt opgerigt, vóór dat al de aardbewoners met hunne
Koningen zich aan bet bewbid van dien éénen zullen hebben
onderworpen. Met deze gedachte bezield. Is er dan ook
geêa middel onbefaroefil gebtes , om dit doei ce biMeikien ;
enhec ii ce \rerwonderen, bg .al . den cegeufttad ,. veUiw
Rome deswege ontnoette , dat men . echter ttimmtr vtö die
owieni«Biiog heeft afgecieir, hoevd 4e onderyiadini; iiad
«oetén leefen^ dac.geerie kraii^ftlieB, toe d&t einde onderno-
men ^ noch Jexuiten, datttoenicgezondea» aan.die verwack*
ting ' hebben kannen beantwoorden. Niet minder opmorkeiki-
waardig is het, dat hidielandeos waar hetr Pant^dom ,dao|it:»
dat zijn r^ksgebied voor alc^^l^ou gevestigd zign-, geene In-
qoifitie : met hare fchriktooneelen in ftaac geweest is» om
het -aldaar fiaande te honden*
In de Middeleen wen was de tegenfland, w^lk^ Rome.ói
dit werelddeel ontmoette, zeer gering. .De Heryormipg werd
eerst door Peems Waldus en de Albigenzc^ ondernomen , en
daarna door ]ohn Wicleff , Johannes Hoss en Hierotymoa van
Praag voortgez^et. Later werd z^ door Luther en CalvQn
hervit, en deze daagden zoo wèl in hunne oBderaeming,^ifayc
daardoor een groot deel van ËnropaV bewonens aan: de heer*
(bhappij van Romes Kerkvoogd zich onttrok; doch de^fcheM-
brief werd niet, dan met bloedige inkt, ondeneekend, en
zal in den dag der dagen tegen hen getuigen , die deswege
zoo veel bloedtooneelen hebbeo aangeregt. Qngdnkkig» voor-
wsnr, de Vorst , wiens troon meer op het geweld en jop
onfchttldlg vergoten bloed, dan wel. op het regt en de refie
rost; maar driewerf ODgelnkklg hij, die voorgaf, dat hem de
herdersftaf over de fchapen van Christus was toevertrouwd i •
Terwijl zich. het noorden van Enropa voor het meerdsdeel
aan de heerfchappij van Rome /)ottrok , werden daarentegen
alle middelen in het werk gefteld , om het znidel$k deel voor
den itoel van Rome td behouden* Frankrgk nogtans was
reeds te veel van de Reformatie doortrokkens met ontzet-
ting , het is waar , herinneren wij ons aan de zoogenaamde
Pnryfche bruiloft in den St Bartholomeus-nacht , , 1573 » toen'
«de ijvttzucht van hofgrooten en geestelijken , door zoo veler
onibhuldig vergoten bloed, eene voor altoos onultwiachbare
vlak in den fchoot der Moederkerk wieip: de Hervorming
bleef in Prankryk beiban , en zelfs öp het einde der zei'
• tiende eeuw nog, door het £dict van Nantes, befchermden
tn ftand gebonden* Zolks verbitterde Rome echter dermate,
dat e^n kruistogt tegen Frankrijk werd ondernomen, waarvan
Hendrik IV het eerfte (lagtoffer werd* Noch deze moord-
zucht, noch de gruwelijke vervolghigen der Procestancen
onder Lodewljk XIV hebben haar doel bereikt.
4fl4 BESCHOUWJIca DBSi GUEURTEfllSSElf
Btl bet cien 'mJslnkkcD ven al dese oDdtraemiflfeD , ootf
wire hec mogdqk, de heericbappij van Rome weder in haren
▼origeti laiscer te faerfteilen , gemkee Europa ten laatlle in
mitt en genoot allerwegen <eenen gewesicbteo vooripo^d.
Maar» helaai! onder dMfllilte trokken wederom ntettire
ramporkanen te zamen. Voltaire, Rootfean en anderen kwaneii
met bnnne fchrifien voor den dag» en legden door dezdive
een verborgen vuur aan den Roomfchen fiod, welka oaét^
-vlanHtting z^^e magt en. z^nen overgebleven laiiter meer be*
nadeelde, dan Lntber en Calvin zelfs met hnnnefdiriften odit
■ g«daan hebben. Jakobijnen en Republikeinen , menfchcn soa-
der Godsdtenit, In de fct|Ool van de eerKgenoemden -^^
kweekt^ ontrolden hunne vanen in bet naburig Franki^k j^«
' gen den Adel en de Geestelijkheid , de voovnaamfte i^eaiqtf*
laren van de Roomfche Hierarcfaij; en, na v«le kerken tn
r.kloostera • te hebben nitgepiunderd » zag men hen de Alftn
zeÜB overtrekken, ott de handen aan het Hoofd der Kerke tt
«Haan. Zoo werd de b^'l det tlldi aan Rome» grootheid ;ge-
legd , en van dat oogenblik af dagteek^t hare rugwaartfche
beweging en de vermindering van haren luister en invloed op
de volken. £n wanneer zij haren ondergang niet wil ver«
kanten, moet zü voortaan van alle- veroverhigcn afiElen,
, lenzij zij, even als de man van Gaza, beflotén had^^leh
bet hnis boven bet hoofd omver te halen , en hare heilige
dommen door de puinhoopen voor de hand der oogeloovi^en
te willen bedekken»
Toen Napoleon , de aanvoerder der Franfche wapenen^ van
het tooneel der gebeurteni^en verdwenen was, en het door
oorlog gefolterde Europa tot zijnen vorigen (laat wederkeer.
de., beklom Lodewijk XVIII den Franfchen troon ^ die, na
hec DuttelooA vergieten van ftróomen bloedt, voor de iper*
drevene Dynastie wederom was opgerigc. Deze ommekeer
van zaken baande dan ook den weg tot het beklimmen van
den Roomfchen ftoel door Plus VII, die, bQ het opvatten
van de tengels des bewinds, naar zoodanige middelen omzag,
welke ftrekken konden , om het vervallen beftour^ met he^
trekking tot deszelfs Invloed op de volken, zoo veel mogel^k
weder op te rigten en te herftellen. De Italiaanfche en Spaan*
fthe liberalen geraakten fpoedig weder onder de- heer-
ibbappü der geestelijkheid. Vruchteloos trachtten zq zich
'4loor eenen opüand daaraan te onttrekken. De verbondene
Mogendheden, door den t^dgeest verfchdkt, werkten hen.
door knehtigeiMpeDea; in bet heUtag vin Rome, vegeo|r «o
•geen wonder, vóorwtarl wtnc de Iba^kuade van bec HdUg
. 'Verbood dacht' door den Roomfchen ftoel eeo^bolwerk'cqgea
den algemeeoen djdgeetc op ce rigten, rer beveiliging dier
«roonen, welke door baar, oft den val van Napoleon» lèt-
'«levom waren tot Hand gebragt. Hoe weinig echter daannoie
bet doel il bereikt geworden» heeft de nhkomsa der zaato,
-belaas maar d te lut ! geleerd.
Ware bet niet becer gewent, dat mm aan deSpmMfiibe
Cortes en de boolden van ^e Italiaanfche liberalen de' «en-
gela van den loop der vr^taeU niet bad ontnomen? : Dan «as
. «en Bnropa eeoe groote weldaad hebben bewesen4>het -iOa-
-tbolicismnsr en Despotisntfis zonden alsdan ecnen zanktenm
- dood a^ gefiörven » dan ' wannen^ bet jdoodvónnis , over rbffo
Tgeftagcn, door bet nkra-Ubcraltsmna moet worden votttoUno.
vOf zü men bet w^a en voorzigtig noemen, wanneerdttQ
ten' fterk vlietenden ftroom zijnen natnvrl^toen lDDp4 doorxl$k
en dam betwist f Kan bat wel andeir dur Terwóestin^il^
ren, als, by den aandrang van bet afkoineod water ^ e» -dik
en dam bezwijkt?
Terwigi zulks in Spanje en Italië voorviel , w^den de Je*
zniten naar bet brandpunt des opfhinds, Frankrigk, gesoo*
den, om de aldaar gevestigde liberalen den* oorlog aan^xe
doen, en, ware het. mogelQk, tot de gehoorzaamheid der
Kerke terug te brengen. De middelen", welke zij daartoe in
bet werk fielden, waren van zulk eenen aard, dat her doel
daarmede in onzen c$d niet kon worden bereikt^ en dit gaf dan
' ook atinleiding, om naar meer afdoende middelen om te zien*
Onder het bewind van Lodewijk XVIII , die zijn beflndr zoo
I vfial mogeiyk naar de voorfcbrifcen van hec Charter rigtte ,
waren bun de hai:den deswege gebonden; maar tljn dood en
-" de opvolging van Karel X gaven den Misfionarisftn wederom
. nieuwen moed, en weldra wisten zij den Monarch in het
belang van hnnne zaak te winnen , en , door hem , zich eenen
,7 weg te banen toe al de takken van het beftuur. No was
~ dan ook bet unr geflagen , — dat uur , waarin de veldtogt
;. zon worden geopend, die Europa tot de duistere iVfiddel-
t eeuwen zou terogvoeren , — > geopend om de drukpers te be-
. ftormeü en bet Charter te vernietigen; dat Charter, waarop de
Franfche liberalen, als op een dravend wrak, het geringe
overfcbot van hun flaatkundig fchip, zich tot hiertoe voor
hnnne v^andeo beveiligd badded.
ifó BESCBOUWillG DKR OUBURTmiMSIf IM £UROPA.
£o biënnale jdonia oas genoeg te hebben gelégd ter oiu*
dekkieg dergenen « ^ireUDe 4e fprtngreer lofmkten^ die bet
oorlpgswerkiDig ia bedwang hield. Was bet niet hec , v n|w
beid en licht fchowendet priesterdom der.&ooofcbe Hierar-
cUi, hetwelk Ktfd X/ ten val bragt? dat, toen de Belgea
den petitie^xirlog .Toerden, ais geheiflie 'ftokebrand achter
het fchem fiondf want doof het voomitguo der Terlichtini^ ,
door middel van een wetenfóhappeljjk fcboolonderwys , xag
zich deszelli tot nog toe magtvoUe invloed bedreigd* B^ de
bewustheid, dat 9 onder een verlicht beflstxr, eene foiind
dweepende Godsdienst geen opgang neer zon maken , greep
het, eer omverwerping van het wettig gezag, den fiandaitd vaa
bet Bltra^iberalismos aan ; terw^l h^r het zachce beftonr van
onzen Koning als ondragelijk, ja geheel despociek deed voor-
komen, en ila de Godsdienst der vaderen bedreigende. £a
wfj houden ons verzekerd, dat 4 zoo lang hec Despocismna
on jde PriesterheerfchapiHi bunnen fcbepter zwaaijen, bij den
voortgang der verlichting en aanwas der libera]e> denkbeelden ,
duurzame vrede noch vastigheid der troonen in Europa meer
ce wachten zQn.
G.
WAMNSRKST AAN DB Z£EUWEN«
Tefpierde Zeeuwen 1 echte loten
Van N^érlands edel voorgeflacht I
Regtfchapen kroost van bondgenooten
Der Cefars, veilig op hun wacht!
Zult gij uw duurgekochte padden.
Der vad*ren erf, doorweekt met bloed.
Van muitelingen aan zien randen.
Bandieten , met uw brood gevoed ?
Den grond , aan Alva^s woede onttogen
En *t Korfikaanfche wolfsgebit ,
Ter prooi zien aan verraad en logen ,
Door priesterlist tot roof verbit I
Uw have het deel van plunderaren,
Uw kroost , u zelf het lijf ontzeid.
En, op den wenk van moordenaren
Gedoemd , ter ilagtbank heengeleid i
V Zult gij het branden zien en *t blaken ,
En hoe het oproer voedfel krijgt.
Daar *t glimmend vuur uit trans en daken
In laalje vlam ten hemel (l^gt I -*
WAKlOMBaP AAN DK.finilWaN» Jf^
En ilroopen opMiw grondgeWedl
fit cpefc -N* aU ariocUe \ faio^ eter Ttd^na
in uwe bonc en «den niet!
Gg ÜBimert ««* !Hroedec«l iknnt c6 tYapw. r ..
En ün'len op oof noadgdftid? .
iOp, fiere Zetuwenf op, te srnp^enl
liet votfdrec.^ac::»!^ koljM» uit;.
Het dteigt en treft het ZeeuwfohTgewMe»
. De vniclitb*re Ttldeo. vaa Kedzeod; . .
üet (leflt op Ootttmrgs grfjze vene»
Met dolk en. pefcioorts' In de bandL
. Vlkgr op 9 rofct aan uit fiad en veUenl:
Het geldt liier goed ien bloed en eer • . .
•OF kveektde wieg van Neéfltndi belden
Geen Evenftns, geen Rnicera meer? .
« Te wf pen , Zeenweo t vliegf ten lhdidt.4
Te wapen, Frleien fietarieri - ^ v.^^\
Der muteren fishim. waart. aan nw i^tdtt
Gods Almagt-dekt uw krqgsbanier. ;
Gods Alaiagc beeft bij Oostbnrgs mdlen. \
Deo moed geftbraagd , heb land gecil^ «
En de opgemide dalseodtaUen
. Met éénen wenk veiftitooid , verplet,
Rnkt aan ; de .zege Is ons gefebonken I
Streeft voorwaarts, drijft van oord tot oord
Den Belg tot in de moordfpeionken
Van *t nitgemergeld roofnest voort I
;Soo zal , by *t roemryk zegevieren
En redden van uw vaderland.
De olq vebfpmit uw flapen fieren ,
De palmtak groenen in uw band.
Zoo plant de naneef , blij te moede,
Den lauwer op der vadVen graf.
Wier moed Loyola^s plunderwoede
Op Zeelands grond den doodlleek gaf,
. Slagcmaand, 1830. T»
Aanmerking^
Goi$ Aimagi heeft tij ÖMtinrgs wallen^ enz. Ja waarlijk,
indien ooit , dan wu de reddende hand der Goddel^ke Al.
magtbier zigtbaarl Terwgt de wakkere lbdei«, destijds nog
4M WAPSMKUST AAN DE ZESUWAN.
Liiiceo«nc-KolODel,ftfweBig wns , werden onze yoorpolcefi , even
baken de ftad, ovlerrompeld door de wraakgierige en ver«
blceerde, maar evei} zeer op roof en plundering: verhitte tnui-
cers. Het fchijnt, dat men verzaimd had, óp. den zeer boo*
gen 9 van den Vlaamfcfaen kant tot aan' Oostburg zich uit-
ftrekkenden d^k , eene fchildwacbt te plaacfen. Vandaar de
mogeiykheid , dat dnlzende yyandeo ons onveshoeds én toe
Hosver ongezien konden naderen , daar de dijk hnnn* aantogc
voor bet oog der onzen bedekte* Vandaar ook de verwar^
ring, die, in ^hec eerde oogenblik der verxasfing, in onze
gelederen heerschte. En trots dat alles, trots het plotfelijke
en ia dien ftond geheel onverwachte van den aanvtl, trots
hec gebrek aan oppeikommando in de eerfie en gewis niec
ongewigcigfte - momenten , trots de ontzaggel^ke meerderheid
des vQands, C^le «eker 50 tegen één' der onzen kon ftellen ,
wanneer men eene menigte medeopgetfokkene vroowliede^
en flecht gewapende mannen mederekent} werd door de on*
zen de volkomenfte overwinntaigr behaald I Dank hebbe de
waarachtige heldenmoed, waarmede onze braven *- de on-
derofficieren en gemeenen vooral -^ vochten 1 Dank hebbe
echter bovenal de Voorzienigheid , die bunnen arm fterkte ,
en panifchen fchrtk over lie ^pgemide duUindialkk uicftorttel
Want zonder Gods hulp, wat zonden 70 man (f zooveel om.
trent zQn er- van onzen kant in het vunr geiireest) tegen
znlk*e overmagc vermogt hebben I
De Inzender.
AAN MQNBN HOOGGEACHTE^ VftlEt^D. LUOWIG MARCBAND.
V erheven Zanger, die mijn borst ontglpejt.
En warm voor vaderland, voor regt en deugd doet zwellen |(
M^ti vriend, die mijne zinnen boeit.
En in het oog een' traan van weemoed op doet wellen.
Als ik u volg, en gij mij voert, van waar
tk wolkenhoog ter neer op ontrouw nederblikke > . '^
Terwijl uw forsch gefpannen fnaar
Myn* geest vervoert , en ik bedeesd terugge fchrikke. ^
U zing ik , vriend ! u , die my hebt geroerd I
Wieni toonen beurtelings mQ angsc in \ harte jagen*.
En , onder bloemen rondgevoerd ,
Doen juichen , die bet waas van liefde en vriendrchap dragen»
AAN L. MAftCaAllD. ^9
AU Ik verzel den vr^geesc in den ftorm (•},
Ea^dder b^* den angst van zijn gefcbokc geweten.
Die hem doorwoelt gelijk een worm , —
Sophié*s bloemenkrans doet mQ dien fchrik vergeten (f).
Gij fchildert daar het fchoone der natuur.
Weet als Theocritus op uwe luit te fpelen,
£n 't fchoone en tintelende vuur
Voor eenen bloemenkrans een. meisjen af te (telen.
Nu echter eischt bet vaderland uw lierl
Gfi doet de krijgstrompet gelijk Tyrcaeus booren ,
En met een' ongedwongen zwier,
Wtar *c vrijheid geldt, uw lied door lucht en wolken boren.
Gt voort, ontgloei de vaderltndfche borat l ,
Omflui)er *t zwart verraad , en. ftd bet naakt voor oogen \
Ontvlam de liefde voor den Vorst 1
Neem, Adelaar, uw vlogc naar *t ruim der (iarrenbogen I
Wek op ten kamp , gy Kömer van deez* t^d ;
Bezingt als.hy, den lof van vri|e heldenzonen.
En, gaat gq ook tls h^ ten ftr^d.
Zoo moge een beter lot , dan hem , uw* moed beloonen 1
Dec, 1830. F. B« ADia.
CO Neue Kfi0Spen yan l.marchand« Ütrecif f xizo^S» 4%.
Ct) Ib- S. 79'
M..
DE YLINDER*
et de lieve lente ontluikend, ftervend wen het roosje fneeft,
öolvend op de zachte zephir , die door*t reine luchtruim zweeft.
Wiegend op den fchoot der bloemen, op de versch ontloken blaftn^
Zich vermefjend in het luchtje met der bloemen geur belain ,
Schuddende, nog jeugdig bloeieend , *t Hof der vleugelen ter aar4^,
En , gelQk eeft ademtogtje , zich verheffend hemelwaart ;
Zoo bekooriyk vliet het leven van den fchoónen vlinder heen ,
Beeld van't ongekend verlangen, dat, nooit ruscenjd, nooit teyreén.
En, fchoon nooit voldoening fmakend, zoekend elke zaak beroert.
Toe de zucht naar reinen wellust het in ^t eind* ten hemel vo^*
Naar het Fransch van de lamartine.
W, GLÉfaNS, jr4
490 Dft BbSlfOE TINK.
E
DE BLII^DE VINS«
en blinde Vink, wel oud, maar toch nog kras van longen ,
Had zeldzaam in zijn kooi een vrolijk lied gezongen.
Een barrche Leeuw hield, dag en nacht.
Omtrent de vinkenbaan de wacht ,
En deed een vreemde taal hem hooren ,
Die wanklank fcheen in aller vooglen ooren :
Maar zie! de Sperwer, Gier, met Raaf en Kraai en Spreeuw»
En Uilen, bQ *t doz^n, verheffen hun gèfchreeuw —
De Leeuw trekt af — de kooi raakt open ^
En Meester Vink gevoelt — iets» wat h^ niet docst hopen --
De. vrQheidl — HoorI hi^ zingt, de wieken uitgebreid»
In vinkentaal , den lof der Libertait.
Straks voegt hij zich by zijn bevr^'ders.
En roemt niet flechts den moed dier ftr^'ders.
Maar ftr^'dt ook dapper meé , fchoon *t oog geen daglicht ziet »
Opdat geen Leeuw voortaan de vooglen meer gebied*.
Uit louter dankbaarheid doet hQ den gorgel klinken ,
En heinde en veer weergalmt zijn zang:
„ Geen vriggehoren Vink hoore ooit een boei rinkinkenl
^ Mq vid müne qzren kooi zoo bang I
jp Geen ftngge Leeuw zal ons voortaan verdrukken «
^ En rooven ons het oog , of korten ons de wiek 1 (*}
^ De vryheid is ons loon ; *t voegt ons , haar vrucht te plnkkeiu
9 Geen vrQer vogel leeft, dan in een Repuhliekl
f, En wil het pluimgedierte een* wettig' Koning eerén ,
' ^ Uit nood fta ik dit toe — maar flechts voor *toogenbHk;
^ Men kieze Hechts geen Valk , getooid met vreemde véren ;
„ Men geev* zijn fiem aand*Uil, of — aaneen Vink als ib:!**
Een Gierenzwarra hoort naauw den blinden Vfaik dus zingen ,
Of fchreeawt : „ Wat klinkt dat liedje ibhoonl
1^ Maar ftaa^er fbat het toch, rondom een* Glerentroon,
j» Met Sperwer» Wouw en Hop • te hupplen en te fpringen.**
. 19 Dat nooit I.**: roept OQie Vinl(« jt Ik ben een vr^eidsteli^
f, Ik ben VrQmetfelaar I Nog meer -^^ ik ben een Belgl
(*} De Vink intusfchen , naar men wil , was blind gebo-
ren, en op dat pas juist in den ruityd«
DS BLINDE VlNIt. ,4^%
^ \ Hecfe ttic mee ons verbood» il» kakelende Spreeaweo^
„ De vrije vooglenkeus baldadig ovetfthreeowenl
. ^ Geen Vinkyboeblind^die^iian den klaauw des Leen waoDcniktt
. j, Den Luiprard hulde zweert « of voor dea Eenhoorn bukt I ^
f, Hoorc allen,, die m^' *c ^oec der vrpeid deed yerwerveiil;'
^ Ik heb als Vink geleefd en — weec als Vink te ftervent**
j» Zw^g gij, daar ginds, — gij, oude paai f»
Schreeuwt een van *t vooglenheer , een fcherpgebekce Kraai ,
jgo Raaf en Sperwer fchreeuwen *t mede :
n Zwijg, blinde llumper! hoor naar redet
„ Ons, vooglen, voegt een Vorst » behoudens deugden eer ,
j. Opdat de Libertait in veld en woud floreer';
„ Een RepubUek\Mvkt fraai^maar fchenkt geen praalvertooning :
. „ De Luipiiard (la voortaan aan *t hoofd van *t vooglenheer !**
„ Top !•• roept de blinde Vink , en fchatert : „ Leev" de Konin^t*^
Julij, 1831. W. H. WARNSINCK» BZ*
I.
NIEUWB SOORT VAN TOONBBLVBRMAAK TB PAR^S.
het Orque Oljmpique van rtiANCoNi venoont men
chans een ftok in drie bedrigven en zeven ufereeIeQ,,geci»
celd: De Leeuwen van Mjfcre, Gansch FêNriji yit naar deze
wonderbare looneelvercooning. Racinb kan geeae zaal
meer vullen ; maar die fiuk belooft eenige honderd reprefen*
catiên. Ook de Par^'fehe vrouwen, op gevaar v»n te bevali»
len» geiyk bij de^ treorfpelen van ascuy lus, begeven
zich derwaarts, om wezenlijke leeuwen, panters. .(en flangen»
met andere wilde beesten van den Heer ma&tin» eene roi
te zien vervullen. Het is geen volkomen; drama , het z^n
iltchts eenige tooneelen , zamengefteld voor desz«lfs Bitenagerie
en hemzelven, die daarm ook zJijne rol treffelijk fpeelt. Ziehier
den hihoud van het (tuk, door den Heer venri voor zijne
vi^voetige Acteurs vervaardigd. De Sultan vza Aiyfere heeft
den Nabob sadhussbin onttroond , hem de tong ultgefke)'
den, en hem zijne dochter ontvoerd. Hossein, in de bos-
0;hen ronddwalende, temt de woestfte beesten, ten einde
dezelve tot zQne handlangers te maken, en verlost, mee
derzelver hulp , z^jae dochter ; maar , van nieuws mee haar
*in handen zijns vijands vallende, verwerft hg genade, op
49^ mtvvrt ioort taii tomkklvkiuiaak tc parits.
voprwMide vaa eene 0Qcemb«re leeuwin, bij welke mm
opiOllic. ain zich ce onderwerpeQ. De heerUgke decoradëa,
tis *€ ware gloeijende van yizifs 'zonnebïccey volmaken de
begoocheling in deze iborc van dramaiifcfae Menagerie , waar-
in leeuwen 9 boa-flangen^ tijgers, papegaaijen, apen, peUilca^
nen , lama's ^ kangaro*8 enz. niets ce wenfdien^ overiacen »
mee betrekking coc tooneelmacige waarheid. *c Is inderdaad
een oqgehoord fchoawTpel, dac wel nimitaer deszelfs weder«
gade vond, en den volftandigón moed van martin soo
wel, als de verwonderlijke pogingen ,van franconi eer
aandoet. *t Is tiagenoeg Nacunr, en de Reizen van chür*
biN maken oneindig minder indruk, dan de jagc, in dit
ftnk voorkomende. Men aanfchouwt hec met gernscheid,
pmdat alle Voorzorgen zijn genomen tegen elk mogelijk onge-
val ; men^ftaat verbaasd , en vertrouwt ter naauwemood zQne
oogen, De historie van androcles en z^nen leeuw wekt
geene verwondering meer.
NAPOLZON BN DE STAAL WERKER,
Xoen NAPOLEON naar België ftond te vertrekken, deed
li|f',een* bdcwamen ftaalwerker tot zich komen « en vroeg
hem, of hij hem een pantferhemd konde maken, dat tegen
hoaw en fchot beveiligde* De man nam . zulks aan , en
Vioeg daarvoor 18,000 franken. Bij het te huis bezorgeabe-
yal NAPOLEON hem, hec zélf aan te trekken. ^ Hij gehoor-
zaamde. No nam de Keizer twee pistolen , zeggende: ,, Wij
willen eena onderzoeken , of uw arbeid de proef kan door-
Haan.'* H\j fchooc de eene pistool op de borst des inakera
af; de kogel fprong terug, ^ Keer u om,*' riep nap o«
LEON. De man deed zulks. De tweede pistool werd pp
zijnen rug gelost; de kogel fprong andermaal terug.. Thana
dÉcht de 'ontftelde kunftenaar van verdere proeven ontheven
ce zl^n; maat napoleon greep eene derde pistool, ai
toace, mee hetzelfde gevolg, nog twee fchocen op den fidde-
rcflden man. t „ Uw wérk is goed ,**, fprak nu de Keizer;
„ hoeveel verlangt gij er voor?** — „ 18,000 franken,*' anc-
wöocdde de man . (himelend. — Napolb^dn fchreef op
flaanden Voet eene aanwijzing voor stf^ooo franken op dé
KftizetVke fcfactktst; :
ME N G E L W E R R.
HET HBII^ZAME UITWEU&SBL VAN D£ B^IOBPBNIffO pSR
VADE&LANDSCHE GBSCUIBDBNI9 OP O^fS VOLR9ILA*
RA&TER, OP ONZB VABERLANDSLIBFDB BN OP
ONS 6O0SDIBN8TI6 OBVOBh^ EN AB l>AAB}r '
UIT VOORTVLOE^BNDB 2EOBNRgKB'
ÖBVOLGBN VOpR IMH ftXAAT.
Door
H. ALT MAN N,
Eer/Ie Onderwijzer in de Departementsfchool te
Rotterdam. (♦)
o.
'nder de vele tDiddelen, óm den geest met nuttige
kennis te verrgken en verftand en hart te beTcbaven én
te vormen, behoort bqzonder het lezen en beoefóUBO
der Gefchiedenis* '
Behalve de bljbelfche gefchiedecis , door welke aVeeii
wij de vroegde gebeurtenisfen op desen bol leeren lt«t»
nen, moet ons niets nader aan het hart liggen, din dé
gefchiedenis van het land, waarin wij geboren en op^
gevoed zQn Hare beoefening levert eene lijke bron 6^
vun genoegen en leerzaam onderhoud, en geeft den
regtgeaarden Nederlander ruime ftof tot menigvuldige',
verftand en hart vormende overdenkingen.
Met bewondering worden wij vervuld, wanneer w^
op de vlijt , de volharding , den moed en de zucht voor
eene edele vrijheid onzer voorvaderen (laren, waarm
de Gefchiedenis , op elke bladzijde b^na , zqlke verbe^
vene proeven opleven.
Het is waar, wij treffen ook. hier en daar wel letil
(*) Uitgefproken in Fèrfcheidenheid en Overeenfiemmêng et
Roftirdam 9 den 4 Febr. 1831.
MENGELW. 1831. NO* II. Mm
494 HBt HBILZAMff tjlVtVÉnitS&t ^Voft^bEOEFEKlNC
akfr\ waar bhs 2C(!élJ|k''gevoel tegefi optó^t ;' doch^dkr
' is 'de Gerchiedenis écnc waarfchuwende 'ftein , weftè otas
'toeroept, voor deze misflagen, meestal dé gevolgen van
' bbtgevierde driften , op onre hoede te zijn.
Jk'^héb mij voorgefteld, u in deze oogenbllkken, «in
"'^ Het' gezellig verkeer toegewijd, te onderhouden otcr
'""het ^h'eitzame uUwerkfel yan de beoefening der Vader-
landfche Oefthiedenis op ons Volkskarakter^ of oiftt
Vaderlandsliefde en op ons Godsdienftig Gevoel^ en de
daaruit yoortvloeifende zegenrijke gevolgen voor den
Staat.
• I. Onder al de landen der befchaafde wereld is %r
'bijna geen, waar de Natuur der bebouwing en bevèl-
klng zulke geduchte hinderpalen in den weg ftelde , als
het kleine plekje, dat wij, met edel zelfgevoel, ons
geliefd Vaderland mogen noemen. Rondom door de zee
omgeven en door geweldige rivieren doorfneden, welke
bet land meermalen met eene volkomene vernieling Ws
dreigden, wekt het onze bewondering op, en doet de
G.efchiedenis ons verftomd ftaan over den bedaarden
moed, de fchranderheid en het taai geduld, waardobr
men al deze hinderpalen wist te boveii te kamc». G^
tuigen hiervan niet aUeen de kostbare d^ken , welke ,
op verfchillende tijden, tot beveiliging van den gréNM
^werden aangelegd , de kundige en beTeidvolle wateiricee-
'ringen, maar ook de menigvuldige plasfen en poelai^,
door vIQt en volharding in vruchtbaar land herfctepcQu
Onder de ongunftigfte omftandighedcn , waarin het {and
dikwerf gewikkeld was, bragt men waarlijk groote on-
dernemingen tot ftand , waar het de beveiliging van déi
grond tegen deszelfs natuurleken vijand gold; terwj^ .
men, aan den anderen kant, niet aarzelde, dezen vQrttt
in te laten , en vrijwillig datgene te vernielen , wat men
met onberekenbare moeite 'en groote kosten had daai^
Aeld, wanneer het dienen kon, om eenen anderen' v^*
iand te keer te gaan en zijne plannen te verijdelen*
' Leerziaam is bier de Gefchiedenis , en navolgénswaar-
dig vertoonen zich de voorvaderen aan de nakomeling-
r^fe^^P' Ee^eadainkbarcn blik, werpen w}| immera gaarne
■^.;KTug op hunoe onvermoeide pogingen, welk^ alj tot
^j^tbreidkig des lands , niet door bet (laai der overwin-
oing , maar door noeste arbeidzaamheid aanwendden ,
fiiWaaRloor z^ nu eens eene plek ^ronds aan de zee oot-
^r woekerden ^ dan weder een* aanmerkelyken binnenlapd-
.^fchea plas in vruchtbaar land berrchiepen. De GeTchie»
^ 4eQis heeft het voor de nakomelingfcbap geboekt» hoe
^v^enige welige landouw » waar tbans het rundvee des
^jfbmers in klaverrijke weiden graast» of de landman den
vruchtbaren kleigrond beploegt, en waar bet voedzame
7 graan uit den fchoot der aarde welig opwast, eertgd»
.f eene uitgeftrekte watervlakte was, waar alleen de vis-
^. (pher op rondzwierf en er een fober ftukje broods ver-
.rijende; terw^ nu een vruchtbare grond mensch en dier
,'50^vêrvloedig voedzan^e fpyze aanbiedt, en zQnen bezitter
; in eenen matigen overvloed doet leven. De Gefchiede-
.'Ois heeft het voor de vergetelheid bewaard, dat onver-
moeide pogingen en taai geduld de grootfte zwarigheden
D overwonnen , ter bereiking van het doel , dat men zich
wlifld voorgefteld; en meestal zien wg de aangewende
.;inpelteii met. eenen goeden uitflag bekroond. Wa3 het
^ al-eeos , dat men zich in zijne verwachtingen zag tel^uN
f^efteld, het voorgenomen plan werd daarom ni^ opge-
geven ; maar met nieuwen moed wendde men op nieuw
ifgne krachten aan, ~ en het was deze volharding,
^r^eUce. zoo veel goeds in het geliefde oude Nederland
r (ot fiand bragt.
ifi Ja waarlijk, bij deze befchouwing alleen is de Ge-
, /chiedenis voor den nakomelbg reeds eene rQke leer-
jjfchool. Wanneer hij de onvermoeide vlijt der vporva*
f^^en tot maatftaf van zijne handelingen neemt, moet
^it ftellig eenen voordeeligen en heilz^men invloed op
.^ijn karakter uitoefenen. Wij zien echter niet alleen
.ideze vlijt en moedige volharding in het overwinnen vn
zwarigheden tot verbetering en aanwinst van den gro84
doorftralen , jnaar w^ bewonderen ook hunne pog|i4;cn
tpt uitbreiding van den handel en hunne zucht tot ^
M m a'
49<5 HST HBILZA>^£ UITWERKSEL VAN DB B£0EFBNINO
bevorderiDg van kunften en wetenfcbappen. Bijzonder
vertoonen zij zich groot en koen in het bebouwen der
zee , in het opfporen vaii vreemde gewesten , en vlijtig
in het aanknoopen van handelsbetrekkingen. Al vrpeg
zien wij vaderiandfche fteden door koophandel en zee-
vaart bloeijen, en deelgenofoten zijn van het magtige
Hanze^vtrhon^. Al vroeg zien wg mannen , die , door
de zucht naar onderzoek en tot bevordering van de eér
en het heil des vaderlands gedreven , de grootfte moéye-
l^kheden en gevaren tartten, om vreeipde en afgelegene
gewesten met het beminde vaderland in aanraking te
brengen , ten einde het derzelver voonbrengfelen mede
te deelen en het door eenen uitgebreiden hSmdel t^
venijken.
Getuige de menigvuldige zeetogten ^ welke eene reèk^i
van de belangrükfte ontdekking^en . ten gevolge hadden ,
het aaDDleggen van volkplantingen en het vestigen vap
kantoren op de voomaamfte handelplaatfen der wereld.
Bjjna overal verfchijnen hier de Nederlanders in een
gunftig licht; hunne eerlijkheid, hunne onwankelbare
trouw perflen allen volken achting af, en ieder had
gatame met hen te doen. Was het hieraan niet toe te
fchrijven, dat het kleine plekje, hetwelk zulk èene ge-
ringe plaats op de wereldkaart beflaat, eens de ilapel-
plaats was van bijna geheel Europa , en dat de HoU
landfchc handelaar b|jna overal werd voorgetrokken?
Gewigtige les voor den nakomeling voorwaar, om op
het fpoor der vaderen voort te gaan, indien het zijn
verlangen en zijn emftige wil is, om de eer zijns vader-
l^ds te handhaven. De onbezweken moed van den
ouden Nederlander^ zijne bedaardheid, zijn mannelqke
ernst, zijne naauwgezetheid in al zijne handelingen,
z^ne eenvoudigheid van zeden neme de nakomeling tot
het rigtfnoer zijner daden ; en , wat de laster zich dan
ook vermete, wat vreemde (laatkunde zich op^gtel^k
de belangen van ziJn vaderland moge veroorloven , on*
gefiraft zijne regten . krenkende , de onpartijdige , ^ie de
zaken naar waarheid beoordeelt, zal zich genoopt ge-
I>BR VADRRtANMJSCHB GESCHIBDftNIS. 49?^
voelen hem zijne achting te >fchenken en regt te 'doen
wedervaren , daar , waar men ook zijnen goeden naam
atmrandt en zijne regten verkort.
Ook onder de drukk^ndde omftandigheden zien wij
den ouden Nederlander de belangen van den vaderland-
fchen bodem met ijver behartigen ; en in het tgdflip ,
dat dwingelandij het land vreefel<jk teisterde , moord ,
verwoesting en wreede vervolging rondwaarden en overal
diepen weedom verfpreidden , — zelfs in dat t^jdftip
gaf men den moed niet op 9 maar (levende nadr de af*
gelegende kusten, breidde den handel meer en meer uit,
deed hierdoor fchatten in het vaderland ftroomen, welke
de verdedigers van *s volks regten en vrijheden in ffaat
ftelden, om den ongeiyken ftrijd tegen een* der magtig-
fte Vorften van Europa vol te houden en roemrifk ten
einde te brengen , ja noodzaakte selfs den Vorst , die
Netrlands ondergang gezworen had > om , ter bevorde-
ring van de belangen van zijn magtig rijk, de havens
van het trotfche Spanje voor Nederlandfchc koopvaar-
ders te openen.
^ Toch bield baar vlag zich op, en dekte. land en zee^
^ £11 waaide in eere rond en de overwinning tegen/*.
Zoo zingt de geliefde Nederlandfche Dichter; en wan-
neer? Toen immers , toen het land nog zooveel vaq
het Spaanfche geweld te lijden had. Men (levende naar
Oost en West , en trachtte zelfs eenen nieuwen weg op
te fporen, om te fpoediger OostindU te bereiken; en de
HouT^fANS, HEEMSKERKEN cn ZOO vclc anderen
vestigden den roem en de welvaart van het vaderland.
Is zulk eene berinnering niet bemoedigend, in tijden
van druk en wederwaardigheid ; is de overweging hier-
van niet gefchikt, om verlamde veerkracht te herdeHen,
en te dreven naar die, nationale zelfdandigheid , naar die
dgendommelijke kracht, welke ten allen tijde het ken-
merk was der echte Nederlanders? Gewis ^a. Doch
de Gefchiedenis is niet alleen in dit opzigt iflk , om
door hare beoefening de zucht tot navolging vaa dc
498 HET HEILZAME UITWERKSEL VAN DE tiEOEFENJlfO
^ •' • ; • ■ . , ,
deugden der voorvaderen op te wekken', 'en hierdoor
het volkskarakter meer en meer ten goede te ontwik-'
kelen; — met bewondering vestigen wij bét oog op de
8K>ote mannen, welke zij ons leert kennen; hunne da-
den , door haar voor de vergetelheid bewaard , te her*
denken, doet ons het hart van fieren moed kloppen , en
de. regtgeaarde Nederlander voelt zich den boezem
2&wellen, wanneer h^ zich hunne grootfchê bedrijven
voorftelt.
. Hoe vele helden heeft het tydperk des tachtigjarigen
oorlogs niet voortgebragt ! Welke verhevene blijken'
\Mm zelfopoffering en onverfchrokkené (landvastigbeii^
treffen wg niet overal aan ! Slaan wij het oog op de'
doorluchtige daden van den groocen willem van
ORANJE, die zqne goederen tot welzijn des lands be-
(Icedde , om de regten van een onderdrukt volk met on-
bezwekene ftandvastigbeid en mannelijken moed te ver-
dedigen; bij, die, na zich dit als eenen heiligen pitgt
te hebben voorgefchreven , aanzien , vorftengunst , en
wat niet al , verfmaadde , en onder de grootde teleur-
(tellingen zijn eenmaal opgevat voornemen getrouw bleef ^-^
eigen rust en genoegen opofferde ,' en als een martelaa^
voor 's volks vrijheid viel ! Zijne onbaatzuchtige liefde^
voQr hetgeen regt en goed was doet ons hart van liefdef
voor bem kloppen ^ zgne nagedachtenis vervult ons met
heiligen eerbied, en zijn ongelukkige dood perst ons
eenen fmartel|jken traan uit het oog. Hij was de ziel,
waardpor het jonge ftaatsgebouw gefchraagd werd, en
wankel ftond hetzelve, toen hij het begaf. — Nevens
hem toont de Gefchiedenis ons eene reeks van mannen,
welke onzen eerbied , onze navolging verdienen ; en niet
aUeen in den hoogaanzienltjken fland, maar ook in den
burgerkring ontbrak het niet aan mannen, die gloeiden'
van edelen heldenmoed, en zich gaarne voor bet'^ welzijnT
van den Staat opofferden. Hoe vele voorbeelden zou^'
den wy tot (laving hiervan kunnen aanvoeren; doch
wadT zouden w^ beginnen , waar eindigen ? Gelukkig
het volk, dat, zijne gefchiedboeken openflaande, eenen
f!?^IS VADERLAN08CHE OB8CHIEDBNIS. 4^
D,B RQK, PIETEIt VAN OER WERP, HASSE-
LAAR, DE RUYTBA en nog zoo vele andei^tf lih
aanwijzen! Gelukkig het volk , dat hunne daden '^veèt
te waarderen ; dat gevoelig is voor hunne grootfche }ip^
dryven , en zich naar ben wil vormen ! Gelukkig h^t
land, waar dit gevoel het gevoel dèr menigte fs! * ' '
Overal vinden wij in de Gefchiedenis bew^zetl' ein
Voprbeelden van eerlijkheid en trouw; en kan ef wél
een grootfcher voorbeeld van naauwgezetheid gevöri*
4en worden s dan dat, hetwelk beiling en ha'm<>
%R o E K ons vertoonen ? Wijs * mij het" volk , WëtÜs
gefchiedbladen zulke verhevene voorbeelden opleverihl
De Gefchiedenis van het groote Rome noemt er, èn rfb]g
twijfelachtig, ilechts één ;^ die van het kleine NedeHaH^f
w^st er met volkomene zdcerheid twee aan ! • ' " "^ .
Moeten zulke fchitterende voorbeelden van volksdéugd
ons nation^^l .gpyoel niet verheffen? Moeten zif dfe
ziel niet in ^,eene ftemming bxeng^h ,. waardoor tóen'Vtill
i^es, wat laag of kruipend is , afkeerig wordt?' Moét
het ongekunftelde verhaal van zooveel groots en fthöóiis',
als onze Gefchiedenis ter befchouwing en ter navolging
aanbiedt , .geene liefde in ons hart aankweeken Jegens
d^ plek, die zulke mannen heeft opgeleverd? Moét
het ons gevoel niet verheffen, tot het doen van éaelfe
bedreven, ja tot opftaan als een eenig man, waniieèt
men dien voor ons zoo heiligen grond wil aanranden?
IL Ja, de najgedachtenis van zoo vele groote maftnen,*
walker namen en roemvolle daden dé Gefchiedenis vobi*
ons bewaard heeft, de opofferingen en de onvermoeide
pogingen van zoo velen hunner tot bevordering Vati
het welzijn des lands , hunne naauwgezette eerlijkheSd ;
hunne godsdienfligheid en zoo vele volksdeugdèn , welke
4it land immer tot een der gelukkigfte landen der Ws
^eid verhieven, moeten wel voortdurende prikkefe '^fjö
ypor den nakomeling, om het land fteeds te bcmiiméh;
ïzt zoo duur werd gekocht , voor welks vrij èn origé^
ftoord bezit zoo veel heldenbloed geftort is , en hrtvVelk
volliardende vl^t met onberekenbare moeite en 'gr&è'té
500 HBT HEILZAMB UITWERKSEL VAN DE BEOEFENING
kosten aan de zee ontwoekerde. Wie, herbaal ik,
voelt zich niet gedrongen om dit land te beminnen,
wanneer hij hetzelve zijnen geboortegrond mag noemen ?
Wie voelt zQné borst niet van zuivere vaderlandsliefde
kloppen , bij de herinnering van zoo vele doorluchtige
daden der voorvaderen? Ja, het zijn onze historiebte-
den , welke ons gevoel door het verhaal van edele be-
dreven verheffen. Nu eens wijzen zij ons op den acht-
baren Staatsman, die rusteloos voor de belangen van
land en volk waakte, en die met eene edde vrijmoedig-
theid de regten des volks handhaafde , daar , waar de
regermg dezelve trachtte te verkorten, of ze met voeten
trad. Wie gevoelt geenen eerbied voor zoo velen van^
V lands Edelen, wanneer hQ hen de gunst van den trot-
fchen VILIP8 op het fpelziet zetten, en hen in n^'
moedige, mur eerbiedige taal voor de verkrachte r^en
van huid en volk hoort fpreken? Wie betreurt niet het
lot van eeneUMONT lONY, egmond en hoork b,
wanneer h^ hunne vaderlands- en volksliefde met vergif
'of moordbgl beloond ziet ; en wie eerbiedigt niet gaarne
hunne nagedachtenis ? Wie gevoelt geene innerlijke hoog-
achting , wanneer hij zoo menigen edelen Staatsdienaar
tegen elke aanmatiging van den Vorst manmoedig zich
hoort verzetten, en iü ronde taal dezen de grenzen hoort
aanwijzen , binnen welke zijne magt zich moet bepalen ?
Dan weder voert de Cefchiedenis ons op het oorlogs-
veld, of toont ons roemrijke bedreven ter zee; en wij
verdommen , wanneer wij aan de geringe magt denken ,
met welke men de magtigfte Vorften tegenftand hood.
Hoe dierbaar wordt ons dan de grond, welke, na eenen
tachtigjarigen kampftrijd, door het magtige Span/e voor
yvii erf onafhankelyk moest verklaard worden ; na eenen
ftryd , in welken zich de eerbiedwaardigfte helden ont-
wikkelden ! Hoe verheft zich ons nationati gevoel , wan»
heer w^* de veroveringszucht van den verwaten looe-'
WQK XIV op het kleuie land, dat hy zoo geheel en
zoo gemakkel^k meende te overwinnen , zien fchipbreuk
lyden! Hoe voelen wQ ons vaderhndsch gevoel ge*
DBR VADBRLAN0SC«& OBSCHIBABNift. i 50A
ftreeld , wanneef wij het trotfche Albhn vox>r oiitffl
TBOMP en DB KUYTBR zien beven, en doorisiór
vele Zeehelden onze regten op zee . gebdndhaafd zteb^
waardobr onze vlag aan alle oorden der aarde w^rd
geëerbiecfigd ! . m
Ja , het onopgeftnukt verhaal van zöo vele roemrijiBd
voorvallen, welke elkander bijna verdringen , doet oni
bloed fneller vlieten, en w|j gevoelen eene heilige .aai»»
drift , om , als de nood bet mogt vorderen , zulke veri
hevene voorbeelden na te volgen. Wie blijft er ongc^
voelig bij de groote daden van den Eerden willbm^'
vbh ^ vurigen m a u r i t s , van den gematigden p rks»
bBRiK HBNDRIK, vaü den onbaatzQchtigen p I £.T
hbim, van den edelen tromp, van den grooteaoft
&UTTBR en zoo vele anderen? Herinneren wtjon».
het fcbhtérende wal^eofdt vin den Brins oniter 2eebehj
den op den T^tBs^ toen Bngdbuid btefiie, en^ isit'
vreeze voor eene gedocht^ wedervergelifing, «ngftig iw*
eenkromp. Herinneren wij on$ den vierdaagfcheh zieeflè^
en zoo menige andere treffelgke handhaving onzer reg^
ten, en wi] zuU^ met een edel zelfgevoel ons verheii-?
gen, en tevens nederig God danken, dat wij Nederlaai
. ders zijn. Maar het is niet alleen door daden van hél-;
denmoed , hetzij op het oorlogsveld of ter zee , dat de
Gefchiedenis ons liefde tot den vaderlandfchen bod^u >
predikt. Neen , — ook in de meer dille burgerdeugden;
welke zij ons geboekt heeft*, vinden wij daartoe ruime ^
Aoffe. Op hoe menig edel bedrijf tot bevordering van
het heil des naasten , op hoe menige inrigting voor de
lijdende menschheid wijst zij ons ! Welk eene verCchei*
denheid van flichtingen voor den wees , voor den afge*
leefden , voor den hulpbehoevenden ! £n wanneer het
land door rampen bezocht werd , van welken aard ook ,
zien wij weldadige handen dadelijk uitgeftrekt , om de
geflagene wonden te verzachten , en het leed des lijden^
den broeders te lenigen. Inrigcingen van allerlei aard,
tot befchaving van verdand en hart en ^t aankweeking
van kunden en wetenfchappen, doet de Gefchiedenis ons ^
SOt HST HeitSUMB la9rWMX«S«^^«4«l(AI^ «M^tPENING
neuigvuldig keimea; tcrwgl 2|| tevens de namea^harer
fticfaters, bevorderaars en. beoefenaars vopr de vergeci^
heid bewaard heeft.
Zou het wel noodig zQn 9 ttieer redeam aan 4e yq^ .
ren , dat de beoefening der Gefchiedenis onze liefde tot:
bet vaderland zal opwekken en verfterkenV door ons de.
doorluchtige daden en fchitterende en iftille deugden vaa^
dsrzelver bewoners gedurig voor den geest te brengen ?\
Ik meen genoeg gezegd te hebben » en zal daarom over«^
gaan om aan te toonen^ dat zQ ook den weldadigften
iilvloèd kan en moet hebben op onzen ^godsdienftige^]
zm, en op de.verftérking van ons geloof, en ver»ou9«».
in en op eene allesbefturende Voorzienigheid. '
Onze Oefcbiedenis leert ons, dat vele .grpote mannen j\
die waarlijk voor het vaderland hoogst nu|tig en welda%:
geweest zQn, zich kenmerkten door ware Godsdienfljg*
heid; dat z|j in al hunne daden en handelingen hunne af*
haUkelfjkheid van het Hoogde Wezen erkenden, en van
God hulp en cmderfteuning verwachtten in de rooegdüjk*
heden , waarm z^ zich gewikkeld zagen ; terwyl zij zich
niet trotfchelijk op eigene kracht verhieven 9 wanneer zQ.
hunne pogingen met eenen goeden en gdukkigeiji uitjQag^
bekroond zagen. Welke verhevene bewezen hierv^,^
t^éÉt zij ons (opdat* wq ons tot weinige voorbeeld^^^
bepalen) in den grooten wiLLSMlen den te regt zfxp^^
hoog geroemden on ruyter! Onbepaald was het Vi^«
trouwen van deze twee eetbiedwaardige mannen op det|,|
Almagtigen , en zij zagen dit vertrouwen ook meer daflt
eens met de heertijkfie uitkomst bekroond. In den meest^
hopeloozen toeftand des vaderlands, gaf willam ^^^
zakk, waarvoor hQ het zwaard tegen Spanje bad aange^
gohl, niet op, omdat hij vast overtuigd was , dat Go4(j
de zaak van regt en billijkheid zou zegened. Deze over*,
tuiging bemoedigde hem , hoe donker de toekomst zicti^
oofk liet aanzien, om op het aangevangen fpoor moedig^.,
vo^rt te gaan. „ Ik heb," dus was zijne taal, toen.
anderen aan d^ goeden uitfl^ zijner onderneming wan-
boe>pten , ,, met den Vorst aller Vprften een verboï;ui
W'^emaakt, eü ikr vertrouw, datxiiens magtige zrm mi^
„ «al beTcherm^K'*
Heilig waren heta de waarheden van de Godsdienst f
etf de verhevene man toonde b^ meer dan ééne geleg^^*
bHd, dat hij een praktisch Christen was. Hy imo^^s
uitte den wensch, toen hij zich door jAUREOUige^
wond gevoelde , dat men zQnen moordenaar vergiffenis
zonde fchaikoi , en wilde daardoor aan de voor den
zihnelijken menscfa meest moeijelgke les van den Zalig-^
maker gehoorzamen. Na zijne berftelling^ brengt byin
het openbaar Gode den dank toe» en begeeft zich temr
'p^fwaarts , om , gemeenfchappelqk met het volk , Hem ,
door wien hij zoo wonderbaar behoed was, in ootmoe*^
dighexd des harten zi^^^e erkentenis toe te brengen. Zqiie
liatfle woorden, toen hij drie jar^ daarna aan land en\
volk ontrukt werd, waren tot den Oorfprong aller dja-
gen gerigt.
Ook onzen grooten bb ruytbr leert ons de Ge*
fchiedenis als- zoodanig kennen. In alles , wat hem over*
kWam , erkende hij den vinger Gods; in alle zyne rchit-
térende 'overwinningen fchreef hij de gewenschte uit*^
komst aan zQnen Hemelfehen Va^er toe, en bierdoojr
Wb en bleef hij ahgd nederig. Schoon wij hem tot.,
dfti aanzienlijkften rang zien (lijgen, Uij bleef dezelfdie » i
en fchaamde zich zgner geringe afkomst nooit.
" Weldadig werkte het voorbeeld van zulke mannen op.
het godsdienftig gevoel hunner tijdgetiooten j en op meer
dim ééne plaats levert de Gefchiedenis hiervan de fpre-
kendfte bewijzen op. Is het niet roerend, ftemt het
ons hart niet tot godsdienftig gevoel, wanneer wQ,
vt>Igens het ongekunfteld , maar krachtig verhaal onzer
bk'oemdé Gefchiedfchrijvers van dien tijd, Ley^ens bur-
gerij, na het uitftdan van een bang, zeer bang belegd
atbodra er uitkomst kwam , naar de kerken zien fneUen ^
ofai daar het gevoel van dankbaarheid den ruimen teugel t
tè vieren, en de bewogen borst lucht te geven, in de
ultboezeming van gebeden en gezangen te? eerft vaa
God, die hen zoo wonderdadig' had gered ? En;«^i^q.
504 HBT HEILZAME UITWERKSEL VAN DE BEOEFENINO
blijken van Godsdienftigheid treffen wij in menigte aan ,
nu eens in openbare dankftonden , na een afgewend ge-
vaar, of na het behalen van eene roemrijke overwinning
op eenpn gevaarlijken vijand; dan weder in gemeenfchap-
pelijke gebeden om uitredding f wanneer het het vaderland
bang en de nood hoog geklommen was. Godsdicnftig
zien wij de nagedachtenis, van gewigtige gebeurtenisfen
jaarlijks vieren , en op menige belangrijke onderneming
den zegen des Allerhoogften affmeeken.
De Gefchiedenis van ons geliefd vaderland levert ons
menigvuldige bewijzen op van Gods vaderiyke liefde en
zigtbare tusfchenkomst , wanneer de nood op het boog-
fte geklommen was. Zq geeft ons daardoor ruime ftof
tot bemoediging en tot een vast vertrouwen op de
Voorzienigheid. Waarlqk, wanneer de veege ftaat des
knds.bij meer dan ééne gelegenheid óns met hutvering
vervult, en wq zien het dreigende onheil afgewend door
oorzaken buiten alle menfchelljke berekening, dan móe-
ten wij met heiligen eerbied erkennen, dat God zich
betoonde een liefderijk Befchermer voor Netrlands volk
te zijn, en dat zijne Voorzienigheid genadig over het-
zelve waakte. En ^yie zal hieraan twijfelen, wanneer
hij uit geringe beginfelen zulke groote gevolgen zier
voortkomen ; gevolgen ^ regtftreeks leidende tot het doel ,
dat men zich had voorgefteld? Opent onze gefchied-
boeken , en gij zult het op meer dan ééne plaats moeten
erkennen , dat Goddelijke tusfchenkomst de plannen en
bedoelingen van trotfche vijanden te niete deed. Of was
het toeval , dat de Noordhollandfche fchepen zoo won-
derdadig uit het ijs werden verlost , en dit zich achter
dezelve weder toefloot , toen zij in veiligheid waren? Was
het toeval , dat de vloot der Watergeuzen , toen Spanjt .
bad weten te bewerken, dat zij de Engelfche havens
moest verlaten , door tegenwind niet in Texel kon bin-
nenvallen , maar tot voor de Maas werd gedreven , en
daar den Briel opeischte en in bezit nam , hetwelk het
fcm was voor verfcheidene fteden , om de Spaanfchc
bezetting te verdrijven? Was het toeval, dat de fiere,
DBR VA0£RL/\NDSCH9 PE^CHI£DKNI9. 505
maar dopr honger en pest afgematte en verzwakte bur*
ger^ van ^ Lcydcn niét onder eenen ftorm van derselvar
bel^eraars be^vtreck? Was het tpeval, dat, juist toen
de nood der (lad op het boogde was geklommen ^ eeg
ftorm uit het noordwesten de poging , om het land oq^
der water te zetten, begunftigde, en dat de daarop vol-
gende zuldewind de platboomde fchepen , roet levens-
middelen geladpn , gemakkelijk aail de ftad bragtj. en d^
trouwe Leydenaars voor het uiterfle bewaarde? Moer
ten wq er hand der Voorzienigheid niet in erkennen»
wanneer wij de zoogenaamde Onoverwinnelijke Vlpot,
welke beftemd was om het geliefde vaderlaod geheel ten
onder te brengen, door eenen enkelen ftorm bijna g^eel
vernield zien , en hierdoor aan Spanje een* der grievend-
fte flagen zien toebrengen ? En waar zien w|j duidelijker
blqk van Gods onmiddellyke tusfchenkomst in het drei»
gendfte gevaar , dan in het tydftip , toen Frankrijk en
Engeland zich vereenigd . hadden om dit land onderling
te deelen , en daartoe eene ontzaggelyke vloot hadden
uitgerust ; eene eb van twaalf ureQ , welke de fchepen
het binnenkomen in onze zeegaten belette, en een daatop
volgende vreefelijke ftorm , waren de middelen, welke
de Voorzienigheid bezigde , om het booze opzet te fnujb>
ken en Nederland te r.edden. Wie, die van het geloof
aan eene Albefturende Voorzienigheid niet vervreemd is,
erkent hier niet den vinger Gods? Een Turksch Keizer
erkende denzelven, toen hij verbaasd het verhaal van
den tachtigjarigen karopftrijd onzer vaderen had aange-
boord. Ja, wanneer. wij onze gefchiedbladen ontrollen,
en bij zoo vele wonderlijke gebeu^rtenisfen verftommen^
dan zien wij zoo vele zigtbare blaken van Gods ontfer^
mende en genadige hulpbetooning , dat wij ons gedron*
gen gevoelen , om , met kinderlijk vertrouwen , het lot
des vaderlands en het onze in zijne handen te ftcllen,
in de vaste overtuiging, dat, onder gepaste werkzaam«>
heid van onze zijde , zijne Voorzienigheid over ons en
alles , wat ons. lief en dierbaar is , waakt.
ni. Het beoefenen der Gefcbiedenis van ons geliefd
vMdffahd kan tlsoe eeden gewigtt^en iayi&^ rgm gpede
liebben op ons volksictnkter , en x$i:iHize vBéf^rl^i^^
Ifefile aankWeeken, ons godsdienftig \g9Voet verfaoogfn
•to Tcrfterken; en wdke heilzame gevolgen kan e&^^
''lilt niet voor den Staat hebben!
"' Wanneer de t^dgenoot zich de deugden der voorvade-
ren ter navolging gedurig voor den geest brengt» en
'iSezélve niet alleen bewondert» maar er aichmetde borst
l>p toelegt om *bun gelijkvormig te worden » ja ben aog
tè overtreffen » door zich voor hunne gebrdien en mis*
flagen te wachten , dan moet zulks de zegenrQK(letg^
volgen voor het vaderland met zich voeren* -^ Arhsid-
zaamheid, fpaarzaamheid en eenvoudigheid van zedf^
maakten ons land groot en magtig , eerlijkheid en naauv-
gezetheid in handel en wandel het kleine volk overal
buitenslands beroemd , en heldenmoed maakte het ont-
zaggelijk. Vergeten wij toch nimmer, zien wij het in
onze Oefchiedenis toch nooit over het hoofd , dat er
eens een tijd geweest is, dat de aanzienlijkfte jEurrir/^y^^^
Vorfkn het zich tot eene eer rekenden , verbonden van
vriendrchap met dezen kiemen Staat te (luiten, en dat
wij zulk eene belangrijke rol vervulden op het tocmeel
der wereldgebeurteslsfen. Verliezen wij , door onze g^
fchiedboeken voorgelicht , het toch nimmer nit bet oog^
waardoor onze vaderen zoo groot geworden zijn » tp.
waardoor ons land zoo magtig is gewoiden ; vU|t , m-
vermoeide vlijt, dapperheid en trouw waren dt middd^,
door welke men dien trap van luister befteeg.
' Kiezen wy hen ten voorbeekle ; en dit kunnen W;^
dan eerst, wanneer wQ hunne daden loeren kennen. 0ap
-zal het ons vaderland welgaan. Stormen mogen ziü^
dreigend boven hetzelve zamenpakken en een verfchn]!;;
kelijk onweder voorfpellen , volksdeugden zullen de aflei-
ders zijn , waardoor hetzelve onfcbadelgk wordt. Trotr
fche Vorften* mogen van uit de hoogte op de kleiae
plek nederzien , en , omdat zg de magt in handen
fehijnen te hebben , meenen geregtigd te zijn om onze
bieSangen naar hunne overleggingen ce regelen ^ de deug-
'tfen van Vorst 'en volk znBen hen eenmaal met CéMa»t
^vë^Vülïen. IMniicii wg ons tegen hunne magt niet ver-
*^'i^etten , met gelatenheid neggen wij het onzen eerbied-
' Vaardigen en bfaven Landsvader na: ,, dat niet hiii)
^ die overmand 'onregt lijdt, maar hij , die met overmiKt
'm ên onder bedreiging van dade}i{k gewdd om«gt 4um*
''„ doet, bij de uitkomst moet verliezen/*
Wanneer wl} ons den veegen ftaat, waarin het vador-
'land zich meer dan eens bevond, voor den geest brea-
'^ , en met verbazing het oog op deszelfs redding flaaa, .
'tal zulks ons behoeden voor kleinmoedigheid , wanneer
liet land door nmpen geteisterd ^ee vijandig bedreigd
"^wordt. Móedigf zulten wij dezehre het hoofd bieden,
ftnet oud-vaderlandrche bedaardheid en dappertieid het
'onheil trachten af te wenden , en gaarne leven en goed
voor het geluk en onafhankelijkheid van het oude roem-
V0II& Nederland in de waagfchaai (lellen. En , God zij
geloofd 1 ddze geest woont nog in ons. Hoe treurig de
gebeurtenisfen ook mogen 'zijn, welke onze rust, ons
'genoegen , en , in eene meerdere of mindere mate, onze
^tijdelijke welva^t geknakt hebben , wij hebben den fchoo»
nen volksgeest van ons geliefd oud Nederland leerc^ .
Ictfinen; en di: is waarlp geene geringe bemoediging
4i' eenen t^U van druk, waarin gewigtige voorvallen
'elkander verdringen, en fchier elke dag nieuwe voorbeel-
dfen -oplevert van verwarring en onrust*
'; Geene geringe bemoediging en vergoeding voor zop
veel leeds, wij herhalen het, is bet, eene ry van dap*
'<p€TQ mannen en jongelhigen volvaardig op de eerfte iyede
Hffafn den Vorst te zien toefnellen , om de grenzen van
iiet dierbare vaderland te verdedigen; deze grenzen door
eiin leger gedekt te zien, waarin de bloem van Neir-
idnds jongelingfchap met moed en geestdrift het oogei^
tiMk' verbeidt , om zich den vaderen waardig te toonen;
^èene geringe bemoediging, zoo vele verhevene blijkt^
in alle ftanden der maatfcbappq te zien van liefde voor
iten vaderlandfchen grond. Getuige de menigvuldige
opofferingen , welke w^ in ^ dezen tijd hebben v^^^fpfL
opmerken.
S08 OV£R D£ B£0£f£NING DftR VADSRL. CSSCHieO.
Waiar zuivere vad^landsliefde ^e har^ ^^f^^nuctc»
•01$ "töt hetzelfde doel werkzaam te ZJ^Ug dw ia. ^e^
Piyik'p'jniiur teget^ den vijand» hij poge zoo magtig ;fj^
^^4iij,wil, opgeU'9]^k^. Hieryan levert onze Ge(cfaie->
-itaP?^ iwel .een der tceffendfie bew|jzq];i op ; doch ook ^
*fln*'4iii' andt!^ii>kaDtt leert zij. ons, dat verdeeldheid
tfê^ 3ioodk>ttig(le gevol^n naar zich fleepte. Het roor-
^iëétö' van groote naiinen, welke de Gerchiedeftis ons
<?lrctst , beziele allen , en wekke allen tot het bedrtfv^en
vib zulke daden óp, waardoor hunne namen onderfelijk
zijn; maar ook met dat geloovig opzien tot den/Qór?
(bfc^. aller diagc^ 9 met dat vaste vertrouwen pp c/en
]^(lji^d van Ijlem j die ^ich meermalen betoonde de God
W^.jy^r/im/ te zqa! r
^ii^
^^. LQST DER WfiRKSN VAN MR. JACOBUS SCHftLTZlUC.
(Medegedeeld door w. h. warksunck, bz.)
Öc
'oor eene vriendelijke hand is mij deze Lifst onlangs
ler band gekomen, zoodanijg als dezelve, mef een bepaald,
oogfuerkf was ten papierë gebragc. AI aanHonds bekroop mij.
dé. lust , oni 'dezelve , als eene Bijdrage tot de GefchiedeaHs
onzer vadertanifche Letterkunde , publiek te maken» Ik open-.
baarde dit mijn voornemen aan den geachten Scbryven^,
eti 'moge het aan zijne vriendfchap te mijwaarti dank wetea^/
dat mijn verzoek een* gereeden ingang mogt vinden, eiia|^.
zoo het letterlievend gedeelte onzer Natie hier ter plaacTe
eéné opgave mag aantreffen van de refulcaten,. die ^en ve^^
tigjarige arbeid op h^t uitgebreide v$ld. der vaderlandfcke
Letterkunde, In een* overvloedigen oogsc, heeft opgelev^crd.
tfee is geenszins mijn oogmerk, om, door het houden f^^fi^^-
lofrede op de arbeidzaamheid van onzen Landgenoot^ zijia.
kleschheid te kwecfen ; maar geheel onopgemerkt biy ve bH
ni^jc, hoe vaak de geachte Schrijver z^jne Landgeoooi^ mi
zich verpligt heeft, door zoo vele en zoo veterlei voort- 1
breiigfelen van zijn* geest en pen, gedortnde een zoo «aiiv ;
merkelijk deel van zijn nuctig en werkzaam leven.
Men boude hlerb^ tevens in het oog, ten einde de arbeid»
z^mheid des. waacdigen Mans behoorlijk regt ce doen we-
LUST DSR WERRtN VAN MR. JJkCOBUS iCaRLTEMA* S^
tlènrRren, dtc hij, gedoreDde hec cijdvak, bfj de onderlhtnde
X^V opgegeven, in veifchillende betrekkingen gepliaiftt den
ITtderiande zQne dlenften gewQd heeft. Dto» te midden vta
bemoeiingen en werkzatmbeden , geheel vreemd aas de door
bem g^iefkoosde vakken van Gefchied- en Letterkunde » Um
l#a Intt cot beoefenkig van dezelve door geene lo^gen es
•beflommeringen worden uitgedoofd , en wb t hV aan sVnes
kostbaren tQd de oogenblikken te ontwoekeren tot het ou*
werpen-, opflellen en bezorgen van zoo vele en zoo velerlei
gefcbriften, die, hoe verfchillende van aard en onderwerp»
ali fcbatbaie bedragen tot de vaderiandfche Letcerkwde bt«
'hooren befcboowd te worden* *
f Eb welk een nog rQker oogst had onze scébltsma,
tp het door hen bearbeide veld » knnnen tozamelen , indien
Vi (ondanks den druk der t^den en nenigen bOionderef
rampflpoed, die hem t|n deele werd) zQne dagen uitflnitmid
aan de beoefening der Letteren Jiad mogen toewHden t HU
self wenschte dit, en hoe velen » wien de bloei der Letteren
ter harte gaat, wenschten dit niet met hemi Oan, er fcho-
nen onoverkomdtike beletfelen te beftaan , die de vervnUing
van dezen wensch tot hiertoe verhinderd hebben; en de
loop van tijden en zaken plaatfte den werkzamen Man teU
kens déér , waar hy vinder t*hnis behoorde, althans nimmer '
déér» waar h)j geheel — en met geest en hart , in ieder opzlgt •«-
*t*hnls was. Zulke verfch^jnfelen behooren niec onder de
^eldzaamheden , .en het is, In grootere en kleinere hnishov*
dingen, niets buitengewoons, dat aan erkende ultüekende
vevdienüe de plaats ontgaat , welke zy had behooren te be*
kleeden, terwijl zQ zich elders gebezigd ziet, waar gewone
bekwaamheid voldoende zou geweest zQo, om de taak met
eere te vervullea.
Vóór ongeveer drie maanden las ik, in ó^ Afniewi/itê
Ctmrant^ eene paifagi^ onzen schsltkma betreiFeqde ,
w«arbV het' denkbeeld geopperd werd, hoc wenfcfaelük het
z9n zou. Indien aan hem, in den avondftond van z|jn Ie*
«inr., «n bV de ontheffing van 'ambtszorg, èeile , (Hlle rust
weid :geMioiken. Wie, dien de roem onzer Letterkunde
uf harte gaat, zou zioh nfet volgaarne met dit denkbeeld
vwwnfgett , en de verwezenlifking van hetzelve niet hoogs»-
westcheltfk keuren t Immers, wat mogten dan niet GeHshie»
ètirii en Letterkunde nog verwachten' van den werkzamen.
Ik zon haast zeggen rusteloozen Man ; en hoe welgekozen
MZNORLW. 1831. NO. II. N n
510 LU»T DRR WERKEN
ZM hiertoe het lydvak zQn^ wairtn w« leven t - Van
derHfke eo ons hsiéfide halfbroeders gefcheiden « vereei^eii
ét kinderen der echte Moeder zich des te vaster eo iaBi|er
met elkfttfdei', en; onder bet beftuur en de leiding van wil*
t%M VAH 49tiAN5E, openc ^ch een nieuw tydvak voor on*
zen fiêtiofafireil roem , én zal hec oude Ntdtrhndi ooder
Gode 't«B^n9 «ich tot vroegere, eigendommel^ke groocbeid
verheftd* De vadeHtndfche Gefcbtedenis , fifcdert de ges«-
fende (êfaeidltig^, van Beigifcke fmeuen rein gewesfchen» en
de vaiiMvndüebe Letterkunde, nietUnger dooir vreemde tooi*
fels omflerd^. zulten vooraiau derzdver beoefenUig en voor*
(land aan het waardig nakrdost van Hoüantk oude Letcetb«l.
den uitflaisend toevertrouwen) «n het edeltardig- volk ; dat
üetzelfs oorfpronkel^k karakter in deze dagea 200 .niiflekend
gtfbkfldUftlifd heiefk 9 zal met bernièuwdeo lusfc veor^ en Hefie
toft^de beoefoalDg der vaderlaiid&he Gefchiedénis^eo^iieutei-
tande bezield \iM)rdeni
Mogt ionze verdieotletyke ychkltemü, onder zulke ge*
Ittkkigt .oi&ilandlgheden ; en bij' hec genot eeaer weikzaiiie
mati zich óngettoont aatf z^ne gelief koosde oefeaiDgco kM*
nen overgeven^ en veler ' verlangen , in dezea, niet' langer
pndêr de vr^mi wenfchen geteld worden! -*- Maar, we^goft
de giilHge- Portofn, zoo «veregts in bet toedaelen r^ieo'^aite
gunfteQ', déü' waardigen Gr^taard^ luj voortduring,- dit vooiw
regt, en Mljft bet- bedi verder roaibrek en aan .de gelegür-
beid*^ om onafgebroken te mogen arbeiden. aan de bevea^
giag' en handtoavlng vtn 'NeMantis Letreiroem , dan ^llen
wQ ötfi' verheugen over hetgeen Mj iieeft mogea verrigtea/,
ett' vlnde^^onse. Landgenoot In de erkentenis en boogfchattiog
van echce> Ngdêtiênditi de^: eenige ve^oeding voor eUeaf-,
wat bet wisfelvallig lot der wereld aan erkende :verdlenten
lifitiéer^H^Ê^iken^ timMrdijêüi^Qhvs scafti;i^EiiaAr../
Op dezei LQst ajgn all^fien; de wierken g^brag^ welke it
4oor d^ nilgav^ ia drukt óf^doer de. Voordi:igt;te'Maatr<d«ii|»
pVan en^ Geno^trchappen 4>cjkeed aüv. Van . de. ftaaoOnkk^
en het werk van a:nderen, door. f€«<'za(A uicgegenfent
alamede van de pogingen^ w^lke én fiilu bronnen of ilg»»
werkt xyn, wordt bier gf^ene qt^lding gemaakt^i gelQJe.oelk
-niet van Sokken , kleiner dan één yel lettefdf«ka » , vat
VAN MR. JACOBUS fCRELTEMA. 5II
Wdkêr er yele In verfchfllende cyd(cbr!flen , feden vele jaren ,
nee of sonder aaaoo, en in bet Cefchied* en Letterkundig
Mengelwerk zQn geplaatsu
I7pr. Verhandeling over den rijkdom der Vaderlandfche
Gèfcoledenii fa goede Voorbeelden, -*- Ongedrukt.
.17P4. vTwee Redevoeringen over bet Leven , de Leer en
^Lotgevallen van B^althazah bekker. Letteroefeningen ^
I79+, II. '' -
Deze Redevoeringen zijn later otngetverkt tbc eene tlitge-
'flrekte Levensbefcbrijving. — Ongedrukt.
1797. Rabo'rerman f c h e l e befchouwd afs Leeraar
•der ware Vrïbeld, Letteroef enirtgen\ 1797. II. 503.
1798. Verhandeling over het genoegen ,' hetwelk db ver-
tnèerdering van kennis in nuttige zaken te wege brébgc.'-^
Okgeclnikt. . - . /.
i8oo. Överzigc van de (laat- en letterkundige Cefchiedenia
der achttiende Eeuw. Letteroefeningen ^ 1801. II. s? én 127.
t8oT. Ontwerp aangaande eene "billyté Zorg voor d(i beta-
ling der kerkeiyké iiirfgtingen enz., door eeb' Vriend der
Regtvaardigheid. Jmfierdam\ bij h* gai^tman.
1804. Lèvensfchcts van simo* st^l. 'jimfierdam^'hïi
ƒ; TEN BRINK.' Lvter geplaatst in het Mengelwerk^ I. 1^2.
1804. Iets over anna maria van sc^IjórmXn. èn
Baar t0k, alsmede over bet verbluf 'der Lilbadis'teti te^^0.
mrt. Letteroefeningen j 1^04. II. 369. \'
• 1805. LévensfCbetfen '>lin eliz abe^ k ii'B«kfcR» we-
dihire'A. ^OLPt/en agAyha' deken. Leherüdè^ i8oj^«
' 'ï 805. en 1806. Staatkundig Nederlahd, eeh^ Biögrat>birehe
lUiifc, met eëii Wóordienlfóek', in tWee Deelen/ Jlmjlerdam^
btf );'te'nVi(ink. ^^" "\ -;
1805,^ Redevoering over.de 'i:enoegens ^ Welke'^^Ue L^den
der Mutfchappij DiUgentfdy in ^sGravenha^j zich belpven
kóntèii' Tan' het' niézetpen éti werkzsamhéden 1h 'de Vcflden
der Letterkunde. • Tèèstïede.'*-- Óngedrirtcif.
^' i^o^l Vtthandèling over de oorzaken van déii mtijvoör*
dêéjS^én 'iaat deV v^elviart van de Burgerij In Jdè'Stai Kalkm
peji^* rót eene '6pèa^;"der middelen lót hèV^él.' — Óhgedrolpt.
''^i8ódll Èenige Bijzbndèrheiièti aangaande 'den Adiöiraal pïb-
TiK pieterszoon heVn en liét' nemen* èH bewaren
itck 'dè* Zilvervloot in i6i28. Me/lgelwerk'^ D. ï. ttl ^. M. Ï45.
1807. Redevoering oVer de BrièVén van pieter c'or-
N n d
512 . LQST Dtk W£RKEIf
NKLifz. HooFTt mer' Aaoceekeningen en BQvoei^lJ.
* Jmfterdam^ bij ;• ten brink.
Die ftuk if later, met bec opfchrift: pibter cor m«-
Lisz* HOOFT gelchetst mee zijoe eigene woorden, geplaacsc
in bet Mengelwerk^ D. IL St. i. bl. i.
i8o8. Anna en m^ria tes8bl»ciiade, de Dochters
▼an ROEMER yissCBER. Amfierdam^ bU j. w. v nt k af a.
i6o8. Hulde aan de Teekenkuost, voor de Vaderlandfcbe
'öefchicdenis. teestrede. Letteroefeningen ^ 1809. 11. Mttu
geherk^ D. l. St. 3. b1. 49.
1809. Redevoering over de Verdienden en Lotgevallen van
LAuRBNS REA EL. Mengelwerk^ L a. 57.
ifto9/Over bet Dicbtlhik Leonidas van w. van BARS«r«
Mengelwerk j I, i. J52.
1810. Redevoering over de Verdienden van ttr. jobaiv
van HEEMfKERK, vooToamelgk all Dicbter. Letternfé»
mingen t i8n« IL 361. Vermeerderd In bet Mengelwerk^
181 1. LofTpraak over de volbarding der Amfierdawmun in
Weldadigheid , vooral ten opzigte der Stada Aroenfcboleo.
Feestrede. Mengelwerk ^ L 3, i.
i8ift en 1813. Twee Redevoeringen over de Reizen naar
en bet verblQf van Czaar peter de groots in Hoüimd
en te Zaandam.
Redevoering over de vroege betrekkingen tnsfcben Jtmsknê
en Holland.
9eze drie ftpkken z|jn omge werkt ^t bet grootere wcfk^
getiteld: peter de oroote in Holland en te Zaandam.
rSift. Het Lot en de Verrigtingen van dei iderius
BRASMvs in zyne kindscbhefd en jeugd. Mengelwerk^ L i«S9«
i8i3. Gefchiedeoia van bet Standbeeld van dehderios
^RASMuf* Aldaar, bl. loi,
\ 18 13. Vergelijking der /afTcbudding van bet Sfoanfche jnk
in 1571 en bet Pranfcht in x8i3, Amfierdam^ bij hu QART-
ïiAN, 1813 en i8i4« Mengelwerk^ h 2. i.
^ 18 14. Verbandeling over bet oude Volkslied: fniheiet»
yan Naifouwen. Letteroefeningen^ 1814. IL MengAll.z* ^7¥
1814. Peter de groot e^ Czaar en Keizer van Rm*
landn in Hplland.en te Zaandam ^ 1^97 en 1716. 2 Deel^.
jfmst. bil B. G A R T M A N.
1814» Albza^nder, Keizer van Pjislandr 'va Jloliamd
èn te Zaandam. Amflerdam^ bij denzelfden.
VAN MR. JACOBÜS «CHELTEMA, $13
t8i5. Bemoediging Van de Nederlanders bij de laodiog van
NAPOLEON.
- 1815. Opwekking der Nederlanders^ na de komst van na«
» OLE ON te Parifs. * - \
1815. Het Vaderland en de Franfchen, Weekblad. 17 Numaers*
Deze cwee Hokken en bet Weekblad zijn vereenigd mee
^en titel : Toefprake aan ' de Nederlanders , gedurende beï
tweede deel van het Leven van napoleon buonaparte^
Amflerdam ^ bl) h. gartman. \
i8i5. De laacde Veldcogc van napoleon 9 u o 9 a*
9 ART E. Amfterdantf bt| dcnzelfden.
i8itf. Verhandeling over den geest van het Algemeen Plak-
kttr voor de ConvoUen en Licencen van 1724.1 door éei^
oud Ambtenaar. Jmfterdam^ bij denzelfdenj
i8f7 toe 182c. Rusland en de Nederlanden befcbouwd it\
derzelver wederkeerige betrekkingen coc op den jare 1725..
IV Deelen. Amflerdam\ bij denzelfdei^
i8l^. De Maatfchappij Felix Meritis (e Amfierdam^ b^-
Arlionwd als » door de ftrekking harer iirerk^aamheden » het
beste bewQs opleverende voor hec verband der Wecenfchap-
pen en Konden. Peestrede. Mengelwerk^ III.
1^17. Verhandeling over michiel MiCHiEb'SzooN en
dcazelfs borlesqoe Notolen der Staten van Zeeland. D.
II. I. iio.
« 1817. Levensfcbets van eiso eisinga, den uitvinder
en vervaardiger van het beroenfde Planecariom te traneker.
Mengelwerk^ II. 9* 187.
'1817. Onderzoek naar de waarheid van het Verhaal, aan-'
gaande de Regcspicging van Hertog ka rel den stoute n.
.over den Stadhooder ofSIotvoogd in Zeeland. MengA\.%.i^
1817. Berigt aangaande het werk van LycAS josepr
VAN DER vYNqKT, Troubks des PajS'Bas. Mengelwerk^'
IL I. 177,
1817. HuTBERT ouTpnurs, befchoowd alt Christen-'
leeraar. Mengelwerk ^ I. 3. 154.
i^rT*. Berigt en Beoordeeling iran de Verhandeling van
lACOBUS KONING over de uitvinding, verbetering en
iicümaklng der Boekdrukkonst. Aldaar, IL 2. i8o.
181 8. Lettre è M. M. les RédacteM de Ut Galerie dei
' Cêntemporains fur' la nieesfité de rectifier et completer tar^
tkU concertant M. j. koning. ^ Gravenhage , che%
WALL EZ.
514 I^Q^T DEli WSRXCN
i8i8. Rédevoeria; over willbü swinuAt en. z$m
vergecene Gèfchrifcen. Mengelwerk j L 3. 301.
i8i8« Befchryving van hec grooce Schildei^ak. van |« w*
piBNKMAN^ voorftellende den Prins van Oranfe en dex
Slag van Quatrehras* Amfierdam^ bg h. ga&tman*
T^ip. Verhandeling over den Lof der Zotheid vvi i^m 9 u
D£Rius ERASMUS. Mengelwerk^ IIL %. 295.
1819. Gefcbiedenis der onde inrigtiog voor hec belang der
Scbfiderkunst, bekend mee den naam Confrerie of Aludemk
van Pictura in *s Cravenkage. Feestrede. Meng. III. i. 147.
f8^« Redevoering over de Dordfike Dichcfcbool. Aldaar»
UU 3* 35*
1821. Jacob cats aan Neérlands JuSerfcbap. Dordiredif,
HBLussii en van braam.
. 189U Damibl JONCSTTS befchouwd ais ScbrQver eo
Dicbeer. Mengelwerk , III. i. 41.
1821. Redevoering over hec belang der Gafchiedente vaa
Utrecht en. hec nadeel van bec gemis eener goede Plaatsba*
fcbryving en b^zondere Gefchiedenls van die Scad. Mengel^
%*erkf III. r. I.
1822—1824. Gefchiedenls van. de Zuiderzee.
Over de fporen der grooce veranderingen in den bodem
van hec Scicbc en de Scad Utrecht.
Over de veranderingen in de Knsten, Stranden en Zee-
gacen rasfcben Schelde en Eems.
Deze drie Verhandelingen zyn ongedrukt, dan zullen (Z).
f^.} omgewerkc worden coc een werk , getiteld : Gefckèe^smiê
der Zuiderzee^' Stroomen en Stranden tns/chen Schelde en Eên^u
1822. Mr. GERA&D VAN LOON geregtvaardigd aangaande
de befcbnldiging' van Letterdieverij. Mengelw. III. !• 155.
1822. Herinneringen aan de Verdienden van Mr. ^jan
HINLÓPBN. Mengelwerk^ III. i. 175.
< »833« Almanak voor de Akademie te Utrecht voor i&aSi
Utrecht^ bij van tervben. . \
1893. Dj Tescklaw to Achlum. (J)t wet o^ héidorfchea
van h>et koolr of raapzaad te yfchlum.^ Mee eene Vertaliiii»
Aanceekenfngen en Toevoegfels. Meng. III. a. 49.
1833. Iets. over petrus francius» als Schryver.io
de Nederduitfche Tti\. Mengelw. III. 2. 171.
1823. De Ründerpest in de jaren 1813 en 1814 te Uxrecèt
ontdaan en gefluit. Aldaar, III. 9. i.
• 1823. Vier Brieven met jacobus koning gtwislëld
i
o«er étvlutttÈ cegeATpiiulk viH beitregc.yai|.^4k(r/M^^lhfla
eer der uicviodlog van de Boekdruk kUDiC. Ifyarifikghfi
i8ft4« Almanak voor de Akadenie .ievCAni^^KPcr.^iil^
UMIcAiP^ b^ TAN TERT-EftN» < T «
fSa4» iou over de meeti be^oevMte Qpd9Ct^A4^ ^ Jllfnifaii^
III. 3* *•
'I8a4* lecf over de fitigcen v»q efln* L/eeiyMU, net iiitqbtr
neming van hec verfchil» of hig ü$ ifcbrijv^ .<^.«is ipieber
opoeedt, atir MKifaictR^. Meng^» III* S«.K5S»
i8ft4. Leveoffcbeta van jan van^ dbk bIjuotv ^t^-^'^*
ften.vervitflrdtger van goede Teleacopen. Aldaar, III» 3* MS*
^1844; De als verloren beibbonwde Red«?oeripg .ven Ffti#
Lipf YAN MARNix» io is^S^.gehonden voor den Rijka^tf
10 >S^=WRM^.ittca.eeBe VjenftHog, Mtngelwtrk^ IV. r« u.
i884« Redevoering over de Verdiesiaeii van^rj ohanMjI
f^i BtAi ala den IJsbreker iegen At Leer van DiiM^ll en X0o*
mrö* Aldaar^ IV. u 377« . ,
''i8d5«.T.wee VerbMdeBsgen over de ttitfuating en dmon*
dergang der onoverwinneiyke Vloot van Koning PH.^Lip.a
ia 1588. .
Dese ViephandeUngen zQn later omgewerkt ea nl^gebreiA
tot het toek» getiteld: Des^inrustkig m n^dm^ ^ ^^
0yerwimejfke Fkot^ en?.,i8a5, ffa^rkm^^}^ v* LO««fAI^
183^ £ene Verbandeling oytr den^ ^omLtx^^Rej^^ert é^V^^
'ÜAatflve la later pnigMrerkt f n^nitgebield doereen bo^l^V^
getiteld t Reyntje de Fbs^ door HENDRii^'^YAif .A.LpLii44i(«.
1487, . Met aene Verta4ing^ InleicHeg «a Aitm^oi^V»»
^^Mr/rai, by V. Loof j£s.
1817. Proeve over het bewiecken . der VaderhodfiphevIG^
Ibbiedeni*.
Deze Verhandeling ia ontworpen ten gevolge der nitnoodi.
ging vtn Z. M. den Koning, van 24 Qi^. 1846* ea ia ^mr
door Heogatdenselven met eeQQ.gondftn medaille vere(M:d» qi
Iti i82ip uitgegeven te If^Êaritm* bij v« a.oo4JSs.
, 1837. Brief <pt handhaving, vip de eere van dea Hoogleeniiir
!§• a ïB G a NB É.EC .tegen de aanvnU^^tn MCr-w» aiLoaa-
DQK. Letterbode^ 1837.
i8a7 en i8a8.. Drie Verbaiidali^gen over de Gercb|é(lenia,4er
Hekitaproiceafen. .
Deze Verhandelingen zQn federt omgewèrkt^^enaj^gjeidi^
ttM. een boiek » ngeukeid : Cefehêeienii der fle^fef^r^nsfffm ^
Sif f .IlVH^ 'i>titi«fWKell.
rtftS. To€voegftl» toi hec werk s Dê ukrusHng m ^ndar^
gmig ihr movtrwinnêUfkt Vlo$u Aldtan ■ ■'■>
iStft» Oversigc van eeDi^desnMeatverwosderiQlcedwflaifoe^
frippen ' onder de menfcfaen , welke door den voorcgatig cier
Neiaiirkttnde verbtonen zQo. Mengelwerk , IV. -&• ia/.
i8ft8. lect over de Qkzeuiog . verbeiering eo* verfira^lHog
der StMd'Utreckt. Utrecht ^ b^ h &• van TSRVEBfi.
iftap. GeCchiedeais via den dftgeUJkfohen kon ia de Biir-
gerlralslioodiDgeta, Mengeb^erk ^ IV. s« 185»
l8s5^ Verhandeling over de vraag s wac kan er door Z. M.
den Koning, indien er. niemand toe *a R^ka ti^uviefelirjr^er
Wirdt benoemd , gedaan worden , co( bevordering éa Qudh
van d# Vaderiandfcbe Gefchiedenia «la wecenfdiap. — Wctf
iageaonden , maar ongedmkc, . .
i8aj^ Vfrimndeling over »lüemhu9ig , de leger- of wapen.
plaat9 der Rmitêinen^ bQ Feekten^ tA Uunnik^ en over de
tegonnene veigff vingen aldaar in het jaar 1889. Meng. IV.
«• 305.
18^9. Berigt aangaande een merkwaardig, maar ia de ieu
lerkuadige wereld geheel onbekend werk over de Hekféopio»
«eafea, gtdteldr Kk^e éer Onfekuidigen vHékr éU fafehêm
Shtubenrichter ^ iurck HsaMAM loher. Aid. IV» e. j^.
i8so. Over het Oproer te Brusfel en den Opüaad laBel^
gUf eer bemoediging der Nederlanders, in 1830. U»rèek$^
bfi VAU^siiVEaifb
ifai» GeTchiedeaia van hec Zont ia ét Nêderhmdeni ^.
09g9«inikt.
i8tr« Btidragen coc i|e^ kannen der Volkagebmikea in de
tffderhndin b4 bet viyea der jongeliedea. -^ Oogedraku
BQ deie L^it waa nog eene tweede gevoegd , hondati
de opgaaf van de voorüaamfte der door den Heer acBKin
TSMA begonneae pogingen, aan welker voleinding b$ liei
«vcrige deel van z^n leven wenscbt te befteden.
i^. Staatkundig Nederland* (Biographifche Kaarc ea Woor^
denboek,) Nienwe nitgaaf.
ScHBLTBMA heeft, féderc 1806, geene gelegenheid ves«
aaiaid ,' om het, plaa der Kaart te verbeteren en het fFeet'-
éenioek aan te vallen.
Vele nieuwe 'artikeli z|jn er in het Woordenboek gekomen ;
«pid^ in bet HeWu^Hg Nederland overgebnigt ; xecar velf
VAN Mki'JjHo^É^ë^'êaêÈianui. ftji
cMr b«flttiidè z4h*^(isltg«6>eid «ir verbe«enfc* H^ MR^m
geheel gecondutieerd roe 1810 « en ook is zijo pltttVAi de:
Bl^^^pWéhe Kkart in-vele opzigcen vcnndenl. Hï köèpt
alles ce brengen op eene ruimere (bhaai , en mee de ftrej^)^
éstt teèftgd nMwijzeftde , niet pnéir^é^n naam,- maar v&or*tn
athtter dehzefven» • Hij zal de Kaart nier geven.'al»eena §04,
fneden pfaac, maar minderëiostbaar» op meer Maden ,«eti^dMl,
' gidMfcte fcbr^flecters ; ook met meer historükbe aenw4Zis%en
aan den ktnc , het hoofd en den voet. ^v^
^^. 4iét Krjji^uwdfg en Hetdhitfiig^ NedêthnÊd^^^^/sa^ttn
gt\^k plan, verdedd in Zee- en Landoorlegen, flMt^veft%
UltcoHfdie aanwVciogen. Bovenaan zal de verdeeliHi^nko».
men' ven dea'^i^fd in oorlogen vrede, van 1400 tot' 1 810;»
Hoven of onder de Zeehelden: de: sitn3«ryzibg'van*de«'i#i
Aéf vooriHMiÉfteJzeefligen; onder ' de Krifgsheldsn-: diedsv
voomaamfte veldflagen , belegeringen ent. ^M»'<''
- * Op deze Kaart zal de volgreeks der vooroaamfte MfJirl^g-
è'ouwkundigen voorkomen , en misfchién ook de 'Gefthledealsï
van Oott- en f^estiniii ; Gouverneurs Geüeraalf*! zeer voet4
name Ambtenaars en Helden enz. ' . . *
3^ In 1B23 is scHELTEHA opgewekt gewotden, «m-ge-
brnik te maken vtn de lanteekeningen van Mr. ic wit»s'nv
en hieruit en uit andere nafporlngen eene V^eitiftndelilig t*
iiellcn, getiteld: Gefchiedenit der Zuiderzee'; hierop '^zlfn^geM
volgd twee andere , ever de fporen der groefe 9eramdêrU^ew
in den Bodem yan het Sticht en de Stad Utreeür, en it¥en Mt
Stranden tusfehen Schelde en Eems. De gocdlMUlingv <f|f(
dezen arbeid beefc dèn Qver tot verder endereoelr-TcMétr^
derd; en ^eer veel onbekends gevonden hebbendéty'^mfW
lust gerezen, om feenwerk te geven èrerde'MytfekirÖe-*.
fchledenis dezer landen, of liever van den bodem* of grondT^^
hetwelk men geheel mist , en wel met den titel : Gefchiedentt
dèr *Znidemee en ^der Stroomen en Stranden tusfehen SAilde
en Eems. Met Kaarten. De lust voor die werk lü bQjmider
toegenomen, nu er onlangs een waardig ftuk door de Aküiet
mie te Brusfil U uitgegeven: over de Geibhiedenis vtn^deie
Grond en de Stnnden tusfehen Ca/ais en Antwerpen.
40. In en na 1809 heeft scheltbma veel verzjuneld en
aangeteekend, om te dienen tot beantwoording van ede .
pr^svraag, bQ tetler's Genoot fchap nitgefchreven : over.
de Leefwijze der Nederlanders.
Dit allee was weggezet; dan In i8i9 Is de oode döot vèror
<ien dag gehaald, - >\ >
gi% m*T DER WERKtff TAN Mft* JACOAUS SO|ICLTeMA»
' ^ t%n Qlt dezeHre de teaii^oiFefi gekovtti wb 4e Ver*
bftbddtii^^ getiteld s Grfcfdüknis vmn den 4iéÊgeU/kfiAem k^t
Ai i/# BMrgitkyishoÊUÜMggm^ in lm Xlde Scuk van het JUm»
gthMk%
' ^. Voor eeoe VerlmiideUiig» geticeU: Béfdragm- ut hei
kéknéH detf^êfksgeètMiken M' de^ Nederlawdm èff het vri^
dèr jmgeUHiem. #
* HIJ werkt ilmttt mb mm Verhindeiieg ever ie Cetfmmem
èif het trouwen.
'Alltf y "omc frocgèr veeuMld iNs^ ii m» «efoliirc t wet er
Tiitl \kmtti' zai voor de perf , moec de t^d leecen; h$ voedc
delioop, dit bi} eenmetl een. wede xal geven, in den fmaeiL
y^ dacvMtE oHAito n* aosst: LaviefriyéeiesRwnfsk.
'Méér waarfeb^nliik is. het, :dac het opgefpooide, aaogaaodle
<lè 0>stuflien bQ het vrijen en tronwen, den inboiid><al op*
leveren voor een vrot^k en •betangr^k boek.
rWi^ dece. MMt* wordt . alleen nog, als in het voorbqgafto,
melding gemaakt van de. pogingen aangaande de Levensbe-
fthrijvlng van balthazar. bekeer; van eene Prijsver-
handeling over de dengden en gebreken jn den Scyl van r. c.
BOotT^ in vergeiyking met die van o. brandt, j. wa*
aBRAAR enrc. stvl; van eene poging tot eene vrije Ver.
taling Tan. het Leven .vtn beIiderius erajmus door
f» vRai^- en wn een' nieuwen Druk van den lef der Zet*
kHdi met eene.goede Vertaling ex>z. Vermits hiervan gewag
ypaÉfaakt la Jn het Mengelwerk ^ wo^dt dit een en andeir bi^r
niet nnder'4>nftwikkeld, . Tevens heeft men ooli;. nagelaten.^
v9Én vroeger begonnene en niet afgewerkte pogingen tet be-
antwootdteg '^an Prilavragen en van vele kleine ftokjes,
voor htx Gefélded' en LetUrkundig Mengelwerk gefcbikt, ce
gtnaagtfn^^ Wjj'<voese&dic allea alleen ter loops aan, cot aap-
MiBng, hoeveel ei^.npg.te.yerwachten ware, ipdien schel-'
TEWA den overigen t^d van zijn leven ^in nist belleden
konde; gelUk Mr. j» j. .mauricius in zQnen eniedigèe
Qnderéomm
■ '--'•' ■_.•••• ■ I. ■ ■-•^■^»_ ■ ■ . ♦> <.^-..-.. ..^ "lil
i»
OVaa HET LAGER ONDER WU* BN PATER GIRARD.
(J^ervolg tn ftoi vdn lU 474.)
acer o i r a a o heebt er^ ' gfoot • gewigt aan ,> oU' de 'Uo*
OVEft BET LAGKR ONDCRWIft £N PAWft OlftARD. 51^
itnn yfotgtgdir cot de ihidie der otcttiir op ce'<eldio« im
siec hl dexe ftodie een <gelukUg middel %ót sedeljijke oic«
wikkeling en eene tendtchtfoefenlng , wacmen lüch JietU»*
deilQk vennogen gewillig öyeifeeft. Hec is neikig, oMrit
tleo^'koMeer de 'meeste menfchen» Iran gtnfckf leven daer^
Mgevoftig M^en voor de indrakken, welke ke« ttiiiM
der ntronr opwekt in eene siel, die hair weet ie befchonti
wen) Toor^én fckac van wondeten, diorovcitl dewQsbeid
en goedheid Gods verkondigen. ^ wy worden ond ^^ seg t
^9 n feWknde aan het dier, dtt her gra» nopr: pn^e. voe»
leo eet en itjnen dorst «as deb^en lescht,'iood«ff te. wt«
ten, wat de goederen zQn, die zij genietieo, o£,f!aiitwa«
•V komen ^ en ronder te denken aan de hand,, die> hun deM
ttildelQk toedeelt.
^ Daar de gewoonte ons kond mealtt hQ de wonderen der
natnnrt wat wordt er vereiicht, om de iexkgi oplettend te
maken op dit merkwaardig tooneel^ en om kaar- de weldadige
vrnchteh te verzekeren, die oen er van' verwacht^ me^?
