Skip to main content

Full text of "Vaderlandsche letteroefeningen"

See other formats


This  is  a  digital  copy  of  a  book  that  was  preserved  for  generations  on  library  shelves  bef  ore  it  was  carefully  scanned  by  Google  as  part  of  a  project 
to  make  the  world's  books  discoverable  online. 

It  has  survived  long  enough  for  the  copyright  to  expire  and  the  book  to  enter  the  public  domain.  A  public  domain  book  is  one  that  was  never  subject 
to  copyright  or  whose  legal  copyright  term  has  expired.  Whether  a  book  is  in  the  public  domain  may  vary  country  to  country.  Public  domain  books 
are  our  gateways  to  the  past,  representing  a  wealth  of  history,  culture  and  knowledge  that 's  often  difficult  to  discover. 

Marks,  notations  and  other  marginalia  present  in  the  original  volume  will  appear  in  this  file  -  a  reminder  of  this  book's  long  journey  from  the 
publisher  to  a  library  and  finally  to  you. 

Usage  guidelines 

Google  is  proud  to  partner  with  libraries  to  digitize  public  domain  materials  and  make  them  widely  accessible.  Public  domain  books  belong  to  the 
public  and  we  are  merely  their  custodians.  Nevertheless,  this  work  is  expensive,  so  in  order  to  keep  providing  this  resource,  we  have  taken  steps  to 
prevent  abuse  by  commercial  parties,  including  placing  technical  restrictions  on  automated  querying. 

We  also  ask  that  you: 

+  Make  non-commercial  use  of  the  files  We  designed  Google  Book  Search  for  use  by  individuals,  and  we  request  that  you  use  these  files  for 
personal,  non-commercial  purposes. 

+  Refrainfrom  automated  querying  Do  not  send  automated  queries  of  any  sort  to  Google's  system:  If  you  are  conducting  research  on  machine 
translation,  optical  character  recognition  or  other  areas  where  access  to  a  large  amount  of  text  is  helpful,  please  contact  us.  We  encourage  the 
use  of  public  domain  materials  for  these  purposes  and  may  be  able  to  help. 

+  Maintain  attribution  The  Google  "watermark"  you  see  on  each  file  is  essential  for  informing  people  about  this  project  and  helping  them  find 
additional  materials  through  Google  Book  Search.  Please  do  not  remove  it. 

+  Keep  it  legal  Whatever  your  use,  remember  that  you  are  responsible  for  ensuring  that  what  you  are  doing  is  legal.  Do  not  assume  that  just 
because  we  believe  a  book  is  in  the  public  domain  for  users  in  the  United  States,  that  the  work  is  also  in  the  public  domain  for  users  in  other 
countries.  Whether  a  book  is  still  in  copyright  varies  from  country  to  country,  and  we  can't  offer  guidance  on  whether  any  specific  use  of 
any  specific  book  is  allowed.  Please  do  not  assume  that  a  book's  appearance  in  Google  Book  Search  means  it  can  be  used  in  any  manner 
any  where  in  the  world.  Copyright  infringement  liability  can  be  quite  severe. 

About  Google  Book  Search 

Google's  mission  is  to  organize  the  world's  Information  and  to  make  it  universally  accessible  and  useful.  Google  Book  Search  helps  readers 
discover  the  world's  books  while  helping  authors  and  publishers  reach  new  audiences.  You  can  search  through  the  full  text  of  this  book  on  the  web 


at|http  :  //books  .  google  .  com/ 


Over  dit  boek 

Dit  is  een  digitale  kopie  van  een  boek  dat  al  generaties  lang  op  bibliotheekplanken  heeft  gestaan,  maar  nu  zorgvuldig  is  gescand  door  Google.  Dat 
doen  we  omdat  we  alle  boeken  ter  wereld  online  beschikbaar  willen  maken. 

Dit  boek  is  zo  oud  dat  het  auteursrecht  erop  is  verlopen,  zodat  het  boek  nu  deel  uitmaakt  van  het  publieke  domein.  Een  boek  dat  tot  het  publieke 
domein  behoort,  is  een  boek  dat  nooit  onder  het  auteursrecht  is  gevallen,  of  waarvan  de  wettelijke  auteur srechttermijn  is  verlopen.  Het  kan  per  land 
verschillen  of  een  boek  tot  het  publieke  domein  behoort.  Boeken  in  het  publieke  domein  zijn  een  stem  uit  het  verleden.  Ze  vormen  een  bron  van 
geschiedenis,  cultuur  en  kennis  die  anders  moeilijk  te  verkrijgen  zou  zijn. 

Aantekeningen,  opmerkingen  en  andere  kanttekeningen  die  in  het  origineel  stonden,  worden  weergegeven  in  dit  bestand,  als  herinnering  aan  de 
lange  reis  die  het  boek  heeft  gemaakt  van  uitgever  naar  bibliotheek,  en  uiteindelijk  naar  u. 

Richtlijnen  voor  gebruik 

Google  werkt  samen  met  bibliotheken  om  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  digitaliseren,  zodat  het  voor  iedereen  beschikbaar  wordt.  Boeken 
uit  het  publieke  domein  behoren  toe  aan  het  publiek;  wij  bewaren  ze  alleen.  Dit  is  echter  een  kostbaar  proces.  Om  deze  dienst  te  kunnen  blijven 
leveren,  hebben  we  maatregelen  genomen  om  misbruik  door  commerciële  partijen  te  voorkomen,  zoals  het  plaatsen  van  technische  beperkingen  op 
automatisch  zoeken. 

Verder  vragen  we  u  het  volgende: 

+  Gebruik  de  bestanden  alleen  voor  niet-commerciële  doeleinden  We  hebben  Zoeken  naar  boeken  met  Google  ontworpen  voor  gebruik  door 
individuen.  We  vragen  u  deze  bestanden  alleen  te  gebruiken  voor  persoonlijke  en  niet-commerciële  doeleinden. 

+  Voer  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  uit  Stuur  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  naar  het  systeem  van  Google.  Als  u  onderzoek 
doet  naar  computervertalingen,  optische  tekenherkenning  of  andere  wetenschapsgebieden  waarbij  u  toegang  nodig  heeft  tot  grote  hoeveelhe- 
den tekst,  kunt  u  contact  met  ons  opnemen.  We  raden  u  aan  hiervoor  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  gebruiken,  en  kunnen  u  misschien 
hiermee  van  dienst  zijn. 

+  Laat  de  eigendomsverklaring  staan  Het  "watermerk"  van  Google  dat  u  onder  aan  elk  bestand  ziet,  dient  om  mensen  informatie  over  het 
project  te  geven,  en  ze  te  helpen  extra  materiaal  te  vinden  met  Zoeken  naar  boeken  met  Google.  Verwijder  dit  watermerk  niet. 

+  Houd  u  aan  de  wet  Wat  u  ook  doet,  houd  er  rekening  mee  dat  u  er  zelf  verantwoordelijk  voor  bent  dat  alles  wat  u  doet  legaal  is.  U  kunt  er 
niet  van  uitgaan  dat  wanneer  een  werk  beschikbaar  lijkt  te  zijn  voor  het  publieke  domein  in  de  Verenigde  Staten,  het  ook  publiek  domein  is 
voor  gebruikers  in  andere  landen.  Of  er  nog  auteursrecht  op  een  boek  rust,  verschilt  per  land.  We  kunnen  u  niet  vertellen  wat  u  in  uw  geval 
met  een  bepaald  boek  mag  doen.  Neem  niet  zomaar  aan  dat  u  een  boek  overal  ter  wereld  op  allerlei  manieren  kunt  gebruiken,  wanneer  het 
eenmaal  in  Zoeken  naar  boeken  met  Google  staat.  De  wettelijke  aansprakelijkheid  voor  auteursrechten  is  behoorlijk  streng. 

Informatie  over  Zoeken  naar  boeken  met  Google 

Het  doel  van  Google  is  om  alle  informatie  wereldwijd  toegankelijk  en  bruikbaar  te  maken.  Zoeken  naar  boeken  met  Google  helpt  lezers  boeken  uit 
allerlei  landen  te  ontdekken,  en  helpt  auteurs  en  uitgevers  om  een  nieuw  leespubliek  te  bereiken.  U  kunt  de  volledige  tekst  van  dit  boek  doorzoeken 


op  het  web  via  http:  //books  .google  .  com 


'>••!•. 


*  =■ 'f  jt :» ?si- :.  ^uf^f*  * 


'^•«^ 


'?v'-'.««fn^ 


<|    J.  H.  KBELAGE. 


•*•  •  .,'  ^7 


AP 


M  EUfGELfF  ERK. 

VOOR 
1831. 


J  H  'j  f.  \\   r.   :     t  :i  .!  (f  l.  V 


.    -    •  r.    ,  t  .     »  V     ¥  ,  t 

l  '♦  *  'tl  -  »*' 


I  ,1::     ^x   \,:t.      \  V    \  *    v.-    X.. 


*^-r 


V        •       '» 


H'     ««r  •••  ■-■* 


1       •:    { ' 


VAD£RLANDSCUË 

LETTEROEFENINGEN , 

O  F 

TIJDSCHRIFT 

VAN 

KUNSTEN  EN  WETENSCHAPPEN, 

WAARIN  DB 

BOEKEN  EN  SCHRIFTEN , 

OIB    DAGEL9K8    IN    ONS    VADERLAND    BN 
ELDERS     UITKOMEN,    OORDEELKUN- 
DIG   TEVENS    EN    VR^MOEDIG 
VERHANDELD    WORDEN*. 
BENEVENS-  V;] 

MENGEL  WER  K, 

tot  Fr  aatje  Letteren ,   Kunjlen  en  Wetenfchappen , 
betrekkelyk. 

TWEEDE    STUK. 
▼  ooa 
1831. 

MENGELWERK. 

te    A  M  ST  E  B.D  AM^    Uj 
G.    S.    LEÈNEMAN    van    obr    KROE 

tn 
J.    W.    ^  N  T  E  M  A. 
1831. 


*     •  •' 


'■   ..  V 


.    .'  J  .1 


.yr  .1  ft 


.      -    i  *^  V'  i  .-1 


)*  -    •-  f  / 


XI j>  i; 


I      V, 


.ïÜ  i^l.ul       li^  '' 


^"S"^'*"!    N    H    O    ü    D 

MEN  GE  £  W  EB  K. 

JjLet  Vaderland  een  Heiligdom.  Leerr^»  over  bxo- 
DUS  III:  5*.  De  plaats^  daar  gif  op  ftaat^  is 
heilig  land.  Door  c.  w.  westbrbaen  ,  Ztf^r^ 
aar  b^'  de  KemonftrantscJhGereformeerde  Gemeente 
te  Amfterdam.  BU  i 

Het  Klimaat,  de  Pest  en  de  Kraükzinnigenhuizen  in 

.   JËgyp^ei*  .15 

De  jongfte  Uitbarfting  van  den  Vefuvius.  ,  In  een  Ver- 
haal van  een'. uiterst  gevaarlijken  Togt  derwaarts.    21 

Chinefche  Ztden*  Volgens  den  Rusfi/cAen  Reiziger  do- 
BB  LI..  28 

Eene  Stemme  uit  Frankrijk  I  33 

Gevecht  tusfchen  twee  TiJK^s  en  eenen  Leeuw  in  den 
Twer  tQ  Londen  9  3  Dec.  1.1.  35 

De  Gerustheid  der  Onnoozelheid.  Eene  ware  Anek' 
dote*  37 

Op  den  Heldendood  van  justus  klinkha  mbr^ 
Luitenant  ter  Zee^  aan  boord  van  Z.  M.  Korvet,  ^^ 
Komeet ,  voor  het  oproerig  Antwerpen  roemr^'k  ge- 
(heuvdd,  den  29  October  1830.  Door  w.  h«  warm« 
siNck,  BZ.  Dichtfiuk.  37 

Bemoediging.  Door  g.  ten  bruggbncatb,  hz* 
te  Almelo.    Dichtftukje.  41 

iSir  w  A  L  T  e  R  s  c  o  TT  en  Mr,,  j  a  c  o  b  van  l  b  n- 

N  B  P.  '42 

Non*interyen$ie.    Door  v.  d..  H.  Dichtftukje.  44 

Gedachten  bij  de  viering  van  bet  Kersfeest  in  het  jaar 
1S30.  -45 

Vlugtige  Gedachten ,  over  den  aiouden  ftaat  der  Rivieren 
in  de  Nederlanden.  Door  m.  g.  bbijbrinck, 
Hoofd-Ingenieur  van  den  Jfaterftaat  in  de  Provincie, 
Zuid^Hollandé  53 

Iets ,  rakende  den  Admiraal  van  hbidbn*  Medege- 
deeld   door    D.    H.     VAN    DBR    S  C  H  B  B  R  ,  te  jTd^- 

vorden.  6$- 

Eenig^  Byzonderheden  uü:  den  Levensloop  van  Mevrouw 
DEGENLis,  meereii^eels  uit  \mt,Mdmoirê$  ea  an- 
dere haref  Gefchriften  opt]^d«  ^     Üj 


-       .  r  N    l*   ö  U    D. 

•^ .  De  >i}g;fle'  UitbfttRü^  «in  «ten  4rpft^iüsi    la  een  Ver- 
.'>    -^  ,.   hul:  vu    een^  uiterst  gevmtgken  Togt  derwaarts. 
:  ^Feryolg$nflH  ^M  W.  a80  77 

n  M      5  Eeiügé -^Bfhédefl  uh^  «enen  Brief  van  lafAybttb 
y^ '  aan  den  GeDdTUi]  b  e  IL  i«  a  r jp  ,  te  ff^asUf^tozu     84 

De  Pariffche  Barricaden.  85 

Nog  één  ftaattje  van  Frattfcke  Razernij.  S6 

^  t7fttM»rd  uk  een  Tóoneè1Q>d' vttfjt^BRitrTi'A p b.  86 
MoNfBs'c^uf  ft^'èüFc  HB^t-ERPiBLO,  of/r<sr/Kr^A 
Vernuft  en  Engetseh  Verftimd.     ^  93 

BoLiON A0-^lf  ARNiBAt.    Eef9e  ware  jfneódbte.    96 
De  Beijgffche  Vrijheid.  Dichtflukje.  96 

Myne   Weüfclien.  31  Dec.   1830.  Door  ƒ.  w.  ïfN te- 
ma.  Dicht/lukje.  99 
<              Opwëétfngr  voor  weifelende  Grensbewoners.     Luimig 
DicAffiui/e.                                                             loi 
De^  Gr^saanl  en  de  Jonge  Maagd.                              104 
tiét  Huisgesin  van  Bethaniin.     Door  j.  van  hart 
^ :^            '  D  B  R  W9  K ,  RZ.  DicAtfttfk.                                 105 
Brifef  van  eenen  Ni^ord-NederkMiféhen  Vtiend  te  Gw^ 
aan  den  Redacteur  dfcr  y^derland/hhe  Lcticrorfcfün^ 
gcrté                                                                      iitf 
V:.           Iets,  over  de  bekendheid  van  onze  Letterkunde  b^  den 
•           WeemdfiMhg.  Door  vj.    p.  arbnb.   Lector  in  de 
;  V  ^ .  1         Hwj^duitfcne  en  Bngeifche  Tulen  «r  Letterkunde  aan 
de  Doorluchtige  ScSüol  te  Deventer.                       125 
::-  De  (^pfbhd  der  Belgen  onder  Keiser  jozBrH.   Door 
^   .    -      ^M.  s  w  ar  T.                                                        13» 
Dè  Vrijheid  des  Nederlanders.  Doof  a.  f.  sifflé. 
Lierzang.                                                                 1 45 
De  Verwarring.  (Als  Bedrage  te  Gouda  voorgelezen, 
'  as  Jan.  xösi.)                                                  *      148 
Aan  de  Prmien   Kandidaten  tot  den  Belgifthen  Troon. 
Luimig  Dichtflukje.                                                 153 
Opwdcking  bg  den   Heldendood  van  den  Luitenant  ter 
Zeé,    jf.   c.   j.  vAn  sPEYi.  Door  «.  KNijPF, 
A«.                                                                      159 
Tb  Mefnoriitm  lUuttrisftmi  Ftri  j.  e.  j.  v  a  m  s  t  e  y  k  , 
^£rf  mortem  gloriofam  inghriae  capti^Hati  praetuHt. 
Jiuct.  j.'p.  vaK  oeest,  Med.  Doet.  in  pago 
fhndsholred^'k.                                                      160 
1^  het  l^zen  van  het  berigt  wegena  het  fpringen  van 
eène  Kanónneerbooe  'voor  Jhttwerpen  ^  onder  commando 
van  den  Luitenant  ter  Zee,  van  a  r e  y k.           161 
Ter  Nagedachtenis  van-  den  Luttonant  ter  Zte ,  van 

APEYK.  16& 


:,iaitb€ie»»tag^^,    bfl:gplw^^  het 

:.  faryfcM  tHsS^i^J^  Gttiê^  «iwveted:  n  d^t  het 

Ctiriscendom  ytt|^d|Ki(i  heeft.*^         .       ;  ifi^ 

IH  Yf^wdf  (Sar  Drukpersv  Etm  FakeL  ffafir  c  l  A  u- 

Gedachte»  na  het  beao^teep  vaa  bat  EeilADf  te  ift.  7%tH 

m^x.  Door  o;  a»  ^eicu^  Prediiantie  Carafoa.  165 

Nq^  eeue  opiperkteg  ojmr  het  ootOaan  y/m  hetNbordeiv 

Ucht.  Door  Dr<r  n u a n b;|br oe r«  ^  181 

kts ,  orer  het  H^UèUIJk  Leven  der  Wki&MgjpHnaren.  184 

lem ,  over  de  bekendheid  vao  (Mue  Letterkunde  bQ  de^ 

Vreemdelmg.    Doorj.  p.  arxhd,  Lcdtor  te  Ih- 

venter.  iFervelg  en  fe$  yan  W»  131*)  190 

Het  Hollandsch  mrt.  Dichtfhl^.  195 

Iets  ^  over  de  Sinp^mónistt^n  'm  Fi^nkf^ké  aoo 

De  Moeder,  zicfa  beklagende ,  dat  haar  Zooa) 

tot  de  WapeodkiMt  i»  opgieroepen.  fjQiteA/-    ao6 

M.A  R  IE  Mï  LET-  Door  V«  RRA  Aif.      Ifiukjés.     ao8 

De  Waaibeid.  Door  k  u  y  p x  r.  1  rii 

ï^derlandeliefde»  aiS 

Proeve  van  toeHehting  orer  een.  hoogatbehngröfc  punt 

van  den  Belgifehen  Opftand.  aA5 

fie£<xebdni  «Mr  geleerde '  Honden  oncdiAt.,  aa? 

';,   V        Taferedeo  win  Rusland.     Door  eoien  Duitfcher  ^  die 

rtw^    V.   :    Uhg  in  i^iviAiyirf  veikeerd  heeft.  ~  A^  JT^/^i? ,  M 

^^i  Behoedmidd^en.  tegen  deuheé  aap 

10  ;:i    .  !C^:  het  wogoemen  (ter  Kruifen  in  de  Hdofd(br4  van  den 

i-(  Allerchristelijkften    Koning.     Door   w.  m*   warn- 

;  aüNCK^  BZ.  Dichtftuk.  239 

De  Kunftenaar  en  de  Uitdrager.  244 

.f    .       De-  grootmoedige  Zdfopoflfering  van  den >    . 

Zeeheld   van  spry  k.  Door  Mr.  a»/ 

V     F.   siFFxé.  {    Dicht'^    047 

Aan  het  oude  Nederland.  Door  h.  r  n  ij  p  p ,)  fiukken. 

V,  AZ.  I  149 

:De^(^//im^i^MoedervI>[>or  s.  j.  pot4 

.^^^"-^'''^      GIETER.  )  250 

l^handelisg ,  .  over-het.  verband  tusfchen  den-  Smaak  en 

het  ZédelijkGefoeL  Door  n«  o.  v  a  n  k  a  m  p  b  n.  253 

^     Aanmerkingen,  en  W^enemingen ,  betreffende  de  heilzame 

uitwerkfelen  van  het  Decoctum  Zittmamri.  Door  a. 

rgu  Mtijfw^ CvM 9  Heelmeester  te  Amjlerdam.    275 

Taftifielen  van  Rutiand.  '^  De  JEêmer.  (yervolg  van 

•••I  kh  ^jPO^:  o  /  .:-:'*  a8i 

^A  V  .  S^eettifvdienii^*;  i    . .  190 


4'- 

O  *  T  - 
n-JiJ    ; 


INHOUD. 
Ter  £ere  van  den .  edelen ,  manhaften   vam  spbyku 

Door    A.    S  TOLK  ER.  I29I 

H  o  B  £  Y  N ,    Befchernier    van    Hollands   Vlag.     Door 

N.   B££T  S.  29a 

Het  Noorderlicht.  Door  w.  oleuns,  jr.        .    296 

Lied  van  de.  Schutters  van  de  eerfte  Ban  mobiele  iV^^e^r/J^ 

hollandfchc  Schutterij.  Door  j.  daan£;.  298 

De  Belgen  en   van   speyk.  Door  j.   j.  denier 

VAN  nER   GON,  Pfcd.  299 

De  Blaauwe  Kid.    Door  o.   b.   van  de   pavord 

SMITS.  301 

Anekdote ,  rakende  paganini.  304 

Op  eene  Gift  van  honderd  Bloedzuigers ,  ten  diende  der 

Geldcrfche  Schutterij.  304 

Puntdicht  op  de  Belgen.  304 

De  Vorften  van  den  ouden  en  van  den  nieuwen  tyd.  305 

Aanmerkingen  en  Waarnemingen  »  betreffende  de  heilzame 

uitwerkfelen  van  het  Decoctum  Zittmanni.    (J^ervolg 

en  Jlot  van  bl\  281.)  3H 

Staat  der  Openbare  Meening  in  België.  319 

A^fpraak  aan  de  Commisfarisièn  tot  het  Adres  der  JUf■^ 

'  rechtfche  Studenten ,  door  c.  star  nu  man,  Cah^ 

didaat ,   en  Sergeant  bij  de.  Compagnie   Vripfillige 

Jagers.  '      .  3^3. 

Taïereeïe^  .van  Rusland,  -r  I^e  Brandewijn.  iFeryofg 

van  bl.  290.)  328 

Iets  9  rakende  den  vermaarden  Vioolfpeler  paganini  ei^ 

deszelfs  Geheim.  D.opr  o.  £.  and  er  s.  333. 

Het  Kanadafche  Paard.  340, 

De  Wondheeler  abernethy.  342 

Dé  Dorpkermis  in  Ierland.  344 

.  Dcspotengrilligheid.  .34Ö, 

A^  Jv  tt.   BURLAGE,  Jur.  Ütr.  Cand. ,  Brigadier 

P^rffvilliger  by  het  Kegement  Lanciefs  No.  10^  Door 

F.  B.  ADER,  te  Utrecht.  348 

Aan  mfjne  Moeder,  by  gelegenheid  van  de  verjaring  van. 

mQn*,   ter .  verdediging  des  Vaderlands  uitgetrokken','. 

Broeder.  .349 

i  Mei, ,1831.  Poor  j.  brester,  a.z.  350 

Een.  wdok  voor  oorlogzuchtige  Franfchen^n  Belgen.  z^% 

Anekdote  ^ter  bladvulling.  ,  S$a , 

Vergelykaide    Befchouwing    tusfchen    de    ïïumanitcit , 

welke.'  wij   in  G^efis  bij  de  Aartsvaderen ,  .en  die^ 

welke  Wti   in  de  Gedichten   van'*VoMERUs.  bij.  de 

Grieken  vinden,  .    353 


INHOUD. 

Middel  tegen  de&.' vergiftigen  Beet  van  Dier^.  37a 

Bh'k  op  het  PlaÉttenr^k.  in  Brazilië.  374 

Tafereelcn  van  Rusland.  —  Lijfeigenen.  Ferworyen 
en  Erfelyke  Adel.  {Fervolgyan  bl.  33 3O  380 

Over  het  lager  Onderwijs  en  Pater  o  i  r  a  a  d«  383 

Bq  het  liitzeilen  van  bet  Handelsfregat  Zuid^Holland  ^ 
langs  het  nieuwe  Foornfche  Kanaal,  naar  Batavia* 
Door  H.  K  u  Y  p  E  R  9  os.,  te  Rotterdam.  391' 

Bi)  het  fluiten  der  Winterrergaderingen  van  het  Depar» 
tement  Schoonhoven  der  Maatfchappg :  Tot  Nut  van 
V  Algemeen.  Door.  j»  k  r  a  m  b  r  s  ,  j  z. ,  te  Schoövk 
honden.  39a 

De  Scholieren  als  Regters.  39S 

Op  het  bezigen  der  Brandfpuit  tegen  Oproefmalcers.   400 
Proeve   van  Infchrift  op  den ,  te  Bgmond  aan  Zee ,  op 
te  rigten' j  AN  V  AN  SPEYK  VTör^fi.  400 

Vergeldende  Berchouwing  tusfchen  de  HUmanitett\ 
welke  wi9  in  Gene  fis  h^  de  Aans  vaderen,  en  die,  .welke 
wy  in  de  Gedichten  van  homerus  bij  de  Grieken 
vmden.    (J^eryolg  van  bl.  372.)  401 

Verflag  van  den  ftaatdel^  Stads  Annenicholen  te  Amfiei^* 
dam^    gedaad  den  a^ftén  ^^^^11831,  door  Hen- 
drik HARiiBN  klqV  4ta 
Nieuwe  Telegraif  voor  den  Koophandel.                    43^ 
Tafereelen  van  tusland.  —  Kleine  Dieverijen*  {Verv^g 
Vanbl.%%0..^,                                                        430: 
Anecdote  van  la  f  i  t  t  E.                                        .  44^ 
Vriendfchap.  Dcor e.  j.  p  o  t  gi  e  t  e  r»  tUchtflukie^  440^ 
Vhigtige  Uitboeeeming,  na  het  befchouwen  vaneen  Schi^, 
dérmik    des  Heeren  j.    schoemaker   doqer». 
Door  j.  w»  jQN TEM A.    Dichtfiukje.                    444 
Vet^ltJkende  Bejbhouwing  tusfchen  de  Humaniteit^  welke 
y^  in  Genefil  bij  de  Aartsvaderen,  en  die,  welke  wQ 
in  de  Gedïchèn  van  uomervs  Wj  de  Grieken  vin- 
den.'  (yeryolien  flot  van  bh  41a.)                       445 
Iéc$',  ove^  den  (|at  der  Heelkunde  in  ons  Vaderland..  455 
Hangiende Wegen]  uitgevonden  door  maxwell  dice. 
[Met  eene  toelbhtende  Figuur,   waarpp  tevens  de  7V*^ 
legraaf  voor  ien  Koophandel  (zie  het  vorige  No.)  is' 
a^ébeeld]       I                                                     460' 
Over  het  lager  Qiderw^s  en  Pater  c  i  r  a  r  n.    {Vervolg 
iisnbl.  %^l.^  \                                ..                   46$ 
TVertclen  "van  Rltsland.    —  Betrekking  .van  de  Huren 
M   de   Dienstmren  en    Boeren.   (Vervolg    van    bl. 
441O                  '                                                        474 


INHOUD. 

Korte  erfeftWtdkanciige  Bdbiroiumqs.  ym  den  loop  <ter 
Gebeu^tenisfen  in   BürêpOé    Door  u.  HBMTJcxpft-* 

Wapenkf^t  aan  de  JZteawtn*  ^       .      486 

Aan  m^fien  hooggeacbien  Vrieii^  Ir  V  D  w  1 6 

WARCflAffJ)«     Door  P4  fi.  AlkkR.  4S8 

Dé  Vlioder.  Naftr  d  a  l  a  mj^  r  t  i  m  £«  DowyDicAffiukfes. 
w.  CLEUxff»^  jR.  il.  489 

De  blinde  Vinfc  #i«>d^  Doorw»  h,  iv  a  r  n- 

Nieuwe  foon  van  Tooned vermaak  te  Bariju  491 

Napoleon  en  de  Staalwerker.  -  49» 

Het  hdlzame  nitwerkfel  van  ék  beéefening  der  Vader- 

i   landfcfae  Gefdiiedena  op  ons  Volkskarakter ,  op  üntfe 

Vaderlandsliefile  ea  op  oite  Godadienft^  Gevoel,  en 

de  daaruit  voortvloeiende  aegenrijke  gevolgen  voor  den 

Statte    Door  h»  ALTMANr?,  Etrfit  Onderv^'ter  i0 

4e  D^pufumtnhfckffol  U  Rjoturdam^  493 

L^st  der  weiken  van  Mr.  jacobüs  aCHftLTRMA. 

Medegedeeld  door  w.  h.  WARWsiNtsK,  BZé  '     508 

Over  faec  lager  Onderwijs  «n  {teer  criRAROé    (V^i^ 

'   yoig  m  fiot  van  bh  474»)  ,  $1* 

Lof  van  den  Pekelharing*       *•  533 

De  ware  Vrede.  Etoor  patronella  MoET^a.    595 

ffpliof^i  Ktticbt.    Door  JL.  W...JL.  538 

Hflc  Hblkndsch  Meisje.     Door  o.   ten  8ri>o<»£^»^    '  /  \ 

CATE,   HZ.  SVf     '■'/' 

Iets  over  ea  y$k  pister  nieuwi^aniI).  5^4^ 

De  Vdétogt  Ifrh  veertiett  Dagen.    Dooi  w.  h.  w a  r  N'* 
SINOR3,  BZ.  "54^ 

Böfchrift  op  VAWBl^E'Tit's-T/riw.  544 

Cittsünet-vers  bft  's  Koninp  Verjaardag,  544 

Verbandding,  over  den  verfehillenden  cin»   in  wettt^ 
jEEüs  CHRISTUS,  iu  hcj  Nieuw  Verbond , G<>rf/ 
Zoon  genoemd  wowk.    Door  d.  hoin,  Opperca^s-         - 
toriaairaad  tt  Wdmitr.  S45 

Een  en  ander  o«er  de  Cholera.  557 

Leerrede  tegen  de  Moedeloosheid  ten  «DEkn  van  bet  Be- 
houd oniesVaéerlands.  Door  €*iv.»esterbabn, 
Leeraar  by   de  Remonftrantseh"  Gereformeerde  Ge- 
meente te  Amperdam.  *  5*» 
Tafereélén  van  Rusland.  —  Het  Geze!ttge  Leve».  ^fTër- 
9§lg  fan  W.  4«o.^  57* 
Aan  God.   'Door  w.  u.  WARwsitteK,  bz.          58a 
De  tie»S&aÉfche  Veldtogt.    Door  a*  >.  sipfl*.    584 
l^eirlandi  vorst.    Door  j.vanderboro.         587 


1   N    H    o    q»  D^ 

Mqn.  gev^l»  m  bet  vertrek  vaa  mgnen  Vaeod,  a1$  Vrit- 

wilüg:  Jager ,>  den.  j6  Oct,  4830.,     -  r     vgpo 

Hoop  op  wederzieii   1  Am  J^jpMi  Vrieüd.  ,59^ 

Oipter vloed. van  ons  K4}in.   ^^mf^icJu^  j  r  sfa 

VciiittdelHig »  ^vdf  don;  ifciicbilteiiden  ziny  ia  .welken 

}ssru9  «cuRist  v^  9  UI  het  Nieawe  Vecboad^  Gpds 

Zaan  geco^ad  woidtf  iV^tyoigtn'fi(ava»bLss^yS9% 

Een  en  wder  over  de  CAolera^XFfirvoig  ea  flut  van  iL 

561.)  606 

Verhandeling,  over  den  waren  Moed;  gefchetft  in  het 

Voorbeeld  vaa  sp^caatba,  vo^ele]^  bhk  d$x  van 

CAT'O»  Door  Mr*  f«  majié,  jr..,  te  Ha^ri^sm^  611 

^fiemoediging.  Door  w. » i,  s  v  m^,  |R.t  t'e  Groningm*  633 

UttbpezMiuig.  ;  poor    b^    tr.  i.»  w.«*»R«,    %e  Purm$^ 

rmd^  636 

Uitboepemiag  hg'  het  vi^raeaien  d^  tgdiag  vao  liec  voor-» 

waart»  «NJuen  onser  Troepen  k  i0^i^#VL    Door  .Sv  p. 

OUDifCRRR  POQlr,  t^  £oi^il^^i9«  ^gS 

Proclümmipn  d^tiTLJL.i^Uh^h  f$^xSébmdfi'f4ffn6cda 

la  Mimfc*     Parodie.  .   64P 

'sKoni|)gs  Cqfer  te  Brusfel  veranderd J  6^ 

Middelt^gea  boog  water.  \Pufi$dkh$4né  ^40. 

Aan  een*  Jagen  ^  .  .  .^40 

De  KoB^gJ^e!    Doos  c.  w.  wjs«tb,rba99»    4A^  , 

Brief  vftn  a.dr.  sItolkrr  aan  eenoi  VricBi^j  ov^T: 

hetge^  hem ,  in  hét  jaar  1831 )  voor  de  Km,wflrafi^ 

ten^  ^ït  jiunne  vroegere  Gefcbiedenis,  d^r  t^haneriag 

bijzo^derlijk  waardig  dunkt«  €46 

£aiige:  Opmerkingen    omtrek  de  Nmtiglieid  d^r  Koo* 

pokken  ^  ontleend  uit  de  alhier  heerfchende  .Epidemie 

der  Kjmdevziekte»    Door  p.  j.  blom»  Mpi.^  Chir.  , 

et  aft.  obst.  Doctor  >  te  Utrecht.  .  65$ 

Iets ,   i»ver   fommige   inkndfche  Vogels.     Door  j.  c. 

R  £  I  o  H  A  r  D ,  te  V  Grayenhage.  665 

Doorgravii^  van  de  Landengte  van  Panama.  670 

Gefcbiedenis  der  Vryheidsboomen.  /    674 

Iets,  (^er  de  fqhooojhejd  v^  At  Nedcrlandfcic  Vh%. 

Med^edeeld  door  i.»  e«  p  o  s  c  k  ,  te  Utr^ht.      6i  i 

'  Wapenaang  voor  iVir/r/tf/u// Jongelingfchap.  Üoorj  itan 

WAL.RÉ,  te  Haarlem.  IS84 

Am  mgnen  Neef  jan  willem  warnsincKp  als 

Luitenant  der  4tnfierdamfDhü  iSchatterQ  9  met  verlof,  van 

het  ^eger  te  vdde  teimggekeerd ,  dea  17  JS^jU  xi%u 

Door^lAr.  «•  WARifSiNCft»  b:&.  f         68<S 


INHOUD. 

MédiP^th  feria  fuper  Tabacatione  Pipali  ^  r^ta 
nazali  et  anathematizata  knablativa»  687 

Chasfidet*vers ,  ter  gelegenheid  der  plegtige  Intrede  van 
Z.  K.  H.  Prins  ^^illbm.van  oranjb  binnen 
Amjictdam^  den  17  Sept.  1831.  688 

Politiek  Jasfpel.    Puntdichte  688 

De  nuttigheid  en  noodzakelijkheid  van  soodanige  Volks« 
verlichting,  als  de  Maatfchappg:  TotNutyan  ^tAlgc* 
mcehj  bedoelt  en  bevordert*  Door  s.b*  wieling.  689 

Calvinus  en  castellio.  Eene  Bgdrage  tot  de 
kennis  van  het  Karakter  dier  beide  Mannen.  Door  j.  p. 

•     FRAN2.  703 

Tegenwoortlige  Toeftand  der  Pool/bAe  Joden.  707 

Iets  i  over  het  invoeren  eener  Nationale  Kleederdragt. 

Door  W.  H.    WARNSIf«CK,   BZ.  715 

Iets,  over  het  Schaakfpd.  Door  o.  d.  j*  se  h  o  tb  l.  72» 

Brief  aan  een'  jongen  Vriend,  over  eene  jjlaats  ,- voor- 
komende in  de  RecenGe  der  rnftitutio  Oratoris  Sacri 
van  Prof.  van  hbngel,  in  dit  Tljdfchrift.        726 

Ter  Gedachtenis  van  mijnen  hartelijk'  geliefde  Vriend 
s.  M  A  G N  B  T ,  in  leven  Predikant  te  Raamsdonk  ,  enz. 
Door  j.  VAN  harderwijk,  ré.  739 

Aan  eene  bedroefde  Móed^ev.  740 

Welkomgroet  aan  het  Lejdfche  Jagerkorps,  bij  des- 
zelfs  terugkomst  te  Leyden.  741 

De  Val  van  Warfchau.    Door  Mr.  p.  mabé,  jr«  743 

Herinnering  aan  de  Intrede  des  Prinfen  van  Oranje  bin- 
nen Amfierdam ,  17  Sept.  1831.  745 

Aan  ligtzmnige  Rgken  ,  bij  den  Wintemood  der  Armen* 
Naar  victor  hugo.  Door  j.  w.  qntema.  747 

Iets,  betrekkel^  den  jongst  geëmdigden  Veldtogt  in 
België.  "  .  •  740 

Gedachte»  van  eeRen^'Duit/eAer\  over  den  Belgifchen 
Opftand  in  1830.  -^  ^  755 

Iets ,  over  eene  Recenfie  in  den  hecenfcnt ,  ook  der  Recen^ 
fenten.  758 

Doorgraving  van  de  Landengte  van  Panama.  (Tweede 
Artikel.)  761 

Feestzang^  ter  opening  van  de  openbare Pr^suitdeeling der 
Stads  Nederdoitfehe-,  Franfche-' en  Teekenfcholen ,  te 
Schoonhoven^  op  den  2  Sept<  1831.  Door  j»  kra- 
mer s ,  j  z.  765 

Janmaat.  770 

Wouter,  of  de   Sirqd  voor  het  Vaderland.  Door  k.  j. 

VANHOMBROEK.  *  7*7* 

Hec  PLAATJE  van  de  Handehtekgraaf  en  de  hangende  H^e» 
ge»  tegenover  bl.  462. 


MENGELWERK. 


■«iWii    *n<^ 


HET  VADERLAND  EEN  HEILIGDOM.       .; 

LEERREDE,  OVER  EXOpUS  ïll:   5B. 

f:..' 

De  plaatsy  daar  gff  op  ^aat^  is  heilig  bauU 
'  Door 

C#,W.    WESTERBAEN, 

Leeraar  bij  de  KemonJiranisck^Gerefonaurdc  .. 

Gemeente  ie  Amflerdam.  C*)  .      *  ^ 

..I      .  ♦  f 

Vf  oord  •Nederland^  ons  Vaderland  >  bedoel  ik,  Lan*» 

genooteni  innnmeer  ik  u  berinDer,  dat  men  niet  ligt  op 

dé  wereldkaart  een  plekje  gronds  zal  vinden,  voor  (kn  ons» 

^it^digen  en  der  zaken  kundigen  vreeiiafdéling  zoó  be^ 

iang^'k,  als  dat  zeirde  land,  —  belangrQk  om  desjïélfti 

Eonderlinge  opkomst,  aanwas  en  bloei ,  «—  om  deszelft 

/gunftigen  invloed  op  de  overige  deelen  van  Europa  ^  — 

om  deszdfs  gevesrigden  zetel  van  koophandel  en  1^ 

vaart,  verlichting  en  vrijheid,  wetenfchap  en  kunst, '^ 

^éb  vooral  om  den  ernst,  ftand vastigheid  en  goede  trouw 

pnzer  Landgenooten ,  welke  nog  heden-,  voor  een  aaü^ 

mèik<3Qk  gedeelte ,  onze  fteüp  en,  fteikte  z^«    Van  daar 

ónze  vroegere  welvaart  en  hare  tegenwoordige  overbluf- 

;^fels,  welke  dè' Jaloerschheid  der  Volken  fteeds  gaande 

ïibuden,  en  ons,  in  hunne  oogen,  en  zelA  in  onze 

^dagen ,  meer  dan  éénè  kostbare  en  hagchel^e  oridenxé- 

miag  waan%' maakten,    b  na  ons  Vaderland  voor'ittti 

vreemdeling  zoo  belangr^*k,  wat  moet  bet  dan  voor  ons 

'niet  zQnf    Jfa ,  ons  moet  het  dierbaar,  meer  dan  dieè« 

baar,  ons  moét  het  heilig  wezen.    Geiyk  #elée^  ëétai 

M  o  z  £  s  m  bet  gebergte  Horeh ,  zoo  roept  ook  ons  de 

j[*)  UlCie4irQkett  17.  ÖeC  vi».  ,  ..  ; 

MENGEL W.  1831.  NO.  I.  A 


—HET   VADERLAND  EEN    HEILIGDOM. 

fh(Hfilierjxoe::jPe  plaats^  waarop  gff  fhat^  U 

oaS'-op wekken  tot.gej^indbeden  en  bedreven  ^   welkejonze 
eer  en  .wdvuxx  ^y9p  zeer  naby  betreffen ,  wanneer  ik  u 
thans  'dtgkwigtlgé'  vraag  ïid^pe  hfaatiwóóUén^^^ 
moet  ons  Vaderland  ons  heilig  s^ijn  jf  ten  einde  elkander 
aan  te  moedigen ,   om  het  heilig  te  bewaren. 

Okter.a|lé  volken  was  het  Vaderland  (leeds  d^  bra- 
ven burger  dierbaar.  De  liefde  voor  hetzelve  ont- 
vlamde zijn  hart  9  en  deèd<1iét  voor  deszelfs  bloei  en 
glorie  kloppen.  Het  Vaderland  alleen  vereenigde  voor 
hem  alles 9  wat  hem  (treèlen  kon;  en  geene  gebreken , 
geend»  \t»]g^naHten  ,,  /ywgiprwi  f^mmige^  Janden  pnder 
eenen  ongunftlgen  hemel  i>]0pt  llgg^»  konden  ooit  hunne 
waardige  bewoners  die  liefde  doen  verzaken.  Zij  doet 
ém  iblaiïdet  van  \f^:^]^gestj^  4rflbii  ^^  tjop-e.  z^h^ 
(fot:'j^en:JMtft9n  diVPP^  .Upeds;  yerdedigen ,  en  den.  be« 
«ooa.  van-.:A&w<^r-^>»?i4tV^  in  ÜV^^  laa?e  ^ 

bfftre  nachten  en  berookte  hutten  meer,  behagen  vindea^ 
;4l9^  91.  hf^  gemot  van  onze  heidere  dagen,  vruchtbare 
AGHpden  e^  fiaage  nvoningen. .  Zelfs  de  weggevoerde  üaaf., 
ili^.QP  .9f^rdc.£i^cn  Va^derland.  meer  beef^^^  eii  in  wien 
i(Bd^r8  de.  verminking  der  menscbheid  fchier  alle  edeler 
^voelens^fUixdoofde^  kan  zijnen  eeni^en  :ll«un,en  uopst 
|iog'  yindep.  injiet  uitzigt »  ,om  aan  gene  zycle ,  des  grafs 
y^  Vad^iapd  en  ^ijne  yricnden  weder  59  ^iP:  .Géeh 
jmti^fi  dat  die  Uefde  ^ ,  vooral'  in  gfÓQte  'mannqi  ^  zelfs 
.ilooff  hoe  fchreeuwen^  Gipk  ^  te' bekoeleii 

r^fW^  ;Hler}  ho9fei^ /w^.  eelfepVpuÓQ  i,on«  ^ervende  , 
,:fifOm  zgo^  v^manen^.  om.  ook  c^  i^ecjeburgecen,  die 
.  Imibf^r  d^  'Vfxwezép  4iAddea>  geo^gepheid  toe 'te  44- 
>gcp  »  oindat  men  ipe^r  aan  z^n  Vaderland,  dan  aan  z^nm 
:Y!^ar  veripbul^gd^.is^  diiv  eenen  amstipes  j)[ér 
^<^en  giwit  afCipk^ken  voor  het  ondankbaar  Jihenc^ 
i^i^ii^/sigffcbu^^  verbannep  had;  hier/wied^rzien  wS 
.^ffüf/^ifMAf^i^vs^  in-z^jnp,  eer  Jbdtoedigd  m  verworpen 
door  een  volk',  dat  liiy  groot  gemaakt  Üad ,  niets  ont- 
zien ,  om  het  uit  de  kikdi  des  v^der£i  te  nikkefr;  en 


HET  YAIKM^Al^])  f,%^  HE||.IGDOS^«  3 

éUVj  dn4eliyk »  onzffX  n q lo  dm  ojblqo t  Wl  Ifev«r, 
AA(.  en  v^qr,  dan joi^r  eeQ.VaderlaBid-Iijd^,  d^  h^ 
f<;)i^delük  vei:guis4  ba4«  Neen,  de  Üêfde  vpor  het  k^d 
oiuer  geboorte ,  zoo  algemeen ,  zoo  kraplttig  »  *£O0  oo- 
verwinnelQk^  bui  geen  v(^oroordêel  zijnl .  Zij  evenaart  ^ 
jsjij  doet  voor  zich  zwichten  de  (^erldle  neigi]|;igep  dpr. 
natuur  ;  zg  fcbijnt  tot  onze  mei^fchelijkheid  te  b^oorai^ 
of  liever,  zij  is  daarvan  het ileunfel;  zg  b^hport,  tot  onze 
Olenfchenliefde,.  die  eer^t  büzonder  inoet.zgn,  eerz^ 
alg^jpei}  kan  gorden,  en  maakt  ons  h^t  Vaderland  en  on^i^. 
medeburgers  tot  de  dierbaarlle  der  wereld.  Of  zqu  on^ 
^ft.iand  niet  hoogst  dierbaar  zijn,  waaraan  wij  dezoet% 
van  onze  genietingen,  de  uitnemendfle  v^Q.  pnze  vpor^^ 
ttgten  te  danken  bebb^,  —  wfuir  wij  onzejwicf  en; 
bakermat  vpnden,  de  liefde  van  b^miode  orders  genoten ,  aan 
hunnen  fchootjlarteleiid  fpeelden,  en  hufme  a59b,(^.we^ 
ligf^  reeds  aaq  4^zelfs  gewijden  grond  y^t^uw^en^.Tr» 
^iv^fttrwjj,  .reeds  vroeg,  de  teederhe^en..,^  .Ü^file  l^ 
tsekkingen  oiadervonden ,  onze  vopmaamllé  kundigb€de& 
verzamelde^p ,  'r^  waar. , wij  poet  d^  lie velingen. van  ona 
hart  veilig,  vereenigd  en  in  de  fchaduw.  der  wettpn  iei;ü 
vrijheid  Quttjg  werkzaam  zijn,  of  de  vruqbt^  onz;ejf 
vUjt  ia  za^chte  pist  en  ..vrolijke  gezelligheid  mo^eii.fxiiii!- 
l(ian,  —  waar  wij  hartelijk  wenfchen ,  dat  eèn^ciaal  6n^ 
fioffelijlc  pyverfchot  ^  met  dat  vaa  onze  Vader^  ver^a-r 
sield.  Veilig  geje^Qjgen  ?al  worden,  —  al,\;mr  wij  ypp^ 
onze  ^Lipderen  een  ypoi^fpoedig  leven  en.  jsalig  ileryejjx 
iyn>idden,  en  hopen  mogen ,  dat  ;Kij  .er  d^,  Mmchtep  iuUeri 
{(bikken  vf]|  i9ll€^  ,  wat  ^ij  voor  1^  yerzofgd  én  ybl« 
-ttn^gp:  zullep: l^ebbetf .? .  rj  ]':•,.:  ^..^^ ',-.., \. 

^iiGm'^  mpe^eeit  l^d  ens  dierbaar  zijn »  diu  ^ops^t 
siUbe  hechjce,  fchoon  zadite  h^^^  aan  zich  gebondjcn 
kpttdt  f  m  vwaarwp  i^^  bev^qn^rs ,  hoje  jf^ipjierlyk  poli 
de  losheid  van  beginfeloi ,  in  4e  laatfte  jaren^  onder  hèi^' 
tDenam,  oyer  het  algemeen  ec|iter,  npg  heden,  de  jij^t 
iwier  vergelijking  met  andere  Natiën,  ten  aanzi^  yaa, 
^Sod^dieofit  en  ze^en,  kunnen  dO!Qri;iaanv>  -Wa^  leen 
mm  bij  , OW  vawrzpovcle  en.gri^ote  K^w\^Mi)sii,^k 


4      tfk^  vaderlane/  bbn  hbïÜgoöM.^ 

déft?  ^Waaf  Wbrdt  hét  i-egt  otitreukMirder /  of  KeveirV' 
iobr;  geheel  onkreukbaar  gehandhaafxl ,  als  bier,'waai^ 
^efëhenken  aan  regters  gansch  ongehoord  zijn ,  en  2ich ' 
öók*  de 'Koning  aan  hunne  óitfpraak  onderwerpt?  Waat' 
wordt;  in  het  %emeen,'de  openbare  ODdsvereeriög' 
j£téx  in  AhTÉarde  gehouden  door  aanzienlijken  engernigen?' 
Wiar*  izijh  doorgaans  de  fcholen  vooi*  de  jeugd  beter  f  tl-' 
gèrigt?  'Waar  ontvingen  deze  zoo  hoogen  lof  van  zeéi' 
otopart^dige  en  bevoegdfe  beoordeelaars  ?  Waar  hoorde^ 
mth  hiei^  ooit  iets  van  oproer  onder  de  ftudèrende  jofii^ 
g'éllhgfbhap  ?  Waar  zijn  veriichting  en  befchaving ,  vooraT 
itr  den  iniddèlftand,  algetnèener,  en  is  daaroiü  de  onrust' 
imndér  tfe  duchten?  Waar  zQn  meer  gcftichten  van  men- 
tthéttliefde  •  in'  ceii  korr  bellek  bijeen ,  en  meer  verecöi- 
^ingcn  tot  allerlei  nuttige  ciridèh  ?  Waar  wórdt  iaeer^ 
tijd'én-yfljt  befteéd,  waar  töeer  geldelijk  vetitiogen  opge* 
ófferd  tót  derzèlver  mftandboudtag ?  Waar  is,  vooraf 
Bg  zware  ratnpefi' ,  de  menfchenliefdc  algemeeneren  milder  ^ 
8è  Christelijke  geest  werkzatner?  Waar  zijn  de  huwelijks-* 
êróiiw  en  zeden ,  vooral  iri  de  befthaafder  ftandeh ,  ón-^ 
biéfmetter ,  de  vronwen  huifdijker  en  de  openbare  zedc^- 
toösheden  verachteHjker  ?  Waar  worden  Wet  en  orde  ttiedf 
'geëerbiedigd,  burgerlijke  veiligheid  en  billijke  vrijheid 
ttieèr'  begnniligd,  en  al,  wat  nuttige  kenrtis ,  heilzame 
Waarheid  en  goede  '  zeden  bevorderen  kan ,  meer  aangc^ 
ftioeöigd,  dan  ia  dit  zelfde  Noords  Nederland  ^  her- 
welk ,  reeds  daarom ,  met  het  Zuidelgie  niet  vereenigd 
tori  fiijlreYi  t  Öier  toch  heerfchen  nog  grondbeginreis  vaü 
fè^Y/Hran  waarheidsliefde^  van  goede  trouw,  van  vear* 
draagzaamheid  en  vrijheid  in  de  Godsdienst,  VatI  tiéfdè 
fdor^'tConhig- len  Vaderland ,  die  aldaar  onder  de  uitzón- 
&riiigeri  van  den  helaas!  aïgemeefleii  regel  bchoorefli 
i>Jei-baar,  hdUg  dan  ons  lieve  Vaderland,  Waarvani^med 
(iiValksV'nwr  Wïiarheid ,  kan  zeggen! 
*'Ddch  heilig  ook  dit  dierbaar  Vaderland,  omdat  het 
feisch  bewaart  van  ontelbare  groote  mannen,  die  oi« 
ir-dé  vöbf  fegteii ,  wefke  i«^ij  gehietdi ,  dóór  biuiiïen  oo^ 
Vrtmtyeiden  arbeid  ;  ^öor 'edele •  zelfverloochatiing ^  door 
uitftekcnde  bekwaamhed^  en  gcootc  deugden  verwier- 


v^,  dQOF  ouwrikbare  il^?a$tigb«M  en  ooverv^(umclgk 
moed  bewaardea^  en^  grooceodeete ;,  voor  .him:£ig«Q 
bloed  koc^ceo^  bcrsretk  den  grond  .w^rop  wq  fla^^f 
doorveekite  v  de  >2«een  rooi^pverfde ,  en:  alles  ;VOor  .ogj( 
/mUgée  y  .  waar  pnce  tred&^  akh  rigten  €fi  oaz^  .wig9^ 
pels  gesien^/en  geterbiedigd  worden».  Geen  Yolk  be^ 
groot^r  ftaacsmanoen  i  gejeerden  y  kgerhoofden,»  fttiejep^f 
bevelbebbers  ei)  vlootvoogden  vvoongebragu  Door  hiu^ 
atjvecbeid.en  b^r^y^nbeid9  door.  bunfie  kunde  en  )^)^ 
kerheidyohebben  onse  Vaders  den  meesten  Volken  ffM 
ons  werelddeel  de  noodweodigheden  en  gerij  felyk^i^edep 
des  leviens  bezorgd  »*  en  h^n ,  i^hoon  tot  buQ  eiggn  naf 
deel ,  bon  waar  belang  leeren  kennen»  Bezvpaariyk  ask 
loen  i>p  oniseQ  gebeden  aardM:eme<jpIf^.gr^i|df  kynf»^ 
aanwezen ,  die ,  gelyktijdig ,  zoo '  vele  gro^te ,  manne^ 
heeft  yoongebragt*  Zonder  d^e.  waf#  bet  opq^iogeltj^ 
geweest,,  zulk  een  ^tf^^^l!^  té  (lichten  en  meer  en  meer  te 
verheffen  en  te  bewaren ,  als  on^VadfSf kind  4s.  If^éktf 
daiad,  den  ftrgd  te.voeren  met  zoo  weinige  hulpmjddelea, 
zonder  fcfaatkist ,  zonder  leger  ^  zonder  b^ids^nooteq  { 
alzoQ  te  w(Hrftelen  fegen  den  magtlgften  Geweldenaar.  va^D 
zQnea  lijd,  wieos^  gebied  zoo  .uitgebreid  was,  dat  <lé 
;ZCKn  in  hetzelve  nooit  onderging  ^  en  ^  die ,  ^neiirenf;  de  bloepji 
der  meest  geoefende  kcqgsbeoden  >  de  (chatten  ;^van .  Pcrff 
fin  Mexico  aanhoudend  tegen  ons  aanvoerde;  ,diea,;(ldjd^ 
:niidfir  «eer  b^smrende  omftandig^eden  i  tachtig  jaren  lang ,, 
400  roemrqk'vol  te  houden,  ^n,  intusrchen;,,  den  krQg 
oiverte.breng^  maf.  g.^e^Üde  van  den  cK:eaan^»  om  o(^ 
-óÜT  den  .v.^d>>3fbreuk  tje  doen  en jpeuwe  kiiwefen  te 
plukk^;  te  midden  van  aUerlei  oplosten»  de; goede. ^za^ 
tt  rtendhavien  j-en  zeyei) jge^fr^icfli  ,•  behoud^s^  ^^{Jcj.jiejt* 
ten^  vij^eid  en  yoorregpten,  dooir  éénea  zachteijk.  ba|qd 
zoo  aan  elkander  verbonden  te  houden»  dat  er 4^en.wcl]jT 
geGegekl:en^gelukkig  geheel  uitoPitlsik  y,Q9t^  welks  yei* 
jigbt&.ea  oaaChwIi^lijkheicI  eik.  zijn  goed  en  .bloed  bl^^ 
lOD^ettet.:  .djc  ti^s  kon  allem  door  eqa  vplk  yan  Wijzef) 
.eoiHdden'gefchieddn  (;'^>/v.Hadd«a  nu.  de  begmd'pjaf  tf^n 

(^  Zie  E.  M.*£i«dBrBsrRT«i  Phidèdlg{l$g  ti^m.dè'BirJgf 
Hollandfchi  Natie ,  bladz.  58 ,  59  en  60  van  den  tweeden  druk. 


tS  Mfit  VaDKULAND  BBN^  HEaidDÖtt. 

^  Hiittiit  grootë  tnannen  bg  aUe  edde  Valken  te  regt 
iets  Goddeiykli,  Mlig  móet  (Hïs  dan  wel  otfs  VadeAand 
e$d,  't  welk  "de  asch  van  200  veten  «jner  onerfelijke' 
ionen  bevat.  'Géén  land  tóch  ^*  zóe  klem  als  fitt ^eHfieie^ 
nmg"o^  2^  vele  geachte  namen'  ro^emen ;  In  alle-  vak&èn^ 
ébr  meest 'nuttige  bedrijVenj'en  eootaagonie^gefthiadr 
boeken  zdllen  gdéten  wotèen  ^  en  oMe  nakónielingeii 
rnetf-^ehed  ontaard  snllen  sijti ,  'mXkn  s»lj ,  mél  Ötisy  htm 
Vidbrlandals  ttaMligdom  eerbiedigen ,  hetwelk^  bec  ftöf 
Sfiii  ióo  véle  groótén  en  edelen  bewaart  tot  den  dag  d^: 
ïlgenieene  vergelding^  Waarhi  toch  hebben  ohde  Vaders 
Dlët  ultgetnunt,  wat  waarlQk  belangryk  mogtheeten? 
tatebbe^  sij  niet  de  gevingtigfte  ontdekkingen  gedaan,  >di 
fiet  Vaderland  der  Drukkunst  gefticht?  Waren  de  weceiH 
fdha^pen^  tiiet  lang  \X)  ons  In  aanzien,  toen  hèt  ovearig 
Europa  tog  in  liet  duister  lag?  Is  het  licht  der  geauiverde 
'ijir]|sbegéerte;  letttrkühde  en  godgeleerdheid 'niet- va&  od$ 
ibtr éiize ^alnifenoveif egaaii ?  Waren ón«e  genéesheeren 
en  r^sgéleérden  niet  reeds  ^vroegallofwegen  beroemd? 
Gaven  wij  niét  bet  edel  voorbeeld  van  ftatttfcondlge.ea 
^Ösdiètiftige  Vrijheid?  Waft  ons  Vaderland  niet,  van 
vroege  tijden  her,  dé  veilige  toevlagt  vtMT  alle 'vreemde 
flagtoffers  van  gewetensdwug,  en  gewéld,  én  waren  wü 
ïiiet  reeds 'rifk  geworden  dóór  «n^en  eett^ken^  handel:^ 
toen  bë:  voöitx)rdeel  def  nlldd^Ieéüwien  y '  overaf  eklers  ^ 
'den;  koophandel  nog  als  fchiandelQk  verfoeide*^' Men  '^nioge 
^  ddh  Hl  of  niet  eéhd  v#ücht  mijner  nationale  fierheid  noe^ 
'ineh;  maar  bet  is  mij  alt^.als  blijkbame  waarhi^id  vooir« 
gekbinen  ,'dat  God  Ons  Vaderland,  Woóbél»ïgÊ^  Wör 
ife- verheffióg  van  den  d)eii(chel$ken  geeét  en' voór  de 
nfrbrèiding  van  het  ware  en  goede  onder r;^ijnis  kinderen 
d^  iai^e ,  'in  alle  tijden  ,  gezegend  heeft  ^  ,ten  eègen  voor 

bet ' overige  tnenschdcm*         /  .   . 

'  Haiig^  ehidelQkf  inoeien^wtj  oiM-Vkitoljffid'achfeui-^ 
titc  hoofde  vati  de  sioö  zonderlinge  beichernkbig  van 'Hekn ; 
Öfc  ife't  lot  vanr  ttRe  Volkétt*  regelt,  ik  bèhöef  ir  «tec 
rond  bl-Voei^  dodr  é^te  vaderlandlbhe  gèfchiedcsiitfeiis 
vtBk  u  te.dM9  ^merken  (]£•«> ipemgti^vap.allergeducfat He 


..opfevkUqg  vei;ylogen  ,  ea  .alle.>ip;|gt^  ,99  tt^^^f^^^ 

jWbocken  ,g«tu^  vap  .Qpdd^iyi^  )?Üftap4}^eDyvii^iyt^^ 
Ui  dq^ve  niet_iiieer.dan  ééa  tüdvak,  yimin  oazt/t^* 
fia^d  zoo  red(^ioo«  fcheeQ»  dat  de.iQj|g;|gp:e^I^^i^a^of}^ 
il«^:Oqi  hi^p  Jii^.dHr^^  verboofea^  en.oqze  1)Q9^ 
ooQten  aelve  ons  aan  qos  jammjejclotoyerlkceB  ? :  U^t 
^geUurdy  (ooi^ou  maar. iets. te  hennoeren;)  (^(^  iq^eQ'  ^}(1 
vaa  zeer  hevige  burgertwisten  ,e;n,jfm^ïc\if^n^.,dqsf 
pjproer  ca  geweld  gekeoaierkt,  twee  veceeriigid^  Konip^ 
vloten  der  ncermogendfte  nabnrigp  Rijken « oQze  kusfen 
bedreigtto  en  bepaauwden^  «-<:  dat«  ^^ktgdig.^- ,tV<^^ 
gedochte  legermagten  van  oaderfc^eideQ^ .  yf^rftea^   aj^ 
dooreea'  toaverflag » ,tAt  In^het^bart  des  Jaodf^zi^^^ 
ihllaud^  wicen  ^oso^gedroo^n  y  —  daC:U<^  vj^rwarnuj^^ 
magtelooaheid  en  fchrik  »  fan  on^e  z}^,^   .?0Q  'groot 
.warea.»  ;dat  WW.»-  ia  .,aw5^  haoge.Verg^eïifj'gen^.^e^ 
4prak ]j^ dijken  en  daminen  dooc  tp  fteken  ^j  en,  m^t^^l^i^ 
stiDp;^lig  overfchQt  van  ijet  geredde,^  tec  vijye  zf ^r^egp 
andec  Vaderland  te.. Roeken*  .  Zqo^  bop^  )clcw  ^9in^|'j^ 
nood;    qiaar  09k.;^qp  jeop^eriiqg  ai  zi^cba^r^yyas^^^t^)^ 
en  aUji^y,  Gods  almagtige  berch€;rniijag,^dat  d^..verlQS|{i^ 
.vaak  uit  e^an  ho^Jkwam^aj^gen^t  aan  .w,e]|w  99^^,$ 
fi:brand/^e  (laa^tsoum^èn- nimniei:  g^cin  |.  ,9£ /di^J.z^ 
daanoe..  gansch  ongefchikjC..  gei^eurd  baddeiju  .j.^^o.^afig- 
iioudend^^waakfe  God^  .gp^,  .V]oc!rzienig}iei4 ,  vop;r .  pj» 
jdi^haar  .Vaderland  ,  dat  ^t^   in  .fioeL,  wle.^jw  r^w^f 
oorlogen  ook    gewikkeld  9  hoe  diky^fff  opk^.  d^  i^ïï^f; 
.apfi^  .der  on^^.oiifriïigcndf  .#rijdep4epD^g|jji  ij^.hoe^ 

,der  to/^i^eloo^ct,  .vr^^ieidzucht^  ^S^J?!?^  ^u^^^;  Wfi" 

iielddeeiijKfchokt    /en  ben^^d  hej^V^h^^ 

■yiOtt^  l^erSjftYC^^     fn>  ija'  derz^ivpr  yerfl^öyin^,, 


9  UBT  VADERLAND  E£N  HBlLlODOKf. 

door  (te  kern  vtn  hapoleon's  geoefende  kragen  we- 
der met  woede  «angevtUen ,  2fch  echter  ft^s  heeft 
flttnde  gehouden )  en  E^n  moedig  hoofd  veriieven  boven 
de  fiormen  der  oorlogen ,  boven  de  dwarlwinden  der 
menfeheljgke  driften,  opgevolgd  door  verfchrikkeiyke 
nnvillen  der  natuur,  die  ons  dreigden  te  vonietigeè. 
Dit  alles  hebben  wQ  noch  aan  menfchelQke  kracht  efa 
wisheid ,  noch  aan  edelmoedige  opofferingen  van  goed 
en  leven ,  noch  zelfii  aan  de  dapperheid  der  roemr^ 
'befchermers  van  onzen  vaderlandlchen  gcoad  alfeen  ie 
danken*  God,  God  alleen  kon  zulke  wonderen  fchep- 
penl  Ja,  dit  land  heeft  den  ftroom  der  onrustigfte  t^en 
en  de  ftormén  der  geduchtfte  rampen  niet  min  ftandva»- 
Üg  vmluurd,  dan  de  zeegolven ,  welke  op  onze  kuistefa 
breken.  Ja,  Kef  zyn  de  goedertierenktien  des  HeefeHy 
dat  n^  niet  vernield  zijn  gefforden ,  en  zifne  i(trm^ 
hartigheden  eyer  ons  hebben  geen  einde  gehad  tot  op 
liezen. tegen woordigen  dag! 

En  dat« Vaderland ;  Nederlanders}  zou  ons  niet  dier* 
lïaar,  niet  heilig  zijn,  hetwelk | God  zdf,  door  ztfne 
zonderlinge  befcherming,  zbo  zigtbaar  geheiligd  heeft, 
waarift  z^ne  zegenende  tegenwoordigheid  allerwegen ,  m 
onwaardeerbare  weldaden  zonder  tal,  aanfchouwd,  en 
^Ê^ê  i^bèdheidgermaakt  wordt  in  ontelbare  grootè  voorreg- 
tén,  waiirin  wQ  ons,  ter  eeré  van  z^n  HelHgen  Naam^ 
^boven  vele  Volken  dèr  befchaafde  wereld  mogen  verheu- 
«ga!  Een  land,-  waarmede  de  Voorzienigheid éua  no^ 
ffoott  oogmerken  moet  hebben,  welks  val  zij  nbg  niét 
^beeft^  iviQen  gedoogen,  waaraan  zQ  eenen  wiLtEiti 
OBN  BSRStBtf  tot  Stichter,  en  zijnen  waanHgeu 
Kiamgenoot,teged  aller  verwachring  en  veler  wtnfchen', 
tot  HctfteHcr'  en  Beftjicrérir  jpif ,  •  dat-land  moet  ons 
hallg  wezen.  Ons,  die  er  aaü  gehecht  zQn  door  dè 
fluwselen  kooiden  "der  natuur,  door  de  deugden  en  voor- 
it  door  dt  mènfefaenliefde  v^  velen  onzer  medeburgers , 
door  onwaardeerbare  heitgoedereh ,  vooral  van  eenen 
geesteiyken  en^edeHjken  aard,  —  ons,  die  éènen  grond 
betreden,  geheiligd  doof  hW  <iloedSraöonz^  Vatos', 


HET  iTAOBftLANO  fiSft  ffftlLIODèlf.  9 

Ae-  dé  begrtafpltats  is  van  6ene  ontfiAeHtere  feliaftT 
van  liltmimtende  en  edele  mannen  ^  —  on«^  wier  Vader-^ 
land  200  dikwQls  door  Gode  bijzondere  befcherttiing  ge» 
6eiligd%  tot  hdBge  oogmeAen ,  ~  oflft  roept  nataur^ 
gevod »  gefirhiedeiiis  v  oddervinding ,  ét  Gódbeid  zelve^ 
inet  ééneftem,  teei  ^t  fiaais ^'ifuar^^g^^^  fiaat,  is 
heiHg  land.  >  . 

Dh  land  -nu  wordt  belaagd  door  een  Volk  ^  dat  on» 
reeda  lang,  zonder  reden,  veYacht  en  gehaat  heeft,  -^ 
Waarmede  v^,  tot  ons  ongeluk,  boiten  de  fchuld  van 
onzen  Konrog,  hebben  moeten  vereenigd  zQn,  -«  dat  daar^^ 
van  intusrchen  ontelbans  fchoone  vruthten  ptokte^  — « 
tloor  een  Volk ,  welks  voortbrengTelen ,  tn  onae  huisge^ 
zlnneA ,  maar  al  te  zeer ;  tot  groot  nadeel  van  onze  eigdoe 
fabrijken  en  liandwerksliedèu ,  gewild  Waren,  -^  dat, 
om  de  vereeniging  met  ons  te  bevorderen ,  door  het  gie«* 
cerbiedfgd  Hoofd  onzer   Regering  (leeds  op  de  min-' 
zaamfte   w^ze  behandeld,    gefpaard  én   gri^otélQks- be^ 
voordeêtd  is,  >—  dat  nimmer  zóó  gebloeid  litfeft  in  rQk^ 
dom  en  aanzien,  als  door  zijne  gunst,  en  dat ,  evenwel^ 
tltyd  gemord,    zQn   beWind  tegengewerkt :,  zQne  éwgm  ^ 
verbitterd  en  zijne   goedheid  misbniikt-  heeft^    fbbMo 
valfctae%  feesten  vierende  en  ge|ttfeh  aanhefiende  in  ziftte 
tegenwoordigheid,  doch 'overigens  hem  en  ons  hsterende 
en  fmadende,  op  alle mogeiyke  wijeen.  Dit  Volk,  tt^és 
de  kwelling  van  den  verlichten  en  edeleó  Keizer   jó« 
ZBP  IT',  wien  het  mede  weleer- ondankbaar  verguisd 
beeft,  tXL  alleen  te   regeren  ^  door  bet  onbepaaldfte  ^ 
weid  i  (gelQk'de  ondervinding  nog  nader  zal  dóen  zien) 
IS  tot  openlijk  oproer ,  plimdering  en  biandfticbting  ovér^ 
geflagen ,  — ^^verwoéit  en^  vertriélt  «Ióm^4asttrt  etf  ^hoonif 
openl^k,    op  eene  voot  ons  duldelooté  w^ze,  al  wie 
nog  *é>t  ohis  behoort',   ~  berooft  en  mishandelt  zelft 
tmze  ongewapende  en  vlugtende  krijgslieden,  ««^ /neesan 
ó»ze  vestingen  Weg ,  **  i^rieètiHui  eer  öodi  gégei^iai  woiid 
aan  derzdvér  verdedigers ,  --^  boudt  vcknt  van  hen ,  uit 
louterfen  haat,  in  harde  gevangenis,  -^  wordt, «door  dé 
eerloósheid  vin  velen  de^  kinnen  ^  die  waker  tvoilw 


amoeren  Mnit^Eis  hewmA 9  ^.  d^pr pfm  ^toiwl^tijep.  v§fÊ^ 
vneniéleijfortyiMoekers  .«a  oprQ«i:Qi^k^rs>9.iVW  d«  ^(4 
dag  lolMht^v'-^^Klfiilgt  Qft«e^lfigecsv^'j^^ 

iri^ensch  gelokkm  vmagt^  9  dtf  d^  Ataiagtjge :  v»dioede4 
ons  land  met  naakte  en  hongerige  vreemdelingen  vzoatleg 
overdddceDi»  i\;in2e  .fchaonfte  toftellingftv  dfna  bodem  {in- 
flaan,  .006  geldwszon  iiitroQveii,rtin  geheel  ons  VaderUuid 
de  rampEftlige  praat  dpen  word^  .van  eeae  listige, , co 
hoogsC'gevai^rlljke  yeteeniging.  van  ongeloof  en  bijgeloof 
beide,. evroz(KX.::Wfaak.  en. !^^ede  blazjcnde  tegen  onzf 
(lierbainrfte  voorregten*  Dit  zou  bet.lot.zjyn  van. heit 
hmd  onzer.  Vnderai !  Daarvoor  fspudep.  zQ ,  en  vri|}  na 
ben*  zoo^Metl  gearbeid,  opgeo^èrd  fn  verduurd  hebben 
ten  algemeen^ .  beste  l  I^arvoor  zouden  zQ  roémrijjk 
gftleiefd.,  en,  groötendeels,  dep  heldendood  geftorven 
^,.  opdat  .dit  d^y#ip  land  dqpr. ffljHtplHigW  cp  roor 
v4rft  ov^r^Vfddigd'en. uitgeput,  onze  eer  verguisd^  onz<^ 
^1*9 'Weggeworpen,,  onze  wet  .^aar  vreemd  beded*  npg 
aMTi^venninkt;  en  de-  ftam  yan  oranj£  ,  dien.  zjj 
ca»vcr«oeniyk.i haten,»  nitg^Qpidi  zou  wQrden,  —  opd»|: 
onM  cdde  fioning  no^^naals.  den  bitterften  haat  buiten 
«yn  Vaderland  20u  n)oeten  ontwijken  l  En  dif  zouden 
wii'gedoogenJ«.«  Landgenooten.!  dcgroftd,  waarop  wij 
fiaany.is  heilig  Und;  en.wJtJ/ZQudeq  niet  alle^  dow 
enitillden,  om  deszelfs  .volflagene  onthaUging  xt  v^r?- 
hoeddiL.Eem  onlangs  is  bü^^uiveird  geworden  1^ 
^§t'vrei9md  giehroed,  dat  .hein.QptwJ[jdde,;.en..nuyZQudeji 
wö  hem  door  n»g  yeel.AiQoiter  g^^  overbeei^* 

&iien;eft  bezoedelen  1.«»  Lwdgei}po^,l,.U^  enkel denk- 
beeHcdpet  mijfidderen,.  dat  gil  dit  zoude  kunnm  toe; 
iMen ,  'Of  «oadt;  xwoétm  lijden*  Denkt.  toch.  nief ,  dat 
dtt^,g(vaar  jm  t0  .vxeosen  \%9  m  dat  pij^  zich  gflukkig 
MifiM^ten^,,  wanneer  ^euiilechtsk  geheel  yan  onsgerchei- 
dcn.ia^M  Weet-^:da»ï  öfct,..dat^mc|^'^,  niet^ondragej^: 
jtm^h.oogivMd-i  openl^k  yoocMuit  durft  .komen *  dat  men, 
<Wi«cnL;iitt.vaR:vrf4S;i.¥yi  t5iprWiiM.vpop/iAd,,.OMj! 


légers  'vttti  achter  onn  veBtingeÉ:  itiol  bebfaea,  wmat; 
wti  IcHier  tateté  'zoudeti  be^itten^  otn  'hm  af  tè  Keescn  f  Wtet: 
gQ- ni^l,  dSl  mM  vkmt  y  <m^  ult^oiize- göoderoi '  biinné) 
vélWóitstligiii  tebetRéikn ,  en  d&t  in^  tnets  meeir  v)et-) 
laü^f ,  d«  ilch^een  groot  aantftL  btndieto  van  denhftfo 
te  fohttiven^  otn  faron^  ten  onzen  koste>  brood  en.kleeH. 
demiy  eo  wat  .zij  'mecnpterlangeo^  te  verichaSenS  Wfie( 
^  nldc,  to  èns  léger •  zeer  irerswakt  is,  .ib mter  d^si 
ééi^4^zl^^'^d»^v^  den  wibter  te  getnod  gaan^  dte 
ónze  livierai  en  orerAtocimingen  bevtoemy  kan,  j^  dat 
w9  taet  ecA  Volk  te-doett^  hebben,  oVetooedig  o^'hün^ 
hëU  voorf|)oed,  werkzaam  door  bunnen  opgewonden 
geest  öi  door  roofancht  wrhk?.  ^  ;  '  -. .:  ... 
Neen,  de^  v^aiid  móet  niet  gering  geacht ,  het; gevvtf 
vooral'  niet  veïtlelnd  worden,  «allen  w^  niet  vo'gaan; 
De  Kcftitog,  dié  vooral  geen  vriend' van  nuneibbze  ver«> 
ontnisting  -  en  doéllooze  opoSésing-  van  fs>laad8  i  pemrin^ 
^  iss  de  Konfaig,>n)6t>aIles' volkomen  bekend,  roept 
de  f  eheele  Katie  bi(j  allWat ^heilig'  is .  te^iwafpen-^u^n  voir 
dert  van  haar,  in  alle 'opzigten,  denzelficn  igrontm 
f  ver  en  geeHkracht  ter  behtmdetiU  ^^^'^Un  onze  y^mh 
Jkn  ieh  vèrdtrve  btimien.  -  AIzoo  ^verlangden  w^^  'ditt 
fi^  rptekeii  ^a ,  wiant'dri>  veroiftfhen  d^^^tiftand^faedenq^ 
en;  'ffidien  al^  hec  lot  van  ons-  Vaderland^ door  loutere 
bndéiliindelüigefi  koti  beOiiSi:  ^ovdm,  ^  geen  '^oral 
niet  waarfcbijnlijk  is ,  omdat  men  isich*  toe  'deongedjakUle 
eHbheü- geneigd  b^ttMint',  wie  ^'t  dan  e(ibt£r:atet,:dat 
sd  het  'góéde,  dat  wij^  bediugcnvWliever  j  al  toer  knéf' 
de;  dat^W^  kdi^en  k4Bmen^aHeendoorianze.allergedücht> 
Ct  houding  kan  en  moét  worden  verftregeti  óf.  afgch 
Weerd?  ("*()  Evenmitt  hope  m^^  te  diea  einde;  <op 
vreemden  byftand ,   meestal  (w^  hebben  het  meetmaljsn 

"  -'   '  •      '  y   •'•       :  T'    • -••    .; ,. .;,  r-//' 

''^)'lTitbk  b^ 'de-  ftfttid'^iii'iidreif ^  'dottf  d6  wn^ieBfchi». 
SDg  en  'dé  ttill^bettkomip  van* 'Vrerinkiljé  Mogendbedeti-^  wel 
«wifcnbtfKe  v^rtddérdvmAr'wiejziec  echter  a^ec^dac  «He 
neg  .hfdeo  waaikéid  bl^ft^  «n   HHfcbifsii  xio$:\^,^  biy* 


gevoeld)  een  middei ,  zoo  erg  als  de  kwttl »  eo>' 
WMjrvan  w^,  in  den  tegen  wocfrdigen  Aaatkundig^  loer 
flirid  'van  geheel  Eurt^^  niets  t^ef/ wachten  bobben» . 
Geheel  de  wereld^  Laüdgóiopten I  ^ftaart  vQcilt^r  op  ons; 
eigen  gediag,  dat^  mast  Godv  ons  lotreal  moeten:  be- 
fltsTen  voor  eene  tocJkomst,  die^  naarfnate  yan  ónft  ter 
genwbordig  gedrag  ^  eervol  of  Jfefaandelijk,  xgk  gezegend 
6ff  verderfd^k  voor  ons  en  onze  nakomelingen  zqti  zat*t 
Maar  zon  God  onzen  val,  den  val  4ran.  dit  heilig,  land ^ 
dat  im  zoo  vaak  verdedigde^  gedóogen?  Zou  Hy  zoo 
vele  Vaderlandsliefde  9  als  tbaas  reeds  betoond  worcb» 
laten  verguizen  en  niet  eenmaal,  zegenen  \  \  .I^Teen ,  ik  km. 
het  niet  gelooven,  en  acbt  m^,  met  u,  hoogstgdUikp. 
kig,  dat  HQ  onze  rots  en 'on$  fcbild. is  ^  g^Iit'k  ^jjiipi- 
mer  voor  onze  Vaderen  was. ,  Maar  onze  Vaderen  war 
fen  wakkere,  itjv^ige,  dappere  mannen,  voor  wi^  dit 
/tf/»/^  .inderdaad,  een  beitigdom  was.  Zij  vertrquwden 
vast,  da;t  Gtod  hun  niet  begeven  of  verlaen  zou;  dpch 
dan  alleen ,  wanneer  zy  zelve  het  befcbermden ,  ~wai]h 
neer  hun  daartoe  ^  niets  tei  dierbaar.  w:as ,  pf  te  moe^elyk 
•vtel^  ««^  wanneer  er.  niets  verzuimd  werd,  dat  gedaan 
jno^  worden  iot  algemeen  behoud «  -r-  w^uu^^r  cj^ 
geen  tgd  verloren  ging,  dien  het  Vaderland  voor  zich 
«ischte;  want  zQ  waren  .  wyi»: /genoeg ,,  om  te  weten , 
dat  God  ben  reeds  daarin  aanvankelijk  hielp ,  dat  l^ij  hun  de 
vereiscbte  ziels*-  en  •ligcfaaam^kiacht.en  to$  iQJg^Pf.  )verkr 
zaamfaeid.^^  ea  dat  z|jne  yoorzienigheid ,  ten  beste 
Kier  menfchen  ,  dërlselyer  getrouw  gebrpik  altijd  vopi^oi^ 
-derflélt^  JOaarom:  waait/n  en  t^/fn  ,zij  .tevens ,  r^/V 
-trouwden  op  den  >Hut  en  deden  het  goede, ,  en  wachtten  ^ 
op  deze  wQze  alleen ^.•Zqnen  zege»:. pp /hetzelve  geruste^ 

a^kiaf-  ..  -.:.   :. ;  i-  ';      _  ::,.   •; 

Wel  dan ,  Landgenooten !  het  gevaar  niet  verkleind  ,  — 
jie  vqand  vooral  tUiet  gering  geacht,  maar  ook  piet  ge- 
vreesd^ -^  geerté  qdele  hoop  op  menfcbeni  maap  allocff 
t>p  God  gebouwd,  die  den  flouten  helpt,,  den  werkzar 
men  zegent  i,  -maar  4eft  tragen  bloodaard ,  den^Vailwaar- 
loozer  van  zijn  heiligdom ,  overlaat  aan  bet  lot  eta  de 
verachting ,  die  hQ  waardig  is*  —  Veel ,  zeer^eel  goeds 


HftV^ VAUEHIAND  EfiN  Atl£IG6<ttf.' •  IJ^ 

hébben  *  w9^  ttf  verwiClitenV  envtxté  vaii  Ikïpelóos  isute' 
heUig9  zaak,  watrvoór  i»q  Qverenv>mr  bet  imM 
Wtarliyk  4^er  z^,  die  Ms  bezfelt,  en  tlles  inoet  mc 
wJ^kcn  voor  een  hciligdam^  van.^itelkS' bdioudenis  voor-: 
tam  alles  op  aaidê  voor  ons  en  deoaacn  afbai^«  Jr^ 
bet  Vaderland  zai  nogmaals  behouden,  en  onze  zaak* 
volkoinen  gered ,  .  en  mis&hién  zeer  ganftig  gekeerd^* 
wolden,  wanneer  men  ons  de  malgt  wiV  ziet  gèbfok 
ken,  die  wq  bezitten;  daartegen  is  geené  magt,  die  VUI 
buitenkomt^  en  geene  belchutting  heeft,  zpozlswg  dio 
hebben  in  onze  riv]ereh,fniillé  wegen,  fluizcn  en  ve^ 
tmgen,  beftand.  Wq  hebben  die  flecbts  te  veMedigen  j 
zg^  te  veroveren<(  Wativm  beide  is  ganakkd^kerfr  W^ 
hebben  de  zaak  der  orde  en  des  r^;ts ,  der  deugd  en 
der  wetten  ,  het  hciligéhm  des  Vaderlands  c^  der  mens^Jljb» 
held  ten  doel;  z^,  het  rgk  der  Hdle.  Wie  kan  mecsf 
hopen  op  Gods.  zegen  ?  1V:|)  hebhen  aan  ona  bppJK) 
een'Komng^  die  God  voor  zignen  fikning  erh0Bt,.^<-7 
wien  dit  hnd  een  heilige  grond  Is,  — '  di^  OM.alloi 
liefheeft^,  en  bewgat,  dat  HQ  durft  en  kan  dcfien,  waf 
gedaan  moet  worden ;  zq ,  eenen  booswicht  C^.) ,  dien  al, 
jnrat  God  eerbiedigt  en  braaf  is ,  verfoeit.  2Q  ji^bj>^ 
het  zwaard  genomen  tot  oproer,  en  zuilca  er  do^r  yer^* 
gaan;  wij,  er  doorgered  wonden.  Wat  zouden  w^ 
dan  vreezen,  als  wq  algemeen  ter  hand  nemen «  wat 
'WQ^efd  én  godsvrucht  gebieden  ? 

On^e  pügt  is  dan  moed  en  vertrouwen  op  den  AUeiy 
hoogften,^  werkzaèmheld  en  kracbtbetöon ,  oob(Q>ailde 
onderwerpmg  en .  trouw  aan  Koning  en  Vaderhmd.  Of 
.meent  gQ ,  dat  ons  lot  nog  drageUk,  dat  ons  leven  nog 
verkieslgk  zOü  zQn , .  ioo  n^  ons  de  wet  moesten  Jaten 
fiellen  door  booswichten^  zoo  als  w^  oüzevijffiideQ, 
hehua!  maar  al  te  ongelukkig^  hebben  leeren.kennen> 
of  door  welke  andere  booswichten  het  .^ok  zou  mogen 
gefchifiden?'  Men  otaringe  dan  ons  MHgdom  tegm 
hunnen  pest  vloed,  met  een*  ondooidringbaren  muur;  men 

(^)  Toeu  fcond  db  roTTEE  mee  de  tïinta  nog  aan  bét 
li6ofd  der  mniter». 


kiiigi^  igeenovmni^oumtlt  geenc;  wuawy«ti;l)eriqi;^^\ 

alles  mldoD  vcHrimmw;  en,,be4ewpai^  Sien*.  welgow^sqtK 
4ea.  knsg  géOotci^  ooodom  .onseni  Koniügi.doqi}  alleli  ^  owL 
ofi  jong^,  rijk  of.  arot,:  en  dJeo,  kringr  vdont  nitt  gei^ 
ópoüA^,  dffÉ  mjOLT  onze  ilqken  vAllen,  opdat  hiji^ioodjg 
wedelr  doQTv  bréafhebJIi.  en  -troutir  op  nieuw  gefloceq  wotés!» 
Ieder  ^  ü?  i^at  (laad,  ook ».  ^waakzaam  op  den  posi ,  hoa 
toeveitrouwd^^:  en -vedate  dièa  niet»  esoo  lang .plige 
hen  noawe  ^ebiedti.  Ont«moeidhèid ,  aoolang  er  nog 
iffm  te^doen  valt^iwatde  voorzigtijgheid  eisichil^.:!!]  het 
Ijéèmëifcyaniona  maller braTe;biirg^^  wie 

hg  ÖQk  zij  9  bepei^  zgife  weelde,  offiére,  wat  hij  flechta 
kttn ,  voor  d»  goede  «aék^  vooe  de  huisgezinoea  onzer 
iütgetogette  bdive .  mediburgei^ ,  troor  de  vetpleging  onzer 
ÜAe'  en  g^binreifte -verdedigers^  voor  de  yitrusting 
van  f  ftAiVirOogeiKlei  vtigwilligers  tot  den  ed^lften  flr^^ 
ésn  '  Vitf^re'  alzoo  zijn^  Ch^ristelijke  belgdenis.  Één  en* 
kélè  ^ü^r'^vAorj  de^góedè*  zaak  baat;  meer,  dan  mUS^oe*^ 
nMi  zucbtea  1^  klagcèn«  Gem  ydel  gepraat,  geen  get 
iBivets  ^  Jgeen-  ifefadden  'en  tieren,  tegen  onze  vijanden^ 
leiélfs'feène  tranen,  boetalr^k  ook,  kunnen  het  Vaders 
iaüd  réddeii,'of  ons  bdioèden  voor  een  gqammer  ^ondeir 
Mt  etf^a^imder  einde ,  wanneer  {icc  eenmaal  mogt  verloren 
zijn.  ledere  gade ,  iedere  moeder  toone  bet^  Vaderland  MNg 
te  aèbleti,  eil  wapene  zich  ehde  faaren^h]ec:iK>ddy^bm 
tBèr'lhët%elve''niet '  alles  itdi-v^liezen.  Voorts  z^.em 
feflerhlisdg  en^vreedttaoy; en ^lie^craan deak^ mogt,  om 
1»:  algemetme  oiirydt  of-^coer  sijn  bijauidev  yooideel 
((«^«ofifete,  helD  votge  vloek  en  ftraf  v  gelfk  faetligchoim 
<dé  (bhüduw  t  '  Zoo ,  'maar;  ook  zoo  alleen ,  kan  wet  eji 

>tt;  'ohze  V4tderéb'ï>^eetigd'en  beveiligd  9.  alle  blaam^  vtm 
-hétutelvr  t%ew^erd  wonden ,  en  deszelfs  roem.  met  nieiih 
wen  r  Itttetör  i^yktfli '  onderi  dé  ^  Volken  dev  atn}e.  2oo 
^iffp^c  dp*b^d  yan  yereeniging.qn  Ji^fde  tusfchen  Vprst 
en  Volk  nog  llerker !     Zoo  worde  Ii«t  üy^en  van  ve- 


mar  ^ÉtoauiLMm.  ksiübbilxdmm,  #5 


beftuiir/irriiiiikiliÉuri  wor;;  ow  wovdbiir  ii^^  ïMisKèfa  '^ 
£]Éristdijkè  VDOo^Mdl.rZMuniogemBet  d»^ett!(S,^ 
fldcfctfltijdbBjfe  is^^  oha^  door  c  tfR  i  ïiip  q»,  ëètf^ec^^ 

liftfdö^'  geliffc  jier?  ZyneydoQrijTttrtge'  if«rkisakin«ëid^'ëé 
groote  opDffefixig|tn.tafachti9vb#\ve«'«,  doof  den  AWe^ 
A,./te  2ijiiar:^d  ,  beksossd^wovddn  t«^  Hè^ldé^gt 
m.  venMttiimlB^weltnaai  yo^  oils^tti  ^lizé. Idiidefd! !*^ 


•  ;  .He^UI|«M(«9».Mc  «8»T/«fliDd!&i^pAllKBI)«inoiél-":>i 
••.  •   ••-    ""•           •!  -'HDI^BWIWJSOVVVB.''  •  !  •.V.x-, 

-^pV    ■• ■'    f  ••,•  •  ';•  '      ■■         •'    -   '•''  II.' 

■MJ^'iamfiim  ,.•  «ff  fimbiaéi),  m^ak  té  Ahxamijifê'  <0. 
jBpoöyjfc.TBttL)  het  .iwg^.  vaB-Msitot  het  einde  Wn  Jai. 
a^  D«K  wipjesteode-windf  kQmt  rft  h*  oosten ,  van 
<len  lütt  der  woesti^.,Cen  ««rflspt-zoo  zeer  hu  gaiifishè 
•.geflel:der  menTcbeii,  dat  d«  BurvpeamnvtOkX  te  bfed 
«óaen'-bliJuiBn,  ar  :zicb  ^^ffi^fcMiK  tbbr-aéVgermgftfe 
.iBfpanning  van  ligchMm  of  geest  gevoefeë.  .  i)itIcoirft 
wn  tokel  vaalle  hhtej-wMit  de-  thwmcnaeter'iflrt •daèi»' 
JM^-seUcB  inearv  dnv  drie:  of^vier-gradeni*  'bèié vbpitteJt. 
•kcUJIlA' >iitcaMkfdea  «^  iekev  -ixiv^tè  féüt^véniuit n^ 
ttibeketide :  oorzaiMn;,  dk  in'  de-  géftddhdd  dér-i  luèfak 
gesoCht  moeten  wórdes}  de.  dectrickek  fehflnt  eehè 
.hooSdn^,-  hM4  «B.  ipden.  -  haai  vair  d*  inttttad  Muit 
:rf  «icjfc.iicirtif  vilt,,  ijih»  Uóil-w«il  d^g  eti  dor  j 
^te  :nond.  bwaïii  hot  Jdof  der'lnomen  vettoont  zfch  kft 
verzengd;  de.  eenige  plant ,  die.  wèl.iia*,i^tt  dëyg«É 
(falfolafoda)y  welke  in  het  zand  groeit.  In  de  laatfte 
^«O.  v«n  Jiuilj  tkfftisMB.^  aDordoofltCfvindeuCe  mkaï- 
jea,  eOjhoiid^n  tot  in  Sfe|)tenftBr.  ^tan. '  G«durend6^dé2K«k 
gaafchen  tgd  i*  /dft  tlndtt  «uigaHam  en  fés(!^\  aeft 
^j»».  vi*.owwk)adig?  dauw,  dps  de-pltotenvakvHfct; 


f»:m^  ytme^mt  tkts  «leer  Vimr  den  insrdcrfeiyken  fn^ 
vloed  des.  fimpumt. .  Od  data^pkriogi .  is  ra  Altatunittt 
he^s  seer  irochtigr.Q»  saet^jne  «oütdddm  faezwafageiïf  ^ 
j^e  ziclbu.]»  de<  gedaaoit  vra*  kkiae  kri8ta0<a>iaii  de  mu^ 
1^^  e^.  ;M  buimuKl  asnsetttn.1  Magtans.  fbhyn^^déze 
Ijicbt  iuet  piigeTOtul  te  «ijn ;  van  borstkWikTeÉ  ten  ibin^ 
jjie  weel  oi/enver  niet.  -*  Bencden^Bgjpte  is  van  Aiiga»^ 
£us'  tot  bet  einde  vanSeptember ,  ten  gevolge  van  bet 
.oyerQirooaien  des  if^h y  .een  groot,  meer»  Zoodit^dé 
dvier  binnen  de  oevers  terugtreSedt ,  beginnen  de,  werk« 
auambed^n:  ^p  bet  yeldk.  Ist  JaniiarQ  komt  bet  gesaalde 
ten  voorfcbgn,  en  in  April  isdeeerile  oogst  reeds  .gèp> 
fcbied.  Door  kundige  befproeying  _  w^et  men  van  den 
grond  eene  tweede  vrucht  te  bekomen ,  die  in  Augustus  , 
eer  de  overftioonung  komt,  wordt  binnttigebi^agt.  In  Mex* 
andrii  is  bet  des. somers  niet  ongemeen  beet;  daar  moe* 
ten  dus  andere  oorzaken  zijn ,  waaruit  zoo  zware  ziek- 
ten ifoms  ontftaan:  de  nabijheid  van  bet  meer  Mareoiis 
jkU  buiten  ..twijf^fl  veiel  kmad  doen.  ^  Opper ^Ejgjpu 
is  zeer  droog*  Er  zijn  Vierhonderd  jaren  widk/yco^ 
moren  (foort  van  vljg^oomen) , .  op  welke  misfchien 
nooit  regen  i$  gevallen  j:  en  menige  boom  van  deze 
.foort  jgroeit  op  zoo  boogen  grond»  dat  bet  iVj^A 
water  bij  bet  buiten  de  oevers  treden  nooit  tot  aait 
de  wonels  komt ,  en  de  d^uw ,  waarvan  bcrven 
:werd  gefprcdcen»  ftrekt  tïcYk  niet  verder  uit  ^  dan  il/Af- 
dslr&gSpf^* :  ^  ^^»i^*^ ^^ofefte  tb.  idiwcandrie  ret 
gent  bet  foms  van  NovttbcSr  tot  Maart,  en  dan  beèrscht 
er  eene  gevodige  koude.  Maar  in  Kairo  ,  dat  Hechts 
vQftig  uren  v^ec  Sgt,  weet  men  naauwd^Jks  van  regon 
of  koude.  In  Opp^-^Egjpte  regent  bet  misfirhien  om  de 
acht  of  tien  ]nm  eenmaal;  doch,  mo  de iregen  begint, 
:yylt  dezdve  bg  'ifatlomen. 

.SI  «xyne  aaiftomst  te  AUxandrii  heerschté  er  de 
pest  b)  den  hoogden  graad.  Etken  dag  (Uerf  er  zeker 
een  Eurèpcaan  en  omftreeks  achttien  Inbootïbigen ,  het* 
ffmoip  eene  bevolkinjg  van  16,000  zielca  zeer  veel  ii. 


IN  EGYPTE.  17 

Alle  huizen  waren  gefloten»  Men  doopte  het  geld ,  eer 
men  het  aannam,  m  azgn*  Brieyen  en  andere  papieren 
werden  met  tangen  aangevat ,  zélfs  nadat  men  ze  gezui- 
verd had.  Op  firaat  droeg  men  een'  ftok ,  waarmede 
men  ieder  van  zich  (Het 9  die  onvoorzigtig  te  nabg  kwam. 
Eiken  morgen  zocht  men  met  belangftelling  te  vemema, 
hoe  veelr  kranken  er  in  den  verloopen'  nacht  geftorven 
waren.  Bij  het  ontbijt  fprak  men  van  de  pest ,  bg  het 
middagmaal  befchreef  men  de  aanfteking ,  en  bQ  het 
avondeten  onderhield  men  elkander  over  pestbuilen. 
Ook  op  de  gezelfchappoi  der  vrouwen  liep  het  gefprek 
fteeds  over  de  befmettelgke  ziekte :  de  kat ,  zeide  men  » 
kan  dezelve  verfpreiden;  de  hond  is  op  verre  na  niet 
zoo  gevaarlijk;  de  ezel  brengt  zeer  ligt  de  pest  over; 
van  het  paard  heeft  men  niets  te  vreezen;  nieuwbakken 
brood  is  zeer  verdacht  9  maar  door  vleescfa  wordt  de 
ziekte  niet  medegedeeld ,  enz.  Zag  men  toevallig  iemand  . 
wat  lang  aan  ,*  zoo  bevoelde  hij  zich  terftond ;  en  klaag- 
de iemand  over  hoofdpgn ,  of  zag  htj  er  bleeker  uit  dan 
gewoonlijk,  zoo  ontweek  hem  ieder. 

Het  pesthuis  bedaat  üit  verfcheidene  kleme  vertrekkeh 
met  een  enkel  tralievenfter  naar  het  oosten ,  alsof  bet 
opzettel^  beftemd  ware,  dat  de  verderfelijke  wind  wt 
de  woestijn  daar  zoude  mblazen.  Het  eenige  huis* 
raad  in  deze  cellen  is  een  bed  van  biezen  matten  met 
eene  matras  en  een  laken,  dat  veelal  weldra  tot  lifk* 
kleed  moet  dienen.  De  deur  wordt  gewoonlijk  achter 
den  ongeiukkigen^  kranke  toegeifloten.  Een  Arabitr\^ 
die^ot  ziekenoppasfer  is  aangefteld,  zit  daar  buiten^ 
en  rookt  zijne  pijp  op  zgn  gemak;  flechts  zelden  gaat 
bQ  naar  binnen,  om  den  lijder  de  brandende  lippen  te 
bevochtigen.  Eenniaal  daags  komt  de  Ualiaanfche  Bot-^ 
torc  dm  ongelukkigen  bezoeken,  fchrijft  met  veeldef- 
tigheid  vlierthee  of  iets  dergel^s  voor,  en  maakt,  dat 
hij  weder  wegkomt. 

De  pest  ontflaat  zeker  meest  uit  de  bedorvene  dam- 
pen, welki  zich  uit  'rottende  dierlijke  zelflhndigheden 
ontwikkelen.    In  alle  Turk/cAe  deden  Aagten  de  vleesch- 

ICENGELW.    1831.   NO.    I..  B 


l8  HET   KLIMAAT,   DB   PBST  ENZ. 

houwers  midden  op  de  ftratcn ,  die  Dooit  gereinigd  wor» 
den«  Ook  doode  honden ,  katten ,  kameelen  en  esel» 
verrottra  aan  den  weg  en  blijven  liggen*  De  Turk  yer* 
wisfelt  melden  van  kleederen;  in  weerwil  der  veel  vul-, 
dige  wasfchingen,  is  het  volk  ten  uiterfte  morfig*  In  de 
(leden  van  bet  Oosten  breekt  de  pest  gewoonlijk  het 
eerst  in  het  /((?^<^/^-kwartier  uit,  waar  de.  ergfte  onrein-' 
beid , heerscht.  Men  kan  echter  niet  ontkennen,  dat  d^ 
pest  ook  met  andere '  om flandigheden  in  verband  (hat;^ 
zoo  houdt  dezelve  gedurende  de  overftrooming.van  dj^ 
Nyl  geheel  op,  en  vertoont  zich  weder,  zoodra  het 
water  tqt  gewoon  peil  zakt. 

Worden  de  pesthuizen  te  Alexandrii  z&a  flecht  ver* 
zorgd,  de  krankzinnigen  in  Kairo  hebben  het  nog 
erger;  Daar  beftaat.  Ja ,  een  bijzonder  huis  voor  dezel-^ 
ven.  Ik  zal  trachten ,  een  begrip  van  deze  inrigting  te 
geven.  De  opziener  van  het  krankzinnigenhuis  wilde  mg 
langen  tijd  niet  binnenlaten.  Hij  meende ,  dat  nooit  een|g 
Frank  daartoe  verlof  had  bekomen ;  docji  mijne  hoeda- 
nigheid van  hakkim  (geneeskeer)  des  Engclfchcn  Coh- 
fuls  en  een  half  dozijn  piasters  ruimden  alle  zwarighe* 
den  uit  den  weg.  De  opziener  nam  eene  uit  leder  van 
het  Nylpaard  vervaardigde  zweep,  en  leidde  mij  door 
een'  zeer  langen  ,  naauwen  gang  paar  eene  binnenplaats  , 
rondom  welke  de  verblijven  of  hokken  der  krankzinnigen 
gemaakt  waren.  Eenigen  der  zacbtzinnigften  liepen  vrg 
rond ;  maar  de  ongelukkigen  in  de  hokken  bevonden  zich 
met  een'  IJzeren  band  om  den  hals  geketend  aan  de  ven» 
(ïertraliën.  De  opziener  ging  met  mq  rond,  en,  ev^ 
alsof  h|j  eene  menagerie  van  wilde  dieren  liet  zien^ 
fchiidde<en  rammelde  h^  aan  de  kettingen,  ja  rukte  die 
foms  geweldig  naar  zich  toe,  wanneer  de  ongelukkige 
niet  fchielqk  genoeg  voor  den  dag  kwam.  Allen  kerm^ 
den  erbarmèlqk  om  brood.  Ik  onderzoc)it,  hoe  veel 
hun  dagelijksch  rantfoen  was ,  en  ik  vernam  met  ontzet- 
ting ,  dat  zQ  niets  ontvingen ,  dan  hetgene  bun  van  tqd 
lot  ^ddoor  milddadige  lieden  werd  toegezonden.  Hetwaï» 


IN  BOYPTX«  19 

timos  bijna  middag ,  eq  aij  hadden  in  aahuhn  uren  nie$$ 
gegeten.  Nu  bragt»  twee  zeer  ,wel  gefcleede  Turk^ 
fchc  vronwen  een'  ongemeen  groeien  w^tenndoen  en 
twee  bnxxlen.  Men  v^deeld^  dese  gave,  en  wierp  aan  ied^r 
dier  ongdukkjgien  een'  bipok  toe*  Nooi^  jz^ag  ik  de  men- 
icbd^ke  natQur  ^e|>er  geaonken.  Zij  verflonden^  ala 
hongerige  wolven,  het  voorgeiivorpene ,  dat  op  v^re  pa 
niet  toereikend  was,  Terftond  liet  ik  voor  een  paar. 
piasters  brood,  dadels  m  snre  melk  haleq.  T<^q  de^ 
levensmiddelen  aankwamen,  ging  er  een  vr^ugdegejuicb 
op,  dat  mQ  het  hart  verrcfa^urde.  Ik  vre^e  fcbier, 
dat  z^  de  ijzeren  (tongen  zouden  brek^  j  oi^  zich  op  de 
fpijze  te  werpen.  In  weerwil  van  de  zweep,  waarmede 
de  opzienet  hef^g  rondfloeg ,  wa^  hun  woeden^  hon- 
ger JBOG  groot,  dat  w{j  moeite  hadden ,  om  onze  ban*» 
den  voor  hunne  kjaauwen  te  tievejügen*  Het  lyas  ver? 
ichrikkel^k  te  zien ,  boe  z^  de  fpijs  verfcbeur^en  .met 
nagels ,  die  werkelijk  op  arendsklaauwen  geleken. 

Ik  kan  niet  nalaten ,  hier  aan  te  merken,  dat  ook  b|j 
deze  krankzinnigen  ^en  boofdtrek  van  he(  karakter  éfi^ 
MahonUdaans  in  volle  fterkt^  uitkwam.  Een  man ,. 
die  mi]  dringend  fmeefcte,  dat  ik  hem  brood  zou  geven, 
fpoog  .naar  mij,  toen  ik.^^n  hok  naderde.  £en  ander, 
die  e^  ftuk  watermeloen  met  de  woede  van  den  felften 
honger  had  grepen ,  at  het  niet  op^  maar  verborg  |iet 
knger  dan  een  kfvartier  uurs^  en  wierp  het  miy  naar 
den  kop,  toen  ik  zjjn  venfter  voorbijging 4  liever  npg; 
wilde  by  eenen  Christen  honen,  dan  zijnen  razenden 
honger  ftül^r  Niettegenftaande  m|jne  dringende  beden, 
ging  de  verfchrikkelijke  ^weep  meer  dan  eenmaal  over 
nH^  makte  ^houders. 

Blonder  trok  mgne;  opmerkzaamheid  een  Turk ,  die 
er  goed  uitzag,  en  die. Officier  onder  de  troepen  van 
den  Pücba  geweest  was.  De  man  klaagde  bitter ,  dat 
hl)  zop  bard  behandeld  werd.  H^  zeide  mij ,  dat  hij 
van  hong^  zou  derven,  daar  hq  in  vèrfcheidene  dagen 
ideca  te  etai  had  gehad ,  dan  een  paar  oneen  brood.  Hq 
fpfak  zoo  verftandig  over  zijnen  toeftand,  dat  ik  mi^t 

B  d 


dÖ  HET  KLIMAAT  »  DE  PEST  ENZ» 

verivondering  den  oppusfer  vroeg ,  waarom  toch  deze 
perfoon  opgelloten  was.  De  ópzkner  lachte  mij  uit, 
en  antwoordde :  ^^^^  g^  dan  niet ,  dat  de  krankzin- 
nigen gewoonlyk ,  wanneer  zif  hét  kalmfte  fcktjnen  ^  ufC 
boozen  trek  in  den  zin  hebben?  Ten  bewijze  Tan  het 
gezegde  verhaalde  hij  mij  de  gefchiedenis  van  eenen  Ne-^ 
ger^  eeti  gewezen  vleeschhouwer ,  welken  men,  omdat 
hij  zoo  hedaard  was,  vrij  in  huis  liet  omloopen*  Deze 
had,  namelijk,  eens  bij  nacht  een'  zQner makkers geflagt, 
naar  de  kunst  in  (lukken  gerneden,  en  in  elk  hok  een 
gedeelte  gebragt.  Sedert ,  zeide  bij ,  zijn  wj  op  onze 
hoede ^  daar  zij  anders  misfchien  elkander^  tot  den 
laatften  man  toe  ,  verflinden  zouden^ 

Ik  onderzocht  naar  de  oorzaken ,  die  aanleidbg  had» 
den  gegeven ,  dat  de  bewoners  van  dit  huis ,  dertig  in 
getal  en  allen  van  het  mannel^k  geflacht ,  krankzinnig 
waren  geworden.  Vier  hunner  waren  in  hunne  verlfaui- 
del^ke  vermogens  'gekrenkt ,  omdat  zij  te  fterk  hashis^ 
eene  bedwelmende  doffe,  die  uit  de  bloeinfttmpertjes 
van  den  hennep  bereid  wordt,  gerookt  hadden.  Vijf 
anderen  waren  vergiftigd  geworden ,  waaronder  drie  door 
koffij.  Drie  hadden  door  geestdrijverij,  en  één  ten  ge* 
volge  van  de  bastonnade  (ftokflagen)  het  verftand 
verloren. 

Ik  ken  geen  land ,  waar  gelukkig  de  krankzinnigheid 
zeldzamer  is ,  dan  in  Turkijeji  want  geen  volk  op  aarde 
denkt  zoo  weinig,  als  dé  Turken:  Eene  ramp,  die  bQ 
eenen  Europeaan  de  herfenen  in  verwarring  zou  bren^ 
gen ,  fchijnt  op  het  gevoel  .van  den  Arabier  naauwelgks 
te  werken  ,  zoodat  hij  onder  omftandighedén  ,  welke  bQ 
menigeen  aanleiding  tot  zelfmoord  geven ,  koel  en  droog 
zegt :  Allah  karim  (God  is  groot) !  Ik  zag  te  Rofette  , 
hoe  een  Arabier  den  puinhoop  van  z^Q  200  even  inge» 
ftort  huis  befcbouwde ;  het  eenige  woord ,  dat  hy  liet 
hooren,  was:  Allah  karim l  —  Een  Engelsöhman  viel 
m  den  Nijl.  Z^jn  reisgezel  bad  de  Arabieren ,  die  in 
het  vaartuig  waren,  zeer  dringend,  dat  z^  hem  te  hulp 
zouden   fnellen;    maar  zQ  floegen  de  oogen  naar  den 


IN  EGYPTE.  /  2t 

hemel ,  en  riepen :  Allah  karim  I  De  ongelukkige  ver-» 
dronk.  —  Daar  zij  gelooven ,  dat  geene  menfchelpe  wijs- 
heid het  ongeluk 9  dat  komen  zal,  verhoeden  kan,  zoa 
lekenen  zij  het  zich  tot  verdiende,  geene  moeite  tot  8& 
wering  te  do^ ,  maar  ongevallen  moedig  te  verdragen ;  en 
de  Arabieren  drg  ven  daarin  de  wigsgeene ,  indien  men  het 
zoo  noemen  mag ,  nog  verder  ^  dan  de  Turken.  Ik  weet 
geen  voorbeeld  van  zelfmoord  in  Turkye  of  Egypte^  fn 
nooit  heb  ik  hooren  zeggen,  dat^een  ArabUr  uit  ver- 
twijfeling krankzinnig  is  geworden. 

Ik  deed  moeite,  om  den  opziener  te  beduiden,  dat  de 
krankzinnigen  zachter  en  menfcheUjker  behandeld  moesten 
worden.  Ik  voegde  er  bij,  dat  men,  zoo  doehde,  welligt 
bij  eenigen  het  gebruik  van  het  gezond  verftand  zou  he^- 
ftellen.  Maar  hij  fchudde  het  hoofd ,  en  meende ,  dat 
het  onmogelijk  was ;  dat  alleen  de  zweep  eene  heileame 
^uitwerking  had,  en  dat  men  hen  flechts  onfchadelijfc  moest 
maken;  en  wat  is  er  ook  aan  gelegen^  zeide  hij,  ofz^* 
weder  gezond  worden^  dan  niet? 

DB  JONGSTE   UITBARSTING  VAN  DEN  VESUVIUS» 

Sieh  die/en  Spiegel 
Diefes  Golfs^  weiteben  und  fegelreieh  ^  anf 
Sieh  von  fern  herwehen  den  Rauch  Neapels^ 

Sieh  des  Vefuvï  Rauch  I' 


E. 


P  L  A  T  £  N, 


lene  frisfche  koelte  —  een  yento  Greco  '  —  dreef 
ons  van  de  immer  bloeijende  velden  van  Sicilië  naar  de 
beerlpe  kusten  van  Napels.  Wij  hadden  Palermo  des 
avonds  ten  negen  ure  verlaten ,  'en  bevonden  ons  den 
volgenden  morgen  reeds  m  het  gezigt  van  Uttika.  Eene 
zoo  fpoedige  vaart  is  zelfs  bij  de  beste  zeilers  eene 
zeldzaamheid,  en  de  wakkere  Kapitein,  een  vlug  en 
bekwaam  Genuees ,  gaf  ons  blijde  hoop  op  eene  zeer 
gelukkige  reis ,  daar  de  reeds  gunftige  wind  tegen  den 
avond  b^jna  zuidoost  werd.  Niets  evenaart  de  afmattende 


aa  DE  JONGSTS   UlTBAKiTWG 

verveling,  vani  doodftilte  op  zee  -^  niets  de  ^Igemeeoe 
vreugde  9  wanneer  een  gewenschte  wind  de  zeilen  doet 
«wellen »  en  het  fchlp  over  de  rollende  golven  als  weg- 
vliegt. Zoo  was  dan  onder  ons  ook  vrolijk  gezang,  en 
pnze  vreugde  Ileeg  ten  top  ^  toen  wij ,  bg  de  laatfte  gloeit 
jende  ftralen  der  ia  volle  pracht  ondergaande  zon  ^  die  in 
zee Jcheen. te  duiken ,  het  hooge,  rotsachtige  (band  dez 
siarmereilands  van  tibbrius  (*)  ontdekten. 
.  Wg  verlieten  het  eene  paradijs ,  om  het  andere  in  te 
treden.  Bij  het  naderen  tot  fien  nieuw  en  fcboon  doel, 
gevoelde  niemand  behoefte  aan  flaap.  Oflcboon  wg  wis- 
ten, dat  wij,  des  nachts  de  haven  binnenloopende , 
niet  vóór  den  volgenden  morgen  verlof  zouden  bekomen, 
om  aan  land  te  Happen »  befloten  toch  allen ,  bij  zoo 
pangenaam  weder  niet  te  flapen ,  en  het  gezelfchap  van 
vreemdelingen  verzamelde  zich  in  de  fraaije  kajuit;  welke 
met  derzelver  camcrint^s  voor  de  vrouwen  tot  nacht* 
Vi^bUjf  beftemd  was.  Het  ontbreekt  den  reizenden  m 
deze  fchoone  landen  nooit  aan  (lof  tot  onderhoud ;  en 
nergens  zou  de  onmogelijkheid  van  mededeeling  ongeluk- 
kiger of  althans  ontevredener  maken ,  dan  in  Italil.  Men 
heeft  zoo  veel  gezien,  ondervonden,  genoten,  dat  men 
al  dat  heeilijke  niet  lang  in  eigen'  boezem  kan  opfli^iten. 
Ieder  ontwaart  behoefte,  om  aan  zQn  gevoel  lucht  te 
geven ;  en ,  de  aandoemngen ,  welke  door  ongewone  na- 
tuurtooneelen  in  het  menfchelgk  gemoed  veroorzaakt 
worden,  moeten  in  woorden  zich  ontlasten.  Zaken, 
die  meer  voorwerpen  van  (til  gepeins  zgn^  kan  men 
in  zijn  binnende  als  opiduiten  en  daar  met  gedachten  ver- 
werken; maar  dingen,  welke  de  zinnen  fterk  aandoen, 
laten  geene  willekeurige  beperking  toe:  het  overvloei* 
jende  hart  moet  woorden  en  menfchen  zoeken ,  om  aaa 
zQne  gewaarwordingen  ruimte  te  geven ,  en  zQne  vreugde 
aan  gelijkgeftemde  zielen  toe  te  roepen. 
Deze ,  door  allen  gevoelde ,  behoefte  bragt  ons  klein , 

(^)  Keizer  tibkeius  leefde  fomf  als  verfcholen  <^  het 
woef  te  eilandje  Capri ,  op  de  koic  van  Naptk. 


VAN  DAN   VBSIfVIUd.  ^i 

aiaar  uitgelezea  gezdfchap  bij  elkander*  De  eene  ge- 
fchiedenia»  vertelling  ^  opmerking  verdrong  de  andere , 
.ea  de  ernst  der  matvien  werd  dikwijls  tot  vrolijkheid  ge- 
deind door  de  luimige  fcberts  van  geestr^ke  vrouwen. 
Zoo.  vervlogen  de  eerfte  uren  van  den  nacht  met  die 
.enbegrüpelyke  fnelheid ,  waarmede  ons  Tchip  over  zee 
was  gevaren ;  en  (leeds  levendiger  werd  het  gefprek ,  (leeds 
vrolijker  de  boert ,  wanneer  plotfeling  een  algemeen  ge* 
juich  der  matrozen  boven  ons  losbrak ,  en  het  geroep : 
//  monfc  l  il  momc  t  (de  berg !  de  berg !)  ons  op  het 
verdek  deed  komen. 

^  Voor  hem ,  die  nooit  een'  vuuripuwenden  berg  aan- 
fcbouwde ,  heeft  de  natuur  hare  hoogfte  kracht  nog  niet 
onttloten.  Onder  alle  de  wonderen  der  aarde  is  dat  haret 
Vtturbrakende  gebergten  zeker  het  meest  verbazende. 
Dit  natuurverfchijnlèl ,  bij  donkeren  nacht  uit  zee  ge- 
zien, gaat  alle  begrip  te  boven.  Geene  niets  beduidende 
•uicdrukking  kwam  van  onze  lippen  *-  niemand  maakte 
eenige  hoorbare  aanmerking,  als  vreesde  men,  hierdoor 
eenige  ftoomis  te  veroorzaken;  zoo  zeer  hield  ieder  mek 
de  meest  gefpannen  aandacht  zijnen  blik  op  het  groote 
voorwerp  der  algemeene  verwachting  gevestigd.  De  won*» 
derbare  pracht  van  het  vurige  verfchijnfel  boeide  ader 
tongen ,  en  het  ganfche  gezelfcbap  bevond  zich  eensklaps 
in  eene  onbefchrfjfelijk  plegtige  (lemming.  Het  duurde 
ktfigen  tijd,  eer  wij  elkander  onze  verbazing  en  onze 
yorrnkking  konden  mededeelen;  en  wij  befloten,  het 
overige  van  den  nacht  op  het  verdek ,  in  bet  gezigt  van 
dea.  vuuripuwenden  berg,  door  te  brengen.  Velddoelen 
werden  boven  gebragt ,  en  wg  plaatften  ons  allen  in  eeü* 
halven  krjng,  naar  het  natuurverfchijnfel  gekeerd,  dat 
verre  boven  de  onzigtbare  oppervlakte  der  aarde  zich  ver- 
hief. De  zachte  lentenacht  en  de  allengs  afnemende  wind 
maakten*  deze  cu'en  tot  de  aangenaamften  van  onze  reis  ,  en 
het  (leeds  naderend ,  verbeven  fchouwfpel  verfpreidde  eene 
tooverachtige  bekoorlijkheid  over  dit  nachtelijk  tooneel , 
dat  niet  te  befchrijven  is.  De  telkens  digter  zich  verhef- 
fioide  vuuizuileo  dedeti  den  gMné  der  (lerren  verbleekén , 


24  DE  JONGSTK   UITBARSTINO 

en  wy  zagen  aan  het  ganfcbe  uitfpanfel  des  hetnel»  geen 
lichtpunt  meer ,  behalve  den  in  alle  vuurkleuren  tot  bo- 
ven in  de  lucht  golvend  opwaarts  (tijgenden  gloedftroom. 
Zoo  liepen  wQ  de  haven  binnen.  Ieder  had  reeds 
zgn  phm  gemaakt ,  hoe  hij  200  veel  heerlijks  van  nabg 
wilde  aanfchouwen.  Ieder  achtte  zich  gelukkig,  in  eenm 
t|jd  te  Napels  te  komen ,  waarin  de  zelden  verkregen 
wensch  van  alle  derwaarts  reizenden  vervuld  werd ;  en 
niemand  wilde  voor  den  anderen  onderdoen  in  ftoutheid  van 
ontwerpen ,  om  het  verlangde  wonder  in  de  meest  mogelijke 
nabijheid  waar  te  nemen.  Ueze  algemeene  begeerte  werd 
nog  veel  fterker ,  toen  ik  verhaalde ,  dat  ik  reeds  vóór  mijne 
reis  naar  Sicilië  twee  malen  in  den  krater  nedergedaald 
was ,  hoe  verwonderlijk  ik  dezen  a%rond  vol  zwavel  en 
lava  gevonden  ,  hoe  ik  zelfs  den  kleinen  Fcfuvius  daaxm 
beklommen  had  9  hoe  de  brêede  kloven  in  de ,  boven  de- 
zen afgrond  tot  een'  bewegelijken  bodem  ftrekkendey 
lava-  velden  digte  vuurklompen  onder  mijne  voeten  op* 
wierpen ,  hoe  de  wanden  rondom  rook  van  zich  gaven  , 
hoe  ik  op  de  bruine,  gloeijend  heete  /^y^  «aarde  naauwe* 
lijks  meer  by  den  fteilen  binnenften  rand  des  kraters  kon 
i)pklimmen ,  en  hoe  mg  dit  eindelyk  met  de  uiterfte  in- 
fpanning ,  doch  flechts  met  verbrande  laarzen  en  kleede- 
deren,  gelukt  was.  Reeds  toen  hadden  de  kundige  be-^ 
woners  van  Refina  en  van  het  meermalen  zoo  vreefeijjk 
verwoeste  Torre  del  Greco^  volgens  zekere  onbedrie* 
gelijke  teekenen ,  eene  nab^j  zijnde  geweldige  uicbarfting 
voorfpeld;  en  de  bij  mijn  laatfte  bezoek  kegelvormig 
omhoog  (tijgende  witte  rookzuil,  hetopdroogen  der  bron- 
nen in  de  aan  den  voet  van  den  Vefuvim  liggende  dor- 
.  pen ,  maar  bijzonder  de  gistende  werking  in  het  binnenfte 
van  dezen  gevaarleken  nabuur,  waren  zoo  vele  teekenen, 
welke  die  arme  menfcben  met  angftige  bdcommering, 
wegens  de  op  zoodanige  voorboden  gewoonlyk  volgende 
verfchijnfels ,  vervulden.  Ik  gaf  m^n  befluit  te  kennen , 
dat  ik  andermaal  wilde  afftijgen  en,  zoo  mogelijk,  de 
uitbarüing  m  het  binnenfte  ^van  den  krater  zelven  a]ui« 
fchouwen.     Allen  rieden  mij  dit  voornemen  ten  fterkfie 


Van  den  vtstmoi.  25 

«ft  dewW  incn  toch  over  den  rtnd  heen  dit  rchoQWfï»eI  ge- 
noeg kon  zien,  en  men  bij  verandering  vtn  wind,  waarop, 
geiyk  bekend  ii ,  alles  aankomt ,  het  gevaar  van  verdelgd  te 
worden  ligter  zon  ontkomen.  Allen  rieden  het  mQ  af,  be- 
halve eene  Enge/JcAe  jonge  jnffer.  Ik  vroeg  haar,  of  zQ 
alleen  m^n  plan  goedkeurde  —  zy  lachte  en  zweeg. 

De  zon  waf  over  Kalabrië  opgegaan ,  en  had   bet  vniir 
van  den  FefuHus  onzigtbaar  gemaakt ;  maar  ztjne  rookwolken 
verfpreidden  zich  over  de  Apetm^ntn ,  en  verdonkerden  meer« 
malen  het  daglicht.     De  haven  wemelde  van  vaartuigen,  en 
op   den   mok  (havenhoofd).  Honden  duizenden^  nienwsgieri. 
gen*     De  boot  van  de  Dogana   (^Douane)  naderde  eindeiyk 
ons  fthip;  en  nadat  het  gellrenge  opperhoofd  ons  het  ge* 
wenachte  verlof,  om  aan  land  te  gaan ,  had  gegeven ,  maakte 
ieder  fpoed ,  om  In  een  der  ons  omringende  roeifcfanitjes  te 
komen.     Tefwijl  men  elkander  vriendelQk  toeriep:    Op  den 
"  Fefuviui!   fcheidde   het  gezelfcfaap,  hetwelk  door  eene  ge-» 
lukkige  vaan  zoo  naanw  veri>onden  wu  geworden ,  en  ieder 
xocht»  na  het  gemeenfchappel^k   doorllaan   van   het  lastig 
onderroek  der  tolbedienden ,  in  zigne  herberg  te  geraken* 
^   Is  Napeh  iteeds   in  onrustige   beweging,   thans  was  dit 
echter   nog  meer  •  dan  gewoonl^k ,  het  geval.    De  ultbar^ 
Hing  vandenfV/iiy/»5  nam  van  dag  tot  dag  toe,  en  had  dezen 
nacht  eene  fchrikbarende  hoogte  bereikt.     Men  begon,  in 
de  -  nabyheid  van  den   berg ,  voor  den  bodem ,  waaróp  men 
ftond ,  bevreesd  te  worden ,  en  hiefd  zich  bezig  met  midde- 
len tot  redding   in  gereedheid  re  brengen,  '  Maar  eene  on- 
telbare  menigte  nieuwsgierigen  reed   op  wagens   naar  Por^ 
ti€i  ^    Torre  delf  Annunziata^   Refina^  Pompeji^  en  velen 
op  den  berg  zeiven ,   om  dezen  zoo  nabq  mogelijk  in  zQne 
vreefeiyke  fchoonbeid  te  befchonwen.    Onder  deze  laatften 
bevond  ik  mij. 

Het  zal  noodig  zQn,  ten  behoeve  van  lezers,  welke  den 
Pèfuvhts  federt  de  uitbarfting  van  1822  niet  weder ,  of  mis. 
fcfaien  nooit  gezien  hebben ,  deszelfs  tegenwoordige  inwen- 
dige gedaante  te  befchnjven,  waaruit  men  afnemen  kan, 
dat  het  afdalen  in  den  krater  niet  meer  zoo  bezwaarltfk  is, 
ais  eertijds,  en  dat  dit  zelfs  gedurende  de  faatde  nitbar- 
ding  niet  onmogel^k  was.  Bij  gemelde  uitbarftlng  van  iSss  » 
die  eene  der  aanmerkelijklten  waji ,  welke  plaats  gehad  heb- 
ben ,  ftortte  de  ganfche  bovenfte  top ,  waaruit  vroeger  hét 
vuur  werd  opgew<wpen ,  in  den  reeds  lang  te  voren  uitge- 


26  DK  JOXiOSTK  IJlTBAaSTUIG 

hooiden  Jcncer  neder ,  zoodac  de^  eene  veel  grootere  wigdce 
kreeg.    Deze   fpics,  op   een*  afgeknouen.  kegel  gel^kende  » 
is   in  hjare  vroegere  gedainte  in  den  nu   openen  b^ik  des 
berg  nedergesakc ,  (laat  daar  thans  nog  boven  de  eigenl^ke 
v4inrb^reidende  openingr  van  den  berg,  en  daaruit  kwaaien  bQ 
deze  nieuwe  uitbarfling  de  vnorzuilen  voort,  -^  daaruit ^orc» 
(en  zich   de  i^vi7*flFOomen  in   het  omringende   dal  van  den 
krater*.    Deze.  inwendige   berglpitf  noemt  men  étn^kkinen 
Fefuvsusj    deszelfs  hoogte  bereikt  naauweip»  het  midden 
der  rouwanden ,  die  den  krater  influiten.    Van  den  rand  de» 
zer  wandjsn   nu  overziet  men  den  ganfchen  ketel ,  welke  o^ 
eenige  plaatfen  verfcheidene  honderden  voeten  diep  ia.  JBoven 
.  kan  men   om   den   geheelen  krater  rondgaan ,  hetgene  .echter 
daar,  waar  men*  op   handen    en  voeten  moet  kruipen,  vry 
moeUeiyk    wordt.     Goede  voetgangers   kunnen  in   twee   of 
derdehalf  uur  de  ronde  doen.     Een   blik   op  dezen  afgrond 
verwekt  inderdaad  zeer  ongewone  aandoeningen ,  als  hier  die 
vuurkolk  met  hare   onderaardfche   verfchrikkingen    ons  aan^ 
gaapt,    terwv)  men  daar   tegenover  een   allerfraaist  gezigc 
heeft  op  de   Middellandfche   zee  -en    up   de   heerlijke  golf. 
bepevens   hare  eilanden.     Met  verwondering  merkt  men  op  , 
dat  de  kleine  Fefuvius  met  gras  begroeid  is ,  hetgeen  eveun 
wél  van   de  gevaarl^ke  doffen,  ,die  hetzelve  omgeven,  eene 
bijzondere  kleur  heeft  aangenomen.   De  grooieodeels  uit  lava 
en  zwavel  gevormde   ftoffen   hebben  eene  geheel  eigene  en 
by zondere   kleur.    Men  kan  in  hec  algemeen  zeggen,  dat  de 
hya  grjiauw  is;   maar  dezelve   neemt  ook  allerlei  fpelingen 
van    zonderlinge   en    vreemde   kleuren   aan,   en   de   zwavel 
fcbijnt  foms  naar  niets  minder,  dan   naar  geel,ae  gelijken. 
Deze   verandering  der  kleuren  moet  van  den  verfchillenden » 
dikwijls  afwisfelenden  warmcegraad  komen.    Als  ik  in  Lente, 
maand   1.   1. 'de  eerde  maal  naar  beneden  afdaalde,  was  de 
gfinfche  bodem,   die  den  krater  dekt,  dermate  verhit,   dat 
men  telkens  van  den  eenen  lava ^hnok.  op  den  anderen,  over 
de    dikwijls    zeer    wijde    fcheureu,   waaruit   vuur  opfteeg» 
fpringen  moest;   en   intusfchen    vertelde   men  mij,  dat  deze 
velden  den  gapfchen  winter  door  geheel  koel  en  gemakkelijk 
te  betreden  zijn    geweest.     Het   binnenfte  van  eenen  krater 
zou  bezwaarlijk  te   fchilderen  zijn ;  maar  onmogelijk  acht  ik 
het ,  'de   verfchillende  vermengingen  der  kleuren  met  penfeei 
af  te  beelden.    Het  eerde ,   dat  iemand  bij  het  zien  dezer 
plaatfen  .van  zwavel  en  vnurvlammen   wel   voor  den  geest 


VAN  OIH   VftlUVIUS*  27 

xDoec  tornen,  U  oantk's  Hel.  Ik  geloof  aiec ,  dtc  hj|}  zQ* 
Q6  beelden  van  de  ftrtffen  der  benedeowereld  kon  oncwer- 
peo,  tooAtt  eenen  krttei  gezien  te  hebben.  Men  beboefc 
weinig  verbeelüingskrtchc  en  herinneringsvermogen  ce  be« 
ziccen,  om  b^'  é^zt\($  gezigt  zich  alle  z^pe  beelden  van  de 
flraffen  van  den  Tartarus  levendig  voor  ie  ftellen.  —  Reeds 
b^  mijn  eerfte  bezoek  drongen  er  rookzuilen  rondom  uic  de 
heece  wanden  en  ole  den  kleinen  F^fufiut^  en  vlamme» 
fcboten  nit  de  geborften  A^y^- velden,  welke  den  kracer 
dekken,  en  zeer  onregelmatig,  meerendeels  lakolosfale klom« 
pen^  aan  en  over  elkander  hangen.  Dikw^ls  gebeurt  het, 
zelfs  bij  zeer  msiigen  toeftand  des  bergs ,  dac  rocsbrokkco 
naar  beneden  rollen  ,  en  ook  bg  bet  op*  en  afkllmmen  In 
den  krater  geraken  Hukken  lava  los  en  ftorten  In  de  diept» 
neder ,  hetgeen  voor  de  naaitvolgènden  of  voomltgaandeQ 
gevaailijk  kan  wofden^  Vergeefs  zoekt  men  in  deze  bene- 
denwereld  eene  effene  vlakte,  en  het  gaan  in  dezelve  wordt » 
vooral  om  de  ongelijkheid  van  den  bodem  en. om  de  menig* 
voJdige  fchenren ,  zeer  moeüel^'k.. 

Zoo  had  Ik  den  krater  bij  myn  eerfce  bezoek  gevonden. 
Hoe  geheel  verapderd  was  heden  het  tooneelt  Eene  dikke» 
witte  rookznil  fteeg  regtftandig  nit  den  mnil ,  en  verdeelde  zich  > 
eerst  op  eene  onmetelijke  hoogte  in  de  wonderbaarse,  aan 
de  heerlijkfte  bergfpitten  gelUkende »  gedaanten.  Hoe  helder 
de  hemel  ook  was,  zoo  verduisterde  toch  meermalen  de 
lucht ,  wanneer  de.  zich  over  den  ganfchen  gezfgteinder  uit. 
breidende  fneeuwwitte  rook  al  kronkelende  eene  ascbgraauwe 
kleur  aannam,  waardoor  zelfs  de  zon  hare  kracht  verloor. 
OfTchoon  ik  boven  *  op  den  rand  des  kraters  naar  zee  ge* 
keerd  ftond ,  en  het  middag  was  ,  had  nu  en  dan.  zoo  groo- 
te  donkerheid  plaats ,  dat  het  uitftroomende  vufir,  en  niet 
de  zon ,  de  voorwerpen  verlichtte. 

Ik  had  mij  eenen  der  koenfte  geleiders  uitgezocht ,  en 
sam  verfcheidene  uren  den  gang  der  uitbarftiug  waar.  Het 
geraas  in  den  krater  was  zoo  verfchrlkkelijk ,  dat  wQ  foms 
dé  ooren  digt '  ftoppen  moesten ,  om  aan  het  gehoor  geene 
fbhade  te  lijden.  De  wind  was  nog  fceeds  zuidoost,  zoodat 
de  rook  en  de  torenshoogte  gpworpene  fteenen  (leeds  natr  den 
neyensltaanden  top  gedreven  werden ,  welke  geheel  met  gloei- 
jende  asch  bedekt  was  en  wel  een  tweede  Fefuvius  fcheen 
te  z$n.  Ik  ontwierp  met  mijnen  gids  een  plan  voor  den 
avond^  ^ar  ik  gehoord  had ,  dat  flechts  weinige  dagen  ge- 


üZ  DB  JONOSTE  UITBARSTING  VAN  DEN  VEIUTIUS. 

leden  vreemdellogen  bQ  tiachc  iti  den  krater  afgeftegen  wt* 
ren,  en  ik  die  voorbeeld  volgen  wilde,  offchoon  de  niu 
barfting  toen  nog  geenszins  zoo  eroftig  zich  vertoonde,  WQ 
begaven  ons  terug  naar  den  Kluizenaar,  die  toebereidfeïiMi 
maakte  om  naar  Napels  te  vingten.  Hier  nam  ik  m^n  mid- 
dagmaal met  verfcbeidene ,  Vroeger  te  Romg  en  Nape/s  mQ 
bekend  ge  wordene,  reizigers,  die  gekomen  waren,  om  de 
nitbarfting  bg*  nachr  te  zien.  Niets  vereenigt  de  menfcheo 
ligter,  dan  een  gemeenfchappeiyk  door  te  (laan  gevaar  $  en 
zoo  floot  zich  dan  ook  ons  klein  gezelfchap  by  de»  ÜKrymae 
Christif  mee  welken  wyn  wij  onze  flesfchen  voor 'den  nachc 
vulden,  regt  hartelQk  aan  elkander.  Als  wij  zoo  op  weg 
naar  boven  gaan  wilden,  kwam  de  Engeifche ,ï%xoiWt ^  waar- 
mede ik  overgevaren  was,  juist  bq  ons  aan.  In  zoodanige 
omftandigbeden  verbengt  men  zich  dubbel,  bekenden  te  vin» 
deo;  en  het  was  geen  nietig  eomplimem^  wanneer  wQ  elktn* 
der  wederkeerig  verzekerden,  dat  ons  niets  wenfchelQkerf 
had  kunnen  overkomen.  Onze  karavane  beftond  nu  uit  vier 
dames  en  dertien  heeren  van  verfchillenden  landaard.  De . 
zilverlokkige,  eerwaardige  Kluizenaar  beval  ons  de  voorzfg- 
tigheid  aan.  Tot  nn»toe  had  ik  noch  hem,  noch  hec  gezel* 
fchap  'mijn  ^genlijk  plan  medegedeeld. 

^       (^Het  yervo^  en  flot  hierna*') 


CHiNEScuE  Zeden. 
QTolgens  den  Rusfifehen  Reiziger  d 06  e ll.) 

Het  Leger  ^   werktuigelgkeKunfien^Petitsmaitres^Freuwen^ 
Tooneel^SpeU 

JLlikwijls  reeds  hoorde  ik  zeggen,  dat  de  kq|gsmagt  van 
het  Chinefche  r\jk  meer  dan  een  milüoen  menfchen  bedraagt. 
Dit  moge  waar  zijn;  maar  ik  kan  verzekeren  ,  dat  er  nooit 
een  groot  leger  beflond ,  hetwelk ,  de  talrijkheid  in  aanmer- 
king  genomen  z^nde ,  zoo  zwak ,  tot  verdediging  van  hec 
land  zoo  ongefcbikf  en  in  de  krijgskunst  zoo  onbedreven 
was.  Jn  het  gewest  Fokien^Fo^ehen')  was  een  burger- 
oorlog uitgebroken ;  de  foldaten  konden  denzelven  niet  dem- 
pen ,  —  doch  gewoónliyk  wenden  zy  daartoe  ook  geiwe  po- 


CHINISCRB  ZEDBN*  SP 

gingen  ttn:  wanneer  achc-  of  tiendnizend  menfchen  ce  hoop 
loopen,  om  familieiwiscen  ce  beflechcen,  blijven  de  krijg8« 
lieden  rnscige  aanrchouweis , tot  dat  er  bloed  vergoten  is,  en 
dan  onderhandelen  zQ  met  de  overwinnaars,  ten  einde  die 
hon  eenigen  vaa  de  onderliggende  partij  uitleveren*  Daarop 
zendt  de  Regering  een,  fnorkend  berigt  van  behaalde  over- 
winning op  de  multelingen  naar  Peking ,  en  vraagt  de  toe- 
ftemming,  om  de  hoofden  der  gevangenen  te  mogen  laten 
«fflaan.  Het  antwoord,  dat  gewooni^lt  toeftemmend  uit- 
valt, is  naauwel^ks  ontvangen,  of  de  ongelukliigen  onder- 
gaan den  dood  ,  en  daarmede  is  de  2aak  afgedaan. 

Men  kan  niet  ontkennen,  dat  de  Ckineaen  het,  in  zeker 
opzigt ,  zeer  verre  gebragt  hebben  in  de  werktnigelijke  kun* 
fien;  doch  dit  is  blikbaar  geen  gevolg  van  regelmatig  vor* 
deren  in  de  wetenichappen.  Veeleer  fchynt  het  een  uiu 
'  werkfel  van  eeuwen  -  lange  ondervinding  te  zQn.  Met  onein* 
dige  moeite  bereikten  z$  zeker  punt,  waarop  zQ  ftaau  ge« 
bleven  zQn  en  (leeds  zullen  (laan  bleven »  wanneer  zy  hun» 
ne  vooroofdeelen  niet  afleggen  en  den  weg  der  ware  befcha» 
ving  niet  betreden.  De  Ckinefche  z^den  iloffen  ftaan  weU 
wat  glans  en  vastheid  van  kleuren  aangaat,  veire  boven  de 
onzen;  dit  komt  van  geene  by zondere  loog,  althans  van 
geene  den  Europeanen  onbekende  behandeling.  Ik  zag  eens 
zyde  verwen;  hunne  handel WQze  was  zeer  eenvoudig,  en 
zü  gebruikten  dezelfde  zuren ,  waarvan  men  gewoonl^k  in 
Europa  zich  bedient*  De  glans  en  vastheid  der  kleuren  zfin 
zekerligk  grootendeels  aan  hunne  bedrevenheid  in  bet  gebrui- 
ken der  zuren,  aan  de  gefteldheld  der  lucht  en  aan  eenige 
andere  gunlUge  omflandigheden  toe  te  fchryven.  Wegens  de 
zeer  geringe  dagloonen ,  heeft  men  zeer  vele  menfchen  ia 
het  werk;  de  arbeid  gaat  onbegrijpeligk  fnel  voort,  en  zoo 
lang  een  nwxétmtxdy  Laj^fung  genoemd,  waait,  hangt 
men  de  zyde  terftond  te  droogen.  In  eene  andere  lucht- 
(beek  en  hü  eené  andere  wijze  van  behandelen  zou 
men  veel  meer  t^jd  daartoe  noodig  hebben,  en  juist  hierdoor 
moesten  de  kleuren  veel  lyden*  Nooit  verwen,  de  Chinezen 
eene  kostbare  ftof,  vóór  dat  de  Laj-fung  begint  te  waaien  ^ 
heemene  tegen  het  einde  van  September  of  met  den  aan- 
vang van  October  gebeurt,.  Deze  wind  heefï  eenen  onge» 
meen  droogenden  aard.  Nooit  pakken  de  Chinezen  thee  of 
zVde,  voor. den  nitvoer,  bQ  vochtig  weder,  zoo  niet  de 
vreemdelingen,  die  vroeger   willen  vertrekken,  daarop  drin. 


30  CBINSa^HE  tEDEN. 

gen.    Bi)  het  weven  mogen  si}  eene  handelwijze  hebben » 
die   wij    niet  kennen ,  bij  *  hec  verwen  Is  dit  geemzini  hec 

geval. 

Vele  Europeanen  znllen  misfchleo  denken ,  dat  onder  eet 
zoo  emftig,  afgemeten  en  eenvorfttg  levend  volk  geene 
petitsmaitres  ^  geehe  'henvivanis  gevonden  worden.  ZQ  dwa- 
len  zeer ;  wéinige  landen  hebben  meer  van  dat  koatbaar  (lag 
van  menfchen  aan  te  wijzen ,  dan  Ckina^  ofTchoon  zQ  daar 
hunne  talenten  niet  tot  ^coodanige  hoogte  ontwikkeld  heb- 
ben, als  in  andere  gedeelten  der  wereld.  Het  toilet  van 
een*  Chinefchen  petitmaitre  vereischt  zware  uitgaven :  h^ 
kleedt  zich  in  de  kostbaarfte  zijden  (lofiên;  zijne  laarzen  of 
fchoenen  hebben 'een*  'bijzonderen  vorm,  en  %^n  uit  hec 
fbhoonfte  wit  Ikt^n  van  Nanking  vervaardigd ;  de  zool  moet 
eene  bepaalde  hoègte  hebben;  fraai  borduurfel  omgeeft  zQne 
kniétt ;  zQne  pijpen  zijn  ten  uiterfte  fijn ;  zQn  tabak  kómc 
uit  de  be«te  fabrijk  in  Fokten;  hj|}  oraagt  wn  gouden Engeisck 
horlogie',  een*  tandenftoker  aan  een^  ketting  van  kostbare  pm- 
reis,  en  een*  waaier,  die  te  Nanking  vervaardigd  en  met 
den  geur  van  welriekende  bloemen  doortrokken  U.  Ook  ty« 
ne  bedlenden  z|jn  In  zQde  gekleed ;  z^n  paianquin  (draag- 
ftoel)  ,  kortom  alles ,  wat  om  en  aan  hem  is ,  moet  zoa 
fierlijk  zJïJn,  «Is  de  ganfche  man  zelf.  —  Ontmoet  hQ  ie* 
mand  zijner  bekenden ,  zoo  maakt  h$  toet  z^ne  gekunftelde 
.manieren  niet  minder  vertooning,  dan  de  meest  volleerde 
modepop  in  Europa ;  en  daarbQ  komen  dan  de  omflagtige 
pligtplegingen ,  waaifn  de  Chinezen  zoo  mild  zqu.  Men  treft 
foms  rijke  lieden'  in  Cfdna  aan,  die  uit  gierigheid  zich  al- 
leen uitwendig  reinigen  en  opfchikken ;  terwijl  hemd  en^  on- 
^erkleederen  ,  die  zij  in  langen  t^d  niet  verwlsfelen ,  aan 
hals  en  mouwen  ,  niettegenftaande  het  rijke  bovengewaad « 
«dat'veel  verbergt»  de  onzindeigkheid  van  den  drager  ver- 
raden. Die  genen,  welke  met  Europeanen  omgaan,  geven 
meer  acht  op  reinheid  \  in  het  algemeen^  zijn  echter  de  Ckè* 
nenen  niet  zoo  zindel^k,  als  men  uit  hoofde  hunner  wartoe 
luchtltreek  vermoeden  zoude.  Zij  geven  zich  over  aan  al- 
lerlei zlnnel^k  genot,  en  zijn  geneigd,  om  alles  tot  het  ui- 
terfie  te  drijven.  Op  hun  tooneel  heb  Ik  dingen  zien  voor- 
ftellen ,  die  ik  niet  mag  befchryven ,  en  dat  nog  wél  vcfor 
vrouwen,  die  er  zich  zeer  in  fchenen  te  verlustigen.  Doch 
deze  worden  daar  ook  zeer  verwaarloosd ;  z^  leeren  lezen 
noch   fchryven ;  zQ  kennen  nieta  anders ,  dan  borduren  en 


CHlNStCHS  XEDUt.  3I 

mazjiki  zoo  dit  dezen  naam  verdient ;  om  den  tijd  te  doo- 
den,  fpelea  z^j  kaart  of  domino^  en  rooken  onophoude* 
ligk.  Mannen  en  yronwen  van  de  voorname  Handen  kc^ 
men  nooit  in  gezeifcbap  by  elkander.  Voor  den  Chinees 
ia  bet  eene  fchaade,  met  zijne  vrouwen  te  eten,  die  f^m 
woonl^k  niet  eens  in  hetzelfde  gedeelte  van  het  hola  wo» 
nen.  Ik  ken  echter  fommigen,  die  in  dezen  boven  Itét 
vooroordeel  zich  verheiTen  ,  en  die  zeggen,  dat  eene  andere 
Hianier  van  leven  hun  b^zonder  wel  bevalt.  De  veelwljver) 
heeft  zeker  aan  het  karakter  der  Chine*en  groot  nadeel  ge. 
daan.  Daar  zifn  lieden  onder  hen ,  welke  zelfs  in  hoogén 
ouderdom  nog  fteeds  meer  vronwen  nemen.  . 

Als  ik  op  zekeren  dag  bij  een  rijk  koopman  fp^sde ,  iroer-^ 
de  men  voor  ons  zekere  tooneellhikjes  of  laffe  kluchten 
uit,  waarvan  al  het  vernuft  hierin  beftaat,  dat  een  norsch 
en  eigenzinnig  echtgenoot  zijne  vronwen  onbarmhartig  af* 
rost.  Wïl  vroegen ,  of  de  beurt  van  flaan  ook  niet  fodwQ* 
len  aan  de  laatften  kwam ,  en  verzochten  onzen  gastheer , 
d^t  b|j  •  ons  ten  gevalle ,  nu  mede  een  ihik  Van  dezen  aard 
zoo  laten  geven.  Hij  nam  er  genoegen  in ,  eü  liet  terftond 
twee  of  drie  bl^fpelen  uitvoeren,  waarin  de  vrouwen  ware 
FufiH  waren,  en  de  man  er  zeer  flecht  afkwam.  Dé  te- 
genwoordig zijnde  vreemdelingen  lachten  hartelijk ,  en  wi] 
konden  wel  bemerken ,  dat  de  vrouwen  er  veel  vermaak  in 
vonden ;  mttar ,  toen  de  huisfaeer  dit  gewaar  werd ,  en  be- 
^eep,  dat  w^  eenen  en  anderen  ztt  op  hem  toepasfèlijk 
maakten,  keek  hq  zuur,  werd  verlegen,  en  Het  niet  toe, 
dat  men  verder  fpeelde.  Wy  mogen  hieruit  befluiten ,  dat 
de  vronwen,  in  weerwil  der  harde  dwingdandi},  welke  zij  te 
verduren  hebben,  nogtans  fom wijlen  het  meesterfchap  over 
hare  geftrenge  beeren  erlangen.  Bij  naauwkeuriger  waame.. 
ming  ontdekte  ik  vervolgens ,  dat ,  wanneer  een  Chinees  op 
eene  zijner  vrouwen  verlieft,  zij  hem  gewoonlQk  onder  de 
pantoffel  brengt.  De  rijke  lieden  in  China  wéten  eigenlek 
van  geen  huifelijk  geluk;  z4  zoeken  meestal  hun  tijdverdryf 
in  fpeievaarten  op  het  water,  in  het  fchouwfpel,  b|j  de 
wachtelgevechten  en  in  andere  fpelen. 
.  Het  fpel  is  een  heerfchend  kwaad  onder  alle  (landen,  en 
wordt  tot  de  grootlle  buitenfporigheid  gedreven.  De  Stad- 
houder  van  Canton  heeft  er  de  ftrengfte  maatregelen  tegen 
genomen  -»  hij  liet  de  fpeelhuizen  Huiten  en  de  eigenaarr 
geftreng   flraffen ;    doch   bet  duurde  niet  lang ,  of  er  waren 


sa  CaiMESGHB  ZEDftN. 

reeds  weder  even  zoo  vele  als  voorheen ,  en  sij  werden  be« 
zocht  9  aUof  er  niets  gebeurd  ware.  De  eenige  oorzaak  hier* 
van  is  bnicen  cwüfèl   de  veelvermogeode  belcoorlijkheid  van 
het  goud }  wanc  goud  heeft  den  grootllen  invloed  op  de  zief 
van  eenen   Chinees  —  dezen   Afgod  vereert  en  aanbidt  hif 
met  geheel  zijn   hart;   en  dit  is  geenszins  te  verwonderen, 
daar  hij  ziet ,  hoe  deze  God  het  zwaard  der  geregtigheid  af- 
weert en  den  beul   tn  de  wrekende  armen  vale.    Behalve 
kaarten  en  dobbelfteenen ,   hebben   t^  nog  verfcheidene  an« 
dere  fpelen.     De  meest  geliefde  zijn  de  wachtelgevechten ,  ; 
de  krekelgevechten ,  en  de  vederbal ,  die  ,met  den  voet  ge- 
worpen  wordt.     Wil  men  twee  mannel^ke  krekels  met  eU 
kinder  laten  kampen,  zoo  zet  men  ze  In  eene  fteenen  kom 
van  zes  tot  acht  duim   middellijn ;  ieder  fpoort  z^nen  krekel 
met  eene  veder  aan ,  waarop  zij  langs  den  rand  der  kom  rond* 
loopen;  by  elke  ontmoeting  (tuiten  zij  tegen  elkander:  is  dit 
een  paar  malen  gebeurd ,  zoo  geraken  de  diertjes  In  woede, 
en  kampen  zoalang,  tot  dat  zü  elkander  ombrengen.    Hier* 
mede  vermaken  zich  geringe  lieden  ;  her  wachtelgevecht  Is 
een  t^dverdryf  der  r^ken.    De  kampwachtels  vereifchea  eene 
natnwkenrige  verzorging ;  ieder  derzelven  beeft  een*  bijzon* 
deren  oppasfer.   Deze  oppasfers  dragen  dezelve  (teeds  in  een* 
zak  met  zic^ ,  en  laten  ze  flechts  zoo  vee]  in  de  vrije  lucht , 
als  tot  de  gezondheid »  of  om   ze   te  voederen^  noodig  is. 
Wil  men  nu  twee  wachtels  laten  vechten ,  zoo  plaatst  men 
ze  midden  op  eene  tafel,  waarom  zich  de  weddenden  fcharen , 
en  werpt  eenige  gierstkorrels  tnsfchen  beiden.    ZQn  het  moe- 
dige dieren ,    zoo  grijpt  de  een  den  anderen ,  op  het  oogen* 
blik,  dat  hQ  eene  korrel  oppikken  wil,  aan,   en  zIJ  kampen 
woedend  een  of  twee  minuten ;  de  overwonnen  vogel  vliegt 
weg,  en  de  overwinnaar  blijft  in  het   bezit  van  de  gierst. 
De  r^ke  Cfnnezen   hebben  altjjd  een*  ruimen  voorraad  van 
wachtels ,  bpdat  zij  kampfpelen  genoeg  houden  kunnen ,  om 
een  groot  gedeelte  van    den  d^g  met  dit  tijdverdrijf  door  te 
brengen»^    Ook  de  weddenfchappen  nemen   veel   iQd  weg; 
foms  wordt  een  wachtel  ,  die 'wegens  honderd  of  meer  ze- 
gepralen beroemd  is ,   door  eene  onbekende  en  cm  vermaarde 
tegenpartij   overwonnen;  en  dan  volgen  er  geweldig  groote 
weddenfchappen  en  nieuwe^ kampgevechten,  tot  dat  de  nieuwe 
Ibyder  ook  weder  zijnen  man-  gevonden  heeft.      Bedenke 
men  nu,  hoe  weinig  vermaak  zoodanig  t^d verdrijf,  In  ver- 
geiyUog  van  tijd,  moeite  en  kosten  van  het  honden  der 


CHlDIRSCdB  Zi%DW*  ^ 

vnchc^s  t  verfchAffiso  kta «  top  moet  men  sich  verivcm^^r^n « 
dat  hetzelve  zoo  zeer  geliefd  is;  mtar  alleen  buiceofpQ^ige 
(peelzuchc  ü  daarvan  de  oorzaali;  —  (vee  groote  gienga^^d^ 
iran  wint  iLennis  waren  |fooce  liefhebbers  van  die  fpel, 

Aan  tafel  drinkt  men  te  zamen  ^  gel^k  in  Eng^iandi  maar 
zal  het  ^ena  pittig  gefcbieden,  zoo  ü^zix  de  drinkenden 
op  9  en  treden  midden  in  de  kamer  ^^  met  de  drli^i^rcbaal  19 
beide  handen;  di^arop  brengen  zij  die  aan  den  mond,  ^q 
la^en  dezelve  dan  weder  tot  bük^ns  op  den  grond  nederdat 
len  -«-  die  het  diepfte  buigt,  19  de  boffelijkfte»  Dit  herhalen 
zï  drie» zes  of  qegen  malen^  waarb^  de  een  naanwk^urig de 
bewegingen  des  anderen namaak't ;  eindel^k  zetten  allf  n  te gel(]k 
de  fchalen  aan  den  mopd ,  Ledigen  die  allea  gi^amj^üjl^ ,  en 
keeren  dez^ve  dan  -om,  te^  einde  xé  topnen,  df|C  mea  ze 
tot  4en  laatfcen  druppel  toe  heefp  uitgedronken^  Pwop 
mikken  zQ  op  nieuw  dezelfde  complimenten  al4  (e  ^ofen^  en 
begeven  zich  allengs ;we4ev  aan  tafel,  om  verder  den  e^^t 
te  ypldoen.  ^Z^  hebben  npg  een  ander  (jfinkfpel»  ^ii^^arvan 
ik  eenig  denkbeeld  zal  tiacbtei^  ie  geven ;  Wanneer  de  (le^ 
kers  gevuld*  zijn ,  leggen  de  b^ide  perfonen «  di^  fp^idi^  wil- 
len, de  regterhan^  op  de  tafeU  W  Iftekes^  Z9  n,^  elkander 
een*  of  meer  vingers  uit,  en  roepen  beiden  t&  gel$k;  ^<«., 
^^)  ^af*  ^>^z*  9  wanneer  nu  de  een  raadt ,  hoe  veel  ifingers 
de  ander  nltgeftoken  heeft,  moet  do  ^^fta  ^cipkeci,  pi| 
fpe)  heeft  veel  overeenkomst  met  de  mqr^  fiufn^U'^^^  mei 
dit  onderfcheid  echter,  dat  laacstfeno^md^n  (fmgeld  fpelei/u 
Bii  de  Chinezen  pu  ^nvai  dit  fpel  dikisijl^  langer  d^n  eeii 
II9F»  tot  (lat  een  der  fpelefii,  Wf^naeef.  hij  t^  veei  vorlor^qi 
bee(t  en  «Qn  hoofd  duizelig  begint  (#  WPrden,  he^  yelt| 
fiy^ien  ikfl^.  Watineer  pen  ^  Canf^  op  eep^p  (ee^dgg 
^pglf  dei  rivier  gaat  wandeleti  •  boort  men  tot  v^rvftois  \g^ 
h^  gefipjlireeov  van  dit  luidruchtig  t^v^^rdfijf »  iFaarhtt  vifm 
z(ch  de  mwe  zeden  onzer  voorvaderen  by  huoijie  ^rilUg^a^ 
gen  herinneic. 
^ .     ^     ■    . r^-T^. ....    .,  ,^.... 

EENE    STEMME   UIT.FRANI^KUKI 

„  De    Oürlogsireef    was    voor  Frankryk   altijd  een 

^  vreugdf kreet  r 

Corfaire ,  a  Dec.  X^zo. 

l3<slog9    WaaiGBB  niet?    PTaakt  geen  oiaflag,  Müseheenett 

MEMGELW,    183I.  NO.   U  C 


34  *  EENE   STEMME   UIT  FRAHKRUK! 

KoDingen  vanr  hec  Noorden !  Wij  hebben  behoefte  tan 
eene  armee ;  wQ  hebben  behoefce ,  aan  onbekrompene  en 
volksgezinde  indellingen ;  en ,  wie  weet  ?  misfchien  ver- 
fchafc  ons  de  Oorlog  die  alles.  Misfchien  zijn  wij  genood- 
zaakt nog  eens  te  vechten,  om  te  verkrijgen,  wat  wij  in  de 
maand  ]ulij  veroverd  hebben.  Oorlog  verkrijgende,  is  er 
flechts  één  veldtogt  noodig.  Frankrijk  kan,  met  alma- 
vi  v  a  ,  zeggen :  „  Vechten  !  Ik  :ben  een  liefhebber  van  vech- 
ten, 't  Is  mijn  beroep/'  Ons  den  Oorlog  aanbieden ,  is  voor 
om^  wat  eene  jagtpartij  was  voor  den  goeden  k  a  r  e  i;  X  , 
bij  de  ^tie  Gods  van  den  troon  gewipt  I 

„  O I  wat  is  dat  prettig  !'*  riep  een  jongeling  in  de  drie 
dagen  (der  jongde  Omwenteling),  op  de  Zw^/V/^rx  vurende. 
Men  lachte ,  men  maakte  woordfpelingfèn  en  puntdichten  te 
midden  ^van  kogels  en  fchrQot;  men  fneefde  met  geestdrift, 
voor  de  vrijheid;  en  de  bloodaards,  zulks  niet  kunnende 
begrtjpen,  beefden,  gelijk  eene  hen,  die  eendeneijeren  heeft 
uitgebroed,  en  de  jongen,  pas  gekipt ,  met  angst  en  verba* 
zing,  zich  in  den  naasten  droom  ziet  dorten. 

j,  Maar  de  koophandel,  reeds  gefchokt;  wat  zal  er  van  de- 
zen worden  bij  den  Oorlog?**  —  Is  de  Oorlog  niet  een  tak 
van  handel  ?  Koop*  of  ruilhandel ,  is  dat  niet  hetzelfde  ? 
Wel  nu ,  men  ruile  dan  buskruid ,  kogels ,  fabels  en  gewe- 
ren inl  Onder  het  Keizerr^k  was  men  zoo  arm  niet;  en 
bovendien,  zoo  wQ  onze  natuurlijke  grenzen  hernamen,  den 
Rijn  en  Savoje ,  zou  ik  meenen ,  dat  wij  een*  zoeten  handel 
hadden  gedreven.  —  „  Hoe  l  nog  weder  veroveringen  ?*•  — 
Geenszius;  onze  grensfcheidingen.  Zonder  dat  wif  er  aan 
denken ,  zal  men  ons  dezelve  aanbieden ,  en  dan  dient  men 
ze  toch  aan  te  nemen/  Het  is  t^d,  aan  die  onzekerheden 
een  einde  te  maken,  die  wanorde  en  oncmóedigiog  In  de 
publieke  zaken  brengen.  Het  eerde  kanonfchdt  zal  meer 
goed  doen  aan  de  effekcen/  dan  al  de  fijnberekende  haar^ 
kloverijen  der  daatsmannen.  -^  ^  Hebt  gij  dtn  geene  vrees  voor 
het  Heilig  Verbond  r*  —  Meent  g|}  dat  der  Volken?  —  «  En 
de  Cariisien  «  die  flechts  op  de  aankondiging  van  vreemden 
Inval  wachten,  om  h  end  rik  Vult  te  roepen.'*  —  Morbku! 
des  te  beter:  wij  zullen  hen  toch  misfchien  wel  eens  hier 
of  daar  ontmoeten* 

KrQgen  w^  oorlog,  dan,  wil  men,  zal  dibbitsgh  de 
verbondene  legers  commanderen.  Wq  hebben  veel  eerbied 
voor  den  overfchrqder  van  den  Balkam ;  mtar  het  floart  ons , 


I 


KtNB  STEMMS   Uit   PRANKRQK  I  iS' 


dtt  B^ucRKR  en  barclat  dr  tolly  dood  t^ns  w4 
badden  mee  elktnder  eene  oude  rekening  te  vereffieoeo.  Wtc 
daarvan  zQ,  wQ  zullen  ons  besc  doen,  om  aan  Mfpiheer 
DiRBiTflCH  ce  toonen,  dat  hg  ditmaal  met  geen  TMrken  ce 
doen  heefr.*  / 

Zie^  boe  ünds  drie  maanden  zich  troepen  van  kinderen 
onder^  nwe  yenften  verzamelen  I  ZQ  hebben  een*  umboer 
opgefchommeld ,  en  trekken  de  w^jk  dQor;  en  verrigten  aller« 
lei  kr^gabaftlge  wapenoefeningen.  *c  Is  een  Inst ,  dat  vnnr  en 
dien  emtt  te  zien ,  welke  zg  van  onder  hnnne  graanwpapie» 
ren  fhako's  en  bezemftelen  geweren  ten  toon  fpreidenl  Be- 
fchonw  de  ondergefcbiktheld  der  kleine  fojdaten  omtrent  hunne 
'  zelfgekozene  opperhoofden  I  Wel  nu ,  die  kinderen  ztjn  fhmè. 
r^'k^,  voor  *t  minst  deszelfs  geest.  Hun  fpel  Is  het  beeld 
▼an  dat  ontzagwekkend  fpel»  dat  het,  met  zoo  veel  geluk, 
gedurende  v^fencwintig  jaren,  tegen  gansch  Europa  heeft 
gefpeeld.  Het  brandt  van  verlangen,  om  zich  twintigvond 
voldoening  te  verfchafien  voor  ééne  pardj,  door  hetzelve 
verloren. 

De    mededeeling   der  Ministers  alleen  heeft   gisteren  de 

fondfen  twee  francs  doen  rijzen. 

- 

GBVRCBT  TUSSCHEN  TWEE  TQGERS  EN  EENEN  LEEUW  IN 
DEN  TO^CR  TE  LONDEN,  3  DEC   l.  L 


H. 


Leden  morgen  tusfchen  ii  en  is  ure,  terw$ldeman, 
wiens  post  het  is,  de  hokken  der  wilde  dieren  te  reinigen,  daar- 
mede bezig  was  ,  fchoof  hy  ,  onbedacht ,  eene  fchnlfop,  welke 
de  kooi  eens  grooten  Leeuws  fcheidt  van  die,  waarin  zich  een 
Bêngadlfche  Koninklyke  T^ger  en  Tügerin  bevjnden.  Op  hec 
zien  van  elkander,  blikfemden  de  oogen  dier  beesten  van 
woede.  Terilond  verhief  de  Leeuw  zijne  manen,  en  fprong, 
onder  geweldig  brnUen,  op  den  Tijger  los.  DeT^ger,  ^even 
heet  ten  ftr^de,  wierp  «icb  als  razend  op  zUnen  aanvaller; 
cerwt'1  de  Tijgerin  haren  medgezel  moedig  b^ftond.  H^t 
brullen  .en  fchreeuwen  der  flry denden  klonk  over  het  plein, 
en  bragt  bQ  al  de  overige  dieren  de  gewëldigüe  uitdrukking 
van  vrees  of  woede  te  weeg.  Hec  weeriooze  gedierte  trilde 
van  angst,  en  liep  verfchrlkt  in  de  hokken  rond;  terw^'1  de 
overige  Leeuwen  en  Tijgers,  alsmede  de  Beeren,  Luipaar- 
den, Panters,  Wolven  en  Hyena*s,  in  hunne  hokken  rond  vlo- 
gen,  de  ^zeren  (laven  uit  alle  magt  fcbuddende,  onder  het 
vreefeiykst  gefchreeuw.    De  Leeuw  vocht  dapper ,  maar  werd 

C  a 


'2$      GBVBCHT  TUMfCHdf  TW»&  TIJGERS  BN  BBl^BN  LKBUV, 

fifldelfk  ov«nn«nd«  4fttf  bij  (e  doep  had  m^c  cwe^  cegeji'- 
ftftfKlers,  dift  flecbts  fiodi  eea  jaar  buoo^  WQU^^  hadden 
veriateo ,  terwitl  de  I^euw  ongeve^  zeven  jaren  gevangen 
waf  geween.  IhiDsibbeo  woedde  de  drqd  met  twJUfelacbcigea 
Qicflag ,  tor  dac  de  Tijger  den  Leeuw  in  den  ftrQC  greep  e« 
kfm  op  den  ruj  wieip.  wgoo^tr,  ui  herblalde  mtlep  oyer 
i^liander  been  geMiiaeld  te  zün^  de  wanhopige  T^gtriq  d0i( 
v^and  tegen  de  borstwering  vastlclemde.  In  deaen  toeftMMi 
iworftelde  de  heer  des  wotidi  nog  met  oQverwinbiireii  «oeA  • 
bmliende  v%n  p^n en mroede.  Tban^,  echter»  htduMmeenige 
^ren  (lave*  gloeijend  gewaakt »  m^.c  wier  nitei9den  nMM 
^en  muil  en  de  nettsgaten  der  rasende  Tügera  beftookifiy  41^ 
daaidoor  genoodsaaitt  weiden  biinfie  prooi  los  te  tatco ;  maar* 
zoodra  de  fcheiding  op  die  w\jza  was  bewerkt,  grepen  L^ww 
jsn  Tijger,  de  een  de  oppef.  en  de  ander  de  onderkank  yt« 
panij ,  mef  bunnen  tputl,  bijtende  en  r«httddendo  elkandv 
«et  moosdend  geweld*  Zoo  heftig  waa  bunnt  woede,  dnt 
men  niet  dan  met  de  uiterfte  moeite,  door  het  flcken  vsn 
de  gloeijende  ftaven  in  hunne  neusgaten ,  hen  van  ellttodor 
(bheldde,  en  de  Leeuw  ten  laatfte  weder  in  a^n  hok  joeg, 
welks  deur  onmiddellijk. achter  hem  gefloten  werd.  Het  ge* 
veQht  duurde  rultn  een  half  uur.  De  Tijger  had  bij  den 
jongden  aanval  een*  zijner  flagtanden  verloren ;  maar  de  arme 
Leeuw  is  jammerlijk  gehavend.  (♦) 

C*5  Bijaldien  wij  hier  geene  werkelijk  gebeurde  daadzsak  , 
d{>or  ondeffbheidene  Engelfche  nieuwspapieren  vermeld  ,  voor 
otls  hadden  ,  zouden  wQ  in  verzoeking  geraken ,  om  aan  eene 
foprt  van  profetifche  dlkgoftê  te  denken  ^  door  den  flnweti 
"Brif  op  Holland  en  Belglé  toegepast.  Die  fbhtJnbaar  toeval. 
Ifge  aanleiding;  die  dappere  Leeu*^,  door  rsi^e  Tijgers  C^wee 
te^en  één,  of  ook  itx  Franftken  lijgcrhulp)  bellookt;  die 
wéderzijdfche  verbittering ;  die  razende  Tijgerin  (beeld  vin 
'Belgifche  Furiën);  dat  vechten  op  leven  en  dood;  die  aTge- 
meene  onrust  en  woeling;  dat  woedend  ftreven  der  magtige 
rusteloozen'  naar  deetgenootfchap ;  die  angst  en  vrees  der  zwak. 
ken  en  vreedzamen ;  die  gloeijende  l^aven  eindelijk ,  raei  weike 
andere,  vreemde  Magt  den  flriijd,  ten  laatfte, ge welddadigbe- 

Dist Moge  het  uicehide  van  den  zei  ven  ,  de  reddeloose 

tqefland  van  den  fieren  Leeuw,  door  zoo  vele,  verklaarde 
zoo  wel  als  bedekte,  v^anden  belaagd ,  b^j  de  uitkomst  blij. 
ken  even  ongegrond  te  zijn ,  als  de  ganfche  zinfpeHng  zeker 
bloot  toevaHig  is  I  —  Redact. 


DE  GERU0flAll^    DM  OniVOOEELlieiD. 


DE  Ofi&ÜStfiElO  DEA  ovtfootttntïó. 
EOti  nfaH  Jlnèkd99i\, 


Op 


fp  den  do  Jol$  i^^Ji  ng  den  (lerften^ltivtl  der  Franfchen 
!n   Zwahen^  ^mA  ceo  deel  des  Keizeriijtai  legert  in  een 
fFurtemhergseh   ftftdje  Op  den  regter  oertr  Tan  den  Neckar » 
terw^L   de  Franfchen  de   Toordid^en  dc^omringende  hoogten 
op   den   linker  oever  besec  hielden^    Een  deel  der  brug  was 
door    eerstgemelden  afgebrpkeii,  en  met  faetzelYé  de  gemeen- 
fchap.     Hec  moordend  lood  vloog  over  eo  weder.     Daar 
kwam   uit  een  dorp  iato  de  door  de  OêêtéhfiffMers  bezette, 
maar  door  hec  v^addetyiK  gefcbut  e»  tlMüHeori  béftendig  onc. 
inste   zijde ,   een  oed  taotdenje ,  met  eenè  overdekte  mand 
op  bet  hoofil)  efl  wilde  met  alle  geweld  övet  de  brug  naar 
de   voorftad  gaan»  Alle  ^ertoogen  en  leregtwi^tltigen  vruch- 
teloos zijnde «   was  men  genoodzaakt^  hatr  in  arrest  te  ne- 
men j  en  nu   bteek  hec,   dat  de  Sebout  vad  het  dorp  haar 
bad  gezonden,   om,  EOö  üoget^k,  aan  een'lujoer  bekenden 
in    de  voorftad ,  eenlgee  vooriaad  vall  leveasttiddelen  te  be- 
zorgen,   j^  Maar,  vrouwtje,**  vroeg  haar  de  keumanderende- 
Officier ,  j»  hoe   hebt  ge  't  toch  durven  wagt ti  f  den  gevaar- 
leken togt  herwaam  Ce  oiiidefliemen?     Waart  ge  dan  niet 
bang  voor  b«c  IbhMeli  «p  den  weg  f**  ^  ^^  OchT*  hernam 
bec  moedenje  mee  kdeizitiiiige  vemdawelUkMd ^  „  ik  heb, 
wel  is  waar,  regts  en  litiks  ott  taij  been  hooren  fluiten  en 
brommen;   maar  ik  Hoorde  er  mij  niet  aan:  want  ik  dacht, 
de  kogels   zijn  niet  opie^',  msür/illeen  op  de  /o/daten  ge- 
munc,    en  de  gsnfche  zaak  gt^t  mff  immtti  ^  *t  gehqel 
niet  aan.** 

OP    DE>f    HELDElNDOOD 
VAM 

JUST.US  KLINICUAM£&« 
Luêtimmt  4tr  -Zte  % 
AEÜ  -BoeAO 
VAN  z,  M.  xoR^ivr,   tiib  «oMet»  eMR  mt  oMobrio  ant* 

WERPEN  ROEM^fl  eUNitytEtl^,   m.1^  Sp  ^OCtOBER   1830. 

i3l  iet  op  Zuid.  of  Noorderbaren  , 
'  Waar  weleer  De  Uuyter  vocht , 


2fi  OP  DKN  BBLDEIfDOOD 

En,  aan  *c  hoofd  van  dappre  fcharen» 

Onverwelkbre  lauwren  kocht;  — 
*  Niet  in  (b^d  met  *svijands  vloten 

Hebt  ge  xxw  dierbaar  bloed  vergoten. 

Bloed,  waar  niets  in  prQs  bq  l^alt. 
En ,  biy  't  buldren  der  kanonnen  ^ 
De  eer  der  zege  grootsch  gewonnen , 

Met  uw'  heldendood  betaald;  — 
Niet  aan  afgelegen  fhnnden 

Eindigt  gQ  uw  heldenbaan ; 
Neen,  van  eigen  oeverzanden 

Grenst  de  bleeke  dood  u  aan. 
Eigen  telgen ,  Nederlanders , 
Rukken  Nasfau's  glorieffanders , 

Muitende,  in  het  fl^k  ter  neer; 

Eed  noch  trouw  verbindt  hen  meer; 
Wet  en  orde  Jd^n  verfmeten ; 

't  Oproer  ftuwt  z^n  drommen  voort. 

En  verwoesting ,  roof  en  mootd 
Kluiistren  in  een  flavenketen 

Maas  en  Scheldes  oeverboord. 
Monllers  wringen  tgorts  en  dolken 
In  de  vuist  van  woeste  volken ; 

't  Vuur  des  opftands  blakert  fel ; 
't  Snood  ondankbaar  kroost  der. Belgen 
Toont,  aan  Bato's  echte  telgen, 

't  Beeld  der  losgelaten  hel. 

Vruchtbre  ftreken ,  bloeijende  oorden 
Zyn  het  driest  geweld  ter  prooi. 

En  't  verraad ,  in  flangenplooi , 
Wringt  zinh  om  der  Schelde  boorden ; 

En  de  Stad ,  die  Parma  won , 
Trots  GianibellPs  donder. 

Zinkt,  zoo  diep  ze  ooit  zinken  kon. 
Onder  moordkrect  en  geplonder 

Van  een  eervergeten  rot. 

Dat  met  wet  en  eeden  fpot. 
En  geen  onfchuld  zal  verfchoonen. 

Voor  het  alziend  oog  van  God, 
Dien  ze  in  't  heilig  aanzigt  honen« 

Maar,  getrouwen  1  wankelt  niet, 
BV  der  muitren  zegelied  I 


Poort  en  bolwerk  moog'  bezvrQkeo, 
Helden  voor  barbaren  wijken , 

Poverliesbaar  biyfc  onze  eer,; 

•t  Water  is  ons  krijgsgeweer ; 
Neériand  zal  zQn  vlag  niet  ftrijken. 

Jeugdig  (Irijder,  moedig  beid  ! 

*t  Pad  der  glorie  opgefneld  ^ 
^ainpt  gij  fier»  mee  Neórlands  dappren, 
Waar  de  aloude  wimpels  wappren. 

yjHir  en  (ulfer ,  fcaal  en  lood , 

Dienaars  van  verderf  en  dood , 
Storten  gp  de  plonderaren. 
En  een  bloedftroom  kleurt  de  baren 

Van  de  trotfche  Schelde  rood. 

Muiters  1  boort  die  donderflagen. 
Die  van  onze  trouw  gewagen , 
£n  *t  vermad  bfj  Öod  verklagenl 

Ncériands  telgen,  moé  gefard,     • 
Dngen  de  oude  deugd  in  *t.bart; 
Leeuwen  z^n  ze  in  *t  helden  wapen; 
De  oude  roem  omzweeft  hunn*  flapen ; 

Muiters!  beeft  voor  't  kroost  der  zeel 
't  HeeCt  ^eér  Trompen  .op  de  baren » 
En  aan  *t  hoofd  der  legerfcharen. 
^     Suat  —  voor  Maurits  —  held  Chasfé. 

De  eer  van  HolUnd  wordt  gewroken ; 
Puinen  ftorten,  pulnen  rooken 

Op  een*  grond,  met  bloed  doorweekt; 

En  wie  (baks  nog  dreigde  -^  fmeekt« 
Knalt,  kartouwen!  kraakt,  musketten I 
Blaast  victorie,  fcheepstrompetten I 

Meldt  aan  een  ontaard  geflacht , 
Dat  naar  orde  hoort  noch  wetten. 

Welk  een  ftraf  de  muiters  wacht  1 

Waarom,  jeugdige  eerbehaler  ! 
Slinkt,  in  *t  rijzend  zege-akkoord. 
Luid  herhaald  van  boord  tot  boord , 

Niet  uw  (lem  als  zegepraler?  — . 
Waarom  ••  •  God  I .. .  wat  vraag  ik  meer  f 


or  MN  HBLMimao» 

't  Edel&t  btótd  cmÊtré^nt  «wê  tdteni 
*t  Moordead  viiiir  VM  iBUdvectadrètt 
Wierp  tt  op'hec  doodbed  nedrf  •». 

Maar,  bQ  *c  wreed  gevoel  der  fiatrce^ 
Die  nw  nadrend  einde  fpelc. 
Toont  ge  n  edel,  toont  ge  tt  kekl; 
Kalm  en  rustig  klopt  nw  harte ; 
.  De  onverwoDoen  aoed  (londt  Aitd  ^ 
Hfl  zal  eeuwige  eef  verwerven , 

Eer,  die,  aan  deti  roem  verpand^ 
Uw  lofwaard*  geflachc  zal  erven. •«• 
Grootsch  en  fcboon  is  *i ,  tóó  te  ftetten 
Vaor  een  dierbaar  Vaderland ! 

Donker  moge  uw  llerfuur  naken, 

't  Oog  dtt  ziel  wordt  mat  noch  moC ; 

Zeegnend  roept  giij  't  aÊTcheid  toe 
Hun,  wier  harten  Voor  ü-falakev. 

Zwaar  te  dragen  vale  uw  dood.   .. 
Aan  *t  getroffen  onderbane, 
Die|>  gegriefd  door  vroeger  fmafce, 

Die  de  jongftè  faiart  vergroot*  ^ 
Maar^  wat  iro6st  is  u  befbhorev^ 
Alt  nw  dierbare  ouders  héoren. 

Dat  tte  dood  n  vmH  irw'  post , 

(Gmocsch  vervuld,  heefc  afgeloatt 
Nimmer,  wat  hun,  in  dit  leven. 
Op  hiïnn'  proefweg ^ ttogt  omgeven. 

Hebt  ^  hnü  eett^  «taan  iékóst^ 
Snikkend  zal  bttn  afTcfaeid  klinken  t 

Miidr  de  hoop  dör  Mi|h«id 
^1 ,  vettroostehd ,  ^oer  hen  biinlm 

In  de  tttti\eti ,  tïïav^  gCiIbhNSd. 

LauwmwV«eflt  eeitAootvet 

Had  deze  airde  voor  lï  o^er^ 
Heldenroem  en  heldenglans ;  '— 
Maar,  wat  glofrie  ëtPc  gè  tbans? 

Bovèfft  ft»en  en  kototteto , 

Aatt  Dö  Rnytét*«  dj^  gtiieefè*. 
En  begroet  th  Chriiieriheld, 
ftnflt  gé,  \n  't  ziHg  zielenteW, 


Atrdfch^  lof  en  roeoiv  vefg^cen » 

De  Evenfeai  in  d*ana  gefaald* 
Zii  ,  di^  helden ,  dun  baime  oogea» 
Lang  verheeriykc,  uU  den  hoogen» 

Op  uw*  kouden  lykf^een  nelr; 
Hemelglaos  omftratU  de  graven 
Van  die  nooit  verwonnen  braven  » 

Troci  der  c^deq  wisfelkeer: 
Naast  hun  heilig  grafgef^eente 
Toeft  de  rust  uw  Icil  gebeente 

In  de  fchaauw  der  heldeneer.  (*) 

Rust  daar»  moedige  eerbebalert 
Rust  daar » jeugdig  aegepdraler  1 

Zeegnend  Haren  we  op  uw  graf; 
Dankend  nadren  we  uw  gelKe^ote; 
De  eenvoud  van  uw  lijkgedeente 

Dwingt  te  hooger  eerbied  af. 
De  eer ,  door  u  zoo  vroeg  verworven » 
Heldl  is  niet  met  u  geftorven^ 
'  Heerlijk  leeft  zy  na  uw*  dood| 

En  uw  ziel ,  van  hier  geweken , 
Smaakt,  in  reiner,  zaalger  (Ireken, 
WeiJuat,  dien  geen  aard'  kan  kweeken  |  -^  , 

2Ö  was  voor  dit  fiof  te  groot« 

W«  H.    WARMSlNOSy   BS» 

>  Amf^ékm^  Nov.  1830. 

C^P  Het  ov^rblijflel  des  jeugdigen  helds  is ,  met  krligseer» 
ce  nisfngen^  ten  grave  gedaald,  en  rust  daar  naast  het  ftof 
van  Neériands  roemruchcigfce  Scheepsbevelhebben. 


B 


B|llSOgPiaiN«^ 


roeders  (  is  de  toekomst  donker » 

£n  vQ^fpelt  se  een  bitc^  \o%  i 
Boven  maan  en  ftargefipnker 

Woont  een  wtfji  en  liefd'rttk  God«  : 
Hoe  de  muitsucht  toomloos  woede » 

En  ons  dierbaar  erf  begrfmt  \ 
W9  z9n  veilig  in  z\fn  hged^ , 

Schoon  de  nood  ook  booger  kUmt^ 

De  ooge^p  a^Qhi«  op  (I^n  geili|g««» 

Dié  den  gang  4^  VorAeo  wiki. 
En  di^  ^  neer  sga  welbehagen » 

Aller  VolkVcn  loc  befcbikt)     ' 
Die  de  Vad'r^n  boven  denkep , 

Borcn  bkMen  heeft  gere^. 
En  de  zege  ons  vt'Mt  (bhenlten 

Op  De  Huiter^  llfl  gebed. 


4^  BBMOEDIGING* 

Wel  df  n  ,  Broeders  f  op  I  ten  ftrjfde , 

En  gèusc  naar  *c  roemrijk  zwaard  l 
Toonen  we  ons,  ten  allen  tijde,    - 

Van  de  VadVen  niet  ontaard! 
Komt,  als  zij,  do  vunr*ge  bede 

Opgezonden  tot  dien  God , 
DiQ  alleen  en  zege  en  vrede 

Schenkt ,  en  muiters  maakt  ten  fpót ! 

Dan  zal  Hy  den  dierbaren  Koning 

Hnlp  verleenen,  wijsheid,  kracht;  / 
Aan  den  krijgsman  moedbetooning , 

Die  haar*  fteun  van  Hem  verwacht ; 
Dan  zal  ^t  muitend  rot  gevoelen , 

Wie  *t  vermetel  tergen  dorst; 
Dan  baart  al  zijn  toomloos  woelen 

Heil  voor  Neérlands  Volk  en  Vorst. 

G.  TEN  BRUGGBNCATE,  HZ. 

JlmeUt  lo-Dec.  1830. 

BIK  WALTBR  SCOTT  EN  MR.  JACOl^  VAN  LENNE^ 

JLjes  beaux  Esfrits  fe  rencontrent ,  zegt  een  Fransch  fpreek- 
woord.    Wie  daaraan  nog  mogt  twijfelen ,  vergelqke  de  voU 

fende  cojipletten  uit  eenen  zang  van  walt  er  scott  mee 
ie   van  eenen   van    den   Heer  van  lbnnep,,  en  iU^  .me( 
ons,  verbaasd  over* dit  allezins  opmerkelijk  zamentreffenl 
WALTER  scott's  Ladj  rf  the  Lake^  Canto  %. 
Song. 


The  heath  tkis  night  must  he  my  hed^- 
The  bracken  curtain  for  mj  head^ 
Mj  lullaby  the  vfarder*s  tready 
Far^  far,  from  love  and  thee^  Mary; 
To'marraw  eve ,  ntore  ftsl/j  faid*^ 
3fj  eouth  may  be  mj  bhodj  plaid  ^ 
Mj  vesper- fong\  thj  wat/,  fweet  maidl 
It  will  not  waken  me  ^  Mary! 

I  may  not ,  dare  not ,  faney  now 
The  grief  that  clouds  thy  lovely  brow  , 
1  dare  net  think  upon  thy  vovt , 
And  all  it  promifed  me ,  Mary  ; 
No  fond  regret  must  Norman  know ; 
fFhen  bursts  Clanm/ilpine  on  the  foe , 
His  heart  must  be  like  bended  bow, 
His  foot  like  arrow  free ,  Mary  I 

A  time  will  come  with  feeling  fraughtl 
For,  iflfall  in  battlefought  , 
Thy  hapless  lover* s  dying  thought 
Shail  be  a  thought  on  thee ,  Mary  ; 


SiaWALTER   SCOtTEMMR.  lACOB  TAN  LtflREp;        43 

^nd  if  return^d  from  etmqutr^ d  fw  ^ 
How  blitheh)  v?m  the  evening  ehfe  J 
How  fweet  the  tinnet  fing  repofe 
To  mj  joung  bride  and  «e,  Maryt 

JACOB  VAN  LENNEP's  Schildwacht,  (4  coupletten  grooc) 

•    •    •. •    •    .    •    . 

Het  beigraszai  mijn  peluw  aijn. 
De  fombVe  wolk  mijn  tentgordgn , 
Mijn  flaapzang  's  wachters  referijn , 
.   En  rij  zy^  ver  van  mij,  Elifel 
Licht  dat  me  een  kuil  tot  bed  verftrekt 
Een  handvol  aards  mijn  lijk  bedekt,       ' 
En  ook  uw  treurzang  mij  niet  wekt',  EJjfel 
Uw  zang  vol  melodij. 

Ik  durf  niet  denken  aan  uw  leed. 
Niet  aan  de  hoop ,  die  mij  uw  eed 
In  't  uur  des  fcheidens  koesf ren  deed 

Hoe  zoet  die  hoop  ook  zij ,  Elife  * 
Op  morgen  is  de  vijand  dnar;  ' 

Dan  vair  geen  mingepeins  mij  zwaar; 
Mijn  hart  zfl  Bloedig  in  't  gevaar,  Elifel 

Mijn  geest  bedaard  en  vrij. 
Der  liefde  \i  ook  baar  tijd  gefield; 
Want ,  zoo  mij  's  vflands  moordftaal  velt 
Dat  dan  uw  naam ,  in  't  laatst  gemeld      * 

Mijn  iroost  in  \  fterven  zij ,  Elife'l 
En  zoo  ik  keer,  hoe  zoet  voortaan 
Zal  dan  de  zon  niet  ondergaan 
En  't  nachtegaaltje  vrolijk  flaan*,  Elifel 
Voor  mijn  lief  bruidje  en  mij. 

Ook  andere  van  het  zeital  Liederen  leveren  bêwüi  v-., 
de  innige  verwantfchap  der  heaux  Ëipritt  ondS  1 
tlTbeeïï:    ''   '^"^'"'    ^^s .  gezegden' 'SreeïJÏÏ^^ 

WALTER  scOTT'ï  fFor^feng  if  the  Ri^al  Edinhurg^ 
Idght  Dragoons* 


Tf  ever  hreath  rf  Britiih  gale 
Shall  fan  the  tri-coior^ 
.  ^footfiep  of  invader  rude  , 
trith  rapine  foui,  and  red  with  hlood^ 
Poilute  our  happj  fhore  ^  — 

•  nen  fareweJl,  homei  and  fatewell  ^  friends  ^ 
Adieu  ,  each  tender  tie! 
^y2»/ytf^,  we  mingU  in  the  tide , 
^htre  charging  fquadrom  furiom  ride . 
To  conquir ,  or  to  die. 


44     i^R  WAtTftl^  9OOTT  (N  n|R»  JAG^.B  VAM  L^fiRaF. 

7(7  karfel  to  horfe  I  the  fahre$  gUam; 
y       High  fonndi  «fir  iugU'Call; 
Combined  by  hon$ur*s  [acrtd  tie » 
Our  word  $s »  li^wt  «od  Liberty  | 
March  forward^  one  and  alli 

JACOB  VAN  LBNNBP^i  WapenkretU 

**•       • 

•    •    •    •    •    •'•'•    •'•    •••     •    • 

Maar  zoo  de  wind  op  HolUmdi  grond 

De  vlag  van  Brabaod  groec ; 
Zoo  *c  fthaamcelooze  muit'renbeir, 
In  rp$c  van  dapp'ien  tegen  weer» 

In  Holland  set  de  vceu 

Dan  hóórt  dit  land  ons  laatst  vaarwel: 

Dan  ,  tot  in  *t  .niterst  vrij , 
Trotièeren  w^  des  vijands  daal , 
Tot  ons  te  faam  de  zegepraal 

Of  dood  befchoren  zij. 

Te  waneil  I  op  1  de  zon  blinkt  fchoon 

Op  itandert  en  musl&et* 
Ons  (lerkt  des  eendrachts  heifge  band, 
Wfll  't  woord ;  yoor  f^orst  en  FaderlandI 

Elks  bart  in  vlammen  zet« 


NON-INTERVENTIE, 

II  jyon.dn.jef^vef^Jiel  Tan!  wat  mag  dat  woord  beteek*nen? 
„  De  grooie  Hianfen  —  Q'k  lees  he^  daag'lijkiin  de  krant)  — 
^  Ze  zweren  bij  dat  woord;  en  *k  zit  ai  uit  te  reek*nen» 
^Of  *c  aan  de  Belgen  oorlog  fpelt  met  Engeland.**  -^ 
m  wa( ,  ooriog  i  I  Heel  wat  aérs  beduidt  dat  Frapscb  parooltje* 

.  1,  Als  jQ  je  buur  in  nood  of  naarheid  zien, 
n  Dan  laat  je  'm  in  de  fteek ,  en  (looft  hem  nog  een  kool^, 
n  En  zegt:  Ik  moei  me  met  eens  anders  zaken  niet* 
^  Dtc  is  mn-intfrvtntU ^  Piet!** 

Piet  keerde  naar  zijn  buis  ^  en  lag  gerust  te  flapen. 
Maar ,  midden  in  den  nacht ,  daar  klopt  z\jn  buur  hem  op* 

^  Heil  buurman!  fla  iq^  h\^\  Qreng  (lok  of  knoda  of  wapent 
j9  *k  Heb  dieven  in  mijn  huis.  Op !  help  me  ^  buurman !  op  f* 

Piet  fpringt  ter  bedfteé  uit ,  en  9eemt  ^eu  ladder  ^ede* 
Hy  ziet  de  dieveoi  Ir  zijns  buur^ana  raam , 

En ^ftelt  de  ladder  neer;  -r^.  zv  klimmen  naar  beneden, 
n  Wat ,  fchurk !  is  dat  uw  hulp?  *k  Vind  uw  gedrag  infaam  f* 
Roepi  Du  2(jQ  buurman  uit  bet  raam. 

n  Vergeef  me,  buur!  Een  fchnrk?  Ik  ben  een  Excellentie; 

n  *t  Was  niet  zoo  kwaad  gemeend;  het  is  non^ifiteryentie^ 

V.  p.  H. 


MENGELWERK. 


GEDACHTEN  BIJ  DB   VIERING   VAN    HET  KERSFEEST 
IN   HET  JAAR    I830. 


T. 


oeo  de  Heiland  der  wereld  geboren  was,  zongen. 
Engelen  een  lied,  hetwelk  door  herders  in  Betblehems 
velden  gehoord  werd ,  en  waarvan  ten*  minde  enkele  ge* 
deelten  of  hoofdtoonen  in  hun  geheugen  gebleven, 
aan  andere  perfonen  medegedeeld ,  door  den  H.  Lukas 
in  zQn  Evangelie  bewaard ,  en  zoo  ter  onzer  kennisfe  ge- 
komen zqn«  Terwijl  wij  nu  in  dit  jaar  zoo  vol  verTchrik^ 
kingen,  oneenigheden,  oproeren,  oorlogen  en  geruchten 
van  oorlogen ,  wederom  het  feest  van  Jezus*  geboorte 
vierden ,  hoorden  w^  onze  kerkgewelven  van  de  bedoeU 
de  hoofdtoonen  des  Engelenzangs  weergalmen;  w^ 
hoorden  de  woorden:  Fr  e  Je  op  aarde  ^  4n  dt  men^ 
fchen  een  welbehagen  f  als  eene  (lemme  Gods  onder  ons 
klinken.  De  ftrijdigheid  van  die  woorden  ^  met  hetgeen 
wij  in  deze  dagen  op  aarde  zien  gebeuren,  trof  mg,  en 
deed  mQ  befluiten ,  de  gedachten ,  die  daardoor  in  mQ 
verwekt  werden ,  op  het  papier  te  ftellen ,  in  de  hoop , 
dat,  wat  ik  vertroostends  voor  mijzelven  uit  mijne  over- 
denkingen putte^  welligt  voor  anderen  mede  iets  troosf 
rgks  hebben  mogt. 

Vrede  op  aarde  I  zongen  de  Engelen ,  toeii  Hfl ,  die 
de  wereld  met  God  verzoenen  moest,  in  hetyleesch 
verfchêen ;  en  toen  diezelfde  Perfoon  zich  bezig  hield 
met  z^n  werk  te  volbrengen ,  en  als  Leeraar  het  ge- 
licele  Joodfche  land  doortrok,  betuigde  Hij:  Ik  ben  niet 
gekomen  om  vrede  te  brengen^  maar  het  zwaard.  On- 
vereenigbaar  zfln  waarlijk  de  woorden  van  de  Hemelbo- 
den  met  die  van  den  Heiland ,  ja  zij  ftaan  in  volflagene 
wederfpniak  met  ^elkander,  zoolang  men  dezelve  aan- 
merkt als  op  dezelfde  zaak  doelende  en  hetzelfde 
tijjdperk    betreffende.     Maar  inderdaad    ligt    de  fchuli 

BffiNGELW.    1831.    NO.   S.  D         ~ 


^6  GEDACHTEN 

vaiV  dit   oDvereenigbare    en  van   die  *tegenfprai)^  alfeén 
bij  de  menrchen ,  doordien  zij  veel  te  veel  alle  denkbeel- 
den van  geluk  en  vrede  te  buis  brengen  op  deze  aarde, 
en  niet  genpeg  hun   leven  alhier  in  verband  (lellen  met 
hun  beftaan    hier  namaals,    en   hetzelve  befcbouwen  als 
daarmede     één    geheel  uitmakende.     Frede   op  aarde  t 
Ja,   Heer  Jezus,   toen  Gij,  na   de  hemelen  verlaten  jté 
hebben,    en    van   uwen   troon  aan  *s  Vaders  regterhand 
afgedaald  te  zijn  ,   de  gedaante  eens  dienstknechts ,  ^n , 
hoewel   Gods    Zoon    zijnde  ,   het  vleesch  hadt   aange- 
nomen ,  .om    de    zonden  der  wereld  weg   te  nemen .'^ 
toen    kónden    de    Engelen    met  alle  regt '  die  woorden 
juichende  en  zich   over  ons  verblijdende  zingen;  want 
uit  eenen  nacht   van  dwaling  en  ellende  wéfd  ons  ge- 
flacht  verlost,   de  angflige  onzekerheid    aangaande   ons 
toekómftig   lot   verdween,   en  de  lieilrijkHe  uitzigten  bij 
ons   yerfcheiden  werden  ons  geopend.     Een'  wrekendén 
en  over  onze  zonden  vertoornden  God  behoefden  wij  niet 
langer  te  vreezen.     Gij   waart  het  lam,  dat  voor  ons 
ftond  geflagt  te  worden,   en    ons,   door  het  offer  uwer 
liefde..,  den  weg  baande  tot  een'  verzoenden  Vader  in  de 
hemelen.    Vrede   op   aarde!    bevrediging  .tusfchen  den 
almagtigen     Schepper ,   van   wien  het  menschdom  door 
de  zonde  was  afgevallen,   en  in  een'    (laat  van  ellende 
gedompeld ,    waaruit  het  door  niets  anders  dan  uwe  zelf- 
ófferande  té  redden  was  ,  bevrediging  tusfchen  den  Schep- 
per en  het  mondige  menschdom  -^  dat  zoudt  Gij  te  weeg 
brengen.     Maar  Gij  waart  een  teeken ,.  dat  wederfprok'eq 
zou  worden;   de  uitbreiding,    de   vestigingen  de  alge- 
meene  aanneming  van   uwe   leer  zou  de  oorzaak  wezen 
van'  vele  oorlogen ,  van  bloedvergieten  door  het  zwaard , 
Van   langdurige   twisten   en  bneenigheden.    Alra^   nadat* 
liwe  gezanten ,   door  het    ontvangen  van    de  gaven  dés 
heiligen    geestes ,  moeds    genoeg    zouden'  hebben  bekor 
men ,  om   uw   woord   té  verkondigen  en   in  uw  kriiiii' 
openlijk    te   roemen,  zou  de*  vrede   in  den  fchoot  der 
huisgezinnen  geftoord  worden,   en  zouden  de  vervolgin- 
gen beginnen  tegen  uwe  getuigen  en  tegen  de  door  hen 


BQ  OK   VIERING  VAN  HSTT   KBRSP£BST.  Af 

giefticbte  gemteneeB;  later  zouden  er  fcbeuringen  in  de 
kerk  ontftaan^  zoodat  de  vérTchillende  partqen  elkander 
te  vQur  en  te  zwaard  zoolden  pogen  te  verdelgen.  De 
Paufelqke  magt^  daarna  fc^ljnbaar  flevig  gevest!^  künj* 
de^  zou  9.  door  fcbrikkelijke  pisbruiken  onder  de  die- 
naars van  uwe  Godsdienst  zelve ,'  aanleiding  gevènf-^pit 
eene  hervorming «  die  al  wederom  (Iroomen  blo^  zo^ 
doen  vHeten*  Die  hervorming ,  eindel^k ,  m>t  verfchil- 
lende  wgz'gingen  door  eene  groote  menigte  uwer  beli}- 
éers  aangenomen,  zou  dezen  blootftellen  aan  de  woede 
hunner  tegenpartijders  ;  brandftapels  zouden  ten  hunnen 
Terderve  opgerigt  worden ;  Koningen  zouden  tot  hunne 
verdelging  of  zelve  het  zwaard  aangorden,  of  het  aan 
tutnne  krijgslieden  in  handen  .  gaven.  En  ,  behalve  dit 
alles  9  zou  een  blinde  ijver  voor.  uwen  naam  de  Cbriste* 
iten,  wier  ondericbeidend  kenmerk  liefde  behoorde  te 
'Wezen 9  aanzetten,  om  als  beulen  te  woeden  tegen, na- 
tünrgenooten ,  die  niet  in  de  gelegenheid  waren  geweest , 
ü  te  leercn  kennen.  ' 

Opent  de  gedtnkfchrtfteci  van  oudere  en  nieuwere  t^ 
tien  ,  gij  allen,  die  meer  inzigt  in  deze  zaken  verlangt; 
gQ  zult  vinden,  dat  alwat  ik  heb  aangeftipt  in  waarheid 
gebeurd  is;  en  vrat  nog  gebeuren  moet,  eer  het  Chris- 
tendom onder  alle  volken  verbreid  en  allerwegen  aange* 
nomen   zipi   zal,  zoodat  de  betuiging  van  Jezus,  dat 

'HQ  niet  gekomen  is  om  vrede  op  aarde  te  brengen  ^ 
maar  het  zwaard ,  op  nieuw  bewaarheid  worde  -^  wie 
eal  dat  bepalen?    Uit  het'  bovenftaande  volgt  nu,  mqns 

-inziens )  dat,  indien  wij  den  uitroep  der  Engelen: 
Frede  op  aarde  !  willen  toepasfen  op  dezelfde  tijden , 
waarover  Jezus  het  zwaard  vD<»rfpeld  heeft,  wij  eene  gro- 
ve dwaling  begaan;  msiat  dat  de  fdbi^bare  ftrydighoid 
van  het  gehoorde  door  de  loerders    met  bet  door  d^ 

'Heihnid  gefprokene  geheel  wegvalt,  wannepr  wq  alle 
de  jaren  en  eenwen,  gedurende-  welke  krgg  en  verwoes- 
ting de  aarde  bedroefd  hebben  en  nog  bedroeven  zuï- 
ki^,  als  met  het  oog  van  Hem  nfmeten,  voor  wicn 
één  dog  Is  als   duizend  jaren  en  duizend  jaren  zijn  als 

D  a 


48  OEDACUTBN 

één  dag,  en  alzoo,  de  woelingen  der  wereld  .als  niets 
ichtende ,  tijd  en  eeuwigheid  té  zamen  verbindoi.    Fró^ 
de,  op  aarde  wórdt  dan  bevrediging  van  Gbd  met  het 
inenscfidom,  zoo  al  niet  zigtbaar,   dewQl  de  menfchen 
aan   het   zwaard  en  aan  velerlei  diende   hier  beneden 
zulten  blootgefteld    bHjven»    en   er   zelfs   door  Jezus' 
verfcbijning  nieuwe  oorzaak  tot  oorlog  gegeven 'is,  maar 
ïn    daad   en    waarheid;    een   vrede   voor  ellceen,    wel 
niet  volkomen  te  genieten ,  ^  zoolang  dit  korte  leven  op 
aarde  duurt,  maar  na  onzen  overgang  in  eene  betere  we-^ 
reld.    Vóór  Jezus^  komst  verkeerden  alle  menfchen  in 
de  naarde  onzekerheid  aangaande  hun  toekomftig  lot;  de 
grootfte  w^'sgeeren  zelfs  hoopten,   vermoedden ^  maar 
durfden  niet^  vast  vertrouwen ,  dat  er  na  dit  leven  eea 
ander  leven  wezen  zou*    Niets  was  dus  natuurl^er, 
dan  dat  de  genieturgen  der  aarde  en  de  t^delqke  belan^ 
gen  alles  voor  hen  waren;  welligt,  meenden  zij,  wachtte 
hen  vemietighig  aan  gene  zijde  des  gi^fs ;  eene  aaneen* 
fchakeling  van  tijd  en  eeuwigheid  was  dus  onmogelijk  ce 
vinden ;   en   had  hun"  eene  hemelfche  (lem  toegeroepen : 
Fr  ede  op  aarde!   zQ  zouden  tot  vertw^feling  ^komen 
zQn ,  indien  zij   nogtans  het  zwaard  hadden  zien  blq* 
ven  woeden.    Maar  wij,  die  door  de  verrijzenis  en  de 
beloften   van   onzen   Heer  de  zekerheid  van  onze  eigene 
opftanding  hebben,  blijven  willens  blind,  indien  wqnlet 
erkennen ,  dat  ons  eeuwig  leven  met  het  uur  onzer  g^ 
boorte  begonnen  is,  dat  tijd  en  eeuwigheid  oiet  van 
elkander  gefcheiden  zijn,  maar  één  geheel  uitmaken,  oi 
dat  dus ,  'welke  beloften  ons  gegeven  zijn ,  dezelve  ver- 
vuld zullen  worden ,  is  het  dan  niet  hedea  of  morgen  ,• 
niet  zoo  lang  wQ  het  licht  dezer  wereld. aanfchouwen*, 
dan  toch  eens  b  het  onmetelQk  t^vak  van  ons  beftaan. 
Frede  op  aarde I    De  Vredevorst,  die  de  aarde. (oJf  de 
zeddqke  bewoners  derzelve,  de  menfchen)  met  den  Schep- 
per verzoent,  is  geboren!   konden  de  Engelen  zingen, 
en:  /*  ben  nh^  gekomen  om^yrede  te.  brengen^  maar  het 
zy^aard^  kon  Jezus  zéggen;    en^   naar  onze  ij^fchou- 
wing,  ftoot  het  ^ene  hèt  öidere  geenszins  ^mver.    O! 


AQ  DM,  VlBRtNO  VAN  HAT  &£aSHEST.  49 

laten  vrq  ons  dan  verheugen,  hoewel  d^  oorlog  om  ons 
woedt ;  want  eeos  zullen  wy  erkennen ,  dat  de  £ngekn , 
zoo  wel  als  Jezus  eene  waarheid  verkondigd  hebben. 
Afaren-  er  nog  meer  bew|J3eQ  noodig,  om  ta  tponen» 
dat  de  woorden  der  Hemelbod^n  niet  moeten  opgevat 
worden   in  dien  zin ,  alsof  na  hunne  aankondiging  vaff 
vzede  geen  oorlog  meer  opde  wereld  gezien  zou  wof« 
den  9  ik  zou   voor  m^  die  bewijzen  vinden  in  hetgeen 
Jezus  gezegd  heeft :   m^'a  Koningr^'k  is  niet  yah  deze 
wereld^  welke  woorden,  mijns  inziens,  zoo  veel  bedui» 
den  als:    „  Schoon  ik  verfcbenen  ben  om  den  meofcben 
y^  den  weg  ter  zaligheid  aan  te  wijzen ,  zoo  zal  daarom 
„.  de  wereld ,   wat  het  uitwendige  betreft ,  geene  veran*  • 
„  dering  ondergaan;  de  loop  der  dingen  zal  blqven  gelgk  die 
„  was,  en   bij  den  veelvuldigen  tegenlland,  dien  mijne. 
„  leer  zal  ontmoeten,  zullen  eene  menigte  gellachten  voor* 
^  bijgaan,  eer  alle  knieën  zich  zulkn  buigen  in  m^en 
y,  naam.    Maar  degenen  ,  die ,  in  my  geloovende ,  hun» 
„  nen  aardfchen  ubemakel  afleggen,   zullen,  op  eene. 
^  nieuwe  loopbaan  voortgaande ,   my  in  m^n  geestelijk 
„  Koningryk  aanfcbouwen/'    In  dat  Koningrqk  zal  dan 
ook  ongetwgfeld   vr^  heerfchen,  en  z^,  de  nu  ver* 
Iieermkte  aardbewoners,   wien.  die  vrede  aangekondigd; 
was ,  zullen  ddir  denzelven  genieten.    BlQft  men,  even- 
wel  gehecht  aan^  eene  letterlijke  opvatting  van  de  meer* 
malen  aangehaalde  woorden   uit  der  Ëngeleq  zang  ^  zoo 
geef  ik  toe,   dat  de  vrede  op  aarde  zal  kunnen  gezieq 
worden,   wanneer  de  vervulling  der  voorzegging  van 
Christus'   wederkomst  daar  zal  zijn;  maar  dan  zal  men 
toch  ook  met  mij  moeten  toekennen ,  dat  die  vervulling 
niets  afdoet  voor  ons,  die  waar&hynlyk  nog  zeer  ver  af 
van  dat  tgdftip  leven,  en  dat,  indien  men  geene  andere 
uitloging  aan  de  bewuste  woorden  geeft,  zij  voor  ons 
al  bunne  vertroostende  kracht  misfen. 

£n  nu  het  tweede  lid  van  den  £ngelenzang:  in  de 
menfchcn  een  yfelbehagenl  O  groote  God!  als  ik  ge^ 
tmge  ben  van  zoo  veel  fnoods ,  van  de  zegepraal  der 
ondankbaarhdd  >  der  meineedigjieid ,  der  verraderij ;  waori 


50  G^DAG»TBN 

oeer  ik  menfchen  tegen  menfchen  in  het  harnas  zie  Amd; 
wanneer  ik  geheele  volken  ontwaar ,  die  eene  billQke  on-* 
dergefchiktheid  aan  de  wet  of  aan  den  Vorst  voor  een  . 
dwangjuk  uitkrijten,  en  eene  vrijheid  prediken,  die  niets 
dan  losbandigheid  te  weeg  brengt,  en  natiën  en  bijtonder» 
peribnen  ten  verderve  fleept  —  hoe  kan  ik  dan  gelooven,- 
dat  Gij,  de  Heilige,  een  welgevallen  hebben 'zoudt  in 
f(Aieprelen,   die   zoo   regtftreeks  in  tegenfpraak  met  uwe 
geboden  handelen;  •  in  eenë  wereld  ,  waar  de  zonde  zoo'. 
fchaatnteloos   het  hoofd  opfteekt?     O,  hèt  is  m^   als 
ware  het  eene  Godslastering',  in  oogenblikken  als  de  te* 
genwoordige ,   den  Engelen  na  te  zeggen ,  dat  Gij  in  d» 
menfchen  een  welbehagen  hebt!  —  Maar  toen  die  woor-- 
den  door  de  Hemelkoren  gezongen  werden ,  hoe  was  het 
toen  met  het  menfchelijk  geflacht  gefteld  ?    Waarlgk  niet* 
beter ,  ik  geloof  nog  erger ,  dan  öu.  Wat  zou  er  omtrent' 
dertig  jarai ,  nadat  die  woofden  door  de  herders  gehoord- 
waren,  (en  Gfl  wist  het)  gefchieden?    Jezus  Christus 
zbu  aan  het  kruishout  vastgenageld  Worden  en  den  finar«. 
telijkften   dood  fterven ,   door  toedóen  van  verraders  en 
huicheharsi    Verre  van   ons  dan  ook  hier  eene  te  eng- 
beperkte  toepasfing  der  geoielde  woorden ,  alsbf  zij  op 
eenig  bepaald  tijdftip ,  op  eenig  bijzonder  geflacht  onder 
de  tallooze   geflachten   der  menfchen   alleen  betrekking 
hadden.    Jezus'  geboorte  zou  dienen  tot  heil  van  het  al- 
gemeen in  de  ruimde  beteekenis ,  voor  allen  y  die  iinds 
de  fchepping  der  wereld  gelerfd  liadden,  of  immer  leven 
zouden.    Zijn  zoenoffer ,  dat  zou  gebiagt  worden ,  had 
in   Gods  oog  eene  zoo   hooge  waarde,  dat  Hij  daarom 
al  het  kroost  van  Adam  als  rein  van  zonde  wilde  aanmer» 
ken,  waardoor  Htj  op  nieuw  een  welbehagen  in  de  men* 
fehen  hebben  kon.    Als  gewasfchenen  in  het  bloed  des 
lams ,  als  gezuiverden  van  de  fmetten  der  zonde,  als  in 
genade  aangenomene  kinderen ,  ftonden  de  millioenen  aard- 
bewoners,  die  geweest  waren,  die  toen  beflonden,  en 
die  immer  zijn  zouden ,  voor  het  oog  van  den  Oneindi- 
gen,  toen  Hy  door  de   Engelen  liet  verkondigen,  dat 
HQ  m  de  menfchen  een  welbehagen  had.  —  O ,  verdw^kie 


BIJ  DB   VIERING  VAN  H&T  KERSFEBST.  jt 

jdan  pok  uit  onze  oogen  alwat  de  fch^jnbare  triomf  des 
^«ads  .  eo  alle  de  woelingen  der  aarde  oorustbarendd , 
jpec  qpsjgt  tot  Gods  welbehagen  aan  ons ,  hebben  mo- 
gen;  vertrouwen  wij  onwankelbaar  op ,  en  gelooven  wtj 
iModvaatigUjk  aan  de  woorden,  die  ons  uit  den  hemel  hij 
4c  geboorte  van  den  Heiland  toegeroep^  ztjn!  'Maar 
wenden  wjü  evenwel  onze  gerustheid  niet  aan  tot  eene 
beBloo^e  verflapping  in  het  goede ,  en  gedenken  wij  fteeds 
Jifetaan:  dat,  fchoon  Gods  genade  Hem  genegen  maakt , 
ZQn  welbe|iagen  over  het  ganfche  eienfchelljk  gedacht  uit 
te  ftrekkeo.,  de  genen,  die  de  waardigfte  navolgers  van 
Jezus  Christus  zijn,  en  het  meest  zijne  bevelen  in  acht 
nemen,  boven  de  afvalligen  en  verwaarloozers  vah  's  Hei- 
lands  lesfen,  den  Vader  in  de  Hemelen  welbehageUjk 
ogn*  Sü  bier ,  o  dierbaar  land  mqner  geboorte !  o  kleine, 
miskende  en  verachte  plek  gronds!  hier  Vertoont  gij  u 
aan  m^e  verbeelding  als  hoogst  benijdenswaardig.  Rond- 
om ons ,  ja  ^  is  de  toorts  des  oorlogs  ontdoken ;  b^na 
geheel  Europa  is  door  partijfchappen  verdeeld;  hier.  fto- 
k^n  Jezniteo  het  vuur  der  tweedragt  aan ,  daar  zoeken 
onverlaten  zich  op  de  puinhoopen  van  orde  en  welvaart  te 
verheffen ,  en  ruijen  het  misleide  volk  tot  moord  en  pionder- 
2ucht  op ;  ginds  heerscht  het  goddeloosfte  ongeloof,  of  mis^ 
vormt  het  domfte  bijgeloof  de  zuivere  leer  van  het  Evange- 
lie ;  elders  zwelgen  derijken ,  terwijl  hunne  verarmde  broe- 
ders hulpeloos  van  ellende  omkomen.  En  welke  is, 
behoudens  veel  gebrekkigs  en  verkeerds ,  in>  het  algemeen 
de  houding  van  het  oude  Nederland?  Vrede  en  eensge- 
ftindhdd  heerfchen  er.  Getrouw  aan  eed  en  pligt  ge- 
blevene  kr^gslieden ,  met  duizende  dappere  jongeluigen  , 
die  Asnd,  beroep  en  ftudiën  voor  de  dierbare  raak  des 
iwderlands  verlaten  hebben ,  gepaard ,  (laan  op  de  gren- 
iMn,  gereed  om  het  voorbeeld  te  volgen,  dat  r^edste 
land  en  ter  zee  gegeven  is ,  om  moedwillige  muiters^  jn 
toom  te  houden.  Roomfchen  en  Onroomfcben  fcharen 
zich  rondom  den  troon  van  den  wenigen  Vorst ;  om 
dien  te  fcbragen  en  te  befcheriben.  Niemand  zoekt  eene 
overmatige  verheffing,  t^  koste  van  het  algemeen.    Tot 


5^  GBOACHTKN 

ililbek}  eo  gaarde  afwachting  vao  de  uitkomst  der  za* 
ken  wordt  allerwegen  het  volk  aangemaand ,  en  het  volk 
blQft  (lil  en  bedaard.  Ongeloof  en  buitenfporig  b^g^ 
loof  —  indien  die  monftera  al  hier  of  daar  beftaan  — 
bedekken  hun  afzigtig  gelaat ,  en  houden  zich  fchuil ; 
terwijl  de  zuivere  leer  des  Evangelies  ongeftoord  gepre» 
dikt,  m  door  duizende  opregt  geloovigen  aandachtig  en 
eerbiedig  aangeboord  wordt.  De  rijken  doen  aflland  vaA 
veel  9  wat  weelde  ademt ,  of  tot  by zóndere  vermakelQk* 
lieden  aiideré  zou  z^n  befteed,  en  ftorten  dagelijks  fchat^ 
ten  in  de  kasfeQ  van  het  land ,  van  de  hospitalen ,  vaa 
4c  armbefturen;  zij  zorgen,  dat  de  huisgezinnen  der 
uitgetrokkene  verdedigers  van  den  vaderlandfchen  ffond 
onbekoDunerd  voor  hun  beilaan  de  terugkomst  dier  bra* 
veo  kunnen  verbeiden ;  dat  het  de  zieken  en  gekwetOoi 
aan  geene  verkwikkingen  en  hulpmiddelen  ontbreke;  dat 
de  onder  de  wapenen  ftaande  krqgsman  de  winterkoude 
kunne  trotferen;  dat  armoede  en  ellende,  waar  die  nader«> 
bij  zich  vertoonen ,  leniging  ontvangen.  O  dierbaar  Va» 
derland ,  hoe  eerbiedwaardig  vertoont  gij  u  aan  mija  oog  1 
£n  God,  die  alles  kent  en  ziet ,^ zou  H^  u  niet  met 
welbehagen  aanfchouwen  9  Voorzeker  ja  i  Herdenken  irij 
dan  met  een  opgeruimd  gemoed,  wat  eens  de  Engdeii 
zongen «  en  nu  zoo  onlangs  ons  nogmaals  in  de  ooren 
geklonken  heeft.  Neen ,  het  is  voor  ons  geene  Goda* 
lastering,  hun  na  te  zéggen:  Fr^e  op  aérdt^  inde 
mtnfcb^n,  <^  "tfclbchagm !  Het  moge  rondom  ons  (lor* 
men ;  het  oorlogszwaard  moge  in  onze  nabijheid  uit  <le 
fcheede  getrokken  z|jn :  eens ,  in  den  oneindigen  duur 
van  ons  beftaan,  zullen  wij  den  vrede  zien  beerfchen; 
eo  mogen  wQ  ons  nu  reeds  vleien ,  dat  God  een  wel- 
behagen in  ons  heeft ,  eens  zullen  wy ,  mit»  getrouw  in 
<»ze  pligtsbetracbting ,  ftandvasdg  in  de  deugd  en  on- 
wankelbaar in  het  werkdadig  geloof,  dat  welbehagen  zien , 
en  er  de  zalige,  nimmmer  eindigende,  genieting  vanlieb- 
ben;  terwijl  w^  dan,  verzoend  met  al  wie  ons  op  atrde 
kwelden,  ons  onuitfprekel|jk  zullen  verheugen  in  de 
overtuiging^  dat  Gods  welbehagen ,  door  Christus*  komst- 


«Jff  DE  VIERING  VAN   MJIT    KftMFBEST.  53 

cn    opoffering  voor  de  menTchen  verkregen,   niet  ons 
aUeen    betreft,  maar  geheel  bet  nageflacbt  van  Adam. 


VJLUGT1G£    CSDACHTBNt    OV£R  DBN  ALOUDBN  STAAT 
OKR   RIVIEBJKN  IN  DB  N£0£RLANJ>£N« 

Door 

M.    G,    BB^BRINOK  , 

Hoofd '^Ipge^üur  yan  den  Waiufiaat  in  de  Prr^imië 
Zuid -Holland. 

Mr  de  Christel^ke  jaartelling  E^n  geene  befcheideQ 
bekend,  waaruit  men  over  de  gelMdheid  der  Rivieren 
10  de  Nederlanden  zou  kunnen  Gordeelen  \  hoeseer  haQ 
buiten  twQfel  is ,  dat  toen  reeds  de  Kifn  en  Maas  door 
dese  gewesten  hunne  wateren  naar  den  Oceaan  gevocnl 
hebben.  Aan  de  onbeTcbaafdheid  der  toenmalige  bewo-i 
ners  van  deze  ftreken  is  dit  ftilzwitfgen  toe  te  fchi^vsn  ^ 
en  indien  men  iiet  durTt  wagen,  door  waarfch^mke.gis^ 
fingen,  die  wdligt  nimmer  een  belder  refultaat  «iHen 
opleveren,  eenig  licht  over  den  loop  ea het  <»iderlii^ 
verband  der  ftroomén  in  ons  Vaderland  te  verfprdden» 
zj^  wij  zulks,  bij  gevolgtrekking,  alleen  aan  de  JU* 
meif^ehc  Gefchiedrchrijvers  verfchuldigd ,  die  echter  die 
onderwerp  niet  dan  ter  loops  hebben  behandeld. 

De  Historie  gewaagt  eenigzins  duister  vaneenen  vloed  ^ 
üit  omtrent  iio  jt  iii  jaren  vóór  onze 'jaartelluig  zou 
hebben  plaats  gehad,  en  waardoor  de  landengte  tusfdiei^ 
Douvres  en  Calais  zoti  z^n  doorgebroken. 

Al  zweeg  ook  de  Overlevering  of  de  Gefchiedems  van 
ecnen  dergeliijken  vloed ,  die  gewoonlijk  de  Cimbrifche 
genoemd  wordt,  de  Wetenfchap  zou  zoodanig  iets  bebr 
ben  vermoed,  daar  het  onbetwistbaar  zeker  is»  dat  in 
Jbet  lagere  gedeelte  der  Nederlanden  ontxettende  gebeujc- 


5^  ALOUDB   STAAT. O^R   RIVJ^IVEff 

t»i|i$ren.  moeten  bobben  plaats  gehad  ^  die  niet  aaders- 
dw.dopif.groote  werkingen  der  Natuur  verklaard  Jcuoivin. 
worden.  Ik  bedoel  de  overbiyffelen  van  bosfchen  ,  die 
men  allen^gen  in  de  Provinciën  Holland^  Oyerifsfel tii 
Drenthe  onder  de^^veenen'  aantreft,  en  die  d^id^lfflc  he^. 
wijzen,  dat  eenmaal  eene  grootc  overftrooming  heeft 
plaats  gehad ;'  waardoor  al  die  wouden  onder  deii  vöet 
zijn  geraakt.  De  ftrekking  der  boomflammen  ^^  die  bijna 
overal  ééne  en  dezelfde  hemelftreek  aanduiden ,  geven  te 
meer  gronds,  om  te  vooronderflellen ,  dat  eene  over* 
ftrootning  en  geweldige  werking  van  het  water  de  oor- 
zaak is  gewieest  van  dat  ontzettend  natuurverfchqnfel , 
mttibi}  Beker  .  alwit.  kefdt,  zoo  wel  menscb  als  dier  v 
is  omgekomen. 

Is  het  waarheid ,  dat  bij  dezen  vloed  Frankrijk  ^ 
Engtiund  van  elkander  zijn  afgefcheurd,  gelijk  fabijnt 
te  blijkdn  uit  de  overeenkomst  der  kusten  van  beide  Rg-t 
ken,'  das  is  bet  onbetwistbaar  zeker ,. dat  de  Oceaan, 
door  een*  zoo  veel  korteren  weg  op  4^  Nederlanden 
aangefvaeid ,  -daar  eene  oogenhlikkel^  overftrooming 
moet  hebben  daargefteld ,  van  welker  kracht  men  zich 
geen  denkbeeld  kan  vormen ,  doch  welker  gevolgen  zi^b 
bQ  het  opdelven  der  veenen  duidelqk  doen  ontwareo. 
'  Zoo  wel  door  de  Gefchiedenis  als  praktiiche  Weten* 
fthap  gekerd,  kan  men  vasdlellen,  dat  eert^ds  do 
Noordzee,  langs. de  kusten  der  Nederlanden  ,  in  opper** 
vlakte  btger  is  geweest  dan  thans,  en  het  land  aanmer* 
keiijk  boven  die  oppervlakte  heeft  gelegen.  De  navol<* 
gende  opmerkingen  zullen  genoegzaam  zijn,  om  zulks 
'te  betoogen: 
*  VtJór  den  CimbrifchenMo&ii^  en  de  daardoor  veroor- 
Maakte  affcheiding  van  Frankrijk  en  Engeland  ^  was  de 
Noordzee  niet  anders  aan  te  iperken ,  dan  als  eene  Bin- 
nenzee ,  zoo  als  thans  de  Zuiderzee  der  Nederlanden , 
eti'de  hoekte  derzelve  werd  bepaald  door  den  oppervlak- 
kigen  ftand  van  den  Oceaan  aan  de  noordelijke  kusten 
van  Schotland^  waarde  getijen,  volgens  de  algemeene 
wetten  der  aantnskkingskzacht ,  niet  alleen  geringer  z|}n , 


IN  BI  NEDERLANDEN.  Jfj 

«BMT  fratr  ook  het  .^mter,  doax^.  Biplst^ag  dar^iarde' 
naar  de  polen ,  minder  van  het  •middelptmt  der  ^isirdt. 
vennjdftrd,  en  dus  betrekketijli.kger  is,    dan  aan  de 
zuidelüfce  kaften  van  j^ngeland* 

Ma  dk  d^kbee]d  laat  zvAi  overeenbrengen ,  dat  zel£B 
is  alcMide  tijden  die  ]anden ,  welke  thans  onder  het  op*< 
pervlak  der  zee  gelegen  zijn  en  door  de  kunst  moeten  ^ 
wórden   droog  gehouden ,    voormaals   door  de  Natuur 
bewoonbaar  waren ,   en  men  vóór  den  aanleg  der  bedQ- 
kingm  op  dezelve  gebouwen   (lichten   konde,  waarvan 
de  overblxjffelen ,  diep  onder  de  oppervlakte  der  zee  i' 
ten  huidigen  dage  nog.  kunnoi  wórden  waargenomen. 
Want  offehoon  het  buiten   twijfel  is ,  dat  deze  gedicht, 
ten   na  den  Cimbrifchen  vloed  zijn  aangelegd ,  kan  ineu 
veilig-  aannemen ,  dat  de  Noordzee,  door  de  afTcheiding 
van  beide  Rijken^  niet  plotfelijk  die  hoogte- bereikt  heeft ,» 
welke  dezdve  thans  bezit:  het  Iaat  zich  integendeel  ver-* 
moeden,  dat  de    opening,  in  den  aanvang  zeer^gering^ 
naderhand    door  de  ftroomoi  is  verwijd  en  verdiept^ 
zoodanig  dat  de  waterfpiegel  langzamerhand  is  verhoog  ^ 
en  de   Romeinen^  of   andere  Volken,  nog  Eeuwen  na. 
den  vloed  landen  bewonen  konden ,  welke  thans  onder, 
hét  oppervlak  der  zee  z^n  gelegen* 

De  duinen  fangs  de  kusten  der  Noordzee  z^n  waar- 
fcbijn^jk  hun  aanwezen  verfchukligd  aan  het  flaauw  af* 
hellend  ftrand ,  hetgeen ,  vóór  den  vloed  minder  df  in 
het  geheel  niet  aan  de  getijen  zijnde  blootgefteld ,  door 
aanwaaijing  van  de  zandfloffen  konde  worden  opgelioogd^ 

Het  ontdaan  der  veenen  zou  men  insgelijks  aan  den 
Cimhrifchen  vloed  kunnen  toefchrijvcn ,  door  te  vooron* 
derftellen ,  dat  het  water ,  de  valleijen  bedekt  hebben, 
de,  door  gebrek  aan  uitlozing,  groote  vlakten  in  moe» 
rasien  heeft  herfchapen ,  waarin  waterplanten  groeijende 
^  verrottende,  dezelve  van  lieverlede  tot  uitgeftrekte. 
veenen  zijn  geworden.  •  Deze  vooronderftelling  heeft- 1& 
meer  gronds,  wanneer  meq  bedenkt,  dat,  volgens. bet 
gevoelen  van  de  meeste  deskundigen,  de  veenfpecfe  uit 
niets  anders  beftaat  dan   uit  verrotte  wateiplanten  ,  die 


54         AL0UO&  STAAT  0£&  UIVIBRBN 

zich  ZOO  lang   ophoopen  ,  tot  dat  zQ  boven  de  oppers.  * 
^^akte  van  het  water  komen ,  en  dan  het  veen  vormen. 

De  meeste   hooge  veenen  in » Oyerijsfcl  en  Drenthe  * 
liggeYi  met  derzelver  oppervlakte  bgna  waterpas  tusfchen 
heuvels  mgefloten ,  en   bewezen  dus  duideiyk  ,  dat  het 
water  de  oorzaak  is  geweest  van  hun  aanwezen »  waar*  l 
toe  Eeuwen  tyds  zijn  gevorderd  geworden. 

Vóór  den  t^d  van  den  Cimiri/cAen  vloed  moeten  de 
Rivieren  een  fterker  verhang  naar  zee  hebben  gduui  ^ 
en  moet  de  loop  derzelven  iheller  dan  thans  zyn  ge* 
weest. 

Uit  den  oppervlakkigen  Hand  der  landen ,  £e  onder 
de  veenen  bedolven  liggen,  eadie  voormaals  met  mt«>' 
geftrekte  wouden  bezet  waren,  te  oordeelen,  moet  de 
watèrfpiegel  der  Noordzee  vóór  den  vloed  ^aanmerkelQk 
lager  z^n  geweest  dan  thans.  Het  is  meer  dan  waar»/ 
fchijnlijk,  dat,  eer  deze  gebeurtenis  plaats  had,  geene 
Meren  in  de  Nederlanden  aanwezig  waren ,  en  dat  he^ 
Meer  Flc9o^  nu  de  Zuiderzee^  deszelfs  tegenwoordige: 
diepte  üi  aanmerkmg  genomen,  in  aloude  ti^jden  met: 
den  bodem  boven  de  oppervlakte  van  doi  Oceaan  is  ver» 
heven  geweest. 

TQdens  de  Romeinen  met  hunne  krijgsl)enden  het  Eh 
land  der  Batavieren  afliepen ,  Tcbynra  dezelfde  monden 
der  Rivieren  te  hebben  beftaan  als  thans;  ten  minfte 
men  zou  uit  de  Gefcbiedenis  geenszins  het  tegendeel 
kunnen  bewigzen.  Wanneer  men  bedenkt  ^  dat  éi^R^u, 
en  Maas  te  dien  t^de  dezelfde  hoeveelheid  waters  afvoer- 
den als  thans ,  en  er  in  dat  t^dvak  geene  bedijkinge^  be* 
ftonden,  dan  valt  het  gemakkelgk  te  begrijpen,  dat  in 
den  winter,  b^'  gsgang  en  hoog  opperwater,  de  geheele 
landftreek  onder  het  water  moet  z^  bedolven  geweest, 
gelijk  ook  <ioor  de  Gefcbiedenis  bevestigd  wordt  .(^^«  , 
Daar  nu  de  Nederlanden  overal  vlak  en  effen  liggen , 
en,  behalve  de  enkele  beu velachtigfs  gedeelten  van:G^/- 
derland^  Utrecht   en  Oyerytfel\  eene  zachte  afhelling 

XO  TacItus,  Kamtinfohe  CefMedenirfeni  5de  Ooek.. 


zee  hebbeo^^zoo  is  bet  niet  te  verwonderen  9  dat, 
behalve  de  Hoofdrivier,  eene  groote  menigte  van  kreken 
ffijii  oDtflaan  ,  die  het  water  naar  zee  bragten.  Het  komt 
derhalve  geenszids  vreemd  voor,  dat  na  den  Cimbri^ 
fehcn  vloed,  waardoor  de  wateren,  zoo  fterk  werden  op* 
gezet  y  de  Maas  gemeenfcbap  met  den  R^'n  heeft  ver- 
kregen, en  zelfs  de  Schelde  met  de  Maas  voortijd» 
daardoor  is  yerèenigd  geworden,  gelyk  uit  de  fcbrifteo 
vin  jULius  CBSAR  fchijnt  te  blgken.  Ik  ftel  mQ 
derhalve  voor,  dat  van  oude  tijden  d^'  Maas  hij  St^ 
JlndrUs  met  de  Waal  is  meengevloeid :  want  bet  on&* 
flaan  van  de  verfchillende  gaten,  waardoor  zulks  heeft 
plaats  gehad,  is  ten  e^emale  onzeker;  en,  uit  oude 
kaarttn  te  oordeelen ,  zou  men  geneigd  zijn  te  gelooven-^ 
dat,  mafbeeks  het  jaar  800  na  de  Christelijke  jaartel* 
ling,  deze  vereeniging  reeds  heeft  plaats  gehad. 

H^  zal  alhier  m'et  ongepast  zQn ,  eenige  bedenl^ingen 
in  het  midden  te  brengen,  wegens  den  hoofduk  van 
den  ti^n  in  oude  t^den.  —  Tot  hiertoe  is  daarvoor 
altijd  aangenomen  de  Rivier  langs  Jlrnhcm ,  Wijk  b^ 
Dutirfiede ,  Utrecht ,  Leydcn  en  Katwyk ,  welke  den 
naam  van  Ryn  (leeds  behouden  heeft.  Dan ,  de  Heer 
p.8WAaTS,in  zijne  Ge/chied-  en  Natuurkundige 
Offifwegingen  ^  betrekkel^k  de  Rivieren  den  Ryn^  enz. 
beeft  tot  hoofdtak  van  den  Ryn  de  zoogenaamde  GeU 
derfche  Vallei  gekozen,  waardoor  de  Rivier  op  het 
Meer  Elevo  uitgewaterd,  en  alzoo  een*  meer  (hellen  loop 
aou  gehad  hebben  dan  de  Waal^  hetgeen  zoude  blaken 
voon|}ds  bewaarheid  te  zqn  door  de  opmerking  van  ta- 
cii^us,  wegens  den  fnellen  ftroom  van  den  noordelQ- 
ken  je^lo-arm.  langs  Gtrmanie^  en  de  zacht^e  afvloei- 
jiog  ^an  de  ^^^/ langs  den  Gallifchen  oever. 
.  . J)e  Heet  k  a  a  9^  n  h  o  f  p  heeft  zyne  goedkeuring  ge- 
h^ht  aan  dit  denkbeeld ,  en  ftaaft  het  door  berekeningen 
ar^eps  het.  meerder  verval,  dat  de  Rivier  op  h^t.M^r 
FUffo  zoude  gehad  hebben  ,  dan  op  de  Noordzee  (f).  ^ 

(•^  Freeye  van  het  Ontwerp  tot  feheiding  der  Rivier  ie 
m»l  en  BeyiB^Maas ,  bhidz.  84. 


j8  ALOUD£    STAAT   DBR    RIVIEREN 

Ik'  kan  mij  tnet  deze  denkbeelden  geenasitaa' tencsigm^ 
oöir  dje  Volgende  redenen:       .  ^     •  -f 

Hi^ervoren  heb  ik  opgemerkt,  dtt  véóx  dm  OhnUdt^ 
fi^hen^  vloed  het  Meer  Plc^o  waarfchijnlglc  niet  beeft,  bé* 
ft{l»).  Raadfileegt  men  de  Gefthiedenis ,  dan  kont  het^. 
zelve  eerét  na  déi^n  vloed  voór,  en.  de.  giafing^  dat  dit 
Meer  van  lateren  oorfprong  is,  kan  dua  op  gefchtcd*' 
kundige  gronden  niet  worden  tegengef^roken.  Hec  bl^ 
verder ,  dat  eenige  Geleerden ,  waaronder  de  Heer  al^ 
TiNG,  uit  -PLiNiua,  POM'PóNius  mela  en  wt^ 
der^ ,  hebben  betoogd ,  dat  het  ontftaan  der  tegenwol»* 
dige  Zuiderzee  niëtïs  anders  ia  dan  eene  inbraak  dêlr 
Noot'dzee  tnafchen  de  kusten  van  Holland  en  Vriesland^ 
welke  zich  waarfch^lijk  met  htit  Meer  /V^^  heeft  vefi- 
ednigd;  De  tp,  wanneer  zulks  beeft  plats  gébad,  ligt 
in  het  duistere,  doch  eenigen  meenen  in  bet  Jaar  366^ 
anaeretl  in  Ï169,  en  wederom  anderen  in  f 400  of  1411 
van  lonze  jaartelling;  terwijl  de  Heer  s&tiDs  (♦)  oöii- 
deelt ,  dat  de  watervloed  van  het  jaar  1170  deze  Sinnen^ 
tee  Iteeft  doen  ontdaan.  Is  nu  de  tegenwoordige  Z\Am 
derzee  van  zoodanigen  laten  oorfprong,  dan  kan,  Id 
vorige  tijden,  de  Groote  R^'n  daarin  onmogelijk  ifl* 
ne'  wateren  hebben  .  uitgeftort ;  en  wilde  men  bewe- 
ren, dat  het  Meet  Fle9o  zelfs  vóór  den  Gmlfrh 
/chtn  vloed  zou  hebben  beftaan ,  en  bij  het  P'lic  met  deo 
Öèeaan  gerteénfchap  gehad ,  dan  voorzeker  zou  hfet  vet* 
viT  van  den  Rtjn  miiider  ztjn  geweest  dan  eenige  an- 
dere kivier  der  Nederlanden^  wijl  men  alsdan  genood- 
zaakt zou  zijn,  deszélfs  mond  aan  het  Vlit  ke  ftd- 
'len;  iets,  hetgeen  de  opmerking  van  TAorru'a  zoude 
lögenftraffen. 

Om  het  gezegde  van  dezen  Schr^ver  overeen  t6  brön- 

-^gen  met   den   (laat  der  Rivieren ,  ten  t^e  dat  die  aai^ 

'merking   gemaakt  werd ,  behodt  men  z^e  to^vlugt  niet 

te    nemen    tot    het  verhang  der  Rivieren:  want  zulks 

is*  niet  altQd  de  oorzaak  van  meerdere  fiiélheid;  terwyi 

(♦)  Schatkamer  der  Nederlandfihe  Oudheden^  bladz.  331, 


IN    DE   NEDERLANDBNé       "  59 

dr  dte^te  èn  ifAioud  van  doorTnedë  ooit  tèrdie0^^v^(Ue 
i)i]  de  berekening  derzelve  in  ianm^rkitig  kometi^  ■Sttit 
men  nvt  den  R'^'n  als  hoofdtak,  en  de  fFoai  'd\}A  UjtsEfc^, 
1tet<rélk  t6t  nog  toe  door  niefnbnd  i&  betwist  gëwoipBciiv 
dan  vak  het  niet  zeer  niodjelijk.  te  begrijpen,  datvdfe 
'Hoofdrivier  eene  meerdere  fnelheid  'heeft  gehad  óM  de 
kleinere  atjtak  (♦),  en 'dat  dus  de  opmerking  vail  rü- 
ciTus  daarop  kan  worden  toegepast.  ^  .  ■  • :  .^ 
Uit-  het  verzatoden  Van  den  ouden  R^ff-mond  b^  lCap> 
vijk  kan  men  geenszins  het  béfliiit  o^»aketlV  dat'dsuÉr 
ter  plaatfe  niet  de  voomaamfte  uitnrondii^  des  il^Vtj  iJë- 
ttaaiï  hèbbe ;  integendeéV  wordt  men  gedi'ongen,  ^ófics-als 
een  bewijs  té  meer  daanöe  $an  te  metken;  Tröuwenls 
fiet  ife  bekend,  dat,  hoe  meer  flik  eene  Rivier" af- 
voert, hoe  meer  zij  zal  aanlanden.  Daar  nu  de  hoofxttak 
des  Rffns  het  meeste  water,  dus  ook  het  meeste  flik 
zal  hebben  afgevoerd,  is  het  niet  te  verwondereil ,  dflt 
hét  bedde ,  langzaam  verhoogd  zgnde  ,  eindelflk  is  ojSge- 
droogd  en  geheel  verzand  geworden!  •     ' 

'  Een  dergdgk  voorbeeld  levert  de  uitmonding  des  GeU 
dtrfchtn  IJsfels  op.  De  eigenlijke  groote  mond-  dezer 
•Rivier  is  het  Regterdiep;  At  over^n\  zoo  èls 'Tlbt 
-Néordcrdiep  ^  Ganzendiep  tvk  de  A'^/^r/,  z§ir  bqtakkfen ; 
'doch  dé  eerfte  is  zoodanig  verzand ,  da'c  geene  icrhépen 
'dezen  mond  kutmeri  bevUren ,  terw^^l  aHéen  op  dé'bij« 
takken  de  verèischte  diepte  gevonden  wordt,  om  de  vaar- 
tuigen vlot  te  houden.  .:  .  .  , 
■Toetst  men  de  {lellhig  van  den  Heer  swARts  aknTdfe 
Gefchiedenis ,  zoo  vervalt  men  in  zwarigheden,  waarvan 
éenige'niet  gemakkelijk  en  andere  ehWog^^]k  kllniMb 
'Worden  opgelost.                                      "  »  ^'' 

Hét  is  namelijk  zeer  waarfchijiilijk  ^  dat ,  iüdi^n 'de 
groote  Jty«.(lroom  voortqds  op  een  binneiitendsch  Meer 
bad   ukgewaterd ,  al  de  oude  Schrijvers^  dié  (^merkelDke 

.  O  Hec  is  genoegzaam  bekend»  da(  de,.X^«/  twX  W  ^ 
inbraak^  van  ,  den  ZüiirH^llmndfehtn  Wa0ré  Isvenaagend  iga> 
wardeo..        .  . 


6q  AtiOqOB  staat  oer  RiVlERElf 

bQEOdderheid  niet  zouden  vergeten  hebben  op  te  teeke- 
oen;  en  nogtans  geven  alleen  plinius  en  p«  hbla^^ 
o{>  eene  zeer  dubbelzinnige  wijze 9  aanleiding,  om  dit 
denkbeeld  aan  te  k}even  ,  terwijl  julius  cbsar  ea 
TACiTua  daarvan  geen  het  minde  gewag  maken. 

Men  kan  verder  eene  daadzaak ,  die  de  Gerchiedenis 
verhaalt,  en  aan  welke  niemand  tw^felt,  onmogel^k  j^ver» 
eenbrengen  met  het  denkbeeld ,  dat  de  Kifn  op  het  Meer 
Flér^o  zgne  wateren  heeft  uitgeftort«  Ik  bedoel  de  daar;» 
Helling  van  de  Graft  van  drusus  germanicus^ 
4en  einde  van  den  Kijn  eene  gemeenfchap  te  openea  met 
dit  Meer,  voor  het  vervoer  van  Tpldaten  en  kifjgsbe» 
boeften;  want  alsdan  zou  men  het  groote  werk,  door 
den  genoemden  Veldheer  tot  (land  gebragt,  als  g^ 
heel  ondoebnatig  móeten  doen  voorkomen ,  daar  deze  ge- 
meenfchap door  de  Natuur  reeds  beftond,  en  hiertoe 
geene  kunstmiddelen  behoefden  aangewend  te  worden. 

Op  deze  wgze  het  tot  hiertoe  bekende  en  algemeen 
aangenomene  gevoelen  aanklevende,  dat  de  Kyn  in 
vroegere  tijden  by '  Katmjk  in  de  Noordzee  hebbe  uit- 
gewaterd ,  ftel  ik  mQ  deze  Rivier  van  Emmerik  langs 
4rnkem^  Utrecht  enz.,  als  den  hoofdtak  voor,  waar- 
door de  wateren  in  zee  zyn  gebragt  geworden.  Ik  ver- 
beelde my  echter,  dat  deze  Hoofdriner  eene  groote 
menigte  b^takken  beeft  onderhouden  ,  van  welke  één  ten 
allen  tgde  water  heeft  afgevoerd,  terw^l  de  anderen  alleen 
by  hooge  rivier  het  hunne  bljbragten,  om  den  gezwol- 
lm  ftroom  in  den  winter  te  ontlasten ,  en  die  by  zomer 
derhalve  zullen  zyn  droog  geloopen.  De  eerfte  bedoelde 
tak  was  de  Waal^  welke,  langs  Nijmegen^  TJdel^  Bom* 
mel^  Gorinchem^  Dordrecht  en  Rotterdam  loQpende, 
isich  by  Géfcrvliet  met  de  Maas  heeft  vereenigd ,  en  met 
deze  by  Brfeile  heeft  uitgewarerd.  Deze  tak  is  in  oude 
tyden  zeer  gering  geweest,  en  niet  als  eene  Hoofdrivier 
An  te  merken.  Zulks  bewyst  de  Gefcbiedenis  ten  dui* 
deiykfte;  en  de  aanmerking  van  tacitus,  dat  de. 
zelve  eene  zachtere  afvloeying  heeft  gehad  dan  de  noor«> 
deiyke  arm ,  kan  daartoe  mede  ten  bewQze  verftrekken. 


IN  ÜB  N£DfiRLANDB^K.  <^ 

Tot  de  overige  takken ,  die  bQ  opperwater  alleen  hebben 
gewerkt  tot  lozing  van  het  overtollige  water,  ftel  ik 
in  de  èerlle  plaats  te  behooren;  aan  den  regter  oever, 
de  oude  IJsfel^  van  ouds  Nabalia  genaamd;  de  nieuwe 
Ifsfcl  van  Wcsteryoort  tot  Doesburg^  en  de  Gelderfche 
Fallcij  of  de  kge  landffreek  tusfchen  Grebbe  en  de  Zm* 
derzee  langs  Amersfoord^  welke  te  zamen  het  water  in 
het  Meer  Flc9o  bragten*  Voorts ,  meer  benedcnwaarts  , 
de  Amfiel^  de  P'echt  en  anderen ,  welke  derzelver  water 
uitftorteden.  op  de  zich  aldaar  bevindende  lagere  ftreken, 
die  waarfch^jnlijk  ook  wederom  in  het  Meer  Ft^o  hebbeif 
uitgewaterd, 

Aan  de .  linkerzgde  des  K^'m  hebben  de  ontlastingen 
hoogstwaarfchijnlijk  plaats  gehad  door  de  Lek^  Am  Goud» 
fchen  IJsfel  (die  door  Gouda  gemeenfchap  heeft  gehad 
met  den  Ryn)  en  door  de  Gouwe;  alle  welke  Rivieren 
had  water  uitftorteden  in  de  Waal^  dle^  gel^lc  gezegd 
is ,  in  oude  tgden  ^  door  derzelver  minderen  toevoer  van 
water,  lager  zal  geweest  zijn  dan  de  Kifn.     . 

Deze  gisfingen  nopens  den  aiouden  (Hat  des  Kjjn^ 
{booms,  voor  zoo  verre  dezelve  de  Nederlanden  be- 
fpoelt ,  berusten  op  de  Gefchiedenis*  Trouwens  dezelve 
zegt  ons,  dat  claudius  civilis,  door  eenen  dam, 
den  Rijn  beeft  toegeftopt ,  hetwelk  onmoget(jk  zou  r^ 
geweest ,  indien  deze  Rivier  geene  vermogende  afleidin* 
gen,  door  z^dellngfchc  takken,  had  verkregen.  Deze 
dam  moet  in  allen  gevalle  beneden  Wijk  bij  Duurfledt 
gezocht  worden.  Welligt  is  het  dezelfde,  waarvan  vbl- 
8  £  N  in  zgne  Rivierkundige  Verhandeling  fpreekt ,  bladz» 
113 ,  als  door  F  l  o  R  i  s  d  £ N  III,  Graaf  van  Holland^ 
onregtvaardig  en  met  geweld,  te  Zwammerdam  in  den 
R^n  te  zQn  gelegd ,  en  waaruit  alstoen  clezelfde  gevol-* 
gen  voortvloeiden ,  die  claudiuscivilis uldcrggs- 
kundige  oogmerken  bedoelde;  namelijk,  om  eene  kunst- 
matige overflrooming  te  bewerken.  Hier  ter  plaatfe  is 
het  voor  den  Bataaffchen  Veldheer  allezins  mogelgk  ge* 
weest,  door  eenen  dam  ,  de  Rivier  te  floppen,  daar  bet 
water  boven  denzelven  door  de  Lek  en  den  Goudfchen 

MENO£LW*   1831.   NO.   2.  £ 


62         ALOUDE  STAAT  DER  RIVIEREN 

y$fel  eene  a^eiding  lu^u:  de  Waal  heeft  gehad ,  en  deze 
dam  in  wezen  kon  blgven  ^  ten  einde  zijne  oogmerken  te 
bereiken*  Graaf  floris  de  III  kan  ook ,  uit  de  over* 
leveringen  van  vroegere  tyden ,  aanleiding  genomen  heb» 
ben,  om  den  dam ,  die  eenmaal  aldaar  beftaan  h^d,.. we» 
derom  te  herftellen. 

De  Gefcbiedenis  zegt  ons  verder,  dat  nero  clau- 
D 1  u  s  D  R  (j  s  u  s  ,  in  het  lode  jaar  vóór  onze  t^jdreke* 
Oing ,  den  Kijn  met  den  ouden  IJsftl  heeft  v^eenigd  ^ 
en,  volgens  het  aangenomen  gevoelen,  een  kapaal  gegra- 
ven van  Wtsuryoort  tot  Doesburg;.  Neemt  men  het 
denkbeeld  aan,  dat  hier  reeds  eene  vereeniging  met  den 
QudeQ  ^sftl  heeft  beftaan ,  dan  kan  de  Gefchiedenis  daar- 
mede worden  overeengebragt.  Deze  Veldheer  heeft  waar* 
fchignl^  niets  anders  gedaan ,  dan  de  Natuur  te  hulp  te 
komen ,  en  eene  tijdelijke  vereeniging  van  deze  Rivieren 
in  eene  beftendige  te  veranderen ,  door  de  ondiepten  uit 
te  graven , en  het  water,  dat  bevorens  niet  anders  dan  bi|j 
hooge  rivier  eeneil  uitweg  naar  den  ouden  J^Jsfcl  zocht , 
ten  allen  tyde  eenen  doortogt  te  geven,  om  alzoo,  uit 
kr^gskundige  inzigten,  een  bevaarbaar  bedde  voor  zjjne 
kleine  fchepen  daar  te  ftellen. 

Men  is  van  verfchillend  gevoelen  omtrent  den,  tgd, 
wanneer  en  door  wien  de  Lek ,  van  Wijk  bij  Duurficdc 
tot  hcxmoniy  zou  zyn  gegraven.  Volgens  mijn  gevo&- 
;ien  is  het  ongegrond ,  te  denken ,  dat  eene  zoodanige 
lange  Rivier  ooit  door  menfchenhandên  in  wezen  is  ge- 
komen, Waarfchijnlijk  heeft  claudius  civilis, 
of  wel  DOMiTius  coRDULo,  dezeu  tak  verdiept, 
of  i^  ftaat  gefteld  om  door  kleine  fchepen  bevaarbaar  te 
worden,  hetgeen,  na  het  ophoogen  van  het  bedde  des 
Rijns  ,  door  het  afkomend  flik  ,  en  den  daardoor 
verhoogden  waterfpiegel ,  niet  zoo  bezwaarlijk  zal  zijn 
geweest ,  als  men  oppervlakkig  zou  denken. 

Ik  kan  het  tot  dusverre  aangenomen  gevoelen,  dat 
gemelde  Domitiits  corbulo,  een  Komcinsch 
Veldheer,  deze  Rivier,  van  Wijk  hij  Duurficdc^  of, 
volgens  den  Heer  swarts,   van  Grebbe  tot  in  de 


.  IN  DB  NBDERLAlfDEK.  6$ 

M$»f  9  xoode  bejbbea  gegmven »  om  zigne  fi)14attii  be^ 

zig  te  ItQuidU ,  geeöszins  aankleven.    Zulk  een  neuxeop 

Ymk    tocU    ia  niet  alleen  voor  oienichelijke  kncfattn 

ooofcvoeriiaar,  'inaar  moet  .ook  menige  tw^Jftüog  ointreDi 

liet  dbd  geboren  doen  worden*     Wam  waartóe  2oade 

hetzelve  hebben  gediend  ?    Zeker  niet  om  Bet  land  voor 

overfiroonringen  te  beveiligen ,  daar  ki^gsBuchfigtt  volken 

g^ne  zoodanige  bedoelingen  hebben »  en  hunne  aanvoeiv 

den    alleen  militaire  beweegredenen  o^  den  voorgrond 

flellen.     Deze   beweegredenen  kunlien  derhalve  niet  9g^ 

ders  geweest  zi}n  t  dan  om  de  fcheq>vaart  vin  den  A^'n 

op  de  ifaas  of  de  Waal  te  bevorderen ,  en  zoo  doendti 

&  tiansporten  der  legere  gemakkelijker  te  maken.  Is  dit 

laatfte  het  geval ,   dan  zou  e^e  doorfiiijding  v«n  Oreè^ 

ie  tot  OcAfeffj  of  vnn^^^k  btj  Duvr^edc  tot  C  Htp- 

cJicmj   gemakkelijker  z^n  geweest;  en  de  hoo^^e^.i^ch-* 

tcPy  die  iQien  gewoon  is  van  de  kr^gsfcunde  der  Rvmci' 

mm  te   voeden  9  laten  ^  mjgtis  bedunkens,  niet  toekom 

te  kunnen  vooronderfteUen ,  dat  deze ,  hetzij   dan  uit 

welke  beweegredenen  ook,  dit  reazenwerk  MUdén  on* 

demontén  en  voltooid  hebben,  dat  op  eene  veel eenvoo» 

diger  egx  minder  omflagtige  w^ze  had  kunnen  worden 

tot  fland  gebragt. 

Bene  reden  te  meer,  waarom  ik  van  gevoelen  b^  ^  dat 
zoo  wel  de  Gracht  van  d  r  u  s  u  s ,  als  het  Kanaal  van 
COBBIJLO9  werken  z|jn  geweest  van  minder  aanbelang , 
dan  men  gewoonlijk  denkt,  b^ftaat  daarin,  ^ beide 
deze  Rivieren  in  het  geheel  geene  fporen  dragen  van  naar 
een  geregdd  plan  te  zqh  aangelegd*  Men  z^t  de  kaart 
van  den  IJsfel  tusichen  JVcstervoort  m  Doesburg  \  en 
van  de  Lek  van  fPyk  by  Duurficde  tot  Lexmond  (oi 
Krimpen  in ,  en  men  zal  oogenblikkdijk  gedrongen  9rar« 
den ,  het  als  waarrchijnlljk*  te  achten ,  dat  de  Natuur , 
en  geenszins  menfchelqke  handen,  deze  kansrlen  beeft 
gewrocht* 

Ik  befliiit  derhalve ,  dat  de  beide  Veldheeren  niets  an- 
dos  hehben  gedaan,  dan  de  Natuur  door  middelen  te 
bulp  te  komen  eü  hare  werking  te  verhaasten ,  en  dat 

E  a 


64  ALOUDB   STAAT  DBR  RIVIERBN 

de  faam ,  te  veel  geneigd  om  de  namen  der  overwiimaani 
te  veceeuwigen  9  door  de  pen  der  Romtinfchc  Gercbied* 
rchTQvers,  een  gevoelen  heeft  voortgeplant,  dat  alleen 
doór  wetoofchappelgke  kemtis  kan  tegengefproken  worden. 

Tot  biertoe  eenige  aanmerkingen  gemaakt  hebbende 
nopens  de  Gefchiedenis  des.  i^^jr/^-ftrooms ,  zal  ik,  ten 
flotte,  nog  het  navolgende  in  het  midden  brengen  we* 
gens  de  tweede,  minder' voorname  Rivier,  welke  echter 
met  den  waterffaAt  der  Nederlanden  in  het  naauwst  ver«> 
band  ifauit.    Ik  bedoel  de  Maas. 

Neemt  men  het  algemeen  gevoelen  aan ,  dat  de  Waal 
in  voorgaande  tijden  een  onbelangrijke  tak  des  Kyns  is 
geweest,  dan  kan  men  vastftellen,  dat  de  oppervlak- 
kige (land  zeer  veel  lager  is  geweest  dan  thans.  Be« 
denkt  men  verder ,  dat  de  Maas  een  zeer  groot  verhang 
bezit,  en  bij  plotfelijke  opzwellingen ,  zonder bedQkin- 
gen,  -zich  zeer  gemakkelijk  zijdelings  heeft  kunnen  uit- 
breiden, dan  voorzeker  is  het  ligtelqk  te  begrijpen,  dat 
eene  zeer  vroege  vereeniging  met  de  Wjaal  bij  Schans 
St.  AndrUs  txi  \t  Woudrichem  kan  hebben  plaats  ge- 
Kad ,  waarop  zich  de  wateren  van  de  Maas  hebben  ont- 
hst;  dat  de  drie  openingen  bij  Herewaarden  niet  door 
tnenfchenhanden  zijn  gemaakt  geworden;  en  verder,  dat 
de  Maas ,  van  fiedikhuizen  tot  Woudrichem ,  niet  ge^ 
graven,  maar  door  de  Natuur  is  daargefteld,  op  dezelf- 
de mjze  als  zulks  is  betoogd  ten  opzigte  der  verlchil* 
lende  talücen  van  den  Bovennjn. 

Tot  de  aaanemmg  van  dit  gevoelen  wordt  men  te  meer 
gedrongen,  dewijl  te  Herewaarden  drie  openingen  heb- 
ben beftaan ,  ter  vereeniging  van  de  Maas  met  de  Waal; 
terwi|)l^  wanneer  menfchenhanden  zouden  hebben  mede- 
gewerkt om  deze  vereeniging  tot  ftand  te  brengen ,  hetzQ 
dan  tot  welk  oogmerk  ook ,  leene  enkele  opening  genoeg- 
zaam zou  zqn  geweest ,  gelyk  dan  ook  naderhand  twee 
der  drie  openingen  door  de  kunst  zijn  gefloten  geworden* 

Het  verzan4en  van  het  oude  bedde  der  Maas  van  //is* 
dlkhuizen  tot  Geervliet  i  waarvan  men  allerwegen  nog  de 
oude  fporen  ontdekt  ^  is  waarfchijnlijk   door  opflibbing 


IN   DE   N£Di£RLAND£N.  65 

op  detdfde  wQze  gefchied,  als  de  vemietigiQg  des  R^ns 

van  Wifk  bij  Duurftede  tot  Kaiwifk.     De  Natuur  hééft 

zulks  voormmelqlc  veroorzaakt;  doch  metifchelijke  in» 

sj^ttD  hebben  zekerlijk  medegewerkt,  om  de  volkomeoe 

digting  dezer  voorname  Rivieren  te  verhaasten. 


IBTS,  RA&ZNOB  0£N  AITMIRAAL   VAN  HEIDEN* 

Aan  den  Redacteur  der  Vadcrlandfchc  Letteroefeningen. 
Koevorden^  den  19  Oec.  1830. 
MQn  Heer! 

Jn  de  Vaderlandfche  Letteroefeningen  van  Oct,  18  30. 
No.  XIL  vond  ik  ^oor  den  Heer  warnsinck  de 
oorzaak,  die  het  gefchenk  eener  Pendule  van  den  Admi- 
raal, Grave  van  helden,  aan  Mejufvrouw p e t r o- 
NELLAMOENSten  gevolgc  heeft  'gehad,  niet  zoo  naauw- 
keurig  opgegeven,  als  mg  dezelve  is  bekend.  Zie  hier, 
hoe  de  zaak  zich  in  haar  geheel  heeft  toegedragen.  ^ 
^  Onder  het  zamenftellen  van  den  Almanak  yoor  Mili'^ 
tairen  voor  i8a8.  viel  de  zeeflag  van  Nayarino  voon 
De  bezongen  Held  was  aldaar  tegenwoordig,  en  voefde 
het  bevel  over  de  Rusfifche  vloou  Bekend  met  de  fa- 
milie van  den  Admiraal,  verlangde  ik,  iets  op  denzel* 
ven  in  gezegden  Almanak  tcplaatfen.  Ën  het  was  de 
heuschheld  zoo  wel,  als  het  talent  van  Mejufvrouw^'p. 
MOE  NS,  welke  mQ  in  (laat  fielden,  aan  dit  miyn  uitge- 
drukt verlangen  voldoening  te  verfchaffen. 

Daar  de  Admiraal  een  Nederlander  van  geboorte,  en 
ooripronkelgk  ten DrentAenaar  is, werd  ikaangefpoord, 
om  aan  de  twee  Broeders  des  Admiraals  te  Zuidlaren , 
Provincie  Drenthe y  waarvan  de  oudfte  toenmaals,  als 
Lid  van  de  Tweede  Kamer  der  Staten  -  Generaal ,  zijn 
verbluf  in  ^sHage  hield,  ieder  een  exemplaar  van  dit 
Jaarboekje  aan  te  bieden.  Hierop  ontving  ik  van  elk 
éutr  Meeren  een   zeer  vereerend  antwoord ,  met  btjvoe- 


66  IETS 

gittg,  dat  et  nelegenheid  soude  wordoi  opgerpoord^  o» 
bok  den  Admiraal  een  exemplaar  té  se&dené  Betten  gt^ 
finmen  t^d  hlerfla^  ontving  ik  van  den  nu  orerledsnen 
Qtïï9t  VAN  HKXDBN»  Lid  Van  gezegde  Hamer,  ecnen 
tweeden  brfef ,  welke  alhier  in  zQn  geheel  wordt  mede* 
gedeeld,  en  het  bewijs  oplevert,  dat  niet  btj  toeval  de 
Held  met  een  dichtftukje,  in  een  onztr  Neder land/cAc 
T^'dfchriften  geplaatst ,  is  bekend  geworden )  maar  dat 
aan  ziju^e  Excelï.  een  exemplaar  v^n  den  Almanak  voor 
Milhairen  is  toegezonden,  waarin  het  dicbtftuk  Van 
Mefufvrouw  ?•  moens  gevonden  wordt ,  hetwelk  tot 
het  vereerende  gefchenk  aanleiding  heeft  gegeven. 

*      Huize  Laarwpud i  Atti  6  Julij  1830. 
Weledele.  Heer! 

Toen  ik  voorleden  jaar,  op  eene  zoo  vleqehde  als 
aangename  wijze ,  door  ÜEd.  vereerd  werd  met  de  toe- 
zending van .  uwen  Militairen  Almanak ,  waarin  een  al- 
iervoldoendst  dichtftuk ,  door  onze  Nederlandrche  Dich- 
teres HOENS  ter  eere  van  mijnen  Broeder  vervaardigd, 
gevonden  werd,  was  ik  dagelijks  bedacht,  dit  bewijs 
vm  uwe  onderfcheiding  aan  mijn'  Broeder  voormeld  te 
doen  geworden,  overtuigd  van  de  hooge  waarde,  waar- 
op Z.  H.  Geb.  hetzelve  zoude  ftellen.  Ik  ben,  hoe- 
zeer na  lang  wachten ,  in  mgne  poging  geilaagd ,  en  ik 
beb  dezer  dagen  van  dien  Vlootvoogd  een'  brief  ont- 
vangen, waarin  Hoogstdezelve  mij  uitdrukkelqk  ver- 
zocht, üEd.  zijnen  ^evoeligen  dank  te  betuigen  voor  de 
wi{]£€ ,  waarop  UËd.  een  oud  Landgenoot  en  een  Drenth , 
op  welke  beide  titels  hij  fteeds  de  grootfte  eer  (telt ,  in 
UEd.  zoo  geacht  werkje  hebt  gelieven  te  eeren  en  in 
aandenken  te  doen  houden. 

Ik  haaste  mij  alzoo  ,  mij.  van  dezen  aangenaamen 
pligt  bfl  dezen  te  kw^'ten,  en  tevens  daarbfl  te  voegen 
de  betuiging  der  bijzondere  hoogachting ,  waarmede  ik 
de  eer  heb  te  zign. 

Weledele  Heer ! 

UEd.  dv.  Dienaar 

(Get.)  S.  J.   OR.   VAN  HEIOEN. 


RARBNOB  OEN  ADMIRAAL   VAN   H£ID£N«  ^7 

fiidlen  hét  hier  medegedeelde,  tot  tbelichting  van  den  , 
grond ,  waaruit  het  fraaije  gefchenk  aan  onze  zpo  Ver- 
dienftelrjke  Dichteresfe  is  voortgevloeid  ,  en  als  gefchied- 
kundige  bijzonderheid ,  van  genoeg  belang  wordt  g^cht^ 
om  i&ulks  aan  het  Nedcrlandfche  publiek  mede  te  d^lep, 
dan  verzoek  ik  U ,  Mijnheer  de  Redacteur ,  om  b^t  bo- 
venftaande  in  uw  Tijdchrifc  op  te  nemen. 

Met  betuiging  van  hoogachting  heb  ik  dt  eer  mi}  te 
'noemen 

ÜEd.  dv.  Dienaar 

D.  H.   VAN  DER  SCHEER. 


EEMIGE  B^ZORDERUEDttN  DH*  D£fl  LEVENSLOOP  VAN  MET&OOW 

DE  OENLIf  »    MEERENDEELf   UIT  HARE  MiflfOIRES  EN  ANOB- 

RE   HARER  GEfCHRIFTEN  ONTLEEND* 


M. 


Levrouw  oe  genlis  werd  geboren  op  een  klein  Und- 
goed ,  digt  bij  Autun ,  Champcéri  {JOhamp  de  Céres)  gehee- 
ten.  Dus  openden  zich  ^  door  een  zonderling  fpel  é^^  ge- 
vals,  op  eene  plaats,  eertijds  aan  de  vnicbtbaarfte  der  Hier 
denfcbe  Godheden  gewijd,  de  oogen  der  devote  Gravinn- 
voor  bet  levenslicht ;  van  haar,  welker  letterkundige  vfuchi* 
baarheid  die  van  den  Raadsheer  tiraqueau  overtrof,  die 
jaarlijks  der  geletterde  wereld  een  boekdeel  en  zijner  vrouwe 
^en  kind  fchonk.  Nagenoeg  even  zwak ,  bij  hare  geboorte , 
als  VOLT  AI  RE,  die  verwenschte  Filo:;oof,  regen  wien  zij 
nog  in  haar  uchtigüe  levensjaar  een*  zoo  Christelijken  haat 
koestert,  fcheen  lilevrouw  de  genlis,  die  men  niet  durf- 
de  opbakeren,  elk  oogenblik  den  geest  te  zullen  geven.  Maar  , 
zjf  kwam  er  door;  en  niets  was  zeldzamer,  dan  hare  opvoe* 
ding.  Hare  vroegfte  levensjaren  fleet  zij  op  het  kasteel 
van  Si.  Aubin ,  waarvan  haar  vader  Heer  was ;  en  zijzelfe 
nam  ^en  naam  aan  van  Mademoifelk  de  st.  aubin.  Ver* 
volgens  kwam  zij  ten  huize  van  den  Heer  lenorMaN'p 
D*£  T 1 0  l  E  s  ,'  den  braven  echtgenoot  der  beruchte  p  o  m  p  ^- 
dour;  zij  verfcheen  daar  van  tijd  tot  tijd  in  de  kleedy  vkn 
eene  Savojaarde^  die  met  marmotten  zwerft ,  dezelfde ,  waar- 
in Fanckon  ten  tooneele  verfchijnt.  Van  hec  hois  des  ge- 
naals.  der  guoftelinge  ging  zij  over  in  het  Kapittel  van  /f //at. 


6%  KMJOft  BJfZOfipVLMDW  VXT  D&lf  UVENttOOT 

welker  Abdis  httr  overltadde  met  goedhedes  en  zoethede» 
^bontis  €t  bonhoni).  Zy  ^  ntm  on  den  naam  aan  yan  Grt* 
vin  Dft  LANCY.  Van  daar  keerde  zQ ,  na  een  veibUJf  van 
zes  weken,  cerng  naar  bet  kasteel  yan  St.  Aubin^  waar  zQ 
'het  gewaad  yan  Kanonikes  verwisfblde  met  het  allegorisch  kos* 
cuum  der  Liefde,  een  kleedje  van  roosklenr,  dat  (lechu  coc 
tan  de  knl€n  reikte,  mee  halve  laarzen  en  blaan we' vlerkeik 
De  vertooolng  van  een  mythologisch  Voorfpel,  'door  hare 
moeder  vervaardigd,  diende  tot  voorwendfel  dezer  vermom- 
ming, welke  zijzelve  zoo  aardig,  of  liever,  onder  welke 
zU  zichzelve  Zóo  aardig  vond ,  dat  zQ  dezelve  behield,  zy 
wandelde  door  het  veld  en  op  de  ftraat  mee  een*  pQIkoker 
.op  den  fchonder  en  een*  boog  in  de  hand.  Kan^men  zich 
verwonderen,  dat  z^  zoo  vele  harten  heeft  gewond t..«  Ter 
misfe  gaande,  of  eene - procesfie  volgende,  liet  zq  wel  hare 
vlengels  achterwege ,  maar  behield  (leeds  hare  laarzen.  £ene 
.  liefhebfter  van  het  tooneelfpelen ,  tiad  z^  meermalen  (waar- 
fthj||niyk  op  een  liefhebber^  •  tooneel}  op  in  de  rollen  van 
IpUgenia^  Zaïre  ^  in  de  Folies  amoureufes^  als  Hecter  in  deo 
Speler  f  als  Boer  in  Ceorge  Dam/in  ^  enz.  Met  welbehagen 
berinnert  ons  nog  de  vrome  oude  Vrouw  aan  een  tooneel 
van  èen  Voorfpel ,  waarin  zU  zich  op  een*  klejoen  dorpjon. 
gen  wierp,  die  het  Fermaak  vóorftelde,  om  hem  zffne  vleu^ 
gelen  u  ontrukken »  onder  het  zingen  van  deze  twee  regels » 
aan  den  (leer  dz  st.  aujbin  gerigt: 

*k  ontruk  de  vleugels  aan  *t  Vermaak , 
Om  bet  b^  u  te  doen  verbleven. 