Twee dmgen begnnfttgen >dic edel doel : eerst de nienwsgje*
righeid vair het kind ; Tervolgens het getal ^n de fchoonheid
'dei* werken Gods. floort het kkd, welki tong los ;Woidt#
Het houdt niet op met vragen^, en het is er aoo dfvk m^e.g
dat reeds eene niei^we vraag' zidh opdoet, vóór het ant*^
woord op de eerde voluit gegeven ls« Zoa.^bec^t de ^Sch^.
per de nieuwsgierigheid naast de. onwetendheid «gfiplaatcr»
bet geneesmiddel naast de kwaal, geltfk .Htf al^ 4otig^
Men moet dns flechts deze gelipkkJg^ be(cbikking!gebiniki^«,
om den kleinen het '.werk des> Sch^^eri. te ifpen kennen» ^
^ In dat werk z^n dingen, geheel oodj» het bereik ven,
het kind; niet om ze in den gsond -te begrepen » (wmt is d^,
vrtitt^ die zich daarop dorft beroemen O QUr ^om erteo^
minAe; iets van te verftaaoc Dea^ gewone dingeq bieden doi
iferwonderiQkfte verfcheidenheid a^ , ^ f oodat z^ onni^MMfh
Itik voedfei opleveren yoor eeeep r^peren ouderdom ,. welken.
liet' eentioonige verdooft en .iegenftaat. . Ztf. zj^a. voor bez»
overige zoo fchoon, dtt,;90odra men er iets/>van iV/ecdai;^
z$ noor ons alitjd eene nieuwe aantrekkelilkheid bebben»^
„Zoo is alles voorde ftndie der naci»or, dievwü met bet
kind willen beginnen, voorbereid» indien het over bet veld
wandelde, zon het zichzelven ..vragen, vooral i indien men
zergt, om het de verfcbillende^ voorwerpen , die zioh aan
^w oog vettoottcn^ te doe» opmerken (-.maar w^ denken
SdO OVSa llfiT MOftH OMDBRWgS
•»£ftD ' kweèMiiig op fthool» en het is van d« ksita dMr«
chii "Wij willen f>rekén» Hier; begr^pc men, moet 'een regc-
ÜNekteh oodenii^yi gefj^ven «rordeo , en ^ om dat ce geven ,
tfoft »e!i'ile^'iri)<)rwerpen rangfcbikkea , gaande bij nacuarïöfcen
vnonging wil hec zinnelfkfte en meeatbekéR<!e cm hetgeen
nriki «lilMKer ia, zlchcrapawijze en tangzatm coc- tlgeBeeae
dütkbéelde^ verheffeode, na bijftonilere ftokken opgeztaaeld
tè bebbea* Wii lïjn er eckcer ver tf, hier aan een geoegeld
Ai^fteirèli&acig onderwlja te denken. In alle dingen la er
aHetn meHc voor de kleinen noodig ; want vatce f{#Eea kiuu
nen 20 ntec verdragen. V«n de andere aijde, men moet eene
becameli$ke en w^ae keur doen in hec voedfei , dac wv vo«ir
ée teedére jengd beftemmen,- De natnar» hei wede des Al*
laAoogftent iir in zekeren zin aan haren Makef. ge|{^,^
fiDoc , alt H4 , onmetelijk , aU H0« De geesc del aeafclieD
verliest zich» ala hy alles wil bevatten., vergeleken , doar-«
gfonden. Het geheele leven vatt den menscfa ViOkloet met ^ '
^m *eene Vettige der natuurltfke wetenfchappen te befinde-
zen, DöÉ gedrongen ons binnen zeer naauwe grenzen te be-
perken, znHen wU kiezen , hetgeen ons langs den kortften
weg kan voeren tot hec groote doel, dat wij beoogen. Hec
ia de theologie' der oogen en des harten , die wig in de ftu-
die der naninf aan de kinderen moeten geven.
- ^ Het denkbeeld van God kan, in den geest van hec kind,
slee edeler eti grooter zgn , dan het denkbeeld zgn zal van
hec werk, waarvan hij de Maker is. Wat is de aarde voor
■hoc kind? De ruimte, die het met de oogen kan meien, cer-
miümtoi om zQne wieg heen dwaalt. Leidt zijn vad^ hec
^eenige mijlen van daar, het verwondert zich, en roept uit:
O , 'wac if de wereld groot I Van dat oogenblik af aan
breidt zieh het denkbeeld van den Schepper der wereld eic
In z^ne ziel. Maar deze zal noch kan voor hem z^n, het^
géén Z9 wezen moet, vóór dat de aardrijkskunde hem in
Oert en West , In Zuid en Noord op vreemde landen zal
gewezen hebben, en ten laatfte hem den onmetelijken bol
voor oogen (lelt , waarvan één punt flechts'ieder onzer tot
woning verftrekt. Wü vorderen dus aardrijkskunde voor onze
kinderen. WQ willen hen oncflaan van die callooze menigce
van llaatkiradige verdeellngen , die even als de luimen en
de driften der menfchen veranderen, en het geheugen bezwa.
ren , zonder den geest te verlichten. Tot vergoeding zuUen
wQ er ons op toeleggen , om hun te doen begrepen , boe
EN PATSR GIRAAD* 5^1
gvoot de aarde is, mee welke 'v^sheid si)| t^t w«lit»*def
mentchheld iogerigc ï$ , hoevele broeders wij op dien viiisMa.
^bol hebben., hoe nicgeftrekt het geflacbt Gods op desM^awde
is, hoe z^ne vaderlijke voorzienigheid, de b^boeftep.siyil^r
.ullooze ^kinderen' vervalt onder de- hitte der zon, ki.bet
midden der nijpende koude , en in de zachte tempcfin^ rm
beide. Zulke befchonwingen ieeren het gefchiktilé den AU
mgffigen Vader kennen, fprekencot het hart der kleinen, doo^
dringen het van eerbied , liefde en dankbaarheid aan Hem.
Zii geven ook nog aan de btoederlijke liefde eene .groot/Bw
«Itbreiding, en veredelen het hart , door .het te vemimen.
In deze godsdlendtge aardrQksknnde verzninien w$ niec, om
de kinderen oplettend te makea op de weldaden van )iec
Evangelie, wy toonen hun aan, wat nog de woeste, volken
zfin, en zelfs ten huldigen dage de befchaafde natiën, w^ir
het licht des Christendoms niet. fch^nt. Wjj doen hun hec
geluk gev^ielen, dat ons is te beurt gevallen zonder ye&.
diende , en wq dringen er op aan , om dit fchoone gefchenk
van God tot winst aan te leggen. Dtze is 'de kennis der
aarde, die wQ voor kinderen wenfchen. wy eifchen zelfa
voor hen eenige kennis des hemels. *t Geldt hier echier,
zoo ais men begrqpt, geene lesfón der ftarreknnde; na«r
eenvoudig, om de hoofdnltkomften te doen kennen, zoo ver
de kindschheid , door de rekenkunde voorbereid , deze be-
vatten en ten voordeele kan aanwenden. Hoe klein moec
de Schepper des hemels niet zyn, zoo lang ons de hemel
niets meer, dan een gewelf of blaanwe zoldering is , op
eenigen aflhnd van ons; zoo lang de (lanen (lechta kleine
lichten zqn, aan dat nitfpanfel vastgehecht, en de zon zelve
flechts eene vurige fch^f, niet grooter, dan de uiterlijke
fchqn doet vermoeden! DIc is het echter, dat kleine kis*
der^ zich verbeelden. Vergroot den hemel , en geeft aan
de ftairen hare ontzettende grootte, hare afftanden, hare
bewegingen; doet de orde en de harmonie, die hare wence-
iingen regelen, opmerken; toont daarenboven aan, dat onze
•arde flechts eene planeet is onder de andere planeten, eo
met het denkbeeld des hemels zal ook bet denkbeeld van
deêzclfs Fonneerder zich oneindig uitbreiden. De taal des
hemels wordt verdaan ; die taal , die nacht en dag den roem
des Allerhoogften verkondigt. De kinderen ontvangen onge-
twijfeld eene zeer onvolkomene kennis van de Qnmecelgkbeld
der wereld ; maar z^j gevoelen nogt^ns , dat de. mal. geène
5ta OVBR HBT LAOBR ONDBRWQS
Qtcflnilckhigeii Ireeft, krachtig genoeg, de berelenfiig geMen
ntttfttf, groot genoeg» en de gedachte geene vlugt en ntu
bteMlDg, genoegcttaii oni^ zich rekeofchap té kunnen geven
vaa dese grootheden Gods. — Doch keeren wQ tot onse
taide weder. WQ fpraken flechts In het' algemeen van fatfe
tiefchrQving en van het menfchelijk gedacht, dat leeft, ver«
fpreid op hare oppervlakte* Dan dit in niet genoeg. Meb
ttoet ook aan de kinderen eene fchets geven van de fchooiu
h^en f van de zegeningen en wonderen , die de Schepper
on otfa heen verzameld heeft. Wij zullen hun lyngsainer-
liaod -een denkbeeld geven van de drie rijken , opnoemende
'kétgeen' elk dezer meest inerkwaardigs en roerends heeft.
'Onze jonge Itweekelingen moeten het weten , dat zij , gaairde
over de£e karde , met den voet treden op oametefQke r{fk.
dómmen van metalen, van aardfoorten, van zouten. Yin
kostbare ileenen en van brandbare ftoffen, die de Sfcüepper
voor de behoeften en de aangenaamhedeti des levens bereid
hteTt\ die Htf begraven heeft, opdat zij onzen ging otec
zouden betemmeren, en opdat ons verbiQf overal een lag*
cbend groen zou vinden . bezaaid met bloemen van allerlei
foort. wy wenfchen ook , dat het kind verbaze bij het aan«
fbfaouwen der gewasfen , der verfcheidenheid van hunneii
ftengel, des evenredigen vorms hunner bladeren, der ver*
wonderlijke menigvuldigheid van infnijdlngen , veffierfelen en
fcbopnheden , die men er aantreft, wy zullen hen opmeriü*
turn maken op de bloemen, wier menigte aan' het wöndet*-
fcftre grènit, en op de zorg, die de Schepper der natnUr
gehtd beeft, om 'hun Vorm én hun gfans ondefibhddieüif tt
maken, om ons verblijf te verfraaijen en onze gedü^nen
iangenaam bezig ie houden. Na de bloemen komen de vnich«
een, nieuwe bron van wonderen, van weldaden, van danktyaar*
Mtd. Zorfder in den teederen leeftijd de reeds zoo levendige
verbeelding te willen opwekken, maken wy oplettend' op de
lorg der Vóorkienigheid in de voorctéling der planren loo
wei, als 'om er de zaden van te behouden. ' Affag iuen niet
hO)»en, door bij t^ds door belangrijke proeven de nlëttwi^
gierigheid der ]eiigd gaande te maken, dat 'zQ mee welgi^
vallen We blikken zal laten weiden over den tuiif , dien êt
hand des Vaders voor ons geplant heeft , en' dat het haar
ntec te laag zal 'z|jn, naar den grond te bukken , om fn héé
voorb^gaan een grasje of veldBloem cé plukken , en de ver*
wonderlijke kunst waar te nemen, die in detzelver bouw zïth
EN PATEH OIRARD. 5«S
MrtMotf Het oobeüOQiien kind^ door oBbetomieiihdd 't elfi
wreed , vermiakt zich gaime mee het plagen van beesten.
Dit is een ftaaltje van magt en meerderheid , dat hf} Wtl
«bonen; Meédoogenloos ontrukt bij aan bet infekt de ^oo«
ten , atn het kapelletje de vlerken , aan den vogel de vede-
ren» aan de moeder hare jongen en aan deze de moedef.
H4 fcbijnt te gelooven» dat deze fchepfels ongevoelig z^n,
tU üecn. Gjj kunt het kind verbeteren, door het in te lel-
den in de wonderen van het dierenrijk, en het in deze
Miépfelen zonder tal op God, zijne wijsheid en zijne goed-
beid te wijzen'. Aan deze gaf hij het leven onder aile tfo-
teUjke gedaanten. Dan zat het eerst, wel verre van zelfs
bet kleinüe diertje te plagen , het weten te waarderen en er
belang in fielten. Het zal de vaderlijke zorg des Scheppers
bewonderen , en zich van vertrouwen doordrongen gevoelen
bij btt gezigt van het kleine vogeltje en het infekt, door
de Voorzienigheid gevoed en befchermd. Door zoo de
oogen van het kidd te openen voor de werken Gods, en
tan hetzelve dé begeerte in te boezemen, om Hem meer en
meer. te kennen , gewennen wq hetzelve, om overal déi
Hemelfchen Vader te zoeken en te vinden , om onder zijn
éog te leven, en, btj gevolg, in zijne bedoelingen te tre-
den , zijnen wit te volbrengen , en regt *te gebruiken de ga-
ven^ die dQ fchenkt. , Is er iets begeerlijkers in de opvoe-
ding, dan aan de jeugd het zacht, edel, nuttig gevoel der
tegenwoordigheid Gods te kunnen mededeelen, waar zij 'ook
faaie treden rigte f De natuur geeft en onderhoudt bet , iü
toen op liare taal opmerkzaam is en begonnen heeft deze te
begrijpen. Nog meer , men bereidt het* dus eene ondftpnt-
céiyke bron van genietingen; genietingen, zoo wel voor d^
rVken, als voor de armen. Om deze te fmakén, moet ti&ètt
flecfats oogen , aandacht en een hart hebben,^ '" ^
Pater o ir ar o wijf kt nooié^ van het gronddenkbeeld af,
om de yérftande)iike' ontwikkeling ondergefchtkt te makeik
MB ide *opvóë(!ing; dat is, dé zedelijke ontwikkeling. Men
Minit bèc zelfs in' het onderwas vari voorwerpen van ftndfe,
die er het mhilie vatbiaar voor fch^nen. Dus wórdt In de hand
des 'onderwijzers het ondèrrfgt in de fpraakkunst , doorgfaant
eene drooge oefening , dor voor het kind , en In welke men
ilechts zijn geheugen oefent, een middel, dat h^ atn fijn
oogmerk weet dienstbaar te maken. HQ verklaart z^ne
wtze« in zijtie Spraakkunst yoor het Fetd; een gef^hrift; in
5^4 ov£ii Har LAcaa ondsrwvs
Hrljd mee de analyfis, maar dac wij oiec tfenoef hun kosaen
aaobeyfkn , die geroepen ' zQn » om zich bQZonder m^t bec
e^flei qnderw^'a bezig te hoodeo* Volgens deze nieuwe wQze
hpffdc bet verftand van het kind niet op , al fpeleode werkj;Ma
,U «tip* De meester last geen woord voorbygaan , zonder
be^ voor zgnen kweekeling verklaard te hebben , en zooder
'dac^ bet kind uit zichzelf, door middel van eene reeks
vragen naar zqne vatbaarheid, er alles uit trekt, wat hetbe-
grjjipen kan en het tot nut kan zijn. WQ zuHen eeo voor-
beeld geven« De meester noemt bet woord zon» H^ vraagt
vervolgens: wanneer komt de zon op? — waar komt
zy op f — - wat brengt zq ons bij het opkomen aan ? —
geeft i^ ons ook warmte? ^ wie heefl de zon gemaakt? -*
wte. doet haar opgaan ? — wie is het dan , die oos Hebt eo
wMtue geeft? — doet God de zon ook opgaan over boo»
zen? -* moeten wQ ook weldoen aan degenen, die om niet
liefhebben ? — wat moet men doen , om een kind Godi ie
wonkn? Men gevoelt, dat niet alle woorden zooveel op-
Jeverea » als datgene , waarvan w4 bet voorbeeld ontleenden ;
maar er is er geen , dat niet eenige daaraan evenredige ont-
wikkeling oplevert , en dat men derhalve niet min of meer
tot een gelQk einde zou kunnen do'len medewerken. Op
deze wüze is het kind niet langer een bjoot werktuig, dat
men in beweging brengt , noch flechts een vat , dat men
zoekt te vnllen. Het wordt , of liever men behandelt bet
voor hetgeen het is , een werkend wezen» Men leert het
nadenken; men leidt het tot de ontdekking van alles, wat
het ontdekken kan uit zichzelf: en zoo geraakt het er toe»
om ipél en zakeiQk re weten, hetgeen men het onderwast.
ZÖQe vermogens, zich bj|| trappen ontwikkelende g makea
bet gefchikt voor die werkzaamheden van den geest, waai-
toe iland en fmaak het roepen.
Dos met flandvastige volharding z^n verheven doel naja-
gende en zoekende te bereiken met eenen zoo verlichten als
w^zen, zoo zekeren als vemuftigen tred, bragt Pat^ oi- '
RARP het eiodeiyk zoo ver, dat hij het grondonderwJIja ifl
zUne geboorteftad hervormde; en, hoewel dan ook geroe«
pen , om haar te verlaten , zoo zullen echter de verwekte
kiemen leven en langdurig leven. De fchool, die flecbcs
veertig leerlingen ' telde , groeide in weinig jaren aan tot het
getal van vierhonderd; dat is te zeggen, z|j ontving alles,
wat de Franfche bevolking van de (lad Friburg kon geven.
' EN PATBR OtRARO. ' j[15
Eèfie Ajenigce ouders, Itbgett tQd onveHbblllit oaiM«r4Mf
onderwijs van hnnne kinderen, soo tls veelcffde liat gevit
is bij de trmenkltsfe, herleefden ttit hmme ongevöeKgbeM^
en de ftem des onder wQzers deed hun den pr^f vet het on^
derrigc beföffen , waarvan zij vél va de kracbc nkc venieed*
den. Smaak voor onderwijs omftond btf de Undtreo, en dé
klok, die het fohooluur aankondigde « werd eene roepllem
COC vrengde zoo wel» als pligc. De kleinUe kinderen , die
nog niec coc hec onderwas konden coegeltcen worden, fiopeii
de fcbool in, onder beOïherating boaser oudere broeden, es
lieten bun fpeelgoed liggen * on , een ninile .door hunne te*
génwooidigheid .en ftilziccen , ce deelen ia de werkiatmheden'
der leerlingen. De zuebc coc onderwijs verfpreidde zich van'
den eenen coc den anderen en drong langzameriund in alle
huisgezinnen door. Van zQne z^de zocbc de ooderwVrer,
zonder hec nuc der lesfen uic hec oog ce verliezen , deze be-»
vallig te maken. HQ verzacbcce door zffne welwUleadb^d^ -
en coegenegenbeid de ilrengheid der cncbc ; b^ woo door
oaanwlectend opzigc en volgehoudene goedheid de liefde der
kinderen ; hQ moedigde hen aan ; hiy ftelde hen gerust \ hQ
maakce hen leerzaam , door hec lokaas z^ner zachtmoedigheid
oo door de kracht z^ner toegenegenheid, H4j aarzelde niet,*
bet .gelaat 'der kleinen ce verhelderen door liefcalltge gemeen*»
zaamheid en door die vrolykheid , die zoo bevallig paart meif
toegenegenheid en opgeruimdheid. De onderwQzer was yer»
dwenen. HQ was flechcs een vader in hec midden, van zijn
talrijk gezin.
Defchool kreeg ook weldra eenen giooten naam onder ben ,
dié' gekomen waren , om baar ce leeren kennen i en deze naam'
waf welverdiend. De aanzienlükfte geflachten geloofden
niet beter ce kunnen handelen , dan aan den meester de eer^^
He opvoeding hunner kinderen coe ce. veroronwen. De fehool
giag voorc , onopboudelisk zich verbecerende onder de zorg
van haar hoofd , die geen middel coc verdere volmaking' on^*
bqproefd Hec, coen de w^jze van wederkeerig onderwijs be^r
ktnd werd op hec vasceland. Pater oieard draalde lit*
geenen deele met die. nieuwe manier ce onderzoeken , en ,•
nm aandachtig onderzoek , aarzelde hij niet , haar aan ce ne*<
men. Van de aanneming dezer manier af aan dagceekeac
eeae ascbare verbecering in de fchool. Wif zullen hemzelf .
vtn lacen fpreken: -^ In i8i6 leerden m^ hec Vedédeeilg
oaderwjjs kennen. Gelukkige uicvindiag, die out Vergande.^
maMOBLW. 1831. NO. II. O o
Jttf oy£& WT tAOta OHPERWQf
' eoe^oal^ Miftif dnriibf «Uefl cerog i^ keorea^ to tan €ll^ «om
ter kvaekeliogen dlfn gnad vto oodeiwflA te gavcn^ ^mI*
ktf htf belKMfde «» dies» bfj ooi ¥roeg. WQ babbe» cegcti*
woonlig ttyenvrnwlBtig nngeo- (^eeurs^f gefcbibt de ee» bo*
yèrden aodèreo.. Eere si) bet wederkiMrig onderwlisf Hte
béefk'. oirt eene olcftekende dientti b«#eseo , en wf} xijn «r
dittkbttr voor. Dit ondorwUf , hoe «envoodig, boe odfciroi*
dlg^f boe weldadig bet wezen moge, beeft ook lüoe tegen*
fhwars. Maar is er ieti gdedi op de wereld, dat ce c/et
beeft f De eigfte befcbxrldiging is die, welke beezelve ^u
wi}t , de kwee)[ellogen aan de ondeigefbbiktbaid te oortrek»
ken; terw^l bet iotnffcbèn gebeel en al rntt <^ deeolmaaltu
ft» oddèrgefbbiktbeid , en toe aelfs bet klelofte kind de wet
leert éetbtedigen* Om xoo te fprefcen, moet men vol/h-ekt
geen deiddbatldheiiheii vao deie maoiev van oaderiHif. Wêt
ooff ' betieft , die naar eene oed0rvinding van meer dta drie
}areB oordeelen , wiy weten betaeHre dank , ons bet uiMdel
gegeven te bebben , om nnttlger te £ijn aan onse jooge
kweekéllngen, en meer en meer een werk te voimakefty
waamatt ons gcbeele leven toebeboort.**
j^^anig waa de groote taak, welk» die waardige Prieanr
reed» soo gelukkig voortgeaet , en waaraan b^ beflmea bad,
nltflettaod zijne kracbcen, aQn llchc , zvne ibboone venso*
\wtt te wttden. Zonder aandoenhig en ibarteltike t^t kia
men de nttdmkkiogen niec lexen , waarbQ bQ ziek verbiodi ,
om bet nuttige werk voort te zecten^ waarvan bff ongelnkltig
genoodzaakt li af te zien.
Iteeren wQ tot meer algemeene denkbeelden temg. Trdc-
kei wil in een kort bellek te zanten het geheel van dis
onderwas. Wat vinden wt? Men ftelt zi^ roor, aan let
kind liet voorregr eener waaracMge opvoeding te fchtttói:
de ^voeding van het karakter, de zedel^fkbeid. MAi^Vrü
bet tot redelQkbeid door Godsdienst leideb. Men voert iet
tot Godsdienst deer verOandsonewikkeliiig. Men totwilftk
bei vetftand. door onderwQztog, noodiakel^k tot dè vov^
doelen des levens; Men geeft dese oflderw0ziag; door ^
vermogest en* natuurlijke neigingen van bet kind té befpês*
de», om alt^d de voorwerpen ven het oodetwijs onder atfn^
raik te plaatfi». Men kiest de gefcbtkcfte aMniaren, om bet
kind' te onderw^aen, zonder bet te tarmoeVeni om bet afcr
nlb ilbhzelf tec bat ottdeiilgt xe< bttmgen , va»:het enderrigc
toi de Godidieast , . e» van de Oödadienst tea awdaüMtkcid.
SUi4iirdé(feltilfklftkeeeii,4ied«iiMiig-i^MBt, wta^lüzlch ^
> I» d« opgen vtn< P«i8r ciftAAD',' hec wezen van bec grond*
mNterw^'sbeOiitc; H4> kout hcf(lendig cerug op dit algemeentf
J«<lgt,.dai^ lüi het moedèrJenkheeld vtn alle onderwijs noemi^i
een dmkbeeldy dtc hec geheel moet beheerfcben* ^ Heé
TerCHind te Tormen , om bec hart en het gedrag te vormen ,
dit is h^ möederdenkbeeld ^ de (trekking en de hoop vtn
oii«e jnrig^ing. Het doel is de opvoeding der jeugd ; en
dese. opvoeding ia bovenal de befch«Ving van de rede^ van
het gew«cen» van het gevoel, en van die zachxe, teidere
eo.inn^. woomheid, die aan het kind gegeven ir met de
..danhbaariieki, die het verbindt aan de oorzaak z^ner -dagen.
. Onase kiaeekeiingen redelijk ^ braaf en goed te maken , is tie
easfte caak^die wij ons hebben opgelegd ^ en, indien wQ
bet oog hiKbbcn op de voordeelen des lévens, deze beftaan
niet da« alt vrucht van het hoofdvoorwerp. Het goclsïj
dienftig en zedeiyk onderwijs is dan ons eerfte onderwas,
en al bet overige, zoo veel het kan , moet daaraan dienst»
baat zijn.**
Eldffs z<^gc h^', in ztine raadgevingen aan onderw^zc^^
aan. het flot van zijne proef over de eerfie beginfelen, geti*
teld:; ie$ der AardrijkikMÊide : ^ Naar m^aé innigfle over-
tuiging' moet elk werk over de eerfte beginfthn voor de
jevfd «en middel van opvoeding weze». Indien het alléetf
sicb bepaalt om kundigheden mede te deelen, indien lee
. zich (leehts bepaalt om de vermogens dèr kweékeüngen te
ottcwikkelen, dan kan ik de orde e6 de levendigheid, die'^dsf
fehrQ^er aan z^f^ werk gegeven heeft, gdedk^ren, miiaft
Ik btfn> niét over tem tevreden. Het gdeft mlf zerfs , allee»
fian te treffkn een* meesteir in de taal , natunrlijke géfchie*
4«d9, aardrijksknode enz., terwql ik iets veel grooters^
ferwachtte, — een onderwQzer der jeugd, die het verflaml
^ vormt 9 om het hart te vormen , en die licht in de nog jonge
.'t^nlVtM brengt, om er wisheid en deugd in te brengen, it
,jf ' geen voorwerp van oÉderwQzIng der kinderen, dat, iff
.^^eoo^selny.gefohikte handen, niet mia of meer aan de'opvoeci
^..diar- kaU' berorderiyk zyn» Ieder geeft zqnè Ibhiittlng nati»
cj^^ bVsöndère natnnr. Dos, de^e verfchfllende oAr^jo
^.oncw'angeii^- dftfe ie vtftteitfgea en ten antre aan te wendeop
lyam bdianMlfke, edélè en, edelmoedige geyoelefts, dat iii^
oavmtM' flVeeBing; de grooie plfgt van den onderwijzen,
hü> gfééte oiignfeyk van afne kntfst. Ik zoa^ het wer wdlte»
O o a
Sii OVER HftT LAGB&, ONDKRWU8
noeo^P' Ae^ mêeikro^gn^erk. . KoQcko eeomaftl' allé vtièndeil
itï kinderen hec vasthouden en bet in ai hunne lesrea doeo
uitkomen , dan zon onze kunst de zegen der aarde worden,
pns oud Europa heeft er dringende behoefte aanl 'Wg
bebbep groote vorderingen gemaakt in de de onderwijame**
(hoden^ en wji kunnen er eenigermate trotsch op z^n. Maar
hebben wü altyd overeenkomftig .het licht en de begaafdfaeici
gehandeld? Hebben wy in den grond verbeterd het gebrek
van dat onderwiijs, dat niet alleen de fchokken niet kon
voorkomen, die wQ doorilonden, maar dat deze gedeeltel^k
foorbereid heeft, omdat het alles voor het verftand deed
en voor het hart niets overliet? Men meende door Gods-
dienstoefeningen eene anders geheel booze onderwt|ziiig re
verbeteren. Ongelukkige dwaling ! Die oefeningen zqn enkel;
fth^n , zoo lang het groote oogmerk niet de geheele on»
derwijzing bezielt , om bUblijvend. aan de jonge gemoederen
^enen krachtigen zedelijken en godsdienltigen indruk te ge*.<
ven* Uit de fchool komt het kind in de vrqe lucht, en de
fchyn verdwQnt* Men geeft lange vermaningen; men houdt
tapge aanfpraken. Die eentoonige langwljtlgheid , echter,
valt niet in den fmaak van de jeugd,, omdat xy niet in:
evenredigheid ftaat, met hare vatbaarheid en 'hare behoeften»;
Z^ heeft levendige trekken noodig , en deze trekken moeten:
uit den boezem van bet onderwas voortkomen , zich aan;
hetzelve vasthechten, en met hetzelve voortduren. De beste
xedemeester der jeugd is hij , die tot de deugd opwekt, ter».
wQl hy iets anders venigt. Ondervinding en nadenken zeg-
gen het ons. Nog eens, uit naam der kindschheid vraag ik
bet, dat het hoofdoogmerk alle lesfen opgeye, overal. ust*
bamr zy» zich vertoonende . in de byzonderjieden zoo wel,,
als in het geheel , voor zoo ver de byzondere voorwerpen •
4ulks toehiten.** . . ,
. Men kon niet wel anders wachten , of eeue fchool , naar^
zulke nieuwe inzigten ingerigt, en wier voorbeeld eene alge-
meene hervorming in het grondonderwQS beoogde , moest io:
haren gang 'tegenwerking ontmoeten en zelfs ernftige beftrjj-
ders. Dit is ook werkeiyk gebeurd. Vooroordeelen verhieven-
aich tegen het werk en de beginfelen van den (lichter* Hea-
deed welhaast heimeiyk befchuldigingen omloopen, die Jater.
^let.veel leveqdigheid en fcherpte luide klonken. Het be«
l^oorc niet tot ons onderwerp, de finar^eiyke proeven .eener.
wosfieliog QP te hal^n, die eindigen moest met Pfter oi-^
tM PATER OIR AR O. 5I9
RARO van zijna lieve kweekelinifeh te vèrwyderen, en beqr
te'verpllgcen, om zijn Hchc en ijver' voof de opvoeding det
jèügé over te brengen op eenen grond , meer gunftig voor
4le befchaving , die zijn geboortegrond verwierp; (♦) ♦ wy
'zonden van dit trenrig deel des* levens van dezen beroemden
jnènrchcnvriend gezwegen hebben*. Indien de wedeidlandzelff
4ie zich tegen hem verhief, hem niet onder de verpHgttng
gebragr had , om openlijlc op de tegenwerpingen' te antwoor*
jden, waaraan zj^n onderwijs ten doèl ftond, en in wier gei
tal men' dilcwijls herhaalde vindt, maar welke dan ook t&
'beürijden en op te losfen elke vriend van het goede zich
ten pligt moe; maken,
• B^^ndere befchnldiglngen laten wij aan hare plaats; wtf
honden ons ook niet bezig met het verwijt, alsof geen on«*
dèrrigt In' de Godsdienst gegeven wordt ; een verwet , da(
mén bezwaarlijk verwachten zoo, en dat Pater c ia ard
oole zonder moeite van zich afweerde door een eenvoudig
voordel van de werkzaamheden zQner kweekelingeil en den
loop van zijn onderwijs. Maar onder het getal der grieven
bragt men te berde , dat men in de fchool eene flelfefma-''
matige Godsdienst onderwees ; dat de fchool het lichf zojcfac
te verfpreiden, dat zQ in nieuwigheden gaf: en bet is op
deze punten , dat het ons belangrijk voorkomt , eenen^ gees«
teiyke te hooren antwoorden, die altijd het ongekrenktde
geloof én de levendi^fte vroomheid met het verlichtfte ver»
ftand verbindt.
„De Godsdienst van de fchool is fteifélmatig. — Hier
^eet ik waarlijk haast niet , welke blaam men op ons wH
"werpen. Het blijkt, dat dit een van die aangenomene woor*
'd^h is, die men als een fchrikbeeld gebrnikt, om der ligt^
'gëfoovigheid van het gemeen vrees aan . te jagen. Wat it
eene flelfelmatige Godsdienst ? Ik kan het niet raden ; want
faec heeft geene redelijke beteekenis. Wv onderwijzen, als
nen wn, fteifélmatig, dat is te zeggen met orde, en zoo
.inoet het zijn. Of wil men, dat men alles verward in. den
geest é^f kinderen weilte 1
f^MuLVLi nu Aef lieht^ dat de fchool zoekt te verfprcr*
deol — Ja, zeker, wij onderwijzen de kinderen, ^n bren^
'(^) De regering van Lücern , verlicht waardeerder der io#
zfgtév en werken van Pater o i r a R d , benoemde hem tot
.hoéfi van het openbaar onderwies. *'
j[|0 OV£R HET LAGER dND&RW(|S
fcn dtirdoor bet licht toe huirae ziel over. Of i
«t liever de duisternis overbrengen ? Zal men zeggen , dat
«ta door liec woord Ucif eene ovennut, eene oDgeordenrie
ca. gevavlqke weelderigheid ia het onderwJtjs dec kleines
wfOtiittf Ik begrip, dtt men hier too wel^ els in elk aader
diag., de jniste m*tt kan te bnlten gata. Ik beweer échter,
4ac biS ons nieu overbodigs is» W4 oaderwijzea de kinde»
NB in de Godsdienst. Dit is van alle het eerfte eo nitge-
bMidfte voorwerp. Wij voegen er bQ hetgeen de behoeftes
des levens vorderen, en het is onze piigt, zoo te handelen*
^ Wat het woord McAf becrert» ik kan de ergernis niet ver*
zwijgen , die ik gevoel, als ik nadenk over het misbmik^ dat mea
^ndecatl maakt. Weldra zullen onze verbasterde woonieonJees
«aders zijn, dan eene yaifche mant, dieeilig , om bediogeaea
•a bedriefers te maken. De taal is hard ; maar zq draht
toch de zaak zelve uit. Op alle Madztjd^ vaa het EvangAe,
dat ik eerbiedig als het woord mijns Gods , vind '± het
woord Ucif in tegen n«Uing mee 4ac vaa duistirniu Dtf God
der Christenen noeiK zich daar den Vadpr der lichten* Oazc
GoddeHJke Vedosfer noemt zich fut Licht der wereld. W|}
Christenen , wü zgn geroepen , om te worde» kinierm df$
lichts* Het is altijd en overal dezelfde taal en hetzelfde
denkbeeld , dat heerfchende is« Ziet gQ nu hieraan niet,
hoe mea hec gewade woord licht wil verdoisteren door, ik
'weet niet welke, ongunftige denkbeelden, en er een fchliap-
. woord of lens van verbanning van maken f Ik vrees groote»
tJIjhSp dat.0en,.dpor het woord te verachten, weinig eerbied
voor de zaak zelve zal behouden. Hetgeen mÓ zeker fchfivt,
is, dat, ais men op die wijze tegen het licht aitvaart, zoo
aU mea begonnen h^efc, mea eindigen zal met het go^
. Cbristelijkie volk .te verontrusten , zoo men niet xqo va
komt van aan hetzelve zqn Evangelie te ontrakken» Afcn
rekem óns het wederkeerig. onderwas als misdaad 9%a^ Zoo
men échter eeoige kennis der gefchiedeais bud, gpoo ^ei
wetea, dat deze manier zich verliest in de gdösfte oadheid^
. men zon haar aantreffen aan den voet van Sinal* wslar n^
z^KS, niet langer alleen in ftaat om het volk te leiden» b{j
trappen overften aanflelde over doizend , over honderd , over
vijftig , over tien. En om van onszelven te fpreken , men
zou weten, dac onze fchoolopzieners van de zeatieod^ eeuw,
. ia - hunne febool van Friburg , die ten voorbeelde ftrekfcea
moest, zekere onderwijzers had, decyriis^ tieomaaaea.
EU PATBH GIRARD, Sit
getttamd. Efaideiyk men gebruikt oök nog, öoi atfigtinde^
de woorden: niêuwlgAeden ^ ytrnteuwingen ^ iHeuwtghetSiuM*
ÈifSf els zoo vele' vloekwoorden; en* men zege too gaÉMCf
na , dit alle nieuwigheid eene dwaling is. Schoon en ftfóhte»
lyk grondbeginfel, ten voordeele opgeworpen en aangénótaell
in eene vergadering der luiheid, des eigenbelanga ën 'dëf
gekwetfte eigenliefde I WQ, onderwijzers dèr jeugd, die itt
goeden gemoede hare opvoeding wenfehen , en géene andeM
belangen, dan, dé hare, hebben, wV zuinigen daartoe al
onzen cyd nic zonder vooringenomenheid en zonder tegenftre^
ven. De regel van den tnensch is noch het oude, noch hét
pieuwe , maar het ware , het fchoone en het goede : en zon-
der daafs het voorbeeld eens anderen te volgen , Zoo als tfê
redelooze dieren doen, die zonder omzien aan den baild
gaan en loopen^ moet de mensch gevoelen , dat hQ menstftt
Is, om zich meer en meer eot de rede op te heffen, tot het
fchoone en het hoogde goed. En wij , onderwijzers* dei^
jeugd, moeten vooral van deze grooce gedachte doördron|;e(i
Zijn. ilet doel , dat wQ hebben te bereiken , is zoo ovlS tU
het menfchel^k geflacht: maar dat geflacht verandert^ 'dé
oude middelen verOiJten; zij pasfen niet meer' voor de niéet*
were tijden. Van een* anderen kant , het nadenken , de ve^«
fluftige liefde voor de jeugd , gelijk aan moedet^ke teedéf.
beid, het toeval zélfs, levert ons fomtijds nieuwe, dte1>etêr
Z^n, dan de oude. Moet men ze dan door flaaffthéh ti«,
of óm andere reeenen, die men niet i^^A goedkenretaj Vétw
werpen t En wat wordt er dan van de waarheid, van |>ligt»
befef en die Christelijke liefde , zonder welke ^ naar luid der
Schrift , ons geloof niets anders Is , dan eén ligchaam zotidéf
leven?**
~ Het Is niet alleen tt Frtturg , dat de zaak van de Vorde-
,.iing in het onderwijs befchuldfging en hindernis heéfk moeten
[ loden. Ten allen tyde zag zij tegen haar ztób vérhéftn de-
.. welfde foort vaè vyanden. Zij ^ijn er verre af van a^ndte
doèfl van hunne «anvallen , en httnne pogingen 'Vertfubbéfen
in werkzaamheid , ntfar mate 'huitne wenfehen meer watffabpig
IbhQnen. Echter dé zaak Vinahet onderwijs ^ of Iléver Van
de TcAksopvoeding. gaat Vooruit; z)j wordt dagel^ka tkteer
..een maatfchappelttk belang; ^öo!^' heé beheer en den Aeun
vatr eene verlichte en w^ze menschfievendheld wint ztf nn
dag tot dag grond aanV IMlét vertrouwen flnitéu wfjf onr óok
aan de verwachtingen vtn Pater tffkAUt aali ^verwaeMfaf.
539 OVER UBX i.AOW ONOtRWUS
^en, die beai aiec verlaci^n bebbea, ondanks «1 de cegeo*
fpraakt die zQnen gang belemmerde, j^ De zaak der opvoe»
dingy** zegth^ aan het flot zijner Redevoeringen , ^ zege*
praalt overal. Geleerd door langdurige en fcbrikkeiyke lesfen ,
beeft het ChristeUjk Europa eindelijk begrepen, dacdemeDscfa
niet goed is , dan in zoo ver het kind zorgvuldig is opge.
kweekt* Het heefl eindelijk ingezien , dat zijn heil berusc in
de heilige waarheden van het Evangelie, wél gevoeld en wél
jiteoefend. Het heeft geleerd, dat, om te gevoelen en te be»
oefenen hetgeen het fchoonfte, het grootde en het verhe*
venfte is^ men opening des verftands en ruimte des harten
noodig heeft, en dat meQ, van de teederde kindschheid af
aan, geest en hart by den mensch moet verwijden, of men
.zal er nooit in flagen. Dit is het, wat de vorllen en de vol-
ken van het vasteland te zamen gelooven. Ziet hen ook op
^e aaxde zich bewegen met eenen heiligen ijver! De Rus^
de PqoI en de Griek wenden zich tot het westen , om te
mgen, wat men doet voor het onderwies der jeugd, daar,
w^ar (|e zon hare laatfte dralen fchiet. De Engekchman ver-
laat ^Q eiland, begeerig, om op het vasteland eenige niéuwe
bron voor de lieve jeugd te zoeken. De Fi^^nsckma» gaat
Qver zee , van dezelfde begeerte bezield. Hi) vergelgkt de
Engelfcke fcholen met zQne eigene landsfcholen » om een ver»
beterd ftelfel te vormen. Op het vasteliMid teruggekeerd , be-
fchouwt hij met voldoening de zedige en treffende inrigtfngen
Van Holland^ de oudfte van alle, en gaat deü Ryn wéér op,
om het denkend DuUsehland te bezoeken. Onze Alpen
zUn als de verzamelplaats der reisigers. Hier wisfelt men
grootfche. en weldadige gedachten, bij het gezigt van onze
kale rotfen ; van onze ijsvelden , van ons lagchend groen en
▼an onze fchoone wateren. Door . twee groote namen be-
roemd , wordt ons Zwhfsrland befchouwd als een regt gefchik't
land voor de opvoeding: en deze roem is inderdaad niet de
minst fchoone; hq is zeker de beflendigfte. Twijfelt iemand
aan deze (Irekking der volken tot volmaking der fcholen f
Hy opene dan de oogen voor hetgeen er digt bij hem gebeurt.
Hoe ongeloovig men ook zü^men zal ten mii^ile njet.kunnep
twijfelen aan hetgeen men met de hand kan tasten. Indien
toch geheel Europa de opvo^eding der jeugd wil, zal de
jeugd, vroeg of laat, de weldaad ontvangen, haar door den
algemeenen wil toegedacht^ en elke tegenOand zal zoo wel
ontydig aJi vruchteloos zijn.**.
W4 zullen ooi gelokkig tehten , indieo wif ki een nlge-
meen overzigc het geheel •he}>be& mogen . zamenvan^n van
een onderwijl , dit zalke fehopne.; vracbteii oph^verde , en er
nog fcboóner beloofde ^.e |g9V.f|n^. , W|j zoud.eii: nog gelukkiger
zijn, indien wij door on^e uitvqerigft aai^h^lingen iets roe-
bragten , om aan de yergetelheid, ce ontrukken df belangrijkftè
ftnkken van gefcbrifcen, nic bunnen aard flecbcs beftemd
voor een vlugtig beftaan,- en bti dezen en genen vrfend de^
opvoeding deft zin opwekten; om in de beddèlingen van den
ontwerper ce treden en z$né voétftappen te Yot|en,
LOF VAN DEP) PBKBLHARING. (^^)
E.
len Pekelharingh blanck, .^ . ^
Zwaarlyvigby dick en lanck»
' ^ l ^ : ' Dien U hoofdla afgefiogeni ,..:.»
r .:. '. Dea boyck. en rug loec ees ■ - - •: ':u
Heel proper afgefqe^n^: . _ ... /..•.
De vellen afgetogen*
Het grom^ voorts uitgedaan; . •
Raanw of wel. eens gebra&n.
Dan geen ajuin vergeten;
En eer des avonds Iaat
De zon te bedde gaat.
Met honger opgegeten. • - • -; : '|
£n daartoe dan een Sick ,
f Zoo groot geiyk eep'mick ,
Van roggebrood gekloven.
Is goede medicyn ;
Thrlakel kan niet zyn
Zoc waardich om te loven.
Een dronck dan fmaakt er op,
Bredaas of Haarlem^ fop ,
Of uit de Delftfche kuipen ; . ^
Men flaapt daarop gerust.
En, kan met nieuwen lust
Vroeg uit de veeren kruipen. -
i*} P*t loOicht vond a. van der willigen op ee'ne
afbeelding van den haring, door willem kalf. Neder-
landscH Scliilder, in de Galer^ te Dresden. (.Zie van der
willigen, jfantt. op een Togtje door Duifsehl. , bh 230— ss's'O
594 ^^ ^^^ ^^' ROUAftuio.
Zn fff fflfii' U «frzoeaird ^
En fk tn gffpt en ffMwt ,
' Kf n hfV wtCr lustig mf fcken i
^ * Droogtat "de cfthfrrai op «
Die, boven nic den kop,
In borst en cfnden ntetau
De 4>yf Mrceerc bg goed «
En iBffCkc, door faiver btoed^
Recht opgeruimde zinoen»
Wie coQ ówn dezen viich.
Die zoo weldfdig h^
Niet loven en beminnen ?
Anno i65&
Dit f 8 kenneWk eene MMwlgiftg ve n bet bier volgem! Le»
iQnscb tot Lof van ékn JktriBg , dat veel onder en miifcUn
aan weinigen bekend ia : ^
TABOLA rZMSIL», IN COBNACULO CAROLI OZLRIAl QUON-
DAM DUCISy ÉfLlOTA Gt AB ATO S170 ARMOLOO
lOlfülVDATtO.
Halec falfaoun, crasfum^ blaRcam, grave, latnm,
Illad dorfacum , fcisfam , pervenuificacnm ,
Haic capnt abUtum, lic pelllbus excoriatam,
Inros mundatom , cradnm , vel igne crematum ,
Illi coepe dacnm , per ptoem nniificatium^
Hoc fic coenatum , dnm tranüf nocce cubatam ,
ld theriacatam, velut aaüdotniB pneoietam, .
Qnod parlt optatum potamep liHrgifliiacamv
Dam de mane ratum guti^r. reh^rondo fmatnoi ,
Hsnstnm , prolbatnm , ceparat^ fliedloaiqne pelatnm ,
Et capnt et pectna deficcat pblegmatifatum ,
Dam urioam cito,'nioz deinde eacaiom ,
Dirigit inflatom, peneirando eibom veteracom.
Hoc medicamentum ^ert l a 0it« N f (^^ veriifieatnm.
P. S. In mUn* jeogdtgfo ttfd iiende jslk Student van bul-
jf*) Laürentiüs bic fuit Medicui. Phypc^m vocat
JOH» SMITH in Mantisfa ad oppidnm Batavorum, Èf zti«
kennelQk mlsÜagen ió het affchrift; doch ik vermei^t mtf
niet . om ze tjB verbeteren.
LOF T^ir.ou fftMUAHurc 51^
leo 9 en bad , of in Cchrift , of In dtvk » hec geeiMf vers van
BURMAN» i9 iMéem TskÊCi^ begineende: Cedite Nafakt
etc. Het is tbaas, soe *c fcb^QC^ vefieieiu Wie hec bexic,
zon velen genoegen 4oen» do^rhec, hier.of.dttr, ter pluu
(ing in te senden.
N.
DJK WAltX VJIEDB*
leen! vtlscb , bedriegljik is de vrede «
Die ilecbcs b^daimdi^ wrok verlengt»
Die *t glinftrend ^«said wringt in de fcj^eede,
£n beldeaooed een* flatpdnmk Qeiygti
Neenl moordend gff. .De ware i^rootheid
Kent xntk e^* vrede aaa *t verk d^ fhoodbeid*
Of x<ieiu men nut, wipr.'t vnnr jsebeel een woud oojj^ylt ;
Waar viaminen *t vpglen^eir in 't bmodend loofbenaanwepf
TerwQl^e fiere ieevw;».niet wreed verfchiP!9i4ie ktaa«weil»
Van jeoede mtgAoff^ braJU^?
Voofffdrer, .gWP jewest is.ve^^,
Dal grenst ua zulk eren bi;«pdend wjopd»
Waar *t woest veic}eff .geen* tempel bifiltgy
Geen lea^^aal . eerbied w/Mu:dig bond|. - - ^^^
Wee bun» die daar v^fi vrede droomenf ^ ^u\-,
*t Is w^^., zy .«ien het bloed niet ^ooniePV^'^^ - ^
Xercofwen. xwüg^Rt <lo<tf het ftaaubelang verftop.i;:^i> 3c.:!
Maar 't leed 9x00 lang verjbixppt, doe^ 's>raven wraak pj|if;^fe9è^
}a 't regt^ waar 'tbeldepbJped bereid Wf^!^ Yoor te irlpej^ep,»
Ziet bï doQr.}ls.t gekramd.
Waar tvXk een yt^dt wordt genoten »
Heersdu ftilte « die orken^n tvoi^d t ;
Daar dsAPC «?Q gtufknil,» balf ge^ottn^
Waarin de.on^indliig peacgif Foedi»
£4k ^el volk vloekt ;Eulk c^en' vreclf^
•c Scherpt ^wa^arden^ ja 't verwpt de fcbe«de^
Zoo Mmg *t syn r^t gekrenkt» zQne é,er j^e/cbondi^n jsj^ ,
I^ ta»g 'r^.sli^'yafat» zjjn' vriend» do(>r fl|^ngeIl8X.aiet,rï^r|e4^
Mm kin iiat volk z^n fond^ zpn' laait^en blojiddropveit^df
Maar biikke;9.M9 ihetjil^M ' '"
uit "' htS'WAtÈ, ^AttDlU
KM *t Tégi geen ftÉfttsbeliDg- beperken»
'IMï gaat befchavings h^üzwï fctièiiy
Bi} *c böschdier geldt hec regt des Herkeo;
'Dt wolf fehttwc fiddrefid *8 tijgere moil: -
Maar de edle mensch gevoelt zijn, waarde;-
Hij , !c zigtbaar beeld van God op de aarde ,
Hij gruwt van *s tijgers aard in ZQn' natuurgenoot —
Neen I i» een moofter , diep verlaagd beneén de dieren.
De mensch, dien eemaam waard, blijft, ook big *t zegevieren
Der boosheid, vrg en groot.
M^n vadei^and Ibeed tachtig jaren
Vol roem , en de onaf hanklijkheid
' (Dat beerlijk tfoel der heldenfcharen)
Schonk ons pndoofbre majesteit.
}a, eeuwen ginj^en op en onder;
Maar Neérland hieid, ais *t wereldwonder,
' Hóe kleen , hoe eng bepeitt , Europe in evenwigt) '
Efa, boog het eens, gélQk Voor ftorm de hooge ceder' '"
De- kruin al fchuddènd buigt, voor ftaatsorkauen 'neder,
*t Werd glansryk opgeri^t.
*t Herrees uit ftof , met nieuwen luister;
* De fpeer der vrijheid , forsch en fchoon ,
VerbrQzelde de (lavenkluister;
De hoed der vrijheid werd een kroon ;
Een kroon, door liefde en wet geftrengeld^
Met mirt en lauwerloof doormengeld ;
Een kroon , wier weerglans als de zon des voorQ>oeda blook;
}a , dé eerfte Willem , die door helsch verraad moesr fnéven,'
Scheen door Gods almagt aan het vaderland hergeven ;
tiy biyft der vorften pronk I
De tolk is hij der heiige wetten;
ZQn' rijksftaf is de (leun van 't regt ;
Geen laster kan zijn* roem befmetten;
Vloek treffe elk, wie hem trouw ontzegt 1 —
Ten blijk, dat (laatkunde eenmaal dwaalde.
Schoon \ licht, dat van *t gefchiedboek draalde,
' Den Belg als multziek, woest en listig kennen deed;
Ten blIjk, dat fteeds de flang, wier oog van woede vonkelt ^^
Hem, die haar koestert, moordt, fchoon ze onder bloemen
Wrocht goedheid enkel leed. kronkelt,
.Rfotfr hdt MS » beiir lAc:ii^ vesbMkeQ ;-'-"
r*t Rampzalig (hoer, dac oas'veifoond,L.
De moiczucht zelv* heeft obs -geWrokeii « : '
Daar se eigen welvaart woeatveriliHid.
Zoo fpac een zeegolf, die, verbolged, '^
In fcb^n de.fteeatiip bad verzwolgen, V
, 'In flalveod fckuim daarbeen; terwUl de vaate rota, • .'
Met vonken als beftrooid, hoe fel de orkanen^ mifdien , * f
Noch wQkt, noch wankelt, maar, bU^safgronda woedend bmUenv
Spot met het golfgeklots* - >
Zoo zal oud Neórland nooit bezwijken.
Hier is *t, waar Godlijke eendragt woont. ' »
Maar, Hemel! dolden konlngr^tten ,
Dat fcbandlijk oproer *t kroonregt bfbptf.
Neen t nimmer hebben wereldheeren. ^
Zich zoo befpotiijk zien vernécen » -t
Dan na het mnitrenrot een kroon van distten. y^cht.
Wee hem , die zulk een kroon dnrft op zijn* fchedel drukken
Uit Qdle praalzucht I Nooit , nooit zal zqn do^l gelukken :
De Belg kent eed nog recht. , .
Kan 't waarheid zijn; vei'kozen Belgen,^
Met asch èn puin en bloed bemorst.
Vermoeid van moorden en verdelgen , . f
In *t einde een* Duicfcher hun tot vorst?
Bloos, iLeopoldJ wen door uwe adren ^^
Het bloed nog droomt van achtbre vadren.
Het SakGsch heldenbloed; ia bloos, verfmaad een kroon.
Die uw geluk verpest ■ Beef, vorst 1 gij wordt bedrogen ;
De moitzucht huichelt vreugd, maar helsch verraad en logen
Z|jn wachters b^ uw* trcon. .
Zy hielden, toen de beste Koning
Den troon beklom, als nu, de wachter
£n , onder fchqn van trouwbetooning ^
Zyn eed en pligt , als nu , veracht.
Vertrouw niet op 's volks jubelzangen t
Uw beeld , befpot, verfcheurd, gehangen ,
Getuigde n onlangs nog der laffe Belgen geest.
Waan niet , dat.flechts het graauw uwe eer dus aan dorst randen;
Neen, vorst I bet ganfche volk, Jn.hooge en lager (tanden, |
Maakt reeda uw* val ten feest. '
Jn
Maar , wac mw 16c in; *t.éM* mi^at wneVf
Deek ge in den buk van *c sooremot,
Doec ge alt tiran n eenmaal vreezen.
Of fterflc ge op *t fcfaandltjk moordfchavoc»
Ond Neérlaad £weer( x^n* dieibren Koning
Voor ee« wig liefde en trovwbecoonieg^
*c Begeert geen* vainrben vrede: alleen ëie viede Is echt.
Die de eer nm volk en vorst net wamr roem doartteogelc»
Die nic en welvaert vest , en segepalmen ftreagelt
om d* evenaar van *c regt.
ütrichi. PETRONELLA IIO£NS.
Ni.
BOULANDS KRACHT.
I iet in rast en niet in weelde
Zag men Hollands eigen kncbt-|
Niet, als vrede fchatcen deelde,
tTIc moerasfen (leden teelde.
Hoog in aanzien , rijk in pracht;
Maar In *t bamen der gevaren ,
Als de nood ten toppunt klom.
Open 'slands historiebUren ,
Vuige lasteraar! en — verfiomi
Vindt gQ Neérland (lechts begeerlQk,
Als ztjne onvermoeide vlljc ,
Vreedzaam, willig, trouw eii eerlek'.
Duin en dras zoo vast en beerlek
Tot een welig veld beieidt'f
HlXi is Neérland meer roemwkMijf ;
Ais ik *t heldenkroóst ontmcet.
Dat, verwinnend en Orffd vaardig;
Menig borst, nog gloeien doet.
Waar de rlfkdom cQu tretüren
In *s lattds vtije havens ffott.
Als een zaad in de open voren.
Dat, van jaar' tot jaar herboren »
Dutzendmaaf ig:eaiameld wordt , «-^
Daar verheugt mij'^t nijver' zaamlt»! >
rfeérlands wakkere liatldei)seeiir{'
Maar H zirvan verrukking fléÉinftll»'
Als mQn 'oog « de Hultet^ teéüH
5)f
IJi^ to de roem ▼•n 'c teven ,
AU de knchc hec niet bekfooDC,
Waar, door nood en wee gedreven^
't Hart bezw^kt » de leden beven ,
Daar is *t» waar de held zich toont.
Dan , als noodorkanen gieren ,
Heft h|j hoofd en hart omboog»
O9 de. ranke bulk te (tieren»
Die langa klip eu branding vloog. .
Zoo fi&nd Neérland met zijn braven , '
Zoo fisMf Neérland, nu Wéér groot |
*t Zal z^jn* ouden roem wéér üaven;
*t Vreealijk drydzwaard der Bataven
Is op nieuw met kracht ontbloot»'
Niet in weelde groent z\|n lauwer^
Naakt de ftryd , de moed Ia daar: •
Want hoe banger, hoe getrouwer,
Hoe geruster ia 't gevaar*
Hollands Mugd in *t harnas blinkend —
01 'dié heldendos ftatt fcboonl
*t Dierbaar erf ia niet meer zinkend ^
'c Lied de.r vad>en hooger klinkend,^
Leeuwenmoed in Bato*8 zooni
Kracht begeert zq van bate hetdeft,.
Ak het eer ea vryheid geldt ).
't Latt nageflaehr zal melden,
Wnc-zidi ons geQacfat voorfpelt*
'Eemnaal, als de braven flapen.
Thans ge(bbaa?d om Nasfau*s vaan^
En een ui van joDge knaj^
*s Vaders vreeslijk oorlogswapen
Dankbaar aan dan .wand t%\ flaan, —
Dan verbHjdt zich *t Hollaadsoh bane
In *t gelauwerd yoorgeflacbt ,
Dat een* bangen^ noodflotm tartte ,,
Êé» ^» wH ien Mn \m ksacht*
St(jg dan glorie» roem der vaaren t
Één ia wH- en één in kracht.
Glooit bet heldenbloed in de acTren.
Een^ getuigt , bistorieblad*fen I
Dat geen vaig» landvenad'ren
Stnflooa *t erfdeel durfden naderen,
Rttk aan Helden, xlik aan. kracht t
Niet in weelde groent z^n fauwer;
JNa$kt de HrQd, de moed is daar:
WWnt boe banger, hoe getmnwer,
Hoe geruster in *t gevaar«
Pmrm€r€ndi. JulQ 1831. u w^.%.
S4A BtT'aoujEÊmÊCB
HETHOLLANDICHllBISj£. '
£jovidt ik morren » zonde ik klagen ,
' Dit mijn minnatr mq verliet ,
£n , mee Hollands dnizendrallen ,
Ook den Belgen weérfhnd biedct
Neen , fchoon mij het afTcbeid griefde»'
En *k zijn dierbaar bgzi|n mts,
*kMin, kan *czijn, liem nog ce fterker»
Nn lii) bij die dapp*ren is ;
Mn hij voor zijn land en Koning
'c Blinkend zwaard heeft aangegord ,'
En , btt *c (leken der crompetien ,
Moedig op den vijand ftort.
Of zon nlfj een man bekoren ,
Die geen vunrin de ad*ren heeft,.
En , nn *t vaderland in nood is ,
Geenszins meê ter redding llreeftf
Pie, van liefde en teérbeid dweepend^
Steeds om lonk en knsje vraagt ,
Maar mij met geen krachtige amibn
In het uur des On()>oeds fchraagt f *
Neen , o neen 1 het Hollandsch meisje'
Is der moeder niet onwaard! *
*t Plekje, waar het zorgloos fpeeldev
Bl^fc ook haar het lieffte op aard*.
^ Wel dan , Willem , dat ge nw krachten
Ook' dien dierbaren erfgrond leent!
Schoon *t uwe Anna hard moog vallen »
't Heeft ons naanwer nog vereend*
Moedig op de baan der eere,
S(eëds getrouw aan eed en pligt.
En , in *t bamen der gevaren ,
*t Heldenhart omhoog gerlgt I
jp God zQ met onsT* zi| de bede»
Die gij met uw makkers (laakt!
ji Gpd zij met ons!** zQ de leuze»
Als gy *8 vqands drommen naaktl
. J«^ Hö zij uw hulp in *t (Iryden,
Deele u roem en ztgt méé»
Sterke Hollands dierb*ren Koning,
Schenke ons eerlang rust en vree!
Dan keert gij , bedekt met lauw*ren ,
Aan mijn minnend harte wéér,
En ,. voor 't echtaltaar vereentgd ,
Scheide ons niets op aarde meer!
Ahmtk^ 17 }uiy ,;83i« o. ten BRUGGE{|ƒ:ATEt as*
Iftrs ÖVttR fiN VAN PlKITER MIEÜWLürllD. 54I
IETS OVER EN VAN PIETER N I E U W L A N D«
O.
Fnder de ukdekende Manoeo , nair den neiif ch ^efpro.
ken door «enen ce vroegen dood aan de Maacfchappq^ onu
vallen, bl^fc nibuwlano eene der eerfte plaatfen bektee^
den. Wie toch zonde haar becer verdienen dan h^ , die als
Geleerde soo beroend , als Mensch zoo beminnelQk was ?
Vroeg naar hoogere beftemming geroepen, hpeft hfj veel,
maar noolc genoeg ter herinnering nagelaten. Inzonderheid
zonde men meerdere van die bevallige gedicl^tjes van hem
wenfchen te bezitten, waar zqn fijne fmaak, zqn edel hart
zoo zeer in nitblinken.
Waarrehym^k zijn er hier èn davr nóg enkele linkjes van
hem verfpreid, die, eer eene of andere igelegantaehi vervaar-
digd, evenwel niet mee de gewone GeilegeilheMygediditeft
geiyk te (lellen zijn. fiti war6 Vt wenltben ; 'dat , wie in
het bezit van iéu 'de^Hfks b, of hei weet te verkrVgeii,
znlks mogt mededeelen.
Het nevensgaande versje, in eene Vriendenrol gefchreven,
kwam ons voor» wel waardig te zynn op deze «f^ze aan de
vergetelheid onttrokken te worden. Oordeek G^ , Mgjaheer
de Redacteur, er insgelQks dus over, zoo wordt U een,a^«
fchrift ter plaatfing in de LeUêrorfeningen aangeboden.
Kieschheidshalve verzwijgen w^ den naam van haar, voor
wie het werd vervaardigd; oflchoon de opregte nieuw-.
LANO ook hier geene vleiual heefY gebezigd. Ma rib was
waardig, dns door nieuwland toegefproken te worden.
Dit getuigen zjg, dte ^ar t^èndén, en '^óör wte &%)rü f^l^e*
dachtenis onvergetelijk hii^tt.
. i^choon is dé tbds-, wattrmèé gé iiW böékèU tooit.
Doch kort hlaf bloeit — T^r ttïkuWerfibBa otitlók«1&^
Verwelkt zfi ras , van haren Heel gebroken »
Of wordt , door zon en wind « mitbladérd fen vefltrooid.
Bevallig lacht ^ en met volmaakter rchqop ^
Pe lieve roos, die we od aw kaak zien blozen:
Èen (l<mn verniele in v«m en bosch de rozep^.
ZQn woede deert geen bloem op zachte maag^ejcoQn.
MENOILW. 1831. NO. II. Pp
'J
543 IKTS 07BR BN VAN PIETBR NIBUWLAND.
Doch ook die bloem heeft eens htar' herfsc te dachten f
Frisch is haar blot in *s levens ochcendlochcen ;
Dof is die blos en fiaauw , door de avondzon beftraald.
Maar ^en geweld van *s levens winterftormen
Kan ooic de roos van hart en geest misvormen ,
Waarmee gQ » o Marie I in a! nw* inlscer praalu
IflEUWLAND*
OB V%LDT0GT VAN VEERTIEN DAGEN.
G.
reeft de Almagc eer! de fchoonfte zegepraal
Bekroont ons regc en onzer helden .ftaal » .
£n doét ood-Nederladd wéér de oude glorie dragen:
De vaan van Nasfau triomfeert;
Der Beigen trotfcbe waan ligt in het ftof vemeérd.
Vernietigd door den roem van veertien grootfche dagen.
\ Waar toeft de magt, die ons weérftond,
Aan wie een Leopold zich, tot zgn fchand\ verbond f —
Z9 vlood voor *t vuur en ftaal van onze Burgerfcharen.
De Britfche Confbl ziet alleen
Ben* drom verraders om zich heen
En *t magtloos overfchot van Bmsfbls mooxdenaren.
• Het heer, dat onzen moed en kracht niet kon weèrftaan.
Bukt, fmeekend, voor de Oranjevaan ; .
't Bezit noch'dengd noch eer, om helden weer te bieden;
*t Geboeft*, dat ons gedold met fmaad en hoon vergold.
Dringt angftig zich om Leopold ,
Bn beider heil befUat in voor ons heir te vlieden*
♦
Maar ,' bq het klimmen van dien nood ,
WaarbU de Geest des Kwaads noch raad noch bolland bood,
Stort zich de Belg in Moloch*s armen ;
HV fmeekt , geblaakt door *t vnnr , dat hem de borst verzengt ,
Daar hQ E^n* Afgod ofers brengt ,
Het wufte Frankrijk om erbarmen.
DE YBLDTOOT VAN YBERTIBN DAGEN. $43
£n Frankrijk helpt? — Z^n heirmagt ftaae gereed* .
Een volk» dat Vorften moordde of van hnnn* zetel fmeec.
Vloeit nooit eene eedle zucht door de aders;
Het volgt den wrevlen wenk van *t opgeworpen Hoofd,
En voegt zich » voor 't gevoel van deugd en eer verdoofd ,
Bij voorkeuze aan de zij* van mokers en verraders.
De Brie, die met ons vuur hei trotfche Algiers beftraed.
Verbreekt den duurgezworen eed.
En lacht met woord en trouw en fpot met ftaat sverdragen ; ^
Belooft zijn hulp aan *t fhbodst g^roed ,
Veracht Oranje^s deugdiyk bloed ,
Ja dreigt aan Amflerdam den brand van Koppenbagenl
Terug nu, dappre Heldenfchaar! •
Waar Fransch en Britsch geweld u van rondom bi^grimmen;
Reeds (leeg uw glorie hoog; zij kan niet hooger klimmen ; —
Terug , voor de overmagt en *t plettrend krijgsgevaar 1
Waar' een Leonidas voor Xerxes* magt moet bukken,'
Daar ftrekt het zwichten nooit tot fcband*;
Waar wijsheid helden noopt, geen lauwren meer te plukkeA ,
Redt eervol wijken vaak hec veege vaderland.
Roep, zwakke Leopoldl van uw* vergruisden zetel.
Der Pranfchen heirmagt op ; vlei met gebeén hnnn* Vofst!
Volg Isrels Koning na, Godtergende en vermetel ,'^
Die Endors toovermaagd ter redding vragen dorst I
Wel zal geen bleeke fchim het Godlijk oordeel fpreken v
' Die toefpraak zQt gij zelfs onwaard';
Maar op uw fcholdig hoofd zal xich de Hemel wreken^.
En van uw* val getuige de aard*!
De Pranfche Python fprak ; t- gij hebt z^n laaf vernomen ;
Ras volgt de ftraf het misdryf na.
God Is aan onze fpits; H4 leidt ons; ja , w^ komen.
En Leuven wordt voor n het Belgisch Gilboa.
Dtar zinkt uw valfche roem ; een roem , die nooic. op aarde
EenVenklen matten ftraal om zich gefchocen had;
Maar Hollands glorie blinkt mee de onverdoofbre wtarde ,
Die 't roemrQk vooirgeflaoht bezat.
544 ^OÊL VBLDTOOT YATf VEftRTlSN DAOEN.
JnJch^HoUindl fnicb ! hoe boog uw niinpen kOmtten;
De teuwerkroon nisc op uw dappren wéér.
God dank ! wat nooden ons begrimmen , .
De Ruycer*8 kroost praalt wéér mét Ruytei^s eer»
Het vulgst gebroed der aard\ zbo laliig, zoo diep tMmeten^
U , Zwichtend voor ttw beldefizwaard ,
B4 *t volk^ ^trouw aao God, «tin* VorÉten'treingeweteo,
De fchande van den fmaad onwaard*.
Geèflc i'é Almajgt roem en eer, dié \ regt deed zegepralen ,
En Neérland zege fehonk voor aller volkren oogi
Tjriomf f driewerf triomfl — In veld en ^oud en dalen
Hefi onze üanderd zich omhoog.
Zij tegeii ons de kracht der Hel ook zaamgcz>iroren,
Wij (iddren voor geen ffaal of doodlijk lóodgegons;
Europë en *t in^erëraröDd mogt onze ftrijdleus hooren,
Ën ons gefchut herhaalde *t: ,, God met onsT
ja, „ God met onst^* Crootsch heeft die kreet geklonken ,
Ontkaird geflacht en kroost der duisternis! ^^
Dat ge in .*c verderf nog niet züt weggezonken ^
■ Dank, dank dit hem, wiens liefde grensloos isl
Maar heeft, in *t eind*, voor u het uur des tooma geOagen,
En treiï de roé van üem, wiens band de heemlen meet,
God 1 wie zal dan genaé Voor *t Belgisch Sodóm vragen f
.Wie keert Uwe almagt dan, als GIJ ler vierfchair treedt?
I5AugU8tnS, 1831. iV/fr. WARNSlNC^, BZ«
Do
9ijÈtnKltT O'é VAN ipEYÉ^s-toaEii;
'oor Zeemanskoopf in naam vaA Neérland ^^ppgerigt^
Prijk ik ,. V A N s ? E Y X ter eer , die zich. bjj *t woén der Belgen,
In *t hart van elk* Bataaf, eène eerz^il heeft geiticbt,
Door S^n* ntabbafbeti dood to roemrijk fcf^pverdeigen.
HU pr^st zQn vootbeeki aan t ik doel óp fekeépsbekmd;
'k W^seikenfcbeepsvoögd ^die4 in ftonri, biet zté moet bouvfeti.
Als by mUn* top b^ dag, b^ nacht m^n Ucht aanfchonwt,
Hoe, langs *t onzeker flnnd, dén zekren koers te honen.
Dus leert *sbelds naam aan deez\ aan geen' mijn top of licfai,
. In ondeifcbeideo nood 4 den enderfcfaeideo pligt;
■ ■ li ; ■■ ■■ ' II ■ Tm .1 ■■ I. ^
.eaAisn9eT-vEi^ bv 'séMiiüos veajAAitDAOi
XXeip ^ die , in God géfterkt en óp zfin re£t gerust , ^
Dé veegé hulk van ftaaC doof indöht én branding voeroë.
En , wakende ian hét ^oer; zfch Iran ztfü* koere bé^nft,
Haar bank en klip onnoog^ wat fièrm de lèè beroerde,
Den trouwen Styurman.in bet barnedd noodget^^
Viert Holland jubMend feest. God blqvV den Koning bQ !
J. B. GIIRISTBHE9BR.
MEN G E L WEKK.
VERHANDELING, OVfiR DEN VERSCHILLENDEN Zlfrï,
IN WELKEN JEZUS CHRliSTÜS*, IN HET NIEUWE
VERBOND y GODS ZOON GENOEMD WORDt-
Door p. HOR ff, Oppcrconfistoriaal^
raad tt TFeimar. (♦)
Al
A\t bél^èrs van hèt Christendom ftemmén (Uartü'met
elkander overeen , dat zQ ]ezus Christus , den otivolpr&-
(*) Urg vlèyen pni , dèn landgenoot , hetzij MJ löntet Hef-
heblier der waarheid , heirg bö verkondiger van dèzefVe zij ,
mét de mededeeling van dit (Itik, nit een Hoogdnitsch tijd-
fbhiift voor Predilcanten , geene oodlenéC'te don. De Schrik
ver behoort, }a, tot de Rationalisten, of voorfUndera van
liec hoogfle. gezag der Rede in de Godsdienst; doeh, mee
befcheidenbeld , zoo wel als openhartigheid , deze denkwijzp
voorbaande, is hy voor de zoodanigen , alt deze Verbande.
liog zuilen lezen, onzes achtens, niét gevaarlek. Wat' zijn»
hier ontwilclteld , Helfel omtrent den Zoon Gods betreft; ieder
ziet, dat de vierderlei zin van dezen naatn gemakkeiyk tot
één te brengen' is , en volttrelct geene ftrfdige hooftSlIóffen
beVat. Waarom^ zon de grooce Verloéftr dès aafenschdcwi
niefe cèveos van eene hoogere naravr, en juist» daarom vaii
dea tk Oeest door de kracht des Allerhoogften ontvaogeo,
dodr da PrQfe^Len als de Christus aangekondigd , en in zijn*
wiMidel als het beeld van God kenbaar geworden kunnen
zQn? .]a, fch\jnt het ook, dat zQn voorbeeld op deze witjze .
ieu van deszelfs kracht voor ons verliest, de volkomene
OQZondigheid biyft , in het tegengeftelde geval , alIermoe\je-
lijjk'st te verklaren of te begrijpen. Om onzen lezeren zoo
inlli ,' als onszelven , noodéloos' t^d te rooven , hebben
wQ hlèr én daar wat over^eflagea» dat of nutteloos uft^
Vberi^", of al t€f bepaald voor predikanten gefchreven was,
cff oo1(^ te', diep in gisfingen omttent de natuuriyke afkomst
van t in ons oog,ibóvennatuuriyk medegedeelde denkbeelden
trad» om veLe, aandacht te verdienen. Trouweos, de.Sohry*
ver zelf. erkent, dat gefchied. en taalkunde hier te kort
fchieten* WQ fluiten met Paulns* woord : Onderzoekt alle din-
gen en behoudt het goede •
MENOBLW. 1831. NO. IS. Q Q
54^ VBRHANDELING
zen Stichter van hunne Godsdienst , Gods Zoon noemai*
ZQ beroepen zich daarbq met volle regt op de H.
Schrift, welke den Grootheerl|jken, dien God tot hdl
onzes geflachts gezonded heeft, dezen verheven' naam
uitdrukkelqk toevoegt. Even zeer (temmen zQ, in het
algemeen', daaromtrent overeen, dat door deze benaming
de hoogheid van Jezus , de uitnemende waardigheid van
z^' perfoon en ambt , zoo wel als zgne betrekking tot
God , z^en hemelfchen Vader , wordt aangeduid* Maar
anders vertoont zich de zaak, wanneer zQ zich over
den zin dezer woorden nader verklaren, het begrip,
dat zQ daarmede verbinden, juister bepalen, de kenmer-
ken deszelven vollediger opgeven, en met eigene woor-
den 2uillen uitdrukken , wat zQ van Jezus , den Zoon
Gods , denken. Alsdan kan men niet voojrbgzien , dat
hem deze naam door alle z^ne vereerders geenszins in
denzdfden zin wordt toegelegd; fchoon zich ieder dair^
bQ op de H, Schrift beroept, en beweat, dat hq J. C.
den -verheven' titel van Zoon Gods in geen' anderen zïn
geeft , dan die daar bedoeld wordu' Nu zou het niet
onmogeiyk zi|jn, dat hier waarachtige dwaling plaatshad.
Men kon , door verkeerde opvatting van hetgeen de H.
Schrift daaromtrent heeft, worden misleid; men kon,
met te voren opgevatte meeningen , in dezelve zoeken
en dan ook vinden , wat anderen niet , althans niet zoo*
danig, daaruit weten af te leiden. Doch vooronder*
(lellen wij, dat dit het geval niet is; nemen wQ aan,
dat elks beroep op de Schrift gegrond is; zoó geraken
wij natuurlgk tot het vermoeden , dat de naam van Zoon
Gods welligt in de H. Boeken zelve niet altQd en overal
in denzelfden zin op Jezus wordt toegepast ; dat bet
hierbü ten groqde liggende begrip misfchien w$zigiDgen
toelaat , die hier en daar meer of minder voor den dag
komen ; dat mogelqk de eene B(jbelfche Schi^er meer
deze, de andere meer gene zijde van het denkbeeld op*
gevat, in het licht gefteld, en naar zQne b^zondere
wijze van zien heeft voorgedragen"; dat, eindelijk, uit de
wqze, op welke Jezus zelf zich Gods Zoon gevoelt
' OVER DE BP.NAMING GODS ZOON. 54/
eü zich. daaromtrent uitlaat, iets is op te maken ^ wat
door zijne Apostelen althans niet in deszelfs oorfpron*'
kelQke .eenvoudigheid is opgevat. Verrasfen of verba-*-
zen zou dergelijk iets ons geenszins ; maar het zou ons;
aanfporen^ om met vernieuwde vlijt de H. Schrift na te^
vorfcheh, tenemde hieromtrent tot het meest Juiste,
duidelijke en volkomene inzigt te geraken. By een voort-
gezet onderzoek der H. Schrift, benevens het verftau*^
dig gebruik van alle tot deszelfs regt begrip dienende!
hulpmiddelen , moeten wf toch eindeU|]k tot zekerheid
geraken , of en in hoe verre die verwijzingen op den
Bigbel gegrond zijn, of niet.
Dat voornamelijk Christenleeraars tot zulk een onder-
zode der H. Schrift, betrekkelQk de beteekesiis^randeD:,
den Stichter des Christendoms bQzonder onderfirheiden*
den , naam van Gods Zoon , verpligt z^n , lijdt geen.
tw^fel. Door hun beroep tot de bron verwezen, uit.
welke de kennis van Jezus Christus geput wordt, be-
hooren zQ niet flechts zelve omtrent hun geloof aan den*
Zoon Gods tot , volte gewisheid te komen , maar ook
der gemeente, aan welker hoofd zg ftaan^ j£zas, den*
Zoon Gods, alzoo te verkondigen , dat haar daardoor,
de ' zin der H. Schrift geopend,* de veremng van J. C.
bQ.haar. bevorderd, de zuiverfle fchriftmatigfte denk-
beeldenvan z^ne waardigheid opgewekt, en, door eenet
echt Bljbelfche voordragt der zaak , ook de zwakken en
bevooroordeelden bevredigd worden.
ledere wetenfchappelqk gevormde zal zich gemakkeiyki
overtuigen, dat in het Nieuwe Verbond een 'Viervoudige,
zin kan worden aangewezen, in welken de naam van^
Zoon Gods aan Jezus wordt gegeven. Hg wordt, na-,
melqk, vooreerst in den Mesfiaanfchen of Theokrati-^
fchen, ten andere in een' Phyfifchen, ten derde in een*
Metaphyfifchen , en euidelijk ten vierde in een' zedeiy-
IQken zin alzoo genoemd. Het volgende moge. een en
ander ophelderen.
J. Willen wij vooreerst den naam in den Theokrati*
fchen en Mesfiaanfchen zin gadeflaan, zoo werpen wij
Q q a
548 VBRHANOBLINC
oase blikken op de Vóórcbristel^e oudheid terug , en ont-
dekken daar ,, dat men de beheerfchers der volken, de ko-
ningen en hoogde overheden , roet den waardigheidsDaam
(^rdtel) van öodenzonen of Zonen Gods betitelde ai
vereerde* Want 2^ traden hiy de volken in het licht ,
als diegenen» aan welke God of de Goden, die alles
beheerfchen, een deel hunner heerfchappy hadden toe-
vertrouwd, die in Hunnen naam een Goddel^ ambt
bekleedden, en de plaats der hemelfche op aarde inna*
men* Met eerbied befchouwde men de verhevene magt,
door hen geoefend; en wanneer geheele nati&i zich voor
hun bevel bogen , wanneer iiumie weldadigheid duizen-
den segende,: hun toom en ondeugd hen fidderen deed,
hunne befeherming de bedrukten opbeurde én de on-
fchuldigen veiligheid verfchafite^ zoo lag daarin iets zoo
groots en heerlijks opgefloten, dat' men van de bezitters
20odaniger magt en hoogheid zeide : n Z^ zijn van
Goddelqk geflacht/' Deze ftem hmt zich door de ganfche
oudheid hooren» Zonen der Goden heeten in Homerus*
geaangen de beheerfchers der volken; als Goden ver-
eerden de Egyptenaars hunne koningen. En niet anders
was het bij het volk, welks oudfte gèfchiedents onze
HL Boeken bevatten. Toen Mozes voor de Israëlieten
eene Theokratie of Godaregering , een' Godsdaat ge-
grondvest, en tusfchen dezen en deszelfs onzigtbaren
Opperheer en Koning in den hemel een verbond gèdkht
had , lag het in den aard dezer burgeriijk-godsdicnftige
iarijpting, dat hunne overheden den Jod^ phatsvervan-
gera.van God waren, en dat zij'met den naam van Zo-
nen' Gods beftempeld werden. Toen zQ , in het vervolg,
de regering aan koningen toevertrouwden, erkenden zq
deaen' üs de plaatsbekleederd van hunnen Volksgod, en
droegen den bedoelden eertitel op hen over. Wg vin-
den de bewijzen in de Sdiriften des O. Verbonds; Vol-
gens P/. 8a treedt God als Regter onder de Goden,
d. !• onder zijne plaatsbekleeders » de regenten en ovep*
heden op aarde, en beftraft ze wegens gefchondene ge-
regtigbeid. ,, Ik hebbe wel gezegd ,^* zegt Hij , „ gij
OV£R DE BeNAAlliNG GPDS ZOON« 549
^ 2Q€ Goden , en gQ z^t allen kinderen des AUerboogu
n den; 4ip{ttans^£ult gQ fterven^ tls.een ineQscli,'''£ii£.
De 8^e Pfaltn gedenkt de belofte ; imlke .God aan
David/met betrekking op dp duiuusaamlieid des.kóning»
fcbi^s in z^n gellacht, had gedaan » eH' iaattOod vs. a8
aldus Tpreken: „ Ook zal ik hem ten eersQ^cbooeD Zone
H ftellen, ten hoogden oter.de Koningen der aarde/MI
SamuélVII: 14 laat God aan konuig David met betrdcking
tot zijnen zoon verklaren: „ Ik ;zal bem z^n tot «enen
^ Vader, en hQ zal mij zqn tot eenen Zoon.^' £« inbet
bekende loAied op eenen door God geliefilên ktmifig> tegtt
welken zich de magtigen te vergeeft oproiArig vèrbieveii »
P/ai»i 2, verkondigt deze de uitfpraak des Heeren:
M Gij zqt mqn Zoon; heden heb ik u gegeUreerd/^
Zoo had diensvolgens de naam JZoon Gods biy het volk
\sTdSi eene Theokmifcbe (met de Godsregerq^g: <vm dien
flaat in verband flaande) beteekenis : want fa|j .weid aan
diegenoi gegeven, welke ald koningen de plaats des on-
zigtbaièfi Opperheers onder hen bekleedden. ; .
In deze TbeokratiCcbe be^eekenia nu werd die •naam
in den loop der .tijden ook. op dien grooten Koning over*
gedragen 9 welken de Joden als den hetfteller vao^ieea
verdwenen glansrijk en gelukkig tgdperk» en ralfi.rdm
fchepper eens nieuwen , het gelukkigst vededelie vier o;rer*
treffenden tijds, met verlangen tegenzagen 9 >en dien zij
naderhand dea'Afef/las noemden. De hoop ^bp dezoi «red-
der en heilaanbrenger 9 ondei het gevoel der icliefadp toot*
Ibian , dat - inzonderheid door ude venieèling des^ volks in
twee 9 elkmder gedurig vQancfige , bgzondere rpeu; ver*^
oarzaakt werd , iohtwikkelde zich gedurig meer, tocni het
volk geftadig in dieper onheil verzonk, en.ien laaitOa
van zijne zdfftandigheid beroofii en sair Azië en Babyw
loniê werd overgebragt* Deselfde boot) 'werd gevoed
door het |;odvPU0bti{f veraouw^ hunner Profeten, die
niet ophielden , het volk, tgedureade desa»lfs> toenemend
verval en diende , tot bekeering en vasthouden laaniGöd
té veroumen^ en btkielve, bekeerd 8ypde,;f*)ding en
gelukzsligbeid , .in dei) inaam vait God, te veirkondigen.
SSO VBRHANDBLING
Deselfde hoop vestigde zich op de verTchgning eens uit-
ftekend mAgtigen en wijzen, door Gods befchikking uit
het geflacht van David afftammenden Konings , die , als
hy 9 het verdeelde volk tot^één ryk verbinden 9 hetzelve
van zgne uitwendige v^anden bevrijden , en inwendig de
ware vereering van God herftellen en volmaken , de$
volks neigingen en zeden verbeteren en daardoor eenen
heiigélijken en gelukkigen toeftand voor hetzelve gron-
den zou. Zoo vinden wy de verwachting ta het alge-
meen voorgefteld in de fchriften der Profeten , die deels
vóór de ballingfchap des volks 9 aan den Euphraat en Tiger,
deels gedurende dezelve , deels daarna , als vermaners ,
wachters en vertroosters voor hetzelve optraden. Het is
niet te miskennen , dat deze edele mannen , vooral in den
laatften tijd van het profetendom 9 aan de Mesüaanfche
veiwachtingen een zedelijk*godsdienftig karakter gaven ,
en dat de wijsften en besten onder hunne medeburgers
daarin met hen overeeiiftemden; doch dit werd door den
grooten hoop meestal over het hoofd gezien 9 die, zoo
niet .alleen 9 althans voomamelgk9 het denkbeeld van uit*
wendige vrijheid en voorfpoed behield. De verheven
perfonaadje, die deze deels edeler 9 deels bekrompener
uitzigten zou verwezenlijken 9 vinden wij eerst in het
boek van Daniël met den naam van Mesfias beftempeld ,
Daniël iX: 24 en 25; in eeA boek derhalve, van
't wdk ondericbeidene deelen niet vóór den tgd der Mak-
kabeëtjs kunnen vervaardigd zijn. Dat nu gedurende dien
tip tot op Christus 'deze Mesfiaanfche verwachting en
het denkbeeld omtrent d^zdven» in den geest en de
meening des volks 9 op velerlei wgze uitgewerkt eu ge-
vormd werd 9 fpreekt als van zelye. Ook kwam het
ten tijde vali Jezus -■ genoeg aan den dag 9 dat men
m den verwachten grooten helper niet bloot aan een'
herfleller der burgerlijke onafhankeljïjkheid , een' verbe-
teraar Van Godsdiensten zeden en fdiepper eens ongemeen
gelukkigen toeftands dacht, maar dat velen van hem ook
de ppwekking der dooden, de verwinning van Satan
en de oprigting eens duizendjarigen ritjks verwachtten.
OVBR DE B£NAMING GODS ZOON. S5^
Gedurende den tijd nu , dat zich de hoop op den Mte»-
fias (MKwikkelde en vormde , vi^erd denzelvèn^ oo)Cv de
'Oaam en waardigheid van Zoon Gods ^mü overeenfteAi-
ming' met de doik- en fpreekmjze der wocouderen, toe>'
gelegd;, en bet volk en zijne voorgangers gewenden zich^,
beSde namen zoo met elkander te verbinden, dat de kat-
fte' het eigendommelgke , vereerende praedikaat des eei-
flen werd 9 ja dat zif met den naam van Zone Gods,
zonder meer, den Mesfias aanduidden. Want men ziet
'iiit de Evangelifche verhalen van het N, Verbond^ dat,
wanneer het volk Christus Gods Zoon noemt , of wan^
neer de Schriftgeleerden en O verpriesters van hem als den
Zoon Gods handelen^, z^ met dezen naam geen nieuw
denkbeeld, geen hun tot hiertoe vreemd begrip willen
uitdrukken , maar dat zij dien geheel in d^ gewonen
Mesfiaanfchen zin gebruiken, volgens welken dezelve
i^i) hun volk aan de koningen als Gods plaatsbekleeders
gegeven werd, flechts met deze vefheflSng en nadruk,
dat, dew^l bij hen de. Mesfias de verhevenfte aller ko-
ningen .was , de naam Zoon Gods hem ook in den ver-
bevenften zin, als den hoogden plaatsbekleeder van God
óp aarde, werd ^gegeven.
• Jezus nu trad ónder zijn volk op als de lang ver*
wacbte , de I^esfias of Christus. Als zoodanig w^t
hij door het ganfche N. V» verkondigd; daarvoor ver-
"klaarde hy zich zelf. Wd niet in den aarcjfchen zin , in
welken het volk eenen koninklijken r/edder, bevr^der en
zaligmaker verwachtte , maar toch als den Mesfias , als
den koninklijken ftichter van een nieuw ]dgk, en als den
' heSaanbrenger allen, die aan hetzelve deel zouden nemeo.
Zgne uitdrukkelQke vekklaringen , zqn ganfche zin en
: geest, zqn^ geheele dom en laten duiden aan, dat lilj
geen oogmerk had,' de ijdele, zinnelijke verwachtingen
z^s volks te bevredigen , en dat hij alles in het werk
aftelde, om zich tegen deszelfs onftuimigen drang tot dat
reinde te onttrekken. Hij had bet denkbeeld van cenen.
-Mesfia^ in deszelfs hoogfte reinheid en verhevenheid op-
" gtvat , en driiktp dit ook big z^n eerfta optreden uit ,.
55^ VERHANDELIMG
inet de woordea: ,, Bekeert u; het koningr^k.der Ac^
'y^ metm is nabi!} g^konien/' Hi}^ wilde eebe iarigtkig
tkarflrellen, in welke, vaa tgd tot t^jd, alle onze ge>
flachtsgenooten ,^ zonder eenig opzigt tot de burgerliüke
nsaatfcbapim , aan wdke zij behoorden , tot eene groote
'gemeente van door zijne Godsdienst verlichte , zedelqk
veredelde en daardoor gelukkige vereerders van God zouden
«verbonden worden. In deze wilde hij als geest^k ko-
ning heerfchen en geluk verfpreiden , niet door aardsch
geweld, maar door 'kracht der waarheid en door de ver-
pligting van al derzelver leden tot eene gewillige gehoor-
zaamheid aan den heiligen wil van zijnen en hunnen be-
melfchen Vader ; niet uit eigene volmagt , maar als plaats-
bekleeder van God , die hem gebonden had , en nattr
wien het rijk, dat hij grondvestte, zQn' naam., u&^ rgik
yan God^ droeg.
Het is derhalve uitgemaakt , dat hij als de Mesfias
onder zijn volk verftheen, fchoen ineenea ved hoog^
ren zin, <]an dit volk meende» Doch, verfcheen hg als
zoodanig , zoo w^ hem ook de naam van Zoon Gods,
waar deze naar het fptaakgebruik des volks op hem
wetd toegepast , in den Mesfiaanfirhen zin eener koniak-
IQke waardigheid gegeven. Daarvan bevat het N. V.
'ZOO duideMjbe bewijzen ^ dat wij Hechts eentge behoeven
op té noemen» Wanneer Matth. III: 17 verhaald wordt»
dat 'Joannes, toen hij Jezus doopte, de Goddelijke v^-
klaring hoorde: ^ Deze is mgn Zoon, mgn gdiefde^,
^ in vp^lken ik mijn welbehagen heb;i^ zoo valt. het niet
te miskennen , dat men daarmede heeft willen zeggen ,
'dat God Jezus als den' beloofden Mesfias , terflnnd hij
den aanvang^ van zijn groot werk, pl^ig heeft- erfcoid ,
en dat de Dooper , die naderhimd Jezas vragen li^t :
*,, Zijt gij het, die komen, zou, of verwachten wg
y, eenen anderen?^'* volftrekt geen* anderen zin daasmede
verbonden heeft. Volgens Matth. XVI: 13 had Je«us
zijnen jongeren gevraagd, voor wien hem de menfidieQ
hielden, en, toen hem dezen daarop geantwoord bad-
' den ,. de vraag tot hen gekeerd : „ AJaar gij , wie z^t
> OVER DE BENAMING GODS ZOON. 553
» ei'j dat ik ben?" Daarop antwoordde Petras: », Qü
M 2^t de Chrisüis, de Zoon des levenden Gods ^ -Ven
verbindt, op de gewone w^jxe, de beide namen Me^as
en Zoon Gods , het verhevene fubjdu en het^pj|^[tige
pr0édikaa$f^ ;Zoodat aan eenen anderen, dan den Me^*
aanrchen zin des naams van Zoon Gods , yollbrekt joiet
gedacht kan woxden. Het bijwoord legende óod veran-
dert de zaak in geen opzigt; want hetaelve heeft zijne
betrekking alleen op God, en moet dezen, in tegend^Upg
der doode (niet-) Goden, in z^e wezenUj^eid vopr-
flellen. Wanneer, vb^s Matth. XXV|I: sj^-^^s , Jezus
aan het kruis , deels door voorbqgangers , de^Is door de
Overpriesters , Schriftgeleerden en Ouderlingen, b^pot
wordt, zoodat. zij zeggen: ^ Indien gQ Gojds Zoon
„ zijt, zoo kom af van het kruis;" — ^ is.hgdeKoining
^Israëls, zoo kome hy nu af van het kiiMJs^i^wIj
^ zullen iA hem geloQven;''~ »hg heeft jezegd: ^ ik
H ben Gods Zoon ,'* — zoo ziet een ieder , dat f^q ^H^e
mtdrukkiageH:: de Koning hracls ^n ^ocii. G^^y.ftls
gefi^luidcnd bezigen , en dat dus de. laat^ ffB^f^l V^v^
Mesfiaanfchen zin omtrent hfem gelffuikt. wocd|« : < >
'Doch is het uitgemadct, dat Jezus den imns ffpi ZfHili
Gods :in bet N. V. h^ eei^ in dez^ ^in.jv«sd'r toe-
gelegd, zoo blqkt d^Sifuit, boe wq ab Chmteiyke
predikers 1 Jezus te. dezen opzi^te jn de <geiMen^ 4$r
Gfaristenen hebben .tüoorriie (leU^, namelijk^lfi deniii^-
hevenen, door wien de hoogfte en vurigst vfilupDig^e
hoop van den voorcgd tder v^looptne eeuwen^ op eqie
veel hoogere en betere wqze, dan men zelf gel.9(^6ie/^ is
«efvittld, -- als 'den van. Qad sez^mden rec^er,, j^e^ als
Gods iplaatsbekleeder,.ttf$t Oecbt» ^^>KP^»*spa^i^ 09S
ganfche. eeflackt vi|n zyMrukkendat lïy^s vedj^fesi , :^ ,
naar bet .bevel en \n Ja^ -mogm^id Gic»(l^ 5 ^m ifplfcp-
Jiene ;heribhepping van Kijdentoeftand zqiv ^b^ipMbiP 9 ?-
als dèn fticbter van een Godsc^fk op .aa|rde9tdat ;godis-
vrudit en zedelijkheid tot zQn hoQgfte dodjcoif jiehben,
en daarom allen, die den beHigen wil .yan Gq4da0rWjj-
moedige gehoorzaamheid wilden (huldigen , het burgenregt
554 VERHANDELING
ZOU fchenken, — als den Heiland en Zaligmaker, die ons
'ganfche geOacht op den eenigen regten^vireg , dien namel^
der gódsdienftige en zedelpe veredeling, tot de ware
godzaligheid zou leiden, overtuigd dat voor hetzelve ,
zonder vroomheid , liefde en deugd , ook in het bezit
van alle aardfche goederen en het genot aller aardfehe
vreugde, geen waarachtig heil te vinden is, maar dat
het alleen door reiniging en verbetering zijner denkwgze , •
gezindheid en zeden , door middel van geloofsleeringen
en zedelQke geboden, welke hij CJ^zus) hetzelve, ter
omhelzing en naleving , in den naam van God voordroeg,
voor fmartelijke dwalingen bewaard én tot het genot van
waarachtig en duurzaam welzQn gebragt kon worden, —
als den geestelijken, hemelfchen Koning, die in zijn r^k
op aarde, in de Christenheid ^onophoudelijk de eeuwige
wetten Gods doet gelden , door de waarheid over de
verftahden en harten der Christenen eene Goddeiyke heer-
fchapplj voert , de zedelijke orde onder hen , trots alle
aanvallen en ftoomisfen door wereldgezind- en dwaas-
heid , berchermt en in iland houdt, al de besten en edel-
ften tot bevordering zQner heilige oogmerken , ter verbrei-
ding van licht , liefde en godsvrucht , in zQne groote
Christengemeente vereenigt, de algemeene welvaart op
waarheid, regt, pligt en deugd grondvest en ftaande
lioudt , en voor wien daarom al die millioenen op aarde ,
welke zQnen naam dragen en zijne geestelQke mo-
gendheid gevoelen , met regt hunne knieën buigen, om
hem, den Heer en Koning der Christenheid, dankbaar te
vereeren.
II. De vraag, of Jezus in het N. V. in een' phyfi*
fchen (natuurleken) zin Gods Zoon genoemd wordt, zou
niet te pas komen , zoo niet twee Bybelfche Schrijvers ,
Mattheus en Lucas, daartoe aanleidmg gaven, welke in
den aanvang van hun verh&al.der levetisgefchiedenis van
Jezus , en wel de eerfte met aanhaling eener bij Jezaia
(VU; 14) aangetroffene en in later' tijd op den verwach-
ten Mesfias toegepaste plaats , zeggen , dat Jezus zon*
der toedoen eens roenfchelijken vaders , op eene buitenge-
OVER DB BENAMING GODS ZOON* 555
wóne wQze, dwir den H. Qees^ en de- kracht des Ah
lerhoogfien^ geteeld is» waarbij nog door Lucas* de
woorden van den, Maria deze wcmderbare gebeurtenis
vooraf verkondigenden , Engel gevoegd worden : ,, Daarom
„ ook het heilige, ^ dat uit u geboren zal worden, zal
„Gods Zoon genoemd worden.^ Vergeefis heeft men, door
het wonderbare dezes verhaals verrast, tegen de echt-
heid der beide eerfte hoofdiftukken van Mattheus tw^
•felfaigen opgeworpen , en ten aanzien des Evangelies van
Lucas de bedenking willen doen gelden , dat het toet op-
zigt tot^z^ne inleidende verhalen geené volkomene ze-
kerheid verleende, omdat het met het (niet kanonieke)
Evangelie van Marcion overeenftemde , en dit het begin
:des Evangelies van Lucas niet gehad bad: vniat gene
twyfelingen werden door de beste Griekfche^ handfchrif-
ten en derzelver vertalingen opgeheven , en deze beden-
king verliest daardoor alle kracht, dat het Evangelie van
Marcion voor niets anders , dan een verminkt Evangelie
van Lucas, kan gehouden worden. Vraagt men der-
halve ilechts daarnaar, of in het N. V. waarl^k van
eene wonderbare gaieratie van Jezus gefproken wordt;
of Jezus daar, waar dit vermeld wordt, in eenen natuut<*
lljk^ zin Gods Zoon wordt genoemd, in tegenftelling
van eenen natuurlijken menfchenzoon , - zoo moet deze
vraag met „ja" beantwoord worden.
Doch het is eene andere vraag , wanneer men de zaak
zelve en hace geloofwaardigheid wil onderzoeken} en
wQ hebben van dezelve hier flechts in zoo verre te g^
wagen , als het op de w|jze , hoe de Christenprediker
bet B^belfche verhaal van deze woüdergebeurtenis be-
handelt, eenigen invloed heeft*. Wg^ weten, dat, reeds
tegen het einde der eerfte eeuw, de Gnostiek Ceriathus,
die in Klein-Azië als leeraar optrad, van Jezus zeide,
dat hq even als ieder ander mensch voortgebragt was;
desgelijks, dat de Joodsch-Christelijke aanhang der Ebio^
niten in Palestina de bovennatuurlöke generatie en ge-
boorte van Jezus niet aannam,, maar hem voor eeneii
zoon van Jozef en Maria verklaarde. Waaruit wiü be*^
55^ VBRHANDEUNG
fluiten» dat de .omlfaumdie of t«0ds befhaode m^auog
omtrenit eenen wonderbaren oQifprong v^xi Jq&jds ^mip-
3]A8 algemeene toisfteniming vpod , fcboon wq :Ook op
èet gevoelen vtn dten Gnostiek ]K>ch dier bevoorooc-
deelden veel prqs kunnen (lellen. Maar dit ^eker ve;i:-
dient in aanmerking genomen te worden, dat» beiaal ve
het boven aangeduidjs verhaal van Mattheus en l<uois ,
van zulken . boYennatuttr]j||ken oorfprong van Jeaus in
het ganfqhe ,N# V. ^verder geen gewag wordt gemadit.
Jezus zelf, wanneer hq van zijne verfchijning op aarde
ipreekt , z^ , dat bq ^ van den Vader gekomen is^
^jdoor den Vader gezonden , van den hemel neéigedaald;"
doch nergens noemt hij God, in een* phjfifchcn zin 9^
nen vader. Zijne moeder, Maiia, .welke. te zamen met
Jozef den twaalfjarigen knaap Jezus in den tempel te Je-
ruzalem vond, zegt tot hem: ,,.Uw vader en ik hebbes
„u met. fmart gezocht/' Het volk noemt hem een'ioon
Jozefs. Geen der Apostelen , Mattheias uitgezonderd,
-gedenkt de.ganfche zaak, die toch der vermekHnge wel
.waardig vms . geweest* Wanneer .Paulus van den jaard-
iidien . oorfprong van Jezus (preekt, zoo zegt hy,'dat
hy ' HQ»r het vleesch van David afftaat." Bij iifit ftü^
«w^jgen der b|j dezelve jbelanghebfaenden , van esnezaak,
^ op zicbzelve onbegsgpelöfc is, behoeft men zich
waarlQk niet te verwobderen, wanneer vüè^ zwai^dd
gemaakt hd>ben en nog maken^ dezelve als eene gebeurde
aaak aan te nemen 9 maar zich iveeleer voor gcr^tigd
h0uden, het gekx>f ^aan dezelve im het verhaal daarvan
als.'\4e :vcucbt der Jiooge J^ewondedng jte: befehouwen,
-volgens welke ioen in zijne befcfaavii^ nog JBet!>veKre g^
vocdeid jro}k den vprbevenften ztpiei; itijdgenooten ^en den
grootlien z^jaef .weldoepers niet beter, dan door .fM
aannemen .. e^er onmiddelbare afflamming van «God,
meende te.jcuonen «ereni} ^gelijk trouwens ideigefchiedr-
kundige oi^levmdng(|n^ider:alQUdhddt geno^zamê bf|wg^
zen opleveren 4 dat sméa Cbortgelyke . omA&ndigheden
fooscgelgks heÜe tplaats gegrqien. Dat de:beAichtaaem*
fte en fcbranderfte Godgeleerden van onzen t^ (b. v«
OVER DB BBNAMING GODS ZOON. 55?