^  Maat»**  voegt  zij  zelve  er  bq',  j,  op  zekeren  ttjd,  bfy 
jp  eene  repetitie ,  boden  de  te  vast  aangebondene  vleugels 
jp  wederftand ;  vergeefs  fchudde  en  plukte  ik  het  Fermaak  ; 
jy  de  vleugels  lieten  niet  los ;  ik  hechtte  er  mQ  aan  vast ; 
^  ik  wierp  het  Fermaak  op  den  grond ,  heete  tranen  van 
^  fpfit  weenende;  ik  liet  niet  los,  tot  dat  ik  de  vleugels 
^  aan  het  wanhopig  Fermaak  ontweldigd  had.**  Ziedaar » 
vat  er  ook  de  vromen  by  mogen  denken ,  al  heel  wereldfche 
berinneringen  I  Gelukkig  wist  een  eerwi^ardlg  Kapucifner  ^ 
Vader  amtomius,  zich  eenige  oogenbltkken  ten  nutte  te 
maken,  om  haar  eenige  vrome  boeken,  onder  anderen  de 
Penfeis  de  la  jonmée  ckré^ienne^  in  handen  te  fpelen.  Hier- 
btt  kwam    nog,  dat  Maéemoi/elle  dl  st.  aubin,  die  vol* 


VAM  MEVROUW  Dft  GAJÜLIi*  69 

TAiits  n^iBiB^  gezien,  en  toe  nu  toe  stfne  werken  me^ 
grttgte  gelexen  had,  een  gefchrifc  te  lezen  kreeg,  wtarin 
de  W^sgeer  vtn  Femêj\   misfcbien  niet  geheel  te  onregc, 
mis  een  Ongeloovige  -behandeld  weid ;  en  deze  befchnidiging 
liet,  zoo   *t  Tch^'nt,  in  haren  geest  een*  onnitwischbaren  in« 
drnk  achter.    En  zie  hier  de  oorfprong.  van  haren  verlich- 
ten haat    tegen  volt  air  e;    een*   haat,  reedt  van  haar 
elfde  levensjaar  zich  dagteekenendel  —  Tot  aan  haar  elfiie  jaar 
konde  Mevronw  de    genlis    nog  geen  regel  fchi^eni 
(lui  heeft  federt  den  verloren*  tj|)d  wel  geboet  O  toen,  ech- 
ter,  fchreef   zQ  haren  eerden   brief  aan  haren   vader,  en 
ontving  z9   tevens  de  eerde  liefdesverUaring,  door  zoo  vele 
andere*  gevolgd*      In   1757,  namelijk,  waagde  het  de  zoon 
van  Dr.  pi^ot,  haar  de  teedere  gevoelens  kenbaar  te  ma* 
ken ,  welke  zq   hem   had  ingeboezemd ,  terwtjl  hQ  met  haar 
het  Treur-  en  Bl^fpel  fpeelde*    Op  eene  repetitie  van  den 
Disirmt  ftelde  h^   z^ner  Edele  fpeelkameraad  het  noodlottig 
biljet  ter  hand  ,  dat  haar  zQnen  haristogt  vermeldde.    Maar 
MMem^/eJk  i>%  st«   aubim,  verontwaardigd,  dat  de  zoon 
van  een*  Dokter,  die  geen   Edelman   was,  haar  van  liefde 
dnrfde  fpreken ,  haastte  zich ,  hetzelve  aan  hare  moeder  me« 
de  ce  deelen ,  en  de  arme  joDgman  werd  afgewezen. 

MBdemoifelle  ddcrest  (de  naam,  dien  zq  hernam,  toen 
haar  vader  Frankrijk  verliet)  kwam  te  Pariji^  waar  zV, 
naar  het  fchijnt,  b^kaos  den  ouden  Pachter- geoenal  la- 
fOPELiNi&RÈ  zonde  gehuwd  hebben ;  hetgeen  zQ  zei  ve ,  zeer 
nalf ,  verklaart  met  vermaak  te  hebben  willen  doen ,  als  z^nde 
j,  de  'éénige  grQsaard ,  die  my  deze  gedachte  heeft  inge. 
9  boezemd.**  (Omftreeks  dezen  tijd  nam  zQ  de  gewoonte 
aan,  van  overal  hare  barp  mede  te  nemen,  welke  zij  met 
eene  zeldzame  volkomenheid ,  ook  in  vergevorderde  jaren , 
tokkelde.}  Intusfchen ,  terwyi  hare  bekoorl^kheden  alle  hoof. 
den  deden  draaiU^n»  kad  zq  onder  dezelve  nog  geenen  echtge- 
noot mogen  vinden.  Haar  vader  bragt  er  eenen  voor  haar  mede 
nit  Fmdkherj^  zqode  de  Graaf  de  genlis,  een  onver. 
faagd  Zeeöffider.  -Voordat  dit  plaats  greep ,  ileec  zij  nog 
verfcheldene  maanden»  ua  den  dood  baars  ^vaders,  in  een 
klooster  van  jongedochters ,  „  van  koste/ifken  bioede^*  in 
de  finat  Cürftttt^  alwaar  zy  een*  boegen  eerbied  op. 
deed  voor  geestel^ken.  van  ftrenge  orden.  Ztj  fpeelde  daar 
de  harp  als  eene  tweede  zuster  Euphemia^  in  de  Vijitaniê* 
%tsi  ^  zoodat  meti  op  de  flraat  ftaan  bleef,  om  naar  my  te 


fC  EtmOE  BVZONWEKHBOSfl  OfT  DEN  LEVENSLOOP 

J9  iQifceren/'  Tien  dtgeo  oa  haar  howeiyk  begaf  zich  Mt^ 
vrouw  DK  GENLIS  naat  haar  landgoed,  waar  veftoAe1l{}k- 
beden  van  allei<lei  aard  baar  wachteden. 

Dè   Hleer  de  enNLii  werd  wèldta,  dodr  zQnen  dlenM- 
pUgc«  geroepen  daar  Natkf^  en  bragc  z^ne  echcgeneble  lAUir 
de  abdy  van  OHgny ,   tiraar  z9  vfèr  baanden  verbleef.    Hier 
gaf  ztl  bali ,  fpeelde  komedie ,  en  v^rmaakcte  z!eb  ttèi  dnU 
sead  pocfige  flreken   te  fpelen  aan  dè   geèstelVkè  znstéra  ^ 
welke  haar ,  naar  bet  Tchijnc ,  niet  zoo  veel  eeibieds  tnboe^ 
zemden,   als  de  doebters  van  kosteiffken  bloede.    Wanneer  de 
onden  van  dagen  waren  fngeflapen,  kwam  zQ  zachtjes  hare 
kamers  binnenfluipen ,   blanketee   derzelver  aangezigten ,  en 
le^^  er  moesje»   (zwarte  pléistercjes)   op ,   zonder  haar  ce 
doen  ontwUken.    BQ    wQlen  vermomde  z!j  zich  ali  eèn  DM- 
vel » en  liep  de  gattgen  door ,  met  horens  op  het  hoofd ;  eeiie 
aardigheid,  die  ongetwijfeld  den   Heere   de  oenlis  jnisé 
niet  zovde  bevallen   zqn.     Kortom,    Vert^Fert  maakte  het 
niet  bonter ,  dan   zij ,  bij   de   knifche  nonnen  van  Neren; 
en  het  is  fchier  ondoenlijk ,  al  de  treken ,  vermommingen , 
onvoorzigtigheden ,     trekken     van    heldenmoed  ,    toeren    te 
paard,  togten    te  water  te  vermeldeü,  welke  het  acbttienja- 
rige    vrouwtje,    volgens    hare    eigene  getuigenis,  uitregtte. 
Ëindelqk   naar  haar  landgoed    teruggekeerd,  beviel  zij   van 
baar  eerile  kind,  bare   geliefde  Caroline,  welke  zQ  het 
ongelnk  had  van  op  derzelver  tweeëntwindgfte  faar  te  ver- 
liezen, en   van  welke   zij  met  zoo  veel  geestvervoering  ge* 
waagt,  maar  welke  zij  intusfchen   zelve  niet  gezoogd  bad, 
^  omdat  zolks   toen  nog  geene  mode  was.**   -*-  Thans  de 
Edele  Dame  vergezeld  hebbende  op  het  kasteel  van  iSr.  Jiu* 
hin ,  in  het  kapittel  van  AUx ,  en  in  het  klooster ,  volgen  w$ 
baar  naar  het  Palait  -  RoyaL 

Mevrouw  de  genlis  noemt  den  tyd,  dien  zQ  in  het 
Paiais^Rojal  verbleef,  den  fcfaitterendften  en  tevens  onge- 
lukkigften  baars  levens ,  masr  fpreekt  toch  met  veel  zelfbe« 
hagen  van  hare  fchoonheid,  hare  talenten,  en  den  opgang, 
dien  zQ  aldaar  maakte ,  verbitterd  echter  door  velerlei  Hof- 
kabaien.  Zij  werd  nu  Gouvernante  van  de  zonen  der  Herto- 
ginne  whU  OBARraEs.  In  het  gewaad  eener  keukenmeid 
behaalde  z^j  eene  veel  gernchts  makende  conquête  op  den  Loo« 
per  van  den  Heer  de  brancas,  die  de  eer  had  eene  me« 
nuêt  en  een'  cono^dans  met  haar  te  danfen.  Dit  had  plaau 
in  eene  foort  van  buitenkroeg,  waar  k  grand  Fhinfueur  uithing* 


VAM  itt^ü^W  Dft  €«ttUfji  71 

Bene  «Klere  cegepnel ,  wett»  w$  mee  bM-e  eigene  woMden 
willen  TermeMen,  wtchcce  haar  aAO.  ket  Hof  vin  den  Hefcog 
ygmn  Modtm^  wer^aarcs  %^  zich  begaf  met  $le  Hertogin  VA|f 
cfiARTRSSyden  Heer  db  MouRTiaRS^  haar*  Cieifèeê^  en 
baten  'echtgenooc ,  die  den  togc  deed  op  een*  mnüezel  ^  aeh^ 
ter  Èijtae.vronw»  geaeten  in  een*  £oo  ongemakkelïkea  dratg- 
ftoel,  dac  bare  voeten  nit  den  doel  ilalLen.  „  De  mant**  dut. 
verhaalc  z^xelve,  9,  die  aan  dac  Hof  den  post  van  Opper- 
^  intendant  van  het  Paleis  bekleedde »  noemde  zich  Gtiff 
,,VAN  LASCARis.  Hq  was  Ongeveer  40  jaar  oud ,  klein 
„  en  dik,  en  even  weinig  edels  in  z^'t\  gelaat  als  in  zqne 
j,  honding  bezittende.  Hij  had,  in  zijne  hoedanigheid,  het 
jf  opxigt  over  het  logeren ,  en  ^org  gedragen ,  ip  het  paleis 
j^  van  Mêdena  ,  waar  wQ  met  het  Hof  ons  verblijf  zouden 
^  honden,  den  Heer  de  o£Nf«i8  zoo  ver  anogelijk  van  mjy 
j»  te  verwQderen.  M^ne  kamer  was  rondcim  -met  (piegela 
19  bekleed»  zelfs  bet  plafond.  Op  zekeren  avond,  dat  Ik» 
I,  naar  gewoonte,  op  mjtjoe  kamer,  na  het  fooper,  m^jndag^ 
^  boek  fchreef»  alvorens  mS  ter  mste  te  begeven,  hoorde 
j,  ik ,  voor  eene  kleine  tafel  gezeten ,  tegenover  m^  eeq 
^  ligt  geraas.  Ik  zie  op,  en  ontwaar  met  fehrik,  dat  zich 
j^  een  fpiegelvak ,  hetwelk  ik  voor  geene  deur  kQode  bon- 
y,  den,  beweegt 9  zachtjes  opent,  en  — :  op  hetzelfde  oogen* 
^  blik  ligt  de  Hear  de  lasgaris,  met  eene  zegepralende 
^  houding,  aan  mijne  voeten!  Ik  vlieg  op;  de  tafel  valt 
^  op  hem;  het  licht  gaat  uit:  wij  bevinden  ons  te  zamen 
^  in  eene  volflagene  duisternis.  Ik  roep  met  luider  (lemme 
,,  m^'ne  kamenier ,  welke  in  haar  hemd  komt  aanloopen ,  met 
„  een*  kandelaar  in  de  hand.  De  Heer  de  lascaris  r^'st 
„  woedend  op,  keert  naar  zijne  glasdeur  terug,  en  verdwijnt. 
^  Ongeltikkigiyk  had  hij ,  in  deze  opfchudding ,  eene  groote 
^  krab  op  de  waog  gekregen,**  enz.  „  Dit  avontuur,**  ver- 
meldt z^zelve,  ^  werd  alom  ruchtbaar.**  Den  Heere  de 
GENLIS  kwam  bet  alzoo  mede  ter  ooren;  maar  zulks  ver* 
Ooorde  zijne  vrolijkheid  in  geeiftn  deele.  „  Hü  geliet  zich , 
„  alleen  aan  virgilius  te  denken;  hQ  deed  duizend  aan- 
„  halingen  uit  den  Eneas »  en  elk  oogenbllk  riep  bij  uit :  o 
„ViRoiLius!  o  Zwaan  van  Mantua /*' hetgeen ztjne vrouw 
9  deed  Cchateren  van  lagchen." 

Plaatsgebrek  verbiedt  ons.  Mevrouw  de  oen  lis  te  vol- 
gen naar  Mantua^  naar  Rami^  naar  Napeis ,  waar  de  Ambas- 
fadeur  de   onbefchaamdlieid    had,   haar    1,  Lazarmi  zonder 


7^  KBMIQK  B9ZMDBftH£0£N  UIT  MM  UIVBNSLQOP 

^  bemd,  zonder  eenig  bedekfel  te  vertooDtfn/'  BMe^k 
kwam  xtj  weder  te  P^^rV.  Op  den  ouderdom  v$xl  dertig 
jaren  zekie  zQ  j,  her  blanketten  yaarwel;"  hetgeen  ecbter 
niec  belette ,  dat  ztj  nog  vele  hoofden  deed  diaajen.  De 
Abc  MARioTiNi,  dien  zt|,  op  aanbeveling  van  den  Panfe. 
itjken  Nantlni ,  tot  Aalmoezenier  van  BelkJChmfe  had  doqi 
benoemen ,  had  de  ftontheld ,  zich  aan  hare  voeten  te  wer» 
pen ,  niet  nlt  dankbaarheid ,  maar  om  haar,  als  een  andere 
Têrtyfe^  aan  te  bieden 

De  famour  fans  feandaie  et  du  plaifir  font  pent. 

Het  zal  niet  noodig  zQn  te  zeggen,  dat  Mevrouw  de  gbn« 
LIS  2ich  In  deze  omftandigheid  gedroeg  gelQk  de  deugdzame 
echtgenoote  van  Orgon.  De  Abt  kreeg  de  koorts  en  de 
geelzucht;  maar  de  Nuntius  zond,  op  de  aanklagt  van  Me- 
vrouw DE  GENLIS,  zynen  gunfteling  terug  naar //«Zf(?.  Adel, 
Geestelqkhekl ,  Financiers  en  lieden  van  den  Tabbaard  vielen 
beurtelings  Mevrouw  DÉ  GEN  LIS  aan;  en  zQ  was  genoodzaakt, 
de  geestdrift,  welke  ztj  den  Heere  de  LAHARPZhad  inge- 
boezemd,  emftig  te  beftraffen,  en  alle  mogelQke  veracbtlDg 
aan  den  Treurfpeldichter  c ai  nier  te  doeii  gevoelen  voor 
zQne  galanterie  de  mauvais  ten^  die  haar,  met  eene  open* 
hartigheid,  >  aan  onbefchaamdheid  grenzende, ^antwooidde; 
„  Gg  hebt  geiyk,  ik  ben  g^n  grand  Seigneur  of  een  Her« 
^  togT'  Een  zeer  kwalijk  geplaatst  verwijt,  dew^l  *Me* 
vrouw  DE  GENLIS  wel  gedanst  had  met  .den  Looper-van 
den  Heer  DE  B AANGAS. 

Gedurende  een  lang  verbluf  te  Berlyn^  fpeelde  Mevrouw 
DE  GENLIS  aldaar  wederom  komedie,  en  ontving  nieuwe 
liefdesverklaringen.  De  vermaarde  ifpland  betuigde,  ^  dac 
j,z^  de  beste  Actrice  was,  welke  hy  ooit  gezien  had  ;**  en  de 
jonge  LOMBARD,  wien  zij  les  gaf  In  taal  en  flql,  ver. 
klaarde,  „dat  hij  haar  wilde  trouwen/*  Mevrouw  de 
<?ENLis,  zedlgl^k  erkennende,  dat  ziQ  zijne  moeder  zon 
kunnen  z^n,  vond  niet  dienllig,  in  weerwil  van  hare  zucht 
voor  het  onderwas  der  jeugd,  deszelfs  opvoeding  te-voltooi- 
jen.  9  Zti  verliet  Berl^'n^  haar  leerling  was  wanhopig, 
^  noemde  haar  een  barbaar ,  en  kreeg ,  even  als  de  Abt  m  a- 
„  RiOTiNi,  de  geelzucht/*  (Dit  fch^jnt  het  gewone 
gevolg  der  geftrengbeid  van  Mevrouw  de  genlis!}  B4- 
aldlen  (het  is  de   menigte  der  flagtoficrs  barer  bekoori^k. 


TAN  HtnOUW  DE  OtMLIf*  73 

* 

heden  t  welke  out  dexe  ge^chce  ingeeft}  deze  vroi&e  Dttne» 
op  bet  voocbeeld  van  Mevrouw  nbcker,  een  Hotpitatlhad 
geftichc ,  het  geul  dier  flagtofiers  ware  Inderdaad  voldoende 
gewéetc,  om  hec  te  vullen ;  en  men  soa  op  den  voorgevel  van 
bec  gebouw ,    in  goaden   letteren  ,  hebben  kunnen  graveren  t 

TOBVLDOT    DER    MINNfARf  VAN  ^MEVROUW  DE    GENLU.      DoC* 

cor  GALL,  Intaifcbeny  beeft  van  baar  gezegd,  '„  dat  z(| 
ip  aan  hec  voorhoofd  den  knobbel  bezit»  welke  gpdsdiemfiig^ 
^  hHdf  xieisyerkeffkg  en  ^oifianéigheid  aknduidc}**  hetgeen 
den  Heer  de  tallbtrand  in  een  gezelfcbap  deed  zeg* 
gen:  ^  GQ  ziet»  Dames,  dat  Mevioaw  de  genlis  geene 
^  JchfjnheiUgt  is.** 

Dezer  dagen  heeft  een  ongelukkige  penneftrQd  met  de  niet 
zeer  galante  Emgelfehe  Dagbladfchr^vers ,  maar  die  volQveiig 
zich  betoonen ,  waar  het  op  regt  en  wauheid  aankomt ,  Me^ 
vrouw  DE  GENLIS  leel^k  in  het  naauw  gebragt.  ZQ  had, 
nameiy  k ,  ongelukkigl^k  aan  den  Heer  DucouD&ATaldeeer 
der  fchoone  daden  van  lafatette  inJVocrd^yimerikstoegt'' 
kend.  ^  Het  was  DucotJORAV^**  zegt  zij,  jp  die  allé  de 
^  kiljpverdgtingen  beftnurde  en  onderlleunde ,  aan  welke 
jp  LAFAYETTB  het  welflageu  alleen  verfchuldigd  is.**  Men. 
ziet,  dat  zy  in  het  geheel  niet  dubbelzinnig  zich  uitdrukt; 
maar  dat  z^,  met  eene  ftoute  hand,  den  Vriend  van  was. 
BtNOTON  den  lauMrerkrans  van  het  grfjze  hoofd  rukt,  weiken 
hy  zich  heeft  verworven.  Z9  veridaart  zich  alzoo  openU{k 
tegen  de  voorbeeldelooze  eer,  welke  eene  groote  Natie  ha- 
len  Bufger  heeft  bewezen.  Maar  ongelukkig  kreeg  een  ver» 
wenscht  Amerikaansch  Filozoof  bet  in  z^ne  kruin,  om  tegen 
de  Itonre  verzekeringen  van  Mevrouw  de  genlis  over  te 
ftellen  fteilige  daadzaken ,  berekeningen ,  juiste  datums ,  waar« 
vit  zonneklaar  bl^kt,  dat  de  ^eer  ducouorat  n^oit  Ht 
dUnst  geweest  is  van  de  Fereenigde  Staten ;  dat  hfj  eerst  m 
den  Oag  van  Brandywine  naar  het  leger,  als  vrijwilliger,  is 
vertrokken ,  en  dat  hQ  het  niet  yeraeid  heeft  ^  dewQl  h:Q  op 
reis  verdronken  is  in  de  Sehujkili. 

Volgens  Mevibuw  de  genlis,  moet  de  geioiddelde  Ie* 
venadnur  zqn  hondêrdvijftig  jafen ;  haar  resten  alzoo  nage* 
noeg  zeventig  jaren  van  beüaan  (*):  tei^  einde  deze  wijde 
tQdmimte  aan  te  vullen ,  heeft  z^  zich  drie  groote  ontwer* 

C^)  Zij  heeft  het  echter  niet  verder  mogen  brengen ,  dan 
tot  aan  het  Ssfte  jaar.  —  Fert. 


74  BKNIGB  BU^QIfOSHHEPBN  UIT  OBN  LBVBNSLOOP 

fchcyyen;  a^.  eeoe  b«()eviarc  te  doen  naar  het  H.  Land;  39* 
de  JrmUeten  te  beheereo;  eene  veel  gemakkelijk^  zaak » 
dtQ  4e  fterke  geesten  denken:  aie  hier,  met.eén  pa^.wocHr«i 
dea»  bet  ontwerp  van  Meviouw  db  oinlis,  de  middetoM 
tv  yoi voering,  en  de  gevolgen  dezer  vrome  onderneming: 
j»  2UjCti  bedienen  van  de  bekende  2;eld£aamiieid »  dat  eeae 
t^JS^gêifcJ^  Dame  /ich  ia  gaan  vestigen  nabij  Jentzalem^ 
f,  en  «ich  door  de  JrdUer^  tot  KonUiftn  va» '  PéUm^rq, 
,^  heeft  doen  verklaren;  baar  onverwijld  tot  het  A^^/cAa 
,^  geloof  bekeeren  (hetgeen  alt^d  mogdijk.  en  het  veiligst 
M  is) ;  vervolgens  haar  oppermagtig  gezag  over  de  AréMpre» 
Il  gich  ^6Q  pucte  maken ,  om  ben  te  brengen  tot  het  omhel. 
9  zen  van  de  God^ienst  hnnner  Koningin,  (hexgeen  ala 
^  yan  «elve  gaat,  en)  hetgeen  de  heilige  wateren  der  Jar* 
^  éaan  zal  hergeven  aan  de  eerbiedwaardige  veroveiaars  van 
jy  het  U«  Land*,  en  de  /frëHeren  tot  befchermera  maken  der 
j^  verdrukte  en  uitgefchudde  pelgrims ,  herfcheppende  alzoo 
^  de  roovers  der  woest^ne  in  nienwe  Ridders  van  Sint  jan 
'm  van  Jeruzalem.^* 

.  Mevrouw    bb    OBNLrs,  wiens  verbeeldingskracht  fteedi 

jeogdig  bipc ,  heeft ,  zoo  als  gezegd  is ,  twee  grooce  plans  ge» 

▼ormd :  zy   wil   eene  Eucjclopidie  en  èene  PéUrinage  è  Is 

TWr^-Aa/»/^  fcbi^ven.  Hare bouwftoffen  z^n  gereed  voorden 

onmeteiyken  arbeid,  welke  dien  der  Wüsgeeren,  dooroiDB- 

'noT  en  d^albmbbrt  beftnurd,  moet  vernietigen.  Zij  is  ook 

bezig   met  een*  hiscorifchen  roman,   alvreo  lb  grand, 

tt    beloofd    ons  nog   een^  labruyArb  des    Antieham" 

èm^    de   Soupers  de   la   MarichaU   de    luzbmbour<?, 

en  een  gedicht  in  proza  ^  idalie.     Ziedaar  veel  werks  voor 

eene  meer   dan  tachtigjarige   Schrüfder!     Maar  hare  goede 

gezondheid  ftelt  ons   gerust.     Men   ontwaart  nog  geènerlei 

teekens  van  verval  in  baren  ft^K    Haar  baat  tegen  de  Pilo- 

zofen  is  geenszins  verzwakt,  en  de  verwaten,  welke  zQ  aan 

Mevrouw  van  stael  rigt,  zQn  even  levendig,  evenharcs- 

cogtel^k ,    als    zij    vóór  vijftig  jaren   zouden   kunnen  zün. 

Eene  enkele  omflandigbeid  doet  ons  beven.    Mevrouw  ob 

'O  EK  LIS.  is  overtuigd,  dat  het  einde  der  wereld  zeer  nabq 

h ;  en  w^.  vermeten  ons  niet,  de  daadzaken,  op  welke  'zIj 

deze  overtuiging  grondt,  te  beftrijden:  „  Men  ontdekt /*  zegt 

zij ,  ^   niets  meer ,  dan  planten  zonder  verhevene  hoedanig- 

„  heid,   en   onbeduidende  dieren^*^    Waaruit  zij  beOnit^  dat 


VAN  )ievRouw  i>«  asjsusm  j$ 

de  groot fie  en  laatfie  der  gebeurtenisfen  ^  hec  eli»4e  iiu  we« 
reld  ,  iiiet  ver  meer  verw^derd.  iit.  Wij  z$9  aiec  genoeg  ^r^ 
varen  in  de  kruidkund^ »  om  hetgene  zij  van^  de  ii9deod49ig. 
fche  planten  zegt  ce  wederfpreken ;  maar  wa^  MBgaat  d§  ^* 
lfe4utienie  dieren  ,  zeker  is  hec ,  dat  dezelve  krualeo  op^  de^ 
aardbollen,  federt  eenige  jaren,  in  Fr/9»ir^> bovenal,  B«#dien 
dit  een  ziekte-  en  tevens  een  vooixeeken  is  van  hec  einde  4^f 
wereld  ,  zoo  is  het  gevaar  al  beel  grooc,  en  w4  zullen  allen  de 
laatfte  reis  aan  vaarden,  eer  Me  vrouw  psgziilis  die  nwiCi/^f; 
ru,zakm  gedaan  heeft ,  en  hebben  groote  kans  van  te.  ver» 
trekken,  zonder  bjj  de  Soupen  de  la  Marichak  dz  lux««» 
B  o  u  A  G  (*^  tegenwoordig  te  zQn  geweest*  I^aac  ona  intusfchen 
hopen,  dat  bet  der  aarde  zal  beginnen  (e  vervelen,  van 
niet  dan  enhedtUdende  beesten  voort  ie  brengen,  Hec  is  xai%* 
fchien  niet  onmogeiyk,„  dac  e^  cweevoetig  dier  van  genie 
eensklaps  verfchj^jne  op  eenig  punt  van  onzen  boli  alsdan 
waren  wij  behonden ,  en  zouden  nog  het  pleizlex  hebben  van 
den  LABRUVi^RE  de$  Antiehambret  te  lezeti! 

Keizer  napoleon  C^pdat  w4j  dit  hier  inlasfehen}  wees 
haar  een  yttbX^ï  aan  in  het  Arfenaal ,  en  fchonk  ha^ff  een 
Jaargeld  van  tfooo  francs.  De  Koningin  van  Napeh  bood  er 
haar  een  aan  vao  looo  kroonen:  „  zy  was  Koningin/*  zegt 
Mevrouw  de  genlis,  „  en  erkend  door  gansch  Europa; 
j,  ik  moest  het  aannemen.*'  —  Vervolgens  vinden  w^  haar 
gehuisd  in  de  rue  des  Liom;  daarna  in  de  r^ue  HehéSiuSy^féét 
de  Revolutie  genaamd  rue  Sainte  Anne»  zy  veccelt  ons, 
y  dat  zij)  dei  daagi  na  de  herftelling  der  bourbons,  de 
^  voldoening  fmaakte  van  aan  deze  ftraat  dc^n  niamdes  Wi[(s» 
^  geers  te  doen  ultwisfchen,  en  dien  der  Heilige  te  doen 
^  herftellen  f' 

Opmerkelijk  was  ons  de  navolgende  pkati  rakende  n  apo. 
LEpN,  waaruit  blijkt,  dat  Mevrouw  de  genlis  vele  ge« 
beurde  zaken  heeft  vergeten^  maarniet,,  (en  dit  diene  te 
harer  verfchoonipg)  dat  napoleon  de  eeniigfte  Monarch 
is  geweest,  van  welke  zij  weldaden  heeft  ontvangen :  ^  Nooic 
jp  heb  ik  den  grooten  Krygsman  als  een*  Overweldiger  be» 
,p  fchouwd,  —   den  Held,   dien ,  zonder,  fchplcken,.  zonder 

(^}  Dit  werk  ziet  thans  reeds  werkeiyk  het  licht,  alsmede 
den  labrut^re  de^  Falefs ^  Laquai^,  Servantes  eUé f  ge^ 
lijk  ook:  Le.demier  ^ayage  de  nelgis,  ou  Mémoires  fun 
yieittardf  voor  ouden  van  dagen  en  kianken.  —  Fert. 


74         UmQ^  aQZOND£RH£S£N  TAN  JUBVROUW  OE  OSMI^It. 

j»  gewelddtdlgheid,  de  Natie  ten  troon  verhief;  die  onf  van 
^  de  regeringloo^eid  verloste,  die  de  Godsdienst  herfcelde  , 
f,  die  door  den  Ptus  gewijd ,  door  alle  de  Katholgke  Sonve- 
,» teinen ,  en  zelfs  (ioor  alle  de  Protesuncfche  Mogendheden 
j»  werd  erkend ,  met  uitzondering  van  Engeland^  die  flechts 
^  zQnen  Titel  betwistte,  en  hem  bad  erkend  onder  eene  an« 
19  dere  benaming »  als  Opperhoofd  van  het  Franfche  Gouver. 
,9  nement »  en  wiens  Sonvereiniteit  men  in  zQnen  val  zelv* 
^  onderfchreef,  dewijl  men  hét  noodig  keurde,  hem  eenen 
^  aflland  te  doen  onderceekenen.  Maar ,  zijne  teragkomsc 
,p  en  de  gevoelens ,  welke  hQ  aan  den  dag  legde ,  bewonderen- 
jy  de ,  konde  ik  voor  mqzelve  niet  ontveinzen ,  dat  hy  ditmaal 
^  werkelijk  een  Overweldiger  was ;  want  hij  had  plegtig  af- 
ip  Ihind  gedaan  van'  alle  z^ne  aanfpraken  op  den  troon.  Y>tzt 
^  gedachte  had  m^'ne  bewondering  moeten  fmoren ;  zQ  ver- 
ip  mogt  zulks  echter  niet ,  en  ik  erken  mijn  ongelQk.'* 

j,  Duizendmaal ,**  zegt  Mevrouw  de  genlis,  van  de 
vermaarde  Mevrouw  van  sta&l  gewagende,  ^  duizend* 
y^  maai  heb  ik  het  bejammerd,  dat  zij.  niet  mijm  dochter  of 
jy  m^ne  kweekelinge  is  geweest.  Ik  zou  haar  goede  letter- 
jy  kundige  grondftellingen ,  juiste  en  natuurlijke  idéën  hebben 
I,  bQgebragt ;  en  by  znlk  eene  opvoeding ,  bij  den  geest , 
I,  dien  zQ  bezat ,  en  bij*  haren  hooghartigen  denktrant ,  zovl 
^  z|j  een  volmaakt  wezen  en  de  met  regt  beroemdfte  Schrtjf- 
I,  fter  van  onzen  t^d  geworden  zijn.** 

Wy  befluiten  onze  uittrekftls  met  de  aanhaling  van  deze 
plaats  uit  het  fchriftelijk  onderrigt «  welk  zij  aan  de  Prinfóa 
VAN  anooulAmb  ter  hand  (telde,  op  het  oogenblik,  dac 
zQ  zich  van  haar,  te  Bremgarttn^  fcheidde:  „  Geef  u  over 
jp  aan  uwe  bijzondere  devotie ,  maar  zonder  gemaaktheid  eil' 
„  zonder  voor  zonderling  te  willen  doorgaan.  •  Verwonder 
„  noch  verftoor  u  ooit ,  dftt  anderen  niet  zoo  veel  of  niec 
J9  uwe  foort  van  vroomheid  betoonen.  Gij  zoudt  al  de  vrucht 
jy  der  uwe  verliezen,  zoo  u  toegevendheid  en  verdraag- 
„  zaamheid  ontbrake.  Oordeel  niet ,  en  gif  zult  niet  geaor* 
„  deeld  worden.  Bemoei  u  met  uwe  eigene  confcientie,  ed 
ip  niet  met  die  van  and^en.** 

Ziedaar  de  wQze  lesfen,  welke  deSchryfUer  vanhetrA^^rr^ 
éfEducation^  in  1794,  gaf  aan  eene  jonge  Prinfes  van  i<; 
jaren;  maar  is  Mevrouw  de  OENLis.niet«  met  ons,  van 
gevoelen,  dat  veel  oudere  perfonen  daarmede  nog  wel  even* 
zeer  haar  voordeel  zouden  kunnen  doen  ? 


DBIOIfOm  lllfllAR«nNG  VAW  OBIf  ttfUYiUS.  ,  fj 


«P&J0N08TB  UITBARSTING    ' 

VAN   DEN 

VESOVlüS. 

(yèrv9lg  en  fiot  van  hl.  a80 

Jus^  Itng    wü]    cudchen  overhangende  lava-\aiMLtü^  die 

eene  foorc  van  bedekten  weg  vormen ,  door  reden,  vtn  wur 

oen  niet   kon  uitzien ,  heerschte  er  Jnide  vreugde  onder  de 

liddeifcluuLr;  ofTchoon  dezen  en  genen  onzer  misichien  bec 

litn,  b^  hec  pnder  onze  voeten  ^zt^%  heviger  wordend  kn«* 

ken ,  allengt   fterker  begon  te  kloppen.    Mttr  tls  wQ  op  de 

vltkte  aan  den  voet  des  kegels  gekomen  waren ,  alwaar  men 

de  ezel5  verlaat ,  en  nn  de  ileile,  rouachtige  hoogte  beklim« 

men  moest ,  —  als   w^  den  berg,  die  vuurgloed  uitwierp « 

zoo  nabij   voor  ons  zagen ,   en   eene   geringe  drukking  der 

Incbc    ona    onder   (leenen  en   asch  begravea  kon «  werden 

die  genen,,  welke  het  meeste  gefchreeuw  gemaakt  hadden ^ 

eensklaps    ftil,  en  men  hoorde  zelfs  zeggen,  dat  wQ  genoeg 

gedaan    hadden   en  dus  hier  onzen  terugtogt  moesten  Éanne* 

men.     Ik   verklaarde  terilond  (lellig,   mij  hiermede  nlec  te 

knnnen  yereenigen;    en ,  daar  het  fpreken  bfj  het  geraas  van 

den  beq;  inoeyeiyk  was,  begaf  ik  mij  zonder  verw^il  verder^ 

om  den  kegel  te:  beklimmen. 

Toe  mqne  groote  verwondering  waren  de  vrouwen  de  eer- 
ften,  welke,  door  gidfen  geleld,  het  gegeven  voorbeeld  volg* 
denv  en  met  blijde  veirasiing  .zag  ik  de  Engelfche  jonge  juf. 
fer,  welke  b^  onze  overvaart  reeds  m\jne  opmerkzaamheid 
door  haar  fchoon  en  welberaden  voorkomen  had  getrokken ,  • 
onder  de  voorfien  opdagen ,  eii  wel  zonder  hulp.  Zoo  kwa^ 
men  w9  ,  na  een  moegelijk  uur,  op  de  hoogte,  als  juist  de 
zon  nabS  de  kimmen  was.  Slechts  eenige  meer  bejaarde  per* 
fonen  waren  teruggebleveo.  Een  ongemeen  treffend  gezigi 
vertoonde  .zich ,  en  de  woede  van  den  ons  zoo  nab^zQnden 
klater  Teroorzaakte  eene  onwillekeurige  huivering.  De  fchitt 
terende  firalen  der  ondergaande  zon  fchenén  eene  laatfle  po« 
nxRGSLw*  i8}i«  NO.  a.      .         .   F 


7t  Dl  JOHO$r%  QnHAMTtKfG 

ging  te  doen »  om  den  vlammenden  berg  vtn  zQn  eigen  licht 
te  berooven.  Zij  dook  onder  den  gezigceinder ;  en  nu  onc- 
wi1t1[elde  zich  voor  onze  oogen  een  rchouwfpei ,  dat  met  geen  ' 
tnder  vergeleken  kan  worden.  Wat  vroeger  rook.  fcheen, 
was  nu  vuur.  De  roode  vlammenzuil  flingerde  gloeiende 
rotsklompen  hoog  in  de  lucht,  en  de  beete,  alles  verzengen- 
de  tsch,  geiyk  ook  de  fava^  die  kokend  uit  alle  openingen* 
uitftroomde,  bekleedden  b^erg  en  hemel  en  aarde  met  een 
vreefeiyk,  verblindend,  vurig  rood^  De  (leeds  toenemende 
donkerheid  verhoogde  dit  rchouwfpet  dermate,  dat  wij  in 
diepe  verbazing  óiir  (londen;  terwijl  de  gedurig  rollende 
donder  in  de  ingewanden  van  den  berg ,  die  geheel  in  Of»«. 
toer  waren ,  hec  verfchrikkelifke  in  de  nachteiifke  duisternis 
'vermeerdeirde.  MQn  moedige  gfds  riep  mQ  echter  toe ,  dat 
hy  bereid  was,  ^({ne  belofte  geftand  te  doen;  maar  dat  wij 
zonder  uitftel  ont  op  weg  moesten  begeven,  dewQl  de  wind 
thans  gunlftg  was.  Met  weinige  woorden  gaf  ik  m^n  beflait 
kan  het  gezelfchap  te  kennen,  en  wilde  zoo  affcheid nemen-, 
wanneer  de  Engtlfche  jonge  dame  tot  mQ  trad ,  en  op  wef* 
benden  toon  zeide:    j,  Ik  ga  mede/* 

Dikwijls,  nmar  vooral  op  reizen,  heeft  men  kmmen  op« 
neriteh ,  dat  vrouwen  meer  moeds  betitten ,  dan  Éiannen  ^ 
om  een  oogenfchijniyk  gevaar  te  gemoet  te  gaan ;  maar  zm* 
danige  kloekmoedigheid  ,  zoodanige  verheffing  boven  tfle 
vrees  had  we!  niemand  in  dit  oogenblik  van  een  jong  mefs* 
je  kunnen  verwachten.  Men  floeg  dan  ook  geen  acht  op 
hare  verUarfn^i  en  deed  flechts  alles,  om  mtf  van  m^n 
voornemen  af  te  brengen.  Nadat  echter  beufche  vermaning 
gebleken  was  vruchteloos  te  zgn ,  en  ik  met  mdnen  geleider 
werltetp  wegging;  ontftond  achter  mQ  een  Inid  gejammer, 
daar  de  Engeffche  dame  volhield,  roede  in  den  krater  te  wff^ 
len  nederdalen.  'Toen  ik  omzag,  lagen  de  beide  zusters  van 
het  meisje  voor  haar  op  de  kniên;  de  vader  liep ,  zijne  ban* 
den  wringende,  om  haar  heen  en  weder,  en  liet  gezelfchap 
aeed  alle  moeite,  om  haar  van  beflnlt  te  doen  veranderen. 
Ik  $lde  terug,  en  vereenigde  mijne  beden  met  die  der  ove» 
Hgen.  Te  laat  zag  ik ,  dat  de  fchets  van  mtfne  vroegere 
beklimming  baar  het  meest  in  haar  voornemen  verHerkt  had. 
Ik  hieid  daar  dus  voor,  dat  de  omftan^igheden  thans  geheet 
anders  ware».  Ztf  betuigde  daarop ,  dat  z^  alles  wél  over- 
dacht, et)  ook  vernomen  had,  hoe,  nog  vóór  weinige  da- 
gen, vele  vreemdelingen,  en  daaronder   z^fs  vrouwen ^  in 


VAN  DBW  VKSÜtlUJ.  7p 

dea  ftHm  geifOsf  witttii.    Zij  vmckörfé  bóvendiew    dat' 

s|f  bmar  beAtfll  rétds    de  gehcêle  reis  bfl  2ich  had  gehad^ 

AU  ik  éindetgk  Terklaarde ,  dat'  ik  van  m^n  doornemen  af- 

tmg^  tieitie  zij   met  zekere  bItteAeid  aan ,  dat  zg  dit'  gaar- 

ae  gttooftle,   dewifl  het  den  tiiannen  eigen  was,  van  geva- 

len  te  Qireken ,  tonder  zich  daaraan  bloot  te  (lellen ,  en  dat 

kaar  niets  ton  beletten,  iilleen  te  gaan.  Thans  ftelde  ik  den  va. 

*er  eenigermate  gerust  met  de  belofte,  dat  ik  alles  zou  aan-» 

we&dea,   w«  in  mijn  vermogen  was,  om  zyne  dochter  te 

beveiligen.     Daar  nu  het  meisje  zich  niet  Het  aflchrikkeü, 

onHtoml  eindel^k  een  zeer  roerend  tooneel  bij  het  affcheid* 

nemen.    Zif   lag  htren  vader   en  hare   troostelooze  zusters 

lang  aan  de  borst,  en  fcheen  in  deze  oogenbllkken  te  gevoe. 

ten,  hoe   verkeerd  z8   handelde,  dat  z^j  verfcheidene ,  haar 

•Innende,  menfchen  zoo  diepe  Itaart  veroorzaakte.  De  (leeds 

toenemende  vuurgloed  maakte  het  fchouwfpel  nog  roerender, 

6n  onder  het  brullend  woeden  van  den  berg  hoorde  men  het 

Mde  (baOLen  der  fcheidenden. 

Toen  wij  om  nu  op  de  (lell  hellende  randen  alfeen  bevon- 
*B,  op  welke  men  rondom  den  krater  moet  gaan,  ten  einde 
aan  de  ecnige  plaata  te  geraken ,  welke  het  afdalen  in  den- 
zelven  mogelQk   maakt  en   naar  den  kant  van  het  bedolven 
Pcmfefi  Hgt ,  deed  ik  nog  eenmaal  alle  moeite,  om  haar  van 
bte  voonemen   af  te  brengen ;   doch  het  mogt  niet  baten. 
De  geleider  ging  nu  vooraan ,  en   ik  hield  mij   aan  zijhen 
Hok  vaat ,  ten^ll   ^^  Engelfche  juffer  weder  op  mij  (leunde. 
Zoo  kwinen    w^j   uaH    de   zoo   belangrijke  als    gevaarlijke 
plaats,  welke  omtrent  tegenover  die  it^  waar  wö  ons  gezel- 
fehap  vethten  hadden.     Hiet    moesten   wij  ons   eene  poos 
nederzetten ,  om  uit  te  rusten.     De  gids  dreef  ons  echter 
gedorig,   en  Arheen  weinig  behagen   meer  te  vinden  in  de 
ganfche  onderueming.    Ik  deelde   aan  het   meisje  z^jné  be« 
denkelQkbeden  mede;  dat  de  whid  (leeds  veranderde,  en  dat 
w<f  flellig  verloren  waren ,  200  dezelve  zich  tegen  ons  draalde. 
Doch  niets  kon^  haar  in  haar  beflult  doen   wankelen ;    en 
als  de  gids   eindelijk   verklaarde ,  dat  zij  In  haar  lang  vrou- 
w^ewaad  daar  beneden  fpoedig  vlam  zou  vatten ,  ja' zelfs 
niet  verder  in  den  berg  konde  nederdalen ,  trad  zij  ter  "zijde , 
rolde  haar  kleed  als  een  gordel'op,  en  kwam  nu,  als  man 
gekleed,   weder  bQ   ons.     Zoo 'veel  volharding  moest  zege* 
pralen.  In  plaats  dus  van  verder  afraden ,  begon  ik  te  fchert- 
fto,  en  zocht  UO  hiar  den   moed  in  te  boezemen,  welke 

F  2 


8o  DE  JONGSTE  UITBAaSTIMO 

coch  ligt  Mn  eene  vrouw,  vAt  hoofde  van  btitr  ceedeider  ge^ 
ftel,  zou  kunnen  ontzinken,  wanneer  zQ  eindeligk  de  nog 
nlec  volkomen  begrepene  gevaren  werkel^k  voor  zich  zag,  * 
Ik  poogde  haar  nu  op  alles  voor  te  bereiden ,  daar  in  dea 
krater  het  toeroepen  zelfs  onmogeUjk  zqn  zoude ;  en  hoe 
zeer  ik  vroeger  ook  niet  zonder  bekommeringen  was  geweest^ 
zoo  verdwenen  die  thuis  echter ,  daar  wU  ons  in  de  nood* 
zakelijkheid  bevonden ,  om  den  beflisfenden  ftap  te  doen.  Ik 
was  vol  moeds»  en  had  geen  voorgevoel  van  den  treurigen 
afloop  onzer  ftoute  onderneming.     - 

Wy  plaatften  ons  achter  elkander,  hand  aan  hand,  en  daal- 
den alzoo  af.     Uit  de  heete  bruine  i^vi^-aarde  onder  onze 
diep  inzakkende  voeten  fleeg  een  gloeiende  rook  op.    Wan- 
neer wij  eenen  (lap  voorwaarts   doen  wilden,   gleden    wQ 
foms  tien  tot  twintig  fchreden  benedenwaarts ,  zonder  ons  ce 
kunnen  houden ;  en  wQ   geraakten   dus  met  zoodanige  (hel- 
'  held  op  den  bodem  des  krater^,  dat  wij  zelve  niet  wisten,  hoe 
het  eigenlek  was  toegegaan.  Doch  hier  wachteen  ons  nienwe 
verfch^nfels,    welke  de  grootfte  tegenwoordigheid  van  geest  ^ 
vaardigheid  en  voórzigtigheid  vorderden^  om  niet  het  leven 
daarby  te   verliezen.     De  eerlle  hindernis,   die  ons  tegen- 
hield,  was  eene  breede  fchenr,  waarover  wij  fpringen  moes- 
ten ,    om  verder  naar  beneden    te  komen.    Aan  vasthouden 
was  hierbQ  'niet  te  denken.  En  ware  de  klove  wfjder  geweest, 
zoo  zouden  w^  zeker  in  dezelve  nedergellort  z^o*    Het^  bui- 
tengewone  meisje ,  dat   wg  begeleidden ,  gaf  hier  de  eerde 
proef  van  hare  koenheid ,  terw^l  haar  moed  (leeg  tot  roeke« 
looze  (loutheid.    Het  brullend  loegen  van  den  berg  wu  zoo 
vervaariyk ,    alsof  dezelve  ieder  oogenblik  zou  barden.    Het 
hevigde  kanonnen  vuur,   de  z  waarde  donder,  kan  met  dit  ont- 
zettend geluid  niet  vergeleken   worden ;  gel^k  het  trouwens 
ook  onmogeiyk  is ,  alles  te  befchrigven ,  wat  in  dezen  hel- 
fchen  muil  der  benedenwereld  omging.    Vuur  was  rondom, 
onder   en  boven  ons.    Wij  hadden  de  grootde  behoedzaam- 
heid noodig,  om  niet  in  brand  te  geraken.     De  hitte  van 
beneden  was  nog  veel  derker,  dan  die  van  boven;. en  de 
vlammetjes,  welke  .hier  en  daar  als  dwaallichten  b^  ons  op. 
degen,   g^iyk    ook  de  lange,  breede  vuurdrepen,  die  foms 
geheel  onverwacht  onder  ons  doorbraken,  maakten  het  voor- 
waarts komen  ten  uiterde  moegelijk.    W^  hadden  ons  om- 
trent een  half  uur  in   den   krater  bevonden,  toen  de  eerde 
i^y^a- droom  ons  tegenkwam.     Bloedrood  en  met  verhevene 


VAN  DEN  V£IUV10S.  ^I 

fcbooiilield  dtfttlieen  rchniveiide,  batnde  bii  zich  eenen  weg  . 
^Qtar  den  Oaajémo »  en  vernielde  allef ,  wat  in  zffnen  loop 
Ima  voorkwam ,  onder  een  verfcbtikkeliik  gekraak.  Wi)  nu* 
derden  die  gloedbedding ,  welke  nie^  zeer  breed »  maar  vrQ 
hoog  was.  De  iava.  droomde  zoo  langzaam,  dat  men  den 
naderenden  vloed  ilgc  ontwaken  kon.  Die  ooit  kanonnen  of 
klokken  heefl  zien  gleeën,  zal  zlcb  bet  best  dien  gloei- 
jenden  Ifarpom  weten  voor  te  (lellen.  De  Enjgelfci0  Mitf 
(helde  bec  eerst  toe ,  om  baren  zakdoek  aan  den  eenen  boek 
daarin  te  laten  verbranden ;  maar  de  bitte ,  die  de  lava  van 
zicb  gaf ,  was  zoo  fterk,  dat  oogenblikkelQk  de  gebeele  doek 
in ,  brand  vloog ,  en  z4  bare  band  niet  weinig  befcbadigde. 
Ik  wierp  er  een  (hik  gelds  in ,  betwelk  de  gids ,  door  mid« 
•del  van  z^nen  met  $zer  beflagenen  (tok,  na  vele  moeite,  er 
nitbaalde.  De  lava,  die  zlcb  rondom  d.e  zilveren  feuda  aan* 
gezet  bad,  werd  oogenblikkel^k  bard,  zoodra  dezelve  nit 
den  vnnrfhroom  kwam ;  en  dit  is  bet  eenlge ,  wat  wQ  als 
aandenken  van  hier  medebragcen;  Wij  begaven  ons  nn  ver- 
der naar  het  midden  van- den  krater,  ofTcboon  bij  elkefchrede 
het  genas  verfcfarlkkel^jker  en  de  verfcbijnfelen  dreigender 
werden.  Eindel^'k  bevonden  wQ  ons  aan  den  voet  van  den 
kleinen  Vefuvius.  Dezelve  was  geheel  in  vnnr^  en  dermate 
met  nedervloeijende ,  dof  gloeiende  lava  bedekt,  dat  de 
vnnrznil  boven  dezen  nit  den  grooten  krater  zelven  fcheen 
te  komen.  De  hitte  weid  hier  zoo  groot,  dat  w)|  aan  het* 
-ganfche  ligchaam  gloeiden.*  Wij  durfden  geen  oögenbllk  (Hl- 
Haan,  daar  wij  vreesden,  In  brand  te. geraken ;  en-dlt  be« 
angiUgend  gevoel ,  als  ook  het  verdoovend ,  'de  zinnen  ver. 
warrend ,  ontzettend  donderen  rondom  ons .  deed  ons  op  den 
terogtogt  denken.  Ik  gaf  dit  te  kennen ,  en  wilde  de  jnffer 
temgvoeren,  wanneer  zg  mij ,  waarom  wist  ik  niet,  pIotfe« 
ling  naar  de  tegenovergeftelde  zijde  met  zich  trok.  Waar* 
fchQnUik  wilde  zij  het  gezigt  van  den  anderen  kant  des 
bergs  hebben.  Onze  geleider  bleef,  als  in  domme  verbazing 
over  dit  verder  dringen,  daan,  en  ik  zag,  by  het  helle 
licht ,  hem  angdig  op  de  A^v^-brokken  omtrlppelen ,  en  met 
nitgebreide  armen  ons  wenken,  om  tot  hem  temg  te  komsn, 
WQ  hielden  ons  met  dit  nienwe  fchonwfpel  te  zeer  be- 
zig, om  hem  te  gehoorzamen,  en  bovendien  ergerde  hët  m$ 
dat  de  knaap  ons  niet  volgde.  Ik  fchrisef  dit  aan  lafhartigl 
heid  toe,  en  bemerkte  niet,  welke  bagchelijke  omdandigbeid 
de  reden  van  zijn   temgblijven  was.    Tnsfchen  om  en  hem 


^ü  DL  JONOtTft  UITBAMTINO 

wts'  eeti  lay0  ^  ftroom  oncfprongeo ,  die  }atlt  tttar  deli  wand 
4ts  knten  droo^,  wflarboyen  w|j  voorby  moftices,  eii  wttr- 
door  ons  da  temgweg  Toor  titoos  «fis^eden  soa  sQn « xoo 
wii  dien  niet  voorkwimen ,  eer  bjj  dea  fteilen  locswand  be- 
reikt had.  WH  beide  beieften  terftond  bet  gevaar,  en  dt 
angst  gaf  ona  vleiigela.  W9  bereikren  nog  gelukkig  hcc 
Yoorfte  van  den  vervaarlVken  vuorftroom ;  doch  hier  waa  eene 
xoo  breede  klove,  welke  wQ  overfpringen  moeaten,.  om 
iuin  de  andere  zffde  van  de  voortdringende  iara  te  komen  , 
^at  wii ,  van  fchrifc  bevangen ,  dkarvoor  ftaan  bleven* 

Het  arme  meisje ,  dat  tot  nn  toe  ongeloofel^ke  dingen  b«d 
Yoibtftgty  wat  afgemat  en  kon  niet  meer.  Hare  fehoone  lolr. 
ken  waren  veriengd*  Met*  moeite  bad  ik  hare  ligt  brandbtfe 
klfediog,  die  reeds  meeimal^n  vuur  begon  te  vutten,  gered. 
Maar  no  «isdeUik  begaven  haar  aire  krachten  van  ligcbeum 
-en  'Ziel  te  ipel^k»  en  sij  i^onk  op  m^nen  ann  peder*.  Het 
was  een  vreénclüjk  oogesblik.  Vertw^fellng  -verleende .  mQ 
oogewone  kracht,  tk  najn  haar  op,  en  fnelde  atsoo  terog, 
^om  ftechts  den  wand  des  kraters  te  bereiken.'  Het  gelukte 
mji{.  Ik  poogde  eenige  voeten  boven  den  /ern* bodem  bij 
'den  wand  op  te  komen ,  en  vond  ook  werkel^k  eene  minder 
•beete  ^' uftgebooide  zwaveigrot,  waar  ik  hec  meia]e  nederleg- 
de ,  en  baar  de  flapen  met  wijjo  nit  mijjne  veldfiesch  wreef. 
Nadat  s9  een  weinig  was  b^gekomen ,  gaf  ik  baar  te  drïa- 
ken,  en  fmeekte  baar  op  de  meest  drnigende  wijze,  dac  eQ 
.aile  bare  krachten  cou  verzamelen  ^  om  met  mQ  eenen  oic. 
.weg  te  viodeo«  Maar  zü  knielde  neder,  om  te  bidden»  en 
.verzocht  mj^,  haar  aan  baar  lot  over  te  laten,  diar  zQ  niet 
'«eer  gaan  koiVi  zy  wees  naar  hare  voeten,  :eA  met  verba- 
zing bemerkte  ik.,  dat  de  regeer  voet  geheel  verzengd. waa> 

De  fava  •  ftroom  bad  zijnen  loop  tot  aan  den  groocen  waad 
volbragt,  wendde  zich  hier  regu^  en.  drong  laoga  deazeiveir 
onder  onze  voeten  verdcK.  De  hicee  werd  dtirdoor  zoo  on- 
vefdrageiyk ,  dat  wij  bet  geene  minuut  langer  badden  knooep 
uithouden.  Ik  nam  de  nog  fteeds 'biddende  Afir/ op,  en 
•droeg  haar  voorbii'  de  zwavelgrot.  Hier  vond  ik  eenige  voor- 
.  nitüekende  rotfen,  die  mQ  gelegenheid  gaven  om  behoed, 
zaam  verder  te  klauteren.  Reeds  meende  ik  gered  te  zfio , 
wanneer  een  der  (leenen,  waarop  ik  (lapte,  week,  en  ik 
aet  denzelven  naar  beneden  rolde.  Eene  menigte  ftéenen 
volgde  ons  in  onzen  val,  en  het  wts  fchier  een  wonder, 
dat  wij  niet  gekwetst  werden.   De  Javs  -  ftroom  was  au  acb- 


VAN  Bsai  vfinrvivf .  %% 

«r  mitt  WUÊ  wt  beTooden  <m$  nagainU  voof  de  bnêé^ 
«HHrklonre.  ik  geroeide,  dtt  ik  zelf,  voonl  door  de  bittr> 
«seer  «fgemac  wet,  en,  allioewel  He  voor  nifselved  Ml 
^ïpcoog  wel  durfde  wtgee,  mee  het  melsfe  ion  bet  mfi  üec 
^Inkc  x^ ,  denxetven  ce  doen*  Z%  telve  eig  dit  ia ,  eil« 
Hoeekte  mij ,  httr  ce  vtritteo  en  BHJietven  te  reddeti.  Mttr, 
hoe  coo  Ik  biertoe  bebbeo  kmmeii  befleicenf 

TerwQl  ik  ^  dus ,   naar  reddiog  fioacbtende ,   ootfttg ,   ont^ 
weerde  ik  plotlb^k  oasen  breven  geleider  bf  m^.    Wi  was 
«iet  een*  Oosten  fprong  over  de   klove  geraakt.    Nletiwé 
.kocbt  bezkide  nij ,  en  ik  meende  in  hem  mijnen  teêééodéA 
Engel  ie  nien.     Ik  omarmde  hem  ;  maar  b4  weea  naar  tn>A 
ven,  en  rtep  met  een'  tngftigen  febreenw:   CamUa  U  9intH 
(IH    wind  verandert  I);    en  In  hetzelfde  opgenbiik  waretf 
wy  met  gloeiende  asch  bedekt ,  en  groote  rotsklompen  ftort- 
ttft  krakend  rondom  ons  neder.    De  bodem  ènder  onze  voe- 
(en  begon  ce  wankelen ,   en  het  dreunend,  geraas  werd  zoo 
verfohrikkel^k,  aoo  vttéooy^etid  en  bedwelmend ,  dat  Ik  mQ 
(verbeeldde,  dac  de  gtnfche  berg  nu  zoude  inftoften  en  ons 
bepeven  onder  z^ne  puinboopen,    Ma^r  de  )onge  salta» 
TOR   greep   het  bezweken  meisje,  eu  fprong  fchielijt  met 
beer  wet  de  klove.     Ik  vdlgde  hem ,  en  nu  plaatften  w|) 
baer    mshïfaen  ons  op  onze  in   elkander  geilagette  handen. 
Z«o  l^ioeddea  wQ  met  baar  weg   over  totftn  ed  ibhetiréhf; 
4)«er  gloed   en  vuur ;  om  dén  wand  tot  ons  behoud  te  te- 
leiken*    Hoe  ik  dezen  bekTohimen  heb,  weet  ik  téit  nfercè 
Beggen.  JSen  van  onderen  opdampende  kwaim  d,rong  'Mtt 
ons  toe,  en  wg  zakten  meerinalen  verre  terug,  wanneer  wQ* 
mee  de  uiterfte  infpannlng  een  weinig  voorwaartf  gekomen 
waréÉ.     Tot  ons  geluk  was  de  wind  nog  niet  geheel  naat 
ons  toe  gekeerd;   anders  zouden  wQ  nooit  weder  boven  gé- 
%otten  z^.     DlkwQls  draaide  bet  mV  voor  de  oogen ,  m\jtae 
knUEn  knakten,  en  ik  moest  meermalen  het  meisje  laten  TTük-, 
ken,  alzoo  ik   zelf  ter  naauWernood  kracht  méér  had,  ote 
opwaarts  ie  (Hjgen.     Ook  de  gids   was  zeer  afgemat.    W|j 
verkwikten  ons  een  weinig  met  het  iaatfte  van  myoen  iacrj» 
mae   Chritti^  en  kwamen  zoo  weder  op  de  been.    Toen  wQ 
twee  derden  van   den  f^eilen  rand  beklommen  hadden,  werd 
alles,    wet  ons  omringde,  ten  uitérile  verlbhrikkelQk.    De 
berg  fcheen  ons  met  geweld  te  willen  uitb/aken*    Z^jne  don- 
ders, rolden  aanhoudend ,   en  de  wand ,  bij  welken  w^  op- 

klauterden,  begon  zoo  vervaarl^k  ce  fohiMUea,  dal  wij^dns 


$4  D£  JONGITB  UiTBAaiTINO  VAN  D£N  V£SUVIUS. 

OMiiweltlks  konden  (taande  hemden;  cerw)jl  hec  gevttr^  om 
er  door  de  bewegiiig  af  te  ftorten ,  eiken  oogenbiik  fcbeen 
toe  (e  nemen.  De  gedachte ,  dac  wij  zoo  na  bq  hec  doel 
van  ons  verlangen  waren ,  verleende  ons ,  als  *t  ware ,  bo» 
▼enmenfche^jke  knichten ,  en  200  geraakten  wij  eitdeUjk  bo- 
yeo^op  den  rand.  Met  kond  zweet  bedekt ,  zonk  ik  bewus- 
teloos neder  y  en  daar  verliep  meer  dan  een  onr,  eer  w$  ia 
ftaat  waren ,  verder  te  gaan. 

Twee  heeren  van  het  gezelfchap,  waaronder  de  biüktns 
jtinnelooze  vader  der  jonge  infièr,  waren  met  hunne  gidfea 
tot  aan  d^ze  plaats  doorgedrongen ,  om  ons  hnlp  te  bledeo. 
Dezelve  kwam^  helaas  |  te  Uat.  Het  arme  meisje  1^;  in 
aanhoudende  ftniptrekkingen.  Onzen  geleider  was  de. arm 
door.,  een*  >  nedervallenden  fteen  zwaar  gekneusd  geworden» 
AJlea  zageii  wy  er  verzengd  en  deerlijk  gehavend  uit.  Met 
diep  fiilx.w4jgen  namen  wii  verder  den  terugtogt  aan^  W^t 
verichllde  dit  veel  van  het  luide  gejuich»  waarmede  wQ 
ons  op  weg  begeven  hadden!  Het  meisje  werd  zonder  be» 
wustz)jn  naar  beneden  gedragen*.  Met  bet  aanbreken,  ven 
den  dag  kwamen  w^  te  Refiua.  Hoe  geheel  anders  waren 
onze  gewaarwordingen  by  den  zonnedpgang  van  den  vorigen 
morgen  gefeest!  Wat  kan  erin  vierentwintig  uren  ve^l.  creoriga 
den  menscb  overkomen  1  Als  in  Ipftaatfie  trokken  wQ  Na^ 
f  eb  binnen  9  en  de  mare  des  ongeluks  verfpreidde  zich  wel- 
dra. Ontzetting  en  medeleden  vervulden  alle  deelnemende 
zielen  by  het  vernemen  des  wedervarens  van  een  m.eisje,  d^t 
doof  allen,,  die  haar  kenden^  hooggefchat  werd«  en  door 
de  .hulp  der  kunst  niet  meer  was  te  redden^ 
.  ASet  (piepen  weemoed  verliet  ik  Napels  en  de  trpostelooze 
familie.  £n  offchoon  ik  mijzelven  niets  te  verwQten  heb»  ^ 
oJTchoon  de  naaste  bloedverwanten  zelve  en  allen,  die  er 
bfj  tegenwoordig  waren ,  m^ '  zochten  gerust  te  (lellen,  en  te 
troosten  y  zoo  zal  deze  akelige  gebeurtenis  m^j  toch  (teeda 
bedroevend  voor  den  geest  zweven ,  en  m^ne  fchqonfte.ber» 
inneringen  van  een  zoo  bekoorlijk  land  verbitteren. 


ZZNIGS  ZINSNEDEN    UIT  BENEN  BRIEF   VAN  LAFAYETTE  AAN 
DEM  OENERAAL   BERNARD,  TE  WAS0INOTON* 


M«< 


füit  de  Baltimore  Gaxeue.^  ' 
n  waarde  Generaal  I —  GQ  weet ,  dat  er  in  Bil- 


EEMIGX  ZINSNEI^ftN  UIT  BfiNM  B&UF  VAN  LAFATftTTt.       85 

.^  MDlge  oninifin  hebben  pkaU;  (egn{>eD ;  ileselve  isnUen^ 
denk  ik,  ebtdigea  in  4e  afifcheidkig  van  dac  gewesc  van;tf#A 
tei^,  onder  deazelfdeo  Soqvefein.  :Wy  b^bb^  er  óns  tentet 
In  c^mengd,  dan  aileen  door  te  vecUifen ,  -  dac  w<j  niet  txOm 
IftiL  gedo<»gen ,  dat  eene  Tteemde  legenn^i  eenig  reitt  van 
tosrchenkomat  doe  gekten;  latende  tlEoo, de.  beide  volhen 
Inmne  eigene  zaken  fchifcken  zoo  ala  ^  znlks  goedvinden» 
maar  niet  willende»  dat  andere  Gonvemementen  tnafchen^ 
btidcn  konen ,  om  .onze  naburen  te  onderdrakken. 

Onze  Repfablikeinfche  orobn  ia  oamlddelMjfc  erkend  ge* 
worden -door  htt  Engekch  Q<tuverQeiBent»  eq  zal  weldra, 
SCO  ik  hope,  mede  erkend  worden  door  de  .andere  Mogend» 
beden,  ^q  kont  wel  bogrQpen,  dat  ik  niet  van  meening 
ben,  dat  dit  de  beste  der  RepubUeien  \u  Geenazins:  aan  de 
ConÜitotie  der  Vereenigde  platen  geef  ik  vesre  de^  vootkeor. 
Maar  ik  geloof,  dat  wij ,  in  de  tegenwoordige  Q|n9andighe«< 
den,  bet  beste  gedaan  hebben;  en  wij  hebben  alle  Repn- 
blikdnfcbe  inflellingen  voorberefd,  in  den  vorm  van  eenen 
Volkstroofl.  £r  .'Z^nin  Frankrifk  geene  opregcer  en  veriicb- 
ter  Patriotten ,  dan  de  Koning  en  zQn  Zoon,  Ik  ken  hen 
Hechts  finds  korten  tyd;  mflar  zQ  hebben  my  de  grootfte 
Trieod(chap  en  vertrouwen  ingeboezemd,  en  dit  gevoePb 
wederkeeri^. 

Ontvang  de  vernieuwde  verzekering  van  mQue  oude  eiige* 
tionwe  vriendfchap.  ' 

ParifSf  9  Scpr.  183a  lapatèttz. 


D. 


DS  PAR^SCHK  BARRICADEN. 


Fe  Franfchên  hebben  zich  }n  de  jongde  t^den  groote  Ue& 
bebbetf  der  Statiattek  betoopd,  en  zQn  dan  ook  niet  fai  ge^ 
bceke  gd>leven,'  de  Ibaatfteenen  te  .tellen,  die  door  hen  in 
de  berochte  dagen  van  Julfl  uit  detzelver  eigenaardige  plaats 
290  gemkt  geworden. 

I>e  ParQfche  beftrating  beflaat  eene  oppervlakte  van  drie  miK> 
lioen  ellen.  Er  waren ,  behalve  de  verfperringen ,  zamengefteld 
Rit  de  hoornen  dér  boulevards ,  uit  timmerhout ,  rijtuig ,  huia* 
laad  enz»,  zelfs  v^  lijken^  4055  barricaden  :van  firaatfteenen 
OK^K^  ^^  ft>^  Farijt  heeft  drie  mannen  met  de  meting 
dezer  barricaden  belast:  in  de  eerSe  afdeeling  zij  46000,' la 
de    tweede   57000 ,  in  de  derde  43000 ,  te  zamen  lasiooo 


M  M^  PA&UiCHB  »AMICADtIf. 

elfen  ilriiitg#0iid'  opgegnïreB  gevoadee*  HT^Mlnlve  ioBgeii^ 
eea  twiacigfte  gedeelte  der  beftmriDg  weggetfatnidiiginrofdeii. 
BIke'  vfeitKiite  el  bevat  95  fteenea)  ge^lgel)|k  he(  fe- 
he«le:#ittr  der  nittemkce  (leeAeo  3,ti5,oeot  ^h  dat  beeft 
Ifer  gekaeen,  li«r  gewtgt  vta  dënea  ftntcAèen,  door  flkaoi- 
der^  op  j6  po&d gerekdbd,  lof  welalge  umor,  eeoedlait  van 
iS^tüSOfOoop^tiékin  fa  bewegiag  gébmgt.  Vu  gezegde^tiaStOoó 
fteeoea  et^a  eis^coo  taa  ftaldBea  geflegen,  ea  toe  weipg». 
fchae  in  de  halzen  aatr  borea  gediagen.  De  torftafliag  éer 
gelieele  bieltridag  heeft  der  ftad  950/100  fnmci  gelmr,  — 
PMp^i  cele  15Ó0  ftiitCB  ea  95000  faafoea ;  door  tfooo  lame^ 
rea#,  6ü  «Hen  vaa  elkander,  urordea  deaelTe.Terilthti  elb^ 
deri^lvén  kost  der  ftad  jaariifka  aan  oodeilioiid  105  fnsca.» 
ea  de  aaafbhaiRag  ongereer  dt  helft.  Van  deie  iantarèpf 
s^a  ook  ^er  tefe^  fbboon  op  verre  na  alet  de  helft »  va> 
Bfeld  gêwoMea. 


E 


nod  Oh  lTAAtT)S  VAfl  FRANICrifa  RAXaaNJgO 

••  •     •  ^    f 

(fIfiffOt  6  Jap*  1831.) 


jeré  2y  Keizer  nicolaasI  Even  dom  als  woedend  van 
aard ,  behelst  zijne  Proclamatie  een  Manifest  van  Ëuropefckm 
Ooriog.  De  Diplomatie  boordt;  de  Oorlog  veiloaè.  Br  Is 
meer  menschlievendheld  in  één'  kanonskogel,  dan  in  al  de 
vreesachtige  of  Karihaagfche  Kanfelargea  van  ^urop^.  Den 
ooriog  verklaren  aan  de  Franfehen  van  het  'Noorden ,  ir 
hetzelf^ié ,  als  dien  aandoen  aan  de  befóhaaMe  weretüï^Via 
betzelfde ,  als  aan  ons  da  4lpe»  Wy^  den  Ryn  tot  gren* 
zen  beloven.  De  Belgen  hebben  bet  reeds  begrepen  ,4-ea 
oiizè  Vfag  wordt  de  hunne.  Indien,  in  dede  vaa«z|'n  hof 
ea  zQn  barbaarsch  KQk  te  beftbavea,  de  Aatocraac  oaazQae 
Baikfren  zeadt,  znilen  wij  ban  dea  baard. afttickken.  .  De 
partij,  fce  fFaterko  ge(|>èéld,  IcKrteawt  om  voMoeniag. 


"^mraBtsaL  wt  ben  tooNEeupBL  van  otRRir  rA»E 


O. 


rmftiaeki  bet  f  aar  1^90  kwam  te  Duinkerken^  b^j  deo 
jPodthaadekMT  }•  hardt,  eaa  Nationaal  Temeelfpel  van 
deniiekendea  OBRRfY  ^apb  In  het  licht,  getiteldi  Joaa« 
»)ias,  üf  dé  ZêgêpNkil  iet  B^geheft  en  iit  Arimermth  ^ 


UITTRftl^U  mr  ftSN  TOOMXnJTU  9^IJ«  MUIT  PAK.     1^ 

wmarran  in  dU  TWchrife  vto  \mt  genoemde  jaar  bet  navol* 
gende  vciflag'ii)g^dMii;  ketMik  out,  in  dezen  c^d»  t>pfler. 
l^el^k  genoeg  is  voorgókomefi  4-  00  «bec  onzen  Lezeren ,  die 
boe  genoemde  Tcmdeelftuk  noch  oqi  T^dfchviA  fan  dat  }aar 
bezitcBB,  liier  mede  te  deelenc 

«  DéèOgeloovigbeid  éérBraBanJerSy  betdmNIc  IrooftvloeQettd 
-IfêiagderQeestidHikea,  %il  hxtnni  overwinningen  op  den  Keizer 
losEPHus,  dien inèfl ftier  u\a ChristeB*wyi((éei' v^6driïef€» wor- 
deif  hl  dit  Tóonèeirpél  zeer  aardig  ed  fprëttèüd  ^voorgedragen. 
\/Muocratie  houdt  zich  zeer  verwdnderd ,  dat  het  Bifgehof  nog 
jaan  deszelfli  giïnftfgen  coefland  tw^telr,  daar  een  geheef^lic 
op  deszelft  wenk  voortvUegc,  om  honten  ehlteeoeolfèiUg^li  te 
bewlertfokeni  daar  4e  verAnading  van  een  venbt  ooi^wff  ^ 
Hdroogden  vti^,  of  eeft  gerimpeld  vel,  vaa  étz^  of  genen 
Heilig,  voor  eene  doodzonde  wordt  gehouden «  en  iit|,'4)enfec 
op  ftatnde  voet  gelooft ,  dat  eeoe  hisntea  pop  oren  ver  wttn. 
dIeU,  gevaar  loopt,  om  eoi  Martehiar  te  worden.  Het  BH^ 
^höf  voeit  daartegen  klle  de  oogmerken  ei),  ondentmiagts 
vaó  joiepflut  aan,  vrelke  ib  bet  c#eftde  Toameeljdua.bei 
iaaftrd  wordeni 

EZM  PRIESTBÏf. 

JosEi^Mua  taüooze  Heiligdommen  aan  ( 

ÊEN  ANDER.   ' 

Het  Vagftvttttf  wa^slt  op  zijne  groislOtgeiil 

EEN  ANDEE«  :       :.         i   . 

De  Bleeht  beefk  aireede  den  Atop  óm  dén  hÉliT  ' 

ftEN  MONNlK« 

Oatt  HefHge»  worden  tnlnbeeMeoï  of  pronken  fo  deOv* 
i«iq  tan  j<^lEPHUS!^ 

BEjf  ▲et'X>&a« 
Ottffe  AttitrfUtlldeMii^n  teRTchapt  MV  <n  fitboerOeeaft^ki^a^ 

«fN  ANDSIU 

Onze  zilveren  Aporttle?  '^«wdewn  in  kro6ftep  ^  Ifi  ft:i»#^*- 
Itegcn ,  plaquetren  en  cj^onenilvkken! 

.     EEW  ilMDEa. 

Onze  Kerloeii  worden;  GastbniflHi!   -. 

'EEN  AttOBR.. 

Onze  Klooetcri  verandert  hQ  bi  paaideaftallen  I 

•  EEN  AIff»ER. 

Qnse  Cellen  «jifl  de  ber^iokken  voor  baverzifckeil  eff.ftfop. 
Vosita  geworden ! 

EEN  ABT* 

Met  007e  fchatten  becazlc  hjj  zii)ne  foldatenl 


«.S  UlTtnUtlBL  VIT  EEN  TOONSEUFEL 

EEN  ANDSR« 

En  vw  ome  EerwaEiden  wil  hSi  fchoéBpoecflbi  tatken! 

ALLElf  GELV«« 

WnakI  Wntkl  Wntkl  — over  onze  Heili^ii,enoTeroiisl 
Z^'  vallen  met  hit  aangtzigt  fer  aarde. 
EEN  KAPUC9N,  het  FronHtOiibeeli  insgeUfhs  met 
het  aangezigt  op  den  grand  leggende. 

Vetoeder  n  nevens  ons ,  lieve  Franciscus  I 

BEN  PEEEKHEEE,  het  beeld  van  Dominiens  ook  neder* 
leggende. 

Al«  het  er  iets  asn  helpen  kan ,  Heilige  Vader  I  doe  dan  als  w$* 

Alle  deze  gezegden «  en  eenige  opvolgende  Tooneelen»  doen 
de  Staatkunde  heüxxittik  ^  dat  zij  zich  veigist  heeft,  en  dit  Volk 
t^  dom  en  te  zot  is,  om  o^t  verftandig  te  humen^  of  oolc 
^raariSk  vi^  te  willen  worden. 

In  het  tweede  Bedi^f  doet  zich  jozef  op  de  gnnftigfte 
wjizé  voor;  beginnende  Staatkunde  het  gefprek  met  hem,  op 
^ze  wtize:  „  Geloof  mif.  Vorst  1  het  is  zoo  min  nw  be- 
lang, «la  het  belang  der  overige  Mogendheden  op  deze  Aar- 
de/* —  j,  i>at  de  Volken  wqzer  en  gelukkiger  worden?** 
vraagt  jozef.  —  „  Neenl  dat  men  pogingen  doe,  om  hen 
zoodanig  te  maken  ,**  antwoordt  de  Staatkunde ,  en  vervolgt 
met  eene  ontleding  der  redenen,  waarom  zQ  dusdanig  oor* 
deelt.  £n  Wanneer  josephus  vraagt:  waartoe  hem  dan 
kroon  en  fchepter  zal  dienen?  antwoordt  Staatkunde:  ^  Om 
een  Forst  te  z^n^**  En  wanneer  josephus  een  mensch  be* 
geert  te  wezen,  raadt  zy  hem,  kroon  en  fchepter  neder 
te  leggen ,  of  eerst  xe  beproeven ,  „  of  Mj  vnnr  en  water 
onder  elkander  kan  vermengen.**  Dit  fch^int  wat  fterk  ge- 
zegd; doch  de  volgende- Tooneeien  regtvaardigen  dit  denk- 
beeld,  in  welke  de  thfeeperij  en  het  Bjfgeloef  zoo  wél  hten- 
ne  rollen  volvoeren,  dat  de  Forst  geen  menseh  kanblQven.  — 
Zie  hier  het  flot  eener  redevoering  vata 

DWEEPER^. 

^  o  Aanblazing  van  boven!  o  IJver  des  Heeren!  Ja,  Ge. 
loovigenl  ja.  Verdedigers  van  de  voorvaderiQke  Inftel- 
llngen!  jat  te  wapenl  (e  wapen!  te  wapen!  Josephus 
tk\  vallen!  HU  zal  weggeblikfemd  worden!  vernietigd!  Drie 
nren  na  zQnen  dood  zal  niemand  meer  weten ,  dat  h^  een 
bei^aan  gehad  heeft.  Gaat!  vliegt!  wapent  n!  Hebt  gy  geen 
Ihaphanen,  neemt  dan  bezemftokken!  en  hebt  gQ  geen  be- 
zemftokken,  ziet  daar  dan! 

QHif  fmijt  eenige  doodsbeenderen  onder  het  Folk.y 


VAM  GERVT  ?APE*  .    8j^ 

Ziet  dttr  dan  de  fcbenkels ,  de  kinnebakken ,  de  tnnp^'pen , 
de  korte   en  lange  ribben  van  den  heiligen  «RANCiacüt, 

DOM1NICU8,  ANT0NIU8,  BLORI,  GUDULB,  en  Van  al- 

len,  die  ooic  fchenkeli  en  pj^lpen  gebad,  en  ze  ona  nagelacen 
bebbenj  Neemt  .deze  beüige  wapenen!  woidtrer  andere 'am* 
Bont  nedel  verflaat  een  iegioUfk  duizend  K^erUIjke  Philla- 
ttfnenl  Gaat,  m^oe  bioi^ers!  Ik  geef  u  de  benedictiel 
Die  fieift  in  den  ftiijd,  gaat  het  Vagevnqc,  als  een  pQl  van 
den  boogy  voorbij »  en  regelregt  het  Hemeliiyk  in.**. 

In  bec  begin  van  het  vierde  Bedr^f  verrigt:  eene  met  fiok» 
ken,  fi^aphanen  en  doodtbeenderen  gewapende  menigte  z^ne 
eiocidên ,  welke  van  ter  zijde  door  een*  KcQgfoverfie  van 
den  Keizer  befchonwd  worden ,  die  er  geheel  niet  gnnfcig 
over  oordeelt.  ^  Mq  dnnkt  (zegt  hq)  het  zon  niet  kwaad 
z^n »  dat  ik  m|}ne  fbidaten ,  in  ftede  van  fnaphanev,  plakken 
~  en  roeden  in  handen  gaf.  BQ  aiwat  leeft ,  dit  Volk  is  niet 
waardig ,  dat  men  er  kroid  en  lood  op  veifchiec*  De  Vorst 
beeft  my  Vader  In  het  Dolhuis  gemaakt;  maar  b^  heeft 
veigecen,  om  m\j  lederen  wambuizen  en  kakftoelen  mede 
te  geven. 

Tegem  een*  Kapitein^  die  aankomt. 
Wel,  myn  goede  Kapitein!  hebt  gij  dat  rommelzoodje  gezien? 

KAPITBIN. 

Ik  heb  meer  gezien  dan  mQ  lief  wu ,  Heer  Overftel    . 

Ka'v<»SOVZRSTB« 

Jfisfehieii  zQt  gy  bang  geworden  voor  dieüèlden  met  hunne 
heilige  doodsbeenderen. 

KAPITEIN» 

Mogeiyk  zullen  zfj  het  ons  bang  genoeg  maken. 
Hoe!  —  is  deze  ual  u  ernst? 

KAPITSIN. 

Volkomen  ernst »  Heer  Overfte ! 

KRVGSOVB&STK. 

Z$c  g0  dan  ook  al  met  de  ziekte  van' die  land  befmet?  •«- 
Hal  hal  hal  In  eene  kale  rundetfchonk  zit  meer  kracht, 
dan  k  deze  mergpljpen  van  anto^nius  of^iSy»/ jutmus* 
*t  Zön  beenderen  uit  het  knekelbuisje»  de  Hemel  weet 
van  wie  I 

KAPITBIN. 

Het  zQn  deze  doodsbeenderen  niet ,.  Heer  KrQgsoverfte  I  die 
mij  bekommering  baren ;  maar  het  z^n  de  gevolgen  vaQ.  deze 
heilige  bedrlegetöen ,  die  tt  vrees. 


9Ö  UITTRBKltft  OIT  EÜf  TOMftSLIPBL 

.  WtÜBe  gerdl«eflT 

....  .     .  nuPtrEttié 

Dm. ofiW«<!efftattdeI||kefl  Invloed,  «eoiliêdéiteveRdoftln^ 
iMktii  ép  ten  Volk ,  dit  dom  én  bijgdoovif  i««  en  diti^dloot 
«ttttt  Zitlsorge»,  f^r  welke  bet  een*  ottbet>M!deti  eerbied 
heeft  f  eo  die  het  tolftrektfce  oppeigezeg  over  óHwelfi  Tfem 
leoerétt  i  Bleh  overel  tut  heenleiden ,  wear  nreii  bet  bebbeii 
wil;  —  bet  onbegrUpelijk  Emhufietmtii »  dut  elgemeen  de 
ïfetie  in  bet  boofd  en  om  hec  bin  gefligen  is ,  dat  in  A»ac 
ft »  om  tot  aife  bedenkelQke  tiiceriten  over  te  flaan ,  en  dat 
op  twee  onderwerpen  gevallen  is,  waarvoor  de  fcerveliiigeff ^ 
utt  elien  t^de,  bun  goed,  bloed  en  leven  hebben  willen  op^ 
ofeetif  toodri  24  er  bet  barnai  voor  aantrekked« 

IRj(fOSOVK&«TB» 

Eii  die  twee  onderwerpen  zijn  ?    * 

KAPITEIN. 

Godidtentc  en  VrQbeid  I 

KRQOIOVERfTB. 

Hal  bal  ba!  Godsdienst  en  Vr^beidl  ^  en  dat  too  all 
se  bier  zQn  I 

1  .   KAPITEIK. 

Zy  mogen  z^n  zoo  als  ze  wUl^a  ^  dat  is  het  verfchll  niet ; 
maar  zeker  is  het ,  dat  zij  hier  air  de  uitwerkjpgen  hebben , 
ja  nog  veel  fterker  ,zün ,  dan  of  a^  waren  zoo  als  zij  behoor- 
dco«.   Het  gaofebe  Volk  is  er  door  in  beweging  gebnigt. 

De  Kapitein  maakt  verder  eenige  zwarigheden,  die  deü 
Krijgaoverfte  geenszins  fcbijnen  te  ontrusten ;  doch  ,  na  het  ^ 
gezigt  van  cene  groote  menigte  Geestelijken,  iA  de  eene 
hand  bet  kruis,  in -de  andere  htfnd  het  zwaard  dragende, 
fommigen  met  kruiken  met  bier,  anderen  mee  zakken  vol 
geld  hem  voorbij  getreden  zijnde,  begint  de  Kqjgsoverfte 
eenlgzins  van  toon  te  veranderen ,  zeggende:  ^  MQ  dunkt, 
dat  bun  aanul  vrU  groot  is.** 

KAPITEIN. 

2fj  ([unnen  het  zoo  groot  maken  ah  ze  willen;  alle  {nwo- 
iiera  z^tv  buime  recmten.  1       ' 

KK^GSOVEKSTE« 

Z5  fchfinen  vrö  wel  gedresfeerd  te'z^jn. 

KAPITEIN. 

Dbt  ÏÊtk  ik  Jliiat niet  zien;  maur  ze  zQo  voi  couragie',  dat 
Door  deze  en  andere  redeiM  begtm  b$  reedè  ie  rftr^leti; 


MN  OKULtT  tA&« Stk 

«i,.dt«r  ïai  gehtd  buUeft  r^d  U4  bilde  b^  eao^  vc4koBi«a«^ 
•nmtie  Mfr»  vtit  teraggtaf  vtn  tlle  Regcin  «ftPrivUfgifi9t 
welke  eckcer^  itt  te  latt  aangebodtn^  afgiiflageB  .  wói4ev4 
zoodac  het  no  tot  een  vedutn  sioes  koneiu 

De  beide'  Legers  fchairen  zich  tn  flagorde»  otf  taii.it,HltU 
len.  Intosfchen  fteken  de  GeestellDkea  hunne  kroifen ,  krui- 
ken en  geldzakken  op,  en  wenken  én  toepen. de foldttCft»/>m 
ge  ^e  doen  defexieren* 

'  ,.|k  .«ai  Q  de  benedictie  geven. 

SOLDAAT*  l 

Ik  bedank  u ,  ik  heb  (è  grooten  honger. 

EBN  GEiSTBLQKE»  tegtn  eetf  SoUaaK 
.  Viom  hier.  Broer  1  gü  A:hijnc  dorst  te  hebben. 

EBN  ANDiiR,  latende  getd  zietu 
Is.  dat  niet  beter  dan  elf  oortjes  daags  t  —  Kom  hieri 

Op  deze  en  dergeiyke  iMtnood^ing^ii  bomds  de  (bldac^ 
bg  ganfche  troepen  orerioopeB*  ,Kr^giwufi9  en  Kapi$Hn 
vliegen  heen  en  wtder^  doch  ^uchteloos,  om  deze  defertie 
te  betetten;  Zii  worden  zelve  van  eenige  foldtien  bedreigd. 
De  Officieren  kommandereit  de  foMateo  oai  vswr  ift  geY^l: 
doch  al  de  geweren  weigeren* 

KAPITBIN» 

Wa(  dunkt  u^  Heer  Overfle?  

K&QGSOVERStB*  ^, 

Ui  weet  het  Di^l  —  Ik-  benndeioosl  —  V^  Duiürei  it 
in  't  4>ell 

KAPITBIN*      .  I 

De  Éf^iiigen  ek  de  Bierkroiken  ten  minde,        .     -    .,*    \ 

KR90S.0VE&STB. 

Wat  denkt  gS 9  dat  er  van  ons  worden  zal?      ; 

:     .   .  %  KAPITEIN.  'f  .  , 

De  vlngt,  of  een  verpletterpartijcje  ! 

RHQGSOVEftSfB. 

Hei  eerfte  was  wel  het  heilzaamfte.  .    '  '"^  '       "" 

KAÏlTfriN.     '  '^    '  '    '    ■' .  ' 

Maar  ;geenszhis  het  honorabeffte.  ' 

ITR^OSOVfcllSTe. 

Ltten  wQ  wii}sgeerig  over  bet  ihxt  denken.    -   - 

£n   op  de  loop  gaan?  ---  o  Josepbi^s!   josBi^titya! 
G}  29t  kwilQk  beraden  gewisèst  \  of  g9  wordt  fiecftt  gediend/ 
/>^  Kommandant  geeft  hér  feeken  m  den  mtms^ih     De  S9h 


9%  vnnsKWÊrt  mr  smjm  toomeblspel 

dat€m  yerwéren  xkh  flsauwtl^k;  de  meeOem' defertemt ^.em 
eimkUfk  nemen  Kf|ig«bverfte  en  Kspiteio^ .iwr  aide  hÊtmen^ 
'dk  vhgt;  stle%  achterlatende  ^  wat  zif  tnedegeèragt  heUen^ 

Viaorlel  Viaroriet  Viaariel 

ALLE  DE  OVïaip»N« 

Viaodel  Viaorie!  Vidoiiel    .      ^       r 

Alleg^  [zegt  de  beoordeeltar  van  het  fttik  van  pap eJ 
wtt  men,  cot  hiertoe,  in  dit  Tooceelfpel  gefcheuc  heeft» 
ftiookt  volkomen  (wat  het  wezen  van  de  zaak  aanbe- 
langt) met  de  gefchiedenis ,  die  onlangs  in  Braband  i%  voor- 
gevallen.  En  ook  het  vijfde  Bedrijf  is  daarmede  overeen, 
komftig.  •  JosBPHUS,  door  Moedelooiheid  tn  Hartzeer  toe 
het  niterfte  gebragt ,  bezwiijkt  voor  de  tijding,  hem  nit  zQne 
Nederlanden  aangebragt.  In  deze.  omftandigheden.  biyft  hJQ  » 
echter,  niet  alleen  groot,  maar  te  gel^k  menschlievend.  Al- 
toos begaan  met  het  lot  z^'ntr  ongelukkige  Onderdanen,  be« 
klaagt  hy  hunne  verblindheid  en  verleiding. 

STAATKUNDE. 

Deze  ondankbaren  verdienen  uw  beklag  niet^  Vorst  f  Straf 
l|én,  door  hen  tan  zichzelven  over  te  laten.  i 

JOSEPIIUS. 

Welk  een  rtad  ^voor  een  vaderlek  hart !  -•  o  Mijn  Volk  f 
'  mtin  Volkl  't  Is  weinig,  datgQ  mti  overwint/  MaargQ» 
de  prooi  des  fchandel^en  Bijgeloofs !  GU ,  in  de  kluisters 
van  hen,  die  uit  den  afgrond  z^n  opgedaagd,  om  de  Vrij- 
heid der  Volken  den  doodfteek  te  geven !  Gq  ,  op  den  rand 
van  uw  onherileibaar  bederf,  in  den  waan ,  dat  gQ  behou- 
den z^jtt  —  Dat  gy  mij  vervloekt,  vergeef  ik  u;  maarxlac 
'gy  den  zegen  der  aarde  met  baldadige  handen  van  u  weg- 
'ftoot,  dit  wringt  m9  den  boezem  toe.  Uwe  naderende  onheilen 
doen  my  beven.  Gelukkig ,  dat  ik  ze  niet  «anfchouwen  zal! 

Na  eenige  tusfchenpoozen,  en  eene  en  andere  uitboe- 
zemlng,  die  het  karakter  vanjosEPu  us  in  het  beval- 
ligsc  licht  plaatfen,  verfchijnt  de  MenschUevendheid  ^  ittU 
•  ke  den  fiervenden  Vorst  in  zqne  laatfte  uren  vertroost,  j»  Jo* 
SBPHUsl  (dus  fpreekt  zQ  onder  anderen)  g^  zegepraalt t 
wat  het  wezen  der  zaak  betreft,  en  .—  ter  uwer  vertroosting 
xy  het  gezegd  —  deze  zelfde  triomf  van  By geloof  en  Aris^ 
toeratie  geleidt  deze  pesten  der  narde  naar  hun  onherftelbaar 
verderf*  -Uw  Volk.  is,  door  z|jne  Geestelijken  en  Dwinge- 
Uttden<A  verblind  II  misleid  en  verraden  g^eworden;  doch  ^r- 


^m  GÉRAlT  PAnu  J»^ 

lang  nïl  iiee  d^  oogen  openeiu**  -^Dt^lrop  «liidigt  het  ftak 
tavtt  de  segiepratl  van  Bifgelotf  en  AHtt^^Mth^ 

De  Heer  fapb»  die  tls  iUltainiuk  TMgcellog  eeolgeii  cVd 
te^  Auivwrpm\,  eo  we>^  toen  de  ^rootfte  wanoiden  daar  {Maaia 
baddao,  verkeerd  heeft «  wan  zeker  beet'  io  ftaac,  om  de 
Brakmdars  Ie  ieerea  kenneri;^  en  de  buiceiifporighedeii  Tan 
fbnaiigen  hebben  hem  denket^k  aanleiding  toe  bét  maken  van  ' 
dk  TooMeifpcl  ge^e^n*  fiittifftfaeQ  £dtii  beflnit  de  Ré* 
ccafeK  van  dit  'tooneelfpel}  vosdufe  dé  eigemeéne  mensch^ 
Kevendlieidy  en  mogelffk  eèae  niénie  op  hinden  aijnde  Oev 
^MbntcttBg  in  dat  Land,  dln:  mea  hun  ken*' meer  beduiden 
fseet;  oniee  bet  liU]  genot  hunner  ondo  wonegtea^  toe» 

I  •      >.P. M    *\      Iinii  ifiiw  I   I     il      -  II    i     j.iir 


D. 


re  PreAdent  ttoNTsaQüisü  en  Lotd  CBneirËRriBtH 
troffen  elkander  op  ëèné  reia  in  itdHë  aan/  Beide 'manneü 
wafen  jnfsc  ^fchike ,  om  fpoedig  aan  te  flulcén.  Zij  hadden 
dus  weldra  eene  naauwère  verblndcenls  gemaakt.  Onder 
weg  viel  het  gttptA  öp  de  vootcleelen /die  het  eene  volk 
boven  het  andere  genode.  De'  pot&  (lemde  den  Pk-efideni 
toe ,  dat  de  Franfchen  meer  vernuft  bezitten ,  dan  de  Ënge!^ 
fchen;  toaar  beweerde,  dat  zQ'  minder  praktisch  9erftani 
hadden.  De  Frefldent  kon  dit  niec  ontkennen ;  doch  meen^i 
de  9  dat  deze  twéé  eigënfchappen  geenszins  te  ver^elijked 
waren.  De  beide  reizigers  bevonden  zich  'te  Fenetii.  De 
Prefident  waa  zeer  bezig,  ging  ovetal  heen,  bezigcigde  tU 
les,  vraagde,  prdaitë,  'en  fchreef  des  avonds  zijne  waame^ 
mingen  op.  Hl]  was  eens  twee  of  drie  nren  te  hi;{^  geweest 
en  zat  aan  zQnen  gewonen  arbeid ,  wanneer  zich  een  onbe* 
ke&d  pérfooh  Het  a^nmeldeq»  Het' was  eeh  llecht  gekleed 
Fransckma^f  die  hem  dus  aanfprakt  „  Manheer ,  ik  ben  eed 
landsman  ivan  n«  S'edert  twintig  jaren  faon4  ik  mij  hief  op  i 
maar  mijn  hart  Hangt  nog  altijd  aan  de  Franfchen^  en  ik 
voelde  mij  fteeds  gelukkig,  wanneer  nu  én  dan  de  gelegen- 
beid  voorkwam,  om  iemand  eeoe  dienst  te  kunnen  bewijzen  ^ 
gel^kditmet  u  thans  het  geval  is.  Hier  te  Tande  mag  menal» 
les  doen,  maar  niet  met  flaaczaken  zich  moeijem  Één  on- 
voorzigtig  woord  tegen  de  Regering  kost  het  hoofd,  en  gij 
hebt  er  reeds  meer  dan  duizend  u  laten  ontvallen.  De  Staats- 
aasKGfti«w;   1831.  KO4  9«  G 


'^4  MOMTBtqUXEO  £N  ClTBrrEaFietD. 

iniuilUi^rfn  lextc/iï  op  ^Qw«"^uigen^  mem  löerc  öp  n;  racftf 
fluipc  n  overd   mt.;  meo  igeefc  er  acbc   op^wac  gif  doèt^ 
ütisii'  \fcOmh  zich  orertaigd,  d«c  g^   fohrijfc.  .  Ik  weet  vr^ 
rzeker ,  dac  giy  — -  misrcbien  heden ,  misfchieo  jnorgen  —  een 
f bezook .  te  wachten  hebt.    «gedenk    n   wel ,  MQoheerI  of 
jgit^  werkeljlk  leti  gefehreven  hebt,  en  veiigeet  niec^  dat  een 
renkele  regel »  dien  men  verkeerd  nitlegc,  n  bet  leven  zon 
bonnen  kotten.     V^der  heb  ik  n  ntecs  te  zeggen* .  Ik  heb 
4t  tetp  JDJi  aan  te  bevelets.    AU  éénig  looft  voor  de  dienst « 
-welke  ik  voor  niet  i^ebeel  onbelaogriik  houd»  verlang  ik  dit 
ivan  B«  dai.^V'^  zoo  wQ  ^oevnllig.  elkatder  ontmoeten ,  mtf 
niet  vüt  .iRfitt^^  en  dai  ^.|  zoo  giJ^-Bds.fcUen  m  niet  meer 
met  de  vlugi  knne  redden «  maar  gegrepen  mogt  woedes ;, 
iMhaiftt-Jtnla  noemen.*^     Mee  deze  woorden  verdween  de 
man,  en  liet  den  Prefident  MONTStQt^iEtr  in  de  uiterfte 
v^anlog.'   Hél:  éerffeVWae  hif    deeci»  Was,  dat-h^f  naar 
xlJiUt  fcbijftafel  jfittg^    ié  papieren  nam  en  op  het  vnnr 
^lerp».  ,Nuuwi^M)k«  ^"^  <^it  gefchied»  en  had  hf  menige' or« 
,dera    iiUgevaardlgd.    toen   Lord  CBi;iT^aFiEi;.D^  in  huis 
Ikwam*  ;  Bet.  moeit  wel  in  bet  oog  vallen,  (]at  zQn  vriend 
zich  }a  'een* '  yerlchrikkel^k^a .  angst  bevonif«    HQ  vrpe^  dus , 
'  wat  ^  toch  gebeurd  was.    De,  Pre^dent  vercel^cie  hem»  boe- 
danig  1>ezoek  by  had  gehad  -p-  dat  hij  zfide  papieren  ver« 
brand,  .en  bevel  gegeven  bad»  om  een  huunqtuig  tegen  des 
fporgen^  drie  ure  in  gereedheid  ce  hebben,  dewfil  bij  voor- 
nemens, was»,  zonder  Verwijl  eene  plaats  te  verlaten,  waar 
^ètt  oogeoblijbL  .langer  of  korter  zoo  verfcbrikkeiyke  gevolgen 
voor    hem    zpii   kunnen  hebben.  'Lord  cbesterfield 
hq.orde  hem  Wlzipjttig  aan,  en  zelde:  j» Dat  is  nu  goed, Mijn- 
hejsr  d^  Prefidencl  maar  houd  u  toch  een  oogenblik  bedaard. 
Laat   Qn9  eerst  eens  rusiig  en  zonder  overijling  fpreken  óver 
uwgeyaU**  —  .i>Gij  zijt  niet  bij  zinnen,'*  antwoordde  xon« 
izs^ivyzu;  tf  hoe  zou   mijn   hoofd  rustig  zijn,  daar  het 
(lechts  aan   een*   draad  hangt  T*  —  ^  Maar  wie  is  de  man  » 
die.  zoo  edelmoedig   zich  aan  het  grootfie  gevaar  blootftelr, 
om  u  te  redden  i    Dat  komt  mij  eenigzins  bedenkelijk  voor« 
Na  zoovele  jaren  zou  hij  nog  zoo  geheel i^/^ffjc^/ri?» blijven! 
Met  allen  eerbied  voor   uwen  landaard,    ik  twQfel   daaraan 
£eer.    De   vaderlandsliefde  drijf^t  niet  ligt  iemand  tot  zoo  ge« 
vaarlijke  (tappen,   althans  niet  ter  liefde  .van  eenen  onbeken- 
den.   Of  is  de  man  misfchien  een  uwer  oude  bekenden  ?**  — 
„  Neen/'  —  „  Hij  was  flecht  gekleed r   —  „   Ja,  zeer 
Üecht"   —    He^ft    hij    van    u  eenig  geld  gevraagd ,  cene 


nONTESQUIKU  ËN  CH£STERFIfiLt}.  P5 

Itleinigbeid  njisfchfen,  voor  zijn(J  waarfchuwing*'' -^  „  Waar- 
lijk nicc,  geen  cent,*'  —  ^  Dat  is  nog  opmerkelijker.  Doch 
▼an  waar  weet  hij  alle  die  dingen,  welke  hij  u  gezegd 
^  hccfcr*  —  j»  Ja  >  dat  weet  ik  niet,...  miarchien  wel  van 
'de  /jvf0f}f/i>* meesters  zelve»**  -*  Ik  behoef  u  niet  te  zeg^ 
gen,  ilac  deze  Raad  de  gehehtifte  van  de  wereld  is;  hge 
zon  hij  toch  denzelven^knnnen  naderen?**  —  ,,  Zon  hij  mis* 
ichien  een  veripieder  in  hnnnè  cllenst  zijn?**  —  ,,  Wel,  waar« 
om  niecl  Men  zou  eenen  vreemdeling  tot  (pion  maken;  en 
deze  Ipion  zou  zich  in  lompen  kleeden  bij  een  verachtelijk 
handwerk»  dax  genoeg  moet  opbrengen,  om  er  goed  van  té 
leven  ^  en  deze  fpion  zon  zijne  meesters  verraden,  op  halve 
kaas  van  gewsrgd  ce  worden,  wanneer  men  u  opligc  en  gij 
bem  aaogeefc,  of  wancneer  gij  de  vlugt  neemt,  en  op  hem 
de  verdenking  valt,  dai:  gij  door  hem  gewaarfchnwd  zijt  ge* 
woidenl  Dat  alles  is  ongeremd,  lieve  vriend  1*^  <—  j,Maar, 
wat  kan  het  dan  zijn?**  —  ^  Ik  zin  hier  reeds  op;  maan  er 
wil  mi]  nog  niets  iBvallen.** 

Nadat    zij  beide  eenigen  <ijd  allerlei  gfsfingen  -  geopperd 
luidden,  terwijl  uontesquieit  er  bij  bleef ,  dar  hij ,  om* 
zeker  te  gaan,    met  den   meestmogelqken  fpoed   het  land 
wilde,    rnimen^    wreef  c^esterfield  ,   ondelr  het  heen' 
én    weder  gaan ,    zich  peinzend    het  voorhoofd ;    en  nu « 
alsof  hem   eensOags  eene  fchrandere  gedachte  Inviel;  bleef 
mi  daan,  eo  zeide:  9  PrefidentI  daar  valt  mij  iets  in.    Hoe 
^are  bet,«.    wanneer  misfchien  de  man...**  —  ^  Nu?  de 
man...**  —  n  Wanneer  de  man.«..  Ja,  datlton  wel  z^n , 
en    het  is  zoo;  ik  twijfel  ér  niet  meer  aan.**  —  „  Nn ,  wie 
u  dan  de  rnan?  Zoo  gig  het  weet,  zeg  het  tetj  fchielijk/'  —•• 
3^  Of   ik   het  weet?    o  Ja,  ik  geloof,  dat   ik  het   thans 
weet.,.     lioe,  wanneer   de  man  gezonden   ware  door  ie- 
mand» die ••..**   —  „  Heb  toch  de  goedheid,  en  pijnig  mij 
niet   langer!**  —  j.  Een  perfoon,  die  menigmaal  ondeugend 
ia,««.  een    zekere    Lord  chests*&pield.,..  hU   zou  u 
gaarne  dooi*    een  proefondervindeiyk  bewijs  begr^petflk  heb- 
ben  willen   maken,  dat  één  lood  praktisch  menfchenverlland 
meer  waard  is ,  dan  hónderd  pond  verüuft ,  dew^I  met  prak- 
tisch verlland.  • .  .**  —  »  Ha ,  vérfoeljelijk  mensch  1**  riep  de 
Prefideot ,    ^  wat  hebt  g\j  mQ  daar  eene  pots  gefpeeld  I    En 
mijne  manufcripten  • .  •  • ,  mijne  manufcripten  zijn  verbrand  !** 
De  Preiident  kon  den   Lord  deze  pots  niet  vergeven.    Hij 
bleef  bij    zijn  voornemen  en  reed  nog  des  nachts  weg »  son. 

G  1 


$ƒ$  MONT£$qUJ(£U  kMi  C  UE8  TERF  1£  L  Dé 

der  van  zijnen  reisgenooc  afFcheid  ce  nemen.  Welllgc  zoud^ 
een  ander  gezegd  hebben :  ^^  Lieve  vriend  i  gij  hebt  bewe* 
zen,  dac  er  in  Engeland  mannen  zijn,  die  vernuft  hebbeo  ; 
weUigc  vinde  ik  eens' geleg.^nheid^  om  u  (e. bewijzen,  dac 
er  ia  Frankrijk  ook  mannen  ;Eija,  die  verfiand  h^uiitiï^'' 


D. 


Een^  ^are  Anekdote. 


re  vader  van  den  thans  toe  levenslange  kerkerftraf  verwe«^ 
zenen  Exminister  de  polio  na  c  was  in  den  aanvang  der 
eerfte  Fri^p/cA^' Omwenteling,  met  vele  anderen  zijner  land- 
genoocen,  uitgeweken,  en  lm»ld  zicii  geruimen  tijd  te  JRi^^ 
fiadt  op.  Op  den  tienden  verjaardag  van  dezen  zijnen  zoon 
jui«B8  noodigde  hy  alle  jijne  lotgenooten  bij  zich,  en  ge- 
leidde hen  in  een  vertrek ,  'waar  op  eeite  tafel  een  crucifix 
Hond,  met  twee  lichten  daarnevens^  Nu  beval  hy  zijnen 
zoon  jut  SI,  de  tafel  te  naderen,  en  vivrbood  hem,  gel^k 
eertijds  hamilcar  den  jongen  baiv^njbai,,  door  eenen 
duren  eed,  dat  hij  onveranderlijk  de  Fru^nfche  Omwente- 
ling en  de  door  dezelve  verbreide  groudbeg.infelen  zou  be» 
ftrijden.  Deze  plegtige  handeling  fchijnt  op  he't  gemoed  des 
knaaps  een^  diepen  indruk  te  hebben  achtergelat.^n ,  en  daar* 
uil  goeddeels  zign  afkeer  van  alle  liberale  denkbeelden  te 
verklaren  te  zijn.  £en  ooggetuige,  oude  fpeelgezel  desPrinfen, 
idie  nog  te  Kafiadt  leeft ,  heeft  deze  Anekdote  In  een  En^ 
^ehch  tijdfchrift  medegedeeld^ 


&E  BBLOISCHE  VUUQ&I-D. 

VY  ilfaelmus.  van-Ntsfair,  liat  wappren  uw  w  ^enl 
Verhef  en  verbreed  en  ve^^iPQg  hare  banen  I 
Voor  licht  en  voor.  vaijheild ,  voor  regc  en  voor   wet 
]^eefc  immer  Oranje  zijn  leven  gezet^ 

Otid-Holland  Meld  ftand  in  heÉ  felst  van  het  ftr'  fiden  , 
Öud-Hollaiid  zal  tb^n^  ook  den  mulCker  kasófden  \ 
yXyx  vlag  14  DQ^  immer  bemind  en  ^^ducht,  — 
\^\%  zwi^^  haar  kleuren  in  fchJcrrende  vlügt; 


DE  BELOISCUB  VR^BfiiD*  ^ 

Het  Luikfche  gepeupel ,  de  Brusfelfcbe  papen. 
De  fla^ceirs  van  Leuven ,  de  Mechelenrcbe  apeq , 
Zij  fpelen  te  zamen,  op  Brabandfche  wijs^ 
Hec  bloedige  fpel  van  hec  gröote  Par^s» 

Barbiers  en  baronnen ,  frifeura  en  Jezuicen  ^ 
Veranderd  in  iicbcblaaaw  gekielde  bandieten » 
Liberalen  en  Ulcra*a  p  in  z^de  of  in  p^ » 
Befluiien:    ^  De  Belgen^  gansch  tfeèrland  zlJ  vrQT 

Hier  liaan  no^  o  Vr^heid,  tco  <Iier  «n  zqo  waaidigl 
Uw  hongrfge  ainaaars  in  Brttsfel  veciic vaardig  i 
Zi|  hebben,  loo  bag  om  uiv  afzijn  gezucht; 
Waar  zij c  gij,  o  Vr^heidl  waaihenan  gevliigcf 

Maar,  wac  t^  ook  roepen  en  zoeken  in  *€  ronde. 
Geen  Belg,  die  hec  fpoor  van  de  vrQheid  verkondde; 
Zq  fmijteo  in  *c  honderd,  'C  zij  raak^  het  zij  mis, 
f&Biu  niemand  weec,  waar  of  wat  vrijheid  tock  is» 

Toen  zag  men  een*  pleiter  en  drukker  verrijzen  % 
Die  zouden  hun  *t  fpoor  van  de  vrijheid  wel  wijzen: 
£n  thans  is  geen  wichtjen  in  Braband ,  boe  kleen , 
Of  'c  weet  van  de  vrijheid ,  en  rept  er  zfck  been. 

Nu  zweren  ze ,  al  Iprong  ook  de  wereld  aan  Qiaandren , 
•  Tiiannen  ie  jagen  uit  Braband  en  Vlaandren ; 
Zij  zweren  *t,  en  hebben  zich  driemaal  gekruist,  ~ 
£n  heeroom  aanfchouwt  het ,  en  lacht  in  zijn  vuist» 

Zy  razen  en  tierea  ^  als  dollen  en  blinden ; 

«  Waar  zijn  de  tirannen  ?**    Geen  was  er  te  vinden, 

»  Ziet»  die  daar!**  dus  roept  er  een  paap:  „  die  moet  voort.** 

Zg  grepen  en  fmytèn  de  Rede  uit  de  poort. 

Zy  fluiten  ze ,  en  maken  den  fleutel  zich  meester. 
En  Broafel  i^  vi^ ,  en  het  graauw  fpeelt  den  beest  er; 
De  nadmkker  neemt  nu  met  geestdrift  het  woord  ^ 
En  fpreekt  toe  de  fchare,  aan  de  Schaerbeekfche  poort: 

j,  SIttda  lang  zijn  wQ  groot  en  roemnichtigJn  't  praten  |  . 
9  Wij  volgden  Partia  in  zQn  doen  en  zijn  lated; 
j,  Alwfit  men  daar  fchimpte  op  regering  en  juk , 
I»  Dac  gaf  Ik  getrouw  naar  de  letter  in  druk.. 

,1  £n  gq  zonde  geduldtg,  o  achtbare  Bei|;enl 
9  Dat  oud  privilegie  zoo  fnood  zien  verdelgend 
»  En  g9  zoudt  aedoogèn ,  op  vi^jh^d  zoo  prat , 
«  Dat  Holland  den  luister  deed  tanen  der  ftad  t 


93  1>B  BfiLGISCuk  VA^HEID. 

^  Parijzert  bevrijdden  de  (Iraten  van  fteenen; 
j.  Waarom  zijn  die  hier  ook  niec  lang  reeds  verdwenen? 
^  Dddr  vielen  de  boomen  langs  kaatjen  en  mark ,         •  ' 
^  £n  hier  (laan  ze  vredig  te  groeijen  in  *c  Park! 

* 
„  Parijs  dorst  zijn  (Iraten  wel  barrikaderen, 
^  En  hier  loöpt  geen  hond ,  of  hij  kan  ze  pasferen  I 
„  D$  klenr  onz^r  vlag  Is  zoo  oud  en  verflenscht; 
jp  Hoe  biiiyk,  dat  men  de  driekleurige  wenschtl 


Wij  hooren  *t  gerucht  wel  van  heerlijke  t^denr    . 
Maar  wat  baat  het  ons ,  dat  zich  andren  verbiyden  ? 
Zoo  lang  wij  één  dag  nog  ten  achtere  zijn. 
Baart  ons  der  Parijzeren  jubel  flechu  pQn«** 


Toen  draafden  en  (laafden  de  dienaars  der  Santen; 
De  i]hijderi,  de  kruijers,  de  laarsfabrikanten, 
D^  wijfjes,  in  *t  knutflen  van  kaneen  vermaard,  . 
Zij  ijvren  voor  vrqheid  te  vuur  en  te  zwaani. 

Nu  tijgen  ze  aan  't  werk ,  en  ontbloocen  de  firaten  ^ 
Het, pieterman  (levigt  hun  kracht  uitermacen. 

Jusdtia  maakt  (lechts  de  vrijheid  te  fchand* , 
;n  (Iraks  is  *t  paleis  van  Justitie  in  brand« 

^  Wat  pronken  die  huizen ,  die  rijke  kasteelen  ? 

,,*  Laat  ons ,  bij  't  verbranden ,  den  buit  fiuks  verdeelen  { 

^  Wat  doen  daar  die  linden  vol  fchaduw  te  (hian  ? 

9»  Weg,  roovefs  van  't  fchfinfel  van  zon  en  van  maani" 

Daar  kraken  d^  muren ;  daar  vallen  de  (lammen ; 
Daar  vliegeq  de  (leenen ;  de  (lad  is  vol  dammen ; 
Geen  man ,  ja  geen  mui$  kan  een  voet  meer  vboruit ; 
Maar  't  vrijheidsllcht  wordt  ook  door  niets  meer  gedutt* 

Toen  drukten,  bij  *t  bakken  en  plondren  en  branden , 
Dq  paap  en  de  meester  elkander  de  handen  { 
Trfomf  nu ,  o  burgers  in  lompen  of  zij'  I " 
Qij  hebt  overwonnen,  en  Brusfel  is  vrij I 


Wilhelmus  van  Nasfau  1  G\| ,  Nederlands  Vader  1 
Een  hemelfche  vlam  blaakt  U  boezem  en  ad^r; 
Gij  weet  het,  die  vr^heid,  waar  't  hart  ons  voor  gloeit, 
wy  achten  baar  waard',  dat  ons  bloed  er  voor  vloeit» ' 

Wilhelmus  van  Nasfau,  laat  wappren  uw  vanen! 
Verhef  en  verbreed,  en  verhoog  hare  banen ! 
Voor  Godsdienst  en  vrübeid,  voor  wet  en  voor  regt 
Was  Immer  Oranje  de  voorfte  in  't  gevecht. 


DE  BBLGISCBS  VRUBBIO.  '  pp 

Late  zwieren  uw  T«Qeii,  gtj  dappere  knapen! 
Het  vaderlandich  hart  klopt  zoo  blij  onder  't  wapen* 
Ood-Hollanders»  toont  thans,  met  lood  en  me^^  kmid^ 
Dien  roekloozen  dwazen  ,  wat  vf^heid  beduidt  I 

J.  M.  tt.*Kampe$i. 

H«c  B—gdmittch  In  itt  firêimSthig»  im  v«ne  gevolgd. 

~ ■• — : . 

MJJK&    WEN8CHEN, 

o,  VY  at  valt  er  veel  te  wênfchen. 

Bij  het  einde  van  dit  jaar  t 
*t  Oude  dmkce  <Mia  dierbaar  Neérlaad 

En  geheel  Euroop  zoo  zwaar  f 

Stortte  *t  nienwe  zooveel  zegen 

Over  óns ,  als  *t  oude  leed; 
Ach ,  hoé  droegen  w^  de  weelde. 

Die  het  ons  dan  ünaken  deadi 

Neemt  mQn  wenQphen  naar  nw  woning) 

Voert  ze  mede  in  't'  flaapfalet ; 
En,  kunt  ge  u  nier  zalig  denken , 

DfoofliC  o  xaifg  in  nw  bedf  --> 

*k  l^ensch  dan  Engeland  een*  Canningi 

Rusland,  blikfem  van  Tupyoi 
Pruisfen ,  ééns  een  Conftitutie; 

Fraida:Uk,  veel  LafEtte-w^n!  • 

*k  Wensch ,  dat  voortaan  onze  Koning: 

(Hem  de  zegen  van  omhoog  l') 
ZQn  Hem  minnende  onderzaten 

Tellen  niet,  maar  wegen  moog*J 

l^at  in  omvang  *t  Rqk  moog'  derven. 

Wint  hec  in  morele  kracht ;     ^ 
Op  de  kaart  twee  derden  kleiner» 

Maar  verhonderdvoud  in  magt, 

*k  Wensch  den  Prinfe  een  rein  gewisfe^ 
B9~*t  ontzag,  als/sKonings  Zon: 

blif  mag  vorst  noch  flaaf  ontbreken;  .' 
Dat,  geen*  erfgenaam  der  kroon. 

Den  Minister  aan  het  laadje 
Van  ons  kleine  Koningrqk 
'  Wensch  ik  volksgunst,  en  een  fchatklst» 
Fortnnatns*  beurs  gelijk  I 

Held  Chasfé  zooveel  laurieren.    . 

Als  zijn  doopceel  dagen  fpelt; 
Zooveel  vers-  en  prozaglorie. 

Als  hij  bajonetten  teltl 


100  MUm  VKNSCSftA. 

Klink*  hun ,  die  vergif  hem  nengdett^ 
*^  Nachts  'c  WiJhdmuilied  tot  fpot; 
Al  huQ  drank  zij  Sahelde-wacer, 
.  Rac|eioe  hun  zondagspocl 

*k  Wen&ch  den  heethoofd  Lafayette» 
Dien  volkaan  met  grijze  kniiA, 

In  het  Pantheon  een  mstplaau^ 
Nimmer  voec  in  Hollands  tuini 

*k  Wensch,  die  *t  rad  te  BrasfSl  draaijeOt 

Kaartjes  voor  her  Carroafel^ 
Dat  door  Ptnto  woidc  gegeven 
'       Aan  Oezancen  van  de  H^l 

Brenge  de  afval  van  hec  afval 

Van  de  natie  oos  geluk-. 
En  die  blaaawgekielle  vrijhclid 

Hua  *(  verdiende  flavenjukl 

*k  Wehsch  den  dappren  fMjders  vrede 
(Spijt  hun  wgkker,  fier  gemoed)! 

Zou  hun  bloed  voor  fielten  ilroomea  f 
\  1$  voor  Belgen  veel  ce  gped^ 

Wat  Wik  dien  eedlen  wenf^hen^ 

Die ,  vplijvrig ,  geld  en  goed 
'<  Vaderland  ten  beste  gaven; 

Ja,  wat  meer  is,  eigen  bloed? 
Die ,  aan  plukfel  en  aan  wanten. 

Wordt  er  flechts  een  woord  gemeld. 
Mter  Terwjrgen ,  dan  ons  leger 

Wouden  ligt  en  hadden  telt? 

Is  het  pênningskeh  der.  wedow 

Welgevallig  in  Gods  oog , 
*^  Wedsch  hun  alten  dan  dien  zegen 

Die  het  weidoen  nooU  bedioog!     ' 

♦k  Weiisch  het  Vaderland,  dat  toonbeeld 

Van  opregte  Godsdlenstmin , 
Van  manhafte^  bnsgecdeugd^n , 
'    Trguw  en  waren  vnjhei<teaijii ,  — 

'k  Weïisch  dat  dierbaar  land  der  vaaditn. 

N«e«  ontaard  van  d*  onden  Ha», 
Zegen  op  het  ecjelst-ftreven, 

Dat  van  God  den  óprfp^ong  nam^l 

,  •k  Weftsch,  cen.flot,  deez"  Maarfctiappüe  TO 
Voortaan  geen  Op  Noppen  meer} 
Maar ,  voor  marsch  en  wapenkreten 
Trouw-  en  wiegezang  veeleer!      * 
3»  Dec.  1830.  ,.  ^.  gj,„,,^. 

i')  Voorge4ragen  ia  de  B»Ht»iJS,i.  Miatfth4ff(f ,  A«.  AmturUm, 


OPWERKINQ  VOOR  WfilFELCNBE  GABNSBRVONfiRS.         lOf 

.    ■■ '  I      III     I      ■     ■  ..   ■  '  ■.        ■  <  ■ '  — — — "^ 

OPWEKKING 

VO'OR 

WEIFELENDE    GRENSBEWONERS. 
luimig;  DICSTSTOKJE.  ' 


a. 


Dtd#kt  glJ  ginds  die  eedie  fchtre 

Op  dof  en  fchoen  y  maar  vr^-gesiod  f 
Hun  kleed  Is  *t  blaanw  azuur  der  heemlen* 
Ziet  gij  dte  belden  daar  niet  weemlen, 

AU  zweefden  se  op  een  maag^ol  wind?. 
Ziec  gQ  die  heiige  beévurrgaogerff 

Niet  teegnend  tot  uw  huip  gefoefd  f 
Zie  9  de  eoglen  uic  de  kolemn^nen » 
Die  basuard^ernfs  -*  zy  verfcbijnen » 

AIc  korenbloempies  op  bet  veid  I    ; . 

Mee  lége  beurs ,  maar  volle  longen , 

Verfchljnc  de  pelgrim  uic  het  Zuié\ 
Onthouding  peedjkt  h\J  en  vateen;'  . 
Dit  predikt  men», en  al  dien  gasten       » 

Blinkt  ook  die  leere  de  oogen  uit» 
Zy  ftatn  van  kop  f  oc  ceeo  gewtpeod , 

Om  Hc^tods  zedemoordend  goud,.    ^ 
De  weelde  van  het  erf  te  jagen:      '  . 
Hnn  vrybeid  duldt  geen  volle  jnagen; 

Zt  ï$  zetv*  zoo  m$ger  ala  een  hout  1 

ZQ  voett*h£t 'kruit  in  baar  banierez; 

Zij  èrengt  bet  kruis  ook»  waar  zij  gaat: 
Niet  da$ ,  waarvoor  wQ »  domme  zielen , 
Wy ,  Noorder  fimatiekeo ,  knielen  ^  — 

Ze  It  zgiv^  het  kruis  voor  volk  en  fiaat. 
Zet  luiken ideuf  en  vendors  open! 

De  Ubertait  genaakt  uw*  grond ;   - 
Zy  oaakty  (fpreidt  bloemen,  palm  en  kruUen!) 
Met  al  bet  heli ,  dat  zich  in  't  Zuiden 

Aan  Bfabaadt  UUrtait  verbood* 

MEfiOELW.   1831.  NO.  t.  H 


ICft  '  0PWEKKI!f6 

Zie»  ziel  ilJ  paal^t;  baar  volgt  gelijkheid. 

Zet  open  kisc  en  Jiaat,  of.beefcl  •  •  •  • 
Neeol  blQft  se  vr^  gefloten  boüeni 
Cy  zulc  het  net  pieizier  aanfcbouwen , 

Hoe  baodig  men  die  ópen  heeft! 
Smijt  weg  de  pen  ^  de  greep  in  banden; 

Het  blaanwe  kleed  om  \  IQf  geh<cbtl 
Op»  marscb  I  verlaat,  verlaat  uwe  erven;  ^ 
Vrg  lev^f  of  vai|  honger  fterven; 

Weel,  dat  dit  bier  hetzelfde  zegt. 

Wtc  werkt  gO  nog.?  Statki,  fliikt  dac  iloav«nt 

Vunielc  rieo  boel  i  en  leert,  tis  zf, 
B^k^d  aw  Aukje  broodi  ce  vragen ; 
En,  wonSc  de  émnm  digt  geflagen. 

Sterft  dan  ven  honger»  maar  ~  ilerft  VrQl 
Dat  flaven  voegi  geen  ^e  menfchen» 

Wat  beef»  bet  dapper  Tolk  ven  *t  Znid* 
Niet  tban»  de  benden  mim  gdtregenl 
Daar  deekt,  door  overloop  van  vegen , 

Geen  itervling  meer  ^n*  vinger  olt ! 

Op,  marvch t  ftaar  Holfaind  I  daar  ii  ^c  vetpot; 

Daar  sU^  ^^  rapei^  voor  e  gaar» 
Cbasfé,  die  brompot;,  beeft  maar  even 
De  locbt  u  van  *t  geregc  gegeven; 

Van  Geen  beeft  nn  de  fehottfli  kllar  I 
Veel  dokaend  kokt^  (^^zcmit  j>ongeMf> 

KIDkl  geven  H  seker  n  niet  duw. 
Daar  zult  ge  uw  bolle  magen  vulteo; 
Daar  2utc  :ge  kapnc^ners  familes. 

Wel  liard.  van  fehil ,  maer  warm  vin  *i  vvnr» 

Wie  i«  een  «gas tboer  att  \^A  Ledet ) 
.  Kwam  *c  kropat  der  vr<|betd  idav .tè  kort? 
Neenl  ved,  fe  veel  heeft  men  gegeten; 
Want  rneni^  heeft  In  *t.  giaa  gebeten,  , 

Geiyk  een  hond ,  die  kwei^k  wordt*. 
En  Aduaril  —  o,  vraagt  uw  broedrea 

Naar  't  waterbearsjCt  dat  h^f  gaf^ 
En  *t  Tunr  daarbQ,  om  't  gatr  te  koken  t 
Wie  -loen  zijn  oog  niet  beeft  geloken» 

Likt  nu  nog  wis  zQn  lippen  tfi 


Wat  kwft  g^l  nog ,  X)  gfeoibewofieri  J     . 

Vflegc,  vliegt  tiw  redden  in  't  gemoetl 
Opl  flink  hec  v^beldtlied  getongei^,  ^  ' 
Als  made»  tite  de  ktfifi  gefpmigèQ  ,  .  ^ , 

Zij  heeft  q  lang  genoeg. gev<»ed^ 
Wit  bengelt  g^  nog  vAtf  geweten  I 

Darft  gif  iiw'  broeder  niet  terfletn  f 
Heeft  Kalo  tijrf  broeder  niec  verOagtni: 
£n  ceo  bet  dtn  een  Belg  niet  wagtfét 

Zyt  gy  niecf^hltttfend  voorg«gMugi? 
• 
o,  Mogt  de  Belg*  eetf  Koning  kr^'gwr 

Een  boofdman »  nfaar  noeb  vröivni  noeh  laf; 
Een  kerel ,  die,-  too  wel  in  'e  (W^dtn^ 
Ala  in  \  verraad  M  b0»g«rl\(deni 

Dat  edel  volk  «en  voorbeeM  gtf; 
Een  dappre,  die,  ner  pen  e«  degev, 

(Hier;  Dainef  ilaat  g0  vóét  mffti  oogt) 
VaoT  *t  eerfte  gat  niet  werd  gevang^  j  i 
Die,  waar  een  aör  zou  ifijn  gebangeo, 

Den  -zwarten  bala  den  ftróp  onttoog  t 

'  Diin,  dan  zon  *t  eerst  een  landje  worden  1 
Het  vlugge  volk  neemt  fpoedig  aan.  •  , , 
Mogt  Ay,  mc^  Bniae  voormutt  wezen. 
Door  zijn  vernuft  zaagt  gfl ,  nadezen , 

InVal  de  Belgen  Daines  tlaanl 
Hoe  zou  bun  UèerSM  floreren^ 

.Van  land  tot  land,  van  ftad  tot  fladf 
Hoe  zou  men  niet  in  alle  boeken 
En  buur  en  verren  vriend  bezoeken» 
Als  niemand  daar  leu  tegen  badi 

Waar  is  de  dwfngland,  M»*t  zóa  wraken  t 

Wat  is  dat  nii.  voor. overlast. 
Om  voor  een*  buur  iets  meer  ce  koken? 
Geen  fchporfteen  beeft  bl}  n  te  rookeo;    r 

GU  gaat  maar  daagU^ka  uit  te  gaat* 
En  vindt  gy  bier  of  elders  kinkels  •  •  •  * 

O,  dat  bun  wrok  u  niet  verfuff^l 
Wil  *t  volk  pro  Deo  niet  onthalen , 
Dan  kunt  gÜ  het  gelag  betalen , 

Als  Schindcrhannes  en  Jan  Muf  1 
H  2 


104         OPWEKKING  VOOR  WBIFELENI»  GRBN8BBW0NERI. 

Zie,  Pont'coaltiu ,  dte.dappre,  nadert | 
Die  vrybeldsBQon »  ula  fmid  bekpin}^  . 

Die  alle  floten  op  kaw.ftelicw,. 

Die.  yzren  deoren  op  kan  breken , 
Hij  heeft  zich  tot  uw  hulp  gewend ;  — 

Hil),  die,  mee  Franfche  zwier  eo  vlugheid » 
,  (En  bloot  zoo  op  de  lucht  maar  af) 

Het  iriokje  weet  op  't  neat  te  vangen; 

Die  ,  bleef  ieu  aan  z^n  vingen  bapgen» 
ZUn  makkers  4iltild  portie  gaf  i 

SiuitatPy  Noordbelgen  I  diep  verdrukken  .1  » 

Koopt  meê  hun.  vrijheid  voor  uw  bloed  I 
Kuni  g<]  npg  't  zoet  daar  niet  in  viiuten. 
Drinkt  daq  ^jbq'  wakteen  roes ,  m^n  vfi^deQ! 

Dan  fmaakt. die. kool  wel  eena  zoo  zoet. 
'  Zóó  vpiid  men^opk  *t  geluk  t»  Brmfel ,  ^ 

Zób  heeft  men  't  nog ,  naar  allen  fchyn. 
]a  l  wie  hun  vrQheid  wil  bevatten , 
Moet  (zal  hij  die  op  waarde  fchatten) 

Smoordronkea  of  krankziipig  z^nl 

lanuary,  1831*  ,  H.  J.  F. 


z 


DB  CRIJiAAlU)   EN  DE  JOI^CE  MAAGD* 

(Naar  liet  Perzisch  van  iaadiO 
De  Crijtaard. 


00  gij  mi]  hart  en  hand  wilt  geven , 
Zal  ilt  uw  fiaf  zijn  dpor  dit  leven. 

De  Maagd. 

Een  kranke  fteun  is  my  een  man. 
Die  zonder  (laf  niet  wandlen  kan! 


ME  N  G  E  L  W  ERK. 


HET    huisgezin: 


VAN 


B    E    T    H    A    N    I    ë    N.  rj 


«»  Dttff  had  mtn  oa  de  br«eda  lofTpraken  co  bf  t 
gqnich  des  volki  moeteo  booten*  du  hem 
openlijk  voor  dea  Meffias  verklurde,  «eg^ 
gendei  it  itu  nkt  ék  jmm  Dsvidsr* 

Ijrelokkig  ^c  hnfs ,  wnrih  de  refne  ^svrücht  wooar; ' 
Waar  liefde  in  'c  edel  hart,  als  io  haar"  tempel,  troont; 
Waar  vrfendfchap  zielen  bindt»  en  't  menschiyklocverengelt; 
Waar  huifelijke  vrengd  de  banden  vaster  (hengelt ; 
Waar  *t  bart,  getrouw  aan  God,  bij  bellig  pllgcbefefy 
Den  fterviing  niet  ontzinkt»  wat  ftorm  z^n*  fchedel  treiT; 
Waar,  hoe  de  fmart  foms  grieft»  de  hoop  niet  gaat  verloren^ 
Dat  na  den  lydensnacht  wéér  *t  licht  der  vreugd  zal  glottn  ^ 
En  't  oog  op  nieuw  de  zoii  der  redding  groeten  zal  ^' 
Als  eens  de  rouwklagt  zwijgt  voior  dankend  lofgefchail      *"  ^ 

Gelukkig  dat  gezin»  waar,  aan  de  deugd  vérbbndeti; 

Vertrouwen  op  't  beftuur  der  Alma^ t  wordt  gevonden  ; 
Waar  Gods  vo(«ienigheid »  al  blaauwt  geen  kus^  of  leé.»  .J 
Kompas  en  anker  blijft  op  's  levens  bolle  zeel 

Die  godsvrucht»  liefde  en  deugd»  die  vriendfchap»  dat  vertfottweft; 
Doet  ge  ons»  Bethanlênl  in  hemelglans  aanfchouwen. 
De  broeder»  't  zusterpaar»  de  Christus»  alles  trtfkt 
Ons  oog  naar  't  fchoon  tafreel »  dat  elks  bewondring  wekt. 

Zing»  zangCberl  zing  't  geluk,  dat  vroom  gezin  befchoienl  - 

Meld»  b$  de  hemeltaal»  die  daar  het  oor  inogt  hooreu»       /^ 

'f 

C3  Ltatflelijk  voorgelesen  ia  bet  StMttêriétmfik»  DeptiMMOtdetMtatfcbap- 

pijs  TOT  KOT  VAM  *r  AX4»lfBB||«  dCfl  Sp  DcC  iSjO* 

MBIIGSLW,  183U  NO.  3.  I 


I05  tkZT  HUISGEZIN 

Eene  ecdle  vriendfchapstronw ,  nooit  zoo  aanfchouwd  op  aird*; 

Eeiivtroiiw»  <^r  menjBphcn  lof,  der  Engiev  hulde  waardM 

Daar,    waar  de  Olyfberg  't  hoofd  ten  hemel  houdt  geheven , 

Ligt  rustig  aan  zijn'  voet ,  omringd  van  vruchtbre  dreven ,     • 

Het  Cchoon  Bethaniën,  waar,  onder  't  ftil* genot 

Van  liuireigk  ^eluk,  vol  dankbaarheid  aan  God, 

•i  Gezin  den  Icvensftroom  al  kabblend  voort  ziet  vlieten. 

Maria ,  Lazarus  en  Martha ,  zaam  genieten 

Z5  al  't  verkwikkend  zoet,  dat  pligtbetrachting  geeft. 

•c  Geloof  aan  God  en  deugd ,  dat  in  hunn'  boezem  leeft , 

Verteedert  fu  ve;pbeft  hun  ziolen.    Niet  aan  de  aarde , 

Maar  aan  een'  fchat ,  veel  meer ,  dan  't  fijnfte  goud ,  in  waarde, 

Aan  Gods  gebod,  als  't  hoogfte,  als  't  een wigblijvend goed, 

Hëéht  zich  hun  hart  alleen ,  in  voor-  en  tegenfpoed. 

Zpp  bleef  de  he^btde  batid  Kun  aller'  ziel  vereenen ; 

Geiqk  eei9^  effep  bje^ek.vlppJC  aller  leven  henen. 

Van  aard  en  inborst  zacht  en  van  een'  ftillen  geest ,  ^ 

Behaagde  huisiykheid  Maria'a  ziel  het  meest. 

Dan  d^cht  zy  peinzend  na,  hoe,  op  den  weg  van  't  leven  , 

Qpds 'trouw,. in  lief  en  leed,  haar  (leeds  was  by^ebleven; 

Êh  vaak  rees  tot  Zijn*  troon  haar  kinderlijke  dank , 

Die  honig,  had  gemengd  in  's  levens  alfemdrank.  J 

En  .Martha,  giil  en  goed,  vol  ^jver,  fteeds  tevreden 

Bji^'t  daagiykscb  buisbedrijf,  bleef  dubble  zorg  hefteden 

Aaj9  alwac  meerder  no^  de  reine  vreugdebron , 

Voor  vreemde  en  huisgenoot  ten  zegen,  oopnen  kon; 

En  waar  ook  Lazarus  die  vréugde  kon  doen  groeien , 

Daar  bleef  zijn  broederbart  voor  *t  loc  der  zusters  gloeien* 

Zoo  leefflen  zQ  in  liefde  en  vrede  met  elkaftr. 
De  heHieer  des  Profeets  uit  Nazareth ,  ook  daar 
Bek€|nd,  deed  heet  't  gezin,  met  innig  zielsverlangen , 
{^^^.Qur  verbeiden ,  om  dien  Godsgezant  te  ontvangen; 
En  zette. Hjj  den  voet^ens  in  *c  bekoorlijk  oord. 
Wis  zou  Hem  't  ri|jkJt  genot  der  vriendfcbiy>.,.  ongeftoc^d,    . 
In  't,h)Us  van  Lazarus  en  z^jne  zusters  wachttn, 
Maria  fchetst  alreeds  die  komst  in  haar  gedachten* 
H(l6iS«l  ziy,  als  Ug  eens  haar  woning  blsaentreedc,   > 
Met  eerbied  en  ontzag  den  grooten  Heilprofbet  • 
Begroeten!  —  hoe,  terwijl  haar  loftoon  luid  zal  klipken. 
Door  dankbaarheid  ontgloeid,  aan  zjjne  vojst^p  zinken! 


VAN  BËTHANlêN*  I07 

Hoe  zal  zy...,  Matr  wie  fcelt  der  liefde  paal  of  perkt 
Zy  wenschc ,  zij  hoopt ,  zq  geeft ,  ze  is  zelfs  den  dood  ce  fterk ! 

GeMjk  de  fchepellng,  na  de  onrust  op  de  baren , 
Met  bogend  ongednld  naar  *t  vaderland  bUjft  (Uren , 
Öm  daar  geliefde  en  vriend  den  welkomgroet  te  biéa  » 
En  d*afgebeden  wensch  voor  't  hart  vervuld  te  zien  ^ 
Zoo  biyfc  Maria  ook,  door  hoop  en  vrees  gedreven. 
Steeds  uitzien  naar  den  Dierbre ,   om  Hem  het  bUjk  te  geven 
Van  hare  hulde  en  eer;  om  Hem  den  llefdegroet 
Te  brengen ,  uit  een  vroom  en  diepgeroerd  gemoed, 
Matr,  fceeds  ziet  ze  onvoldaan  de  zon  ter  kimnien  zinken, 
Zm  wanhoopt  —  do^h  in  *t  eind  ziet  zij  een*  lichtftraal  blinken  f 
De  dageraad  breekt  aan !  —  de  Christus  Gods  genaakt , 
En  met  Hem  *t  uur,  dat  ook  Maria's  heil  volmaakt* 
Buigt,  palmboom  en  ol^fl  buig,  hooggetopte  ceder! 
U  voor  den  Godsheraut,  den  Zoon  van  David,  neder! .        ^. 
Zhig,  zing,  Bethaniêni  — dring*,  dringe  uw  vrepgdgeiuisch  ƒ 
Als  blgmaar  van  zQn  komst,  ook  in  Maria's  huisj 
O  ja,  de  Meester  komt!  —  Hoe.l  zal  ziy  nog  vérw^len , 
En  niet ,  vol  ^'vervuur ,  den  Leeraar  tegeuQlen  ? 
Hoe!  big  ven  Lazarus  en  Martha  weifleqd  ftaap,.. 
£n  zullen  zij  niet  zaam  den  Christus  tegengaan  ?f  • . 
Dat  wil  de  liefde  wel ;  maar  de  eerbied  boeit  ha^r  fchieden. 
Ook  ziet  Bethaniën  reeds  d'Eedle  binnentreden;  «  ,  ^ 

En  HQ ,  die  de  aard*  doorfchouwt ,  Hy  kent  in  *t  vrciedzaan^oorcf 
Het  vrome  huisgezin,  en  fpoedt  zjch.^erwgarts.voqft.  y 

O  heuglQke  uitkomst  voor  Maria's  zielsv^rlangeo  l 
Smks  zal  zg  luistrendaan'sVerlosfers  lippen  hangen.,  (groet  ^ 
HQ  komt!  —  zQ  ziet  Hem  reeds !  -r- H$  brengt  haar>'t  eersCfj|nV 
En  z^,  van  biydfchap  ftom,  valt  needrig  HepA  te  voet.  •  ./[ 
Wat  fchaar  Hem  volgen  moog',  zij  ziet  geen  yolksgew^mel^. 
Het  Christus  is  haar  huis  herfchapen  in  een'  HemfiU^   .. 
Wac  guiheid  ichenken  kan^,  wat  vriendfcbap  kostbaarst,  heêft.^. 
Is  Yoor  den  hoogen  Gast.  .  De  nj^Jvre  Martha  geefr         ,      ^ , 
Ztchzelve  t)jd  noch  rust  met  alles  zaam  te  fchikken.    .     ,      ; 
Zon  z4  den  Vriend  Hi^t  mild  door  't  tioodige.verk.wikkei^f  ,.^ 
]a|  di^aaj:  ia  haas  't  nieuwe,  't  klinli;t.h9?r  als  hemelyal^) 
Dat  Cbriacoa  in  haar  huis  dea..nuiQkyd  hou4e.iitj[;$!,.  .    ^  ./;;  ^ 
Nu  draaft  z^'  op  en  neer,  om  't  .keurigst  zaamr  te  giren:.,/';  ^ 
Waar  liefdji  't  maal  .bereidt ,  daar  Wieet  zij  vau  geeit  fp^Wl  ^^ 
•t  Moet  air  in  ovefvlped/^hws  |>ri}k«ne«|)  den  diicb;  ..  iM  .] 
De  Gaacvriend  moet  het  zien ,  hoe  welkom  Hij  haar  is. 

I  2 


lOe  II£T,HÜ1IMZIN 

7'Ji  loopc  al  af  .en  aan  met  fchikken  en  bezinnend 

lo  *c  eind  treedc  zij  *t  vertrek  des  Heilaanbreogers  binnea; 

En  nu  gr^pt  wrevligheid  en  öngednid  haar  aan: 

Maria,  werkeloos,  niet  met  haar  zorg  begaan, ••• 

O  neen  I  dat  duldt  zij  niet:  maar,  hoe  ze  ook  wenkt  en  fluistert , 

Maria  zit  ais  ftom  aan  Jezus*  zij*  gekluisterd; 

*t  Is  feestdag  voor  haar  hart;  baar  vreugde  rfist.ten  top; 

Zy  vangt  ellc  woord  van  Hem  als  kostbre  parel  op. 

HQ  is  de  Christus  I  HiQ ,  de  blijde  Hoop  der  vaadreil  t 

De  Spruit  uit  JesiVs  (lam!  Reeds  ziet  zij  *t  heiluurnaadren». 

Waarop  gansch  Israël  Hem  als  Mesfias  eert; 

Zy  ziet  de  zaligheid ,  door  Abraham  begeerd. 

ZQ  kan  aan  fpijs,  noch  drank,  noch  dischbereiding  denken; 

En,  boe  ze  ook  Martha  hulp  in  *thuisbe(luur  woufchenken. 

Het  b^zijn  van  den  Heer  (lelt  ze  op  te  hoogen  prijs : 

Wat  de  aard*  niet  geeft,  heeft  zij;  zQ  heeft  thans  hemelfpijsl 

AI  moog*  dan  Martha  *t  oog  des  Heeren  minder  boeyen , 

Toch  flaauwt  haar  liefde  niet ,  toch  blijfl  haar  Qver  ^loe^jen; 

Maar  eindlijk  barst  zij  uit ;  —  zg  kan  haar  zieleleed 

Voor  Hem  niet  zwijgen ;  neen !  „  Heer  !*•  zejgt  ze,  (daar  zij  't  weet. 

Dat  Hy  het  hart  doorziet.  Hij,  *t  Beeld  des  OngezienenQ 

^  Heer  Intrekt  GQ  't  17  niet  aan,  dat  zij  me  alleen  Iaat  dienen? 

^  Zeg  aan  Maria  toch,  dat  zij  mij  helpe;  ik  bragt 

ff  Alleen  reeds  alles  zaam ;  *k  heb  onvermoeid  getracht , 

ff  Om,  zoo  *t  der  vriehdfchap  past,  den  disch  gereed  te  maken; 

ff  *k  Voel  ook  mQn  hart  voor  U  In  heiige  liefde  blaken/* 

Zoo  fpreekt  zij ;  en  gelijk  in  *t  flil  en  eenzaam  oord 

Een  opgeftoken  wind  de  zachte  kalmte  Hoort , 

Het  oor  verrast ,  en  *t  oog  onrustig  rond  doet  Haren , 

Zóo  breekt  ook  Martha*8  taal,  by  tal  van  hnisbez waren,    • 

De  zoete  m^mring  af ,  waarin  op  *t  zelfde  pas 

Maria*s  vrome  ziel  zoo  zacht  verzonken  was. 

ZU  hoort;  —  maar  voor  haar  oor  zijn  *t  onverftaanbre  klanken. 

Niet  vaster  hechten  aan  den  wQndok  zich  de  ranken, 

Dao  zich  Maria's  hart  thans  hecht  aan  's  Meesters  leer. 

Ztj  poogt  te  fpreken;  —  maar  met  ernst  henat  de  Heer, 

En  zegt ,   terwyi  z^n  blik  in  't  diepst  der  ziel  moest  dalen : 

„  Och,  Martha I  Martha I  zet  uw*  moeite  en  zorgen  palen; 

„  Wat,  wat  bekommert  ge  u?  —  één  ding  Is  noodig;  — (bak 

^  Toch  uw  beflommering ;  —  een  veel  verheevner  zaak 

j,  Roept  n,  om  van  't  belluur  det  gastmaals  thans  te  poozen. 

ff  Maria  heeft  het  beste  en  edelat*  deel  gekozen ; 


vm  BiTBAifiéir«  109 

^  ZQ  beeft,  wtt  de  atrde  oncneetn*,  het  overkostllikH goed ; 

9  Zy  beefc  bet  bemelsch  brood ,  dat  fteeds  verfterkt  en  voed^ 
^  Ik  y  Martha  I  ben  de  weg »  de  waarheid  en  bet  leven.** 
I>e  f^oede  Marcha,  die  fteeds  peinzend  was  gebleven. 
Score  nn ,  mee  diep  gevoel »  voor  zijne  voeten  neer* 
Belijdenis  van  fchnld,  erken tnis  van  den  Heer, 
DU  alles  leest  z^n  oog  in  haar  welfprekend  xw^gen» 
Hoe  voelt  zQ  nn  de  vlam  der  liefde  booger  fttjgenl , 
Zjj  poogt  te  ftaamlen;  maar,  hoe  Hom  van  zielsbèronw. 
Zweert  zwijgend  toch  haar  hart  den  HooggelooMe  tronw. 
O  fchoawfpel,  dat  den  blik  der  Godheid  waard*  mag  beeten^t 
IBer,  aan  des  'Leeraars  zj|}*,  Maria  neergezeten; 
Diir  Martha,  knielende  voor  Hem,  haar  roem  en  eer. 
En  de  eedle  Lazams  vol  eerbied  naast  den  Heer. 
O  fchonwfpelt  waar  zich  liefde  engodsvmchtzamenmenglen! 
Vrengd  daalt  in  Martha*s  ziel  en  bl^dfchap  voor  Gods  Englen  v 

Nn  is  elk  oogenbük  der  znstren  ibhatten  waard* ;  : 
De  t))d.  ontvloog  haar  reeds  in  veelte  (belie  vaart; 
Elk  woord  is  voor  haar  hart  geiyk  een  milde  regen. 
Op  *t  dorfiig  veldplantfoen  verkwikkend  neergezegen ;  " 
Geen  malfcbe  zomerdanw ,  die  meer  de  velden  drenkt. 
Dan  Jezns*  taal  haar  ziel  verkwikt  en  leven  fcheakt. 
In  *t  eind  moet  nn  de  Heer  zQn  onderhond  beperken : 
ZQn  heiige  fprenk :  j^  Men  moet ,  zoo  lang  het  dag  is  ,  werken.,** 
Roept  Hem,  hoe  ook  de  vrengd ,  de  hoop  der  znstren  kw^n* , 
Naar  andre  fchapen  heen,  die  van  deez*  ftal  niet  zijn. 
Ook  ftaat  de  disch  gereed.  .De  Meester,  aangelegen. 
Spreekt  over  *t  fp^sgenot  eerbiedigl|jk  den  zegen. 
Verkwikt y  laat  Hg  in  *t  eind  den  vriendenkring  alleen. 
En  gaat,  daar  *s  Vaders  wil  z^'m  fpijs  is,  dankbaar' heen. 
O ,  hoe  herdenkt  men  nn  de  woorden  en  gefprekken , 

Die  *t  harte  tot  geloof  en  eerbied  konden  wekken !>      

Hoe  fpnk  de  Heer  hen  niet  van  *t  hemelsch  koningr^k ! 
Hoe  was  niet  iedre  les  hnn  *t  minzaamst  liefdeblQk! 
Hoe  bragt  H|j  niet  hnn  hart  alreeds  den  Hemel  nader!    ' 
HÜ  w;U  ^  ^^^f^^  zelf;  die  Hem  zag ,  zag  den  Vadert 
O  je  I  f^^'  morgen  rees ,  geenavondüond  zonk  neer, 
Wnncüi  geen  offer  fteeg  van  liefde  tot  den  Heer; 
WuMxin  men^  *{  hare  van  dank  voor  Hem  niet  voelde  gloetjen^ 
Die  vieda  a|.  heilgenA  deed  van  zQn  lippen  vloeQeq. 


110'  HET  UVISGBZIfl  . 

Geen  é$g  gmg  «onder  hulde  of  lof  aso  Hem  voorbQ. 
O!  *c  wat ,  lU  znt  de  Heer  nog  «kQd  aao  hun  cid' ; 
*c  Was  ^  of  Maria  nog  z|jn  hemelftem  mogt  hooren ; 
Hec :  „  MarAa  I  Martfa^  !-*  kIo»k  der  zostren  fiaag  in  de  ooren^ 
En  hield  haar  de  aardfche  xorg  in  \  ftriknec  fomé  verward  ^  : 
Dan  fcbonk  des  Meesters  caal  de  rast  wéér  aan  haar  èart$ 
Dan  voelde  se ,  alt  baar  ziel  aan  *t  nieiig  Hof  mogt  kleven , 
De  bemeibvchs  zi^ns  woofdr,  de  vrengd  van  *cgeestl4k  leven» 

Zoo  blonk  han  levenszon.    Aan  deugd  en  pligc  getroow* 
Was  ^tf  of  geen  nevel  ooit  haar*  glans  verdolstrea  zoo. 
Maar  boel  wat 'donkre  wolk  b^ekt  op  eens  kaar  ftialen^ 
Wat  zwarte  Ifjdensnacht  komt  op  den  hniskriBg  daten? 
Daar  werpt  een  heete  krankte ,  o  trenrige  ommekeer  I 
Den  eedlear  Lazams  op  ^t  reege  ziekbed  neer* 
O  folieiiende  fmarr,  na  zoo  veel  zielsverblQden  1 
Ziet  op  de  legerfteé  den  dierbren  broeder  lydenl 
Daar  ligt  hy  afgemat,  bet  döodzweet  op  *t  gelaat ^ 
Terwijl  hU  *t  brekend  oog  npg  biddend  opwaarts  ilaat. 
Maria  ftaa«  veiplet^.in  *t  diepst  der  ziel  bewogen; 
Daar  Maod»,  over  't  bed  dea  kranken  heengebogen , 
Als  in  bate  tranen 'flikt.    Ach  !^  wat  is  aaidscU  genoc! 
De  bloem y*  die  heden  bloeit,  ligt  morgen  afgeknot. 
Den  dierbfe ,  die  van  daag  de  vreugd  is  van  zQn  magen  ^ 
Zal.  mocgeo  ligt  de  baar  naar  d*engen  grafkoil  dragen, 
Jflt,  wat  ons  oog  verrukt,  of  *t  hart  genot  bereidt; 
Op  alwat  de: aarde  géefc,  flaac:    Onbeftendigheid. 
Wie  zop  by  zoo^veel  finart.nlet  met  de  droeven  weenen? 
Gelijk  een  morgenwoik  vlood  al  baair  vreugde  henen. 
Schrei,  edel  znsxerpaar!  maar,  boe  u  *t  hart  ook  klopp*. 
Geef  ttooit  het  vast  geloof  aan  *s  Hemels  redding  op. 
„  Mijn  znscerft  *k  fla  weldra  aan  d^nitgang  van  herleven; -^' 
^  Maar  weent 'niet ;  —  *sHeilands  wooidftaatdiepme!n*thart 

C£:^fehreven;— 
„  Zqn  taal  troost  nog  si^n  ziel ,  bi)  *t  daadrend  aftcheidsnnr. 
„  Al  is  mijn  doodfcrijd  kort ,  of  *c  Itiden  lang  van  dvnr , 
^  *k  Bltfi^rastfg  en  vol  moed  den  overgang  verwachten.** 
Zoo ,  zoa  fpreekt  Lazarus ;  inaar ,  uitgeput  van  kracfrten ,    ■ 
Valt  magtloos  *c  zwakke  hoofd  wéér  op  de  peluw'  neer. 
j»  O  Marthal  waar*  HQ  hier,  de  welbeminde  Heef,** 
Zoo  gilt  Maria  uit,  „  hoe  Zou  HQ  hulp  ons'  bieden  f 
n  Hoe  zou  Ifgtdoor  z^n  magtnog*t  woén  der  krankte  vlieden!'*—' 


VAN  BETHANiëK.  ^\\i 

y,  Maria  !  2uster I  'k  ftëtn  /*  tegt  ftlaitba ,  ^  lüet  ü  V. 

^  O  ,  melden  Wij  de»  Heeif  bet  lot  V«n  oW  jg^ilM*^ 

iXvL  vrctét  ht  aller  ijl  een  bode  iian  Hém  ^^óhdéb. 

•  t^H  Ittfde  en  vriendfchip  ,  rèedi  tbo  rtimlfchóots  onder ^öBdièn  , 
1»  waatborg  voor  t^n  komit,  geeft  troost  aan  U  ziitéAiti^ 
„  Meld  /*  zeggétt  tij  den  bode  ^  „  ons  beider  ifcieléfltial'C. 
^  Zeg ,  daar  *t  gevaar  fteeds  klimt  en  iiem  naar  •t  graf  kèn  flepén  : 
9  Heer!  dien  GQ  liefbebt,  ligt  door  krankheid  aaügegrep^b. 
j9  Betbanléns  gezin  vracht  troost  van  U  alleen. 
^  Acht  fpocd  U  toch  ter  hulp  naar 't  fomber  klaagtüls  heen  T  ^ 
Met  deze  éaal,  die  reeds  In  *t  hare  de  hoop  kan  wekken,;. 
Zien  zif,  met  fmeekend  oog,  den  bode  henen  trekken. 

Gemster  klopt  nn  *t  hart  van  't  edei  znsterpaaf.     ' 
*t  Is,  of  voor  *t  Harend  oog  bet  dreigend  doódsgeVéar        <^ 
Reeds  w^jkt.  Op  Hem ,  die  vaak  voor  andren  vreugd  dééd  i^ileff^ 
Is  al  hKar  hoop  gevest.    ZoU  Hij  geen  hulp  bewezen, 
Die  bliijden  ^t  licht  hergaf;  die  dooven  *t  oor  tmtOoot; 
Die  üommen  fpreken  deed;  die  kranken  bi|jftand  bood^ 
Die  't  kind  in  't  ftervensnur  den  vader  wéér  kon  gevent  '^ 
Ol  't  fiil  geloof  doet  meer  de  flaauwé  hoop  herleven. 
Maar,  't  oogenjblik  fch^nt  thans  dér  zustren  nren  langi     ^ 
De  bode  toeft;  —  de  hoop  verdwijnt!    Onrustig,  bang  .    ^ 
Zien  ze  op  de  legerfteé  den  dierbren  lijder  zwoegen. 
Al  meerder  hijgend ,  maar  met  innig  zielitrémoegen , 
Zegt  hQ ,  terwijl  een  traan  aan  't  brekend  oog  ontwelt^ 
„  Hebt  gQ  den  Meester  nog  mijn  lijden  niet  gemeld »     .    . ! 
j^  Och  f  wilt  Hem  toch  de  ffaiart  van  't  laatst  vaarwel  dan  (paren  I 
„  God  trooste ,  o  dierbren  f  u  ,  en  hoede  u  vóór  gevaren  f., 
,,  Ik  ftcrf;  —  mijn  uur  is  daar;  —  'k  minde  u,  als  broeder,  teftr;  ^ 
9  Brengt  nog  mijn'  ftervensgroet...  aan  onzen  Vriend  en  Heef  ;  -ir- 
9  H9zal...géwjs...  voorn... eefy...  trouwe  leidsman...  bl^véii.*^ 
Zoo  fpreekt  hQ;  en  ,  terw^I  zQd  leden  reeds  verfloven,  ^, 
Z^n  boezem  fnelter  hijgt,  en  't  flaauwend  oog  zich  fluit»/. 
JSliase  bi|  in  Martha's  arm  den  laatften  adem  uiti 

O  ontteirftiflbrë  flagl  nu  i^  de  hoop  vervlogen ! 

AJwat  baar  <flerbaar  was ,  is  aan  het  hart  onttogen» 

Geeu'  ti^ottwoord  van  den  Heer ^  bij  'r  aaklig  rbnwmisbaar ! 

OfÓKMïd  l^densdur  foor  't  edel' zUsierpjiaH 

Naaaw*  ia'^déf  tféunöaar  w^cl  Van  'i broeders  dodd  yétno'meij; 

Of  vrfeïK^  ett  aanverwant  zijn  troostend  zaamgekóiiien  ;    '  ' 


lift  UT  HUUORSUV 

Miar»  hoe  meo  ook  4en  lof  des  dooden  hooreo  doec. 
En  btlftm  ftortcn  wil  io  't  dlepgewond  gemoed, 
Cieen  troost  bsalt  bti  den  troost ,  dien  ]ezns  't  hart  zon  fchenketi. 
Te  midden  van  den  rouw  flechts  aan  den  Vriend  te  denken , 
Geeft  meerder ,  xoecer  troost »  in  *t  grievend  zielsverdriec  » 
Dan  alwat  vriendfcbap  thans  nic  voilen  boezem  biedt. 
Het  flepend  crenrgezang  i  't  geween ;  het  kleedrenfcbearen  ; 
De  yronwen,  die  b4  *t  iijlt  in  diepe  ftiite  trenren; 
Geen  rohw»  geen  liefdebiyicy  geen  hartverbefiend  woord , 
.  Niets  t  dat  het  znsterpaar  io  't  nokkend  fchre^en  ftoorti 
Wéér  heft  men'tlQklied  aan,-*  Maar  ziet,  wie  qlt  daarbinnen? 
Het  is  de  bode,  —  Godl,,,,  Oin  't  antwoord  in  te  winnen* 
Dat  de  afgezant  haar  brengt,  fnelt  Martha  naar  hem  heen, 
„  *k  Verhaastte,^'  fprak  de  boó,«uitmeégevoeimtinfchreé»: 
^  De  krankte  nws  broeders,  die  n  zoo  veel  zorg  kon  wekken, 
f,  Zal  niet  ter  dood,  maar  tot  Gods  heierl^kbeid  verftrekken; 
19  Dit  antwoord  gaf  de  Heer  op  nw  verzoek  my  meé,"  — 
f,  Zwb'gt*'  gilt  Maria,  ^  zwligl  vergeefs  in  onze  beé: 
„  De  dierbre  ligt  alreeds  in  d^arm  des  doods  ter  neder  v 
^  En  wat  het  graf  eens  rooft,  dat  geeft  het  graf  nletwedei, 
„  De  laacfte  liefdepligt  wordt  ftraks  aan  hem  volbragt , 
0  En  '(  zielloos  overfchot  zinkt  in  der  graven  nacht." 

O  ja  1  het^uur  is  daar,    By  't  weenend  ronwbeklagen 

Wordt  door  de  vriendenr^  het  lijk  naar  't  graf  gedragen, 

Alwie  den  trein  ontmoet,  volgt  diepgeroerd  jde  baar. 

En  ftemt  in  *t  klaaggezang  der  zaamgedrongen  (chaar. 

De  volkshoop  groeit  deedë  ai^«    Ter  graffpelonk  gekomen  , 

'Wordt  door  de  dragers  't  IQk  plegtftatig  opgenomen  , 

En»  onder  't  rouwgeklag  en  vnrig  flneekgebed, 

In  de  nitgehouwen  rots  rer  mste  neergezet ; 

Men  ftrooit  er  plegtlg  mirre  en  aloë  op  neder; 

Men  tilt  den  (teen  voor 'tgraf;  men  buigt  zich,  en  bidt  wederi 

We^  klinkt  het  treurgezang,  en  onder  't  luid  geween 

Keert ,  in  de  ziel  geroerd ,  de  fchaar  naar  't  klaaghuis  heen. 

O  fmart  voor  't  zusterpaar!  -r  Het  huis  fch^nt  nitgeftorven. 
Wat  troosttaai  zQ  van  vriend  of  magen  ook  verwprven , 
Het  is  de  troostual  niet,  die  't  bloedend  hart  begeert I 
Van  Hem,  die  't  als  een  Vriend  in  nood  en  dood  .vereert, 
'Van  Hem  verwacht  het  hulp  en  balfem  in  de  wonden. 
Maar  ach  I  Hij  is  er  niet  1    Wat  zuchten  opgezonden;     . 


YAM  ÏÏÊtUMtè».  113 

Wat  khigceii  tiitgellon;  yrtt  tnnen  «1  gerchreJdi 
£0  nog  geen  woord  van  Hem  i  —  O  diepe  trenrigbeid , 
Waarin  geen  raad ,  hoe  trouw » geen  troost,  hoe  zoet ,  kan  baten  1 
Zfi  blijven  van  den  Vriend,  den  Zielevriend  verlaten* 
Vergeefs  klinkt  voor  haar  oor  der  vrienden  hartetaal. 
Maar  hoe  1  wie  iloort,  op  eens,  vocMTtijleod  nit  de  zaal, 
De  fiilte?  Martha  vliegt  naar  buiten.    Zon  Hij  komen, 
De  Dierbre?  Heeft  z|j  foms  zQne  aankomst  reeds  vernomen? 
Ja  1  zij  verllond  den  wenk ,  dien  haar  de  dienstmaagd  gaf. 
De  Meester  komt  1    Niets  houdt  haar  nu  t^rug  van  't  graf^ 
Neen  t  vlug  geiyk  een  hinde ,  en  gloeiend  van  verlangen , 
Om  van  den  Christus  U  eerst  een  woord  van  troost  te  ontvangen, 
IJlt  z$  naar  Jezus  heen«    Van  alwat  haar  omgeeft 
Ontwaart  noch  ziet  z^  iets.  Hoe  klopt  haar 't  hart  f  ^ij  ftreeft 
Ai  voorwaarts ;  naakt  het  graf;  zq  ziet  den  Eedle  weder. 
En  met  een*  luiden  gil  lig;c  ze  aan  z^n  voeten  neder. 
„  Heer I  waart  GQ  hier  geweest,  mijn  broeder  leefde  nogT* 
Zoo  barst  zQ  fnikkend  uit:,  j,  O  nietig  zinbedrogl 
jp  Hoe  hoopten  we  op  *t  behoud  van  z$n ,  ons  dierbaar ,  leven; 
ff'  Aflaar  vmchtloosi  Ach,  hQ  ftierf  I  Wie  troost  en  raad  kan  geven, 
y  Zyt  GJiJ  alleen/'  Zoo  fpreekt  ze;  en,  ais  een  blikfemftraai 
Zoo  ftael ,  yit  z|j  terug ,  en  komt  weAr  in  de  zaal , 
£n  roept  x  j^  Maria  l  kom  ,  m^n  zuster  I  volg  mijn  fchreden  1 
ff  Dé  Meester  is  daar....  Hyi..«.  Hij  roept  u  f....  M|}ne  beden 
,^  Om  raad  en  troost  voor  ons  ftortte  ik  reeds  voor  Hem  uit,** 
Maria,  als  gewekt  uit  diepen  flaap,  roept  luid: 
I»  Ik  volg  u,  Martha]'*  —  en  geheel  de  fchaar  van  vrinden^ 
Die  troostend. zich  in  't  huis  van  *t  zusterpaar  bevinden. 
Gaat  met  haar  uit,  en  volgt,  diep  in  de  ziel  geroerd; 
En  beurtlings  worden  fmart  en  vreugd  ten  top  gevoerde 
Smart ,  omdat  ze  al  haar  vreugd  met  Lazarus  verloren ; 
Vreugd,  omdat- zij  nu  troost  van  Christus  zullen  hooren. 

O  fchouwfpel,  waarby  't  hart  van  bittren  weedom  flaatt. 

Maria,  Martha ,-  vriend  en  magen  ,  leder  gaat 

Al  klagend,  fnikkend  naar  't  veibligf  der  doödèn  henen. 

Daar  ilaat  de  Heer.    Ontroerd  ziet  Hq  de  fchare  weenen. 

Maria  dringt  vooraan ;  niets  ftuit  haar  jammren  meer  1 

j»  MQn  broeder.  Lazarus,  waar'  ,**  roept  zij ,  j»  dierbre  Heer! 

ff  Hadt  G^  by  ons  geweest ,  voorzeker  niet  gehorven  t 

I,  Nu  zQn  w9  troosteloos  ,  wat  troosttaal  we  ook  verworven. 

f,  Niets  hecht  aan  de  aarde  ons  meer  1"  ~  De  Heiland  hoort  haar 

Diep  is  RV  met  de  fmart  van  't  zusterpaar  begaan ;        (aan. 


114  ^^'^   HUISGEZIN 

Diep  lê  zQn  ztel  ontroerd ,  b9  *t  fehr^'en  vin  del  fclitrten»  - 

Wat  coefprtak  ztl  den  rouw  der  menigte  bedaren  ? 

„  Waar  hebt  gij  hem  gelegd?**  zoo  vraagt  Hfl.  —  ^  Zie  hier^  HcérI 

9  In  deze  grafrots  ligt  de  ontflapen  dierbre  neer/' 

Is  't  antwoord.    Elk  wil  zich  détt  toegang  tot  Hem  banen. 

Een  diepe  ftilte  heerscht  in  *t  rond.  De  Heer  (tort  trtnen.... 

De  Cfaristns  weent !....  O  zielverfchenrénd  roüwtooneel ! 

Ala  aan  den  grond  verfteend  ftaat  al  het  volk.    Geheel 

De  fchaar,  wat  harten  foms  met  ya  nog  t^n  omtogen. 

Vereert  de  tranen  toch,  die  paarlen  in  zQne  oogen. 

En  roept  het  uit :  ,1  O  ziet ,  boe  heeft  HQ  hem  bemind  f 

^  HU  weent.    Zoo  weent  de  vriend  om  d'afgeftorven  vrind. 

J9  Had  Hy  •  HQ,  die  *t  gezigt  den  blinden  kon  hérgeven, 

g,  Die  dooven  hooren  deed,  het  afgebeden. leven 

^  Niet  kunnen  redden  f"  zoo  r^st  hier  en  daar  de  toont 

^  Waarom  In  *t  doodsgevaar  geen  bJDftand  aangeboAnf*  — 

99  De  droeven  zQn  het  waard' ,  dat  wij  haar  hulpe  bieden  ; 

„  Zy  z^n  van  heel  ons  vlek  de  braaflle  en  vroomfte  Heden." 

Zoo  fpreken  andren ;  of  men  peinst  en  zwtlgt  en  ftaart. 

In  *t  eind  treedt  Christus  toe.  't  Volk  ftaat  voor 't  graf  gefbhaard* 

O  ziet,  wat  majesteit  ilraalt  uit  zijne  eedle  bukken I 

»tls  doodsch  en  plegdg  ftil.  Men  hoort  flechts  't  weenend  (bikken. 

Aandoenl^k  oogenblik  I    Elk  wacht  de  ontknooping  af. 

^  Men  neem',''^oo  fpreektde  Heer,  ^den  Ijfjkfteen  van  het  gmfl»» 

En  naauw  heef^  HQ  der  fchaar  dit  hoog  bevel  doed  hooren , 

Of  Martha  komt  met  drift  den  wil  des  Fleilands  itoren. 

„  Waartoe ,  o  Heer !  waartoe  ?*'  zoo  gilt  zfl*  raadloos  uit : 

^  't  Is  reeds  de  vierde  dag ,  dat  hem  het  graf  befluit ! 

g,  't  Bederf  grijpt  hem  reeds  aan ;  de  fmeilucht  zal  ü  fchaden....'* 

„  Geloof  decbis ,  Martha !  en  gij  znlt  mijn  wonderdaden 

0  Aanfchouwen  ,**  fpreekt  de  Heer,  met  tnitrzaamheid ,  tot  haar. 

Nog  eens  herhaalt  Hij  *t  woord ,  met  nadruk ,  tot  de  fchaar. 

Men  breekt  en  duwt  en  tilt ,  en  onder  *t  heftig  zwoegen 

Beweegt  de  grotdeur  reeds  in  de  uitgeweken  voegen; 

Men  toizcht  en  wentelt  baar  met  forfche  fpierkracht  af; 

De  zware  zerk  ploft  neer,  en  open  ftaat  het  graf!  —  -    ' 

Gelijk  in  *t  eenzaam  woud ,  van  't  .zwart  des  nachts  omgeven^ 

Wanneer  geen  blaadje  trilt  of  ritfeit  door  de  dreven. 

Een  doodfche  naarheid  heerscht ,  terwijl  in  *t  fomber  oord 

De  reiziger  alleen  den  klank  zijns  voecftaps  hoort;' 

Zoo  ftll  is  alles  hier.    i^  oncfteltnis  kent  geen  palen; 

De  fchaar  ftaat  roereloos;  naauw  hoort  men  ze  ademhalen; 


VAN   BBtUANlêlf.  II5 

Strak  ftttrc  z^  in  de  rots Dttr  treedll  met  majefteit. 

Vol  eerbied  op  *t  gelaat ,  de  handen  uitgebreid , 
De  Heer  voor  *t  open  graf.    In  *t  diepst  der  Biel  bewogen. 
Heft  Hy  plegcflatigligk  naar  't  hemelraim  zQne  oogen. 
Verbazing  boeit  het  volk ,  al  gisfend  naar  het  wit* 
De  ftilte  wordt  geftok^.    Hoort  toel  de  Christus  bidt: 
^  O  Vader  I  *k  dank  U,  dat  Gü  me  aitffd  woudtverhooren,*^ 
Zoo  r^st  de  luide  beé:  ,,  Ik  weet,  fteeds  neigt  G4  de  ooren 
j»  Naar  't  plegtige  gebed ,  dat  oprQst  tot  Uw'  troon* 
9  Hoor  me,  om  der  fchare  wil;  verheerUJk  uwen  Zoon! 
^  Zoo  moog'  geheel  dit  volk ,  in  deze  heiige  ftonden , 
j,  Gelooven ,  dat  GQ  mQ ,  o  Vader!  hebt  gezonden  i" 
£n  naauwiQks  heef^  de  Heer  *t  gebed  voldnd ,  of  luid 
Roept  Hij  met  majesteit:    „  Kom,  Lazarus,  kom  uit!**  — 
't  Volk  deinst  van  fchrik  terug;  elks harte  flaat aan ^tbeven.^, 
O  GodI,...  het  l\ik  beweegt  !•,••  de  doode  fchijnt  te  leven.— 
Het  is  geen  droom,  o  neen|...«  Verbazing  r^st  ten  top!«««. 
De  doode  voelt  —  en  leeft  —  en  rigt  zich  langzaam  op  I  -^ 
^  Ontbindt  heml"  fprcekc  de  Heer;  j,  maakt  los  de  grafkuiK 

C^oekenr 
Men  weifelt,  huivert,  trut.  Geen  durft  ziek  nog  verkloeken 
Te  naadren.  Niemand  daagt ,  die  helpend  handen  biedt. 
Maria,  Martha,  zi),  zij  huivren,  aarzlen  niet; 
Ze  ontdoen  den  dierbre  van  de  windlhls^    Vreofdetraneo^ 
Die  wéér  aan  *t  hart  den  weg  tot  lofverheffing  banen , 
Ontrollen  thans  het  oog,  b^  't  hartljtjk  bulpe  bién.  ' 

Z4J  ^an....  Maar  geen  penfeel  maalt  znik  een  wederzienf.  ^ 
De  zusters,  fchreijend  bij  't  geluk,  dat  zfl  herkregen; 
£n  Lazarus ,  bedwelmd  aan  beider  borst  gelegen  ; 
De  fchaar,  die,  (bhoon  zij  't  ziet,  nog  naau wl^'ks  't  oog  vertrouwt ; 
En  Christus ,  èie  geroerd  het  zacht  raftéel  aanfchouwc ; 
De  broeder,  aan  het  hart  der  znsceren  hergeven; 
En  Christus  nevena  hem ,  al»  Heer  van  dood  eto  leven |«... 
Al  zwegen  Schriftgeleerde  en  Farizeeër  thans ,  » 

De  Obdskdcht  des  Profeeta  blinkt  in  ondooflmn  g]ans# 
Mssia,  Marcha ,  'c  volk.  doet  luid  den  lofzang  .ftijgea;  — * 
Slechts  Lazarus  blijft  nog  verbaasd,  bewustloos  zw^'gen« 
Men  voert  hem  jublend  heen.  Niets  dooft  den  danktoon  meer;, 
Bethaanjen  heeft  ztjn  vreugd,  't  gezin  den  broeder  weérl 

Lof  en  prijs  zQ  Jezus  Christus! 
Hem,  den  Heer  van  dood  en  graf! 


110  RET  HUISWUII  VAN  BaTBAlfléN*  . 

X    Eens  ftaat  aan  dien^Levenwekker    ' 
De  aard*  den  bok  der  eeuwen  af. 
Eens,  omringd  van  Troonheranten , 
£n  by  *c  fchel  bazningeluid , 
Zal  die  zelfde  Godsaem  klinken  x 
Dooden  ftügc  een  grafkuil  nic  1 
Dan,  hereend  mee  cal  van  dlérbren^ 
Jublend  in  hun  vreugdvol  loc » 
Vperc  de  Graf-  en  Doodverwtnnaar 
Ons  in  *c  paradijs  van  God,  — 
Klonk ,  Bechanlén  1  uw  ioftoon  ^ 
Nog  worde  *8  Heilands  roem  verbreid. 
Lof  en  prQs  xq  Jezus  Chriscus  I 
Lof  en  prqs  IA  eeuwigheid! 

!•  VAN   RARDERWQE,  EZ. 


BRIEF  VAN  BENEN  NOORD-NBDERLANDSCHEN  VRIENO 

TE   GENT  AAN   DEN    REDACTEUR  DER   VADER- 

LAND6CHE  JUSTTBROSPENINGBN* 

Gcnf^  den  13  Januar^  1831. 
MQn  Heer  de  Redacteur ! 

VJristeren  avond  ontving  ik  de  beide  laatst  uitg^vene 
.  N9mniers  der  Ltturoefeningcn ,  met  uwq  letteren ;  en 
hoe  verheugde  m{j  dat  gêzigt ,  daar  ik  federt  September 
geene  maandwerken  gezien  bad.  Gretig  vefflond  ik  alle 
reccnficn  van  brochurts  en  gefchrifcen,  welke  betrekking 
hadden  tot  de  onverwachte  gebeurtenisfen ,  die  federt  nog 
geen.  vier  maanden  Noorden  en  Zuiden  in  twee  Staten 
verdeelden.  Gq  vraagt  m^  om  eene  bgdrage,  alsof  die 
uiterst  behngrQk  van  mQne  hand  konde  z^.  Voor 
nieuwstfjdmgen  zfln  uwe  Letteroefeningen  niet  gefchikt. 
Bedragen ,  die  zelfs  voor  de  nakomelingfchap  belangr^k 
zouden  zijn.  .  •  Ja ,  die  z^n  er;  maar  kan  ik  die,  en 
nu  reeds ,  leveren  ?  Zy  zullen  te  z^nen  tQde  door  be- 
kwamer hand  voorzeker  geleverd  worden.  Het  eenige , 
dat  ik  doen  kan ,  is  den  mdruk  teruggeven,  dien  hetlezen 


fiRl£P    ÜIT   GBNT.  It7 

der  inrflagen  en  reccnfièn  wtn  de  brochures  Viln  den  dag 
op  mq  maakten ,  verzeld  van  die  befchouwingen'^  ^vdke 
het  ftandpunt ,  waarop  ik  mij ,  fchoon  Noord-Nederlan* 
der,  bêvinde,  in  mij  verwekten,  en  die  natuurlek  vetw 
fchilzigt  geeft  van  dezelfUe  gebeurtenisfen. 

Gredg  las  ik  vooral  de  oordeelkundige  r^^^i^  der  ftuk«« 
ken  van  den  dag,  door  den  Graaf,  van  hogendohF' 
gefcbreven,  en  van  lipman,  hem  wederli^gcodew  In; 
de  fchakering  van  het  gevoelen  des  Graven  zien  w^,  hoe 
de  iloomgang  der  gebeurtenisfen  reeds  te  wege  brengt,  dat 
wü  heden  de  zaken  niet  meer  zoo  befchouwen  als  gisu^ 
ren;  en  kon  het  dan  niet  gebeuren,  dat' men  morgen 
leeds  wéér  veranderde,  ten  opzigte  van  hetgene  men  hó* 
den  als  onwankelbare  behoefte ,  als  onvermijdelijkeo  maat* 
regel  befchouwde,  en  aandrong  bg  hen,  die  welligt  cdt 
hooger  ftandpunt,  en  meer  bijzonderheden  kennende^ 
dan  zg,  die  niet  meer  in  den  Raad  zitten ,  zich  van  ft^ 
hoofdigheid  doen  verdenicen ,  terwt}l  z^  waarlijk  als  ^/iy4«ri>^ 
mannen  handelen  ? 

Hetgene  mijne  waarheidsHefUe  en  onpartijdigheid  in 
het  lezen  dier  'verflagen  en  recenfiin  het  meest  geftuit' 
heeft,  is  de  algemeene  toon,  waarop  m  die  gelèhriften, 
als  ook  in  de  godsdienftlge  brochures ,  gefproken  wordt* 
UEd.  moet  het  zelf  gevoelen ,  dat  uwe  vrage :  „^  I^og' 
fieeds  te  Cenlf  Ik  beef  foms  voor  u,'*  uitgaat  van  db 
vooronderftelhn^,  dat  hetgene  m  het  algemeen  waar  isv 
ook  tot  in  de  minfte.  b^'zonderbeden  van  toepasfing  is. 
Doch  waartoe  verder  hierb^  ftilgeftaan?  Laat  m^  tóe, 
om  cenjgzhis  aan  UEd.  verlangen  te  voldoen,  m^6 
bcTchouwing  van  den  ftaat  der  zaken  mede  te  deelói, 
die  ik  hope ,  dat ,  zoo  veel  Noord-Nederiand  betrefk , 
door  UEd.  en  eiken  onpartQdigen  toegeftemd  zal  wör* 
dea,  en,  voor  zoo  veel  Zuid-Nederland  betrieft,  een' 
grond  van  geloofwaardigheid  heeft  in  m^  karakter,  als 
ook  in  mtin  beOendig  verbluf  te  Geni^ 

L 

Van  weenfcxDttt  toegeftaan  z^e  het  hatelQke'en  on- 


fl9  BBIBF 

^QBkbare  van  den  opifamd »  ook  al  ware  die  ia  de  ge« 
boone  geTmoord ;  {oo  is  het  niet  minder  vm  deze ,  dan 
van:  alle  andere  af  te  bidden  gebeurtenisfen  waarbdd, 
dÊt.l^  goede  aan  de  hand  yan  het  kwade  gaat^  en  dat 
het  voorregt  en  pli^C  is,  zoo  veel  dit  mogelgk  sQ, 
nU  tteds  te  doen,  hetgene  het  nageflacht  beter  kan,  en 
dan  zeker  zal  doen;  deze  en  foortgelyke  gèbeurtenisièii 
te^  befchouwen,  gelgk  nu  de  Christen  en  wereldburger 
b«.  V..  de  KrtHstogten  befchouwt ;  niet  alleen  als  het  werk 
van  dweepers,  maar  tevens  als  onder  het  beftimr  vn 
Hem  9  die  geen  kwaad  toelaat ,  zoo  Hq  geen  groocer 
goed  daardoor  daarftdt.  £r  zijn  gebeurtenisfen ,  waarin 
de  t^'dgenooP  buiten  ftaat  is,  dat  goede,  hetgene  uit 
het  kwade  voortvloeit ,  te  zien ;  en  dan  blijft  het  eer- 
biedig gelooVen,  en  zwegen,  over.  Doch,  mijns  ii>- 
^QQS,  is  dit  het  geval  niet  met  de  gebeurtenisfen  der 
laatfte  vier  maandeD  ,  daar  die  omwenteling  geheel  in  het 
voordeel  is  gekomen  van  Noord*Nederland  en  ten  bsf 
deele  van  het  zuidelqk  gedeelte ,  en  dus  tegen  de  bedoe- 
Iwg  vai^  derzelver  bewerkers.  Wdligt  ftaat  ge  verbaasd 
Gp  het  lezen  van  die  wonderfpreuk;.en  zij  fluit  voor<^ 
zieker  niet  in  eenige  goedkeuring  van  het  zedelqke  van 
dien  opfland,  noch  eenige  vermindering  van  de  fchaden, 
veiUezen,  enz.  welke  daaruit  voor  geheel  het  noordé* 
Ujk  .  gedeelte  des  RQks  en  zoo  vele  pardculiewn  z^ 
i^rtgevloeid. 

.  Maar  9  ter.goeder  trouw,  wat  ware  er  van  Noord-Ne^ 
4ertend  geworden  zonder  den  opftand  ?  Op  den  derden 
Maandag,  van  Octobi^r  waren  .de  Staten  ais  gewoonlgfc 
l^iyeengekomen,  en  de  vergadering  ware  geopend  gewor- 
d^l^dooT  eene  maUche  aanfpraak  des  Konings;  de  zxA^ 
d^iykeledenv  fterk  door  de  plaats  Brusfel  en  door  de  ge*» 
bgiirt^üsfen  in  Frankrijk,  hadden  de  fnaren  van  toontot> 
won  ly>oger.  gefpannen ;  eenige  Noord^Nederlanders ,  iQe^ 
genomen  met  de  denkbeelden  van'  Ministeriele  F&rant^ 
woordelijkheid  enz.  enz. ,  hadden  ,  ter  goeder  trouw  wei- 
ligt,  de  zuidelijke  geholpen ;  en  wat  ware  er  dan  van 
No(0^-£^¥diei^a^d  gpwQ^den,!  zopd^r  em^opfland.van  die 


UIT  OSNT*  XI9 

m 

agde^  die  ^  vrienden  van  orde  en  rust,  en  welke  de le^fen 
(Ier  ondervinding  nog  niet  vergeten  hadden ,  niet  zoo  gemak* 
keiyk  ware  tot  ftand  te  brengen  geweest,  of wdligttelaat 
ware  in  het  werk  gefteld?  Ik  geloof,  dat  elk  onpartgdig 
beminnaar  van  zQn  vaderland,  die  Gods  hand  hi  alles  ziet, 
en  b^zondere  belangen  aan  algemeene  weet  achter  te  fid- 
teo , .  zal  motten  zeggen  i  gelgk  Jozef  tot  zfjne  >roed9rs : 
G^4dm  vel  Mt  het  ttn  kwade  gedacht ,  maar.  Goei 
beeft  het  ten  goede  ^gedacht.  HQ  heeft  de  WQzen  gevan* 
gen  in  fauQoe  arglistigheid !  Veel  meer,  dan  in  1813 
en  18 14,  toen  gansch  Europa  xich  tegen  Frankrijk  met 
i^vcht  vereenigde,.  is 'het  Noord -Nederlandach  karakr 
ter,  deszelfe  patriotismus  en  eensgezmdheid  en  trouw 
tan  het  Huis  van  Oranje,  gebleken}  en  in  hoe  korten 
t^  beeft  het  zich  weten  te  herftellen  van.  die  verliezen, 
yrdke  de  'onvecmQdeUjke  gezellinnen  waren  van  een'^  on* 
veiwacbien  opflaod,  éit  niets  overliet,  dan  den  op^ 
fladsooni  te  verlaten,  en  van  verraders  in  de  gelederen 
bei^d  te  worden !  En  hoe  nadeelig  werd  die  opftand , 
10  de^celfs  gevolgen  ,  voor  Zuid -» Nederland !  Geen*  tak 
1>^  van  welvaart  is  cmge&honden  gebleven ,  of  wordt 
niet  \Vk  de.  gevolgen  bedreigd  ;  terwglde  geestdrift  voordien 
opf^d,  hf^t  weri:  van  eenigeo,  ie  hunner  bate  aangevangen , 
pji  dus  zopder^  patriotismus,  reeds  den  hoogden  graad  be» 
reikt  heeft, *w  flechta  door  onwaaidige  middelen  eenigzins 
tev«pd|g  gronden  wordt.  N«e&  ,  gelqk  het  een  zegen  is,  dat 
dl^  Poolfche  apfiand  —  moest  die  eens  plaats  hebben  ^ 
v^  gew^M  heeft  tot  na  het  uitbarften  Van  eea'  Conti** 
nottalen  oorlpg,  —  zoo  die  noodzekeMik  mogt  worden  ^ 
maar  zoo  fpoedig  is  uitgebroken  (welks  dempingf  voot 
^yslaod  ak  *t  ware  een  défe^nó  zal  zijn ,  en  dan  eeile 
nfS-  zedeljjke  werkmg  zal  hebhen  op  zulken ,  die  doof 
g^y^e  koorts  z^n  aangetast);  zoo  is  de  Beigifche^êp' 
J^nd  hj^  behoud  van  Noord -Nederland  in  denr  tegeii^ 
woofdigen  toeftand  van  Europft,  door  Frafakrgks  Om^ 
V^(i3fiigym  Julg  verQorzaakt.  Z^ ,  die  nog  tot  de  op^ 
pgfi^i^pjfrty  labooren,  foeklagei^het  teed^,.dat  men. door 
d^  9pi}aaid^  zkhs^ven;  zwak,  ea  het  Oofivoniemeilt  dfar 


toe  BRIBF 


noordeigke  pro^HtadSn  ftetk  gemaakt  heeft;  terwijl  België 
met  den  hongerdood  bedreigd  wordt,  zonder  üitzigt  öm 
zich  te  herftellen. 

Il- 

Maar  gelQk  die  oi^ftand  in  de  gevolgen  fadtzaam  wêi 
ter  redding  van  Noord* Nederland,  zoo  heeft  hQ  eêne 
gunltige  zedelijke  werking  op  de  Zuid* Nederlanders. 
^  De  Omvirentelingen  hebben  twee  oorzaken  /'  las  ik 
ergens ;  „  gebrek  of  weelde."  Dit  laatstgenoemde  is 
voorzeker  de  oorzaak  van  de  Jongfte  omwenteling  ge- 
weest ;  een  geest  van  verblinding  heeft  de  bewoners  de* 
zèr  ftreken,  die  den  opftand  begonnen  en  cmderileund 
hebben,  bezield.  Ik  herinner  het  mij  nog,  hoe,  den 
ro  September  te  Brusfel  eenige  vrienden  bezoekedde^ 
ik  verbaasd  ilond  van  de  gouden  bergen,  die  men  zich 
bdoofUe  van  .eene  fcfaeiding,  en  van  het  bewind  des 
Prii^ete  van  Oranje  —  want  dat  was  toen  nog  aan  de 
oide...van  den  dag.  Met  de  krachtigfte  vertoogen,  dié 
nden  in  het  Journal  de  Gand  en  dat  vai  Anvers  vond, 
^kn  de  gevolgen  dier  fcheiding  ,  zelfs  onder  het  bè-- 
ftanr  van  den  Prms  van  Oranje,  werd  gelagchen;  efif 
men  droomde  van  vrijheid  der  Schdde,  Koloniën,  deel 
aan  de  Marine,  en  tooi^l  voordeelige  handeltnktaten 
met  Frankrijk!!  België  bevond  zich  dus  iü  een*  ftaat 
van  fihcnifche  ziekte ,  uit  overmaat  van  gezondheici  ge- 
boren; en  het  is  bekend,  zulk  eene  ziekte  moet  door  ver- 
£wal±ende  middelen  genezdi  wordoi,  (indien  tt  genees» 
baar  is)  en  de  oorzaken  der  ijlhoofdigheid  moeten  op 
dezelfiie  wflze  weggenomen  worden.  Voor  den  mé^ 
fcbenvriend  is  het  eene  aangename  waarneming,  als  hQ 
eene  goede  werking  ziet  van  fmarteUjke  geneesmiddelen , 
die  zonder  dat  zijn  hart  dubbel  zouden  doen  bloeden; 
en  dit  is  het  andere  heilzame  refultaat  van  den  opfïand 
en  deszelfe  fcbadeltjke  gevolgen,  zoo  onmidddlgk  wer* 
kende,  en  de  donkere  vooruitzigten.  Gelijk  ik  zeide, 
alle  bronnen  va»  beftaan  zgn  geftopt ;  en  de  minst  ver* 


UIT  GENT.  IftI 

fichte    klasfe  bePeft  het :    dit  komt  tan   het  wegjagen 
der  Holbndei^*     Die  het  voorfpeld  hebben  in  Septem- 
ber   zQn  fterk ,  door  de  vervulling  hunner  voorzegging 
eiken  dag  met  den  vinger  aan  te  wQzen.    Het  algemeen 
gevoelen  is  te  dezen  aanzien 'zoodanig,  dat  dientoeftand» 
als  een  gevolg  der  glorierijke  (/)  omwenteling,  te  wil- 
len ontkennen  ,  zou  gel^ftaan  met  cene  befpotting  van 
het  ongeluk  ,  dat  gedragen  wordt ;  en  daar  men  bet  niet 
kan  ontkennen,  dat  men  van  de  noordzijde  doet,  hetgene 
men  in  gelijke  omftandigheden  van  de  zuidzijde  zeker 
doen  zou ,  zoo  verwekt  dit ,  in  plaats  van  wrevel ,  ver* 
langen  naar  den  voorgaanden  (laat  ^n  zaken ,  waarvan  de 
Petttiën   ten  voordeele  van  den  Prins  van  Oranje  ^  als 
Chef  van  den  Belgifchen  Staat,  —  bg  het  Congres  niet 
in  aanmerking  genomen ,  en  zelfs   niet  eens  in  handen 
eener  Commisfie  voor  Petitiën   gefield,     maar  waarvan 
niettemin  duplikaat  naar  Londen  is   afgezonden  -^  ten 
bewijze  ftrekken.    De  geheele  terugkcering  vèin  den  vori- 
gen  (laat*  van  zaken  te  vragen  kan  niet,  nu  te  Londen 
gezegd  is ,  dat  eene  complete  vereeniging  der  belde  lan- 
den gebleken  is   ondoenlijk  te  zijn ;  doch  de  (lellers  en 
verflandige  teekenaars  4ier  Petiticn  gevoelen  zelve  wel^ 
dat  bet  gevraagde  een  halve  maatregel  voor  het  volksge- 
lak  zou  zijn,  maar  twijfelen  niet,  dat  het  hierb^  niet 
blijven  zoude ;  ook  zien  dit  de  tegenftai^ders  zeer  wel  in. 
Behalve  deze  verzwakkende  geneesmiddelen ,  ter  gene*- 
zing  der  fthenifche  ziekre  met  goed  gevolg  aaiigewend  ^ 
-werkt  nog  mede  Je  wijze ,  waarop  het  Congres  te  Brus- 
{el  werkzaam   is,   alsmede  het  weinige,  iJat  het'Provi- 
foir   Gouvernement  doet,  om   de  rampen  des  volks  te 
verligten;  —  men  vordert  dit  toch  van  eene  Regering  1  — 
en  vooral  de   wijze ,  waarop  het  Comité  diplomatiquc 
werkzaam  is  ,   om  zich   befpottelijk  te  maken  voor  Eu- 
ropa,  en  het  Europeesch  Congres  te  noodzaken,  den 
draak  met  hetzelve  te  (leken.     Het  is  waarlijk  amufant^ 
de  dagbladen  te  lezen ,   om  te  zien ,  hoe  het  Congres 
een  Poolfche  Rijksdag  is  ;  en  hoe  der  diplomatie  van  den 
nieuwen  Staat,  die  maar  niet  zwijgen  kan,  berigcen  en 

MSNOELW.   1831.  NO.   3.  K 


It^  BRIEF 

advizen  verorden  in  handen  geflopt ,  geTchikt,  ja«  cd 
den  volgenden  dag  in  de  Jaurnatvc  gelezen  te  wpr- 
den,  maar  [ook  om  daardoor  den  nadenkenden ,  te  mjki- 
den  van  hqt  volksongeluk ,  een  amufèmóm  te  bezor-** 
g^!  B.  Vf  de  Graaf  De  Celles  berigt,  dat  hij  dea 
Silen  een'  Courier  naar  Parijs  beeft  gezonden,  ea 
dc3i  uden  antwoord  bekomen,  op  de  vragen:  of  men 
den  Prins  van  Leuchtenberg  niet  zou  kunnen  kiezen  als 
Chef  van  den  Belgifchen  Staat ,  huwende  aan  eeqe  Fran* 
fche  Prinfesfe?  Antwoord:  Volftrekt  geene  familiebe* 
trekking  van  Bonaparte!  —  Of  Frankr^k  België  wil 
bebbf^?  Antwoord:  Voldrctkt  nieti  —  pf  men  dan 
Prins  Otho  van  fiey^en  met  vrucht  zou  kiezen ,  trou:» 
wende  mét  Maria ,  dochter  van  Lou^  Philippe^  als  beide 
jmige  lieden  huwbaar  zyn?  Antwoord:  Prins  Otho  zal 
geen  tegenftand  vinden;  Prmfes  Maria  is  ziek,  en  kan  men 
dus  op  dat  punt  niet  antwoorden !  —  De  Mcsfugcr  dê 
Gand  maakt  de  vernuftige  aanmerking,  dat  welligt  de 
Prisfes  er  beter  van  zou  gewordt  zijn,  als  n^en  baar 
de  vraag  bad  voorgeftéld!.,.*  Doch  neen,  dat  kon  niet) 
want  wilde  Otho,  een  jongeling  van  is  Jaren,  haar  wel 
'hebben  ?  Eene  depêche  van  den  volgenden  dag  echter 
berigt,  dat  de  Prinfes,  die  zeker  beter  was  geworden, 
wel  Z4l  willen !  1  —  Als  men  zulke  zottigheden  in  een 
Congres^nationaal  hoort  debiteren ,  door  een'  man  ^  die 
te  Rome  het  Concordaat  floot ,  is  het  dan  te  verwonde- 
ren ,  dat  mén  het  vermoeden  heeft ,  dat  deze  zelf  met 
een  Congres  fpot ,  dat ,  200  in  getal ,  een  Comité  dipl^ 
ifMf//^J7^>vil uitmaken,  en  zaken  van  de  hoogfte  discretie 
met  opene  deuren  behandelt? 

Alles  werkt  dus  zamen,  om  Atfihemfchó  ziekte  te  ge- 
nera ;  en  België  nu  over  denzelfden  kam  te  fcheren  als 
vóór  vier  maanden ,  en  tevens  alle  de  gedeelten  van  Bet 
gië  op  gel^ken^voet  te  behandelen,  is  voorzeker  eene 
onfaillijkheid ,  even  als  dat  men  iemand,  die  reeds  bij- 
na van  de  cholera  morbus  genezen  is ,  in  dezelfde  cate- 
gorie wilde  plaatfen  als  hem  ,  die  er  van  aangetast  wordt , 
en  die  niet  te  ftreng  afgezonderd  kan  worden ,  om  be- 


UIT  OENT.  laj 

{ïpfttiiig  vppr  te  komeii  ea  geoeeiQg  t^  tepfoeven.  Elke 
dag  vn  i^nipeu  doet  ^et  geta}  der  vriend^  des  Kooingg 
ia  1»et  Zuiden  aaiigroeqea,  voor  wie  d^  lesftnderfitaflctQ* 
l^k^  ondj^indiDg  niet  verloren  zgn,  maar  efio*  bl^endeo 
uidruk  op  hqi  maken^. 

.    m. 

IBt  bet  yarenftiandQ  zult  ge  dus  hu  opmaken,  dat 
0yg  bet  denkbeeld  van  eene  altijddurende  fcheicfing  niet  zoo 
aoodztkél^ ,  of  liever  hereeniging  niet  ^óó  otiuityoerl^k 
of  zóó  f<;badelgk  voorkoopt ,  als  de  fchrijvers  diei^ftok* 
keD,  hoezeer  anders,  uiteentoopende,  en  iseUs  de  meer* 
dorheid  der  Noord-Nederlandfche  nade ,  ea  ook  UËd%  ^ 
Vistflellen. 

Het  ideaal  9  hetwelk  zich  de  Mogendheden  voordel* 
dea,  dooT  de  vereeniging  van  HoUand  en  België ,  was 
in  het  afgêtrokkene  toch  fraai.  Het  liberale  in  dat  plan , 
gefchikt  om  alle  denkbeeld  van  onderwerping  van  het 
eene  gededte  aan  het  andere  weg  te  nemen,  en  daar-* 
door  de  vereeniging  der  beide  landen  te  bevorderen  in 
denzelfden  geest  en  gevoelen ,  heeft  fchipbreuk  geleden 
op  de  ondervinding ,  en  getoond ,  dat  het  Congres  te  Wee* 
nen  de  menfchen  ^alhiej ,  en  vooral  hunne  geestelyke  lei* 
ders  ,  te  gunftig  beeft  beoordeeld :  maar ,  wanneer  eene 
treffende  ondervinding  van  vier  maanden  rampen  reeds 
uitwerkt,  wat  vqftien  jareh  zegeningen  niet  konden  daar- 
fleHen»  waarom  zou  dan  vervolgens  onuitvoerlijk  zijn, 
hetgene  nu  gebleken  is  aan  het  doel  niet  te  beantwoor* 
deal  en  hetgene  zoo  wel  aan  de  w^'ze  van  uitvoering 
dier  vereeniging  te  wqten  is ,  als  aan  de  ongelukkige  ge- 
moedsgefteldheid.  van  hen,  die  nu  bij  ervaring  leeren, 
hoe  hui}  volksgeluk  met  die  vereenigmg  in  het  naauwst 
verb9p41toud.  *       '      ■ 

In  ^len  gevalle  geloof  ik ,  dat  dit  meer  van  de  Verbondene 
Mogendheden ,  dan  wel  van  Noord-Nederland  geheel  zal 
afhangen;  daar  Europa  eene  groote  Republiek  is,  en 
eene  denkbeeldige  onafbankelgkbeid ,  zelfs  by  de  Staten 
van  den  eerfteq  rang,  niet  beftaat*  Zijn  wy  zeker ^  dat 
e^pe  weigering   van  het  Gouvernement  van  Noord^Ne- 

Ka 


1^4  BRIRP 

deriand,  om  te  voldoen  aan  eene  dedfie  van  het  CongreB 
te  Londen,  eehe  daad  van  tegenkanting  en  onafbank^ 
lykheid  is ;  of  welligt  een  ftap  ter  bereiking  van  bet  doel 

van  dat  Congres? Als  wQ  den  loop  der  zaken 

nagaan ,  en  cien ,  dat  België  werkeiyk  doQr  die  Heerèn 
te  Londen,  Talleyrand  niet  uitgezonderd-,  in  het  pak 
gelegd  i|5,  oi  dat  de  weigermgen  van  de  z^e  van  Hol» 
land  niet  die  gramfchap  en  dat  ongenoegen  hebben  opge* 
wekt,  [weigeringen,  Mrelke  ik  zie,  dat  men  niet  vreemd 
is,;  IQ  Holland  zelve,  met  den  naam  van  gchrek  aan 
gocdó  trouw  te  betitelen  (*)]  dan  is  het  mij  duidelqk  ,dat 
ook  dat  niet  of  flechts  gedeeltelijk  voldoen  aan  de  Pro* 
tocoUen  tot  de  middelen  behoort ,  om  het  groote  doel 
der  Mogendheden  te  bereiken:  zoo  lang  mogeUjk  den 
algemeenen  vrede  van  1814  en  1815,  met  den  aankleve 
van  dien ,  te  handhaven.  In  die  vooronderftelling  een' 
hmderpaal  te  willen  (lellen  aan  dat  behoud ,  (gelijk  men 
van  déze  zijde  gedaan  heeft,  door  de  eeuwige  uitfluiting 
der  Nasfaus)  is  mij  vreemd  voorgekomen,  bQ  de  liefde, 
welke  men  in  het  Noorden  voor  Oranje  gevoelt ;  maar 
welke,  conditioneel  zijnde,  den  grondflag  zou  leggen  tot 
grooter  ongeluk,  dan  de  zuidelijke  opftand  heeft  daarge- 
fteld ,  of  zelfs  het  heilrijk  gevolg  vernietigen ,  hetwelk 
die  opftand  (I)  werkelijk  gehad  heeft. 

Hoe  weinig  zien  wij  vooruit ,  b^  den  itoomgang  der 
gebeurtenislen !  Doch ,  zoo  het  der  groote  Mogendheden 
ernst  is ,  den  vrede  te  bewaren ;  de  Franfche  Demago- 
gen hec  Fransch  Gouvernement,  dat  ler  goeder  trouw 
fchiijnt ,  daar  niet  in  verhmderen ;  en ,  ten  gevolge  daar- 
van, België  aan  deszelfs  oorfpronkelijke  beftemming  zal 
moeten  beantwoorden ,  —  dan  voorzeker  zou  hereenigmg , 
bij  lengte  van  tijd ,  mede  tot  de  middelen  behooren  ter 
bereiking  van  dat  doel:  en  dezelve  trapswyze  en  met 
die  waarborgen  tot  ftand  te  brengen ,  welke  de  lesfen  van 

(•>  Van  waarde  geëerde  Steller  deze  meening  ontleend  bebbe, 
is  mU  niet  gebleken.  Ziet  het,  gelijk  ik  gisfe,  op  de  opening  ' 
der  Schelde^  dan  is  die  weigering,  door  het  onvervuld  laten  der 
den  Belgen  geftelde  voorwaarden,  wei  geregtvaardigdl  Redaet. 


UIT  GENT*  2^5 

'iriyftien  jaren  9  en  inzonderheid  van  1830  Augustus  en 
vervolgens,  aan  de  hand  geven,  zoude  die  gevare^  én 
nadeelen  voorkomen,  welke  men,  nu^  en  niet  zonder 
grond,  van  dezelve  vreest,  als  zij  zóó  wierd  daarge- 
ftekl ,  het  zQ  b^'  verdrag ,  het  zij  bijj  overwinning ,  als 
In  18 15  liberaal,  maar  onmenschkundig,  gerchied  is. 

De  vrqheid  van  de  Schelde  en  Antwerpen  kunnen  niet 
meer  dat  gewigt  hebben  ,  hetwelk  zij  gehad  hebben ,  ten 
nadeele  van  Noord-Nederland,  zoo  lang  er  de  Citadel  en 
de  Forten  bleven  beftaan.  Welk  koopman  toch  zal 
ckh  daar  gaan  nederzetten ,  die  in  weinig  t^ds  in  het  ge- 
val kan  komen  om  te  moeten  verhuizen ,  of  in  eenige 
nren  huis  en  magaz^nen  in  een*  puinhoop  veranderd  te 
zien?  Zal  Antwerpen  alt^d  eenc  gefchikte  haven  biy* 
ven?  Is  Middelburg  dit  nog,  wat  het  te  voren  was? 
Hoe  ver  ligt  Amem  uiden  thans  van  de  zee  ? 

Ik  heb  naauwelijks  zoo  veel  plaats,  om  UEd.  te  ver- 
zoeken, het  gefchrevene  te  verfcheuren,  als  UEd.  het 
der  plaatling  onwaardig  acht,  (*)  en  te  gelooven,  dat 
ik  niettemin  blflve  T.  T. 

Q.  N. 

(*}  Wij  vercroaweii,  dac  de  nadenkende,  fchoon  ook,  mee 
mg  ,  van  den  Schr^ver  verfchillende  Lezer  ons  daarvoor  thans 
wel  geenen  dank  zon  weten.    Redaet* 


IBm^  OVER  DS  BMENDHSIO  VAN  ONZK  LETTERKUNDE 
BU  DEN  VREEMDELING. 

Door 

J*  P.  AREND, 

Ltct$r  in  ie  Hoogduitfehe  en  Engelfche  Takn  en  Letterkunde 
aap  de  Doorluehtige  Scheel  te  Deventer, 


'HL 


Len  klaagt,  dac  onze  Letterkunde  by  den  vreemdeling  ge. 
Boegzaam  geheel  onbekend  Is,  of  met  minachting  befchouwd 
wordt.  Hoe  algemeen  deze  klagte  ook  zij ,  zoo  komt  het 
wSi  toch  voor,  dat  dezelve  vrq  wat  overdreven  wordt  $  dac 
29  ,  althans  voor  een  groot  gedeelte ,  meer  op  voorondef. 


1S(5      OV£R  VZ   BEKEMDHEtO  OMZER  LETTERKUNDE 

Helling  dan  op  waarheid  benii c ,  en  meer  ftetmc  op  hec  -pt^ 
zegde  door  den  een'  of  anderen  onwetenden  bnicenlandfcheii 
Sclirijvcr,  dan  wel  op  eigen  onderzoek.     Immers  scblb» 

GEL    ('3»    FLÖGEL    (t)f    L  OU  VE  VRIM  A  RS  (j)»  ^  9  W- 

RiNO  (§3  ^°  anderen  hebben  niet  alleen  met  lof,  en  dik« 
werf  met  kennis  van  zaken,  over  onze  Letterkunde  geCpro- 
ken ;  maar  m^  is  gebleken ,  dat  niet  'fiectits  zéér  vele  wér- 
ken van  eenig.  wétenfchappeigk  belang,  in  het  HolÜndsch 
opgedeld ,  maar  zelf^  onderfcheidene  andere^  'die  tot  hec  |^- 
bied  'der  fVaaije  letteren  behoorfen ,  In  vreemde  talen ,  bQ« 
zonder  in  de  HoogduHfehe ,  z^n  OvergebragU  De  volgende 
-]i|st  van  nit  het  Holiandsch  vertaalde  werken^  welke  ik  Vio 
tijd  tot  rijd  heb  zamengedeld ,  doch  .wier  volledigheid  *  ik 
geenszins  beweren  wil  (**),  moge  mijn  gevoelen  beves* 
tigeu ,  en  onze  Geleerden  en  Letterkundigen  overtuigen , 
dat  zij  niet  de  taal  van  het  oude  Latium  behoeven ,  om  de 
vruchten  hunner  overdenkingen  en  geleerde  navorfchingen 
in  Europa  algemeen  bekend  te  maken ,  daar  men  buitenlanda 
?eèr  wel  het  góéde  en  fchoone  weet  op  té  fpdrien  6n  te 
waarderen ,  hetwelk  In  het  Holiandsch  wor^t  vc»drtgebnigt«  — 
Het  is  walir ,  onze  fchoone  moederettl  h ,  ondanks  dit  tUm 
les ,  eveniVel  elders  niet  zoo  bekend ,  als  if)j  verdiende.  Dit 
moet  echter  minder  den  vreemdeling,  dan  onzen  eigenen  land. 
genooten  geweten  worden.  Onze  grootftë  en  fchranderf^e 
Geleerden  hadden  (leeds  de  zonderlinge ,  en  voor  de  bevor- 
dering van  volkszin  zoo  nadeelige  zucht»  om  liever  eene 
vreemde  Letterkunde  mét  hunne  gefchrif^en  te  verrijken ,  dan 

(*^  Gefchichte  der  alten  uui  neueti  Literatur  ^  Il  Tk.  Asss» 
(t)  Gefchichte  der  komifchen  Literatur  ^lll B.  S.  SS6^593* 
iV  B.  S.  33a— 34<^- 
(1)  Refumè  de  fHist.  de  la  Li tterature  Allemande  fp.  22^ 
(S)  In  zijne  Batavian  Anthology »  en  Sketch  of  the  Lan^ 
guage  and  Liter ature  of  Holland. 

Onder  die  Duitfchers^  welke  onze  tiftl  kenden  en  hoog- 
fchatteden,  behooren  opitz,  welke  aan  de  HolUmdfche 
Dichters  z\jne  vorming  heeft  te  danken;  MORyoFF,  kloip- 
STOCK,  HOFFiiAM,  die  zclfs  b^  voorkeur  dichtftukken 
in  Hollandfche  verzen  vervaardigde;  en  de  tegenwoordige  be. 
roemde  boekenkenner  £  e  e  r  t. 

(**)  [Deze  erkentenis ,  welke  wij  ten  volle  beamen ,  be- 
vestigt en  verfterkt  niet  weinig  des  Stellers  bewering.  Redact.} 


BQ  DEN  VaSJSMDELlNG*  I«7 

die  v«e  hM  vaderland  (*)•  Welke  behoefte  beftood  er  dot 
eigenlijk  voor  den  vreemdeling ,  on  onze  taal  met  ijver  te 
beoefenen?  Of  hoe  konde  men»  met  eeoige  biligkheéd,  ven 
hem  vorderen,  dat  hQ  voor  dezelve  achting  koefieide,  daar 
onze  beroemdfte  mannen  bmr  met  minachting  befchonwden 
£B  oBwsardig  keurden  haar  te  bexigen?  Datr  thantt>nze 
Geleerden  y  op  het  voorbeeld  der  befchaafdfle  volken  v«n 
Bmrcpa^  meesttl  in  de  volkstaal  hunne  werken  OfHttellen, 
xoo  mogen  w^  mjBt  eenigen  pond  hopen^  dat  dit  bij  on« 
se  nsboren  meer  en  meer  den  lust  en  de  behoefte  sal  op* 
wekken  om  onze  taal  te  beoefenen,  hetgeen  natuurlek  «ene 
nicgebrdkiere  kennis  van  onze  Letterkunde,  en  daardoor  de 
verhooging  vtn  onzen  volksroem ,  ten  gevolge  moet  hebben« 

LffSf  yan  uii  het  HoUandieh  yertaald»  Werken. 

A. 

Actmfifkkt  zur  Gefchichte  der  Erfaebnng  der  Juden  su 

Bftrgem  In  der  Republlk  Batavien,    Neuttrelly  1797.  $<>• 

^  Aloeoondz,  (p.  iiARNix  voN  stO  Gereiulgter  Bie- 

nenkorb   der  heiligen  Römifchen  Kirche.     Der  Vortreflich- 

keic  wegen   aus  dem  Hollandifchen  Ins  Teutfche  Qber9stzt, 

-nad  met  dem  Leben  des  Auctoris  vermehret.  Amfi.  1733. 

Reeds  in  1580  had  de  toen  beroemde  Duitfche  HekelfchrQ- 
ver  piscHART  eene  vrQe  vertaling  van  dit  werk  geleveid, 
welke  in  1657  te  Leip^ig  door  eene  andere  gevolgd  werd. 
Ook  in  bet  EmgeüeA  Is  hetzelve  overgebrsgt  door  o»  o  i  l- 
piN.  —  Zie  PLÖGZL,  GefcA.  der  kom.  Literatur^  3  B^  S. 
568—575.  en  EBfiRT,  AUg*  Bibliogr.  Lex.  Art.  maricix. 

Alphen,  (h.  van)  Kleine  Gedichte  f&r  Kinder  des  zar- 
teren  Alten.    E^fen^  1B30. 

.     B- 

Ba  CH  IE  NE,  (w.  A.)  Hist.  und  Geogr.  Befchreibnng  vpn 

(*)  Overtuigend  heeft  de  geleerde  schlegel,  In  het 
boven  aangehaalde  werk^  I  Th.  S.  S63,  bet  nadeel  aange* 
toond  van  de  gewoonte,  om  in  eene  doode  taal  tefchr^ven, 
en  in  het  II  Th.  S,  su  het  nuttige  van  het  gebruik  derlands- 
taal  aangewezen.  Men  vergel^ke  hiermede  jiowRiiiG*s 
Skitckf  pM  11. 


Ifi8  OVER  D&.BRKftNDHfifD  ONIKR  LBTTeHKUNDB 

PdlKlnt,  otch  feinem  ebemihlicben  und  gegeowirUgeii 
Zuftande»  MU  Anmerk.  vod  o.  a*  maas.  Leipmig^ 
I76d--<8.  2  Th.  8o. 

Balthazaar»  C^.)  Cbirorgifche  Krankheitslehre » 
fiberfeczc  vod  w.  seelb.    H^ien^  1768* 

■-*"^ —     Cbirurgifcbe      Wabroehmnngeo. 
LeipTiig^   1785. 

Barneveld,   (w*  van)  Medic.  Etektr.  Leipzig ,  1 787. 

Bbkksr,  (b.)  Bezanberce  Wek.  Neo  uberfetzc  voq  j, 
M«  ICHWAOBR,  dcrcbgefehen  und  yermebret  von  j.  t. 
•  EMLER.    Leipzig  9  1781,  89.  3  Theiie,  8o. 

In  1693  ztfn  twee  Duitfche  vertalingen,  zoo  niec  meer, 
van  de  BeSoaverde  Weereld  uitgegeven.  De  Franfche  vertt- 
liog  van  1694  beftaat  in  4  deeltjes  ia».  Het  eerfte  boek  is 
ook  in  hec  Engelzchy  naar  de  Franfche  vertaling,  in  1695 
overgebragt.  Zoo  men  op  het  getuigenis  van  eenigeo  mag 
afgaan,  zoo  dit  werk  ook  in  het  Spaansch  en  Italiaamch 
zQn  overgezet.  Zie  scqwagbr,  Leben  bekkers,  S.  189* 

BerkeL,  (a.  van)  Befchreibnng  feiner  Reife  nach  Rio 
de  Berbicennd  Surinam.  Memmingen  ^  1789. 

Berrhet,  (le  francqdb)  Histoire  geograpbiqne, 
pbyGque,  naturelle  et  civile,  trad.  du  HoUandais,  4  vol. 

Bonn,  (a.)  Anat.  und  Cbir.  Bemerkungen  übcr  Harq- 
Verhalt  u.  d.  BiafenfKch)  insbes.  v.  d.  Biafenftich  fib.  d. 
Schambeinfuge.    Leipzig  ^  1794. 

'    '   '■ Beobachtungen    einer  unterwarts  gehenden 

Verrenk.  d.  linken  Schenkelbeins }  oebst  e.  neoen  gemkcbl. 
Einricbtungsweife.    Amft*  180O1, 

Bosch,  (h.  de)  Uber  bomers  Iliade.    ZüU.  1788. 

Brandt»  CgO  L^ben  von  de  ruyter,    fol.  i687« 

Dit  werk  is  insgelijks  in  het  Fransch  overgebragt  in  id98« 
Zie  EB  BRT,  Ailg.  Bibiiogr.  Lexicon^  Art.  brandt. 

Brugmans  (s«  j.)  und  7. ^delpech»  über  deo  Hos- 
pitalbrand.  Aus  dem  HollSndifcben  und  Franzöfifcbeu  über* 
fetzt,  mit  Anm.von  d.  g.  kies  er.    ^ena  ^  18 16. 

Bruin,  (c.  de)  Voyages  par  la  Moscovie,  Perfe  et 
aui  Indes  Oriental.    Amfl.  1718.  a  VoU  foU 

— — Voyages  au  Levant.  Amfi^  173a.  5  Vol.  4*« 

C. 

Camper,  (p.)  über  den  naturl.  Unterfchied  der  Ge- 
fichtszage  im  Menfcben  verrchied.  Gegendeo  und  verfobied. 
Aiters,    BerUn^^  1792. 


n 


BIJ  DIN  VRBIlfOELlNG*  isp 

C  AMPB&,  CM  Vortefaiigéb  über  d«  Aosdr.  d.  TerTehied. 
Leidenfclisrceii  durch  die  Geficbuzfige;  über  die  bewoii. 
dernswfhdige  Aehnlicbkeic  lm  Bta  der  Meofchen,  der  Tier* 
fusK«  Thierey  der  Vogel  nnd  Fifchef  nod  8ber  die  Scbdo» 
beit  der  FormeD.    Berlin^  I79l* 

C  A  T  8,  O'^S^^^^^'f^^^  fibers,  durcb  j.  b  &  a  os  r.  Amft.  1648 

Voorcs    zQn  alle  de  werken  van  c  at  f  In  bet  Hoogduiisch 

overgebtagc  in   8    deelen    80^     Hamburg^    17x0^17,    Zie 

EBE&T,   ABg.  Bibliojgr.    Lexiem ^  Art.  cats.    Witsbh 

0ET89EEK     rpreekc     aldus     over     deze    veniling,     in 

zyne   bekmpte  Levensfchtts  van  j.  cats:    ip  CatsV  wer« 

^  ken  zijn  genoegzaam  alle  in  dezelfde  *maac  in  ramende 

„  Hoogdoltfcbe   verzen  overgezet,   waarin  al  het  karakteris* 

^  tieke  van  *•  Oicbters  Tpreek wijzen  en 'dop woorden  bewaard 

il  gebleven.    Ëen  groot  gedeelte  van  zijn*  Trouwring  en 

,9  eenige   andere  z^ner  meer  of  min  uitgebreide  Gedicbcen 

^  zi)n  in  bet  Lat^n  vertaald »  en  ook  van  fommigé  iyn  Em^ 

„  gtlfchê  en  Fraufehe  vertalingen  voorhanden/* 

D. 

Pah&h  ,  (j.  a)  Bericbt  von  eïner  Scbaambein-Trennnog 
nod  deren  glacklichen  Brfolge.    Leipzig ,  1785* 

Da  pp  sa,  (o.)  Reifen. 

De  rdabefchrijvingen  van  dezen  Scbr^ver  zQn  alle  in  bet 
Boógduiiseh^  eenige  in  bet  Framch^  overgebragc.  Zie 
BBERT,  Allg.  Bibliogr.  Lexicon^  Art.  dapper. 

Deim AN,  (!•  R.)  ^ö°  <^^°  K"^^"  Wirkungen  der  Élek* 
tricltaet  in  verfchiedeoen  Krankbeiten,  Uebers,  mit  Amn  nnd 
Zus.  von  K.  o.  KÜBN.  Kopenhaven^  1793» 

E. 

Edstatius,    Tb.)  Anatom.   Rnpfertafeln*   nebst  ders. 

Erklaraogy    verfercigt    unter    der   Aufflcbt  vou  a.  bomm. 

Amft.  j8oo. 

F. 

P'EiTH,  (rO  Le  Tombean,  Poême  en  IV  Cbants,  a 
Edition;  fnivi  de  FEtpérance  de  ft  revoir,  Po€me  en  II 
Cbanta,  de  de  kruyff,  et  d^nne  traduction  de  qnelqnea 
Poëfies   de  peith;  par  a.  clavarbau.    Amfl»  1829. 

F  LOB  O*  H.)  und  A.  VAN  DAM,  Theorie  von  Slrafen 
nnd  Belobnongen  anf  Schulen.    Erfurt  ^  17^)%» 


130  OVER  DB  BntENDBBID  ÖMUR  LEtTB&fUNDB 

G.         . 

•         ,  .  • 

Cefchichte  der  alcen  ood  neuen  Iferrohüter  and  deren 
Scifcer  n*  l,.  Gn^^v  on  z  i;n  z  k n  d  o  r  v.    1805, 

Gbsschbr,  (d.  van)  AbliandloDg  von  der  .Nochwen* 
digkeic  der  Ampjitati^iH    H^enf   1775. 

■    ■ Verfuch  über  die  Natur  und  flei- 

lung  der  verfchied.  Arten  von  Gefcbwulfleni.  Leiptig^  178& 

'■ — --*- Bemerk*  üb.  d.  EntttelK  d,  Rück- 

gracs»  nebflc  üb.  d.  BebandU  d,  Verrenk,  u«  Bruche  des 
Sekjenkelbeins,  Uebers.  mie  Anm«  «.*Ziui.  voq  j.  o*  wb  wst- 
<-£>«•    GMingen^  1794, 

— : : Die  Wundarzneywiafenfchaft   def 

BiPPOCitAflPZS,  HiUburgh^  1795. 

'    '  Abbandl,  v.  d*  Wanden.  Uebert. 

mie  Anm.  von  a.  ».  löfler.    Leipaug^  IJ96. 
•  G£UN8,Xm*  van)   Abbandtong  üb,  d,  epidenu  Rahr» 
befoud.  dei  Jahrs  1783.    Uebers.  mie  Anm.  von  ile  u  p. 

.„_ ^„^  ^^  B  o NN*s  Briefwecbfel  wegeii 

eines  im  Uneerleibe  eingefperrcen  Darmbracba,  welcher  mie 
einem  Wasferbrucb  vergefelle  war;  verdenesche  von  i.  b. 
GRUZLMANN.    jlmft.  und  Clevê ,  1785. 

Haafnrr,  00  Faafreifen  durcb  die  Infel  Ceylon, 
Magdeburg^  iBitf* 

Haar»  o*  van  der)  über  dï^  Befcbaff.  d.  Gebims, 
d.  Nerven  u.  einige  Kraokb.  derf.^  nebse  e.  Anb.  med,Beo- 
bacbc.     Ueberf.  von  j.  s.  k^up.    Stendal ^  17944 

'•— ^ Auserles,  Med.  »n»  Chir.  AbbandK 

u«  Beobache.  Uebers.  n.  mie  Anm,  n.  Zus.  von  j.  a. 
s  c  B  M  I D  T.    Leipzig ,  1800. 

Hamelsveld»(u.van)  über  den  gegenwfireigen  Zn- 
(tand  des  gefellfcbafclicben  Lebens  in  den  Vereinigeen  Nieder- 
landen.  Uebers.  von  a.  knigoe»  Hannaver^  ly^a. 

Biblifcbe  Geögrapbie.  Uebers. 

u.  mie  ein.  Anm.  verfeben  von  jaNisca.  Hamburgt 
«7P3— 9<«  3  Tb. 

HandtUmGefêtzbuch  fur  das  Königrelcb  der  Nlederlande, 
nacb  der  amtlicben  fiekannemacbnng  ia  den  Haager  Staatszei- 
^tnngen  von  i8q6.  Uebers.  von  f.  c.  scuümacher. 
Hamburg^  1827. 


BIJ  DCN  V&£BMDELING4  131 

Harinoman;  (h.)  Tagebnch  einer  Reife  mch  Ma. 
rokkov  nnd  feiae  acbcwdchentlichen  Aufenchalc  In  dlefem 
Lande.    Uebers.  von  f.  ebrmann.    IVeimar^  1805. 

Hartsinck,  o*  j.)  Befchreibnng  von  Guianav  oder 
der  wilden  Kuste  In  Süd-Ameiika*  Uebers;  von  a.  witten- 
BBRG.  Mie  einer  Vorrede  nnd  Zufatz  von  j.  k.  fabru 
BerUn^  1784. 

Heilbron,  (d.)  Abhandl.  von  Belege  auf  dem  Zunge, 
Hildburgh^  179$.  .  ^  . 

Hemert,  (p.  vAfi)  kechc  und  Verpflichtung  eigner 
Unbeile  in  der  Religion.  1798. 

■ Ober   die   Exiscenz    der  Prinzipien 

eines    reinen    uneigennaczigen    Woblwoliena    im    Menfcben. 
Uebers.  vod  pet Hif  ar.    Dortmund y  1799» 

Heringa,  (j.)  über  die  Lehrarc  jesu  nnd  feiner 
Apostel»  mie  Hinfichc  anf  die  religi^fen  Begriffe  feiner  Zelu 
genosfen.    Of enbach 9.17901» 

fiber    den   rechten   Gebranch  nnd  d» 

Misbrancb  der  biblifcheo  Kritik.  Uebers.  von  m.j.u.  beok« 
HAcrï.    Ofenbachy  1804. 

Hiaoire  des  Péches,  dei  Décoo vertes  ec  i^%  Eublisfe- 
ments  des  Hollandais  dans  les  Mers  du  Nord.  Trad.  de 
rHolIandai»,  pat  b.  de  rest  e.    Faris^  Ajï  IX.  3  VoU  S\ 

HuYSERS»  (a.)  Befcbreibang  und  Gefchichte  der 
Haoptftad  in  den  Holland.  OstlndieOy  Batavia,  nebst  geogr», 
polit.  «nd  pbys.  Nachricbten  vou  der  Infel  Java.  Uebers, 
vob  j.  j.  EBERT.    Leiptigf  I785»  8(>.  4  Th.  H^. 

h 

Jansen,  (w.  s.)  Briefe  fiber  Italien  un  Prof.  *8a  ndi« 
FORT  zü  Leyden«    Düsfeldorfy  1793. 

Jonge,  (c.  de)  Reifó  nach  dem  Vorgebirge  der  gmén 
Hoffhnng,  Irland-  und  Norwegen,  in  den  Jabren  1791—97. 
Mic  eiDigen  Anm.  n  einem  Anbange  Aes  Ueberfecsers ,  den 
Zusfand  der  Brüdermisfion  fintcr  den  Hottencocten  betreffisnd^ 
Hamburg^  1803 ,  4.  a  Th.  %o. 

•' 
QfJet  verv9lg  en  flot  hierna.^ 


132  .  Dt  OPSTAND   DER  BBLOBN 

>*  ■'   '      ■  "'m ■       II  tl        I       ■  ■  1 

DB  OPSTAND  DER  BBLGBN  ONDBR   IBISBR  JOZEF  II* 

Door 

N.  SWART.  C*) 


H< 


Let  fcbync  wel ,  dac  wfj  beftemd  zijo »  om  flechcs  door  on- 
dervinding wtis  te  worden.  Witr  de.  oefening  met  het  onder- 
rigt  niet  gepaard  gaat ,  daar  moge  bet  zaïd  der  kennis  bloe- 
men  voortbrengen »  in  welke  men  zich  verlustigt ,  voedzame 
vmcbten   worden   er  fcbaars  van  gepinkt.    Zoo  gaat  het  mee 
de  gefchiedenis  zelve,  die  anders  als  eene  tweede  ondervin- 
ding mag  gerekend   worden ,   bij  welke  wy  als  deelnemende 
toefcbouwers   alles   opmerken ,  wat  den   mensch ,  /naar   hec 
uitwendige   en   naar   het  inwendige,   pleegt   te   wedervaren. 
Ook  dat  fchonwfpel  treft  ons  wel ,  en  fchenkt  ons  een  veel- 
zQdig,  afwisfelend  vermaak,  ja  fielt  ons  in  ftaat,  met  veler- 
lei fchyn   van   wijsheid,   over  het  lot,  de  natuur  en  dwaas- 
heid det  menfchen  te  redeneren;  vormende  inzonderheid  ftaat- . 
kundigen ,  die  de  toekomst  van  elk  land  en  volk  uit  deszelfa 
Inrigtingen,  omftandigheden  en  misOagen  op  een' haar  durven 
voorfpellen.    Maar,  al  dingen  w^  ook  op  de  praal  dezer  we- 
tenfchap  geen*  penning  af,  zij  is  het  evenwel  niet,  welke 
Ieder  mensch  behoeft,  die  hem,  ten  aanzien  van  zijn  eigen 
liart  en   wandel,  in   wezeniyke  volkomenheid  doec  vorderen. > 
Enkele  groote  en  buitengewone  zaken  loopen  ons  inzonder- 
heid  in   het  oog;   maar  het  groote  en  buitengewone  komc 
natuurlijk  zelden  voor ,  en  de  lesfen ,   hieruit  voor  ons  te 
trekken ,  zqu  van  verw^derd  belang.    Wanneer  wij  daarente- 
gen tooneelen  voor  onzen  geest  zien  gebragt ,  die  met  onze 
ondervinding  eene  blijkbare  overeenkomst  hebben;   wanneer 
wV  het  verledene  of  elders  gebeurde  met  tegenwoordige  of 
eigene  lotgevallen  kunnen  vergeleken ,  ja  tot  deze  vergelQ- 
king  van  zelve  en  onweérftaanbaar  worden  genoopt,  —  dan 
ontvangt  de  gefchiedkundige  voordragt ,  zelfs   van  min  be- 
langrijke gebeurtenisfen ,  voor  ons  geest  en  leven ;  even  als 
de4>efchouwer  eener  kunstgalerij  b|j  een  bekend  landfchap, 
by  de  beeldtenis  eens  hooggefchatten  vriends  langer  vertoeft » 
tot  de  kleinlfle   trekken    toe  opmerkt,  "en  een  geheel  eigen 
genoegen  ontwaart.  • 

(1^)  L«itst  voorgedragen,  lo  Febr.  1831,  in  Feisx  MeriHs. 


pifüiR  Kiina  jottf  IL  i3f 

Deze  ttmnerking  reet  deter  dtgcn  mee  bQxoodere  kraehc 
b9    m^  op.    Ik  had,  onder  anderen,  blJ  de  verfchyning  der 
^wrhêTtt   NtiifUmdfche  Gefchiedenh  van    onzen  van  kam* 
YEM»   her  herige  der  oproerlge  bewegingen  in  de  BêJjgi/cke 
provinciën,  len  c^de  van   Keiser   jorEP  II,   mee  belangd 
ftellio^  gelezen*  Doch,  dezelve  onlangs,  nadat  wi}  datzelfde 
laod,    nn  met  het  onze  zoo  naauw  verbonden,  eensflagt  fn 
geene  minder  geweldige  gisting  zien ,  In  de  handen  nemen* 
de,    werd  ik  al  aanftonds  veel  krachtige^  dooï  het  verhaal 
aangetrokken ,  en   kon  den  Inst  niet  wederftaah ,  mQ ,  door 
eene  uitvoeriger  befchry ving ,   beter  met  de  omftandigheden 
en    b0  zonderheden ,  de  karakters  van  perfonen  en  gebenrte* 
nbfen  bekend  te  maken.    Ik  nam  derhalve  de  algemeene  Bei^ 
gifche  Gefehiedenis  van  Dswiz   ter  hand*    £n  hoe  heb  ik 
mQ  in  zQne  ufereelen ja  ,  T, ,    ik  moet  het  woord  be- 
ogen,  fchoon  het   alleen   mqn*   geest  betreft,  en  m^'n  hare 
gebeel  andere  gewaarwordingen  gevoelde,  —  in  zijne  tafereelen 

▼erinstïgdl    Het   is   waar,  de  aanleiding  tot  beide  gebenrte. 

nisièn  ▼erfchilde ;  de  Rranfche  overheerfching  in  Europa  heeft 
ook  Brakand  !n  aenigeriei  opzigt  herfchapen ,  en  de  afloop 
der  zaak  zal  te  ligter  van  dien  in  vroege^  t^d  verfchlllen  , 
oodae  Bolland  geene  temgwinst  van  een  land  veriangt,  dat 
de  beste  oogmerken  zQner  edelfte  V<^en  zoo  miskent,  be- 
j^ent  en  vergeldt.  Maar  hoe  vele  gelijkheid ,  in  weerwil 
Tan  dit  verTchil  I  Hoe  vele  pnnten  van  overeenkomst  in  het 
gebenrde  tot  hiertoe,  en  gronden  van  verwachting  omtrent 
beegeen  nog  gebeuren  zal !  Kleine  beginfelen  tot  groote  nit» 
komften  geworden  —  gematigde  vorderingen  in  redelooze 
eUchen  veranderd  —  (louce  oproerkraaijers  —  winderige  pog- 
cbess  op  bnitenlandfche  gunst  en  befcherming  —  duizenden 
van  verzoekfchrif^en ,  den  volke  door  de  priesters  afgedwon* 
gen-**verrperde  en  ontvloerde  (haten,  om  met  de  (leenen  van 
zolders  en  daken  op  de  krygslieden  te  werpen  -r  toegevend- 
held  ten  kwade  gekeerd  --  foldaten  by  honderdtallen  hunne 
vanen  verlatende  —  fieden  overgegeven  —  legers  uit  het 
land  gejaagd  —  dasrna  onèenigheid  —  onderling  geweld  — - 
razemQ  —  bedrog ,  en  eindeiyk,  •  •  •  I  Doch  hier  houdt  de  ver- 
geUiklng  op«  Inderdaad ,  M.  H. ,  wie  van  u  zou  die  opmer- 
ken ,  wie  zon  bij  de  breedè  fcbets  van  zulken  opdand  (lil. 
ifauin ,  en  met  onpart^dige  bedaardheid  de  róerfels  van  alles , 
het  karakter  en  den  toeftand  des  volks,  der' geestelykheid , 
der  grooten  nagaan»  zooder  daarin  eene  fiofie  van  belan|;* 


1^  os  OPtXAffD  Ma  B»!^» 

Qf4ttM  (f  vfaiden,  b^  de  grootft^»  mt^r  on^  yi^M^e  e^beor- 
^iqilsCén  niet  ^gemerkt  ? 

Hen  zftl  a  duo  ook  niet  v«rwQ9d«ecen  ^  4«l(  ik  hm  g«i<^n«> 
l^fM  aoichc»  osi  uwe  Im^^ge.  t^odaclie  een^  oogenblikkcm. 
b§sig  ce' houden.  De  uitkowc  teerde.  ni9  wel  /  dn  bot  aiot 
g^akkQllJk  WM,  dit  doel:  nau.  eUch.  ce  beretten.  Boch  , 
iM^9^(  B^Önen  .  arbeid ,  zoodanig  als  btj  is  i  En  hebt  gy  hU' 
bet  einde  oo^  het  bekende  flechti  gebrekkig  gehoord,  l«ae 
de  herinnering,  uit  eigen*  fph^t  MngeyiUd,  u  genoegzaam 
i(So  geweest  1 

#  •'• 

JozBF^  een  w^sgeer  op  den   troon,  maar,   gelijk  vQ|/e» 
^tjsgeeren,  meer  letcende  op  hetgeen  hem  venf^helijke  vefw 
betering  toefcheen ,  dan  op  de  moeijeligkheden  en  gevaren , 
(^ie  van  alle  verandering  onafTcheidbaiir  zijn ,  l^t  zijne  iH>e^ 
ni^ke^  en  bedoelingen,  in  een  llaatsllak  van  later  c$d,  aW. 
dus  open :    ^  Wegens  de  klagten ,  die ,  gedurende  ons  ver« 
biyf  in  de  Nederlanden ,  van  alle  kaneen  tot  ons  kwamen,  bad*" 
^en  wU»  ua  r^pe  overweging,  befloten^  de  bronoen  dsanran 
te  (loppen  \.  waartoe  w|j  in  den  jare  1787  verfcheidene  be- 
fchikkiogen  maakten,  van  welke  echter  niet  éé^e^  regtfireeks 
noch  zydelings,  ten  oogmerk  had,  eenige  inbreuk  op  de  vrij. 
beid  of  het  eigendom  van   iemand  onzer  onderdanen  te  ma* 
ken;  overtuigd  z^'nde,   dat  geen  bewqs  van  voorr^gteor,  der 
^  natie  door  ons  of   onze  voorgangers  toegedaan  en  zelfs  be^ 
zworen,  ons   verpligten    kon,   onder  den  onbepaalden  naam 
van  oude  gebruiken,  door  die  privilegiën  bevestigd,  misbruU 
ken  in  (land    te  houden,  blijkbaar' (Ir^'dig  met  het  algemeen 
geluk   en  de  tegenwoordige  orde  van  zaken :  wij  wilden  den 
al   te   langzamen   en   kronkeli^en  gang  der  regtsgeleerde  vor- 
men bekorten,    een   verouderd   ftelfel    van  wetgeving,   tot 
meerder   weizijp  van   ^lle  klasfen  van  eigenaars,  zuiveren » 
eene  meer  werkzame  policie  oprigten,  om  de  burgers  ^egen 
het  misbruik  van  allerlei  gezag,  hetzij  van  pnze  ambtenaars,  het 
zij  van  die  onzer  onderhoorigen,  te  bèfchutten;  voorts  het  gebruik 
der  kloosteriyke  en  kerkelijke  {lichtingen  tot  wezenlijke  veri; 
zachting  der   lijdende  menschheld  aanwenden ,  en  een  beter 
Ipt   aan    die   belangrijke  klasfe  der  kerkelijken   verzekeren, 
welke   zich   met  ijver  aan   de   moeijelüke  pligten  der  in  alle 
opzigten  zoo  belangrijke   zielzorg    toew^den;    eindelijk  de 
nationale    opvoeding,  door  middel   van  een  nieuw  ftêifelea 


eeott  YCQUiderde  algcaeeoe  UaigfjuQ^  vf^  dj9.  HfldljSo.  ^o  li^ 
openbare  onderwijs  m  de  fteden  en  pp^  hec  laad,  verbeierea." 
:  TedeceQ  einde  begon  hy  mee  foipmige-beUogr^ke  veniiki^i^ 
geo  te  geettelyke  zaken;  onder  tadereo»  dat  de  coekomftifel^er» 
«tfv  ttkf  meer  aao  de  BUfchpppeliikéSeminariêii,  naaraaido 
tlgemeeDe  kweekfcbool,  te  £^uy^  optgerigt,  of  mo  dehnlp* 
fchool  ce  Lux0MBmrg^  louden  worden  onder w^^i^  \  cevw^l 
z9  fiecto,  na  aldaar  vqf  jarea  ce  2Jj«  geweeaCj^  oadef  op* 
zigc  der  Bisfchoppen  prakcikaal  zouden  mogen  woeden  of^ge^ 
leid*  Tegen  a)  bet  overige  wériiea  plegUge  beoiigisgen  ge« 
dato.  Maar  dit  vond  dadelijkea  tegenftand;  de  icwe^ 
keliDgea  floegen  toe  oproer  overeen,  fcbocin  de  K^i^ef  h^ 
werk,  hfi  berhttlde  maatiegelen ,f  mee  gepastb^id,  ({o^r^iett^» 
kef  droeg  weinig  vrocbt)  bec  gei;ai  der  ieerUogen  bleef  kJeiiiii 
en  bec  ongenoegen  door  en;  van  wege  booge^^n  kloosteciyipe 
of  aodege  onkundigen  geestel^kei^  ondci:  bet  voük  verfpreidv 
nie(  geiisgft 

VervolgeQs  werd  ook  de  band  aao  bet  regcerlyke  en  bo^<^ 
gerltjke  beÜQor  gedegen^  Drie  radei^,  v^n  ouds  beftaande^ 
weide»  tfii  één  verfmolce»»  en  n^sgen  Ijptendanceq  over  ey^o 
zoo  vele  gebeel  oïenwe  afdeelingen  dea  laqda  aangeflgld^ 
Dan  9  terwöl  de  oude ,.  cooftitationele  vormen  )iieronder  iof 
derdaad  leden ,  warden  vooral  de  magt  en  voordeeUn  vaq 
onderfcbeidene  bijzondere  perfonen  daardoor  aamaerkelgk 
befnoeidf  De  tijd  was  daar,  dat  de  algemeene .Staten,  toU 
gens  gewoonte,  moesten  b^eenkomen,  om  aan  bet  Keizer^ 
lyk  bewind  den  jaarMjkfcben  onderlland  toe  te  ftaaq,  Me9 
weigert  denzelven  ,  op  grond  van  fchepding  de/  bezworeot 
regten ,  ja  wordt  door  de  voordragt  van  eeQ  ftuk  dea  Advo«; 
caata  van  dkr  noot,  vol  oneerbiedige  taal  jegeoa  de^ 
Keizer,  tot  de  boogde  geestdrift  opgewonden^ 

Wat  bet  volk  beueft ,  wy  vinden  daaromtrent  de  volgende 
ianmerkiogen :  Het  waren  miafcbien  minder  de  weze9lpe'Q( 
vooronderftelde  inbreuken,  door  den  Souverein  op  de  Cooftitutie 
gemaakt,  die  betzelve  ontrustten,  dan  wel  de  geruchten^ 
door  opfUQers  verfpreid.  Men  was  in  den  beginne  vrij  on«  ' 
gevoelig  voor  de  veranderingen.  Wat  raakten  der  menigte 
de  vormen  dea  beftuurs,  waarvan  zij  de  beginfelen  zpo  min 
alf  de  voor-  of  nadeelen  kende,  iq  bet  algemeen  in  zaken 
van  (laaubuiBbondkunde  en  burgerlijk  bewind  hoogit  onecv^i 
ren  lynde?  De  aanleggers  gevoelden  dus,  dat  men  de 
mindere  klaafen   door  redenen  moest  in  beweging  brengen , 


f  5tf  M  Of  ITAHO  Dftft  BILGEN    > 

BMcr  gefdiHit  om  haar  ei|;«iibeltng  te  crófbn.  Met  dtt  oog* 
merk  verQ)reidde  men »  dat  de  Keizer  in  de  Nederlanden  de 
opfchrQvlDg  tot  den  krQg ,  benevens  de  belasting  van  40  ten 
too  op  goederen,  renten,  nijverheid  en  handel,  wilde  ln« 
voeren,  en  dat  de  Belgen  voortaan  ftonden  behandeld  te 
woeden»  niet  volgens  de  wettige  vormen  van  bevoegde  tegt- 
banken,  maar  naar  de  wiliekenrlge  Qitfpraak  der  Intendénten, 
Bn  deze  hatelijke  vettelHngen  bngten  êene  vreefeiyke  bewe. 
ging  onder  bet  volk*. 

Het  Gouvertiemenc-generaal ,  door  eene  Vorstin  ulc  den 
KeizerlQken  hnize ,  benevens  haren  Gemaal ,  bekleed ,  heeft 
de  zwakheid,  de  verdere  volvoering  van  des  Keizers  wil 
h^  y$$rraad  op  te  fchorten.  Doch,  wel  verre  dat  men  hier* 
mede  tevreden  zon  zijn  geweest ,  verfpreidt  zich  de  oproerige 
beweging  langs  zoo  meer.  Zy  achten  zich  dan  genood- 
zaakt,  in  des  Keizert  naam,  alles  In  te  trekken.  Doch  die 
zelfs  is  niet  genoeg.  Men  dringt  up  de  verwijdering  van 
zekere  perfonen  aan ,  die  het  vertronwen  des  belhiors  bezit- 
ten. En ,  toen  het  Gouvernement  ook  dit  toeftond  en  ia 
het  openbaar  liet  afkondigen,  ontftond  wel  door  gansch 
Smsfel  eene  luidruchtige  en  woeste  vreugde,  maar  met  be- 
dreigingen  vermengd.  Die  zelfde  geest  vertoonde  zich  In 
de  meeste  andere  (leden;  ja.  Namen  blonk  zelfs  boven  de 
hoofdftad  in  razende  woede  uit« 

Terw^i  de  Staten  —  dus  lezen  w|j  verder  —  in  alle  hunne 
voordragten,  het  zQ  tan  den  Keizer,  het  zQ  aan  de  Gou- 
verneurs, nog  immer  zeer  vurige  betuigingen  deden  van 
hunne  ftandvastige  trouw  en  onwrikbare  gehechtheid  aan  den 
Souverejn ,  vertoonde  het  volk ,  door  z^n  gedrag  en  bulten- 
fporigheden,  geheel  het  tegendeel  van  deze  betuigingen, 
die  trouwens  door  de  daden  al  te  openlgk  wêérfpröken  wer- 
den ,  om  aan  derzelver  opregtheid  te  laten  gelooven.  De 
blikbare  gezindheden  en  aanftalten  van  het  volk  duidden 
den  geest  van  oproer  ontegenzeggelijk  aan.  Kokarden  wiren 
het  eerde  teeken  van  vereeniging  geweest;  vrqwilllgers,  die 
men  verzamelde,  unifonnen,  die  men  droeg ,  en  irlaggen , 
die  men  opftak ,  fchenen  de  voltooiing  van  den  afval.  Men 
fprak  reeds  van  Patriotten  en  Koningsgezinden,  en 'wie  met 
dezen  laatften  naam  geftempeid  was,  werd  ligt  een  offer  der 
volkswoede. 

Dit  alles  gefcliiedde  op  een  oogenblik ,  dat  Keizer  j  o« 
ZBP,  by  CATHARINA    II,   lu  dc  Krlm ^   ver  van  zQne 


ONDAR  XStZBR  JOZCF  dt.  137 

kcxifiiatd  verwV^erd  wts^  Opcii,  vaa  düu  ,teruMr^komeii» 
jieod  IMJ.,  door  tynen  Ktnfólier,  ejcn  toe  woord,  dat  den 
Bnstfelarem  weinig  genoegen  gaf.  In  ptaats  ytn  Iiec  iferrig^e 
-door  de  Landvoogden  goed  te  keoreir,  wilde.  h)|  desen,  zoo 
wel  alt  afgevaardigden  uic  alie  de  gewenen.,  by  zkh  .^ 
fTtmun  zien.  Deze  vordering  wekte  in  den  aanvang  groo« 
«en  fcMk^  In  welken  men  zelfs  de  menigte  deed  deelpe* 
Bien,  onbefchaamd  genoeg  de  dagen  van  pbi.lips  II  en 
becloc  van  montigni  en  BfiaoEM  in  kec  geheugen  terug» 
roepende*  En,  fchpon  men,  van  *s  Keizeif  wege  opzettel^ 
ea  volkomen  geraitgefteld ,  cindeiyk  niet  dnrfde  nalaten  u 
geboonameny  en  Duincklands  boofdftad  Inderdaad  w^baMï 
veilig  wéér  verliet,  men  brage  weinig  aooat  van  daar.  Jo# 
zzr  (lelde  tot  voorwaarde  der  onderhandeling s  alles ^  wat 
dadelijk  van  z^nentwege  in  werking  was  gebragt  geweesc» 
vooraf  op  dezen  voet  te  herftfiUen. 

Deze.  vaste  houding  des  Keizers  bleef  niet  zonder  wer-» 
king.    De  Staten  befloten,   bet  beloop  vaa  dea  tut  blertge 
geweigerden  onderftand  in  de  fcbatkisc  te  florten*    Maar  het 
volk,  eenmaal  in  beweging  gebragt ,  was  niet  zoo  ligt  wéér 
toe  bedaren   te  brengen*    De  Raad  van  Brahand  bey^l  wel 
den  Maglftraat  van  Brusfil^  het  dragen  der  oproerige  teeke« 
nen  te  doen  ophouden,  en  deze  deed  de  vrtiwilligers  büeen* 
komea,  om  hun  dit  befluit  voor  te  lezen;  dan  deze  buirger^,,, 
(zegt  de  Schrijver)  welken  het  vuur  der  jeugd  en  de  geest* 
drift  van  het  patriptismus  niet  toelieten  de  voorzigtigheid  tje; 
raadplegen,  antwoordden,  dat  zQ  zich  aan  deze  order,  welke 
zQ  als  eeoe  vernedering  befchouwden,  niet  konden  onderwer«* 
pen.    ZS  gingen  dus    mef  hunne   kokarden  heen,   en.  men 
onuDoeue  ze  des   anderendaags  averal  met  hunne  uniformea 
op  Qraat;   ja  zelfs  vergei^elde^  z^ ,  bij   wQze  vaii  wach;». 
zekere    afgevaardigden    bij    den    Gouverneur,     tqen^Gmf, 
aiua&AT,    die  hierover  zoo  verontwaardigd  was^  dat  h|j 
befloot,  door   de  (lerke  hand    een  einde  aan  deze  vermetete/ 
lialslbirrigheld  te  maken*    £r  wordt  knigstoeftel  ontwikkeld^; 
de  bolwerken  worden  bezet ^.ep  de- Dragonders- uit  hunne' 
kaoconnementea  naar  Brusfel  opgeroepeUh:    Dan,  reeds  hec: 
gerocbc  hiervan  brengt  de  ganfche  itad  In  bewegipg;  en.bU. 
het   binnènrukken   wordt  de  klok  geluid,  ontbloot  men  d|i:. 
firaat  van .fteeaen ,; die  op  hoopen  brengende,  en  maken  zich' 
de  vrgwilligers  gereed,  pm  de,  treepen  gewapenden - m^eér-:: 
ftand  te. bieden*.: Deze  betrekken  ie  Plaagt  R§yaai^  waarde 

jazNGELW*  1831*  NO.  3*  L 


1)8  .DB  0MTAI9D  DEft  BCLOtN 

ififraiei^  tich   In  ImMIoh  carré  fehurt.  Tier  fiiifcfcen  |^ 
fthm  tan  het  koofd»  met  fcbroot  geltdeo;  terwVl  tMee- 
'flugeth  Tas  de  Dngondier»  door  de   fttd  rondrgdeo^  oili  ée 
kdktrdeü  weg  en  de   vriiwilligers   geTtngen  te  nemen.    De 
GofHFerneor  telf  bevond   zich   in  het  mlddelpiint.    Een  x^. 
ner  Generulf  droeg  hem  een  plan  voor ,  om  bQ  hmdnekkigeo 
Hitderftand  in  het  werk  te  ftelten»  wtardoor  Brusfilin  eett 
Uoedbad  en  puinhoop  sou  ksnnen  verkeerd  worden*    Doch, 
Bét  kwam  tot  dk  i^itedle  niet.    De  Srtten^  begaven  sich  naar 
éen  krQgtraad,   en.  bezwoeren  den' Goaverneur,  i^n  bevel 
In  te  krekken ,  }t  de  gearresteerden  te  ontflaan,    Inderdaad , 
dé    vr^wHfigere  ftonden,    op*  htin&é  benrt,  op  de  Groote 
flaatfr  in  fiagorde  gefthaaid ,  en  de  bnrgers  hvdden  zich  op 
bunne  zolders  begeven,  om  de  vooibQtrekkende  Dragonden 
van  daar  met  eene  hagelbtri  van  fteenen  te  begroeten.    Ten 
gevolge    van    onderhandelingen,  betrokken   nir   de  troepen 
hnnne  kwartieren ,  en  de  vrijwHligers  hadden  de  nachcronde, 
doch  met  aiegging  hunner  uniform. 

Er  ontftond  '  voor  een   oogenbilk  rust ,  door  de  openbaar- 
üMkitig  eener  verklaring  van  des  Keizers  vaderlijke  oogmerken 
ce  meer  bevestigd.    Doch ,  het  was  niet  op  den  duur.    Menf 
vorderde   atles ;  ja  gedroeg  zich ,  alsof  metderdaad  ailes  ge. 
wonnen    was.    Zoodanig   waa  daarentegen  de   meéning  van 
JOZBV  geenszins,   die   veeleer  al  het  verordende,  teó  aan- 
zien der  geesteiyke  zaken  in  het  BQzonder ,  ten  eerfte  wildo 
berfleld  hebben.  Het  Gouvernement ,  dat  thans  hi  het  burger- 
lijke aan  den  Graaf  van  traütmansdorp,-  maar  ten 
aanzien  vah   het  krijgswezen  aan   den  Generaal  d^alton 
was   toevertrouwd,    wilde   dezen    Keizerltiken  wil  openl^k 
hfeM>en   afgekondigd.    De  Raad   van   Braband  talmde   hiCN 
mede.    Nu  zond  men  eene  boodfchap ,  dat ,  zoo  het  binnen 
twee  %ren   niet  gefchiedde,  het  treurig  middel  van  kanonnen 
en  bajonetten  zou  moeten  gebezigd  worden.    De  Generaal, 
vtn  ét  zaken  verwittigd ,  en  vrQ  wat  geneigder  tot  zooda- 
nig Biiddel ,  deed  de  plaats  der  vergadering  dadelQk  door  fteite 
wachten  bezetten.    Het  volk  verzamelde  zich  insgel^ks ,  bui- 
ten tw^ftl  meer  (zegt  de  Schr^ver,  en  wQ  iaten  het  voor 
ztjne  rekening)  door  eene  beweging  van  nieuwsgierigheid,, 
dan  dMr  een*  geest  van  oproer;  en  de  krQgslieden  daagden  ge. 
makkelijk,  om  de  menigte  uiteen  te  draven.    Doch  z|j  ver- 
zameMe  zich  weder  op  het  Plein,  drong,  ook  bier  beftookt, 
of^  de  patroolflea  In,  nam  eene  dreigende  houding  aan,  en 


ONDBR  KtlZM  JOUF    IL  I39 

begon  met  fteenen  te  werpes*  N«  gef  de  eeiivoereade  Offi. 
.der  berel  om  1<)0  ie  blinden »  wtaxdoor  verfcbeldenen  zoo 
gedood  «Is  gewond  weidea. 

De  Toorname  Kriijd  toafchen  jozef  en  z^ne  onderdtneii 
liep  thaos  over  de  herftelling  ran  hec  algemeen  Seminarie 
▼oor  de  aanfiaande  geeueiyken.  Wat  de  Keizer  ook  deed, 
em  de  geopperde  bezwsea  omtrene  hetzelve »  hetzy  door 
fedeaering ,  bepaalde  maatregelen ,  of  toegevendheid »  weg  te 
•nemen ,  de  tegenftand  bleef  gel^'k ,  en  bet  gewelddadig  flnl- 
c^n  der  Biifchoppeltjke  kweekièbolen^ging  niet  zonder  bloed, 
fiorting  toe. 

De  gewone  tQd  der  vergadering  van  de  Algemeene  Staten 
waf  wederom  daar*  £n  men  verwachue  te  meer,  dat  de- 
.xdve  onmatig  zon  zQn ,  daar  eenige  aanhitfen  van  evenge- 
noemden  tegenftand  gevat,  en  de  aangebeden  van  der 
NOOT  zelf  ter  naauwemood  bnitenslands  ontvlugt  wai« 
Er  moest  op  nienw  over  bet  toeflaai?  der  jaarlQkfche  op» 
brengat  aao  den  Keizer  worden  geraadpleegd.  £r  was  Inder- 
daad geen  grond,  om  dezelve  ie  weigeren ;  want  het  was 
niet  meer,  dan  de  gewoonte  en  de  behoeften  des  lands  be« 
kend  waren  te  eifehen.  Het.  gebeurde  echter  niet  dan  na 
faev^  debatten,  dat  de  twee  hoogere  ftanden  toeftemden., 
hetzy  nit  vrees ,  hetzij  met  zekere  flimheid ,  om  nottetooze 
ferging  te  vermijden,  'daar  de  derde  ftand,  door  de  over* 
lieden  der  gilden  van  eenige  weinige  fteden  gebrekkig  ver. 
cegenwoordigd ,  door  z^'ne  weigering  aUes  deed  afTpringen* 

Zoadef  geld  beftaat  geene  regering.  En  deze  toeftand 
vorderde  derhalve ,  hetzQ  toegevendheid  en  overreding ,  het^ 
iQ  bedreiging  en  geweld,  van  wege  het  GoavernemenL 
Ongelukkig  was  dit  thans  nIt  twee  mannen  zaamgefteld, 
die  hieromtrent  fchaars  ëéne  l^n  trokken ,  en  door  een  wei- 
felend gedrag,  het  gevolg  dezer  oneensgezindheid,  de  on- 
wüiigen  te  meer  (Mifden«  De  zwakke  teautmansdo&f 
bad  ditmaal  de  overhand,  en  gaf  bevel,  de  onlangs  opgeflo. 
cene  beihamels  op  vrQe  voeten  te  Hellen.  d^Altojn, 
diventegen,  droeg  dit  als  een  maatregel  van  de  niterde 
Ugtziiinigheid  bi|j  het  Hof  van  Reenen  voor*  £n  nu  volgc 
(datr  het  inderdaad  bieek«  dat  men  niets  gewonnen  had} 
aene  misfchien  even  overdrevene  en  kwal^kgeplaatfte  ge. 
ftrengheld  van  des  Keizers  z^d^. 

^    De  Staten  van  Brahém4  worden  b^eengeroepen,  om  over 
de  volgende  Voorftellen  te  raadplegen  t  io.  toeftemming  der 

L  2 


140  DB  OPaTAND  DBR  BILGEN 

Aibfidie  vwr  altffd;  99.  toeftemming  der  cwee  boogeie  (tin. 
deo ,  om  den  derden  als  lid  van  (laac  te  vernietigen ;  3^. 
dat  de  goedkearing  der  Staten  niet  meer  vereiacht  zon  'wor* 
den ,  om  nienwe  wetten  Itraclit  te  doen  hebben ;  40.  oprig* 
cing  eener  nieuwe  regterlQlte  magc. 

Natüorlijlt,  dat  dit  geweigerd  wordt.  De  Keizer  dreigt 
'wtX  met  vernietiging  ^er  Staten  in  het  geheel,  en  omringt 
hun  vefbiyr  met  icrijgslieden ;  doch  vindt  hen  onwrlltbaar,  en 
gaat  nu  tot  het  vreefelijk  uiterlle  over,  om  de  ganfche  Biffie 
Inkomst  9  d.  u  alle  hunne  ftaatsregelen  en  voorregten,  op 
eena  vervallen  te  verklaren. 

Van  dit  oogenblik  af  beftaat  er»  als  *t  ware ,^ een  open. 
bare  oorlog  tusfchen  jozef  en  zijne  onderdanen.  Deze 
verlaten  bQ  menigte  het  land»  en  verzamelen,  zich  op  het 
grondgebied  van  onzen  Staat,  voornamel^lt  te  Breda. 

De  Advocaat  van  der  noot,  reeds  vroeger  ontvlugt, 
had  zich,  xntnsfchen,  naar  Londen  begeven»  met  oogmeilc 
om  de  middelen  ie  zoeken ,  of  veeleer  de  gelegenheden  te 
befpieden»  om  hulp  van  Engeland  ^  ter  begunftfging  hunner 
zaak »  te  vragen.  Het  toeval  verfchaft  hem  inderdaad  eene 
gelegenheid»  om  den  Minister  pitt  te  fpreken;  en  de  brie. 
yen»  die  hQ  in  menigte  aan  zijne  familie  en  vrienden  ce 
Brutfel  fchryft »  berigten  met  ophef,  dat  hy  met  de  vreemde 
Hoven  onderhandelt»  om  met  hunne  hulp  de  bevr^ding  der 
Belgen  te  bewerken;  welk  gerucht  algemeen  door  bet  land  • 
verfpreid  werd  en  geloofd« 

De  verftandigfien  onder  de  uitgewekenen  te  Breda  (leiden 
intusfchen  weinig  vertrouwen  op  deze  ijdele  beloftejp»  en 
achtten  het  veiliger»  eene  nationale  armee  te  vormen,  mee 
welke  men  vervolgens  in  het  land  zou  binnenvallen*  Een 
ander  Advocaat».voNCK»  raadt  inzonderheid  hiertoe»  brengt 
een  Comité  van  Algemeen  Beftuur  tot  (land»  en  werpt  de 
oogen  *  op  een*  voormaiigen  Overfle  in  Ontenrêjkfche  dienst » 
met  nime  VAN  dzr  mbrscb»  als  algemeen  bevelhebber. 
Deze  keuze  fchQnt  inderdaad  niet  ongelukkig:  want,  hoe 
veel  oneenigheid  en  mistrouwen  reeds  onder  de  uitgewekenen 
beginnen  te  heerfchen ,  het  gelukt  hem »  de  Oostenri/kers  b)} 
Turnhout  te  flaan.  Dit  zet  geheel  België  in  vlam  i  Gent  wordt 
genomen;  Brugge  volgt;  en  de  oneensgezindheid  der  Gou» 
vemeurs^generaal »  van  welke  de  een  zoo  onbefuisd»  ais  de 
ander  zwak  fcheen  te  zQn»  voert  de  verlegenheid  in  Brutfel 
ten  top.  . 


ONDEA  KEIZfiR  JOZAF    IL  r^t. 

iBCHirchen  waren  de  zaken  ligc  fpoedig  wéér  veranderd, 
daar  van  vek  mersch,  de  voorname  (leun  der. parti|, 
miicroowd  en,  kwalijk  bijgeftaan,  zich  in  de  uiterfte  engte 
bevond.  Dan»  eene  onderfchepce  boodfchap  des  Graven  van 
TRAUTMANSDORP,  vol  Zwakheid  en  vreet,  bemoedigc 
bem»  eene  wapenfchorfing  cot  onderhandeling  voor  te  flaan. 
£n  deze ,  greüg  aangenomen  zqnde ,  rede  hent  nit  de  ver» 
legenbeid,  en  wiegc  den  vQand  ala  in  flaap^  fchoon  hec 
Cooüté  niec  goedvond,  er  eenig  gevolg  aan  te  geven. 

]>e  Graaf  D* ALTON,  die  zich  althans  In  Brus/i/ j^reitktchu 
flaande  ce  honden,  had  aldaar  tair^ke  werken,  verfperringen, 
doorfbydingen  en  vriefche  miters  gemaakt ,  zoo  wel  om  de 
vqanden  van  buiten  tegen  te  houden,  als  om  de  op* 
roerige  inwoners  te  bedwingen*  Daardoor  werd  van  hec 
boo^  gedeelte  der  ftad  eene  Coo^f  van  vesting,  waarin  de 
Geneiaal  niet  ligt  bedwongen  kon  worden,  en  van  waur 
bQ  de  lage  Had,  naar  verkiezing,  kon  befchleten.  Maar» 
TRAUTMANSDORP, uog  hopeude  door  de  voorgeüelde  han. 
deling  toe  eene  fchikking  te  zullen  geraken,  geeft  oider, 
deze  werken  te  vernietigen ,  mee  laat  aan  de  bevelhebbers , 
om  op  bee  fchimpen  en  mishandelen  des  gemeens ,  dat  de 
foidacen  bq  het  dempen  der  grachten  met  gefchreeuw  en 
fomeqds  met  da4elijkheden  vervolgde,  geen  acht  te  flaan;. 
fSï  eindelgk  nog,  om  den  burgers,  welken  in  de  vorige 
maand  de  wapenen  ontnomen  waren,  dezelve  terug  te  geven. 

Helaas !  deze  daden  van  toegevendheid ,  te  werk  gefteld 
om  hec  vertrouwen  der  Brusfelaan  te  herwinnen ,  doch  welke 
ala  zoo  vele  bUjken  van  zwakheid  befchouwd  werden,  boe* 
zemden  bet  volk  eenen  moed  in,  aan  vermetelheid  grenzende, 
en  ontmoedigden  daarentegen  de  Oostew^'kfche  foldaten  derma- 
te ,  dat  zQ  by  honderden  hunne  vanen  verlieten.  Ja ,  terwijl 
TRAUTMANSDORP  Zich  op  de aanvaukeligke wapeufchorfiug 
veiiaat,  en  de  beste  gevolgen  Van  z^ne  zending  eens  afge* 
vaardigden  .  naar  het  Comité  te  Breéa  verwacht ,  woidc 
b|}  de  muiters  befloten,  de  bezetting  eer  fiad  uit  te  wer* 
pen.  Onder  hec  vieren  eener  plegtige  hoogmis  in  de  Su 
Guiule ,  om .  voorfpoed  over  de  Patriottifche  wapenen  af  te 
bidden ,  worden  Brahandfche  kokarden  uitgedeeld  en  in  de 
kerk  zelve  opgezet.  Binnen  weinige  uren  is  er  de  gan*. 
fcbe  lied  vol  van  ^  in  alle  winkels  zijnde  uitgeftald.  De  be^ 
zetting^  die  order  had,  de  burgerij  te  ontzien ,  ziet  het^  hoe 


142  I>&  OPITANO  DER    BELGEN 

ook  gefiiidf  ftilzwtJgend  atiiy  en  beptalc  sich,  gedoreode 
den  ntcbCt  tot  rondgaande  wachten, 'maar  verloopt  des  ^poi^ 
genden  daags  geheel ,  en  laat  zich ,  langs  de  (Iraten  ver- 
Tpreid,  bQ  geheele  troepen  overvallen  en  ontwapenen*  Brms/èJ 
gaat  over*  Ja ,  de  defertie  onder  de  Oostenr^kers ,  naar  de 
waarfchijnlQke  gedachte  van  onzen  van  kampen,  uit 
hoofde  des  z waren  Turkfchen  oorlogs,  onlangs  door  jozkv 
gevoerd,  zelve  meest  Beigen ^  was  zoo  groot,  dat  men  op 
éénen  dag  zevenhonderd  Patriotten ,  die  tot  hiertoe  flechcs 
Rokken  bezaten ,  met  hunne  wapenen  kon  uitrusten. 

Nu  zegepraalde  het  oproer  tot  op  de  grenzen  van  het  meer 
gematigde  Luxemburg  en  de  Citadel  van  Antwerpen^  die  ech* 
ter  beloven  moet,  zich  binnen  een*  geftelden  tijd  te  zullen 
overgeven.  Van  der  noot  houdt  eene  prachtige  Intrede 
te  Brusfel;  de  Staten  van  Brahand  matigen  zich  de  fan- 
verelnlteit  over  hun  gewest  aan,  en  er  komt  een  Nationaal 
Congres  voor  alle  Belgifcke  Suten  bijeen. 

Doch  nn  ontvlamt  ook  de  tweefpalt,  tot  hiertoe  mee 
moeke  gefmoord,  meer  en  meer.  De  bovendrQvende  parcQ  , 
aan  welker  hoofd  de  evengenoemde  van  der  noot  en  s^n 
Secretaris,  van  eupen,  een  Geestelijke,  zich  bevinden, 
doelen  enkel  op  bevrijding  van  het  Kelzeri^ik  gezag,  om  dat 
zelve  In  handen  te  nemen,  en  de  beftaande  misbruiken  niec 
alleen  te  laten  geli|}k  ze  zQn,  maar,  wat  van  zelve  bet 
gevolg  was,  eindeloos  te  vermeerderen.  De  anderen,  die 
den  naam  van  ronckisten  verkregen,  en  Inderdaad  het  meeste 
hadden  verrigt »  om  de  zaken  zoo  ver  te  brengen ,  fchUneB 
tevens  betere  bedoelingen  te  hebben  gehad.  Maar  hoe  wei  zQ, 
met  list  en  leugen  beftreden,  de  masfa  des  volks  immer  toe 
v^nd  behielden,  zoo  ontüpnden  toch  op  deze  wifze  eene 
verzwakking  en  verwarring,  die  den  afloop  van  den  gan- 
fchen  opftand  reeds  zigtbaar  voorbereidden. 

Van  der  noot«  die  immer  van  vreemde  bondgenooteü 
veel  had  opgegeven,  en  in  de  ftaatkunde  of  het  bQzonder 
belang  en  andere  hartstogten  van  fommige  Hoven  een'  zeke- 
ren fchijngrond  voor  deze  bewering  vond ,  gebruikte  nu  hec« 
zelfde  middel  tegen  hen ,  die  de  Conftitutle  herzien  en  naar 
de  omftandigheden  veranderd  wilden  hebben.  De  Mogendhe- 
den—  zeide  h^^- wilden  dit  niet*  Doch  hy  had  nog  eene  an- 
dere toevlugt.  Dit  waren  de  peticiên,  door  middel  der  geea- 
teiykheid,  mee  duizenden  van  teekenaars,  vrouwen  en 
fchooljongens   niet  uitgezonderd ,  fpoedig  voorzien,  en  als 


üHpn  Reu  CR  jocBf  II.  141 

de  ftemau  d<i  volks »  ter  beveici^g  der  beftaeade  regeriitft 
eangeverkt. 

Daareotegen  hadden  de  Brutfitfchi  vt^wiUigen  den  eed  aan 
de  Scacen  geweigerd*  VaN  dbr  M£RscBt  vien  aien,  uk 
fflscroowen»  een  paar  afgevaardigden  nU  den  derden  ftand« 
een  wever»  zoo  ik  meen ,  en  een  verwer ,  had  toegevoegd,  die 
hem  dwongen ,  tegen  z^n  eigen  gevoelen  aan ,  op  Luxtm^ 
turg  af  te  gaan ,  waar  hem  de  eerfte  tegenfpoed  trof,  wai 
(ioor  xSne  Officiers  beiec,  ^n  afTcheid  te  nemen.,  om  zich 
met  hen  tegen  het  Coi^es  te  ftellen.  J)e  yerwasring  werd 
dus  groocer  en  grooter;  Namem^  bfj  gelegenheid  van  Uraks 
genoemde  nederlaag ,  door  het  eigen  gemeen  geplunderd ,  en 
deftige  vrouwen,  omdat  zq  hare  vreugde  over  die  nederlaag 
niet  zouden  betoomd  hebben,  openlqk  mishandeld*  . 

Maar,  zal  men  ligt  zeggen,  kende  men  dan  toen  reeds  het 
ftelfel  van  npn-intervtntie ,  en  bemoeide  geene  naburige  Mo* 
gendheid  zich  wezenügk  met  de  zaak  ?  -^  Inderdaad  fcbeen 
Frankrijk  een*  mlddeJweg  te  Yi'iXi^n  aanwezen,  die  dezelve 
tot  een  goed  einde  kon  brengen.  De  voorwaarden,  welke 
het  wilde  pogen  te  verkregen ,  waren  deze :  i».  Men 
zon  een  ConAitutioneel  Hoofd  uit  het  Huis  van  Ooiêenrijk 
kiezen ;  a^.  eene  geheel  vr^e  volksvertegenwoordiging  heb- 
ben; 30.  d^e  zou  over  de  fchatkiu  liaan }  en  40.  geene  an- 
dere, dan  eene  nationale  annee,  zou  zici^  in  Beigii  mogen 
bevinden. 

Doch,  elke  voorwaarde,  die  van  dsr  moot  en  den  z(^ 
oen  de  oppermagt  ontnam ,  werd  door  hen  verworpen ;  en , 
hoe  groot  ook  het  aantal  hunner  binnealandfche  vyanden 
wierd,  de  gisting  en  opgewondenheid,  voocai  onder  liet  land- 
volk onderhouden ,  dat  .in  gewapende  procesfién ,  met.  aller- 
lei wonderlijke  zinnebeelden  en  het  portret  van  van  dr& 
NOOT,  naar  jSrtii/2r/optrok ,  als  ook  de  verfpreide  geruchten  van 
hulp  uit  Holland^  Pruisen  en  Engeland^  bieldeU'  hen  nog 
iflimer  ftaande* 

Ja,  welhaast  waren  de  zaken  geheel  van  gedaante  vevandeidi 
jozzF'overleden  zünde^  en  door  zijnen  opvolger  volkomeife 
herfteHing  der  Bi^ée  Imkamtf  en  alle  mogel^ke  toegevend- 
heid  en  verzekering  beloofd.  Maar,  de  heenchzucbt  en  de 
miadaad  waren  even  ongenegen  tot  aflSand,  als  het  bezwaar- 
mk  viel,  de  opgewondene  menigte  van  hare  mifleiding  te 
ootdoen  en  tot  de  mat  te  doen  wederfceerea* 

Eo,    toen  eind^k  de  waie  meening  en  het  beflnit  der 


144  I>&   OFSTAMO  DKR.  BtLGBN 

4ine  flrtks  genoemde  Mogeodheden ,  te  Reichenbach  coc  die 
eiode  vergaderd,  werd  bekend  gemaakt; namelijk,  dat  deraac 
én  goede  orde  inde i?tf/^(/c/(rprovinclën^  onv^wijld  zonden  ber- 
fteld  ,  de  heerfchappij  aan  den  Keizer  teruggegeven ,  docb  vol- 
komene amnestie  verzekerd  worden ,  riep  men  de  landlieden 
fn  masfa  op»  om  voor  de  Godsdienst  en  de  ConlHtncie 
ie  (braden  I 

Deze  was  Inderdaad  een  vreerelijke  t^'d ,  in  welken  meii 
den  moord  de^  Fonckisten^  zelfs  openlijk  van  den  kanfel,  als 
een  verdienfteiyk  werk  predikte ,  en  de  godsdienstfiver  des 
volks  deszelfs  blind  vertrouwen  op  deé  Hemels  hulp  toc 
de  hoogfte  mate  had  opgewonden  1  Gelukkig ,  dat  de  neder- 
laag dezer  ongeregelde  benden  de  vlam  (goedig  doofde ,  en 
de  tusfchenfpraak  van  verflandige  en  aanzienlQke  Belgen  zoo 
wél,  als  eigene  onmagt,  bet  Congres,  na  lang  dralen  en 
allerlei  uitvlugten,  ten  laatde  dwong,  zijn  gezag' op  te  geven. 
Trouwens,  leopold  had  eindeiyk  het  geduld  verloren;  hij 
hoorde  2elfs  naar  de  bemiddelende  Mogendheden  en  derzelver 
toegevendheid  niet  meer.  En  daar  het  nationale  leger  verloopen, 
en  de  Keizerlijke  troepen  overal  doorgedrongen  waren,  zoo 
nam  het  tragi^komisch  fpel  een  einde,  en  België  keerde  coc 
zQnen  ouden  vorm  terug*  Het  volk  had  zijne  boeijen,  de 
geestelijkheid  haar  vroeger  gezag  behouden.  Alleen  de  wel*, 
denkenden  hadden  hoop  ofx  verbetering,  en  zij  allen,  die 
bQ  de  kunften  des  vredes  leven  en  bloeijen,  veel  verloren. 
Yan  oer  noot,  daarentegen,'  fchijnt  ten  .minfle  eene 
goede  beurs  gemaakt  te  hebben,  die  h^  thans  bi)  zQne  bnl- 
cenlandfche  vrienden  in  \yeelde  kon  verteren. 

Zoo  liepen  toen  de  zaken  af«  Met  droefheid  zeker  be- 
fchouwden  wij  ze*  Met  droefheid  zien  wij  de  goede  oog» 
merken  van  ee&  verlicht  Vorst  zoo  jammerlQk  in  onheil, 
.  bloedftorting  en  geweld  verkeeren*  Maar,  dit  vale  ten^  min* 
(Ie  te  begrepen ;  en  ,  na  verloop  van  den  akeligen  droom , 
lieert  allea  in  zijne  oude  vormen  terug.  ]oz£P  is  van  oe« 
wettigheid  in  ZQne  handelwijze  niet  vrij  te  fpreken ;  er  laac 
zich  eene  welgegronde  vrees  voor  dwingeland^  en  m*isbniik 
denken ,  en  hec  volk  kende  ten  minfte  de  heilzame  verande* 
ringen  b^j  ondervinding  niet.  Ja ,  wierd  de  menigte  ook  een 
tQdlang  door  opftokers  geflingerd,  hec  eerfte  doel  van  den 
opftand,  wederkeering  toc  het  oude ,  kwam  gelukkig  tot  ftand. 
Maar^  wat  had  Koning  wille ii  gedaan?  Wac  viel  van ^ 
z^n  zacht  bewind  te   vreezen?     Wie  had  z^oe  weldaden 


ONOBB.  SEI2BS.  JOttF*  IL  Mf^; 

niet  gefmiakcT  £n  watztl  nu  eiodelQk  vtn  de  rampzaligen  ^ 
worden?  Indien  Europa  (God  honde  het.  in  vrede Q  geen 
moordenaarshol  !n  zjtjn  midden  dulden  wil,  zal  het  dan 
niec  eenmaal  genoodzaakt  worden ,  deze  dolzinnlgen  ce  bin- 
den? Zal  het  niet  ten  laatfte  een*  van  n£  wk^er  zoo 
wel,  ali  een'  van  dsa  noot,  aan  aqn  wel veniiend  loc 
overlaten',  en  z^n  lengenkaateel  in  onreinen  damp  doeo^  ver* 
dwftnen?»«»* 

BIQve  flechta  onze  ondvaderlandfche  lucht  van  alle  be» 
finetdng  en  btzoedelipg  mee  hunne  eigen  bewerkte  ellende 
vi9  ,  Medeburgers!  Bl^ke  het  eenmaal  aan  allen,  waar  het 
regt  en  de  waarheid,  de  waarachtige  vrQheidamin  en  edele 
vadedandiiiefde  wonen !  En  dat  zQ ,  bt)  God  en  menfchen 
bemind,  te  luisterryker  zegepralen,  hóe  langer  zQ  zQn ^mis- 
kend I  Daartoe  blijven  onze  volharding  en  aroaw  en  moed 
en  opoffering  onverzwakt ,  en  ga  eenmaal  voor  ons  het  licht 
uit  deze  duisternis  op!  Dat  vrede  en  vrijheid,  dat  handel 
en  zeevkart  bloe^'en,  en  Holland  niet  flechts  wéér  het  r^ke 
HoUaad^  maar  vooral  de  zetel  van  verlichting,  liefde  en  al* 
lerlei  bekwaamheid  zy  I  —  Dat  geve  God! 


DE  VRIJHEID   DES  NEDERLANDERS. 

LIZllZANG*    (^^ 

J nicht,  broedren,  juicht!  gevoelt  nw  waarde t 

Als  burgers  van  een  vaderland  , 
Dat  mg  het  fieraad  Is  der  aarde ; 

Een  grond ,  aan  deugd  en  trouw  verpand. 
O  vreugd!  wQ  zien  den  CQ'd  herboren , 
Die  roemrijk  onzen  naam  deed  gloren , 

Van  oost  tot  west,  van  noord  tot. zuid;, 
We  ontwikkien  onuitputbre  krachten, 
En  al  de  deugd  der  voorgellachten 

Blinkt  heerliük  in  het  nakroost  uit, 

(^3  Voorgedtigen  in  het  Midéelhurpch  OeparKement  der 
MaaticbftppQs  tot  nvt  van  *t  alokmzen,  na  de  nitieiking 
van  EerebIQken,  op  den  loden  van  Wintermaand  1830. 


h|é  DE  VaïlHBID  O&l  mOBRLANDEM* 

Weer  ir  de  Bum  vtn  Nederbnuler 

De  deel»  wtsr  wQ  frotsch  op  tijiu 
Wat  óm  ons  neérftorte  of  venndef^ , 

Ons  oo^  veri>lindc  geen  vdfche  fcMlo» 
Genouw  aan  Vaderiand  en  Koninf « 
Wedy vrend  in  ^ie  tsronwbatooning , , 

Bti  wars  van  «lle  dweepetQ » 
Verachten  wft ,  wie  on»  belasten , 
£n ,  onverleid  en  onvetbattcerd , 

Zi^n  we  onverwink^k,  groot,  en  yr|j« 

Laat  andren  voor  een  Tchaduw  knielen» 

Een  Jiocbtbeeld ,  dat  als  rook  verdw^'nt  t 
Maar  *-*  aan  die  fnood  misleide  zielen 

Het  Hemelbeeld  der  YrilJheid  fcbjjnt ; 
Laat  andren ,  op  verraad  en  logen , 
Een  Staatsgebouw  onzinnig  pogen 

Te  (lichten:  Neérlands  oude  Staat 
{Lust  op  de  deugd  en  trouw  der  braven , 
En  zal  zijn*  hechten  bouwtrant  (laven  ^. 

Ten  fp^t  van  logen  en  verraad» 

Ook  w^\  wQ  willen  geen  tirannen  t 
/  De  Vr^heid  is  ons  hoogfte  goed. 
Wie  tegen  haar  wil  zamenfpannen , 

Zy  hier  als  burger  nooit  gegroet ! 
Wiq  willen  vnj  zijn  in  ons  denken. 
Wee  hem ,  wie  ooit  een  regt  wil  krenken » 

Dat  eeuwig  onverjtarbaar  is  I  ' 
Des  menfchen  geest  duldt  boei  noch  banden» 
Beeft»  huichelaars  en  dwingelanden  2 

Uw  fchande,  uw  neérlaag  zijn  gewis  | 

Geen  vr^heid^  oni  de  deugd  te  wonden 

Door  lastertong  of  moordgeweer; 
Maar  Orde  en  Vrijheid  zaamverbonden , 

*t  Gezag  der  Wet ,  de  (tem  der  Eer! 
Ziet  óiAt  de  vaderlandfche  leuze ; 
Ziet  déér  ons  aller  vasce  keuze ; 

Ziet  óAAv  de  bron  van  ons  geink ; 
Ziet  diir,  wat  vryheld  w^  begeerenl 
.    W9  snllen  mee  haar  triomferen» 

En  olmmer  buigen  onder  *t  )nk. 


Mur  h^^,  aié  wMTlp  vr«  wü  heem, 

Zq  ook  alt  reedll)k  fehepfel  viQ, 
VrQ  vtn  vo<MOordo6i8  fl«?eiik«tao, 

Vrq  VAD  dtr  driften  beerfcbtppy« 
HQ  knielt  tlleeii  voor  ^t  AWennogeii , 
En  onbeneveid  mag  hQ  de  oogett 

Door  heel  hec  r^k  der  fchepping  flaaa « 
Gehoorzaamc  aan  de  (tem  der  Rede , 
Smaakt  flofèlooeeii  zieleviFede« 

En  fchonwt  des  dood  Wöekeioedig  «ui. 

Zoo  Hond  eens  WHIem  van  Oran}e 

Voor  Neériandf  regt  onwrikbaar  pti , 
Schoon  óók  verlaten  van  Brlttan^je 

En  fnood  verraden  door  den  GaU 
Het  oog  op  God ,  de  band  aan  *t  w^pen , 
Waa  nooH  z)jn  kloekheid  ingeflapen  ( 

HQ  beefde  voor  geen*  wisfen  dood » 
Al  dreigden  hem  vergift  en  dolken. 
En  bleef  het  boofU  der  zeven  volkea, 

Tot  hem  eeni  aoorder»  hand  doorflcboot* 

Een  vrQe  ziel  zal  nimmer  beven , 

Ook  niet  aan  *8  afgronda  open  mniL 
Wat  zegt  ons,  zonder  eer»  het  leven?  — 

NeenMiever  zinken  we  in  den  knil. 
Waar  Vaderland  of  Menachheid  weeneif, 
Diit  fpoedt  de  held  volvaardig  benen. 

En  offert  zQne  t\e\  aan  God.  » 

]a  I  waar  ons  fterven  heil  kan  ftichtea» 
Diit  is  *t  de  heiligde  aller  pllgtenV 

Dier  wordt  het  fneven  zlelsgepot. 

Wees  dan  gegroet,  o  drietal  braven! 

Wy  reiken  n  de  broederband. 
Wy  boden  dankbaar  n, 'Bataven f 

De  hulde  van  het  Vaderland, 
Ja !  met  gevaar  van  eigen  leven 
Hebt  fii  het  aanzijn  al3  hergeven 

Aan  hen,  die  met  een*  wisfen  dood 
Daar  kampten,  in  het  hart  der  baren« 
.  Maar  —  wat  zijn  u  de  doodsgevaran 

Wi  't  heil  van  nw*  natuurgenoot  f    - 


148  DAVRIjèfilDDEJ  MEJttaLAMDftRi» 

Gg  {heMec  aan,  en  o,  wac  zegent 

Gy  flaagdet  in  uw  ftooc  beftaan», 
Glj-zelven  z^c  ons  als  herkregen; 

Wij  ftaren  u  bewcmdrend  aan. 
Ons  eermecaal  is  geen  belooning 
Voor  uw  verheven  moedbecooning, 

Door.kalmen  wigsheidszin  beftierd: 
O  neen  I  uw  loon  is  in  nw  harte ; 
Maar  0fu,  ons  ware  *c  bktre  fsiarte, 

Zoo  nlec  uw  deugd  gelauwerd  wiód» 

Ge  aanvaarddec  onze  hulde ,  o  braven  I 

En  wy  9.  nw  broedren »  danken  u« 
Dac  God,  'de  Gever  aller  gaven, 

U  met  ztine  Englenwachc  omftuwM... 
En  w^9^^  allen,  Neérlands  zonen, 
Dac  w4'  dien  naani*ons  waardig  (oonen. 

Door.  trouw  te  z^n  aan  deugd  en  licht  1 
Dat,  door  dien  eedlen  zin  gedreven ^ 
Wiy  vaardig  bleven ,  goed  en  leven 
^       Blijmoedig  te  offi«n  «an  den  pligt ! 

A*  P*  SIPFLi. 


Alreé 


DE  VERWARRING.  C*^ 


verftond  m*  elkander  niet 
Bq  Babels  Torenbouw. 
Wat  afftand  tusfcben  toen  en  nu  — - 
Van  Babel  tot  Ter  Gouwl 

Men  merkt,  ik  noem  hier  plaats  voor  t^d. 

*t  Ging  anders  ook  niet  aan; 
Want  immers  kan  m*  in  onze  (Ud 

Elkander  wel  ,verlUan« 

Verftaan?  *—  o  Ja ,  in  menig  ding: 

Van  *t  kwade  fpreek  ik  niet. 
Maar  doel  alleen  öp  goed  verftand « 

Als  eer  of  pligt  gebiedt. 

(*)  Als  Bedrage  voo^elezen  té  Géuda\  in  de  Afdeeling  der 
Maacfcbappyt  tot  kut  van  ^t^  ALOEMsefr ,  den  ^sflen  Ja. 
nuartj  1831. 


DE  TSRWilREIliO.  f4P 

^  Er  moeten  wtmen  ,  fokken  zffn 

M  Te  Bergen  op  den  Zeem  ; 
„  Dat  voor  hur  fctiiitcers  onze  (hid 
jy*  Niet  met  het  nt^fckip  koom*.** 

Zoo  wat  de  ftem  — -  een  nppe  man  (*) 
Ging  rond,  en  kwam,  en^fpitk: 

En»  op  z$n  want-  en  fókicen«Q>oQr 
Volgde  ook  een  boel  tabak. 

*i  Oen  niet  yerfiaati  —  geen  enkle  fpiak^ 
Zoo  *k  weet,  die  woorden  uit; 

En  anders  vindt  men  ligt  er  één , 
Die  liart  en  benrze  fluit» 

*i  Kan  niet  verfiaan ,  wat  vaak  het  wooid 

Vóór  zes-en-dertig  jaar,    ^ 
Toen  men  belet  kreeg  door  *t  bezoek 

Der  gróote  Bioederibbaar, 

Nog  faeogt  aan  menigeen -in  ^t  Land 

Hnn  komtt  en  logement; 
En  hoe  veel  Frantch  weid  findt  dien  tQd 

Geleerd  en  goed  gekend II 

Roe  meer  de  menfchen  nn  alom 

Slechtt  ééne  ual  verftaan. 
Te  meerder  zal  verwaniag  ook 

Voor  orde.  wQken  gaan* 

Zoo  %aa  men  zeggen  —  maar,  hoezeer 

W  op  eenheid  fch^nt  belntt , 
Nen^interyentie,  heeft  er  piaatt 

Van  orde  en  kalme  mtté 

En  dat  in  onze  lichtvolle  eenw  I  -^  • 

Zyn  dan  de  menfchen  dvtraat. 
Of  wekt  mitlnkte  torenboow 

Welligt  zoo  veel  geraat? 

It  *t  ook ,  omdat  de  witheid  it 

Het  wiljtbegeerf  verwaid, 
'  En  ligt  ook  in  dat  qnipreque 
De  grond  van  alle  fmart  ? 
(*3  Een  achtingwaardig,   vlug  en  welbefpraakt  bnrger  de- 
zer ftad. 


15«  j»»;«IAWiii^ftllM. 

Ik  wtec  h^  aiet;  wam  Tchooa  Jk*  fDinf 

Eea  wUce  meen  t#  9411»  - 
*c  U  OM  op  «es*  tmlreo  t^d  we^^  pf 
'V.  Ik  OediD  efw  wyic#«r  yiMf'i|, 

i  Zoo  ben üb^tlf  ook  in  ^e  wtrir   . 
Ochl  wai  Ik  ^U  all^oniij 
'k  Zoo  dan  mitfchioo  eoa  ofcvz^K»» 

Mtar  ftchr  dte'al  -co  vrooie  ^woóioh 

,   Scrooki  nloc  met  *i  wenilds  loop; 
Want  Sttceo ,  bonnea »  donkoaiwijsj 
*t  Ligi;  Mes  ovorboop. 

^  Men  Oopp' ,  met  swevel^smr  wn  «oed 
„  Chasfé-fg  kfuid  on  iQodp 

t.  Die  ftatftskoorti  ^  on  de  meordbeil  fiaan 
„  Niec  meer  voor  yien  blooc»** 

Zoo  wdlde  de.  een  9  maar  detodtr  fpcak: 
„  Laat  vrq  die  koorta  haar  gang; 
«   ^  £9  fl$to,.en  komt  dao  niet  temg^i 
M  Zoo  wordt  se  om  mkidec  bang/' 

Hoe  *t  uil»  ik  ben  geeor  Talleynmd^  : 
Ik  waa  bot  ook  niet  graag  s 

*k  Woon  liever  hieri  als  bufgernmnv' 
Ter  zyde  van  de  Waag. 

Al'tt  dan  omiUdp  wapettfchild 
Pen  dpomenkraiw  gemaald ,  . 

Het  is  ip  krang  en  fpreijik  ^  dat  pna. 
De  geest  der  vaadren  ftraalt» ; 

fer^  mpira  ai  Mfréh  -^  Ja , 

,D$9r  ramp  4o$  h^ogêr  hiUr    . 
AI  maakt  verwarring 't  Je?eii^pa4 
Soms  doomenvol  en  ileil. 

Komt ,  hopen  wtf  die  njk  hec  teed  I   : 

Of  If  dit  dweepery  ? 
Maar,  waar  is  ooit  een  volk  Qf  meopch 

Van  allo  dweepznchc  vrtj?. 


.  Dt  Tft&VAIIftlffSw 

'c  11  dweepxtfdic:  Mk,  di^  hte  m  4mt 
Verwsoriitg  brengi  i«  we«i» 

ZU  matkt  200  vtle  boofita  4igi  ^  .  r 
Bil  xoo  vetl  kMfeó  teef« 

Nut  tavt  Jriy  8M»  de»  AMWtvf* 
DtiB  mee  dea  Ub«atl;  :   . 

En  waar  óit  cvee  ilch  zaam  vere^i^g  ; 
Il  *c  ook  al  fchecf  ao  fehrauL 

Ai  wac  il»  iikerQ^o.v^«fv«lt|i  .^  .....      • 
Ck  Moen.tlat  dU;  waachtki  i^ 

Hat:  «flge  mikkad  aftar  aQD  dool  ^    r 
Het  fchiet  geOadig  aiifc 


i|I 


Zier,  aaauwiyki  kaeft  maê  loi.'d^a^ppw 

Getrokken  ééne  iQil » 
Of  twiic,  Tóör  !t  siatflfn  readi»  wie  kaai 

Of  meeacerime^hr  mM  xiHn 

Zoa II  kec  in  bec grooi.  €»  kkin  -*    •, 

Zoo  roere  men  *i  ouexaL;.  ..    . 
En  ieder  hoopt  aU  du  z^n  kaan!     ,    . 
£eni  kgning  kraaijea  xaU 

Maar  —  blijft  het  een  veraard  gekiaai, 
*t  Maalu  ligt  de  kraaien.  mo6s 

Miaftblen  fpniit  uit  de  doomeu  heiLr«  §  . 
Dat  weoicb  ik  ieder  ^e« 

.Wa(  il  da»  onder  ai  'c  gewoel        .  c  . 

'    Voor  OOI  bet  beit  gedaaH  f 
^k  Geloof,  het  is  ^  in  de  eerfie  pkmn:f 
Elkander  wèl  Terftaaa^ 

Pp  redeneren  doel  ik  niec , 

Want  dat  gefchiedt  genoeg  ( 

Maar  meen,  un  tweiée^  dat  oni  beia 

Beboednam  denken  toeg*.    . 

Aan  dieoHe  ii  geen  gebiek , 

Maar  Mever  YAtX  piakc^k^. 
Dat  die,  tem  derde ^  flaftg  in  ai  ^ 

Wat  goed  en  biaif  ie  >  bl4ik\ 


IB  goed  en  bmf  oud-Kederiandtdi  -^ 

BewttTd ;  wat  nog  beftaat^ 
En ,  zoo  veel  mogelQk ,  faerfteld 

*c  Geen  zoo  wat  kreupel  gaatt 

Komt,  Nederlanden!  komt  te  xaftm. 

Bouwt  op  en  breekt  niet  af: 
Ziet,  wat  de  tj|jd  n  naar  den  loop 

Van  nwe  zeden  gaf. 

'  En  dan  ,*/«»  viiri$ .....  of  voege  dit  niet 

Te  zeggen  op  deez*  fteéf      '.  ! 

Woidt  zoo  mQn  voordragt  ligt  «en  preek. 
En  ik  hier  Domlnét 

'Bfiar,  vrienden I  gnnt  my,  dat  Ik  *c  zeg} 

Mijn  ftemmlng  la  alleen,  ' 

Alt  die  van  't  znlvre  Chriitendom,  I 

Tot  nnt  van  *t  algemeen. 

Ik  pr8«,  /rw  vUrie  —  (ja  ,  dat  mag  j 

Hier  Immers  wel  gezeld  ? 

Met  uw  verlof  dan  — )  vast  geloof  | 

Aan  Gods  Voorzienigheid.  i 

'k  Volg ,  als  Ik  ziek  of  kwalQk  ben ,  j 

,  Niet  mijn'  of  vreemden  raad. 

Maar  wel  den  arts,  wiens  kundig  brein  ' 

In  mqn  vertrouwen  (laat.  > 

Zoo  denk  ik ,  dat  voor  krachtig  heil 

Een  Arts  ddir  boven  is. 
Wiens  goed  belei4  •  wiens  voorfchiift  ons 

Vertrouwen  waardig  is.  1 

W|j  zQn  weleer  door  koopmanfcbap  | 

Tot  hoogen  ftaat  geraakt ,  | 

En  tusfchea  beunhaas,  makelaar 
Werd  onderfcheid  gemaakt. 

Welaan  dan,  niet  gebeunhaasd  ^  maar  ' 
Tot  andrer  heil  gekocht! 
,    Krediet  ia  eerltfkheid  en  trouw 

By  de  eerfte  Bron  gezocht!    ' 


]>ft  TEItWARIIIlfG*  15} 

Natr  ftococpU  der  Mogendheéo 

Ztjn  volken  bnaf  nocb  flecfcc; 
Mfttr  eiodiyk  komt  de  zegepraal 

Van  Waarheld'en  van  R«gc. 

Men  kope ,  dat  het  een  en  aér 

Dan  nog  wel  fchikkeir  zal : 
*c  Is  zoo  ten  minde  meer  gebeurd 

Na  ramp  en  ongeval. 

Dat  ooderwql  de  MaatfchappQ  : 

Tof  Nuf  vsH  V  Algemeen  , 
Mee  moed  en  nit  een*  eedlen  geest,.' 

Daaraan  haar  krachcen  leen'! 

Die  toren  r^ze  meer  en  meer 

BU  weérzydsch  goed  verftaan » 
En  elk  breng*  door  verftaad  %b  dengd 

Staag  nlèawfr  bonwftof  aan  I 

Zoo  fchittre  zQ  in  Nederland  , 

Gelijk  een  heldre  (tar « 
En  elk  zie  haast  voöf  gansch  Enródp* 

Het  kin  wen  nft  de  war!  ^ 

L. 


•    / 

AAN    DE    PRINSEN    KANOIDATEft   TOt    DEN 
ABLOISCHBH   tftOON. 


i^a»  Mnsjes!  fflrilkt  tiw  haren  glad; 
No  ia  er  eetst.een  dandjen  open; 

No  kont  ge  een.^  troon,  voor  bang  gezigt  -— 
Een  lupon  ,  voor  ti  en  appel  koopen  1  , 

Komt  nit  de  mouw  flechts  zonder  troef; 
Het  fpel  is  zeiker  voor  den  vrager: 

In  Bmsfel  is  de  kroon  meer  veil,      f    . 
Dan  hier  de  post  van  hondenflagec» 

i83lf  NO.  3.  M 


1^4  aX*  *0Ê  pkiRSRN 

Sa ,  Priftéjéi !  tiet  nrf  fpöédig  tÓeV 
•t  Wordt  tiöok  11  tM  wéér  aingebbiten: 

Men  heéfc  etii^  Vorsl  aechti ,  ri}f>  of  groen. 
Men  heefteen'  Vorst  QecbCê  dttr  vtn  nooden. 

Hebc  gü  nog  geld:  goed;  zij  nog  fchuldi 
Weet  gij  vao  nietg:  men  zdl  u  leene&l 

Zee  o  xsMxfimpel  op  den  croon: 
Zfi  zallen  w«l  voor  n  negeren  1 . 

,  Ach ,  Prinsjes !  «ch  ,  ontfermt  u  toch  ; 
Aanvaardt  de  kroon  der  vrybeidsvrinden : 

*k  BelQof ,  gfl  zult  een  rapfodie  — 
Een  boel  van  Jan  Póttage  vinden  I 

*t  Financiewezen  lacht  u  aan  ^ 
Het  volksgelnk  kent  fchier  geen  p&len. 

Daar  men  (hoe  fier!)  ziJn'  wiafelbrief 
Met:  ,  leevr  dé  vr<jheM !"  kan  becaleu. 

.  Hte  QorlQgswezen ,  zoo  gedocht ,  ' 
Vindt  ge««t|i  een*  wank^ren  drom.bevolen. 

Denkt  niet,  dat  men  geen  wapens  heeft: 
Men  heeft  die  HoUand  pfgellolen., 

O,  kom  toch  fpoedig',  waardig  Hoofd! 
Of  uw/5,  komst  zal  niets  meer  baten.     ,, 

O,  kom  toch  fpoedig,  of  gij.  vindt 
Slechts  blaauwe  fchimmen  voor  foldaten  I 

'     Met  de  eerfte  Vorllen  van  Ëuroop 

Heeft  reeds  het  volk  verbeaé  gefloten^ - 

Natuurlek  i  want  de  muicgeesi  valt 
.    Jul^t  ia  '%  b^ftek  4er.  wereldgtoot^u  i       .    , ;,  ^ 
Zij  leiden  hen  nie^  om  den  tuin  j. 
Daar  mopgt  gg  dood  gerust  óp  wezen  1 

Gy  kunt  daarop  de  Protocols  —       ^ , 
Niet;  Vin  de  Wefiw  r-  im  gaan  l^cn  .1 

Het  vry ,  doeltreffend  puderwljs 
Ontluikt  weer ,  als  —  bei  avondkrleken ; 

Zïn  helder  licht  begint  weer,  aW  — 
Eene  uitgeblusclite  lamp,  te  riekeri. 

Één  crifis  teistert  flechts  dat  land; 
Maar  weldra  zal  .het  zflïi  gebleken , 

Of  men  weer  hekfen  braden  zat , 
Of  —  lA  de  kerken  af  zal  breken  I 


KANDIDATEN  TtfT  MIT  BKLOtieBEN  TROON.  I^^ 

W«  FftiiiktSll  <occ'-*  hör  ktiriiW  m/'— 
Dat  zal  zQn  aiii}«i  ook  mtfglefl||  * 

En  diértrtl  liic»  hëc  VcMc  i««ë8'«>o#    ' 
De  vlam  vél  *t  Vtdèüii  vevllcfrlta^ 

Net  JÉkc^t^ntfe  beeft  tee&$  wéér 
Deo  God  é0t  Rede  tto  onfegttveii: 

cy  wofdc  dM  Votsl  van  1^  gebMft', 
Of  heerfcbcr  over  domme  ilavefl  I 

Wat  heir  Visi^ieaclK  a  I  welk  eën  hiMil 
Nooit  wordt  dat  volk  genoeg  gepMIftf'i 

Gebolcfo  ftfaijnt  dié  eedle  tlam^ 
Om  de  edio  vaD  Pérgt  te  wezen; 

Wat  voorbeeld  liet  OraDje  H  aii ,  ^ 
Hoé  men  zich  Vast  in  *t  zaal  fitoac  ktkAmëi» 

Hoe-  men  (door  ilreeteii  iiooh>alHféÉ  ' 
DcDT  flacg  een*  dollen  bond  aiioec  cemine&f 

OQ  kant  er  nn  mg  *dig^  bd|f  $  >. 
Treed  in ,  g^  znlt  n-  niet  verveles^  <• 

De  poppen,  liiq^  d6or  touw  beMkud; 
Beginnen  op  bnnn'  póöt  te  fpeieli ;  ' 

Het  fchttt'rend  avöndfper  vati^  «av;     ' 
De  voorbang  is  reedt  weggeilómenV  ^      ^!\': 

O  ^  rep  «v  begenadigd.  Vor^i  — .    ^a 
Dan  kont  g4  net  ni(ig,  tifdig  bomen.:     '    ó 

Ik  Md  ii»  k9k  ^an^-al  Vtgniitt     i  -^x. 
Daar  ziet  ge  éen  gn}ep:boogwijee  kdapenVw'^ 

Als  doAT  eea' ,  Fibnfebeii  .todstoMvg',      ' 
In  leden  van  *t  Góngiesrhcirfpbapenx        ^  >a 

Ter  regter  z$de  irïetige  eei^/msta       'O 
Zich  flnw  in  aUe  bo^te»  plöd^en;    *       "  V 

Het  is  nienwagierigbèid  alleen,  '   '   :-''  ' 
Hoe  kern  bet  pofper  wel  zov:taoQen«L  ..:.S 

Hier  ziet  ^.  nn  eeniMtenpatr;.  vr 

Dat  handel  d^ft  met  voik.en  famdeav»^  ^^'^ 

Daar  een»  die,' met  een*  PapmonavèbvV  -. 
't  Beftnor  wil  winneo  voor  s^^  haadcpN : 

Kyk  nn  maar  Hnks  I  hoor ,  boa  die  vioa'  i 
Het  volk  weer  met  eeü*  Vont  te  paage»;r 

Hoe  bq  reeds  .M  dat  volk  vertelt^    '^^  . 
Dat  bfl  hem  eens  zal  beentje  draayeni     . 
Mn 


tS6  AAN  DB  PMinSBH 

Wac  verder  ziet  ge  een  }onge  blom  , 
Referendaris  zonder  Toofbeeld » 

Die^  cot  een  reisje  bnitenlands. 
En  niet  weid  coc  de  gtig  veroordeeld. 

Miar,  wat  in  'c  vat. is»  znurt  toch  niet. 
Het  fpel  .is  ook  eerst  aangevangeÉ : 

In  de  eerfte  acte  s//  hij  nog.,..  ' 
Ligt  moet  bg  in  de  laatfte  hangen. 

Rondoin  hem  ziet  ge  een  dnbb*le  ry 
Sollicluttten  needrig  bnigen; , — 

Een  Kanonnier,  die  *c  volk  zQn  bloed' 
Ten  laatften  druppel  af  kan  zolgen; 

Dé  Geestlökheid ,  die  hÜ  bedroog 
,  DiQOT  Jage ,  bnicfaelende  reden ; 

*t  Brevet  des  Konlngs  aan  zijn*  voet. 
Door  hem  verfcheurd  en  fnood  vertreden! 

Ginds  ziet  ge  een*  dapp'ren  van  der  Noot 
Door  Plere  Jakob^'n  verdringen; 

Hier  hoort  ge  een'  Marfeiijaanfchen  narscb^ 
En  ginder  wéér  't  Wilhelmus  zingen. 

*t  Tooneel  is  rQk  en  bonc  verflerd 
Met  honderd,  kleuren ,  hondeid  vanen ; 

De  vrtjheidsboom  ibat  vlak  vooraan , 
Gefmukt  met  kluisters,  bloed  en  tranen. 

De  fchlm  van  d^eedlen  held  Galliaid 
Waart  dreigend  om  die  leuze  henen. 

Met  hondeid  and'ren,  die,  nu  yj^'. 
Dus  flechts  uit  puren  moedwil;  ftenen. 

Op  d' achtergrond  ziet  gij  een  groep 
Vsn  Hén ,  door  honger  buiten  westen : 

Verzoeken,  beden  (tomen  daar. 
Petities,  plannen  en  réquesten. 

Nog  zUn  't  réquesten;  --*  maar  bij  llén, 
Die  zoo  als  zjf  voor  vróiieid  branden ,    :  ' 
^     Wpnkiis,  kr^gt  men  reen  nuL  daarop, 
't  Request  een  moorddolk  in  bon  handen.  - 

Ik  bid  U,  ktjk  maar  al  regtultl  >  • 
't  Geheel  doet  u  eerbiedig  zwegen. 

Nog  deelt  gij  niét;  maar,  fpeëltgeeeosmeé. 
Dan  zult  f9  ook  uw  portie  krijgen  I     •  ' 


lANDlDATEN  TOT  OBN  BELGISCHEN  TROON.  tST 

Zie  nn  de  tent  eefii  even  door.  , 
Enroop  ,  op  de  eerde  plaats  gezeten, 

Schrift  alles  In  haar  zakboek  aan , 
Om  van  het  moois  niets  te  vergeten ; 

Na  lacht ,  dan  fchreit-  zQ  als  een  kind ; 
Mair,  hoort  zij  *t  fpel  appiaudhferen^ 

Dan  gr$pt  z^l  handig  naar  de  flnic  ^ 
Om  fpel  én  Tpelers  te  pffleren. 

De  groote  Vorften  van  Enroop  •  • .  •  • 
Hoe  nn  f  —  wat  wordt  het  magrlg  dnisterl 

Daar  gaan  op  eens  de  lampen  nit. 
En  weg  is  't  fchouwfpel,  zoo  vol  Inisterl 

*t  Is  dnister  —  maar  ik  vrees ,  gijj  ziilt 
Weiras  het  licht  wéér  zien  venezen : 

Weldra  hebt  gij  meer  licht  en  gloor. 
Dan  moogl^k  n  wel  lief  zal  wezen! 

O,  kom  toch  ras;  maar  wil  vooral 
XJ^t  eigen  kenken  niet.  vergeten ; 

Want  magtig  fober  is  dat  volk  — 
Verfchriklijk  fober  in  het  eten  I 

En  brengt  ge  een  luttel  zakgeld  meé , 
't  Is  altijd  goed;  want  eens  genomen, 

't  Wierd  n  te  warm ,  dan  hebt  gQ  iets  » 
Om  wéér  per  extra  thnis  te  komen^ 

'  Gelnkkig  Koning  hnnner  kens ! 
O  i  wil  niet  meer  nw  komst  vertragen  1 

Ttr  kond  is  de  aard* ,  waarop  gy  gaat ; 
Men  zal  n  op  de  handen  dragen , 

(Waarhenen ,  is  nog  onbekend  \) 
Men  zal  "als  Heilige  n  waarderen;  ' 

Ja,  moogiyk  n  wel,  binnen  kort ,      > 
Ais  Mtrt'faar  van  den  Staat  vereerenl"    * ) 

Niet  ongemak! j||k  Is  bet  völk. 
Niet  fteeds  genegen  tot  bedillen; 

Het  zyii  geen  menfchen,  die  alttfd 
Het  onderlte  nit  de.  kab  juist  willen ; ' 

Waarachtig  niet!  want,  rond  gezegd^ 
Wie  met ^n  lot, ^itsrir'eer'en  zedefii 

Tevreén'  kan  zQn  •  • .  •  nu  kjyk ,  die  \t 
Wel  mét  eénbiigsitel  tevreden! 


Jl^S  '  ,       ■      AAM  OK  PRIMSEfl 

Zie,  zwtit  Vim  honger  ft«m  zy  4itf , 
Befpot,  veracht  door  and*re  Scacen; 

Zy  blaffen,  jal  maar  bijten  niet^ 
Dan  in  hunne  eigen  ledematen. 

Hoe  veel  heeft  vr^heid  nie^  beloofd  \ 
Hoe  weinig  zag  het  volk  maar  dagen  1 

En  wie  waagt  nog ,  hetgeen  zy  gi^f , 
•Den  fchout  z^n  deur  voorby  te  dragen  ?   ; 

*t  Ziet  echter  alles  rustfg  ff  I 
•Mes  denkt,  is  eens  de  boel  verfmeten» 

Wat  brult  bet  dan  ook ,  of  men  juist 
Dpor  kat  of  kater  wordt  gebeten? 

£p  daarom,  PrinsjesJ  tast  maar 'toe:. 
Biyft  in  u-zelv*  ook  veel  te  wenfchen , 

Al  ^yt  gS»zelv'  ook  niet  regt  pjluis , 
In  hen  vindt  ge  .ook  maar  zwakke  menfchen  t 

Dat  zal  een  vreugd,  een  glorie  z^n. 
Wanneer  het  volk  u  zal  ontvangen  1 

Was  nu  «yn  vers  niet  reeds  te  lang, 
ben  optogt  maalde  ik  in  mijn  zangen ,  -^ . 

Den  drom  van  Eedlen ,  voorgegaan 
Door  honderdduizend  arme  zielen^ 

Wier  naaktheid  enkel  is  bedekjc 
Door  halfverfleten  blaauwe  kielen! 

Dan  maalde  ik  *t  feest  in  keurig  dicht. 
Waarop  u  de  Adel  zal  onthalen » 

Maar  dat  (en  zulks  gebeurt  wel  mev) 
Slechts  de  arme  duivel  moet  betalen. 

Ware  ik  een  Brayn  van  Óosterwljkt.' 
Mogt  Langendyk  mijn  pen  bedieren^ 

Kyk,  fchreyen  zoudt  ge  by  't  tafree). 
Of  moogiyk  wel  van  lagcbe^  gieren* 

Dat  zal  een  vreugd ,  eea  glorie  z^Jn  ^ 
Wanneer  gy ,  op  den  troon  gezetep. 

Uwe  09derdanen  roepfin  hoort ; 
^  wy  hebben  kleed'ren,  geld  no^h  eteuT 

D#t  zal  een  vreugd  ,  een  glorie  zyn  ^ 
Wanneer  gy  *t  uilije  bebt  vernam^., 

%n  van  het  Britfche  en  Franfc|ie  Hof 
De  nieuwjairsreekoing  in  nl  komen !  •    > 


KANDIDATON  TOT  U%»  «E^QISCHSN  TROON.  |^ 

Dtt  zal  e^0  vfeqgd»  een  glorje  zQn, 
Wanneer  men  *c  Prinsje ,  naauw  te  hopen , 

Voor  *c  eersc,  mee  beugels  aan  d^n  voet, 
In  Franfcben  leit^aiyi  2ai  zien  loopep  I     - 

Dat  zal  «ea  yreqgd,  een  glorie  %^^^ , 
Wen  de  Adel  da^  z$a  yla^g  ou^g  i^waiiyen, 

£n  eindlijk  eens  een'  Koning  vindt, 
Dlea^  *i  vrQ  een*  waafen  neus  mag  daaHen ! 

O,  was  die  dng  van  beil  re^d9  dgal 
Mn  vf^nrwerk  zal  het  wU  niet  fcbclenr . 

(Ilut^inaties  zijn  verbo^n; 
Want  Brabands  volk  k^o  *t  iicbt  ni^t  velen.) 

O,  dierbre  Prins!  o,  kom  toch  ras  I 
Het  eeoe  fetat  %$i  *t  «ir  .vdrdriQfmi* 

Viel  ons  Enropa^niet  op  *t  lijf, 
^'  zonden  mede  een  deuntje  zingen 

Nn  zwQ^en  w|j ,  maar  zien  verbaasd , 
Wat  toch  een  troontje  al  uit  kan  rigcenl 

Een  Alezander  dwong  het  ros , 
Dal  honderd  miters  hird  doen  zwichten; 

Hem ,  dappere !  hem  ztjt  g^  geüük , 
CMaar  niemaad  jEal  het  u  benijden) 

Zoo  gij  Mt  kold'rig  Brabandich  i;qB  ^ 
Die  blaauwe  menie,  l^ont  beraden» 
AmJUrdam^  94  Jan.i^SK  H.  ]•  F. 

OPWEKKING  au  DEN  0BLDENDOOD    VAN    DBN   {«UITftNANT 
TER  ZEE  p  J.   Cf  J.   VAN  S^BTK, 

VV  *t  ™Ji*r  klinkt  van  den  Scheldeftroom, 
Tot  aan  Europa^s  verüen  zoom  ^ 

Aan  volk  bij  volk  in  de  ooren  f 
Wat  flag  dreunt  vreeslijk  langs  het  ftrand" 
Van  *t  aangevochten  Nederland,  ,     ^ 

Doet  heinde  en  ver  «zich  hooren?.^.. 

-   '  Wat  proef  van  koenen  heldenmoed , 
Oip  Neérlands  kroost  berdenken  doet . 
.  Aan  de  oude ,  blijde  dagen , 
Toen  van  der  vaadren  grooten  naam 
All»  de  fnelgew|ekte  tiiam 
Het  aardrük  dee4  gavragenl  . 


itfO  OPWEKKING « 

Door  tfjdgenooc  en  nageflachc 
Worde  u  de  glorie  coegebragt. 

Van  Speyk  I  uW  naam  zal  leven  I 
Uw  dood  y  het  vaderland  gew^'d , 
Beflisfe  ook  al  geen*  bangen  ftryd, 

Hy  doet  den  vgand  beven.   -^ 

Schenr*  vrQ  de  ontzinde  Belg»  ali  rag» 
De  vrye  vaderlandfche  vlag 

Van  een  der  vrQe  kielen; 
Geen  nood:  want  vast  ftaac  nw  beflfik: 
„  Wij  worden  nooit  des  vQands  buit , 

Il  Schoon  we  in  zQn  handen  vielen.^* 

£n  j[|lings  voert  nw  moed  het  nic; 
Gij  werpt  een  gloénde  lont  in  *t  kmid» 

BQ  *s  vqandt  woest  gewemel; 
En  fnei,  gelijk  de  wervelwind, 
Verbr^zelt  vQand ,  fchip  en  vrind ; 

Uw  ziel  ftijgt  grootsch  ten  hemel. 

Op ,  dichters !  op ,  den  man  geltroond ,      / 
Die  heldengrootheid  heef^  betoond 

In  zyn  roemruchtig  fneven; 
De  vaderlandfche  lier' gefbaard » 
N      ZQn  naam  met  roem  en  eer  bewaard. 

Tot  aan  de  laatfte  neven. 

Dan  wordt  ogk  vaak  door  't  nageflacht 
Zyn  heldentrouw  en  moed  herdacht, 
.  Zijn  offer  luid  geprezen , 
^        £n,  als  het  op  de  vaadren  roemt  ^ 
zyn*  Claasfens  en*de  Ruiter  noemt  ^ 
Zal  Speyk  de  derde  wezen. 
Wèerdm^  14  Febr.  1831.  h.  kn  vff  ,  hz^ 


m  MBMORIAM  ILLUSTRISSIMl  VIRI  J.    C.  J.  VAN  SPETK  ,    QOI 
MORTEM  eLORIOSAM  INGLORIAE  CAPTIVITATI  PRAETULIT. 

Semper  koncs^  nomenque  tuum^  laudesque  manehunt. 

VIRGILIUf. 


Anna 


Da  canant  alii:  referant  qui  Mafte  fecundo 
'Multoa  de  multa  retnlcrunt  gente  triunphor 


tü  «moRiAii  fLUisTuMw  ?mi  j.  c.  ;•  van  imtx.    ift 

HooSs  veceram  I  Celebrenc  duo  folmlnt  belli 
Scl^idM  ^  Pftbtoi  et  claroi  Mane  Canülloif 
Nos  ctnctre  javat  van  Speyk,  faunc  Hanis  alomnnm 
Qui  fibi  praeclaris  decna  immortale  paravit 
Gcfdi;  qni  mprtem  gloriofam  ferre  malebac 
Qaam  fe(ë  viccnm  forfali  tradere  plebi. 

Prorimif  andaccar  fefniiii  fatale  vibnbat 

Ac  vibrans ,  polchrnmque  mori ,  descendic  in  imam 

Navigli  partem :  et  repetita  voce  clamabac : 

^  Üua  faius  yietis  nuüam  fperare  falutem^* 

Dixerat  et  candeos  immifit  pulvere  C^)  £emln« 

Fit  fragor  et  dïcto  citltts  fe  tollit  in  altom 

Navif :  victoresqne  cadnnt  vLctlqne  viclsfim. 

Egreglnm  factum  famft  iViper  aechera  notnm  I 

Speykins  beronm  veteram  veatigia  presfit ,      ' 

Qui  überutif  toties  fnndimina  morte 

Strnzenint  BMftTaes  medils  qni  ftucdbos  aecnm 

Naviginm  patriae  fervaront:    Inclyte  van  Speykl 

jy  Semper  hmf^  noÉüemque' iuum  9  laudêique  manetunt!* 

jt  P»  VAif  GEEST,  Med.  Doet. 

in  pag9  Hondshokedijk. 
(*}  SoUntell.  pjrrtf.  >v 


B9  BET  LEZStf  VAM  HET  BERIOT  WEGENS  BET  SPRIlfOEN  V^lf 

SBME  KANONNEERBOOT  VOOR  ANTWERPEN,  ONDER  GOM* 

MANOO  TAN  DEN  LUITENANT  TBR  ZEE  ,  VAN  SPETE* 


V. 


an  waar  die  rook,  die  vlam,  die  dag  f 
Is  Antwerps  vest  vaneengereten  f 

Neen !  *t  is  de  aloude  vrUbeldsvlag , 
Die  van  geen  OiQken  wilde  weten. 

•Die  flag,  hQ  drennt  de  wereld  rond,     * 
Waftr  *t  hafc  van  braven  ookmobg  kloppen. 

Zoo  ff^yte  ook  fiollands  vrlfe  grond,  ^ 
Kan  *i  imders  Met'  deö  v^aid  fld^peo! 

>    ...     -  ;^  •    ,      ..  .!!•  **    • . 
Der  vad*ren  bloed  is  niet  ontaard. 
De  geest  herleeft  van  d&  oude  dagen. 
*t  BewQs  was  znlk  een  offer  waard. 
Uw  daad ,  v  a  n  s  p  e  v  e  1  ^^^  vrncbcén  dragen. 


*■  *  .il.    I     i> .      .■.      «;    f    ■■«■    I    .i^      ■     ■      ■    ■>  ■         ■      ,H      ,,  »» 

TER  NAGEBAGH1»lin  VAW'OBN  iiUlTII«4|«r  fftR«lttr:    <. 


Jal  vol  genietiog  is  dit  levêb^ 
*  Hoe  vtak  verdriet  heciook  vewU\  .  .  1 

De  Godheid  heeft  bet  ons  gegeven. 

*t  Is  zoet,  hoe  ook  de  fintn  ons  kooHP. 

Stktr  höoger  fireéfc  de  geest' der  bnven. 

Voor  hén  is  't'  leven  iAét  ofi  aird\ 
Deez*  kan  dèr  ziele  dorst  niet  laven, 

Wdhneêf  het  oog  op  't  eenv'ge  lïaati. 

De  vadVen  hebben  *Es  eens  gevonden  . 

In  deugd,  in  vrijheid  en  in  een     . .  ^ 
Hnn  roem  i^aat  eeuwig  ongefcho^idenr 

Wij  knielen  voor  hun  fchimmen  neéri 

Maart  nog  ia  'c  iMkrbdit  fliet  verbanatfi 

U  i^reef,  van  s^^AycI  die  «^ifite  dttrsSi 
fie  iiMmi  van  Nèériami  vht»  belaaierdt 

,  Z|jn  redding  gloorde  in  uwe  borst. 

U' jaagt,  de  ftoim  op  's  v^jands  kaaijen. 

Geen  hulp,  geen  uitkomst  in  *t  yfpMIMt4 
Maar  Claasfen^s  vlag  zal  blijven  waaien: 

Ze  is  u  vertrouwt ;  gy  llrgkt  ze  niet. 

•  Gij  daalt  in  *c  fcbipt  de  lont  u  ontftekes 

lo  't  )[ruid ,  dat  voor  hare  eere  borgs. 
GQ  keert,  en  't  kruis  van  't  Willemst^feen 
'U  op  z|jo  plaatt;  het  is  v^erzorgdl     - 

Het  fiert  uw  bo^st;  êiit  zaf  *t  öntvkngén  ^' 

Het  iëgei  vaü'  onwèlkbare  eéh 
Den  blik  naar  't  eeütvige ,'  onbe^rangeh';  ' 

Ziet  gU  op  vriend  en  v^andjiieéi:,.  -  ,:.-. 

Sta.pntit  des  t^, «-  \iê  %ff  ytsdfgvmï^n^h 
Een  aieifde  graf  verflindt  hea  aU*(    .    ' 

Doch  niet  uw  aielr  die  zweeft  ;4lafti>lie8ett>^: 
Waar  reiner  lucht  haar  voeden  zal. 

Heb  dani  t  -*-  tiw  lapdgènóoten  (hréih 
Verrukt  en  trotsch  op  't  groot  beftaan.  . 

Zoo  lang  ze  uw  beeld  in  ^t  hart  bewaren, . 
Zoo  lang  zal  Neérland  nooit  vergaan! 


\ 


f/;  • : 


uitttoüiiMAWGU^  Mg 


VrrBOKZBMINO,  BV  GELEGENHEID  DER ' StELLING ,  DOOR 

HET  PARQSCUE  DAGBLAD  ,    DE   GLAbE  ,    BEWWU  : 

t,  DAT  rifcT  emiStBMOll'  mf  ^iOlEflD  HESfftlj'^ 

^oo  fpreekc  de  ortkelctEl  der  htdtMhiagrohe  w^ien, 

£q  kliokc  het  bang  Ëuföob  niaf  alle  z^deii'  door. 
Ptrtjs,  bet  Delfos,  fpreekc;  de  galden  f^eakeitltQzeb 

Van  Dit  den  dikken  walm  en  dringen  in  hec  oor* 
Oe  priesters  ftaan  gehnid ,  — »  matr  niet  io  witte  Ue^dren ; 

Een  fcbandlijk  dagblad  hafeigt  en  wappert  op  Imn  borst, 
't  Geldt  hier  een  ftont  beftaan»  de  OcMtsdientc  ter^nicedïen; 

Dat  fpeeltnig  ^erd  te  fóherp  voof  irolk  en  tffd-én  Vorst, 
M  Mogt  voormaals  (fchreeuwt  de rQ>de  geest, In  (talen  banden 

„  Gekneveld »  neergeknield  voor  een  ottzigtbaÜE  God « 
ff  Aan  Christus  duur  verpand ,  z^na  oSera  doen  ontbranden « 
f  'i,  TbaSs  eifebéti  wè  andef  Ittht    Geen  aaklig  kerkcikdt    i 
„  Of  gloénde  houtmtjc  Zal  den  ahnefn.kettèf' töeven; 

„  Maar  Christus  tree'  meteen  van  't  rwoegend  aardrijK  af. 
»  wy  geven  ander  licht ;  w\j  voelen  *t ,  wijj  behoeven 

y,  Eenhoogerwety^nHeoi,  diezich'voot*tmenickdomgaf. 
f.  Komt,  volken I  werpt  ze  weg,  die  Ipugvarflei^  boegen, 
j,  £n  vindt  een  fchöooer  doel ,  daii  *t  fcheennciid  bögeloof ; 
^  Laat  vrü  een  oproerkreet  uit  hblie  kelen  loetjen  t 

,,  Geen  God  of  Vorden  meer!  dat  niets  hét  vnu^Veidoov*, 
J9  *t  Geen  knettrend  door  Euroop  met  aauj^blazen  vonken 
^  Zich  vlammend  reeds  verQ)reidt  en  «lies  eens  omvatt*t 
j»  *t  Verouderd  wtngetoof  zij:  fut  bet  niét  verfofiken'; 

j.  De  geest  zy  weer  ötitboeld,  en  ^fQbèid  béaff  zijn  fchati 
Zoo  rolt  de  orakeltaal',  en  waarheids  vri^e  priestei*   l 

Vindt  open  oor  en  hart)  ja,  ruimfehoota  toegejoiclit. 
Brult  by  zijn  fchandtaal  uit.  en,  alt^d  driest  en  tiriester, 

Ómlaawert  by  het  volk ,  dat  Voor  zQu  dagbladT  buigt. 
De  drievoet  rijst  omhoog  bij  *t  zinloo^  wlerpok^l^nden. 

En  vindt  een*  Vasten  grond  In  *t  blöédbeviekt  ^arfla. 
Opl  ffluort  den  tempel  vast,. éh' griffelt  op  i^h  H^i^dens 
^  Geen  God  of  Heiland  meef »  maar  vrtjhéld  in  de  lenden T* 
De  wetrfaeid  zegevier*  i  oprt  trót fchf»  té»pêl » .rQs  I 

Pmrmerende.  B*  T.'L.  W. 


l64  Dt  TlVHtU)  OU  muCFlRS» 


M. 


DB  TR^UEIO  DBR  DKVKPEMJh 

Eine  Fabel. 


weet ,  dat  vdór  verfcheiden^  jaren  » 
-    MitfchicD  vóór  honderd ,  of  nog  meer. 

De  dieren,  toen  verzot  op  eer> 
Zoo  vcAgepropt  van  wijsheid  waren 
Ais  nu  ae  menfchen  ongeveer. 
Zy  letterblokcen  even  zeer. 
De  rammen  waren  meest  fcribenten , 
'    Meest  de^andren  lezers  en  ftudenten. 
En  de  oppercenfor  was  een  beer. 

Daar  droomde  op  eens  een  zee  petities  aan : 
*c  Was  langer  niet  om  uit  te  ftaan. 
Dat  door  een^  beer  gekeurd  moest  wezen.. 
Wat  mogt  gedrukt  zijn  en  gelezen. 
Dat  was  barbaarschheid,  riep  een  zwgn: 
Gedachten  moesten  tolvr^  zgn. 
Dé  leeuw,  na  r^p  beraad,,  fchpen  d^eisch  gegrond  tf. vinden 
En  Het  terftond  dé  beeren  binden  , 
.  En  by  een  br^ed  plakkaat  werd  de  eedle  fchr^ verQ 
Ontboeid  verklaard  en  vrank  en  vrÜ; 

Pas  had  de  koning  dus  gefprbken , 
Of  d^k  en.  dam  was  doorgebroken  i 

De  fchrandre  rammen- zwegen  ftil'^ 

Maar  pad  en  flang  en  krokodil 
En  fchorpioen  en  draak  en  adder 
En  ,al  wat  zwelt  van  gift  en  zwadder, 

Vereend  met  al  wat  walglijk  !s, 

Met  meirkat,  zeekalf,  hagedis. 
Met  ezels,  uilen,  varkens,  «peh,  ^ 

Hoe  flnw  of  dom  of  hoe  wanfchapen. 

Het  mogt  van  vleesch  zjjn  of  van  visch, 
Verzaamden  zich  uit  alle  ftaten, 
l^nTchreven  boeken  en  traktaten, 

Bedilden  zetet  en  altaar,    '  -  ■■  ' 
'    En  wisten  alles  op  een  hair. 

Bewezen  't  ieder  zonneklaar, 

JEn  hutfelden  bqt  een  door  't  aftr., 
.   i^sof  hét  moes  en  poespas  waar*. 

De  koning,  doof  van  al  ^t  gektöjch,, 
Schudde  ontevreden  kop  en  manen : 
"*'    ^  boót  de  öndérvindiiig  werd  ik  wfls  ,     ' 
„  Qproerig  flag  van  bnderdanenl  :> 
g,  Ik  rekende  op  een*  reinen  zin , 
'9>  Op  pligtgevoel ,  op  waarheidsmin , 
„  Op  afkeer  van  verraad  en  logen : 
j,  Ondankbrenl  ik  ben  fnood  bedrogen  •••*' 
Zoo  daverde  zQn  (tem  door  H  bosch. 
»  Laat,**  riep  hig  eindlek,  „laat  de  beeren  maar  we6r lost** 
Naar  claudiüs*  iih  toll£ns,  et. 


MENGELWERK. 


; 


GEDACHTEN 

NA  HET   BEZOEKEN 

VAN 

HBT  KERKHOF  TE  ST.  THOMAS. 

Door 

O.  B.   BOSCH*, 
Predikant  t»  Curofoo. 

ioTedarende  mijn  oponthoud  te  4*^.  TAonMs^wmééUk 
ik  ^op  eenen  morgen  buiten  de  ftad ,  en  ontdekte  het 
kerkhof,  dat,  door  deszelfs  uitgeftrektheid  voor  ^ene 
niet  groote  ftad ,  deed  zien ,.  hoezeer  de  dood  ^  hier  meer- 
dere flagtofiers  voor  zijn  geweld  doet  vallen,  dan  op 
menige  andere  plaats*  Met  een  gevoel  van  weltevreden- 
beid,  van  op  m^ne  wandeling  iets  merk  waardigs^  ge- 
vonden te  hebben,  verdubbelden  zich  ongemerkt  m^jne 
fchreden ,  om  bet  van  nabg  te  bezigtigen* 

Als  wq  den  vr^en  gang  aan  onze  wilsneiging  ^even , 
dan  vermeden  w|[j  liever  alle  zinnel^ke  herinneringoi  aan 
den  dood;  en  echter  bezoeken  wij  gaarne  een  kerkhof, 
eene  begraafplaats  der  dooden.  Ontdekken  wij  op  onze 
wandeling  zoodanige  rustplaats ,  w\j  zijn  gefieigd  onze 
treden  daarheen  te  wenden.  Het  is  mogelgk,*  dat 
nieuwsgierigheid,  om  den  uitwendigen  aanleg  van  het 
keiihof  te  zien ,  en  de  afbeeldingen  en  opfchriften  der 
graven  en  zerken  te  befchouwen,  —  het  kan  zijn,  dat 
de  verwachting  van  iets  treffends  onze  fchreden  naar  het 
kerkhof  rigt ,  en  de  ontmoeting  'daarvan  onze  aandacht 
korter  of  langer  ftoffe  ter  ^  befchouwing  oplevert ;  maar 
zou  er  niet  in  een'  der  fchuilhoekQi  van  ons  gehdmzm- 
nig  hart  eene  ftreelende  gewaarwording  liggen :  „  Ik  leef 
n  nog  ;  ik  bezit  nog  den  fchat  der  gezondheid ;  ik  ge- 
„  niet '  nog  de  genoegens  dezer  aarde,  —  en  vfie  weet , 

MBNOBLW.   1831.  NO.  4*  N 


l66  CEDACHTBN    NA   HET   BEZüKKEN 

V 

^  liQe  Imi  (lit  a|ks  nog  mijii  dee^  z|]a  zal ;  want  ik 
ii>|n  pog  Y9r  af  v^n  d^q  70  of  8(r  jarigen  leeft^d.  De- 
n  ze  hier ,  wier  grafzerken  den  wandelaar  doen  lezen  9 
n  ir/^  zgr'  ^^»x  waren  9  zijn  reeds  als  flagtoiFers  des  doods 
*fi  gevallen?  het  is  waar,  ook  eens  graaft  men  voor  mij 
,,  eenen  kuil ,  en  dekt  men  mijne  kleine  woning  met 
^  eenen  graflleen;  mtór  dit  kan  nog  ver  af  wezen,  en 
,,  als  ik  alle  genoegens ,  die  nog  in  een  ruim  verfchiet 
,,  voor  mij  liggen ,  genoten  heb ,  eerst  diin  zal  ik  op  de  • 
„  hoogte  wezen ,  waar  de  bewoners  van  dit  kerkhof 
,,  zqn.  Op  eene  der  zerken  vind  ik  immers  het  plus  ui- 
yt  tra  (verder  dan  hier)..  Kom!  Geniet  bet  leven! 
„  Maar  alles  in  eer  en  deugd ;  opdat ,  als  ik  eens  ipyo 
^  A%eloopm  leven,  herdenk  9  en  er  achter  moét  «ettcn: 
^  waarde  genoten ,  ge^e  (tem  lAjj  influistert  s  maar 
II .199^/  naberouw  en  wroeging^  en  met  een  buiverend  op^ 
ty  ;iien  tegen  eene  yeraatwoordingT^ 

Die  niet  ^el  kan  gelooven ,  dat  het  menfcbdQk  ban 
wal  €)eas  geneigd  is ,  dergelQke  redenen  op  een  kerkhof 
te  hqadeii ,  die  befchouwe ,  als  hij  op  die  plaats  komt , 
m^  opmerkzaamheid  het  gedrag  der  menfchen ,  zelfs  op 
den  tyd,  wanneer  er  een  doode|||ter  aarde  befteld  wordt^ 
^eoe  treurige  ftemming  verwacht  men  alsdan  te  regt ,  niet 
il^chts  bq  de  bloedverwanten  des  .overledenen ,  die  geacht 
ktnoen  werden  dikwgls  meer  zichzelven  te  beweenen ,  van 
Wfig^  het  verlies ,  door  hen  geleden ,  maar  ook  b^  lp* 
«hogers  »  genoodigden  ter  begrafenis  en  omftanders;  wwt 
immers  hier  ziet  men  het  vonnis  vervuld:  Stof  z^t 
gif 9  ^  ^^  fiof  z^lt  gif  wederkeren!  En  hQ,  aw 
wien  dit  vermis  thans  voltrokken  is,  verdiende»  buitea 
alte  andere  hetrekkingen ,  reeds  als  mensch  onze  belaag- 
ftelling  en  dedbiemii^.  En  echter  zal  men  r*.  misTcbien 
\^^  de  meesten  —  eene  opgeruimde  gemoedsgedddbeid 
ontdekken,  die  fomtijds  zelfB  tot  lagchen  overilaat  bg 
em  onbeduidend  voorval,  hetwelk  anders  naauwelqka 
een*  glimlach  zoude  v^dienen*  De  uiterlijke  welvoeg^ 
Iqkheid  dringt  mtuafchen  het  gezelfchap ,  hetwelk  oen* 
meDKh  naar  het  graf  gebragt  heeft ,  nog  tot  ernst ;  tnaar , 


VAN  HBT  K£RKHOP  TE  ST.  THOMAS.  1^7 

van  het  kerkhof  tenigkeerende ,  verdwQut  die  aittigêBO- 
men  ernst  reeds  aanmerkelijk,  en,  te  huis  komebde, 
geeft  men  doorgaans  maar*  al  te  zeer  den  fuimen  teugel 
aan  het:  Schep  vreugde  in  V  leven t 

MttD  heeft  wel  eens  die  opgeruimdheid  en  dat  levendig 
onderhoud ,  ja  die  fcheres ,  welke  by  eene  begrafenis 
dikwerf  plaats  gif  P^  9  voor  eene  gjroote  losbandigheid 
en  zedeloosheid  gehouden;  mai  heeft  die  zucht,  om, 
<ran  'eene  begrafenis  komende ,  zich  weder  aan  het  fterf- 
hois  gezellig  te  vereenigen ,  voor  eene  overoude  bar» 
baarfche  gewoonte  verklaard ,  en'  het  wel  eens  overdadig 
gebrnlk  vian  wipi  of  fterken  drank  te  dier  gelegenheid 
aan  jsene  zucht  tot-  dronkenfchap'  toegefchreven :  maar 
nien  heeft  er  niet  aan  gedacht ,  dat  eene  geheime  werkoïg 
van  ons  hart  tm  dit  aUes  den  gmnd  legde ,  en  dat  het 
gevoel  van  zelf  te  leven  en  gezond  te'z^,  waai^aül 
w9  anders  zelden  gewoon  zijn  te  denken  ,*  terwijl  een 
ander  opgehouden  heeft  dit  te  bezitten,  den  mensdi  oth 
gemerkt  wegfleept ,  en  vervoert ,  om  het  goed ,  waarvan 
hij  het  bezit  thans  zoo  fterk  ^vóélt,  op  den  eigetiéh 
ftond  te  genieten. 

Men  bepale  niet  naar  de  (l^a'e  oF  zwiikkere  werking 
de^er  neiging  op  het  kerkhof,  of  bij  eene  foegüafenis,  de 
meerdere  of  mindere  waarde  4ran  den  measeh :  hQ ,  \^eii 
de'  tranen  langs  de  wangen  biggelen ,  op  het  zien  van 
het  akeffge*  %^axvt  kleed ,  dat*  Over  de  lijkbaar  hangt ,  iè 
dfti^m  niet  de  beste  uit  het  gezeffchap:  maar  méntraëh« 
te  het  dIMfbtielijk  harr  in  dészelfs  kronkel  wegen  te  ken-^ 
nen,  en  zidhzelven  te  bewaren,  om  niet  onwetend  mis- 
leid te  worden ;  men  po^e  -aan  die  neiging  eene  goede 
kfding  te  geven,  en  dezielve  ten' nutte  aan  te  wenden. 
Ook  in  dife  zucht,  om  zich  in  zijn  eigen  leven' te  vet*-- 
hèü'geh  bg'  delif  dood  eens  anderen ,  is  het  ^ëde  niet  té 
Hiiskettaen  ,  dat  daarmede  vermengd  is,  zoo  men  er  door 
opgewekt  Wordt,  om,  mi  w^  herinnerd' zijn,  dat  wq 
eetlang  gaari  in  hef  graf  \  i»aar  ^een  wèrk^  noch  y<jr- 
xiéHih^  j  fióch  i^ctenfchap\  noch  wtjsheid  isy  te  doen^ 

N  2 


l6i  CEOACHTBN   NA   UBT    BBZOEKfiN 

me  f   onze  magt^  alles  ^  vat  onze  hand  vindt  ^  om  te 
doen.    (Salomo.)^ 

Men  moet,  dunkt  mij,  bjj  eene  begrafenis,  aan  de 
opwellende  neigingen  van  het  hart  eene  goede  rigting 
trachten^te  geven.  Dit  kan  zeker  niec  beter  bereikt  worden  9 
dan  door  eene  doelmatige  rede  van  den  Godsdienstleer- 
aar  bij  het  graf;  maar  zulks  behoort  onder  de  vrome 
wenfchen,  omdat,  b^  eene  eenigzins  uitgebreide  gemeen- 
te ,  de  Leeraar  niet  alle  begrafenisfen  kan  bijwonen ,  en 
dus  het  beklag  en  verwijt  dier  famiiiën  over  zich  bren* 
gen  zou,  onder  welke  eene  lijkftaatfie  geweest,  maar 
door  den  Predikant  niet  b^gewoond  was.  Het  kwam 
mij  dikwijls  in  de  gedachte,  om  eene  korte  toefpraak 
b|i  bet  graf  te  houden ,  wanneer  bijzondere  verpligting 
mg  bg  eene  IQkftaatfie  riep;  doch  een  zeker  voorval 
deed  m^  hiervan  afzien*  Gedurende  de  eerde  jaren  van 
m^  verblijf  op  Curagao ,  namelgk ,  (Uerf  aldaar  de  Co^ 
lumbiaanfche  Admiraal  brion.  Hij  was  op  Curofao 
geboren ,  uit  Nederlandfche  ouders ,  die  tot  de  Room- 
fche  kerk  behoord  hadden;  hij  werd  daarom  met  deplegtig» 
heden  der  kerk ,  waarin  hij  gedoopt  was ,  begraven.  Ach* 
ter  z^  l^k  volgde  het  aanzienlijkst  gedeelte  der  blanke  be- 
volking ;  ook  m^n  ambtgenoot  en  ik  voldeden  aan  de  uitnoo- 
diging  ter  begrafenis ,  hetwelk  den  ouden  ^  verdraagzamen 
Pastoor  p  IRAVAN  o  een  bijzonder  genoegen  verfchafte. 
Aan  onderfcheidene  menfchen  toch  betuigde  hy  zgne 
biydfchap  daarover,  dat  de  beide  Pro testantfche  Predi- 
kanten de  plegtigheid  in  de  kerk  hadden  b^gewoond.  De 
ceremoniën  duurden  zeer  kng;  z^  werden,  gerekt  en  ver- 
dubbeld zoo  veel  men  kon ,  want  nooit  was  er  op  dit 
eiland  zulk  een  aanzienlijk  Roomschgezind  perfonaadje 
begraven.  Het  orgel  bromde  geftadig  voort,  en  de  zwar- 
te koorzangers  zongen  zoo  goed  als  zg  konden ;  er  wer- 
den geene  lichten  in  de  kerk  gefpaard ',  &i  de  wijkwast 
zwaaide  gedurig  heen  en  weder.  Maar  geenen  indruk 
maakten  alle  deze  omftandigheden  op  ons  ,  oningewgden 
in  de  geheimen  der  Roomfche  kerk ;  ze^fs  ons  kunstge- 
voel werd   er  niet  d<x>r  geftreeld,   hetwelk  andera  wel 


VAN  HBT  RBItRHPP   TB  ST.   THOMAS*  169 

jeens   het  gevil  was  b|j  dergel^ke   gelegenheden;  want 
daarvoor   waren  muzijk  en  gezang  niet  treffend  genoeg. 
Toen  wQ  uit  de  kerk  naar  de  begraafplaats  gingen ,  ttiaak- 
te  iemand  miQ  opmerkzaam   op  bet  gefprek  van  eenige 
Negers ,  welke  naast  dé  l^kftaatfie  gingai.    ZQ  waren 
ontevreden  over  de   langdurige  plegtighód,  welke  in  de 
kerk  had  plaats  gehad.    Een  hunner  zekle :  ^  Dat  ge* 
fchiedty    omdat  het  een  groot   Heer  is,   die  begraven 
wordt;  maar  als  w^,  die  ook  Roomsch  zQn,  fterven, 
dan  worden  wij  even  als  de  varkens  naar  het  kerkhof  ge- 
bragt/'    Deze  man  had  gelQk.    Hij  tastte  een  misbruik 
in  ztjne   kerk  aan ,  dat  bij  de  begrafenisfen  zeer  in  het 
oog  loopt;  want  naar  den  korteren  of  langeren  duur  der 
lljkdienst , .  en  het  meerder   of  mindertal  der  zielmisfen, 
kan  men  ook  de  armoede  of  den  rijkdom  des  overledenen 
opmaken.    Dit  ondeHcbeid  verdiende  hier  wel  een  bifl^k 
verwijt;   en  een  Prottstantsch  Leeraar  zou  zich  aan  een 
dergelijk  verwijt  blootftellen ,  wanneer  hy  bij  het  g^f, 
waarin    een  Igk  uit  eene  aanzienlijke  familie  nedergelegd 
wordt ,  eene  Igkrede  hield ,  en  te  huis  bleef,  als  een 
mensch  uit  den   geringen    (land  naar  de  plaats  gebnigt 
wordt  9  waar  de  wijze  en*  de  eenvoudige ,  de  rgke  en 
^e  arme,  de  gebieder  en  de  flaaf  allen  tezamen  ftof  zi[jn. 
Er  kon   echter   een  ander  gebruik  in  onze  kerk  inge- 
voerd   worden  ,  dat  eene  lijkftaatfie  voor  alle  oribetame- 
tykheden  bewaarde,  er  den  noodigen  ernst  aan  bezette, 
en  aan  den   indruk,  dien  dezelve  op  ons  han  maakt, 
eene  nuttige  leiding  gaf.     Wij  bedoelen  hier  het  lezen 
van  een  begrafenis-formulier  op  het  kerkhof.  De  treffende 
en   fchoone   fpreuken  uit  den   BQbel  geven  daartoe  eene 
goede    aanleiding,   en    zetten  er  de  vereischte  kracht  en 
het  noodige  gezag   aan  bij.     De  Predikant  kón   zulks 
voorlezen ,    en  van  die  gelegenheid  gebruik  maken ,  om 
nog  iets  toepasfelqks  te  zeggen ,  vooral  wanneer  de  over- 
ledene  een   deugdzaam  en  ver^ienilelijk  mensch  geweest 
was.     Waar  de  Predikant  niet  b|j  het  graf  tegei^woordlg 
waS ,  kon  dit   formulier  gelezen  worden   door  een'  der 
bloedverwanten  of  vrienden  van  dra  overledene,  desnoods 


170  QBMCHTSNlfA  HETBBZOBftBN 

fioof  dco  kott^  der  kerk  ^  of  den  cmfpreker  bQ  dé  be» 
grafoDisren. 

Dit  gebniik  htftaat  reeds  ^  gelqk  men  weet ,  bQ  eéll 
eroot  gededtfi  Protestanten ,  nimdök  bg  de  beiers  der 
Bngilhht  Bisfcboppeiijke  kerk.  Ik  beb  de  uitoef<»ii^ 
diartaa  dftw|jl^  gèzieti  en  bggewoond  op  onderfcbeidene 
{dtatfen ,  zelfs  op  mgne  ftandplaats  Carafso  ,  waar  znlks 
onder  de  aldaar  wonende  Ef^clfehen^  en  ook  onder  N&^ 
d$rlandfcbe  faikiliSn^  die  aan  Engêlfchc  gehuwd  w»* 
ren  y  gefchiedde.  Een*  goeden  iüdruk  maakte  het  op  de 
omftinders  #  en  het  Was  dtijd  met  ftichtmg  en  vrucht  ^ 
dat  ik  van  zulk  eene  b^rafenis  terugkwam* 

Eens  zelfs  heb  ik  dit  formulier  hooren  lezen  ^wavby 
omfiandSgheden  kwamen,  die  voor  ernst  en  fticbting 
niet  zeer  gusftig  waren ,  en  waar  tchter  alles  met  veel 
eerbied  en  aandoening  afliep.  Toen  ik  uit  de  Verenigde 
Staten  vtak  Noord-AmeHka-  terugkeerde ,.  ftierf  er  onder- 
weg«  aan  boord  van  het  fchip ,  een  jong  Advocaat  uit 
Ne/w-Tark.  Hj|j  bad  de  longtering  ^  en  meende,  dat  de 
warme  en  eenparige  luchtftreek  van  West^lndii  z^ne 
dagen  verlengen  zou ;  maar  zqn  laatfte  uur  floeg  reeds , 
vóór  wg  de  helft  van  den  weg  derwaarts  hadden  afge- 
legd. Aan  boord  zgn  de  begrafenisplegtigheden ,  naar  de 
omftandigheden ,  e^voudig  en  kort:  het  lijk  wordt  in 
zeildoek,  genaaid ,  met  eenige  zwaarte  van  (leen  of  gzer 
voorzien  9  om  het  voor  drgven  te  bewaren ,  een  of  twee 
malen  van  het  eene  naar  het  andere  einde  van  het  fchip 
fedragea,  en  dan  in  het  ruimfte  ei;  diepfte  graf  van  d^ 
aardbol ,  in  de  zee ,  bijgezet.  Ik  had  zulks  eens  gezien 
aan  boord  van  een  oorlogsvaartuig,  waarmede  ik  een 
reisje  naar  de  Spaapfche  kust  deed ,  en  ipeende ,  dat  zulks 
ook  met  het  lijk  van  mijnen  overleden'  reisgenoot  zou . 
gefchieden;  doch  de  broeder  van  den  geftorvene,  die 
mede  aan  boord  was ,  en  Qe  Kapitein  kwamen  bg  aig  9 
met  de  vraag ,  of  ik  er  iets  tegen  had ,  als  het  Igk  a«0 
boord  bewaard  werd.  Ik  zeide :  ja ,  dew^l  ik  vreesde , 
dat  bet  voor  onze  gezondheid  nadeelig  zou  zgn ,  en  wij 
er  veeUigt  op  Curagao  onaangenaambede»  over  fa%cfl[i 


VAN  'HEi  KEktÜBdt  T£  êf.  ¥tlbtaA#.  "C^I 

lÉdildeDé  T^  einde  hëfl  té  BëWegén  $  oiir  mét  K^t  l^c 
1r<»lgens  het  gewone  rclicepsgebruik  te  handelen ,  öérfcie 
ik  itm^  dat  ilet  doode  ligchaStii  ffedbtd  ftbf  Wfes^  ^  Q^ö»- 
^g  «oü  ontbonden  li^tff den  ^  ÖM  hët  evëft  Waa*  zulieft 
géTcfaiéddë^  dat  de  éigénlpé  mëüsch  niet  ttieét  béft^tld 
in  dit  (loffelijk  onihulfel  ^  mUr  in  boogerën  kring  leéftfe 
te  werkte;  en  dat  men  nog  wél  éètiigé  ve^ligtiilgen  aitti 
het  li|k  vaii  dengenen ,  die  Hét  bewoond  Heeft  ^  fchalflifc 
is,  maar  dat  aulks  nooit  tetl  koste  der  lévendtti  WeÉéü 
mag.  Doch  op  het  vertoog  van  den  broëöér,  éét  lièt 
ccne  plegtige  belofte  was ,  aan  de  vrou^tr  vin  den  over- 
ledene gedaan ,  om  het  l^k  tiet  m  zee  te  werpen  ^  en  óp  dfe 
verzekering  van  den  KSpitem ,  dit  hij  hei  Iflk  in  éen  vit 
met  bfalidewijn  zetten.,  hetzelVe  goed  digtkuiperi,  ëh 
vervolgens  op  eene  plaats  Vtó  het  fchip  zetten  zou^ 
waar  het  ons  niet  hinderen  kón ,  gaf  ik  dé  verlangde 
toéftemming. 

Nu  begon  terftond   de  bégtafenisplégtigheid :   bet  l^k 
werd  in  een  hkeii  gewikkeld  ,.  eii  in  een 'Wt  gelegd,  het- 
welk half  vol   bratidewijn  was.  TDe  ]()asfagiers  en   het 
fcbeepsvalk  plaatften  zich. met  óngedekten  hoofde  rond- 
om het  vat  j  terwijl  de  Kapitein  het  begrafenis-formulier^ 
'bij  de  Enstlfcht  kerk  in  gebruik  j  voorlas.    Töeö  deze 
de  woordert  uitfpfak:    Stof  ziji  gtj^  en  iof  ftof  euh  g^' 
wederkeert^  f  (waarbij  de  oniifattidérs  anders  geWooü  z^ 
een  himdv^ol  aatde  op  de  kist  in  hét  graf  te  Werpen)  dé^ 
deil  de  matrozen  een  weinig  brah^ewijn  in  het  vat  j  maftt 
ttiemafid  lachte,  nietnatid  werd  geftoord  in  den  ernst» 
die  er  ónder  allen  heer^èhté.  ^  Dè  KapiteÖ!  las  met  p^ 
vóél,  eri  toen  hg  aati  dé  plaatfen  kwatn ,  waar  de  nietigheid 
en  (Hizekérheid  van  ons  a^rdtcbé  leven  Wórdt  befchreven , 
foldeh  hem  de  thinett  oVet  de  Wangen;  én  het  ganfché 
gezelféhap ,  en  mzonderheid  dé  broeder  des  overledenen , 
deelde  in  de  aandoening  eti  den  plegtigcn  erü^t  vad  diti 
Kapitein.      . 

Het  Vat  wtti  Vervolgens  digtgekuJpt  door  den  tiiimer^ 
tcxsdi ,  dié  iiti  bóötd  doorgaans  dit  wérk  tevens  Vét'ftaat , 
ëti  tniM  bfa^  Hét  tzAf  den  boég  Van  héjb  viiartuig ,  v^aar 


IfÜ  6BDACHTEN  NA  HET.BBlOBESlf 

l|et  geborgen  wercL'  De  matrozen  waren  allen  gerchikte 
lieden,  die,  zoo  als  de  Kapitein  ons  verzekerde,  zich 
niet  zouden  fchuldig  mak^  aan  zulk  een  flecht  gedrag, 
Jds  die  twee  Engeljehc  matrozen  aan  boord  van  een 
fehip ,' waarop  een  IQk  op  fpiritus  was  van  een'  Gou- 
vemeur-generaal  uit  Oostindië;  welke  matrozen  dagelqks 
met  een  pQpje  een  gedeelte  van  den  arak  hadden  opgedron- 
ken, die  het  IQk  van  den  Gouverneur  bewaren  moest, 
waardoor  dit  reeds  geheel  tot  deszelfs  ontbinding  was  over- 
g^aan,  toen  bet  in  Engeland  aankwam.   —  Om  van  | 

deze  uitweiding  terug  te  keereh ,  voeg  ik  er  nog  ten  i 

flotte  by^  dat  het  bij  onze  komst  op  Curafao  niet  wei-  \ 

nig  opzien  baarde ,  toen  er  met  de  goederen  in  het  vaar- 
tuig ingeklaard  werd :    Een  Advocaat  op  fterk  water. 

Het  kerkhof  te  St.  TAomas  wzs^  in  den  wezenlijken 
zui  des  woords,  een  kerkhof;  geen  plein,  beplanc  met 
boomen,  rondom  eene  kerk,  waarover  men  de  lyken 
draagt,  om  deze,  in  plaats  van  ze  in  de  aarde  te  begra- 
ven, in  de  kelders  der  kerk  te  leggen;  maar  de  hof, 
waar  men  in  den  fchoot  der  aarde  tér  ruste  legt  de  lig- 
chamen  der  genen,  die  tot  de  kerk  behooren ,  —  die, 
gelijk  het  oorfpronkelijke  woord  kerk  aanduidt ,  des  He^ 
ren  zijn;  met  andere  woorden,  het  was  een  Godsak^  ' 
ter.  De  natuur  was  hier  rgker  dan  de  kunst :  prach- 
tige praalgraven  (tonden  er  niet ;  evenwel  waren  er  eenige 
kleine  marmeren  naalden  en  tomben ,  en  witte  enblaauwè 
grafzerken ;  deze  bedekten  het  gebeente  van  vreemdelin- 
gen, en  bijzonder  van  Engelfchen^  die  hier  ineestal  in 
eenen  jeugdigen  leeftgd  geftorven  waren ,  en  wier  fami- 
liën  deze  gedenkteekenen  uit  Europa  hadden  overgezon^ 
den,  hetgene  op  fomolige  dezer  grafceekenen  gemeld 
werd.  De  overige  feraven  waren  met  wit  metfelwerk  be- 
dekt ,  of  met  een  weinig  aarde  opgehoogd ,  waarin  een 
bordje  (lond ,  met  den  naam  des  begravenen  en  de  dag- 
teekening  van  deszelfs  geboorte  en  overlijden ;  ook  waren 
fommige  dier  grafheuvels  met  eenig  hekwerk. omringd,  — 
Wat  hier  echter  aan  de  gelegenheid ,  om  kunstvolle  graf- 
teekenen  te  hébben ,  ontbrak ,  werd  door  de  vruchtbaar* 


VAN  H£T  KBaSHQP  T9  8T.   THOMASi.  1^3 

hdd  der  ntfuur  vergoed.    Het  plantje  of  ftekje ,  bQ  de 
begrafenis  in  den  groiid  gezet,  groeide  fpoedig  optot 
een*  boom ,  'die  het  graf  overfchaduwde ,  en  rQpe  vruch- 
ten daarop  vallen  liet.     Het  hekwerk  rondom  een  graf 
was  weldra    met    lianen  omwonden;  de  rustplaats  van 
den  lieveling ,    die  van  moeders   borst   door  den  dood 
was  afgerukt 9  verfierde  de  natuur  weldra  met  bloemen, 
en  van  rondom  de  grafzerk  kwamen  in  kprten  tgd  ftmi* 
ken  en  gewasfen  te  voorfcb^;   hetwelk  alles,  by  de 
beelden  der  bfoosheid  en  nietigheid  onzes  aardfchen  le« 
vens,  die  op  dit  kerkhof  mQ  diep  werden  ingedrukt,  aan 
de  onvergankelqkheid    hermnerde.     Ik  moet  bekennen, 
dat  ik  nooit  een  kerkhof  doorwandeld  heb  met  dat  ge- 
voel als  te  St.  Thomas.    De  beroemde  begraafplaats  van 
Père  la  Chaifc  te  Parys ,  waarover  ik  in  dezelfde  maand, 
doch  een  jaar  latef ,  wandelde ,  maakte  minderen  indruk 
op  mij :  deze  kwam  mij  voor,  als  te  gekunfteld ,  te iierlj(jk  , 
te  (lijf  en  te  zeer  op  elkander  gepakt ;  ook  was  er ,  naar 
evenredigheid  der  vele  graven ,  te  weinig  geboomte ,  en 
,    f)Oomed  zyn   op  een  kerkhof  noodzakelijk  tot  zuivering 
der  bedorvene  dampkrlngslucht.    Hier,  te  Su  Thomas^ 
was   alles  eenvoudig,  natuurlijk  en   tot  weemo^  ftem- 
mende.    Dit  ^bragt  mQ  dan  ook  in  eene  zeer  emftige  en 
weemoedige  gemoedsgefteldheid  ,  en  gaf  mij  eene  zekere 
venroosting ,  waartoe  de  omftandlgheden ,  waarin  ik  mQ 
toen  bevond ,  zeker  veel   bijdroegen  :  ik  was  ziekelijk , 
en  had  allen  eetlust  verloren ;  ook  werd  ik  met  gewel- 
dige pyn  in  het  hoofd  gekweld.  Ik  bevond  mQ  op  eene 
plaats,    waar   de   dood  minder  dan   ergens  elders  ver- 
fchrikkelljk   is,  en  onder  eene  luchtftreek,  waarin  deze 
meer  woedt  dan  op  eeüi^e  andere,   omdat  zucht  naar 
winst  hier  uit  alle  landen  van  Europa  velen  heenvoert, 
wier  ligchaamsgeftel  hier  niet  te  huis  behoort. 

Onder  zulke  omftapdigheden  befchouwde  ik  tea  kerk- 
hof al  terftond  uit  een  geheel  ander  oogpunt ;  en ,  na 
eenigen  tqd  hier  rondgewandeld ,  en  de  graven  opgemerkt 
te  hebben  van  hen ,  die  hier  grootendeels  in  jeugdigen 
leefMid   geflorven  ,  die  jong  en  fterk ,  aanzienlek  en  vol 


174  C^BDACHTSN   NA   RfeT   BEZOEKEN 

begaafdhédeh  walden  ^  vhiftgde  ik  mt|zelVÊil<  ^  W^t 
„  geeft  mij  tDcetder  regt  op  het  leven  en  de^elfe  gëööé- 
^  gens  9  dan  deite  haddeti  ?  Wat  oüdeHcheidt  Inij  van 
^  alle  dezen  ^  wier  gunftige  vooruitzigteti  en  biyde  ver*' 
5,  wachtingen  op  eenmaal  door  den  dood  verijdeld  wer^ 
^  den  f  Wat  anders ,  dan  Uwe  genade,  o  God!  dan 
^  Uwe  liefde ,  die  mijn  leven  nog  nuttig  voor  ihijzèlven  , 
M  misfkhien  nog  dienstbaar  voor  anderen  mkken  wil? 
f,  Laat  (barom ,  als  G^  mij  ééns  van  deze  aarde  roept , 
^  dit  mljü  deel  zijn ,  dat  men ,  roet  toë{>asiing  op  mij , 
H  op  de  grdfzetk  zetten  kan:  Zalig  zijn  de  dooden^ 
^  die  in  den  Heeft  fterytn;  want  ztj  rusten  yan  hun^ 
„  nen  arbeid^  en  hunne  werken  yolgen  hen!** 

Het  mag  inderdaad  een  nuttig  en  ftichtélijk  werk  ge^ 
Beemd  worden ,  als  men ,  vrij  van  alle  onitine  begiilfë' 
len  $  éen  kerkhof  bewandelt ;  want  het  doet  ons  op  eene 
tvi^ze  aan  den  dood  denken ,  die  voor  ons  kiesch  gevoel 
niei  aanftootel^k  is ,  en  öns  gemeeilzaam  met  denzelven 
maakt  j  én  dit  te  bevorderen  toch  is  wenfchelijk,  dewQl 
de  gedachte  aan  iets ,  dat  ons  zoo  önvermijdel^k  Aadert, 
niet  kan  ter  zijde  gezet  warden ,  of  wij  ftelleü  ons  daar- 
aan bloot ,  dat  dezelve  zich  met  zoo  veel  ^  te  tiréèr  ver^- 
Ibhrikking  aan  oiis  opdoet ,  ja  voor  onze  gezondheid  en 
ons  leven  nadeelig  wordt,  door  de  onrust  en  vrees,  diÉf 
zij  in  oïis  blnnetifte  brengt,  en  door  bet  aanwendeAf  Vén 
middelen,  die  ons  leven  kunstmatig  verkorten.  Zijn  het 
niet  de  krijgsman  en  de  zeevaarder,  die  den  dood  het 
meest  Van  nabij  zien ,  en  desniettegenftaande  het  mitet 
voor-denzelven  vreezen  j  én  het  langfte  en  gezohdfte 
leven? 

Het  denkbeeld  aan  den  dood  te  verwijderen ,  Kecht  ons 
daarenboven  op  eene  verlagende  wijze  'aaii  geld  en  irer- 
gankelijk  goed ,  én  doet  ons  vergeten  ,  dat  wij  eeèe  hööt 
gere  bc;flemming  hebben ,  en  daarvoor  leven  moétói. 
Tot  eenen  fchadelijken  fchrik  voor  den  dood  hebben 
reeds  in  onze  jeugd  de  onaangename  en  onjuiste  afbeeld» 
fels  van  'denzelven  Veel  bijgedragen ,  en  wefkeh  daiftoe 
ÜOg  dag^ks  mede  t  het  getigt  vto  het  bekkeneelhuii^ 


VAN  H^T  KBRKHOP  TB  ST.   THOMAS.  «75 

h^  de  kerk  ;  misrchien  ook  de  reuk  dtr  bedorvene  luoht^ 

welke  uh  de  graven  in  de  kerken  opfftijgt;  deakeiig  op- 

gderde  lljkkoetlèn»  voordien  van  nagemaakte  doodsboo£- 

dea  tn  doodsbeenderen  én  zwarte  -kwasteü  eti  pfluimeQ* 

Vele  van  óMt  en  decgelgke  vertooningeh  bebben  opaicb* 

zeWea    wel    niets  affclüikkends ;    -^  immers  walmeer 

dood&beenderen    befcbouwd   worden  als  de  eenvoudige 

fteHnCela  vttfi  ons  ftoffelgk  ligchaam ;  de  zdsTen «  itiei  ala 

bet  zinnebedd  vka  verwoesting  en  vernietiging,  maar  üb 

bet  middel ,  waardoor  de  r^pe  as^en  worden  afgemaaid^ 

om  daarna  dezelve  in^  te  oogden  j  dan  hebben  zidke  voor* 

ftellii^ea  (^  zicbzdven  nieu  af zigtdijks ;  -^  maar  zQ 

aiJB  af  te  kenren ,   al6  middelen ,  om  den  moisch  voer 

den  dood  te  doen  vreezen ;  zg  filmden  zelfs  dikwijls  «iel 

ds  bedoeling  eener  andere  gewoonte,  om,  namel^,  b^ 

de  begrafenis  van  een  kind  of  ongehuwde ,   den  dragerii 

bloemoi  op  de  borst  te  pkatfen  en  in  den   i»c»id  te 

geves« 

ik  zoude  daarom  aan  de  wQze ,  waarop  de  Hernhu^ 
Hrs  hunne  lijken  begraven^,  de  voorkeur  geven ,  als  veel 
aiter  goeden  fmaak  eH  betere  bedoelingen  aan  den  dag 
h^ndé ,  dan  zulks  over  het  algemee*  bq  andei^en  gefchiedi* 

Weinige  dagen  ^  nadat  ik  het  kerkhof  te  Sil  ThMnoi 
bexocht,  en  daardoor  aanleiding  ontvinfg  tot  het  ter  ae* 
der  fcbrfjven  dezer  mvallende  gedachten ,  was  ik  getuige 
van  eene  begrafenis,  die  mi^  beter  beviel  daa  dezulke 5 
welke  ik  in  bet  Moederland  zoo^  dikwerf  bijwoonde* 
Eoi  jong  Fransch  koopman  was  geftorven,  en  werd, 
mar  de  gewoonte  in  deze  hinden ,  wiar  de  dood  niet 
kng  twijfelachtig  blijft,  nog  dienzelfden  dag  tegen  doa 
a^ond  begravien*  Hg  was  een  zeer  geacht  en  aanzien^ 
fijk  jongman  geweest ;  zt|n  broeder  deed  hier  belangriike 
zaken;  en  daarom  werd  het  li^  gevolgd  door  het  groötH^ 
ib  gedeelte  der  kooplieden  van  het  eiland,  onder  welke 
&  ook  ecnige  Joden  opmerkte,  hetgene  ik  echter  reeda 
meermalen  op  Curafoe  gezian  had.  Het  li;^k  lag  in  e<me 
kist ,  wdke  aan  bode  einde»  fonl  toetiefp ,  e«  eófi  yfttU 
nig  breader  weid   op(  de  lio<^|te  der  (cUébogen  im  het 


tf6  GEDACHTEN  Nd  HET  BEZOEKEN 

ligchaam ;  dus  eenigzins  met  de  gedaante  eener  Egjpti^ 
fche  mumie  overeenkomende.  De  kist  was  wft^  met 
eenige  gouden  of  zilveren  randen  ,  en  ftond ,  zonder  eenig 
verder  bekleedfel ,  in  eene  li{jkkoets ,  van  gedaante  als 
de  onze,  docb  van  eene  lichte  kleur,  en  zonder  eenige 
afbeeldfels  des  doods.  Op  het  kerkhof  hield  de  broeder 
des  overledenen  eene  korte  aanfpraak ,  eo  bedankte  de 
aanwezigen  voor  de  laatfte  eer,  aan  den  geftorvene  be- 
toond. In  de  ftad  komende,  gingen >  degenen,  die  het 
lyk  naar  het  graf  vergezeld  hadden ,  naar  hunne  eigene 
huizen  terug* 

Ik  dacht  dien  avond  nog  lang  over  deze  begrafimis 
na;  en  il(  moet  bekennen,  dat  ik  dezelve  noch  ondoel-> 
matig  noch  onftichtelQk  yend,  en  zelfs  aanmerkte  als 
eene  wQze ,  die  althans .  den  fchadelijken  affchrik  voor 
den  dood  niet  vermeerderde. 

Doch  een  welingerigt  kerkhof  wischt  die nadeeIige,ake-> 
lige  denkbeelden  van  den  dood  merkelijk  uit,  welke  wg 
in  onze  jeugd  opgedaan  hebben,  en  die  in  lateren  tqd 
gevoed  werden,  en  maakt  ons  met  den  naderenden  broe- 
der bekend  en  gemeenzaam.  Hier  toch  verkregen  wijj 
beter,  .dan  elders ,  de  Evangelifche  voorftellingen :  Dt dnad 
is  une  rust  na  den  arbeid;  un  flaap^  waarop  een  ont" 
•waken  volgt.  Hier  leer^  wij  het  derven  befchouwen 
als  eene  uitnoodiging  voor  den  vermoeiden  en  rampfpoe- 
digen  reiziger,  óm  het  hoofd  ter  ruste  neder  te  leggen. 
Hier  eerbiedigen  wij  de  dille  verblQfplaats  der  dooden  , 
als  een  akker ,  aan  God  geheiligd. 

En  waar  treffen  ons  weinige  woorden  zoo  derk ,  als 
wanneer  wij  die  op  een  kerkhof  lezen  ?  Het  memento 
mori  (gedenk  te  derven);  het  hodie  mihi^  cras  tihi 
(heden  voor  mij ,  morgen  voor  u) ;  het  flus  ultra  (ver- 
^  der  dan  hier)  komen  als  van  onder  den  graffteen  ,  en 
dringen  ons  in  het  hart.  Hét  is  alsof  wij  ze  nimmer  in 
den  B^bel  gelezen  hadden ,  zoo  krachtig  fpreken  deze 
plaatfen  :  In  het  grafj  waar  gij  heen  gaat ,  o  menschl 
is  geen  werk^  noch  verzinning  ^  noch  wctenfchap^  noch 
wisheid.   —  De  wereld  gaat  voorbff ,  ffse$  alwa$  «y  ie^ 


VAN  HET  KERKHOF  T£  «T«  THOMAS.  I77 

geerlffks  heeft ;  maar  die  den  wslfe  Gods  doet ,  hUjft 
eot  in  eeuwigheid.  —  IFerk ,  o  mensch  I  terwijl  het  dag 
is  ;  de  nacht  'komt  ,  waarin  niemand  meer  werken 
kan.  ^  De  gedachtenis  van  den  regtvaardige  blijft  in 
zegeninge. 

Een  kon,  maar  boven  het  middelmatige  verheven , 
vers,  op  de  grafnaald  gebeiteld,  (licht  en  roert  ons 
meer,  dan  menige  fierlQke  en  welfprekende  lijkrede. 

Doch  dit  alles  is  nog  het  eenigde  nut  niet ,  hetwelk 
ons  een  kerkhof  fchenken  kan  :  het  is  ook  een  gepast 
middel ,  om  nog  lang  in  onze  gedachtenis  te  bewaosn 
het  aandenken  aan  hen,  wien  wij  onderrigt,  hulp  en 
troost  te  danken  hadden ,  of  aan  wie  wij  door  het  hu- 
welijk of  door  de  banden*  des  bloeds  of  der  vriendfchap 
verbonden  waren.  Ik  heb  wel  eens  opgemerkt,  dat 
men  den  menfchen  eene  ondienst  bewees,  door  van  hun- 
ne afgeftorvene  betrekkingen  te  fpreken,  hoe  lief  en 
dierbaar  die  hun  ook  geweest  waren.  Ik  heb  wel  eens 
gehoord,  dat  een  mensch  het  huis  verliet ,  waarin  ie- 
mand, die  naauw  aan  hem  verbonden  was,  (lierf,  of 
de  kerk  vermijdde  ,waar  deszelfs  (loffelQk  overblljflTel  ge- 
borgen was.  Zoo  dit  uit  geene  onedeler  bron  voort** 
komt ,  dan  zal  het  misfchien  wezen,  'omdat  het  woord 
domi  of  geftorvcn  zich  in  onze  denkbeelden  heeft  afge- 
drukt als  een  geraamte,  zamengefteld  uit  verdorde  been- 
deren ,  zoo  als  men  die  op  de  Anatomie  bewaart ,  om  te 
doen  zien ,  door  welke  hoofdfteunfels  het  ligchaam  van 
den  mensch  wordt  in  elkander  gehouden.  Want  Waar- 
om anders  zou  men  de  herinnering  aan  vorige  genoegens 
wegwerpen ,  die  ééns  ouders  of  kinderen ,  echtgenooten 
of  vrienden  ons  fchonken?  Wij  denken  immers  gaarne 
aan  de  plaats ,  waar  wij  goed  onthaald  werden  en  veel 
vreugde  genoten  ;  wi(j  fpreken  er  nog  na  jaren  tijdsverloop 
met  ophef  van;  en  het  aandenken  aan  menfchen,  die 
meestal  de  hoofdoorzaken  daarvan  waren , ,  zouden  w^ 
in  onze  gefprekken  m|jden  en  uit  onze  gedachten  wis- 
fchen  I  •  •  •  •  ^ 

Doch    op  een  welingerigt  kerkhof ,  op  de  ftille  rust^ 


178        GEDACHTEN  NA  HKT  BBZOBEBN 

plaff s  ^91  dopden ,  word^  wQ  niet  afgefchrikt  van  eesne 
ftUle^  genoeg^lijke  en  weemoedige  herdenking  aan  onee 
g^liefiie  ^g^ftpr veperi.  Met  oapdoenifig  herinneren  wq 
ons  daar,  w^t  zq,  wter  ligchanien  in  deze  graven  rus- 
ten ,  eenmaal  voor  ons  waren ;,  en  terwijl  wij  eenen  pligt 
der  dankbaarheid  vervullen ,  trekt  ons  han  en  verfland 
bst  gewigtigfte  voordeel  daarvan.  Waarom  fticht  men 
op  de  graven  van  uitftekende  mannen^  die  het  vader» 
land  ger^d  of  wèl  gedun  hebben ,  zulke  prachtige  ge- 
^eakteek^^  ?  Is  bet  niet ,  om  derzelver  aandenken ,  . 
OQk  op  die  wgze,  lang  in  het  geheugen  te  bewaren; 
om  te  doen  zien,  hoezeer  het  vaderland  verdienden  er» 
kent  m  vereert ;  en  om  het  nagedacht  op  te  wekken  toe 
trouw  en  liefde  voor  egnen  geboortegrond  ? 

Zou  men  den  regtfchapen'  man,  die  in  zijn  huis  en 
ia  de  maatfchappij  nuttig  was ,  aan  de  vergetelheid  ovei^ 
geven ,  omdat  de  kring,  waarin  hij  werkte ,  klein  was  ? 
Kan  ook  hg  .niet  op  het  nagedacht  voortwerken ,  als 
Ei|n  aandenken  levendig  gehouden  wordt  9  Zou  zQn  graf 
ook  geene  kerfchool  kunnen  zijn,  al  worden  de  lesfen 
In  eenen  kleineren  kring  verftaan  ?  Het  behoeft  daarom 
geen  kostbaar  gedenkteeken  te  zijn  ,  om  de  gedachtenis 
aan  den  Vrome  en  wijze  te  verlevendigen  :  de  eenvoudige 
zerk  of  de  graPheuvel,  door  een'  bladerrijkoi  boora  over* 
fchaduwd,  die  het  ftof  van  den  waaidigen  mensch  en 
Christen,  burger  en  huisvad^  bedekt,  leewn  en  (Kch* 
ten  ons  meer,  dan  het  marmeren  praalgraf  van  den  rij«> 
ken  dwaas.  Hoe  nuttig  is  het  voor  den  leerling,  als  hij 
het  gnf  zijns  meesters  bezoekt!  Krachtiger,  dan  de 
welfprekendfte  taal  doen  kan,  wordt  hij  hier  onderrigt  en 
gefterkt,  om  op  den  hem  aangewezen*  weg  voort  te 
gaan.  Hoe  heilzaam  is  het  voor  het  hart  des  bew.ekk^ 
()igden,  als  hij  nu  en  dan  sijne  treden ^)aar  bet  kerkhof 
rigt ,  en  onder  de  graven  dat  zijns  weldoeners  vhidt,  wicn 
b^-redding  en  hulp  te  danken  had !  Dat  bezoek  aan  het 
graf  wekt  hem<  op  tot  infpanning  z^ner  krachten,  om 
aan  het  edelmoedig  oogmerk  des  afgeftorveneq  «enfeheüi* 
vriends  te  beantwoorden.    Hoe  vele  voordeden  heeft  het 


VAN   HET  KEAILHOP  T£  ST.   THO&lAS.  479 

niet  voor  regtfcfaapene  kinderen,  als  z^  op  den  gedeolD^ 
dag-  van  den  dood  hunner  ouders  eene  bedevaart  naar 
derselver  gnif  doen !  Zoo  zij  ooit  de  liefde  van  de 
voedfters,  veraorgers  en  leidslieden.  hunner  kindschheid 
en  jongelingfchap  miskenden,  hier  begrijpen  zij  eerst, 
wat  het  zegt ,  wijze  en  vrome  ouders  gehad  te  hebben , 
en  wat  zij  aan  derzelver  trouw  en  zorgen  fchuldig  z^n ! 
Zoo  zij  ooit  derzelver  raad  in  den  wind  floegen ,  hier , 
waar  alle  misleiding  verdwijnt,  en  waarheid  zich  laat 
gevorien ,  leeren  zij  dezelve  nog  ter  harte  nemen !  Zoo 
«y  ooit  van  den  weg  der  deugd  afweken ,  en  hunnen 
ouderen  tranen  gekost  hebben,  hier  worden  ziy  als  uit* 
bet  graf  vermaand,  bij  het  goede  te  blijven,  en  het  ou'* 
derlijk  aandenken  te  vereeren  door  eenen  deugdzamen 
wandel! 

Ja ,  een  welingerigt  kerkhof  mag  als  hulpmiddel  tot 
deugd  en  wijsheid  befchouwd  worden.  Maar  van  al  het 
J)oven  opgenoemde  kennen  onze  landgenooten  zoo  wei- 
nig b^'  ondervinding,  door  de  zucht  van  velen,  om  in 
den  geërfden  kcldeir  onder  de  kerk  te  liggen,  en  door 
de  gehechtheid  van  fommigen  aan  het  oude,  zonder  te 
Vsagen ,  of  het  goed  is ,  en  of  het  niet  door  beter  zou 
kunnen  vervangen  worden.  Hoe  is  het  mogelijk ,  dat  * 
men  in  de  negentiende  eeuw ,  in  ons  verlicht  vader- 
land, kon  aandringen,  om  de  lijken  uS4e  kerken  te-b^ 
graven,  en  er  nog  onder  de  ouden  van  dagen  eene>  g&i. 
WQonte  kan  voorgedaan  worden,  die  alle  voordeelen 
van  een  goed  kerkhof  mist,  en.  daarenboven  onnatuuiu 
1i|k  is,  omdat  het  ligehaam  tot  (tof  moet  wederkeei^en , 
€n  er.  niet  doêlmatiger'mede  kan  gehandeld  worden ,  dan 
het  in  den  fchoót  der  aarde  te  leggen;  terwijl  in  de  kei* 
ders  der  kerk  de  ontbinding  van  het  ligehaam  wordt 
verhinderd,  en  nog  bovendien  aan  de  levenden  ftrha* 
de  veroorzaakt?  De  holle  kerken  met  dikke  mruren 
en:  weinige  opene  ramen  z^n ,  door  de  koude  én  voch** 
tige  lucht,  welke  er  in  beerscht,  op  ziohzelven  reeds' 
coige^ond;  maar  worden  uiterst  fchadelQk,  als  de  be* 
dorvene  uitwafieming  der  rottende  lijken  zich  daarmede 


l8o  GfiDACHT&N  QP  SBN  KKRKHOP* 

vermengt ,  dezelve  verdikt  en  daarin  blijft  hangen.  Me* 
nigmaal  is  dit  zelfs  zoo  fterk,  dat  v  het  door  den  reuk 
wordt  waargenomen.  £n  hoe  anti-Bijbelsch  is  eindelijk 
deze  gewoonte;  want  wij  lezen  immers  niet,  dat  de 
Iqken  in  den  tempel  of  in  de  Synagoge  begraven  werden  ^ 
maar  wel  buiten  de  (leden  op  kerkhoven. 

Ik  vermeen  eene  behoorlijke  achting  voor  het  over- 
blijflfel  van  den  mensch  te  gevoelen ;  maar  ik  moet  be- 
kennen,  dat  het  denkbeeld;  dat  men  mgn  Igk  in  zee 
zou  werpen ,  mij  minder  hindert ,  dan  dat  ik ,  door  in 
de  kerk  begraven  te  worden »  na  mijnen  dood  fchadelyk 
zou  wezen  voor  de  gezondheid  mijner  medemenichen ; 
dat  mijn  Igk,  in  deszelfs  planken  woning,  door  roof* 
zieke  doodgraversknechts  zou  geplunderd ,  en  mijne  been* 
deren  zouden  moeten  geftoord  worden,  omdat  ik  vui 
mijne  voorouders  geenen  grafkelder  gaerfd  heb ! 

Het  kon  dus  niet  anders ,  6f  het  moest  mij  aangenaam 
wezen ,  bij  mijne  komst  in  het  Moederland ,  te  véme. 
men ,  dat  er  van  Gouvernementswege  maatregelen  ge«, 
nomen  waren,  om  de  gewoonte,  van  de  lijken  inde 
kerken  te  leggen ,  eindelijk  te  doen  ophouden ,  en  om 
grafplaatfên  in  te  rigten  buiten  de  (leden.  Het  is  te  ho* 
•pen ,  dat  de  ?org  voor  de  daardelling  en  het  onderhoud 
van  dezelve  in  handen  zal  komen  van  ohbevoorobrdeelde 
mannen ,  die  het  goede  te  dezen  opzigre  kennen ,  en 
hetzelve  willen  bevorderen ;  opdat  men ,  zoo  veel  mo- 
gelijk, buiten  alle  (leden  in  ons  vaderland  kerkhoven 
verkr^ge,  ia / een  aangenaam  oord  gelegen,  vooral  ruito 
en  met  boomen  beplant ,  met  breede  wandelpaden  door- 
Iheden ,  en  onder  een  behoorlek  öpzigt  gedeld ,  hetwelk 
de  orde  en  zindelijkheid  be^vaart,  en  de  hulpvaardige 
hand  biedt  aan  degenen,  die  met  de,  nieuwe  inrigting 
van  een  kerkhof  onbekend  zgn ,  en  wier  bijzonder  wei± 
echter  veel  bijdraagt  tot  het  welftandige  van  het  geheel; 
Daardoor  zou  te.  eenigen  t|jde  in  ons  vaderland  het 
woord  kerkhof^  dat  thans  op  velerlei  w^ze  .zoo  zj^t 
ontheiligd  is,  weder  deszelfs  ware  beteekenis  verkrQgeOt 
en  ons  tot  ernst  en  leerr^ke  gedachten  (temmen. 


NOC  IETS  OV«R  HJ^X  KOORPBRLICHT.  l8t 


NOG  EBIfS  OraSHKlNO  OVBR  BBT  tÓNt$TAAN  VAH 
HET  ROmiDBRLICET*  DoOR  DR^  NfiRNBeRCBR» 

IN  adat  Dr.  kArnberobr  de,  in  het  Mengelwerk 
der  Letteroefeningen ,  No.  XV.  1830.  overgenomdae^ 
waarnemingen  en  bedenkingen  aangaande  het  Noordéfw 
licht  had  medegedeeld 9  kwam  hem  dt  SUfiothèqae'iini» 
yerfélh  in  handen ,  die  een  zaakr^  öpftel  ovier  hettelfile 
onderwerp  behelsde,  waarvan  hQ  vervolgens  een  kort 
nlttrddel  gaf  aan  z^e  landgenooten.  WQ  meeneA  velói 
onzer  Lezeren  geene  ottdienst  te  doen ,  wannéér  wf)  öok 
dit  latere  fcbrQven  over  eén  zoo  merkwaardig  natuorvecw 
fch^Dfel  opnemen.  '' 

De  fieller  van  het  ftnk  hi  de  Btth  nr^i  C<^s  luidt 
het  berlgt  van  den  Heer  NfiRNBBRoBR)  gaat  van  de 
hoogst  merkwaardige  en  ontwQfel))are  daadzaak  üit,  dat  9 
in  het  algemeen  en  in  hét  groot,  de  xleUStoffen^  en  met 
name  de  metalen,  op  eene  regelmatige  wij^e  over  de 
aarde  verdeeld  gevonden  geworden,  en  wel  in  dier  Voege» 
dat  zekere  metaalfoorten  bQna  uitfluitend  töt  bepèidde 
lüidftreken  fch^nen  te  behooren.  Zoo  zign  b.  V;  de  'zóó-  . 
genaamde  edele  metalen,  als  goud,' platma  en  zilver» 
in  grootere  hoeveelheid  Hechts  tusfchen  de  kéezkrïngéii  (Ó 
te  vfaiden;  koper,' tin  én  lood  heeft  men 'déorgaanaaK 
leen  op  hoogere  breedten,  en  het  i|]zér bëhbdrt  aan  hét 
xlièperé  nöörden.  Deze  groote  lagen  Qzer  in  het  iioórdélijk 
.gedeelte  dór  aarde  hemen  met  33^  N.  B.  èenén'aahvffi^» 
ftrekken  zich  van  daar  uit,  zoo  verre  hét  vaste^^ >èfkl» 
eo  worden  meest  gevonden  tusfchen  den  45ftéh'^  &5ftén 
graad  noorderbreedte*  In  het  zuidelijke  halfrond  ^'dfial^- 

(^)  Hen  zou  hiittegcn  wkanneIb.aanll^rten,;^4al^ciAy4pf$ll 
lüicaeit  (iyd^  gOudkhvPfieii'lvaB  \6  to|$M  pondrJ#sjbet  ^. 

b^e  Mee  yme  van  de|L|nooid.et^l(^^kr^g!^g^,  fdiÜQt  ju>c 
4^e  <^m(land!giield.  ^rder  Vopr||V,dag  tè^Q.de  öndeHtetltog 

wf^pi^tef  v::7n  " '""  .  \' "] 

menOelw,  1831  •  NO.  4«  o 


l8a  NOO  BENE  OPMBRKiNG   > 

^Sitêgen ,  heeft  men  tot  nu  toe ,   zoo  verre  er  mtaeralo- 
giftlié  nftljporingen   gedafin  zijn  ^  geene  zoo  groote  la- 
gen, jjzer  .-t>ntdekt;  eeneomftandigbeicl^  welke; de  zeld- 
zflaroheid  der  zuiderlichten ,  in  vergelijking  van  de  noc^- 
.'derlichten^   (voor    zoo   veel  men  Hellen  mag^  dat  bet 
g^ifche  veifchljnfel  van  de  medewerking  des  Jjzers  af- 
^hangt)  ze^  goed  fchijnt  te  verklaren, 
y    Men  befchouwe  dan  dat  groote  noordelijk  ijzergewest 
.tls  de  plaats  eener  geheel  bijzondere  werkzaamheid  der 
elektrleke  ftof  9  welke  door  de  bekende  aantrekking  van 
het.  ijzer  in  ongemeene  hoeveelheid  daarheen  gelokt  word^ , 
en,  zich  van  hier  aan  het  aardrijk  9  tot  herftelling  van 
^bet  elektri^ke  evenwigt»  weder  mededeelt.  Vandaar  komt 
het  ook  9  dat  in  het  zuidelijk  halfrond  9  waar  het  ^  geli^ 
is  aangemerkt  9  aan  die.  groote  ijzerlagen 9  als  middelen 
.ter  afvoèring.  der  elektrieke  (lof,  ontbreekt 9  de  onw&- 
der$  meestal  veel  geweldiger  zijn  9  dan  ten  noorden  van 
de  eyennachtslqn  9  dewijl  dezelve  daar  de  plaats  van  het 
Ijzer,  in  het  toevoeren  van  elektrieke  ftof  en  herftelling 
^van,  het  elektrieke  even  wigt  9  moeten  vetvangoi^  i)it  merk- 
waardig ondericheid  ten  opzigte  der  verfchgnfelen  in  den 
dampkring  van  de  beide  halfronden  fchgnt  althans   op 
de2fe  ,w{jze  verklaard  té  kunnen  worden.    Men  moet  dus 
(liever  deze  onderftelling  aannemen  9  daar  het  tot  nu  toe 
.nog  niet.  gelukt  is 9  iets  anders  9  dat  voldoet 9  over  eene 
-zoo  opmerkelijke  zaak  in  het  midden  te  brengen. 

Om  nü  echter  te  bepalen  9  wat  de  alzoo  door  het 
fl;roote  noordelijke  ^zergewest  ingezogene  elektrieke  ftof 
noodzaakt  9  om  juist  in  de  nabijheid  van  de  noordpool 
■  wed^  uit  te  flroomen  9  en  dus  die  foort  van  loopkring  te 
.vormen  9  waarvan  het  elektrieke  verfchjjnfel  der  noorder- 
lichten  in  de  poolgewesten  afhangt  «—  wordt  in  deze 
'onderftelling  aangenomen  9  dat  rondom  de  noordpool 
eene  groote  9  opene  en  in  elk  jaargetijde  vi*ge  zee  zQn 
moet.  Hiertegen  zal  men  thans  te  minder  bedenkingen 
inbrengen  9  daar  de  laatfte  ontdekkingsreizen  in  het  noor- 
den 9  en  de  waarnemingen  der  walvischvangers ,  cÜe  dik- 
wijls zeer  nabifj  de  pool  geweest  zijn  9  naauwelijks  eeni* 


OVBR  HET  ONTSTAAN  VAN  HBT  NOORDEt.LlCIfT.   19$ 

jgm  twijfel  dwomtrent  overlaten.    De  voorftanders  van 
dit  gevoelen,  die  men  Polhtón  noemt,  geven  aan- ge- 
2figi^  poolzee  eene  wijdte  van  wel  vgfhonderd  geogra* 
fifcbe  löijlen ,  eene  onpeilbare  diepte ,  en  laten  het  water 
in  eeqe  (leeds  durende  hevige  beweging  zfjnj  en  hier* 
voor  fchqnen  verfqbeidene  belangrQke  daadzaken  te  plei- 
ten.   Volgens  gefcbiedkundige  berigten,  is  deze  poolzee 
vóór   ooHntrent  vier   eeuwen  ontoegankeiyk  geworden» 
Efoe  itan  de  oostbust  van  Qrqenland  xea  jareiipSo  door 
ÓOBL  Deêfifci^n    Koning    k slik  den   Roodcn  opger^ 
Dcenfchc  volkplan^mg  heeft  blijkbaar  tot  io  de  vyftiendê 
«euw  gebloeid,  om  welken  t|jd  de  gsvelden  te  (lerk  toe- 
genomen zijn,   om  verder  gemeenfchap  met  hel  thoeder- 
land  toe  te  laten.  Maar  ook  dit  aanwasfen  der  poolQsber* 
gen  is  binnen  natuurlqke  grenzen,  beperkt,  welke  niet 
overfchreden  kunnen  worden ;  en  het  (edert  eenige  jar^ 
ot^emerkte  afdrijven  van  ongemeen  groote  |)sgevaarten 
:iBr  bet  noordelqk  poolgewest  naarzuidedijker  zeeën  duidf 
eene  omkeering  in  die  verftijfde  luchtftreek  aan,. en  opent 
het  lützigt,  dat  de- onderftelde  groote  poolzee  niet  enkel 
op  den  weg  van  natuurkundige  gevolgtrekkingen- en  :ge» 
fchiedkundige  hetlnneiringen ,  maar  ook  met  het  roer  in 
de  hand  ie  vinden  zal  zijn.    Deze  groote ,  fleeds  vr^ 
poolzee  is  het ,  waar  zich  de  vap  de  ijzergewesteo  ingo- 
zogene  en  naar  het  binnenfte  der  aarde*  toegevoerde  jelekt 
trieke   ftof  weder  verheft,  en  wel  door  middel  van  der» 
zelver  waterdampen  opwaarts .  gedreven  wordt,  om  voor 
het  oog  dat  wonderbare-  fchou?rfpet  voort  te.breiq[ea-, 
hetwelk  onder  den  naam  van  Noorderlicht  bekend  i*  ^ 
een  zoo  pmchtig  verfchljnfisl  oplev^t.    Men  weet,  dat^ 
ten  gevolge  der  Wótteling  van  de  aarde  om  hare  as,  dtf 
pbatfen  in  de  nabijheid  der  evennachtsl^  eene  zeer  fiftÜe 
beweging  hebben,  waarin  de  poolgewesten  niet  deelen; 
weltigt    moet   men   .hierin  eene  der  oorzaken  zoeken, 
waarom  juist  deze  ftlteek  zoo  bijzonder  gunflig  is  voor 
de  .vT^  ontwiklceling  en  opftijging  der  elektrieke  ilof  van    . 
het  noorderlidit.  . 

.  Men  ziet  (fchrijft  verder  de  Heer  vfiENBSi^oftii) 

O   2 


Il4  NOO  IETS  OVBR  HET  NOORDERLICHT* 

^uit  deze  korte  opgave,  daft  de  (feller  vaa  het  genoemde 
*ftük  in/de  hoofdzaak — ide  cMttHétU  natuht  ^an  hei 
NüordetJiéht  ^-«  niet  mQvan  hetzeffde  gevoelen  is»  en 
alleen  in  zoo  verre  verfchHt,  dat  h^  z^e  ODder(MIiilj|r 
grondt  óf}  eenè  uitgebreide  noorddyice  landftreek,  waar* 
aa!n  het  i{^er  b^zonder  eigen  is.  Dat  het  Qzer  daar  in 
die  groöte  Iibeyeelheid  wordt  gevonden »  is  cene'onwe- 
dérf^rekd^e  daadzaak;  en  dat  het  iyzer  eenenaaiiwie 
vérwantfthap  net'  de  elêktrieke  ftof  heeft,  kan  «e& 
^iet  hl  twijfel  'getrokken  wordttf.  Het  iUüer  medege- 
deelde verdient  dos  aliezins 'Opmerking. 


H. 


XETt  OVBU  BET  HUISELgK  LEVEN  ]>Ea  OOBE 
E6YPTENAREN. 


Let  :was  k^  de  onde^  JEjj^M^ivar^.  eene.algemeene 
j^éwoonte,  de  j^raven  idee  afgeftorv^en  te  verfieren  mei 
«fibcddingen  van  de  bezigheden  co  oofclittldtge  genoe* 
jgalM  dés  aatdfclien  l^vens^  De.,  onderzo^kwgenj  v«a 
t?xiii*M9PLtlo?!i  "facbbeb  vin. daar  reeds  ved  licht 
verfpreid  oveir  db  geichied^ms  en  de.^leefivSwvaiiidlt 
liietkwaardig  volké  Het  fchilderwerk  in  de  graven » 
vonr  bederf  bewaard  gebleven,.flQlt..ons  desa^düi  kun- 
ftèa^  :bandwftken,  eo:.  bedrgven  als  aaDic|iouvvi9l^'k,:yo<Mr 
eogen^/  IWy\.zten>  onsv  verplaatsk.in  de  .oudbeidj»  en 
merken  met  verwondetingc.op.,  dat  de  .mfsnaeh  fieeds 
e»  overal  teuMDaastenb^  dezelfde  wetten  in  denken,  ge« 
Vodén  en^  uitvinden/Yolgt.  *^  Wy  veitrouweA,  dat. bet 
onasen  lezeren  niet.  onaangenaam.  >:2^  z6l^  hier  eenjge 
biyzonderhedent  dienaangaande  venndd  te  vinden* 
'  Landboum.^  Men  heefit.beweeidy  dat.d6  hedendaags 
IHie  JufliaanfcAc  plo^  vcdkomen.  dezelfde  iSt^  daen^a^N* 
Ktusen  viR'OiL'iua  bezinge»^  coxumblla  en 
VA  EK  o  befebri^en«  De  jEj;jr/]^if^^tf  ploeg  met  al  E|}n 
toebehooren,  zoo  als  .die  thans  nog  gd>ruikt.  wordt,  is 
van  nog  veel  ouderen  oorfprong.  Niet  alleen  zjjn  deze 
werktuigen  heden  ten  dage  aidaar  dezelfde,  die  ze  vdór 


H£T  HUiaBtQK,  LEVBN  DER  OUDE  BQYPTEKAREN.  |<&5 

diteduiDend^ Jaren  en  vroeger  waren;  ook  io  het  algo* 
meen  .werd  alle  Vddarbeid»  de  wqntezmg,  de  inzamiK 
'Bn$  v^  4^  bibiscus  esculenfuty  bet^a^en^^  dorfcbeo^ 
inoogften  van  bet  J^orciP»  loea  eveneeois>  ala  thans,  ^gie4 
dmfn.    Laatstgenoemde  wedczaamheid  is  op  eene  klehiü 
fchilderij  aldus  afgebeeld:     Twee  osfeo  treden  op  dm 
dorscbvloer  diep  in  het  (Iroo ,  &i  wordea  doorieenen 
hoer  pet  een'  puntigen  ftok  aangedreven.    In  hierQgh^. 
fhcn-ïdxdit  ftaat  er  onder:    ^  Hier  wordt  koren  ge* 
dorscht/'  en  de  boer  zingt  daarbQ:  Trapt  toe  ^  gifosfcni 
ttapt;  iMnt  iine  maat  ior^n  is  vaar  u^  het  wcrigê 
yioarJcnfnusicr.    Nog  drie  atodere  perfooen  z$n  daai^bq 
gefebilderd :  eeü'  landman  komt  met  den  volkn  keira*» 
korf  van  denakk^;.  een  andere  gaat  Mreg  met  een*  ledb 
gen  korf»  dien  hij  zoo  even  op  den.  hoop  heeft  gc^ 
digd;  en  een  kind ,   met  eèn'  bezem  'in  de  hand^  vo^ 
het  koren  b^e^^  dat^  van  onder  bet  ftroo  ten  vooifiih^n 
komt*>  Het  beeldwerk  en  de  icUlderijcn  in  de  graveü 
te  Beni^Hmfan  en  ElctMa  tooiMn  ons  ook  ten  duidsf 
Igkfte,  op  welke  wqze  de  Egfpttnaren  de  druiven  tiat 
den  9  den  most  perften  en  in  aatden  kruiken  bewaiijden^ 
Dez^  bdiandeling  was  jzeer  eenv^oudig  en,  onvolkomen  -^ 
BMifcbcinknichtea  werdto^  er  :<nièt'  by  gie^aard:  s^  keQ» 
diga  4e.w^p^cs  nog  .niet}  de  voeteb ivan  verfefaeid^ 
landlieden  ,>  die  -4}kn  met  de  luAiden^^ieh  mm  e^,  v^ 
het .  d}ik  nsscteitengènd  en  opder  )in  zoo  vele  kleinefé  ge« 
dfidtenyvaneengefeheidenv 'toiiw  ihisthielden  9  vervingen 
da  pla&ts  daalrVan& ;  De  ni^perde  druiven  w^en  ver^ 
volgens  in:  eenen  «ak /gédkui',  ivdhen  men  ^^sxifiMM^ 
di9aidfttv^fe)|jk  wQ'  het  lionen  &$  de  wasch  uitwringèns 
Déi  vat^^  in  iwclkcLi  men.. den  «^.wQn' bewaarde  ^  ivaryn 
klein)  zq  konden  N^an  vüFtig  tot  honderd,  ten  hoogde^ 
van  0Qze  ietsfchm  hevqttien.  i^  Oók  de  andere  werkuur 
goi:  van  den  laaiabouw  der  oude  Egjfttnartn  %^  eén^ 
voudig;  derzelver  aantal  is  Hechts  germg,  en  z^  faéb^ 
bi^n  dezelfde  :  gedaante ,  öls  de  gerèedfchappen^  die^  nog 
\llftim'\%^£^jptc  gebruikt  worden. 

Ff^f^ilMifyen:  Ftéóntfiikijkmm  'Qtom,  is  de  menig 


l9tf  IBTi  OVf R  HET  Um$&hq%    LBVEN 

19  van  overblijflTelen,  welke  hierop  betrekking  hebben^ 
Zoo  2iet  men  eenen  zwijnenhoeder  roet  eene  groote 
kudde  zwanen ;  *  een  hew^s ,  dat  de  Godsdienst  daar  te 
lande  het  gebruik  van  varkensvleedch  niet  verbood. 
Volgens  HBRODOTUS,  lieten,  de  Bgyptenarcn  het 
uitgezaaide  koren  door  varkens  m  de  met  iVjjr'Aflibben 
overdekte  akkers  trappen;  uit  fchilderwerk  fcbijnt  te 
blijken,  dat  fchapen  dit  werk  deden.  De  egge,  toen 
welligt  nog  onbekend ,  was  dus  niet  in  gebruik.  Ver» 
der  ziet  men  fchaapherders ,  geitenhoeders,  koeherders, 
eehe  koe,  waaraan  te  gelgker  tyd  een  kind  en  een  kalf 
zuigen ;  bier  melkt  men  koeijen ,  daar  maakt  men  kaas  ; 
ginds  worde  e^e  geit  geflagt  en  afgetrokken ;  en  bij  dke 
van  deze  verrigtingen  is  een  Koptisch  woord  in  hiero^ 
giypAefhfchnft  bijgevoegd.  ~-  Ook  de  werkzaamheden 
van  den  veearts  zQn  afgebeeld.  Zoo  ziet  men  eenen  os 
binden  en  op  den  grond  nederwerpen;  de  arts  grijpt 
bet  dier  iii  den  bek;  eene  groep  van  drie  zieke  runde- 
fdi  ftaat  daar  uitnemend  fcboon  naar  de  natuur  bg  ge- 
teekend. .  Op  andere  fchilderijen  is  men  bezig  eene  gans 
de  pip  te  ligten;  er  komen  mannen  voor,  die  geitai 
en  gazellen  behandelen;  voorts  iemand,  die  het  toezigt 
öp  bogevaren  had.  Hieruit  befluit  men ,  dat  hét  den 
Bgyptenarcn  gelukt  wasy  gazellen  te  temmen,  en  dat 
zg  ooievaars  aten.  A  c  k  r  b  i  (Oostenryksch  Conful 
te  Alxandric)  heeft  er  een'  geproefd  in  Nubii^  én  ver- 
zekert, dat  de  fmaak^  uitmuntend  is*  Het  verdient 
voorts  opmerking  9  dat  nergens  op  de  fchilderijen  eenig- 
fpoor  van  den  kameel  en  buffel  vooricomt;  deze  dieren 
zullen  dus  waarfchqnlQk  in  lateren  tijd  door  Arabieren 
ingevoerd  zgn.  Het  is  echter  niet  wel  te  begrijpen , 
hoe,  zonder  den  kameel,  de  handel  met  IndiS  en  het 
binnenhmd  van  Afrika  die  uitgebreidheid  heeft  kunnen 
erlangen,     welke    dezelve    had   ten   tgde    der    pi^o- 

LBMABëN. 

.  Kunfien  en  Hanéherken^  De  verzameling  is ,  wat 
dit  vak  aangaat,  zoo  r|jk,  dat  w^  de  voorwerpen 
OccbUi  opnoemen  kunnen»    Da»r.  koAen  verfebeldene  tf- 


D£R    OUDB  £GyPT£NAR£I«.  iSj 

beeldicgen  van  pottenbakker^en  voor ;  bet  vaatwerk  heeft 
geheel    den    vorm   van  de    kannen   der   hedendaagfche 
jtrabieren;    maar    het    rad,    dat  thans  met.  den  voet 
wordt  gedreven ,  werd  destijds  met  de  hand  in  bewegiug 
gebragt*    Voorts  ziet  men  alles ,  wat  bQ  het  vervaardi- 
gen van  Ignwaad  plaats   heeft  ^   van  het  fpinnen  af  tot 
bet  aftnaken  van  het  weeflel  —  de  kunst  is  nog  in  hare 
kindschheid ,  maar  eveneens  wordt  nog  in  de  tenten  der 
Bedouïncn  geweven ,  en  zoo  weefde,  men    ook  weleer 
onder  de   Aartsvaders.    Op  andere  fehilderyen  ziet  men  ^ 
lieden 9   die   hout  kloven,   fchrqnwerkers ,  fchoenmakers 
en  lederbereiders ,    wapenfmeden,    verwers,  die  bouten 
huisraad  verwen ,  lastdragers ,  die  zware  balken  diagen , 
beeldhouwers,  éxt-  fpHnxcn  vervaardigen»  kunftenaars, 
die  reusachtig  beeldwerk  beitelen ,  polijsten  en.  befchildeN 
ren,  lieden,  die  eenen  kii|jgs wagen  met  al  d^zelfs  toe- 
behooren  maken,    fleenhouwers,    verlwr^vers ,    goud* 
fmeden,  vervaardigers   van  ingelegd  werk,  touwflagers, 
fcbeepstimmerh'eden ,  glasblaisers ,  die  flesfchen  len  val* 
fche  parels  bkzen,  flootgravers,  goudwegers,  wasch-^ 
vrouwen ,  enz.    Op  eenige  afbeelcUngen  ziet  men  werk 
verrigten,  waarvan  wg  thans  geen  begrip  hebben.    B^ 
de   waag  komt  iets  merkwaardigs  voor:    op  de  cene 
fchaal   ziet  men  eenen  os  afgebeeld;  in  de  andere  lig^^ 
gen  verlcheidene  gouden  ringen.    Ook  vindt  men,  op 
andere  tafereelen,  in  plaats  vui  den  os,  een  kalf  op  de 
weegfchaal,    of   eene  geit,    en  zelfs  eenen  kikvorsch. 
Champollion  meent  dit  zoo  te, kunnen  verkkren i 
De  kevers ,  die  men  overal  in  Egypte  menigvuldig ,  van 
elke  grootte  en  uit  onderfcbeidene  doffen  vervaaidigd,* 
vindt,    waren  eene  munt,    m  plaats  van  welke,  bQ 
voorwerpen  van  grootere  waarde,  zilveren  en  gouden 
ringen  gebruikt   werden;    de   kleine   beeldjes   van    os- 
fen,  kalveren,    kikvorfchen   zouden    dus   niets  anders 
zQn ,  dan  gewigten ,    die  oorfpronkelgk  misifchien  zoo 
v^  waarde  hadden,  als  de  afgebeelde  dieren  golden, 
doch  naderhand  eene  foort  van  bepaalde  munt  werden. 
2Mde  men  derhalve ,  dat  eenig  wapen  of  vaatwerk  twu  • 


iti  IBTS   ÖVSR  HEt  UUlSfiLOK,  LEVEN 

öiféA  of't^öd  kahéren  waardig  was  i  zoo  meende  men 
een  gewigt^in  goud,  of  een  aantal  gouden  ringen »•  ter 
iiriarte  vin  tweemaal  het  bepaalde  gewigt  in  osfen-  óf 
kalVer'-béeldjes.    ' 

Spijzen  en  Huisraad.'  Hier  bevredigt  de  verzatncling 
Onze  menWsgierfgheid'  in  ruime  mate.  Men  ziet  op  de 
fShildètyéti  'allerlei  hóifitrkad,  ibpha^s,  bedden^  kasten  ^ 
Iloelen^'  kannen»  góiiden'  en  zilveren  vaatwerk  van  on^ 
gewoiiegedaantef,  manV  fraai  bewerkt  9  enz.  Masnea 
oi^vrónweb  aan'^è  k^tafe!  laten*  zich  op  de  harp.  iets 
voorfpeleli^  en  door  dwergen  of  narren  onderhoadenw 
Ook  dé  keuken  is  niet  vergeten;  de  kok  bereidt 
vleé$eh'>  waaraifn  h$  verfchillende  gedaanten  geeft,  óot 
oog  en  fiHaak  té  g^lQk  te  voldoen;,  het  nageregt  bëflaat 
nit  ooft  en  lékketnQen;  hier  fchilt  men  u^en,  daar 
kneedt  men  broodde^  met  de' voeten;  ginds  worden 
ganzen  gettsést  9  gejeukt ,  gekookt  of  gebraÜen ;  een  fla«- 
g^  flagfc  eeb-rbnd;  viJöuwen,'  met  eetwaren  bdaden^ 
konien  op  de  grèenmarkt,  en  de  hofmeester  fchiigft  op^ 
wat  hg  uitgeeft  9  ott  .voot  zQnen  heer  rekening  en^vcr*. 
ant^^ofding  ie  tnnnen  doen.  Op  Wee  afbeeMfaigeD 
ziet  men'  twtee'itniUigfliMlen^taii  onderfehekhn  maaküeli  de 
éébé,  r^k^Vl^rikrd  9  woedt  op  de  fcllouöers  gédritgen  9  ^ 
deibnderey  zindèl*  wielen  9  als  eene  flede  g^rokken.i     v 

Speten^  Daar  kooien  ea}igen  voor  9  waarvan  wQ  geene 
bétcttke6is><  öf  doel  weien;;v  doch^op  eene'fchilderiffziefc 
men  duidttlük 'twee  fpelers  fchaken  of  dammeo$  de  ifaikM 
hdü^  geleken  die  ivjai  het  Jt-abisch  fdiaakIpeU>  lOp.esi» 
andere  werpen  eenigé  perfoneni  eene  piek  öffpitfenflok 
naar  «en  wit.  ^Zeker*  zöu  niemand  j^edacfat  hebben,^ in 
dé  graven  darOude  Sgyptenaren  een  fpel  afgebeeld  te 
Vinden;  dat  ^W  thans- aüeea  nog  in  de  kroegen  in  ha^ 
Hi  aantreft,  en^wa^urvaii  dehedendaagfehe  bewoners  vatt 
Egypte  fiiétè  ntter  Weteti'^  nffmfattjk  hèt'iSMi'nMpel:  ^ 
komen  'twee  perfodSn  Op  v^Mor,  welke  de  vingers  tegen 
elkanSder  uitftel£en9  en  dé  daai^gefthreven  J;gt^^ 
naam  van  bét  fpei-i^eként  raêèn.-  Opklan  wand  eéner 
frot  te  M^mi^Haifan^  die  zeer  rqk  aan  ti^oneelen  uit  het 


DE&  OUDA  EOYPTEIUUN.  iSp 

httifeUJk  leven  is,  slet  men  worOelaaiSy  een  necale  yan  twee- 
honderd ,  in  zeer  verfchillende  bondingen.  Om  de  bewegin- 
gen  en  de  om  elktnde^  geflingerde  ledematen  der  kampenden 
te  beter  te  t^en  uitkomen ,  heeft  de  fchUder  den  eenen  t^). 
kent  wit,  en  den  anderen  zwart  afgebeeld^ 

Gezang  y  Muzijk  in  Dam.  W^  kunnen  geene  booge  ge* 
dacbten  van  bet  gezang  der  Qude;  Egjptenarm  bebben ,  zoo, 
het  aan  dat  der  hcdendaagrchen  eenig^rmate  geleek ;  en  mo- 
gen wV  naar  het  bandgeklap  oordeelen  ,^.  waarmede  aanfchon» 
wers  en  tponkund^nattf  den  zang  begeleiden ,  Zf^o  fcbync 
dezelve  niet  anders  geweest  te  z^n.  Evenwel  komen  er  op 
de  fchilderqen  harpen  van  een  ongemeen :  fierUgk  oiaakfel  voor. 
Heren,  die  mlsfcbien  later  den  Grieken  tbc  voorbeelden  dien- 
den •  c^gte  flniten,  dwarsflaitent  dubbele  fluiten ,  cimbalent 
trompetten,  en  eene  mandoUne  met  zeer  langen  baU,  zoo 
ala  men  er  thans  nog  beeft.  i^  De /dans  was  fieeds  b^  alle 
volken  uitdrukking  van  vreugde  (  en  meestal  nemen  beide 
gedachten  gel|]keiyk  deel  daaraan.  Maar  bü  de  onde  £^/^ 
gttuven  dansten  de  mannen  afzonderlijk  onder  elitandei;^  en 
zoo  ook  de  vrouwen. .  Dan^^  waarby;  mannen  en  vrouweq, 
venaengri  zIjn,  vl^dt  men  niet  afge,beeld«,  Overigens  i^^jn^ 
het,  dat  de  vrouwen  te  geHjk  dansten  en  zongeq»  gelQk 
de  hedendaagfche  danferesfen,  welke  men  alme  noemt;  maar 
die  van  den  ond^n  t^d  hebben  betere  houding ,  zt|n4e  (bms 
zoo  vlug  en  bevallig ,  da^t '  men  ^e  op  het  Vatikaan  nipt 
fraatier  zien  kan.  Anderen  voeren  wonderl^ke  danfen  uit  en 
doen  kunden;  zQ  -flaan  ïichterovtr,  én  'Vormen  aJzoo  op 
handen  en  voeten  eenen  boog.^. 

Scheepvaart.  Men  vindt  verfcheidene  vaartuigen  van  v^ 
ibhnMdd^^  gMx>tte  afgebeeld.  .1  De  fi^den  zQn  r^  en  ïgm, 
rig  bewerkt.  De  fchuiten  hebben  vierkante *^ilén,  cSk  deda 
tietnen ,  Aeel>  iiet.  De'  föhnen  «voof  «Telilgera  \^n(pmm  In- 
deir,  dav;^  ttafehifisbépinfi,  en  hadden'. 'eeni  '0£)«w8eAvef« 
Mkken^,  ^geq^nd^i^p  de^hedMtiaagKlie  eangie^  tXL\'dabaiU. 
JDê  taarcdgén  der  onde^JE^^^Mr^»  wefde»«tt0t(Veelsb^g8 
vtfldigbdd  verfierd  t  de  zeilen  b.  ^n-  z^m  in;  velden .vaOvSiue 
of  méér  kleuren  verdeeld,  en  rondom  loopt  een  breede 
zoom  mejt  fcbildefwerk ;  aan  bet  roer  ziet  men  gefneden 
beeldwerk;  4e  ^landep  of  jjüdefi  ^,^  ^^,  JL^joli;  z^n^jpec 
pp^ngen  voorzien;  jec!n^,;pQer  fraalie  nitp^ats.  vair  I^g?ieg4 
\K«k ,  eenigermai^  eenen  troon  gelpende ,  *  vw  >  voor  den 
kapitein  beltemd ,  wanneer  bQ  de  frisfche  iucht  igenietén 
wilde. 


I9P         ABT  aUU£M|K  LEV£M  OBR  OUDE  BOYpTftlfikRSlI. 

Jagt^  Er  is  flechcs  eeire  enkele  fchildery  gevonden,  waar«. 
op  de  krokodiifenjagc  worde  afgebeeld,  en  deze  is  nog  daar- 
enboven zeer  onvolkomen.  Maar  de  jagt  op  bazen,  gazeU 
len,  ancelopen,  ja  zelfs  op  wilde  dieren  in  ^  woesqjn, 
komt  menigvuldig  voor.  De  vogel  vangat  ziet  men  zeer  doU 
delijk  gefcbilderd ;  de  netten  zQn  vol  eenden ,  ganzen  en  an-^ 
dere  groote  vogels.  £r  worden  ook  vogels  met  den  (Irik 
gevangen.  Het  is  inderdaad  belangriyk  ^  op  te  merken ,  dac 
de  Onden  btl  deze  jagt  even  als  w|j  te  werk  gingen;  fleep- 
netten,  firikken  —  alles  is  gelqk  bQ  ons.  Hoe  oud  zQn 
misfchien  eenige  vermakelijlLheden ,  die  wQ  voor  nieuwe 
uitvindingen  houden  I 

Natuurlijke  GefeUedenis.  De  verzameling  beef^  zoo  vele 
afdeelingen,  als  de  natuurlijke  gefchiedenis  hoofdklufen  be. 
vat.  Het  belangrtjkfte  is  het  zodhgisch  gedeelte ,  wegens  de 
treffende  waarheid  en  fijnheid  der  teekening.  Daar  komen 
vogels  voor,  welke  men  thans  niet  beter  en  fraafjer  zou 
fchilderen ;  ook  fommige  visfchen  en  viervoetige  dieren  zi|]q 
uitmuntend.  Verder  ziet  men  fabelachtige  dieren,  onder 
anderen  een  viervoetig  gevleugeld  dier,  en  misfchien  enkele p 
wier  fuort  uitgeftorven  is. .  Eenige  zQn  flecht  geteèkend  efi 
^f  gefcbilderd ,  b.  v.  de  giraffe. 

IBTS»   OVBR  DE  BEKENDHEID  VAN  ONZE  LETtEBSDNDE 
BU  DEN  VREEMDELING. 

.     QFeryo/g  en  fiot  van  hl.  131.) 
K. 

Jv iNSBERasH,     (vAn)   Befchreibung   vom  Archlpela* 
gus.    Rosfockf  1793» 

KoNVNBNBURG^    (j.)    I^QterfuchuAg  über^  die  Natur 

der  Aittestament.  Weiafagungen  auf  d.Mesfias.  Ungen^  ^795* 

«  Kroji,  O-  ^0  Ucber  die.  besten  Mittel  den  arme^  and 

aiedem  Volkadasffen  mit  dem  inhaUe  der.  H.  S.  bekannter  zn 

.  machen.  Uebeki.  lu  mft  Anm.  von;H«  hes  se.  Munfietf  1803* 

'    '  •  -    ''L^     •  ■•         ^        • 

Landungsgefehichte  der'  Englinder  und  Rusfen  in  Holland 
tffl  Herbfte  1799.  Nebst  Anekdoten  über  den  Heerfuhrer; 
ton  einem  Officier  lm  Gefolge  des  Generals  brdcb;  Ham^ 
ttÊfgf  1800.    ' 


OVftft    bi  BBKEl^DaBIP  Oflltll  tETTBRlTUllOB»  SS^t      tft 

t^eiemgefiUckte  von  v.  campba.  Uebert^von j.b*  ksup* 
Stendal^  1792. 

LBXuwKNHOBt,  (a*)  Selccc  Wocks,  tnnsl^  fr.  the 
Dmch  hj  8.  II OOK  E.    Londou^  1810   i  V,  410, 

Alle  cfe  werken  van  leeuwbnaobk  ztjn  in  hec  Latijn^ 
^Deelen»  410.  In  1722  overgebragt.  Zie  ebert,  Alig. 
BihUdg.  Lexicon^  Art.  leeuwenhoek. 

Limburg  brouwer,  (p.  v a n}  Esfti  for  la  beauté 
moiale  dé  la  Poéfie  d*H0MiRE«    JJege^  1830. 

— ; Esfai  fur  la  beauté 

aiorale  des  Poéfies  de  p  i  n  d  a  r  £•    BruxeUes ,  1 830. 

L0G11EM9  (h«  vak)  Les  HarnoDies  de  la  Nature « 
Poéme  en  V  Chtnts,  trad.  Ubrement  etc.  par  a»  clava« 
RBAU*    jimfi.  18^9* 

LuzAC,  (eO  Betrachtongen  Qber  den  Urfprong  des  Han- 
dels, nebst  der  Macht  der; Hollander,  die  allmiblige  2unBh- 
me  ihres  Handels  nnd  Ihrer  Scblffahrt,  die  wirkenden 
Urftchen  ihres  Wachsthums  ünd  ihrer  Abnahme,  nnd  die 
Mittei  fie  wieder  zu  heben  und  zu  ihrem  vormabllgen  Flor 
IJ  bringen ;  nach  der  neuen ,  veranderten ,  vermehrten  ood 
yerbesferten  Ansgabe  des  Reichfhum$  von  Holland  fibers,  von 
J.A.ENOELBRBCHT.    Greifswald^  1788—90.  4  Th.  B». 

Men  vindt  nog  •  twee  vroegere  Duitfche  vertalingen  van 
Hollands  Rykdom.  De  eene  in  1778,  doorj^  l.  benzlbr; 
de  andere  van  lüder  in  1788,  onder  deq  titel  van:  Ge* 
fchidue  des  Hollindifchen  Handêk. 

M. 

Marom  ,  (m*  van)  Beobachtnngeir  nnd  VeHbcbe  fiber 
die  Rettungsmittel  Ertronkner»  Uebers.  von  e. o.b.  bbbbn- 
STREIT.    Leipsdg^  179e. 

Meer  man,  (jO  Gefchichte  des  Grafen  wilhelm' 
von  Holland,  Rom.  Königs.    Leipzig^  1787»  88. 

Slechts  de  twee  eerfte  Deelen  ztfn  van  deze  vertaling  in 
't  ilcht  verfchenen. 

.^ Nachrichten  von  Grosfbritunién  nnd 

Irland.    Numberg^  1789. 

Eene  andere  Duitfche  vertaling  van  dit  werk  verfcheeo 
datzelfde  jaar  xa  LiipzigXn  het  licht. 

u  Reife  durch  .  Prensfen ,    Oesterreicb , 

Sicihen,  nnd  einig  and.  jen.  Monarchien  giinz.  LSnder. 
BraumekiÊêig ,  1794 .  t  Th,  8^ 


t^  OVER  DE  BKEKDH&ID  ONZER  X4TXERKÜNM 

Meerii^P,  00  ^^^^^  ^^^^  ^**  Norden  lud  Nord- 
Osten  von  Europa  in  d.  I.  1797— i8oo,    fFeimfr.^  i8iq« 

Met  E  REM,  (e.  vam)  Nederlandfche  Hiscofién«    . 

.Deze  z^n  in  het  Fransch  en  tweemalen. in  bet  Hoogdfiink 
overgebragt.  De  htntHo9gduitfche  vertaling  ia  van  1C69  te  ifw- 
Jlerdam. Zie. ZhEtiT 9  Align  BibH9gr.Lfx.Art.  v^  mbteren« 

MiCHELL,  (j.  F,J  Medic.  AbbandU  von  den  Kauuxhat» 
fiebem.    Cobknz^  1793*  ■^  .     -        - 

MuNTiNoiiE,  (h.)  Die  Pfal^nen»  Uebers,  von  b»  h« 
•  CBOLL*    Haile^  179^* 

■        Die  Sprüche  Salomona.  Uebera*  von 
SC H  o L L.    F^Té^nkfurt  ü.  M. ,  i8oo. 

MustCHENBROERt  Etfal  de  Phyfiqne.  Trad.fiar  mlas^ 
SUET*    Leyden^  1739» 

N. 

NiEUWBJ^rVT,  (bO  Die  ErkSnntnfsz  der  Weisheft, 
Macht  nnd  Güte  des  Götclichen  Wefens  ans  dem  rechten 
Gebranch  derer  Becrachtnngen  aller  irrdifchen  Dinge  dlefer 
Weit:  znr  überzengnng  der  Atheïsten  nnd  Unglanbigen. 
Sammt  einer  Vorrede  von  ,chr;st«  wol  ff.  Ans  denl 
HoÜêniifchèu  tiis  Fi^antHififche  nnd  ÈngUfche  fiberfetzt ,  nnd 
darih  bereits'  züm  ffinftenmale  gedrnckc;  anjetzo  aber  wegen 
feinem  felbst  eigenen  hohen  Werth  ans  Teiner  urfpriiogHchen 
Spnche  anf  vieler  Begehri^n'  Ins  Hochdeutfche  trenlich  Qbe^. 
gébuchtyvon  iv«  c.  bauisann»  Fran^urt  nnd  Leipzig^ 
»73««  4^0. 

De  Engelfche  veruling  van  dit  werk  is  vervaardigd  door 
cbamberlatne  in  3  Vol.  8vo.  onder  den  titel  van: 
The  JUUgmi  PMofipker.    Zit  w  at  k  j  r! »   Biogtr.  JMHé  Art. 

NiEuwHoFF,  00  Ambasfade  de  la  Compagnie  Orien* 
tale  des  Provinees  nnlés  vers  TEmperenr  de  la  Chine  oq 
grand  Cham  de  Tartane»  mis  en  Fran9aii  iMur  j.  lb  óar«' 
FENTIRR«    Le^dê^iiCs. 

De  Latifnfche  vertaling  van  dit  werk  verMéen  in  i6Si ; 
de  Dtêitfcke  iü  i66fi. 

O. 

Ó'ü^ERSE,  Qw»  A.)  Entwnrf  einer  allgemeinen  Cbarak- 
terknnde;^    Uebers.  von  e«  h.  schoi«u  .  Gotha^  1790. 

pLiyiBRi,  00  Land-  nnd  Seeréffen  im  Ntederilndifch^il 
Indien  nnd  'êinigeh  Britifchen  Niederlasfnngen ,  unternom- 
men  in  dem  Zeitranm  von  1817  bis  i83(ï«    H^€iuiar\  iSsoV 


Bq  DIM  ▼MUflIBUliO*    ..  #f3 

OmfsABN^  (rAif)  Uéberden  itoaAZ»  U.ebert*  vos  l. 
WAI.CH  uiid  ein»  kriu  Anbftag  voaKè  B«.ib.  &iOBiTi9T# 
Leipsdg  f  ifpa* 

.'•'■!:,'-        P. 

Po  TT  EK»  CbO  K'^if^i  ^o'^l^  d^^  >1^^°  «ikI  neoett  oicU- 
cben  I^eptnemeiicen  des  Eönigreichi  Hoifamil  titad  des  Hêr« 
xogchams  Oldenbniig  im  J.  i8o8.    fFeimar^  iZiu 

—————  Rellfe  dnrch  eincn  grofren  Theü  voii 
•StdJioIlfttid  io  dm  ]•  1807:^  .8*   JFiimsfi  i8ii« 

R.     ;  ■     •        •      • 

Rbosmbooen»  00  Knite  Gefchlcbce  der  RefflonflftB. 
teiL  Uebers.  von  b.  m.  a.  crambr.  Lmgo\  1781— 84. 
ft  Th.  8o* 

'  R  £  N  D  o  R  p  y  00  Geheime  Nachricbten '  ziir  AufktSrung 
dei  Vorfllle  wfihrend  des  leczcen  Krieges  zwifchen  England 
und  HollBnd.    MÏc  erlaoü  Aom.    Leipzig  ^  179^. 

Rog  os,  (Cé)  Abrisf  der  Gefchichce  der  nenescen  Revo- 
iDCion  in  den  Vereislgten  Niederlanden«    CSttingen^  1800. 

-  ;•.  ... 

ScBOLTRHi»  Ch»  a»)  Q«i  Boch  HiÖb,^  ans  d^m  Hd». 
nk  AniB.;  voUeo^ei  and  h^nraigeb*  von  ii«  aiuiiTiiiopB, 

SoLiif'OBii^  (a«  van)  Dfts.Mtchaoifqhe  der  Gebfirc.er* 
Uiitj  bewlefen  nnd  BorOckgeffibi^  aaf  e.  pllg^  Gmnda» 
Uebers.  von  salomon.    Uannóver^  i8of« 

SpB«i.v!aLi>:t,  00  Briefe  fiber  die  I.nfel  Walfcb^ren^ 
ffÜmar^  i8io. 

•  SvLiMTBR  STAVORiiiDJy  00  ^^f^  nacb  .d|Mn.  VoT* 
fèbiige  der  gntea  Hoflhnng^  Javi  nod  Besjgalen:»  in  dm 

Stifriaan  Luiiciüt#  C^f  .KAn)  AbhtBdl«L  mr.uBft- 
aaeir.  der  Vi«gt:  w6lches  fldd  die  v.Uiftcbesi  der  Pfiülnisr 
in  vegetab.  nnd  tbieris.  Subfianzenl  nnd  welctes  fi|i4-4to 
JBifidietttüngen^  -die  dorob.  fie  In  ibtfen  ersengt  werden?  Ue* 
ben»  "von  j. *t»  oöRiisa.    Marburg^  1800» 

Stratingr,  BS.  (sO  Ueber  die  Bereicnng,  die  Verbin» 
dnngen  nnd  die  Anwendnng  des  Chlors  In  chemifcher,  nie« 
dicino  ÖJKOBOm.  nnd  cechnlfcher  Hinfichc.  Prei  ans/dem 
HoU.,  mic  Benntznng  des  nenesten  Werkes  yoi;  chrval- 
LIER  ünd   mit  Anm*  vom  Prof.  'c.   o.  e'aiier.    ïlm&m 


1^4  OVER  OR  BftKRIIDHUD  ONStR  UTTBRKUNDB 

•    8 T 17 ART,  (m.)  Römifbhe  Oelbhichte.    Uehen.    voQ  p# 

•4» ALL.    DuifeUorf^  ip^jtf— ijBo^    4  Th.    . 

^ Der  Mensch,  wie  er  erfchcinc*  oder  Dar- 

(tellnng  aller  Volker  der  bekanncen  Welc.    MIe  Vorrede  und 
Anm.  von  f.  l.  pro  riep.    KrefeUy  l8o6~i8io«  3  Th* 

..  SxuLt  (s.)   Origine  et  Proaperisé  des  Pays-bas.  Ti?d.  da 

■T.    ■ ;   ■    '        '  • 

TeistBDRi  l'a^nob,  <j.>i.eb0i  lond  ChirtkiïQi  Dr» 
«.  f.  j.  RAü^,  Prof.  VOL  Leyden»  Siegen^  i8ïo. 

V.  .  ;    .    .    ■ 

Vos,  {yntvit^zh  CHRi8TiAN)Desren  LebenundSchlck- 
fale  als  evangeU.Predigec  ta  verfi^hiedenen  Stellen  In  Bol- 
land, Afrika  und  Afien.    Bafel<^  iSap. 

Vrolik,  C^'O  Mémoires  fur  queJques  fajets  Intéresfans 
4* Anatomie  et  de  t'hyGológie.    Amfi*  1833..     . 

,    '-:   ,  ■   .        .:-.         ^^    :         ^ 

Wagbnaar,  C|.)  Allgemeine  Gefchichte  der  Vereinigten 
•NIederlande ,  pota  den'iltesten  bis'aurgegen#2itfge  Zelten: 
-tilt  den  glai]b#ü/dftf(léh  Schriftdetlérn  Htkl  be^^ahrcen  Ur- 
kunden  verfaszt.  Uebers.  von  e.  toze.  1756^^»  8  Tb«4ta» 
^  Waitb,  (f;  a.  o.)  Crêctirche  Beóbacbcungen über  einige 
fapanifthe  Arzoeimiccel,  Uebers.  und  mit  Anm.  von  j.  ^ 
piscHBR»    Leipzigy  1899* 

•    W I T s BN ,  (ff O  Aetofide  «n  Hedeadaegfirhe  Scheq)sbou w 
en  bellier.    jfmfl.  167  . 

-    6it*#erk,  beAepens»  iD^^érpisr^ii   Stmsêrman^  vaneenen. 
KMibekenden,  edangde^de  •  eére  van  bec.  eerst  qit  leeoe  andeie 
ual   in  het  RmsfiscA  te   worden  overgezet*    Schblt&mA'» 
-RitUmd  en  dê  fikdeflandtn^  tlldt  D.bU  Ï3K 

WQi  (<?•  'h  VA^  'VermiM^hce  Cldnir.:  Schriften*  Ntan-^ 
'i^^,i  78tf. 

-.  ,  „  .y  ,;  f      ^Sammlnag  einiger  wlchtigen  Wahmehf 

ffiungen.    Uebers.  von  §.  a»  obricits;    Sundul ^  1794. 

IJ. 

IfpEP,  (a.)  Phyfiologifche  Beobachtungen  uber  die  will^- 
kührliche  und  unwillkiirlicbe  Bewegung  dér  Muskeln.  Ue- 
bers. miLAnm.Won  j«  b.  p.  lbunb.    Leipzig^  178^.    ' 


-  BJGT  D£II  VREEHMUff G.  J^l 

Z. 

Zuftand  der  Gegenwêrtige ,  tind  die  wahfé  Si8«csveifafiong 
der  Vereinigcen  Niederltnde,  'worin  ibrë  Wetsliche  Sctats« 
verfasfuog  fammt'der  H!K«  Vön  OSiJ  an  bil  bieher  encb* 
Leipzigj  1749— 5 ••  7  Stukken. 

bic  werk*  is  'eene  verAiriiig  van  bec  eerfte  Deel  van  den 
Tegenwoordigen  Stamt  der  Fereenigde  Nederlanden. 

*  ^     '     .  \  .    ■        '         *      ■  ■■    il         i  ■■    Il     ^ 

HET  HOLLANDSCH  HART. 
Met  recht  dan  mag  den-  Bataviereh 
(^De  waarheid  wettigt  zulks)  de  groote  naam  yerfieren^ 
Fan  *t  edekt  volk  te  zijn  der  aartf. 

BtLDBRDylr, 


K. 


LomV^angfter I  Iróm,  de  Hér' gevat, 
Al  is  n  •t  oog  van  tranen  nat. 
At  loost  gQ  telkens  dieper  zncbcen ; 

De  boezem»  dlè  met  Holland  tteun, 
Moec  zich  in  *t  Fiollandscb  lied  veriucbten ; 
'*  Kom»  moedig  *t  boofd  dan  opgebeurd! 

Ja'f'wiscb  de  tranen  van  uw  wang, 
'    En  zing  èen  vadèrlandscb  gezang;  ^ 

Zing ,  zing'  bec  ttoifandscb  bare  ter  éere  f 

U ;  wie  onbollafudscb  wo/deóf  zQ , 
Wie 'obit  dien  adel  af  moge  zweren, 

U  immers  blvft'die  adel  bf. 

Het'HöIlandscli  hart  ^  o,  fcboone  dof 

Voor  tiwën  zang, 'voor  iii^en  lofl  • 
Töön,  toon  dan  ongewonèn'tfver*; 

Wring  doneer  klank  ten  gorgel  uit; 
En  fpan  de  zilvrén  fiwkren  ft|H^ér 

Van  uwe  «an  deugd  gewijde  Inlc 

Mijn  Vaderland?  zcSo  giToöt  'weleer,  — 

Ach!  thans ^  misfcbien , . zoo  groot  niet  meer,  (*) 
Maar  'echter  nóg  uzetven  waardig , 

Hét  edelde  in  Enropii^s  rij , 
Hoe  fnood  en'valscb  enonregcvaaidig 

De  nabuur  ook  omtrent. u  ziy. 
O  G^ikkt  Nor*  of  Dte.  1839.    MUêtu 


fgb  mr,  noïitAffOKH  bart» 

^  Schoon  ook  de  Tïd  hec  Uowerloof 
Ata  HolUndft  fcboone  AXatgd  ooqoov*,  „ 

En  bate  glorie  moQg*  be^e^^kea,  — 
Ie«,  dftt  tQi  Mjd  eo  moedwil  tart» 

En  eeuwig  btar  tot  roem  ui  ftrekken  « 
Il  bur  onfcbeodbur  HoUandicb  hafC 

Sp«w^  LtnerI  fpaw  uw  belicb  ?en|in; 

Dac  hun  Ml  alc^d  fchootvriij  z^jn  t 
Hoe  ooit  nw  gifce  p^ien  vlogen » 

Hoe  gij  béc  ook  ie  fcbenden  tracbc. 
Het  zal  zich  alcyd  meer  veiboogen; 

Dat  hart  li  boven  ^we  magt^ 

Pftf  hart  ^  zoo  waariyk  goed  én  ^qpt , 

Is  ons  '^c  oAifchatbaarsCy  dierat  kleinood : 
O  9  dat;  we  ej  (leeds  onze  eer  in  vestqn ! 

Dac,  nimnyer  dwaze  modezucht 
*i  ;^dwi%  trachte  te  yerpescei)  i 

boor  d*ademtogt  d^r  zuiderinchtl 

Het  Holltndsch  hart»  —  een  hart»  wel  waaid 
Te  zQn  ten  voorbeeld  aan  heel  de  aard*, 
^      Zichzelf  gelijk  door  aUe  cfiden , 

In  dengdy  in  moed^Jn  jtjver  groot » ; > 
In  voor(poed  kalqi^  gedwee  in  Ujden» 
Gemst  by  *t  dn^gen  van  den  dood» 

i 

i^eea ,  poem  die  kfiimte,  blttre  N94I 

Geef  ysbxidp  onverrchilUgbeid.i 
*t  BataafTche  hi^rt  kan  ook  wel  gloeQen: 

Waar,*t  Vaderland  of  Vnjheid  geldt , 
Daar  zal  *t.gevo|sl  door  de  aadren  vloeyen 

Met  onweMt$Mnbux  Oroomgeweld. 

Da^r  zal  een  h^lig  Qyecvler 
-   *  Die  fchafiten  ^  aan  het  hart  zoo  dier  p 
Voor  allen  wnval  vifl  doen  wfrea^ 

Daar  grQpt  het  fier  d^  wapens ,  aaa ; 
Daar  zal  Jiet  aller  barten  fchareift 
Om  onvetfMgd  c^n  ftrigd  te  gaan. 


RIT  HdÊAÈMBtCU  BA»K 

Zoo  ,CDOiideti  w9  •  Ib.  itdere  «11^^    ' '  * 

Dm  iwed ,  de  kachtCQ  Tts  dan  Leeuw  ^ 
Die ,  komc  een  tr^and  hein  befpffaifeiiv 

Z^o  undeüiwec,  ttjo'  kburawMrieriieft,^ 
En  hem  bedittigende  ticiaingen,    .   :.:   -    ' 

Niec  onhefttiid*»  mur  £eker ,  Mfr.  r  . : 

.  Dit  onderrondc  gij,  tlDcAsbe  Sttd.;  

Die  zeven 'beifen  ztfriigenc  - 
En  mee  nw  «mreki  litd  omgeven ,  >:.«?.* 

En  die  den  Cbhepcet.vin  *c  Heeltt.r  . 
Hield  in  nv  iltlen  vnisr  geheyen  ,  :•:':)  -.. . 

En  *t  weccen  gaafb'Vtn  uit  nw*  wil  f.: 

Dk  ondervondt  gQ,  wieede  Vemcv    '  . 

Die  Hollands  viilhM  fnuiken  doifC» 
Onwaardig  zoon  eeoa  grootai  Tadjaü  I       .  '^ 

Tnig,  Spanjel^  bengt  n  'c  ttoUtndacb  kloed , 
Dac  ziedend  ▼iooc  door  Bélifinikbtr.§dmwi 

Vergoten  door  nw^  e»telot0edl;fcWtti  r:; 

]a  9  wondeien  van  dapt^heid 

zyn»  KUo!  in  nw  boek  veri^reid  ^^r- 
Door  Hollands  keldenteeU  bedreiven;    -S  ."* 

Hun  'namen  zQn  mee  gulden  iblulfc  ,  1} 
In  uw  gefchiedrol  opgefthreven  .       ^^   .;"; 

En  op  ew  gl6rte«iul  gegrut     .  c^    1:7 

2Maar:  dien: inoed,; dien  teenwenèDetl . 

JNiet  dien  tatt.'^  ^tefe  Hyee»gebio#d:i 
Dat  klaanwen  flattoaaÉiwereloazen;.;..   .i..^ 

Neenl  mted^.dle.&lieon;  dieedel  is'/ 
Waarom  geen  wang  behoeft  terhlbzeii^n  ^  w 

Geen' vijand  isdfs^oc  ergemil,,-4«'>;>'  vV; 

•   Een  m6ed,' nier  reine  deugd -gepttlrdv*/ 
Alleen  her Holtandsch  harte . waaei ^.\'\ 

Gekenmerkt  ^cror  éen  rein  geweecfn; 
Eene  onomkoopbre  troaw  daarbÜ»»      ' 

Die  pligt  en  eed  nooit  was  vergeten. 
En  voor  geen  Ibkfel  week  ter  sV'* 
aiBtcoELw.  183 '•  MO.  4.  P 


mt  avr  uoajomiCB  haat. 

Onwdkbietffmw  an  aed  en^  plkPt  '' 
,  Dte  Mch^voor  good  nocb  dveigca  xwichc; 
Zoo  w<Mi  hooderdjarige  elketf ,   ^ 

Temidden  «air  hbt  ftonacat^  t 
Van  zQwaaru  wanklta  noeh  vm  wQkeil»^ 

Hoe  fel  de  noocdorkaao  ook  fcQ. 

Die  trbum  deed  Beylit^  Hiafwaait  gMÉ, 

Ed  willig  voor  de  beolett  flaan. 
Die  hem  als  vjyaod  deden  fleiveD;     .    '    .' 

De  trouw  deed  Hollaods  Regohia      ' 
Met  fieren  moed  het  leven  derven» 

En  l^ehaftlaar  al»  CnrdiM. 

Die  trovwVhebc  gti,  doorlncbc  Geihohc« 
Dat  Bdkod  als  zichzelven  acht» 

Oranjetelgen!  ondervonden; 
,  •     We  tiOTw  heeft  aldijd  a  gefterkt;   ,  . 

Met  tearhebc  ge  alles  ooderwosden» 
En  iedsf  heldenftnk  bewerkt. 

Die  tronw,  o  Willem  teedie  Vontt 

Blaakt  ook  voor  U  in  onze  borst. 
Opdat  nw  troonde  mnttsncht  tarte.     i 

Ja ,  *c  Vaderland  en  nwe  kroon 
Zyn  even  dier  aan  U  edel  harte 

Van  elk  regcfirhepen  Baco's  zoon. 

.  &  Nofltndseb  h«c!  die  Leenwenmoél, 
Ede  'iroowe  en*  vonrge  ^r^Mdsgloed  - 

ZQn  niet y  naar  waarheid  ,::if  te  aaien;    <* 
Maar^  even  min  ow  iachte  sején  * 

Uw  (UUe  dèègden »  die  heur  ilsalea     *  i   . . 
Weldadig  .fprdden  ^om  .skh  heen. 

WJêifidM^t' tpeh  die  ftasidvasligheld». 

Dien  Mnst »  die  immer  noette  vl\jt » 
Opregth^M  «onder  kraipend  vteoen ;     ■:.-  o 

Wie  ,.dlea'  opregten,  «uivcee  aard  »l    .: 
Wars  van  .bedrog  en  knnscnarVen  » 

Waar  gV  eltVd  aan  kenbaar  waart!    :. 


HST  UOLLA9tDSC» 'HAJtT^t  f^ 

Wttr,  watr  cock  if  een  vo(k  geween» 

Watr  snik  een  echt  godVnidite  geest 
Sceedt  heerschte  io;  hooge  en  Itge  IfaimhB  ft 

Waar  werd  meer  cot  Godi  eet  verrigtv 
Dan  in  de  dierbre  Nederiandent 

Waar  meerder  waarlQk  goeds  geftieht  f 

Waar  heerschr  meer  ecbce  burgerzin» 

Waar  meer  opregte  deugdenmin  ,       * 
Dan  bier  f    Op  welke  plek  der  aarde 

Hield  mMmmer  n,  Weldadigbeidr      •  . •  *'  * 

Vf  GoddelQke  I  in  booger  waarde?       • 

Waar  bebt  g$  zoo  veel  glant  verfipreldf  -     *  • 

Zoó  draagt  g9  dan  in  uiii^  gemoed 

De  mitde  bron  van  overvloed» 
Van  volksgelnk  en  ty ken  zegen » 

BiI9n  Landgenooten  I  Uw  geluk^ 
U  in  uw  HoJlandach  bar^  gelegen:  •    ^ 

Wie  ÓtLü »  dié  \  immer  o  oncmkk*?    • 


Nog  klopt  a  znlk  een  bare  in  *t  IQf»  ' 

En  geeft,  door  menig  fcboon  bed^f, 
Bew^'s  daarvan ,  mijn  Landgenootenl 

]a,  wie  er  ooit  aan  twijflen  moog% 
Nog  boudt  nw  borst  dien  fcbat^ómOotes»  ' 

ItfiQn  zang  en  andrer  zaag  të  boo^l 

Als  erfdeel,  heeft  bet  voorgeflacht 

Dat  Hollandscb  bart  n  amsebragt;      .   ^ 
Cy  moge  bet  ongekrenkt  verwerven ; 

O  »  laat  het  zóó  aan  *t  nakroost  na » 
Doe  *t  bnn  zóó  ongefcbonden  erven» 

Opdat  bet  nimmenqeer  vergal. 

Zoo  liort  d^  vpllje  l^orenaar »  ,: 

Van  onwaardeerbre, komen  .zwaaf^^c 
Die  koroen  wéér  In  de  aard^  neder; 

De  zomer  fpr eidc  ziijn*  caehien  gl^ » 
Een  andere  oogst  verfcb|jnt  er  weder» 

Die  weer  een  derde  kiemen  doet. , 

P  s 


•'2.1 


■/r* 


.ii  , 


«po  HET  BOLLACIDSCH  HAI.T* 

Zoo  song  ik  *c  ifelliiHlsch  htrc. .  Oaivtng , 

^n.  Vad^andi  ontvaog  itea  2iiig, 
Dusa  sich  uw  zoon  doncoiidermtKtetif^ 

Gij»  harten 9  <Ue:mtifl'  zang  gevoelt,  . 
Moge  gö  uzelvé  er  in  h^Wnden,    .  . 

*k  Had  niet  vergeeft  uw*  lof  bedoeld! 


IZTI  OVER  pE.SX^T-SIMOX<USTEN  IJN  FRAI<fl^VE. 


w< 


jg  beleven  een  zeer  onni3üg  cijc^erk.  Velerwegen  ver- 
toont  zich  eene  vreefelijke  woeling  onder  de  menfchen.  Wac 
Is  de  oor«iafc  jl^m  dit  pnopboudeiyk  tiachten  aaar  verande- 
ring?  Velerlei  omftandigheden  hebben  medegewerkt,  om  den 
menfchelijken  gee;sx.  op.  te  Hvekken  ts^t  iiadeiiken.v  Beüaande 
inrigtingen  voldeden  niet  overal  aan  de  behoeften  van  het 
thans  levende  geflacht.  ^£en  fterk  verl^og^^^na^r,  verbete. 
ring  openbaarde  zich  bij  zeer  velen.  Deze  wenich ,  hoe  be- 
tamelijk ook  op  .zicbzjelve,.  üofig  weleens  tot- gevaarlQke 
uiterften  over.  Gloids  en  elder^  werd.  het  bijgeloof  vervan» 
gen  door  ongeloof,  twijfelarij ,  onverfchilligheid.  Ook  hierin 
kon  het  gemoed  der  menfchen  geeoe  bevredigiqg  vinden.  De 
heerfchappij  van  Rome,  had  een*  geweldigen  fcbok  ontvangen. 
Het  woelige  Frafiknjk, yoonl  fpikce  de 'aangematigde  magc 
des .  zoogenaaroden  Stedehouders  van  Christus*  Met  den 
val  van  napoleon  kwam  er  aanmerkelijke  verandering  in 
den  toelland  van  ons.  werelddeel .—  volken  en  Vorflen  haak- 
ten naar  rust.  Nu  fcheen  gelukkiger  toekomst  aan  te  lag- 
chen;  en  de  dienaren  van  het  r^jk.der  duisternis  maakten  van 
de  ftemming  der  gemoederen  gebruik ,  om  weder  den  oudeo 
invloed  te  bekomen,  ferwijl  de  Staatkunde  Itet  ftelfel  der 
wettigheid  dreef ,  poogde  Rome  het  verloren  gezag  te  herwin* 
nen.  Schynbaar  gelukte  dit,  teiT  dèele  altfatna  en  vo^n* 
eenigen  tijd;  van  eerden  af  was  éctiter  te  vooriien»  dat 
niet  allen  zich  weder  onder  het  juk  der  dienstbaarheid  ge- 
willig zouden  buigen.  De  kunstgrepen  zelve,  die  men  federc 
eenige  jaren  heeft  aangewend,  om  Romes  heerfchappjy  te 
verzekeren ,  getuigen  van  hare  zwakheid.  •  Pe  verouderde 
vormen  van  het  KstkoUdsmtts  vokioen  niet  langer  «m  de  bc. 
hoeften  van  alle  de  leden  dezer  kerkgemeenibfaap.  MerkwkarrUg 
is  uit  dien  hoofde  het  ontftaant  van  de  fekte  der  SK^Simonis^ 
tem  in  F^affkryk.  Deze  lieden  koesteren  grove  wanbegrippen. 


IETS  OV£ft  DE  SINT  SIMONISTEN  IN  FRANEa^K,  aoi 

In  zeketto  zio,  zonde  men  hen  godsjiênfiig^ffsgeêrigê  dwieft^s 
kunnen  noemen.  Hunne  ifdvirtlingen  en  overdr^viogen  beir^zen 
inrasfchen  ^  dtc  slj  in  de  beftaande  inrigdngen  desgelijks  grove 
gebreken  opmerken,  tn  é%i  JezuUen^  Mitfionarisfeu  en  Con- 
'  gregati^miaen  htm  doel  niec  bereiken,  daar  velen,  die  in  de 
Roomfcbe  kerk  zjjn  geboren  en  opgevoed ,  de  behoefte  atn 
kifv^rming  diep  gevoelen ,  hoe  zeer  zij  dan  ook  in  hun  zoe- 
ken naar  hec  becere  vooreerst  nog  op  bQwegen  afdwalen. 

De  üichter  van  dezen  aanhang  was  zekere  st«  siiéoH. 
Deze  man  had  zijne  gedachten  laten  gaan  over  maat/ika^ 
peltjk  geiuk  en  over  de  beste  inrigting  van  den  Staat.  Eènl'. 
g^  tijd  na, de  cemgkeering  der  bourbons  gaf  hij  een 
gefchrift  nic,  dat  aanvankelijk  weinig  opzien  baarde,  msftr 
wegens  den  zonderlingen  inhoud  als  belagchelijk  werd  voor* 
gefield  in  de  dagbladen.  Evenwel  kreeg  hij  aanhangers,  en^ 
ofTchoon  hy  reeds  federt  eenige  jaren  dood  is,  breidt  zijne 
fchool  zicfa  uit ,  zoo  te  Parifs ,  als  in  andere  deden ,  en  ts 
aUesgs  een  godsdienllige  en  ftaatkundige-  aanhang  gewonden. 
Kort  sa  de  iaatde  omwenteling  in  Frankrijk  verfcbeen  ook 
eene  aankondiging  van  het  tydfchrlft  POrganifateur ,  dat  de 
St.Simeniaen  iricgeven  wilden ,  om  hunne  gronddellingen  te 
ontwikkelen ,  en  de  mogeiykheid  van  derzelver  toepasfing  op 
de  beflaande  burgerij ke  maatfchappt}  te  cooQen.  St.simon 
.  en  zQne  aanhangers  hebben ,  zoo  het  fcb^nt ,  zeer  mensch- 
lievende  bedoelingen.  ZQ  zien,  dat. aan  het  geluk  der  vol* 
ken  'nog  zeer  veel  ontbreekt.  Dit  willen  zij  Verhelpen  en 
eene  betere  orde  van  zaken  Invoeren.  ZQ  geven  echter  te 
weinig  acht  op  het  beilaande  en  door  ouderdom  gewettigde , 
maar  willen  den  Staat  geheel  andm  regelen ,  even  alsof  z^' 
ledigen  grond  te  bebouwen ,  of  eene  nieuwe  volkplanting  in 
de  wildemisfen  van  Amerika  aan  te  leggen  hadden.  Daarom 
worden  hunne  voorflagen,  hoe  veel  goeds  er  ook  in  zQn 
aoge ,  befpot ,  als  ijdele  droomer^en.  B^zonder  heeft  men 
gelagchen  om  de  gemeenfchap  van  goederen ,  die  z))  invoer 
ren  wilden.  In  een  land,  wasr  de  een  millioenen  bezit,  en 
de  andere  zijne  naaktheid  naauwel^jks  met  lompen  kan  dek- 
ken ^  zal  Atit  leer  wel  niet  algemeen  aangenomen  wprden. 
De  arme  zou  gaarne  het  plan  in  werking  zien;  maar  welke 
welfprekendheid  Is  in  (laat,  om  ook  den  bezitter  van  milli. 
oenen  daartoe  te  bewegen? 

De  (lichter,  st*  sim  on»  heeft  zichzelven  om  het  leven 
gebragt ;  maar  de  aanhang  is  bleven  beftaan  en  fch^nt  allengs 


tOA  IETS  OVRR  Dl  SINT^SIMOIV^TEN 

«oe  te  nemen ,  niet  alleen  ce  ?ar$js^  mtar  ookis  nadere  der 
ipoonitmere  fteden  des  ryks«  Te  Brmfel^  waar  men  in  alles 
Fraufehen  wil  nafipen,  is ,  volgens  de  jongde  berigten,  ook 
el  poging  gedaan,  om  de  nieuwe  leer  ce  verkondigen.  oF 
^xelve  daar  lanbangerk  zal  vinden ,  moet  de  t4)d  nog  leeren^  * 
aanvankeiyk  werd  deselve  er  tegengefproken ,  maar  aan  den 
jmderen  kanc  beriep  men  zich  op  de  yMomene(!t)  vrQbeld 
der  Be^en.  *  Den  meesten  opgang  heeft  bnfcen  tw^fel  het 
ftel&l  van  st«  aiMON  ce  Pari/t  gemaakt.  De  fioofilen  van 
4tA  aanhang  doen  pogingen ,  om  hnnne  begrippen  te  ontwft- 
kelen  en  te  verfpreiden*  Eiken  zondag  droomt  eene  me- 
nigte menfchen  naar  het  hnis  No.  8  in  de  ?tnMi  Mümiigitj  ^ 
.om  de  nienwe  predikers  ce  hooren,  die  met  hnnne  wellpie- 
kendheld  de  harten  roeren ,  en  (leeds  op  de  noodzakelijkheid 
yan  verbetering  der  maacfchappeiyke  inrigcingen,  een  behoeve 
van  de  zedelijke ,  verHandelijke  en  ftofFeliike  belangen  der 
arme  lieden  ^  aandringen.  In  deze  vergaderingen  ziec  men 
welgekleede  vrouwen,  afgevaardigden,  geleerden,  fabrikan* 
ten  enz.  Allen  verwachcen  van  de  algemeenwording  hunner  . 
leer  de  hellzaamfte  gevolgen  voor  de  coekomsc.  Reeds  heb- 
ben zy,  wegens  den  grooteren  coevloed  van  hoorders,  eeoe 
foimere  zaal  moecen  zoeken.  Zekere  BAZARo-BNPANTm» 
die  zich  Ühef  i€  la  Relighn  Sainf-Simonienne  noemt,  fchQnc 
aan  het  hoofd  der  fekce  ce  ftaan.  Hunne' godsdlensc,  zoo 
veel  men  nit  de  openbare  redevoeringen  kan  opmaken ,  Is  eiene 
foort  van  diUmu%  of  philanf hropismus  ^  zonder  uiterl^ke  eer* 
dienst  of  plegdgheden.  Z^  erkennen  het  beftaan  van  een 
Opperwezen.  In  hunne  gemeenfchap  Is  geen  eigenlQke  pries- 
terland ;  zQ  hebben  wel  een  hoofd  en  ook  voorgangers  van 
ondergefchikcen  rang,  maar  z^  leeren»  dac  alleen  hQ,die 
door.  kennis  en  bekwaamheid  zich  onderfcheidt ,  bovra  ande- 
ren in  de  maatfchappj)  behoort  te  ilaan.  Dien  ten  gevolge 
wordt  in  hunne  gemeenfchap  van  goederen  aan  den  eenen 
minder,  aan  den  anderen  meer  medegedeeld,  naarmate  hff 
weet  te  woekeren  met  zQne  talenten.  ZQ  willen  dus  hec 
gewone  erfregt  niet  laten  gelden ,  dew^l  het  de  cnagheid 
9on  voeden ;  en  coc  hunne  hoofden  of  voorgangers  kiezen 
zQ  alleen  perfonen ,  die  boven  anderen  In  bekwaamheid  uit- 
munten ,  zonder  onderfcheid  ,van  rang  of  fiand  in  het  maar* 
fchappelfjk  leven.  ^ 

Er  z<jn  lieden,  die  de  inrigdng  der  St.^Simmisten  voor 
eene  foort  van  JezuMsmus  honden^    Deze  verdenking  fchVnt 


IN  FRANKR^K»  tOj 

eebter  ong^gfond  te  zVit.  De  ftkcè  iieeft  «leMebllevende 
MddelfOgea  ^n  toont  zich  niet  tmverdrtairsft^a^  >  Dek^vè 
wil ;  dtt  ffitnnen  en  Trouwen  in  tUei  ctezelfde  regtev  tullèit 
bil^{>etk  Jonge,  #etQ>rekende  SimMiUen  verkotidl^  dtt 
étk  iiièer  andere  dingen  dei  zondtgs  met  eene  bevallige  Oem» 
4if  eeoe  w^te,  die  Indmic  maaier*  Het  is  dm  niet  te  vcv«i 
wtffldeien,  dat,  vooral  re  Parifs^  perfonen,  zoo  van  tereen# 
•Il  ^atf  hec  endere  geflacht,  zeer  geftlcht  en  geroerd  naofden^. 
soo  bekoorKjk  weten  die  predikers  eene  op  banden,  z^nde 
becere  toekonat  voor  ie  ftellen.  De  He^  dübin  heeft, 
in  de  Kamer  der  Afgevaardigden ,  de  S/.-Simmiae»  befchoU 
digd,  alaof  gemeenfchap  van  goederen  en-g^meeofcbap  tnt 
vionwen  de  grondilagen  van  dezen  aanhang  waren ,  die  door 
MAUGvlN  eene  haJf'gedsdiên/Hge,  half-wifsgêefigê  feite 
wordt  genoemd.  Bazard-sn vantin,  die  aan  het  hoofd 
Haat,  hééft  aan  den  Voorzitter  der  Kamer  eenen  brief  (*) 
ter  verdediging  gefchreven.  Ook  zocht  düpin  hen  te  doen 
voorkomen  ala  onbedaidende  lieden ,  wier  pogingen  geheei 
gcene  opmerkzumheld  verdienen.  DIc  la  echter  het  gevat 
niet.  Men  moet  bnn ,  die  tot  heil  der  nenschheki  en  vooral 
COC  verbetering  van  den  toeftand  der  armen  willen  werken, 
eikenteiykheid  betoonen  voor  i|jd  en  moeite ,  tet  bevorderinf ' 
van  eene  zoo  goede  zaak  hefteed.  Defchoolyanar,  aiMOit' 
heeft  wel  zeer  veel ,  dat  afkenring  verdient ,  en  veel  ook  , 
dat  aanleiding  tot  fpotternQ  geeft ;  maar  in  den  grond  U  her 
eene  edele  gedachte ,  voor  verwaarloosde  natuorgenooten  een* 
beteren  toedand  te  willen  bevorderen.  In  het  onrnst^ 
f^ankrffk^  waar  bijgeloof  en  ongeloof  woelen  en  ftr^den  en 
beurtelings  zich  dreigende  verheffen,  valt  nog  veel,  zeer 
veel  te  verbeteren.  De  weg,  door  de  St^-Simanistin  lnge« 
Dagen,  Is  zeker  de  regte  niet;  maar  hnnne  bemoeyingeó 
kannen  welHgt,  te  midden  der  algemeene  gisting,  eenig  attt 
fttnbrengen«  Het  Is  reeds  opmerkelQk ,  dat  in  dezen  tQd  yaft 
ovéidrtjving  een  aanhang  zich ,  nltbreldc ,  die  menfcfaenllefilft 
eir  hoofdzaak  predikt.  De  verouderde  vormen  van  kef  Km^ 
tköUeimnt  voldoen  niet  aan  de  heheefte  der  menschheid* 

Jfitn  verwondere  zich  echter  niet ,  dat  de  fekte  der  St^ 
Simemlsten^  onder  die  omftandigheden  en  in  dat  land  onu 
ftttfr,  'overdrijft  en  wanbegrippen  verkondigt ,  of  zelfs  tegen 

(*}  Een  nictrekftl  nit  dezen  brief  is  medegedeeld  In  den 
Afg.  Komt^  en  Lettetboie  van  ;  Jan.  \%%\^ 


*t04  I&TS  OV£R  Dfi  smTr6lM01«MT£N 

kei  CkriHnukm  op  oignsdige   w^ze  zkh  qicImv    Doicen^ 
ilea  in:  F^amkHjk ,  in  ^^^p/^  en   elden ,  kennen  geen  iin4er 
Christend&m ,  dan  bun  bedorven  Pausdom.  Zli  kiezen  tisoo  ^-*. 
emfchen  hiflgfihof  tn  ongeiaof.    De  (lonce  atnmatigingeii  vaa 
bec  eerfte  bevorderen  de  uitbreiding  van  het  laacfte.  Wanneer 
dna.  in  ntenn^stydingen  wordi  vermeld ,  dat  eenigen  aldaar  hec 
CMsttndtm  afgefchaft  willen  hebben»  dew|}l  z|)  meenea  ^ 
dat  het  uitgediend,  heeft ,    zoo  ieide  men  hieruit .  niec    te- 
Teel  af,  maar  neme  in  aanmerking,  dat,    in  de  taal  ven 
die  lieden,  de  woorden  Christen  en  Pausgezinde  van  eener. 
lei  beteekenia  zyn.    Het  Evangelie  ^  dat  eene  kracht  Geds  tot 
uaUghHd  ia,  niet  kennende,  verwerpen  zQ  fteli^ls  van  men- 
fthelUke  vinding,   die  te  onregt  onder  den  naam  van  Cir/i- 
telijke  leer  aan  de  domme  menigte  opgedrongen  worden.    . 
I  In  eenen  brief  van  iemand,  die  in  October  1830  te  Parift 
^as,  leest  oei  aangaande  deze  nieuwe  fekte  bet  volgendes 
Zondag  laatstleden  heb  ik  de  vergadering  der  St^-Simenistem 
bygewoond.    Zq   prediken  thans,   ter  bekeering  van  Chritte* 
nen  en  nïet'Christenen ^  in  de  falie  Taitèeut.     Deze  zaal, 
toor  eoneerten  ingerigt,   heeft  twee  r^en  leges  en  een  ampU^ 
theater.  ^Op  de   plaats  van  het  erchest  is  een  fpreekgeftoelte 
opgerigt;  een  roodfiuweelen  kleed  met  gouden  randen  hangc 
over  'hetzelve.    Aan  beide  zijden  zitten  de  aangenomene  le- 
den van  het  Genootfchap ,  afgezonderd  van  de  leeken ,  weU 
ke  de  overige  ruimte  in  het  midden  vullen.    De  ganfche  ii^ 
sigting  heeft  iets  tooneelmatigs.    Een  ongemeen  redenaarsca-. 
lenc  kan  pen  éénen  der  twee  predikers ,  welken  ik'  gistereii 
hoorde,  niet  ontzeggen.    Deze  *-  ik  meen,  dat  het  ba- 
ZARD'ENFANTiN  zelf  was  —  üet  zich  flerk  uit  tegen  de 
bedorvene  eeuw ,   inzonderheid  over  de  vcrllorvene  Christe- 
Hjke  liefde  en  over  den  ongelukkigen  toeltand  der  arbeidsiie«» 
den.    Vele  denkbeelden,   in  die  redevoering   voorkomende, 
zÜQ   gegrond,  en  vele  ook  geheel  valsch.    Dat  bet  KathêU^ 
^  cismus  te  Para's  ziehaelyen  overleefd  heeft  ^  lijdt  geenen  tw|j. 
fel' meer.    Ook  de  hedendaagfche  mcnschlievendheid  met  ha« 
re  werkhuizen  en   verbeteringsmlddelcn  is  niet  .toereikend; 
dezelve  blijft  flechts  een  verzachtend  middel,   dat  niec  in 
den  grond  geneest ;   en  de  ellende  der  armen  knaagt,  (leeds  »• 
els   een  kanker,    voort  aan  het  hart.  der  Staten.    Woonde, 
flechts  de  Christelijke   liefde  in  ieders  hart ,  wat  ware  er  te 
wenfchen  over?    Konde  dan  de  aarde  niet  werkel^k :dat-^a- 
itdQs  wiordeii,   hecweik.de  5r«.$yiKraiir/;/^ii *,,  OP^uonc^wüze^ 


door^  hun  ft^fel  betoveo  f  Ten  niterfte  oagepait  wu  de 
vcrgtljikiDg ,  welke  de  fpreker  qHwkte.  tusfcbeo  den  Sdchter 
d§§  fihrésf€0ébm9^  tn  dien  vin  hnnnen  aanhtng;  een  mtn»  die 
hec  goed  mag  gemeend  Rebben ,  ma v  diep  In  fcbelden  U  ge*, 
raakc  en  een  zelfmoordenaar  geworden*  „jEZuscHRia* 
Tvs>*^'  riep  de  redenaar,  ^  ftierf  aan  hec  kniia;  ook  ar. 
aiirèN  ia  op  hec  kmls  g^ftorven,  niet  op  een  ftoSëlQk - 
khifsbooc ,  maar  miakend ,  gep^nigd  en  gemarteld  docM*  z^né 
cffdgenooceft/*  —  In  eene  vorige  vergadering  verdedigden  z4 
zich'  tegen  de  befchnldlging,  dat  alj  gemeenfchap  van  goe«^ 
deren  invoeren  wilden:  „  St.  sim  on/*  zoo  werd  et  toen 
gepredikt,  f,  is  niec  gekomen,  om  de  erfenis  te  ¥ênd€ti^ 
gem ,  maar  anders  te  regelen.  Ieder  perfoon  erft  van  die 
veHlbrvenen ,  wier  gemis  in  de  maatfchappq  h^  het  best  zal 
kunnen  vergoeden.  Dus  erft ,  b.  v. ,  een  jong  fcbitder  de 
werkplaats  en  gereedfcbappen  van  een*  overleden  fchllder;' 
maar  de  zoon  treedt  niet  inber  in  de  regten  van  den  vader, 
welken  flecbts  bet  toeval  hem  gegeven  beeft.  Zoo  zonde" 
zich  het  erfregt  tot  een  groocer  aantal  perfonen  nitftrekken, 
eo  'niemand  langer  in  ledigheid  de  vruchten  des  arbeids  van 
eenen  ander'  genieten.**  Hoe  echter  deze  denkbeelden  té 
verwezenlijken  en  zoodanig  erfregt  in  de  bellaaode  nmatfchap* 
pQen  in  te  voeren  en  te  handhaven. —  dit  weten^de  leden 
dea  Genootfchaps  zelve  niet;  doch,  in  den  geesrvanHEnn 
ftelftl,  roepen  zy  op  eenen  vast  verzekerenden  toon :  s»  J^» 
w9  zqn  arm ,  arm  aan  geld,  maar  r^k  aan  liefde  voor  de 
IQdende  menschheid  —  rijk  in  de  overtuiging,  dat  alleen  de 
liefde  eene  wedergeboorte  in  de  wereld  Itan  bewerken  —  r^*k 
in  fchatten,  die  sr.  simon  ons  naliet,  om  geluk  en  over. 
vloed  te  verfpreiden  over  alle  de  leden  des  menfcbelijken  ge- 
flachts  —  rtjk  bU  de  bewustheid ,  dat  de  talrijkfte  en  armftê 
Uaife  der  menfchen  verrijkt^  wordt  door  het  Evangelie ,  dat 
wif  brengen.** 

Ik  heb,  vervolgt  dezelfde  briefTchriJver,  niec  bemerkt,  da( 
deze  woeden  diepen  indruk  op  de '  toehoorders  maakteo» 
Men  luisterde  aandachtig  en  fcheen  er  genoegen  in  te  ne. 
men*  Daar  was  niet  é^n  flecht  gekleed  man  in  de  verga* 
dering.  Welgekleede  vrpuwejQ  bedden  de  cerlte. banken  be- 
zet.  Zoo  lang  de  leer  van  st.  sim  on  in  dezen  kring  t>ltjft, 
zal  dezelve  wel  niet  veel  nut,  noch  fcba^e'doen.  Vindt 
echter  dit  Geuootfchap  ^anjbangern.  ondqr/dè  gerfngere  (lan- 
den, zöo  zoude  het  ligt,  b^  de  tegenwo(»dige  dpgewdn- 


i06  IETS  OVER  DE  8INT"(^MON»TEN  IN  FRANKRQK. 

denlidd  der  gemoederen  »  irynéti  invloed  weldtm  te  verre  kitiiK 
nen  ititbréiden,  en,  in  plMtfê  vin  berftelfend  oï  rtgélenJt  cè 
wericen ,  gelfjk  deszdfk  weekblad  (^tOrgan^afeut)  Ibkijni  (e 
btloven ,  yerfierenJ  beginnen  te  weAen, 

Niidtt.  )»e(  bovenftatode.  gefield  wac«  yond  iniender^  Is. 
ds  IMerhmifehê  StMttcHurMt^  eep  kort  berigc  itn^mde 
dese.fekce,  wuniit  biykt,  dat  zekere  icA«o&Rifi*<dte 
zlehaeiven  Chef  éer  zending  van  de  Su-Simonimn  fm  BelgiW- 
noemt  ^  ce  Brtufel  aangekomen ,  om  er  de  nieuwe  leer  te 
pcedikes,  aanvankeiqk  niec  naar  wenscli  heefc  knnnen  fla* 
geo«  Die  tegenfiand  gaf  aanleiding ,  om  de  vrqheid  vaa  aU# 
Godsdienften  ce  verdedigen  en  hevig  tegen  onverdn^aaam- 
beid  uit  te  varen.  Ook  deze  twiaten  zullen  welligc  iets  toe- 
brengen«  om  het  reeds  waggelende  gebouw  dtt  Uersrfijf 
nog  meer  te  verzwakken.  Hetgene  voorca  in  dit  dagblad 
wordt  gezegd»  dat,  volgens  den  Glóke^  het  ftelfel  van  st* 
ai  HOU  ke(  Christendom  moet  vervangen^  dit  neme  men  ia 
zoodanigen  zin,  als  boven  is  aangemerkt.  Het  Simemisnuu 
aofe  aan  het  Pausdom  nadeel  toebrengen,  de  leer,  die  uit 
God  ia,  kan  door  hetzelve  niet  verdrongen  worden* 

«4  Pebr.  1831, 


UB  IIOBME,  ZICH  BEKLAaENDE,  DAT  HAAR  ZOOM  TOT  OC 
WAPENDIENST  IS   OPOEROBFEN. 

'  ^  IJange  dag  1  benaatiwde  Honden  1 
3  Is  de  Hemel  doof  voor  't  wee  ? 
^  Heeft  zy  't  lot  niet  meer  in  handen? 
^  Of  hoort  zij  geen  moederbeé?.... 
*t  Lot  riep  mijnen  zoon  te  wapen, 
^  't  Onverbidlgk  wreede  lotl  ^ 

j^^  —  zijn  hand  heeft  zelf  gegrepen; 
„  Maar  —  Gü  fiuurdet  die,  o  Godl 


f> 


m 


n 


» 


Wie  ontneemt,  zoo  wreed,  een*  moeder 
„  ^t  Regt,  gekocht  met  eigen  bloed; 
*t  Regt  op  hare  lieve  Icindren , 
.„  Ach!  haar  eenig,  dierbaar  goed? 
^  Wie  heeft  hen ,  met  baJigen  kommer, 
„  Lang  gedragen  onder  't  hart  V 
Wie  het  aanzijn  hun  gegevent 
Wie?  —  de  moeder,  en  met  fmart! 


91 

n 
n 


DB  MOEDER*  307 

^  Toea  ik,  tmg  verloopen  mttvieoy 

n  Mijiiet  zoon  gedragen  htd, 
jy  En  toem  blQdé  ztg  geboren, 

^,  Was  b$  toen  niet  t]  nyn  fcbatf 
,1  Wat  by  niec,  na  ddizend  zorgen, 

^  Angften,  moeite  en  moedbetooB, 
n  Was  by  niet  alleen  de  mijne,     ^    • 

^  Niet  m^  eigen  Icind ,  m^n  zoent 
j9  Maar,  boe  wreed  ben  ik  bedrog:enl 

jp  ]a,  bij  was  en  blééf  m^Vi  goed, 
j,  Tot  bem  mannenkleedren  voegden, 

,,  Tot  een  manneofchoen  zijn*  voet,* 
j^  Tot  bem  belm  en  ilagzwaard  pasten; 

„  Mpar  —  (o  moeders  I  ziet  nw  loon 
j,  Voor  al  't  zorgen ,  derven ,  koestren !) 

I,  Toen  'ontnam  men  my  mijn*  zoon  f' 

Zoo  mistroostig  klaagt  de  moeder. 

Uit  bet  bang  en  vol  gemoed , 
Toen  een  ftem ,  als  van  den  Hemel, 

In  baar  ziel  zicb  booren  doet»  . 
Eenzaam  zat  zQ,. treurde  en  klaagde. 

Als  bad  niemand  baar  gehoord; 
Toen  die  ftem ,  als  *t  lentekoeltje 

Suizend ,  bare  mtjmring  ftoort: 

„  Vrouw!  zóó  biyft  bet  zwakke  r^aje 

„  *t  Goed  ook  van  den  hovenier ; 
9  Zóó  ook  mag  bQ  zich  verbidden 

„  In  «Qn*  frlsfcben  groei  en  tien 
JP  Maar,  wordt  eens  de  ftengel  vaster, 

„  Dringt  zQn  wortel  dieper  neer, 
^  Is  het  rtjsje  een  boom  geworden, 

„  Dan  verwisftlt  bij  van  beer , 
ip  Om  diens  bof  er  meó  te  fchutten . 

„  Tegen  ftonn  en  wititervlaag , 
j,  En ,  den  moedergrond  ontnomen ,  > 

„  Dekt  hq  *s  Laodheers  erf  en  haag ; 
„  Dan  wordt  by  der  ftevige  eiken    ^. 

„  Of  der  beuken  medgezel ,  \      * 

„  Die  bet  voorgeflacht  reeds  dienden.,  «— 

j.  En  bet  is  bem  dMr^ook  wél ; 


\ 
V 


m8  01  MOEOtm. 

9  Diit  dok  viodc  h9  fapnjke  «ifde. 

^  Diix  ook  zooneftiatl  en  gloed » 
j»  DAAr  ook  druipen  zomerwolken , 

^  Déér  ook  ftroomc. een  zuivre  vloed; 
j»  En,  de  plaats- moog*  bagchlqk  wezen , 

,9  Wur  hy  fpraic  en  wortel  fchieiL, 
.  j,  *t  Is  de  plaati ,  die  God  hem  unweei : 

ji  Vrouw!  het  morren  voegt. duf  piet.**  -* 

jy  Och )  mogt  ik  dan  ook  niet  morren  r 

Zegt  de  dlepbedrukte  vrouw, 
f,  £n  myn*  lievllng  overgeven , 

jp  Schoon  die  gift  mij  hult  in  rouw!.*.. 
j9  Maar,  waarvoor  geef  ik  hem  over?** 

Vmagt  z^i  jp  *t  eerfte  huwlükspandf*.... 
En  nu  fpreekt,  ali  uit  den  hoogen, 

De  eigen  ftém;    ^  yaor  NederlanJr 

Siddrend  vouwt  zg  nu  de  handen. 

En  zegt  s    ^  Ais  de  Hemel  vraagt , 
ip  Mogen  moeders  zelfs  niet  weigren , 

„  Schoon  hiar  mond  weemoedig  klaagt. 
3  Maar,  ik  geef  dan  ook  als  moeder ^ 

ff  *k  Breng  het  offer,  -^  maar  met  finart: 
^  *k  Geef  geen*  fchat  uit  kist  of  koffer ; 

„  Neen ,  o  God !  ik  geef  myn  Aart  i  — 
ji  Ja  ,**  zegt  ze  (en  hare  oogen  fchittren 

Van  der  Englen  jrelden  gloed} 
ly  Ja,  ik  geef  m^n*  lievllng  over; 

^  Hoed  hem  i  Hemel !  -**k  geef  mQn  thedr 

V.  C. 


MARIE   MILET. 
(hoopt,  Nederl.  Hht.  Boek  XIV.> 

X  oen  Spaansch  geweld,  op  gruw*len  prat. 
Alom  de  bloedvlag  wapp*ren  deed , 
En  Neèrlands  Maagd  te  fchreqen  zat, 
By  *t  fiygen  van  den  wantoopkreet ; 
Toen  God  te  bidden  vrucht*loos  fcbeen. 
Daar  elke  ftraal  van  hoop  vevdwéen: 


•09 


Toen ,  .dar  het  feldceiid  'nTtiIMaMfi  -  -  tV 
KoüApi^n^  te^hpedeii  voor.itegtta'*}: 
Toon  tocht  meic  imlp  vm  TfeeiSëe  }u0Êd  » 
En  Franfofae  Mfgers  fndleo  lanV'  < 
En  NeêrUndy  ^sn  vtnv^  knellend  iak^ 
Wacht  nn  venéoiitag  .van  drnlLé.    >•   r? 

HQ  naakb,  dte^  FranfeUè  Jemdron»'  / ':  : 
Mec-MfgMVopbeéB  en  fiaiugetbhélf  > 
Een  Inki  hoezee V  en  klokgebrom,: ;  :'^ 
U't  welfeóQi  >vöèr<  bet  «laadiéttd  filv'' 
:  Dat.nn  zUn*  eédrssff  broedertioinBr  -  ^.; 
Weira^  (RKir'dailei  ogiènMi  lOQ/       n:' 

De  beadenTUsten.^n'wden  tOfty  .  u:l 
En^leegren  b^  den  thndtaat  ini  '  ri 
Wat'zirinlgbtld.lierparen  mogt^  '  '..»;«'i 
Tot  Toedlirg  van  ^tibedTtthrgesin-;'  a,\ 
Geeft. elk;. fti. breekt  b^  *t«laaclkè;biéMt 
Nu.jnkhendeaan  ^yn^ bondgendot*" o ^. 

Milec,  een  landman  ia  dae  opid. 
Die  't  konter  door  des  akker  Joeg  .xs:/i 
En ,.  fteeds  door '  n^verhekl  geQK>onl  i  •' 
06k  <«egen  vond:  btj  ({«de  en  ploeg  (' » ' 
MUet-zag  nn,  aan  eigen  haard;' 
Dra  H^BDtailren' Komel  géTchaaiéi  «:  •  * 

En  h^  ,  «als  gastheer  gni  en  góéd  ^  <  " '' 
Rekt  nn  *t  onthaal  vist  dag  aan  dag^^ -' 
En  discht,  met  t>Mjdfchap^  .*t  gemoed, 
Gnibaitig  op ,  soo  goed  hy  *t  mag)i  •'/ 
TerWifr  Mirie>  i^n  lust  en  crooar,-^ 
Nn  vader  b^atr,  4an  veipoost*      s  . 

.  m y  iïeedf  een  OAoófte  lenteHoenf  y  z^'"^ 
Dieikiiqkrop  den  llevger^oeif^'  vT 
ZIJ  lOefd ,  aM  allor  mèsidei»  toéln .  •  . 
Het  hart  van  menig  knaap  geboeid;' 
Maar  akoot  had  de  darcMe  Jengd  -^^  ^ 
Ete^  bett^gen  eerbied  voor  'hilar  deogd«» 

ABeen  Dnpont ;  die ,  nic  de  hét  ^^    - '  ., 
'VKaaroDpgedonderd  naar  omhoog; 
Eti ; '.  mee  'den  ecraaam  van  Kornet »  > :.; 
Aan  ■\\  hoofii  der  benden  herwaarts  tödg  ; 
Alleen  voor  hém  was  deogd,.'aoch(ees» 
l'tiMdi  >engd ,  noch  fchoonbehl  vefUig  Q^N 


Èt9 


Vuk  hftdliVvlQ  voéidite  tiili.   «^ 
Htilf  YVder  om  sffocgiioft  gevleid; .;  . :     - 
•  'Btty  t^irtstBntod , '  fckoèb  -  hfy  neirigiiitsi . 
Ztin  pQlB»  op  luM«eeriiM(rlieid;  ^ 
.Maar  noedig  Hond  sq.,  tU  een  roet 
In  ftormgelöei  en  §oUigéUoa.<i 

Niette retc  hem»  déti  gefreld  aUee». 
En  eehcer  pleegt  hfi  ÉMkl  de  daad;. ; . 
Wanc  air  29  00  c^o  d|idi  vetfclieen » 
Mec'faeaieUclie  oniohnld.op  'c  gelaac^  . 
Daar  grQpt  de.wieedaaisdktoe,  o  fohandM., 
En  *c  Uoenpjcügc  gektiakc  in  *t  zénii 

En  aan^intre  (DfttfchBldixb'iReigaffv - 
En  inicbendosi  itfn  helfdi  beOaao,* 
Bieac  hfl  ^  200  alt  'c  aan  dniv'ten  patr; 
Nu  de  -arme  nog  ajjn*  maktcert  aan  ,    i 
,IHe>  all  hitti  meetcer  ^>laa(^  en  wreed  ^' 
Nag*QK)iien  met  imai^tjamnierkDeet*' - 

Daar'^w^gt  op  eent  haar  bleeke  mond^, 
Maar\fiiQc.en  woede  Wamt  in  H  oog^i 
Verwildttd  (taart  zQ  an  in  *t  tond,.    .. 
Hoe  sQ  zich  wraak  verfchaffei»  moog*; 
En  atoott  ^n  de  overmaat  van  fmart, 
Duponc  het  flaal  in  \  Tchnidlg  hart. 

En  to^n  hetmonfter  nederviel, ... 
Sto^d  elk- van  fcbrik  verftijfd'en  (lom*... 
.Maria,  vaschetaio  van  ziel^  m  < 

Werpt.  Jiliog8fp<Ï6  en  taf  el  o«,   : 
En  haantzich  middendoor  een.  pad ,  'T 
Tot  z)).  den  4ierb^n^  .im^ec  had«    v  :.  A     v 

Thapa  jeeft  zii,  wéér  ó»ï  boezëat  ItièBc , 
TerwfjL.eeo. traaft  in  dr  oogen  ivtifcr^: 

»  y^f^f  ^^^^  "•/•  vader  „i^ftigtl 
ip  Ijciheb.pen  wreedaard  neergeveld;^ 
jy  Omhela  mU  I  red  n  nla  den.  noodt 
g^bllt  vdqgfi  inud^anaeitjranifeod^a 


^  Vaarwel  <:m(jn  vader!  vhigtr,ev^vMl , 
2  Eer  't  ooweAr  loibant,  dat^  et  rgnéf tr 
ZQ  keert ^  maar  ziet  reedt  in  *d  verfoUfet ,. 
Hoe  elk  van  woette  gramfehap  gfodtt 
I»  Ontzielt  nMi/fcfaenders  van  m^ne  eëri 
1^  ftiant  biedt  Marie  geen  tq(enweer/f 


«ARIt  MttXT.  iti 

En  y  OMter  4rt9k  moordgeioQÏeh  /- 
Tut  elk  in  U  ro^d  ntar  zeel  en  toêO', 
En  knevelt,  op  btibtaifche  w^f ^' 
De  nnke  leden  aan  een*  boom » 
Waif '^  ^ifk^end  lèod  éeh  boettm  creft» 
Bé  de  ame  vande  eltende  ontheft* 

Doch  y. eet  de  dood  haar  banden  fJaakt.. 
Blikt  zg  zoo  ka|in\,  zog  wel  te  moé;- 
.  .  Want  de  Engel  ^  die  de  deacd  bejiraakt« 
'  Snelt  aan  ,  en  kost;  baar  de  óogea  tor» 
En  Otjgt  nu  ^;  met  baar*  laatOen  il^ak^* 
Tot  boven  »t  gllnftrend  ftarrendak.^ 

Maar  de  ondeugd  plakte  wnnge  vraelK , 
Bo  boette  vreesl^k  voeir  bet  kwaad. 
Wankopend  wat  Milet  gevlugt « •* 
En  meldde  alom  de  (hoode  daad.        -i 
•  Toen  fcbaaide  *t  landvolk  zich  bfleeQ  ^ 
Eti  41de  naar 'de  mooider»  heen. 

GeUfk  een  breede  watënra) , 
Die  fthulmend  van  de  rotfen  bmttt;    ' 
Zoo  ftort  men  op  den  laffen  Gal:       ' 
(Het  wrekend  temmer  in  de  vhistj 
En  alles  fneeft  door  piek  en  zwaard  ^ 
De  laatfte  man  wordt  niet  gefpaaid. 

En  all  nu  foms  de  Hemel  beidt» 
Om  ]t  kwaad  te  volgen  op  den  voec|. 
De  loeosch  aan  Goos  regtvaardigheid 
Reed»  tw^f'liag  koettert  In  *t  gemped; 
Dan  zeg  ik ,  wHzende  op  Becoqrt^^  {*} 
Zie t: wat  aan  de. ond^ogd  wedervoer» 

<  W.    KRAAK. 

C?J  Maaa  te  p£tttt>  w»ir  hec  Terhitlde  febeqtde. 


o 


Vm  WAAniiBKn.: 


wee  mU't  arme  naakte^'vronwil  ' 
Wie  bergt  my  in  deez*  wiatèrkoü  f 
Naar  welken  hoek  mtJn  002  ook  (laarr. 
Ik  vind  geen  welkom  aan  deo  haard;  ' 
In  Holland  had  ik  *t  noe  het  beat ;    ' 
Staat,  ochl  de  Revoltitiepett  ' 

Bragt  mV  naar  Bhibandt  hoofdftad  hee9^^'^  . /^^ 
Doch  daar,  daar  heb  ik  wat  geleónl       "J  _'_ 
.  Mtjne  eerbiarheld  werd  aangerand; 
BSen  wierp  mlJ  daar  met  lm  ^  ^%^^»  /.    .     " 


ft{9  DK.W4AlUl9IB> 

En  fchold  ^y  ,  oadcr  yfHïl  .npMifr^  . 
Begrijp  eeDsl.  voor.  Btuiffcbd  • «« •  " 
'Aan  m^n  veriitten  kwtm.  ^gf^tt  f^^  /  - 

Werd  tiles  u  door  m^  bdiead... 

Ik  vlood  van  dtir,.  en  bÖLdeoOtli^'V 
Daari  bfi  dac  yolk^  i4>ob&/*k  bovenal*. 
Dat»  waar*  *c  ook  uit  wellevendheid , 
Me  eenjEoede  plaats  zou  ^m  bereid  i 
«ftiar\  'Icbad  nrff  derel^kVerilif,   '  : 
En  *c  doelwit  van  mi)n  reis  ^embt^  , 
'De  eén  ze!:  Loop,  wilf^-marCbiirlei  dixl 
Een  ander:  Ga  bij  Flip  Louis i 
Een  derde:  Bij  dien  Jakob|fn, 
B<j  Laftyecie , 'moet  gij  «ön  i 
Kortom »  ik  was  daar  nergens  thuis , 

.  £d.  we9scfate.me:.tn  m^jnc:  oude  £luia«<; 
Maarj  sie ,  een  leeriing  van  Jan  Bart^  . 
Een  blanke  zM,  fcboon  't  uitzigc  swart» 

«    Riep:  Ga  met  a^  t  op  n^n  kompu.  .. 
Wist  ik  (leeds  fpaag,  wat  waailieid  wts« 
Kruip  qMtr  terftond  bQ.  m^  aan  boondi 
Ik  moet  direct  naar  Douvres  voort.  — 
*k  Voldeed  ann  .d'  eisch  van  dezen  kwant » 
En  luvam  bg  Vt  Bricfche  yolk  te  land. 
En  dacbt:  Hier  zal,  naar.  allen  fchi^fn^ 
De  lyaarbeid  zeker  welkom  zqu* 
Maai;,  lieve  God!  *k  bedroog  mQ  grof; 
rfooi^t  zag  ik  troiiwètoözér  Hof; 
Meii  zwoer,  herhaald,  bQ  kris  en  kras, 

»   Dat  ik  bet  braafïle  fchepfel  was , 
En  dat  men,  in  m^n*  nood  ett  koA,    ^ 
Met  raad  en  daad  mij  b^llaan  zou. 
Ik,  arme!  hield  mtj  hoogst  tevreén; 
Doch  men  fprak  Ja  en  meende  neen ,  '^ 
En  zet  mtnneen^  dan  dicht  med  ƒ»; 
Vroeg  ik  om  roaifheefy  ik  kreeg  yië  \ 

*  En  of  ik  viiji  dien  kost,  zoo  laf, 
Den  brui,  met  al  den  poespas,  gaf,    , 
Men  dwong  mfl,  uitgeva'ste  Vrouw!-     '  " '  ^  C*' 
-*••--     Dat  Ik  het  toch  maar  flikken  zou;        —  -     -- 
En  of  ik  riep;.  VfKV  Holl^ttds  mond 
Is  al  die  liflaf  ongezond ;  .    . 

Het  hielp. niet,  en  ik,  arme  ziali  "   / 
Zag,  dat  daar  niets  te  halen  viel^ 
En  keerde,  op  hoop  van  beter  Oand^^ : 
Maar  w^eér  terog  naar  *t  vaderla)^;  . 
Daar  zit  ik  nu«  en  wacht  mj^n  loc 
Van  Hollands  Kpniog  en  —  van  .Godi. 

Rütfifdam ,  Jan.  183 1 •  r u.v per. 

■  ■  ■    "  —  '  '       •  •    I  ■■      » 

Mtof.  No.  ll«  bl/tf^.  ree.  i8.  leze  mem  Htidtnfikf',  eq  t9^  tp.  GréfHmmê* 
B.  7S.  reg«  4  V/o»  j^«#rv  iecf  AMr.-  BL-8a.i«g.  xa.  ««^««leef  wsu 


^•4^' 


ME  N  GEL  WERK. 


D. 


VADERLANDSLIEFDE^ 


'aar  xQn  dagen»  waarin  meer,  dan  gewoonlijk,  van 
vaderUodsliefde  w(Hdc  gefpfoken»  dewijl  behoefte  am 
de;celve  zich  fterk^  ^et  gevoelen.  OmOandigbeden^ 
waarover  de  menfchenvriaid  zich  moet  bedroeven ,  geve» 
ec  meennalea  aanleiding  toe.  Vaderlandsliefde  heeft  ieta 
Verhevens  en  bckoixrlijks ;  met  geestdrift  wordt  bet 
woord  uitgefproken »  en  nogtans  is  niet  alles  war^  va^ 
derlandsliefde ,  wat  wel  eens  onder  dezen  naam  doorgaai^ 
Men  verheft  de  vaderlandsliefde  der  Rooieinen.  .  Ook 
levert  hunne  gefchiedenis  menig  treffend  voorbeeld  óp 
vaB  belangftelling  in  het  land  der  geboorte  en  van  op» 
ofi^ring  voor  het  algemeene  welzgn;  ffiaar  niet  elic  fchit* 
terend  bedrijf,  dat  Romes  grootheid  ten  doel  had ,  ging 
g.epaard  met  Icffelüke  beginfelen.  Hoogmoed ,  volkstrots» 
eig^liefde,  veroveringszucht  moge.  vaderlandsliefde  voojf- 
weenden ,  wanneer  men  andere  volken  beoorloogt  en  h^ 
in  vernederende  onderwerping  poogt  te  brengen »  —  bet 
is  |;eenszins  de  ware  vaderlandsliefde.  Niet  iedq:  yo.or* 
beeld,  der  oudheid ,  dat  met  bewondering  -en  loftuitiqgèi 
is  vereerd,  behoort  door  ons  nagevolgd  'te  lyordé)^ 
Weleer  was  de  burger  alles,  thans  komt  de  mcmch 
meer  in  aanmerking.,  Oudtgds  leefde  men  geheel  om  ^ 
voor  den  Staat;  de  weldadige  invloed  des  Cbristendoms 
bevordert  bt^  ons  een  meer  huifdük  leven  ^  dat  w^ 
■gieenszins.  de  vaderlandsliefde  lutfluit ,  maar  dezelve  op 
hodger  doel  rigt  en  veredelt.  ^Vanneer  de  nood  liet 
vordert,  ge)>iedt  ons  een  heilige  pUgt,  goed  en  bloed 
veil  te  hébben  voor  het  algemeene  welzijn.  Dapperheid 
ini  den  krqg  is  echter  niet  de  eenige  of  voomaamile 
d^gd ,  gelijk  de  oude  volken  zich  weleens  verbeeldde^. 
Men  kan  ook  op  velerlei  andere  wijze  het  vaderland  di^ 
Dea  en  vadodandsliefde  toonen.  - 

MENGELW.    1831.    NO.    5.  Q     ' 


ai4  VAO£aLAKl>SLiePDB« 

|i€t  vfrdiQit  opvitrking,   d^  m    de  ix^kon4en  .dus 
Cdristeodoms  de  vaderlan^liefde  nier  atuigeptezeb  en  idis 
ni^t  genoemd  wordt,    Beftrijders  hej>ben  weleens  hieruit 
eene   tegenwerping  willen  ontleenen*    Ook  is,  aan  den 
anderen   kant^' beii^aerd  gevrordeó,.  'ÓBt  jÉ^zvs  de  va- 
derlandsliefde   had    gepredikt  en   betoond.    Men  borifi) 
ktehte  dien  einde  op  .de'Woo?déïii    Geefp  deti  Kêtz9f^^ 
'dat  des  Keizers 'h^^  tnitk*ien' niet  gezonden^  dan  M 
ffo  verlorene  fcfiaperi  yan^  den  huize  Israëli    Doch  bet 
téwys,  hieruit  afgeleid,   heeft  geene  krtichti     Sommif- 
gen  der  Joden  meenden  het  geenszins  met  hunne  vadet** 
ïandslièWe  te   kunnen  overeénbrengen .  dat  2?^' aan  eerf 
1)"iïitentandfchen- -  Keiref  Tchattiri|;    moesten    opbrengen. 
fJn  niét  nit  vadertandsliéfüe,  in  den  gewonen  siü  des 
troórds',  maar  om  geheel  andere'  redenen ,  bepaalde  éich 
*èé  ï^elHbottltjké  omgang  van  déh  Heiland  der  wereld  -ial- 
lien.  tot  het  voifc;  dat  dè  belofte  had.  —  Wil  men  }b* 
2üts  ils  voorbeeld  van  vaderlandsliefde  voorftellen,  men 
*wlj«e  'liever  op 'tïié  plaatfen  der  H.  Schrift,  alwaar  wij 
\tttni [  Hy  ;girig  het  land  door n  goeddoende;  of:  Jeru^ 
'talem!    Jeruzalem  l   g^  ^    die  de  Profeten  doodf  en 
ftejenlgt ,  welke  tot  u  gezonden  zijn !  hot  menigmaal  heb 
7*  uwe  jiindereti  ^^illen  bifeenvèrgaderen ,  gehjk  eene  hen 
'har4  kiekens  Ondtr  de  vleugeleh  vergadert;    mant  ^' 
'üeèt  niet  gewild /^    Ziet ,  'uw,hms  wordt  u  woest  gé- 
iutenf  '"   .-    •    -^        ■  ... 

'^    Men  vtrwonderc  zich  -  geenszins ,  dat  depligtder  va- 
'iSeriaïidsliefde  niet    uitdrökkelijk^  wordt  genoemd.     Het 
;(!;hrrstendoni  heeft   hooger  doel.    In  het  Evangolie  zijn 
|p*ondbeginft1en    gelegd ,    welker   behartiging  de   edelfte 
' viderhmd^liefde  ten   gevolde  moét  hebben.^    Alwie.dos 
in  denken  en  doen  geheel  Christen  is^  die  zal  ook  de 
;  t>é$te  burger  van  den  Staat  en  een  achtingwaardig  vader- 
^iander  zijn.    Muiters  en  geweldenaren  en  roöVeta  kim- 
~nen  zich  vereenigen  tot  <Jén  dod  —  om  wet  en  orde  fe 
•  verbreken;  doch,  al  wagen  zij  hun  leven  ea  al  be^bri|}- 
'ven  'z^  fchitterendd  wapenfeiten,    hun  moed   is   gtexx 
heldenmoed^  en  de  zucht,  die  hen  bezMt,   geené  va- 
derlandsliefde. 


VAnK&LANOStXBFOB.  mS 

^  Den  Ckristen  wordt  alg^eene  xnealcbenfiercie  geleerd* 
Hkrin  li^t  liefde  tot  vaderland  of  landgeoooten  op« 
gefloteOi  Bedenkt  en  behartigt  men  alks,  vr^t  waar  en 
eerlek,  wat  regt  en  billijk ,  wat  rein  en  goed,  wat 
deugd^am  en  loffelijk  is^  200  .ellende  maatfchappe*^ 
^fce  pligten  niet  onvervuld  blijven.  Hij  alleen  kan  «ea 
f  oed  bufger  zijn ,  die  aan  %nderen  doet  ^  Di^at  bi||  oag 
wenfchen,  dat  bemaelven  gedaan  worde.  Verheven  en 
veelom vatteqd  is.  de  taak^  waaraan  wg  moeten  werken» 
tiet  ChnstencioAi  doet  ons  in  eiken  nensch,  zelfa  in 
déi  vijand ^.eenen  natuurgenoot  erkennen,  wienar  wezen* 
j^k  gelufc  ons  ter  batte  moet  gaan.  Christelijke^  liefde 
omvat  het  gan£cbe  mcnfchdijk  geflacht«  Maar  onze  yeiv 
piogens  >zijn  beperkt.  Wij  kunnen  niet  voor  allen  h^tn 
zelfde  z^  eti  doen.  Daar  beftaan  nadere  en  verdere  b^ 
trekkingen ,  naar  gelange  van  welke  onze  ^  vefpjigtüig 
wordt  gjewijzigd.  In  de  eerfte  plaats  is  het  buifemk  le- 
ven; dan  volgt  de  verwantfchap ,  de  vriendichap,  de 
maatfchappij  »  en  daarna  de  menschheid  in  het  algemeen. 
Da;  wq  voofal  in  het  land  onzer  geboorte  en  in  landge* 
nooten  belang  {tellen ,  vloeit  uit  den  aard  der  zaak  zelve 
voort.  Vaderlandsliefde  is  den  mensch  zoo  natuurlgk 
^igen ,  als  gehechtheid  aan  de  ouderipe  woning  hy  liet 
kind  reec^s  zonder  redenering  of  berekening  plaats  vindt. 

Men  beeft  weleens  gezegd:  Daar  is  bet  y  ader  land  ^ 
waar  wij  hu  wèl  hebben^.  Deze  woorden  kunnen  in  een* 
goeden,  maar  ook  in  een'  kwaden  zin  genomen  worden. 
Wilde  iemand  in  ernst  beweren,  dat  hij. eigen  voórdee} 
(^  grootheid  boyen  het  vaderland  flelt^  men  zou  hem 
algemeen  en  met  regt  verachten.^  £n  ware  er  eenig 
mensch  laag  genoc^g,  om  uit  baatzucht  of  partijzujcht 
tegien  de  belangen  des  vaderlands  te  handelen,  ieder ^ 
die  wèl  denkt  ^  moet  den  ellendeling., v^rfoeijen.  Nie- 
mand kan  dien  zelfzoek^den  vertrouwen. .  Nogtansr  be« 
hoeven  w^  alle  denkbeeld  van  eigen  welzijn  niet  geheel 
«it  te  fluit^en.b^  dat  .van  vaderlandsliefde.  jLet  men  op 
den  oorfprong  van  dezelve ,  hier  openbaart  zich  een 
duister  gevoel,  dat  aan   den  grond  der  geboorte  boeit. 


Waarom  i$  de  Zwitfer  zoofgehecht  aan  zijne  bergen'— 
de  Groenlander  aan  hef  barre  noorden  ?  Men  bewonde* 
re  hierin  de  kracht  der  gewoonte  en  de  wijze  fchikking- 
des  Albeftüurders.  Menig  dier  vertoeft  bij  voorkeur  in 
de  .  nabijheid  der  plaats  ,  waar  het  ter  wereld  kwam  — 
zoo  gewoonlijk  ook  de  mensch ,  die  op  den'  laagHea 
trap  van  ontwikkeling  fiaat*  Dierbaar  blijft  hem  bovenal 
de  plek  9  alwaar  hij  het  levenslicht  aanfchouwde  en  Ie-» 
vensvreugde  leerde  genieten.  Hier  hecht  hij  zich  aan  n^- 
tuurgenooten  9  en  kent  alle  de  genoegens ,  die  er  ge» 
fmaakt  kunnen  worden.  Elders  is  hij  vreemdeling,  en 
weet  zich  niet  200  goed  te  fchikken  naar  omftandighe- 
den.  Menigeen  zou  ongaarne  zijn  gering  en  veracht 
dorpje  verlaten,  om  naar  eene  prachtige  ftad  te  verhui-^ 
zen«  Ook  de  minst  begunflig^e .  oorden  behouden  dus 
derzelver  bevolking. 

Ten  naastenbg  op  gelijke  wQze  ontftaat  vaderlands» 
liefde.  Bewoners  van  hetzelfde  land,  eene  zelfde  taal 
fprekende  .en  onder  dezelfde  wetten  levende,  vormen  te 
zamen  eene  burgermaatfchappij ,  en  zijn  als  leden  van 
één  groot  huisgezin.  A]s  zoodanig  gevoelen  zQ  onder-* 
Hng  eene  naauwere  betrekking  tot  elkander.  Ieders  wel- 
z^n  ftaat  in  verband  met  het  algemeene  welzijn.  Ge- 
woöme  en^  opvoeding  veroorzaken  van  eerften  af  zekere 
natuurlijke' gehechtheid  aan  woonplaats  en  vaderland. 
Maar  neemt  dé  verftandelijke  en  zedelijke  ontwikkeling 
roe-,  zoo  'komen  er  andere  omftandigheden  bij,  die  de 
Viderlandsliefde  verfterken  en  veredelen.  '  Mag  b.  v.  een 
volk  zich  Verblijden  in  fchoone  herinneringen  uit  de  da- 
gen def  voorvaderen ,  leeft  het  ondef  een  billijk  beftuur, 
geniet  het  voordeelen  en  genoegens,  welke  in  die  mate 
elders  niet  gevonden  worden ,  zoo  is  er  te  meer  reden , 
öm'  het  land  der  geboorte  bovenal  lief  te  hebben,  en 
tot  bevordering  van  deszelfs  bloei  naar  vermogen  mede 
tè  werken. 

*  Maar  al  bewoont  men  een  min  gunftig  oord ,  en  al 
Sbn  de  regering  beter  z^jn,  het  vaderland  heeft  toch 
fteeds  veel  aangenaams  voor  den  mensch.    Waar  wij  ge^ 


VAÖ£aLAND$LIS?D£.  2 1 7 

iioren  en  opgevoed  zQn,  daar  beftaat  ved,  dat  pna 
trekt  en  bekoort.  Hier  vindt  men  b|]  elke  fchrede  her« 
inneringen ,  die  beUngftelling  wekken*  Hier  l£erde  men 
denken ,  gevoelen ,  genieten*  Smaak  en  behoefte  werden 
hier  gewijzigd  naar  omftandigbeden*  Hier  ondervonden 
wij  de  nuttigheid  van  vele  inrigtingen.  Hier  geraakten 
wig  in  aangename  betrekkingen,  en  fmaakten  het  zoet  der 
jgezelligbeid.  Hier  was  fteed^  zoo  veel ,  dat  ons  levens- 
vreugde fchonk  j  of  ook  doOr  aandoeningen  van  zachten 
weemoed  ons  boeide,  en  blgvend  belaag  deed  ftellen 
in  menfchenxea  zaken.  Met  dat  van  vaderland  verbin- 
den wij  gewoonlijk  het  denkbeeld  van  welzijn.  Elders 
zouden  wij  ons  niet  zoo  gelukkig  gevoelen.  Vanhier 
dits  ontftaat  vaderlandsliefde.  Op  dankbaar  genoegen 
berust  dezelve,  en  wordt  kennelijk  in  gezindheden, 
woorden  en  handelingen ,  die  ten  beste  van  het  land  der 
geboorte  ftrekken.  Of  brengen  omftandigheden  het  mede^ 
dat  men  een  vreemd  gewest  als  tweede  vaderland  moei 
aannemen ,  ook  daar  kunnen  betrekkh]gen  allengs  dezelf- 
(ie  gehechtheid  en  hanelijke  bdangftellmg  veroorzaken. 

Op  velerlei  wijze  kan  men  vaderlandsliefde  betoonen. 
Het  beginfel -blijft  (leeds  hetzelfde,  maar  openbaart  zich 
andei^,  naar  gelange  van  omftandigheden.  In  gewone 
tyden  van  rust  en  vrede  fchijnt  de  belangftelling  weleens 
te  verflappen.  Menigeen  is  n^t  zijne  b^zondere  aange* 
legenheden ,  met  vermaken  en  genietingen  zoo  zeer  inger 
nomói ,  dat  hij  weinig  zich  bekommert  om  het  algcmeene 
welzQn.  De  m.enfchen  gevoelen  dan  mmder,  dat  zQ 
elkander  noodig  hebben.  Ook  geeft  men  dikwerf  te 
weinig  acht*  op  het  goede ,  dat  in  het  vaderland  zoo 
overvloedig  wordt  genoten/  Vanhier  ontftaat  foms  ze* 
kere  onverfchilligheid ,  die  echter  doorgaans  het  meest 
plaats  beeft  bij  lieden ,  welke  in  verftandelijke  en  zede* 
Itjke  ontwikkeling.  achterlQk  zijn*  Menfchen,  die  wèl 
denken  en  het  goede  willen ,  worden  fteeds  bezield  door 
warme  vaderlandsliefde»  Dezei  drijft  hen  aan ,  om  wet 
en  overhdd  te  gehoorzamen.  Z^  zi(jn  wel  niet  blind 
vo9r  bsftaandè  gebreken;   maar  i^g,  weten  ook,  dat  on« 


'fLlS  VAl>ÉnLAND5LIEFDB. 

bezonnen  Jagen  naar  denkbeeldige  volmaking  gevaarlek 
kan  worden. '  Scbooh  altijd  met  wijze  voorzigtigbcid  het 
betere  zoekende,  vergenoegen  zij  zich  met  her  tegen- 
•  woordige ,  zoolang  dat  betere  niet  is  te  vteden.  Ware 
vaderlandsliefde  vordert  geenszins ,  dat  men  ongeroepen 
zich  bemocije  met  allerlei  zaken  en  overal  zidijndringe. 
Neen,  alwie  in  kleineren  kring  z^ne  pHgten  getroaw 
vervult  en  daar  het  meestmogelijke  nut  poogt  te  flichtcn, 
die  werkt  ook  ten  beste  van  het  vaderland.  ,  Maar  wordt 
iemand ,  die  krachten  en  bekwaamheid  heeft ,  geroepen , 
om  m  uitgebreider  betrefckhigen  tot  hefl  van  velen  te  ar- 
beiden ,  dan  zet  vaderlandsliefde  hem  aan ,  om  zich  dé 
moeiten  en  opofferingen ,  daaraan*  verbonden ,  te  getrojs- 
re».  Ieder ,  die  belang  ftelt  in  het  land  zijner  inwoniny, 
poogt  voorts  .overdrevcne  zucht  wor  her  vreemde  en 
'tritheemfche*  tegen  te  gaan.  Nogtans 'veracht  h^  geens- 
ehis  al  het  buitenlandfche ,  maar  zoekt  alleen  van  het 
'goede  en  betere  partij  te  trekken.  Hq  merkt  de  voor- 
'deelen  van  het  eigen  vaderland  op ,  en  tracht  die  te  doen 
opmerken.  Hij  poogt  tevredenheid  b^  medeburgers  op 
te  wekken  en  te  verfterken.  Hij  is  daarom  behoedzaam 
in  zijne  gefprekken ,  en ,  zoo  hij  de  pen  voert ,  niet  min* 
der  in  zijne  gefchriften.  H^  brengt  gaarne  het  zijne  toe, 
om  volksverKchting  en  volksvlijt  —  om  matigheid ,  ge* 
paste  ipaarzaamheid  ,  onbqkrompenherd ,  goede  zeden  ^ 
Vwire  befchaving  te  bevorderen*. 

Maar  wt^rdt  de  rust  van  binnen  gelloord  doror  wocl-^ 
aieke  menfchen,  of  dreigt  van  buiten  het  gevaar  des 
oorlogs ,  zoo  moet  vooral  blijken ,  wie  belang  ftelt  ui 
het  vaderland.  Dan  (laan  alle  weigezinden  de  handen 
ineeil,  om  te  helpen,  waar  hulp  noodig^  zQn  moge.  Men 
ftck  b^zohdere  belangen  ter  zfjde ,  en  houdt  het  alge* 
mecne  welz^n  voor  oogen^  Vaderlandsliefde ,  wtlke  hier 
en  daar  fcheen  te  fluimeren,  ontwaakt  met  geestdrift, 
én  vervult  velen  met  heldenmoed.  Op  de  roeping-  der 
overheid  fncft  men  te  wapen ,  om  de  rust  te  bewaren , 
en  geweld  met  gewdd  te  keereir.  Stedeling  en  Itodhiatf 
veriafcB  gewillig  rfe  gewone  betrefcitingen,  ten-  einde  cent 


VADERLANDSLIEFDJ5.''  Hip 

goede  zaak  te  verdedigen.    Vaderlandsliefde  ioet  huq.df 
vermóeyeHisfen  en  geyaren  des  .porlogs  ^rptferen-  ]  Geene 
opoffieringen.  zijn  te  groot,  wanneer  de  nood  bet.yordert^ 
Dan  .onttrekt  zich  niem^d,  die  het  zwaard  tot  verdédi- 
giög  kan  aangorden.       .         / 
.   Dapperheid  in  den  krjjg  is  échter  niet  he^  eeni^ei-daf 
een  volk  behoudt.  ^i>  doet  bfoeijeiK    De  pÜgt  ^ex,yz^^i^ 
landsliefde   heeft   wijderen  omvang.    Vele  perfonen  wor,- , 
den,  of  door  ligchamelyke  zwakheid,  of  dpór 'jaren ^ 
of  door   andere  omftandighedep ,    belet,  de  wapenen  tjp 
dragen.     Opk  de  vrouw,  cHe  geen'  krjijg  voert,   ftelt 
immers  belaiag  in  het  land  der  geboorte.    Men  kan  ojf 
menigcrlei  wyze,  in  dagen  van  gevaar  en  nood,  gewig- 
tige  dienften  betopneo.  .  Worden  burgers  van  hun  dagej- 
lijksch  \yerk  afgeroepen ,  of  bieèen  zg  vrijwillig  zich  aan^ 
om  voor  höt  algemeeqe  wcizyn  ..t^,  ftr^jden ,  zoo  vordert 
de  billijkheid,  dat   hunne  achtergelatene  /betrekkingen 9 
welke  hulp  noodig  he^en ,  op  eene  onbekrompene  wi(jz^ 
verzorgd    worden   door  anderen ,   die  in  eigen  perfoo^ 
geen  deel  kunnen  nemen  aan  de  verdediging,  nia^r. toch 
grootelljks  belang  hebben  bg  hpt  behoud  des  vaderlands^ 
Die  hienoe  het  z^jne   bijdraagt,   geeft  mede  blaken  van 
vaderlandsliefde.     Dit  doet  ook  ieder,  die  zich  ge wÜtig 
toont,  (my  naar  vermogen^  de  landskas  ta  helpen  (^ 
ven.    Buitengewone  omftandigheden  vereifcben  buitenge* 
wone  middelen  ter  beftrgding  v^n  noodz^keiyke  uitgaven. 
De  rijke  kan  wel  het  meest,  doch  niet  alles  doen.    Ook 
het  penning^ken  van  den  minverniogpnden  helpt,  on  ge* 
tuigt  evenzeer  vpn  warme  vaderlandsliefde ,  al  wordt  er 
niet  opcnl^k  lof  a^  toege^avjuid.. 

Mteï  nog  is  er,,  dat  fiiertoe  beboom  jp.aar  kom.eip 
foms.  >omftandigbeden,  waarin  het  m<;ve4ei|j^  wordt»  on- 
rust, en  misnoegen  onder  het  vqlk  geheel  te  wer^n^  Var 
derlaodsliefde  vordert,, dat  men  aan  partijzucht  geen.voedr 
fel  geve,  bet.xmttelaos  twistetx^venn^de^  de  leugens  der 
kwaadfprekendheid  te  keer  ga  9  e»  vobrt»  rjustig  voor  de 
waarheid  uitkome*-  .  Men  <  neme  dan  ni^t  terftond  allerl^ 
oDguQftig    gerucht    pp^     Gispt;  iejpa^  n^t  onbelchei- 


^JO  vaderlandsuirfde. 

dèriheid  de  regering ,   of  maatregelen  der  regering ,  men 
trachte  hem  te  doen  opmerken ,  dat  hij  misfchien  over- 
drijft, of  te  voorbarig  oordeelt ,  dewijt  hfl,  op  ztjn  fland- 
punt ,  het  groote  geheel  niet  overziet  en  de  'zaak  te  een- 
zijdig befchouwt.     Het  vertrouwen   en  den  moed   der 
iJïreldenkendeh  verfterkende ,  boude  men  een  waakzaam 
oog  bp  kwalijkgezinden ,   zonder  hun  reden  tot  ergemï* 
te  geven.  Geldt  nog  de  oude  fpreuk ,  dat  Eendragt  magt 
tnaakt^   zoo  kaft  ieder,  al  draagt  hij  geene  wapenen, 
aan    vaderland    en    Koning   dienden  van.  onberekenbare 
waarde  bewijzen»     In  tijden  van  nood  en  gevaar  is  bij- 
kans geen  woord  of  daad  onverfchillig.   Met  gctprekken , 
die  dagelijks  in  eigen  huis  of  daar  buiten  gehouden  wor- 
den ^  werkt  men  dikwerf  ten  voordeel©  of  tenh  ntdeele. 
Door  het  voortvertellen  of  tegènlpreken  van  kwaad  ge- 
rucht brengt  men  toe  tot  gunftige  of  ongunflige  flemming 
der  gemoederen.    Veel  is    er  aan  gelegen ,  wie  de  toon 
geeft  In   zekere  gezelfchappen.    Weinigen  hebben  foms 
grootén  invloed'  op  den  geest  der  geheeld  bevolking  van 
dorp  of  RiA.    Ook  zij ,  die  door  mond  of  pen  de  open- 
bare meening  te&  goicde  weten  te  leiden ,  doen  belang- 
T^lke    dienden    in  dagen  van  onrust  en   gevaar*     Met 
hunne  geestvermogen^  werken  zij  tot  welzqn  des  vader- 
.  lands ,  gelyk  anderen  het  doen  door  geldelijke  bijdragen  ^ 
of  dobr  het  voeren  van  wapenen  ter  verdediging. 

Doch  nfet  enkel  de  onderdaan  —  ook  de  overheid 
ïiceft  pligten'  te  vervullen.  liet  gedrag  van  hoogere  en 
lagere  ambtenaren  is  vooral  in  (har,  om  bij  het  volk, 
Üet  liame  b^j  lieden  van  geringeren  ftand,  vaderlands- 
liefde op  te  wekken  of  te  onderdrukken*  Daair  is  veel 
'aan  gelegen 5  dat  alle  posten,  zoo  veel  mogelijk,  toe- 
vertrouwd worden  'aan  brave  lieden  ^  die  big  de  noocSge 
knnde  edele  begliifeten  hebben,  en  'geenszins  door  over-- 
kJrëVtn  -  am  btsQ ver  de  menigte  verbitteren*  Aanleiding 
ïót  'tiillijk  iliisnöÉ'gen'  wordt 'weleens  gegeven  door  kne- 
vèlarij,  harde  behandeling  en  willekeurige  toepasfing  der 
wetl'  Zg,  die  dit  doeif^  z|jn  geenszins  waardige  diena» 
'ten  vön  Vorst  én  vaderland     Dehilkén  btdoeleB  iich- 


VADÈRLAN£>$LiefJOB«  dal 

zeiven,  niet  het  algeméene  welz^.  Gelukkig  bet  land^ 
dat  onbaatzucbtige,  meoschrteyende ,  vaderlaodlievende 
maimen  tot  ambtenaren  en  beftuurders  beeft!  Hunne 
góedé  gezindheid  j  hun  voorbeeld  weict  vertrouwen ,  en 
kweekt  vaderlandsliefde  onder  bet  volk ,  dat  Jan  vooral 
medewerkt  en  gaarne  zich  opofferingen  voor  de  goede 
Z9ak  getroost,  wanneer  het  zijne  regering^  kan  bo(^ 
achten. 

Ën  in  dit  geluk  mogen  wij,  Noord-Nederlandera, 
ons  verblijden^  Uit  het  kwaad  zelve  zien  wQ  goed  ge^ 
boren  worden.  De  treurige  omftandigheden ,  die  federt 
den  laatften  verjaardag  des  Konings  plaats  hebben ,  ver* 
Qorzaakten  ons  veel  leed  en  bekommering.  Nog  kun« 
nen  wtj  niet  gisfen,  hoedanig  de  eindelijke  uitkomst'  zijn 
zal;  maar  in  ons  midden  zien  wQ  vele  verfch^nfelen , 
waarover  wg  ons  moeten  verbeugen.  Het  fchandelijk 
gedrag  van  oproerige  Belgen  verwekte  algeméene  ver- 
xmtwaardiging ,  en  deed  ons  het  veelvuldige  goede,  dat 
wij  onder  het  beftuur  van  een'  welwillend'. Koning  ge» 
nieren  ,  te  hooger  waarderen*  Wat  ware  vaderlandsliefde 
is  en  r  vermag ,  ziet  men  hier*  Noord-Nederland ,  mia^ 
kend  en  belasterd,  geeft  aan  andere  volken  een  vooih 
beeld,  dat  geroemd  en  bewonderd  zal  worden,  wan» 
neer  de  driften  eenmaal  tot  bedaren  zgn  gekomen»  Klein, 
doch  belangrijk,  is  dè  plek  gronds,  die  wij  bewonen* 
Laat  vreemden  fmalend  van  onze  moierasfen  fpreko, 
sr^'  beminnen  een  vaderland ,  dat  zoo  vele  grootfche  faeiw 
inneringen  van  vroe^ercn  ttjd  oplevert ,  en  ook  thans  nog 
allezins  guniUg  zich  «onderfcbéidt  te  midden  van  alge^ 
meene  verwarrmg.  Zucht  voor  ware  vr^heid  is  4m 
echten  Nederlander  als  aangeboren;  maar  uit  beginfel 
paart  hij  hiermede  zuctit  voor  orde»  Hi||  Tpreeki  door.da* 
4en,  en  beboet  niet  door  leuzen  zijne  gezindheid  aan  den 
dag  te  leggen.  Gematigdheid  kenmerkt  zijn  karakter.:  HQ 
ftelf  belang  in  verlichting  en  befcbavtaig ,  welke  met  ze* 
delijkheid  in  naauw  verband  (laan.  Geheel  Europa  h^^ 
\ms  woelt  en  is  in  gevaarlQke  gisting ;  hier  hebben  wg 
mst  «-«  niet  de  IQdeiyké .  fust  der  onderdrukking  of  on- 


IftS  VAOCltLANP»LIEPD£Y 

verfcfiilligbeid ,  maar.de  kalme  en  Uefe^jke  rust,  di^ 
bet  uitwericfel:  is  vitD  gewillige  ronderwerpiog  aan  wet 
en  oTtrheid..  ^   ^         .  -  :     •  i 

Wat  onderfcheidi  zich  Noord^Nederland  voordeeligfvan 
België 9,  .waarmede,  het.  Ygt'Uen  j^reQ  was  vereenigd! 
Ziet  y  hoedanig  de  gevolgen  zQo  van  opupeding  en  oih 
derwQs»  v^  verftandelpe  en  ;;edelöke  ontwikkeliiig  t 
Mogt  iemand  de  volksverlichting  nog  vreezen,  de  ge-» 
(chiedeais  onzer  dagen  bewijst  derzelver  nuttigheid. .  Pe 
Belgen  leefden  met  ons  onder  het2;elfde  beftuur,  en  mor-r 
den  en  doegen  tot  oproer  over  5  eq  verguisden  eeoe 
regering,  dieyom  menfchen  te  fparen  en  misnoegden 
door  zachtheid  te  winnen,  misfchien  te  veel  heeft  toe* 
gitgevenr  Hadden  zij  reden  tot  plagen  over  harde  ea 
pabillQfce  behaodeyngS  * Volgfs^s.VQorgewende  grieven 9 
zouden  hunne  belangen  aan  die  van,  Noord-Ncderhmd 
opgeofferd  z^n  gewordeo.  Het  tegendeel  ware  veeleer 
te  bewezen.  De  Noord-Nederlander  had  ook  wel  bo«- 
iKwaren;  doch  begreep ,  dat  mentchelijk  werk  onvolko^ 
men  blijft ,  en  men  zich  moet  fcbikjsen  naar  omllandig* 
beden.  Al  wOnien  er  dan  ooki  fouten  b^aan,  eent 
Kgerjng  y  die  het  -  goede  wil ,  boezemt  hem  achting  ep 
vertrouwen  iiu  De  woelingen  der  kwalijkgezinden  vu« 
|en  zijne  vadej^landsüefde  .te  ilerker  aan.  Niet  aUeeii 
onderwerpt  hij '  zich  gewjlUg  aan  een  beftuur ,  <iar  alia 
een  ondragelyk  jtxk  gevloekt  ^is  geworden  door  ondank«- 
bore  en  woelzjeke  menfchen;  maar  bij  werkt  ook,  o& 
fidiocn.  niet  blinde  voQr  gebreken^)  gaarne,  met  de  over-i; 
beid.  mede,  om  het  gezag  der  wet .  te  handhaven ,  d^ 
mat  rte  bewaren^  èo  4eiè  dierbar^i  geboortegrond  tegeq 
geweld  van  bniten  te  beveiligen.  Geen  zweem  vvm.vroen 
gase  vérdeekihcdd  Of  partqfchap  is  meer  te  bemerken  ia 
onb  midden.  W:i Lhzu  'tav  o  i^  a n; j £ .  j^eboeft  ilecbta 
ZV.  'üfapmi  te.  ;roepe09  ^terllond  flaan  er  duizenden  be^ 
reki,  om  den  wankelenden  troonrte  beipf^^  fchrajgen  ^^ 
dtn  roof  :<n'  plundering  buiten  onze  grenzen  te  weren* 
pie  bloem  der  joDgelingrcbap..^.  aw  de  zach(e]:c  be« 
ilrijven  ;de<j  vretJesigew^'oflj,  verlaat  buifclyke  betr>ïkkin* 


VAt>Bill>ANDSLlBF£>Er  SSSLg^ 

^ai^  'tn  getr66st  iieh  o^^&gtt  en*  tnodten  enf  ge*> 
vsreli;  ten  dieüfte  van  het  Vaöerknd.'  De  fiüdBrendé 
jeugd,  die  éJSsfis  ddor  een^  geest  v^  oproerigÜeitf 
zieli  Kenmerkt  en  h^  véYksbeWé^ng&i  e^e  Vootname 
roï  fpieeh,  toont  "hie^  Ware"  vadcthm^Befde ,  eri^wöd-^ 
^▼ert  met  anderen  in  zucht  ^er  ordö  ^  in  ónder gefirhikt^ 
Iidd  en  opofferkigtó  ten  aigemeeüen  beste;  Vóorts-be^ 
ziek  een  zelfde  geest  nienfeben  van  'ztet  verfcbiltenda 
Randen.  Geipe  belangftelting  doelf  hon  gedat%  eena 
zware  krijgsdienst  vx)nióuden.  En  dit  aRes  gefeMéSl 
met  eene  bezadigdheid ,  die  ons  'volkskarakter  eere  aan^ 
doet.  Het  is  geene  wilde  geestdrift,  die'  onz^  Wéed^ 
zame  Hiedeh,urgers  naar  het  veld  der  eere  jaagt ,  öni 
blinkende  buweren  öp  de  bloedige  baan  des  krijgs  te 
plnkken  4  en  verwoesting  in  het  land  des  vijands  té  bren^ 
gen;  neen,  aangenamer  i$  hon  de  palm  desvredesen 
bet  Aille  lévéh  in  huiTetgken  kring;  maar  uit 4>efèfvali 
pligt  kotoen  zg,  op  de  roepftem  des  IConings,  -zich 
fcbaren  naait  geoefende  kr^gslieden,  ten  einde  met  de^ 
zen  het  vaderland  te  hdpen  verdedigen.  Om  tè  behoud 
den ,  geenszins  om  te  verdelgen ,  Itebben  z^  de  Wape» 
nen  opgevat.  En  ook  de-  jeugd,  welké  door  het  iQt 
was  opgeroepen  tot  gewoiie  krijgsdienst  J  betoont  de- 
zelfde volharding',  gel^ke  belangftelling  en  getrouw* 
heid.  —  Zoodanige  vaderlandsliefde ,  door  godsdieoftige 
beginfèlen  veredeld,  betaamt  den  Christen,  eat  geeft 
boop  op  bladere  dagen. 

De  al j^mecne  nood  wordt  diep  'gevOeM  door  verre 
het  grootfte  gedeelte  der  BèVölfchig  van  Noetc^Ncdett 
hnd.  Wat  al  (^ofieringen  <toet  «men,  om'bat'wderiaad 
uit  dreigend  gevaar  te  redden  ^  In  ééb  jaar  werd 
ten  tweeden  male  belasting  ukgeftbrevèn,*  en  men- heoft 
met  bereidwilligheid  het  verfchuldigde  opgebragt;  of« 
fchoon  bij  groote  fchaarschheid ,  het  gevolg  van  twee, 
ja  drie  mislukte  oogden ,  deze  gedwon'gene  geldleening 
den  gemeenen  man ,  maar  vooral  de  landlieden  in  eenige 
oorden  ^  ongemeen  zwaar  moest  vallen.  In  welk  ander 
Und  zou 'de  regering  zoodanigcn  maatregel,  zonder  mid« 


234  .      VAOEkLANDSLIEFDE» 

delen  van  geweld ,  en  dtt  in  dien  korten  ^d ,  bebben 
kunnen  uitvoeren  ?    Zoo  werkt  de  liefde  tot  bet  vader* 
land  b^  een  verlicht  volk,  dat  z^'nen  Koning  bemint  en 
op  diens  goede*  bedoelingen  vertrouwt.    Hoe  menigvul- 
dig en  groot   z^; bovendien  de  vrijwillige  giften!    Het 
inisien  dier  opgaven  verfchaft  telkens  een  aandoenlijk  en 
dankbaar  genoegen.    Zelfs  dienstbaren  dragen  het  hunne 
b(j  van  bcfpaard  loon*    Wat  heerscbt  er  toch  veel  goe* 
de  gezindheid  in  ons  vaderland!    Welk  eene  veerkracht 
ontwikkelt  er  zich  bij  dit  kleine  volk  1    Heeft  onze  G&- 
fchiedenis  wel  fcbooner  tijdperk  aan  te  'wijzen  ?    Bedroe-- 
yen.  moeten  wq  ons  dtqd  over  de  omftandigheden ,  die 
aanleiding  tot  het  betoónen  van  deze  vaderlandsliefde  ga* 
ypn;  maar  w^'  hebben  reden,  om  ons  te  verheugen  over 
de  eendragt,  die  ons  fterk  maakt  tegen  onze  vyanden, 
wiet  dwaasheid  hen  zeker   in    het  verderf  zal  ftorten» 
En  blyft  deze  geest  van  gematigdheid ,  van  ord^ ,  van 
ernst  en  liefde,  deze  zucht  voor  vrijheid,  deze  belang* 
ftelling  in  waarlieid  len  godsdienst  ons   bezielen,  zoo 
mogen  wg    met  vertrouwen  op  Hem ,  die  de  plannen 
jAqt  boosheid  meermalen  door  hare  eigene  dwaze  oveiv 
liggingen    doet    mislukken,    de    toekomst   afwachten. 
Noord-Nederland ,  aan  zijne  begmfelen  getrouw ,  zy  al- 
;£00.  en  bliyve  een  voorbeeld  voor  de  volken ,  die,  als 
door  koortshitte  gedreven ,  onrustig  woelen  ,  of  aan  ge^ 
yaarlgke   befpiegelingen   der  ftaatkunde  ter  proaye  zijn ! 
Heil   den    Koning,    die   over   zoodanig  volk  regeert l 
Heil  Hem  9  die.de  goede  gezindheid  zijner  getrouwen 
weet  te  waaQleeren ,  en  vast  gelooft ,    dat  ni^$  h$f  ^  die 
0^trmanji  onregt  hjdi  ^  maar  hij  \^  dh  met  overmagt  en 
onder  bedreiging  yan  dadelyk  gemeld  onregt  aandoet  ^ 
(tff  demit komst  moet  verliezen  / 

Jaöuarij,  -1831. 


FRQEVl^  VAN  TOEtiCMTINOf  «0^ 

■  <■  II  ■   i'     I     ■  ■■ ^       ■ ■■     ■         'I  I  I  I    uil,   I 

PROEVE   VAN   TOELICHTING  OVER  EEN  HOOGSTBEtANG-i 
RjgK  PUNT  VAN  DEN  BELGISCHEN  OPSTAND. 

^  Aan  den  Redacteur  der  Vaderlandfchc  Letter* 
^  prfeningen. 

y%  V  indt  gQ  goed,  bet  navolgende  fragment  nit  eeneo 
t»  brief 9  door  middel  van  uw  geacht  Tljdfchrift,  ónder 
9f  de  oogen  van  bet  Publiek  te  brengen »  ik  geef  u  daar* 
y^  toe  volkomene  vryheid.  Ligt  diene  bet  tot  waarfcbu^ 
^  wing  en  leering  tevens,  om  zicb,  Uf  voorkomende 
,,  gelegenbeid^  yoor  fchade  en  listig  eyertegd  bedrog  té 
i»  wachten/* 

Gi}  verwondert  n ,  en  zulks  teregt ,  ovef  den  toefland 
en  gang  van  bet  Finantiewezeh  bg  de  Betgen.  Tonnert 
gouds,  ja  millioenen  fchats  zijn,  binnen  een  tijdsverloop 
van  flechts  zes  maanden ,  door  onze  brave  Landgenóo-^ 
ten,  op  het  altaar  des  Vaderlands  geoflFerd;  de  gecrö^ 
eerde  Schatkistbilletten  hielpen  de  geledigde  fchatkist  in 
den  boogUimmenden  nood;  «n  die  buitengewone Oorh!^ 
belasting,  met  even  zoo  veel  fpoed  als  welwillendheid 
'opgebngt,  voorzag  in  de  eerfte  en  dringende  behoeften. 
Van  dit  idles  vernamen  wQ  bij  dè  Belgen  niets.  Het  H 
zoo,  door  het  voorlöopig  Beftuur  der  Opróèrlingen  Wèft 
den  ^{>/7/ uitgegeven;  maar,  wel  verre  dat  >dit  papfëf 
tene  mindere  waarde,  b.  v.  van  25  i  30  pc.  (gel^k 
onze  obligatiën  Oorlogslasten)  zou  hebbea  —  wfl  fpw- 
ken  hier  op  getuigenis  van  reizigers  -?  werd  hét,  onder 
andereti  door  de  Kasteleins  in  de  Logementen  ^  tot  de 
yolle  vaarde  aangenomen..  Wel  gewaagde  een  d'ê 
kRODCRERE,  onlangs ,  bij  de  voordragt  eener  finantiéi* 
Ie  wet ,  van  een  nationaal  hankeroet ;  maai'  het  Congres 
nam  op  deze  voordragt  geen  bèfluic,  en  intusfchéa 
fchijnen  de  Belgen  ^  op  eene  yoor  óns  onvefrklaarbaftt 
w^ze ,  de  kunst  te  verdaan ,  bun  Budget  van  uitgaven-^ 
'  zonder  een  Budget  van  bekende  ontvangffen ,  te  be- 
ftrijden.  Met  regt,.  mgn  Vriend!  moogt  gij  vrageh: 
Zouden  zif  ook  den  Steen  der  Wtjten  hebben  gevonden  f 


^26.  PftOEVB    VAM  TOBUCHTXNC*. 

D%  -aaak  is-  ook  mq  duister  in  nadlèlacfatig  j  eveoweL 
wil  ik.cene  proeve  wagen,  om  het  onverklaarbare  in  de- 
zen eenigermate  toe  te  lichten.    Gij  weet  hét,  ik  bragt," 
met  mijne  familie,  gedurende  den  voorzotner  van  1830 ^ 
^ige  weken  in   Br^ban4  door,  en  vond  overvloedige 
gelegenheid,  om  op  te  merken,  dat  er  iets  gewigtigs  op 
til  moest  zijn.     Den  publieken  Auihoriteiten    kon   dit 
geenszins*  verborgen  .blyven^  .dao,   her  lag  in.  faun  vei^r 
d^rfeUjk*  ^im)^  dentt^^ten  dcir  Vorften  eerst  door  Valfche 
berigten  te  misleidep ,.  joa  Yervolgeos  fcUandeiyk  te  verra* 
den«    Oieeral?  toch  *  ^^aj;  ^^  een  ofiophoodelijk  been  cq 
weder  reiden  ea. trekken  van  de  teden  der  Bdgifcht^ Gees* 
teli^tbtid,     als  gingen  dese  het.  land   door,   om  een* 
nieuwen  kruistogt   aan  te  kondigen.    Spoedig  l^efpeurde 
inen  d^n   ook t.. op  vele  plaatfens^de  uixwerkfe)eB  van 
deze  bewegingen  onder- Priesters. en  Prelaten,  in  onder-» 
fchetdene    bekendmakingen   aan-  de  ^g^loovigen  ^  wiiurbg 
deze,  tegen  het  ycrlccncn  yan  aflaat^  tot  bet  brengen 
yan  geldelijke  offers. werden  aangerpoonJ.    Hier  moest 
éu/  beeld  der  heiligt  Maagd  van  een  nlewnf  fiaaifieklpcd 
v^wtdap  voorzien  i  en  weinige  dagen  waren  genoegzaam  «' 
on  eene  fom  van.  neer  dan  dertigduizend  galden  bijeefl 
te  brengen»    £>ür  had    men  behoefte  aan  een  y^andel 
^or  den  Aartsengel  Micbaih  Elders  was  de  yerma^ 
wing  der  kruisyaan  van  den  H^  Joannes  noodzakelijk^ 
Op  eene. andpre  pl^t^  gaf  de  kleeding  der  Priesters y  of 
9mW^lt^rv£rfierfel^  gereede  aanleiding,  om  de  mildT 
da<ygb^  der  gekrovigen  uit  te  plokken  $  ^  boe  kon  de^ 
^e^'4o9rde(i  beloofden  aflaat , bijzonder  opgewekt,  eeq 
iCiakeU  QQgenblik  achterblijv^?     Di<  was   in  JSjr^Muf 
QQfDOgelijk!     Duizendeqr  en  tienduizenden  i^ckn  mar 
4e  offerkist,.  om  der  Kerke  te  offeren ,-  en  *tevez^  een^ 
gereede  abfolutie  te  bekpmeoi    r      ij 
M  Hoe  is  b^  u.  Vriend!  —  gaat  ey  qpk  eenig  Ucht 
;VQor  ^W;e  oogen  op?.   r£^  a  fiKee  pc.  iy  er  welligt  ten 
behoeve  van  kleed  en  vaapdel,  koor^  «Itpar^  befteed} 
jg^iajr/feet  overige  —  de  98  i  p9.  pc-  ,c  »uden  deze  ook^ 
joet  en  nevens  ha.ré^erve/twdf  der  Jez^iun^  in  dezep^ 
«net  den  Êelgifchen  Adel  vereenigd ,  In  de  eefUralt  kas 


MOKVB  TAN  TOELICHTING.     .      '  tZf 

Vtt  den  opftand  z^D  geftort  geworden?  MQ  dunkt  dit 
is  too  klaar  a1^  de  dag.  De  onwetende  en  daarom  ligt 
▼erieidbare  B^cn^  wanende  der  Kerke  eene  dienst  to 
doen,  h^^ben,  ia  bonne  onnoozelheid ,  eene  duchtige 
Oorlogsbel&sting  l>etaald/  ladg  bevorens  die  van.onls 
f  Cf  licht  oud  Nederland  is  executoir  v^klaard.  gewort 
den.  -^  Denk  Mer  aan  de  bekende  ipreuki  De  warili 
wH  hedrêgèn  Zijn;  wel  ^  dap  nif  bedrogen  woHel  ^ 
>Ik  ben ;' ed£s*  "  *   ::  \'    r-         •;•    .•        ..;   :.  '■• 

•  •//•  •  •■•  «'t ) '  ^  Jx,  5» 

3  Maart,  1831.  ....  \ 


QET  GRHRIM  PER  :gBL9BRDB  HONDEN  ONTDEKT. 