Schmidc , Hoikey Ammon) hiervoor uitkwamen en uit-
komen mogten, is buiten tegenfpraak een teeken van
desselfs vergevorderde befchaving, en vandeverkregene,
belangrijke overtuiging , dat de waardigheid van onzen
Heiland en de groocbeerlQkheid van 'z^n werk en rtt-
dienfte van deze zyner bovennatuuriijke telingen geboorte
geheel niet afhangt , en dit . «gne: hooge veréerenawaaiv
d^eid op gansch andere ^ onbewegd^é 'gronden beruslw
Het.beftaan van Jezus, den verhevietaftenwddoenerder
Qioifcben ^ ia Gods werk* God had' a^Qne vtrfeiHJiltog
voorbereid,, door de verdekte lioOp öp eenen redder en
beilainbreDger; Hij had de beboefteiaaa- eenen'zoodunK
gen in 's meofchen borst opgewekt en onderhouden;
Toen deze geboren werd, toen zich z^vmeoTeheü^
beftaan langzamerhand ontwikkdde , z^e ediele g!eaard*
heid aan den dag kwam en de volheid der iI^beiDtlronende
Godskracbt zich uitbreidde, Hoegen z^ej broederen de
blikken van hem op den hemd en zeiden: ^ De knicbt
^ des Alla4tóog(len heeft bem-gevormd?'^ Jod XXXm:
^},.De gócsé Gods huft ^^ gemaakP-^ en^ ddem d(Ê$
Almitpig^n hcrft mij het leven gegeven ^
(^He$ yaryolg en fint hierna^^
BEN BN ANDftB Ö^R OB CH0t«BA.
D.
^e Ghelera^ die ftdert eenlgen t^d , dok fif óns we^
relddeel, onder de menschheid fbhrikf en verderf begint
te ven^ttildéii, en^over geheet ^ Europa l«aritKk>]'diaidig^
bied^eigt uil te breiden, ia nog vtr üif vttn gienoegfeaatt
bQ)db geneeskundigen 'bekeiid te zijn, om ereenk iviél^e^
(raHonde"^ héAanA€Bsi%^^ die zich doör h«^e gunft^ ge^
volge&' Van de tot hiertoe beproefde onderfchetdt ; ofi
te feunneir toèpasfen. Integendeel foopen de berigten
over haren oorfprong, bare wQze van" ontftaan , bate
toevallen, de behandeling enz. evenzeeif ultee», üls^de
onderfcheidene namen oneigenl^k zQn, waanü^ite' lï^en
5S8 BEN £1« ANDER OVER DE CHOLERA.
dezen geefel des menschdoms heeft wUle» ^ aamiuidên.
XóKépêk toch , van ^oa^ afgeleid , is eene ziekte , die zich
door braktng en ontlasting vtagA kenmerkt; bQ dac
ziekte echter is de uitftordng vtfn gal in de darmbuis
vedeer geheel belemmerd, en worden* er witte en hel-
dere vochten uitgeworpen; De naam vaA Cholera nnkr^
hui is echter nog oneigènl^'ker: Cholera is zoo «wel 4^
morbus tm fi^fiantiyum^ en niet , gelQk in No. np,
bl. 689 van-den JCumt^^ en Let^ri^ode gezegd wordt ^ een
adjecthum. x^P» komt' reecte bij hippocratss
(de Bpid. Lib. IV. Sect. 7. No. lo.) en bij cel 8 0S
(Lib. IV. Cap. ii.) als zelfAandig naamwoord voor.
Maar verder (ibid. No. 70) gebruikt hippocrates
óbk tiet adjectiyum %dA«piJc« met ^«(«», hetwelk wQ,
fflisfchieh door <;ene druk- of fcfar^flSsut, vertaald vinden
dodr Cholera ^morbus. Veell^ mogen w^j hier wel de
aanleiding tot dezen oneigenlijken naam zoeken. Wil
men dus den naam morbus blqven behouden, dan fcbrQ-
ve • men Cholericus morbus ; niet Cholera morbus ,
nóch Chokrus morbus , gelijk op de aangehaalde plaats
in den 2^^//^r^o^ geleerd wordt. Maar ook over de
uitTpraak van x^^P» heerscht nog geen gelQk gevoelen.
Sommigen laten den klemtoon op o, anderen op § val»
len. Dezen beroepen zich op de ^fl^ding van ;^oAi), en
gebruiken de arfis of den accentus voor eene lange
voetmaat j genen lezen, gelQk alle woorden op p«, ook
hier de e kort , en flaan minder acht op de verheffing ai
arfis. Zonderling is echter de verklaring van' eenen ge-
neesheer, die, met zichzdven mgenomen, getuigde,
veel aan het Grieksch te hebben gedaan, en beweerde»
dat men in het Grieksch x«A^P«> ^^^^^^ ^ het Laf^'n
Cholera lezen moest. — Maar hoe dan in het Hol^
landsch, in het Fnmsch, Engelsch, Duitsch, Rus-
fisch enz. ? — Hoe dit ook zq , voor dezulken , die
aan den naam veel waarde hechten en zich met x^p»
niet kunnen vereenigen , meenen wi|j dien van ix^xsp» te
mogen aanbevelen.
Aangaande den oorfprong der ziekte verwondert het
£&M EN ANDEA. OVER Ü£ OHOLBRA. 559
ons » hQ fommige Schuivers aangeteekend te vinden , dat
DS L t o N , in z|jne Foyagc aux Indcs orieraaUs , Amft.
1689, reeds deze Oostindifcbe Cholera befchreven zou.
hebben* Dit is echter zoo niet. BI. 300 vermeldt bq
' die akkre » welke de Indianen Mordechi noemen , waar-
van bü^ de teekenen aldus opgeeft: n Ses fignes Tont
W grande altécation, douleur de tête, inquiétude, fièvre^
n délire, flux de ventre et vomisfement; h pouh est
yyfort et ipégal^ les urines rouges ou blasschesy mais
,, taufours elaires '* enz. B^ de Cholera. , daarentegen ,
is de utine-aflcheiding ondeidrukt; terwgl di^ Mordechi
zich noch door hevige krampen in den buik,. noch der
ledematen , gel(jk de Chohra 9 kenmerkt» Dat beide ziek*
ten van elkander verfchillen, blqkt ook nog uit tle j^o-
jage aux.lndes orientahs et è la CMnedfpi^s 1774
jusqu*en 1781 van sonnerat. Hier lezen wQ ^ pag.
200 en verv. , een goed beeld der Cholera ; waarna hö
van de ziekte Mordechi (in ^^^ Frmsch mort de chien,
omdat Mordechi 9 van het Perzisch afgeleid 9 ^^^fi,
vermoorden beteekent) in onderfcheiding. der Cholera
fpreekt , terwyl hij dezelve enkel aan onderdrukte huid-
uitwafeming, het flapen m de opene lucht enz. toe'
fchryft.
Misfchien is het niet geheel vreemd aan de waarheid,
aan te nemen , dat de van ouds genaamde Cholera , reeds door
HippocRATBsencELSusopde boven aangehaalde
plaatfen en door zAcuTUSLusiT^NUs,ensYDEN-
HAM in z^ne Opera ^ als epidemifche ziekte befchreven,
van denzelfden aard is als die gene, welke tusfcheü en
by de keerkringen in de laatfte jaren, het zy fporadisch
of epidemisch 9 geheerscht heeft, en aldaar, door onbe-
kende oorzaken, een befmettelqk vermogen heeft verkre-
gen , waardoor z^ zich, eenigzins gewgzigd, maar heviger,
verder en ook naar Europa heeft kunnen verfprdden. .
Maar ook met betrekking tot de voorbefehikkende en
gelegenheidgevende oorzaken zoo min , als over de al of
niet befmettelijkheid dezer ziekte , fchijnt het pleit by
fommige geneeskundigen volkomen beflecht te z^n. Zoe-
5ÖÓ'
E£N EN ANOBR. oVCR^Dft CHOLERA*
keè '^aiea de voörbefcMltdieid todi b^ de 20odJaiig«& ,
dk'ika eehe baitenf^t^rige leef^ffzev aan ttiisbraik vui
geé^r^e drkhken fthtÜdig üidcéflr^^ of zioh <loor iofpan*
nitigen rrka de ziel of h^t ligch^tA, door waken enr.
uitptttten ,^ of zkh bovéfa neérdrdckende sieUaandoeixiii»
gëhV ah vrees voor 'beflnetcing-, komnar, verdriet^ Hief
kintneh ^ veAeBÜn'^ en die eeiie weldadigtei c^ruimdbeid
dè^ iid% én het vertrouwen op eéhé worgende Voonrie*
£ipeid dtttl>èim; zim fommigen wederotii jon^ kinde-
rcSi ctivroüweüttieeT veifchoond, dan ondeie van ja-
itift^éË mimnén; de emring van andere fdiynt, op
lii^' bè6rt; té leereny ^t de vatbaarheid voor de
ÓM>krn\^ zonder deze oorisafeen^ m aanmeiking te ne*
ffieh, bi} 'kkideréti' van 4 tot 15 jaren' geringer is dan
bS^ vóhinsfenen , en^ dat vatt' de tfj tot 45 Jaren de
vèttbaarHdd bet grootfte is, doch de flerfretoeneenu ,
htie oüdéir dé lifder is. Dit. wordt althans bewesen
dó'rii'''de- vólgendir tafel van een Giip/^o^ziekenhüis te
X^>7^Wtf, ai Nov. i;i; opgemaakt,, waaiiniich toen
4^^^** rieken- bevöildcn r
I^BJEFTIJO.
GBNB-
ZBN.
bidneb
24 aren.
GESTORVEN
Dl *4 oren.
i
Ztmeo.
totaA
cenea cd
|[elUt*e>
BCO.
v«n:4(tQt ijjven
• 13
3
7
. ÏO
«3
*5 — %5-r
71
5
1»
»7
88
ftS — 35 —
57
11 .
as
34
9'
■ 38-- — 45) —
: 45
ï5
ap
44
89
4<S>— 55.—
ao
17
. 18
35
r 55
55 — 65-
9
ai
13
34
43
65.-80-
4
7
5
1*
16
TÓTAAt
ai9'
TOTAAL
186
405
Dokrh o6k ttlet- de bebordeding der opwdckrade of
gëiegenhéidgèVende oorzaken is het niet veel beter ge-
EBN EN ANDKR OVBA DE CHOLBRA» 561
legen. Zij , die de befmettelijkheid niet aannemen en de
ziekte fa de wtmiere luchdlrekdn hebben draa^peiaoiiien ,
fchrQveii haar aan het gebruik van ved eo flechc voiedfely
bedorven rQst , onrQpe vruchten » aan den invloed van
eene zekere fmetftof in den dampkring, aan groote hitte ,
aan onderdrukte huiduitvimfeming en d^g« toe , waardoor
zQ nu eens fporadisch , dan epidemisch zou heerfcben V
en z|] fchijnen niet te éedenkén , dat » wanneer ook dtzt
oorzaken eene doodelijke Cholera vermogen voort te bren-
gen , dit nog geenszins tegen het beftaan eener fmetftof
fpreekt,. die,-in het bloed óf de afgefcheidene vochten
voorhadden , eenen gezonden mensch befinetten kan* Die
deze ziekte in het Rusfifche rqk hebben waargenomen,
zijn dan ook veelal , door de noodlottige gevolgen , die
hun het vroeger gevoelen van niet-befmettlijkheid berok-
kend heeft , en waardoor vele beproefde voorbehoedmid^
delen,, quarantaines, befookingen en derg. verzuimden
nagelat^ , , ja zelfs verboden werden , genoeg yan hunne
dwaze meening overtuigd geworden; en het. is ., ter; liefje
der menschheid, te hopen, dat zq eerjang door allen.,
die aan de waarheid daarvan nog twgfelen m(^en^
hierin worden nagevolgd, tot bevorderhig waarvan ongé^
tw^jfeld ook zal moeten ftrekken , dat men , b^ de
eerde verfchijning der ziekte op eene plaats , de vri^zt
van overbrenging naauwkeurig gadefla en de verfprei*
ding der ziekte als op den voet volge , hetgeen aït^a"
gemakkelijker zal wezen, dan wanneer er reeds vele meii*
ichen te gel^k door zyn aangetast en de ziekte voor. epi-
demisch doorgaat,
(^Het venmlg en jtot hierna.^
MENGfiLW. 1831. NO. II. R
■ r ■■ ■ . ^ ■ ' . ■ ^ ^ .
. :. • . \ 'HBO» IfeiBOUD ^tM» ki^WBLLflM».
. ,. ,. P^or
• " C. W WE«TER«ntil»
^ l^eefiisr.k^'de Remm^firanMh^Gürrfarmeerdè Gemeente ie
\ ' MATtk. Vliri 25*. ^ypzuszeïde
tot zijne leerlingen: Wat zift
^ gij vreesochtigi, gij kkkgeliHh
vigenJ
Ni.
I.iec 9ionder goed^ reden eerbiedige en roemt men nog he-
den, als wijs en edel, faec gedrag van dt Romeinfehe Raads»
beerea , dié, na de beruchte néderiang hunner legerbendeA
hti CanM , veroorzatkt door de onvoorzfgelg. en Termeief.
%eld va[n één- ^htmiier ^eidheeren , toen d« .^ërflfekttnllM en
wftdhodp des Reméit^f^Mt Velk« .sno groot wMn , ^lait tOMi
H(it«iic)i4iA£ 4n8ldm aroor ée tanxben vm ikame ^v^rwncbw ^
^ti z^Khoi Anfbün ¥efld|iet5r^ «tn ihec bMfid vtn lm
«lunpy^lig .ronterfobot z^ts gi^8i|geti Jiej[ers terügke^nde, niet
•men met e^b$]vij;&e9 t^^einoet giugen, jQftV'Qpk pJegifg
bedankten, em(^at hif aan Mt tefymd des Vaderlands niet
gewanhoopt^ noch het aan zijn jammerht óvergetaten » maar\
ioór hét yerzamelen zijner yerffro&ide benden , geroüftd ha/t^
dat het nog léonde gered i»ofden. ^ f)ns werd die Staaf, ni
fle gednefatfté ramp, behouden, wiens liurgers, na eenè
kortftondige vertwijfeling, meer ware grootheid -en nede^flM
Imcht betoonden , dan dikwerf, als z\j , door de overwin-
ning geleid, bun Kapitool regeVierend beUommen. Het is
moed , ftandvastige mannenmoed , welke door tegenbedea
beproefd moet worden, en, na geduchte flagen, meest kan
ibhitteren. Het is moed, welke, naar mate hfl meer groot»
held van. ziel vereischt , des te eerwaardiger en JuisterrQker
wordt* Het is moed , in kommerlQke tijden , welke den w^ze
kenmerkt , den burger vereert , den held verhoogt , en het
eenigfte redmiddel is ^ om gevaren af te keeren, rampen telenii
gen en alles te behouden. Moedeloosheid, integendeel» ia als|M
LEERREDE;. 5^3
een vernedereoil bewig« van eenen overheerden geest, van
eoiv be^mai^^ ban ,. §e^n^ deugd en zwakke godavr acht.
Z|| .ODieeit d^a a^c$d^ ia oteerderie .of mind^e mace, vooral
lIcQ rnaüy die bfiar .biyken doec^ en a^aakc hec verderf ge-
ms, dac andere aog ce keeren was. Gelijk z|j alle foorcen
van ellenden verhaast, zoo maakt zq die ook veel gedachter,
en waar zQ ook den mensch of den burger moge aangr^-
ptep, den Chriscen. behoorde zj{j nimmer ce overmeesteren |
waoc zij is zoo (Irydig met de vaste beginfelen van z^ne
Godsdienst, als jzzus haar, in onze tekstwoorden , bq
^ttiie leedltigen, fchoon 4oor gedachte gevaren bedreigd^
ernstig ce keer gaac en beftrafc. Zy bevonden zich , name«
}litk, met Hemt ^n een Ueia ytmrtu^g, op de zee yan 7ï^#«
rioh OU was wel flechcs een meer, of binnenzee, maar
door booge rocabergen omringd , en . das atn onve^hoedfche
n hevige ilormen bloocgefield. Thans werd zy zoo hevig
bodookt t dac bet woeden en hmllen des onftttimigen ele-
snentt weldra den angst der leerlingen » fcboon bevarene (Ut
Ueiian gewone seelicden en visfcbers , xen top deed.^ijgea;
wMïït ,de golven overdekten het fcheepje , en vutden het
ibhkr geheel, zoodat alles eeoeii onvermydeiyk^n dood
4ieigdc» Hf t verhaal van een. der £vangeUsteii zege toch
oitdrokkel^s mif warm in nootU Alvorens bad jzzus, alle
sórgen wentelende op z^nen Hiemelfcfasn Vader, van arbeid. en
waken afgemat, zich ter rosse begeven, die. uy^by.deo toen
oog (lillen gang van het vaartoig , gemakkelijk vond. Ooch, q«
het onweder zoo geweldig oplUk, .werd Hy.ddor.bet nood*
gefchiei Z9n«r leerlingen uit den ilaap gewekt. Het is hiykr
baar, dat zQ niet flechts vreesden voor het verfchcikkell^fc
gebnlder ^an wind en zee£n ; maar, reeda moedeloos , fchlir
aen zQ de hoop opgegeven , en flechts .gmo^^^n te hebben:
Bêeri behêed ^n$ ^wantwif vergoém. Niet zoo ;Mer tegen himne
yiry«»,ala wel cegen hoiine veNwijfeHng^ fcbym dan z^n Ml-
lyk iwrwfit gerigc te z^jn «geweeat^s l^af zift gif 9rumh$ig ,
g^^ kktêgek^fifni Vitnt vm .rree$a€iu^ De j^JDn, w^a lien
gip^vaasr ^waa^yk groot . éa dringend genoeg4 maar dit .wo«rd
aeft aieer inhetioorfpionkelUke, en. geeft te kei^ien , .d(it
«H: door jEZva voor ié^iartigtü oiHèUsfvai» war^n nmd
gtbóndea werden, >ên bun vemoaweo op Hem btee gfheel
vedof^n 'hadden, g^k.de naam van kietngsh^rigen duideiyk
te iHoaen geeft. «-^Tegen der Laziri^NoeN moedehosheiden yer?
f^lÜfeKHg fprak dan f a^u s onze cekaiwoorden oit ; «egea
R r a
'564 LEERREDE.
de ONZE, hoezeer In de droevige omftendigbedeD vtn dê%en
cijd y moet even zeer mijne rede toe u zich terzetten > we^
ker voorname inhoud ons, zoo wQ hopen, zal overeuigen,
dat wij aan het behoud onzes Fadetlandz niet mogen watnio"
pen. *- Doe Gij , Alidagtige God I ons deze waarheid zoo
gevoelen , dat wij mee de noodige kracht en moed bezield
worden , om , met Uwe hulp , het land onzer geboorte en
inwoning eenmaal behouden over ce leveren aan onze at-
komeltngen f Amen,
Gelijk JEZUS* leerlingen.» in de gefchetüeomjltndighedeny
bevreesd waren , omdat de nood boog geklommen was, zoo
Is ook onze coelhtnd , als Nederlanders ^ thans zoo ongnaüig,
dtt wU onze vrees wel gegrond mogen achten. Hoe lang en
hoe veel toch heeft ons Vaderland , in onzen leeftijd , niet
reeds geleden, eer de tegenwoordige nood die hoogte beteikt
heeft , welke ons thans doet bidden om uitkomst I Hoe vele
ftaatkundige omwentelingen hebben, in de laatlle tijden, onze
grondvesten gefchokt, en, al meer en meer, den afgrond
voor ons geopend I Reeds eene halve eeuw lang zijn wq ,
flechts met geringe tusfchenpoozen , in hardnekkige en hoogst
'kostbare oorlogen gewikkeld geweest, en, b^ herhaling,
door vreemde legers overftroomd geworden. Vijanden en dus-
genoemde vrienden hebben van het vette van onzen grond
tot walgens toe gebrast. Men heeft de ; kunst , om ons uit
te mergelen, tot eene verwenschte regelmatigheid gebragt
gehad, de bronnen van .onze welvaart, ja van geheel ons
t^delQk beftaan , grootendeels , verftopt en uitgedroogd , en
ODS tot eene ellende doen ;ünken , welke de angstvalligheid
zelve, in de dagen van onzen bloei, naauwelijks mogeljik
heeft kunnen achten.
Zoo jammerl^k verzwakt, en door fchok op fcbok. geteis-
terd, vond ons de trouwe willism de eerste, de tweede
van dien grooten naam, naast God onze tijdel^ke veriosfer.
Door z^'n wijjs en vaderijjk bewind, hoe zeer ook dojor vele
tegenfpoeden belemmerd , en. door allergeduchtfte rampen der
natuur nu en dan zeer moe^eiyk gemaakt, waren w^ naan.
weljtjks tot eenige yetademing .geltomen , of een langdurige,
afmattende en hoogst kostbare krijg , in leene onzer belang,
r^kfte bezittingen aan gene zijde vanden oceaan, putte onze
fchatkist uit, en beroofde ons van een aanzienlijk aantal
onzer . dappere verdedigers. Inderdaad, indien wij een.w^lr
gelqkend tafereel in de gefchiedenisfen vonden , dat al de
LEBRREDE. 565
flti^en en veelfoonlge ellenden vereenigde» welke, in de
laatfte vijftig jaren, nn bQ afwisreling, dan te ziiment oos
Vaderland hebben geteisterd, dan londen wQ ona een land,
dat zoo reel, in aoo korten ugd, ondergaan moest, ajs on-
herffelbaar verloren , althans als naanwelQks bewoonbaar
moeten voorfteUen. Dat het na nog faeden beftaat , en wjj ,
In den jongden t^'d , nog vele gelukkige dagen in hetzelve
hebben inogen doorbrengen, dat moeten wq, menfcheigker-
wQze, aan de onvermoeide zorgen , gematigdheid en vpor-
zigtlgheid van hem , het geëerbiedigd Hoofd onzer Regering ,
dank weten, die het flingerend roer van de reeds lang ge-
beukte en naanwelijks meer dravende kiel in (ierke vuisten
klemde, en ons de hoop deed fcheppen, om eenmaal, na de
Mrftelling von . de grootfte fchade «^ in eene gelukkige haven
geduurd te worden. Maar , zoo wisfelvallig zQn alle men-
felljke zaken, zoo ijdel alle onze voorultzigten op tqdelük geluk \ . '
'ziet, daar komt een onverwachte (tormnithet Zuiden op, di^,
met eene woede, fchler zonder voorbeeld, het reeds zwakke
en veege (laatshulkje terugflaat %n op eene der menigvuldige
banken of klippen dreigt ce vermorzelen, -- Doch laat ons
eigeoiyk fpreken , Toehoorders I De beeldfpraak , die w^
bezigden , mogt u foms de wezenlQke grootheid van het ge-
vaar« dat ons dreigt, min volledig en juist leeren kennen* Het
Is noodig, zullen wQ behouden worden, dat wg het niet
'gering achten. Wat hebben wij, federt nu bijna een geheel
jaar van infpanning en worfteling tegen onze tronwelooze
en verbitterde naburen , vernomen , dat onze hoop <^ de
handhaving van ons reeds erkende regt door de Mogendhe-
den van het zoogenoemd befchaafde werelddeel vervullen kon f
Waren, wij niet geheel aan onszelvé overgelaten, en genood*
zaakt, om alle onze natuurlgke en zedelijke krachten ter
behoudenis des Vaderlands te overfpannenf Heeft men niet
ons geduld uitgeput , ons door valfche beloften bedrogen ,
vemiden, opgeofferd en. gedwongen, om ons regt door eigene
magt van wapenen te doen gelden , wilden wQ niet het erf
'onzer Vaderen, van kracht en welvaart beroofd, aaneen
nageflacht, dat ons vervloeken zov, overlaten? Eu nu w^,
door de voorbeeldelooze koenheid van ons Bewind , door de
zelfverloochenende volharding en trouw en vaderlandsliefde oh-
'zer Landgenooten, door de dapperheid onzer Krygslieden eo Bur-
gers, grootendeels vrQ willig ten (Irijde gevlogen, ën voorge-
gaan door het beleid en den heldenmoed van des Konings wak-
tere Zonen , in weinige dagen reeds onbegrQpeUJk veel hebben
$66 LEERRfiDB.
gedaan , om onze v^anden toe een bBiyk vei'gelVK'te dwiogêv;
komen eenige gewetenlooze Staatsmannen , mee eene 'ótibe-
fchaamdheid zonder voorbeeld, den loop onzer overrHèniogen
door eede groote overmagc ter gönfte der Be^en ftoicen. Gife*
vende, verfcbrfkkeiyke wtafbeid! Ja, otts dreigen gedvcbie
gevaren, en dat wij vreezen^ it niet min nacüttrllfk, dtn bei
by JEZUS* leerlingen was, tóen zQ uitriepen: Heer^ ^kêed
ons! Zoo mogen wij -dan , met hen, wel bidden; flntr nln-
mer daarbfl voegen : Mfanr wy vergaan. HïtAh toch «bedro-
gen'zij zich. Het was moedeloosheid, bet was vertwQfeiriig,
die dezen kreet deed hoof en. Zif vergingen nief , mttr wer*
den behouden, want zij badden jezus en zQné magt ann
boord; en dit laacde maakte hunne wanhoop inderdud be-
rfspelljk. Zoo moge dan onze vrees maar al te gegrond
zijn, maar riimmer moet zQ dns töt moedeloosheid voerene
Neen, niet neér/aan^ maar opwekken moet z^ ons; want
daartoe gaf God ons het heerlijk vermogen, om vele gen*
ren , die ons dreigen , vooruit te zien , opdat zij ons niet
onverhoeds overvallen , maar wQ er ons tegen wapenen zon-
den met moed en kracht» Niets toch is op zichzelf reeds
een gedüchcer vijand, dan moedelooze véhwQfeling, en,
wa: er ook gebeure , nimmer moet men aan het bebood des
Vaderlands wanhopen , of hei is zeker verloren. Onie
Vaders deden het nimmer, en, hadden zQ het gedaan ,'zQ
zouden het Vaderland niet voor ons behouden hebben* H9t
die daar boven al de Rijken der aarde ten troon zit, dfe
hun 'een fchild en beukelaar was, die bun zoo dikwQIi
den onverwachcilen en zonderlingfien bllftand en nitredding
Ychonk , ^ Hg , die kunne God was , is ook de onze , en ,
gelijk JEZUS in de geduchtfte gevaren met de zijnen was,
zoo zal zijn Hemelfche Vader, die ook onze Vadet it, eh%
begeven noch verlaten in eeuwigheid. Wat toch heeft ons
Vaderland immer gedreigd, wat zelfs getroffen , waar H^ geene
hulp verleende, geen moedbetoon zegende, geene redding
fchonk? en, wat ons ook tegenwoordig moge aangrfmmen,
liet is nog onvergelijkbaar met dat van vtóegere dagen t
waarin Hij zijne almagt 'en goedheid altijd verheerttlkt beéfl.
Herinnert u flechts het tijdvak van onzen oortprong als Natie ,
welke zich eigenlijk van het begin der Spaanfche beróértet
dagieekent, toen de wrecde tirahnJI van eenen filips,
wiens gebied zoo uitgebreid was , dat de zon in hetzelve
nooit onderging, al, wat otis dierbaar was, met voéftèo
üitoeiite;, -« coea ^ea var<i»a<» «§n AbVAt ii^ z«lf jyU^
«ydi^ iBdfs dao iBooa brave borgeff d<^ l^uilshanden om
li#ft tevaa bragt«Q , -r t(Mit booAer4di|isimtei»' b^iiij^4 Wr
JÜMe»^ iJQch grooiendfiyili «m t^cD« berwlnaeQ., ^ ^9f^
iMKb NidêfJèwd in diristeniis ea r«hadowe d«i dooda zf^
W&i gif toatt Jidi€ in *t bang gevai^f Wie fcbool^- r^qg
Qit de taikett des doodt? He( ««s de goadenief^i^h^iijea ^
Uwen geweesc, To^bopideiat dat W9 nkf reedt io op;(0
UMJadtheid» alt N^derimukps^ vemield «vo g.ewor^i;^ Zoit-
dtffr fchaiUsc» zonder iegefi ZQpderv bondgenooc» Wjorfteld^p
fio^ onze Vadert c^fien den aiagtigftea der K^oiog^n ep
atide, dle« b^ aao^pdeadbeid, de fcbauen van Piru ea
MêxOn eA de bloem der geo^endfte krügpbeiidea cege9 bea
Mikvotcde* Ivo ^ ecfacar , oy#r«|roii ban yatce mo^d , wanc GcmI
waa me( ben» H4 fiphonk -bpn een' willek va» onAniSr»
jdi9- mee w^tbeid den grondfltg van bnn (Uatsgeboi^w leg^^,
•eo* nwn , die den aandrang der mitmoedlgen ,. om een ver-
bond mee eanig^ boicenlandfcbe Mogendbeid te fluiten^ ^s
kon beaniwoordeai ^ In vatten v^rboade, Ja, fta ik, en
j, beb bec, v^. bet aanvaard^o der verdrajue landzacen, mqt
j9 den opperften Voitt der Vocfieii gefloten, die nooift zï^ne
^ betioowe»t te lenr fteit, en, gcaritfibiyk, fen faiatHe, tk«i^e
.^ en myne v||t|iden te fcbande. zalf maken.** Ne^n, gq alle^,,
die iect van de gefchied^nit uwt Vaderlai^dt weet^. glj ]iffeet
bet ook» dat pocb menfcbelijke kncbt en !|vqtbei4y n^^
odefaDoedige opofolngen ». nocb zelft de dapp^rh^i^.van dp
vroegere roearüke bttfebermers van onz^ vaderlandfcb^n
0nwid flleen dk wonderen knnoen gefebapen bebbeo,. w^l^
de Godbeid allew fcbeppen koo. Met dezen^ bijAand fti«94^
-.zil tachtig jaren , en overwonnen, omdat zq\ voof^r^anaren*
v.ttidige zaak, mei God io oog en hart, l^ijdead^^ aan 4js
^Aideiyke oirerwitnungi Bimmet gewanhoopt en daartoe iii${t
^ge^aaté bebhea. Daarom beval Go^ ook de. krachten ^r
Matttot,, QOft beo ie redden. Toen eent hjon^e vlpo^^^
aat oogieohldli hnane veiernaamAe en bjiJAa eenigii O^kcoK ^
^fndiepteB veiTittUefi 5«a» en » te bec Jü# bezet 94inde^ verl^cm
üSbifin » e«» .00^ deavjJttcDd inet In bandea ce valleB', dpor-Jbeo-
izelve ^eirbranid^ zoa wotdeiir» r<i#« jui^ d^ &g^ een^V^K^^d
opftekeo, die^, voor een . oog^pbllk , bet wacei deiTpate ^p.
•Aatede, dac bet 4» ichenrdei.eiai,4e v<ooi beho^dear vf^fiL r-
Teen datisa bet afgematte en triafe^mgeide i«égi^(ri^
S6B LKCftaiDK*
iader'^M^MT^Ibiiaigt soa v«Ufi»t ea dtardoot gehtei
HUhné Vim hta blovc ligg», toen de«d God, door etne
loiiideriliige whidkeeriog, eetf wvtervloed opdtgea, dl6 4e
Spm^aarien v«fdMef^ £«91^ xiUgde, eo het Itnd, hoe«oer
. gfootendeelf venfaoakeii , niet verloien deed z^ia , wtoc «og
'in tiet zeifiie jiir kon men er bet vee In weiden. -«HeitoMit
11 nog een liter tQd vak, toen tXd\ Engeland^ Brmukrifk^ Keu^
'iinttkMunfiertt Etmen tegen ênt tlleen verbonden. Heedeittd*
den zQ onze gewesten onder eikender verdeeld. Drie onser Pro-
vinciétt weren » als door een* toöverOtg » fchier geheel In hnnne
/mkgt gevallen en Holland half veroverd » en dat in een t||d.
' iiip van eêne woedende partijfcbap» die tot bnrgerooriog ge-
naderdwas» terw^l overal angst en fcbrik» verwarring, wnn-
'tronwen en radeloosheid heerschten en eene gedachte zee-
nagt onze knsten bedreigde. Tom werd dezer v^endige zee-
«agt« door eene bnitengewoon langdnrige ebbe, het linden
'belet, en, fchier gelQktydig, werd de vytndige landnwgc,
vroeger door * het jjjs over onze overftroomde landen begmi-
' ftigd, nn, door een* onver wichten en fnel doorwerkenden dooi,
vin 'het Qs begeven, en tot den iftogt genoodziikt.
Mïar ik fpreek niet illeen van oude dagen. W4'3||Blve
'znchteden, nog vóór zeventien Jaren, onder Rraiêkri/ki
Tittttn ]vk. £n ook dit hebben wQ, wat ont Fméerlmd
^treft, zfive, met Gods hnip, door moed en kracht verfoio-
ken. Het ontzettendst gevaarte der dwlngelandQ ia li^*
'flort, en wQ, fchoon daarvan een gedeelte uitmakende, zf|n
-er,- fchier wonderdadig, niet onder verbryzeld. Nog nader»
faind,- xy^ WtttorMs velden, zon de dwingelind, in weerwil
'van de dipperheid onzer getrouwen , ons weder overwonnen
'%èbben, hid God niet, door meer dm ééne bQzonderlMid ,
-die wti toevallig noemen , deszelfs overmigt gefno&t. — Zoo
behoeven wQ dsn niet nair vreemde linden of veire t||deo
*vt gÉin, om ons vertrouwen op God te verfterken. Hler^
'op ' onzen vaderlandQshen grond , heeft de AUnagtige zich
'ilikwljls leeren kennen ala den Algoede tevens, fchoon Je*
|[ens een zondig Volk. Hier, in dit zelfde gebouw, ce joih
fier eere geiUcht, heeft vaak voor de redding, door flem
gefchonken , het danklied weergalmd. — Dit lUea , ASrAr-
Umionl biedt ons de ondervinding van Gods befcbemHng
aan. £n wjj zonden moedeloos worden, .— - wQ zonden
wanhopen aan onze behotidenis btf veel mindere - gevuen
^ en veel grootere hulpmiddelen , dan onze Vooronders , dan
wiï zelve, bil vroegere rampen, bezeten hebben ! Ik wil nn
ifi9
«m :nln al te bekende zakeo te lieilttleo; veelmiawtt-ifc
«4 wagen mh llaacs*. of ki^gskoadige beifieg«)ingeo oirerde
fliofeljgk<> ef omnogeigklield om mi al toe k^^eaadceberolAe'»
flen^ dac men ona dreigt , want nier alwac dreigt, irtfcr ook
één meufch; aMerminat wil Ht asQ infiaac ackteii,» om^u,
TOOT bét tegenwoordige , een gsnftig. uitxlgc op^ menfèbeiyke
tbnlp te .openen y daar ik op de ^raag s • M^ 9ai:m9^ ietygÊtHü
éie» 9imf alleen kan ancwoMiett met de bede: Fèriefig^^
jf Opd'f $¥er om het Ikhi vém uw aanfckifnt'^ssmu ditwiet
ik n toch berinneren: Het land , dac ileeds een teatpel was»
en nog heden ia , van ware godsdiesftige en bnrgert^e vtQ-
beid , — - ëëff van die weinige landen in Eufapa , dat zieb^ln
dezen' woeligen t^d heeft biy ven kenme^en door znobt voor
ofde en wet, door eendragt en waie vr^eidaliefile, door
gehechtheid aan ftaatsregel en Koning, ^ bet' land, ^bt
immer aa» de Volken der aarde het yoorbeeld gaf van alwiit
belaagf^k mag heeten voor de verlichting en be^aving-vm
den menfchellken geeat,'» het land, dat in deze dagen ^ in
weerwil van veler verbastering » nog door. zoo vele opoflEe.
ringen voor hetzelve, door zoo vele fcfaitterende blQken
van tronw, moed en liefde vereerd , en waarvoor zoo veel
beerlek bloed geilort wordt , ^ dat zoo vele edele jongelio-
gen,. kloeke mannen en waardige vroowen en moeders bevit,
eta waarin gebeele fchatten nit het diepst der bemrzea viiy.
willig vloeden voor deszelfs behoodenls,^ dat land mag
femst aan Gods befchermfng worden aanbevolen. Had HQ i
hes niet wille», behonden, HQ zon het niet immer zóoksaeh.
4lg gehandhaafd, zoo onverdiend en mild gezegend, en «vaak
zoo zonderling en blikbaar behoed hebben ;» het -motfst
dan onder zoo vele flagen , als wQ n herinnerden , reeds laiag
bezweken, onder zulk eene zwaane van jammer reeds huig
weggezonken, ev zoo niet, tot op ditzelfde oogenbük toe pin
vele voorname opzigcen, boven de meeste Volken van «ms
werelddeel, mild begvnftigd z^n geworden. Onder 'deze
vodnegcen tel ik lozondefheid dit^ dat God ons eenea^fio-
iii^g g*^« ' ^<Kir velerlei tegenfpoeden wijs geworden , etr ge»
faafd, om pal . ce itaan in de ftormen des levens, r- dié -het'
eerfte en voomaamfte verdachte van een' Vorst betitv' de
dengd oameiyk van een edel mensch,--- arbeidzaam<ennuie*>
loos zorgvuldig voor de belangen van z^n Vaderland en
Volk , waarvoor hy alles toont veil te hebben, ^gematigd en
zachtmoedig vaageest,' en meester van zQne hartstogteni —
de«iM»gaifatod« éoonctfoiri, om «e» ed^l^M ce b^tU
btm^zoo liof 'tr de mogeltiUieU toe beOtitf e», -wtm-
déze hem begeeft» «n gfooc xéU^evlooelMaiar^^-^eeii op»
reg t f^hritf ttn , - dmodi- oek een gw)ti vetecfteeder «wu wttie
verilehiiig.» vm buigeiittke eo geweKfMiKSteïdt^ wi-^eHi»
ovctige werksaamhedeo» hoe ook fewnmyi» voorti «mi vm»
cenfiehippeir en kvafteo , -^ een eerbiedig bemiooür ven mee
1^ ordei^ -^ i^eorbeéldig fecroow ia hei honden. v«n den eeé«
dtfi^aan gesworen; en , om éif alks^ nie« te dfiiden> en dam»
dei|k gehtit bQ ooee oproerige naboreiw — Zulk eenmt Ko*.
niog heeft de Voorsieni^eid xelve, door veiedei locmiift-
Uttg, Toor ons gevormd» «^ ia vale piekende omflindighe^
des loichodadig oaderfteimd , *-* cegen tUe oase yermtchiia«
geo eeamitl ca ooaer hulpe doen toelkeUen» ^ tpc hedmt lea
voor flile lagen lynar vyaadea behoed , -* boven hoon eo
laiter verheven, -* en> onder de veelvmkiigB ateacdagm^
fmanelflltke laleiirfteilinfeB en verdriecel^ke coganwerUagea
eeaer hoogac moeüalVke legerisg, naar ligchmHn eo geem
gesoad voor ons bewaard» £n , na ,soo vele oadecviiidiDgea
vaar Goda byiknd in. nog gfooieve gevaren « daa ona hcdea
bedieigen^ •*- na zalke fehicterende bikken syner belkker*
mkig' ea ulcreddiag, — nadat H^ xuik eeaea Man aan hec
hmafd oQter' caken fteide e&blökhear oaderfteaode, loodea
«t 'ttog angatvalüg wegsinkea » en b^ tikea aieoffeq ca*
geórpoed» moedeloaa, hec Vaderland weldia verloren ack-
lenl Toehoorders I ia da« manaeiyk^ h het Chrlacel«k, .ia
hec hl den geeat ooser Vaderen> die» lo< den jare Ml^a, loaa
attia reddelooa fcbeea» den» geduchte» loB'BWQiK dkni XIV
voor yim/hrdam nog 2onden< gekeesd hebben, aoo hQ niec
eeaéBT gevlodefi watet Is niet allea^ vrat naar moedehiDsheM
s«seemc ^ ondankbaarheid voor deo soo dikwijls genoteo M|»
flaad vanr den Almaftigef r la das heft vertroawen op Goé»
dkx ceaeiK kavid nimmer begaf» celfir niec^ loeaMj ^oar
zl)nex» eigea zooa x^ae hoofdftad moeaa oaavlagien ^ «m haar
dapper ie hemaaien ^ «t-r- dsia]>tAN]aL bybkfef, toear Ml», ia
vearec halMngfehap y x>ok het gntiii' vta zJöa Vaderkmdbleef lie£^
hebben , ia.' de /hoop op deseelft hmfteUhigy <^da^ j es v a «<ig
Meda at hec mogeiëke deed beproeiren-^ om Jeruzmkms ver^
tioeaciRg «e keesev? -Is dat hët venroaweir op den Hemel»
feheo Vader, dsa HQ oika leerde^ -» da moed , wasamcdk
Hij den kraisdeod tegemsad^ — de volkardiag in her goede
ea «Iele» Mr deir ga^ddigden cegeaélaad, ea met Coig/êtkt
voor zich? Nederlanders ! dat wi toch beioonen, Cbristenea
LUftUflW* 571
le^tVv» en iilec»^b« «tk« oofnftlBt c94iag, boreai.^Di
fM, ilfdf ef geeni» hoop neer wtceli Sr hanofni ^ znUts
Ofiii miflfchieo, oog irele odgnnft^e iierigcea ter ooreko^
tteft » fdoder dtc onze ctak dtarom Terlores is« Dic oognii*
M^ bebbea wti vtn den tegenwoordigen coeOaad der ttk«v«
nit en dtn» te verwaclicen, en wQ doen wéin fllc.w^ ^ ooe
op ▼oofbefeidea; nnnri wtt er ook ipebevre, er zon nog
▼cel» zeer veel aoeten gebenre^ oer die zeken reddelooe
zonden zQn. De vQtnd vlngt reeds lUerwegen vooro«sezegei>
vleiende wtpeneo; en z^ne nedetielpers, indien deie bwi«-
nen ünva) tégen oof dorven doorzetten , Indleni z$ niet qi^
deiHog door wantrouwen Terward wotfdeiit indien» heleaii^
onae oirerwinnende helden tot biaoen onze grenzen moei teo
teragfeeeren^C^^-dan ftei ik tocb taat» dat onze betoonde moeé
en kracht ons» b^ nienwe onderhandelingen» voeedeelig zfl|«
len zQn , *-< dit wQ ona g^oed en bloed niet geheel vergieeCl
znUao 9éfffÊd bebbte, <*- dac GoA onze tiMw zal veigekieniif
en 4at men het énregt niet 3»o ?eiM» zat ArrvM dsftven,, vm
ona «^ nienw tot verttederende en^ ?eideffeiyke vogtwaafo
den' van fchoiding (e dwingen; dan bMjft he« nog zefce^»
dat wtf^ voof hec oog van heel de wereld « door gloiieai^
wapcnMtén onze eer gered, onze zedèlüke kracht verdnb^
beid €» onaen^ vfand verlamd hebben » -^ dat dgasteer ona
ontzag gehandhaafd» de verzoening van onzen defpenaai
Kroonprinf , onzen toekomftigen Koniog»' met geheel de Ra^'
cle beertyk gefloten ia ^ en dat w9, In allen gevalie» diar
IMandel^k znüen vergaap
Welaai dan » Landgenooten 1 moed gebonden en niet vee»
faagd. Geene klagten of taaaen kwmen het Vaderland ledp^
detk Maar bkideii» veruonwend bidden tot Hem« dia out
Dhnver begaf» die ona dit land toevertrouwt aU een heU%«>:
dom van wet en regt^ van waarheid efi CfariueBdom» dto
o«a aUea» allea ^oe» medewerken een goede f ^4 gHiJb
oiii kracht; maar Gods mogendheden na te gaan en diOikba^
ce' veiheerHiken Hi de gefchiedeoia oneer Vadermi en va«
ona eigen levea^ daf geefb ent yertronwen ea fterkie» maasi
bedaarden moed te- toonen in het baiiien der gevaren » te
óMi moed alzeo mede to deelen aan attawr die ona odMi^r
gcM» éhf doet ona« in alle omftanAgfaeden, de beate ihaatraif
gaten oemeif voor ons en de oafzen, al. gui^ ook het Vadei^
hdtê vérioren. Maar hec stal niet verhineri gaaAr, zoio waar^
(^) Dit zeide ik óp den 14 AagnataÉ 1.1.
S72 ^ LESRRBM.
aehtfg tls God leeft , wanneer bQ dU alles een geirpmw ea
yverig n'^itfif gevoegd worde, evenredig aan den ijver onter
vQanden ce onze verdervè. Dan hebben wl) nog een legër
en eene vloot. Dan knnnen wy hnn des noods, al waren bet ook
Branfchen , middelen van cegenweer doen gevoelen , die zf
niet kunnen gebroiken, vestingen, rivieren, moeraafen»
finalle we^en en gedncbte overftroomingen* Dan snllen
wiij, met God, zegepralen. IVIaar dit werken (lalt veel in
zicb. Het moet fpoedig, vaardig en fchier rusteloos gefchie-
den, niet naar eigen willekeur, maar naar den Koninklijken
regel , die alleen tot een goed einde kan leiden ; maar met
volharding , al valt het foms ook zuur en bang ; maar met
zelfverloochening, zoo als vele edele jongelingen en min*
nen ons voorgingen; maar dat voorbeeld moet, zoo het ver-
eischt wordt, nog veel algemeener gevolgd wcvden. Een
ieder , die kan , moet willen , zal men niet de vernederende
vraag moeten verduwen : Zijn uwe broeden ten Jh^ie geto^
gim , en zijt gij thuis gebleven f Hebt gif het bloed van zoo
vele getrouwen en dapperen ongewroken gelaten f Hebt gif
altêo de vreet he^n vergrooten ^ dat het nuttehot aal ver-
goten zffmP Neen , Lahdgenoocen 1 die fmet moet olet kle-
ven op Iemand, die zeggen durft, dat hjj den Koning en
het Viderland liefheeft. Wat zonden wQ toch, na dei-
zelfs val, anders te wachten hebben, dan op zQo best een
fehandelQk leven, vol verdriet en ellende, dan diepe ver*
nedering, armoole en flavemy? Zulk een leven moet hec
onze niet worden» Doch wie, o^wat zon dit keeren bQ
veler ftaége moedeloosheid? Deze zon het wrakke vaar-
tuig , waarin wQ geflingerd worden , aan de woede der ele-
menten overgeven; want zij zou onze nog overige krachten
rooven en een verraad zijn tegen de nakomelingfchap. —
Om dit niet te plegen, moeten wQ ook werken met ons
geldelijk vermogen i hQ vooral, die niet anders werken kan.
Van h*oe verbazend veel belang dit is, om het fchlp van
flaat te behouden, behoeft geene unw^zing. Daartoe moe-
ten thans offers, groote offers gebragt worden, gelijk vèi^
edelen ons daarin blijven voorgaan. Ja, ook dit voof^
beeld moet algemeen gevolgd worden,, of w|j verraden
die edelen, die op onze navolging rekenen, en verede-
len hunne bedoeling. Een ieder kan iets offeren op het
altaar des Vadertands; hif kan, ten minde, het zQne
doen ter verpleging van de vrouwen en kinderen van ten
LBBRRÈDE* , 573
ttï0d getrokken mannen en viders , en ter verpleging vin den
gewonden » mtar onverwonnen krtigMnan. Met ^ene beuzeling is
de saftk #el niet te redden; doch waar ieder mingegoede
B$n penningsken offert, waar ook de dienstbare, ten dank
vóór de duurzaamheid van een kommerioos beftaan, iets van
het overtollige geefü , déir zijn die beuzelingen tezamen
zeer gewlgtige foramen. Maar de meesten , veire de mees-
ten van u zUn tot aanzienlijker giften nog in (iaat. ZU hefteden
die dagelijks voor hunne weelde. Hunne kleeding , hunne
Ceraden , hunne nietigheden moeten hun althans niec meer
waardig zijn , dan de behoudenis .des Vaderlands en der Vrij*
heid,' of hunne weelde zou hen of haar brandmerken met eene
onultwischbare fchande. Wee> wee een ieder,* die nieu
wil afïïaan om alles te behouden f Met alles te willen be.
houden, ^al men alles verliezen , en als het te laat is, ioju
het klagen en kermen zoo oneindig als nutteloos zijn. Landge*
nöotent weest dan flechtsniet te vreesachtig; ver/r^tm^/, kom-
merioos en bedaard, op God^ den grooten Helper, en doet
het goede. Laat u geene moeite te groot , geen offer* ie
kostbaar, geene rust te zacht, geen genot te liefelijk, geene
weelde te vleiend zQn, om haar aan het Vaderland te fchen*
ken. Ja , het Vaderland eischt die offers met dringend ge»
zag, op dit oogenbiik vooral.; en hoe het vervolgens ook
moge'afloopen, het behoeft, het zal nog lang zeer veel
behoeven. Nog veel meerdere inkrimping van kostbare ver»
maken, van uitheemfche kleederpracht, van thans ongeoor-
looide weelde , nog magtiger infpanning van onze ligchaams-
en zielsvermogens tot meerdere werkzaamheid eischt desr
zelfs behoudenis. En wordt die eisch overal regt verdaan
en gehoorzaamd, dan zal bet nogmaals behouden» en mis-
fchien gelukkig overgeleverd worden aan uwe kinderen , di^
abdan uwe asch zuUeS zegenen , en anden hun leven ver-
wenfchen, in een land, door hunne' ouden blootgegeven
aan barbaren en rooversl
j,«Welk een moed [zegt de Abt ratnal, een Fransch
Geleerde, tot ons] kan men niet verwachten van een Volk,
dat tot zichzelven kan zeggen: De .grond, dien ik bewoon,
heb ik z^^. vruchtbaar gemaakt; ik ben het, die hem ver-
üerd, die hem gefchapen heb. D^zt geduchte zee, welke
onze velden bedekte, breekt tegen de d^ken, met welke
ik haar beteugelde. Deze lucht» weleer door ftifitaande wa*
teren met pestdampen bezwangerd, heb ik gezuiverd. Door
mif rusten prachtige fteden op het ilijk , dat de oceaan aan-
Sf4 LB£A&BOS*
ffotUe» De inMrcM. die ik ungetefd, de kfoalen» di^'lk
"fegnveii teb , söa de mifim. üec tsSdmV vto tvrieve Vet-
tal beiaic oMescilia liesUtiD^eii^ die de eene mentch cleD
Mderen betwist; mtur het erfdeel, dcC /i iMiflen Uodwen
«I ütlices , heb ik aan de dementen oactoofd ^ die eeae
Btneiif wering getifitkt hadden tegen mljne woonftede; d^ck
4k ben meeiter gebleven» Hier' heb ik «ene nieuwe Aaaiiic-
IVke, eene aienwe ledel^ke orde gefbhapjsn. Welk ecae
beweegreden» om nw Vaderland lief ie hebben i*' .Welk
eene beweegreden, >( voegen w^ er Vfy ovmv» VaderlAitf
*nièt onze goederen, mei^ onze vermaken, dea nooda aec
jo» leiien ce redden \ door onzen moed te bewaren, en w^
<laét ce .wanhopen ean deaz^lfa 'behondeniBj Moge aizoo d^
Mgoedè onzen arbefd en onze oiTen davtoe zegenen , op
4ttze -ooNBoedige bedel
TAMUIEELBN VAM IUUfLAAfi>-
Het Gezellige leven.
ë;
lènê voorname deugd der Ru$f&n is dé gMvrifieii» Ueiw
'tM driiagt zeker de goedkoopheid der levenaniddeien veid
1>9; 'Mét weinig ttooelee wordt een bnisgeslH .onderbonden.
Ei^enwel z^n er ook oorden , waar dezè giMtige omfiuMBi^
HtSea geené pikatii 'hebben, eie toch de gasevrijiieid niet nda-
dét;if. Deze dgeïrfchap fdh^nt den Kut aangeboren te zgn^
gièfl^k «trooweo^ deze devgd in de ooscet^ke landen der o^
ütitVSi te htfis behoioirt , efi zeldzamer wordt; naawiatg mtn
Verder van daa^ zich Verw^dtilt.
'Dat het In eéft lütd , alwtiar men ^Sf gascvn^eid zoo. veel
prtjs tléft , niet iran génöegent der gèzeltigheid zal ^waótn*
ken , is ligt te begrepen. Deze gefaoegens ntt^ 'vn déen
«ifd', en kenmerken het 'Rusfipike volkskftrafkter op zoodanige
'Wifae, dat dezelve wel verdienen, hier nader befchomii
'te worden; "■ ' .
Van wandelen hotidt de Rus zoo weinig, ais* ergefts eea
Oosterling. Iharóm vindt men (de btfde faootöfteden ea^fe
noordwestelQke landfehappén , waar IMtfche geden beerMee,
uitgezonderd) noeh openbare Waedélplaatfen , noch colneo*,
-diè tot ttitrpannlttg en vermtfsEk 4^oor het INrtk aaogdfgti
TAFER&tLBN Yt» aUftAND. SfS
«fp»' Wmnttr de dgenmitt Rks het mu i^ «gcoéegep
Mt heMMn/y soec èü sich of ce tetecff in fde wfxnUc
«en 'stjiieB 4niorm«n .*Mfn ^eene «ndvooiÉiene rttfel ; m na «teelt
^«■n aec e«o :i^el «emiikeii komeo^ nht coa «lio imogeHüfc
te^egtsg u^orclart. - AU ik in Iwc tegin: vn mlja imbiyf ^<>^
i^Êfm de eeffte-da^Ni^ dar leote , die aldMrtopiiBC etude rm
'Mei'tegkK^ attr ^dérkodibte ^^t0^ door wondeleo tedtfe
^niitfek tegc fmleteo wilde; verwekte ilkim stN^tiieiiiil»
^ttieBdeo een ilgemeea oplten, datr «0 niet begfttpeo Ik»-
3ctoii, wtt «9 temfoo^, om 4rts een ootinn^ fai èet fanM
«ond te «loopen^ «Ivi^eir ik, gelijk «t) ^^t«ó ; toch nfect'ie
éo» «ktd. 'MIen bield 'mij voor Imnfc, en vieénde, dat Ik
'^yuo" f e^oodheld door die omwind^fi fmfgdt tt lieffteUeD^
oena geoacêiwfse, <fie bun niet weii^ ^bevreemdde «daar
xH, zicb niet welbevindende, gewoonl^ zich terftond «e
bed 'begeven. Op een*, dezer kleine togten ommoetoe mf
eens een mQner bekenden , en vroeg my , *wat ft in het
dorp, dat ik bezoeken tv4lde, te doen bad. Op ntyn ant-
woord, dat ik er niets te verrfgten , en noch iiet dnrp, noch
Iemand vttn deaselfs bewoners ooit gezien had, meende ^.b$,
jdac Ik 'derbalve derwaarts ging , om èm te alen; Ik Tone»
'kcnie :bem , dat dit mijn oogmerk oiet was, dew^iik vooraf
wei: wiet ,idaar «leca nieuws — niets, ^dat^^a» endere oailig»
^gamte «dxvpen «erfchüde, te zullen aantreffeiw j^WfdQB,
vadtojel? .v^oog hQ. «erdoc met/niaowsgierige valMirondeiiw,
sy^garmvom gaat gQ « 'dan been f* -* „ ik iga enkel ,*' xcMe
Ml:, ^t^fmx^ igzanv on 'eenige bAiveging tn de: yi#e taebt
ce mskcn^. De man* begoo hardop je iagdienyels bfi «ein-
dtiUt da fwace TSden van »i>ae wandeüngea. Meenam^ die
hflB. ^an efldtran/reeds lang. eeh aaadfei .waeob -Osan , ^am iss
gww/ zoo ims had b^ in zQn gaafiAie leven nog iHetge-
:kmd.i Binnen Itort was ^de saak door dè geheèle ftad idcÉt.
Jaaar^ tén nog ibec. neigende jaarl^nak man tt tot tm^ «ver
Ie lie i^eielCbhanwQ^r
diea. izamenbomen* in 4en buifel^o Mog ia ^zeo bfF sde
Jtafte M ^lidfag vatt alle hminè. vermaken .en «eniedn«
gen. Men vindt dit niet alleen bij voocname lieden ani^roese
Ibdeo^ maar eok ondar jde geringde landHedeoi «fn aiwte
•ichss eene bat beeft, zdl oék v ^dians op hibüigriMMbeau
dafen, een klein jpséeUëhap «oeken «e /veszaaiéleft lè» «aar
' tawiügc'n te ontbalan* 'lüe itaage «Inoenvonden i^ ivomral
sae^siel» geaeltig» cameofconften gewïjd , waair mtn , aa vol.
57(S TÜFKKBEtBII
brigten arbeid, zeer vrolQk byeen is. Niei sekten ziet
dim landelijke ktocbten, en foma ook flMakeraden» door
jonge lieden van beiderlei fekfe , nitvoeten , waarby bec wel
«ent wat niw toegaat. Het geheel eindigt gewoonliyk net
pand())el« of dans bU eenvoudige mustjk. De oudere lieden
"venaaken sich intuifchen met kaarten , of met dam- jen
fchaakipeh De beide laatlle fpelen ^yn. door geheel RuslMd
In algemeen gebruik, en worden niet alleen te huis in ie.
dige uren , maar ook in de winkels van kramen en kooplle.
^en, door den gemeenen man en door kinders op de fliaat
'^fpeeld. Dit is de reden, waarom men hier zoo vele voor*
treffelUke fchaakfpelers vindt. Dikw^ls krygt een Rm^cIü
boer zoodanige vermaardheid in den ganfchen omtrek» Ót^ de
adellijken van verre komen, om hnnne krachten met de z$*
ne te meten. Daar meeaul, even als b<j ons» zonder geld,
enkel om de eer gefpeeld wordt, «oo it het niet, g^'k liec
kaaru en dobbelfpel, verderfelijk voor den volksgeest, msar
ftrekt veelmeer tot verbetering van denzelven*
Eveneens is het bU de bemkldelde lieden In de grooteie
(leden iles r^kf b|jna algemeen de gewoohce , dat men des
-avonds gezelfchap, foms zeer talrijk gezelfchap ontvangt,
•alwaar ook vreemdelingen vr|jen toegang hebben; evenwel
wordt, te Petershurg .vooral, meer en meer de oveigang
merkbaar, die in alle gioote (teden van Eur$pé^ ptoats
heeft — de overgang van vroegere pncht en Inidrnchtigbefcl
. b9 óezt zamenkomden tot het uitkiezen van eenige. ver-
trouwde vrienden , welke den tyd met verftandige. gefpiekken
weten door te brengen, zonder toevlugt te 'nemen tot
ruwere verftrooljingen. NachtelQke zwelgpartQen en fmake*
looze* overladingen van allerlei aard, die voorheen hier zoo
geliefd waren, worden met elk jaar zddzamer^. De meer-
derheid der bevolking in de groote (leden houdt zich. echter
nog aan oude gewoonten. De rj|jke kooplieden in Petirs^
burg en Moskou b. v. hebben in hunne huizen, die voor de
paleizen der grooten niet onderdoen, verfcheidene .malen 'in
het jaar groot gezelfchap, en dagelitil^^ i< hun diich zelden
of nooit zonder gasten , zoodat men aan denzelven dikwüls
vreemdelingen uit de verst afgelegene landen b|j elkander
aantreft Ook de werkzaamte Rtts/t/eAè handelaar, die den
geheelen dag door in zQne bezigheden zich afflooft, weet
des avonds een vr^j uur voor: deze gezellige verkeeri&g te
vinden, die b|j hem tot het hoogere levensgenot behoort cd
VAN AUtLAND. 577
éat bovenal op pr^s \m»idc gefield» De ttiryke zoogenatinde
kMt der in^vonen getuifeii insgelijks van faonne neiging tot
gC9ellighetd« . Dezelve x^n geene gewone zameskomüe» in
hertüBigeUy maar beftaan nic vane en beflotene gezelfchap-
pen-r waar vrienden en bekenden eikander des avonds dage*
l^ks aien , terwijl vreemdelingen door een* der leden ingeleid
aoeten wofden, om toegang te erlangen. In dencelfflen
flnaak beeft men ce Petersburg ook vreemdelingetuit/Ms^i voer
Duêtfidien^ voor Frtmfchm^ voor Engelfchm eaz«, waar Cfb^
ner ook Rusfèu^i onder genoemde bepaling, toegelaten wofv.
den» In deze kMs hondt men zich, buiten hec tafilgeoot',
met fpelen « meest belaas 1 met kaartfpelen , besig. £vanw«l
idQb er ook betere genoegens, en (fikw]}l8 wordt de be^
fthaafile vreemdeling hier door keurige muiijk of geesttitke
goTprekken vetlnstigd. Nienwspapieren en tijdfchriften vindr
aen in de beste kJubs^ evenwel fpaarcaam en flecbt gekozetb
Ook de geleerde beeren, hoogleeraren , letterkundigen,
konOeoaara hebben hier hnnnen eigenen kM. Deze wcsdt
door de Regering en door den boogen Adel zeer In eere ge-
bonden, en vcHint zelfs eene foort van minderen Adel onder
ketL voik* Daar ecbter bet aJgemeen nog weinig (inai^ voor
kottsa en wetenlttap beeft , leven de geleerden veelal zeer
afj^ezonderd , alleen onderling met elkander verkeereode , en
kebbca ge¥olgel|pc niet veel invloeds op de groote meaifie
lier bevolking. Nogtans^ vinden ziü^c dair zQ. ia de gnftst ider
aiftBlénllfken. en in de achting der getiogefen zich' mogffü
«etb^idett^ 9eene reden tot klagen, en de meesten fchtfnen
hm ond vadetiand in het nieuwe leeda vergaten te hebben»^
On- «ezelfebappeo der grooten in de beide boofdfteden des
rftka «orden op een* anderen voet gehouden. Hier ia rtfk-
deair en Veelde, en verfijning: in zoodanige mate , dat zelfs
l^i.er; zUh over OMet vevwood^en , . die te Patffi en LottdeH
de ptWften det aaAzienlIiken beefl ieecen kennen. D^ge
jaMfsvpf rhmimt ooderftheideo- ziet inderdaad VQovdeelig
deeHiiJBeak' en-^eeden toon. Wannees de vreemde gast, op
Ml^ 9iCRoodifingfkaaft}e^ des^vonda In ^ r^*tBig..voorknt
|MB|cbli^#eboQw veffiKMI^t, vliegen de denren 4Ung# pp^«
Sen zsrewi. van t^ gegilonBeerde. bedienden,; met fakkels
Ie. de? banden». leMt den vfeemdeliag de.:breede trappen
4^. naae^de ziai van onsvangst , .alwaar men^ na aaA de
fieuvi dfla.kiiizea vofxrgelMd te z^n^, terftond een onge-
iisiwiiffi\»ünd«rbqtid-mec) de teedf aattgekomeae gasten kan
VBMOBLW; 1831. NO. 12. ' S S
5^8 tAPtKEELBll^
iinyiigen. De vertrekken, door welke men tlioo» Tan den
eenen galt naar den anderen wandelende, komt, sifo allen
zeer r^jk verfierd , en door fpiegeis van verbazende groocte,
boedanige alleen bier vervaardigd worden , ala vermenlgvQl.
dlgd« Ververfchlngen worden in overvloed door de bedienden
rondgedragen.
De voorname RMsfen toonen vooral veel pracht in hec hon-
den van eene menigte bedienden. Reeds op het voorplein
ziet de vreemdeling zich door hen omringd, In de voorka.
mer (laan ze digt aan elkander, en. begeleiden hem.naar.de
vertrekken binnen waarcs ^ om hem daar de overtollige klee-
dingftokken af te nemen , ten einde die in de voorkamer te
bewaren. Vroeger moet deze zncht , om vele bedienden ce
hebben , veel grooter zelfa geweest z|jn ; maar dezelve U
thans nog groot genoeg, wanneer men in aanmerking neemcr»
étx de meestén derzelven ledig loopen , en tien hunner 'met
meer doen, dan een enkele in Duitschiand. Zelfs in den
middellland volgt men het voorbeeld der grooten, daar een
'Rus in dezelfde betrekkingen wel vier meiden hondt , waann
een Duitfchtr in z|jn vaderland zich, gaarne ^vergenoegt, er
'flechts ééne te hebben. Maar deze ééne doet gewoonl^k
zoo ve.el als die vier te zamen, welke , zoodra het namiddag
1», niets meer verrigten; want dan hebben zig vieravond^
en liggen of zitten zq ^ tot aan flaaptQd , des zomers op den
'^skelder en des winters op den oven , welke opzettelijk tot
'deze lahge namlddagsrust ingerigt is. In EngeUsnd^ te Laadem
zelfs, ziet men gewoonUjk in de grootfte hnizen dechtt drie
of vier elgenlQke huisbedienden ; doch hier beloopt het aan.
tal by de gróofen tot v^ftig of zestig , ja over de kooderd«
Trouwens, de i^t^s fchaft zich dézelven gemafckelQk aan, daar
het allen Ifffelgenen z^Jn, die tot de landgoederen van den
'heer behoóren. Ons vindt men eenen rentmeester, eenen hol-
meester, een dozQn lakkeien, even zoo vele oppasfeii , ei-
gene bedienden voorden heer en ook voor de vronw« eveneens
voor de jonge heeren en voor de Jonge jttfVcDQwen afitondcr*
.lUk$ voorn kelderknechts , hnishondêrs, Jagen, Zwit/in\
•deurwachters, portiers, loopers, koetfien, (lalknedits , -/sc^
keytt voorrijders, koks, keukenjongens, konfiturlers, kag-
chelftokers, kamervegers, enz., om nu van de vrouwel^^e
bedienden van allerlei foort niet eens te il)reken. Het ergfle
intusfchen \t^ dat het getal dier lieden foms ontzetsend -ver-
meerdert. Want leder mansperfoon, gelQk in Asitai/ van
VAN RUSLAND. 579
zelve fpréekt, brêngc, zoodra hg in dienst treedt, zQne
▼ronw mede. De kinderen , welke uit deze huwelgken vobrt-
komen , behooren insgelgks tot liet hnis » waarin ze geboren
zijn, en big ven daar ook. Ja, dikwijs worden aanverwanten
'van de lijfeigenen , offchoon niet geheel in huis opgenomen,
coch dagen en weken in hetzelve verzorgd ; en niemand
maakt er aanmerking op« Verder vinden de goede vrienden
en bekenden der bedienden hier gewoonlgk open tafel en
meestal ook eene flaapplaats. „ Toen ik trouwde,^* ver*
celde mij een rgke Rus , „ nam ik mg vast voor , üechts
zoo velen van deze menfchen in m^n hiÜs te hebben, tls
voor mijne vrouw en mij volftrekt noodig was, en ik be-
paalde mg daarom op veertig. Maar tot m|jne groote ver-
bazing bemerkte ik, na verloop 'van drie of vier jaren, dat
dit getal bgna verdubbeld was." In andere landen zoude
zelfs de r^kfle man zich vergenoegen, drie of vier van deze
foort van lieden ter oppasGng bij den disch te hebben; maar
in Ruslani moet, bg elk gastmaal van veertig of vgftig per^
fonen, achter eiken Koel een bediende ftaan, zoo het geheel
niet een bekrompen aanzien zal hebben. Voorheen was het
gewoonte , en is het nog op de buitenplaatfen van fommige
aanzienleken , in elk der talrfike vertrekken afzonderlek
eenen oppasfer te houden , en aan deszelfs ingang nog een
of twee knapen te Hellen, om hen te laten verrigten, wat
men thans meer algemeen met het trekken aan de fchel doet.
Wanneer b. v. zijne Doorluchtigheid in de verften zgner ver-
trekken eenig bevel geliefde te geven , zoo liep het beveU
woord van kamer tot kamer en van deur tot deur , tot dat
het eindeiyk'den laatften oppasfer bereikte , die dan het ver-
langde haalde, waarop dit dan ook weder door hapden van
even zoo veel perfonen aan den Gafudar^ of genadigen Heer,
geraakte. Eene Poolfche Gravin verhaalde mg, dat, als zg
eeris bg den Graaf orloff wegens zaken een bezoek
móest afleggen , de Graaf onder het gefprek den aan de
deur ^ fiaanden bediende beval , een glas water ' te bren- .
gen. De dienaar had naauwetijks zich omgekeerd, om met
zijneA nabuur te Q)reken , of ^ hg véïfcheen reeds weder op
zQnen post. Daar verliep een half uur , en het glas water
kwam nog niet. De Graaf, door den dorst gekweld, mpest
zQn bevel herhalen , en zeide tot de Gravin : „ GQ ziet »
welk* een arm man ik ben t In dit huis alleen heb ik over
de boaderd.en-twintig bedienden , en wanneer ik een glas
S s 3
S8o TAFE&e£LEN
wicer wil hebben » km ik het niet bekoipen/* Oe Gnvin
lachte om den armen man. en meende, dtt hy» zoo b^' een
goed deel armer ware en flechts één of twee bedienden ko»
houden « wel beter bediend zou worden. De Gravin orloff»
dieni dochter, welke het ganfche vermogen van haren vader
beeft geërfd, houdt, zegt mep, In haar paleis te Mêsint
achthonderd bedienden, en voor dezen uirijken üoet een et-
gen ziekenhuis.
Benevens deze legers van bedienden ymoontn RusloMds
ffOQt&n zeer gaarne hunnen glans in de volb^i^l en pracht
hunner ufels. Die b|] hen op een gastmaal wordt geiioo-
diigdy moet eigenlijk tweemaal tafelen. Want t^rftond bQ d^
afnkomst^ ongeveer een uur v6ór het hoofdmaal, woidc
men in eene fraaije zaal geleid, alwaar op verfche/dene
l(leloe taff:ls velerlei koude fpyzen opgezet zijn, als haring,
kaviaar, ingelegde vruchten, gezult, fteur enz.» waaibQ dan
vooral de (terke dranken en fijne likeuren niet vergeten zjjn. Dt
gg(ten gebruiken daarvan (taande, of in gefprek he^p en we«
der tredende^ tot dat het teeken wordt gegeven, om aan
tafjcl te gaan« Dan komt men in eene zaal , in welker midden
eene verbazend groote tafels met fp^zen vap allerlei foofrc
overladen , (Ifiat. Midden op de tafel praalt een grogte gou*
d^n of zilveren fchotel in de gedaante v;in ë^p piefenteer-
bord , blóemkorf « of iets dergeiyks , en daarnevens ftaan ver-
fcheidene kostbare vazen met geurige bloemen , mee edele
vruchten, konfituren enz. De vrouwen zitten gewoonl^k
bovenaan bü elkander, en de manpen neple^ d.e overige
plaats in. Deze fcheiding der beide gedachten « w^lke ech-
ter thans minder in acht genomen begint te worden^ i$ zeker
voor de gezelligheid doorgaans niet bevorderlijk ^ en. moec in
Rusland, waar dé oosj^n^ tusüphen beide fi^kCep vtgier, dan
in andere landen , is , nóg meer in het oog Vf Hen. Op di^n
rapg lp het aanzitten wordt op verre n$ niet zoo k^ng^ei^
üg gezien, als in vele ftnek^en van Uuitschland nog, het gi>
val is. Dfar de tafels gewoonlijk rond of lapf vveq>}g cpad
zyn , en heer en vrouw d^s huizes tfgenoyer elkander zit-
ten , wordt reeds door de^ eenvoudige regeling de be^g*
cheliijke ftrijd om den vopfrang voorgetomen« Men zietalzoo
meermalen de voomaamilen der aan^i.tf^nde gispen midden
onder de geringeren zitten. De verfoeSelijke gewoonte, waar-
mede reeds plinius, de jopgepe, zoo bitterden f^ot drijft;
VAN RUSLAND. 5R1
mmic0$ fifós gradaêim haèên (*), en aan liet b«nedéóètndè
d^ cifel b. V. flechceren wQn te fcbenken , !s in dé ToonHnBi^
gctelffehappen Tan Rushnd eène geheel onbekende zaak.
De ttjklield van eene Kusfifcke tafel vertoont ittch voonl
lil de by^a ontelbare menigte Ingelegde dingen, faüfën èni.
De Markies CAaACCioLi. Napelfche Gezant te Isonm
den f maakte eens aan tafel tan een* Bngelfchen BiRnÜitef
de aanmerking, dat men in Engeland over de lesdg gódi-
dienftfge fekten en flechts één'e fans (gefmolten boter) had.
In RmUmd zon bQ beide , de fekten en de faufen , bVtit in
geqkè» }t ontelbare menigte gevonden hebben. Deze dingen ^
watfoiider ook voonl ingelegde besfen en vruchten behoo-
len, worden op eene afzonderlQke tafel, die ter z^it (laat,
geplattst, en door den opperhofmeester benevens zQne hand.
langen toegediend. Elke mlnnnt komt er. een bedlende met
2t]ne zilveren fchaal, en kleinen gonden lepel , en floisterc
den gut vêrtronwelQk in het oor, welke lekkemQ hier tigoe
cong'Mttgeböden wofdt; en nannwelQks heeft deze zich ve^*
wyderd , of er ftaat iteds weder een ander , en vraagt even
soo vefttoiiweltik , welken van de bekers met heurgegne ;
9Jismp0glléf kfine^ 'iokayeff paeharet^ jehannisberger enz.
*c kern gdieft te nemen. Groot vooral is de hoeveelheid
ciimpainèf welke bg zoodanige gelegenheid wordt gédron-
ken« Het waiie zéker ötfvérfcltarbatr, hóe het kleine C^am*
paf^ zoo Véél wijn, als faariyks ^ Ruifand alleen vei4>rofkt
#Ofdt, töu knmrèn ö^féveren, tndlén men niet wist; dat
BMii0Hi Mvé in de gewesten aan den Dèn nitj^ellrekce w^fl*
gaarden heeft, wélke éétfèn wtJn geven , die voor den be«
roemden champagne^ in deugd en bekende hoedanigheid,
geenszins behoeft onder te dóen. Oók' in de Krim flaagt de
wfinbonw zeer goed , daar dezelve niet alleen dpor de aan-
zienlijken, maar tevens door den Keizer krachtig onderlteund
wordt ; en dit fchiereiland levert reeds wqnen , die met de
beste Tiit Honfarifej Tjrol.txx Ftanhrijk kunnen wedQ Véren.
Onder de lékkéitiijen op de Risfifchè tafels flaan de vairenikys
eo de batiPinia bovenaan. Belde 2l)n ht^eigen, en voor
iemand , die géén kenner én liefhebber van fmullen is , be«
zwaarlgk te b'éfbfarQvèn. Dé varènihfs béftaan in het alge«
meen uit ingelegde vruchten en besfien; maar wórden in
b9kana ontelbare ondèrfoöi^téh verdeeld. De Bahèiniaf die
(*) Z^fle vrienden naar rang behtétidéien.
58t TAPKa&ELElC VAN RUSLAND.
de kroon fptnt boven alle olim potrida (de lieveltngfkost der
Spanjaarden)^ beftaic uit een zonderling mengelmoes vtn
vleesch, visch , kreeften, tgarkjes, fijne uQen en dergeMjke
dlngen« Dezelve wordt gewooniyk cttsfcben twee ftukkeo
Qs midden op de tifel geplaatst op een* grooten fchotel.
Keizer albxander liet, ten tpe van het Kongres te
Wtenen , ^^z^ geliefde iatwMa ook opdisfchen bJy een diplo*
matisch gastmaal, <^>^ bij aan de vreemde Gezanten en Mi-
nisters gaf. AU bij den bekenden Maarfcbalk Fbürmaarts
(blucher) van deze fp^s nemen en met een zuur ge^gt
eten zag, vroeg bij hem, boe hq deze lekkem^ der Ra^en
vond. M Sirer fprak de ronde kr^gsman, n J^ ^ tr^uye
détestaiie ,** en gaf bet overige* aan den nevens hem ilaaoden
bediende. De Keizer lachte om dezen oitval op z^n iieve-
lingsgeregt, en begon, met zekere ingenomenheid en niet
weinig zaakkennis , de beftanddeelen daarvan aan de overige
gasten te verklaren. — Bovendien zQn er nog vele andere fpq«
zen, welke men buiten Rusland niet kent« en waaronder
tpch vele zoo goed fmaken , dat ze wel . verdienen , door
oQ^e lekkerbekken geproefd te worden. Hiertoe behoort zekere
vermaarde foep, uit kool, roode wortelen en visch hoofd-
Zfikeiyk beftaande; voorts de pirogi% de zeer lekkere jfer.
Ut (foort van fteur), bijzonder toebereide waterfaoendq«,
varkensvleesch met tvaStXs, Astrakanfche besfen en Erimfcht
vruchten, en hoe verder alle die dingen mogen heeten,
welke de maag van hem , die aan zoodanige veelheid en un,
zoodanige vermenging niet gewoon it , bfi de eerfie proef
wel eens In groote ongelegenheid kunnen brengen.
(JIe$ vervolg Uema.)
AAN GOD.
V.
ader der Geesten en Koning der Rijken!
» Godl b|i Uw grootheid zinkt alles in 't niet;
Of zou de magt , die de volken gebiedt.
Immer den glans van Uw' luister gelqken f
VorRen der aaide , hoe hoog ook gezeten »
Wat zqn zy by U, die is en die waart?
Koning der Eeuwen I de luister der aard*
Is bij Uw* glans flechts een mistwolk te heeten.
AAN GOD. 583
Wat z)fn MoDtrcli^n, én wac hoD gedachten?
Ligter dan ftofjes, geftropid door Uw biind.
Gij ,• G^ beftnnit , met oneindig verdane ,
Wat bier de Vorften ook wenfchen en trachten :
Wac zij hier pogen en wat zQ gebieden ,
Alles berost op den wenk van U«{r* wil i
Alles gaat voort, of vertraagt, of (laat- (lil;
Niets kan *t bevelwoord der Almagt ontvlieden.
Hoor I daar* verheft zich 't ramoer van de volken ;
Kreten des oproers weérgaltnen in *t rond;
Pestwalm der driAen bezoedelt den grond ;
De afgrond vertoont ons zQn gapende kolken;
KrQg en verwoesting verdelgen de Staten;- .
Altaar en troon (lort in pninen ter neer;
Monfters beft^gen het toppnnt van eer^
Straks door gezalfden des Heeren verlaten.
Wl}, aan de (lofwolk der aarde gekluisterd ,
Zien ^ in den nacht-, dje ons dreigende omringt.
Die 'ons den klaagtoon des lodens ontwringt ,
Vaak , zoo wü wanen , Uw grootheid ontinisterd.
Dikwerf betwij flen we Uw goedheid , o Vader I
Maar wQ vergeten, door dwaling misleid,
Dén , als Uw wQsheid ons rampfpoed bereidt ,
Komt ons, Uw kindren, Uw liefde meest nader.
Snoodheid moog woeden en boosheid moog woelen ,
Ook zoo verheft in het (lof zich de worm;
Cy bluft, te midden van kalmte en van ftorm ,
*€ Heil van geflacbten en volken bedoelen.
*t Schokken der troonen doe natiën . beve? ;
Rustig -beweegt zich deze a^e om baar fpil /
Rustig volbrengen de fpberen Uw* wif i
En geen heelal kan Uw magtwoord weérdreven*
*t Staren op U is ons fchild en ons wapen ;
Uws is het goede-, die z^jn zult en wfkrt;
Gij fchikt het kwade ten zegen der aard* ;
Gi| hebt een* Titus:en Nero gefchapen.
Donker en hoog zqn Uw wegen en gangen ,
Donker voor 't öog, dat geen raadfels doorziet;
Toch weke Uwe almagt , die alles gebiedt ,
Eens onzen jutchtoon en jubelgezangen.
584 AAN OOt>.
Volken TeMwÜnen en troonen verziakeB; '
Zoo, zoo vêrdwQnc ook een droppeS ia h
Koning' der Eeuwen! dt roem vtn Uwe eer
BUift ttn de grenzen der fchei^ing weérkUnkCB^
Watr is een rots , waar wtj vucer op bouwen T
Waar mst de hoop op een yeilfger ftaod T
Vader I GQ ceekenc ons loc tnei Uw baad;
Eenmaal Toerc GQ ons geloof toe aanfehouwea«
W. H. WAENSINCK, BS.
DE TIBNDAAGSCHB TKLOTOGT.
w.
ie mkt daar in der Belgen land
Met zyn verwinnend helr.
En dort er meé , van allen kant ,
Gelijk een f^ringvloed neer?
Hg Hapt gelijk een fiormwind voort.
Die, losgebroken nic bet noord.
Door boscb en belde vaart.
Als riet l>irfgt alle kracbt voor hem.
't Geknal des donders is zijn ftem.
Een blikfemfebfcbt z^n zwaafd.
Zoo U CeAr zya, die uil bet gnf
Vente» mM Romea nwgt?
Of is *t de Held , wiens Veldheersflaf
Snroop een onder bngc :
Wiens naam van Tbabora fpltfé feHnkt,
Tot waar de zon in *t westen zinkt;
Van Kremltns fterke rots.
Tot Tbebes naald en Menmons bMil;
Van *t ilrand van Maftha*» riddMetk,
Tot Frfeslands golfgtklota t -^
Geen aadlaar fchittert in de zon ,
Die afOraalc op zQn vian.
Geen^Céfar, geen* Napoleon
Treft mijn veibazing aan*
*t Is Hollands oade Leevwbanier,
En HoRands drleklenr wappert hier.
Schoon golft de Oranjeftrik.
Is *t Manrits? Fradrik Hendrik t of ^
Rees Deide Willem nit het (bof.
En fpreidc zqn Geest dien fchrik ?
DB TUNOAAOSGBft VEtOTOOT» Stj{
Neen] *c It de Held van Wicerfoo,
De Kiroooprias, Neörtaftds Imi;
HQ wreekt ons regt, onze eett tóé^
En geeft ons 'harte mtt.
Te zwaar was NederM&d gegriefd.
Te zwaar zfln Koning, zoó geUeM
By al wat HoHandsch denkt.
Oranje ibelt naar *t leget keett %
Het juicht , en volgt ztjn ftoüte (khrséft.
Waar de overwinning wenkt*
Dat hoort de Uffe LeopoM
Op d* overheerden Tioofl ,
TerwQl hem *t bloed in de Mdreu ftoH,
By *t wagglen van t^n kroon.
Op de enkle mare reeds ontzet,
Rigt hij z4n fthaüdllilt ibeekgAM
Tot Frankrigks listig Mof;
Maar, eer hem FnnArJirk teddw fete.
Ziet hO omhoog dé Oran^crzofi^
En Brabalidlr vitg m *t ftof.
]a I Vhandreiis vliftfe éif Sdkldetootd
Gevoefen teeiê é» ütfêté}
]al Dafoe*s bendfe^ ftoivwvdditt
Gelijk hecftfebc^taf/
Terhove'sr drommen 7^ l^aagd ,
En NiSllon, troe veel hf Wtfigt ,
Biedt vrtrc^ldosr ne^ilMdH
Het moordzfet Letfvea geeffi 21ek' ép^
En angftig , vttir êtn Mtfvelt^^
Ziet Leopöld tlfti i^hkttdf.
HQ', Ae» nu nafniw, «v^l fUMhtlJr tt»v
Aan Hollandir wraiit' otittbwwi,
Eh kr^gymagc mee» mék legerM»
Naar MecBibit' met z!bh nailf),
Matr, met een^ vMPtgejtftitfilett dKM,i
N^f BnisM keerr^ ttm AskMMWi ftoa<#
Hq juicht , ntf *k tbwTchr heir
*t Herievend BlrtsM blunentMiot
Btf vx)or Ortuijcf^ Kgti dektr
HQ waanif ziüft Kètttnr W€éf
5^6 n vttHOAAoscta veldtogt.
Hg, Koning? — Neen! nitheemfche mtgc
Verbeeit der Belgen grond.
Wiix bleef, o Belgen I nwe knchc.
Uw vryheid, uw verbond? -
Gii rede uwe eer niet andermaal
Door fnoevenj en laacercaal:
U yaU he( masker af,
Europa zie( uw laagheid nu \
Niei langer eert en vreest bet u ,
Noch noemt Ood-Holland laf.
Uv^e eer, o Holland I is berfteld
Door uw* tiendaagfchen Ibyd :
De zege heeft uw vaan verzeld ,
En baar den roem géwtfd.
Vlecht lauwren voor de heiige fchaar ;
Bekrans nu baardftede en altaar.
Bekrans der belden kruin I
Het Bardenlied verbeff* hun deugd !
En , viel een deel van Neèrlands Jeugd ,
Een zuil rQze uit arduin 1
Eene eerezuU voor ben, wie *t ftaal
Des vqands doodliyk trof!
Hun bloed kocht ons de zegepraal :
Vermelde ons lied hunn* lof! —
Gewonden , dappren , wie gq zQ t !
Ook u is onze zang gewijd.
Zy onze hulde uw loon !
Het Vaderland vergeet u niet ,
Terwfll reeds zffnen dank u biedt
De Koning op z^n* Troon,
O God! maak Neérland groot en vrij!
Weer alle rampen af!
En i welk een He^cher ons beftrg%
Verbreek GQ zQnen ftaf 1
Verfioor der JakobQuen rot , .
Dat fcbaamtloos deugd en trouw befpot!
Verplet hun Eedgefpan!
Of, zoo het nieuwe jamren baart.
Houd G^ ons om den Troon gefchaard,
G^l^k een éénig man I ,
90 AngU^tUS, l8dl« A. P. SIFFLi.
miaLANDs VORST. 587
NB<&LANDS VORiT.
X oen Vrijheid , Vrede en Eendragc wéér
Hnnn* zetel in^eze oorden (lichtten ,
Toen floten ze een gew^d verbond »
Dat nimmermeer op Bato*s grond
Hnn vtan voor dwhig^landQ zon ^wichten ,
En gaven *t. jnichend Nederland .
Een* nooit volprezen Vorst ten. pand.
Sinds brak geen ftorm de Italme rost ;
Merkuur bezocht wéér onze knsten ;
De welvaart vloeide in Itroomen neer}
Ook Phebns* coonen rolden weer ,
En Mars let veilig 't hoofd te msten.
Toen juichte men langs duin en ftrand:
^ Lang leev de Vorst van Nederland 1**
Astréa zag » met fcbooner glans »
Geregtlgheid haar* zetel fchoren ,
En Tbemis vonniste onverlet, .
Daar alles boog voor orde en wet;
Verlichting deed henr fakicels gloren »
En ieder volk en ieder land
Prees d* ed*len Vorst van Nederland.
Zoo rolden vijftien jaren heen ....
Dan^ Tweédragt bad reeds lang, vermetel,
In fchyn van regt en biUQkheid,
Alom haar doodiyk gift verfpreid ,
Eib knaagde aan Eerften Willem*s zetel ;
Doch Ht) , hoe fnood ook aangerand ,
Bleef Vader van het Vaderland 1
Maar eensklaps is het rondom nacht I —
' Zóó i:ag men nooit een* nacht genaken . . . .
Daar opent zich des Afgronds kolk —
En ziet! met een bebloede dolk ■
VenrQst een monfter nit zijti kaken.
Geboren tot der menfchen draf.
En dat de Hel hec aanzgn gaf t
5M NfÉALAllDV ^ORir.
Wie, wie kent niet hec (bood yeirtad^
Dat Neériand heeft mar 'c ban geftootenf —
Ja, jnicli ynQf kroosc van Loyolal —
Hoor! de Afgrond jaichc nw galmen üi ••• •
Üw dolk beeft burgerbloed verf^ocen t
Zoo loonde, monfler! uwe band
Den redder van nw trouwloos land!
Maar, oobtwéegli}k als de roer,
Waartegai xicb de goltres breken ^
Bewaakt de Vorat d^ vad*ren erf^
En riefdt bet moedig tan *c verderf.
Dat ftoüt de klaanwen nft dorst fteken.
Hét oog öp God en 't VaderMnd,
BezwQkc geen telg van Nederland t
TerwUI de weield kam verlaat
En *t onregt dreigt te zegevieren,
Biyft bi} getroow un eed en f^i )
HQ wenkt ^ en als éan bitkfemf^febt
Ontrolt men de oüêe ftÜigébÉhièttttf
En Uêmc éè vMst ött *t bObkc^ rmtM ,
Voo» Göiééiwni K(«fir^, Httfd en biMÏ
Oranje komt • • • en Batons teek
Volgt jnlchend juHr een' Htold Mt flrUde^
Zich wrekende op het Uasiaaiiiblodd ^
Redt zD^ mee oifbedwii^*rett moed ,.
Onze eer en die vatu Naaiko beide |
Ba üeds bet far ona itog; vaeier battd '
Aan *c diiibaar HooM va» *t Vadeitaad!
Roem». Romel nu. nw Cefari vt^ l,
Knielt» Grieken! voor. uw helden, neder t
Oe deogJen,^dïe ge nvif hulde biedt^;
Aanfchottwc^; thAn&in.*twydst.veri4:blet —
^' vinden se ia Oranje, weder..
En, waac nog. dengd. opi a«rd? regeeit^
Düér wordt ook Willem^s oaam< vereesdi
WelMQ» <}ciibUedboek d^vu een» l
OqceoI voof *c aag^cbc ow blad^reo/l
DiD foefluc 4e iwiieef nog z^ 4i^ii,
JUrUy» IP^ buw^ien belaia.
Reeds niat ifa *€ heilig graf der vadVen,
Sq opemt Hem , mee Oud.Nederlandj,
9 Den Vader van hec Vaderland!**
AmfierMm^ Angf i8^i, j. van orr burg.
AAN 2. K. H. DBN PRINSE YA N Oa.ANJB«
G.
reen ^ootheid heb ik ooit gehuldigd»
Niet met regcfchapenheid gepaard :
Wac ik aan hoogheid ben verfchaldii^^
Is daarom npg g^i^* lofzang waard\
""k B(;k6n *c, er wexd «ep dag gebcfren, —
Hij zinke ii^.*s .aigron4s naqhc di^arheen! —
Dat ik mQn leedgevoel moest fmoren
Om veel , dat niet. rtgtrcbapeo fisheeo.
Maar, toeo GQ aan de fpiu gingi (nellen.
Uit vcöen wil > van Hollands heer ,
Toen voelde ik \ HoUandsch ha^e. zwellen ,
. Toen vond ik onzen willbm weér^
Toen bad ik God , die U behoedde»
61) Waterloo, bij Qaatrebras,
Voor Fransch geweld en Tfaiffche woede ,
o Vorst i dat Hij voor \ wolvenras
U fchotte,, d^t ons woest belaagde •••• ^
Gy kw$amt, G^' zaagt, GQ over^ofit!
Behouden keert Cij^ QnVerjTaagde 1
Gefloten is hejc nieuw verbond.
Uwe eer en de onze is thans gewroken ;
Gewiokiei» op V^ mnitersrot »
Met fchapdejazgoe kirofii %^^\^^t%
•t Veitafia^, Enroopi ten biturep fpot, —
Ontvang,, o V^ffatl de opregjcp hnld^
Van hem , die nimmer vleide of kroop I
Wat ^én^ 'Uw vt)lk met fmart vervaldo ,
Üyy zwaard verbrak d^onzaatgen knoop.
590 ^ AAN Z. K. B. DSN PRIlflB TAN OEANJI*
HQ , die voor ons 'lijn leven 'ftelde ,
Zich in den ftri^d niet beeft gefpaaid ,
H^ biëef y daar Hem Godg gunac verzelde ,
Gewis Zichzelv* en ons fteeds waarde
Aug. 1831. J. W. QNTBMA.
MQN G£V0EL, NA HET VERTREK YAN M^NBN VRIEND, ALS
VR^WItUO JAGER , OEN l6 OCTOBER 183b. Q*^
Mu.
jn beste Vriend ging van m^ heen,
£n ik zie trenrend neer:
Wanc angst en kommer zijn mijn deet»
Waar ik mQ wende of keer\
Maar *c was nic wuftheid niet, o neen!
Dat m9 m^n Vriend 'verliet;
Nooit gaf zijn minnend hart mQ Hof
Tot eenig zielsverdriet.
*c Was op de beé van onzen Vorst ^
(Te wapen 1 klonk die beé) .
En Hollands Jong*llngfchap' toog op ;
Win Vriend trok met hen meé.
Zy trokken op ten heirgen ürtjd
Voor 't dierbaar Vaderland,
Door lage mnitzucht en verraad
. Op *c fchendigst aangerand»
Zy trekken, waar hen de eere roept
£n 't heil van volk en Vorst ;
Het vnur van ed*le vrQheidsmln
Doortintelt hun de borsu
Daar hebben zq hun leven veil *
Voor die hun dierbaar zign:
Want liever fneuvMen, is hun taal.
Dan muitersflaven z^n.
(^) Dii en b«t volande dicliiflfi^e xijo w*rkMl^k mm Mae jcngdjfa «■!»••
Wfliijke bnd. Hiefem, en on het stchc, goctodienflig gevotl, dit deaiiw
adaasB, niflidea wij er gatrae de vcnochte plu» voor ia. UÊJntti
MVN QETOU.» NA HET TARTReK TAM mUHW VftlBND. .591
Maar kan ik na nog vrolqk sQn ,
Daar hQ zijn leven waagc.
En alle ontbering met geduld
Tot *s Janda bevrijding draagt f
O neen ! m$ past geen Inlde vrengd ,
Maar onverpoosd geduld.
Maar Uil berusten , fcfaoon mQn oog
Met tranen is gevuld;
Met tranen van het diepst gevoel, *
De tolken myner fmart, *
Offl *t leed f dat thans dien Vriend bedreigt »
Zoo dierbaar aan mfio hart.
Doch neen» ook niet te zeer getreurd.
Maar *t fmeekend oog gewend
Tot Hem , die ieders leed dooj-ziet
En ook m^n fmarte kent.
Aan U beveel ik dan myn* Vriend,
Aan U , grootmagtig God i
Befchenn hem, waar hq ga of fla,
Befchikker van ons lot I
Behoud hem voor het minnend hart*
Behoed hem in den ftrqd ;
En, keert h^ eenmaal tot mQ wéér,
U z]j m^n dank gewj|fd I
Red met hem *t lieve Vaderland ,
Voor ons het fchoonfte op aard*;
Hoed onzen diepgehoonden Vorste,
Aan *t Hollandsch hart zoo waard!
Dan zy , naast .U , mqn dank gebragt
Hun , die , met ed*len zin ,
Het leven waagde» voor ons heil ,
Dank z4 huavr^heidsminl
j
Dan ben ik^ trotsch , dat ook m)}n Vriend
In hunne r^en (treed ;
Dan zilJn mtfn tranen a^sedroogd.
Vergeten is m^n leed.
/
503 M^N €ftVORlf NA WLT VERTRBK TiAN MVWW V&lEllOb
Docb, onderwerpiDf itn Vw" wil»
Welk lot mii bier das wnclit* ,
Z|j (leeds mn keus, coc ook mün utk
Op aarde eens is volbragc.
H... Occ. 1830. D. R. C. B.
^<9« m^'i»^ Friend.
VV 9 '^ci^ elkander wéér; die hoop is mjg gegeven
Op *c doomig leyenspad, dat tbansm^n yoec becreedc.
Wij zten elkander wéér ; dit doet myn* moed herleven ,
Zoo vaak m^ dia oflRzinkt» bQ *c denken- tan m^n leed«
Wtj zien flktnder weer» fcboon nu, beiaas I gofcheiden»
Daar eer en pUgjt u roept » voor *t dierbaar Vaderiand
En voor ons volksgeluk te waken en te firqdeni»
Als Batavier te groot voor flavemQ en fcband*.
•
Wy zien elkan^^ wete; o» mogt bet Gpd, behagen.
Dat de oorlogsvlain weldrt alomme werd'gebinschc.
Ons Vaderland de zon vtn heil wéér op zag dagen «
Op nieuw *t getok genooti vaii osde , . vreüe es mat !
Dan zien we elkander weér..,..lBiaar,niogt die hoop bier falen»
Eü moest ge een oCer z||n voor Vad^rHui4 eii Eer»
Dan nog — fcboon gej^^e pen mqn' weedom af zou malen ->-
Dan nog herinil ik t woord 1 wij zien elkander wéér!
Dan zien we elkander wéér, om nimmermeer te fcheidenl
Daarvan fcbenkt Jezus* leer bet zekerst onderpand;
Mogt die ons» op ons pad door *t ondermaanftbe » leiden 1
Dan zien. we elkander weèr^ in *t üemeUch Yaderland!
Üm. Nov. 1830. b, R, C* B.
•.V.
overvloed van ons r^m.
alt ons nies zwaar ^ In dleAi de maat aai»r|im te binden:
De taal is mild; zv gléfft ona/c r|jm,aJ,9.jby de tast.
Slechts één woord kent ztj» waar geen njjm op is te binden «
En é<i9;.iH« ,.)i«iiaPPR. flwbtai em dr^sul riiqi^ paKs
Het eerfte is bU,kfm^,'t^^fi^B<ikin.
Dit laatfije heeA:^ behalve telgen »
Alleen den tegenklank van zweden
En dien van iht» of.iook moL^fgin.
Fêor de yuisf. 1831, W.
MENGELWERK.
VERHANOBUNG, OVBR O&N VBR^CHILLBNDBN SIN»
IN WfiLKJtN JBZUft CHRISTUS , IN HBT NIBUWB
VERBOND» GO08 ZQOt* OBNOBMD VITORDT.
{Fervolg en flot yanbl. 557.)
ni. Vy fl gaao over tot het derde pu^^, tot de bewe-
ring, dat aan Jezus Christus in het N. V. de naam van
Zoon Gods ook in eenen nietaphyfifchen (bovennatuur-
kundigen) zin wordt toegevoegd; dat is, in xulkeBBiUt
volgens welken deze naam omtrent Jezps iets beweert
en aan hem toerchrijft » dat alle uit- en inwendige erva-
ring te boven gaat» van welks waarheid en werkeiyk-
heid wq ons derhalve noch door verftandig inzigt » noch
ten gevolge van noodwendige idéën der Tede verzekeren
kunnen» maar dat ons als het geloof van de Schii^vers
des N. V. » als hunne overtuiging omtrent Christus »
in de H. Schrift wordt medeg^eeld.
Niemand aal willen of kunnen ontkennen , dat Jezus
in het N. V. in eenen nog hoogeren , dan den Mesfiaan*
fcfaen zin , Zone Gods genoemd wordt » en dat de Apos*
tden van hem» als den Zone Gods, zoodanig fpreken «
dat men daardoor tot het gebruik der uitdrukking mesa-
phjfisch aanleiding verkrg*gt. Alleen behoort men niet
te zeggen , dat zij hi^omtrent iets leerftellig bepaald »
en als befliste» tot de Godsdienst van Jezus behoorende,
geloofsleer voorgedragen zouden hebben: de waarheid
is.» dat zitj de denkbeelden » welke z|j van de hoogheid van
Jezus en van de verbindtenis van ziyn perfoon en zaak
met God zijnen Vader verkregen hadden » met diep ge-
voel, van eerbied te hemwaarts ui^;efproken en vooxge*
fteld hebben» en dat w^) deze in de fchriften des N.:V.
aantreffen,. Het zQn yoomamaiyk de fchriften der Apos-
telen Joannes en Paulus en de Brief aan de HebreSrs ,
MBNOBLW. 1831. NO. I3. T t
594 VERHANDELING
welke hiervan getuigenis dragen. In dezelve vertoont
zich ook hët ge\9or aan eene verhevenheid van Jezus ,
die de menfchel^kheid te boven gaat — aan eene hoogere
natuur, die het Goddelijke wezen het naaste by komt,
die met God in de innigfte verbindtenis (laat , die vöör
de fchepping der wereld haar aanzijn gehad y aan die
fchepping deel genomen heeft, die alle andere wezens
overtreft , «n zieh door zQn ganfche leven en werken op
aarde doen kennen , en allen, die hem waargenomen heb*
ben , met de diepfte vereering en de innigfte liefde tot
zich getrokken beeft.
Joanhes is doordrongen van dit denkbeeld , en van het
daarmede verbonden gevb^ van aandoening , vreugde en
eetbied. Dit bewijzen zijne fchriften. In de inleiding tot
cfjn Evangelie noemt hg de hoogere, Goddel^ke natuor,
die liQ in Chtistus erkent, den Logos (het Woord), die
vóór de fchepping der wereld was, met God verbon-
den, vati GóddeHjpce' natuur, door wien God de wereld
gelchapen heeft. Deze Logos had de menfchelijke na-
tuur aangenomen en was in Christus op aarde Verfcbe-
nen. Nu liadden de Apostelen in hem , in Christus ,
eene heerl^kheid, eené waarde en hoogheid gezien, die
alle aardfche en menfcheUjke ver te boven ging, welke
door ben als de heerlQkheid des Eeniggeboren Zoons van
God eiseend was , en zich inzonderheid als eene vol-
heid van waarheid en goedheid aan ben had betoond.