\Annalti  dei  Sciences  na$^  XXh  Sfpt.  ;i839.  Pf  65.) 


i 


Leder   beeft  zeker  gehoord  van  hond^,  die.iv^por^^ 

kunnen  i^ellen^  dDQr>  de  }ectQr«  daartoe  uit  te  zmek^, 

cd'feren ,   dofnino-tpüdx ,   enff •    B)k  >  di^  m  u  n  i  t  Of  gftv 

sieii  beeft,  moest  op  bet  Vermoeden  komen,  dat  da 

meester  den  hond  een  teeken  gaf,  ^taifdoor :  h(j  on^ei>* 

rigt  werd  ,  wat  b^  doen.  moeste    Oplangs  las  ik  10  eeR 

te  Parffs  uitkomend  T^lfchinftjoene  hoogst  eenTO^udiigQ 

verklaring   van  deze  kunften',  waarvan  de  tncdede^l^ 

tiiisfchien  niet  onbelangrijk  is«     Hier  volge  deeelve  ia 

haar  geheet:  .   ,  r 

^  RjFANCo  en  pido,  die  ODhmgS  hunne  kunden 

ia  de  hoofdftad  venigt  hebben.,  verdienen  gewis. niet  (mn 

der  de  beroemde  bonden  gerangf(;hikt  te'w:orde0,  wwn 

neer  men  namd^  deze  benaièing. geven  wil  aan  zoodaa*^ 

gen  9  die  zieh  van  de  ()vertge|i  door  grootere  omtvtkkeling 

hunner  verflande]i]ke  verraogens-onderiUieiden.  WQ  bebs 

ben*  otts^  ihdierdaad  verzekerd  ^  datdese  verny)gpas  bjj  die 

twee 'honden  zeer   befterkt  waren ,  en  dat  al  hufme  ken^^ 

nis  èp  Eeer  wemig  neerkwam.    9ö  de  eer/(e  vertooni^g,* 

die  wQ   bqwoonden ,  verlieten  wq  de  fcbouwplaats  met; 

de  overtuiging ;  dat  er  bq.  alwat  zy  verrigt^Hi  geene  f edc^ 


V 


£12$  I7BT  G&HBIM  DBH  GBLCtlUDB  H^OEIf 

nering  plaats  had;  die  verri^tiagoq  bi^ftc^do).  iQ  h9^ 
fpellen  van  woorden  in  verfchillende  talen ,  in  hec  aaiv» 
duiden  van  een'  vorst »  die  in  oen  opjge^ven  tydyak 
regeevde,  of  in  het  raden  van  eeoe  kaart  ^  die  meng^ 
dacht  had  ^  enzi  Wij  gisten  reeds »  dat  de  meester  «een 
teeken  gaf»  hetwelii:  voor  den  h^d  yerftiianbaar  was ^ 
tauiajr  wi)  konden  niet  waiamemen^  waarin  ^ulks  beftoad« 
Om  oAs  bieromtreót  echter  Aadet  te  oaderrigten  9  kwa- 
men wij,  in  gezelfcbap  van  onderfcheidi^e  natuorken- 
ners,  op  eenen  anderen  t^d  weder,  en. ontdekten  wel- 
dra dé  eenvoudige  wijze  ,  waarop  dit  zonderling  fpel  ge« 
fpeeld  wordt.  Zij ,  die  deze  kunden  gezien  hebben', 
weten ,  dat  eerst  al  de  letters  van  Jbet  a  b  c  ,  of  al  de 
kaarten  van  een  fpel,  in  een*  kring  gefchikt  worden,  en 
op  eenigén  af  (land  van  elkander;  daarna  loopt  dé  bond 
in  dezen  cirkel  onophoudelijk  rond.  Als  hij  een  Wt- 
woord  moet  geven ,  brengt  hij  aan  zjjncn  meester  een 
Voor  een  de  letters,  die  liet  woord  df  de  zinfnede  «%• 
Bfcttflelled^  eveii  zoo  doet  hij  met  de  kaarten.  De<  kunst- 
greep ligt  dus  voor  den  hond  alleen  in  hét.  beftendig 
apporteren  van  afzondérlpe  voorwerpen.  Voorondeaiftel 
nu,'  'dat  het  dier,  achtcreoivolgens  en  in  een'  zeef 
kngzameh  voortgang  met  zijn'  fnoet  elk  ftuk aanrakende, 
ëogesibltkkelljk  door  een  teeken,,  hetgeen  voor  hem, ^^ 
par  f  e  beteekent,  verwittigd  wonU,  dab  zil  Iiij  het  fti|1^ 
opvfttteii ,  dat  hy  fcheen  te  beruiken,  en  het  aan  zijpen 
meester  brengen.  Men  begrijpt  nu,  hoe  woorden  enge^ 
heele  zinfneden  kunnen  gevormd  worden^  wier  zin  ech* 
ter*  de- hond  in  liet  geheel  niet.  verAuit.  Zoo  nvig^Qr 
ibhiedt  hét  inderdaad,  en  dit  téeken  beftaat  vo<»- den 
hohd  'in  èën  knippen  met  den  nagel »  hecwdk  zQa  n^ees^ 
tef  doet  booren.  Dit  knippen  boorden  wü  telkens ,  als 
dé  lïönd  voorb^  de  letter  ging ,  die  tot  zamenftelling  van 
het  woord  vereischt  werd;  terftond  hield  het  dier  ftil  ^ 
£n  bragt  dié  letter  aan  zijnen  meester  ^  die ,  om  d^e 
beweging  ife  verbergen ',  gemeenlgk  de  eéne  hand  met  dé 
andere  bedekt,'  of  wel  ^ijne  handen  op 'den  rug  houdt 
of  ia  z^n'  zafc  ftcekt»    De  Heer  ffivihhBTi  Piblipr 


ONTOCRT.  asp 

thecaris  van  het  Inffituuc»  en  eenige  Ledoi  van  <fe  Ak»> 
demie  der  Wetenfcbappen,  aan  wie  w$  deee  waarneming 
mededeelden  vó<Sr  zQ  deze  kunstvertooningen  Jby woonden» 
hebben  zich  overtuigd,  dat  dit  werkelqk  de  toedngt  der 
zaak  was ,  en  mede  bet  ligte  knippen  gehooi^^  telkens 
als  de  bond  iets  moest  aimvatten. 


TAPZREEtBN  VAN  RUSLAND. 

(Door  èenen  Duitfchcr^  die  lang  in  Rusland  ver- 
keerd heeft.) 

Felle  Koude ,  en  Behoedmiddekn  tegen  dezelve. 

dedert  in  Ruslands  velden  een  verbazend  groot  lefget 
door  koude  is  omgekomen,  beeft  de  Kusfifcbe  winter 
nog  veel  flecbteren  naam ,  dan  te  voren  ;  en  de  lezer  zal 
in  de  volgende  fchets,  die  ik  mededeel  op  eencp  tQd, 
wanneer  op  55^  graden  noorderbreedte  reeds  de  voorbo* 
den  van  dé  vorst  zich  vertoonen,  terw$  b^  ons  de 
natuur  haar  groen  gewaad  ^tegen  een  geelbruin  eerst  be» 
giüt  te  veiwisfelen ,  geene  verdediging  van  ^Ren  wfo« 
ter  vinden* 

De  guurheid  van  het  lucfatgeftel  is  in  het  nooidei^'k 
gedeelte  van  Rusland  inderdaad  zoodanig,  dat  meo 
aaauwelps  begrepen  kan  y  hoe  de  anders  zoo  teedere, 
bewerktiiighig  des  menfchelQken  ligchaams  dezelve  v&^ 
mag  te  wedeiiRaan.  Daar  ik  de  noordeigkfte  ftreken  vaa 
èax  groote  rQk  niet  ken,  laat  ik  de  nadere  befchrQving 
van  eenen  winter  m  K^la^  Jtrchangel  of  Kamtfckatka 
gaarne  aan  hen  over,  die  het  waarlQk  niet  te  benijden 
geluk  hebben,  bQ  eigene  ondervinding  daarvan  te  kunnen 
Tpreken.  Ik  kwam  fledits  tot  Tobokk^  en  verliet  deze 
ftad  oog  vóór  den  winter.*  Maar  ik  heb  vérTcheideae 
.winters  in  SlmUrsk^  PesmU  en  Nifeh^rod  doorge» 
bngt  9  op  eene  breedte  vw  55  graden,  —  en  dus  ten 
naasteiiby  op  de  breedte  van  Gothenburg  m  Zweden , 
en  van  Bdinburg  in   Sehotland^  -^  en  reeds  door  dit 

ifBNOBLW.  1831.  NO.  5.        •  R 


OgO  TAYBR£fiI.EN 

vaskblijf '  id.  het  zohgexmmót  gematigde  Aasland  verloor 
^iaüea  Uist^  oiü'  ook  nog  het  soordelgfcer^  gedeelte  te 
Jöeren»  benjBènv     • 

'«'vZoo  :Verre  mijhè  wafirnëmingen  ■  giim ,  is  het  in  deaé 
oorden  ^èn  a^eineen  verfdigiirel ,  waarvan  ik  echter  de 
reden  niet  weet,  dat,  zoodra  de  ftrangfle  koude  begint  ^ 
er  tevens  ook  volkomene  windftilte  heerscht;  eene  zeer 
gelukkige  omftandigheid ,  daar,  bij  eene  zoo  hevige 
koude ,  de  geringde  togt  der  lucht  ten  uiterfte  onaange- 
naam., is,  en  zeer  fmartel^'k,  als  met  mesfen,  in  het 
aangézigt  fnijdt.  Kwam  bij  die  felle  vorst  'nog  (lerke 
wind ,  zoo  zoude  waarfchijnlgk  geen  mensch  het  onder 
den  blooten  heme^  ktmnen  uicboudeOf  .  Eigenlijke  arbeid 
wordt  trouwens  hier  in  de  open  lucht ,  zelfs  door  dé 
arafle  Ueden,b^a  geheel  niet  verrigt.  Wanneer  de 
wiBfiflniuumd  nadert^  haalt  ieder  boer  het  reeds  vroeger 
in  zgnen  hof  in  gereedhekl  gebragte  brandhout  binnen, 
^i'  üwpéit  hee  tiaast  zgn  woonvertrek  op ,  ten  einde  h|} 
gedüreode  de  eerfte  zeé  weken  daarvan  gebruiken  kan  5 
sbnder  zich  in  de  open  lucht  te  begeven.  Dan  worden 
dedren  ien'  vridflxfs  :niei  groote  zorgvuldighdd  ondeiv 
^odbtt;  men  flopt  dke  reet,  bezet  dè  dsureii  aanaUe 
kaneen  met  togtktten,  en  zorgt  voor  alles,  wat  hét  in» 
dHttgeo  deriikoudei  kw  belftten^  Daar  in  db  acht  tilin<^ 
teïS:,  welke  ik  ü^JP^rtoü  doprbiagt,  bit  kwik  vaü  den 
thftlsionieter, .  hi:^vq£  of  zes  dagen,  drie  Aaien  ge»* 
heel  in:den  bol  zakte  ï  en  d^sur  omftreeks  msuwjaUr  eest 
koudft  tatf  9;^  »>t.  yy^  iH^mur  drie  of  ^er  weken  hng 
fot:  do -zeer  gewone  vcsrfdiqtilelen  behoort^,  zoo  aeei» 
xDtax  niet.  ligt  te  ve^  vK^orzocg .  Jtegen :  den  wintec« 

Wanbeerdezeftrengere  koude  invalt,  fdhijnt  de^as* 
fche  nimur  .te  vérandiénsti,  on  ^  alle  voorwerpen ;  die  den 
diènsQli  omgffv^V  ièh^nen:  eenb  andere  gedUnte  tahtü 
nesieD«!.:'Zelfs:  bet.verhmf  in  "het*  woonveritudc  is  andeiSa 
gew4Mrden« ..  Qe  dubbele  glidttmen,  van  welke,  even  ah 
bq^^  ons ,  in  het  eerst  flechfis  de'  binnenzqde  met  digté 
Ijsbloemen  bezet  wvfe,  worden  tband,  aan  alle  vkr  s^^ 
denv  met  eene  tfakorst,  ler  dikte  vin  eeif  diflm^  oveiw 


VAN    RUSLAND.  23* 

trokken,  waarop  men  geene  bloemen  meer  ziet;  en  liet 
door  dezen  Ijsklomp  Hechts  fpaarzaam  doordringen(}e 
licht  geeft  aan  alles  ee»e  geheet  eigene  kleur.  Het 
fchijnt,  alsof  datgene,  wat  vromer  eene  doorzigtige 
opening  was ,  nu  met  een  groot  blad  van  mat  en  niet 
gepolijst  zilver  bedekt  is ,  en  door  onzigtbare  lampen 
van  binnen  op  eene  bijzondere  wijze  verlicht  wordt. 
Wanneer  de  deur  van  de  kamer ,  die  "onmiddellijk  met 
het  niet  verwarmde  voorhuis  gemeenfchap  heeft ,  voor 
een  oogenblik  opengaat,  dringt  eene  diklce  witte  wolk, 
die  den  binnentredenden  omgeeft  en  verbergt,  het  ver* 
trek'  in,  maar  (Iaat  terftond,  door  de  warmte  der  ka- 
mer, als  een  vochtige  nevel  op  den  grond  neder;  waar^ 
door  het  dan  ook  in  den  omtrek  van  deze  deur  (leeds 
vochtig  blijft,  terwijl  de  buitenkant  van  de'  deur  met 
harde  Tneeuiv  of  ijs ,  en'  zelfs  de  binnenzijde  tbms  met 
kleine  ftukjes  ijs  bezet  is.  ... 

Nog  meer  verandert  het  tooneel ,  als  men  de  warme 
kamer  verlaat  en  op  da  (baat  kooit.  De  menfchen, 
welke  men  daar  ziet,  fchijnen  niet  dezelfden'  te  z^, 
die  men  vóór  weinige  dagen  nog  aldaar  aanfchouwd 
heeft.  Alles  is  diep  ingewikkeld ,  en ,  behalte  mond, 
neus  en  ooren,  ziet  men  niets,  dan  dikke  wollen  kleedè^^ 
ren  en  pelswerk.  Geene  tragen ,  geene  lu^tords ,  *  geené 
oude  lieden,  geeite  kleine  kinders* komen  nfeer  t^oor  den 
dag.  De  jaatften  moeten  in  huis^btyvcar,  dewi|l  izij^daar 
buitm  ttiet  hunnen  voortkomen  ;:  en  de  eerstgenoemdeo ; 
zoozij^ich  aleens  vertoonen , '  hoe  langzaam  en  op  faiin  g&> 
mak  zij  voorheen  over  de  (faraat  gingen ,  zQn  eensklaps  vlug 
en  fnél  te  voet  geworden*.  Dé  kooplieden ,  de  tottaekhhou- 
wdts^  de  vischverkoopers  en  andere  Uedeo ,  die  anders  ge«* 
WOQKdgfcals  pilaren  nevens  hunne  waar  ftoóden  y  föh^néh 
thans  telkens  te  danfen ,  dèw^l  z^*  nu  eens  op'  hüdbehielftfl 
gelijk  een  tol  ronddraaijen ,  eo'dan  weder  met  hünÉé boeten 
op4en  grond  ftampen,  en  hunne  artoen  gedurig  in  alle  rigf^ 
dngett  flaan.  De  baarden  der  Kmjifeke  boeïen  zQn  tot 
vaste  ^klompen  gewc»'den  ^  en  oók  bQ  hen  ^  die  geene 
baarden  dnjgea,   zQn  nogtai^s  de  bKkkl^ardea  en  dè 

R  a 


ft3^  TAP£R£ELBN 

kleediDgftukken  in  de  nabijheid  van  den  mond  geheel  met 
Ijs  .  en  dikken  rijm  bedekt.    Wanneer  de  mond  van  ie- 
mand naast  u  zich  tot  fpreken  opent,  ziet  gij  eiken 
toon  vergezeld  door  een'  digten.  nevel,  die,  gel^lc  rook, 
uit  z^en  mond  ftroomt,  en  de  flechts  voor  het  gehoor 
beftemde  woorden  nu  ook  als  voor  het  oog  aanrchouwel|]lc 
maakt.     B|]  eiken   voetllap  kraakt  de  fneeuw  op  een* 
hoogen  piependen  toon,  en   boven  den  wandelaar  dam» 
|>en  de  fchoorfteenen  dikke  rookwolken  uit ,  die ,  zoo 
door  witte  kleur ,  als  ook  bijzonder  door  eene  fch^baar 
vaste   zelfllandigheid ,    zich  van   gewonen  rook  onder» 
fcbdden.    Deze  wolken  hebben  niet  die  veelvuldige  kron* 
kelingen,    als  gewoonlijk,    maar  vormen  regtopgaande 
rookzuilen.    De  voorwerpen  op  den  grond ,  huizen  en 
boomen ,  dieren  en  menfchen,  verfi^h^nen  niet  als  in  eene 
ledige,  flechts  met  lucht  vervulde  ruimte,  maar  als  door 
een  niet  volkomen  doorfchfjnend  ligchaam  van  ons  ge» 
fchdden;    en  het.  allengs  naderen  van  twee  menfchen  op 
de  ftraat  beeft  welligt  eenige  gelqkheid  met  de  ontmoe- 
ting der  vi9fchen  in  hét   water ,  daar  de  naderende  ge» 
daante  op   eenen  aflfamd  van  twintig  fchreden  zich  nog 
in  een'  dikken  nevel  gehpld  vertoont ,  die  echter  fteeds 
dunner  en  doorzigtiger  wordt,    hoe  nader  de  perfoon 
komt;  en  evenwel  is  er  geen  eigenlijke  nevel,  daar  deze 
btJ   fterke  koude  even  zoo  zelden,    als  hevige  wind» 
plaats  beeft.    Hierbij  komt  nog,  dat  de  zon,  die  zélfs 
op  den  middag  zeer  laag  aan  den  hemel  fiaat ,  en  fieeds 
eene  hoog  purperroode  kleur  heeft ,  een  geheel  b^fzondeT 
fchijnfel  werpt  op  alle  voorwerpen. 

In  Pcrmii  valt  de  eerfte  fneeuw  gewoonl^k  in  he^ 
midden ,  dikwgls  reeds  in.  het  begin  van  October ;  en  , 
daar  het  weder  ,  zoo  wel  des  zomers ,  als  des  winters  , 
zeer  beftendig  is ,  bl^ft  dezelve  meestal  tot  in  het  mid- 
den van  Mei  liggen.  T^en  het  einde  van  November 
heeft  de  fneeuw  zich  reeds  zoo  zeer  opgehoopt,  dat  de 
onderde  venfters ,  die  anders  eene  manshoogte  boven  den 
g^ond  waren  »  nu  met  dezelve  gelyk  of  er  onder  begra- 
ven z^.    Daar  het  een  te  moetjel^ke  arbeid  ware,  de 


VAN    RUSLAND.  fi^J 

fteed$  booger    wordende  fneeuw   voor  dé  huizen  weg  te 
ruimeQ , 'vergenoegt  men  zich  gewoonl^k  hiermede ,  dat 
flechts  de  ingang  van  de  Ilraat  naar  de  deur,  zoo  veel 
volftrekt  noodig  is ,  vrij  gehouden  worde.   Deswege  gaat 
men  des  winters  van  de  ftraac  in  dk  huis  diep  beneden*^ 
waarts ,  alsof  men  in  eenen  kelder  moest  afdalen.    Mis- 
fchien  zal  men  het  voor  onwaarfchijnlijk  houden;  maar 
ik  meen   te  mogen  verzekeren ,   dat  de  fneeuw  in  Rus* 
landj  zoodra  de  ftrenge  koude  begint,  veel  witter  is, 
dan  b^'  ons ;  ofTchoon  w^'  van  de  verblindende  witheid 
der  laatfte  reeds  een  fpreekwoord  ontleend  hebben.    Niet 
alleen  voor  mij , '  maar  ook  voor  allen ,  die  ik  daarnaar 
vroeg,   is  het  volftrekt  onmogelijk,    op  eefte  fneeuw-  ' 
vlakte  van  eenige  uitgebreidheid  ,  wanneer  dezelve  door 
de.  zon  befchenen  wordt ,  flechts  eenige  oogenblikken  te 
zien,    zonder  hevige  prikkelende   pijnen  indeoogenté 
gevoelen.     Evraeens   zou  ^een  even  zoo  groote^  ^oor 
de  zon   befchenen  fpiegel  van  gepol^'sc  metaal  op  het 
gezigt  werkra. 

De  nachten  zijn  des  winters  ^  zelfs  ten  tjjde  van  de 
Bieuwe  maan,  door  het  fchijnfel  van  de  fneeuw,  hetwelk 
veel  gelgkheid  met  dat  van  den  Bononifchen  (leen  heeft , 
zoo  helder  en  verlicht ,  dat  men  bijkans  zoo  goed  ziet 
als  op  donkere  dagen,  en  even  zoo  goed  als  bij-  dag 
reizen  kan.  Wegens  deze  verblindende  witheid  van  de 
fiieeaw  zqn  ook,  vooral  in  ^e  noordelijker  oorden ,  de 
boeren  van  fneeuwbrillen  met  gekleurde  glazen  voor- 
zien, die  men  ovenal,  zelfs  in  kleine  dorpen,  voor  wei- 
nige kopeken  koopen  kan.  Zeer  arme  lieden  vervaar- 
digen zelve  eene  foort  van  brillen  uit  ronde,  dunne 
fch^fjes  hout,  in  het  midden  waarvan  zij  eene  klehie 
opening  maken,  die  juist  voor  den  oogappel  wordt  vast- 
gemaakt. In  weerwil  van  deze  voorzorg  is  het  nogtans 
een  zeer  gewoon  verfchijnfel ,  dat  oude  lieden  van 
den*  gertogeren  ftand  geheel  blind  worden,  hetgeen  men 
aldaar  voor  even  zoo  natuurlijk  fchijnt  te  houden,  als 
wi]  het  niet  vreemd  vinden ,  dat  oude  lieden  ()e  tanden 
verliezen.    Wanneer  ik\  op  m^ne  menigvuldige  reizen. 


334  TAPBRBBLEN 

tegen  den  middag  eene  boerenwoning  binnentrad ,  2ag 
ik  dikwQls  het  ganfche  gezin  vrolgk  om  den  disch  ver* 
sameld;  terwijjl,  in  eenen  hoek  der  kamer,  een  oud 
paar,,  aan  'een  klein,  laag  tafeltje  geplaatst ,  afzonder'-^ 
lijk  fp^sde.  Vraagt  men ,  wie  die  arme  lieden  z^ ,  zoo 
kr^gt  men  dit  fch^nbaar  ónverfchUlig  antwoord:  Het 
f  adertje  en  moedertje  des  huizes  ,  die  reeds  blind  z^n. 
'Dit  vroeg  blind  worden,  is  echter  waarfchqnlijk  niet  en- 
kel aan  de  witheid  der  fneeuw ,  maar  ook  in  het  alga» 
bieeU  aan  de  ftrenge  koude  toe  te  fchrqven.  Bijkans 
dagelijks  gebeurt  het  aldaar  ,  dat  iemand  de  oogen  digt» 
vriezen  —  niet  het  eigenlgke  oog,  dat,  zoo  het  fch^t, 
de  felfte  koude  wederftaan  kaA ,  maar  wel  die  vloeiftof , 
welke  hetzelve,  bij  fterfce  prikkeling  door  de  koude ^ 
afzondcirt.  Wanneer  iemand  uit  de  heete  kagchdkamer 
in  de  koude  gaat ,  of  een  fterke  togt  op  het  oog  valt, 
zoo, watert  hetzelve,  en  zoodra  eén  traan  opwelt,  be- 
vriest deze,  en  fluit  daardoor  de  opening  van  het  oog. 
Als  dit  plaats  heeft ,  treedt  de  perfoon  het  naaste  huis 
binnen ,  en  gaat ,  met  het  woord  iswinite ,  (met  ver- 
lof) bij  de  deur  in  het  warme  vertrek  (faian,  waar  liet 
oog  terftond  zich  weder  opent,  zoodat  de. reis  voort-> 
gezet  kan  worden.  Zoodanige  bezoeken  kr|jgt  men  foms 
verfcheidene  in  één  uur,  en  niemand  ftoort  er  zich  aan* 
Nog  menigvuldiger  is  het  bevriezen  van  die  ligchaams» 
deelen  ,  welke  men  ook  bQ  d^  ftrengfte  koude  niet  wd 
bedekken  kan,  zgo  als  de  neus.  Het  eerfte  gevod 
daarbij  fchipt  niet  fmartelijk  te  zifn;  en,  als.  men' ^ 
niet  bijzonder  opmerkzaam  op  is  en  er  gectne  ondervinh 
ding  reeds  van  heeft,  bemerkt  men  het  misfcliden  gehed 
niet.  Doch  een  ander  ziet  het  zoo  veel  te  béter,  diüir 
het  bevrozen  deel  terftond  aan  eene  blaauwachtige  kleur 
kenbaar  wordt;  en  in  dit  oogenblik  kan  men  dan  ook 
zeker  rekenen,  van  ieder,  die  ons  ontmoet  en  in  het  g^ 
zigt  ziet,  eene  liefdergke  herii)nering  te  ontvangen,  btsi^ 
tuschka ,  wafche  nos  I  (vadertje ,  uw  neus  O  roepen  de 
voorbqgaanden ,  en  fpoeden  qlings  voort*  Ook  heeft 
men   geene  andere  hulp,   dan   deze  vriendemke  waai- 


VAN  RUS4,ANP«  ^^ 

fchuving,  Jioodig ,  tnraarvan  bet  ootnicUi^^  gfiYOigki^ 
dat  de  bevcDZ^e  terftond  eene  hindvol  yecfche  &e^mr 
vm  den  grtod  ne^mt,  en  daanoftde  het  einde  vmrdMk 
aeos  ftierk.  inndgft ;  waarop  hijj  terftond  ook  ^joen  >  wfifi 
vervolgt^  en  welligt  eea  oogenblik  daarna.  eenoQ  atidd^ 
tien  wa/cAc  nósl  toeroept.  Zoo  weinig  dit  to^m^tt 
deü  oogen  of  bevriezen  van.  de0  neus  te  bruiden.,  heeft. ^ 
waaneer  terftond  de  noodige  hulp  aangéw^  wordt;> 
zoo  erge  gerolgen  hebben  deze  toeyaHea  ^  indjen  ;^4 
verwaarloosd  wordem  Daarom  ziet  men  in  i^/oMr/  veto 
lieden,  wier  gelaat  gdieel  misvormd  en  ^laacdoof'.oqg^r' 
meen  leel^k  is.  ..   \  -      ..j;::i:^:. 

Gelijk  de  fiieeniv  dier  koude  ftiükefi  van  dB.oii|te  yor^ 
f€hilt5  zoo  is  ook  het  ^  geheel  andenB.  In  bet  zuid^ijlji 
gedeelte  vzn:  Duitsciland  heeft  mbn  dikwijls  m  dtiawjlQi 
ter  flechts  morfig  geel  en  brokkeüg  gifond^S)  ter  dik^^ 
van  een'  halven  voet  ten  boogftey  voor  d^-  ^k^JbsBn 
maar  in  de.  meren,  en  néÜs  in  de  grootere,  wateren^rtan 
Ruiland  wordt  bet  vier  en  dikwqls  ovètdk  zes  ^Cii^Q 
dik;  en  deze  ftukken  zQu  zoo  Wd,  dat  men  Qr  ;ms 
een*  vuurflag  vonken  uit  flaan  kan  9  €^^ft&rh:(|  zqo^doox^ 
fiiödend  9  dat  men  een*  ftrodbalm »  die>  in  bet  jaM^A 
van  zoodapigen  ^aklomp  zili^reven  zoo.  .duidelQk  «iet^ 
alsof  dezelve!  geheel  vr(j  voor  het  .gezigt  lag* ;  .  .  ?• .  -[-..^ 
.  In  weerwil  :van  deze  flronge  en  voor  het  vedrfüCJJÖ 
de  open  lucht  zoo  hin^lg]^.  koude »  wor^n.in.^Mr 
AsK^' de. meeste^  reizen,  des  winters  gi^daan^.jeiïd^^ohAi^ 
gebroken,  zoo  wel  bij.  naqfat-,  /als  b^  idagéj  Detiifddtf 
hiervsUi  moet  men  zeker  vi^hiatnelijk  id  dtf  >wegen  ZQi^ 
km,  weike  :des  zomers,  bijzonder  bij  hei^  begingen :tef 
gen  bet  einde  van  denzelven,;  dA^rx^m/^  .Z9.  geheel  tttn 
devn&tu!br  ovéliaat,  dikwgls  gronddoos  en  dus  gebMl 
onbruikbaar  £ijiL;jBaar. gedurende  den  wtnter  viadtvmeb 
die  zelfde  wegen  door  de  natuur  beter  gemaakt,  dan^ei^ 
gens>  door  menfcfaenhanden  zou  kannen  gedaan  wordeoi. 
De  hooge,  vaste  fneeuw,  welke  niec  fmeltdooruinvi^ 
lenden  dpoiy  maakt  faec  i^che  land  ifoteene  f^'idgei- 
gladde   oppervlakte,   waaxt)ve]r  dft  ileden/ais  over  jaeo' 


23^  TAFERBBLEN  j 

BMurmeim  |K>dem »  met  yerwonderlQke  fiielheid  heeiigl$* 
den 9  :fcoDder  eenige  hindernis  te  ontmoeten,  daar  de  i 
itaeeav  alles  eflpen  gemaakt  heeft.  Door  diklce,  warme  ! 
pelzen  wtMtit  bet  ligchaam  der  rdtenden  geno^  tegen 
de  koode  befchut ,  en  door  goed  bewerkte  bastmatten 
Muscotifchc  matten)  weet  ook  de  boer  zgnen  wagen 
tot  eene  kleine  tent  in  te  rigten ,  waarin  hy  y  zelfs  b^ 
de  ftreogfte  koude,  regt  op  zgn  gemak  zit  of  ligt. 
De  meer  g^oede  lieden  uit  den  middelftand  hebben  ge* 
woonl^  grootere  fleden ,  waarin  plaats  is  voor  zes  of 
acht  pcrfonen,  en  welke  door  even  zoo  vele  paarden 
getroUcen  worden.  De  bewoners  van  zoodanig  rgdend 
huis  ziyn  allen  goed  ingepakt,  meestal  op  en  onder  dikke 
pdzen  liggende ,  en  tegen  de  buitenlucht  dóór  bastmat- 
ten vél  befchut,  zoodat  z|j  van  het  gure  weder  flechts 
w«nig  te  lijden  hebben,  en  zich  in  de  enge,  door  hen- 
zdven  verwarmde,  ruimte  regt  wèl  bevinden. 

Ook  dit  is  nog  een  opmerkel^k  verfch^jnfel ,  dat  de 
koude  in  Rusland  naar. het  oosten  fteeds  toeneemt,  en 
zelfs  in  grootere  mate  toeneemt ,  dan  wanneer  men  even 
zoo  ver  van  het  zuiden  naar  het  noorden  zich  begeeft. 
Moskou  en  Kafan  b.  v.  liggen  b^  op  gelQke  breedte; 
maar  te  Kafan  ^  dat  omtrent  honderd  Dultfchc  mQlen 
oosteiyker  is,  heerscht  veel  ftrengere  koude,  dan  te 
Moskou.  Kafan  ligt  omtrent  onder  denzelfden  graad, 
$}b  KoffenAagm  en  Editiburg;  maar  het  verfchilt  in 
lucfatgeltel  grootelijks  van  deze  lieden.  Peursburg  is  v^ 
gndtti  noorddQker  dan  Kafan  ^  doch  heeft  geenszms 
«ne  zoo  felle  koude.  In  Kafan  begint  de  winter  omffaeeks  ' 
liet  midden  van  October  en  duurt  onafgebroken  voort 
tot  het  emde  van  April,  en  eerst  tegen  het  einde  van 
Md  worden  de  landeigen  bearbdd;  terwQl  men  in  D/v/i^» 
Mm  in^  Noorwegen  nog  groene  wdden  in  November 
heeft  en  eene  aangename  wandeling  in  het  veld  doen 
kan,  ofTchoon  Dromhdm  op  64  gruloi,  en  dus  negen 
graden  noordel^^,  dan  Kafan  ^  ligt. 

Dil  onderfcbdd  loopt  nog  meer  in  het  oog ,  als  men 
verder  oostwaarts  (p  Rus/and  rdst. .  Ockossk  b.  v.  ligt 


VAK  ausLAHD.  ^37 

btiBt,  op  gd^ke  breedte  tls  Petersèttrg  en  Sspkhêhm^  maar 
zelfs    de  R»i  beefic  voor  de  alles  verftllvende  koode   vao 
Ochudt^ .  en  alle  ambceoaren   dezer  ftad »  die  oit  faec  wesceo .  .. 
derwaarts  gesonden   worden,    krijgen  dubbele  beaoldiging, 
eeoen  koogeren  rang»   en   de  vrijheid,   dm  na  verloop  van 
drie  jaren  terug  te  keeren ,  dewijl  èr  zonder  deze  voordeelen 
niemand   gevonden  zon  'voorden ,  die  lusc  had ,  om  zich  naar 
een  zoo   onfa^beigzaam  en  b^a  onbewoonbaar  oord  ce  her- 
geven»   Alleen  de  naam  Kamtfehaika  jaagt  reeds  huivering 
en  fchnk  aan,  en  echter  is  de  Ptterpauhhavtm  in  Kamtfehatka 
flechts  51  *gsaden   van  de  evennachtslijn  verwijderd  ^  en  dus 
op  dezelfde  breedte,   als   Breiden^  Amfi'erAmt   en  lAn4en. 
Eene  der  oonsaken   van  zoo  groot   vèrfchil  in  bet  luchtge- 
fiei  H  bniten   twijfel  deze^    dat  de  znidel^ke  üreken  van 
SiberU'  meerendeels    verre   van  alle  zeeën  verwqderd  liggen. 
Miédêi'AM  is  verder*  dan  eenig  ander  gedeelte  der  aaide,, 
verwyderd   van,  groote   wateren.     Hieruit  laat  zich  evenwel 
bet  verfcbSnfel  niet  volkomen  verklaren*    Be  menigvuldige, 
vele    honderden  mfilen   verfpreide  lagen  zont,   zuilen  mts- 
ifehien  daartoe  mede  b^diagen^  b^zonder  uit  hoofde  van  den 
fchralen  groei   in   dezen  zouten  grond,  daar  men,  in  eenige 
flreken  verfcheidene  dagen  reizende,  geenebosfchen  ejD  flechts  ^ 
weinige  kleine  planten  ziet.    De  voomaamfie  redeo  is  zeker»' ' 
IQk  deze »  dat  de  grond  van  het  westen  naaf  itec  oosten 
dch  allengs,  hooger  boven  de  oppervkkie  der  zee  verheft* 
en  alzoo  den  grootften  beigmg;der  aarder  vormt .—  eeoe 
verbazend  uitgebreide  beigvlakce»  op  welke  federt  duizenden, 
jaren  4e   volken  van  het  noordoosten  elkander  venjrongen , 
en  van  waar  ze  zich  ook  in  ganfche  Uroomen  over  zuid.  - 
westel^k   gelegen  Janden    nitftorteden.     Van  de  ongemeen 
booge  ligging  dier  flreken  getuigt  ook  de  loop  der  grooie*/ 
geweldige  vloeden  ,  die  allen  op  het  hoogfle  deel  dezer  berg- 
vlakte otttfpringen ,  en  ^  zooals  de  03,  de  jMfej^  étlniseh^ 
enz»,  in  de  noordzee  zich  ontlasten.     Het  is  jammer,  dat; 
de  vele  reizen,  die  onder  de  regering  van  kat  ba  m  na  II 
In  deze  ooiden ,  meest  door  Duitfche  natunronderzoeken ,  ge* 
daan  z^jn,  geene  bepaalde  opgaven  van  de  hoogte  dtM  lands> 
behelzen.    De  Akademie  der  Wetenfchappen  te  Pefertburg^ 
zou  dit  kunnen  ophelderen ,   zoo  dezelve  gefchikte  perfonen 
in  die  gewesten  met  goede  barometers  voorzag ,  waarvan  men 
ook  in   andere  opzigten  voor  de  kennis  van  den  dampkring 
en  ^an  eenige  verfchvnfelen  in  dènzelven  groot  nut  mogt 
verwachten» 


3^  '       TAFfiREKLBN  VAN   RUSLAND. 

Zoo  v«el  vtn  den  vliicer  in  oorden ,  die  ik  lelf  by  elgtne 
oiidervhidiog  heb  leeren  kennen.    Op  m^ ,'  die  atn  zoodanige 
nicerden  niet  gewoon  was ,  werkte  de  konde  zéér  onaaage** 
naam,  zoo  dikwUis  dezelve  wederkwam.    Welk  een  leven 
voor  een  wezen,  dat  vooral  In  het|  licht  en  in  de  warmte  der 
zon   zich  vertH^dt,   verfcheidene  maanden  het  •  groocde  ge* 
deelte   van  z^nen   t^d  bij  het  ellendig  kaarslicht  te  moecen 
doorbrengen,  daar  de  zon,  akhans  in  Pêrmië^  op  de  dagen, 
wanneer  men  het  «eest  daarnaar  verlangt,  eersc  ttp  tien  ure 
o)>komt>en  om  twee  are  reeds  weder  verdw^oc,  en  ook  ge- 
durende de  vier  oren ,  dat  dezelve  zigtbaar  is ,  in  eene  bloed- 
roode  kleur ,  zooder  te  verwaralen  of  zelfs  goed  ce  verlich- 
ten,   zich  llecbts  weinig  boven  den  horizon  veiheft*  en- «Is 
befthroomd  langs  de   naburige  bergen   In   het  zuiden  heen* 
flaipt,    achter  welke  zQ   zich,  eer  men  haar  regc  gezien 
heeft,    reeds  weder  verbergt*    Welligt  Is   het  ouiogeliïk» 
voor  Iemand,  die  een  beter  land  bewoont,  den  trenrigen loe-^ 
(land  der  bewoners  van  deze  oorden  in  allen  opzigce  geheel 
dnidel^k  te  maken,  daar  het  mijzelven,  ik  beken  het,  moèi« 
Jdtik  valt ,  alle  die  bljzondeiheden  weder  levendig  in  mijn 
geheugen  temg  te  roepen^  Ik  móet  foms  nog  om  mijzelven  laf- 
chen,  als  ik  mQ  herinner,  boe  Ik  eens  in  ff^j4fka^  üi  het 
begin  van  Occober ,  toen  reeds  alles  van  konde  verft^fd  wns  , 
wegens  eene  Ugte  ongelleldheid  te  bed'  moest  bleven,  en  tot 
tijdkorting  het  ieesboek  vapmilJne  kinderen,  écu  Kinderyrimid 
van  WK  IS  SB,  begeetde%    Ik  iloeg  het  boek  open^  en  trof 
]tlist  de  plaats,   waar   de  Sohr^ver,   op  het  einde  vin  No^ 
vember,  nog  langs  eene  groene  welde  gaat  wandelen*    TYi. 
nen  van  weemoed  kwamen  mi]  In  de  oogen,  bij  de  gedachte « 
dat  ik  een  zoo 'heerlijk  land  -^  dat  Ik  m0n  dierbaar  en  febdoa 
vaderland  verlaten,  en  tegen  'deze  onherbergzame  en,  zoo 
ais   ik  tóen   dacht ,  akelige  (beken  verwisftld  had.    Ik  tacb 
er  no'^  fomwJSlen  nog  oft ,  wanoeef  ik  m^  «die  klelnmoedlg^ 
beid  herinner;  mair  de  tranen,  die  Ik  toen  niet  kon  bedwln* 
gini^  Wiren  ceer  emftlge^  tranen «  welke  nit  de  diepte 'van 
mQn  hart  «opwelden,   en  ik  durf  er  geenszins  vitor  InOaan, 
dat  heizelfile  Hiec  weder  phmcs  hebben  zonde,  zoo  ik  daar 
nog  nena  op  hetzelfde  tooneel  moest  optreden. 

(JHei  vervoig  Ahrna.) 


BRUP  AAN  DEK  JlI»AC¥MÜR.  ^39 

• 


Aan  den  Redacteur  der  P^aderlandfche  Letteroefeningen. 
Wel.Edel  Heer! 

Xe  regK  Is,  b^  de  atnkondiging  v«n  mijnen  iUfr^^süi^, 
(N^#  III,  bt  137,  uwer  Letteroéfenêngen^  doormVften  Re* 
fenceoc  aangemerkt ,  dat  ik  aan  ttèkêt  hekeHd  i^aderlandteh 
fpreekwoord^  naar .*t  fehijnt^  niet  gedacht^  p/,  zoo  al ^  mij 
Uifkhaar  daaraan  i^einig  beltreund  hêkke.  Het  iaaffieU^^mu 
held,  en  Ik  beken  dit  openhartig;  er  tevena  bijvoegende, 
dat  ik'  mij  (leeds  om  alwat  flechts  in  fefnfn  grbot,  maar  lAi 
kef  iTtfani  dér  zaak  nietig  Is,  weinig  bekreunen  te  i^ee!  «er» 
Wé$  bèbbende  voor  de  groote  zaak  van  Waarheid ,  Regt  ed 
Dengd ,  ^  dan  dat  de  kleingeestigheid  van  vle^ets  en  eigenbe* 
langzoeker»  mij  zon  kunnen  bewegen ,  mijne  oud'Pkde^4aiUim 
fehe  geroeiens  in  bet  kenraiijf  eener  anglllge  befchroomdheid 
te  wringen;  iets,  waartoe  fommfgen,  blijkens  de  ervaiHng 
¥ia  den  ógg »  zich  niet  ongeneigd  betoonen. 

Met  dezelfde  rondborfligheid ,  waamede  ik^  in  dezen  tSjd^ 
oa  en  dan  ,  "voor  bet  dieitaar  Vaderland  en  deszelfs  Helden 
faeb  gezongen,  is  hec  hier  nevensgevoegde  Gedidht  aan  onze 
heilige  Godsdienit  toegewijd;  en  het  zal  my  aangenaam  w«» 
len ,  voor  hetzelve  eene  plaats  In  nw  geacht  Maandwerlt  te 
Bien  Ingemimd» 

De  goede.  Voorzienigheid  vnrig  dadkendé,  die  mQ,  fat  'den 
fehooc  der  j^rotestantfche  Kerk ,  het  belder  en  ohbeneveld 
iMt  van  ^het  Goddelijtt  Evangelie  heeft  doen  aanfehonwen , 
ton  ik  my  echter  geenszins  verhengen  over  een  bedsyf ,  dat 
iei  barc  m^ne^  Roomsöbge^inde  Medechr{lteneii  mei  innlgeii 
weedoaai'  moet  hebbén  vervnld;  ik  bedoel  fm  wegnemen  der 
Kruèfen  in  de  Ho^dstad  van  eenen  Fortt^  die^  gel^k  Zi)tte 
voorgangers ,  In  oilderf^heiding  van  an^eie  Mbnarehen ,  met 
ééH  naam  van  den  Alleréhristel^kflen  wordt  beflempeld.  ' 

Gewii  een  zoofchaamteloosbedryf,  door  RobmsehgezUMen 
zelve  gewild  en  ten  nitvoer  'gebragt ,  kan  door  geen  bezidtgd 
én  onparMJdig  Protestant  wbrden  goedgekeurd;  want  het  is 
geüyk  te  (lellen  met  een*  'boosaardigen  opftand  tegen  bét 
Christendom  en  tegen  Hem,  naar  wiens  naam  wy  ons  noe« 
men*  Voorzeker ,  de  Muzelman  'zon ,  door  kei  nederrukken 
der  Hahemaan ,  ztlne  verachting  van  den  Logenprofeet  niet 
kftchtiger  kunnen  oitdmkkenl  —  Dan,  zoo  is  de  geest  des 


MP  .  BMtF  AAn  4MM   EBOikCTBUE* 

.  (egeQwoonligeo  tQdi •    De   otyolgen  der  Prtnrcbe  Encydo- 
pediscen  ftellen  er  eene  eere  in«  niets ,  dan  het  orakel  van 
hunnen  Afgod «  te  gelooven;  en  eene  leer,  die  der. bedor-  . 
vene  zinnelijkheid  offen    brengt,    vindt  grooten   bijval  bQ 
ligtzinnigen.  ^ 

De  Protestant ,  geene  bloot  zinnelijke  teekena  behoevende , 
tot  fchiaginig  of  opwekking  van  zQn  geloof  in  Hem ,  wiena 
dienst  in  geest  en  waarheid  beftaat ,  en  wan  van  de  minde 
onderwerping  aan  menfcbelijke  inzettingen ,  b|j  hec  allesöver* 
wegend  en  alleen  geldend  gezag  van  den  Koning  dea  Lichts 
en  der  Waarheid ,  -r-  de  Protestant  moge ,  met  innig  mede. 
doogen,  zwakke  broeders  beklagen,  die,  tot  bevestiging  van 
iimne  overtuiging,  beeld  en  teeken  fchynen  te  behoeven; 
edoch ,  vervQld  met  den  geest  d^r  Evangellfche  lieftie,  ver- 
oordeelt hij  den  zwakken  en  dwalenden  nieti  maar  veronc» 
waardiging  grtjpt  hem  aan,  wanneer  hQ  hoogmoedigen  en 
nietswaardigea  aan  hulpbehoevenden  den  rietftaf  ziet  ontne* 
men ,  waarop  zU  fteunden ,  zonder  hun  iets*  in  de  plaats  te 
geven,  waarmede  zQ  hunne  wankele  fchreden  fcbragen  kan- 
oen; -^  dat  is,  zonder. beeldfpraak,  wanneer  Onchiistenen , 
bli  het  afrukken  van  Christus*  kruis,  tevens  de  GodshMter- 
mke  verklaring  voegen:  Jat  het  Christendom  veer  de  wereld 
hêrfi  uitgediend. 

Uit  dit  oogpunt  befchouwe  men  de  dichtregelen,  die 
eerbied  voor  den  verheven*  Stichter  des  Christendoms  en  zQn 
Evangelie  mQ  heeft  doen  ontboezemen.  MUne  Protestanc- 
fche  medebroeders  znllen^,  immers  ik  durf  dit  vertrouwen^ 
iaflemmen  met  de  door  mQ  uitgedrukte  gevoelens;  en  den 
Roomschgezinden  Medechristen  zQ ,  mits  dezen ,  de  verze- 
kering gefchonken ,  dat  de  echte  Protesoint ,  offcboon  aan 
het  zinnelijk  teeken  des  kruifes  alle  godsdienüig  eerbetoon 
moetende  ontzeggen ,  hartelijk  inftemt  met  de  Leer  des  Krui- 
fes »  en  hec  EyangeUe  van  den  Gekruisten  hooger  waardeert , 
dan  al  de  fchatten  en  genoegens  der  wereld  I  —  Voor  Ultra- 
liberalen  en  Jezuiten  verfpil  ik  geen  enkel  woord.  Aam 
ksfnuê  vruehteu  hém  men  hen  kennenl 

Nevens  het 'verzoek^  om  deze  letteren  aan  m^n  ftukje  te 
iloen  voorafgaan*,  paar  ik  de  verzekering  mQner  hoogachting 

Amfterdam^  j  Maan  i83i. 

;  W.  »•    WAEIISINCK».B1. 


op   llEOr  WSONEMEIi  D£R   XKUltEIf  TB  PAAQ8.  «41 


op    HET    WEGNEMEN    DER    KRUISEN 

IN    DE    B00F08TA0 

VAN    DEN 

ALLERCHRISTELIJKSTEN  KONING. 

O  best  gefchenk  des  hesten  Fadersl 

O  Godsdienst  I  blijf  ons  eeuwig  bij  I 
H^e  u  ens  roaven^  V  zfss  verraders 

Der  menschheid^  wat  hun  taal  ook  zijt 
Komt  f  wreedaardsl  rooft  ons  goed  en  leven; 
G^  rooft  y  wat  eens  090  moet  begeven ; 

V  Is  menscUijk  —  o^'^t  lierfteit  zich  weer: 
Maar ,  ons  den  jongfien  troost  te  ontrooven , 
Ons  iaatfie  vonkje  hoops  te  dooven  -^ 

Dit  *J  AeücA  —  of  kon  een  Duivel  meert 


RH9NVI8    FEITH. 


a 


"e  zwSmelkelk  is  iDgefchonken ; 

*c  Ontzag  voor  God  beftaat  niet  meer; 
De  Tijdgeest  werpt,  van  woede  dronken , 

*t  Blazoen  van  Christns* 'Godsdienst  neer: 
Dat  ceeken»  eens  zoo  boog  gedragen. 
Staat  thans  ter  prooQe  aan  mokerflagen ; 

£n  tempeltln  en  munrtrans  beeft. 
Hoor,  trotsch  Par$al  dat  woest  rinkinkenl 
Hoe  lager  *t  heillgfte  moog*  zinken , 

Hoe  hooger  tbans  nw  moedwil  fireeft* 

Rjyst  uit  uw*  nacbt,  vervlogen  jaren! 

Dat  de  aarde  nw  fcfaande  en  gmwlen  ziel  — 
De  Medicis ,  met  baar  barbaren ,  ' 

Sint  Banelsnacbt  en  —  Collgny  !*— 
Wat  fcbonwfpel  I  —  *t  bloed  der  Hngenoóten 
Moest  toen  den  fchgntriomf  vergroocen 

Van  *t  kmis,  met  flaafscb  ontzag  vereerd; 
En  tbans...  •  Laat  vrij  de  Seine  flddrenl 
Zij  Is  ^r,  die  vrome  krnlsaanbiddren 
'  Veel  liger  nog  dan  't  krols  vemeért. 


24»  OP  BftT  WfiGMEMe»  0B&   KROUftN 

Verheft  na  ,  wie  dien.  lof  moog*  doemen » 

Marafs»  Sancerre^s  en  Ie  Bon*8l 
Sier,  Saint  Ancoinel  thans  met  bloemen 

Uw  Robesplenrt*s  en  Conthon*il 
Wel  heeft  de  vnist  dier  onverlaten  ^ 
't  Geweld  ten  dienst ,  langs  marict  en  ftraten 

De  bloed  vaan  van  den  moord  onqHpoidi 
Maar  woest  de  klaaaw  naar  *t  kruis  te  (leken 
£n  't  van  Gods  tempels  af  tê  breken, 

Vermogt  dat  v^ftal  moi^iers  nooit! 

SpreeK ,  Saint  Simon  I  zijn  dit  de  vmchten 

Der  leer ,  die  uw  orakel  Q)reekt  ?  — 
Dat  ooft  is  in  verpeste  luchten  , 

Door  kracht  van  helfchen  damp,  gekweekt. 
Ontaarden I  doet,  bij  duizendtallen. 
Uwe  offers  door  de  moordbQl  vallen, 

Voor  menschlijkheid  en  rede  doof; 
Maar  laat  —  wat,  in  een*  nacht  van  rampen. 
Nog  moed  fchenkt  met  den  dood  te  kampen  — 

Maar  laat  den  zwakken  mensch  't  gelooft 

'  'k  Heb  nopit  de  knie  voor  kruis  gebogeb , 
Voor  hout  noch  fteen  de  kruin  vomeérd. 
Maar  vaak ,  met  innig  mededoogen , 
'    In  dwalenden  den  menich  vereerd  $ 
Doch  haat  en  afkeer  moet  ben  treflfon , 
Die  trotsch  zich  boven  *t  Ipnis  verbeffien. 
Wier  hoogmoed  Christus'  naam  miskeqt; 
l(,n  vloek  z^  d'onverlaat  befchoieo  • 
Die ,  lastrend ,  met  der  Duivlen  koren  , 
I^  Christus'  kruis  den  cbristus  fchendtl 

Rukt ,  .fiiopdaards  I  mkt  dat  kruis . t^r  aard^  I 

•  Wat  (chenkt  g«  aan  de  aard*  yoo^  dat  gemist 
Het  bggeloof  qjat  zel£s  in  waarde , 

B9  't  dwaallicht  vaa^  uw  duistepiis. 
Voor  't  be^d  d^  heils.  gedwte  te  knielen» 
Verfcbaft  nog  trOost  un  zwakke- zieUq, 

In  *s  toveni.  Onjd  90  jo^gften  qopd^ 
Maar  gö ,  wat  ruac  g^eft  gJH'  aan  /t  kane, 
By  't  folcrend  w^t  der  laatae  (tearte?« .  ,v 

Nleu  dan  vrnwijfllng  ,  wiinhoop,  dood» 


TB  PAE9C*  «43 

Vennee^en  I  rukt  dsc  kruis  eer  neder, 

*c  Sieraad  vaa  *t  heilig  tempelkoor  t 
Wat  fchenkc  gy  voor  dien  roof  toch  weder  f 

Wat  voor  deo  ooosc»  dien  't  faarc  verloor  t 
Oe  Jood»  van  Jvda^i  tem  verbasterd , 
Die  David's  Zoon  en  Komng  lastert , 

U  bier  min  fcbnidig  in  Gods  oogt 
Ëen  nacht  van  twijfel  doet  hem  dwalen  ( 
Maar  g9  miéfc^xdeheldic  ftralen' 

Der  nitddagtov  aan  's  hemels  boog* 

Beef,  Ftankr^k  1  r-  God  zal  eenmaal  fpreken , 

£«  ftraffen  't  fuood^epleegde  kwaad. 
En  de  eer  van  zijn*  Gezalfde  wreken  , 

Wiens  Rijk  van  eeuw  tot  eeuw  beftaat. 
De  fmaad^  den  Christus  aangewreven. 
Zal  op  ttw  kroost  en  nakroost  kleven  \ 

Uw  Afgodstcmpei  (lort  in  gmisi 
In  vlammen,  die  ten  hemel  rooken, 
Zal  *%  wis  verderf  den  grond  beftoken , 

Gefchandvlekt  door  den  val  van  *t  kruis  | 

Toch  zal  de  Kruisleér  zegepralen : 

De  Christus  hoedt  zgn  Algeblcd ; 
Voor  Hem  wéêrgilitfen  berg  en  dalen 

En  aarde  en  hemel  't  zegeüed'; 
Zijn  woord  zal  volk  bij  volk  verlichten; 
Het  bijgeloof  zal  voor  Hem  zwichten; 

De  dwaling  wijken  voor  Z^'n  kracht; 
En  wie  Zijn*  trpon  te  laag  durft  zetten , 
Zal  de  adem  van  Zijn^  mond  verpletten 

En  Horten  in  des  afgronds  nacht ! 

Ond^Neérlandl  lêaactf  vetUehc  te  lieeten , 

KwAaif  den  fcharr,  dfM  gij  betit.j   • 
De  óókrenkbre  vrijheid  van  geweten,  ' 

Waarmede  elk  mensch  aJJn*  God  MObidtt 
Maar,  Broédefsf  Christnen !  laat  ons  mke»» 
Alr*t  fflonfter  ón£en  grond  mogt  naiken, 
'    Den  muü  ^ol^laiter,  (ïnaad  en  boon! 
]a  ,  dan  moet  Ro(»mseh  en  Onroetascb  (fanden , 
En  aan  den  heilgén  kamp  zteh  wijden 

Voor  de  eer  van  Christus'  Kittna  en  kaiera  I 


S44  ^B  KUNSTfillAAR  BN  DE  UITDRAGER* 


0£  fcUNSTENAAR  EN  DE  UITDRAGER* 

JL  egen  het  dode  der  zevendeode  eeow  wts  de  ftrttc  delia 
Carita  te  Napels  reeds,  geligk  de  Ghetto  Xfi  Rome^  de  bü* 
zondere  wQk  der  Joden  9  die  meereodeels  bet  bedr^f  van 
-woekeraar  met  dat  van  okdrager  verbonden.  Ieder  jongeling 
van  goeden  huize,  dien  ztjne  zeilparmen  naar  de  grot  vtn 
Paufilippo  met  eeoe  of  andere  Signoriné  te  grotfde  gebragc 
hadden  —  ieder  arme  Madonnen'^ichMti  ^  die  voor  der/vM- 
ditori  (verkoopers) ,  in  .afwachting  van  beftellingen  voor 
Vorflen  of  Kardinalen ,  moest  arbeiden ,  wist  de  Oraat  delia 
Carita  zeer  goed  te  vinden.  Onder  de  winkels  in  de  naauwe 
ftraat  onderfcheidde  die  van  koopman  abraham  giudeo 
zich  door  eeoe  overgroote  menigte  van  onde  dingen,  die  den 
iogang  verfi'erden ,  óf  veeleer  verfperden.  Hier  zag  men  in 
bonte  verwarring  onder  elkander  Milanezer  hamasfen,  Bo^ 
hghewer  degens,  Cremonezer  violen  en Napeffcke  Mteni  doch 
01  u DEO  deed  voomameiyk  in  fchilderyen  van  allerlei  foorc. 
Niemand  wist  beter ,  dan  b)) ,  onder  eene  laag  van  roet  en 
ftof,  het  penfeel  van  eenig  groot  meester  te  onderkenneii , 
of  in  de  proeven  van  een  jong,  onbekend  en  hongerig  kun* 
Qënaar  de  kiem  van  een  toekoinftig  talent  te  ontdekken;  — 
maar  ook  niemand  verllond  beter  de  kunst,  om  op  den  nood 
van  den  behoeftigen  koopman  tt  /peculeren  9  en  ^  met  eene  on» 
verfchilligheid ,  die  iemand  in  vertwgfelhig  zou  brengen ,  de 
waarde  van  een  werk  te  verkleinen,  welks  verdienfte  hQ» 
als  door  zeker  natuurlek  kunstgevoel ,  zeer  wel  v^ist  te  on* 
derfcheiden.    • 

Op  zekeren  avond  trad  een  }ong  menscb  van  eene  ellen- 
dige vliering,  waar  hQ  den  geheelen  dag  had  geweritt,  en 
rigtte  zQne  fchreden  naar  de  ftraat  delia  Carita^  terwijl  hQ 
onder  zQn*  afgefleten  mantel  leu  zoiigvuldig  verborgen  hield. 
BQ  de  toenemende  donkeiiield  kon  men  naauwelQkf  zijn  ten 
nlterfte  pover  gewaad  en  zijne  fterk  uitkomende  gelaautrek- 
ken  onderkennen,  die  onder  een  zwart  en  dik  hoofdhaar  ze» 
kere  wilde  fierheid  aanduidden.  Hadden  de  vrouwen  uit  dea 
geringeren  ftand,  die  onder  gezang  voor  hare  deur  zaten  te 
fpinnen ,  geweten ,  dat  de  voorbijgaande  perfoon  de  vérviardU 
ger  van  de  destijds  zoo  geliefde  voftsliederen  $  Doke  pacedei 
ccr  mio^  tn:  Hu  eke  penfo  è  tuHr  was,  zij  zouden  er  niet 
aan  gecwijfdd  hebben,   of  hij  wHde,  met  zijne  guiur  on. 


DE  XUNSTBNAAR  EN   DB  UITDRAGER.  '  S45 

der  den  mantel ,  zich  ergens  onder  het  vender  eener  onver- 
biddelqke  .ia is  begeven,  Mtar  de  jongeling  bleef  voor 
▲  b&ahamV  uicdragerjj  daan,  flapte  eindelijk,  na  eenig 
befloiceloos  talmen,  binnen,  en  geraakte,  door  eene  verzame- 
ling  van  onde  wapens  en  fchilderftukken,  weldra  in  eene  foorc 
van  achterkamer*  Hier  zat  de  hrailiet  in  eenen  breeden , 
onderwetfchen  leuningftoel ,  en  w»  juist  bezig  met  het  dien 
dag  ingebenrde  geld  te  cellen,  toen  hem  de  komst  van 
den  jongen  man  in  zijn  gewigtig  werk  Hoorde.  —  „  Wat  is  er 
van  Qwe  dienst,  jongeheer  f  Gij  weet,  de  tgden  zqn  flecht; 
de  Napelfehe  dukaten  wandelen  alle  naar  onze  Spaanfehè 
heeren,  die  hunne  pistolen    liever  aan  bgzitten  en  bravo* s'^ 

dan  aan  arme   lieden,   als   mij,  geven maar  dit  onder 

ons  en  met  allen  eerbied,  welken  men  aan  de  dienaren  van 
zVoe  Katholieke  Majesteit  fchuldig  is/*  Dat  zeggedde,  nam 
by  zQne  groote  muts  af«  „  Hebt  glJ  ,'*  dus  voer  h|j  voort, 
^  bij  uw  bezoek  het  oogmerk ,  dat  ik  vermoede ,  zoo  doet 
gg  .  wél ,  dat  gij  een  goed  pand  van  eeoige  waarde  ^  gel^k 
gQ  daar  zeker  onder  den  mantel  hebt,  medebrengt/'  —  j^GiJ 
vergist  n,**  fprak  nu  de  onbekende,  terwijl  hfj  op  eene  al- 
daar ftaande  cafel,  die  de  hoogte  van  omtrent  vier  pal- 
men had ,  wees ;  j,  ik  kom  niet  om  te  leenen ,  maar  om 
te  verkoopen.**  —  ^  Ach ,  dat  is  wat  anders  1*'  riep  de  ondt 
nitdrager,  nam  een*  bril,  en  befchouwde  opmerkzaam  hec 
fchilderftuk,  dat  de  jeugdige  kunftenaar  intusfchen  In  bet 
▼ereischte  licht  geplaatst  had.  Te  vergeefs  verwachtte  de 
jongeling,  welken  indruk  zQn  werk  op  den  bedreven  be- 
fchouwer  zou  maken,  wiens  onbewegeiyke  gelaatstrekken 
enkel  opmerkzaamheid  aanduidden.  Hü  meende  eindelijk  het 
woord  te  moeten  opvatten,  om  den  Jood  het  onderwerp  der 
fchildery  te  verklaren,  en  zelde  dus:  „  Het  is  haoar  met 
haren  zoon  in  de  woestijn/*  —  „  Een  onderwerp ,  dat  reeds 
door  den  goddelQken  guercino  is  behandeld,**  fprak 
ABRAHAM.  —  „  Wauuecr  gg  zqne  fchilderij  kent,*^  hernam 
de  fchilder,  „  zult  gij  weten,  dat  niet  hetzelfde  tijdpunt  is 
gekozen  ^. en,**  voer  hy  met  zekere  fierheid  voort,  i,  wat 
il  ook  daaraan  gelegen?  Het  komt  er  hter  flechts  op  aan,  wat 
het  mtjne  waard  zQn  mag/*  ^  ^  Dat  is  ftout  gefproken , 
jonge  raphael!**  antwoordde  de  oude,  met  een'  fpoi* 
renden  glimlach ;  „  Stgnor  spagnoletto  en  CavaUere 
LANVRANCO  koudeu  zich  niet  beter  uitdrukken;» maar  ik 
geloof  geenszins,  dat   g^  uwen  arbeid  zoo  dutir*  verkoolt.'* 

MBNGELW.    183I.  NO.   5.  S 


t^  ÜE   RUNSTEKAAR  SN  UK  urn>aAOtR. 

Dit  zeggtttie^  floeg  hU  een*  veelbeteekenenden  bltk  op  idb 
tfgedragene  kleederen  des  jongen  fchilden*  -^  „  Wkc  «rifc 
gQ  dan  voor  4eze  fchilderij  geven  V*  riep  de  jongeling  enge* 
dnldig*  —  f,  Wac  ik  geven  wil  ?*'  herhaafde  de  flUnme  Joêé.,  op 
een*  bedenkelijken  toon;  j,  hom ••••.!  Ik  zon  liever  ecne 
ile/^  of  Fagivuur^  of  Martelaar  hebben ;  men  wil  tegenwoor- 
dig geene  andere  dingen  meer.*..  £n  dan  -ziet  men  hter-ook 
geen  fpoor  van  eene  der  fcholeo,  die  thans  in  de  mode 
Z|ja,  noch  van  die  van  cara vag oio,  noch  van  die 
van  RIB  ER  A4....  Naar  welke  fchool  heh(  gU  toch  geur» 
bei4F*  -*-  ü  Naar  geene  /*  was  kortaf  het  antwoofd«  -^ 
j»  Maar  wie  is  dan  uw  meeseer,  en  waar  hebt  gtt  ge» 
leerd?*'  —  „  Mijn  meester  is  de  natnnr»  en  m^ne  fchod 
het  ongeluk.**  Hiermede  wilde  de  fchilder  het  (luk  teragne« 
men;  mtar  de  oude  uitdrager^  het  nog  (leeds  befchoo wende, 
.%,Mtx  ^  Zacht  wati....  als  men  daarvoor. ...  zes  duka* 
een  bood  ?**  -*  ^  Dan  Is  bet  het  uwe ,"  viel  de  jongeling ' 
hem  fcbieiyk  in  de  rede ,  en  de  Jocd  vervolgde :  ^  0ac  zou 
meer  z^n,  dan  het  waird  is;  maar  vier,  bq  voorbeeltL,  dat 
dunkt  mij  een  redelijke  prijs.**  Voor  'een  oogenblik  vertrok- 
ken zich  de  gelaatstrekken  van  den  jongeling,  als -.b^  zug» 
dat  de  fllmme  handelaar  met  zijnen  nood  fpeelde,  welken  hQ 
telf  maar  al  te  zeer  had  iaten  bemerken ;  zijne  zwarte  wenk* 
braanwen  fronften  zich ,  en  zijne  hand  greep  naar  eenen 
dolk , .  dien  hij  in  den  gordel  droeg.  Maar  bij  bezam  zich* 
Zjjne  kalmte  kwam  terug,  en  zijne  trekken  namen.. hec  ge» 
wone  kenmerk  van  fombere  terughouding  weder  aan«  „  Laat 
ons  er  een  einde  aan  maken,**  fprak  hiij;  „  hond  gq  dittflok^ 
en  geef  my  de  vier  dukaten  1**  De  Jood  telde  hem  die  één 
Toor  één  toe ,  alsof  hy  ongaarne  van  dezelve  fcheidde;  en 
de  jonge  fchilder ,  zoodra  hQ  zijne  ellendige  woning  weder 
bereikte,  riep  verheugd:  ^  God  dtnkl  nu  kan  Ik. linnen  en 
bfoód  koopen.*' 

.  Eenige  dagen  later  hield  een  prachtig  rQtuig  voor  de  uit» 
dragery  van  koopman  abraham  ftiL  Het  was  de  beroem» 
de  QayaUtr€  lanfranco,  die  uit  de  kerk  iêi.G^u 
kwam  9  alwaar  hQ  aan  de  fchilderllukken  werkte;»  die  men 
nog  bewöndertjE  D^tt  kunftenatr  beval  den  ouikn  JaU% 
welke'  yiings  aan  het  portier  gekomen  was,  hem  eene-TcUU 
dery*  die  bU  de. deur  onder  vele  anderen  hing,  toe  te  reiken. 
Het  was  die  van  den  onbekenden.  Met  eene  zeer.  bedr^  vige 
liooding^  nam  de  nitdragec  het  ftuk  i  veegde  mee  J^ljne  .oioQW 


DE  KUNSTEMAAR   EN  DE  UITDRAGER.  ^7 

xorgvnldig  het  (lof  af/eo  reikte  het  aao  lanpranco  toe, 
mee  deze  woorden :  ,|  Een  goed  ftuk ,  Signor  Cavaliere  /  en 
Uwe  HeerlQkheid  wisc  dit  zoo  treffend  te  onderkennen.  Be* 
wonder  bet  wilde  l^oloriet  van  deze  woestijn ,  deze  door  de 
Eon  verfcbroeide  boomen ,  dezen  gloeyenden  hemel  1**  —  ^  Van 
wien  is  deze  fchilder^f'  -*  ,»  Ik  weet  het  niét;  dezelve 
werd  my  verkocht  door  een  jong  mensch ,  die  het  voor  jE^n 
werk  uitgtf.^  De  fchilder  zocht  onder  het  ftnk,  en  vond  in 
eenen  hoek  den  onbekenden  ntam  salvatoriello.  Hec 
werd  gekocht  voor  den  prQs ,  welken  de  Jo^d  vroeg ;  doch 
er  verliep  nog  menig  jaar,  eer  de  onbekende  s  al  vat  o* 
RiEL'LO)  die  om  een  klein  loon  vpor  de  rivêndii$ri  te 
Napeh  werkte,  de  beroemde  salvator  rosa  werd,  dien 
gansch  £«r^  bewonderde,  en  eer  de  Vorften  vttn  JfaMi 
wedijverden  om  de  eer,  dat  zy  diens  voortreSeiyke  meester* 
fiokken  als  tegen  gond  nu^en  opwegen* 


DE     grootmoedige     ZELFOPOFFERING     VAN     DEN     ZEEHELD 

VAN     SPETX,      BEVEL    VOERENDE    OVER     DE     RANONNEER- 

BOOT,  NO.  2,  TE  ANTWERPEN,  DEN  5  FEBRUARI  183I. 


z, 


zjljn  voorbjy ,  die  glorievolle  dagen , 

Toen  w]i  hét  lot  beflisten  van  Euroop. 
Door  overmagt  ziet  Holland  zich  belagen. 

En  houdt  alleen  zq'n  fierheid  en  z^n  hoop. 
Der  Vorften  wil  belet  wel  onze  dappren , 

In  *s  vijands  bloed  te  doopen  *t  heldentwaard ; 
Maar  —  onze  vlag  zal  onbezoedeld  wappren : 

ffy  zijn  nog  niet  van  de  oude  deugd  ontaard! 

Neen!  Hollands  vlag  laat  (Irafloos  zich  niet  fchenren: 

Een  heldendrom  bewaakt  haar  vroeg  en  fpi. 
Geen  fmet  onteert  die  vlekkelooze  kleuren , 

En  wie  haar  hoont,  dat  hy  met  fchand*  vergal 
Wat  fnelt  gQ  zaam  ,  ontzinde  vredebrekers  I 

or  ziet  gij  niet,  wat  held  die  kiel  bewaart? 
Heeft  Holland  aiet  tiendoizenden  van  wrekers  f 

fFtf  zifn  nog  niet  van  de  oude  deugd  ontaard! 

S  a 


34B  DE  ZËLFOPOFFfiRING  VAN   VAN  SPfiYK. 

Zij  fnellen  aan ,  die  benden  van  verraden ; 

Zij  fpringen  toe  op  de  afgedwaalde  boot : 
Maar  Hollandsch  bloed  vloeit  nog  van  Speyk  in  de  aden; 

Hij  is  een  held ,  in  d^onfpoed  waarlijk  groot. 
Een  kleine  ftoet  van  dappre  medeflanders 

Toont  zich  den  naam  van  Hollands  zeelién  waard. 
Zy  ftrijden  trouw,  als  echte  vaderlanders: 

Geen  hunner  is  yan  de  oude  deugd  ontaard! 

Maar  de  overmagt  zal  *c  klein  getal  verpletten. 

Zie  Hollands  vlag  reeds  fmaadlgk  weggefchenrd  1 .  • « 
Hoe  1  Kon  van  Speyk  die  fcbande  niet  beletten  ? 

H|j  zwoer  bec  ééns.    Heeft  hy  zijne  eer  verbeurd?  — 
Neen!  hoor  dien  knal!  De  Jont,  in  't  kruid  gedoken » 

Vernielt  de  boot,  ontrukt  vin  Speyk  aan  de  tard*;^ 
Maar  —  heeft  met  hem  ook  de  eer  der  vlag  gewroken  i 

Wij  zijn  nog  niet  van  de  oude  deugd  ontaard! 

O  Loeveftein !  zóó  ftrafte  in  vroeger  dagen 

Een  Herman  ééns  de  Spanjaards  in  uw*  muur,        ' 
Zóó  wreekte  ons  ééns  een  Claesfens  op  de  baren, - 

En  (neefde  als  held  door  eigen  buskniidvuur. 
Een  echte  zoon  van  Holland  kan  niet  dralen: 

Meer  is  hem  eer  dan  -^t  «ietig  leven  waard*  . 
Wenkt  hem  de  ffi-qd ,  de  zege  kan  niet  falen : 

W^'  zijn  nog  niet  yan  de  oude  deugd  ontaard! 

Omvang,  van  Speyk!  ons  aller  llille  hulde! 

Uw  kloeke  daad  zal  ons  ten  voorbeeld  zqn. 
Gelukkig  hij,  die  zóó  zQn*  pligt  vervulde,. • 

Doch  dat  een  drom  van  wrekers  nu  verfchQn*  1  • » , 
}al  vroeg  of  laat,  wij  zullen  ééns  u  wreken; 

Wij  zweren  dit,  om  Hollands  vlag  gefchaardl 
GewUde  fchimt  al  zQt  gtj  ons  ontweken, 
^  fVji  zijn  nog  niet  van  de  oude  deugd  ontaard! 

Middelburg,  a.  F.  s  i F  r  L  tf. 

Februari],  1831. 


AAN   HET  OUDE  NEDERLAND.  ^        «49 


AAN    HET    OUDE    NEDERLAND. 

Dit  heilig  land  der  wmderdadn 
Gaat  niet  als  ftuivend  kaf  verloren  ; 
fFordt  nooit  ^  dit  is  baar  toegezu^oren^ 

Fèrzivolgen  door  den  fiaatsorkaani 


U  t\xïg  ik,  rijke  Omnden 
Der  zeven  vrije. landen 

Van  't  oude  Nederland  I 
Die  in  de  veegfte  Honden 
ü  plegdg  hebc  veibonden 
.  Door  eendrtgts  rozeband ; 

Wier  fiere  vrt)heid«zonen 
Een  plekje  gronda  bewonen  ^ 

Onnroekerd  aan  de  zee , 
Wel  klein  voor  *t  oog  der  aaidè , 
Maar  van  onlbhatbre  waarde» 

£n  eens  des  werelds  reé; 

Die  ,  in  vervlogene  eeuwen. 
Uw  floate  wacerleenwen 

Rondom  den  aardbol  zond. 
Op  ibhaan  betreden  wegen 
Alom  den  roem  en  zegen 

Aan  nwe  vlag  verbond. 

01  waarom,  mag  ik  vragen. 
Werd  in  de  laatfte  dagen 

Uw  kroost  aan  hen  gehecht» 
Die ,  van  u  vreemd  in  zeden  » 
Steeds  orde  en  wet  vertreden 

£n  fchenden  *c  heiligst  legtf 

Om  aan  Enroop  te  toonen. 
Dat  de  oude  moed  bleef  wonen 

In  elke  vr^e  borst  ^ 
Die,  vreemd  van  't  rot,  dac  mofde. 
Zich  Onks  ten  ürljde  gordde, 

Tot  heil  van  land  en  Vont. 


BELMERS. 


êSO  AAN  Wrr  oude  «eDEaLAMD* 

Maar,  moge  aw  loc  oidesen 
Wéér  afgefcheiden  wezen 

Van  Belgie's  mnitend  kroost, 
bat,  vol  van  Udle  droomen. 
Een  vrqheld  heeft  genomen. 

Waarover  't  menschdom.  bloost! 

Dan  wordt  de  r^'klle  zegen 
Op  nlenw  door  ü  verkregen, 

£n  *k  zie  wéér  fchat  btf  fchft;  ' 
Met  zwaargeladen  fchepen. 
De  havens  binncnflepen 

Van  elke  handelftad. 

Dan  dragen  alte  EeeCn, 
Tot  aan  de  verfte  reeen , 

Uw  vrye  vlaggen  wéér. 
En  de  aard*  ziet ,  opgetogen , 
Uw*  Inister,  nw  vermo|{ten 

En  ^ootheid  ^  als  weleer. 

O  ttjdl  die,  vol  van  weelde^ 
Des  zaogera  boezem  (heelde , 

O  gouden  eenwl  breek  aan. 
Wier  komst  wtj  tegenyien. 
Wanneer  de  bondel  p^len  i 

Wéér  by  den  leeuw  zarftAanl 

i  ■  ■ 

H»  KN\|FF,  AZ. 

/Foerdin  ,  3  Jan.  183K 


D«  H  OLLAMDSCfiE  MOEDElt. 

Jtloor  myn  bede.  God  daar  boven I 
Die  met  hem  ik  plag  te  loven , 

(Ach,  alleen  vermag  ik  't  niet!) 
Hoor  my.,  gr^ze  moeder,  fmeeken 
Voor  den  xoon ,  mQn*  atm  ontweken , 

't  Ecnign,  wat  Uw  gttnK  mtf  liett 


Toen  't  vemtd  ons  erf  belttgde ,      ' 
£n  het  beir  der  muiten  dti|;de. 

Even  als  een  wervelwiDd  , 
Was  hec,  of  ttjn  blikken  fpnkent 
,9  Mag  ik  vaders  naam  verzakeaf* 

En  hy  ging,  m^n  eenfg  klndl 

SdSf  van*  band  en  graanw  vfn  haren  ^ 
Had  ik  hem  m^  knnnen  fparen; 

'k  Heb  hem  wiil^  afgedaan , 
En ,  boe  swaar  bec  ook  moge  wegen , 
Bg  den  laatften  affcheidszegen 

Wederhield  ik  znchc  en  (raan. 

Moederteérbeid  ^  moederfmarce 
OVferfteJpten  wel  m^jn  bane ; 

Maar  Gij  fterktec  me  in  den  pügc. 
En  Gij  znlc  de  vroaw  verbooren» 
In  wier  dierbaar*  eeneeboren 

A4  baar  aardfebe  r^kdom  ligt.  . 

O,  befcberm  hem  in  dié  nren» 
Die  h^  op  de  vestingmuren. 
.   Die  by  op  den  voorpost  .QQt  I 
En,  als  bonderden  gevaren-. 
Telkens  nog  den  pligt  verzwaren , 
Voer  hg,  dat  GQ  mee  hem  zyel 

•    i 
'Laat  geen  V^nd  dan  zich  beffen  j^ 
Om  verraderlijk  te  treffen 

Hem,  fn  wien  alleen  ik  leef  f  — 
Heer!  mogt  U  zijn  dood  behagen. 
Dat  de  wellust  m^'ner  dagen 

Dan  voor  *c  minst  niet  roemloos  fneev* ! 


Neen!  dat  was  geen  moederbede. •••• 
Zend ,  o  Hemel  I  zend  den  vrede  I 

Bluscb  bet  vreesIQk  oorlogsvunrl 
Laat  mg  dra  van  vreugde  fcbreijen; 
Of,  moet  ik  hem  nog  veibeién. 

Dat  dan  *c  wapenfchorfen  UourM 

Moog^mif,  als  de  regenvfaigen 
Langs  de  baan  des  hemels  jagen 

In  den  fombren  najaarsnacht , 
Dan  het  hart  van  weedom  bloeden,  •— 
God!  Gti  zult  mijn  kind  behoeden^ 

Dat  «en*  duren  pligt  betracht* 


4$^  Ql|  BOX,LANDfCU  JMIOEDBR. 

Matr,  waooeer  de  dag  moet  komen. 
Dat  bet  wapen  wordt  hernomen , 

£n  een  droom  vtn  menfchenbloed 
*t  Stille  veld  zal  overdekken. 
Dat  zich  nu  ter  rust  ging  (Irekken 

En  die  offèn  niet  vermoedt; 

Laat  hem  dan  in  *8  vyands  fcharen  ^ 
Ongefchonden  de  eer  bewaren 

Van  den  vaderljjken  naam  I 
Laat  hem  voor  z^n'  Koning  üi^én ,    . 
En  ont  dierbaar  land  bevrijön 

Van  eene  aangewreven  blaam  I 

Eigen ,  heilig  erf  verweren  , 
Orde ,  wet  en  eed  vereeren  , 

En  die  (leunen  met  het  ftaal  I 
Daanoe  is  hi{j  uitgetogen, 
En  wie  deze  houdt  voor  oogen , 

God!  hem  fchenkt  Gy  zegepraal. 

Want,  wie'fpreek*  van  lot  of  kanfen. 
Gil  geleidt  de  fpits  der  lanfen , 

G4  de  kogels ,  Gij  het  zwaard  I 
Laat  hem  Uw  genl  verwerven  , 
Wie  my ,  finds  mQ'ns  ega*8  derven , 

Nog  verwyien  doet  op  aard'! 

Doch ,  wanneer  z^n  bloed  moet  vloeqen , 
En  de  lauwer  flecbts  zal  groeien 

Op  het  graf  van  wat  ik  min  ,    ' 
Neem  mQ  dan,  eer  ik  het  wete 
En  van  fmart  mijzelv'  vergete. 

Tot  Uw*  zaalgen  hemel  in ! 

Maar  ik  wil  miJn*  moed  behouAn , 
En  den  zoeten  droom  vertrouwen, . 

Die  nog  korts  myn  fmart  verving* 
Godl  Uw  fchild  zal  hem  bedekken» 
En  hy  keert,  zoo  vry  van  vlekken » 

Als  hy  vry  van  vreeze  ging. 

Keeren !  keeren ! . . .  Albehoeder ! 
Al  de  wenfcben  van  een  moeder 
Uiten  zich  in  *t  ééne  woord  I 
Laat  my  dra  aan  *t  hart  Hem  drukken , 
En  de  kreet  van  't  zoet  verrukken 
Zy  de  dank ,  die  U  behoort  I 
Amfierdam^  1830.  b.  j.  pojoibtbr. 

.      No.  IV.  K99i*  bl.  tpO«  reg.  lo.  ftatc  Z)# « leei  Dii. 


MENG  EL  WERK. 

'*'^^rgkHANbBLfNG,  OVBR  HET   VERBAND  TUSSCHEN 
DEN  SMAAK  BN  HET  ZEDELIJK  GEVOEL. 

Door 

N.  G.  VAN  KAMPEN,  (*) 

IN  iets  is,  myns  bedunkens  9  in  de  befchouwing  van 
fkn  mensch ,  wiens  voortreffelijkfte  deel  zich  in  de  tviree 
boofdwerkingen  van  verftand  en  wil  vertoont,  meer 
opze  aandacht  waardig,  dan  de  ondecltnge  invloed  .dier 
twee  werl^ingen  op  elkander;  met  andere  woorden:  de 
betrekking  van  den  verftandel^en  op  den.  zedelijken 
mensch ,  en  bmgekeerd. 

Raadpleegden  w^  alleen  eene  berpiegelende  wijsbegeer* 
ttf  wQ  zoüdm  vermoeden,  dat  de  man,  wiens  verftand 
het  meest  geoefend,  wiens  oordeel  bet  vlugst ,  fcherpst  en 
welwikkendst,  en  wiens  geest  het  rijkst  is  aan  kundig* 
heden  van  allerlei  aard,  vooral  aan  kennis  fijner  pligr 
tcin,  —  dat  die  man  ook  het  braaflle,  het  naauwgezet- 
fte  leven  moest  leiden ,  en  alle  zijne  pligten  op  de  yol« 
ledigfte  w^ze  vervullen.  Dan,  gaan  wij  met  de  veiligfte 
gids»  de  Ondervinding,  te  rade,  zij  zal  ons  fpoed^, 
zoo  niet  het  tegendeel  leeren,  immers  zoo  verbazend 
vele  uiuonderingen  op  dit  gefielde  aanwijzen ,  dat  wij 
het^lve  onmogeiyk  tot  eene  regelmaat  ftellen  kunneq» 
Vanwaar  dit  komt,  is  m^ne  bedoeling  niet ,  op  te  Tporen ; 
dit  yeld  is  te  ruim  voor  eene  verhandeling ,  gelQk  gQ 
die  hier  verwacht,  te  onafmetelqk  voor  mgne  kennis» 
.  Ik .  wilde  thans  flechts  over  een  gedeelte  dier  veelom- 
ntteode  ftoffe  fpreken;  hoeverre,  namelijk ,  de  fmaak , 
dien  meo  als  eene  tusfchenfoort  tusfchen  onze  verftande- 
lyke  en  zeddyke  vermogens  mag  aanmerken ,  door  bet 
zedeiyk  gevoel  gewQzigd   worde«    Eene  bepaling,  wat 

(♦)  Voorgelegen  op  den  9  Febraam  1831. 

MBNOBLW.    1831.  NO.  6«  T 


a54  HET  VERBAND  TUS8CHSN  DEN  SMAAK 

fmaak,    wat  gevoel  in  het  zedelijke  z^,  zal  hiertoe jjie- 
neji  voorlf  te,gaah#  ^         •      ^^  -^     ^^|    J.  . 

De  fmaak  is  ook*  een  gevoel,  dat  echter  in  de  daden 
of  voorwerpen  niet  zoo  zeer  hunne  zedelqke  waarde  op- 
merkt, als  ..wel  dezelve  enkel  feipoordeelt ,  jn  ^oev^rre 
zq  al  of  niet  verheven,  fchoon  óf  bevallig  zijnV^K'g  is 
ten  naauwde  verwant  met  hét  kunstgevoel ,  waardoor 
wij  het  fraaije  in  de  fchoone  kunden  weten  te  beoordee- 
len ;  ja ,  hij  is  daarvan  de  «enige  broo.  De  fmaak  is 
diivin  van  het  Genie  onderfcheiden ,  dat  het  twmie 
fchept,  d^  eerfte  beoordeeld  Ben  groot  Genie  blloet 
geboren  worden ;  éen  man  van  fmaak  kan  zich  i^rmen. 
Echter  behoort  er  een  gelukkige  aanleg  toe ,  om  dié 
fijne  (chakeringbn  op  te  merken,  welke  fomt^ds  ll^ 
leen  tusfchen  bet  wezenlijk  fchoone  en  het  poppige^ 
tusfcben  het  verhevene  én  het-  winderige  phnts  heb* 
ben*  Niet  altijd  is  de  man  van  fmaak  zelf  dichter 
of  kunftenaar ;  een  fijn  gevoel  van  het  gepaite  'kan 
foms  bij  hem.  de  kracht  van  daarfteHing  vervangen;  doch 
meestal  vereenigt  hij  de  befchonwing  van  dat  heerli^e 
Ideaal,  't  welk  hij  aanbidt,  met  deszelfs  gelukkige 
navolging* 

Het  zedelijk  gevoel  is  eene  Inwendige  ftem,  die  ons, 
niet  door  redenering,  maar  door  innerlijk  welbei^jgen  of 
afkeer,  toeroept:  Dit  is  goed,  dat  kwaad!  Dat  dit 
zoo  zij,  dat  niet  de  Rede  alteen  ons  langs  koele  be^ie^ 
gelingen  tot  die  Goddelijke  kennis  opleide,  ziet  gij  in 
den  onbefchaafdoi.menschydie  veifcheidene  deugden,  zdé 
als  gastvrijheid,  trouw,  fomtijds  onbaatzuchtigheid  eh 
dienstvaardigheid ,  oefent ,  zonder  dat  9ljné  geheel  braak 
figgende  Rede  hem  het  nut  en  de  gepasthdd  dalrv^ 
kan  aamoonen;  Wat  zeg  ik  ?  gij  ziet  het  in  de  (lef* 
fels  der  grootfte  Wqsgeeren,  van  welke  tot  nóg  toe  nie- 
mitod  een  algemeen  voldoend ,  onwraakbaar  gróndbegittlbl 
voor  de  deugd  heeft  aangewezen ,  waaruit  w^* ,  zonder 
moeite,  gelddelijk  en  ongedwongen,  alle  (mze  pligttti 
kunnen  leeren  kennen.  En  nogtaiis  ^al  de  zinndi[jkè 
fmart,    het   zindelijk  vermaak  (volgens  apiku.r  ys  het 


'    EM  KET  ZeDftLQK  Q&VOBL*  ^55 

hrógOJer^  fraannar  (k:.meoseh  kan  en  behoort' te  ftre- 
ven)  dien  Wqsgeer  zelv^  nioc  beletten,  om  madg  en  in- 
getogen te  leven,  en  al  zijn  genot  tot  een  ^£tfcr//>  te 
bepalen.  'De  meeste  andere  Wijsgeeren  eerbiedigen  en 
fauld^en  ook  die  deugden,  welke  zij  bij  geene  mogeltjl;- 
heid  uit  bnn  vfl^el  kunnen  afleiden,  en  hun  innerlgk 
'gevoel  brengt  hen  (fchopn  langs  zeer  verfchillende  we- 
gta)  op  één  middelpiuit  b^n ,  waar  zij  verwonderd 
si;^  elkander  aan  te  treffen.  Ééne  deugd  zonder  ik  nog- 
tans  uit,  welke  het  zedelQk  gevoel  gebiedend  voorfchrijft , 
terwijl  eene  kwalqkbegrepene  redenering  haar  juist  bg  de 
llrengfte  en  gemoedelijklte  Wijzen  deed  verbannen^  Het 
was ,  namelQk ,  onder  de  Stoïcyncn  algemeen  ,  bet  me^ 
dtlijdcn ,  als  eene  onzer  natuur  en  grootheid  onwaardi|;e 
zwakheid ,  af  te  keuren ,  en  wèl  te  doen  ^  niet  uit  liefde 
tot ,  of  meewarigheid  omtrent  een'  lidenden ,  maar  uit 
befef  van  pügt ,  waarin  ons  eenige  geluk  bedond ,  ter- 
wifl  roedelijden  den  geest  uit  zijne  benijdenswaardige 
drifteloosheid  rukte.  Hier  is  het ,  dat ,  mijns  achtens ,  het 
zedel^k  gevoel  zijne  noodzakel^kheid  ter  deugdbetracb- 
ting  op  de  duidelijkfte  en  kenbaarfte  wijze  (laaft*  Immers, 
wat  zou  de*  hulp,  aan  cenen  ongelukkigen  toegebragt, 
zijn ,  zonder  die  öoddelijke  aandoening ,  welke ,  gel^k  eei^ 
met  goud  bezwangerde  rivier ,  de  zachtfte  gevoelens  van 
ons  hart  met  zich  voert,  om  daarmede  een'  rijkelijken 
tól  aan  de  zee  des  menfcbel^ken  geluks  te  betalen ,  -^ 
a9<mder,de  menfèhenliefde?  Hoe  wordt  de  gave  van  hem, 
die,  met  een  gelaat,  waarop  de  hartel^ke  deebeming  ge^ 
prent  ftaat,  zijn  penningsken  geeft,  niet  door  den  on« 
gelukkigen ,  die  een  hart  in  zqnen  boezem  draagt ,  ge- 
waardeerd boven  de  trotfche  ,  fchoon  tienmaal  grootere 
gift  van  hem ,  die ,  met  een  afgekeerd  gelaat ,  even  als 
eene  afgepaste  rekening,  zonder  gevoel  befteedt,  hetgeen 
hiy  meent  te  moeten  gebruiken  tor  weldaden  1  Doch  de 
goede  Voorzienigheid  ,  die  begreep ,  hoe  weinig  de  rede- 
kaveling  tot  dadelijke  hulp  van  den  ongelukkigen  zou 
aanfporen.  Hortte  dat  onuitsprekelijke  gevoel  .in  on  ten 
boezem  uit ,  hetwelk  ons  zoo  gelukkig  maakt ,  wanneer 

T   2 


0,$6  HET  VERBAND  TU8SCHBN  DEN  SMAAK 

wij  helpen  kunnen ,  ons  zoo  prangt ,  wanneer  wiQ  datr- 
toe  te  kort  fcliieten.  Doet  men  ook  uit  redenering  wèl 
aan  zijne  kinderen ,  aan  zijne  vrienden  ?  Inniglijk  is 
voorts  deze  gewaarwording  vereenigd  met  dié  heilige  vier- 
fchaar,  de. plaats vervangfter  des  Opperregrers  in  ons  bin- 
nenfte,  —  met  het  geweten;  en,  volgens  eenen  beroem- 
den hedendaagfchen  Wgsgeer,  zijn  Kede^  zedelijk  ge^ 
voel  en  geweten  drie  vereenigde  bronnen,:  waaruit  het 
kenvermogen   van  goed  en  kwaad  in  onze  zielen  opwelt. 

Uit  al  het  gefielde  mogen  wij ,  dunkt  mij,  vrijelqk  op- 
maken ,  dat  het  gevoel  van  zedelijk  goed  en  kwaad,  fchoon 
in  vele  gevallen  duister,  en  daartoe  de  hulp  der  Rede 
behoevende ,  nogtans  ook  menigwerf  toefchiet ,  waar  de 
laatfte  minder  gerchikt  zou  zijn ,  om  onzen  aanleg  tot  ze- 
delijkheid'en  ware  gezelligheid  te  bevorderen. 

Na  dus  eene  bepaling  van  bet  zedelijk  gevoel  en  den 
fmaak  gegeven  te  hebben ,  moeten  wij  nu  voortgaan ,  ^m 
dén  onderlingen  invloed  van  bdde  op  elkander  wat  van 
naderbij  te  bezien.  Dat  de  fmaak  den  geest  veredelt, 
zal ,  denk  ik ,  niet  ligt  iemand  ontkennen.  Ik  kan 
daarom,  met  den  beroemden  blair  niet  inftemmen, 
wanneer  hij  den  fmaak  voor  een  vermogen  verklaart, 
hetwelk  eenigermate  alle  menrchen  gemeen  hebben ,  ten 
minde  niet  in  den  meer  beperkten  zin  van  een  verflandelgk , 
zichzelf  bewust  gevoel ,  als  in  welken  zin  de  ondervin- 
ding deze  groote  algemeenheid  van  den  fmaak ,  zoo  *t 
mij  voorkomt,  duidelijk  tegenfpreekt.  Om  nu  niet  eens 
van  de 'wilde  volken  te  gewagen,  in  de  meest  befchaafde 
maatfchappijen  zal  ten  minde  drievierde  der  bevolking 
ongevoelig  zijn  zelfs  voor  Jat  voorwerp  van  den  fmaak , 
hetwelk  onmiddellijk  onder  hun  bereik  ligt,  —  voor  de 
fchoonheid  der  zigtbare  Natuur.  Een  warme  zonnefch^jn 
moge  hun  ligchamelqk  geftel  aangenaam  aandoen;  dat  dit 
echter  geen  fmaak  voor  de  fchoone  Natuur  z^,  zal  mQ 
wel  ie^er  toeftemmen,  en  hooger  gaat  waariqk  bij  zeer 
velen  het  aangename  niet,  hetwelk  hun  een  fchoone 
Meidag  oplevert. 


BN   HBT  ZBÜBL^K  GEVOEt.  ^$7 

Zoo  wij  dan ;  volgens  onze  boven  aangenomene  bo> 
paling,  den  fmaak  voor  het  fchoone  en  verhevene  niet 
zonder  oordeel  en  zelf beiyustheid  denken ,  zoo  volgt 
daandt  al  aanftonds ,  hoe  hoogst  voordeelig  dezdye  voor 
onzen  geest  zqn  moet.  De  eerile  bron  van  fchoonheid, 
£e  grondilag^,  waarop  alle  ligchamel^ke  voortreffelqkheid 
rust,  die  moeder,  waaruit  zij  ontftaat,  de  Natuur^  zal 
bem  een  omiitputtelgk  veld  ter  bewondering  aanbieden* 
Hl}  ftaart  niet  bloot  op  hetgene  de  groffte  zintuigen 
hem  vergunnen;  de  genoegens  van  gezigt  en  «gehoor 
ftreeten  hem  bij  voorkeur.  De  overeenftemming  tot  een 
geheel  der  voorwerpen ,  die  hij  ontwaan ,  op  te  merken , 
18  flechts  ééne  fchrede  voor  hem,  die  de  harmonie 
der  kleuren  in  eene  verhevene  fchilderg,  of  die  der 
toonen  in  de  Schep^ng  van  eenen  hayon,  gevoelt 
en  weet  te  waarderen.  Dan ,  wanneer,  hq  nu ,  dronken^ 
van  de  reinfte  vreugde,  opklimt  tot  de  zon,  tot  de  ge- 
Aamren,  éiit  de  heerlijke  eenftemmigheid  van  alfes  ver- 
volgt tot  voor  den. troon  van  god,  en  van  daar,  dui- 
zelende door  die  oneindigheid  van  ongelchapen  fchoon  , 
weder  neerzinkt  op  aarde,  dan  onderzoekt  hij  de  af- 
fchiiften  dier  oneindige  fchoonheid  en  verhevenheid ;  hQ 
iiddert  van  vreugde  bij  de  Idealen  van  phidias,  van 
RAPHAëL,  van   RUBBENs;  bij  de  levende  letteren 

van  HOMERUS,  VIRGILIUS,MILT0N,  VONDEX* 

en  SCHILLER  roept  hij  luid  van  innige  verrukkmg. 
Nu  gaat  zijn  geest ,  verzadigd  van  edel  zinnelgk  en  van 
verflandel^'k  genot,  nog  eene  fchrede  verder,  en  be- 
fchouwt  zich  als  zedeljjk  wezen.  De  betrekkingen ,  die 
hg  als  mensch  tot  zijne  medemenfchen ,  als  onderdaan 
van  het  rijk  vah  god  tot  den  algem*eenen  Vader,  beeft, 
ftreelen  en  verheffen  '  zijn  hart.  Niet  zoo  zeer  echter 
het  rein  zedelijke,  het  dille,  zachte  en  ongemerkt  goede 
zal  in  het  eerst  zqnen  vurigen  blik  treffen ;  het  fchitte* 
rende,  groote,  uitmuntende  zal  rasfcher  z^nen  fmaak  voor 
het  verhevene  bevredigd.  Dan,  wanneer  zQn  fmaak, 
die  in  het  natuurlQke  ook  eerst  de  glansrijkfte  voorwer- 
pen opzocht ,  om   daarna  door  de  zachtere  fchoonheid 


%^t  HET   V.eRBAKD    TUaBCüftN.  DEM  SMAAK 

der.  min  fcbitterende  verrukt  te  worden^  meer  verfijnd 
is  en  meer  juistheid  verkregen  heeft,,  dan  zü  hij  in  het 
zedelijke  die  telfde  Godddijke  overeenAemmmg  «oefcea 
en  beminnen,  die  de  Schepper  in  de  Natuur  200  beer- 
Igk  ten  toon  fpreidde;  dan  2al  .hy  met  wellust  uit  de 
bronnen  de  reuifte  genietingen ,  huwelqks-,  ouder-  .eo 
kmderliefde ,  vriendfchap,  menfcfaenmin.  en  weldai£gheid  , 
drinken.  Zijne  zucht  voor  het  verhevene  zal  me^  vol* 
doening  vinden  in  de  (lille  grootheid,  in  de  zelfopoffe- 
ringen *van  den  held  der  deugd,  dan  in  de  ftoutfte  tpo> 
neelen  of  werkingen  der  onbezielde  Natuur,  4fe  alle« 
uitgezonderd,  waarm  ook  het  zedelqk  gevoel,  door  der* 
zelver  betrekking  op  onze  waarde  en  beftetnming  ato 
menfchen,  gellreeld  én  vemtkt  wordt.  Vandaar,  dat  d<ï 
goede  fmaak  in  Dichters  en  Prozafehrigvers  van  alte  eeu- 
wen en  volken  juist  dat  het  meeste  goedkeurt  en  be? 
wondert,  waarin  ook  het  onbedorven  zedelijk  gevoel  de 
zuiverde  vreugde  geniet.  Wdke  plaatfen  b«  v.  liepen 
ons  in  homerus  hetmeeste  weg?  Is  het  niet  die, 
waar  hij  ons  den  ruwen ,  maar  toch  gevoeligen  mensch 
vertoont ;  inACHiLL£s,d3e  weent  en  kenAt  en  zich 
flapeloos  omwendt  op  zgn  léger,  bq  de  gedachte  aap 
zqnen  geftorvenen  vriend;  in  achilles,  die  zich 
verbidden  laat  door  den  voetval  des  grijsaards ,  welke 
tot  dat  toppunt  van  elleode  gekomen  is ,  dat  hij  de  han«* 
den  moet  kusfen ,  die  zijne  zonen  hebben  geflagt ,  voor- 
al door  de  herinnering  zQns  grijzen  vaders ,  die  deze 
grijsaard  hem  biedt  ?  Waarom  keurt  de  fmaak  aller  t^- 
den  en  volken  het  karakter  van  hektor,  vooral  des* 
zelfs  affcheid  van  z^ne  weenende  gade  en  verfchriktea 
zuigeling,  zoo  fchoon  boven  alle  befchr^vmg?  Is  heb 
niet  om  de  reine,  zuivere  menfcheiykheid ,  daarin  ten 
toon  gefpreid?  —  Doch  het  zou  een  opzettelijk  betoog, 
van  eene  meer  kimdige  hand  waardig  ^zijn,  de  Trjke  bron 
van  fchoon  te  vermelden,  die  homerus  aan  het  zede**, 
lijk  gevoel  te  danken  beeft ,  dat  nog  als  eene  klare  beek 
z^ne  natuurpoëzjj  befproeit.  Zal  ik  fpreken  van  de  Griek» 
/ihc  Treurfpdldichters  t  Doch  zulks  is  door  zoo  vqle  be*. 


'EN    HBT    ZBOfiLIJK    CftVÖEL.  459 

foemdé  vaderkndfché  inahnen  Diet  nadruk  en  bevalligheid 
gedaan ,  dat  ik  'door  m^be-  liwakke  (letn  niets  bij  huniien 
lof  dier  gevoelige  z©or  wd  al's  wijsgeerige  puikvemuften 
20U  kunnen  voegen.-'  Dit  ééne  flechrs :  nimmer  is  de 
lïi^illèid;  dat,  fchoon  dé  vrouw  minder  door  ligchaains^ 
(lerkte,  door  uiterlrjken  moed  moge  fcbittcren ,  zQ  toch 
dén  inan  overtreft ,  wanneer  tot  redding  van  eenen  geliefde 
kracht  van  ziel  wordt  yerelscht;  nimïner  Iè  deze  waar- 
fadd  ZÓ6  'm  het  licht  i^elleld ,  als  in  de  maagd  en  de  vrouw, 
die  8OPHOKLES  en  die  BuaiPioËS  ons  fchetfen. 
Waarvan  de  leerfte  de  bedreigingen  eens  dwingelands  ver- 
acht ,  en  voor  de  eerlijke  begrafenis  écns  dierbaren  broe- 
ders het  licht  des  levens  derft;  de  tweede,  om  haren 
man  te  'redden,  vrijwillig  in  den  dood  gaat,  waarvoor 
Zff'ne  ouders  terugdeinsden ,  waarvan  z^'  de  bitterheid , 
als  moeder  van  een  veelbelovend  kroost ,  toch  zoo  diep 
gevoelt^  NecD !  nimmer  b^baalder  het  zedelijk  gevoel  over 
de  natuurlijkfte  aandoeningen  fchoonere  zegepraal ,  dan 
in  deze  den  mensch  verheffende  -tafereekn,*  Ook  v  i  rt 
oiLivs  is  immers  njet  minder  beroemd  om  de  kuiscl^ 
heid  zijner  zangfter ,  dan  om^  de  kiescbheid  van  haren 
fmaak.  Welke  aandoenijjke  tooneelen  van  ouderliefde, 
van  vriendfchap  ,  van  huwelijkstrouw  tot ,  ja  over  den 
dood  heeft  ook  niet  deze  gevoelige  Dichter  i  Wat  heeft 
PBTRARCA  zoo  bcToemd  gemaakte  Wat  anders, 
dan  de  fcliildering  eener  liefde,  rein  als  de.fchoone  he^ 
mei  van  Italii^  waaronder  hij  die  bezpQg?  Ware  hy\ 
ware  later  tasso  niet  zulke  edele  menfcben  geweest, 
van  een  onvervalscht  gevoel  doordrongen ,  te  midden  van 
een  reeds  minder  rein  of  geheel  verbasterd  volk ,  zij 
zoudeo  de  eerfte  Dichters  hunner  natie  niet  geworden 
zyn,  bewonderd  in  alle  volgende  eeuweiu  Overal  doet 
TA8S0  de  ondeugd  v^rfoegen;  en,  om  zijnen  held 
REiNOUD,  verdronken  in  weelde  en  wellust,  tot  zich- 
zelven  tei^ug  te  brengen ,  behoeft  hij  zich  enkel  in  den 
fpiegel  té  aanfcbouwen,  die  z^ne  wapenbroeders  hem 
voorhouden.  Deze  iplegel  is  het  geweten.  Hij  ontwaakt 
'uit  den  droom   der   zinnelijkheid ;   van  fchaamte  zou  hq 


&60  H&T  VBRBANO  TUSSCHBN  DBN  SMAAK 

zich  in  den  fchoot  der  zee^  in  het  vuur,  in  het  harte 
der  aarde  hebben  willen  verfchuilen !  Hij  verlaat  op  bet 
oogenblik  de  verleidelijkfte  vrouw »  een  paradys,  en 
zoekt»  in  het  kruisleger,  gevaren,  wapenen,  en  dea 
»  haat  zijner  beminde.  —  Ziedaar  het  flot  van  bet  in  t  a  a  a  o 
meest  bewonderde  verhaal. 

Ook  bij  de  Franfche  Treurfpeldichters  draagt  het  zede- 
lijk gevoel  ten  krachtiglle  bjg ,  om  verbiooiging  aan  hun* 
ne ,  door  eigendunkelijke  regelen  zoo  oaauw  beperkte, 
(tukken  te  geven.  Een  ieder  uwer  ftaan  hier  de  fchoone 
regelen  voor  d^n  geest  van  den  ouden  horatius,  op^ 
de  t^ding  der  fcbijnbare  vlugt  van  zynen  zoon  ;  alsmede 
van  AUGUSTUS  tot  zijnen  moordenaar  cin na,  uit 
de  vertaling  van  bildbrdjjk: 

Treed ,  treed  vrijmoedig  toe ,  eo ,  c  i  N  n  a  I  zijn  wij  vrioden ,  enz* 

'  Ik  moet  op  deze  plaats  een  b^'zonder  gewigt  leggen; 
«y  is  het  overtuigend  bewijs  mijner  ftelltog.  De  grootc 
coNóÉ  weende  tranen  van  bewondering  bij  dezelve. 
Geheel  Frankryk  kent  ze  van  buiten ,  en  bewondert  die  , 
als  een  meesterftuk  van  genie  en  fmaak.  Doch  wat  vindt 
g^  daarin  en  in  de  vorige  ?  Hooge  beelden ,  Tcheppcnd 
vernuft,  oorfpronkettjke  vindingen,  of  iets  van  dien  aard? 
O  neen !  niets  dan  de  eenvoudige  uitdrukking  van  de 
zegepraal  der  zedelijkheid ,  hetzij  als  vaderlandsliefde  of 
als  grootmoedigheid  befchouwd ,  over  de  natuurjijke  op- 
wellingen  van  vrees  of  van  wraakzucht. 

In  vele  (hikken  van  r  a  c  i  n  b  zou  ik  u  hetzelfde  kun* 
nendoen  opmerken;  ik  bepaal  miQ  tot  zQn  erkende  mees* 
ter  (luk,  dë'  Athalia.  Wie  bewcMidert  niet  de  groot-i 
heid ,  waartoe  de  mensch  zich  verheffen  kan ,  wanneer 
b^  den  Hoogepriester  jojada,  door  eene  grimmige, 
alvermogende  Koningm  bedreigd  en  belaagd ,  hoort  zeggen : 

Uy,  die  aan  'c  woeden  van  de  golven  palen  (lelt, 
Scult  ook,  als  *c  Hem  behaagt,  en  boosheid  en  geweld. 
Met  eerbied  buigend  voor  den  wil  van  't  Hoogde  Wezen, 
Vrees  ik  flechts  god^  m^n  vriend!  en  ken  geen  ander  vieezeo. 


£N  U£T  ZBDELQR  OBVOBL.  d6l 

Hoe  fchittert  ook  het  kinderlijke  gevoelSnin  onfchuld 
cnTmheid  tegenover  het  afzigcelljkfle  van  alle  afzigrelijke 
voorwerpen,  -^  eene  vrouw,  die  moordt  en  de  onfchuld 
onderdrukt ,  ~  in  de  boven  alle  befchrgving  treffende 
zamenfpraak  van  joas  enATHALi^l  «^  Ook  vol» 
TAiRB  is  zeer  r^k,  niet  enkel  in  koude  zedefpreuken , 
maar  ook  in  plaatfen,  die  bet  gemoed  krachtig  opwek* 
ken  en  verheffen ,  alleen  omdat  de  fnaar  des  zedelgken 
gevoelè   daarin  getokkeld   wordt.     Men  kent  de  heerlQ» 
ke  taal  van  Don  ouzman,  in  Alzire^  tot  zamorb, 
over  de  voortreffelijkheid  van  het  Christendom ,  als  moe- 
der der  vyandsliefde.     In  de  Mcropé  is  ook  kinderliefde 
At  fpil ,  om  welke  alles  draait  ^  —  de  knoop ,  die  eindeiyk 
dit    meesterftuk  op  de  voortreffelQkfte  wijze  ontbindt* 
Doch  genoeg.    Voor  het  verwijl  bij  de  ftukkèn  van  een. 
vreemd  volk  zal  ik  geene  verfchooning  vragen ,  uit  hoof- 
de dat  het  juist  eenige  der  meest  bewonderde  plaatfen  uit 
de  beste  treurfpelen  zijn  van  da$  volk ,  dat  om  zQnen 
kiefchen ,  misfchien  zelfs  al  te  kiefchen  fmaak  door  ge* 
heel  Europa  hebend  is.  Doch  de  bewondering  rust ,  zoo 
als  gezegd  is,  hier  enkel  op  de  uitboezeming  van  het 
zedelijk  gevoel.    En  is  ditzelfde  riet  bij  ons  het  geval? 
Waarom  behagen,  ons  de  algemeen  bekende  en  nooit  ge- 
npeg  geroemde  Roeyen  van  v  o  n  d  e  l  's  Gtjsbrecht  zoo 
figzonder?  Zekerlgk  ook  wel  om  de  voortreffeigke  poëzg  ; 
maar  voiyobl  is  op  verfcheidene  mingeroemde  plaatfen 
even  zoo  dichterlijk.     Het  is  inzonderheid ,  omdat  hi|} 
hier  onmiddellijk  tot  ons  hart,   tot  ons  onbedorven  hart 
fpreekt,  en  de  edielfte  aandoeningen  der  menfchelgkheid , 
Ünder-  en  huwelijksliefde ,  daarin  opwekt. 

Vergunt  mg,  u  nog  eene,  niet  zoo  bekende  phats, 
idoch  uit  een  van  vonobl's  beste  ftukken,  te  herhi* 
neren ,  waarin  het  zeer  reine  zedelijk  gevoel  des  Dich- 
ters, op  de  natuurlgkfte  en  tevens  dichterlgkfte  wgze^ 
de  gruweldaad  van  j  b  p  h  t  a  ,  door  zoo  vele  onvoor- 
zigdge  verdedigers  van  den  Bijbel  bewimpeld  of  geplooid, 
in  den  eigen  mond  des  vaders  vervloekt,  en  te  gelqk  dit- 
eere  der  Godheid  handhaaft. 


nis,  HET    VBRBAfU)  TUSSCHBie  DfiN  8MAAK 

'  .Hóe  weet  kBXMERSv  in  den  akeligen  ftacht  der 
Franfrhe  d^ingelandy  ^  tereiis  oüze  vftderhndsliefde  in 
i)t)&  vercrouwen  op  o  o  d  te  ^ettevendigen ,  jn  idjn  heer^ 
ügk  dkfatftuk,  'Bemoediging  i  Oünt  tny  het  genoegen  , 
eenige  coupletten  hier  in  te  hsfcheD : 

\  Gij  wanhoopt  —  boe  ?  x$t  gij  vergecen 

Pe  dggeo  vgn  uw  voorgeEacht, 
Pien  ODbefcbr^fbren  jammernacht , 
''-  Toien  ALVA,  ,op  zön*  troon  gezeten , 

Zijn  horden  losbraakte  op  uw*  grond? 
Rees  toen  niét  ait  dat  tastbaar  duister 
*'É  Lands  leeuw,  die  Spanjes  Qzren  kiuiscer. 
De  bel',  en  zieledwang  verflond? 

Schouwt  rond!  dringt  met.mJQ  in  *t  verleden) 
2iec  Leydena  niec  meer  hoübren  muur 
Door  inuitzucht,  lisc,  verraad  en  vuur 
ï;n  hongersnood  en  pest  befireden. 
\  Des  morgens  vreest  eHc  Haarlems  lot ; 

De  middag  ziet  geraamten  waren , 
Of  hongiend  fmeekeo  voor  de  altaren ; 
<2od  wenkt  1  de  zee  verheft  haar  baren , 
.  £n  '8  avonds  dankt  elk  Leydens  God* 

Een  Franfche  Sultan  zendt  z^'n  benden 

Met  keienen  naar 'Holland  neer; 

Één  polsflag  nog,  wij  zijn  niec  meer! 
Wie  zal  dien  harcflag  van  ons  wenden? 

Hoe!  wanboopc  gij  ?  God  kent  uw^  wee. 
De  Sultan,  die^  in  dVm  der  weelde, 
Reeds  Neérlands  grond  ala  buit  verdeelde. 

Smeekt  baast  bij  Nederland  om  Vfeé* 

Neen !  wanhoopt  niet  —  het  hoofd  naar  boven ! 

*c  Is  God ,  die  uitkomst  gtth  en  rede. 

Laat  nooit ,  hoe  ook  door  druk  verplet , 
ü  *t  vast  geloof  aan  God  ontrooven. 

]a  I  ttt  den  fmeltkroes  van  den  druk 
Vf{\  HU  u  loutren ,  landgenoaten ! 
:,  .  En  't  wee,  waarin  gij  ligt  vcrftooten  ,  » 

Is  ligt  bet  zaad  van  uw  geluk.  < 


Deo  jnoed  herval  I  deo  (Irijd  geareden  t 
SchooA  de  afgrond  4itn  uw  zijde  bruU, 
*c  Verderf  zicb  ia  den  blikfem  buk, 

BeftrQdt,  verwioc  fiw  cegenbed^Q*. 
Geen  wanhoop  meerl  die  Is  het  iot 

AUees  vftn  flaaffche ,  oneedle  zieien  ;    . 

*c  Vecderf ,  <ie  dood  volgc  op  haar  hielen; 
Zv  Ar^dc  mee  de  aiird*,  2ichzelve«  en  God.  . 

Ja.^  ai^ne  Vrienden!  het  zaad  van  ons  gelul^  ligt  nais- 
fchkn  thans  ook  in  het  wee,  dat  ons  dier|bare.vaderka4 
treft,  w  weiligt  zullen,  wij  in  lateren  tyd;de  gebeuri^^ 
nisfea  toejuichen,  die,  hoe  treurig  en  moeöelijk  ook>|i 
MS,  aan  eene  onnatuurlijke  vereenifing  ontrukt,  eea 
zdfflan^  ëeftaan  in  ons  oude ,  roeffirgke  vaderland  zul<- 
*  kB  hergeven ! 

Zelfs  kan  de  gloed  van  het  zedelqk  gevoel  vele  gebre^» 
k«i  in  den  DicAf er  doen  voorb^zien.  J)e  Hollan4foH 
Natie  van  helmbrs  heeft ,  iii  het  oog  de5  konstreg? 
ters,  zeer  vele  leemte;  en  toch  zal  het  altgd  een 
gedeokftuk  blijven  der  hulde,  uit  een  v^arm  en  diep  ge^ 
troffen  hart  aaü  de  beerl^ke  deugden  vfcn  ons  voorg^K 
flacht  toegebragt.  Behoef  ik  u  wel  de  Epifode  vao 
c L  A £ s SB N s  te  herinneren ,  dien  held ,  die ,  liever  daa 
zicfa  over  te  geven ,  of  de  Nederlatidfche  vlag  te  ftrg- 
ken,  net  éénen  üag  zijn  ïchip,  den  vijand,  de  zijnen 
en    zichzelf  aan   deii    dood    overgaf?    Tan  claes* 

SE  N  8 welke  herinneringen  wekt  deze  naam !  Ook 

onze  tijden  zgn  niet  arm  aan  hdden.  Waar  de  gelegen^: 
heid  dringt ,  wiuur  de  nood  roept ,  waar  de  eer  onzer 
▼lag  in  gevaar  is,  daar  vindt  de  negentijtode  £euw  har^ 
VAN  sp£YK8  op  de  Schelde  y  gelijk  de  zeventiende  hane 
GLABS8BNS  op  dos  Oceaau ;  en  wij  mógen  ook  den 
edelen  jongeling,  die  zich  thans  voor  het  videriand  te^ 
gen  muiters  opofferde ,  even  als  den  ouden  held ,  dit 
tiranneiricQechten  met  zieh  naar  den  afgrond  dor  golven 
fleepte ,  toeroepen  :  •      ., 

Rpst,  ongelukkigen ,  rust  zftcht  in  ^c  hart  der  baren! 

Vol  sveemoed  blijven  we  op  uw  beldengroóchéid'nateii:     ^' 


d64  HET  TBRBAND   TUSSCHBlf  DEN  «MAAK 

Schoon  gij  nw  vaderUod,  ow  erf  niet  wéér  mogt  zieo. 
Geen  teedre  mttgdenhaDd  den  lauwer  n  xtl  bién» 

De  2ee  uw  lyken  dekc,  een  fp^  der  wilde  golven. 

Uw  namen  derven  niet;  uw  roem  blQft  onbedoWep, 
]a  vlamt  en  fchittert  hel ,  en  weérkaatac  In  *t  vèrfchiec » 
De  vlam  van  *t  fchip  gelijk,  waarop  gQ  *t  leven  liet. 

Wy  biyven  op  uw*  moed  met  dankbre  aanbidding  (tareo. 

Rufty  ongelukkigen ,  rnsc  cacht^ln  *t  hare  der  baren! 

,  Hc^eel  zoo  ik  hier  nog  uit  onze  vroegere,  en  vooni 
ook  latere  hedendtagfche  Dichters  kunnen  bgvoegent 
Doch  gij ,  M.  H. ,  herinnert  u  gemakkelijk  hunne  ver* 
hevene  toonen,  aan  het  vaderland,  het  huifelijk  gduk, 
de  Godsdienst  en  aan  alle  de  edeUte  deugden  gew^.  In 
alle  deze  (lukken  hebt  g^,  zoo  ik  mij  niet  bedriege, 
geen  fpoor  van  valsch  vernuft  of  wanfnoaak  ontdekt.  En 
dk  is  juist  het  groote  voorregit »  ook  hier ,  van  den  adel 
der  menschheid ,  het'  zedelijk  gevoel ,  dat  bet  zQnen  lie» 
veling,  ook  zonder  kunst,  de  onvervalschte, eenvoudige 
taal  des  harten  en  van  den  zuiveren  fmaak  in  den  mond 
1^.  Dit  is  zóó  waar,  dat,  naarmate  zich  een  jeugdig  ge* 
moed,  van  bruifende  aandrift  zwanger,  maar  waarin  nog 
verkeerde  begrippen  van  zedelijkheid  het  morele  gevoel  aan 
het  dwalen  helpen,  van  die  verkeerde  denkbeelden  zui- 
vert ,  naar  die  mate  zijne  voortbrengfelen  ook  meer  aan 
de  vereischten  van  eenen  reinen ,  gekuischten  fmaak  zul- 
len voldoen*  Toen  scitiller,  in  de  beruchte  koorts 
der  Duitfchó  fchr^fziekte ,  de  ftorm^  en  drangptriodt 
genoemd,  zijne  Roovers  dichtte,  was  zijn  Ideaal  van  een 
waarachtig  groot  en  edel  man  zeer  zeker  verre  beneden 
dat ,  waarin  ons  in  lateren  tQd  z|]n  posa  ensHRswB- 
B  u  R  V  verfchgnen ;  en  hoe  laag  ftonden  toen  zgne  be» 
grippen  van  heldenmoed  beneden  die,  welke  hy  in 
de  Maagd  ran  Orleam  ten -^  toon  fpreidt!  £n  hoe 
hoog  ftaan,  ook  als  kunstvoortbrengfelen ,,  Don  Car^ 
tos ,  Maria  Staart  en  bet  reeds  genoemde  (luk  boven 
de  Koovtrsl 

Het  (laat  dus  vast :    een  gezuiverde  fmaak  kan  niet 
befiaaQ  «oiider   eene  verhevenheid    van  denkbeelden  en 


EN  HBT  ZMDtV^t  QBVOBL.  tt6s 

bemhmeiyke  eenvoudigheid ,  wats  van  ^dde  veitoóhing^^ . 
kkte^oud  en  verkeerdheid  van  hoofd  en  hart,  die  ona 
alleen  bet  onbedorven  zedetyk  gevoel  kan  fchenken.  Hoe 
menig  uitftekend  voojrbeeld  leveren  daarvan  ook  deGev»^ 
de  Scbrirten  niet  op ,  die  ik  echter ,  als  aan  n  a}len  be- 
kend, met  ftilz wijgen  voorbijga. 

Maar,  zal  men  vragen,  is  er  dan  nu  .geen  Ibhetds»- 
muur ,  die  de  grenzen  van  doi  goeden  fmaak  tö  yin  het 
;^e1ijk  gevoel  juist  aanwijze?  Ik  geloof  ja*  De  eerfte 
bewondert  flechts  hetgoenieyalUgj/cAoon  en  v^Aeyen  is.^ 
dewijl  het  zulks  is ;  het  tweede  zal  alles  aangrepen , 
zich  met  alles  vereenigen,  wat  goed^  mcnscMievcnd^ 
regtvaardig  en  billyk  is ,  zonder  opzigt  op  uitftekendc 
IMirtijen ,  die  het  fchilderfiuk  eene.  bijzonte  fraage  gc«^ 
daante  geven.  Schoon  dus  beide  dikwerf  dezelfde  zaak 
goedkeuren  en  bewonderen,  z^  evenwel  de. bedoeling, 
waarmede,  en  het  oogpunt,  waaruit  z^  die  befchouwen^ 
niet  dezelfden.  Doch  hoeveel  moet  echter,  juist  doOr 
hunne  herhaalde  vereeniging .bij  één  voorwerp,  de  man 
van  fmaak  niet  ovemea)en  van  den  man  van  gevoel! 
Het  zedelijk  fchoone,  hoe  innig  verbonden,  is  het  ook 
met  het  zedelijk  goede?  Kan  het  byna  wel  anders,  of 
ihy,  die  een'  fijnen  fmaak  voor  het  eerfte  koestert,  moet 
liefde  gevoelen  voor  het  hatfte;  moet  zijnen  zedelijken 
zin ,  C200  die  uitdrukkbig»  geoorloofd  is)  door  het  her- 
haalde turen  op  hetgeen  in  de  Ugchamelijke ,  verftandelijke 
en  zedeligke  wereld  uitmuntend  is,  fcherpen  en  verede» 
len  ?  Wanneer  dan  de  geest  een  voorwerp ,  \  welk.  h|} 
eerst,  omdat  het  fchoon  en  verheven  was,  met  verruk^ 
king  aanftaarde ,  daarna  met  een  reiner  welgevallen  als 
goed  ziet  en  verrigt ,  zoo  mag  men  die  verbooging  van 
den  fmaak  veiliglyk  aan  het  zedelijk  gevoel  toefchrqven* 

Dan,  niet  minder  kan  zulks  het  geval  zyn  met  de  te» 
genovergeftelde  eigenfchappen  van  afzlgteljjk  en  laag,  van 
zedelijk  ondeugend  en  verachtelijk.  De  haat ,  dien  het 
zedelQk  gevoel  tegen  de  hatstgenoemden  verwekt ,  moet 
ook  den  afkeer  ftQ ven ,  dien  de  goede  (maak  voor  de 
beide  eérften  koestert.    Daar  toch  eigenlijk  in  dé  zigt- 


flt66  HBT  VBMAFVO  rMidHiN '1]%^  SMAAKL 

b«m'MftCa«ir  sfalta  in  eea*  voKfrèkteh  '^  vQrachtëqil?*^' J 
soo  moet.  ekb'de  aflceerv    dkü  isedel^ke  misvotiiiifig 
«cóorzaakt,  'aan  den  waren  ^  echten  fmaak  nój^  dölde-:^ 
V^lsAT*  venoooen  V  dan  dfe,  welfcè  ontl|>rmgt  tiit  hsfchittf^ 
iQke  afisigiighdd'of  de  gebleken  des  verftandsJ    tilan-^ 
hier   doet  eene  tegenwerping   zMt  aan  ons  op.'   HbuAt 
Biet  betqgeQie  zich  föms,  ja  zeer  (fflcwerf,  bezig  mee 
*  toörftèllingeii  van  het  fchrikbarende ,  ijfeHjké,.  ja  ielfii 
ghiweiyke,  tbits  het  Verheven  en  grootsch   zij  9'  Bé- 
imndert  zdfe  de  rdnfte  fmaak  niet  die  voorlïeiKngéTr? 
Wie  ijlt  siet  haar'  den  Schouwburg,  wanneer  hij  ér  ddi 
ganfchen^htEtsfogt  van  den  minnenijd  in  deszelfs  woede , 
van  deszelffl  msanw   merkbaren  o^örrpronjg  tot  deszdfè 
afgrijfelijk  eiède  tóe ,  door  eenen  bekwamen  Tooneelfpeiér 
iti  den  perfóoii  van  othello  vertoond  ziet?—  wan- 
peev  hij  ziet ,  'hoe  een  Duivel  m  menfcfaengedaante',   ab 
jAao,  door  een  weéffel  van  af^jfetijkbêden,  eent^ 
Bugel,  al&  IXBSOÊMON A ,  door  de  handen  baars  mini^ 
nenden  icchtgenoots  kan  doen  verwórgen  ?  —  wanneer 
fatj  doorgaans  in  de  (lukken  van  s  h  a  k  b  s  p'£  a  r  e  dfe 
ibisdaad  ziet   zegevieren   en  de  deugd  ziet  bezwijken? 
De  gruweldaad  vèn  dochters,  dié  hunnen  ouden  vader', 
vm  wiftB   zij  afle3  ontvingen,    in  den   rchrikkelijkftól 
nacht,   te  midden   van  een  onweder,  op  de  heide  doen 
rondzwerven  (♦) ;   den  rttmpvollen  toeftand  eens  zoons , 
die  eindelQk  (k>or  zijjnen  vader  aan  den  arm  der'Inquiü- 
tic  wortlt  overgeleverd  (f);  dè  JTchendige  drift  èener  op 
den  zoon  verhitte  ftieftaoeder  (4)  zijn  zoo  vele  leverf- 
dige  fchilderijen  van  het  menfchelijk  hart ,  die  de  fmaak 
gedeeltelijk  ten    volle  toejuicht.    Doch  kunnen  dezelvie 
wel  nütiten,  bij  het  zedelQk  gevoel,  afkeer,  jaafgr^zen 
te  verwekken  ?    Doch   men  bedenke,  dat  hier  geene  te- 
faoftrqdighdd  fusfehen-  fteaak  en  gevoel  plaats-  heeft, 
daar  de  êerfte  verre  af  is^  van  sSth  in  moord,  wreedheSl 

(*«)  In  den  KsMg  Lear  ynn  aHAKEsi^aARB. 
(t)  In  dm^.Dm  Carl^svm  scHii^Liaa. 
(^^  Uk  de  PifidrsvvKtkACivt. 


«1^  QV^f^M^Vmd^t^  ^Mtffaiatigori.  Geen-cioiit  ikuotfcregMr 
zfil » iaifiNsn''  in>  sjiAitESPsfAitE  de  rawbHcLdjner  Mh 
4iwy  oif  .thunne  woeste  bedi'^j ven  ,•  als  zoodanifv  toe^ 
clien.^.:  maac .  als  ftouce  ^  doch  >waTieL  fcbildei^en  -van .  hel 
meorcbelijk  hartt  én  als  goede  a/Icbrifiieii  dériHatoua 
Ea.ia  mepsd^kuiide  niet  zdfsNnoodttkdIJk  voor  eenw^il 
eoi  voocxigtig  gedmgS*  Nog.  ÓMer:  .jaist  dat^afgcifzeB^ 
die  diepe  verfoeying  ,  welke  de  boven  aangeftipce  oma^ 
tour^jke  daden  ons  inboesemieo,  en  die  de  I>tebter  am 
tDi)gtig  in  boae  ziel  wecc  >  te  ontvonken ;' dat  kiutelQke 
medcfijdea  met  coitoBLTA,  Koning  a;£Aike's  verwon- 
pene  dochter  ^  maar  die  tóch  voor  hem  ftrijdtv  yoor 
hem  fterft;  dat  medeleden  ^ : 't  welk  ndtis ,  bijna  vm- 
floord  c^  iden  Dichter ^  doet  uitroepen:  ,,  0^  waasooi 
Uet  hij  haar  niet  z^evieren-l"  —  dat  welgevallen '  bf 
den  oBdei^ang  van  .  gedrogten  als*  m a  c  b  b  t  h  ea  Vkiy 
CHAan  III;  dat  diqie,,|iafi  en. ziel  doordringende  gft» 
voel 9  wanneer  de  vrouw  van  macbstH)  al8  aacbfr 
wandeharfter^  de  bloedvlek  *  niet  kan  wasfchen  uit' de 
band<»  die  het  moordftaal  baars  echtgenodts.beftuürd.had  t 
dit  alles  moet  ons  ^ec  genoegen  doen  xieny: dat  ons. 
medelijk  gevoid  nog  niet  verflx^mpt  is ;  en  aiedasff  mi^ 
(bhien  de  hoofdbron  van  ons  vermaak  y  zelfs^bijt  4c  akoi» 
iig/te.  Treuffpden.  Ala  de  dwingeland  nic»AJBLDp  in 
den  nacht  vóór  zijnen. ondergang)  de  fchimmèniVan  'hst 
laagie^  lange  hor  zgner  flagtciffers,  Konuigen;,  Prin&n, 
sljne  vrienden^  zijne  vrouw.,  tuafchen  z^jneteDt  «n.iiie 
van  zgittn.  ifDyand'RiaH2roNb  ziet  vooEbiigaaiii,<en  dm 
tot  htm,,  dea  v^oemeling,  hoort  zeggen:  „  Datiüt 
aK>igen  zwaapr  oj;  uwe  ziel  drukke  1  Wanhoop  es 
fterfr*  en  lot  ric.hi«o  nj)^  n  Weea.bKjdi&fc  want  df 
béteedigdei  zielen  der  \scmoorde  Prinfeos  loechtea  ro^ 
ui'*  dan.  juichen  wQ  dit  oolrdeel  vanr  dJmDiaJkii^r  to^, 
ala  het  o<;^de^l  van  9ai>»  e&  ons  geweten  .en  onze  fott^]^ 
raUgfcbikkeSi  gelljkemk  diiLtooneel  onder  de^xMcIpronkfi^ 
tykfte  en  vierhevenfte  deses  grooten  Dichters.  { 

Met  JdfiLTON  js  het  eenigermate  anders^    Dit  voo» 
trcfielök  Genie  ftelt  ons  den  geest  des  kwaads,  den. held 


Stfé  RET  VmaAWD  :Ta8SCitBir.l)EN  SMAAK 

«n  z^  gedioht^  niet  in  deszdft  gehede  afzigdghdd 
TMn  6d^  hq  de  eetfle  menfirhen  in  hunne  oor* 
fpconkelQke  zuiverheid  en  Parad^'s-onrchuld  onnavolgbaar 
fchildert,  en  dan  als  't  ware  een  Ideaal  der  onzondige 
menschheid  befcbrgft,  dus  verzacht  h]j  het  beeld -van  den 
^tan  door  trekken  van  deszdfa  ooripronkeiyke  grootheid  , 
van  heldenmoedien  trouw  jegens' zijne  jammergeoooten^  Im- 
mers,  zopdm  men  de  boosheid  naakt  en  bk>ot,  voorfpoe* 
dig)  en  aselfs  wel  met  ligchamelijke  afzigtigheden  gcfNiaid 
voorftelc,  zooder  haar  door  eenige  grootheid  te  tempe- 
ren 9  of  haar  te  (haffen  zoo  als  het  betaamt ,  walgt  de 
zuivere  fmaak  van  die  gedrogtelijke  misgeboorten,  en 
wendt  ontevreden  het  hoofd  af.  Daarom  is  ook  het  voor* 
beeld  van  groojte  Dichters,  die,  hunner  verbeeldinge ruim 
botvierende-,  foms  de  regelen  van  het  kunstgevoel  te  bui- 
ten gaan ,  zoo  fchadelijk,  en  gevaarlek  voor  die  i  c  a  r  u  s- 
SBif5  welke,  met  een  ledig  hoofd  verwaandheid  en 
iselfvertrouwen  parende ,  ons  met  veel  eigene  voldoening 
bunne  winderige  herfenvruchten  opdisfchen,  wier  ge» 
dregtelijke  wanftaltigheid  alleen  ddirdoor  vergoed  wordt, 
dat  men  vergeefTche  moeite  doet,  om  ze  te  verftaan* 
En*  diarom  heeft  ook  juist  de  echte  fmaak ,  in  vereeni- 
ging  met  het  kunstgevoel ,  den  geest  palen  gefield,  welke 
Uu ,  al  ware  hiy  zelfs  een  Genie  van  den  eerften  raqg , 
niet  ftraffeloos  durft  overfchrgden. 

Maar  een  ander  uiterfte  is  er,  waarin  men  meent  te  kun« 
lien  voldingen ,  dat  goede  fmaak  lijnregt  tegenover  zede* 
IQkheid  gekant  zQ.  Hoort  de  wulpfche  toonen ,  de  dartele 
sangen  van  zoo  vele  Dichters ,  die  onbewimpeld  den  lof 
der  ondeugd  vermelden ,  terwijl  de  goede  fmaak  de  maat 
en  den  zwier  hunner  liederen  -verheft*  Of  zullen  wQ 
misfchien  met  catullus  zeggen :  ^  £^  bnuif  Dich« 
yy  ter  moet  zelf  kuisch  zijn  ;  voor  z^ne  verzen  behoeft 
„  zulks  volftrèkt  niet*'?  Het  is  waar,  de  Oudói,  voor- 
al de  Laty'nen ,  achtten  de  zedigheid  in  de  taal  niet  zoo 
noodzakelijk  als  wQ ;  en  bet  zoude  een  overijld  beflint 
zijn,  om  van  mindere  kieschheid  in  uitdrukkingen  tot 
meerdere  losheid  in  zeden  te  willen  befluiten.    In  onze 


Efl  HST    ZKJMtgK  OBVOBt.  wSf 

oude  Dichters  komen  vele  gezegden  voör^  die  ni^i 
mud  thans  zou  durven  gebruiken,  fchoon  de  zeden  fe^ 
dert  dien  tijd  althans  nier  verbeterd  zijn.  Doch  aadem 
was  bet  geval  met  ca  tullus,  met  fommige  plaat* 
fen  uit  HORATJ'US  en  ovidius,  vofontl  van  eerst-^ 
gemetden ,  die  de  fchaamteloosheid  ten  top  beeft  gedre* 
vad»  Maar  de  goede  fmaak  werpt,  even .  zoo  wel  als 
het  zedetiyk  gevoel,  een'  flu^er  over  die  naaktheden , 
welke  niet  eens  de  armhartige  verdiende  der  dubbelzbi* 
nigheid  Hebben,  om  hi  catullus* enkel  den  bekoor^ 
lijken  Dichter  van  den  bruiloft szang  en  van  eenige  be^ 
vallige  en  zmrijke  fncldichun^  inoviDius  den  verw 
nuftigen  zanger  der  Gedaamevcn»isfelingen>^  (fchóon  ook 
üix  niet  vrij  van  vele  en  grove  zonden  tégen  den  fmaak} 
en  vooral  in  horatius  den  onfterfelijkenxlichteriyken 
Wijigecr  te  zien ,  die  tn  fmaak<  en  zedelyk  gevoel  door 
de  heerlijkfte  zangen  ter  eere  der  deugd  heeft  verzoend. 

Tot  hiertoe  fpraken  wij  uitfluitend  van  de  Dichtkumu 
Omtrent  de  IFelfprekendheid  zou  ons  het  geftelde  v^^ 
CICERO  en  quinctilianus,  ,,  dat  de  Redend 
een  braaf  man  moec  zijn ,"  het  gezegde  van  dezen,  „.dft 
het  hart  alleen  den  welfprekenden  man  makkt ,''  van  aHe 
becciog  ontheffen ,  'al  ware  het  niet,  dat  zq  zelv*  ons  de 
fchitterendfte  voorbeelden  dezer  waarheid  badden  gege- 
ven. Verplaacfen  wQ  ons  in  verbeelding  naar  de  murkt^ 
plaats  van  Athene*  Het  volk  is  vergaderd*  Deszdfs. 
vgand  philippus  heeft ,  onder  valfche  betuigingen 
van  vTiendfchap ,  het  beleg  om  Olynthus ,  eene  bondge- 
nootfchappdijke  (hd , geflagen.  Demosthbnes,  geen 
bezoldigd  Redenaar,  maar  alleen  door  eigene  aandrift 
gepord ,  beklimt  het  fpreekgeftoelte ,  en  laat  zich  onder 
andoen  dus  hooren ,  nadat  hij  alle  de  listen  van  p  H  l« 
1,1  p PUS  had  aan  het  daglicht  gebragt:  ^ Indien  iemand 
uwer  oordeelt,  dat  dit  de  waarheid  zg,  maar  dat  bQ: 
toch  de  zaken  zal  ftaande  houden ,  door  de  hnden  en 
havens  én  wat  dies  meer  zg  te  bezetten ,  zoo  bedriegt 
hij  zich.  Wanneer  toch  iemand  7iine  magt  op  goedwil* 
ligheid    vestigt,  en  alle  zijne  medehelpers  in  den  oorlog 

ifSNGELw.  1831.  N0«  6.  V 


SLJO  HBT  VERBAND  TUSSCHBN  DEN  SBfAAE 

buir  belang  bij  het  zijne  vinden ,  dan-ztillen  de  men-* 
ichen  gaarne  moegelijkheden  en  gevaren  met  hem  dragen 
en  hem  bijblq ven*    Maar  wanneer  men ,  gelgk  hg ,  door 
hebzucht  en  misdaad  zoo  magtig  wordt,  dan  verkeert 
en  ontbindt  het  miafte  voorwendfel  en  de  kleinfte  t^en- 
tpotd  alles.    Want,  4$hcnersi  het  is,  ja,  het  is  gewis 
onmogelijk,  door  onregtvaardigheid ,  meineed  en  leugen 
eene  vdste  magt  te  verkrijgen.  Dit  alles  toch  duurt  flechts 
voor  ééne  keer  en  voor  een*  korten  tijd ;  en  fchoon  het 
hem ,  wien  zulks  t%  beurt  valt,  geweldige  verwachtingen 
,  inboezeme ,   het  wordt  door  den  tijd  op  valschheid  be* 
trapt  en  loopt  van  zelve  te  niet.  Want  gelyk ,  naar  mijn 
oordeel^  een  huis,  een  fchip  en  andere  geftichten  in  den 
grond  het  (levigst  moeten  ftaan,  dus  behooren  ook  de 
beginfelen  en  ^ondflagen  van  ftaatsondememingen  waar- 
achtig [jen  regtvaardig  te  wezen/*    O,  haftverhefiènde , 
bemoedigende  taal  bij  elke  fchijnbaar  gelukkige  poging 
van  tirannij  en  geweld !    Neen ,  het  zal  hun  niet  geluk- 
ken ,  dien  booswichten  in  onze  nabuurfchap ,  die ,  on- 
eu:bdig  erger  dén  een  philippus,  of  de  redenaars  van 
zgnen  aanhang,  door  leugentaal  en  bedrog  hunne  misda- 
dm,  honne  geheime  zamenzweringen  en  openlijke  verra- 
derijen  en  moorden  zoeken  te  bewimpelen ;  het  zal  hon 
i)iet  eeuwig   gelukken,    de  wereld  te  misleiden!     Het 
.  zal  inftorten ,   het  gebouw  hunner  fnoodheid ,  want  het 
is  op  ésD.  zandgrond  der  leugen  gebouwd ;  en  de  magt , 
die  niet  op  goedheid ,  maar  op  geweld  rust ,  die  niet  het 
belang  harer  onderhoorigen  ten  doel ,  maar  derzelver  on- 
dergang ten  gevolge  heeft ,  die  magt  moet  en  zal  zich- 
zelve  verteren ! 

Doch  keeren  wü  <mis  tot  een  aangenamer  onderwerp*. 
Wanneer  ciceh  o  den  man  ,  den  grooten  Veldheer  en 
mensch ,  die  na  hem  in  Rome  den  zuiverden  fmaak ,  het 
fijnfte  gevoel  voor  het  fchoone,  en  tevens  op  dit  tQd» 
IHp  alle  magt  in  handen,  en  vast  befloten  had,  zich  door 
geene  redaiaarskunflen  van  zijn  befluit ,  de  Ihaf  van 
LiGARius,  te  laten  afbrengen;  wanneer  hij  cbsa& 
aldus  in  het  gemoed  gri|}pt:     „  Niets   is  bq  het  volk 


BN  HET  ZEDBL^R  QBVOBL.  &71 

xoo  geliefd  des  goedheid ;  geen  uwer  deugden  is  bewon- 
derenswaardiger of  bekoorlijker ,  dan  uw  medeleden : 
want  menfchen  naderen  den  Goden  door  niets  méér,  clan 
door  aan  menfchoi  hulp  te  verfchaffen;  uwe  fortuin 
beeft  niets  verhevener ,  dan  dat  gQ  zoo  velen  mogelijk 
behouden  kunt^  uwe  inborst  niets  -edeler,  dan  dat  gQ 
het  wi7/'*  —  dan  zwicht  het  voornemen  •  des  Heerfchers 
vóór  de  tooverkracht  des  Redenaars ,  die  zich  van  het 
gevoel  voor  het  fchoone  en  edele  heeft  weten  te  be- 
dienen y  om  den  geheelen  mensch  voor  het  goede  te 
ftemmen* 

Het  is  er  verre  van  af ,  dat   de  Ouden  alleen  deze 
Goddelgke  kun^t  zouden  •  verflaan  hebben ,  om  de  harten 
der  menfchen  door  de  magt  van  het  zedel^  gevoel  te 
fmelten  en  als  't  ware  te  kneden.  Neen !  de  grondkrach- 
ten der  menschheid  zijn  niet  ofader  het  puin  van  Athene 
of  Rome^  begraven ;   ook  de  latere  tijden  hebben  nog  Re- 
^ denaars  gehad,  die  de  gemoederen  wisten  te  befpelen, 
nog  gemoederen,    vatbaar    voor   die  muzijk.     Van  dè 
Kanfebredenaars  wil  ik  niet  fp^eken ,  wier  inftelling  eene 
der  grootfte  gapihgen  tusfchen  fmaak  en  zedel^k  gevoel, 
die  by  de   Ouden  nog  beftond ,   zoo  voortreffelijk  aan- 
vult; ik  zou  alsdan  te  veel  moeten  uitweiden:  maar  ik 
zal  mij  enkel ,  gelijk  bij  de  Ouden,  tot  de  wdfprekend- 
heid  in  Raadsvergaderingen  bepalen.     En  waar  zou  ik 
hier  voortreffelijker  Modellen  vinden,  dan  in  het  land  der 
Parlementswelfprekendheid ,    aan   de    overzijde  der  zee? 
Toen  in   1777  Lord  süpfolk  de  wreede' handelwflze 
der  woeste  en  moorddadige  Indianen  ^  Bondgenooten  der 
Britfche  Regering,  in  het  voeren  van  oorlog,  daarmede 
verdedigde,  dat  het  volkomen  billijk  was ,  van  alle  midde- 
len gebruik  te  maken ,  die  g  o  o  en  de  Natuur  ons  in  han« 
den  gegeven  hadden ,  antwoordde  de  groote  Lord  c  h  a  t- 
HAM,  vader  van  will'iam  pitt,    het  volgende* 
„  Ik  ben  verwonderd   en  verontwaardigd ,  zulke  begiiw 
fden  te  hooren ;  in  dete  kamer ,  in  dit  land  beginfelen  te 
hooren ,  even  ftrijdig  tegen  de  Grondwet ^  de  menfchel^lt- 
heid  en  h^  Christendom.    Ik  wilde  uwe  aandacht  niet 

V  a 


272      HET  VERBANp  TUSSCHEN  DEN  SMAAK 

langer  ophouden;  maar  ik  kan  mijne  verontwaardiging 
niet  bedwingen:  de  aandrift  mijner  pligten  fleept  mij  weg. 
Zijp  wij  in  déze  Kamer  niet,  als  menfchen,  «Is  Cliris- 
tenen ,  geroepen ,  om  dergelijke  beginfelen  te  beilrij- 
den  9  die  men  bij  den  troon ,  bij  het  oor  des  Konings 
voortbrengt?  —  De  middelen^  die  o  on  en  de  Natuur 

ons  hebben  in»  handen  gegeven  I ,    Ik  weet   niet , 

welke  begrippen  deze  Lord  zich  van  g  o  o  en  de  Natuur 
vormt ;  maar  dit  weet  ik ,  dat  zulke  heillooze  grondftel* 
lingen  even  zoo  zeer  door  Godsdienst  als  menfchelijkheid 
worden   verfoeid*    Hoe !  zal  men  god  en  de  Natuur  in 
het  fpel   brengen   bij    de  moorden ,  door  den  Indiaan , 
door  den  wilden  kannibaal  gepleegd,  die-  de  verminkte 
ilagtoffers  dezer  barbaarfche  gevechten  pijnigt,  vermoordt» 
braadt ,  opeet ,  —  ja ,  opeet  I  •  •  • .  Zulke  afgrijfelijke  be^ 
ginfelen  en  hunne  nog  afgrijfelijker  belijdenis  eifchen  van 
u  €ene  onbeperkte  verfóeijing.  —  Ik  beroep  mij,"  vei^ 
volgde  de'  Redenaar,  tot  de  Bisfchoppen  gekeerd;   ^ïk 
beroep  mij  op  de  gewijde  bedienaars  van  het  Evangelie; 
ik  bezweer  hen ,  zich  in  déze  heilige  taak  met  mij  te  ver- 
eenigen ,  en  de  dienst  van  hunnen  g  o  d  te  wreken.    Ik 
beroep  mij   op  de  w;ijsheid  der  Overheden ,  om  het  regt 
van   hun  land  te   verdedigen  en   te   (laven.    Ik  berpep 
mij  op  uwe.  eer ,  Mylords  !    op  uwen  eerbied  voor  de 
waardigheid  uwer  voorvaderen.    Om  het  nationale  karak- 
ter te  wreken ,   roep  ik  den  geest  der  Conftitutie   in. 
Ziet   op  de  tafereelen,   die  deze  wanden  vertieren  9.  op 
den  onfterfelijken   voorzaat  van  den  Edelen  Lord ,  dien 
gij  zoo  even  gehoord   hebt;  ziet  hem  fidderen  van  ver- 
ontwaardigmg  bij  de  fchande  zyns  vaderlands !    Vergeefs 
voerde  hij  zijne  zegepraleade  vloten  tegen  de    beruchte 
Spa^nfche  Armada  in  zee ;  te  vergeefs  verdedigde  hij  de 
eer ,   de   vrijheid,  de  Godsdienst  van  dit  land  tegen  den  . 
Paus  en  de   Inquifitie,  indien 'grootere  wreedheden,  dan 
die  ons  toen  bedreigden,  befchermers  onder  ons  vinden. 
Hoe!   wij  zouden  in  onze  oude  volkplantingen.,.. te  mid- 
den  onzer  vrienden  en  magen,  den  onverbiddeligken  kan- 
nil)aal,Ip;l9ten,  vol  hijgenden  dorst  naar  menfchen* ,  naar 


.  .      CN  HET  ZÈDEL1JJL  GKVOEL,  tJi 

vrouwen- »  naar  kinderbloed  I  Den  trouweloozen  kanni* 
haal  loslaten !  Tegen  wieh  ?  Tegen  onze  broederen ,  om 
hun  land  te  verwoesten,  hunne  woningen  te  vernielen, 
hun  geflacht ,  hunnen  naam  door  deze  woeste  inenfchen , 
door  de  hel  uitgebraakt,  te  verdelgen  1  Met  jagthpnden 
wilden  de  Spanjaarden  de  arme  Amerikanen  vernielen: 
en  wij,  wij  volmaken  dat  onménfchelijk  voorbeeld !, Wij 
gaan.inög  irerder;*  wij  laten  nog  wreeder  dieren  los  tegen 
onze  broeders  ^  dié  dezelfde  taal ,  dezelfde  wetten  en  de- 
zel£ie  Godsdienst  hebben  als  wy ,  ai  die  ons  xloor  alle 
banden  der  menfchelijkheid  dierbaar  geworden  ziyn  I  Ik 
bén  oud  en  zwak,  Mylords!  en  buiten  (laat,  thans  meer 
te  2eggen ;  maar  de  opwelling  mijner  verontv«^aardiging  was 
te  fterk,  om  minder  te  zeggen.  Ik  zou  dezen  nacht  niet 
geflapen,  noch  mijn  hoofd  op  bet  Imsfen  hebben  neérge- 
vl^d ,  zoo  ik  niet  mijn  eeuwig  afgrijzen  voor  zulke  onge- 
rijmde ,  zulke  hatelgke  grondftellingen  had  te  kennen  ge- 
geven/* —  Dus  fprak,  vóór  ruim  vijftig  jaren,  in 
Brictanniës  Raad  een  man,  wiens  hooge  achtbaarheid,  wiens 
talrijke  dienden  aan  zijn  land  het  oog  van  gansch  Europa 
op  hem  deden  vestigen.  En  thans !  -^  thans  is  die  Raad- 
zaal de  plaats,  waar  beroemde  fprekers,  waar  mannen, 
waarop  ook  Europa  het  oog  heeft ,  de  zaak  dier  kan- 
nibalen bepleiten ,  die  onze  brave  kriigslieden  door  be- 
loften van  b(j(land  in  hunne  muren  lokken  ,  om  hen  daar 
met  gefmolten  lood,  met  fterkwater  en  verraderlijk  wa- 
pentuig te  vermoorden ;  waar  Furiën ,  in  de  gedaante  van 
vrouwen  ,  zieltogende  foldaten  martelen ,  of  anderen  van 
achteren  doorfchieten ;  kannibalen  ,  die  flechis  door  om- 
kooping  ,  verraad  en  meineed  weten  te  zegepralen !  Hen 
prijzen^  hunne  daden  vergoelijken  die  ^r/z/irA^ Redenaars 4 
onzen  edelen ,  menschlievenden  Koning  verguizen  zij , 
omdat  Ilij  regeren  en  niet  aan  het  graauw  wil  gehoorza- 
men! Ziedaar  de  fchoone  vorderingen,  die  de  men- 
ichelljke  Rede  ia  cene  halve  Eeuw'  door  het  Libera- 
Usmus  en  de  Franfchc  Omwenteling  heeft  gemaakt! 

Doch  ,  keeren  wij  terug  tot  ons  onderwerp,  r^  C  h  a  t- 
RAM   deed  deze  meesterlijke   aanfpraak    geheel  voor  de 


174  HET  VEEBAND   TUS8CHBN  OEN  SMAAK 

vuist,  terwijl  de  jicht  reeds  in  2^  gebeente  woelde,  die 
hem  eerlang  deed  bezw^'ken.  En  nogtans ,  welke  verfae» 
vene  kracht!  Heeft  de  zuiverde  finaak  hierin  iets  te 
berispen?  Is  hier  wel  eenig  valsch  beeld,  wel  eenige 
fpeling  des  vemufts?  Hier,  hier  vindt  de  taal  van 
quinctiliaaW  hare  toepasfing:  »  Het  hart  alleen 
maakt  weHi)rekend."    • 

WQ  mogen  dus  dit  betoog  over  de  onmisbaarheid  des 
zedelijken  gavods  voor  den  goeden  fmaak  befluiten  met 
dé  woorden  vanden  voortreffel^ken  kunstregter  blair, 
die  zelf  het  voorbeeld  gaf  der  vereeniging  van  het  zui- 
verfle  hart  met  den  fijnstgevoelenden  fmaak:  ^  In  elk 
y,  geval ,"  zegt  hQ ,  „  waar  het  op  menfchel^ke  aan» 
n  doeningen ,  karakters  en  bedrqven  aankomt,  laat  zich 
n  noch  eene  ware  en  treffioide  fchilderij  derzelve,  noch 
,,  een  levendig  gevoel  der  fchoonheid  van  zvSk  eene 
y,  fchilder^  zonder  eene  deugdzame  gemoedsgefteldheid 
M  begrqpen«  Hij ,  wiens  hart  gevoelloos  is ,  kan  b{j  de 
f^  hoogfte  fchoonbeden  der  Welfprekendheid  en  Dicht^ 
,,  kunst  niet  dan  een  gering  genoegen  ondervinden.'' 

Heeft  dus  de  fmaak  aan  het  zedelijk  gevoel  kweeking 
en  voedfel  en  bijna  zijn  aanz^n  te  danken,  hij  betaalt 
die  giften  met  woeker  weerom ,  door  aan  het  zedel^ 
gevoel  aanminnigheid,  bevalligheid  en  befcbaafdheid  bij 
te  zetten;  hetzelve  de  ruwheid  en  onaangenaamheid  te 
ontnemen,  die  maar  al  te  vaak  de  zuiverde  deugd  zelve 
ontfieren.  Hoe  menig  volk  zou  bg  den  raad  van  plato 
aan  xenorrates,  om  aan  de  Gratiën  te  offeren, 
niet  even  zeer  in  gevoel  voor  het  goede  als  in  gevoel 
voor  het  fchoone  hebben  gewonnen ! 

Ik  kan  van  dit  onderwerp  niet  afftappen,  vóór  ik 
deszelfs  ongemeenen  rijkdom  in  treffende  gevolgen  met 
een  woprd  heb  aangetoond.  Is  toch  de  goede  fmaak 
met  het  zedeljjk  gevoel  zoo  naauw  verwant ,  dat  men 
zich  een  teeder  gevoel  van  goed  en  kwaad  zelden  zonder 
eene  zekere  mate  van  juistheid  in  de  beoordeeling  van 
hetgeen  fcboon  en  leel|jk  is  denken  kan,  zoo  opent  ons 
dit  eene  onuitputtelijke   bron   van    geneugten ,  die  des  ^ 


EN  HET  ZEDBL^  OBVOEL.  l^Jg 

anders  foms  zoo  moeijeUjken  weg  der  deugd  fteeds  be- 
fproeijen ,   verlevendigen ,  en  op  het  levenspad  zelve  ge- 
durig nieuwe  rozen  doen  ontluiken.    Immers  dan  denkt 
men  zich  bet  goede  nimmer,   zonder  hetzelve  ^  als  het 
hoogde  Ideaal   van  fchoonheid  te   befchouwen,    waar- 
bq  al   het  andere  in  het  niet. verdwijnt;  en  wat  is  toch 
bQ  alle  menfchen   het  ftreven  van  den  geest  an4ers ,  dan 
het  zoeken  van   ware    of  gewaande  fchoonheid  9    Dit 
hooge  Ideaal  vereenigt  dan  verheven  fchoon  eii  zedelijk 
goed  te   gader;   men  vormt  en  volmaakt  zijn  hart,  te^ 
wijl  men  zijnen  geest  en  zijn  kunstgevoel  befehaaft,  en 
in   al  hetgeen  men  leest,   ziet,  hoort,   bewondert  zal 
de  zedelijke  indruk ,    ^èn   hetzelve  op  ons  hart  maakt , 
ook   de   doorgaande  maatftaf  zijn  van  het  gevoel  voor 
hetgeen  edel ,   fchoon  en  verheveti  is.    Alle  verleidende 
Sirenenzangen   van  den  wellust ,  hoe.  kundig  en  in  welk 
een'  bevalligen  tnond  ook  geplaatst ,  zullen  wanklankeq 
in  OQs  oor  ,  gelijk  in  onze  ziele  zgn^    De  Dichters,  de 
Schilders,  de  Beeldhouwers,  de  Redenaars,  die  de  deugd, 
het  hoogde   Wezen  en  deszelfs  dienst  in  een  bekoori^k 
licht  vertoonen ,  (en  hoe  groot  is  niet  derzclver  aantal ! 
hoe  hoog  rijst  ook  hunne  kunstwaarde   boven  die  der 
anderen!)  zullen  onze  zinnen  tevens  met  onze  ziel  boef* 
jen;  hunne  taal,  zangen  of  beelden  zullen  ons  op  den 
w^  naar  het   betere  leven    troosten,    bemoedigen  en 
opbeuren.  > 


AAMMBKIUNGKN  SN  WAARNEHINGBN ,   BBTREFFENOB  Dt^  HBIL* 
ZABCB  U1TWBRK$BLBN  VAN  HET  DECOCTUM  ZITTMAtfMI. 

Door  A.  VAN  ERPECUM,   Heejmeêiter  u 
«  Amfierdam. 


I 


n  No.  I  der  Vaderlandfche  Lettêtoefeniftien  voor  1831  koQit 
eene  Recenfie  voor  van  het  door  mij  vertaalde  flukje  vat»  den 
beroemden  Heidelbergfshen  Hoogleeraar  c  h  b  l  i  u  s ,  over  dê 
aanwending  van  het  Decoetnm  Zittmanni  tegen  de  verouderde 
Sjphilis  eo  andere  ongefteldheden.  (^Amft.  bQ  a«.DE  grbbt' 
IER,  iStpO    Deze  Recenfie,  die  ik  over  het  geheel  mee 


^fi  aVBR  HIT  DBCOCTUM  21TTMANMi« 

genoegen  gelezen  heb,  fielt  4en  hoofdzakelpen  inhoud  vap 
.het  gemelde  ftukje,  en  dé  voordeelen^  door  chelius  aan 
hec  genoemde  Decoctum  boven  eenige  andere  geneeswijzen 
der  SypUIis  coegefchreven ,  op  eene  duidelijke ,  fchoon  korte 
wijze  voor  oogen;  doch  met  eenig  leedwezen  zag  ik, 
da(  in  dezelve  evenwel  beide  den  Schrijver  en  hec  aan* 
geprezen  middel  eenigermace  onregc  is  wedervaren.  Daar 
eene  befcheidene  aanwijzing  van  deze.,  mijns  inziens,  niet 
geheel  jniste  w|jze  van  befchoawing  des  Recenftnts  niec 
van  nnt  ontbloot  zijn  kan,  tevens  het  vertrouwen,  dat* 
deze  methode,  müns  bedunkens,  te  regt  verdient,  kan  be* 
vestigen ,  en  daardoor  hare  belangr^ke  dienden  vermeerderen , 
vermeen  ik,  hierop  de  aandacht  van  den  deskundigen  Lezer 
voor  eenige  oogenblikken  te  mogen  bepalen. 

Wanneer  dan  de  Recenfenc  het /)^c«Zi//jiyi7iyiri  reeds  dadelQk 
onder.de  zoogenoemde  arcana  rangfchikt,  ^  die,  gelqk  an* 
dere  proefnemingen,  welke,  bij  de  verouderde  en  door  kwik* 
kuren  verergerde  Sjpkilis  gelukkig  uitvallen,  boog  eo  ala 
onfeilbaar  zijn  opgevijzeld  geworden,*^  wondt  bier.,  mijpa 
inziens,  keni^eiyk  een  misgreep  begaan,  dewijl  de  zamen- 
(telling  van  bet  Dec.  Zittmanni  reeds  in  de  vorige  eenw 
door  THBDBN,  eu  nu  op  nieuw  in  het  door  mQ  vertaalde 
ftukje  van  chelius,  is  bekend . gemaakt.  Wijders  is  het 
ffijj  uit  den  iqhoud  van  dit  ftukje  nergens  gebleken,  dat  deze 
Schr^ver  dit  middel  als  onfeilbaar  tracht  op  te  vijzelen.  Im- 
mers, wanneer  hij  zegt,  dat  het  Dee.  Zittmanni ^  zoo  door 
PRÖBiscH  en  den  beroemden  thedbn,  als  later  in  de  Hos- 
pitalen van  het  Groothertogdom  Baden  ^  met  veel  nut  is  ge« 
bruikt;  j»  als  h|j  de  belangr^kfie  gevallen  aanduidt,  waarin 
deszelfs  aanwending  (het  zyn  de  eigene  woorden  van  den 
Recenfönt)  heilzaam  is  bevonden ;  als  hij  deszelfs  krachten 
fcheikündig  en  practisch  uitvorscht,  de  plaats,  die  het  onder 
de  antivenerifche* geneesmiddelen  inneemt,  aanwijst,  en  ein- 
delijk deszelfs  voordeelen  met  die  van  de  overige  genees- 
medioden  yergelijkt,**  dan  kati  men  eigenlijk  niet  zeggen, 
dat  de  Schnijver  zijn  middel  ah  een  onfeilbaar  arcanum  opvif^ 
uit ,  en  deze  woorden  zonden ,  mQns  inziens ,  beter  pasfen 
op  de  uitventing  van  de  vreemde  kramerven  eens  onbeken- 
den kwakzalvera,  dan  op  de  rati<M3ale  en  op  ervaring  ge. 
gronde  aanbeveling  van  eenen  gü.e.lius,  wiens  verdienden 
todi  ook  den  Recenfent  niét  onbekend  zullen  z^jn.  £yeii* 
min  heb  ik,  in  de  Voorrede,  voor  m^ne  vertaling  geplaauc. 


OifER  VST  DICOCTUM  ZITTM ANIfl.  «77 

hcc  middel  op  zoodanige  wijze  opgeiryzeld^  eo  wanneer  I|e 
zeg,  dat  ik  de  werkiogswyze  daarvan  niet  volilrekc  durve 
verklaren,  flel  ik  bec  nog  geenszins  onder  de. i^rc^n^?  C*);. 
integendeel  leide  Ik  de  goede  uitwerkfelen  daarvan  vooral  af 
van  de  revulfie^  die  hec,  ook  volgens  den  Recenfenc,  ah 
êen  krachtig  ontlast •  en  xmetmiddtl  ^  op  bec  darmkanaal  en 
vaak  op  de  huid  maakt,  terwijl  ik  bec  tevens  als  vocbtver- 
becerend  middel  wil  doen  gelden*  Nergena  zeggen-wij»  gel^k 
de  Recenüe  ons  ce  last  legt ,  da$  het  eetC  lydtr  nimmer 
t€  fierk  zêude  kunnen  aantasten  of  yer:^]»^akk$n^  neen:  w»no 
neer  chzlius  beweert,  dat  dit  middel  gelijke  voordeelen 
bezit  met  den  Rob  van  JUAFFscTEuHy  maar  door  mindere 
koitbaarbeid  meer  voor  alle  beurzen  en  ftanden  gefcbikt  X% ; 
alfmede».  dat  bet  den  Igder  niet  bQzonder  verzwakt,  dat  er 
bgoa  geene  tegenaanwjijziji^en  tegen  beftaan ,  en  dat  by  .er 
nimmer  eenige  ongunftige  gevolgen  van  gezien  beeft ,  dan 
üuic  dit  geenszins  in ,  dat  een  ongepast  gebruik  daarvan  geene 
gn^ote  nade'eien  zou  kunnen  ce  weeg  brengen.  Het  abftine 
f  msthodum  neseis  van  onzen  grooteuBazKHA ave  pasfen 
wi  9  met  den  Recenfeot ,  vtn  barte  gaarne  ook  .op  dit  mid^* 
del  coe,  even  $Xb  op  ieder  ander  (lerk werkend ,  *t  z^  braak*, 
purgeer-'  of  zweetmiddel,  even  als  op  den  i$'K^//i»<ar^^,  het 
Arfenieum »  en  vooral  op  den  Caiontel; '  doch  wij  herhalen 
hier  tevens ,  hetgene  wQ  in  genoemde  Voorrede  gezegd  heb- 
ben: j,  dat  het  Dec.  Zittmanni,^  met  den  Rob  antifyphiUti^ 
que  van  laffecteur,  op  eene  gepaste  wijze  aangewend, 
de  middelen  zijn ,  welke  allerzeldzaamst  of  nimmer  de  ver- 
wachting  te  leur  flellen."  Latere  waarnemingen  hebben  ons 
op  bet  overtuigendst  in  dit  gevoelen  bevestigd. 

De  Recenfent  (lelt  vervolgens  veel  van  de  goede  uitwerk- 
felen van  dit  Decoctum  op  rekening  van  bet  ftrenge  dieet , 
\si  het  gebruik    daarvan    aanbevolen   (f).     Hierop    merken 

^*)  Ik  boude  bet  in  *i  algemeen  met  de  waardigheid  der 
Geneeskundigen  weinig  overeen komdig ,  om.  zich  met  zoo- 
genoemde  arcana  bezig  te  houden.  Daarom  heb  ik  zelf  in 
m^ne  Voorrede  voor  bet  flukje  van  den  HoogU  chelius 
gezegd,  „  dat  het  mij  naauwelijks  vergund  was  melding  te 
maken  van  de  methode  van  Dr.  gireaudeau  de  st. 
GBRVAis,  dewijl  bij  van  de  bedanddeelen  zyner  planten. 
middelen  een  volftrekt  geheim  maakt.** 

(j)  Waarom  dan  deze  goede  gevolgen  der  kuur  ook  niet  veel 


2/S  OVBR  HEt  DËCOCTUM  eitTMANNIi 

w$,  aao ,  dfic  men  dit   gezegde  met  hetzelfde  regt  ktn  toe» 
pasfen  op  alle  middelen  (of  liever  geneesw^zen) ,  welke  mét 
^en  flreng  dieet  moeten  gepaard  gaan  ,  gelijk  b.  v.  de  onc- 
ftèkingwerende    behandeling    en    Inzonderheid   alle   kwikkn- 
ren  (*}.    Doch  er  beftaan  gevallen ,  waar  het  dieet  niet  zoo 
ftreng  gehouden  werd ,  en  waar  echter  de   uitwerking  van 
het  Decoctum  Zittmami  allezins  aan  de  verwachting  voldeed. 
Ook  den  Recenf^nt  viel  het  in  *t  oog,    ,,  dat  een  krachtig^ 
ontlastmiddel ,  *t  welk    daarby    vaak   ruim  zweet  verwekt » 
(uit  den  aard  der  zaak)  een*  grooten  invloed  op  woekerende 
zweren,   enz.  moet  hebben;**  hg  laat  althans  deze  laatfte 
aanmerking  dadelQk  op  de  bovenfttande  volgen. 
Wantoeer  eindelgk  de  Recenfeot  zegt,  dat  het  Dec.  ZittmamU 
.  altijd  een  proeftniddel  blijft ,  en    dat  hij  niet  kan  toegeven  , 
dat  er  zoo   zeldzaam  wederinflortingen  van  zouden  te  vreezen 
zijn ,  antwoorde  ik ,  dat  ieder  middel ,  of  elke  geneeswijze  , 
waarvan  men   op  redelijke  gronden  de  aanwending  kan  aao* 
bevelen  en  den  vermoedelijk  goeden  aitflag  voorfpellen ,  niet 
meer  tot  de  proefmiddelen  behoort  gebragt  te  worden  ,  en  dat 
het  Dee,  Zittmanm\  hoezeer  het  zeldzaam  zQne  aanwending 
vindt,  en   dus   altijd  aan  velen  zeker  zelfs  geheel  onbekend 
zal  bleven,  thans  evenwel  niet  onder  de  proefmiddelen^  maar 
door  den    zaakkundige   wel  degelijk  onder  de  beproefde  nid^ 
delen  geteld  w<Mdt,    Vele  waarnemingen  zouden  dit  kunnen 
bewezen,  even  zeer  als  het  daaidoor  bewezen  is,  dat  de 

toegefchreven  aan  den  Salfaparillen-ónxkY  en  de  puigeennid. 
delen ,  die  tevens  bij  het  Dee.  Zittmannl  toegediend  worden  ? 
Immers ,  alles  moet  hier  tot  dezelfde  uitkomst  lelden. 

(*)  Zou  het  echter  niet  van  gezonden  zin  ontbloot  zQu  , 
als  men  zeide ,  dat  veel  van  de  goede  uitwerkfelen  der  ader» 
lating  en  der  afleidende  prikkels  op  het  darmkanaal  en  de 
huid  enz.,  tegen  />^tfirf//5  aangewend ,  waarfc^ijnlijk  afhing 
van  het  llrenge  dieet,  dat  bij  het  gebruik  dezer  middelen  te- 
vens wordt  aanbevolen  ?  Niemand  zal  echter  ontkennen ,  dat 
'  hier  een  llrenge  leefregel  zeer  voordeelig  en  allemoodzake* 
lykst  is ;  ja ,  een  misflag  in  denzelven  zou  hier  van 
oneindig  nadeeliger  (foms  doodeljyke)  gevolgen  zgn,  dan  bQ 
het  gebruik  van  het  Dec.  Zittmannl.  Het  inachtnemen  van 
een*  gepasten  eet.  en  leefregel  maakt  niet  meer  een  wezenw 
Ifik  gedeelte  uit  van  de  behandeling*  met  het  üee.  Zittmatmi^ 
dan  van  de  ontliekingwerende  behandeling. 


OVftR  HST  DIC0CT9M  ZITTlf Afillfl.  2f9 

koor  mecbetD^c,  Zittmaimij  wèl  en  met  A  gevorderde  y^Uarm 
ding  gebruih^  voor  wederinflortingen  bewaart,  ook  daar, 
waar  de  lijder  ftdert  gemimen  cijd  door  de'  hardnëkklgfle 
ziekien  geteisterd  werd  ,  en  door  andere  middelen  te  verw 
^eefa  behandeld  was.  (*) 

Het  onbevooroordeeld  getuigenis  van  Dn  backbr  van 
Leipzigj  die  onlangf  eenige  waarnemingen  van  de  gelukkige 
aanwending  van  bet  Dee.  Zittmanni  heeft  med^edeeld ,  moge 
hier  nog  tot  flaving  van  mQn  gevoelen  omtrent  dit  middel 
dienen,  (f) 

Dr.  HACKBK  dan  erkent,  dat  de  kwik,  hoezeer  niet  ver* 
mogend ,  om  alle  de  onderfcheidene ,  zelfs  eenvoudige  V0r* 
men  der  Sjphilis  te  herftellen ,  nog  het  zekerde  middel  eegéa 
dezelve  is;  en  hij  voegt  hieibij,  dat  men,  daarmede  niet 
Hagende,  den  IQder  bijna  aan  het  blinde  noodlot  moest  over- 
laten. Hierom  verblqdde  hQ  zich ,  dat  een  zoo  naauwgezetie 
en  achtbare  Geneesheer,  als  de  Hoogl.  cbelius,  een  taüak 
van  rijpe  ervaring,  eenigen  ttjd  geleden,  bet  De&.  Züt^ 
manni  had  aangeprezen  als  een  middel ,  dat  groot  vercrouwea 
verdiende. 

Het  zal  niet  ongepast  zijn ,  dit  gundige  getuigenis  door  de 
mededeeling  van  een  paar  Waarnemingen  van  Dr.  h  a  c  k  z  R 
nader  te  bevestigen.  (Bij  eeiie  andere  gelegenheid  hope  ik  alle 
zijne  Waarnemingen  in  haar  geheel  mede  ce  deelen.)  Uit  de 
hier  volgende  gevallen  moge  tevens  blijken ,  dat  de  zwakte 
des  lijders  alc^d  op  verre  na  zulk  eene  ftellige  tegenaanw9zittg 
tegen  het  gebruik  van  dit  afkookfel  niet  is ,  als  oppervlakkig 
wel  zou  fcbijnen  het  geval  te  zijn;  te  meer,  daar  Dr.  h ac- 
es r  in  'alFes  de  voorfchrifcen ,  door  chblius  opgegeven, 
ftreng  gevolgd  heeft. 

( ♦)  Men  zie  hieromtrent  vooral  de  belangröke  waarnemhi* 
gen,  door  cbelius  zeiven  in  z|jn  linkje  medegedeeld,  ali 
ook  hetgene  tb  eden  van  de  goede  uitwerkfelen  dezer  knor 
meidt,  in  zijne  Neue  Bemerk,  u.  ^rfakr.  UI  Theil,  S.  xi 
enz.  (J?^r/.  ui  Leipz.  1795O  Zeer  belangrqke  waamemingeQ 
van  geleken  aard  zyn  bekend  aan  velen  onzer  kunstgenoo» 
ten,  die  de  Klinifche  School  voor  de  Heelkunde  alhier  vaa 
t^d  tot  tQd  frequenteren. 

(t)  Zie  de  Heidelb.  KHmfche  Annalen^  DaodVI,Herc 
3«  1830. 


98o  ÓVIR  HET  JDlCOCrUll  ZITTMANNIf 

Eerfie  Hfaurneming* 

De  Heer  v»  S,...,  97  jaren. oud»  van  eene  fcrofaleuze 
gefteldbeld,  en  zeer  veszwakc  door  vroegere  ongeregelde  leef* 
wiize,  kwam  den  7  Julij  1827  te  Leipzig.  Hu  ieed  reeds 
federt  meer  dan  drie  weken  aan  drie  grooce  fyphilipfche  zwe- 
ren^ die,  tusfcben  de  glani  en  her  praeputium  geplaatst, 
wegens  eene  aanmerkelyke  pkymofitf  niet  dan  met  hevige  pijo 
en  veel  moeite  konden  onderzocht  worden^  dewijl  z^  bijna 
eene  corona  Veneru  vormden.  Vcoral  was  ï>x.  uackrr  be- 
vreesd voor  een  zeer  pijnlijk  gevoel  in  de  urethra  i,€is^  ,  en 
wel  juist  ter  plaatfe ,  boven  weUce  de  zweren  zich  van  buiten 
uitbreidden.  Hq  vreesde  namelijk  voor  eene  fpoedige  voort» 
koning  derzelven  tot  in  de  ureshra.  Er  werd  derhalve  een 
Qreiig  dieet  voorgefchreven ;  den  lijder  werd  aanbevolen  zijne 
kamer  te  boudep^  en  de  zweren  te  wasfchen  met  laanw  wa- 
ter. Hierl>y  werd  inwendig  %  grein  Hydrarg^  oxydul.  nign 
toegediend,  :welke  dagelijks  met  eene  dergeiyke  gift  moest 
vermeerderd  worden.  Reeds  den  tweeden  dag,  tegen  den 
avond ,  was  de  pijn  volkomen  geweken.  Den  7den  dag  der 
behandeling  werden  er  weder  flechts  drie  poeders  ingenomen , 
en  de  zweren  badden  reeds  een  n;eer  zuiver  aanzien;  ook 
was  er ,  na  eene  behandeling  van  14  dagen  ,  niets  meer  dan 
eene  Msi^  roodheid  der  huid  overgebleven.  De  fpeekfeivloed, 
die  reeds  op  den  4den  dag  der  behandeling  was  begonnen,  doch 
die  in  den  laacüen  t^d  intusfcben  niet  aanmerkelijk  was,  zoo 
wel  als  de  wensch  van  den  lijder,  om  fpoedig  weder  zijne 
kamer  te  kunnen  verlaten,  bewogen  nu  Dr.  hacker,  om 
den  Sublimaat  dagel^ks  tot  \  grein ,  in  Napkta  FitrioU  opge. 
lost,  voor  te  fchrijven.  Den  3den  dag  van  het  gebruik  des 
Sublimaati  was  ook  de  roodheid  vrij  wat  verminderd;  doch 
des  morgens  van  den  4den  was  zij  weder  veel  aafimerkclij- 
ker ,  en  de  lijder  bevond  zich  veel  minder  wel,  .  Na  lang  en 
herhaald  vragen  en  dringend  aanhouden ,  beleed  de  lijder  ein« 
delijk ,  dat  hij  daags  te  voren  was  mtgegaan ,  en  wel  meer 
dan  een  nor  ver ,  eenlge  kruiken  bier  gedronken  en  bloed- 
benling  gegeten  had,  en  eerst  na  11  ure  in  den  regen  huis» 
wa'arts  was  gekeerd ,  alwaar  hij  vdj  hevig  gebraakt  had.  Op 
nieuw  werd  nu  bet  ftrengfle  dieet  bevolen  ,  een  ligt  zweet, 
middel  voorgefchreven,  en  eerst  den  volgenden  dag  het  ge- 
neesmiddel voortgezet,  waarop  ook,  na  verloop  van  8  da- 
gen 9  bet   aanzien  van  de  likteekenen  der  zweren  vrij  geiyk- 


Oir£R  HET  DECOCTUM  ZITTMANMK  7lt% 

vormig  wat  mee  de  overige  haid»  Toen  Dr,  hacker  des 
lyder  den  4  Ang.  bezocht /was  bij  buicen  z^n  weten  ver» 
trokken;  en  na  zijne  terugkomst ,  acht  dagen  later,  waren 
de  zweren  ook  weder  open,  waarover  Dr. hacker  zich  niet 
verwonderde  ^  dewijl  de  lijder  op  röis  geen  dieet  had  in  acht 
genomen.  Op  gemelde  w\jze  dan  i  grein  Siêbiimaat  en  9  grei- 
nen Merc*  praecipit.  ruh»  ingenomen  zqnde,  was  evenwel  de 
genezing  niet  gevolgd ,  maar  het  praeputium  zwol  op  nlenw 
op,  en  zelfs  namen  de  zweren  weder  toe  in  omvang;  daaN 
om  meende  Dr.  hacker,  dat  hij  met  den  kwik  moest  op* 
houden,  enhijfchreef  het  Decoct.  Zittmanni  voor.  In  *t  geheel 
volgden  er,  ais  erifes^  (lechcs  zes  Hoelgangen  daags,  met 
veel  zweet  en  troebele  urin,  die  evenwel  flechts  in  geringe 
hoeveelheid  werd  afgefcheiden ;  hierna  verdwenen  de  zweren 
en  de  zwelling  volkomen ,  maar  er  bleven  nog  eenigén  t^d- 
harde  likieekens  na.  Ook  ontftonden  er ,  gedurende  het  win- 
terfaizoen ,  ligte  pijnen  in  de  keel^  waarbij  de  amandelen  en 
de  keellel,  levendig  rood  waren ,  maar  zich  overigens  niets 
ziekelfiks  opdeed.  Dtz^  zinkingachiige  aandoening  ytt^svtea 
met  de  maand,  Februarij  geheel  en  al  zonder  knnsthulp,  en 
de  lijder  heeft  federt  aan  geene  ongemakken  geleden. 

(^Het  vervolg  en  flot  Uerna,) 


TAFEREELEN  VAN  RUSLAND. 

(^f^erveig  van  bL  238,) 
he  Zomer^ 


I 


s  de  winter  in  Rusland  Hreng,  de  zomer  is  niet  veel  aan- 
genamer.  Ik  ben  den  Rusfen  genegen  4  van  harte  genegen ; 
maar ,  hoe  goed  en  braaf  zij  zelve  ook  zijn  mogen ,  ik  vind' 
hunne  luchtftreek  niet  benijdenswaardig,  en  gaarne  beken 
ik  ,  mij  harcelQk  (t  verblijden ,  dat  ik  aldaar  niet  langer  mQ 
bevind.  Men  zoude  zich  die  koude  winters  en,  heete  zo« 
mers  nog  getroosten  kunnen,  zoo  men,  in  den  tusfchentyd' 
tusfchen  die  beide  uiterden ,  door  lente  en  herfst  eenlgermate 
fchadeloos  wierd  gefteld  voor  dat  langdurig  lijden ;  doch  juist 
hieraan  ontbreekt  het.  Rusland  heeft  geéne  lente  -^  geene 
voorboden  der  nadering  van  het  zachtere  jaargetijde.  Heden 
nog  ligt  de  ganfche  landfbreek ,  zoo  verre  het  oog  eens  men«- 


aSa  TAPBRISLCM 

fchen  reikt,  van  felle  winterkoude  verllilfd,  en  onder  een 
ondoordringbaar  dekfel  van  ijs   en  fneeuw  begraven ;  heden 
nog  vertoont  het  ganfche   oord  Hechts  het  beeld  van  den 
dood,   van  een  uitgebreid ,  wit,  zwijgend  graf,  —  en  mor- 
gen reedi  wordt,  als  op  een*  tooverflag,  het  ganfche  tooneel 
veranderd.    De  wind  is  omgeloopen ,  de  lucht  heeft  xfch  op- 
geklaard »  en  de  zon ,  die  men  gisteren  naauweMjky  bemerk, 
te ,  wordt  heden  reeds ,  door  drukkende  hitte ,  tot  een*  lasr» 
De  fneeuw',  die   ter   hoogte   vin  eenén  vadem  het  ganfche 
land  bedekte ,  fmelt  In  weinige  dagen  geheel  en  al ,  en  plan* 
ten  dringen  met   verwonderlQken  fpoed   den  grond  uit*    De 
boer,  die  in   het  begin  van  Mei  nog  naauwelQks  tegen  de 
koude  zich  kon  verweren ,   zaait  vóór  het  einde  van  deze 
maand  zqn  koren  uit ,  en ,  eer  twee  maanden  verioopen  z^n , 
heeft  htl  het  reeds  ingeoogat ,  en  de  winter  flaat  op  nieuw 
voor  de  deur.    De  groei  der  gewasfen  gaat  zoo  fchielijk  •  dat 
men  naauw^lijks   over  deszelfs   daarzijn  zich  verheugen  kan. 
Het  land ,  dat  vóór  korten  tijd  nog  onder  de  fneeuw  bedol  * 
ven  lag,   heeft  de  natuur  van  eene  door  kunst  verwarmde 
broeikas   aangenomen.    Het  landfchap  van  Kafan,  een  der 
vruchtbaarfte  gedeelten  van  het  Rmfifchê  rQk ,  bezit  hi  zone 
ganfche  uitgeftrektheid   overal  den  besten   tuingrond.    Ook 
groeit  daar  de  fchoonlle  tarwe  ,.dle  dikwijls  vijf  of  zes  voe. 
ten  hoog  wordt ;  maar  naauwelijks  komt  dezelve  boven  den 
grond ,  of  zQ   fchiet   reeds   In   halmen ,  en  weldra  gaat  het 
vrofijke  groen  in  de  vaalgele  herfstkleur  over,  en  het  graan 
verdw^nt   van  het  veld,   niets  dan   ftoppelen   overlatende, 
welke   fpoedig   daarop   door  eene  dikke  laag  (beeuw  aan  het 
oog  onttrokken  worden.    Even  als  in  eene   trekkas,  waar 
alles   door  kunst  en  met  geweld  tot  rijpheid  woidt  gebragt, 
komen  hier  in  het  vrye  veld  alle  vruchten  van  het  zuiden 
voort,  die  flechts  konen  tqd  tot  groeijenen  rijpen  noodig  heb- 
ben. De  kostelïkfte  asperfies  b.  v.,  die  op  vochtige  plaatfen  in 
het  wild  groeljen,  en  onze  in  de  tuinen  zorgvuldig  gekweekte 
In   keurigheid  van  fmaak  verre  overtreffen,  en  de  zeer  uit- 
muntende  meloenen,    vooral    de  watermeloenen  (eucurhita 
citruHui) ,  diö  ik  nergens  fcbooner  en  beter  gezien  heb ,  of- 
fchoon  de  boer  dezelvcn ,  even  als  zijn  koren ,  in  het  open 
veld   zaait  én  dan  aan  de  natuur  overlaat.    Doch,  wat  lan-  ' 
geren  tijd  tot   rïpen  vereischt,  komt   daar  niet   voort,  en 
wordt  flechts  in  tuinen  en  broeikasfen  gehouden.    Onze*ge. 
meene  pruimen,  die  bQ  ons  In  eiken  boomgaard  welig  tieren , 


VAN  RUILAND*  §83 

worden  dttr,  ev6n  als  bier  de  oranjeboomen »  in  tobben  icb* 
(er  de  glazen  in   de  oranjerij  getrokken ,  en  alleen  op  de 
fchoonfte    zomerdagen   in  de  vrQe  lucht  gebragt;  en  onze 
flee-pmimen,  die  in  het  wild  langs  wegen  en  akkers  groeien» 
snoeten  daar  ook,  als  men   er  vruchten  van  hebben  zal,  In 
de  crekkaa   ftaan.    Evenwel  ftQgt  de  blcte  in  het  midden  des 
zomers ,  gedurende  v^'f  of  ze$  weken ,  niet  zelden  tot  30^, 
Rummur  in  de  fchaduw»  en   de   zon,   die  in  dezen  tijd 
saanwelgks   ondergaat,  maakt  het  verbluf  in  die  oorden  niet 
minder  bezwaariyk,  dan   de  ongemeene  koude  des  winters. 
Daar  in  bet  langlle  der  dagen  de  avondfchemering  niet  opge» 
honden  beeft,  eer  de  dageraad  aanbreekt,  kan  men  te  mid«» 
denacfat,  en  zelfs  zonder  manefchtjn ,  een  boek  met  umelQk 
groote  letters  lezen;  en  al  gaat  men  eerst  ten  twaalf  ure  te 
bed,  men  moet  zich  toch  bij  daglicht  nederleggen.    Deze, 
offoboon  fcone ,  echter  geweldige  hitte ,  fch^nt  eene  anders 
zoo  koude  landftreek  werkel^k,  eenige  weken  lang,  tot  een 
.  tnsfchen   de  keerkringen  gelegen  gewest  te  maken.    Na  tien 
ure  dtt  morgens  hondt  alle  arbeid ,  zelfs  bfj  lieden  van  den 
gerïngen    ftand,  op,  en  alle  venfterluiken  worden  gefloten , 
of  alleen  die  naar  het  noorden   opengelaten.    Van  tien  toe 
drie  ure  zijn  de  flraten  der  fteden  en  dorpen  eenzaam  eü  ledige 
daar  ieder  zich  in  de  fchaduw  van  zijn  huls  of  tuin  voor  de 
brandende   hitte  zoekt  te  verbergen ,  en  men  gewoonlijk  de- 
zen  ttjd  met  flapen  doorbrengt.     Lucht  en   grond  zQn  zoo 
heet ,  dat ,  als  men  uit  de  fchaduw  in    eene  door  de  zon 
befchenene  plaats  treedt,  men  zou  meenen  voor  den  gloeQen* 
den  oven  eens  bakkers  te  daan.    Alle  krachten  van  ligchaam 
en   geest   verflappen  daardoor  zoo  zeer,   dat  niemand  dan 
lusc  of  gefcbiktheid  tot  eenig  werk    heeft.    Wanniser  men 
zelfs  uit  verveling  een  boek  of  nieuwspapier  in  banden  neemt 
en  begint  te  lezen,  breekt  u  het  zweet  telkens  uit;  men  legt 
dus  alles  weldra  weder  weg,  en   vergenoegt   zich ,  werke* 
loos .  neder  te  zitten ,  en  den  beteren  t|jd  der  alles  doordrin- 
gende,  maar  tevens  verfrisfchende  en  Herkende  koude  terqg 
te  wenfchen. 

Oe  zomers  in  die  ftreken  onderfchelden  zich  ook  nog  hier<> 
door,  dat  van  het  einde  van  Mei  tot  het  begin  van  Septem. 
ber  geen  regen  vsilt ,  gelijk  ook  de  donder  daar  zeer  zeldzaam 
is.  Beide  deze  omftandigheden  vermeerderen  grootelQks  de 
drukkende  hitte  der -lange  dagen.  Oe  oorzaak  daarvan  is 
buiten  iwSfel  in   de   vlakheid  van  het  land  te  zoeken.    Op 


ft84  TAPERSfitBN 

eenen  afdand  van   meer  dan  honderd  Duiffike  m^k^  in^her     • 
rènd  vindt  men  om  Permii  en  Kafan  geetien  berg  v4n  eenif» 
bedaidenis ,    en  men  kan  de  ganfche  uitgeftreRtbefd  van  Kie^ 
COC  den  Ural^  ter  breedte  van  honderd  mijlen,  eeire  vlalttd 
noemen;  die* Hechts  hier  en  daar  wordt  afgebroken  door- tago 
EQen .  heuvels*     Dat  desnieaegenttsan^de  de   vrachtbaarheid  , 
by^onder  in   het  Kafanfcke  gewest,  geiyk  boven  werd  ver^*- 
meld,   zoo  groot  is,  kcHnt  van  de  overftrooming  der  W^lgm  % 
die  jaarlqks  regelmatig ,   gelqk  de   Nyl  in   ^^^« ,  buicem 
biife  oev€;rs  treedt,  en  de  velden,  tot  op  eenen  afftand  van 
meer  dan   twee  Duitfche  myien   van  hare  bedding,  vijf  of 
2ea  weken  toe  een  uitgeftrekt  meer  maakt.    Deze  over^oo- 
ouDgen  van  de  JVo^a  en  andere  groote  rivieren,  de  J^ïiMm^ 
Kama ,    lüne/^  Irgis   enz. ,  die  zich  in  de  ffi^o^a  ontlasten » 
piakeü  deze  oorden  zeer  levendig  en  vruchtbaar  tevens.  Men 
vtart  daa    vermaakshalve ,   en  ouk  om  den  handel ,  met  vny 
groote   fcbepen ,  die   twee  masten  en  zes  tot  tienr  kanonnen 
voeren,  en  dikwerf  honderd  of  meer  perfonen  aan  boord  heb 
han,    over   weiden  en   akkers   naar  de  naburige  ftedeii,  die 
allen    op  hoogten  liggen;  en,    wanneer   de   wateren  weder 
Wonen  derzelver  oevers    terugkeeren ,  is  de  grond ,  foma  ter 
^^oogte  van  eene  el ,  met  eene  vruchtbare  (lib  bedekt,  waar-* 
in   alle  gewasfen,  b\|   de   nu  invallende  hitte,  even  als  In 
eene   trekkas ,  fchieiijk ,  ïnaar  te   gelijk  krachtig ,  groeQeii. 
I-;i  de  iaagde  plaatfen  blijven  echter  moerasfen  over,  welker 
wateren   verfcbetdene  maanden    (lildaan ,  bederven ,  en  deae 
anders  zoo  gezonde  oorden  in  ]ulq  en  Augustus  mee  kwaad- 
a«fdige   koortfen  kwellen.    Het  Gouvernement  Ufa  btizonder 
wordt  te   dien   tijde   door  eene  tusfchenpoozende  koorta  be^ 
zofiht,  welke  den  kranke  Hechts  om  den  zevenden  dag  over<^ 
vak ,    maar  zoo  hevig  is,  dat  er  meestal  de  dood  op  volgt* 
Ook  in  en  om  Kafan  zijn  de  tusfchenpoozende  koortfen,  of- 
fchoon  oiet  doodelijk,   toch  zeer  zwaar,  en  tasten  den.  lyder 
hard  aan.  Deze  koortfen  in  Kafan  komen  om*  den  anderen  of 
derden ,  zeer  zelden  om  den  vierden  dag ,   en  verfchillen  vaa 
de  koude  koortfen  in  ous  land  onder  anderen  ook  hierin,  dac 
de  zi^e  b^jna  geene  koude,  maar  Hechts  een  p^nt^k  tr<4cken 
in  de   ruggegraac  gewaar   wordt,    waarop  dkn   fpoedig  eene 
flerke  hitte  volgc  en  eene  ongemeen  zware  hoofdpijn ,  cerwgt 
men  eiken  polsflag  als  eenen  hamer  voelt  kloppen.  De  kusji^ 
fehe  artfen  genezen  deze  koorts  enkel  met  kinabast. 

Van  de  koorts  fprekende,  wil  ik  hier  nog  eene  bqzonder«> 


VAM  RUSLAIfO.  2%$ 

fteid  yermddin»  die  weilfgc  b9  bniienltoders  aiec  bekend 
sti  Kfim  Oe  Ras  verblndc  een  wonderlQk  bQgeloof  mee  decè 
stekte,  weikeook  elders  wegenü  opmerkeMike  vetfchQiirelen» 
ioo  alt  een  legelmetig  op  denzelfden  cQd  wederkeetende 
iiévsl  bQ  een  enden  gezond  ligchtam  enz.,  fterk  op  hec 
volksgeloof  pleegt  te  werken.  De  RMsfen^  en  niet  enkel  de 
soog^nMode  gemeeoe  aan,  bitmden  de  tnsfchenpoozende 
kofarts  voor  een*  vroawel$ken  perfoon,  die  in  nachtel^ke 
iUtte  rondOtfipt>  om,  naar  hare  dikwerf  zeer  zonderlinge 
loiffléo^  hare  ofef  op  te  zoeken,  l^tzt  perfoon  of  vroowe* 
Iffiie  gefsc  heee>  cichohatka,  en  zoo  woidt  in  de  lUtsfi^ 
fi^  taal  óok  de  kcM^rts  zelve  genoemd.  Om  de  denkbeelden 
dct  BusfeH  aangaande  dezen  geest  daidelgk»  voor  de  lezers 
er  «aken>:"M  ik  een  verhaal  van  den.  overleden  ArcUmam* 
irht  CBIsfchop)  isaaëL  van  Kafan  —  een  man,  die  we- 
gens* verdacd  en  braafheid  algemeen  geacht  was  -«— .  met  zQne 
eigene  woorden  mededeelen  t  «  Ik  was  ,*^  zeide  h(j  tot  m^ , 
„twintig  jaren  ood,  en  Secreuris  van  het  klooster  te  Sim" 
kink  f  welks  Abt  mQ  b^zonder  liefhad  en-m4'  tot  den  gees* 
telQken  fiand  wilde  opleiden.  Op  vastenavond  boorde  ik  in 
bet  naaste  hnis  eene  Inidrachtige  dansmnz^k ,  en  ofTchoon 
bet  ons  veiboden  was »  b9  nacht  het  klooster  te  verlaten, 
100  wist  Ik  toch  middel  te  vinden ,  om  ongemerkt  dur  bnU 
ten  en  tot  voor  de  venilers  van  de  danszaal  te  komen.  'Dtzt 
wtfs  beneden,  maar  wegens  de  hoogte  der  venftei^s  kon  ik 
door  dezlelven  bet  lustige  gezelfehap  niet  beglvrep,  om  m^e 
aienwsgieilgheid  te  bevredigen.  Voor  ontdekking. vreezende, 
klaoterde  ik  toch  met  moeite  hoog  genoeg ,  om  het  vrolijke 
volk}e<  te  zien,  waaronder  ik  zoo  gaarne  geweest  zon  zQn« 
Dodh  fl^jne  viengde  was  geenszins  van  langen  duur  \  wf  nt 
naanwel^ks  had  ik  onder  bet  bonte  gewemel  nieuwsgierige 
blikken  geworpen,  ids  plotfeiyk  midden  uit  hetzelve  eene 
lange,  magere,  maar  van  aangezigt  zeer  fchoone  vrouwelijke 
gefalte  voorwaarts  ttsd ,  en ,  de  oogen  op  m|}  gevestigd 
houdende,  naar  mijn  venfter  toe  kwam.  Eene  inwendige  ge-» 
waarwoidlog  zeide  mij  terftond,  dat  het  de  LiCHoaATKA 
was ,  welke  anderen  mQ  zoo  dikwerf  hadden  befchreven.  Ik 
vaifthrikte,  fprongnaar  beneden,  en  floop.  ontroerd  naar  het 
klooiter.  Ik  lej8:de  mQ  i>evreesd  re  bed,  en  ontwaakte  na 
mfddemacht  —  inaar  had  de  koorts.  Ik  fukkelde  vyf  weken 
daaraan,  gedurende  welken  tgd  m||n  oude  goede  Abt  mQ 
dagelijks  bezocht  en  op  het:  Jiefitoiükfte  behandelde.    Toen 

MEMGILW.  1831.  NO.  ö.  X  . 


^86  '  TAFERE£LEN 

kreeg  ik  den  inval,  om  mijn*  ooden  wolvenpels,  dien  ik  op 
.mijne  reizen  des   winters  plagt   te  gebruiken,  door  mijnen 
knecht  van  den   zolder   re  laten  halen  en,  pm. de  meerdere 
ivarmte ,   over  het  dek  van  niijn  bed  te  doen  fpreiden,    Den 
eerscvolgenden   nacht  verfcheen  mü  in  den  droom  (zoo  kec 
een  droom,  en  niet  eene  werkelijke  verfcbijning  geweeit.ia-^ 
liGHORATKA   in  denzclfdcn  opfchik,  waarin  ik  haar  vóór 
•vijf  weken   gezien  had.    Zij  trad  in  mijne  kamer,  en  nader- 
de  langzaam   tot   mijn  bed«     Als   zij  nu   zeer  digt  bij  mfj 
ftond,   dreigde   zi|  mij    met  de  band,,  maar  üreek  i^rftond 
daarop,  vriendelijk  lagchende,  met  de  hand  over  haar. gezigt, 
en   zeide:    Poei^  waf  ftinkt  de   pekt  hier  mag  ik  niet  meer ^ 
zifn;  ik  ga  naar  jessipow»    Dit  was  de  fchrijver  vab  ket 
klooster,    een  jong  en  (lerk  mensch,    die  gedurende  mijne 
ziekte  mijiien  post  bij  den  Abt  had^  waargenomen.    Wanneer 
ik   den   volgenden-  morgen   aan  den   Abt,   toen  die  mij. be- 
zocht ,  mijn  wedervaren    vertelde,   kondigde  deze  mQ  m^ne 
genezing  aan«     Als  hij  zag,  dat  ik  'meer  of  min  ongeloovig 
giilnlachte ,  werd  hij  bijna  boos  ,  en  verzekerde  mij  «en  ftei- 
llj^(^è ,  dat  de  koorts  niet  wederkomen  zoude  —  hetgene  hQ 
my  door  eené  menigte  voorbeelden  poogde  te  bewqzen.  .Ik  be» 
gon  dan  eindeipk  te  gelooven-,  en  door  mijn  geloof  ook  ^erusjter 
te  worden;  doch*  nu   viel   mij  de  arme  jBSSipjd'w  i&y.dl<i* 
door   mij  en   mijnen  pels  in  het  lijden  zou  komen.    Maar  de 
onde  heer  troostte  mij,  en  zeide,  geen  voorbeeld  ce  weten^^ 
dat  LiGRORATttA  ZOO  boosaardig  ware.   Hij  liet  derbaWe^> 
om   zijne  woorden  nog- meer 'te  bekrachtigen,  doof  ajjjn^ïi 
knecht  dèn  'fchrijver  verzoeken,   om   in  mijne  ka.mer  te- ku». 
men;  doch  hoe  zeer  verfcbrikten  wij  beiden,  toen  de  .knecht 
terugkeerde  met   de  boodfchap,  dat  jrssipow  te  bed  lig* 
en   eene   hevige   koorts   had }    De  arme  knaap  fukkddetxieaE 
ganlbhen  herfst  daaraan ,    en   in   het   begin  van  den  winter 
hebben  wij  hem  begraven .^   «-  Zulke,  verteifels  kan  men  oi^- 
der  de  Ruspsn  in  elk  gezin  bij  honderden  hooren;    en  ik  raad- 
elken  vreemdeling ,   z^ne  twijfelzucht  of  zyn  lagcheri  te  on^ 
derdnikken,   zoo  hij   niet  voor  eenen  vr^geest  of  dwaas  gef.  - 
houden  wil  worden. 

Nög  opmerkeiyker  is  eene  andere  ziekte,  die Jk.ne^ns 
elders  hab  aangetroffen.  Dezelve  wordt  bjelu  karatschkf  Cwitte 
heéte  koorts)  genoenid.  Het  is  mg.  niet  gelukt? ,  de  i^eo 
vai^  'deze  benaming*  te  vernemen.  Ik  wil  ook  hier  de  ge* 
Arhiedenis  van   eenen   kranke  mededeelen,  die  van  den  over-. 


VAN   ftUSLANO.  8^7 

leden   Generaal   ser^bkw  in  ië^/Sm ,  welken  ik  gedurende 
24ne  ziekte,  gelijk   ook  verfcheidene  jaren  vöör  en  na  de< 
zelve,  bitina  dagelijks  gelegeniieid  had  te  alen,.  De  krankheid 
begon,   als  gewoonlijk*,    mee  zekere   loomheid  —  mee  eene 
ontfpanQjng,  die  echcer  aanvankel^k  meer  op  den  geest,  dan 
op  het  llgchaam   fcheen   te  werken.    By^  goeden  eetlust  en 
althans    feh^nbaar  gezonden  (Taap  geraakt  de  menjch  in  eene 
ibmbere  ftemming.    Weidra  heeft  hitj  eene  ontdelde  verbeel- 
dttig,  en  geeft  antwoorden,  die  eene»  meestal  fchielijk  voor* 
b^aande  en  dikwijls  flechts  weinige  oogenblikken  durende, 
verwarring  in   bet  denkvermogen   aanduiden.     De   zintuigen 
feh^nen  dan  op   eene  ongewone  w^ze  door  de  voorwerpen 
van  buiten  aangedaan  te  worden.     Vervolgens  komen  deze 
afwijkingen  menigvuldlger  en .  zijn  (lerker.    Het  ganfche  lig* 
chaamsgeüel  wordt  nu  meer  aangedaan.  Slaap  en  eetlust  ver- 
inlndereii  en   geraken  in  verwaning ,  offchoon  de  kranke  het 
bed  nog  niet  behoeft  te  houden.  Bovengenoemde  Iqder  nam »' 
als   gewoonlijk,   zijne  huifelijke  zaken   waar,  en,   daar  hQ 
een  zeer  gexellig  man  was,   bleef  hij,  als  naar  gewoonte  , 
mee  zijne  bekenden  verkeeren.    £lüdelijk  werd  echter  de  on. 
gelleJdheid  zoo  hevig,  dat   zijne  vrouw  alle  vreemden  van 
hem)  verwijderd   zocht   te   houden,    en  alleen  aan  de  naaste 
vrienden ,  welke  zijnen  toedand  kenden  en  de  noodige  ver- 
fchooning  gebruikten ,  den   toegang   verleende.    Voor  d^zen 
,  verbergde  hij  dan   ook  geenszins  zijnen  xoefland,  maar  ver- 
haalde hun  integendeel  des  avonds  mee  veel  openhartigheid, 
wat  'hem   des  daags   wedervaren  was.     Dewijl  gewooniyk, 
wanneer  de   zieke  behoorlek  wordt  opgepast ,  de  kwaal  niet 
gevaarlek  is ,  en  na  verloop  van  eenige  maanden ,  by  menig- 
een zelfs    na  eenige  weken,  even  langzaam  verdwijnt,  als 
dezelve  gekomen   is,   zoo   pleegt  men  er  uiet  veel  zwarig- 
.fteid  in  te   zien  en  met   geduld  bet   einde   af  te  wachten. 
j9  Heden  morgen,**  fprak  eens  op  eenen  avond  4e  Generaal, 
terwijl   h^  mQ   bij   de  hand  vatte ,    „  heb  ik  met  u  veel  te 
doen  gehad.**    Ik   gaf  m^ne  verwondering  te  kennen,  daar 
ik  den   ganfchen  morgen  mijn  huis  niet  verlaten  had.    „  Dat 
doet  er  niet  toe,**  zeide  hij  lagchende;    „  ik  heb  toch  veel 
met  n   gefproken.    Ik  zat  in  mijne  verfie  kamer ,  en  hoorde 
o  komen;  ik  herkende  uwen  tred  ^  gij  kloptet  aan  de  deur, 
ta  ik   moest  driemaal  tïnnen  roepen ,  eer  gij.  hoordet  en  ein- 
deiyk   in  de  kamer  kwaamc  'treden.    Wij  hebben  het  belang 

X   3 


ü%\  .    TAFERKELKN 

ryk  gefprek  van  gisteren  voortgezet  ^  en  gy  moeat»  hoe 
hardnekkig  gy  giiteren  uwe  Helliag  ook  verdedigdet,  ten 
laatfte  evenwel  toegeven*  Ik  was  fterk  vermoeid  van  dat 
langdurig  praten."  Ik  zweeg »  en  m^n  bedenkelQk  gezigt 
'deed  hem  lagchen.  j,  Nn ,  nu /*  vervolgde  hij ,  ,»  ik  weet 
zoo  goed ,  als  gQ ,  dat  g^'  niet  daar  waart ;  en  wtf  hebben 
evenwel  met  elkander  gefproken  en  regt  levendig  gekibbekL 
Wanneer  dat  gemaal  ophoudt,  zal  ik  er  niet  rouwig  om  z^n; 

.want ,  ik  verzeker  u ,  zoo  geheel  zonder  vermoeienis  gaat 
het  töch  n!et«  Ik  wenschte ,  dat  gijj  ook  eens  in  dezen  toe» 
(land  waart;  gQ  zotidt  mtj  dan  geheel  verftaan.  Ik  weet  zeer 
wel  te  onder fchelden,  of  gij-zelf  mqne  deur  binnentreedt» 
dan  of  het  Hechts  uwe»  of  veeleer  m^'ne  verfchyning  la;  ik 
ben  mijzelven  ten  volle  bewust;  dat  ik  in  het  faiatfte  geval 
bedrogen  worde»  maar  ik  moet  aan  deze  verbastering  toege- 
ven, en  wel  met  zekeren  onwederfiaanbaren  lust  toegeven» 
en  dan  wordt  de  zaak  weidra  zoo  erg»  dat  ik  eindeiyk  niet 
meer  weet»  hoé  ik  het  heb.**  « 
Op  een*  atidéren  tijd  zat  ik  met  den  Generaal  op  zfine 

'canapé  in  gefprèk.  -Alles  fcheen  thans  in  de  beste. orde  te 
zijn ;  maat  plotfcling^  vestigden  zich  zQne  oogen  op  een »  te» 
genovér  bfem  hangend ,  levensgroot  portret »  en  weMm  begon 
h|$  met  deze  bëéldtehis  een  gefprek.  Kort  daarop  ftieek  hü 
niet  de  hand  oVer  zQn  voorhoofd »  en  verzocht  my  om  ver- 
giffenis ,  zoo'  hy  een*  dommen  zet  gedaan  mogt  hebben.  Wy 
bleven  verder  in  gefprek »  en  ik  kon »  behalve  dat  oogenblik, 
geen  fpoor  van  wartaal  of  krankzinnigheid  ontdekken.  •- 
Zoo  fprong  hy  ook   eens   op  eenen  avond  van  tafel  op»  en 

'  begon  met  iemand ,  die  zoo  even  binnengekomen  zon  zSn » 
hevig  te  twisten.    ^  Hy  had  het  hem  gezegd »  dat  hy  verder 

'  niet  met  hem  te  doen  wilde  hebben »  en  vroeg  dus»  waarom 
de  man  hem  nu  todh  lastig  viel»"  enz.  Daarop  volgde  eene 
Itilce»  gedurende  welke  b^  naar  eene  omftandige  verdediging 
van  zyne  party  fcheen  te  luisteren ,  die  hy  echter  uitvoerig 
en»  zoo  het  my  voorkwam»  op  eene  zamenhangende  wüze 
wederlegde.  HU  hield  niet  op  te  grommen,  v^ór  dat  hy 
den  ongenoodigden  gast»  zoo  hy  althans  meende»  naarde 
deur  uicgelelde  gedaan  en  zyn  prmfchai  (vaarwel)  toegeroe- 
pen had*  Vervolgens  zette  hy  zich  by  ons  neder,  wreef 
zich  de  handen,  en  zeide  eindeiyk:  „  Daar  was  ik  weder 
niet  regt  wel.**    Voorts  fprak  hy »  geiyk  het  behoorde. 


VAN  RDSLAMD. 


28^ 


Op  zekeren  morgea  fchéen  hy ,  aU  Ik  in  z^ne  kamer  trad, 
in  vollen  erosc  boos  c^mü  te.  zijn»  ^^  Dac  had  hij/'  zeidé' 
hu»  j»  aan  mq  tocli  ni^c  verdiend i  4ac  vtraa  ce  êrig; ,**  enz. 
Ik  verzocht  hem,  dat;by  ;|ich  duidelijker  zqu  verklaren;  èr 
^^  gtf  elndelQk  ce  k^nn^n,  dac  hq  den  vorigep^vónd  vöot^ 
sj|n  venfter,  hetwelk  op. e^a'fcliopnen,  grobten  vijver  in 
hec  midden  der  ftad<.bej^  ujtzi^t,  had,  eene  fchuit  had  zien 
▼areo,  in  welke  ik ,.  met  verfcheidene  anderen,  van  zijne  be- 
kenden, fpotliederea  0|p  hem  had  gezongen.  Nog  geheel 
vertoornd,  noemde  ,hq  iQijj,  de  ^chuwelyke  R»sfifch  fcheld- 
ntmen,  met  w^lke  ;lk,  hem  .honepd  begrQ.et.  zou  hebben, 
toen  wij  nabij  het  v^er  kwamen  — met  één  woord,  het 
wts  zoo  erg  gewordeii  j  dat  by  eiode^yk  was  opgefproogen ,, 
kec  venller  geopend  e^  pfk%  fiejt  d^n  (lok  gedreigd  had.  Daar 
ik  by  zijne  zoo  leveó^ige  vertelling  niet  wist ,  of  hi)  zelfs 
op  dit  oogenblik  nie.t«:iniafchi^  we4er  in  verwarring  fprak, 
zocht  ik  hem  te  bedaren  en  het  gefprek  op  iets  anders  te 
leiden.  Plotfellng  viel  bQ  mij  nt  aet  zijne  gewone  harte- 
lijkbdd  om  den  hals,  en  riep  uit:  „Het  is  niets,  voU 
(bekt  niets;  gij  zijt  en  bl\)ft  mqn  goede,  oude  vriend; 
maar  ik  wilde  flechcs  hooren ;  hoe  ^  de  vertelling  zoudt 
opnemen.  Verbeeld  u.  eens,*'  voer  hy  lagchende  vport, 
9  daar  was  zoo  even  Profesfor*** ,  die  arme ,'  goede'  man  t 
Ik  verhaalde  hem  hetzelfde^^^4in  voegde  er  bij,  dat  hy,  golij^ 
ook  waar  is,  mij,  toen  ik  met, den  (lok  drei^g^e,  een*  fukinfin 
(hoodenkind)  noemde.  De  arme  man  kwam  zoo  zeer  'In 
verlegenheid ,  dat  hij  njij  om  .vergeving  bad  ,  en  beloofde , 
bet  nooit  weder  te  znlien  dpen,  Hy  was  "zoo  aangedaan,* 
dac  hy  haast  gefchreid  zo^  hebt?en,  en  ik  dnrf  wel  wedden,' 
dat  hy  zelfde  ganfche.  gefchi^de.nl^  bijna  geloofde.** 

Deze  zonderlinge  ongjet^eldjt^^efd  duurde  twee  ;maanden.  fïóe 
dezelve  ophield ,  wil  ik  pu  nog  kprtelijk  vermelden ,  dewijt 
.het  misfchien ; eenig  licht,  ovejr, de, zaak  kan  veffpreiden.'  'Hij' 
lag  na  den  maaltijd  i^g  :^ijn  l'èdékant,.  en  zijne  kamer;  zoö' 
het  hem  toefcheen,  .werd  $illen£s  vol  ménfchén.  Hij  ver- 
beeldde zich,  op  eeae  iparkt.^te  zijp^.  w^ar  de  menfcfaèn 
fterk  drongen,  en  de  plaats,  alwaar  hij  lag,  dfe  zij  eerst  vrij 
gelaten  hadden,  telkeits.na^er, kwamen.  OFfchoon  hij  dik.' 
wijls  zulke  gezigten  had  ^ife^adV  werd  bet  hein  echter  ditmaal 
te  erg.  Hij  trok  aan  '^p,  fcl^j ,  len  zond  zijnen  knecht  nw 
den  arts.  Deze  deed.heoi^^^eije  'ad^rU^iog  op  dén  liiim  „Na- 
dat dit  gefchied  was,**  verhaalde  mij.  de  Generaal  naderhand. 


flpo  TAFBREBLBN  VAN    RUSLAND. 

ff  werd  hec  gewoel  van  menfchen  in  mijne  kamer  wel  nfec 
minder;  maar  de  gedaanten,  die  da-arin  zicb  rcbenentei>ewe. 
gen,  werden  fteeds  doorzigtiger ,  en,  wat  bijzonder  opmer- 
kelQk  wai,  zij  fcbenen  van  bet  boofd  en  de  voeten  af  naar 
de  middel  toe  zamen  te  krimpen.  Ten  laat  (te  was  alleen 
bet  middellijf,  en  dit  ook  flecbts  als  door  eenen  nevel  te 
zien/ tot  dat  eindelijk  dit  gedeelte  insgelijks,  en  biermedede 
ziekte,  gebeel  verdwenen  was.'*  De  brave  man  leefde  nog 
vj|]f  jaren  in  volkomene  gezondheid ,  en  fllerf  toen  plotfeliog 
aan  eene  'beroerte.  Hij  was  bloedry k  en  reeds  wat  al  te 
zwaarlijvig,  en  daarbij  veel  gekweld  met  aanbeijen.  —  Al* 
leen  die  kranken ,  welke  eene  zorgvuldige  oppasfing  hebben , 
berftellen  gewoonlijk;  terwijfde  behoeftige  en  gebrekiydende 
lieden  deze  kwaal  als  4oodelQk  befchouwen,  In  de  acht 
jaren,  welke  ik  in  die  (Ireken  doorbragt,  heb  ik  dan  ook 
vele  arme  menfchen  daaronder  zien  bezwijken. 

\ 
CHet  vervolg  hierna,^ 


D. 


SNEEUWDIERTJES* 

(^American  Journal  of  Science  and  Art%^  April  1830,} 


roctor  j.  E.  MUSE»  te  Camhridge^  in  Marjland^  nam  bet 
volgende  verfchijnfel  waar.  De  winter  was  vrQ  ver  gevor. 
dmd,  zonder  dat  het  iiog  zeer  koud  was  geweest,  toen  er 
veel  fneenw  viel.  Vreezende  dit  jaar  geene  gelegenheid  te 
znilen  vinden ,  om.  zijnen  ijskelder  met  ijs  te  vullen ,  deed 
hy  daarin  fneeuw  brengen ,  ter  halver  hoogte  van  denzelven  ; 
maar,  eene  felle  koude  volgende,  vulde  hg  dien  verder  aan 
met  Qs.  In  de  maand  Augustus  al  het  Qs  verbruikt  zijnde, 
begon  men  de  fneeuw  te  bezigen.  Maar,  van  dezelve  in 
een  glas  water  gedaan  hebbende  ,  om  hetzelve  te  verkoelen , 
bemerkte  hQ,  dat  het  water  wemelde  van  kleine  diertjes* 
Hq  onderzocht  met  het  microscoop  een  ander  glas,  gevuld 
met  water  uit  denzelfden  bak,  en  vAnd  dat  volmaakt  hel* 
der  en  zuiver;  men  deed  er  fneeuw  bij ,  en ,  zoodra  dezelve 
gefmolten  was,  leverde  het  water  weder  hetzelfde  verfchQn. 
fel.  .Hetzelve  metgroote  oplettendheid  befchou wende ,  onc* 
dekte  men,  met  het  ongewapend  oog,  honderden  kleine  dier- 
tjes vol   leven;  met  hét  microscoop  onderfcheidde  men  der. 


,       SNEEüWDIERTJES.         /  .  api 

zelver  gedflaoce,  welke  die  was  van  kleine  visfcben  ,  en  in 
niets  geleek  op  die  der  kleine  alen,  welke  men  waarneemt 
in  azijnzuur.  De  waarnemer  deed  verbolgens  gaten  boren  ia 
▼erfchillende  gedeelten  der  fneeuw ,  en  tot  in  derzeiver  mid. 
delpunt ,  overal  met  dezelfde  uitkomst ;  zoodat  men  dezelve 
niet  meer  bezigde  tot  koelmiddel  van  dranken^  en  zich  be- 
paalde tot  derzeiver  uitwendig  gebruik.  Het  dierrijk  levert 
vele  voorbeelden  van  diertjes ,  tot  het  leven  herrijzende,  na 
een  lang  tijdsverloop  van  verdijving  of  fchijnbaren  dood; 
maar  het  oorfpronkelijk  daarzijn  of  de  vernenig-vuldiging  in 
de  fnèeuw  van  die ,  waarvan  hier  de  rede  is ,  fchijnt  moeije- 
lijk  te  verklaren. 


TER   EERE  VAN  DEN  EDELEN,   MANHAFTEN   VAN  SPEYK. 


H. 


Ler  muitend  België  valt  Neérland  trouwloos  aan. 
De  Schelde  wemelt  ftraks  van  talrqke  oorlogskieten , 
Door  Nederland  bemand  met  onverfchrokken  zielen. 

Van  Speyk  gebiedt  op  ééhe ;  een  bulderende  orkaan 
Beftookt  ze:  *t  anker  ülpt;  zij  ftrandt  voor  Antwerps  wallen. 

Geen  nood :  er  is  beftand ;  men  zal  haar  hulpe  bión. 

Neen :  *t  woedende  gefpuis  heeft  nooit  belhind  ontzien , 
£n  weet  ook  nu  alleen  van  eerloos  overvallen. 

Het  vliegt  aan  boord;  het  fchreeuwt:  geef  over!  (Irijk  uw  vlag!  — 
NooitI  roept  de  held;  de  hulk,  bellemd  om 't  land  te  dekken. 
Zal  nimmer  u  ter  prooi'  tot  zijn  beftrijding  ftrekken. 

Neen :  eer  verdelg  ik  haar »  door  één*  gewisfen  fiag. 
En  zou  uw  fchandboel  ooit  mijn  vrife  vuist  beknellen ; 

Ik  flw  mishandling,  in  uw*  kerker,  lijden?  Neen: 

Ik  red  mijne  eer  en  trouw,  en  wreek  me  aan  u  meteen. 
Hij  roept  zijn*  manfchap  toe,  den  zekren  dood  te ontfnellen ; 

HU  vliegt,  ontfteekt  zijn  kruid,  enfchip»  en  Belg,  en  held, 
*c  Is,  in  één*  oogwenk,  all*  verbr^zeld  door  den  donder. 
Als  fter  van  d*eerften  rang  ging  hy  met  luister  onder. 

Ach !  waarom  werd  zyn  lijk  verzwolgen  door  de  Scheld*? 
Geen  nood !  Eene  eerzuil  rijze ,  en  Nederlands  historie 
Verkondige  aan  *t  heelal  zijn*  naam ,  zQn  feit,  zijn  glorie  1 

ADR,  STOL  EER. 


2Sf2  HOBEY^. 


HO  B  E  YN, 

BRSCHBRMER  VAN  HOLLANDS   VLAG. 

Holland^  Holland ^" vlecht  laurieren 
Foor  de  telgen ^  die  gif  draagt! 

WITHüYS, 


N. 


I  ederUndérs ,  voortgefproceii , 

Uit'  ttïC  onbevickten  ftam , 
Die  van  *c  bloed  der  Batavieren 

Eens  t\ixC  heldenoorfproog  nam  ; 
Nog,  nog  is  die  eigenfte  adel 

U  een  onvervreemdbaar  goed  » 
Nog  bewysc  g9  zalk  eene  afkomst 

Door  Q w  deugden ,  door  uw*  moed ! 

'c  Krljgszwaafd  Is  der  fcbeede  onctógen» 

En ,  wQl  Tc  in  ow  vMiste»  glourc  • 
Toont  gtj,  teelt  yno  Hpilands  leeuwen. 

Dat  het  lemner  daar  behoort ; 
En  omklemmen  uw*  vkigren 

Fier  en  forscb  dea  waterftaf. 
Dan  betoont. ge. u  *t  krooK  dier  natie. 

Die,  ter  zee^.  4^  wet  eess  gaf» . 

Waai  dan,  dundoek  onzer  vaadren. 

Wapper  fier  van  Batons  ftrandl 
Tweemaal  zaagt 'ge  n  wéér  befcbermeti^ 

Met  den  roem  van  *t  vaderland; 
^Tweemaal  werd  óp  't  ruim  der  waatren 

Uwe  onfchendbaarheid  bekend; 
Tweemaal  is  de  vuist  eens  fchenners 

Moedig  van  ü  afgewend  I 

Ziet  het ,  Belgen ;  cfec ,  Barbare» , 

Zoo  vereeren  we  onze  v?ag. 
Die,  zoó  lang  zQ  heeft  gewapperd,' 

Nooit  zich  ftrafloos  honen  zagt 
O,  wie  uwer  *t  leven  Hef  heeft , 

Late  *c  dundoek  ongerept ; 
Rand  haar  aan  in  uwe  wanhoop ,  i 

GQ ,  die  lust  tot  derven  hebt ! 


HOBEYN.  j^ 

Toen  VAN  8FETK  de  vlag  xag  hoaen. 

Honen  door  een*  onverlaat , 
.  Wreekte  hy  met  folfenUammen         «- 

In  zfin  hemelvaart  dl^i^  imaad^^rt 
n  Toen  hfl,  ovcrmi^nd  dwr  ftoo^cjn^ 

j,  Hair  zag  zUiken,yaiï;  óiUK.tqBt:  ^  *" 
„  Toen»  met  vfiand  en  ni^c.vxien^eit, 

j9  Droeg  Bfl  haar  ten  hamel  opl"  (•) 

•t  Eigen  doel  eo  de  eigen  ^^bify} 

Voor  de  vlag  van  *t  vaderlairf,    . 
De  eigen  woede,  als  gfl  haar  klemq  <■. 

Wcêr  zaagt  blootgefteld  aai»  fchand*. 
De  eigen  moed ,  om  fier  h^t  levea 

Pry»  te  geven  voor  bare  eer,  ;     . 
Heeft,  uoBBYNl  u  aangedreven^ 

Blaakte  uw*  boezem  evenzeer* 

Zie ,  datr  floeg  zfi  trqtsch  heiir  banen , 

In  't  gezigt  dea  v\janda  uit  t 
Grijnzend  zag  de  Belg  haar  wapp'rea.: 

„  Weldra  la  zij  onze  bult ;  ,  > 

n  Niemand  ,••  juicht  hS ,  ^  kan  haar  redden ; 

»  Ze  is  verlaten  en  alleen ;;     ,    m 
n  Zie ,  daar  rflst  ze  in  't  woén  der  goWen  { 

a»  Lusdg ,  makkers )  derwaarta  heen  1** 

Maar  de  vlag  ia  niet  verlaten,  i 

Als  haar  *t  Mollandsch  oog  nog  zlfC; 
Schoon*  geen  klingen  haar  bewaken  , 

Onbewaakt  Is  ze  echter  nleti ,:    , 
O,  zoo  lang  de  Hollandfche  tim   y. 

Nog  niet  ledig  z«n  van  bloed ,  l 

Zal  de  vuist  de  vlag  befchermeii. 

Gloeit  de  boezem  nog  van  moed  1 

Schoon  een  ftroom  van  woeste  golven 

Haar  van  beqr*  Jbefefaermer  foheidi^ 
Schoon  een  kogelboi  den  dapp^,,  q 

Die  haar  redden  wU ,  vei^l4i4    n 
.     Niets  zal  't  Hollandsch  hart  ^erwiikken , 

Dat  in  haar  z^Jn  allea  'ziet  t 
Lijfsgevaar  doe  and'ren  fidd*i«n , 

Hollands  leeuwen  fiddVen  niet ! 

C*3  Visrwl  r«8tlf  uit  bei  sedicht  wi  wj  t  b  ü  »  • :  D#  HêJU^dfikê   VUig.  -  B- 


^94  HOBEYN, 

■  ';  t,  Zonde  gy  onze  vlag  bezoed'leo, 
^  Belgen ,  in  uw*  overmoed  ? 
f,  Zoude  gij  hare  banen  fcbeuren , 

^  Haar  vertrappen  met  den  voet  ? 
n  Neen ,  bij  God !  dat  "duldt  geen  zeeman  » 

„  Dat  geen  broeder  van  van  spb^tk; 
„-Liever  fterven,  daö  haar  laten,     • 
'f,  Woestaards,  ónder  uw  bereik  r 

Zöö,  in  éedlen  toom  ontdoken, 

Spraakt  gij ,  moedige  h  o  b  e  r  n  f 
Gij  gedacht  haar  hoogdi  waarde , 

En  gy  woudt  hflar  redder  zQn; 
Spijt  des  vijanda  kogelregen. 

Stort  ge  u,  tot  den  dood  bereid, 
In  den  vloed,  doorklieft  het  water. 

En  brengt  haar  in  veiligheid. 

*    ]a,  gij  redt  haar  kloek  en  moedig. 
En  gy  zwaait  haar  in  de  lucht ; 
Woedend  zag  de  Belg  haar  wapp'ren, 
'  Ongefchonden  en  geducht. 
•  '     Saonend  vlogen  wéér  de  kogels; 
Maar  gij  rept  u  door  den  vloed, 
Keert,  en  legt  de  vlag,  al  juichend, 
Hollands  Tuiiimaagd  voor  den  vóeu 

Landgenooten I  kroont  den  zeeman, 
.  Kroont  hem  mer  onfterflijke  eer; 
Grift  zijn*  naam  ;  op  uwe  zuileir. 

Naast  dien  van'vAN  spetr  ter  neer. 
Zietl  zóó  kunt  gij  veilig  wezen, 

In  de  fcbaduw  uwer  vlag: 
Want  voor  hare  onfchendb*re  glorie 

Waakt  de  zeerob  nacfat  en  dag. 

i     Zwijgt  g9,  vaderlandfohe  Barden! 
Die  voor  ieder  Holiandsch  held 
Onverwijld  de  citerlbaren 

Op  het  elpen  fpeeltuig  (lelt? 
Zoudt ,  kunt  gij  den  held  vergeten  i 
Die  voor  de  eer  van  Hollands  vlag 
f     't  Leven  was  bereid  te  wagen,  * 
j         Ais  b)]  haar  bedreigen  zag  T 


"     X>i  ZOO  alwat  Holland  waardig^     .-.—..     - 

Alwat  edel  is  en  goed 
U  omvonkc  in"beil*gen  ^ver^ 

£n  ü  'c  fpeelcuig  grijpen  doet ;  ^  ^ 
Waarom. dao  geen. toon  gezongen    /ƒ 

Voor  .den  kloeken  varensgast^ 
Bo;hem  de  eeikroon  :niec  gevUnHneir,  .. 

Die  zjjn*  heWenfqhedel  paac  h-    :- ., 

Kan  dan  bij  alleen  den  lauwer 

Slechts  verdienen  door  den  dood? 
Moest  hy ,  om  2e  te  verwerven , 

Z^n  geveld  door  'sv^jands  lood?     , 
Is  *c  behouden  van  zqn  leven 

Zijner  glorie  dan  tot  fch^T 
Volgt  de  roem  alleen  de.fchimmen 

Van  bezweken  helicn  na  ?/ 

Neen ,  verheft  uw  forfche  klanken , 

Barden ,  zingt  b  ob  b  y  n  ter  eert  ^ 
Hebt  gij  voor  van  spbyk  gezongen.. 

Hij  verdient  het  evenzeer. 
Hy  ook  toonde  de  eigen  geestdrift»     '. 

Dreigen  moed  en  heldenaardi 
Maar  voor  meerder  dapp*re  daden 

Bleef  die  eedlenpg  gefpaard. 

Streef,  hob  btn  !  op  *t  pad  der  glorie 

Verder ,  even  onverfaagd , 
Schoon  uw  kruin  geen  dichtlauderen-y;  ^ 

Schoon  uw  borst  geen  eerkruis  drüagc. 
Mogt  ge  ook  roem  en  eere  derven , 

Braafheid  fpreekt  heur^  eigen  lof; 
Door  haar  heldW  flonkerglanfen 

SchQnt  ze  all*  anderen  luister  dof.  (*} 

Haarkmt  April  183 1. 

^     • .     • . 

(*)  Hoawtl  de  Dichter  hier  eene  waarheid  verkoodigt ,  en  ook  éê  helde»* 
dangd  ,  enkel  uit  eerbejag  becoood,  haer  loon  weg 'heelt »  ▼erbli}dea  wlJ  oie 
regt  iMffteliik ,  dit  den  dapperen  k  o  1  b  r  m  ,  federc  1  het  vetfcbnldigde  eerbewijs 
niet  oatgien  i»  —  JUdMt. 


M^  HBT  NOoaDeRLICHT, 

: -r r.^ 


HET    NOO&Dfi&LICaT« 


w. 


at  held*re  glans  ^  wat  firoomen  Ifehc 
Veiryzen  daar  root  mVn  gezigci       ^ 

Wat  VQiirgloed  ftraalt  daar  nic  de  kimmeii.! 
Wat  purp*reii  gloort  Wat  rosegloed! 

Wat  gouden  Uchtftroom  zie  ik  glimmen  » - 
Die  *t  licht  der  Oerren  fcbeemren  doet  f 


O  zie ,  wat  ftraah  daar  naar  omboog  ? 

Zie,  zie  dien  Inisteri^ken  boog ,        <' 
Wegfmeltend  als  in  licbtgè^emel  I 

Lacht  gU  mQ  aan,  o  fcboone  Aaroor? 
Of  dringt  een  weerglans  van  den  Hemel 

Reeds  tot  m^n  fterfl^ke  oogen  door? 

Zie,  wat  kolommen  vnürsl  hoe  ftoütr 

Wat  glanfen,  daar  geen  glans  bQ  houdt. 
Als  ftroomde  een  zee  van  licht  daarhenen  I 

*k  Zie  golven  louter  vuur  ontftaan ; 
ZQ  rollen  voort ;  zQ  zQn  verdwenen , 

Daar  nieuwe  weer  haar  plaats  beflaan. 


O,  ik  verlies  mQ  in  uw  püchtl 

Hoe  heeriyk  z$t  gQ  m\j,  o  nacht  1 
Ik  voel  m^  boven  de  aa^d*  verheven ;  .  ^ 

*k  Zoek  woorden ,  maar  ik  vind  ze  niet ; 
Ik  waan  in  reiner  fpheer  te  leven ; 

*k  Geloof  oaanw ,  wat  mQn  oog  thans  ziet. 


Zoo  ziet,  met  eeibied  voor  Natuur, 

De  wandMaar  firoomen  vlöeyesd  vuur 
Den  Etna  uit  z^n*  vuurmond  braken. 

Zoo  zag  ook  de  eerfte  mensch  Auroor., 
Toen  z)j ,  met  lachjes  op  de  kaken.» 

Uit  de  oosterkimme  trad  hervoor* 


BBT  MOORDBUICHT»  Aff 

O  heerigk  liclit,  dat  door  uw  prAcbt 

Den  droeven ,  maanden*buigen  nacht 
Dtr  polen  h  dnlscer  weet  te  ontrokken  I 

Weei  wefkom  mQ  i  op  nw  gezigt 
Oevodt  m^n  1»rt  een  blQ  veinikkeQ 

Ea  poet  n  9  lieflQk  firalend  licht  1 


Het>jjgel9of  zie  n  met  fchdk , 

Als  (haalde  met  vertoornden  blik 
In  u  een  wrekend  God  ona  tegen  t 

W4  zien  flechts  wisheid,  liefde  en  magc^ 
Wtf  ^ien »  boe  God  in  n  zelfs  zegen 

Aan  *8  aardbola  niterfte  einden  bragt. 


Neen »  neen  f  geen  roede »  zwaard  of  lans  9 

Geen  O^dfei^^oel  zien  we  in  nw*  glans , 
Geen  hongersnood ,  geen  watervloeden. 

Hoe  t  zon »  door  dreigen  helderen  krsna 
Van  licht  y  de  Aigoede  op  ons  flechts  woeden , 

En  anderen  z^gnen  door  dien  glans  f 

Neen,  Gocil  bet  Is  uw  liefde  alleen; 

Z9  d^gt  zelfs  lot  de  polen  heen; 
Ook  diir  wik  GQ  uw  goedheén  toonen; 

Geen  pielt  der  aard'  mist  uw  beftier. 
Geen  mensch.»  waar  h|j  op  aard"  moog  wonen; 

Uw  fcbepsMen  zqn  U  allen  dier» 


Dit,  heeriyk  Ifchtl  dit  leert  iQ  mi|j; 

En,  wat  uwe  oorzaak  dan  ook  zQ, 
Wat  etheritof  men  u  moog  noemen , 

Wat  Opf  het  groot  heekl  veifoiod*  , 
Wy  mogeq.|  Godl  uw  liefde  roemen ; 

*t  Ia  jiefde,  ei^  wijsbeid ,  wat  ik  vind. 

GrsuMfffi,  Jaq».  1831.,,^    . 

II  W.  GLBUNSy  JR. 


a^ 


fi  »"■     >.  .     ^ '.    .^1. rr-T ■ 

LIED  VAN  D^  <pHUTT£&S.VAN  -J^ÜUf  E£RSTEN  BAfl  IfOBULB 
•  |>9Q0RDH0LLAND$CE1E  ;iCaUTTERV« 

fTaf  godlijk  heUenvolk  t  Neen , -V  reemrifk  Qrükenland 
Zag  nooit  een^eedter  drom  rerxamM  aan  jo/n  'firandl    * 

(Wijs :  fHi  Neériandsck  bloed ^  «nz.) 


w. 


ie  kenc  het  volk  van  Nedérltiid , 

Hec  kroost  van  Bato^  niet? 
T(%\.  yolk ,  dat  «wordt  Ü^V  aangerand'^ 

Manmoedig  weêrftand  biedt; 
Het  oog  vertrouwend  opwaarts  flaat. 

Gerust  op  hooger  hand^ 
En  akker ,  erf  en  ploeg  verlaat 

Voor 't  lieve  .vafierI*|i4.J 

Zoo  doen  ook  wij,  nu  vuig  vefraacf/ 

Geweld  en  n^ültetij 
Den  klaauw  naar  •sKonin'gs  zetel  flaac 

En  Nasftu's.  h'eerfchappij ; 
Zoo  doen  ook  wij,  "en  treden  toe,  ^  ' 

Verlaten  ons  bedrijf,  ^ 

En  fchieten ,  blijde  en  wel  te  moé  ,,<> 
.J>en  krijg$mansrok  aao  't  I)j.f.   .  , 

•W§  ilaan  onwrikbaar  als  een  rdts. 

Schoon  min  gewoon  aan  *t  land , 
"Dan  aan  het  fchuiroend  golfgeklots ,  , 

Dat  op  onze  oevers  brandt; 
Wij ,  zonen  van  het  noorderftrand , 

Verlaten  d*oceaan^. 
En  zulUn  ook  op  *t  vaste  land 
^Is  wakkVe  mannen  (laan. 

De  Koning,  is  ons  heilig  woord. 

Zoo  dier,  ais  *t  vadefland! 
Eb'  wfce  hem ,  die  bun  ruTstverftoort ,    . 

Of  die  hun  ftrikken  fpant  1    . 
W$  vreezen  afval  noch  geweld. 

Noch  wat  de  muitzucht  kan; 
Maar  coonen ,  ééns  in  dienst  gefield , 

De  kracht  van  de  eerde  ban. 


WJö  fluiten,  oos  eencfcragtig  aan, 

En. uit  gevoel  via. pUgt  ;  . 

Wpfdt  vroïök  onzei  diejwt  gedaan  ; ;  • .-, 
En  even,.ti:oii»r  v^rrjgt;  . ..     ;...  ^ 

Wij  weten  ,  dat  gehoorzaamheid  , 
Wat  utir  de  klok  ook  flaat,    •    -  ' 

De  kern  is  van  de  dienstbaarheid ,   * 

Ën  't  bolwerk  van  den  ftaat,        ^i  * 

/  

Wij  ftaren  op  den  heldenftoet. 

Die  ons  is  voortgaan ,  - 
En  volgen ,  't  hart  vol  fieren  moed". 

Op  de  ingefhgen  baan. 
De  leeuw  heeft  niet  vergeefs  gebruld , 

Gefchud  den  forfchen  kop! 
Komt,  mannen ,  onzetf  pligt  vervnla;"' 

De  Kbnibg  roept  ons  op  t " 

Laat  woelen-daff  bet  vuigst  verraad*. 

Vereend  met  muiterij, 
wij  houden  Hollands  ouden  (laat     '      * 

Van  die'gedrdgten  vrij; 
Wij  zijn  met  lijf  en  ziel  verpand  • 

Aan  vader  Willem's  eer,- 
En  dngen  voor  het  vaderland 

Het  blinkend  krijgsgeweer. 

j.  DAA^e. 
— ~^~^~—— ^^■~—~~— 

DE  BBLGCN  EN   VAN   8PEYK. 

Uaar  leeft  een  volk ,  (zoo  't  volk  mag  fieeten) 
Deels  onder  en  deels  op  den  grond  ;      -^ 

Een  yolk^  zoo  fnood  en  eervergetéu» 
Als  ooit  een  volk  op  aard'  beHond* 

Het  woont  aan  Maas-  en  Schelde-boordenV 
En  fchoeit  zich  gaarne  op  Franfche  leen; 

*t  Maakt  veel  .bo\ia  met  bastaardwoorden. 
En  fpeelt  op  zijne  wijs  dén  beest." 

Het  heeft  alvast  geen  (lerke  beenen ;     . . 

De  weelde  is  hun  te  zware  vracht^ 
Geen  mensch ,  die  't  volk  ook  geld  wil  léenen «    ' 

Schoon  hen  vooreerst  geen  weelde  wacht. 


SOO  pB  BELOElTBN  VAN  SPBTK. 

Watr  *c  no  vtn  leeft,  ii  zwtar  te  giifto. 

«  Van  handel  fom»  en  n^vefheidf* 
Die  dingen  kan  men  dMr  beic  miilètti 

Men  kent  ef  éültr  dan  Ukewuit. 

Eeni  liad  dit  volkje <vol(^  te  eten; 

Maar.  *t  wu  dertrncfac  der  flaveniQ: 
Ligt  hebben  xQ  niet  noodig  te  eten» 

Nadac  zQ  Übcr  zQn  en  VrQ. 

i'och  zet  kun  liberteit  tot  rooven , 
TQt  plond*i«Qr««,cot  moorden  aan» 

En  konden  ze  ooi  een  kooltje  ftoven, 
Z9  Moden  *t  wia  niet  laten  ftaan. 

Te  floipen  tot  ^n.wal  en  grachten 
Van  een  gedeblokkeerde  veit; 

Steeds  naar  eens  aiiders  goed  te  trachten» 
*t  All  loof  te  flepen  in  hnn  nestt 

Veibonden,  van  ^at  aard,  te  fchenden 
En  breken  *t  eens  gegeven  woord, 

Daaibtj  getrouwheid  voor  te  wenden. 
Dat  is  déir  iets,  dat  zoo  behoort. 

Van  roof-  en  moordzncht  fchier  te  zieden 

BQ  *t  zien  van  and'rer  bangen  nood , 
En  *t  met  den  naam  van  hnipe  bieden 
r    ,        Te  (tempelen f  zegt,  is  dat  niet  groot t 

Men  zag  aan  Antwerps  vr^e  ilranden 
Een  onzer  bodems  in'  den  nood : 

Straks  weert  de  rappe  Belg  de  handen,' 
Snelt  toe,  en  -—  overmant  de  boot. 

„  Dat  is  een  hapje  voor  de  Belgen ; 

„  Zoo  iets  gebenrt  niet  alle  dag,** 
Dns  dacliten  deze  vrQheidstelgen , 

En  fchimpten  luid  op  Hollands  vlag. 

Die  vlag  werd  onder  woeste  kreten 

Door  *t  fchelmsch  gepeupel  aangerand ; 
Men  had  haar  gaarne  op  *t  dek  gefmetèn , 
.  Gevloekt,  verguisd,  vertrapt,  o  fchand*! 


DE  BILOSII  MH  VAM  0PB7K.  30I 

Maif  tUyd  werd  iiw«  eer  gewroken  > 
Uw  vlig  nooic  flrtfloos  aangerand; 

Ook  hier. bleef  de  eer  niec  ongewroken 
V911  uwe  vlag^  ifx^n  vaderland  | 

Eü,  die  zoo  roêmr^k  haar  dorst  wraken. 
Die  held  Is  op  uw*  grond  geteeld ; 

Die  *t  ftoutfte  feit  hier  dorst  belleken ,  . 
Vkeft^  Amdelf  aan  nw  boord  gefpeéld. 

Van  Speyk  is  't,  die  *é  lands  roem  gewroken, 

Zieh  voor  öiiteeritag  heeft  gehoed ; 
Die  zelf  de  vtai&nien  hééft  «ntftoken. 

Waarin  het  inUdrqf  is  geboet. 

o  Held ,  zoo  waaid ,  bü  Néérlands  helden. 

Te  prpen  met  ondoofb*ren  roem  ( 

De  naneef  zal  dien  roem  vermelden , 

«        Wêi  laffe  ziel  uw  feit  ook  doe«i\ 

Uw  naam ,  van  Speyk ,  zal  naast  de  namen 

Van  Claésfené  en  de  A^niter  ftaani 
De  Belg  leef  zich  zQn  fchenddaad  fchamen ; 
Wabt  heel  de  xflenschheid  kltagt  hem  aan* 
Naaldwyk\ 
IA  Maart  1831.  j«  j»  bEMi£a  van  Dftft  qon,  PruL 

D£  aLAAU^B  KIEL. 

(W^s :  o  Groote  kopman  in  tabak ,  enz.) 


H. 


Loort  nu  een  nieuw ,  een  vrol^'k  lied 
Van  *t  geen  in  Braband  is  gefchied , 

In  zijjne  gloriedagen; 
Hoort,  landgenoot  en  vreemdeling I 
'   Hoort,  Brusfelarenl  hoort,  ik  zing 
Van  't  blaaüwe  kielen  dragen. 

Wat  mode  of  zwier  had  uitgedacht, 
In  wapendos,  in  kleederpracht. 
Festoenen ,  keur  van  kanten , 
Wat  fneé  ze  ooit  gaf  aan  rok  of  jas, 
\  Bleek,  dat  het  alles  ftukwerk  Was, 
Bg  *t  kieltje  der  bdgaoten. 
êfENCELW.  1831.  MO.  5.  Y 


302  DE  BXAA^mi;  KIEL. 

Een  fijne  coqp  vtö  *t  fbhtarvernnft 
Schoilk  san  een  volk,  van  zeden  woft^ 

Een  Haal  van  e!gen  vinding; 
Heel  Braband  jnicht»  ~4iet  ftuk  beviel, 
I      En  de  anders  (lechcweg:  boerenkiel 

Aanbad  men  in  verblinding. 

Zoo  kreeg  het  blaanwe  hemd  den  lof: 
De  grootfie  bazen  van  het  hof. 

Zij  fcboten  er  een  over; 
*c  Volk,  dat  langs  *s  beeren  finten  ging. 
Jan  Rap ,  jjga  maat ,  elk  droeg  dat  ding    • 

Van  lappediefs  g^toover. 

Voor  ftof ,  voor  regen ,  wéér  en  wind , 
Werd  het,  door  grysaard,  man  en  kind  « 

Als  talisman  gedragen ; 
't  Was  ras  gekleed ,  én  —  zeer  goedkoop  I ' 
Een  (jerp,  een  paarlemoeren  knoop 

Deed  van  den  fmaak^  gewagen. 

En  *t  ging  zoo  als  het  altijd  gaat : 
Ook  Holland  kreeg  die  modeplaat , 

£n  't  aapje  kwam  er  fpelen; 
Men  meende  alwat  nit  Bmsfel  kwam 
Was  puik.  en  zipde  aan  Amfterdam 

Of  'sHiige  nooit  vervelen. 

Ja  well  daar  rees  het  ondier  op. 
En  fiak  den  helfchen  drakenkop 

Uit  Brusfels  oproerwallen. 
Een  pluggenboop ,  voor  geld  gehunrd  » 
Het  fcbuim  der  frlkadellenbnnrr^ 

Zou  nu  den  baars  vergallen* 

.    In  Holland ,  —  kiel  en  kielsgelQk 
Lag  in  een  oogenblik  in  't  flijk ,  ^ 

Uitaffchuw  van  de  Belgen. 
Geen  eerlijk  lij  f  in  V  muiterspaki 
Is  *t  braaf  en  onverwinbaar  zwak 

Van  Neêflauds  echte  telgen. 


DÈ  BLMAtm  KIILé  303 

Voor  hen ,  —  geen  w<mder ,  dat  het  ding 
Bii  .*c  oproer  de:  nnifonn  verving; 

Het  kon  zoo  veel  bedekken : 
Wint  fchenr.  en  ttuf  en  vod  en  lap 
Zou »  dacttc  2$n  Walvisck-riddi^rrthap;  • 

Toch  fiaanw  ontzag  verwekken. 

Op  eens,  't  is  kielen ,  wat  men  ziet; 
't  ZQn  kielen  i  die  men  ovérfchiet 

Bq  't  plunderen,  moorden »  firoopen; 
Zelfs  't  legioen  van  Mellinet 
Houdt  in  dat  pak  geleken  tred. 

Om  Limburg  plat  te  loopen. 

En  overal  en  van  rondom 
Braakt  Belgié  zfaV  rooversdrom  ^ 

In  zulke  kiei-fchavuiten,  —       '     , 
Dat  harnas»  dapp'renl  keert,  geen  lood; 
Uw  bajonet-  of  degenftoot 

Schampt  nooit  en  zal  niet  fiuitem 

Men  zegt»  dat,  toen  eens  de  eerde  Uel 
Door  't  fchaaroog  van  z^n*  fchepper  viel. 

De  Potter  op  kwam  dond'ren ; 
Dat  hem  mama,  voor  't  bakerpak, 
In  't  aardig  blaauwe  kieltje  dak. 

En  't  fchaap  zoo  ^iet  bewQad'ren ; 

Dat  petentoel  toen  .vast  befloot, 
üy  eens  een*  Uel  in  Chaion's  boot 

Zou  dragen  voor  fcaphander. 
Is  *twaar,  men  verw'  cUen  dan.eent  zwart. 
Als  d'  afgrond  van  een  dulv'lenhart,  — 

Zoo  Ipt  het  een  op  't  ander. 

Febr.  1831.  o»  n»  yam  db  PAyoao  smits. 


|04  ANEKDOTE  ^  RAKf  NIN^  BAGANUII, 


ANUfldKmt  f  BiÉniDÉ  Kjununiiü 


T. 


f^eenên  ^mwifitt  p a o a ü i fiii . dea .gmytümi  bQ vah  Zqn 
verbU^f  MfLUh,  mnkxt  4p0lpi8  In  htt  Rök  der  Mode;  kapfel 
en  kleediDg/  allei  wtt  il  Is  Pwgmninik  Op  sékeren  d^g  crid 
de  knnllenaar  een*  modewinkel  binnen «  en  vroeg  naar  hand- 
fchoenen.  M«a  liec  er  hem  zien  è.ia  Cirsfe^\  No^  no  ^ 
Signora ,  /una  akra  h^uiu!^  En  de  koopvroiiw  bood  hem 
handfchoenea  aan  i^  la  Paganinil 


i  iiiiiÉ  iiw    nm    iiMUi  iwt 


OP    DB    GIFT    Dis  BEBftKN  J«  F.  t>&  GO£T  VAN  HONDERD 
BL0BD2UI0ERS  y  TEN  DIENSTE  DER  GELDE&8CHE  8CHUT- 

Teau.  C*)    ;     - 

JDloedzaigers  teil  geJbhètikê  ftafl  CelJers  Sctiüteery  ?  — 
*c  Is  alles  welkom  ;  wit  en  boe, de  gift  ook  z^. 
Maar ,  heeft  ttéh  diftp  geen*  Belg ,  die  do^sc  hééfl ,  meer  in  band  ? 
Één  hunner  nam  de  cadk  dier  honderd  ligt  ter  hindl 

IJ- 

(*)  Zie  SiMsC9iifs»f  ,▼«0  <s  April  lU 

;  rr ^^...^    «-^  «...^.^   Y' ' 

'  '      ^Ül^tirfCBt   OP  DE  BELGEN. 

(Mede|Me«M  tfdór  tr.  ti.  'v^AftNstNCk,  bzO 


Mö. 


Lijn  vriend  n.  Ui  J4l&i\}i »  tè  Bél^l^i  ieh  tean,  tot  hec 
Heilig  VerbooA-der  fifWséhIieitf  beböofeMé,  ibtirijft  mij  hec 
volgende  ,  dat  ik  .*der  RMEtflé  ¥aA  die  Tp/^hrift ,  als  eeoe 
kleinen  bMfutli09,T(lraAld  Aahbfedt 

«,  Apropos  f  :VM^é  Bè^n  PpxtktAÜ^^  toOeMk  o  coch 
,,  eens  een,  doorMtien  oHKef  beste  SfcbtefS,  den  HeervoN 
i^sTAEGEMANN,  op  hunne  Koningjagt  vervaardigd ,  punt- 
^  dicht  mededeelen ,  dat  n  zeker  zal  bevallen : 

„  Saulf  fo  faget  das  Buck  Samuilis^  fuchte  die  E  fel; 
n  fTte  du  Zeitung  uns  fagt ,  fuchen  die  Efel  den  Saul!^ 


ME  NG  E  L  WERK. 


DiS    VORSTEN    VAN    DEN   OUDEN    EN   VAN    DEN 
NIEUWEN    TtfD. 

/j^  z0n  geweest ,  die  tqden  9  wanneer  dt  Vorften  als 
halve  Goden  aangezien ,  geëerd ,  gediend ,  gevreesd  wer- 
den. Altaren  voor  hen  oprlgten  en  daarop  offeranden 
ontfteken,  kon  men  wel  niet,  maar  hun  den  wierook 
der  lippen  toebrengen ,  hen  prijzen  en  vletjen  j  d|t  kon 
men ,  en  dit  deed  men  dan  ook  zoo  ruimfchoots  en  zoo 
gedurig ,  dat  het  wel  niet  misfen  kon ,  of  de  voorwer- 
'  pen  vatv  zulk  eene  hulde  moesten  zich  inbeelden  9  dat 
zQ  van  eene  betere  ftoffe  gevormd  waren  dan  hunne  flaaf*^ 
fche  onderdanen,  en  van  nature  der  Godheid  naderby 
ftonden.  Zulk  eene  inbeelding,  gefterkt  en  onderhou- 
den door  de  onderdanigheid  der  volken ,  bragt  noodza* 
kelqk  te  wege,  dat  de  Vorften  al  meer  en  meer  die  hul- 
de als  hun  met  regt  toekomende,  het  land,  waarover 
2$  regeerden ,  als  hun  eigendom  ,  en  hunne  onderzaten 
als  de  geoorloofde  fpeelballen  van  hunne  grillige  magt 
leerden  befchouwen«  Als  verachtelijke  fpeelballen  wer- 
den dan  ook  de  volken  vaak  gebruikt,  en  de  willekei\* 
rige/  onredeiyke,  dikwijls  geheel  onbefchaamde  handelr 
wQze  der  Vorften,  ook  omtrent  enkele  perfonen,  ging 
tUe  maat  te  boven.  Behalve  hetgeen  de  Vorst  zelf  in 
eigen  perfoon  beleedigends  deed ,  of  uit  eigene  beweging 
beval,  was  hij  omringd  door  eenen  hoflloet,  die,  hem 
telkens  zijne  verhevenheid  en  zgne  magt  te  binnen  bren- 
gende, zijnen  fmaak  ftreelende,  zgne  zwakheden  verT 
goelijkende ,  zijne  averegtfche  verlangens  billijkende ,  erx 
er  op  uit  zijnde,  hem  allerlei  foort  van  geneugten,  het 
kostte  wat  het  wilde ,  te  bezorgen ,  dikwijls  als  de  uit^  . 
vinder  en  fteeds  als  de  gereede  uitvoerder  jran  nieuwe 
kwellingen  voor  de  natie  daar  ftond.  Zelfs  dit  was  nog. 
niet  genoeg ;  de  perfonen ,  welke  dien  hofftoet  uitmaak- 

MSNCELW.   1831*  NO.   7.  Z 


306  DE   VOR&TKN 

ten ,  badden  bet  grootfte  belang  bij  de  foort  van  aanbid- 
ding ,  v/elke  de  Vorst  van  :^ja  vo)k  ontving ,  want  de 
luister  van  zijnen  troon  kaatfte  op  hen  terug;  hoe  meer 
de  Keizer  of  Koning  als  een  halve  God  werd  aange- 
merkt ,  hoe  meer  de  hoflieden  ook ,  als  eene  bijxondere 
foort  van  wezens,  hulde  cmtvingen.  ^  Zij  toch  geno- 
ten eene  eer,  die  aan  andere  roenfchen  ontzegd  was;  z^ 
zagen  en  fpraken  dagelijks  met  den  Opperhéer,  St 
flechts  fomwijlen,  en  dan  nog  maar  van  verre,  door' de 
menigte  kon  worden  aanfchouwd;  fommigen  hiinner  al- 
thans woonden  met  hem  onder  hetzelfde  dak,  vergezel- 
den hem  naar  de  kerk  en  den  fchouwburg ,  als  bij  uit- 
reed, of  in  zijne  lusthoven  wandelde  —  a!  voor  alle 
-zulke  genietingen  waren  flechts  lieden,  ^wien  zulk  ede^ 
1>loèd  door  de  aderen  ftroomde,  en  geenszint  die  van 
mindere  rangen  gefchikt!'*  Zoo  redeneerde  de  menigte  ^ 
en  getroostte  ?ich  allerlei  willekeurige  daden ,  aiperflo- 
gen ,  onderdrukkingen ,  kwellingen  en  wat  van  dien  aard 
meer  zij ,  eeuwen  achtereen ;  wel  fomtijds  in  drift  op- 
ftuivende,  en  eene  poging  wagende,  om  meerdere  vrq- 
heid  te^  erlangen ,  maar  altijd  teruggefchrikt ,  2?ooras  de 
gedachte  bij  haar  opkwam:  „  Wij  zijn  het  volk  van 
tten  Vorst;  ons  voegt 'onderwerping  en  gehoorzaamheid; 
bet 'is  bijna  eene  helligfehennis ,  tegen  onzen  gebieder 
an^  te  verzetten;*'  en  ook  veelal  f{k>edig  bedwongen, 
wanneer  de  Vorst  zijne  magt  liet  gelden,  met  zijnen 
toom  (h*eigde,  en  met  (Iraffen  eenen  aanvang  maakte. 

Dan,  hoe  dieper  de  waan  der-Vorften,  dat.  zij  hstlve 
Goden  op  aarde  war^n ,  wortelde,  en  hoe  meer  de  on- 
derdanigheid der  volken  fcheen  zich  t«  moeten  bevesti- 
gen, hoe  meer  het  tgdftip  cener  groote  verandering  ge- 
naakte* Verfchilknde  oorzaken  ^  welke  w^j  nu^  alé 
overbekend,  niet  zullen  opfommen,  deden  de  volken 
uit  hunnen  llaap  ontwaken;  de  oude  grondregel:  dat  de 
geregeerde  menfchen  al3  ^t  ware  om  de  weinige  regerende 
perfonen  sfouden  daar  zijn ,  werd  in  twijfel  getrokken , 
en^l  fpoedig  als  ondeugend  afgeTchaft  en  verrnild  tegen 
dien »   ÓAt  de  regerende  perfonen  om  den  wil  vtn  de  ge« 


VAN   DBW  OUOBN  EN  IflEÜWBN  T^JD.  jOf 

regeerden  hunne  ^  posten  bekleeden.  Met  den  ouden 
grondregel  viel  natuurlijkerw^ze  de$zelfs  geheele  naOeep 
van  dwalingen  weg.  Men  ontzegde  den  Koningen  hun» 
nentiaog  van  Iialve  Goden,  en  zeide  hun»  ja  deed  hun 
zelve  begrypen,  dat  zü  menrchen  waren ,  even  als  alle 
Gods  redelijke  fchepftlen  op  aarde;  men  verloor  alle  b^ 
zonder  ontzag  voor  de  perfonen ,  die  deil  Vorst  ohh» 
ringden ,  en  begreep ,  ja  bragt  onder  bcc  joog  der  hove* 
lipgen,  dat  ZQy  wel  verre  van  verhevener  wiézens,  dan 
anctere.  raenfcben»  te  zijn,  eigenUjk  minder  vrqe  perfonen 
waren,  dan  menig  landbQuwer  of  acbeidivman/^  en  dat 
bet  zulk  eene 'benödenswaardige  eer  niet  is,  indexnahq^ 
beid  van  een^  Vorst  te  verkeer^ ,  wannieer.  men  daar  den 
lang  vatl  bediende  bekleedt ;  terwijl  de:  gewone  burger  i 
die  flechts  dsn  Vorst  van  vefre  kan  aanfchoAiweta,  door 
geene  lastige  banden  van  perfoonlijke  .  di^sstbjetoomttg 
gekneld  wordt*  Al  die  veranderingf^  ys^  denkbeelden 
werden  niet  in  werking  ge|^agt;zQndor  .«e^^ldige  Spkok^ 
kep^  zonder  ^t  plegen. "vangfoote  onr^tvinardighed^, 
ja  van  gruwelen ,  die  de  menschbeid  om^r^%^..tnf,yu^ 
wJIjl  de.Vorftep  en  hoyelingen  .nog  h^  en.^aar  zoQ.:veel 
van  hunnen  ouden  luister,,  als  mog/^lijlf:  was,,.  zpcb;eO/tf 
ledden  :  en  te  bebqujden ,  ^verdcei^en  de  yt^Uc^  dfi  ^fht 
naar  vrijl^,  en  flo^gen  over  tot  eene^verderfelykeT^^Ofir 
handigheid**  Npg  op  dit  oog^nbltk  is  de.giatiM  (ter  g«T 
moed^m.piet  bedaard (.maa^tp^b  i^ppiv^eli  is  .f^ed^.i^ 
goede  bewerkt ,  dat  er  eem  aIg«inewe,:toeï»d^r||ng,.  w«- 
(^zijds,;V«n  VorfteQ.^  volleen  tpt  elkaqdei-^,,  pjasits 
JtMTt}  «dat  de.yorist  s^iet  Unger.  op  .eene;ovef(qatige  Mde 
«pfpraak^  «naakt,  geene  onbepaalde,  mfigt  Qvqr  zijne.oi^ 
derdanen  begeart  te  peCenep  i,  :maar  uit^gftn4f  e}  .^icb  wi^ 
doqr  eenig^  grondwettige  beperkingan' wil  iatffivfiiÈm» 
denf  <da(.^bq  ^f  bjegrypi  en^erkeq^V  4l« rde polken  iQok 
hunne  tiegtm  hebben,  die  njet  door  .de;,M;ilIekeur van 
wfttnigp  ^perfonen  ipogfnv  met  yoetm  ge«e4^n  worde»; 
4hK  hQ.  eindelök  ikhz^vt^  befchouwt  als  den  etMrftw  Ma- 
^stiSiatsperfi>on  0)<  ZOU'  r^ , .  die  niet  ;BL\\^m'  v^igt  is*, 
t|it  bet> meeibi  welzQ»  vaBr^.zynBrilgndgenootea,  «po 

Z  a 


zot  0Ï   VOflST£N 

?^1  mogeUjk ,  bij  te  dragen ,  maar  daarin  ook  zijn  hoog-i 
(te  belang  vindt ,  dewijl  het  geluk  en  de  lieftle  van  zgoe 
onderdanen  de  beste  waarborgen  zijn  voor  het  behoud 
van  zqne  kroon.  —  Wij  moeten  hier  den  lezer  herinne-' 
ren  9  dat  wy  in  dit  gefcbrift  niet  anders  voorhebben , 
dan  de  zaken  in  het  groot  te  berchouwen,  en  ons  niet 
gebonden  rekenen  aan  bQzonderheden ,  welke  onze  mee- 
ning zouden  fchijnen  te  logenftrafen ,  omdat  wij  van  de 
waarheid  des  algemeenen  grondregels  ten  volle  overtuigd 
adjn,  en  geene  bijzondere  xtegenftrijdigheden  eene  alge* 
mèene  waarheid  kunnen  omverftooten.  —  De  gefteldheid 
van  zaken  zoo  zijnde,  als  hier  boven  aangewezen  is, 
£00  volgt  daaruit,  dat  de  Vor^t  een  tweeledig  karakter 
bezit:  i.'  als  mensch  en  medeburger  in  zijn  land;  2.  als 
boofil  der  regering.  Aan  beide  deze  afdeelingai  z^ 
pligten  verknocht,  op  welke  wij  nu  het  oog  wHlen  ves* 
tigen;  pligtep,  die,  te  voren  weinig  in  aanmerking  ge^ 
nomen «  thans  in  volle  klaarheid  daarftaan. 

I*    De  Koning ,  als  mensch  en  burger  beichouwd , 

heeft,   gelijk  alle  andere  menfchen , -zekere  eigenliefde , 

zekere  Qdelheid ,  zekere  zucht  naar  uitbreiding  van  zijnen 

invloed  op  anderen ,  alsmede  naar  de  vermeerdering  van  zijn 

gddelijk  vermogen.   Hieruit  volgt  natuurlqk ,  dat  het  hem 

aangenaam  is,  wanneer  de  daden,   welke  hij  verrigt^ 

de  maatregelen,    welke    hij  neemt,   der  groote  masfa 

z^er  onderhoorigen  welgevallen  $   dat  hij  giame  gepr^ 

zen,  by  gelegenheid  toegejuicht,  als  wQs,  voorzigtig, 

godvreezend    en    deugdzaam   geroemd  wordt;    dat  het 

4iem  een  behagelqk  denkbeeld  is,  zijnen  invloed  op  eaié 

grootere  uitgebreidheid  gronds  allengs  uit  te  (trekken , 

en  dat  het  toenemen  van  zijne  bezittingen  en  jaarlijkfche 

inkomden  iets  (Ireelends   heeft  voor  zgne  verbeelding. 

Dat  h^  dus  naar  dat  atles  (breve,  is  even  natuurlijk  als 

geoorloofd ;  maar  ook  alleen  door  geoorloofde  middelen  ^ 

^  en  door  dezulke ,  als  met  z|jne  verpligtingen  als  Koning 

beitaanbaar  zijn ,  mag  hil  trachten  zqn  doelwit  te  tref- 

ftn.,  Zijn  wandel  moet  naar  de  voorfchriften  van  Gods- 

di^st  en  zedelijkheid  ingerigt  wezen ;  h^  moet  éermk 


VAN   DEN  OUBBN  ÏN  NIBUWBN  TQD.  309 

.«n  getrouw  zijne,  verbindtenisren  met  andere  Mogendhe- 
den nakomen,  zjijne  beloften  jegens  zijne  onderdanen 
volbraigén^  in  alles  zijn  eens  gegeven  viroord  gefland 
^loen ;  zich  niet  veroorloven  j  naar  mate  zijn  behng  zulks 
voor  bet  oogenblik  zou  fcbijnen  te  vereücben ,  zijne  ven» 
rbindtenfoièn  te  (mtduiken ,  of  aan  zijne  woorden  eene 
andere  uitlegging  te  geven ,  dan  die ,  voor  welke  zq 
vroeger  dóór  elkeen  waren  aangenomen ;  bij  moet  geenc 
kuiperijen  gedoogen ,  aan^  geene  kwaadftokers  gehoor  ver- 
leenen ,  geeneo  onderkruipers  of  lasterenden  aanbrengers 
voet  geven,  aan  allen  zonder  onderlbbeid  regt  laten  wer 
denraren  ;  zich  door  geene  vooringenomenheid  laten  weg«> 
Hepen;  zich  genoeg  ftandvastigbeid  eigen  maken,  óm. 
een  eens  genomen  welberaden  beiluit  door  te  zetten ,  en 
genoeg  nederigheid  zoeken  te  verkrggen,  om  naar  goe* 
den  raad  te  willen  luisteren;  hQ  moet  willen  beloonen 
en  durven  ftraffen ,  waar  bet  eene  of  het  andere  te  pas 
komt;  hij  behoort,  in  één  woord,  naar  mate  zijn  (land 
meer  verheven  is  ,  alle  burgerl^ke  deugden  op  eene  meer 
verhevene  wiQze  te  bezitten  .en  aan  den  dag  te  leggen , 
en  dit  ia  het  biy^onder  te  bedenken,  wanneer  het  aan- 

.  komt  op  de  vraag  naar  uitbreiding  z^'ner  magt  en  aan* 
winst  van  geldelqk  vermogen;  zoodat  hij  nimmer  ge- 
dooge,  dat  bet  bloed  z^er  medeburgeroi  ftroome,  op- 
dat ht|  van  eenig  ftuk  lands  te  meer  mester  worde ,  of 
dat  de  tranen  zijner  landgenooten  vlieten ,  opdat  zijne 

'  fchatkist  door  eenige  duizend  gulden  te  meer  gevuld 
worde. 

2.  Als  Koning  heeft  de  man ,  die  aan  het  hoofd  der 
regering  geplaatst  is ,  behoudens  de  pligten  als  menscb 
en  burger ,  welke  wQ  aanftipten ,  er  nog  andere  te  ver 
vullen,  die  aan  zijnen  rang  verknocht  zqn.  Zonder 
hoovaardig  te  wezen,  behoort  hij  zekere  achtbaarheid 
in  zijn  gelaat,  zekere  fierheid  in  z^ne  houding  ten  toon 
te  fpreiden.  Zonder  ongenaakbaar  te  wezen  voor,  of 
norsch  en  onheusch  tegen  degenen  zgner  onderdanen , 
die  het  wagen  hem  perfoonlqk  te  naderen ,  voegt  het 
hem  ,  zich  niet  al  te  gemeenzaam  met  iedereen  te  ma> 


ken;  het  voegt  hem,  aMjd  te  doen  gievoeleo,  dat  ü^ 
Koning  is.  Zonder  eene  Aziatirche  pracht  en  ii^eelde  in 
^zQn  paleis^  of  wanneer  hij  uitrQdt,  te  doen  fchitteüen, 
is  het  welvoegelijk ,  dat  bif  sidi^Van  meer  dan  burgen 
Igke  ftaatfie  omringe,  en,  mét  zekeren  luister  omgeven', 
zich  aan  de  oogén  zQner  onderhóorigen  vertoonè.  Wat 
in  den  burger  als'  eene  wijze  fpaarzaamheid  zou  geprezen 
worden,  wbrdt  in  den  Koning  als  eene  overdrevene  ka- 
righeid gelaakt ;  daarom  moet  deze  ruimfehoots  verterin» 
g^  maken ,  niet  juist  zijne  behoeften  in  adlt  nemen  % 
om  aankoopen  van  meer- of  minder  belang  tèdoisn,  er  zich 
geenszins  aan  laten  gelegen  liggen ,  dat  het  onflerlYoud 
van  zijn  hiiis  eene  veel  grootere  fom  bedrage,  dan  daar* 
toe ,  ilrikt  getiómen ,  zoude  noodig  zijn.  De  Koning 
moet  wél  geen  moedwillige  verkwister,  maar  een  allcS 
zins  onbekrompen  en  edelmoedig  uitgever  wezen.  Trou* 
wens,  edelmoedig  te  zijn,  is  een  déf  allervöomaamlle 
vereischtien  lA  eenen  Mófiaich ,  en  een  der  pligten,  die 
zich  in  de- vèelvuldigftè  takketi  verfpfeiden.  Het  mag 
edelmoedig  geheeten  worden  ,  wannéér  de  Vorst  aan'gc^ 
ftichten  van  liefdadigheid  eene  onbekromperie  onderden* 
ning  uit  eigene  fchaiten  fchenkt;  wannter  hfl  tot  heè 
uitvoeren  van  nuftige  werkto  ,  her  graVen  van*  kanMen , 
het  aanleggen  van  w^en,  het  oprigteii  van  gedenkteeke* 
ften  voor  groote  mannen,  en  wat  van  dien  aardineer 
üy,  van  het  zijne  met  eene  milde  hand  bijdraagt  $^  men 
mag  het  edelmoedig  noemen,  wanneer  hij  (in  gevallen, 
waarin  dit  zonder  zwakheid  gefchieden  kan)  aan  fchul^ 
digen  genade  verleent ,  of  hem  perfoonlijk  aangedane  be- 
leedigingèn  vergeeft ;  men  ihag  het  te  regt  kis  eene  edel- 
moedige daad  befchouwen ,  wanneer  de  Vorst ,  zijn  per- 
foonlijk belang  ter  zijde  Hellende ,  ter  liefde  van  zijd 
volk  en  ter  bevordering  van  het  welzijn  zijner  onderza- 
ten ,  van  eene  (anders  voor  hem  wenfchelijke)  vermeer- 
dering van  magt ,  of  vergrooting  van  inkomften ,  aflhnd 
doet.  Er  kunnen  gevallen  beftaan ,  waarin  '  het  hem' 
meer  eer  zal  geven ,  een  klein  land  te  beheerfchen ,  een 
bepaald  inkomen  te  genieten,  ja  met  een'  minderen  titel. 


VAN  DÉW  OUDBN  BN   NIEUWEN   TIJD.  Jll 

dan  dien  van  Koniog,  zich  te  vergenoegen  9  dan  teftijgea 
in  m^gt,  rijkdom  en  rang.    Waar  iiec  gevoel  als  «o^AfvAt 
zich  in  den  Vorst  in  tegenftrgdigheid  vertoont  met  het 
gevoel,  i  als  Hcffofii  van  den  ^taat ,  gelooven  v^  veiligUIJk 
te  kunnen  zeggen »  dat  bet  gevoel  als  Koning  de  over*' 
hand  behouden  moet.    Groot  als  mensch  kan  ieder  bur*' 
gqr ,.  zelfs  in  den  geringft^  (tand  y  fchöoh  dit  dooPt  bQ^ 
deren  liiet  erkend  9  niet  geweten  wovde%  iUf^het.  alziend 
oog  der  Godheid  wezen;  maar  groot  als^ Koaing  kan  de 
mensch ,  in  zulk  eenen  Ihnd  geplaatst ,  in  bet  verborgen 
niet  z^o.    Zijn  pligt  als  Koning  moét  hem  de  .^r,  om 
als  zoodanig  groot  genoemd  te  kunnen  wotiSen,  doen 
verkiezen  boven  •  het  eigen  gevoel  van  het  genoegen  ,. om 
als  mensch  groot  te  zijn.    Trouwens  $  volgens  de  fdiets, 
welke  -wij  van  het  vereischte  in  eenen  Vorst  als  mensch 
en  burget  en  als '  Koning  gegeven  hebben  ^  vloetjen?  de 
twee ' karakters  zoodanig    ineen 5    dat  het'  wélligt  niet 
mogelijk  voor  denzelfden  perfoon  zoude  wefcen,  groot 
als   Koning  en  niet  als  mensch ,  of  groot  als  mensch  en 
niet  als  Koning  te  wezen;  w^nt  men  zal  toch  gemakke* 
IQk  begrijpen,  dat  wij  het  woord  gróót  in  den  zin  van 
edel  5'    goed ,   voortreffelqk  ^    en  '  geenszins'  in  \  dien  ^  van 
overwinnend',    bij   nitftek  'magrig ,    of  eenë  despotltekd 
w^e  van  regeren  aanduidende,  hebben  willen  bezigen^ 
Is  het  ons  gelukt ,  naar  waarheid  te  fchetfen  het  on- 
dericheid  tusfchen  eenen  Koning  van  den  ouden  en  eenen 
van   den  nieuwen   tijd,  en  te  doen  zien,  hóe  veel  mee^ 
overeenkojpftig  met  bet  wezen-  der  zaak  het  oogpunt'  is , 
waaruit  de  Vorften   thans  befchouwd  worden,  dan  het 
licht,  waarin  men  ben  in  vroegere  dagen  (lelde;  200  zal 
bet  wel  van  zelve  fpreken ,  dat  de  Koningen  van  onzen 
tijd,  vtmnneer  zij  de  opgenoèoïde  pligten  vervallen ^  al- 
tbads  ^en  ^  zoó  veel ,  zoo  niet  ongelp  veel  ineer  aan- 
fptttk  op  de  achting  en  den 'eerbied  hunner  landgoiooten 
hebben ,  dan  de    Monarchen    van  vorige  eeuwen  had- 
den.   Of  hun  die  achting  en  die  eerbied,  die  den  we- 
derkeertgen  pligt  van  het  volk  jegens  den  Vorst  uitma- 
ken, worden  toege^iragen ,    is  eene  andere  vraag,    op 


3I&  D%    VORSTEN 

welke  w^,  om  der  waarheid  getrouw  te  blQven^  ontken* 
nend  moeten  antwoorden;   maar  daarvan  dunkt. ons  de 
oorzaak  te  wezen ,  i.  dat  er  eene  gisting  ónder  de  vol- 
ken  heerscht ,  waardoor  zg  tot  nog  toe  ^heid  in  los- 
bandigheid» het   handhaven  hunner  regten  in  het' ver» 
krachten  van  alle  regten,  ongedwongenheid  in  het  vei^ 
werpen  van  alle  billijke  ondergefchiktheid  zoeken ,  en  &• 
'  dat  de  meeste  Koningen  nog  te  weinig  het  oude  kunnen  > 
vergeten,    en  zich  voegen  naar  den. geest  dezer  eeuw, 
zoodat  zj}  fteeds  gehecht  bleven  aan  oude  gewoonten ,  ver- 
fletene  gebruiken  en  gewaande  voorregten ,  dfe  niet  meer 
met  den  (land  der  dingen  in  overeenftemming  zQo.    Dan 
allengs,   dit  gelooven  w|],  zal  de  volksgisting  bedar^, 
enjj  zullen  de  Vorften   hunne  ware  belangen  inzien ,  en 
begrgpen,  dat,  fchoon  hun  t|}d,  om  als  halve  Goden 
gediend ,  en ,  door  vleijers  omgevati ,  eigenlijk  bedrog» 
en  door  een'  valfchen  fchyn  verblind  te  worden ,  voor* 
bi)  is ,  een  gulden  t^d ,  waarin  zg ,  geacht ,  geëerd ,  van 
opregte  vrienden  omringd ,  over  volken,  die  hunne  regten 
kennen ,   maar  de  noodige  ondergefchiktheid  eerbiedigen, 
als  vaders  regeren  zullen,    voor  hen  aanbreekt*    Maar 
welligt  zQn  hiertoe   voorbeelden  noodig ;  welligt  is  er 
thans  geen  Vorst,  die  beter  dan  onze  Koning,  en  geen 
volk,  dat  beter  dan  bet  volk  van  oud  Nederland  een 
dier  gewenschte  voorbeelden  geven  kan.    Onze  Koning, 
in  de  fchool  der  tegenfpoeden  onderwezen ,  beantwoordt 
in  vele  opzigten  aan  de  fchets ,  die  wy  boven  van  e^* 
goeden  Koning  gaven;  hij  vereenigt  in  zich  vele  deug- 
den van  mensch,  burger,  en  Vorst.    Niettemui  heeft  een 
groot  gedeelte  van  de  onder  zijn  bewind  levende  pnderda» 
nen  zich  fchandelijk  tegen  hem  vergrepen ,  noch  mein- 
eed,  noch   verraad,  noch  bedrog  ontzien,  om  zich  op 
de  ondankbaarfte  wijze  van  hem  los  te  rukken^    Zijn  be- 
lang ,  welligt  zijn  wensch ,  als  mensch ,  zou  in  dit  geval 
medebrengen,   het  eens  byeengevoegde  grondgebied,  en 
de  aan  deszelfs  besit  verknochte  rijkdommen,   misfchien 
ook   titels,  niet  te   verliezen,  maar  op  alle  moge^jke 
w^ze  weder  aan  zich  te  trekken;   maar  zqn  belang  als. 


VAN  DEN  OUDSN   BN  fflBUWKN    TQO.  JIJ 

Koning  elscfat  het  tegendeel ,  omdat  lüj  in  het  oog  der 
wereld  9  en  in  de  bladen  der  gefchiedenis  ^  als  een  groot 
man    zal    preken ,    indien    hilj,  alle  heeracb-  en  geld- 
en titelzucht  verachtende  9  meer  eer  fielt  in  een  bq)erict 
gebied,  in  een  bepaald  inkomen,  in  den  eenvoudigen  tite} 
van  Soüvereinen  Vorst ,  van  Hertog  of  van  Graaf,  ge» 
bied  voerende  over  een  land,  waar  eendragt.en  orde  heer- 
fcfaen ,  en.  over  een  rustlievend  en  n^ver  volk ,  dat  wel. 
eene  wettige  vryheid  op  prijs  weet   te  fchatten ,  maas 
tevens  naar  eisch   onderworpen  en  gehoorzaam  is ,  dan 
in  het  zwaafjen  van  den  fcbq)ter,  het  bezit  van  over«i 
tollige  fchatten,  en  het  voeren  van  den  titel  van  Ko^ 
ning,   in  een  verdeeld   en  muitziek  land ,  over  een  on- 
rustig ,  twistgierig  en  hem   fteeds   lagen  Iq^gend  volk. 
Hij  geve  dan  het  voorbeeld;  hij  kieze,  om  bQ  alle  nage- 
dachten een  groot  man  te'heeten;  hij  verwerpe  de  on* 
waardigen ,  hechte  zich  vast  aan  de  getrouwen ,  en  ge- 
niete zoo  nog  by  z^{n  leven  de  edele  zelfvoldoening  van , 
als  mensch   en  als  Vorst  beide,  al  het  mogelijke  goede 
te  hebben  gedicht.  —  Het  volk  van  het  oude  Neder- 
land, dat   alle  billgke  redenen   van    ontevredenheid  ter 
z^e  gefield  heeft ,  zoodra  z^e  bastaardbroederen  op» 
ftonden  tegen   den  wettigen  Vorst;   dat  cioor  een  edd 
fiilzwrigen   lastertaal  en  befchimping  beantwoord ,  z^e 
edelfte  loten  afgeflaan ,  en  geene  opofferingen  van  bloed 
of  van   geld  ontzien  heeft,  om  den  troon  te  fchragen; 
dat  zich  in  masfa  gewapend  m  voor  Vorst  en  vaderland 
in  de  bres  gefield  heeft;  dat  trouw  gebleven  is  te^midden 
vin  verleiding  en  gevaren,   ja   waarvan  fommigen  die 
trouw  met'  het  ftorten  van  hun  heldenbloed  verzegeld 
hebben,  iets  dat  alle^ anderen  m  dezelfde  omftandigheden 
ook  zouden  hebben  gedaan ,  of  doen  zouden ;  dat  volk , 
hetwelk  reec^  blinkt  als  eene  pard  aan  de  kroon  van 
Europa ,  en  de  vreemde  volken  hunnes  ondanks  tot  be^. 
wondering  dwingt,  getrooste  zich  klein   te  wezen,  en 
eene  door  de  natuur  misdeelde ,    geringe  plek  gronds  te 
beflaan  ;  het  blijve  eensgezind ,  ordelievend ,  trouw  aan' 
eed  en  pligt,  fiandva^itig  in  moed  tegen  dm  vijand. van 


}Ï4  OE  V0R3TEN  VAN  DEN  OUI>BN  EN  Nf  BUWBN  TUD. 

bviten ,  weldoeodb  en  jcorgende  voor  de  mfldahÏKigclioo» 
tin)  en  dh  gedn^  zsl  een  voorbeeld  wezen «  wtuirtm 
de  goede  kiWoed  op  andérö  volken*  niet  te  berekenen  i^ 
Ge^fk  ^énegriumkorral ,  Jn  vette  wrde  gevalleb»  duisend* 
voudige  -vruclir  voortbrengt,  :£oo  zü  dan  heiligt  bet 
voorbeeld  van  den  Vorst  over  een  klem  n|]k^  en  van.de 
bewoners^  van  een  klein  land,  vele  groote*  Vorften  ea 
groote  natifti  aangaande  deraelver  ware  belangen  verlich- 
ten,  en  brengen  tot  rust ,  tot  orde  en  tot  geluk*  God 
geve,  dat  bet  eoo  wezen  moge,  en  zegene  daartoe  den 
Koning  en  het  volk  van  het  oude  Nederland! 

M.J. 


AANMERKINGEN  EN  WAARNEMINGEN,  BETUEFPRNDS 
OE    HEILZAME  UITWERKSELEN   VAN  HET  DECOC- 
.     TÜM  ZITTMANNI. 

(Vervolg  en  flót  v»o  bl/281.) 

Tvfeede  Waarmming.    ,  •   •     r 


D. 


'e  HeeM;.  •  •  éw  n  ,  20  jaren  oud ,  Insgél^ks  vaneen^ 
Uiënchtfge  gaüeldheid,  klaagde  den  4  September  iS^ 
dvei'  tmtsgomrrhoca. .  Bf.  bet •  onderzoek  werden  er  nog. 
twee.x#él'e&  gevonden,  Dec  wédereödevanhet/r^/iftf/^^o 
. 'Nbvént  een>  ArfeQg' diaec  eo  veraijdfog  itx  botten*»: 
lucht i,  fehreèf'^DrJ  ha  os  b u  ,  den  5  Sefktn  ^  i  gieui  daügi 
Vïïb  écBL^^i^drarg.' o^dal.  mgr.  in  ^klimmende  giften- 
voocv  ten  einde  een^'  ligten  fpeekreHi^loed  te  verwekkeabT 
Dete:boieftobft^t>p:  den'  Tierden^dag,  Wanneer  er  dechélte 
I  gtrin  ingenohiem  was»'  <Na  10  dagen  wiasrideiJkwaal^ 
tot  Qp>dd  obeoUijvéade;  roodltesd  deriükteekens  oSyger 
nesen^  Oin  deze  tie.'iVeidiQ^Ten^^'twerd  er  tV  grein' va« 
den  rooden  Pr^uipitdai  voorgefcbreven*  •    ' 

Bij  de  eerstvolgende  bezoeken  was  de  lyder  diec  te 
huis;  den  14  Oct.  bezocht  hij  zelf  zijnen  Arta.  Gedu- 
rende al  dien  tijd  had  de  lijder  noch  geneesmiddelen  ge* 


OV£R  HBT    DSCOCtrUM  ZITTMANNI*  IMS 

bniikt,  noch  sijn  dieet  gehoudeo^  matte  zkh  op  böt  UuMt 
tot  het  buiteofporige  toe  te  buiten  gegaan ,  eniaioh'dt* 
geli^s  tot  diep  in  den  nacht  aan  het  ruwde  wedor 
blootgefleld.  Dè  sweren  waren  weSer  opcngAit>keD4 
&  had  zich  een  vlechtvonnig  uitflag  óVef  het  ganfche 
/érr^/cm  uitgebreid;  de  keelholte  was  levendig  rcKxi^  en 
aan  de  amandelen  vertoonden  zich  twee  zeer  pijiiiyiie 
xweren.  Nu  werd  dan  ook,  met  het  alleiflteiigfte  dseec, 
het  Decoet.  Zittmanhi  vcorgefchreven.  Dn  hTackbr^ 
ftdde  daarbtj  den  l^der  de  afgrQftlijké  gevolgen  zijner 
ziekte  bQ  herhaling  met  de  fterkfte  kleuren  voor  oogeni 
eti  het  is  waarfchijnlijk,  dKt  h^  zich  gedurende  de  kuur^ 
welker  kortheid  hem  niet  bnbehagel^k  voorkwam ,' vrij 
ftipt  aan  den  leefregel  gebonden  hebbe.  £r  volgden,  ga^ 
durende  dezelve,  dooi^[aans  dagelffks  vQf  of  zes  fto^ 
gafagen',  met  ongemeen  veel  zweet;  doch  in  de.  pisont^ 
lastiDg  was  weinig  of  géene  verandering  waaf  te^  neniai« 

Na  den  adoop'  der  kuur  waren  al  de  ziekteverfchijnfelen 
verdwenen ;  doch  kort  daarna  openbaarden  zich  op  nieuw 
pijnen  in  de  keel,  die ,  wekelijks  verdwijnende  en  terng^ 
komende,  naarmate  de  IQdér  zieh  tneer  of  tain  ^n  h^ 
ruwe  weder  blóotftelde,  tot  Febroarij  aanhielde.  -  Ge^ 
durende  dezèii  t^jd  werd  e^ ,' hoczeëf'de 'lijder 'de^kwik 
verlangde,  niets^  voorgefehrfeVto,  ^cf  éeöigé  draéhma'ii 
Sal  jfMmofiiac  in  y/q:.  Ceraf.;  doch  den  Bjifer  dHngend 
aanbevioten,  om  zieh  aèn  geetie  nieuv«ïe' verkoudheden 
bloot  te  ftellen.  Hoezeer  ook  dit  la^tfte  v^orfehrift 
flecht  werd  opgevolgd ;  is  de  lijder  eventeel  federt  Pe^ 
brotój  iSaS'Volfcoiöen  gezond  gtbleven.  '   '^ 

Behalve  heft  nut  van  den  drank  vdn  zfTl'ftFANt^  iü 
deze  beide  verouderde  en  verwaarloosde  gevaÜeil  V  Wórdt 
tevens  dukkflp  bèwteen ,  hoe  moeijcl^kf  het  is,  om  jonge 
en  'ligtzlnnige  perfonen  duurz^m  aan  den  fMngeti  lee& 
en  eetr^gel  te  bmden,'  die  bij  de  behandeling'  van  ^-^ 
philitifche  ziekten  (leeds  zoo  zeer  vereiscbt  woidt, 
vooral  wanneer  die  behandeling  langdurig  zqn  moet,  ge* 
lijk  altijd  het  geval  is  b^  het  toedienen  van  kwikmid*» 
delen.    E)aar  nu   de  kuur  met  het  Decocium  Zittmanhi 


3l6  OVBR   H£T   DBCOCTUM  ZITTMANNI. 

veel  fpoediger  afloopt ,  en  de  ^ders  volftrekt  verpHgt 
tot  het  houdeo  van  een  goed  dieet  en  bet  verblijf  Jn  eene 
«gelQkmatige  en  wanne  temperatuur,  is  dit  een  tweede 
voordeel ,  aan  dit  laatfte  middel  verbonden. 

De  mededeeling  van  <le  overige  waarnemingen  van  Dr. 
HACKER  zoude  kunnen  ftrekken,  om  het  geftelde  nog 
'fierker  te  bevestigen ;  doch  wij  hebben  ons  dit ,  gèlqk 
•gezegd  is , .  tot  eene  nadere  gelegenheid  voorbeboudeo. 
vWij  mogen  hier  evenwel  in  't  algemeai  bijvoegen,  dat 
het  middel  dezen  Geneesheer  nimmer  bedrogen  heeft,  en 
dat  er  geene  recidiven  gevolgd  zijn,  boezeer  de  lyders 
de  kuur  flecfas  eene  enkele  maal  hadden  doorgeftaan. 
Wanneer  ook  alle  toevallen  niet  altijd  onmiddellgk  te 
eenemale  na  dezelve  geweken  waren  (zQ  duurt  lo  da* 
i;en} ,  werd  e&  evenwel  flechts  eenê  korte  en  ligte  na- 
kuur  gevorderd,  om  de  heilzame  nawerkmg  yan  bet 
Decoctum  te  verfterken ,  en  alle  fporen  van  het  Igden 
te  verdrijven.  Dtzt  nakuur  beftond  hier  (gelgk  ook 
€  H  E  L 1  u  s  dit  voorfchrijft)  doorgaans  in  het  drinl^en 
van  eene  Salfaparillentbee ,  en  in  bet  aanhoudend  ver- 
bluf m  eene  warme  en  gelgkmatige  telnperatuur ,  gedu- 
rende eenige  dagen  na  de  eigeniqke  behandeling.  Bene 
enkele  maal  flechts  gebruikte  Dr.  hacker  daartoe  a 
greint  Aurum  natrtMnuriaticum ,  als  infmering  in  de 
long  in  zeer  gebrokene  giften  aangewend»  Ook  de  pioe- 
ven ,  door  hem  n^t  dit  Decoctum  tegen  de  oorfpron» 
kel^'ke  Syphilis  genomen,  leverden  bewezen  op  van 
de  gunftige  uitwerkfelen,  welke  men  evenzeer  in  deze 
gevallen  door  dit  middel  verkrijgen  kan :  ook  hier  werd 
flechts  eene  geringe  nakuur  gevorderd ,  om  de  genezing 
te  voltooqen. 

De  beroemde  the  den,  waarvan  w^  reeds  melding 
maakten,  prijst,  in  het  boven  aangehaalde  werk,  eene  hem 
eigene   manier  van  toedienuig  des  Sublimaats  (^)  zeer 

<-  (*)  De  wijze  van  toediening  dezes  middels  door  thsdbn 
is  naderhand  door  dzondi  eenigzins  veranderd;  doch. ook 
de  neebode  van  dezen  laatften  is  er  nog  verre  af  van.  in  allt 
gevallen  te  flagen. 


OVBR  HilT  DECOCTUM  ZITTMANNf.  Jl/ 

iterk  aan:  bq  roemt  dit  middel,  als  bét  beste  onder  die 
kivikmiddelen,  om  de  SypMiftt  berftellen;  docb  erkent 
evenwel,  dat  er,  na  eene  fchijnbaar  votkomene  gënezingf 
dezer  ziekte  door  hetzelve ,   dikwijls  ihftortiDgen  plaats- 
hadden,   *t  welk    hem    genoodzaakt    had,   z^ne  IQders 
fteéds  aan  eene  nakuur  te  onderwerpen,  beffaande  in  de 
toediening  van  it  Kmkophsfing  van  p l e nc k  ,  in  eene 
hoeveelheid,  welke  met  die  van  den  gebruikten  iS'//^//* 
^aat  in'  bepaalde   evenredigheid  (lond ,   waarna  hij  den 
Igder  nog  a  of  3*  weken  bloedzuiverende  dranken  inne-* 
nen ,  een  ftrikt  dieet  houden ,  en  in  de  zaal  der  genezen*» 
dól  verblijven  deed  (*).    Deze  methode,  hoe  proefhou- 
dend  zij  hem  ook  door  zeer  menigvuldige  en  langdurige 
ondervinding  gebleken  was ,  heeft  evenwel  in  enkele  ge* 
vallen  gefaald.     Doch  hij  zelf  erkent,  dat  de  behande*' 
ling  met  het  Duoctum  Zittmanni  van  een*  meer  gewis*^' 
fen  uitflag  gevolgd  wordt.    Men  hoore  hem  daaromtrent 
zelf.    Na  gezegd  te  hebben ,  dat  de  ware  uitvinder  van 
dit  middel  eigenlijk  niet  bekend    is,  maar  dat  hg  daar* 
niede  door  den  achtingwaardigen  Hofraad  pröbisch, 
Regimentschirurg^n ,    die   hetzelve  Dccoct.  Zittmanni^ 
noemde ,  vms  bekend  geworden ,  verhaalt  hfj ,  ^  dat  p  r  d« 
^  B  i  s  c  H  met  een'  perfoon  van  aanzien  ,  die  toenmaals- 
„  federt  30  jaren  aan  menigvuldige  fyphilitUche  verfchijn- 
„  felen  had  geleden ,  en  drie  malen  vergeefs  een'  fpeek- 
M  felvloed  had  doorgeftaan ,  naar  Carlsbad  gereisd  was. 
„Ook  het  dagel^ksch  gebruik  van  het  bad  aldaar  biatte 
„  niets.     Pröbisch    fprak    toen   toevallig  met  Dr. 
„ziTTMANN  over  dezen  Iqder ,  die  hem  raadde ,  om 
„  hem  36  flesfchen  van  het  genoemde  Decoctum  te  doen 
„  innemen.   Dit  gefchieddc ,  en  de  bgna  op|[egeven  lijder 
„  genas  volkomen.     Pröbisch  (dus  vervolgt  t h e- 
n  o  B  n)  wendde  dit  middel  tegen  vele  andere  zamengeftelde 
„  of  ingewikkelde  fyphilitifche  ziekten  met  veel  nut  aan, 
„  en  ik  heb  evenzeer  de  bijzondere  uitwerking  daarvan 
„  in  dergelQke  gevallen ,  waar  alle  kwikmiddelen  te  ver- 

O  Op.  €it.  p.  8.  . 


Sl8  OV£R    HBT   DSGOCTUM  ZITTMANNI. 

^  geefs  waren  aangewend,  zeer  dikwqls  ondervondeo.**^ 
Hij  zegt  ten  <flotte,  dat  hy  aimmer  eenige  nadeellge  ge» 
volgen  van  deze  kuur  gezien  lieeft;  en  dat  dezelve,  als 
men,  by  een  zeer  verouderd  en  ingeworteld  lijden,  waar 
alle  toevallen  niet  volkomen  met  de  eerde  kuur  zijn  gewe* 
ken,  de  verdere  berftelling  niet  op  de  blqote  nawei^ing 
van  het  middel ,  door  de  Saliaparillenthee  bevorderd,  wil 
laten  aankomen,  gerustelyk  na  zes  of  acht  dagen  kapbeF* 
haald  word^ ,  wanneer  z|]  niet  nalaat  den  IQder  gebe^  te 
herftelW  (♦).    (Aangch.  werk,  bj.  ii— 14O 

J)it  laatfte  zoude  ik  door  eigene  ondervinding  kunnen 
bevestigen.  Meermalen  ben  ik  getuige  geweest  van  4e 
fchadeloosheid  der  herhaling  van  de  kuur  vo<;Hr  bet:  ge» 
fiel  des  lijdia ,  terwj|jl  alle  ziekteverfchijnrelen  daardoor 
volkomen  uitgeroeid  z^n  geworden,  Een  zeer  treflTead 
voo]rbeel4  is  mij  daarvan  in  mijne  bui^gerprakt^k  voorga 
komen ,  waar  eene  duurzame  berftelling  is  bewerkt  door 
de  dubbele  aanwending  dezer  kuur ,  bij  een  v^ouderd 
lijden  van  klienichtig-rheumatircben  aard,  met  fyphiliti* 
Tche  complicatie,  (het  waren  hardnekkige  kliergezwdleo 
en  verz^wcringen ,  met  koperkleurig  en  fchïlferachtig  huid- 
ultQag  en  zwervende  pijnen  verbonden)  waartegen  voonaf 
alle  gepaste  middelen  lang ,  doch  volftrekt  vruchteloos,  be- 
proefd waren.  Van  deze  dubbele  kuur  ,  die  buinen  wei- 
nig meer.  dan  eene  maand  was  afgeloopen,  zijjn  twee 
achtingwaardige  Geneesheeren  de^er  ftad  oplettende,  en 
naauwkeurige  getuigen  geweest.  Bij  nadere  gelegenheid 
hoop  ik  dit  geval  in  *t  breede  mede  te  deelen. 

Hopende  mgnen  Recenfent  en  het  geneeskimdigcj  pu- 
bliek hie^dppr  nader  van  het  nut  eens  middels  overtuigd 
te  hebben,  dat ,  onder  een  goed  beftuur,  jnderdaad  ^le 
hopelooze  lijders  hunne  gezondheid  en  het  verloren  ge- 
not huns  levens  kan  teruggeven,  ftem  ik  overigens  yan 
harte  toe,  dat  het  inderdaad  fchaden  kan,  wanneer  het 
door  iemand  wordt  aangewend ,  die  noch  den  aard  der 
kwaal,  noch  den  ftaat  der  kracl;uen,  noch  den  toefiand 

(♦)  In  één  geval  flechts  heeft  theden  evenmin  door  hec 
De^.  Zittm. ,  als  door  eeoig  ander  middel ,  kunnen  ftagen. 


OVER  HET  DSCOCTUM  ;eiTTMANNl«  319 

van  de  gevoeligheid  der  fpljsverteringswerktuigen  ^  In  een 
gegeven  geval ,  weet  te  waarderen.  Ziilk  eenen ,  maar 
ook  zulk  eenen  alleen,  hij  heete  dan  Arts  of  niet,  roep 
ik,  roett  den  Recenfent,  ten  emftigfte  toe:  Abftine ^nitt 
fit  meihodum  nescis  ,  maar  quia  methodum  ncscis  l 


H. 


STAAT  DBR   OPENBARE  MfiENlNO  IN  BELGlê. 


Let  is  geene  gemakkel^'ke  zaak,  mee  volle  zekerheid  te 
bepalen,  hoedanig  ie  openbare  meening  in  een  land  Is,  waar 
verfchillende  partijen  zijn,  en  elke  partij  zich  gaarne  als  de 
meerderheid  wil  doen  voorkomen ,  om  niet  als  factie  «  maar 
als  volksftem  aangemerkt  te  worden.  Men  kan  te  deaen 
ook  ligt  bedrogen  worden  in  verwachtingen  op  ondememin» 
gen  y  die  van  algemeenen  bijval  afhangen ;  en  aan  den  ande- 
ren  kant  eene  ganfche  bevolking  beoordeelen  naar  hetgene 
eenige  caddraaijers  doen  of  weten  door  te  draven*  Moeije- 
ip 'daarenboven  is  het,  wanneer,  bQ  gebrek  van  nationaien 
geest,  een  land  in  partijen  verdeeld  is. 

Intnsfirhen  heeft  de  zitting  van  het  zoogenoemd  Nationaal 
Congres  te  Brusfel  van  den  12  April  een*  maatftaf  aan  de 
hand .  gegeven  ,  waamur  de  toongevers  zelven  het  getal  van 
hunne  aanhangers  doen  berekenen. 

In  de  zitting  van  den  31  Maart  was  onder  anderen,  door 
een  aantal  leden,  het  voorftel  gedaan,  om  het  Congres  tegen 
den  95  Jprii  te  ontbinden^  en  de  beide  Kamers ^  volgens  de 
nieuwe  Conftitntie,  bijeen  te  roepen.  De  centrale  fectie 
llelt  voor,  om  die  ontbinding  tot  1  Augustus  te  verfchni. 
ven;  en. nu  wordt  door  den  Onderpastor  van  de  St.  Ja- 
kobskerk  te  Brugge  eene  redevoering  nitgefproken ,  die  wel. 
ligt  bet  artikel  uitmaakt ,  in  het  Journal  de  Fiandres  op  dat 
voordel  beloofd,  maar  niet  medegedeeld,  en  welke  rede* 
voering  opmerkelQk  Is ,  zoo  wegens  meer  dan  ééne  pasfage 
in  dezelve  voorkomende,  ais' wegens  den  redenaar ,  die  de« 
zelve  uitfprak,  een  Geesteiyké  ^  en  orgaan  van  de  Gèestei- 
lykheid  dus ,  —  en  wegens  de  uitwerking,  welke  die  redc^ 
voering  gehad  heeft. 

In  de  eerde  plaats  toont  hij  aan ,  dat  het  Congres ,  het* 
welk  niet  alleen  de  misfie  had ,  eene  Condicutie  te  bezor. 
gen ,  maar  ook  een^  Chef,  dien  last  nog  niet  vervuld  heeft; 
l^aar  dit  fluit  de  dlsfolutle  of  prorogatie ,  en  de  'bycenroe. 


2^0  STAAT  DBR   OPENBARE  MBtNlNO  IN  BSLGl(» 

plog  der  beide  Kamers  niet  oic,  die'  volgens  de  nieuwe  Con* 
fticntle  bet  wetgevend  gezag  moeten  uitoefenen ,  daar  hèc 
Congres  daarenboven  kan  bijeengeroepen  worden ,  om .  die 
eonftifuérende  daad  te  verrigten  van  een'  Chef  te  verkiezen  , 
'als  de  Mogendheden  er  mede  gereed  zijn;  en  na  preekt 
de  Ooderpastor  van  Brugge  te  Brusfei  het  volgende:  „  Il 
me  resce  encore  k  pronver,  combien  il  ferait  dangereox  de 
convoquer  les  Chambres,  et  de  nous  desfaifir  dupouvoir^is- 
iatif^  en'  leur  faveur;  tout  en  nous  resfervant  Ie  pouvoir 
conftihiant. 

.  j9  II  me  parait  imposflble,  MesGeurs ,  quMI  y  ait  une  parfaite 
conformité  des  vues  entre  deux.  corps ,  1'un  conflituant,  Tau- 
tre  législatif.  (Waarom  niet?  als  het  volk  die  waardige  ver- 
tegenwoordigers ook  voor  de  twee  Kamers  inkoos,  daar,  vol* 
^ens  de  nieuwe  Conftitutie ,  ook  de  Senaat  of  eerde  Kamer 
door  de  (lemgeregtigden  verkozen  wordt.)  Car  en  mettanc 
(vervolgt  de  Onderpastor  vANiiAERNE)i  part  tout  esprit 
de  corps ,  route  jaloufie »  qui  ferait  peutétre  peu  4  redouter 
de  la  pfrt  des  mandataires  belges ,  il  est  de  toute  imposfibi. 
llt^ ,  que  deux  corps  foyent  animés  du  méme  esprit  et  ayent 
en  tout  les  'mémes  vues  et  les  mémes  intencions.  (Maar, 
vraagt  men  zich ,  hebben  zij  dan  geen  wijdverfchillende  attri- 
buten: het  Congres,  flecbcs  om  een'  Chef  te  benoemen,  in 
plaats  van  den  Hertpg  de  nbmours;  en  de  Kamers,  om 
de  wetgevende  magt  uit  'te  oefenen?)  Dit  fchgnt  zoo 
niet;  wQ  lezen  verder:  „  OeU  (la  différence  de  vues  et 
des  intendons)  il  dolt  refulter  nécesfairement  une  oppofition 
plus  OU  moins  prononcée,  et  des  chocs  plus  ou  moinsrudes. 
Mesfieurs,  vous  comprenez  tous,  combien  une  telle  oppofi- 
tion, un  tel  conflit,  pourraient  devenir  dangercux  dans  les 
circonftances  actuelles;  vous  fentirez,  que  la  législature 
pourrait  tellement  entravez  Ie  Congres  dans  fa  marche ,  qu'il 
lui  deviendrait  imposfible  de  clorre  la  révolutlon !  (Maar  de 
(lemgeregtigden  kennen  immers  reeds  de  mannen,  daartoe 
gefchikt;  zouden  zQ  dan  die  niet  ^^^lkn  kiezen  in  de  beide 
Kamers?  en  op  welke  difflrence  de  vues  et  des  intentions  ver- 
wacht zich  de  Onderpastor,  Lid  van  het  Congres?  -7  Ook 
de  volgende  pasfage  is  opmerkelijk:)  Et  pour  ne  citer  qu'un 
ftol  cai ,  fnpjiofons ,  que  nous  nous  trouvions  dans  une  telle 
pofition,  que  la.  guerre  ferait  indlspenfable  pour  pouvoir  nous 
conftituer ,  (bppofition  qui  n'est  que  t^p  fondée ,  et  qui 
méme,  felon  moi,  n*en  est  plus  une,  puUque  la  nécésfiti 


STAAT   Dftlt    OPENBARE  MStCflNG  IM  BCLOlê.  3ftl 

de  ia  gaem  est  uo  fait,  qoe  perfonne  ne  peut  plos  rêvoqnar 
en  doace**  (behalve  de  leden,  die  voor  de  beide  Kamers» 
Tolgens  de  berekeniog  van  den  Onderpastor,  waarfchyoiyk 
door  het  volk  souden  benoemd  worden ;  en  die ,  wat  den 
Senaat  of  eerde  Kamer  betreft»  f  looo  *s  jaars  directe  be* 
lastingen  moeten  betalen,  de  f  patenten  er  onder  begrepen,  en 
die  allen,  zoo  voor  de  eene  als  andere  Kamer»  directei^k  ge* 
kozen  worden  door  burgers »  die  zelve  maar  f  ao  belaitingen 
ten  platten  lande  betalen»  en  waarvan  het  maximum  op 
f  loo  is  bepaald ;  van  deze  dus  verkozene  Vertegenwoordi- 
gers vooronderftelt  de  Onderpastor»  »»  quMI  ferait  posflble» 
que.  ces  Cbambres  ne  partageasfent  pas  cette  opinion  (de 
noodzakelijkheid  des  oorlogs »  oQ  qu'il  ferait  posfible  que  la 
Chambre  des  Reprefentans  (die  voor  4  jaren  gekozen  wórden} 
la  partageant »  Ie  Sénat ,  (welks  leden  voor  8  jaren  gekozen 
worden)  foit  par  crainte,  foit  par  antipathie  pour  telle  ou 
telle  combinaifon ,  fut  d^une  opinion  contraire ;  alon ,  Mes» 
fieurs»  qu*8rriverait-i]?  La  législature  refuferalt  les  fubfides 
pour  la  gnerre »  Ie  territoire  ferait  envabi »  et  la  combinaifbn 
ecbouerait  immanquablement.  Le  Congres  fe  trouverait  dans 
rimposfibilité  d'atteindre  fon  but  et  de  remplir  fon  man- 
dat,**  (Die  mannen  van  f  1000  direct'e  contributién  moeten 
het  dan  maar  voor  een  bagatel  aanzien ,  wie  het  land  over- 
meestert!) v^ 

MogelQk  zou  men  bij  de  oppervlakkige  lezing  denken  aan 
een  gebrek  aan  hgica  in  den  redenaar»  als  bij  uit  de  pre* 
misfe »  dat  niemand  In  twijfel  trekt ,  of  de  noodzakei^kheid 
vtn  den  oorlog  is  geene  vooronderllelling  meer»  de  voorzc»*- 
ge  voorflaaty  dat  de  Senaat  niet  in  werking  gebragt  wor* 
de»  wier  leden»  maar  de  helft  van  de  Kamer  der  Vertegen* 
woordigers  uitmakende ,  en  f  1000  directe  contributién  beta« 
lende ,  geen  belang  in  hun  land  zouden  ftellen »  en  fondfen 
weigeren ,  om  het  tegen  een'  invallenden  vijand  te  beveili- 
gen. Doch  in  een'  Geescelgke»  vooral  in  een  orgaan  der 
Geestelijkheid ,  mag  men  dit  gebrek  aan  logica  niet  vooron- 
derftellen ;  en  de  flotfom  van  deze  redevoering  komt  hierop 
neer:  Niettegend'aande  den  fchrik»  dien  geiQktQdige  plun. 
dering ,  welke  in  zoo  vele  fteden  plaats  greep »  verwekt  en 
de  tong  boeit »  —  niettegenftaande  de  perfen  der  oppofitUhla- 
den  v%XL  Antwerpen^  Brusfel^  Gent^  Luik  enz.  vernield  zqn, 
of  die  bladen ,  voor  zoo  veel  ze  uitkomen  op  nieuw »  niet 
durven  fpreken,  —   niettegenliaande   het  aantal  der  ftemge<^ 

MINGBLW.    1831.  M0«   7«  Aa 


333  ttAAT  OKR   QP£r«9ARe  Mft&MINO  IN  BBI«Olé. 

Ttgógden  ceo  platten  lande  »  door  ƒ  ao  voor  mitfémtm  ce 
fteUen^grooier  ia,  dan  dat  der  Heden,  waar  tot/ loagevor* 
derd  wi»dt  voor  de  ftemgeregtigdheid,  —  niet  tegen  ftaande 
bij  de  veritiezing  voor  bet  Congres  w^  meetter  waren  van 
de  keuzen,  en,  behalve  ia  Geestelq^en ,  de  helft  van  de 
leden  tot-  de  Catholieker  afdeeling  der  Unie  behoorde ,  — 
ntectegenftaande  onien  invloed  op  de  landbewoners ,  ia  hec 
thans  reeds  aoo  gefcbapea ,  dat  bij  eene  zameuftelliog  der 
Kamera  nü  geene  meesters  meer  z^n  zullen  der  keuzen ,  en 
«  zoodanigen  gekozen  zullen  worden,  die,  omdat  zij  ƒ  looo 
in  dftdirectd  belastingen  bijdragen,  liever  het  grondgebied  door 
den  koppigen  willam,  door  den  Noordfchen  Tinm,  die 
Belgièi  15  jtren  onderdrukte,  willen  overmeesterd  zien,  dan 
de  noodzakel^ke  fundfen  te  ftemmen ,  om  de  fegenwoürüge 
onafhaoke&ykbeid  te  handhaven  1 

•Om  nog  meei  overtuigd  te  worden ,  dat  deze  redevoering 
geen  bewqs  van  gelnrek  aan  logica  (itn  ware  flechts  fchyn- 
baar) ,  maar  een  gedenkftuk  is^  ter  beoordeeling  der  openbare 
meenini  in-  België y  komt,  behalve  dat  de  fpreker  een  Geea- 
^lljke  en  orgaan  der  GeestelJt)kheid  is,  die  het  best,  in  de 
bqzonderfaeden ,  weten. kan,  hoe  laat  het  i%  bij  de  masfa*!, 
op  welke  zjj  werken  kunnen,  of  in  wier  famiiiegeheimea 
z0  weten  in  te  dringen,  nog  in  aanmerking  de  uitOag  der 
tU%cuifiin.  Het  voordel  was  gedaan  den  31  Maart,  b^e- 
vensnog  5  andere^  door  15  leden  der  vergadering,  Fallon, 
die  fUet  mede  tot  de  teekenaars  van  die  6  projectwetten  be- 
hoort» fpreekt  veer  de  ontbinding ;  en  toen  de  vraag  wordt 
voorgefteld :  Le  Congres  fixera^fil  dès  è  prifent  (epoque  4e 
fa  disfolutionf  ftaan  Hechts  5  leden  op  voor  een  beveiligend 
antwoord;  waaron)}er  niet  eens  fallon  genoemd  wordt , 
maar  wel  maclagan,  die  vroeger  het  deereer  van  de 
uitfiuiting  der  nassauwrn  wilde  herroepen  hebben,  en 
de  Graaf  van  bergzyck,  die  als  Diftrictscommisfaris  van 
S$é  Nikolaas  (^Oosfvlaanderen^  den  eed  aan  den  Regent  gewei- 
gerd, en  zijne  demisfie  ingezonden  heeft,  (Journal de  Flandrei 
du  IS  AvriL')  Uit  dezen  uitflag  ziet  men ,  dat  de  voorflellers, 
die  eonftitutianeel  wilden-  z^jn  ,  zoodanig  ingelicht  moeten 
zyn  geworden  omtrent  den  geest  van  de  meerderheid  der 
(temgertgtigden ,  dat  men  er  zich  niet  aan  gewaagd  heefc , 
om  de  wetgevende  magt  in  handen  te  geven. van  zulken,  die 
fubfidiin  souden  weigeren  ^  om  een'  oorlog  voor  de  onafhanke^ 
iifkhêU  —  het  eerfte  goed ,   dat  een    volk ,  als  zoodanig. 


ITAAT  DfiBL  OPEN»AftB  MSSMINO  IN  BBLGlê.  f^d 

hcöben  kan  —  te  voeren !  D«c  echter  hieroic  volgen  xou « 
dac  de  geescgefteldheid  overal  dezelfde  xyn  sou ,  zon  eene 
OQgerUmde  vooronderftelliiig  zün»  in  een  land,  wtar  geen 
nacionale  geen  beerschc*  Oe  Waalfche  provinciën  z^n  «oo 
zeer  tegen  de  Vlaamfcbe,  dat  de  Miliciens ,  welke  uit 
Fkufnderen  in  Henegouwen  aangekomen  z^ ,  om  daar  gnami- 
foen  te  honden ,  mithaodetd  en  gewond  worden ;  en  v^f  defer» 
ceura ,  die  oorfpronkelljk  van  Breda  zijn  en  te  jfih  onlangs 
In  bet  guarnifoen  zqa  ingelyfd  „  beklagen  zich  reeds  zeer  den 
ftap  9  waarbü  z^  zoo*  veel  dachten  te  gewinnen. 

De  redevoering^  hoogèr  medegedeeld,  is  des  te  meer  van 
belang,  om  den  geest  over  hef  algemeen  te  beoordeelen,  alf 
men  anders  geneigd  zou  zqn,  ook  uit  den  invloed,  dien  de 
atfocèation  helge  uitoefent»  om  een  tegengefteld  oordeel  te 
vormen*  Men  ziet  er  duidelijk  uit ,  dat  men  niet  meer  op 
de  landbewoners  rekent,  aan  wier  meerderheid  in  de  ftem« 
ming  en  afbaQkeiykbeid  van  hunne  geestelijke  herders »  d\t 
bun  op  weg  naar  de  ftemvergaderingen  de  ftembriefjes  ver* 
wisfelden  als  de  hunne  niet  naar  den  fmaak  waren ,  men  de 
zameuftelllng  van  het  Congres,  zoo  als  het  oorfpronkel^k 
was,  te  danken  heeft;  terwtjl  men  in  de  fteden ,  bU  de  (lemming 
voor  regeringsleden ,  waar  men  met  landbewoners  niet  ce 
doen  had ,  gematigde  perfonen  de  meerderheid  der  (lemmen 
zag  hebben.  Zelfs  in  Oudenaarden  werd  de  voormalige  Bur* 
gemeester  ingekozen,  en,  toen  deze  bedankte,  een  broeder 
van  den  voormaligen  Diftrictscommlsraris  LisfaiANS»  welke 
naam  reeds  zoo  gehaat  was  bjj  de  revolutionairen. 

AANSPRAAK     AAN     DE     COMMISSARISSEN    TOT    HST    ADRES     DER 
ÜTRECHT8CHE    STUDENTEN    AAN    Z.    M.    DEN    HfoNlNO  C*)» 
OM    HET    VADE&LAND,    GEDURENDE    OESZELFS    NOOD, 
TB     DIENEN  ,    DEN*  5    NOV.     1830    IN   DB   GROOTE 
AKAOEMISCHE    GEHOORZAAL  GEDAAN  DOOR  C. 
STAR  NUMAN,   CANDIDAAT  IN  DE  LET- 
TEREN   EN    REGTEN,    SERGEANTE^ 
D£  qOMPAGNIE  VR^WlLLIÜE  JA- 
GERS     OER     UTRECHTSCHE 
HOOGESCHOOL. 

Mijne  Hecren! 


Mii 


Lij  ir  door  eenigen   onzer  de  uak  opgedragen,  om,  op 

OP.    o.  o.  VORSSrLMAN  DB  HEER,    L.  IfftTltAM  •» 

M  CO.  iVtt^UAVty  Candédafeni. 

A  t  2   - 


3a4  AANSPRAAK. 

die  oogenblik ,  de  toik  van  aller  gevoelena  jegens  o  ce  s^n. 
Gemakkelijk  fcheen  het  mij  toe,  om  aan  die  eervolle  utt« 
ooodiging  te  voldoen;  daar  ik  mfj  verbeeldde,  dat  ik  hier 
Hechts  mijn  eigen  gevoel  behoefde  te  uiten »  om  in  aller  geest 
te  fpteken. 

Ontvangt  dan.  Mijne  Heerenl  onzen  warmen  dank  voor 
Qwe  tfoowe  behartiging  onzer  belangen  in  de  vaderland&he 
zaak ,  die  ons  thans  boven  alles  dierbaar  is.  Zij,  die  aan  a 
opdroegen ,  om  die  belangen ,  die  gij  met  hen  gemeen  hade , 
voor  hen  te  verzorgen,  wisten  het,  dat  gU  u  met  vreugde 
iedere  moeite  zoudet  getroosten,  om. aan  het  gefchonken  ver* 
trouwen  waardiglijk  '  te  beantwoorden.  Zq  wisten  het ,  en 
de  uitkomst  heeft  hen  niet  bedrogen  ,  dat ,  gelijk  gij ,  toen 
^  de  nood  des  lands  op  handen  fcheen ,  dé  geestdrift  nwer 
raedemakkers  niet  aangewakkerd,  (want  dit  behoefde  zijniet) 
maar  ten  goede  beftuurd  hebt,  zoo  ook  niemand,  meer 
dan  gij ,  verdiende ,  om  voor  hen  de  beste  middelen  te  bera- 
men en  len  uitvoer  te  brengen ,  om  het  edelfte  doel  te  ver* 
wezenleken. 

Ontvangt,  met  deze  mondelinge  betuiging,  uit  aller  naam, 
dit  gefchenk  (*),  als  een  gering  blijk  onzer  erkentelijkheid, 
maar  vooral  als  een  aandenken ,  in  uw  volgend  leven ,  aan 
de  medgezelien  en  vrienden  uwer  jeugd,  die,  op  uwen  voor-'' 
gang ,  om  wapens  vroegen ,  nog  eer  de  dringende  bede  van 
hunnen  Vorst  hen  riep;  en  die  toonden,  dat  zij  geen  oogen- 
blik dÜT  aarzelden ,  waar  vaderlandsliefde  hun  de  hoogde 
pligt'  toefcheen. 

Ik  zie  het ,  MUne  Heeren  I  dit  openlyke  bew^s  van  onze 
achting  treft  u:  en  evenwel  het  is,  op  verre  na,  ontoerei- 
kende ,  om  u  die  zelfvoldoening  over  uwe  pogingen  te  ver- 
zekeren, waarop  gij  billijke  aanf^raak  maken  moogt.  Im- 
mers, indien  de  uitkomst  bewees,  dat  wij  de  verwachting, 
die  Vorst  èn  Vaderland  van  ons  koesteren,  te  leur  ge- 
fteld  hadden;  Indien  wij  van  lieverlede  het  grootfche  denk- 
beeld verloren,  dat  ons  fteeds  levendig  voor  den  geest  be- 
hoort te  zijn;  indien  velen  onzer,  in  plaats  van,  voor  een* 
korten  tQd ,  In  den  vreedzamen  loop  hunner  letteroefeningen 
ce  worden  geftoord ,  voor  altQd  in  denzelven  geftuit  wier- 
en) Hetzelve  beftond  in  eene  tabaksdoos  van  fchildpad , 
met  eene  gooden  plaat ,  aan  ieder  hunner.  Een  kort  opfchrift 
vf rmeldt ,  aan  wien ,  door  wie ,  en  wanneer  het  gegeven  ïu 


AANSPRAAK.  3*5 

den;  iadien,  hetgeen  God  verhoede!  ouders  aün  dexen 
rampzaligen  togc  de  zedeloosheid  en  het  ongeluk  van  hunne 
kinderen  te  wijten  hadden:  gi)  zoude,  ik  zegge  otec,  dk 
aandenken  uic  uwe  oogen ,  maar  zelfs  de  herinnering  aan 
alles »  wat  door  u  in  deze  zaak  mogt  venigt  z^n »  uit  uw> 
-  geheugen  verbannen. 

Maar ,  omdat  de  besten  onder  ons  dit .  even  zoo  levendig 
•is  gü»  gevoelen,  verzoeken  wij  u,  om,  met  dit  aandenken, 
tevens  de  verzekering  aan  te  nemen  van  ons  vaste  voorne- 
men, om  u  en  ooszelven  in  de  edelde  zaak  de  edelfte  be< 
loonihg  te  bereiden. 

Ja !  op  den  dag ,  dac  wQ  befloten ,  om  onze  dienden  aan 
den  geliefden  Vorst  aan  ce  bieden,  gevoelden  wig  her;  maar^ 
nu  de  dag  van  p.ns  vertrek  op  handen  is,  gevoelen  w^  het 
levendiger  dan  ooit ,  hoe  groot  de  opofferingen  zijn ,  die  wQ 
doeni  voor  welke  zaak  wQ^ftrijden;  wie  w^'  zQn ;  wat  Va- 
derland en  Koning  van  ons  verwachten  mogen ;  en  hoe  dit 
alles  ons  toeroept,  dat  wij  flechts  door  de  getrouwde 
pligtsbetrachting  onszejven  en  de  zaak,  die  wij  voordaan, 
niet  onteereh. 

Zich  los  te  fcheuren  uit  den  kring  dier  letteroefeningen , 
waartoe  wQ,  van  de  vroege  jeugd  af  aan ,  uttfluitend  opge- 
leid waren ,  om  aan  eene ,  den  vreedzamen  dudién  voldrekt 
vijandige ,  bedemming  te  voldoen  j  uit  de  armen  van  geliefde 
ouders,  die  in  ons,  reeds  bij  voorraad,  het  loon  hunner 
tallooze  opofferingen,  den  dean  eh  lust  van  hunnen  ou- 
derdom aanfchouwden ,  om  cene  onzekere  toekomst,  ge* 
brek ,  ziekte  ,  ja  den  dood  te  gemoet  ce  gaan  t  voorwaar , 
htj  bezit  noch  liefde  voor  de  weten fchappen ,  noch  vooral 
voor  zijne  ouders ,  die  niet  van  oordeel  is ,  dat  zoo  groot 
eene  opoffering  alleen  door  een  uicdekend  gedrag  kan  worden 
verantwoord. 

Nooit  was  eene  zaak  regtvaardiger ,  dan  die ,  waarvoor  w$ 
.ons  thans  aangordeu  ten  drijde.  Wij  allen  denken , hierom- 
trent  zoo  eendemmig,  dat  iedere  uitweiding  hierover  mij 
euvel  zoude  worden  geduid.  Maar,  wanneer  w^*  op  ons 
nemen,  om  Rede  en  Zedelijkheid  in  den  Staat  tegen  lage 
driften  en  ondeugden  te  verdedigen,  zijn  wij  dan  niet,  in  de 
eerde  plaats,  verpligt,  om,  met  onbezweken  moed ,  dien 
vijand  In  ons  binnen  de  te  bedraden,  onder  wien  wij  ons* 
zouden  fchamen  in  den  Staat  ce  bezweken  ?  Of  zijn  wij  er 
niet   allen    van   overtuigd,   dat  hij,   die  aan  den  heimelgkefi 


3ft6  AANSPRAAK. 

vffaiid  in  zlchselveo,  dag  op  dag,  overwinning  'op  over- 
winning gnnc^  een  lafaard  is,  onwaardig, om  op  te  treden  in 
de  ryen  van  hen,  die  uit  zuivere  beginfelen  den  heiligen 
IfaiIJd  aanvaarden  f 

Als  Nederlandfche  jongelingen  gevoelen  wq  het ,  w^c  het 
beceekent,  door  afltamming  en  berionering  gehecht  te  zj|}n 
aan  een  voorgeflacht,  dat  goed  en  bloed  opzette,  om  het 
wezen  van  dat  alles  ce;  verwerven,  waarvan  defchyn,  federt 
de  laatfte  veertig  jaren ,  ten  koste  van  de  rust  en  het  geluk 
van  Europa ,  nagejaagd  wordt ;  van  een  voorgeflacht ,  dat 
den  grond,  waarop  het  woonde,  op  zee  en  moerasfen,  de 
ware  burgerlijke  en  godsdiei^ige  vrijheid  op  dwingelandij 
veroverde,  om  van  dit  kleine  land  een  toonbeeld  van  ver» 
lichting  en  het  overtuigendde'  bew^s  te  maken ,  dat  het  dof- 
felijke  en  onitoffeiyke  welzyn  der  Saten  op  Zedeiykbeld  en 
Godsdienst,  als  op  den  eenigen  hechteo  grondflag,  berusten. 
Daarom  kan  ik  dit  eerwaardig  voorgeflacht  niet  noemen , 
zonder  ons  tevens  aan  onzen  duren  pligt  te  herinneren ,  ook 
als  Nederlandfche  jongelingen,  om  de  godsdienfUge  ftemming 
des  gemoeds  bij  ons  allen,  meer  dan  ooit,  aan  te  kweeken  en 
te  verfierken.  Of  zouden  wy  reeds  zoo  zeer  met  de  begin* 
feien  onzer  vijanden  beflnet  en  van  die  voorouders  oaaard 
zyn,  bU  wie  Godsdienst  de  bron  wel  was,  waaruit  geheel 
hun  huifelijk  en  openbaar  leven  ontfproot,  dat  wfj  ons  zoo» 
den  fchamen  openiyk  den  Hoogen  God  te  huldigen,  en  ons 
dageiyks  neder  te  buigen  voor  Hem,  die  ieder  van  ons., 
ieder  oogenblik ,  voor  zijnen  Regterftoel  kan  dagen ,  om  <re» 
kenfchap  te  geven  van  de  zooden  zUner'  j^ugd  ?  Neen  f 
veelmeer  mag  ik  er  trouch  op  z\)n ,  dat  deze  woorden ,  die 
in  het  land  van  den  v^and  weiligt,  mee  medelijdenden 
fpot^  zouden  worden  aangehoord,  in  de  harten  «ener  echt 
Nederlandfche  jeugJ  een'  wedergalm  vinden. 

Eindeiyk,  Myne  Heeren!  wij  weten,  welke  pligcen  wü, 
als  befchaafde  Akademieburgcrs,  boven  gewone  krijgslieden, 
te  vervujlen  hebben,  Aan  dezen  zullen  wij ,  in  het  veld , 
toonen,  dat  w|j,  te  huls«  de  hoogde  <^voeding  ontvingen, 
die  aan  de  burgm  ip  den  Staat  ten  deele  valt ;  dat  bet  be« 
grip  van  vaderlandsliefde  bij  ons  tot  helderheid  is  gekomen; 
dat  w|j,  uit  beginfelen,  tegen  beginlelen  (Irijden;  d«t  ons 
doel  niet  is ,  flechte  gewoonten  en  ondeugden  van  hen 
over  te, nemen,  maar  aan  hen  het  voorbeeld  van.krygstocht, 
getrouwheid  en  befchaafdheid  te  geven* 


V  '  AANSPRAAK.  3a7 

Nog  meer.  Heft  ware  beter ,  dw  onze  oadew ,  voor  ^edCr 
onzer,  ^enen  weluitgernsteti  krijgsmtn  zonden,  iodten  m^ 
alle  onze  gedragingen  beweien ,  höe  diep  wij  'vtfn  de  fefe». 
dachte  doordrongen  t\}n ,  dsft  faet  nne ,  *t  weflc  de  StMt  vtn 
onze  opoffering  trekken  kan ,  botrenal  in  de  ZedelQke  kracht 
gelegen  is,  die  bet  op  de  geheele  Natie  hebben  moet,  te 
xfen,  dat  éé  befchaafdfte  jongelingen  het  eerst  ten  ftrijde 
zich  asfribieden  ,  waar  hét  de  zaak  der  Befchaving,  van  Va- 
derland en  Koning  geldt ;  en  dat  zfj ,  die  srïdi  voorbereide  , 
om  hnnne  medeburgers  eenmaal  door  de  knndi(^eden  dee 
vredes  te  dienen  ,  reeds  bereid  zijn,  waar  de  noaddit  vor- 
dert ,  het  me:  de  -wapenen  te  doen. 

Is  het  niet  waar,  mijne  Vrienden!  dat  geene  betoootng 
zoeter  Voor  uw  hart  zal  zijn ,  dan  die  n ,  fcoo  doende ,  «n 
dcefe  zou  vallen  f 

Laat  ons  dan  elkander,  Mijne  Heerenl  in  déte  goedfe 
voornemens  verfterken.  Alle  banden,  waardoor  wij  aan 
Ouders,  Magen,  Vrienden,  Leermeesters ,  Wetenfchappen , 
Vaderland,  en  onze  'heitige  Chtistei^ke  Godsdienst  gehecht 
zgn ,  zijn  door  de  liefde  gevlochten.  Laat  ons  dien  geest 
van  liefde  levendig  honden ,  en  uitbreiden  tot  allen ,  die  het- 
zelfde  doel,  door  dezelfde  middelen,  met  ons  wUlen.  Dat 
wij  hen,  als  onze  broeders,  beminnen!  Laat  ons  elkanders 
gebfeke»  gfeduléig  ^«idragen;  oneen  ceofii  eo  onge  vcracbtisfg 
voor  h^n  befpaieade ,  tUe,  door  een  -oazedeiyk  en  onbefcbaafd 
gedrag,  de  eer  van  ons  allen  in  de  waagfchaalaogtetiüéUen« 
en  neiderdaad  bewezen,  dat  Z9  hun  Vadedand  niet  die- 
oen y  ook  al  trekken  zi}  voor  hetzelve  ie  velde ,  maar  dat  zg 
by  den  vqtfnd  te  buis  behooren  ,  wiens  geheime  bondgenoo- 
ten  zij  z«<i »  daer  zij  dezelfde  \t^  driften  mee  hem  gemeen 
hebben.  Onze  ouders^  oa«e  dlevbaarfte  becrekkingeo  zien 
cos  mee  ongerustheid  vertrekken*  Zij  zQu  nog  meer  bevreesd 
voor  'onze  zedel^khetd  dan  voor  oas  leven»  Laat  ons  bun 
verfckoonlqk  wancrouwen  op  oas  be(bfaaamd  maken.  Mogt 
hec  blIHten »  da£  ons  karakter  'm  veerkncht  en  zelfftandlgheid 
meer  gewonnen ,  daa  oaa  verftand .,  bij  dea  geftoorden  gang  onzer 
ftndiên,  verioren  heeft  J  £n  wat  ia  wenfcheiyker  voorouder3| 
dan  da<  bnaae  kladerea  zich  tot  eerfltondige  aedeiyke  wezena 
vormea,  in  deze,  voor  iiet  ware  begtip  vaa  Zede^Jijkbeid  en 
Regc  zoo  gevaarltlke,  t|den  vooral,  waar  godd^oosheid 
achter  het  mon  van  Godsdknsti,  iegefinglooshdd  achter  dat 
vaa   Vlrgfaeid.»  fekandttijke  telfziidtt  «acüüer  dajc  V4in  .Borger. 


3^8  AANSPRAAK. 

deugd  xfch  yerrchuilc ;  w«ar  men  zich ,  laogs  duisendé  we* 
gen,  dtgeljjks  be^vert»  om  het  Rijk  der  Logen  boven  dac 
der  Wurheid  te  doen  zegevieren ;  waar  het  fnoodfle  verraad 
openlijk  wordt  gehuldigd  en  beloond,  en  oproer,  moord  en 
meineed  met  den  naam  van  fiaatknndige  misflagei]  worden 
beilempeldl 

Met  deze  gevoelens,  mQne  Vrienden I  kunnen  w^  gerust 
den  vyand  en  den  dood  tegengaan :  of,  indien  het  Gode  be- 
hage,  ons  jeugdig  leven  te  Iparen,  zullen,  dezelve  een  waar* 
borg  voor  onze  betrekkingen  ztjn,  datwy,  in  het  veld, 
aan  Hen,  onze  waardige  Aanvoerders,  onze  Hoogefchool, 
onzen  geëerbiedigden  Koning ,  ons  dierbaar  Vaderland  niet 
tot  oneere  zullen  verlbekken ;  en  dat  w^»  eenmaal  binnen 
deze  muren  teruggekeerd ,  met  meer  geestdrift  dan  ooit , 
ons  weder  ^ot  die  geliefde  letteroefeningen  zullen  wenden, 
die  wy  niet  dan  in  den  hoogden  nood  en  ongaarne  verlieten! 


TAFEEAfiLSM  VAN  RUSLAND. 

(Feryolg  van  bL  290.) 
D4  Braudewijn^ 


D. 


Fe  Rui  heeft  verfcheidene ,  deels  zeer  gezonde  dranken ; 
maar  de  gevaarlijke  brandewijn  kr^gt ,  helaas  I  te  veel  de 
overhand.  Dezelve  Is,  wegens  het  menigvuldig  gebruik,  eeo 
alleenhandel  van  de  krpon  en  zeer  duur ;  dit  houdt  echter 
-  niemand  terug ,  om  z^ne  laatfte  kopeke  uit  te  geven ,  ten 
einde  zich  een  zoo  verderfelijk  genot  te  verfchaffen.  De  ge» 
wone  Rusfifche  brandewijn  wordt  uit  koren  geftookt ,  even 
ala  \n  Duitschland%  maar  in  de  zuidelijke  (treken  ;  bijzonder  aan 
de  Kaspifche  zee,  vervaardigt  men  dien  uit  wijn,  om  Ingroote 
hoeveelheid  te  verzenden  naar  het  noorden,  alwaar  de  inwo- 
ners  denzelven  in  plaats  van  arak  hy  de  thee  gebruiken. 
De  voornamere  Rusfen  verfmaden  den  eigenlijken  korenbran- 
dewQn ,  als  eenen  drank  van  den  gemeenen  man ,  maar  ztjn 
in  het  gebruik  van  fijnere  likeuren  niet  veel  matiger ,  of* 
fchoon  men  thans  in  facfoenlijke  gezellchappen  het  nooit  tot 
dronkenfchap  laat  komen,  die  als  eene  ondeugd  van  de 
heffe  des  volks  veracht  wordt.  Evenwel  neemt  de  hoogere 
200  wel ,  als  de  middelftand  en  de  geringere  klasfen,  altijd 
v66t  het  middagmaal  hunnen  borrel,  die  meestal  uit  braode« 


TAFBR£KLfiN  VAN  RUSLAND.  329 

s 

w^n  beftatc.    Ik  houd   bet    daarvoor,  dac  deze  drank,  bQ- 
zonder  wanneer   dezelve   dikw^ls   en  in    overmaat  gebruikt 
wordt  y  een   volk   naar  Hgcbaam  en  geest  benadeelt ,  gelQk 
men  by  de  door  dit  vergif  érg  befmette  Poien ,  helaas  I  maar 
al   te  daidel^k  ziet.    Zonder  nu  juist  daarom  den  brande- 
w|JD  te  willen  verdedigen ,  moet  ik  evenwel,  om  der  waar- 
heid hulde  te  doen,  bekennen,  dat  ik  in  het  noordelijk  ge» 
deelte  van  Rusiand  geen  fpoor  van  deze  kwade  gevolgen  heb 
bemerkt.    De  Rus  bevindt  zich  in  het  algemeen  zeer  wel  by 
dezen  drank ,  wanneer  hy  denzelven  niep  onmatig  gebruikt ; 
en  matig  httt  b^  hem,    wat  voor  ons  te  veel  zijn  zoude. 
Ik  heb   zeifs  boeren  gekend  ,    die  dagelijks,  bij  het  ontbot , 
vóór  het  middageten  en  des  avonds  vóór  het  naar  bed  gaan , 
eene  niec '  geringe   hoeveelheid  van  dit  vocht  binnenfloegen , 
en  die   evenwel  een*  fterken  en  hoogen  "ouderdom,  van  meer 
dan  honderd   jaren,   bereikten,   vja,    menigeen  hunner,  zegt 
men,  blqft  in  zeer  ver  gevorderde  jaren  door  het  genot  vap 
dezen  drank  gezond  en    vrolgk.    Dit  gelde   echter  niec  van 
den   uit  paardenmelk  door  de  Tartaren  bereiden  brandewijn , 
die   veel  meer  bedwelmend,     dan    de  korenbrandewgn ,   en 
hierom    veel   fchadeiyker  is ,  doch  misfchien   alleen ,  dewQl 
zy   denzelven,   om  zich  fcbadeloos  ce   (lellen  voor  den  in 
den  Koran  verbodenen  wijn ,  onmatig  drinken,  en  de  meeste 
va9.  deze  Mahomedaanfcke  (lammen  in  zachter  klimaat  leven,, 
waar  Aerke   dranken   in   het   algemeen  fchadelijk  z^n.  —  Jn 
Kamfchatka    maakt  men  eene  foort  van  brandewijn  uit  eene 
plfint,  die  daar  onder  den  naam  van  bttt^iMz^xjLW  (^heracleum^ 
bekend  is  en  er  in 'menigte  groeit. 

Daar  niemand,  op  jlraiTe  van  verbanning  ntzx Siberfê ^  zijn* 
eigen*  brandewijn  mag  bereiden,  zoo  heeft  men  hierop  veje 
vonden  gezocht.  De  gemeene  man  waagt  alles,  om  zich 
z^nen  lievelingsdrank  te  verfcbafifen ,  en  vele  gegoede  boeren 
hebben  zich  door  zulke  proeven  ce  gronde  gebragc.en  in 
eindelooze  ellende  geQort.  Ook  wil  men ,  dat  de  opzieners 
of  ondergefchikce  ambtenaren  foms  geheel  onfchuldige  lie^ 
den ,  door  heimelQk  in  hunne  fcburen  o/>  kelders  gelegde 
brandew^nflésfchen ,  in  de  noodzakelijkheid  brengen ,  om  zich 
of  door  grootq  fommen  gelds  aan  hunne  geregtelijke  vervolgin- 
gen te  onttrekken,  of  zich  aan  de  nog  ergere  (faraffen  te. 
.  onderwerpen* 

Dat  by  'zoo   fterke  neiging  tot  geestrijke  dcanken  de  ^ge- 
meene man   dikwerf  tot    verregaande  dronkenfc^hap  vervalt» 


330  TAFEKEELlrf 

behoePc  geen  nader  bewijs.  Ook  acht  ik  het  irret  noddtg  , 
deze  nicfpattingen  naauwkeuriger  te  befchr^ven ,  oïMioon 
dezelve  eene  niet  geringe  bijdrage  tot  de  kennis  van  liet 
volkskarakter  opleveren.  Intusfchen  meen  ik  twee  opmer- 
kingen te  moeten  mededeelen,  welke  ik  dikwerf  maakte ,  i^n 
die ,  bijna  zonder  eenige  uitzondering ,  op  geheel  Ruiiand 
coepasfeiyk  zijn.  De  eerfte  is  deze.  De  gemeene  Rus  — 
alleen  van  lieden  van  den  geringften  ftand  w<>rdt  hier  ge- 
fproken  —  toont  zeker  medelijden,  of  liever  zekere  achting, 
voor  eiken  befchonkene.  Hoe  goedhartig  hij  doorgaans  la , 
zoo  laat  hij  ,  ten  minfte  in  grootere  (leden »  zich  Jiiec  ligt 
zonder  opwekking  van  buiten  bewegen  ,  om  iemand ,  dido 
'hlJ  op  ftraat  in  ongelegenheid  aantreft,  behulpzame  hand  te 
bieden.  Ligt  er  een  wagen  gebroken ,  hij  kan  geheel  onver- 
fchillig  voorbijgaan ,  nadat  hij  zijne  nieuwsgierigheid  bevre  • 
digd  heeft ,  zonder  iets  tot  bijftand  te  doen.  Maar  vak  er 
een  dronken  kerel  op  (traat  neder,  of  ligt  er.  zoodanig  iemand 
ergens  in  eenen  hoek ,  zoo  wordt  deze  terftond  door  ieder » 
die  hem  ziet,  op  het  zorgvuldigüe  behandeld  en  als  een  'hei- 
lig perfoon  befchouwd,  weiken  hcripeloos  in  den  nood  te  lis- 
ten eene  affchuweiijke  en  onvergeeflijke  misdtiad  want* 
Meermalen  ziet  men  zelfs  zwakke  lifeden  zulk  een*  bewuste- 
loozen  dronken  lap  op  de  fchouders  nemen  en  hijgende  mar 
de  eerfte  de  beste  woning  dragen ,  wuar  hiQ  van  eene  goede 
en  hulpvaardige  opneming  verzekerd  is,,  ongeftoord  den  rol^s 
tan  uitflapen,  en  den  volgenden  dag  vóór  zijn>eitrA 'ïiog 
rffkelint  van  het  noodige  voorzien  zal  worden.  Is  de  reden 
van  deze  menschlievendheid ,  van  dit  teeder  medelijden  der 
gemeene  Rusfen  raisfchien  in  hun  geweten  te  zoeken,  dat 
htin  zegt,  hoe  dilcwijls  zij  zelve  in  dergelijken  toeftand  zijn 
geweest «  en  verder  zijn  zullen  ?  Of  komt  hun  é^  toeftttid 
der  dronkenfchap,  dien  z^,  even  ais  wij,  bij  wijze  vtn 
fpreken ,  zalig  noemen ,  ook  inderdaad  als  iets  zaligs  ^  hef- 
ligs  voor ,  dat  op  den  nuchteren  mensch  een*  onw^^érftandt- 
lyken  indrnk  maakt? 

Eene  tweede  bijzondeAeid ,  welke  zïch  nog  minde<  lafet 
verltlaren  ,  i»  de  verdraajfzaamlield  ,  de  infchikkeïijkheid ,  «de 
vreedzaamheid,  ]a  tie  Inderdaad  ongemeene  goedhartig^fcfel , 
welke  de  km  in  z^ne  dronkenfbhap  doet  b1fjken«  Wnnnevr 
de  Duitfchen  en  andere  volken  door  fterken  draak  VMkit 
zgn ,  beginnen  zy  ligt  te  twisten  \  maar  al  te  dikwerf  Haat 
de  gemeene  man  tot  vechtpartijen  over ,  en  eindift 


TAN  RUSLAND.  ^I 

met  doodlhg  -^  bg  de  Ruzfen  ziet  men  }ufn  hec  t^eotfèel. 
Zelft  de  twiitzieke  onder  ben  wordt  ztcbt  eo  toegwead, 
en  y  zoo  menigvuldig  cooneelen  van  ^ronkenfcbap  sijn ,  coo 
2eldzatQi,  ja  b^na  ongehoord,  is  bij  zoodanige  gelegenbeid 
bet  fdrren  en  vechten.  Vijanden  zelfft,  die  nueliteren  zidi 
alles  tegen  elliander  veroorloven,  behandelen  elkander, 
wanneer  z^  te  veel  brandewijn  gedronken  hebbea^  «Is  de 
teederfte  vrienden*  BIJ  bnone  drinkgelagen  bemerkt  men  ge- 
wooniyk  de  volgende  opklimming:  Eerst  zffn  lij  ftiizwq- 
gend  en  in  zichzelven  gekeerd ;  allengs ,  naar  mate  het 
hoofd  warmer  wordt ,  beginnen  zij  meer  te  praten  —  de  ge» 
(prekken  worden  fleeds  levendiger  en  tdkelis  meer  opgevuld 
met  teérhartige  verkl dnings woorden ,  die  de  Rus  alcqd  ge» 
bruikt,  wanneer  hij  vriendelijk  wil  zijn.  De  anders  alge- 
meen gebruikelijke  benamingea  VM  nUffcéettnii  (gaauwdief), 
fukinfin  (hondenkind)  en  dergelüke ,  w6tke  niemand  kwalijk 
neemt,  en  men  getrouw  door  Ue^  vHend  zou  kunnen  over- 
zetten, gaan  nu  allengs  in  de  Ixefeiyker  woorden  baitusckka 
(vadertje),  MéÊtuschka  (moedertje),  Mobusckkm  (duifje), 
tufcMnkM  (zieltje)  enz.  over.  Wanneer  het  gezelfchap  èp 
deze  wyze  in  eene  zoo  teedere  ftemming  is  geraakt,  volgt 
het  omarmen  en  zoenen.  Het  laatde  vooral  draven  t%  fot 
eed  walgelijk  uiterfte,  en  bedekken,  veiicbeideoe  minaten  tang, 
het  ganfche  aangezigt  met  menigvuldige  knsfen.  Als  eindel|k 
htfnne  zsUgheid  ten  top  is  geftegen,  honden  ziD  elkanéer 
vasti,  en  fmeeken  eikander  dringend  om  vetgiftttia  voor  aaii- 
gedase  beleedigingen ,  fluiten  voorts  wtuwige  tiftndibfai|> ,  en 
veroorloven  wederz^'da,  elkander  alies  te  doen,  "wat  hon 
flecbts  behagien  moge.  Vervolgens,  na  het  toppunt  van  ge- 
luk bereikt  te  hebben ,  terwyi  z^  den  firoom  hunner  teedere 
gewaarwordingen  niet  langer  bedwingen  kunnen ,  barften  zij 
loa  in  tranen.  Zq  weenen  als  kinderen ,  liefkozen  en  tatfen 
elkander  op  nieuw,  bidden  (bikkende  om  vergeving,  beloven 
^adertji  en  broedertje ,  wat  zij  maar  kunnen  ,  en  gaa«r  einde, 
lyk  vergenoegd  en  zalig  van  elkander  —  wel  te  weten ,  zoo 
niemand  hunner  onder  de  tafel  blijft  liggen,  waarbij  eent 
den  volgenden  morgen  tot  zichzelven  komt.  Hoe  fluitend, 
ja  walgelijk  is  dit  niet  voor  om  gevoel  t 

Het  vragen  om  vergeving  is  bij  den  gemeenen  R05  uit  zffnen 
naraurlyken  toeftand ,  wanneer  hij  namel^k  befchonken  Is ,  ook 
in  den  hem  ongewonen,  wanneer  hQ  nog  niet  gedronken  heeft 
en  dut  michtereii  la ,  overgegaan.    ZQne  tail  lieeft  voor  ona 


33t  ^  TAFKRBfiLEN 

yaarwel  of  ik  beveel  mi/  uwer  enz.  flechts  ééne  uitdrukking  — 
prostfchaj  (vergccQ.  Zelfs  het  goede  reis  of  gelukkig  weder- 
»ien  worde  door  dit  zelfde  woord  aangeduid.  Daar  is  zeker 
klein,  hierop . toepasfel|jk  liedje,  hetwelk  ieder  kind  ia  hec 
land  kent,  en  dat  op  eene  zeer  aangename,  voor  zulke  ge- 
legenheid paffende,  plegtlge  wijs,.die  veel  overeenkomst  mee 
hunne  kerkgezangen  heeft,  door  de  achterblijvende  vrien- 
den den  wegreizenden  nagezongen  wordt.  Het  luidt  in  hec 
oorfpronkelijke  aldus :    ^ 

Stósja  na  ftran  faleki^ 
Twoi  pust  üpredekn : 
Ot  nafehichjutch  nawjeki 
Ne  budesch  udalen. 
Tu  nas  ne  fabubay , 
Lubesnoi  brat ,  prostfchay , 
Prostfchaj  ^  prostfchaj  I 

waarvan  de  zin  woordelijk  is :  „,  GQ  wendt  uwe  fchreden 
wel  in  verre  landen ;  maar  van  onze  ziel  zult  gU  nimmer 
verre  zijn.  Vergeet  ook  gij  ons  niet,  geliefde  broeder!  Ver- 
geef, vergeef,  vcrgeefl" 

Over  het  algemeen  volgen  de  Rusfen  uit  den  geringen 
ftand  de  regelen  der  wellevendheid  in  den  gezelligen  omgang 
veel  naauwkeuriger  op,  dan  men  verwachten  zoude,  althans 
bij  eene  eerde  ontmoeting  en  b\j  het  affcheidnemen.  Reeds 
op  eenen  affland  begroeten  zij  elkander  met  hunne  hoeden 
en  mutfep,  die  zij  boven  het  hoofd  zwaaijen  en  zelfs  bij 
de  ftrengfte  koude  niet  vergeten  af  te  nemen.  Dan  fnellen 
zy  —  de  vadertjes  en  broedertjes  —  op  elkander  toe,  om- 
armen en  kusfen  elkander.  In  den  verderen  loop  van  de 
verkeering,  wanneer  het  op  de  wederzijdfche  belangen  aan- 
komt,  gaat  het  er  niet  altijd  zoo  aardig»  maar  weleens  zeer 
grof  toe;  doch  als  het  oogenblik  der  fcheiding  nadert,  en  de 
vrienden  ten  overvloede  nog  door  een  glas  brandewijn  zich 
opgewekt  gevoelen ,  komen  ook  alle  die  teederheden  weder , 
ën  het  groeten  en  wenken  houdt  niet  op,  vóór  dat  zy  el. 
kander  uit  het  gezigt  verliezen. 

Eene   eigene  foort  van   hoffelijkheid   der  RusRfehe  boeren 

Is  reeds  in  hunne  (praak  overgegaan,    en  zou,  wegena  de 

kortheid  en  afTnüding  van  het  overtollige,    wel    verdienea 

.  mgevolgd  te  worden.    ZQ  fpreken  voornamere  lieden  mee 


,  VAN   RUSLAND.  |35 

fiidar  (heer)  >tn  9  en »  om  hec  ia  hun  gefprek  zoo  dikw^li 
voorkomende  woord  ce  verkorten  ^  fnijden  zQ  de  vier  laacfte 
letters  af »  en  behouden  alleen  de  /,  die  z^  dan  aan  an- 
dere woorden  hechten.  Zoo  heet  b.  v* ,  wanneer  zq  mee 
huns  gelijken  fpreken,  ons  koet' oï  wat  f  in  het  Rusfisekkakf 
maar.  met  een  voornamer  perfoon  te  doen  hebbende,  zeggen 
zU:  kakt  f  dat  zoo  veel  is  als:  kak  ^  fudarf  (hoe,  mgn« 
heer?)  Ons  heet  nj&i^  neen^  en  isr/i/i,  neen^  mijnheer. 
Deze  wijze  van  verkorting  overtreft  verre  de  Franfche  en 
EngelfcRe  bewoordingen  der  hoffefijkheid ,  en  verdient  wel 
eenjge  opmerkfng,  vooral  bij  Duitfckers  ^  die  met  hunne 
deftige  fpreekmanieren  van  hoogweU  en  hoogedeU  en  weledeU 
geboren  enz.  reeds  lang  bij  hunne  naburen  tot  fpot  verdrek- 
ken*  Nogtans  moet  men ,  om  der  waarheid  hulde  te  doen  , 
bekennen,  dat,  helaas I  deze  ongelukkige  titels  bij  de  hoo- 
gere (landen  in  Rusland  ook  ingang  gevonden  hebben,  waar 
ze  dan ,  dewijl  ze  in  het  Rusfisck  nog  veel  langer  en  fiechta 
woordelQke  overzettingen  uit  het  Duitsch  zijn,  nog  veel 
beJagcbeigker  klinken.  Zoo  hoort  men  foms  blagorodin  (wel. 
geboren) ,  wifokêblagorodin  (hoogwelgeboren) ,  prewofcho» 
difelisvm  (vooraangaande) ,  gelijk  zy  óns  excellentie  verta. 
\tn ^  fwiatelstwu  (doorzigtig) ,  in  plaats  van  ons  doorluchtige 
en  dergelijke  ongepaste  titels,  meer,  die  zy  waarl^k  niet  vtn 
anderen  behoefden  over  te  nemen. 

{^Het  vervolg  hierna.^ 


I£T8,    RAKENDZ    OEN    VERMAARDEN    VIOOLSPELER    PAOAMINI 
EN    DESZELFS  GEHEIM. 

(Uit  NicoLO  PAGANiNi,  fa  Vie ^  fa  Perfonne  ffc. 
par  6.  E.  ANDERS.    PaHs  ^  1831.) 


D. 


f  e  kunst  van  vioolfpelen  fcheen  in  onze  dagen  tot  een* 
trap  van  volkomenheid  te  zijn  opgevoerd ,  bezwaarlijk  nog 
te  overtreffen  door  den  bekwaamden  en-  (loutften  kunftenaar. 
De  RODE*s,  de  lafont*s,  de  BiRiOT*s,  de  baillot*s 
[en  wQ,  Nederlanders  9  mogen  er  met  nationalen  trots  bij. 
voegen,  de  klei  [«e's,  van  brbe*s  en  anderen]  had- 
den  geene  mededingers  te  fchromen.  En  evenwel  is  er 
een  man  opgetreden,  een  oorfpronkel^jk ,  zeldzaam  Ge-* 
nie,    die,    hcc   gebaande  fpoor  verfmadende,  zich  in    het 


U4  .  »TS 

onbekende  waegc,  en,  elt  *c  wsie.  Model  worde  van  steh* 
selven.  De  mntikale  wereld  beeft  nieuwe,  verwonderlijke 
toonen  gehoord ,  het  (bheppend  vernnfc  erkend^  en  t^leften* 
men  vereenigen  zich  in  denselfden  uitroep  vtn  bewondering: 
f^Bxh  flad^tff  één  PAGANiNtT' 

ItmUê  heeft  die  wonder  gebaard.  Te  Gentta  werd  paga- 
Ni^i  van  onbemiddelde  ouders /op  den  i9  Febr,  1784 «  ge* 
boretu  Zijn  v«der,  Makelaar,  beminde  met  geestdrift  de 
musyii,  en  fpeelde  lelf  de  mandoline;  maar  de  lesfen,  die 
hü  zijnen  zoon  gaf,  waren  alles  behalve  vaderlek*'  B9  de 
geringlte  fout  of  de  kleinüe  onachtzaamheid  was  droo^ 
biood  z^'n  deel.  Deze  herhaalde  ftrafoefbningen  waren  even 
min  gepast  voor  zijn  teeder  geftel,  sAs  zijne  vroegtijdige 
ontwikkeling  dezelve  behoefde^  Zijne  eerfie  Filt>even  ge. 
tuigden  reeds  van  eeoe  onweérllaanbare,  aangeborene  nei- 
ging, om  nieuwe  en  gewaagde  akkoorden  voort  te  brengen  ,^ 
wie»  denkbeeld  zelfs  bfj  meesters  in  de  kunst  niet  was  op* 
gekomen*  Eén  voorfpellende  droom  zijner  moeder  befliste. 
ztjne  geestdrift  voor  de  viool :  „  Gij  zult  een  groot  Mozi* 
^  kant  worden,  m^jn  zoont**  zeide  zij  eenreoc  hems  „  Ik 
^  heb  desen  nacht  eene  verfchyning  gehad:  een  Engel  ism^j 
^  verfcfaenen,  en  heeft  m$  de  vervulling  van  eenen  wensch^ 
^  te  mijner  keuze,  toegezegd,  Jk  bad  hem,  u  tet  den  eeN 
^  ften  der  vioolfpelers  te  maken ,  en  de  Engel  heeft  m^j 
„  zulks  beloofd.**  Hetzij  de  vurige  verbeeljling  eener  ItaU^ 
aanfche  vrouwe  hier  tot  grdhdflag  ligge,  hetzij  moederlQke 
list  den  droom  uitdacht,  om  den  zoon  bp  te  winden,  vast 
gaat  het,  dat  deze  voorzegging  op  den  jongen  paganini 
^iepevfhdruk  maakte,  en  dat  hij  aan  het  verwezenlijken  der- 
zelve  van  nu  af  aan.  al  zijne  krachten ,  ja  heel  zijn  leven 
toewijdde. 

Op  zijn  acbtfie  jaar  fpeelde  hij  reeds  driemaal  ter  weke  in 
de  kerk ,  liet  zich  in  Concertzalen  hooren ,  en  zelfs  vöór 
dien  (öd  fchreef  hijj  eene  fonaat ,  die  echter  met  ander  kln^ 
derl\jk  werk  is  vecloren  geraakt.  Negen  jareo  oud  zijnde « 
verzocht  de  vermaarde  Kaatraat  marchbsi  den  vader, 
zijnen  zoon  tè  vergonnei^,  op  een  Concert  te  z^nen  voor^- 
deele.aioh  te  doen  hoeren  ,  met  wederkeeilge  cöedseggiag  van 
zyne  medebnlp  b|j  het  eesile  Concert  dcs^  jongen  kunftenaim» 
Hier  fpe^Me  paganini  variaties  vu  bet  rcpubUketnfdie 
Air,  de  Carmagnole. 

Met  zijnen  eerden  termeesier,  costa,  kon  hü  zMi  niet 


RAKENDE .  FAGANINI.  ^^ 

«ereeoigenv  viogers  en  for^kfcok  gebooriaamdea  z^nen  eU 
gea*  wil  ftUeeo.  De  beroemde  r  oll  a»  te  Parma^  aoa  deieo 
vervangen,  HQ  hield  om  ongeftcidbeid  het  bed,  toen  paga- 
NiNi  door  zgnea  vader  aan  hem  zou  worden  voorgefceld. 
«  lp  een  verürek  nabq  de  flaapkamer  gebragc,  lag  daar,  op  de 
cafel  9  nevens  e«ne  viool ,  de  joogfte  compofitie  diens  mees» 
cers«  De  zoon  begreep  terfcond  des  vaders  wenk,  greep  hec 
iDfcrumenr,  en  fpeelde,  op  het  eerfce  gezlg^i  af,  hec  con- 
cert, mee  c^ne  j  ulstheid.  en- vaardigheid,  dac  &  o  i».  la,,  ver**^ 
bassd,  zich  oprigcce ,  en  vroeg,  welk  meester  hem  dus  kwam 
verrMfea,  ,»  't  Is  een  kind«  dat  fpeelt  ,'*  was  hec  antwoord* 
RoLLA  wilde  het  niet  gelooven;  maar,  zich  overtuigd  heb« 
beode,  zeide  h4  tot  den  vader:  ^  Ik  kan  uwen  zoon  niets 
leeren^  ga  naar  faêr:  bij  mf)  zou  het  flechts  tijdverlies, 
voor  hem  zyn.**  Pacr  verwees  hem  tot  girettu  de;(e 
gaf  hem  zes  Biaanden  les  in  het  contrapunt,  en  24  fuga's» 
in  dat  t^dsbeftek  vervaardigd,  getuigen  van  de  wijze, waaro|^' 
hö  zich  dien  korten  leerüjd  ten  nutte  maakte. 

Na  eene  kuastreize  door  de  voomaamae  deden  van  Lom^ 
bardge ,  keerden  vader  en  zoon  weder  naar  Genus.  De  laat* 
fte,  wafs  van  het  gellrenge  vaderlijk  opzigt,  onttrok  zich  nu, 
in  veertienjarigen  leeftijd,  op  geene  zeer*voegzame  w^ze» 
aan  hetzelve;  maar.  ^fix%t  ao  jaren  later,  in  1818,  ving  hy  z^nen 
zwervenden  togt  door  Europa  aan.  Zonder,  leidsman ,  geheel 
aan  zichzel  ven  overgelaten,  ftruikelde  en  viel  hy  menig  werf,, 
knoopte  jammerlijke  verbindtenisfen,  geraakte Jn  handen  van 
▼alfche  fpelers,  even  afgerigt  op  de  kaan  als-  hQ  op  de 
viool ,  en  verloor  meermalen  op  éónen  avond  al  de  vrucht 
van  verfcheidene  Concerten.  Doch  zijn  verbazend  talent 
herltelde  telkens  zijne  verfpiide  fortuin,  en  r^ke  gefchenken 
vloeiden  hem  toe.  Te  Uvorno  b.  v.  leende  een  voornaam 
liefhebber»  livron,  hem  zijne  kostbare  viool,  en,  toen 
hy  hem  hes  iofirument  wilde  teruggeven,  zeide  é^zt  tot 
hem:  ,»  Ik  zal  my..  wel  wachten,  de  fnaien  te  ontw^den, 
door  uwt  vingeren  aangeraakt :  m^ne  viool  is  de  nwe."  Een 
Ichilder  te  Forma ^  pa  sin  i»  bood  hem  eene  andere  aan , 
zeggende :  ',»  Zij  if  de  uwe ,  zoo  de  uitvoering  van  dit 
allermoejijelijkst  concert*'  ^  hem  eene  zware  compofitie  aan- 
biedende, die  hem  niet  bekend  kon  z^jn  —  ^  hetzelve  eve- 
nare.'*    De  uitfiag  overtrof  de  Houtfte  verwachting. 

Te  Lueea  als  Orchestmeester  aangefteld,  beproefde  b^ 
voor  het  eerst,  geheele   muzijkltukken   te  fpelen  op   éóne 


33^  IKTS 

enkele  foaar  (de  fot).  Ten  gevalle  eener  miDoares  aan  hec 
Hof  van  Prinfes  eliia»  vervaardigde  paoanini  sQne  Sch^e 
amoureufe.  Met  eene  viool  mee  flecbcs  twee  Hiai-en  opcre* 
dende,  wier  eene  de  '  gewaarwordingen  eener  maagd ,  wier 
andere  die  des  'wanhopigen  minnaars  moest  uiidrnklcen ,  wist 
h^  eene  foort  van  verliefde  zamenfpraak  daar  te  (lellen , 
waarin  de  fmekendfle  toonen  der  liefde  werden  afgewisfeld 
door  de  hevigfte  driftvervoeringen  der  jaloezie.  Dit  tafereel 
eindigt  met  eene  verzoening»  en  de  twee  hereenigde  gelie- 
ven  voeren  nn»  als  *%  ware,  een  pas  de  deux  uit,  dat  de 
verrukkendfte  werking  doet.  —  Na*  bet  eindigen  van  dit  ftok^ 
(prak  Prinfes  elisa  tot  hem:  ,,  Gij  hebt  het  onmogeiyke 
op  twee  -fnaren  verrigt ;  zon  iéne  enkele  niet  voldoende  zijn 
voor  uw  talent?^'  Deze  on|emeené  vraag  kitcelde  zQne  ei- 
genliefde ,  en  eenige  weken  daarna  componeerde  bij  voor  de 
vierde  fnaar  eene  fonaat ,  aan  welke  hij  den  naam  gaf  v«i 
Napoleon  y  en  die  fortuin  maakte;  i,  en  naardien,**  2egt 
hq  zelf,  ,„  de  dag  van  gisteren  altijd  iets  mededeelt  aan 
dien  van  beden ,  heb  ik  die  vaardigheid  verworven ,  waar- 
over men  zich  te  onregte  zoo  zeer  verwondert.** 

Te^  Milaan  werd  by  door  den  vermaarden  lafont  nic* 
gedaagd  tot  een*  wedftrijd.  Paganini  liet  zqner  part^'  de 
keuze  der  (lukken  over.  Eerst  fpeelden  zij  gezamenlijk  een 
concert  van  kreutzer,  en  daarop  la  pont  z|jne  variaties 
op  een  Rusfisek  thema ,  waarna  paganini  de  zyne  op  les 
Sorcières  uitvoerde.  Beider  fpel  werd  algemeen  toegejuicht; 
'  maar ,  terwijl  men  regt  deed  aan  den  eerilen ,  van  wege 
fraaiheid  van  toon  en.  juistheid,  was  men  het  eens, 
dat,'  wat  het  (lerk  fpelên  aangaat,  de  laatfte  z^jns  gelijken 
niet  beeft. 

De  tien  volgende  jaren  werden  hefteed  aan  knnstreizen. 
Paganini  kan  niet  rusten;  elk  jaar  moet  by  voor  *t  minst 
ééns  van  woonplaats  veranderen.  In  1818  te  Turin^  in  i8ip 
te  Florence  en  Napels,  in  182 1  te  Rome,  in  1822  weder  te 
Milaan^  vroeg  hem  te  laatstgemelder  plaatfe  een  zijner  be- 
wonderaars ,  of  bij ,  gedurende  zijn  afzijn ,  vorderingen  had 
gemaakt.  „  Dat  fchikt  wel  ,**  was  zqn  antwoord ;  „  ik  kan 
tegenwoordig  het  orchest  ontberen.'*  En  inderdaad,  bij  ac- 
compagneert zichzelven:  de  melodie  door  een  ^/««iV^/^  doende 
veif ezeld  gaan ,  paart  hy  beurtelings  den  toon  der  harp  aan 
dien '  der  viool .  of  wel  dien  van  twee  verfchillende  inftru- 
meuten. 


RAKENDE  PACANIM.  .  %yf 

Ii|-l8#5   of  i8«6   werd   hem  te  I^aiermo ^  Ui  onec^x,  ^  ttn 

•  sooa   geboreq;  docb,  in  weerwil- van.  zijne  iogenomeaheid 
met  den   kleinen  achijllino»  verftooue.  hiü  de  moede^/ 

:  soo  men  wil  Tan  wege>  haar  grillig  en  kwaad  humear. .  In 
1Z27  kreeg  by  van  Paus  u%o  XII  de  ridderorde  van  de 
gooden  ipoor;  eene  onderfcbeiding,  ook  aan  gluck  en 
'M 02 ART  verleend*  Prins  mette&mich,  heb  aldaar  ge« 
'liooid  hebbende,  lokce  hem  naar  ^^^jv^j».  Hoewel  de  Faam 
bem  voomlrgereisd  waf ,  overtrof  hy  ook  déér  de  ftoutfte 
verwacbtiag.  De  eerde  kundenaars,  gelijk  mayseder  en 
«nderen»  deze  onnavolgbare  toovertoonen  hoorende,  fionden 
verbaasd;  terw^l  het  werktulgel\jke  der  uitvoering  hun  dea« 
geUfki  een  onoplosbaar  vraagftuk  toefcheen.  Dit  was  mede 
bet  geval  in  alle  andere  (leden  v^n  Duituhland.  Te  fVeemn 
fteeg  de  bewondering  tot  een  befpotcelijk  -uiterfte.  Niet  .al- 
leen huldigde  de  IVIode  zijnen  naam  in  kap^fel  en  kleedU  , 
maat  de  lekkerbekken  fchonken  dien  aan  hunne  geregten ; 
x^'n  borstbeeld  in  boter  en  gekrisullifeerde  fuiker  werd  over- 
al met  wellust  door  zyne.  bewonderaars  genuttigd  J  Het  biljart 
vond  eien  coup  uit  ^  la  Paganini ^  hoewel  At.maeitro  dat 
Q>el,  welks  behandeling  onbellaanbaar  geachp  wordt  met  die 
vmn  den  ftrijkftok,  niet  verftond*  Op  fnuifdoozèn,  cigaarko* 
kers,  rottingknoppen  vermenigvulde  men  z^n  afbeeldfel,  al 
of  niet  gelijkende.  Bene  medalje  werd  zelfs  te  zyner  eere 
geflagen.  De  ftadsregering  vereerde  hem  de  groote  medalje 
van  San  Sahator^  en  de  Keizer  den  titel  van  Virtuoos  zff* 
mêf  Kapel. 

In  igap  bezocht  paoanini  Praags  Breiden^  Berlyn  en 
fFarfchau ,  en  overal  oogstte  hy  dezelfde  bewondering.  Over 
Ftmü^9rt  en  Straatsburg  kwam  hij  te  Parijs  ^  waar  hem 
tbans  een  onthaal  bejegent ,  dat  van  Weemn  evenarende. 

Wat  zyn'  perfoon  betreft ,  deze  beantwoordt  geenszins  aan 
het  idftial ,  hetwelk  eene  opgewondene  verbeelding  zich  ge- 
ineeniyE  van  eenen  kunftenaar  vormt.  Het  is  een  lang,' 
bleek,  mager  man»  zeer  onachtzaam  gekleed,  ziekél^k  in 
x^n  voorkomen,  met  een*  doordringenden,  fchuwen  blik9 
xwan  haar ,  pnordeljijk  nederhangende ,  en  z^ne  docdfche , 
gele  kleor  door  het  gitzwarte  verhoogende;  op  zUoe  holle 

,  wangen,  in  z^ne  fombere  oogen,  flechts  na  en  dan  door  eene 
fchittering  van    geestdrift  verhelderd ,  in  zpe  ganfche  pUil'' 

Üi^e  gelaatsuitdrukking,  teeken t  zich  diepe  zwaarmoedigheid* 
BJy   het  aanfchouwen   van  'den  zwakken ,  lidenden,  man  ver* 
mvnQ%i^.  1831.  NO.  7.  B  b 


•338  ^  IETS   • 

'bftst  fc$ta  béftenéif  i^él^ièfd  (^1  óög  meér,^  en  ben^t;  9ioe 

eene  hoog  opgewondefie  del  het  ligchttm  ten  fltiif  weer  ffe 

'  tttken.    -„  Wfltaneer  ik  fpeèl  /*  segc  bi}  ielf ,    «  venndér  ik 

tan  batumr'     Ifiderdaad,  zobdra  z^ne  Yingem  de  (bafM 

aanraken,   fcbQnc  hij  eemkhp»,  tHh  ware,  van  eetse  g^* 

del^e  vonk  getroffen,   die  hem  doordringt,  efeccrifeert,  en 

aan  zQ hen  geest  bet  hemel^cli  vuur  mededeelt.    ]MFair><iejre 

aanblazing,   welke  hem   te  Straatsburg^  te  njidden  vsit  X^ 

*Q>el,   een   zenuwtoeval  bejokkende,  betaalt   fay  fleeds  met 

eene  Itoortsachcige   uitputting,  en   eene  lange  flapeloosbeid 

doet  hem  alsdan  voor  het  genot  des  oogenbliks  boeten.    Z9A 

geheugen  Mat  hem  evenzeer ,  als  zijne  andere  talenten ,  tefi 

diende,   en  iiQ' fpeelt  zijne  eigene  compofitie  altQd  tóndét 

'een  blad   miizifk  voór  zich.    Zijn  zelfvertrouwen ,  of  liever 

ziJne  'kunst,   is  zoo  groot,  dat  hQ  meermalen  op  zijhe  aan* 

'plakbiljetten  eene  foprt  van  uitdaging  deed,   om   elk  mtr- 

zijkftuk ,  dat  men   hem  mogt  willen  voorleggen,    v6or   de 

vuist  te  fpelen.    Legt  men  hem  de  mnz^k  het  onderstbovéh 

op|  den  lésfenailr ,  dit  hindert  hem  geenszins  in  de  even  juiste 

als  vaardige  uitvoering.     Zelden  oefent  hij  zich ;  h§  ftemr, 

even  vóór  de  uitvoering,  flechts  zijne  viool;  en  het  is  dcaN 

mede  geenszins  gelegen  als  met  den  vermaarden  LutLi,  die 

iicfa  vrQ  wat  daafop  liet  voordaan,  dat  hij^niet,  geiijjk-zqnè 

'confraters ,  repetitién   of  oefening  noodig  had,  en  wlen  meii 

inderdaad   nooit  op   z|jne  kamer  hoorde  fpeelen;  tot  dat  het 

toeval  eindelijk  deed   ontdekken,  dat  hy  zQn^  ftr|jkftók  met 

zeep  in  ftede  van  hars  beftreek,  en  door  dezen  knnstgreet^ 

Zijne  eigenliefde  had  geftreeld,  zich  het  air  gevende  van  een 

Natuufgenie  te  zQu. 

Na  aldus'  d^n  mah  te  hebben  'doen  kennen ,  bUjft  ont  ntig 
overig,  den  aard  vah  zijn  talent  te  kenfchetfen,  en  te  po- 
gen ,  iT^n  geheim  te  ontraadfelen.  Maar  het  laatfte  it  door 
'de  grootile  muzQkkenners  vruchteloos  beproefd,  éb,  zoo 
'lang  PAGANiNi  niet  goedvindt  ons  tot  hetzelve  in  te  wQ- 
den ,  moeten  wQ  ons  te  dezen  met  gisfen  behelpen.  En 
'waf  het  eerde  'betreft ,   men  moet  hem  faooren ,  om  er  o^er 

*  te  oordeelen ,  en  één  Concert  van  hem  lebrt  ons  te  dtëb 
opzigte  meer,  dan  alwat  wij  deswege  uit  de  werken^, 
die  tot  dn&verre  hierin  ons  ten  gids  verdrekten,  kiranen 
pntleenen. 

*  Paganini  behoDst  tot  geene  der  (bholen.  Schepper  eener 
oMpronkelQke  manier,  zal  hy  misfchien  altijd  éénig  en  oa. 


IkAKBIIDI  PAGANINf»  S3P 

AviiighMf  Utf ven.'    Onder  ^m  fané  venttdami » üt  *c^m«9 

de-  TiooMhuft  mm  mcóiir;   htf  deed  oot »  iMSót  kern  oabe^ 

kende ^  coovenlioimy  en  i|iffelt  net  benremi»  die  kk  dnt* 

Mage  nnowerwMuitr  fcheneB^    Viitgc  men  hem,  V9»  weike 

ttfëdelen  14  deh  bediend  hébben  om  tot  die  heoge  velko- 

^menheid  ce  genken ,  h^  «ficwooidc  droogfef  t   ,,  Elk  heeft 

tVne  ktcMé  geheimen.**    En  hec  it  bi<ikbiar»  dec  hU  ien 

«MkNte»  hcfüdc    Het  openhaftigit  Hec  hQ  sich  ce  dezen  nlt 

toe  den  Heer  scHOTTnr»  die  er  oni  het  niTolgende  Ttn 

nAaelÜe:    ,,  PAOANiifi  Terkiaude  my*  dac  hQ  eennialy 

a*n'  het  einde  zQner  muzikale  loopbaan  gekomen,  aan  het 

pnbBek  een  geheim  zal  openbaren ,  waaraan  nog  geene  nm- 

xVklbhool  beeft  gedacht,  en  van  znlk  eenen  aard,. dit  een 

jongeltog,  door  middel  van  heczelve,  in  drie  jaren  c(jda^  cot 

denzelfden^  aap  van  volkomenheid  kan  geraken  als  h^j,  die, 

langt  den  gewonen  weg,   den  jaren  veriieit  in  dagd^jkfiche 

oefeningen*    BQ  genlteo  cwgfel  deswege  herhaalt  b0  (leeds, 

op  den  coott  der  opregcfte  óVemalging:    „  Ik  heb  nieci  ge* 

zegd ,  dat  zweer  ik  n ,  dan  hetgeen  waar  ir;  en  ik  geef  n 

volle  vi^heid,  m^ne  belofte  openbaak*  te  maken.    Één  per* 

Ibott  flechts,  de  Heer  gaétano  ciaudblli,  ce  Nmp^^ 

\è  bewaarder  van  mfin  geheim.    Sinds  lang  i|>eehie  hQ ,  zeer 

nsiddelmatig ,  de  viomeel,  en  werd  algemeen  voor  een  zeer 

gewoon  muzikant   gehouden.    Een  levendig  belaag  in  den 

jongeling  ftellende ,  beflooc  ik ,  hem  mtjne  oncdekking  mede 

te    deelen.     Na  verloop  van  drie  dagen  deed  zich  In  hem 

reeds  eene  grooce  verandering  beipeuren,  en  chans  verrukt 

hg  zfne  toehoorders  door  de  zuiverfte  en  fmelcendfte  coo^ 

nett«**  «^  Meermalen  maakte  de  grooce  knnftenaar  gewag  Van 

den  Èooa-eens  GèMmffiien  handelaars,  met  name  camillo 

aiToai.     „  Deze  jongeling,**  dus  verfiaalde  hQ  zelf,  |,had 

JUHT  ^laittwelQks  zeven  jaren  bereikt,  ceen  ik  hem  in  de  begin- 

*fldelt  der  coonknnst  onderwees.    Na  verioop  van  drie  dagen 

^^edde   hQ  reeds  e^ntge  Ugte  mozVküukken ,    zoodac  eUt 

nkriept    j,  Pagamihi    heeft  een  wonder  vecrlgtr    Na 

flog  Teeftien  dagen  liet  hy  zich  in  het  openbair  hooren.    Ik 

moet  bte  echter  b^voegen,  dat  de  byzondere  volkomenheid 

vto  zijnen  nmiikalen  zin  de  lesfen,  wdke  ik  bem  gaf,  niet 

weinig  verligtte.    Overigens,   wanneer  mün  geheim  bekend 

zat  zQn ,  zullen  de  kunftenaars  den  aard  der  viool  dieper 

leeren  beitaderen,  als  ztjnde  dit  toftmmesthondetdmiuaiQker, 

dan  men  gewoonl^k  4«nkt«    Mijne  ontdekUog  benlk  geeiif^ 

Bb  t 


340  IfiTi,  RAKEnDft  PAiOANINI. 

ahii  atn  bet  toeval,  maar  aao  iernfiige :Da(j»oriogen  vérfchiif«' 
dtgd»  Eenmaal  zal  men  toe  mtfn  ftelfel  van  oefeeiag  gc»u 
ken.  De  tegenwoordige  ieenpy se  ^  meer  geTcUlu  pm  d« 
leerlingen  te  verwarren  dan  voort  it  helpen-,  aal  voor  ds 
mtfne  plaats  maken,  die  flechts  eetie  beftendige  oefening  van 
5  t  6  nren  daags  vordert.  Het  is  eene  grove  dwulkig^,'  hec 
getielm  te  zoeken  in  mqne  w^ze  van  de  viool  te  fteomeat  of 
in  myne  behandeling  van  den  (Irükftok.  Er  behoort  versuft 
toe,  om  van  myn  geheim  partij,  te  trekken.** 
.  ^i  nn,  'dat  groot  geheim  eenmaal  opgeklaard  zQnde,  6en 
.  aantal  kweekeliogen  verrqzen ,  die  met  bunnen  meester  znU 
len  *  wedijveren ,  of  welligt  beAemd  zyn  hem  ie  overtiefien  f 
^ou  het  mogeiyk  zqn ,  he(  in  het  werktnlgeiyke;  nog  verder 
te  brengen?  Ziedaar  vragen,  die  wq  ons  niet  znllen  ver« 
meten  te  beOisfen  1  Er  was  geen  t^dperk ,  waarin  zeken) 
kunftenavs  niet  werden  opgehemeld  als  onnavolgbare  meet» 
ters;  er  wss  geene  eeuw,  die  niet  in  hare  vootü^zmdt  Fïtr 
tuêfen  de  volmaaktheid  meende  te  zien ;  maar  iteeds  hebben 
volgende  eeuwen  de  grenzen  der  kunst  verder  uitgebreid. 
De  meest  gegronde  bewondering  van  cjydgenooten  geregtigc 
geenszins,  toekomftige  werken,  als  *t  ware,  by  voomad  te 
'veroordéelen.  Perken  te  ftellen  aan  het  menfchel^k  vermo* 
f;ett,  wat  is  dac  anders ,  dan  de  natuu#der  knnst  miskennen » 
wier  gebied  onbepaald,  ja  oneindig  is? 


HET  EANADASCBB  PAARÜr 


H. 


Let  reizen  in  Kanada  gefchiedt  foms '  des  wintefa  'o 
meen  fpoedig.  Met  verbazende  (helheid  trekt  een-iEMs* 
itoss^A  paard  eene  (lede  over  het  ys.  Men  heeft  voofbeel«> 
den,  dat  in  twaalf  uren  tijda  negentig  m$leo  op  die  w^m 
afgelegd  worden ;  maar  dan  moet  de  fneeuwbaan  geheel'  ef* 
Ten  en  bard  zQn*  Dit  ras  van  paarden  -  z^n  zeer  moedige 
"dieren.  24  loopen  liefst  op  een*  draf.  Zij  iVn  gewoon  aan 
•seer-'fiechte  behandeling  en  harden  arbeid,  en  evenwel fteeda 
gewinig»  Men  komt  er,  btf  het  koodfte  weder,  saedrvta 
liet  larnl  In  de  ftad  Huehte ,  en  laat  ze  uren  lang  sonder  dek 
'in  dé  opene  lucht,  fiaan,  terwijl  derzel ver  meesters  hunne 
.*amken  verrigten,  of  zitten :  te  drinken  r  en- zij  ^fchünen^  g^eii 
<  citfgéinak  daarvan'  te,  hebbeii.  In  dea  winter  hrtecT echter  héc 
^JKémadBfcii   paard,  even  als  elk  ander  viervoecig  dier  In-dac 


HET  tANADASCHB  FAAJLD.  ^1 

ksnuóe  laad,   digter  en   langer  haiu.,  en  de  roskam  worde  er 
sooic  gebrnihc.    Wanneer  de  pearden,  bij  vriezend  weder^  * 
door  fterk  ^  jagen  verhit  z^a  geworden ,  ziet  men  pegel^jei 
aan  eJk  haar»  en  ^ikegets  eer  lengte  van  twee  of  drie  dujo 
«an.de  oenigaten  hangen. 

Het   rei|cen  over  het  meer  Champlain  is  altijd  gevaarlijk^ 

Dikwerf  gebenrt  het,  dat  llede»  paarden  en  menfchep  te  za* 

men  door  het;  9a  ir«Uen,   waar  bet  water  eene  diepte^  van 

bon4erden   vjoeeen  hèefr*   £n  men  bemerkt  het. gevaar  nie(^ 

vdör  dat  de   paarden  er  door^ fchieten  en  de.4Iede  mei  zich 

mkkeik    Hec.^  ia  echter  eeo  geluk ,  dat  de  zwiikke  plaatfen 

flechta  eene  kleine  uitgebreidheid  hebben.  De  .reiziger  fpringt 

terfiond  van   de   i]ede,   en  dan  vindt  hij  gewoonlijk  het  Qa 

fterk  genoeg ,    om  hem  te  dragen ,   ofTchoon  het  tegen  de 

swaarte   van  het  paard  nie^  beftand  is.    Men  trekt  deze  die* 

rea  op  eeiie   zeer  zonderlinge  wqze   uit    het  'Nvater:    men 

hatlE  hnn,  namelijk,  mee  een   touw  de  keeLdlgt ,  om  hun 

het  leven  te'  redden.    Als   de  paarden    door  he^jjs  vallen , 

'(mien  heeft  er  i;ewooQiyk  twee.  voor  eene  flede}  zouden  isQ 

door  fpartelen  alles  bederven ,   en  eindelijk  zinken ;  doch , 

daar  zjl)  alt^'d  een   touw  met  een*  ruimen  (trik  om  den  hals 

hebben,  fp^ingen  menner   en   reizigers  oQgenblikkelijk ,  als 

het  ^8  bjree^t,   nit  de.  flede»  en,  het  einde  van  het  touw 

grijpende,   trekken  zQ  uit  al   hunne  magt  toe,    zoodac  het 

dier  binn^  weinige  minuten  geen   adem  ineer   halen  kan; 

zoodr^  dit   gelukt  is  ,  rijnt   het   hooger  in  hiec  water ,  drijflc 

op  de  eene  zUde»   en  wordt  op  het  (lerke  ijs  gefleept;   dan 

maakt   men  den   ftrik  om.deu  hals  los»  de  ademhaling  keert 

weder,   en  weldra  rigt  het  paard  zich  op,! en  is  zoo  vlug  . 

ala  te  voren.    Men  zegt,  dat  deze  bewerking  wel  eens  twee 

of  drie  mal^u  op    éónen  dag  aan  hetzelfde  paard.  gefchiedt« 

De  inwoners  van  Kanaia  vertellen,  dat  paarden,  welke  dik» 

werf  op   het  meer  komen,  aan  die  behandeling  700  gewoon 

woidett ,   dat  zQ   er  niets   van   weten.    Maat,  boewei    het 

meermalen   gebeurt,     de  poging  gelukt  echter  niet  alcljd;. 

fotts  gaMi   flede  en  paarden  met  eikander  naar  den  afgrond, 

mofleei  men. niet  genoeg  bU  de  hand  is^ 

Eene  andere  by zonderheid  ^  de  Kanadafchf  ^%.viditxi  be« 
.  crefiènde^  is  derzelver  trek  naar  visch.  De  visch , .  die  aldus 
gegecen  wordt,  gelijkt,  fchoon  niet  in  grootte,  naar'jtabel- 
jttuw  »  en  is  van  vier  tot  negen  duim  lang ;  de  En^elfcken 
Boemen  denzelven  tommn  cod.  Om  dien  te  vangen,  kapt  men 


34*  UT  EAlfADAiCaC  VAMtO« 

ficeti  in  hec  Qt,  eo  doet  dcarln  «eens  of  wanc«  Chrer  soo» 
dtnif  gic-  boowc  men  eene  hnc,  die  grooc  genoeg  is,  on 
vj||f  of  zei  perfonen  en  eene  ktgchel  coc  vcnranning  te  be-* 
¥ttcen«  Z9,  die  geene  planken  tot  bet  bouwen  ceoer  hnc 
knnnen  bekomen ,  gebrniken ,  in  plua  ditrvm  ,  bieede  Hnk^ 
ken  9s,  om  zieh  tegen  bet  gnre  weder  te  befchotten.  IIid«- 
dernaeht  if  de  beste  4kl ,  om  ce  visfcben.  Men  plaiiat  ia 
de  ntbykeid  der  b^c  een  heMer  brandend  Ückc/dat  deo 
visch  lokt  en  in  groote  menigte  derwtaru  doet  komen»  Somé 
tiin  er  zeer  veie  zoodanige  linff }et  op  de  ritier  St.  CksrMt , 
lietgeen  b9  den  donkeren  nackt  een  vreemd  gezigt  oplevert , 
tooral  wanneer  de  bnuen  van  9s  ztfn. 


D. 


DZ    WOffDUZELZR    ABZRIIfiTHT. 


'e  Heer  T. ,  een  }ong  Edelman ,  reeds  lang  met  een*  ge* 
broken  arm  gefukkeld  hebbende,  die  niet  genezen  wilde ^ 
kwam  eindeiyk  bQ  abkrnetht«  HQ  begon  breed  uit  te 
weiden  over  de  byzonderheden  van  zQn  16ed ;  maar  de  wond* 
arts  viel  hem  al  fpoedig  in  de  rede,  met  de  woorden:  j.  Ik 
bid  n.  Manheer!  komt  ge  hier,  om  wat  te  praten,  of  om 
mg  te  hoorenr  Zoo  gij  m)}nen  raad  noouig  hebt ,' het  1« 
zoo  en  zoo  — -  ik  wensch  u  goeden  morgen.** 

Een  belangrQker  tooneel  had*  er  plaats  tnsftben  dézeti 
zonderlingen  Heelmeester  e&  deb  vermaarden  jobm  pril«> 
VOT  CU&&AN.  Deze  bad  hem  eenige  miklen  bezdcht, 
maar  geene  gelegenheid  gevonden ,  om  zQne  ongefhldhehl , 
naar  hy  meende,  volkomen  duidelqk  op  te  geven."  Ten 
laatfte  vast  befloten  hebbende,  om  zich  toch  te  doen  hoo« 
ren ,  fprak  hg  ,  als  hem  de  heelmeester  weder  te  middeo 
van  zQn  verhaal  in  de  rede  viel,  hem  aldus  aan:  „  MQn* 
heer  abe&nethtI  ik  ben  hier  nn  op  acht  onderfcheidéne 
dagen  geweest,  en  ik  heb  u  acht  onderfcheidéne  gninjerfe- 
'ttald  i  maar  gV  hebt  nog  nooit  naar  de  b^zondeiheden  Tan 
mgne  kwaal  geluisterd.  Ik  heb  befloten ,  M^nheert  dit  Htt^ 
trek  niet  te  verlaten ,  vóór  dat  gQ  aan  m$il  verïan^élébt 
voldaan.**  Abkrnetbt,  op  deze  wifze' aangefprolteny 
zette 'zich  eenigermate  terug  op  zQnen  (toel  ^  nam-de-hou* 
ding  van  een*  zeer  aandachtigen  hoorder  aan ,  en  fprak  toen, 
op  een'  half  verwonderden ,  half  gemeigken  toon :  |^  Ifa 
dan,  heel  goed,  MQnheert  Ik  ben  gereed,  om  u  geheel  toe 


D&  WONQHEEUll  ABË^K^TBV*  ^ 

i 

het  ehide  toe  ce  hQoreo.  Begin  matTt  vertel  mij  alles  -« 
i^e  geboorte  y  ywe  maagfcbip,  iiwe  opvoeding  1  Ik  wacht 
i»$r  uw  believen.  Welaan,  begin  maarl**  Curran, 
geenszins  van  z\jn  (tuk  gebragt ,  begon  daarpp  seer  deftigt 
ji  M^n  naam  Is  john  pmilpot  curran.  Myne  ouders 
warep  arme,  doch»  %oo  ik  verirouwe,  eeriyke  lieden,  uic 
I^C  landfchap  Atunfi^  (in  lerfaui) ,  waar  |k  alzoo  ;er  werel4 
kwam,  zijnde  geboortig  van  Niwmarkst,  in  het  Graaftbhap 
Qoriy  in  den  jare  duii^end  z^venbQpderd-eo*viJftig«  Daar  mi]n 
vader  Rentmeester  by  een  niet  zeer  bemiddeld  Pr9HUan$%Qh 
Edelman  was,  verkreeg  .by  de  gunst,  dat  ik  op  eene  det 
Pr0te%tantfche  vr^fcholen  in  de  nabnurfchap  werd  loegetaten , 
alwaar  ik.  het  eerde  onderwijs  ontving.  Vervolgens  mogt  ik 
naar  bet  rriV/jp-CoUegie  gaan....».**  Zoo  ging  bQ  gedu- 
rende een  half  uur  voort,  gevende  aan  i^nen  onverduldigen 
hoorder  een  getrouw  verhaal  van  zijne  geboorte^  bloedyer^ 
wamfck^p  en  opvoeding  —  kortom  ,  van  zijnen  ganfchen  le^ 
v^nslpop  9  tot  hy  kwam  aan  zijne  kwaal ,  waarvan  bV  de  bJljw 
zonderheden  even  breedfprakig  opgaf,  tot  groot  verdriet  vto 
AftERNZTHV,  die  hcm  nadezen  niet  weder  te  woord  ftoad* 

.  Mejufvrouw  J raadpleegde    hem  over  eene  zenuw« 

kwaal;  De  verfchijnrelen  droegen  zoo  vele  blQken  van  gril* 
lighetd  en  inbeelding,  dat  ajbkrnethy  het  beuzelachtig 
verhaal  niet  langer  kon  aanhooren.  HU  bood  zQner  fchoone 
lyderesfe  een*  (^Eng.')  fchelling  aan,  en  liep  . verdrietig  uk  t 
„  Daar,  Mejufvrouw I  ga  en  koop  een  eind  fi&he^sconw  i 
dat  is  alles,  wat  gij  behoeft."*  ^ 

.  De  middelen,  die  AB£RN&T»r  toediende,  wnsnmeestai 
gefchikt,  om  de  ingewanden  te  verderken.  en.tie  fpijs- 
vertering  te  bevorderen.  Hg  fchreef  een'  zeer  matigen 
leefregel  voor.  Hij  werd  veel  geraadpleegd  in  «oagkwa. 
len.  Dikwerf  verwees  hij  (lechcs  naar  zoodanige  blad- 
zijde in  een  zijner  boeken ,  alwaar  hij  bet  middel  reeds 
had  opgegeven.  De  lyders  badden  dan  llecbcs  bet  werk  te 
koopen ,  waar  zij  hunne  ongedeldheld  naaui^keurig  l^efcb/e* 
yen,  .en  tevens  aangewezen  zouden  vinden,  wat  zij  ter  gt;^ 
nezing  doen  moesten. 

'  Het  gebeurde  eens,  dat  zekere  Juf  vrouw ,  niet  vpldaan 
met  die  w^ze  van. inlichting,  aanhield  met  vragen,  en  vol* 
Orekt  van  hem  weten  wilde,  wat  zij  mogt  eten.  H^  boorde 
haar  eenigen  t^d  met  geduld  aan,  terwijl;  xij  telk^s  ber« 
haalde:  j»  Mag  ik  oesters  eten.  Doctor?  mag  ik  foep.j^t^lt** 


344  ^K  WOMDHEXLER  ABERNETHlT. 

Elodelijk^  riep   bij  ongeduldig  uit:  ,,  Ik  wH  u  wtc  zeggen^  . 
Jafvroawl    GQ  moogc  alles  eten,  behalve' den  pook  en  den 
blaasbalg;   want  de  eenels  ce  bard  oo»  re  verteren,  en  de 
andere  Is  vol  wind," 

Hec  verhaal  van  zfjn  vrQen  en  cronwen  luide  niet  minder 
zonderling.  Bene  zieke  vrouw  gedurende  eenige  weken  be« 
zoekende ,  meende  hy  in  bare  dochter  die  hoedanigheden  op ' 
te  merken,  welke,  naar  zQne  gedachten,  gefchike  waren, 
om  den  buwelpcnftaat  gelukkig  te  maken.  Op  eenen  zatnr* 
dag,  derhalve,  fprak  hQ  het  volgende  toe  haar:  „  GU  zQr 
nu  zoo  wél,  dat  ik  u  niet  langer  behoef  te  komen  zien. 
Aanftaanden  maandag  denk  ik  u  miMi  laatfle  bezoek  ce  geven. 
Maar  ik  wenschte,  dat  gij  en  uwe  dochter  intusibben  het 
vöorftel  in  emftige  overweging  naamt,  hetwelk  Ik  thans  doen 
#11.  Het  gefchiedt  in  haast  en  zooder  ptigtpleghigen.  ik 
beken  het;  doch  de  pligten  van  mijn  beroep  laten  mij  niet 
meer  tQds  over ;  anders  zoïi  ik  gaarne  op  de  gewone  w^ize 
toegang  gevraagd  en  mijne  opwachting  gemaakt  hebben.    Ik 

verdien  jaarlijks  eene  fom  van   p.ft.,  en   kan  m^ine 

vrouw  •.••.  p.il.  vermaken.  MQn  karakter  is  algemeen  be- 
.  kend.  Ik  heb  In  uwe  dochter  een  teeder  eo  harteiyk  toege- 
negen kind  gezien,  eene  vlijtige  en  zorgvolle'ziekenöppaa^ 
fier,  een  zachtzinnig  en  beminnelijk  lid  des  bnisgezins  — 
zoodanige  perfoon  vereenigt  in  zich  alles,  wat  een  ecbtge* 
noot  kan  verlangen.  Ik  bied  baar  mijne  hand  en  mtfne  mld- 
>delen  aan.  Maandag ,  zoo  als  ik  zeg ,  zal  ik  uw  befluit  ver» 
nemen.**  Op  deze  luimige  wijze  werd  het  meisje  gevrQd 
éttrvericrejpen;  en  wQ  meenen  er  te  mogen  bQ voegen,  dac  de 
verbindteois  in  allen  opzigce  gelukkig  was. 


DE   DORPEBRMIS  IN   IERLAND. 


H< 


Let  is  eene  onloochenbare  waarheid,  dat  ware  verlicbtlflg 
heilzamen  invloed  moet  hebben  op  zeden  en  tijdelijke  wel- 
vaart van  een  volk.  De  treurige  toedand  der  Ieren  firekke 
ei^  ten  bewijze  van.  De  gemeene  man  in  dat  ongelukkig 
land,  met  lompen  bedekt,  en  zelfs  de  voornamere  lieden^ 
inaken  eene  ellendige  vertooning.  Een  reiziger,  die,  op 
eenen  aflland  van  Dubiin^  eene  dorpkermis  bewoonde  ^  geeft 
er  deze  befchrüving  van  t 


DE  DORPKCRMIS  IN  IERLAND.*  345 

-  Men  mag  dit  volksfeest  inderdaad  nationaal  noemen^  Arw 
moede,'  raorfigheid  en  verdoovend  geraas  waren  even  groot, 
tls  de  lustige  vrolijkheid ,  waarmede  de  minst  kostbare  ver- 
maken genoten  werden.  Ik  zag  onder  Inid  getier  fpyzen  en  • 
dranken  binnenflaan ,  die  m^  onwillekenrig  deden  omkeeren , 
daar  het  gezigt  alleen  mi)  walging  veroorzaakte.  Wegens  de 
hitte  en  het  ftof,  het  gedrang  en  den  flank,  kon  Ik  het  hier 
niet  langer  nithouden.  Dit  fcheen  echter  de  bezoekers  niet  te 
hinderen.  Bene  menigte  kramen  was  opgeflagen;  maar  de 
meeste  hadden ,  even  als  de  kermisgasten ,  een  armoedig 
iroorkomen.  Benige  praalden  met  een  kruis ;  andere  hadden 
een*  ilok ,  met  een*  bonten  lap  er  aan  vast ,  nitileken ;  zelfs 
was  er  een ,  die  eene  doode ,  halfverrotte  kat  boven  op  zoo- 
denigen  dok  had  fteken,  Hansworiten  van  de  gemeenfte  foort 
dreven  tusfchenbeiden  op  theaters  van  ruwe  planken  en  in 
▼erfletene  bonte  kleeding  hunne  fobere  kostwinning,  in  de 
verfllkkende  hitte  opi  eene  geweldige  .w|jze  wonderiigke  fpron. 
gen  en  allerlei  zotte  poefen  makenide,  zoo  veel  hunne, 
krachtenr  toelieten.  E^n  derde  gedeelte  van.  het  Tolk  lag 
op  den  grond,  of  flingerde  dronken  rond;  anderen  zaten,; 
fehreenwden  of  vochten.  De  meisjes  reden  menigyuld^^, 
twee  of  drie  op  éénen.  ezel  zittende ,  rond ,  baanden  zich 
met  moeke  eenen  weg  door  het  gedrang,  rookten  daarbQ.op 
bevallige  wtjze  hare  cigaren ,  en  fchenen  alzoo  de  vrQers  te 
willen  uitlokken.  Op  het  «llerbelagcbelqkst  vertoonden  zich. 
twee  bedelaars  te  paard,  hoedanig  fchouwfpel  ik  alleen  ce, 
tUo  della  Piata  gemeend  had  te  kunnen  vinden.  He^  paard,' 
watrop  tn  zonder  zadel  zaten,  en  dat  zij  met  een  ^un, 
touwtje  boftuurden,  fcheen  door  zQn  ellendig  voorkomen 
BK  hea  mede  te  willen  bedelen.  —  In  menig  yopzigt  Is  dit 
volk  nog  met  Wilden  te  vergelijken.  Het  algemeene  gebrek, 
aan  behoorlyke  kleeding  by  den  gemeenen  man ,  zelfs  op 
feestdag  en  kennis;  hunne  geweldif^e  neiging  tot  den  bra.n^ 
dewQn ,  zoa«  lang  zij  flechts  een*  penning  in  den  zak  heb» 
ben ;  Kunne  woeste ,  elk  oogenbllk  uitbarftende  twistei^  'en 
regelmatige  nationale  vechtpart^en  met  den  fchileila  (een 
moorddadig  wapen  ,  beftaande  in  eeujen  ilok,  dien  ieder  on* 
der  z^ne  lompen  verborgen  hondc,  aan  welk  gevecht,  dikw^lf 
bofiderden  plotfelfng  deelnemen,  tot  dat  er  eenigenvan  hen 
gewond,  ja  dood  nedervallen);  hetverfchrikkeiykgefchreeuwsi 
dat  zy  atshefien  b^^die  gelegenheden;  de  wraak^zucht,  .waar.^ 
mede  eene  beleediging  jaren  lang  door  eene  ^nfche  ge? 


34^  DJL  POaPEERMIS  IN  IERLAND. 

me^nc^  in  gi^htngtn  nehouden,  jb  van  gefltckt  toe  geOacbt 
overgei|)ragc  wosdc;  -*-  en  dan  weder,  aan  den  anderen 
kanc,  bunne  vrolqke  onbezorgdheid,  welke  nooit  aan  deo 
yplgj^oden  dag  denkc;  hunoe  luscigheldp  die  alien  nood  doet 
ve^^en^  de  gulle  gastvrltlheid,  die  gaarne  den  laacden  l^eieE 
de^Ui  de  vertrouwelykheid ,  mti  welke  zy  den  vreeindeüng 
behandelen ^  dk  eenmaal  In  hun  midden  zich  bevindt;  d^ 
i^cuipirjyke  vlugheid  der  fpraak,  die  hen  nooit  begeeft:.^ 
Miïp  .deze  dingen  zijn  zoo  vele  bewezen ,  dat  verlicbMng 
«D  befcbaving  nog  weinig  vorderingen  onder,  de  lerfn  ge- 
qia^ikl  hebben. 


Als 


DBÜPOTBNGRUfUaHEID. 

(Uit  de  Mémoires  van  constant.) 


Js  NAPOLEON  in  1804  Engeland  met  eene  landing  be« 
dreigde ,  zQn  leger  de  kusten  van  Bouhgne  bedekte,  en  eene 
vtibaiende  menigte  tmnsportfchepen ,  benevens  oorlogsvaartvi* 
gen ,  op  de  reede  voor  anker  lag ,  had  hy  op  eenei^  morgen 
den  Inval ,  dat  hij  tïlet  de  vlooc  in  bet  ruime  fop  eene  proef 
wilde  laten  nemen.  ZQn  wensch ,  dat  bij  dezelve  na  z^jn* 
^e^onen  rid  .daar  reeds  in  orde  gefchaard  mogt  vinden ,  wat 
too  veel  als  een  bevel,*  en  werd  terltond  den  Admiraal 
BRviz  bekend  -gemaakt,  die  echter  ftellig  verklaaide,  dac 
Uet  'thans  niet  kon  gefchieden. 

'Napoleon  kwam  terug,  vroeg,  of  alles  gereed ^ was , 
vernam  het  tegendeel ,  liet  zich  het  weigerend ,  nadrukkieiyk 
antwoord  dea  zeemans  herhalen,  dampte  met  den  voec, 
bevat  den  Admiraal  te  roepen ,  en  ging  in  zijn  ongeduld 
denzelven 'halverwege  te  gemoet.  De  GeneraalIUf  volgde  bem« 
„  Admiraal!"  fprak  napoleon  met  vlammende  oogen  eir 
ftootende  Hem,  „  ^s^romhebt  gij  mijn  bevel  niet  volvoeidf^ 

'  Met  eene  mannelijk  eerbiedige  houding  antwoordde  deve: 
^  Omdat  er  weldra  een  hevig  onweder  zal  losbarften ,  gelijk 
wij  -beide  zien  kunnen ,  en  omdat  ik  het  leven  van  zoö  vele 
dkppère  lieden  niet  nutteloos  op  het  fpel  zetten  mag/*  De 
twajre  lucht  en  het  doffe  rollen  des  donders  in  de  verte  regi» 
^rdigden  dié  beieorgdheid.  Maar  napoleon  hernam,  mee 
cóenemende  gtamfchap :  „  Ik  gaf  het  bevel ;  de  gevsoigen 
komen  'i^oor  ivqiie  rekening.  Ik  vraag  u  nbg  eenmaal,  waar- 
óm het  niet  uitgevoerd  werd?  -^  Gehoorzaam  gij-r*  • 


DBfB0I£»6RILLI0HftlD.  ^ 

^Keenr  

.j,  Adminal!  gQ  worde  x>nbefchaamd,**  riep  nüp.olbo^^ 
op  den  zeeman  coeloopende  en  hem  mee  de  opgeheven  2wVep 
bedreigende*  De  Admiraal  trad  terug »  legde  de  hand  aan 
deA  degen y  en  fprak,  terwQl  hij  verbleekte:    ,,^acht  at** 

De  omftanden  verfchrikten  zeer*  Napo-lbom  ftond;  zijne 
party  in  het  oog  houdende»  met  dreigenden  irm,  in  eeoe 
vreefeiyke  houding,  even  als  de  andere «  een*  ^lang  onbe- 
wegelijk. Eindeiyk  wierp  hy  de  zweep  weg;  de  Admiraal  liet 
ook  den  degen  los,  en  verwachtte  zwijgend,  met  ongedekten 
hoofde,.. den  afloop  van  hei  cooneeL  NapoxBon  gelast- 
te den  Schout-bQ-nacht  magon,  z^n  bevel' te  volvoeren* 

»  Cn  <ili'*  Q>ni]E  bij  verder,  den  Admiraal  aanziende, 
I»  verlaat  binnen  vierentwintig  uren  Bouhgne^  en  vertrekt 
naar  Holland.  Gal'*  <—  Daarop  verwijderde  I^j  zich,  en 
eenlgen  van  het  gevolg  drukten  den  verhaniiCMn  deelnemend 
de  hand. 

De  Admiraal  ma  o  om  liet  nu  de  vloot  nitloopen;  doch 
weldra  werd  de  zee  zeer  verbolgen ,  de  dikke  duisternis  aan 
den  hemel  nam  toe,  een  geweldige  dom  ftaJt  op,  wierp  de 
fchepen  uit  de  linie »^n  dreigde  vele,  gf^i^k  pruix  voor- 
zien had ,  den  ondergang*  Toen  lli^te  h a  p  o  L9p  n  fomber, 
met  een  hangend  hoofd  en  de  armen  over  elkander  geflagen , 
langs  het  ftrand  heen  en  weder.  Plotfeling  hoorde  men  een 
akelig  noodgefchrei.  Meer  dan  twintig  welbefliénde  kanon- 
neerbooten  werden  op  de  kust  geworpei»,en  het  fcheepsvolk, 
tegen  de  woede  der  golven  worftelende,  dep'!  vruchteloos 
om  hulp.' 

Diep  getroffen  van  hetgeen  er  gebeurde,  zag  napoleon 
zQn  gevolg  beven  van  angst,  wilde  nu  een  voorbeeld  van  zelf- 
opoffering geven ,  fprong ,  zonder  zich  te  laten  wederhouden , 
in  eene  reddingboot ,  en  riep :  «  Laat  mij ,  léat  mv !  ZQ 
moeten  geholpen  worden.**  De  boot  was  oogenblikkelQk  vol 
wa(e|r;^  de  golven  wierpen  den  dollen  man  ovcx  boord,  en 
namen  zQn*  hoed  weg.  Op  zqn  voorbeeld  fpröngen  officie- 
ren en  burgers ,,  zeelieden  en  foldatefe  ,  deels'  in  zee ,  deels 
in  de  boot,  «m  de  firaodenden  te  helpen;. doch  Hechts  zéér 
weinigen  werden  gered.'—  Den  volgenden  morgen  wierp  de 
zee  meer;  dhn  tweehondeid  lüken  en  ook  4en.  ho^d  des  over. 
winnaars  van  Maretigo  op  het  (band.  Handlangers  van  na- 
poleon zochten  de  noirendep  cot  zwüges  ifi  brengen  — 
met  geld! 


U^  AANvJ.  a.  BU&LAOB. 


AAN   J.    U.  BURLAGB«    JUR.    UTR.   CAND. ,    BRIOADtBR  VRQlflL* 
LIGER   BV  HRT  RBG&MSMT  LANCIfiRS   NO.   10. 

Y  riendl  wi^n  in  den  reinen  boeiem  . 

Warm  het  HoUandscii  harte  flaac; 
Gü;  die  tegen  Aterlingen 

All  een  Ajtz  over  Haat. 

Uwe  woorden  mogten  tulgen: 
t,  *k  Voel  de  zwaarte  van  m^n'  pUgti** 

Uwe  daden  roepen  luide: 
j,  Hollands  moed  volbrengt  dien  llgtl** 

]t,  mijn  vriend!  uit  Pallas*  tempel 

Riep'ü  't  veege  Vaderland;  — 
Moedig  geeft  Minerva*i  leerling 

Aan  den  itrUgsgod  zijne  hand. 

BQ  bet  mij  nog  dierbaar  afTcbeid 
Was  OW  hart  te  zeer  bekneld:  — 

Woorden  niet ,  een  enkle  faanddmk;  — 
't  Wai  de  handdruk  van  een*  held« 

Handdruk,  die  mijn  borst  deed  zwellen» 
En  my  drong  door  merg  en  beeq. 
.     .      Spreken  wilde  ik ;  maar  geen  woorden..  •  • 
'    *k  Stamelde,  en  mji)n  vriend  verdween. 

Lang  nog  ftond  ik  vastgenageld , 

Zocht  n  nog  m^n  pinkend  oog. 
Tot  een  traan  het  kwam  verduistren. 

Of  een  floers  er  over  toog. 

*k  Zuchtte :  „  Ook  mQ  klopt  in  den  boezevr 
„  *t  Haije  rein  voor  Vorst  en  land; 

„  Maar  zQn  fpoor  mag  ik  niet  volgen: 
ip  M9  weerhoudt  een  ftalen  band.** 

Strijd  dan,  vriend;  o,  ftfQd  dan  moadig^ 

Schoon  Ik  u  niet' volgen  mag, 
Myne  wenfcb^n ,  mVne  beden 

Zyn  tteedf  met  u ,  dag  aan  dagi. 


AAN  j.  U.  DUKLAOt.  g^ 

En  wanneer  ge ,  btj  den  vrede , 

Keert  in  *c  dankbaar  Vaderland , 
O,  dan  druk  ook  ik  erkencl^k 
.    ''   Ude  trovwe  beldeokandi 
Utreckff  Febr.  183^  .  r.  b.  ad*  wu 

AAN  U^Kt  MOEOER,   BU  GELEOEIfHEIO  VAN  Of  jrnjARIHO 
VAN    MUN\    TEH  VEHOEOIOIMG  QEI  V4DfiI^.4MDa  UIT- 

OÈTRQKUN*,  BROEDER.  f    ,  ^ 


Mc 


Loeder!  moest  een  mnicrenroè 
U  de  vreugde  wreed  ontrukken , 

Op  deez*  dag,  voor  *t  oog  van  dód/ 
Uwen  zoon  aan  *t  bare  te  drukken ; 

Sla  den  blik  niet  droevig  neer. 
Laat  geen- wieede  ilnut  u  kwellen  ^    •. 

Ga  diffl  tsanenvloed  te  keer»  .  -  r.'0 
Dl^n  Ik  uit  uw  oog  zie  wellen I     >  'i  -'^ 

H|K  die  deze  tranen  ziet ,     .<  .« 
.    Houdt  op  hem  Z0n  oog  geflagea;« 

H9»  die  hem  Zijn'  bijftandbiedc  ^ 
Wil  ook  uwe  krachten  fchragen. 

Schijnt  ook  foma  Zijn  hand  te  haid^) 
Zijn  voor  ons  Zijn  wegen  duister, 

Ééna  breekt  door  den  nacht,  der  fmart. 
't  Lieflijk  licht  met  nieuwen  luister. 

Schoon  een'  tijd  de  boosheid  woed' 
En  ons  fcbelmsch  d^  wet  wU  zetten  p 

God  kan  met  één'  wenk  't  gebroed» 
Dat  ons  thans  braveert ,  verpletten. 

Of  zou  Hij ,'  wiens  enkel  w'oord  i 
p  Er  zij  licht !"  den  nacht  deed  vlieden , 

Naar  wiens  ftem  de  (lormwind  hoort^» 
Wiens  bevel  het  bruifend  zieden 

Van  de  woeste  baren  temt, 
..    Niet  der  boozen  magt  verbreken  f 

Wat  Zijn  wijze  ontwerpen  firemt» 
Zal  Hij  op  die  fnooden  wreken. 

Dae  w<mlr  orde  en  raat  herfteld  i 
't  Oodeihart  zatniec  meer  bloeden , 

Env  wéér  aan  uw  borst  gbrncld,    .Kf 
Zal  uw'ZDOadieTmart  vergoeden*  .;^ 


|f0  I  MEI»  t€3i« 


r  MEI,  i»3r. 


>  > 


ünd  rede  Du  dareini         *       -    v:.v--  .". 

CLAupiyf. 

'    JnLöfflé  i^  2Ö0  vroiyk  en  zoo  ving,    ''       '^ 

O  fchoone  Lente  I  toc4  terog-,   .    ^. 
£n  rekt  ^m$  de  droeve  d«genf   '- 

De  morgen  komt  oos  reeds  te,  vroeg;.: 
No|^  j^et  men  d*avondftond  verttagtni  \ 

'Een  dag  vol  zorg  ii  lang  geiH>e«.       j 

Toen*  de  ooQevatr  ,  na  iMmn  togt ,     ; 

Ons  vlschdgk  Neédatd  weAr  bezoekt. 
Alsof  er  Vm^^de  of  vrcé^  hem  «oodde. 

Toen  werd  Ik  met  zqn  keus  begaailt 
Geroerd  lag  ik  den  troawen  bode, 

Dea  vooiboó  van  de  vroeüag ,  «an. 

Ocfr,  riep  ik,  tron we  vogel,  keer, 

Keer  naar 'Egyptes  ftranden  wéér, 
Nairir  Arabier  én  Ottomanen  I 

Zoekt- gtl.' kier  heil?  Vergeeft  uw  hoop'; 
Hier  'faftilTeii  woeste  (laatsorkanen  , 

En'*it  wordt  geen  zomer  voor  Earoop/ 

Zoo.fprak  Ik,  maar  geen  eiber,  week; ' 

.B9  vond  het  oude  nest ,  en  ;fireek 
Gerost  op  dak  en  boomtop  qeder. 

Alsof  hy  ons  beloven  dorst : 
Weldra  toch  komt  de  lente  weder, 

Al  wintert  het  in  *s  m^fchen  borst.  - 

En  zie  „  daar  leveii  klont  en  kluit , 

Daar  toeekt  het  winterkoren  uk, 
En  *t,eerae  groen  verfiert  de  wMenf    - 

Oflchoon  de  zaaier ^  wfjd  van  hier; 
De  rangen  vult  van  HoUandi  heUto, 

En  •t  kouter  neêrlei  voor  't  i»|ifer«  ^ 


En  hoor,  daar  lokt  itf  *t  bloempriöel  '^ 

Qós  *c  mtoDelied  van  filomeel , 
Bn  doet  het  zangMg  woud  verdommen  .4^' 

Matr  wy  f  voor  liefde  en  lente  koel ;  . 
Verdooven  *t  met  geraas  vim  iromtittn  » 

Mei  dof  en  davrend  krygsgejoeU 

,    En  ginder  kneust  hetbreede  rad      ...       ...» 

Van  't  log  gefcbut  de  velden  plat,  — 

De  landman  mag  zQn  hoop  beweenen ,  — 
Terwyi  de  melbtóeU  uil  liet  groen 

Zich  ftreqgelt  om  den  vuurmoqd  henen  .    .  'y*.  * 
Op  batterij  en  bastioen.  ./: 

of  Wi^n,  in  vreugde  of' hi  verdriet ,      ^  "    •'' 

Wien  treft  dat  vfoamdgÉmengiel  niet 
Van  heil  eo  onbeiU  plMK  c»  ^egeo  f: . 

V^ie  vraagt  niet  fona.  ztchaelven  %ti    ..',; 
De  Hemel  gaf  ons  warmte  en  regen ,  — 

Wat  was  het,  dat  ons  d*oorlog  gaf? 


ol  Wat  ge  wenscht  en  wat  ge  wilt , 

Dien  kostbVen  fchat  toch  niet  verfpild ! 
Rm  xal  het  veld  naar  fikk^tls  vragen : 

Legt 'daarvoor  lens  en  lemmer  af; 
WQ  zuïïen  niét  uit  wi'aakzueht  tfragen. 

Wit*  noodweer  ons  in  handen  gaf* 


./: 


De  vraag  i$  diep ,  en  *t  antwoord  rwaar, ,  - 

Gq,  Pool  en  Belg,  beantwoordt  haar;  ;., 
'Maar  legt  de  hand  u  op  het  harte  I  ',.    .^ 

Zoo  dat  van  wrok  en  wrake  -zwelt , ., 
Dan  is  *t  de  poel,  waaruit  die  fmarte  ^ 

Waaruit  die  zeé  van  jaminVen  welt;  •    ^'    •^-'  •' 


Zie  opl  *t  Is  zegen  overal;    . 

Het  groent  op  bolwerk,  fchans  en  wal ,  ^  «. 

Als  la  de  (Hlle  Uaverwdde.  .    .  !  ! 

De  boomgaard  lacht  als  ons  u  aan : 
Die  bloeit  voor  booze  en  brave  beide;  -*    *• - 

Voor  beiden  rijpt  dat  voedend  graah»       .    '  .       ^ 


ir  ; 


35»  I  MKi^  i83i. 

ü,  go«dlg  voorjtar,  i^n^  ep  pcjjsf  /  ■ 

Och,  matk  den.  dwji^en  meosch  zoo,  w'^i^ 
Als  vruchtbaar  beemden  eh  landouwen'; 

Opdat,  eer  de  eiber  onj  begeeft,  ' 

Hij  h  -volk  gelukkig  mag  itnfcboaweii , 

Welki  weivaarcmet  den  vreö  h^rleefü    ' 

' J.  BRCSTÉR^  A.  ;(• 


teN  W£NC    VOOR  OORLOGZUCBTIGB  FRAffSCHEN  BN  BlLGBIt» 
C Vóór  den  flig.) 


w. 


el,  kameraad I  dat  wordt  wéér  vast  een  heète  dtgi 
Hóórt  gy  het  grof  gefchut  wel  knallen  t 
Er  zullen ,  denk  ik ,  fpaanderi  vallen ; 
Bo  waar  gehakt  worde ,  daar  beualc  men  vaak  *c  gelag. 

Een  émdere. 

Het  zy  zoo:  vroeg  of  (^ade  In  't  graf. 
Slechts  r^p  valt  de  appel  toch  eerst  af. 

CNa  deo  flag.j 

De  Soldaat. 

Wel,  kameraad I  dat  was  eens  wéér  een  heete  dag, 
Dlea  *k  (onder  ons  gezegd)  niet  gaarne  wederzag. 
Uaar  apropos,  weet  gij  mij  ook  foms  uit  te  leggen, 
Waarvoor  w^  eigenlek  toch  vechten?  Want,  ja»  Mjk...«* 

Dé  andere ,  hem  in  de  rede  vallende  : 

Waarvoor?...  waarvoor?...  Wel,  opmyneeer,g(|hebc^eigkf 
Dac  moet  ons ,  zoo  h^  *t  weet ,  de  Luicenanc  eens  zeggen. 


D, 


ANEKDOTE  TER  BLADVULLING. 


re  bekende  Duitfehe  Dichter  gastel  Li  had  een*  vriend» 
aan  hem  door  den  band  van  luimige  fcherts  te  naauwer  ver- 
bonden* Onophoudeiyk  plaagden  zQ  elkander.  Een  van  hen 
deed  eens  eene  vrü  groote  reis.  Na  verloop  van  weinige 
dagéii  kreeg  castelli,  mee  den  pose,  een*  geweldig groo- 
ten »  dikken  brief,  waarin  niets  meer  te  lezen  flond ,  dan  t 
ip.  Ik  ben  zeer  welvarende.**.  Zonder  monren  betaalde  de  Oich- 
cêr  hee  zware  port ;  maar  kort  daarop  ontving  zyn  reizende 
vriend  een  loodzwaar ,  ongefrankeera  kistje  ,  per  diligence  , 
ifiraarin  een  (leen  van  i5  pond,  en  daar  om  heen  een  ftnk 
papier »  waarop  gefchreven  was :  „  Lieve  vriend  1  BQ  het 
onevangen  van  het  gewenschte  berigc  van.  awen  welftand  ia 
mV  nevensgaande  (teen  van  het-  hare  gevallen.  —  Castelli.** 


MENGELWERK. 


V£aGB|.QR£ND&     BESCHOUWING    TUSSCHBN    DB     HOMA* 

NttBIT  9    WELKB  Wlf  IN    GENESIS  B^  DB  AARTSvA» 

DERBN,    EN   DIE,    WELKE    W^  IN  DB  GEDICH<^ 

TBN     VAN      HOMBRUS      BQ     DB      GRIBKBN 

VINDEN. 

vjrelijk  de  graankorrel,  in  de  aarde  geworpen,  langza- 
merhand ontkiemt  en  opwast;  gelijk  ieder  zaadje  tot 
eene  mèt  zijne  foort  en  groeikracht  overeenkomftige  hoogte 
opgroeit,  en  zich  tot  eenen  (latigen  eik  op  Bafan  of 
pracbtigeh  ceder  op  Libanons  kruin  verheffen  kan ,  — 
zoo  zien  virlj  ook',  hoe  het  menfchelijk  vernuft  zich  lang^ 
zamcrhand  en  als  van  trap  tot  trap  meer  heeft  verfijnd 
en  in  kennis  is  toegenomen,  en  als  liit  den  nacht  van 
duisternis  en  onkunde  tot  dien  trap  van  kennis  en  licht 
geftegen  is ,  waarop  wij  den  menscb  thans  geplaatst 
zien.  Welk  een  hemelsbreed  onderfcheid  heeft  er  tocfi 
niet  plaats,  wanneer  wij  de^  menfchen  eerden  toeftand 
hier  op  aarde  vergelijken  met  dien,  waarin  hij  zich  thans 
bevindt!'  Het  is  waar,  dat  de  mensch,  terftond  n^ 
Eijne  fchepping ,  boven  het  redelooze  gedierte  verre  uit- 
ibuntte,  daar  wij  hem,  als  het  eenig  voorwerp  der 
aardfche  fchepping,  tot  eeuwig  voortduren  beftemdi 
aaar  het  beeld  zijns  Scheppers  geformeerd  zien,  en  dat 
hij  als  zoodanig  jcene  fchakel  in  de  keten  van  het  ge- 
(èhapene  uitmaakt,  ook  toen  voorwaar  de  aanzlenlijkfte 
CD  uitnemendfte ,  ja ,  wat  de  reinheid  en'  onfchuld  zijner 
zedttf  betrof,  veel  voortreffelijker  dan  thans.  Mét  be^ 
trekkiag  tot  zijne  wetenfchappeli^ke  kennis  en  befchaving 
was  hij,  wel  is  wSiar,  boven  het  gedierte  des  velds , 
waarover  de  Heer  des  hetoels  en  der  aarde  hem  als 
heerfchappijvoerder  geftèld  had,  verre  verhevene  docli 
bet  waren  flechts  de  eerfle  kiemen  ,  welke  de  mensch 
bij  zich  omdroeg ,  die  zich  naderhand ,  onder  het  opzigt 

MENCELW.   I83I.   NO.   8.  C  C 


'Jf4  BESCHOUWING  VAN  DB    HUMANITEIT' 

en  4e  zorg  zljos  heBiélfchen  Vaders  ^  meer  til  taeer  opt* 
wikkelen  en  tot  derzelver  toppunt  (^gen  zouden.  Vtite 
zij  het  echter  van  ons ,  met  eenigen  der  Ouden  te  (lel- 
len, dat  de  eerde  menfchen  een  leven  geleid  hebben  evra 
als  de  beesten ;  dat  zij ,  als  eene  wilde  kudde ,  zich  at 
weidende  voedfel  verfchaften,  zonder  eenige  maatfebap- 
pelqke  verbtndtenis ,  zoo  'als  zulks  door  diodorus 
8ICULU8,  CICERO,  in  Zijn  boek  de  Itivcntionc » 
Lib.  !•  Cap.  a ,  en  anderen  beweerd  wordt. 

B9  alle  volken  heeft  ook  deze  ontwikkeling  der  ver- 
flandel^ke  vermogens  van  den  mensch  niet  even  fpoadig 
en  op  dezelfde  wijze  plaats  gehad.  Welk  een  onder* 
fcheid  befpeurt  men  hierin  ook  heden  nog  niet!  Hoe 
verre  ftaat  de  domme  Indiaan  bq  den  Christen  wijsgeer 
achter !  Welk  een  verfchil  beftaat  er  niet  tusfchen  eenen 
bewoner  der  Zuidzee-eilanden  en  eenen  h  e'rs  c  h  b  l  ! .  •  • » 
Doch  waartoe  Qieer  zoodanige  tegenftellingen  ?  Laten 
wq  ons  liever  verheugen  over  de  goedheid  des  Albe* 
Huurders  ,  die  ons  op  dat  gedeelte  der  aarde  heeft  doen 
geboren  worden,  waar  kennis  en  befchaving,  zooniet 
den  hoogden ,  ten  minfte  eene;n  zeer  hoogen  trap  be» 
reikt  hebben. 

Het  dacht  mij  niet  onbelangrijk,  M.  H. ,  ons  bij  ^ 
cezfte  ontwikkeling  dezer  kiemen  van  menfchelijk  vemvA 
te  bepalen,  en  den  traps wijzen  voortgang, der  menfcbe* 
IQke  befchaving  met  elkander  te  befchouwen.  Het  ia 
biertoe ,  dat  w^  •  eene  vergelqking  zullen  pogen  daar  te 
ftellen  tusfchen  de  Humaniteit ,  welke  wij  in  Gene/k 
ten  tyde  der  Aansvaderen  in  het  Oosten,  en  die,  welke 
wij  in  HOMERUS*  gedichten  toen  ter  t^d  in  het  Wes^ 
'  ten  vinden.  Doch  het  onderwerp  is  van  zei^  grooteii 
omvang,  en  bevat  zoo  veel  in  zich,  dat  ik  mq  niet  du^ 
vleien ,  alles  naar  behooren  te  zullen  of  te  kunnen  be» 
handelen. 

Alvorens  wiy  tot  deze  vergelijking  overgaan,^ zal  bet*, 
dunkt  mij ,  niet  ongepast  zijn ,  dat  wij 

I.  eerst  eene  en  andere  aanmerking  over  het  boek  G#« 
n^s  laten  voorafgaan ; 


DMr  AAftT«VADBRftN  BN   OER  OAUKtN,         k%SS 

^    Up'  venrolgffoi  dttgenp  MDiUppea»  wit  on»  d«  gr^e 
midheid  vap   homerus  en  diens  fchriften  loededeeU; 

UI.  om  daarna  tot  de  vergelping  over.  te  gaan  ti»- 
Tchen  éim  toeftand  des  menschdoms ,  zoo  als  wij  dien 
oit  beide  gefchriften  keren  kennen »  en  zoo  veel  moge- 
l^  aan  te  toonen»  in  welk  opzigt  de  Jood  boven  dm 
Griek  ^  of  de  Griek  boven  den  Jood  uitmunt* 

L  Daar  het  oos  te  lang  zou  ophouden ,  zoo  wjj  wil- 
den aantoonen,  dat  'm  o  zss,  die  als  de  fchrijver  vati 
den  Pe^tauuchus  wordt  opgegeven,  er  wezenlek  de 
verzamelaar  en  opfteller  van  is ,  willen  w^  voor  otts  dit 
thans  als  eene  welgegronde  waarheid  aannemen.  Wie 
MozBs  was,  en  welk  eene  rol  hy  op  bet  tooneel  dmr 
wereld  gefpeeld  heeft ,  hierover  achten  wij  het  overbo- 
dig, uit  te  weiden.  Wy  willen  alleen  zien ,  uit  welke 
bronnen  m  o  z  e  s ,  die  2400  jaren  na  de  icbepping  .leef» 
de,  en  ons  eene  gefchiedenis  fchenkt,  van  dto  eerften 
loeftand  der  wereld  en  des  menschdoms  af  tot  op  zqnieti 
lijd  toe,  zijne  kennis  geput  heeft.  Daar  de  gefctdedenis 
ons  deswege  geene  genoegzame  berigten  mededeelt,  ku9r 
nen  wij  het  door  gisfingen  fleQbts  tot  zekeren  graad  yw 
waarfchyn)i!jkheid  brengen.  De  meeste  duisternis  heeracht 
hieromtrent  in  de  fcheppingsgefcbiedenis  ,|  welke  m  o* 
9fts  voorwaar  noch  uit  m.QOdelinge  o^yerle veringen» 
noch  uit  gefchrevene  oorkonden  weten  kon ,  al  wilden 
wij  de  fchrijf  kunst  ook  zoo  oud  maken  als  de  wer^ 
zelve.  Te  willen  vooronderftellen ,  datMOZES,  door 
lipigdurige  en  icherpe  navorichingen,  eindelijk  tot  dó 
vavheid  eener  zaak  zou  doorgedrongen  zyn,  waarom^ 
imit  de  Grieklche  en  Romeinfche  wqsgeeren,  ip  veel 
etteren  t^d,  door  hunne  befpiegelingen  zich  zulke  vei>*^ 
((^lende  en  geheel  uiteenloopende  denkbeelden  go» 
vormd  hebben»  fcl^jnt  ons  even  ongergmd  toe,  als  om 
ons  te  willen  diets  maken,  dat  mo zss,  door  z^ 
hooge  verbeelding  vervoerd,  de  fchepping  des  hemels  en 
der  aarde  zód  afgefchilderd  zou  hebben ,  als  wg  die  van 
hem  leeren  kennen ;  daar ,  er  toc|i  in  dezelve  zoo  veel 
voorkomt,  geheel  ftrijdig  met  de  toen  plaats  hebbende 

C  c  a 


3^  BesCHOUWINO  VAN    DB   ÜüHANJTëIT 

xienfcbéddett  der  Egjptenartn.  W^j  voor  oo»  Willen 
Jiever  bet  hec  gevoelen  van  ondedchéidefie  geleerden  lö^ 
*(lemfneti,  en  hier  eene  bijzondere  Goddelijke  openbéring 
tannêmen  ,  welke  aan  m  o  z  e  s ,  of  roisfcbien  reeds  aaii 
0026  geerde  voorouders  in  bet  Parades»  datgene  roede* 
deelde ,  wat  anders  z^h  voor  het  oog  des  grootften  wijs* 
geers  verbel-gen  zou  zijn  gebleven. 

OiTchoon  mij  dunkt,  dat  men  zulks  met  op.%igt  tot 
de^fcheppingsgercbiedenis  mag  aannemen,  willen  wij  ech* 
ter  niet  voorQnd^rftellen ,  dat  dit  in  alhs  hec/t  plttts 
gehad ,  wat  m  o  z  e  s  ons  mededeel^  van  hetgeen  vóór 
zijnen  leeftijd  voorgevallen  Is :  wij  zijn  veeleer  van  gë^ 
voelen,  dat  mozes  eene  of  andere  bron  gehad  hebbe; 
waaruit  hij  zQne  kennis  geput  heeft.  Deze  zullen  waai^ 
fcbijnlijk  van  tweederlei  aard  geweest  zijne  mondelinge 
ovtrieveringèn  en  gcfchrevent  oorkonden. 
'Mondelinge  overleveringen  alleen  kónden  hiertoe  mts- 
fchien  voldoende  zijn,  daar  toch  van  ada'm  tot  mo«-' 
ZES  flechts  vier  of  vijf  geflachtcD  elkander  opgevolgd 
waren,  en  de  berigten  dus  niet  door  veler  monden  be« 
hoefden  te  gaan.  Adam  toch  kon  zijne  wederwaardig* 
heden  aan  l  a  m  e  c  h  roededeelen ,  en ,  daar  deze  gelijk«i 
tijdig  met  s  e  m  geleefd  heeft ,  kon  die  de  berigten  vaW 
dezen  overnemen.  S  e  m  ,  de  ftarovader  der  Semiten , 
leefde  na  den  zondvloed  tiog  400  jaren  ,  in  welken  tijd 
ABRAHAM  reeds  geboren  w>as.  Abraham  kon  alle 
lotgevallen  des  menfcheltjken  geflachts ,  welke  zijnen 
ftamvader  s  e  m  bekend  waren ,  bij  pverlevering  aan 
lijtien  zoon  en  kleinzoon  isaSr  en  jakob  mededeel' 
lên.  En  offchoon  er,  wel  is  waar,  volgens  het  meest' 
algemeen  gevoelen,  tusfchen  jakob  euMozEsnog^ 
byna  vier  eeuwen  verliepen ,  was  echter  het  gellacht  van' 
jA)Lic)B  toen  reeds  talrijk  genoeg,  om  al  deze  berigten 
te^'tbevt^ren  ^  en  tia  verloop  van  tijd  aftn  mozes  mede* 
te  deeleh.  ^ou  men  ook  niet  hierin  de  wijsheid  des  Al- 
lerhoiogften  kunnen  opmerken,  die  het  leven  der  eerftè^ 
neiifchen  op  zoo  vele  honderden  jaren  bepaalde  ?  'En 
ilatr  men  al  vroeg  gewoon  ivas ,  door  een  of  ander  op-' 


bBR    AARTSVADBR£N   SNODER   GRIEKEN.  $57 

gcrigt  gedcnkteeken  deze  of  'gene  gebeurtenis  der  vergen 
tdhéid  .te  ontrukken ,  vond  het  geheugen  hierin  reed$ 
fpoedig  een  groot  hulpmiddel,  en  kon  men  met  dit  ge^ 
deokteeken  niet  flechts  de  voorgevall^e  zaak,  maar, ie 
vens  de  lotgevallen  der  met  haar  in  verband  (taande  pet^ 
fonen  zich  te  binnen  brengen.  , 

Daar  men  echter  in  dit  boek  menigvuldige  fporen  aap'^ 
treft,  dat  gefchrevene  oorkonden  (waaronder  misfchien 
bok  eenige  in  beeldfpraak  vervat)  m  o  z  e  s  tot  eene  mil? 
de. bron  verftrekt  hebben,  waaruit  hij  zijne  kennis  aan 
de  oude  gefchiedenis  putte ,  moge^  wij  ook  deze  gerust 
als  zoodanig  befchouwen. 

.  >Dat  de  fchrijf kunst  ten  tQde  van  mo  z  e  s  bekend  was» 

hieraan  zal ,   vertrouwen  wij ,  niemand  twijfelen ,    die 

weet ,   dat.  c  a  D  m  u  s ,  een  Phemciër ,   die  bijna  gelQk? 

djdig  met  onzen  gefchiedfchrijver  leePde,  het  letterfchrifc 

uit   zijn  vaderland  in   Griekenland   heeft   overgebragt. 

Waarom  zouden  wg  dan  ook.  niet  mogen  tfanneraen,  dat 

hetzelve: reeds  vóór  dien  t^d  in  Opper- Azië ^  waaronder 

ook  Egypte^  bekend  was;  en  dat  de  Phen\ciin  de  ken^ 

nis   aan  hetzelve  door  hunnen  koophandel,  welken  dit 

volk  reeds  in  de  vroegde  tijden  dreef,,  aan  derhun  om« 

ringende  volken  medegedeeld  had?     Ten  zij   men  met 

G  o  G  U  E  T   (^De  r origine  des  loix  etc.  chez  les  anciens 

peüphes.    Paris  1738.)  wiïder^aannemen,  dat  de  Egjp^ 

tenaars  :^elv6.  als  de  uitvinders  der  fchr^Tkunst  moeten 

befcbouwd  worden ;.  welke  tevens  geene.pnaapnemelljke 

gisfiDgiea  voordraagt  omtrent  de  wijze,  waarop  men  tot 

der^elver  ontdekking  zou  gekomen  zijn.    Dat  men  eerst 

op    linnen    gefchreven  heeft ,    getuigt  ook  p  l  i  n  1  tr  a 

(///ƒ/.  Naf.  Lib.   XIII.  Cap.ii)  die  verklaart,  dat  de 

kunst,  om  op  linnen  te  fchrijven,  hem  toefcheen,  uit  dé 

oude  fchryvers,    door  liera   geraadpleegd,    veel   ouder 

te  moeten  zyn   dan  de  Trpjaanfche  ■  oorlog»    Waarom 

zouden   wij   niet  mogen   Hellen,  datxlc  Hebreers^  even 

als. "de  KoTftcinen^  huni\e  libri  lintei  gehad  hebben?  Eii 

wanneer,  lyij,  de  berigten,   welke  wij  bij  eu&ebiusi 

faflf.  ^V^  NC  H  O.N  f  A  T  o  N  ,    dcH    Phnnicifchen  gefchic4? 


35^^  BB8CH0UWINO   VAN  OS   HUMANITBIT 

fchrijver,  vinden ,  mogen  gelooven ,  worden  wij  nog  meer 
In  dit  ons  gevoelen  verfterlct.  Deze  toch  verbaalt,  QPrae^ 
paratio  Euangelica^  Lib.  I.  Cap.  9)  dac  s  a  n  c  h  ö  n  i  A- 
T  o  N  9  die  gezegd  wordt  ouder  te  zijn  dan  de  Trojaan* 
fche  oorlog,  de  gefchiedenis  der /örf<(f;3  met  waarheidsliefde 
opgefteld  heeft,  zoo  als  bij  die  uit  de  archiven  der  lieden 
en  de  in  tempels  bewaarde  gefchriften  verzamelde. 

II.  Alles ,  wat  wij  van  homerus  weten ,  is  als  met 
een*  dikken  nevel  bedekt,  waardoor  het  licht  der  waarheid 
flechts  hier  en  daar  een'  flaauwen  draal  kan  doen  driti* 
gen.  Reeds  vroeg  was  deszelfs  gefchiedenis  met  vele  fa« 
beien  doorweven  ^  waaruit  men  de  waarheid  zeer  moe^ 
lijk  kan  leeren  kennen  en  van  het  verdichte  afzónderini. 
Herodotus  (of  wie  ook  anders ,  daar  het  door  vde 
geleerden  ontkend  wordt ,  dat  hij  de  fchrijver  is)  heeft 
ons  een  kort  levensberigt  van  homerus  nagelaten, 
opgefteld  uit  de  fabelen  en  verhalen  van  zijnen  tijd. 
Hierin  leert  hjj  ons,  dat  homerus,  eerst  hele  ai* 
OENES  genaamd,  naar  de  tWitt  Mcles  ^  in  de  nabghdd 
der  ftad  Cumac  geboren  is.  Wie  zijn  vader  geweest  zg, 
imeldt  hij  ons  niet;  deze  fcbijnt  echter  zekere  mae on 
geweest  te  zijn,  daar  homerus  meermalen  den  naam 
van  MAEONiDES,  zoon  van  MAEON,  draagt.  ZQne 
moeder  was  critheis,  dochter  van  m E n a l i p* 
pus.  Na  den  dood  harer  ouders  was  zij  genoodzaakt, 
voor  zich  en  haren  zoon ,  door  fpinnen  zich  het  nood* 
wendige  des  levens  te  verfchaffën.  Dit  in  aanmerking 
genomen  zijnde ,  hebben  de  uitleggers  gemeend  i  dat  hQ, 
Ilias  XII.  VS.  433 ,  den  toeftand  zijner  moeder  met  deze 
woorden  afgefchilderd  heeft:  „  Gelijk  eene  arbeidzame 
„  huisvrouw,  verpligt  om  van  haren  handi^arbeid  te 
^  leven ,  de  weegfchaal  in  de  hand ,  met  regt  en  billijkheid 
„  de  wol  weegt,  welke  zij  gefponnen  beeft,  ten  einde 
^  voor  dezelve  den  bepaalden  prijs  te  kunnen  ontvangen, 
„waarmede  zij, hare  kinderen  onderhouden  moet.*'  De 
meeste  geleerden  zijn  echter  Van  gevoelen ,  dat  wij  lonli 
als  het  vaderland  van  homerus  befchouwen  moeten  f 
vooreerst,  omdat  bij  in  zQue  gedichten  van  bet  IMseh  , 


PEIL  AA41TSVADEREN  £N  DSR  OArKKElf .  %gg 

dialect  bet  meest  gebruik  maakt;  ten  andere,  omdat  allé 
deden,  welke  elkander  de^er  betwistten  van  dengrooten 
Dichter  te  hebbén  voörrgebragt ,  tot  den  tdnifchcn  Staat 
behoorden.  Aan  welke  van  dezen  echter  die  eer  toe« 
komt,  kunnen  wij  met  geene  zekerheid  zeggen.  Waar- 
fchijnltjk  is  zulks  Chhs  geweest :  dit  toch  was  reeds  8  t  r  a- 
Bo's  gevoelen.  Ook  simonidbs  en  theoc ritus 
noemen  hem  den  Zanger  yan  Chios.  Ja,  hoMerus 
2elf  noemt  zich,  in  den  Hymnus  aan  apollo  (zoo 
wij  dien  aan  hem  mogen  toekennen) ,  den  blinden ,  dU 
ie  Chios  woont. 

De  naam  Homerus  ^  welke  in  den  Cumaefchen  tongval 
blind  beteekent ,  heeft  bij  velen  het  vermoeden  do^  ont- 
liaan ,  dat  wij  hem  als  een'  bluidgeborènen  moeten  be- 
fchouwen.  Om  nu  niet  te  zeggen,  dat  het,  mij  dunkt  ik 
durf  haast  (lellen ,  onmogelijk  is ,  dat  iemand ,  dié  nim* 
mer  het  daglicht  aanfchouwd  heeft,  al  datgene  kan 
befchrijven  en  affchilderen ,  wat  wij  bij  homerus  vln^ 
den ,  wordt  ons  bovendien  in  boven  aangehasflde  levens- 
befchrgving  uitdrukkelijk  berigt ,  dat  hij  niet  blind ,  maar 
ziende  geboren  is;  terwijl  er  tevens  $  13  de  reden  bij- 
gevoegd wordt,  waarom  liij  den  bijnaam  van  den  blinden 
gekregen  heeft.  Toen  hij  eenigen  ouderdom  bereikt  had, 
fcbijnt  hij  mtt  zekeren  m  e  n  t  e  s ,  een  bemionaar  der 
dichtkunst,  Egypte  ^  Afrika  en  'Spanje  doorreisd  te  heb- 
ben ,  alwaar  hij  veel  kennis ,  töt  het  vervaardigen  zQnet 
gedichtax  noodzakelgk,  o]ideed.  Daarna  blipd  geworden 
zijnde,  en  in  min  gunftige  omftandigheden  verkeérende  , 
was  hg  genoodzaakt,  zich. naar  verfcheideife  fteden  te  be- 
.  geven,  óm  daar,  door  het  voorzingen 'zijner  gedichten, 
zich  levensonderhoud  te  verfchafien.  Te  Chios  aangeko* 
oren  zijnde,  (lichtte  hij  aldaar  eene  fchool,  waar  hij  z^» 
gedichten  voordroeg.  Van  daar  naar  Athene  willende  ver- 
trekken ,  werd  hrj  te  ld  ziek ,  en  ftierf  aldaar. 

Ziet  hier  kortelijk  homerus*  levensloop  opgegeven^. 
zoo  als  ons  dezelve  door  iibrodotus  wordt  medège* 
déeld.  In  welken  tijd  h  o  mer  u  s^  geleefd  hebbe ,  kunnen 
w|j  mee  geene  zekerheid  zeegen.    De  mannerzuileKl  vin 


366  BESCHOUWMO  VAN  DB  HUMANlTfilT 

Ahiniel  plaatfen  zijnen  leeftijd  300  jaren  na  de  veroiift- 
ring  van  Trojc^  960  vóór  J.  C.  Daar  echter/LYc  ua- 
<»U8  9  die  ook  300  jaren  na  Troje^s  val  geleefd  heeft, 
gezegd  wordt  zijne  gefchriften  het  eerst  in  Azië  ontdekt 
te  hebben,  fchqnt  hij  iets  vroeger  geleefd  te  hebben.  WQ 
plaatfen  daarom^  met  anderen,  zijnen  leefcgd  tusfcfaen 
aoo  en  300  jaren  na  Ttoje;  dat  is,  ten  tijde  van  de 
hrailitifchc  Koningen  david  ensALOMo,  daar  de 
belegering  van  Trojc  ten  tijde  van  de  Rigteren  cidbon 
en  jEPHTHA  fchijnt  plaats  gehad  tfe  hebben. 

Te  willen  aamoonen,  wat  hem  aanleiding  gaf  tot  bet 
fcbrijven  zflner  Ilias  en  Odysfea ',  (bij  welke  wy  ons  al- 
leen zullen  bepalen)  alsmede  derzelver  inhoud  mede  te 
deélen ,  zou  tydverfpillen  zijn.  Ook  zullen  wij  ons  niet 
met  de  gefchillén  inlaten,  welke  er  ontdaan  zyn,  of  men 
deze  gedichten  aan  h  o  m  r  r  u  s  toekennen  kan ;  en  zoo 
ja,  of  hij  er  alleen  de  vervaardiger  van  is«  Gaan  wij 
liever  over  ; 

III.  tot  eene  vergelgking  tusfcfaen  den  trap  van  kennis 
en  befchaving  in  het  Oosten  en  Westen.  Dit  toch  fluit 
het  woord  Humaniteit ,  dunkt  mij ,  in  zich ,  waardoor 
wij  al  datgene  willen  verftaan  hebben ,  wat  den  moisch 
den  naam  van  mensch  meer  waardig  maakt,  en  tot  zijne 
opleiding  en  vorming  medewerkt.  Wij  willen  dan  den 
trap  van  mcnfcbclijkhtid  bij  beide  volken  nagaan ,  oi 
biertoe  fpreken,  i*  over  Xwmnta godsdicnfiigen ^  ^..maat'. 
fchappelyken ,  3.  i»c$cnfchappclijken ,  en  4.  huifdijïtn 
toeftand. 

I.  De  godsdienjiige  toeftand,.  ^  Dat  de  Hebreërs  in  het 
godsdienftige  /zeer  veel  boven  de  Grieken  en  alle  andere 
volken  uitmuntten ,  biervan  is  voorzeker  elk  onzer ,  Mt 
H« ,  ten  volle  overtuigd ,  wien  Gods  bijzondere  zorg 
voor  dit  volk  in  dat  opzigt  niet  onbekend  is.  Door 
j  B  H  o  V  A  !s  onmiddellijke  tusfchenkomst  werd .  toch  de 
kennis  aan  Hem ,  den  alleen  waren  God ,  in  de  aartsva- 
derlijke  tent  bewaard.  Dien  jbhova  kenden  z|j  dan 
ook  als  den  Allerhoogften  God,  die  hemelen  aarde  bezie 
(Gen.  XIV:  18,  da),  ais  den  Eeuwigen (H.  XXI:  32), 


t>Bll^AARTSirAD&lteN  EN   OBR  OilIBKV^ff.  S^f 

Akoagtigen  (H.  XVII:  i)  en  Regtvaardigen  (H.  XVUI^ 
ft5).  Zij  ondervonden  ook »  dat  de  Vooxzieoighdd  Gods 
zich  tot  het  menschdom  in  eene  onbepaalde  mi^te  «k- 
Arekt.  Getuigt  niet  j  o  z  b  p  9  Gcft.  XLV:  5^8 ,  dat  die 
Voorzienigheid  zijn  leven  alzoo  beftuurd  had,  opdat  ' 
velen  in  het  leven  behouden  mogten  worden? 

Hoc   verre  waren  nog  de  Grieken  ten  löde  van  ho» 
M^RUS,  ruim  vier  eeuwen  later,  en  zijn,  helaas!  nog 
heden  velen  •  van .  zulk   eene  kennis  der  Godheid  verwij? 
dérd !    Om  niet  te  zeggen,  dat  zQ  den  wuren  God  niet ' 
kenden ,   zoo  waren   toch  ook  de  volksdeokbeelden  om- 
trent iit^/r/?^  Goden  zeer  gebrekkig.    Zij  hadden,  wel  is, 
waar,   even   als   bijna  alle  afgodifche  volken,  onder  de 
menigte  hunner   Goden   éénen ,  van  wien  all^  andex^  9 
welke  ieder  over  ééne  of  meerdere  zaken  het  opzigt  had*' 
den,,  afliankelijk  waren,   terwijl  het  geheel  door^hunner 
aller  Hoofd  en   Vader,   zeüs,  beftuurd  werd;  maar 
ook  de  magt  van  dezen  werd  door  het  Noodlot  zoo  zeer. . 
beperkt,  dat  hij  dikwijls  belet  werd  zijnen  wil  ten  uit- 
voer te  brengen.    Dat  ook  de  veifchillende  gevoelens  en 
gezindhedeq  der   overige  Goden  hem  hierin  zeer  hinder* 
«Igk  konden  zijn^  leeren  wij  ten  duidelijkfte  «it  den  Tr^ 
jaanfchen  oorlog.    Deze  Goden  waren  hierin  alleen  van 
hunne  vereerders  onderfchciden ,  dat  hunne  boedanighe*) 
den  gröoter  en  verhevener .  waren  dan  van  dezen ,  maar. 
bezaten  anders  dezelfde  hartstogten  en  neigingen ,  welke, 
wij  bij  de  menfcben  befpeuren.    De  Godenrij  van  »a«. 
MBRus   kunnen  wij,  dunkt  mq,  als  eene  groote  hof-*, 
houding  befchouwen ,  wier  zetel  op  den  Olympus  geves-. 
tigd  was.    Hoe  diep  rampzalig  was  dan  niet  dat  volk,, 
en  zijn  nog  heden   ten  dage  al  die   volken,   die  hun 
vertrouwen  ftellen  op ,  en  hulp  en  heil  verwachten  van 
zulke  Goden,   die  in  den  volden   nadruk  Niet^Goden 
zqn4   Zij  mogen  ooren  hebben,  maar  hooren.het  gebed: 
niet,  dat  voor  hen  wordt  uitgcllort;  oogen,  maar  sien 
het  leed  niet,  waarin  hunne  vereerders  verkeeren,  en, 
al  aanfchouwden  zij   hunne  ellende,   de   magt  ontbirak 
hun  toch,  om  enigen  bqftaud  teverleenen.  Driewerf 90-^ 


30A  Bft«CHOUWlNG   VAN  ois   HÜMAMTEIT 

iidikig  tkarentegen  hij,  die  zijn  vertrouvven  op  den  Har 
fielt  9  die  een  Helper  is  dergenen ,  die  tot  Hem  roepen  1 
Daar  wr]  echter  deze  meerdere ,  of  Hever  éénige  kennis 
atn  den  éénen  waren  God ,  bif  abraham  en  zijn  ge- 
flacht  9  -aan  de  bijzondere  zorg  van  God  moeten  toefchr^- 
ven,  die  dezen  verkoor,  om  de  kennis  aan  Hem  op 
taxde  té  bewaren ,  willen  wij  de  Grieken  hieromtrent  in 
Biets  befchuldigen ,  maar  ons  liever  verheugen  over  de* 
zen  wijzen  maatregel  des  Allerhoogften ,  waardoor  het 
ficht  der  waarheid  ook  tot  ons  is  doorgedrongen. 
"  In  de  wijze  van  godsdienftige  vereering  vinden  wfl 
echter  by  beide  volken  de  grootfte  overeenkomst.  Reeds 
ten  tijde  onzer  eerfte  voorouders  zien  wij ,  dat  de 
mensch ,  door  dankbaarheid  voor  ontvangene  weldaden 
gedreven ,  of  door  eene  bijzondere  Goddelijke  tusfcben- 
komst  opgewekt,  zijne  hulde  aan  jehova  door  oflfer* 
«nden  toebragt,  welke  (leeds  roet  gebeden  en  dankzeg- 
gingen  gepaard  gingen.  Offchoon  men  den  oorfprong 
der  offeranden  misfcfaien  alleen  te  zoeken  hebbe  in  de 
dankbaarheid  van  den  voor  Gods  zegeningen  ^evoeligen 
diensch,  willen  wij  hier  echter  niets  beflisfen,  daar 
wij  hieromtrent  met  zekerheid  niets  uit  de  gewijde 
fchrifien  leeren  kunnen.  Deze  wijze  van  vereering  der 
Godheid  vinden  wij  voorts  ten  allen  tijde  bij  de  /r- 
rüeliten  in  gebruik ,  nu  in  eene  meerdere ,  dan  in  eene 
mindere  mf^te.  Hierin  beftonden  ook  grootendeels  de 
godsdiên^tplegtigheden  der  Grieken.  Homerus  geeft 
ons  (^Ilias  I)  eeiie  zeer  volledige  befchrijving  van  eene 
offerande,  welke  de  Grieken  aan  apollo  moesten  toe- 
brengen, om  zijnen  toom  af  te  wenden:  want  ook 
hieftoe  werden  de  offeranden  zeer  dikwijls  door  de  Grie* 
ken'  gebezigd.  Kozen  de  Aartsvaders  meestal  zoodanige 
plaatfen  tot  offeren  uit,  welke  door  eene  gewigtige  ge- 
beurtenis belangrQk  waren,  zoo  als  wij  van  abraham 
lezen ,  dat  ^bfj:  te  Morea\  Bethel  en  op  andere  plaatfen 
altaren  "oprigtte,  en  bij,  Berfeba  een  bosch  plantte  ter 
gedachtenis.  De  Grieken  verrigtten  dit,  even  als  wQ 
zuUüs  isk  óe  oprigting  van  Tabernakel  en  Tempel  bQ  dt 


DBR  AARTSVADEREN   EN  t>RR   GRIEKEN.       .    «{tf} 

tiraclfttn  vinden ,  in  de  tempels ,  welke  t%  dén  Goden 
gew^d  Hadden ,  en  voor  Troje  ook  voornamelijk  op  het 
ftrand  b\j  de  fchepen^  gelQk  uit  boven  aangehaalde  plaats 
té  zïen  isi  •      - 

Waren  het  ten  tijde  der  Patriarchen  liog  de  boofdeii 
der  huisgezinnen,  die  het  offer,  aan  jÈnoVA  toege«- 
bragt,  ontftakeh,  bij  homerus  zien  wij,  dat  deze 
ptegtigheid  ook  nog  toen  ter  t^d  door  de  hoofden  deè 
volks  verrigt  werd ,  zoo  als  Ilias  I  en  ÏI ,  waar  a  o  a« 
MEMNON  het  offer  voor  apollo  en  jitpitbr 
öntfteekt;  en  Odysfca  XIV  verhaalt  hij,  hoe  ei^ 
ME  üs ,  eer  hij  voor  u l  y s s e s  den  maalt^d  ainregtte, 
den  Goden  offerde.  '  Er  waren  echter  in  hét  Orieltfehè 
leger  ook  bovendien  perronen ,  welke  er  bijzonder  toe 
verpligt  waren ,  om  de  offert  te  ontfteken.  Zoo 'vinden 
wij  >  Ilias  1 ,  van  den  Priester  c  h  r  y  s  E  s  ,  fioek  V 
van  dar  ES  en  hypsenor  melding  gemaakt,*  en 
tlias  VI  wordt  theano  priesteresfe  van  mine r va 
genoemd.  Daar  Wi)  échter  gezien  hebben,  dat  de'TV^ 
j'èanfóhc'  oorlog  ten  tijde  Atr  Israilitifchc  Rigtéren 
heeft  plaats  gehad,  zoo  weten  wij  ook,  dat  bg  de  //• 
rêHUttn  toen  ter  tijd  niet  alleen  eeriige  bij2t)ridere  perfo» 
iïen,  tnaar  een  geheele  (lam  tot  dé  dièn'st  der  Godheid 
^gezonderd  was. 

Om  nu  van  de  verfchillende  wQze.,  waarop  by  beide 
volken  de  lyken  behandeld  werden,  niet  te  fpreken^ 
willen  wg  hunne  gedachten  over  den  toedand  des  meii» 
fchen  na  den  dood  gadeflaan.  Deze  waren  hpogsteenvou* 
dig  en  zipnelijk.  Dat  er  na  den  dood  nog  iets  van  den 
mensch  overbleef,  hierin  kwamen  beide  overeen.  DeGr/^ 
ken  verdeelden  daarom  den  mensch  in  het  9»iml  of  hunne 
eigene  perfo9n  (JStvr^O  en  de  ^x^^  welke  in  vorm  enge» 
daante  wel  met  het  ligchaam  overeenkwam ,  maar  evenwel 
onzienlijk  en  ontastbaar  was.  Achilles  immers  wordt 
gezegd,  Ilias  XXIII.  vs.  103,  zijne  handen  naar  i^^v^ 
van  patroclüs  te  hebben  uitgeftrekt,  maar  die  niet 
te  hebben  kunneti  vatten.  Hiei^  wordt  er  nog ,  als  eéh 
derde  beftariddeel  van  den  mensch ,  het  Mmk9ê  b^ge- 
voeg^  ^  hetwelk  vers  72  bQ  verwisfeling  voor  da  ^^ 


SAf  ,       .  BBftCHOUWINO   VAN   DB   lltmAKtffin^ 

fel^t  in  de  plaats  gefteld  te  wórden.  De  ,^3^,  b) 
den  dood  van  den  mensch ,  zoo  die  nataurlQk  wasy 
uit  den  mond ,  (^Ilias  IX.  vs.  409)  of  zoo  een  hdd  ttti 
zijne  bekomene  wonde  ftierf ,  uit  deze  zeer  fnel  uitf 
^ande-,  Qlias  XI V.  vs.  519)  begaf  zicli  naar  de  bene^ 
denwereld  of  bet  verblijf  van  pluto,  a1B«$  genaamd^^ 
(Jlias  XXIV.  VS.  856)  waar  zij  echter  niet  eer  toegelaten 
,werd,  dan  nadat  aan  het  ligchaam,  waaruit  zij  was 
getogen ,  de  laatde  eer   bewezen   was.     0lias  XXIIL 

VS.  72.) 

.  De  beneden  wereld  was  dan  het  beflendig  verblijf  voor 
dit  overfchot  van  den  mensch  ,  waar  hetzelve  alle  nei- 
gingen, en  gezindheden  behield,  en  ook  dezelfde  bezig- 
heden waarnam ,  waarn^ede  het  ligchaam  zich  onledig  ge^ 
houden  had.  Di^  zien  wij  onder  anderen  Odysfea  XI  ^ 
. vraar  ulvsses,  in  de  benedenwereld  nedergedadd  zgn* 
de,  de  fchimmen  zgner  afgeftorvene  vrienden  (JQtihtO 
bericende,  doordien  zij  door  hunne  gedaante  en  hande«- 
lingen  zich  ten  duidelijkfte  deden  kenneni 

Dat  het  terftond  na  den  dood  met  den  mensch  niet 
geheel  gedaan  was ,  maar  dat  er  nog  iets  van  hem  over- 
bleef, was  ook  der  Aartsvaderen  gevoelen.  Iloe  toch 
sou  anders  j  a  K  o  b  ,  meenende  dat  zijn  zoon  jozef 
dood   was ,   kunnen  zeggen :     „  dat  hij  rouwbedr^vende 

tot  zijnen  zöon  m  het  doodenrijk  (den  SlHïP,  niet  het 

graiF)  zou  nederdalen?"  Gen.  XXXVII:  35.  Het  leven 
werd  door  hen  eene  reis  der  vreemdelingfchap  naar  bet 
vaderland  der  ruste  genoemd,  en  het  derven  als  een 
verzamelen  tot  hunne  vaderen  befchouwd.  Niet  dat  dit , 
dunkt  ulij ,  van  het  ligchaam  op  te  vatten  is ,  hetwelk 
toch  na  den  dood  der  aarde  ter  bewaring  werd  overgege- 
ven', opdat  het  zich  met  het  (lof,  waaruit  het  genomen 
was,  weder  zou  kunnen  vereenigen;  maar. van  de  7S3 

of  Éiel^  welke  na  den  dood  het  ligchaam  verKet,  om  in. 
eenen  fiaat  van  rust  en  werkeloosheid  over  te  gaan.  Dit 
verblijf,  welks  ingang  aan  bet  uiterfte  der  aarde  was» 
\siifi  in  den  diepften  afgrond  en  akelige  duisternis  gehuld^ 


waarheen  de  fchimiDen  vao  alle  overledenen  zifb  begi- 
ven,  en  zkh  in  een*  en  denzelfden  toeftand  .bevonden ,' 
Eonder  ondericheid  van  rang  of  (laat.  Het  zij  ons  ver* 
gond,  bier  eene  plaats  uit  het  boek  Job  aan  te  halen» 
Welke  ons  dit  ten  duidelijkfte  leert.  Daar  lezen  wli 
toch ,  H.  III :  17—19 : 

Daar  boaden  de  geweldenaars  op  mee  woelen; 
Daar  rusten  zU ,  vermoeid  en  krachteloos ; 
Daar  hebben  de  flaven  eene  volkomene  ruste. 
En  hooren  de  ftemme  des  dravers  niet  \ 
Daar  zijn  kleinen  en  grooten  dezelfden ; 
Daar  is  de  flaaf  vrij  vaa  zijnen  heer. 

Dar  dit  het  gevoelen  der  Grieken  niet  was ,  hebben: 
.  wij  reeds  boven  gezien,  en  fchijnt  het  ook  niet  ten  tijde, 
van  EURipiDEs  geweest  te  zijn.  Hoe  toch  zoa  anv 
ders  HE  CUBA  hebben  kunnen  vreezep,  dat  zij,  difi 
eertijds  Koningin,  doch  na  flavin  was,  ook  als  zoodar, 
Btg  in  de  bene^len wereld  zou  verkceren?  (ëueipi- 
DES,  Hecuba^  vs.  532.)  .     ' 

a.  De  maatfchappehjke  toeftand.  —  Principio  re^ 
ram^  geniium  nat$onumqu&  imperium  penes  Reges  órau 
Zdo  vftogt  j us Tl Nus  zijne  gefchiedenis  aan;  va4 
welk  gevoelen  ook  cicero  is ,  wanneer  hij ,  de  Ligi^ 
bus 9  Lib.  III.  Cap.  2,  zegt:  Omnes  antiquae  genUt. 
quöndam  Regibus  parueruni ;  en,  ofTchoon  wg  volko* 
men  met  hen  mftemmen,  fchijnt  echter,  ook  deze  regel 
aan  eenigc  uitzondering  onderworpen  te  zijn.  Bij  de 
Hebreers  ten  minfte  Tchijnt  dit,  dunkt  mg,  geeneplaata^ 
gehad  te  hebben.  Ten  tijde  der  Patriarchen  toch  waren 
het  de  hoofden  der  huisgezinnen ,  die  het  hoogJde  gezag 
in  handen  hadden;  waarvan  lv|J  een  voorbeeld  vinden 
in  THAMAR,  die  door  hare&  fchoonv^der  j  u d>a  mei» 
den  bnmdftapel  bedreigd  werd.  Men  zou  dit  misfchien 
óok  eeAe  foort  van.  Monarchij  noemen  kuniien^  even  alt 
zulks  de  Theocratie  was^  waarmede  dit  volk  naderhand, 
begiftigd  werd,  en  waarbij  zij  jsff^ovA  tot  hunnen:^ 
Koning  aannamen.    B|j  de  Grieken  echter  was,  even. als 


IW       .      MMÜOUWmo  YAJN  M  HUMAMITSCr 

ivlka  bü  d«  A^mHn^n  plaat$>icl,  reeds  in  de^  vfoegAt 
vonDing  vaD  hunnen  Ihat,  het  bewind  in  de  haniieo 
der  KoDirigen.  Dit  toch  kan  ops  opk  geenszins  vreemd 
voorkomen t  wanneer  wij  bedenken,  dat  het  veel  geoi^-» 
keiyker  voor  den  menach  i3,  aan  éénen,  dan  a^n  meer- 
deren te  gehoorzamen.  En  dat  ook  homek^S'  do 
eenhoofdige  regering  op  hoogen  prijs  fteldc,  is  u  allen 
bekend  uit  liias  II  vs.  204 : 

Hoe  gering  ook  het  gezag  dezer  eerile  Koningen  mo- 
ge geweest  zijn ,  zij  ilonden  in  geene  mindere  eer  en 
aanzien  )>q  hun  volk,  dan  de  Aartsvaders  bq  hunne 
buis-  en  ftamgenooten.  Ook  bg  de  Grieken  hefpeurea 
wQ  een*  grooten  eerbied  voor  den  ouderdom.  Het  wa-^ 
ven  vooral  de  gtijsaards,  die,  door  ondervinding  wga 
geworden  9  de  vergaderingen  met  hunnen  raad  bQftoDdeni»' 
Dit  zien  wl|]  op  verfcheidene  plaatfen  in  den  wgsen  n£8« 
TOR,  welken  w^ ,  Ilias  IV.  vsi  33,  terwijl  hq  opftaat 
«m  fldjne.  ftem  te  iloen  hooren  ,  er  deze  woorden  hoo-> 
»n  boegen:  dat  hjg  raad  zou  geven,  omdat  deze  een 
Jen  ouden  toekomi.  Ook  hooren  w^*  den  jongen  o.i<h 
MEDE*.,  in  eene .  vergadering  van  helden ,  waaronde» 
h^  Eich  met  xegt  mogt  fcharen,  tot  aoames^nok, 
aeggen,  dat  hg  fpreken  zou,  z(^o  men  hem  '»egens,zj^na. 
jM^eid  niep  meracAtie. 

Niets  .werkt  voorzeker  meer  mede  tot  welzqn  yuk 
etnci^  Staat  ,^  dan  dat  dezelve  op  «oede  wetten  eQ.tarig^ 
tingen  gegrond  ia.  Het  zoogenaamd  jus  tationiA  en  ^ 
WüBt^  op  den  doodllag  bepaald,  zyn,  zoo  ver  m|i  ^ 
wust  ia ,  de  eenigfte  ,  waarvan  wg  in  dit  tydp^r^  mcJb 
4Kog  gemaakt  vinden.  Daar  deze  Staten  pog  u)  hmiiifi 
eaifte!  opkomat  wwo»  behoefd»  z^  er  voorzj^^  nqs 
niet  vde,  en  konden  de  omftane  gerchillen,  volgenji 
jttgt  en  biUqkheid ,  dqor  de  Hoofden  en  lllqpingep  ge^ 
makkelek  beQist  worden. 

Wtt  ZQn4en  thans  nog  kunnen  fpreken  over  het  9Mf^^ 


gun  Ttir  vei^boiiden  dn  vitfnteiigen ;  het  if09Mi  van  dn 
oodof  9  dien  ^eefel  der  menschheid,  dien  .wij  re^  20Q 
fpoedig  ztjne  woede  zien  ui£oe£enen>;  doc4i,  dMf^^^ 
gewis  weinig  heeft  bijgedragen  tot  heil  vantbret^venfich'» 
dom,  wilkn  wr|  ons  nu  liever  bepalen  bij  die  caken^ 
welke  tot  .welzijn  van  den  Staat  en  tot  veredtfUng.van 
den  mensch  seer  veel  hebben  toegebragt  en  nog  me*» 
dewerken. 

3»  Kunjicn  en  Wctcnfchappen^  —  Wij  zullen  hiertoe 
ons  oog  vestigen,  i.  op  de  werktuigeltjke ^  a.  op  de 
fraaifc  kunficn ,  en  3.  op  de  y^etenfchappcn. 

I.  Dat  het  de  landbouw  is,  welken* wi|]  als  de  eer- 
fte  bron  kunnen  befchouwen ,  waaruit  kennis  en  befcbar 
ving  zijn  voortgevloeid,  leert  onsde  Schrijver  van  het 
V9fx\ifurr origine  ^/^r. ,:  wanneer  hij,  Tom.  !•  PW*  ^3^ 
segt:  „  Uagriculture  a  donhé  fuceesfi^emcnt  naisfanct 
è  la  plus  grande  part  ie  des  arts;  les  arts  ontproduit 
U  commerce  ^  et  Ie  commerce  a  nécesfairement  occufionné 
quanHté  de  réglentent:  il  a  mime  falluy  par  la  fuitc^ 
éundre  ou  reformer  ces  ré^lemens^  d  me/ure  que  1$ 
eomtfierec  fest  étendu  et  que  P industrie  Pesfperfectiosd^ 
néc^  qt^il  Pest  introduit  de  nouveaux  fignes  de  detih 
ries » qu^on  a  fait  de  nouvelles  récherches  et  que  Paini^ 
dststcc  a  produit  Ie  luxe  ou  la  fumptubfitéJ^^ 

'Desen  zien  wij  dan  ook,  bijna  gelijktijdig  met  devee^. 
lioederg,  in  de  vroegfte  tQden  op  aarde  zqnen  oorlproBf 
neipen.  Ka!n  immers  bd>ouwdé  de  «azde,  terw^l 
ABEU  zich  met  het  verzorgen  en  oppasfen  .van  z^  ve^ 
onledig  hiekL*  Na  den  zondvloed  vinden  wq  ciok  n  ih 
ACH  met  den  landbouw  bezig.  Deze  kcmiisi,  om  de 
aardct  te  bebouwen,,  moge  toen  nog  zeer  eenvoudig  gfif 
weest  zQq  ,  te  meer  daar  <le  menfchen  hun  verUQf  bac^ 
den  fai  zulke  (treken ,  welke  door  groote  vruchtb«|irMdi 
ilitmontten ,  xta  tQde  van  a  v  r  a  ham  toi;h  ^fcbqnt  de- 
zelve, vooral  de  korenbottw ,  reeds  tgroote  vorderingen 
gemaakt  te  hebben.  Deze  verbouwde  reeds  verfcbeident 
Iborten  van  tarwe,  daar  wij  Gen.  XVIII:  6  lezeo^  daz 
z|jM  huisvrouw   uit  het  fijn/ie  tarwemeel  koeken  bakte. 


3^8  *  MtCHOUIIWKiG  VAN  D&   HUMANITEIT 

Is  At  ft  9  in  hec  bebouwen  des  lands  stjns  vadera  voet* 
fpoor  volgende,  had  ook  hierdoor  zulke  fchatten  ver« 
worven ,  dac  de  Filinifntn  hetii  dezelve  zeer  benijdden 
^Gcn.  XXVI).  Dat  de  landbouw  ook  ten  tijde  van  j  a- 
K  o  B  geenszins  onbekend  was ,  blijkt  ons ,  wanneer  w^ 
lesen,  dat  jozef  met  zijne  broeders  in  het  veld  firho* 
ven  bond» .  En  welk  eene  hoogte  moet  de  korenbouw 
ook  niet  reeds  toen  en  eerder  ih  Egypte ,  die  korenfchuur 
vat)  het  Oosten ,  bereikt  hebben  f  Ook  fchijnt  de  wijn- 
bouw, nadat  noach  den  eerften  wijnfliok  geplant  en 
het  bedwelmend  vocht  gefmaakt  had ,  meer  en  meer  vol- 
maakt te  zijn;  zoodkt  men  ten  tijde  van  jakob  den 
Sorec  reeds  als  den  uitmuntendften  en  aangenaaioften 
kende.  Wanneer  wij  de  wetten,  door  mozks  op  ak- 
kers en  akkerbouw  gegeven «  nagaan,  zouden  wij  dan 
niet  zeggen,  dat  de  inrigtiog  van  den  Israclitifchtn 
Staat  op  den  akkerbouw  gegrond  was  ? 

Is  het  wel  noodig,  M.  H.,  u  aan  te  toonen,  dit 
ook  dé  Grieken^  ten  tifde  van  homerus,  land- en 
akkerbouw  beoéfeiKkn?  Wie  is  er  toch,  die  het  iSde 
Boek  der  Ilias  gelezen  beeft,  en  hieraan  nog  twijfelt? 
De  befchrijving  van  achilles'  fchild  levert  ons 
liiervan  een  ontegenzeggelijk  bewijs  op.  Hierop  was  een 
uitgeftrekt  land  afgemaaid,  waarop  talrijke  akkerlieda 
iiunn^  ploegen  door  de  aarde  dreven.  Op  een  anclèr, 
met  gouden  korenaren  bedekt ,  maaijen  de  maaijers  oiet 
.ftherpe  fikkels  het  koren  af,  dat  langs  de  voren  valt; 
terw^l  drie  andere  maaiers ,  wien  de  jongens  hetvOpge- 
taapte  koren  overgeven ,  hetzelve  in  fchoven  zamenbin* 
den.  Er  wordt  ook  een  wijngaard  op  afgebeeld,  waar* 
tan  een  groot  getal  zwarte  dniiventrosfen  hangt,  uit 
welke,  weldra  het  edel,  verkwikkend  vocht  geperst  tA 
worden. 

En  wnt  de  veehoederij  betrieft,  daar  toch  deze  de 
voomaamfte  bezigheid  der  Aartsvaderen  was,  behoeven 
wQ  hierbij  voorzeker  niet  hmger  (lil  te  (laan ;  maar  wil^ 
len  liever  nagaan,  of  ook  de  Grieken  dezelve  beoefen- 
den.   Al  ware  het  ook  ,  darmen  by  homerus  geena 


DER.AARTSVAOSRENBN  DER  OBIEKStfU  369 

QifidffuUel^e  bérigcen  bieromtreDt  vocfd ,  dan  zoudnr 
wy  echter  y  dunkt  mg  »  gerost  mogen  aamieineii,'dsft  dff^ 
veeteelt,  boewei  niet  op  zoodanige  w^zr  als  aan  de 
Aartsvaderen  9  echter  niet  geheel  en  al  aén  hen  onbekend' 
wiff.  Dit  biykt  ons  immers  ten  duidelijkffë  uit  de  «le^- 
Bqpraldige  offeranden,  waart^an  vrij  gewag  gemaakt  vin* 
den.  Vanwaar  kreeg  men  anders  dat 'groot  aantal -os-^ 
fcn,  fchapen  en  geiten,  w^lke  den  Godeb  ter  eere  ge^ 
offerd  werden?  En  dat  ook  Grieken^  tven  th HeSrdirs^^ 
met  osfen  dorscbten ,  aten  wij  Ilias  XX;  Vs.  -49^  9  vei<*' 
gêf.  met  D€&s.  XXV :  4.  Doch  wat '  ^otr  ons  dit  dol- 
de1f)icer  kunnen  leeren,  dan  wederom  de  befchr^ving  van 
hét  firhikl  van  ACHlLtes?  Hier  vinden  wQ  op  voor- 
gefield,  hoe  de  vijand,  op  eene  hoogte  gezet^,  de' te* 
rugkomst  der  witte  fchapen  en  osfen  afwacht.  Deze  no^ 
deren  weldra,  door  twee  helders  begeleid^  dif^,  geen' 
verraad  vermoedende ,  op  hunne  herdersfluiteh  een  vro» 
Vjk  denmje  fpelen.  Den  in  hinderlaag  gelegen*  vijand 
naderby  gekomen ,  worden  zij  door  dese»  omfingeld  en" 
van  het  leven  beroofd,  terwijl  hij  hunne  kudde  als  buit 
medevpert.  Homerus  vethaalt  ons  ook,  Odys/.XW^ 
dat  ULT8S£S  bg  zijn  hof  te  Maca  12  ftallên  had, 
waarin  360  varkens  onderhouden  werden.  Het  was  bi|' 
de  Grieken ,  even  als  bij  de  Aartsvaderen-,  ook  naar  de^ 
menigte  van  vee,  die  iemand  bezat,  <bt  zQue  bezittin* 
gen  gefchat  werden.  Zoo  hooren  wij  diomedbs^^ 
(^Ilias  XIV,  VS.  ido)  zich  op  den  rijkdom  zijns  vadiA^ 
beroemende ,  hem  een*  bezitter  van  vcuchtbard  valden  ,* 
uitgeflrekte  bouwgronden  en  talrijke  kudden  noemen.- 
W^  vinden  in  de  Ilias  ook  verfchisidene  voorbeelden  ,* 
dat  helden  zich  evenmin  fchaamden ,  d0  zorg  voor  hiur 
vee  op  zich  te  nemen,  als  een  abraham,  isaSk.' 
en.  JA  ROB.  Zoo  hooren  w^  b.  v.,  Ilias  VI,  Att^f 
i>ROifAC9E  tot  HEcuBA  zcggcu ,  dst  hare  Kvén 
broeders  door  achileks  op  éénen  dag  ómgebrage' 
waren,  terwQl  zij  over  hunne  kudde  waakten.  Dat  ooia 
abpnmBas  foms  zelf  de  zorg  voor  zijn  vee  op  zich 

MSNOELW.   183I.  NO.  8.  D  d 


tjQ  JMItCLBOVWIKO  TAN  DK.:nVMAHlT%lT  .r 

Ma  9  blQkt  oda  oodfir  nod^rcD  .uit  //i^/  X8L^  waar 
AesiLLBiAEMAAS  Verwijtende  feoeduwt ;  h  Heugt 
u  die  óng  niet»  op  walk«  ik  u»  by  «we  kudde: ovesv 
vineode ,  mét  dcii  groocfteo  Tpo^  den  berg  Ida  deed. 
afdalen  V*  Daar  dit  echter  tot  de  kindcrhykó  €cm%u^ 
dighetd  dier  t^dcn  behoort »  willen  wq  hierover  ftrxksr 
nader  fpreken*  Dit  s^  tbans  genoeg  over  landbouw  eü 
veehoedery.  Laat  ons  nu  iK)g.  kortelijk  eene  en  andere 
kunit  en  uitvinding  gadeQaan ,  wdke  wtj  in  die  tüdperk 
in  meerdere  of  mindere  oiate. bekend,  aien. 

Onder  de  ^t^9(,t  uitviodingeai^  warvan  wij  in  de  H. 
S*  melding  gemaakt  vinden ,  behgeirt  die  van  hiec-  >ear* 
beiden  van  koper  en  y^er  dopr  ti^hal  Qf  TUaAi* 
JL  AÏN 9  aoon  van  I.  A M B c H*  Wie  de  metalen ,  in  de 
ingewanden  der  aarde  verborgen »  het  eer$t  ontdekt  beeft» 
weten  w|]  niet.  TuBA^  wordt  ons  wel  als  de  eerile. 
bewerker  der  metalen  opgegeven ;  maar  zjj  fchgnen  reed» 
toeti  ter  t(]d  bekend  geweest  te  zQn*  Vele  natuurlijke 
Qorsaken  kunnen  tot  de  ontdekking  der  mijnen  m«4v^ 
werkt  hebbent,  Daar  het  dpof  natuurkundige  ondeifzp^ 
khigen  gebleken  is»  dat  goud  en  zilver»  maar. mam} 
koper »  hetwelk  ook  in  de  eerfte  lijden  het  meest  gebrvi* 
kelgk  metaal  feh^&t  geweest  te  bqu»  niet  diep  inde 
.aatdê  verborgen  ziyn»  kan  hetzelve  zeer  g^nakkel|jk, 
waoaeer  door  blikfem  of  aardbeving  rotfeq  yerhrija^d 
^  gebergten  vaneengefcheurd  werden»  ontbloot  g^wQr^ 
d»  en  zQO  tot  de  eerfte  kepnis  der  m^fcjien  gebnigt 
^.  Op  deae  wqze  werd  toch  ook  in  de.  X7de  eeuw 
eene  goudnulji)  u^  ^^^  ontdekt.  Omvei^worpene  boo* 
men  deden  ee&en  Indiaan  de  beroemde  mljn  van  Vot^fi 
heoaeii*  Ook  ftortreg^is  hebben  bieraan  niet  weinig  toi&r 
gebsagt»  wdke»  met  geweid  afftroomeode  van  t^et  ge« 
bergte,  het  boveofand  met  aicb  werdeo » .en  qi^  ^e^e 
w|ze  bet  mei  goud»  zilver  of  ander  metaal  veraiengde: 
Mttd  omblootten.  Zeer  fraai  wordt  dit  ontdekken  der 
a^lnen  door  LUcanTiua  be^ojigen»  in  het  5de  Boek* 
wui  iHfk  geacht  Dê,  trprum  na$ara^  vera  ia^4>  verv* :   . 


DBR  AAaTSVAl>Btt£N  CN  OBR    OaUÉKBN.  :$fl 

fgnes^  uU  in§efitd»  filvat  wr^fftê  tremarat    -  "\ 

'Mmtikui  in  msgBiit  feu  têe/i  fulmim  misfi; 
Sive  qucd  inur  fe  SeUum  fyheure  gercnfet;  .     ,t 

^ .  .   SffSSiiMS  intukrant  ignem  formiéinh  ergo  ; 
, . ,  Sive  quod  inducti  terrae  bofiitate ,  yolebant 
. .    Pandere  agroi  pingues ,  e  f  pascua  reddere  rara.; 
.       Sive  feras  interfieere  ,  et  ditescere  praeda : 

Namfovea  at  que  igni  priut  est  'vener ariër  wrtüm , 
'       Quam  fepire  pktgis  fakum  ^  eanHusque  der  e.  * 

Huiequid  id  êit:  qyaatnque  e  eaufa  ftamnuut  aréêr^- 
Herrièili  fmltu  fylvas  txederat  alth 
Ah  radieièus^  et  terram  pereaxtrat  igni;       . 
-    MoMakat  yetUi  feryentibui  in  ioea  terras 
CÊUtava  conyenieni  argenti  rivus  et  anri^ 
Aeris  item  et  plumhi :  quae  ^um  conerjta  videbani 
Posterius  claro  in  terris  fpUndere  ce/ore;  ' 

Toliebant  nitido  capti  levique  lepere^  •' 

Et  fimili  formata  yidebant  esfe  figera 
Atque  iéeunarum  fuerant  yestigia  cuiqttê. 

De  cerfte  kennis  aan  de  bewerking  der  metalen  tA' 
voorzeker   zeer  eenvoudig  geweest  xqn*    Door  gebidC; 
aan  benden  kunnen  wij  hieromtrent  vóór  den  t^d  vaQ 
ABRAHAM  met  Zekerheid  niets  zeggen.    Uit  de  vocde»» 
ringen ,  die  wQ  in  den  akkerbouw  befpeurd  hebben ,  mo« 
gen  w(]  gerust  aaAnëmen,  dat  moi  de  tot  denzelves 
noodzakelqke  werktuigen  wist  te  vervaardigen,  zonder 
welke  hij  die  hoogte  niet  kon   bereikt  hebben.     Ook 
werden  er  gewis  tot  bet  bouwen  der  ark,  alsmade  tot 
het  fcheren  der  fchapen,  waarvan  wQ  Gen.  XXXI:  ia 
een  berifl  vinden  ^  eenige  werktuigen  verdacht.    Het>i% 
echter  ten  tijde  van  mozbs  bg  den  >  tabernakelbouw  ^ 
dkt  w9  ook  deze  kunat  tot  ecne  aanmerkeiykévotaiaakte; 
heid  gebragt  zien »   vooral  ^die  om  in  koper  t^  wotcn^v 
daar  de  kunst ,  om  van  goud  en  zilver  bet  een  en  ander 
te  vervaardigen,  reeds  ouder  fchijnt.    Men  had  toch  tto 
tQde  van  A9B  AH  AM  reede  zilveren  geUftukfceo^  ondo' 
den  koopman  gangbaar.  Gen.  XXilI:'  16}  dekneGte.v 
abraHabt  had  ook  ^voor  de  bruid  van  zijnea 
gouden    eü    zilveren  kleinooden    medcgeoomep,    CUnu 

D  d  a 


373      BESGHOUWINO    VAn    DB   HVMAIflTBlT  9    ^f<Z. 

XXIV:  22,  53.  JozBP  ontving  van  pA&ia  eene 
gouden  halsketen  ten  gerchenke  en  dronk  uit  silveren  be- 
kers. Gen.  XLI:  42  en  XLIV:  2, 

Bij  HOMERUS  vinden  wQ  verrcheldene bewijzen ,  dat 
men  te  a^ynen  tijde  in  deze  kunst  reeds  groóte  vorderin- 
gen gemaakt  had.  De  wapenen  zijner  helden  waren  alle 
van  koper,  ïlias  IV.  v«.  51  Ji  en  XXII.  vs.  560,  OJysf. 
XXL  VS.  423  en  andere  plaatfen.  Ook  wist  men  toen 
reeds  verfcfaeidene  werktuigen  te  vervaardigen ,  zoo  als 
vrij  zien  in  de  berchrijving  van  j  u  n  0*8  wagen  ,  liias 
V.  vs.  720  volg.  En  wanneef  men ,  Ilias  XXIIIt  vs* 
110,  de  Grieken  een  bosch  ziet  ombouwen  op  den  berg 
IJa ,  teil  einde  patroclus  een'  brandftapet  op  te 
rigten ;  wanneer  wij  Odysf.  V  lezen ,'hoe  ulysses 
in  vier  dagen  een  (chip  voor  zich  in  gereedheid  bragt, 
waarmede  hg  het  eiland  van  calypso  zou  kunnen  ver- 
laten, dan  moeten  er,  dunkt  mij,  reeds  verfcheidene 
werktuigen  bekend  geweest  zijn ,  welke  hun  dien  arbeid 
landen  verligten.  Hoe  zou  men  anders  ook  zoo  vele 
ftrijdwagens  hebben  kunnen  vervaardigen  en  zoo  vele- 
fchépen  bouwen ,  om  nu  niet  van  de  woningen ,  tempcto 
en  andere  zaken  te  fpreken  ? 

Cffei  vervolg  hierna*) 


mimfif.    TI^GBN   DEN  V£ROirT|GBN  BEET  VAN 
DIEREN. 

e  Eerw.  j.  q«  pis c her,  eertgds  Zendeling  in  . 
Zuld-'Amerika  y  poogt  de  algemeene  opmerkzaamheid  te 
vestigen  op  dé  waarfcbijnlijke  nuttigheid  van  gewoon 
keukenzout ,  als  geneesmiddel  in  geval  van  watervrees  , 
zoo  men  namdiUk  mag  onderftellen »  dat,  hetgeen  be-- 
praefd.  tegen  den  beet  van  vergiftige  ilangen  is  b^von« 
den-^  ook  dezelfde  uitwerkfelen  zal  hebben  in  de  hopd^- 
4oUieid.  Hij  fcbryPt:  y^  Ik  heb  alle  foorten  van  p^o-/ 
ligke  ea  gevaarlöke  flangebeteaor  door  plaacfelijke  aanwen*' 


MIDDEL  TAGCIf  JDBR  BSBT  VAN  DIKafiNi  373 

ding  van  zout  genezen »  eenige  uïen  ttadat  dezelve  ge* 
dum  traren.    Zoodra   ik  mijn  middel  er  op  legde,  mm 
de  pijn  af,  en  de  Igder  werd  meer  kalm*    Ik  liield  bet 
zom^  een  webig  met  water  bevochtigd,  op  de  wonde.» 
tot  dat  dezelve  geheeld  was.    Dit  gebeurdis.jioorgaans.iQ 
weinige  dagen,   en  er  volgden  naderhand  niet  de  minde 
nadeelige  verrchqorelen,   —  Ik  zelf  had  nooit  gelegen- 
heid, een*'  dollen  hond  te  zien,   noch  iemand,  die  van 
«CQ*  dollen  hood^  was  gebeten ;  ik  kan  dus  niet  bij  eigent 
ondervinding  van  de  watervrees  fprdken." 
'    Hij  had  onderfcheidene  geneeswijzen ,   maar.  zag   de 
beste  uitwerking,  wanneer  hij  eene  dikke  laag  plukfel, 
in   fterke  pekel  nat  gemaakt,  op  elke  wonde  legde,  of 
Op  elke  plaats ,  waar*  de  tanden  eenig  merk  hadden  achter- 
gelaten,  al  was  de  huid  niet  gekwetst.     Hij  liet  een  of 
of  anderhalf  once  zout  in  een  pond  zuiver  water  fmel- 
teQ  9   en  hield  de  wonden  er  beflendig  nat  mede.    Het 
plukfel  moet  tweemaal  op  een*  dag  vernieuwd.,  en  tae( 
gewonde  deel  om  de  tw^  uren  bevochtigd ,  of  door 
den  li)der  ge^asficbea  worden  ,  vooml  indien,  eenige  onN 
tdfitende  teekenen ,  zoo  als  jeukte  of  pqn ,  zich  open^ 
baren. 

In  dé  ITcfif  Herald  en  Morning  Herald  van  a8  JuliJ 
'1827  wordt 'het  volgende  geval  verhaald:  „  Een  Vriend 
van  ons  was  vóór  eenige  jaren  gebeten  dóór  eenen  hond , 
die  weinige  uren  daarna  aan  dolheid  (lierf,  Terftond  b|j 
het  ontvangen  van  den  beet  wreef  hij  zout  in  de  wonde, 
en  bemerkte  nooit  eenig  nadeelig  gevolg ,  daar  buiten  tw||» 
fel  het  zout  de  kracht  van  her  vergif  vernietigd ,  tn 
den  man  hoogstwaarfchijnlijk  bewaard  had  voor  het  ver- 
fchrikkelijk  fterven  aan  de  watervrees.**    • 

De  Heer  fi  s c h e r  had  in  Bisfchop  l o s r i b l*s 
History  of  the  Misfions  of  the  Moravian  Churcb  in 
North'America  gelezen,  dat  er  onder  eenige  (lammen 
lieden  waren ,  die  zich  over  den  beet  van  (langen  geens- 
zins verontrustten,  alzoo  zij  in  het  zout  een  veilig  ge- 
neesmiddel daartegen  hadden ,  zoodat  zij  zelfs  voor  een 
91as  rum  zich  zoo  dikwqls  zouden  laten  byten,  ala«ieii 


^74       MIOD2lr    TBC»B1<   OEN    BBftT  VAN    DIIULBN* 

maar  wilde.  „  Dit 9*^  fcbrijfc  hij,  ^  was  het ,  <kt  mQ 
'  bewoog ,  om  de  genezing  van  vergiftige  beten  door  mid» 
del  van  zout  te  beproeven;  en  het  ging  mijne  verwacht 
ting  te  boven.  Men  wende  het  ook  aan  tegen  den  beec 
van  dolle  h^den :  welligt  zal  het  gelnkken.** 


ö. 


BUK  OP  HET  PLANTENRU^    IN  BRüZlUé* 


Fade  overleveiingeiiy  méerendeefi  bewaird  in  de  Ikdelta 
van  volken,  die  reeds  v<5ór  iangea  tQd  viMdwenéii  s^M^  van 
de  aarde,  fpreken  van  een  oveiiteerlVk  eilaiid,  dat  vöör 
eeuwen  verre  in  iiec  wetten  beOood «  en  den  Ouden  aUeea 
bekend  was  door  de  overdreveoe  befchr^ vingen ,  welke  zij» 
die  er  oooU  geweest  waren,  goedvonden  van  heczeive  ie 
^jeven. 

Afldntis  C200  noemde  men  het  éiland^^  lag  diep  in  het 
westen,  en  had  eene  grooce  uitgebreidheid;  hetzelve  bood, 
i(i  ongemeenen  overvloed,  dat  alles  aan',  wat  het  merkwaar- 
df^e  is  onder  de  voonbrengfeien  van  onz«  planeer.  De  boei- 
teelheid  van  edeie  metalen  en  diaiftantien,  aldiar  opgegrn^ 
veo,  Was  niet  te  begrooten ,  en  feverde  eene  wonderbare  vei^ 
Mseideabeid  op.  Planten  van  zeldzame  fcboonheid.veneoa* 
den  eene  gedurige  opvolging  van  bloemen  en  vruchten,  en 
verfpreidden  de  zoetde  geuren ;  de*  dieren  onderftheidden 
zich  aldaar  door . kracht ,  fnelheid  en  reusachtige  grootte^ 
én  een  edeler  menfchenras  *  genoot  in  vrede  dé  over- 
vloedige rijkdommen  van  een  land,  dat  beftuurd  werd  vol- 
gens  billijke  wOtten  en  w^'ze  inllelirngen.  Doch  eentoaal, 
évit  Inidt  verder  de  overlevering,  z^n  de  grondvesten  van 
dit  gelukkig  eiland,  ten  <^ét  eener  geweldige  aardbeving ^ 
bezweken  ^  en  bet  is  verdwenen  hi  de  golven  van  den  Oce^ 
atn '.  die  het  omringde. 

Het  Hout  vernuft  en  de  ftandvastige  moed  van  c  o  l  u  M* 
BUS  hebben  in  latereo  tijd  dit  zoo  lang  verloren  land  doen 
wedervinden;  maar  het  lange  tijdperk,  gedurende  hetwelk 
Amerika  van  de  oude  wereld  was  gefcheiden ,  Is  met  dtkkè 
dalsternis  bedekt  gebleven.  De  gefchiedenis  van  de^zelfs 
oude  én  magtige  Koningrijken,  godsdienst,  wgsgëèrté', 
Dichtkunst,  enz.  hecht  zich  door  geenerlei  zekere  blijken  aa^ 
de  ons  bekende  ge(bhiedenfs  des  mehfchelijken  gefiacht^. 
enkele  ovetblijfTélén  van  hoo^  oudheid  zijn  in  4e  oogen, 
van  den  wjgsgeer,  die  derzelver  oorfprong  verlangt  te  ken- 


ffcir,  IMter  fiédftlt ,  il^er  optotflng  tten  ce  vergeeft  zotkt 
in  den  tegeowoordigèii  toenand  der  wtreid*  Ametika^  tóo 
tfls  hettclte  door  eene  o&dervfoding  van  drie  eeuwen  ttn 
éói  bekend  Is  gewordth ,  doec  ons  in  zijden  Haat  Van  wild^ 
held  2ien,  dac  de  hooNftoffen  aldakr  bet  menibhengeflachti 
hecwtlk  tt  woonde  ^  geheel  verdelgd  hebben ,  (erwQl  bQkatil 
attie  fjioren  van  deszelfs  gtolbhiedenli  xya  fehiledgd  döór  dt 
aiahoodettde  wefkhig  vÉn  niitottrkrftchcen  ^  Waattan  nleiu  vers 
stg  te  wederfiaan.  Zoo  hier,  als  elders  0|^  aarde,  kiii  dé 
oMicisoeker  miader  dén  mtiisek  eu  di«M  locvt^wisfelingid 
leectti  kenea,  dan  wel  aüdere  voorcbfeftgfkleA  der  nacnof^ 
dk  gceie  loo  groote  -^eHanderiiiien  ondeiigaaft  hebbes  >  n 
dêêm^g^  beter  ce  kenneti"  t^n.  De  opmerker  nag  dAn  mH 
dpbbel  genoegen  fttlftètii  bQ  deie  aoo  groote  tn  tahrtfk# 
voortbrengfelen  dér  natuur,  welke  eyeti  teer,  M  de  eerllé 
ontdekking  I  den  naam  van  Nieuwe  fFetetd  aan  Anéerikm  xoa*^ 
den  mogen  geven^  Hier  werd  het  berlgt  van  de  vorming  der 
beugen  als  met  verbazend  groote  letcereri  gefchrevedé  Dé- 
co^  van  de  bergketen  der  Andet ,  dié  zoo  hoog  boven  dé 
welken  sieh  vertefi^  en  waarvan  het  voetflnk  fteeds  woidc 
ooderm^dd  door  ondemrdsch  Vnnr;  de  onti^tendé  tijtftkkes 
der  bergen  in  BtaniM^  welke  diamant  en  de  irtfkfte  good» 
adert  in  sick  bevatten  \  voorts  de  verwonderl^ke  lagen  van 
Oeenkool  in  Neeri^  Amerikm  ^  bieden  den  nacnurkondige  een 
ir4d  veld  voor  onderzoek  en  beoefening  der  vh>egere  ge-. 
ifehiedenis  van  den  aardboU  De  dieren  zelve ,  die  er  heden^ 
ean  dage  beilaan,  vertoonen  oiis  eede  vcéetnde  verzatnelinit* 
ven  ongewone  gedaanten;  terwijl  wij  teveds  nleU  tonder  ver-*' 
bisiiig  kannen  denken  aan  de  ongemeene  vormkracht^  di«. 
de  l^ieowe  Wereld  eertQds  had,  waarvan  wU  dog  fpoien. 
zien  in  de  rensachtige  geraamten,  welke  aan  de  boorden  ven. 
ét  ^  de  ia  Piata  of  vad  de  Rie  de  Safi-Francisee  gevon^v 
den ,  of  door  de  RIo  de  Centat  naar  de  zee  afgevoerd  wor* 
den.  Maar  in  het  plantenrtik  vooral  openbaart  zkh  nog 
meet  bQzonder  het  wonderbare  vermogen  der  natuur  In  die 
iiicgebfeid  land*  Indien  de  plantkunde  van  eenig  aanbelang 
is  voor  de  kendis  van  de  aarde  en  van  bet  kiiideit,  ve«s 
zoo  verre  de  betrekking  tot  de  zon  hier  in  aanmerking  moet 
komen,  geldt  dit  bijzonder  omtrent  Amerika;  w'ant  het  pism- 
tenrQk  ïs  hiei  nog  niet  aan  de  heerfchappQ  van  den  menseii 
onderworpen ,  en  heeft  bijkads  övei^l  dieds  pogidgen  vev^- 
deM.    Dé  ulrQke  verfcheidenbedéu ,  welke  de  plenien  i» 


37*  r    »WH  (>F'litT:t|.AnTtti&9t 

eea  groot  gadeelce  van  Zuid-Amfr$ka  oplever^  ^  verdieneir 

iltezips  (]e  opmerkxaamheid  vao  nacpturkundigen*- 
:  Hec  bloedend  r^k  van  Brazilii  bevac  ten  naascenbü  eeo 
derde  gedeelte  des  vastenlands  van  Ztfid^Jmeriia^  befprocU 
gordende  door  den  Oceaan ,  •  ter  lengte  y^in  vele  hoDdentai 
nQlea,  ^a  eene  menigte  baveoa  voor  den  tfaodel  va»  Bur^/m 
Wtbiedeode.     Twee   gioote    waterea,  die  men  wei  /aw 
ztwSn  Mia  7»ei  vater  zon  kannen  noemen ,  de  Ri9  ie  lm 
FiatA  en  de  Amazonen^thntt,^  vormen  in-  het  Noorden  ea 
Zaiden  deiaelfs  nataurlljke  greaita»    Ten  Wetten  4«  hec  om^ 
ge^en.  do^t  rivieren»  welke  Jn  dece  breede  Ifaraemee  nidoo* 
pen«  door  de.  Paraguay  en  de  Madeira^  wier  fafonaea  zeer 
aabti  elkander  zyn»    Die  ongemeen  groot  land»  tot  na.ioe 
soo  weinig  bekend,  van  40  18'  noorder-  tot  340  55'  zuider* 
breed^e^    ^qt  vt^n  den  Ooeaan  tot- ($70  ooiter-lengce  van  Ps^ 
rJjt  ZK^h   uitdrekkeiide ,  .  heeft  e^n^e  yerwonderliijke  verfcheU 
deaheid  vaa  groad.  .Men  ziet  er,  in  de  nabqheid  der  bpog* 
ile  bergen,   nitgeftrekt^  vlakten   en    heovelachüge  ftoeken» 
bedekt  met  bosfthen  en  velden ,  die  verdeeld.  zQa  door  oa- 
talbtie  bekep  .en  breede  (Iroomen ,  die  befproeid  woi|^en  door 
gffoote  neren  ^  ^of  door  overdrojoming  veranderden  in  oaiae» 
c«llike  moerasTen*    IVIep  geniet  er  overal  de  vDordeelen  van. 
eeft  gelaltkig   klimaat.    Overal  viodt  vkOfk  er  de  r^kdoauaen 
der  keerkringen  met   den  beilzamea  overvloed  van  da  gema* 
Ugde  lachtflreek  vereenigd^    Het  plaatgewü  verft^ft  er  n^r 
door  den  adem  des  winiers.    De  grond ,  (leeds  in.  de  kracbc 
der.  jeugd ,  biedt  te  geiyk  de  vportbrengfelen  van  den  berrie 
en  die   der  ienie  aan,  en  bet  groe^jend  rqk  .fck\jnt  in  gedu« 
rigen,  lofzang  eea  fcheppingsfeest  te  vieren ,  terw\|l  duizea» 
den  plaatep  wegena  kleur  en  genr  allen-  even  verwoader» 
lijk  z^jn. 

..Men  kan  Mra^Ui  van  den  zeekant. niec  naderen,  zon» 
der  bijna  overal  getroffen  te  worden  door  deze  pracht  es. 
grootheid:  der  plantenwereld.  De  zand  woestijnen  aan  de  kusc 
yan  -dea  Oceaan. maken  flechts  een,  by  vergeiyking,  zeer 
lUein  gedeelte  der  noordelyke  gewesten  uit ,  met  name  dfr 
Ismóesgfdtuies  de  Ceara^  tusfchen  a^  en  30  zuiderbreedte  ^ 
en  ia  bet  zuiden  vooral ,  tusfchen  Porfo^/ilegrp  ep  Mente^ 
yideoy  .van  ny  tot  340  zuiderbreedte.  Menigvuldige  plasten 
zovt  water  en  eene  reeks  VkU  meren,  even w^dig  met  den. 
Oceaan^  bewijzen,  dat  de  ^/Am/z/c^  zee  allengs. terngge- 
wekea  !#•-  Q^^    ^i°dc  ^9^  bier  en  daar  breede  (IrcJten  nee. 


^or  nmd  bedekt,  waar  flecbts  eenige  pltateo  gro^^n^  dii| 
.  eeo*  ziltigen  grond  bemionen.  Op  dexe  weinige  ^oiucmderliw 
gen  Dfty  vcrcoonc  er  zich  eese  verwonderlijke  groeikrtcbtf 
^en  de  knaten  x<ja  bedekt  met  velerlei  plantgewas.  Waar  de 
grand  lich  fteil  verheft,  is  deselve  bekroond  met  boffcbaadje 
▼a»  donkergroene  klenr  f  waarnit  de  paimboomen  zich  ho^g 
.verbeifon,  en  den  reiziger  io  de  verte  reeds  fcb(|nen  te  be« 
groeten.  Daar ,  waar  bet  land  allenga  af |ieU  en  vlak  wordt 
tanga  de  baaien,  welke  diep  binnenwaaru  loopen,  ziet  men 
voonbrengftten  nit  bet  plantenryk,  die  aan  de  knstland^ii 
der  keerkriogen  bijzonder  eigen  zyn,  en  wel  voornamelfik 
dier  boooifoorten ,  welke  door  eigene  ukken  tot  op  grootê 
aflftanden  zich  voortplanten.  Derzelver  digt  loof  dekt  bet 
4!nind  met  eene  vlecht  of  kroon ;  waarvan  bet  lichtgroen 
dikwerf  fraai  afdeekc  bij  de  roode  vederen  van  den  lèiSf  die 
zich  op  de  ukken  nederzet. 

Wanneer   men   verder    in    het  binnenland   zich  begeeft» 
komt  men  aan  den  voet  van  eene  umelijk  booge  bergdreek^ 
die  nn  eens   ZQQt  nab|j  de  zeekust  is«»  dan  weder  150  tot 
ipo  mQien  daarvan  verw^derd   en  meestal  evenwijdig  m(|( 
dezelve  loopt.    De  gewone  naam  is  daarom  ook  bQna  ovorat 
Serra-do-Mar^    of   Cordilières    der   Jif^.     Deze  -  bergketen  .^ 
gtootendeels  uit* graniet  beftaande,  begint  in  het. zuiden  van 
bes  gewest  Ftnumtuc»    Aanm^rkeiyk  lager  wordende ,  loopt 
dezelve  onder  de  gedaante  van  henvels  voort  door  het  oos» 
t^ifk  gedeelte  van  Bahia^  verfchaft  eenige  bronnen  voorde 
naakte  en  heete  vlakten  van  dit  landfchap»   en  vertoont  zich 
weder  hooger  ten  zuiden  van  Rio  PenUgMga^    perzelyer  ker 
geifvormige  toppen  eindigen  zelden  in  vlakten  van  eenige  uit» 
gebreidhejd ;   fommigen   byeiken  eene  hoogte  van  meer  dan'  ^ 
3000  voeten,    en  vertoonen  eene  ruwe  woestheid,  die  fterk 
affleeki  bQ  die  voortbrengfelen  eener  milde  natuur ,  welke  ge- 
woonlijk de  oorfpronkelijke  bergen  omgeven.    De  grond,  die 
de    granietbrokken    van    de  Serra^do-Mar  bedekt ,  is  eene 
zwarte   en  vette  teelaarde,  of  een  rood  en  zwaar  zand,  dat 
gonddof  bevat.    In   de  dalen  ziet  men  uitgebreide»  moerasfen* 
Q%zt  is  de 'grond  nooit  ^00  droog,  aUiadep^nboombosfchen 
van  Duifschiand;  want  dezelve   wofdt  befproeid   door  eene 
menigte  beken,    en  bevochtigd    door  de  uitvwidsmingen  van 
overvloedig   houtgewas.    Deze  bergketen,  de  voormuur  dei 
Isnds.  van  de  zeekust,   is  in  de  ganfche  uitgeibekthQid  be» 
dekt  met  boog  en  digt  geboomte ,  zoo  oud  fchier  ais  de  roe» 


3/^  BLIK   OP  BET  nWiKTSMRUK 

fiih^ltt  #ette  het  geworcerd  i»,  becwelk  vim  d« 
groellirtcht  en  vnicbtbiarbeid  detf  landi  gecoigc, 
'  De  reiziger ;  die  dece  gtoote  tücuurcooaeelen  befeiioawd 
beeft ,  zou  vrocbcelooi  beproeven ,  oin  «ao  aodeieii  den  In» 
drok  mede  te  deelen ,  welke  hem  veibaaid  deed  ftaan.  Met 
geéne  wootden^  kan  meti  dat  trotfche  aaiilen  dezer  booaea 
befchrijven »  die  hutine  kraitten  boog  ia  de  locbc  yefbeffn , 
nocb  den  r^kdom  en  de  verrcheidenbeld  der  bladeren  ^  aoeh 
de  menigte  fchitterende  kleuren  van  ontelbare  bloemen ,  noch 
de  door  elkander  Olngerende  ftrulken ,  nocb  de  buigtÊÉn 
Üanen  of  kruipende  planten ,  noch  de  fraaie  b'f  etter» ,  dto 
op  de  (lammen  van  oude  boomen  een  nienir  groeiend  rytt 
vestigen.  Wat  li  de  natuur  bier  groot,  itjk  en  verhef  en  I 
De  aanfchouwer  ontwaart  zekere  huivering ,  en  teven»  ge* 
Voelt  hy,  dat  zijne  ziel  zich  verheft  op  bet  gezigt  na 
zoo  veel  fchoonheid.  De  indruk  van  ontzetting  ^  doof  ds 
eenzaamheid  der  boafclyn  en  derzel^er  fombere  donkerheid 
veroorzaakt,  gaat  gepaard  met  eene  aangename  vemtfiiig 
wegens  het  ongewone  der  verfchynfelen ,  en  met  eerbiedigo 
bewonderitig  van  de  onbeperkte  Magt,  welke  hier  eene  aieii* 
we  wereld  voor  ons  ten  toon  fielt ,  en  eene  tot  uu  toe  oBbe« 
kende  taal  tot  ons  fpieekt! 

'  Deze  bosfchen  beflaan ,  in  die  oostelQke  gedeelten  van  Bra^ 
tiliip  onafgebroken  vele  duizenden  vierkante  mijlen,  en  z^ 
bekend  onder  den  naam  van  mattógêrmlj  of  algemeen  boick» 
Dezelve  verföhaftn  eene  fchuilplaati  aan  die  benden  wilde 
Indianen^  welke  nog  niet  ten  onder  gebragc  hebben  kunnen 
worden  door  dé  Pêftugêzen ,  maar  geduiig  rondzwerven  te 
midden  dezer  onmetelQke  wildernislkn.  Daar  It  het  verblijf  vaa 
den  luQen  Coroado^  den  woesten  If^ri^  den  wreed^  P$t9C4$dê 
en  van  andere  minder  talrijke  (lammen ,  die  van  de  jagt  of 
vischvangtt , of  van  de  teelt  van  een  weinig  hm/i,  manioc  of 
bananen  leven.  Reedt  Is  een  aanmerkelQk  gedeelte  van  dit 
Verbazend  groote  bosch»  zoo  aan  den  zeekant,  alt  meer  bin- 
nenwaarts,  in  de  oorden,  waar  P&rtugezen  wonen,  geveld 
en  tot  den  Mandbouw  bewerkt  geworden.  Maar  flechtt  enkele 
volkplantelingen  hebben  bei  gewaagd ;  in  het  binnenAe  dt^ 
woudt  tot  aan  de  oevert  der  groote  rivieren,  door  te  dringen. 
De  vruchtbaarheid  van  deze  ongerepte  botfchen  Qmatt^  rir^ 
gent) ,  waar  de  (lagen  der  bijl  nog  niet  gehoord  werden ,  la 
bijkant  ongeloofeiyk.  Wanneer  men  het  zwaar  geboomte 
l^ebrand  en  den  grond  geheel  ontbloot  heeft,,  mag- men  ba- 


pe», .  van  Ayboonett,  nuifi^  numioc^  koiB)  ^  kMoen  en  fai* 
ktifiei  eeaen  oogst  ce  bekomen ,  die  vta  150  to(  500  matl 
de'  lioeveettieid  ven  hec  oicgeceaide  oplererc*  Doch  laet  men 
het  oncgonaen  Und  eenige  )tren  tan  ziobxelve  over,  xoo 
toert  bet  weldra  weder  tot  if^nen  oorfpronkel^ken  toeftand 
terag,  en  wordt  bedekt  met  eene  menigte  boomen.en  beeip 
tett^dte  fehieMik  groeöeo  >  en  ia  J^ws/Af  onder  den  «aam 
f9n  tÊfmrm  bekend  Haan» 

£eldnmev  z^n  dexe  oorfpvonkeiQke  bosfchen  fn  de  (bekfn 

tm  noorden  van  Fèrnémkuc^  en  op  de  bergen»  heovelt  en  ip 

ét  daten  van  de  Serrm^o^Mmr^  in  bet  midden  van  MratiUi» 

<Do  grond  van  deae  dom  oorden »  meerendeels  uit  graniet 

tfeen  en  kalk  beftaande»  fch^nt  niet  soo  gefcUkt  te  aJUj) 

:soor  xoo  prachtige  wonden,  die  er  zeldzamer  voorkomen  cp 

j^ewisfebl  worden  met  ^Hngas  of  bosfchen »  welke  tegeÜ* 

•matig  hunne  blidered  verliezen.    Hoe   meer  men  echteree 

-evennacbttlQn  nadert^  ten  noorden  van  de  fneiwiecende  rivlet 

Fmnmhjka^  hoe  menigvnidiger  men  znlke  aioode. b9srcbeB 

<ianmft.     De  zon,    die  hare  flnlen  daar  loodregt  nedei^ 

fcliiet,  ibhljnt  aan  den  grond  die  verbazende  groeikracbt  ie 

fchenken,  welke  io  ftaat  is,  zoo  monfteracbcige  gewssfen  te 

doen  opfchieceo.  Donker  als  de  nacht  ^  en  verward  als  de  Cbssi, 

ftrekt  zich  een  bosch  van  lensacfatlge  boomen  van  den  mond 

der  Ama9$nen*iiv\et  tot  voorbij  de  bezittingen  der  Pêrttig€9€n 

ten  oosten  uit..   Men  vindt  er  denzelfden  r^kdom ,  dezelfde 

grootheid. en  dezelfde. heerlQkheid  van   vormen,   als  in  de 

znidel^'ker  gewesten;  maar  de  groei  fcht'^t  onder  den  invloed 

!Van  de  felfte  hitte,  van  overvloedige  en  bQna  dagelijks  yaU 

ilende  regens ,  en  van  menigvuldige  overftfoomlngen  der  rivic;* 

:if n  op  'verwooderlQke  w^ze  gedurig  aangezet  en  verhoogd  te 

:woiden«    De  ^trotfche   boomen ,  gelyk  ook  de  teederfte  plan- 

.ten,  vieren  telkens  een  jeugdig  lencefeest,  daar  zQ,  bj|j  hunne 

jontwikkelingy  de  hooge  kruinen  fier  verheffen  en  uitbreiden  , 

tn  met  ontelbare  bloemen  bedekt  zQn.    Ten   tyde  van  hqt 

•«^worden  vallen  er  zaden  en  vruchten  van  ongewone  gt« 

.daaate  af,  en  liggen  foms   ter  dikte  van  een'  voet  op  de/i 

igrond.    Wanneer  nu  alle  deze  voortbrengfelen  van  bet  plan- 

«cenr^k  weder  beginnen  te   kiemen  en  .te  gisten,    ontwi|i- 

-kelt   er    zich    zeer   veel   koolzuurftof ,    en   dikke  dampsp 

^verbeffsn    zich    boven   deze    bosfchen.     Het    water  looft 

«oaophottdelifk    langs   de    kruipende   planten,   die,    als  eip 

.sware  baard,   langs  de  takken  van  het  geboouHe  jiec|erha«- 


.380  BLIK   OP  HET  PLAHTtltaXJIC  IN  BRA1(ILlë« 

gén.  De  hrimeUaU  fchijneD  door  ée  ntcaiir  getonnde  itr^ 
gadeibakken  te  zijn,  om  bet  wacer  op  te  vangen;  mair  eenige 
ihvlen  eener  brandende  xon  zliu  toereikend,  om  ti  dit  vocUt 
ce  verteren,  en  dan  volgt  weldra  de  ontbinding  op  de  kracht 
tigfte  leventomwikkeling»  De  natnur,  in  het  plantenrQk  ^d. 
xlers  200  kalm  en  ordelQk,  fchQnc  bier  behagen  te  fcbeppea 
Ito  bec  aannemen  van  vreemde  en  sonderiinge  vormen.  I>e 
beesten  zQn  gewapend  met  doornen,  die  gevaarl^ke  jonden 
Veroorzaken,  De  palmboomen  hebben  ponten,  die  fchetp  z)}n 
nis  naalden.  Lianen ,  gelQk  vlechtwerk'  in  elkander  gebecbt^ 
laten  een  melkachtig  fap  vloeijen,  dat  de  zinnen  van  dett 
-/eiziger  bedwelmt ,  die ,  de  verdoovende  oUwafemlngen  Tan 
'den  '^fatfaeu  ontwarende ,  zich  ^Vxvl^  van  dezen  moordendeft 
'Chë^t  verwijdert,  om  d'e-  vreedzame  en  veilige  pracht  der 
-ilonde  boifcben  van  de  Serrm^dê-Mar  wéér  op  te  zoekem 
Men  begrijpt  dna  ligt ,  hoe  in  die  flreken  ^tAt  zekere  fom» 
'berbeid  de  ziel  dei  zwervenden  Indiaans  fch^ntte  beheeiw 
•tbhen,  die,>  verfchrikt  door  bet  akelige  dier  donkeie  en  een- 
«Éme  wonden,'  overal  ziet,  of  meent  te  zien,  die.i^oken^ 
"^eike  eenigllijk  in  zQne  verwilderde  verbeelding  beftaan» 


TArBRBBLSM  VAN  RUILANO» 

(^Feryolg  van  bi.  333.) 
Lêjfeigenen,    Ferworven  en  Erfei^'ke  Adei.   , 

Van  de  oorfpronkelijke  eenvoudigheid  der  zeden,  aan  <le 
'oude  bewoners  van  Rusland  eigen,  is  een  der  edelfte  en 
Ibhoonde  trekken  volkomen  bewaaitl  gebleven ,  de  achtinjg 
nameiyk  voor  bejaarde  lieden  en  bijzonder  voor  de  ouders. 
'Men  weet  geen  voorbeeld,  dat  een  zoon»  al  is  bq  zelf  ook 
reeds  lang  hoofd  eens  buisgezins,  zich  tegen  zQnen  vader 
op  eene  ruwe  of  onbefchofte  wijze  gedragen  heeft.  Dikwerf 
trof  het  my ,  wanneer  ik  zag ,  dat  vurige  mannen ,  die  an- 
ders geene  tegenfpraak  konden  dulden,  en  gewoon  waren, 
in  eigen  buis  allea  aan  zich.  te.  onderwerpen.  Zich  ,  in  de 
woede  van  den  toorn  zelfs-,  op  het  eerde  woord  van  bnonen 
boogbejaarden  vader,  als  kleine,  bevreesde  kinderen  gedroe* 
gen«  Dit  getuigt  van  ongemeene  goedhanigheid »  waarmede 
by  eene  goede  leiding  zeer  veel  is  uit  te  regten,  Miet  zoo 
kinderlQk  is  gewoonl^k.  het  gedrag  van  den  l^feigenen  tea 


TAVBaS&Leff   VAN  EUSCAHÜ;  §ti 

<)psigie.  vfto.  lyoea  heer*.  Ato  dezen  oiuterverpt  biS  xM»^ 
wet  U  wetTy  nav  het^viterlQfeet  soo  all^  men  mtar  tl  te 
iditideUlk  xiet^  wanneer  z9  elkander  ontmoeten  i  maar  sgil 
Unneafte  kampc  alcUd  tegen  deze  onnatumd^ke  '  Iwtrekkinfé 
Htt  doet  derhalve  flechu»  wat  hv  moec  doea^  en  niet  dmfc 
nalaten .  daar  b')i  eenen  flaaf  sehJen  goede  wü  plaata  beeft» 
Daar  zQn  wel  vele  heeren«  die  hunne  (laven  metifchel^k,  ja 
selff  minzaam  behandelen ;  doch  bec  getal  der  zoodanigea  ia 
veireweg.het  kleinste.  D^c.de  Jie^leQ  zich  «loonde  gewoonte 
in  die  vernedering  fclMkken «.  }a  geen  beivQs^voor  de  regt-» 
▼aardigheid  der  zaak  zelve»- En.  dat  vele  lijfeigenen,  waQneef 
«y  van  bQnne  heeren  de  vrUbeid  erlangd  hebben»  na  verw 
loop  van  eenige  jaren  uic  eigene  beweging  ficb^weder  in  de 
vorige  dienatbaarheid  begeven ,  bewijst  ge^o^zina  hun  geluk 
in  dien  toeftand  »  gelijk  menigeen  wil,  beweren  ». maar  (lieka 
veeleer  ten  blijk  van  gebeeie  ontaarding  en  ganfche  onder^ 
drukking  van  edel  menfcbelijk.  gevoel ,  wanneer  het  koare» 
lijkfte.  aller  goederen ,  de  yfjjfaeid;,  ala  eene  «ie^ige  ^aak  be^ 
handeld  en  tot  eiken  pri^a  weggeworpen  worde*:  Daar  over 
dingen  van  de^en  aard  bij  alle  befchaafde  en  op  menfcheiijk.* 
keid  aanfpraak  makende  lieden  flechca  ééne  ftein  is ,  zoude  het 
svtteloof  zijn ,  van  een  zoo  trenrig  verichijnfei  meer  te  teg^ 
gen*  Moge  ook  daar  eerlang  aan.  die  verkeeidbeid  een  einde 
komen ,  gelijk  dezelve  reeds  in  alle  befchaafde  landen  te  ge* 
lijk  mee  de  wilde  dieren «  ala  de  laacfte  fporen  van  4e  oude 
barbaaracbheld ,  is  verdwenen I  ./^: 

De  adel  dea  lands  ia  verdeeld  in   twee  wezenlijk  oider^ 
fcheidene  klufen ;  in  adel  door  geboorte ,  en  adel  uit  hooMe 
van  het  ambt,  dat  bekleed  wordt.    De  eerS^  ii. meestal  Ini 
bet  bezit  van  grooten  rijk^io^.i  de  tweede  heeft  de  vooneg* 
ten  van  aanzienlijke    posten.     Alle   ambtenaren  worden  In: 
zestien  klasfen  (^tjchin)  verdeeld,  van  welke  de  acht  eerftea 
toe 'den  adel  behooren.    In  de  eerlle  klaafe  fa  de  rijkskanfe* 
lier,  in  de  acbtfte  de  bofraad,  in  de  zevende  de  kollegie*. 
raad»  in  de  zesde  de  (faiatsraad,  enz.    Zoodanige  benoeming! 
ia  foma  ook  flechu  een  eertitel.    Dna  heeft  b«^  y.  ieder  ge^ 
woon   hoogleeraar  aan  eene  hoogefcbool   den  titel  en  rang^ 
van  hrfraad^  en  A  vijfjaren  van  getrouwe  dienst  wordt  hg 
hUegieraad^  en   komt   alzoo  in  de  zevende  klasfé.    AI  wie 
tot  eene  dezer  acht  klasfen  behoort,  en  hiertoe  kan  alleen 
een  man,  die  eenig  openbaar  ambt  bekleedt,  behooren,  heeft 
hy  daardoor  niet  flechta  perfoonlgk  voor  zich  den  adel ,  maar 


Unkt  dênzüna:  ook  crftlfk  i»  aan  sijne  kiodertii  en  dpvoli- 
fcn«  VoigeM.  ettie  •wet  vtn  >evb  &  I^  ir  deur mbcsadel 
ifnn  de  icbc  eerOe  Utsfeii  völkoioeii  gt\%k  te  (lelltn  mét  deB 
•odeieti  erfemken  «del  i  les  de  titfbtentar  van  de  aebtftt 
klatfe^  al  ware  hif  :ook  een  boerenzoon,  moet  even*  xoi 
tfeed  voor  adeUt^k  gehondetf  iforden ,  als  de  geborett  j^nmf 
•f  voNC  ]a,  by  openbare  optogtén,  btf  kerkèHfke  ^iegtfgr- 
keden ,  by  Voorftellingen  een  hove  heefc  de  ambcsadei  deA 
vooigang  boven  den  adel,  die  alleen  door  geboorte  is  ver- 
kregen,  en  de  boerenzoon,  die  hofraad  is,  gaat  voorden 
graaf  en  prins,  wanneer  de  laatfte  geen  ambt  heeft  en  niets 
dan  graaf  of  prins  Is.  AdellQke  familiên ,  in  den  Duitfchin 
tin  des  woords,  vindt  men  weinig  in  RiyfAi/i/,  daar  aReeii 
de  voriltn  en  graven,  of  knoifen^  tot  dezelve  gerekend  knn^ 
nen  wordeiir  Men  onderkent  den  aaü>csadel  terllond  aan  het 
bordnvrfel  op  de  kleeding ,  waardoor  dié  van  de  acht  eerftó 
kiufen  naaawkenrig  onderfchetden  en  met  een*  oogopflag  tè  . 
kennen  zQn ;  lerwijl  de  graaf  en  prins  ,  als  zoodanig,  door 
geen  nlteriyk  tecken  zich  onderfcheiden.  Wanneer  éen  on« 
bekende  voor  de  eertle  mlial  in  een  gezelfchap  komt,  oF 
wanneer  htj  op  rets  den  postmeester  moet  fpreken ,  is  gew 
woonUyit  de  èerfte  vraag,  niet  of  hQ  rijk  of  arm;  btron  of 
graaf  !s,  waarop  men  weinig  acht  geeft,  maar  kaM  tfchh^ 
(tot  welke  klasfet),  ten  einde  tten  hem  overeenkomftig  zij- 
nen rang  'ka«  behandelen.  Evenwel  weten  geboren  adel- 
mken,  door  hi^nen  aanhang  en  door  de  middelen,  welke  him 
ten  dleaifte  ftaan,  zieh  veelal  voor  dit  verlies  fchaddoös  te 
ftellen;  dewQI  zQ,  die  in  de  maatfchapplf  iets  willen  betee^ 
kenen,  eenig  ambt  zoeken  te  bekomen,  en^  wanneer  z4  het 
verkregen  hebben,  met  den  nienwen  titel  nur  hnn  landgoed! 
temgkeeren.'  Intnsfchen  blQft  het  eene  zeer  gepaste  inrig^* 
tfog,  die  de  aristocratie  van  den  erfelijken  adel  krachtig  te- 
genwerkte Dns  zaf  in  RusHtni  allengs  een  eigeniyke  tnii^ 
iétftmW  ontihan,  die  tot  nn  toe  ontbrak,  daar  men  in  dit 
lind.  volgens  de  alonde  inrigting,  flechts  twéé  kfasfen/ 
hêertn  eh  flaren^  kende;  en  de  hurgerftandin  *r  geheel  kïêt 
beOond; 

CHei  ygfylg  Mema.y 


Oir«a  HET  LA<W  OttPERiW4r#  B»  tAi;ftlt  GlftARD^         ||| 

-^ ' -:"■ : "  .>    f      •'    ..  :;.t 

OVB&   HET  LAOEE  ONDEUWSS  BN  »At«t  0|IIA«D;        '      < 

.:     '        .  •  .1  ■  %  '^     ■:    :    J^ 

(^Vit  htt  FramseA.y         ,    ■.  j  ni 


E, 


beilaat^  mot  betrekkiog  tot  het  ovderwij»  vun  de  Utift 
d^r  amen^  «en  gefchUpuoc;.  Bevrc^Iingi  ft«it  me»  deie.M* 
denvüEing  voor,  df  ati  gevatriyk  voor  de.maMfctKippir^y.éf 
tls  tene  der  gelakkigfte  vorderiogen*  Oe  (lelregfl^^die  fMUi 
QB  het  volk  10  QQWHeieodtaid  te  hosuieoyheéfi  tei^ttii  <^ 
den  boventoon  gehad;  en  e^,  die  kaar  voQrftaan»  fpareil 
geene  pogingen ,  om  haar  (laande  te  houden  in  famden  »  #tai 
eU  de  meeste  kracht  heeft ^  of  haar  iiii  te  doen  bedeven» 
waar  de  befchaving  haar  heeft  doen  vetkwUne»*  Hetgeen 
een. volk  wezeniyk  noodig  heeft ,  «egt  men»  is  zedelttkhel& 
Dere  ia  de  echte  grondQeg  van  openbare  velUgheM ,  van  deil 
voorlpoed  des  iands »  van  de  rott  en  bet  getek  der  huutfet 
Einnen*  B0  gevolg  Is  eene  enkele  ondenigting  Jioodigy  -nj 
ket  gêdsdUnfiig  wtderwifu  Bene  opvoeding»  waalvan:  de 
Godsdienst  het  beginfel  is ,  zal  de  werkzame  klatfe  omti«nt 
bare  pligten  inlichten»  zal  haar  de  beoefening  gemeenzaEm  et 
gemakkeiyk  maken»  en  aan  haar,  evenzeer  als  aan  demana^ 
fchappQ»  den  Eekerften  waarborg  geven  van  .  oide  en  van 
voorl^ocd.  Alle  verdere  verftandeMjke  ontwikkeling  ia  over* 
bodig»  zoo  niet  verderfeiyk.  Z^  bewerkt  niets  anders »  den 
behoeften  op  te  wekken »  die  onvervuld  bleven»  bedriegelii{ke 
eerzucht  wakker  te  maken »  den  eenvoudtgen  aensch  onteU 
vreden  te  doen  /|jn  met  z$ne  maacfohappeiykehtetrekking^ 
hem  van  den  noodzakelyken  arbeid  af  te  houden ^^  hem.  wel* 
ligt ,  door  het  lezen  van  verkeerd  gekozene  of  met  flechtë 
oogmerken  aanbevolene  boeken»  a^nde  ongodscHenftifheid » 
aan  de  ondeugd »  aan  de  ellende  tei  proo^e  te  geven.  ^  .  '> 
.  Wil  zullen  al  de  bewijzen »  waarmede  de  voorftaoders  ven 
bet  velksonderwlDa  deze  fteUingen  bellryden»  niet  ophaleni 
Het  is  ons  genoeg  te  zeggen»  dai  zü  aan  hunne. pertO  eene 
deadzaak  tegenüellen»  en»  naar  onze  meeniogt  «ene  befliei 
fende  daadsaak.  zy  willan ,  dat  men  den  ftaajt  dcf  zedel^kkeM 
des  voika  onderzoeke  in  landen ,  waar  men  nieti  voor  bea  endere 
wQs  doet;  en  bet  kost hnn geene  moeite»  in  det  onderaoekeee 
bewgs  te  vinden »  dat  luide  ten  voordeele  van  het  volksoa« 
derwVs  fpreekt.  Wanneer  men  beproeft»  om  ean  de  gebft<^ 
ken  van  eene  onledige  of  kwaiyk  beftunode  enderwyslsg  ie* 


tl4  OVat  HBT  nUAOER  OflDKtlW^ 

burgeriyke  ongeregeldheden»  de  butceafporigheden  en  misda- 
den der  omvenfieHngen  coe.  te  fchryven,  kin  hec  hnn  nlec 
leer  moe)}eiyk  z|jn ,  den  oorfprung  daarvan  te  vinden  in  de 
ivwheid  van  seden,  welke' noodzakelijk  de  onwetendheid 
aankweekt.  Eindelijk  vertoonen  cich  de  onvcrbiddelyke  be» 
ftkcningen  étr  Statistiek ,  dfe  het  gefcfail  fcbijneir  te  hetiism 
firn,  en  de  overwinning  toekennen  aan  de  voorftanders  vmi 
bet  ondeilR^s.  B9  ultkotnllen ,  die  bij  oprommfng  nitgednske 
fiaan,  valt  de  tegen (>raak  niet  ligt,  en  faien  kan  dé  tastbare 
voérdeeleo  niet  loochenen ,  welke  die  uitkomften  vertoonen 
in  landen ,  waar  de  inrigcingen  de  algemeenheid  van  het  on« 
derwqs  begunfllgen. 

In  den  gpoild  der  taak  z^n  de  gemoedelijke  voorftanderi 
van  deze  beide  (Irljdige  gevoelens  hec  eens  in  de  bedoeling. 
Vraagt  men  aan  de  vrienden  van  het  onderwqs,  of  zQ  eenig* 
IQk  bedoefen,  otn  aan  de  arbeidende  klasie  eenen  uitgeftrek^ 
Cieen  kring  vav  kennis  te  verfchafien,  wQ  gelooven»  dat  de 
gfooce  meerderheid  zal  antwoorden ,  dat  zi)  het  onderw^a 
hoofdzakel^k  te  hnlp  roepen ,  als  middel ,  om  het  volk  meer 
ledeiykheid  te  gaven.  Beiden  beoogen  dezelfde  gevolgen; 
Zy  vetfchUlen  alleen  in  het  gefchiktüe  middel ,  om  deze  te 
bmlkeo. 

Hec  is  ons  niet  onbekend ,  dac  zich  in  de  lifen  der  twee 
pttttten  menfchen  voegen ,  die  gansch  andere  inzigcen  mede* 
bceogen.  Men  gevoelt ,  dat  her  hier  de  plaats  niet  is ,  om 
•r  zich  mede  bezig  te  honden.  In  het  gefchil,  dat  wq  be- 
btndelen ,  zoo  wel  als  in  elk  ander «  dat  men  wenacht  op  (e 
khren ,  heeft  men  regt ,  de  vooringenomenheid  van  b^zon* 
der  beteog  en  de  verblinding  des  voorooideels  ter  z^de  te 
Hellen» 

,  Heden  ten  dage  hebben  de  voorftanders  van  het  onderwQa 
de  overhand.  Hunne  zaak  fchijat  gewonnen ,  ten  minüe  bv 
menftheln,  die  nadenken,  en  In  landen,  die  in  ftaac  zQn, 
zicb  aan  hec  hoofd  der  Ëuropefche  befchaving  te  ftellen. 
De  ftrekking  ten  voordeele  van  hec  onderwijs  maakt  vorde« 
ringen  t  en  behaalt  .dag  op  dag  men  we  overwinningen  op  de 
▼olksonkvnde.  De  geftichcen  van  onderwas  zgn  vermeerideid 
en  verbeterd.  De  gezniverde  leerwfize,  hoe  fh-ydig  met  de 
gewoonte.  Is  aangenomen.  Is  door  proefnemingen  bevestigd, 
en  dringt  ongevoelig  door.  Die  goede  uitflag  is  eene  gtooce 
weldaad.  W4  zien  er  met  welgevallen  het  voorteeken  In^ 
VM  eenegèvordeide  zedeiykheld^  en  van  gelnkkiger  tijden 
voor  de  volgende  gedachten. 


EN  PATER   CIRARD.  ^&$ 

'i)0Cb  Itac.  de  zegepraal  ons  nlec  yerbliqden.  Welke  ook, 
4e  groiiddwtliog  van  het  vervallen  Itelfel  zijn  moge,  eenig^ 
der  'tegenwerpingen  en  befchuldigingen,  ingebragt  tegen  de^ 
tftnbanger»  van  het  nu  b^erfchende  ftelfel,  verdienen  onder-j 
zocht  te  worden,  en  zijn  niet  zonder  kracht.  '£en  kwaljük. 
begrepen.,,  flecbt  beüunrd  onderwijs ,  met  onbedachtzaambeid 
gepaard  -en  zonder  onderfcheiding  te  werk  gaande ,  kan  be- 
trenrenswaardige  gevolgen  opleveren»  £r  zijn  talrijke  geval« 
ten.,  waarin  hetzelve  het  middel  zijn  kan  tot  een.  ver^ 
üclirikkel^k  krachtbetoon  in  de  ontwikkc^Ung  van  zondige 
9eigingen.  Men  kan  er  vele  droevige  voorbeelden  van  op«r 
noemen.  Indien  men ,  om  zich  te  ontdoen  van  dit  bew^^ », 
zicb  tegen  alle  rede 'verhardde,  om  die  voorbeelden  toe  d^^ 
kiasfe  van  onontwijkbare  uitzonderingen  te  brengen,  zoudeni 
wij  niet  fchromen,  deze  opmerking  algemeen  te  maken  ^  ^er-; 
w^i  w\(  haar  geheel  ontlastten  van  hetgeen  eene  hartstogte*. 
^ligke  overdrQving  er  valsch  en  onbiliyks  in  kon  mengen.  Wjyk 
(>ordeelen,  dat  men  weinig  gedaan  heeft,  om  cene  bevolking 
gerust  te  dellen ,  voor  zoo  ver  in  het  onderrigt ,  dat  onder, 
liaar  bereik  ligt ,  het  onderwijs  uitfluitend  doel  biyft.  Wij. 
zeggen  niet 9  dat  men  niets  gedaan  heeft;  wanc  wü  gelbo* 
ven ,  dat  bij  de  beflisfing  de  balans  der  voor.  en  nadeelen  aaii 
de  zyde  der  verlichting  zal  overflaan:  maar  men  is  er  verrf^ 
af  van  gedaan  te  hebben  hetgeen  men  kon  doen,  en  kpn 
doen  zonder  eenig  bezwaar  van  moeite  en  kosten.  \ 

£r  h  in  de  volksopvoeding  een  gevolg  na  te  jagen  va% 
geheel  ander  gewigt,  dan  de  verkrijging  van  zekere  kundig, 
heden.  Zonder  de  talr^ke  nuttigheden  van  het  onderwüs^ 
voor  hem,  die  het  ontvangen  heeft,  te  miskennen;  zonder 
toeleg ,  om ,  in  het  minst ,  het  belangrijke  van  deszelfs  da- 
gelijkfche  coepasdng,  waar  z^j  dienen  kon,  te  verdonkereuf 
zonder  iets  te  willen  ten  beste  geven  van  de  dienften^ 
welke  deze  aan  de  cenvoudiglle  en  meest  onopgemerkte  le<> 
venswQze  betoQpen  kan,  is  er,  behalve  al  deze  voordeden, 
een  minder  in  het  oog  loopend  voordeel ,  niet  uitkomende  iii 
oomiddelllike  en  even  Heilige  uitwerkfelen ,  maar  dat  vi^n 
veel  hooger  waarde  is ,  en  dat  men  nimmer  uit  hec  oog  be. 
boorde  te  verliezen.  Dit  voordeel  is  van  gel^k  belang  voor 
hec  loc  van  elk  afzonderlek  perfoon  en  voor  de  maatfchappQ. 
Hec  bevordert  de  zedelqkheid  door  middel  der  opvoeding. 
Ziec  daar  het  doel ,  waaraan  alles  in  het  lager  onderwijs  moèc 
ondergefchikt  zqn;  en  het  komt  ons  voor,  dat  een  weinig 

MEMGBLW.   l8ai«  NO.  9.  £  e        . 