Hoofdftuk l : 1—3 en 14. Hij verzuimt niet , zooda-
nige gefprckken van Jezus mede te deelen , in welke deze
zijnen éemaam 'Zoon Gods , in den Mesfiaanfchen zin,
tegen zijne wederfprekers verdedigt, Hoofdft. X: 33
enz. -^ gelijk hy , in betrekking op het doel zijns
Evangelies, zegt, dat het gefchreven is, „opdat gij ge-
„ looft , dat j€Züs is de Christus , de Zoon Gods ;'*
inaar hij voert ook zoodanige uitfpraken van Jezus aan,
in welke hij eene verwijzing op z\jne hoogere, bovénmen-
fchel^e natuur vindt, en waarin de Mesfiaanfdie en de
nog hoogere waarde van Jezus tot één te zamenvloegen ;
zóó namelijk , dat gene door deze verhoogd wonit. Zoo
OVER DE B^BNAMING COBS ZOON. 595
lft|t h^ oqs de woorden y^ Jezps ,, in het gefprek met
r<^dien}us» hooren: ^ Niemapd vaart op t^ hemel ^ dan
^ 4ie vai^, den heipe} afgedaald is , namelqk de zoon de^
n nymfchen (de Mesfi^s), 4ie ip den heoiel i^." Hoofflft
ULi f3, Qf: », Ik h&i y^n den Vader uitgegajin en in
p djjs Mrpre|4..8^^o°^^/' ^^» Ifoofdd. XVI: d8. Of:
^ En nu verlieerlgk mij. Vader, bij uzelyep, met de
^ h^^^jk^icj, die ik bij u h^d, eer de were]4 ^03/'
Ujt dfi^ pn andere plaatfen. des Evangelie^ j;iejt t^ep^,
W8^^ hopge gediicbtep jo^npes van Jezus ha4. l^t)^
V!mn§i}* Pp de vraagt hoe deze in heqi mogep pnt-
fla^p zQn 9 mag wel het veiligfte antwoor4 zijn:, ^opi;
4ff yportreffelijkheid van Jezus. Joa^nes zag d^^^ zag
z» dagelgjifs^ ook in den vertrouwddep omgang m^t Jezus*
Deszelfs hpogere , bove^ardfcHe zin en geesjt , die zich
t^ aUe 28|j^^ WPor4en liet vernemen» in alle zijne d^n
tfffk toon fpreidde , die zicbzelve {leeds gelijk bleef in
Wauffhei^j. Uefidc en vrooipheid, ja die zich meer open-.
baai:de9 hoe nader Jezus zijn doeleinde hier beneden tfa-
dercje, w^/J door Joannes waargenomen en pnderyonden.
Hj{j.,^g 69 gevoelde het, hoede voortreffelijkheid van
Je^ttS 9Jt het menJTcIfelijke te boven gifig en m,et t^^tp mr
der^ te vergelijken was. Z^o ging dezelvjB vopr h?m'in
het Gf^ddelQ^e over. Hj[j ^ juist hij bezat de teêrheid en
&epf^ v^ gj^yo^ 9. ^^ 4^ l^ ^W^ ganfche gr^oqtfa^eid en,
tfi^^Tf^ jfchopnheid te befeffeu , op te vangep^ en te be-
houden* Z90 z^ hij in Jjezus de ^eerlijkhei4.c|es Ëeni^-.
geboren ^oons van den Vader. In^ hejo^ werd hem hét
Goddelykje z^ba^j een hopgei:,G,odegeli;|Jk wezen wan7
delde yoor^ hem in menfcben^edaante. En toen Je^i^s
aan het kruis zijne Io9pb^n Qoddelgk ^fopt had/ ten
dtnde jgebrf^^ toen God hem door z|jne opf^anc^in^ v^^
hêerjllj^t» (^ ï^ i;e9 laatfie de a^rde verlaten I^a^, fpên
moest^ ^en beeld , eaae aanschouwing yai; hem in zijnïe
ziel bj^^ven, waarvoor het ;wpord Chriftus^ oo)c in üSi
ho|0^&Kn JM^iiaan,fchaa zin genomen^ niet ^eel vol-
dCHÈnde '^\ die y^ (!biarom dpor den ïnaam Logqs zocht
T t a
$9^ VERHANDELING
aan te .duiden en if te beelden. Niet langs den wqg
der berplegcling was h^j er toe gekomen , maar de hei-
llgfle ervaringen zijns levens, zQn gevoel voor de 'alles
te . boven gaande grootheid' van Jezus en zijne liefde en
eerbied jegens denzelven hadden hem daartoe opgeleid.
Voor het overige is het in geenen deele ongeloofelijk,
dat aan Joannes, gedurende zgn veeljarig verbl^ m
Klein-Aziêy als opziener der aldaar gevestigde gemeenten^
de wtjd verfpreide IdeSn der Platonisch-'Alexandrijnfclie
filozofie ten minde gedeeltelqk bekend geworden zi^
Dit vooronderfleld z^de , kan het filozoferen (het wijsgee-
rig denkbeeld), volgens 't welk het hoogde, van de (lof
der wereld verfchillende , wezen uit zichzelven den Z^-
gos voortgebragt heeft , die de ruwe ftof naar de , in
de eeuwige Ideën bevatte , voorbeelden fchikken en vor-
men zou, den Apostel wel toegelagchen hebben^
* Wat den Apostel Paulus betreft, in wiens fchriften
een even verheven voordel van de hooge njtuur in*
Christus gevonden wordt , zoo kan zich dit bQ hem
althans niet geheel op dezelfde wijze gevormd hebben ,
als in Joannes , daar hij niet zoo gelukkig geweest ^was ,
dagel^ks in de nabQheid van Jezus geleefd en deszelfs
onvergel^kbare perfoonlijkheid aanfchouwd te hebben*
Wg kennen hem als den Apostel, die de algemeene
(alleti omvattende) natuur des Christendoms eerst inzag,
het Joodfche particulailsmus geheel aan hetzelve ontnam ,
en ten volle overtuigd werd, dat de door Jezus ge-
dichte heilsorde voor het ganfche menschdom was. Ge*
deld nu , dkt h^ , na z^^ bejkeering tot het Christen-
dom ^ eer hQ tot dit grootfche , allesomvattende denk*
beeld deszelven kwam , deszelfs dichter als Zoon Gods
in den Mesüaanfchen zin vereerde, wat moet dan in
een^ geest als de znne zQn omgegaan, toen zich zgn
begnp van de gj'ootheid van Jezus' werk en van de ver-
lievenheid des Goddelqken raadsbefluits zoo zeer uitzene,
en h]j hét Christendom voor eene de ganfche mensch-
heid omyatt^de heilsinrigting erkende! Moet dit niet
>zljne gedachten omtrent den Zone God3 verhoogd, en
OVBR DB BRNAMING GODS ZOON. 59f.
hem voor 'het geloof aan een bovèiïmeQfchfiiyk wezen in
Chrkcns uiterst vatbaar gemaakt hebben ? Hoe dieptf
hem 'dit gevoel .doordrong , moest niet zija geest des te
meer naar een hieraan beantwoordend denkbeeld van des*>
zelfs yerh^ven (lichter trachten? Zulk eeti idé kon
echter dezen Apostel minst van allen onbekend bleven»
hem§ die- zoo vele landen doorreisde , en aUoo degods*
dieqftige en wijsgeerige gedachten van z(jnen r^jd vol*
komen kon leeren kennen. Doch hoe dit ook zi[|n moge ^r-*
want langs den weg van historifche en zielloiddige na-
vorfching kan men hieromtrent tot geene volkomene ge^
wisheid geraken — dit is zeker » dat Paulus het Mesfi*
aansch begrip omtrent Christus , den Zoon Gpds , verder
bij' zjchzelven ontwikkeld en tot het metaphyfifche vetw
beven heeft. Hem was Christus meer dan Mesfias^
een Zoon Gods van nog hoogere foort dan deze, wel
onder God (laande en van Hem afhankelgk, jnaar Hem
het naast 9 met Hem het innigst verbonden , Zqn even^.
beeld en daarom ook aanbiddensv/aardig. Dit denkbeeld
van , Christus , den Zoon Gods, en het daaruit ont-
ftaande .vereerings- en aanbiddingsgevoel , heerscbt fai
alle fchriften van dezen Apostel. Zullen wj} op^^ eenige
plaadjbn derzeWen. verv^zen , zoo bepalen wq ons tot
Kolos/. I: 15-^17» waar Paulus van Chrjstus, den
Zone Gods , zegt : „ Dewelke is het beeld des onzien-
n Iqken Gods, de eerstgeboren/s aller crjsaturen (alkr
n gefchapene wezens): -want door hem zijn alle dingen
M gefchapen, die in de hemelen en op de aarde zgn,
^ die zienlijk en die onzienl^k zQn ,^ enz. enz. In
deze woorden ligt. meer, dan eene Mesfiaanfche voor-
ftelling. Doch heeft Paulus# Jezus op deze w^ze be*
ichouwd, zoo is dit zijn begrip van de hoogere natuur
van Jezus bij geene zijner uitdrukkingen, waar hg zich
omtrent deszelfs hoogheid verklaart , geheel uit te fluiten.
Wat zich in de fchriften van Joannes en Paulus gansch
onmi^enbaar vertoont, dat bevindt zich ook |n den
Brief, aan de. Hebreërs.
Maar dit mogen wy niet onopgemerkt laten, dat.
59* VERHANDELING
ichoÓD Joannes , Paulus en de fchrijver des Btiefs üao de
Hebreërs onmiskenbaar van eene hoogefre, Göddel^e ói-
tuur en waardigheid van Christus, des Zooas Gods,
fpreken, zQ hem toch in geenen deele Godó £^1^
ftëiten ; gelQk dit trouwens in het ganfche 14. V. niet
gérchiedt. Hoe had ook een Apostel, of eetiig anè»
fchr^ver des N. V., dit kunnen dóen, daar het ge^
lööf aan een' eenfgen, hoogften God de gKMid hun-
ner ^nrcbe Godsdienst wks; daar Jezus gelegd faad:
„Niemand is goed, dan één, (namelök)God,'*Jfo^M.
XIX i 17; dïar hij gebedeti had: „ Dit is bet ée»
^ wige leven , dat z^j u kennen, den cenigen waAncli-
„ tigen God, en Je^us Christus, dien gQ gèzoodeD
„ hebt," Joan. XVH: 3; daar hij verklaard had: „De
A Vüder is meerder dan ik/* Joan. XlV: a8; wat ld}
Qtixxi) had, dat had hij van den Vadtr onttangeü}
ook de werken, die lilj deëd^ maakten niet z^j maar
des Vaders heerlijkheid opifnbaar; dat alles ^ Wat h^leetdé
en deed, op bevel vdn God gefchiedde , di^ hem gc-
zonden had oi van wien hy afhing. Zoo wel deze
etovoudige verklaringen van Jezus ,. als ook het (tdMge
MöUothèïsmus, dat door de ganfche H. Schrift heerscht,
toonen aan , dat de Apostelen Jezus , den Zoon Gods,
door het voorftel zijner hoogere w^rdigheid ^ als èok
door eene met hem verbondene m^fbhelijke natuur,^
Gode geenszins willen gelijk (lellen.
Dit hoofdpunt nu , deze grond- en hóekfteeti der ge»
heele Bijbelfche, zich langzamerhand ontwikkelende en
in het Christendom in hare hoogde eenvoudigheid en
voltoo^ng verfchenen Godsdieastleer, de leer vanÉénen
allerhoogften God> gelQk ook de gewigtige ómftandig^
heid , dat de in het N. V. bevatte voordiagt des hoo^
geren zijns van Jezus meer eene zaak des gevoéls en
der nederige vereering , dan van leerfteilige bepaling van
éexi kant der Apostelen was , werd in het vervolg ver-
geten , en men bezigde deze uitlatingen en de ichriftumr'*
plaatfen, die ze bevatten, om in befpiegelende overwe^-'
gingen en behandelingen te treden, over hec hoogere
OVER DE BENAMING G0BS ZOON. S9p
wezen des Zoon^ God^ , over zijile betrèkkihg tdt Gods
wezen,- en ovfer de . vërbïndi&g vatr t^iée haturen Ih
Christus. Het ïs uü dé kerkelijk gércHiédenis tieftenS',
höëde befpiegelingën ov^er dit oïiderWeirp, fot #elke*irer-
fb^illende partijen en fekteni aanleiding ga^ëti^ ittdi tef^tt
hii einde der eerfte Christelijke eeuv^ tego^en^ b^d^
voortgang des tljds immer fijner dk kuhlfej^r widdètf ^
Vooral in het Oosten tot l^iitsvhidigè baafklovdil o^^
gingen en haat en vervolging wekten.
De vraag komt bQ ons niet te pas , of dé GhViète^kè
prédtket zich mée'r aan het 'fymholüm van Adianalliis
of aan; de H. Schrift moet houden. En dus faéBbdi
wij, niet betrekking tot Jezus, den Zoon Gods!, en ^
hooger aanzijn, te verkondigen. Wat Jé^us v^ zicb-
zelven gez^d heeft, en Wat zijne Apostelen, in Vdligen
eerbied en lirfde, omtrent hem verklaard hébben. 199
is de Zoon &t% allerhoogften en eenigen Gods, dööt
Hém Vaii den hemel op de aafde gezondeit, d!öor Hem
met Goddelijke krachten uit^getu^t^ 20odat h^ de ihéii^-
fchen leerde , wat hij vén den Vader ontvéigen had, eii
dés Vïders wérken dóed. ^ijnë leélrlbgeit efkehdeo ifi
hém éèiic waifdlghéld, voor welke iiédere ntórtfchefijké
niaatftaT te klein is , èene hoogheid ^ati geest en gembé! ,*
Goddelijk te noemen, eene volheid van waiarlietd eö
goedheid, dat^lj ih lieni een Hooger wezen zageti,dathQ'
hun in het licht des eeniggeboreó , dés geliefddën' Zone
Gods , het aflchijnfel der Goddelijke RéÉfrl^kïreid^, iHobk?
obgén ftohd ; zóódat zij bQ zijhé aanfchouwing en htëre
hérinneKng van een gevoel ^n ééftiéd 'èjö liefde , |a
adnbiddin^ doordroögen werdeti, hoedérifg «}) Öéiihó^
omtrent den met God op het iiaaüWst verbondenen' koi^
déti on'twarehii Dit gevoel eir dé daaribede vérkiiöèfitt
denkbeelden oiiltrellt Jeèüs hébben z^ déii mÖiTchén dööf
rtde en fchrift medegedeeld , en ook dtóixfoót bewerkt ,
dkt millioenen huriïie kriifeërr Vbót détV Zonfe GoÖS buf^
gen. Ook wij ftaren niet gevoet'van aafidoehtóg, Hefdë étf
eéit)iéd ó^) den hoogvérhévenèh , zijn ^ttd zfjhe hbögheiff
doordrongen, eh erkennen, dat in zf^rf mchfchélQk be-^
60O VERHANDELING
fttton het Goddelgke in eene heerlgkheid en volmaaktheid
heeft doorgeblonken , hoedanige in geenen anderen o(at
plaats had 9 en vereeren hem als den hoogden Godszoon.
^ly. Het gaat ons, wij kunnen .het niet ontkennen ,
bij. de tegenwoordige poging , om Jezus' waardigheid
nader te bepalen , even zoo als het JezusMeerlingen ging:
|iet metaphyfifche gaat over in het zedelijke , of liever
fiet, hst zich hierin op^ ta At eerfte beteekenis brengt
ons onwederftandelyk tot de katfte beduidenis des woords.
Elke pogbg der befpiegeling , om tot het hoogere. God-
4rligke aanzQn en wezen van Jezus. door te dringen, 'kan
natQuriyk nergens eenen vasten grond, iets zdcers,
wajirop men zich verlate, vinden, dan in z^ zede-
Iqk beftgan en wezen. Daarbuiten zou men zich om
i;iiets vermoeden ; men zou iets vatten en begrijpen willen,
wat niet te vatten en te begrijpen is , vormen fcheppen
zonder inhoud , en zich met niets zeggende formulieren
misleiden. Maar hier vinden wiy het middelpunt, van
waar bêfchouwd alles zich opheldert, fchikt, vormt
en in zQne eigendommelqke waarde en fchoonheid doet
zien; even gelijk wij ons God zelven éin eerst m zgne
yolkoflienheid kunnen voorftellen , wanneer wq van zgne
heUigheid , als het middelpunt , als 't ware de centnul-
ZQnne zQns wezens, uitgaan. Daarom is de waarheid,
dat Jezus in het N. V, ook , ja voornamelijk , in den
zedeUjken zm Gods Zoon genoemd wordt, van het
hoogfte aanbdangr
, Dat io de H. S. menfchen, die Gode welgevallig
waren, kifuiercn Gods^ Zonen Gods genoemd werden,
is bekend. Wie door uitnemende deugd en vroomheid
uitmuntte, en daarom een voorwerp van het Goddelijk
welbehagen was, dien werd deze naam g^even. Het
Joodfche volk eigende zich denzelven toe , dewijl het
meende zich in dit welgevallen boven alle andere volken
te mogen verheugen , fchoon het zich hierin niet zelden
zeer bedroog. In het N. V. wordt dezelve mede op
de Christenen overgedragen , deels dew^l zq zich , we-
gens de zending van Jezus, als voorwerpen der vader-
OVBR DB BBNAMINO OOD8 ZOON. 6oi
lijke liefde Gods tpoesten befcbouwen, deels dewijl zQ
zich , als Chrwenen , door eenen Gode welgevalllgeii zin
en wandel moesten onderfcheiden. De baan , langs welke
zij tot de waardigheid van kinderen Gods opklimmen
konden , fchrqft Jezus hun in zijne Godsdienstleere vóór.
Een en ander hiervan behelst de bergrede. ^ Zalig zijn
„ de vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen ge*
„ naamd worden." — „ Hebt uwe vijanden lief enz., op-
^ dat ffj, kinderen zijt uws Vaders , die in de hemelen
„ is*** — „ Weest dan gglieden volmaakt, gelqk uw
,, Vader, die in de hemelen is, volmaakt is." Volgens
Jezus' leer geraakt men alzoo door toenemende zedelijke
veredeling tor het kindfchap van God. Ook het tegen*
geftelde doet h^ , bij voorkomende gelegenheid , in het
licht treden , wanneer hij hen , die zich niet laten ver-
beteren, n kinderen des Satans" noemt. De deugdzame
gezindheid en de reine wil maken den mensch Gode
welgevallig en Hem gel^'kende , en om dezer zedeiyke
Godegelijkheidswil « aan welke het welgevallen Gods
noodwendig ten deel valt , heet hQ Gods kind. Zoo
zegt.Paulus, Rom. VIII: 14: ^ Zoo velen als er door
„ den geest Gods geleid worden , die zijn kinderen Gods."
En wanneer i Joan. III: 9 de leerling van Jezus zegt:
^ Een iegel^k , die uit God geboren is , doet de zonde
n niet^'' zoo is in beide plaatfen de zedelijke zin der
bedoelde uitdrukking niet te miskennen.
Dat nu, bij zulk^een fpraakgebruik en zoodanige wQze
van voorftel in de H. S., dengenen, in wien de zede»
lyke gelijkheid met God , in eene nog nimmer waargeno»
mene mate , den befchouwer in het oog draalde , en die
derhalve voor het hoogfte voorwerp des Goddelgken
welgeyallens erkend werd, de naam van Zoon Gods
ook in dezen zin zij g^even , verwacht men van zél-
ve , vóór nog de bewqzen daarvan opgefpoord en gevon-
den te hebben. Doch deze z^n voorhanden, en wel
niet alleen in die plaatfen der H. S. , in welke Jezus
blootelijk om zQne zedelijke grootheid en Godegel^'kvor-
migheid Gods Zoon genoemd wordt, maar ook in de
602 VERHANDELING
meesten dergenen , die hem om zTjut Mesfiaanfche waar-
digheid y of ook oni de in hem opgemerkte eh vërterdê
hoogere natuur ^ met dezen naam beftempejen ; want al-
tijd wordt, by der Apostelen befchouwing en ailndiildiiig
van Jezus den Zoon Gods , het iii hem gedachte (voor*
onderfteldie) maar niet érkenbaré (aan te wQ2^é)' hoo-
gere wezen met de duidel^'k erkende en diep gevoelde
heiligheid z^ns wils verbonden én met dezelve als m€t
eene hemelfche glorie omgeven. Daarom^ komt de zédé^
lijke zin van den (jhristüs behoorenden natffn van Zooil
Gods, bi(jna overal, waar dezelve heni gegeven wórdt -^
uitgenomen , wanneer hij in den mond des volks gÏ van
Jezus' wederfprekers voorkomt — óf meest 6( althans
mede in aanmerking. » Wq hebbén zfihe heerl^d<f
„gezien,*' zegt .Jóannés^ „als de heerlgkbéid d^
„• Eeoiggeborcn van den Vader.*' Doch In welke véAè-
venheid h^ hem zich , wegens den in hém Wbnendeü'Z^
gos , of met betxe&king tót bét in hemi aanfèhcmwde hbo-
gere wezen, gedacht mag hebben, hij verbindt daar&edé
de gedachte aan zedelgké goedheid, als het üinigffe bé-
gtnfel zyner trbddelijké' Heerlijkheid uitmakende; Wint
hij voegt er de woorden b^i „ vol van genade en i)wör-
^ heid.'* AIzoo was Jézüs hem in iijne zedelijke waar-
digheid en fchoonhéid de eeniggefiofen Zooil Gods, 'dé
lieveling des Ailerhoogften. Hét woord , bj^ zijneh doop
en verheerlijking: „ deze is m'ijii Zoon, mijn ^geliefde,
„ in weiken ik een welbehagen* héb ,** bétfof hiéf ffechts
den Goddeiijken gezanf , dié de hoop dés vrbegéfen én
tcgenwoordigen tijds op dé liicnemendfte wyzé vervullen
^u y het |old oók den reinen van harte , deh gehoorza-
men tot den (Jood , het evenbeeld dés heiligen Vaders.
Wanneer de Apostelen hem het beeld des ó'nzTehlöten
Gods noemen, welke min behaalde denkbeelden daai'bH
in. hen ook mogéri z^n opgére2^éri, iftimer ftóócf hdn
hoofdzakeljijk het verheven inzigt en de v^heid, de he-
melfche zachunóedigheid en feiiiBèid van Jezus voortia'-
meiyk voor den geesr. „ Den boeide des eerstgeboren
„ Zoons Gods ,*^ zegt Paulus aah de Cölosfên, moest'cil
OVER DB BENAMING GODS Z0ON« 603
de tot het Christendom geroepenen gd^k worden »ett
(lelt al2oo het zedéiyk begrip de^ verheven naams ki
het licht. En wanneer hQ de grootfehe ititdrükküig,
dU ^ in Christus de volheid der Godheid ligchitmélQk
„ woont,'' met de verzekering verbindt, dat de ware
Christenen deel hebben aan deze voliieid, dat zQ
h ft2rfS itsrxnpvfiéifof zQn, geeft h^ dan niet te kenneii,
dat h^ oüdér bet Goddelgke bovenal het zedélQkè
verilaat ?
Doch Jezus zelf', die zieh zQüer béttekklng tot God
onophoude^ik bewust was en geheel eh al hi dit bewust
zi}li leefde, hoe verklaart hQ zich hieromtrent? Onmis^
kenbaar zoodanig, dat de ovérèenftemmbig van z^'
Wil, zQn doel, zQn dreven met den wil Gods ïDeest op
den voorgrond ftaat. Wj is het ztch bewust j dat God
fai hem is en hQ in God , dat derhalve de naatiwfte ve^
bindtenis tusfchen den Vader en hém beftaat ; want hj^
denkt niet^.^ hiy wil en doét niets ^ dan hetgdeti dé Vi*^
der lief heeft en wil en hem heeft bevóléb. HQf^reekt,
^k hg het van den Vader otttvangm hééft; hij doet
dé berken des Vaders; hQ lééft flleen vod^ dé v61voéi^
tüig van den hem door den Vader opgedrageU last; iQd
wil én ftrevtn is deh Vader gebdligd eh hangt Van Hett
af; zijn leven is éeti leven in God , ïa de liefde tot
Hein^ in de gehoorzaamhdd aan Heni; bij bévfëffigt
daafdóor de innigffé aandrift éh behoefte z^aéif ziéh
Zoo b hij één Aet God. „ Ik M de Vaékr tijn téhi^
fpreekt dé regte, waafacfatige Gódszoori, want Gddéi
wil, raadsbeliuit èft ddèl zijft ook dé ugne, Datóo* $
Wié heni kent, dié kent den Vadéf , W^t m fietn d^éfli
Utttt zich des Vadéré önéifldigé liefde én heilige wil^
M #ië hem Volgt, die komt door hém tot den Vèdéi^<
,Wam hy tteédt door tëlfihéid dés haften^ liefde éfi g^
lödf in eéne naauWètè betrekkiüg üot God en géVoÊSé
]tf{éfa gelukzalig ih God. De Vadét Ukt dén Zoon tüét
alfceö, Wöit deze doet altijd, wat (fcn Vader wélbóhap
gélQk is. En wanneer God hem gebiedt} iot gr6!«9M»*
iing Van eenen beteren toefbnd der iMïiiNfhheid^ in déft
604 VaRHANOKLINC
dood te gaan, fpreekt lUj: „De wereld zal erkennen ,
„ dat ik den Vader lief hebbe, en, alzoo doe, als* mij de
„ Vader geboden heeft" — gaat, berustende in des Va-
ders wil, het verfchrikkelijkfte lot tegen, en is hem ge-
hoorzaam tot den dood des kruifes*
J^zus gevoelt, zich diensvolgens, naar de aanw^zing
der Schrift, als Gods Zoon, dewijl hg roet God — »niet
gel^'ks wezens^ maar — gchjks mlhns is; dewgl hg
God meer lief heeft dan alles, en wederkeerig door
God geliefd wordt; dewQl hij Gods woord fpreekt en
Gods werken doet , en wel in het bewustzgn , dat God
door hem fpreekt en werkt; dewijl hq niets anders wil
en beoogt, dan wat Goddelijk,. Gode welgevallig is.
En zijne leerlingen eeren hem als Gods Zoon, dewijl zg
in ' hem eene reinheid des harten , eene zedelijke kracht
van den wil erkennen, die zij ;net, geenen anderen naam
weten uit te drukken; te meer, dewijl dezelve op de
waardigheid heenwijst , die Christus als den (lichter des
hemelrijks toekomt.
..Doch is dit zoo, hoe zouden dan w|j, predikers van
het Christendom, ons geloof aan Jezus ,^ den Zoon
Gods, en onze vereering van hem, niet met alle blgmoe-
digheid te kennen geven, en allen, die ons faooren,
door de H. S. , tot hetzelfde bemoedigen? Niet tot
vergoding van het menfcheiyke wekken wi|j op, maar
tot blijmoedige en eerbiedige erkentenis van zync heer-
/Igkheid, die zgn menfchelgk wezen, door heiligheid, des
gevoels, des verftands en des wils, tot het Goddelijke,
tot . zedelijke 'eenheid met God verfmolten heeft. Welke
onfchatbare bewezen biedt de H. Gefchiedenis ons daartoe
^an I Reeds .in het knaapje vinden wQ den trek naar
boven, dien hij zgn ganfche leven door volgde; wij be:
fpeuren den wordenden Godszo(m, die het gevoelt, dat
hy immer in de nabgheid van God, zijn' Vader, zqn
moet, en die daarom ook „ toeneemt in wgsheid en ge-
„.nade by God en menfchen.f' Als den tot rijpheid ge^
komenen , z|jner kracht ten volle magtigen , ter berei-
l^ing zijner beftemming volkomen bekwamen, zi^ wg
\
OVER DB BENAMING GODS ZOON. 6oS
hem, als, vóór z^n openlijk optreden, de verzoeker
hem nadert. De zedelijke Vastheid, welke hij daar'1>e-
toonf, heeft haren grond in het bij hem levendige be-
wustzijn en den wil, om als Gods Zoon té denken' en
te handelen. . Eindelqk als voltooiden Godszoon zien en
erkennen wij hem in zQne laatfte moeijelijke omftandig*^
heden; op zijn* weg naar den dood, toen hi^ Gc^de ge-
hoorzaam was tot op het kruis.
• Onfeilbaar is het de pligt des ChristcnpTedikers , ^
ner gemeente aan te wijzen , hoe Jezus tot deze zedeljifke'
hoogte opgeklommen is, opi welke wij hem als voltooi-
den Godszoon vereeren. Niemand meene , dat de voW
komene deugd , die wy in hem bewonderen , hem aange^
boren was , en h|} aan de moeiten en den ftrijd was ont-^
heven, door welke wij ons dezelve verwerven' moeten;'
dat men dezelve als eene z^'ner natuur noodwendig in-
wonende eigendommelijkheid hebbe té befchouwéu. Neen ,
zoo is het niet. Deugd is een werk der viflheld;*'zi5*
moet verworven, door kamp en ftrijd verkregen wor-
den. Ook Jezus heeft dezelve verworven j In den' ftrijd
met de zinndijke Jiatuur en de wereld heeft hij ze ver^
worven , want „ hy is verzocht geweest gelgk als w^'*
' Maar juist daarom kunnen wij ook , iti de Christelipe'
gemeente, met den Apostel zeggen: ^ Dat gevoelen ^q:
„ in u, hetwelk .ook in Christus Jezus was.*' ~ „ Hfl
^ heeft ons een exempel nagelaten, opdat Wij z^ne voet-
M ftappen zouden drukken.*' Verkondigen wij haar eenen
Godszoon, die, in z^ne hooge, Goddelgke natuur,
eene volkomene deugd op deze aarde heeft medegebragt,
zoo z|]n haar de gronden ter verfchooning , zoo zij hem
niet gelqk wordt , gegeven , al beroept zij zich ook niet
pp een,' zoo het heet, door Adam's val veroofitaakt
ganfchelijk bederf der menfchelijke natuur. Doch ftellen
wö haar,^ overeenkomftig de Schrift, den Zoon Gods
in zijne,. onder moeiten, opoffering en ilrijd verworvene,
volkomene deugd, als verheven voorbeeld ternavplgbg,
als ideaal der menschheid voor, dan verdwQnt deze ver-
fchooning. Dan ziet zij in, wat de mensch, onder
6o6 VBRHANpELmC , OVER DB BjBNAMiNG GODS ZOON. ^
Gfl|d$ b^ftan^, vei^oag, voor. welke veredeling hQ vat-
baar !$, en (l^t het flechts o$>. zQn' eigen volftapdigsen
wil aankoipt » pf hy tm Gode welgevallig fchepTél , een
^ kind Gods ;sa} worden ^ of niet.
jHet is b^bel^h ym^^ en ook in Ibet yoorgaande ten
dode aangewezen ^ dat de Apostejisn de leer van .den
Zoon Gods op f ^oda^ige \f qze praktik^al mas|pteD. Hoe
mogen wy Christenleeraars dfn .^dprs handelen ? Ter-
vj|9 zQ oyend pp de sedelgke w^rde van Jef ya , c^ 4e
volkomene Qve;i;eenftemming z^'n^ .)vUs met den wil ies
Vaders 9 ,op zjjne door h^ljgheid des willens en pogens
bew/eikte g^l^kyprinigheid aan God w;itj^en , en de Cbfist^
nen opwekken ^ 4^?^ Volbeerl|)if:ea gelp^ te worden, zjjn
zQ ypoc ona de.regte voofgangers in 4? bebandéliDg van
4it onderw;^. W^mp/str wïj derhalve , bij onze predi-
kiqg ](ier iieerl^kheid van den Zoon GckIs » de z^edeiljike
:^jde derji^ve boven alle andere do^n uitkomen, der
i^clva tQfi de hoofdzaak maken , én haar der gemeente
als eqa Jeyepdig toonl^eeld voor oogen (|^en, zoo
4oen yf^ , wat de Apostelen. dede;n , off ze predt|üing ver-
dient den i9a)iKi yajo Cbristelök, eip wQ ti^ben de over-
tuighig^ (^ ,«inze Heer en Heiland door dezelve op de
ceg^e w^ze .yerhperlgkt , en ztji)^ giei^ieenjte waarachtig
ftrfticfct 8p,opftrffOuw4.,wQTdt# , ,
Bö
ÈKH lUN ANDea OVBR PB CHQL£>|(A.
(Ffirvfllg en flop yan bh 561 .)
I ^ei^ ftrijd on^t;r^n,t de verwijderde oorzaken x% hc^
blU^aox^odig ^e vermelden ^ dat de geneeskundigen oojt
oyer de .q^ste vprzaak en het wez.en van den \axfi^
locgp zfifiï ^onderfcheid^jq^ ^leeqi^geapi. bebW Dat' zq
zich hiqin veelal door de lijkopeningen laten leiden ^ is
in ,0Q2;e cf^gen g^^ vreejcpd verrchjtjnfel ; m \^X moe;t
4^& ook o^v;ei;pijj4ei^k zijn , vermis zich de vaste dée-
Ifsp l^echffi Wfl.jh^f on^5j:zoskjend oog aanbieden, dat de
B£N £^ ANOBR OVCR V^ CHOtlM^A. 607
(loomisfen in de levenskrachtenen eene ziekelijke aandote-
iiiAg in liet bloed over het hoofd gezien worflen,^ m
i^eiDigniaal als oorzaak wordt aangemerkt, wat ilech^
toeval der ziekte of het gevolg va^ den dood is* Zoo'
z^ip er dan ook yel^ ^ die , op it uitkomfleq,^ n^.elkie
de l^Qpeningen aanbieden , zich grondende j de ;^jieki;e
* voor ee^ pntfteking yai^ ft|a% en darmen, of t\^d^hfr-
(enen £fi hef, rnggemerg niet deszelfs (raatvlies » of vooF
eene ^aandoening van hpt hart en de bloedvatei;! ^ of
voor eene oqt^ekiiig der zenuwen, eene jiapdoen^ig 4(^
lever, jalbl^ , met belemmerde galaflcheiding e)) ujt-
ftortipg, en wat niet al meer, houden; terwtji W^
met eene i^opdanjge leer, van de folidaiFriWtbQloig^
ontleei^d, ^et gevoelen y^n.hen tracht te vecdriageji ,
welke dftarby ook de ziekteverfch(jnfelen in aaBjopterl^g
nemen , met welke zioh de Chokr^ vertoont , en , ipia*
fchien miet meerderen grond , de oorzaak zoeken jn eene
onn^iddejlijke aandoening Qf liever befmetting van l^t
bloed y gigtbaar dpo^ de grootere hoeveelheid .koplSj[>f
in ^ en de ^er xlan gewof^e dikte van h.etzelve , en waa^
uit, als uit eea/e algemeepe br<»n, 9^ de veian^ringcn
in ^e aflcheidingen , de aandoeningen v^ de maag , de
dfi^en^, de herfenen ep yafi; bet ruggen^e^g. en de 45e*
nuwen, £(ij,deze, ziekte afleiden.
Iiuus(i:l)ien zijn wjj er yerce af, om bet njit vgn
wehiitgevoer^ l^kopeningen in dezen te verlcl^nen$ wy
verheugden, ons ^tegendeel reeds te voren, toen w^,
uit de me4edeeling 0V|er de Cholera in dit Tgdfchrift yoor
Juiy en Augustus 1824, vernamen, dat opze ][andg^
noot. Dr. j. van d x s s z l j z. , het allereerst de apc;ij^g
van l^ken ^ a^ d^e piekte overeen , had durven <9>4^-
nemoi, en ,daarin naderhand door videren is nagjsyQJigd
geworden; ,en m] hou^^ ons pver»iigd, dat ^Q, in
verband en vergelijking gebrjigt met den loop dm 9i^tt
zelve , alie^ins tot eene betc^ k/Bunis vao im aw4 4f^
ziekte en eene meer gelukkige behaodelii^g. leiden ful-
Maar .dan ook moet dit verloop, dan ook mpt^ten 4e*
verfchijnlTelen der ziekte even naauwkeurig w^9Fd«R op*
6o8 ESN EN ANDBR OVBR DB CHOLBftA.
geoMrlct.ea opgcteekend, als de lijkopeningen met juist-
heid en onpartijdigheid moeten verrigt worden. Tot
heden toe zyn de wezenlijke en beftendige toevallen
nog niet genoeg onderfcbeiden van de onbefiendige
*ea Jo^aUige (fymptomata cafu ortd)^ welke laatfte
van het klhnaat , jaargetijde , ligchaamsgeftel en van zoo
vele voorafgegane oorzaken afhangen , en bovencHen de
eerfte zoe zeer vermogen te w^zigen. Zoo befchrijven
ons fommige waarnemers de ziekte met teekenén van
ophooping van bloed en van beroerte, terwijl anderen
bet tegendeel waarnamen ; zoo de ^en aandoeningen van
de ingewanden^ der borstholte , een ander wederom niet ;
zoo wil men, ook in de grootfte hevigheid der ziekte,
gal in de uitgeworpene doffen ontdoet hebben, en heeft
men zelfs de ziekte aan xie inwerking der fcherpe gal
op de maag en darmen toegefchreven , terwgl meest alle
berigten wegens de in Europa waargenomene Igders her
tegendeel getuigen , daar volgens dezelve veeleer eene hel-
dere, aan rijstwater niet ongelijke , weiaardige flof ontlast en
uitgebraakt wordt/ Voorts is het ook te verwonderen^,
dat men van het verloop van dat tydperk der ziekte
flechts als in het voorbggaan melding 'maakt, in het-
welk de ziekte eene gunftige wending neemt, en men
niet de goede bedoelingen der natuur tot aan de volko-
mene genezing toe , en de teekenen , die iets kwaads en
inftojctingvoorfpellen, zoodanig gadegeOagen beeft, dat men
daaruit, tot de voltooiing der herfteUing, en ter voor-
koming van inftorting en naziekten , nuttige geneesrege-
len kan afleiden.
En de lykopeningen nu, zullen zij aan het ware doel
beantwoorden , moeten minder oppervlakkig, door erva-
rene ontleedkundigen en tqdig genoeg gedaan worden,
opdat niet door de toenemende ontbinding het li[jk reeds
te zeer veranderd zQ. Het uiterlgk aanzien van de fj[X]s-
verterings-órganen b. v. moet niet flechts vermeld wor-
den, maar alle derzelver weefTels en de veranderingen,
die daaraan zijn voorgevallen , moeten naauwkenrig wor-
den opgegeven, zoo ook niet flechts de herfenen uit-
KftN £N ANDER OVER OS CHOifERA. Co^
Wendïg, maar ook in al hare deelen en verlengGds in*
wendig onderzocht, in één woord aUe werktuigen , die «
het zy beftëndig, het zij toevallige aangedaan z^ kun»
nen, , moeten met het ontleedmes nagefpoord , en voorts
het bloed en de in de ingewanden voorhandene voctnen
narler onderzocht worden*
DftC men bij dit aangevoerde nog niet in de behandelmg
is overeengekomen 9 zal wel geene verwondering wdc-
ken. ' Wij fpreken' hier niet eens van i^e onderfcheidene
wijzen,' ter voorbehoedmg zoo min, als ter afwering ^
aangeprezen , en.dus ook niet van het gevoelen dérzulken ^
die de vernietiging der fmetftoffen door chlorkalken , be*
rookingen, of de aflluiting van laders, of zekere ftreken, en
de quarantaines voor nutteloos houden ; w|j bepalen ons
nu flechts kortelijk tot de onderfcheidene geneeswijzen ,
tegen déze ziekte, doch oVer het geheel met even weinig
gevolg, in aanwending gebragt , zoodanig zelfis , dat een
geneesheer^ door de droevige ervaring hiervan overtüigd'i^
toen hy zelf onlangs werd aangetast, geene geneesmidde-
len nam , en — genas. De geneeswijze iioor calomel ëd
opium j reeds vroeger door de Engelfche geneeskundigen
aangewend, is ook thans nog veelal in gebroft; bi) ande^
ren weder de bloedontlastingen , als ontflekingwerend en
afleidend middel; bij anderen laudanum liquidum met
vlugge oliën ; bij anderen nux yomica ; bij anderen
magister ium bismuthi^ of caitoreum^ mofchus tn an*"
dere onder ner^ina bekende, behalve 'de velerlei uitwen^
dige middelen. In het kort , de reeks van dezelve , tegen
deze ziekte, ook nog volgens de laatfte berigten, in ge*
bruik, z^ te menigvuldig om bier te vermelden, en
getuig^' allezins van een verregaand empirismus^ niet
genoeg gegrond op den aard der kwaal , noch overeen^
komftfg met de kennis van den weg , laiigs welken de
natuurkfachten behooren geleid te worden.
Bij deze verfchillénde gevoelens over den aard en de be-
handeling der Cholera y kunnen en mogen wij ons dan uit de
tegenwoordige berigten geen juist beeld der ziekte vor-
men, en voor dezelve reeds vóóraf eene geneeswijze vast*
MENGELW. 1831. NO. I3. V V
6lO ZEN ON ANDeRw QVeR 09 CHOLEgA»
ftellen. Ook is dit t(t oiiiuler iV>odii£,^ d^w^wij de. ho!^p
nog niet geheei opgeven , qv^ ^r. 9 diQor de geaomqie
maatregelea ea onder die buip ^enec zorgende Voorzien^
heid 9 van. bevrijd te blgven. Desoiettemin moeten wij
waakzaam blijven ^ en ons vooral met. de mededeelingen
en berigten van die waarnemers eigen blijven maken,
welke n met den echt Hippocratifeh^ geest bezield , vnj
van alk ileUelzucht , door getrouwe waarneming , door
vuiucti^ en anokgit tot de kennis van den waréaaard des
gebreks trachten te geraken en eene echt rationele genees wijze
vast te ileUen* To<l zoQ^ng^» dunkt ons, mogen wy
gerust fiükaanfohouwers zqn, en niet met zeUzoekende
oogaiesktfi ^ o£ uk zucht qm boven aode$:en te wdien
uitblifldca), re«ds; nu, dewijl: bet nog geen tydis, de
diukpecs; do^ ;2weeteni ojodec veijtalingea ea co9pi)aü£n
van rijpe en onr^pe hedènvruAfatea , om het g^eeskan-
dig zoo wdt, a)^. hecniet-g^eeskundig publiek quaft te
Qnderrigteo. Hiemaa tochj^. bovendien voorzeker geene
behoefte* Op. hoog^ bevel heeft er eene ver^^eni^lng van
Hoogleenseit der. Geoeeskimde oozer hooge en doorluch-*
tfge Schcdea plaats. fg^aaèA ^ die tevens groepen warea»
om voorloopitg h^t volk zoo* wel , als de min4ei: gooe-
ftode geneoskoodigftD , vqor ziQjq inoel dit noodig eamoge?'
]|}k wasv^. QMt de zjd((fi, ter voorbehoediog eni behan-
deling,, bekeixd 1» matou Vw de meer geoefende oi
zoodanige gi^neesheeren-,, die dien nw9 inderdaad wavxli^
dragen, zal. et wel gieeazijp, di^ zioh^niet tot di^(el£de
bconnen^ als w^iaruit.de. foelfchrüvende vertalers putten,
den toegang' we^t te yerfibliaOm Doch eerst d^.,, wan»
neer er. iti die waamwingen en be>dndi{|geii meei: eenheid
en gelpardtvü^eid,. in de. gf^eestwq^e meer, qyei»enr
konst beersobt eu; dezelve met, bijtere. g^volgAB bebroand
wordt:, zal het vooi: opze vs^erlandfche kunstgeivmen
een welkom geri:henk z|]n, vap een, kundig geneesheer,
zonder zijne andere, pljgten ,, dopr zQn bfproep, of hoogere
betrekking hem opgelegd, te venw^arloozen,, een hand-
boek te ontvangen , hetwelk , nevens, eone kernachtige ge-
Icbiedenis en de lotgevallen, der zoogenaamde Chojcra ,
E£N EN ANDER OVER DB CHOLERA. 6il
de ultkoöiften bevat, welke de aanhoudende en vereenig-
de pogingen van kundige mannen, waar de ziekte ge-
heerscht heeft , , omtrent de erkenning , den aard en de
behandeling dezer Vreefelijke kwaal , hebben opgeleverd.
4 Augustus, 1831, P. J. G.
VBRHANOELUttG , OV£R DEf* WAREN MOBO; GESCHETST IN
HET VOORBEELD VAN SOCRATBS ,. VERO»LBESN MET
DAT VAN CATC.
Door
Mr« P. MABÊ, JR.
Ijreene deagd is er, die den meofch méér verfiert, die
hem, tot grooter en edeler daden kan opvoeren, dai> flioed;
maar ook geene, ia welker beoefening en beoórdeeliii^ dck>r«
gaans de Cch^tk moetfeigker fa6 bèc Wefzéti êëi ftHk kliti
onderlbbelden worden.
Imootets , hoe Vaak wordt eene diad ^rdèm^, M Wêire E||
%eü bewijs van moefd, welke dgfenlijk tfiett adMft #aiÉ,
dan het nhvloeifel van eené ooge&61iklcëlt)ke onberMen
drift , of van roekeiooze vermetelheid , van laakbare VgtiM*
nigheid, van otiteoibaTe woestheid, ]a v«fi óhééttfèhelqke
n^reedheidt
üt ware kenmeften te onderzoeken vat eëüe dëngd , die
niec zeldeü mhider bé'tfaat dd&r , waar t^ algemeen voóróiu
derlteld wordt, en dfkwfifs dMr ailAwezig fs, Wair itfen ze
niet veiitioedt; van éèvie deugd, dié één tilèmA tot ééüt
tronie gltfr verftrWt, fn de oriderAfheidené , dikwQlii ±öo
ratnpvollé, omfhrddlghedetr des levens; heïü ergiene tlèftJéh*
fpöéden grootmoedig en ftindVkitig leeft vetdoren, eii bé^
tevens eto weldoener , eèn redder doet worden ^oor ande-
ren; zoodanfg eéne étugd wél te kennen, kan tAét tSêt
anders das als hoogstbelangrijk befchonWd wbrden.
De gebéüftenisfen dezer dagen, waariA van een ieder on*
Z^r zóó véle opofferïngeti gevorderd wórden, tot handhavlhg
van de eer en het zelfftandig t>eftaan dti dierbaren vader-
' lands , deden mQ befloiten , om heden té fpreken cyér den
waren moed. tk wil', M. tt.^ u' niét bèzig höudéta firét af-
V V 2
^19 VERHANDSLING
getrokkene redenerlageo , matr liever owe aandacht vesrigeif
op den dood van twee groote maanen der oudheid» die bei-
den door hunnen moed beroemd z\jn , offchoon zij denzel-
ven op geheel verfchillende wijzen hebben betoond, name-
lijk van S0CRATE8 en CATO.
Ik zal dan trachten , n den waren moed te fchecfen in het
voorbeeld Van socratss, vergeleken met dat van cato;
en , dit doende , zal ik in de gelegenheid zqn , eenige berin*
neringen ce verlevendigen, die ons in de omftandigheden ,
waarin wQ on^ bevinden , nuttig kunnen wezen.
Ik heb verkozen, twee mannen der oudheid ten onder-
werp te nemen, niet omdat onze vaderlandfche gefchiede-
nis geene talrijke voorbeelden daarvan oplever:; neen voor-
zeker ! maar omdat ik , indien \]l de keuze uit onze gefcbie^ .
denis gedaan . had , zoodanig , dat ik den eenen vaderland*
fchen held boven den anderen had willen ^(lellen, daardoor
welligt door dezen of genen van partijdigheid . zou zijn be.
fchuldigd geworden.
Schetfen wQ , volgens den leiddraad der gefchiedenis , kor-
teiyk de oanAandigheden , waarin , en de wijze , waarop die
mannen geftorven zQn, om daarna hunne handelwQze te
coeafeii aan de regels f die wi) ons van den waren moed
voorilellen, en. de flotfom van ons onderzoek op te ma-
ken , wie hunner het mee^t • getoond heeft denzelve» se
bezitten.
Vestigen wij het eerst het oog op socratss*
Alcibiadbs, in z|jne jeugd een der leerlingen van so«
CR A tbs, van wlen nepos ons verhaalt, dat hij een toon-
beeld was van hetgeen de natuur, zoo in het voortreffelijke,
als in het verachtelijke , kan daarflellen ,. vermits bij nu in
verhevene deugden en hoedanigheden even zeer nitmnntte ,
als hjl) op andere tijden zich door dierlijken wellust en onge-
bondenheid bezoedelde, zoodanig, dat men zich verwon-
derde, hoe in één mensch zulk eene geheel tegeuftr^dige
natuur kon gevonden worden; alcibiades was, door de
jaloerschheid en ongeftadigheid van het Atheenfche volk , dat,
na z^ne overwinningen , in hem niets meer zag , dan een
burger, die, door zijnen roem en groote bekwaamheden,
voor de vrijheid van het volk gevaarlijk kon worden, van
tz^n bevelhebberfchap ontzet, en hetzelve was in z^ne
plaats toevenrouwd' geworden aan drie andere bevelhebbers,
genaamd MENANDBR, TtoEus en adimantos.
h
OVea 0BN WAREN MOED. 6l3
Deze even verwaande als pnkandige veldbeereh , die de
herhaalde raadgevingen vanden nu vernederden en ambteldo-^
zen ALCiBiADEs befpocceden, werden door den Lacedsmom
nilcken bevelhebber ltsand^er geflagen ^n verftrooid, en,
toen deze zich' inec zijn overwinnend heir voor devpoorcen
van 'Athene vertoonde, gaf de (lad, die van hare verdedigen,
beroofd was , zich op genade aan hem over.
' Ly 8 AND BR, die, vorens hepos, meer roem verkregen
heeft door zijn geluk , dan door zijnen moed , en de oyet*
winning , die hij behaalde , meer verfchuldigd waa aan de
achteloosheid zijner vijanden , die zich in de velden verfpreid
en hunne fchepen verlaten hadden , dan aan eigene bekwaam»
heid; ly.sander, alzoo meester geworden zijnde van
Athene , deed de Atheners deze overwinning op het pQn.
lijkst gevoelen ; hij fchafte de wetten af, veranderde hunnen
regeringsvorm , flechtte de ilerktón der ftad , en noodzaakte
dat hoogmoedige volk, zoo trotsch op zyne vrQheid, om
het hoofd te buigen onder de oppermagt van dertig landvoog-
den of, tirannen ; die hy aandelde, alleen uit de zoodanigen,
die, hem . blaken hadden gegeven van gehechtheid aan hem ,
en het volk , op z^nen wenk , als eén wingewest van Laeem
demoniS^ met een* ijzeren fchepter regeerden.
' Dé heerfchappij dezer tirannen was gekenmerkt door de
gruwelijkfte wreedheid* Ieder, die flechts vermoed werd
zijn vaderland te beminnen of hetzelve nuttig te. kunnen -
ztjn,' ja ieder, die Hechts eenige r^kdommen bezat, werd
tot den dood veroordeeld en z^ne goederen verbeurd ver«
klaard. Dtz^ veroordeelingen, neen! gruwelijke .moorden »
waren zoo menigvuldig, dat, volgens xenophon, gedu-r
rende deze tiranni] , en dus in een tijdperk van flechts drie
jaren, het zwaard en de giftbeker der beulen een derde meer
Athenen fneuvelen deed, dan in al de bloedige veldflagen,
gedurende tien jaren geleverd , gevallen waren^
In dezen rampzaligen tj[|d leefde socrates te Athene^
aocRATEs, dieir men roemde als den « deugdzaam den en
den wijsflen man van zijnen leeftijd;, socrates, de groots
He der Griekfch^ wysgeeren , die de jongelingfchap dagelqks
onderwees in de leer, dat de deugd het hoogfle goed is, en
dat bJD , die in de gunst dec Godheid deelt , voor ,de magc
der menfchen niet behoeft te vreezen. Hoe zou de deugd,
zame man niet diep betreurd hebben het lot zqns ongelukki-
gen vaderlands? Hoe zou hy onder zulk eene regering ye^r
fchooikd «tja geblevep^ Hoe zw W 9ü^i «ei| diejr (UigM^f-
feo hebben moecen ziin^ die de moordzocbt dier dwlofe.
laedeA veilen deed t
Ht\ zSi 100» gelïjk door foniQigeii beweerd U» dat e o*
OAATBi» als leerende hec beftatn vta éénen waren God,
en 4ef jeugddle leere inprenrende. Bier ten onregte beichnl*
digd werd, de godidientt van den lltac te ondemyneoy en
alt soodanig , en nit dat oogpunt, befchouwd , ^i$ hvagfx »
voofal ntar de begrippen van dien t^d , niet onfchuldig ge«
aekt kon worden aan de tegen hem ingebragte tanklagt.
. Dit bQ ioo; maar» wat lieten die dwingelanden fich gelegen
liggeik tan bet welayn van den flaat» wiens beate burgers
bQ dagelQks gmwelQk lieten vermoorden ? Daarop koQ al-
ZQQ , in goeden ernst , de befchnldiging niet gegrond wezen ;
dit kon haar flcchts tot een voorwendfel verftrekken: alieen
de vrees , dat zQne leer voor hunne afTchuwei^ke dwlngei^
landij gevaarlijk konde wcHxien, dit alleen was genoeg > om
bom te doen derven, en — hfl werd gedoemd, om den gift-
beker te drinken 1
SocRATES, te midden v%n zUne vrienden en leerlin^r
ge9» die hij onderwast in de ware w^sbegeerte» als de beste
gids om wél te leven én w^l te ft^veq » e9 in de opd^fev
l^kbeid des ziele » verwacht de volvoering ven i^n vonnis
met de grootfle bedaardheid; hij fpreekt den ilaaf^ die
kern den belter brengt, minzaam ^an, en zegt: ^^ Mijn
„ vriend! wat moet ik doen! want het is uwe uak, mg
,, dit te leeren f ' ^ ^ Niets anders ;' zeide de man , ^ dan
Inwandelen, als gQ gedronken zult hebbep» toi; dat g$
f, awaerte in uwe beenen zult gevoelen , en dan te bed
^gaan leggen: het vergift zal van zelve werken^* Vrien^
del||k , zonder eenig verwet te doen aan de bewerkers va^.
z^ne samp , neemt hij den drinkbeker uit de handen vai\ d^n
beul, die zich moest omkeeren, om zijne traqen te verl^ef*
gen, en ledigt denzelven tot op den bodem,
Zvoe leerlingen, die tot dusverre zoo yeel kracht vM
geest behouden hadden, dat zy, ten minde vpor *l oQg»
knnae^ diepe fmart konden verbergen, waren 911 n^et langec
meester van zichzelveuj en zq barstten uit in een* ylQe4
van tranen en luid geklag. „ Hoer zegt h^ , j, was hec
„ daarom , dat ik de vrouwen wegzond, om 4ecgel«ke mhi
„ voegzame tooneelen te ontgaand Want ik heb hoores
n zeggen , dat men derven moet met gelatenheid. Hond ^
\
'ovea DEN WARKN MOftD. 6l5
^ (fam mstig éa betoon moed.** Zoo fpitk h^i fay, die al-
lééh bedaifd ea kalm bleef, toen allen , m^ec zya loc bewo-
fen » in «ranen akbfaracteo. Geeae Magc kwam over .s^ne
lippen $ Ui croóiue »$ne leerlingen, beveuigde aUoo zQte
leer door eigen Voorbeeld, en, zich verzekerd houdende van
de onfterfelQkheid der ziele en de belooniog der denfd , Orekce
hy zieh op zgn ll^rfb^ nit en -^ gaf den geeicl .
Befchonwen wQ nn, kortei^k^ het gedsag van cato ea
de wQze, waarop deze den dood onderging»
Markus poRciot cato, «chcerkleinzoon v^an cato
den Grar/Sr, daarom cato dl?» j^gin genaamd, leefde ineea
iioogatbetangiijk c^ydperk vandeil{tfavi/ii|/^/irrepQbliek« Hecdrie«
manfcbap van cajüs julius CAZtAR, pompzjus en
üRABsus, was , door den dood van laatstgemelden in den kr^g
tegen de Parihen , ontbondeqb De beftaan hebbende belrekkingen
cnsfchen c Aa sar en pompbjus waren verbroken door
dien doocl, en vooral door het affterven vaa julia, de
dochter van caesar en gemalin van pomp&|us« £ene
verfchrikkeltlke vöébdfebap ontftond er tnsfchen die twee
nanaea ^ éxt^ met onbegrensde eerzucht • eikander het o^-
pergeliag over den RüfheittfoAen ftaat betwistten*
Nadat het Romeinfdke volk fchier de geheele aarde aan
lieh onderworpen, en geen* bnicenlandfchea vijand meer te
vreezet! had, fcheen het zfin* eigen* ondergang te willen
bewerken» De tweedragt , die pest der maacfchappyen , on»
eindig vreefelljker dan de magtigfte buitenlandfche vVand,
ontbrimdde» Wie denkt bier niet aan de woede van marius
en cInha binnen Rome f wie niet aan den bioeddorst van
s T L I, A 9 die geheel Itaüi beroerd had ? Vreefel^ker was echter
de raze^n^ vatf cabs^R en pompejus, die niet alleen /^^ai^
en geheel //ai^, maar de ganfche toenmalige befcbaafde
Wl^reM, Evropa^^ Azii en Afrika^ in vaar en Wam zette,
en nies ekidi^, dan met den moord van den overwinnaar,
CAESAR,' ie midden van den raaë^
Cato^ de ftonte verdediger van de vrijheid óqï RomH»
nen^ Ibhtott deze, niet fleéfats vin de voordialige eenvoii*
digheid a/jfeweken , maar docfr Weelde en wellust » de rMSp*
zalige gevolgen van te gnaotet voórfpoed ^ verbasterd , die
vrijheid niet meer konden waardeeen ( cato had de z}}d0
gekozen van pömpejüs^ Hét firijgs^eiuic fcheen zieb, ia
den aanvang-, voo^ dezen te verklaren , toen hij by -Dpra-'
Mum twee belangrijke overwiantttgen 0p caesar behaalde^
6t6 VIRHAKDEUNG
maar in den veiddag, dien ; de belde legers elkander in de
vlakten van PkarfaHe leverden , * weid powpbjus door
'CABiAR geheel verflagen, en kort daarna, toen hQ., in
stjoe vlagt, zich 'op het gebied van den koning ptolb-
MBua begeven had, op last van de raadslieden van dezeo,
'verraderlQk vermoord.
C AT o had, na den' Pharfalifeken flag,. vergeefs ge.
trachc, den aanhang van pompkj us, die wel verftrooid ,
maar niet vernield was, door het bQeenzamelen der krljgs*
knechten op het eiland Corejra^ zoo veel mogelijk te her-
ftellen; hij befloot derhalve, daar hQ in geen geval sldi
verzoenen wilde met cabsar, dien hQ als den vQand vaa
sgn vaderland en van deszelfs vrijheid befchonwde, naar
Afrika over te (teken , ten einde . met nog een aantsi aoow
geblevene veldoverüen, pompejds op te xoeken. Aan de
/ffrikaanfche kust gekomen zijnde, vernam hy den mooid
van p OM PIJ us, uit den mond van deszelfs jongden zoor
ssxTus en van deszelfs weduwe co rm el ia.
Deze treurmare bragt groote verdeeldheid te weeg onder
het gevolg van gat o, daar velen, die niet zoo. zeer uit
liefde voor de vrijheid van hnn vaderland , als wel alt per-
fooniyk belang, den togt aanvaard hadden, zich nn ontOa*
gen achtten , en zich voor de voeten gingen werpen vin den
overwinnaar, om van dezen genade af te fmeekén* Cato,
hoe afkeerig van zulk een gedrag, wilde echter niemand
verhinderen , te doen , wat h^ voor zichzelven nuttig oor.
ileelde Anderen , die of geene genade van den overwlnour
durfden hopen , of wie de vryheid van het vadedaod meer
ter harte ging, dan eigen lijfsbehoud, bleven bQ cato,
wien zij tot hunnen bevelhebber verkoren, Cato had wei
het beflnit genomen, om, indien pompbjus zelf inden
PkarfaUfehen flag mogt gefbeuveld zQn, al de krögsbendeo,
die onder z^n bevel (tonden, naar IfaÜë.utugte zenden,
en zelf als een balling te gaan leven, verre veswijdcrd van
zQn vaderland, nu hetzelve tioor cabsar ovierbeeracht
werd ; maar de overweging , dat hy zoo vele edele en dap«
pere mannen in een vreemd land niet verlaten mogt, xoo
lang hy nog iets tot hun behood kon doen , en de hoop,
Waarfchyniyk , van op deze wyze nog iets te verrigten
tot heil des vaderlands, deed hem die bevel op zich nemea,
* Na eenen hoogstmoeyeiyken togt van dertig jlagen, in eeo
woest oord, gedurende welken cato de grootfte biyken van
OVBR DÈV WAREN MOBD, 6l7
moed en onthondiog had gegeven; aan bet koofd v«ivi|a
leger te voet , bezwtard nmt zi|joe wapeanttciog f vcmtavek.
.kende, en nooit anders dan het laatst eene teug wtteis ge^
bfuikende , wanneer het leger onderweg eene bron onimoectft,
en na» met tienduiaend krijgslieden , den w»t^ in de ftad
Lepfis doorgebragt te bebbra; vereenigde cato zijne magt
met die van sciPio en varus, in bet gebied vanden
koning juba, ftelde zich. onder het .opperbevel vanden
eerften , ofTchoon men hem tot bevelhebber 'wilde verkiezen »
ondat de wet niet gedoogde, dat het opperbeyel aaa MOtn
Propraecór opgedragen werd , wanneer een Proconfnl tegen-
woordig was: want hif veitlaarde fliellig en nadmkkeiyki nooit
^ te zullen gedoogèn, dat de wetten overtreden werden, tot weU
ker handhaving alleen hij de wapenen had aangegord; eene
gednchte les voor varus, die te voren mei scipi-o om hec
opperbevel getwist had« - -
Utica^ ten wingewest van den Rütneinfehen fk^^i^ werd
nn het pnnt van vereeniging voor allen, die^ na den Phsr^
/aUfchen veldflag, niet geheel badded gewanhoc^t; de over-
wonnen partij herftelde xich zoodanig, dat zQ alras, :too te
water als te land , 'wederom eene gednchte magt daarilelde.
Caesar, die na zifne overwinning naar Rpme gekeerd was »
zag met fehrik die magt zich vereenigen, en befloot^ dade»
IQk naar Afrika over re fteken, om dezelve te vernielen.
Nadat caesar, in den veldOag b4 Tkapfms^ eene ftad
aan de zee gelegen, de krijgsmagt van sciPio verflagen
en zelfs die ftad ingenomen had , vlngtten fommigen van
het verftroofde leger naar de ftad Utica , welke Hechts drie
dagreizen van Thapfus verwQderd was, en waar cato he^
bevel voerde.
'Déér kwam de tQding van deze nederlaag In den nacht
aan. Cato trachtte, door zQne bedaardheid, der menigtef
moed in te boezemen en de mst te herftelien. Met her
aanbreken van den dag riep hi} den raad van driehonderd',
welken hij zelf aldaar bad zamengefteld uit tümHnfchê bur^
gefi , die er zich metterwoon gevestigd hadden , b^een ,-
met bQvoeging tevens van de Romeinfihe raadsheeren, die
Zich b^ hem bevonden.
In dezen raad, die in den tempel van jupitbr gehou^
den werd, verfcheen CArp met een kalm en bedaard gelaat,
in zijne hand houdende een gefchrifr, hetwelk eene lifst be-
6l8 Vft&UAND&UIIG
vatte v«ii den iroomtd, in de magikquen vooriiatNleii ; by
deed tKiMr eene piegdge •mfpmek ; Mi verklaarde, dea naad
n4 te Ettllea tateo in deaceift befiiitt» selfs iodien-sien , coc
voorkotnliig vaó phudering en moord « in gevalie CAsaAn,
na een* hardnekkige» tegenftand, nogt overwinnen» zfdi
dadeiyk aan den vfjand nogt wiUen onderwerpen % maar dtt
hy bereid wu , om zich aan hun booftl te fteilen , indien
zg beflniten witdén , het uitèrfte te wageiu
Deze aaof^raak deed eene algemeene geealdiiA ootft^n»
Men befloot, onder het opperbevel van dezen dengdzaasMn
en knndlgen man, aan gaesa^r het hoofd te bieden. Over
de middelen 9 waardoor men dit ten uitvoer wilde brengen,
wtis men hec echter minder eena^ Zoo floeg cato een
voordel van dé hand , om de flaven in vrQheld te üeilen #
omdat dit eene Inbreuk waa op het regt van eigendom hnn-
ner meesters ; alleen die genen wilde hy i& dienst nemen ,
die door dezen, vrijwillig, uit de flavemQ ontflagen werden.
Wëldfa, ecbler, maakte de fchrik zich op nieow meesim
van het gemoed van de leden vftn den nlad, wèlke in CMyi
woonden. De vrtei van alle hvnne bezittingen te verliezen
iri eenefi (Iryd , dleii tf y meenden , tegen den overwinnenden
CABSAli» niet te zullen konnen volhouden, deed ëen nit*»
roepen t ^ \¥ie zijn wl] toch , en wien weigeren w|j onze
„ onderwerping f .Aan wien andav» dan aan CASSARf die
„ tocb reeds de oppermagt van bet geheele RümdÊfftAf
^ volk in handen heeft? Niemand onzer Is een scipio,
,1 een pompkjus of cato; en zullen wij, daar de ge*
„ heele aarde zich buigt ofeder het juk van oabsaRi ons
^ daenan vermetel wiHen omtrekken T*
Zoo fpraken zij, toen hunne, door de redevoering van
CATO, opgewcHideAe geestdrift begea te verfleaawen^ Die
lafhaicigenl teedi zijgen zi{ naar middelen uic, waardoof
z9 genade b9 den overwinnaar aonden koenen veiwervoo»
Zelfs dachten z^j er ami, om de randsbeereni die cec h%%
gevolf tM cMTü behderden en blonder poiipzjaa lind^
den MLdgehaagen , gehangen te nemen « om ze aan caesar
nit te teverm^-
De aankomst van 8cipio*s ruiters^ die zich oeitr nriuir
PMraé0 hfdden begeven,; nmar aldaar door ca sa ar, die
de (tad tot ef» de pninhoopea vesbriMMl en de inwoners ver-
moord had, waren verjaagd^ gaf cato nog eenige ho<9 op
OVER DtN WARM MORD. 619
\ktt beboiid der (^td, HU orok ben bniteo de fi»d c^ g9«
moet, eu mtande beo tao, om» onder zqn ^vqI, bét
«iterae toe verdediging denelve ce wegeo.
Terwijl CATo Rich bier bevond, iiec u* auBRma^ dien
by fai de fttd geltten bad , om den raad der dilebooderd in
bet oog ce bonden , bem weten » dac de laad in dadeUjkèn
opftand was tegen bem. Het antwoord van de ruiters op
x^ne aanfpraak maakte het benarde van zQnen tpeftand nog
groQUr» daar. dezen bem verklaarden» niet voor c ars ar
te vreezen, onder bet geleide van cato; maar dat z\) de
flad niet anders verdedigen wiiden» dan onder voorwaarde,
dac men al de inwonera van Ufica , die zQ als verraders be*-
fcbonwden, zoo vermoorden of verjagen; een eiscb, dien
CATO» de regcvaardige cato, niet kon inwilligeii.
Toen bl) in de ftad cemggekeerd. was , bevond bü bet op*
ffoer beviger» dan bv verwacht bad« De raad bad reeds
ppenHik verklaard » dac niemand gedwongen kon worden , om
sioh cegen. den overwinoenden qarsar te verzetten; en
foamigcn kwamen er nn voor nic» dat men de Rm€i^psh$
raadsbeeien vatten moesc* Cato, die bardboórend was,
veinsde hec laatfle. niet te hebben geboord, maar fnelde da«>
delijk naar bniten de ftad , en rende de ruiters , die reeds
vertrokken waren, achterop. HQ bezwoer ben met tranen,
dal «y een minfte ééne pc^lng doen zonden, om de onge*
tnkkige madaheeren te redden^ ja met eigene handen greq^
bj0 de teugels van fommige paarden, en dreef ze alzoo naar
de ftad temg. De nücera, daarentegen , baden ham , dat b^
van deze gelegenbeid gebruik zonde maken, om zelf aan. de
banden zf^ier vyanden te ontvingien ; maar by weigerde dit
vQlftreks, on, daar bü atar de ilad terugtrok, baalde hü
eiideiyk de ruiten ever , om lea minfte dien dag nog ce
nercoeven»
Toen CATO mee de ratten temggekeecd waa, liei de laad
van drieboatftfd bem verzoeken » osa in deazelfs midden te
komen. De raadsbeeren , die zicb bü hem bevonden , wil-
den bem di£ beAecceu, en fmeekcen bem, aan dat ver»ek
niet te votdoe», alzoo» zn ee^T aanOag cecan bem vreesden
Qock CATO önlde ben gemat, en. ginc geheel alleen in dap
lAad. Qeae, op^ bec gezigt. van de rnitese bevreesd voce
firaf, floeg bem voor, daar bet oogmerk, om zicb aan
CABSAi^ over te g^ven^ nie( menc ke» woeden veiibloemd,
om voor hem bi| den overnrinnaai^ gensAe te fineeken. Hfi
6:o VÉaBANOftLING
raadde ben aan, om alles, wat mogelQk wai* aan te weo-
den IOC eigen behoDd^ maar voegde er by : (*) ^ Hec be-
' ^ xaamc den overnronnenen , onderworpen te z^fi , en deo
^fchvldlgen, vèrgiffenii te fmeeken; doch ik ben, mijn
^ ganfche leven door, niet flecbcs onve'rworinen van cab-
M SAR gebleven, maar ben zelfs, voor zoo vcire ik wil,
^ verwinnaar, daar ik cabsar in regtvaardigheid en dengd
I, overcreffe, die mi zelf overwonnen Is, als ovérniigd van
^ misdreven tegen het vaderland^ die hem reeds iaog te
I, laste gelegd zQn.**
Toen CATO de vergadering verliet, kwam men hem be-
rigten, dat caksar reeds ip aantogt was merzynegao-
fcbe oagt. „ Helaas!** riep hQ uic, „ hif komc c^gea ons
„ op, als waren Wfj nog mannen T* en nu maande li|f <fe
raadsheeren aan, om onmiddellijk bedacht te z^jn op de vJi^^r;
hij liet dadeigk alle poorten fluiten , behalve die aan de ha-
ren, alwaar hij ijlings een aanul fchepen zeilreê liet maken,
om, onder "befchcrming der miters, zQne vrienden te doen
ontvlugten. Dit was eene zaak , die hem uitermate ter harte
ging, en waarin hij , met de meeste zorg, niet alleen (tten
ganfchen dag, maar zelfs een gedeelte van dai nacht, werk-
«aam was.
Maar h{) zorgde niet alleen voor zQne vrienden ; de be-
woners van Utica^ zoo wel als de raad van driehonderd,
die tegen hem was opgedaan en züne voornemens vtöiiéié
liad , ondervonden de grootfte blaken van zQne regtvsanfjg»
held en menschlievendbeid. De eerden toch beviqdde hg
van eene plundering , waardoor z^ne ruiters, vóór dat zij
de Rad verlieten , voornemens waren dezelve te verwoesten ,
door die plundering af te koopen, met aan ieder dier mi*
ters loo (hstertién (ongeveer ƒ 7 -50 van ónze munt) uit
zi|)ne eigene middelen te geven; terwfjl hy den laacften (den
raad van driehonderd) voor het byeengeroepen volk verde*
digde, en allen aanmaande, om voor elkanders onderling
welzyn te zorgen.
Terwyi hy alzoo werkzaam was, om voor het behoud van
allen, behalve zichzelvetr, aües te doen, wat mogeiyk was ,
vervoegde zich by hem l* caesar, een bloedverwant van
CAESAR, die hem verzocht, zyne hulp te verleenen in he(
(*) Stuart« Rm. GefcUed. DM 18, bladz. 137.
Pt UT. /• Cat. Min. p. 7po , 79i*
OVEa OBN WARCN;MÓeD. dal
tOpfteHen eeoer «anfpratk, mee welke bV , in naam vtn deo
ratd van driehonderd, dea overwtooaar wilde ce ge«oec
gaan. Hij deed dit volgaarne; maar toen dezelfde l* ca.e-
SAR c AT o aanbood, i\jne voorfpraak b4 den overwinnaar ie
wezen , toen tntwoordde bQ mee waardigheid : „ Indien ik
), möne vrijheid aan cabsaR verfchnldigd wilde zijn, dan
t, behoefde ik flechts coc hem ce gaan ; maar ik wil geenen
M dwingeland dank verfchnldigd wezen.** ZQnen zoon, ech.
ter, die hem niet wilde verlaten, beval hQ zQner voorlpraak
aan, als ook zijne vrienden. Indien deze in handen v^n
CAESAR vallen mogten. Het overige van den dag bragt hij
door in. gefprekken met ziljne vrienden en zQnen zoon, den
Isatfien. vermanende, zich van alle ftaauakes ce onthouden,
alzoo dit. niet meer g^fchieden konde op de w^jze^eenen
CATo wurdig.
Na hec, bad. gebruikt ce hebben, hield hij den avondmanlr
tUd, op welken. hJS, beneveoa z^ne vrienden , de regering
van Urka genoodigd.had. Hec gefprck liep over w^sgeerige
onderwerpen , onder anderen over de ftelling der SMcijnen :
dat d€ deugdzame man altifd vrif Js ^ ^n dat d€ hoezen fiafin
zffn; en cato verdedigde deze Helling met zoo veel viinr
en op zulk eene wijze , dat z^e vrienden in de reeds ont-
dane vrees , dat hy een*, zelfmoord begaan zoude , werden
vertterkt.
Vervolgens , als naar gewoonte , eenê avondwandeling met
zQne vrienden gedaan , en den bevelhebbers der, ^ wacht de
noodige bevelen gegeven hebbende, nam h^ een meer dan
gewoon . bartel^k aflcheid van zQnen zoon en vrienden , en
begtf zich naar zijn ilaapvertrek«
Hier nam hjg de zamenfpraak van PLATo.over de onfter*
feiykheid der ziel in handen ^ en , het boek bjtjkans uitgele-
zen hqbbende. zag hy op, en miste het zwaard, dat hij
altgd bü zich bad, en dat zi|jn zoon nu had laten wegne-
men. HQ riep eenen flaaf , en beval dezen , het hem aan.
ftonds ce brengen; maar, de flaaf nog niet teruggekomen
t^nde, jocn hy het boek had uitgelezen» riep hy.alle zijne
flaven , eischte het zwaard van hen , en gaf zelfs een* hun.
ner een* zwanen vuistflag in het gelaat, fchreen wende, dat
hQ , door ziynen zoon en zQne flaven , aan den v^and ver-
raden was.
De jonge cato vloog, op dit gerucht, met zyne vrien-
den naar de flaapzaal, en wierp zich, fmeek^nde, in de
ÓSa VBRRAMOÉLIlfO
trmcn zfjuB vtders; nitar cato, mee een* drdgeoden btik
nmdzïenóe , vroeg , wttrom men hei6 behandelde alt eeten
ontiiinigen, vonder te mchwa hem te óvercuigeo, indien liQ
vericeerd handelde, mstr door hem met de düd ee beletten
om i^ijiteii^ wif te doefi« en riep grantflorig uit tegen z^nen
zoob: „ Gij, ftnaapf wilt §i} uwen vader klüisceren eo
„ binden» opdat hij gehtei oamagtig tij, om CAfeaAR, zoo
9 ótte hem nic>gt ovèrrallen» het hooftl te blediaof Voor
9 mijEelven toch heb Ik dat zwaard niet noodigii ik behoef
f, immera mijnen adem Oc^chts voor een* konen t^d teveriUk.
„ ken, of m9n hooftl ceg^n den wand te ilaan, om mVzelven
^ het ïevcn te ontnefbett.*' (^
De diep bedroefde zöön ^ond den* vertootfiden vader het
zwaard', door een* kleinen jongéü, terag* Catomé» het
aan, rukte het uit de fcheede, befchouwde bei naattwkeitff^,
en, het fcherp bevtndendcf, zeide h^t ,, Nn benikBSn
9 eigeh meeüter/* l^ legdè het zwaird Yootta ty tiéh,
en nain wederom de zamenfpfiak ven plato in hMhfen.
' or 19 daarna werkelQk in een* diepen flaap ia gevaMB,
of dat fc9 dien fleehts hei^ vciergewend, oat lÊft oogmefk
tot zeffhioord te verbergen,' ten miafte om^ ifne vrienden
gerust ce fteffen, la onztfkeri maar, nHdvleir In d0n nacVt,
ontbood hij zijnen geneeiheer , om een verband ce leggen
op de hand , die hQ , door den flag aan den flaaf , gekwetst
had$ ter<«^91' hQ büta, een man, dien hy ^it^oonltfk io
ftaatzak'en gebruikte , N«t ^^«memcn naar den dMftuid der
fchepen', waarmede ifiJDé ffriénd^n ent vingten ZdUdfeii. Dete
kwam terug met de tijding , dat allen , op één ni , vertfoi-
ken waren. Een hevige ftorm ftck öp$ de<e d^d hém foor
het lót'^^ifn^r vrienden fidd^i^n^, h9 beefde op hen denkbeeld,
dat dèf fdsepen -in derzelver vlugf mogten vertfsagd worden;
nogmaa^a^ foiid hig nnTA naar de haven, mefi IM oih aüés
tot behontf dér fófaèpen' Ktfn ife wetMen, z6o déze verpfi^t
««^tew wbrden' om teArg te kearim^ Retds dMgdie de tfKff-
^n; nn^A kwam ttvtig met de' (fding, dat In de havêh
altea re^tig' was , enr da£ its de fcbepén' óngetw^fekf véffig
dietzehrtt koets ^rvölgdfetf. Nu feheen- cAro zich andö-
maal, voldaan* övei^de rethüïofg zijner vrienden , ter ruste te
Begevefny minn, zoodra sutA de ilaapraaf terlaten had,
zette hij zich het zwaard op de borst; de wond was echter nfet
OVfill DEN WARBN MOED* 4dJ
terüofid doodelQk; de kwetfuvr aaa zijne htad htd hem
belec ,, den ftooc.mec genoegzame kncbt toe te brengen ^ bQ
viel zieitogende van x^ne legerftede, en in, zijnen val wieip
bij een cafeU>e omver, dac bij hem ftond^ aanftondi vlogen
zijn^ (laven toe, (^ hec hooren vtn het davdoor vetoois
zaakce gedroisch , die hem badende In . z^jn bloed op den
grond w>ndei> liggen. Dadelijk fnelde ook z^n geneesheer
ctw;. deze ftelpce cerftond.^bec bloed en bechctt de. wond 4 dit
deed cato weder loc zicbzeWen komen; nogmaals j^ade
hij alle zijne krachten ntj keek woedend in hec rond » ftootce
de hand des geneesheeia van zickaf, rcheoKle de wond ander*
maal open en — gaf den geest jt
Ziec dsaf oos dan. in kocte fcbecren . herinnerd, M. H.,
«an de. daden van twee gjroote manqen der oqdbeld » welke
gy zeker dikwijls bij het doorbladeren van de gefi^hiedenis
zult hebben bewonderd. Toecfen w$ nu bnn gedfag atn het-
geen., eene echte wijsbegeerte en eene ziujrecs zedekonde
ons leereo ; opdac «y akiOD vernemen , wie hunnet den
boogften lof vetdlene, wie den meesttn wasen moed bei.
toond hebbe.
Moed is die kra«ht van den. ge^i, die denj^eosch zjjne
ware grooijieid leert kenneüQ en gevoelen.; die in .z$ne botst
bet befef doet ontflaan, dac h\} meer is dan een kind ^^t
ItofSf dat hij, het ev^eeid i» van ziynen Schepper* Wanneer
de mensch diep- doofdropgen is van deze .bennDSChisid » zei
hq zich weten te verheifea boven de wisf«lvailjgbed|en des
levehs » om alleen a^m ^ijjiie o^fterfeliijklield: r^ denken ; hjjf
zat riljkdommen, rang.,, aitnzien,^ eer naar de j.weield kun-
nen verachten, wanneer hy die niet beho^id^ ef verkrUgeo
kan ,^ ^o^d^r van den , weg^ dien deugd. en. pli^ veorfcbnj-
^vquai «f te dwalen $ en, wanneer hoogeie pUgten dit eifcheil»
^zal bij nifl^t aileen gevaiien en aampim» wfft beda^idb^.^. h^
hoofd bieden., maat zel6 , zoor dH noodzakel^k ia, Uev^c
met. eer Aeryen ^ da4^ een levQn« befagnden > heifWQlk aUaep de
priïs^ kan. ^^zen vait engehoorgeambeid aen p40» J^n ZO0
Is moed he^ ware b^infel van menfcbeltke groetbokl, van
mcinfGhelijke deugd; h^t flefkfie uiapen oegen.afwvklng v»a
pligt ; de ^ekecOe wasüborg, dait geene zwakheid* van kandi-
ter den mensob^zal doea bokken^ voof de veileiding. der. eo^
dengd» maar dat h}f, in den uiierftea nood» d«^en. za|.
weten te verdedigen en te handhaven , wac hy; ab hee hoogae
goed befchouwt.
624 VERHANDBLIMG
G^ bemerkt dzoo, M. H., dac ik, vtn moed fpfèkendef
tuec alleen bedoel die onverfaagdheid , welke den krygsoiaD
alle gevaren trotferen en de wapenen z^ner vijanden veincb**
een doec, hetgeen w^ gewoon z^ni^^^^/i/ ce^uoemen^
maar dat ik bet wooid nt^ed hier gebruik in eene nog hoogere
en meer algemeene beteekenis ; dat ik alzoo daardoor verfia
die fterkte van den geest, die ons, ja, ook gevaren en
dood leert 'Crot(4sren, naar die ons tevens alle gewone en
bttitepgewone rampen en ontberingen , die de loop der we^
reidfche zaken en de naanwkenrige betrachting onzer plinten
vorderen, met bedaardheid en ftandvastigbeid verduren doer.
Maar in geene ongevoeligheid , in geene woeste verzaking
van het menfchelgk gevoel, dat de Schepper in onze ziel
geplant heeft, mag deze moed zQnen oorfprong vinden* De
afwQking van de regels, die de natuur zelve ons beeft
voorgefchreven , kan noolc pröfeiyk .zqn; z^' verdient akijd
afkwring; De wai« grootheid van ziel, die alleen dtén moed
kan doen geboren .worden^ beftaat niet in de verloochening
of verkxachciog der menfchel^ke natuur; neenl zQ moet deze
veredelen , volmaken.
De mensch alzoo , die zijne grootheid befeft , vreest den
dood' niet, wanneer plfgt hem gebiedt denzetven te on-
dergatin; maar even min is de ware moed gelegen in flen
dood 'roekeloos te zoeken. Neen! het leven, het groQtlle
gefchenk van den Schepper, roekeloos weg te werpen , is'
eene- misdaad' tegen den Gever van hetzelve^ Wij mogen
het alleen afllaan als een offer aan zware en hooge pligten,
welker vervulling ons door de Voorzienigheid is opgelegd.
Dat alléén is m$ed.
W)i, Chiistenen, vinden zeker in den verheven Infteller
van onze- godsdienst een voorbeeld, in z|jne leer een* fteon,
om in waren moed ftandvastig te volharden, welke de ouden,
die alleen door de meiifchel^ke rede vooigeltchc werden,
ten eenemale moesten ontberen; maar daarom zQn de grond-
dagen , waarop de ware moed gevettigd behoort te #ezen ,
niet veranderd. Neen t wat by den .heiden deugd is , moec
het ook btj den Christen wezen. Alleen kan men het den
eerden vergeven , wanneer hy , . als alleen door de onzekere
leiding der zoo. ligt faalbare menfcfaeiyke rede beftuurd, In'
de toepaslUng «van het regte, fpoor* afdwaalt. Maar de grond.'
flagen vtin zedeiykheid en pligt zQn eeuwig en onverander-
lyk dezelfde. Wei kunnen zij door vooroordeel, verkeerde
OVER DEN WAREN MOED. ^2$
neigingen , of eene yalfche wijsbegeerte, als met een* fltigér
wórden bedekt; wef k'an, bO een ruw en onbefchaa/iï
vojk'i tet befef daarvan duister «ijnj èasfr rifbéftaah éch-
ter aliifrf, overal, bij alle volken', en alfri dóór den Schepper
in dfe ziel van leder inensch onnftWischbaair gegrift; 'De
xnénséli iUoo, die dezelv'e verloochent, wëftte' ook «gtite
godsdienst 'itf , welke de hetaelftreek , dfe hij beWodut, ion*
digt tegen dé wet der nattinr. .. ' •'
tifat detlgd overat deugd is, bf£[kt ons onbetwistblar In
het voorbeeld van ïocrate's; zflne teef en ■ iïjné 'dtdeii
h^^^ien i\i evenzeer. ' $ ó c r a t ft 9 , ofTdl^^ön h'if ' 2tdi niet
geteeï Han de vobifocwdeéten van zlfn volk 'kotóé* of wtldè
óntirèï^étf» daaip üé' fleévéndnog ^ebobkï •éénéÈ"haan' sfan
iScvlkvïvi té'iXSrM.hnó é6l^'iler'lidbd««l|eMd0rèdettk.
béerfitfHafi Aaekuiicfc en vritf pHjJe,'itt het'fenw'fcWjht,
aliïlH "tW ieWs 'onHIraald' werd vén'»hèt Itóht dferleere,
^(Al^tmg'iii hein» door dén ^ah^ikerun dd^w>6reié
verkondigd is. En inderdaad, het b^tefdibrfih zweefde fcedt
voor* iSfiin W*;'re^ Wstreif tief grötidftekkci dlerrüeeré" la
i^i ziél gedrukt, oibdathy^menséb, omdat h9 «(enedel seDUsh
wik.iH leefir de* Zülgnöikw tocB- bïflkt 4a«rom 'vooml
vïta GOdll«lil|ke afkooMt «e z^n', ondlat zij nfeiraaifera leert»
Ml h^ifgeen volli^oBien avereenftemc vet de meafcbeiyfee na^
M^f\* onidlt sQ » wel veire' viln deiétt ^kreder^rdken V Imr
VèfMlt ètf' veredelt ; iMiéir zij einüel^k dotifoikoieene te*
këiWU 1^1^^ h«^^ 'dutgene , widr réedr te Veren dobr de
verÖfcHite'^'kêinêrf >V«»W Vrt , iiiw'aóor de ineoffifaelqke
lefcr^Wen 'wi ian^ zietizel^ overgelaten , nooh als ecne
waHftld'*A^&li' tötf ^öTdfen.'
Ei' iorf *M ' tfe Uóéd viin s o CR a t e s vetren vetwftofrf
vA'^AK »hgé^oeHg(h«?kr en wteedheld.titf de öddon niét on*
geWSlia ; ëtodat romiiS%«n lieeiftlen ét meiifehel9» netew er
veft%flèr.'*<fo«r'Syaf jWsrdtt Xt ónWêmeii',-wiÉ'een
iSttèr «Böèüftë BéWitfAi MtftïAkrf , -^' hei^gévöel/
SocRiTÏW ÖïcW? liëft'dtóö nieti> Ató» ét4n.ifll*«itwlobd'
hU' deiifèWèrf/ HlJ jjèveéld'e fel* oflWeêr(bl•llba*'gedr&-
^'^;'"öfa" te'VofttmiéiP fti Bêigeük, ^ac'Z^Jn éw^eiütem
géiWSar Bfet^ ISfr'^^èbi»' wW^f^fev gOècr-^lWWft dA lemie
iJV'atr^MéM^Htf , M i|^t Vï« Ai ^pöfttWftf OW' iliinn*tfV'
<!W aK^ 'ÜBBS! Üddereii*,^' ib^lMIt t^ttf dè W)edê èeffor veic
Ijltt^g^ fiftta^e. ' Hr'iofc»"den dood irt«i' ^bt löj ^nw»'
^^^igdë zi^h,' óin «eb tegttn zflW befAtfldlgers te veiütfi'
MCNOKLW. 183I. NO. I3. X X
626 VeRHANOBLINO
djgen ; mtir h4 vreesde den dood even min , en totn hij
Aerven moest tls een flagtoffer van zqnea pHgc, to«i fiierf
h\j met de i^rootfte bedtaidbeid , fpnk ^ene enkele vervloe-
kUi^ ^ neen ! geene enkele ven^nfcbing nit tegen de be-
werkers van zijnen dood; maar» zQne 'vrienden zegenende
en ónderwyzende« (bekte hij zich, in de volkomene bewnsu
beid, dat hQ onfterfel^k was « op z^n doodleger nit»
En nn cato. Ook hl| had de llrengfte gevoelens ten
aanzien van regt en pligt; ook hQ bewast, dat die geene
woorden zjjn van willekArige beteekenis , of ödele klanken,
maar woorden van eenen hoogeren zin, die door alle deugd-
zame menfchen, welke godsdienst zQ ookbelQden, op de«
zelfde wüze verdaan worden. Maar niet* alt^d zal ^t zoo
ztfa, ten aanzien van derzelver toepasfing op bfjzondete
omftandigheden of ^laden. Zoo verfchilt cato daarin van
socnATBS, dat, indien ik m^ eens zoo moge uitdiükken,
de laatfte m^r eene ChristelQke , eene meer veiUchte zede-*
knede bezat» dan de eerOe.
Cato was de (henge begrippen der i^fjrtoi.toegedaan^
Het z9 zoo, dat de wonderTpreuk der Sfïcifnen^ beven dHeM
kartsPog$ verheven te t^n , niet, zoo (faeng irfoer worden op-
gievat , dat men , gelijk de Peripatetici deden, de navolgen
van ZBNO beoordeelen moet, als de zoodanigen, die allen
menfcheltik gevoel hadden afgefchnd; het zQ zoo, gelijk
willen de geleerde Profesfor koopmans ergens beweert,
dat deze wonderfprenk alleen op zoodanige gemoedsbewegdi''
gen, die onnatnnrltJk ^en met de gezonde rede ürgdig z|v,
moet worden toegepast, zoodat het geheel iets ande» is,
gevoellees^ iets anders, in den geest éet Stoïcjfnen ^-momier
karttiaegt te zQn: dit is echter niet te ontkennen, dat die
leer niet .altyd zoodanig, door de volgelingen van zeico,
fichlJnt te z^n begiepen geweest ,, maar dat z% bg velen de
grootfte verachting voor het leven heeft ingeboezemd , zoo-
dat deze het als den grootften roem en den hoogden moed
beibboüwden , hetzelve door zelfmoord te verkorren*
. Zoo ook "CATO, de deugdzame, de ftr^nge cato. ng
^beiooMe ckh vr^ willig . van het leven». Ik zeg, vr4wii%;
W«nt, de Staeifnfihe tt^tlttt volgende, dat de menad»,
door de heerfchappy over zQn' leven, zich meeseer maakt
van zQn lot, meende hU meer moed. te betoonen door het
leven te omivlngten , . dat hem niets dan rampfpoeden fcheen
te beloyen , dan door die rampfpoeden het hoofil te bieden.
OVER DEN WARffN MOED. 07^
Niets dwoog hem echter tot dezen ftap*; wflot minder deed
h9 denzelven om aan zQnen pjigc gecroaw te bleven, uit
de ovemtlglog^ dat hg het leven niet meer behonden kttn^
dan ten koste van z^ne dengd, dan wel nit eene onyerzet«
tei^ke trotschheid, die bem belette, met z^ne vrienden de
ftad te verlaten 9 of voor caesar het hoofd te bnigen*
Het laattte zeker kon hQ niet, althans niet volgens z^ne be-
grippen van eer ; maar bet eerde was zQn ware pUgt , het
blQk van echten moed , geweest. Immers , de vrijbeid van
z^n vaderland te verdedigen , was de eigenlijke dr^Tveer van
alle zqne handelingen; dezt kon bi) alleen door z^nen
zelfmoord bederven, nimmer nnttig zijn; hQ ontnam die
vrtib<$id niet alleen baren warmften verdediger, maar hQ be-
roofde ook zflne vrienden van eenen aanvoerder, die bnn
zoo noodzakeiyk was, In de ómüandigheden ,. waarin' zQ
zich bevonden; hjy verzekerde caesar al'zoo van eene vol-
komene overwinning. Hg zon een* hoogeren moed betoond
hebben, zoo hQ^ ten koste van eene fchgnbare venüede.
ring , de vlngi , zijne vrienden niet had verlaten ; want inder*
daad kon die vlngt hem niet vernederen; zQ was het gevolg
van het verlies van den ve'dflag bfj Tiapfui^ waar h!) niet
b4 tegenwoordig geweest was, en dien hy scipio emftig
afgeraden had te leveren. H4 Icon dns aan den drang^ der
omihindigheden , die hy nfet had knonen voorkomen , toege*
ven» zonder zijner eere te kort te doen, en moest veeleeritQtie
vrienden in hunnen rampzaligen toèftand blijven b$ftaan,
om ook hen alzoo nog eenmaal nntdg te maken voor de
gioote zaak, voor welke, zonder hem, ook z% verioren
C A T o maakte zich alzoo fchnldig aan zelfmoord ; dat U ,
hfj beroofde zich van het leven , aonder dar hoogere platen
hm Jaartoe émngen. Want wie zal met den naam van
te^meard beftempelen de vrifwiiHge opoffering van bet Ie.
ven, om daardoor een groot zedelijk doel te bereiken; hét
zy dat wf) , door de omdandigheden gedwongen , zelve eene
daad verrigten , die onzen dood ten gevolge moet hebben ,
het ZQ dat wj) andaren bet vermogen geven om zoodanig
eene daed te doen , door ons aan hnnne magt of wraak , of-
ftkoon w^ dit kunnen , niet te onttrekken ?
Echter moet men zich herinneren de heerfchende denk*
wtize van den leef^ van cato. Cicero, in zijn boek
over de Pligten, zegt: „ Cato, aan wien de natnur eene
X Z 2
^% VERHANDELING
iT oog^loofelijke watrdigheid hwé fegeveii, wolfte Bij. zdf
^ 4o€r fttQdvasdgfaeid ont^ebioken verft€rkce , en die tU
y.fQd oowiikbMT fttti» bleef 'm btt gttomtA MMt; h|
„ iMest liever irillen fterveü, dtn bet ^latt des dwiogiie»
^.Itnd» •tnfeboowcs/* H4. becodgr alzoOy dK c^ro cot
ielfmoord ver^ligt was; cerwql dt omigett deitn Ifonden
h^ ottdti stf fliittdcr QveAg Vtm begrit^d èll zedéii
dMi m- (♦) ^
OffiDboofi CATo Alec ofi^oeUg wes, jt een «fel bert
beM(^' bMikbm io alles , wee b^ de^d ^ om aodCMl te red*
dea, wier beboud bem veel neer ter btrt;e ging dtii cga
eigeav mq w«l als in bec «flTcbeld aiir s^bed zèMi^ toNk
by^-naar sj|)n ^Mpvercrek «iog; boe jsecfir wl} de bédaanHicSd^
WMnnede k^ hec boek van PLATohrs en berlas, mlt^eeM
vooibemiding voor den dood » toto b^j xqii tetoit #lboaieÉ
bad 9. l>ewoDdeieBr'« misfea wtj^< lodb tn bèib die itWètkiOfSf^
IJtike kalmcevaa geest, die sotQRAtES géén oogenbllt ^^
list, die deien' boveo de ^twone^ièenfchen verbeft, ditair z9
blqken geefc, mei aHeen van dbn dsrveraiiderltbèo ^lifly.oÉi
sUaio pligt getrouw te bMjven« öok «ifr te* kadte van a^ii
lei?env maaf tevens van fiaBdnatigen ,niaed , oat dal' befteic
aiet waardigheid te volvoer^a^ Ciato cocb venseer aieb la
deEe, voor bem zoo gewigtigt » mnftaadighedeasoD'veiiè,
datl^j eeaen on£chuldigen ÜMf» in siedegtfe drifo, .denP tif
kon. toebrengen, ja dat bö züiiea zoon, die-, oit IMÜe'f^cai
zijnen vader,' hem niet had «illen-verlacen,:'toaii l#ttaMl
yoor het laaut in z$n leven aaofchoawde:, im overladen
met gtievende verwfitïngen,' en eeoe daad met dea febaai^
naam van verraad bellempelde , 4je alleen uit waaraobtiga
liefde- je^eps bem, en om bem ie^ ladden, verrigt ük:
En» toen z^ne vrienden en flaven loefcbMen » tte tem te
behouden., door zyne wonden te verplegen^ dK opebfcbaa^
ren van. die wonden! die woestheid] boe aeer üe6kc^4#'af
bj|^ de beminneiyke zaehtbeid , by den bedaaidett moed vaa
SOCEATESl
Vo^ meer« SocKATas bad den moèd^ om x^ aaaè
Diet^ te verlaten, ook toen niety' toen al) bat a#aarfteei&
fer van hem vorderde, dat bf geven boa , cin waaiaia cni^
zich niet konde onderwerpen, — eeae fcfa|inbèreif<diandania>
melQk. SocaATEs toch werd gaiegtei^, ten mtotè wat
(•) ClCBKO. dê Ofiats^ L. I. Cttp. 31.
OVER DBN WARBN MOED* dap
den vQm bet^f t gevonniid en v.eroorde«ld, als ecm iftff^A.
▼aa 1(^11 va^erUad, ^ac by zoo xeer beaindfs. £Ui weid do^
in hu oog z)}acr c^dgeooocen , een mlnfte voor het QUer4i|tej|.
f|(blMindvta^; oot: bij bad ijich daanan dqot aelf^ioordi.
Imaniii ontcvek^en; maar ioiiegandeeU bQ venRf^nU^iB tMj^
nög OQ' 'gi^b.^e verdedigen t .^ficboon by ^^ker ^f^t, dax.
znlkt niet baten konde; dan bQ wilde zQn levea* yy»yim>
i«dM.Qqgenb|ik nncdg wat v^ior de ^ak, wellM bQ «fpr»
ftood» i^Qor he( ond^rwqs, d|u ^ niet opbield te geveq»
40O laag zyne ftèrven^e tmg kon fpceken , niet «oQiijbafic
afbrekfa.
Dl geloqf dan, dat de flotfom van ons onderzoek 4f^»
la^ dac, ofTchjOPH wy ^epi moecf an de ppoffenng ^y^üoato
bawoftdacea » en w'4 bem vo^ een wsariyk gropt ^an.booi.
dea moeten ^ die vpigen^ .a^ra^ eigene overtuiging gfbandeld
l)eeA«. W4^nnefir wy zJijn gedrag beoofdeelen a|ar de bees»
f^bende denkw$ze van z^en leeft^d , vooral als wy bet si^
geipeef zedebederf ^ bet laagbartig ei^nbelang. em de. ve(«r
acb^l^l^t^ kniper^en, te midden waarvan bijleefdp, in.aai^
i^erking neine^ , sop^latbs, ofTchooii zoo veel vtp^gpr
galeefi^ hebbende» volges^s de regels eener ^iiiy^e «ffdélpuai^.
ip^r >^arep .moed betpond heeft dan b^.^ ja dat dli Itatfie
ons e^ zeer fchoon voprhfiield van véren moed taeeQi iia*
gelften^ en volmondig z^ea wjjj a|Z0Q met ^f kieren dj^^^teri
f^ ^en pATp doe *t beelal van zy^en a^ioed ge.wagjsa,
Daar bi) zicbaelv* ontzielt , als *t noodloi op b^m fvpedt»
De «ware b^ld ftgat pal voor 's npodlotf felfte flagen ».
E^ fierft als socrates» wanneer b)} fterven moet/*
^oo heb ik dan 9 M. H», voor nlieden tracbten te fqbei-
n;p d^ kenffiefltea van waren moed y wy bebben de twte
aanf^ehaalde yop^^^^^n ^^^ ^^ ondheld ons herinnerd ^ep
d^^trdoor geljsg^nheid gehad te onderzoeken , in bpe verre aS
QfiZ^ ^avplgii)^ verdienen, lp eenen tijd, als d^ teg^n-
WQ(>r^^ 9 waarin on^ vaderland .900 vgl.e opofferingen van
Z^ne kind^rep void^rt , kpn die ftofie althans niet ongepait
zijn ; want , .eischt reeds in gewone dagen ^ Ipop der wer
reldii;h^ lo.M:eyallen moed en zelfverloochening van die ge-
]|<;p, die in bet goede vqlb^^^q wiU^n^ de algemeene tam-
pen voe^ien zich thans bü de b^zondere.