3^6  OVER   HET   LftGÉfL  .OSDftltWJiJS 

opnerkcttmhdd  op  de  wftre  belangen  vtQ  ien  meoieh  en 
ran  de  mafttfcbipplj  volftaat,  om  hec  daarin  eéna  ce  tijd^ 
dat  de  inrigcingen ,  befteoid  om  het  ooderw^  onder  bet  votft 
te  veripreiden,  zich  deze  uitkomst  bovea  alles  ter  bereikiDg 
moesten  voorfteUen.  ^  ' 

Indien  deze  opmerkingen  juist  zijn,  <en  ^^'vleijen  cüis^ 
dat,  in  de  verdere  uiteenzetting  van  dit  oogpunt,  meer  over«- 
Cüigéndé  opmerkingen ,  dan  die  wij  in  (laat  zijn  te  geven  ^ 
Crde  juistheid  van  zullen  doen  gevoelen)  dan  kan  men,  hec 
ÉÜéh  niet  ontveinzen  ,  dit  de  meesce  der  inrigtingen ,  voor 
h^t  lager  onderwijs  beftemd ,  in  die  opzigt  veel-  te  wenfchea 
overlaten.  Indien  de  wezenlijke  gapiiig,  welke  men  ont*^ 
dëkr,  zich  bepaaide  tot  eenige  achteloosheid  of  eenig  gebrek 
hl  de  uitvoering,  zou  het  genoegzaam  zijn,  deze  aan  te  w#* 
ttti  en  herüeiiing  te  eifchen.  Maar  die  gaping  Is  te  alge* 
flfeen ,  om  niet  tot  de  eigenlijke  en  diepstliggende  wortels 
ce  z^n  doorgedrongen.  Zij  wordt  zelfs  gevonden,  in  bet  ont- 
werp dter  inrigtingen ,  en  kleeft  dus  de  beginfels  en  de  be» 
doeiingen  van  derzelver  ftichcers  aan.  Getroffen  door  de  ob« 
mlddeHiJke  nuttigheden  van  het  onderwas  ^  zagen  zij  niets , 
difl  hetzelve.  Door  het  te  geven  ,  geloofden  z|}  alles  ge|;e« 
ven  te  hebben:  zij  handelden  ten  minüe,  alsof  ZfJ  hec  ge- 
loofden. Wij  weten  wel,  'dat  men  ons  zsl  zeggen,  dat  la 
het  ontwerp  van  onderwijs  ook  de  zedelijkheid  hare  plaau 
heeft;  bijzonder  ,  dat  het  godsdienftig  onderwijs  nooit  opge- 
houden  heeft  toegelaten  te  worden ;  en  wij  wenfchen  ons 
gtluk  bij  het  vernemen ,  dat  reeds  verfcheidene  fcholen  zich 
ki  dat  opzigt  door  tastbare  verbeteringen  ohderfcheiden  | 
maar  over  het  algemeen  Iran  men  zelfs  niet  van  verbeterde 
fcholen  zéggen,  dac  het  zedelp  doel  het  doel  ;tij,  dat  men 
iiec  4'verigst  najaagt.  Godsdiendig  onderwijs  wordt  er  gege- 
ven; maar  de  godsdiendige  geest  heerscht  er  niet.  Mea 
leert  wel ,  waarin  de  pligt  béfta ;  maar  tér  naauwemood  on- 
derwast men,  hoe  dien  te  beoefenen.  De  zedel^'kheid  onc- 
Ihiat  niet  uit  de  kennis  der  pligten ,  nraaf  inzonderheid  oh 
tedeliike  Incirukken  en  gewoonten.  '  Dit  il  het  gedeelte ^  dat 
boven  alles  veronachtzaamd  is. 

'  Men  meent  aan  dè  vorderingen  van  het  zedelijk,  doel  vol- 
daan te  hebben,  wanneer  men  het  godsdiendig  onderwi|}a 
naast  de  reken-  en  fchrjgfkonst  plaatst  op  de  ligsr,  die  cot 
rchbolregel  verftrekt.  Dit  is  eene  armhartige  w^ze,  om  hét 
kind  op  den  weg  te  brengen ,  dte  den  invloed  van  de  godK 


EN  PAT6R  OlHilRO*  Z^f 

troebt  op  ktrc  en  wandel  te  genfeteii  geeft»    Men  ï$  op  faet 

pnnc ,   om  er  eene  verdandaoefódlng  Van  te  maken ,  en  ket 

flieest  eene  oefening  van  bet  gebéngeti»   Mogmeer«    Voorön- 

derfteflendé  eiene  goede  inifgting  vaif  het  zedelgk  ondeiwija  ^ 

(en  men   weet  wei,  dat»  in  ver  de  meeste' gevallen ,  dit 

eétfe  eAéltooedige  vooronderlletlfngr  ia)  welke  %are  nnui^eid 

kati  men  er  nog  van  verwackcsh;  Indien  a^en»  in  den  loop 

van  bét  ondeiTigt,  nft  gewoonte,  de  leerlingen  op  esn.(UQd^ 

punt  plaatst,   dat  In  aanhoudeaden  fti^d  is  met, bet  onder^ 

^t  telf;   indien  men ,  na  bén  onderbonden  te  bebben  ov^r 

de  |)^Ifgten  vaü  matlgbeid ,  nederigheid  v  weiwiliendbeid ,  be^ 

fangeloofbeld  en  alle  dengden^  die  £tio  zeer  in  het  belang 

t^tk  van  perfooniigke  mst  en  maatfcfaappel^k  gelnk ,-  rondoft 

hen  de  gelegenhedenVermenIgvuldtgt ,   om   in  de  jeugdige 

harten  op  te  wekken  het  gevoel  van  ijverzucht,-  eigenliefde» 

}atoèrscbheid ,  eerzncbt ,  en  al  "die  verkeerdhèdeo  en  al  dk 

gebreken-,  die  zoo  tioodlottig  zfjn  voor  ben,  die.  er  mede  be*i 

fmei  iÈijn,  en  voor  ben,  met  wie  men  moet  omgaan?    Want 

naar  den  gang ,  dien  men  volgt  in  de'  meene  InrIgtingen  van 

volksbèfcbaving ,   is  er  niet  een-  enkel  der  voorwerpen  v«n 

onderwijs,  zelfs  niet  bet' godsdien (lig  onderwijs^   dat    niet 

aanboódend  znlke  gelegenbeden  móet  doen  odtitftan;  dat  niet 

in  zekerdmare  die  ongelukkige  begrijppen  opwekt,  waarvan 

bet  onmiddell^k  gevolg  is ,   om  den  zedeltjleen  invloed  tegen 

te  werken  en  te  verwoesten.    Alle  redenering  Is*  verder  oveik» 

bodig;  waar  de  daden  zoo  kléarbigkeiijk  fprèkett.'  Het>  i$'§t^ 

noeg,;   eéhlgen  tijd  eene  fchóol  ^a  te  gaarf,   otti'tt  zien^  êu 

bét  öndeny^'r  Met    inneemt  eé*  fcbfer  bet  iKflnitend  doel 

wotdt.'  De   ouders,  die  er  bnnhe  kihderetlbéllellen',  wacb^ 

ten'  n^anwelijks  meer  dan  dftl    De  meestér  bèdóeft  ztcb  aU 

féen  met  de  verftandelQke  on^wlkkéllbg  derïeerHOgen.  -De 

belOoningen  en  lof tuitingétf  komen  niet  tot'bem,  dié'Zich 

het  best  gedraagt,  maar  die  bet  meest  weet."  Opletifé^dheid, 

oefening  en  ieerZaamhètd'  zp  b^^*  ëeü  (bhoüè^  genoeg,  om 

eeti  Voorbeeld  zijner  médëfcerlingéti  te  wóidenV  men»  vordert 

dféti  bmëri  en  tiien  is*  er  echter  ni^tonkündij!''1raii,  datdeze 

boédafiigfaedeti  band  'aan   hand-  kunnen' 'g&an  mét  de' owIni» 

gendfte  gezindheden.    Men  tracht  deze  laatfte  ^Ifs  lüea  ce 

ontdekken;  nog  minder ,  hulpmiddelen  aan  de  blind  te  geven» 

om  të  te  voorkomen   of 'mt  té  roeijen.    Hééft  eetiinakl  hot. 

ilnd  zQne  taak  redeiyk  wél  afgedaan ,   men  viWagt  het  nieu 

E'e'it-  •   ' 


'3€8  ÖVSa  HET  LAOBR  ODDftRWlJS 

meer,  en  nur  h^  gevoelen  ven  veU  onderwijxecs  beeffrime^ 
geen  reg(,  bec  meer  te  vragea,  .  . 

•  Welice  ook  de  zydelingiciie  invloed ,  diea  aen  .ttüu  :dez% 
wijze  vin  opvoeding  toekenc ,  moge  wezen  op  de  cedetjükr) 
beid,  bec  vtlc  «bezwaarl^  ce  begrepen,  boe  eep  )ikm|,.<^ 
deze  w^ze  geleid  gedurende  de  jaren,  toegew^d  aan. bet  on- 
derwas, van  betzelve  die  beginfels,  die' gezindheden  en  diq 
hulpmiddelen  zal  ontieenen,  welke  noodzakelgk.  zyn  ,'.01% 
hetzelve  mee  getronwbeid  den  regel  van  pligt  ie  j^o^yo^ 
gen,  en  met  kracbt  de  bindecnisfen  te  doen  overwipnea »  die 
het  gewis  op  dezen  weg  zal  ontmoeten.  Is  bet  pniÜagea 
van  den  fcbooldwang,  in  dien  leef^jd,  waarin  ftelUge  voor^ 
fchriften,  raadgevingen  en  fteunfels  zijne  faoogCte  behoefte 
zijn;  beeft  bet  alleen  de  aanwinst  0er  kennis  van  lezen ^' 
febryven»  rekenen,  daarbq  eeaige  aanverwante  kundigheden , 
dearMJ  de  dorre  kennis  van  den  Catechismus;  w^  zien  niet « 
hoe  die  jonge  menscb  genoegzaam  gewapend  zij ,  om  aan 
de  vele  verleidingen  wederftand  te  bieden,  waarmede  hem 
zyne  eigene  driften  en  de  voorbeelden  der  ondengd  in  aan- 
raking brengen;  om  met  eenige  gonftige  kans  al  de  vvanden 
van  den  piigt  te  beftrijden ,  die  niet  ophouden  zich  te  vertoonen 
en  hunne  aanflagen  tegen  hem  te  vernieuwen.  De  daadzaak 
zelve  bevestigt  maar  $i  te  zeer  onze  vreeze.  Hoedanig  ook  de 
segepraai  op  de  onkunde  moge  zgn;  wat  zedel^kheid  aan«' 
gaat.  Is  onder  den  beboeftigen  (land  de  maatfcbappel^ke 
fiaat  ter  naauwemood  verbeterd;  Wij  weten  zeer  wel ,  dat 
de  berekening  der  Statistiek  ons  in  dit  opzigt  een  vooruit- 
gaan vertoont;  ook  zQn  w^  er  verre  af  van- dit  te  misken* 
nen,  of  de  waarde  hiervan  minder  te  fcbatten.  Maar^  be« 
halve  dat  deze  wQze  van  waardering,  die  zich  alleen  kan 
gronden  op  de  opfomming  van  wandaden,  die  onder  het 
bereik  van  de  burgerlijke  regtbanken  vallen,  noodwendig 
2eer  onvolkomen  en  gebrekkig  zQn  moet,  kan  men  zich  niet 
ontveinzen ,  terwijl  men  zelfs  aan  deze  uitkomften  meer  toe« 
tent,  dan  zQ  regt  hebben  te  eifcben,  dat  dit  vooruitgaan» 
zelfs  in  bet  gunftigfte  licht  befchouwd ,  zonder  iets  van  zijnt 
wezeniykheid  te  verliezen,  zich  op  zQn  minst  zeer  onvol- 
doende  laat  zien« 

Wti  zijn  zeer  geneigd,  terw^l  w^'  eenige  der  befcbuldigingen 

.van  de  yoorlhinders  der  volksonwetendbeid  laten  gelden»  bier 

op  iQ  merken»  dat  deze   onwetendheid  zich  onherroepelijk 

veroordeeld  . ziet.    De  uitkomllen  getuigen   befllsfend 'tegen 


ER  PATER  t?IRARO.  3^9 

• 

kétr»  Hotdftiltg  de  (lisc  van  bec  gerchtl  zij ,  er  k  vdrbete. 
rtog  fo  bec  (Iclfel  van  oodefwijs.  Al  vooronderfteU  meo  zelft, 
dac  liei,  in  zijne  becrelciking  toe  de  zedeiyke  opvoeding,  niec 
vatbaar  'was  voor  eene  itieer  volledige ,  en  meer  gelukkige 
aÉBweoding,  dan  moest  mén  het  nog  volgen. 

Malr ,  kan  men  dan  geen*  beteren  weg  inflaan?  Moet  men 
bU  uteflulrfng  het  doel  laten  varen ,  offchoon  verkeeideiyk  aéh« 
lerVDigd  door  de  voorfianders  der  on  w^endheid ,  om  ^ich  eenig- 
J^k  te  wetidfcn  tot  het  doel  van  het  onderwijs  ?  Kan  men  van 
het  lager  .onderwijs  flecbts  eencn  zljdelingfchen  invloed  op  de 
xedetifkheid  verkrijgen?    Kan   men  de  ontwikkeling  van  het 
verlland  en  de  vorming  van  den  wil  niet  hand  aan  hand  doen 
gaan»  en,  cerwQl  men  de  laacde  als  hoofddoel  aanneemt »  haar 
diettscbaar  maken  om  de  eerOe  te  bereiken ,  zonder  iets  op  ie 
offeren  van    de  zorgen   voor  deze  en  van  hare  nuttigheden  t 
Ziet  daar  vragen ,  tot  welke  de  aigemeene  ftaat  van  het  groud. 
onderwas  leidt.    Dit  is  het  vraagfink,  dat  thans  aan  de  ver- 
lichte menfchenvrieoden  voorgelegd   wordt,   en   waarvan  de 
oplosfiog  voor   het   lager  onderwijs  den  gelukkigden  uitflag 
brengen  zal ,  dien  het  kan  verlangen. 
-   Men  heeft  de  oplosfing  beproefd,  en  de  poging  heeft  het' 
volkomenfte  gevofg  gehad.  Een  godsdienftig  menfchenvriend , 
wiens  uitnemend  verlland  hem  fcheen  te  roepen  tot  de  diep- 
lle    ftudie   van   wetenfchap   en    wijsgeerte;  die  zich  daaraaif 
langen    tijd   met  goed  gevolg  gewijd  had ,  en  dezelve  hervat 
beeft ,   na  gedwongen  te  zijn  geweest,  om  het  zoo  gelukkig 
beünurde  werk  te  laten  fteken ,  —  deze  man  achcte  het  niet 
beneden   zich,  onderwijzer  te  worden  in  eene  fchool  van  ar. 
laenkinderen ,    en  zou   in    die   nederige   bezigheid  zijn  gan- 
fche    leven  wel   hebben  willen  HQten.     Die  man   is   Patet 
GiRARD,   tegenwoordig   Hoogleeraar  in  de  Wijsbegeerte  te 
Lucém.     Deze  eerwaardige    Geestelyke  had    te  Friburg^  in 
Zwitferland,   zijne  geboorteplaats ,  eene  hervorming  van  bec 
grondonderwijs   ondernomen.     Zijn   verlichte  en  welwillende 
geest,   getroffen   door  de  onvolmaaktheden  van  het  aangeno* 
men    Itelfei ,    zoo  wel  met  betrekking  tot  het  onderwijs ,  als 
iÉet  opzigt  tot   de  zedelijke  opvoeding,  zocht  ernftig  naar  . 
een  middel  tegen   dezen  bedroevenden   toedand.    De  perfo* 
ten,  diè  in  de   gelegenheid  geweest  zijn,  om  zijne  fchool 
te  bezoeken,  en  dezelve  in   al  haren  omvang  na  te  gaan, 
komen   overeen  in  de  bewondering  van  de  vruchten ,  door 
é&ï    ondei'wyzer  ingezameld.    De  verflandelijke  ontwikkeling 
der  leerlingen   overtrof  verre  hetgeen  het  grondonderwijs  toe 


390  OVER  HET  iAOEa  QNPERWQS 

hiertoe  Ud  opgeleverd  i  en  hec  gelnkkigfte  en  meen  meik* 
wttrdige  k  ^  dac  deze  ontwikkeliog  geheel  een  vo^rdeele  der 
aiedelijkheid  was.  De  vorfnfng.man  ien  wil  tot  hoofddoel  ge^ 
kozen,  hebbende,  was  de  opvoeding  des  verftgnda  datitoe 
hec  middel;  en  dit  middel,  door  een*  verftaad^g^  en  vol« 
bardenden  ijver  beftourd,.  waa  hem  nooic  miainku  Laags 
dezen  weg  was^geen  deel  van  den  mensch  ip  de  befckaving 
verzuimd  of  opgeofièrd*^  Edn  geligkiDatlg  voortgaan  bewairte 
beftendig  jbec  evenwigt  tnsfchen  al  de  vermog«M  van  hec 
kind  9  en  deed  de  volmaking  van  hec  eene  nicloopen  (oc  vol* 
making  vaq  al  -de  overige ;  de  gtsheele  mensch  oncwittMéc 
zich ;  mee  andere  \|iroord^n  ,  hg  pniying  eene  ware  opvoeAigw 

Tegenwoordig  •  nu  de  vraagpunten  betrekkeiyk  het  grond- 
onderwijs,  voor  het.  oog  der  maairchappy,  den  hoogden  tuf» 
van  belangrökheld,  dien  zy  verdienen:,  hebben  beklommen ^ 
zou  hec  een  kostbare  fchat  zqu  »  eenig  gefchrtfc  te  bezitten  » 
waarin  Pater  g^hae  o  zQne  inzigcen  ontwikkeld ,  zQne  hen* 
delwiijze  pntvpawd,  z^pe  proefnenMngen  bevestigd  bad.  De 
fchool,  die  zou  hebben  kunnen  dienen  tot  een  voorbeeld, 
wordt  niet  meer  door  hem  beüuurd ,  die  haar  tot  eenen  zoo 
onderfcheidenden  rang  verheven  heeft  in  de  orde  der  inrig« 
dogen  van  dezen.  aard«  Men  kan  niec  meer  den  onderwQzer 
in  het  midden  zijner  kweekelingen  befpieden.  hetgeen  zonder 
twijfel  het  zekerde  ea  leerzaamfle  middel  zou  geweest  zijn* 
Een  eenvoudig  verflag,  r|jk  in  werkdadige  proeven,  zou  ge* 
deeltelp  kunnen  aanvullen,  hetgeen  het  voorbeeld  niet  meet 
kan  opleveren.  Ongelukkig  echter  kunnen  w^'  hier  niets  meer 
dsn  wenfchen.  Niets  dergeiyks  is  openbaar  geworden ,  en 
wij  weten  niet,  of  het  de  bedoelinj|  van  Pat^r  Gi.itAi^A 
was,  deze  leemte  eenmaal  aan  te  vullen. 

De  berigten  wegens  dit  merkwaardig  onderwas  zijn  fchaarscli 
en  onvolledig.  Zij  bepalen  zich  tot  twee  of  drie  afi^QOfktr* 
lijke  Redeveeringen ^  vlugtig  op.  het  papier  gebr^c^  l^i^.btf* 
zondere  gelegenheden ,  waarin  de  omftandighedenv  iP  welke  de 
fchool  zich  bevond,  haar  wikkelden,  en  die  niet  beftemd 
waren,  om  den  engen. kring  te  verlaten,  waarin  zg  eeqe  by« 
zondere  belangftelling  verwekten»  hetwelk  men  om  die  redea 
te  vergeefs  tegenwoordig  zoeken  zou.  Men  kan  ef  >|jvoegei| 
eene  Verklaring  van  het  Plan  der  Stad  Friburg ,  ui|fegevtft 
te  Lucern  in  het  jaar  1837.  \>tzt  is  niets  ,•  dan  een  voor- 
beeld van  aardr^kskundige  les,  ontworpen  door  den  onderwijzer^ 
en  toegepast  op  zgn  algemeen  .<ioei«  Paarenbovea  ,  eene 
Spraakkunst  voor  het  Füd^   ten  gebruike  der  landfcholea  vao 


het  kanton  Friburg.  Hec  is^eeo  handboek  voor  foJ^oolmeesteri, 
van  den  Schryver...{eyi]f(ag^-floQt^Q  B^as^d  van  Opvoeding, 
en  iiitflnicen4  beftemd,  pm  dfsn  QnderwÜiQ^r  (bt  gids  te  die- 
nen. Men  kondigt  er^  binnen  kort,  eene  nieuwe  :en  meer  vol- 
ledige nitgaaf  van'a^n.  Maar  dit  gefcbrift,  kostbaar  voor 
dé  praktik ,  verfchaft  weinig  baat ,  wanneer  men  het  geheel 
der  inzigten  van  Pater  oirard  in  de  opvoeding  poogt  ti 
bevatten 

W\i  kunnen  thans  in  geene  breede  en  kleine  bijzonderheden 
treden ,  maar  moeten  ons  eenvoudig  bepalen  tot  (^e  opgave 
yan  een  algemeen  oogpunt  van  dit  onderwijs,  om  deszelfs 
doel,  deszelfs  middelen  en  deszelfs  gang  aan  te  wijzen,  en, 
ondanks  de  armoede  der  (lof,  welke  zich  aanbiedt,  wanbo« 
pen  wq  niet,  er  in  ce  zullen  (lagen.  Wij  zullen  meestal 
Pater  gi&ard  zelven  laten  fpreken  over  het  door  hem  on* 
dctrnomen  werk;  en  wij  twijfelen  niet,  of  onze  lezers  zullen 
het  ons  dank  weten,  dat  w^  hun  de  merkwaardigfle  gedeel* 
ten  van  de  weinige  Redevoeringen,  die  wji)  konden  magtig 
worden ,  mededeelen ,  en  die  waarfchijniyk  onbekend  zouden 
gebleven  z^n ,  fchoon  zij  in  verfcheidene  opzigten  de  groot- 
fte  openbaarmaking  verdienen. 

f'^Het  vervolg  hiérnaJ) 

BV  HET  UITZfilLEN  VAN  HET  UANDELSFREGAT   ZOIt)HOLLAND, 
LANGS  HET  NIEUWE  VOORNSCHE  KANAAL  ,  NAAR   BATAVIA* 


K, 


Lrnl,  Maast  .krul  fier  uw  golvend  nat. 
Uw  Strooriraimf  zing*  verblijd  , 

Nu  gij' de  nieuwe  kiel  omvat,  '   •  ^    -  . 

En  met  uw  vocht  den  boom  befpat , 

Aan  OW  geWesj  gewijd.  L- 

Daar  glijdt  bU  langs  uw  waierbaan 

En  fpreidt  zijn  vleugMen  uit. 
En  *t  ftrand ,  waarlangs  uw  golven  (laan , 
Ziet  hem  met  vreugde  en  wellust  aan,     . 

Bij  *t  kabbelend  ftroomgeluid. 

Voer ,  voer  hèm ,  iangs  het  nienwe  péd , 

Dat  Nasfan^s  gun&i  ons  gaf. 
Met  al 'wat  bij  in  zich  bevat,  ^ 
*t  Is'  n  betrouwd  door  Rotte*s  ftad ,  — 

ifoitt  \  fchuimend  z^enat  af. 


^a  BV  HftT  UITZEILEN  VAN  BAT  HAMDELSFKKGATZUIDIIOLLAlfO. 

Bd  klief  Itags  breeder  wttetbaan , 

Zuidholland  ,  £er  en  ftooc , 
Het  broifend  otc  vtn  d^Oceaio, 
£n  breng  op  ]&v«*8  bodem  aaa 

Den  fchtt,  u  coebetronwd. 

£n  bied  aan  d'Ooscer-IndiaaD 

Den  groet  van  *c  oude  land; 
Dac  Holland ,  dac  (leeds  pal  bleef  üaan » 
-     .  En  deed ,  wat  om  hem  mogt  vergaan , 

Ziin  woord  en  trouw  geftand. 

•^^  Eü  keer  met  d'Ooster-handelfchat,  — 

Uw  vaart  zij  vrij  en  vlug!  — 
Langs  *t  eigen  dartiend  oevernat. 
Naar  Rotce^s  niijv*re  koopmansfiad » 

Behouden  reis,  terug, 

^  •  En  fchoon  de  Neder landfche  vlag 

Thans  nog  uw'  bodem  (lert. 
Dan  waaij*  zij  in  een*  heller  dag , 
En  zy  ^lleen  als  Hollands  vlag 
Geëerbiedigd  en  gevierd* 

Dan»  dan  eerst  is  de  handel  vrg. 

Door  geen  verbond  gefluit; 
Dan  juicht  en  wuift  en  Maas  en  IJ, 
En  *t  oud  Gemeenebest,  meer  blij  , 

Zingt  zijn  fVtlhelmus  luid. 
Ratterdam^  3  Dec.  1830.  h.  küyper,  gz* 

JSy    HET    SLUITEN    DER    WINTER  VERGADERINGEN    VAN  HET 

DEPARTEMENT   SCHOONHOVEN  DER  MAATSCHAPPV:  TOT 

NUT  VAh  't  algemeen. 


D. 


roodftrafl  (*)-ijzingwekkend  woord! 

Ach!  waarom  werdt  ge  ooit  gehoord 
Op  Gods  fchoone,  vreugdvolle  aarde? 

Kan  dan ,  Mensch !  het  adeimerk 
Van  uw  zedelijke  waarde. 

Dat  God  drukte  op  *t  heeriyk  werk. 
Dat  Z^'n  fcheppende  Almagt  baarde , 

(^)  Dese  dichcregelen  werden  voorafgegata  vtn  cene  Redevoering  dei  Heb- 
ren Mr.  ■OBTtvBi.D  VAH   AMKVXSM,    welkc  iê  Dpoéftrëf  texk  o» 
werp  htd. 


By  BET-  SLUITEN  OER  WlNtERVERGADERlNGEN.  9p3 

Kin  dar  kóó  verloren  gaan , 
Dit  gy  op  de  reis  door  'c  leven  - 

Worde  gefluic  op  uwe  baan, 
£n  door 'c  zwaard  eens  benls  moet  fneven? 

Doodftraf  f  —  *(  Ibutc  nog  klaar  mij  voor , 

'c  Krast  oog  even  raauw  me  in  *c  oor , 
Als  het  eenmaal  deed  vóór  jaren. 

Toen  *k ,  mee  diep  geTchokc  gefvoet , 
*t  Schriklek  fchonwfpel  aan  dorst  (laren , 

DaCy  voor  Themis  regcerlloel , 
Hnivring  door  bec  bart  doec  varen;  — 

Immer  blijfc  mij  de  Indruk  bij , 
Dien  dat  oordeel  op  mij  maakte ;  * 

^c'Was  me  als  gold  bet  vonnis  mij. 
Dat  de  mond  des  Regters  (laakte  I 

Hoe  I  —  zoo  dacbt  ik  -*  zet  de  menscb 

Dos  vrqmagtig  perk  en  grens 
Aan  *c  van  God  gefcbonken  leven! 

Slaat  de  broze  zoon  van  't  (lof 
't  Godlijk  vonnis :  g^'  zult  fneven ,         ^ 

Dat  eens  klonk  door  Edens  bof 
£n  't  gevallen  paar  deed  beven  I  — 

Menfchen »  die  u  Regters  noemt , 
Wilt  g^  redden  ^  niet  verderven  ; 

Scbepfels ,  zelf  ter  dood  gedoemd , 
Wat  dan  doet  gij  't  fchepfel  llerven? 

O  g9,  die  ter  vierfcbaar  zit. 

Hoort,  wat  menschlijkbeid  u  bidc: 
Doodt  het  misdrijf  —  niet  den  dader ; 

Zwaait  nw  tnchtigende  roé , 
Maar  reik^ ,  als  een  minnend  vader , 

*t  Kind ,  dat  viel ,  de  band  wéér  toe ; 
Dat  voert  u  denOodbeid  nader. 

Dweept  vooral  niet  om  bet  zeerst  * 

Met  de  vrucht  van  'e  (Iraffend  voorbeeld  j 

Weet ,  dat  minst  bet  misdr^f  beerscbc. 
Waar  men  't  minst  ter  dood  veroordeelt. 

'Edel  Philadeipbia!  't 

U  fla  ik  met  wellust  ga , 


3j^  BV  H&T  SLUITBM 

Wanc  gy  dnldc  geen  mooidrchavottes  ^ 

Gij ,  hoe  diep  de  mensch  oncaaid|^.^ 
Wilt  niet  mee  zijn*  adel  fpocten » 

Dooden  wAt  dt  Godheid  fpaarc. 
GU  maakt  van  uw  kerkerkouen 

HoTen,  waar  men  deogden  plam» 
En  dringt  nook  u  zelf  vemetel , 

Met  des  Uikfem  in  de  hand , 
Op  Gods  heilgen  legcerzeceU 

Doodftraf.....  Dan,  wat  vreemde  dwang 

Drukt  er  loodzwaar  op  mQn*  zang , 
Knelt  me  in  ongekende  boegen  f 

*k  Zoek  angstvallig  klank  .en  wopx4 > 
En  —  wel  ver  van  zoet  te  vloelijen  — 

Kruipt  mijn  lied  a(  p^jniyk  voort ; 
*t  Weet  van  zwellen  noch  van  gloeijen« 

Wfarom^Zai^fterl  zeg  het  m^^ 
Waarom  ftaat  uw  blik  zoo  duister? 

Zangfter,  (leeds  zoo  vrU  en  blQ, 
Waarom  torscht  gü  boei  en  kluister? 

'     Ja,  *k  verfta  uw  lispelital; 

*k  Voel,  hoe^ver  van  *t  fpoor  ik  dwaal: 
„  Hoef*  zoo  fpreek^  gQ,  ^  zoude  ik  zingen? 

^  Lenteluchtjes  glazen  me  aan, 
„  En  gij  wilt  me  in  kerkers  dringen , 

I,  Om  daar  *t  misdrijf  ga  te  fiaan  ? 
„  Ruil  voor  ftraf  mij  zegeniogen , 

„  Voor  •t  fchtvot  het  bloemtapljti 
^  Vóór  den  doo4'he«  lieve  leven*     • 

„  Dan  wopde  u-mijn  dieost  gewQd» 
„  Vlugger  zangioon  ««ngehevent" 

Jai  vriendlijke  Zanglier'!  Ik  vol|  uw  bevel; 

Dat  ftrookt  met  de  neiging  mïjns  harteii  zoo  wel! 

Drijft  weg  uit  mijn  oog,  gij  verfcbrikkfngstoonfselenl 
Laat  pleiten  ,  wie  wil,  over  misdrijf  en  ftraf  •— • 
Ik  wend  van  den  dood  m^ne  blikken  thans  af; 

De  Lenie  is  wéér  dddr  met  beur  dartle  gefpelen , 
De  Lente  is  weer  déér,  en,  verjongt  pus  het  bloed. 
En  doet  ons  wcér  Juicjien  ;.,A^/  leven'  i$  »eet. 


DER  WlNTfiRVBR^AIMUINOBN*  .9$$ 

]a ,  zoet  }s  het  leven  i  *k  Beklaag  1b  miin  iMurt , 
Wie  morrende  zocht  over  onlpoed  en  Aian   . 

En  rampen- en  zorfen  en  moeken  der  aardA^    . 
Neen  ^.  al  nat  yman  God  komt  ia  goed  en  ia  .¥W  i    ' 
Door  *c  dnister  dea  nachcs  krjlgt  bet  zo9«^lic^t  ptfia  « 

Door  *t  barre  dea  i^ntera  de  Lente  bav  waardes 
Beftendige  vrengde  waaf  *t  menacbdom  niet  goed^ 
Dan  zon  het  niet  jnicben:  Ar/  kyenis  »Htp 

4 

O,  ziet  eens  dat  lieve»  balQartge  wicht ,. 

Hoe  matig  *t  in  moederl^ke  treien  daiir  ligtl ..  . 
Hoe  pr^ki  op  dat  koont}e  de  purperen  bloefi^m  I 

Ziet»  hoe  het  de  lodderige  oogjea  ontfloit; 

Hoe  fteekc  het  de  mollige  vingertjes  uit; 
Hoe  hecht  het  en  klemt  het  zich  vaat  aan  bau'  boezifil 

Een.  hemel  lacht  ona  uit  dat.  oog  te  gemoet , 

En  fchijnt  ens  te  zeggen  t  iet  leyen  i$  904U 
• 

Aanfcbouwt  hem»  den  vrolijken  knaap»  die  daar  fpdpgti 

(loort  hoe  hij ,  geen  zorgen  nog  ke;inende»  zingt; 
Schep  vreugde  in  het  leven  i  zóó  rollen  zyn  toonefi. 

Voor  hem  Is  de  wereld  van  zaligheid  vol;  . 

Zqn  vlieger  en  hoepel»  zff n . plólmbal. tsn  tol 
Zign  meer  in  zgne  oogen ,  dad.fchepter»  en  kroonen;    1 

En  zingend»  gelQk  het  de  onfchnldlge  doet» 

Vermeldt  ons  zqn  liedje:. ik/  ieven  U  Miei. 

Dwaalt  nn  mee  uw  oog  op  .die  jeugdige  maagd  » 
Wier  voorhoofd  de  kostbaarfce  parelen  draagt» 

De  paarlen  van  onfchuld  en  fchoonbeid  te  gader^ 
Door  ieder  gehuldigd.»  geCchat  en  bemind» 
Doorhuppelt  zij  *t  leven  als  't  vroUjke  kind  »    . 

Want  rein  vloeit  het  bloed  haar  door  hart  en  door  ,ider«« 
Zy »  't  zoet  van  het  leven ,  voelt  zelve  in  't  geinoed » 
En  zingt  het  zoo  gaarne :  iet  levett  is  mat^ 

Ei»  ^t%t  nu  den  blik  op  'de  aanvallige  bruid. 
Wie  Hymen  zijn'  heiligen  tempel  ontfluit. 

Voldaan  en  bekroond  is  nu  *t  zoetfte  verlangen» 
O,  nu  ze  aan  de  borst. van  den  minnenden  man 
Niet  fpreken»  niet  ftaaml^n  —  gevoelen  A^chts  kan^-     : 

In  de  armen  van  hem»  dien  zjü  iief  heeft»  mag  hangen» 
En  daar  hare  teederfte  ne|gingp9  t>^^»  • 
Nu  denkt  zQ  »  zoo  immer :  ke$  leygn  it  zat. 


^  BQ  BET  SLVireM 

>  Wie^WMfdreii  daar  ginder  dóór  *t  bloemrijke  reld?  • 
Een  vader  eti  moeder,  omringd  en  verxetd 

Van  panden  der  tiefde,  door  God  hnn  gegeven» 
Vrij  yair*  bij  *httn  lence  ooit  bun-  zomer  daar  beent 

•  Hnn^^allgbefd  béngc  aan  him  kindren  alleen ; 

In  hen  Is  *t ,  dat  zQ  zicb  bewegen  en  leven. 
Laat "vriS  hunne  levenszon  flaauwen  in  gloed, 
Han  kroost  doet  hen  jnichen :  het  ieyen  is  x$iK 

Slaat  eindelijk  nog  op  dien  grijzen  bec  oog% 
Voor  wien  reeds  de  tacfatlgde  winter  vervloogr 

Befneeuü^d  zyn  de  flapen,  omneveld  de  blikken; 
Maar  waant  niet ,  dat  bij ,  op  den  rand  van  het  graf/ 
Het  leven  befchonwt  als  een  last  of  een  ftraf , 

'Datbemoiet  bec  beeld  van  den  dood  zou  yerfcbrikkea; 
Neen ,  fcbeemre  zijn  oog  ook  en  waggle  zijn  voet , 
Toch  blijft  het  z^n  leuze:  kit  leven  is  zoet. 

Ja ,  goeddoende  Vader  I  heb  dank  voor  die  gift , 
Die  levenszucbt ,  diep  in  het  harte  gegrift 

Van  znigling  en  knaapje ,  van  jongltng  en  grazen ; 
Heb  dank  voor  \  genot ,  aan  dat  ieven  verwant ; 
We  erkennen  *t  als  dierbaar  gefchenk^van  Uw  band, 

£n  kkiderlifk  willen  we  Uw  Vadermin  prijzen; 
£n  alles ,  wat  adem  beeft ,  brenge  U  zijn*  groet , 
Zyn*  dankenden  juichtoon :  het  ieven  is  zoet, 

't  ]uicbt  alles.,.,  maar  neen  toch ,  Hechts  één  juicht  er  niet ; 

Één  deaspt  er  de  bron,  waar  *t  genoegen  uit  vliet: 
*t  Is  hy ,  wien  de  boosheid  het  hane  verpestte. 

Hq  dreef  met  Gods  gave  te  roekeloos  fpel; 

De  hemel  op^  aarde  werd  hem  tot  een  hel , 
Btt  }tmifie)r  en  wroeging  is  al  wat  hem  restte. 
.   Ach  4  hij ,  wien  «die  adder  den  boezem  doorwroet. 

Slechts  hy  mag  niet  juichen :  het  leven  is  zoet. 

Dan,  waar 'dwaal  ik  nogmaals  henen? 

•k  Hief  van  ^t  zoet  des  levens  aan  , 
En  ik  dwing  op  nieuw  mijn  Zangfter , 

*t  Aaklig  misdryf  ga  te  flaan  I 
*k  Zing  op  nieuw  der  menfchen  boosheid 

£n  haar'  akeligen  floet; 
*k  Wil  het  oog  met  tranen  vullen , 

Dat  van  vreugde  glinftren  moet  f 


Neen,  dac  ware  uw  gunst  v^rbeuten^      >:::j   .1)  :d'^.,     :  ,  t\ 

V        '  Hoojrvereerde  Vrlendcnfchaar ! 

Zóó  mag  ik  het  werk  niet  fluitic»^'   .       \    :^':  r. .         •  t}-'"' 
'w*c  Wericvan  ons.raaatfchaplqk  jaar. 

De  avond  kort  zijn  vale  ylerk^n ,.     . 

't  Zonnelicht  verbreedt  x^pa{i^  ...  ^r^/i 
En  Natuur  ,  haar*  boei  ^niwroogea ,    ^ 

Opent  wej!r-  b^ar*  ^Bfkfidea^  ^^^fÜr. :.  *  .*  H 
Ziet,  de  Meimaand  lonkc  on^  tegen  f  .. 

Zy ,  de  9(pemenkoQingi{^>  .  -..,  ,,^ 

Roept  onf  uit  de  fombc^  kamex, 

En^.Gods.  fcho9ne:ü^bep{)i^  .    ._^ 

»  Menachr*  —  xoo  ö>reekt  zy — „  ftaar  in  't  ronde, 

,,  Én.  voel,  diep  nu  in^.'A^jtfm9««l»H  .: 
„  Smaak,,  zoo  ajs  gg  't  nimfii^r;faaak,te, 

^  Van  uw  leven  *t  heme|9A«|/* 

Toen  de  norfcbe  noorderkoude 

Warlend  langs  de  velden  floot ;     ■ 
Toen  Natuur ,  in  band  en  bpeijen^      .  •  .     . 

Ijs  en  fneeuw  voor  bloemen  bood;;pir 
Toen  was  't  ons  een  waar  genoegen,         *•      ..;*-"  fl. 

Op  het  done  Wintefpad  '    i         •  ' 
Hier  een  pleisterplaats  te  vinden ,  •  i'      ;;;       .       ::i 

Waar  men  koude  en  corg  véegic».>:  --^ 
Toen  de  vruchten  in  te  zaamien. 

Vruchten  vpor  verfland  en-  ibiaak^ 
En  aan  leering  boert  te  paren »     ' 

Was  ons  aller  zoetst,  vermaakt»  '< 

Dan ,  de  Wintertijd  vlood  hein^ ,  ,  ",\ 

En  de  Lente  lacht  okia^aaQ:, ..  - 
Noodigt  ons  met  tooverlonkjes^  : 

Om  haai'  rijkdom  ga.  te.  ilaad; 
Komt,  laat  ons  die  roepfiem  volgen  1 

Laat  .voor  ons  de  lieye  Mei  ..    ^ 
Niet  vergeefs  de  pracht  ontflniten,  .   -     t 

Die  daar  pronkt  in  beemd  en  weu      ^:t 

U»  die  onxen  kring  verfierde,  .  -^ 

Hooggefchatte  Vrouwcnrjj  i   .  ..^ 

U  moet  ik  myn*  d«nk  nog  brengen;  ".'/'.' 

't  Is  de  dank  der  Maatfchappq, .      .  ' ' 


il$         B9  HBT  SLVtTSN  DER   WfNTt%t«1tGADftRINGKN. 

J*  •  gtt  licbt  de  vrucht  vtredtld , 

Dit  bier  grodc  toot  han  en  geest ; 
GQy  ons  ztmenzSn  herfchapen    ' 

In  een  msndlljksch  Winterfeest. 
Moog*  de  Lente  u  bloemen  bieden , 

Rozen ,  die  n\v  bëeldtnis  z)|n ! 
Moogt  gV'ioete  yrisehten  plukken 

Bg  ^en  Zofflèr.zdnnefchgn  i 
En,  wanaèef'de  Herfst  zijn  btiijen 

Wcér  doet  bnldrén '  oTèr  dé  aard*. 
De  adem  van  hét  kille  noordeii 

Wéér  door  bbscb  én  beemdefl  vaart ; 
Komt  dan 'wéér  deez*  krfng  verfieren ,  * 

Maakt  dan  wéér  Bier  *t  leven  zoet; 
Dan  ttf^twétkm  fchooner  klinken , 

Dan  m^n  ftaamlende  Affehéiigroet. 

tS  April,   1831.  J«     KRAMSR8,JZ« 


H< 


DE  SCHOLIEREN  ALS  RÉGTERS. 


Let  was  een  moegeiyke.post,  ordeen  rust  onderde  kwee» 
kelingen  van  het  Koninklgk  CoUegie  te  Merdeen  te  bewa- 
ren. Dit  was  echter  bg  uitflohing  den  .Poctier  oowx«ib.« 
ttv!^  ttvm^Mfftxk'Scbaf  ^  toevertrouwd.  De  bovenmatige  ftreng- 
beid  in  het  handhaven  der.fchooltiicbt  haé  hem  den  hevig« 
den  haèc  derfchoiteren  op  den -halst  gehaald.  Daar  evenwel 
de  Profesibren  in  de  kracht  z^ner^  vuisten  .-oen^  ktacbugeii 
ftean  zageÉ.om  faun  gezag /op  te  honden ,  zoo  wachtten  zQ 
zich  wel,  D0WNiE*s  ftrengiienl  te  kken^HMilD  diin,  waau 
neer  z^ne  x«chtlglng  wel  eenslain  wreedaardigheld  grensde* 
Jaren  lang  verdroegen  de  kweekeiingen  ^de'  tmnntf  van  hmi^ 
nen  onmeédeogeadeo. Opziener;  maar < met  elk  jaar  fchoot  de 
zucht  tot  wraak  dieper  wortelen  in^  bunne  harte». 

Op  zekeren^  <lag,  itoen^lie  de  Profeiforen  bij  eene  feeste- 
lyke  gelegenheid  afwezig  wwven  en  eerst  laac  zonden  tersg- 
keeren»  vielen'  twaalfi  der*  f^ericlte  leerlingen  op  downib 
aan,  wierpen  hem  neder,  bonden  hem  handen  en  voeten  ^ 
dat  hy  geen  lid  verroeren  kon,  en  bragten  hem  in  eene  ka« 
ner,  die  geheel  tot  eene  Geregtszaal  was  ingerigt.  Regters . 
Advocaten,  niets  ontbrak.  Er  werd  eene  aanklagt  voorgele- 
zen,   bQ  wtlkè  DOWN  IE   vafi  de  misdaad  van  hoogvemad 


DB  SCHOUEMM  ALS-RBOTERS.  gff 

ceg^É  ttenfbfaenregt  en  mecrfcheDwfttfde ,  eer-  ztips:  vatt  otHtan» 

Ibheidêne  daarbij  tange voerde  mrsbandefingèn V'wefd  beefgceti 
befchuidigd^ ,  Toen  die  gedaan  was^  werd  vaji,];iem  geêischt^ 
dat  hy.  ;|icl&   hierop  zonde  verdedigen.    Downie  hield  hec 
voor  bet  best,  daar  hij   nu   toch  «n  huime jt^agi  waf*  ont^ 
Xcfo  lis  het  rpredt^oord  legt ,  met  d^e  wolven-  te  huilent   Hy 
,  flemde.  In  hnnnèn  toon  ,  en  poogde  zijne  onfchuld  te-bew^zem 
Hierna  ging  men  verder.    De  getuigen' iiwamen  voor,  en 
liezwoeren  de  feiten^    waa^ede   hij^  bejcijt^aard  werd.     Pe 
AdiNwaat  van  den  befcholdigden   fprak  met  niet  weinig  be*  , 
KWaAmbeldi  bij  Eocht  de  punten  vanaanlcfagtte  ontzeanwé»^ 
<^f   ten  minde  die  merkelijk  te  vétzwakltén ; "daarbij  werden 
eenigó  wettelijke  bepalingen  aangehaald.    Hoe  .welfprekend 
ook»  was   die  echter  niet  in  (laat,  de  aanklagt  weg  te  rede* 
neren  9  en  de   aangevoerde   artikelen   van   wet  verwierp   de 
Règtbaaky  als   niet  ioepasfelyk  op  deze  zaak.    Het  vopnis 
werd  nitgefproken.    Down  ie  zou,  verzeld  van  een*  Pries« 
eer,  n^ar  de  geregtsplaats  Worden  gevoerd ,  en,  na  een  gt^ 
bed  voor  het  heil  zyoer  zkl,  door  beulshanden ''worden  onu 
hoofd.    Op  llaande  voet  werd  ht)  uit  de  Geae^^azaal  geleid. 
Door  een*  donkeren  gang  kwam  bij  4n  een  vertieh,  bi{  welks 
aanblik  hij  zich  niet  geheel  vrij  van  fidderen  gevoelde.    De 
deur  werd  achter  hem  toegeüoten ,   en  hij  bleef  gebonden  in 
handen  ZQner  vijanden..   De  kamer  was  met  zwart  laken  be« 
hangen»    en  op  den  vloer  waren  plaitkenc  gelegd,  van  dezelfde 
kleur.    Aan  het   einde   ftond  een   blok>  daarbfj*  eeta  hoop 
zand»  beftemd  om  het  bloed  op   te   nemen  vaA  den   zoo 
even  ..geyonnisden.    Aati   elke  .zji^de  van  het  blok  (tond  een 
gemaskerd'  petfoon;,  de  eene  hield  een  Jicht  in.  (|e  hand,  en 
de  andéi«  eetiei  groote  bijl,:  welker  fcherpte  telkens  aan  den 
vinger    werd   onderzocht.     Dowi^ib    moest  "aederknieleD, 
Eerst  weigerde  hij.    Toen  men   hem   echter  zeide »  dat  hQ 
flechts  weinige  oogenblikken  te  leven  had ,  gehoorzaamde  hQé 
Nu  begon  de   Priester.    Met  luide  item  werd  er  een  gebed 
gedaan.    D  p  w  n  i  e    Gdderde   hevig ;   zijn   ligchaam   was  In 
eene  ftulpachtige  beweging.    Toen  het  gebed  geéindlgd  was, 
hiétp  men  den  nlisdadiger  wederom  op »  trok  faem^jeene  tents 
over   de  oogen^   ontblootte   zQnl  hals,>lesgide^izVn  hooi^d  op 
het  blok »  en  verwittigde  hem ,  dat ,  zoo  ras  een  der  aatwe* 
zigen  70  zou  hebben   geteld  »  zyn  hooAl  onder  de  bQl  ion 
▼allen.'    Het  wu  doodftil.     Langzaam ,    emffl^  en  'plegtfg 
teUt  eene  fiem;   twee  minuten   werden  daartoe   verelsbnt. 


4QO  DB  SCROUKIttN  ALS  R&GTftRS* 

lotüsibhftii'  nam  een  achcer  den  .beul  (Itande  fdrolier  cïiaT. 
zak^k^  Uloopte  dien  in  ijskoud  water»  en  flae(,«tpen:de. 
ftem  het  laacfte.  getal  had  uicgefproken ,  nit  al  zijne' magc  in' 
DowNiP/s  oncblooten  nek.  Men  hoorde  een  flaan\ir  rogcbe* 
lèfn  in  de  keel  van  den  ongefukkigen  •  en ,  toen  men 'hem 
tien  ^oek  van  de  oogen  nam,  was  hij  — ~doo4l 
;^Men  verbeelde  zich  den  fchrik  ea  de  vrees  dei  fc^yef^i 
In  €Bn  .enkel  oogenblik  .was  all^s  verdwenen,  wat, bi|n  tot 
volvoering  van  . alt  verfclirikkelijk  fpel  had  'gediend;  toen 
verlieten  zij  de  kamer,  Doten  die,  en  wierpen  den  Ifleute] 
door  het  venfier  naar.  binnen.  Hoewel  aan  bet  lijk  igeen  bec 
mhrfte  teeken  van  geweld  te  befpeuren  was,,  zoo  onifiood  er 
tpdn  verdenking  tegen  de  onvrijwillige  beweriters  van  dien 
moord.  Naardien  er  echter  genoegzame  bewijzen  ontbraken, 
welke  men  waarfchyulijk  liiet  ten  (Irengfle  opfpoorde»  zoo 
bleef  de  'zaak  zonder  verder  gevolg. 


OP  fiET    BEZIGEN  DER  BRANDSPUIT  TEGEN  OpROBHMAKBRS*    ' 

X  erwijl ,  in  V  Jaar  der  Qratie ,  held  c  u  a  s  s  i , 
Antwerpens  Donderaar,  bij  Scheldes  reé,         " 
Den  blikfem  noó  terughoudt  in  zqn  vingren ,      ) 
Belnst  dien  op  bandieten  neer  te  flingren,  . 
-Houdc  Frankrijk  naauw  zijn  muitersrot  in  toQm, 
Dat,  met  de  kracht  van  ongetemden  (loom, 
En  regt  en  orde  en  wet  tracht  te  ondermanen;  - 
Wat  raad,  om  *t  helsch  gefpuis  te  doen  verdwt]nent 
'  De  vogel  is  het  fchot  niet  waard :  de  fpuit    • 

Bekoelt  hun  drift ,  en  blaast  hun  *£  licht  niet  uit. 
Pfêhatum  est.  —  Ach  I  wierd  bij  *t  fchuim  der  Belgen 
De  brand  alzoo  gebluscht;  uit  was  't  verdelgen; 
De  fpuit  verving  't  geweer;  't  kommando;  yuuri 
Wierd:  water I  —  kamp  en  fort  en  fchans  en  moor 
,     Zoo  wel ,  als  beemd  en  bosch  en  veld  en  weiden , 
't  Hief  air  den  lofzang  aan  voor  --  van  der  Heiden!  (*) 

Mei,  1831. 

(*}  Algeneen  bekeod  tlt  den  OitviDder  der  SUogbnndrpnicr 


FROBYE  VAN  INSCBRlFT    OP  DEN,  TE  RGMOND  AAN  ZftS«  OP 
TB  RIOTEN'*  jan  van  SPET kV TOREN. 


z 


Fbo'  licht  hier  na  zUn*  dood,  wiens  licht  ons  onderging  f 
Die  licht  ontftak,  toen  nacht  het  vaderland  omving: 
Dat  licht  werd  baken,  dat  de  ftaatshulk  heeft  bewaaitl; 
Dit  licht  zal  baken  zijn ,  waarop  de  zeen;an  (laart. 


1^  v 


ItïE  NG  E  L  WERK, 


YBRGBLlfKENDB     BESCHOUWING    TUSSCHEN    DB     HUMA- 
„  NITEIT  ,     WELKE^  WIJ  IN    GENESIS  BIJ  DB  AAaTSVA-    ^ 

DBREN»    BN   DIE,    WELKE    WQ  IN  DB  GBDJCM- 
t  TEN     VAN      H0MBRU6      BQ     0B      GRIEKEN 

VINWSN.  ' 

(J^eryolg  van  bh  37a.) 

3.  V  estigen  wij  thans  onze  aandacht  oi^  At  f  raatje  Kun- 
fien ,  en  bepalen  wij  ons  hiertoe  voomameigk  bij  Zang- , 
DanS"^  Dicht'  en  Toonkunst. 

.  De  gefchiedenis  moge  ons  ju  bal,  den  broeder 
van  T  u  B  A  L ,  als  den  uitvinder  der  toonkunst  doen  ken- 
oen ,  wanneer  zg  hem  tenen  vader  noemt  van  allen  ^ 
die  citer  en  yeldptfp  bef  pelen;  wie  zang-,  dans-  en 
dichtkunst  uitgevonden  heefc,  kan  zij  ons  niet  mededee^ 
len.  En  waarom  niet  ?  Omdat  deze  den  mensch  aangeboren 
zqn,  en  als  uit  zijne  natuur  van  zelve  voortvloeien. 

Is  weenen  toch  het  eerfte ,  waardoor  de  mensch  h\^ 
fmarteljjke  aandoeningen  zijne  droefheid  doet  kennen^ 
zelfs  eer  h|j  zich  in  woorden  ontlasten  kan ,  zoo  is  het 
zingen  ook  de  eerfte  uitdrukking  van  vreugde  en  blijd- 
fchap.  Drukt  niet  het  kind  z^jne  gewaarwordingen  van 
vreugde  door  een  zeker  neuriën  of  zingen  uit  ?  En  hoe 
veel  temeer  mogen  wij  dan  zulks  van  het  eerfte  mensch- 
dom  verwachten ,  hetwelk  in  alles  de  natuur  volgde ,  en 
zqne  aandoeningen  dus  op  de  natuurlijkfte  wijze  en  zeer 
levendig  uitdrukte.  Bij  dit  zingen  voegen  zich  van  zelve 
huppelende  fprongen ;  terwgl  men  in  eene  beeldr^ke  en 
gezwoUene  taal ,  op  eene  met  het  huppelen  eenigzins 
overeenkomftige  maat ,  al  danfende  en  zingende  zijne  aan- 
doeningen aan  anderen  med^eelt.  Ziedaar  dus  de  oor- 
fprong  der  zaQg-  en  dans-,  ja  ook  der  dichtkunst,  in^des 
menfchen  eigene  natuur  gelegen.    Vanhier  ook,  dar^tf 

MBNGBLW.    1831.   NO.    p.  P  f  ^  \     '- 


4f^&  BBSCHOUWXNG  VAN  D£   HUIi4>'fTUT 

dezf  4ian  alle  min  bercbaafde.  volken  getneeo  vin4i;9«^ 
Fraai  |s  de'  aanmerkipg ,  welke  p  o  r  s  t  e  r  ,  in  «y^e 
Waarnemingen  4>ver  Act  Oosten^  blads*  5769.  hierovff 
isqdedeelt.  Hoe  minder  toch  het  verftand  van  denmenach 
no^  met  menigerlei  kundigheden  opgevuld  ^  door  v^ 
.moeijende  na vorfchingen  afgemat  ^  door  diep  nadenkcp 
verilompt  is,  des  te  fneller  dénkt  by,  des  te  derker,^» 
voelt  hij,  des  te  heviger  zijn  zijne  aandoeningen ,"  (H 
I^eeft  hij  eene  veel  levendiger  verbeelding*  Dit  zien  V9^ 
by  HOMERUS  ook  ten  duidelgkde,  zoo  wel  in  deH^ 
•den 9  als  in  de  Goden  en  Godinnen,  van  welke  n^ 
zich  geheel  menfchelijke  begrippen  vormde ,  en  die ,  v^ 
^ens  de  oudfïe  denkbeelden,  den  menfchen  in  hartstogteii  m 
aandoeningen  gelijk  waren.  Barstte  niet  achilles,  door 
de  fmart  over  het  verlies  zijner  geliefde  b  r  i  s  e  ï  s  vervoer^» 
in  tranen  uit,  itias  L  vs.  349;  terwijl  juno  met  de 
overige  Goden  en  Godinnen  in  een*  fchaterenden  lach  fchoten 
over  het  verliaal  van  vulcanus,  waarin  hij  hun  z^ 
nen  ongelukkigen  togt  naar  en  val^  op  Lcmnos  roede- 
deelde,  Ilias  L  vs.  599?*  £n  wicn  is  de  hevig  braih 
dende  toom  van  achilles  niet  bekend?  Wanneer 
wy  nu  bedenken ,  dat  de  oudde  natuurpbëzij  beftond 
ji^  eene  zinnelyke,  levendige,  fterke;  manier  van  uit- 
drukking ,  die  de  onderwerpen  der  rede  als  voor  oog^ 
Oelde  en  den  hartstogt  als  ^t  ware  fchilderde,  waarbQ  ztoh 
een  toon  voegde ,  met  de  levendigheid  der  uitdrukkfl^g 
en  mee  de  kracht  van  den  hartstogt  overeenkomftig ,  4fP 
wllen  wy  gevoelen ,  dat  het  mededeelen  van  zijne  fi^ 
(dachten  in  dichterlijke  taal  ouder .  moet  zijn  dan  10  ^- 
dicht;  daar  de  Gefchiedenis  ons  toch  leert,  data^le  qitai 
.in  hare  eerde  kindschheid  geheel  zinnelijk  en  be^dritk 
iQn,  en  dus  van  zelve  tot  die  zinnelijke  manier. ;V^ 
uitdrukking  v^en,  welke  het  wezen  der  Poëzij  )(|t* 
.maakt  (*)•    Dat  ook  de  Hebreeuwfche  taal  boven  J19- 

(♦)  Men  z!e  hierover  \u  ^vtiri^Qnz^  Cefckiedetiis  der 
Mkmckkeid  naar  den  Bijbel ^  Ifte  D.  32-^52.  Ilde  D»  bl.  lao 
volgt 5  alsmede  cogüet,  dé  Porigine  des  Sciences  efc'Tom* 
IT.  ptg.  32P— 334*  ' 


dére  zéér  gèfchiict  was   voor  ïe  Dichtkunst,  bdffiëfc 
'bier  'Voorzeker  niet  aangetoond. te  worden.    Dehetitèfe'v 
'telden  betrokken  Oosterfche  hemer,    vruchtbare  *^& 
-en  herderlijke  leefwijze  hebben  hieraan  voorzeker  nïlèc 
'l««inig  toegébragt^  Over  den  aard  der  óosterfche  DtèM?- 
^Itnnst  vóór  den  AartsvaderUjken  leeftijd  kunnen  wij,  tiij 
itiangel  aan  overgeblevene  dicht  (lukken ,  weinig  zeggetf:' 
•bec  eenigé,  dat  tot  ons  gekomen  is,  is  een  Lofzang  van 
l£AMBCH,  denk^l^k  op  de  uitvinding  van  de  bewer- 
king der  metalen  door  zignen  zoon  tubal  kaïn.  W^ 
'^ifiógen  mi  en  dan  in  het  gefchiedverhaal  dichterJijke  denH:- 
tteelden  vhiden,  wanneer  wij  b.  v.  lezen,  dat  de  zch 
^i;éfte1d  werd  tot  heerfchappij  des  daags  en  de  maan  tot 
'heerfchappij  des  nachts,  en  wanneer  meii  ons  verhaatr, 
<hoe  de  Cherubim  met  het  vlammend  zwaard  den  teru^ógt 
naar  bet  Paradijs  moesten  bewaken;  wij  ontdekken  hierin 
wel  de  zigtbare  overblijfsels  van  den  ouden  dichterl^eti 
ftQl,  maar  zulke  proeven   van  dichtkunst  uit  den  oud- 
Ren  tQd,   als  de  Lofzang  van  lambch,  vinden  w^  ' 
Biet.    bat  echter  deze  ten  tijde  der  Aartsvaderen  reeds 
meer  gevormd  was,   zien  w^'  in  isaSr's  zegen  ovtsr 
jAKOB  en  EZAU,   Gen.  XXVII:  27'»-4o ,  en  vooiil 
in  •  de  voorzegging  van  j  a  k  o  b  ,  op  zijn  fterfbed-  over 
'  tQne  twaalf  zonen  en  derzelver  gedachten  uitgéfprokeii , 
1  Géni  XLIX.    Deze  ademt  vooral  veel  dichterlijk  fchoo#, 
^W'kan  men 9  als  't  ware;  als  het  eerde  gedicht  der  Obd- 
"beid  befchottwen.    Met  hetzelve  werd  echter  ook  het 
^tMebtvuur,   naar  het  fchijnt,  weder  voor  geroimen  t^ 
"tltffebluscht ,  tot  dat  het  in  mozes  met  vemieuvi^iën 
^l^bs  begon  te  fchitteren.    Leest  zijnen  Lofzang,  op  jk« 
%o  VA9  opgeftèld  nadat  hij  door  Diens  wonderdadige hcrip 
nign  T5lk-  door  de   Roode  Zee  gevoerd  had  1  Ex,  X¥« 
'Hier  doet*  het  verheven  gevoel  van  eerbied  voor  jEtfë- 
iffL\  den  Redder   zijns  volks,  van  verwondering  m\f 
bet  gebéurde ,  en  van  eene  den  Israëliet  zoo  zeer  ejgene 
^vaderlandsliefde,  zijne  (lem  hooren.  Wij  hebben  ookjBf^g 
eói  tweede  lied  van  hem ,  in  het  laatfte  zijner  dagea  v^« 
vaaidigd ,  inhoudende  eene  beftraffing  van  der  Isffiilinn 

F  f  a 


404  ^MaCHOU'WtNO  VAN    OS  HUMANlTBir 

ondaakbaarbeid  en  hateftari^heid.  Om  ecliter  dt  haig« 
2atBe  9  trapsw^se  ^voortgaande  vorming  en  verfijning  ttér 
Hebreeuwfche  Dkhtkunat  tot  op  DAvriy'8  t^jd,  de 
gu}den  Eeuw  der  Hebreirsi^  na  te  gaan  4  duldt  ona  óog^ 
merk  niet:  laat  ons  liever  opfporen ,  of  ook  dete  kun^ 
ften  ten  dgde  van  homb  aus  reeds  m  de  Orièken  be-% 
oefend  werdtin* 

Bepalen  wQ  ons  hiertoe  o(A  eerst  b|]  de  DichÈkumt^ 
Doch ,  M«  H. !  20U  het  niet  de  dwaasheid  zelve  ji^ ,  u 
dit  met  Vele  woorden  te  willen  aantoonen?  Hom&ros 
zelf  ftrekt  ons  hiervan  t<>t  een  ontegenzeggelijk  bew^s. 
In  hem  zien  w|j,  wel  is  waar,  de  Dichtkunst  nog  in.  bare 
eenvoudige  kindschheid;  maar  z^  is  ook  geheel  natuur, 
daar  lug  ons  den  mensch  in  zijne  handelingen  en  barta- 
togten  zoo  aftchildert,  als  w^  dien  meermalen  gadeflaao. 
Hij  behoeft  geene  hoöge  vlugt  of  ft^ke  verbe^ings* 
kracht.  De  gedragingen  zijner  Goden  en  Helden  ons 
zoo  natuurlijk  mogel^k  voor  oogen  te  (lellen,  hierin, be» 
ftaat,  onzes  inziois,  d&ware,  alom  .geroemde  fcboonheid 
van  HOMERUS*  verzen*  Hierdoor  had  hg  het  Helden-* 
(ficht  tot  zulk  eenen  trap  van  volkomenheid  gebiüagt,  dat 
niemand  zijner  natie  het  Episch  gedicht  durfde  ondemeoien^ 
Ja,  h4  is  het,  die  aan  alle  andere  Heldendichters  tcoi 
voorbeeld  verftrekte,  in  welken  tgd  of  onder  welk  volk 
zQ  leven  mogteiu  Z^e  verzen  waren  hei  modeU  waar- 
naar een  virdiljus,  klopstock,  milton, 
tASSo,  voLTAiRE  eu  HooQVLiËT,  ja  wie  ook. 
anders  het  Heldendicht  moge  ondernomen  hebben,  bunae 
gedichto)  vervaardigden.  Deze  mogen  hetzelve  tevens 
meer  befchaafd  ta  gevormd  hebben ,  maar  wyken  ooit 
hierdoor  hoe  langer  hoe  verder  van  de  natuur  af,  die 
HOMBRUB  alleen  ras  met  de  juiste  trekken  weetce 
malen.  -  1  , 

'  Homerus  was,  wel  is  waar,  niet  de  eerfte  Djchr 
ter  z^er  natie*  Wij  vinden  vóór  hem  LiKus,oRPHBir8 
euMUSABUs  als  Dichters  vermeld.  Welke  vordeiiD<« 
geti  deze  ecliter  reeds  in  de  Poëz|j  gemaakt  hadden,  kun*. 
IMI  wüj  bezwaariigk  nagaan ,  daar  ons  weinig  of  niets  yvt 


DER    AAR»VAO«llBN  JCN  DM   ÓilUKBN.  405^ 

ben  is  overgeblefieti.  Met  meer  .zekerheid  kunnen  w^aeg- 
geof,  dat  deBicfatktajst  van  HOMERUN  af  door  deÓrü^-^ 
kón  meer  als  Kunsf  begon  beoefend  te  worden;  terv^Q'^ 
tQ'bjj'  Atlsr4iiliten  in  d  a  v^^i  D  haren  hoogden  trap  fehijnt 
bereikt  te  hebben.  i 

*  Wij  zeiden  boveri,  dat  niet  alleen  Dichtkunst,  iniUir 
ooik  Zang*  en  Danskunst,  den  mensch  als  van  nature 
aMgebörén  s^n:  wij  Wilkb  dan  nu  ook  lêfs  nad^s  over 
deee' zéggen 9  er  tevens  de  Toonkunst  bijvoegende,  d^e' 
^itl  ^gen ,  dat  ook  reeds  zéér  vroeg  bekend  w^S«  Men. 
höude  echter  onder  het  oog,  dat  wij  ook -deze,  btf 
faaar  eerfte  ontdaan  uit  de  natuurlqke  gefleldheid  vanf 
den  mensch,  niet  als  geregelde  en  aan  zekere  wetten> 
Verbondene  kunden  te  befchouwen  hebben;  neen,  het 
zQn  flechts  het  gevoel  en  de  bartstogtefi ,  die  ze  voort- 
brengen. 

.  Zang-  en  Diditktmst,  twee  onfcheidbarè  zusters, 
gaan  fteeds  hand  aan  hand ,  ja  fmeltenr  zelfs  ïdeermalen 
ineen,  zoodat  het  gezang  gedicht,  dichten  zingen  is. 
Dit  zagen  wij  reeds  in  lamech:  hij  zong;  en  zijn 
gezang  beftond  in  eene  diehteiriyke  voordragt  der  zaak. 
Niets  is-  er,  dat  deze  beide  meer  bevorderl^k 4s ,  dan 
de  Toonkunst.  Welk  eenen  invloed  heeft  tóch  deze.  niet 
öp  het  gemoed  n^  den  mené(:h!  Zijn  gevoel  wordt  er 
door  Aangedaan ,  zijne  hartstogten  opgewekt ,  en  menig- 
Werf  wordt  hQ  als  in  geestverrukking  opgetogen. 
^^  Wegens  de  kortheid  vian  het  Mozaifche  geTchiedver- 
hiutl ,  kunnen  wij  hiervan  met  betrekking  tot  het  eerde 
menschdom  zeer  weinig  zeggen,  daar  het  toch  des  Schrij- 
vers oogmerk  niet  wa^ ,  eene  gefchiedenis  op  te  dellen, 
van  de  befcfaaving,  zeden  en  gewoonten  der  eerde  n)en- 
fdlen.  Wy  zien  echter  Gen.  XXXI:  27,  dat  bet  in 
j  A  R OB  's  leeftijd  te  Mefopotamic  de  gewoonte  was ,  om 
vi^eemddingefi  met  gezang ,  door  trommels  en  fiiaar-in- 
ftrumenten  onderdeund,  uitgeleide  te  doen.  Waarichijn- 
^  ontbrak  de  muzijk  ook  miét  bij  bet  fpeémqaal  -van 
TSAiK.  Mo  ZES,  dunkt  mQ,  kunnen  wij  gerust,  als 
dengenen-  befchouwen  ,  aan  wien  de  Hebreen wfche  PoSzij 


405ro^       BB9QBairWIM(>>  VAN-  DBr  BV^A^^WIUT   - 

en  Mtusqk  de  grootfte  verpligting  hadden,  en  door -wjes >  . 
wij^hatr  eerst  tot  eeoe  geregelde  kunst  gehragt  zien^  ..-t 
doocdteo:  Mi  beide  ten  naauwfte  met  de  Godsdienst  ver-  g 
boQtf^  daar  de  plegtige  feesten  gevierd  ea  de  (^ars.  ^ 
ontftoken  moeste  worden  onder  het  gelmd  van  trotf>pei>  : 
ten.  ra  dfnbakn ,  Num.  X :  lo.  Het  Israëlitisch.  Jeger  ^4 
trok(  qcds:  onder  bazuingefchal  op  ten  krqg,  Num.  Xi,  .7 
ü^tf.iB  XXXI:  6.  Dat  ook  vrouwen  rpeds  toen  tor.  . 
tqd  zang-  en  toonkunst  beoefenden ,  zien  wq  aan  m  ir^r  .^ 
jAUj  MO  Z£s*  zuster,  die  9.  aan  bet  hoofd  eenervinjis 
wenTcbaar,  den  lof  van  jehova,  over  betiomkoaieqi..<( 
van  FA R Ad  en  diens  heir,  onder  danfen  en  trouini^qay/^ 
in  beiutgezangen  bezong.  •      'j 

Diez^de  tweelingzusters,  Muzjök  en  Gezang,  w^g^:^.^ 
ook  den  Grickón  zeer  gevallig,  en  werden  dopr  ben  .^/ 
.  op  hoogen   prijs  gefchat.     Het  was  vooral  by  de  gisi-; 
Qiakft,  dat  deze»  nadat  het  gemoed  door  den,  wijn.ver^    . 
vrolijkt  was ,  het  oor  moesten  llreelen  en  het  b^t  op<» 
wekken.    B\i  « om ^hus   viixien  wij  hiervan  althans 
veifcbeidene  voorbeelden.     Zoo  verliaalt .  hij  ons,  hoe 
p üsBM IC us,   door  hem  een   waardig  voedfterling  vaa 
Ai^oLLo  genoemd,  Odysf.  I,  aan  het  hof  van  ulvs*    ^ 
8£.-Sj»t»et.  zyne  medeminnaars  aanzittende ^  door  deze^  ^ 
genoodzaakt  werd,  zijne  lier  op  te^ nemen,  en  hen  dopr.  , 
zijf]^>  gezang   te  vervrolijken.    Deze  zelfde  phbmi ca; s  ., 
voegde  ook  zyne  welluidend^  loonen   bjjj  het  tokls:elen 
dei^^  fqaren  van    zijne  lier,  toen  ulysses  ,  door  bu-  ,{ 
MB.u$  geleid,   zijn  paleis  te  Uhaca  naderde,    Ul¥S»   . 
s  £  s  jQoemde  haar  toen  ccn  gcfchcnk  der  Goden  en  yrien-r  ^ 
din.der  maaltyden ^   Odjsf.   XVII.     En    wien  is  het 
onbekend ,  hoe   in  vervolg  van  tyd  de  verzen  van  h  o^  ., 
MB*Jiiu;s   door  de  Kapfoden   en  nakomeiingen.van.HO*  .^, 
MBK.US.  Oiomeridae^^   wier   voorname   bezigheid  •  en  ^ 
inkomen  hierin  beftond,  bij  de  maaltijden  voorgezonge^   ^ 
.weiden,  en  hierdoor  der  vergetelheid  ontrukt. zyivf^  —  \ 
HB.i(rCujLE8,  ACHiLLEs;  cHiMON  eu sodereu  ver<»  . 
vrol^kten  zichzelven  en  hunne  feestgenooten  nu.en  dan  wd- 
cens^door  ge^g  en  iBuzijk.  Er  fchynen  echter  ook  reed» 


BEU   AARTSTADBRiN  BN  DfiltiORIftXl&N.  4ÓT 

ioeti  ter  tijd  meer  htpzMc '  Zangers  geweest  te  xijn, 
weUce  door  hombrus  iééio$  genoemd  .worden, eii' in 
groote  eer  en  aan2ien  ftondep.  De  naam  van  Zanger  of 
éot^ó^  fchijnt  tevens  dien  van  Wijsgeer  in  zich  begreptn 
te  hebben.  De  Zanger  toch,  dien  ACAMBMNOwter 
bewaking  van  clytbmnbstra  had . achtergetawi , 
moest ,  door  het  bezingen  van  vrouwelijke  deugden ;  ide 
Bucbt  toe  braafheid  bij  haar  opwekken  en  onbetamelUke 
gecbchten  tegepgaan^ 

Zonder  ons  nu  nog  bij  Schilder*,  Bouw-  of  Beeldhou^w* 
kunit  op  te  houden ,  wBIen*  wij  ons  naar  het  rijk  der 
wefenftfaappen  begeven ,  om  b^  dezelve  eenige  oogon* 
blikken  ftil  te  ftaan«  Vestigen  wij  hiertoe  onze  aandacht 
bepaaldelijk  op  dé  Geneeskunst^  in  haren  ganfchen  om« 
vang  genomen. 

Daar  het  eene  door  de  ondervinding  bevestigde  waar- 
heid is,   dat   de   mensch,  hoe  nader  hij. bij  de  Natimr 
blijft,   eene  des  te  beHendïger  gezondheid  geniet,  moet 
het ,  dunkt  mij ,  bij   ons  geenszins  verwondering  wek« 
ken,   wanneer  wij  van  geen  Genecsbeeren  melding,  ge- 
maakt vinden,    dan  nadat   het  menschdom  reeds  eenige 
honderde  jaren  op  aarde  beftaan  had.    Wat  ten  min(le:hec 
gelezen  van  inwendige  ziekten  betreft ,  vinden  w^  daar-^ 
vail  in  de  H.  S«  geen  gewag  gemaakt  vóór  mozbs.  EHc 
was  zijn  eigen  Geneesheer ,   hiertoe  vooral  de  diaeteHca 
gebruikende.     Bij  de  Egjptendars   fchijnt  editer  deae 
kunst  ten  tgde  van  j o zb f  tot  de  Priesterkaste' behoord 
te  liebbcn ,  even  als  deze  in  het  bezit  was  van  alle  kiin* 
(ten  en  wetenfchappen ,  tot  wier  kennis  men  doorgedton* 
gen   was.     H  o  m  b  r  u  s    geeft   ook ,   Odysf.    IV.    vs. 
^8",  de  Egyptenaar s  als  derzelver  eerde  uitvinders  op', 
wanneer  hij   zegt ,  dat  pabon,  de  Esculaap  der  He« 
mèllingen ,   van  de  Egyptenaars  aFftamde.    Eenige  htref  ^ 
takken   fchljnen  reeds  vroeg  bekend  gaweest  te  zijn ,  en 
onder  deze  Kruide  en  Heelkunde.    Daar  toch  het  voe3(èI 
def  mcnfchen  in  de  eerfte  dagen  voornamelijk  in  voort^   ^ 
brèngifelen  uit  het  plantenr^jk  beftond  (♦)  ,   kon  mtn  al 
O 'Zie  gocukt;  de  fifrigim  r/r.  Tonii.  I.  pa|:.  i59*-*i6i.  '• 


^4^  Bfi'SCHOUWING   VAN  DB  HUMANITBIT  i 

fpoedig  bet  heilzame  of  Tchadelgke  van  rommlge  kruidsn 
léeren  kennen.    Dat  men  in  jak ob 's  tijd  aan  fommige 
planten  reeds  eene  bijzondere  kracht  toefchreef ,  zien  wy 
duidelijk  in  slachel  ^  die  den  Dudaim ,  door  r u- 
Ibiii  m  het  veld  gevonden,  op  zeer  hoogen  pr^s  ftelde. 
Van  het  mengen  «i  toebereiden  van  verfcheidene  plantco 
ien  kruiden,  alsmede  van  derzelver  iappen  tot  zalfoliën^, 
fch^t  men  in  m  o  z  e  s'  tijd  reeds  geen  getinge  kennis 
gehad  te  hebben.    Dit   toch   zien   wij  ia   de  bereit&fg^ 
van  de  heilige  zalfoUe  ,  Exod.  XXX :  1^3 ,  24 ,  en  van 
het  reukoffer ,  vs.  34 ,  35;  terwijl  tevens  de  befnijdenis 
eenige  kennis  aan  de  Heelkunde.  fchQnt  te  vooronderftcS* 
len,  gelijk  deze,  blijkens  verfcheidene  plaatfoi  bij  h^ 
MERUS,  toen  den   Grieken  niet-  onbekend  (chijnt  ge» 
weest  te  zijn*    Van  zalven  of  pleisters  fchijnt  men  «icb 
echter  nog  niet  bediend  te  hebben;  men  bepaalde  zjch 
enkel  tot  het  opleggen  van  kruiden ,  bladeren  of  wortds 
op  het  gewonde  deel.    Men  heeft  ook  uit  het  balfeitten 
der  lijken  b^  de  Egyptenaar s  willen  aantoonen,  dat  zQ 
reeds  eenige  geregelde  denkbeelden  van  de  inwendige  ge- 
fteldheid  des  menfchelQken  ligchaams  hadden;  doch. wan* 
deer  wij  de  onderfcheidene  w^zen ,  waarop  zulks  werd 
uitgevoerd,  oplettend  gadeflaan,  zien  wij,  dunkt  mj}, 
dat    de  Egyptenaar s    even   min,   als    andere    volken %• 
de  Ontleedkunde  beoefend  hebben,  tot  dat  o  a  l  e  n  u  9 
het  eerst  hierover  eenig  licht  vc^prddde;   ofichoon  ook 
deze  zeldzaam  eenig  IQk  opende,  en  zoo  al,  dan^nog 
meest  van  apen,   en  zelfs  eene  reis  naar  AUxandrii 
deed,  om  het  geraamte  van  een'  mensch  te  zienf/ 

W^  zouden  nu  nog  over  Gcfchied^^  Aardrijkst  en 
T^drekenkunde  y  alsmede  Mee$-j  Keken^^  en  Sterr^kumt-y 
kunnen  fpreken;  maar  w)]  moeten  thans  het  ryk  der 
Kunden  en  Wetenfcbappen  verlaten,  om  nog  met  eenige 
uitvoerigheid  te  kunnen  gewagen  van  den  huifeUjkm 
toeftand. 

4.  Dat  er  in  het  huifeiyke  tusfchen  twee  volken,  die- 
onder  een  zeer  verfchillend  luch^ftel  leven ,  en  die  uit 
zeer  verfchillende  bronnen  hun  beffautn  vinden,  een  groot 


DIfll  AARTfVADERBN  ,EN  DER   GRUtKEN.         ^^|^ 

y^cl^U    beftaat,    brengt   de   aard  der  zaak  van  zelve 

jfQQVl*  :  Du  zien  wg  dan  ook  in. deze  volken  van  bèt 

.Oosten   en  Westen  bevestigd.    Het  is  bet   tij4ftip  va^ 

de  eerfte  grondlegging    der  Griekfche  en  Hebreeuwfcb^ 

Staten 9  hetwelk  wy  hebben  gadegeflagén;  ja»  eigefilg^ 

.vóór  zij  zich  nog  al$  een  geheel  vertoonden ,  maar  ;uif 

veiicheidene  kleinere  Staten  >eftonden.  Dit  bad  ten  müPf 

.fte  voornamelijk  a^zoo    bij   de  Gri>^<;/?:  plaats..,  bij  wie 

-^ladev^zer  kleinere  Staten  of  Steden  gebeel.op  zichzelve 

ftond,  voor  zgne  eigene  belangen  aiorgde^  en.yoor  zïeH 

'  een  middel  van  be(i:aan  opzocht ;  terwijl  de  verfchillende 

jbunpien  der  IsracHten  door  eenen  naaaweren  band  van 

)>roederfcbap  vereenigd  waren ,    en  op  gelpe  WQze  vóór 

.  jmn  onderhoud  zorg  droegen.    Bij  deze  verfcheidenheid 

.had  tevens  eene  groote  overeenkomst  plaats,  daar  het 

kindfche  eenvoudigheid  is;   welke  vrij  bij  bdde  berpeu- 

ren.    Laat  ons  dit  kortelijk  nagaan ,  hiertoe  ipet  de  im^* 

ningen  beginnende. 

DjB  vrge,  open  lucht  verftrekte  adam  en.EVA  tot 
woning»  terwijl  het  geboomte  hen  tegen  hitte,  regen  of 
andere  natuurverfcbijnfelen  moest  beveiligen.  Daar 'dit 
echter  den  mepsch  zeer  vele  moeQelijkheden  veroorzaakte; 
^ocht  h^  reeds  fpoedig  een  ander  verblijf  op ,  daartoe 
waarfchj^nlijk  holle  boomflammen  of  holen  gebruikende : 

Turn  primum  fubiere  'domos  :  domus  anira  fu9runP%  (*) 

Van  KAÏN  lezen  w^  reeds.  Gen.  IV:  17,  dat  fai| 
eene  (lad  bouwde ,  welke  hij  Hmnoch  noemde.  Wat  men 
bierdoor  te  verdaan  hebbe,  is  zeer  onzeker.  Dat  wö 
hier  aan  geene  eigenlijk  gezegde  flad  te  denken  hebben , 
zal  wel  geen  betoog  behoeven ,  te  meer  daar  het  woord 
TJl^  m  het  algemeen  eene  plaats   beteekent ,   waar  yer- 

fcheidene  menfchen  zich  bij  elkander  ophouden.    Zouden 
wy  het  dan  niet  aldus  mogen  opvatten,  dat  KA!N>met. 
z^n  ^eflacht  zich  digt  bg  elkander  ophielden,  hetzQ  in 
holen ,  het  z^  in  eene  zekere  foort  van  hutten  ? 

O  OviD.  M^tmmrpk.  Lib.  I.  vi,  132, 


Daar  KAÏN,  als  landbouwer,  zich  beftcndig  op  tfAMf -i 
en  dezelfde 'p]aat3  kon  ophouden ,  had  eene  vaste  woc^  ^ 
plaats  voor  hem   geene  inoerjelijkheden  in;  maar,  dikt ^ 
wij  gezien  hebben,   dat  men  zich  al  zeer  vroeg  ode  op'^ 
de  vèehoederij  toelegde,  waren  zoodanige  woningen  vooi:'  '^ 
henj   die  met  hnn  vee  heinde  en  ver  heentrokken,   zeet 
lastfg  en  bijna  onbruikbaar.     Zij  moesten  zich  ecfitcr^* 
deie^  moeijel^kheid  getroosten*^  tot  dat  j ab a  l  ,  de  öudP^ 
fte  zoon   van  lamech,  de   draagbare  woningen  ~dF-^ 
tenten  uitvond.    Naardien  de  volken,  van  welke  wij  W^^ 
Genefis  bijzonder  melding  gemaakt  vinden,  herders  wa-'^^ 
ren,  zoo  fpreèkt  het  van  zelve,  dat  zij  van  deze,  tnét'" 
hunne  leefwijze  meer  overeenkom (lige,  woningen  gebruik^'' 
maakten;  terwijl  het  zeer  waarTchijnltjk   is,  dat  zQ,  Se^^ 
zidi  op  den  landbouw  toelegden,  van  vaste  woningeii'-^^ 
zich  zullen  bediend  hebben.   'Dit  heeft, 'volgens  het  gt*'-- 
tuigénis  der  reizigers ,  ook  nog  heden  bij  de  Arabieren  ' ' 
plaats ,  van  ^  welke  zij ,    die  den  landbouw  beoefoien  , 
(leden   en   dorpen    bewonen;    terwijl  de    Bcdoufnen   of 
herders ,  ginds  en  her  met  hunne  kudden  rondzwervende ,  ''^ 
zich  van  tenten  bedienen.     Daar  nu  de  Israeliun^  vóór~  ^ 
fautine  bezitneming    van   Kanaan  onder,  jo^ua,   den  - 
landbouw  weinig  of  niet  beoefenden ,  maar  voornameiyk  ^ 
de  veeteelt,  zoo  vinden  w|j  ook  niet  dan  van  draagbare 
woningen  bij  hen  meUing  gemaakt.    Niet  dat  het  aanleg- 
gen van  fteden  toen  nog  geheel  onbekend  M'as :  dit  toch 
zien  wij  in  Sodom  en  Gomorra^  de  overige  ïïeden  van 
bet  Zoutdal  en   andere,  die  ons  opgenoemd  worden,^ 
hoei^nig  ,deze  dan  ook  mogen  geweest  zijn.    Zij  fchö* 
nen  echter  reeds  van  poorten  voorzien  te  zijn  geweest ,  ' 
daar  men    Gen.   XIX:   i    leest  van  de  poort   der  ftad 
So^orn%  ^n  XXXIV:  ao  van  die  der  flad  Sichem.  J 

Van   geheel  andere  woningen  bedienden  zich  de  Grie^  '' 
ken ,'  ten  tijde  van  'homerus;  gelgk  ook  toen  de  //-"-^ 
raëtïten ,  onder  david  en  salomo,  niet  alleen  mcer*^ ' 
geregeld  in  Iteden  en  dorpen  woonden ,   maar  ook  in  de 
boüi^kunét    reeds'  zeer'  groote  vorderingen  gemaakt  hid* 
den ;  zoo  als  wij  vooral  zien  ^art  den  tempel  en  de  pt- 


leifeiK^  door  salomo  gedicht.    De  woningen,  weliee 
HQMeRUs   ons   befchrijft,   zijn  die  der  Koningen  en    > 
VoflUn:    wij    mogen  dus  gerust  aannemen ,  dat  deee    , 
pn^btiger    ingerigt    eii  r^kelljker  «verfierd  waren,   daq  ,. 
zul^  gftwoonlqk  plaats  bad.    Wanneer  wQ ,  al  betgem  -^ 
y^ri^^jWi  dezelve  b^  homerus  vinden ^    opzamelen »   ^ 
zv^lea  wij  ze  ons,  dunkt  mij ,  aldus  moeten  voorftelleb«    j 
.Ecgpf^.nuur  (8f«^). omringde  het  ganfche  gebouw;  daarna  / 
kv;^ .  i^en  aan  de  poorten  (^w^juu) ,  alwaar  bonden  de 
wf^t  hielden,  hierom  zwgq  wvXMêtp9t    genoemd.  ,  VQ(i|r  3 
de^;deur  waren  zitplaatfen,. waarop  men  zich  gewoon ;. 
wl^i,r bieder  te  zeuen,  gelijk  wij  onder  anderen  zien  aan 
de^pina^rs  van  pénélopé,   Odys/.  XVh  vs.  34^^   r 
ena«an  nestor.^  OJys/l  UL  vs.  400.    Hierop  volg^  .. 
een^  open  plaats,  frpêhfêo^  of  êwxa  genaamd ,  waar  men  ^ 
gewj>on  waa  de  vreemdelingen  te  ontvangen  en  hun  een 
nistbed  gefpreid  werd ,  even  als  in  de  aangrenzende  gSr  * 
lerQ ,    M^u^.    Zoo.  werd    toch   telbmachus    b^ 
N  ft  a  xp  R  ontvangen ,  Odys/.  IIL  vs.  2^9..  Deze  zelfde 
gewoonte  fchijnt  ook   bij  de  Romeinen  plaats  gehad  te 
hebben.    Virgilius  immers  verhaalt,  Aeneas^  Lib« 
ni.  VS.  354 — 356 ,vanHBLBNUS,dieAENBA8  en 
zljae  togtg^ootén  in  zijn  paleis  ontving: 

lllos  porficibus  rex  accipiebat  in  amplis. 
Aulaï  in  medio  libabant  pocula  Bacchi  ; 
^  Imfofitis  auro  dapibus ,  paterasquc  tenebant. 

Nu  naderde  men   het  eigenlijke   huis,  van  buiten  met 
ond^rfcheidene    verfierfelen    op{:etooid  (itatfi0ei¥o^')^  vati 
binnen  fchitterende   van  goud,  zilver,  i[jzer  en  ivoor. 
Het  paleis  van  me-nblaus   fchijnt  hierin  uitgemunt  te 
heUben ,   daar  toch  telemachus  door  den  rijkdoip 
en  de  fchitterende  pracht ,  die  er  heerschten ,  als  geheel  , 
ve][I>!et  was,   Odys/.   IV.   vs.    71.    Onder  de  zuilen» 
waarop  de  bovenfte  verdieping  rustte  >  was  er  eene ,  be*.  , 
ftemd  tot  het  ophangen  der  wapetacn ,  Odysf..  I.  vs.  laó.  ' 
Het  hovende  gedeelte  (tJjrefAv)  was  liet  vrpuwentimmer,  r 


«Mvmr  tenrecls  de  ZSa^rm^' waren.*  «Zeo  bevatte  bdt.  pa- 
leis van  pJiiAMUs  50  zulke  flitaj^^kamers.  De  dakea 
der  huizen  waren,  even  als  die  der  Hèbreèrs  (Dcüt. 
£X1I)  en  Romeinen  (vitrüviüs,  Lib. II) , ^plat ,  e^ 
'verdroten  dikwerf  tot  eene  wandelplaats ,  of  om  er 
2]£fa  neder  te  vlgèn  en  zich  in  de  dralen  der  ;zon'  se 
Jtoésteren;  gelijk  wij  blpenou  aan  ulyssb&  hoa- 
«n  Vèyhalen,  O^fjyj/.  XI.  vs.  6a,  hoe  Mj,  door vaii 
^he&dak  van  circé's  paleis,  waarop  bij  zidh  te  llapen 
igelegd  .had,  af  te  fpringen,  zijn'  hals  gebroken  had  en 
ifannnerlijk  omgekomen  was. . 

;..  Deze  uitweiding  over  de  woningen  der  Grieken  diaiej 
<oin  het  groot  verfchil  te  doen  opmerken,  hetwelk  er 
•befiond  tusfchen  de  .nederige  tent  der  Herdersvorftea 
ui&R  AHAjM,  iSAaK  en  jakob  ,  .en  het  prachtig  en 
itvjk  verfierd  pafleis  van  mbkelaus,  den  Koning  da 
-Spartanen ^  alcinoüs,  dien  der  Phaeaeürty  of 
:uLV«sEs,  den  Vorst  van  Ithaea. 
'.  Nu  nog  eenige  oogenblikkèn  bij  de  zeden  en  g^oon^ 
un  ftil  te   (laan ,  'zal  het  laatfte  gedeelte  dezer  Verhan^ 


deling  uitmaken. 


QHe$  Jlot  hierna.") 


VERSLAG 

VAN  JDEN  ST4AT  PCR 

STADS  ARMENSCHOLEN 

T£  AMSTERDAM, 

GEDAAN  DBN^aSTEN  MAA&T  183I  , 

DOOR 

HENDRIK     HARMEN    KLQN.    (*) 

Voorzang. 

JVlinkt  wéér»  toopenl  ruischc  wéér,  zangen! 

Galm  wéér,  ongekanlteld  lied ; 
Schilder  ons  ontvonkt  verlangen! 

't  Kindecbart  kent  de  onrust  niet. 


VRRILAG  ▼AK  DEM  STAAT  DER  STAD*  AMIBNIOHOLEN.     4I8^. 

*CrFeetia«r  dftftgL»  ^..wti  viereo  'cianNle; 

W^ ,  wat  fiorm  ook  om  on«  loekv 
Stemmen.*!  Ikd  ?«q  heil  en  vrede;      " 

Wti  y  wi(  ons  de  borst  doorgloeiu; 

Lieflyk  ,  als  een  lencemorgen « 

Helder,  als  het  iicbt  der  maan» 
Lacht  ons ,  wat  nog  Is  verborgen , 

Leven\  lot  en  toekomst  aan. 
Zacht,  als  't  jeugdig  groen  der  dalen » ' 

Kahn,  als  de  onbevrogen  vloed. 
Rein,  als  znivre  zonneftralen. 

Blinkt  het  kinderlQfe  gemoed» 

Maar  de  (torm  daagt  nit  het  Noorden ;  .      . 

Vreeslijk  Voedt  zqn  gaag  en  val;  '  •     >  ^ 

*t  Kalme  beekje  ontzwelt  zyn  boorden. 

En  verwoest  het  vnichtbaar  dal ; 
*t  Lieflik  zonlicht ,  dat  ons  koestert , . 

RQst,  ontvlamt,  en  blaakt ,  en  gloeit; 
En.,  *c  gene  eerst  het  leven  voedftert, . 

Wordt  een  vnur,  dat  alles  fchroeit*. 

Zoo,  zoo  dagen  felle  (lormen 

Id  het  argloos  jengdig  hart; 
Zij  verwoesten,  zij  misvormen,  ' 

Wat  met  vlijt  gekoesterd  werd. 
Nooddrnft,  zorgen,  angst  en  kwalen         •    - 

Grijnzen  met  haar  fmart  ons  aan ; 
's  Levens  lentezonneftralen 

Znllen  voor  ons  ondergaan. 

Heil  dan^hnn,  wien  werd  gegeven. 
Wat  het  hart  met  kracht  omgordt; 
,  Wat  ten  gids  ftrekt  door  het  leven; 

Wat  een  bron  van  zielsheil  wordt; 
(*)  Eene  herhaalde,    vereerende  uicnoodfging  zoo  wel, 
als   de  algemeene  belangftelling,  zijn  oorzaak  der  onge^èe 
plaatfing   van  dit   Verilag,    met  weglating  alleen,  ter  no«d»' 
wendige  bekorting  ,   van  eenige  b^zonderheden,  de  Waardigé^ 
Leermeesters  vanden  hout,  hinss,    slot  en  chris.' 
tiaanS  betreffende,  als  van   tQdel^k  en  min  algemeen  be- 
lang.   Mag  hetzelve  lees  bedragen  ter  meerdere  waardering 
eener  indelling,   welke  zoo   veel   toebrengt  tot  bevordering: 
van   volksmst   en   volksheh  in   ons    vaderland,   dan  za)  &et 
doel  dezer  mededeeling  bereikt  zijn»  —  h«  h.  v.         -''*:. 


^^r  <ï  Waciean.Kwair  des  ttfdf  ttf  kreokfüf*  ^   '^i 

.i^v  Wü  vtnrooR'bIj  \  fmitlJSkic  loet  -^*^« 

^  V  Wat  co»<l*«fbeid  kmcHc  sti  fchenkeni  ^^^i 

i,.  1  Wtc  oof  wyst  en  vöen  tma  Godl  '^ 

^-  Ziet  dan,  edele  Amaèllarenl  ^ 

'  ^*  Hen  ,  wien  gij  hebc  wèl  gedaan!  ^ 

Ziet,  l>9  *t  geen  wQ  bier  vergftren, 
^  Ooxen  dankbren  yver  aan  f 

Mag  Q  't  kroost  der  armen  treffen  , 

Bg  hetgeen  z^u  vlijt  hier  leest;  ^ 

Mag  zijn  dank  u  *t  hart  verheffien:  ""^ 

Heil  dan,  heil  dit  kindeifeestl 


1* 


w. 


,é 


''s 

elk  eene  talr^ke  menigte  1  welk  eene  aandoenlijke  j^ 
tevgftelling !  —  het  aanichouwen  daarvan  zoude  mü  ontjn^o- 
digen »  indien  ik  het  gevoel ,  dat  allen  in  dit  oogenblik  bu- 
itelt,  niet  kende,   en  niec  met  mijn  geheele  hart  to^uicht4. 

Ja  f  ik  weet  bet ,  myne  Land-  en  Stadgenooten  f  gQ  k«aK 
.  jon  ben,  die  zich  daar  voor  u  bevinden;  g|j  komt  om  deie 
kinderen.  Het  is  geenszins  hun  Tchitterende  ftand,  hüoae 
blinkende  wisheid,  welke  uwe  aandèclu  tot  zich  trekkcor^ 
aetn  I  het  is  het  kroost  der  behoefcigen  ,  het  zQn  arme  kbiw 
deren,  welke  uwe  belangfteiliog  treffen;  —  gfj  wilt  er  gecttU 
|en  van  z^n,  daf^  en  Aoê^  zij  tot  meo&hen,  lot  nottig» 
bergers  van  ons  dierbaar  vaderland  gevormd  worden» 

Ik  vereer  die  belangfteUing ;  zU  zal  voldoening  vinden*  fk 
wil  daarom  ook  uw  gevoel  geen  oogenblik  afleiden;  ookA 
«ril  daartoe  medewerken;  ik  zal  over  niets,  dan  hetgeen  1» 
anmlddeliyke  betrekking  tot  dtz^  kinderen  ftaat,  fprekani 
MQn  pligt  roept  my,  als  Voorzitter  van  Curatoren,  om  aib 
iMinnen  naam  verflag  te  doen  van  de  wijze,  waarop*  deal 
kinderen  worden  onderwezen,  —  van  den  (laat  onzer  Stiris 
Armenfchoien*  "  9 

Het  getal  der  fcholen «  waarop  de  kinderen  van  die  inwö* 
|iers  dezer  volkrijke  (lad ,  welke  onvermogend  zQn  om  hi^ 
éenige  opleiding  te  geven ,  onderwas  ontvangen ,  is  thans 
tü^aaf.  Stads  jirmenfchoUn  is  derzelver  naaa^  en  belieg* 
ining.  Heilig  zy  de  nagedachtenis  van  hen «  die  het  eerst  o{^ 
het  denkbeeld  kwamen,  en  dat  doorzetten ,  -r  die  het  eers^ 
zulke  fcholen  (lichtten  ! 

Scholen  voor  hét  kroost  der  hehoeftigen  zijn  een  tre^md 
kii/k  van  den  volksgeest* 


Miftil«0l  AUfUMQIIMUr.  4. fis 

Br  heertobC'  h%i  Met  Tolk  eaamlfemetta.fteic»  waarop 
•He  TOlksbeil  gegfood.ia.  Wannen  éait  §tHt  de  gro^AznU 
len,  waarop  elles  mic,  ce  veel  verzwakt»  of  de  banden , 
die  alles  moeten  verbinden ,  ce  weinig  lanenhecbc ,  dan 
moeten  verwUdering  en  ontbinding  eindelqk  volgen  $  doch 
wanneer  die  g^est  de  eerde  verllerkc  en  de  laatfte  onge- 
oefkt  toebaait »  dan  worde  het  votksgelnk  beveKigd. 

Het  denkbeeld  eener  Maatfcbappjtj  moge  bet  onderfcheid 
van  ftaoden  reeda  van  zelve  in  zich  floiten »  déér  alleen  ech* 
ter  beericbt  een  gepaste  volksgeest,  wiar  men»  door  alge. 
meene  en  zscbce  koorden,  deze  (landen  poogt  te  verbinden» 
en  naar  één  doel ,  volksrnse  en  volksheil ,  dreven  doet, 

Hoe  nu  toch ,  rijke  en  fchoone  Nederlandfcb'e  taal  i  jtnlt 
gg  die  algemeene  (lemming,  om  ook  hét  kroost  der  bel|&yr- 
HEfgen  tér  nnttige  burgers  te  vormen,  noemen  f  —  volkswil? 
*^Ollameiglng?  volksgeestdrif^f  —  neent  bet  Is  de  nitgedrekcé, 
fa:  edele  beginfelen  en  daden  krachtig  werkende  yoiksgetit. 
'Men  gevoelt  éAix  het  nnttige,  dat  er  in  de  otttwikkelli^ 
"«m  het  verftand  en  de  vermeerdering  der  kennis  gelegen 
1i|  want  oordeel  en  kennis  voeren .  eenen  afkeer  tegen  hét 
«nonlel^ke,  het  wanvoegeiyke  met  sléh;  zij  zijn  de  voe^ 
jknde  Tappen,  die  het  ontkiemende  kracht  en  kleur  geven, 
«n  verheffen  den  Cinaak  voor  het  goede  en  voortrefielQké, 
Men  befeft  déér  innig  het.noodzakelüke  eener  zedelQke  ver- 
^teling  van  het  ban ;  want  deze  alleen  is  de  bron  van  algék 
meene  welwillendbeid ,  broederliefde  en  zuivere  godsvruehif. 
Hen  erkent  dier,  dat  de  kracht  des  volks  voomamel||k 
Aflfta  beftaat,  dat  alle  (landen  belang  «hebben  b^j  de  al^ï. 
«etne  welvaart)  dat  allen  elkander  naderen,  en  dat  faechtt 
tanden  allen  aan  het  geliefde  vaderland  verbinden;  want  nfc 
deze  alleen  kiemen  de  beginfelen  van  prde ,  gehechtheid  eü 
liefde  voor  den  grond ,  die  allen  voedt  en  befcbermt ,  en 
ilarmen  die  kaacht ,  welke  alles  tot  behoud  van  den  heiligen 
èrfgrond,  tot  befdberming  der  algemeene  zellQandi^èid 
opoffert,  •* 

j^ederlanders  I  werpt  uw  oog  op  de  .wereldkaart  I  beg^oj^f;^ 
onderzoekt.  vergelQktl  ziet,  wat  hier  gevormd  en  geleid 
Irórdt ,  en  juicht  met  mij ,  dat  rtederland  bij  uitnemendljei^ 
o^  dien  volksgeest  roemen  mag,  en  dsit  deszeifs  achtbare^ 
fiöuding ,  in  deze  treffende  oogenblikken ,  ons  en  de  geheele 
bèfcbaafde  wereld  op  het  overtuigendst  doet  zien,  well^ 
$ene  kracht,  welk  een  beerlek  licht  uit  zulk  een  brandpunt 
flroomt,  —  wat  zoodanig  een  volksgeest  vermag  I  ^  ^^ 


s*  H«t<  Mfliift  Uadtten,  «Ut  i>p  dfze  oKe  Sadi  Am^fifc^o* 
lèll>  toe  Boaige  burgen  wordt 'Opgeleid^  U  xntl  UfSip^-  D^ 
i^a  duize&den ,  die  hier  dien  icfgen  oatvtogeo*  'Het  gwl 
der  LeerliDgen  •  is  :th|i»  op  de  d^gfcholes  %i%i  jongeUngfn  ^ 
MOS  vallet  ^  terwijl  nog  930  op  de  tvondfcholes  ooderwSi 
tmcu^ngeD;  maieende  ce  zgmen  het  gettl  uit  van  5114  kipde? 
nu.  Van  de  fcbolen  ziia  in  dit  jttr  ontflagen  69$  leerüBf 
giB'^^ft  mee  meer  dan  93,  om  bet  weinig  ter  fcbole  komen ^ 
of."Dm.  wangtedrag,  afgefcbrevein.  Van  de  eerftea  zyn  ^f^ 
eopa-  böcoQdere  belooniitg  en  een  loffelfik  getuigiclirift  waar* 
dig  gekeurd  |  terwüi  hun  tevens  de  eer  wordt  vergund »  dj^ 
hier  openlqk  ce  ontvangen.  In  het  afgeloopen  jaar  zyn  iigf 
kinderaa  geplaatst;  blatende  echter  niet  minder  dan  3417 
UlMlefen  over»  welke  reikhalzend  naar-  eene  plaatfing  ^ 
jieze  onze  fcholen  uitzien*  Dit  laatfte  getal  is.  zeker. ver# 
bazend.  Ziet  hier^.M.  H.,  wat  daarvan  eene  der  meesi 
aanleidende  oorzaken  is. 

: .  Heeds  ibdert  lang  namen  Curatoren  de  vrübeid,  de  acht- 
bai*  Regering  dezer  Stad  uit  te  noodigen»  om  hen  in  Aw 
te  (leliën,  aan  het  vurig  verlangen  van  het  groot  aanta) 
ouders,  welke  hunne  kinderen  op  onze  fcholen  wensch»a 
geplaatst  te  zien »  te  kunnen  voldoen.  B^  elke  gepaste  ge* 
Tegenfieid  uitten  Curatoren  den  wensch  tot  het  daarftelle» 
van  nog  eene,  en  wel  eene  zeer  uitgebreide  fchool»  (waia 
bet  mogeiyk  voor  1000  kinderen)  met  dat  gelukkig  gevoigji 
dat  zQ '  de  vrijheid  ontvingen  tot  het  oprigten  van  eene 
twaalfde  fohool,  groot  genoeg  voor  600  leerlingen ;  voer 
welke  fchool  een  gefehikt  gebouw  (bQ  de  Leidfchegraoht 
tiaast  de  Manege)  werd  gevonden ,  en  op  welke ,  reedt  la 
de  maand  Augustus  lU,  400  kinderen  werden  geplaatst,  weUt 
getal  naderhand  tot  640  geklommen  is ;  terwijl  ons  tot  dat 
einde-,  door  de  achtbare  Regering  dezer  Stad»  eene  vermeaiw 
dering  van  ƒ  3000  toelage  uit  de  ftads  ka^ fe  .  veqiwid 
werd.  —  Heil  zij  onze  loffelijke  Regerlag  voor  deze  uicbielp 
ding  van  de  beste  aller  weldaden  I  Zq  ontvange  daacvoer 
onzen  innigen  dank,  de  goedkeuring  van  God.,  en  de  Toort- 
durende  vermeerdering  der  welvaart  en  mat  van  deze  voik«- 
r^e  en  achtingwaardige  wereidftad  i 

Vfadat  Curatoren  de  regeling  en  het  onderwas  op  él^ 
'fchool  aan  onzen  verdlenftelijken eerden  Leermeester  no  van» 
TUb  B«L  hadden  opgedragen ,  was  het  deze  aangename  ge* 
benscenia,   welke  Curatoren  bet  befloit  deden  nemen ,  om  in 


DVK    ITADS  ARMfiNfCnOLtN.  4Mf 

dk  fitr  Toor  ailé  <mtt  ftbolen  eent  toTcbrOrlnf  te  iloeiit  m 
het  is  dese»  federt  jtren  niet  platcs  gevonden  liebbende,  ^A 
gwnecae  infchrijving  »  weHee «  mi  de  pltetfiog ,  nog  het  ?er* 
bezend  atocal  vtn  3417  kandidtceo  beeft  opgeleverd. 

Treurig  is  wel ,  ttn  deir  eeneo  ktnt«  bet  aanfehoowen  v«» 
100  veel  hulpbehoevenden ;  maar  roerend  is  het  ook » tt»  de 
Mdere  zQde,  te  zien,  dat  zelfs  het  behoeftig  gedeelte  vtft 
de  edele'  bewoners  dezer  ftad  zoo  dringend  verlangt  netr  dnt* 
gene »  waaraan  geen  geldelQke  of  cQdelqke  voordeelen  ver» 
tonden  zijn »  maar  waardoor  de  mensch  éertc  mensch  wordt; 
f»  alleen  die  fchatten  ontvangt ,  welke  mot  noch  roest  ver^ 
iai;eQ  knnnen. 

Doeh  wat  z^n  dan  toch  die  fchatten ,  naar  welke  aller 
benden  zich  zoo  roerend  uitftrekken?  o»  M.  H*l  venigt  nwe 
gedachten  op  onze  inrigtingl  herinnert  n,  wat  90  is,. en 
dankt  met  mitj  God,  die  ons  in  (laat  (lelde,  om  zoo  veel  nuct 
te  dichten  I 

'Treffend  fcbouwfpell  Dageiyks  wordt  een  zeer  groot  aantal 
kiodereo  aan  luiheid  en  lediggang  ontmkc;  dagelQks  verza* 
melen  zich ,  op  onze  twaalf  fcholen ,  me^  dan  5000  kinde» 
ren,  bezield  met  één  doel,. aangevuurd  door  denzelfden  wil^ 
en  rgeleid  door  dezelfde  eenvoudige  middelen. 

Hoort  het ,  gij  allen !  en  boven  allen  gy ,  die  de  viengde 
en  hoop  van  nw  leven ,  die  uwe  lievelingen  hier  vöör  of 
rondom,  n  ziet!  hoort  het  by  vemienwing',  wat  uwe  kinde- 
ren hier  ontvangen,  en  weet,  dat  ook  bU  ons  bet  opfchrift', 
voor  al  het  ond^hrQs,  dit  is:  Dt  yrteMe  CoA  h  htt  èegi^ 
MM  aUe  wifshêid! 

V  Zegt  mQ  nn,  wie  ^  ook  zytl  hebt  gy  u  immer  beklaagd. 
Ia  nwe  jei^d,  in  het  lezen,  fchrijven  en  rekenen  onderwas 
tt  hebben  ontvangen?  o.  Misgunt,  dan  deze  bidM)eftige 
kleinen  die  weldaad  niet;.zy  zal  hen  voor  volftrekte  armpedt 
beveiligen ,  en  hun  het  e^rlQk  dagel^ksch  brood  fehenkenl    < 

Alle.  l^fchaafde  volken  dragen  roem  op  hunne  taal ,  en 
a«hiên^die  als  eene  der  grondzuilen  van  hnn  ztifRandlg 
voiksbefiaan»  En  de  :Nederlander  zoude  zQne  fchoone  mee» 
derual  niet  ifliogen  kennen  en  er  roem  <^  dragen?  zonde. dit 
ftennfel  van  zyne  zelfftandigheid  niet.  mogen  vasthouden  en 
befcherment  Doch  wat  wilt  gQ  vasthouden  en  befchermen-, 
indien  dit  ftennfel  flechts  in  het  bezit  der  bevoorregte  llan*> 
den  is?  indien  voor  het  talr^kst  gedeelte  van^het  volk  dat- 
gene verloren  is,  wat  het  aan   z^ne  zeden  en  gewoonten. 

naNOnLw.  1831.  NO.  9,  G  g 


.4^8  r£RSLAO    VAN    DEN   STAAT 

mpei  faechtea,  wat  bet  moet  z^meobiiideir,  en  met  onoiit* 
kooopbate  banden  aan  den  "grond  zijner  geboorte  klenunen? 

Duizenden  .woMen   voor  afdwaHngen  op   den  levensweg 
bewaard ,  en   dolzenden  keeren  van  hnnae  dwalingen  cerag » 
alieen  daardoor,  dat  de  goed«  Indrukken,,  in  bDnne  jeógd 
ontvangen',   weder  opdaagden  in   iiiin  gefchokt  iiart.    Is  bet 
das  niet  van  het  hooglle  belang,   dat  men  het  krooac  der 
beboefkigeb   God  en   hnnne  pligten  doe  kennen  ?  dat  oen  de 
eerde  grondflagen   der  Godsdienst  in  het  algeaieen,  en  ^  voor 
de  neesten   hunner  die  van  het  gezegend  Christendom ,  diep 
hx  hunne  harten  drukke?     Is  het  dwaasheid,  dat  men  hao 
den  grond  hunner  geboorte,  en  de  lotgevallen  onzer  moedige 
Vaderen,  kennen  doe?  dat  men  hun  eerbied  en  liefdevoor 
onzen   voortfeffelijken   Koning,    getrouwheid  aan  de  wetten , 
zacht  naar  ëendragt,  rust,  en  kalme  ftemming  van  den  geest, 
diep   in  het  hart  t>rènte?    Is  het  gevaarlek,   dat  men  bok 
den  behoeftigen   dag  aan   dag  toeroepe:    „  Aan  het  vader* 
ip  land  ztjt  gy ,  naast  God ,  alles  verpllgc,  —  uwe  geboorte, 
„  uwe  geliefde  ouders ,  de    heilige  banden  der  natuur,  het 
^  onderrigt ,  dat  gij  ontvangt ,  alwat  gy  geniet ,  lioope  en  ge. 
19  looft.    Eerbiedigt  het,  als  tiwen  regtmatlgen  wetgever!  — 
^  bemint  bet,  -als  een  uwer  grootfte  weldoeners!  —  be- 
^  fchermt  en 'verdedigt  het,  als  de  fcbatkamer,  als  dé  heüige 
f,  bewaarplaats  uwer  onvergankelijke  bezittingen  T* 

Zietdaar,  üf;  H.,  het  doel  van  het  onderwas,  op  uwe 
Stads  Armenfdfolen  gegeven,  •—  zietdaar  datgene,  naar  bet* 
welk  deszelfs  Beftuurders  met  vastheid  dreven  I 

Maar  zulk  eene  dille  leiding  ^  zulk  een  heenwijzen  naar 
de  fchatcen  van  geest  en  hart ,  zulk  eene  tempering  van-  alle 
hevige  bartstogten,  zulk  eene  demming  van  de  ziel  rot  be- 
daardheid eb  kalmte  bQ  de  flingeringen  der  menfcbelQke  lot- 
gevallen, véii  Wakken  ZQ  niet  de  veerkracht  der  ziel?  of 
maken'z^'hëcrtrart'itiet  eigenzinnig,  trotsch  en  hoogmoedig? 
'  Dé  veefkncHt  der  ziel  verzwakkend  —  e  GQ,  grenspalen 
van  mfn  gefchokt  vtiderland !  >  toont  gQ  het  ons ,  wat  mlfae 
lippen  naauwelUks  datnelen  kunnen !  verkondigt  het  luid , 
wie  bét  z^ü,  di^  zich  rondom  u  gefchaard  hebben ;  tr/^  ü 
voor  de  woede  der  dolzinniglte  razemig  befcbermen !  —  |a , 
M  H.  i  dit^r  heeft  kij  zich  ^oor  u,  voor  mij ,  voor  bet  ge« 
beele  vaderland  opgeofferd,  die,  In  ons  Burgerweeshuis, 
even  zoo  werd  geleid  enonderwezen,aladezekinderêh  gefeid 
en  onderwezen  Worden!  -*-  d^ir,  o  gij  rijkenen  béhoêAlgen!  g^ 


Dia  STA0f  ARBiSNSCIÜOLKIf.  4r9 

▼OdfDtmen  en  minderen  j  hier  tegenwoordig  !•  ddir  (haü  ztf, 
die,  door  n  ,'door  m^,  op  deze  onze  fdiolen  of  elders  oh- 
derwesan  i#n  I  dédr  (taan  zij ,'  vwe  geliefden  I  diir  (laMi 
mire  kinderen!  dier  Ihtac  de  bloem  onier  jdngétfngeni 
tfelHgè  pHgt,  Tuce  wil  voerde  hen  derwaarts')  onwrikbaM 
moed  doet  hen  Volhouden,  onltrenkbare  trouw  palftaant 
Toènt  ÉiiJ  'grootfcher.eateiReni  edeler  veeikracbc  der  ziel! 

*  'Maachan  hsrt?  hoe  tmsch  misfchlen  op  hnn:beQnitf  hoe 
tfjgeiitnnjg  b$  hetgeen  sy  doen  ?  hoe  hoo^oloedig  op  het» 
geen  zq  volhoudend  —  o  G^ ,  wie  gij  ook  wezen  moogt  ^ 
die  onder 'die*  doizenden  uwe  Ueveliftgen  telt!  mJÜ-donkt  rik 
«ie  n I llAzie  den  genoegeHikett  weemoed,  die  in  uwe  oogen 
wemelt.  Ja ,  f^ifeekt  gij:  voor  m^  1  Wit  ademt  de  geest'  van 
beft,  die  >u  zoo  dietbaar,zyn?.wat  hnh  mond  en  peof  Ik 
lat- bun  fehr^ven  hertualde  liiaien,  eti  r ontroerde  even:.^QO 
Akwerf.  Neen!  geene  trotsohheld,' geen  hooginoed ^ maar 
godavmeht,  kidme  godavrucht,  onwrikbare  ftaodVaatigheid  ^ 
ntÉsf  ftil 'vertAowen ,.  hoop  ,  en  onderwerping  aan  het  heMig 
Adsbtftnnr»  -r  ziet,  M.  H.^  zöd  zijn  zij  geftend,  die  b^ 
dezelnrigtiog  wél  onder^wezen  z^n! 

'Dieibaar  vadedandl  Ja^.  thans  kunt  gQ  den  vxeemdeling^ 
die  n  vnagt  oaar  de  gedenkzuilen  vtfn  Neérfatlda  grootheid ; 
aaar  de  kenmerken  van  's  yolks  vV)ortreffeiQhheid,  ant\«90^ 
den^  we^  4^  .erkentenis ,  in  Lopdi&ni  boofdkerk:«'ali  d^  A;hpop)u 
ilr  eerznil,  ^p  het  ff^ï  van  deszelfa  fticliter  ibhreef^  ^^mr 

•  ifcCijs  iroo^  .(^firaiQren  e^  bijzonder  genoegen  j  hier  opea- 
mk  «er,  kunnen  v^l^ar^n^.  d?t,  gedurende  bet  algelOQpen 
jaar »' de -kaderen*,  op  pnzc  fcholen  onderwj^zen,  zich  die 
weldca4:hebbett.  waardig  gemaakt.  Van  5 ik?  kinderen  atfu  er 
«iMat  mear^ditt  a^,  msf^stal  mg  flechts  om  het  te  weinig  fchool 
komeiv^'beifgpen  ook  veelal  b^  gevolg  vin  diepe  armpcde 
hy^yande  ftholen  afgefe)irey/sn»,  ^ 

:Bemoedigendfi  gedacbiel  Toen  ik  vf5K5r.  i^eertien  jaren  van 
idece  plaw^cot  n  (^9^9  wm  het  geul  van  oawaafdigea'i^<^; 
yi^dr/T  zev^t^  jaiea  noejtfde  ik  u  84;  tbant  flecb<a  i»3«'  Zoo 
d&kweiff  w9;de^rchole0.  bezochten,  trof  om ,*)>V  Mortduritig:, 
4e:  vlJltM)^  ^oftfZHii^tU  dezer  kinderen,  en,  waien  wÜ 
over  ^ep)9(  7W49Hpg«n  zoo  j^eer  te^ceden,  dat-wff,  na  de 
iewqiie.  balfiarige  r  ^xamm»  11  a^et  moeice  eene  keuze  konden 
iifmsi  iM.4^  tpewlixing  deK-  kleine  feeJ^oni^^,  fwelke^  ay 
jroor  jiDn^gpc^<igf;^nig  ontvaogeiY,.,    .7     ^  • -'  -  ^.ib  \\.   * 

O  g2 


4t^  YBRILAO  VAN  Otff  fTAAT 

;  Hec  li,  M«  Hé,  inderdtad  «en  beltngrSk  fdioawQptf^.ivaii^ 
neer  meti  op  one^  fcbolen.,  in  beczelfde  verbltff*  3-)»  4^« 
)«  AU  ktlTt  600  kinderen  hij.  elkander  ^  en  allen  wterkcatin* 
tlèc.  Welk  eene  orde,  welk  eene  ftiltel  en  toch  overal  le« 
ven,  beweging,  werkzaamheid.  Wac  al  ^rtt^  wa€  al^tfac, 
wac  ah  infpanniDg  van  vermogens^  om  te  hooren ,  te  ontvan«r 
gen,  of  hec  verzamelde  kenbair  te  doen  warden I  WelK 
«en  vnrig  dreven,  om  zich  de.  eer.  van  vijftig  te  zQn;  en 
een  gering  bl^k  van  erkenning  hunner  vorderingen »  waardig 
ce  maken  I 

Zalk  eene  kleine  kinderwereld  is  belangrijker,  dan  men  in 
den  eerden  bpilag  wel.  gelooft,  •—  Is  zQ  niet  de  Arde  mor« 
genfchemertng  van  den  helderen  of  benevelden  levensdag? 
Is  zQ  niet  de  eerde "  tred ,  welken  de  mensch  doet  in  bet 
woelige^  werkzame  leven?  Is  zy  niet  het  verkleinde  beekl 
van  alle  die  goede  en  verkeerde  hoedanigheden ,  welke  na. 
derhand  de  groote  huishouding  bevestigen  of  verwoesten? 
Leert  z$  ons  nüet »  op  het  treffendst ,  hoe  noodzakelijk  het 
ia,  om  den  onrustigen  mensch  j>ezigheld9  en  iets,  dat  tijile 
opmerkzaamheid  voortdurend  boeit ,  te  verfchafen  ?  Willen 
wi)  weten,  wat,  op  het  groote  wereldtooneel ,  bij  de  vol- 
ken, dikwerf  de  oVerfpannene  bewegingen  kan  vöorkoaietr^ 
ileze  kinderwereld  leert  het  ons*  Het  ledig  zijn ,  —  een  te 
i>ekrompen  veld,  waarop  zich  de  algemeene  geés(^'nilfttft|  -^ 
gemis  van  behoorlQke  prikkels  tot  werkzaamlieid ,  -^  ontbe- 
ring van  datgene,  w^t  aller  ziel  en  zin  voortdurend ^b^ft'^ 
veroorzeken  gebrek  aan  beweging,  en  fcheppen  'eindet|jk 
volksverveling,  met  al  hare  onzalige  gevolgen'.  Geïegènd 
biy vén  daarom  uwe  pogingen , '  gQ ,  die  voor  de  volken  het 
gebied  Van  het  ware,  het  fchoone  en  het  goede  ontflnlt^  en 
hen  derwaartÉ  voert  1  want  dé^r  bedaat  geen  dlldand;  H^ 
'prikkelen  edele  dry  veren;  dMr  kan  alles  ziel  en  tltinen  boef- 
]en;  óAir  kan  alles  werken  op  de  heiligde  belangisn  tsfballetié 

Dat  wij  t\i  op  dit  ons  verkleind  wereldtooneèl  datgene 
overbrefigen,  wat-  op  het  groote,  te  midden  ótr  kXgkttittnt 
«bewegingen,  ioc  voortduwing  «der  handelenden,  tot  opwek*^ 
king  eb  leiding*  van  hét  gevoel  verdrekt,  —  wie  uwer  zal 
idit  veföordeeleot  —  De  eer  Is  de  Hshaduw  der  déngd.  Dat 
'gevoel  pogen  W^ ,  afs  de  bk>n  van  zoo  veel  'gti^ók  éfa  règtk 
fchapena,  in  de  jeugdige  harten  mütder  nóg  op  te  wekken  ^ 
day  wel  if&m  verdandige  figdng  te  gevefi.  Daartoe  fcbeuw 
ken  wy  die  teekenen  van  otfze  if*  of  goedkeuring ,  die  eeii« 


D$R  4TAQ9  ARIIEN^CaOIrlN.  4^ 

vQHdige  kisderpsiisies.  Eo  na»  g^  ail^»  lley«  Ueincol  vpor- 
werpen  van  Qoze.  zorgen  1  gij,  die  u  de.  eer  der  .opderfchei- 
ding  hebt  waardig  gemaakt)  gij,  die  bier  tegcm^poordl^,  en 
afzonderlijk  geplaatac-.  ay t ,  coooc :  .aait  deze .  vergtd^ing , ,  wac 
gy  oacvingt;  m  ^4^  2^^^  eene.eer  waardigl'  / 

TusfcAenzang. 

Geinkkig,  die  tot  '4  levens  diicb 
^Met  onbezorgde  blprchap:  nadert  I 

Die  f  ziel  en  zin  gezond  en  frisch  » 
Zich  krachten  voor  't.  genot  vergadert; 

Die ,  wat  Gods  Vaderhand  hem  biedt « 

Altoos  met  dankbre  vreugd  geniet  I  "^ 

.  Die  rnstlg  en  .tevreden  zit, 

Wat.  rang ,  wat  plaats  hem.  zy  befchoreni 

Die  om  geen  wulpfche  fpijzen  bidt,      -r 
Geen*  dartlen  drank  zich  heeft  verkoren  j^ 

Die  nimmer  morrend  zich  vergast» 

Of  onverzaadiyit  om  zich  usti 

W;at  rqke  volheid  overal  ( 
Wat  fp^zlging  voor  aller  monden  I 

*t  Gene  aller  honger  dillen  zal , 
Wordt  aan  Gods  Vadexdisch  gevonden, 

*t  Zij  hoog  of  laag»  of  fchaarsch,  of  veel, 
m.  *t  Krijgt  alles  eens  zQn  nnctig  deel. 

Ook  wij ,  wg  naadren  tot  dien  disch ; 
Gods  Vaderliefde  zal  dien.reeglen; 

Wat  plaau,  wac  fpijs  hier  de  onze  eens  is, 
Zal.de  eigen  Vadermin  bezeeglen; 

Maar  *t  hangt  aan  fmaak,  aan  kens,  aan  kracht, 

AVle  onzer  hier  verzading  wacht. 

De  ziel  zij  rein,  het  hart  gezond; 
Slechts  de  arbeid  doe  den  Inst  ontvonken; 
Nooit  tast'  de  hand,  nooit  fmacht*  de  mond 
-  Naar  *t  gene  aan  andren  wordt  gefchonken  t 
Dan  worden  wij ,  bO  znnr  en  zoet , 
Met  de  echte  levensvreugd  §evoed. 


4ft#  VtRf LAO  VAN  DSN  iTAAT 

• 

-   d  G9 »  die  ons  de  krtchcen  (blteskc  I 
'Bie  hart  en' zin  gefcbikc  wik  maken» 
Om »  by  hetgeen  ons  fpiiBt  of  drenkt  p 
*''Sen  cüivtr  levènaheil  te  fmtken ; 
Ziet  *t  kroon  der  armeB  om  u'  ftatn  ^ 
En  neemt  zijn  dankend  Joflied  aan  I 

Wanneer  dan  eent,  in  later  tifd , 
Ook  wy »  tfan  *b  leveot  dtsch  gezeten , 

Gevoeien,  wat  ons  liart  terbllfdt, 
£n  wat  wij  jnicbend  weIkom^heetèn> 

Dan  wordt  voor  n  ons  dankgebed  • 

Opf  nieuw  met  geestdrift  ingezet, 

o  Dterbre  grond  t  o  Nederland  ! 
Wel  waardig,  dat  we  n  zéegnend  noemen; 

Wie  (bhetst  de  trouw  ,  den  broederband , 
De  menfchenmin,  waar  ge  op  kiint  roemen? 

Wat  ook  de  trots  der  volken  toon*. 

Van  déngd  én  moed -komt  u  de  ktoon. 

Aan  onze  Stads  Armenfchoten  is  nog  eeoe  andere,  zoo 
w^  geiooven  lofwaardige ,  inflelting  verbonden^  Het  is  die  ^ 
namelijk  9  waar  jcwgelingen  van  meer  dan  gewoilt  bekwaam, 
heden  en  goed  gedrag  worden  opgefeid;  om 'zelve  te  knnnaii 
onderwazen ,  en  dus  leetmeesters  der  jeugd  te  worden.  Het 
geul  der  aanwezigen  is  thans  5a ;  zQnde  43  werkeiyke ,  en 
9  kandidaaukweekelingen.  bit  jaar  werden  er  10  op  nimiw 
aangenomen ,  en  a  bevorderd  tot  tweede  ondermeesters ;  tef- 
wQl  er  onderfóheidene  tot  verdediging  van  ons  dierbaar  va- 
derland zfjn  uitgetrokken.  Uit  de  kweekeiiogen ,  b^  deze 
inrigting  tot  onderwijzers  opgeleid ,  konden  wij »  in  dit  jaar « 
tot  tweede  ondermeesters  benoemen  gserit  ravinstvn 
en  J*  o.  mky.nink;  van   tweede  tot  eerde  ondermeesters 

£•    W^BRANDS,     D.    'KRB  ilM  E"  eai:).-»»' C   STIBR  S;  ter- 

w^i  wQ  het  affterven  van  den  verdienfieliSkeii  eerften  onder- 
meester jan  VAN  DUINEN  becreureo. 

Door  deze  inftelling  nu:  wordt  het  oogmerk  krachtdadig 
bevorderd ,  om  het  verbeterd  ondecwtis  zoo  algemeen  te  ma- 
ken ,  als  mogelijk  is.  In  den  loop  van  dit  jaar  beleefde  zy 
haar  2$  jarig  .beftaan;  en  o,  hoe  zoudt  g$  getroffen  z^n» 
indien    ik  u  al  het  goede  kon  aanfchouwel^k  maken,  wat. 


ook  cloor  dese  iiHleUIng»  g^qrepde  4ie  reektvtn  jaren,  aan 
bec  oude  geuouwe  HoUami»  •n^^elf9  b^er  en  dtar  «an  hec 
van'  ons  afgefcbeidtOvr^ieG  gero)iindirlek(e..ZiiideQ«  gefchdn. 
ken  werdr  Ja,  ook  uit  i^c^midd^pUQt.jdezer.infteUIng  wor- 
de» de  ftraleo  van  'kei»Bifr«  fmaik  lyi  deugd  Ovef  de  geheele 
oppervlakte  van  ona  ntderlandi.  «arrprekli  ^e»  doet  zy  liec« 
gelve»  ook  van  dien  kanc^  eeoe  -d^  achtingwaardigfte  i^laatren 
in  de  rlü  der  befchuNe  volken  veavnUen... 

GQ  baJt  regc,  verdienfteJtfk.Redepatrl  coeo^gQ  ona  vader- 
land êêM  hiilig  (émd  noemdec  («)•  Ook  in  dic  opzigt  vetdienc 
bec  dien  eernaam  een  volleê        n  |. 

De  gang  van  bet  x>nd«i:wttft  echter,  wa^,  zelfa  oog  iïi  de 
iSde  Eeuw,  bekroaipen,  wankelend»  zonder  eenigen  Vormt 
en  geheel  aan  bec  toeval  overgelaten.  Strenge  tucbc  wu  bec 
middel  ter  bereiking  vun  bec  onvolkomen  dpeU  en  becgeeo 
er  onderwezen,  werd  bepaalde  zicb,  maar. al  te  veet,  coc 
kerkeiyke  of  ftutkopdige  begrippen;  aliea  Oecbca  op.bee  ge- 
hengen  werkende»  zonder  het  verftand  ^e  vormen »  of  bec 
hare  te  verheffen* 

Oe  19de  Eeuw  moge  wel  eens  coc  een  cegengefteld  nicerfte 
zyn  vervallen;  oordeel  en  ondervinding  doen  den  gan^  van 
hec  oaderwSf  hetzelve  na.  vermeden »  en  pogen  chans  de 
voorwerpen  dier  zorgen»  en  daaronder  ook  bec  krooit  der 
beboeftig^n»  voor  den  IMnd».  waartoe  zy  beftemd  z|jn»  zpo- 
danig  ce  vormen»  dac  zq^  wanpeer,  bec.  der  Voorzienigheid 
behaagde  hen  in  andere  ftanden  te  verplaacfen»  zich  nimiMr 
over  bet  fmartel^ke  eener  verbenzelde»  zoo  niec  bedörvene» 
jeugdige  vorming  kunnen  .bedaoeven* 

En  o»  hoe  fmarceiyk  ia  dit  laatftei  ik  beroep  mtf  op  u 
allen,  mannen  en- vrouweii I  die^.xelv^  in  den  defcigen  mid« 
delfland  opgevoed ,  a  zoo  dikwerf  mee  m^  over  het  wan* 
ftalcige  onderwas»  hetwelk  er  nog  in  onzm  jeugd  op  de 
fcholen  beerachte»  bedroefder.  Hoe  .ontelbare  malen  maakte 
u  deze  ontbering  niet  elke  veredeling  van  uzelven  dub- 
bel moeQeiyk  I  Boe  beafaaalde  analen,  ben^ddet  gQ  bet  hun, 
welke  naderhand»  dbor  eenig  Akademiach  oriderwSa;  cenmiofce 
gedeeltelijke  vergoeding  ontvlogen  voor  deze,  uit  bekrom- 
penheid van  'geeat'»  vooroordeel».,  en  overdreven  zucht  voór 
beroep  en  handel»  ontftane  verwaarJoozingi 

O  De  Wei  Eerw*  c.tw«  wBSTBABAaN»  in  eene  L<er« 
rede»  geplaatst  in  No*  ié  iBgi*  van  dit  T^dfthrift. 


4>4  TEAUrAO  yiAti  DCN  ITAAT 

»  Waoocér  oMe  jongelingeii  d^n  Stids  Afmenfchblett  te»» 
Jtces,  Tiodeo  zl),  do<Mr  zich  voor  het'vtdsrKjk  beroept  f  e 
•bekwtmen,  of  elderi ,  bet  middel  cot  een  eerlqk  beftttiu  B^ 
de  meli)es  neeint  tUet  eene  andere  rigdng.  >  Z^  keereo  tct 
^dbn  baifeljfken  kriag  Ktrug^  en  viadeo  daar  niet  alcgd  de 
felegenbeid,  cün  zich,  door  het  leeren*  van  nattige  vroQwe- 
IQke  handwerken ,  voor  den  dienstbaren  ftand ,  of  voor  de 
pllgten  van  goede  boifmoeders,  gefchikt  ce  maken.  Ook 
*liiervooc  la,  zoo  veel  de  omftandigheden  zniks  veroorloven, 
^  oste  Stadt  Armeufcholen  gezorgd.  De  20odafiige*der 
metsjet,  welke  door  een  braaf  gtdrag  eo  aanbondende  vl0t 
'hebben  nitgemoot ,  ontvangen ,  op  onze  beide .  Werk-^  en 
.Léerfcholen,  dezen  onfebacbaren  zegen.  Daar  worden  "z^ 
onderwezen  in  óie  nuttige  vronwell^ke  handwerken,  welke 
ieder  meisje  vereerèn,  en  haar  in  ftaat  ftelfen,  om  eenmaal 
de  ftenn  van  haar  hnisgezin ,  de  zegen  voor  echtgenoot  ta 
kinderen' te  worden. 

^  Niet  minder  dsn  onze  overige,  voldeden  ook  deze  Werk- 
en  Leerfcholen  in  die  jaar  aan  onze  verwachcing;  terwQl  de 
'waardige  onder  wij  zeresfen  hare  taak  met  Ijver  en  getrouw- 
heid  volbragten.     153   Meisjes  werden   aldaar  onderwezen; 
'zynde  er  in  dit  jaar.  61  door  Mevrouwen  Regeocesfen  ontfla- 
"gen,  en'' 58  wederom  geplaatst;  welke  eerstgenoemde  melr» 
jes ,  naar  evenredigheid  harer  vorderingen  en  gedrag ,  een  ge* 
fchenk  in  kleederftnkken  ontvangen*    Binnen  weinige  oogeo- 
blikken  zullen'  ook  zij  n  eenige  proeven  harer  vorderingen 
aanbieden. 

En  glJ ,  waardige  Vronwen  I  die  uwe  zorgen  ten  nncte 
dezer  inftelUng  zelfs  zoo  verre  ultftrekt,  dat  gQ  al  het  mo- 
gelijke aanwendt,  om  deze  meisjesl,  (voor  zoo  verre  zij  lot 
den  dienstbaren  (land  zullen  overgaan)  by  het  verlaten  der 
'Werk-  en  Leerfcholen '  van  goede  dienden  te  voorzien,  oat- 
'  vangt  voor  ai  dat  nuttig  en  edel  pogen  onzen  hwteiyken 
dank  en  den  Goddelijken  zegen! 

Er  blijft  echter,  en  waarom  zonden  Curatoren  zulks  niet 
,  erkennen?  ten  aanzien  der  gevolgen  van  het  hier  gegeven  on» 
derw^s ,  nog  iets ,  en  wel  iets  zeer  wenfchenswaardigs ,  ov>er* 
BQ  het  verlaten  dezer  (bholen  treedt  het  meisje  meestal  terag 
tot  den  bulfeiyken  kring,  en  biyft  daar,  fom wijlen  tu>g 
lang,  onder  het  onmlddeiltfk  toezigt  der  ouderlijke  zorgen. 
Maar  de  jongeling  treedt.dadeiyk  in  het  woelige ,  werkzame 
leven.    Meer  op   zichzelven  (hiaade',  ii  h^  ook  meer  bloot-. 


'^ittüé  MO  tldfe  ifw9kiDg«n  eo*  veritidisgeii.,  wttiMii 'de 
•jci^;  zonder  cudit  e»  opzigc,  miar  al  te  teel  is  bloorge- 
field*  ^Mde  <be€  do  niet  te  wenrcben  z^o ,  dit  de  <org 
nrtoor-  hec  gedrag  dier  jongeUegén,  welke  onze  fcholen  veflk- 
-teo/oog  eenigett  t||d  koude  voortdsreiif  dat  Ctfritorèn  dnr. 
-over  e^n  wakend  oog  hotiden  kónden,  en,  m  gepaaee  gMi» 
i^ftbeid;  hoime  af*  of  goedkeuring  over  bet  geditg*'dfer 
TfODgettogeii/  konden  doen  kenbiar  worden  f 

irercbovWt,  M.   H.,  decen   wenaeb  ecbter  geentziAt  Hit 
eene  begeerte  naar  bet  onmogélQkel    Neenl  reeda  ^edeellt- 
'i9k  vindt  b9  «Qne  vervQlling. 

.     Dit   vervofitng    bebben    wij    te    danken  aan  den  edelen 
'  man  (^} ,  die  tbana  in  de  Eeuwigheid  bet  loon  ztfner  welda- 
dige bedoelingen  fijiaakt,  en  die,  vöör  mim  elf,  jiaren,  oooe 

•  feholen  net  een  gefcbenk  in  gereede  peoaingen  vereenie, 
.«nder  de  bepaling,  „  êat  uit  ét  imtresfen  dier  geiitn 
'  *i  jaariijks  een  zeker  aantal  jongelingen  ^  weike ,  na  het  refm 

laten  deur  /cholen »  meer  dan  tv^ee  jaren  nick  ep  eenig  nuttig 
ambaektf'  ef  in  ten  gefckikt  *  beroep  ^  werkuaam  ^  eerlijk  en 
aUéains  braaf  betoond  hadden^  een  gefchenk^  ah  bewyt  yan 
onxe  bijzondere  goedkeuring^  moet  worden  uitgereikt!^' 

*  Die  'jongelingen  nn ,  welke  onze  fcboien  met  een  kfefijk 
'getuigfchrijt  verlaten ,  bebben  voorzeker  de  eerile  aanrpraak 

op  die  onderfcbeiding.     Curatoren  benoemden  dus  eene  bff. 

rondere  Commllfie ,  ten   einde  een  wakend  oog  óp  bet  ge- 

ïdrag  dier  jongelingen  te  bonden.     Sedert  den  aanvang,  en 

'dus   federt  elf  jaren ,  beb  ik  de  eer ,  lid  dezer  Commisfln  ie 

'z^n;  en  bet  Is  inderdaad  met  aandoening,  dat  ik  op  nieuw 

'verklaar,  dat  wij,  gedurende  deze  jaren,  onder   het  grooc 

aantal  .van  hen,    geen  enkel  jongeling   gevonden  hebben, 

die   door    wangedrag   deze    onderfcheiding    onwasrdfg    waa 

geworden.  Wat  zeg  ik  t  ^  genoegzaam  allen  verdienden  deïe 

vereering;   zoodat  wi|  dikwerf,  aan   het  getal  bepaald,  en 

geene  keuze  kunnende  doen,  de  befliffing  aan  het  lot  moes- 

'  ten  overlaten.     Ook  heden  zn!t  gij  op  nieuw  een  zevental 

•  zulke  oppasfende  en  brave  jongelingen  de  blijken   van  ons 

'  welgevallen  zien  ontvangen ,   en  zal  ik  u  hunne  namea  en 

perfonen  doen  kennen ;  terwijl  het  aanfchouwen  dMrvan'  n 

op  nieuw  zal  doen  zien,  dat  wij^  door  bet  onderwijs,  dat 

op  onze  fcholen  gegeven    wordt,   dtiA  kinderen  niet  olt 

'^  .  .  /» 

(*}  De  Wel  Ed;  Heer  j.  w.  kön  Wi 


4^6  VeflH/l»ti  VAI^'  OftN  «TAAX. 

hmnm  Stnd  rokkeo»  mwr  hen  gefcblkc  en  bekwt«m 

te.  mtkeot  om  in  den  ftind*  wearin  God  hen  pUtifce»  goe« 

de  f  werkzame  en  bitve  bnrgen  dee  vaderltndi  ce  werdeo. 

•|a»  M«  ELfleec  het  ons  niec  verbergen,  nog  heeesdic 
hier  en  dut  het  vooroofdeel  ^  aliof  wi} ,  op  onse  Stedi  ^9^ 
nenfcholen,  de  kinderen  der  minvermogenden  te  veel  oodef^ 
wijieo ,  ben  uk  honnen  (bend  rakken ,  en  daardoor  aenleidiii^ 
gei:en  cot  di€  vermengiog  der  fttnden,  welke  «oor  de  mee 
en  veiligheid  van  den  Staat  zoo  hoogn  geveftrlijk  wor- 
den kan. 

De  kinderen  der  minvermogenden  te  veel  onderwi)ieof.««. 
WHinneer  wordt  de,  vpor  eene  eeuwige  ootwikkeliogbeftonde» 
menach  te  veel  oodetwezenl  Waar  is  de  Staat  helgelukUgfte  f 
Ie  het  déér,  waar  opknnde  en  onbefchaafdheid  de  woeitecMf^ 
ten  eener  ooftnimige  menigte  breidelloot  doen  voorthollen; of 
déér,wear  leiding  en  een  gepest  onderwijs  den  geest  befchsven, 
het  hart  veredelen,  eo  het  jemoed  tot  kalmte  en  ondergeTchlkt* 
heid  ftemmen?  — oGij,  wie  gij  ook  zijt,  wijst  mi)  de  grens- 
lijn,  welke,  niet  de  dwaasheiden  hoogmoed  der  menfchen ,  maar 
de  eeuwige vfiefcbikker  der.  ^menfchehjke  lotgevallen  .zelf,  hier 
getrokken^heeftl  /  . 

De  geopperde  .bedenking,  nopens  het  uit  bunnen  ftand  rak- 
ken dezer  kinderen,  trof  Curatoren  meermalen  en  inaig*  Hoc* 
zeer ^ voor  zichzelven  op  het  levendigst  ovennigd  van  de  on* 
gegrpndheid  derzelve«  zoo  wel  als  van  de  zuiverheid  hanner 
bedoelingen »  meenden  ,zij  het  echter  un  zichzelven  en  de 
maaifchappij  verfchnldlgd  te  zijn,  om  naar  i^og  meerdere 
zekerheid  te  d^^en  opzigte  om  te  zien*  Zij  bepaalden  zich 
dm  tot.  een  verolenw4  naauwlettend  onderzoek  dezer  belang- 
rijke zaak*  .Dit  had  tep  gpvolge,  dat  er,  federt  raim  twee 
jaren,,  bij  de  halQarige  Ezamens  en  op  de  wekelijkfche  kan« 
toorziuingen.».  geen  JQi)geliog  onze  fcbolen  verlaat,- zonder 
dat  Gutatoren  .aanteeket^en,  tot  welk  beroep  of  amtacbt  h^ 
overgaat*  En  hoie  ,groot  meent  gi]  nu,  dat,  'gedurende 
die  jaMiv  ei^  .pnder  bet,  aanmerkelijk  getal  van.  ruim  700 
jongelingen,  i  het  aaqul  .dergenen  is,  welke,  door  op  kan- 
torei^^^laatat.ie.zijn»  of  anfderzins,  eenigermate  aan. bunnen 
ftand  onttrokken  werden?  — '  Niet  een  enkeiel  Behalve  de 
weinigep,  welke  zich<aaq  de  zeedienst  of  den  krijgsmknsftand 
wijdden,  zijn  zij  allen  tot  een  gi^ast  beroep  of  tot  een  am*. 
bacht  overgegaan*  —  Hier  iets  meer  bij  te  voegen,  zonde 
de  reinheid  dezer  inrigiing  bezoedelen. 


Muf  4»»  «1  MQveti  zy  la  lianan  fttad»  barocdeit^ditt 
cocb  het  onderwijs  vtn  de  kinderea  der  aUavenaogeadeD 
niect^ln  de  grooee  boittrendinsg  vtn  den  Scaiic»  de  te  valnoe» 
naderiiff'^^  .}•  ▼erm#ogiqg  der  verfcbiliende  dunden;  -.eew 
coaaedetiac  ta  ¥ennengingy.  apo  gevatriyk  voor  aller  roK^ 
veHif  beid  p  ea  bet  volktgelfik  f 

Mi^^  4ia  bei  ondcrfcbeid  éin  ftaoden  poogc  op  te  lotfinit 
oodemQiie,  mee  eigene  baad»  betzelfde. geboaw^  dtc  itfae 
oabedichttAeaibeid<  nwtoc  ce  bevettlgen« 

I»MC  09#  eebter  ia  opregcbeld  de  waerbeid  Tprekenl  .  Vtn 
deae  bellfge  plaacf  mag^  jt  moet  zij  mee  .befcbeidene  openbir* 
«igbeld  geQirokea  woiiden.  -*  Indien  inderdud  bec  onderw^a 
der   miavemogeaden  bet  onderfcbeid  der   ftandea   te   veel 
xoada  wegnemen,  atn  wien  ii  zulkg  dan  te  wUcenf    Honden 
de  duf genoemde  boogere  fianden  in  den  gang  van,  bec  onder» 
wtta  wel  alt^d  een*  getykett  aed  met  de  mindere?    Heeracbt 
in  4e  middel*  en  boogere  üaoden  dat  levendig  befef  der  be* 
boefte,  die  vnrige  be^erte,  om  ietf  meer  dan  bet  dagelQka 
oaieraMjdemk  aopdiakeljlke  te  weten?    WUlen  de  vooma- 
aera  üanden  in  bet  maatfcbappeiigk  leven  verzekerd  zfin,  dac 
alle  vermeqging  onmogeiyk  biyve,  —  wel,  dat  ook  .zy  dan 
befte9dig  voorwaarts  ftreyen  in  het  verbeterd  en  veredeld  oa- 
derwii^  yaa  bnn  krooft,  en  beuelve  zoik  een  onderrigt  ge»- 
ven,  als  den  Nedeflapder  voegt  1    Dan  zullen  de  bQ  ben  ge* 
vestigde ,  meer  befcliiaafde  omgang  in  den  baifeiyken  kring^ 
de  meer  «dele  gfnoegens  van  bet  leven,  de  beoefening  der 
weteafcbappen ,  bet  geaot  der  knnften  tot  genoegzame,  waar» 
borgen  varftrekken ,  welke  de  zoo  gevreesde  te  ver  geirokkena- 
toenadering   verhoeden . zullen,    Nog  eenmaal,  dat  de  voor* 
naaert/ ftanden  fl^cbts  rustig  en  onvermoeid  voortgaan.. op  de 
veel  aiitga&tektei; . en  edeler. loopbaan,  hun  geopead,  en  den 
armeo  -de  krnimkens  niet  benyden,  die  van  hunne  rykvoor» 
zienc  tafels  vallen!  . 

Wie  bier  nog^een  oogenblik  ;(óade  knnoea  iwi>feien,  oos^ 
gezegende  beladers  ^van  (i^t  Qoddeiyk  Cbristendo^i,  ons 
vooral  zoude  deze  twyfelicg  b9og8t  onwaardig  zyn«,  o ,  Ala 
wy  ons  oog  op  deze  kinderen  (laan ,  is  het  dan  niet  de  op. 
perfte  Leidsman  onier  zaligheid  zelf, '  die'  bier  alle.'  Dwyfeling 
wegneemt?  Is  bec  niet,  alsof  Hy  ook  bds ^toeroept,  het* 
geen  Hij  in  de  velden  van  Oalilea  (nadat  H9  zoo  krachtig 
den  echten  verzorger  zyner  kudde-  teekende;  een*  verzorgt 
gcr,  wien  ook  het  geringfte  fchaap  zoo  na  aan  het  barte 
^VO  aiet   een   diep   gevoel  uitriep:  /Élzoo  ii  het  ooi  it  wit 


*4tt  Vérilao  tan  oen  staat 

niet  van  un^en  Vader  in  den  himei^  dat  een  van-dezg^Heinem 
'  zal  verloren  gaan  f  (•) 

Eere  zij  dus  de  loffelijke  Regering  dezer  Stad,  welke , 
'door  zoo  vele  milde  geldelijke  bljdr&geti,  ons  fn  rouit  fcélCt 
om  zoo  veel  nuttigs  en  goeds  te  ftiefaeen!  Eere  z^j  u,  lüQoe 
Stadgenootenl  die  op  eene  gelijke  wijze  ons  dsÉnoe  zoo 
krachcdidig'ondérfceunc!  Eere  zQ  ook  den -edelen  -Onbe- 
kende, welke  ons  in  die  jaar  oic  Batavia  bet  aanzienlek  ge* 
fchenk  van  ƒ  icoo  ten  behoeve  onzer 'InrigtingTcbonki    ' 

Maar  u,  mijne  Medearbeiders  in  dezen  nederlgen,  naar 
nuttigen  werkkring!  u  kan  ik  nevens  mi^zelven  geluk w«o* 
fcben,  dat  wy ,  in  bec  afgeloopen  jaar,  geen  onzer,  noch 
door  gebiedende  omftandigheden ,  noch  door  den  óoad^  w 
ons  midden  hebben  zien  wegrukken.  Ik  noem  dtt  wegruk^ 
ken ,  omdat  onze  vereeniging  zoo  mannelijk  hartelQk  is.  Ik 
doem  dit  wegrukken^  omdat  het  verbreken  van  eenenband, 
welke  den  meesten  onzer  reeds  jaren  lang  zoo  dierbaar  was, 
altijd  pljniyk  blij  ft. --Jaren  lang?  — Ja,  wel  jarenlang!  Of  is 
Uj  niet  in  ons  midden ,  en  nog  met  dezelfde  getrouwheid 
werkzaam ,  en  gaat  kif  riiet  nog  met  denzelfden  y ver  ons 
allen  voor,  hij,  die,  yöór  bijna  35  jaren,  een  der  edele 
üicbters  was  van  het  verbeterd  onderwijs  in  ons  vader- 
land (**)?  ZQn  zij  niet  nog  onder  ons,  die,  vóörrulm  twee 
jaren,  zichzelven  gelukwenschcen,  reeds  95  jaren  met  ons 
*vereenigd  te  zQn  (f)?  Is  de  edeie,  werkzame  man  niet  nog 
een  hechte  (leun  van  onzen  genoegelijken  kring,  die  onlangs 
in  ons  midden  mer  dankl?aarheid  gewaagde,  25  jaren  met  ons 
geirbeid  te  hebben  (|)f  Deelt  hij,  die  tot  u  fpreckt,  niet 
reeds  meer  dan  71  jaren  in  dien  zegen? 

Toen  een  der  fchoonfte  fieraden  van  het  naburige  Dnitsch» 
land,  de  voortreffelijke  ubrder*  zijne  laatffe  oogenl)Mkken 
voelde  naderen,  fprak  hQ  tot  zijnen  zoon:  „  Verfchaf  mi) 
eene  heerlijke,  grootfche  gedachte,  opdat  ik  mij  daarmede 
verkwikke  P'  (J)  O  ,•  mijne  Medebroeders  I  zoodanig  een  denk- 
beeld zal  voor  ons  het  goede  en  edele  z^*n,  hetwelk  wQ  hier 
hebben  pogen  te  fiichten.    Gaan  wij  dan  rustig  voort  I    God 

(•)  Matth.  XVIII:  14. 

C**)  De  Wel  Ed.  Heer  joh*.  büYs. 

(f)  De  Wel  Ed.  Heeren,  Mr*  o«  j.   van   lenmbp   en 

JERONtMO  DB   VRIBS. 

(1)  De  Wel  Ed.  Heer  p.  charl<. 
'    (S)  Gedachten  van  iban  paul,  Ifte  Deel,  bladz.  151. 


legeoc  onze    pogingen  op  hef^  zigcburic»    In  het  luttt  ea  * 
treffendst  oogi^nhlik  yan.qnaieven  z|l  b^t, herdenken  dftsr» 
vtn.    voor    onf    tüen»   crooBtend^   opbenrend»  ziel  verhef- 
fend  zj|jn.  . .    ; 

,  £d  gij  allen,  mijne  geachte  Hoorden!  wendt, thana  awe 
•fodacbt  van  mij  af»  en  veitigt  haar  op  deze  kinderen!  Z9 
(baa  gereed,  om  u,  door  eènige  weinige  ^roeyen,  hunne 
gtnaakte  vorderingen  te  coonen.  Hun  hart  glóeft  reeda  van 
verlangen.  Verwaardigt  u,  in  hunne  vreugde  te  deelenl 
Viert  met  hen  en  ofis  dit,  eenvoudig  kinderfi^êst I  o,  Het  fa 
ieta  opbeureods»  te  middeq  v^n  de  geweldige, /tonnen  der 
meivfchelljke '  driften,  te  midden  der  hevige  Tc^okken,  welke 
ona  dierbaar  vaderland  i>edreigen,  'met  kalmte  in  de  vreugde 
dezer  kinderen  te  mogen  deelenl 

Komt 'dan,  gij  van  Gpd  gezegendenl  gij »  vpor,werpen  van 
onze  onvermoeide  zorgen!  kpm^  dan,  geliefde' !kinderenl  ver» 
bengt  u  hartelijk!  Allen/  welke  gy  voor  &f 'rondom  u  ziet, 
deelen  in  uwe  biydfcliap,  zullen  met  belangfteltin^  uwe  vor- 
deringeii  Zien «  en  danken  met  u  den  AUegetfaar;\]at  zij  bur- 
gert  zijn  van  een  vaderland,  waar  zoo  véél  menfcbenllefde, 
xoo  veel  (lille  deugd ,  en  nbg  zoo  veel  zielekalmte  woont. 
Treedt  dan*  toè,  antwoordt  mee  befcheiderre  i^rt^oedigheid, 
en  ontfluit  ona  aüeriuin  door  uwe,  wel  eefAVQudlge ,  maar 
coch  hartelijke  zingen! 

S lofzang. 

KOOR* 

Zaalge  dagen ,  MUde.  ftondea , 

Als  ona  oog  in  't  fcboolboek  .Im  %' 
Wat  al  deugd  hier  w^rd  gevonden, 

Hoe  gelukkig  Neetland  waa; 
Hoe  z^if  ftiiie  godsvrucht  groeide,. 

In  de  ftormen  van  het  leed ; 
Hoe  *e  voor  legt  en  vryheid  gloeide. 

En  met  vaste  geestkracht  (Ireedl 
,    '         Doch  der  vaadren  moed  en  glorie* 

Rezen  wel  voor  *t  kinderoog; 
Maar  het  was ,  of  *a  landa  historie 

Ais  een  zoe^  droom  vervloog. 

^- 
Wg  leerden  wel  van  *t  grootsch  .verleden , 
Wat  Neérland  waa  voorheen ; 


43^     VERSLAG  TAN  DEN  STAAT   DftR  STADS  AaMENSCHOLBN. 

B. 
Hoe  itavr'its  eo  de  ruiter  ftredeo; 
Mair  *c  WIS  reeds  lang  geléen, 

KOOR. 

Doch  verraad  eo  list  en  fnoódbeid 

Schokten' vreesiyk  Neèrlands  grond;  — 
Nü  was  ^JC ,  of  der  vaadren  grootbeiii  , 

Fier  hérrezen,  voor  öns^  ftdnd. 
.^  |«»  wÖ  zien  *s  lands  vanen' wappren'; 

Moed  en  tronw  vuurt  alfen  aan. 
En  h  geloof  aan  God  fchept  dap^ren, 

Dfe  wcêr  vast,  aTs  rotfeii,  ftaah*  '     ^ 

ói  'Nn  riJst  eerst  's  liinds  historie 

Heerl^k  yoor  ons  kinderoog: 
Want  der  vaadren  moed  en  glorie 
f  '       iijn  ]^een  droombeeld  ,*  dat  vervloog. 

Van  waar  die  diengd,.  zpo  grootsch  herrezen  ^ 
\    Pgt  oog,  naair  Godf  gerigif 

,'    .'   ••  ,         • ..  •      .-   P*'    '••    ,  ►  >  I  '.  •  ••  -    • 

, .  £(et  woont  by  hen,, die  deAlnugt  vreezen». 
..  .Eu  trpow  zQn  aan  buno*  pligu 

^. 
Hf}  vindt  dien  roem«  wiens  geest,  ontwikkeld,  ' 
Voor  eer  en  braafheid  leeft  i 
A  ' 
Wien  de  Qver  tof  den  «rbefitf  prikkelf , 
Aan  orde  en  wét  verkleeM. 

KOOR.      '     • 

Heil  ons ,  heil  ons ,'  zulk  eeri  zegen 

Schenkt,  ook  ons,  het' vaderland !    - 
Als  een  vrnchibre  zómcrrtgW 

Ströotet  het  nit  zïjn  milde  hand.  '  -'- 

Hoot  den  dank  voor  zuHt  erbarmen ,  ^  ' 

Dierbaar  tfeérland  f  te^ft  flien  aan T  .    ' 

GU,  gIJ  helpt  hét'króósf  der  arnfcni 

GÖ.  gö  hebVhef  wél  géd*an-T 
Maar  *tz2l  ook  ,''16  Vreugde  en  igden. 

Wat  er  weniele  ^f  verdwijn*. 
Voor  u  lev^ö ,  wérken  ;*lky*lff. 

En  uw  tronwfte  burgers'^zgnr 


KIEUWE  TELftGaAAF   VOOa  J>&N  KOOPUANDfil.*  431 


NIEUWE  TELEGRAAF  VOOR  DEN  KOOPHANDEL. 

Xn  de  Revue  Enejchpédique  van  Nov.  1830  vindt  meü'ge» 
wag  gemaakt  van  eêne  vernvfttge  gedachte  van  den  Heer 

ALEXANOER    PBRRIER    DE    TOURRETTSf,    Omtrent  de 

oprigting  Van  Dag'  en  Nacht •Tekgrdf en  ^  voomameli|k  dien- 
ftig  voor  den  Koopbandef,  en  welke  ftan  denzelven  inderdaad 
geen  onbelangrijk  voordeel  ronden  kunnen  toebrengen,  door 
den  ongemeenen  fpoed,  waarmede  daardoor  tijdingen  van 
allerlei  aard  zouden  kunnen  worden  overgeb'ragt.  ^  Bij  meer» 
dere  herleving  van  den  Handel  in  ons  Vaderland /zou  dus- 
danige Inrigting  dan  ook  vkn  hec  hoogde  belangd  kunnen  wor* 
den.  Het  zou  echter  iiiet  raadzaam  z^n ,  om  er  die  alge- 
meene  ftrekking  aan'  te  'geven,  welke  de  fteller  van  hec 
bedoelde  artikel  bedoelt,  namelQk  om  dezelve  ook  dlenltlg 
te  maken  tot  het  overbrengen  vata  iQdlngen  voor'bQzondere 
perfonen ,  waartoe  de  gewone'  bHevenpbst  nog  alr^d  gefchikc 
en  fnel  genoeg  is.  De  Handel  echter  zon  er  groote  voordee* 
ten  uit  kunnen  trekken:  want  cenè  bQna  onmiddeil^ke  mede- 
deeling  der  tijdingen  tnsfchen  de  Beurzen  van  Amfieriam , 
Rotterdam  en  b.  v.  MiddeWurg  of  andere  plaatfen ,  moet  van 
bQzonder  l)elang  zijn;  rercvijl  iit  den  winter,  met  4'sgang  op 
de  rivieren,  of  ook  bi]  ftormWeéf  op  de  Zeenwfche  (hoo- 
rnen ,  de  loop  der  tQdhigeti  nimitnér  verbroken ,  en  zelfs  gee* 
neriei  oponthoud  daardoor  veroorzaalrc  wordiS. 

Bene  meer  algemeene  bekendwording  dezer  geduchte  kan 
In  ons  Vaderland  -niet  huttefoos  worden  geacht.  Het  vol- 
gende uitcrekfel  moge, er  een  algemeen  begrip  van  geven.  W4 
«uilen  echter  alleen  mededeelen  *t  geen  op  dén  Handel  toe- 
pasfet^k  is.  .  1       .• 

De  Koophandel ,  zegt  de  ftelter  van  het  bedoelde  artikel  ^ 
heefc  flnds  lang  ondervonden,  xlat* de «te|fenw4K>rdlge  dienst 
der  brievenposten ,  hoe  goed  ook  ingerigc  en  dagelijks  nog 
veilieterendè ,  échter  xAki  génoegza(am  is ,  €fm  aan  alle  nood- 
zakelijke behoeften  te  voldoen :' de  groote  Handélhnf zen  ge- 
ven dagelijks  allerbelangr^klte  Ibmmen  nic  aan  Couriers ,  die 
dikwQfi  maar  weinige  uren  ^ódr  den  gewonen  post  aadko- 
mem.C»)  '     .;    "  '"''  '     ''''     "■  . 

'  (*)  Dat 'de  middelen  tot  mededeeling  van  tQdIngen  nog 
niet  genoegzaam  geoordeeld  worden,  blijkt  genoegzaun  uft 


43^1  «IKÜWB  ISLBMLAtf. 

«en  wat'  nog  irier-op  de  gedacbce  geioaMD^  oo  de  b^at 
oogefibllklcelllke  fiieibeid  der  Teiegraif  op  den  Haodel  toe  ce 
paafiiB*  .  Die  voorilel  ia  dan  ook  door  geheel  Fnmkr^  loatK 
g^niebc,  en  men,  kM  daanik  opmakeii^.dac  eene  omtorn ^ 
vfog  van  fuhlUkê  Tsiegréifen^  in§iri§i  9ur  dek  êfmulel^  ia 
deae  4>ehoefke  kan  vooriien,  en  cevena^ipec  zeec  grootev^oer*. 
dttlen  de  middelen  van  geoeeofclmp.  kan  volmakea. 

Om  aan  de  Telegraaf  d^z&  nienwe  toepaifing  te  gerest' 
waren  er  echter  vele  verbeteringen  noodzakei^k.    W9  zoUea: 
er  voomameJijk  twee  doen  opmerken ,  waaromtrent  tot;  heden 
aUe  moeite  en  onderzoek  te  vergeefs  waren  geweest*   fiovea 
alles  moest  aan  dezelve  een  fystema  by  macht  worden  gegeven^ 
of  liever»  men   moest  een  geheel  nienw  fystema  bedento»^ 
dat  zoowel  bQ  dag  als  b\j  nacht  kon  doorwerken,  en  /c .««elk 
zicb .  zulk  een  groot  gedeelte  van  den,  t$d ,  dat  teveQa..7#a 
voordeelig  \s  tot  overbrenging  van  tijdingen  •  kon  ten  nnue 
maken  y  zoodat  men  bj  het  einde  van  den  dag  niet  geoood«i 
zaakt  was ,  om  de  dikwijls  zeer  belangrijke  tijdingen  af  te 
'  breken.    Ook  moest  men  bet  fysteme  zoo  eenvoudig  rnikev » 
de  telegrafifche  taal  zoodanig  venijken,  en  hare  nltdrokkitig 
zoo  fnel  doen   zijn ,  dat  ,het  getal  der  op  één*  da^  ver- 
zondene   t^dingen  alle  de  te  verwachtene  vragen  kon  te  bo^ 
ven  gaan.     £n   eindelijk  moest  hec   middel  niet  te  koacbc^ 
zQn.  (*) .  De  tot  alle  deze   einden   nieuw  -uitgedachte  Te- 
legraaf 'beftaat  uit  een  hoogst  eenvoudig  werktuig,   waant 
van  de   hierby  gevoegde  teekening  een  oppervlakkig  begtlp 
kan  geven.  .        .    -^ 

Aan  dit  werktuig   zijn   vier    lantaarns,  waarvan  de. iweOi^ 

de  xooigettaamde  duiyenf$sten  ^  die  door  fomntigea  wofden^nei 
bruikt,  en  die  m.et  ongemeene  fnelheid  de  t^fdingen  o«ed>iaft^ 
gen;  doch  de. deiven  moeten  telkenreize  wederodi wtggelffftit 
worden ,  terwiljl  ze  alleen  voor  enkele  perfonen  nucrig  eflfc''^ 

(*). Behalve  den  nacbt  Is  er.  (ten - minfte  In. .ons  l{edge- 
land)  e^ne  tweede  ooruak ,  die  de  oQafgdvokeoe  of ^bri^ 
ging  van  t^ding^  kan  verhinderen^  nameUJk  de  mbt^  weUy 
hindernis  allermoeyel^kst  is  om.  weg.  te  nemen;  dgeh  AW 
d».  dikke  misten  laag  draven  en  de  Telegrafen  hoog  .gffteld 
cijn,  en  daarbilj  zulke  zware,  diltke  misten  niet  zeer  k%^ 
.doren,  zoo  mq^  eene  jzeodanige  veihladering  ook:Moit^ze^ 
lang  knnnen  aanhouden. 


VOOR  MN.  KOOPHAlimL.  43t> 

A  ^  AS  oabe vefeld'k  l^ven ,  cerwif  1  de  b^iie  tnderea,  B  en  B'', 
dch  kunnen  bewegen ;  en  dese  latcüen  maken  door  hare  opvol « 
gesde  Handen,  in  betrekking  tot  de  eerneQ^  of  vaste  hnaiarns^ 
de  verfchillende  ceekeni  uit,  om  de  ^geheela  correspondentie 
alt  ie  drakken.  In  de  beweging  dezer  vier  lichten  ligt  de  gebee» 
Ie  lelegraifche  taal  opgefloten.  £ene  v^fde  lantaarn»  C»  worde 
beneden  de  vier  voornaam  den  gefteld;  zQ  beweegt  zich  tU 
h^m  IMcs  en  regcs,  en  dient  fleckcs  voor  de  bijzondere  mede. 
dariingen  der  beftnnrders  van  het  werktuig  onderelkander.  (*) 

Op  des  9  September  1830  is  er  bü  den  Mafquis  pE  F'oa« 
.  f  >A-  .eene  proef  met  dit  werktuig  genomen ,  in  tegenwoor* 
dlgbeid  ven  een'  Gomyisfaris  van  bet  Franfche  Gouveme« 
iptBié  Hetselve  brengt  9  in  gewonen  tyd,  vmn  drie  m  yi^r 
fiHim  in  ééne  minuut  over;  dat  is ,  meer  dan  tweehondird  fn 
êm  uur*  Tweehonderd  feinen  nu  (lellen  meer  dan  honderd* 
i^^f/Üg  voorden  voor.  Het  werktuig  kan  dan  in  één  uur  ten 
aUofie  tien  tydingen  overbrengen,  iedere  tydlng  zamengedeld 
uit  twaalf  k  v^ftien  woorden ,  'c  welk  genoegzaam  is  voor 
fooffgelQke  berigten,  waarvan  bet  laconismus  een  noodzake*  - 
l$k  vereischte  is.  (f) 

De  prUs  voor  de  t^dingen  zoi^  zeer  gering  kunnen  gedeld 
Wfliden,  en  desniettegénftaende  zeer  voldoende  voordeden 
geveo  «an  de  ondernemers. 

De  voordeeien  van  eene  zoo  fnelle  conespondentie  z^n 
lO^r  dea  Handel  onberekenbaar  en  onweérfprekelyk ;  maar 
het.  groptfte  voordeel  i^  daarin  gelegen,  dat  men  als  in  een 

(*^  Deze  fcbeis  zal  b^  het  eerstvolgende  No.  worden 
wdegedeeld. 

'  Cf)  De  gedachte,  om,  door  middel  van  vuur  of  lichten, 
ciMii«nn  over  ce  bieagen,  of  wel  ftlnen  te  geven,  if 
Dka.fekeel  nieuw.  Het  fchönt ,  dat  reeds  de  Grieken  en  Ro* 
moinon  deze  foort  van  mededeellng  hebben  gekend.  Z^  be- 
dieaden. sich  van  brandende  vuren,  die,  naar  hunnen  affland 
van  elkander,  of  naar  de  kaneen,  werwaarts  z^  brandden, 
ükfif  letten  en  woorden  aandnkidesii  docb  deze  manier  was 
Hit  veel  ito  gdvnik,  uithoofde  van  de  menigvuldige  beleid 
Ws,  wiaamede  zQ  gepaard  ging.  (Zie  Jigemoen  fFoordem* 
^hek  van  misuwenhuis,  art.  Teiegroé^.) 

Soa  liet  gas  geen  gereed  middel  kunnen  aan  de  hand  ge» 
vca,  om  eene  geheet  door  gas  verlichte  Telegraaf  des  oachia 
te  kunnen  dooi  werken,  en  zniki  dan  op  eene  nog  beiew 
«9>«»  dan  met  lantaarns,  in  te  rigten?  >> 

MtiiMLW.  iS5'«  Ko.  9.  H  b 


^434  NirüWE  TELEGRAAF • 

•  ooge&biik  den  ftaac  van  zaken  vin  alle  plaacfen  doorziet ,  en 
sich  als  *c  w'are  op  alle  Beutóen  ce  gelijk  bevindr. 

De  ecDigé  tegenwerping,  die  meo  tegen  de  genoenide  en 
zoo  vele  andere ,  van  zelf  in  het  oog  Vallende  voordeelen 
'  kan  maken ,  U  gegrond  op  de  vrees ,  dat  men  bijzondere 
perfonen  een  wapen  in  banden  geeft,  waarvan  zif  misbruik 
'  zonden  kunnen  maken.  Maar  ibdien  men  in  aabkneilclng 
neemt,  dat  in  eene  IQn  ,  waarin  meer  dan  tweehonderd  men. 
fchen  gebruikt  worden ,  er  flechcs  twee  kennis  hebben  van 
de  tijding,  die  zij  overbrengen,  degeen  die  zfc  afzeifdt  en 
degeen  die  ze  ontvangt,  en  indien  men  dan  de  tninfte  ver- 
antwoordelijkheld  1>ij  deze  twee  perjpnen-  vooronderilelt ,  zoo 
is  het  onmogelijk ,  om  niet  te  erkennen ,  dat  b.  v.  de 
tegenwoordige' Directeurs  van  eene  telegrafifche  lijn  ook  de- 
selfde magc  hebben ,  om  het  vertrouwen  der  Regering  te 
verraden.  Dezelfde  redenering  moet  ons  ook  die  vrees  bene- 
men, dewijl  de  tijdingen  alleen  door  de  tusfchenkomst  der 
belde  Directeurs,  van  de  hand,  die  ze  afzendt,  toe  die, 
welke  ze  ontvangt,  worden  overgebragt. 

Eindelijk  zoude  men  ook  kunnen  denken ,  dat  deze  wijze  van 

correspondentie,    niet  voor  allèn   gelijkcydig  kunnende  ge- 

'  fchteden ,  maar  de  eene  na  de  andere  moetende  plaats  hebben , 

er  daardoor  eene   verwarring  in  het  aantal  der  tijdingen  zou 

konnen  ontdaan ,  en  dat  ieder  genoodzaakt  zoude  zijn ,  zQne 

'beurt  af  te  wachten;   of  wel,  dat  de  werking  vatt  de  eene 

.  Beurs  pp  de  andere,  alleen  van  de  «^r^^  tijding  afhangende , 

-iemand  daardoor  bevoorregt  konde  zQn ,  om  ze  iróór  de  an- 

dereo  aan  zQnen  Correspondent  te  doen  overbrengen ,  *t  welk 

de  uoodlottigfte  gevolg^a  zou  kunnen  hebben,  en  lederen  dag 

*de  bijJAondefe  fortuinen  in  de  weagfchetl  iioude  kunnen  fiel- 

1^,  Men  kan  tan  de  eerften  antwoorden,  dat  de fnefbeid van 

het  nieuwe  fystena  too  groot  is,  dat  er  minder  tj|jd  noodig 

<if ,  om  eene  tqdiog   loo  uren  ver  te  brengen ,  dan  tom  ze 

van  sftne  woning  aan  de  Directie   te  doen  bezorgen ;  dat 

^voorta,  eene  buitengemeene  -kortheid  de  noodzakelijke  itQI 

•voor  deae  correapondencie  zijnde,, men  ten  minfte  böna.den 

•  perfonen  te  gdük  kan  helpen;   terwijl  bovendien  niets  ge- 

•  makkeiyker  is ,  dan  om  ,  indien  deze  Telegrafen  eenigen  op. 
*gang  naakten ,  eenige  IQnen  op  dezelfde  Sud  te  Hellen , 
:dewiDi  de  kosten  aUeen  door  de  eerften  worden  veroorzaakt, — 
tikan  diegenen*  welke  mogten  vreezen «  dat  er  eene  voorkeur 
der  ecrfte  tyding  aan  iemand  zou  kannen  gegeven  worden, 
ftelt  men  voor ,  om  eene  infchriijving  te  openen  tn^fchen  #lle 


TOOR   DEN  KOOPHANÜSL.  435 

de  kopptieden  van  detelfVfe  Stad,  ceo  einde  de  beurlcQdinfen 
op  eene  openl^ke  ea  officiële  w^se  te  ontvangen*  AUnt 
zon  «en ,  door  middel  van  eene  zeer  middelmatige  InfcbrJU- 
irlng  vóor  leder*  belanghebbenden ,  alien  daarin  voordeel  knn« 
nen  doen  bebben ;  terwijl  ieder  huis  vervolgens  nog  deizelfa 
bijzondere  maatregelen  konde  nemen. 

De  Heer  ferribr  dz  tourrettbs,  overtuigd  van 
de  voordeelen  zijner  uitvinding,  heeft  aan  dén  Minister  van 
Binnenlandfche  Zaken,  in  Trankrijk,  autórifatie  gevraagd, 
om  eene  Maatfchappij  op  te  rigten  van  deelnemers  door  aan« 
deelen ,  tot  oprigting  van  Dag-  en  Nacht -Telegrafen  voor  den 
Handel  en  voor  het  Algemeen  (TéUgraphes  eommerciaux  et 
puBlics  de  jour  et  de  nuit) ,  waarvan  hy  de  uitvinder  is ,  en 
zulks  tnsfchen  de  voornaamfte  Franjche  Steden,  volg^iis  de 
grondQagen  der  Akte,  gepasfeerd  bQ  den  Heer  Moissoti« 
Notaris  te  Fariji.  Deze  Akte  ftelt  een  fonds  daar  van  Vfer» 
duizend  aandeelen,  ieder  van  duizend  "franken  ^  mét  5  pret* 
renten  en  een  vlerduizendde  gedeelte  in  de  vóofdeelen  der 
onderneming.  Om  aan  de  deelnemers  vertrouwen  en  zeker** 
bejd  te  geven ,  zal  men  echter  vooraf  een  tiende  gedeelct 
der  geheele  fom  gebruiken,  om  eene  proeflijn  daar  te  (lellen^ 
en  van  het  welgelukken  daarvan  zou  de  ftorting  der  gebecle 
aandeelen  kunnen  afhangen.  De  fiorting  zou  gelbhieden  44 
tiende  gedeelten,  waarvan  er  Hechts  ^én  dédélijk  bif  de  in» 
fchrijving  betaald  zoude  moeten  worden.  De  andere  cieade 
gedeelten  zouden  gevraagd  worden  naar  mate  men  nienwe 
bouwingen  zou  moeten  doen ,  en  volgens^ '  beflhflng  ytn 
eenen  Raad  van  toezlgt,  zamengefteld  uit  de  voomaamile 
deelhebbers.  —  bit  verzoek,  aan  den  Minister  van  Binnenland- 
fche Zaken  VM  Frankrffi  gedaan ,  ie  door  een  ^ooc  feul 
aanzienl^ke  perfonen ,  leden  der  beide  Kamers ,  en  door  de 
voomaamile  kooplieden  van  Par^s^  onderfteund  geworden. 

Ziet  daar  in  het  dgemeen  deze  vinding  medegedeeld,  zoo 
als  zulks  h)  de  Re^ue  Bncychpédique  gevonden  wordt;  en 
ofibfaoon  men  nog  véle  bedenkingen  omtrent  eene  zoodanige 
telegrafifche  inrigting  voor  den  Handel  zou  kunnen  oppeien , 
zoo  kwam  het  mQ  echter  niet  geheel  onbelingrQk  voor,  om 
dezelve  door  middel  van  dit  Tijdfchrlfl  meer  algemeen  In  ona 
Vaderland  bekend  te  doen  worden ,  vooral  om  daardoor  ande* 
ren  uit  te  lokken,  om,  het  hoofddoel  aannemende,  door  ve!e 
veibeteringen  en  zoo  mogelQk  vereenvoudigingen,  het  voor. 
geftelde  doel  te  bereiken ;  en  tevens ,  öm ,  met  behulp  van 

H  h  a 


436  NIEUWB  TELEGRAAF  VOOR  DEtff  KOOPHANDEL^ 

d0ze  of  andere  telegrafifche  werktuigen,  dag  en  nac^ 
d9órvferkênde  y  eeoe  bij  ons  bruikbare  Hollandfcht  telegn^fche 
^al  nic  (e  vinden ,  zoodac  de  teekona  of  feinen  geeae  Itt** 
lers,  maar  woorden  voorftelden,  ja  zèlft  voQr  gewone  da** 
^elijkfche  beursberlgcen  geheele  volzinnen,  ten  einde  alsdtit 
oqk,  ter  beproeving,  eene  telegrafifche  proefiifn  cosfcbeii 
onie  voomaamde  Handelfteden  op^te  rigten«  '- 

Nota.  In  de  R^vut  Enrfchpédique  van  Jan*  1S31  vindi; 
men  vermeld,  dat  er  thans  in  Engeland  een  profpectus 
wordt  bekend  gemaakt  voor  eene  Tekgraaf  voer  den  Han^e/^ 
uitgevonden  door  den  Luitenant  morrissoii,  welke  zal 
worden  opgSrtgt  tusfchen  Doyres  en  Lherpooit  gaande  door^ 
tonden  en  Birmingham.  De  kosten  hiertoe  ztjn  berekend  ojy 
3000 .  pond  'SU  De  fnelhdd  der  overbrenging  zal  zija  doi* 
z^nd  myien  affiands  in  vijftien  minucen  tyda.»  Het  geh^m 
der  tQdingen  biyift  er  volmaakt  bg  verzekerd.  Maar  men 
faeei^t  geene  voorzorgen  kunnen  uitdenken  in  geval  van  mist^ 
eene  tegenwerking,  die  wel  alt^d  de  belangrijke  uitkomften, 
door  de  Telegraaf  verkr^en ,  zal  teleurftellen.  —  Titzt  ge- 
4eelteiyke  opgaven  zijn  ^getrokken  uic  het  Engelfche  dagblad 
Tork^Coursnt i  en  z^n  te  onvolkomen ,  om  deze  Telegraaf 
inét  die  van  den  Heer  ferrier  te  kunnen  vergelijken. 
Men  di«it  te  weten,  of  de  Engelfche  uitvinder  ook  voor 
nachtfeinen  gezorgd  heeft;  hoeveel  tijdingen  er  in  24  uren 
kunnen  verzonden  worden,  enz.  Tot  beden  fchijnt  het,  dat 
de  Telegraaf  van  den  Heer  fsrrier  de  voorkeur  verdient, 

F.  W.  C. 


^  TAFERBELEN  VAN  RUSLAND. 

^Vervolg  van  hl.  38a.) 
•    .     Kleine  Diey^èfen. 

Van  ilraattooverli  en  huisbraak  hoort  men  in  l\et  grooifte 
gedeelte  van  Rmland  niet.  l>tRu$Jifche  boeren  lagchen  ge- 
woonlQk  om  de  vreemdelingen ,  als  om  bange  kinderen ,  waa. 
nefr  zij  die  oip  hunne  reiswagens  met  fabels,  pistolen  en 
alletlei  wapens  omgeven  zien.  De  Kmfifche  koopman  reist 
dftw^ls,  met  zijne  ganfche  have,  van  het  eene  einde  dés 
r^ks  naar  het  andere,  zonder  een  mes  in  den  zak  te  heb- 
ben; en  men  hoort»   althans  fn  de   oorden,  die  ik  leerde 


TilF£REKLEN  VAN   RUSMNp.  ^37 

■   * 

kennen,  nooic  van  aanrandingen  op  de  óp^bare  w^gen.    (in 
de   znideMjke,  aan  de  Turkfche  bezittingen  grenzende*,  ge* 
westen,  en  in  Siberië^  waar  zoo  vele  misdadigers  hun  ve&^; 
blQf  hebben,  en  de   nood  dikw^is  zoo  groot 'is,  gebeuretr 
wel  meermalen  dingen  van  dien  aard.)  'Men  denkt  mlslbbien  ^ 
dat  deze  zeldzaamheid  van  ftraatrooverij  een  gevolg  i»  valp 
de  afgelegenheid  ^er  dorpen   en  van  hêt  rnwê  klimaat,  daa 
het  verbluf  onder  den  blooten  hemel,  b^, nacht' vooral ,be^ 
'  zwaarlijk  maakt  voor  roevers;  maar  ook  uf- den  zomer  en.  in' 
dfe  'meet  bevolkte  ilreken ,  waar  de  ^orp4$Q  niet  verre  va»; 
elkander  liggen ,  wordt  even  zoo  min  geftolen.    Dit  fchütil^ 
derhalve  ^meer   aan  het  karakter  dei.  volks  toegefchreven  , té. 
mbecen  worden,  dat  eenen  afkeer  van  de  ilraatrooverij heeft*: 
'Het  ware  flechcs   te   wenfchen,   dat  de  gemeene  man  even 
zeer  eetie  gewetenazaak  maakte  van  helmeiyké  en  listige  ont- 
vreemding.   Komt  er  gelegenheid  ,'  om  iets  weg  te  moffelen  |^ 
200  moet  men  toezien  en  op  de  vingers  der  lieden  pasfen  ^ 
aiet  welke  men  te  doen  heeft#   Meermalen. heb  ik  het  on< 
dervonden,  en  dos  gelegenheid  gehad,  om  over  dit  opmer* 
keMIk  verfchijnftl   na  te  denken.    Dien  un  gevolge  hond  ilc 
mij   overtuigd,  dat  deze  verkeerdheid  niet  zoo  zeer  een  ge««. 
brek'van  het  hart,  aU  wel  van  het  verftand  is,  daar  dè  nook) 
dfge    ontwikkeling    ontbreekt.     De  meeste   geringe  lieden, 
welke  aan  deze  ondeugd  overgegeven  zijn,  (onder  die  van 
den  fatfoèntgken  ftkiid  is  die  ontfutfelen  eyen  zoo  ongewoon 
ep  fchandelijk  als  in  andere  landen). houden  die  kapen  nie^ 
voor  onregtvaardfg ,  en  maken  dus!  elke  voorkomende  gele- 
genheid zich   ten  nutte.    Ik  meen  te  mogen  verzekeren ,  dac 
deze  menfc^en ,  welke  anders  zeer  goedhartig  en  braaf  z^n, 
die  flechte  gewoonte  zouden  afleggen,  als  zij  de  fchandelijk«- 
heid  daarvan  leerden   inzien  en   betere   begrippen  van  pligt 
hadden.    Hier  ware  dus  door  het  volksonderw^s  iets  goeds 
te  bewerken.    De  dorpfcholen,   en  vooral  de  teeraars  in  de 
kerken,  zouden  een*    heilzamen  invloed  op  de  zedelQkheid 
van  den  gemeenen   man  kunnen  hebben.    Doch  er  is  menig 
dorp  zonder  fchool,  en  het  godsdlenflig  onderwijs  word^, 
althans  diep  in  het  land,  zeer  verwaarloosd.    Boeken  zyn'er 
ook  niet ;  en ,  al  waren  die  er ,  de  gemeene  man  kan  niet 
lezen.    Welk  middel  heeft  hij  dus,  om  over  étn  mênsch  t^ 
leeren  nadenken,  en  zijne,  van  gedacht  tot  geflacht  overge- 
ërfde,  begrippen  en  meeningen   te  .verbeteren!    tiy  heeft,' 
federt  eeuwen ,  zich  eene  eigene  zedekunde ,  als  ik  het  sf o 


4J8  T4FAik«eW^ 

iio<^meii  ii)«gi  g«vonod,  en  leeft  ou  germc  da^naar  voou, 
aoo  goed  of  flecbc  bet  dan  ook  gaai*  Dns  worden  zekere 
diogen,  b*  v.  bui^mad  enz.»  door  hem  als  beiJig  befchouwd^ 
men  kan  ze  bQ  nacbt  op  ittêt  laten ,  en  vindt  ze  des  mor» 
gena  weder;  terwijl  men  vele  andere  zaken»  welke  niet  van 
die  waaide  zQn  en  hierom  minder  zouden  moeten  bekoreoy 
niet  genoeg  bewtren  kan.  Op  de  eerden  ii«  ala  door  eeoe 
algemeene  flilzwtigende  overeenkomst ,  eeoe  foort  van  ver- 
bod gelegd;  terw^l  de  laatfleo  als  een  geoeenfchtppel^k 
goed  befcfaiouwd  worden.  Dezelfde  menscb»  die  geene  zwa* 
ilgbeid  maakte  om  {emand  heimelijk  den  zak  te  ligten,  of 
ongemerkt  iets  van  zflnen  disch  te  nemen »  zal,  ook  wan» 
neer  h|j  het  veilig  doen  kan»  nooit  eene  gefloten  denr  ope. 
nen ,  of  zijne  hand  door  een  open  venfter  fteken ,  pm  feta 
nit  de  kamer  te  ontvreemden*  Dit  laatfte  noemt  hg  worU 
Cftelen),  en  het  klinkt  ook  in  Rusfi/iAê  ooren  hateiyk,  en 
worde  voor  eene  groote  zonde  gehoudens  mair  het  eer* 
fle  fchynt  hem  geoorloofd,  althans  niet  verboden  toe,  en 
bQ  beeft  daarvoor  het  verkleinend  woord  warobat  (eene 
kleine  ga0uwdieyerjf  doen^  wegmoffelen^^  dat  bq  menigeen 
neifs  fmi  klinkt,  daar  hy  het  leelQke  denkbeeld  van  eigen* 
IQke  dieverij  er  in  gecnen  deele  mede  verbindt.  Om  de  zaak 
duidelijker  te  maken  t  wil  ik  den  lezer  twee  voorvallen  ver* 
hnlen,  waarvan  ik  zelf  ooggetuige  was,  en  die,  naar  m^ne 
gedachten ,  het  karakter  van  den  gemeeneo  man  in  Rjislaud 
op  dit  punt  ten  dutdelqkfte  kenmerken. 
.  Ik  was  eens  bU  eenen  koopman  in  het  klein ,  (de  zooda» 
oigen  z^n  meestal  boerenzonen ,  en  dikwijls  zelfs  lyfeiger 
nen)  om  met  hem  eene  zaak  af  te  doen,  waaibij  by  zich 
als  een  braaf  en  eerlijk  man  gedroeg.  Als  w^  daarna  thee 
dronken,  kwam^er  iemand  van  vrij  hooge  jaren,  een  perfoon 
mee  een  open  gelaat,  maar  in  zeer  fchamele  kleeding,  en 
bood  den  koopmai^  een*  zilveren  lepel  te  koop  aan.  De 
koopman  bezigtigde  de  waar ,  vroeg  naar  den  prijs ,  flooc 
den  koop ,  betaalde  den  lepel  ver  beneden  de  waarde ,  en 
xeide  fchertfend  tot  den  ouden  man ,  terwijl  b\j  hem  het  geld 
toereikte  t  Sukin  tu  fin^  tu  werabal  (Hondekind  I  gQ  hebt  hem 
gekaapt).  Vroeger  is  reeds  de  aanmerking  gemaakt,  d^t 
kendekind  in  den  mond  van  eenen  Rns  byna  van  geiyke  be« 
teekenis  als  het  üeye  vriend  der  Dnitfihers  is.  De  oude 
man  zag  hem  met  een  lagchend  oog  aan ,  legde  de  hand  op 
de  borst,  en  betuigde  zeer  gemoe4eiJtjk:  Ne$^  Sudart  BogfO' 


png  by  iB  Yfad9  zIjoeQ  Tiref.  Meermalen  heb  Ik  ftic^e  gé* 
d^nii »  om  door  herfaaaM  vragen  den  eigeotgktn  zin  van  die 
B^  f 0^1 1^  vefoemcQ,  en  tec  fch«sn.iii$  meer  én  meer  zë. 
ker  te  word^iH  dat  velen  altlians  eene  foort  van  GoddeliiK!i& 
loelttin^»  om  iets  te  ontvreemden»  daaronder  verdaan.^ 

Het  vjolgetide  geval  ifl  welUgt  nog  opmerkeiyker.  In  iti6 
leed  ik.  m^t  een*  DuittcK  vriend  naar  eeo  naburig  knégoefd 
van  den  Graaf  S«  Wij  ^denden  op  onzeo  kieiveny  openi' 
WVfen.ile  eeoifui  te  z^n,  die  de  Didtfehe  caal,  waarvan  wQ 
^i  g^miktbfKe  i>^iepd«xv:  veiAspden,  Iraonfièr^cfelfngv 
tegen  aUe  vermoeden »  ook  onze.  baardige  fchworftfa^  (ftoect- 
fier> ,  welken  wij  voor  eeo*  dommen  Rü$  gebonden  bad^efr, 
zicb  in  oQs.  gefprek  meiigde,  en<  wel  gebrokisn^  maar  toeii 
vlug ,  Duttuh  fprak*  AU  I4i  onze  verwondering  bemerkte  ^ 
vertelde  b^,  dat  Mj  in  Dmtiehkmd  geweest  was,  en  weli^i 
eene  legerafdiseling,  é\t  in  1813  kis  landweer '  bad  moeten 
di^en*  H|j  bad  eenen  zomer  in  Sakfen  doócgei^ragt ,  Leip*^ 
tig  f  Dresden^  Witunherg  enz.  gezien,  en  fcheen  zkb 
daarop^  niet  weinig  te  laten  voorftaan.  ^  .En  boe  beviel  11 
D^tichhnd?'*  vroeg  ik.  —  „  Wel  nu,  zeer  ),'oed,*'  zeide 
b{j;  I»  maar  flecbts  één  dln|^  niet,  dac.niet  goed  h/*  HQ 
bad  daar  eene  goede  partij  kunnen  doen,' en  zijn  Overfte 
zou  bem  ;ook  z^n  ontflag  gegeven  hebben  ^  daar  die  legeraf^ 
deeljng  cocb  ontbonden  werd ;  doch  dit:  ééne  had  bem  ^rugsi 
gebonden»  en  zoo  was  bij  in  z^n  vaderland  wedergekeerd.  -^ 
^  En  wat  is  dit  ééne  ?**  bemam  ik.  —  »  Ja ,  Heer  f  **  anc-* 
woordde  by ,  terwQl  bij  met  een  bijna  gefloten  oog  zicb  ver- 
tronweiyk  tot  ons  keerde  en  ons  toefluisterde:  Sudari  wara* 
iat  He  veJaK  (Heerf  zQ  willen  niet  toelaten,  dat  men  een 
weintgje '  wegmoffelt.)  —  wy  waren  over  dit  onverwachte 
antwoord  niet  weinig  verwonderd ,  en  myn  vriend ,  die  nog 
niet  lang  in  RMsktnd  was,  zette  sScb ,  om  bem  het  verkeerde 
van  zoodanige  beginfelen  onder  het  oog  te  brengen;  maar 
de  koetfier,  om  de  lange  flrafpreek  te  ontkomen,  zocht  op 
vroiyken  toon  den  zedemeester  te  onderrigten  en  op  den 
tegten  weg  te  brengen,  zeggende:  ^  Ach,  gij  verftaat  mtf 
niet ,  Sudar  I  ik  meen  het  flelen  niet  (eto  ja  juseh  fnaiu ,  Jh 
m  charusck) ;' dit  weet  ik  wel,  dat  flecbt  is;  Ik  meen  flechts 
het  w^abat,  hetgeen  toch  overal ,  ten  minfte  voor  dé  foldaJ 
ten ,  geoorloofd  lyn  moest/* 

Het  klinkt  zeker  vreemd  en  wonderüjk ,  wanneer  men  zy» 


440  t^fHUBLtff 

agpa  Tèderland  liediti  déftron  hoott  Itkea ;  dew^l  nen  te 
hetzelve  niet  ftraffëtoos   iécs  kapCB  mag,    Dexe  berisping  li 
200  weinig    vereerend    voor  den  beriiper,  dat  ik  bQkanf 
febfoom ,  die  ontmoeting  Ie  verhalen.     Doch  mqüe  gene» 
genheid  voor    het  Rutfifike  volk,    dte  ik    niet  behoef  te 
verbergen,  moet  mQ  niet   beletten;  ook   snlke  dingen  ca 
vermeiden,    welke  geenszins  tot    de    beminnelifkte   eigen* 
fthappen  behooren.    Waar  na  zoo  veel  goedwilligheid  ,  wnp 
èen  zoo  gnnftige  aanleg,   als  b^  deze  wakkeie  natnaraMtt* 
fthen ,  plaats  heeft ,  daar  mag  men  hopen ,  dat  ook  deze  nog 
overige  vlekken  allengs  nitgewischt  zullen  wórden.  *  Voorte 
zonde  ik  die  genen,    welke  zich  beroemen   tot   ees  be« 
ftAMfd    v<Hk    te    behooren,    wel    willen    raden,    niet  » 
Qioedjg  een  liefdeloos  oordeel  over  anderen  nit  t»  fprekes» 
en  toe  te  zien,  of  onder  hnn  zoogenaamd  belchaafd  votti 
ook  niet  eenige,  mfsichién  even  opmerkelijke,  overbl^flèki 
tan  vroegere  onbefchaafdheid  te  vinden  zQn ,  die ,  gelUk  men 
hopen  mag ,  ook  niet  in  natnntltike  flechtheid,  maar  in  eene 
verkeerde   wQze  van  zien,  en  das,  in  weerwil  van  die  zoo 
zeer  geroemde  fijnere  befchaving,   evenwel  in  gebrek  aan 
échte  zedeiQke  befchavtog  derzelver  grond  hebben«  De  i>«A^ 
fikê  Idndman  b^  v.   wordt,   en  met  regt,  in  het  algemeen 
vcM>t  braaf  en  eerlek  gebonden,  en  ik  heb  nog  nodt  ge- 
hooid,  dat  men  hem  neiging  tot  fteieo  te  last  beeft  kunnen 
leggen:  Is  evenwel  de.hontdievery  in  de  bosichen  niet  eene 
zeer  gewone  zuk,  en  maakt  wel  ooit  een  ame  iboer  er  eene 
gewetenszaak  van,  dat  hy  des  nachu  èen  bos  i^snaar  hnis 
fleept  en  jonge  boomen  befchadigtf    Dit  is   toch  ook  ont* 
vreemding,  diefflal,  maar  een  van  ouds  af  gebruikel^  en 
doior  de  gewoonte  als  gewettigde  diefRaK    Misfehien  zQn  ei 
-^  meer  dergelQke  dingen  In  ons  maatfchappelijk  leven,  die  wiji 
omdat  ze  zoo  algemeenf  zyn  en  dagelijks  plaats  hebben,  niet 
opmerken ,  maar  welke  toch   den  vreemdeling ,  die  er  nkc 
aan  gewoon  Is,  in  het  oog  vallen*    Wie  weet  niet,,  dat  ze» 
kere,  door  de  openbare  meenlng  als  *t  ware  geheiU^e,  nit# 
zonderingen  bQ  hem,  die  het  meesterOnk  der fcheppingwoidc 
genoemd,  niet  alleen  onder  het  laagfte  gemeen,  maar  ook 
onder  de  lieden  van  befchaafden  ftand,  }a  zelfs  'onder  geleefd 
den,  geenizitts  tot  oe  groote  zeldzaamheden 'behooren f  Men 
denke  hier  Hechts  aan  het   boekenkapen  (het  zoogenaamde 
Bücherfchiesfen)  op  onze  Akademién.    £n  wat  zon  men  ver« 
nemen ,  wanneer  wQ  velen  onzer  Erts-  en  ;niuKknnd{gen  on- 


VAR  RViLAlUl*  441 

dervroegen  f  Ik  beb  geene  vitese ,  dtt  dexe  oas  die  ondervnigiQg  ''• 
ten  kwade  duiden,  of  ons  niet  te  wooid  fiean  zoodeo;  de- 
wtjl  Ik  henzeiven ,  in  hunne  gezellige  bifeenkomften ,  zalke 
dapper  daden,  mee  geene  geringe  zelfvoldoening,. heb  hopren 
nitlUllen,  en  zich  op  hnnne  handigheid  beroemen ,  waarmede 
zi)  ertfen  en  planten  wisten  te  fcUeten! 

De  meening  regeert  de  wereld,  'Ieder  moet  derhalve  dese 
moening  verbeteren  ,  waar  het  noodig  Is ,  en  kan  die ,  gelQk 
dikwerf  het  Keval  k,  niet  gefchieden,dan  dezelve  ten  mlnfte 
tot  bevordering  van  hét  goede  doen  dieneo.  Rusiatsdz^Xïltwn^ 
om   een.  treffend  voorbeeld  hiervan.    De  gemeene  man,  zoo 
ali  gezegd  Is^  meent,  dat  men  in  zeke|:e  gevallen  den  vreem-^ 
dêüng  wel  leta  mag  ontfutfelen ,  zonder  daarom  juist  oneer» 
I#k  te  worden.  Doch  zfrV  eigetC  Heer  te  bedriegen ,  is ,  naar  zijne 
meening,  eene  zware  en  onvergeeflijke  zonde*     Het  zekerde 
middel  dus,  om  zich  tegen  eenen  dief,  wanneer  men  hem  een«* 
maai  als  zoodanig  kent ,  te  beveiligen  ^\t^  hem  in  dienst  te 
te  nemen.    Van  dit  oogenblik  af  kan  men  zeker  z^in ,  niet 
alleen  door  hem  niet  méér  beftolen  te  zullen  worden ,  maar 
ook  In  hem  den  besten  oppasfer  tegen  andere  dieven  te  heb» 
ben ,  daar  zljn  punt  van  eer  vordert,  alle  verdpnkering,  wurtMI 
op  kern  vermoeden  zou  kunnen  vallen,  te  voorkomen;  teN 
wijl  htj  bovendien  alle  knepen  en  fireken,  waartegen  by  op 
zyne  hoede   moet   zQn,  bij  eigene  ondervinding  kent,    Eeii 
voornaam   Officier  in  Rusfifche  dienst,  een  Duitfcker  van  ge^ 
boorte ,    verhaalde  mij ,  dat ,  als  eens  zQne  legerafdeeiing 
verfcheidene  weken  met  een*  pulk  KazsJtkeu  in  het  veld  moest 
liggen  f  1)9  hijda  geheel  nitgcfplünderd  was  gewohien.    Noch 
de  kleediog  z^ner  manfchap,  noch  het  tnig  der- paarden  was 
veilig,  en  eiken  morgen   kwamen  er  klagten  zonder  einde. 
Geen*  raad  meer  wetende ,  beklaagde  hy  zich  by  den  Z/^/- 
man ,  en   deze  ried  hem ,  alle   zQne  eigene  wachten  in  te 
trekken ,  ^n  enkel  Kozakken  uit  den  pulk  te  nemen  tot  op« 
pasftrs  en  befchermerè.    De  Officier  deed  het ,  en  alle  dieve. 
tven  hielden  van  dit  oogenblik  af  op»    De  Kozakken  legden 
zich ,  zoodia  de  nacht  aankwam  ,  dwars  voor  den  inganc  der 
kwartieren  en   fiallen  op  deii  ^ grond  neder  ,  en  er  gebeurde 
niets  meer  vah  dien  aard,  —  ^00  veel  batige  ér  af  van  de 
openbare  meéning,  en   van  de  wijze,  waarop  de  menfchen 
en  wiü  allen  (wQ  kunnjen  het  niet  onü^enpen)  gewoon  zqn 
de  dingen  in  en  om  ons  te  befchpuwen* 

(^Het  vefyoig  hiernaJ)   ' 


442 


ANECDOTft '  Wém  LAFITTE. 


ANfiCOOre  VAN  .LAFITT£*        , 

J  AC.QUES  LAFITTE,  een  dei"  bekwaamfte  Financiers  en 
Staatkundigen  van  Franltrijk\  is  zijne  verheffing  aan  de  na- 
volgende toevallige  ontn^qetiög  verfchuldigd.  Tijdens  hec 
Confulfchap  van  napoleon,  wandelde  lafitte,  toen 
eenvoudig  Commies  met  1200  francs  falaris,  op  zekeren 
dag  in  den  tuin  der  Tuilericn ,  toen  hij  eene  bevallige  jonge 
Dame  ontmoette,  die' 'desgelijks  alleen  kuijerde.  Onwillekeu- 
rig zeide  hij  bij  iichzelven ,  maar  luid  genoeg  om  van  haar 
gehoord  te  worden:  Foiiè  une  belle  femme i  je  voudrah 
qu^elle  fut  la  mienne!  De  Dame,  gelijk  alle  Eva'i  dochte- 
ren ,  was  niet  ongevoelig  voor  vleijerlj  —  zü  zond  om  hem 
aan  baar  verblijf  —  dat  verblijf  was  dè  Tutleriën^  en  de 
Oame  pauline,  zuster  van  den  Eerften  Conful.  Dit  gaf 
eene  wending  aan  de  zaken ,  èn  LAFiTTE^é  fortuin  was 
gemaakt, 

V  R  I  E  N  D  S  .C  H.  A  P. 

Ach!  wat  is  Vrfendfchap  dan  een  naam, 
'   Nog  ydMer  dan  de  galm  der  faam! 
Belatig  verbindt  —  belang  omknoopt; 
Vermetel ,  wie  iets  anders  hoopt. 

Ook  my,  mü  ftreclde  foms  de  droom  <^ 
Den  ligt  beroerden  levensftroom , 
Ondanks  het  bulderen  van  d*orkaan  , 
Mee  vrienden  rustig  af  te  gaan» 

£n  menigeen  trad  aan  mijn  boord 
Met  open  hand  en  vleijend  woord « 
En  liet ,  als  mQ  de  zon  befcheen » 
Op  effen  zee  mQ  niet  alleen. 

Waar  zijn  zif  nu?  Mijn  hemelCrans 
Verloor  azuiir  en  gouden  glans  : 
Belang  verbindt  —  belang  ontknoopt; 
Vermetel,  wie  iets  anders  hoopt. 

Er  was  een  tqd  —  die  tfld  is  heen  -*• 
Dat  Vriendfchap  inee^  dan  klank  miy  fcheen  ; 
Maar  finds^  de  dreef  der  klndschheid  week , 
Verving  de  barre  hel  de  ftreek«^ 


•TftfBNDimtAr*  443 

\  Vciijéèt  ftié,  of  *£  Ir  nflti'  ara  üiïtfteld , 
Wac  aan  tHijn  z^é  óp  *c  gtotnt  veld 
Naar  vlinders  fotg  of  rozen  «ocbc^    : 
En  toen  loe  onfcheldbaar 'fcheftn  Yerknochc. 

Helaas  t  vertrou^^eir,  onlbbuld ,  vreogd 
Verzeilen  ffeebta-de  vroeg(te  Jedgd;  - 
Een  irits,'  gedaald  uit  beter  Incbt, 
Die  ons  op  verd'ren  togt  ontvlugt. 

Oe  drift  naar  goud ,  de  zucht  naar  eer  ' 
Verbrak  de  banden  van  weleer  t 
Belang  verbindt  —  belang  ontknoopt ; 
Vermetel,  Wie  iet^  anders  hoopt. 

Een  nieuwe  wereld  lachte  me  aan 
BQ  de  eerde  fcbrede  op  *sjong*lings  baan» 
En  *t  was  als  zweefde  een  eng^enftoet 
Mij ,  vroltfk  wenkend  ,  voor  den  voet.' 

Ook  Vriendfbhap  zag  ik  in  die  fchaar. 
Met  wjngerdloof  door  *t  bruine  hajilf , 
En  *k  ftrekce,  als  naar  een  lieve  bruid, 
;Mijn*  arm  verlangend  naar  haar  uic 

Maar  wie  op  *t  kusfen  van  fatijn , 
Slj  *t  vonkelend  fchulmen  van  den  w^n. 
Mij  trouwe  zwoer  in  lief  en  leed. 
Vergat  weldra  den  duren  eed. 

Sinds  daalde  zij  nog  fomtijds  neer; 
Maar  *t  was  die  lieve  maagd  niet  meer  ^ 
Haar  ftrenge  blik  en  valfcbe  coon 
Misvormden  hau  ooripronkMijk  fchoon. 

En  wee  mQ ,  dat  ik  toen  vergat , 
Hoe  vaak  zQ  m$  )>edrogen  hadi 
Belaug  verbindt  -^  belang  ontknoopt ; 
Vermetel ,  wie  iets  anders  hoopt. 

O  •  wie  zich^celv*  genoeg  kan  zQn    . 

In  *t  zoetst  der  vreugd ,  in  *t  wreedst  der  pQn^ 

Wien  geen  inwendig  zielsgevoel 

Temgdryfc  in  het  aardsch  gewoel ; 


444  TRISHDftCHAr. 

Hoe  ryk,  hoe  zalig  fcbgoc  hQ  1119 !  . 
Hem  g|aB  en  yreiig4  en  f^Mit  vqprb% 
Als  ftbfiBioeti,  bij  wier  koqisc  of  vlugc 
ZQn  boric  niet  zwelt,  z^o  ixvsc  niet  zqcfac. 

Hem  grieft  bij  cTommeztrtfti  van  *c  loc 
Noch  bitc*ffe  lach ,  noch  wreede  fpot ; 
Een  hooger  we^en  fchier  geiyk» 
Viodp  htl'in  eigen  hare  zQn  r^k.    . 

Amfieriam^  1831.  e.  j.  potgietbr. 


VtüOTIOE  UITBQBZSmNO,     WA  HET  BEICHOÜWEN  VAIf  EEN 
aCHiLDBaSTUK  DEt  HEEREN  J.  ICSOEkAKER  DOgEE* 

:  Ja,  'k  heb  van  Speyk ,  hemz^lv*  gezien , 
^  Die  Hollaodi  roem  bewwde;    . 
}k  moge  den  jongen  held  befpMo , 

Alreeds  oncvoeid  aan  de  aaide  I 
Dat  oog,  die  blik  op  God  gerigt; 

Die  knie,  voor  Hem  gebogen; 
Die  hmd,  bereid  ten  duren  pligt. 

Mee  gaa(&boa  zelfVermogen; 
Die  regeer ,  erouw  aan  eed  en  eer  \ 

Die  mond ,  den  eed  herhalend , 
-  Bb  ,  keerend  eoe  zQii*  Oorfprong  veéc, 

Zyn  jongfte  bede  malend:  -. 
Dae  alles  bood  nw  fchepplng  m^ , 

En  *k  dankte  uw,  kunstvermogen. 
_  Vraage  niee ,  of  'C  beeld  geigkend"  zij ; 

Wie  'denke  hter  aan  beeoogenf 
*k  Aanfchoawde  alleen  de  grooee  daad , 

Door  *e  reinse  gevoel  bedreven ; 
Een  reeds  veifaeereUikc  gelm; 

Een  zlel,.aAn  *e  ftof  ontheven  I  r- 
Hadde  ook  van  Speyk  vergeefs  gel^d. 

Waar'  hfi  vetgeefs  geftorven 

Niet  vmcheeloos  bebc  gg  geftreefd 

Naar  *c  geen  hij  heefc  verworviSQ. 

Mei,    1831*  J.  W.^NÏBMA. 


MENGELWERK. 


«BKGBLQKBNDe     BB8CH0UWINO    TUSSCHBN    DB     HDMAt 

NITBIt ,    WBXKB  WQ  IN    OBNESIS  BQ  DB  AiIRTSVA- 

DBBBN,    BN   DIB,    WBLKB    W^J  IN  DE  GBDICH-» 

TBN     VAN'    H0MBRU8  '  BQ     DB      GftlBBBN 

VINDBN. 

(ycryolg  en  Jlot  van  bL  412.) 

MJoaéa  te  omwikkelen,  wat*  lucbtftreek ,  leefwijze, 
Hgchttoisi^eldbeid,  woonplaats,  opvoÊdiog,  regerings^ 
▼onn  en  meer  andere  zaken  op  zeden  en  gewoonten  voor 
mogen ,  en  welk  eeoc  veruideriog  zij  hi  dezelve  kunneo 
daarftdlen,  willen  wijt  h^  volgende  aangenomen  h^ 
bende :  ^  dat  de  zeden  en  gewoonten  der  volken ,  over 
het  gfibeel  genomen ,  des  te  meer  onderlinge  overeen^ 
komst  hebben ,  mar  gelange  zij  nader  aan  den  ftaat  der 
natuur  komen,*'  dit  door  bewijzen  en  voorbeelden  b^ 
Grieken  en  Hebreen  trachten  te  (laven*  Het  zal  voor- 
zeker niet  ongepast  zQn ,  dat  wij ,  in  de  behandeling 
hiervan ,  ons  bij  eenige  hoofdzaken  bepalen.  Laat  ons 
hiertoe  de  vier  volgende  punten  ter  befchouwing  nemen  i 
Underl^'ke  eenvoudigheid ;  heerfchende  zinnelijkheid^  en 
irfermatige  levendigheid  van  hartstogten;  gebrek  aan 
kieschheid  en  fijnheid  van  gevoel;  gastvrijheid. 

I.  Kinderlijke  eenvoudigheid.  —  Deze  blijkt  ons  voor- 
al  in  fp^s  en  drank.  Abraham  zette  zQnen  gasteA 
Oechts  brood ,  of  liever  meelkoeken ,  als  fpijs ,  en  melk 
als  drank  voor.  Gen.  XVIII:  6.  In  is  a  as 's  leeftijd 
was  de  wijn  ook  reeds  als  drank  bekend ,  XXVI ;  12 , 
en  vindt  men  ter  zelfder  tijd  van  een  linzenkookfel  ge^ 
wag  gemaakt,  XXV;  g4.  Jakob  2ond  den  Stadhoo* 
der  van  Egypte  balièm ,  honig ,  fpecerijen ,  mirre ,  ter-» 
pent^nnoten  en  amandelen  ten  gefchenke.  Men  Biet 
biemit,   dat  het  menschdom  nu  reeds  verre  verw^derd 

ItfBNOBLW.    1831.   N0«    IO«  I  i 


4^6  BESCHOUWING  VAN  Dtt   HCJMANITBIT 

was  va»  die  «eerfte  ruwheid  eq  onMchmtdheidy^  t^qia 
flien  zich  flechts  tnet  rfkels  en  boömvrufchten-^voed^e : 
waQt;dp.t  hierin  het  eerde  voedfel  der  menfchen  beftoild, 
kan  men  vooral  bevestigd  zien  bij  oogubt^  ter  bevo- 
rens aangehaalde  plaatfe,  ffie  tevetfs  verfirheidenb*  S<;k«ij^ 
vers  aanhaalt  9  welke  dit  gefvoelèrï  verftetfceo.  .  Even  coo 
wordt  ook  de  Gouden  Eeuw  door  oviD'Ius  afgsfcbil- 
derd,, wanneer  hQ,  Metam.  h  V9.  103 ,  ^ngt: 

Cantentique  eihis^  nulh  cogente^  creath 

Arbuteos  foetus »  montanaque  fruga  iegebant 

Comaque^  et  in  duris  horrentia  mora  rubetis 

Et  qvae  deciderant  patuia  Jovis  arbore  glandet.       T 

|>e  maAlt^den  der  Grieken  beftooden  ook  bijjoa  vivé/t^ 
«elfde  geregteni  Vleesch,  vooid  dat  der  Ichapen »  sMfen 
en  geiten )  alsmede  brood  ^  vond  ineii  bij  eiken  TiaftltQfH 
tioedanig  echter  dat  brood,  of  liever  die  koeken,  va0gei^( 
èn  weite  of  tarwe  geweest  z^jo,  is  moeyemk  te  beptimi 
daar  toch  airo^  even  als  Dn|?   in   het  algemeen  fj^ 

.beteekent)  en  wel  iedere  uit  graan  vervaardigde  fpijze; 
te  VE^a: «  daar  de  Grieken  toen  ter  tiyd  nog  niet  zeer  er« 
nrien  fchynen  gqweest  te  zgn  in  het  bearbeiden  van  ko- 
fen  9  daur  \yij  Ilias  L  vs*  449.  vinden ,  dat  de  Grieken 
by  bet  offeren  gewoon  waren  heele  graankorrels  (ivAp;t<^r#«} 
^  gebniik^i*  Dat  zij  by  hunne  maaltijden  ook  melk  ge<- 
J^r^ikten,  zien  wq  onder  anderen  Odysf.  X*  vs.  2134  ^ 
waar  c  i  r  c  É  voor  u  jl  y  s  s  &  s  en  zijne  medgezellen  eenen 
diapk  bereidt,  beftaande  uit  gedolde  melk,  meel,  honig 
en  wyn;  en  Ilias  XI*  vs.  639*  lezen  wij,  hoe  hqca- 
MEDA  voor  NB s TOR  ecueu  drank  gereed  maakte  yao 
w^n,  geftolde  geitenmelk  en  meel.  De  Grieken  maak- 
ten ook,  zoo  als  wij  uit  deze  plaatfen  lunnen  zien , 
jpeer  gebruik  van  wiijn,  dan  de  Hebreirs;  ja  zi|j  ver- 
fchilden  ook  hierin  van  de  Romeinen^  dat  het  de  Griek* 
fche  vrouwen  geoorloofd  was  wyn  te  drinken ,  'zoo  als 
blflkt  uit  ddpf.  VI.  VS.  77,  daar  naüsicaS  van  hare 
tnoeder  een'  lederen  zak  met  w^n  ontving.  . 

Hebben  wij  alzoo  eene  groote  eenvoudigheid  in  Q)ij$ 


.  ^  ófWfk  oit^emerkt ,  deze  ilraalt  ^^  tnioder  in.  de^  kH^ 
diog  door#  Wij  w^l^n  Jiiertpe  zoq  yeel  in^geiyK  rop- 
^vem ,    waarin    de    kfêeding  der  A^rtsv^e^en*  «o  4it 

•  d^r  Qri^fphe  helden  beftond,  waaruit  w;lj -tevens  9^ 

^xpUen^  .d«t  men  to^  ter  tgd  de  kleedUigduli);;^  V>t 
bet  ware  do^einde  gebruikte,  tot  dekking  des  U^cbama» 
sond/er  viode  fxï  praalzucht  i^  d^n  vorpd,,  rbet  gevpjg 
der  wedde,  welke  uit  eene  fijnere  befcbaviiig  yoi>c|- 
vloeit.  En  beftond  er  al  reqds  vroeg  eenjge  püonk  m 
weelde  in  de  kleedij ,  dezelve  w^  alleen  gelegen  ia  de 
meerdere  fijnheid  en  fchoonheid  der  ftof,  de  kleur, /^ 
verfierfelen  van  goud,  edele  fteenen  enz. 

Wanneer  wij  de  Schrijyers  over  de  Hebrceuwfche  Oud- 
heden raadplegeu,  zien  wq,  dat  de  kleeding  der  Aarts* 
vaderen  Hechts  beftond  in  een  onder-  en  een  bovenkleed , 
een^  gordel ,  een*  tulband ,  welke  ilechts  een  ineenge^ 
draaide  doek  was ,  en  zolen  onder  de  voeten ;  ra  dat  d{e 
der  vrouwen  hiervan  niet  verfchilde,  dan  door  den  vooiv 
hoof^fluijer.  Dat  de  kleedQ  niet  naar  het  ligchaam  gp- 
fneden,  maar  wijd  was  en  los  om  het  ligchaam  hing, 
blijkt  uit  de  wisfelkleederen , .  waarvan  wij  menigvuldig 
melding  gemaakt  vinden ,  welke  kleederen  vooronderftel- 

.  len ,  die  aaq  meer  perfonen  te  g^k  cpastefu  Wamieer 
wQ  het  tegenwoordig  gewaad  der  Arabieren  ^  die  in  alles 
bet  mmt  van  de  aactsvaderl^e  2eden  en  .gewoöoten  ÉS^n 
a^eweken,  ga[d€flaan ,  zal  men  hierin  ook  de  groQ^e 
overeenkomst  vinden.  Om  zich  hiervan  te  overtuigttt., 
leze  men  Hechts  hetgeen  d'arvieux,  nibbuhr, 
jAHN  en  anderen  van  de  kleederdragt  der  Arabieren  en 
.d^  OosterUogen  in  het  algemeen  vermei^.;  Met  de 
fcleeding.der  Aartsvaderen  komt  die  der  Grieken  bj|j  ho- 
afBUus  b^jna  volkomen  overeen.  B|j  dezen  vinden  wy 
d^i  ^iTdy»  ;CöQ  kleed,  hetwelk  over  het  blpote'fligcjjiaam 
werd  aangedaan,  en  aan  mannen  en  vrouwen  gemeen 
57a6 ,  ^ven  als  de  ^21^0^  of  ifutTm^  hetwelk  over  de 
X/trèv  aangetrokken  werd  en  het  bovenkleeid  5a^as«:  JDit 

'  JÜi^  ynj  duid^jk  in  telemachüs  ,  Odys/^^XV-^  vs. 
fg^    In   plaats   van  den  ^Sp»;  rdroegen  .de  vroui^^n  dik- 

li  2     ' 


V4*  lESCHOl/WlNO  VAN    Dfc  HOJMaMTEIT 

•wïjts  'de  jr/jrAo<.  HïcTom  noemt  hombrüs  de  vrBnWëÈi 
der  Achhtrs^  Ilias  V,  j'jjrwXo*.  Daar  het  woord  vriw>k 
elgebUjk  niet  anders  fchijnt  te  beteekcnen ,  dan  eAi 
doek   of  zeil,  hetwelk  om   iets .  geflagen  Vverd  ter  M- 

/  wikkeling,  zal  dit  kleed  waarrchijnlijk  in 'de  oudfte  rif- 
dOl  ook  zeer  eenvoudig  geweest  zijn.  De  beteekenls 
van  zeil  of  doek  toch  fchijnt  homerun  aan  dit  woord 
géheeht  te  hebben ,  wanneer  hg  p  a  n  d  a  ft  u  s  ,  ïliqs  V. 
VS.  194,  tot  AENEAS  laat  zeggen:  „  dat  erin  hét 
huis  zijns  vaders  elf  ftrijdwagens  gereed  ftonden ,  waaf- 

'over  zeileh'uitrpannen  waren:  ^* 


kpu^  U  xéirkit 


üierby  moeten  wq  nu  nog  voegen  de  x^iv»  of  mamel^ 
le^  kleed  ter  wering  van  de  koude.  Welk  ander  doel 
kunnen  wij  toch  dit  kleed  toefchr^Ven ,  wanneer  .  w^ 
ULYSSES,  Odys/.  XV.  vs.  487,  hooren  klagen /  d^t 
lujl  door  de  koude  gekweld  werd ,  omdat  h^  geen'  man- 
tel had  ? 

' iXXk  fu  ;^«7fcff      ' 

«'t  • 

t)eae  kleederen  werden  ook  door  eenès  gordel ,  ^s^tfm  té 
^,  om  het  ligcbaam  vastgebonden  ^  zoo  al&  wg  vinden 

fltarXiy.  VS.  i«it 

» 

^«r«  iè  C^v»  èttmrW  ^vedvotq  ipxfvmv 

QJysA  V,  VII  en  andere  plaatfen.  De  Grieken  fchijnéh 
het  hoqfd  enkel  en  alleen  met  een'  helm  gedekt  tt 
hebben ;  bij  homerus  ten  minde  vinden  wij  niets  éi^ 
ders.  De  vrouwen  hadden  echter  verTcheidene  hoofif- 
ficrfets:  een  umXCyrrpat  hoofddekfel;  af^^rvf,  haarband; 
n^MfC^tiXo^,  haametje;  xfiflf/cvoy,  hoofdfluijer.  Zie ///«» 
XXU.  VS.  469. 

'  Een  krachtig  bewijs  van  kinderiyke  eenvoudigheid  vin- 
den, wy  ook  hierin ,   dat  de   Aartsvaders  en  Griekfckc 


l^f^l^.  4i^  dingen  zelve  veirigtten^  welke  eene  mee^e 
.  befcbavtng  den  dienstboden  overlaat,  A^braha^m  itq- 
fSE^Ts^f  die  g^oote  Herders  vorst ,  .  welke  .eeoe  luenigte 
flinren  ea  fla vinnen  te  ziyner  berchikking  bad  9  fcbaamcje 
Mkk  niet 9  zelf  een  kalf  van  de  kudde  te  halen,  ten  eind[e 
Jiet  zqnen  gasten  voor  te  zetten,  terwyi  zgne  huisvrouw 
bezig  was  om  koeken  voor  hen  te  bakken,  Gen.  XVIJ^ 
6f-r8.  Jakob  en  zijne  zonen  hadden  niet  alleen  bet  Qp- 
penoezigt  over  hun  vee ,  maar  weidden  dat  hunner  vi^* 
der^,  even  als  de  herders  in  het  veld.  Gen*  XXtKt.iip 
XXXVII:  12.  En  wanneer  wg  nu  bij  hom Rsys  lezen^ 
dat  PRIAMU8  de  offerlammeren  zelf  op  den  wagen  tilde 
en  dien  mende,  Ilias  lil.  vs«  310;  dat  AcniLtBS 
het  geflagti^  vleesch  in  (lukken  fneed,  &k  het  ten  maaltfid 
bereidde  voor  de  gezanten  van  aoam bmnon, ///i?/ 
IX'.  VS.  109;  dat  AN  DR  OM  AC  HÉ  de  paarden  van»b»» 
ren  gemaal  voederde,  Ilias  VUL  v.  186,  moeten  wQ 
dan  niet  zeggen,  dat  dit  all/es  nog  eede  kinderlgke  ee^ 
voudigheid  kenmerkt? 

ft.  Htcrfchende  zinncl^khHd  en  overmatige  leyendighM 
yan  hqrtstogten  is   een   tweede  hoofdtrek  in  bet  oor« 
fpronkeltjk  karakt^  van  den  mensch«  -*-  Dat  de  mensch ,  ^ 
naarmate  hy  minder  befchaafd  is,   de  zaken  alleen  naar 
bet  uitwendig  aanzien  en  de  uitwerking ,  die  zij  op  de 
sinoenr  hebben ,    beoordeelt ,  zien  w(i  tn  de.;nog.:gelH# 
onbeficfaaafde  volken,  voor  welke  b..v.  koi;akn,.gl^()^ 
ft«emjes,met  één  woord  alles,  wat  fcbitteit  of.ftarkiiii| 
harde  kleuren   heefr ,   de  grootfte  waarde  en  aantrekke* 
l^kheid  bezit.    Dit  zien  wQ  ook  in  de  kleine  kinderen , 
n^ion  alles,   wat  hun  in  de  oogen  fchittert,  het  meest 
.^eha^gt.    Hoewel  pu  de  befcbaving  in  den  tijd,  waarvaü 
xf^  thans  fpreken ,  wel  is  waar  reeds  eenige ,  ja  in  ze^ 
Jwr  opzigt  groote  vorderingen  gemaakt  had ,  moeten  wg 
ê^ter  op  het  oog  houden-,  dat  dit  alles  zeer  langzaa^ 
K|M>rtgiog ;   weshalve .  het   ons  niet  moet  verwonder^iir, 
wanneer   wij  in  dit  tijdperk  nog  eene  grootere  ztonjél^ 
beid  aantreffen ,  dan  men  misrchien  bij  deze  volken  \.ti' 
wachten  zou.    Wü  willen  zulks^  kortelKk  in  eenige  tr«k- 
ken  nagaan. 


45<>  mSSÓÉÓVWltiO  VAN  DB  «raSTAlVtTEIT 

Tot  «éü  (terkfi^tekeüd  bé^Qs  8ief  ififddQUéld  ÜktH 
ons  'de  Wijze,  waarop  meto  de  eenè  of  andere  gébëar^ 
tiïs  hl  het  geheugen  béWaarSe.     Wanneer  wij  van  de 
^üde  inwoiiérs  van  ffoordSèh^land  lezen  (♦)  r    „  F^t 
^)^'  Èinführung  dès   Christemhums  bekam  nimund  èt^ 
iütft '  ffttmén  ^   tf   hatte   'fich  denti  dutth  elne  4ichii^e 
that  uftierfchUdtn  ^   von  der  fnan  den  Namen  herkiten 
tihhit;**  dan  moeten  wij  gerèedeUjk .  todleiftthen ,   dtt 
iultes  ook   grooteiidtfets  bij  Grieken  en  jffebreêt^  fJlaats 
had:   bij   de  cèfften  toch  blijkt  ons  dit  ontegenzeggelijk 
^t  de   rtieniéVtildige  bgnatüen   der  Goden  en  hdden  bi^ 
HyoMerüs;  eii   wie,  die  aan  de  ïiatnen  abIiah'am^ 
&AkA,  isaSr,  isiiA'SL  en  andere  denkt,  twQfelt  éf 
itó ,  of  iülks  óók  fcij  de  Hebreen  plaats  gehad  'hebbet 
"Dat  orikulschKeid  en   toomdóoze  wellust  een  gcvotg 
•^l^n  van  onbefchaafdheid   tx\  onbeteugelde  zlniiclifkheidV 
leórt  oiis  de  géfchiedenis  der  ruwe  en  wilde  Volken  ook 
liog  heden.    Het  zijn  dan  ook  deze  fdiandeigke  ondetig^ 
den,  welke  wij  ten  tijde  der  Aartsvaderen  in  eene  mcti^ 
fei^e  matp  iaaryehljn  airi  dèm  mensch  iien  raedcdeelen,  ter- 
V§1  ook  de  luchl:gefteldhe1d  déze  ftftfwaardige  ondeug- 
den opwekte.'  Wie 'toch  hèritinert  zich  hier  niet  tef- 
llond  de  fchoone  vallei  van  het  Zöutdal ,  l  o  t  *s  doch- 
ters, JU  DA  -en  RUBEN?    Ja,  al  ware  het  ook,  én 
#fl  ons  éver  zulke  verfoeijelfjkè  tooneelen  niet  behoef- 
den te  bedroeven,   w^  vinden  evenwel,  dat  de  ware, 
Skh  boven  bet  zinnelijke  verheffende ,  liefde  wein^  ge- 
kend werd ,  maar  dat  de  huwelijken  dikwerf  alleen  aan- 
gegaan werden  om  de  eer  van  een  talrijk  geflacht  te  heb- 
b«i.    Echter   fehijnt  de  huwelljkstroi^  toen   reeds  op 
zeer  hoogen  t)rijs  gefield   te  zijn,  gelijk  wq'zien  in  de 
Koningen  van  Egypte  en  Gerar^  Gen.  Xfl:  15,  XX: 
9,  die,  zoodra  zQ  vernemen,  dat  sara  de  yrouw  van 
A  fi  R  A  H  A  M  is ,  haar  aan  haren  echtgenoot  teruggeven. 
Eveneens    behandelde    ook  deze  zelfde  abimslecb 
RBBEkRA,  Gen.  XXVI :  9. 

(*)  Macphbrson»   jianmerkingen  êp  ossian,  Ilde  D. 
bl.  36»  volgens  de  vertaling  van  db nis. 


CR  gettoutvt  buwellükaUefck  .mededeelen,  zqi9>  als  h»  ▼• 
van  FSNÉLOPi  en-ANDROMACHB,  grocM;  |s  davv 
cDtcgeA  het  tuut  van  de  zoodmoigo.»  di» .0x13  doen  zkn» 
dit  deze  bg  de  Grhksn  wek%  gekend  wim«  Hoe  toch 
sou  anders  aoambmnon  hebben  kuone^  zeggen, 
dat  bij  cfiRYSBis,  die  bQ  gefchaakt  had»  liever  bad 
dtn  zgne.  echtgenoot  oi^yTEMii b.stra?  lüas  L 
Y%*  ;II4«  BQ  dat  het  b^  Jhen,  even  als b|| de  Aaftsvade^s» 
aiec'  ongewoon  was »  bqw^ven  OrffAA^KOf^)  <e  hebben  , 
;mn  w|  in  AMYNTOR,  wiens  btJwQf  doopzönen  zoon 
püOBNix,  op  aanraden  zgner  moeder,  oiodat  de?e  de 
oorzaak  van  vepl  ItuiTelijken  iwist  was,  volgens  z^$ 
«gene  'woorden,  (^Ilias  IX.  ys.  45a).onieerd  weed» 
diip,  ev^  als  ruben,  bet  bed  zyos  vadera- bcïioedelde* 
De  Goden  en  GodUmen  zelfs  drgven  eeneo  ongeboprden 
minnehandek  -Een  jupit^r  durft  zelfs  op  i^jpe  m^r 
nigviildige  eehtbreuken,  waarvan  hv  er  %^  opn^epi, 
zich  beroenien !  .    .       :    . 

Dat.  door  deze  groote  zinneiykheid  de  hanstogten  zeer 
fpoedig  en  fterk  opgeiw^:  worden ,  aal  voorzel^er  oio» 
mand  bevreemden^  die  bedenkt,  dat>:dezmndöke;m.eQsch 
zfeb  alleen  met  het  tegenwoordige  bezig  houdt,  e^  ^ 
dit  alken  invloed  heeft  op  z^ne  aandoenmgen.; .  .Wjy 
hebben  boven,  l|>rekende  over  den  oorfproog  van  Zang?^  . 
Dans-  en  Dichtkunst,  hiervan  reeds  het  een  en.aiidïQr 
gezegd;  weslialve  wij  ons  thans, bekorten.  Het  1^.  Qok 
niet. alleen  de  aandoeningen  van  vreugde,  die  fterk  op 
den  dttieli|ken  mensch  werken;  maar  ook  die  vandroe^ 
beid,  baat  én  viijandfchap.  Menigvuldig  waren,  tent^de 
van  ABRAHAM,  iSAaK  en  jAKOB,  de  uitwendigei 
teekenen  van  rouw.  Deze  beftond  voornamel^k  in  het 
feheuFen  van  liet  opperkleed ,  het  fcfaeren  van  het  hoofd-» 
haar ,  door  zich  in  eenen  zak  te  kleeden  en  met  Ito£  en 
asch  te  beftrooyen.  De  uitwendige  teekenen  van  droef- 
heid by  de  Grieken  beftpnden  ook  niet  flechts  hieriii, 
dat  men  den  dooden  beweende;  maar  in  treurige  om- 
ftandjgheden  floeg  men  zich  op  het  hoofd  9  liias  XXIL 


4S»  ftB0CH6aW«l!lO  WAHiBE  MmMAmtJOT 

'VS.   13 ,   trok  zich  bot  Iiitr  iiic  5  Jlias  X*  V8»  »^ ,  -h^ 
if  rooide  het   hoofd  met  ftdf  en  asch,  liias  XVIII^  n^ 
93,  en  floeg  zkrh  op  de  bortt,  vs.  30  (*)• 
*    3«    Getrek  aan  kieschheid  en  fijnheid  van  gei^otl  was 
een  i^t  minder  allesins  doorftralende  hoofdtrdc  in  het 
tnenrchelijk  intliikter  van  dien  tijd*~Wq  £ten  bet  gevwl 
liier  wel  reeds  Ineer  veredeld  en  verfijnd,  dan  b^.voi- 
'ken»    die  nog  in  geheeld  onberchaafdheid  en  rnwlnd 
van  zeden  levo) ;   maar  het  was  er  evenwel  nog  v)cne 
êS  van  die  hoogte  bereikt  te  hebben,- waartoe :nien  he^ 
zelve   bij  ons  gedegen  ziet.    W(j  zagen  zulks  diiideitk 
Ift  de  denkbeelden ,  welke  men  toen  had  van  eerbaarittid 
tn  kuischbeid*    Dit  getuigen  ook  de  menigvuldige  1^ 
ten ,  veinzeryen ,  bedriegerijen ,  onwaarbeden  en  di»r«^ 
ifjen ,  welke  men  in  dit  tijdperk ,  zelfis  bg  de  Aartavir 
ders,  vtedt  aange^wend,  om  zijn  doel  te  beceiken.     Wie 
M  er,  die  aan  de  handelw^ze  van  abr  ah  AM-en  vM 
ISA  Sr,   obs  Gen.  XII:  10,  XX:  a  en  XXV!:  7.  ver** 
meld ,  denkt ,  ^  hieraan  nog  twQfelt  ?  Was  het  ook  niet 
Aoor  list,  dat  JAK  o  B  zich  den  zegen  z^'na  vaders  wist 
deelachtig  te  maken  {Gen.  XXVIf)  en  eene  groote  hoe** 
veelheid  vee  voor  zich   verwierf  9  (Gen.  XXX«)    Mes 
denke  flechts  aan  de  faandelwgze.  van  laban,  Gen^ 
XXIX;  aan  RACHEL,  Gen.  XXXI;  aan.de  ontrowir 
van  jARoa's  zonen  te  Shhtm^  Gen.  XXXIV,  en  die^ 
wAarmede  zQ  bunnen  broeder  jozef  behandelden,  Gen^ 
XXXVli,  en  men  zal  hiervan  volkoipen  overtuigd  v^ 
Wanneer  w^  nu  nagaan,  dat  ook  rooven  en  ftdan 
Mj  de  Grieken  niet  alleen  gewooa  was ,  maar  dat  m0| 
er  zich  zelfs  op  durfde  beroemen ,   zoo  als  wij  in  de 
ianfpraak  van  nestor  aan  tblemacmus  enzgiM 
medgezellen  zien ,   Odysf.  III.  vs»  71 ,  moeten  wi}  dan 
met  erkennen ,  dat  wij  ook  bjj  hen  weinig  kieschhdd  a> 
fijnheid  van  gevoel  vinden?    Dit  zien  w^  nog  duidelg-^ 

'  (*)  Dat  hec  b9  de  Griefren  ook  ten  tqde  vtn.tocitarra 
Bog  een  «ceeken  van  rouw  en  droefheid  wai,  zkh  bet  hoofiU 
haar  Ke  Cehereo »  zicu  w^  bi)  puato»  PkaedoH^  C»  4U 


DBR  lAAE^rfiVADBRBN  &«  D«R.  OABIKSil*  45g 

tar  ior  de  wQze^  -mnrop.BQ  zicIUBsbtea  .fu^eo;  on  vm 
Jhviuie  M(toidadcn  gewagen ;* iets ,  dat,  volgois  oio 
fijner  gevoel,  geheel  OBgepa^t  en  Oow^oegel(jk  ja« 
;Hoe  hooren  wig  n b st o a  toch  pogcbtad  a&eggen ,  Ill^i ^ 
I^;vs.  R<S6i  verv^,  dat  de  dap'perfte  maimen»  loet  wie. 
gen  fienreling  zich  durfde  joietsn »  hem  uit  PjUs  <^t* 
bekten  hadden ,  om  onder  hem  te  ftryden.  Hoe  verji^f^ 
cBBGTOR  2ieh  .op  .zqn^  moed  en  .dappearheid ,  //r>f 
"VIL  V8«  759  wanneer  fay 4  op  aanraden. van  a  1^0. li»^ 
^  MiifBRVA^  iederen  Grieks  die  den  kamp  met.heni 
VPx  dmrven  wagen^^^ot  een  tweegevecht  nifida^. 
1- WQ  Wndea  echter^  4un  :den  anderen  kant,  ook  ver» 
il^eideBe  prc^evèn  van  eene  meerdere  kieachbeid  en  fij»» 
MId  van  gevoel,  ten  tjjde  der  Jtartsvaderen,  waandt 
.  Mt  M|kt,  dat  zg  toen  reeds  vetre  boven  andere  v^ 
leen,  op  eenen  higeren.tiap  van  beièbavtng  fliande»  ve0« 
•keven  waren.  Om  nu  niet  te  fpreken  van  de  burgerlQkf . 
behefilheid,  waarvan  wQ  Gen.  XXVUI;  d,  XIX:  1, 
XXiX:  13  en  elders  bl|jken  vinden,  lette  men  flecèta 
op  bet  edelmoedig  gedng  van  abraham  jegens  den 
Konuig  van  Sodam ,  Gcn^  XIV:  si — 04 ;  z^  bede  vofT 
M  deeMemtng  in  bet  lot  der  inwoners  van  deze  fta4f 
Qm.  XVIII:  a3^3ft.  Wie  denkt  bier  ook  met.teih 
ÜMd  aan  de  fijn  gevoelende  ziel  van  jozbp  ? 
^  4*  Laten  wi}  nu  cindelük  nog  eenen  karaktertrek  van 
liei  toesmah'g  menschdom  befchouwen,  waarin  onze  bef 
Miaafder.  Eeuw  voorzeker  verre  moet  onderdoen,  en 
óte  in  den  eerften  opflag  met  de  mindere  bd'chaafdheid 
Aer  t^en  febqm  te  ftrqden;  de  gastvr^'hcid.  —  Het 
Oosten  m<^  nog  beden  door  gastvrybeid  beroemd  zijn» 
daar  het  den  ArcHer  een  waar  genoegen  is ,.  .eenen 
«l«emdellng  bi|]  zich  te  mogen  vergasten ,.  nog  meer 
Mis  het  dit>  ten  tgde  der  Aartsvadeven*  Weinige  mofgen 
(kf  voorbeelden  zqn,  die  mozbs  ons  hiervan  medei* 
dedt;  die,  welke  bfj  heeft  jiangeteekend ,  leveren  hiervan 
ten  onrcgenzc^ggelfflL  bewgs  op.i  Ging  niet  abraham» 
zoDdra  h|j  de  drie^  vreemdelingen  befpeurde ,  hen  te  %%^ 
moet,  en  verfchafte  hun  alles ,  wat  fot  verkwikking  firek*^ 


4f 4 '        »n€«oirviiro  (vam  bb  'HOiiiAMVBir 

kW/  teü!?  -Gup»  xyUL    Niet  vumUt  gattvriy  wtrdM 
oek  doM  vreeipdelingen  door  lot   oÉtYiogiB.     Hior. 
2ieh  wQ  9   hee  heilig  reeds  tam  het  fégt  der  gittvrQhcJkl 
wisV'  daar  tOT  veeleer  lyne  eigene  dochtets,  dan!  daas 
vreetndiriingeil ,  der  toOTielooze  toenigte  wilde  oveigcyen^ 
-*  Baar  de  gaistvf^id  in  het  OoateD  den  reiger  Vooni 
aUenKiAgenaamst  en  nbodïakriyk  ia^  moge  hét  bQrander 
om  deae  deugd  geprezen  wordm;  dat  dezelve  eohtet 
oiidtijda,  en  wel  reeds  zeer  vroege   ode  in  het  Westen 
beoefend  werd',  hiervan   vmden  w^  verichetdene  bew^h 
zen  bij  TAOi'TUS,  dcmtfribvs G^fïlkamrvm ^  Cap«  ai; 
jr  CA«SA|t,  Bella  GüUico^  Lib.  L  Cap«  47)  os'ss» 
irM  en  hoieerus»    Uit  verfeheidcne  plaatfen  vafi  det^ 
MitsigeBoemden' gedichten  bl^kt  het  <mis  ,  dat  degastn|<» 
b^  bg  de  oude  Grieken  niet  minder  gebruikei|k  vn»^ 
dm  hii  de  Aartsvaders.    Van  az  Yt^va  toofa  wordt  giif 
2^d)  Ilias  VL  vs«  15,  dat  bij,  zijn  huis  am  den.rw^ 
hebbende ,  •  lederen    voorh^ganger    vricnddgk    ofttirisg» 
Ook  getuigt  PHOENix,  Ilias  IX.  vs«  480,  ^atPBi- 
L^tus  hem  VriendeQjk  omving  en  als  een>  vader  bemindp^ 
Dat    ook    de    tegten  der   gastvrijheid  bi|  de  Grielcem 
ner  heilig  waren,  kan  men  oök  hieruit  opmaken,  dal 
zQ  meenden,  dat  de  vreemdelinge  hun  dodr  2«d«  (tWii 
toegezonden  werden ,  ^6  als  n a u s  1  c Afi  zegt^  Odyefi 
VI.  VS.  ao7.    Ën  dat  men  met  hen  niet  mogt  oorlogen, 
met  wie  de  voorouders  de,  regten  van  gastvr^beid  onder- 
houden hadde,  zien  wij  in  olaucu^  en  DiOMfB^ 
DES,  Ilias  VL  VS.  aia. 

'  Mogt  ik,  M.  II.,  door  met  u  den  flaat  van  liet 
menschdom  in  dit  tijdperk  te  hebben  gadegsflagen,  jbd 
ü,  zoo  veel  mij  mogelijk  was,  d^  trap  van  zedelQkeaa 
verftandelQke  k^nis  en  hefcbaviüg  te  hebben  aangetoond, 
de  begeerte  bij  u  hebben  opgewekt ,  om  het  vérflaod  mot 
dé  kennis  van  dié  zaken  tevtnijken,  welkeopdebefchaü 
ving  van  den  mensch  den  grootften  invloed  hebiien;  op^ 
dit  kuÈften  en  wetenlbhappen  fieeds  meer  en  meer  be» 
oefend  wieiden ,   en  haren  heilacmen  invloed  over  het 


ïngenuds  diHicfife  jfidèUter  artes 
Emottit  mores^nec  finit  esfe  ferosl 

611  ifm  «ycteflüul  en  .£mw  )ÊDAmA  ftoeds  iMnrcDi  ik 
kn;  mtmmuMi  in  aI  dftfgcMt  wftt  der  AfynfgMi/ilAcid 
teimdeijyki»! 


VADBRLAIVD. 


Met 


n^  beweert  die  ficbnuid^e  Hoogkereerpjikuya 
VAK  DER  HaftvsK»  dat  de  toeftand  der/HteHniade» 
óns  vilderlttod  niet  kan  gel^  ^geftdd  wordeamefedcnrliloea 
detselve  in  andere  landeaf.  en  dat,  even  ali  :er ;daar .bo« 
swaarlQk  bdkiVame  nuumen  voor  de  leerftoelen  dei^.  jUBk« 
tifiete  Geneeskunde  te  vinden  9^ ,  hq  ona^  dasel£ic 
nloeüd^kbeid  vo6r  die  der  Heelkunde  beftaat«  Detido^ 
kenuir  geeft  daa^oor  de  twte  volgende  redenen  op :  x^v 
moet  de  Heelkunde  als  kunac  in  die  Iknden  teloeyai^ 
ü^e  het  tooneel  des  oodk>gs  zijn  ^  en  Vandaar  ,  datzid) 
m  Duitscbland  en  Frankrgk  gedurende  ^Gia\f/t  jaren,  zoo 
vele  gcoote mannen  gevormd  hebben;  «—  a««  béftonden  er 
vooriieen-  in  ons  vaderland  geene  bijzondere  .inftdtingen  , 
voor  de  Heelkunst  (♦). 

'  WQ  zgn  het  volkomen  met  dien  Hoogleeraar  eens,  doch 
geüooveuy^  dat  er  daarenboven  nog  twee  andere  redenen 
bedaan,  welke  den  bloei  der  Heelkunde  binder^^k  z^^ 
In  de  eerfte  plaats  bedoelen  wQ  de  vereeniging  der  Heel-» 
met  de  Verloskunde.  Verre  de  meeste  Heelkundigen 
onder  ons  óèfienen  thans  gelptijdig  de.  Verloskunde  nit ,' 
't  wdk  federt  eene  halve  eeuw  meet  en -meer  a^[emeen 
ia  geworden  ,  nadat  de  faifoentyHe  kia\fc  van  mesfi^ben 
minder  de  hulp  der  Vroedvrouwen  inioqit.  Devereoii^ 
[|^  dier  beide  vakken  is  wel  niet  onhéftaanbaar ,  maar 

(♦)   Zie  Geneeskundige   Bijdragen  ^   lilden   D.'  ifte  St.  bl. 
48  der  Boekbeoord, 


Oftikfi  :al^.  ic|Qriui4^  der  ff^akuofiWMt  4efSE€ilvér 
beoefenaars  door  hunne  verloskundige  piakiyk..vaa*em 
goed  beftaan  zich  kunnen  verzekeren ,  en,  zonder  ive- 
zenlQke  heelkundige  verdienden  te  bezitten,  desnietteinin 
als  Heelmeesters   geraadpleegd  worden.    De  Heer  vak 
ALPHEN   beweerde   met   regt»  <bij  de  deljberadte  to 
da  Tweiade  Kamer  der  Suten  Goieraalover  de  wet  van 
den  IQ  Maart  1818)  dat  de  vereeniging  der  Heel-met4e 
Verloskunde  ondoelmatig  was,  uit  hoofde  men  deze  nu 
als  eea.  bandw&rii  en  niet  als  ^ne  9F<ittf/7yM«^  zou- beoe*' 
fenen ;  terwQl  men  de  uitbretding  dier  beide  vakken  ver* 
febuldigd  is  aan  die  uitftekende  mannen ,  welke  dezelve 
ivet  de  Gteeeskunde  vereenigd  hebben.    Evtn  juist  is 
bet  ooideel  van  bovengenoemden  Hoogleeraar,  wumeer 
M^  de  Heelkunst  van  zoo  veel  waarde  en  van  zulk*een* 
omvang  acht,  dat  hare  beoefenaars ,  evenzeer  als  die  der 
Geneeskunde,   e^e  wetaifcbappel^e  opleiding   behoe* 
ven ,  en  op  denzelfden  rang  in  de  maatfchappij  aanfpraak 
hiebben»    Maar  om  die  zelfde  reden  zouden  wij  dan  ook 
Wenfchen,   dat  de  eerden  zich  bij  uitfluiting  tot  de  lut* 
oefening  van  hun  vak  bepaalden ,  en  geenszins  huoo^ 
binst  als  bewerk  befcboumlen*    Gedurende  ons  verbluf 
te^Parys,  in  den  winter  van  i8ai — 22,  .leerden  w$  atp 
daar  vele  beroemde  Heelkundigen  kennen , ,  en   kunaéa 
ons  geen  voovbeeld  lierinneren,  dat  deze  gel^tydtg  de, 
Verloskunde  uitoefenden. 
..Ëene  andere  oorzaak,  ^welke.  bij  ons  de  uitbreiding^ 
dez  Heelkunst  in  den  weg  ftaat,  is,  naar  ons  inzien,  gete-r 
gen  in  het  leveren  van  genees  en  heelmiddelen ,  waarin  de^ 
Heelkundige  niet  zelden  een  groot  gedeelte  van  zgn  be?^ 
ftaan    vindt;     £r    bedaat  wel  eene  bepaling,  volgen^, 
^ejke  iczc  gehouden  is^  alU  uitwendige  sniddclcn  zen», 
der .  onderfcieid  (Jftehal'^e  die  ,  welke  ad  ufum  cxiemp(h\ 
raneum  yereischt  worden)   aan  hunne  laders  naar  dei^ 
fn^els  der  kunst  voor  te  fchr^en^  en  dat  yoorfehrift 
te.  hunner  be/chikking  te  laten  ^  ten  einde. het  b^  eeiüi 
Apetheker   gereed  gemaakt   worde  (*)•    De    ervaring 

(*)  Zie  het  Koninklijk  befluit  van  31  Mei  i8l8.  No.  63.  ' 


feclïter  leert ,  dat  féÜïef  óyëraï'het  tfegéndèel  pltóts  Iidèft. 
De  Heelmeesters  laten  veelal  de  belooning  voor  /gèèlkuf^ 
digedienften  aan  de  edelmoedigheid  hhnhet  lijders  over; 
maar  zorgvuldig  plaatfen  zij  op  hunne  declaratiën  achter 
"  de   woerden :   voor  geleverde  medicamenten ,   écne  naar 
hunne   eigene  behoeften    geëvenredigde  fotn.    Deze- gé* 
iVoohte   ftrekt  ten   nadeele  der  lijders,  dïe  daardoor  ge- 
noodzaakt worden  tot  bet  betalen  van  onkosten,  welfte 
"  ti]  niet  kunnen  nagaan ,  daar  de  geleverde  middelen  faim- 
mer  afzonderlek  opgenoemd  wordenl    Maar  nog  oneindig 
nadeeliger  is  deze  gewoonte  voor  de  kiinst  «e! ve*    UJt 
dótt  aard  der  zake  vloeit  reeds  voort,  dat  de  HeelkuiH 
digë,   zullen  de  aangewende  middelen  fti  -  allen  opzlgté 
goed  zi^n,  artfenijmengkundfge  kennis  móet  bezitten,  ta 
'  deze  bezit  hij  doorheen  niet;    Het  is  ook  bekend)  diat 
men  veelal  de  bereidmg  dier  middelen  aah' leedlnjg^^ 
jeugdige  en  onervarene  knapen ,  overlaat,  dte  niet  tlt^ 
'  mét  de  noodige  omzigtigheid  te  werk  gaan.    Doör  deEttii 
'  winstgevénden  handel  ontaart  de  Heelkunst ,  en  zij  bl^l 
niet  meer ,  't  geen  zij  naar  de  oorfprcmkeigice  bétéekente 
•  van  het  woord  zgn  moest.    Vandaar  ook,  dat  6et  gëtibl 
der  Heelkundigen  in  ons  land,   in  evenredigheid  van  dat 
étr  Geneeskundigen ,   zoo  groot  is ,  en  de  eerflü^tï  dil* 
W^Is  een   beAaaó  vinden  in  het  leveren  van  oogwatéféi^, 
mondrpoélingen ,   wasfchingen ,'  enz.  eniz     Hoogst*  doel* 
matig  is   derhalve   het  zoo  even  aangehaalde  artikel  d£± 
wét,  waarbij  het  leveren  van  uitwendige  middelen  déii 
HteHcundigen  wordt  vcfrboden ;   doeh  even   zeer  is  het 
te  bejammeren  i  dat  deze  wet  niet  wordt  gehandhaaftf» 
*t  welk   alleen  aan  de  Provinciale  Geneeskundige  Cooi- 
rfiïsfiën    moet   worden   toegefchreven ,   waarin   twee  of 
triéer  Heelkundigen  zitting  hebben ,  die  hon  eigen  belang 
boven  dat  van  *t  algemeen  (lellen ,  en  zich  te  de^enató-* 
zien  op  ministeriële  exceptiln  beroepen.  -  » 

'  Het  is  derhalve  noodzakelijk ,  dat  er  oiider  ons  nieun^e 
Wetten  worden  vastgefteld  en  gehandhaafd^  ten  eiiide 
de '  Heelkunde  tot  eene  -  ineerdère  volmaabheid  te  bren- 
gen; en  wij  hadden  gehoopt^  dat  deze  het  gevolg  zou- 


.pqge^r..  e^^B^r  jafleqr  in  's.^ettcige^riioscli  |;cl)aui}a. 
tDe  Jioogkecaair  y^ m  j}]rk  hob yit  n  wenscbt^  dat  de 
iHedl^wd^  dezelfde  w^teufchappelüke  opteidin^  aI$  de 
vGeneedi^undigai^uUm  ^em£|tep.<t  ^  ^^  ^^^^^  ^^'  S^MJ- 
^ken.  xaf%  in  de  maatfchapplj  zullen  bekleedeo^    Psartoe 
.noiten  ^d^  Hoogetchpleii^  alsn^de  de  Cliiulche  Sf;b9oI 
'«tp  Amfterdaqp  9.  in  yer^and  ge^ragt  met  Jiec  Acbeoae^uiD » 
jÜBMOLm    Wel  jufii:  xegt(treek;s  ^  nuiar  evenwel  jmeic  ^ondui- 
r^dp»  keurt  «j(n  Hoojy^.  de  Clini&he  Scholen  in  au- 
'dare  pjfatfen.afi,  bewer^o^e  dfit  aldaar  Üecbts  tofijbolve 
Wdpmtjs  wordt  tgi^g^v^.,  oindat  de  onderw^zers^  in 
em'  drukken  ^iaJcti(cti^  werkkring  levende»   het  OIK^- 
,fWi$  flecbts  ala  eene  bjjeaak  behandelen*  Wij  zyn,het  yfiX- 
koipeQ  laeit  ;z|yi  üooggeL  qena^.'cn  gaan  no^  verdcf , 
^4aar  P^i  vaa  gavpelen  ^jn»  da^  er  5  bij  een  weUngiengt 
jbciQg^;  -oq4erw|j;L9  g^^e  behoefte  aan  zoodanige  Scbp- 
.len  moe^t  befbum.    De  ondervinding  heeft  ook  reeds  gp- 
jlwid.»  d^  >et  a^  moeijelök  vak  ^  om  b{j  die  Schoj^n 
^g^bikM  0li4$mÖ«A^  te  plaatien»  en  dat  deze  nienWe 
innigtiog  op  vela  pbat&Q  zwaijg^ed|en  heeft  onpnjoier. 
In  'jt.  algemaen  krwjen  w.y  .dtp  Scholen  af  Cdie  yffifk  Ajp* 
..ftardam  uitgezonderd),  «n  ine;t  leedwaen  lazep  mril.het 
^part^g  bedgt    aan0»ndf  de  Rptterdamfche   Clilri^e 
JSchoolt  in  ;het  jaarmk^ch  varflag  der  Staten  van  IIiqMmM 
igBpIaaist.    Trmw^s  »  dje  School  onderfcbddt.zid};Y;ai 
nUe  .andere  9  daarr»#.)  na  fl^hts  één  jaa,r  beOaan  te  h^ 
^\mL^  ^^en  v^flug  ^m  hare  lyerl^aambpden,  alsmedie.  Mfp 
^da  «crrdec^en  h«rer  leerlingen,  uitgaf,  zoo  als  menige 
.BoggeCohool  ZjQu  Vfenfchepte  (runnen  doenJ 

Wy  bebpfYon  ^U^Q  bier  niet  meer  hjj  te  y^tgeaai,^  KJp 
iöf>k  onfea  w[«0P<;b9  .dat  de  HealliLi^ndijen  aan  de  H(>9||p* 
.(Uiokn  moffm  .gevormd  vrpfdiBiAd.  te  ftaven^.  A^,f]fin 
ook  verlangen  wQ»  dajt  ,bji  de^ve  .van'het  itfdiili;^//4f 
sonderüvüjs  evfm  veel  werka  aal  gemaakt  wprden.,  als  van 
S9X  in  d^  .Pen^^sakimcle.  Nqg  herinneren  wjj  ons  .b^t 
«gibrekkiga  ond^wga ,  '(  ¥;#  jnrü  g^nptc»  bebbffi »  .1^1* 
-ken  lieflaandein  im  fehrijij^p  vm  %f^ia^  joipgeyuldon^t 


m  otfs  vAdNift&AW.  ,459 

e^e  menigte  van  aanhalingen  uit  Engelfche  Scfar^vers, 
^  waarbq  nog  kwam»,  dat  da  Corlïia  j(edur^de  ons 
vierjarig  verbigf  aan  4ip,  Hopgefchool  niet  was  afgeloo- 
pen.    Toen  wg  dezelve  verlieten,    hadden  wQ   fle^s 
tenè'VnU^  heelkundige. c^enMii^  s^in^  en  bewoadef- 
dctti  dttSRDfty  gedurende  ona  t^rjblgf  te  Ber^»  hef  welh^ 
gerigte  onderwijs }»  ''twreifc  wij  dtar  b|jwoondeiUy  Intus- 
reben  ia.  er:,  naar  ons  ^o^len,  mg ^e»rmid^l^, om ;j3ft 
FCéetkunde  tdt  ^een'  fs^itterV  trap  .van  volmaak^d  wte 
%r«ng6n'$nameltjk,. door  zeer  ftiwg- «t^v na^uwf ezec^ie 
tyn  by  het  afiiemen  xier  JBxaoMiia ,  en  geene  Heelkundf 
gei)  of  Heelmeesters  voor  fatt  pkm  land  toe  te  la^eHj» 
dan  de  zoodanigen ,  imlke  beNf^en  van  .grondige  keniKs 
gegJEveü  hbbben«     Van    ét  JBr<^vi|iciale  Geoeesikiu;id|{|B 
ComHiiflffiën  alleen  bange  «iiHis  af^   n  de  IlQqg|eecafr 
VAN-  D<&R  BOBvfeN  Ica»  lOT  zal,  vaftrouwen  w^» 
rhiéSrt<5e  veel  toebrengen,   daar  '^  ^elf ; Lid.  is  van  eéne 
<;dmmiafie,  wdke  .hi(fir  door  goedheid ,  intchikkeiykbei^ 
en  igeBHiUkid^kheid  ten  nadeele  zou   werken.    Qok  vui 
'üen  'Heer  Referendaris  ^oor  jde  geneeskundige  zaken  hafigt 
^te  dezen  opaigte  veel  af.    Detoeftuid,  waasin  ons  va* 
'derland   zioh  thans  bevindt ,   bat  voonüsaog  nier  itoe), 
^om  deêraèirs  geneeskondig^  wetten  te  vesandeocn,  of  doc^ 
^tiffeuwe  të  doeii  ver^nngsn;  m  wdligt  zou  ,h|j ,  wieii  de 
liandhaving  der  thans  )beteande  wetten  is  toehetrouwd^ 
Yan  dezen  tijd  gebruik  kunnen  araken ,   om  de  Examina 
^  vepfehillende  Provinciale  Commisfiën  hjj  te.  wonep. 
'W9  geTooven,  dat  hQ  hia:  n<^  al  eenig  verfcbil  zou 
Itunnen  opmerken,  en  zijne  tegenwoordigheid  veel  goecis 
'kou  te  weeg  brengen.    Imtncrs,  zoo  de  Clurifche  Scho- 
len êt  heelkundige  ftucfiën  te  gemakkelijk  maken,  hangt 
'ftet  alteen  van  de  Provinciale  Commisfiën  af^  omJi^t 
kwaad ,  daarhi  gelegen,  te  weren. 

R s. 


4tfo  HANGENOfi   WKGEN. 


o. 


HANGENDE  WICGEN,  UITGEVONOflN  DOOR 
MAXWELL    DICK. 


^nder  de  uitvitK&igen ,  die  het  niènfchel^k  vernuft 
eer  aandoen,  ftaat  de  toepasflng  vandenftoom  opallemiil* 
delen  van  vervoer ,  zoo  te  water  als  te  land ,  ongetwq- 
feld  op  dèn  voorgrond. .  De  ftoombooten  kunnen  ons 
met  voldoenden  fpoed  doen  reizen,  en  de  ftoomiqtni- 
gen ,  die  in  Engeland  met  zulk  een'  goeden  uttflag  zqn 
toegepast,  gaan  met  ongeloofelijke  fnelheid  van  de  eene 
-plaats  naar  de  andere.  Het  ontbrak  er  echter  nc^  aan , 
om ,  met  genoegzame  zekerheid  door  de  Ittchf  r^isem/^  ^ 
in  eene  regte  lijn  van  de  eene  plaats  naar  d^  andere,  té' 
Icunn»  komen.  De  Heer  maxwell  digr  heeft,  dopf^ 
•eene  zeer  vernuftige  vinding,  ook  hierin  voorzien.         ^ 

In  dt  Biblhthèque  univerfelle  van  Nov.  1830  ^p.  333,' 
vindt  men  een  uittrekfel  uit  eene  Memorie  over  A^fiEf^iAfe' 
^zcreri  yegcn^  uitgevonden  omftreeks  de  helft  des  jaars 
1830.  Wij  zullen  daarvan  ^n  kort  overzigt  trachten  te  geven* . 

De  buitengemeen  goede  uitflag,  welken  men  verkr^en 
heeft  door  het   vestigen  van  een'  qzeren  fpoorweg  voor 
de  ftoomr^tuigen ,  tusfchen  Manchester  en  Liyerpool^ 
heeft  de    oplettendheid  van    alle  Engelfche   Ingenieurs  ^ 
tot  zich  getrokken,  vooral  ook  met  opzigt  tot  de  midde-. 
len ,  om  deze  inrigting  gemakkelijk  te  maken ,.  en  er  de ' 
kosten  van  te  vermmderen  ;  kosten,  welke  zeer  helangrQk . 
z|jn ,  uit  hoofde  der  verfchillende  uitgravingen  en  opboo- 
gingen,  welke  er  noodig  zijn,  om   den  weg  oageno^igj 
horizontaal  te  maken.    Het  is  op  dit  punt ,  dat  de  Heer, 
DICK  zijne  gedachten  gevestigd  heeft.    H4  vermeUt  de* 
om  Handigheden,  die  hem  tot  de  vinding  van  een'  haijir 
genden  Ijzeren  weg   gebragt   hebben,    op  de  volgende^ 
wjijze :    r,  Nadat  er  in  Maart  1837  ongemeen  veel  fneeuw J 
„  gevallen   was ,    werd  de  gemeenfchap  daardoor  gedu- ; 
„  rende  verfcheidéne  dagen  geftremd ;  en  toen  was  het , ' 
„  dat  de  gedachte  van  een'  hangenden  .ijzeren  fpoorweg . 
^  (fuspenfion  railway^ ,  op  de  manier  der  gewone  ijze- 


HANGENDB    WEGEN.  46I 

f  •''••••,  •        ^  ; 

t,  ren  fpoorwcgen ,  zich  voor  het  eerst  aan  mij  voordeed. 
„  Ik  (lelde  tóen  een  model  van  mijn  plan  daar,  en  deed 
,,  mijne  eerfte  proeven  met  een  rijtuig  in  den  vorm  van 
M  een  vaartuig,  zoodanig  als  het  aan  het  oordeel  van 
y^^  het  publiek  wordt  aangeboden.  De  uitkomst  d#e| 
9,  proeven  zeer  voldaan  hebbende ,  befloot  ik ,  dezelve 
„■^  pp^  eene  grootere  fchaafte  herhaleö.  Ik  rigtte  eene  Hjn 
•  »  op^  van  dragers ,  ter  lengte  van  twee  mijlen ,  op  eeri' 
„'landgoed  van  den  Hertog  van  portland.'  Vin 
„  den  ^enen  pijler  tot  den  anderen  rpandé  ik  een  dübbef 
,i**tóuw,  dik  l  duim,  rustende  op  de  daartusrchen'ftaafa* 
y^  de  dragers.  Ik  plaatfte  vervplgeüs  daar  het  rijtuig  op ,' 
„;  en,  hetzelve  in  beweging  gefield  hebbende,  door  mid* 
„'  del  van  een*  kaapftanderd,  aan  een  dér  uiteinden  ^fe- 
„  plaatst,  deed  ik  hetzelve  de  twee  mijlen  va yièr  vii* 
„  nutén  tijds  doorloop'en.  Het  rijtuig  woog  12  pon^; 
„de  middellijn  der  raderen  was .  2I 'duim  ,'  én  de  wi^- 
,,  ving  moet  'zeer  groot  zijn  geweest,  in  'aanmerking  ne- 
„  'mende  de  ruw'heid  en  ongelijkheid  van  'het  touw  ,^'  enz. 
Gaan  wö  thans  over  tot  de  verklaring  der  uitvinding 
viin  den  Heer  dick. 

.  Bij  het  opritten  vain  een'  harigéncJêh'  yzcren  fpoorweg 
is'fiet  eerfle  vèreisclite,  om  dé  ftejjaaïae  Ign  in  gedeelten, 
pf  flationsy  op  eeq*  gelijken  afftand  van  elkander,  te  vér-' 
dec^ïjn..     Deze   yerdeplipg  *  wordt  iii  .  .^j?t ,  algemeen  ge-' 
lïè^pp  5  mijlen  ,.'(^^^//^Atfy,y^    eïkapder.    De  wisfel** 
of  rustplaatfen  worden  dïe  punten  ^énoexhd  \  alwaar  "de 
trekkende  of  bewegende  werktiiieen  geplaatst  zijn;  '*Ö*e 
aard, van  het  terrein,,  waarover  db .weg. loopt ,  doet  mets 
totf^de  z^akV  dewijl  (ie  weg,   door^m'iddel  der  ftèurien^* 
piJjerj  J.  over  rivieren ,  moefas|en  ,'  muren  ^  ^  ja  zelfs  over 
gffieèle* 'gehuchten,  kan  gaan. ,  Wanneer  de  Iqn  riii  eèb-j' 
iQaal ,  vast  'behaald'  is ,  moet  nien  >r  flevigè  gemetféid^" 


Mf^s%  welke 'dienen  om  den,  haqgenden 'weg  tf  onder-i 
Ifcunen  en  de  golvende  beweging  te  verminderen. 

lfBNOBLW«   1831.' NO.   10.  K  k 


AÓa  HANGKNDfi  WEGEN. 

De  pijlers  en  jukken  eenmaal  gefteld  zijnde,  moet  men 
vervolgens  bogen  van  gegoten  ijzer  oprigten ,  gemaakt 
naar  den  vorm  vm  het  rijtuig,  en  zoodanig,  dat  het- 
zelve daar  ongehiiiderd  kan  doorloopen.  De  werkende 
kabel  gaat  over  den  hals  eener  fchijf ,  die  boven  in  den 
fleutel  van  den  boog  geplaatst  is.  De  beide  fporen  (rai/s) 
qioeten  onbewegelijk  rusten  op  de  halzen  van  fchijven, 
welke  inwendig  tegen  de  regtopdaande  gedeelten  van  den 
boog  uitfpringen. 

De  nevensttaande  figuur  ftelt  het  profil  voor  van  een* 
der  pijlers  met  den  gegoten  ijzeren  boog  ,  en  het  rijtuig , 
zoo  als  het  daaronder  doorgaat. 

a  b  c  d  de  fteenen  pijlers  ,  op  50  yards  van  elkander. 

e  /  g  A  i  de  boog  van  gegoten  ijzer. 

k  de  fchijf  of  katrol  in  den  fleutel  van  den  boog. 

J  m  en  n  o  de  beide  ijzeren  fporen,  zijnde  aan  iedere 
zijde  twee  fporen  in  hetzelfde  vertikale  vlak ,  van  best 
gefmeed  ijzer ,  en  door  gegoiene  ijzeren  fteunders  (vötf/- 
foirs^  met  elkander  verbonden. 

p  l  en  q  n  de  wielen ,  waarop  het  rijtuig  rust ,  en  zich 
over  de  bovenfporen  l  en  n  beweegt. 

m  r  en  o  s  de  onderwielen ,  die  het  rijtuig  in  een* 
onveranderlijken  (land  moeten  houden. 