Qok d^ gefqbtedenis van ons vaderland heeft tallooze
630 VERHANDELING
voorbeelden van wtren moed opgeleverd. Overtollig z(m
het zQq, deselven voor uwe atndtchc terug te roepen; on.
mogelflk, ze tllen op te tellen. Mijne aanw^zing ia dDOOo-
dig» en, door enkelen te noemen, zonde ik velen onr^c
doen* De moed der voorvaderen faeeft vreemden verbaaad
en ontroerd; den waren vaderlander kan dezeWe niet onbe*
kend wezen.
Maar, M. H.» deze dagen zQn niet minder, dan eenig
vroeger t^dperk onzer gefehiedenis, rqk aan voorbeelden van
die grootheid van ziel , welke w^ als de eigeniyke bron van
den waren moed hebben afgeteekend. Zien wq om ooa
heen , een drom van mannen en jongelingen , uit alle ftan-
den der maatfchappy , trok uit ons midden op , tmi de eer
en het zelfftandig beftaan des dierbaren vaderiands te verde*
digen. Hét was ware grootheid van ziel, echte moed, die
hun de krachten fchonk, om, gedurende eene reeks van
maanden , de geftrengheid van den winter en de hitte van
den zomer ftandvastig te verdragen, en, verwfideid van
hunne dlerbaarfte betrekkingen, de genoegens des gezelligen
levens, aan hunnen (tand verbonden, vaarwel te zeggen, om
allerlei ontberingen kloekmoedig te verduren. Het was
ware grootheid van ziel, die zoo vele vaders en moedera
bewoog, om, behalve ^oo vele geldeiyke offers, waarin zïj
met allen deelden, zelfs hunne kinderen vrijwillig, maar met
een* traan In het een hemel geflagen oog , af ce (laan voor
de redding des vaderlands. En hoe heeft die grootheid van
ziel heeriyk uitgeblonken , toen , op het woord ^ voorwaartse
door .onzen dierbaren Koning uitgefproken , en zoo lang door
onze dapperen met ongeduld verbeid , zQ , onder aanvoering
van de edele Zonen dey Konings , in Beffif trokken ; diit ,
in flechts ti^n dagen, twee legers, door dat oproerige BeU
gii zaamgebragt, vernietigde, en alzoo, onder het opperbe.
vej van Neêriands gfooten Held , die el|endlgen krachtdadig
leerden, dat de Noord'Nederlanderz niet gewoon z(|n op
hunne dadeq te roemen, maar dat zij den moed bezitten en
de kracht , om hunne vijanden , fchoon grooter in getal dan
z^, onder het opzien tot den God hunner vaderen, die
(leeds een (IraflSsr is van verraad en logen, met hunnen $ze«
ren arm ce verpletten ! Vele edele mannen en jongelingen ,
die zoo dierbaar waren aan hunne betrekkingen en aan kec
vaderland, zijn in dien heiligen ftr^d gevallen; hun dood
was roemriik. en xal het vaderland tot nut verftrekken^
On& OKN WARBN MOKO. 63 1
^ nooit zal dtc vtderUod hen vergeten l De asfcbe dier bra*
ven roste In vrede l'
O ! zoo vele bewQzen Van moed , zoo vele opofferingen
van allerlei aard, door een ieder, naar zijn vermogen , op
bet altaar des vaderlands gebragt, overtuigen ons^ dat onze
tydgenooten » in . die kracht van den geest, dié den waren
moed doet geboren worden , van hunne en onze voorvaderen
niet verbasterd z^n.
£n , M. H. , hoe véle en hoe zware rampen ons vader-
land ook fchokken , wien ontrolt niet een dankbare traan ,
op het vernemen van zoo vele blaken van waren moed ?
wien klopt het hart niet hoog, dat hQ zoo vele mannen,
wier namen voor eeuwig met gulden letteren in onze va»
derlandfche gefchiedenis zullen preken, niet alleen zijne
land«, maar tevens zlljne t^jdgénooten noemen magt en wie
zal uitdrukken de gewaarwordingen, die zich van zqne ziel
meester maakten , toen hQ het heldenfeit vernam van onzen
onfterfeiyken vam spbyk, die den dood niet zocht, maar
bet leven , dat hem nog zoo veel goeds beloofde , groocmoe .
dig ten offer bragt aan het heil des vaderlands, toen zijn
pligt dit vorderde , en daardoor een voorbeeld gegeven heeft
aan zQne landgenooten , hoe een waar held derven moet, en
tevens aan de verachteiyke vijanden en belagers van onzen
dierbaren vaderlandfchen grond eene heilzame vrees heeft In»
geboezemd , die meer , dan alle raadsbeüoiten van de Mo«
gendbeden , hen van verdere aanvallen heeft afgehouden , en
die alzooy door zynen tQdigen dood, onberekenbaar veel heeft
toegebragt aan de eer' en de redding des vaderlands! wie
sai deze gewaarwordingen befchrijven? Neen! het menfche-
lyk hart kan oneindig meer gevoelen , dan de taal vermag
Bit te fpreken I — Zoo vele blaken van waren moed moeten
dan zoo vele prikkels voor ons zQn , om ilandvastig in alles
te volharden , wat tot het heil des vaderlands dleniUg is ,
eü ook ons den moed geven, om, daar de nood dat eischt,
ieder In zQnen kring en naar ztjn vermogen, alles aan te
wenden , wat (hekken kan , om het groote doel , de verde*
dlglng van het vaderland en de vestiging van deszelfs dnor*
zaam , onafhankelgk beftaah, eendragtig te bereiken.
Ja! in heilige geestdrift zeggen wtj met onzen onfterfelij-
ken FEITE, wiens, hart zoo zeer gloeide van liefde vo^ir
^u vaderland:.
63it VERHANDELING» OV&R DEN WAREN MOED.
„ ^00 floeg een volk, gering in knchcen»
Matr wien de vrybeid wetten gaf,
Enropes ztamvereende magten,
Pesc » bongennao4 én beulen , af.
^yn voe(, vertrad ^e helfcbe kluister »
£Dt fchepper van zïjn* eigen luister»
Bleef *t eeuwen van *t heelal, geacht.
Dit volk, her roemrijkst volk der aarde,
Bataven I juicht I gevoelt uw waarde f
Bauvenl was uw voorgeflacbt.
^ 'O vad*ren ! vadVen ! hoe verrukken
Liefde en erkentnis mijn gemoed 1
Waar kan mijn voet hier *t aardrijk drukken »
Dat niet gerookt heeft van uw bloed I —
God I dat uw blikfem hein verdelge ,
Uw afgrond zQne romp verzwelge ,
O aardrijk , met dat bloed befproeld ,
Wiens hart in al zün doen en pogen
Door de eigen zucht niet wordt bewogen ,
Niet eeuwig voor de vrijheid gloeit! (*)
„ Uit zulk een bloed zijn wQ gejTproten.
' (En zoekt vriü , waar er fchooner vliet.)
Ontgloeit uw borst, o iandgenooteni
RQst, z.welt, verheft uw btrt zich niett ^
Dat wy dan, met vereende zinnen.
Het dierbaar vaderland beminnen;
Dat elk zicb aan zgn grootheid wlj'; ..
>£n dat, b^ ons roemruchtig fneven,
't Beflisfend.vonnia van ona leven
Zoo grootach eaie afkomst wRardig «yi'* (f}
(♦> f^r^ieifd^l Hoc vfei^e^jl^ is c^at woord in de Q^e4ok.
l^ige. dagen, dic^ w« beleven, mlf^niik;! f^t. w}|j ik 4^i^
de lens lothet icbiüdelüka^ 99191^^ ^ tof Vj?r^<Mf^ Tf " .^^^
Goddel^e efk meipfd^\ïii^ Yifittex\p tot piunderi]^ ,en jf^ffo^
Wy, Nfi^rd'lfefl^rJémdfrs 9 w$j Jtennen de kracht van, ^Rt
woord; wv weten, dat vrjjheid ondenkbaar .is , zonder, ^e-^
hoorzaamlieid, aan de lyetten, en d^t getrouwheid a^n den*
Koning, onder eene wijze en doelmatige Grondwet, Rileoi
ons duurzaam daarvan kan verzekeren.
(f) P'ziTH, Oden en Gedicifet^ yDeel I, bladz. 49. (kleine
uitgaveO
BEMOEDIOIMO. ^l
w.
BRMOBDIGING.
ititoe, O menschl dat kloppwi taixte,
Die craneo , glinll*rende io vw oog t
Waartoe , gefchokc door wreede fmarte ^
Die znchc, die *c bange hart oiicvlo(}(i;f
GQ flddert voor den dag van morgen, ' '
blen nog een beilig donker dekc f
De toekomst is *c , die bange zor^n^
Die ffflarc in uw gemoed verwekt t
Dwaast waant g9, dat^e fmart van beden
Ook morgen nw gemoed beroert! * '^
Of dat de weérfpoed van *t verleden
U tot jsen bange toekomst voert?
Waant gti, dat, onder fmart gebogisa.
De ^oekomu ^een'verpoozing geefif
De traan der fmart ^ öntweld aan de oógen.
Ook morgep aap.' uw wangen Jcleeftf '
O zie! tiianii hondt een ak*Rg duister
Deze aarde als met een floers bédelt;
Maar fpoedig rQst, met nieuwen luister *»
Auroor , die 't Animerend aardrijk wekt.
Hoor huilend tbanf d^ üq^mwind, iffe^^q ,
Veiplésc'ren f(?h|pc ep buk'en booi^;
Zie Smki ^ ^epl)ir n^mk ftqeHf^n ...
Met takjes,. rpipg*Gei|4e if) iden fin^^m.
Hoor , fcbrftlijk rollen donderijggcl? ;
Pf blikfeiq éikke;t Ji^qén ëp wcér.
Daar oniiUputbV regenvlagen
Zich Horten van denlioogen neér$ -^
Straks^ zie de dikke hulfels fcheuren;
De dagfter gloeit met nfteuwb^ pracht ) .
*t Gebloemte! i^reidt «vemi^made geuren .
Rondom zich y daar veèrU mdr^k. iaohc.
Ruw blaast ^ImU^^^M 4oqf i^ ^fimfPh *
Raa Mt ee^^üi^*^^ korat de ft|P9lMnf_. .
Natuurls fpn^bcif.iiU het, graf t -r .
^
BBMOfiDlGING.
Mttr zie f de lente fcbenlu wéér leven ,
Tooit bosch en beemd met jeugdig groen ;
Zie *t beekje van z^n boei ontheven, ,
Zi|}n golijes itbb'lènd voorwaarts fpoén.
En *t leedp o menscbl dat gq moet dngfn.
Dat zon beftendig zyn alleen?
Vergeeft zondt ge om verkwiklLing vragen f
*t Geluk fteeds w^ken voor uw fclireénf «^
Neen I hebt gy. nu met (mart te kampen »
Ora' lacht u relné wellust aan ;
ZQt gy ten fpeelbal thans van rampen»
Ras wandelt g^ langs rozepa4n^
Geen leed is dnurzaam op deze aarden
De Hnart is aan de vreugd verwant ,
£n o I die vreugd heeft meerder waarde »
Is ze in *t geteisterd hart geplant.
Zoo fchiet Aurora heller ftralen ,
Na d*aklig duisteren on weérsnacht;
Zoo zal de lente fchooner pralen .
Al< h^tr een feller winter bragt.
Is attei wisrHng hier beneden ,
Waartoe, o menschl waartoe gefchieldt
Irigt volgt op d^onfpoed van *c verleden
Een milde bron van zaligheid,
't Is waar» de vreugd , hoe hoog ook te achten ,
Is ook kortdondig, lEort van duur;
Maar o , geniet ! zy fchenkt wéér krachten
Voor *t op haar volgend lydensunr.
En *t noodlot! -p-neenl weg, ydMe klanken!
Geen noodlot regelt hier ons lot*
Vaat hecht bet klimop. zqne ranken
Om d* eik, die met den (tormwind fpot.
En hechter nog is ons vertrouwen
Op Hem , die vreugde en onfpoed föhenkt ,
Meer -vast de grond, waarop, wj) bouwen,
Pie ons met wyn en alfóm drenkt.
BKMbftDXGlNO. . 6^^*^
De blikfem fcliiet mnielénd neder»
Eea hooier magc beftuun zijn* fchieiic;
Ge oncvtngc Teel grootei* zegen weder,
Dai) ooit zijn pQl vernieling ifticht.
De ftormwldd moge fcliriklijk woeden ,
Ontwort'len.rcliiei en .boom en plant»
0 1 ligt blaast bfi , om u te hoeden
Voor *t gif, diac in uwe aA*ren brandt».,
De winter moge n fchrlkbaar fchHnen,
Als nitgellonren heel natanr;
Het Is een fluim*ringy wier verdwenen
Natnor bezielt mee jeugdig yxlüu
De nacht, hQ moge fomber wezen,
HU brengt aan 't ander halfrond dag;
HQ doet ona *t boek der fchepping lezen »
Dat zonder hem geen ftervMIng zag.
TIeen f 't zitin niet alt^d wreede rampen ,
Al ziet ons oog er niet door heen ;
Vaak Is 't geen leed, waarmee wQ kampen.
Al flaakt het hart een bang geween.
. O I dikwerf voeren fteile paden
Ons naar het heerlfkst, vmchtbaarat dzl;
De doomftmik , In ons oog ten kwade ,
Hoedt ligt ons voor een* wisfen vil.
Elf ftra$r van nit den donk'ren hemel
Geen enk'le lichtftraal op ons neer ,
O eenmaal, boven *t ftofgewemel,
Déir kennen wq geen rampen meer!
Diir, fchonwend met ondofl^ke oogen,
Is 'c alles helder om ons heen i
Déér zien we, in eerbied opgetogen.
Hetgeen op aarde ons dalster fcheen.
In *t b^z^n van des Eenw'gen liefde ,
In 't zalig Eden voor de deagd ,
Is elke ramp, die bier ona griefde ,
Een nieuwe en rQke bron van vreugd.
6$( BJUiOBDIGUiO.
]t , elke fb$d, met moed geOreden ,
If Jbemel wellust diit voor *t hart,
£o ia den k^lk der ^tUghtdffi . .
Een druppel eijce tra«n . vgn f^ai^
En wat, wat zegt in rijper jaren
De traan, door n ala kind gefchreldf
Hoe vaak was *t hoeden voor gevaren
Toen in- uwe oogen bitterheid!
Hoe vaak ootperst uw dwi^t begeejoen
Een* traan aan *t o^, een* ZHCht aap /t hin ,
En tl)^f fij^ qien v dankbaar eeren
Hen , de oorzaak toen van uw^ ^inart.^
Zoo 2u1t ge ook eens , in zaal*ger ftreker ,
God voor uw ratppen hulde biên.
Zoo zult gif , aan deze aarde ontweken »
Het doel van al uw Ijjden zien.
Zoo ^w^ft ge eens , onder leed ^n p^nen ^
Voor hooger l^yen opgevoed,
Qp ylfifig?|ep van fle Serafijnen ,
Uw* ^fju^l vader te gempet.
Groningen» 1831. w. aLcvNs, jr.
K<
„ Nooit klinkt de toon des harten vaisck.^
Leut gU dat land» waar duizend helden ü^eéen^
Gefchaard opi Nas&u*s dlerb*re vaan f
Waar CNrde en wet, nog lilet gehoond^ vertreden,
In ieders borft geheiligd ftaan?
Waar *t vrije volk door' menig* band verbonden ,
Verbroederd ts , en niet flechts fcAeen ;^
Waar deE^n^^agt weer hare'outers heeft ^evQUdenf —
Daarheen, daarheen 1
Kent g\j dat lfnd,.goq Mein, m^^ zoo r^mniffMrdig ,
*t Geen Z£^ fn 4UQ€^ in banden kye^t?
Waar 't hart,,tpt U^14pep ^Ufid ber^dvaardijj , ,
Vpoi Qod en gpdsvcui^t klopt en zwfit?
UITB0B2SIUN0. Sft
Watr 't ftritdz waard, elnd'lljk n!t de fcheé gevlogen^
Een vopk*leiid biikfemftralen rcheen»
Een oordeel Gods» dat oeérdaakle uk den hoogeo? -«
baarbeen , daarheen I
Kem*^ dat liSê , géfbhülc , Vatièéngerecef^
Bedreigd^ ^iscefd «6 vetgtilftët
Daar roept dé fbl}d — ^ de fkmm^rén i9n «ergeten ,
En 't eerlQk flflèl Minkt in de vulK;
De cogt vangt aan — en onverwelkb*re zege
GOt l^icbënd voor. het leger heen;
Wie houdt diéii ftroom, die magtlg vooitbruist, tegen t —
Dutheen, daarheen!
Kent gy dat land , waar « wars van ijdel pralen ,
Èixï nijver volk iil ailte plant ;
Matr *t fnood yerra^ad ^et magt dofft acliterhalen ,
Dat rondfpookce op het vr^e ftrand f
Dat ny v*re vollr erkent zJUne ottdé krachten ;
*t Herleeft, waar *t ingeHuimerd fcfaeen;
Die heldenmoed beefc voor geen legermagtéii, —
Daarheen, daarheen!
Kent gQ dat land, waar, öp den qroon gekeven.
Een Vader *t heil der zQnen zoekt?
Wlen *t nageflacbt den vademaam zal geven ,.
Zoolang het dwingelanden vloekt ? ' .
Daar leert het volk zich in, den Vorst beminnen ;
Hnn doel en wensch en lot zijn één;
Het leert^ geitroirw aan eed .en Vorst »:verwi«oen« —
DawheeQ^ daarheen I
Kent'gg d^t land, dat land, welks héldendrdmmen
Nog moedig aan ie grenzen ftaan ?
Het zal den^'iiek niet- onder *t dwaqgjok krommen;
ZQn glt^ieSenw vangt weder aani
Kent gQ dat land — : zoo juich bq d' ouden, Juister ,
Di^^bet mee zonnegloed omTcbeen;
Daar prangt geenband, daar knelt geen boei, geen kluister ! —
^irheihr « dktriiéen r dairhèeii I
■. ■ " • ^ ' * '
Pttrmerendtf sèpu .1831. :. b. x- ï»>;w—-k.
436 UITBOBXCMIMO.
UITBOEZSlttlNO BQ HBt VBRNBMKlf DBR TVDllfO VAN BIS
, I^OOBWAARTS RuBKBN ONZER TROEPEN IN BBLOlé.
V oorwttm 1 kliokc het laost de grenzen.
Voorwsirti » dappere legerrchasrl
VoorwBRrU was de keus der brtven.
En eQ Bchten geen gevur.
' Voorwttrcf 1 Nederltod voor oogen ,
*t V&derhiDd la *t rein gemoed.
Onze goede zaak in *c barce
En den God , die Neériand hoedt.
Voorwtarul klonk faet langi de grenzen.
Ook die echo trof on$ oor;
jBt haar weèrgaim dreunt in ^t ronde.
Drong IOC aller harten door.
Vrienden , dierbVe bloedverwanten
Zien wfj juichend firydwaarti gaan.
En met weemoed , hoop en vreeze
Suren w^ dit Tchonwfpel aan.
Maar, wat ook *t gevoel mag wenföhen.
Nimmer nu hnn wederkeer I
Voor elk pand » dat men moet derven ,
Telt de ftaat een* held te meer.
Trekt dan voorwaarts , dapp're vrienden i
Wie, of wat ge ook voor ons eQc.
Sneeft ge , nw dood is minder fmartl^k ,
Daar ge nw leven Neérland w<jdc
Voorwaarts! Nederland voor oogen,
. *t Vaderland in *t rein 'gemoed ,
Onze goede zaak in *t harte
En den God , die Neérland hoede.
Belgen! die we ééns broeders noemden»
Onze vrienden ééns in fch^n.
Ziet , hoe wéér ond-Neérlands helden
In den nood het grootfte zQn I
UITÜOEIBMING. -6^9
Laat een vBand hen begrimmen, ^
Valfche Vorften hen verra&n ,
*c Kan tlléén zich dan verhefFen ,
*c Kan zich wreken..... of vergaan 1
Moordenaars in Bmsfels wallen f
Watr is na die moed, zoo groot f
Belgen y faoevers in den voorfpoed«
Maar on lafaaids in den nood!
Smeek en bedel FrankrQks bolland;
Dat tnï EngMand hnlpe bied' ;
Dat een Leopold zoo zinke —
Zoo verlaagt zich Neérland niet.
Eigen ftrfjders kan het kweeken ,
•t Moedig voorgcilacht verwant,
Willem*8 roepllem vormde helden
En de liefde tot hnn land*
Belgen t flneekt nn vreemden bijftand ;
Dit hergeeft ons eigen eer;
Ja, dit fmeeken geefc aan Neérland
Haar verloren ftandplaacs wéér* ^
Maar *t x^n meer dan eigen knchten ,
Maar *t ia meer dan heldengloed^
H4, die Neérland bleef behoeden.
Schonk dat trouwe volk dien moed.
O ! mijn dank verheft die lieftle ,
Daar m^n bede tot U rQst,
God , die Neérland , als voordezen ,
Wéér Uw trouwe hnlp bewast I
*t Is de zaak , waarvoor wQ ftr^den ,
Die ons reeds dat uitzigt toont ,
Die cy , hoe het moge loopen ,
Eenmaal met Uw* zegen kroont.
Voorwaarts* Neérland dan voor oogen,
*t Vaderland in *t rein gemoed ,
Onze goede zaak in *c harte
En den God , die Neérland hoedt.
Enkhuiztn^ lo Ang. 1831. s. p. oudkbrk pool..
640 PROCLAMATION BR TIELEMANS.
PROCLAMATIQN DK TIILBMANS AUX.oiBRIf DK L*ARI|iB
D& LA MfiVf B4
Jl h ne font pas bati^s , ia Braves de la Makfe !
Mais ih fe fint enfiiis 4 Uige, è ia Ckmrtnufe.
Ik ont eu peut^ — ntm pas iu Prinee et fes'fMais;
Mais du fang prêdeuüi qUe toutent iet eemtats,
Remettez vousj fildatsl de vos frayeurs terribles;
Fa, nous vous foignerons; les Uigeois fint fiéjtbies.
Le reste de nos braves , dés demain réunis »
Décampera encore deyant nos entièmisi
Mais n^égyouez jamais cetie Mste ièfaiie ,
Ef donnez y ie nom Sune beiie retraite.
*8 KONINGS -eVFBR Tfe BRUMBL VtkhSXttXb*
jyLen heefc de letter W te Bnufel nit doen ftrijkeD»
En vttfdig io btar plaacs de letter L gefléidf:-
^c If zoo *tbe1iodrt; want, bQ het heerfcheii van geweld^
Heeft lleeds de baarheid voor it Leugen moecjen wijken.
Fo9r de ruist. 1831. W.
middrl tegen hoog water.
w.
at dient er best gedaan , oA *€ wfter weg te kragen ,
All men *t' vai tijd tot cQd ziet hoog en kooger urgent —
Het «iddel li gereed: om *t water «f té keeren.
Hebt gQ het flechts ie amortifiren.
/lAN EEN* JAGER.
VJTelooft gy aan de leer .van een' Py thagoras f
(Ik dacht, dat dic flechts fpotlast was.)
*kR8td Q dan af, om ooit meer op een* haas te fchieten :
GQ mogt ten tweedemaal eens Belgisch bloed vergieten.
ME N G E L WERK.
DE KONING LEVE!
JL9e Koning levtt of, /fo Koning regtrt in eeuwig'
heidt was* de hulde, waarmede de onderdaben der Per^
zifoht Koningen, en zelfa de vreemddlngen , zicb»
voor derzelver troon ter aarde gebogen , moesten ver«
ootmoedigen , zoo vaak zi(j (Uen mogten nadeito. Mei
solk eene menscb?emedtfende hulde behoeven w^ oiuteo
Koning nfanmer te gemoet te lu)men, noch zdfs (^
zijnen geboorcedtg aan iets dergelijks tedeidcen. Ge-»
1^ hy dagelQks voor een teder toegankelijk is, en
daarbQ niets meer dan de betamelQké orde oi befchei^
deidieid verlangt , zoo vertoont h^ zich fteeds ids den
eerften burger van den ftaat , en vorden voor zictu^
ven althans geene eerbewQzen , boven 't geen de beledfil«^
heid en de ware beCchaafdheid voorfchrqven , en dé
majesteit van het opperbewind des vaderlttids, aan zg*»
nen perfoon verbonden , noodzakelijk vereischt; Dtet^
om is alle hulde, hem toegebragt, vrqwillig. Daarom
is het ook niet op zgn bevel ^ dat z|jn geboortedag
godsdienftig gevierd >ordt, en ons gebed, heden voor
hem op te zenden , zal het uitvlodfel van een vrQ ea
i^regt hart zyn, gelqk onze buitengewone komst te
dezer phiatfe daaraan alleen te danken is* Maar da^r*
om. ook, landgenooten! heeft onne bede: de Koning lesÊ!$.J
ODvergeiykeiyk meerdere waarde , dan weleer in jdeö
mond van verflaafde Aziaten^ die haar, met neêrgezon*
ktte. oogen en bevende lippen, ftamélden, hoezeer t}^
fdettmeer dan een hofileur was, waarbD niets gedacht i
vedmin gevoeld yrerd, fchoon alles den fch^n had vati
een Goddel^k eerbewijs. Neen ! voor ons z|j bet woqrd:
'dt Koning leve l een woord van het verftand en het
hart, ten wooid tot God. en niet tot djen Koning!
Het kome, onbelemmerd en vri|j , als uit een^ vollen
ilroom , uit de ziel , en vergezelle alzoo ons waardig
MBNOBLW. 1831. NO. f4. Y y
64a DE KONINO L£V£ !
dankbSi^ en* j^ebed». rijzende daarmede te? hemel 9 tk
een reuk des levens , voor den Ood aller goedettie-
renheid !
Toen, vóór eenige jaren, onze wxllbm van
ORANjB kwam toefnellen, om het nog zeer vee(^
vaderland uit de hagchelijkfte omftandigheden te redden ^ -^
toen bQ zich geene i ust gunde , om dej;e ftad (*) te bd^ie-
ken, en, ba fijnen plegtigen doortogt van deztlte^
ftUe omse ftraten en grachten en voorgevdi» wn omd*
fchën wemelden^' wier. kvendige vreugde üdd op -al^
terlei wijzen, bi} foinm^eili in %iiake]oozen .dank aM
den A^[oeden, bQ. anderen in gejuich, openbaarde; ^^
teen hQ zich niet, dan door den drang der meest ovcr>^
tiiigende redenen en der warmfte vaderl&ndslieftk, de
kroon deed opdringen , welke de vofafKlerde tijden en
ömftahdigheden voor ons vaderland noodzakel^k genmite
hadden; — toen hij daartoe . voJfirekt niet ^Ide ver^
ftaan, dan ondei! beding eener wijÈe en alvorens wettig*
Ifk goedgekeui'de (hatsregeling , waardoor z.oo umi
kwaads onder ons is voorgekomen en . zoo ved gooés
ge(lk:ht;««* toen hq, daarna, in .deze zdfde fiad , aan^
ftaatsregeling; waarvan bij de vrjje en' Wijze 1>egiiirei0n
alvorens zelf ontworpen had, openlgk en.pl^g troav
swoer, onder aanroeping van Gods heiligen naam ^c^
aich alzoo geheel toewgdde en overgaf aan het bad «9»
ner geboorte en aan het volk , dat. hem ,. als aenen ^
geheden engel der verlosfing» vereerde, — was M»
Bi«t de algemeene kreet : leve de Koningf ? w»s het vm
4e juichtoon, die door het geheele, pa& weder vzgo^w»^
jdedand weergalmde? was het to$n niet fehiar.de tan^
^jfte. bede, die óit het weder verroimde hafft/vanij
ieder, die zgn vaderland liefhad ^ door de
drong,' en gewis den Algoede behaagde?*^ Ectle xoe
levendige blljdfchap kan wel , uit haren aard ^ evcfeunin
aanhoudend als op den duur Mrenfchelgk. z^d^.. Malr
zou daarom de reden kunnen vervallen, om weikei dfe
hartewcosch en het eerbiedig gebed om een lahg aft
• • • - • • /' • iii
(♦) Amflerdam^
gfi»kk]g. Hven 4e$: KoQiifg^, gdukkig vporaldoor
ome wüjze. en rgeaogaade regering^ nog heden, 209
vmk de vierentwintigfte dag van Oogattnaand wedeiw
keert 9 bet igeyoel ¥an iedéren bniven burger van Ne^
derJafkf ontgloei|}en etf beaielen moeten? Al gebood
ooft r de GodddQke wet niet, waarnaar wq <hi$ CArisfer
ne» mogfin aoeqyeiit onze gebeden op' te zenden 'Cea
behoeve van, h^ti., die de Voorzienigheid in hoogheid
over ons gefteld beeft, wie van ons sou evemvtel idetr
van ganfcber harte herhalen de bede, diis, b^ 's Vor-
ftea komst tot de regering dezes lands , zoo algemeen
ttit het volle hart ten hoogen hemel rees ? Of zf}n
'wq misfchien in onze voomhzigten van ^ beftnur,
fcdert, bedrogen geworden? Wel heeft de ondervin-
dipgvele te'hooggefpannen verwachtingen van 'die dagen
iPC^deld^ en zijn vele on^er al të bégeerige wenfchen ,
'door verloop van tijden en verandering van wisfdvall^
«aken en omftindigheden , gebleken , dwaas en volftrebt
onvervnlbaar te zqn. Maar zou dl f ons hart zoo zieer
verkbeltn, dat wij, op dezen dag vooral, aan geiealb
^dankzegging, aan geen gebed om' Ie v^ en gelagend
bewind voor onzen KcMDing zouden denken? I^ heeft.,
ja, de werekl en de wereldfche zaken niet geheel: (en
onzen bate kunnen herfteUm, zoo als veleü dwaft^k
fch^inÉn gedacht en gehoopt te hebben. H{j htiéft «ICk
wet niet kunnen phatfen op den' troon der Godheid ^
vedmia het onmogélgke mogeiyk kunnen- mak^ Z^
badnd is wd door zeer vele en buitengewone .mmpeii
gskenmeckt geworden. Maar hedTt hq die voroorziftkf.9
^f daarcMn hnmer zQdcn èed vergeten? Neen! SchofW
^daanoe mna gedwongen door onze meinefcdigp mtHum»
•<«en 'helaas ! «yae onwaardige: ond^danen, ^ ko&4e
ywaaidlse afltamoieiing en tiaamgenoot ym- y^i-UiVfkU
1>SN ESHSTBN, den Vilder des vidtirlands^' 'niet.
ia 't^genfpoeden is h^JAdes^ te werkzamef* tot onze jb9*
liQU^ms , in lampeu/ dei te., grooter gewaèst.. 'Immer
il hij trouw gebleven^ aan zgn vaderland, zqiie mede-
burgers en zgnen 6od« Hg heeft idle bilfijke vet-
Y y 2
644 ^^ KONING LEVE !
wachtingeQ overtroffen^ en, waar fchier niets was, oq-
begrijpelqk fnel al bet noodige gefthapen » om den laat*
ften worftelftrqd t^en den algemeenen overweldiger , ter
1>eiK)udenis van ons vaderland, roemrgk te helpen beflis-
fen. Deszelfs eer en gewigtigfte belangen heeft hQ,
door de trouw en dapperheid onzer ftaatsmannen , kr^-
lieden en zeehelden , ook aan gene zQde van den oceaan,
'loffelQk gehandhaafd. Reeds vroeg had h^ onze oude
partijrchappen en twisten , die kankers in onzen ftaat ,
in den grond uitgerooid, — een aantal bronnen van
welvaart op nieuw doen vloeden, — overal orde, rust,
broederfchap en gepaste vrijheid doen heerfchen, — de
openbare Godsdienst, in hare waardigheid en duurzaam
befiaan, herfteld. en verzekerd, — de wetendchappen ,
de kunften , de nijverheid op velerlei wijzen uitge-
breid, -* de verlichting en befchaving des volks hooge-
lyk bqunftigd, en dit land, boven al de overige van
ons werelddeel, verheven tot een toevlugtsoord voor
allen ^ die, eldors verdrukt of vervolgd, hier ware vrq-
heid en veiligheid vinden ; Ucr , waar men geen lastig
•en altiyd hatei^k wantrouwen kent, waar de drukpers
onbelemmerd, en geene befchddene mededeeling van ge-
dachten immer gevaarlqk is. Ja, gQ all^ weet het,
welke grieven hem ook aangedaan zgn door het onbe-
Ichaamdfte misbruik dezer vrqheid, — welken laster,
welken hoon hQ ook , vooral federt de onlusten in het
Zuid», te verduren had, IxQ heeft er zich boven ver-
heven, tXL zich, toen die onlusten tot het veribhrikke-
IQkst oproer z^'n uitgebarften, dat geheel Nederland
fUiokfó^ mannelllk (taande gehouden, waardoor ook het
vaderland tot hiertoe onwankelbaar ftaat. Te dien einde
-was hem niets te dierbaar of te modjeiyk,- en bleef hq
oabei^wdEen werkzaam. Alzoo handhaafde h|} tegen
«Vorftemk bedrog en verraad onze eer en belangen met
eene waardigheid , kracht en moed , met eene wijsheid
en volhatdin]^, waardig den lof van alwat in het ontze-
^nuwd Europa nog befchaafd is , — waardig denjeegen der
Godheid over zijne regt vaardige wapenen, — waardig den
DB KONING LEV£! 645
•
getrouwen bydand en dier edele zelfverloochening van
eene gdieele dappere en roemröke natie ^ welke bQ zoq
ruim heeft mogen genieten, dat de Belgen bet .nooit
zuUeh' vergelen. Dat hij die alzoo bl\ive genieten: want
God \^eet , hoe lang hij die buitengewone trouw nog
zal blQven behoeven! I^t deze niet bezwijke , of wQ
zQn verloren!. Dat de Koning alzoo leve, — dat hq
hng en gelukkig leve, — dat hg , ten loon vm ztine
volhardende trouw, zich tot in lengte van dagen ver*
biyde in den verworven roem zijner Heldenzonen, en
in den verhoogden luister van zgn onbefmet Geflacht,
nadat bij , weldra van het eerloos Zuiden mef ecra. gfi^
fcheiden, ons oude vaderland een nieuw leven en.vofjmg*
den bloei zal gefchonken hebben \ — Dit , fpaart Gods
goedheid zijne .gezondheid en vermogens ^ dit mogen wQ
van eenen Koning verwachten, die, gelijk hij de wijs-
heid bezit, pm, in elke omftandigheid , het goede te
onderfcheiden , de deugd om het te willenden den moed
om het te handhaven , zoo. ook al zijnen tijd en krach-
ten, toewijdt aan onze welvaart. Dat hy dan lang en
gelukkig regere , wiens troon op waarheid en regt ge-
grond ftaat, -— wiens wisheid en braafheid door
vreemde Vorften en volken tot het beflisfen van
zeer belangr^ke geichillen worden ingeroepen, — wiens
koningsluister door minzaamheid verzacht wordt ^ en
die, ook als bij dwaalt, nog eerbiedwaardig is! Dat
hij ievef is thans de toon der dankbaarheid , géip; bet
weleer die der blijdfchap was. Dat hij leve! is de
hartewensch van allen, die het vaderland Itefhebbeof,
éxi daarbij onzen toeftsuid, in alle voom^e opzigten^
kunnen vergeleken met dien der meeste overige lande» »
welke men de verlichtfte en befchaafdfte van het nieest
'fcefchaafde werelddeel noemt. Dat hij level in ^kn
fchoonften zin des woords, is het gebed, dat, op 4e«
zen zijnen verjaar^g , in de ontflotene tempels der gods-
dienftige' Nederlanders tot de Godheid opgez(»ideo wordt.
Zoo juichten, zoo baden wij bij z^ne komst in dit
land ; zalig wQ , die zoo vele redenen hebben , om nog
6^6 BE KONING LltVE !
heden alzoo te bidden , na z^ zeventienjarig bewiÉR
in ar dien tijd deed hij »/^// ,• waardoor Ons hart' IWBi
hem verwijderd werd , al kon ook om inzlgt niet aBes
goedkeuren, — niefs^ dat onbedacht of onedel was,*^
niófSj waardoor hQ zijnen eëd fchond, — niasj dat
yerflaauwden ijver In de behartiging van het go^e voor
óns kenmerkte ; niaar zeer ireel , 't wdk onze hoogacfad[^ ^
orize dankbaarheid,^ onze wederHêfUe vordert; maar «#*•
lesj ^ geen ons verpligt, om God te 'danken, dat hQ 006
zulk eenen Koning gaf, en om te bidden, dat iy U¥0,
Van ziynen kant is de grond daartoe volftrekt niet VefvalleB.
Van onze zijde zou het dus ónverantwoordelQk voor
God zijn , ' zoo ^j het niet onzen pligt achteden ^ —
wat zeg ilc! — zoo wQ niet Van harte gedrongien wier-
den , om zóó te danken en zóó tot den AHerhoc^ffen
met en voor hem te naderen in het gebed. Ik len uwe
gezindheid daartoe, Nederlanders/ ik leen ze b^u allen,
'die heden herwaarts zigt 'opgekomen; ik w9de hatr
flechts eenigermate verlevendigen, en ik zou evenzeer
den invloed van al het gezegde verzwakken, alsr u %6-
leedlgen , zoo ik meer Wilde -zeggen , óm u daartoe' op
'te wekken. Ik noodig ü dus, alzoo genoegzaam vckM^
bereid, om u, met mg, tot dé Godhdd te kcexm.(*)
d4 Augustua , y83I. :
C. W. WBSTBKBAAN.,
(*) Volgde, hec Gebed, hetwelk de geachte Léeraar ver-
koos hier achterwege te Ititén, ^ Redoct.
BRIÈP VAN ADR. STOLKER AAN RENEN VRlfiNI>, OVER
HETGEEN HEM, IN HET JAAR 183!, VOfOR'tnt
REMONSTRANTEN, UIT HUNNE VROEGERE
GB8CHIÊDENIS , DER HERINNERING B^ZON-
DERLQR WAARDIG DUNKT.
Waarde Vriend !
\jrij vraagt van mij hetgeen ik u niet geven kan, — -
BRiEP VAN Aoa« $roh^B.n. aan pbnbn vribnI)* 6^7
enaflchrift van b^tgeeo.ik, op onzep Uatften kerkej^
-ken iiBialiiyd^ wegens bet t^eDWoprdig jaar.» a|3' ej^
JubdÜaar^ voor de il^^o/y^/'/a^iti/^, gelprokep heb... ^
.bad deaw^e niets gefcbr^yeo, maar fp^k. voorde VRi^;
-en dat ik mü dit , in m^o eenfif\t{ichtigfit jaiir^ na yer-
.Joop vao.icbier twee ntaaoden ,^ niet zqq ji^sc meer her»
Ittf^tsi kan» zal u » denk ik , niet beyree^iden. Ter vol*
doening jecbter aan uwe.ni^nwagierigheid». wil ik u den
;b(lio£dzakeUjken inhoud van hetgeen ik fprakj^arne me-
dedeelen. Doch vooraf moet ik u doen opmerken , d^t
ddoorgaana een JubiU is de gedachtenisviering van de
«eane of andere merkwaardige gebcuneni^ , welke eene of
meer geheele , of halve , of kwarteeuwen vroeger » op
^enen bepaalden dag , Is voorgevallen , eoo als.» by vpop-
beekl >. hxxJuUlé der Kcrkhenforming ^/dat.van de ovtfr-
g^nc der Jtugsburgfchc Gchofsbely/fcnis ^ enz« Iq ^iep
zin na fpjak ik niet van iets bgzonders en voor de J^
monfirfinun gewigtiga, op bepaalden ftond, eene of t!^<^
fiewmax geleden , gebeurd ; maar ik fprak van aÜes tp
zamea, vat vooxnamdijk, m den loop van een geheel j^^^
ydór.nu twee .eeuwen » dat. is in 1631.5 gunftig zameo*
l|i;p.,.:om de ilichting der. Kemwflramfche Socipuif^
«elke,., tot op. dat lur, altyd nog ztox wankel was^
voor. de toekomst te verzekeren; en» fcboon ik daarbl)
van een haar bij uitftdüendheid aangenaam bi|}zondfr voor«
val, «wiarvan de dag bekend is, gewaagde, gefchiedde
dat echter meer in verband met al het overige , dan om
juist daarvan een' zoogenaamden jubeldag te vieren »
becw^elk ook alleen op den dag zelf der verjaring , die
toen niet aanwezig was, gepast zou hebben kunnen sQn»
.Mg dunkt, het zal niet oneigenaardig zijn , dat ik u»
hetgeen ik fprak , voor zoo veel ik het m^ herinner ,
(zonder in eenige bijzonderheden behaald te willen zign)
zóó voordrage , alsof ik , gemeenzaam , op de volgende
wQze gefproken had:
Geliefde Medebroeders en Oischgenooten !
Het jaar 1831 , hetwelk wij beleven , doet mij terug-
648 BRifcF Van adr. stolrbr
'denken aan' dat ^ voor onze Sociëteit bdten ttodefe g»*
denkwaardig, jaar, hetwelk twee eeowen vroeger vef-
liep, (faet jaar 1631) en hetwelk voor die Sociëteit eene
foort van Jubeljaar verdient genoemd te worden. Soat
mij toe , dat ik het u , op dezen dag en aan dezen maal-
tijd, dien wQ, als gemeenfchai^elQke Opzieners en Le-
den derzelve Sociëteit, houden , kortel^ in het gdieiigai
^roepe , niet * om onze genoegens te doren of te vemmi*
deren, maar veeleer om ze te vermeerderen, te veredelen
en te verhoogen.
- Ik noemde het gemelde jaar gedenkwaardig voor onze
Sodeteit, en wensch het u flechts in tmec opzigten, als
zoodanig, voor te Hellen.'
Vooreerst : het was , na het doorftryden der vooraf-
gegane jaren van hangen druk , het eerfte , waarin onze
vetdienfteiyke voorvaders , eenigzins algemeen , ruimeren
^dem mogten halen, en , met eenigen grond 9 het voor-
nitzigt op eene vrolQker toekomst, en de hoop, dat
het hnn toch eenmaal gelukken zou , ons Godsdiepfl%
Genootfchap tot ftand te brengen^ voeden doifdeo* —
Wel was de verdrukking , federt 1625 9 en de kcHOst
van pRED-iiiR HENDRIK tot het Stadhooderfcbap 5
niet overal zoo fcherp geweest, ab vooriieen; maar jb^j
Was , tot hiertoe , nog zwaar genoeg , ^n, naar mate zQ
hier en daar by poozen fcheen te verflappen, wesd de
^ver, om de Remonftranun te onder te brengen, td*
kens vuriger. Ik wil in geene onaangename b^zooder*
lieden treden. Ik zeg alleen: in 1630 fpande men^
algemeener én fterker dan ooit, alles in, om 's Lands
Saten en plaatfeiyke Befturen te beween , om aan de
uitvoering der plakkaten de hand te houden, en. kwamen
zelfs uit Zeeland y fchoon daar geene Rjenionflranun
waren, met grooten ophef, opgemaakte gvéraars naar
Holland y om daarop, met klem, aan te dringen. Doch
hetgeen men den Kemonftranten hierdoor ten kwade ge-
dacht had , deed Gods goedheid hun ten goede ged^en.
De gematigde Staatsieden en voomaamfte Regenten der
meeste Hollandfche Steden werden , over zoo veel on-
befcbddeQ smdnög» vérontwaamdigd ; mtomWffiyM
Gelderland^ ame ondeitiaDdeliBg tot verzoeouig ]Sftt.4e
Gfi' Locfcftein gevange^ittendp Remonftiioiticbe Pr/^
kaflfCéQ, waacfoe de Staten bedoteo badden, plat .a£ wei?
gerdé, werden vehüi ; verbitterde Het gevolg wa^^, ;dat
'Amfierdam openlijk verklaarde, dat men aldaar geeqe
wdere vervoJigittg gedoogen zou» enbeflooc,. om ^9
200 veel men kon , overal eldets te doen ophouden , ««-
dtt men er den oproerigen adr« smout, de Jhd /deed
ruimen , — dat men te Rotterdam aan vier even gnf)^
iSiiade ^veraars, ds U|j,. te gel^lc de geleges^id .foenarn»
om de gemeente openlqk op te ru^en , eQ;2(# — Van v^u
af begonnen' de Kemonftr anten alomme vnijer en.open^
Iqker te prediken , vaste leeraars in dienst te peilen ,
kesken te bouwen enz,; zoadat z|j, op het einde 4^z^
jaars , waarvan alzoo hunne vröheid genoegzaam dagtee*
kent, (met uitzoiuiering sm Leiden^ Haarlem^ Kqm^
pen en Dekkum , waar de vervolging bl^. yoorid^ren^
ma kleine uitzonderingen, overal de God3dien3t v^*
. Ttgten mogten« Opmerkelqk was, in bet bQzqnder, datj,
daar men, nog in i6d8, een te Schooféwen j^vmfffi
genomen Remonftrantsch Leeraar Ctheoporus bq^
Mius) op Loeveftein bad «pgelIoten,.een a^der (oa-
NiBL wiTTi us) nu, iu 1631 , vt Nijmegen dadd^k
omOagen , en bg den Gouverneur tér maaltijd onthaald,
werd. «— Denkelijk zal men hem daar wel eene vroljyke
teug, over de gunftige tijdsverandering, hebben toe-
gedronken^ — * Doen wg dit thans pok , bjj de herin-
nering!
Het jaar 1632 was, in de ti»eedc plaats, vpor ^e
Sociëteit merkwaardig , uit hoofde der verlos fing van
de zeyen gevangen Kemonflramfche Predikanten uit den
sLoevefieinfcken kerker. — Tallooze Requ^ten om hun
.ontflag waren, tot hiertoe vruchteloos, ingediend. De
Staten-Generaal, van welke dit afhmg, wilden de plak*
katen , uit kracht van welke zy waren opgefloten , niet
wederroepen, en er fcheen dus voor hen geene uitkomst
6$^ BRIBF VAN ADR* .aTOLKBR
tot yijgb^d • mogelilk , dan door pntiMugdngk.. .Mwr
dnuMtt fcheen men te moeten wanhopen om . JUiUna
naauwe opfliiitilig , dfewgl .zij: het.flot:, walka geifiwnga
bewakbig en afgezondeide ligging men, .uk de gefebie-
denia der ontkoming van paoriua, genoiegzaam, knr»
nimmer verlaten mogtep^. .Doch ziet bier wederom em
ganftig gevolg- van de bitterheid .hunner partyen 9. dv
met heb ia ^eene onderhaiB(deling. badden willen. komea.
2$ verwierven namdjgk^ federt^ meerdere vryheid* Mtt
ftcmd toe^ dat zij, vdn* ^tgd tot tyd» twee aan twee^
van eetx^ifoldaat: veczeld, op^ de wallca van het .kaaie^
wandelen mogten. Dit gaf ftanleidmg tot eene verftand*
houding) 'Wiutfuit bonne hmr(}ding door de .vlugt.voIgT
de. Die viugt werd echter véroraagd door fommige xon^
deriingfe omftaad^eden. /?4ii0/v^f;fir. door. het gemoedelqk
bezwaar van den eerlqken medegevangene garo.lus
AïSlljm^b^ die baar voor ongeoorloofd bieU, ^ niet 9
dan allengs^ , werd overgehaald 9 om er in. toe te item-
men; 'terw$ de overigen hem niet wilden achtèdaten»*
Dit beletfel zgnde opgeheven, ontdekte men een andor^
dat veroorzikakt werd door ^en reddoos dier,4en ge-
dncfaten iioud nameligk van den Slot voogd; want deze,
zeer waakzaam,, en bQ de minfte\ buitengewone beive^
gfaig een vreé^lQk getiq:^ makende, ftond, bq de anb»
vlugtmg, die m den nacht gefchieden moest, alles, dooc
z^ blaffen , in rep ra roere te brengen , en daardoor
de ontfnapphig te verhinderen. Maar de Kastelein had^
op zekeren dag, eenige gasten, uit het naburig JVaudri^.
(éem^ ter maaltijd genoodigd, en had van daar, of van
Gorinchem^ vleesch, brood, en wat men verder be«
hoefde en op het Oot niet bekomen kon , op gemeldea
dag laten aanbrengen» De hond.Ouipt, op een onbe^
waakt oogenblik , in de keuken , fcbendt het een en an*
der, en de gastheer, hierover woedend, laat den fnoe-
per doodfchieten. Zoo was de tweede zwarigheid w^-
genomen. Eene derde bleef over. De gevangenen moesten
over de rivier de Waal ^ wèlke het flot befpoelt, ontko-
men. Eene fchuit van de overzqde moest hen afhalen.
Doch ter phMk^ waar z^ t'fchaep moeace» gaaa» ¥m»
4e • öÊivcr xotidêmg met. riet en ruigte beeet, 4BJtibtft
vBtrtuig den wal idet genoegzatBi konaedeitti. DeiKaa»
tdiwikreeg den gelukkigen inval, ou^allea toelaten wn^
naaije&iic^'tipniiniefi; ea^kt daarde vrt^ teaibef^n^evkig
der omfcomiDg gebauidl . Deze went dim ook iliet laa*
ger «itgefteld. In den nacht . tusfchen den : i-pden jcn
aóOxa Juli|} werd z|f ondernomen , en gelukte^ Zes der
gèvtaógenen lieten zich ,/ des: avonds , in den (loikeMe&^
die *v$n buhen geopend -km worden^, o^fluiteo , opdat
hüfi het< ifkogien vaa hunne vkamers ,' ^ .tege&'ideD
nacht, zonder voorafgaand behood^k onderzoek^ of i4
^h daar&p bevonden, werden afgefloten, niet nb^et
mogt worden. Oe zevende , die zich elders veiiboigen
had, zou hun, ten elf ure, den kelder openen, om daa
gezamenlijk 'het flot.te verlaten, eer de maanopkwanu
MkÉflT het gedurig op 'éa af löopea dtfr ^lókmimsakté
htm dat ondoen!^. ' ^ vóód geene gelegeshdcl yfóót
tusfchen ' «en en twee tire , toetï hQ • den kelder^ MMfloot ^
nadat 'de maan lang op iims'^' ^ echter, bgzwiur be-
trokkene lucht en digten regen, weinig licht 'gaf;' *iéa^
dté^* ié aen kekler ; v^&s ^igdlufmerd, li^' groot gevaar
van :^hter te bl^veii, doch werd, door dett-^vtl iwi
éenen anderen ^ nog tijdig gewekt. Nu'^kwkmeil alkn
gelukkig 'buiten , overklouterden ftaketfeb enz. en wc^*
dën in' het op hen wachtend vaartuig opgenomen. ^ Aan
tien tiyerkknt traden z^ , na eenen omweg ^vwa tné^MÜ
uur ; hl edue tweede opene ichuit , die hen , ^et dooD»
Tëgende kifeederen> te Nieupoort aan de- Lék bftgt. Na
kort onthoud aldaar, gingen zQ m eene derde dergd^ke
fchuit over, waarmede zy, na veel doorgeftaan onge»
mak van regen en^ koude, welke hun allen vervolgens
ziekte, en aan één' hunner, (b b r n b r u s v b z bk i u.s}
na ettelijke jaren gevangenis , eerlang een* finartè^jken
•dood veroorzaakte , op den middag , tusfchen ia en i
itre,* te Rotterdam aankwamen. Hief begaven zij zfch
térftond naar het huis van b p i s c o f i u s , die toen op ,
de Leuvehaven woonde. Met welke' blQdfchap zg daar
6^i BRIEI^ VAN ADR. STCattR
ontVaDgefl warden , kuit zich ligt vermoddcn. De eer-
waiirdige^. VAN lansbbrcen moest dien naaridAg
I»edikco« Hq vloog, toen men hem bet groote nieows
bn^, naar b^isoopivs, verwelkomde de Broeder
reD,^kfe toen mor den piredikftody en verfchoonde zSja
te kat kom^ bij de gemeente, cfie hem zat te wachten,
met het ^ berigt der . blijde gebeurtenis. De gemeente
juichte , en de Leeraar ging haar voor in lof* en dank-
aeggingen voor der gevangenen v^rlosfing. -r- Wat denkt
g^, Bxoedersi zoude nu ook, m het huta.van^Pi4*
copms, niet wel een vrolijk glas godronkm z^J^
ter gelukwenfching .aan de ontkómeoen? t-- Ik. QQO-
dig u , om aan *het gedenken daaraan mede een* dronk
te^w^den*
Nog eeq woord met bet^^ekkipg . tot ip verlosten uit
den kerker! -^ Z^ waren de i^cven volgende: (de acü^
fi^r ^ godzalige bdua&dus poppxus, door zijne
ftichteliijke gefchriften zoo beroemd , was op het flot ge-
(lorven) carolus NiStLius, bernerus ve*
^HKicfs en THEODORUS BOMius, die ik ireeds
heb genoemd, benevens petrus cupus, paulus
JUINPEltlUS, ARNOI.DUS QBE S TE R ANUS , en
aiMON f.UGAB BYSTBRus. Ni CL bediende daar?
na de gemeente van ^mfierdam , c u p u s die van £0/-
ter^m^ 6BESTERANUS die van ^s Grayenhage^
BYSTERUS die van Leiden^ linoenius die van
Bporn^ BOOM die van Schoonhoyenj waar h|j voor-
heen, geliijk ik gezegd heb , gevangen werd. Van de
meesten z^jn mg geene nakomelingen bekend» Opch
V9Q THEOPORUS BOMIUS damt af onze tegenwoor-
dige Leeraar van Boskoop j. a. g. boom, die, zoo
hjtj bier aanwezig was , gewis , vol yuors , een glas te
zl^er eexe zou drmken; en mogten wjy, gelijk mcerma-
lep, den Opziener der Rottcrdamfchc Gemeente, p. van
EDE van der pals, ook UU in ons midden zien,
ik zoude hem gewis niet behoeven op te wekken, om',
gis naneef van ar noldus geesteranus, tot
Aan bbnjbn vribno* dfs
dióis eere, faetzelfde te doen. En wie tw^elt», of dit
weigeren znllen onze geëerde Mededischgenooteo , de
Gebroeders hbemskbrk» Opzieners onzer Gemeence
van Amfierdam^ ter vereering der nagedachtenis van
liunnen eerbiedwaardigen voorzaat ^ simon lucab
BYSTBRuSydie zich wdc^r, in ijver voor on^ goede
zaak 9 door niemand voorbg liet Ifareven, en» gelijk bg
een der eerften en vurigften was, die, van den aanvang
der vervolging af » de gemeenten onder het kruis be»
dienden , ook de eerde was , die daardoor in banden
, getaakte 9 reeds in 1621 te Rotterdam gevangen, en van
daar naar Loeveftcin vervoerd werd, dwaar by langst
van allen, dat is b^na tien jaren, was opgefloten. Dit
wederhield hem niet van , kprt na zijne ontkomiag, we-
der, zelfs op de plaatfen, waar de vervolging bleef*
voortduren , te gaan prediken. Zoo bediende bi} Lei-^
den en Warmond reeds in 1633, en w«id, in de ge-'
noemde ftad , op den loden JulQ 1640, op nieuw ':ge-
vangen, en, na zes weken vasthoudens, voor geheel
zijn leven uit dezelve gebannen , dewijl men nu oyer het
land en den Loevefteinfchen kerker niet meer befchikken
kon. Men verwacht, natuurlijk, dat hij, na dezen, de
gemelde ftad gefchuwd zal hebben; doch men bedriegt
zich. Eerlang . zag Leiden hem weder bbinen zgne mu-
ren, en hjtj nam er, tot in 1656, fchoon er de vervol-
^ging nog veel ^langer ftand hield, de gemeente^ nevens
die van Warmond^ waar, niet zonder er menig gevaar
ter naauwemood te ontkomen. Een man van zulken
gver wilde , nog na zQnen dood , der Sociëteit nuttig
zQn. Hg w^de aan onze Kweekfchool zynen zoon
WIL HJC LM U8 BYSTERus, die achtervolgeus Predi-
kant geweest is in de Fredrikfiad^ te Woerden^ te
ZwammerJam ea in den Briel. De zoon volgde het
voetfpoor zijns vaders , en fchonk aan de Sociëteit ^^W^fi
zoon HRNRicus BYSTBRUS, die de gemeenten van
Noordwtjk en Amfierdam bediend heeft. '£n ook deze
trad in hetzelfde fpoor, en leverde ztjncn zoon, wil-
HBLMtrs BYSTERUS Junior , tot Leemt , e)Srst
^54 BRltflr VAN AI>R. iTOLKER
fltn Warmmd^ daarna tan De^t^cn eiaddqk asit Amvtr
fóarA 'Zoodat ét Naaml^t onjser PredÜDOKten sAcc yitr
BTSTERU8SBN prookt , den vader^ den zoon, des
kleinzoon en achterkleinzoon. Voorwaar een zéklzaain
cri, onder om, éénig voorbeeld! — Is dit nog niet ge*
noeg. Broeders t om ons te overtuigen ^ dat het het
voorouderlijk bloed is, hetweft .onzen BTs'TBitus
firEBMSKEftSEN' door de aderen fpeelt , en hetwelk
zQne fpraÉken , niet alleen ook weleer^ zoo levendig
vertoonde in den Amfterdamfchcn Kerkeraad , en in dien
flcfatfögwaardigen vader (voormaals mijn vriend) vyn
de* beide hier aanwezige broeders, maar ^«j nog, nkt
fléchtfl jn ben, maar ook in hunnen ouderen broeder
j. j. «BYSTRRUS HBEMSRBRR, reecb fedot een
aantal jareU' den door ons allen boog^;eachten BoMm-
dtf onzer Brocderfchap : en gedenken wq daarbQ^ dst
de Naamrol onzer Leeraren ook veriierd Is met dn
naam van GERA^nüs heemskerk» die achlerval^
gens Predikant geweest is in onze gemeenten van Zoumit-
mter^ Alkmaar en Nieuwkoop.
Eiere zij den Geflachten der bysterussbü en
hbémskerkbnI
Véle b^zonderheden van 1631 zoude ik u nog kunnen
mededeelen. Ik zeg alleen nbg., dat in hetzelve die
Leeraar christxaan ouwbns, in Jul^j , te Z>aA-
kum^ gevangen genomen, èr op den ssftenOctQber mede»,
voor vijf jaren, uit Friesland gebannen werd^ en ik
voeg er bij, dat de opvolger van den beruchten nuTS
VAN HOLT in zijne heer^kheid, de edele diajl
CRASwiNRBL, vermaagfchapt aan den doorluchjdgfn
onoTius, fcboon geen Lid der Remonfiraatfshe
Broederfehap j in dat jaar, tot opbouw dier eerfte Rt^
monftrantfche kerk in ^s Gravenhage y welke.,. in liSa&a
door de tegenwoordige vervangen , weid , een gefcboik
b^röeg van honderd^ en vqftig guldens, —-.een aavoJb
genswaardig voorbeeld voor onzit. eigene Ledefï txxt- num^
bijdragen aan ons tegenwoordig Sabfidiefondr^tottOX^dfX'^
hood onzer onvermogende kerken.
AAN IKKNEIV VKIKKD. ($55
Zie^ daar, Wa^de VriéncW zté ik hoop^ aan aw^ vf9-
langen naar genoegen 'i^IdMti^r ft fcaè a thans niets
bijvoegen, dan enz. ' " '•
•AENIGB OPM^RKINGBÜT OMTRENT DB NilTTlGH^lO D9R
ROftTORKBl^ , ONTLBBND UIT DB ALHIBR' * HBBR*
aCHBTtniBcip^IDBMlBÖlft RTNbftRZIBKTB. DoOf
p. j, ' «LOM, MeJ. \ Chir. et art. i>hst\
Doctor^ t^ Utrecht.
D.
'at ik alhier nfet wil optreden al^ verdediger der koe-
pokinenting , zal elk , die' met de geneeskundFge wetéÉ-
fchappen bekend is , ligtélijk bevroeden , ialzoö Wj de-
zelve de nuttigheid hiètVan , ials eene 'bew'ézöie daad-
a^aak, genoegzaam algemèeii is aangeAonien. Dan; daar
de berigtcn, dat de ge^^accineerden evenwel -door -de
kinderziekte worden aangetast , * en enkelen daaraan zélfs
zljh overieden, zoo als gewoonlijk, zeer vergroot wbr-
den , en op den algemeenen geest van veroordeeling dèr
Tacdnatie in deze ftad zeer fterk werkt, zoö oohrdéclde
ik het niet geheel en al ongepast, eri voelde* mij ge-
noopt, eenige daadzaken dienaangaande mede te dëèlen.
Waar deze tóch fpreken ,. zal wél geen bewQk' Verder
noodig zïjn tot ftaving van het nut der vaccinaÖe óök
in deze Epidemie, Dat het mflri voornemen ook niét
fe, hier een vèrflag te leveren van de alhier heerichende
kiödetziekte, gelijk ik zulks van de alhier gèhfeerscüt
hébbehdè' mazel-epidemie gedaan heb , bl|]kt genoegzaam
Uit bet oprchrift. Ik oordeelde dit onnoodig , eettddeels
Cflrtdat er al zoo ontzettend veel over de fctoaetzi&te 3n
óns land gfefchreven is, en teh ahdere, o^daï Kèt'Bidh
Ijat vooronderftellen , uit de uitgebreide zorg en niaüw-
Ifèttrige nafporing van de Plaatfelijke Geneeskundige OÖtb-
misfie , dat deze hierover eeri uitgebreid vertfeff H Tfct
Ikht zal geven, terwijl ik ïtóchti uit mgne'-'bévitnülïig
kan oordeelen.
De kinderziekte begon hier in de maand Januarij 1L ,
6ft$ OVER DB NiJTTIGHBJO
GBkw$B^ naar men denkt » in dese ftad ove^gebragt door
2kkca uit het leger naar. liet* Rqks-Hospltaal alhier, ta
de nabQheid van dit Hospitaal althans werden dan ook,
in iiet begin dezer maand , bet eerst de kenteekenen de-
zer ziekte befpeurd; vroeger is m^j niet ter keonisfe
gekiMneii, dat de ziekte is opgemerkt, ofrchoon m^ op
dm a4 Januaiy; toen ik het eerst een l^dertje aan deze
ziddte buiten de Tollle^poort, wQk K> no. 9AO9 ter
betuindeling kreeg , de vrouw des huizes verhaalde , dat
baar andere herftelde kind reeds vóór drie weken de
pokken had gehad. De ziekte bepaalde zich in het be-
gtQ., ofTchoon met geen' zekeren en nafpeurbaren gaog*
in het algqmeen meer tot het bovenemde van de fiad.»
m gut nu meer tot het benedeneinde over. De be«
' finetting werkte zeer hevig , en fpaarde noch middelbare
no(h bejaarde perfonen , ja zelfs niet altijd gevaccineerdea.
Ik behandelde van den 114 Jan. tot den i Mei eep gd^
t^tl van 114 laders aan dezelve, onder welke het aan-
zienlijk getal van 59 ten behoeve van de Diakonie-ar-
meni. . In het begin, toen de ziekte zich begon te ver-
toonen, was er geen koepokftof in deze Had voorhaa-
dm, m er verliep een geruime tyd, eer wij dezelve
kondm magtig worden; zoodat zelfs de Gmeeskundfgc
Commisfie , welke in bare aankondiging van dm i Febr.
aanbood, om van dm a Febr. af de kinderm giatis
te vBccinerm, dit uit gebrek aan de ftof niet kon vol-
voeom* (*) Ik beproefde intusfchm twee malm oude
ftof van de maand Mei 1830, m ééns ftof, m^ dOQC
tde goedgunftigheid van dm Heer Doctor kok qp «^
gbasje bezorgd ; doch het mogt m|j ni^t gelukkmf .jEop*
. dat> ik op dm 1 Maart eerst met goed gevolg vaoci?
. nearde. — Van dezen tgd af tot aan dm x Mei heb ik
67 perfonm, zoo kinderm als volwaslmm, gevacci-
neerd , met dat gevolg, dat allen tot op dm .30 Met
1831, van de natuurl^ke , m 58 van de gewqzigde kin*
decziekte zijjn veifchoopd geblevm« De overige 9 kjfi'
DBR ROBPOKKBN/ (Jjj'J
gen tneer of min geveijzigde pokfeen. Dit een en nw .
der meende ik vooraf te moeten zeggen over de ketxrr.
ichende Epidemie en vaccinatie, en bepaal mij thans tot
een kort verflag van fommige omftandigheden , wAc
my voorkwamen 9 der aanteekening wel waardig te «yn^
tot ftaying, dat ook deze Epidemie het nut der vaccin*
bevestigde; en wel i^ over de gevaccineerden gedurende
de Epidemie , a^ over de gevaccineerden vóór de Epi-
demie, en 3°. over de behandelde gew^zigde pokken.
Vooreerst dan een woord over de kinderen , door mQ
gevaccineerd gedurende de Epidemie , en wel van den
I Maart tot den i Mei , aangezien ik over de latef ge* .
vaccineerden nog niet 'genoegzaam kan oordeelen. Van
de 6^ gevaccineerden , zeide ik , bleven er 58 geheel
vr|j, zoo wel van natuurlijke ala van gewijzigde pok-
ken , en fommigen zelfs onder zeer moe^d^ke omftan-'
(figheden. Van de 9 overigen , welke meer of mhider
gewQzigde pokken kregen, komen m|} de volgende voor,
b^zondere melding te verdienen. (Van die 9 wami
tx nog 3, die flechts enkele fteenpuisjes kregen, vol*
(trekt niet ziek er vap waren , en alzoo niet als zoo^-
danig zouden genoemd geworden zijn, ware het niet,
dat ik, der waarheid getrouw, ben onder het getal der,
na m^e inenting , iets of wat oogefteld gewordenen *
meende te moeten opnemen.)
Den 9 April bezocht ik een drie en een halQarig kind
(wQk A, no. 696) bij een' vleeschhouwer in een zeer
klein huisje , en bevond , dat hetzelve federt twee dagen
laboreerde aan zeer kwaadaardige pokken m^t petcehiao^
Er was eene ondragelijke lucht m huis, en de benió-
kingen, reeds vroeger door een ander Geneesheer vooiW
gefchreven , waren triet in het werk gefteld. Het beloop
dèr ziekte was volkomen dat van pokken met rotkoom
(yarhlae putridat)^ en het kind overleed aan dezelve
den II April , den v^fden dag na de uitbotting. -^ In
betzelfde vertrek verkeerden de twee andere kinderen ,
waarvan het elfjarig zoontje , dat vóór omtrent acht ja-
ren in Gelderland was gevaccineerd , te gelyk aan de
MSNGELW. 1831*. NO. 14* Z Z
658 OVER DE NUTTIGHEID
gewijzigde kinderziekte laboreerde, zeer vol van pokken
was , doch op den ^^fdén dag , na eene hevige ukbot-
tingskoorts , zoo wél was , dat Mj mijne zorg niet meer
behoefde. Het derde zesjarig kind , tenger en rcropbo-
leus van aard, werd door mij den li April gevacci-
neerd, en kreeg twee zeer goede koepokken. Den sa
April kreeg hij enkele gewijzigde pokken, om troit der-
tig in getal, zonder koorts of eenige ongttMdh&é^
zoodat hTj den naam van ziek niet verdiende co o(A
geene geneeskundige hulp behoefde. Deze pókjes had-
den den vorm van fteenpokjes en naderden de yoHcettèe.
Den 30 Maart kreeg ik ter behandeling, ten behoeve
der Diakonie-armen , het kind van N. N. (w^k A, no.
?8i). Het was een jaar oud, vol van natuur^ke pok-
ken , die in het aangezigt zamenvloeqend , en federt twee
dagen uitgekomen waren. Op herhaald en dringend ttt&-
zoek vaccineerde ik, den 8 April, het tweejarig kind. Den
laden werd hetzelve ongefteld. Den i4den kwameoMéfe
. natuurlijke pokken uit , terwQl ééne vaccinepok zich ver-
toonde. Den löden, den achtfteri dag na de inenting,
vertoonde zich de vaccinepok een wemig achterl^ , met
eene 'bolronde figuur, zonder indruk, en de natuurif|l^
pokken ook eenigzlns bolrond , en reeds meer dan ge-
woonlijk in het aangezigt tot zwering overgaande. Den
iSden vertoonde de vaccinepok eene zeer goede figuur,
met een' zuiveren indruk, doch zonder roodén kring.
In derzelver nabijheid zaten twee bolronde pokken zon-
der indruk, en reeds, even als alle de overige, met etter
gevuld en van eene gele kleur , terwijl de meeste pok-
ken in het aangezigt reeds dorrende waren. De opdroo-
ging volgde fpoedig , en het kind was na de uitbottings-
koorts geheel welvarende. Het kreeg over het geheel
omtrent een 60 pokken, die ik, tot onderfcheiding,
natuurlijke genoemd heb , doch met regt als gew^zigdc
kunnen befchouwd worden ; zoodat , niettegenftaande de
vaccinepok hierbij achterlijk was en de noodige ontdoken
roode lering ontbrak , deze evenwel hare dienst bewees.
Den 14 Maart. werd ik geroepen* bij N. N. (wijk B',
no, 6a6) een jongetje van 9 jaren , hetwelk niet gevacci-
OER ROEPOKKSN. 6S9
neeri was , en feden den vorigen dag aan de natuurlijke
pokken laboreerde. Den 24(len gelukte, het m^ eerst ,
zfjnen cwaalfjarigen broeder te mogei^ vaccineren, Den
sjften werd ik bij den gevaccineerde geroepen , welke
aan hevige koortfen met biakingen laboreerde, hetwelk»
naar, SMQ zeiden dooi de in^ting was veroorzaakt en
hem ibans doodelijk ziek maakte, terwijl hij had kunnen
vrQJxlQvcn, en het andere kind, ofTchoon^it vol had
geizeten , er echter goed was afgekomen. Hoe er nog
al. verder werd uitgevaren tegen de vaccine., .laat ik
daai« Dezelve handhaafde intusfchen haten oudeD roem. .
Ik nmd den lyder in eene fterke koorts, mcft galbiakin*
gen en $ling, waarom ik bloedzuigers ^n- het hooSi
liet 4ilaatfen , en hem , den volgenden dag, .een empieumi,
met zigtbaar goed gevolg, deed toedienen. : De koorta
bleef .aanhouden, en. verminderde eerst den .vietden dag
der aekte, na de losmaking van verftopping^ Mde ont-
lastaag van ruimen ftodgang met wormen» Onder dit
alles, vertoonden zich , op den 4den dag na de vaccin^-
tie^ drie koq)okken, en op den 6den dag enkek.gemo-
di£k:eerde pokken. 'De koepokken hadden wel eenen
tngen^ doch zeer natuurlgken loop. Van de andere
pokken, die zeer gemakkelgk telbaar waren,. vertïoonden
xich fommige als blaasachtige waterpokken , fommige als
fteenpokjes. De lijder herftelde zeer fpoedig na de op-
nüming van zgne gastrifche ongefteldheiden verftoffan-
geoy wdfce hier toevallig de uitbottingskoorta hadden
verergerd.
Van de opm^keiyke omftandigheden , waaronder foiü-
migenvan de, gedurende de Epidemie, door mq gemc-
dneerden verfchoond bleven, zoo wel v^ de gew^zigde
als van de natuurlijke kinderziekte, moge^: onder andere
door my waargenomene, het volgende voorbeeld ten be«
wiljze dienen :
Den 6 April begon ik de behandeling van. een negen-
jarig meisje, (wQk A, no. 666^ bQ hetwjslky na twee da-
gen aan i}lende koortfen gehboreerd te hebbea, de pokji^s
begonnen uit te komen. Z(] kreeg zeer vele zamen-
Z Z 2
66o OVBR DE NUTTIGHEID
vlpeijende pokken , vergezeld van zenuwkoorts , en ber-
(lekle zeer moeijelijk. Den 14 April vaccineerde ik hare
elfjarige zuster , welke vier zeer goede koepokken kreeg ^
on volkomen gezond is gebleven.
3. Pe gevaccineerden vóór de Epidemie. — Het is
niet te ontkennen , dat er gedurende deze Epidemie een
aanzienlijk getal , zoo wel volwasfenen als kinderen, die
vromer gevaccineerd zijn, aan de kinderziekte hebben
gelaboreerd ; openl^k wordt dit door de Geneeskundigea
erkend, en de mare, alsof van de gevaccineerden zelfs
verfcJiddenen hieraan overleden zijn , beeft zich bij ottr
kundigen door de geheele ftad verfpreid. Doch waarom
toude ik dit ook ontkennen willen? Den regtfchapen'
Arts is het te doen om waarheid , en » ten natte der
nenschheid werkzaam, loopt hq noch met vooringeoo-
jnenheid weg met het nieuwe , noch met het oude, maar
onderzoekt , beproeft , en bdioudt hetgeen hem het nut-
ttg(|e en het beste voor zijne lijdende natuurgenooten
voorkomt. Ik zelf oordeelde , van het begui der Epide-
iftie tot aan den I Mei, een getal van niet minder
dtn stf lyders waardig , om daarvan aanteekenuig te hou-
den , en naar gelange "der hevigheid , zoo veel mg de
'tiljd dit toeliet, het een en ander op te fchryven; be-
hfdve nog onderfcheidenen , welke mij voorkwamen de
moeite van aanteekening zelfs niet waardig te zgn. Ik
was dit by velen zelfs verpligt, omdat de uitbottings-
'koorts geen verfchil opleverde , of de Igders gevaccineerd
waren geweest , dan niet.
: Dan» ter zake. Eenige wemige voorbeelden, uit
«eerdere genomen, van vroeger gevaccineerden, wdke
onder ongunftige omlfandigheden , dat is wanneer andere
kinderen in hetzelfde huis aan de natuurlgke kinderzid[te
laboreerden, vrQ bleven, mogen hier tot flaving van
onze ftelluig dienen , dat ook deze Epidemie de nuttig-
heid der vacdne bevestigt.
Bit) ^* N* C^til^ ^9 no.,272) hebben de tlveejongfte
kinderen .aan de natuurliijke pokken gelaboreerd. Het
eerfte, drie jaren oud, is zeer vol geweest; het tweede.
DBR KOBPOKKBN. 66 ï
H jaar , minder » en begon eerst ziek te wojdea , toen
bg het eerde de verdooving reeds begonnen was. Ge»
neeskundige hulp riep men eerst btj bet laatfte k&)d ia
op het tqdperk van affchilfering (den i April) , zoodat
er tot op dien tijd geene berookingen waren in het werk
geileld;. en evenwel zQn de vier overige gevaccineerdeo
geheel vrg van eenige ongefteldheid gebleven.
Bij N, N. (wflk M , no. 31a) kreeg den 14 Ffcbn
een elfjarig meisje , dat zeer tenger 9 zwak en veelt^ds
ziekeiyk was , eene fterke koorts. Daar zq ver buitea
de poort in een van den weg af gelegen huis woonde»
had ik weinig gedachte op de kinderziekte, te meer
daar zij gevaccineerd was. Den volgenden dag vei^
toonde zich een weinig roodheid op de huid , zonder
dat ik er eenige nadere bepaling aan konde geven, eh
.de koorts bleef onafgebroken voortduren. Den i5 Febr:
DOgtans ontwaarde ik zeer fijne pokjes op eene algfte^
meen roode grondvlakte van het aangezigt en de bo»
venfte ledematen. De koorts bleef fterk voortdureb;
joam den derden én vierden dag na de uitbotdng eerst
eenigzins af, en bleef den ai Febr. geheel weg; terwijl
dé affchubbüig zeer traag , en alleen door eene fterke
onderfteuning der krachten, doch overigens, als 't ware ,
zonder ziekte volbragt werd. Ondertusfchen verhaalde
flsen mitj op den 16 Febr., dat éen tweede, ook gevac-
cineerd meisje den vorigen dag ook koorts had gekre-
gén en thans ook rood zag. Ik vond dit achtjarig,
zeer fterk en anderzins gezond kind in eene koorts, eb
zag 9 dat de pokken reeds ten voorfchgn kwamen. BQ
dit kind duurde echter de koorts flechts twee dagen.
Bdde zaten zeer vol , en hadden de pokken den vdtm
van . fieenpokjes , terwijl er geen etterkoorts ten ve(6^-
fcbgn kwam. Ik liet van den eerften dag na de uitbot?
tïng berookingen doen, en verzocht, de twee overige
gevaccineerden niet , maar wel het jongere niet gevac-
cineerde buiten het ziekenvertrek te houden. De twee
overige gevaccineerdea bhven 1^ , maar het zesjarig
njkt gevaccineerde zoontje werd den 6 Maart ziek > en
662 OV£R DE NUTTIGHEID
den Sllen vertoonden 2icb de natuurl^ke pokken, ffif
was zeer vol; de koorts duurde van het begin der
ziekte onafgebroken voort tot den derden dag na de uit*
botting 9 nam toen een paar dagen wat af, tot dat eeoe
hevige etterkoorts met een fterk bezlnkfel in de urin
zich openbaarde* De ziekte liep verder geregeld af.
Het onderfcheld echter bij deze drie zieken waé zoo
groot , zoo wel in deh vorm der pokken , als in den
aard der geheele ziekte , dat het alle de hnisgenoocen
ten fterkfte voor de vaccinatie innam , ofTchoon t^oi dk
vroeger meer uit gewoonte en weUiaansbalve , dan uit
overtuiging , had laten verrigten.
Den 26 April werd ik geroepen bij N. N..(wijk M,
no. 310) oud 10 jaar, welke aan tusTchenpoozende
koortfen met eene ontfteking van het linker oog labo*
reerde/ Men verhaalde mij, dat hij in 't begm van de
maand aan de natuurlijke pokken had gelaboreerd; dat
hij daarbij wel was geblev^ , en men uit dien hoofde
geene geneeskundige hulp had ingeroepen f maar dat liq
ha de pokken ziek was geworden, dagelijks koorts bad,
thans zeer vermagerde en uit zijn oog niet raecr zien
kon, en dat hQ zoo wel, als zijn broeder van 13 ja-
ren, door mt| vóór twee jaren gevaccineerd waren. Ik
herinnerde mQ zulks ook zeer goed, en wist tèveos
wél , één van hen tweemaal te hebben gevaccineeid. Op
mijn boek vond ik aangeteekend , dat ik beiden op den
t8 Aug, 1829 had gevaccineerd; dat de ondite vier
goede pokken had gekregen , doch dat b^ den jongften
hiets was opgekomen, waarom ik hem den ü6 Ang.
andermaal had gevaccineerd, met dat gevolg, dat ik den
3 Sépt. twéé onregelmatige puisten bij hem vond , <fie
hoegenaamd niets van pokken hadden , en m^} todiriw
nen zeer vroeg ftuk gekrabd te zijn geweest. — Beroo»
kingen werden hier niet in het werk gefteld, en üe
öudlté had bij den zieke geflapen, tot dat de pokken
waren uitgekomen , en vervolgens in hetzelfde veitrek
gewoond ; evenwel is hij geheel gejond gebleven.
Den 27 Maart werd ik geroepen bQ een kind, (wqk
DER KOEPOKKEN. 663
H , 00. 4ao) volgens zeggen , door mij zelven gevacci-
neerd, en thans laborerende aan de natuurlqke kinder-
ciekie. Ik vond het laatfte bevestigd; h^t 3^ jarig
kind. Geert ruida^ genaamd^ laboreerde aan de natunr-
l^ke kinderziekte en zat ter dege vol ; de pokkeii waren
reeds drie dagen zigtbaar geweest , en twee andere niet
gevaccin'^erde kinderen , van een en twee jaren , hadden
reeds vóór 8 tn^ (4 dagen aan de natuurlQke kinderziekte
gelaboreerd en. waren goed herfteld. Het zieke kind
zuchtte benaauwd tusfchen broeijende kusfens, op een
klein bovenvertrek , welks ondragelijke dank reeds op
den trap door mg ontwaard werd. Op mijne vraag
aan de moeder, waarom zij geen herookingen liet in het
werk (lellen en de lucht zuiverde, den fchoorfteen niet
geopend had , en geene geneeskundige hulp had ingeroe-
pen , antwoordde zij alleen , dat zij bet had aangegeven
en een briefje op de deur had geplakt , en reeds een- en
tttdermaal om den Profesfor , die in hare wijk was , had
gezonden, doch dat deze eindelijk had gezegd, dat hij
het ved te drok had en niet komen kon. (!) Nergens heb
ik meer hinder gehad van de lucht , dan in dit huisje,
Vi||f malen ben ik er geweest ; eenmaal kon ik het zoo
ki^ in bet vertrek niet houden, dat ik het recept
fchreeF; en nogtans huisden hier man, vyuw en v^T
kinderen! — Op m^n boek vond ik aangeteekend, dat
ik den 31 JulQ iSap hier aan huis een kind had gevac-
cineerd , Gerrit genaamd , oud 3 jaar , eii den 9 Augus*
ttl8 SopAia^ oud 5 jaar, en Gcertruida^ oud 2 jaar;
^ de twee eer(len elk eene goede pok hadden gekregen ,
<k>ch dat by de laatfte niets was opgekomen , w^ai'om ik
deze andermaal had. gevaccineerd , doch wederom zonder
imicht. Gerrit en Sophia zijn gezond gebleven.
3. Over de .behandelde gewQzigde kinderziekte (ya*
riBlmdeiy^ gedurende, den bepaalden tijd van 34 Januarij
tot \ Md* — Eene menigte , zoo wel volwasfenen als
kkideren , : vroeger gevaccineerd , kregen gedurende deze
Epidemie de gewqzigde kinderziekte. Verre de meesten
badden dezelve echter in zulk eepen lieten ^raad , dat
<Jé4 OVER DÈ NUTTIGHEID
«H 'geene geneeskundige hulp behoefden. Van 38 dos*
danige lijders , welke ik behandelde van 24 Januarig toe
1 Mei , teekende ik een enkel woord op , omdat eenc
bngefteldheid en koons twee of drie dagen de uitbotdng
voorafging, en ik alzoo niet wist. Van welken aard
de pokken zouden worden* (Behalve dezen echter zag
ik nog anderen daaraan laboreren 9 van welke ik de aan-
teekening overbodig achtte, omdat de mtbotting zoo
wel als het geheele beloop zonder koorta plaats had.)
Van deze 38 wil ik klzoo alleen een enkel woord rae^
dedeelen , en breng te dien einde dezelve tot drie foor*
ten. Eene verdeeling, die wel op den aard des aitflags
•en des beloops der ziekte rust, maar hier alleen wordt
aangenomen, om gemakkelijker over alle de zieken te
zamen kortelijk te kunnen fpreken.
Tot de ccrftc foort breng ik de zoodanigen , bij wk
zich eene uitbottingskoorts vertoont (diegenen , bg welke
de uitboeting zonder koorts plaats bad , zQn door mi|
niet aangeteekend) , welke koorts meesul een en twee
dagen en ui enkele gevallen drie en vier dagen diiunie,
en meestal de tusfchenpoözende of in enkele gevallen de
nalatende tjpu^ hield. Hierop volgde dan eene uitboe-
ting , in enkele gevallen van zeer veel fteenpokjes met
gele puntjas , doch in dé meeste gevallen enkele fteen-
pokjes, welke in de volgende dagen verdoofden , endoor
andere van tijd tot t^d werden opgevolgd, terwijl de
koorts terugbleef en de zieke herfteld was. Van dezen
had ik er onder de 38 negentien , waaronder eene vrouw
vaiï 38 jaren en 6 boven de 10 jaren. Bi| de vrouw
was de koorts zeer hevig, en vertoonde zich als eene
lialitende katarrhate galkoorts, welke, met braak- en
zw^etdrijvende middelen behandeld, op den vqfden dag
geheel wegbleef, nadat er eenige fteenpokken waren iilt-
gekomen, die fpoedig verdoofden, terwgl afideie uhfcwa-
men zonder eenige verdere ongefteldheid. Deze vrouw
was vóór meer daü 30 jaren gevaccineerd; terwql hane
twee kinderen door mij in het vorige jaar geyaccioeeiti
waren, en beide, zoo wel als hare overige huisgenoocen^
geheel gezond gebleven.
DER KOEPOKKEIt. 4^5
Tot ie tweede feert breng ik zoodanige l)|der<, b9 wdke
de gewijzigde pokken den loop vtn de nacnorlqke hebb|en>
COC ttn de eccerkoorca , weike oncbreekc« De ziekte is in
hec begin dikwQia e?en hevig als* de naconri^ke kinder-
ziekte, en de uicflag meestai even ilerk ais b^ deze. Na
eene meerder of minder hevige nicboccingskoorts van s , 3
è 4 dagen, komen de pokken, mee fijne puntjes voor hec
oog zigtbaar ; de koorts blQfc meestal aanbonden , en alles
gaat geregeld den loop van de nacnnriqke pokken , toe aan
den Men dag. Alleen de pokken kwamen mij over het ge-
heel meer fpitsvormig voor. Op den 6 of '/den dag echter
begint de verdrooging , en gaat zeer fpoedig , zonder etter-
koorts , voorbV ; de* lijder bevindt zich van dezen t^d af zeer
welvarende. Van de 38 door my behandelden behoorden er
la tot deze foorc.
Tot ie ierie foort^ eindelijk, breng ik de zoodanigen, al-
waar tnsfchen de gewijzigde en de natnnriyke geen onder-
fcheid gevonden wordt , dan in de mindere hevigheid der
etterkoorts en fpoediger opdrooging, met volkomen welftand
des IQders. Van dezen telde ik er 7 onder de 38.
Voorts verwQs ik den deskundigen Lezer, omtrent dit, on-,
derwerp , nsar de praktifche Schrj|)vers , en wel met name
tot LU DER ^8 Froeve eener oorieelhtHiige GtfeUeiemis yan
ie bij Gevaccineerien waargenemene Kimierziekte ^ vertaald
door j, DB BRAuw, Doctor in de Geneeskunde te ff^oerie»,.
Lejien^ 1827.
IBTS, OVBR SOMMIOE INLANDSOHB VOGELS. Door
J. C. REIOHARD. (*)
D.
Het Kneutje^ Robfintje^ Koidenaertje ^ Tukkertje. (f)
re reden, waarom men op dit vogeltje weinig acht geeft,
is waaHbhQnlijk toe te fchrtjven aan de menigte derzeivén ,
die hier te lande voorttelen , en die men , In het najaar , by
groote troepen, op de bouwlanden, aantreft, en alsdan
menigvuldig gevangen worden; zoodac men voor een paar ftui»
C*) SchrQver van het let$ over ie Finken ^ geplaatst in het
Mengelwerk voor" iSaj.
Ct) Verfchlllende namen , die men , op onderfcbefdene
^ plaatfen, aan dat vogeltje geeft.
666 lATS
vers «en mtnoeije op de markt kan koofusB* Ulc diea bogfde
ftli^ot men ket dan ook weinig der Bioeice waardig ce ack.
teo , om die vogeltje ter bekwamer t^ ce booren. X>etzeifii
zang is echter ftreelend* Men neme daar flechts de proef
▼an, door er in bet «najaar eeoa een balf doz^n, ieder afzon»
derl^k , in eene gewone kanariekooi , op te kooDen en ce
laten overwinteren » en dan zal men er welügt een of meer
by vioden, wier zang £oo voortreffeiyk uit de natvnr ii, dat
dezelve tegen dien van een* Kanarie vogel wei kan opwe*
geo. De zang is geeoszina vervelend, zoo als die van fom.
mige kanaries. Zij worden zeer tam. Nog jong zonde , kan
men hun ook deuntjes leeren, vooral dan» wanneer zq met
de pen zyn groot gebragt. De blanken, dat is, die eene
witte (tareep voor de borst , tnsfchen de paarsachtige osanu
jes, hebben, zQn de besten en miltoften in zangi deze nes
telen veelal op de heide. Die roode maantjes voor de borst
hebben, nestelen meest in doornheggen. Die graanwe maanu
jes voor de borst hebben, worden voor de allerbescen in
zang gehouden ; doch men vindt ze zeldzaam» Wanneer zij
uitvliegen, zQn de mannetjes en wijfjes beide graan w voor
de borst; doch men kan het mannetje zeer gemakkeiyk van
het wiifje onderfchelden aan het wit op de vlerken , hetwelk
van het mannetje tot aan de pen vol is, terwijl dat van bet
wQQe flechts balf weg zit$ ook heeft hetmannetjeopdennig
kastanjebruine veeren, in den broeft^d nog bovendien met
een fraai oranje, foms ook wel rood kapje op den kopbQde
neb 9 die alsdan zwart wordt. De liefhebbers telen» met
het mannetje van de Kneu en het wiijfje van de Kanarie»
jongen, hetgeen fomt^ds zeer goed gelukt. Het 4s.zeer op*
merkenswaardlg en aardig om te zien, wanneer een Sperwer,
of andere roofvogel , onder een* grooten troep dezer beestjes
lieeft misgegrepen , en hij zich dan, öfuitfbhaamte, öf, meer
waarfchyniyk , om naderhand z^oe prooi des te zekerder te
vatten, dadelqk al klimmende in de hoogte bej^eefl, hoe die
vogeltjes hem dan , als . met een vliegend dansje en al zin*
gende , van zeer nabtj volgen , denkelijk om hem te farren
of uit te dagen. De roofvogel vliegt zoo hoog , als hij maar
kan. in de fucht, zelfs zoo hoog, dat men er vtn de
Knentjes geen meer zien , maar wel derzelver zang hooceo
kan. Dit duurt zoo lang , tot dat hij er een van gegrqicn
beeft) want dan fluipt de roofvogel in een oagenl|IJk weg,
en de Kneutjes laten zich dan ook dadelijk, quafi rttm bene
OV£R SOMMIGE IMLAJ^OSCUE VOGELS, 6bf
gêUiSt alsof ilj Eich wel nftgeflooM badden^ wodei^e^*
en ifwn gerust weder hun voedfel op bet boawUnd xoekeiu
Die farren vio deo roofvogel Is aan. vele andera Ueke vop>
geitjes ook eigen, doch minder zoo algemeen.
Dt DisteMnky af zoogenaamde Put f er 9
Is vooTEeker bet fraaiüe vogeltje in dvvedereii; deszeiff
'zang is Ilspend» en, wanneer heczacb^es zingt,. niet onaan-
Igenaam, want bet ibbetteren kin vervelen, even zoo zeer
'als bet tjeffen van bet Kanarievogeltje. Men vindc er twee-
derlei foort,. grootere en kleinere. Het mannetje is kenbaar
aan kleine zwarte vadertjes , die hetzelve , aan de fchoudcrs,
boven op de vlerken beeft. Na den ruitijd prUken die van
bet grootfte fiag met oraAje, en die van het klelnlle flag met
roode kapjes. Z|j zijn zeer gezellig. In bet najaar vindt
men ze met gebeele troepen in de landen, waar discelen
ftaan, — in den winter, langs de dQken , op bet zaad der
zoogenaamde kannenwasfers , of van den kogel, een doem.
acbtig (Irnikje. Men kan dezelven alsdan, met het lok van
«en* kooipuuer, die gemuit is, zeer gemakkelp vangen.
Men leeft ze, zonder veel moeite, bet putten, waaraan dit
vogeltje dan ook wel den naam van Puner zal te danken
bébban; boezeer dit putten ook, zonder veel omflag, aan
•enige, andere vogels kan worden geleerd. Het mannetje,
gevoegd by een w^f]-^ Kanarie , brengen ook jongen voort.
J)e Groninger^ ook \»el genaamd Kersvink lof Hasvink.
Men vindt er tweederlei foort — fommlgen hébben groene,
anderen meer geelachtige veeren voor de borst. Het man-
netje kan men, even als de Kneu, daaraan onderfcbeiden^
dat bet geel van bet mannetje op de vlerken tot aan de pen
vol, en dat van bet w^fj^ üechts halfweg zit» Na de;n
mityd is bet geel of groen van bet mannetje voor de borst
veel feller» dan van bet wijfje. Deszelfs zang is hard en
ibkel^'docb op eenigen aflftand In bet wild niet onaangenaam*
]ottg zijnde, en den zang van den ouden niet geboord beb«
bende, neemt bQ den zang vaQ andere vogels over, en
brengt dien volgens zQne Hem voort. Schrijver dezes
beeft er ee9* gebad , die den flag van een* Vink volkomen
bad overgenomen ; doch bij bad wel èen half kwartier werk,
om denzelven ten einde te brengen. Dezen yogel leert men
éSè XBTI
leer ^emtkkeiyk op de krak Tllegem Z4 wprden Ibmszoo
ctm » dat sy , zonder vastgematkc ie z^n , ropdtoereo , eo ,
op^ hei gewone fluicie » coc de krak ceragkomeo.
2)« Hayerkneu^ of gele Gaht.
Het geel van het mtonecje rondom kop en hals ia Ted
hooger, dan dat van het w^fj^» Deazetfs demitjei lya zeer
zacht en niet onaangenaam. Men vangt hem leer genakke-
Itik door het lok van eenen opgekooiden. WMneer kt ge-
paard is , dnldt hQ » even zoo min als de Vlok , een ander
mannetje omtrent zQn nest, maar bQt hèt dadelijk w^.
Dé Leêuwrik , ook wel Lemwerk^
Men kent het mannetje , zoo aan deszelfs rankheid , «fs
aan de fporen ^ die hQ langer dan het wqfje heeft. Deszettt
zang is aangenaam , zelfs verrukkend , vooral dan » wanneer
hij in de opene lucht klimmende is. Opgekooid z^nde , mag
jnen wel zorgen, dat er geene andere vogels» vooial geene
Vinken, in de nat4)heid z^n; want z\|n zang veihasterc alir^
dan zeer. In den natyd trekken zQ met zulk eene woest*
beid , dat men zonde zeggen , dat zij half blind waren« Mell
vangt hen alsdan gemakkelQk met opene netten. Wanneer
men deze vogels tot fptjze wil gebraikén, zoó als men daar
al vr^ graag op is, mag men wel zorg dragen, dat derzélver
maagjes geheel worden weggeworpen , omdat deze vogels
azen op het zaad van de wilde of zpogenaamde dolle ker»
vel , hetgeen dus gevaarlijk is , omdat daardoor krampen 2a
'de ii^ewanden zouden kunnen worden veroorzaakt, zoo als
«bUu door voorbeelden geftaafd is.
Ik draag wel oppervlakkige, doch geene grondige kenria
van meer andere inlandfche vogels , en* daarom befcbreef ik
Hechts de hier voren opgegevenen. Ik acht het eohter niec
ohdienftig , alhier nog eenige algemeene aannterkingen ce !*>
ten volgen.
De uitmuntende talenten In zang van den Nétchtegaai bSa
overbekend ; waarom men hem dan ook den Griekfchen mmm
van Philomèle gegeven heeft. In CeUkrlani geeft men, of
liever plagt men, raim dertig jaren geleden, deiizelvea, op-
gekooid zQnde, droog voeder en meelwormen te geven « be*
(taande in een mengfti van |0. fijn uitgezift meel van gek
erwten; a^* fijn gemaakte befchuiti zonder zont, bti den
oyBR. loxmcft inlandichs voqrls* 6êf
bakker in hec bQzonder daartoe vervaardigd ; 30» kalSi-^ of
fcbapeoharc , hard gekookt en dan fijn gewreven ; 40J hart
gekookte ' dojers van ejjeren, ook fijn gewreven, en 5?.
bsfce fla;>alie; van ieder «ene tekere boeveelheid , naar
mate men voeder verlangt te hebben. Men menge het op-
^c|^v«ne met de olie, doe bet dan in eenVmimen fcbocel
jbovea een iMgauim vnnr, en roere het zoo lange» tot dat
bet uitgedampt en droog ia; dan beware men het in eene
Aeacb^ «n sorge, dat er soo min mogelqk lucht bQ komfu
Dit drooge voeder eet de Nachtegaal gaarne; maar men geve
bem dageltfktf daarbU een* meelworm of zen , 's mcrgens en
*a «vonds de helft« Hierop zingt de Nachtegaal voortrefle-
l^k^ vooral wanneer men hem gewent, die uit de babd
te ontvangen. Ik reken den Nachtegaal onder de verhuis vo-
gels, die jaarlQks, even als de Ooffevaar ttt de Zwabtw,^
bier btoe^en , en ter bekwamer tyd van wopoplaiiFi verwis^
felen« Werwaarts 'dezelven zich , na in den zomer bier ge-
broed te hebben, begeven, is mQ onbekend; hierover Is al
zoo veel gegist, dat bet overbodig zonde zijn, deswege nog '
iets verder, by gisfing, op te geven, en dus meer dan
waarfch^nltik in verzinfels te vervallen, — zoo als men
zulks , ten minde naar mijn oordeel , met den Koekoek ge.
daan heeft. Eerst wilde men , dat het wijfje haar ei legde
In het nest van eene Ringmusch; naderhand (want men be»
greep toch , dat het kleine gaatje in den boom , — ^ meestal
vruchtboomen — waardoor de Ringmusch in de holte tot
baar nest komt, met deze onderllelling geheel ftcgdig was}
in dat van de Haverkneu of Leeuwrik — NB* beide zaad-
vretende vogels. Ik voor mQ houde het voor fabelen;
want , waarom zoude de Koekoek niet , even als alle andere
•Togels, voor zijn eigen kroost zelf kunnen zorgen.. Maar
ééne zaak fchijnt vrQ zeker, dat het zeer moeijelijk is, des-
zelfs nest te vinden ; en dit is ook natnurlQk , en hetzelfde
lieeft plaats met meest alle roofvogels; derzelver nesten zQn
mede niet zeer gemakkeiyk te vinden; zQ houden zich (leeds
fcbuil en loeren op buit , en dit loeren maakt hen , ten
«anzien van hnnzelven , veel wantronwiger , en dus vocxz\g*
''^Iger, dan andere vogels. Ik heb wel eens gehoord, dat,
WYuneer iemand ürak naar éénen kant keek , zonder veel te
-fpteken of te antwoorden, men hem alsdan vroeg: Hoe zirfe
soo te koekeloeren — eigenlek koekoekheten , of heren , atr
de Koekoek.
tf/e IETS, OV£R SOMMrOE INLANiMCeE ToeELS.
Hier te Isnde komen ook io hec najaar zoogenaamde Sjf^
fh menigte. ZQ azen op bet elzenzaad, hetgeen Eltdaa
r^p is» Wktr z4' uitbroeijen , h^ ik niet kannen oinriiidig
lAtken. Afbier (bhQnen zij in den zomer geen voedTelte koanet
iünden, omdat het elzenzaad; tegen. het. weder ukboctea
▼aD den elt» bedorven h;' Waaitrch^jnliijk: begeren zQ sicfc
mar znlkt ootden, waar zij alsdan heaelfda voedfel, of
IMgeen 'daarmede gelQk ftaat , zullen vinden. HerzQn
-fllmme be6st|es. Men geeft hou eerst wat geknenaden 1
nep, en naderhand wit kanarie- of nog beter
'maanzaad. Zy zQn aldra tam , en zingen niet onaaidig« Ik
heb in den zomer wel eenfge goed onderiioadene manneijes
tn w^f}^ laten vliegen; maar zij keeren tot de kooqjen ta-
m)? , omdat z4 gedurende den winter te buifëiyk geworden
zijnenoot |een voedfel vinden,
' Een Kneutj€^ Putter^ Grainger , HavtrkMtu tn een S^
«akttf al' eeA heel aardig en koddig concert. Ieder behooit
ecbter Ifiieene afzonderl^ke kooi opgefloten te ztjii.
DOOaORAVINO VAlf I» LAimENOTE
VAM
PANAMA,
o.
Fnder de grooifche gedachten, die ooit door het inen-
fcheiyk vernuft ontworpen z^n, behoort, zonder eenige
tegenfpraak , eene oncworpene vereeniging van den Jtldnti^
fchen Oceaan met de ftille Zuidzee , door middel eener door-
graving van de Landengte van Panama. Het is overtollig,
hier de ongemeen groote voordeelen op te noemen , welke
daardoor voor de zeevaart zouden verkregen worden: een
enkele blik op de wereldkaart kan er het onwaardeerbarê
nut van doen inzien.