De  hangende  fporen  moeten  van  het  beste  ijzer  ge» 
'maakt  zijn,  en  gefmeed  worden  in  (laven,  van  eene  vol- 
doende lengte,  om  de  te  menigvuldige  verbindingen  te 
vermijden.  Buitendien  moeten  deze  (laven  zoodanig  met 
en  in  elkander  vereen igd  worden,  dat  het  een  volmaakt 
gel^  ligchaam  uitmaakt  over  de  geheele  lengte  des  wegs. 
Er  moeten  twee  fporen  in  hetzelfde  vertikale  vlak  z^n, 
aan  elkander  verbonden  door  (leunders  van  gegoten  Qzer. 
Het  hangende  rijtuig  zal  op  hét  hovende  fpoor  rus- 
ten, met  vier  uitgehoolde  wielen  (^roucs  i  gorges^^  cri 
'hetzelve  moet  onveranderlijk  in  deszelfs  (land  gehouden 
worden  door  vier  zekerheids  wielen ,  welke  onder  het 
tweede  fpoor  geplaatst^ zijn,  zoodanig,  dat,  hoe  de  fnel- 
heid  ook  moge  zijn ,  het  rijtuig  nimmer  buiten  de  fporen 
kan  geraken. 


c> 


tl        V 


HAN6BNOB    WfiO£N.  4^3 

De  uitvinder  heeft  bevonden ,  dat  de  beste  gedaante , 
welke  izn  de  rijtuigen  kan  gegeven  worden ,  die  is  van 
een  vaartuig  met  een  hoog  boord  en  fpits  aan  den  (leven 
toeloopende.  De  werkende  kabel  ^  zeer  ftevig  voor  aan 
het  rijtuig  vastgemaakt  zijnde ,  moet  over  verplaatfende 
fchijven  heenloopen  ^  en  zich  oprollen  'op  het  rad  van 
een'  kiemmenden  kaapftanderd  (cabestan  i  tngrcnagc)^ 
welke  aan  de  nabijgelegene  wisfelplaats  gefteld  is.  ^  In 
de  onderftelling  van  een'  dubbelen  weg,  kan  de  werken* 
de  kabel  twee  rijtuigen  te  gelgk  in  tegenovergeftelde  rig- 
tingen  bewegen.  Dit  is  gemahkelgk  te  begrijpen ,  indien 
flechts  dezelfde  kabel ,  die  voor  aan  het  eene  rijtuig  is, 
achter  aan  het  andere  wordt  vastgemaakt. 

Het  werktuig,  dat  de  beweging  moet  voortbrengen , 
en  op  iedere  ftation  van  5  mijlen  veranderen  mott ,  is 
zijdelings  van  den  weg  gefteld.  Hetzelve  kan  naar  ver- 
kiezing in  beweging  worden  gebragt ,  het  zij  door  men- 
fchen ,  den  kaapftanderd  draagende ,  (wanneer  er  flechts 
ligte  rijtuigen  over  den  weg  gaan)  het  zQ  door  paarden , 
of  zelfs  door  ftoom,  wanneer  de  weg  beftemd  is,  om 
zware  lasten  over  te  brengen. 

De  kosten  voor  elke  myl  van  zulk  eenen  weg  zijn  al* 
gemeen  berekend  op  1395  pond  ft.  10  fchell.  6  p. ,  ter« 
wijl  de  ^zeren  fpoorweg  tusfchen  Liverpool  en  Man^ 
chester  berekend  was  op  4500  pond  ft.  per  mgl ,  zoodat 
een  hangende  weg  veel  goedkooper  zoude  zijn. 

De  mindere  kosten  zouden  echter  het  eenigfte  voordcel 
dezer  wegen  niet  zijn. 

i^.  wint  men  in  den  afftand  en  in  den  tijd;  want  de 
weg  over  rivieren  en  andere  hindemisfep  heengaande, 
neemt  dezelve  den  kortften  afftand,  zonder  ergens  door 
opgehouden  te  worden.  Geen  tunnel  noch  beftrating  enz« 
heeft  dezelve  ergens  noodig. 

a®.  neemt  de  hangende  weg  de  groote  verhinderingen 
weg ,  welke  meestal  ontftaan  door  de  verpligting ,  om 
de  toeftemming  der  eigenaars  te  verkrjygen,  ten  einde 
eenen  weg  door  hunne  eigendommen  te  brengen.  De 
uitvinder  vleit  zich ,   dat   niemand  de  oprigdng  van  eo^- 

K  k  a 


4^4  HANCfENpE:  WJIG^N. 

kela  p^l^rs  en  jukken  pp  zijne  grpnden  zoude  weigera? , 
dewïjl;^c9  eenmaal  gebouwd  zijqde.,  tot  ve^fraj^iing  van 
bet  midden  van  een  pfirk.  zouden  kunnen  ftrekken. 

3,^.j$  het  voornaamflp  voordeel  van  deze  nieuwe  ma* 
tuer  d&  ongemeene  fnelheid ,.  waarmede  de.jjjtuigen  zich 
kjinnen;  bewegen»  zonder  het.  minfte  gevaar,  dat  de 
raderen  uit  de  ^hangende  fporen  kunnep  gf raken*  De  Heer 
DJCK  meent,  dat  hij  h^t  niet  vergroot,  wanneer  by 
S9gi^  dat  Jig^e  rijtuigen  ^  bewogen .  door  een'  verbeterden 
k^flanderd,.  e^ne  mijl  inde  ^minuiit.  zullen  ..kannen  doorr 
loopen. 

De  fteller  van  het  artikel  in  de  Bibliothiqtu  uniycf^ 
felle  meent  zich  niet  te  moeten  veroorlov^»  zijn  bepaald  * 
gevoelen  te  zeggen  over  deze  uitvinding.  Dezelve  kopt 
hem  0g}^ltx  niet  zoo  ^vreemd  voor,  als  ze  misfchien  aan  de 
meeste  lezers  zal  toeCchijnen.  Ook  mij  komt  dezelve  niet 
zoo  wonderlijk  voor ,  dat  ik  niet  eene.  werkelijke  uitvoe- 
mg,  ook  in.  ons  Vadc^rl^nd,  van  dezelve. zqu  mogelijk 
8cbce9«  De  gewone  y^^ren  ïpogrwegen  zullen ,  dQor  de  ge- 
fieldheld  vta  ons  land ,  nimoier  van  eene  goede  toepa^fiqg 
kunnen  worden ,  immers  niet  in  de  meeste  ftrdien;  maar 
de 'hangende  Ijzeren  fpoorwegen  doren  zich  aan  geene 
plaatfelijke  omftandigheden. 

Wie  weet,  dus  befluit  de  fteller  van  he(  medegedeelde 
artikel,  .of  men  niet,  wanneer  men  eenmaal  gewoon  z^l 
'  zgn^  om  door  de  lucht  te  reizen^  aan  de  hangendQ 
5vegen  dè  voorkeur  geven  zal  boven  alle  findere  middelen 
van  vervoer,  als  veel  zekerder  en  fneller  d^n  eeqige 
andere  ? 

Hoc  dk  zij,  en  bool^ig  men  ook  oordeele  over  deze 
opperviakkige  befehrijvlug^  welligt  geeft  dezelve  aan]^- 
ding  tot .  ailidere  en  betere  gedajcht^n  ,  of  tot  toepasfing 
op  andere  zaken;  want  de  tgden  zyn  voorbij,  waarin  al* 
tos 9  wat  nieuw  was»  veroordeeld  werd»  alleen  omdat 
Ittt  <menw  was.  Wij.  leven  in  een  tijdperk »  (hoe  pok 
goflingesd  doojr  Aaatkundig^  .  gebeurt^isfen)  waarin  de 
liiinften  es  wetenfc^appep  r euzenfdireden  hebben  gedj^» 
*  ««11  nog  fteeds  voorwaarts  (breven* 

F.  W.  C. 


w, 


OVSR  HET  LAOBR    ON0£RWJJ9  CN   FA>T£R   QIRARO.  ,^6§ 

■ .             I         ,  I    ■■  I       ;  I  ■         I                            II                ■       ■                 ■  ■          II         ■^^»——  ,      , 

OVfeR   HET  LAGER   ONDERWAS   EN*  F^f  BR 'dJR AR D.  .     ' 

(^Feryofg  van  BL  391.) 


9*  beginnen  met  een  akvoerlK  uütrékfel  ie  leverea  va» 
eene  Redevoering,  door  Pater  o  ir  ar  d  in  1821  tihfeQ>roken  , 
omdat  deze  ons  het  géfcbiktfte  voórkoroc,  om  den  geéic  én 
het  doe]  van  zijn  onderwQs  te  bevatten*  Dete  ReéeliaiRislt 
over  de  noodzakeJifkheid^  om  het  verftand  der  kindden  te  bt^ 
fchaven ,  ten  einde  Christenen  van  hen  te  vormék. 

n  Indien  ér  nog  ftholen  z\|ii ,  alleen ,  naaé  bet  fchijnt ,  loi. 
gerfgt,  om' te  leeren  lezen,  fbhrijven^  rekenen  en  opzeggeft, 
wij   mogen  ons  In  dien  toaauwen  kring  niet  beperken.    Toen 
eindeltjk  de  onderwijzers  begrepen,  darde  vier  gewone  begin* 
felen  kwal^k  beantwoordden  aan  de   waardigheid   va;i   den 
mensch,  aan  z^ne  beftemming,  en  aan  de  pligcên',  tot  wter 
vervulling  hy  iil  dit  leven  geroepen  is,  waren  zi)  erop  uit, 
om  de  kundigheden  der  jéqgd  liic  te  breiden.    Men' woekerde 
met 'alle  wetenfchappen ,   en'het  kind  was  op  z^ne  fcbool, 
als  op  eene  hoogefcbool  In  het  klein.  'Dat  was  eene  afwQ* 
klng.    Men   moet   echter' ragt  latetl  wedervaren  kaïi  de  be* 
doeling  en  aan  de^uftw^kfeleh^    Vóór  het  minst  flijn  de  ke- 
tenen van  eene  bHnde' gewoonte  verbroken,  en  bet  ultérfte, 
waartoe  men  verviel ,  heeft  het  daarop  gevoïgde  betere  voor* 
bereid.    Van   toen»' af  begon  men  te  gevoelen,  dat  het  veel 
'  te   weinig  was ,  '^den  geest  van  een  kind  te  meubeleren  ,  zoo 
als   zich  èen  der  Ouden  uitdrukt,   maar  dat  men  dien  vooral 
iewerken  moet;    dat  is   te  zeggen,   hem  vormen  tot  aadeti- 
'icen,   ÜQne  bevatclng  uitbreiden,  zijn' oordeel  en  zijne t/ede 
*  lelden,  én''  Hem  over  het  geheel  teerkracht  en  r«gtft;btopèn. 
held  geveli.' 

%  Deze  groote  vraag  in  de  ondeifwijskunde  was  a^than* 

'deld;'z9^'was  beOïat  ddor  mannen  van   de   kunst,  toen  wU 

'Set  ontwerp  Vormden  van  de' fchoof,   welker  hertelling  men 

'  bad^  aaiigèkondigd.    X>^ze  fchool  zou  dan  treden  hi  het  getal 

'^ièr'géne^  dié,  zinderde  yier'e'erjle  Bèginfeien  te  yerwaar^ 

'konen  ^  énzonder  nuttige 'kundigheden  te  vél-aéhten  ,  echter 

/'^iu'aïlès' mét  bijzondere  zorg  beoogen,  öm  dé  verftandel^ke 

Vermogens  ^  der  jeugd  te  ontwikkelen ,   té   vetfterkec  en  te 

"reiden. 

n  He^eéto  v^  fn  hèt  -  beArhavén  def  jéttg^^e  liièdaébte  4les 


4M  OVER  mfC'  baora  onder wus 

kttidt  zoektn,  is  boventl,  om  In  het  jengitig  fatrt  de  Godg* 
dienn  vtnjBZUscHRiiTUs  te  kunnen  planten.  Ik  qpreek 
Vin  mogel^kheld ;  want  het  is  onmogelijk ,  dac ,  zonder  mer- 
kelfike  verftandsoncwikkeltng ,  het  kind  ChristelQk  gevoel  en 
wandel  aanneine. 

„  Bij  het  weinige,  dac  men  moge  weten,  of  waarover 
men  wenschc  na  té  denken ,  gevoelt  men  de  klaarblijkelijlc* 
heid  van  dexe  waarheid.  Er  zijn  echter  menfchen,  die  zwa- 
*  rtgh^den  maken,  die  zelfs  tegen  de  ontwikkeling  der  jeugdige 
begrippen  fchrlkken ,  en  die  ,  in  naam  der  Godsdienst ,  onp 
de  verdooving  van  het  verftand  en  den  diepen  nacht  der 
.Eiel  vragen.  Altqd  zal  ik  de  edele  beweegreden  vereereo 
en  ieder,  die  dezelve  kan  aanvoeren.  Desniettemin  kan  ik 
jn^jne  verbazing  niet  pntveinzen  over  de 'treffende  eq  vreemde 
ftrydigheden,  waarin  ik  hen  gewikkeld  zie. 

„  Indien  ik  vraag:  van  waar  komt  den  mensch  het  vet* 
(land,  dat  hem  van  het  dier  onderfcheidt ,  zoo  antwoordt  men 
«y  inet  zelfvertrouwen!  „  He&  is  eene  gave  Gods.**  IVfaar, 
indien  dit  zoo  is,  moet  ook  in  het  kind  het  verftand  door 
opvoeding  befchaafd  worden;  want  het  is  een  talent,  cos 
gegeven ,  om  het,  even  als  elk  ander,  van  nut  te  doen  z^n , 
e^  bet  is  nimmer  geoorloofd ,  het  te  begraven.  Is  dit  au 
£00 «  <!iin  kan  deszeifa  befchaving  niet  nadeelig  voor  de 
Godsdienst  zijn;  want  de  Schepper  heeft  den  mensch  tot 
priester  der  natuur  gefteid,  en  de  Schepper  handelt  niet, 
even  als  de  blinde  Itervelingen ,  (Irydig  met  zichzelvea. 
Hij  kan  voor  zijne  fchepfelen  geenen  valftrik  fpannen,  noch 
net  de  eene  hand  afbreken ,  hetgeen  H^  met  de  andere 
heeft  opgebouwd. 

■^  Vraag  ik  verder:  van  waar  komt  het,  dat  de  mensch 
Godsdienst  heeft,  en  het  dier  er  geene  kan  hebben?  men 
antwöMdt  mij ,  dat  het  dier  zonder  verftand  is  ;  dat  beel 
sUn  zin  en  al  z^'ne  blikken  naar  de  aarde  gerigt  zyn :  terw^l 
de  mensch ,  met  rede  begaafd ,  de  befchouwing  van  het 
beelal  kan  bevatten ,  deszelfs  orde  en  fchoonhcid  bewoodè- 
ren,  en  alzoo  van  wonder  op  wonder  opklimmen  tot  den 
Schepper,  om  Hem  de  ftille  hulde  der  erkentenis  en  ver* 
«ering  vervolgens  toe  te  brengen.  Ziet  daar  dan  de  ondank* 
baarbeid  de  vrucht  der  domheid,  en  ziet  daar.de  Godsdieiist 
voortkomende  uit  den  fchoot  des  lichts  I  Indien  nu  waarlijk 
het  verftand  de  moeder  der  vroomheid  is,,  wat  moeten  wQ 
daaruit  dan   beflaiten  f    Dat  de  moeder  noodzakelük  ia  voor 


EN   PAfBft  OiRAjIH).    ^  ,       ^Z 

im  kind.    Eu   wat  moeten  ^wfi   w«nfchen?    Dtt.  4f^:gK>ff49 

.^oed^er  xoeer  en  meer  (lerk  en   krachdg  worde ;.  wtne  ffai& 

^ai  Jiaar.kind  baar  gelijken,  en,  zich  hechtende  aan  dAJQ^ - 

derlij ke  .zorg,  zal   de   edele  kweekeling  dag  a.an  dag  toen^ 

men  in  kracht  en  gezondheid.  f 

„  £en.e   andere   cegenftrijdigheid,  die  mij  treft «  is  ftaq^,de 

.eene  zijde  de  billijke  buide ,  toegebragt  aan  de  waacbeM 
en  Goddelijkheid  van  bet  Christendom,  en  aan  de  andere 
^^de  -  de  vrees  voor  den  val  des  Evangelies ,  zoodra.  cle 
geest  der  jeugd  ontwaakt*  £i  wat!  Dat  Evangelie,  d^c^ 
naar  het  bevel  van  onzen  Heer ,  op  alle  daken  moet  gepre- 
.dikt  worden,  en  niet  tn  eenig  duister  hol;, dat  Evangelie, 
dat  het  woord,  de  wijsheid  en  de  ontferming  Gods  is;  dat 
gegeven  is,  om  alle  regt  en  zuiver  verband,  door  zijne  tasjt^ 
bare  waarheid  ,  fchoonbeid ,  adeldom  en  zachtheid  ,  geyatfc- 
gen  te  nemen;  dat  Evangelie  nog  eens»  dat  al  de  dwalingen 
der  Synagoge  heeft  doen  verüommen  /  en  al  de  fenolen  vtli 
bet  Heidendom  tot  zwtjgen  ovemde  wijze  dex  aanbidding 
gebragt  beeft ,  —  dat  Evangelie  zou  de  befpiegellngen  van  men-^ 
fcben  moeten   vreezen  ,  indien  zij  immer  denken  en  redene. 

,ren?  Is  bet  dan  met  zijne  zaak  zoo  flecht  en  wanhopig 
gefteld ,  dat  het  niet  kan  (laande  blijven ,  dan  voor  de  on- 
wetendheid en  dé  domheid?  Ot  al  wat  te  vreezen  is,  is  ver. 
dooving,  is  niwbeid ;  het  is  niet  gegeven  voor  wilden,  mair 
voor  menfchen;  en  men  is  alleen  mensch,  als  men  kennis 
en  gevoel  bezit.. 
^  wy    wetea  wel,  dat  Christel^ke  vroomheid  geen  nood. 

.  zakelijk  gevolg  is  van  geestbefchaving«  Wij  weten  wel ,  dat 
men  oordeel,  fchranderheid,  doordringendheid  kan  verkr^gea,. 
en  niet  alleen  tot  een  wanordeli^jk  gedrag  vervallen,  xpaar 
zelfs    tot    goddeloosheid.     Zulke    bedroevende  voorbeelden 

.  zQn. ongelukkig  niet  zeer  zeldzaam.    Maar  moet  men  dac  a^ 

.de  befcbaving  van  den  geest  w^ten?  De  Zaligmaker  (lelde 
bet  op  rekening  der  driften  van  het  menfchelijke  hart  en  v^n 

^betbooze  geweten,  dat  het  licht  vreest  en  van  God  ziqh 
verwijdert.  Helaas  !  wQ  weten  allen  by  ondervinding ,  da i 
wy  t!  wanneer  onreine  begeerten  de  ziel  beroeren ,  of  wanneer 

-.wij    knagingen  in  ons  gevoelen,  niet  gaarne  naar  den  bemsi 

•  opzien  \  dat  deszelfs  evenredigheden  niet  voor  ons  dezelfde  aad- 
trekkelijkheid  hebben.    Voor  het  overige,  als  men  van  geest.  ^ 

'.befcbaving  in  de  jeugd  fpreekt,  verllaat  men  daaronder  ntèt 
flechts  opwekking  der.  verfchillende  vermogens ,  maar  ook.de 


J^  0V2R   mr  LAGER   ONDERWIJS 

rigchig,  dfemeo  aan  bec  jeégdig  deafcverrhögeir  inoec  ^evéi^ 
efi  dfc  U  bei;/ dit  ▼oprnamelijk  !n  onse  géwaae  opvoed\n% 
ontbreekt,  waar  men  zich  aan  het  toeval  overgeeft,  als  een 
fcbip, 'dobberende  op  eene  wijde  zee,  zonder  Kaart  en  zon* 
der  kompas.  5an,  ik  beken  het,  de  geestbefchfttving  ibm 
getrareh  doen  ontftaarf-,  omdat  het  te  Vreezen  !• ,  éét  ilcze 
ian  de  driften  wel  niet  ten  dienfte  zal  Haan ,  mai^  haar  tot 
nlcbarfting  middelen  zal  aan  de 'hand  geven;  die  zy  niet  zoo 
'^ehiid  hebben,  $ch ter,  hoezeer  deze  gevaren  lanwe^ig* zqn, 
het  blijft  niettemin  onbecwistbaar  waar,  dat  de  verftandsont* 
wikkeling  eene' vólflrekt  taoodwencjige  behoefte  is  voorde 
aankweeking  der  vroomheid ,  en  dat  er  geen  middel  géyoïid4$a 
Vfordt,  om  in  de  ziel  des  kinds  de  Christelijke  Godidlénsc 
té  planten,  dan  door  zorgvuldig  zijne  yer(landelijke>ermOi*> 
gen s  te  oefenen/* 

Hiec  komt. de  Schrijver  öd  tégen  die  fqort  van  Godsdiétfii, 

'welke  alleen  de  onwetendheid'kan  wènfchen;  dat  fs 'té  zej^ 

•gen/ die,   welke  beflaat   in  eétte  drOoge  en  ónbei-êdèneehle 

aahkiéving  yan  één    formulier,  in  eènige  werkzaamheid  Aèa 

geheugens,   in    eenige   oefeningen,  waarmede  noch  het; ^ér- 

'ttand,  noch  het  hart  zich  vereenigén,'  en  welke  de  gewbcfnce 

'heeffc  doen  'ontaarden '  tot   ijdele   pligtplegingen.  '  Hif  looiic 

'aan,    dat  het  Hoofd   van  dé  Christelijke  Codsdienst  al  aatu 

itonds   in   zijne  onderwijzing  tot  hét  verband  fprak,  en  die 

^het   langs  dezéh   weg  is*,  dat  HU  de   zielen 'fot  de  wüe 

Godsdienst  leidde;  dat  is,  tot  de  aanbidding  des  fiartea  eo 

de  toewijding  van  geheel  het  ie^en/  Dit  kenféhetst  de  frate 

Vroomheid.    „'  Alles  is  verheven  en  groot  in  de  èhrlstétijlse 

'aaribiddihg.  '  Göd,  ,de   Öeest  der  geesten,  welken  ^eèn  oog 

'gèziefi  heeft, 'nóch   ooit  zien  zal,  is  het  voorwerp.    AUés 

'Heeft  één  begin   en   Hij    is  eeuwig.    Alles  vcrkjrtdert  en'  Hij 

^'blijft 'attijd  dezelfde.    Hij    wordt  nergens  gézién  en" Hij^  is 

overal.    Htf  'wil,  én  alles   komt  uit  het  niet  té  voórfchön. 

Hij  wit  niet  langer ,  en  alles  keert'  weder  tot  het  niee|'terag. 

*  Hij    doet  het  grasfpiértje  groeijén ,  gelgk  HU  dè  werè/den'  in 

'  hét  ruim   zich  doet  omtvèntélén.    Mét  éénén  blik  omvat  Hij 

hét  ganfche   Heelal,  én   telt   tevens  de* haren  onües  Idbfds. 

Met   éénen  blik  ziet  Hij  alwat  was,   is   en  zijn  zal.    Hi|  is 

God,   oneindig  goed,   oneindig  heilig,   oneindig  regtvaardlg. 

Ziet ,    hoe  alles  groot  is   in  den  God  der  Chrlstedéii ;  tiet , 

welke  verdandsontwikkeling  men-  noodig  heeft,  ik   zeg  niét 

om  deze  grootheden  te  meten,  maar  alleen  om  er  zich  eenig 


EN  PATER  GtRARD.  4^ 

denkbeeld  van  ce  vormeo,  om  eenigz!n$  de  woorden  cêbe* 
grljpeif,  dienllig  dm  2e  uft  te  drukken !  En  inen  zda  wiU 
!en ,  dat  èen  kind ,  wèlka  gèe«t  natanrlijkerwijze  zoo  M. 
fftiorkt^  zoo  in  de  laagte,  zoo  zwak  is,  zich  plotfeliik  en 
ironder  bnlp  der  opvoeding  toe  zulke  verbazende  dehkbeelde» 
▼erblef  ?  Voorzeker  heeft  men  niet  berekend  de'on^ëtelfike 
nitinte,  die  mèn  moet  doorloopen,  om  er  té'komen*  Mfp 
leert' Ifet  woorden,  én 'tben^  gelooft  het  zaken 'médègeAeld  te 
hebben..  Niets  is  gemakkelijker,  dan  otn  dié  kleinen  èene 
reekt  van  wijze  woorden  te  laten  nazeggen!  Hnnnë  werf- 
tuigen  zfin  buigzaam  en  hun  geheugen  getrouw  genoeg,  oih 
klanken  weder  te  ge^en,  waarvan  zij  niets. begrif pen.  Het 
saoegelgkile  is,  er  een*  zin  aan  te  hechten.  Ik  neem  hier 
alle  onderwözers  en  moeders  tot  getuigen,  die  wenfchen, 
aan  hunne  lieve  kweekclingen  in 'het  godsdienftïg  ónderwfis 
geene  ijdele  klanken  mede  te'deelen,  welke  tot  uiers  die- 
nen,  maar  gedachten  ^  die  bet/vefftandkunnen' treffen  en  het 
hart  roeren.  Wilde  mengde  moeite  nemen,  om  menfchen 
grondig  te  ondervragen.^  die  door^liunóen  ouderdom  of  dooSr 
bunne  bezigheden  T^an'erders  rijp 'geworden  zfih,  inaar  wier 
verftand  dooi  opvoeding  geene  befcliaving  ontvangen' heeft , 
men  zou  6vér  hunne  onwetendheid  in*  de  kenüisfé  Gods  ver* 
l>aasd  (laan,  évcn  's^êer  als  óver  hunne  tallooze  Cn*  grove 
dwalingen,  die  in  hunne  zier  het  beeld  Qöds' bedekken^ 
Dit  verklaart  pn«,  waarbm ,  ondaiiks  de  Evangelie! eer,  die 
ons  den  Schepper  iiller  dingen,  onder  zoo  lufsterrgke  en 
ultlokkeüde  kleuren,  teekent,  de  aaftbiddfn'g  fn  geest  en 
waarheid  nog 'zoo  zeldzaam '6.  '"Öm  té  aanbidden,  moet 
men  gelooven;  om  te  gelpoyèn, 'riioet  men  deiiken;  waar 
'men  niet  denkt ,  "kan  men  zijrt'  ^lÓöf  niet  belevefa/' 

'Hter' komt 'Pater  ciRAiit)  meer  bijzonder  t6i!  ^ijn  ondeïp- 
werp  'lïi   de  ontleding  der  groridlloffen ,  die' noodzakeiyk  tot 
de  Christelijke  vroomheid  eïi  tot  de  'ifraré  eérdienst  behooren. 
•Öaa^üa'^töoét  hij  het  noodzakelijke  deer  aan',  dd?men  geven 
:%6et  aan  de    oritwikkeling  de$  vetlhnds.    Vei?volgens  ov^. 
gaande   tot  den  ftaat   van   Het  denkvermogen' in  den  Jeugdi- 
gen  leeftffd;  legt  hij  èr  dé  onvolkomenheden  van  open,  en 
/toont' er  ie  aaiigele^enheden  '  van  uaflf  in  eeneö'gödsdienftigen 
Zin.    Vfi]   zullen  dit  merkwaardig  ftuk  zfiner  rede  in  deszelfs 
gehefelen  omvang  alTchryven. 

„  Gelijk  aan  het  dier,  fchoon  geboren  om  eeh  redelijk  we- 
zen te  worden,  ontwaart  het  kind  eerst  niets,  dan  hetgeen 


47^  OVftR   IH>«r  LAGER   ONDtRW^S 

s9ne   zinnen  atndoer.    Het  leeft,  beweéft  zteb  en   adümc 
niet,  dan  voor  zlnnelQlce  voorwerpen,   en  al,  wat  daarboven 
is,  bedaat    nog  niet  voor  bem.     Om   een  waar  aanbidder 
Gods    te.  worden ,   is  het  öm  niets  minder  te  doen ,  dan   vm0 
wereld  te   veranderen,  dan   van    het.  zigtbare  tooneel»  waar 
wij   ons  vermengd  zien  met  het  redelooze ,   uit  te  gaan  ,  om 
daar  boven   te  leven  met  de  denkende  bewoners  des  hemels* 
£n  wat  zal  het  zijn ,  als  meo  het  kind  de  onmetelijke  ruimte 
niet  helpt  overfchrljden ,  die  de  twee  werelden  ^fcheidt  f     Het 
blijft  onder   de  heerfthappij   der  zinnen  en  ijdele  beelden; 
zijne  geneigdheden ,  zijne  hoop  en  z^ne  vrees  kruipen  met  al 
K^ne  gedachten   over   het  ftof.     Hij  zal  ecnen  God  hebben  ^ 
want  hoe  kan  men  Hem  ontberen?  maar,  zich  tot  Hem  niet 
j^unnende    verheffen ,  verlaagt   hij   Hem  tot  zich.    Hij  vormt 
zich  een  beeld  der  Godheid ,  naar  dat  van  den  menscb.    tfij 
aarzelt  niet,   om    Hem  dezelfde  roenfcbelijke  behoeften,  be« 
geerten    en   driften   toe   te    fchrijven ,  die   hij    voor   oogen 
heeft.    Het ^ is   dan  niet  de  God  des  Evangelies,  welken  hq 
aanbidt,  en  zijne  aanbidding  kan  niet  die  wezen,  welke  bet 
Evangelie    vordert.    Zii   zal   op  dejippén  en  in  de  manierea 
gelegen  zQn,   en  niet  in  den   geest,   wiens   bewegingen  de 
louter  zinnelijke  mensch   niet   kent,  omdat  z^  aan  zjLJn  ge-^ 
zigt  zich  onttrekken.    Men  zal  het  bultende  van  het  vat  met 
zorg  Qn  angst  reinigen;  maar  het  binnenfle  blijft  vol  onrein* 
held.    Helaas  1   Ongelukkig    zijn  w^  op   het   punt  niet,  om: 
de   waarfchijniyke   gevolgen   eener  verwaarloosde  opvoeding) 
met  betrekking  tot  het  verdand  te  berekenen;  wQ  hebben  aU 
leen   rekenfchap   te   geven   van  hetgeen  de  ondervinding  dag 
aan  dag  aan  ons  oog  vertoont, 

„  Voor  het  overige,  alles  is  klein  In  het  kind,  dat  beginè 
met  niets  <te  z|jn;  zijne  ziel  is  nog  te  eng,  om  groote  din^ 
^gèn  te  omvatten,  en  zij  is  zoo  beperkt  in  hare  inzigten,  dat 
hare  toekomst  naauweüjks  verder  gaat  dan  den  volgenden* 
morgen.  En  echter  men  zou  wel  willen,  dat  het  kind  me9 
éénen  fprong  en  zonder  de  minde  voorbereidende  oefenlng^^ 
de  grootfte  en  Goddelijkde  dingen  begreep ;  dat  het  door-* 
drongen  was  van  de  hoogde  belangen  der  menfcben ;  dat  her 
den  tyd  verliet,  om  te  gaan  leven  in  de  eeuwigheid!  Zoo- 
te  droomen ,  is  dat  naar  de  kennis  der  menfchen  eene  zaak 
te  begrijpen?  Er  Is  geen  fprong  in  de  natuur;  alles  gefchiedt 
bQ  langzamen  voortgang,  en  hoe  derker  men  verlangt,  dat 
het  kind   grooteiyks    denken,  gevoelen   èn  handelen  zal  aU    . 


.       CN  PATBR  GIRARJ».  '471 

CAstueo »  ZOO  veel  ie  meer  nocc  men  ook  de  ontwikkeUiig^ 
bevoidereo,  welke  die  groocheid  verebcht;  anders  zal  uve 
kind  bQ  voorkeur  altijd  biyveo  (Kian  bU  kleinigheden  in  de 
Godsdienst ,  julsc  omdat  zÜ  onder  zijn  bereik ,  en  groote 
dingen  het  nog  niet  zijn.  Gij  zult  het  dap  zien  de  mug  uic* 
sulgen  en  den  kemel  doorzweigen ,  zoo  als  vroeger  de  Farl- 
^eêrs.  Gij  zult  het  zien  kleven  aan  beuzelacbcige  men. 
fcbeiijke  overleveringen ,  en  geene  bezorgdheid  zien  hebben 
voor  de  grootlle  der  geboden  Gods,  geloof,  regtvaardigheid 
4ïn  barmbarclgheid, 

,,  Aan  deze  kleingeestigheid  paart  zich  bij  het  kind  onbeden- 
djgheid.  Nergens  blijft  het  ftildaan*  Het  zweeft  heen  en 
weder,  gel^k  het  gevleugeld  infekt.  Van  buiten  treft,  ver- 
üxooitf  ileept  alles  het  kind  voor  een^oogenblik  mede;  van 
binnen  vormt  zijne  inbeelding  gedurig  nieuwe  beelden,  en, 
gedienllig  befchouwer,  geeft  hy  zich  gemakkelijk  aan  dit 
fpe!  over,  dat  hem  vermaakt»  Deze  onbedendigheid  is  een 
gebrek,  dat  met  ons  geboren  wordt;  en  indien  .wij  ons  van 
onze  teederfte  jeugd  af  niet  gewennen ,  om  aan  deze  dub* 
bele  vervoering  wederftand  te  bieden,  dan  blijven  wij  wuft 
COC  onze  grijze  haren.  Hoe  toch  deze  wuftheid  van  den 
geest  overeen  te  brengen  met  de  (lacige  denkbeelden  van 
Godsdienst;  met  de  zachte,  maar  ernftige  gevoelens,  waarin 
xQ  beftaat;  met  de  aanhoudende  zorg,  die  men  hefteden 
moet,  om  bet  hart  te  toetfen  en  te  reinigen;  met  de  vol. 
harding  in  Christeiyke  zeden;  met  de ^ Evangelifche  (lerkte 
efodeiyk,  die  in  den  grond  der  zaak  niets  anders  is,  dan  de 
fierkte  van  de  onwankelbare  gedachte?  Kinderen  rigten  al- 
taren op,  verfieren  ze  en  berooven  ze  beurtelings;^ een luchu 
Q>el  behaagt  hun;  en  ziet  daar,  hetgeen  zij  nog  doen  zullen, 
offchoun  op  endere  wQzA,  als  zij  groot  geworden  z^n. 

ji  Heeft  men  wel  gedacht  aan  de  weinige  bevatting,  die 
de  jeugd  vertoont?  Haar, begrip  is  zoo  beperkt,  dat  zij 
moeite  heeft,  om  twje  denkbeelden,  die  elkander  niet  ra* 
ken,  tot  elkander 'te  brengjsn,  Het  baat  niet,  haar  eene 
fibboone  redenering  voor  te  (lellen ;  nog  mindere  nuttigheid 
beeft  het ,  haar  de  aaneengefchakeldde  keten  voor  te  hou- 
den tot  overtuiging.  Gij  zult  tot  het  bcfluit  niet  komen , 
daar  ztj  uit  zwakheid  het  voorgaande  vergeten  heeft,  en 
niets  vindt  om  te  vergelyken ,  niets  om  te  befluicen.,  De 
taal  is  alcyd  het  beeld  der  gedachte;  want  het  kind  fpreekt 
niet,  dan  met  korte  gezegden:  later  boort  gtj  het. twee  denk- 


J 


47a  OVKR  HET  LACER  ON0ERWU9 

beetdeo,  weinig  zamengefteld ,  bijeenvoegen;  maar  zonder 
vorming  zal  hec  niec  verder  gaan ,  omdat  geene  oefening  hev 
kracht  gegeven  heeft,  om  meer  te  doen.  Wat  moet  men 
daaruit  befluicen?  Een  van  twee:  of  dat  men  hec  godscHcfl- 
(lig  onder w^'s  aU  *t  ware  alleen  bij  droppelen  als'aan  klefne 
kinderen  moet  medèdeelen ,  den  ftijl  van  onze  gewQde  leer* 
redenen  veranderen,  en  onze  godsdienftlge  boekeA  hervor- 
men ;  of  dat  wy  er  ons  ernftig  o|)  moeten  toeleggen ,  om  ie 
vatbaarheid  onzer  kweekelingen  uit  te  breiden ,  opdat  zfi 
,  ons  kunnen  begrepen ,'  en  onze  onderwijzingen  ten  voordeele 
aanwenden. 

I,  En  wat  zal  ik  zeggen  van  den  geest  des  onderfcbeids , 
die  in  eèn  kind  zoo  zwak  is ,  dat*  gij  het  t'elken  ftond  dea 
'rchtjn  voor  het  wezen  ziet  nemen,  het  woord  voor  de  zaak, 
den  vorm  voor  de  ftof,  en  het  middel  voor  het  doel?  Groote 
kin'ders  doen  hetzelfde,  behalve  in  ge wonè' dingen,  die  zQ 
door  ondervinding  eindelijk  leerden  onderfcheiden..  Uit  deze 
zwakheid  ontfpruiten  duizend  misvattingen,  fom wijlen  droe- 
vig en  altijd  weinig  vereerend  voor  het  wezen,  met  rede  be» 
gaafd;  maar  met  betrekking  tot  de  Godsdienst  zijn  deze 
'misflagèn  van  de  uiterfte  aangelegenheid.  Dan  knaagt  men 
pyuiyk  aan  de  doode  letter,  zonder  zich  te  bekommeren  om 
'den  geest,  die  leven  geeft;  Dan  verbeeldt  men  zich,  dat  de 
men^h  gemaakt  is  voor  den  Sabbat,  en  niet  de' Sabbat 
voor  den  mensch.  Dan  légt  men  zQne  gaVe  op  den  altaar^ 
en  acht  zich  ontOagen  van  de  geheiligdfte  natuurp(i|tén.  Dap 
bouwt  mén  prachtige  graffteden  voor  de  Profeten,  eu  men 
zou  ze  vermoorden ,  Indien  zij  op  nieuw  verfchenen.  ts  hét 
'niet  alzoo,  dat  onze  Heer  ons  de  vroomheid  dier  menfchen 
zónder  geest  des  onderfcheids  afuelÈent,  en  die  Hy  blinde 
leidslieden  van  eene  even  blinde  voiksmenigce  noemt? 

'^\  Eindelijk ,  men  heeft  ten  allen  tijde  de  jeugd  onbedacht 
genoemd,  omdat  zij  het  wezenlek  Is  uit  'zwakheid'  ën  ar- 
moede van  geest.  Om  beleid  te  hebben,  moet  men  zich 
duidelijk  een  doel  kunnen  voordellen,  daarnaar  de  middelen, 
de  hinderpalen  kunnen '  berekenen  ,  en  dit  vordert  een 'gé- 
befetid  veriland^  Ik  erken,  dat  men  'zonder  beleid  goede 
voornemens  kan  hebben;  maar  zQn  dan  voornemens  voldoeiidé, 
als  de  Hemel  het  goede 'zelf  van  ons  vordert,  als  w(j  moe- 
ten handelen^  alsof  God  door  ons  handelde?  Wel  verre 
van  zich  als  Christen  te  gedrag:en ,  kan  het  kind,  'welks 
geest  gg   niet  gevormd   hebt,   bet' goede  niet 'bégnl^en,  of 


^        KN  PATSa  GIRARO.  42^ 

het  zal  het  verkeerd  onderoemen.  Het  is  een  onnoozele  jon- 
gen, die  hec  werk  z^ns  vaders  bederfc,  en  die,  trocscb  naar 
mate  zijner  bekrompenheid,  altQd  geneigd  is,  om  liet  goede 
te  berispen ,  dat  hij  niet  ontworpen  lieeft ,  en  re  verbinde*^ 
'ren,  hetgeen  hi>  niet  kan  begrijpen»  ^Indjen  ooit  het  ijver* 
yaur  in  zijnen  boezem  ontbrandt,  zal  hij  in  den  naam  del 
Hemels  de  menfchen  vervolgen,  en  een  waardig  mededinger 
dier  blinden  worden  ,  van  welke  de  Apostel  weenend  zeide : 
Zfj  p  veren  9  maar  zonder  verft  and  • 

^  Na  deze  bijzonderheden  heb  ik  niet  noodig  te  herha» 
len,  dat  de  ontwikkeling  van  het  verdand  bij  het  kind,  in 
allen  opzigte,  noodig  is,  om  de  Godsdienst  in  zijn  hart  en 
in  zijn  leven  te  planten.  Deze  gevolgtrekking  vertoont 
zich  allerwegen;  overal  komt  zij  ons  tegen,  en  als  men  er 
zich  rekenfcbap  van  wil  geven,  wordt  men  langwijlig  zon- 
der het  te  willen,  omdat  de  proeven  zich  in  menigte  in  de 
gedachten  ophoopen.** 

Na  deze  ontwikkeling  vergenoegt  .  zich  de  SchrQ ver  mee 
een  nienw  oogpunt  voor  zQne  (telling  op  te  geven :  dat  de 
meeste  der  gebreken  van  het  hart  geboren  worden  uit  gebrek 
van  ontwikkeling  óe%  verflands  en  van  desf^elfs  dwalingen* 
Ten  flotte  zoekt  hij  z^ne  manier  door  het  voorbeeld  zelf 
4es  Stichters  van  onze  Godsdienst  te  regtvaardigen.  HQ  . 
(Qont  aan,  dat  jezus  cqristus  zijne  leerlingen,  kinde* 
reji,  niet  in  jaren,  magr  dpor  gebrek  van  ontwikkeling ,  on« 
derWQ^a  ,  door  ongevoelig  hun  veriland  te  openen ,  door 
h^9  vi|n  de  eene  waarheid  tot  de  andere  , ie  geelden,  door 
hfia  te  Mten  redeneren^  over  het  door  he.m  gegeven  ondenrigt., 
vpon^l  door  hunne  blikke;n  t^  vestigen  op  de  wonderen  de.^' 
nacpur,  opdat  zij  ^  geiyk  het  denkende  wezens  betaamt,  v|L(i 
de  befchouwing  der  werken  Gods  zich  zouden  verheffen  tot 
den  Vader  der  menfchen»  tot  zijne  voorzienigheid,  tot  zijne 
oogmerken,  tgt  zijnen  wiU- .  Qp  anderen  tyd  wees  Hy  hen 
op  het 'geweten  t  ,  übepime,  Gods  in  het  binnen.fte  vanden 
Di(QO|ch.;  of  wel  op  het.  oac^nuriyk  gevoel ,  .ais  vaderiyke 
Ij^Qe  of  kinderlijke .  toegenegenheid*  Hy.  fchetd^  hun  d^ 
lyaaflioden  •  onder  vernuftige  zinnebeelden ^  om  deze  te.gje« 
makkeiyker  en  te  dieper  in  de  gedachten  te  prenten.  £)nde. 
lyk  )>efltti€  Pater,  givlaird  met.  deze  ,  woorden  ;  ^  Zoojs 
b^t  dan  waariyk  e^pe  QbristeUjke  fchool,,,waar  men,  om 
]^?t  wo9rd  des  levens  te  doen  kiemen  in  de  Jeugdige  zielen, 
dezQ^.om  zoo  te  fpreken,  ploegt»  als  een  vejd,  opdat  het 


474        OVER  HET    LAOBR'  ONDSRWVf  CN  FATBR   GIRARD. 

dtirio  gevirorpen  graan  in  eene  welhereide  aarde  de  noodfge 
vochten  vinde,  om  wortel  te  fchieten  en  welig  te  groetjeo. 
Verdoofde  en  ruwe  geesten  zijn  fleenen,  en  op  eenen  harden 
en  dorren  (teen  groeit  niets ,  noch  draagt  iets  vmchc.  D^c 
gevoelen  levendig  alle  inrigtingen,  die  de  fcbooi  van  de» 
Goddelijken  Meester  zoelcen  na  te  volgen.  Hebben  dezelve 
in  het  oog  van  fommigen  een  Godonteerend  aanzien,  de  onc* 
werpers  vinden  ligtelijk  troost;  wabt  zy  weten,  dat  het  hec 
w^rlt  des  Heeren  is ,  dat  zy  op  aarde  trachten  te  volbrengea»'* 

(^Hef  vervolg  en  flot  hierna.^ 


TAFtR5£|.EN  VAN  RUSLAND. 

(J^ervofg  van  hL  441 0 
Betrekking  van  de  Heeren  tot  de  Dienstbaren  en  Boeren. 


w. 


ie  Rusland  en  de  Rus/en  wil  fchetfeo,  moet  een  onaan» 
genaam  onderwerp  aanroeren ,  dat  ik  anders  gaarne  met  ftiU 
zwegen  voorbijgegaan  zou  zijn.  Ik  bedoel  de  ru^we  en  in- 
derdaad zeer  harde  behandeling ,  welke  de  klasfe  der  dienst* 
baren,  de  gemeene  i^an  en  de  boeren,  van  derzelver  heeren 
moeten  dulden.  Ik  weet  wel ,  dat  de  barbaarschheid ,  van 
welke  hier  gefproken  wordt,  allengs  afneemt,  gelijk  dezelve 
by  elk  volk  met  de  toenemende  befchaving  afnemen  en  ein« 
deiyk  '  geheel  ophouden  moet ;  maar  desniettegenllaande  ken  : 
geenszins  ontkend  worden,  dat  deze,  de  menschheid  onc- 
eerende  en  tegen  alle  ware  befchaving  llrijdende,  gewoonte 
daar  nog  in  eene  mate  heerscht,  welke  door  geene  onbê^ 
fchaafdheid  van  den  •  kant  der  dienstbaren ,  noch  door  iett 
anders  te  verontfchuldigen  is.  De  Regering ,  die  ook  in  die 
opzigt  verbetering  bedoelt,  doet  al  het  mogelijke,  om  hec" 
kwaad  te  beperken ;  doch  hetzelve  fch^nt  zoo  diep  gewor- 
teld en  federt  eeuwen  door  oud  gebrtfik  zoo  zeer  gewettigd 
te  zQn ,  dat  men  geene  fpoedige  verandering  door  nieawe 
wetten  en  bepalingen  kan  verwachten.  Ook  hier  fchijnt  na- 
melijk de  openbare  meening,  de  bijna  algemeen  verbreide 
en  fedcrt  onheugelijke  tijden  beflaande  meening  haar  alver- 
mogend gezag  uit  te  oefenen.  Want  velen  meenen ,  dat  de 
gemeene. i^i/5  alleen  door  harde  behandeling  te  leiden,  en 
zonder  flaan  niets  met  hem  uit  te  voeren  is.    Doch ,  volgens 


TftFfi&2ftLEN  VAN   RUSbAND.  4^5^ 

n^ne eigene  oQderviDdiog,moecikdictegenfprekeD.  M^aargoed<« 
wïlilgbeid,  dikwijls   rein  kinderlijke  goedwilligheid  een  heer- 
Mende  karaktertrek  is,  (en  die  durf  ik  v^n  de  bewonefH  ótt 
binnenlanden  verzekeren)  daar  mag  men  ook  verwachten ,  d«& 
CBiie   goede  behandeling    meer   uitwerken   zal ,  dan  gedurige 
gearangheid.     Ik    zelf  meende   eerst  ^  zekere   onwilligheid  ^ 
opzettelijke  nalatigheid 'en  fomwijlen  zelfs  boosheid  bij  nlijnr 
onderhoorigen   te   bemerken ,    en  helde  dus  reeds  over  tot  de 
heerfchende   meening ;   waartoe  mijne  bekenden ,  wanneer  ilc 
over  het  een  of  ander   klaagde,  hun  best  deden*    Maar  de 
zaak  fchlkte  zich ,    zonder   middelen  van  geweld ,  nog  vöör 
hec   einde  des  eerden   jaars,    en  ik  zag  duidelijk  in,  die  "de 
fout  werkelijk  bij  mijzelven  lag.    Ik  wilde,  gelijk  de  meeste' 
buitenlanders  in  den  beginne,  gewoonlijk  doen ,  in  m\jn  huis 
alles   op  de  Duitfche  wijze   ingerigt  hebben;  en  mijne  toen 
nog  zeer  gebrekkige  kennis   van    de  Rusfifche  taal  was  oor- 
zaak,  dat  de  arme  lieden,  zelfs  met  den  besten  wil,  m^nd 
bevelen  niet,  of  althans   niet  l)ehooriyk  konden  uitvoeren» 
Vooftt   wilde   ik  verfcheidene  gewoonten ,  b.  v.  het  brandé« 
wijn  drinken,  geheel afgefchaft  hebben  ,  en  was  niet  tevreden, 
flechts  de   dronkenfchap   vermeden   te  zien.     Doch  geheele  ' 
onthouding  fchijnt  den   gemeenen   Rus  bijkans  onmogelijk  te 
z^n ,  en  ik  kampte  vergeefs  tegen  deze  en  andere  gebruiken»* 
Myne  beHraffingen  kwamen  dien   lieden   belagchelgk   voor, 
dtar  ik  mij   niet  goed  wist  uiü  te  drukken  in  hunne  fpraakf 
en  even  zoo  kinderachtig  fchenen  hun  mijne  lofredenen  toe,- 
geH}it  ik  duidelijk   uit  hunne  gebaren  kon  bemerken.    Mtor 
di«' alles   hield,  op,  zoodra  ik  de  taal  magtig  werd,  en  mi^ 
in  siigne  buifelijke  omftandigheden  naar  de  Rusfifche  gewoon* 
tCA  poogde  te  fchikken. 

•Ik  wil  bier  nog  eenige  voorvallen  van  anderen  aard  veiv 
malden ,  voor  welker  waarheid  ik  kan  inftaan.  Wat  ik*  alleen 
van  booren  zeggen  weet,  ga  ik  te  liever  met  flilzwQ gen 
voorbij ,  omdat  er  dingen  verhaald  worden ,  die  men  niet  zon« 
der  ontzetting  en  ^zing  zou  ktfnnen  lezen, 

-Op  mijne  reis  uk  Noord-Duitschland  naar  Rusland  trof  ik 
omftreeks  Tuia  een*  DuitscK  Profesfor  aan ,  die  naar  de  Uni. 
verfiteit  te  Kafan  reisde.  De  buiten  twijfel  zeer  geleerde 
man  fcheen  mij  toe,  wel  vele  boeken,  maar  des  te  minder 
de  ^.mefifchen  te  kennen.  Hij  klaagde  bitter  over  de  menig* 
vnldige  onaangenaamheden,  welke  hij  op  zijne  reis  bij  elke 
fcfarede    had.    Hij   fchreef  die  allen  aan  de  halsdarrigheid  en 


^l6  TAPfiRBELEN 

lomphrid.  der  Rutfifche  boeren  toe.     Doch   de  eenige,  ware 
,  redeo  ?an  zoo  veel  vercfriec ,  welke  de  geleerde  eii  in  bjnt 
alie  uien  van  Europa  bedreven  man  niet  ontdekte,  bleek  eer. ' 
fiond  by  de  eerile  pleisterplaats:  h^'  verfiond  geen  woord  RuS'» 
ftch.f  en  was  reeds  aan  de  grenzen  in  eene  zoo  flechte  luim. 
geraakt ,  dat .  hy  een  vast  voornemen  had  opgevat ,  om  geen 
woord   van  deze  taal  te  leeren.  .Ik  moest  hem' weldra  aan 
XJlKi  lot  overlaten,  daar  ik   in  Tula  van  hem  fcheidde',  om 
mfinen  weg  naar  Tambow,  te  vervolgen ,  terwijl  bij  over  Mos^ 
kiu,  PFladimir  en  Nhchni  moest  gaan.  Na  verloop  van  eenige 
maanden   ontving   ik  eenen   brief  van  hem   v\i  Kafan.    Hij 
verhaalde  .  daarin  op  eene  Ipimige  wijze  zQne  verdere  onge 
vallen,  die  inderdaad  .vry.  merkwaardig   waren,  en  ook  hec 
einde  van  alle  die  wederwaardigheden^  hetwelk  hü  na  ve/er." 
iel  ontmoetingen  gelukkig  bereikt  had  in'  de  Öonvemements- 
lUd.    ,Toen.hy. namelijk  aldaar  aankwam',  ging  hg  misnoegd, 
tP;Bog  in'  ^\^  reisgewaad,   naar  den  Gouverneur,  in  w!eu 
bJII.  eep  %t^i  befchaafd  en  de  pranfche  taal  volkomen  kundig' 
man. vond.    ,,  Ik  ben,"    zeide  hijji   ,„  Profesfor  ♦••,   en 
re^  twee  maanden   op  reis  naar  Kafan^    Zoo  even  kom  ik 
bter  aan,  en  vefvoeg  mij  bg  uwe  Excellentie,  met  verzoek, 
091. mij}  hier  te  houden,  en    te   befchermen ,   zoolang  bet  u 
moge  beUagen;  want  ik  ga   niet  verder.**    De  Gouverneur 
wns  eerst  een  weinig  verlegen ,  maar  begreep  fpoedig,  boe 
^e'  ztak  iipnd^  zoodra   de  man  hem  èeiiige  van  zijne  bnr«' 
moetlpgen  verteld   had.    Hy  ging  yertrbu weiijk  by  hem  zft«' 
iii;^,;en  verklaarde  hem,  dat  hij,  wanneer  de  boeren  het  hem' 
61  erg  maakten,.. zonder  omftandigheden  zijnen  ftok  gehiruikên 
iQoe^;.    De 'Profesfor  wilde  bWedênf?ren',  dat.  dit  niet  kon' 
gefchieden,    (iewijl   hij  alleen  zich  foins  onder  een  twintigtal 
Y|9.  die  kn^^pen* bevond  —  dat  z^  hem  weder  flaan  zouden ^' 
^pZé    De  XJpuvemèur.moest  ,lagchen ,'  eii  zeide,  dat  de  pro.' 
fëffor  Rusland  nog   volftrekt    niet  kende,  en  dat   zulk  een' 
w^zen.het  nooit  zoude    wagen,   een   adellijk  heer  te  flaah.' 
Na  eenige  inlichtingen  van  dien  aard,  verzocht  hij  dèn  Pro-' 
feafor  op  .zekeren  ayond  bij  zic^b ,  hem  verzekerende ,  dat  h^^ 
gpfM}  gezelfphap   zou  a^pcreff^n.  .  Hg  kwam ,  en  moest  'z^'ne' 
v^derwaardigheden  'aan  de .  gasten   vertellen^  Hoch  'in.  ptaaci 
y«  .medelijden.,  waarop   hjj   had  gerekend ,  was  er  .aan  hêc 
Ifgcben.  geen  einde.    ,,  Gij  ver/laat  immers  Kljisfisckr  vföé|* 
^m,'  kort  vóór  het  weggaan,  ej*n. heer^  die  'zich  onder- 
fthfiddedpor  goeden  toon  en  met  bljzbndm  achtinjg  door 


▼AN  IICSLA!«D,  477 

d<  anderen  werd  behandeld.  —  »  Niet  één  woord/*  fprak. 
de  Profeifor*  —  ^  Maar  gij  kent  toch  de  ZutSfche  \tu 
têrs?'*  —  ^  Geene  enkele."  —  »  Nu,  dan  zal  ik  o  de  zaak 
mes  Lat^nfche  lettera  voorfcbrijven  —  flecbta  een  paar  vvoor- 
den  ,  maar  die  gij  goed  van  buiten,  moet  leeren  en  met  be-  ' 
hoodijken  nadruk  uitfpreken ;  voorts  bid  ik  u ,  bij  elke  gele- 
genheid, waar  gy  het  noodig  acht,  uwen  (lok  te  gebruiken, 
hetgeen,  ik  ztg  het  n  vooruit,  zeer  dikwijls  gefchieden 
moet,  zoo  gij  goed  reizen  wilt/*  Daarbij  werd  echter  de 
zeer  milde  aanmerking  gemaakt,  dat  men  flechcs  oppasfen 
moest ,  niet  op  het  koofd  of  in  het  aangezigt  te  flaan  g  de* 
w^rdic  ilechte  gevolgen  zou  kunnen  hebben;  voor  het  ove- 
rige behoefde  men  het  niet  zoo  naauw  te  nemen.  Daarop 
naajette  die  vriendelijke  heer  zich  aan  tafel,  en  fchreef  met 
LfUjgnfche  letters  de  magcfpreuk,  welke  den  Profesfor,  zoo 
djkwijls  hy  in  het  vervolg  iemand  zou  afrosfen,  voof  alle 
vr.ederwraak  der  boeren  moest  beveiligen.  De  fprenk  beftond 
tti[i;  de  volgende  woorden,  die  als  met  zekere  tooverkracbt 
zouden,  werken:  Ja  Pittpulkownik ^  y  tu  fobaka ^  curyinfin t 
dat  wirzeggen:  „  Ik  ben  Eerde  Luitenant,  en  gQ  een  hond, 

gi kiodr    De  Profesfot  verfchrikte,  toen  hy  de  betee* 

kenis  vernam,  doch  liet  zich  eindeliyk  raden,  had  het  van. 
dit    oogenbllk   af  zeer  goed  met  de  Rusfifshe  boeren,   en 
kwam,  oCTchoon   eenlgermate   vermoeid  van  dat  gedurig  af* 
rpsfen»  welgemoed  op  de  plaats  zijrner  befiemming,  den 'zetel 
der  Mozen,  aan, 

Öok  ik  zelf  kwam  eens  in  het  geval ,  dat  ik  vreemde  hulp 

moest   verzoeken ,  by  gelegenheid ,  dat  ik  tegen  het  einde 

(Vea  winters  my  met  m^nen  wagen  by  Simbirsk  over  ó^fFêlga 

w|lde  laten  zetten.    De  aldaar  zeer  breede  ftroom  was  nog . 

me^t  dryrUs  bedekt,  én  dus  de  overtogt  gevaariyk.    Alhoewel 

if^    tïtxK  of  twaalf  roeyers  van^de  groote  pont  (want  drie  an« 

dere   wagens  voeren  te. gelijk  met  ou%  over}  my  beloofden» 

}\pn  best  te  doen,  zoo  achtte  ik  het  toch  veiliger,  een*  zoo- 

gjinaamden   Gouvernement^foldaat  tot  opziener  over  die  boe. 

rfn  ,  t^en  behooriyke  betaling ,  mede  te  nemen.    De  foldaat- 

vff^cbeen;   zyn  kiygsbafti^  aanzien  en  zyne  nagaika  (eene* 

v^l  verfcbeidene  lederen    riemen ,    in  den   vorm   van  eene. 

r^e ,   vervaardigde  zweep)  fchenen  my  geen  gunftig  voor. 

tji^ ;  doch  ik   moest  hem ,  als  iemand  der  zake  kundig , 

ffiK^^  het  gevaar,  laten  geworden.    NaauweUjks  waren  wy 

van  wal   gedoken*  of  hy  begon. zyne  barfche  ftem  te  ver- 

MENOBLW.   183I*  MO.    tO.  LI 


478  TAFEHE&LËf^ 

beffen   en   naftr  alle  kaoien  te  fchreeuwen.    AU  wl)  midden 

•  op  de   rivier  eene  zeer  groote  Qsfcbocs ,  die  van  hec  boven 
nog  vastzittende  üs   200  even  losgerukt  fcbeen  te  z\|n ,  naar 

'  ons  toe  zag  diijven ,  waardoor  «ij  in  een  niet  gering  gevaar 
•konden    komen,    ving  de  foidaat  plotfeling,  als  een  zinne. 
looze ,  aan  te   razen ,  en'  floeg  de  arme  roeijeis ,  den  eenen 
na  den  anderen,  zoo  onbarmhartig  met  zijne  nsgaika^  dat  ik 
hem  tegenhield ,  nit  vrees ,  dat  hij  door.  z^ne  onmenfchelijke 
'en  ontQdige  wreedheid  de  goede  lieden  onwillig  zon  maken, 
die  van   zelve   reeds,  om  hun  eigen  leven  bekommerd,  hun 
kiiterfte  best  deden.    ^  Wat  doet  gq ,  Sukimifinl^  riep  ik, 
terwijl  ik  z^nen  arm  greep ;    j,  gQ  zult  de  lieden  verbitteren^ 
zy  doen  immers  alwat  zij  kunnen/*  —  „  Juist  hierom ,  Su^ 
'Jar  r  riep  hq  terug ,    „  opdat  zij  voortvaren  het  te  éota  -— 
opdat  zü  niet  vóór  den  tijd  moede  worden ;  want  het  gevaar 
is  groot/*  Met  deze  woorden  fcheurde  bij  zich  los,  en  zette 
ZQne   onmenfcheiyke  behandeling  voort.    Wij  kwamen  geluk* 
kig  over.    Als  ik,  verheug'd  over  het  ontkcpen  van  het  ge*  ' 
vaar,  aan  de  roeijers  een  goed  drinkgeld  en  aan  hunnen  drij- 
ver nog  eens  zoo  veel  gegeven  had ,  gingen  Z9  met  elkander, 
als   waren  z$   de  beste  vrienden ,  vergenoegd  in  de  naaste 
kahake  (kroeg). 

*  Ook  trad  ik  eens,  om  een  avondbezoek  af  te  leggen, 
in  het  huis  van  den  boven  reeds  meermalen  genoemden  Ge* 
fieraal ,  welke  man  algemeen  werd  geprezen  wegens  zQne  bnuUV 
beid  en  goedwilligheid.  Reeds  op  het  vooiplein  vernam  ik 
een  verCphrikkelQk  getier  en  herkende  z^ne  fienu  Hïj  had 
:^oo  even  zijnen  met  de  ergfte  fcbeld woorden  en  oorvijgen 
overladen'  bediende  tegen  den  deurpost  geworpen ,  en  maakte 
nu  eene  beweging,  om  den  annen,  gelijk  een  bond  op  den 
grond  kruipenden,  knaap,  met  z^ne  niet  ligte  voeten  te  tnp* 
pen;  doch  met  z\jne  vrouw „  welke  door  mijne  tegenwoor- 
digheid moed  begon  te  fcbeppen ,  hield  ik  hem  tegen.  M^ne 
hede,  dat  hij  zich  zo^  fparen,  en  misfchien  ook  de  fchaamte, 
dat  hg  zich  in  zgne  zwakheid  door  mij  verrast  zag ,  bewoQf 
hem,  zoo  het  fcheen,  toe  te  geven  en  in  huis  te  gaao« 
Ademloos  en  met  een  woest  gezigt  wierp  hQ   zich  op  de 

<  fofa,  en  bood  mij  eene  plaats  daarnevens  aan.  Eerst  kos 
hij  van  opgekropte  woede  niet  fpreken;  maar,  zoodra  hy  ete 
weinig  bedaarde,  poogde  ik  hem,  die  altyd  voor  eene  be* 
roerte  vreesde,  opmerkzaam  te  maken  op  het  gevaar,  waarin 
hy  door  zoodanige  drift  süne  gezondheid  bragc»    Ziijoe  joqge 


VAN  ROfLAim*  .479 

en  fcbeooé  vrouw  zochc  bem  door  liefder^ke  coerpratk  in 
eene  ktlmere  ftemmiog  te  brengen*  Het  verfdirli±eUik  ge» 
weid  ViQ  sQnen  coora  verminderde  allengi,  EindelDk  wttgde 
Ik'beCy  de  Mnmerking  ce  mtken,  dat  die  perfoon  cocb  wel 
niet  xoo  geheel  flechc  z^n  zoude,  daar  bQ  zelf  bem  neer* 
malen  ali  den  l>eiten  en  gewilligften  knaap  m0  bad  afgefebü* 
derd.  HQ  zag  m^ ,  zoo  bet  fcheen »  wegens  m^ne  vrffmoe* 
iHgbeid ,  eenige  OQgeobllkken  ft^f  aan »  fprong  plotfeling  op « 
en  greep  mQne  band .  met  de  woorden  —  de  eerfte ,  die  ik 
na  bet  geval  met  den  knecbt  van  bem  geboord  bad  1  1»  GQ 
hebt  geen  ongelQk,  bij  is  anders  een  goede  kerel;  ik  héb 
het  ce  erg  gemaakt*  •—  NikalaiI**  riep  bij  thans  met  eene 
luide  ftem ;  en  de  arme »  mii handelde  knecbt  trad  of  kroop 
bQna ,  ali  een  bevreesde  bond ,  de  denr  in.  Reeds  was  ik 
beducht  voor  bemienwing  van  bet  vorige  cooneel ;  doch  zj^n 
heer  beval  bem ,  de  kalt  la  den  muur  te  openen^  om  den 
wütki  (branttewyn)  beneveoi  de  groote,  fijn  geflepen  feest- 
bokaal  (e  brengen»  die  anders  alleen  voor  guten  van  aanzien 
gebruikt  werd.  De  arme  m  zal  ai  bragt  met  bevende  ban« 
den,  wat  de  beer  verlangde  %  deze  fchonk  den  beker  tot  aan 
den  rand  toe  vol,  en  reikte  hem  denzelven  toe,  zeggende: 
j»  Dkar,  gU  zQ t  een  goede  hond  (,een  brave  jongen);  drink  op 
onze  gezondheid  I**  Ni  kal  ai  nam  en  dronk  uit  het  glas, 
dat  by  anderf  naauwemks  durfde  aanraken;  en  ik.  zag,  dat  er 
tranen  Van  dankbaarheid  langs  z^ne  bmine  wanged  rolden  — > 
tranen  van  dankbaarheid  j^ens  den  goeden,  genadigen  heer  , 
die  hem  met  zoodanige  eer  verwaardigde.  —  Naderband ,  in 
kalmer  oogenbükken ,  fpraken  wQ  meermalen  van  dit  voorval, 
en  ik  wilde  hieruit  een  bew^s  afleiden,  dat  deze  menfcbea 
zeher  met  zachtheid  beter,  dan  met  llrengbeid,  te  kiden 
zouden  z^n»  Maar  de  Generaal  lachte,  en  beweerde,  dac 
Ik  de  lieden  niec  kende,  en  dat  men  zonder  harde  midMen 
niets  met  hen  kon  uitvoeren. 

Dat  inboorlingen  nog  gebelbt  bleven  aan  deze  harbaarfche 

vooroordeelen ,   is  minder  te  verwonderen ,  daar  zelfs  fommi» 

gen  onzer  Duitfche  landslieden  op  dit  punt  eene  niet  zeer 

loffel^ke  denkwyze  aan  den  dag  leggen.    In  i8oa  deed  ik 

net  een   ulrqk  gezelfchap  eene  reis  tot  vermask  in  bet  oos* 

tclQk  gedeelte   van  Poien.    Onder  de  vrouwen  bevond  zich 

pok  de  ecbtgenoote  eens  rfiken  landeigenaars,  eene  DuiffiAs^ 

welker  ouders  zich  y64r  den  t^d  van  joza?  II  hier  geves. 

tifd  hadden.     Deze  vrouw  onderfcheidde  zich  .van  alle  de 

L  I  a 


4S0  TAFEREBLEN  VAN  RUSLAND. 

iiMteceti  door  verftanideHIkie  beftbayiag,  door  ligchimeiyke 
lUiiMmlieid  ea  nwemende  xkchcheid  in  bAre  xnanieren  \  docb 
•ftder  deze  fohitc^reode  oiccrlijkhedeD  lagen  neigingen  Verbar*- 
gta,  die,  natr  n^n  intien,  eerder eeoen  kannibaal  zonden  ge» 
paat  bebbeii.  Nadat  z^  niet  aangename  bevalligheid  over  de 
fiBiioonheden  der  ons  omringende  natuur  uitgeweid,  en  het  he- 
iMifche,  aan  bet  mateloot  gewoel  der  groote  fteden  geheel 
nsemde ,  gelnk  dei  landlevens  met  de  liefelijkfte  klenren  ge* 
fehiiderd  had,  nam  het  gefprek  eene  wending,  (^  men  kwam., 
soo  all  ilat  gaat,  oagem^ktop  eene  vergeiyking  vandenvioe* 
geien  met  den  tegenwomligen  t^d ,  waarbij  dan  bijzonder  werd 
gcaedekaveld  over  de  betrekking  van  goedbezitters  toe  derzelve^; 
IQfoigenen,  waarin  groote  verandering  was  gekomen,  tengel 
tBolge  ^an  de  opheffing  des  Mjfeigendoms  door  Keizer  jozek^ 
OA.nieesten  waren  met  deze  nieuwigheid  niet  tevreden  ^Het 
gemeeae  voft,'*  zeide  men,  ,,  is  voor  deze  hervorming  no^ 
niet  rtjp,  en;  hierdoor  des  te  Hechter  en  wederfpanniger  ge<« 
asoiden,*'  enz«  Tot  au  toe* had  de  engelachtige  vrouw  ge- 
«wegen;  maar,  aanleiding  door  z/sker  verbaal  yan  haren  na-. 
bmir  gekregen  hebbende,  begon  zij  plotfeling  met  milde 
i)N»akzaatthetd  over  het  onderwerp  uit  te  weiden,  vertelde 
{eia-dergeltiks  van  haren  oudoom,  die  een*  armen  boer  deod« 
geefelen  liet,  waarnaar  geen  hun  kraaide,  en  befloot  met  écr 
aanmerking:  ^  Dat  waren  t^den,  wjarin  de  Adel  nog  ieU; 
te»  zeggen  had,  en  men  reeds  van  verre  voor  denzelven  weel^ 
.4laar  thans  de  boer  hec  naauwelflks  der  moeite  waard  vlndr^ 
MS.  te  groeten.  .  Ik  zou  het  nu  niet  durven  wagen,  eenei) 
torr  te  laten  doodrosfen ,  alzoo  er  aan  het  gefchreenw , .  aan 
emderzeekiogen  en  aan  boeten  geen  einde  zijn  zoude,**  Van 
hoedanigen  aard  z^  was,  had  .z\j  onbedachtzaam  laten  be« 
-merken.  Zij  trok  nu  hare  klaauwen  weder  in ,  en  fprak  uit^ 
voerig  over  het  nat  der  menschlievende  inrigtingen,  welke 

4ien  in  Duitschiand.  begon  daar  te  ftellen  i 

* 

Xfiet  vervolg  hiernaJ)  1 


lORTB.  ÖESCRmDKÜNDIOE   BBSCROOWING  VAN  DEN  LOOP   DZa^ 
OEBRtTRTEKISSEN  IN  EUROPA,      Door  B.  BENTZEPETER,       .. 


D. 


Fe  donkere  wolken,  welke  den  horizon  bedekken  en  all 
coö  vele  onwed^rs  boven  ons  hoofd  rchQnen  te  zullen  los- 
barften  -,  trekken  de  aandacht  van  lederen  wereldbefchouwer 


B£SCHOpWINO  DftR  GSBEURTSNUSSN  JN  ftUROPA.        ^il 

tot  zicb*  -^  Een  door  beencbzocbt  gedreven  piip^etdom 
heeft  ie  grendeteirr  ioigénike  iwn  Eivopa*«  Ihiatlcupdl^  gsboQvrt^ 
waarachter  het  ténirérderf  Toeretide  iiltra;4il»eii]imjiS'lag«pgib* 
floten;  zeodirr  men  deiurege  detockomsrttietdtnique^feftmav 
üge  bekommering  re  f  gemoec  ziet.  Het  ia  deihadve  van  «hei^. 
groocfie  belang*,  de  hoofiibron  te  leeren  kemieti,  ««aniUAo« 
kwaad  opwelde-  en  voortvloeide » om.daardoof  in  ftaat  gefield ifi^ 
»worden ,  faec  geweld  van  dien  verdèrfelijken  (boom  ^  zoo  veA 
mogellfk,  te  ontwaken.  Erz9atwelitwaar,alc4drevo}ttCïéaeQ 
omkeeringen  geweeit,  en  zij  znllen  er  ook  alty4  Wijven,  tot 
aan  den  afioop  der  eeuwen:  want  op  dit  benedcnrcMid  ia  nieta 
beftendtger,  dan  de  onbeftendigbeid  zel^vej  doch  eyea  vrau 
ia  het,  dat  de  oorzaak  van  dezen  on  vasten  Oaat  van  zake» 
bQ-^ên  raensch  zelven  moet  gezocht  worden!  Eene  befiena 
ttitar  verandering ,  en  naar  de  nUbreidfng  van  zijne  mag(  eo 
aanzien  in  de  wereld ,  is  eene  der  vooreaamfte  0!oniake»# 
waarnit  zoo  vele  oorlogen  en  onheilen  met  zich  flepeadi 
omwentelingen  geboren  werden*  Nogtani  ia  het  niet  te  ofi^*- 
kennen,  dat  onze  dagen  zich  zigtbaar  onderibheiden  van  al 
de  voorgaande  eeuwen^  Wat  ondt^da  b^  een  enkel  volk  'of 
in  één  hnd  plaats  vond  ,  ia  nu  b^aa  algemeen^ew<«deii4 
het  ia  alsof  eene  onzigtbare  hand  de  braadOof  dea  opftanda 
en  der  verdeeldheid  in  aller  harten  heelt  uitgefoopid,  welke^ 
bg  het  gertngfte,  dat  er  gebeurt,  in  Uchtelantie  vlam  kaa.feu 
tit  worden.  .-.. 

*  Geiyk  er  dan  verfchillende  oorzaken  beftaan ,  waaruit  aU 
letfhande  beroeringen  en  omweotelingen  geboren  worden ,  tzoo^ 
t^a  de  drijfveren,  welke   tot  dac   einde  medewerken ^  evett 
Éaétiigvuldig  als  onderfcheiden.    Priesters,  wereldgrooten ,  C''* 
Itikïoekers  ZQn  veelal  de  raderen  des  opllands  y  waarvan  <de 
aifnknndige,  helaas!  maar  al   te  dikwerf  het  flagofer  ntfÓ. 
Tegenwerkende   middelen   vinden   altijd   eene  tegenwerkende 
krach c.    Zoodra  een  Despoot  zQnen  zetel  onder  een  vr^  en 
verlicht  volk  oprigt,  zifn  opftand  en  beroeringen  onvermijde* 
lijk;  omgekeerd   is  het  even  alzoo,  wanneer  een.  verlicht  en 
liberaal  Vorst  onder   eene  domme  en  fanatieke  natie  zijnen 
troon  vestigt.    Ter  ontdekking  der  oorzaak;  welke  aanleiding 
geeft  tot  het  daarftetten  dier  buitengewone  verfch^nfeien  van 
oazen  tijd,  moeceiy  wij  onze  aaoidacht  op  twee  voorname 
^  boDfdzaken   veatigen,  —  op  het  Katholiclsm^a  en  het  Ut^ 
tijiittns,   op  het  -  licht  en  de 'duiatjemia*;  Zoodta^deze  tegÏHi 
elktfider  ftrijdende  beginfela  hunne  aangewezene  grenzen  ovc^ 


4»  BMCHOUWING  IMUt  GUft0ftTUnilUI 

ftUrildeii  •  en  zich  oitc  Inger  lot  ims  «tgen  groodfebitd 
bepalen,  worde  bet  eene  zoowel  tis  bet  tndere  io  bewc^guig 
gébrtgt  en  een  ondediage  ooriog  onvermyddyiu 

Rome,  betwelk  op  bet  toooeel  der  onde  wereld  snik  eene 
groote  tcü  4>^lde'en  met  «een*  looden  fchepter  vden  ▼olken 
de  wet  ▼oorfcbreefy  werd  «indelQk  door  de  intmllen  .der 
noordlbbe  volken  van  alle  magt  en  laiater  ten  eenemde 
beroofd;  en  nimmer  sou  betsdTe  uit  zQne  pninboopea  ws» 
d^r  zQii  verrezen ,  indien  de  leer  dt»  Chditendoa»  fleeda  In 
btre  vorige  snivere  eenvondigbekl  ware  verkondigd  gewor- 
den. Mur ,  bebuis !  de  ftormwinden  der  vervolgbig ,  welke 
de  Cbrif tenen  verontnHtten »  waren  naanwetgks  bedaard «  of 
allea-  veranderde  van  gedaante:  eenvoudige  bidplaatfen  in 
prachtige  tempelen,  door  eene  met  ftaatfiekleederen  verfieiëe 
pileateribbaar  bedieiid ,  die  door  den  luister ,  welkn  z0  io 
allerbattde  uitwendige  plegtigbeden  verfpreidde ,  zoo  kndiu 
•dadlg  op  de  barten  der  zinnelijke  menfdien  werkte,  dat  bet 
ware  4od  van  de  leer  der  zaligheid  deswege  uit  betoog  wetd 
verloren*  Ia  dezen  ftaat  van  zaken  was  er  voor  Rome  geen 
gefcbikter  middel ,  om  tot  z^ne  vorige  grootheid  en  luister  te 
geraken,  dan  bet  masker  van  die  Godsdienst  voor  te  éoea; 
waarin  hetzelve  naar  wensch  daagde,  en  de  ulcdeeler  vao 
kroon  en  febepter  andermatl  geworden  is*  OewQl  echter 
Romes  Hiërarch^  meer  op  h*ec  geweld  en  de  onkunde,  dan 
wel  op  het  regt  en  de  rede  rustte ,  wu  er  alcQd  eene  ge» 
welddadlge  en  fterke  band  noodig ,  om  de  rede  en  bet  regt 
te  doen  zwegen ;  waardoor  de  volken  in  eenen  nacht  van 
onkunde  en  b^geloof  wegzonken ,  waarin  geen  ftraal  van  de 
Christenzon  hen  kon  bereiken* 

Niemand  op  dit  benedenrond  beeft  ooit  eenen  troon  be- 
klommen,^ wiens  grondvesten  den  loop  der  eenwen  reu 
duurden.  Men  denke  aan  Babel,  Ninivé,  Tyrus  en  SU 
don,  Jeruzalem,  die,  onder  zoo  vele  anderen,  als  fpie^ 
kende  bewezen  in  de  rol  der  gefchiedenis  ihan  aaageteekend. 
Nogtans,  bQ  al  deze  wolken  van  getuigen,  die  voorden 
onvasten  Haat  der  troonen  pleiten ,  wil  men  echter  den 
Roomfchen  ftoel  'van  dien  algemeenen  regel  hebben  uitgeflo« 
ten.  Aangemerkt  als  <den  zetel  van  bet  Hoofd  der  Chriften* 
kerk,  is  men  van  een  punt  nitgegaaD»  waarvoor  geen  grena- 
paal  ihMt  opgerigt,  vóór  dat  al  de  aardbewoners  met  hunne 
Koningen  zich  aan  bet  bewbid  van  dien  éénen  zullen  hebben 
onderworpen.     Met  deze   gedachte  bezield.  Is  er  dan  ook 


geêa  middel  onbefaroefil  gebtes ,  om  dit  doei  ce  biMeikien ; 
enhec  ii  ce  \rerwonderen,  bg  .al .  den  cegeufttad ,.  veUiw 
Rome  deswege  ontnoette ,  dat  men .  echter  ttimmtr  vtö  die 
owieni«Biiog  heeft  afgecieir,  hoevd  4e  onderyiadini;  iiad 
«oetén  leefen^  dac.geerie  kraii^ftlieB,  toe  d&t  einde  onderno- 
men ^  noch  Jexuiten,  datttoenicgezondea»  aan.die  verwack* 
ting '  hebben  kannen  beantwoorden.  Niet  minder  opmorkeiki- 
waardig  is  het,  dat  hidielandeos  waar  hetr  Pant^dom  ,dao|it:» 
dat  zijn  r^ksgebied  voor  alc^^l^ou  gevestigd  zign-,  geene  In- 
qoifitie  : met  hare  fchriktooneelen  in  ftaac  geweest  is»  om 
het -aldaar  fiaande  te  honden* 

In  de  Middeleen  wen  was  de  tegenfland,  w^lk^  Rome.ói 
dit  werelddeel  ontmoette,  zeer  gering.  .De  Heryormipg  werd 
eerst  door  Peems  Waldus  en  de  Albigenzc^  ondernomen ,  en 
daarna  door  ]ohn  Wicleff ,  Johannes  Hoss  en  Hierotymoa  van 
Praag  voortgez^et.  Later  werd  z^  door  Luther  en  CalvQn 
hervit,  en  deze  daagden  zoo  wèl  in  hunne  oBderaeming,^ifayc 
daardoor  een  groot  deel  van  ËnropaV  bewonens  aan:  de  heer* 
(bhappij  van  Romes  Kerkvoogd  zich  onttrok;  doch  de^fcheM- 
brief  werd  niet,  dan  met  bloedige  inkt,  ondeneekend,  en 
zal  in  den  dag  der  dagen  tegen  hen  getuigen ,  die  deswege 
zoo  veel  bloedtooneelen  hebbeo  aangeregt.  Qngdnkkig»  voor- 
wsnr,  de  Vorst ,  wiens  troon  meer  op  het  geweld  en  jop 
onfchttldlg  vergoten  bloed,  dan  wel. op  het  regt  en  de  refie 
rost;  maar  driewerf  ODgelnkklg  hij,  die  voorgaf,  dat  hem  de 
herdersftaf  over  de  fchapen  van  Christus  was  toevertrouwd  i  • 

Terwijl  zich.  het  noorden  van  Enropa  voor  het  meerdsdeel 
aan  de  heerfchappij  van  Rome  /)ottrok ,  werden  daarentegen 
alle  middelen  in  het  werk  gefteld ,  om  het  znidel$k  deel  voor 
den  itoel  van  Rome  td  behouden*  Frankrgk  nogtans  was 
reeds  te  veel  van  de  Reformatie  doortrokkens  met  ontzet- 
ting ,  het  is  waar ,  herinneren  wij  ons  aan  de  zoogenaamde 
Pnryfche  bruiloft  in  den  St  Bartholomeus-nacht , ,  1573 »  toen' 
«de  ijvttzucht  van  hofgrooten  en  geestelijken ,  door  zoo  veler 
onibhuldig  vergoten  bloed,  eene  voor  altoos  onultwiachbare 
vlak  in  den  fchoot  der  Moederkerk  wieip:  de  Hervorming 
bleef  in  Prankryk  beiban ,  en  zelfs  öp  het  einde  der  zei' 
•  tiende  eeuw  nog,  door  het  £dict  van  Nantes,  befchermden 
tn  ftand  gebonden*  Zolks  verbitterde  Rome  echter  dermate, 
dat  e^n  kruistogt  tegen  Frankrijk  werd  ondernomen,  waarvan 
Hendrik  IV  het  eerfte  (lagtoffer  werd*  Noch  deze  moord- 
zucht, noch  de  gruwelijke  vervolghigen  der  Procestancen 
onder  Lodewljk  XIV  hebben  haar  doel  bereikt. 


4fl4  BESCHOUWJIca  DBSi  GUEURTEfllSSElf 

Btl  bet  cien  'mJslnkkcD  ven  al  dese  oDdtraemiflfeD ,  ootf 
wire  hec  mogdqk,  de  heericbappij  van  Rome  weder  in  haren 
▼origeti  laiscer  te  faerfteilen ,  gemkee  Europa  ten  laatlle  in 
mitt  en  genoot  allerwegen  <eenen  gewesicbteo  vooripo^d. 
Maar»  helaai!  onder  dMfllilte  trokken  wederom  ntettire 
ramporkanen  te  zamen.  Voltaire,  Rootfean  en  anderen  kwaneii 
met  bnnne  fchrifien  voor  den  dag»  en  legden  door  dezdive 
een  verborgen  vuur  aan  den  Roomfchen  fiod,  welka  oaét^ 
-vlanHtting  z^^e  magt  en.  z^nen  overgebleven  laiiter  meer  be* 
nadeelde,  dan  Lntber  en  Calvin  zelfs  met  hnnnefdiriften  odit 

■  g«daan  hebben.  Jakobijnen  en  Republikeinen ,  menfchcn  soa- 
der  Godsdtenit,  In  de  fct|Ool  van  de  eerKgenoemden  -^^ 
kweekt^  ontrolden  hunne  vanen  in  bet  naburig  Franki^k  j^« 

'  gen  den  Adel  en  de  Geestelijkheid ,  de  voovnaamfte  i^eaiqtf* 
laren  van  de  Roomfche  Hierarcfaij;  en,  na  v«le  kerken  tn 

r.kloostera  •  te  hebben  nitgepiunderd »  zag  men  hen  de  Alftn 
zeÜB  overtrekken,  ott  de  handen  aan  het  Hoofd  der  Kerke  tt 

«Haan.  Zoo  werd  de  b^'l  det  tlldi  aan  Rome»  grootheid  ;ge- 
legd ,  en  van  dat  oogenblik  af  dagteek^t  hare  rugwaartfche 
beweging  en  de  vermindering  van  haren  luister  en  invloed  op 
de  volken.  £n  wanneer  zij  haren  ondergang  niet  wil  ver« 
kanten,  moet  zü  voortaan  van  alle- veroverhigcn  afiElen, 
,  lenzij  zij,  even  als  de  man  van  Gaza,  beflotén  had^^leh 
bet  hnis  boven  bet  hoofd  omver  te  halen ,  en  hare  heilige 
dommen  door  de  puinhoopen  voor  de  hand  der  oogeloovi^en 
te  willen  bedekken» 

Toen  Napoleon ,  de  aanvoerder  der  Franfche  wapenen^  van 
het  tooneel  der  gebeurteni^en  verdwenen  was,  en  het  door 
oorlog  gefolterde  Europa  tot  zijnen  vorigen  (laat  wederkeer. 
de.,  beklom  Lodewijk  XVIII  den  Franfchen  troon ^  die,  na 
hec  DuttelooA  vergieten  van  ftróomen  bloedt,  voor  de  iper* 
drevene  Dynastie  wederom  was  opgerigc.  Deze  ommekeer 
van  zaken  baande  dan  ook  den  weg  tot  het  beklimmen  van 
den  Roomfchen  ftoel  door  Plus  VII,  die,  bQ  het  opvatten 
van  de  tengels  des  bewinds,  naar  zoodanige  middelen  omzag, 
welke  ftrekken  konden ,  om  het  vervallen  beftour^  met  he^ 
trekking  tot  deszelfs  Invloed  op  de  volken,  zoo  veel  mogel^k 
weder  op  te  rigten  en  te  herftellen.  De  Italiaanfche  en  Spaan* 
fthe  liberalen  geraakten  fpoedig  weder  onder  de-  heer- 
ibbappü    der    geestelijkheid.     Vruchteloos  trachtten  zq  zich 

'4loor  eenen  opüand  daaraan  te  onttrekken.    De  verbondene 
Mogendheden,  door  den  t^dgeest  verfchdkt,  werkten  hen. 


door  knehtigeiMpeDea;  in  bet  heUtag  vin  Rome,  vegeo|r  «o 
•geen  wonder,  vóorwtarl  wtnc  de  Iba^kuade  van  bec  HdUg 
.  'Verbood  dacht' door  den  Roomfchen  ftoel  eeo^bolwerk'cqgea 
den  algemeeoen  djdgeetc  op  ce  rigten,  rer  beveiliging  dier 
«roonen,  welke  door  baar,  oft  den  val  van  Napoleon»  lèt- 
'«levom  waren  tot  Hand  gebragt.  Hoe  weinig  echter  daannoie 
bet  doel  il  bereikt  geworden»  heeft  de  nhkomsa  der  zaato, 
-belaas  maar  d  te  lut !  geleerd. 

Ware   bet  niet  becer  gewent,  dat  mm  aan  deSpmMfiibe 

Cortes  en  de  boolden  van  ^e  Italiaanfche  liberalen  de'  «en- 

gela  van  den  loop  der  vr^taeU  niet  bad  ontnomen?  :  Dan  «as 

.  «en  Bnropa  eeoe  groote  weldaad  hebben  bewesen4>het -iOa- 

-tbolicismnsr  en  Despotisntfis  zonden  alsdan  ecnen  zanktenm 

-  dood  a^  gefiörven  »  dan '  wannen^  bet  jdoodvónnis ,  over  rbffo 

Tgeftagcn,  door  bet  nkra-Ubcraltsmna  moet  worden  votttoUno. 

vOf  zü  men  bet  w^a  en  voorzigtig  noemen,  wanneerdttQ 

ten'  fterk  vlietenden  ftroom  zijnen  natnvrl^toen  lDDp4  doorxl$k 

en  dam  betwist  f    Kan  bat  wel  andeir  dur  Terwóestin^il^ 

ren,  als,  by  den  aandrang  van  bet  afkoineod  water ^  e» -dik 

en  dam  bezwijkt? 

Terwigi  zulks  in  Spanje  en  Italië  voorviel ,  w^den  de  Je* 

zniten  naar  bet  brandpunt  des  opfhinds,  Frankrigk,  gesoo* 

den,  om  de  aldaar   gevestigde  liberalen  den*  oorlog  aan^xe 

doen,  en,  ware   het. mogelQk,   tot  de  gehoorzaamheid  der 

Kerke  terug  te  brengen.    De  middelen",  welke  zij  daartoe  in 

bet  werk   fielden,   waren  van  zulk  eenen  aard,  dat  her  doel 

daarmede  in  onzen  c$d  niet  kon  worden  bereikt^  en  dit  gaf  dan 

'  ook  atinleiding,  om  naar  meer  afdoende  middelen  om  te  zien* 

Onder  het  bewind  van  Lodewijk  XVIII ,  die  zijn  beflndr  zoo 

I   vfial  mogeiyk  naar  de  voorfcbrifcen  van  hec  Charter  rigtte , 

waren  bun  de  hai:den  deswege  gebonden;  maar  tljn  dood  en 

-"  de  opvolging  van  Karel  X  gaven  den  Misfionarisftn  wederom 

.   nieuwen  moed,   en   weldra  wisten   zij   den  Monarch  in  het 

belang  van  hnnne  zaak  te  winnen ,  en ,  door  hem ,  zich  eenen 

,7 weg  te  banen   toe   al   de   takken   van  het  beftuur.    No  was 

~   dan  ook  bet  unr  geflagen ,  —  dat  uur ,  waarin  de  veldtogt 

;.  zon  worden  geopend,   die  Europa  tot   de  duistere  iVfiddel- 

t  eeuwen  zou  terogvoeren ,  — >  geopend  om  de  drukpers  te  be- 

.  ftormeü  en  bet  Charter  te  vernietigen;  dat  Charter,  waarop  de 

Franfche  liberalen,  als  op   een    dravend  wrak,  het  geringe 

overfcbot  van   hun  flaatkundig  fchip,   zich  tot  hiertoe  voor 

hnnne  v^andeo  beveiligd  badded. 


ifó        BESCBOUWillG  DKR  OUBURTmiMSIf  IM  £UROPA. 

£o  biënnale  jdonia  oas  genoeg  te  hebben  gelégd  ter  oiu* 
dekkieg  dergenen «  ^ireUDe  4e  fprtngreer  lofmkten^  die  bet 
oorlpgswerkiDig  ia  bedwang  hield.    Was  bet  niet  hec ,  v n|w 
beid  en  licht  fchowendet  priesterdom  der.&ooofcbe  Hierar- 
cUi,  hetwelk   Ktfd  X/  ten  val  bragt?  dat,  toen  de  Belgea 
den  petitie^xirlog  .Toerden,   ais   geheiflie 'ftokebrand  achter 
het  fchem  fiondf  want  doof  het  voomitguo  der  Terlichtini^ , 
door  middel  van  een  wetenfóhappeljjk  fcboolonderwys ,  xag 
zich  deszelli  tot  nog  toe  magtvoUe  invloed  bedreigd*    B^  de 
bewustheid,    dat 9    onder  een  verlicht  beflstxr,    eene  foiind 
dweepende  Godsdienst  geen  opgang  neer  zon  maken ,  greep 
het,  eer  omverwerping  van  het  wettig  gezag,  den  fiandaitd  vaa 
bet  Bltra^iberalismos  aan ;  terw^l  h^r  het  zachce  beftonr  van 
onzen  Koning  als  ondragelijk,  ja  geheel  despociek  deed  voor- 
komen, en  ila  de  Godsdienst  der  vaderen  bedreigende.    £a 
wfj  houden  ons  verzekerd,  dat 4  zoo  lang  hec  Despocismna 
on  jde  PriesterheerfchapiHi  bunnen  fcbepter  zwaaijen,  bij  den 
voortgang  der  verlichting  en  aanwas  der  libera]e>  denkbeelden , 
duurzame  vrede  noch  vastigheid  der  troonen  in  Europa  meer 
ce  wachten  zQn. 


G. 


WAMNSRKST  AAN  DB  Z£EUWEN« 


Tefpierde  Zeeuwen  1  echte  loten 

Van  N^érlands  edel  voorgeflacht  I 
Regtfchapen  kroost  van  bondgenooten 

Der  Cefars,  veilig  op  hun  wacht! 
Zult  gij  uw  duurgekochte  padden. 

Der  vad*ren  erf,  doorweekt  met  bloed. 
Van  muitelingen  aan  zien  randen. 

Bandieten  ,  met  uw  brood  gevoed  ? 
Den  grond ,  aan  Alva^s  woede  onttogen 

En  *t  Korfikaanfche  wolfsgebit , 
Ter  prooi  zien  aan  verraad  en  logen , 

Door  priesterlist  tot  roof  verbit  I 
Uw  have  het  deel  van  plunderaren, 

Uw  kroost ,  u  zelf  het  lijf  ontzeid. 
En,  op  den  wenk  van  moordenaren 

Gedoemd  ,  ter  ilagtbank  heengeleid  i 
V  Zult  gij  het  branden  zien  en  *t  blaken , 

En  hoe  het  oproer  voedfel  krijgt. 
Daar  *t  glimmend  vuur  uit  trans  en  daken 

In  laalje  vlam  ten  hemel  (l^gt  I  -* 


WAKlOMBaP  AAN  DK.finilWaN»  Jf^ 

En  ilroopen  opMiw  grondgeWedl 
fit  cpefc  -N*  aU  ariocUe  \  faio^  eter  Ttd^na 

in  uwe  bonc  en  «den  niet! 
Gg  ÜBimert  ««*  !Hroedec«l  iknnt  c6  tYapw.  r  .. 

En  ün'len  op  oof  noadgdftid?    . 
iOp,  fiere  Zetuwenf  op,  te  srnp^enl 

liet  votfdrec.^ac::»!^  koljM»  uit;. 
Het  dteigt  en  treft  het  ZeeuwfohTgewMe» 
.   De  vniclitb*re  Ttldeo.  vaa  Kedzeod;   .    . 
üet  (leflt  op  Ootttmrgs  grfjze  vene» 

Met  dolk  en.  pefcioorts'  In  de  bandL 
.  Vlkgr  op  9  rofct  aan  uit  fiad  en  veUenl: 

Het  geldt  liier  goed  ien  bloed  en  eer •  .     . 
•OF  kveektde  wieg  van  Neéfltndi  belden 

Geen  Evenftns,  geen  Rnicera  meer?  . 
«    Te  wf pen ,  Zeenweo  t  vliegf  ten  lhdidt.4 

Te  wapen,  Frleien  fietarieri  -  ^  v.^^\ 

Der  muteren  fishim.  waart. aan  nw  i^tdtt 

Gods  Almagt-dekt  uw  krqgsbanier.  ; 
Gods  Alaiagc  beeft  bij  Oostbnrgs  mdlen.      \ 

Deo  moed  geftbraagd ,  heb  land  gecil^ « 
En  de  opgemide  dalseodtaUen 
.  Met  éénen  wenk  veiftitooid ,  verplet, 
Rnkt  aan ;  de  .zege  Is  ons  gefebonken  I 

Streeft  voorwaarts,  drijft  van  oord  tot  oord 
Den  Belg  tot  in  de  moordfpeionken 

Van  *t  nitgemergeld  roofnest  voort  I 
;Soo  zal ,  by  *t  roemryk  zegevieren 

En  redden  van  uw  vaderland. 
De  olq vebfpmit  uw  flapen  fieren , 

De  palmtak  groenen  in  uw  band. 
Zoo  plant  de  naneef ,  blij  te  moede, 

Den  lauwer  op  der  vadVen  graf. 
Wier  moed  Loyola^s  plunderwoede 

Op  Zeelands  grond  den  doodlleek  gaf, 

.   Slagcmaand,  1830.  T» 

Aanmerking^ 

Goi$  Aimagi  heeft  tij  ÖMtinrgs  wallen^  enz.  Ja  waarlijk, 
indien  ooit ,  dan  wu  de  reddende  hand  der  Goddel^ke  Al. 
magtbier  zigtbaarl  Terwgt  de  wakkere  lbdei«,  destijds  nog 


4M  WAPSMKUST  AAN  DE  ZESUWAN. 

Liiiceo«nc-KolODel,ftfweBig  wns ,  werden  onze  yoorpolcefi ,  even 
baken  de  ftad,  ovlerrompeld  door  de  wraakgierige  en  ver« 
blceerde,  maar  evei}  zeer  op  roof  en  plundering:  verhitte  tnui- 
cers.  Het  fchijnt,  dat  men  verzaimd  had,  óp. den  zeer  boo* 
gen 9  van  den  Vlaamfcfaen  kant  tot  aan'  Oostburg  zich  uit- 
ftrekkenden  d^k ,  eene  fchildwacbt  te  plaacfen.  Vandaar  de 
mogeiykheid ,  dat  dnlzende  yyandeo  ons  onveshoeds  én  toe 
Hosver  ongezien  konden  naderen ,  daar  de  dijk  hnnn*  aantogc 
voor  bet  oog  der  onzen  bedekte*  Vandaar  ook  de  verwar^ 
ring,  die,  in  ^hec  eerde  oogenblik  der  verxasfing,  in  onze 
gelederen  heerschte.  En  trots  dat  alles,  trots  het  plotfelijke 
en  ia  dien  ftond  geheel  onverwachte  van  den  aanvtl,  trots 
hec  gebrek  aan  oppeikommando  in  de  eerfie  en  gewis  niec 
ongewigcigfte  -  momenten ,  trots  de  ontzaggel^ke  meerderheid 
des  vQands,  C^le  «eker  50  tegen  één'  der  onzen  kon  ftellen , 
wanneer  men  eene  menigte  medeopgetfokkene  vroowliede^ 
en  flecht  gewapende  mannen  mederekent}  werd  door  de  on* 
zen  de  volkomenfte  overwinntaigr  behaald  I  Dank  hebbe  de 
waarachtige  heldenmoed,  waarmede  onze  braven  *-  de  on- 
derofficieren en  gemeenen  vooral  -^  vochten  1  Dank  hebbe 
echter  bovenal  de  Voorzienigheid ,  die  bunnen  arm  fterkte , 
en  panifchen  fchrtk  over  lie  ^pgemide  duUindialkk  uicftorttel 
Want  zonder  Gods  hulp,  wat  zonden  70  man  (f zooveel  om. 
trent  zQn  er-  van  onzen  kant  in  het  vunr  geiireest)  tegen 
znlk*e  overmagc  vermogt  hebben  I 

De  Inzender. 


AAN  MQNBN  HOOGGEACHTE^  VftlEt^D.  LUOWIG  MARCBAND. 

V  erheven  Zanger,  die  mijn  borst  ontglpejt. 
En  warm  voor  vaderland,  voor  regt  en  deugd  doet  zwellen |( 

M^ti  vriend,  die  mijne  zinnen  boeit. 
En  in  het  oog  een'  traan  van  weemoed  op  doet  wellen. 

Als  ik  u  volg,  en  gij  mij  voert,  van  waar 
tk  wolkenhoog  ter  neer  op  ontrouw  nederblikke  >  .  '^ 

Terwijl  uw  forsch  gefpannen  fnaar 
Myn*  geest  vervoert ,  en  ik  bedeesd  terugge  fchrikke.  ^ 

U  zing  ik ,  vriend !  u ,  die  my  hebt  geroerd  I 
Wieni  toonen  beurtelings  mQ  angsc  in  \  harte  jagen*. 

En ,  onder  bloemen  rondgevoerd  , 
Doen  juichen ,  die  bet  waas  van  liefde  en  vriendrchap  dragen» 


AAN  L.  MAftCaAllD.  ^9 

AU  Ik  verzel  den  vr^geesc  in  den  ftorm  (•}, 
Ea^dder  b^*  den  angst  van  zijn  gefcbokc  geweten. 
Die  hem  doorwoelt  gelijk  een  worm ,  — 
Sophié*s  bloemenkrans  doet  mQ  dien  fchrik  vergeten  (f). 

Gij  fchildert  daar  het  fchoone  der  natuur. 
Weet  als  Theocritus  op  uwe  luit  te  fpelen, 
£n  't  fchoone  en  tintelende  vuur 
Voor  eenen  bloemenkrans  een.  meisjen  af  te  (telen. 

Nu  echter  eischt  bet  vaderland  uw  lierl 
Gfi  doet  de  krijgstrompet  gelijk  Tyrcaeus  booren , 

En  met  een'  ongedwongen  zwier, 
Wtar  *c  vrijheid  geldt,   uw  lied  door  lucht  en  wolken  boren. 

Gt  voort,  ontgloei  de  vaderltndfche  borat l , 
Omflui)er  *t  zwart  verraad ,  en.  ftd  bet  naakt  voor  oogen  \ 

Ontvlam  de  liefde  voor  den  Vorst  1 
Neem,  Adelaar,  uw  vlogc  naar  *t  ruim  der  (iarrenbogen I 

Wek  op  ten  kamp ,  gy  Kömer  van  deez*  t^d ; 
Bezingt  als.hy,  den  lof  van  vri|e  heldenzonen. 

En,  gaat  gq  ook  tls  h^  ten  ftr^d. 
Zoo  moge  een  beter  lot ,  dan  hem ,  uw*  moed  beloonen  1 

Dec,  1830.  F.  B«  ADia. 

CO  Neue Kfi0Spen yan  l.marchand«  Ütrecif  f  xizo^S» 4%. 
Ct)  Ib-  S.  79' 


M.. 


DE    YLINDER* 


et  de  lieve  lente  ontluikend,  ftervend  wen  het  roosje  fneeft, 
öolvend  op  de  zachte  zephir ,  die  door*t  reine  luchtruim  zweeft. 
Wiegend  op  den  fchoot  der  bloemen,  op  de  versch  ontloken  blaftn^ 
Zich  vermefjend  in  het  luchtje  met  der  bloemen  geur  belain , 
Schuddende,  nog  jeugdig  bloeieend ,  *t  Hof  der  vleugelen  ter  aar4^, 
En ,  gelQk  eeft  ademtogtje ,  zich  verheffend  hemelwaart ; 
Zoo  bekooriyk  vliet  het  leven  van  den  fchoónen  vlinder  heen , 
Beeld  van't  ongekend  verlangen,  dat,  nooit  ruscenjd,  nooit  teyreén. 
En,  fchoon  nooit  voldoening  fmakend,  zoekend  elke  zaak  beroert. 
Toe  de  zucht  naar  reinen  wellust  het  in  ^t  eind*  ten  hemel  vo^* 

Naar  het  Fransch  van  de  lamartine. 

W,  GLÉfaNS,  jr4 


490  Dft  BbSlfOE  TINK. 


E 


DE  BLII^DE  VINS« 


en  blinde  Vink,  wel  oud,  maar  toch  nog  kras  van  longen  , 
Had  zeldzaam  in  zijn  kooi  een  vrolijk  lied  gezongen. 
Een  barrche  Leeuw  hield,  dag  en  nacht. 
Omtrent  de  vinkenbaan  de  wacht , 
En  deed  een  vreemde  taal  hem  hooren , 
Die  wanklank  fcheen  in  aller  vooglen  ooren : 
Maar  zie!  de  Sperwer,  Gier,  met  Raaf  en  Kraai  en  Spreeuw» 
En  Uilen,  bQ  *t  doz^n,  verheffen  hun  gèfchreeuw  — 
De  Leeuw  trekt  af  —  de  kooi  raakt  open  ^ 
En  Meester  Vink  gevoelt  —  iets»  wat  h^  niet docst hopen  -- 
De.  vrQheidl  —  HoorI  hi^  zingt,  de  wieken  uitgebreid» 
In  vinkentaal ,  den  lof  der  Libertait. 

Straks  voegt  hij  zich  by  zijn  bevr^'ders. 
En  roemt  niet  flechts  den  moed  dier  ftr^'ders. 
Maar  ftr^'dt  ook  dapper  meé ,  fchoon  *t  oog  geen  daglicht  ziet » 
Opdat  geen  Leeuw  voortaan  de  vooglen  meer  gebied*. 
Uit  louter  dankbaarheid  doet  hQ  den  gorgel  klinken , 

En  heinde  en  veer  weergalmt  zijn  zang: 
„  Geen  vriggehoren  Vink  hoore  ooit  een  boei  rinkinkenl 
^  Mq  vid  müne  qzren  kooi  zoo  bang  I 
jp  Geen  ftngge  Leeuw  zal  ons  voortaan  verdrukken « 
^  En  rooven  ons  het  oog ,  of  korten  ons  de  wiek  1  (*} 
^  De  vryheid  is  ons  loon ;  *t  voegt  ons ,  haar  vrucht  te  plnkkeiu 

9  Geen  vrQer  vogel  leeft,  dan  in  een  Repuhliekl 
f,  En  wil  het  pluimgedierte  een*  wettig'  Koning  eerén , 
'  ^  Uit  nood  fta  ik  dit  toe  —  maar  flechts  voor  *toogenbHk; 
^  Men  kieze  Hechts  geen  Valk ,  getooid  met  vreemde  véren ; 
„  Men  geev*  zijn  fiem  aand*Uil,  of —  aaneen  Vink  als  ib:!** 

Een  Gierenzwarra  hoort  naauw  den  blinden  Vfaik  dus  zingen , 
Of  fchreeawt :  „  Wat  klinkt  dat  liedje  ibhoonl 
1^  Maar  ftaa^er  fbat  het  toch,  rondom  een*  Glerentroon, 
j»  Met  Sperwer»  Wouw  en  Hop  •  te  hupplen  en  te  fpringen.** 

.  19  Dat  nooit  I.**:  roept  OQie  Vinl(«  jt  Ik  ben  een  vr^eidsteli^ 
f,  Ik  ben  VrQmetfelaar  I  Nog  meer  -^^  ik  ben  een  Belgl 

(*}  De  Vink  intusfchen ,  naar  men  wil ,  was  blind  gebo- 
ren, en  op  dat  pas  juist  in  den  ruityd« 


DS  BLINDE  VlNIt.  ,4^% 

^  \  Hecfe  ttic  mee  ons  verbood»  il»  kakelende  Spreeaweo^ 
„  De  vrije  vooglenkeus  baldadig  ovetfthreeowenl 
.  ^  Geen  Vinkyboeblind^die^iian  den  klaauw  des  Leen waoDcniktt 
.  j,  Den  Luiprard  hulde  zweert «  of  voor  dea  Eenhoorn  bukt  I  ^ 
f,  Hoorc  allen,, die  m^'  *c  ^oec  der  vrpeid  deed  yerwerveiil;' 
^  Ik  heb  als  Vink  geleefd  en  —  weec  als  Vink  te  ftervent** 

j»  Zw^g  gij,  daar  ginds,  —  gij,  oude  paai  f» 
Schreeuwt  een  van  *t  vooglenheer ,  een  fcherpgebekce  Kraai , 
jgo  Raaf  en  Sperwer  fchreeuwen  *t  mede : 
n  Zwijg,  blinde  llumper!  hoor  naar  redet 
„  Ons,  vooglen,  voegt  een  Vorst »  behoudens  deugden  eer , 
j.  Opdat  de  Libertait  in  veld  en  woud  floreer'; 
„  Een  RepubUek\Mvkt  fraai^maar fchenkt  geen  praalvertooning : 
.  „  De  Luipiiard  (la  voortaan  aan  *t  hoofd  van  *t  vooglenheer  !** 

„  Top  !••  roept  de  blinde  Vink ,  en  fchatert :  „  Leev"  de  Konin^t*^ 

Julij,    1831.  W.  H.  WARNSINCK»  BZ* 


I. 


NIEUWB  SOORT  VAN  TOONBBLVBRMAAK  TB  PAR^S. 


het   Orque  Oljmpique  van  rtiANCoNi  venoont  men 

chans  een   ftok  in  drie  bedrigven  en  zeven  ufereeIeQ,,geci» 

celd:  De  Leeuwen  van  Mjfcre,    Gansch  FêNriji  yit  naar  deze 

wonderbare    looneelvercooning.     Racinb   kan    geeae  zaal 

meer  vullen ;  maar  die  fiuk  belooft  eenige  honderd  reprefen* 

catiên.    Ook  de  Par^'fehe  vrouwen,  op  gevaar  v»n  te  bevali» 

len»   geiyk  bij  de^  treorfpelen  van   ascuy lus,    begeven 

zich  derwaarts,    om  wezenlijke  leeuwen,  panters. .(en  flangen» 

met  andere  wilde  beesten  van  den  Heer  ma&tin»  eene  roi 

te  zien  vervullen.     Het   is  geen  volkomen;  drama ,  het  z^n 

iltchts  eenige  tooneelen ,  zamengefteld  voor  desz«lfs  Bitenagerie 

en  hemzelven,  die  daarm  ook  zJijne  rol  treffelijk  fpeelt.  Ziehier 

den  hihoud  van  het  (tuk,  door  den  Heer  venri  voor  zijne 

vi^voetige  Acteurs  vervaardigd.   De  Sultan  vza  Aiyfere  heeft 

den  Nabob  sadhussbin  onttroond ,  hem  de  tong  ultgefke)' 

den,  en  hem  zijne  dochter  ontvoerd.  Hossein,  in  de  bos- 

0;hen  ronddwalende,  temt   de  woestfte  beesten,    ten  einde 

dezelve  tot  zQne  handlangers  te  maken,  en   verlost,   mee 

derzelver  hulp ,  z^jae  dochter ;  maar ,  van  nieuws  mee  haar 

*in  handen  zijns  vijands  vallende,  verwerft  hg  genade,  op 


49^     mtvvrt  ioort  taii  tomkklvkiuiaak  tc  parits. 

voprwMide  vaa  eene  0Qcemb«re  leeuwin,  bij  welke  mm 
opiOllic.  ain  zich  ce  onderwerpeQ.  De  heerUgke  decoradëa, 
tis  *€  ware  gloeijende  van  yizifs  'zonnebïccey  volmaken  de 
begoocheling  in  deze  iborc  van  dramaiifcfae  Menagerie ,  waar- 
in leeuwen 9  boa-flangen^  tijgers,  papegaaijen,  apen,  peUilca^ 
nen ,  lama's  ^  kangaro*8  enz.  niets  ce  wenfdien^  overiacen » 
mee  betrekking  coc  tooneelmacige  waarheid.  *c  Is  inderdaad 
een  oqgehoord  fchoawTpel,  dac  wel  nimitaer  deszelfs  weder« 
gade  vond,  en  den  volftandigón  moed  van  martin  soo 
wel,  als  de  verwonderlijke  pogingen  ,van  franconi  eer 
aandoet.  *t  Is  tiagenoeg  Nacunr,  en  de  Reizen  van  chür* 
biN  maken  oneindig  minder  indruk,  dan  de  jagc,  in  dit 
ftnk  voorkomende.  Men  aanfchouwt  hec  met  gernscheid, 
pmdat  alle  Voorzorgen  zijn  genomen  tegen  elk  mogelijk  onge- 
val ;  men^ftaat  verbaasd ,  en  vertrouwt  ter  naauwemood  zQne 
oogen,  De  historie  van  androcles  en  z^nen  leeuw  wekt 
geene  verwondering  meer. 


NAPOLZON  BN  DE  STAAL  WERKER, 

Xoen  NAPOLEON  naar  België  ftond  te  vertrekken,  deed 
li|f',een*  bdcwamen  ftaalwerker  tot  zich  komen «  en  vroeg 
hem,  of  hij  hem  een  pantferhemd  konde  maken,  dat  tegen 
hoaw  en  fchot  beveiligde*  De  man  nam  .  zulks  aan ,  en 
Vioeg  daarvoor  18,000  franken.  Bij  het  te  huis  bezorgeabe- 
yal  NAPOLEON  hem,  hec  zélf  aan  te  trekken.  ^  Hij  gehoor- 
zaamde. No  nam  de  Keizer  twee  pistolen ,  zeggende:  ,,  Wij 
willen  eena  onderzoeken ,  of  uw  arbeid  de  proef  kan  door- 
Haan.'*  H\j  fchooc  de  eene  pistool  op  de  borst  des  inakera 
af;  de  kogel  fprong  terug,  ^  Keer  u  om,*'  riep  nap o« 
LEON.  De  man  deed  zulks.  De  tweede  pistool  werd  pp 
zijnen  rug  gelost;  de  kogel  fprong  andermaal  terug..  Thana 
dÉcht  de  'ontftelde  kunftenaar  van  verdere  proeven  ontheven 
ce  zl^n;  maat  napoleon  greep  eene  derde  pistool,  ai 
toace,  mee  hetzelfde  gevolg,  nog  twee  fchocen  op  den  fidde- 
rcflden  man.  t  „  Uw  wérk  is  goed  ,**,  fprak  nu  de  Keizer; 
„  hoeveel  verlangt  gij  er  voor?**  —  „  18,000  franken,*'  anc- 
wöocdde  de  man  .  (himelend. —  Napolb^dn  fchreef  op 
flaanden  Voet  eene  aanwijzing  voor  stf^ooo  franken  op  dé 
KftizetVke  fcfactktst;        : 


ME  N  G  E  L  W  E  R  R. 


HET  HBII^ZAME   UITWEU&SBL  VAN  D£  B^IOBPBNIffO  pSR 

VADE&LANDSCHE  GBSCUIBDBNI9  OP  O^fS  VOLR9ILA* 

RA&TER,  OP  ONZB  VABERLANDSLIBFDB  BN  OP 

ONS  6O0SDIBN8TI6  OBVOBh^  EN  AB  l>AAB}r   ' 

UIT     VOORTVLOE^BNDB     2EOBNRgKB' 

ÖBVOLGBN  VOpR  IMH  ftXAAT. 

Door 

H.    ALT  MAN  N, 

Eer/Ie  Onderwijzer  in  de  Departementsfchool  te 
Rotterdam.  (♦) 


o. 


'nder  de  vele  tDiddelen,  óm  den  geest  met  nuttige 
kennis  te  verrgken  en  verftand  en  hart  te  beTcbaven  én 
te  vormen,  behoort  bqzonder  het  lezen  en  beoefóUBO 
der  Gefchiedenis* ' 

Behalve  de  bljbelfche  gefchiedecis ,  door  welke  aVeeii 
wij  de  vroegde  gebeurtenisfen  op  desen  bol  leeren  lt«t» 
nen,  moet  ons  niets  nader  aan  het  hart  liggen,  din  dé 
gefchiedenis  van  het  land,  waarin  wij  geboren  en  op^ 
gevoed  zQn  Hare  beoefening  levert  eene  lijke  bron  6^ 
vun  genoegen  en  leerzaam  onderhoud,  en  geeft  den 
regtgeaarden  Nederlander  ruime  ftof  tot  menigvuldige', 
verftand  en  hart  vormende  overdenkingen. 

Met  bewondering  worden  wij  vervuld,  wanneer  w^ 
op  de  vlijt ,  de  volharding ,  den  moed  en  de  zucht  voor 
eene  edele  vrijheid  onzer  voorvaderen  (laren,  waarm 
de  Gefchiedenis ,  op  elke  bladzijde  b^na  ,  zqlke  verbe^ 
vene  proeven  opleven. 

Het   is  waar,   wij  treffen   ook.  hier  en  daar  wel  letil 

(*)  Uitgefproken  in  Fèrfcheidenheid  en  Overeenfiemmêng  et 
Roftirdam  9  den  4  Febr.  1831. 

MENGELW.    1831.    NO*    II.  Mm 


494    HBt   HBILZAMff  tjlVtVÉnitS&t  ^Voft^bEOEFEKlNC 

akfr\  waar  bhs  2C(!élJ|k''gevoel  tegefi  optó^t ;'  doch^dkr 
'  is 'de  Gerchiedenis  écnc  waarfchuwende 'ftein  ,  weftè  otas 
'toeroept,  voor  deze  misflagen,  meestal  dé  gevolgen  van 
'  bbtgevierde  driften  ,  op  onre  hoede  te  zijn. 

Jk'^héb  mij  voorgefteld,  u  in  deze  oogenbllkken,  «in 
"'^ Het' gezellig  verkeer  toegewijd,  te  onderhouden  otcr 
'""het  ^h'eitzame  uUwerkfel  yan  de  beoefening  der  Vader- 
landfche  Oefthiedenis  op  ons  Volkskarakter^  of  oiftt 
Vaderlandsliefde  en  op  ons  Godsdienftig  Gevoel^  en  de 
daaruit  yoortvloeifende  zegenrijke  gevolgen  voor  den 
Staat. 

•  I.  Onder  al  de  landen  der  befchaafde  wereld  is  %r 
'bijna  geen,  waar  de  Natuur  der  bebouwing  en  bevèl- 
klng  zulke  geduchte  hinderpalen  in  den  weg  ftelde ,  als 
het  kleine  plekje,   dat   wij,  met  edel  zelfgevoel,  ons 
geliefd  Vaderland  mogen  noemen.    Rondom  door  de  zee 
omgeven  en  door  geweldige  rivieren  doorfneden,  welke 
bet  land  meermalen  met  eene  volkomene  vernieling  Ws 
dreigden,   wekt  het  onze   bewondering  op,  en  doet  de 
G.efchiedenis    ons    verftomd    ftaan    over  den  bedaarden 
moed,  de  fchranderheid  en  het  taai  geduld,  waardobr 
men  al  deze  hinderpalen  wist  te  boveii  te  kamc».    G^ 
tuigen  hiervan  niet  aUeen  de  kostbare  d^ken ,   welke , 
op  verfchillende  tijden,   tot  beveiliging  van  den  gréNM 
^werden  aangelegd ,  de  kundige  en  beTeidvolle  wateiricee- 
'ringen,  maar  ook  de  menigvuldige  plasfen  en  poelai^, 
door  vIQt  en  volharding  in  vruchtbaar  land  herfctepcQu 
Onder  de  ongunftigfte  omftandighedcn ,  waarin  het  {and 
dikwerf  gewikkeld  was,   bragt  men  waarlijk  groote  on- 
dernemingen tot  ftand ,  waar  het  de  beveiliging  van  déi 
grond   tegen  deszelfs   natuurleken  vijand  gold;   terwj^  . 
men,  aan  den  anderen  kant,  niet  aarzelde,  dezen  vQrttt 
in  te  laten ,  en  vrijwillig  datgene  te  vernielen ,  wat  men 
met   onberekenbare  moeite 'en  groote  kosten  had  daai^ 
Aeld,  wanneer  het  dienen  kon,  om  eenen  anderen' v^* 
iand  te  keer  te  gaan  en  zijne  plannen  te  verijdelen* 
'  Leerziaam  is  bier  de  Gefchiedenis ,   en  navolgénswaar- 
dig  vertoonen  zich  de  voorvaderen  aan  de  nakomeling- 


r^fe^^P'    Ee^eadainkbarcn  blik, werpen  w}|  immera  gaarne 
■^.;KTug  op  hunoe  onvermoeide  pogingen,  welk^  alj  tot 
^j^tbreidkig  des   lands ,  niet  door  bet  (laai  der  overwin- 
oing ,    maar  door  noeste  arbeidzaamheid  aanwendden , 
fiiWaaRloor  z^  nu  eens  eene  plek  ^ronds  aan  de  zee  oot- 
^r woekerden  ^  dan  weder  een*  aanmerkelyken  binnenlapd- 
.^fchea  plas  in  vruchtbaar  land  berrchiepen.    De  GeTchie» 
^  4eQis  heeft  het  voor  de  nakomelingfcbap  geboekt»  hoe 
^v^enige  welige  landouw »  waar  tbans  het  rundvee  des 
^jfbmers  in  klaverrijke  weiden  graast»  of  de  landman  den 
vruchtbaren  kleigrond  beploegt,   en  waar  bet  voedzame 
7  graan  uit  den  fchoot  der  aarde  welig  opwast,  eertgd» 
.f eene  uitgeftrekte  watervlakte   was,  waar  alleen  de  vis- 
^.  (pher  op  rondzwierf  en  er  een  fober  ftukje  broods  ver- 
.rijende;  terw^  nu  een  vruchtbare  grond  mensch  en  dier 
,'50^vêrvloedig  voedzan^e  fpyze  aanbiedt,  en  zQnen  bezitter 
;  in  eenen  matigen  overvloed  doet  leven.    De  Gefchiede- 
.'Ois  heeft  het  voor  de  vergetelheid  bewaard,  dat  onver- 
moeide pogingen  en  taai  geduld  de  grootfte  zwarigheden 
D  overwonnen ,  ter  bereiking  van  het  doel ,  dat  men  zich 
wlifld  voorgefteld;    en  meestal  zien  wg  de  aangewende 
.;inpelteii  met. eenen  goeden  uitflag  bekroond.    Wa3  het 
^  al-eeos ,  dat  men  zich  in  zijne  verwachtingen  zag  tel^uN 
f^efteld,  het  voorgenomen  plan  werd  daarom  ni^  opge- 
geven ;   maar  met  nieuwen  moed  wendde  men  op  nieuw 
ifgne  krachten  aan,  ~  en  het  was  deze  volharding, 
^r^eUce.  zoo  veel  goeds  in  het  geliefde  oude  Nederland 
r  (ot  fiand  bragt. 

ifi  Ja  waarlijk,  bij   deze  befchouwing  alleen  is  de  Ge- 

, /chiedenis  voor  den  nakomelbg  reeds   eene  rQke  leer- 

jjfchool.    Wanneer  hij  de  onvermoeide  vlijt  der  vporva* 

f^^en  tot  maatftaf  van  zijne  handelingen  neemt,  moet 

^it   ftellig  eenen  voordeeligen  en  heilz^men  invloed  op 

.^ijn   karakter  uitoefenen.     Wij  zien  echter  niet  alleen 

.ideze  vlijt  en  moedige  volharding  in  het  overwinnen  vn 

zwarigheden  tot  verbetering  en  aanwinst  van  den  gro84 

doorftralen ,  jnaar  w^  bewonderen  ook  hunne  pog|i4;cn 

tpt  uitbreiding  van  den  handel  en  hunne  zucht  tot  ^ 

M  m  a' 


49<5   HST  HBILZA>^£   UITWERKSEL  VAN  DB  B£0EFBNINO 

bevorderiDg  van  kunften  en  wetenfcbappen.    Bijzonder 
vertoonen   zij  zich   groot  en  koen  in  het  bebouwen  der 
zee ,  in  het  opfporen  vaii  vreemde  gewesten ,  en  vlijtig 
in  het  aanknoopen  van   handelsbetrekkingen.    Al  vrpeg 
zien   wij  vaderiandfche  fteden  door  koophandel  en  zee- 
vaart bloeijen,  en   deelgenofoten   zijn  van  het  magtige 
Hanze^vtrhon^.    Al  vroeg  zien  wg  mannen ,  die ,  door 
de  zucht  naar  onderzoek  en  tot  bevordering  van  de  eér 
en  het  heil  des  vaderlands  gedreven ,  de  grootfte  moéye- 
l^kheden  en  gevaren  tartten,  om  vreeipde  en  afgelegene 
gewesten    met    het  beminde  vaderland  in  aanraking  te 
brengen ,  ten   einde  het  derzelver  voonbrengfelen  mede 
te    deelen    en  het   door    eenen   uitgebreiden  hSmdel  t^ 
venijken. 

Getuige  de  menigvuldige  zeetogten  ^  welke  eene  reèk^i 
van  de  belangrükfte  ontdekking^en .  ten  gevolge  hadden , 
het  aaDDleggen  van  volkplantingen  en  het  vestigen  vap 
kantoren  op  de  voomaamfte  handelplaatfen  der  wereld. 
Bjjna  overal  verfchijnen  hier  de  Nederlanders  in  een 
gunftig  licht;  hunne  eerlijkheid,  hunne  onwankelbare 
trouw  perflen  allen  volken  achting  af,  en  ieder  had 
gatame  met  hen  te  doen.  Was  het  hieraan  niet  toe  te 
fchrijven,  dat  het  kleine  plekje,  hetwelk  zulk  èene  ge- 
ringe plaats  op  de  wereldkaart  beflaat,  eens  de  ilapel- 
plaats  was  van  bijna  geheel  Europa ,  en  dat  de  HoU 
landfchc  handelaar  b|jna  overal  werd  voorgetrokken? 
Gewigtige  les  voor  den  nakomeling  voorwaar,  om  op 
het  fpoor  der  vaderen  voort  te  gaan,  indien  het  zijn 
verlangen  en  zijn  emftige  wil  is,  om  de  eer  zijns  vader- 
l^ds  te  handhaven.  De  onbezweken  moed  van  den 
ouden  Nederlander^  zijne  bedaardheid,  zijn  mannelqke 
ernst,  zijne  naauwgezetheid  in  al  zijne  handelingen, 
z^ne  eenvoudigheid  van  zeden  neme  de  nakomeling  tot 
het  rigtfnoer  zijner  daden ;  en ,  wat  de  laster  zich  dan 
ook  vermete,  wat  vreemde  (laatkunde  zich  op^gtel^k 
de  belangen  van  ziJn  vaderland  moge  veroorloven ,  on* 
gefiraft  zijne  regten .  krenkende ,  de  onpartijdige ,  ^ie  de 
zaken  naar   waarheid  beoordeelt,   zal  zich  genoopt  ge- 


I>BR    VADRRtANMJSCHB   GESCHIBDftNIS.  49?^ 

voelen  hem  zijne  achting  te  >fchenken  en  regt  te  'doen 
wedervaren ,  daar ,  waar  men  ook  zijnen  goeden  naam 
atmrandt  en  zijne  regten  verkort. 

Ook  onder  de  drukk^ndde  omftandigheden  zien  wij 
den  ouden  Nederlander  de  belangen  van  den  vaderland- 
fchen  bodem  met  ijver  behartigen ;  en  in  het  tgdflip , 
dat  dwingelandij  het  land  vreefel<jk  teisterde ,  moord , 
verwoesting  en  wreede  vervolging  rondwaarden  en  overal 
diepen  weedom  verfpreidden ,  —  zelfs  in  dat  t^jdftip 
gaf  men  den  moed  niet  op  9  maar  (levende  nadr  de  af* 
gelegende  kusten,  breidde  den  handel  meer  en  meer  uit, 
deed  hierdoor  fchatten  in  het  vaderland  ftroomen,  welke 
de  verdedigers  van  *s  volks  regten  en  vrijheden  in  ffaat 
ftelden,  om  den  ongeiyken  ftrijd  tegen  een*  der  magtig- 
fte  Vorften  van  Europa  vol  te  houden  en  roemrifk  ten 
einde  te  brengen ,  ja  noodzaakte  selfs  den  Vorst ,  die 
Netrlands  ondergang  gezworen  had  >  om ,  ter  bevorde- 
ring van  de  belangen  van  zijn  magtig  rijk,  de  havens 
van  het  trotfche  Spanje  voor  Nederlandfchc  koopvaar- 
ders  te  openen. 

^  Toch  bield  baar  vlag  zich  op,  en  dekte. land  en  zee^ 
^  £11  waaide  in  eere  rond  en  de  overwinning  tegen/*. 

Zoo  zingt  de  geliefde  Nederlandfche  Dichter;  en  wan- 
neer? Toen  immers ,  toen  het  land  nog  zooveel  vaq 
het  Spaanfche  geweld  te  lijden  had.  Men  (levende  naar 
Oost  en  West ,  en  trachtte  zelfs  eenen  nieuwen  weg  op 
te  fporen,  om  te  fpoediger  OostindU  te  bereiken;  en  de 
HouT^fANS,  HEEMSKERKEN  cn  ZOO  vclc  anderen 
vestigden  den  roem  en  de  welvaart  van  het  vaderland. 
Is  zulk  eene  berinnering  niet  bemoedigend,  in  tijden 
van  druk  en  wederwaardigheid ;  is  de  overweging  hier- 
van niet  gefchikt,  om  verlamde  veerkracht  te  herdeHen, 
en  te  dreven  naar  die,  nationale  zelfdandigheid ,  naar  die 
dgendommelijke  kracht,  welke  ten  allen  tijde  het  ken- 
merk was  der  echte  Nederlanders?  Gewis  ^a.  Doch 
de  Gefchiedenis  is  niet  alleen  in  dit  opzigt  iflk  ,  om 
door    hare   beoefening   de   zucht   tot   navolging  vaa  dc 


498   HET  HEILZAME   UITWERKSEL  VAN  DE  tiEOEFENJlfO 

^  •'    •  ;  •  ■ .  ,         , 

deugden  der  voorvaderen   op  te  wekken',  'en  hierdoor 
het  volkskarakter  meer  en  meer  ten  goede  te  ontwik-' 
kelen;   —  met  bewondering  vestigen  wij  bét  oog  op  de 
8K>ote  mannen,  welke  zij  ons  leert  kennen;   hunne  da- 
den ,   door  haar  voor  de  vergetelheid  bewaard ,  te  her* 
denken,  doet  ons  het  hart  van  fieren  moed  kloppen ,  en 
de.  regtgeaarde    Nederlander    voelt   zich  den  boezem 
2&wellen,   wanneer  h^  zich   hunne  grootfchê  bedrijven 
voorftelt. 

.  Hoe  vele  helden  heeft  het  tydperk  des  tachtigjarigen 
oorlogs    niet    voortgebragt !     Welke  verhevene  blijken' 
\Mm    zelfopoffering    en  onverfchrokkené    (landvastigbeii^ 
treffen  wg  niet  overal   aan !    Slaan  wij  het  oog  op  de' 
doorluchtige  daden  van   den  groocen  willem  van 
ORANJE,   die  zqne  goederen  tot  welzijn  des  lands  be- 
(Icedde ,  om  de  regten  van  een  onderdrukt  volk  met  on- 
bezwekene  ftandvastigbeid  en   mannelijken  moed  te  ver- 
dedigen; bij,   die,  na  zich  dit  als  eenen  heiligen  pitgt 
te  hebben  voorgefchreven ,  aanzien ,  vorftengunst ,   en 
wat  niet  al ,  verfmaadde ,   en  onder  de  grootde  teleur- 
(tellingen  zijn  eenmaal  opgevat  voornemen  getrouw  bleef  ^-^ 
eigen   rust  en  genoegen  opofferde ,'  en  als  een  martelaa^ 
voor  's  volks  vrijheid  viel !    Zijne  onbaatzuchtige  liefde^ 
voQr  hetgeen  regt  en  goed  was  doet  ons  hart  van  liefdef 
voor  bem  kloppen  ^  zgne  nagedachtenis  vervult  ons  met 
heiligen  eerbied,  en  zijn   ongelukkige  dood  perst  ons 
eenen  fmartel|jken  traan  uit  het  oog.    Hij  was  de  ziel, 
waardpor  het  jonge  ftaatsgebouw   gefchraagd  werd,  en 
wankel   ftond  hetzelve,  toen  hij  het  begaf.  —  Nevens 
hem  toont  de  Gefchiedenis  ons  eene  reeks  van  mannen, 
welke  onzen  eerbied ,  onze  navolging  verdienen ;  en  niet 
aUeen  in  den  hoogaanzienltjken  fland,  maar  ook  in  den 
burgerkring  ontbrak  het  niet  aan  mannen,  die  gloeiden' 
van  edelen  heldenmoed,  en  zich  gaarne  voor  bet'^ welzijnT 
van  den  Staat   opofferden.     Hoe  vele  voorbeelden  zou^' 
den  wy   tot   (laving  hiervan  kunnen   aanvoeren;  doch 
wadT  zouden  w^  beginnen ,   waar  eindigen  ?    Gelukkig 
het  volk,  dat,   zijne  gefchiedboeken  openflaande,  eenen 


f!?^IS  VADERLAN08CHE   OB8CHIEDBNIS.  4^ 

D,B  RQK,  PIETEIt  VAN  OER  WERP,  HASSE- 
LAAR, DE  RUYTBA  en  nog  zoo  vele  andei^tf lih 
aanwijzen!  Gelukkig  het  volk  ,  dat  hunne  daden '^veèt 
te  waarderen ;  dat  gevoelig  is  voor  hunne  grootfche  }ip^ 
dryven ,  en  zich  naar  ben  wil  vormen !  Gelukkig  h^t 
land,  waar  dit  gevoel  het  gevoel  dèr  menigte  fs!      * ' ' 

Overal  vinden   wij  in  de  Gefchiedenis   bew^zetl'  ein 
Voprbeelden  van  eerlijkheid  en  trouw;  en  kan  ef  wél 
een   grootfcher    voorbeeld    van  naauwgezetheid  gevöri* 
4en  worden s  dan  dat,  hetwelk   beiling   en  ha'm<> 
%R  o  E  K   ons   vertoonen  ?    Wijs  *  mij   het"  volk ,  WëtÜs 
gefchiedbladen    zulke  verhevene   voorbeelden  opleverihl 
De  Gefchiedenis  van  het  groote  Rome  noemt  er,  èn  rfb]g 
twijfelachtig,  ilechts  één ;^ die  van  het  kleine  NedeHaH^f 
w^st  er  met  volkomene  zdcerheid  twee  aan !       •    '  "  "^  . 
Moeten  zulke  fchitterende  voorbeelden  van  volksdéugd 
ons    nation^^l  .gpyoel  niet  verheffen?     Moeten  zif  dfe 
ziel  niet  in  ^,eene  ftemming  bxeng^h  ,.  waardoor  tóen'Vtill 
i^es,  wat  laag  of  kruipend  is ,  afkeerig  wordt?'  Moét 
het  ongekunftelde  verhaal  van  zooveel  groots  en  fthöóiis', 
als  onze  Gefchiedenis  ter  befchouwing  en  ter  navolging 
aanbiedt ,  .geene   liefde  in  ons  hart  aankweeken  Jegens 
d^  plek,  die  zulke  mannen   heeft  opgeleverd?     Moét 
het  ons  gevoel  niet  verheffen,  tot  het  doen  van  éaelfe 
bedreven,  ja  tot  opftaan  als  een  eenig  man,  waniieèt 
men  dien  voor  ons  zoo  heiligen  grond  wil  aanranden? 

IL  Ja,  de  najgedachtenis  van  zoo  vele  groote  maftnen,* 
walker  namen  en  roemvolle  daden  dé  Gefchiedenis  vobi* 
ons  bewaard  heeft,  de  opofferingen  en  de  onvermoeide 
pogingen  van  zoo  velen  hunner  tot  bevordering  Vati 
het  welzijn  des  lands ,  hunne  naauwgezette  eerlijkheSd ; 
hunne  godsdienfligheid  en  zoo  vele  volksdeugdèn ,  welke 
4it  land  immer  tot  een  der  gelukkigfte  landen  der  Ws 
^eid  verhieven,  moeten  wel  voortdurende  prikkefe '^fjö 
ypor  den  nakomeling,  om  het  land  fteeds  te  bcmiiméh; 
ïzt  zoo  duur  werd  gekocht ,  voor  welks  vrij  èn  origé^ 
ftoord  bezit  zoo  veel  heldenbloed  geftort  is ,  en  hrtvVelk 
volliardende   vl^t   met  onberekenbare  moeite  en  'gr&è'té 


500   HBT  HEILZAMB   UITWERKSEL  VAN  DE  BEOEFENING 

kosten    aan    de  zee   ontwoekerde.     Wie,    herbaal   ik, 
voelt  zich  niet   gedrongen  om  dit  land  te  beminnen, 
wanneer  hij  hetzelve  zijnen  geboortegrond  mag  noemen  ? 
Wie  voelt   zQné  borst  niet  van  zuivere  vaderlandsliefde 
kloppen  ,  bij  de  herinnering  van  zoo  vele  doorluchtige 
daden  der  voorvaderen?    Ja,  het  zijn  onze  historiebte- 
den ,  welke  ons  gevoel  door  het  verhaal  van  edele  be- 
dreven verheffen.    Nu  eens  wijzen  zij  ons  op  den  acht- 
baren  Staatsman,  die  rusteloos  voor  de  belangen    van 
land  en  volk  waakte,  en  die  met  eene  edde  vrijmoedig- 
theid  de  regten  des  volks  handhaafde ,  daar ,  waar  de 
regermg  dezelve  trachtte  te  verkorten,  of  ze  met  voeten 
trad.    Wie  gevoelt  geenen  eerbied  voor  zoo  velen  van^ 
V  lands  Edelen,   wanneer  hQ  hen  de  gunst  van  den  trot- 
fchen  VILIP8  op  het  fpelziet  zetten,  en  hen  in  n^' 
moedige,   mur  eerbiedige  taal  voor  de  verkrachte  r^en 
van  huid  en  volk  hoort  fpreken?    Wie  betreurt  niet  het 
lot  van  eeneUMONT lONY,  egmond  en  hoork b, 
wanneer  h^  hunne  vaderlands-  en  volksliefde  met  vergif 
'of  moordbgl  beloond  ziet ;  en  wie  eerbiedigt  niet  gaarne 
hunne  nagedachtenis  ?  Wie  gevoelt  geene  innerlijke  hoog- 
achting ,  wanneer   hij  zoo  menigen  edelen  Staatsdienaar 
tegen  elke  aanmatiging   van  den  Vorst  manmoedig  zich 
hoort  verzetten,  en  iü  ronde  taal  dezen  de  grenzen  hoort 
aanwijzen  ,  binnen  welke  zijne  magt  zich  moet  bepalen  ? 
Dan   weder   voert   de  Cefchiedenis  ons  op  het  oorlogs- 
veld,  of  toont  ons  roemrijke  bedreven  ter  zee;  en  wij 
verdommen ,  wanneer  wij  aan  de  geringe  magt  denken , 
met  welke  men  de  magtigfte  Vorften  tegenftand  hood. 
Hoe  dierbaar  wordt  ons  dan  de  grond,  welke,  na  eenen 
tachtigjarigen  kampftrijd,  door  het  magtige  Span/e  voor 
yvii  erf  onafhankelyk  moest  verklaard  worden ;  na  eenen 
ftryd ,  in  welken   zich  de  eerbiedwaardigfte  helden  ont- 
wikkelden !  Hoe  verheft  zich  ons  nationati  gevoel ,  wan» 
heer  w^*  de  veroveringszucht  van  den  verwaten  looe-' 
WQK  XIV  op  het  kleuie  land,  dat  hy  zoo  geheel  en 
zoo  gemakkel^k  meende  te  overwinnen ,  zien  fchipbreuk 
lyden!    Hoe  voelen  wQ    ons  vaderhndsch  gevoel   ge* 


DBR  VADBRLAN0SC«&  OBSCHIBABNift.         i    50A 

ftreeld ,  wanneef  wij  het  trotfche  Albhn  vox>r  oiitffl 
TBOMP  en  DB  KUYTBR  zien  beven,  en  doorisiór 
vele  Zeehelden  onze  regten  op  zee .  gebdndhaafd  zteb^ 
waardobr  onze  vlag  aan  alle  oorden  der  aarde  w^rd 
geëerbiecfigd !  .     m 

Ja ,  het  onopgeftnukt  verhaal  van  zöo  vele  roemrijiBd 
voorvallen,  welke  elkander  bijna  verdringen ,  doet  oni 
bloed  fneller  vlieten,  en  w|j  gevoelen  eene  heilige  .aai»» 
drift ,  om  ,  als  de  nood  bet  mogt  vorderen ,  zulke  veri 
hevene  voorbeelden  na  te  volgen.  Wie  blijft  er  ongc^ 
voelig  bij  de  groote  daden  van  den  Eerden  willbm^' 
vbh  ^  vurigen  m a  u r i  t  s ,  van  den  gematigden  p rks» 
bBRiK  HBNDRIK,  vaü  den  onbaatzQchtigen  p I £.T 
hbim,  van  den  edelen  tromp,  van  den  grooteaoft 
&UTTBR  en  zoo  vele  anderen?  Herinneren  wtjon». 
het  fcbhtérende  wal^eofdt  vin  den  Brins  oniter  2eebehj 
den  op  den  T^tBs^  toen  Bngdbuid  btefiie,  en^  isit' 
vreeze  voor  eene  gedocht^  wedervergelifing,  «ngftig  iw* 
eenkromp.  Herinneren  wij  on$  den  vierdaagfcheh  zieeflè^ 
en  zoo  menige  andere  treffelgke  handhaving  onzer  reg^ 
ten,  en  wi]  zuU^  met  een  edel  zelfgevoel  ons  verheii-? 
gen,  en  tevens  nederig  God  danken,  dat  wij  Nederlaai 
.  ders  zijn.  Maar  het  is  niet  alleen  door  daden  van  hél-; 
denmoed ,  hetzij  op  het  oorlogsveld  of  ter  zee ,  dat  de 
Gefchiedenis  ons  liefde  tot  den  vaderlandfchen  bod^u  > 
predikt.  Neen ,  —  ook  in  de  meer  dille  burgerdeugden; 
welke  zij  ons  geboekt  heeft*,  vinden  wij  daartoe  ruime  ^ 
Aoffe.  Op  hoe  menig  edel  bedrijf  tot  bevordering  van 
het  heil  des  naasten ,  op  hoe  menige  inrigting  voor  de 
lijdende  menschheid  wijst  zij  ons !  Welk  eene  verCchei* 
denheid  van  flichtingen  voor  den  wees ,  voor  den  afge* 
leefden ,  voor  den  hulpbehoevenden !  £n  wanneer  het 
land  door  rampen  bezocht  werd ,  van  welken  aard  ook , 
zien  wij  weldadige  handen  dadelijk  uitgeftrekt ,  om  de 
geflagene  wonden  te  verzachten ,  en  het  leed  des  lijden^ 
den  broeders  te  lenigen.  Inrigcingen  van  allerlei  aard, 
tot  befchaving  van  verdand  en  hart  en  ^t  aankweeking 
van  kunden  en  wetenfchappen,  doet  de  Gefchiedenis  ons  ^ 


SOt    HST  HeitSUMB  la9rWMX«S«^^«4«l(AI^  «M^tPENING 

neuigvuldig  keimea;  tcrwgl  2||  tevens  de  namea^harer 
fticfaters,  bevorderaars  en. beoefenaars  vopr  de  vergeci^ 
heid  bewaard  heeft. 

Zou  het  wel  noodig  zQn  9  ttieer  redeam  aan  4e  yq^  . 
ren ,  dat  de  beoefening  der  Gefchiedenis  onze  liefde  tot: 
bet  vaderland  zal  opwekken  en  verfterkenV  door  ons  de. 
doorluchtige  daden  en  fchitterende  en  iftille  deugden  vaa^ 
dsrzelver  bewoners  gedurig  voor  den  geest  te  brengen  ?\ 
Ik  meen  genoeg  gezegd  te  hebben »  en  zal  daarom  over«^ 
gaan  om  aan  te  toonen^  dat   zQ  ook  den  weldadigften 
iilvloèd  kan  en   moet  hebben   op  onzen  ^godsdienftige^] 
zm,  en  op  de.verftérking  van  ons  geloof,  en  ver»ou9«». 
in  en  op  eene  allesbefturende  Voorzienigheid.  ' 

Onze  Oefcbiedenis  leert  ons,  dat  vele  .grpote  mannen j\ 
die  waarlijk  voor  het  vaderland  hoogst  nu|tig  en  welda%: 
geweest  zQn,  zich  kenmerkten  door  ware  Godsdienfljg* 
heid;  dat  z|j  in  al  hunne  daden  en  handelingen  hunne  af* 
haUkelfjkheid  van  het  Hoogde  Wezen  erkenden,  en  van 
God  hulp  en  cmderfteuning  verwachtten  in  de  rooegdüjk* 
heden ,  waarm  z^  zich  gewikkeld  zagen ;  terwyl  zij  zich 
niet  trotfchelijk  op  eigene  kracht  verhieven  9  wanneer  zQ. 
hunne  pogingen  met  eenen  goeden  en  gdukkigeiji  uitjQag^ 
bekroond   zagen.     Welke    verhevene   bewezen  hierv^,^ 
t^éÉt  zij  ons  (opdat*  wq  ons  tot  weinige  voorbeeld^^^ 
bepalen)  in  den  grooten  wiLLSMlen  den  te  regt  zfxp^^ 
hoog  geroemden  on  ruyter!   Onbepaald  was  het  Vi^« 
trouwen  van  deze  twee  eetbiedwaardige  mannen  op  det|,| 
Almagtigen ,   en  zij  zagen  dit  vertrouwen  ook  meer  daflt 
eens  met  de  heertijkfie  uitkomst  bekroond.    In  den  meest^ 
hopeloozen   toeftand  des   vaderlands,  gaf  willam  ^^^ 
zakk,  waarvoor  hQ  het  zwaard  tegen  Spanje  bad  aange^ 
gohl,  niet  op,  omdat  hij  vast  overtuigd  was ,  dat  Go4(j 
de  zaak  van  regt  en  billijkheid  zou  zegened.    Deze  over*, 
tuiging  bemoedigde  hem  ,  hoe  donker  de  toekomst  zicti^ 
oofk  liet  aanzien,  om   op  het  aangevangen  fpoor  moedig^., 
vo^rt  te  gaan.    „  Ik  heb,"  dus  was  zijne  taal,  toen. 
anderen   aan  d^  goeden  uitfl^  zijner  onderneming  wan- 
boe>pten ,    ,,  met  den  Vorst  aller  Vprften  een  verboï;ui 


W'^emaakt,  eü  ikr  vertrouw,  datxiiens  magtige  zrm  mi^ 
„  «al  beTcherm^K'* 

Heilig  waren  heta  de  waarheden  van  de  Godsdienst  f 
etf  de  verhevene  man  toonde  b^  meer  dan  ééne  geleg^^* 
bHd,  dat  hij  een  praktisch  Christen  was.  Hy  imo^^s 
uitte  den  wensch,  toen  hij  zich  door  jAUREOUige^ 
wond  gevoelde ,  dat  men  zQnen  moordenaar  vergiffenis 
zonde  fchaikoi ,  en  wilde  daardoor  aan  de  voor  den 
zihnelijken  menscfa  meest  moeijelgke  les  van  den  Zalig-^ 
maker  gehoorzamen.  Na  zijne  berftelling^  brengt  byin 
het  openbaar Gode  den  dank  toe»  en  begeeft  zich  temr 
'p^fwaarts ,  om ,  gemeenfchappelqk  met  het  volk ,  Hem  , 
door  wien  hij  zoo  wonderbaar  behoed  was,  in  ootmoe*^ 
dighexd  des  harten  zi^^^e  erkentenis  toe  te  brengen.  Zqiie 
liatfle  woorden,  toen  hij  drie  jar^  daarna  aan  land  en\ 
volk  ontrukt  werd,  waren  tot  den  Oorfprong  aller  dja- 
gen  gerigt. 

Ook  onzen  grooten  bb  ruytbr  leert  ons  de  Ge* 
fchiedenis  als-  zoodanig  kennen.  In  alles ,  wat  hem  over* 
kWam ,  erkende  hij  den  vinger  Gods;  in  alle  zyne  rchit- 
térende  'overwinningen  fchreef  hij  de  gewenschte  uit*^ 
komst  aan  zQnen  Hemelfehen  Va^er  toe,  en  bierdoojr 
Wb  en  bleef  hij  ahgd  nederig.  Schoon  wij  hem  tot., 
dfti  aanzienlijkften  rang  zien  (lijgen,  Uij  bleef  dezelfdie » i 
en  fchaamde  zich  zgner  geringe  afkomst  nooit. 

"  Weldadig  werkte  het  voorbeeld  van  zulke  mannen  op. 
het  godsdienftig  gevoel  hunner  tijdgetiooten  j  en  op  meer 
dim  ééne  plaats  levert  de  Gefchiedenis  hiervan  de  fpre- 
kendfte  bewijzen  op.  Is  het  niet  roerend,  ftemt  het 
ons  hart  niet  tot  godsdienftig  gevoel,  wanneer  wQ, 
vt>Igens  het  ongekunfteld ,  maar  krachtig  verhaal  onzer 
bk'oemdé  Gefchiedfchrijvers  van  dien  tijd,  Ley^ens  bur- 
gerij, na  het  uitftdan  van  een  bang,  zeer  bang  belegd 
atbodra  er  uitkomst  kwam ,  naar  de  kerken  zien  fneUen  ^ 
ofai  daar  het  gevoel  van  dankbaarheid  den  ruimen  teugel  t 
tè  vieren,  en  de  bewogen  borst  lucht  te  geven,  in  de 
ultboezeming  van  gebeden  en  gezangen  te?  eerft  vaa 
God,  die  hen  zoo  wonderdadig' had  gered ?    En;«^i^q. 


504    HBT   HEILZAME   UITWERKSEL    VAN  DE  BEOEFENINO 

blijken  van  Godsdienftigheid  treffen  wij  in  menigte  aan  , 
nu  eens  in  openbare  dankftonden ,  na  een  afgewend  ge- 
vaar, of  na  het  behalen  van  eene  roemrijke  overwinning 
op  eenpn  gevaarlijken  vijand;  dan  weder  in  gemeenfchap- 
pelijke  gebeden  om  uitredding  f  wanneer  het  het  vaderland 
bang  en  de  nood  hoog  geklommen  was.  Godsdicnftig 
zien  wij  de  nagedachtenis,  van  gewigtige  gebeurtenisfen 
jaarlijks  vieren ,  en  op  menige  belangrijke  onderneming 
den  zegen  des  Allerhoogften  affmeeken. 

De  Gefchiedenis  van  ons  geliefd  vaderland  levert  ons 
menigvuldige  bewijzen  op  van  Gods  vaderiyke  liefde  en 
zigtbare  tusfchenkomst ,  wanneer  de  nood  op  het  boog- 
fte  geklommen  was.  Zq  geeft  ons  daardoor  ruime  ftof 
tot  bemoediging  en  tot  een  vast  vertrouwen  op  de 
Voorzienigheid.  Waarlqk,  wanneer  de  veege  ftaat  des 
knds.bij  meer  dan  ééne  gelegenheid  óns  met  hutvering 
vervult,  en  wq  zien  het  dreigende  onheil  afgewend  door 
oorzaken  buiten  alle  menfchelljke  berekening,  dan  móe- 
ten wij  met  heiligen  eerbied  erkennen,  dat  God  zich 
betoonde  een  liefderijk  Befchermer  voor  Netrlands  volk 
te  zijn,  en  dat  zijne  Voorzienigheid  genadig  over  het- 
zelve waakte.  En  ^yie  zal  hieraan  twijfelen,  wanneer 
hij  uit  geringe  beginfelen  zulke  groote  gevolgen  zier 
voortkomen ;  gevolgen  ^  regtftreeks  leidende  tot  het  doel , 
dat  men  zich  had  voorgefteld?  Opent  onze  gefchied- 
boeken ,  en  gij  zult  het  op  meer  dan  ééne  plaats  moeten 
erkennen ,  dat  Goddelijke  tusfchenkomst  de  plannen  en 
bedoelingen  van  trotfche  vijanden  te  niete  deed.  Of  was 
het  toeval ,  dat  de  Noordhollandfche  fchepen  zoo  won- 
derdadig uit  het  ijs  werden  verlost ,  en  dit  zich  achter 
dezelve  weder  toefloot ,  toen  zij  in  veiligheid  waren?  Was 
het  toeval ,  dat  de  vloot  der  Watergeuzen ,  toen  Spanjt . 
bad  weten  te  bewerken,  dat  zij  de  Engelfche  havens 
moest  verlaten ,  door  tegenwind  niet  in  Texel  kon  bin- 
nenvallen ,  maar  tot  voor  de  Maas  werd  gedreven ,  en 
daar  den  Briel  opeischte  en  in  bezit  nam ,  hetwelk  het 
fcm  was  voor  verfcheidene  fteden ,  om  de  Spaanfchc 
bezetting  te  verdrijven?    Was  het  toeval,  dat  de  fiere, 


DBR  VA0£RL/\NDSCH9    PE^CHI£DKNI9.  505 

maar  dopr  honger  en  pest  afgematte  en  verzwakte  bur* 
ger^  van  ^  Lcydcn  niét  onder  eenen  ftorm  van  derselvar 
bel^eraars  be^vtreck?  Was  het  tpeval,  dat,  juist  toen 
de  nood  der  (lad  op  het  boogde  was  geklommen  ^  eeg 
ftorm  uit  het  noordwesten  de  poging ,  om  het  land  oq^ 
der  water  te  zetten,  begunftigde,  en  dat  de  daarop  vol- 
gende zuldewind  de  platboomde  fchepen ,  roet  levens- 
middelen geladpn ,  gemakkelijk  aail  de  ftad  bragtj.  en  d^ 
trouwe  Leydenaars  voor  het  uiterfle  bewaarde?  Moer 
ten  wq  er  hand  der  Voorzienigheid  niet  in  erkennen» 
wanneer  wij  de  zoogenaamde  Onoverwinnelijke  Vlpot, 
welke  beftemd  was  om  het  geliefde  vaderlaod  geheel  ten 
onder  te  brengen,  door  eenen  enkelen  ftorm  bijna  g^eel 
vernield  zien ,  en  hierdoor  aan  Spanje  een*  der  grievend- 
fte  flagen  zien  toebrengen  ?  En  waar  zien  w|j  duidelijker 
blqk  van  Gods  onmiddellyke  tusfchenkomst  in  het  drei» 
gendfte  gevaar ,  dan  in  het  tydftip ,  toen  Frankrijk  en 
Engeland  zich  vereenigd .  hadden  om  dit  land  onderling 
te  deelen ,  en  daartoe  eene  ontzaggelyke  vloot  hadden 
uitgerust ;  eene  eb  van  twaalf  ureQ ,  welke  de  fchepen 
het  binnenkomen  in  onze  zeegaten  belette,  en  een  daatop 
volgende  vreefelijke  ftorm ,  waren  de  middelen,  welke 
de  Voorzienigheid  bezigde ,  om  het  booze  opzet  te  fnujb> 
ken  en  Nederland  te  r.edden.  Wie,  die  van  het  geloof 
aan  eene  Albefturende  Voorzienigheid  niet  vervreemd  is, 
erkent  hier  niet  den  vinger  Gods?  Een  Turksch  Keizer 
erkende  denzelven,  toen  hij  verbaasd  het  verhaal  van 
den  tachtigjarigen  karopftrijd  onzer  vaderen  had  aange- 
boord. Ja,  wanneer. wij  onze  gefchiedbladen  ontrollen, 
en  bij  zoo  vele  wonderlijke  gebeu^rtenisfen  verftommen^ 
dan  zien  wij  zoo  vele  zigtbare  blaken  van  Gods  ontfer^ 
mende  en  genadige  hulpbetooning ,  dat  wij  ons  gedron* 
gen  gevoelen ,  om ,  met  kinderlijk  vertrouwen ,  het  lot 
des  vaderlands  en  het  onze  in  zijne  handen  te  ftcllen, 
in  de  vaste  overtuiging,  dat,  onder  gepaste  werkzaam«> 
heid  van  onze  zijde ,  zijne  Voorzienigheid  over  ons  en 
alles ,  wat  ons.  lief  en  dierbaar  is ,  waakt. 
ni.    Het  beoefenen   der  Gefcbiedenis  van  ons  geliefd 


vMdffahd  kan  tlsoe  eeden  gewigtt^en  iayi&^  rgm  gpede 

liebben  op  ons  volksictnkter ,  en  x$i:iHize  vBéf^rl^i^^ 

Ifefile  aankWeeken,  ons  godsdienftig  \g9Voet  verfaoogfn 

•to  Tcrfterken;   en  wdke  heilzame  gevolgen  kan  e&^^ 

''lilt  niet  voor  den  Staat  hebben! 

"'  Wanneer  de  t^dgenoot  zich  de  deugden  der  voorvade- 
ren ter  navolging  gedurig  voor  den  geest  brengt»  en 
'iSezélve  niet  alleen  bewondert»  maar  er  aichmetde  borst 
l>p  toelegt  om  *bun  gelijkvormig  te  worden »  ja  ben  aog 
tè  overtreffen »  door  zich  voor  hunne  gebrdien  en  mis* 
flagen  te  wachten ,    dan   moet  zulks  de  zegenrQK(letg^ 
volgen  voor  het  vaderland  met  zich  voeren*  -^  Arhsid- 
zaamheid,    fpaarzaamheid  en  eenvoudigheid  van  zedf^ 
maakten  ons  land  groot  en  magtig ,  eerlijkheid  en  naauv- 
gezetheid  in  handel  en  wandel  het  kleine  volk  overal 
buitenslands   beroemd ,  en  heldenmoed  maakte  het  ont- 
zaggelijk.   Vergeten  wij  toch  nimmer,   zien  wij  het  in 
onze  Oefchiedenis  toch   nooit  over  het  hoofd ,  dat  er 
eens  een  tijd  geweest  is,  dat  de  aanzienlijkfte  jEurrir/^y^^^ 
Vorfkn  het  zich  tot  eene  eer  rekenden ,  verbonden  van 
vriendrchap  met  dezen  kiemen  Staat  te  (luiten,  en  dat 
wij  zulk  eene  belangrijke  rol  vervulden  op  het  tocmeel 
der  wereldgebeurteslsfen.    Verliezen  wij ,  door  onze  g^ 
fchiedboeken  voorgelicht ,  het  toch  nimmer  nit  bet  oog^ 
waardoor  onze  vaderen   zoo  groot  geworden  zijn »  tp. 
waardoor  ons  land  zoo  magtig  is  gewoiden  ;  vU|t ,  m- 
vermoeide  vlijt,  dapperheid  en  trouw  waren  dt  middd^, 
door  welke  men  dien  trap  van  luister  befteeg. 
'    Kiezen   wy  hen  ten  voorbeekle ;   en  dit  kunnen  W;^ 
dan  eerst,  wanneer  wQ  hunne  daden  loeren  kennen.  0ap 
-zal  het  ons  vaderland   welgaan.     Stormen  mogen  ziü^ 
dreigend  boven  hetzelve  zamenpakken  en  een  verfchn]!;; 
kelijk  onweder  voorfpellen ,  volksdeugden  zullen  de  aflei- 
ders zijn ,  waardoor  hetzelve  onfcbadelgk  wordt.    Trotr 
fche  Vorften*  mogen  van  uit  de  hoogte  op  de    kleiae 
plek  nederzien ,    en ,     omdat   zg  de    magt  in  handen 
fehijnen  te   hebben ,  meenen  geregtigd  te  zijn  om  onze 
bieSangen  naar  hunne  overleggingen  ce  regelen  ^  de  deug- 


'tfen  van  Vorst 'en  volk  znBen  hen  eenmaal  met  CéMa»t 
^vë^Vülïen.  IMniicii  wg  ons  tegen  hunne  magt  niet  ver- 
*^'i^etten ,  met  gelatenheid  neggen  wij  het  onzen  eerbied- 
' Vaardigen  en  bfaven  Landsvader  na:  ,,  dat  niet  hiii) 
^  die  overmand  'onregt  lijdt,  maar  hij ,  die  met  overmiKt 
'm  ên  onder  bedreiging  van  dade}i{k  gewdd  om«gt  4um* 
''„  doet,  bij  de  uitkomst  moet  verliezen/* 

Wanneer  wl}  ons  den  veegen  ftaat,  waarin  het  vador- 
'land  zich  meer  dan  eens  bevond,  voor  den  geest  brea- 
'^ ,  en  met  verbazing  het  oog  op  deszelfs  redding  flaaa, . 
'tal   zulks  ons  behoeden  voor  kleinmoedigheid ,  wanneer 
liet  land  door  nmpen  geteisterd  ^ee    vijandig  bedreigd 
"^wordt.    Móedigf  zulten  wij  dezehre  het  hoofd  bieden, 
ftnet  oud-vaderlandrche  bedaardheid   en   dappertieid   het 
'onheil  trachten  af  te   wenden ,   en  gaarne  leven  en  goed 
voor  het  geluk  en  onafhankelijkheid  van  het  oude  roem- 
V0II&  Nederland  in  de  waagfchaai  (lellen.    En  ,  God  zij 
geloofd  1   ddze  geest  woont  nog  in  ons.    Hoe  treurig  de 
gebeurtenisfen   ook  mogen 'zijn,  welke  onze  rust,  ons 
'genoegen  ,  en  ,  in  eene  meerdere  of  mindere  mate,  onze 
^tijdelijke  welva^t  geknakt  hebben ,  wij  hebben  den  fchoo» 
nen  volksgeest  van  ons  geliefd  oud  Nederland  leerc^    . 
Ictfinen;  en  di:  is   waarlp   geene  geringe  bemoediging 
4i'  eenen  t^U  van  druk,    waarin  gewigtige  voorvallen 
'elkander  verdringen,  en  fchier  elke  dag  nieuwe  voorbeel- 
dfen  -oplevert  van  verwarring  en  onrust* 
';  Geene  geringe  bemoediging  en  vergoeding  voor  zop 
veel  leeds,  wij  herhalen  het,   is  bet,  eene  ry  van  dap* 
'<p€TQ  mannen  en  jongelhigen  volvaardig  op  de  eerfte  iyede 
Hffafn  den  Vorst  te  zien  toefnellen ,  om  de  grenzen  van 
iiet  dierbare  vaderland  te  verdedigen;  deze  grenzen  door 
eiin   leger  gedekt  te  zien,  waarin  de  bloem  van  Neir- 
idnds  jongelingfchap  met  moed  en  geestdrift  het  oogei^ 
tiMk' verbeidt ,  om  zich  den  vaderen  waardig  te  toonen; 
^èene  geringe  bemoediging,  zoo  vele  verhevene  blijkt^ 
in  alle  ftanden  der  maatfcbappq  te  zien  van  liefde  voor 
iten    vaderlandfchen    grond.     Getuige  de   menigvuldige 
opofferingen ,  welke  w^  in  ^  dezen  tijd  hebben  v^^^fpfL 
opmerken. 


S08    OV£R    D£  B£0£f£NING   DftR  VADSRL.   CSSCHieO. 

Waiar  zuivere    vad^landsliefde    ^e  har^  ^^f^^nuctc» 

•01$  "töt  hetzelfde  doel   werkzaam   te  ZJ^Ug  dw  ia.  ^e^ 
Piyik'p'jniiur  teget^  den  vijand»  hij  poge  zoo  magtig  ;fj^ 
^^4iij,wil,  opgeU'9]^k^.    Hieryan  levert  onze  Ge(cfaie-> 
-itaP?^  iwel  .een  der  tceffendfie  bew|jzq];i  op ;  doch  ook  ^ 
*fln*'4iii'  andt!^ii>kaDtt  leert  zij.  ons,  dat  verdeeldheid 
tfê^  3ioodk>ttig(le  gevol^n  naar  zich  fleepte.    Het  roor- 
^iëétö'  van  groote  naiinen,   welke  de  Gerchiedeftis  ons 
<?lrctst ,  beziele  allen ,  en  wekke  allen  tot  het  bedrtfv^en 
vib  zulke  daden  óp,   waardoor  hunne  namen  onderfelijk 
zijn;  maar  ook  met  dat  geloovig  opzien  tot  den/Qór? 
(bfc^.  aller  diagc^  9  met  dat  vaste  vertrouwen  pp  c/en 
]^(lji^d  van  Ijlem  j  die  ^ich  meermalen  betoonde  de  God 
W^.jy^r/im/ te  zqa!  r 


^ii^ 


^^.      LQST   DER  WfiRKSN  VAN  MR.  JACOBUS  SCHftLTZlUC. 

(Medegedeeld  door  w.  h.  warksunck,  bz.) 


Öc 


'oor  eene  vriendelijke  hand  is  mij  deze  Lifst  onlangs 
ler  band  gekomen,  zoodanijg  als  dezelve,  mef  een  bepaald, 
oogfuerkf  was  ten  papierë  gebragc.  AI  aanHonds  bekroop  mij. 
dé.  lust ,  oni  'dezelve ,  als  eene  Bijdrage  tot  de  GefchiedeaHs 
onzer  vadertanifche  Letterkunde ,  publiek  te  maken»  Ik  open-. 
baarde  dit  mijn  voornemen  aan  den  geachten  Scbryven^, 
eti 'moge  het  aan  zijne  vriendfchap  te  mijwaarti  dank  wetea^/ 
dat  mijn  verzoek  een*  gereeden  ingang  mogt  vinden,  eiia|^. 
zoo  het  letterlievend  gedeelte  onzer  Natie  hier  ter  plaacTe 
eéné  opgave  mag  aantreffen  van  de  refulcaten,.  die  ^en  ve^^ 
tigjarige  arbeid  op  h^t  uitgebreide  v$ld.  der  vaderlandfcke 
Letterkunde,    In  een*  overvloedigen  oogsc,  heeft  opgelev^crd. 

tfee  is  geenszins  mijn  oogmerk,  om,  door  het  houden f^^fi^^- 
lofrede  op  de  arbeidzaamheid  van  onzen  Landgenoot^  zijia. 
kleschheid  te  kwecfen ;  maar  geheel  onopgemerkt  biy  ve  bH 
ni^jc,  hoe  vaak  de  geachte  Schrijver  z^jne  Landgeoooi^  mi 
zich  verpligt  heeft,  door  zoo  vele  en  zoo  veterlei  voort- 1 
breiigfelen  van  zijn*  geest  en  pen,  gedortnde  een  zoo  «aiiv  ; 
merkelijk  deel  van  zijn  nuctig  en  werkzaam  leven. 

Men  boude  hlerb^  tevens  in  het  oog,  ten  einde  de  arbeid» 
z^mheid   des.  waacdigen  Mans  behoorlijk   regt  ce  doen  we- 


LUST  DSR    WERRtN  VAN  MR.  JJkCOBUS  iCaRLTEMA*      S^ 

tlènrRren,  dtc  hij,  gedoreDde  hec  cijdvak,  bfj  de  onderlhtnde 
X^V  opgegeven,  in  veifchillende  betrekkingen  gepliaiftt  den 
ITtderiande  zQne  dlenften  gewQd  heeft.  Dto»  te  midden  vta 
bemoeiingen  en  werkzatmbeden ,  geheel  vreemd  aas  de  door 
bem  g^iefkoosde  vakken  van  Gefchied-  en  Letterkunde »  Um 
l#a  Intt  cot  beoefenkig  van  dezelve  door  geene  lo^gen  es 
•beflommeringen  worden  uitgedoofd ,  en  wb t  hV  aan  sVnes 
kostbaren  tQd  de  oogenblikken  te  ontwoekeren  tot  het  ou* 
werpen-,  opflellen  en  bezorgen  van  zoo  vele  en  zoo  velerlei 
gefcbriften,  die,  hoe  verfchillende  van  aard  en  onderwerp» 
ali  fcbatbaie  bedragen  tot  de  vaderiandfche  Letcerkwde  bt« 
'hooren  befcboowd  te  worden*    * 

f  Eb  welk  een  nog  rQker  oogst  had  onze  scébltsma, 
tp  het  door  hen  bearbeide  veld »  knnnen  tozamelen ,  indien 
Vi  (ondanks    den  druk  der  t^den  en  nenigen  bOionderef 
rampflpoed,  die  hem  t|n  deele  werd)  zQne  dagen  uitflnitmid 
aan   de  beoefening  der  Letteren  Jiad  mogen  toewHden  t    HU 
self  wenschte  dit,  en  hoe  velen »  wien  de  bloei  der  Letteren 
ter  harte  gaat,  wenschten  dit  niet  met  hemi    Oan,  er  fcho- 
nen  onoverkomdtike  beletfelen  te  beftaan ,  die  de  vervnUing 
van  dezen  wensch  tot  hiertoe   verhinderd  hebben;   en  de 
loop  van  tijden  en  zaken  plaatfte  den  werkzamen  Man  teU 
kens  déér ,  waar  hy  vinder  t*hnis  behoorde,  althans  nimmer ' 
déér»  waar  h)j  geheel  —  en  met  geest  en  hart ,  in  ieder  opzlgt  •«- 
*t*hnls    was.    Zulke   verfch^jnfelen   behooren   niec  onder  de 
^eldzaamheden ,  .en  het  is,  In  grootere  en  kleinere  hnishov* 
dingen,  niets  buitengewoons,  dat  aan  erkende  ultüekende 
vevdienüe  de  plaats  ontgaat ,  welke  zy  had  behooren  te  be* 
kleeden,  terwijl  zQ  zich  elders  gebezigd  ziet,  waar  gewone 
bekwaamheid  voldoende  zou  geweest  zQo,  om  de  taak  met 
eere  te  vervullea. 

Vóór  ongeveer  drie  maanden  las  ik,  in  ó^  Afniewi/itê 
Ctmrant^  eene  paifagi^  onzen  schsltkma  betreiFeqde , 
w«arbV  het'  denkbeeld  geopperd  werd,  hoc  wenfcfaelük  het 
z9n  zou.  Indien  aan  hem,  in  den  avondftond  van  z|jn  Ie* 
«inr.,  «n  bV  de  ontheffing  van 'ambtszorg,  èeile ,  (Hlle  rust 
weid  :geMioiken.  Wie,  dien  de  roem  onzer  Letterkunde 
uf  harte  gaat,  zou  zioh  nfet  volgaarne  met  dit  denkbeeld 
vwwnfgett ,  en  de  verwezenlifking  van  hetzelve  niet  hoogs»- 
westcheltfk  keuren t  Immers,  wat  mogten  dan  niet  GeHshie» 
ètirii  en  Letterkunde  nog  verwachten' van  den  werkzamen. 
Ik  zon  haast   zeggen  rusteloozen  Man ;  en  hoe  welgekozen 

MZNORLW.    1831.  NO.   II.  N  n 


510  LU»T   DRR   WERKEN 

ZM  hiertoe  het  lydvak  zQn^  wairtn  w«  leven  t  -  Van 
derHfke  eo  ons  hsiéfide  halfbroeders  gefcheiden «  vereei^eii 
ét  kinderen  der  echte  Moeder  zich  des  te  vaster  eo  iaBi|er 
met  elkfttfdei',  en;  onder  bet  beftuur  en  de  leiding  van  wil* 
t%M  VAH  49tiAN5E,  openc  ^ch  een  nieuw  tydvak  voor  on* 
zen  fiêtiofafireil  roem ,  én  zal  hec  oude  Ntdtrhndi  ooder 
Gode  't«B^n9  «ich  tot  vroegere,  eigendommel^ke  groocbeid 
verheftd*  De  vadeHtndfche  Gefcbtedenis ,  fifcdert  de  ges«- 
fende  (êfaeidltig^,  van  Beigifcke  fmeuen  rein  gewesfchen»  en 
de  vaiiMvndüebe  Letterkunde,  nietUnger  dooir  vreemde  tooi* 
fels  omflerd^.  zulten  vooraiau  derzdver  beoefenUig  en  voor* 
(land  aan  het  waardig  nakrdost  van  Hoüantk  oude  Letcetb«l. 
den  uitflaisend  toevertrouwen)  «n  het  edeltardig- volk ;  dat 
üetzelfs  oorfpronkel^k  karakter  in  deze  dagea  200  .niiflekend 
gtfbkfldUftlifd  heiefk  9  zal  met  bernièuwdeo  lusfc  veor^  en  Hefie 
toft^de  beoefoalDg  der  vaderlaiid&he  Gefchiedénis^eo^iieutei- 
tande  bezield  \iM)rdeni 

Mogt  ionze  verdieotletyke  ychkltemü,  onder  zulke  ge* 
Ittkkigt  .oi&ilandlgheden  ;  en  bij'  hec  genot  eeaer  weikzaiiie 
mati  zich  óngettoont  aatf  z^ne  gelief  koosde  oefeaiDgco  kM* 
nen  overgeven^  en  veler '  verlangen  ,  in  dezea,  niet' langer 
pndêr  de  vr^mi  wenfchen  geteld  worden!  -*-  Maar,  we^goft 
de  giilHge-  Portofn,  zoo  «veregts  in  bet  toedaelen  r^ieo'^aite 
gunfteQ',  déü' waardigen  Gr^taard^  luj  voortduring,- dit  vooiw 
regt,  en  Mljft  bet- bedi  verder  roaibrek en  aan  .de  gelegür- 
beid*^  om  onafgebroken  te  mogen  arbeiden. aan  de  bevea^ 
giag'  en  handtoavlng  vtn 'NeMantis  Letreiroem ,  dan  ^llen 
wQ  ötfi'  verheugen  over  hetgeen  Mj  iieeft  mogea  verrigtea/, 
ett' vlnde^^onse.  Landgenoot  In  de  erkentenis  en  boogfchattiog 
van  echce>  Ngdêtiênditi  de^:  eenige  ve^oeding  voor  eUeaf-, 
wat  bet  wisfelvallig  lot  der  wereld  aan  erkende  :verdlenten 

lifitiéer^H^Ê^iken^  timMrdijêüi^Qhvs  scafti;i^EiiaAr../ 

Op  dezei  LQst  ajgn  all^fien;  de  wierken  g^brag^  welke  it 
4oor  d^  nilgav^  ia  drukt  óf^doer  de.  Voordi:igt;te'Maatr<d«ii|» 
pVan  en^  Geno^trchappen  4>cjkeed  aüv.  Van .  de.  ftaaoOnkk^ 
en  het  werk  van  a:nderen,  door. f€«&LT'za(A  uicgegenfent 
alamede  van  de  pogingen^  w^lke  én  fiilu  bronnen  of  ilg»» 
werkt  xyn,  wordt  bier  gf^ene  qt^lding  gemaakt^i  gelQJe.oelk 
-niet   van  Sokken ,    kleiner  dan   één  yel  lettefdf«ka » ,  vat 


VAN  MR.  JACOBUS  fCRELTEMA.  5II 

Wdkêr  er  yele  In  verfchfllende  cyd(cbr!flen ,  feden  vele  jaren , 
nee  of  sonder  aaaoo,  en  in  bet  Cefchied*  en  Letterkundig 
Mengelwerk  zQn  geplaatsu 

I7pr.  Verhandeling  over  den  rijkdom  der  Vaderlandfche 
Gèfcoledenii  fa  goede  Voorbeelden,  -*-  Ongedrukt. 

.17P4.  vTwee  Redevoeringen  over  bet  Leven ,  de  Leer  en 
^Lotgevallen  van  B^althazah  bekker.  Letteroefeningen ^ 
I79+,  II.   ''        - 

Deze  Redevoeringen  zijn  later  otngetverkt  tbc  eene  tlitge- 
'flrekte  Levensbefcbrijving.  —  Ongedrukt. 

1797.  Rabo'rerman  f c h e l e  befchouwd  afs  Leeraar 
•der  ware  Vrïbeld,    Letteroef enirtgen\  1797.  II.  503. 

1798.  Verhandeling  over  het  genoegen  ,' hetwelk  db  ver- 
tnèerdering  van  kennis  in  nuttige  zaken  te  wege  brébgc.'-^ 
Okgeclnikt.  .  -        .       /. 

i8oo.  Överzigc  van  de  (laat-  en  letterkundige  Cefchiedenia 
der  achttiende  Eeuw.    Letteroefeningen  ^  1801.  II.  s?  én  127. 

t8oT.  Ontwerp  aangaande  eene  "billyté  Zorg  voor  d(i  beta- 
ling der  kerkeiyké  iiirfgtingen  enz.,  door  eeb'  Vriend  der 
Regtvaardigheid.    Jmfierdam\  bij  h*  gai^tman. 

1804.  Lèvensfchcts  van  simo*  st^l.  'jimfierdam^'hïi 
ƒ;  TEN  BRINK.'   Lvter  geplaatst  in  het  Mengelwerk^  I.  1^2. 

1804.  Iets  over  anna  maria  van  sc^IjórmXn.  èn 
Baar  t0k,  alsmede  over  bet  verbluf 'der  Lilbadis'teti  te^^0. 
mrt.    Letteroefeningen j  1^04.  II.  369.  \' 

•  1805.  LévensfCbetfen '>lin  eliz abe^ k  ii'B«kfcR»  we- 
dihire'A.  ^OLPt/en  agAyha' deken.  Leherüdè^  i8oj^« 
'  'ï 805.  en  1806.  Staatkundig  Nederlahd,  eeh^  Biögrat>birehe 
lUiifc,  met  eëii  Wóordienlfóek',  in  tWee  Deelen/  Jlmjlerdam^ 

btf  );'te'nVi(ink.  ^^"  "\   -; 

1805,^    Redevoering  over.de  'i:enoegens  ^  Welke'^^Ue  L^den 

der  Mutfchappij  DiUgentfdy  in  ^sGravenha^j  zich  belpven 

kóntèii'  Tan'  het'  niézetpen  éti  werkzsamhéden  1h  'de  Vcflden 

der  Letterkunde.  •  Tèèstïede.'*-- Óngedrirtcif. 

^'  i^o^l  Vtthandèling   over  de   oorzaken  van   déii  mtijvoör* 

dêéjS^én  'iaat  deV  v^elviart  van  de  Burgerij  In  Jdè'Stai  Kalkm 

peji^*  rót  eene '6pèa^;"der  middelen  lót  hèV^él.' —  Óhgedrolpt. 

''^i8ódll  Èenige  Bijzbndèrheiièti  aangaande  'den  Adiöiraal  pïb- 

TiK   pieterszoon    heVn  en  liét' nemen*  èH  bewaren 

itck  'dè*  Zilvervloot  in  i6i28.    Me/lgelwerk'^  D.  ï.  ttl  ^.  M.  Ï45. 

1807.  Redevoering  oVer  de   BrièVén   van  pieter  c'or- 

N  n  d 


512  .  LQST  Dtk   W£RKEIf 

NKLifz.    HooFTt    mer'  Aaoceekeningen  en  BQvoei^lJ. 
*  Jmfterdam^  bij  ;•  ten  brink. 

Die  ftuk  if  later,  met  bec  opfchrift:  pibter  cor  m«- 
Lisz*  HOOFT  gelchetst  mee  zijoe  eigene  woorden,  geplaacsc 
in  bet  Mengelwerk^  D.  IL  St.  i.  bl.  i. 

i8o8.  Anna  en  m^ria  tes8bl»ciiade,  de  Dochters 
▼an  ROEMER  yissCBER.  Amfierdam^  bU  j.  w.  v nt k af  a. 

i6o8.  Hulde  aan  de  Teekenkuost,  voor  de  Vaderlandfcbe 
'öefchicdenis.  teestrede.  Letteroefeningen  ^  1809.  11.  Mttu 
geherk^  D.  l.  St.  3.  b1.  49. 

1809.  Redevoering  over  de  Verdienden  en  Lotgevallen  van 
LAuRBNS  REA  EL.    Mengelwerk^  L  a.  57. 

ifto9/Over  bet  Dicbtlhik  Leonidas  van  w.  van  BARS«r« 
Mengelwerk  j  I,  i.  J52. 

1810.  Redevoering  over  de  Verdienden  van  ttr.  jobaiv 
van  HEEMfKERK,  vooToamelgk  all  Dicbter.  Letternfé» 
mingen  t    i8n«   IL   361.     Vermeerderd   In   bet  Mengelwerk^ 

181 1.  LofTpraak  over  de  volbarding  der  Amfierdawmun  in 
Weldadigheid ,  vooral  ten  opzigte  der  Stada  Aroenfcboleo. 
Feestrede.    Mengelwerk  ^  L  3,  i. 

i8ift  en  1813.  Twee  Redevoeringen  over  de  Reizen  naar 
en  bet  verblQf  van  Czaar  peter  de  groots  in  Hoüimd 
en  te  Zaandam. 

Redevoering  over  de  vroege  betrekkingen  tnsfcben  Jtmsknê 
en  Holland. 

9eze  drie  ftpkken  z|jn  omge werkt ^t  bet  grootere  wcfk^ 
getiteld:  peter  de  oroote  in  Holland  en  te  Zaandam. 

rSift.  Het  Lot  en  de  Verrigtingen  van  dei iderius 
BRASMvs  in  zyne  kindscbhefd  en  jeugd.  Mengelwerk^  L  i«S9« 

i8i3.  Gefchiedeoia  van  bet  Standbeeld  van  dehderios 
^RASMuf*    Aldaar,  bl.  loi, 

\  18 13.  Vergelijking  der /afTcbudding  van  bet  Sfoanfche  jnk 
in  1571  en  bet  Pranfcht  in  x8i3,    Amfierdam^  bij  hu  QART- 
ïiAN,  1813  en  i8i4«    Mengelwerk^  h  2.  i. 
^    18 14.    Verbandeling  over  bet  oude  Volkslied:  fniheiet» 
yan  Naifouwen.  Letteroefeningen^  1814.  IL  MengAll.z*  ^7¥ 

1814.  Peter  de  groot e^  Czaar  en  Keizer  van  Rm* 
landn   in  Hplland.en  te  Zaandam  ^    1^97  en  1716.  2  Deel^. 

jfmst.  bil  B.  G  A  R  T  M  A  N. 

1814»  Albza^nder,  Keizer  van  Pjislandr  'va  Jloliamd 
èn  te  Zaandam.     Amflerdam^  bij  denzelfden. 


VAN  MR.  JACOBÜS  «CHELTEMA,  $13 

t8i5.  Bemoediging  Van  de  Nederlanders  bij  de  laodiog  van 

NAPOLEON. 

-  1815.  Opwekking  der  Nederlanders^  na  de  komst  van  na« 
» OLE  ON  te  Parifs.  *  -       \ 

1815.  Het  Vaderland  en  de  Franfchen,  Weekblad.  17  Numaers* 

Deze  cwee  Hokken  en  bet  Weekblad  zijn  vereenigd  mee 
^en  titel :  Toefprake  aan  '  de  Nederlanders ,  gedurende  beï 
tweede  deel  van  het  Leven  van  napoleon  buonaparte^ 
Amflerdam  ^  bl)  h.  gartman.  \ 

i8i5.  De  laacde  Veldcogc  van  napoleon  9  u  o 9  a* 
9  ART  E.    Amfterdantf  bt|  dcnzelfden. 

i8itf.  Verhandeling  over  den  geest  van  het  Algemeen  Plak- 
kttr  voor  de  ConvoUen  en  Licencen  van  1724.1  door  éei^ 
oud  Ambtenaar.    Jmfterdam^  bij  denzelfdenj 

i8f7  toe  182c.  Rusland  en  de  Nederlanden  befcbouwd  it\ 
derzelver  wederkeerige  betrekkingen  coc  op  den  jare  1725.. 
IV  Deelen.    Amflerdam\  bij  denzelfdei^ 

i8l^.  De  Maatfchappij  Felix  Meritis  (e  Amfierdam^  b^- 
Arlionwd  als »  door  de  ftrekking  harer  iirerk^aamheden  »  het 
beste  bewQs  opleverende  voor  hec  verband  der  Wecenfchap- 
pen  en  Konden.    Peestrede.    Mengelwerk^  III. 

1^17.  Verhandeling  over  michiel  MiCHiEb'SzooN  en 
dcazelfs  borlesqoe  Notolen  der  Staten  van  Zeeland.  D. 
II.  I.  iio. 

«  1817.  Levensfcbets  van  eiso  eisinga,  den  uitvinder 
en  vervaardiger  van  het  beroenfde  Planecariom  te  traneker. 
Mengelwerk^  II.  9*  187. 

'1817.  Onderzoek  naar  de  waarheid  van  het  Verhaal,  aan-' 

gaande  de  Regcspicging  van  Hertog  ka  rel  den  stoute  n. 

.over  den  Stadhooder  ofSIotvoogd  in  Zeeland.  MengA\.%.i^ 

1817.  Berigt  aangaande    het   werk  van   LycAS  josepr 
VAN   DER  vYNqKT,  Troubks   des  PajS'Bas.    Mengelwerk^' 
IL  I.  177, 

1817.  HuTBERT  ouTpnurs,  befchoowd  alt  Christen-' 
leeraar.    Mengelwerk  ^  I.  3.  154. 

i^rT*.  Berigt  en  Beoordeeling  iran  de  Verhandeling  van 
lACOBUS  KONING  over  de  uitvinding,  verbetering  en 
iicümaklng  der  Boekdrukkonst.    Aldaar,  IL  2.  i8o. 

181 8.  Lettre  è  M.  M.    les  RédacteM  de  Ut  Galerie   dei 
'  Cêntemporains  fur'  la  nieesfité   de   rectifier  et  completer  tar^ 

tkU    concertant    M.    j.    koning.    ^  Gravenhage ,    che% 

WALL  EZ. 


514  I^Q^T   DEli  WSRXCN 

i8i8.  Rédevoeria;  over  willbü  swinuAt  en.  z$m 
vergecene  Gèfchrifcen.    Mengelwerk  j  L  3.  301. 

i8i8«  Befchryving  van  hec  grooce  Schildei^ak.  van  |«  w* 
piBNKMAN^  voorftellende  den  Prins  van  Oranfe  en  dex 
Slag  van  Quatrehras*    Amfierdam^  bg  h.  ga&tman* 

T^ip.  Verhandeling  over  den  Lof  der  Zotheid  vvi  i^m 9 u 
D£Rius  ERASMUS.    Mengelwerk^  IIL  %.  295. 

1819.  Gefcbiedenis  der  onde  inrigtiog  voor  hec  belang  der 
Scbfiderkunst,  bekend  mee  den  naam  Confrerie  of  Aludemk 
van  Pictura  in  *s  Cravenkage.   Feestrede.  Meng.  III.  i.  147. 

f8^«  Redevoering  over  de  Dordfike  Dichcfcbool.  Aldaar» 
UU  3*  35* 

1821.  Jacob  cats  aan  Neérlands  JuSerfcbap.  Dordiredif, 
HBLussii  en  van  braam. 

.  189U  Damibl  JONCSTTS  befchouwd  ais   ScbrQver  eo 
Dicbeer.    Mengelwerk ,  III.  i.  41. 

1821.  Redevoering  over  hec  belang  der  Gafchiedente  vaa 
Utrecht  en.  hec  nadeel  van  bec  gemis  eener  goede  Plaatsba* 
fcbryving  en  b^zondere  Gefchiedenls  van  die  Scad.  Mengel^ 
%*erkf  III.  r.  I. 

1822—1824.  Gefchiedenls  van.  de  Zuiderzee. 

Over  de  fporen  der  grooce  veranderingen  in  den  bodem 
van  hec  Scicbc  en  de  Scad  Utrecht. 

Over  de  veranderingen  in  de  Knsten,  Stranden  en  Zee- 
gacen  rasfcben  Schelde  en  Eems. 

Deze  drie  Verhandelingen  zyn  ongedrukt,  dan  zullen  (Z). 
f^.}  omgewerkc  worden  coc  een  werk ,  getiteld :  Gefckèe^smiê 
der  Zuiderzee^'  Stroomen  en  Stranden  tns/chen  Schelde  en  Eên^u 

1822.  Mr.  GERA&D  VAN  LOON  geregtvaardigd  aangaande 
de  befcbnldiging' van  Letterdieverij.    Mengelw.  III.  !•  155. 

1822.  Herinneringen  aan  de  Verdienden  van  Mr.  ^jan 
HINLÓPBN.    Mengelwerk^  III.  i.  175. 

<  »833«  Almanak  voor  de  Akademie  te  Utrecht  voor  i&aSi 
Utrecht^  bij  van  tervben.  .     \ 

1893.  Dj  Tescklaw  to  Achlum.  (J)t  wet  o^  héidorfchea 
van  h>et  koolr  of  raapzaad  te  yfchlum.^  Mee  eene  Vertaliiii» 
Aanceekenfngen  en  Toevoegfels.    Meng.  III.  a.  49. 

1833.  Iets. over  petrus  francius»  als  Schryver.io 
de  Nederduitfche  Tti\.    Mengelw.  III.  2.  171. 

1823.  De  Ründerpest  in  de  jaren  1813  en  1814  te  Uxrecèt 
ontdaan  en  gefluit.    Aldaar,  III.  9.  i. 

•    1823.  Vier  Brieven   met    jacobus   koning    gtwislëld 


i 

o«er  étvlutttÈ  cegeATpiiulk  viH  beitregc.yai|.^4k(r/M^^lhfla 
eer  der  uicviodlog   van  de   Boekdruk kUDiC.     Ifyarifikghfi 

i8ft4«  Almanak  voor  de   Akadenie  .ievCAni^^KPcr.^iil^ 

UMIcAiP^  b^   TAN  TERT-EftN»     <  T  « 

fSa4»  iou  over  de  meeti  be^oevMte  Qpd9Ct^A4^  ^  Jllfnifaii^ 
III.  3*  *• 

'I8a4*  lecf  over  de  fitigcen  v»q  efln*  L/eeiyMU,  net  iiitqbtr 
neming  van  hec  verfchil»  of  hig  ü$  ifcbrijv^  .<^.«is  ipieber 
opoeedt,  atir MKifaictR^.  Meng^»  III*  S«.K5S» 

i8ft4.  Leveoffcbeta  van  jan  van^  dbk  bIjuotv  ^t^-^'^* 

ften.vervitflrdtger  van  goede  Teleacopen.  Aldaar,  III»  3*  MS* 

^1844;  De  als  verloren  beibbonwde  Red«?oeripg  .ven  Ffti# 

Lipf  YAN  MARNix»  io  is^S^.gehonden  voor  den  Rijka^tf 

10  >S^=WRM^.ittca.eeBe  VjenftHog,    Mtngelwtrk^  IV.  r«  u. 

i884«  Redevoering  over  de  Verdiesiaeii  van^rj  ohanMjI 
f^i  BtAi  ala  den  IJsbreker  iegen  At  Leer  van  DiiM^ll  en  X0o* 
mrö*    Aldaar^  IV.  u  377«  .  , 

''i8d5«.T.wee  VerbMdeBsgen  over  de  ttitfuating  en  dmon* 
dergang  der  onoverwinneiyke  Vloot  van  Koning  PH.^Lip.a 
ia  1588.  . 

Dese  ViephandeUngen  zQn  later  omgewerkt  ea  nl^gebreiA 
tot  het  toek»  getiteld:  Des^inrustkig  m  n^dm^  ^  ^^ 
0yerwimejfke  Fkot^  en?.,i8a5,  ffa^rkm^^}^  v*  LO««fAI^ 
183^  £ene  Verbandeling  oytr  den^  ^omLtx^^Rej^^ert  é^V^^ 
'ÜAatflve  la  later  pnigMrerkt  f n^nitgebield  doereen  bo^l^V^ 
getiteld  t  Reyntje  de  Fbs^  door  HENDRii^'^YAif  .A.LpLii44i(«. 
1487, .  Met  aene  Verta4ing^  InleicHeg  «a  Aitm^oi^V»» 
^^Mr/rai,  by  V.  Loof  j£s. 

1817.  Proeve  over  het  bewiecken .  der  VaderhodfiphevIG^ 
Ibbiedeni*. 

Deze  Verhandeling  ia  ontworpen  ten  gevolge  der  nitnoodi. 
ging  vtn  Z.  M.  den  Koning,  van  24  Qi^.  1846*  ea  ia  ^mr 
door  Heogatdenselven  met  eeQQ.gondftn  medaille  vere(M:d»  qi 
Iti  i82ip  uitgegeven  te  If^Êaritm*  bij  v«  a.oo4JSs. 
,  1837.  Brief  <pt  handhaving,  vip  de  eere  van  dea  Hoogleeniiir 
!§•  a ïB G  a NB É.EC  .tegen  de  aanvnU^^tn  MCr-w»  aiLoaa- 
DQK.  Letterbode^  1837. 

i8a7  en  i8a8..  Drie  Verbaiidali^gen  over  de  Gercb|é(lenia,4er 
Hekitaproiceafen. . 

Deze   Verhandelingen  zQn  federt  omgewèrkt^^enaj^gjeidi^ 
ttM.  een   boiek » ngeukeid :    Cefehêeienii  der   fle^fef^r^nsfffm ^ 


Sif  f   .IlVH^ 'i>titi«fWKell. 


rtftS.  To€voegftl»  toi  hec  werk  s  Dê  ukrusHng  m  ^ndar^ 
gmig  ihr  movtrwinnêUfkt  Vlo$u    Aldtan    ■    ■'■> 

iStft»  Oversigc  van  eeDi^desnMeatverwosderiQlcedwflaifoe^ 
frippen '  onder  de  menfcfaen ,  welke  door  den  voorcgatig  cier 
Neiaiirkttnde  verbtonen  zQo.    Mengelwerk ,  IV.  -&•  ia/. 

i8ft8.  lect  over  de  Qkzeuiog .  verbeiering  eo*  verfira^lHog 
der  StMd'Utreckt.    Utrecht  ^  b^  h  &•  van  TSRVEBfi. 

iftap.  GeCchiedeais  via  den  dftgeUJkfohen  kon  ia  de  Biir- 
gerlralslioodiDgeta,    Mengeb^erk  ^  IV.  s«  185» 

l8s5^  Verhandeling  over  de  vraag  s  wac  kan  er  door  Z.  M. 
den  Koning,  indien  er. niemand  toe  *a  R^ka  ti^uviefelirjr^er 
Wirdt  benoemd ,  gedaan   worden ,  co(  bevordering  éa  Qudh 
van  d#  Vaderiandfcbe  Gefchiedenia  «la  wecenfdiap.  —  Wctf 
iageaonden ,  maar  ongedmkc,  .    . 

i8aj^  Vfrimndeling  over  »lüemhu9ig ,  de  leger-  of  wapen. 
plaat9  der  Rmitêinen^  bQ  Feekten^  tA  Uunnik^  en  over  de 
tegonnene  veigff vingen  aldaar  in  het  jaar  1889.  Meng.  IV. 
«•  305. 

18^9.  Berigt  aangaande  een  merkwaardig,  maar  ia  de  ieu 
lerkuadige  wereld  geheel  onbekend  werk  over  de  Hekféopio» 
«eafea,  gtdteldr  Kk^e  éer  Onfekuidigen  vHékr  éU  fafehêm 
Shtubenrichter ^  iurck  HsaMAM  loher.    Aid.  IV»  e.  j^. 

i8so.  Over  het  Oproer  te  Brusfel  en  den  Opüaad  laBel^ 
gUf  eer  bemoediging  der  Nederlanders,  in  1830.  U»rèek$^ 
bfi  VAU^siiVEaifb 

ifai»  GeTchiedeaia  van  hec  Zont  ia  ét  Nêderhmdeni  ^. 
09g9«inikt. 

i8tr«  Btidragen  coc  i|e^  kannen  der  Volkagebmikea  in  de 
tffderhndin  b4  bet  viyea  der  jongeliedea.  -^  Oogedraku 

BQ  deie  L^it  waa  nog  eene  tweede  gevoegd ,  hondati 
de  opgaaf  van  de  voorüaamfte  der  door  den  Heer  acBKin 
TSMA  begonneae  pogingen,  aan  welker  voleinding  b$  liei 
«vcrige  deel  van  z^n  leven  wenscbt  te  befteden. 

i^.  Staatkundig  Nederland*  (Biographifche  Kaarc  ea  Woor^ 
denboek,)    Nienwe  nitgaaf. 

ScHBLTBMA  heeft,  féderc  1806,  geene  gelegenheid  ves« 
aaiaid ,'  om  het,  plaa  der  Kaart  te  verbeteren  en  het  fFeet'- 
éenioek  aan  te  vallen. 

Vele  nieuwe  'artikeli  z|jn  er  in  het  Woordenboek  gekomen ; 
«pid^  in  bet  HeWu^Hg   Nederland  overgebnigt ;  xecar  velf 


VAN  Mki'JjHo^É^ë^'êaêÈianui.  ftji 

cMr  b«flttiidè  z4h*^(isltg«6>eid  «ir  verbe«enfc*  H^  MR^m 
geheel  gecondutieerd  roe  1810 «  en  ook  is  zijo  pltttVAi  de: 
Bl^^^pWéhe  Kkart  in-vele  opzigcen  vcnndenl.  Hï  köèpt 
alles  ce  brengen  op  eene  ruimere  (bhaai ,  en  mee  de  ftrej^)^ 
éstt  teèftgd  nMwijzeftde ,  niet  pnéir^é^n  naam,- maar  v&or*tn 
athtter  dehzefven»  •  Hij  zal  de  Kaart  nier  geven.'al»eena  §04, 
fneden  pfaac,  maar  minderëiostbaar»  op  meer  Maden ,«eti^dMl, 
'  gidMfcte  fcbr^flecters ;  ook  met  meer  historükbe  aenw4Zis%en 
aan  den  ktnc ,  het  hoofd  en  den  voet.  ^v^ 

^^.  4iét  Krjji^uwdfg  en  Hetdhitfiig^  NedêthnÊd^^^^/sa^ttn 
gt\^k  plan,  verdedd  in  Zee-  en  Landoorlegen,  flMt^veft% 
UltcoHfdie  aanwVciogen.  Bovenaan  zal  de  verdeeliHi^nko». 
men'  ven  dea'^i^fd  in  oorlogen  vrede,  van  1400  tot' 1 810;» 
Hoven  of  onder  de  Zeehelden:  de:  sitn3«ryzibg'van*de«'i#i 
Aéf  vooriHMiÉfteJzeefligen;  onder '  de  Krifgsheldsn-:  diedsv 
voomaamfte  veldflagen  ,  belegeringen  ent.  ^M»'<'' 

-  *  Op  deze  Kaart  zal  de  volgreeks  der  vooroaamfte  MfJirl^g- 
è'ouwkundigen  voorkomen ,  en  misfchién  ook  de  'Gefthledealsï 
van  Oott-  en  f^estiniii ;  Gouverneurs  Geüeraalf*!  zeer  voet4 
name  Ambtenaars  en  Helden  enz.  '     . .  * 

3^  In  1B23  is  scHELTEHA  opgewekt  gewotden,  «m-ge- 
brnik  te  maken  vtn  de  lanteekeningen  van  Mr.  ic  wit»s'nv 
en  hieruit  en  uit  andere  nafporlngen  eene  V^eitiftndelilig  t* 
iiellcn,  getiteld:  Gefchiedenit  der  Zuiderzee';  hierop '^zlfn^geM 
volgd  twee  andere ,  ever  de  fporen  der  groefe  9eramdêrU^ew 
in  den  Bodem  yan  het  Sticht  en  de  Stad  Utreeür,  en  it¥en  Mt 
Stranden  tusfehen  Schelde  en  Eems.  De  gocdlMUlingv  <f|f( 
dezen  arbeid  beefc  dèn  Qver  tot  verder  endereoelr-TcMétr^ 
derd;  en  ^eer  veel  onbekends  gevonden  hebbendéty'^mfW 
lust  gerezen,  om  feenwerk  te  geven  èrerde'MytfekirÖe-*. 
fchledenis  dezer  landen,  of  liever  van  den  bodem* of  grondT^^ 
hetwelk  men  geheel  mist ,  en  wel  met  den  titel :  Gefchiedentt 
dèr  *Znidemee  en  ^der  Stroomen  en  Stranden  tusfehen  SAilde 
en  Eems.  Met  Kaarten.  De  lust  voor  die  werk  lü  bQjmider 
toegenomen,  nu  er  onlangs  een  waardig  ftuk  door  de  Aküiet 
mie  te  Brusfil  U  uitgegeven:  over  de  Geibhiedenis  vtn^deie 
Grond  en  de  Stnnden  tusfehen  Ca/ais  en  Antwerpen. 

40.  In  en  na   1809  heeft  scheltbma  veel  verzjuneld  en 
aangeteekend,    om   te  dienen   tot  beantwoording  van  ede  . 
pr^svraag,   bQ   tetler's   Genoot fchap  nitgefchreven :  over. 
de  Leefwijze  der  Nederlanders. 

Dit  allee  was  weggezet;  dan  In  i8i9  Is  de  oode  döot  vèror 
<ien  dag  gehaald,  -  >\  > 


gi%      m*T  DER  WERKtff  TAN  Mft*  JACOAUS  SO|ICLTeMA» 

'  ^  t%n  Qlt  dezeHre  de  teaii^oiFefi  gekovtti  wb  4e  Ver* 
bftbddtii^^  getiteld  s  Grfcfdüknis  vmn  den  4iéÊgeU/kfiAem  k^t 
Ai  i/#  BMrgitkyishoÊUÜMggm^  in  lm  Xlde  Scuk  van  het  JUm» 
gthMk% 

'  ^.  Voor  eeoe  VerlmiideUiig»  geticeU:  Béfdragm-  ut  hei 
kéknéH  detf^êfksgeètMiken  M'  de^  Nederlawdm  èff  het  vri^ 
dèr  jmgeUHiem.  # 

*  HIJ  werkt  ilmttt  mb  mm  Verhindeiieg  ever  ie  Cetfmmem 
èif  het  trouwen. 

'Alltf  y  "omc  frocgèr  veeuMld  iNs^  ii  m»  «efoliirc  t  wet  er 
Tiitl  \kmtti'  zai  voor  de  perf ,  moec  de  t^d  leecen;  h$  voedc 
delioop,  dit  bi}  eenmetl  een.  wede  xal  geven,  in  den  fmaeiL 
y^  dacvMtE  oHAito  n* aosst:  LaviefriyéeiesRwnfsk. 
'Méér  waarfeb^nliik  is.  het,  :dac  het  opgefpooide,  aaogaaodle 
<lè  0>stuflien  bQ  het  vrijen  en  tronwen,  den  inboiid><al  op* 
leveren  voor  een  vrot^k  en  •betangr^k  boek. 

rWi^  dece.  MMt*  wordt .  alleen  nog,  als  in  het  voorbqgafto, 
melding  gemaakt  van  de.  pogingen  aangaande  de  Levensbe- 
fthrijvlng  van  balthazar.  bekeer;  van  eene  Prijsver- 
handeling  over  de  dengden  en  gebreken  jn  den  Scyl  van  r.  c. 
BOotT^  in  vergeiyking  met  die  van  o.  brandt,  j.  wa* 
aBRAAR  enrc.  stvl;  van  eene  poging  tot  eene  vrije  Ver. 
taling  Tan.  het  Leven  .vtn  beIiderius  erajmus  door 
f»  vRai^-  en  wn  een'  nieuwen  Druk  van  den  lef  der  Zet* 
kHdi  met  eene.goede  Vertaling  ex>z.  Vermits  hiervan  gewag 
ypaÉfaakt  la  Jn  het  Mengelwerk  ^  wo^dt  dit  een  en  andeir  bi^r 
niet  nnder'4>nftwikkeld, .  Tevens  heeft  men  ooli;. nagelaten.^ 
v9Én  vroeger  begonnene  en  niet  afgewerkte  pogingen  tet  be- 
antwootdteg '^an  Prilavragen  en  van  vele  kleine  ftokjes, 
voor  htx  Gefélded'  en  LetUrkundig  Mengelwerk  gefcbikt,  ce 
gtnaagtfn^^  Wjj'<voese&dic  allea  alleen  ter  loops  aan,  cot  aap- 
MiBng,  hoeveel  ei^.npg.te.yerwachten  ware,  ipdien  schel-' 
TEWA  den  overigen  t^d  van  zijn  leven  ^in  nist  belleden 
konde;  gelUk  Mr.  j»  j.  .mauricius  in  zQnen  eniedigèe 
Qnderéomm 

■  '--'•'  ■_.••••  ■  I.  ■  ■-•^■^»_  ■  ■ .  ♦> <.^-..-..  ..^   "lil 


i» 


OVaa  HET   LAGER  ONDER WU*  BN  PATER  GIRARD. 

(J^ervolg  tn  ftoi  vdn  lU  474.) 
acer  o  i  r  a  a  o  heebt  er^ ' gfoot  •  gewigt  aan  ,>  oU'  de  'Uo* 


OVEft  BET  LAGKR  ONDCRWIft  £N  PAWft  OlftARD.         51^ 

itnn  yfotgtgdir  cot  de  ihidie  der  otcttiir  op  ce'<eldio«  im 
siec  hl  dexe  ftodie  een  <gelukUg  middel  %ót  sedeljijke  oic« 
wikkeling  en  eene  tendtchtfoefenlng ,  wacmen  lüch  JietU»* 
deilQk  vennogen  gewillig  öyeifeeft.  Hec  is  neikig,  oMrit 
tleo^'koMeer  de 'meeste  menfchen»  Iran  gtnfckf  leven  daer^ 
Mgevoftig  M^en  voor  de  indrakken,  welke  ke«  ttiiiM 
der  ntronr  opwekt  in  eene  siel,  die  hair  weet  ie  befchonti 
wen)  Toor^én  fckac  van  wondeten,  diorovcitl  dewQsbeid 
en  goedheid  Gods  verkondigen.  ^  wy  worden  ond  ^^  seg t 
^9  n  feWknde  aan  het  dier,  dtt  her  gra»  nopr:  pn^e.  voe» 
leo  eet  en  itjnen  dorst  «as  deb^en  lescht,'iood«ff  te.  wt« 
ten,  wat  de  goederen  zQn,  die  zij  genietieo,  o£,f!aiitwa« 
•V  komen  ^  en  ronder  te  denken  aan  de  hand,,  die>  hun  deM 
ttildelQk  toedeelt. 

^  Daar  de  gewoonte  ons  kond  mealtt  hQ  de  wonderen  der 

natnnrt  wat  wordt  er  vereiicht,  om  de  iexkgi  oplettend  te 

maken  op  dit  merkwaardig  tooneel^  en  om  kaar- de  weldadige 

vrnchteh  te  verzekeren,  die  oen  er  van' verwacht^  me^? 

Twee  dmgen  begnnfttgen  >dic  edel  doel :  eerst  de  nienwsgje* 

righeid  vair  het  kind ;  Tervolgens  het  getal  ^n  de  fchoonheid 

'dei*  werken  Gods.    floort  het  kkd,  welki  tong  los  ;Woidt# 

Het  houdt  niet  op  met  vragen^,  en  het  is  er  aoo  dfvk  m^e.g 

dat  reeds   eene  niei^we  vraag' zidh   opdoet,   vóór  het  ant*^ 

woord  op  de  eerde  voluit  gegeven  ls«    Zoa.^bec^t  de  ^Sch^. 

per  de  nieuwsgierigheid  naast  de. onwetendheid  «gfiplaatcr» 

bet  geneesmiddel  naast  de  kwaal,  geltfk  .Htf    al^  4otig^ 

Men  moet  dns  flechts  deze  gelipkkJg^  be(cbikking!gebiniki^«, 

om  den  kleinen  het '.werk  des>  Sch^^eri.  te  ifpen  kennen»     ^ 

^  In  dat   werk   z^n  dingen,  geheel  oodj»  het  bereik  ven, 

het  kind;  niet  om  ze  in  den  gsond  -te  begrepen »  (wmt  is  d^, 

vrtitt^  die  zich   daarop  dorft  beroemen  O  QUr  ^om  erteo^ 

minAe;  iets  van  te  verftaaoc   Dea^  gewone  dingeq  bieden  doi 

iferwonderiQkfte  verfcheidenheid  a^ ,  ^  f oodat  z^  onni^MMfh 

Itik  voedfei  opleveren  yoor  eeeep  r^peren  ouderdom ,.  welken. 

liet'  eentioonige  verdooft  en  .iegenftaat. .  Ztf.  zj^a.  voor  bez» 

overige  zoo  fchoon,   dtt,;90odra  men  er  iets/>van  iV/ecdai;^ 

z$  noor  ons  alitjd  eene  nieuwe  aantrekkelilkheid  bebben»^ 

„Zoo  is  alles  voorde  ftndie  der  naci»or,  dievwü  met  bet 
kind  willen  beginnen,  voorbereid»  indien  het  over  bet  veld 
wandelde,  zon  het  zichzelven ..vragen,  vooral i  indien  men 
zergt,  om  het  de  verfcbillende^  voorwerpen ,  die  zioh  aan 
^w  oog  vettoottcn^  te  doe»  opmerken  (-.maar  w^  denken 


SdO  OVSa  llfiT  MOftH  OMDBRWgS 

•»£ftD '  kweèMiiig  op  fthool»  en  het  is  van  d«  ksita  dMr« 
chii  "Wij  willen  f>rekén»    Hier;   begr^pc  men,  moet 'een  regc- 
ÜNekteh  oodenii^yi  gefj^ven  «rordeo ,  en  ^  om  dat  ce  geven , 
tfoft  »e!i'ile^'iri)<)rwerpen  rangfcbikkea ,  gaande  bij  nacuarïöfcen 
vnonging   wil  hec  zinnelfkfte  en  meeatbekéR<!e  cm  hetgeen 
nriki  «lilMKer  ia,  zlchcrapawijze  en  tangzatm  coc- tlgeBeeae 
dütkbéelde^   verheffeode,   na  bijftonilere  ftokken  opgeztaaeld 
tè  bebbea*    Wii  lïjn  er  eckcer  ver  tf,  hier  aan  een  geoegeld 
Ai^fteirèli&acig  onderwlja    te   denken.    In  alle  dingen   la   er 
aHetn  meHc  voor  de  kleinen  noodig ;  want  vatce  f{#Eea  kiuu 
nen  20  ntec  verdragen.   V«n  de  andere  aijde,  men  moet  eene 
becameli$ke  en  w^ae  keur  doen  in  hec  voedfei ,  dac  wv  vo«ir 
ée  teedére  jengd  beftemmen,-   De  natnar»  hei  wede  des  Al* 
laAoogftent  iir  in  zekeren   zin  aan  haren  Makef. ge|{^,^ 
fiDoc ,  alt  H4  ,  onmetelijk ,  aU  H0«    De  geesc  del  aeafclieD 
verliest  zich»  ala   hy  alles  wil  bevatten.,  vergeleken , doar-« 
gfonden.    Het  geheele  leven  vatt  den  menscfa  ViOkloet  met  ^  ' 
^m  *eene  Vettige  der  natuurltfke    wetenfchappen  te  befinde- 
zen,    DöÉ  gedrongen  ons  binnen  zeer  naauwe  grenzen  te  be- 
perken,  znHen  wU   kiezen ,   hetgeen  ons  langs  den  kortften 
weg  kan  voeren  tot  hec  groote  doel,   dat  wij  beoogen.    Hec 
ia  de  theologie'  der  oogen  en  des  harten ,  die  wig  in  de  ftu- 
die  der  naninf  aan  de  kinderen  moeten  geven. 
-  ^  Het  denkbeeld  van  God  kan,  in  den  geest  van  hec  kind, 
slee  edeler  eti  grooter  zgn ,  dan  het  denkbeeld  zgn  zal  van 
hec  werk,  waarvan  hij  de  Maker  is.    Wat  is  de  aarde  voor 
■hoc  kind?  De  ruimte,  die  het  met  de  oogen  kan  meien,  cer- 
miümtoi  om  zQne  wieg  heen  dwaalt.    Leidt  zijn  vad^  hec 
^eenige  mijlen  van  daar,  het  verwondert  zich,  en  roept  uit: 
O ,  'wac  if  de  wereld  groot  I    Van  dat   oogenblik  af  aan 
breidt  zieh  het  denkbeeld  van  den  Schepper  der  wereld  eic 
In  z^ne  ziel.    Maar  deze  zal  noch  kan  voor  hem  z^n,  het^ 
géén  Z9   wezen  moet,  vóór  dat  de  aardrijkskunde  hem  in 
Oert  en  West ,  In  Zuid   en  Noord   op  vreemde  landen  zal 
gewezen  hebben,  en  ten   laatfte  hem   den  onmetelijken  bol 
voor  oogen   (lelt ,  waarvan  één  punt  flechts'ieder  onzer  tot 
woning  verftrekt.  Wü  vorderen  dus  aardrijkskunde  voor  onze 
kinderen.     WQ   willen  hen  oncflaan  van  die  callooze  menigce 
van  llaatkiradige   verdeellngen ,  die  even  als  de  luimen  en 
de  driften  der  menfchen  veranderen,  en  het  geheugen  bezwa. 
ren ,  zonder  den  geest  te  verlichten.    Tot  vergoeding  zuUen 
wQ  er  ons  op  toeleggen ,  om  hun   te  doen  begrepen ,  boe 


EN  PATSR  GIRAAD*  5^1 

gvoot  de  aarde  is,   mee  welke 'v^sheid  si)|  t^t  w«lit»*def 
mentchheld  iogerigc  ï$ ,  hoevele  broeders  wij  op  dien  viiisMa. 
^bol  hebben.,  hoe  nicgeftrekt  het  geflacbt  Gods  op  desM^awde 
is,   hoe  z^ne  vaderlijke    voorzienigheid,  de  b^boeftep.siyil^r 
.ullooze  ^kinderen'  vervalt  onder  de-  hitte  der  zon,  ki.bet 
midden  der   nijpende  koude ,  en  in  de  zachte  tempcfin^  rm 
beide.    Zulke   befchonwingen   ieeren  het  gefchiktilé  den  AU 
mgffigen  Vader  kennen,  fprekencot  het  hart  der  kleinen,  doo^ 
dringen  het  van   eerbied ,   liefde   en  dankbaarheid  aan  Hem. 
Zii  geven  ook  nog  aan  de  btoederlijke  liefde  eene  .groot/Bw 
«Itbreiding,    en  veredelen  het  hart ,  door  .het  te  vemimen. 
In  deze  godsdlendtge  aardrQksknnde  verzninien  w$  niec,  om 
de  kinderen  oplettend  te   makea  op  de  weldaden  van  )iec 
Evangelie,    wy  toonen  hun  aan,  wat  nog  de  woeste,  volken 
zfin,  en  zelfs  ten  huldigen  dage  de  befchaafde  natiën,  w^ir 
het  licht  des    Christendoms   niet.  fch^nt.    Wjj  doen  hun  hec 
geluk  gev^ielen,  dat   ons   is  te  beurt  gevallen  zonder  ye&. 
diende ,  en  wq  dringen  er  op  aan ,  om  dit  fchoone  gefchenk 
van  God  tot  winst  aan   te  leggen.    Dtze  is  'de  kennis  der 
aarde,  die  wQ  voor  kinderen   wenfchen.    wy  eifchen  zelfa 
voor  hen  eenige  kennis   des  hemels.    *t  Geldt  hier  echier, 
zoo  ais  men  begrqpt,  geene  lesfón  der   ftarreknnde;  na«r 
eenvoudig,  om  de  hoofdnltkomften  te  doen  kennen,  zoo  ver 
de  kindschheid ,  door  de  rekenkunde  voorbereid ,  deze  be- 
vatten en  ten  voordeele  kan  aanwenden.     Hoe  klein  moec 
de  Schepper  des  hemels   niet  zyn,  zoo  lang  ons  de  hemel 
niets  meer,  dan  een   gewelf  of  blaanwe  zoldering  is ,  op 
eenigen  aflhnd  van  ons;   zoo  lang  de  (lanen  (lechta  kleine 
lichten  zqn,  aan  dat  nitfpanfel  vastgehecht,  en  de  zon  zelve 
flechts  eene  vurige  fch^f,  niet  grooter,  dan  de  uiterlijke 
fchqn  doet  vermoeden!     DIc  is  het  echter,  dat  kleine  kis* 
der^  zich  verbeelden.     Vergroot  den  hemel ,  en  geeft  aan 
de   ftairen  hare   ontzettende  grootte,  hare  afftanden,   hare 
bewegingen;  doet  de  orde  en  de  harmonie,  die  hare  wence- 
iingen  regelen,  opmerken;  toont  daarenboven  aan,  dat  onze 
•arde  flechts   eene   planeet  is  onder  de  andere  planeten,  eo 
met  het  denkbeeld  des   hemels  zal   ook  bet  denkbeeld  van 
deêzclfs  Fonneerder  zich   oneindig  uitbreiden.    De  taal  des 
hemels  wordt  verdaan ;  die  taal ,  die  nacht  en  dag  den  roem 
des  Allerhoogften  verkondigt.    De  kinderen  ontvangen  onge- 
twijfeld eene  zeer  onvolkomene  kennis  van  de  Qnmecelgkbeld 
der  wereld ;   maar  z^j  gevoelen   nogt^ns ,  dat  de.  mal.  geène 


5ta  OVBR  HBT  LAOBR  ONDBRWQS 

Qtcflnilckhigeii  Ireeft,  krachtig  genoeg,  de  berelenfiig  geMen 
ntttfttf,  groot  genoeg»  en  de  gedachte  geene  vlugt  en  ntu 
bteMlDg,  genoegcttaii  oni^  zich  rekeofchap  té  kunnen  geven 
vaa  dese  grootheden  Gods.  —  Doch  keeren  wQ  tot  onse 
taide  weder.  WQ  fpraken  flechts  In  het' algemeen  van  fatfe 
tiefchrQving  en  van  het  menfchelijk  gedacht,  dat  leeft,  ver« 
fpreid  op  hare  oppervlakte*  Dan  dit  in  niet  genoeg.  Meb 
ttoet  ook  aan  de  kinderen  eene  fchets  geven  van  de  fchooiu 
h^en  f  van  de  zegeningen  en  wonderen ,  die  de  Schepper 
on  otfa  heen  verzameld  heeft.  Wij  zullen  hun  lyngsainer- 
liaod  -een  denkbeeld  geven  van  de  drie  rijken ,  opnoemende 
'kétgeen'  elk  dezer  meest  inerkwaardigs  en  roerends  heeft. 
'Onze  jonge  Itweekelingen  moeten  het  weten ,  dat  zij ,  gaairde 
over  de£e  karde ,  met  den  voet  treden  op  oametefQke  r{fk. 
dómmen  van  metalen,  van  aardfoorten,  van  zouten.  Yin 
kostbare  ileenen  en  van  brandbare  ftoffen,  die  de  Sfcüepper 
voor  de  behoeften  en  de  aangenaamhedeti  des  levens  bereid 
hteTt\  die  Htf  begraven  heeft,  opdat  zij  onzen  ging  otec 
zouden  betemmeren,  en  opdat  ons  verbiQf  overal  een  lag* 
cbend  groen  zou  vinden .  bezaaid  met  bloemen  van  allerlei 
foort.  wy  wenfchen  ook ,  dat  het  kind  verbaze  bij  het  aan« 
fbfaouwen  der  gewasfen ,  der  verfcheidenheid  van  hunneii 
ftengel,  des  evenredigen  vorms  hunner  bladeren,  der  ver* 
wonderlijke  menigvuldigheid  van  infnijdlngen ,  veffierfelen  en 
fcbopnheden ,  die  men  er  aantreft,  wy  zullen  hen  opmeriü* 
turn  maken  op  de  bloemen,  wier  menigte  aan' het  wöndet*- 
fcftre  grènit,  en  op  de  zorg,  die  de  Schepper  der  natnUr 
gehtd  beeft,  om  'hun  Vorm  én  hun  gfans  ondefibhddieüif  tt 
maken,  om  ons  verblijf  te  verfraaijen  en  onze  gedü^nen 
iangenaam  bezig  ie  houden.  Na  de  bloemen  komen  de  vnich« 
een,  nieuwe  bron  van  wonderen,  van  weldaden,  van  danktyaar* 
Mtd.  Zorfder  in  den  teederen  leeftijd  de  reeds  zoo  levendige 
verbeelding  te  willen  opwekken,  maken  wy  oplettend' op  de 
lorg  der  Vóorkienigheid  in  de  voorctéling  der  planren  loo 
wei,  als  'om  er  de  zaden  van  te  behouden.  '  Affag  iuen  niet 
hO)»en,  door  bij  t^ds  door  belangrijke  proeven  de  nlëttwi^ 
gierigheid  der  ]eiigd  gaande  te  maken,  dat 'zQ  mee  welgi^ 
vallen  We  blikken  zal  laten  weiden  over  den  tuiif ,  dien  êt 
hand  des  Vaders  voor  ons  geplant  heeft ,  en'  dat  het  haar 
ntec  te  laag  zal  'z|jn,  naar  den  grond  te  bukken ,  om  fn  héé 
voorb^gaan  een  grasje  of  veldBloem  cé  plukken ,  en  de  ver* 
wonderlijke  kunst  waar  te  nemen,  die  in  detzelver  bouw  zïth 


EN  PATEH  OIRARD.  5«S 

MrtMotf  Het  oobeüOQiien  kind^  door  oBbetomieiihdd 't elfi 
wreed ,  vermiakt  zich  gaime  mee  het  plagen  van  beesten. 
Dit  is  een  ftaaltje  van  magt  en  meerderheid  ,  dat  hf}  Wtl 
«bonen;  Meédoogenloos  ontrukt  bij  aan  bet  infekt  de  ^oo« 
ten ,  atn  het  kapelletje  de  vlerken ,  aan  den  vogel  de  vede- 
ren»  aan  de  moeder  hare  jongen  en  aan  deze  de  moedef. 
H4  fcbijnt  te  gelooven»  dat  deze  fchepfels  ongevoelig  z^n, 
tU  üecn.  Gjj  kunt  het  kind  verbeteren,  door  het  in  te  lel- 
den in  de  wonderen  van  het  dierenrijk,  en  het  in  deze 
Miépfelen  zonder  tal  op  God,  zijne  wijsheid  en  zijne  goed- 
beid  te  wijzen'.  Aan  deze  gaf  hij  het  leven  onder  aile  tfo- 
teUjke  gedaanten.  Dan  zat  het  eerst,  wel  verre  van  zelfs 
bet  kleinüe  diertje  te  plagen ,  het  weten  te  waarderen  en  er 
belang  in  fielten.  Het  zal  de  vaderlijke  zorg  des  Scheppers 
bewonderen ,  en  zich  van  vertrouwen  doordrongen  gevoelen 
bij  btt  gezigt  van  het  kleine  vogeltje  en  het  infekt,  door 
de  Voorzienigheid  gevoed  en  befchermd.  Door  zoo  de 
oogen  van  het  kidd  te  openen  voor  de  werken  Gods,  en 
tan  hetzelve  dé  begeerte  in  te  boezemen,  om  Hem  meer  en 
meer.  te  kennen ,  gewennen  wq  hetzelve,  om  overal  déi 
Hemelfchen  Vader  te  zoeken  en  te  vinden ,  om  onder  zijn 
éog  te  leven,  en,  btj  gevolg,  in  zijne  bedoelingen  te  tre- 
den ,  zijnen  wit  te  volbrengen ,  en  regt  *te  gebruiken  de  ga- 
ven^ die  dQ  fchenkt. ,  Is  er  iets  begeerlijkers  in  de  opvoe- 
ding, dan  aan  de  jeugd  het  zacht,  edel,  nuttig  gevoel  der 
tegenwoordigheid  Gods  te  kunnen  mededeelen,  waar  zij 'ook 
faaie  treden  rigte  f  De  natuur  geeft  en  onderhoudt  bet ,  iü 
toen  op  liare  taal  opmerkzaam  is  en  begonnen  heeft  deze  te 
begrijpen.  Nog  meer ,  men  bereidt  het*  dus  eene  ondftpnt- 
céiyke  bron  van  genietingen;  genietingen,  zoo  wel  voor  d^ 
rVken,  als  voor  de  armen.  Om  deze  te  fmakén,  moet  ti&ètt 
flecfats  oogen  ,  aandacht  en  een  hart  hebben,^  '"  ^ 

Pater  o  ir  ar  o  wijf  kt  nooié^  van  het  gronddenkbeeld  af, 
om  de  yérftande)iike'  ontwikkeling  ondergefchtkt  te  makeik 
MB  ide  *opvóë(!ing;  dat  is,  dé  zedelijke  ontwikkeling.  Men 
Minit  bèc  zelfs  in' het  onderwas  vari  voorwerpen  van  ftndfe, 
die  er  het  mhilie  vatbiaar  voor  fch^nen.  Dus  wórdt  In  de  hand 
des  'onderwijzers  het  ondèrrfgt  in  de  fpraakkunst ,  doorgfaant 
eene  drooge  oefening ,  dor  voor  het  kind ,  en  In  welke  men 
ilechts  zijn  geheugen  oefent,  een  middel,  dat  h^  atn  fijn 
oogmerk  weet  dienstbaar  te  maken.  HQ  verklaart  z^ne 
wtze«  in  zijtie  Spraakkunst  yoor  het  Fetd;  een  gef^hrift;  in 


5^4  ov£ii  Har  LAcaa  ondsrwvs 

Hrljd  mee  de  analyfis,  maar  dac  wij  oiec  tfenoef  hun  kosaen 
aaobeyfkn ,    die  geroepen '  zQn »   om  zich  bQZonder  m^t  bec 
e^flei  qnderw^'a  bezig  te  hoodeo*  Volgens  deze  nieuwe  wQze 
hpffdc  bet  verftand  van  het  kind  niet  op ,  al  fpeleode  werkj;Ma 
,U  «tip*    De   meester  last  geen   woord  voorbygaan ,  zonder 
be^  voor  zgnen   kweekeling  verklaard  te  hebben ,  en  zooder 
'dac^   bet    kind  uit  zichzelf,    door  middel    van    eene   reeks 
vragen  naar  zqne  vatbaarheid,  er  alles  uit  trekt,  wat  hetbe- 
grjjipen  kan  en  het  tot  nut  kan  zijn.    WQ  zuHen  eeo  voor- 
beeld geven«    De  meester  noemt  bet  woord  zon»    H^  vraagt 
vervolgens:    wanneer    komt    de    zon    op?  —   waar  komt 
zy  op  f  — -  wat  brengt  zq   ons  bij   het   opkomen  aan  ?  — 
geeft  i^  ons  ook  warmte?  ^  wie  heefl  de  zon  gemaakt?  -* 
wte.  doet  haar  opgaan  ?  —  wie  is  het  dan ,  die  oos  Hebt  eo 
wMtue   geeft?  —  doet  God  de  zon  ook  opgaan  over  boo» 
zen?  -*  moeten  wQ  ook  weldoen  aan  degenen,  die  om  niet 
liefhebben  ?  —   wat  moet  men  doen ,  om  een  kind  Godi  ie 
wonkn?    Men  gevoelt,  dat  niet  alle  woorden  zooveel  op- 
Jeverea »  als  datgene ,  waarvan  w4  bet  voorbeeld  ontleenden ; 
maar  er  is  er  geen ,  dat  niet  eenige  daaraan  evenredige  ont- 
wikkeling oplevert ,  en    dat  men  derhalve  niet  min  of  meer 
tot  een   gelQk   einde   zou   kunnen   do'len  medewerken.    Op 
deze  wüze  is   het  kind  niet  langer  een  bjoot  werktuig,  dat 
men  in  beweging  brengt ,  noch  flechts  een  vat ,   dat  men 
zoekt  te   vnllen.    Het  wordt ,  of  liever  men  behandelt  bet 
voor  hetgeen  het  is ,  een   werkend  wezen»    Men  leert  het 
nadenken;   men   leidt  het  tot  de  ontdekking  van  alles,  wat 
het  ontdekken   kan  uit  zichzelf:   en  zoo  geraakt  het  er  toe» 
om  ipél  en  zakeiQk  re  weten,  hetgeen  men  het  onderwast. 
ZÖQe   vermogens,   zich  bj||   trappen  ontwikkelende g  makea 
bet  gefchikt  voor  die  werkzaamheden  van  den  geest,  waai- 
toe  iland  en  fmaak  het  roepen. 

Dos  met  flandvastige  volharding  z^n  verheven  doel  naja- 
gende en  zoekende  te  bereiken  met  eenen  zoo  verlichten  als 
w^zen,  zoo  zekeren  als  vemuftigen  tred,  bragt  Pat^  oi-  ' 
RARP  het  eiodeiyk  zoo  ver,  dat  hij  het  grondonderwJIja  ifl 
zUne  geboorteftad  hervormde;  en,  hoewel  dan  ook  geroe« 
pen ,  om  haar  te  verlaten ,  zoo  zullen  echter  de  verwekte 
kiemen  leven  en  langdurig  leven.  De  fchool,  die  flecbcs 
veertig  leerlingen '  telde ,  groeide  in  weinig  jaren  aan  tot  het 
getal  van  vierhonderd;  dat  is  te  zeggen,  z|j  ontving  alles, 
wat  de   Franfche  bevolking  van  de  (lad  Friburg  kon  geven. 


'    EN  PATBR  OtRARO.    '  j[15 

Eèfie  Ajenigce  ouders,  Itbgett  tQd  onveHbblllit  oaiM«r4Mf 
onderwijs  van  hnnne  kinderen,  soo  tls  veelcffde  liat  gevit 
is  bij  de  trmenkltsfe,  herleefden  ttit  hmme  ongevöeKgbeM^ 
en  de  ftem  des  onder wQzers  deed  hun  den  pr^f  vet  het  on^ 
derrigc  beföffen  ,  waarvan  zij  vél  va  de  kracbc  nkc  venieed* 
den.  Smaak  voor  onderwijs  omftond  btf  de  Undtreo,  en  dé 
klok,  die  het  fohooluur  aankondigde «  werd  eene  roepllem 
COC  vrengde  zoo  wel»  als  pligc.  De  kleinUe  kinderen ,  die 
nog  niec  coc  hec  onderwas  konden  coegeltcen  worden,  fiopeii 
de  fcbool  in,  onder  beOïherating  boaser  oudere  broeden,  es 
lieten  bun  fpeelgoed  liggen  *  on ,  een  ninile  .door  hunne  te* 
génwooidigheid  .en  ftilziccen ,  ce  deelen  ia  de  werkiatmheden' 
der  leerlingen.  De  zuebc  coc  onderwijs  verfpreidde  zich  van' 
den  eenen  coc  den  anderen  en  drong  langzameriund  in  alle 
huisgezinnen  door.  Van  zQne  z^de  zocbc  de  ooderwVrer, 
zonder  hec  nuc  der  lesfen  uic  hec  oog  ce  verliezen ,  deze  be-» 
vallig  te  maken.  HQ  verzacbcce  door  zffne  welwUleadb^d^  - 
en  coegenegenbeid  de  ilrengheid  der  cncbc ;  b^  woo  door 
oaanwlectend  opzigc  en  volgehoudene  goedheid  de  liefde  der 
kinderen ;  hQ  moedigde  hen  aan ;  hiy  ftelde  hen  gerust  \  hQ 
maakce  hen  leerzaam ,  door  hec  lokaas  z^ner  zachtmoedigheid 
oo  door  de  kracht  z^ner  toegenegenheid,  H4j  aarzelde  niet,* 
bet  .gelaat 'der  kleinen  ce  verhelderen  door  liefcalltge  gemeen*» 
zaamheid  en  door  die  vrolykheid ,  die  zoo  bevallig  paart  meif 
toegenegenheid  en  opgeruimdheid.  De  onderwQzer  was  yer» 
dwenen.  HQ  was  flechcs  een  vader  in  hec  midden,  van  zijn 
talrijk  gezin. 

Defchool  kreeg  ook  weldra  eenen  giooten  naam  onder  ben , 
dié'  gekomen  waren ,  om  baar  ce  leeren  kennen  i  en  deze  naam' 
waf  welverdiend.  De  aanzienlükfte  geflachten  geloofden 
niet  beter  ce  kunnen  handelen ,  dan  aan  den  meester  de  eer^^ 
He  opvoeding  hunner  kinderen  coe  ce.  veroronwen.  De  fehool 
giag  voorc ,  onopboudelisk  zich  verbecerende  onder  de  zorg 
van  haar  hoofd ,  die  geen  middel  coc  verdere  volmaking'  on^* 
bqproefd  Hec,  coen  de  w^jze  van  wederkeerig  onderwijs  be^r 
ktnd  werd  op  hec  vasceland.  Pater  oieard  draalde  lit* 
geenen  deele  met  die.  nieuwe  manier  ce  onderzoeken ,  en  ,• 
nm  aandachtig  onderzoek ,  aarzelde  hij  niet ,  haar  aan  ce  ne*< 
men.  Van  de  aanneming  dezer  manier  af  aan  dagceekeac 
eeae  ascbare  verbecering  in  de  fchool.  Wif  zullen  hemzelf  . 
vtn  lacen  fpreken:  -^  In  i8i6  leerden  m^  hec  Vedédeeilg 
oaderwjjs  kennen.  Gelukkige  uicvindiag,  die  out  Vergande.^ 
maMOBLW.  1831.  NO.  II.  O  o 


Jttf  oy£&  WT  tAOta  OHPERWQf 

'  eoe^oal^  Miftif  dnriibf «Uefl  cerog  i^  keorea^  to  tan  €ll^  «om 
ter   kvaekeliogen  dlfn  gnad  vto  oodeiwflA  te  gavcn^  ^mI* 
ktf  htf   belKMfde  «»  dies»  bfj  ooi  ¥roeg.    WQ  babbe»  cegcti* 
woonlig  ttyenvrnwlBtig  nngeo-  (^eeurs^f  gefcbibt  de  ee»  bo* 
yèrden  aodèreo..  Eere  si)  bet  wederkiMrig  onderwlisf    Hte 
béefk'.  oirt   eene  olcftekende  dientti  b«#eseo ,  en  wf}  xijn  «r 
dittkbttr  voor.    Dit  ondorwUf ,  hoe  «envoodig,  boe  odfciroi* 
dlg^f  boe  weldadig  bet  wezen  moge,  beeft  ook  lüoe  tegen* 
fhwars.    Maar  is    er  ieti  gdedi  op  de  wereld,  dat  ce  c/et 
beeft  f  De  eigfte  befcbxrldiging  is  die,  welke  beezelve  ^u 
wi}t ,  de  kwee)[ellogen  aan  de  ondeigefbbiktbaid  te  oortrek» 
ken;  terw^l  bet  iotnffcbèn  gebeel  en  al  rntt  <^  deeolmaaltu 
ft»  oddèrgefbbiktbeid  ,  en   toe  aelfs  bet  klelofte  kind  de  wet 
leert  éetbtedigen*    Om  xoo  te  fprefcen,  moet  men  vol/h-ekt 
geen  deiddbatldheiiheii  vao  deie  maoiev  van  oaderiHif.  Wêt 
ooff '  betieft ,  die  naar  eene  oed0rvinding  van  meer  dta  drie 
}areB  oordeelen ,  wiy   weten  betaeHre  dank ,  ons  bet  uiMdel 
gegeven    te   bebben ,   om   nnttlger   te  £ijn  aan  onse  jooge 
kweekéllngen,  en  meer  en  meer  een  werk  te   voimakefty 
waamatt  ons  gcbeele  leven  toebeboort.** 

j^^anig  waa  de  groote  taak,  welk»  die  waardige  Prieanr 
reed»  soo  gelukkig  voortgeaet ,  en  waaraan  b^  beflmea  bad, 
nltflettaod  zijne  kracbcen,  aQn  llchc ,  zvne  ibboone  venso* 
\wtt  te  wttden.  Zonder  aandoenhig  en  ibarteltike  t^t  kia 
men  de  nttdmkkiogen  niec  lexen ,  waarbQ  bQ  ziek  verbiodi , 
om  bet  nuttige  werk  voort  te  zecten^  waarvan  bff  ongelnkltig 
genoodzaakt  li  af  te  zien. 

Iteeren  wQ  tot  meer  algemeene  denkbeelden  temg.  Trdc- 
kei  wil  in  een  kort  bellek  te  zanten  het  geheel  van  dis 
onderwas.  Wat  vinden  wt?  Men  ftelt  zi^  roor,  aan  let 
kind  liet  voorregr  eener  waaracMge  opvoeding  te  fchtttói: 
de  ^voeding  van  het  karakter,  de  zedel^fkbeid.  MAi^Vrü 
bet  tot  redelQkbeid  door  Godsdienst  leideb.  Men  voert  iet 
tot  Godsdienst  deer  verOandsonewikkeliiig.  Men  totwilftk 
bei  vetftand.  door  onderwQztog,  noodiakel^k  tot  dè  vov^ 
doelen  des  levens;  Men  geeft  dese  oflderw0ziag;  door  ^ 
vermogest  en*  natuurlijke  neigingen  van  bet  kind  té  befpês* 
de»,  om  alt^d  de  voorwerpen  ven  het  oodetwijs  onder  atfn^ 
raik  te  plaatfi».  Men  kiest  de  gefcbtkcfte  aMniaren,  om  bet 
kind'  te  onderw^aen,  zonder  bet  te  tarmoeVeni  om  bet  afcr 
nlb  ilbhzelf  tec  bat  ottdeiilgt  xe<  bttmgen ,  va»:het  enderrigc 
toi  de  Godidieast , .  e»  van  de  Oödadienst  tea  awdaüMtkcid. 


SUi4iirdé(feltilfklftkeeeii,4ied«iiMiig-i^MBt,  wta^lüzlch  ^ 
>  I»  d«  opgen  vtn<  P«i8r  ciftAAD','  hec  wezen  van  bec  grond* 
mNterw^'sbeOiitc;  H4>  kout  hcf(lendig  cerug  op  dit  algemeentf 
J«<lgt,.dai^  lüi  het  moedèrJenkheeld  vtn  alle  onderwijs  noemi^i 
een  dmkbeeldy  dtc  hec  geheel  moet  beheerfcben*  ^  Heé 
TerCHind  te  Tormen ,  om  bec  hart  en  het  gedrag  te  vormen , 
dit  is  h^  möederdenkbeeld  ^  de  (trekking  en  de  hoop  vtn 
oii«e  jnrig^ing.  Het  doel  is  de  opvoeding  der  jeugd ;  en 
dese.  opvoeding  ia  bovenal  de  befch«Ving  van  de  rede^  van 
het  gew«cen»  van  het  gevoel,  en  van  die  zachxe,  teidere 
eo.inn^.  woomheid,  die  aan  het  kind  gegeven  ir  met  de 
..danhbaariieki,  die  het  verbindt  aan  de  oorzaak  z^ner -dagen. 
.  Onase  kiaeekeiingen  redelijk  ^  braaf  en  goed  te  maken ,  is  tie 
easfte  caak^die  wij  ons  hebben  opgelegd  ^  en,  indien  wQ 
bet  oog  hiKbbcn  op  de  voordeelen  des  lévens,  deze  beftaan 
niet  da«  alt  vrucht  van  het  hoofdvoorwerp.  Het  goclsïj 
dienftig  en  zedeiyk  onderwijs  is  dan  ons  eerfte  onderwas, 
en  al  bet  overige,  zoo  veel  het  kan  ,  moet  daaraan  dienst» 
baat  zijn.** 

Eldffs    z<^gc  h^',  in  ztine  raadgevingen  aan  onderw^zc^^ 
aan.  het  flot  van  zijne  proef  over  de  eerfie  beginfelen,  geti* 
teld:;  ie$  der  AardrijkikMÊide :    ^  Naar  m^aé  innigfle  over- 
tuiging' moet   elk  werk  over  de  eerfte  beginfthn  voor  de 
jevfd  «en  middel  van  opvoeding  weze».    Indien  het  alléetf 
sicb   bepaalt  om   kundigheden   mede  te  deelen,   indien  lee 
.  zich  (leehts  bepaalt  om  de  vermogens  dèr  kweékeüngen  te 
ottcwikkelen,  dan  kan  ik  de  orde  e6  de  levendigheid,  die'^dsf 
fehrQ^er  aan  z^f^  werk  gegeven  heeft,  gdedk^ren,  miiaft 
Ik  btfn>  niét  over  tem  tevreden.    Het  gdeft  mlf  zerfs ,  allee» 
fian  te  treffkn   een*   meesteir  in  de  taal ,  natunrlijke  géfchie* 
4«d9,    aardrijksknode    enz.,    terwql   ik   iets   veel  grooters^ 
ferwachtte,  —  een  onderwQzer  der  jeugd,  die  het  verflaml 
^  vormt 9  om  het  hart  te  vormen  ,  en  die  licht  in  de  nog  jonge 
.'t^nlVtM  brengt,  om  er  wisheid  en  deugd  in  te  brengen,    it 
,jf '  geen  voorwerp  van   oÉderwQzIng  der  kinderen,   dat,  iff 
.^^eoo^selny.gefohikte  handen,  niet  mia  of  meer  aan  de'opvoeci 
^..diar-  kaU'  berorderiyk  zyn»    Ieder  geeft  zqnè  Ibhiittlng  nati» 
cj^^  bVsöndère  natnnr.    Dos,  de^e  verfchfllende  oAr^jo 
^.oncw'angeii^-  dftfe   ie  vtftteitfgea  en  ten  antre  aan  te  wendeop 
lyam  bdianMlfke,  edélè  en,  edelmoedige  geyoelefts,  dat  iii^ 
oavmtM'  flVeeBing;  de   grooie  plfgt  van  den  onderwijzen, 
hü>  gfééte  oiignfeyk  van  afne  kntfst.    Ik  zoa^  het  wer  wdlte» 

O  o  a 


Sii  OVER  HftT   LAGB&,  ONDKRWU8 

noeo^P'  Ae^  mêeikro^gn^erk. .  KoQcko   eeomaftl'  allé  vtièndeil 
itï  kinderen   hec  vasthouden  en  bet  in  ai  hunne  lesrea  doeo 
uitkomen ,  dan  zon  onze  kunst  de  zegen  der  aarde  worden, 
pns    oud  Europa  heeft  er  dringende    behoefte  aanl     'Wg 
bebbep   groote   vorderingen  gemaakt  in  de  de  onderwijame** 
(hoden^  en  wji  kunnen  er  eenigermate  trotsch  op  z^n.    Maar 
hebben  wü  altyd  overeenkomftig  .het  licht  en  de  begaafdfaeici 
gehandeld?    Hebben   wy   in  den  grond  verbeterd  het  gebrek 
van  dat   onderwiijs,  dat  niet  alleen  de  fchokken  niet  kon 
voorkomen,   die   wQ  doorilonden,  maar  dat  deze  gedeeltel^k 
foorbereid  heeft,   omdat  het  alles  voor  het   verftand  deed 
en  voor  het   hart  niets  overliet?    Men  meende  door  Gods- 
dienstoefeningen eene    anders  geheel  booze  onderwt|ziiig  re 
verbeteren.    Ongelukkige  dwaling !  Die  oefeningen  zqn  enkel; 
fth^n ,  zoo   lang  het  groote   oogmerk  niet   de  geheele  on» 
derwijzing  bezielt ,  om  bUblijvend.  aan  de  jonge  gemoederen 
^enen  krachtigen  zedelijken  en  godsdienltigen  indruk  te  ge*.< 
ven*    Uit  de  fchool  komt  het  kind  in  de  vrqe  lucht,  en  de 
fchyn  verdwQnt*    Men  geeft  lange  vermaningen;  men  houdt 
tapge   aanfpraken.     Die  eentoonige   langwljtlgheid ,  echter, 
valt  niet  in  den   fmaak   van  de  jeugd,,  omdat  xy  niet  in: 
evenredigheid  ftaat,  met  hare  vatbaarheid  en 'hare  behoeften»; 
Z^  heeft  levendige  trekken  noodig ,  en  deze  trekken  moeten: 
uit  den   boezem  van  bet   onderwas   voortkomen ,  zich  aan; 
hetzelve  vasthechten,  en  met  hetzelve  voortduren.  De  beste 
xedemeester  der  jeugd  is  hij ,  die  tot  de  deugd  opwekt,  ter». 
wQl   hy  iets  anders  venigt.    Ondervinding  en  nadenken  zeg- 
gen  het  ons.    Nog  eens,  uit  naam  der  kindschheid  vraag  ik 
bet,  dat  het  hoofdoogmerk  alle  lesfen  opgeye,  overal. ust* 
bamr  zy»  zich  vertoonende .  in  de  byzonderjieden  zoo  wel,, 
als   in  het  geheel ,  voor   zoo  ver  de  byzondere  voorwerpen  • 
4ulks  toehiten.**  .  .  , 

.  Men  kon  niet  wel  anders  wachten ,  of  eeue  fchool ,  naar^ 
zulke  nieuwe  inzigten  ingerigt,  en  wier  voorbeeld  eene  alge- 
meene  hervorming  in  het  grondonderwQS  beoogde ,  moest  io: 
haren  gang  'tegenwerking  ontmoeten  en  zelfs  ernftige  beftrjj- 
ders.  Dit  is  ook  werkeiyk  gebeurd.  Vooroordeelen  verhieven- 
aich  tegen  het  werk  en  de  beginfelen  van  den  (lichter*  Hea- 
deed  welhaast  heimeiyk  befchuldigingen  omloopen,  die  Jater. 
^let.veel  leveqdigheid  en  fcherpte  luide  klonken.  Het  be« 
l^oorc  niet  tot  ons  onderwerp,  de  finar^eiyke  proeven  .eener. 
wosfieliog  QP  te  hal^n,  die  eindigen  moest  met  Pfter  oi-^ 


tM   PATER  OIR  AR  O.  5I9 

RARO  van  zijna  lieve  kweekelinifeh  te  vèrwyderen,  en  beqr 
te'verpllgcen,  om  zijn  Hchc  en  ijver' voof  de  opvoeding  det 
jèügé  over  te  brengen  op  eenen  grond ,  meer  gunftig  voor 
4le  befchaving ,  die  zijn  geboortegrond  verwierp;  (♦)  ♦  wy 
'zonden  van  dit  trenrig  deel  des*  levens  van  dezen  beroemden 
jnènrchcnvriend  gezwegen  hebben*.  Indien  de  wedeidlandzelff 
4ie  zich  tegen  hem  verhief,  hem  niet  onder  de  verpHgttng 
gebragr  had ,  om  openlijlc  op  de  tegenwerpingen'  te  antwoor* 
jden,  waaraan  zj^n  onderwijs  ten  doèl  ftond,  en  in  wier  gei 
tal  men' dilcwijls  herhaalde  vindt,  maar  welke  dan  ook  t& 
'beürijden  en  op  te  losfen  elke  vriend  van  het  goede  zich 
ten  pligt  moe;  maken, 

•  B^^ndere  befchnldiglngen  laten  wij  aan  hare  plaats;  wtf 
honden  ons  ook  niet  bezig  met  het  verwijt,  alsof  geen  on«* 
dèrrigt  In'  de  Godsdienst  gegeven  wordt ;  een  verwet ,  da( 
mén  bezwaarlijk  verwachten  zoo,  en  dat  Pater  c ia ard 
oole  zonder  moeite  van  zich  afweerde  door  een  eenvoudig 
voordel  van  de  werkzaamheden  zQner  kweekelingeil  en  den 
loop  van  zijn  onderwijs.  Maar  onder  het  getal  der  grieven 
bragt  men  te  berde ,  dat  men  in  de  fchool  eene  flelfefma-'' 
matige  Godsdienst  onderwees ;  dat  de  fchool  het  lichf  zojcfac 
te  verfpreiden,  dat  zQ  in  nieuwigheden  gaf:  en  bet  is  op 
deze  punten ,  dat  het  ons  belangrijk  voorkomt ,  eenen^  gees« 
teiyke  te  hooren  antwoorden,  die  altijd  het  ongekrenktde 
geloof  én  de  levendi^fte  vroomheid  met  het  verlichtfte  ver» 
ftand  verbindt. 

„De  Godsdienst  van  de  fchool  is  fteifélmatig.  —  Hier 
^eet  ik  waarlijk  haast  niet ,  welke  blaam  men  op  ons  wH 
"werpen.  Het  blijkt,  dat  dit  een  van  die  aangenomene  woor* 
'd^h  is,  die  men  als  een  fchrikbeeld  gebrnikt,  om  der  ligt^ 
'gëfoovigheid  van  het  gemeen  vrees  aan .  te  jagen.  Wat  it 
eene  flelfelmatige  Godsdienst  ?  Ik  kan  het  niet  raden ;  want 
faec  heeft  geene  redelijke  beteekenis.  Wv  onderwijzen,  als 
nen  wn,  fteifélmatig,  dat  is  te  zeggen  met  orde,  en  zoo 
.inoet  het  zijn.  Of  wil  men,  dat  men  alles  verward  in. den 
geest  é^f  kinderen  weilte  1 

f^MuLVLi  nu  Aef  lieht^  dat  de  fchool  zoekt  te  verfprcr* 
deol   —  Ja,  zeker,   wij  onderwijzen  de  kinderen,  ^n  bren^ 

'(^)  De  regering  van  Lücern ,  verlicht  waardeerder  der  io# 
zfgtév  en  werken  van  Pater  o  i  r  a  R  d  ,  benoemde  hem  tot 
.hoéfi  van  het  openbaar  onderwies.  *' 


j[|0  OV£R  HET  LAGER  dND&RW(|S 

fcn  dtirdoor  bet  licht    toe  huirae  ziel  over.    Of  i 
«t  liever  de  duisternis  overbrengen  ?    Zal  men  zeggen ,  dat 
«ta  door  liec  woord  Ucif  eene  ovennut,  eene  oDgeordenrie 
ca.  gevavlqke   weelderigheid  ia  het  onderwJtjs  dec  kleines 
wfOtiittf  Ik  begrip,  dtt  men  hier  too  wel^  els  in  elk  aader 
diag.,  de  jniste  m*tt  kan  te  bnlten  gata.    Ik  beweer  échter, 
4ac  biS   ons  nieu  overbodigs  is»    W4  oaderwijzea  de  kinde» 
NB  in  de  Godsdienst.     Dit  is  van  alle  het  eerfte  eo  nitge- 
bMidfte  voorwerp.    Wij   voegen  er  bQ  hetgeen  de  behoeftes 
des  levens  vorderen,  en  het  is  onze  piigt,  zoo  te  handelen* 
^  Wat  het  woord  McAf  becrert»  ik  kan  de  ergernis  niet  ver* 
zwijgen ,  die  ik  gevoel,  als  ik  nadenk  over  het  misbmik^  dat  mea 
^ndecatl  maakt.  Weldra  zullen  onze  verbasterde  woonieonJees 
«aders  zijn,  dan  eene  yaifche  mant,  dieeilig ,  om bediogeaea 
•a   bedriefers   te   maken.    De   taal   is  hard ;  maar  zq  draht 
toch  de  zaak  zelve  uit.  Op  alle  Madztjd^  vaa  het  EvangAe, 
dat  ik  eerbiedig  als  het  woord    mijns   Gods ,   vind  '±  het 
woord  Ucif  in  tegen n«Uing  mee  4ac  vaa  duistirniu    Dtf  God 
der  Christenen  noeiK  zich  daar  den  Vadpr  der  lichten*    Oazc 
GoddeHJke   Vedosfer  noemt  zich  fut  Licht  der  wereld.    W|} 
Christenen ,   wü    zgn   geroepen ,  om  te  worde»  kinierm  df$ 
lichts*    Het  is  altijd  en  overal  dezelfde  taal  en  hetzelfde 
denkbeeld ,   dat  heerfchende  is«     Ziet  gQ  nu  hieraan  niet, 
hoe  mea  hec  gewade  woord  licht  wil  verdoisteren  door,  ik 

'weet  niet  welke,  ongunftige  denkbeelden,  en  er  een  fchliap- 

.  woord  of  lens  van  verbanning  van  maken  f  Ik  vrees  groote» 
tJIjhSp  dat.0en,.dpor  het  woord  te  verachten,  weinig  eerbied 
voor  de  zaak  zelve  zal  behouden.  Hetgeen  mÓ  zeker  fchfivt, 
is,  dat,  ais  men  op  die  wijze  tegen  het  licht  aitvaart,  zoo 
aU  mea  begonnen    h^efc,  mea  eindigen  zal  met  het  go^ 

.  Cbristelijkie  volk  .te  verontrusten ,  zoo  men  niet  xqo  va 
komt  van  aan  hetzelve  zqn  Evangelie  te  ontrakken»  Afcn 
rekem  óns  het  wederkeerig.  onderwas  als  misdaad  9%a^  Zoo 
men  échter  eeoige  kennis  der  gefchiedeais  bud,  gpoo  ^ei 
wetea,  dat  deze  manier  zich  verliest  in  de  gdösfte  oadheid^ 

.  men  zon  haar  aantreffen  aan  den  voet  van  Sinal*  wslar  n^ 
z^KS,  niet  langer  alleen  in  ftaat  om  het  volk  te  leiden»  b{j 
trappen  overften  aanflelde  over  doizend ,  over  honderd ,  over 
vijftig ,  over  tien.  En  om  van  onszelven  te  fpreken ,  men 
zou  weten,  dac  onze  fchoolopzieners  van  de  zeatieod^  eeuw, 

.  ia  -  hunne  febool  van  Friburg ,  die  ten  voorbeelde  ftrekfcea 
moest,    zekere    onderwijzers    had,    decyriis^    tieomaaaea. 


EU  PATBH  GIRARD,  Sit 

getttamd.    Efaideiyk  men  gebruikt  oök  nog,  öoi  atfigtinde^ 
de    woorden:  niêuwlgAeden ^   ytrnteuwingen  ^   iHeuwtghetSiuM* 
ÈifSf  els  zoo  vele'  vloekwoorden;  en* men  zege  too  gaÉMCf 
na ,  dit  alle  nieuwigheid  eene  dwaling  is.  Schoon  en  ftfóhte» 
lyk  grondbeginfel,  ten  voordeele  opgeworpen  en  aangénótaell 
in  eene  vergadering  der  luiheid,    des  eigenbelanga  ën  'dëf 
gekwetfte  eigenliefde I    WQ,  onderwijzers  dèr  jeugd,  die  itt 
goeden  gemoede  hare  opvoeding  wenfehen ,  en  géene  andeM 
belangen,  dan, dé  hare,    hebben,  wV  zuinigen  daartoe  al 
onzen  cyd  nic  zonder  vooringenomenheid  en  zonder  tegenftre^ 
ven.    De  regel  van  den  tnensch  is  noch  het  oude,  noch  hét 
pieuwe ,  maar  het  ware ,  het  fchoone  en  het  goede :  en  zon- 
der daafs  het  voorbeeld  eens  anderen  te  volgen ,  Zoo  als  tfê 
redelooze  dieren  doen,   die  zonder   omzien  aan  den  baild 
gaan  en  loopen^  moet  de  mensch  gevoelen ,  dat  hQ  menstftt 
Is,  om  zich  meer  en  meer  eot  de  rede  op  te  heffen,  tot  het 
fchoone  en  het  hoogde   goed.     En   wij ,  onderwijzers*  dei^ 
jeugd,  moeten  vooral  van  deze  grooce  gedachte  doördron|;e(i 
Zijn.   ilet  doel ,  dat  wQ  hebben  te  bereiken ,  is  zoo  ovlS  tU 
het  menfchel^k  geflacht:   maar  dat  geflacht   verandert^  'dé 
oude  middelen  verOiJten;  zij  pasfen  niet  meer'  voor  de  niéet* 
were  tijden.     Van  een*  anderen  kant ,  het  nadenken ,  de  ve^« 
fluftige  liefde  voor  de  jeugd ,  gelijk  aan  moedet^ke  teedéf. 
beid,  het  toeval  zélfs,  levert  ons  fomtijds  nieuwe,  dte1>etêr 
Z^n,   dan  de  oude.    Moet  men  ze  dan  door  flaaffthéh  ti«, 
of  óm  andere  reeenen,  die  men  niet  i^^A  goedkenretaj  Vétw 
werpen t    En  wat  wordt  er  dan  van  de  waarheid,  van  |>ligt» 
befef  en  die  Christelijke  liefde  ,  zonder  welke  ^  naar  luid  der 
Schrift ,  ons  geloof  niets  anders  Is ,  dan  eén  ligchaam  zotidéf 
leven?** 
~      Het  Is  niet  alleen  tt  Frtturg ,  dat  de  zaak  van  de  Vorde- 
,.iing  in  het  onderwijs  befchuldfging  en  hindernis  heéfk  moeten 
[  loden.    Ten  allen  tyde  zag  zij  tegen  haar  ztób  vérhéftn  de- 
..  welfde  foort  vaè  vyanden.  Zij  ^ijn  er  verre  af  van  a^ndte 
doèfl  van  hunne  «anvallen ,  en  httnne  pogingen  'Vertfubbéfen 
in  werkzaamheid  ,  ntfar  mate  'huitne  wenfehen  meer  watffabpig 
IbhQnen.    Echter  dé  zaak  Vinahet  onderwijs  ^  of  Iléver  Van 
de  TcAksopvoeding.   gaat   Vooruit;  z)j  wordt  dagel^ka  tkteer 
..een  maatfchappelttk  belang;  ^öo!^'  heé  beheer  en  den  Aeun 
vatr  eene  verlichte  en  w^ze  menschfievendheld  wint  ztf  nn 
dag  tot  dag  grond  aanV  IMlét  vertrouwen  flnitéu  wfjf  onr  óok 
aan  de  verwachtingen  vtn  Pater  tffkAUt  aali ^verwaeMfaf. 


539  OVER  UBX  i.AOW  ONOtRWUS 

^en,  die  beai  aiec  verlaci^n  bebbea,   ondanks  «1  de  cegeo* 
fpraakt  die  zQnen  gang  belemmerde,    j^  De  zaak  der  opvoe» 
dingy**  zegth^  aan  het  flot  zijner  Redevoeringen ,    ^  zege* 
praalt  overal.  Geleerd  door  langdurige  en  fcbrikkeiyke  lesfen , 
beeft  het  ChristeUjk  Europa  eindelijk  begrepen,  dacdemeDscfa 
niet  goed  is ,  dan  in  zoo  ver  het  kind  zorgvuldig  is  opge. 
kweekt*  Het  heefl  eindelijk  ingezien ,  dat  zijn  heil  berusc  in 
de  heilige  waarheden  van  het  Evangelie,  wél  gevoeld  en  wél 
jiteoefend.  Het  heeft  geleerd,  dat,  om  te  gevoelen  en  te  be» 
oefenen   hetgeen  het  fchoonfte,    het  grootde  en  het  verhe* 
venfte  is^  men   opening   des   verftands  en  ruimte  des  harten 
noodig  heeft,   en  dat  meQ,  van  de  teederde  kindschheid  af 
aan,  geest  en  hart  by  den  mensch  moet  verwijden,  of  men 
.zal  er  nooit  in  flagen.   Dit  is  het,  wat  de  vorllen  en  de  vol- 
ken  van  het  vasteland  te  zamen  gelooven.  Ziet  hen  ook  op 
^e  aaxde  zich  bewegen  met  eenen  heiligen  ijver!  De  Rus^ 
de  PqoI  en  de  Griek    wenden   zich  tot  het  westen ,  om  te 
mgen,  wat  men  doet  voor  het  onderwies  der  jeugd,  daar, 
w^ar  (|e  zon  hare  laatfte  dralen  fchiet.    De  Engekchman  ver- 
laat ^Q  eiland,  begeerig,  om  op  het  vasteland  eenige  niéuwe 
bron  voor  de  lieve  jeugd  te  zoeken.    De  Fi^^nsckma»  gaat 
Qver  zee ,  van  dezelfde  begeerte  bezield.    Hi)  vergelgkt  de 
Engelfcke  fcholen  met  zQne  eigene  landsfcholen »  om  een  ver» 
beterd  ftelfel  te  vormen.  Op  het  vasteliMid  teruggekeerd ,  be- 
fchouwt  hij  met  voldoening  de  zedige  en  treffende  inrigtfngen 
Van  Holland^  de  oudfte  van  alle,  en  gaat  deü  Ryn  wéér  op, 
om    het   denkend   DuUsehland    te  bezoeken.     Onze  Alpen 
zUn  als  de  verzamelplaats  der  reisigers.    Hier  wisfelt  men 
grootfche.  en  weldadige   gedachten,   bij  het  gezigt  van  onze 
kale  rotfen ;  van  onze  ijsvelden ,  van  ons  lagchend  groen  en 
▼an   onze  fchoone   wateren.    Door .  twee  groote  namen  be- 
roemd ,  wordt  ons  Zwhfsrland  befchouwd  als  een  regt  gefchik't 
land  voor  de  opvoeding:  en  deze  roem  is  inderdaad  niet  de 
minst  fchoone;  hq  is  zeker  de  beflendigfte.    Twijfelt  iemand 
aan  deze   (Irekking  der  volken  tot  volmaking  der  fcholen  f 
Hy  opene  dan  de  oogen  voor  hetgeen  er  digt  bij  hem  gebeurt. 
Hoe  ongeloovig  men  ook  zü^men  zal  ten  mii^ile  njet.kunnep 
twijfelen  aan   hetgeen  men  met  de  hand  kan  tasten.    Indien 
toch  geheel   Europa  de   opvo^eding  der  jeugd  wil,  zal  de 
jeugd,  vroeg  of  laat,  de  weldaad  ontvangen,  haar  door  den 
algemeenen  wil  toegedacht^  en  elke  tegenOand  zal  zoo  wel 
ontydig  aJi  vruchteloos  zijn.**. 


W4  zullen  ooi  gelokkig  tehten ,  indieo  wif  ki  een  nlge- 
meen  overzigc  het  geheel  •he}>be&  mogen .  zamenvan^n  van 
een  onderwijl ,  dit  zalke  fehopne.;  vracbteii  oph^verde ,  en  er 
nog  fcboóner  beloofde  ^.e  |g9V.f|n^. ,  W|j  zoud.eii:  nog  gelukkiger 
zijn,  indien  wij  door  on^e  uitvqerigft  aai^h^lingen  iets  roe- 
bragten ,  om  aan  de  yergetelheid,  ce  ontrukken  df  belangrijkftè 
ftnkken  van  gefcbrifcen,  nic  bunnen  aard  flecbcs  beftemd 
voor  een  vlugtig  beftaan,- en  bti  dezen  en  genen  vrfend  de^ 
opvoeding  deft  zin  opwekten;  om  in  de  beddèlingen  van  den 
ontwerper  ce  treden  en  z$né  voétftappen  te  Yot|en, 

LOF  VAN  DEP)  PBKBLHARING.  (^^) 


E. 


len  Pekelharingh  blanck,  .^       .  ^ 

Zwaarlyvigby  dick  en  lanck» 

'  ^  l  ^  :  '  Dien  U  hoofdla  afgefiogeni  ,..:.» 

r   .:.  '.  Dea  boyck. en  rug  loec  ees  ■  -  -  •:     ':u 

Heel  proper  afgefqe^n^:   .    _  ...       /..•. 
De  vellen  afgetogen* 

Het  grom^  voorts  uitgedaan;      .   • 

Raanw  of  wel. eens  gebra&n. 
Dan  geen  ajuin  vergeten; 

En  eer  des  avonds  Iaat 

De  zon  te  bedde  gaat. 
Met  honger  opgegeten.  •  -  •  -;  :    '| 

£n  daartoe  dan  een  Sick , 
f  Zoo  groot  geiyk  eep'mick  , 
Van  roggebrood  gekloven. 

Is  goede  medicyn ; 

Thrlakel  kan  niet  zyn 
Zoc  waardich  om  te  loven. 

Een  dronck  dan  fmaakt  er  op, 

Bredaas  of  Haarlem^  fop , 
Of  uit  de  Delftfche  kuipen  ;  .  ^ 

Men  flaapt  daarop  gerust. 

En, kan  met  nieuwen  lust 
Vroeg  uit  de  veeren  kruipen.    - 

i*}  P*t  loOicht  vond  a.  van  der  willigen  op  ee'ne 
afbeelding  van  den  haring,  door  willem  kalf.  Neder- 
landscH  Scliilder,  in  de  Galer^  te  Dresden.  (.Zie  van  der 
willigen,  jfantt.  op  een  Togtje  door  Duifsehl. ,  bh  230— ss's'O 


594  ^^  ^^^  ^^'  ROUAftuio. 

Zn  fff  fflfii'  U  «frzoeaird  ^ 
En  fk  tn  gffpt  en  ffMwt , 
'  Kf n  hfV  wtCr  lustig  mf fcken  i 

^  *  Droogtat  "de  cfthfrrai  op « 

Die,  boven  nic  den  kop, 
In  borst  en  cfnden  ntetau 

De  4>yf  Mrceerc  bg  goed « 
En  iBffCkc,  door  faiver  btoed^ 
Recht  opgeruimde  zinoen» 
Wie  coQ  ówn  dezen  viich. 
Die  zoo  weldfdig  h^ 
Niet  loven  en  beminnen  ? 
Anno  i65& 

Dit  f 8  kenneWk  eene  MMwlgiftg  ve n  bet  bier  volgem!  Le» 
iQnscb  tot  Lof  van  ékn  JktriBg ,  dat  veel  onder  en  miifcUn 
aan  weinigen  bekend  ia :     ^ 

TABOLA  rZMSIL»,  IN  COBNACULO  CAROLI  OZLRIAl  QUON- 

DAM    DUCISy    ÉfLlOTA    Gt    AB  ATO  S170  ARMOLOO 

lOlfülVDATtO. 

Halec  falfaoun,  crasfum^  blaRcam,  grave,  latnm, 
Illad  dorfacum ,  fcisfam ,  pervenuificacnm  , 
Haic  capnt  abUtum,  lic  pelllbus  excoriatam, 
Inros  mundatom ,  cradnm  ,  vel  igne  crematum , 
Illi  coepe  dacnm ,  per  ptoem  nniificatium^ 
Hoc  fic  coenatum ,  dnm  tranüf  nocce  cubatam , 
ld  theriacatam,  velut  aaüdotniB  pneoietam,  . 
Qnod  parlt  optatum  potamep  liHrgifliiacamv 
Dam  de  mane  ratum  guti^r.  reh^rondo  fmatnoi , 
Hsnstnm ,  prolbatnm ,  ceparat^  fliedloaiqne  pelatnm , 
Et  capnt  et  pectna  deficcat  pblegmatifatum , 
Dam  urioam  cito,'nioz  deinde  eacaiom , 
Dirigit  inflatom,  peneirando  eibom  veteracom. 
Hoc  medicamentum  ^ert  l  a  0it«  N  f  (^^  veriifieatnm. 

P.  S.    In  mUn*  jeogdtgfo  ttfd  iiende  jslk  Student  van  bul- 

jf*)  Laürentiüs  bic  fuit  Medicui.  Phypc^m  vocat 
JOH»  SMITH  in  Mantisfa  ad  oppidnm  Batavorum,  Èf  zti« 
kennelQk  mlsÜagen  ió  het  affchrift;  doch  ik  vermei^t  mtf 
niet .  om  ze  tjB  verbeteren. 


LOF  T^ir.ou  fftMUAHurc  51^ 

leo  9  en  bad ,  of  in  Cchrift ,  of  In  dtvk »  hec  geeiMf  vers  van 
BURMAN»  i9  iMéem  TskÊCi^  begineende:  Cedite  Nafakt 
etc.  Het  is  tbaas,  soe  *c  fcb^QC^  vefieieiu  Wie  hec  bexic, 
zon  velen  genoegen  4oen»  do^rhec,  hier.of.dttr,  ter  pluu 
(ing  in  te  senden. 


N. 


DJK    WAltX   VJIEDB* 


leen!  vtlscb ,  bedriegljik  is  de  vrede « 
Die  ilecbcs  b^daimdi^  wrok  verlengt» 
Die  *t  glinftrend  ^«said  wringt  in  de  fcj^eede, 

£n  beldeaooed  een*  flatpdnmk  Qeiygti 
Neenl  moordend  gff.   .De  ware  i^rootheid 
Kent  xntk  e^*  vrede  aaa  *t  verk  d^  fhoodbeid* 
Of  x<ieiu  men  nut,  wipr.'t  vnnr  jsebeel  een  woud  oojj^ylt ; 
Waar  viaminen  *t  vpglen^eir  in  't  bmodend  loofbenaanwepf 
TerwQl^e  fiere  ieevw;».niet  wreed  verfchiP!9i4ie  ktaa«weil» 
Van  jeoede  mtgAoff^  braJU^? 