Er zQn meermalen verfchillende pogingen aangewend , om
te onderzoeken , op wat wijze eene meer onmiddellijke ge-
meenfchap tusfchen de beide Zeeën over de Landengte van
Panama zou kunnen worden daargefteld. De uickomden de-
zer in het werk gefielde pogingen zjjn misfchien minder
algemeen bekend i men vindt van dezelven gewaf gemaakt
in de Annalei dei Foyages van October 1830, en nader in
de BibHoihèque univerfelle van April 1831; zijnde het laatst-
DOORGRAyiNG VAN ÜE LANOBNOTS yAN' PANAMA* &fl
genoemde ^ooteitdeels geti^keii Ikic de 'AnrMen^'^er fkffk ^
103©; Nd. "9, en weDigt uit atiderèn.
Uit IKW 0n floder blijkt, dvc At \n de* jaren ids8 en
rSft5>, óp'lait vab detf'GeiMiMl boliva^i; werkefyir eene
niatiivltetirige waterpasfinf • heeft plaats gehad ottr de f e«
noemde Landengte, door de He.eren ll-070, eea Hmgëink^
matii 'itn- 'P'&hHAKK f eeü' Zipeeii f K%plt9ïn iti dlenit «ao
CéAimBid; é)i -Mllts ten ehide de^gefchiktfte !||o Gfr* bepalen,
om een kanaal te graven, of een* Qzeren fpoorwe^ /^tttP
te dellen. ■ i
Er'iirórdt gezegd, dat deze waterpasGng mct^oit eódoar
bebttip van voortnefFeltjke tirerkc«%en volvodrd iscen' zoo
dit waar if, dan beeft dezefve alleibelangr^kde nitkomüeo
opgeleverd. De b^zonddrheden ér' van zQu mneltf la oene
gefchrevene .Memorie, welke in de bibliotheek der Könlnki.
iQke MaatfchappQ te Lwdfn berust, en waarvav^Q^nt tlt-
trekfel geplaatst is in het Ifte Deel, p« 59. éertransacfêHu
pWofopkiquii van 1830. '
Het fs daaroit gebheïën , 'éAï h<et verfclH in .dtn wtter<*
pasfen ftand, tusfchen de ftille Zuidzee en den AtlMtifchen
Oceaan, zoodanig is, dat vloed en eb dit verfchil napofii*'
tief, dan weder negatief doéta worden.
Bene zuivere Vergel^klng tusfehen de wtfteffltndeta der
beide Zêéën moet echter natuurlek op dezelfde t^den ge*
nomen Worden, en beftaat daii oot voörnameiykln-dew^ze,
waarop men de gemiddelde hoogte der zee ten^ opcigte harer
tQdeHfke bewegingen moet aanmerken. ' Er beitaan verfchil*
lende gevoelens omtrent dit Itatfle punt, en dit. Is derhalve
nog onderworpen aan eentge onzekerheid ^ rcfaoon. ik mQ
wel vereenigen kan met het gevoelen van den HeertLorOy
die meent , dat de middelbare waterftand zich juist bevindt
op de gemiddelde hoogte tusfchen het hoog en laag wa-
ter, — eene onderftelling , die in allen gevalle weinig van
de waarheid zal afwijken.
Overigens doet dit niets tot de verkregenè uitkomflen, en
ieder kan dezelven, als vaste gegevens aanmerkende, vol*
gens zyne eigene theorie toepasfen.
Eene oplettende en herhaalde waarneming van vloed en
eb aan beide z^'den der Landengte heeft de volgende uic-
komften opgeleverd:
Te Panama^ in de itille Zuidzee, Is het verfchil tusfchen
vloed en eb twee dagen na volle maan gewoonl^k 21, 22
^a OOORORAVlMOr VACf DB LANDRNOTE
Eafftfcbe roeceo (*) ^^ ^o fommigè byzoadere gevallen 27,
44 voeten. Te Cha^rest in den seeboezem der AnHIkm^ tf
dit vi^chil t» 16 voeten , 100 wel in het drooge jaaifettkie,
als ^ den. reg^tyd« Op beide f>nnten is bet bq volle en
tti^u#e meen . gelVktQdig hoog water ten 3 iii« en so ml-
nnieo det namiddaga*
. pene waamemingen tot groodflag nemende , heeft de Beer
LiOTD de Qafolgende beflniten sit zQne waterpaafing ge-
irDe hoogwaterlQn te Panama Is 13, 55 voeten hooger,
dan die te Ckagres. Paar na de middelbare ftand ttufchen
het hoog en laag watar te Panama \i 10 , 61 voeten en te
Chagret o, 589 aoo volgt daamlt, dat de middelbaie wt-
terftand van de (Ulle Zuidzee te Panama 3, 5e hooger ii ,
dan de middelbare waterftand van den AUandfchen Oceaan
te Ckagreu
r e. By den vloed , die geMlkt<idig aan belde :t^en der
Landengte plafta heeft) klimt de ftille Znidaae^io^ 6ï voe-
ten en de Atlantifbhe Oceaan o , 58 voeten .bove9 derzdver
middelbare waterftanden. De eentgemelde Zee ia alsdan
hooger « dan de tweede:
10, 61 — 3, 5a — o, 58 = 13, 55 voeten.
3. BV de ebbe dalen de belde Zee#^ weder even zoo
vtèl onder de middelbare waterftanden, en de eeni^emelde
it; alsdan lageir, dan de tweede:
10 > 61 — 3» 5* — o, 58 3 6 f 51 voeten.
. Om zich een dtfidelQk begrip te vormen van de gecfien
aan weferz^den der Landengte, befchonwemen het volgeode
cireltje, waamit men dadelijk de verfchlllende watedtanden
1^1 kannen opmerken t'
t
(*) DeEngelfchevqet verfchilt zeer weinig van den onden
Ryolandfchen voet.
De Engeirche voet is =: o, 30480 Nederlandfche ellen.
De Rttolandfche voet is =: o, 31395 Nederlandfcbe ellen«
TAM PAHAHA.
<^^
• S.
f'
io,6t
I aMf ,
Het blflkt hieruit, dat, gedurende deo tijd vaa ia uren,
de ftille Zuidzee eerst gedurende den vloed verfcheiden<^
voeten hooger Itlimt dan de Atlantifche Oeeaan; dat ze ver-
▼olgent gelqk, en bfi de ebbe beneden denaelven komt.
M£ifO£Lw. 1831. HO. 14. A a a
67A DÖOaORAyiNG V.4M M LABlAeNOTft VAR PAffAMA^
Waqneer deAtlve de beide Zeeéo door eea open kasMl
vereenigd wiren , zou het w<ter gedurende 6 nren naar de
fUUe Zuidzee, en gedurende de andere 6 -uren naar den Au
laadfbben Oceaan (faoomen.
Oeze gedurige heen- en wederftrooming der get^ïeo, en
y^pnl de feUe tttoom , die er naar den Atlantifchen Oceaan
Zfiii platM gnipen » zou ecticer eene groote verw^diog en
vardieping der doerftt^ding ^ en daarna eene geweldige af-
fcbcoring een geicolgekunnen hehbeni en het (cbfinj^ dier-
halve niet raadzaam ce zQn, om deze vereeniging, zoo als
d< Heer lLtOto die fcëeeo ut bedoelen, door een opeo,
Q9afgeflqfen kanaal te doen plaats hebben, (en door fwoi->
fluiien afgefloten kanaal zon d^t zwaiigheid we^iepen,
door welke fluizen men bq alle gelegenheden van beide: z^
deo zou behooren te kunnen fcbutten. -* In lioe vcne. het
terrein van de Landengte zelve de gefchlktheid zon besiu
ten , om zoodanig kanaaU daar ce ftelien , is n^g onbekead«
De Heer llotix zege alleen nog, du de X<>ndeng^.vatt
Panama xeer ^erchikc is tot de daarftelling eener gemea^
fchap tusfchen de beide ieeén. Men ki^i dan nit een en
ander zeer wel de mogaljgkbeid asnnenen, dat men op
eenige gefcbikte w^ze tot dit nuttige . einde zonde knttnen
geraken) en bet fchijnt dan, dat er vlerderiei w$zen z$n,
wavop zulks ^n. kunnen worden bereikt, ntmelljk:
!• Door middel eener eenvoudige .^oocgiaying of open
kanaal.
ft. Door middel van een kanaal mee (qhutflulzen afgefloeen.
3. Door de bevaarbaarmaking van de rivier van Ckagres^
en het vervolgen der gemeenfchap met' een* j|}zeren fpoorweg»
4« Door een* geheelen ijzeren fpoorweg.
BQ eene meer volledige kennis van hee cerrein zon hjBe
vóór en eegen dezer middelen kunnen beredeneerd worden,
en de ftof eot zeer belangryke befchouwingon omtrent die
onderwerp opleveren. Ik meen, dat Ineusfehen hee hier aan.
geeeekendQ voor ons vaderlandsch publiek als ^iee onbelaof»
ryk kan worden geacht.
RW. C.
H.
OtlGHfKOENn flW VtVMiDfBOOMtlf. S/S
G^rscAieDErnr dea trijbeidsvoohen.
let plMiai ▼§!! booneft^ tlt siaBebe«ld«ii det n^Mé,
dagmhani ^«a dé JBrêttfckf cmweatMng ie de iFocIgt ««tow,
G«M iN»lk kende voofkee» derie geirooace< Dnr i» eektcfp
ia aekeMi iit»t nkct nie«wt onder de sm« Oebndkei>« ,
*wM0r eenifHk nee kteren ep fd^aea ie befcooMi, bi«tai
b0t nedene befdMmd^ wetoene nee eknde ToHiiMlea lil
wrbend te Sbrn, loo nuiec men watsfchQnmk de FirsnJUk
insüheUskooaen lieidett mn dft aeibooineo^ welke fisdeit
Mkengeiliko c^ideo btj de aeesce volken ia Emnfps- bekend
«Mtt 1^ eh tt^nnen vin vie«gde c£ hnlde. (*>
, Wt megeni hier niec neer den oofiprong- vtn deze melw
JMrt cakjcexx bewifecv in st|ne SfêHa dtr M»ir
/Snm^ # pr^fimtr dut de ondv ItHMAini ttMv de bttf»
stn. Ttt peffionen^y een welke <$ eene bViendere eet wifdek
tiew^nest bennen plemten of froene tikken in de» graM
ftifteBt en dec die gebcoik in luMi b^ vocrtdnrlog in- ftend
Iftgèblevett/ Btykbaer beeft- bet eenige overeenkemst met dë
gewoonte^ dei men pelm, of! in het elgemeeff ook gMMt
mUpott ilr ceekenen van' vsengde en overwinning, of odk
op. bedeeauten^ aekeee peHbnen vooniic of wel ie gemoei
JHMgr. Wettigt Is biennede bifgeltjke verwent het bcknngeli
dei' boisen net gcoen btf lekete geiegentaoden*:.
Cttdet lUe Emropefikt: volked beeft de gewoonte plette^
neiboonei» plant. Mtttfelttke omftMidlfiïedea irev»
'flecbtt eenige w^xiging in dit zoo eigeneen ge»
benlk^ In: DtrifscMmd en firanèr^ z4n er voeibeelden
genoeg vn» te vIndeiE, vnr. de denieodet eeuw ef etiH^de
geneenteir beboaden- tich bn legc dneitoe voor la bnnne
vtfQbrleveiKt o€ er woidt. nitdinkkeiyit bedongen, den db
giendeigeneren nit hnane bosfchen de meiboemen noeiefi
B.eedi In de middeleenwen reh)jnt\ men mee het
VI» .mdboonen.éenigenncta het begrip ven vt|MM:
(*). Zoor pleetet men: ort in ona lend-, b^i het opr^ten
vm nieavRe gebouwen», zoegentamde meibooattQ , beAaande
nlt een* Hnpan». mefc een! groenen tak veiflerden Ook^ die
bffven. bei geblodie nicfteekt, eit waaraan, op fommige plaai#
£ai tf tbepi , eene fleaeh en e^en Ihik hom , in de gedaanie
VM eene^ ham bewerkt, opgehangen worden; bg welke ge»>
legenheid dan het werkvolk een* vrolQken avond heeft* — rerté
A a a a
6^6 OUGaiBDRHli
verbonden te hebben. Menig klooiceiUng voer hevig vit
tegen het htlen van meiboomen nlc de boffchen vtn het
klooster. Het was dikwijls , alsof men van verre reeds des
vcjiheidsboom in den meiboom der ondheid aanicho^lwde.
Het planten van meiboomen wu in Ftankr^k teer gewoon,
ten djde van den aanvang der ouwenteiing* • In elke ftad»
in elk -dorp werd, als de mtend wederkeerde, die ftderc
alonden t^d de maand der vrengde is, dit liefelijk ainae.
beeld geplutst.- De regeling der aanxienlqken , de arimertt*
th , die van. onds zoo gereed was » om a&es., wat eer ea
vooideel aanbrengt, aan xich te 'trekken» had ook dit ge-
bruik .allengs aH in zeker voorregt (privilegie) veranderd;
en, om volgens de wet geldig of van kracht te zQn, moet»
ten > de meiboomen yoor het hals van den heer der plaats ,
vopr de woning yan -den Voomtamften ambtenaar,, of ook
voor de kerk geplant Worden. Want de dienaren der kerk
waren niet de laatften, welke aanfpraak op deze eer maak-
ten^ en hier en daar wisten zQ deze minere gewoonte in
een vet inkomen te veranderen. Zoo is , namelQk , de ge*
fchiedenis van den meiboom merkwaardig , welktn de gèza*
menlQke Parijfchi goudfmeden jaarl^ks voor de hopfdkerit te
Pj^ry*'! lieten zetten. In het eerst bragten twee door het gild be-
noemde afgevaardigden ,^ die den weidfchen titel vtn meivor^
fien voerden,. nieu meer en niets minder, dan een* groenen
boom, den zoogenaamden wuti ^eriojant. Mux het dos*
kapiteel moest weldra begfqpen, dat die eer toch ongemeen
ichraal wu , en dat de meiboom , hoe reusachtig groot en
hoe groen dezelve ook ware, evenwel flechts eèn weinig
brandbont kon opleveren. Men "wist dus weldra, met be*
hond van den naanf , eene voordeeligere wending aan de zaak
te geven. Het dunrde niet lang; of de metboom Iwam in
de gedaante van zilveren gereedfchap, van tabernakels «zelfs
van fchilder^en, verfch\)nen. Langer, dan eene eenw, ont*
ving de Parjffche hoofdkerk jaarlQks een elf voeten hoog
fchüderftnk, dat, tot een aandenken aan den .oorfprong dier
gewoonte, in de eerde dagen van mei, met bloemen om»
wonden , in het groote portaal ten toon gefteld werd. Uit
het portaal ging het fhik in het ruim der kerk over. Daar
nu gewooniyk' de beste knnftenaars de mêiftn ibhildeideny
was de kerk op deze wijze een waar mupmm geworden, dat
echter 'door de omwenteling vernietigd is. Uit zoodanige
meib^men zon échter nooit een VTQheidsboom ontftaan zQn.
DBR VR^BBIDSBOOMBN* ^JJ
Ltftt oof dOf verder zleti , wat elgenlQk ttnleldiog coc hec
pltoten vtn dezen heeft gegeven*
Een genootfcbap » dac over het geheel zonderlinge gebnd*
ken had en zelfs den koningstitel voerde, tot dst hendIiik
III oit eerzncht dien aan hetzelve ontnam, de >4|/0cA#/ de
rcfaool des regts in dèn toenmalfgeo tQd, beftaande uit
tiendnizend rchr^vers , plantte jaarlijks op het voorplein van
het palels van jnscitie eenen ongemeen grooten meiboom ,
welken de leden, nlt kracht van onde voorregten en vrQhe-
den, in des konings bosfchen hadden laten vellen. Deze was
dan eigenlek de kming der meiboamen^ een prachtige eik
met eene groene kmin* Dezelve werd met palm omwonden,
met bloemen, kranfen, linten van de klenr der hafoche
(blaauw en geel)' en met derzelver wapenfchllden (drie
firtuijfgereedfchappen op een zwart veld) verflerd. Deze
boom bleef het ganfche Jaar ftaan , tot dat een sndere opge-
ligt werd.
In de gefcbledenis der hafoche ontbreekt het geenszins aan
trekken van echt patrioHtmus , en' het zou derzelve , In het
afgetrokkene befchonwd, cot roem llrekken, zoo de laaifte
tneiböom, door haar geplant, de eerde vrijheldsboom ge« .
#eesc ware. Doch deze eer der vinding behoort geenszins
aan dat fchrQversgild. In eene der minst beduidende ge-
meenten van Frankrijk werd het teeken daartoe gegeven ,
en — welke eene treurige herinnering voor de geesteiyk*
héldf — een priester had het eerèt den inval. Grbgoire
verhaalt dit in zQn, ten jare II der republiek verlchenen,
werkje over de vrifheidshoomen. Dit boek Is zeer zeldzaam
geworden. Büonaparte, wien de vurige republikeinrche
geest in geenen deele behaagde, moet het hebben laten ver^
nietigen, waar hQ het magtig kon worden. De weinige ex-
émplaren, die aan de vervolging ontkomen zjl|n, worden op
verkoopingen thans bijna tegen goud opgewogen. Volgens
gXegoire, dan, wat het norbert pressac, pastoor
te St. Gavdèns , bij Civray , In het depa/tement f^eohe , die
hét eerst op de gedachte kwam , om de oude arisxokratifche
meiboomen ter eere der vrijheid te planten. In bloeitnaand
1790, op den dag, toen de nieuwe municipaüteit aangefteld
werd, liet hij een* fraaijen, jongen eik In Wt bosch uitgra-
ven , en de dorpelingen van beiderlei gedacht plantten den-
zelven op het dorpplein. Daarop deed de pastoor eene
aanfpraak , tot lof der omwenteling en der vrijheid* „ Oo»
der de fchaduw van dezeti boom ,*' dus fprok hij , „ zult gij
6/t QUClIIftlMLHU
gedAchdg sVo» d«c d) Fr^nfichen i;$c, en U owoi ondentear
xulc gt) uwen kinderen .vertellen yas den eeuwig gedenkt
wiardigen tjjjd^ waarin g^ hem geplant hebt,^ Voorts rocpc
hq alle boeren , die tegen ^elkander pleiten , op , om bu9Bt
gefchillen ^ocnt gpede mannen te Uuen beleggen ^ allen zya
er mede tevreden , de fcbeidslieden doen vitfpraak, eo het
feest lyordt met gezang e^ dani befloten door de juicbcnde
menigte, Naattweiyk3 Mdden d^ nleawipapieren di^ patriot*
tiich feest bekend gemaakt» of n^en volgde hei op hoodetd
andere plaacfen na, en het dnnrde niet lang , Qf uit den invfi
vau een* enkel' perfoon ontftondeen algemeen, volksipebniik,
eu werd elndel^k aelfs «ene ftaatawet geboren. Lopftwyx
](YI plantte eigenhandig^ met groote piegtigheid, eenen ▼!$•
heidsboom in den tuin der Tuileriin; maar, zoo als bet gaat
b^ omwentelingen , deze arme boom moest naderhand voor
z^ne doorluchtige afkomst boeten s de ca^vensU liet door
jonge weezen, kinderen van verdedigers des vaderlands »
dénzelven nedervellen, en er eenen nieuwen ?oor In de
plaats zetten,
In de eerlle jaren na d^ omwenteling was de onmiddelUpce
afkomst der vrqheldsboomen van de oude meiboomen alge-
meen bekend. Meq koos ook overal de maand mei, om
XQodanige boomen te plauten^, Qocb b^zonder in bloeimaca4
1793 vertoonde zich de geestdrift des volks voor deze nien*»
wigheid op eene ongemeene wQze* Oe gemeenten we(Uivcr«
den, om prachtige boomen op te rigun, Juist om decen
t$d bedreigden bulteniandeii met eenen inval op ErMmsi
grondgebied , en de bewoners van dorpen en fteden zwoeren
gemeenfchappeiyk bü dit zinnebeeld der vrijheid, den heOi-
gen grond des vaderlands te zullen verdedigen» gelijk de
krSgsman bü zjjjne vanen zweert« Het aanul der vr^heids*
boomen moet destijds wel zestigduizend bedragen hebben (
want het kleipde gehucht bad er eenen , en in de deden laa
het zuidelfik gedeelte van Frankrijk zag men er eenlgen hi
de meeste ftraten, ja hier en daar voor de mestte buizen.
Én niet enkel In fteden en dorpen plantte men den vcöbeidi*
boom \ ook qp de grenzen des tïjka en op de voomumte
boogten der departementen werden er eenigen opgerjlgt. Zoot
befloten FranfcM^ en inwoners van Cenêys^ bü een giemeeoi-
(chappelljk feest, eenen èoom der bro$der/J!fuip iarbre it
froiemité)^ als zinnebeeld der vereeniging van beide volketr
op de grensfeheiding te zetten» en toen begrepen eenige U^
den , welke zich daartoe b^ elkundcpr. voegden ,. hp^ven of^
I>£R Vlt^HUDCAOOMEN* 6f^
étn Giandotfê^ een* der hoogfte beegen in hét departement
Dr4m€y eenen vr^beidsboom te planten.
in den beginne fcbynen do yr^heidsboomen « even als de
oude meibopmen , enkel üic eenen boomftam mee deszelfs 4
froene kroon bellaan te hebben. Daar eHce gemeente liefac
den boogden boom wilde hebben , konden de wortels geen
ant doen. Ben 100 oude boom groeide niet^ verplanc z^
de ; en daar het oprigten gefchiedde ten t^de van het uit-
komen der bladeren, zou bovendien toch niet één in het
leven gebleven z^n. Of dezelve dus miet wortel geplant
werden of niet, ze (Uerven toch in korten tQd, en bij het
dorre, vale,, nederhangende loof dacht men aan geheel iets
anders , dan aan kracht en duurzaamheid , waarvan de boom
bet zinnebeeld z^n moesc. De nationale cenyentie werd op^.
merkzaam op het ongepaste daarvan , en beval , bij een b^«
fluit van den 4den piuviofe van het Ilde jaar der repubiieli ,
in de plaats der geftorvene hoornen overal levenden te zet*
teué „ In alle gemeenten," dus fuidt het, ^ waar de vrö-
heidsbopm geftorven Is , moeten tot aan den eerften germinal
nieuwen geplant worden. De conventie vertrouwt , dat de
goede burgers voor de planting en bewaring daarvan zorgen
zullen, ten einde in elke gemeente de boom der vr^heid
onder het fchild van de vrijheid des Franfchen volks groene
en bloede.*' In dit bevelfchrift wordt geene bijzondere
boomibort opgegeven , en men fchQnt de keuze aan elke
gemeente overgelaten té hebben. O re go irk handelt over
dit punt in een afzonderlijk hoofdliuk van z^'a boek , en
verklaart zich voor den eiks de overleveringen van aloude
vereering , daaraan verbonden , deszelfs prachtige groei ^
veelvuldige nuttigheid en algemeene verfpreidjng over den
bodem van Frankr^k maken hem , volgens dezen fchrigver,
met het volkomenfte regt tot eenen echt nationalen boom.
Ook brengt hy de lange duurzaamheid ter aanbeveling b|j ;
maar dewijl de eik juist hierom ook zoo ten ulcerfte lang.
zaam groeit, werd aan denzelven de. eer , van yrifhêiMoom
te zqn, in de meeste gevallen niet toegekend. Ook zoude
het inderdaad te veel gevorderd zijn van het ongeduld der
meeste republikeinen, dat zij honderd jaren lang op dé
fchaduw van eén* geplanten' eik {moesten wachten 1 Ore-
ooiRE deed den vöorflag» om nevens den eik éeiien fchie-
ÏQk groeienden boom te zetten, die zoude vergaan , wan*
neer de eik eerst régt begon te wasfen; msar deze inval
'68o OBSCBIEDBNIS
Vaéfbvgecne algémeeoe ^oedkeoritig gevonden* Iiitegendee\ ,
'«•r mtce lochcgefiel en gelegenheid medebngcen, werden
-dkeorolB^a, kastttttjen^ pltctneD, popnliefeo, moeibezlên,
• temen en pjünboomen coc vrQbeidsboomen gemtakc* Op
•wie pittcfett gaf aes de voorkeur aan den ItaHaanf^em
popnfer, dewtjl dese £Oo fchieiyk waac en , alf een groene
lêMiskj zoo zeer coc fieraad van een plein ktn ftrekkeo. De
vrQheidaboom der ftad Ratten wat een populier, wiens cop
nog in den' jare 1810 mee den groocen coren der find in
hoogte wedffverde. En ook heden fttac nog, in bec regri-
. gebied van Par^s^ een door de meeste inwonera vergeten
vtjQheldsboom, die in de eerfte dagen der omwenteling ge«
pUnc werd ; een eentge olm , midden in de (baat der voor-
flad St» Aittoine; een boom, die een te fraaier aanzien
. beeft, daar dezelve geheel alleen ftaat en leder in het 00%
moet vallen. Deze boom , een gedenkteeken ait de dagen
van het teaatfchappeiyk verbond. Is onder alle de ftaacknn-
dlge ftormen onbefcbadigd blQven ftaan en groot geworden,
tèfwQt alles rondom denzelven verouderde en op nieuw ver*
jongde, — regeringsvormen en InftelUngen, geliDk ook de men*
fchen zelve. De boom 'nam geftadig toe in kracht en fierk-
te, als een beeld. van aanhoudende jeugd, en weldra, wan-
neer hij naauweltjks tot vollen wasdom is gekomen , ztl hi)
allen overleefd hebben, die hem zagen planten* Het groot-
fte gedeelte der bevolking van Para's kent wel dezen boom
in de voorltad niet, of weet althans niets van deszelfs be-
dnldénis, en in plaats van een opfcbrift, dat van den oor«
fprong getuigt , hangt er eene bemorüe bekendmaking van
eenen huurkoetfier aan ; evenwel is h\j nog niet geheel ver-
geten, maar werd terllond in de eerfle dagen der dusge-
naamd herboren e vrQhéid met eene driekeurige vlag verfierd*
Hieruit blijkt, dat niet alle vrifheidsboomen met den re-
geringsvorm verdwenen zijn , waaronder dezelve opgerigt
werden. Welligt is in menig afgelegen oord , waar de te-
rugwerking der partqfchap minder woedde*, de vrijheidsboom
vergeten geworden en dos blijven (laan. Ook (laat Immen
op den voorgevel van eene dorpkerk, weinige mijlen van
Par^s y de beruchte fpreuk : temple de la raifon , nog dnide-
lijk te lezen.
Zoo veel men weet, heeft de kelzerlüke regering zich
niet bemoeid met de vryheidsboomen. Buonapartb,
die de dwangmiddelen van het willekeurig beftuur zoo kun-
. DER VR9RB1D8BOOI1BN* 68 1
fHg wisc nan ce wenden, zag zeer goed in , dat de vtQMd^
. die in eenen dag ce winnen ia, zich flechcs langzaam, sec
verloop van {ajen , laat Terftikken. H9 verbande, het woord
vrijheid wel nit het woordenboek van zijn volk, maarhiaide
voorzigtig de eene letter na de andere door, en maiak{e
een* verren omweg, tot dat hy eindelQk de ceekeoen der
waardigheid van cmful met het keizerlijk wapen verwtafblde.
'HQ Het düs oude gewoonten, welke hem een doom in het
oog waren, voor het nltwendige ongeftoord, en vergenoegde
zich, dezelven ongemerkt In vergetelheid te doen komen.
Hij zocht het werk van den abt grbooirb te vernietigen,
maar blijkbaar alleen hierom , dewijl het boek , als tegen
willekeurige overheerfching gefchreven ZQiide, hem, den
grooten dwingeland, ergerde, en menige republikelnfche
grondflelling , daarin voorkomende, veel odaangenamer in
zijne ooren klonk, dan het vreedzame ruifbhen van alle vrg»
beidsboomen ce zamen»
. lETS^ OVER DB SCHOONHEID VAN DB NB0ERLAND8CHB VLAG.
X erwtjl de heerlijke Hollandfche vlag moedig van onze
onverwinneiyke vestingen en -van onze oorlogsvaarcnlgen
waaic, en door de heldendaad van den vereeuwigden van
SPETK en de kloékharcigheid van hobbyi^ op nlenw'fs
verheerlijkt; terwQl over deze roemrijke vlag veel wordt
gefchreven, en dezelve als een gefchenk van willbm den
BERSTEN, den Grondlegger onzer Vrijheid, wordt be-
fchouwd , herinnerde ik mij , in het Manuscript van het nog
onuitgegeven tweede Deel der Reizen van .mijoen Broe.
der (*3> ^^(' o^^f ^^ fchoonheid van die wereldberoemde
viag gelezen te hebben ; welk fragment , of uiccrekfel , ik ,
als in deze oogenblikken niet geheel ongepast, alhier Me-
dedeel :
„ EindelQk kwamen wS ten anker op eene reede aan den
zuldwal, nabQ een klein en zeer, laag eiland, ür/»'ii-i?^0i9iy^
genaamd,
9 Hier verbeeldde ik mij Curafao ce zien, toen het, Vóór
biSJuB twee eeuwen , door onze voorvaders in bezie werd ge-
' (*) Reizen in J^ett-lndii ^ en door een gedeelte' van Zuid^
en Noord* Amerika^ door c. b. boscr, Predikanc te dvrisfiy^.
68« l£Tf
■b iMBgs eea dor» eonzaam en tkelig (biod^ wtar ais
aktfl lioorc dta het eeotoonig gekibbel van bet wacer» zicc
men eeolge ver van elkander liggende huizen van ftroo» in
#eMer midden een klein Forc llaac, mee vier (Inkkeo ge*
Mmt voorzien t weer de Kommasdeir zijn verbluf hondc.
tt dat toe eene bewaarplaata dient van de landagoederes.
Op hec ftrand waren eenige cano*s getrokken , die tot de
vilfcherV fabrrnkt worden, en naby den oever lag het vaar-
tuigje^ dat ons den vórlgen dag was voorbq gezeild, bene-
veaa eene andere kleine bark, zonder menfchen tan booi^^
voor hirnae ankers heen en wéér te flingeren.
1^ Hec eenigfte Ceraad, dat b^ dit ongnnfiig gezigt hec
oog vervroiykce, was de rchoone driekleurige Nederlaadfehe
vlag, die van het Fort waait ^ en mfl deed zien^ dat ik oji
eene vaderlandfche bezitting kwam«
^ Men ttoec buiten het Vaderland geweest zQa, mea
moet eene zeerels gedaan hebben , om te kunnen ooideelea
over de aangename gewaarwording, welke men ondervindt
bQ het zien van onze nationale vlag I
f, De vrolQke Indruk, dien dezelve maakt — en ik mag
hier mQn eigen gevoel min Of meet laten gelden, afs dat
van alle Nederlanders — is niet Hechts het gevolg vad Hè
gedachte aaU ons Vaderland en van eene herinnering aaii dta
roem dier vla^ , welke eens op alle zeeën en in alle havens
op den aardbol gezien werd in grooter* geule (het h zon-
der overdryving gefpfoken) dan de vlaggen van alle Volkeè
van Europa te zamen , voor welke eens de vloten der groot-
fte Zeemogendheden de vlugt namen ; maar die vrol^ke In-
druk is ook een gevolg van de fchoonheld dier vlag zelve:
levendig rollen de drie kleuren in, den luchtflroom , fchltterett
reeds op eeii* afttand, waar nog geene andere vlag te on»
derfcheiden is , vermengen zich nooit in elkander, uit hoofde
van de juiste plaatfing der kleuren , worden nooit onkenbaar
gemaakt, al rukt de wind of de vijandelijke kogel dezelve
aan flarden; het laatlle (tukje, dat aan den paal zitten
blQft , doet nog de vlag van Nederland zien,
9 Het iaag de fchoonfté vlag der wereld genoemd wor-
den, zy (leekt by de kruifen en (Irepen, waaruit de vlag«(
gen van fommige Zeemogendheden be(faian , zeer af in dtU
deiykheid, fchoonheid en levendigheid. Hec fpl&neweb van
Bngeiand -^ de trouwe afbeelding van het gekunftelde van
daaicUii ftaatsbeftoar en van het gevaarlijke van deszelfs
kiUo«( yoor tiideie iandto ^ is lïit de M» klenrai^^fct.
N^dechDdfclie tt«f zttnengftSeld, £clfs 4ie vlig » welke ^MR.
iiiaiwc êmn 4^ onze komc» otMlUk de FfaufthcjudiMiale^
is nutder fdiooB» tmidtc van de kleantti, die tegtOüMg'
;oope]|, er alt^d ééoe ferioree gmt» uraiiiieerde irlag ÉMt
geheel uitwaait* .
M Y*>u)aar, dat de neesce Zuid-Anerikefcke StaMtty M
hunne keuxe ven vlaggen « de Nederkodfcfae coc model gé*
nomen hebben ( bU voorbeeld c
M C^lnmbia heeft in deizelft vlag drie ftrepen ; dé boVeHk.
fie ia geel , in het midden biatnw, en de onderde roM»
jp Mexkp drie ftrepen» van welke de bpperfte groen , dé
middelfte wit, en de onderde rood is.
jy De vlag van Chili korac nog nader aan de Nederiitid»
fche: de hovende helfc bedaat nit twee drepen, blaauw en
wie; de onderde helft is rood; eene witte dar in de blaanwe
dreep maakt het onderfcheid mee de Nederlandfehe dnidel]|}ker»
„ Peru heeft twee horitoncale diepen , van welke de ho-
vende wit en de onderde rood is.
I» In de vlag van Guatimala vindt xAtt drie horixontale
drepen, de onderde en hovende blaanw eii de mUdelde:
wit; even zoo In die Van Buenos jiyrny ttet dat onder-
fcheid, 'dat men in de witte dreep eene zoii heeft.*^
De Dichters bezifigea dan ook mee edele geestdrift onze
fraaie nationale vhg. VANüBitaoóp «iiigt:
Waai vroiyk» Hollands fchooQe vlag!
Uw grootheid praalt in vollen dag>
En fchittert aan de hemelbanen,
Als op het fpieglend veld van 't meir*
Nadat withuts, in ztf» dichtduk Hollands Plag, ook
de fchoonheid en den luister van onze vlag geroemd heeft,'
zegt hy :
*t Zinlijk beeld van amzyn , vr^heid ,
Is zy aan der ondren IfarAnd ;
B^ den vijand, onder vreemden.
Is de vlfg ons v^idertend*
In baar fchltiert de eer iJer vadren,
Dnnt gdcocht op land eei ^ee,
9 Mogt die vlag — zeggen wü met den Heer aw
684 UTt» OVER DB NEIMUtLANDSCHE VLAO.
JONGE — welke ooripronketfjk een gefcheok van den 900»
(eo Giondlegger der NederUodiche Vrijheid wu ; die laet
pn uk den . ütijd der Vftderen tegen de SiMitnibhe dwinge*
Itnd^* <Mit(lond; die is de heldendaden van een* botsot,
der. DE MOOREN, vtn fiet retr, der TROMveif»
EVERT8EN8, DE RUTTER, en Van vele andere treüèlfke
mannen, zoo vele en soo fehoone herinneringen aanbiedt;
die met regt door alle volken gtachc, geëerbiedigd en g^
vreefd werd ; die thans nog de eer en het aanzien van on*
xen Staat uitmaakt t mogt die- vlag , gelQk zij nog vlekke-
loos wtppert, fteeds in achting en luister kUmmeBy en tot
het laatile nageflacht onbezoedeid worden overgebragtT
Utrecht^ 1831* l. e. bosch. .
WAFEMZAMG VOOR NEÉELAMDS JONGE tlfiOSCHAP. DOOT
J. VAN WALRi. (♦)
H<
Loort ge, echt Nederlandfche knapen,
Onverbasterd , fier geflacht,
.^sKonings kreet: te wapen I... wapen!
' Hoort gij *t oproert blijft niet flapen;
Beeft voor d* afgrond, die ^ wacht!
Hoon de muiters en verraders
Vloeken op de deugd uws Vaders ;
Ducht den walm dier helfche pest !
Laten w^j, als brave zonen
Van ons fel gefchokt gewest ,
Vader willem trouw becoonen.
Die op *t volk zijn hope vesti
Achten wij dit broze leven
Slechts een los , onzeker pand ,
Om met roem het wéér te geven
Voor •t Vaderland.
(♦) Uit eene Ferzameiing van Gezangen^ uitgevoerd op
een Militair Caneert^ ten voordeeie des Landt ^ dow het
Korps Muzikanten der Üaarlemfche Sckutferi/j 12 Peb*
1831, Het onderhavige dichtllukje , op muzijk gefield óoor
*ê Dichters Kleinzoon , den Heer joh. ENSCHEDi, jr.» werd
op vergunning des Makers hier opgenomen. — Redact.
WAPfiMXANO. ^85
Zret g1} zich de ^l%m verbeffien
Van *c verwoestend moordgeweld?
Makkers , eer zij ons kan treffen ,
Laat ons moedig hart befeffen ,
Wat dat pestvonr ons voorfpelt !
Gordt het krijgsz waard aan, myn broeders.
Voor OW* Vorsc, nw vaders, moeders;
Vreest gevaar, noch ftaal, noch loodl
Kon, in rust, uw moed niet blijken,
Opl nn Neériand is in nood;
Staat! en, zoo g4 moet bezweken,
.Ware (^orie volgt vw* dood.
üüw.
echten wij enz. .
Waakt, volhardt, mqn medgezellenl
Aarzelt niet om leed of last \
Wat zich n moog tegenftellen ,
' Wac n dreigen moge of kwellen ,
Houdt de palmboom takken vastl
Ware moed groeit , in gevaren ,
Tegen rampep en bezwaren ,
Geeft den jongling heldenkracht;
Zonen , die 's lands erf bevrijden
Van des vQands woeste magt,
Kroonen^ fneuvlende in dat ftryden.
Roemrijk lun geheel geflaobt.
Achten wij enz.
1830. Nov.
Makkers 1 nog eens aangeheven ,
Tot een heilig huldeblqk ,
Voor den Zeeman , die zQn leven
Grootsch ten offer heeft gegeven ,
Voor den jongen Held van spets!
Schittert Claesfeni moed en glorie
Onverflaauwd in *s lands historie ,
Ook VAN spBTK voegt eeuwige eer:
Eer bQ Neérlands vlag zie rchenden.
Werpt hy \ vuur in *t bnskrnid neer...
't Vlamt. •• en fcbip en ropverbenden
Dondren op^ en«.* zQn niet meer!
M0 WAmnzam.
^/;' * Broedex$l icht 900 *t jeugdig leven
' Ook een los, onzeker paod»
Om, tit hy, bec prv)8 ce geven
Voor *i YaderUnd.
1831* Feb»
AAN miMBN N£BP JAM WéLIiJIM WAEB^INCK» 4M LUmUfANT
DER AMfXMtniJttCatt aCfWTtERV » MBT VSEiLOr , VAN
HET LBOBR TE VEt-SE TBEVOOSEEEni^, OEN
17 SEPT&W^, 1831.
V oor Vaderltod en Regc gevaar en dood ce tanen.
Schenkt elk 1^ die dit, b^a»t«, eene onverwetkb^re kroon;
*t Erkentiyk Vaderland begroet beo ala zjjn' zoon »
En immer leeft z^n naam in aller dankb're banw.
Heil, driewerf beil. zQ v* <^9 vit den ftrgd gekeerd »
En jnichende begroet door bloedverwant en magen ,
De fcfaoonfte zegekroon op \ edef hooM moogt dragen , —
De kroon, waarmee de roem den d)ippVen held vereen.
Ik zong voor Nederland — g^' hebt er voor geftreden;
Gods almagt was nw (bhüd, in *t dreigend krygsgevanr;
En thans , aan *t eind* der baan , door u met voem betreden»
Biedt Dichtknnss n de kroon , by *t klinken v«n mgn (baafw
Ja, moed en hêldendeugd blijft in gezangen leven;
Zoo lééft nog Fingars naam in *t lied van Osfiaan.
De roem van Uer en Zwaard is boven *t lot verheve».
En bMjft , al de eenwen door^ onfterflyk voortbeftaan.
God dank! ik zie a wéér. *k Ben trotsch op znlke Neven, (*)
Ja , trotseh op *t edel bloed , waar ons geflacht uic fproot ;
Reeds was $ Ju vagere, eeuw, hun kenTprenk» vrq te leven.
Of, moest het zÜQ» hnn trouw te.ltayspn met hunn* dood, (t)
(*) De jongere Broeder va^ janwij^lem» mQn niam«
genoot wiLLE.11 HENDRIK, hielp, aan de zijde zqns Broe-
ders, vóór &^ op den 6 Augusctis IL, bjj Bukul en ffoui^
Mm f de zege op d^n v|]and bevechten.
(t) Hec geflicht deriuRL^Ns, waaruit wij, van moe*
AAN HVlIBlf lUlV. tif
God dank 1 ik sle o wc4r. «« Vi^^ aoog* de bcAer llMmt
De dtnktlof 9 die Ood ibhoek, h boven maat en ^ei^
Lof, prQs en eer zg I^em^ die ons diei^ kell^ doec drinkexif
Eq a — en ons geil#cbc ->- iy onveiflicybaiv t^;!
derszyde, afftammen, heeft die, reeds in é» i6óe eeof»-, te
Falenciennet ^ tegen de Ligue ^ ea, kter, bij béc iienep fan
i^ff ^rM op. denSpanjaarit^ l^etoqod.
IIEBITATIO S£RIA .8UPSR TABaQATiONf P|PA^7.» ^BJ[^.CTA
NAZALI BT 4I9ATfiB.MATIZAT4. K|fA9LA^4b|«
AfJUtfK CltivVa Mundk
VJedite Nazales , Knablativl<iue I recede
Impia gens 1 Helii quis v6$ droi^nietius herbam ,
Soidida tuba , Godjs paritei:^ Brai^MiaqQe faccat|m , '
Heidenicé Aiotto doci|i]t WW<^ kw^Ü>q9e.?
Foeil pudeat vos, hinc (foei, £Deii) procol ite pcoAuiil- •
NU iDJhi vobiiQiun ; ^^m ei^ pipale^ quod attie^ *
O Lief habberi (qneis de meiiore potaarda
Candidns Imberftum finxtc Titanns, et barta
Edeliora dedit) commendo jure Tabacum,
Schnbbiferi nam qnoc zwemmunt in flumine vi^^
Cernimus in lochto fheiioa qnot vliegere voglps»
Tempore Zomeri bloemaa qnoc tem kleuratas
Ezhibet i in toppif quot frondes fnntqne booi^ornm ^
Ars babet eenwichiat tot fifiookatoria laudes ;
Qnas allM C^ueat; hoc qais?) non mempn^bo byzoadrew
Ejns ad eigeniam bene doordringfisfe gepastis, ^
Noctibns atqne dagis , hanc ezercere manieris ,
Moreque majomm fmooltali vesgier mnk»
Qnantae molis opnsl quam fraaja fed ardup zaaka.
Non omnes koltU^ loagos qni draegere mesfoa
Dicitnr ut plegunt; nee qoivia dooziger, etfi
Czedatnr grooons fhidii rookalls amator»
Achticvr hane merito Iccroisfe fideJiter arcev
Rookere; ftd qni vii^., Ij^it^hae^ vptgeatia diacatf
Haec legat, et braavaa. poterla finookator baberi.
Stoppere non cantno- koa eit , ec neesere pipam
<SB8 MfiDlTATIO fEILIA.
In moiidQ, nee etmfatif esc aaofteekere yaniD;
Hoc OEltiii Boerlos caljec Kintelias omtie. ;,v'
Asc Aextré linkra par esr vanbóudere ec Ulania *
Regten lloppero deinde mnnica Ge handa ;
Tn« peinitbnndoa cnm- na jestace keikeros
Flecteren poscnra ftoelis confidere regca;
Defltqne-ikr pipae c<Mir«iii«re temporis elkae ,
liemelicasqoe dapes non irreverenter habeie.
Scilicéc baud firhklicis, fed longis znigere nekkis;
^wierificisqne minis, lemeque ezbiaazere rookom;.
Non boUas, nimio fiatn» distendere baccas;*;
Rondaqne per dunnam kringenla fpargere lüchcam;
Neve paci Tunmm resdngui, donec in eindo^
Ungne fuo ezciplac pipales duimins afchos ;
Flnminq.ipoegzeli vasto non mergere vloerum;
Drinkere nil qtildqnam vini bieri^e , fed tianscn
Tamellko (iargos abfic ficcarre bekér68>
Fistnla qnam leega fic^ monddm lipposque rigare:
Hoc opns bic labor éu,^ bos artis gloria kroonac.
Rookere fic mannnm t me jndice , puHc faonescnm.
Esc mer fpes flimus.
Dac is:
Al mjn vftnjihen ii maar rook.
Rifoktn is mjn wenfchen ook.
CBASSINSTJirERS ^ TBf^ 6BLB0BNHBID DBR PLBGtlÖB INTRBDC
VAN £• K. H. PRINS WUXBM TAN ORANJB BtlWUt
AMSTBRDAMy DEN X? SBPTBHBBB. I^«^
D.
'e Faam verbreide den lof van Willem van Oranje,
Die onder Wellington zoo roem vol fireed iii Spsnje,
£o fier« ce Qnacre«BMi en* WHcerloo , H geweld
Van *c Korfikaaoscb gedrogt :geiluic beeft en geveld^
Ple Belgie^s legermagc, in crotfcben waan ontftokeOf .
Verdelgd » en /Neérlands' eer gröotm'oecligbeefc gewrokeir;
Dle^ Gallié een ^^i én ^c weiflende Alblon,
De (cboonfie laowren in den ftryd b^ Leuven won..
POX.ITIBK JAfSPBU
,, Xlec zütt cocb.regce bollen »
Zy mee ban pr<>coKQli^nl. . . -
Reeds vier-en- veertig ceU men;
Nog booger nonimer fpelcm^n,'
Mtjn vriend ,• wat zege ge er vaitT*^ —
fi Zij zijn baase boven Jan\
. .Sofpclen^ vóór 't befloic^ ^ >
Wei% nog ip9^él uitT . ;
B. T. Bf
ME N GE L WERK»
DK NUl^TI6H£IO ev> NOOD2AKgb9KHEil>f .VAN ZfHh .
DANIGE VOLKSVBRLICHtlNO , ALS DE MAAT-
SCHAPPV* TOT NUT VAN. 't ALGEMEEN 9
BEDOELT EN BETOROBRT;
Door
5f E. WIELING. C^)
yV at is er veel gebeurd in weinige maanden 'rfffel
Had iemand vóór een jaar zoodanige dingen voorfpeld,
wtj zouden hem niet geloofd hebben. Maar nu die treu*
rige verfchijnfelen elkander opvolgden niet verbazende
fnelii^id,, vraagt men telkens met belangddling: Wat
hebben vy* '9erder te verwachten 9 Hoedanig xét fiét
einde ztjn? Wilden wij gisfingen wagen, de gèvoelttftr
zouden misfchien groótelijks verschillen. Wat mQ be-
treft, ik beken gatme m^e onwetendheid ""in de dingen
der ftaatkunde. Ooi ware het hier geenszins de plaati»
om eenig onderwerp van dien aard te behandeleti. Nogf>
tans had ik bQ het zoeken naar (toffe voor eene fpreek-
beurt gedurig de gebeurtenisfen van den dag voor mQhen
geest. Wie kan geheel uit z^ne ||edacht6n verwijderen,
wat onszelven zoo zeer van nab^ aangaat ?' Al noiemt
men de zaken ook niet by name , de mvloed van om-
Ilandigbeden op keuze en behandeling wórdt toch 'Hgc
merkbaar.
Blonder in dagen, als wy.thanis beteven, beeft een
openbaar Tpreker eene moeijeli}ke, Tchoon tevens nfet
onbelangiiQke , taak te verrigten.* Naar mate hij <lóör
een grooter aantal perfohen en met nïeêr genoegen w^t
gehoord , werkt h^ in zekeren kring nreer t^" goede èf
(*) Voorlezing « gehouden in hec Departenrent ZaanMM
van genoemde MaatfchappQ » den ao van Koolmaand it^$,
MENOELW. 183I. NO. 15. B b b
^ '' €^0 NUTTïOtiEtD' ÉN NOODZARBUgKHSIO
ten kWtde. Deze bedenking zoude rt^' Wèfltgt 'kiisflsi
'^doen sareelèn, of ftlthdna van hee f^rékén ovi^-zëbk
' terfirb^felen onzrer .dagen tei^ughouden , urne bet afèf ,
^dat ik mQ verpligt rekende, daar , waar ik tim , imr
mgb vermogen ook «lede ce \^rkeD ter bevordeijfi;' vu
tlgemeene belangen. Ik waag het alsoo , èler ef (e
treden, en openlQk uit te fpreken, wat flt ftew^len
overdacht, wanneer n^ne gepeinzen zich tot de imdk-
gen van onzen t^d bepaalden.
In het werelddeel , dat wij bewobèn'i !s thans erfh^
vige ftrgd van meeningen — eene verrêgaande venNitM^
r$A begrippen. Men flaat tot uiteiften oVcr. Wlf htf-
étb vQftfen jaren kng vrede; maar deze rustwM^
'dffegd^ke ftilte', die de losbarftiog van een veifcbrilkel^^
onweder voorafgaat. Ongeloof en Mlg^of hebben «ft
-gétaariyk verbond aangegaan, dat tonpen ftfaies» è
ftrooraen bloeds wdligt, zal kosten* De oid^fl%
ménigct , onder listige voorwendfels <^geruid, fciMtefltï
bhibnig en holt met vreefelgke woede in ake^ ^
'tilüKBng voort. Wat moet toch eenmaal het èlfl* V(^
den van het groote treurfpel , waarop gansch Biir^
Ibtart met de grootlle infpanning van gèdachiéfi? Zal
de ware vrflheid er bij winnen ? of zal overdrevcne v^
b^szucht tot regertogloosheidj^ en legeringloosTieid rtt
dwuigdand^ leiden? of misfchlen, omgekeerd, de \^
lèkeur van vorften, welke niet leeren', oorzaak vioi^
/«ögloosheid worden? En zal de verlichting, hdkattfc
tolksv^rlichting , te midden van zoo vele fchbkW*
"befomen , vooruitgaan , of welligt verach teren? ''Ik w*
nieet mij geenszins , T. ! op ééne dezer vragen ftelfig ^
ttó^órden. Over fle waarde en nuttigheid van vojkf
VerHcfating denkt men, m deze dagen vooral 9 zeef ^
geSgk. De een roemt hoogeigk,, wat de ander g*vt«#
acht, en wel als oorzaak van aÜc woelmgen aahgeoOTt
zoude willen hebben. Ik zal hier in geen <^^f^
dienaangaande treden, noch gisfingen wagen. De *f
komst is voor otis verborgen. Maar w^j -«ieff ^«Wf*
vieHchgnlêlen, die, zoo ik mi(f niefbedHege, toch «aft
.0BR yot»VEiiS.TCHTJfi/s. .^^91
Jvillt : v^preideaDU Ed hierover w^cbt^ ik t»ftfre}fg/f.
jk mem, luiDfllök^ iA:^^ g^tu^enis oo^er d^qn^^oin
kiMhtig bewQs te vinden yoot Je^ntUfigieidtim fif^
tiakcl^kheiii . y^r/ci zQ^anig^ l^^lhsveriuhting ^ dh, ifc
Ma^ffohapfü: Tot, Nut Yan^t^/llgemeeny M0eHt,i0
èc¥i^dert* . .. .r
:•. Ik vkm ^ uwe toegevende aandficbt, die it i^^em
wdeo mogt oqdervtndeo.
, Oproer ie eeq . verichrikkeli^ ding. Onder ee&e feer
KOVoUmoeoeof zblfs flechte regering leeft men gowpo9<-
IQk oog beter, d«i in een kmd, wanr regeringloosfafild
plaaft heeft. W^uv^a^r geen ge»ig of wet meiar g^g,
kan niemand op yeiUgheid van perfooo of bezitdngrjri^
'Wtu Geweld€»aar$ .en dwingelanden komen er te..f)iip
4Bge 10 menigte De verwarring neemt fteeds toe« ,^Pf^
j^idt het een gediu:^e oorlog van allen t^eiir4i^^
{Q^ Oerkfte of ilimfle blQft eindel^k heer en vimimh
4Nu#sn xmdBrwerpo) skh, dewijl men bet woelen ms^
M /geworden. Oocb , zal de rust hiermede voor l^llg^i
jj^ versekeid 2^n ? , ; p^f,
.,r>J)uuisame rust onder de volken is flecbts in m^c^§/f^
sf^&K ^ verwachten; namelijk ^ w»neer een wiUekftui^
^Iflder eeipm hoop domme flaven 7W> seer in onkimi#
jipi, ooderwerpiiig weet te houden, dat niemaqd aan.iiMi-
<4i)dmg i4«nkt, noqh e(»ige poging durft wagen y,iD)|i
«QK ^ betepen loeftaiKl te geraken; of warine»; hcviilff|iBy
verUpbtiog zoo, algemeen is, dat ieder de noodzakj||g|p-
4MM:iivanorde gevoelt, en uit.pligt;befef.ecne&4Kf,|^
k^' yw.i ffit . oproerigheid. Raa4plegen. wü- I^^Jfi^
jgitjjjM^Vs V» vroc^g^e dagen en vW vorige e^ii;jj^
jj^^i^.l^ert ons 9 dat vorften, l^uingen^ keizens^.^Qf
J^OfiiMHg Vl^m d^ jpamcn.van oppei*bidofden zqn.j^Qg*
iima'i)8W^<><>Qi!Jk. pinerheldep» om door middelen, vau/gi-
üsMifiSSW^, in te boezemen en door vreeze hunne .on*
j|lHKlipen in.be4wang te bouden. Men heeft hiervan zoo
4Sf^}i\% en op zoo velerkiwiÜze de proef reeds geno^
(Miy'iitalt het voor uitgemaakt gehouden mag worden,
Bb b 2
69a NIJTTlOHftIO SN NOODZAKEKJgKHBID
mt kngs dezen weg is te ber«iketu> Leerde oiet de
oodervioding , dtc de wttlekeurigfte regerii^m ocesid
vaa kotten duur waren? Enkele uitzenderiogenhuiifia
geenszins het tegendeel bewtjzen* OnderdnAkiog a
verkorting van regten verwekken misnoegpn eo yneo
tot opftand aan. Onbillijke behandeling {ch^ciober
oog der .menigte de oogehoorzaamliQid .te weft^ea
vr^heid tot omverwerping des gezags te geven, •
Bezwaariyk is jeen geheel volk in diepe onkunde ft
honden. Hia- en daar worden van tijd tot tQd «eoige
ikfatftnrlen opgevangen , die een gevoel van behoefte m
aeer licht opwekken en fterker ^ioea werken* Hoe 00-
igeoefoid en dom de menjgte ook z$fQ moge, dezelve
iuiÏÈBi toch uit redelijke wezens 9. die 'Cenig denkveriBo*
•gen hebben en op hunne wijze redderen over hufioe
hAkngm. Hoe treuriger hun maaticbapp^yke toefiifid
ia , des te ligter oiïtftaat er morrend oiisnoegeD, en des
tt «etder hten z^ door zekere raddraaijers zicb vep*
b^oeren^ om, ocric langs ongeoorloofde wegen berfid
«e toeken.
Waar zoo vele getuigenisren van daadzaken voorto
den ziJUs behoeven geen'e woorden tot betoog meer g^
btnikt te worden. Doch, al ware het mogelqk, door
l^et i geweU der willekeur den lust tot onderzoek eo oa*
idenken bij eenig volk geheel te onderdrakken^ welk een
mant moest het z^, die er behagen in vinden kon,
tien fchepter te zwaaQen over eenen hoop fliveot i'd
•w^elke té weinig redelijke en zedelQke onttirikkclii« i^t
om ooit naar verandering te haken 1 Neep; aan ^
hoofd: van een edel, fier , vr^küieyend volk te (to)
'CO. uit perfoonl^ke hoogachting door hec^ve eerbiedig
gehoorzaamd te worden — dit geeft eene aangename vol-
doening. Purper 9 kroon en troon z^ op ^ichzelve --
nietr,' oflchoon zeer velen aan dit nictf zich vergap»*
Alleen de vorst, die zQn volk gelukkig wil ffl«to> ^
achtingwaardig , en mag zich eenig waar gcno^ ^
«öne regering beloven. De heerfcher , die door etomtó^
en vrees zijne onde^difien in bedwang wil hoiidenr'»^
0RR ¥«i;K4V£RUCHtING, 693
ZQlt iiogjt geheel zonder vrtes zi^. Vleijers 9/ die bem .
ofktriiigeii ea on eljoe gunst bedelen , mogen z))oe groots
beid roemen; een uitgetrokken zvnuurd^. aan een piKr<'.
denjbaar boven zijn hoofd hangende^ is het beeld .ini^.
^gn^; gevaarleken toeftand, Dionysius van Sicijii.
begreep bet Iseter, dan zqn hovelii^ damocItB^s*
. Ve^ger is de regering van eenen vorst, di^ deji^de^
enr lu$$ d^ mcnfcM^'kcn geflaehts verdient. genoeni4 te
worden. Stelt aijn volk belang, in verlichting,. en. :in9êrkt
hij mede, om», overeenkomllig de algemeene behoefte,
het noodige licht te verfpidden, zoo mag^-h^^hopeii^
dat bet land cmder z^ i^efcuür in rust. zal bleven*. Ik
zeg, hH noodige^ lichS; want alles heeft zgnen.tgd, ea
aan de wijze, waarop men iets doet, is meer; gelegen ^, .
dan misTchien menigeen zich verbeeldt* -. Door overdr^
ving of overhaasting kan men veel goeds bederven. Ook
de beste vorst blijft mensch ~ een /eilbiiar mense^ , dlf
Voor ' misleiding blootftaat, terwijl fchjjn bedriegt, en
niet allen, die hem omringen , der waarheid hulde do0>
npcb heilzamen raad toedienen. De goedhartigheid zel^
heeft hare agene gevaren en gebreken. Hierbg. kfomt
mfde , "dat men gewoonl^k gaarne zelf de vruchten «icn
yn\ van iietgene men zaait; ofTchoon de ondervinding
reeds genoeg heeft geleerd, dat men doorgaans met /a/99^
Mam haasten' het doeK beter bereikt. Hoe heilzaam de
bedoeling zijn mpge, het volk laat zich de verlichting
niet opdringen.
' Lkfat is iets goeds; maar het oog moet eriian..§e-
'Wopn zgUf of er langzamerhand aan gewennen* Hoi;
'gtHioter de duisternis was , waaruv men verkeerde , 'des
•iè meer behoedzaamheid woidt er gevorderd. *0e ov«r*
gang moet idet plotfelgk gefehieden. Te veel licht kap
'öok^verbUnden en in verwarring brengen. Men ^iet dan
>V6^ voorwetpen, maar geensains met behooflglie .<H)dex-
fcheiding. Het licht alleen is niet genoeg; i^zon^
•bogen zQn er even zeer; noodig.
Verder moeten w|j id aanmerking nemen , dat licht
ssonder warmte nier genoeg nuc- atnbvengt* De aon ver*
6^'^ NUTTIGHl^Af'ËN NOObZ^K)iL(|ftftBlD
UiHi ëd venrroiykt (mzè korte wintiéOi^^i^'^^Mrd»'
nttSti "Igèéfï een liefeiyk fefayiïftl; mltff gëétie^ii¥ttMiitev
zöib «r bg groeien of r§pen. Hfertöé^ wordt koG^'
rflftSé warmte gevorderd. Even inin z«f 'l»^l{b&dl}|: dtt-
vcHfands baten, wani^eer men godsdienijf^of' ïedftlQklisitt:~i
diiarvidi afzondert. Wetenfchappel^ kdinfs van lidv'
iüéï maakt de menfclien niet altijd f>etèr 'èti •gelolkfgtr'^^
rtaar ' wel eens opgeblazen en lastig vöbr'todbren.- 'hk
ithhtttt tT dan zekere glans van uitwendige 'be&hai^g^
der rü5t der volken is hiermede gctnitifis' rdhMbtKê^
Qdéle waan , dwaze hoogmoed , 'gémfl^è eigenBefde^^
kWlsüge praalzncht veroorzaken imegfendéérviBéleér'WdP^
rend misnoegen , wrokkende part^izuehf, ^éencfA pMmw
têglénkantihg en overdrijving , emdélgk'Wo*«i|{«i eh *e-
föeringen. Verbetering , ügeineen vühijo' is (kn dB
lüuze ^ eigenbaat of ëersiicht de tigi»^^ drQfvterJ
VéirderfèlQk noem ik zoodanige valfche of balve yiolidP'
tbigj \Mkt aan boozen (leehts de middelen vefftba&y
ntti ^o veel te méér kwaad te bet^nlM en uit tü voe»
1^.^ De tegenftanders der' ware volksverliditiiig^ bdihIéI
vdbr het oogenblik aan de goede zakk niet meer oaded
Itinitaen 'toebrengen , dan door het kwade te- barortkraivy
traartoé overd^vene zncfat voor verlichting wel eens an»
Wding geeft.
'Nïet iedei;, die veel van veritchting fpreekt, is:Ml
Vribnd -van licht. De perfonen» welks bet volk In bè^
%égh)g brengen , hebben gewoonl^lt b^ogmtitOD. IMt
"wflÜtilQk het algemeene wdzi^ bedoelt^ Is behoodltttti
"df^xleinkt aan onzekere gevolgen. Eene göeèt zéA taai
*tif^sdnid en door eenzipge pertjtjzticht te éeöoogisA^
licht ^ geplaatst worden. Daar zQn ook toenfchèitv^dik
flèrhté- dingen door zekeren glioip bek^^l^wwMte
iittkëh, om alzdö het ooideU Van meÉ^tiWiA» M»
nen ^ensch te neigen. De onpürt^igt <ff^m^Mti^4k
geenszfais mét oppervlakkige beibhoe^W^ i^^^ve^
Qöegt, geeft acht op de oorzaken dier verfift^etm^i'^^i
vindt reden, om zoodanige volksverfichliö|* v<«wf %
ftaan» als door deze xmze MaatTcftap]^ bèdoekl w^A^
, 09f^ , yotksvwiLlcHTöi^. 69^$,^^
' w<Dt tiezdve üfetetót veredeling des bai:leti m fotu
varbcteriDg d^ ^eden. Hierdoor bevordert i*e& teva^r
deidHid ea kalme rust onder de tab:p:e menigte der lie*..
dior van g^ringeren (land. Heilzame volksverlichdng vepn
foltilc dtts groot^lqks van die zoogenaamde verlicbtiag ^
wMPbg men wel van regten, maar weinig van pUgte^.
f^litjot te willen weten «^ waarby de daden van bet bur*
gfotiijk beftnur liatig beTpied en Tcherp gegispt worden gr.
ep ériftige. heethoofden eafluwe bedülers de zaden v»i.
cAverfenoegdheid met volle handen ttitftrooQen; tersi^
!)€$[ zfHém (HUibiseekt aan lieden 9 welke den groei dea^
ovkruida helpen bevorderen 9 dat liever met wonel en ^
liitgero^ «loeat wórden. ',
«^Het^ beftmr van eei^g land bl^ft aicqd onvolkomea
omfchenwerk^: £en verlicht volk neemt dit in aanmérir
kiDg, en verwant of vordert gecnszin», dat alks j^^
wfenadi zal gaan* Waar b^ippen én belangen van ^
veils duizenden op zoo menigerlei wijze tegen elkf|ihj
du inloopen , kan niet ieder zQne begeerte vervuld^zien^
Bic weten ea^ bedenken de verftandigen. Gelukkig p^
tolk, waaronder het getal der zoodanigen in alk-Aan^
den groot is! Deze verlichting brengt heil aan. Me^
net dan op andere volken , fpiegelt zich aan dttuly^
, voorbeelden , en ftelr prigs op zekere gematigdheid* Mei
kent de gMbhiedenis der omwentelingen» Men weet «^k,
4at natfien en vormen op zichzdvè het volkagehik, ni^
ilBlbrèi^teo. Men i$ overtuigd, dat menfchen fte$^
aMOfeken bilden, en dat vooral van zedel^ke ?ed^^^
fiog of godadienilige veredeling lieil moet verwaobtifv^-
j^j tepv^ ieder in zQnen kring van zichzelven ^-Jl^
litK>n te bennen, , ^^\.ji
u} Z>irifr bdlaat nog geetf vcdk op aarde, tot welifji^ecr
4Mn kan zq(gen, dat ware verlichting algemeen Ui^opi^
Mtzéhrti « «00 verre zal het waarfchqnlitfk niet fj^Oje»
jjl^v eiigena kom^i* Hoe overvloedige huusfchen het
noQdifB ' lidK onder alle fianden wordt veripreid^ des *
M neer reden is er , om te verwachten , dat alles rustig
:^.|)KJven in: dcft kuide« Wanneer, ik van een YcrJici^
6^ NUTTIGiMIO 'EK* W^d^DjeAKM^HElD
• hHÜ fpreek, bedoeMkr^ dit «r onder. fatt^elM e^e
HMmdcrIidd teOaatv bQ w^e .Modanige TerlicbriDg
-^hits) beeft y als MIcnuud geacht. moet. wonkn. Moge
oofe.defle fDoerdeilieid demindierheïd uitpadoen^^ wmseer
iBe0. flechts. bü getallen .de pecfonen (^rekAt^^zij beeft
vi0cb een ver(landeli]k.<iverwigt 9, en. dez^ invloed is ivd*
. dadig voor het «dgomeeDe geluk der maatfchapiiQ. De
onkundige menigte venpag weiniig». zoo dezelve ^een'
ftetm eo duur vindt bq magtiger en dopOEigtiget 4iédeD.
Z^ü de menrcbeo van den talrgken midddfland in Heden
en' dorpen r-- zQ maken de ^genügke. kern der natie
uit"— varlicht genoegd om hunne «are bebu^en ia te
zien» en wordt het volk niet gedrukt. door al te zware
•lasten^ dan behoeft de man ^: die 4Hinihet. lio<rfd van xlen
Aafiit «zich geplaatst suec,. geenszins yopx opcoer ie nee*
zen«^ Zijne onderdanen :weten , dat ^ö^ec niet bij km-
aeb winnen 9 maar wel verliezen. Wie zoude naar ver-
^imüg haken 9 die onbdemmerd z^n bedr^ kaa uit-
oefenen en de. vruchten van zijne, vlqt veilig in m^t
genieten.?. Omwentelingen hebben gevolgea, wdke. mep
V§oir«f mtt ka^i berekenen» Het zijn onkundigen »■ die
9ich VQrbeeld^Q» da.t. elke verandering ook verbetetiÉg
zi^;i;9id. Kinderen zien alleen op het ooaangcname vin
h^ tege^wooniige oG^enblik. Zoo ook. de menfehen,
die wapig doorzigt hebben» Ziij merken .iQee)ai >wt gne-
4e » dat .werkelijk wordt gienoten^ te wishiig qp}^
Uim dQor misleidende verbeeUing zkh verbijateren » en
droomen van gelukkige dagen 5 die zuUea volgea^ watt*
mie^rfledits het bui^erlijk beftuur is ytsmd^éL Zq
Jui^teren^iite ligt naar vreemde inbkzingen ^ waaneer ma
hun gouden bergen belooft. Zij beziBq«aNoiet« dat er
telkens . weder andve dingen zijp zuilen , die gfMBSZios
aaai hume wenfchen en verwachtingen beantwomdeniii
Anders denkt en handdt een verlicht. volk. Het ziet
op de gefchiedenis van vorige .titïden^ en tri^BC.
lesfen uit de voorbeddea van anderen. Wanneer
n^e verlichting, als ék Idaatfchapp^ : Tet^ Nta vém^
Jfgêmeen, bedoelt, daar ia, ondemerpraaat^zidi aan
iOi-ym^ (D,Sefa0arzaiaiiit ^iec eükel uit vfees voor 9f^^
.©aiiryfld€«i.^.befef..¥«D pligt. Een göcd burger »>ud'e
.ff;ieeu^/.^rwetens»»k van nitt^en « xicb^aan Jbet geneon-l
(cbappelqk dn^en der Jasteo te. omtrekkeu* Men beboeft
niet .willes&^ blpid . te.^jyn, ypojr het k>vade, dat beftaat,
tn^ .yerVefi^fi^ .ooodxakelök maaktj maar. men behoort
09lL.b^r veelvuldige goedig op» te^meitm en dankbaar te
• fidieTOpBf.,,,.I,iödcn^ -Vdk? ^tljd />p het pntbrfkendö of
. T£rkeecdp..ziftn ^ iQaken.zichzelven caivei;genQ.Qgd en.on-
r gelnkkig.^ rlamniy die göifond verftaiad 'en ïiêTdére bè-
gripjHsn Ifeeft, is. b^oedzaam in hi^ oordeeleif) » en er-'
.kenf , dat ibQ. «reinig. kan doiorzisn in de dingen* welke
lu^. tot zjjnïiak en..tpt ziynen.kring beboorai.. ,lij};be.]
. noejt zich- oet dgene jsaken,> en ^.fpreekt hu al ^erda-^
ik» der reg^g » bij neemt befcbeidenbeid in acht« Ym
jBenichen, die, «geligk h^ zelf» feilbaar z^^ verwaeht
'h^ geenszins. Jiet yolmaakte* Hg neemt omihndigheden
in. aanmerking, en btfcbouwt .alle dingen. U^f^t van de
Tfunftigfte zydé. H^ is gematigd van d^kw^ze,' en
poogt. Jiet misnoegen van morrend^ tot bedaren, te brea-^
.^en« . Hy. bemint orde en rust* ,Hy b^ft, dat een aUr
, dcre. vorm van beftnur ook zigne gebreken hetfu HQ
.weet, dat bq verandering van tooneel andere perfooeq
< hmae wllen fpden ; terwql onwaardigen ten tQde Van
-wcwarring. zidi opwerpen , om eigene grootheid te be«
;*w>rd(nrpn.'Hiy kent de nadeden van oproerigheid, en zal
rte^xtiaur goed niet ligt in gevaar. (lellen, om een onze*
'kCR voordei^i tut bejagen. ^
« .'iHoe giooter nu .onder een volk het aantal van pèr(o*
iiin is, !weUce zoodanige begrippen en beginCelen volgenv
lées^^te. gelukkiger meen ik hetzelve te mogen achten. Ver*
Md^dog V9n dezen aard , zoo bevorderlijk voor inwen^
dige mst^. .welvaart, kan niet te veel verfpreid worden
lOfider. alle flanden. Wanneer ieder lid der burgerl^'k^
<Baiififthi494 rigtig oordeelt over ziljne betrekkingen en
^pHg/tm , is i: men algemeen beter tevreden en oefent ge-
duld en koestert hoop. £en verlicht volk , dat onder
billlkte waoien Itaft^ en ioftellingen erlangt, die aan be-
6s/^\ ^ ' NUTTIOHBSI> «N NOOOZAUILgSlIBIO
haefift en geest' des t^ds beancwoofdm ^ zai^ iuet%
opróerig worden. Getuige de gefchiedeots^vKii alle on*.'
wontefingen! Gegronde Uagten gingen er géwooaHP>^!
voorkff eer een algemeene opftand pUuiis had; of eeae
oAlnincüge menigte leende het oor aan bedriqgelqke op?
ruling» en deed, fai de verblinding der driften, tomf
dhi^eii, waarover de menfchenvriend zich «soetTbedtoeitai
' Wil men het gezegde door éen treffend voorbeeld bo>
vestlgd zkn , ik wgs op de gebeurtenisT^ oüer-dagen-^.^
oj) ons Vaderland en op Be/gi3. Wat dders vootvid»^
w9 'ik niet aanroeren. De fcheuring van iiet KosingtSk*:.
der Nederlanden geeft ftof genoeg toc'nq^dcokeiu R|k^
ld leerfaig is de gefchiedenis van onzen leeft^dL Vfidin
en volken -kunnen er nuttige lesfen uif^ci^ekkeo* IM»
land en ^^^^ ftaan tègsn elkander over^ tla merinrar*
dlge toonbeelden, die aanw^en, walt mfe ToHcSfüi^*
lichting is en vermag. Alle de Nedcrlmakn bdioonte
otedt^ by elkander. In eenige opzigten hadden de fae#:
wtmers der onderféheidene gewesten ved overeenkotetta:
Di^'worftelftrqd t^ea het geweld van Spanfe ynxooit^
laiifkte eene fcheidhig, Svelke tot op onzen leeft^ voon**
duurde. Noord-Nederland heeft een' tachtigfarigen oor^
log roemrgk volgehouden en is groot geworden. HSer
heerschte burgerlijke en godsdienftige vrijheid. Deze b^
langrijke plek gronds was eene veilige wgkplaats voor
'Vérvólgdên. Hier bloeiden kunften en wetenfcbqv^i
Vroeger en overvloediger, dan ^ders, weid hier licte
verfpfcid onder verfchUlende (landen. Het a<^GBdael h^
pliars M de oveHge gewesten. WUIekèur ftekle óm
pkal^' eh perk aan de vr^e ontwikkeling van óm mafh
ichel^en geest. De flralen lichts , die vroeger etsü
fiefel^ken glans verfpreidden , verdoofde» m vwtwepeOf
Eetf nacfateiyk donker bedekte het land. Het TolkrWwA
hl onkunde gehouden , en het morde en Wodde» Qng^
loof verfpreidde dcfa te midden des mgeioofii. 2(kM
uiterlQke befchaving kon het gel^rek aa9 ivare volMf«H
lieluhigf niet vergoeden*
Zoo ftonden Be^U . en ^m V«dtf land , als oifecilai
lUtfll VOLKSVftRLICBTINO. 6^r^
b^V tc^eü*^ eltaiider over« Dé geweldemtr , oader '■
wiar» heerfthSi^ffQ beiden geraakt waren, Viel eiodeÜih*'
Ia ons land ol>enbaarde zich terftond een edele geest tbo
oTéè^ 'eensgezindheid en onafbankélQkheid; in de andcse
gewesten niet alzoo. Om het algemeène beUmg valr
Btrropa^ zoo het heette^ gebood ftaatkunde , dat twee aeoo
ong;)el^oonfge deden tot één Konmgr^k vereenigd moe8«i
ten wordéfr. Nbch het eene , noch het andere volk bid
zttlktf begeent; De ftüle opmerker, die gewoon iB-den
loc^ der dfaigèn gade te flaan, durfde zich nietve^
g<Mdii'van Üie gedwongene téreetiiging beloven. De arag^^
ti^n' der aürde ktinnen beraadtiagen en gebieden, tnaar-
geenszins ^ geeft en >de belioefte des tQds door een*
bareHchrtft Yeitnddren.
-De vefGenigUig van gewesten, die eeuwen lang ^S
feheiden waren^ doch eigenlek, wat ligging betrefü, ^ .
èfeander behoónn, zoude wenfchelQk en aan beide iMh»
tM voofdeélig f;eweest zQn, zöo de verftandelgkieT^
sbêMSjke ontwilfteUng wederz^s gelijken gang^ had fe^.
honden. Handel ffl vertier konden er bij winnen* -Bs^
ttdcUn^en , toot beide gedeelten van het Koning^ der
N^rlandtn gtinftig, werden reeds aangeknoopt enrvw.
ilMigvnldigd. Desniettegenftaande was er aan éen.eenoi
kMt Van eerfleri af een wrevelig niÏ6noegen« Daar -op^
Baï^Me zkh een zeer bedenkelpe geest van wantrüttwcn
en tegenkanting , waarvoor geene reden beftootk W«W
Rgt werd er te veel gedaan, om ontevredenen -dbof to^
gé«^dhdd tt Wieldaden te winnen. Ninmier<had J}q]|)fji
Mn^zoo geliikkig tykperk, als gedur^ide dft v^fibm jaatl^
vttl^^ véreeiiighig» Men wilde in het Zuiden odo IMIh
zai0e voik^iverlkhting door verbeterd onderw^ bevx>rd1>'
rëË 1- maar é» isenigte kon het ongewone licht inat vtm
ttHt^^ 'Daaf« wattn er, die de dolsteinis liévwhttW
dd>, idan het Hebt» Men miskende eo hsterde den liesten
Koflidg. 'Door' ttetige en lage kunftenar^ weid eeif
i%Mndel^ oproer voorbereid , dat de treurigfte tocmee-
len van verwarring en verwoestinfg ten gevolge had, en
aefeerUgk ten laitfte het bedrogen volk diep in het oiige-
luk zal fiorten.
^}^^{i/kigic diei..vrybdkl en vedichting gdsie^d, /mafk
wj}!{(flg^u nK)geii vecblüdea» heit; rsoiüde» geeK (cheiding
l>agi;^r4/- i^et R)et .g«^wdd zich. losgercbeuiri. hebbes.
VfclJiL ieeo edele en fieie .^eesL openbaart zich ^. daareof»
tegep^9< UI ons oud Vaderland by alk deze wodisgaii
"Vyij waren geenszins bevoorregt boven dt JZuid-Neder»'
liindcfh^ Ook ons bleef en blijft nog y^ te wenfirben
ov^. DocU men neemt hier omflaadigbedmi ia aanmep-
k94,.ei) vertrouwt, dat pp biUgke ktegteo gelet «d
worden» Men weet,, dat de Koning. het. goede yilL i9
d.ejf) verwachting houdt het .getrouwe volk. zich riisiig^
es^ do<^, opofferingen, welkp grpot zgn. Het afvallige
VjfrcadfU'Ujk . esx ondankbar B^lgii boezemt, afkeer in e&
verwekt algemeene verontwaardiging^ Qnder oiisiwedqve*
rep. alle. Aaj^den in geestdrift vpor de goede. zaak.
(.Vaq^aar deze eensgezindheid, deze zucht voor onle,
d^j^c) .ferb|ed voor wettig gezag, dezexgshecfatheid aan
d^}Kfuung? }iim zien wq de vruchten imn het voltas
oi|di?ryB^&, dat in ons Vaderland vroeger, dan.dde»,
W^dr .verbeterd. Men behoeft niet meer te vngen nair
de .s^i^ghdd der volks verlichting, die onder ons plaats
h^^. Al wie nog kon twijfelen, die merice.de valka<'
WO^lipgen in Europa op , en vergel^k» dao daarmede,
yffil' alhier gebeurt. De uitkomst van zoodanig onder»
fip^.kfui niet tw^felachtig zqn* Neen, de Maatlchapp^t
Ttit Nut yan V Algemeen , beeft geene nuttdooze of
g^imrïyb^ pogingen gedaan, om ook onder geringa«
fliqdSP^li^bt te verfpreiden. Waar haar invloed weikt^
ftel)^ , niM belang in orde en rust. Het tegended had
fffkj^, en. eldiers plaats , in afgelegene oorden , alwaar deze
ecihft> N^prlandfchc inrigting of onbekend was. of mist»
kmd werd* Men weet, wat er gebeiinüe (.f X £<w
HidWidige menigte floeg grioof jan valücbe voorgevens,
W zoude cieh b^kans in het ¥erderf^ geftort hebben»
waneode, dat bij verwarring iets ^ware te.winnep. Oer
..(^j Dtt ^et yoorgevalleoe in TwttUê^ als ook tusfchea
Moff^ en ff^aai^ bedoeld worde , zè\ deMezer ligt befeffeo.
A&& VOLKStTERtlCrftmO. ?Öi
lokUg dfltt^ gededte der bevolMng^, hetwelk é^- Héter
oodMw^ mbgt otttvangen 1 Alte..weiifcfaen en pogfaigiéit'
der weldenfceiidèn moeten daarheen ftrfekketf,-dat'*aSffi
weldaden' iheer en méér algemeen worden* Men'kaó' dfe
niaft en het geluk der volken door geene beterfe mMdr*
ien veriekefen» *" ' '
De Maatfchappij : Tot Nut van *t Algemeen^ bad odk
r^eds hare Afdeelmgen \xi Belgti ; mzzx de tijd des bé*
flaans aldaar was te kort , om' liü rfeeds merkbare gevol-
giön te verwachten. Eerie vreemde plant, liit warm»
gewest ovcrgebrtgt j groeit niet altijd ten eerfté welig',
al ia o6k de bodem vru(:btbaar % jaren ^Ijn er Toms notf^
dig, om aan grond en klimaat te gewennen. Wat dé
Maatfchappij in Btïgii deed , Téhljnt thans geheel verlo-
ren te z^; doch wie weet, of van de zaadkorreTé',
wdfce zij' aldaar ftrooide , niet eéne enkeFe kiemt en wor-
telt en hng^aam opgroeit en te harer tQd vruchteti
y±h% Verbetering onder de volksmenigte kan niét rpó«-
dig gefchieden. Wanneer men op eenmaal te veel wir,
wordt foms het goede wérk voor vele Jaren bedoi'veff.
Dit bedacht de welwillende en achtingwaardige jossp^k
II niet genoeg*, toen hfj de Ntdcrlandcn\ die óüdOr
Oóstcnrifksch gebied waren, gelukkiger meende té' ma-
ken. Eénige asanmerkingen , door b wald in een werkje;
^tr Staau<mmtntelingen ^ derzcher brohnen en hchoed*
middelen^ betrekkelijk deze zaak gemaakt, komen m^
te belangrijk voor , om ze hier niet me(te te dêelen i
„ Maar met dat alles ,^' zegt die Schr^Ver , «, liepeii
„ zijne veranderingen in de Nederlanden te hard v^gAi
„ het kaïiakter des volks in , grepen te veel dé dgei&>
^ dommeiyke geftddheid dezer Provinciën aan , e& kwa^
„ men , zonder behoorlijke voorbereidfelèn ; te (chteülk
„ op elkander, dan dat zij geene gisting zouden hébben
„ verwekt. £r zijn twee Toorten van despotismud \ bet
^ eene, als de regering vvaar^jk te ftreng is m dkai
„ naam verdient ; het andere , als er inrigtingen gemaakt
,, worden , die tegen de heerfcfaende nationale dehkwifze
„ draden , en dan beftaat het ganfche despotismus alleen
70ft NUTTlOHBtD EN lfOODZAR»miLHBID
^wilhhurigc rcgcfimgveel pj^ims^/^^cdtmié
fr.<Mr^ Het oogmerk van jx>«s«;« m4 gft^^^
^ tfkl; het gaf. een.htidruchtig getuiigfiiaanyian iiiikfitf
^thufiasmus voor altee^ ..wat hq voortwaafbrnd^sn^^s^
i» lichting hield*; maftff h^t kon aan Nuleti^f§id^4i0f/fi
n^^^i^ anders veorkpoiai, dan a}^ him. i«bpp(d|ij9i^
^het heUigdom vin de Godsdienst ;;.jfant^^.;fagn
I, niet, gclgk josKPH zag. -r- Hupns l^sj^^hwjm
n Aairtsbisfchoppen keurden daarenbov^ulit;j£|e^ti)giti^
^ juy . zeid^ hun » dat de Paus , de PJ^tslntlMf^ Wk
^ JE zus CU EIST 1/8, de onbedri«ge]MJ^,/q|f^jjJB
,, gdoofszaken , bet . ook afkeurde ;. .: ko^y^n^rifSgik
^ naar hunne aangewmie, doo^ ondipnigir^^ydocw^vfïjtl
n beeld en verfcheidene {nrigtingen beiii^lc^r m^^
n. vm denken , nalatm.» dk ook. irf te*eHjteq,|i.H:ntft
i^.Had josspis hec voorbeeld van QodiJtti^lUigmM
^.ye^icbthig des volks.» gclök LEor^OiLiè^ ctH^oliÏÉ»
^:M0 waren (oiislcbien) m de (Oouempl^ckt^ iibd^uff
^hÊudm geene orniraoKelingen vooitgeisdlen^ aailüvi^
f^^e^gefcbiedenis ons leert» met ijzing. <tf. met, vwisiiK
,^ gedenken." (♦) ., . w-^u
,rBe Maatfcbapp^: Tot Nta. van *t jVgmii^iMm
dipt niet» maar werkt in den geest ddft.Chiislemfem^
en bereikt reeds aanvankelgk haar doêL ^JOei bfii^lkii»
vaB ons Vaderland is een voorbeeld vQpr^dere(U;(riD6
buacei^der, die ons niet kent of niet . iHl^.JcqiiB^fp
mögeiioet geringachting van ons fpreken ^ alsof wj^gecm
voi^rflttiders van vcrUehiing^ yry'Aad .eb 'Me/n/hukh
gitJifitlfn w^tn^ onze gan£che geTctüeden^.b^iqjsfc IM
tegendeel. Wg willen verlichting ;. maar verlicboi^^ydla
dienstbaar wordt aan zedelijke veredeling onder alle fian-
C*) Blidz* 53» 55— 5<? en 130. Het aangehaalde werkje
vefdieoc ook m nog gèfë:^èrt te wordeti/ 'la ^^2 werd bet
uitgegeven te Utrecht^ onder dezen titel ; (^ver Staaf^fph.
wentelingen » Jerzeher bi^mnen en hehedmÜdeten^ Vit ht
Heogduitsch van j. l. ewAtn, door U van loo, FrediUif
te Oetmarjum^ . • T
dWi* Bfiln het hnd der vrjgheid zonde .tnen gèeh' ft^
ftelteii op "vvQb^d t Ben vrgheidlievend en achtkigwtiiir
ëig volk bet^Mnt dexe merkwaardige plek grond6$ ^amf
bèastne verHcktiing werkc mede., om ops .te beJitoeQ
vódr .de onbdtai en gruwelen van losbandigheid eniror
geringloosbeid. W^j begeeren geensxids die zoogenmidi
Vr^beid t waatt^ driften en hartstogten onbeIemmei^4nmf
beo woelen* Waar ter wereld ia ook eene echt lii^al^
^Itekwyce zoo algemeene, als hier te lande? Doch
nen vordert geene onmogelpe dingen , en fchréêdwi
filet terftond ongeduküg", wanneer verbeteringen noodt
idaké^ geacht worden. AUes hetft z^nen tijd. B^M?
ëigdhcid , door vreemdelingen te onregt als koele mstg^
héé en gebrek aan geestdrift befcfaouwd, kenfttttbi
ónzen landaard. Dft volk (hat op dien trap van v^Af
Auidelqkd èa zidelQke (Hitwtkk^ng, dat hetzelve nta»
Mde beginfekii geregee^i kan worden; Elders 'iMg^
9éDt verblhide xrftiiigte woelen en razen , wij gaaiPlien
var flfl en ruatig voort op ded.veiligen weg der gMa^f
A^tid. Als ledai der MaatfcbappQ: Tof Nut wm\^é
^Igeouên^ Willefi W{j aan deze hare fchoone fprwk^
trouw bleven en heilzame volksverlichting bevonteisnir
Donker zQ nog da toekomst -* een volk , dat vrghéSl^
«Vde.aa fegt bemint, wet en Koning gehoorzaamt , mei'
«tfnsgefhidheid en vereenigde kracluen gewillig laste»
dMagt) vljljtig'werkt en de uitfpattingen der weelde vu>r
g^ldt, daarby op toenemende kennis en befcbavu^ zieh'
cod^sv^al het fchijnbaar onmogelpe uitvoeren ^.em
eeAmaat» na het bedaren der jftormen» die den veiptsv
CM dampkring zuiver^ ^vrolqker dagen zien aahbzkéqaix
fiat «y MQ^l M^nop^
.'•hb-tf •
i^É0ie hffdragè tof de kennis van het karakter dier heide mantfèn^ '
Wie den naam van den beroemden lièrvormer cal-
7Ó4' CALVIÏ?üS EN CASTkl/Llb?
voN7tfitïpreekt',' èfa flechts een wéinig ^infec' diens kvm
bèkdid Is ; die zal zich gewi^elQk terftond <t6 met Moe:
dige trekken getieekende gefcfaiedenis van sehv-btus
berinnereti ; eeïie gefchiedenis , die men zoo gaarne «it
dedzefft leven eü' uit de historie der Zwitfcrfche hep-
vorming zou wegwenrchen ! Evenwel bctaatnt hec oos ^
een billijk vonnis over hem te vellen , en te bedanken ,
dat geene pcrfoonHJke vijandfchap of haat, ttasr veefeet
een hardnekkig én onbuigzaam vasthouden i^an zulke
godsdienftige begrippen , die hij eenmaal als keiteltjké
leerftuklcen had aaiigenocAen , 'de hoofdoorzaak van iRySi
ongemeen harde bejegebing moet geweest zijn. Veel' kali
men ook op rekening van eene ohbcfchaafde eêow ctf
vaii eene alom heerfchende onverdraagzaamheid fteUên^
die men destijds bij geheele gemeenten en bellaren , Ja
zelfs bij enkele geleerden en hervorjhtrs ' (men dóil^
ïiechts aan den anders zoo grooten Lü'THBR!>aanftrbfl
Hoe zacht en verfchoónend wij echter' over hem öordw^
len mógen, zoo wefpt toch zijn gedrag bg deze gélë^
genheid eefte donkere fchaduw op zQn karakter, en, fa^
'dien dit on^ oogmeii: ware , zouden ' wQ vetfcbefdoMf
ttekken uit zijn léven kannen aanvoeren , otb de» Mtf
"den* en dweependen ijver te bewijzen , wttalrmede litf tt^
geii klten te velde trok, die met i^è'dttkwQzê'niè^
ln(ïem4en, fSlechts één trek uit z^ gedrag óatÊrent deti
(inaakvollen vertaler der H* §. «EBASTrAAN cki^
T E L L I o en de edele , waardige hahdelwfjzé van déiiik
mo|e' hier eené plaats vinden ; doch Vbonf wilteif ^
\ipg eèti enkel woord over dezen man «eggöj. ' ' •'"**'
'; Cast e l l i o bevond zich 153JHJ40 bm «fliie fltf-
oien te Straatsburg , werwaarts óok b At v ^n , iifc
Öeneyc verdrcvea^ . geylugt was en 61} *b b c ij a a s eh
c AP ITO een vriendel^'k onthaal had 'gevonden. Éte
eerfte had siich rëédë aan het Paitfelijke gezi^ ontti'otf-
ken, en ftpnd op het punt, om de boegen geheel kfit
fchudden, met welke de'Oimme ftaatkitti^e'der priestèr-
dwuigelandy reeds lan^e de Christenheid bad geketeM.
Cal VIN üs, die eenigen i^d met hem in hetzeHae
OJULTIlffUS Btt CASnLLlO. pUS
kabf^rmaao^^ jcbtte dezn vli^jgeD joqtelfaig^ w hg
sul tocD, ongeveer as o£ 94 jazen oqd .^a fewoest^ ^
weoacto 4iem vöor/G^mms» waafJ^i nogal^ b^gW
4k^gers eo invloed bad, te winnen> en wist hem ekjd^
1^ door dringendo aanzoeken te ^overreden ,7 09 dol
post- vm Recior aldaar aan te nmm^ Cast^i.i.i.q»
nNn wim R. 8IM0N (.erto* (>//. /^.,2to^, lU* iiu;)
verzekert, dat hQ een veel grooter kenner «der flebreeuvii-
fcbe, Griekrcbeen Latijnfcbe. talen waa, dan ooit eieQ>-
ge andere leenuur van Qcnevc geweest r.]s , imarde^iet
«^Binlg- opzien doot tommtge ^ xxm reed< : gewaagt^
dogmaiiTchè fteUingen, waarin h^ de bellevaart vaA
OiTftiSTus ontkende^ enxle echthdd iraii:sAtÓMo'^
NêogiUul beftreed , welk bïatfte boek bQ vii^or éenXchjii^
4el^k gedicht .verkla^nie , dat. uit dea.Byhd. behoorde
'jwqylarm te 'worden* Daar hff ttvenaide Gctw/fcIU
-goeatdöHen van hoogmoed ea\onvcrdraagzaangihei^,b4-
cfthxildigde, had bq daardoor de vriendfchap van CAfe*
VON^' die intuafchea naar G^nr^vwaaiteroggekeeird,^
.^l^beel verloren* Een door de gee^eli^kbeid geUouden
t^peoigk dispuut f waarhi castbllio van z^egi)*
-Hm&de.dwdingen zou teru^bn^. worden, liep vruclh
:€dooa af* Hij. bleef hai;^Mkkig h^ jüjiat m^fiïlngyien
ibiigaf zich, van zijnen post ontzet, na een dqe^cii;
ve^iyf te Pmcvc , naar Bazel ^ waar hij gptd werd. pp^
gnomen ^ eo xxn Profeafbr ia het Griekscb a^n de Ak^
4wie'alW werd aangefteld« « :,
. Jflier werd de oude haat tusfchen hem en c a l v i n u k
fooeal daardoor op nieuw odtftoken « dat p a a t £ l l i o '»
j^ z^ gffchrift i/fi Praidèsiin0tionc ei JüfiificaÜonÉ ih
^p. êd Mj0m* tX^ veel zachter en liberaler ben^n^len
rVii^ttlielde eo .oAi.v][f N daardoor op nieuw vertoornde
•Ckik ia het %^ia waarfeh^niyk , dat m ichr^jver was ytfia
hn boek, onder den verdichten naam vra^AkTiii ua
ji « L 1. 1 u 5 uitgegeven , de mn punUndit haeretieis gfo:-
^p , waarin hQ allen , die aan de veroordéeling vih
f «RvZTua fchuldig* waren, 4e hevigfte verwijten
4ce^ Daardoor kreeg hy nog een' anderen hevigen te-
MZNoztw. 1831. NO. 15. Ccr
; 906 .oMfVmos Elf rimnsLijtQ.
.^eod mate Ai VQif» te roorfcliöa xnec bet:.tqKq;krcfarift,
'.^ Jmeréüóit « Magis$ra$u fufdcndis\ eo^ jMdat.hg
:-fkavETUs voor -den veraebtelQkflen. ketter \mA,.xikg^
^%»t;en , poogde Jiij z^en vuend te ^vetdedigen tegen alle
wd^^neD) die Deia «1$ xerfte oonaak es deelBemer aifo
deie . vecoordeellDg: beichaldigd haddeiu Böaa geoakt
«eo In yerioekiiig. pm cegelooven.^ dat^ door Jieth»-
wngenoemde^ ano gaitbllio' toegeTchfearen )>oek,
m%ZK CS rCAtrVtNua jH^ne csverMenlljke VQaodfn
j^ geworden» Men hporé flechts 9.boe . deze inainMq| ,
Éi /de v«9rtedè ^an koone Fianrcl^e vertaling des Nieowén
Verbosda, aich lover bem uitktjeiu-Hdat by.entoieoaöh
is 9 die in de El^vaagelifche kêric^oa welüoo^.f^ pa*
rdankbaarheht : m onhrfchaaindtieiA:^ als door de moidce,
4b men veHoftn kad,* oBi:kemi,op.deii Agten^wf^^
toeogeDy bekend waa; dat sij er xüch^ene.gewetm^
:Mak fio aouden maken , s^en naam te veniw^gm»
tglllj|{k a;Q Dotdnaverre gedoaa haddea, indien sQ zvcb^^i^
«Mqpügt, gevoeldjBn 5 09 die Christenen te waarichttwaf 9
Jieb^ voor zuUds .menfchèn te wachten » die dtor^dtt,^
taD;.t(»t werktnigcn^wnen gekozca^ .om Ugtzinnige eOvCH^
'l«rG|ifl%e menfcüên te verleiden; ja, indien .mcik^^
.;'be«9^ v» enkynde^^ met fchaaiÉtelop^e vtrmetel{|etd
ff^aaid, wilde geven., die.met de IL S« fpgt eoi lui^r
bekgchemk poogt te maken, dat; ineiL bet in.d/e «cnalqg
en bi den geest van castzLLjo zeiven vond/'
^^'.QeBtt bleef rzicbnelveil ecbterbjJL zulke. en. foon;ge|yke
AMadndoien gdQk » of beantwoordde ze mea waaad^
üf^ tn bèitheidenbeid.y geUfk geleeiden eigen^ i«n
mrbènkadten atep behoorden te.dodi.. Taé6 CiÉt.v^^
bl r« htm op eene andere plaata in «drift befchillcB|^,
*dat'bg eens hout geflölen eti z^ne kamer datfmede.V^
'Wanod bad', verkkaide oaisirenLio 'sicb -hictowr
teer bedaard en nuf op deze wQze: „ Het isjv^aar$
ilk^ bevond mQ^ eens in den< uiterften nood , en daa{ ifl^
om m^e irertaling .der H. .S. 1^. voleindigeQ, )a^
mo^ b^ven werken , ging ik:, ju» «cai ledig oogenM)| ,
dAL viNi/s eW cAWÈitifo. ' T^j
akh tfta' oever' ^ rivier, otflf eenfge Ai^enÜe (KAfe#biél|it
op'^^é-irisffeliëil /dfé i^ieinkhd 'èT^nlQk toèT>éhbördén« 'Afi-
'deren -fiedén hét tnet tit^ en ik trfët hen desgel^s, 'en
(fit ;^f opcniöli: Voor aller t)ogéD/* Dft ftnt^boiird ën
dé 'w^'ze,' M^afo]^ het g^vén werd, in vergéQjkin]^ nfci
de '1)dcbiildiging van zQnen tègenftander^ behoeft geéie
fiddefè verklaring of toelichting. Het bewast tevenÉ,
hoe ' bdclageoswaardig de huifdl^e ömftandij^hèden ^an
' (ïezeh acfatingwaardigeh geleerde gewieest i^ ; die , Mé
■ Ptófcifor itf • flfe Önekfche taal , nièt eens voor dedrttW
'■ §endfte behbèfien beveiligd ms I bdérdaad éfoest hQ
' Uf '^ol- akadenilfchen arbeid een^ kleinen akkèt Inlte
^nab^eid^der fbd, fifem toebehooréndè, 2elf bew^tkeüy
' en ftierf , 1573-, iü armoedige omfhndighédeti. ^ .
' Een jeijnér \mrdige t^'dgèriootén , michael- bil
UfrftT^At&tiEj velde, bQ het vernemen van zynendoott 9
' éen |j[é1ied andef oordeel , dan Aé beide andere iotaantAi
^ éi zégt , iü z$ié Es/ais C. 34 : ;, Tot groote fdiaiidè
vid ohië èêuw, verneem ik, dat onder önzé oögtd
' rKrée tloor buniié groote geleerdheid hoogat aiehtin|i«9a8r»
tfige'inannen in dé grootfte armoede zQh gèflorVëtfV'^
' epR £ ook 1 ü è c R I B A t D iT s (*) ih Ifalië^ en 5 ft ift'if §•
^fiAAN cAsTKLLio in Duitschtafid. Ik gelooft
^&t duizenden, indien zi) het geweten hadden, üiir ld
voordedBger omAandigheden g^Iaatst en hen ^olpw
: EÖüftm hebben/*
J* F. pRAtfSrf : i
* ' O^""» g«k>óf,'dèr dfc dèzélfite baHéênfthe regorgdeer-
-^ liV^dfe < ook de gevoeleai van skkvetüi aanUi^M^.
('Ait virii ^A tv IN va ter ooren gekomen: I4f weigeidf^M
;4iarqixi yeem^ de hand te. reikeu» vóórdat hjü zQoe tp^j^-
j^g ia h^^eer^ artikel des Cbrfsteiqkeif geJoofi ^ ^^ipi>p*
^^n^d en. de Godheid van CHi^isTna» had verklaard. '!
.^B>'V'<. r' ,v .'ftï.-; u I, ,^
TKOBNWOORDIOB TOESTAND D£R P00L8CMB JOOBN.,
ö
'e Jóêtfi blijven ,'öok na bunine vefftroo^ing, nog
«^tQd, in menig opzigt, zeeiK merkwaardig. In weerwil -
C c c a
;o8 T£pBKWOOApIG£ TO&STAND
^ vervolgiog' ffi yerdrakkiiig^ beftaan zg aiet- aJJefs
tpt op dezen dag, maar z^p ocüc. talrijk .iii eeoige Jandea,
eo^ hebben geen' geringen invloed op véle zaken. Of-
fcboon yerfpretd^in yerfchillende rekenen (laten, behouden
aij toqh zeker^ filgemeene trekken , die hen onderfcbd-
den en kenmerken. In Poolen vooral leefde federt eeu-
wen eene groote menigte Joden s^ die in eene niet pnb^
duidende verhouding tot jde overige bevolking ftaat. WeV
igt zal he( yelen onzer. Lezeren aangenaam z^|eeflige
bgzonderbeden /aangaande deze Bocdfchc Jodtp xt,\msi>
in^n. Wat w^j hier mededeelen,. is ontleend uit eea
yi^erk. van vincent c o r v i n , ten jare 2818 uitgc*
geven onder, den titel : Blickc auf die Juden in -^(dcB.
De vesting der /o//is« in Polen ^ hunne ?eer aanmcr.
|[;elijk toenemende menigte, hunne afhankelijkheid, van
^ijjjekende hoofden, die zelye weder. door eene on^igt'
l^are h^d geleid worden ~,dit flechts oppervlakkig g^
kende volk, dat altijd nog Palestina yoot het eigenlijk
y^dprlanci. houdt , ^n het ooyd, waj|r het .geboren wprdt^
^ een, vreemd land aanmerkt, dat 1^ geheel aan. den han^
del ^overgegeven en den akkerbouw verachtende, onme-
telijke rijkdommen bezit, en te midd^ dér overige be^
volkipg (leeds op zichzplve blijft ftaan, verdient zeker
bijzondere opmerkzaamheid in een land, alwaar bet in
eenige opzigten tot eene wezenlijke plaag is geworden.
Zeer vroeg fchynen er zich Joden in Polen geycsdgd
te hebben.. Van waar die kwamen, kan men, b|j ge-
brek aan berigten, geenszins bepalen. Toen Pplcn\^
de . tiende eeuw het Christendom had aangenomen i b^
gon het weldra ongemeen te blodjen. Hétzdvc wa«
rök door zqneri landbouw , en had binnen kort voordek
Hge handelsbetrekkingen met andere volken. Onvefdrug-
zaamheid én hebzucht drongen destijds vele JóodfcU
huisgezinnen , derwaarts uit DuiUchland te verhnixen.
Volgens wENCESLAUSGRABowsKi moet dit ODÏ-
ftreeks 1096 gebeurd zlju*. Bflna gelykijgdig kwam ccne
menigte van zoodanige vlugtelingen vXtBohemen^^^
roedci in Polen een veilig verblijf.
i>ea pooLSGfifi JODE2V. 70;
JDczQ Joden ^ aan yeraederiqjg; gcWoÖD.^' dreven kllerki
handel, ^ zochten wel inzohdefheid- door. /woekeréü
hunne rb^zittipgen te vermeerderen- .Spoedig in aantal en
rpdom zeer toenemende, hadden zij vgrooten invloed y
en wisten aanmerkelijke vrpedea te crlan'gtoé ' Latèi^ ^
toen de ChristelQke bevolking, derzel ver verbazende inagt
begon te .bemerken , werden - van tgd tot tijd door de
Regering zekere bepidmgen te hunnen nadeele gemaakt;
Waaraan zij .zich mpesien onderwerpen. Nogtans ble*^:
yen zQ ift het bezit van ionmetelijke rijkdemmén-' Door
geld tegeq hooge renten te leenen op vaste goederen^
hitelden zQ een groot gedeelte der Polen eenigermate ih
afhankelijjkbeid. De verordeningen , tegen hen daarge^
(^eld^ werden nu en dan gewijzigd, hetz^ om hen ml&ec
te fnuiken ,. of later ook om hen , doof het verleenên
dcsr hargerregfs 9 nuttiger voor den Staat te .maken« Na
/W«^/. verdeeling ondervonden zq hardere of 'Machtere
t>0tif Udeling 9, naar ipate bet Beftuur, waaronder zij ge*
taakten., den Joden meer of minder genc^gen wajs* Qtn
(lec . allé die wisfelingen is Intusfchen hun ;iatital , ld
i^fhoudii^ tot de overige bevolking , zoo veel ftexkef
to^enom^n, dat men bijkans in eoist. zoude l>egüu)iea
te vreezen, PoUn p^ tweedt Jdum^qte zien wdrden.
• Onderling (leeds elkandef genegen en toegedaan ,:>wor^
(ÏQtl:de..7iwfa»,door hujine overften en. oudften geregeerd J
en^ vormen,, voor zoo- verre , in hunnen tegenwoordigen
jtoeftand, aldaar éenenr Staat op zichzelven; UIf;den
jisringdep twist tusfthen eenen Jood en Christen n&ken
«|j :^ene. volksaangdegenheid 9 waaraan de gaieifbhe Ge*
y^^P^ deAl i neemt. ^ZJ9 worden dooï eén iigen beftuiir
naar. zekere bepaalde voorfchriften geregeerd. JBtke ftad
^cft haren, regt^, ieder, ring een^n Rabb^n, elk gewest
6iA&i Moremm (Geleerde, onder de Rabbijnen), 'tn
llider. ' gedeelte van Polen 9 dat, naar de Aaatkundige ven-
^eelitig 9 aaQ. een' bjjzoncter -> Vorst onderworpen is , hedt
zijnen Kabbi-Morain ^ of Heer der Geleerden. Alle
jfoden van het oude Polen ftaan pnder een' eenigen over-
ftc , dte weder van een algemeen opperhoofd athahkelljk
j^io s TeoBtTvrooamoB tobstand
iflw ^'Dese ItttOe beeft #iea zetrt in- ^MÜy ea vttn
deti d«el vmVorn êer flavernïji terwQf ifSf ftaitlrandeéf
\Été ht» een gedurig rcoidreizen (*) vat) plet» tot jAnts
veio#fefaii(}ft. Deze regters en overffen fthiijven 1^ bet
geiftgfle geldgebrek ee»e^ algemeene vaste uit, en ieder
jMÜch hnisgezin móet , zoa het zich niet aan gevuF
van ^banvloek blootftellen ik41, het bedrag van hetgene het
op éénoi dag veneert voor de algemeene kas opbm-
gtt. iSoo 'beeft men voorbeelden, dat, t^ dringaxk
oraftandigheden ^ de LUhauJhhe Joden dfe i» ?^>
Wèrfchau of Ltmberg^ qi ook omgeliee»] ^ op dtie
wQze te bülp kwam^. ZIJ hebben drie veifefariirkelQlef
fltonieKen van verwen fcbisg ~ Nbtdtmj^ Gkerem <•
Sthamatha^ Hun eed ia ook eene foor t van vérvloektog
tegen den meineedigen* Maar de eed, ^ dié eenen Chris*
ten aangaat, heeft geene kracht^ Ten voordele vso
eèheH Christen , of tegen eenen Christen , of op bevel
vair'denzelven gezworen , is de eed , vélgena den rtgd,
<fièn a^ volgen, nietig en geenszioa verbindende ^
bbwén ongemeen vroeg, worden zeer jong hoofden vtf
bttlsgezbinen , en beleven alzoo in korte» tijd verfdhel*
dener geflacbten, Z^ de kinderen gevestigd, zoo|^'
beurt het dikwerf, ^dat de onderift bankenoet BYakeo, om
hnnh^ geld, dat z^ bedrlegcUjk onderflaan , In btt ^
bèfan toe te icbikken. Daar zij geene andere wettaOf
dan de htulnen , veibindend voor zich achten , zeek»
a$ fteèda de Regering des lands te mtsleideiu
Men heeft 'onderfehèidene pogfogen gedaan >^ Ott dl
boóve^eid van hnn aantal ie veroetnen^; doch ttao )i
tot ^eene i^kerheid gekomen. H^inne gOdëdiMSt aö^Mtf
béikrfg verzetten zich gelQkeiyk daanegen;^ ^r^de
ifleeatea hunaer geene vaste goederen beateieff^ kuoMi
1^ geaiakkel^k zich aan de oogen vao het buiffs^'
Beftuur onttrekken. Misfirfaien is bij de laatfte leBIqi
Cln }8a9) naauweliijks:. de hetft det /ttA^S^ bevpiUBI
opgaven,
O Welli^i llBac de vertelliog van d^^}»m4^^^^
hiermede in eenig verband.
\ Do IdeediOK'^r I^^otfbAó Jêst^n 1>tfClaat «il MMTiofF^
viif'tw8Pi6 of'dmkttfe kloor» die van^bowi wt wm é»*
mkkkl toegekiioopt is^ en uil eenea whten mamèl^ dte
ecnigermate aaiir eene moimikshtp gelijkt. Hmi knar tor
lM>rt ge&eden , of op dé knite » welke zij tnet een ki^«
ddcken , Eelft afgerchoreo ; maar aao bdde x^dea late»
sH het ia limge lokken waefen. Ook dnigeo a^ leno^.
haarden en lioeden met braedt opgetoomde itndeo f gf
tMllea BMitreB , selfs io den spmer. ZQ gaan fteads gp-
pantoffels* . Dwe dragt ia geheel P{>Ich dêor gelütk
Svenwel beginnen eenige PoolfeAe Jeden zich naai.
Duit/cis manier te kleeden« De ellende, waarin amr
ifelen leven , geeft aan hun gelaat een Ueek , gedachtig .
Mnrien 9 hetgene 1 gevoegd b^ hunne verregaande onzin*
deSijkheid , hun uiterlQk voorkomen inderdaad walgf^
OMidct^
: De afkeer, idten men algemeen in PeJen heeft vap^cl^.
Jotkn^ fdirikt hen ge^szihs af» Integendeel ^^ atiWtt*'.^
tfSï overal in te dringen; m menig grondeigenaar #ia&.
' het niet ongaarne » dat hi^ en daar Jedeh zich ophouden
op zijne, Undgoederen. Zonder hen zouden vele voort*;
breogfelen vm den grond mhider waarde hebben^ O»*
dnr hunne handen erlangen dezelve de noodige tOeboi
reidlng tot het verbruik, en worden door hunne tua<»
i^henkomat verkocht en verzonden* De bereiding co-
verkoop van bieren en fterke dnnhen , de noleaa apr
tapperQen ziün de goudra^nen del- grondeifenareat maat
dêse. dingen erlangen eerat door den handitf dar JMna
d^ r^gte waarde, Gewoonl^k ia er eene vo^omaaipfle
herberg , die in zekeren zin de markt ofieurs ganoend
mftg worden , alwaar de verbniikara en andere hcffber»
^a of luroeghdudeffa zicb. vervoegen y om den noodige^*
vibOfraad van koren , z^ut , mede , bier , brandewüp ap
verdsere behoeften op te , doen. De Jwófche herbergier
brengt ddi Heer der i^aats bet meeaifê geld aan. Daaf»^
om begunftigen de EdeRieden hem gewoon^k ook bovw
den Christen. Ja,- 'zij leggen het zoo aan, ditt menig .
burger te gronde moet gaan; terwfp z^ vanbuitenhnda
: bUifiiÉ betiMdigillttdMi ^ ham: komte-^doooi/odbsiidie
tjüme «ieb fcWkk^* nanr dtMtlbn^* gtBÊigit hümm^ Hkr-
ddör.^fl het* gtkofflett', dat de /e»A;i» ovêhd het burger-
fegï 'hehbeff , de voordecligftc bedr^ve» 'uitoefenen , fa
bet midden der fleden wonen , en aan dé Christenen nicis
'averlaten, dan een verblijf in de voorfteden, en. arbeid,
4te. .weinig voordcel aanbrengt. Ja, liunne voorreen
ftrejfken zich zoo verre, uit» dat menige vrij groote
tifiMr ^^1^ ^^ Chriaten^ en.. bQer^. wordt- be-
woond, flecbts ee9 4orp» vies ^hfi&t,i i^i^l ^mJ<»ijp
J04fi^^ buiagezinnen voldoende ia» em betcettde^docp
^ tat ^eoe mias^zio<^^ of kleine ftad » ie , mq^Bta. De Pc
ie» wllen flecbts in enkele gevalkp tan^irreeBidoitegea,
die zich onderfcbeiaei» ,> het rt^ van' Adel fchenkeo;
ifiaar een Joady die Roomsch wordt ,' !^ door dezen z?'
nen overgang terftond jE/fo/f«^« , én liefeft hij geWs ge-
apqi»; om lapdgoe4èren te koopen ». ipp kan hg tot alle
. aiphjgn gekozen word^* Jn.weprvi^i)j/y^ jjezc ycfiïd^
]^»y ,z\st . n^, echtfr^ ilecbts .. weinige Jodpn het gdoof
luuuMr voorvaderen veiaaken. . {
* A^a al het ger^sede ^Id is m banden dsr Joden. Be
Adel >erpan4t aan hen het beste gededtè zijoer vadte
goederen. Kortom» de Joodjcht bevolking maakt, m
den^ AdeU io i^öAr/aden vopmaaroften ftand uit. Oyer-
j|l'; ,^fi^ , 2jj eenigènaite tajrqk zijn» hebben zQ h»DDe
S^agogen. % JSengg^s waren zq » in geheel if^^» g^
«Mieiyh vêtrdeeld , ^n ^ond^ i^g^vaaiidiigdfin naar Waf'
jfrAw»^ -alww een grooae Raad waai .zAlIa «a JaiP^
' fa«!k)Mdea zy . tqen eenen hoofdman ; welke^veikiezi^;
" door 'de Regering werd bekrachtigd»
' Volgens het algemeene gevoel^ » zflö (i? PoolfckeJ^
dft,!(lïinft^ fcburken m E^iropa. ZQ hebbien ta >?*»
00^ jdc/ beate gelegenheid , om in de verTchiilende bedrff-
ven » wiaannede zy zich . bezig, .houdeft.^ 4Kfn hunne fa*
balige . hebzucht . yoWoenkag te geven. ! Zfl zö? ^^^^
salaen de.^eaige ha^delgai:^ of makeWr^i» ja i^9xi.f^^
.4e 4m^e han^w^kslidden. Zit) kunoen ieder J^^^
zonder eenige beperking of kosten voor verguflofaS'
irr$rl«&> fiicaefldbett^ :. doch il«! kimft gswomUUk ütflRtile
MtNÜDifge» fH» iMiiir motte «o ? nuiiKilcei}' i)€idfdltts?r*
MO stfo s4< fcé^« oioleiiaart, fiplioeiiltppert^ lïme^mfi^
pnz. Hmme tqeatatnde bevolking , en dat de npodi» d^itf
hen ecbcer io lacei^n tQd , om ook ander werk eer hand it
nemen , dac ^meer moeite of verftand vordert. . Dus zQn et
' thans tlmmerHeden , wevera. apothekert , kleermakers, fchoen*
^ makers , baekdrukkers , boekverkobpers ent. * onder de \^0'^
'-"'Oeni" Voornamelijk beminnen t^ het gotfdfmeden en hofo«>>
gfenraken. Onder het beweHeen *^M dtze edele metalen ^kan
'll|t eM4j^ hëdèég gepleegd wortfefi. §9 negen' v«o 'do den
^;Kgtsgedingeti^^ kan men reketieb ,> eeneo Aod ; lis aaokteger
- of aaageUaagdn , te vinden; Zéér zelden gebenrt bet , d«i •
,b4.dinfllal ven eenig belang, bret een J^/, idarantdegg^
; of belper , <op, 4f^ achtergrond, wofdt on&dèkt^ ZQ ^ken;^
.de (luiphoekei) van alle woningen, (*}, en t^n diu de vour«
naamfte helers door geheel Polen.
fiij het inmkken van het F)^anfehe leger In Polen , in de
^jaVen 1806 en iSria, werden de Joden gebruikt , om*de be-
'wegbiges dés'viSands te befpiédén^ 'Hebben Mef^èi^lKisn
' w^sénl^ie dUenflètt aan de BiOHuh-Poolfehe htiióeei ^tdJiiA^
eoo pleegde daarentegen , b^ddei^ i6 den aanval' Op-JdtoMf
üliet gfdotile 'gedeirïce vennid, en begnnftigde 100 aedr de
s naak 'der Mese^Hien^ dnc onder deimenigerlel oorftk^nino
^ bet .mislukken des veldtogts ook wel .het gedrag, de^.,1^0^
C*) P* A. HKiBB&o vermeldt: 1, Te Warjfchau^ ^bljlt In
"9 fchier alle Pholfche Heden , fpelen de Joden eene gtbote'en
' ^ tevenl hun teer veel voordeela aanbrengende loL Bik
' ^ dechrs eenlgüns welgefteld huis b^ft eenen Jm/ in dieosc ^
^3»..^' aUeS' bezofgti» wat de koeken behoeft. ToencSfeh.4e
^^^,trmfehe Minister TAi.i.EYnAirD %%W^rfek^ milüM^
j9 moest zQn kok, cHiVAiiiKa».zi9h ook, daas nj|f)?4/^«
^1^ kün». eoi ^ Jofd ftond weldra in n)k een^^.i>et^^^mei
^n bem« dat beiden b^ deze Onch^ftelgke yriendrctifip^\hai|n^
'1,, rekening vondeb. ^en der Geheimrchryyers des Mjnl^téffs»
''^ LAjo|«CHftRE» vroeg eens, tt (pottend ^ aan die6 ^irfs.
~'i» i^v of \k% hem alwat hti begeerde kon benorgep. -^Zén-^
- „ iet fwi/feL — ^ Ook mooije meisjes ♦*' — Zeker Imifn^
-\ deehser tiet 'et keel wel-nfe^ en m^ vrmne ü eek miei
r ^ leel^kk '^ Deze enkele tiek katakceiilbert volmaakc deze
. ^«tefifo ivnn feeifehe Jeden^
7H TEOEAMroORQMt ffOttTAMO
gcftUÉid vur «oiriaii*. De «feA» .nov^^Un|iP^.iB9ihcmi aM
ftüfllig tts' vetieMfctel«be fmwelcii c^t^a i)e,¥praMMMe
iriVftftliKppen vtn hor Mni|^reWimi4 tefer^ ZV iMeoden «ich
hienloor vsdscoftelQk bO de j{#^ ie mtken t^ dodi 4e !»•
«efM^cn» welke tQ fedefC van de tm)»mi»rQli oKNicep M*
deri^ ea vooral io leteren tyd eene U^/üs ven Keker m*
Ktli>AA« v»a April 1887» volgeee welke xH ^ «ren aJi de
OKrIicenen ^ tot. veitellike faeereadieotai vecfrfigt werta «
beeft kumeK tiver voor de AnsAe een weinig doen vertai-
WM. S(4 veiweofekeo dtea onderfesg van iMnttCawr
vloeken de beweikert vtn bevelea, een weUtt sV doorfMft.
bellekiog tne( geld sich onccrekkee knaneaw Mes wil, du
baaae cegeswooidigbeld by dcf) veldcogi tegen de Tmrken
la 1898 niet ipreintg coegebragt.h^bbe, om de onderneming te
vertragen. Qeene der telf üke pogingea i die men etngeweod
beeft en nog atnwendc , oin de Jo^en In de verfchiUende ge*
westen vin Oud f okn te bervprmen, ie toe nu eoe gelakt.
£4 blijyeu voor P^Ua eene b^zwtariyk te beelen woade.
Eepe merkwaardige nitzondering maken de CanMfchi J#«
d$»^ welke hier wonen. Het woord C^ne beteekeni Scirtft,
Pe OfTéOten bovden ^iqb mo de letter der Heillfe Scbiift»
en verw^rp^i^ ^^° Talmu4, O^ andere «^i^ii ao^men be^
kitten, en heTchuldlg^ h$n, ^ai stf Sudéucefih h^P-
pen koe^tefen. De C^rOten integendeel vecxekeren , dat ||
met de SaJduceirt niets gemeen hebben , dan dea tj^wSzer,
Zij gelooven de onfterfelQkbeid der ziel « en kennen aso dt
Engelen geene Hgcbamea toe. ZO onderfcbeiden sich dQi
voor^Qametyk door het verwerpen van alte overleveringen es
Ria&bynlbhe droomertien. Hunne feestdagen worden anderi;
berekend y dan die der overige Joden. AlieTleesch, dat Inde
Schrift niet uitdrukkelijk wordi verboden, is, volgens btarne
meening , rein, voor zoo verre het dier geene huMzlékcê of'
eenfg ander gebrek had. In de C^aftlfde eeuw vetkèerden da
CaraSfen in Spanje | doch werden op veriangen itt Rabb{o-
fche Joién verdreven. De gefchiedeaia van fokn venneldi
niets van het t^dilip, wanneer 29 in dit land kwamen. D«
eerfte vriDheden, die sQ erlangden» aifn van aio is MOi«n I.
Voor '^ €i»td!^éH Van Luck tn Folhynië^ van stefhanü»,
BATORÏ'VOor dié van Haiiez en GaUieii^ en van tASiau
JAGKLL^óiff ten jare 144»,. voor die vaa TtoHVk biêkMfu
WiTOLn^', Groothertog van ^fhauen, voercte, in- d^ den
tiende eeuw, 304 huisgezinnen uk^ de Krim naar fl"^^
Som 4ptékêik 24 <ie r^rr/^^fr/irAr ttil oadtr dkiador, WUff^:,
fóliVfilOk k witten de meestM «U deüM» aatr P^iM^ 4<)c|l.
bk il cMNDOgeiyk» den tijd bmiiier eerfte irerfa^og hiecfifiMIA,
nttttwkeurig 'te bepsleo. De BQbel, wainraii xQzipb be-
dienen, h een iiebreeiiwfche , voot Chxisceneii g«drf|k«0«/
BQbeU Utc de (lukken der f M//cAe i^btnkea blfikc» dfit^
gedorcnde eenen cJDd Tin vier eeuwen» tegen 'geeneQ dn^r
fekm jHi ecaiig Hmfronnit werd nicgtfftfokeli ; bfftgent ven
bnone . |«didieast en zedelQkheid een tlieziee gwftig deok-^
beeld noec geven*/ Tfonwein» s9 t^n niet seer uli$k, n
wonen neerettdeeli * in de znidel^ke gewesteB ven het nmh
P»/to. Hnnne kleeding is wie»
' lETt 9 OVEft HEt INVOEREtf EENEA NATIONALe ELEE*
DERDRAGT»
Door
• • . • • • • • 7'W
W* n. WA9.Nf I,K9K, BZf
Ven tjDd tot tyd vond ik, |n fommige Dag^ eü Weekbli'-'
den, 'een en ander Artikel opgenomen, biertoe becrekkeijjk ;
dan bet fcbQnt, dat óf de algemeene aandacht op dit onder,
weip , te midden van de gewi^tige gebenrtenlsfen van den
t!)'d isn bet duistere der toekomst , minder Is bepaald geWór*
dén, 'óf dat de, bier en elders, In genoemde bladêïi veN
fpreide gefchrlften te weinig bekend zJDn geworden, 01b de
meer algemeene belangftelling onzer, vooral vrouweltfke,
LaUdgenootén tot zicb te trekken. Immers, wat biervan zjtfo
moge, tot biertoe bleek bet m^ niec, dat aan de ginds en^
eldters'^geplaatfte opwekkingen, ter invoering eenèr nationale
Ueeürdragt ^ eenig geyolg is gegeven. ^' *'
Men mag er evenwel geenszins aan twijfelen ^ of Ykéivoor^
fel zelve zal by ben, tot wier kennis bet mo^e gekomen
z^o, b^val bebben gevonden; dan, zoo lan^ die bQval zich
flecbts tot . weinigen bepaalt , kan lïien voorzeker niet op
eene afgeoieene medewerking ftaatmaken, en hél U jnist
hiervan, dat bet gelukkig (lagen der onderneming gróoten-
deell afhankelijk is.
Schier ieder Volk bezat, in vroegere eenwen, eene eigene
kleederdragt. Ve JVederiandert bezaten dezelve, ntet flechts
ali Natie, maar ook fommige PróvlnciSn deé Lands omle^»
7ia# IETS , OVÜR HET l^VOARBff
^if^den 'zich oièt telden vati e71[«nder%"^<f^ih-'ieli^,^ Sèdéo
een' dage 9 de inwönérs'der Zwitferfché }ilmSm\ en^'m'óp
onzen lecfcQd, behielden No9r4»UotiMté^i% FHezem^v^.
laders de Bilinders , in meerdere of mittd<^ nitte^ de tip
<>i]dè nationale Uéederdragt. Itt de ovetf^e PrbvkicrGi «ai
dit anders gelegen. In de hoogere (landen fchtkte meo dcb^
ianVankelQk, naar de Spaanfche. en later, in ie ^ermiUM
Êeuv , naar de FranfcU kleederdragt. . AHengt weni^ de.l^;
'w^klng in alle (tanden der maatfbhappQ meiibatr, en'ï^
de dagen , die wQ beleefden , cag men dett iftierUuÊiet 1ü^
onderwerpeiFatn de Mode Wee, die van Pv^t^ fomclds bol^
van Londen t was uitgegaan. ^
Wanneer de kleedin'g van een Volk é^ git&HdheUfiH'^^'
deelig is , en niet tegen de wetten dér 1iè3étfUgur''ifi'
loopt ^ moge het vi4 onverfchiüig geacht worden, wdk'eêne
foort men kieze, en doet de naam vooniekèr'weiotg ter zi.
ke; maar wanneer het fiaaflKch navolgen 'VÉti yreemde MOdé-
wer der getendheid en der itedel^'kl^tlf* WterkelQk afbreift
dóet, dan mag men teregt afraden, die vreemde wetten Ht^
gér te gehoorzamen,' en ik - geloof, dat^dit aftiden voóiÜf
jffétiit^OudJiederlmders^ '' ''••
/ /Vbegt toch de luchtige kleeding der, onder eéné ièiü
téfé' inchtiftreek . levende , Franfcien aan de kóndere g^wti^,
ten, die wö bewonen? — De trenrige ervWng leerde Vet
tege()deel, en de dtoey\ge voorfpélllng van ervarene 'AiUlo
|s, Velaasl door eene ontzettende menigte Voorbeelden W>
waai^id geworden. Of z^n borstkwalen , teringz|élcten,gh>9te
aandoeüligkheid der zenpwen en andere ongé(!eIdhedeh.'|ie
'iii^h; vooral in den gehuwden ftaat, meer dan in vroejg^
jaren openbaarden, en het geluk, de vreugde en de "np^'
van ioo menig eene familie onder dns^ voot altöótf^^v^-
w€&ii 'hebben en nog blQveti verwoesten , nrei'gi^endïe^.
daman toe te fchrfiven, dat onze Vroi^ wen bn^t^oM
m*e^r|iniet' dé j grillige luimen der /r^M/c^/Modelfraamiti^
dan met de verftandige en welmeenende voqrfciirifïén*onw
Geneeskundigen te rade gaande « eene mapfer vaV t^feedw
hebbén aangenomen, dié, wélligt elders 'ohfchid^^iL^'.'m
onze kondere luchtftreek de gezondheid pndennQnt p'^&di^
zenden , vóór hunnen 'tyd , ten grave doet daïen ^ ' , *' .
£n wat de zedelqkheid aangaat: het mójgé knnnèb 'wati^
tQC^eftemd, dat de wet der welvcegel^héid,^'tén,i '
van de vprmen der vreemde kleederdragt,*6ver*^ïèt^^
j^ iiv «^ Ijq^p^eii ,; .oflbbooo nu ^ jdfiii , .ook^ef^^tiqtti|0|^
4e, ]}éc_^ci^ e^ ai^dcr^e l^reofcbeii oy^rj^/eef;; maar hei lun
uiff onftepd. wQ^ep,, dat^de, do9^ai|Q|li9,:WttfcHe}d^ ,en ypor^
al de gtOQUf o^bedpndigh^id dec McK)ew^(« a;io den eeovQird(
d^f .o^yadf^rlf^dfche zedeo geenszins.bevorderiyk heeft kun^o^.
siJ^St.eg .;Eeker, isjiec, dac de rust , de yrede, ja fomc|jdf he^
^élak van. menig hu^sge^jn fchipb reuk hebben geleden ^i|l'F,|
waur d^ .óicgavên, biy het Mdgef Jer,SU4Uyg^yotdcrd^ ó^
Vf ak beperkxe inkomften , voor eea groot deel ». hebben yer;*
O^ftdeqi^.eQ dat ^ieruU verkeerdheden , i^lfi^dea en waib^tr
^Üyenzjün yQortgeyiq^.i^,^die l^Qt geluk yaiv,.t]4a^^ere,p^j^
fbnen en haiggezinnen ten gronde gerigt he||»b^9> 20M;,V(
dyf^^m^i^ «oorbeeld uit de Iiyitt|ra|rejyke Ilegtii)legiqgv»»p
4fii.iwlritewlti*Öe \vür?e ^ kjinnen ftayei^t .....' :. r^z
^.Wle. kon ecJue^* -rost eeirlge^. grond ^ op ym^dering i9|i
Y§fJ>^t^iog. hope»,! (e49ct de Jtonjat ,der ïiffzïnm^-M0nfii0(k
'W*,lM5t en toeft,, ti^ i8j^;de dag.der verlojfing en \\^^
Qr^MU^g .vopr NcikrUfnd aanbrak «: werden wUv d^or .yreeo^i^
wjijekeur^^ te fpaedJg. en. te ;vi%uw.m^t yedfrof^eiff^/B^i^
Vfrbpiid^nf om ;aan het. flaken van^oitbeemicbe Modek'luJU^
' ters\te ki^nnen denken» Thans echter z^^n wij » God^l^eyA
vppr altSdi van. dit nietswaardig Voikgercbeidenr* ^P.^l
souden wQ:-* zouden onze Vrouwen eu . Doebteri; Au 0.Q(
langer ^aan d.e grillige willekeur yM^£rusfi/fy^Moie}mk\^
fter^,, die^. aU zoo vele gedienaige Prefecten «:d^ /^^fiJT^^
Modewet weten ce doen eerbiedigen , onderwprpen zjjn^«»*««.
Dat ?ö yen;?! . . ., ,;,
; 1$ dan n^c Oud^N^^rland weder gdieel yry en onafU;):
kel^k^ onder de Natiën van het ontzeuuviüd ^itf$pa^^U
zeiniandig Volk opgeueden f : Hebben onze Mappei^ en' Va;*
^m» onze .Zonep en Broeders, onze bloedverwanten en,i)[ie4^
Sqrgers niét getoond , dat Ntderlaud- n(^g dooi^a'j en 1^4 »•
azLAARa, dat bet oog nakomelingen van cjUAASfZNj^^g
h% ^uT^TKR beslc; en zou de vaan van oraiije. niet^T&e^''
^vierend ^ door de Sraten van het zoogenaamd kkin P^rijsy
2^*a omgedrai;en , indien de arml^vtige ^ £ o p o L o, 'i^ n^
Wankelen troon niet door Franfcht bajonetten had w^^.
té fchragen? . ; , . /.^
; Wat dtinkt \i i Oud-Nedertandfche ^ifysx^tü en Mta^denl
zou de Uyerei dtv c^jnsbaarheid aan Befgen en f^anfcken^
yolkeu» die ons. zoo veel fchatten, zoo veel tranen en
l^iOed gekost heben, nog langer voor n ietsaanlokkeïSks
flÜ * Art 'i «TEE Htf lAVMii^eif "
bffitifif r 'Eèttdc #9, intf ^ mii ' edëlë >^«Q^ffn|i»ii Mc
VtsDdël d^ vHjfketd ttnbredcVof waéf tf Btto, bi) becti.
fdfckëefen tfH den roemvoften fltVd-, de ptlaieri d^ öVèrwHu
éiojf cóèréikc, t! kttonen roofj^ in hec^j^vrMd Hvtt vem.
détfilfl^ haireosterf , ce Par^ dftgedtefit , én lil ^^ntsftl vir.
ftfrdigd, door himdén^ dié nog ró<yken vtii het éUél bloed
•tfitèir gewótrfé éff veniioorde krQg^iedéttt <*> 2dddc^,
Oud-Niderlandfihe Vtifniftiï én Mtagden !.••.• rifttf neetf,
élke vna^ it ééoe nieuwe beleedigfdg» en ïk mg vw f^
TObl Voor bec Vtderltnd niet k^retfèn, ,en nwè yan war.
fcbti^ vadlfirlandülfefde gfodjende httteti mee geétie fj)Ot-
fïageo grieten !
* Veel tfeyi# -vereer Ik twé grboct «^ èn fai föArtétfUt op2}^
een welligc ce verre gedrevene'^ zédijfbetd , wnnnedrMcr
tiwer bnlverc otn ^n eerften flap ce wagen. De rxtmit
Mödeiretren vyn ook ihlenga en ^ato cffd iK>t t0d higédröti*
gèn, en ^^ vMagt'mQ: Zalr inen étn fnt* aiki op uikaêl
Witlèê'^ ierakêertnf — Eene poging hiéitoè tca^ m?» tt*
ftèlort ; dnÖ<^neracIg' en onnttvoe/iyk zijn ; én ar ware dfc zoo
niet, dad gewis', tol de Vnirgiszinnèh^ kolTceti veroorztiren,
die , ahbani in de^ dagen , bebooreif venüijd ce il'ord'eh. De
vreemde kleederdragt la van lieverlede Ingevoerd ; ürtiroto
tod n^y tM aantien def nationile kleedlf, niet op ittt\{*
d<!; onte€ffkbare eti tevena fpaartaoie, wi}ze té' werk |aifif
Ciöor, gédnrende eenigë maanden « ce behondbn , wit tnen
reedü ' heeft , \i' er reeds veel gewonnen ;' immers vemderen
de vreemde Modewetten fcbier met den dag , etf 'iHzoo ver-
rfgt men reeda veel^ door inderdétd ^etz téverrigteo/
' Door dézen IHHhind wordt tevens de gelegenheid geb^rei) ,
0^9 'onmerkbaar, aan ónze kleederdragc , waty^en/^
betreft ,' die leiding cè geyéh , ^elke riiec ori's d^odomflieHlk
kliinMac meeèt oVérèenkoidc , en door heczelve, In oflderfcbel'
ding van andere landfireken, dringend ge^ordetd* wordt', eer
Vèveltiglng van den dierbiretr fchae der gez'ondbéid; én<!ft
hléfbO cevétia voor dè zedélifVbeid zal worden zorge getlit-
gen/ die Öehodflf, bfl ecbc vaderiandfche Maagden en Vnw-
Wen', wél niet' liangéroerd té wdrden.
Naar m^ne wQze van zien, en de* bekende zedigheid ffll}-
ner vronwefilké Landgenpotiètit ÜterbQ fir aiinmérking nemende,
(^) Deze oDczeicende vfug ware door eene daMzitinr'M^
NlKMt'ile 'c^ög^Küttdii 'êePfiér^ m è^'>lwfliie;i,«f9^
MikinÉle» kle«defdragc ttifider.^lft''.h«c doenim td hec,jtti^4^
getogen M zQo. SHIftani -H boe wpiidérQ»ealEfg teCMiok
fektfjiétt moge» «o toch ii#Érreeiie.iitttondedog-ixitk^d^«9i
een* tlgeaeeil tekènëeo (egeI--TJf y^tritfr/jisaisgyinhecof^ilic
«^xeggéa der giehootrzatmkeid ft^l»J^^ijfilfcA*^F^4U^>&rilft4fin^
Vooreen^ if dit reeds genoeg^ en .venoorz«akc«iiiesiftnd.eei^ge
koit^A«; ik beCfcb0uw heiy neveitf anderea^. exen wiel tli. wen-
fchelQk^ dit, gedurende diep.\ililfttod« ita «ene. Of endere
fiMlé^ke ftad ia OuJUJ$edirhnd^ Jmftérd^ b, .^«, x^qh
eeae Teieeniging Torme van aaneienl^e ^téawtA*'Wi>Wk^
jes '^ alec om als weu en. coongeefftefi op. ifcirédeo:, joajur
«IMen *oa xckeie €9npérifheid io.de kleedidg ile doèn.^nd^
^pen« llkxdoor zou tevens-, Haar.mQn gevoelen ^ |et vookw
■éuï geboren iirocden» dat Aet onderfcheid détïiiamkn.^ é9k
in de., kkedhtgr meer dan.toji biertoe. zigtbair 'Jereid. . lm»
mem» zonder trotsch. te zyn.« moet inqn 99nen b:!! val o^
•zeggen' aail die manier van kleéding en oplbhik,.die Aaiis
USkans ia..isi£f kiasfen. en rangen der maatfcbappQ^is^doeic-
gedrangen» en waardoor ichier alle onderfcbeidittg..4Ósüciien
Handen en (landen, ais een gevcfig der Fr^nfchtCêüftkeUÊ^
,/Mr, M weggenomen. :;^.j.
. Ten beboeve der Modemaakftera zovt men ,.niec elke «eelt
-of maand ^ m^ax eenmaal in het jaar, een driefaè zoogênkeiil-
lie Modeplaecjes kvnnen doen vervaardigen, voor de: kle^ii^
by den winter, zomer en voor<* en najaar, aan.;ons:.k4lai44t
meesc vo^nde; het aab wufte Ftamfshen ert Srakaüdm
overlatende, zich elke week in een nienw naaeQgèwaad ee
Heiteny en de koeten, hierdoor veroorzaakt, ten.nadeete vtn
jinttigei' behoeften , te beftr^iden.
Ik heb aan mijne vrouwei^ke Landgenooten myne denk^
beelden, met Hoüandfehe rondborftigheid ^ medegedeeld ^;ai
z^l het jdüQ gaarne geCroosten ,. wanneer , kier.xiff. daar^ mtJAe
bemoeging met een* fpotachtigen glimlach of fch^Midesop^^
Ung iM}egead. mogt wordenv £ik 'befaottde zqne of harctwUze
nn befchonwenf jnaar geébe . fpóttemü ktn ooit de kradit
bezitten,, om m^ m^jne rcigcmatige. fierheid op/denvnaate. vaii
HfUmuhr jSt, ootdemen» Daarenbotetf verklaar ik m^ bereid ,
om».winneer .vró\rwei9ke kieaebVeid, beièf van het useiw
'fehel^e der zaak^ en de b^reidvaardigheid, om daartoe ce
JiiUeit aeedevseriien , aeneiei: mogt, zfeh , alchinr voauterst,
op den voorgrond te ptaatfen^ die Jdeachheid tfi gemoce m
hifyn. Jttl. wi^dea gavordtrd.. Terwgt 'o^^ ittdin «i|ae
itfqikbt^ldqx .geen* bljvtl . rnofun vinden, eo men ^i^vc
^nif^^lf.pf ongeptft moge keoreo » qQ ^^ zelfvoldoening itl
^v«dg bMiven^ ook hier» bec goede gewild te hebbeo«
Maar zQn dpn ié voo^|edngene deiftbeelden alleeo de
mj^n^i?, ::Neen , vpoixekerlllc zeide hei bèreidi, bf .den
^eanvAOg vjui die gefchrljf , es onde^ficbeidéne Dtg^-eo^Week-
i:il«dea huascn het geinlgen;, ook tod^n, en, g^eQk s^.
:Uy o^móek^bleken it, onder^ dezen amiiehiyké Vr9mÜB
#R(4tavAr^' iroesceren gelQkfoorcige begrippen en wralbhear;
:mMr ^otrtieitoe. weiden .^onwei^ke zedigheid en Jkhroon-
^tAiUge klbscbhi^id wederhoodén^ ziob ander* dan vu aebttr
4fa fln4^ dea geheims te doen hooren, en iücaafthen Sl{ftc
«liei tor hiertoe bij ledeoeringen , die^ door geene daadzaiói
aehtertrtigd -.«ordende^ gevóegeiyk iannen veigdekenvÉcdvi
bV graankömtzt «peenefieenrocs geftrooid*.
. Ik vereer de^ zedigheid in m^ne vronwdQke Landg^
e>0OlfiU all een der grondtrekken van het ÓnJÜNetkrlMmitsk
V0lfcek«iaktevYvWtaidoor het zich voordeelig , boven ttmfcht
.^afth^ en op|>ierviakkighei4> onderfcheidi.i dan — m^
vergunne mU deze opmerking — oudvaderlandfiehè zedigheid
.faftboofijnlauner in zwakheid te ontaarden « en ons karakter
besit te véél veerkracht » dan dat bet zich, gedwee en. laf*
Apanif ^ naar den wil van vreemden zou knnnen voegen ^
.plooien». Jn .foounige huisgezinnen mogen Fréufthè Bmia
«L.GMPM'iwtfitfa hiertoe pogingen hebben aangeiy^t cnnlec
oij^tokkig gfrflafgd z^n , om het nationaal eergevod^ vt ver»
jtfeügen; maar dit z^n noodlottige uitzonderingen op eéi^
tlgemeen doorgaanden regel, en, den Hemd z9 dankt vcjie
M meeawi onzer vaderlandfcbe Vrouwen en Mdajea betbèa
«flg de rampzalige kunat niet geleerd, om de uldptank iian
ligiaionice FlrMfaiféSf ala wve dezdve orakeltnü, tt fik
hoocft»men>
Mmt de uiterften mken zich. JF^MfiA^ mtefdtémaidMléaH
Jiaee Omn evenzeer In ie KaUwêtip^ iêr Ehrtn^ iü ta de
i^#MMr d$r MoJkhrêomfttn gelden^ met bec getagt iet de
^Mgenaamde QnoU Né^U gaarne aan geheftl Mttnfm zot
4illlen opdringen, en — fhémrlméfshê udl^i hond» ziek,
welUgt ». al te befcbdden terug , ook dé|r» waar zft neien*
JÜk nut zoo kunnen (Uchicen. Dit behoort anden. loaroidettt
Men moet, aan den eeoew kaat,.oene tiotfiebe naMwt^ing,
die geen* andmn grond dtn in 'dè;'ic«iteheld Irtit «fidilk^A
vindc , het hóoFd bieden , en anderzijds den moed' bezltten^^*
pntf hankelgk en VrQ tt denken én ^ te handelen , eto gëëdè
Oud^Neiertandfche Vronw of Maagd behoort, in dé ïteilkè
van eenig kleedingftulr , te vragen t,; wat men dVarvtii Hi
Parifs oï Brusfel ÜLzipi^etk ialï''
'Dan» genoeg. Ik heb m^ne denkbeelden onitrent hei! %nel
wnste onderwerp» onbewimpeld, aan mQne vitmwe!9kfc
Landgenooten voorgedragen» en haar daarenboven , wanneer
dit gevorderd mogt worden | van mVtie bereidwflflgfaeld v^r*-
zekerd» om,| tpt verwezenlQklng van een lofWaatdlg doeT,
naar vermogen ce willen medeweiken. Dat die medewerking
'nimmer de zaakzelye\ maar eenigiyk derzelver eer /ie invot-
ring en daarfèWng kan betreffen, behoeft wel geen hetmih-
fte betoog» aangezien m^ne bedoeling niet verder (trekt,
dan om» waar het noodig zijn mogt, de kleachheid dier te6«
dere kunne te hnlp te komen , waar dexe zich minder open-
IQk en op den voorgrond zou wenfèhen. te vertoonen. leti
meerder wachte men van m^j niet » daar ik geenszins ten oog-
merk zoo knnnen hebben » myne welmeenende en geheel bé«
l'langelooze poging» ten aanzien van mQnen perfoon » in de
' oogen des pnbliek^ , teregt» belagchelQk te maken»'
Ik vleye my echter» dat geene te groote fbhroomvaüfgbeld
mQne hnlpbetóoning noodzakel^k zal maken, vaderlaadfeKe
' Vrouwen en Meisjes I Of hebt g9'u niet» in de laatüafkott-
mervolle , maar In zoo menig opzigt roémrQke dagen » ttwer
afkomst waardig getoond, en van uwe vaderlandsUeflle ovét-
« ylpedige blyken, ook In het openbaar, aan den dag getegd ?
. En jvat zou. u terughouden» om » 'met die zedigheid, welke
^ n ipo j^eer ten fieraad yerftrekt» maar ook met die'vastbera-
'. denheid, welke door geené wezenlijke of fchQnbare bezwaren
wordt afgefchrikt, voor altoot de dienstbaarheid aan vreemAs
'lingen, die u» hdaul te lang en té onregt vernederde, ép
^.^te xeggen? Maar'wcUigt vreest g^) de i^ottem^ van eenige
^weinigen, die» geheel afhankelQk vap den wil vait iMéren,
?J>9 (ebrek aan wezeniyke bezigheid» zich onderling. te uwen
Itoste zullen vermaken? Dit zQ zoo: maar iveet dan ook
" ^óvens, <|at de zoodanigen, indien gtj Hechts» mètéea* 1>e*
* daiirden en rusttgen tred» vóórgaat» welligt uwe eérflé vol.
, gelingen zullen wezen. De meesten , veirêwég de meesten
uwer zusters, bic^r en elders» zulten zich met bl^dfiAapen
* zelfgevoel aan uwe Zijde ftbaren , en -* keeren -eenmaal ,
MENOELW. 1831. NO. I5. D d d
7SS IBTI» OVER BET INVOEREN EBNBR NATIONALE KLEEDERDRACT.
God ;eve die Q>oe<ligf alle ooze dapperen^ en onder deza
o we Minnen en Vaders, Zonen en Broédèrip tot bunoê
etgene ItEardfteden terug --* dan znllen gewis duizenden oo«
der n de Helden van Hasfelt en Leuven veel liever ze^pn-
lend welkom groeten in eene vad^Iattdrchè kleeding è k
van Spèjkf dan in dte van 'den onttroonden en door zijne
eigene onderdanen verjfiagden Charles dix eo •- z$neG/.
raffksttt
AmfêréUm^ % Nov, 1831,
E,
l&Tt, OVER HET tCHAARSPEU
ir Is, onder de fpelen» die van de G/Mten cifimeim
lot ons gekomen en nog In zwang ai^n^ geen fpel^betvelk
minder verbasterd, en, door alle Keu wen heen, «e^ ga-
eifiU is geworden , dan het SehaakfpeU Wi^iVBi^r wü de itfi'
iqermn^en van THOiiAa jdrhpsterus Ofi bet Vde boek
iei,,R»meinfche Oudkeden van rosinus nagaan , znliet «9
\Av eene menigte plaatfen , zoo wel ntt Grièkfche als Rdl-
meinff^ie SchrQ vers getrokken , de hooge iswarde kanoen ep^
maken K waarin hét bQ deze Volken ilond. Oolcbiybitfit
«il (ene plaau, door denzelfden Geleerde aangehaald, uit
een w^k}e van hibron.ymus vidas van Cremmt.^
titeld Scacehia ktduSt ^^ nit een gedichtje, Qpoemaik^Mi
Pifonemi) door fommigen aan ovinius, door andeftb «tt
i»vCA.9ua toegefchreven , dat dit fpel vioeriieén even 'tli
thans gefpeeld werd; met uitzondering^ éto: ét Baubuui
die de Koningen weinig In eere hielden , die ftnkken b^p^
mt^es i|oemden;.terwVi de (tof, waarvan «9 vervsénigtf
werden « meestal uit glas, wu of edelgefteente faefloB&
Griekfi^he en Romeinlbhe Veldheeren ottakten^ in ieMp
oo^^likkeDy om zich ia de knnst van oorlofes te'oefeaeoi
van,, dit ^1 gebruik. WV^geeren en Diclttera rpemdénbei;
als eene onfchadel^'ke en vorfteiyke iiltfpaimii«;. (O
Dit bri de Grieken zoo wei , als b)] de RmèineB , ico be-
roec^de . (pel Is van zoo hoogen onderdom , éHt men des^
oorfpcong alleen glifi»^ niet bewiijzen ksui. EstSjóttf^*
weest, die ca il o» een da zeven WQzen van Gne^^
O L. SBNECA, de hreyit, vitae ^ Cap* \^ JetrmV^
aaimif Cap. 14.
■ / V. Ui rr'
»TS, OVBR HET SCBAAKSP£L. 733
' .' • . . : ' "^ K^-'
iétnd:, — - anderet), die Koniog pTaaHus,'ATTA(.ui».Ivo-
ning van Pergamus ^ of wel een kr)jgekoecbt ui(. de.,(^gedp
van x£RX«a^, voor den uitvinder van dU fpel gebgujon
hebben. Mee meer gronds boude men er palaiisds;^ ^pf^.i
en de oude Grlekfcbe Dichters^ zoo alf aoPiiocL.Ea.Y oor*
deelen» dac hQ die fpel, gedurende het beleg der ÜAd^rojff
COC t^dkorting' en vermaak zijner krygsknecbcen » uifgedi^cbc
hebbc. O
In een handfchrift ulcnde XVde Eeuw» door HVTl>tco«
F BR, in z^'ne aanceekeningen op mblis ^ tok e, onder
deil'Bium VM Schaecfpel ^ aangehaald, ftaati „ PUhmeiar^
^ wiaeete dat Schdecfpil in de ftadt, van £abjlanien^ endt
„ dat Tafelbort nader formen dei fehaeci yoirtz!^ en dac t(r|l
langen ^d vMr dat Troje belegeid werd. ' ' -
De meeaten oordeelen , . dar dit fpel noodwendig Van'dè
AtMeren of Ptrz^n moec ontleend zyn, wtll zulks ioi yk
^% fikaak bHfl;t,al8 afi^omdtg van Schacht Koning; zc^'t
(bbaakfpel elgtfttU^k Koningsfpel in oihse taal zon zQn.^étt de
:i>retkw9aM t fit/ièak ' de Hening} niet kan getiezigd Wèrcf^.
-Indien wQ' nu ook aannemen, dat iHat ^(90^1>eteekeiic,J1rjii^
•0^ wU fihseh ntat (wij zeggen fikaak tnait de' PtM0Si
iêehie mat, de Engelfcken check maté) diis overzeicëns i^
Kêniag is doifd. Welligt beteekent mat vermoeid (fitij^
ms, dtfesfgtf abfeitfui) en fciaak rorf; yftnÓMt j^JKaken^
eaujkhakem^ enttooren. VergelQk t£n katb's AaHieidOikf
iHe D*bl. 6f%. ■
Waren de Worptafelen en Qaaak*, é. I. Tiktak- of.Vér-
keeriyorden , ket kaacfen, kegelen, kfosfen, dobbelen en^ai^'^
een b1] onze^oorondera geacht, niet minder hét fcEakéh ,
\ getn zelfs y zege yah w 9N In zj|fne Hist. Ayemdff. Ilde-D.'
HL 104., een gedtelee der opvoeding plagc nic ce tnakelh' W9
TciftaÉu meestal:, oader den naam van Schaakspel,' het^lMMlS
de^Mkken^ «OKe^vterondefa niecs ty noeaden het SêSS^l
d* ftnkkMi en hee bert oTdofiake de tafel of'héi^^oM;
waarop méö if«ld».. '• /^ "oo t'r
Reeds hl. :veffditlleBde baadfohriften , nie liei laskfflé^^^e*.
ttehe der Xlittê Eeuw,, woedt, van die fpel ^fpIfdiMi
z« mis. in bei hattdibhfift, geeiMld mOewfint foK div ai«^
(*) Ook Mr« w. BILDERD9K is van die gevoelen, Verg.
B^itenleyen ^ \A. i^.
D d d 2
7H i«Ti
"„ Eer dat Wmlewetn /bun ca$reei •
J9 Ruumde , hadü hem al geheel
9 V Scaeef§el ghegeveni dat was fa diere ,
» En dat bert:*
en elders: '
^ Inne (ik De, ik e») fie wech. ne recht ao erêmme^
n Daer ie den feake vülgen maeh.V (*}
Men vindt ook bil| KitiAAN ieu over die fpel, op de
woorden: fchaeeke^ fehaeckfpeUfpelen ^ fehaeekffel^ fihaecU
berdm En winschootjin geeft in zynen Seeman^ op bet
woofd fehaken^ de verfchillende beteeken!(fen o^^ wauio
heaelve voorkomu Voonü vei^gelijke men tenkateiA^.
Voigess Tommige wetten , omtrent liet jaar 940 opgelleld ,
moetc de Waililbhe Koning aan z^'nen Bard^ of Hofidichter,
wanneer hy met zQn ambt bekleed werd» eene harp otfchaat-
herd% ^n de Koningin een* .^nden ring geven \ ook mogt hj}
deze harp of dit fchaakbord nimmer weggeven (f). Toen
Koning a&tuur in a^fn hof te Cartiee XV) ^^^ ^^^
Heeren aan taftl zat , kwam' er onverfaoeda door bet venfter
eén zeer kostelijk fehaakfpel-hard van elpenbeen met goud;
silver en edelgefteente^^fpoedig echter verdween het» en
de Koning wekte zQne Ridders op, ojn hec achterna te
i«dcn. CSJ
Onze vooronders» en vooral onze Stadhouders» fchgnen»
met andere beroemde Vorften , bijzonder dit konlnkiyk (pel
bemind te hebben. Ik zal dit met een enkel voorbeeld trach-
ten te bevestigen.
Hooft meldt ons in ^*ne Ned. Cefch. bU 35, en va m
MBTBRnN; b. L bL 203 zQoer Historie van de Oorlogen
(•) Verg. b; hutdecofsr op stoke, Ilde D. bl.sns
en 345.
(t) P» WARTON, over den oorfprong der Romans in Bsr-
ropa^ in liet Taal^^ dieht» en letterk. KoHrttt van o. bren-
DER k BRANDIS^ D. ITI. bl. t6. -
(4) Cariice in Northmherkmd ^ de voomaamde hoiplaats
van Koning arthur en van zfine Ridders van de Ta-
felronde,
CS) Uit Wakwé^ Vergel. Tmede Proeve van Oudheid:,
Taaien Dichtk.. bUXl.
0?ER HET SCHAAKSPeU ^«5
:en GéfeUedmisfen der Nederianderen^ dtc wii^lsm os I
9ei d«sn Gfulf VAN bgmoii d aaiihec fchaakfpelzftC^ toen
een atozieDiyk. Spatnsch hoveling^ hem vroeg, of iQ tQd om
ie fi>elen hadden , en niec meer daehcen aait het verzoek»
fduiftt (betreffende hec Spaanfcbe bijgf volk) hetwelk zQ
overgegeven hadden? 7Ji hielden die vraag voor boert^^en
fpeelden hec fpel gerusteliyk nit.
Wagenaar Mgc van Prins mavrits, {Fad. Mtt.
D« X. bl. 503) dac het Schaakfpeheene zQner geliefkopsdfie
uicfpanningen was , waarmede hQ zich, vooral gedurende hec
Beftand, dikwerf vermaakte. Van w^n zegt, (\n de JBy»
yoe^. tii Aanm. op wagen. Fad.^ist. D. X* bh Xf») dac
PHILIPS WILLEM zljn treorig verbliif in Spanje door het
Schsakfpel lenigde.
Toen KAREL V, in ?c jaar 1547, johannes fredb»
RIK dm Groomotdigen zijn doodvonnis üec voorlezen» ter-
wqi hy met den Hertog 'van lunenburg A:haakce;
' zeide de Keurvorst, na bedaard de lezing aangehoord te
hebben, tot den Hertog: ^ Nn, fpeel voort r (Sc h rock ^
yfftr. Gefck. iride D. bh 578.)
KaRel de. XII, Koning y/ÈXi Zweden^ was een b$zoider
liefhebber van dit fyt\. Hij verloor echter btjna alt^d , de«
wijl hy in zfln fpelen zich te veel van den Koning bediende^
Toen hiji te Bender zijn. hoif. hetwelk belegerd zonde wor^
den , wel verfterkt had , ging hy bedaard met ztjnen gunfte-»
ling GROTHUSEN zltcen , fchaken. (Volt aikz, Wueire
de CHARLES XII. pag. 237, 305O
Volt AI RE zelf fpeelde dikwijls op het fchagkboid , in-
zonderheid met den' £x-Jeznit adams, die het opzigc over
z^ne bezittingen had. (}. j« BjoRNSTiHC^s Reizen lOe
D. bl. 167.)
Ook FKEDt^iiK de Groote fchaakce van tlUd tot tyd| maar
kaarten nam hQ nimmer in handen. (Historijche Bef^kr^'ving
van FREDERiK den Grooten^ Ide D. bl. <{aO
Men verhaalt ook, dat ka rel de IX bijzonder dit fpel
beminde, en zich, vóór het aanbreken van den bekenden
Bartholomeus'n^c\it van 1572, met den Graaf frans van
^ARociiBVAUCAULD met fchaken vermaakte.
jACoBys I« Koning^ vzn Engeland ^ wilde volfirekc niec,
dat zijn zoon zich mee dit fpel onledig zonde houden, wyi
deze er zich zoo aan overgaf, dat hQ zijne overige bezig*
heden verzuimde.
7itf* m$f OVER IET SCHAAKSPEL.
Get4k .door tllr Baweii teea, te 4U tpiA Mteeo dci
fSilltriiootdfteipslestr Zoc^-weft de Borger. id#d«.¥ont M(«i
rdöm.in^ mot een goed ^ bedieirsn ftfetfkfir fdiotideQ it
wofdtti* ^ Prui ïs ^ befchr^jving vaii.dlr ilH»l» owdw
dsti ^beipeadeii BtLS£A09Ky bL i$ yukiZ^^Bifife^kiH»^
„ W verder» ftatig, fiU» in aandAchc opgetogen»
„i. Geleidt een ernflig paar, aan *c mjjmrend .1^ ye^cht,
^ Qai Palamedea *c eersc op 'c Trooifche ftraod bedacht,
^ Op't bonte mkeveld ziin zwarte en witt^ benden .
,^ Ten, oorlog zonder bloed» met kunst» ea ge^^irfik weodeo*
.<fp I«ang houdt derfirijdren macbt elkaér Jn evenwicht:
.,,^ In *£eind verfcbUnt nogthands *t noo^lptii^ydigewncfatt '
^fj^ *s overwinnaars ftesi roeper, juichende. in den zegen,
,^ *t Verplettrend fc^aak pi maf aan d*0Y^r^pnneq cegen*?;.
' ' * G. D.7«' SCBOtBL.
'• t *' ' ' ' •
1. ,; ' . ; , • . . • < ., ..',",.
{{.^U^P. AAN S£M* JONQB^ VaUND» OyKR E^Nf PiUAATS»
< yrCNpAKOHENDB IN DE EEC&NSU OER Inftitiitfo Or4^Sorfi
Saai VAH'PROP. van iiE«6EU (*J| *
D.
racht ik het niét, mijn lieve Chr., dat deRecenCeder/jS-
flUutfo van' Prof. van hengel in de Letteroefeningen üwe
attentie zou wekken? Ook ik heb dat welbewerkte Ihik met
belangfielling en veelzins met genoegen gelezen , hoewel il[
moét beketiDen, dat de praktifche Èvangellebedieniog den
lüst Voor het zuiver theoretirche van ons vak bq mij een.
weinig heeft verkoeld ; maar ik kan mQ toch nog levendig
vër))eelden , hoe groot die belangdeillng bU u jnöet. wezen ,
die ^''in ' den tyd van uwe voorbereiding tot het predikambt,
met üwe vurige ziel alles aangrijpt en omvat» wat n tot da(
heerlijk doel kan opleiden. Ik verheug mü over dien war»
men IJver. Dezelve moge aan uwe " ftudien nu nog eenige
onvastlieid geven, en u wel eens den fchyn voor het w^en
der ztfak doen omhelzen t bewaar, wat ik u bidden mag,
dien ^jver, als. eene dierbare gave Gods , en zorg, dac cfc
koude adem der wereld daarin niet blaze ; h^ zal zich op
den duur van zelf met de noodige kalmte vere^nigeo, eo
O Zie Fad. Letteroef. iBgi. No. XII. W. S»8, 5sp-
BRli». 7^7.
aMtn 'gelMl ttw vi^«2eti es wêrkwals eeoe hODgeve luiiAc
#«ldftdigiido«rdttiigoD.: Vtn dvxea t|?er 4bf»gc ook im kaïae
Mef >te< dMdeitlkfto MQkeD. Hoe ^oiigi U uw tooo »< aalA .
iMir hec Ueliiigliedat» gtldt, die uwe coefcDmlUge beileiN
ming :bemAni ; :hcie loopt g^. ook.dftgréiDmet die geüieeler
Recenfie weg, die ti , gelQk gQ veitlcirc, «U «ie ée ciflt
gefcbreireii if ; hoe fchViit de fleller van desehre u meer dtn
Iemand jukte denkbeelden te beziccen over de vorming van
den Ksnfelredentar 9 }t de man ce z^n, die toe dat gewlgfig
werlc btf nicnemendlield bevoegd' en gefchikt is; en hoé moei-
}el^ 4cntic gt}^ liW leedwezen veH)efgen, dat uwe vrienden
bet niet in allen deefe met n eens zQn, zoodac bet u eveo
min ge^ake Is, den fcherpzlnrilgen R^* als den gemoeée*
liflBen M*^ tor uw gevoelen over te balen« Ik héb mQ
met Tiwe teekenfng van het verfchll tnsfcfaen u . en dezen -e»
genen uwer vdenden regt ' vermaakt , en m4 lo^c g^^^
bQ uwe gefprekken daarover In uw kransje verplaatst; want,
geloof mti, al dat dispntéren kan geen kwaad; neen, het
doet goed; hec brengt wrijving en werking> voort, gel^k gQ
uit eigene ondervinding weet, vooral wanneer het ondbr
zulke' hopfche jongelieden gefcfaledtj maar het zon. mQ tóch
fp^ten , zoo g9 «ioor Ingenomenbeld met de bovengenoemde.
Recenfie u liet' bewegen , öm eenigiins van den w^ af te
wQken, dien gy. tot hiertoe, onder het. vocrtreffemk getelde
van uwe Leenneesters , zoo gelukkig betieedt, en vooral
zoo g^ eene oefening liet varen, die, mQns aehtens, door
Prof. VANHKNGEL QnfHu pag. 063 fqO teregt worde aan*
^prezen, t. w. het makêu van freekfchffin. GiQ vraagt
ibQ naar mQn oordeel over het gevoelen van den Recenfbns
aangaande dit punt. Ja — ik weet waarl^k niet, of gQ er
veel tan hebben zult, daar gQ in de gelegenheM zQt, ;Qm
meer. bevoegde regters .daarover ce raadplegen; doch ik ben
daarom niet ongenegen, aan uw verlangen ce voldoen, biiu
gQ aan het nAyoIgende geene meerdere waarde hechc, dan
aan het b^zonder oordeel van iemand, dié het welnigje theo»
irie, dat h) zonder aanleiding, (want die heb ik nooit ge-
h'ad^ maar door eigene ^ oefening zich van het vak der pr&»
dikkunde verworven heeft, door eenige ondervinding heeft
beproefd, en dasrdoor voor zichzelven althans tot zekere
vaste refnltaten gekomen is«
Maar gi] moet niet boos worden, lieve Chn; want ik moet
al dadeltik b^innen met o tegen te fpreken, ja u ce zeg.
j
\
7t8 »A1CF.
«e», dit rt, door «we logOMMaiMd set itte Rcccofie» ti
uwen fvtr de meeotaf wa den Adier ste eeas ci^.feK
hAc Een fnti begtat oitgV tcRes^éodi ikhoopvtt
cooaeo, dtt Iwc watr.it. De Ree/ keure
rckecfefl Qiet wlAnkceiVk tf, gtl«c sf n
zoo ft wél sie, dtB TkKlt h« bec «lltea seqr cwUftHrhfjf,
dit dêê oeftnihg too ?«el cot de vondDg irta drs
deiitir Mott^ tit Prar. tan 8bicoe& oonktlc,
Vi éewüre niec soo tak mecnc te iMetea «Ébetetau tf
leiBilbliett dexe adadeie prQffeUioif op kei fcfcetlHiyMhi»
vobr de opteidllig ma joogeliedeti coc de Eyt«geMu|ni.dirltg.
bewndecHk ctf» die it lect » wtclk niec xov dwrea faeve^
rek* Doch Ittc om eent xfeOt. wtc de Recw tegea des aid
nÊ Pmf# VAU BBNOBL ttBvoeit. Hg. ooenc^ .jt, ces
vooideel op» wtc mm er door veikfOfea kta, hecl«teft
düfênétem ; inttc die Toovdeel fekïjfle 14 «9 oie soo gcÉkig
(e tchieir, - en ket vedUQgeii dttifia luncikeio no cwQfek^
tchtig voor» dtc hQ h^c ntkett Tin fehecTen ooi dieiedoi-
oiet meene ce moeceD ttobereles» Nd, die. 29 eest zoo;
mnr geeft dit jb het rege, om aee soo leei hevigheU i^ges
ket leglidi dispondien op zidBelf tiie ee vtren^ en bet ee»
dor ca sktloot werie ce noemeo ^ wtc den geetc btsgnc «iQiB
werUns betemmert, de veibeildinf in bue viogc breidelc^
hec gevoel 'veiffikc» en ik weeë tl niec wtc voer jti
ttnrege? Wttram Recv tin bet logisch di^Ksnéien zolk
oodergefiddkce ptatei joodet de vereitchcen coe bec fteUen nn
eene goede preek eoekene, hierover verklttrt bü ziek etges»
Hik niee$ doch .ik zon uie z^n flilzwSgen geentzint darven
opmtken^ dte een mtn» die tnden zulke gezonde dankbed*
den omtrent de predikknode eoone ee bezitten, iett
zon ffliatchceny wtc niec tlleeo door oudere ea
Hjdekundigen tit onmitbtir woide ttofeprenen,
in de gebeele menrcheiyke oteuar gepond itt'— * de gerop
gekle en mee de weteen vtn out denkvemogen ovareeako»
ftige onewikkeUng vin de eene of endeie wtadieki, wttr*
door dezelve vin lieverlede voor den geeie vtn den toehoor*
der opiijie» en hem tot overeoigiog dringt. Doch de nood*
Ztkeiykheid vin logifche diipofitie in ieder opOel, vooctl la
eene preek, die eene rede ii, en dttrom eeohdd vordctft
if zoo duidelQk, dat ik mij vtn alle moeite onefltgen lebiB,
om dezelve nider tin ee dringen; jt ik meen u te moeten
wtirTchuweOt om in uwe zucht tot eene vrtfe werking vtn
uwoa gecii, entot ket voigM vtnde^i^ittwer.vfrbatldMW)^,
diw^te ver tr gaia. ÜM^f. nUi» «Qiiii.KriMd » 4ie iMgh^if^^.
ti^heU. la b^ foÉtüMnn ynnnmta nnH^ oicmurtükenpriH
fdViL, linff 2(r wofldi goYinliik » tif. «th «ich imm <949nm*
i«gQl^yedi«veB.wttQC« en. op zichxelyejo^pt tekwiiie«ft9«9^
Qfl JMM0E tü' op die twtjte ^oocfcho dcHdcbeeUviitliocigklio;»
fcaode cessen en mmaMge . f^Uifg» voonim4gea;L bfM.
mogfi u /gehtkken^ mfieiulo loooeeUin %t CcUWefoni iMcMI
Bte c|^ te «cfkitt^' foodtCide ^raoie fiAaer n mecWgnoifn
èeAag ainAnrts jnaac de wtre wtlfpiekcedheU r>^ eUl^ d»
HBrouscn. vseadmi meosch omvit^.ii mee Mikt ^^pAeUeq^^
wimen oide ea geref^eide gang aetaiiilttk moeten MAm^
ttev nitt voidtas^ ea de bemxdeiteg va» Cbif^kd keib
Rt» CD ; Godavrocfat b^ rede^ke weaeoa dnldt niet, dai^mmit
wUfekftur^ afitVke vav de eexfte reieiicbten iaeeiie.ottto«^
welke. Bitt de kImsCt afge£bheideo mn, maar e^ yaagywuR
wm ile nacmir» aaiMr^ic, en die door eeaa lagifehe.4i«Q6cie«
nip» eeoe. pnek veomld.^wenleo* ^rii >
(ik weet nlec, of ik:n door het gesegde overmigdali^:
dsc bet Joglaeli dii|»oiiéreit, aoci hec üetten vta gdede^fgieheBt.
oieti alleea tiiudg, mearomfeiabaar iaj. doeti-aljft dk'^lg^i't
loka, xoo sbU gtf ugiiiu meerden Bjbo. bl^w»bwmm^
dal iiec meken van ibhetfen een onvoldoend middel ir^uomr
aaa .jongelieden dit vooideel te verfebefen* Bat ftaat 4iiide-,
I|k in uwen brief « en wei met 200 veel. venekerdheld» dal,
ik (mwiHékeoiig ket koofd daaiever. heb geföhnd »• en a^iiiei
alleen moet tegenfatilen » maar by m^ne tegenfpieafc een em»:
flig wooad van. waaifchuwtttg moec voegen. J&^ i4 hebt,
geUJc, wanneer een Profesfbr op eene 200 oaooideelknadigt
w92e te wedi gaat, ali gij voorftelt, waaibq het enkel. aeft«»
komt op het maken van elndelooio af« en onderaCleeUn^!
gtff, zoodat het-Giiekich en betüebreemvfcb a^habetJBdo^j
ten woidett te baat genomen; op bet ontw^ekelen eok médea
ontwikkelen der denkbeelden, even aliof deze, get^k^gt.
zegt, ak n^enüdiillett op elkander zitten; op bet zoeken van
fysmetrle in de deeten , waar dezelve niet noodigv ja niet
mögelQk ia , en op het zamenftellen van een dor gefaameo
zooder geest en leven , ten bewQze waarvan gQ o (ook hiee-
over heb ik het hoofd gefchnd) op 'zekere fchea in de.
dlaibrtatién van wfflen Prof. noLLZBEEff (iie opHm^ cühOo^
mtm generey beroept; mur Ik twijfel, of iemand, die heden
ten dage de homitftifche ftndlEn van jonge Theologanteo
739 BRlEr.
moét regelen/ zoo «tl liandeleo. LVüit ik- 1119 eeni op da
Réc. xéirtn beroepen, wiens wöordeh b^ *ii toclr zoo fed
gesag hebben. Dete icbt he( .^ van groot 'belang ter totnh^
ttn ^én CraftflredaiaAr , dat htf, gedoietide cl)ii veibltf ttn
de Akadenlie^ bonoal goede, iritmnMende preken htm
kÊti.^ Wie Hemt dit niet volkomen toei want boe ztl 1i|
béter het geüete^^tdekken, waardoor bekwame Pktdftefi,
op den^ groÉd vao zekere tricQ^nak der H. S., «It fcbgtibitr
;oflgemk!fóorfige deèlen jralk een fchoon en Tolmaakt gdieel
' #Mn^ samen te ftelfen, dat onwederfiandelfit op den ^
ea^het hart van den toehoorder werkt? Maar heesdde
jeugdige Godgeleerde zich dit Toorded verOteffè», fèdridf
olec'in het fliweddlg wezen en zameoftel t«n elke pR^
poogc te ie dringen , zoo h9 den loop der deoUie^deB étt-
zoit^ldig tnckt te heffeden en na te giin, zao hl'der-
zelver ontwikkeling* niet naa^wkeorig gadeftiat, en ziek 09
ddzewSze Mekc ie i^ékklaien, 'hoe hea *den RedeBM it
gêlnkt, «it zoo vele i^erfiAlflende déeléa éen zoo ^lAooa
gehBBel te doea ^rVzent En hóe zal hQ dic •voordeel neer
toe' zVnT elgeadom maktti, 'hoe zal h9, om zoo ce zeggen,
zieh' beter mee den geeit vanden Qireker Metitifiéreii;diir
wAneer hQ de flotfom van het gehoorde gekegeld op het
pi^^ braogty en zieh dzoo een doidel^koverzigt vandé
geheele dltpofitie en bet inwendig weeÜM der prd^ eo vu
de leUittg der ontwikkelde denkbeelden verfcbaft? Terfli
mV wél', mVn vriend 1 ik zeg nfet, dat dief het voorname of
het tanige voordeel ia, *t welk joogeUèden van het böoren
van 'bdcwame Kanfelredenaara knnnen trekken ^ maar ik idit
het mdde tot die vooideelen te behooren; ^en Ik zon ook
evebmiti willen beareren , dat het maken v«b eeae Ibiuifte-
]Q)ce<ibhetf der gdiooide preken daartoe voor een^ ieder noo-
dig it 9 maar Ik reken , dat , zonder de behdod9he opaierfc-
zaamheid op de fefaeta, veel van diei voordeeien noodwen^
moet Yetlóren gtan.
Wanneer ik nn ok de woorden van den Ree., gelQk Bt
meen^. niet te veel heb afgeleid, zoo mag ik m9 op de-
zelve ook beroepen, om de mittigfaeid van bet maken tib
preekfehetfea voor jonge Theoiogancen t&bew9zen« Het*
zelfde nnt^ wat bekwame Prediken door het voordngenrtfi
hmiae .leeóedenen c^ den kanfel aan Studenten knnnen ver* .
fchaffen, wil de ProfeaCbr hun bezorgen, wanneer h0 z^ae
tfaeoretifche homilétifche letftn door praktifcbe oefeniogea
BRiar. 7V
opbelden en ^pd^einu, weimeer hft de imemk «Qcier:
Dtocipelei^ a^<^(r, dpor ben of eene fcheu over èen*-geb«el
vfjifna lekiu; te ^^t^n .ontireipen, of bno tot dat-dtiide een*
cekii o|^ x^gn^pBLé of bun tdut; eQ;thev« tegemk4>p «te-^ge*
v^,, en Tdenfeheift vtp e^e preek hierover vin lira^te..v^-.
dorenr^over welke . ^erfcbiUende oeftniogen ik ii/«el co»
ducven rojdettf i|oc een< te nadplegeo bet-ftsetie gefchftfit
vaj^.Frof* FiüKLiute Dtr Kmmlbenf. B^ ^cnlke oefeg«lii«
geor^ die de in^e«te efwiafeUng gedoogen.is de .geeit mr
gc^^l y 4en. meer^ dtn. minder, vni % neer nooit ifrh^ «oor
gc^nden^ dtt, idj in, atjne ntmnriyke werking belemmeiil^
eii,,Fetl)indeidfword(.« pn^ overeenkomftig «Qn* eigen* ratd «n
b^iboefte.te hemleient en 2^ bepeeld meikteticen op zQn.
w#|( jBe^^mo^ J^4ne wnt i« er» weertuneenjeder «ebe«w
d^i^: i$ $ r bet if ;;^|^, ifTft « urelke^ beai dopr de behoefte «tn
loigircbés dtopoiUle ..Vindt vooigefobreven. Ven dese uw.
m|g ntenwndcziqb'.venvijdeien «. <midet.nien Alidea^deQ grand
v^e.eUe welff>fekendliejd verleeen» en de eifcben vin zlne
n%9uir . eo vea Aie sQoer toehoofdera* oic bet oe^ verlieaeeir
zo|^ tMaar %ïxs^ dua de eenwüzing en, di» oefMng^ om eau
d^ wet. geveoiw te bltfvM , geen' beilzanen invloed hebbtfn -
OB<.jiet lo^cb Jeereii<.4iapottéren van. de p««ekf^«.«; vft
w^Caivel^tdat zulke oefeningen geen, of flecbcr een zéér
g^g nut. zullen beU>en vommt jongelieden van weinig of
g^m oocdeel ; doch dezulken wil ik mi eens op een cóifogte
oy^ de .pcedikknnde niet voorooderitelien , maar zelft' n en
uwe vfie^n» fongelieden met heldere booftien en warme
buitten^ a^ht ik geeq9zinf boven de behoefte aan dezelve
venhe^Wi Deotk niet , dat ik n te ;ieag Ael ; neen , eek inec
de^guniU^e gedachten van. n hou ik mV verzekerd, der
d6/,,aaQwi}iiug van een verflandig en geoefend HottUeet;
hoe 'V#ifcl^l^Me jekOen ^ behandelen, hoe her eigealQk'
theme te vindeu; j^ af te leiden ». hoe het pAktiaeh manient
van een* tek$t te treffen en te doen uitkomen, koe dze
t1)(|nia, naar d^lzeUa wd, en overeenkoailig met devtekn,
te-behendelen en te ontwikkelen, boe van de onderfchei» .
depe deelea van den tekst tot ,dat etede gebruik te maken ,
epi hoe allen tot een geheel te verbioden, zoodat, b}^ de
glM^fte losheid en de mee^t natuud^ behandeling^ nog«
ta^ aan den Orengen eisch der eenheid voldaan worde, voor
u. en uwe vrienden van groote nuttigheid z^n kan. 6V her-
iun^rt. u waarfchijnlijk ,, in de GefiOnéiisfe van re in ha nn
732 Miif.^
itttestn^ (e Jiebbeo « dat hij aooic cea colt^ie over de Ho*
miteltak' lieefi bijgewoond, ea.gy voegf — tveUigt oec u-
k«r gefiaegen -— dsub^'i dat hig deaiiieciettiii ralk e« Toer-
^Sffdamk KaoTeliedeaaar gewoidói ii| »mc Q#e& «-^ ifc iwqh
dat gQ Qrtip faec vooi^ekl vtn dieo gcoocen nuiii niec aodca
»k. becoepoOt dan ooi er door beTcbaaiiidt eo tocoover*
wukU^ .w<;rluianfaeid eo eeta^daftkbaar gebmikder ^oagAo"
deM btilpmiddeleD aaiigf^wd te «rpcdea* Ik. atduoardiMa
a4 niet, ie TerkUmni er alioo» f^Jt ven gebad te bebben^
4tt;. ik gedurende. «IQqea^lliidiedjd aUe bomilétisch' <mdffiirj(p
b<b «oeten'mieibo', daer ik'SiQ nog verz^eid lim» dat ,Ük
^ 4?^oedtger en beter den regten w<eg ion hebben «gevoodêe^
Q»óiêü ik: denfeelven al geróndea beb) om de BvangeÜfdke
iMMUJi^en op eene voor mj|{ie Gemeeofie vroebtbaie v^xe
voorste dmgef ; en ik ben ntet banigt dat bet^le — /mt
fiat pe^ «» oQifprocikelttke rtgiing van m^'nen gfeu zon heb-
ben bedorven* \G)f xiet deAalve^dat ik net het nakfjan
van pretdcrchetOHi, jonder eene* goede leiding |^ nog al wnc 9g
heb, eo ^ «enegde van £»if. van BEiioni. himfli
Yolgteine, «mdetfckrQf ^ ja, ik xon n raden, van de Wh
leiding^ «diegü daanoe hebt 'KQ in 't vervolg van tQd mpcjgc
omvangeps, S;v«rig.. gebruik te mben. Ik weet wel, dtt
nitt allen- nnlh: eene iaanleiduig- even xeer noodig hdibeiii
d<>ci^ gelt^fittti, det.er^vrji wmt zelfkennis toe behoort^ ooi
dit., te bepocdeeiettt en zeg^ lieve Chr., zoodt gQ.dnr*
ven . zeggenry dat gy dezelve voor n geheel zondt kmmea
niisfen?»,.» Wenneer ook zulke prakti&be oefeningen ia
het akademiacb onjlerwjjf over de predlkknnde eens wegvle*
len» geiyk men volgens het gezegde van den Rec« als ipea.
Dbheltik. zon moeten beidionwen , zoo zon de kiing van dat
onderwSi ook üanmerkell)k inkrimpen , en tonden de nuor
nea» die, naar den wensch van denzelfden, tot hecW
kleeden vtn eeben leerftoel in het veelomvattend vak d^
iEefffblwelfprekendheid mogcen geroepen worden, bnnnewetl^i
zeemhêden voor een aanzienlek deel verminderd zien»
Aftfur , al wilt gij dit aUes eens geduldig en zonder w^
deifpnitk aanhoorep , gQ höndt echter met band en tand
vast, wat de Ree. verder beweert, dat men door het maki^
van fehetföu „ nooit goede preken leert (lellen , die dóór
popplaritejt en pfychokigifchen gang d^ denkbeelden aan
de eerfte vereiscfaten eener kanfelrede beantwoorden.*' G^
vindt toch in deze woorden zoo veel wysbeid , é%x gU ver»
BïfEP. 73S
Utan , door dezelve alleen overtoigd 'te j^n , dtc liet ttakea.
vtn 'preeklbbetfed eet) dor en nmtéloös werk U. MttTf
hébc ^ over derzehrer zin wel behoorQk nagedacht , m^
vdendf Die woofden komen mU voor ttlet 200 veel xtH^
reekenen, }a niet eena volkomen waarheid te beheteen. Dat
het maken van fcfaetlbn op sfchzérf niet voldoende Is tot ktt
ftelien van góéde preken , ben * ik met dën Ree. volkomea
eena 9 en ia! niemand gereeder toeftemmen, dan Profé vivi
silngbl; maar Wfe beweert dK ook ?••••* Br i^mdt ver
aangehaalde plaata va^ de lnfihufi$ Immera alleen geaegtli
dac liet een , en wel éen veelvermogend ^ middel daartoe It»
Doch laat' ik niet vergeten, dat mQn brief qiets minder la^
^an eene antikritiek, en dat de Hooggeleerde man noch bV
O , noch ook elders , mQne verdedrging behoeft; Wkt tttf
daarenboven in de voormelde woorden van den Ree. mindir
jnist voorkomt , Is bet onderfcheiden tnsfchen een eerst eil
een tweede, even wezenlQk, verelachte in eene kanfistreèBy
èn het ftilxw^'gend vragen , wat in snik een werk meer >of
minder noodzakel^k xQ , de logUbhe dispofitie , of de popQ<»
larlieit en de pfychologifche gang der denkbeelden, MV
tankt, dat dit onderrcheid maken niet te pas komt , en
even veel beteekent , alsof men wilde onderfcheiden en be«
p41en, wat meer of minder tot het wezen van een* menscb
verelscht wordt, het ligchaam of de ziet. Beide de opge»
noemde vereischten toe eene goede preek c^n ^ven nood2a««
kéiyk , en kunnen zelfs in onze gedachten niet van iBlkta*'
der gefchelden worden. Het is waar, eene preek , die enkel
de verdiende van logifche dispofitie bezit , is aan eene fcMm
geigk , zonder leven èn werking ; maar eene preek , ^e zich
alleen door popnlarlceit en pfychologifchen gang der denk-
beelden onderfcbeidt , is een wanftaltig gedrogt, met veel
lèven en werking. Waartoe zal dan deze tegenoverftelUng,
of liever deze vergelQkende * waardering van twee vereisch-
ten dienen, die onmiddeliyk bQ eikander befaooren ? Maar
bovendien — • is znlk een vergelijken van étit vereischten
wel waar en gegrond? Zon ware populariteit (niet te ver-
warren met die opperviakkigheld , welke , eene ^grondige onu
wikkeling der zaak ter t^At fchnivende » zich veigenoegt
met op eene voor alle toehoorders bevattel|fke of indruk-
makende wijze er over te kenvelen , of te trancheren) en
een pfychologifche gang: der denkbeelden , om alwéér de uit-
dmkking van den Ree. te gebruiken, eene Jogifché dlspo-*
734 wiiEf.
lUift Met Aoddwettflif; l^ooroadefOeltai » jtHhec dêielre' ineen.
üieiMi? Ik tw^fel et gten oogeoblHtitii, m cie^lm
cllib«vele&' vta alle popolaifceit en pfyelmkilglfeliea gtng^ 'nn
dfiMbcekkOft tfg«fichniden van e«iie'k>(^rche ^êpofitie, gbth
èell, minr vetlaef = niêzapilUlt oiriieii voorde predikianidè.
Soeb het ü onmoge^jk , 4tc de Ree* dk zon bedodoh, ^
ft' ' feioof , dtt Ik ï^ndieeDiifg verftt ; hg wil zeggen , 'lüc
liet enkel mtken vao preetcfcbecCèo dett fengdl^ea Tfiecto.
gtfic die menscb- en nielkuodlge ontwikkeling- eft tMniUSfig
sQier denkbeelden, dien gloed en die fancbt ▼m tnl ixfisc
MI ^rerTehtlfen, wtardoor hy het hnt knu nkev en cerfi^
denelfe diepten omkeeren» die forfbbe of nfehie'grl^ietf'^ein
wendingen, wtardoor hl) het gevod ken •pwelketi , fcktt^
ken en leiden , den wil kan buigen en ten goede bepdaÉ^*,
en det'wegflepend vermogen der voorftellini', waaidoor km
ham gelukt , bet' hooger leven In den mèntcfa te doett 0tt«>
W«fcea, en tlioo bec werk der befiigtniflBMg te votttèkHlttL
indien Ik ai4 ii^^n "bIêi bedflege, soa geef ik keai volgaaitik
g<Hk; maar ik moet teveni zeggen, dat nieaand doe
fbkiDone vrocbt en dit noodttkelQk vereiichee Id eene picefc
door bet mtken vtn fcbetièn hoopt te veriaVfcOt «n^^di^
Frofé VAM BBMGEL é0arpm die oefiening zekoiljk ook.nfiét
•anbeveelt. Uetr a^n Hooggele wil bet «/Mrnl»<>M«rvM!)
vw psdien bD bet vervaardigen vui ftietfen gevoqjd be^
ben, en ieder veritondig Homileet ztl sSne Pifcipetea oefc
lii«< desen op de' meett verfcbillende. w^ae oefenen, len
floKle tlxoO' gelegenheid te hebben^, fam.veletiei jWtkriflAe
wenken, laadgevingsn en tanw^ziogen medezce decien» Leen
ook hierover FintL^tua eens nt. Sa sonde ^% A
tÜM bedenkende , nog. in ernst volhoiiden, dathf^nMbm
V(c9i^ pteekfchetlên, met de meest mogemkei,vxfbeid idfcfeigi
en- met nitvoeriger oefeningen verbondeoi, een cnrertoWf^
Of nte veeleer een zeer. nuttig en wéskzaeü midM mag
WOidiTfi geacht ter vorming van goede Kaafeifiedonnanf «.«i •:-
. Ttfi' flotce betolgt gü , hartig gdtydhea cb faehbea^caret
de geestige witjxe, waarop de Ree. bet; ttft'ai».fi| aegc,;
noodzafceUik gevolg van het maken van fif^etfim yoor deK|er.
k^Huftige workzaambeld i^ den Pr^ktniLyixKftelt i.engl
vin^t de vergtiliking» .Ytn blvhau%Z\ omleend,. evtft
fijn tla juist. Nu, mtii. vriend, ik gun u dac «eimnak^
maar ik wU^ toch iievea |n ernst hierover met a fpirinmv
ie meer, omdat ik zie, dat die iKeinoftig ipoctende «ooü*^
UIBV. ^
zekertQk cegeiv de bedoeling van dan &««# , op nw jftwUg
gemoed eeo* verkeeideii indruk gemttkc heeft, die v fiQi|^)«a-
kere hooggevoeligheid vervoeren «' eo tt «al Ugtel|}k c«(:^
wtan zoQ kuimeii brengen, dat gijdergeUke krukken» 0tiik
g4 na al preekfcbetfen gelieft cenoemea, niei;. ^el^o^lb
Maar voelc gQ dan niet, dat de Rec^ bier mei; alle. regiirj^
leen een misbmik ten toon ftelc, wat de :B«ak selve, d^piip»
cigbeld nameliyk vaa bet maken van pre^cbecfen:, niec nak^
Waar (och ia del^ofesfor.diezQneLeerlii^nrciietfenlaat^vfirf
vaardigen , ^pdai zV dezelve nadertiand in hunne £vai|gelie|««dir
Icing zullen uitwerken f Of leert hü^ ben dit mak^n mw
fcbetfen niet veeleer als eene oefening en eene voorberg
ding l^fehouwen» om la *t vervolg van tüd des te g^e^akk^
likker tekCfcen te behandelen, zoodat alle de fchetfeuy vppr
liet collegie opgeSeld , aan haar oogmerk hebben voldaan «
;9Qodit dezelve bevorderlijk geweest z^n ^ tot het verkvifi*
fién van meerdcsre vaardighdkl in het Xo^wk dispondreo^
«9, vóór het eindigen van den akademifchen leeftQd, hak
M0 woidea vcrfchenrdt Wil intmfchen iemand ft)Mr
tULi waaraan hQ door de veelvuldige correcties weinlciof
gaan deel heeft» of, wat nog ergör ia, die van zijne .Med<^
fiodeaten af komfUg , en naar de aanmerkingen van den Prot
feafor gecorrigeesd zQn, naderhand uitwerken, en ala de
vfueht van eigen vlQt en nadenken voordragen, of, zqo alt
de Rm« zegt, aan de Gemeente deUséreUy die maakt. z^kef«^
lijk van her ontvangen onderwas een verkeerd gebruik, efl
ftelt^zidi befaigchel^ aan; die vergeet, dat elke fcbeta,
)a dac de ketuse van een* tekst, en de afleiding vm
een bepaald diema uit denzelven, de individuele geest- eo
gemoedigeileldbeid van den vervaardiger meer of minder
uMmkt, es ia gelijk aan iemand, die een kleed aan^
«fkt, dat voor ri^ne leest en leden niet past. O^'kusc
dit ' belagcheltfce niet beter gevoelen > dan wanneern ^
u verbeeldt^ dat een . Kanfeltedenaar, b^ wien popuiullieit
en pfyehologKbhrfag der denkbeelden, als eerüe verelséli*
te hl eene taiolbkede r boven altea, en zelfs boven eene
logifi^e dlspofitle gaat, zich van eene fchets vanakiN*
tf jk ft o .wilde bedienen , waarin logifche orde het heerfthdnd
element la de gébeele behandeling van het onderwerp fs ,
waarto dat onderwerp van alle kaaten befchouwd, groniüg
QnwUeM, ett even zeer omvat» fts helder voorgeOeld is|
of ^ wat nog meer zegt , wanneer gQ u verbeeldt, dat eea
gèestel^ke. tooneelQ>eler, een i&vino b* v«, bij wien het
736 BRIB^.
' f)piékmk en ibhilderen op hec efictp hti neten , trefts eo
' i$^ Müdet dtc Mi ilcii Q^er de gtpêÊtktifkn^ ée BiidMcn
. jj^jijk^Miimcn ^ dit doel te bemi^enrvigHiorVtlA^idailHiciit
i.dii.oa4e eo nknwenrlIeidcQfctiey JflodAM «iCbriüifikf,
. JtfUige eo piofiine Ustoiie eo poêzQ b^ide» , veife]|ki^
eo .voodseeldeo US efkAodtr httk» cot.Mtf tgroeetkerafl»-
' gdklooip zAflfeatapc, en gott eeo boot^M^^^ V ecM^-
gHDoeg pltitlTche w^ze voorftelt, eent rqbefli veodle«>MaM-
ner. io hec vtk der piodikkande ivUde njcvork^a eo «fOiéo-
.§eo '«-<• xoodc gü dio de fchUdeiiof «ott bec jwtaAildiei^-
;di^t io hec begin der Ars poëtica v«o. ««iiftAyiife^iÉiiaoi'
•neo YefweoeolUkc ce oieo, en mee deo Okkef oiei «k*
loepen:
Spettatum admisfi rifum teneatii 9 amUif
Maar ik laat u nog niet los , mqn VHendI irtne er Hj^ -nfj
nóg^' ééne vermaning op het hart , die er- af moee^-éeKflt
dezen brief flnit; het la de vermaning, óifr op het 'ool^
'gebfaik, wat Predikanten, althant in de eerfte Jaren iaüSih
T)ediening, van preekfchetftn , gednrendè hnnnen fH^é9|li
onder het oog van hnnne. Leermeesters Vervaaidigd; WÊèA
maken', niet met minachting neer te zien. Ik voor ny^bè^,
gel^k 'ik ieeds gezegd heb , nöoft in de verzoeking gemMê%
om mlJ door zulk eene niinachting te bezondigen, en ilr'liea
ook verre van te beweren, dat zeer velèo'dèigellt we^
van voorbereiding niet zonden knnnen misibnV™i^%*^A
toch jonge Predikanten , die ik n zeer wél 'ten l^éóAèelié
dnrf ftellen, die de papieren , met hubne feomiléctMe a^
feningen volgefcfareven , zorgvuldig bewaard , èft
^ikwQls met vrucht bebben geraadpleegd ; }a dfé1>9
gelegenheden dankbaar gebruik gemaakt 'hebbeo van éei
bedden, door hunnen Leermeester, eó zelflr door dettd OP
genen hunner MedeMdenten, btf die oéfetfniigeil opt[C|t#Ü
en ontwikkeld. Waarlifk, neem o ook hiéi* vodK^aC^^H^
keerde zucht naar zelfltinidlgheid in acht, 'Oó IMao# «t
dat zelfs eeh b^é Ata zich niet gefthtamd heeft;
van j. F OS TBR in zQne uitgegevene pVëUtt,
vtoindéringen , te volgen en uit te w'eHkem^ ' • • -*'"
En nu meen Ik de pen te kunnen tfèdèt9^{i|^ V oiddtt^tt
acht genoeg gezegd te hebben, om u te doen Mta&,'Ai^
te veel uit de woorden van dën RéC. fiebr opgOfliaiktt Ü
dat die woorden niet ' overal (Wek, of\ geiQk' nderirm
BRIEF 7jy
DtJi9tf^K legl» QxeriL booém* urtt ik n dtn bMdentogf
lieve Chrt^ ttac a door hec.bekodfltik denkbeelü vin vi^
oncwikkeliag van «wen gee«c, «nvtii^lf&flQdigheid,faoe'fdiBl
•n heerlQk op xléhielve » niet toe den wttn verleiden , 'at»of
pi In die jaren van nire voorbereiding geene leiding ¥an
noode kade. Geloof mfj « liec preken is eene keiHge Icnntc f
^vaanoe In de eerSe piaaci aanleg , deugden en begaafdbeden
yereiacht worden , welke wQ, als.» goede gaven en véi*
maakte giften van den Vader der lichieD » dankbaar eerbiedi-
gen^ maar tevens eene kiinst, tot welker voimaUng eene
welbeftnorde aaowyaing en oplekttng en eene voortgesetce
vormlnf aeer veel knnnen en moetenf todMtngen. Lees , Md
ft u » eens na « wat de meer dan bekwame S— R* te A, fn
stin even grondig aU bevallig linkje i Iets pver de EvaageüS'
prediking^ geplaatst in het iaatfte nommer der Güdgek$rd$
fiffdrmgêB^ hU tfog env«, hierover gezegd heef^« Znlk eenè
eaow^ziog 69. opleiding, dit meofcheUike in het verheven*
fie werk o^ aaide, de vorming van den Verkondiger der God«
del^ke gaarheid, fchgnt my gelegen te z^n in het behoor-
4)k verbinden van het theoretisch onderwas in de predik-
k|tva4e, met praktifche oefeningen , op de meest verfohillende .
wtj^e afgewisfeid, fin _ wanneer ieder Profesfor m de God.
geleerdheid aan onze Akademién znlk een ooderwqs mw
sQne b^zondere inzlgteii en op z^ne wQze inrtgt en be*
ftnurtt en voor zijoe toehoorders bet meest vmehtbaar zoekt
ce makenj zoo zal e? de meest wenfchelqke verfcbeidenheid
bü overeenfiemming , de meeste vrQheid bQ de noodige vasc^
beid vaa gang geboren worden» en zal men niet behoeven te
vcffla^gen naar 4e vervulling van den wensch» door den
^ec» aan he^ flot van zqne beoordeeling genit , ,, dat er
aan eike ll^ogefchool een leerttoel mogt worden opgerlgt ,
H^tflnUend voor het vak der KanfelwnUprekendheid beftemd,
1^ welka hekleedin^g degroocfte en vermaardfte Kanfelredenaars
aWP^ ge»>epen worden),*' eep wenscl^, waarvan de ver-
i^UUig wH overtollig , gevaarlek en zelfs onoitvoerlijk voor^
llOiii^ en. die 4il^ ook wel altoos onder de f^si» van eenige
weinigen, «si WÜven. .
Ik leg mijne papieren ter zijde.; want ik fcbrik indedaad,
aieode«, hot vele blsdzyden ik over«. .. ja, over eene klei*
i^btiil volgefchreven hi^b. ^wMJk» de vraag, die ik be-
kenddd heb , fch$nt nietsbeduldend ; maar zQ verkrygt veel
g^^gt , als wy ze met het groote doel der gebeele predik»
isMtozLW. 1831. NO, 15. E e e
736 È^ttf.
tfè^ VOTkotwWgtóg randde Wówdèn dfes !?eil#%a?*^er*Éigltó8;
iéh' behoeve vtn ïüHikle^ ^' bevtd^i^ ^iékÈéafa i^ W'vmm
lif^irgen*. Odi, mijoileive GMr., Urac is tHékÉffM^lH^^ivff
èdk I v»t ir alto^ wtettï^ékébdtfêid dèr ^nONfltfbèrf , « tér^
lijking mee de krachtige werking viü tet^wiiord der fiM
ophet hard En hoe Dï^fg ?èrrcM)ttc om ^ gcftee!e Ro.
mtkiciekv soo eij oiet meer is, dad eed dor a» Hevetilooir 2*^
Mtifld van re^en titt' liec omkleeded- «Ci vöofdr«g«d' dir
Crdddelgke waarheid , en niet van eeif ifocigan^ geeirdaoi»
dUongen worde « die - de tozpa^o^ '^aa hace~ TëbrAMfteiPill
^0C(kQd éa hart heilige 1 Wanneer ik de^ liQog «eiweDdlgt;
tiut verh^tae taal der m ScMaen U^yidn^^istrilü'ltuvvit
üÊg^tÈé oi^ller^tndiiig gtotgc^dat.'zfj ,'als iiecQWDonS nn^EW?
H|y«iidlé i^ en kracbdg tn'foh»rpfiifde!fder'^nlite'te»f|r<^
flijdènd ewaard^ daar ientidnkt^Hif| biflMf'' (l^»«oed,'dl& ttè
van het migne .er4)4 jte voe9ett;^'ca.vMMMcUiltiBljV^^
vootfteliing der GoddtüHke waarheid de meeste werking zoo
doen, «vaarbij de mensch in zQoe indiyidialiieiflab vecMSoc,
of op dan achurgrood tt^êói , terW^i dié waaAeid^iiüittc
elgyjlW^ige kracht lich zaive^ en viblkaoi^ ^P^Q^^^
'^^Vff/iSQ» wat ons. tot dit fbhoone doel den. weg kaaba'
nen; het is een vrome, kinderlijke zin; h^ec.if dac geloof ,
waarbij w^ mee den Apostel zeggen: Ik leve/ikci niét meer
ik, maar CHRisTOff leeft In m^1 Vrees niec, Ac ƒ8 bij
die getiroedsgefteldheid de kunst zdllen* mfna*c1tttenf'*'fte€ii,
wy rtHen. dezelve derwt^e' met g«ieel öös'*afti¥hdï|f'*eieö
vereenigen, dac niet de Imnt c &{> zféhz'elvèv^tnaar on> hsrt,
door <4pdsvrucfaigeheiUgd,^tWelkde<kunsc ah middel gebfnikr,
de bron van onze weirpiekendheid ia* Deze • Chriscelxjke t^
zQ 'hèc dod »van sUWft en van «l^ne ingingen ^m^niiei^Chf*»
dit zg hbt gi'oore middel, 0m otis Vah tlle ftigénoinéiiheid'
n»c onszeb» «bg. de prediking van Gods Wooird te' ^^zen,
en ons alzoo voor. t^^c gevaiir te beveiligen vaii onitelve ce
prediken l. Verzamel tel weténfishkp>, zoo véél gQ ktiht^grÜP
elke ^legenhaïd aiin^ om*u in- de kuost van- wél J^eggco »
oefeoeu; maar blijf altoos indachtig, dat dé Gódsdlénüt bëi^^
in hare dienst hebben , en it alzoo verhèfffen en ï»^|Wf*..
Bééti; denk «UI bet^fcWoëB gezégde vad'>ttïffi«l»jft»rJ2
SHaUeAe fiktelm, 'fikiêHi m^ VéÜm l6W«**#ï)<>*
firn M» '»itnf(è m, Af JRr ifipm^ %mf «*^A#ii
i(EUêlr«ftótrtieti» d&c oüleHboo^sr-^ilOfemd^ '«^eïfpl'^ki&tidhèï^
bt^ het ireHMdlgéü dér ditigeti tra& Gjtxb ^Cfoingrijk» fi^Chu
kec Oamden vjoi Uxfidëréil Wai«
.•(|0£( letsr» e«r ik deten ddit. 0e ftee. ^egt, dlic iiét thl^^ .
fifihieo niec tn^eftoiltg i$» op het mïti.irüttilge vstn^lbèc.itrfckc^
tiÉTJ^klbtmtCeü de tfdtrdtfÊtie ^nm ftaderencte jöngèÜugfbftiip.
•eoa cey yestlgent en b^ heefc , btijkb^dr mefc dit óoginérk »
s$ae« 'ÜHiUéritlbgdi dail^óver la de Recénfié iogèlasck. \tk
mttn tfjj «aft geene vermeCelhëM fcbuldtg C6 makéd , d^r*
des& vtoorètn r«n deü K.ee, over te tiemed, en té tn 4éft'.
pmgêk^erdM zin op teijne bof eoftttsade aiamet^itigeii tóé te
ptafeniweiliili^e ik n verdoek» deüen btlef^lba lecciiré,,tflèc
den oevebtfgcAiKten geléidébHef» aan deb Öêér kediec^ilt der
K$d€rkméfche LMeratfnUngim toe ce cendeo,
•^iM^<vi4 5 Non fSsn ««ir. L..黫 -
r'r I ■ II ■iiiii^iioM fUTjn^o^iiaên iiü wi« M w » > ■ n ■ uu !■•
Ttsa GBDACflTBRlS VAfi MtfMKIf RARTEL9C QRLlfcf^EN VRIBFID ,'
' DEN HOOOEKRWAA&DIOËN £H tEXX CkLEBRDEM BEER lAMUEL
; MAONETy IN LEVttN nMIBAMT tW^N HET PROVINCIAAL
KSRXBESTUUk VAM N00Rf>*fl&AB*NO Elf lAtDlKANT TB
RAAMSÓONK» OVERJUOBM aUf 6.NOVaHBB& 1831» IN
\ DEN OQPERDOM ViAlf 84 jAtM «^Bll IM tfET 5piVR
, JAAR ^iiL k\^Ai«MiaiBbttHi»iéé
Eiek woord ^ uv^ tong on:gliden^
^ . ' Ibochi mff eên fiakn wet ,
t4n Otkiftraak elekendèn:
'Én ais gkff altemètn
Üit Oud rf'ïiieu P'efbmd ^
^-- Iet hèttigs ms deed i'ooren ^
'^>' ' tiee kleefden dam p^fne aoren
Aen uwen w^'un mondt
, UE DECKER.
JttAOMBTk opiegt "èé Vtböi* té WMr Ün pUgcencaak,
V^tbs^ veidiÉÉiiMilii, #a»l V«h KdM «fa liéAibof cwineo,
Vx«Md van d^ea lURIèfilMpIfc dümRfehToUèiAiOQgmoed vaak
Vm r«|tl voor *l g9lMf wil 'MUfeüllM m dhriscen %
fép^ TBK OftDACHTENIS 7Arf t. HAOlflAr.
Maomit^ wiensettdte ttal, gecpeue ftfi^^t^Hetlaiidslacr,
Alcyd dea zondaar wees op God %\% Liefde^ it\% Veder ^
Wiens fpieken wQshelé ^^%\ bQ,deachebrfr(i«eftDiecBeer,.
Ea *c fchreljend oog betxesrt in hem een* vviènd en rader I
Zie zQn gemeente in ronw , de Hemel jaklü van vrengd;
Een Enge! trad te meer in S'ei^fs rèine^ kringen.
Geknield voor *s Hoogileti troon, ontvangt hfi-*! ibon derdengd.
En volgt djsr Englen lied bij *c heilig HaileMlngen.,
Hier droeg hQ gryshefd^ 1(roon,diirGerchek eenwgejeogdv
Hier leefde hQ inliöopr diir 'leeft hi] in géfile'ten;
Hier dankte h<j (leeds God voor elke bréUfVanyrengd»
péir ziet by (tarnen vireiigds, nooit op te dkoogen ^ vlieten. ,
^1 rpu^c (fan zQn Gemeente , al fchreit het vriendenoog ,
De JiQPfi.^des .]v.èd9r;;ienj| kan 't harte balfemjjey en j
£n yan zün graf flatn wij verheugd den blik* omhoog :
Het^fterven was voor hem^ *t begfai van éenwig leveOé
Ratterdam^ ' x . ^
lO NOV. 183I. . . j. J. VA» HARDSIlWxp, RZ*
- AAN »£Nft-»R94M>S^FO»4»OZAII|y >
ü.
w boontje , zat van weenen
En pfln en ongeneug^, ' * • "'
In de eèrfte viag der jenfgtf , '^ *
• Gfaig vooraw oóg dan faenien, ' ;
En zag nw wreed verdriet;
o Droeve moeder! niet.
Ztjtt kennis mogt niet groegen r ' .
In *s levens dageraad ^
Die weinig güren faiilt »
Begon de (torm te IqeQen ^
' Hij floot voor *t aardfche licht
Zyn midlijke oogjes digt ,
Gelflk hét rozeknopje
Vopr 'tCberpend windgeflait . '
Zi}n teedre blaadjes fluit
I Om *t dikgezwollen topje , \
I bat in zqn^ eerften bloei
I *' • ,. .. Verfterftin de enge boei.
. Maar, moeder I droog uwe oogenj
Na, *s levens leed ontrend, '
Is hem geen fmart bekend;
Wi werd uw^ ]iefde onttogen , '
'i i Offitt bo?€a leed en p^o^ -....'t
. J^en hemeilhig te tj^Oé ^ .^ b^t^A
^«c Wan ge dan zoo donkert^ >.,v'V/
Óp VtderUjk bevel,
V^ boven *c (largeflonker,
)f hü by deSnglen wék
Sualc» moeder , dan nw klagen !
Uw' lievllng yindt ge wéér
1,0 bpoger » reiner fpheer ,
Wfat ge eena het licht ziet dagen ,
t viXu YlekiQOl n verbeidt,
. : ^ ^c lüjk der eenfWigbeiid.
y ^' J
H.
! • A
WBLKOliGapB^ ;JLW BftT UtV0fCaE.}AGtRZORPa;# B|| ,9f^«,,
2ELP8 TERUGKOMST TE LEYDSN.
Wediómi welkom, Palla^zónen!
'*Ecfite "teelt van die Godin /
Die bét tieldenmoed betoonen ^
Paarde ^aan kunst* en lettermin l . . . •
NeenS geen teelt van eetie moeder, '
Die, in heidensch brein geteeld, .
Magtloos, nimmer kind of broeder ^
Waren moed heeft meegedeeld* . ^
Neen f g^ zQt bet kroost dier Vaadreo^
Wien, aan \ Chri9tep<jpim gehecht,.
Nimmer vijand durfde na^ulc^^, . ,
Als bet eere gold en xegf^.. .
NaanwUJks deed dé kreet isich hooren;.
Van *t benarde Vaderland,
Of nw eed was ook gezworen , .]. ,
*t Wapentuig in' üwe hand, /
Ja, gU Vwoert, in PaIIbs' tempel,
Trouw aan Vaderland en Vorst,
^ Nooit betreên wü wéér deez' drempel ;
(Klonk het uit aw' aller borst}
ip Nooit, nooit dekken deez* gewelven ,
„ Ons ZOO fiiï ea vreedzaam weêri*'
„ Nooit, nooit mogen wif wéér dely^9 -
^ Uit den fchat van kü»^ tn eer j,
n Zoo oof 4^M«riiui4 fl»KM«iii^''^(
„ OverW3iV«ria «rhtefWf ,; ^ ^
n Niet «^ clii«V9 m»r^¥M«ntr
' I» In deo ki^^jms^mmmémt)
n Nooit oii£V4iigefl Leyden* wallen^
19 Wwr d^ fcbisa vaq Dotixii zweeft ,
9 Ons 4i|«( ceeder wêl^evaUeo,
1, Waar. onze eerzacïic Üediu ntar Itreeft;
ji Nooit, (xoo klonk bet ulc uw barteo,
Nt^Jióds dierbVc jougJiogfchapO
ji Nooit Z9l moedwil HoUaad tarten^ ^
I, En, wïe *t immer hon^ of Wpp'^'
ji Nooit moog' Holland ons, ali zonen
m Van MlnervA» hulde biéa.
» Wittimer ons wéér ITeWe toónferf;^'^
^Zm wtj voet deo vQtoA ^liSii. :
„ Zoo wif »t Vaderbmd njet.wrekett,
p En den vnigen baitaard niet
9 De 4j«'reii taoden durfMi bifeitenV ^ ^
I» Die bS Mf^. zoM» gK«9:Wid , l)iadtr
t: Zóó, soo «wpert ga, dappere telgen
Van ket Nèderltndfclie bloed I
En, ten fpijt van fnoode Belgen; '
Gloeide in n der Vaadren moed.
Ja, die moed van dé onde helden
Gloorde, o Braven t in nw hart:
Beeringen en Lenven melden,
Dat m«n ü niet ftraflbos tart.
Diir, C*kvoet m9 dé borst ontvtammen
Door nw Jengdig heldenvnnr I)
DMr deedt gQ deougt veclammeó
tiiit deedt gü den eed,,. geuwQceó
In Minerva'a kopc ►geftaad!^, . ^
En aan beel Europa booren^, .^
Dat.geea^ipfend., als NederUwl^ ; ,, .
ZoQ«ii teelt. eo.wfiec te. kweeke«L> ,^ . . j
Zoo gecroaw a^Locde en pligt.„, ^
Die huun! Konhjgi 4nrvea.wrekco ,^ /
Vooc «ie de.meawift lelfa iwicMi
m
lulden 00 OW' eedlea ftrlfd;
BlinV 9U in .iifi^..lv(ïldmM^4w.»
Wreken ^mt O^^NtMiniIs JüMlrl
Blink* M:, iiMer dio tijUfibtaaes' *
VoBk*}end^'t!< uw waaidfg Jóoa,
Smri^ -cow oogi,^ Omririaagdt^i'
Is Kd^^^AKIik vin *t ëélM gemoeë.
Pr^l^wetdit ook -*t eéreceéken , >
Straks gevormd uit Hasfelcs buit,
Die^ fóen.de ottver«piob'ren;welien,
lo li^ dond^^rèrd geftoU;
Pitnf > voof 't wiiHg iPo.edbéto«M|W.^ ,
Krula.^ lint 99 uwp boeit f,
Draagt W « «li r^tfchaptn mami
^n 'OiM^^J' gKmeu Vor^t 4
Wtlkdm t -welkom , iMpal dier Vtedtfew,
Wleïi» ^ao Ood eft Land gehecht »
Nimmerv^jand durfde naadfeu.
Als hettocfe goU en ngt.J
Welkom! welkom iu deer^ koreu^
Kunst eQ weteofchap gewjyd)
Bier deedt gy uwe eedefk.ho^ren^.
U(er. ook J«klitii we mê uw* aiijd#. .
Lejden^ den 93 Stpu f 931. ' T, C.
Og.Vj^l. Tüll WAEiC^AQ»
N.
looit ckl-eès echte NeA^fanda zoon
Oen .Iptèena dffin((^|ahdf vermelden :
In N^érinod klinkt geeo' fltyenfoQu ; '
Dft Mehc «nr vrVbeid teelt er hehtab ^
Mair-^Orproeri dee dr <iMlièt Verflnaadc/
Die telt ▼en *e tllerflioodit verraad^
7^ Dl yM* VAÜ WAaSC^AMr:
Wtar volk8v6rleiden flcchM lum Wjes ibtf^^ap-mnfacen»
Dien afgod Via hec. laagst geipcM^:^^^
Dien kweeki geen zncki naar vrtjl^ei^r- neeo I
En Neérlands króosc zal fteeda elk* oproerkr^Yesaohcen.
O volk! door lieldenmöed vermattd^ .
Maar fteeds in flaveray geUonken; ;' \
O Polenl dappem volk der aard* ,'
Wat kon xtw woede dns ontvonkcn t /
W« 't adêltrow of priescerlin» '
(Die voedfters van geweid en cwitt)
Die dna n wroeten deed in eigen ingewftndf n f . :
De vr^^keid was de kus — nw ny^ed
OntviaiDC — gü ftort qw iie]dei9blQed«<».
Bo uwe favemfi wfs \ itoel r^^ dwiogefaoffeiu •
Diep griefde *t eiken meöfchenvrid^, *
Toen gO^ dien j^proerkreec deedt boor^ti)* ^
Wat was die vrijheid, dte ge, Qntdndg;
Tot üwen sfgdd Tiadt verkoren? '*.'/•.
Heltss f gy hebt haar nooit geténtfi *'
Atn ilavemy is,*t volk gewend;
*t Is '*t ^eigendom, als 't vee, van crötftheoweMidgm>Mi«-'
Die fiioodaards willen Opperheer ^
. Noch wet f nocbregt ; hun Toem 'en eer
Is 9 U volk naar vrQen wil in *t diepst verderf ^e ftooceD.
O Warfchtnl in nw* ouden wal '
Werd eerst de bloed vaan opgeftoken;
Straks klinkt alom het krtigs^efcbal ., . 2 3
'Alom was *t oproer losgebroken f *" ' ^ v^
Uw grooten, tvk op magt en eer^'^ "" ' ^
Vemaddeh hmmen Vorst en Heer ; ' •* •' - ^ *.
*t Veibond vertrapten £$ , 200 plegtig eens befWot«n I
'Wie beefde niet by dit beftaan?
^ I '' O Warfchanf gij mdeu ondergaan |^' ' . y LO
U wachtte een vreedttk lot, n cot uw ftnf hisffieiofeot
Daar werd nw vest een iegeirkamp ,
De bnrger uit sOn bnis verdreven » ' ^*yt . . > vi^
ZUn erf, b^rfiei alg^flieen^ ^^è%^vL^ > I
Soldaten ten v^lyf gegeven; . . . r, >\.':\.. :v::
*t Dreigde all* vernieling en den iqf4ik >
Daar waarden ziekte en hongersnood.
Als Q>oken, gröatend om, lanes ow veifperde .flxaieii^
Daar werd de Cbm der wet gefmopid^ , *
Daar vielen bufgen, wreed vermoord ...
Door *t opgeruid gemeen, nu bandUoös, losgelaten 1
DE TAt VAM WARffitfACr* ^S
Ntin^ werd uw óproetkiéec géhoord ^ .
' Of v];eeriQt: Uonk bfl door l|iet Noordeo;..
Eeöbèlt v^n kr^gerf rokw voort, . , ;/^ ,
En pielde of ar de weichfel.boorcteo;
Verfchriklük bloedig was de llryd;
• Een l^de,od;roi&r den dood gewf^,. > / ^
Scond' voor uw waitea pal r^ *c was derven, of verwinnen I
Daar fneldeil aieuiwe krUgers aan;
Nu, Warfcbaul fuoesf gü ondergaan ^
Door vuur en üroomen bloeds rukte uw verwinnaar binnen!
Buigt /Poblftrhe grooténf •t hoöfd'^üu
Reew'ft uw vonnis uitgefprbken/
beêrl
Bnfet'^ trótschaards J voor uw' Öpperbè^r !
Gq-zelf hebt uw verbond verbroken^
. Geen ftaacs verdrag , door u vertreén^, ' f
Z^ne oppemagt, zQn wil alleen
Zy voortaan \f teti weti Leert voor uw^ Heer^ché^^ieIèa 1
Cy trapf uw vaderland in 't dijk; ■ ' -
Hij klinkt bet aan zijn roagtig rijk.
9kKlaCy b^der kel4en aacb, die door uw fnoodbekt vleien b
iS&jir^ifMf » ^dea lü Nov. 1831. p. uAnt^ f't«. '■
H&niNN91UN6 AAN Dft INTSJSOB VAn'Z* K. H. D£N PRINI£ .
VAN O&ANJE BINNEN AMSTERDAM» D£Ni;rj|«P-
H.
TEMBER l83I*
Loe beurt gy *t achtbaar hoofd, met nieuweivglinêpnivonkeld,
O AmfterdamI zoo fier ^mboogt-. ' ,,
Gezeteld aan den vloed, die uwen wal doorkr^nJMk
£n kabb*iènd zwiert door boog by boog! . , v^ r
GQ Gert u ala een bcuidt.en prükt «et blo0o m^loover,
G^l^kt tp Fiora'a fchpoRften^gwrd; ^Ttdvfivi» «
De herfst blies er wel reeds z^n* kouden adem over.
Maar veel bleef voor uw* krans gefpaard I
Ziel zelfs Natuur vindt aan 11 w* tooi. een welbeb^ei};
,De lang. bewolkte najaarstma
Hervormt sich in azuur, en ais in lentedagen
Weérktitat het llroomnat Phebus* glans i
Het jubelende vdk' vloeit zaam. in duf zend'talfên ;
*tOQtboezemt kreten, nooit gehoord.
Die dónd'rend opgaan in uwe uitgeflrekle wallen, ^
Wier galm bét lucht^welf doorboort I '
«8
Maar,1<ftr VklMMft^qiMt, «9 lUilul'fIKniWii'lMiMt,
Of dtugt geen »6nê^inKimAVilééa•6p ptMm^tfi^,
En Mhikt UK ft«iier<gRfHénaN?Mtf '
J
sVatft «Iwftc gróót iil ttch y^ttêülii '
Detlende TiberftAd^iUtde öok hWir beldett btfkttói,
Ear tMrte tien tti pMilgefteeikt* ;
Hitr grootheid bleef in \ ftof der eeuweft* weggexeAea»
Geen Sc^pio Jrerrees er mreérv • ^
Efi in litar nageOachc, io prieifetboei geklbukett^. < :
I Herkeot men *c voorgeflaobt aior flieefrii
enden ia ?t mak n, VoalliQ^i dt^jin^/te.
Van *t bnilfeDd T] ow voeten wtiabcl.
Dac JVkm l>loo£* by bintr seettnichaigeiideiarQn^ ^
Uw* fchouder dmkt geee fchendelestl:;
GfryHocMroi^ HttkerVgfaf^ wieea lQfdeAa«öMiftfpBiM<
KoDt fier nog pronken met x^ ^g4
Wen een van Speyk mogt gQ aan nwei» boexem kvtaken,
In wfen men Claeafens wederzag I
Gij » ^Voorbeeld in desncht voor eendragt^ Wet en orde, i
• En baak voor *t veege vaderland ;
TdCA^idïeA 'éetiiffött^itfi-Soöt téh' getfoékitt fnotie'
"Èti bélgëfdttter ViTextt gèptatitl '
GU moogt d* Oranjefaeld een' zegetoon doen hooren,
l^#^iNalÉnii ttl-ififtn htt liUirier ^ '
Die van z^ zegekoeur «tUT fA^etteeés koAt te Vorei»
Bevallig cfti mét ed*lén zwlèt.
Verinatlg u in faeni » die » nn een jaar geleden »
•^' Hél g«^*letti^teh«d o^roeme^t ''' ' ^' ^ ' '
Met ridderlUkén ttoed zoo fltfr dortt btnaeifttiéd«ti^
Eiétt wgdMdér èkn ^ gèdieetaef biMI
In heni, die, even fier ten heilagen Mid gevlogen, .
' •• Ali Manrfti voor on* Nèêrïètt* V«eW»^ ' "
En x>ns door zQn beiddbl t^iiët^t VéfttfoMI -
De aloüdé gfdrie t^Mèrkdchtt * - ^' '
Wee hem, die d* edlen Vorst nw vest zag bteéenkemea,
Déd Itsttfëï'^yAiillJn^lCIdèmÉibi- ^^ '
Eii niet zich In Hétf t^d IW vi(Vh!ir v^éi tWI^ttèDnmf
Het bftfif'ift hiVal'ltlcM^d' vHHSr
Vw lMi»MJL>ia||»f<^mifi^r vóór "vm^ÈÊMMttit^fmhf^^^u
DIeü daff 9^ftii '«9o«' vtnü' fcIscAsrigei^l'
O't dtt iitn:idtthiei0V dtt sM'WttcMIéi^aMMalMqi,' »^i,5.,/;
Waar vuige bloeddorst offers gairc»
De wreedfttfifftt ttftt den kAüt^rar »»«>*# «^iUMel bamiof^
Die xliüh Mfl itoftelt golflbv ^nênU ^^^
Bli)C, IHmr:lilét,'Goda IMiIp y tiQ Vito^MifMt dmtta^.ai
'Blink In deiMiaOic méc &«»Mro^l>- :- ' *•
]>ilr zult g« eeiis attta^de kreofi, wtirniteéEirCMipr
De btenkflte van baar patf lea £90 1
AAN LiGTzmKmE'kgitfit ztj Muyn^ntofóW'biiK'ÉÊbmik
•Winneergte, tfili^*l*taildbèdeeWeh Itt iit^lefutfrj \i
Wi ^ prachtig witioerfee^c, de tt^Mt li 2fet.tttifoweiréftiV
Ge n baidt io 'tfchittrend licfar vati fpiej^m,- ViTtl kHlifal»
yto'gottd» Van Mntr^ van een ranyeokroon . wier liH$cejr> :>
En maian en ftiiiien tarc^ de^«t(ata ÜMp fn h diJiMer^ ^'
.Bn 'heel ow dcMzatl drewic vtn }))}ciieMl ^rt^dgO^t^Hf^
Wanneer een «llverkltók voof ti de fombe*^ tfftrtl
Herfchepc in bi<jden zang, dié d* aniioede eiftdtötlaÜttl^*.:^
Bedenkt gtj dan'wél eens , dat een naCtfurgëiïQJèt , '
Van koude enhong^ flaaaw, veeiligc» in *c naehtlyk dgnli;^?
Voor nw paleis vertoeft, en opi;iet nuai^ H'geffiwkek^ . r
Van üw iergnld vertik, en znchften ÜUÈikxfM'tcWif
Denkt gij wel eena aati hem» wieh Itaéeüw éü'tizil ^k^gétii
Dien vader des gesina, door \iranbt)pp Cchvit Vetai^eü >v -
£n zonder werk en brood f Etj hongert ,éA gf bü^in
Ach I zegt hy , zoo veel weelde en overvloed voor éénen t
Wat heil geniet tlie toèM 1 Het^ (^ee^oed vAn g*V UdMyüv v
Wat fchat aan bro0d lag daar niet ifO(^4tm^nfn Wt '^
^ ' ' il 3' V*
Aan zt)o veel overdaads fièh h^' iEfioe innoé <egé^':
Zqn baardfteè zonder brand ; zQn nooddruft ailer^èjtai ; • •
Zijn kindren uiigevast; zJtja vrouw in beedhteadri^tL^
En, op een luttel (Iroo, zijne oude moeder, zw^jgeda *
Temeéi'geftrékt ^n naarnJen jongften adeni-bij^d^ * r*-..*
Reeds koud genoeg voor *t graf , dal z^ vèrlangeod Waahtl*
*C Is God, wiens wfl het dus befte^flty en, ép^dé^è iMIfU,
Deez' met den last der zorg en Vievans raittp kHa^aae^ -
DitVitWt^f^ ^ti»iüf meer deel ia aardfchen voori^^M ftkonli;
Er zQn er, voor *t,)>Anket des levens uitverkoren»
Wien 't lot» bff hun geboorte, ecnftemi Genléfildeedlioatfeit ,
TerwQl de kreet t Ontbeert den meesten tegenkionk.
Jti^ AAK UOKINfUO£ E9XBN,a9fiftBI WIMnUfaOD OR AUOir.
D&JomtKr £ieaj6>tiü^ ëtc stch ^inpep: Itatjuicli «^,
Hei is eéo doom ii|- Y vleeich voor henti^ die moet antbrn:
' GQ, Rt)ken van «en* dag, door Weeldes droom tDtgleid,
Zorgt y dac niet iare hand a roove » of doe ontzinken,
Die overtollfgheén y dte velen fmatciyk blinken;
l^tar gBatjt^.ecUen.roofilechts aan Liefdiidlgheidl
Ja f aao LkMadlfheid , der armtt God beneden;
De moeder fteedt van hen, die hier o|> distels tredeo^
Die fchraagt, wAt rQken vaak verfchoppen met deQTotci
Die, }ea«a* beeld op aarde y alleen voor andren levea
En, moet het.zQn, xicbzelv* voor hun behoud wil geven;
; : Dierzeft» als.H(jt fiet, drinkt t het is m^n vleesch es bloede
Dac-^y^ Liefdadigheid, tt *s levens ruime gaven.
Als leen befchonwen dpe, om hongrigen te laven I
' juweel of parelfnoèr, hoe fchittrendbec ook zS»
Verfpreidf een* heldrer glans, ja krijgt eerst ecbted Inlicer,
Wanneer Vden b«akce kleedt, en licht fchept lo betdoisiei,
Voor eèiQ bedrukt gezi^, der wanhoop ligt nabij.
Geeft, Rijken i De aalmoes laat gebed^y^rhooring wtcbieiu,
^*ht 4BO0 een. grQsaaid op uw\dojcpèl moest yerfinschtea,
Door zwakte en ouderdom gebrsgt ten bedelftaf;
Zoo 't fchamei weesien op de kniimkens zich vergasttei
Den^diSiC)^ ontvallen, waar ge in weelde en wellnst Uuttf
Gods aanfch^n wendde zich in toome van u af.
(Geeft 9 B4ikenl opdat Hü, die zegent, uit den boogen,
V op een bloedend, kroost met dankbaarheid doe bogen; ,
Uw w^ndok zoete vrucht in volfe kuip moog* bién i
Uw fchuren onder ^t wigt der rijpe granen kraken;
Uw ziel door weldoen zich in liefde moog* volmakeo,
Engy in uwen «b-oom eene Englenwacbt moogt ileol
Eenmaal verfchUot de dag, dat de aarde ons zal begeveiw .
Liefdadigheid alleen maakt rijk voor *t andre leven.
Geeft, Rijken 1 Hier reeds loont ze, en adelt nw bcittiB.
Dat de arme, wien nw feest de droeve ziel doorbooide,
Wien uwe weelde ligt tot zondig morren fpoorde,
U eens *t getuignis geev* : Hij heeft ons wél geoito 1
Geeft, R^'kenl opdat HU» die. voor «ns he^ü geledeo^
Die de armen Z^né plaats bij ons wil doen bekleedeo,
U Hefbebb'* naar gelang gij deel naamt in bun loc!
Geeft, Rijkenl opdat eens, ten zoen van uwe zondea»
Een Lazart^, een magdg beedlaar word' gevonden ♦
Wieos voórfpraak , wiens gebed u zaligfpreekt b(f (^<
. (NflOiT het ürsmtch «m viCToa ku aoO J» *» ff*****'
MEN GE L WERK;
I&T», EETRBKULQK D£N JONGST GBSINOIOOBN
VtLI>TQOT IN BBLOie..
6.
Miitengewrae ge}>eiinenisren en voorvallen , die^ uit
dgén aard, het gemoed op eene treffende w^e aandoen,
ontwikkelen tevens in den menfcbelQken geest nieuwe
en te voren als 't ware fluimerende aandoeningen ,
gewaarwordingen en denkbeélden^, maar die, naar iedei^
indiyidtialheü en denktrant gewQaigd , niet Belden boo
Beer fch^en niteen te loopen, dat men Bich te regt
vèrwondereta moet over het Verfchil der refultaten , wd-
ke, door onderfchddene indiiidut^ ten aanBien van ééne
en deB«lfde gebeurtenis , worden afgeldd.
Deze algemeene opmerking geldt ook den jongst, ge*
eindigden veldtogt, en de verfcbillende befchouwingen ,
waartoe dezelve bij vden onzer emftig en geiaoeddljk
denkende land^nöoten aanleiding heeft gegeven* Im-
mers , terwgl fommigen aan dien ftrijd en desBèlfs roem»
r^e uitkomst met wamè vreugde en érkentel^ gevod
van dankbaarheid aan God gedachtig waren, ontbrak het
niet aan de zoodanigen, die, dp hunne beurt, van kqjg
env btoedilonnig afkeerig-, hoogst ongaarne, door woord
óf daad , iets zouden toebrengen , om den oorlogzuch*
tlgen geest onder onze landgehooten. nog meer aan te
wakkeren en op te wekken.
Schrijver dezes leerde deze denkbedden , bij vérfdul-
knde gelegenheden , kennend Hij voor zich deddè in
de d^kbeelden der eerstgenoeinden , zonder daarom de
gevoelens van andersdenkenden te veroordeelen. Integen*
deel vond hQ dezelve eene nadere toetiing overwaardig;
tni dédt hy de flotfom zfjner overwegingen te dezer
plaatfe mede, het is in de overtuiging, dat hq hierdoor
wdttgt eenig nut ftichten kan.
Onze vrouwelijke landgenooten ziet men niet zelden
MBNOBLW. 183I. NO. 16. Fff
ySO l&TS, OVSR l>EN VELDTOGt
oQder de voorft&itd«nf via d^ leer d^ii-ivfQ^ tkh fi^
Hi; co i« .bet te :tre^onderei) , Mt- voofü de tteileK
kune van kiqg en .bloedftorting gni9rt? af km bet be-
vreemding wekken » «^^t de Nederlmdlche vrouw of
miagd, die ^ door .^nihrea:e vwlerbndelieGcle godreytR, dm
geliefden echtgcgsoot, zoon .of bfoe(}er. niet tcni^bidd
om ten ftrigd tje gaan^ toch eindeiyk, nu geliefde beqc^
kingen ten doel ftonden aan v^jandelflk' vuvr ». ftMJ^
.voor. alwat oorlog heet terugbeeGt? Neeo» voonefeerJ
en men befchuldige. het zwakken gefliKdit hier woa\
jdetvan gebiek tan vaderlandsliefde , afFanhfhaiiiighfpi
Of behoort, er geen moed toe, geUefde.Jbetfddupgtti a^
te moedigen tot ècÉe ondememing^.vmrvan men de fli*
mu-en kent 9 en dt verUezca berekent» waarop onade*
•«ive., in oiize dietba» blpedvenvaonn, kan te Qnèe
.kbmcn? En lijde niet de zwakke #vou«r meer» dwr
zorgen angst, voor haie geliefden» ito' warneer jriSa«i-
*ve, ^-met en nevens ben^ een dretgi^id geviar ging trotfe.
mi ? In hoe veie gevallen is niet eene pignlqke ovekiv*
liekl grievendtr^ dan eene lamp» die ons weikemk tmf;
ett w^ *- wq zonden dan de foiarcci^e nidatiDgen nn
in* Vfonwel^k gevoel miskennen, en dwdve aan laf-
heid 9 weddanigheid pf egoïsme todchiiyvm 1 -^Ofh
mogd^!
Dan 9 het ondneekt dbk niet aan de soodanigett, ook
onder onze manaelöke hindfenootsn^ dk.mi groffJt^k^
/ir/.rfkéerig z^, den krQgshaftigen geeai onzer natie
aan te wakkeren. Volgens hunne ovtnuigiog verdij
geen ki^g den naam van Mligen oodog, aangenieli het
iiQgvoeren in kennel^e weérfpiaak is w$ ket S««Sfe-
lie des vredes en 4er iliefde, en alzoo^ M^i% met G^
wil, doi Chnstm gcenazma betaamt; Mr]Wil he» inte-
gendeel zgn pligt is en bl^ , tot het vcouerisoi im
allen oorlog mede te werken.
Wie zou deze grondbqpnfelen niet vw h«elir ha0e
toejuidien , en den ecbt-Christd(jken Jw niet eecbi^^
gen , die in dezdve onmiskenbaar iloorthialt ? grmA»*
•ginfelen en gezindheden, die dan ook ddeis bet aaoiilja
hébben gefeliofi/kitB^ aim gehoo^KhsiipeiQfeè verdenigibeen
tot tèf aj^fcHAj^n^^an atkn kHJ^^ « die voorsdcer dé
!%leJdicHi&^ ^Mui èlteh vrfebd der deiiiclibeH ovèrWaaidig
'litjn , 6dk ^Ift ^d^ ^ Wattneer eene soo éddé bedoding
g£en9i1tn*nakr wdnscH iiioge flagenH; even gel^k Ac,
dïdbrgikn», met dè meeste ibenscbHevende pogfeqi^ bet
^evad Is geweest, en wel altoos zal b^ven. Immer
(tüiénldf Itèb'tèCh 'het* zdetfté' bewtists^ , tttar vérmogen ,
'Hét goede gewBd te hebbcii.
• ' €^ '^é liv^ze aaü de tt[k>rMttders VaM hétdeor effls
üèhge^^eh gi^ëndbegbref alle regt latehdé ttredidiriffeii ,
'iklthen ons' Wét biet van partijdigheid in ontoérddel
«elbhüldigeii^ Wiitoeei^ #Q dM^ denkbedden oirer bet*
^^i^lve mededeelen^ met die beuschheid, welke w^ ittn
éften meofthèïiVrletki 20O' gaarne doeA wedeï^vaiiól^ ook
'd!(b, wanneer \vQ met hem, itt wQ^ vau befthooweai»
"Vermeenen te' moéten verlbbfflèn. -
^31 Oók #^ «tétoden déb dag ^égéneó, waafDp kHevelkctt
^der wereld, ottgévefosd , tdetradea tot htx Mttg ytr^
rhhd^ dit ket boilo^ van dén aardbodem varbandef; tin
^ ofTclibtfh de tègenwo^r(fige geflddbeid dé!r vólkeft bet
tebYekd) Vtm dien dag de^ hells nog ia de vérre xat^
ftbbst veïto^eA bondt, zdo gelooven wQ tocb, ^
^nd van Gods onfeilbare openbaring^ dat de tqden
éénmaal komett zullen, wanneer men de zwaaideti tot
i^^dén eA dé (piefen tot flkkels fmeden iah Dan^ tSP^
wijl wij die heilrijke toekomst vert>eiden, blQft de wereld
^t 211 is ^ eb is zij nog geensa&is vnxz^konfXi'lm^
'höorde te *Qn — een verbl^ van vrede en liefde; en,
'Omrenbovën » beftaat tt to^sibhen tU^e en prak^k teA
mè^kbëiit ionde^rcheid i terw^l men altoos wél za^ doe» ,
l^'dé bevoit)eth)g Vail het goede , t^den én ónkftattd^be»
den Ib' aaüiMrïflng te nemen.
Men kan ^ het i^ Waar , mrt beè Bvabgelle in dé faatfd,
waarlh géfbhfévén (laat: Zijj dit ha pwaard nemen ^
%uihn dóór het zifdard yer^ah^ aantooden, dat het
krQ^oeren den Christen 'niét betaamt^ maar eventéer
leten Wf) in dat zelfde Evangelie: Ik hen niét gekomen
. Fff 2
752 IETS , OVBR D£N VftLDTOGT
- . . ■ ft ' ' ^ '
om . yrfidc op ofirM ^c^itrcngfin.^ sf^fiarjb^^ ^a^ri. En
alboe^^el . men dese woorden, geenszins Qp hei doel ^
inaar op dc^ gevolgen der Evangelieverkondiging^ in eeoe
zondjge wereld, beh9ort toe te pas&n, zoo leeren w$
toch hieroity dat vvdeeldheden, ergqn^sTen^ tweedogt.
en, vJlj^deljjke geziqdbed^ en gedragingen, doo;r l^et ir.,
ziend oog des Goddeiük:en Leeraars, ^ volgende tgden
Wierden te gemoete gezien, Op die w(jze,6ntftoDden dap.
pok, om van niets anders te gewagen ^ if^ tqde der gei-
zc^ei^de Kerkhervorming» in Bohpmo ^btiïtschlarki ai
de Ne^r landen geweldige beroeringen en oorlc^ieaj ca.
wg aarzelen niet, den (Irijd onzer vrome vaderen t^en
pujiLiPS en z^e Spaof^l^e Ingt^fitie ^heiligen oor-
log te noemen.
£)n welk oordeel zullen wij vellen over den te^woor*
dig^en kampflr^d met J^elgiif Is dezelve, wanneer wq.
den aard, de geileldbeid en godsdienstbeljQdenis der be;.
ufoners van. Zuid en Noord in aanmerking nemen, m
biet we;Een der zaak, wel iets anders, dan een ftrgd tus^
fchen de onderdanen van bet rgk des lichts ^ het gebied
dei: duisternis ? en , bijjaldien men ook alleep ftaatkufH
dfge })eweegredenen voor den fchandemkften afval wild^
laten, gelden., dan nqg is waarheid 9 regt en goede trouw
aa^ onze — logen ^ onregt en yerraad aan de zijde der
heigen; en is alzoo een krijg, dien zy ons^ en niet
w^ hun , aangedaan hebben , niet te regt met den jmm.
van heiligen oorlog te beftempelen ?
. Men , misduide hier échter onze meenjng niet. Want
alhoewel wij niet aarzelen , aan onzen tegènwoordigjcn
I^i^Dpl^^d met Belgii den zoo even genoemden naam te
gf^ei^,. zoo doen wiij zulks niet, omdat wij.dcQApr^^j
^ zoodamg befchouwd , voor iets heilet houden ; maair
omdat, ^^ beweegredenen , die om noodzaakten het zwaar4
qan te, gorden ^ eerwaardig en — in Z09 vOTe men van
jets menfchelijks dit woord mag bezigen -rAeilig zfn.
> zij >. die een tegenov^gefteld gevoelen. zyn toegedaan,
zullen, wij vertrouwt dit gaarne, meer jewigts hech^
ten aan den g^est^ dan aan de letter der Goddelyke ge^
IH BBtaië. 753
boden., wtarbi) , onder dnderen , ook de doodjtag ver«
beden M^rdt^ tetW^T itotüdfchen in iie zelfde operifeariiig
gelezen wordt, dat ^e$ yerflaati van een" dief^tn'^éi^
doorgraven gevohden wordende^ riièt alfbfoedfehüld :ioii
"korden gereken^/' DuMel^ bTQkt hieruit, dat het denk-
beeld der zetfvtp»ering aan deze Goddel^e wetsbef)a-
ling verbonden iis ; en het is ^sSfr denkbeeld, hetwelft'
^ , zoo lang de krijg deze aarde zal beroeréi , aan
onze béOisfing over 'bet tegfmattge of onrtgtmatige van"
eiken oorlog wéifTéhen te verbnideh. En wie wa»i in
dèn krijg teel ife/^tó, de aammlïdlde pa^t^? Laat de
feestdag van 'sKonings veijaring^ in 1830 , deze vraa^
beantwoorden] ' • . . ,.. i.v
Met andere Woorden : würe de krijg, die öiïs 6^' zoo'
vele opofferingen, verliezen en tranen is te ftaan gèko^
men, aan onzen kant toe te ichi^yen aan de verdërfe*
I^ke bedoelingen van eerzucht, vefovérfngsgéest'en ge*
waande Vörfïengrootheid,'dito — wfl bekennen dit Ópeti-
ii'i^rtig ''^ zondert wij onze landgenpoten even miih ten
ff^dci nopen, als wij tén jare 1811 en i8r&' dè^rvkn'
óns af keerig betoonden ; maar thans , nu w? door
Vorst en vaderland, voor de zaak van waarheid entegtj-
ten ftrijde worden opgeroepen , en ons geene andere keu--
ze overig blijft, willen wg ons volksbeihdü en' onz(f
onafhankelijkheid niet verliezen, nu vreezen wij niet,
onze vrtdetieyendé natie in een ootlógzuehtig viHk te
zulléi herfcheppen , wanneer w^ hen blijven aanmoedigoi
voor het vaderland te ftrQden , of hen openlijk yereeren^ ;
na den terugkeer uit eenen voor hen zoo roeihHj*
ken kr^g, ' • * -
' Wfl vereeren alle phifantröpiTche begrippen, dfehuaniett .
^rondflag uit deleer van het gezegend Christendom ontf^
leenen , maar erkennen tevens de mogel^kiieid , cbf
dezelve, onder zekere oinftandigheden , overdreven kun*
nen worden. Ook wy noemen dea kr|jg een monfter,
en het' Voeren des oorlogs eene pest der aarde ; en wij
zegenen .het nageflacht , dat de koesterende .zon van
eenen algemeenen en eeuwigen vrede over het wereld-
roivl sal xfep opgian ; ja, wij fuicben elke pc^g toe,
die dezen saligen t^d voor het meMcbdOfto , vnegti a
vroq^er, Ican doeo geV>reD wofden; iiuur^ waar cnr^
en gewekt het geluk eens volks op het ipel zet^» da^
i$^ nagir oQze overtufghig^ in de tegenivoordige gdfteM^
béid dep wereld» den ooriog, uit seV^erweriiig 08t-
tËian, geenszins ftr^dig toet onze Christdyke roq>fog.
,, Maar — vraagt mea ons «^ is dan de Chxisw
n niet verpligt» mar v^risogen , aÜes aan t^ weodoi,
n, wat diqt^tbfar mQh km-^ om bet oorlog wa de we-
n reld te doiBQ verdw^gneo ?" ^h- Voor^dcer I Dat, in de
aanwending der middelen bi^f toe gi^ «ien met bedsehtzt*
men ^ver te werk ! Ons komt het voot » dat alAin
irfdMdtiOe biylQed Mer meer neg^titf dm p^fiHrf^ met
eenige vrucht» zal kunnen welken ^ iüMner» hebben lir
dividus , als zoodanig » zittii^ noch (lem in de kabinet-
ten der Vorften» en, .oter bet geheel» wordeo aldaar
de grondbegtnfelai van het Evangelie hoogst zeldzaam
op den voorgrond gezet, (tezes uiziati3 berust arme
verpligthig in dezen » urfielifh » ia het aanwenden van
i^lle g^aste middelen, om de r^mpm en fffel^ihedeu
des oorlogs» waar en zoo veel mogelgk is , te vermin*
deren* Hoe yed goeds heeft bier niet reeds het Chri»?
tendom gedicht » maar hoe veel meer blijft aan hetzelve
nog t^ verrigten overig { En , ten andere , befaooit
elk Cfarisiti^ » naar zijn vermogen , et^ vooral m zQnen
kring» zich te bevlqtigen» om den afkeer zgner Mede«
christenen tegen eiken onregtvaardigen eanhg op te
wekken* Wordt die afkeer, meer en meer, algemeen ^
en gaat deze, emdel^k, tot de rQ der volksbegrippen
over; wor4t deze voo^ der |eugd ingeboezemd , en
ontvangen de natiën eenmaal » uit deze aldus voorbenide
jeugd » bare toekomende wetgevers » -f-« dan mogen de voor*
ftanders des vredes de blQde hoop beginnen te voeden^
dat de toekomst , eenmaal , onder den zegen van boveo,
hunne fchoone vooruitzigtenverwezenlqkenzaL Maar^
wie onzer zal leven ^ wanneer de ffure dU zal doen
gefiMeden f
'■»■ ' IIIMIII ll-ll ^H p— ^M^— — ^^■^■^P— II II * ■■ ■ Il ■■■■■■ <^
GStD^kCHTB» "^AH BfiNBN 0p|nP^H£R^ OVER PEN' '
BELCMSCH&N ÖFSTAW0 m 183O.
^ JjLet is bekaid, dat do z^k der oproerige i(^/^g[M
^ geniimen t^ werd goedgekeurd en toegejuioht door
99 ^oodinige èuiUfthfükrs , die tot de UbcMkn beho^
yi-na of willen bchooren» Men deed het voorkomen,
1» itoof eai onderdrrict volk» een oodragelqk juk afwerv
,9 pende » tq;en hf t geweld van wDlekeur en dwingen
;, kndlj wc^ekie. W^, die met dete verbgster^e
Yt Belgen jaren lang onder dexelfde wetten leefden^ wij
^ weten, dat bet oproer aan geheel andere ooraken
M toegelchreven BH)et worden. En bttitenlunds begint
^ men ook meer en meer naar waarheid te oordeelen
^ over den lang' en listig voorbereiden opftand^ Wel*
n ligt' zal bet fommigen der Lessen van dit MingU^
^ ^erk niet onaangenaam z^n , bier medegedeeld te via-*
:)9 den, wat oyer de gebeurteniaren in Bclgii wordt ^
M zegd in een zeer liberaal Duiuch Tijdfchrlft, wdka
» ftrekking k^baar is aan de zinrpreuk : Voorwaarts t-^
^ Wg nemen dus daaruit het volgende over."
Velen in Buiuchland en elders hebben Qxi den be-.
ginne vooral) den Bclgifchen opfland uit een geheel ver-
keerd oogpunt befcbouwd , alsof het volk reden had ^
om tegen den Koning der Nederlanden zich te ver;i;et-*
ten. Maar zij , die het gedrag der Belgen eerst aan va*
derlandsliefde meenden te moeten toe&hrljven , kenden
den eigenlJSken toeftand van S^elgii niet, en haddea
geenszins opgemerkt, wat federt 1814 aldaar gebenfde..
Te onregt heeft mesi ook bet Brupfelfche oproer gelijk
willen (lellen met de om waateling , die een wdnig vioof
ger té Pary's plaats had. Tusfcher beider oprzak^ip ^
bedoelingen is een zeer groot verfchil. Hg dwaalt der<*^
halve, die de zaak der Belgen naar dia der Franfchen
zou willen beoordeelen* >
Tusichen ét. Erafffchei omwbntblino van 1S30 en
het OPROER der Belgen is wel gelijkheid, ma^r alleen
i^ ^pp^ecxdt t€dt. De FranfiB^ ?mmsttiSia^ mi
t^Q eene JczaUseh g^wordeoe .RfyqÉilV.fedgtv.ea
l)|i4 in hét algemeen ten doel het y^fd^gcQ iw de he?
Wgpx der menschheid -— vcrlichiieg^^efi^Ji^fWfg^rf^^^
^^.— ttfgax de pogingen , die aang^w^ wenkn^ o«
den. geest dea t^ds in Frmkryk ie Q«|er4si9UMDb» «
d/^ iduistcrnis der Middtkctrvm Mrtét^jf4h^qgm;'Bi
Bcfgic9 durentegcn, wil, tmt Ja^§f04$ckrlfé$rimmm
iaanfchc partQ , di( het domme voU;: hfo^ ^ecM op %^
winden^ . den gust d^. fcrHcb$ing^ ini jiwUc» de Mife
df^r/andfcic Retgerjng ook ten opugte yayi^hetlbooiiiedia
^thjolieke Belgii in hot algemeea red«9 1^14 githmitii)
hef»&9 beftryden, en har^ eigcpit Jiehmfion io deplcttai
ion. die der menachheid.ftelki^v-^ ba^e Higene bdaqgqr.
tfig^ de v/;r//^A/iii^ der negentiende. ^91^. dpenséUciu
Fr^krijk wilde vaorw4iarPs exi BelgiS^ jgil — r^j-
VMortst Da^ wil België^ zoo me^ pafn^yk hier vaut:
iB^'^ in het algemeeq , en niet veeleer vm het door
die Monnik-/i^js&/V/^^ V ^oomsch Pauif lyke paitj) <^:
l^a^tte en verbQst^dc gedeelte der bevolking fprekeo
moeti Het is de duistere geest der terugwerking, dk.
tègep de Ntdcrlandfchc Regering zich verzet 5 maar die
den .vorm en bet gewaad van eene tegen willekeur ftrg-
dende tegenkanting heeft aangenomen. Het js Oechta
het. drijven van eene zekere Priesterpartg , die ekb vg*
andig toont tegen alle vrghe^den , welke ten gevolge vm
tpenemende ontwikkeling thans drmgende heboefte ajjp;
geworden — van die onverdraagzame partij) wdke^-
tegen eene Protestantfche Regering , die , in den echi»
geest van het Protestantismus , billqke vrijheid fai aBe
opzigten, zoo veel mogel^k, poogde te bevorderen,
2ich aankarmende 9 federt i«r4 in bet geheim en opcnl^k
werkte^ dm haar doel te berefken. Die partij der Ouwe
Oltramontanen is immers tegen vrijheid In het gods-
dienftige , tegen gelijkheid in burgerl^ke rekten, en tegen
zoodanige vrijheid der druicpers , ,al5 er ^or ,alle onder-
danen in het Koningrijk der Nedcrlandcn\^^Vi \ Zq wil
elke andere Godsdienst uitfluiten 9 en verVmgt voor aicfa
VAN BEMttfV BOl^fÉtUftg, . 7jf^
iwttenksto'Qü^giest^flilk opptercoézigt^^Men weet <Mix if
te goed'^^wiIlfö^Mèiën zij gebnakt^hcéft'^teii opzifptWP
▼i^hdd VÉ& dyyk{)^^ en van bet openbaar óQderwqs, ctit
$m de lorg^ der RegeHng was toevertrouVcl* Mdge edir
de iVérfr/rilnRaSffi^'R^gering fomsrindekenzederniiddéleir
misgeiaM Mbbm; stoge het waar isq'n, ^t er gébrelEen'^'
bet beftnnr pkacs badden ^ en dus de Belgen met redeit^
crwr beswaren bMden blagen, — iedei", die den gan^ der
tAm Ixk Betgi9^vm 1814 af oplettend gadegeflagèn^ en'*
de lïst%e kibiiktt'^eBner woelende Gèestel^efd opgemdif
bdeAs k«^ ^^^ ^^ miÊi&t daaroyer in tw^fel zyny dat^
ééte:[pdnH^i^ ipartfj van die mfsflageny gdbrekdi é^
iieiwaren op eede flimme wgse gebruik wist te nuken^^
cm^' GBAet Mkeré' vocR'weniÜbls , «en groot gedeelte éér
bei/^lUpg dienstbaar aan hunne eigene geheime oog^'
Hieifcen te maken en tot openbaren opftand tegen de Rè-'
gering aai^ te üetten. (*) vDe eigenlijke oormk van jtt'
bet gebeurde i^ tè 2odien in de woelingen van zeikrè
beerscbzuQbtige.partg in België. Had bet volk al redern^
tot. ongenoegen over mishagen 'en gebreken in het belhittts
gielfody deze* ontevredenheid ^oude zich geheel anders,'
dan in de dagai van September, geopenbaard hébbenf
Slechts kwalp gewgzigde gödsdienstgver , opgewekt ext
c^^derhouden- door die JezuMcA Uhramontaar^che partij,
kon zoodanigen teg^ftand veroorzaken. Vandeftaatkunde,
Wtlke twee landen van- zoo verTchillende ontwikkeling
vtereenigde , wön!t hier niet gefproken. Men neme ech*» '
ter in aamnerking , dat fommige misOagen :^n gebreken ^
in- het béftuur, waarover de Belgen misfchien met rédén'
londen klagen-, niet zoo zeer aan de Nederlandfche tte^
(*) De ioot Jnuifen bewerkt^ vc^lktb^ewegingen. in, J7f i^Hn
leveren een .nienw en fprekend bewift, hoe die hiii9heliM»,
alle kleuren ea masker^, weten. a/iq .^e n^meo..^.eD^944del^
ce gebruiken, oin coc hun doel ce geraken, pén zün zS
bet gevatrlQklle, wannéér zQ, gelijk in Befgiê^ de rol van
UPerakn fpelen. Hier geldt dna het. oude fpre^kwoord: |,AU
dê VO6 den zedémeeseer begint -uit te hangen, dan Is het:
i0€r!p0s op ie Mppenf \
^g^t#«»- Tttsfclicn twre jiqo 08gii^}kjGagftige «keko
koo r<k vtretnigtag iwro «nde» , dan ofi zeer onvolko
ptenie wgse , pUuM fad^beiit De fitendcl^ wodiagai
dkir Uhramamé$0nfih& partQ en de dMPrdoor /ratoonaakti
amwenteHngsgeest dedeo hdlMme pogi^gttn d« Refoof
ndftlükkeo. Door die tegeokantiog voond. kwui bet,
dkrt er fouten begaan werdeOf £n de eiges^Jke nddiati-
jers 9 fteeds mar vtate plaanea ce werk gpoade , mreo
ffim genoeg ^ om , bet sij <ha wezenl^e , bet sq voor-
gewende, gebreken in«hei beftuurzith ten nutte te 01*
ken , ten einde i^lle de maatregelen der Regarkig v<pkcht
te doen voorkomen.
Het oproer der Belgen is niets ai^iei^^ dan firifi ér
M$umis tegen het Hciu De Nedewlandfehc Regeriog
wSde. votkswlhkting bevorderen. In JFratpir^ (wooh
al tot aan Ja^j iSso)^ • in Span/e^ h^lic^ ki eee fs»
deeke van Zwitferland en DuHsehlamt Oüved eo firp
nog zekere lichtTcbuwe pimg op gel^e yt^jju. , De g^
fchiedenia onser dagen geeft belangr^e wmkm. Dm
opmerken wil^^ kan veel leeren. Aome^ het Paufdük
B^eme^ blQft (leeds tiome^ ook ki de negmiiende eeuw,
en kat geene pogingen onbeproefd^ om de voerwaam
gaande volken met bet finigefponnen webbe t^»s hieref-
chy ta omgeven en in hunne beweging tegen te hoiidm»
of op de verlatene paden der Middeleeuwen terog te leir
dan. Keme Sfil rugmaartp ; de meretd wil yeop^ékiru -r
wa$ wiilen 4e Regeringen f
IBTS^ OVER BBNE RBCBNSIB IN OEN RECENSENT,
* * OOK DER RECENSENTEN.
Aan den Heer 'Redacteur der VaderlanJfche Letttf-
oefeningen*
Mijn Heer en Vriend f
In den Kecenfem , oek der Ruenfen^en , voor dk jttf
183ZV Nó; 'Vi M. ai6^ 2i> V»» :li# ftfiiae«fleMfto&
Tond ik het verOag van ét Bptstelae Hi^c^oir'l^i»
o R d TI I imdhac ^ cfnlangs tk>or dé dmir 'kliöft van lietf
KoninUip: Nederltndsch laftituut tiicgeg«rren» e» aUhiotv
in ecne aafttoekteiiig No« j , beii Tc^gande.: ^ Bk^^
Wook nog mee Latynfcbe Bric^^w van db oitoroiv
Wftfgoftrukc in Jnfigmum Firorum Bpis$oJme^ e BMi^
-^iksèd j« o; MBB'Lii, dtfl/Vtf^ Amfi^hdawd 17QI» bH
^ 10, »9 beide gefcbraveQ aan ^* Brdedsr^ b B<toi
'Vt en xo Mei i6bo, ^^m be ORoof 190^ Penfiênm^Ht
r, van R9tteM»m was.' Qesëtve i^'Id gecae der twift
> gttioentde viNPBamelingen (naptlijk die van bi,a au «»
n mbbrman) opgenomen.^ •«» Hieiep vak htit «itt ei
ander aan te mërkeR«
. t. Men inag«ieb verwonderen, 4af de Heer Aanteeb»»
Baar Oecbts twse Brieven van b B o Roo t , fa> de vcreanet^
&g van MBstius op bh 10, ia uitgegeven, vetfoialdv^
en. Heen gewikg «aakt van cetaen deakn u vaal béttbgw
ifkereii, iddaar te finden 09 bl« 17 ««^03, gefiAreMli
aa» den Gfoot^Zegelbewaardeff van Fa&ktQi^ 4i,i4>ilb
(ALiGRiu8>op den Bsftep Aprtt itff4.
4« Het ia vleaaid, dat^' wegens de Bfeiavea, ioov^ d#
04 Bk o T in i6a0 aan zignen Btoeder geTchFeven, gaiiett
wofdr,dat bg toen nog Penfionaris wn Ratpsrdamvitu^
Mtt dê daadiMd hQ tocb op dar te z^n , toen b^io 1628
gevangen ,' of aitbana toe& fai) , in 1619 , tot eeuwige ge*
vsogenls veroordeeld werd; fphom b^ sdf sfeb alt^
uit hoofde van zQne overeenkiaiiat met de (bid A^éw^
dam 9 Ml de. aansaardfaig zquer .bedienmg^ (houdende^,
dat bl}. van dezelve niet ontzcfe koui worden buiten z^e
toeftemming) a& zoodanig bleef aantikrken: gd^üg er
dan ook , zoo aia tiakkxfnSgcA weees, geep afftand van
deed, vóör dat bQ, door bet Haf van ^wc^,^^
Ambasfadeur b^ (bt van Frankr^, was aa'ngefteld^ eü
Rioturdam daana aan zqne Erven uitkoop heeft Bi^e»
ten doei^ van hetgeen van die fiad,'ab.Baa lins ve»»
fcbttldigd ialaria^ toü opi hatargemeld^p tgd, gevoideKl
wend.. Wm de Brieven zi}n uit 4eQ LeBMfteÜpftdietf
küJMi gifcluwMi, iP dit had er duf mogen jgoidtt
bögevocgd.
3. Den Schrijver der aanteekaiiog iSra^oi ODëekeod
gebleven te xQn H0tt'4>:ifia^o£öTJi Mpistolae fcx
ineditae.^ edenU ad ti. stolkepl^, LugJum Bataié'
rai^ Xjph t» OU MORTiBR »t iittl^'ric^iym
^. 'is waat^ (eii het'geeff mQ geo(^^'<;, jdlt Uèir ^
tA.pogea 4>pinexkcQ) dat ik,, toen. ik,^jc(if'srx H^^
mfgaf i- aan de verzameling van k£|ij^i)R« ga?» k^^,
bI^mIhkI, en dus digsèSit drip^ é^^èm^
Kl9"iÉ!$9 mee vda amleasn , ' ia^JiantfQlrifedbe»MflD^
dt-3il fiLABu'a^vcBnnmtfing nkt ^iinMftfinitodtiy^ «aaii
keerdelqk voor onuitgegeven gehouden heb. Dacfridt
drie overigen, de één aan o. yi^aVWl^f; dè'^aillcr
i|}Ui CHR. CAsaiüa', de derde dS^jë.ï Rif,' col^
V4II u a- gefchreven ,' ' sagen , mqna' ' w^f^i tè;''Mfiféï
wawt^hfit hcht- .,_ ,. , .
nitk. vo%. hier nu Mi,.dat ;iog twe^^^^^^l^t^jofi^^
BciewA van .i>B ^^oot^ dpoc 9i,fa^^«.aocb.p^K^
MAM opgenomen, beide aan PBTitiiYi ^e^^nNrA^iièK
ifl'^i0ttf tB 1617 g^idiraveo,.vooikoQie|i.iii p« cittiiiLiti
e^ dóètiH^tm yirortmnad tufuUm ^ £ffii$$/lm ,' )gedfnfct
te Leiden' bi} p. van i^er aa, ifa^, ffiTOw' op^i^^
98 èH loo. 'Weligt fcfauilen elders nóg -tfeerdétt ; ttt
9Q0 men 's Mans Franfche en Nedérdüitfcic Brie^
«rilde uitgeven , (geljjk de Heer m e èK^ a n ef;.é^|
Jq. de eecstgemelde taal, heeft opgencuDe^,jM>udf^d^.
^aiDaen ^nog al aanmeriGdIjke hundd |e pa4kjlPA'«V)^t^b\
, *Hié%' iets ie dexer gdegenhetd* .lob a^.;iv^aid ^aa»
Üttll^ Lez«K) .bijornijfieimiaTO der fê»:iEfiafêl0é^ iuA
ft " gelèlrréven! 'fkk\op$inis iUa$ d^Mjj^y^ iMfiw^
rcfir^ tic difficuker f e rsrum gnark ^fkiims efvLii'irvi
foetus esfe fint probaturne. Eén ti\ toètiil]ali|;e ^Ksètor,
fenten, (ik weet niet meer^ welke} dQ/mtgaai^'iankcMb:
ittgende, be«i^eerde, dat ik .had behooéea ^'feh^cji^
min difficuker. Ik waa en ben nog; yan^ a|K^ ^eyqêkni^
Ik dacht ^ jdat «/^^iMwAsrjdeu «erlangde .h
tett^beMtte, dew^B^^lfeaalftotr'ata^iiivii^^/k:
-Ji^'
DOOEOEAVUAG van Di bAiM>éNii& Vikte PANAMA. jêP
. I. :rifri jénl^ "ii .jnn :l tw jp rw>i>ii li.'n^ f»iliij
DOORGRAVlïip VAU 0« LAfTDENOTB VAlt l^AHAIfA* ' ^^'- -
jiU^iles, wat b^trèl^'kin^ 'heeft tptj lïêze zaak', verdiC(nt o'pV
merking ^. en Ik ' flel 'mQ Yoor\ om ', voortgaande , ' allea , w|?
meer en meei' InHchting^ daarootrenc kan geven , te craclftm
&' iiocereh. * Voor ^m land in deze kaak ongemeen beffin^^
if/ki want, bij' eeiie niet geheel onmogëiyke uitvöerio'|r7iai
tfk -bfédoéldè' ^t^twiirp/ zoo zalka e«sie vólkomene t«lnd««
sng hi de xeevaftfï te weeg kunnen teengen; terwVl de >wc0
attt onze OaaMifcke bézUtiqgeQ. wt^l de he!A 90» iM'l^cif^
v^rdea« - ■ J
^,|a,,het. yQo(g||pjd^. artikel over dk onderwerp (JLetteroef^
Ï^Q» XlVfii is e? ^e^^. algemeen overiigt gegeven van de bei
Qekfcelijk^ hoogte. der. beide' zeefn aan^ weerztjden van*d#
landengte yin'Panima, zoo "als ziilka in 1828 en i83p doof
de Heereo LLotD en palmark bQ naauwkeorige watélQC
(iasfing bevonden Is. ^ De navolgende b^zonderheden woriletf
gröocendeelf gegeven in de Nouve/Us Anéaks des FojéfgHlM
Nov. en Dec, 1830, . : ^
I Het fch^nt, dat» b^ alle vroegere onderzoeking^ rtp gpi
teerden of reixlgera » welke die gedeeld, yan ^Wf/^^ hf^b|>^il
t^ezocht» fteeda de gelegenheid verfnim^ is» o|n eenig bej
[^ald onderzoek hieromtrent te doen, of wel^da't de pógin»
?;n, ^aartoe aangewend » mislukt zjt)n« Toen. onder andereh
e Frisrii/rii^ Akademisten bououkr en laconü aminA
iich in 1735 naar (2^//^ begaven ,* om 'de drie eerde gradeüd
van den Meridiaan tè meten ; en ztj oirer de landengte vlfl
Panama kwamen. Waren zQ wel voorzien van. bër6lttet€kr{
iiaar verznimden er zich van te bedienen, toen zy z(rfa tan
Porto-B^ naar Panama begaven ; waardoor x^ 'd^n wff i^dB^
omtrent de hoogte van dit fcbeidlngspum der wereidzeeSip
^qnfl^n bfikend pial^en* *.^
. Do» ANTOf«io i>« uhhOAf die. In de Commisfle de;
Graadmeting was , beproefde wel om eene barometrifche'hoog^
temeting ^e dóen; maar de hoogten, door hem ïn zQne Of"
jfiltyadónes asttonemicas y nanticat 'bekend gemaakt , hebben
echter, volgeflè d^ jtmaUi éê% Vrjé^fn voornoemd, nitkoav
^a gefeved^-dka tvel xesmaien.te groot. zfln xonden C*)«
(*> Mep ftadtii.eobier ii» ^ bH .gemefde ar.ti)iel geeKè^^Vfl*
doende bewü^en^ dax 4pz^ opgaven van ulloa.^oo veel
£
7M mXHKniAmi^ ^hH M LANDSNGTK
.j.SiÈi» de meüof flèr 'dife gnden bt* (jMnr^ ett deiètlft
HhÜi mm dt« toi|M», It vtti iMd%teuddQCi«e<«ni«.
Ictodfaeid {tebieven een aamdcn ^m- de -èoogt^ der b«geD op
Aq tt«dengke v«n I'amb» lioeeir*lM»ikpaièrpnr der tte, lao
9ntk «b ten aaoiie» der nogeltfldieid on: :ceii:beTnzbiiril.
m^l ie maken van de eene leée naar de andere* Lttoei^
jMgeii, die van baiometers voorxien waieta^ xoo als roa
«VaBOX.DT| CALDikS, B O U t SIMO A Vb-T * KIVEKO,
e^ BIT LA 0 0 ^nz«, zijn pier op de landeegtè geweett|£o
btt (bfa^nc dm ce blaken , dac aan den Genenal BOLivik
de eer toekomt^ van in iS'aS en iSsp door è» Heen
LOTO en FALHARB dit voof den wereldbaDdel aoö be^
iangr^k tenéin te hebben doen dpnefaen en waterptsren;
ia^bende daarenboven, met eene lofWaordlge edefuoedi;*
fietd» gelast^ 6m in £trr«/tf de kaarten en nStkónflea ^fcc
vieteffpaaiing bekend te maken, waarvan kea deel der fhf-
icfofiicéti Tiramactiam vat 1830 vo6r hec eent de bekosd^
mikinjf vervat, zoo ais in bef voorgaknde artikel over dft on-
derwerp vermeld is.
Dexe weterpasfing , waarvan aldaar de voómaamftè aitkosf»
ften zQn opgegeven, la begonnen aan dé kolt Van dengro^
ten Oceaan te Panama ^ en ilrekte zidti noord waaru assr
bet .bovendeel van de Rio CAagre^ en wel een weinig boven
üenelver vereènlgltig met de JUo Pegiuni^ de waceipsjft
Aand vae de Cksgre 11 daarbij gevonden op i^ Rag. voetea
boven 'volzee fii de beat van Panama.
Het ia tnsfcben de' ffiad en de v^ereénigteg vtn de ri?ierti
dö. Chapê en de Pegueui^ dat bet verbeveofte pont der^
heele Waterpas&ng gelegen is ; men noemt bet Aita ês Msfiè
Ügnrique ; hetzelve ligt op ^3 Eng. voeten boven P^mêma
De- regent^d en de verbazende masra bosfeben beteneéca
in i8aë het. voortzetten van dezen arbeid. De Heer llotp
kon de waterpasfing niet eerder voleindigen dan in FöbnUrQ;
van de waarheid zonden afweken, ten z|j mea ook i^ffnie-
miogéi Vèt anderen zonder nader enderzoek voor tekef un-
neemt. UlLoa, die zich in 1734 naar Amerika b^A
bieef aldaar bettendig tot 1744, icrwfil h^j in 1753 voorde
tweèdemaal naar Amerika ^ng^ en. in 170^ ttttigkiHm ^9
is dus een* gèmitüee IQd it! die fttéken geweest , en beeft
gelegenheid gehad om nuanwlfeilrige waatnemingeb te doeo;
mèn mo^t zich alzoo verwonderen , dat dete boogtewufoe-
mingen zeiK èen aanmefkemit vertbhil opleveren.
v«tM tilt eiMR f vaim^ 4iOMrip«tt^ inr flUfé
«v««w ^ éB- te ««TMiigii^ vim de JT/dr 7WMM«i;. «ibahl
kwam altoo mi dèli iimkI dor fiyteriin de xvedBr .^AiillM^
De teteo ^ftbeifcn hmidi b«irii gebeai op in dkgffleMn
4er 'IfHdelijtte. Be itiieeyirdïhflkemw «f Utver «Ie gtoe^Mi
^an de lioogft^ kevvela beviiideit zidi ia liec imldcAijkfleoii^
deelte éer Itndafigté^iiafehee Owr^i ett Patumoi De bwijea
«dieffen deb neer in bét #es^n. Volgens de >Mk4A» ito
r^^^^ Vö6reiti4»} xott de Heer LiL^Ttt ticb eelmr ftedtki.
'gen 4 wanneer b^ #ilde ^ dec de CMffMierMS een zniden vtk
Jé^ b9^ ^ÈikMtmdhÊgétf op öe pfauite» w«ar se ep bet ^uu
land voercgaaitv ft«i><l^*^ In begiet <oenettende,f;xidi4(Ni^
4)r affafekiog veemdgen nee de Oni^^ftfrA ««n 4e Cte*
ent iraa -^« itrèfrineie van iifMopiiÊk Het semi* ten nlilden
4Én de lUr Ikgra» tvaCebett^-4le graoce J^ Afféu eit de
kntt van den giooaen Oceaan, ja Mfder een^buig tdrtrein'ven
4e> Heerk Leir<» febSm dnbeloMfii ae.Mjn mee èec tticweq» ij
tnn de baal. van Capica (getegen een wefaiig benooideiiidB
^mas de Sma Ffwtdtca SoImê) te vereenigeo.jna ^^kBU
Mffdfi ftf MOjfi^^ èene ^n dei HnOmn , ^e bi de »f/r«f»
viseyeowv . - ' --n • . a
.Oe geneenfiriiap tn^ben .deibeUenecfo ym firnm^Btik
tot , ^mma • keu gcnfftkkelik wonkn «enaaki dowikMMi
voor kleine Mepen; bet fcbijpc^eebcer ^ deft.beitmftfcenaMm
gieten wegen aaaicoe A itoeckeiir.fel f!eiiUeeen»> entwei
mm ét 2a«envioe«big van dr ; /Uir TriMkMlMt 4t QlÊêt^
w£ tnc^ ^jnyaHk.en CMrmr^ een weinig een oaaten.vatt (He
ftad. Deze wegen xonden aUeen keatbeiir «||n^^«iafc.danr ie
Mlon, ulo boofiie dat de ktaenpeftoaficfaen deocfnèdenxSa
mee vele bse^tf * die getoende den regeacQd Oeric -^ep-
«wellen. - '^^^ •'■..••...
De BeervoieBVVBOLDT^öief deorsOoetenniiiMiftaie
Incbtageftehibeid en de vetdeefing der gewalftn » de boogte
van bet verheVeafte pnni der bmdengte , op dee weg tna-
Khen de beMe bavens, gefebae bad op een weMg miader
dan- 550 Eng. voeten, (volgens LLOTD633 voeten) bad
flnds langen t^d de oplettendbeid gevestigd op ber verfirbilfn
boogte van dén groeten Oceaan en de aee dtt AM/ien hli
boogwater, en op de middeling in de boogten van deowAen.
pasfen (land der beide zeeën, welke daamit aii gevolg kan
getrokken woeden.
Teil DOOftOMVmO «AN Pft LAMDtHOTi
ÜM tmM% vooftfttnde ,«rdkel, om:!#r ^^^ ne«
meiksafttbedeq. vio de Heeren LLorpM rALfiiU,
welke . bieiommiK ihanj e«o iiienw lic]^ li^^eid hebbes;
bet la doe oifêctollig, die bier te herfailen^ Djim ou defdiA»
pen« die «leer dtn u voet diep ^uo, nkc io deil^^C%v^
kiioDen komeo» zoo fielt lloti» voor» een UeJo. afleiding^
of bulpktnaal ie graven ,. dac, io de baai ^ftf/ Z/aMH uWum,
iNmvjh^i)^ welke even veilig als ^emaHkeUik U^
Hec vasteland van Ameriks biedt v|jf pnntep vao |«aees-
febap tan tnsfcbeB de beide zeefiut alst . .
1», De lileioe ^oeve Qiuekraés, rayin^Je la /U^Mdkra.
in bet.zfMdeijjke CHocq^ alwaar zelfs v<}ör de-cMaaMttCdiBi
een kMa kanaaL beftgnd,
. a^^ De beat van Capic^,^ In bet noordelQke Chcs, .
3^* Jï^ Mndeegte van Pimm^.
4^M..H» neer van NiMr^guOé
50» ^e landengte van GuoMcmiko^ waarwi yenniJisit»
coRTZzin tf^t Briettu am karsi» V ala . vaa OttfokHi
gewag maakc
Dé. voordeelèn , welke leder dezer v^f piliiféa dta kindei
konnen aanbieden, zQnin alle derzelver b^zonderbedes door
den Heet tou -^uisboldt» 'fn z^ne Reize mmt ie Keer-
Mmgrianéên^'ttk in Cfne StamftÊmMge Proew wer IHm*
i^/tfiir/ry'^ontvónwd gewimien.
Hec meer ven IMMMffisa'^n de ^0 «Sm^JiMK. Md/oen il^
leen de ge(bhikibei<l xe bezitten -voor een e^enl^k zeektasal
voor : gKMMe • fcbepen ♦ zoo zJs )xi CaUicnifchÊ e» bet pM
NaarMalhniffïke kanaal.
Men kan bij étzé gelegenheid ntoc onopgémérb liten,
boe èaitgeiiaam bet voor ons ^derlandscb gevoel is , om te
zien, dat ook door vreemden het groote Noordkollandfche ïz*
naaf ais een algemeen bekend voorbeeld wordt aangehatld»
en dit grootftiie werk' verdient znlks ook in zeer vele op-
zigten« • Meer en meer worde dan ook ons èebt oidoDttl
gevoel geft^fd door de opmerking, dat vreemden cm weder
meer en meer règt doen, en dat konden en weteDfchippeoi
tevens met den^ roem , door onze braven op het veld van eer
zoo fcfaif terend behaald, zamenwerken, om ons dierbtar
vaderland weder ten top van eer door de geheele veieU
te doen rqzen, «'
Blieven van Guatamaia van 20 October 1829 hebben ook
géiiièWV'dai: *é \^riêml ver vee *é\^ 'Afgezant van'Zi^'ïfc.
dcfn' Koning' ^^^t^éder landen bij de Republiek, licK^Üïj^-
▼dljse onterf van tV^ Hof, beaig hield' mee een ontwerp vlih^
gémeenfcbtp ' cdftfphèn de golf van Nicosia en het meer van^
Ntèaragus. Itfèn heefl onlangs uit de dagbladen gezted y'^
dat genoemde Généraal zich thans In bet Vaderland bevTndf/'^'
'tn roomöexade'j/nMaUs worde voorts nog gezegd, dat .<)e
oAoiten fD de Reptibliek van Centnui' Amerika alleen de
aankomst vatT tttfllandfche Ingenieurs belet hebben,
"f pen hec Spaanfthé Gouvernement . zonder eenige tegen-
fpraak meester was van desz«]fs ^fflrcr/i^i^^nry^iitf, koloniën, heeft ^
h jt ""niet de ^hnÜehgte van Panama^ maar wel de hindeni[«
te^rasfbfaien' berméér Wcatagua en déd grooten Oceaan doen
waterpasfen. Dit lyerk werd volvoerd In 1/81 , op last van '
Dtf» MATi^ DÈ Valve^» Kapiteln-generaal v^nGuatamata^
door den Ingenieur Dan manu el galistco^ men be-
vond toen, dat het meer van Nicaragua y welks diepte po
véeftn is, 134 Bpaaiifbhe voeten boven den Oceaan ver-
b«iRen*.vst, .\'".\\
F. W. C. .>^^'
i. . . • . . .
FEESTZANG, TER OPENING VAN DE OPENBARE PU^aa<r«; ,
. DEJfLIJNG DER STAOS NE&BRDUl31ICHBr , ..FRANSCm*'^ .;
EN TEEKEN8CHOLEN , TB SCBOOHMVBN ,>• OF BEI* • m
T • 3 SftPt* 183 1« DOOR )B «II^IIBRS, |2. ' '
V an waar dat zoet gevoel , die ongekende drang , • . -
t>ie heel m^n hart thans ftemt tot plejgtig feestgezang? .
Van waar, de dille vreugd, die omfpeelt in mJüne adren? • ,
Van waar? — zij komt van o, die *k (Qt dit feest zag nadf es $
Zi| vloeit van u m^ toe;, van u , geliefde Jpugdl.
Die blij ten (Irijde fneide jn.*t perk van. kunde en de;|igfiii
^n u, die op deez' jeugd, als op uw kroost ^ moo^l^^n^
£n droogst aanfchouwen wilt» dien. vlijt jiun de^d vergAijgii.^ ,
Van u , wier ziel en zin van kinderliefde blaaitc,
'En die bij kindervreugd zelf reine vreugde. imaakc! «r
Bekoorlijke aanblik! ja, gü doet de borst ontgloegen.
Waar men de milde bron der wetenfchap ziet vloeden ,
'Waar *theilaanbrengend vocht een.ganfche fcbare dsaoki;
Waar men verdiende en deugd den palm der eese fcheokt ,
Waar *t licht der menfchenliefde op i^ken. Oraal t en arm^a»— -
Wee, wee hem, wlen die blik het hart niet mag verwannen I -—
•MENGEtW. 1831. NO« \6. G g g
766 P£SSTZANC.
Vaii hier cUn^ ver vna hier, wie fioatlt op dit ooi fepi;
Wie *cfieraad vaD den mensch , zijn' redet^ken geeic,..-
Wel wüde ontwikkeld zien in 'c kroost der tardfchc grooten,
Zoo flechca Minerva*s koor voor de armen bleev* f eflotoo ;
Wie al, wat ploeg en fpade, of bijl en zasg hatyeea, -
Wê4 gaarne tot den rang der dieren zag vetnetol^
Opdat zijn eigen lichc een* riienwen, grootfcher* Inisccr
Oncleenén mdgt, mitfcMen^ aan *t andren ^Irükkend dniater*
Van hier ook; ver van hier , wie , mei deze eeiiwin^||fd,
Aan Hollands onderwijs de fnoodde ^mwlen w|ft|, .^ j/
Wfè; voor al 'tnieawe blind, en vijand van het gpadAt
Het walgiyk loftied sringc voor *5 drijvers ilok «eti roedcb^
Ja a^Ws , \ verftasd ten hoon , beta^ml^keeerzQcfatdqciit,
En -t kind, dóór baar geleid , een* bqegnH|9|d^oiva).n^c !
t9een\ f>ri«fsiefb vz^ den nacht 1 vliedt 'y^rj.^faRdenewMi^ ^
Hi«r Zit op n\^ aHaar- geien vnige wierQ«ii:)]9ip^« }
.jcj^^r. welkom, welkom gij, die ijyrig herw^iaru ^^l^i^
Oi^^gf gü 't onderwas op hooge waarde' fteltj "' ^^^
.J^gfliarne dédr vertoeft, waar uwe lieyeUngeö J-"^
Het drinkbaar lied ter eer' van wie hun weldoen zin*^ilrl';
Qij.,. die den Hem^l looft — in fpijt van *t blind gefclireéM —
Q^t ook uw kindren z|jn geboren in d^ze eeuw ;
Dat flaafibhe vrets^noch dwang, dfed'eéli^be^a^nleg^ftj^Qrden,
Maar eer- en pligtgevoel hen leidt aan llefdekoorden. '
£n n, n boyeiitH^ die , op MeoenaaMiptMbtxT ...103559O
Het liefst uwe ófftrs plengt in Pallas' Mü^^tafMTtf b^M
Die *tedle roepln^g" ik>cmt , voor *t aéümrit». ,tfi ^ofl/né
Ëé Mitnmer. reinet wetigUe óf hooger heil knfft fint^^c
Dan Waiir ^Q ^t ?e^9gd)g hoofd met dNs^aajrjer.^m^f.T;^
tiv^^i Htó wai^nAt èn dengd als Aof^tt&'omm^q^
|?V nvtett 'tt)eikn|r Kten^engd (teeda werkman yofKJ^eösii^;
U, ach^atfr ^citfbeMmr^ tMd'éüOü^lvmifr.^m^
JJ üï' ÉtMt nn -WTgen ttat , vio #eldom>iWMiMC;^53
''»-^'^i«cfpik, efdteffr^ii bet ihieéaal .w^^om to^f y n^oj
r'.$^ ^p , myn geest,. (lijg op! klinkt helder ^ doffe {|areol
Tuigt, zangen, van d^n gloed, mij in de ziel gévarèbJL
Wie, die de lier hanteert, vond immer voor zyn lïed "
Een meer verheven fiof^ dan die on$ fe^n mij bledif '
Zwol immer, PhebQs*zooQ , van ryker latig uwe adert
Hier geldt het deugd en kunst en wetemchap te &^^
Eta, waar het loflied niischt , die édle trits ter W, ;^
Daarop zien de Englen*zelv* met welgevallen néér.
PRfiST2AN0. i^J
Dat voatregt ütKiakt gy ntet^ g)| , iere werel<khvi]igreti ;•
Die om des ^ry^n liali uw keocnen moge fiiflgren ;
Die , b9 bet fortcb gêfcbal van Mavoifs* kt^gattiompét ^ .
Alom bet 16 hoort, iraar ge ii#en voetAip zet.
Nee», Ceftn ! neen , nw feest moet bfj ket onc^ teMeil!
Gij }obelt, |e, ttter acht de meoscbli^kbeid ftoit citrtfM;
Uw lanwren «|}n bevlekt; de radren van nw koets
Gaan over Ipen heen , doorwaden firoomen bloeds,
Vrfl volge *t M9 triomf n na bij elke fchrede \
Maar in dat f^escgejuü (temt nooit een Engel mede.
Vilacb !è nw praal met krans, met purper, parels^ goud:
Bedwelmen moog z|j *t brein, maar *t harte liat zj^ koiid.
Dier bannen wQ dien tooi , dat arml^k fl^k der aafde ;
Ons fbest blinkt hel genoeg door aaogeboreó waarde.
iVQ hebben paarlen , \k , maar niet der golf ontleend -«
't ZQn kindertallen, bier door dankbaarheid geweend |
Met purper pronken we ook en jonge lenterozen ,
Maar — op. dé kipderwang , dié \ fchoons't gevoel doetbïözen;
wy ftrenglén om de krain ootc hier deta lanwerknlbfn/^
Maar flechts door kunde en deugd vetkrfjgt ht| gloed 'èi jÜÉks;
Ook hier wordt vreugdekreet en jTeestzüng dpgezotkiëh ;^f '
Maar *t is de lof van God , gevloeid uit klndermt^nden:
O, beter j reinet zang klonk nimmer *t luchtmltti dlA^ ,
En heel de Hemel-zélf neigt naar otfs l!ed h^t wt% -i^^'
Gesbgend vMtoh^fedi waat loisfieni^ Anles .. r
Deed vollMivcriMid^g op isw* bod^ii atdenlile^t.
Wetr 1É4te^iMieindit wn vni^r. oMTVtendbeidy
Die eèfli l|fl foaberfldeis bieki omr % mik ^preldt|
Wat Aëd'deb l«|p0& mist dw bVc^oeCi verdw«Ha« n
fito^^<»tfl«k'Mtolicht wtèr ia <M# ^A^tX SA9Q«it|f
'^ •Wicr*^ti>'dit'^digen heen,: toev Hilm «'OtiweteMv/Vfll
|>er«MdfiHNt^dMtttn «csUedlgél!^ *ls d^ Müb^Ds , ' <
EètttrjjraiMiMMMii, dieaioh c^*u«odlf«eBacMo»iyi^bte;
Toen *c ^NM dw i||WideB gfoès ««n*tnMRMfclit<tP«ibl«eMte,
^ . En. in komejcen. niets dan onheilsboden zag?
Go<) löFf die hëvel fcbeur^e, — ons Tidit écn helAVdag;
De domheid mfit haar^ troon, het bijgeloof sfyn* worM.
C« » Otf^ritfs V gj) (ïöegt ^è hefiëteelt te mórtef.
~ In S/jéugdfg'hait ëii brein werpt gQ het edelst zaad,
Bn, "kweekt' Tiet ijvrig'aan en 'veiligt het voor kwiiad*
Gy huldigt d^adëldom ', den ftélrvlibg aangeboren ,
En allen y afm of rijk, ontftntt g9 üw trezoren^
^^
7^^ FfiEST2ANG«
En ftllea deelc ^gjü mH vi» (i*oow4i|i4«!irbi?n. Ccbat,.
Dien nooit, de mot doofknaaft» wau;iHWB^E nmt o^ nu
Gij leerc.dett niensdi -Voor iiieu,4aavoorde4nl8dtad«viee2tB,
En zelfs in*c bHkfenMPWor Gods iiefde e» w^aheid lezen»
Gij XlroofC hem bloemen voor op 't doornig fotd der «ud%
Leidc toe zijn doel Iwni op, maakt hemzön* Sch^per.wusd*
Juich , Holland! praal en juich ; wees op uw* fcbac hoogffloedig!
Waardeer baar boog, de bron, die, mild en overvloedig,
Met vruchtbaarmakend vocht alom uw* bodem drenkt.
En U een* rijken oogst .van de eélfte vrucbten fchenkii
Laat elders wéér, helaas I het rijk der dombeid cazen,.. '
Houd gij tan *t goede tt vast; veracbtd^it ry^ van d^zep.
Dat , In zijn* eavelnoed en blinde nzjfiv^^
-t Weldadigst licht. verfc|^pt.,, met wet en troon dtarbgi
.Sluit, duiiterlingen 1 fluit .voor 't zonoelipt^t .u.we oogea^
Laat ^duldt gij *t, groot e God?) de rijkde bronvêrdroogen;
Zinkt in den nacht temg , waarvoor ik ijs^ tn- gmw —
Maar,. Hpllandf land des lichti! diefmetkleer'nookoptt)
kweek gij verlichting aans dat zal uw grootheid ftaveoi
Wat brengt de. domheid voort? Niets, dan. een horde flaven.
Het werktuig in de hand des drijvers, die ben leidt.
Verachtelijk geboefte in *t rjjk der zeedlijkhefd.
Gq , HemeldochterI die uw* tempel hier ziet pralen ,
Die hier door oud en jong den cijns u ziet betaten,
Gi) bindt geheel een votk aan orde^ pUgc en wec|
Door u Oaan- hier .en troon en altaar onverlet»
, Gij , Onderwas! teert- Vorst ^en vaderland beminoeB;
Reedè* vAieg flaat gij die vonk in 's.Jcnasipjes ziel en. ximieiii
Gq doet den jonglfog *t oog In *8 iands gefchiedroi flaaa.
En wijst hem'^üoftands roem, OranjeS deugden aan.
Zóó weetigijvdTondeadaan aan zjtjnen Vorst te boeöen^- •
Zóó doet g^.hoofd'ea èart voor ware vr^held gloeien;
',:Z66 zfcr^v o 4>ndërwffs l een parel aaa de kroon,
. '.'Beic lieoh^e. öetiiüpHaaif van Koning WJllem*s troon 1
Treedt; voort. dan op de baan, zoo roemvoel ingeflagen.
Gij ailen ,' wienV.met mij, de taak werd opgedragen.
De grootfche en edle taak: Aef onderwijs der jeugd!
Eens leidt die baan gewis tot *s volks geluk en deugd.
Ja , kweeken w^ haar aan, de teelt , die Holland baalde »^
En waar de vreemdling zelfs bewonderend op (taardel..
Geheiligd zQ ops al, wat haren groei vermeert —
Gebaat, gevloekt de rups, die haren wasdom deert!
F££«TZANG. fój)
Ons aller pogen zij door wrftheld voorgefchreveu !
Befcbamen wij dé MMitt , door i^ O&0 aaogewreven ,
Als brak het ótfder^s *t mfticfófaappelljk verfijnd ,
Ea rulcce *c waanwQs rotk uicztfB- beroep of üaadt
Volharden we In den flrijd tnec domheid en vooroordeel:
Ons zal de ^ege zQn . en *c vaderland her voordeelt
En gg y die ^c waakzaam oog op onzen arbeid (laat ,
§t^ünc onze zwakke khichc, fchraagc ons mee raad 'en daad !
Zoo zullen w5, vereend, het fchoonsc gebouw voltrekken,
En Holland zal Euroop een leerrijk vooibeéld (fa-ekkén.
Wac tticzigtl welk een hoop! wacbiOB vanvrengde enbeill
Wie onzer heefV daarvoor niet alles , alles veil ?
6$, Ouders! g^ gewia w^c liefK nwe offeranden
Aan *c outer, opgerigc voor nwe liefd«paoden ;
O , brengt ze , plengt ze , en mengt ze met onze offers zaam :
Dan , dan eerst wordt haar geur den Hemel aangenaam I
Dat nitzlgt en die hoop, de wenfchen, die wIj (laken,
G9 kunt die , wakkre jeugd I gij zult die waarheid maken !
O grootè Kindervriend! fta Gii hun pogen bU,
'Bevr^d hnn hoofd en hart voor elke flavernij I
Leer ons , i;i hun belang , met wijze liefde handlen ; '
Leer hun , aan onze hand, gewillig voort te wandlen;
Wees gij hnn verdre gids op *s lévens glibberbaan :
Dan landen ze eens gewis bU U , daar boven , aan I —
Ons kroost' gezaligd*-... God I waar voert die beé mQ benen ?
*kZie tempel., feest noch Jeugd; *t Is all'^oor mtj verdwenen;
Ginds, ginds, ver boven de aard% aan*s Hemels hoogden trans,
Aanfchouw ik Jezus zelf! Hij (b-engelt , H9 1 den krans ,
Het eereloof der dengd om *t hoofd van onze telgen;
*k Zie uit de voile bron der zaligheid heii' zwelgen;.
Ik boor hunn* (Irljd op aard* doo» d* Engtenrei- geroemd ,
En mij , hunn* leidsman , .mij ook in dat koor genoemd 1«.*.«.
Wat denkbeeld i Ik verftom — ik duizel I ^-n Zwijgt, mQi( zangen I
G^, lieve Jeugd I gi) moogt mQn* zwakken toon vervangen;
Heft gij uw liedren aan tot lof van God den Heer :
Venukking boeit mijn tong; Ik leg bet fpeelcolg neer.
rt9 JAISXIAT.
E,
■'.JL " '
JAINMAAT.
Een vlammend oog, der fielgen fchrlk,
£ea open borst, meesc ruig be^beid,
Waftr lieMe iroor zijn Itnd In gtóetr»
Beprikt met vlammend hare en p^lV
En in da^forTche vnist een bijl;
Een fcbninfcbe fneé door *c ^tvgf^Jffi,
Zoo hoekig als een bliitfemrcfiichc ;!,
Gefpierd van arm en vlug ter 6een^,
Snel als de wind van lijf en leen ; ,. '
Beüneerd mee teer, bemorst mee pelc, -^
Is JaooMat^a beeld op *t oorlofM^ ,.
Écn tanig vel vol zonnebrand,; '''^-'-^
Ben ronde hoed met breeden rantf,';
Een wifde broek, een losft das, ^'^
Zoo kleurig als er poit een was^, . ,.
Een knoopig buis^ een (hepig heipd^
Dat nergens om zjjn leden klemt; '\
Een linker buiszak met een flesch,,
Een regter broekzak met een mes» '
Geen andre wapens» nier meer V5c%cht>
Volmaken Janmai^t*s kUederdragt,
H«lktnt ge, o Belgen I JanmaacV^JN^?
*t Is de echm Watergeocen^eeltl
Z0ne oogiB rellen 'vonklend roaiii > ^■
H0 fronst de ««eiikbraauw , ea KQn mond
Bromt i»onfplMd een* gedncklen 'MdMt',
BQ 't sieo van *€ BelgiKft «proeiëoftk;
Maar vt¥m» fnkiht hV : 'c eigeit lipO^ii
Voen hoofetr Hollafidi kleorea voort»
En, ^ o«gi<^ «olhiads vlag gévti^^}^
Zingt hy ^t Hed 'wor Antwerps vest t O
■ -'-■ '^ ^ IkfiriB kkuftm^ •-''-'^9c>l
jp Roode» witte, blaanwe klenren
Schittren aan den 'horizont, ^ '^^"^^-^
Waayeuy ais met ambergenren,
HoUattds roem langs 't wefeNUtfdj--
C^)De Hollandfche John Butt singt bec op het.cljdli|i|>,.dfK de BdsiCdi*
F^riltgemaakte fchepco voor Antmrptn komeii , tóereadè ék Belgifcbe vltgi
net de Holluidrche éMsr bêveu.
JANMAAT* J^
„ Roode, witte, bhiaiiwe ftteorta, 'T"
Hollands onbeffai9tce vjtgl
'k Mag nw glorie wéér befpcnren ; '
Relfl flog wappert ge op deez* ^^.
jp Roode , witte , blaanwft kl^or^ p .
Waar we nw kronkeb wenden zien.
Wat er inniec mogt. gebeuren ^
Steeds mogt ge eer en roem ons
,, Roode, witte, blaanwe Itlenren,
Vlag , waar nog geen fmet op kleeft !
Wie het waagt, n af te fcheqren;,
Doet het flechts terwjjl hij fneeft.
ff Roode , witte , blaanwe klenren»
Onvolprezen roen^rük doek I
Wie u door het iiyk wil fleuren,.
Koopt den dood mee onzjen vloek.
I, Rodde , witte , blaanwe kleuren ,
Waalt dan uit, waait uit in *c ron4l
Eer we, p vlag! uw* roem verbenren^
Vliegen we op , of gaan te grond I .
I, Htsft dan h hoofd op, wakkro zdnev
Van de »ee-f :^ '^
fiqKand mogt het zwaard ^eér toonea^
Scherp van, fneé«
Ongef^ftft werd aoolt be)eedlgd
Hollands vlag., :
Die sich nimmer onver4f^gd. .
•V .- ' -StrIükeB mg;- ^.?:J . - • ^
BMmyol wapperden bMi/kltareii
,:.'. Over de aard' i: ^
Steelt ^ bleef zü , wat 91001 gebeuren , .
.V'-; Rein bewa«d« ...
Roemvol waak ze op z«e «n ftMonen,
Zonder fmecj.
Roemvol Is ze aan Sdielflcs ^oopien
Z^^.pmifGUlf^ «r/few v<WWP »: :
Aan ons bootd ,
;PQ l^et dondren .der kartouwen,
Ongeftoord,
7f2 JANMAAT*
Ziet ,' iQ waait nog vair óe wallev
Nimmer^ nimmer eaI zQ vallen
Hun ten deel,
Hyschc ze dan van fchlp en vesre
Hoog in cöp r
Ja! wQ vllegei eer een leste
Mat baar op f
}a I van Speyk « In damp bedoliiwii;/
t' Volgen we eer; , ^
Eerder ziolcen we in de golven
Met baar neer; .
Eer men hier, éo^ muiters blenden».
Hollands vlag, . ;^,
De eer der vaderlandfche ilrandi^n'
Str^lcen zag.
Dat we uw driekleur dan befpeureo
Hooger op J
Htjscbt xe met de.oranjeklenren "
Hooj in topT
Zoo zong de zeeman — langs bet raim
Der Schelde kaatst zijn lied door'^tfcbnim.
Dat om den lieven bruist en fpat^
£n *t. oorlogsboord met fpljt omvat,
Ntt zwUgt bq, ftampt den forfchen voet
Op'*t planken dek, en zwaait den hoed.
Een hoera f rolt uit aller mond;
Orank bêven I kltnkc in *t rond*
Tot fiot wenscbt Janmaat, forsoh en ftl,
' Nog al de mulcera in de heil
F. W. C.
WOUTER, <^ DB STRIJD VOOR BET VADERLAND.
N<
I og (Ireed men in ons vaderland
Dien onvergeetb'ren ttr^d ;
Den ftrJDd, in ieders borst ontbrand,
Dac vaderland gewijd.
Nog (Ireed men , fchoon een halve eenw
• Deez* veete bad gewoed ;
Ter zee blonk reedt de Waterleeaw ,
Op *t veld Prins Maurlts* moed« .
Reeds was ook Amfterdam door magt
Zoowel alt trouw vermaard;
Reeds bad bet belden voortgebragt ,
*sLands vrijheid alles waard.
WOUTKR. 773
Oök Woucer in deez* groocCbhe veic
Sloeg *c hane mQé ^Oi $er ;
Zyo. bloed was meé voorde land een besc\
' Ofiaaje 8\ja banier^»
Doch Woncer't moeder , bairg van hart*.
Kreet, mee een fineekend oogt
„ Neen, Woucér, niec den dood get«(, •
„ Wie diev ook carcen moog* I
9 Waarom het moordtnig tóch gefooerd
„ Öm uire ranke teénf
M Waarom de zorgen niet gievoerd
^ Voor Gad in ftaeekgebeén ?
y, Want God, de Göd van Nedertatid^
„ U krachtig en vol magt;
„ Hij rede ligt, door zijd tterkeband'-^
„ Dit xondigegeflacbt;'* —
, Een Vlaam moog* biddwi^*' roejpc de held ,
jy Ta bidden op zijn knién »
„ AU ik er een' heb neergeveld, -
^ Zqq levensreac te ontzien r* ^
De vader, fchoon in *t hart verheugd
Om deze taal, zoo ftont,
0ier echter gaarne krtigsmanideogd
Op *s Heereo vreea gebouwd;
„ 'k Roem,»* fprak h9, „Wouter, uwen moed;
" „ Maar, bfddeftd Ztch gefchaard
„ Bij Maurits* fleren leeuwenfloet^ *
„ Is Willem*s zonen waard,'»'
Zoo fprak deez* brave , jong vaö hare.
Schoon zilvergrijs van kruin f
Hi) had meé *t Spaansch geweld getilit,
BQ 't Mannenpad^ in *t duin.
Hij had meé Leyden» vest- verweerd* :
lüet onbezweken vuisf ;
Hi}*^ bid meé *t Spaanfthe f ot gekeerd,
Bu Hollands boei vergruisd.
„ Kom, moeder, toon uw Hollandsch bloedt
„ Die tranenvloed bedaar*!
„ Is^t fchelden bang'« *c is dobbetzöet,
j^ Het weerzien sa 't gevat^r.
77A
• WOUTEU.
n Kom» ttoeder, Imtl mij YWiok hpicr:
n^ ïs vrij ▼«! elke finetfi
» Kom , moeder, b«d bet 4iike Y>ai bier»
n c Z9 vqor den zooo gewet !**
ZiJ htait het £uchtead» btsg te n^;
Wi gordt! Jiei om 290 leèit^
En kuic en weokt hen 't iffeheid toei
£b ijit attr *t leger heeo^
Oodi moedert oog weent enkel fiMt;
Ook Wo^ter's kloppend fatrt'
Voelt idi«r fa« 't dieibtarlle vcbttMiet,
Een sooit gekende fmert;
Niec eikdl parelde op x^n wanr-
Een tmii uit moedert oog^ f
Ook AMMd viel *t fciieideQ btmt« <
D« xwiiv t4 Wonnw wóogr^
Dtce AdelMd'^ «er mttgdetf eet ^ > .
Wat met fleditt teer tat fcfaoon, *
Maar bknk door dengd.oneiii% hm*,
Ji WN haam vaden.Jaxmi./:
Hoe vurig mfntidet Wooier hetiL^^.
Hoe teeder ^iot cf heml .
Dan^ ach i do wttxtdi van UlioYor|ttar
Smeed met hean.imdeit ften;*
I>oor 'cJmmer wiedende t>oiioj|lvwK
, Voilmigd ean ^t Vbiamfth^ ibrand ,
U *t halt btdt kloppende op èm^mo
Voor^^'oode^wietlMrfé- ..v; a'
, «^ jwottt dfem; te Albw»* «éetfiöU
ZJiiilDOhiermlocflettGentü...
-.^ c *i \kl»otw.|teit. Mj. b^r veeiieee^'/r
Dtn 'rdMon «gm die kolft! «,
HV 5rtQdM')d» «kMl Womr*t 4ÜM t :
Met ftbamp^^en ; bitt'ieo hnitn :
9 VodP^^^'Wift niet «J A^fdaibMJE^
« HotiiwMft^flatc hemfohtt&nr
Ootb Wètieer i «Hrt- bem oimgesóf^i^n* ,
Z4i ^oèl dt'Odel » Amit| .
e<in «Mta xirf H Mnd' cfen éiedf «^«Qai^*
2«n stak zf €tti tawaoiM 1
Hoe vtfig swelc de« jong^lHigs borsc: ,
Btf *c ntd'feu y&o hec fheer »
Dit'Spfiiijes noedwil beeft gefchoes^
Gebseideid keer op keer I
N09 booger ftvgc t^jn fieie motd,
Afo lilj 2lcb ziet gefcburd
Dij d* eigen ed'len heldenCboec ^
Beraiderd door beeft de itrd*.
Bii d* atnval is hU fteeda «oofatii,.*
Het laetfc «waait bQ de kling;
Sdmon veel , acht hJi) nog «leeg .gedaan ,
Zyn.grooticb beftaan geringr*
•
B9 Nkowpoorc velt z^a heMesziveaid
De koeofte kr^gera aeéc;
M^ greet^ roem Ultffc bett befpaml ,
*t Becooa van )di)gaflMaaeer«
I^W'fctamk held M aikdca^ kloek bdeid
iioDe zege tan -c HoUaodsch beer;
.Reeds büfcc meeree den Üomften Hiyd,
Op bQq trofeén m^
Een tol^le ^roflH Mjit nog in. *c veld
Mee debblen wedecOaAd ;
BfëH ook Weoier loegefiieU ^
üet^zwaid te dhfr: ^'cep jbaad.
Sen'YJemiog iigcdear evtnuHidr '7
' 6een beé ftbedkt beov feaA;
Oa#Ml . bedreigd aeti, iMeil ketfc^ .;
Wacbc kèArée doodowCldM^^
Docb' Wdetes 3M( MMnf: i^om neüd ,
.. . Oi *t taetc stia eïM bett v.
NeeeV'^tfeetat'hÜ!, vbi»ngt:.g«fll* JieH eer dood ,
1^ Dié klem «poiMüiKgtariir
litf idrii^c akb bi den seoetiegQ iriqcii.l
rE» weert bnn (petsen «f ♦_"
'Bft^tsbc bet giooftt gevaar geringv
* i:;.TDt b^^bem 'c leyon g^f.
lUedi flört ée mddiBr fkb i0n fHa
Aamechiig op ^den gipad. • » • •
Drt iBeaki bQ h^m ear pentfer loa «
Tftr plegbig i^net wond.