Voofffdrer,  .gWP  jewest  is.ve^^, 

Dal  grenst  ua  zulk  eren  bi;«pdend  wjopd» 
Waar  *t  woest  veic}eff  .geen*  tempel  bifiltgy 

Geen  lea^^aal . eerbied w/Mu:dig  bond|.  -  -  ^^^ 

Wee  bun»  die  daar  v^fi  vrede  droomenf  ^  ^u\-, 

*t  Is  w^^.,  zy  .«ien  het  bloed  niet  ^ooniePV^'^^  -  ^ 
Xercofwen.  xwüg^Rt  <lo<tf  het  ftaaubelang  verftop.i;:^i>  3c.:! 
Maar 't  leed  9x00  lang  verjbixppt,  doe^  's>raven  wraak  pj|if;^fe9è^ 
}a  't  regt^  waar  'tbeldepbJped  bereid  Wf^!^  Yoor  te  irlpej^ep,» 
Ziet  bï  doQr.}ls.t  gekramd. 

Waar  tvXk  een  yt^dt  wordt  genoten » 
Heersdu  ftilte «  die  orken^n  tvoi^d t ; 
Daar  dsAPC  «?Q  gtufknil,»  balf  ge^ottn^ 

Waarin  de.on^indliig  peacgif  Foedi» 
£4k  ^el  volk  vloekt  ;Eulk  c^en'  vreclf^ 
•c  Scherpt  ^wa^arden^  ja  't  verwpt  de  fcbe«de^ 
Zoo  Mmg  *t  syn  r^t  gekrenkt»  zQne  é,er  j^e/cbondi^n  jsj^ , 
I^  ta»g  'r^.sli^'yafat»  zjjn'  vriend»  do(>r  fl|^ngeIl8X.aiet,rï^r|e4^ 
Mm  kin  iiat  volk  z^n  fond^  zpn'  laait^en  blojiddropveit^df 
Maar  biikke;9.M9  ihetjil^M  ' '" 


uit  "'      htS'WAtÈ,  ^AttDlU 

KM  *t  Tégi  geen  ftÉfttsbeliDg-  beperken» 
'IMï  gaat  befchavings  h^üzwï  fctièiiy 
Bi}  *c  böschdier  geldt  hec  regt  des  Herkeo; 

'Dt  wolf  fehttwc  fiddrefid  *8  tijgere  moil:      - 
Maar  de  edle  mensch  gevoelt  zijn, waarde;- 
Hij ,  !c  zigtbaar  beeld  van  God  op  de  aarde , 
Hij  gruwt  van  *s  tijgers  aard  in  ZQn'  natuurgenoot  — 
Neen  I  i»  een  moofter ,  diep  verlaagd  beneén  de  dieren. 
De  mensch,  dien  eemaam  waard,  blijft,  ook  big  *t  zegevieren 
Der  boosheid,  vrg  en  groot. 

M^n  vadei^and  Ibeed  tachtig  jaren 
Vol  roem ,  en  de  onaf  hanklijkheid 
'     (Dat  beerlijk  tfoel  der  heldenfcharen) 
Schonk  ons  pndoofbre  majesteit. 
}a,  eeuwen  ginj^en  op  en  onder; 
Maar  Neérland  hieid,  ais  *t  wereldwonder, 
'  Hóe  kleen ,  hoe  eng  bepeitt ,  Europe  in  evenwigt)  ' 
Efa,  boog  het  eens,  gélQk  Voor  ftorm  de  hooge  ceder'    '" 
De- kruin  al  fchuddènd  buigt,  voor  ftaatsorkauen 'neder, 
*t  Werd  glansryk  opgeri^t. 

*t  Herrees  uit  ftof ,  met  nieuwen  luister; 
*  De  fpeer  der  vrijheid ,  forsch  en  fchoon , 
VerbrQzelde  de  (lavenkluister; 

De  hoed  der  vrijheid  werd  een  kroon ; 
Een  kroon,  door  liefde  en  wet  geftrengeld^ 
Met  mirt  en  lauwerloof  doormengeld ; 
Een  kroon ,  wier  weerglans  als  de  zon  des  voorQ>oeda  blook; 
}a ,  dé  eerfte  Willem ,  die  door  helsch  verraad  moesr  fnéven,' 
Scheen  door  Gods  almagt  aan  het  vaderland  hergeven ; 
tiy  biyft  der  vorften  pronk  I 

De  tolk  is  hij  der  heiige  wetten; 

ZQn'  rijksftaf  is  de  (leun  van  't  regt ; 
Geen  laster  kan  zijn*  roem  befmetten; 

Vloek  treffe  elk,  wie  hem  trouw  ontzegt  1  — 
Ten  blijk,  dat  (laatkunde  eenmaal  dwaalde. 
Schoon  \  licht,  dat  van  *t  gefchiedboek  draalde, 
'  Den  Belg  als  multziek,  woest  en  listig  kennen  deed; 
Ten  blIjk,  dat  fteeds  de  flang,  wier  oog  van  woede  vonkelt  ^^ 
Hem,  die  haar  koestert,   moordt,  fchoon  ze  onder  bloemen 
Wrocht  goedheid  enkel  leed.  kronkelt, 


.Rfotfr  hdt  MS »  beiir  lAc:ii^  vesbMkeQ ;-'-" 

r*t  Rampzalig  (hoer,  dac  oas'veifoond,L. 
De  moiczucht  zelv*  heeft  obs  -geWrokeii « : ' 

Daar  se  eigen  welvaart  woeatveriliHid. 

Zoo  fpac  een  zeegolf,  die,  verbolged,    '^ 

In  fcb^n  de.fteeatiip  bad  verzwolgen,     V 

,  'In  flalveod  fckuim  daarbeen;  terwUl  de  vaate  rota,    •  .' 

Met  vonken  als  beftrooid,  hoe  fel  de  orkanen^  mifdien ,  *    f 

Noch  wQkt,  noch  wankelt,  maar,  bU^safgronda  woedend  bmUenv 

Spot  met  het  golfgeklots*    -    > 

Zoo  zal  oud  Neórland  nooit  bezwijken. 

Hier  is  *t,  waar  Godlijke  eendragt  woont.  '       » 

Maar,  Hemel!  dolden  konlngr^tten , 

Dat  fcbandlijk  oproer  *t  kroonregt  bfbptf. 
Neen  t  nimmer  hebben  wereldheeren.      ^ 
Zich  zoo  befpotiijk  zien  vernécen »         -t 
Dan  na  het  mnitrenrot  een  kroon  van  distten. y^cht. 
Wee  hem ,  die  zulk  een  kroon  dnrft  op  zijn*  fchedel  drukken 
Uit  Qdle  praalzucht  I  Nooit ,  nooit  zal  zqn  do^l  gelukken : 
De  Belg  kent  eed  nog  recht.  ,  . 

Kan  't  waarheid  zijn;  vei'kozen  Belgen,^ 

Met  asch  èn  puin  en  bloed  bemorst. 
Vermoeid  van  moorden  en  verdelgen ,  .   f 

In  *t  einde  een*  Duicfcher  hun  tot  vorst? 
Bloos,  iLeopoldJ  wen  door  uwe  adren    ^^ 
Het  bloed  nog  droomt  van  achtbre  vadren. 
Het  SakGsch  heldenbloed;  ia  bloos,  verfmaad  een  kroon. 
Die  uw  geluk  verpest  ■  Beef,  vorst  1  gij  wordt  bedrogen ; 
De  moitzucht  huichelt  vreugd,  maar  helsch  verraad  en  logen 
Z|jn  wachters  b^  uw*  trcon.  . 

Zy  hielden,  toen  de  beste  Koning 

Den  troon  beklom,  als  nu,  de  wachter 
£n ,  onder  fchqn  van  trouwbetooning  ^ 
Zyn  eed  en  pligt ,  als  nu ,  veracht. 
Vertrouw  niet  op  's  volks  jubelzangen  t 
Uw  beeld  ,  befpot,  verfcheurd,  gehangen , 
Getuigde  n  onlangs  nog  der  laffe  Belgen  geest. 
Waan  niet ,  dat.flechts  het  graauw  uwe  eer  dus  aan  dorst  randen; 
Neen,  vorst I  bet  ganfche  volk,  Jn.hooge  en  lager  (tanden,  | 

Maakt  reeda  uw*  val  ten  feest.  ' 


Jn 

Maar ,  wac  mw  16c  in;  *t.éM* mi^at  wneVf 

Deek  ge  in  den  buk  van  *c  sooremot, 
Doec  ge  alt  tiran  n  eenmaal  vreezen. 

Of  fterflc  ge  op  *t  fcfaandltjk  moordfchavoc» 
Ond  Neérlaad  £weer(  x^n*  dieibren  Koning 
Voor  ee« wig  liefde  en  trovwbecoonieg^ 
*c  Begeert  geen*  vainrben  vrede:  alleen  ëie  viede  Is  echt. 
Die  de  eer  nm  volk  en  vorst  net  wamr  roem  doartteogelc» 
Die  nic  en  welvaert  vest ,  en  segepalmen  ftreagelt 
om  d*  evenaar  van  *c  regt. 

ütrichi.  PETRONELLA  IIO£NS. 


Ni. 


BOULANDS    KRACHT. 


I  iet  in  rast  en  niet  in  weelde 

Zag  men  Hollands  eigen  kncbt-| 
Niet,  als  vrede  fchatcen  deelde, 
tTIc  moerasfen  (leden  teelde. 

Hoog  in  aanzien ,  rijk  in  pracht; 
Maar  In  *t  bamen  der  gevaren , 

Als  de  nood  ten  toppunt  klom. 
Open  'slands  historiebUren , 

Vuige  lasteraar!  en  —  verfiomi 

Vindt  gQ  Neérland  (lechts  begeerlQk, 

Als  ztjne  onvermoeide  vlljc , 
Vreedzaam,  willig,  trouw  eii  eerlek'. 
Duin  en  dras  zoo  vast  en  beerlek 

Tot  een  welig  veld  beieidt'f 
HlXi  is  Neérland  meer  roemwkMijf ; 

Ais  ik  *t  heldenkroóst  ontmcet. 
Dat,  verwinnend  en  Orffd vaardig; 

Menig  borst,  nog  gloeien  doet. 

Waar  de  rlfkdom  cQu  tretüren 

In  *s  lattds  vtije  havens  ffott. 
Als  een  zaad  in  de  open  voren. 
Dat,  van  jaar'  tot  jaar  herboren  » 

Dutzendmaaf  ig:eaiameld  wordt ,  «-^ 
Daar  verheugt  mij'^t  nijver' zaamlt»!  > 

rfeérlands  wakkere  liatldei)seeiir{' 
Maar  H  zirvan  verrukking  fléÉinftll»' 

Als  mQn  'oog  «  de  Hultet^  teéüH 


5)f 


IJi^  to  de  roem  ▼•n  'c  teven , 

AU  de  knchc  hec  niet  bekfooDC, 
Waar,  door  nood  en  wee  gedreven^ 
't  Hart  bezw^kt »  de  leden  beven , 

Daar  is  *t»  waar  de  held  zich  toont. 
Dan ,  als  noodorkanen  gieren , 

Heft  h|j  hoofd  en  hart  omboog» 
O9  de. ranke  bulk  te  (tieren» 

Die  langa  klip  eu  branding  vloog.   . 

Zoo  fi&nd  Neérland  met  zijn  braven , ' 

Zoo  fisMf  Neérland,  nu  Wéér  groot | 
*t  Zal  z^jn*  ouden  roem  wéér  üaven; 
*t  Vreealijk  drydzwaard  der  Bataven 

Is  op  nieuw  met  kracht  ontbloot»' 
Niet  in  weelde  groent  z\|n  lauwer^ 

Naakt  de  ftryd ,  de  moed  Ia  daar:  • 
Want  hoe  banger,  hoe  getrouwer, 

Hoe  geruster  ia  't  gevaar* 

Hollands  Mugd  in  *t  harnas  blinkend  — 

01 'dié  heldendos  ftatt  fcboonl 
*t  Dierbaar  erf  ia  niet  meer  zinkend  ^ 
'c  Lied  de.r  vad>en  hooger  klinkend,^ 

Leeuwenmoed  in  Bato*8  zooni 
Kracht  begeert  zq  van  bate  hetdeft,. 

Ak  het  eer  ea  vryheid  geldt ). 
't  Latt  nageflaehr  zal  melden, 

Wnc-zidi  ons  geQacfat  voorfpelt* 

'Eemnaal,  als  de  braven  flapen. 

Thans  ge(bbaa?d  om  Nasfau*s  vaan^ 
En  een  ui  van  joDge  knaj^ 
*s  Vaders  vreeslijk  oorlogswapen 

Dankbaar  aan  dan  .wand  t%\  flaan,  — 
Dan  verbHjdt  zich  *t  Hollaadsoh  bane 

In  *t  gelauwerd  yoorgeflacbt , 
Dat  een*  bangen^  noodflotm  tartte ,, 

Êé»  ^»  wH  ien  Mn  \m  ksacht* 

St(jg  dan  glorie»  roem  der  vaaren t 

Één  ia  wH-  en  één  in  kracht. 
Glooit  bet  heldenbloed  in  de  acTren. 
Een^  getuigt ,  bistorieblad*fen  I 

Dat  geen  vaig»  landvenad'ren 
Stnflooa  *t  erfdeel  durfden  naderen, 

Rttk  aan  Helden,  xlik  aan.  kracht t 
Niet  in  weelde  groent  z^n  fauwer; 

JNa$kt  de  HrQd,  de  moed  is  daar: 
WWnt  boe  banger,  hoe  getmnwer, 

Hoe  geruster  in  *t  gevaar« 
Pmrm€r€ndi.  JulQ  1831.  u  w^.%. 


S4A  BtT'aoujEÊmÊCB 


HETHOLLANDICHllBISj£.  ' 

£jovidt  ik  morren »  zonde  ik  klagen  , 
'  Dit  mijn  minnatr  mq  verliet , 
£n ,  mee  Hollands  dnizendrallen , 

Ook  den  Belgen  weérfhnd  biedct 
Neen ,  fchoon  mij  het  afTcbeid  griefde»' 

En  *k  zijn  dierbaar  bgzi|n  mts, 
*kMin,  kan  *czijn,  liem  nog  ce  fterker» 

Nn  lii)  bij  die  dapp*ren  is ; 
Mn  hij  voor  zijn  land  en  Koning 

'c  Blinkend  zwaard  heeft  aangegord ,' 
En ,  btt  *c  (leken  der  crompetien , 

Moedig  op  den  vijand  ftort. 
Of  zon  nlfj  een  man  bekoren , 

Die  geen  vunrin  de  ad*ren  heeft,. 
En ,  nn  *t  vaderland  in  nood  is , 

Geenszins  meê  ter  redding  llreeftf 
Pie,  van  liefde  en  teérbeid  dweepend^ 

Steeds  om  lonk  en  knsje  vraagt , 
Maar  mij  met  geen  krachtige  amibn 

In  het  uur  des  On()>oeds  fchraagt  f    * 
Neen ,  o  neen  1  het  Hollandsch  meisje' 

Is  der  moeder  niet  onwaard!   * 
*t  Plekje,  waar  het  zorgloos  fpeeldev 

Bl^fc  ook  haar  het  lieffte  op  aard*. 
^  Wel  dan ,  Willem ,  dat  ge  nw  krachten 

Ook'  dien  dierbaren  erfgrond  leent! 
Schoon  *t  uwe  Anna  hard  moog  vallen » 

't  Heeft  ons  naanwer  nog  vereend* 
Moedig  op  de  baan  der  eere, 

S(eëds  getrouw  aan  eed  en  pligt. 
En ,  in  *t  bamen  der  gevaren , 

*t  Heldenhart  omhoog  gerlgt  I 
jp  God  zQ  met  onsT*  zi|  de  bede» 

Die  gij  met  uw  makkers  (laakt! 
ji  Gpd  zij  met  ons!**  zQ  de  leuze» 

Als  gy  *8  vqands  drommen  naaktl 
.  J«^  Hö  zij  uw  hulp  in  *t  (Iryden, 

Deele  u  roem  en  ztgt  méé» 
Sterke  Hollands  dierb*ren  Koning, 

Schenke  ons  eerlang  rust  en  vree! 
Dan  keert  gij ,  bedekt  met  lauw*ren , 

Aan  mijn  minnend  harte  wéér, 
En ,.  voor  't  echtaltaar  vereentgd , 

Scheide  ons  niets  op  aarde  meer! 

Ahmtk^  17  }uiy  ,;83i«       o.  ten  BRUGGE{|ƒ:ATEt  as* 


Iftrs  ÖVttR  fiN  VAN  PlKITER   MIEÜWLürllD.  54I 


IETS   OVER   EN   VAN  PIETER  N  I  E  U  W  L  A  N  D« 


O. 


Fnder  de  ukdekende  Manoeo ,  nair  den  neiif  ch  ^efpro. 
ken  door  «enen  ce  vroegen  dood  aan  de  Maacfchappq^  onu 
vallen,  bl^fc  nibuwlano  eene  der  eerfte  plaatfen  bektee^ 
den.  Wie  toch  zonde  haar  becer  verdienen  dan  h^ ,  die  als 
Geleerde  soo  beroend ,  als  Mensch  zoo  beminnelQk  was  ? 
Vroeg  naar  hoogere  beftemming  geroepen,  hpeft  hfj  veel, 
maar  noolc  genoeg  ter  herinnering  nagelaten.  Inzonderheid 
zonde  men  meerdere  van  die  bevallige  gedicl^tjes  van  hem 
wenfchen  te  bezitten,  waar  zqn  fijne  fmaak,  zqn  edel  hart 
zoo  zeer  in  nitblinken. 

Waarrehym^k  zijn  er  hier  èn  davr  nóg  enkele  linkjes  van 
hem  verfpreid,  die,  eer  eene  of  andere  igelegantaehi  vervaar- 
digd,  evenwel  niet  mee  de  gewone  GeilegeilheMygediditeft 
geiyk  te  (lellen  zijn.  fiti  war6  Vt  wenltben ;  'dat ,  wie  in 
het  bezit  van  iéu  'de^Hfks  b,  of  hei  weet  te  verkrVgeii, 
znlks  mogt  mededeelen. 

Het  nevensgaande  versje,  in  eene  Vriendenrol  gefchreven, 
kwam  ons  voor»  wel  waardig  te  zynn  op  deze  «f^ze  aan  de 
vergetelheid  onttrokken  te  worden.  Oordeek  G^ ,  Mgjaheer 
de  Redacteur,  er  insgelQks  dus  over,  zoo  wordt  U  een,a^« 
fchrift  ter  plaatfing  in  de  LeUêrorfeningen  aangeboden. 
Kieschheidshalve  verzwijgen  w^  den  naam  van  haar,  voor 
wie  het  werd  vervaardigd;  oflchoon  de  opregte  nieuw-. 
LANO  ook  hier  geene  vleiual  heefY  gebezigd.  Ma  rib  was 
waardig,  dns  door  nieuwland  toegefproken  te  worden. 
Dit  getuigen  zjg,  dte  ^ar  t^èndén,  en  '^óör  wte  &%)rü  f^l^e* 
dachtenis  onvergetelijk  hii^tt. 


.    i^choon  is  dé  tbds-,  wattrmèé  gé  iiW  böékèU  tooit. 
Doch  kort  hlaf  bloeit  —  T^r  ttïkuWerfibBa  otitlók«1&^ 
Verwelkt  zfi  ras ,  van  haren  Heel  gebroken » 
Of  wordt ,  door  zon  en  wind «  mitbladérd  fen  vefltrooid. 

Bevallig  lacht  ^  en  met  volmaakter  rchqop  ^ 

Pe  lieve  roos,  die  we  od  aw  kaak  zien  blozen: 

Èen  (l<mn  verniele  in  v«m  en  bosch  de  rozep^. 

ZQn  woede  deert  geen  bloem  op  zachte  maag^ejcoQn. 

MENOILW.   1831.  NO.    II.  Pp 


'J 


543  IKTS  07BR  BN  VAN  PIETBR   NIBUWLAND. 

Doch  ook  die  bloem  heeft  eens  htar'  herfsc  te  dachten  f 
Frisch  is  haar  blot  in  *s  levens  ochcendlochcen ; 
Dof  is  die  blos  en  fiaauw ,  door  de  avondzon  beftraald. 

Maar  ^en  geweld  van  *s  levens  winterftormen 
Kan  ooic  de  roos  van  hart  en  geest  misvormen , 
Waarmee  gQ »  o  Marie  I  in  a!  nw*  inlscer  praalu 

IflEUWLAND* 


OB  V%LDT0GT   VAN  VEERTIEN   DAGEN. 


G. 


reeft  de  Almagc  eer!  de  fchoonfte  zegepraal 
Bekroont  ons  regc  en  onzer  helden  .ftaal »    . 
£n  doét  ood-Nederladd  wéér  de  oude  glorie  dragen: 
De  vaan  van  Nasfau  triomfeert; 
Der  Beigen  trotfcbe  waan  ligt  in  het  ftof  vemeérd. 
Vernietigd  door  den  roem  van  veertien  grootfche  dagen. 

\    Waar  toeft  de  magt,  die  ons  weérftond, 
Aan  wie  een  Leopold  zich,  tot  zgn  fchand\  verbond  f  — 
Z9  vlood  voor  *t  vuur  en  ftaal  van  onze  Burgerfcharen. 
De  Britfche  Confbl  ziet  alleen 
Ben*  drom  verraders  om  zich  heen 
En  *t  magtloos  overfchot  van  Bmsfbls  mooxdenaren. 

•   Het  heer,  dat  onzen  moed  en  kracht  niet  kon  weèrftaan. 

Bukt,  fmeekend,  voor  de  Oranjevaan ;   . 
't  Bezit  noch'dengd  noch  eer,  om  helden  weer  te  bieden; 
*t  Geboeft*,  dat  ons  gedold  met  fmaad  en  hoon  vergold. 
Dringt  angftig  zich  om  Leopold , 
Bn  beider  heil  befUat  in  voor  ons  heir  te  vlieden* 

♦ 
Maar ,'  bq  het  klimmen  van  dien  nood , 
WaarbU  de  Geest  des  Kwaads  noch  raad  noch  bolland  bood, 

Stort  zich  de  Belg  in  Moloch*s  armen ; 
HV  fmeekt ,  geblaakt  door  *t  vnnr ,  dat  hem  de  borst  verzengt , 
Daar  hQ  E^n*  Afgod  ofers  brengt , 
Het  wufte  Frankrijk  om  erbarmen. 


DE  YBLDTOOT  VAN  YBERTIBN  DAGEN.  $43 

£n  Frankrijk  helpt?  —  Z^n  heirmagt  ftaae  gereed*  . 
Een  volk»  dat  Vorften  moordde  of  van  hnnn*  zetel fmeec. 

Vloeit  nooit  eene  eedle  zucht  door  de  aders; 
Het  volgt  den  wrevlen  wenk  van  *t  opgeworpen  Hoofd, 
En  voegt  zich »  voor  't  gevoel  van  deugd  en  eer  verdoofd , 
Bij  voorkeuze  aan  de  zij*  van  mokers  en  verraders. 

De  Brie,  die  met  ons  vuur  hei  trotfche  Algiers  beftraed. 

Verbreekt  den  duurgezworen  eed. 
En  lacht  met  woord  en  trouw  en  fpot  met  ftaat sverdragen ;  ^ 

Belooft  zijn  hulp  aan  *t  fhbodst  g^roed , 

Veracht  Oranje^s  deugdiyk  bloed , 
Ja  dreigt  aan  Amflerdam  den  brand  van  Koppenbagenl 

Terug  nu,  dappre  Heldenfchaar!  • 
Waar  Fransch  en  Britsch  geweld  u  van  rondom  bi^grimmen; 
Reeds  (leeg  uw  glorie  hoog;  zij  kan  niet  hooger  klimmen ; — 

Terug ,  voor  de  overmagt  en  *t  plettrend  krijgsgevaar  1 
Waar' een  Leonidas  voor  Xerxes*  magt  moet  bukken,' 
Daar  ftrekt  het  zwichten  nooit  tot  fcband*; 
Waar  wijsheid  helden  noopt,  geen  lauwren  meer  te  plukkeA , 
Redt  eervol  wijken  vaak  hec  veege  vaderland. 

Roep,  zwakke  Leopoldl  van  uw*  vergruisden  zetel. 

Der  Pranfchen  heirmagt  op ;  vlei  met  gebeén  hnnn*  Vofst! 
Volg  Isrels  Koning  na,  Godtergende  en  vermetel ,'^ 

Die  Endors  toovermaagd  ter  redding  vragen  dorst  I 
Wel  zal  geen  bleeke  fchim  het  Godlijk  oordeel  fpreken  v 

'  Die  toefpraak  zQt  gij  zelfs  onwaard'; 
Maar  op  uw  fcholdig  hoofd  zal  xich  de  Hemel  wreken^. 
En  van  uw*  val  getuige  de  aard*! 

De  Pranfche  Python  fprak ;   t-  gij  hebt  z^n  laaf  vernomen ; 

Ras  volgt  de  ftraf  het  misdryf  na. 
God  Is  aan  onze  fpits;  H4  leidt  ons;  ja ,  w^  komen. 

En  Leuven  wordt  voor  n  het  Belgisch  Gilboa. 
Dtar  zinkt  uw  valfche  roem ;  een  roem ,  die  nooic.  op  aarde 

EenVenklen  matten  ftraal  om  zich  gefchocen  had; 
Maar  Hollands  glorie  blinkt  mee  de  onverdoofbre  wtarde , 
Die  't  roemrQk  vooirgeflaoht  bezat. 


544  ^OÊL  VBLDTOOT  YATf  VEftRTlSN  DAOEN. 

JnJch^HoUindl  fnicb !  hoe  boog  uw  niinpen  kOmtten; 
De  teuwerkroon  nisc  op  uw  dappren  wéér. 
God  dank !  wat  nooden  ons  begrimmen , . 
De  Ruycer*8  kroost  praalt  wéér  mét  Ruytei^s  eer» 
Het  vulgst  gebroed  der  aard\  zbo  laliig,  zoo  diep  tMmeten^ 

U ,  Zwichtend  voor  ttw  beldefizwaard , 
B4  *t  volk^  ^trouw  aao  God,  «tin*  VorÉten'treingeweteo, 
De  fchande  van  den  fmaad  onwaard*. 

Geèflc  i'é  Almajgt  roem  en  eer,  dié  \  regt  deed  zegepralen , 

En  Neérland  zege  fehonk  voor  aller  volkren  oogi 
Tjriomf f  driewerf  triomfl  —  In  veld  en  ^oud  en  dalen 

Hefi  onze  üanderd  zich  omhoog. 
Zij  tegeii  ons  de  kracht  der  Hel  ook  zaamgcz>iroren, 

Wij  (iddren  voor  geen  ffaal  of  doodlijk  lóodgegons; 
Europë  en  *t  in^erëraröDd  mogt  onze  ftrijdleus  hooren, 
Ën  ons  gefchut  herhaalde  *t:  ,,  God  met  onsT 

ja,  „  God  met  onst^*  Crootsch  heeft  die  kreet  geklonken , 

Ontkaird  geflacht  en  kroost  der  duisternis!  ^^ 
Dat  ge  in  .*c  verderf  nog  niet  züt  weggezonken  ^ 
■  Dank,  dank  dit  hem,  wiens  liefde  grensloos  isl 
Maar  heeft,  in  *t  eind*,  voor  u  het  uur  des  tooma  geOagen, 

En  treiï  de  roé  van  üem,  wiens  band  de  heemlen  meet, 
God  1  wie  zal  dan  genaé  Voor  *t  Belgisch  Sodóm  vragen  f 
.Wie  keert  Uwe  almagt  dan,  als  GIJ  ler  vierfchair  treedt? 

I5AugU8tnS,    1831.  iV/fr.  WARNSlNC^,  BZ« 


Do 


9ijÈtnKltT  O'é  VAN  ipEYÉ^s-toaEii; 


'oor  Zeemanskoopf  in  naam  vaA  Neérland  ^^ppgerigt^ 

Prijk  ik ,.  V  A  N  s  ?  E  Y  X  ter  eer ,  die  zich.  bjj  *t  woén  der  Belgen, 

In  *t  hart  van  elk*  Bataaf,  eène  eerz^il  heeft  geiticbt, 
Door  S^n*  ntabbafbeti  dood  to  roemrijk  fcf^pverdeigen. 

HU  pr^st  zQn  vootbeeki  aan  t  ik  doel  óp  fekeépsbekmd; 
'k  W^seikenfcbeepsvoögd  ^die4  in  ftonri,  biet  zté  moet  bouvfeti. 

Als  by  mUn*  top  b^  dag,  b^  nacht  m^n  Ucht  aanfchonwt, 
Hoe,  langs  *t  onzeker  flnnd,  dén  zekren  koers  te  honen. 

Dus  leert  *sbelds  naam  aan  deez\  aan  geen' mijn  top  of  licfai, 
.  In  ondeifcbeideo  nood  4  den  enderfcfaeideo  pligt; 

■  ■     li    ;  ■■  ■■  '  II    ■    Tm     .1      ■■   I.    ^ 

.eaAisn9eT-vEi^  bv  'séMiiüos  veajAAitDAOi 

XXeip  ^  die ,  in  God  géfterkt  en  óp  zfin  re£t  gerust ,  ^ 
Dé  veegé  hulk  van  ftaaC  doof  indöht  én  branding  voeroë. 
En ,  wakende  ian  hét  ^oer;  zfch  Iran  ztfü*  koere  bé^nft, 
Haar  bank  en  klip  onnoog^  wat  fièrm  de  lèè  beroerde, 
Den  trouwen  Styurman.in  bet  barnedd  noodget^^ 
Viert  Holland  jubMend  feest.    God  blqvV  den  Koning  bQ  ! 

J.  B.  GIIRISTBHE9BR. 


MEN  G  E  L  WEKK. 


VERHANDELING,  OVfiR  DEN  VERSCHILLENDEN  Zlfrï, 

IN  WELKEN  JEZUS  CHRliSTÜS*,  IN  HET  NIEUWE 

VERBOND  y    GODS    ZOON  GENOEMD   WORDt- 

Door   p.    HOR  ff,    Oppcrconfistoriaal^ 
raad  tt  TFeimar.  (♦) 


Al 


A\t  bél^èrs  van  hèt  Christendom  ftemmén  (Uartü'met 
elkander  overeen ,  dat  zQ  ]ezus  Christus ,  den  otivolpr&- 
(*)  Urg  vlèyen  pni ,  dèn  landgenoot ,  hetzij  MJ  löntet  Hef- 
heblier  der  waarheid ,   heirg  bö  verkondiger  van  dèzefVe  zij  , 
mét  de  mededeeling  van  dit  (Itik,  nit  een  Hoogdnitsch  tijd- 
fbhiift  voor  Predilcanten ,  geene  oodlenéC'te  don.  De  Schrik 
ver  behoort,  }a,  tot  de  Rationalisten,  of  voorfUndera  van 
liec  hoogfle.  gezag  der  Rede  in  de  Godsdienst;  doeh,  mee 
befcheidenbeld ,  zoo  wel  als  openhartigheid ,  deze  denkwijzp 
voorbaande,  is  hy  voor  de  zoodanigen ,  alt  deze  Verbande. 
liog  zuilen  lezen,  onzes  achtens,  niét  gevaarlek.   Wat' zijn» 
hier  ontwilclteld ,  Helfel  omtrent  den  Zoon  Gods  betreft;  ieder 
ziet,   dat  de  vierderlei  zin  van  dezen  naatn  gemakkeiyk  tot 
één  te  brengen'  is ,  en  volttrelct  geene  ftrfdige  hooftSlIóffen 
beVat.     Waarom^  zon  de  grooce  Verloéftr  dès  aafenschdcwi 
niefe  cèveos  van   eene  hoogere  naravr,  en  juist»  daarom  vaii 
dea  tk  Oeest  door  de  kracht  des  Allerhoogften  ontvaogeo, 
dodr   da   PrQfe^Len  als  de  Christus  aangekondigd ,  en  in  zijn* 
wiMidel  als   het  beeld  van  God   kenbaar  geworden  kunnen 
zQn?  .]a,  fch\jnt  het  ook,  dat  zQn  voorbeeld  op  deze  witjze  . 
ieu  van  deszelfs  kracht   voor   ons   verliest,  de  volkomene 
OQZondigheid  biyft ,   in  het  tegengeftelde  geval ,  alIermoe\je- 
lijjk'st  te  verklaren   of  te  begrijpen.    Om  onzen  lezeren  zoo 
inlli ,'  als    onszelven ,     noodéloos'   t^d  te    rooven ,   hebben 
wQ  hlèr  én  daar  wat  over^eflagea»  dat  of  nutteloos  uft^ 
Vberi^",  of  al  t€f  bepaald  voor  predikanten  gefchreven  was, 
cff  oo1(^  te',  diep  in  gisfingen  omttent  de  natuuriyke  afkomst 
van  t  in  ons  oog,ibóvennatuuriyk  medegedeelde  denkbeelden 
trad»  om  veLe, aandacht  te  verdienen.    Trouweos,  de.Sohry* 
ver  zelf.  erkent,   dat  gefchied.   en   taalkunde  hier  te  kort 
fchieten*  WQ  fluiten  met  Paulns*  woord :  Onderzoekt  alle  din- 
gen en  behoudt  het  goede  • 
MENOBLW.    1831.   NO.    IS.  Q   Q 


54^  VBRHANDELING 

zen  Stichter  van  hunne  Godsdienst ,  Gods  Zoon  noemai* 
ZQ  beroepen  zich  daarbq  met  volle  regt  op  de  H. 
Schrift,  welke  den  Grootheerl|jken,  dien  God  tot  hdl 
onzes  geflachts  gezonded  heeft,  dezen  verheven'  naam 
uitdrukkelqk  toevoegt.  Even  zeer  (temmen  zQ,  in  het 
algemeen',  daaromtrent  overeen,  dat  door  deze  benaming 
de  hoogheid  van  Jezus ,  de  uitnemende  waardigheid  van 
z^'  perfoon  en  ambt ,  zoo  wel  als  zgne  betrekking  tot 
God ,  z^en  hemelfchen  Vader ,  wordt  aangeduid*  Maar 
anders  vertoont  zich  de  zaak,  wanneer  zQ  zich  over 
den  zin  dezer  woorden  nader  verklaren,  het  begrip, 
dat  zQ  daarmede  verbinden,  juister  bepalen,  de  kenmer- 
ken deszelven  vollediger  opgeven,  en  met  eigene  woor- 
den 2uillen  uitdrukken ,  wat  zQ  van  Jezus ,  den  Zoon 
Gods ,  denken.  Alsdan  kan  men  niet  voojrbgzien ,  dat 
hem  deze  naam  door  alle  z^ne  vereerders  geenszins  in 
denzdfden  zin  wordt  toegelegd;  fchoon  zich  ieder  dair^ 
bQ  op  de  H,  Schrift  beroept,  en  beweat,  dat  hq  J.  C. 
den  -verheven'  titel  van  Zoon  Gods  in  geen'  anderen  zïn 
geeft ,  dan  die  daar  bedoeld  wordu'  Nu  zou  het  niet 
onmogeiyk  zi|jn,  dat  hier  waarachtige  dwaling  plaatshad. 
Men  kon ,  door  verkeerde  opvatting  van  hetgeen  de  H. 
Schrift  daaromtrent  heeft,  worden  misleid;  men  kon, 
met  te  voren  opgevatte  meeningen ,  in  dezelve  zoeken 
en  dan  ook  vinden ,  wat  anderen  niet ,  althans  niet  zoo* 
danig,  daaruit  weten  af  te  leiden.  Doch  vooronder* 
(lellen  wij,  dat  dit  het  geval  niet  is;  nemen  wQ  aan, 
dat  elks  beroep  op  de  Schrift  gegrond  is;  zoó  geraken 
wij  natuurlgk  tot  het  vermoeden ,  dat  de  naam  van  Zoon 
Gods  welligt  in  de  H.  Boeken  zelve  niet  altQd  en  overal 
in  denzelfden  zin  op  Jezus  wordt  toegepast ;  dat  bet 
hierbü  ten  groqde  liggende  begrip  misfchien  w$zigiDgen 
toelaat ,  die  hier  en  daar  meer  of  minder  voor  den  dag 
komen ;  dat  mogelqk  de  eene  B(jbelfche  Schi^er  meer 
deze,  de  andere  meer  gene  zijde  van  het  denkbeeld  op* 
gevat,  in  het  licht  gefteld,  en  naar  zQne  b^zondere 
wijze  van  zien  heeft  voorgedragen";  dat,  eindelijk,  uit  de 
wqze,  op  welke  Jezus  zelf  zich  Gods   Zoon  gevoelt 


'    OVER   DE    BP.NAMING  GODS   ZOON.  54/ 

eü  zich.  daaromtrent  uitlaat,  iets  is  op  te  maken ^  wat 
door  zijne  Apostelen  althans  niet  in  deszelfs  oorfpron*' 
kelQke  .eenvoudigheid   is  opgevat.    Verrasfen  of  verba-*- 
zen  zou  dergelijk  iets  ons  geenszins ;   maar  het  zou  ons; 
aanfporen^  om  met  vernieuwde  vlijt  de  H.  Schrift  na  te^ 
vorfcheh,  tenemde  hieromtrent  tot  het  meest  Juiste, 
duidelijke  en  volkomene  inzigt  te  geraken.  By  een  voort- 
gezet onderzoek  der  H.  Schrift,  benevens  het  verftau*^ 
dig  gebruik  van  alle  tot  deszelfs  regt  begrip  dienende! 
hulpmiddelen ,  moeten  wf   toch   eindeU|]k  tot  zekerheid 
geraken ,   of  en  in  hoe  verre   die  verwijzingen  op  den 
Bigbel  gegrond  zijn,  of  niet. 

Dat  voornamelijk  Christenleeraars  tot  zulk  een  onder- 
zode der  H.  Schrift,  betrekkelQk  de  beteekesiis^randeD:, 
den  Stichter  des  Christendoms  bQzonder  onderfirheiden* 
den ,  naam  van  Gods  Zoon ,  verpligt  z^n ,  lijdt  geen. 
tw^fel.  Door  hun  beroep  tot  de  bron  verwezen,  uit. 
welke  de  kennis  van  Jezus  Christus  geput  wordt,  be- 
hooren  zQ  niet  flechts  zelve  omtrent  hun  geloof  aan  den* 
Zoon  Gods  tot ,  volte  gewisheid  te  komen ,  maar  ook 
der  gemeente,  aan  welker  hoofd  zg  ftaan^  j£zas,  den* 
Zoon  Gods,  alzoo  te  verkondigen ,  dat  haar  daardoor, 
de '  zin  der  H.  Schrift  geopend,*  de  veremng  van  J.  C. 
bQ.haar.  bevorderd,  de  zuiverfle  fchriftmatigfte  denk- 
beeldenvan z^ne  waardigheid  opgewekt,  en,  door  eenet 
echt  Bljbelfche  voordragt  der  zaak ,  ook  de  zwakken  en 
bevooroordeelden  bevredigd  worden. 

ledere  wetenfchappelqk  gevormde  zal  zich  gemakkeiyki 
overtuigen,  dat  in  het  Nieuwe  Verbond  een  'Viervoudige, 
zin  kan  worden  aangewezen,  in  welken  de  naam  van^ 
Zoon  Gods  aan  Jezus  wordt  gegeven.  Hg  wordt,  na-, 
melqk,  vooreerst  in  den  Mesfiaanfchen  of  Theokrati-^ 
fchen,  ten  andere  in  een'  Phyfifchen,  ten  derde  in  een* 
Metaphyfifchen ,  en  euidelijk  ten  vierde  in  een'  zedeiy- 
IQken  zin  alzoo  genoemd.  Het  volgende  moge. een  en 
ander  ophelderen. 

J.  Willen  wij   vooreerst  den  naam  in  den  Theokrati* 
fchen  en  Mesfiaanfchen  zin  gadeflaan,  zoo  werpen  wij 

Q  q  a 


548  VBRHANOBLINC 

oase  blikken  op  de  Vóórcbristel^e  oudheid  terug ,  en  ont- 
dekken daar  ,,  dat  men  de  beheerfchers  der  volken,  de  ko- 
ningen en  hoogde  overheden ,  roet  den  waardigheidsDaam 
(^rdtel)  van  öodenzonen  of  Zonen  Gods  betitelde  ai 
vereerde*  Want  2^  traden  hiy  de  volken  in  het  licht , 
als  diegenen»  aan  welke  God  of  de  Goden,  die  alles 
beheerfchen,  een  deel  hunner  heerfchappy  hadden  toe- 
vertrouwd, die  in  Hunnen  naam  een  Goddel^  ambt 
bekleedden,  en  de  plaats  der  hemelfche  op  aarde  inna* 
men*  Met  eerbied  befchouwde  men  de  verhevene  magt, 
door  hen  geoefend;  en  wanneer  geheele  nati&i  zich  voor 
hun  bevel  bogen ,  wanneer  iiumie  weldadigheid  duizen- 
den segende,:  hun  toom  en  ondeugd  hen  fidderen  deed, 
hunne  befeherming  de  bedrukten  opbeurde  én  de  on- 
fchuldigen  veiligheid  verfchafite^  zoo  lag  daarin  iets  zoo 
groots  en  heerlijks  opgefloten,  dat' men  van  de  bezitters 
20odaniger  magt  en  hoogheid  zeide :  n  Z^  zijn  van 
Goddelqk  geflacht/'  Deze  ftem  hmt  zich  door  de  ganfche 
oudheid  hooren»  Zonen  der  Goden  heeten  in  Homerus* 
geaangen  de  beheerfchers  der  volken;  als  Goden  ver- 
eerden de  Egyptenaars  hunne  koningen.  En  niet  anders 
was  het  bij  het  volk,  welks  oudfte  gèfchiedents  onze 
HL  Boeken  bevatten.  Toen  Mozes  voor  de  Israëlieten 
eene  Theokratie  of  Godaregering ,  een'  Godsdaat  ge- 
grondvest, en  tusfchen  dezen  en  deszelfs  onzigtbaren 
Opperheer  en  Koning  in  den  hemel  een  verbond  gèdkht 
had ,  lag  het  in  den  aard  dezer  burgeriijk-godsdicnftige 
iarijpting,  dat  hunne  overheden  den  Jod^  phatsvervan- 
gera.van  God  waren,  en  dat  zij'met  den  naam  van  Zo- 
nen' Gods  beftempeld  werden.  Toen  zQ ,  in  het  vervolg, 
de  regering  aan  koningen  toevertrouwden,  erkenden  zq 
deaen'  üs  de  plaatsbekleederd  van  hunnen  Volksgod,  en 
droegen  den  bedoelden  eertitel  op  hen  over.  Wg  vin- 
den de  bewijzen  in  de  Sdiriften  des  O.  Verbonds;  Vol- 
gens P/.  8a  treedt  God  als  Regter  onder  de  Goden, 
d.  !•  onder  zijne  plaatsbekleeders »  de  regenten  en  ovep* 
heden  op  aarde,  en  beftraft  ze  wegens  gefchondene  ge- 
regtigbeid.    ,,  Ik  hebbe  wel  gezegd  ,^*  zegt  Hij ,    „  gij 


OV£R    DE    BeNAAlliNG    GPDS  ZOON«  549 

^  2Q€  Goden ,  en  gQ  z^t  allen  kinderen  des  AUerboogu 
n  den;  4ip{ttans^£ult  gQ  fterven^  tls.een  ineQscli,'''£ii£. 
De  8^e  Pfaltn  gedenkt  de  belofte ;  imlke  .God  aan 
David/met  betrekking  op  dp  duiuusaamlieid  des.kóning» 
fcbi^s  in  z^n  gellacht,  had  gedaan »  eH'  iaattOod  vs.  a8 
aldus  Tpreken:  „  Ook  zal  ik  hem  ten  eersQ^cbooeD  Zone 
H  ftellen,  ten  hoogden  oter.de  Koningen  der  aarde/MI 
SamuélVII:  14  laat  God  aan  konuig  David  met  betrdcking 
tot  zijnen  zoon  verklaren:  „  Ik  ;zal  bem  z^n  tot  «enen 
^  Vader,  en  hQ  zal  mij  zqn  tot  eenen  Zoon.^'  £«  inbet 
bekende  loAied  op  eenen  door  God  geliefilên  ktmifig>  tegtt 
welken  zich  de  magtigen  te  vergeeft  oproiArig  vèrbieveii » 
P/ai»i  2,  verkondigt  deze  de  uitfpraak  des  Heeren: 
M  Gij  zqt  mqn  Zoon;  heden  heb  ik  u  gegeUreerd/^ 
Zoo  had  diensvolgens  de  naam  JZoon  Gods  biy  het  volk 
\sTdSi  eene  Theokmifcbe  (met  de  Godsregerq^g:  <vm  dien 
flaat  in  verband  flaande)  beteekenis :  want  fa|j  .weid  aan 
diegenoi  gegeven,  welke  ald  koningen  de  plaats  des  on- 
zigtbaièfi  Opperheers  onder  hen  bekleedden.     ;      . 

In  deze  TbeokratiCcbe  be^eekenia  nu  werd  die  •naam 
in  den  loop  der  .tijden  ook. op  dien  grooten  Koning  over* 
gedragen  9  welken  de  Joden  als  den  hetfteller  vao^ieea 
verdwenen  glansrijk  en  gelukkig  tgdperk»  en  ralfi.rdm 
fchepper  eens  nieuwen ,  het  gelukkigst  vededelie  vier  o;rer* 
treffenden  tijds,  met  verlangen  tegenzagen  9  >en  dien  zij 
naderhand  dea'Afef/las  noemden.  De  hoop ^bp  dezoi  «red- 
der en  heilaanbrenger  9  ondei  het  gevoel  der  icliefadp  toot* 
Ibian ,  dat  -  inzonderheid  door  ude  venieèling  des^  volks  in 
twee  9  elkmder  gedurig  vQancfige ,  bgzondere  rpeu;  ver*^ 
oarzaakt  werd ,  iohtwikkelde  zich  gedurig  meer,  tocni  het 
volk  geftadig  in  dieper  onheil  verzonk,  en.ien  laaitOa 
van  zijne  zdfftandigheid  beroofii  en  sair  Azië  en  Babyw 
loniê  werd  overgebragt*  Deselfde  boot) 'werd  gevoed 
door  het  |;odvPU0bti{f  veraouw^  hunner  Profeten,  die 
niet  ophielden ,  het  volk,  tgedureade  desa»lfs>  toenemend 
verval  en  diende ,  tot  bekeering  en  vasthouden  laaniGöd 
té  veroumen^  en  btkielve,  bekeerd  8ypde,;f*)ding  en 
gelukzsligbeid ,  .in  dei)  inaam  vait  God,  te  veirkondigen. 


SSO  VBRHANDBLING 

Deselfde  hoop  vestigde  zich  op  de  verTchgning  eens  uit- 
ftekend  mAgtigen  en  wijzen,  door  Gods  befchikking  uit 
het  geflacht  van  David  afftammenden  Konings ,  die ,  als 
hy  9  het  verdeelde  volk  tot^één  ryk  verbinden  9  hetzelve 
van  zgne  uitwendige  v^anden  bevrijden ,  en  inwendig  de 
ware  vereering  van  God  herftellen  en  volmaken ,  de$ 
volks  neigingen  en  zeden  verbeteren  en  daardoor  eenen 
heiigélijken  en  gelukkigen  toeftand  voor  hetzelve  gron- 
den zou.  Zoo  vinden  wy  de  verwachting  ta  het  alge- 
meen voorgefteld  in  de  fchriften  der  Profeten ,  die  deels 
vóór  de  ballingfchap  des  volks  9  aan  den  Euphraat  en  Tiger, 
deels  gedurende  dezelve ,  deels  daarna ,  als  vermaners , 
wachters  en  vertroosters  voor  hetzelve  optraden.  Het  is 
niet  te  miskennen ,  dat  deze  edele  mannen ,  vooral  in  den 
laatften  tijd  van  het  profetendom  9  aan  de  Mesüaanfche 
veiwachtingen  een  zedelijk*godsdienftig  karakter  gaven , 
en  dat  de  wijsften  en  besten  onder  hunne  medeburgers 
daarin  met  hen  overeeiiftemden;  doch  dit  werd  door  den 
grooten  hoop  meestal  over  het  hoofd  gezien 9  die,  zoo 
niet  .alleen  9  althans  voomamelgk9  het  denkbeeld  van  uit* 
wendige  vrijheid  en  voorfpoed  behield.  De  verheven 
perfonaadje,  die  deze  deels  edeler  9  deels  bekrompener 
uitzigten  zou  verwezenlijken  9  vinden  wij  eerst  in  het 
boek  van  Daniël  met  den  naam  van  Mesfias  beftempeld , 
Daniël  iX:  24  en  25;  in  eeA  boek  derhalve,  van 
't  wdk  ondericbeidene  deelen  niet  vóór  den  tgd  der  Mak- 
kabeëtjs  kunnen  vervaardigd  zijn.  Dat  nu  gedurende  dien 
tip  tot  op  Christus  'deze  Mesfiaanfche  verwachting  en 
het  denkbeeld  omtrent  d^zdven»  in  den  geest  en  de 
meening  des  volks  9  op  velerlei  wgze  uitgewerkt  eu  ge- 
vormd werd  9  fpreekt  als  van  zelye.  Ook  kwam  het 
ten  tijde  vali  Jezus  -■  genoeg  aan  den  dag  9  dat  men 
m  den  verwachten  grooten  helper  niet  bloot  aan  een' 
herfleller  der  burgerlijke  onafhankeljïjkheid ,  een'  verbe- 
teraar Van  Godsdiensten  zeden  en  fdiepper  eens  ongemeen 
gelukkigen  toeftands  dacht,  maar  dat  velen  van  hem  ook 
de  ppwekking  der  dooden,  de  verwinning  van  Satan 
en  de  oprigting  eens  duizendjarigen  ritjks  verwachtten. 


OVBR   DE   B£NAMING    GODS  ZOON.  S5^ 

Gedurende  den  tijd  nu ,  dat  zich  de  hoop  op  den  Mte»- 
fias  (MKwikkelde  en  vormde ,  vi^erd  denzelvèn^  oo)Cv  de 
'Oaam  en  waardigheid  van  Zoon  Gods  ^mü  overeenfteAi- 
ming'  met  de  doik-  en  fpreekmjze  der  wocouderen,  toe>' 
gelegd;,  en  bet  volk  en  zijne  voorgangers  gewenden  zich^, 
beSde  namen  zoo  met  elkander  te  verbinden,  dat  de  kat- 
fte'  het  eigendommelgke ,  vereerende  praedikaat  des  eei- 
flen  werd  9  ja  dat  zif  met  den  naam  van  Zone  Gods, 
zonder  meer,  den  Mesfias  aanduidden.  Want  men  ziet 
'iiit  de  Evangelifche  verhalen  van  het  N,  Verbond^  dat, 
wanneer  het  volk  Christus  Gods  Zoon  noemt ,  of  wan^ 
neer  de  Schriftgeleerden  en  O  verpriesters  van  hem  als  den 
Zoon  Gods  handelen^,  z^  met  dezen  naam  geen  nieuw 
denkbeeld,  geen  hun  tot  hiertoe  vreemd  begrip  willen 
uitdrukken ,  maar  dat  zij  dien  geheel  in  d^  gewonen 
Mesfiaanfchen  zin  gebruiken,  volgens  welken  dezelve 
i^i)  hun  volk  aan  de  koningen  als  Gods  plaatsbekleeders 
gegeven  werd,  flechts  met  deze  vefheflSng  en  nadruk, 
dat,  dew^l  bij  hen  de. Mesfias  de  verhevenfte  aller  ko- 
ningen .was ,  de  naam  Zoon  Gods  hem  ook  in  den  ver- 
bevenften  zin,  als  den  hoogden  plaatsbekleeder  van  God 
óp  aarde,  werd  ^gegeven. 

•  Jezus  nu  trad  ónder  zijn  volk  op  als  de  lang  ver* 
wacbte ,  de  I^esfias  of  Christus.  Als  zoodanig  w^t 
hij  door  het  ganfche  N.  V»  verkondigd;   daarvoor  ver- 

"klaarde  hy  zich  zelf.  Wd  niet  in  den  aarcjfchen  zin ,  in 
welken  het  volk  eenen  koninklijken  r/edder,  bevr^der  en 
zaligmaker  verwachtte ,  maar  toch  als  den  Mesfias ,  als 
den  koninklijken  ftichter  van  een  nieuw  ]dgk,  en  als  den 

'  heSaanbrenger  allen,  die  aan  hetzelve  deel  zouden  nemeo. 
Zgne  uitdrukkelQke  vekklaringen ,  zqn  ganfche  zin  en 

: geest,  zqn^  geheele  dom  en  laten  duiden  aan,  dat  lilj 
geen  oogmerk  had,'  de  ijdele,  zinnelijke  verwachtingen 
z^s  volks  te  bevredigen ,  en  dat  hij  alles  in  het  werk 

aftelde,  om  zich  tegen  deszelfs  onftuimigen  drang  tot  dat 

reinde   te  onttrekken.     Hij  had  bet  denkbeeld  van  cenen. 

-Mesfia^  in  deszelfs  hoogfte  reinheid  en  verhevenheid  op- 

"  gtvat ,  en  driiktp   dit   ook  big  z^n  eerfta  optreden  uit ,. 


55^  VERHANDELIMG 

inet  de  woordea:  ,,  Bekeert  u;  het  koningr^k.der  Ac^ 
'y^  metm  is  nabi!}  g^konien/'  Hi}^  wilde  eebe  iarigtkig 
tkarflrellen,  in  welke,  vaa  tgd  tot  t^jd,  alle  onze  ge> 
flachtsgenooten  ,^  zonder  eenig  opzigt  tot  de  burgerliüke 
nsaatfcbapim ,  aan  wdke  zij  behoorden ,  tot  eene  groote 
'gemeente  van  door  zijne  Godsdienst  verlichte ,  zedelqk 
veredelde  en  daardoor  gelukkige  vereerders  van  God  zouden 
«verbonden  worden.  In  deze  wilde  hij  als  geest^k  ko- 
ning heerfchen  en  geluk  verfpreiden ,  niet  door  aardsch 
geweld,  maar  door 'kracht  der  waarheid  en  door  de  ver- 
pligting  van  al  derzelver  leden  tot  eene  gewillige  gehoor- 
zaamheid aan  den  heiligen  wil  van  zijnen  en  hunnen  be- 
melfchen  Vader ;  niet  uit  eigene  volmagt ,  maar  als  plaats- 
bekleeder  van  God ,  die  hem  gebonden  had ,  en  nattr 
wien  het  rijk,  dat  hij  grondvestte,  zQn'  naam.,  u&^  rgik 
yan  God^  droeg. 

Het  is  derhalve  uitgemaakt ,  dat  hij  als  de  Mesfias 
onder  zijn  volk  verftheen,  fchoen  ineenea  ved  hoog^ 
ren  zin,  <]an  dit  volk  meende»  Doch,  verfcheen  hg  als 
zoodanig ,  zoo  w^  hem  ook  de  naam  van  Zoon  Gods, 
waar  deze  naar  het  fptaakgebruik  des  volks  op  hem 
wetd  toegepast ,  in  den  Mesfiaanfirhen  zin  eener  koniak- 
IQke  waardigheid  gegeven.  Daarvan  bevat  het  N.  V. 
'ZOO  duideMjbe  bewijzen  ^  dat  wij  Hechts  eentge  behoeven 
op  té  noemen»  Wanneer  Matth.  III:  17  verhaald  wordt» 
dat  'Joannes,  toen  hij  Jezus  doopte,  de  Goddelijke  v^- 
klaring  hoorde:  ^  Deze  is  mgn  Zoon,  mgn  gdiefde^, 
^  in  vp^lken  ik  mijn  welbehagen  heb;i^  zoo  valt. het  niet 
te  miskennen ,  dat  men  daarmede  heeft  willen  zeggen , 
'dat  God  Jezus  als  den'  beloofden  Mesfias  ,  terflnnd  hij 
den  aanvang^  van  zijn  groot  werk,  pl^ig  heeft-  erfcoid , 
en  dat  de  Dooper ,  die  naderhimd  Jezas  vragen  li^t : 
*,,  Zijt  gij  het,  die  komen,  zou,  of  verwachten  wg 
y,  eenen  anderen?^'*  volftrekt  geen*  anderen  zin  daasmede 
verbonden  heeft.  Volgens  Matth.  XVI:  13  had  Je«us 
zijnen  jongeren  gevraagd,  voor  wien  hem  de  menfidieQ 
hielden,  en,  toen  hem  dezen  daarop  geantwoord  bad- 
'  den ,.  de  vraag  tot  hen  gekeerd :     „  AJaar  gij ,  wie  z^t 


>  OVER  DE  BENAMING  GODS  ZOON.        553 

»  ei'j  dat  ik  ben?"  Daarop  antwoordde  Petras:  »,  Qü 
M  2^t  de  Chrisüis,  de  Zoon  des  levenden  Gods  ^ -Ven 
verbindt,  op  de  gewone  w^jxe,  de  beide  namen  Me^as 
en  Zoon  Gods ,  het  verhevene  fubjdu  en  het^pj|^[tige 
pr0édikaa$f^  ;Zoodat  aan  eenen  anderen,  dan  den  Me^* 
aanrchen  zin  des  naams  van  Zoon  Gods ,  yollbrekt  joiet 
gedacht  kan  woxden.  Het  bijwoord  legende  óod  veran- 
dert de  zaak  in  geen  opzigt;  want  hetaelve  heeft  zijne 
betrekking  alleen  op  God,  en  moet  dezen,  in  tegend^Upg 
der  doode  (niet-)  Goden,  in  z^e  wezenUj^eid  vopr- 
flellen.  Wanneer,  vb^s  Matth.  XXV|I:  sj^-^^s ,  Jezus 
aan  het  kruis ,  deels  door  voorbqgangers ,  de^Is  door  de 
Overpriesters ,  Schriftgeleerden  en  Ouderlingen,  b^pot 
wordt,  zoodat.  zij  zeggen:  ^  Indien  gQ  Gojds  Zoon 
„  zijt,  zoo  kom  af  van  het  kruis;" — ^  is.hgdeKoining 
^Israëls,  zoo  kome  hy  nu  af  van  het  kiiMJs^i^wIj 
^  zullen  iA  hem  geloQven;''~  »hg  heeft  jezegd:  ^  ik 
H  ben  Gods  Zoon  ,'*  — zoo  ziet  een  ieder ,  dat  f^q ^H^e 
mtdrukkiageH::  de  Koning  hracls ^n  ^ocii.  G^^y.ftls 
gefi^luidcnd  bezigen  ,  en  dat  dus  de.  laat^  ffB^f^l  V^v^ 
Mesfiaanfchen  zin  omtrent  hfem  gelffuikt.  wocd|«  :  <    > 

'Doch  is  het  uitgemadct,  dat  Jezus  den  imns  ffpi  ZfHili 
Gods  :in  bet  N.  V.  h^  eei^  in  dez^  ^in.jv«sd'r toe- 
gelegd, zoo  blqkt  d^Sifuit,  boe  wq  ab  Chmteiyke 
predikers  1  Jezus  te.  dezen  opzi^te  jn  de  <geiMen^  4$r 
Gfaristenen  hebben  .tüoorriie  (leU^,  namelijk^lfi  deniii^- 
hevenen,  door  wien  de  hoogfte  en  vurigst  vfilupDig^e 
hoop  van  den  voorcgd  tder  v^looptne  eeuwen^  op  eqie 
veel  hoogere  en  betere  wqze,  dan  men  zelf  gel.9(^6ie/^  is 
«efvittld,  --  als 'den  van.  Qad  sez^mden  rec^er,,  j^e^  als 
Gods  iplaatsbekleeder,.ttf$t  Oecbt»  ^^>KP^»*spa^i^  09S 
ganfche.  eeflackt  vi|n  zyMrukkendat  lïy^s  vedj^fesi ,  :^ , 
naar  bet  .bevel  en  \n Ja^  -mogm^id  Gic»(l^  5  ^m  ifplfcp- 
Jiene  ;heribhepping  van  Kijdentoeftand  zqiv  ^b^ipMbiP  9  ?- 
als  dèn  fticbter  van  een  Godsc^fk  op  .aa|rde9tdat  ;godis- 
vrudit  en  zedelijkheid  tot  zQn  hoQgfte  dodjcoif  jiehben, 
en  daarom  allen,  die  den  beHigen  wil  .yan  Gq4da0rWjj- 
moedige  gehoorzaamheid  wilden  (huldigen ,  het  burgenregt 


554  VERHANDELING 

ZOU  fchenken,  —  als  den  Heiland  en  Zaligmaker,  die  ons 
'ganfche  geOacht  op  den  eenigen  regten^vireg ,  dien  namel^ 
der  gódsdienftige   en   zedelpe  veredeling,  tot  de  ware 
godzaligheid   zou  leiden,   overtuigd  dat  voor  hetzelve , 
zonder   vroomheid ,  liefde  en   deugd ,  ook  in  het  bezit 
van   alle  aardfche  goederen  en   het  genot  aller  aardfehe 
vreugde,  geen  waarachtig  heil  te  vinden  is,  maar  dat 
het  alleen  door  reiniging  en  verbetering  zijner  denkwgze ,  • 
gezindheid  en  zeden ,   door  middel  van  geloofsleeringen 
en  zedelQke  geboden,   welke  hij  CJ^zus)  hetzelve,  ter 
omhelzing  en  naleving ,  in  den  naam  van  God  voordroeg, 
voor  fmartelijke  dwalingen  bewaard  én  tot  het  genot  van 
waarachtig  en  duurzaam  welzQn  gebragt  kon  worden,  — 
als  den  geestelijken,  hemelfchen  Koning,  die  in  zijn  r^k 
op  aarde,  in  de  Christenheid  ^onophoudelijk  de  eeuwige 
wetten  Gods  doet  gelden ,   door  de   waarheid  over  de 
verftahden  en  harten  der  Christenen  eene  Goddeiyke  heer- 
fchapplj  voert ,    de  zedelijke  orde  onder  hen ,  trots  alle 
aanvallen  en  ftoomisfen  door  wereldgezind-  en  dwaas- 
heid ,  berchermt  en  in  iland  houdt,  al  de  besten  en  edel- 
ften  tot  bevordering  zQner  heilige  oogmerken ,  ter  verbrei- 
ding van  licht ,  liefde  en  godsvrucht ,  in  zQne  groote 
Christengemeente  vereenigt,   de  algemeene  welvaart  op 
waarheid,    regt,  pligt  en   deugd  grondvest  en  ftaande 
lioudt ,  en  voor  wien  daarom  al  die  millioenen  op  aarde , 
welke   zQnen    naam    dragen   en   zijne    geestelQke    mo- 
gendheid  gevoelen ,   met  regt  hunne  knieën  buigen,  om 
hem,  den  Heer  en  Koning  der  Christenheid,  dankbaar  te 
vereeren. 

II.  De  vraag,  of  Jezus  in  het  N.  V.  in  een'  phyfi* 
fchen  (natuurleken)  zin  Gods  Zoon  genoemd  wordt,  zou 
niet  te  pas  komen ,  zoo  niet  twee  Bybelfche  Schrijvers , 
Mattheus  en  Lucas,  daartoe  aanleidmg  gaven,  welke  in 
den  aanvang  van  hun  verh&al.der  levetisgefchiedenis  van 
Jezus ,  en  wel  de  eerfte  met  aanhaling  eener  bij  Jezaia 
(VU;  14)  aangetroffene  en  in  later'  tijd  op  den  verwach- 
ten Mesfias  toegepaste  plaats ,  zeggen ,  dat  Jezus  zon* 
der  toedoen  eens  roenfchelijken  vaders  ,  op  eene  buitenge- 


OVER  DB  BENAMING  GODS  ZOON*        555 

wóne  wQze,  dwir  den  H.  Qees^  en  de-  kracht  des  Ah 
lerhoogfien^  geteeld  is»  waarbij  nog  door  Lucas*  de 
woorden  van  den,  Maria  deze  wcmderbare  gebeurtenis 
vooraf  verkondigenden ,  Engel  gevoegd  worden :  ,,  Daarom 
„  ook  het  heilige,  ^ dat  uit  u  geboren  zal  worden,  zal 
„Gods  Zoon  genoemd  worden.^  Vergeefis  heeft  men,  door 
het  wonderbare  dezes  verhaals  verrast,  tegen  de  echt- 
heid der  beide  eerfte  hoofdiftukken  van  Mattheus  tw^ 
•felfaigen  opgeworpen ,  en  ten  aanzien  des  Evangelies  van 
Lucas  de  bedenking  willen  doen  gelden ,  dat  het  toet  op- 
zigt  tot^z^ne  inleidende  verhalen  geené  volkomene  ze- 
kerheid verleende,  omdat  het  met  het  (niet  kanonieke) 
Evangelie  van  Marcion  overeenftemde ,  en  dit  het  begin 
:des  Evangelies  van  Lucas  niet  gehad  bad:  vniat gene 
twyfelingen  werden  door  de  beste  Griekfche^  handfchrif- 
ten  en  derzelver  vertalingen  opgeheven ,  en  deze  beden- 
king verliest  daardoor  alle  kracht,  dat  het  Evangelie  van 
Marcion  voor  niets  anders ,  dan  een  verminkt  Evangelie 
van  Lucas,  kan  gehouden  worden.  Vraagt  men  der- 
halve ilechts  daarnaar,  of  in  het  N.  V.  waarl^k  van 
eene  wonderbare  gaieratie  van  Jezus  gefproken  wordt; 
of  Jezus  daar,  waar  dit  vermeld  wordt,  in  eenen  natuut<* 
lljk^  zin  Gods  Zoon  wordt  genoemd,  in  tegenftelling 
van  eenen  natuurlijken  menfchenzoon ,  -  zoo  moet  deze 
vraag  met  „ja"  beantwoord  worden. 

Doch  het  is  eene  andere  vraag ,  wanneer  men  de  zaak 
zelve  en  hace  geloofwaardigheid  wil  onderzoeken}  en 
wQ  hebben  van  dezelve  hier  flechts  in  zoo  verre  te  g^ 
wagen ,  als  het  op  de  w|jze ,  hoe  de  Christenprediker 
bet  B^belfche  verhaal  van  deze  woüdergebeurtenis  be- 
handelt, eenigen  invloed  heeft*.  Wg^  weten,  dat,  reeds 
tegen  het  einde  der  eerfte  eeuw,  de  Gnostiek  Ceriathus, 
die  in  Klein-Azië  als  leeraar  optrad,  van  Jezus  zeide, 
dat  hq  even  als  ieder  ander  mensch  voortgebragt  was; 
desgelijks,  dat  de  Joodsch-Christelijke  aanhang  der  Ebio^ 
niten  in  Palestina  de  bovennatuurlöke  generatie  en  ge- 
boorte van  Jezus  niet  aannam,,  maar  hem  voor  eeneii 
zoon  van  Jozef  en  Maria  verklaarde.    Waaruit  wiü  be*^ 


55^  VBRHANDEUNG 

fluiten»  dat  de  .omlfaumdie  of  t«0ds  befhaode  m^auog 
omtrenit  eenen  wonderbaren  oQifprong  v^xi  Jq&jds  ^mip- 
3]A8   algemeene  toisfteniming  vpod ,  fcboon  wq  :Ook  op 
èet  gevoelen  vtn  dten  Gnostiek  ]K>ch  dier  bevoorooc- 
deelden  veel  prqs   kunnen  (lellen.    Maar  dit  ^eker  ve;i:- 
dient  in  aanmerking  genomen  te  worden,  dat»  beiaal ve 
het  boven  aangeduidjs  verhaal  van  Mattheus  en  l<uois , 
van  zulken  .  boYennatuttr]j||ken  oorfprong  van  Jeaus  in 
het  ganfqhe  ,N#   V.  ^verder  geen  gewag  wordt  gemadit. 
Jezus  zelf,  wanneer  hq  van  zijne  verfchijning  op  aarde 
ipreekt ,  z^ ,   dat  bq   ^  van  den  Vader  gekomen  is^ 
^jdoor  den  Vader  gezonden ,  van  den  hemel  neéigedaald;" 
doch  nergens  noemt  hij  God,  in  een*  phjfifchcn  zin 9^ 
nen  vader.    Zijne  moeder,  Maiia,  .welke. te  zamen  met 
Jozef  den  twaalfjarigen  knaap  Jezus  in  den  tempel  te  Je- 
ruzalem vond,  zegt  tot  hem:  ,,.Uw  vader  en  ik  hebbes 
„u  met. fmart  gezocht/'  Het  volk  noemt  hem  een'ioon 
Jozefs.    Geen  der  Apostelen ,  Mattheias  uitgezonderd, 
-gedenkt  de.ganfche  zaak,  die  toch  der  vermekHnge  wel 
.waardig  vms .  geweest*    Wanneer  .Paulus  van  den  jaard- 
iidien . oorfprong  van  Jezus  (preekt,  zoo  zegt  hy,'dat 
hy '  HQ»r  het  vleesch  van  David  afftaat."    Bij  iifit  ftü^ 
«w^jgen  der  b|j  dezelve  jbelanghebfaenden ,  van  esnezaak, 
^  op  zicbzelve  onbegsgpelöfc  is,    behoeft  men  zich 
waarlQk  niet  te  verwobderen,  wanneer  vüè^  zwai^dd 
gemaakt  hd>ben  en  nog  maken^  dezelve  als  eene  gebeurde 
aaak  aan  te  nemen  9  maar  zich  iveeleer  voor  gcr^tigd 
h0uden,  het  gekx>f  ^aan  dezelve  im  het  verhaal  daarvan 
als.'\4e  :vcucbt  der  Jiooge  J^ewondedng  jte:  befehouwen, 
-volgens  welke  ioen  in  zijne  befcfaavii^  nog  JBet!>veKre  g^ 
vocdeid  jro}k  den  vprbevenften  ztpiei;  itijdgenooten  ^en  den 
grootlien  z^jaef  .weldoepers   niet   beter,  dan  door  .fM 
aannemen .. e^er    onmiddelbare    afflamming   van  «God, 
meende  te.jcuonen  «ereni}  ^gelijk  trouwens  ideigefchiedr- 
kundige  oi^levmdng(|n^ider:alQUdhddt  geno^zamê  bf|wg^ 
zen  opleveren  4  dat  sméa  Cbortgelyke  .  omA&ndigheden 
fooscgelgks  heÜe  tplaats  gegrqien.    Dat  de:beAichtaaem* 
fte  en  fcbranderfte  Godgeleerden  van  onzen  t^  (b.  v« 


OVER  DB  BBNAMING  GODS  ZOON.        55? 

Schmidc ,  Hoikey  Ammon)  hiervoor  uitkwamen  en  uit- 
komen mogten,  is  buiten  tegenfpraak  een  teeken  van 
desselfs  vergevorderde  befchaving,  en  vandeverkregene, 
belangrijke  overtuiging ,  dat  de  waardigheid  van  onzen 
Heiland  en  de  groocbeerlQkheid  van  'z^n  werk  en  rtt- 
dienfte  van  deze  zyner  bovennatuuriijke  telingen  geboorte 
geheel  niet  afhangt ,  en  dit .  «gne:  hooge  veréerenawaaiv 
d^eid  op  gansch  andere  ^  onbewegd^é  'gronden  beruslw 
Het.beftaan  van  Jezus,  den  verhevietaftenwddoenerder 
Qioifcben  ^  ia  Gods  werk*  God  had'  a^Qne  vtrfeiHJiltog 
voorbereid,,  door  de  verdekte  lioOp  öp  eenen  redder  en 
beilainbreDger;  Hij  had  de  beboefteiaaa-  eenen'zoodunK 
gen  in  's  meofchen  borst  opgewekt  en  onderhouden; 
Toen  deze  geboren  werd,  toen  zich  z^vmeoTeheü^ 
beftaan  langzamerhand  ontwikkdde ,  z^e  ediele  g!eaard* 
heid  aan  den  dag  kwam  en  de  volheid  der  iI^beiDtlronende 
Godskracbt  zich  uitbreidde,  Hoegen  z^ej  broederen  de 
blikken  van  hem  op  den  hemd  en  zeiden:  ^  De  knicbt 
^  des  Alla4tóog(len  heeft  bem-gevormd?'^  Jod  XXXm: 
^},.De  gócsé  Gods  huft  ^^  gemaakP-^  en^  ddem  d(Ê$ 
Almitpig^n  hcrft  mij  het  leven  gegeven  ^ 

(^He$  yaryolg  en  fint  hierna^^ 


BEN  BN  ANDftB  Ö^R  OB  CH0t«BA. 


D. 


^e  Ghelera^  die  ftdert  eenlgen  t^d ,  dok  fif  óns  we^ 
relddeel,  onder  de  menschheid  fbhrikf  en  verderf  begint 
te  ven^ttildéii,  en^over  geheet ^ Europa  l«aritKk>]'diaidig^ 
bied^eigt  uil  te  breiden,  ia  nog  vtr  üif  vttn  gienoegfeaatt 
bQ)db  geneeskundigen 'bekeiid  te  zijn,  om  ereenk  iviél^e^ 
(raHonde"^  héAanA€Bsi%^^  die  zich  doör  h«^e  gunft^  ge^ 
volge&'  Van  de  tot  hiertoe  beproefde  onderfchetdt ;  ofi 
te  feunneir  toèpasfen.  Integendeel  foopen  de  berigten 
over  haren  oorfprong,  bare  wQze  van"  ontftaan ,  bate 
toevallen,  de  behandeling  enz.  evenzeeif  ultee»,  üls^de 
onderfcheidene  namen  oneigenl^k  zQn,  waanü^ite' lï^en 


5S8      BEN  £1«  ANDER  OVER  DE  CHOLERA. 

dezen  geefel  des    menschdoms   heeft  wUle»  ^  aamiuidên. 
XóKépêk  toch ,  van  ^oa^  afgeleid ,  is  eene  ziekte ,  die  zich 
door  braktng  en  ontlasting   vtagA  kenmerkt;  bQ  dac 
ziekte  echter  is  de  uitftordng  vtfn  gal  in  de  darmbuis 
vedeer  geheel  belemmerd,  en  worden*  er  witte  en  hel- 
dere vochten  uitgeworpen;    De  naam  vaA  Cholera  nnkr^ 
hui  is  echter  nog  oneigènl^'ker:  Cholera  is  zoo  «wel  4^ 
morbus  tm  fi^fiantiyum^  en  niet ,  gelQk  in  No.  np, 
bl.  689  van-den  JCumt^^ en  Let^ri^ode  gezegd  wordt ^  een 
adjecthum.    x^P»  komt' reecte  bij   hippocratss 
(de  Bpid.  Lib.  IV.  Sect.  7.  No.  lo.)  en  bij  cel 8 0S 
(Lib.  IV.  Cap.    ii.)  als  zelfAandig  naamwoord  voor. 
Maar  verder  (ibid.  No.  70)  gebruikt  hippocrates 
óbk  tiet  adjectiyum   %dA«piJc«  met  ^«(«»,  hetwelk  wQ, 
fflisfchieh  door  <;ene  druk-  of  fcfar^flSsut,  vertaald  vinden 
dodr  Cholera  ^morbus.    Veell^  mogen  w^j  hier  wel  de 
aanleiding  tot  dezen  oneigenlijken  naam  zoeken.     Wil 
men  dus  den  naam  morbus  blqven  behouden,  dan  fcbrQ- 
ve  •  men    Cholericus  morbus ;     niet    Cholera   morbus , 
nóch  Chokrus  morbus ,  gelijk  op  de  aangehaalde  plaats 
in  den  2^^//^r^o^  geleerd  wordt.    Maar  ook  over  de 
uitTpraak  van  x^^P»  heerscht  nog  geen  gelQk  gevoelen. 
Sommigen    laten  den  klemtoon  op  o,  anderen  op  §  val» 
len.    Dezen  beroepen  zich  op  de  ^fl^ding  van  ;^oAi),  en 
gebruiken  de  arfis   of  den   accentus    voor  eene  lange 
voetmaat j  genen  lezen,  gelQk  alle  woorden  op  p«,  ook 
hier  de  e  kort ,  en  flaan  minder  acht  op  de  verheffing  ai 
arfis.    Zonderling  is  echter  de  verklaring  van'  eenen  ge- 
neesheer,  die,   met  zichzdven  mgenomen,  getuigde, 
veel  aan  het  Grieksch  te  hebben  gedaan,  en  beweerde» 
dat  men  in  het  Grieksch  x«A^P«>  ^^^^^^  ^  het  Laf^'n 
Cholera  lezen  moest.  —  Maar  hoe  dan  in  het  Hol^ 
landsch,   in   het   Fnmsch,  Engelsch,  Duitsch,   Rus- 
fisch  enz.  ?  —  Hoe  dit  ook  zq ,   voor  dezulken ,  die 
aan  den  naam  veel  waarde  hechten  en  zich  met  x^p» 
niet  kunnen  vereenigen ,  meenen  wi|j  dien  van  ix^xsp»  te 
mogen  aanbevelen. 
Aangaande  den  oorfprong  der  ziekte  verwondert  het 


£&M  EN  ANDEA.  OVER  Ü£  OHOLBRA.      559 

ons »  hQ  fommige  Schuivers  aangeteekend  te  vinden ,  dat 
DS L t o N ,  in  z|jne  Foyagc  aux  Indcs  orieraaUs ,  Amft. 
1689,  reeds  deze  Oostindifcbe  Cholera  befchreven  zou. 
hebben*  Dit  is  echter  zoo  niet.  BI.  300  vermeldt  bq 
'  die  akkre »  welke  de  Indianen  Mordechi  noemen ,  waar- 
van bü^  de  teekenen  aldus  opgeeft:  n  Ses  fignes  Tont 
W  grande  altécation,  douleur  de  tête,  inquiétude,  fièvre^ 
n  délire,  flux  de  ventre  et  vomisfement;  h  pouh  est 
yyfort  et  ipégal^  les  urines  rouges  ou  blasschesy  mais 
,,  taufours  elaires  '*  enz.  B^  de  Cholera. ,  daarentegen  , 
is  de  utine-aflcheiding  ondeidrukt;  terwgl  di^  Mordechi 
zich  noch  door  hevige  krampen  in  den  buik,. noch  der 
ledematen ,  gel(jk  de  Chohra  9  kenmerkt»  Dat  beide  ziek* 
ten  van  elkander  verfchillen,  blqkt  ook  nog  uit  tle  j^o- 
jage  aux.lndes  orientahs  et  è  la  CMnedfpi^s  1774 
jusqu*en  1781  van  sonnerat.  Hier  lezen  wQ ^  pag. 
200  en  verv. ,  een  goed  beeld  der  Cholera ;  waarna  hö 
van  de  ziekte  Mordechi  (in  ^^^  Frmsch  mort  de  chien, 
omdat  Mordechi  9  van  het  Perzisch  afgeleid  9  ^^^fi, 
vermoorden  beteekent)  in  onderfcheiding.  der  Cholera 
fpreekt ,  terwyl  hij  dezelve  enkel  aan  onderdrukte  huid- 
uitwafeming,  het  flapen  m  de  opene  lucht  enz.  toe' 
fchryft. 

Misfchien  is  het  niet  geheel  vreemd  aan  de  waarheid, 
aan  te  nemen ,  dat  de  van  ouds  genaamde  Cholera ,  reeds  door 
HippocRATBsencELSusopde  boven  aangehaalde 
plaatfen  en  door  zAcuTUSLusiT^NUs,ensYDEN- 
HAM  in  z^ne  Opera ^  als  epidemifche  ziekte  befchreven, 
van  denzelfden  aard  is  als  die  gene,  welke  tusfcheü  en 
by  de  keerkringen  in  de  laatfte  jaren,  het  zy  fporadisch 
of  epidemisch 9  geheerscht  heeft,  en  aldaar,  door  onbe- 
kende oorzaken,  een  befmettelqk  vermogen  heeft  verkre- 
gen ,  waardoor  z^  zich,  eenigzins  gewgzigd,  maar  heviger, 
verder  en  ook  naar  Europa  heeft  kunnen  verfprdden. . 

Maar  ook  met  betrekking  tot  de  voorbefehikkende  en 
gelegenheidgevende  oorzaken  zoo  min ,  als  over  de  al  of 
niet  befmettelijkheid  dezer  ziekte ,  fchijnt  het  pleit  by 
fommige  geneeskundigen  volkomen  beflecht  te  z^n.    Zoe- 


5ÖÓ' 


E£N   EN   ANOBR.   oVCR^Dft   CHOLERA* 


keè  '^aiea  de  voörbefcMltdieid  todi  b^  de  20odJaiig«& , 
dk'ika  eehe  baitenf^t^rige  leef^ffzev  aan  ttiisbraik  vui 
geé^r^e  drkhken  fthtÜdig  üidcéflr^^  of  zioh  <loor  iofpan* 
nitigen  rrka  de  ziel  of  h^t  ligch^tA,  door  waken  enr. 
uitptttten  ,^  of  zkh  bovéfa  neérdrdckende  sieUaandoeixiii» 
gëhV  ah  vrees  voor 'beflnetcing-,  komnar,  verdriet^  Hief 
kintneh  ^  veAeBÜn'^  en  die  eeiie  weldadigtei  c^ruimdbeid 
dè^  iid%  én  het  vertrouwen  op  eéhé  worgende  Voonrie* 
£ipeid  dtttl>èim;  zim  fommigen  wederotii  jon^  kinde- 
rcSi  ctivroüweüttieeT  veifchoond,  dan  ondeie  van  ja- 
itift^éË  mimnén;  de  emring  van  andere  fdiynt,  op 
lii^'  bè6rt;  té  leereny  ^t  de  vatbaarheid  voor  de 
ÓM>krn\^  zonder  deze  oorisafeen^  m  aanmeiking  te  ne* 
ffieh,  bi} 'kkideréti'  van  4  tot  15  jaren'  geringer  is  dan 
bS^  vóhinsfenen ,  en^  dat  vatt'  de  tfj  tot  45  Jaren  de 
vèttbaarHdd  bet  grootfte  is,  doch  de  flerfretoeneenu , 
htie  oüdéir  dé  lifder  is.  Dit.  wordt  althans  bewesen 
dó'rii'''de-  vólgendir  tafel  van  een  Giip/^o^ziekenhüis  te 
X^>7^Wtf,  ai  Nov.  i;i;  opgemaakt,,  waaiiniich  toen 
4^^^**  rieken- bevöildcn  r 


I^BJEFTIJO. 

GBNB- 
ZBN. 

bidneb 
24  aren. 

GESTORVEN 
Dl  *4  oren. 

i 

Ztmeo. 

totaA 

cenea  cd 
|[elUt*e> 

BCO. 

v«n:4(tQt  ijjven 

•    13 

3 

7 

.     ÏO 

«3 

*5 — %5-r 

71 

5 

1» 

»7 

88 

ftS  —  35  — 

57 

11 . 

as 

34 

9' 

■  38--  —  45)  — 

:    45 

ï5 

ap 

44 

89 

4<S>—  55.— 

ao 

17 

.     18 

35 

r    55 

55  —  65- 

9 

ai 

13 

34 

43 

65.-80- 

4 

7 

5 

1* 

16 

TÓTAAt 

ai9' 

TOTAAL 

186 

405 

Dokrh  o6k  ttlet-  de  bebordeding  der  opwdckrade  of 
gëiegenhéidgèVende  oorzaken  is   het  niet  veel  beter  ge- 


EBN  EN  ANDKR  OVBA  DE   CHOLBRA»      561 

legen.  Zij ,  die  de  befmettelijkheid  niet  aannemen  en  de 
ziekte  fa  de  wtmiere  luchdlrekdn  hebben  draa^peiaoiiien  , 
fchrQveii  haar  aan  het  gebruik  van  ved  eo  flechc  voiedfely 
bedorven  rQst ,  onrQpe  vruchten »  aan  den  invloed  van 
eene  zekere  fmetftof  in  den  dampkring,  aan  groote  hitte , 
aan  onderdrukte  huiduitvimfeming  en  d^g«  toe ,  waardoor 
zQ  nu  eens  fporadisch ,  dan  epidemisch  zou  heerfcben V 
en  z|]  fchijnen  niet  te  éedenkén ,  dat »  wanneer  ook  dtzt 
oorzaken  eene  doodelijke  Cholera  vermogen  voort  te  bren- 
gen ,  dit  nog  geenszins  tegen  het  beftaan  eener  fmetftof 
fpreekt,.  die,-in  het  bloed  óf  de  afgefcheidene  vochten 
voorhadden ,  eenen  gezonden  mensch  befinetten  kan*  Die 
deze  ziekte  in  het  Rusfifche  rqk  hebben  waargenomen, 
zijn  dan  ook  veelal ,  door  de  noodlottige  gevolgen ,  die 
hun  het  vroeger  gevoelen  van  niet-befmettlijkheid  berok- 
kend heeft ,  en  waardoor  vele  beproefde  voorbehoedmid^ 
delen,,  quarantaines,  befookingen  en  derg.  verzuimden 
nagelat^ , ,  ja  zelfs  verboden  werden ,  genoeg  yan  hunne 
dwaze  meening  overtuigd  geworden;  en  het. is .,  ter;  liefje 
der  menschheid,  te  hopen,  dat  zq  eerjang  door  allen., 
die  aan  de  waarheid  daarvan  nog  twgfelen  m(^en^ 
hierin  worden  nagevolgd,  tot  bevorderhig  waarvan  ongé^ 
tw^jfeld  ook  zal  moeten  ftrekken ,  dat  men ,  b^  de 
eerde  verfchijning  der  ziekte  op  eene  plaats ,  de  vri^zt 
van  overbrenging  naauwkeurig  gadefla  en  de  verfprei* 
ding  der  ziekte  als  op  den  voet  volge ,  hetgeen  aït^a" 
gemakkelijker  zal  wezen,  dan  wanneer  er  reeds  vele  meii* 
ichen  te  gel^k  door  zyn  aangetast  en  de  ziekte  voor. epi- 
demisch doorgaat, 

(^Het  venmlg  en  jtot  hierna.^ 


MENGfiLW.    1831.    NO.    II.  R 


■ r   ■■       ■  .  ^  ■    '  .  ■  ^  ^    . 

.  :.       •  .     \      'HBO»  IfeiBOUD  ^tM»  ki^WBLLflM». 

.  ,.        ,.  P^or 

•      "        C.   W     WE«TER«ntil» 

^  l^eefiisr.k^'de  Remm^firanMh^Gürrfarmeerdè  Gemeente  ie 

\       '     MATtk.  Vliri  25*.     ^ypzuszeïde 
tot  zijne   leerlingen:    Wat  zift 
^     gij   vreesochtigi,    gij  kkkgeliHh 
vigenJ 


Ni. 


I.iec  9ionder  goed^  reden  eerbiedige  en  roemt  men  nog  he- 
den, als  wijs  en  edel,  faec  gedrag  van  dt  Romeinfehe  Raads» 
beerea ,  dié,  na  de  beruchte  néderiang  hunner  legerbendeA 
hti  CanM ,  veroorzatkt  door  de  onvoorzfgelg.  en  Termeief. 
%eld  va[n  één-  ^htmiier  ^eidheeren ,  toen  d«  .^ërflfekttnllM  en 
wftdhodp  des  Reméit^f^Mt  Velk«  .sno  groot  wMn ,  ^lait  tOMi 
H(it«iic)i4iA£  4n8ldm  aroor  ée  tanxben  vm  ikame  ^v^rwncbw  ^ 
^ti  z^Khoi  Anfbün  ¥efld|iet5r^  «tn  ihec  bMfid  vtn  lm 
«lunpy^lig  .ronterfobot  z^ts  gi^8i|geti  Jiej[ers  terügke^nde,  niet 
•men  met  e^b$]vij;&e9  t^^einoet  giugen,  jQftV'Qpk  pJegifg 
bedankten,  em(^at  hif  aan  Mt  tefymd  des  Vaderlands  niet 
gewanhoopt^  noch  het  aan  zijn  jammerht  óvergetaten »  maar\ 
ioór  hét  yerzamelen  zijner  yerffro&ide  benden  ,  geroüftd  ha/t^ 
dat  het  nog  léonde  gered  i»ofden.  ^  f)ns  werd  die  Staaf,  ni 
fle  gednefatfté  ramp,  behouden,  wiens  liurgers,  na  eenè 
kortftondige  vertwijfeling,  meer  ware  grootheid  -en  nede^flM 
Imcht  betoonden ,  dan  dikwerf,  als  z\j ,  door  de  overwin- 
ning  geleid,  bun  Kapitool  regeVierend  beUommen.  Het  is 
moed ,  ftandvastige  mannenmoed ,  welke  door  tegenbedea 
beproefd  moet  worden,  en,  na  geduchte  flagen,  meest  kan 
ibhitteren.  Het  is  moed,  welke,  naar  mate  hfl  meer  groot» 
held  van.  ziel  vereischt ,  des  te  eerwaardiger  en  JuisterrQker 
wordt*  Het  is  moed ,  in  kommerlQke  tijden ,  welke  den  w^ze 
kenmerkt ,  den  burger  vereert ,  den  held  verhoogt ,  en  het 
eenigfte  redmiddel  is  ^  om  gevaren  af  te  keeren,  rampen  telenii 
gen  en  alles  te  behouden.  Moedeloosheid,  integendeel»  ia  als|M 


LEERREDE;.  5^3 

een  vernedereoil  bewig«  van  eenen  overheerden  geest,  van 
eoiv  be^mai^^  ban ,.  §e^n^  deugd  en  zwakke  godavr acht. 
Z||  .ODieeit  d^a  a^c$d^  ia  oteerderie  .of  mind^e  mace,  vooral 
lIcQ  rnaüy  die  bfiar  .biyken  doec^  en  a^aakc  hec  verderf  ge- 
ms, dac  andere  aog  ce  keeren  was.  Gelijk  z|j  alle  foorcen 
van  ellenden  verhaast,  zoo  maakt  zq  die  ook  veel  gedachter, 
en  waar  zQ  ook  den  mensch  of  den  burger  moge  aangr^- 
ptep,  den  Chriscen.  behoorde  zj{j  nimmer  ce  overmeesteren  | 
waoc  zij  is  zoo  (Irydig  met  de  vaste  beginfelen  van  z^ne 
Godsdienst,  als  jzzus  haar,  in  onze  tekstwoorden ,  bq 
^ttiie  leedltigen,  fchoon  4oor  gedachte  gevaren  bedreigd^ 
ernstig  ce  keer  gaac  en  beftrafc.  Zy  bevonden  zich ,  name« 
}litk,  met  Hemt  ^n  een  Ueia  ytmrtu^g,  op  de  zee  yan  7ï^#« 
rioh  OU  was  wel  flechcs  een  meer,  of  binnenzee,  maar 
door  booge  rocabergen  omringd ,  en .  das  atn  onve^hoedfche 
n  hevige  ilormen  bloocgefield.  Thans  werd  zy  zoo  hevig 
bodookt  t  dac  bet  woeden  en  hmllen  des  onftttimigen  ele- 
snentt  weldra  den  angst  der  leerlingen »  fcboon  bevarene  (Ut 
Ueiian  gewone  seelicden  en  visfcbers ,  xen  top  deed.^ijgea; 
wMïït  ,de  golven  overdekten  het  fcheepje ,  en  vutden  het 
ibhkr  geheel,  zoodat  alles  eeoeii  onvermydeiyk^n  dood 
4ieigdc»  Hf  t  verhaal  van  een.  der  £vangeUsteii  zege  toch 
oitdrokkel^s  mif  warm  in  nootU  Alvorens  bad  jzzus,  alle 
sórgen  wentelende  op  z^nen  Hiemelfcfasn  Vader,  van  arbeid. en 
waken  afgemat,  zich  ter  rosse  begeven,  die. uy^by.deo  toen 
oog  (lillen  gang  van  het  vaartoig ,  gemakkelijk  vond.  Ooch,  q« 
het  onweder  zoo  geweldig  oplUk,  .werd  Hy.ddor.bet  nood* 
gefchiei  Z9n«r  leerlingen  uit  den  ilaap  gewekt.  Het  is  hiykr 
baar,  dat  zQ  niet  flechts  vreesden  voor  het  verfchcikkell^fc 
gebnlder  ^an  wind  en  zee£n ;  maar,  reeda  moedeloos ,  fchlir 
aen  zQ  de  hoop  opgegeven ,  en  flechts  .gmo^^^n  te  hebben: 
Bêeri  behêed  ^n$ ^wantwif  vergoém.  Niet  zoo ;Mer  tegen  himne 
yiry«»,ala  wel  cegen  hoiine  veNwijfeHng^  fcbym  dan  z^n  Ml- 
lyk  iwrwfit  gerigc  te  z^jn  «geweeat^s  l^af  zift  gif  9rumh$ig  , 
g^^  kktêgek^fifni  Vitnt  vm  .rree$a€iu^  De  j^JDn,  w^a  lien 
gip^vaasr  ^waa^yk  groot .  éa  dringend  genoeg4  maar  dit  .wo«rd 
aeft  aieer  inhetioorfpionkelUke,  en.  geeft  te  kei^ien , .d(it 
«H:  door  jEZva  voor  ié^iartigtü  oiHèUsfvai»  war^n  nmd 
gtbóndea  werden,  >ên  bun  vemoaweo  op  Hem  btee  gfheel 
vedof^n 'hadden,  g^k.de  naam  van  kietngsh^rigen  duideiyk 
te  iHoaen  geeft.  «-^Tegen  der Laziri^NoeN  moedehosheiden  yer? 
f^lÜfeKHg  fprak  dan   f  a^u  s  onze  cekaiwoorden  oit ;  «egea 

R  r  a 


'564  LEERREDE. 

de  ONZE,  hoezeer  In  de  droevige  omftendigbedeD  vtn  dê%en 
cijd  y  moet  even  zeer  mijne  rede  toe  u  zich  terzetten  >  we^ 
ker  voorname  inhoud  ons,  zoo  wQ  hopen,  zal  overeuigen, 
dat  wij  aan  het  behoud  onzes  Fadetlandz  niet  mogen  watnio" 
pen.  *-  Doe  Gij ,  Alidagtige  God  I  ons  deze  waarheid  zoo 
gevoelen ,  dat  wij  mee  de  noodige  kracht  en  moed  bezield 
worden ,  om ,  met  Uwe  hulp  ,  het  land  onzer  geboorte  en 
inwoning  eenmaal  behouden  over  ce  leveren  aan  onze  at- 
komeltngen  f    Amen, 

Gelijk  JEZUS*  leerlingen.»  in  de  gefchetüeomjltndighedeny 
bevreesd  waren ,  omdat  de  nood  boog  geklommen  was,  zoo 
Is  ook  onze  coelhtnd ,  als  Nederlanders  ^  thans  zoo  ongnaüig, 
dtt  wU  onze  vrees  wel  gegrond  mogen  achten.  Hoe  lang  en 
hoe  veel  toch  heeft  ons  Vaderland ,  in  onzen  leeftijd ,  niet 
reeds  geleden,  eer  de  tegenwoordige  nood  die  hoogte beteikt 
heeft ,  welke  ons  thans  doet  bidden  om  uitkomst  I  Hoe  vele 
ftaatkundige  omwentelingen  hebben,  in  de  laatlle  tijden,  onze 
grondvesten  gefchokt,  en,  al  meer  en  meer,  den  afgrond 
voor  ons  geopend  I  Reeds  eene  halve  eeuw  lang  zijn  wq , 
flechts  met  geringe  tusfchenpoozen ,  in  hardnekkige  en  hoogst 
'kostbare  oorlogen  gewikkeld  geweest,  en,  b^  herhaling, 
door  vreemde  legers  overftroomd  geworden.  Vijanden  en  dus- 
genoemde  vrienden  hebben  van  het  vette  van  onzen  grond 
tot  walgens  toe  gebrast.  Men  heeft  de ;  kunst ,  om  ons  uit 
te  mergelen,  tot  eene  verwenschte  regelmatigheid  gebragt 
gehad,  de  bronnen  van  .onze  welvaart,  ja  van  geheel  ons 
t^delQk  beftaan ,  grootendeels ,  verftopt  en  uitgedroogd ,  en 
ODS  tot  eene  ellende  doen  ;ünken  ,  welke  de  angstvalligheid 
zelve,  in  de  dagen  van  onzen  bloei,  naauwelijks  mogeljik 
heeft  kunnen  achten. 

Zoo  jammerl^k  verzwakt,  en  door  fchok  op  fcbok.  geteis- 
terd,  vond  ons  de  trouwe  willism  de  eerste,  de  tweede 
van  dien  grooten  naam,  naast  God  onze  tijdel^ke  veriosfer. 
Door  z^'n  wijjs  en  vaderijjk  bewind,  hoe  zeer  ook  dojor  vele 
tegenfpoeden  belemmerd ,  en.  door  allergeduchtfte  rampen  der 
natuur  nu  en  dan  zeer  moe^eiyk  gemaakt,  waren  w^  naan. 
weljtjks  tot  eenige  yetademing .geltomen ,  of  een  langdurige, 
afmattende  en  hoogst  kostbare  krijg ,  in  leene  onzer  belang, 
r^kfte  bezittingen  aan  gene  zijde  vanden  oceaan,  putte  onze 
fchatkist  uit,  en  beroofde  ons  van  een  aanzienlijk  aantal 
onzer . dappere  verdedigers.  Inderdaad,  indien  wij  een.w^lr 
gelqkend  tafereel  in  de   gefchiedenisfen  vonden ,  dat  al  de 


LEBRREDE.  565 

flti^en  en   veelfoonlge   ellenden  vereenigde»   welke,   in  de 
laatfte  vijftig  jaren,  nn  bQ   afwisreling,  dan  te  ziiment  oos 
Vaderland  hebben  geteisterd,  dan  londen  wQ  ona  een  land, 
dat  zoo  reel,  in  aoo  korten  ugd,  ondergaan  moest,  ajs  on- 
herffelbaar   verloren ,    althans    als    naanwelQks    bewoonbaar 
moeten  voorfteUen.    Dat  het  na  nog  faeden  beftaat ,  en  wjj , 
In  den  jongden  t^'d ,   nog  vele  gelukkige  dagen  in  hetzelve 
hebben  inogen  doorbrengen,  dat  moeten  wq,  menfcheigker- 
wQze,  aan   de  onvermoeide  zorgen ,  gematigdheid  en  vpor- 
zigtlgheid  van  hem ,  het  geëerbiedigd  Hoofd  onzer  Regering , 
dank  weten,   die  het  flingerend  roer  van  de  reeds  lang  ge- 
beukte en   naanwelijks   meer  dravende  kiel  in  (ierke  vuisten 
klemde,  en  ons  de  hoop  deed  fcheppen,  om  eenmaal,  na  de 
Mrftelling  von .  de  grootfte  fchade  «^  in  eene  gelukkige  haven 
geduurd  te  worden.    Maar ,  zoo  wisfelvallig  zQn  alle  men- 
felljke  zaken,  zoo  ijdel  alle  onze  voorultzigten  op  tqdelük  geluk  \ . ' 
'ziet,  daar  komt  een  onverwachte  (tormnithet  Zuiden  op,  di^, 
met  eene  woede,  fchler  zonder  voorbeeld,  het  reeds  zwakke 
en  veege  (laatshulkje  terugflaat  %n  op  eene  der  menigvuldige 
banken  of  klippen  dreigt   ce  vermorzelen,  --  Doch  laat  ons 
eigeoiyk  fpreken ,  Toehoorders  I     De  beeldfpraak ,  die  w^ 
bezigden ,  mogt  u  foms  de  wezenlQke  grootheid  van  het  ge- 
vaar«  dat  ons  dreigt,  min  volledig  en  juist  leeren  kennen*  Het 
Is  noodig,   zullen   wQ  behouden   worden,  dat  wg  het  niet 
'gering  achten.    Wat  hebben  wij,   federt  nu  bijna  een  geheel 
jaar  van  infpanning  en  worfteling   tegen    onze  tronwelooze 
en    verbitterde   naburen ,   vernomen ,   dat  onze  hoop  <^  de 
handhaving   van  ons   reeds  erkende  regt  door  de  Mogendhe- 
den van  het  zoogenoemd  befchaafde  werelddeel  vervullen  kon  f 
Waren,  wij  niet  geheel  aan  onszelvé  overgelaten,  en  genood* 
zaakt,  om   alle    onze   natuurlgke   en  zedelijke  krachten  ter 
behoudenis  des  Vaderlands  te  overfpannenf     Heeft  men  niet 
ons  geduld  uitgeput ,  ons   door    valfche  beloften  bedrogen , 
vemiden,  opgeofferd  en.  gedwongen,  om  ons  regt  door  eigene 
magt  van  wapenen  te  doen  gelden ,  wilden  wQ  niet  het  erf 
'onzer  Vaderen,   van   kracht  en   welvaart  beroofd,   aaneen 
nageflacht,  dat  ons  vervloeken  zov,  overlaten?    Eu  nu  w^, 
door  de  voorbeeldelooze  koenheid  van  ons  Bewind ,  door  de 
zelfverloochenende  volharding  en  trouw  en  vaderlandsliefde  oh- 
'zer  Landgenooten,  door  de  dapperheid  onzer  Krygslieden  eo  Bur- 
gers, grootendeels  vrQ willig  ten  (Irijde  gevlogen,  ën  voorge- 
gaan door  het  beleid  en  den  heldenmoed  van  des  Konings  wak- 
tere  Zonen ,  in  weinige  dagen  reeds  onbegrQpeUJk  veel  hebben 


$66  LEERRfiDB. 

gedaan ,  om  onze  v^anden  toe  een  bBiyk  vei'gelVK'te  dwiogêv; 
komen  eenige  gewetenlooze  Staatsmannen ,  mee  eene  'ótibe- 
fchaamdheid  zonder  voorbeeld,  den  loop  onzer  overrHèniogen 
door  eede  groote  overmagc  ter  gönfte  der  Be^en  ftoicen.  Gife* 
vende,   verfcbrfkkeiyke  wtafbeid!    Ja,  otts  dreigen  gedvcbie 
gevaren,   en  dat  wij  vreezen^  it  niet  min  nacüttrllfk,  dtn  bei 
by  JEZUS*  leerlingen  was,  tóen  zQ  uitriepen:   Heer^  ^kêed 
ons!    Zoo  mogen  wij  -dan  ,  met  hen,  wel  bidden;  flntr  nln- 
mer  daarbfl  voegen :  Mfanr  wy  vergaan.    HïtAh  toch  «bedro- 
gen'zij  zich.  Het  was  moedeloosheid,  bet  was  vertwQfeiriig, 
die  dezen  kreet  deed  hoof  en.    Zif  vergingen  nief ,  mttr  wer* 
den   behouden,    want   zij  badden  jezus  en  zQné  magt  ann 
boord;  en   dit  laacde   maakte  hunne  wanhoop  inderdud  be- 
rfspelljk.    Zoo   moge   dan    onze   vrees  maar   al   te  gegrond 
zijn,  maar   riimmer  moet    zQ  dns  töt  moedeloosheid  voerene 
Neen,  niet  neér/aan^   maar   opwekken  moet   z^  ons;  want 
daartoe  gaf  God   ons  het  heerlijk  vermogen,  om  vele  gen* 
ren ,  die  ons  dreigen ,   vooruit   te  zien ,   opdat  zij  ons  niet 
onverhoeds  overvallen ,   maar  wQ  er  ons  tegen  wapenen  zon- 
den met   moed  en  kracht»    Niets   toch  is  op  zichzelf  reeds 
een   gedüchcer   vijand,   dan  moedelooze  véhwQfeling,   en, 
wa:  er   ook  gebeure ,  nimmer  moet  men  aan  het  bebood  des 
Vaderlands    wanhopen ,    of  hei   is    zeker    verloren.      Onie 
Vaders  deden    het  nimmer,   en,  hadden   zQ   het  gedaan ,'zQ 
zouden  het  Vaderland  niet  voor  ons  behouden  hebben*    H9t 
die   daar  boven   al  de  Rijken   der  aarde  ten  troon  zit,  dfe 
hun  'een    fchild   en    beukelaar   was,    die   bun    zoo  dikwQIi 
den   onverwachcilen  en   zonderlingfien   bllftand  en  nitredding 
Ychonk ,  ^  Hg  ,  die  kunne  God  was ,  is  ook  de  onze ,  en , 
gelijk   JEZUS   in  de  geduchtfte  gevaren  met  de  zijnen  was, 
zoo  zal   zijn  Hemelfche  Vader,  die  ook  onze  Vadet  it,  eh% 
begeven   noch   verlaten    in  eeuwigheid.    Wat  toch  heeft  ons 
Vaderland  immer  gedreigd,  wat  zelfs  getroffen ,  waar  H^  geene 
hulp   verleende,    geen  moedbetoon   zegende,  geene  redding 
fchonk?  en,    wat  ons  ook  tegenwoordig  moge  aangrfmmen, 
liet    is    nog   onvergelijkbaar   met  dat   van  vtóegere  dagen  t 
waarin    Hij  zijne  almagt  'en  goedheid  altijd  verheerttlkt  beéfl. 
Herinnert  u  flechts  het  tijdvak  van  onzen  oortprong  als  Natie , 
welke  zich   eigenlijk   van   het  begin  der  Spaanfche  beróértet 
dagieekent,   toen  de    wrecde   tirahnJI    van   eenen  filips, 
wiens  gebied   zoo  uitgebreid    was ,   dat  de   zon  in  hetzelve 
nooit   onderging,  al,    wat    otis   dierbaar    was,    met    voéftèo 


üitoeiite;,  -«  coea  ^ea  var<i»a<»  «§n  AbVAt  ii^  z«lf  jyU^ 
«ydi^  iBdfs  dao   iBooa  brave  borgeff  d<^  l^uilshanden  om 
li#ft  tevaa  bragt«Q  ,  -r  t(Mit  booAer4di|isimtei»'  b^iiij^4  Wr 
JÜMe»^  iJQch   grooiendfiyili  «m  t^cD«  berwlnaeQ.,  ^  ^9f^ 
iMKb  NidêfJèwd  in  diristeniis  ea  r«hadowe  d«i  dooda  zf^ 
W&i  gif  toatt  Jidi€  in  *t  bang  gevai^f    Wie  fcbool^-  r^qg 
Qit  de  taikett  des  doodt?   He(  ««s  de  goadenief^i^h^iijea  ^ 
Uwen  geweesc,  To^bopideiat  dat  W9  nkf  reedt  io  op;(0 
UMJadtheid»  alt  N^derimukps^  vemield  «vo  g.ewor^i;^  Zoit- 
dtffr  fchaiUsc»  zonder  iegefi  ZQpderv  bondgenooc»  Wjorfteld^p 
fio^  onze  Vadert  c^fien   den  aiagtigftea   der   K^oiog^n  ep 
atide,  dle«  b^  aao^pdeadbeid,  de  fcbauen  van  Piru  ea 
MêxOn  eA  de  bloem  der  geo^endfte  krügpbeiidea  cege9  bea 
Mikvotcde*  Ivo  ^  ecfacar ,  oy#r«|roii  ban  yatce  mo^d ,  wanc  GcmI 
waa  me(  ben»  H4  fiphonk  -bpn  een'  willek  va»  onAniSr» 
jdi9-  mee  w^tbeid  den  grondfltg  van  bnn  (Uatsgeboi^w  leg^^, 
•eo*  nwn ,  die  den  aandrang  der  mitmoedlgen ,.  om  een  ver- 
bond mee  eanig^   boicenlandfcbe  Mogendbeid  te  fluiten^  ^s 
kon  beaniwoordeai    ^  In  vatten  v^rboade,  Ja,    fta  ik,  en 
j,  beb  bec,  v^.  bet  aanvaard^o  der  verdrajue  landzacen,  mqt 
j9  den  opperften  Voitt  der  Vocfieii  gefloten,  die  nooift  zï^ne 
^  betioowe»t  te  lenr  fteit,  en,  gcaritfibiyk,  fen  faiatHe,  tk«i^e 
.^  en  myne  v||t|iden  te  fcbande.  zalf  maken.**  Ne^n,  gq  alle^,, 
die  iect  van  de  gefchied^nit  uwt  Vaderlai^dt  weet^.  glj  ]iffeet 
bet  ook»  dat  pocb  menfcbelijke  kncbt   en  !|vqtbei4y  n^^ 
odefaDoedige  opofolngen ».  nocb   zelft  de  dapp^rh^i^.van  dp 
vroegere    roearüke    bttfebermers   van    onz^  vaderlandfcb^n 
0nwid  flleen  dk  wonderen  knnoen  gefebapen  bebbeo,.  w^l^ 
de  Godbeid  allew  fcbeppen  koo.   Met  dezen^  bijAand  fti«94^ 
-.zil  tachtig  jaren ,  en  overwonnen,  omdat  zq\  voof^r^anaren* 
v.ttidige  zaak,  mei  God  io  oog  en  hart,  l^ijdead^^  aan  4js 
^Aideiyke   oirerwitnungi  Bimmet  gewanhoopt  en  daartoe  iii${t 
^ge^aaté  bebhea.    Daarom  beval   Go^  ook  de.  krachten  ^r 
Matttot,,  QOft  beo  ie   redden.     Toen  eent   hjon^e  vlpo^^^ 
aat  oogieohldli  hnane  veiernaamAe  en  bjiJAa  eenigii  O^kcoK  ^ 
^fndiepteB  veiTittUefi  5«a»  en  »  te  bec  Jü#  bezet  94inde^  verl^cm 
üSbifin  »  e«»  .00^  deavjJttcDd  inet  In  bandea  ce  valleB',  dpor-Jbeo- 
izelve  ^eirbranid^  zoa  wotdeiir»  r<i#«  jui^  d^  &g^  een^V^K^^d 
opftekeo,  die^,  voor  een .  oog^pbllk ,  bet  wacei  deiTpate  ^p. 
•Aatede,  dac  bet  4»  ichenrdei.eiai,4e  v<ooi  beho^dear  vf^fiL  r- 
Teen  datisa  bet  afgematte  en  triafe^mgeide  i«égi^(ri^ 


S6B  LKCftaiDK* 

iader'^M^MT^Ibiiaigt  soa  v«Ufi»t    ea  dtardoot  gehtei 

HUhné  Vim  hta  blovc  ligg»,    toen  de«d  God,  door  etne 

loiiideriliige  whidkeeriog,  eetf  wvtervloed  opdtgea,  dl6  4e 

Spm^aarien  v«fdMef^  £«91^  xiUgde,  eo  het  Itnd,  hoe«oer 

.  gfootendeelf  venfaoakeii ,  niet  verloien  deed  z^ia ,  wtoc  «og 

'in  tiet  zeifiie  jiir  kon  men  er  bet  vee  In  weiden. -«HeitoMit 

11  nog  een  liter  tQd vak,  toen  tXd\ Engeland^  Brmukrifk^  Keu^ 

'iinttkMunfiertt  Etmen  tegen  ênt  tlleen  verbonden.  Heedeittd* 

den  zQ  onze  gewesten  onder  eikender  verdeeld.  Drie  onser  Pro- 

vinciétt  weren »  als  door  een*  toöverOtg »  fchier  geheel  In  hnnne 

/mkgt  gevallen  en  Holland  half  veroverd »  en  dat  in  een  t||d. 

'  iiip  van  eêne  woedende  partijfcbap»  die  tot  bnrgerooriog  ge- 

naderdwas»  terw^l  overal  angst  en  fcbrik»  verwarring,  wnn- 

'tronwen  en  radeloosheid   heerschten    en  eene  gedachte  zee- 

nagt  onze   knsten  bedreigde.  Tom  werd  dezer  v^endige  zee- 

«agt«  door  eene  bnitengewoon  langdnrige  ebbe,  het  linden 

'belet,  en,   fchier  gelQktydig,  werd  de  vytndige  landnwgc, 

vroeger  door  *  het  jjjs  over  onze  overftroomde  landen  begmi- 

'  ftigd,  nn,  door  een*  onver  wichten  en  fnel  doorwerkenden  dooi, 

vin 'het  Qs  begeven,  en  tot  den  iftogt  genoodziikt. 

Mïar  ik   fpreek  niet  illeen   van   oude  dagen.    W4'3||Blve 

'znchteden,    nog   vóór  zeventien    Jaren,    onder  Rraiêkri/ki 

Tittttn   ]vk.    £n   ook  dit   hebben  wQ,  wat  ont  Fméerlmd 

^treft,  zfive,  met  Gods  hnip,  door  moed  en  kracht  verfoio- 

ken.     Het  ontzettendst  gevaarte  der  dwlngelandQ  ia  li^* 

'flort,  en  wQ,  fchoon  daarvan  een  gedeelte  uitmakende,  zf|n 

-er,-  fchier  wonderdadig,  niet  onder  verbryzeld.    Nog  nader» 

faind,-  xy^  WtttorMs  velden,  zon  de  dwingelind,  in  weerwil 

'van  de  dipperheid  onzer  getrouwen ,  ons  weder  overwonnen 

'%èbben,  hid  God  niet,  door  meer  dm  ééne  bQzonderlMid , 

-die  wti  toevallig  noemen ,  deszelfs  overmigt  gefno&t.  —  Zoo 

behoeven  wQ  dsn  niet  nair  vreemde  linden  of  veire  t||deo 

*vt  gÉin,  om  ons  vertrouwen  op  God  te  verfterken.    Hler^ 

'op '  onzen  vaderlandQshen   grond ,  heeft  de  AUnagtige  zich 

'ilikwljls  leeren  kennen  ala  den  Algoede  tevens,  fchoon  Je* 

|[ens  een  zondig  Volk.    Hier,  in  dit  zelfde  gebouw,  ce  joih 

fier  eere  geiUcht,   heeft   vaak  voor  de  redding,  door  flem 

gefchonken ,   het  danklied  weergalmd.  —  Dit  lUea ,   ASrAr- 

Umionl  biedt  ons   de   ondervinding  van  Gods  befcbemHng 

aan.     £n  wjj  zonden  moedeloos  worden,  .— -   wQ  zonden 

wanhopen  aan  onze  behotidenis  btf  veel    mindere  -  gevuen 

^   en  veel  grootere  hulpmiddelen ,  dan  onze  Vooronders ,  dan 

wiï  zelve,  bil  vroegere  rampen,  bezeten  hebben !    Ik  wil  nn 


ifi9 

«m  :nln  al  te  bekende  zakeo  te  lieilttleo;  veelmiawtt-ifc 
«4  wagen  mh  llaacs*.  of  ki^gskoadige  beifieg«)ingeo  oirerde 
fliofeljgk<>  ef  omnogeigklield  om  mi  al  toe  k^^eaadceberolAe'» 
flen^  dac  men  ona  dreigt ,  want  nier  alwac  dreigt,  irtfcr  ook 
één  meufch;  aMerminat  wil  Ht  asQ  infiaac  ackteii,»  om^u, 
TOOT  bét  tegenwoordige ,  een  gsnftig.  uitxlgc  op^  menfèbeiyke 
tbnlp  te  .openen  y  daar  ik  op  de  ^raag  s  •  M^  9ai:m9^  ietygÊtHü 
éie»  9imf  alleen  kan  ancwoMiett  met  de  bede:  Fèriefig^^ 
jf  Opd'f  $¥er  om  het  Ikhi  vém  uw  aanfckifnt'^ssmu  ditwiet 
ik  n  toch  berinneren:  Het  land ,  dac  ileeds  een  teatpel  was» 
en  nog  heden  ia ,  van  ware  godsdiesftige  en  bnrgert^e  vtQ- 
beid ,  — -  ëëff  van  die  weinige  landen  in  Eufapa ,  dat  zieb^ln 
dezen' woeligen  t^d  heeft  biy ven  kenme^en  door  znobt  voor 
ofde  en  wet,  door  eendragt  en  waie  vr^eidaliefile,  door 
gehechtheid  aan  ftaatsregel  en  Koning,  ^  bet' land,  ^bt 
immer  aa»  de  Volken  der  aarde  het  yoorbeeld  gaf  van  alwiit 
belaagf^k  mag  heeten  voor  de  verlichting  en  be^aving-vm 
den  menfchellken  geeat,'»  het  land,  dat  in  deze  dagen ^  in 
weerwil  van  veler  verbastering  »  nog  door. zoo  vele  opoflEe. 
ringen  voor  hetzelve,  door  zoo  vele  fcfaitterende  blQken 
van  tronw,  moed  en  liefde  vereerd ,  en  waarvoor  zoo  veel 
beerlek  bloed  geilort  wordt ,  ^  dat  zoo  vele  edele  jongelio- 
gen,. kloeke  mannen  en  waardige  vroowen  en  moeders  bevit, 
eta  waarin  gebeele  fchatten  nit  het  diepst  der  bemrzea  viiy. 
willig  vloeden  voor  deszelfs  behoodenls,^  dat  land  mag 
femst  aan  Gods  befchermfng  worden  aanbevolen.  Had  HQ  i 
hes  niet  wille»,  behonden,  HQ  zon  het  niet  immer  zóoksaeh. 
4lg  gehandhaafd,  zoo  onverdiend  en  mild  gezegend,  en  «vaak 
zoo  zonderling  en  blikbaar  behoed  hebben ;»  het -motfst 
dan  onder  zoo  vele  flagen ,  als  wQ  n  herinnerden ,  reeds  laiag 
bezweken,  onder  zulk  eene  zwaane  van  jammer  reeds  huig 
weggezonken,  ev  zoo  niet,  tot  op  ditzelfde  oogenbük  toe  pin 
vele  voorname  opzigcen,  boven  de  meeste  Volken  van  «ms 
werelddeel,  mild  begvnftigd  z^n  geworden.  Onder 'deze 
vodnegcen  tel  ik  lozondefheid  dit^  dat  God  ons  eenea^fio- 
iii^g  g*^« '  ^<Kir  velerlei  tegenfpoeden  wijs  geworden ,  etr  ge» 
faafd,  om  pal .  ce  itaan  in  de  ftormen  des  levens,  r-  dié -het' 
eerfte  en  voomaamfte  verdachte  van  een'  Vorst  betitv' de 
dengd  oameiyk  van  een  edel  mensch,---  arbeidzaam<ennuie*> 
loos  zorgvuldig  voor  de  belangen  van  z^n  Vaderland  en 
Volk ,  waarvoor  hy  alles  toont  veil  te  hebben,  ^gematigd  en 
zachtmoedig  vaageest,' en  meester  van  zQne  hartstogteni  — 


de«iM»gaifatod«  éoonctfoiri,  om  «e»  ed^l^M  ce  b^tU 
btm^zoo  liof 'tr  de  mogeltiUieU  toe  beOtitf  e»,  -wtm- 
déze  hem  begeeft»  «n  gfooc  xéU^evlooelMaiar^^-^eeii  op» 
reg t  f^hritf ttn ,  -  dmodi-  oek  een  gw)ti  vetecfteeder  «wu  wttie 
verilehiiig.»  vm  buigeiittke  eo  geweKfMiKSteïdt^  wi-^eHi» 
ovctige  werksaamhedeo»  hoe  ook  fewnmyi»  voorti  «mi  vm» 
cenfiehippeir  en  kvafteo ,  -^  een  eerbiedig  bemiooür  ven  mee 
1^  ordei^  -^  i^eorbeéldig  fecroow  ia  hei  honden.  v«n  den  eeé« 
dtfi^aan  gesworen;  en ,  om  éif  alks^  nie«  te  dfiiden>  en  dam» 
dei|k  gehtit  bQ  ooee  oproerige  naboreiw  —  Zulk  eenmt  Ko*. 
niog  heeft  de  Voorsieni^eid  xelve,  door  veiedei  locmiift- 
Uttg,  Toor  ons  gevormd»  «^  ia  vale  piekende  omflindighe^ 
des  loichodadig  oaderfteimd ,  *-*  cegen  tUe  oase  yermtchiia« 
geo  eeamitl  ca  ooaer  hulpe  doen  toelkeUen»  ^  tpc  hedmt  lea 
voor  flile  lagen  lynar  vyaadea  behoed ,  -*  boven  hoon  eo 
laiter  verheven,  -*  en>  onder  de  veelvmkiigB  ateacdagm^ 
fmanelflltke  laleiirfteilinfeB  en  verdriecel^ke  coganwerUagea 
eeaer  hoogac  moeüalVke  legerisg,  naar  ligchmHn  eo  geem 
gesoad  voor  ons  bewaard»  £n ,  na  ,soo  vele  oadecviiidiDgea 
vaar  Goda  byiknd  in.  nog  gfooieve  gevaren «  daa  ona  hcdea 
bedieigen^  •*-  na  zalke  fehicterende  bikken  syner  belkker* 
mkig'  ea  ulcreddiag,  —  nadat  H^  xuik  eeaea  Man  aan  hec 
hmafd  oQter'  caken  fteide  e&blökhear  oaderfteaode,  loodea 
«t  'ttog  angatvalüg  wegsinkea »  en  b^  tikea  aieoffeq  ca* 
geórpoed»  moedeloaa,  hec  Vaderland  weldia  verloren  ack- 
lenl  Toehoorders I  ia  da«  manaeiyk^  h  het  Chrlacel«k,  .ia 
hec  hl  den  geeat  ooser  Vaderen>  die»  lo<  den  jare  Ml^a,  loaa 
attia  reddelooa  fcbeea»  den»  geduchte»  loB'BWQiK  dkni  XIV 
voor  yim/hrdam  nog  2onden<  gekeesd  hebben,  aoo  hQ  niec 
eeaéBT  gevlodefi  watet  Is  niet  allea^  vrat  naar  moedehiDsheM 
s«seemc  ^  ondankbaarheid  voor  deo  soo  dikwijls  genoteo  M|» 
flaad  vanr  den  Almaftigef  r  la  das  heft  vertroawen  op  Goé» 
dkx  ceaeiK  kavid  nimmer  begaf»  celfir  niec^  loeaMj  ^oar 
zl)nex»  eigea  zooa  x^ae  hoofdftad  moeaa  oaavlagien  ^  «m  haar 
dapper  ie  hemaaien ^  «t-r-  dsia]>tAN]aL  bybkfef,  toear  Ml»,  ia 
vearec  halMngfehap y  x>ok het  gntiii'  vta zJöa  Vaderkmdbleef  lie£^ 
hebben ,  ia.'  de  /hoop  op  deseelft  hmfteUhigy  <^da^  j  es  v  a  «<ig 
Meda  at  hec  mogeiëke  deed  beproeiren-^  om  Jeruzmkms  ver^ 
tioeaciRg  «e  keesev?  -Is  dat  hët  venroaweir  op  den  Hemel» 
feheo  Vader,  dsa  HQ  oika  leerde^ -»  da  moed ,  wasamcdk 
Hij  den  kraisdeod  tegemsad^  —  de  volkardiag  in  her  goede 
ea  «Iele»  Mr  deir  ga^ddigden  cegeaélaad,  ea  met  Coig/êtkt 
voor  zich?  Nederlanders !  dat  wi  toch  beioonen,  Cbristenea 


LUftUflW*  571 


le^tVv»  en  iilec»^b«  «tk«  oofnftlBt  c94iag,  boreai.^Di 
fM,  ilfdf  ef  geeni»  hoop  neer  wtceli  Sr  hanofni  ^  znUts 
Ofiii  miflfchieo,  oog  irele  odgnnft^e  iierigcea  ter  ooreko^ 
tteft »  fdoder  dtc  onze  ctak  dtarom  Terlores  is«  Dic  oognii* 
M^  bebbea  wti  vtn  den  tegenwoordigen  coeOaad  der  ttk«v« 
nit  en  dtn»  te  verwaclicen,  en  wQ  doen  wéin  fllc.w^  ^  ooe 
op  ▼oofbefeidea;  nnnri  wtt  er  ook  ipebevre,  er  zon  nog 
▼cel»  zeer  veel  aoeten  gebenre^  oer  die  zeken  reddelooe 
zonden  zQn.  De  vQtnd  vlngt  reeds  lUerwegen  vooro«sezegei> 
vleiende  wtpeneo;  en  z^ne  nedetielpers,  indien  deie  bwi«- 
nen  ünva)  tégen  oof  dorven  doorzetten ,  Indleni  z$  niet  qi^ 
deiHog  door  wantrouwen  Terward  wotfdeiit  indien»  heleaii^ 
onae  oirerwinnende  helden  tot  biaoen  onze  grenzen  moei teo 
teragfeeeren^C^^-dan  ftei  ik  tocb  taat»  dat  onze  betoonde moeé 
en  kracht  ons»  b^  nienwe  onderhandelingen»  voeedeelig  zfl|« 
len  zQn ,  *-<  dit  wQ  ona  g^oed  en  bloed  niet  geheel  vergieeCl 
znUao  9éfffÊd  bebbte,  <*-  dac  GoA  onze  tiMw  zal  veigekieniif 
en  4at  men  het  énregt  niet  3»o  ?eiM»  zat  ArrvM  dsftven,,  vm 
ona  «^  nienw  tot  verttederende  en^  ?eideffeiyke  vogtwaafo 
den' van  fchoiding  (e  dwingen;  dan  bMjft  he«  nog  zefce^» 
dat  wtf^  voof  hec  oog  van  heel  de  wereld «  door  gloiieai^ 
wapcnMtén  onze  eer  gered,  onze  zedèlüke  kracht  verdnb^ 
beid  €»  onaen^  vfand  verlamd  hebben »  -^  dat  dgasteer  ona 
ontzag  gehandhaafd»  de  verzoening  van  onzen  defpenaai 
Kroonprinf ,  onzen  toekomftigen  Koniog»'  met  geheel  de  Ra^' 
cle  beertyk  gefloten  ia ^  en  dat  w9,  In  allen  gevalie»  diar 
IMandel^k  znüen  vergaap 

Welaai  dan  »  Landgenooten  1  moed  gebonden  en  niet  vee» 
faagd.  Geene  klagten  of  taaaen  kwmen  het  Vaderland  ledp^ 
detk  Maar  bkideii»  veruonwend  bidden  tot  Hem«  dia  out 
Dhnver  begaf»  die  ona  dit  land  toevertrouwt  aU  een  heU%«>: 
dom  van  wet  en  regt^  van  waarheid  efi  CfariueBdom»  dto 
o«a  aUea»  allea  ^oe»  medewerken  een  goede  f  ^4  gHiJb 
oiii  kracht;  maar  Gods  mogendheden  na  te  gaan  en  diOikba^ 
ce'  veiheerHiken  Hi  de  gefchiedeoia  oneer  Vadermi  en  va« 
ona  eigen  levea^  daf  geefb  ent  yertronwen  ea  fterkie»  maasi 
bedaarden  moed  te-  toonen  in  het  baiiien  der  gevaren »  te 
óMi  moed  alzeo  mede  to  deelen  aan  attawr  die  ona  odMi^r 
gcM»  éhf  doet  ona«  in  alle  omftanAgfaeden,  de  beate  ihaatraif 
gaten  oemeif  voor  ons  en  de  oafzen,  al.  gui^  ook  het  Vadei^ 
hdtê  vérioren.    Maar  hec  stal  niet  verhineri  gaaAr,  zoio  waar^ 

(^)  Dit  zeide  ik  óp  den  14  AagnataÉ  1.1. 


S72  ^  LESRRBM. 

aehtfg  tls  God  leeft ,  wanneer  bQ  dU  alles  een  geirpmw  ea 
yverig  n'^itfif  gevoegd  worde,  evenredig  aan  den  ijver  onter 
vQanden  ce  onze  verdervè.  Dan  hebben  wl)  nog  een  legër 
en  eene  vloot.  Dan  knnnen  wy  hnn  des  noods,  al  waren  bet  ook 
Branfchen ,  middelen  van  cegenweer  doen  gevoelen  ,  die  zf 
niet  kunnen  gebroiken,  vestingen,  rivieren,  moeraafen» 
finalle  we^en  en  gedncbte  overftroomingen*  Dan  snllen 
wiij,  met  God,  zegepralen.  IVIaar  dit  werken  (lalt  veel  in 
zicb.  Het  moet  fpoedig,  vaardig  en  fchier  rusteloos  gefchie- 
den,  niet  naar  eigen  willekeur,  maar  naar  den  Koninklijken 
regel ,  die  alleen  tot  een  goed  einde  kan  leiden ;  maar  met 
volharding ,  al  valt  het  foms  ook  zuur  en  bang ;  maar  met 
zelfverloochening,  zoo  als  vele  edele  jongelingen  en  min* 
nen  ons  voorgingen;  maar  dat  voorbeeld  moet,  zoo  het  ver- 
eischt  wordt,  nog  veel  algemeener  gevolgd  wcvden.  Een 
ieder ,  die  kan ,  moet  willen ,  zal  men  niet  de  vernederende 
vraag  moeten  verduwen :  Zijn  uwe  broeden  ten  Jh^ie  geto^ 
gim ,  en  zijt  gij  thuis  gebleven  f  Hebt  gif  het  bloed  van  zoo 
vele  getrouwen  en  dapperen  ongewroken  gelaten  f  Hebt  gif 
altêo  de  vreet  he^n  vergrooten  ^  dat  het  nuttehot  aal  ver- 
goten zffmP  Neen ,  Lahdgenoocen  1  die  fmet  moet  olet  kle- 
ven  op  Iemand,  die  zeggen  durft,  dat  hjj  den  Koning  en 
het  Viderland  liefheeft.  Wat  zonden  wQ  toch,  na  dei- 
zelfs  val,  anders  te  wachten  hebben,  dan  op  zQo  best  een 
fehandelQk  leven,  vol  verdriet  en  ellende,  dan  diepe  ver* 
nedering,  armoole  en  flavemy?  Zulk  een  leven  moet  hec 
onze  niet  worden»  Doch  wie,  o^wat  zon  dit  keeren  bQ 
veler  ftaége  moedeloosheid?  Deze  zon  het  wrakke  vaar- 
tuig ,  waarin  wQ  geflingerd  worden ,  aan  de  woede  der  ele- 
menten overgeven;  want  zij  zou  onze  nog  overige  krachten 
rooven  en  een  verraad  zijn  tegen  de  nakomelingfchap.  — 
Om  dit  niet  te  plegen,  moeten  wQ  ook  werken  met  ons 
geldelijk  vermogen i  hQ  vooral,  die  niet  anders  werken  kan. 
Van  h*oe  verbazend  veel  belang  dit  is,  om  het  fchlp  van 
flaat  te  behouden,  behoeft  geene  unw^zing.  Daartoe  moe- 
ten thans  offers,  groote  offers  gebragt  worden,  gelijk  vèi^ 
edelen  ons  daarin  blijven  voorgaan.  Ja,  ook  dit  voof^ 
beeld  moet  algemeen  gevolgd  worden,,  of  w|j  verraden 
die  edelen,  die  op  onze  navolging  rekenen,  en  verede- 
len hunne  bedoeling.  Een  ieder  kan  iets  offeren  op  het 
altaar  des  Vadertands;  hif  kan,  ten  minde,  het  zQne 
doen   ter  verpleging  van  de  vrouwen  en  kinderen  van  ten 


LBBRRÈDE*  ,     573 

ttï0d  getrokken  mannen  en  viders ,  en  ter  verpleging  vin  den 
gewonden »  mtar  onverwonnen  krtigMnan.  Met  ^ene  beuzeling  is 
de  saftk  #el  niet  te  redden;  doch  waar  ieder  mingegoede 
B$n  penningsken  offert,  waar  ook  de  dienstbare,  ten  dank 
vóór  de  duurzaamheid  van  een  kommerioos  beftaan,  iets  van 
het  overtollige  geefü  ,  déir  zijn  die  beuzelingen  tezamen 
zeer  gewlgtige  foramen.  Maar  de  meesten ,  veire  de  mees- 
ten  van  u  zUn  tot  aanzienlijker  giften  nog  in  (iaat.  ZU  hefteden 
die  dagelijks  voor  hunne  weelde.  Hunne  kleeding ,  hunne 
Ceraden ,  hunne  nietigheden  moeten  hun  althans  niec  meer 
waardig  zijn  ,  dan  de  behoudenis  .des  Vaderlands  en  der  Vrij* 
heid,'  of  hunne  weelde  zou  hen  of  haar  brandmerken  met  eene 
onultwischbare  fchande.  Wee>  wee  een  ieder,* die  nieu 
wil  afïïaan  om  alles  te  behouden  f  Met  alles  te  willen  be. 
houden,  ^al  men  alles  verliezen  ,  en  als  het  te  laat  is,  ioju 
het  klagen  en  kermen  zoo  oneindig  als  nutteloos  zijn.  Landge* 
nöotent  weest  dan  flechtsniet  te  vreesachtig;  ver/r^tm^/, kom- 
merioos en  bedaard,  op  God^  den  grooten  Helper,  en  doet 
het  goede.  Laat  u  geene  moeite  te  groot ,  geen  offer*  ie 
kostbaar,  geene  rust  te  zacht,  geen  genot  te  liefelijk,  geene 
weelde  te  vleiend  zQn,  om  haar  aan  het  Vaderland  te  fchen* 
ken.  Ja ,  het  Vaderland  eischt  die  offers  met  dringend  ge» 
zag,  op  dit  oogenbiik  vooral.;  en  hoe  het  vervolgens  ook 
moge'afloopen,  het  behoeft,  het  zal  nog  lang  zeer  veel 
behoeven.  Nog  veel  meerdere  inkrimping  van  kostbare  ver» 
maken,  van  uitheemfche  kleederpracht,  van  thans  ongeoor- 
looide  weelde ,  nog  magtiger  infpanning  van  onze  ligchaams- 
en  zielsvermogens  tot  meerdere  werkzaamheid  eischt  desr 
zelfs  behoudenis.  En  wordt  die  eisch  overal  regt  verdaan 
en  gehoorzaamd,  dan  zal  bet  nogmaals  behouden»  en  mis- 
fchien  gelukkig  overgeleverd  worden  aan  uwe  kinderen ,  di^ 
abdan  uwe  asch  zuUeS  zegenen ,  en  anden  hun  leven  ver- 
wenfchen,  in  een  land,  door  hunne'  ouden  blootgegeven 
aan  barbaren  en  rooversl 

j,«Welk  een  moed  [zegt  de  Abt  ratnal,  een  Fransch 
Geleerde,  tot  ons]  kan  men  niet  verwachten  van  een  Volk, 
dat  tot  zichzelven  kan  zeggen:  De  .grond,  dien  ik  bewoon, 
heb  ik  z^^. vruchtbaar  gemaakt;  ik  ben  het,  die  hem  ver- 
üerd,  die  hem  gefchapen  heb.  D^zt  geduchte  zee,  welke 
onze  velden  bedekte,  breekt  tegen  de  d^ken,  met  welke 
ik  haar  beteugelde.  Deze  lucht»  weleer  door  ftifitaande  wa* 
teren  met  pestdampen  bezwangerd,  heb  ik  gezuiverd.  Door 
mif  rusten  prachtige  fteden  op  het  ilijk ,  dat  de  oceaan  aan- 


Sf4  LB£A&BOS* 

ffotUe»    De  inMrcM.  die  ik  ungetefd,  de  kfoalen»  di^'lk 
"fegnveii  teb ,  söa  de   mifim.   üec  tsSdmV  vto  tvrieve  Vet- 
tal  beiaic  oMescilia  liesUtiD^eii^  die  de  eene  mentch  cleD 
Mderen  betwist;   mtur  het  erfdeel,  dcC  /i  iMiflen  Uodwen 
«I  ütlices ,   heb  ik  aan  de  dementen  oactoofd  ^  die  eeae 
Btneiif wering  getifitkt  hadden  tegen  mljne  woonftede;   d^ck 
4k  ben  meeiter  gebleven»   Hier'  heb  ik  «ene  nieuwe  Aaaiiic- 
IVke,    eene  aienwe  ledel^ke  orde  gefbhapjsn.     Welk  ecae 
beweegreden»   om  nw  Vaderland  lief  ie  hebben i*'   .Welk 
eene  beweegreden,  >( voegen  w^  er  Vfy  ovmv»  VaderlAitf 
*nièt  onze  goederen,  mei^  onze   vermaken,  dea  nooda  aec 
jo»  leiien  ce  redden  \  door  onzen  moed  te  bewaren,  en  w^ 
<laét  ce  .wanhopen  ean  deaz^lfa  'behondeniBj    Moge  aizoo  d^ 
Mgoedè  onzen  arbefd  en  onze  oiTen  davtoe  zegenen ,   op 
4ttze -ooNBoedige  bedel 


TAMUIEELBN  VAM  IUUfLAAfi>- 

Het  Gezellige  leven. 


ë; 


lènê  voorname  deugd  der  Ru$f&n  is  dé  gMvrifieii»  Ueiw 
'tM  driiagt  zeker  de  goedkoopheid  der  levenaniddeien  veid 
1>9;  'Mét  weinig  ttooelee  wordt  een  bnisgeslH  .onderbonden. 
Ei^enwel  z^n  er  ook  oorden ,  waar  dezè  giMtige  omfiuMBi^ 
HtSea  geené  pikatii  'hebben,  eie  toch  de  gasevrijiieid  niet  nda- 
dét;if.  Deze  dgeïrfchap  fdh^nt  den  Kut  aangeboren  te  zgn^ 
gièfl^k  «trooweo^  deze  devgd  in  de  ooscet^ke  landen  der  o^ 
ütitVSi  te  htfis  behoioirt ,  efi  zeldzamer  wordt;  naawiatg  mtn 
Verder  van  daa^  zich  Verw^dtilt. 

'Dat  het  In  eéft  lütd ,  alwtiar  men  ^Sf  gascvn^eid  zoo.  veel 
prtjs  tléft ,  niet  iran  génöegent  der  gèzeltigheid  zal  ^waótn* 
ken ,  is  ligt  te  begrepen.  Deze  gefaoegens  ntt^  'vn  déen 
«ifd',  en  kenmerken  het  'Rusfipike  volkskftrafkter  op  zoodanige 
'Wifae,  dat  dezelve  wel  verdienen,  hier  nader  befchomii 
'te  worden;     "■    '  . 

Van  wandelen  hotidt  de  Rus  zoo  weinig,  ais*  ergefts  eea 
Oosterling.  Iharóm  vindt  men  (de  btfde  faootöfteden  ea^fe 
noordwestelQke  landfehappén ,  waar  IMtfche  geden  beerMee, 
uitgezonderd)  noeh  openbare  Waedélplaatfen ,  noch  colneo*, 
-diè    tot   ttitrpannlttg   en   vermtfsEk  4^oor  het  INrtk  aaogdfgti 


TAFER&tLBN  Yt»  aUftAND.  SfS 

«fp»'  Wmnttr  de  dgenmitt  Rks  het  mu  i^  «gcoéegep 
Mt  heMMn/y  soec  èü  sich  of  ce  tetecff  in  fde  wfxnUc 
«en  'stjiieB  4niorm«n  .*Mfn  ^eene  «ndvooiÉiene  rttfel ;  m  na  «teelt 
^«■n  aec  e«o  :i^el  «emiikeii  komeo^  nht  coa  «lio  imogeHüfc 
te^egtsg  u^orclart.  -  AU  ik  in  Iwc  tegin:  vn  mlja  imbiyf  ^<>^ 
i^Êfm  de  eeffte-da^Ni^  dar  leote ,  die  aldMrtopiiBC  etude  rm 
'Mei'tegkK^  attr  ^dérkodibte  ^^t0^  door  wondeleo  tedtfe 
^niitfek  tegc  fmleteo  wilde;  verwekte  ilkim  stN^tiieiiiil» 
^ttieBdeo  een  ilgemeea  oplten,  datr  «0  niet  begfttpeo  Ik»- 
3ctoii,  wtt  «9  temfoo^,  om  4rts  een  ootinn^  fai  èet  fanM 
«ond  te  «loopen^  «Ivi^eir  ik,  gelijk  «t)  ^^t«ó ;  toch  nfect'ie 
éo»  «ktd.  'MIen  bield  'mij  voor  Imnfc,  en  vieénde,  dat  Ik 
'^yuo"  f e^oodheld  door  die  omwind^fi  fmfgdt  tt  lieffteUeD^ 
oena  geoacêiwfse,  <fie  bun  niet  weii^  ^bevreemdde  «daar 
xH,  zicb  niet  welbevindende,  gewoonl^  zich  terftond  «e 
bed  'begeven.  Op  een*, dezer  kleine  togten  ommoetoe  mf 
eens  een  mQner  bekenden ,  en  vroeg  my ,  *wat  ft  in  het 
dorp,  dat  ik  bezoeken  tv4lde,  te  doen  bad.  Op  ntyn  ant- 
woord, dat  ik  er  niets  te  verrfgten ,  en  noch  iiet  dnrp,  noch 
Iemand  vttn  deaselfs  bewoners  ooit  gezien  had,  meende ^.b$, 
jdac  Ik  'derbalve  derwaarts  ging ,  om  èm  te  alen;  Ik  Tone» 
'kcnie  :bem ,  dat  dit  mijn  oogmerk  oiet  was,  dew^iik  vooraf 
wei:  wiet ,idaar  «leca nieuws  —  niets,  ^dat^^a» endere  oailig» 
^gamte  «dxvpen  «erfchüde,  te  zullen  aantreffeiw  j^WfdQB, 
vadtojel?  .v^oog  hQ.  «erdoc  met/niaowsgierige  valMirondeiiw, 
sy^garmvom  gaat  gQ  « 'dan  been  f*  -*  „  ik  iga  enkel  ,*'  xcMe 
Ml:,  ^t^fmx^  igzanv  on  'eenige  bAiveging  tn  de:  yi#e  taebt 
ce  mskcn^.  De  man*  begoo  hardop  je  iagdienyels  bfi  «ein- 
dtiUt  da  fwace  TSden  van  »i>ae  wandeüngea.  Meenam^  die 
hflB.  ^an  efldtran/reeds  lang.  eeh  aaadfei  .waeob  -Osan ,  ^am  iss 
gww/  zoo  ims  had  b^  in  zQn  gaafiAie  leven  nog  iHetge- 
:kmd.i  Binnen  Itort  was  ^de  saak  door  dè  geheèle  ftad  idcÉt. 
Jaaar^  tén  nog  ibec.  neigende  jaarl^nak man  tt  tot  tm^  «ver 
Ie  lie  i^eielCbhanwQ^r 

diea.  izamenbomen*  in  4en  buifel^o  Mog  ia  ^zeo  bfF  sde 
Jtafte  M  ^lidfag  vatt  alle  hminè.  vermaken  .en  «eniedn« 
gen.  Men  vindt  dit  niet  alleen  bij  voocname  lieden  ani^roese 
Ibdeo^  maar  eok  ondar  jde  geringde  landHedeoi  «fn  aiwte 
•ichss  eene  bat  beeft,  zdl  oék  v  ^dians  op  hibüigriMMbeau 
dafen,  een  klein  jpséeUëhap  «oeken  «e /veszaaiéleft  lè»  «aar 
'  tawiügc'n  te  ontbalan*  'lüe  itaage  «Inoenvonden  i^  ivomral 
sae^siel»  geaeltig»  cameofconften  gewïjd ,  waair  mtn ,  aa  vol. 


57(S  TÜFKKBEtBII 

brigten  arbeid,  zeer  vrolQk  byeen  is.    Niei  sekten  ziet 
dim   landelijke  ktocbten,   en   foma  ook    flMakeraden»    door 
jonge  lieden  van  beiderlei  fekfe ,  nitvoeten ,  waarby  bec  wel 
«ent  wat  niw   toegaat.    Het  geheel  eindigt  gewoonliyk  net 
pand())el«  of  dans  bU  eenvoudige  mustjk.    De  oudere  lieden 
"venaaken  sich  intuifchen    met   kaarten ,   of  met  dam-  jen 
fchaakipeh    De  beide  laatlle  fpelen  ^yn.  door  geheel  RuslMd 
In  algemeen  gebruik,   en   worden  niet  alleen  te  huis  in  ie. 
dige  uren ,  maar  ook  in  de  winkels  van  kramen  en  kooplle. 
^en,  door  den  gemeenen  man  en  door  kinders  op  de  fliaat 
'^fpeeld.    Dit  is  de  reden,  waarom  men  hier  zoo  vele  voor* 
treffelUke  fchaakfpelers  vindt.    Dikw^ls  krygt  een  Rm^cIü 
boer  zoodanige  vermaardheid  in  den  ganfchen  omtrek»  Ót^  de 
adellijken  van  verre  komen,  om  hnnne  krachten  met  de  z$* 
ne  te  meten.    Daar  meeaul,  even  als  b<j  ons»  zonder  geld, 
enkel  om  de  eer  gefpeeld  wordt,  «oo  it  het  niet,  g^'k  liec 
kaaru  en  dobbelfpel,  verderfelijk  voor  den  volksgeest,  msar 
ftrekt  veelmeer  tot  verbetering  van  denzelven* 

Eveneens  is   het  bU  de  bemkldelde  lieden  In  de  grooteie 
(leden  iles  r^kf  b|jna  algemeen  de  gewoohce ,  dat  men  des 
-avonds  gezelfchap,  foms  zeer  talrijk  gezelfchap  ontvangt, 
•alwaar  ook  vreemdelingen   vr|jen   toegang  hebben;  evenwel 
wordt,  te  Petershurg  .vooral,   meer  en  meer  de   oveigang 
merkbaar,    die   in    alle    gioote    (teden  van  Eur$pé^  ptoats 
heeft  —  de  overgang  van  vroegere  pncht  en  Inidrnchtigbefcl 
.  b9  óezt  zamenkomden  tot  het  uitkiezen  van  eenige.  ver- 
trouwde  vrienden ,  welke  den  tyd  met  verftandige.  gefpiekken 
weten    door    te   brengen,    zonder    toevlugt   te 'nemen  tot 
ruwere  verftrooljingen.    NachtelQke  zwelgpartQen  en  fmake* 
looze*  overladingen  van  allerlei  aard,  die  voorheen  hier  zoo 
geliefd  waren,  worden  met   elk  jaar  zddzamer^.    De  meer- 
derheid  der  bevolking  in  de  groote  (leden  houdt  zich.  echter 
nog  aan   oude   gewoonten.     De  rj|jke  kooplieden  in  Petirs^ 
burg  en  Moskou  b.  v.  hebben  in  hunne  huizen,  die  voor  de 
paleizen  der  grooten  niet  onderdoen,  verfcheidene .malen 'in 
het  jaar  groot  gezelfchap,    en  dagelitil^^  i<  hun  diich  zelden 
of  nooit  zonder  gasten ,   zoodat  men  aan  denzelven  dikwüls 
vreemdelingen  uit    de  verst  afgelegene  landen  b|j   elkander 
aantreft    Ook   de  werkzaamte  Rtts/t/eAè  handelaar,   die  den 
geheelen  dag  door  in   zQne  bezigheden  zich  afflooft,  weet 
des  avonds  een  vr^j  uur  voor: deze  gezellige  verkeeri&g  te 
vinden,  die  b|j  hem  tot  het  hoogere  levensgenot  behoort  cd 


VAN  AUtLAND.  577 

éat  bovenal  op  pr^s  \m»idc  gefield»  De  ttiryke  zoogenatinde 
kMt  der  in^vonen  getuifeii  insgelijks  van  faonne  neiging  tot 
gC9ellighetd«  .  Dezelve  x^n  geene  gewone  zameskomüe»  in 
hertüBigeUy  maar  beftaan  nic  vane  en  beflotene  gezelfchap- 
pen-r  waar  vrienden  en  bekenden  eikander  des  avonds  dage* 
l^ks  aien ,  terwijl  vreemdelingen  door  een*  der  leden  ingeleid 
aoeten  wofden,  om  toegang  te  erlangen.  In  dencelfflen 
flnaak  beeft  men  ce  Petersburg  ook  vreemdelingetuit/Ms^i  voer 
Duêtfidien^  voor  Frtmfchm^  voor  Engelfchm  eaz«,  waar  Cfb^ 
ner  ook  Rusfèu^i  onder  genoemde  bepaling,  toegelaten  wofv. 
den»  In  deze  kMs  hondt  men  zich,  buiten  hec  tafilgeoot', 
met  fpelen «  meest  belaas  1  met  kaartfpelen ,  besig.  £vanw«l 
idQb  er  ook  betere  genoegens,  en  (fikw]}l8  wordt  de  be^ 
fthaafile  vreemdeling  hier  door  keurige  muiijk  of  geesttitke 
goTprekken  vetlnstigd.  Nienwspapieren  en  tijdfchriften  vindr 
aen  in  de  beste  kJubs^  evenwel  fpaarcaam  en  flecbt  gekozetb 

Ook  de  geleerde  beeren,  hoogleeraren ,  letterkundigen, 
konOeoaara  hebben  hier  hnnnen  eigenen  kM.  Deze  wcsdt 
door  de  Regering  en  door  den  boogen  Adel  zeer  In  eere  ge- 
bonden, en  vcHint  zelfs  eene  foort  van  minderen  Adel  onder 
ketL  voik*  Daar  ecbter  bet  aJgemeen  nog  weinig  (inai^  voor 
kottsa  en  wetenlttap  beeft ,  leven  de  geleerden  veelal  zeer 
afj^ezonderd ,  alleen  onderling  met  elkander  verkeereode ,  en 
kebbca  ge¥olgel|pc  niet  veel  invloeds  op  de  groote  meaifie 
lier  bevolking.  Nogtans^  vinden  ziü^c  dair  zQ.  ia  de  gnftst  ider 
aiftBlénllfken.  en  in  de  achting  der  getiogefen  zich'  mogffü 
«etb^idett^  9eene  reden  tot  klagen,  en  de  meesten  fchtfnen 
hm  ond  vadetiand  in  het  nieuwe  leeda  vergaten  te  hebben»^ 

On-  «ezelfebappeo  der  grooten  in  de  beide  boofdfteden  des 
rftka  «orden  op  een*  anderen  voet  gehouden.  Hier  ia  rtfk- 
deair  en  Veelde,  en  verfijning:  in  zoodanige  mate ,  dat  zelfs 
l^i.er;  zUh  over  OMet  vevwood^en , .  die  te  Patffi  en  LottdeH 
de  ptWften  det  aaAzienlIiken  beefl  ieecen  kennen.  D^ge 
jaMfsvpf  rhmimt  ooderftheideo-  ziet  inderdaad  VQovdeelig 
deeHiiJBeak' en-^eeden  toon.  Wannees  de  vreemde  gast,  op 
Ml^  9iCRoodifingfkaaft}e^  des^vonda  In  ^  r^*tBig..voorknt 
|MB|cbli^#eboQw  veffiKMI^t,  vliegen  de  denren  4Ung#  pp^« 
Sen  zsrewi.  van  t^  gegilonBeerde. bedienden,; met  fakkels 
Ie.  de?  banden».  leMt  den  vfeemdeliag  de.:breede  trappen 
4^.  naae^de  ziai  van  onsvangst ,  .alwaar  men^  na  aaA  de 
fieuvi  dfla.kiiizea  vofxrgelMd  te  z^n^,  terftond  een  onge- 
iisiwiiffi\»ünd«rbqtid-mec)  de  teedf  aattgekomeae  gasten  kan 

VBMOBLW;   1831.  NO.   12.     '  S  S 


5^8  tAPtKEELBll^ 

iinyiigen.  De  vertrekken,  door  welke  men  tlioo»  Tan  den 
eenen  galt  naar  den  anderen  wandelende,  komt,  sifo  allen 
zeer  r^jk  verfierd ,  en  door  fpiegeis  van  verbazende  groocte, 
boedanige  alleen  bier  vervaardigd  worden ,  ala  vermenlgvQl. 
dlgd«  Ververfchlngen  worden  in  overvloed  door  de  bedienden 
rondgedragen. 

De  voorname  RMsfen  toonen  vooral  veel  pracht  in  hec  hon- 
den van  eene  menigte  bedienden.  Reeds  op  het  voorplein 
ziet  de  vreemdeling  zich  door  hen  omringd,  In  de  voorka. 
mer  (laan  ze  digt  aan  elkander,  en. begeleiden  hem.naar.de 
vertrekken  binnen waarcs  ^  om  hem  daar  de  overtollige  klee- 
dingftokken  af  te  nemen ,  ten  einde  die  in  de  voorkamer  te 
bewaren.  Vroeger  moet  deze  zncht ,  om  vele  bedienden  ce 
hebben ,  veel  grooter  zelfa  geweest  z|jn ;  maar  dezelve  U 
thans  nog  groot  genoeg,  wanneer  men  in  aanmerking  neemcr» 
étx  de  meestén  derzelven  ledig  loopen ,  en  tien  hunner 'met 
meer  doen,  dan  een  enkele  in  Duitschiand.  Zelfs  in  den 
middellland  volgt  men  het  voorbeeld  der  grooten,  daar  een 
'Rus  in  dezelfde  betrekkingen  wel  vier  meiden  hondt ,  waann 
een  Duitfchtr  in  z|jn  vaderland  zich, gaarne  ^vergenoegt,  er 
'flechts  ééne  te  hebben.  Maar  deze  ééne  doet  gewoonl^k 
zoo  ve.el  als  die  vier  te  zamen,  welke ,  zoodra  het  namiddag 
1»,  niets  meer  verrigten;  want  dan  hebben  zig  vieravond^ 
en  liggen  of  zitten  zq  ^  tot  aan  flaaptQd ,  des  zomers  op  den 
'^skelder  en  des  winters  op  den  oven ,  welke  opzettelijk  tot 
'deze  lahge  namlddagsrust  ingerigt  is.  In  EngeUsnd^  te  Laadem 
zelfs,  ziet  men  gewoonUjk  in  de  grootfte  hnizen  dechtt  drie 
of  vier  elgenlQke  huisbedienden ;  doch  hier  beloopt  het  aan. 
tal  by  de  gróofen  tot  v^ftig  of  zestig ,  ja  over  de  kooderd« 
Trouwens,  de  i^t^s fchaft  zich  dézelven  gemafckelQk  aan,  daar 
het  allen  Ifffelgenen  z^Jn,  die  tot  de  landgoederen  van  den 
'heer  behoóren.  Ons  vindt  men  eenen  rentmeester,  eenen  hol- 
meester, een  dozQn  lakkeien,  even  zoo  vele  oppasfeii ,  ei- 
gene bedienden  voorden  heer  en  ook  voor  de  vronw«  eveneens 
voor  de  jonge  heeren  en  voor  de  Jonge  jttfVcDQwen  afitondcr* 
.lUk$  voorn  kelderknechts ,  hnishondêrs,  Jagen,  Zwit/in\ 
•deurwachters,  portiers,  loopers,  koetfien,  (lalknedits , -/sc^ 
keytt  voorrijders,  koks,  keukenjongens,  konfiturlers,  kag- 
chelftokers,  kamervegers,  enz.,  om  nu  van  de  vrouwel^^e 
bedienden  van  allerlei  foort  niet  eens  te  il)reken.  Het  ergfle 
intusfchen  \t^  dat  het  getal  dier  lieden  foms  ontzetsend -ver- 
meerdert.    Want  leder  mansperfoon,  gelQk  in  Asitai/ van 


VAN  RUSLAND.  579 

zelve  fpréekt,  brêngc,   zoodra  hg   in   dienst  treedt,   zQne 
▼ronw  mede.  De  kinderen ,  welke  uit  deze  huwelgken  vobrt- 
komen ,   behooren  insgelgks  tot  liet  hnis »  waarin  ze  geboren 
zijn,  en  big  ven  daar  ook.    Ja,  dikwijs  worden  aanverwanten 
'van  de  lijfeigenen ,  offchoon  niet  geheel  in  huis  opgenomen, 
coch  dagen  en  weken  in  hetzelve   verzorgd ;   en  niemand 
maakt  er  aanmerking  op«    Verder  vinden  de  goede  vrienden 
en  bekenden   der  bedienden  hier   gewoonlgk  open  tafel  en 
meestal  ook  eene  flaapplaats.    „  Toen   ik    trouwde,^*  ver* 
celde  mij   een  rgke  Rus ,    „  nam  ik  mg  vast  voor ,  üechts 
zoo  velen   van  deze  menfchen  in  m^n  hiÜs  te  hebben,  tls 
voor  mijne  vrouw  en   mij  volftrekt  noodig  was,  en  ik  be- 
paalde  mg  daarom   op  veertig.    Maar  tot  m|jne  groote  ver- 
bazing bemerkte  ik,  na  verloop 'van  drie  of  vier  jaren,  dat 
dit  getal  bgna   verdubbeld  was."     In  andere  landen  zoude 
zelfs  de  r^kfle  man  zich  vergenoegen,  drie  of  vier  van  deze 
foort  van  lieden  ter  oppasGng  bij  den  disch  te  hebben;  maar 
in  Ruslani  moet,  bg  elk  gastmaal  van  veertig  of  vgftig  per^ 
fonen,  achter  eiken  Koel  een  bediende  ftaan,  zoo  het  geheel 
niet  een  bekrompen  aanzien  zal  hebben.    Voorheen  was  het 
gewoonte ,   en  is  het  nog  op  de  buitenplaatfen  van  fommige 
aanzienleken ,    in    elk   der    talrfike  vertrekken  afzonderlek 
eenen  oppasfer  te  houden ,  en  aan  deszelfs  ingang  nog  een 
of  twee  knapen  te  Hellen,  om  hen  te  laten  verrigten,  wat 
men  thans  meer  algemeen  met  het  trekken  aan  de  fchel  doet. 
Wanneer  b.  v.  zijne  Doorluchtigheid  in  de  verften  zgner  ver- 
trekken eenig  bevel  geliefde  te  geven ,  zoo  liep  het  beveU 
woord  van  kamer  tot  kamer  en  van  deur  tot  deur ,  tot  dat 
het  eindeiyk'den  laatften  oppasfer  bereikte ,  die  dan  het  ver- 
langde haalde,  waarop  dit  dan  ook  weder  door  hapden  van 
even  zoo  veel  perfonen  aan  den  Gafudar^  of  genadigen  Heer, 
geraakte.    Eene  Poolfche   Gravin  verhaalde  mg,  dat,  als  zg 
eeris    bg    den   Graaf  orloff  wegens   zaken  een  bezoek 
móest  afleggen ,    de  Graaf  onder  het  gefprek  den  aan  de 
deur  ^  fiaanden    bediende   beval ,    een    glas  water  '  te   bren- . 
gen.    De  dienaar  had   naauwetijks  zich  omgekeerd,  om  met 
zijneA  nabuur  te  Q)reken ,   of  ^  hg  véïfcheen  reeds  weder  op 
zQnen  post.     Daar   verliep  een  half  uur ,  en  het  glas  water 
kwam  nog  niet.    De  Graaf,  door  den  dorst  gekweld,  mpest 
zQn  bevel  herhalen ,  en   zeide    tot  de  Gravin :    „  GQ  ziet » 
welk*  een  arm  man  ik  ben  t    In  dit  huis  alleen  heb  ik  over 
de  boaderd.en-twintig  bedienden ,    en  wanneer  ik  een  glas 

S  s  3 


S8o  TAFE&e£LEN 

wicer  wil  hebben »  km  ik  het  niet  bekoipen/*  Oe  Gnvin 
lachte  om  den  armen  man.  en  meende,  dtt  hy»  zoo  b^'  een 
goed  deel  armer  ware  en  flechts  één  of  twee  bedienden  ko» 
houden «  wel  beter  bediend  zou  worden.  De  Gravin  orloff» 
dieni  dochter,  welke  het  ganfche  vermogen  van  haren  vader 
beeft  geërfd,  houdt,  zegt  mep,  In  haar  paleis  te  Mêsint 
achthonderd  bedienden,  en  voor  dezen  uirijken  üoet  een  et- 
gen  ziekenhuis. 

Benevens  deze  legers  van  bedienden  ymoontn  RusloMds 
ffOQt&n  zeer  gaarne  hunnen  glans  in  de  volb^i^l  en  pracht 
hunner  ufels.  Die  b|]  hen  op  een  gastmaal  wordt  geiioo- 
diigdy  moet  eigenlijk  tweemaal  tafelen.  Want  t^rftond  bQ  d^ 
afnkomst^  ongeveer  een  uur  v6ór  het  hoofdmaal,  woidc 
men  in  eene  fraaije  zaal  geleid,  alwaar  op  verfche/dene 
l(leloe  taff:ls  velerlei  koude  fpyzen  opgezet  zijn,  als  haring, 
kaviaar,  ingelegde  vruchten,  gezult,  fteur  enz.»  waaibQ  dan 
vooral  de  (terke  dranken  en  fijne  likeuren  niet  vergeten  zjjn.  Dt 
gg(ten  gebruiken  daarvan  (taande,  of  in  gefprek  he^p  en  we« 
der  tredende^  tot  dat  het  teeken  wordt  gegeven,  om  aan 
tafjcl  te  gaan«  Dan  komt  men  in  eene  zaal ,  in  welker  midden 
eene  verbazend  groote  tafels  met  fp^zen  vap  allerlei  foofrc 
overladen ,  (Ifiat.  Midden  op  de  tafel  praalt  een  grogte  gou* 
d^n  of  zilveren  fchotel  in  de  gedaante  v;in  ë^p  piefenteer- 
bord ,  blóemkorf «  of  iets  dergeiyks ,  en  daarnevens  ftaan  ver- 
fcheidene  kostbare  vazen  met  geurige  bloemen ,  mee  edele 
vruchten,  konfituren  enz.  De  vrouwen  zitten  gewoonl^k 
bovenaan  bü  elkander,  en  de  manpen  neple^  d.e  overige 
plaats  in.  Deze  fcheiding  der  beide  gedachten «  w^lke  ech- 
ter thans  minder  in  acht  genomen  begint  te  worden^  i$  zeker 
voor  de  gezelligheid  doorgaans  niet  bevorderlijk  ^  en.  moec  in 
Rusland,  waar  dé  oosj^n^  tusüphen  beide  fi^kCep  vtgier,  dan 
in  andere  landen ,  is  ,  nóg  meer  in  het  oog  Vf Hen.  Op  di^n 
rapg  lp  het  aanzitten  wordt  op  verre  n$  niet  zoo  k^ng^ei^ 
üg  gezien,  als  in  vele  ftnek^en  van  Uuitschland  nog, het  gi> 
val  is.  Dfar  de  tafels  gewoonlijk  rond  of  lapf  vveq>}g  cpad 
zyn ,  en  heer  en  vrouw  d^s  huizes  tfgenoyer  elkander  zit- 
ten ,  wordt  reeds  door  de^  eenvoudige  regeling  de  be^g* 
cheliijke  ftrijd  om  den  vopfrang  voorgetomen«  Men  zietalzoo 
meermalen  de  voomaamilen  der  aan^i.tf^nde  gispen  midden 
onder  de  geringeren  zitten.  De  verfoeSelijke  gewoonte,  waar- 
mede reeds  plinius,  de  jopgepe,  zoo  bitterden  f^ot drijft; 


VAN  RUSLAND.  5R1 

mmic0$  fifós  gradaêim  haèên  (*),  en  aan  liet  b«nedéóètndè 
d^  cifel  b.  V.  flechceren  wQn  te  fcbenken ,  !s  in  dé  ToonHnBi^ 
gctelffehappen  Tan  Rushnd  eène  geheel  onbekende  zaak. 

De  ttjklield  van  eene  Kusfifcke  tafel  vertoont  ittch  voonl 
lil  de  by^a  ontelbare  menigte  Ingelegde  dingen,  faüfën  èni. 
De  Markies  CAaACCioLi.  Napelfche  Gezant  te  Isonm 
den  f  maakte  eens  aan  tafel  tan  een*  Bngelfchen  BiRnÜitef 
de  aanmerking,  dat  men  in  Engeland  over  de  lesdg  gódi- 
dienftfge  fekten  en  flechts  één'e  fans  (gefmolten  boter)  had. 
In  RmUmd  zon  bQ  beide ,  de  fekten  en  de  faufen ,  bVtit  in 
geqkè»  }t  ontelbare  menigte  gevonden  hebben.  Deze  dingen  ^ 
watfoiider  ook  voonl  ingelegde  besfen  en  vruchten  behoo- 
len,  worden  op  eene  afzonderlQke  tafel,  die  ter  z^it  (laat, 
geplattst,  en  door  den  opperhofmeester  benevens  zQne  hand. 
langen  toegediend.  Elke  mlnnnt  komt  er.  een  bedlende  met 
2t]ne  zilveren  fchaal,  en  kleinen  gonden  lepel ,  en  floisterc 
den  gut  vêrtronwelQk  in  het  oor,  welke  lekkemQ  hier  tigoe 
cong'Mttgeböden  wofdt;  en  nannwelQks  heeft  deze  zich  ve^* 
wyderd ,  of  er  ftaat  iteds  weder  een  ander ,  en  vraagt  even 
soo  vefttoiiweltik ,  welken  van  de  bekers  met  heurgegne ; 
9Jismp0glléf  kfine^  'iokayeff  paeharet^  jehannisberger  enz. 
*c  kern  gdieft  te  nemen.  Groot  vooral  is  de  hoeveelheid 
ciimpainèf  welke  bg  zoodanige  gelegenheid  wordt  gédron- 
ken«  Het  waiie  zéker  ötfvérfcltarbatr,  hóe  het  kleine  C^am* 
paf^  zoo  Véél  wijn,  als  faariyks  ^  Ruifand  alleen  vei4>rofkt 
#Ofdt,  töu  knmrèn  ö^féveren,  tndlén  men  niet  wist;  dat 
BMii0Hi  Mvé  in  de  gewesten  aan  den  Dèn  nitj^ellrekce  w^fl* 
gaarden  heeft,  wélke  éétfèn  wtJn  geven ,  die  voor  den  be« 
roemden  champagne^  in  deugd  en  bekende  hoedanigheid, 
geenszins  behoeft  onder  te  dóen.  Oók'  in  de  Krim  flaagt  de 
wfinbonw  zeer  goed ,  daar  dezelve  niet  alleen  dpor  de  aan- 
zienlijken, maar  tevens  door  den  Keizer  krachtig  onderlteund 
wordt ;  en  dit  fchiereiland  levert  reeds  wqnen ,  die  met  de 
beste  Tiit  Honfarifej  Tjrol.txx  Ftanhrijk  kunnen  wedQ Véren. 

Onder  de  lékkéitiijen  op  de  Risfifchè  tafels  flaan  de  vairenikys 
eo  de  batiPinia  bovenaan.  Belde  2l)n  ht^eigen,  en  voor 
iemand ,  die  géén  kenner  én  liefhebber  van  fmullen  is ,  be« 
zwaarlgk  te  b'éfbfarQvèn.  Dé  varènihfs  béftaan  in  het  alge« 
meen  uit  ingelegde  vruchten  en  besfien;  maar  wórden  in 
b9kana   ontelbare   ondèrfoöi^téh  verdeeld.    De  Bahèiniaf  die 

(*)  Z^fle  vrienden  naar  rang  behtétidéien. 


58t  TAPKa&ELElC  VAN  RUSLAND. 

de  kroon  fptnt  boven  alle  olim  potrida  (de  lieveltngfkost  der 
Spanjaarden)^  beftaic  uit  een  zonderling  mengelmoes  vtn 
vleesch,  visch ,  kreeften,  tgarkjes,  fijne  uQen  en  dergeMjke 
dlngen«  Dezelve  wordt  gewooniyk  cttsfcben  twee  ftukkeo 
Qs  midden  op  de  tifel  geplaatst  op  een*  grooten  fchotel. 
Keizer  albxander  liet,  ten  tpe  van  het  Kongres  te 
Wtenen ,  ^^z^  geliefde  iatwMa  ook  opdisfchen  bJy  een  diplo* 
matisch  gastmaal,  <^>^  bij  aan  de  vreemde  Gezanten  en  Mi- 
nisters gaf.  AU  bij  den  bekenden  Maarfcbalk  Fbürmaarts 
(blucher)  van  deze  fp^s  nemen  en  met  een  zuur  ge^gt 
eten  zag,  vroeg  bij  hem,  boe  hq  deze  lekkem^  der  Ra^en 
vond.  M  Sirer  fprak  de  ronde  kr^gsman,  n  J^  ^  tr^uye 
détestaiie  ,**  en  gaf  bet  overige*  aan  den  nevens  hem  ilaaoden 
bediende.  De  Keizer  lachte  om  dezen  oitval  op  z^n  iieve- 
lingsgeregt,  en  begon,  met  zekere  ingenomenheid  en  niet 
weinig  zaakkennis ,  de  beftanddeelen  daarvan  aan  de  overige 
gasten  te  verklaren.  —  Bovendien  zQn  er  nog  vele  andere  fpq« 
zen,  welke  men  buiten  Rusland  niet  kent«  en  waaronder 
tpch  vele  zoo  goed  fmaken ,  dat  ze  wel .  verdienen ,  door 
oQ^e  lekkerbekken  geproefd  te  worden.  Hiertoe  behoort  zekere 
vermaarde  foep,  uit  kool,  roode  wortelen  en  visch  hoofd- 
Zfikeiyk  beftaande;  voorts  de  pirogi%  de  zeer  lekkere  jfer. 
Ut  (foort  van  fteur),  bijzonder  toebereide  waterfaoendq«, 
varkensvleesch  met  tvaStXs,  Astrakanfche  besfen  en  Erimfcht 
vruchten,  en  hoe  verder  alle  die  dingen  mogen  heeten, 
welke  de  maag  van  hem ,  die  aan  zoodanige  veelheid  en  un, 
zoodanige  vermenging  niet  gewoon  it ,  bfi  de  eerfie  proef 
wel  eens  In  groote  ongelegenheid  kunnen  brengen. 

(JIe$  vervolg  Uema.) 


AAN  GOD. 


V. 


ader  der  Geesten  en  Koning  der  Rijken! 
» Godl  b|i  Uw  grootheid  zinkt  alles  in  't  niet; 
Of  zou  de  magt ,  die  de  volken  gebiedt. 
Immer  den  glans  van  Uw'  luister  gelqken  f 
VorRen  der  aaide ,  hoe  hoog  ook  gezeten » 
Wat  zqn  zy  by  U,  die  is  en  die  waart? 
Koning  der  Eeuwen  I  de  luister  der  aard* 
Is  bij  Uw*  glans  flechts  een  mistwolk  te  heeten. 


AAN  GOD.  583 

Wat  z)fn  MoDtrcli^n,  én  wac  hoD  gedachten? 

Ligter  dan  ftofjes,  geftropid  door  Uw  biind. 

Gij  ,•  G^  beftnnit ,  met  oneindig  verdane , 
Wat  bier  de  Vorften  ook  wenfchen  en  trachten : 
Wac  zij  hier  pogen  en  wat  zQ  gebieden , 

Alles  berost  op  den  wenk  van  U«{r*  wil  i 

Alles  gaat  voort,  of  vertraagt,  of  (laat- (lil; 
Niets  kan  *t  bevelwoord  der  Almagt  ontvlieden. 

Hoor  I  daar*  verheft  zich  't  ramoer  van  de  volken ; 

Kreten  des  oproers  weérgaltnen  in  *t  rond; 

Pestwalm  der  driAen  bezoedelt  den  grond ; 
De  afgrond  vertoont  ons  zQn  gapende  kolken; 
KrQg  en  verwoesting  verdelgen  de  Staten;-  . 

Altaar  en  troon  (lort  in  pninen  ter  neer; 

Monfters  beft^gen  het  toppnnt  van  eer^ 
Straks  door  gezalfden  des  Heeren  verlaten. 

Wl},  aan  de  (lofwolk  der  aarde  gekluisterd , 
Zien ^  in  den  nacht-,  dje  ons  dreigende  omringt. 
Die  'ons  den  klaagtoon  des  lodens  ontwringt , 

Vaak ,  zoo  wü  wanen ,  Uw  grootheid  ontinisterd. 

Dikwerf  betwij flen  we  Uw  goedheid  ,  o  Vader  I 
Maar  wQ  vergeten,  door  dwaling  misleid, 
Dén ,  als  Uw  wQsheid  ons  rampfpoed  bereidt , 

Komt  ons,  Uw  kindren,  Uw  liefde  meest  nader. 

Snoodheid  moog  woeden  en  boosheid  moog  woelen , 

Ook  zoo  verheft  in  het  (lof  zich  de  worm; 

Cy  bluft,  te  midden  van  kalmte  en  van  ftorm , 
*€  Heil  van  geflacbten  en  volken  bedoelen. 
*t  Schokken  der  troonen  doe  natiën .  beve? ; 

Rustig  -beweegt  zich  deze  a^e  om  baar  fpil  / 

Rustig  volbrengen  de  fpberen  Uw*  wif  i 
En  geen  heelal  kan  Uw  magtwoord  weérdreven* 

*t  Staren  op  U  is  ons  fchild  en  ons  wapen ; 

Uws  is  het  goede-,  die  z^jn  zult  en  wfkrt; 

Gij  fchikt  het  kwade  ten  zegen  der  aard* ; 
Gi|  hebt  een*  Titus:en  Nero  gefchapen. 
Donker  en  hoog  zqn  Uw  wegen  en  gangen  , 

Donker  voor  't  öog,  dat  geen  raadfels  doorziet; 

Toch  weke  Uwe  almagt ,  die  alles  gebiedt , 
Eens  onzen  jutchtoon  en  jubelgezangen. 


584  AAN  OOt>. 

Volken  TeMwÜnen  en  troonen  verziakeB;  ' 
Zoo,  zoo  vêrdwQnc  ook  een  droppeS  ia  h 
Koning'  der  Eeuwen!  dt  roem  vtn  Uwe  eer 

BUift  ttn  de  grenzen  der  fchei^ing  weérkUnkCB^ 

Watr  is  een  rots ,  waar  wtj  vucer  op  bouwen  T 
Waar  mst  de  hoop  op  een  yeilfger  ftaod  T 
Vader I  GQ  ceekenc  ons  loc  tnei  Uw  baad; 

Eenmaal  Toerc  GQ  ons  geloof  toe  aanfehouwea« 

W.  H.  WAENSINCK,    BS. 
DE    TIBNDAAGSCHB    TKLOTOGT. 


w. 


ie  mkt  daar  in  der  Belgen  land 

Met  zyn  verwinnend  helr. 
En  dort  er  meé ,  van  allen  kant , 

Gelijk  een  f^ringvloed  neer? 
Hg  Hapt  gelijk  een  fiormwind  voort. 
Die,  losgebroken  nic  bet  noord. 

Door  boscb  en  belde  vaart. 
Als  riet  l>irfgt  alle  kracbt  voor  hem. 
't  Geknal  des  donders  is  zijn  ftem. 

Een  blikfemfebfcbt  z^n  zwaafd. 

Zoo  U  CeAr  zya,  die  uil  bet  gnf 

Vente»  mM  Romea  nwgt? 
Of  is  *t  de  Held ,  wiens  Veldheersflaf 

Snroop  een  onder  bngc : 
Wiens  naam  van  Tbabora  fpltfé  feHnkt, 
Tot  waar  de  zon  in  *t  westen  zinkt; 

Van  Kremltns  fterke  rots. 
Tot  Tbebes  naald  en  Menmons  bMil; 
Van  *t  ilrand  van  Maftha*»  riddMetk, 

Tot  Frfeslands  golfgtklota t  -^ 

Geen  aadlaar  fchittert  in  de  zon , 

Die  afOraalc  op  zQn  vian. 
Geen^Céfar,  geen*  Napoleon 

Treft  mijn  veibazing  aan* 
*t  Is  Hollands  oade  Leevwbanier, 
En  HoRands  drleklenr  wappert  hier. 

Schoon  golft  de  Oranjeftrik. 
Is  *t  Manrits?  Fradrik  Hendrik  t  of  ^ 
Rees  Deide  Willem  nit  het  (bof. 

En  fpreidc  zqn  Geest  dien  fchrik  ? 


DB  TUNOAAOSGBft  VEtOTOOT»  Stj{ 

Neen]  *c  It  de  Held  van  Wicerfoo, 

De  Kiroooprias,  Neörtaftds  Imi; 
HQ  wreekt  ons  regt,  onze  eett  tóé^ 

En  geeft  ons  'harte  mtt. 
Te  zwaar  was  NederM&d  gegriefd. 
Te  zwaar  zfln  Koning,  zoó  geUeM 

By  al  wat  HoHandsch  denkt. 
Oranje  ibelt  naar  *t  leget  keett  % 
Het  juicht ,  en  volgt  ztjn  ftoüte  (khrséft. 

Waar  de  overwinning  wenkt* 

Dat  hoort  de  Uffe  LeopoM 

Op  d*  overheerden  Tioofl , 
TerwQl  hem  *t  bloed  in  de  Mdreu  ftoH, 

By  *t  wagglen  van  t^n  kroon. 
Op  de  enkle  mare  reeds  ontzet, 
Rigt  hij  z4n  fthaüdllilt  ibeekgAM 

Tot  Frankrigks  listig  Mof; 
Maar,  eer  hem  FnnArJirk  teddw  fete. 
Ziet  hO  omhoog  dé  Oran^crzofi^ 

En  Brabalidlr  vitg  m  *t  ftof. 

]a  I  Vhandreiis  vliftfe  éif  Sdkldetootd 

Gevoefen  teeiê  é»  ütfêté} 
]al  Dafoe*s  bendfe^  ftoivwvdditt 

Gelijk  hecftfebc^taf/ 
Terhove'sr  drommen  7^  l^aagd , 
En  NiSllon,  troe  veel  hf  Wtfigt , 

Biedt  vrtrc^ldosr  ne^ilMdH 
Het  moordzfet  Letfvea  geeffi  21ek'  ép^ 
En  angftig ,  vttir  êtn  Mtfvelt^^ 

Ziet  Leopöld  tlfti  i^hkttdf. 

HQ',  Ae»  nu  nafniw,  «v^l  fUMhtlJr  tt»v 

Aan  Hollandir  wraiit'  otittbwwi, 
Eh  kr^gymagc  mee»  mék  legerM» 

Naar  MecBibit'  met  z!bh  nailf), 
Matr,  met  een^  vMPtgejtftitfilett  dKM,i 
N^f  BnisM  keerr^  ttm  AskMMWi  ftoa<# 

Hq  juicht ,  ntf  *k  tbwTchr  heir 
*t  Herievend  BlrtsM  blunentMiot 
Btf  vx)or  Ortuijcf^  Kgti  dektr 

HQ  waanif  ziüft  Kètttnr  W€éf 


5^6  n  vttHOAAoscta  veldtogt. 

Hg,  Koning?  —  Neen!  nitheemfche  mtgc 

Verbeeit  der  Belgen  grond. 
Wiix  bleef,  o  Belgen  I  nwe  knchc. 

Uw  vryheid,  uw  verbond?     - 
Gii  rede  uwe  eer  niet  andermaal 
Door  fnoevenj  en  laacercaal: 

U  yaU  he(  masker  af, 
Europa  zie(  uw  laagheid  nu  \ 
Niei  langer  eert  en  vreest  bet  u  , 

Noch  noemt  Ood-Holland  laf. 

Uv^e  eer,  o  Holland I  is  berfteld 

Door  uw*  tiendaagfchen  Ibyd : 
De  zege  heeft  uw  vaan  verzeld , 

En  baar  den  roem  géwtfd. 
Vlecht  lauwren  voor  de  heiige  fchaar ; 
Bekrans  nu  baardftede  en  altaar. 

Bekrans  der  belden  kruin  I 
Het  Bardenlied  verbeff*  hun  deugd ! 
En ,  viel  een  deel  van  Neèrlands  Jeugd  , 

Een  zuil  rQze  uit  arduin  1 

Eene  eerezuU  voor  ben,  wie  *t  ftaal 

Des  vqands  doodliyk  trof! 
Hun  bloed  kocht  ons  de  zegepraal : 

Vermelde  ons  lied  hunn*  lof!  — 
Gewonden ,  dappren ,  wie  gq  zQ  t ! 
Ook  u  is  onze  zang  gewijd. 

Zy  onze  hulde  uw  loon ! 
Het  Vaderland  vergeet  u  niet  , 
Terwfll  reeds  zffnen  dank  u  biedt 

De  Koning  op  z^n*  Troon, 

O  God!  maak  Neérland  groot  en  vrij! 

Weer  alle  rampen  af! 
En  i  welk  een  He^cher  ons  beftrg% 

Verbreek  GQ  zQnen  ftaf  1 
Verfioor  der  JakobQuen  rot ,     . 
Dat  fcbaamtloos  deugd  en  trouw  befpot! 

Verplet  hun  Eedgefpan! 
Of,  zoo  het  nieuwe  jamren  baart. 
Houd  G^  ons  om  den  Troon  gefchaard, 

G^l^k  een  éénig  man  I  , 

90  AngU^tUS,    l8dl«  A.  P.  SIFFLi. 


miaLANDs  VORST.  587 


NB<&LANDS    VORiT. 

X  oen  Vrijheid ,  Vrede  en  Eendragc  wéér 
Hnnn*  zetel  in^eze  oorden  (lichtten , 

Toen  floten  ze  een  gew^d  verbond » 

Dat  nimmermeer  op  Bato*s  grond 
Hnn  vtan  voor  dwhig^landQ  zon  ^wichten , 

En  gaven  *t.  jnichend  Nederland    . 

Een*  nooit  volprezen  Vorst  ten. pand. 

Sinds  brak  geen  ftorm  de  Italme  rost ; 

Merkuur  bezocht  wéér  onze  knsten ; 
De  welvaart  vloeide  in  Itroomen  neer} 
Ook  Phebns*  coonen  rolden  weer , 

En  Mars  let  veilig  't  hoofd  te  msten. 
Toen  juichte  men  langs  duin  en  ftrand: 
^  Lang  leev  de  Vorst  van  Nederland  1** 

Astréa  zag »  met  fcbooner  glans » 
Geregtlgheid  haar*  zetel  fchoren , 

En  Tbemis  vonniste  onverlet,    . 

Daar  alles  boog  voor  orde  en  wet; 
Verlichting  deed  henr  fakicels  gloren » 

En  ieder  volk  en  ieder  land 

Prees  d*  ed*len  Vorst  van  Nederland. 

Zoo  rolden  vijftien  jaren  heen  .... 
Dan^  Tweédragt  bad  reeds  lang,  vermetel, 

In  fchyn  van  regt  en  biUQkheid, 

Alom  haar  doodiyk  gift  verfpreid , 
Eib  knaagde  aan  Eerften  Willem*s  zetel ; 

Doch  Ht) ,  hoe  fnood  ook  aangerand , 

Bleef  Vader  van  het  Vaderland  1 

Maar  eensklaps  is  het  rondom  nacht  I  — 
'  Zóó  i:ag  men  nooit  een*  nacht  genaken  .  .  .  . 

Daar  opent  zich  des  Afgronds  kolk  — 

En  ziet!  met  een  bebloede  dolk  ■ 
VenrQst  een  monfter  nit  zijti  kaken. 

Geboren  tot  der  menfchen  draf. 

En  dat  de  Hel  hec  aanzgn  gaf  t 


5M  NfÉALAllDV  ^ORir. 

Wie,  wie  kent  niet  hec  (bood  yeirtad^ 
Dat  Neériand  heeft  mar  'c  ban  geftootenf  — 
Ja,  jnicli  ynQf  kroosc  van  Loyolal  — 
Hoor!  de  Afgrond  jaichc  nw  galmen  üi  •••  • 
Üw  dolk  beeft  burgerbloed  verf^ocen  t 
Zoo  loonde,  monfler!  uwe  band 
Den  redder  van  nw  trouwloos  land! 


Maar,  oobtwéegli}k  als  de  roer, 
Waartegai  xicb  de  goltres  breken  ^ 
Bewaakt  de  Vorat  d^  vad*ren  erf^ 
En  riefdt  bet  moedig  tan  *c  verderf. 
Dat  ftoüt  de  klaanwen  nft  dorst  fteken. 
Hét  oog  öp  God  en  't  VaderMnd, 
BezwQkc  geen  telg  van  Nederland  t 

TerwUI  de  weield  kam  verlaat 
En  *t  onregt  dreigt  te  zegevieren, 
Biyft  bi}  getroow  un  eed  en  f^i ) 
HQ  wenkt  ^  en  als  éan  bitkfemf^febt 
Ontrolt  men  de  oüêe  ftÜigébÉhièttttf 
En  Uêmc  éè  vMst  ött  *t  bObkc^  rmtM , 
Voo»  Göiééiwni  K(«fir^,  Httfd  en  biMÏ 

Oranje  komt  •  •  •  en  Batons  teek 
Volgt  jnlchend  juHr  een'  Htold  Mt  flrUde^ 
Zich  wrekende  op  het  Uasiaaiiiblodd  ^ 
Redt  zD^  mee  oifbedwii^*rett  moed ,. 
Onze  eer  en  die  vatu  Naaiko  beide  | 
Ba  üeds  bet far  ona  itog;  vaeier  battd       ' 
Aan  *c  diiibaar  HooM  va»  *t  Vadeitaad! 


Roem».  Romel  nu.  nw  Cefari  vt^ l, 
Knielt»  Grieken!  voor.  uw  helden,  neder  t 

Oe  deogJen,^dïe  ge  nvif  hulde  biedt^; 

Aanfchottwc^;  thAn&in.*twydst.veri4:blet  — 
^'  vinden  se  ia  Oranje,  weder.. 

En,  waac  nog.  dengd.  opi  a«rd?  regeeit^ 

Düér  wordt  ook  Willem^s  oaam<  vereesdi 


WelMQ»  <}ciibUedboek  d^vu  een»  l 
OqceoI  voof  *c  aag^cbc  ow  blad^reo/l 

DiD  foefluc  4e  iwiieef  nog  z^  4i^ii, 

JUrUy»  IP^  buw^ien  belaia. 
Reeds  niat  ifa  *€  heilig  graf  der  vadVen, 

Sq  opemt  Hem ,  mee  Oud.Nederlandj, 

9  Den  Vader  van  hec  Vaderland!** 

AmfierMm^  Angf  i8^i,  j.  van  orr  burg. 


AAN  2.  K.   H.  DBN   PRINSE  YA  N  Oa.ANJB« 


G. 


reen  ^ootheid  heb  ik  ooit  gehuldigd» 

Niet  met  regcfchapenheid  gepaard  : 
Wac  ik  aan  hoogheid  ben  verfchaldii^^ 

Is  daarom  npg  g^i^*  lofzang  waard\ 
""k  B(;k6n  *c,  er  wexd  «ep  dag  gebcfren,  — 

Hij  zinke  ii^.*s  .aigron4s  naqhc  di^arheen!  — 
Dat  ik  mQn  leedgevoel  moest  fmoren 

Om  veel ,  dat  niet.  rtgtrcbapeo  fisheeo. 
Maar,  toeo  GQ  aan  de  fpiu  gingi  (nellen. 

Uit  vcöen  wil  >  van  Hollands  heer , 
Toen  voelde  ik  \  HoUandsch  ha^e.  zwellen , 
.  Toen  vond  ik  onzen  willbm  weér^ 
Toen  bad  ik  God ,  die  U  behoedde» 

61)  Waterloo,  bij  Qaatrebras, 
Voor  Fransch  geweld  en  Tfaiffche  woede , 

o  Vorst  i  dat  Hij  voor  \  wolvenras 
U  fchotte,,  d^t  ons  woest  belaagde  ••••  ^ 

Gy  kw$amt,  G^'  zaagt,  GQ  over^ofit! 
Behouden  keert  Cij^  QnVerjTaagde  1 

Gefloten  is  hejc  nieuw  verbond. 
Uwe  eer  en  de  onze  is  thans  gewroken ; 

Gewiokiei»  op  V^  mnitersrot » 
Met  fchapdejazgoe  kirofii  %^^\^^t% 

•t  Veitafia^,  Enroopi  ten  biturep  fpot,  — 
Ontvang,,  o  V^ffatl  de  opregjcp  hnld^ 

Van  hem ,  die  nimmer  vleide  of  kroop  I 
Wat  ^én^  'Uw  vt)lk  met  fmart  vervaldo , 

Üyy  zwaard  verbrak  d^onzaatgen  knoop. 


590        ^        AAN  Z.  K.  B.  DSN   PRIlflB  TAN  OEANJI* 

HQ ,  die  voor  ons  'lijn  leven  'ftelde , 
Zich  in  den  ftri^d  niet  beeft  gefpaaid , 

H^  biëef  y  daar  Hem  Godg  gunac  verzelde  , 
Gewis  Zichzelv*  en  ons  fteeds  waarde 

Aug.  1831.  J.  W.  QNTBMA. 


MQN  G£V0EL,  NA  HET  VERTREK  YAN  M^NBN  VRIEND,  ALS 
VR^WItUO  JAGER  ,  OEN   l6  OCTOBER  183b.  Q*^ 


Mu. 


jn  beste  Vriend  ging  van  m^  heen, 
£n  ik  zie  trenrend  neer: 
Wanc  angst  en  kommer  zijn  mijn  deet» 
Waar  ik  mQ  wende  of  keer\ 

Maar  *c  was  nic  wuftheid  niet,  o  neen! 

Dat  m9  m^n  Vriend 'verliet; 
Nooit  gaf  zijn  minnend  hart  mQ  Hof 

Tot  eenig  zielsverdriet. 

*c  Was  op  de  beé  van  onzen  Vorst  ^ 

(Te  wapen  1  klonk  die  beé)  . 
En  Hollands  Jong*llngfchap'  toog  op ; 

Win  Vriend  trok  met  hen  meé. 

Zy  trokken  op  ten  heirgen  ürtjd 
Voor  't  dierbaar  Vaderland, 
Door  lage  mnitzucht  en  verraad 
.  Op  *c  fchendigst  aangerand» 

Zy  trekken,  waar  hen  de  eere  roept 

£n  't  heil  van  volk  en  Vorst ; 
Het  vnur  van  ed*le  vrQheidsmln 

Doortintelt  hun  de  borsu 

Daar  hebben  zq  hun  leven  veil  * 

Voor  die  hun  dierbaar  zign: 
Want  liever  fneuvMen,  is  hun  taal. 

Dan  muitersflaven  z^n. 

(^)  Dii  en  b«t  volande  dicliiflfi^e  xijo  w*rkMl^k  mm  Mae  jcngdjfa  «■!»•• 
Wfliijke  bnd.  Hiefem,  en  on  het  stchc,  goctodienflig  gevotl,  dit  deaiiw 
adaasB,  niflidea  wij  er  gatrae  de  vcnochte  plu»  voor  ia.  UÊJntti 


MVN  QETOU.»  NA  HET  TARTReK  TAM  mUHW  VftlBND.      .591 

Maar  kan  ik  na  nog  vrolqk  sQn , 

Daar  hQ  zijn  leven  waagc. 
En  alle  ontbering  met  geduld 

Tot  *s  Janda  bevrijding  draagt  f 

O  neen !  m$  past  geen  Inlde  vrengd , 

Maar  onverpoosd  geduld. 
Maar  Uil  berusten ,  fcfaoon  mQn  oog 

Met  tranen  is  gevuld; 

Met  tranen  van  het  diepst  gevoel,  * 

De  tolken  myner  fmart,  * 
Offl  *t  leed  f  dat  thans  dien  Vriend  bedreigt » 

Zoo  dierbaar  aan  mfio  hart. 

Doch  neen»  ook  niet  te  zeer  getreurd. 

Maar  *t  fmeekend  oog  gewend 
Tot  Hem ,  die  ieders  leed  dooj-ziet 

En  ook  m^n  fmarte  kent. 

Aan  U  beveel  ik  dan  myn*  Vriend, 

Aan  U ,  grootmagtig  God  i 
Befchenn  hem,  waar  hq  ga  of  fla, 

Befchikker  van  ons  lot  I 

Behoud  hem  voor  het  minnend  hart* 

Behoed  hem  in  den  ftrqd ; 
En,  keert  h^  eenmaal  tot  mQ  wéér, 

U  z]j  m^n  dank  gewj|fd  I 

Red  met  hem  *t  lieve  Vaderland , 
Voor  ons  het  fchoonfte  op  aard*; 

Hoed  onzen  diepgehoonden  Vorste, 
Aan  *t  Hollandsch  hart  zoo  waard! 

Dan  zy ,  naast  .U ,  mqn  dank  gebragt 

Hun ,  die ,  met  ed*len  zin , 
Het  leven  waagde»  voor  ons  heil , 

Dank  z4  huavr^heidsminl 

j 
Dan  ben  ik^  trotsch ,  dat  ook  m)}n  Vriend 

In  hunne  r^en  (treed ; 
Dan  zilJn  mtfn  tranen  a^sedroogd. 

Vergeten  is  m^n  leed. 


/ 


503     M^N  €ftVORlf  NA  WLT  VERTRBK  TiAN  MVWW  V&lEllOb 

Docb,  onderwerpiDf  itn  Vw"  wil» 
Welk  lot  mii  bier  das  wnclit* , 

Z|j  (leeds  mn  keus,  coc  ook  mün  utk 
Op  aarde  eens  is  volbragc. 

H...  Occ.  1830.  D.  R.  C.  B. 


^<9«  m^'i»^  Friend. 

VV  9  '^ci^  elkander  wéér;  die  hoop  is  mjg  gegeven 
Op  *c  doomig  leyenspad,  dat  tbansm^n  yoec  becreedc. 

Wij  zten  elkander  wéér ;  dit  doet  myn*  moed  herleven  , 
Zoo  vaak  m^  dia  oflRzinkt»  bQ  *c  denken- tan  m^n  leed« 

Wtj  zien  flktnder  weer»  fcboon  nu,  beiaas I  gofcheiden» 
Daar  eer  en  pUgjt  u  roept »  voor  *t  dierbaar  Vaderiand 

En  voor  ons  volksgeluk  te  waken  en  te  firqdeni» 
Als  Batavier  te  groot  voor  flavemQ  en  fcband*. 

• 

Wy  zien  elkan^^  wete;  o»  mogt  bet  Gpd, behagen. 
Dat  de  oorlogsvlain  weldrt  alomme  werd'gebinschc. 

Ons  Vaderland  de  zon  vtn  heil  wéér  op  zag  dagen « 
Op  nieuw  *t  getok  genooti  vaii  osde , .  vreüe  es  mat ! 

Dan  zien  we  elkander  weér..,..lBiaar,niogt  die  hoop  bier  falen» 
Eü  moest  ge  een  oCer  z||n  voor  Vad^rHui4  eii  Eer» 

Dan  nog  —  fcboon  gej^^e  pen  mqn'  weedom  af  zou  malen  ->- 
Dan  nog  herinil  ik  t  woord  1  wij  zien  elkander  wéér! 

Dan  zien  we  elkander  wéér,  om  nimmermeer  te  fcheidenl 
Daarvan  fcbenkt  Jezus*  leer  bet  zekerst  onderpand; 

Mogt  die  ons»  op  ons  pad  door  *t  ondermaanftbe »  leiden  1 
Dan  zien. we  elkander  weèr^  in  *t  üemeUch  Yaderland! 

Üm.  Nov.  1830.  b,  R,  C*  B. 


•.V. 


overvloed  van  ons  r^m. 


alt  ons  nies  zwaar  ^  In  dleAi  de  maat  aai»r|im  te  binden: 
De  taal  is  mild;  zv  gléfft  ona/c  r|jm,aJ,9.jby  de  tast. 
Slechts  één  woord  kent  ztj»  waar  geen  njjm  op  is  te  binden « 
En  é<i9;.iH«  ,.)i«iiaPPR.  flwbtai  em  dr^sul  riiqi^  paKs 
Het  eerfte  is  bU,kfm^,'t^^fi^B<ikin. 
Dit  laatfije  heeA:^  behalve  telgen » 
Alleen  den  tegenklank  van  zweden 
En  dien  van  iht»  of.iook  moL^fgin. 
Fêor  de  yuisf.  1831,  W. 


MENGELWERK. 


VERHANOBUNG,  OVBR  O&N  VBR^CHILLBNDBN  SIN» 

IN  WfiLKJtN  JBZUft  CHRISTUS ,    IN  HBT   NIBUWB 

VERBOND»  GO08  ZQOt*  OBNOBMD    VITORDT. 

{Fervolg  en flot  yanbl.  557.) 

ni.  Vy  fl  gaao  over  tot  het  derde  pu^^,  tot  de  bewe- 
ring,  dat  aan  Jezus  Christus  in  het  N.  V.  de  naam  van 
Zoon  Gods  ook  in  eenen  nietaphyfifchen  (bovennatuur- 
kundigen)  zin  wordt  toegevoegd;  dat  is,  in  xulkeBBiUt 
volgens  welken  deze  naam  omtrent  Jezps  iets  beweert 
en  aan  hem  toerchrijft »  dat  alle  uit-  en  inwendige  erva- 
ring te  boven  gaat»  van  welks  waarheid  en  werkeiyk- 
heid  wq  ons  derhalve  noch  door  verftandig  inzigt »  noch 
ten  gevolge  van  noodwendige  idéën  der  Tede  verzekeren 
kunnen»  maar  dat  ons  als  het  geloof  van  de  Schii^vers 
des  N.  V. »  als  hunne  overtuiging  omtrent  Christus » 
in  de  H.  Schrift  wordt  medeg^eeld. 

Niemand  aal  willen  of  kunnen  ontkennen  ,  dat  Jezus 
in  het  N.  V.  in  eenen  nog  hoogeren ,  dan  den  Mesfiaan* 
fcfaen  zin ,  Zone  Gods  genoemd  wordt »  en  dat  de  Apos* 
tden  van  hem»  als  den  Zone  Gods,  zoodanig  fpreken « 
dat  men  daardoor  tot  het  gebruik  der  uitdrukking  mesa- 
phjfisch  aanleiding  verkrg*gt.  Alleen  behoort  men  niet 
te  zeggen ,  dat  zij  hi^omtrent  iets  leerftellig  bepaald » 
en  als  befliste»  tot  de  Godsdienst  van  Jezus  behoorende, 
geloofsleer  voorgedragen  zouden  hebben:  de  waarheid 
is.»  dat  zitj  de  denkbeelden »  welke  z|j  van  de  hoogheid  van 
Jezus  en  van  de  verbindtenis  van  ziyn  perfoon  en  zaak 
met  God  zijnen  Vader  verkregen  hadden »  met  diep  ge- 
voel, van  eerbied  te  hemwaarts  ui^;efproken  en  vooxge* 
fteld  hebben»  en  dat  w^)  deze  in  de  fchriften  des  N.:V. 
aantreffen,.  Het  zQn  yoomamaiyk  de  fchriften  der  Apos- 
telen Joannes  en  Paulus  en  de  Brief  aan  de  HebreSrs  , 

MBNOBLW.    1831.  NO.   I3.  T  t 


594  VERHANDELING 

welke  hiervan  getuigenis  dragen.  In  dezelve  vertoont 
zich  ook  hët  ge\9or  aan  eene  verhevenheid  van  Jezus , 
die  de  menfchel^kheid  te  boven  gaat  —  aan  eene  hoogere 
natuur,  die  het  Goddelijke  wezen  het  naaste  by  komt, 
die  met  God  in  de  innigfte  verbindtenis  (laat ,  die  vöör 
de  fchepping  der  wereld  haar  aanzijn  gehad  y  aan  die 
fchepping  deel  genomen  heeft,  die  alle  andere  wezens 
overtreft ,  «n  zieh  door  zQn  ganfche  leven  en  werken  op 
aarde  doen  kennen ,  en  allen,  die  hem  waargenomen  heb* 
ben ,  met  de  diepfte  vereering  en  de  innigfte  liefde  tot 
zich  getrokken  beeft. 

Joanhes  is  doordrongen  van  dit  denkbeeld ,  en  van  het 
daarmede  verbonden  gevb^  van  aandoening ,  vreugde  en 
eetbied.  Dit  bewijzen  zijne  fchriften.  In  de  inleiding  tot 
cfjn  Evangelie  noemt  hg  de  hoogere,  Goddel^ke  natuor, 
die  liQ  in  Chtistus  erkent,  den  Logos  (het  Woord),  die 
vóór  de  fchepping  der  wereld  was,  met  God  verbon- 
den, vati  GóddeHjpce' natuur,  door  wien  God  de  wereld 
gelchapen  heeft.  Deze  Logos  had  de  menfchelijke  na- 
tuur aangenomen  en  was  in  Christus  op  aarde  Verfcbe- 
nen.  Nu  liadden  de  Apostelen  in  hem ,  in  Christus , 
eene  heerl^kheid,  eené  waarde  en  hoogheid  gezien,  die 
alle  aardfche  en  menfcheUjke  ver  te  boven  ging,  welke 
door  ben  als  de  heerlQkheid  des  Eeniggeboren  Zoons  van 
God  eiseend  was ,  en  zich  inzonderheid  als  eene  vol- 
heid van  waarheid  en  goedheid  aan  ben  had  betoond. 
Hoofdftuk  l :  1—3  en  14.  Hij  verzuimt  niet ,  zooda- 
nige gefprckken  van  Jezus  mede  te  deelen ,  in  welke  deze 
zijnen  éemaam 'Zoon  Gods ,  in  den  Mesfiaanfchen  zin, 
tegen  zijne  wederfprekers  verdedigt,  Hoofdft.  X:  33 
enz.  -^  gelijk  hy ,  in  betrekking  op  het  doel  zijns 
Evangelies,  zegt,  dat  het  gefchreven  is,  „opdat  gij  ge- 
„  looft ,  dat  j€Züs  is  de  Christus ,  de  Zoon  Gods  ;'* 
inaar  hij  voert  ook  zoodanige  uitfpraken  van  Jezus  aan, 
in  welke  hij  eene  verwijzing  op  z\jne  hoogere,  bovénmen- 
fchel^e  natuur  vindt,  en  waarin  de  Mesfiaanfdie  en  de 
nog  hoogere  waarde  van  Jezus  tot  één  te  zamenvloegen ; 
zóó  namelijk ,  dat  gene  door  deze  verhoogd  wonit.  Zoo 


OVER  DE  B^BNAMING   COBS  ZOON.  595 

lft|t  h^  oqs  de  woorden  y^  Jezps ,,  in  het  gefprek  met 
r<^dien}us»  hooren:  ^  Niemapd  vaart  op  t^  hemel  ^  dan 
^  4ie  vai^,  den  heipe}  afgedaald  is ,  namelqk  de  zoon  de^ 
n  nymfchen  (de  Mesfi^s),  4ie  ip  den  heoiel  i^."  Hoofflft 
ULi  f3,  Qf:  »,  Ik  h&i  y^n  den  Vader  uitgegajin  en  in 
p  djjs  Mrpre|4..8^^o°^^/'  ^^»  Ifoofdd.  XVI:  d8.  Of: 
^  En  nu  verlieerlgk  mij.  Vader,  bij  uzelyep,  met  de 
^  h^^^jk^icj,  die  ik  bij   u  h^d,  eer  de  were]4  ^03/' 

Ujt  dfi^  pn  andere  plaatfen.  des  Evangelie^ j;iejt  t^ep^, 
W8^^  hopge  gediicbtep  jo^npes  van  Jezus  ha4.  l^t)^ 
V!mn§i}*  Pp  de  vraagt  hoe  deze  in  heqi  mogep  pnt- 
fla^p  zQn  9  mag  wel  het  veiligfte  antwoor4  zijn:,  ^opi; 
4ff  yportreffelijkheid  van  Jezus.  Joa^nes  zag  d^^^  zag 
z»  dagelgjifs^  ook  in  den  vertrouwddep  omgang  m^t  Jezus* 
Deszelfs  hpogere ,  bove^ardfcHe  zin  en  geesjt ,  die  zich 
t^  aUe  28|j^^  WPor4en  liet  vernemen»  in  alle  zijne  d^n 
tfffk  toon  fpreidde ,  die  zicbzelve  {leeds  gelijk  bleef  in 
Wauffhei^j.  Uefidc  en  vrooipheid,  ja  die  zich  meer  open-. 
baai:de9  hoe  nader  Jezus  zijn  doeleinde  hier  beneden  tfa- 
dercje,  w^/J  door  Joannes  waargenomen  en  pnderyonden. 
Hj{j.,^g  69  gevoelde  het,  hoede  voortreffelijkheid  van 
Je^ttS  9Jt  het  menJTcIfelijke  te  boven  gifig  en  m,et  t^^tp  mr 
der^  te  vergelijken  was.  Z^o  ging  dezelvjB  vopr  h?m'in 
het  Gf^ddelQ^e  over.  Hj[j  ^  juist  hij  bezat  de  teêrheid  en 
&epf^  v^  gj^yo^  9.  ^^  4^  l^  ^W^  ganfche  gr^oqtfa^eid  en, 
tfi^^Tf^  jfchopnheid  te  befeffeu ,  op  te  vangep^  en  te  be- 
houden* Z90  z^  hij  in  Jjezus  de  ^eerlijkhei4.c|es  Ëeni^-. 
geboren  ^oons  van  den  Vader.  In^  hejo^  werd  hem  hét 
Goddelykje  z^ba^j  een  hopgei:,G,odegeli;|Jk  wezen  wan7 
delde  yoor^  hem  in  menfcben^edaante.  En  toen  Je^i^s 
aan  het  kruis  zijne  Io9pb^n  Qoddelgk  ^fopt  had/ ten 
dtnde  jgebrf^^  toen  God  hem  door  z|jne  opf^anc^in^  v^^ 
hêerjllj^t»  (^  ï^  i;e9  laatfie  de  a^rde  verlaten  I^a^,  fpên 
moest^  ^en  beeld ,  eaae  aanschouwing  yai;  hem  in  zijnïe 
ziel  bj^^ven,  waarvoor  het  ;wpord  Chriftus^  oo)c  in  üSi 
ho|0^&Kn  JM^iiaan,fchaa  zin  genomen^  niet  ^eel  vol- 
dCHÈnde  '^\  die  y^  (!biarom  dpor  den  ïnaam  Logqs  zocht 

T  t  a 


$9^  VERHANDELING 

aan  te  .duiden  en  if  te  beelden.  Niet  langs  den  wqg 
der  berplegcling  was  h^j  er  toe  gekomen ,  maar  de  hei- 
llgfle  ervaringen  zijns  levens,  zQn  gevoel  voor  de 'alles 
te .  boven  gaande  grootheid'  van  Jezus  en  zijne  liefde  en 
eerbied  jegens  denzelven  hadden  hem  daartoe  opgeleid. 

Voor  het  overige  is  het  in  geenen  deele  ongeloofelijk, 
dat    aan  Joannes,    gedurende  zgn  veeljarig   verbl^  m 
Klein-Aziêy  als  opziener  der  aldaar  gevestigde  gemeenten^ 
de  wtjd  verfpreide   IdeSn  der  Platonisch-'Alexandrijnfclie 
filozofie  ten  minde   gedeeltelqk   bekend  geworden  zi^ 
Dit  vooronderfleld  z^de ,  kan  het  filozoferen  (het  wijsgee- 
rig  denkbeeld),  volgens  't  welk  het  hoogde,  van  de  (lof 
der  wereld  verfchillende ,  wezen  uit  zichzelven  den  Z^- 
gos   voortgebragt   heeft ,    die  de  ruwe  ftof  naar  de ,  in 
de  eeuwige  Ideën  bevatte ,  voorbeelden  fchikken  en  vor- 
men zou,  den  Apostel  wel  toegelagchen  hebben^ 
*  Wat  den  Apostel  Paulus  betreft,  in  wiens  fchriften 
een  even    verheven    voordel    van  de  hooge  njtuur  in* 
Christus   gevonden    wordt ,   zoo   kan  zich  dit  bQ  hem 
althans  niet  geheel  op   dezelfde  wijze  gevormd  hebben , 
als  in  Joannes ,  daar  hij  niet  zoo  gelukkig  geweest  ^was , 
dagel^ks  in   de  nabQheid  van  Jezus  geleefd  en  deszelfs 
onvergel^kbare    perfoonlijkheid  aanfchouwd   te  hebben* 
Wg  kennen  hem  als  den  Apostel,   die  de  algemeene 
(alleti  omvattende)  natuur  des  Christendoms  eerst  inzag, 
het  Joodfche  particulailsmus  geheel  aan  hetzelve  ontnam , 
en  ten  volle  overtuigd  werd,  dat  de  door  Jezus  ge- 
dichte heilsorde  voor  het  ganfche  menschdom  was.    Ge* 
deld  nu ,   dkt  h^ ,  na  z^^  bejkeering  tot  het  Christen- 
dom ^  eer  hQ  tot  dit  grootfche ,  allesomvattende  denk* 
beeld  deszelven  kwam ,   deszelfs  dichter  als  Zoon  Gods 
in   den   Mesüaanfchen  zin  vereerde,  wat  moet  dan  in 
een^  geest  als  de  znne  zQn  omgegaan,  toen  zich  zgn 
begnp  van  de  gj'ootheid  van  Jezus'  werk  en  van  de  ver- 
lievenheid  des  Goddelqken  raadsbefluits  zoo  zeer  uitzene, 
en  h]j  hét   Christendom  voor  eene  de  ganfche  mensch- 
heid  omyatt^de  heilsinrigting  erkende!    Moet  dit  niet 
>zljne  gedachten  omtrent  den  Zone  God3  verhoogd,  en 


OVBR  DB  BRNAMING  GODS  ZOON.        59f. 

hem  voor 'het  geloof  aan  een  bovèiïmeQfchfiiyk  wezen  in 
Chrkcns  uiterst   vatbaar  gemaakt  hebben  ?    Hoe  dieptf 
hem  'dit  gevoel  .doordrong ,  moest  niet  zija  geest  des  te 
meer  naar  een  hieraan  beantwoordend  denkbeeld  van  des*> 
zelfs  yerh^ven    (lichter  trachten?     Zulk  eeti  idé   kon 
echter  dezen  Apostel  minst  van  allen  onbekend  bleven» 
hem§  die- zoo  vele  landen  doorreisde ,  en  aUoo  degods* 
dieqftige   en  wijsgeerige  gedachten  van  z(jnen  r^jd  vol* 
komen  kon  leeren  kennen.  Doch  hoe  dit  ook  zi[|n  moge  ^r-* 
want  langs  den   weg  van  historifche  en  zielloiddige  na- 
vorfching  kan  men  hieromtrent  tot  geene  volkomene  ge^ 
wisheid  geraken  —  dit  is  zeker  »  dat  Paulus  het  Mesfi* 
aansch  begrip  omtrent  Christus ,  den  Zoon  Gpds ,  verder 
bij'  zjchzelven  ontwikkeld  en  tot  het  metaphyfifche  vetw 
beven  heeft.     Hem   was  Christus   meer  dan  Mesfias^ 
een  Zoon  Gods   van  nog  hoogere  foort  dan  deze,  wel 
onder  God  (laande  en  van  Hem  afhankelgk,  jnaar  Hem 
het  naast  9  met  Hem  het  innigst  verbonden ,  Zqn  even^. 
beeld  en  daarom  ook  aanbiddensv/aardig.    Dit  denkbeeld 
van  , Christus ,   den  Zoon  Gods,  en  het  daaruit  ont- 
ftaande  .vereerings-  en    aanbiddingsgevoel ,  heerscbt  fai 
alle  fchriften  van  dezen  Apostel.    Zullen  wj}  op^^  eenige 
plaadjbn   derzeWen.  verv^zen ,  zoo  bepalen  wq  ons  tot 
Kolos/.  I:   15-^17»    waar  Paulus  van  Chrjstus,  den 
Zone  Gods ,  zegt :     „  Dewelke  is  het  beeld  des  onzien- 
n  Iqken  Gods,  de  eerstgeboren/s  aller  crjsaturen  (alkr 
n  gefchapene  wezens):  -want  door  hem  zijn  alle  dingen 
M  gefchapen,    die   in  de  hemelen  en  op  de  aarde  zgn, 
^  die  zienlijk  en  die  onzienl^k  zQn  ,^  enz.    enz.    In 
deze  woorden  ligt.  meer,    dan  eene  Mesfiaanfche  voor- 
ftelling.    Doch  heeft  Paulus#  Jezus   op  deze  w^ze  be* 
ichouwd,   zoo  is  dit  zijn  begrip  van  de  hoogere  natuur 
van  Jezus  bij  geene  zijner  uitdrukkingen,  waar  hg  zich 
omtrent  deszelfs  hoogheid  verklaart ,  geheel  uit  te  fluiten. 
Wat  zich  in  de  fchriften  van  Joannes  en  Paulus  gansch 
onmi^enbaar   vertoont,  dat   bevindt  zich   ook  |n  den 
Brief,  aan  de.  Hebreërs. 
Maar    dit    mogen  wy  niet   onopgemerkt  laten,  dat. 


59*  VERHANDELING 

ichoÓD  Joannes ,  Paulus  en  de  fchrijver  des  Btiefs  üao  de 
Hebreërs  onmiskenbaar  van  eene  hoogefre,  Göddel^e  ói- 
tuur  en  waardigheid  van  Christus,  des  Zooas  Gods, 
fpreken,  zQ  hem  toch  in  geenen  deele  Godó  £^1^ 
ftëiten ;  gelQk  dit  trouwens  in  het  ganfche  14.  V.  niet 
gérchiedt.  Hoe  had  ook  een  Apostel,  of  eetiig  anè» 
fchr^ver  des  N.  V.,  dit  kunnen  dóen,  daar  het  ge^ 
lööf  aan  een'  eenfgen,  hoogften  God  de  gKMid  hun- 
ner ^nrcbe  Godsdienst  wks;  daar  Jezus  gelegd  faad: 
„Niemand  is  goed,  dan  één,  (namelök)God,'*Jfo^M. 
XIX i  17;  dïar  hij  gebedeti  had:  „  Dit  is  bet  ée» 
^  wige  leven ,  dat  z^j  u  kennen,  den  cenigen  waAncli- 
„  tigen  God,  en  Je^us  Christus,  dien  gQ  gèzoodeD 
„  hebt,"  Joan.  XVH:  3;  daar  hij  verklaard  had:  „De 
A  Vüder  is  meerder  dan  ik/*  Joan.  XlV:  a8;  wat  ld} 
Qtixxi)  had,  dat  had  hij  van  den  Vadtr  onttangeü} 
ook  de  werken,  die  lilj  deëd^  maakten  niet  z^j  maar 
des  Vaders  heerlijkheid  opifnbaar;  dat  alles  ^  Wat  h^leetdé 
en  deed,  op  bevel  vdn  God  gefchiedde ,  di^  hem  gc- 
zonden  had  oi  van  wien  hy  afhing.  Zoo  wel  deze 
etovoudige  verklaringen  van  Jezus ,.  als  ook  het  (tdMge 
MöUothèïsmus,  dat  door  de  ganfche  H.  Schrift  heerscht, 
toonen  aan ,  dat  de  Apostelen  Jezus ,  den  Zoon  Gods, 
door  het  voorftel  zijner  hoogere  w^rdigheid  ^  als  èok 
door  eene  met  hem  verbondene  m^fbhelijke  natuur,^ 
Gode  geenszins  willen  gelijk  (lellen. 

Dit  hoofdpunt  nu ,  deze  grond-  en  hóekfteeti  der  ge» 
heele  Bijbelfche,  zich  langzamerhand  ontwikkelende  en 
in  het  Christendom  in  hare  hoogde  eenvoudigheid  en 
voltoo^ng  verfchenen  Godsdieastleer,  de  leer  vanÉénen 
allerhoogften  God>  gelQk  ook  de  gewigtige  ómftandig^ 
heid ,  dat  de  in  het  N.  V.  bevatte  voordiagt  des  hoo^ 
geren  zijns  van  Jezus  meer  eene  zaak  des  gevoéls  en 
der  nederige  vereering ,  dan  van  leerfteilige  bepaling  van 
éexi  kant  der  Apostelen  was ,  werd  in  het  vervolg  ver- 
geten ,  en  men  bezigde  deze  uitlatingen  en  de  ichriftumr'* 
plaatfen,  die  ze  bevatten,  om  in  befpiegelende  overwe^-' 
gingen  en  behandelingen  te  treden,    over  hec  hoogere 


OVER  DE  BENAMING   G0BS    ZOON.  S9p 

wezen  des  Zoon^  God^ ,  over  zijile  betrèkkihg  tdt  Gods 
wezen,-  en  ovfer  de  . vërbïndi&g  vatr  t^iée  haturen  Ih 
Christus.  Het  ïs  uü  dé  kerkelijk  gércHiédenis  tieftenS', 
höëde  befpiegelingën  ov^er  dit  oïiderWeirp,  fot  #elke*irer- 
fb^illende  partijen  en  fekteni  aanleiding  ga^ëti^  ittdi  tef^tt 
hii  einde  der  eerfte  Christelijke  eeuv^  tego^en^  b^d^ 
voortgang  des  tljds  immer  fijner  dk  kuhlfej^r  widdètf ^ 
Vooral  in  het  Oosten  tot  l^iitsvhidigè  baafklovdil  o^^ 
gingen  en  haat  en  vervolging  wekten. 

De  vraag  komt  bQ  ons  niet  te  pas ,  of  dé  GhViète^kè 
prédtket    zich  mée'r  aan  het  'fymholüm  van  Adianalliis 
of  aan;  de  H.  Schrift  moet  houden.     En  dus  faéBbdi 
wij,  niet  betrekking  tot  Jezus,  den  Zoon  Gods!,  en  ^ 
hooger  aanzijn,  te  verkondigen.   Wat  Jé^us  v^  zicb- 
zelven  gez^d  heeft,  en  Wat  zijne  Apostelen,  in  Vdligen 
eerbied  en  lirfde,  omtrent  hem  verklaard  hébben.    199 
is  de   Zoon  &t%  allerhoogften   en  eenigen  Gods,  dööt 
Hém  Vaii  den  hemel   op  de  aafde  gezondeit,  d!öor  Hem 
met  Goddelijke   krachten  uit^getu^t^  20odat  h^  de  ihéii^- 
fchen  leerde ,  wat  hij  vén  den  Vader  ontvéigen  had,  eii 
dés  Vïders   wérken  dóed.    ^ijnë  leélrlbgeit  efkehdeo  ifi 
hém   éèiic  waifdlghéld,  voor  welke  iiédere  ntórtfchefijké 
niaatftaT  te  klein  is ,  èene  hoogheid  ^ati  geest  en  gembé!  ,* 
Goddelijk  te   noemen,    eene  volheid  van  waiarlietd   eö 
goedheid,  dat^lj  ih  lieni  een  Hooger  wezen  zageti,dathQ' 
hun  in  het  licht  des  eeniggeboreó ,  dés  geliefddën'  Zone 
Gods ,  het  aflchijnfel    der  Goddelijke  RéÉfrl^kïreid^,  iHobk? 
obgén  ftohd ;  zóódat  zij  bQ  zijhé  aanfchouwing  en  htëre 
hérinneKng  van  een  gevoel  ^n  ééftiéd  'èjö   liefde ,   |a 
adnbiddin^    doordroögen  werdeti,    hoedérifg   «})   Öéiihó^ 
omtrent  den  met  God  op  het  iiaaüWst  verbondenen'  koi^ 
déti  on'twarehii     Dit  gevoel  eir  dé  daaribede  vérkiiöèfitt 
denkbeelden  oiiltrellt  Jeèüs  hébben  z^  déii  mÖiTchén  dööf 
rtde   en  fchrift  medegedeeld ,  en  ook  dtóixfoót  bewerkt , 
dkt  millioenen  huriïie  kriifeërr  Vbót  détV  Zonfe  GoÖS  buf^ 
gen.  Ook  wij  ftaren  niet  gevoet'van  aafidoehtóg,  Hefdë  étf 
eéit)iéd  ó^)  den  hoogvérhévenèh ,  zijn  ^ttd  zfjhe  hbögheiff 
doordrongen,  eh  erkennen,  dat  in  zf^rf  mchfchélQk  be-^ 


60O  VERHANDELING 

fttton  het  Goddelgke  in  eene  heerlgkheid  en  volmaaktheid 
heeft  doorgeblonken ,  hoedanige  in  geenen  anderen  o(at 
plaats  had  9  en  vereeren  hem  als  den  hoogden  Godszoon. 
^ly.  Het  gaat  ons,   wij  kunnen  .het  niet  ontkennen , 
bij.  de  tegenwoordige  poging ,    om  Jezus'  waardigheid 
nader  te  bepalen ,  even  zoo  als  het  JezusMeerlingen  ging: 
|iet  metaphyfifche  gaat  over  in  het  zedelijke ,  of  liever 
fiet,  hst  zich  hierin  op^  ta  At  eerfte  beteekenis  brengt 
ons  onwederftandelyk  tot  de  katfte  beduidenis  des  woords. 
Elke  pogbg  der  befpiegeling  ,  om  tot  het  hoogere.  God- 
4rligke  aanzQn  en  wezen  van  Jezus. door  te  dringen, 'kan 
natQuriyk    nergens    eenen    vasten   grond,  iets  zdcers, 
wajirop  men  zich  verlate,  vinden,   dan  in  z^  zede- 
Iqk  beftgan  en  wezen.    Daarbuiten  zou  men  zich  om 
i;iiets  vermoeden ;  men  zou  iets  vatten  en  begrijpen  willen, 
wat  niet  te  vatten  en  te  begrijpen  is ,  vormen  fcheppen 
zonder  inhoud  ,  en  zich  met  niets  zeggende  formulieren 
misleiden.    Maar  hier  vinden   wiy  het  middelpunt,  van 
waar  bêfchouwd  alles  zich  opheldert,    fchikt,   vormt 
en  in  zQne  eigendommelqke  waarde  en  fchoonheid  doet 
zien;  even  gelijk  wij  ons  God  zelven  éin  eerst  m  zgne 
yolkoflienheid  kunnen  voorftellen ,  wanneer  wq  van  zgne 
heUigheid ,  als  het  middelpunt ,  als  't  ware  de  centnul- 
ZQnne  zQns  wezens,  uitgaan.    Daarom  is  de  waarheid, 
dat  Jezus  in  het  N.  V,  ook ,  ja  voornamelijk ,  in  den 
zedeUjken  zm  Gods  Zoon   genoemd   wordt,    van  het 
hoogfte  aanbdangr 

,  Dat  io  de  H.  S.  menfchen,  die  Gode  welgevallig 
waren,  kifuiercn  Gods^  Zonen  Gods  genoemd  werden, 
is  bekend.  Wie  door  uitnemende  deugd  en  vroomheid 
uitmuntte,  en  daarom  een  voorwerp  van  het  Goddelijk 
welbehagen  was,  dien  werd  deze  naam  g^even.  Het 
Joodfche  volk  eigende  zich  denzelven  toe ,  dewijl  het 
meende  zich  in  dit  welgevallen  boven  alle  andere  volken 
te  mogen  verheugen ,  fchoon  het  zich  hierin  niet  zelden 
zeer  bedroog.  In  het  N.  V.  wordt  dezelve  mede  op 
de  Christenen  overgedragen ,  deels  dew^l  zq  zich ,  we- 
gens de  zending  van  Jezus,  als  voorwerpen  der  vader- 


OVBR  DB  BBNAMINO  OOD8  ZOON.        6oi 

lijke  liefde  Gods  tpoesten  befcbouwen,  deels  dewijl  zQ 
zich ,  als  Chrwenen ,  door  eenen  Gode  welgevalllgeii  zin 
en  wandel  moesten  onderfcheiden.  De  baan ,  langs  welke 
zij  tot  de  waardigheid  van  kinderen  Gods  opklimmen 
konden ,  fchrqft  Jezus  hun  in  zijne  Godsdienstleere  vóór. 
Een  en  ander  hiervan  behelst  de  bergrede.  ^  Zalig  zijn 
„  de  vreedzamen,  want  zij  zullen  Gods  kinderen  ge* 
„  naamd  worden." —  „  Hebt  uwe  vijanden  lief  enz.,  op- 
^  dat  ffj,  kinderen  zijt  uws  Vaders ,  die  in  de  hemelen 
„  is***  —  „  Weest  dan  gglieden  volmaakt,  gelqk  uw 
,,  Vader,  die  in  de  hemelen  is,  volmaakt  is."  Volgens 
Jezus'  leer  geraakt  men  alzoo  door  toenemende  zedelijke 
veredeling  tor  het  kindfchap  van  God.  Ook  het  tegen* 
geftelde  doet  h^ ,  bij  voorkomende  gelegenheid ,  in  het 
licht  treden ,  wanneer  hij  hen ,  die  zich  niet  laten  ver- 
beteren, n  kinderen  des  Satans"  noemt.  De  deugdzame 
gezindheid  en  de  reine  wil  maken  den  mensch  Gode 
welgevallig  en  Hem  gel^'kende ,  en  om  dezer  zedeiyke 
Godegelijkheidswil «  aan  welke  het  welgevallen  Gods 
noodwendig  ten  deel  valt ,  heet  hQ  Gods  kind.  Zoo 
zegt.Paulus,  Rom.  VIII:  14:  ^  Zoo  velen  als  er  door 
„  den  geest  Gods  geleid  worden ,  die  zijn  kinderen  Gods." 
En  wanneer  i  Joan.  III:  9  de  leerling  van  Jezus  zegt: 
^  Een  iegel^k ,  die  uit  God  geboren  is ,  doet  de  zonde 
n  niet^''  zoo  is  in  beide  plaatfen  de  zedelijke  zin  der 
bedoelde  uitdrukking  niet  te  miskennen. 

Dat  nu,  bij  zulk^een  fpraakgebruik  en  zoodanige  wQze 
van  voorftel  in  de  H.  S.,  dengenen,  in  wien  de  zede» 
lyke  gelijkheid  met  God ,  in  eene  nog  nimmer  waargeno» 
mene  mate ,  den  befchouwer  in  het  oog  draalde ,  en  die 
derhalve  voor  het  hoogfte  voorwerp  des  Goddelgken 
welgeyallens  erkend  werd,  de  naam  van  Zoon  Gods 
ook  in  dezen  zin  zij  g^even ,  verwacht  men  van  zél- 
ve ,  vóór  nog  de  bewqzen  daarvan  opgefpoord  en  gevon- 
den te  hebben.  Doch  deze  z^n  voorhanden,  en  wel 
niet  alleen  in  die  plaatfen  der  H.  S. ,  in  welke  Jezus 
blootelijk  om  zQne  zedelijke  grootheid  en  Godegel^'kvor- 
migheid  Gods  Zoon  genoemd  wordt,  maar  ook  in  de 


602  VERHANDELING 

meesten  dergenen ,  die  hem  om  zTjut  Mesfiaanfche  waar- 
digheid y   of  ook  oni  de  in  hem  opgemerkte  eh  vërterdê 
hoogere  natuur  ^  met  dezen  naam  beftempejen ;  want  al- 
tijd wordt,  by  der  Apostelen  befchouwing  en  ailndiildiiig 
van  Jezus  den  Zoon  Gods ,  het  iii  hem  gedachte  (voor* 
onderfteldie)  maar  niet  érkenbaré  (aan  te  wQ2^é)'  hoo- 
gere wezen  met   de  duidel^'k   erkende  en  diep  gevoelde 
heiligheid  z^ns  wils  verbonden  én  met  dezelve  als  m€t 
eene  hemelfche  glorie  omgeven.    Daarom^  komt  de  zédé^ 
lijke  zin  van  den  (jhristüs  behoorenden  natffn  van  Zooil 
Gods,  bi(jna  overal,  waar  dezelve  heni  gegeven  wórdt -^ 
uitgenomen ,  wanneer  hij  in  den  mond  des  volks  gÏ  van 
Jezus'  wederfprekers  voorkomt  —  óf  meest  6(  althans 
mede  in  aanmerking.    »  Wq  hebbén  zfihe  heerl^d<f 
„gezien,*'    zegt  .Jóannés^    „als    de  heerlgkbéid  d^ 
„•  Eeoiggeborcn  van  den  Vader.*'  Doch  In  welke  véAè- 
venheid  h^  hem  zich ,  wegens  den  in  hém  Wbnendeü'Z^ 
gos ,  of  met  betxe&king  tót  bét  in  hemi  aanfèhcmwde  hbo- 
gere  wezen,  gedacht  mag  hebben,  hij  verbindt  daar&edé 
de  gedachte  aan  zedelgké  goedheid,  als  het  üinigffe  bé- 
gtnfel  zyner  trbddelijké'  Heerlijkheid   uitmakende;   Wint 
hij  voegt  er  de  woorden  b^i    „  vol  van  genade  en  i)wör- 
^  heid.'*    AIzoo  was  Jézüs  hem  in  iijne  zedelijke  waar- 
digheid en  fchoonhéid  de  eeniggefiofen  Zooil  Gods, 'dé 
lieveling  des  Ailerhoogften.  Hét  woord ,  bj^  zijneh  doop 
en  verheerlijking:   „  deze  is  m'ijii  Zoon,  mijn  ^geliefde, 
„  in  weiken  ik  een  welbehagen*  héb  ,**  bétfof  hiéf  ffechts 
den  Goddeiijken   gezanf ,   dié  de  hoop  dés  vrbegéfen  én 
tcgenwoordigen  tijds  op  dé  liicnemendfte  wyzé  vervullen 
^u  y  het  |old  oók  den  reinen  van  harte ,  deh  gehoorza- 
men tot  den  (Jood ,   het  evenbeeld  dés  heiligen  Vaders. 
Wanneer  de  Apostelen   hem    het  beeld  des  ó'nzTehlöten 
Gods  noemen,   welke  min  behaalde  denkbeelden  daai'bH 
in.  hen  ook   mogéri  z^n  opgére2^éri,  iftimer   ftóócf  hdn 
hoofdzakeljijk  het  verheven  inzigt  en  de  v^heid,  de  he- 
melfche zachunóedigheid  en  feiiiBèid  van  Jezus  voortia'- 
meiyk  voor   den  geesr.     „  Den  boeide  des  eerstgeboren 
„  Zoons  Gods  ,*^  zegt  Paulus  aah  de  Cölosfên,  moest'cil 


OVER  DB  BENAMING  GODS  Z0ON«       603 

de  tot  het  Christendom  geroepenen  gd^k  worden  »ett 
(lelt  al2oo  het  zedéiyk  begrip  de^  verheven  naams  ki 
het  licht.  En  wanneer  hQ  de  grootfehe  ititdrükküig, 
dU  ^  in  Christus  de  volheid  der  Godheid  ligchitmélQk 
„  woont,''  met  de  verzekering  verbindt,  dat  de  ware 
Christenen  deel  hebben  aan  deze  voliieid,  dat  zQ 
h  ft2rfS  itsrxnpvfiéifof  zQn,  geeft  h^  dan  niet  te  kenneii, 
dat  h^  oüdér  bet  Goddelgke  bovenal  het  zedélQkè 
verilaat  ? 

Doch  Jezus  zelf',  die  zieh  zQüer  béttekklng  tot  God 
onophoude^ik  bewust  was  en  geheel  eh  al  hi  dit  bewust 
zi}li  leefde,  hoe  verklaart  hQ  zich  hieromtrent?  Onmis^ 
kenbaar  zoodanig,  dat  de  ovérèenftemmbig  van  z^' 
Wil,  zQn  doel,  zQn  dreven  met  den  wil  Gods  ïDeest  op 
den  voorgrond  ftaat.  Wj  is  het  ztch  bewust  j  dat  God 
fai  hem  is  en  hQ  in  God ,  dat  derhalve  de  naatiwfte  ve^ 
bindtenis  tusfchen  den  Vader  en  hém  beftaat ;  want  hj^ 
denkt  niet^.^  hiy  wil  en  doét  niets  ^  dan  hetgdeti  dé  Vi*^ 
der  lief  heeft  en  wil  en  hem  heeft  bevóléb.  HQf^reekt, 
^k  hg  het  van  den  Vader  otttvangm  hééft;  hij  doet 
dé  berken  des  Vaders;  hQ  lééft  flleen  vod^  dé  v61voéi^ 
tüig  van  den  hem  door  den  Vader  opgedrageU  last;  iQd 
wil  én  ftrevtn  is  deh  Vader  gebdligd  eh  hangt  Van  Hett 
af;  zijn  leven  is  éeti  leven  in  God ,  ïa  de  liefde  tot 
Hein^  in  de  gehoorzaamhdd  aan  Heni;  bij  bévfëffigt 
daafdóor  de  innigffé  aandrift  éh  behoefte  z^aéif  ziéh 
Zoo  b  hij  één  Aet  God.  „  Ik  M  de  Vaékr  tijn  téhi^ 
fpreekt  dé  regte,  waafacfatige  Gódszoori,  want  Gddéi 
wil,  raadsbeliuit  èft  ddèl  zijft  ook  dé  ugne,  Datóo*  $ 
Wié  heni  kent,  dié  kent  den  Vadéf ,  W^t  m  fietn  d^éfli 
Utttt  zich  des  Vadéré  önéifldigé  liefde  én  heilige  wil^ 
M  #ië  hem  Volgt,  die  komt  door  hém  tot  den  Vèdéi^< 
,Wam  hy  tteédt  door  tëlfihéid  dés  haften^  liefde  éfi  g^ 
lödf  in  eéne  naauWètè  betrekkiüg  üot  God  en  géVoÊSé 
]tf{éfa  gelukzalig  ih  God.  De  Vadét  Ukt  dén  Zoon  tüét 
alfceö,  Wöit  deze  doet  altijd,  wat  (fcn  Vader  wélbóhap 
gélQk  is.  En  wanneer  God  hem  gebiedt}  iot  gr6!«9M»* 
iing  Van  eenen  beteren  toefbnd  der  iMïiiNfhheid^  in  déft 


604  VaRHANOKLINC 

dood  te  gaan,  fpreekt  lUj:  „De  wereld  zal  erkennen , 
„  dat  ik  den  Vader  lief  hebbe,  en,  alzoo  doe,  als*  mij  de 
„  Vader  geboden  heeft"  —  gaat,  berustende  in  des  Va- 
ders wil,  het  verfchrikkelijkfte  lot  tegen,  en  is  hem  ge- 
hoorzaam tot  den  dood  des  kruifes* 

J^zus  gevoelt,  zich  diensvolgens,  naar  de  aanw^zing 
der  Schrift,  als  Gods  Zoon,  dewijl  hg  roet  God  — »niet 
gel^'ks  wezens^   maar  —  gchjks  mlhns  is;  dewgl  hg 
God   meer    lief  heeft  dan  alles,    en  wederkeerig   door 
God  geliefd   wordt;  dewQl  hij  Gods  woord  fpreekt  en 
Gods  werken  doet ,  en  wel  in  het  bewustzgn ,  dat  God 
door  hem  fpreekt  en  werkt;  dewijl  hq  niets  anders  wil 
en  beoogt,  dan  wat  Goddelijk,.  Gode  welgevallig  is. 
En  zijne  leerlingen  eeren  hem  als  Gods  Zoon,  dewijl  zg 
in '  hem   eene  reinheid  des  harten ,  eene  zedelijke  kracht 
van  den  wil  erkennen,  die  zij  ;net,  geenen  anderen  naam 
weten  uit  te  drukken;  te  meer,  dewijl  dezelve  op  de 
waardigheid  heenwijst ,   die  Christus  als  den  (lichter  des 
hemelrijks  toekomt. 

..Doch  is  dit  zoo,  hoe  zouden  dan  w|j,  predikers  van 
het  Christendom,  ons  geloof  aan  Jezus ,^  den  Zoon 
Gods,  en  onze  vereering  van  hem,  niet  met  alle  blgmoe- 
digheid  te  kennen  geven,  en  allen,  die  ons  faooren, 
door  de  H.  S. ,  tot  hetzelfde  bemoedigen?  Niet  tot 
vergoding  van  het  menfcheiyke  wekken  wi|j  op,  maar 
tot  blijmoedige  en  eerbiedige  erkentenis  van  zync  heer- 
/Igkheid,  die  zgn  menfchelgk  wezen,  door  heiligheid,  des 
gevoels,  des  verftands  en  des  wils,  tot  het  Goddelijke, 
tot .  zedelijke  'eenheid  met  God  verfmolten  heeft.  Welke 
onfchatbare  bewezen  biedt  de  H.  Gefchiedenis  ons  daartoe 
^an  I  Reeds  .in  het  knaapje  vinden  wQ  den  trek  naar 
boven,  dien  hij  zgn  ganfche  leven  door  volgde;  wij  be: 
fpeuren  den  wordenden  Godszo(m,  die  het  gevoelt,  dat 
hy  immer  in  de  nabgheid  van  God,  zijn'  Vader,  zqn 
moet,  en  die  daarom  ook  „  toeneemt  in  wgsheid  en  ge- 
„.nade  by  God  en  menfchen.f'  Als  den  tot  rijpheid  ge^ 
komenen ,  z|jner  kracht  ten  volle  magtigen ,  ter  berei- 
l^ing  zijner  beftemming  volkomen  bekwamen,  zi^  wg 


\ 


OVER  DB  BENAMING  GODS  ZOON.        6oS 

hem,  als,  vóór  z^n   openlijk  optreden,  de  verzoeker 
hem   nadert.    De  zedelijke  Vastheid,  welke  hij  daar'1>e- 
toonf,  heeft   haren  grond  in  het  bij  hem  levendige  be- 
wustzijn en  den  wil,  om  als  Gods  Zoon  té  denken' en 
te  handelen.  .  Eindelqk  als  voltooiden  Godszoon  zien  en 
erkennen  wij   hem  in  zQne  laatfte  moeijelijke  omftandig*^ 
heden;  op  zijn*  weg  naar  den  dood,  toen  hi^  Gc^de  ge- 
hoorzaam was  tot  op  het  kruis. 
•  Onfeilbaar    is  het  de  pligt  des  ChristcnpTedikers ,  ^ 
ner  gemeente  aan  te  wijzen ,  hoe  Jezus  tot  deze  zedeljifke' 
hoogte  opgeklommen  is,   opi  welke  wij  hem  als  voltooi- 
den Godszoon   vereeren.    Niemand  meene ,  dat  de  voW 
komene  deugd ,  die  wy  in  hem  bewonderen ,  hem  aange^ 
boren  was ,  en  h|}  aan  de  moeiten  en  den  ftrijd  was  ont-^ 
heven,  door  welke  wij  ons  dezelve  verwerven' moeten;' 
dat   men   dezelve  als  eene  z^'ner  natuur  noodwendig  in- 
wonende eigendommelijkheid  hebbe  té  befchouwéu.  Neen , 
zoo   is  het   niet.    Deugd  is  een  werk  der  viflheld;*'zi5* 
moet  verworven,   door  kamp   en  ftrijd  verkregen  wor- 
den.   Ook  Jezus  heeft  dezelve  verworven  j  In  den'  ftrijd 
met  de  zinndijke  Jiatuur  en  de  wereld  heeft  hij  ze  ver^ 
worven ,  want  „  hy  is  verzocht  geweest  gelgk  als  w^'* 
'  Maar  juist  daarom  kunnen  wij  ook ,  iti  de  Christelipe' 
gemeente,  met  den  Apostel  zeggen:  ^  Dat  gevoelen ^q: 
„  in  u,  hetwelk  .ook  in  Christus  Jezus  was.*'  ~  „  Hfl 
^  heeft  ons  een  exempel  nagelaten,  opdat  Wij  z^ne  voet- 
M  ftappen  zouden  drukken.*'  Verkondigen  wij  haar  eenen 
Godszoon,  die,    in  z^ne  hooge,    Goddelgke  natuur, 
eene  volkomene  deugd  op  deze  aarde  heeft  medegebragt, 
zoo  z|]n  haar  de  gronden  ter  verfchooning ,  zoo  zij  hem 
niet  gelqk  wordt ,  gegeven ,  al  beroept  zij  zich  ook  niet 
pp  een,' zoo   het  heet,   door  Adam's  val  veroofitaakt 
ganfchelijk  bederf  der  menfchelijke  natuur.    Doch  ftellen 
wö  haar,^  overeenkomftig  de   Schrift,   den  Zoon  Gods 
in  zijne,. onder  moeiten,  opoffering  en ilrijd verworvene, 
volkomene  deugd,  als  verheven  voorbeeld  ternavplgbg, 
als  ideaal  der  menschheid  voor,  dan  verdwQnt  deze  ver- 
fchooning.    Dan  ziet  zij  in,  wat  de  mensch,  onder 


6o6    VBRHANpELmC ,  OVER  DB  BjBNAMiNG  GODS   ZOON.  ^ 

Gfl|d$  b^ftan^,  vei^oag,  voor.  welke  veredeling  hQ  vat- 
baar !$,  en  (l^t  het  flechts  o$>.  zQn'  eigen  volftapdigsen 
wil  aankoipt »  pf  hy  tm  Gode  welgevallig  fchepTél ,  een 
^  kind  Gods  ;sa}  worden  ^  of  niet. 

jHet  is  b^bel^h  ym^^  en  ook  in  Ibet  yoorgaande  ten 
dode  aangewezen  ^  dat  de  Apostejisn  de  leer  van  .den 
Zoon  Gods  op  f  ^oda^ige  \f  qze  praktik^al  mas|pteD.  Hoe 
mogen  wy  Christenleeraars  dfn  .^dprs  handelen  ?  Ter- 
vj|9  zQ  oyend  pp  de  sedelgke  w^rde  van  Jef  ya ,  c^  4e 
volkomene  Qve;i;eenftemming  z^'n^  .)vUs  met  den  wil  ies 
Vaders  9  ,op  zjjne  door  h^ljgheid  des  willens  en  pogens 
bew/eikte  g^l^kyprinigheid  aan  God  w;itj^en  ,  en  de  Cbfist^ 
nen  opwekken  ^  4^?^  Volbeerl|)if:ea  gelp^  te  worden,  zjjn 
zQ  ypoc  ona  de.regte  voofgangers  in  4?  bebandéliDg  van 
4it  onderw;^.  W^mp/str  wïj  derhalve ,  bij  onze  predi- 
kiqg  ](ier  iieerl^kheid  van  den  Zoon  GckIs  »  de  z^edeiljike 
:^jde  derji^ve  boven  alle  andere  do^n  uitkomen,  der 
i^clva  tQfi  de  hoofdzaak  maken ,  én  haar  der  gemeente 
als  eqa  Jeyepdig  toonl^eeld  voor  oogen  (|^en,  zoo 
4oen  yf^ ,  wat  de  Apostelen.  dede;n ,  off ze  predt|üing  ver- 
dient den  i9a)iKi  yajo  Cbristelök,  eip  wQ  ti^ben  de  over- 
tuighig^  (^  ,«inze  Heer  en  Heiland  door  dezelve  op  de 
ceg^e  w^ze  .yerhperlgkt ,  en  ztji)^  giei^ieenjte  waarachtig 
ftrfticfct  8p,opftrffOuw4.,wQTdt#     ,    , 


Bö 


ÈKH  lUN  ANDea  OVBR  PB  CHQL£>|(A. 

(Ffirvfllg  en  flop  yan  bh  561 .) 


I  ^ei^  ftrijd  on^t;r^n,t  de  verwijderde  oorzaken  x%  hc^ 
blU^aox^odig  ^e  vermelden  ^  dat  de  geneeskundigen  oojt 
oyer  de  .q^ste  vprzaak  en  het  wez.en  van  den  \axfi^ 
locgp  zfifiï  ^onderfcheid^jq^  ^leeqi^geapi.  bebW  Dat' zq 
zich  hiqin  veelal  door  de  lijkopeningen  laten  leiden  ^  is 
in  ,0Q2;e  cf^gen  g^^  vreejcpd  verrchjtjnfel ;  m  \^X  moe;t 
4^&  ook  o^v;ei;pijj4ei^k  zijn ,  vermis  zich  de  vaste  dée- 
Ifsp  l^echffi  Wfl.jh^f  on^5j:zoskjend  oog  aanbieden,  dat  de 


B£N   £^  ANOBR  OVCR   V^   CHOtlM^A.  607 

(loomisfen  in  de  levenskrachtenen  eene  ziekelijke aandote- 
iiiAg  in  liet  bloed  over  het  hoofd  gezien  worflen,^  m 
i^eiDigniaal  als  oorzaak  wordt  aangemerkt,  wat  ilech^ 
toeval  der  ziekte  of  het  gevolg  va^  den  dood  is*    Zoo' 
z^ip  er  dan  ook  yel^  ^  die ,  op  it  uitkomfleq,^  n^.elkie 
de  l^Qpeningen  aanbieden  ,   zich  grondende  j  de  ;^jieki;e 
*  voor  ee^  pntfteking  yai^  ft|a%  en  darmen,  of  t\^d^hfr- 
(enen  £fi  hef,  rnggemerg  niet  deszelfs  (raatvlies »  of  vooF 
eene   ^aandoening  van    hpt  hart  en  de  bloedvatei;!  ^    of 
voor  eene  oqt^ekiiig  der  zenuwen,  eene  jiapdoen^ig  4(^ 
lever,  jalbl^ ,  met  belemmerde  galaflcheiding  e))  ujt- 
ftortipg,  en  wat  niet  al  meer,    houden;  terwtji  W^ 
met   eene    i^opdanjge    leer,    van    de  folidaiFriWtbQloig^ 
ontleei^d,   ^et   gevoelen   y^n.hen  tracht  te  vecdriageji , 
welke  dftarby  ook  de  ziekteverfch(jnfelen  in  aaBjopterl^g 
nemen  ,  met  welke  zioh  de  Chokr^  vertoont ,  en ,  ipia* 
fchien  miet  meerderen  grond ,  de  oorzaak  zoeken  jn  eene 
onn^iddejlijke  aandoening  Qf  liever  befmetting  van  l^t 
bloed  y   gigtbaar  dpo^  de  grootere  hoeveelheid  .koplSj[>f 
in  ^  en  de  ^er  xlan  gewof^e  dikte  van  h.etzelve ,  en  waa^ 
uit,  als  uit  eea/e  algemeepe  br<»n,  9^  de  veian^ringcn 
in  ^e   aflcheidingen ,   de  aandoeningen  v^  de  maag ,  de 
dfi^en^,  de  herfenen  ep  yafi;  bet  ruggen^e^g.  en  de  45e* 
nuwen,  £(ij,deze, ziekte  afleiden. 

Iiuus(i:l)ien  zijn  wjj  er  yerce  af,  om  bet  njit  vgn 
wehiitgevoer^  l^kopeningen  in  dezen  te  verlcl^nen$  wy 
verheugden,  ons  ^tegendeel  reeds  te  voren,  toen  w^, 
uit  de  me4edeeling  0V|er  de  Cholera  in  dit  Tgdfchrift  yoor 
Juiy  en  Augustus  1824,  vernamen,  dat  opze  ][andg^ 
noot.  Dr.  j.  van  d  x  s  s  z  l  j  z.  ,  het  allereerst  de  apc;ij^g 
van  l^ken  ^  a^  d^e  piekte  overeen ,  had  durven  <9>4^- 
nemoi,  en  ,daarin  naderhand  door  videren  is  nagjsyQJigd 
geworden;  ,en  m]  hou^^  ons  pver»iigd,  dat  ^Q,  in 
verband  en  vergelijking  gebrjigt  met  den  loop  dm  9i^tt 
zelve ,  alie^ins  tot  eene  betc^  k/Bunis  vao  im  aw4  4f^ 
ziekte  en  eene  meer  gelukkige  behaodelii^g.  leiden  ful- 
Maar  .dan  ook  moet  dit  verloop,  dan  ook  mpt^ten  4e* 
verfchijnlTelen  der  ziekte  even  naauwkeurig  w^9Fd«R  op* 


6o8       ESN  EN  ANDBR  OVBR  DB  CHOLBftA. 

geoMrlct.ea  opgcteekend,  als  de  lijkopeningen  met  juist- 
heid   en    onpartijdigheid    moeten  verrigt  worden.     Tot 
heden    toe    zyn    de  wezenlijke  en  beftendige    toevallen 
nog    niet    genoeg    onderfcbeiden    van    de    onbefiendige 
*ea  Jo^aUige  (fymptomata  cafu  ortd)^    welke    laatfte 
van  het  klhnaat ,  jaargetijde ,  ligchaamsgeftel  en  van  zoo 
vele  voorafgegane   oorzaken  afhangen ,  en  bovencHen  de 
eerfte  zoe   zeer  vermogen  te  w^zigen.    Zoo  befchrijven 
ons  fommige   waarnemers  de   ziekte  met  teekenén  van 
ophooping  van  bloed  en   van  beroerte,  terwijl  anderen 
bet  tegendeel  waarnamen ;  zoo  de  ^en  aandoeningen  van 
de  ingewanden^  der  borstholte  ,  een  ander  wederom  niet ; 
zoo  wil  men,  ook  in  de  grootfte  hevigheid  der  ziekte, 
gal  in  de  uitgeworpene  doffen  ontdoet  hebben,  en  heeft 
men   zelfs  de  ziekte  aan  xie  inwerking  der  fcherpe  gal 
op  de  maag  en  darmen  toegefchreven ,   terwgl  meest  alle 
berigten  wegens  de  in  Europa  waargenomene  Igders  her 
tegendeel  getuigen ,  daar  volgens  dezelve  veeleer  eene  hel- 
dere, aan  rijstwater  niet  ongelijke ,  weiaardige  flof  ontlast  en 
uitgebraakt  wordt/    Voorts  is  het  ook  te  verwonderen^, 
dat  men  van  het  verloop   van   dat  tydperk  der  ziekte 
flechts  als  in  het  voorbggaan   melding  'maakt,   in  het- 
welk de  ziekte  eene  gunftige  wending  neemt,  en  men 
niet  de  goede  bedoelingen  der  natuur  tot  aan  de  volko- 
mene genezing  toe ,  en  de  teekenen ,  die  iets  kwaads  en 
inftojctingvoorfpellen,  zoodanig  gadegeOagen  beeft,  dat  men 
daaruit,  tot  de  voltooiing  der  herfteUing,  en  ter  voor- 
koming van  inftorting  en  naziekten ,  nuttige  geneesrege- 
len  kan  afleiden. 

En  de  lykopeningen  nu,  zullen  zij  aan  het  ware  doel 
beantwoorden ,  moeten  minder  oppervlakkig,  door  erva- 
rene ontleedkundigen  en  tqdig  genoeg  gedaan  worden, 
opdat  niet  door  de  toenemende  ontbinding  het  li[jk  reeds 
te  zeer  veranderd  zQ.  Het  uiterlgk  aanzien  van  de  fj[X]s- 
verterings-órganen  b.  v.  moet  niet  flechts  vermeld  wor- 
den, maar  alle  derzelver  weefTels  en  de  veranderingen, 
die  daaraan  zijn  voorgevallen  ,  moeten  naauwkenrig  wor- 
den  opgegeven,  zoo   ook  niet  flechts  de  herfenen  uit- 


KftN  £N  ANDER   OVER    OS    CHOifERA.  Co^ 

Wendïg,  maar  ook  in  al  hare  deelen  en  verlengGds  in* 
wendig  onderzocht,  in  één  woord  aUe  werktuigen ,  die « 
het  zy  beftëndig,  het  zij  toevallige  aangedaan  z^  kun» 
nen, ,  moeten  met  het  ontleedmes  nagefpoord ,  en  voorts 
het  bloed  en  de  in  de  ingewanden  voorhandene  voctnen 
narler  onderzocht  worden* 

DftC  men  bij  dit  aangevoerde  nog  niet  in  de  behandelmg 
is  overeengekomen  9  zal  wel  geene  verwondering  wdc- 
ken.  '  Wij  fpreken'  hier  niet  eens  van  i^e  onderfcheidene 
wijzen,' ter  voorbehoedmg  zoo  min,  als  ter  afwering ^ 
aangeprezen ,  en.dus  ook  niet  van  het  gevoelen  dérzulken  ^ 
die  de  vernietiging  der  fmetftoffen  door  chlorkalken ,  be* 
rookingen,  of  de  aflluiting  van  laders,  of  zekere  ftreken,  en 
de  quarantaines  voor  nutteloos  houden ;  w|j  bepalen  ons 
nu  flechts  kortelijk  tot  de  onderfcheidene  geneeswijzen , 
tegen  déze  ziekte,  doch  oVer  het  geheel  met  even  weinig 
gevolg,  in  aanwending  gebragt ,  zoodanig  zelfis ,  dat  een 
geneesheer^  door  de  droevige  ervaring  hiervan  overtüigd'i^ 
toen  hy  zelf  onlangs  werd  aangetast,  geene  geneesmidde- 
len  nam ,  en  —  genas.  De  geneeswijze  iioor  calomel  ëd 
opium  j  reeds  vroeger  door  de  Engelfche  geneeskundigen 
aangewend,  is  ook  thans  nog  veelal  in  gebroft;  bi)  ande^ 
ren  weder  de  bloedontlastingen ,  als  ontflekingwerend  en 
afleidend  middel;  bij  anderen  laudanum  liquidum  met 
vlugge  oliën ;  bij  anderen  nux  yomica ;  bij  anderen 
magister ium  bismuthi^  of  caitoreum^  mofchus  tn  an*" 
dere  onder  ner^ina  bekende,  behalve 'de  velerlei  uitwen^ 
dige  middelen.  In  het  kort ,  de  reeks  van  dezelve ,  tegen 
deze  ziekte,  ook  nog  volgens  de  laatfte  berigten,  in  ge* 
bruik,  z^  te  menigvuldig  om  bier  te  vermelden,  en 
getuig^'  allezins  van  een  verregaand  empirismus^  niet 
genoeg  gegrond  op  den  aard  der  kwaal ,  noch  overeen^ 
komftfg  met  de  kennis  van  den  weg ,  laiigs  welken  de 
natuurkfachten  behooren  geleid  te  worden. 

Bij  deze  verfchillénde  gevoelens  over  den  aard  en  de  be- 
handeling der  Cholera y  kunnen  en  mogen  wij  ons  dan  uit  de 
tegenwoordige  berigten  geen  juist  beeld  der  ziekte  vor- 
men, en  voor  dezelve  reeds  vóóraf  eene  geneeswijze  vast* 

MENGELW.    1831.  NO.    I3.  V  V 


6lO  ZEN  ON  ANDeRw  QVeR   09  CHOLEgA» 

ftellen.  Ook  is  dit  t(t  oiiiuler  iV>odii£,^  d^w^wij  de.  ho!^p 
nog  niet  geheei  opgeven ,   qv^  ^r.  9   diQor  de  geaomqie 
maatregelea  ea  onder  die  buip  ^enec  zorgende  Voorzien^ 
heid  9  van.  bevrijd  te  blgven.     Desoiettemin  moeten  wij 
waakzaam   blijven  ^  en  ons  vooral  met.  de  mededeelingen 
en   berigten  van   die  waarnemers  eigen  blijven  maken, 
welke  n  met  den  echt  Hippocratifeh^  geest  bezield ,  vnj 
van  alk  ileUelzucht ,  door  getrouwe  waarneming  ,  door 
vuiucti^  en  anokgit  tot  de  kennis  van  den  waréaaard  des 
gebreks  trachten  te  geraken  en  eene  echt  rationele  genees  wijze 
vast  te  ileUen*    To<l  zoQ^ng^»  dunkt  ons,  mogen  wy 
gerust  fiükaanfohouwers  zqn,  en  niet  met  zeUzoekende 
oogaiesktfi  ^  o£  uk  zucht  qm  boven  aode$:en  te  wdien 
uitblifldca),   re«ds;  nu,  dewijl:  bet  nog  geen  tydis,  de 
diukpecs;  do^  ;2weeteni  ojodec  veijtalingea  ea  co9pi)aü£n 
van  rijpe  en  onr^pe  hedènvruAfatea ,  om  het  g^eeskan- 
dig  zoo  wdt,  a)^.  hecniet-g^eeskundig  publiek  quaft  te 
Qnderrigteo.    Hiemaa  tochj^.  bovendien  voorzeker  geene 
behoefte*    Op.  hoog^  bevel  heeft  er  eene  ver^^eni^lng  van 
Hoogleenseit  der.  Geoeeskimde  oozer  hooge  en  doorluch-* 
tfge  Schcdea  plaats.  fg^aaèA  ^  die  tevens  groepen  warea» 
om  voorloopitg  h^t  volk  zoo*  wel ,  als  de  min4ei:  gooe- 
ftode  geneoskoodigftD ,  vqor  ziQjq  inoel  dit  noodig  eamoge?' 
]|}k  wasv^.  QMt  de  zjd((fi,  ter  voorbehoediog  eni  behan- 
deling,, bekeixd  1»  matou     Vw  de  meer  geoefende  oi 
zoodanige  gi^neesheeren-,,  die  dien  nw9  inderdaad  wavxli^ 
dragen,  zal.  et  wel  gieeazijp,  di^  zioh^niet  tot  di^(el£de 
bconnen^  als  w^iaruit.de.  foelfchrüvende  vertalers  putten, 
den  toegang'  we^t  te  yerfibliaOm    Doch  eerst  d^.,,  wan» 
neer  er.  iti  die  waamwingen  en  be>dndi{|geii  meei:  eenheid 
en  gelpardtvü^eid,.  in  de.  gf^eestwq^e  meer,  qyei»enr 
konst  beersobt  eu;  dezelve  met,  bijtere.  g^volgAB  bebroand 
wordt:,  zal  het  vooi:  opze  vs^erlandfche  kunstgeivmen 
een  welkom  geri:henk  z|]n,  vap  een,  kundig  geneesheer, 
zonder  zijne  andere,  pljgten ,,  dopr  zQn  bfproep,  of  hoogere 
betrekking  hem   opgelegd,  te  venw^arloozen,,  een  hand- 
boek te  ontvangen ,  hetwelk ,  nevens,  eone  kernachtige  ge- 
Icbiedenis  en  de  lotgevallen,  der  zoogenaamde  Chojcra , 


E£N  EN  ANDER  OVER  DB  CHOLERA.      6il 

de  ultkoöiften  bevat,  welke  de  aanhoudende  en  vereenig- 
de  pogingen  van  kundige  mannen,  waar  de  ziekte  ge- 
heerscht  heeft , ,  omtrent  de  erkenning ,  den  aard  en  de 
behandeling  dezer  Vreefelijke  kwaal ,  hebben  opgeleverd. 

4  Augustus,  1831,  P.  J.  G. 


VBRHANOELUttG  ,   OV£R    DEf*  WAREN  MOBO;     GESCHETST  IN 

HET    VOORBEELD    VAN     SOCRATBS ,.  VERO»LBESN   MET 

DAT  VAN  CATC. 

Door 

Mr«  P.  MABÊ,  JR. 

Ijreene  deagd  is  er,  die  den  meofch  méér  verfiert,  die 
hem,  tot  grooter  en  edeler  daden  kan  opvoeren,  dai>  flioed; 
maar  ook  geene,  ia  welker  beoefening  en  beoórdeeliii^  dck>r« 
gaans  de  Cch^tk  moetfeigker  fa6  bèc  Wefzéti  êëi  ftHk  kliti 
onderlbbelden  worden. 

Imootets ,  hoe  Vaak  wordt  eene  diad  ^rdèm^,  M  Wêire  E|| 
%eü  bewijs  van  moefd,  welke  dgfenlijk  tfiett  adMft  #aiÉ, 
dan  het  nhvloeifel  van  eené  ooge&61iklcëlt)ke  onberMen 
drift ,  of  van  roekeiooze  vermetelheid ,  van  laakbare  VgtiM* 
nigheid,  van  otiteoibaTe  woestheid,  ]a  v«fi  óhééttfèhelqke 
n^reedheidt 

üt  ware  kenmeften  te  onderzoeken  vat  eëüe  dëngd ,  die 
niec  zeldeü  mhider  bé'tfaat  dd&r ,  waar  t^  algemeen  voóróiu 
derlteld  wordt,  en  dfkwfifs  dMr  ailAwezig  fs,  Wair  itfen  ze 
niet  veiitioedt;  van  éèvie  deugd,  dié  één  tilèmA  tot  ééüt 
tronie  gltfr  verftrWt,  fn  de  oriderAfheidené ,  dikwQlii  ±öo 
ratnpvollé,  omfhrddlghedetr  des  levens;  heïü  ergiene  tlèftJéh* 
fpöéden  grootmoedig  en  ftindVkitig  leeft  vetdoren,  eii  bé^ 
tevens  eto  weldoener ,  eèn  redder  doet  worden  ^oor  ande- 
ren; zoodanfg  eéne  étugd  wél  te  kennen,  kan  tAét  tSêt 
anders  das  als  hoogstbelangrijk  befchonWd  wbrden. 

De  gebéüftenisfen  dezer  dagen,  waariA  van  een  ieder  on* 

Z^r  zóó  véle  opofferïngeti  gevorderd  wórden,  tot  handhavlhg 

van   de  eer  en  het  zelfftandig  t>eftaan  dti  dierbaren  vader- 

'  lands ,  deden   mQ   befloiten ,  om   heden  té  fpreken  cyér  den 

waren  moed.    tk    wil',   M.  tt.^  u'  niét  bèzig  höudéta  firét  af- 

V  V  2 


^19  VERHANDSLING 

getrokkene  redenerlageo ,  matr  liever  owe  aandacht  vesrigeif 
op  den  dood  van  twee  groote  maanen  der  oudheid»  die  bei- 
den door  hunnen  moed  beroemd  z\jn ,  offchoon  zij  denzel- 
ven  op  geheel  verfchillende  wijzen  hebben  betoond,  name- 
lijk  van  S0CRATE8  en   CATO. 

Ik  zal  dan  trachten ,  n  den  waren  moed  te  fchecfen  in  het 
voorbeeld  Van  socratss,  vergeleken  met  dat  van  cato; 
en ,  dit  doende ,  zal  ik  in  de  gelegenheid  zqn ,  eenige  berin* 
neringen  ce  verlevendigen,  die  ons  in  de  omftandigheden , 
waarin  wQ  on^  bevinden ,  nuttig  kunnen  wezen. 

Ik  heb   verkozen,    twee  mannen  der  oudheid  ten  onder- 
werp   te  nemen,  niet    omdat  onze  vaderlandfche  gefchiede- 
nis   geene  talrijke  voorbeelden  daarvan  oplever:;  neen  voor- 
zeker !   maar  omdat  ik ,  indien  \]l  de  keuze  uit  onze  gefcbie^ . 
denis   gedaan .  had  ,   zoodanig ,   dat   ik  den  eenen  vaderland* 
fchen  held  boven  den   anderen   had  willen  ^(lellen,  daardoor 
welligt    door  dezen   of  genen  van  partijdigheid .  zou  zijn  be. 
fchuldigd  geworden. 

Schetfen  wQ ,  volgens  den  leiddraad  der  gefchiedenis ,  kor- 
teiyk  de  oanAandigheden ,  waarin ,  en  de  wijze ,  waarop  die 
mannen  geftorven  zQn,  om  daarna  hunne  handelwQze  te 
coeafeii  aan  de  regels  f  die  wi)  ons  van  den  waren  moed 
voorilellen,  en.  de  flotfom  van  ons  onderzoek  op  te  ma- 
ken ,  wie  hunner  het  mee^t  •  getoond  heeft  denzelve»  se 
bezitten. 

Vestigen  wij  het  eerst  het  oog  op  socratss* 

Alcibiadbs,  in  z|jne  jeugd  een  der  leerlingen  van  so« 
CR A tbs,  van  wlen  nepos  ons  verhaalt,  dat  hij  een  toon- 
beeld was  van  hetgeen  de  natuur,  zoo  in  het  voortreffelijke, 
als  in  het  verachtelijke ,  kan  daarflellen ,.  vermits  bij  nu  in 
verhevene  deugden  en  hoedanigheden  even  zeer  nitmnntte , 
als  hjl)  op  andere  tijden  zich  door  dierlijken  wellust  en  onge- 
bondenheid bezoedelde,  zoodanig,  dat  men  zich  verwon- 
derde, hoe  in  één  mensch  zulk  eene  geheel  tegeuftr^dige 
natuur  kon  gevonden  worden;  alcibiades  was,  door  de 
jaloerschheid  en  ongeftadigheid  van  het  Atheenfche  volk  ,  dat, 
na  z^ne  overwinningen ,  in  hem  niets  meer  zag ,  dan  een 
burger,  die,  door  zijnen  roem  en  groote  bekwaamheden, 
voor  de  vrijheid  van  het  volk  gevaarlijk  kon  worden,  van 
tz^n  bevelhebberfchap  ontzet,  en  hetzelve  was  in  z^ne 
plaats  toevenrouwd' geworden  aan  drie  andere  bevelhebbers, 
genaamd  MENANDBR,  TtoEus  en  adimantos. 


h 


OVea  0BN  WAREN  MOED.  6l3 

Deze  even   verwaande  als  pnkandige  veldbeereh ,  die  de 
herhaalde  raadgevingen  vanden  nu  vernederden  en  ambteldo-^ 
zen  ALCiBiADEs  befpocceden,    werden  door  den  Lacedsmom 
nilcken  bevelhebber  ltsand^er  geflagen  ^n  verftrooid,  en, 
toen  deze  zich'  inec  zijn  overwinnend   heir  voor  devpoorcen 
van  'Athene  vertoonde,  gaf  de  (lad,  die  van  hare  verdedigen, 
beroofd  was ,  zich  op  genade  aan  hem  over. 
'  Ly  8  AND  BR,  die,  vorens  hepos,  meer  roem  verkregen 
heeft  door  zijn   geluk ,  dan   door  zijnen  moed ,  en  de  oyet* 
winning ,  die  hij  behaalde ,   meer  verfchuldigd   waa  aan  de 
achteloosheid  zijner  vijanden ,  die  zich  in  de  velden  verfpreid 
en  hunne  fchepen  verlaten  hadden ,  dan  aan  eigene  bekwaam» 
heid;    ly.sander,    alzoo    meester  geworden    zijnde  van 
Athene ,  deed  de    Atheners  deze  overwinning  op    het  pQn. 
lijkst  gevoelen ;  hij  fchafte  de  wetten  af,  veranderde  hunnen 
regeringsvorm ,  flechtte   de  ilerktón  der  ftad ,   en  noodzaakte 
dat  hoogmoedige    volk,   zoo  trotsch  op  zyne  vrQheid,  om 
het  hoofd  te  buigen  onder  de  oppermagt  van  dertig  landvoog- 
den of,  tirannen ;  die  hy  aandelde,  alleen  uit  de  zoodanigen, 
die,  hem  .  blaken    hadden   gegeven  van  gehechtheid  aan  hem , 
en  het  volk ,  op  z^nen  wenk ,   als  eén  wingewest  van  Laeem 
demoniS^  met  een*  ijzeren  fchepter  regeerden. 
'  Dé  heerfchappij  dezer  tirannen    was   gekenmerkt  door  de 
gruwelijkfte   wreedheid*     Ieder,    die   flechts  vermoed  werd 
zijn  vaderland    te    beminnen  of  hetzelve  nuttig  te.  kunnen  - 
ztjn,'  ja   ieder,  die  Hechts  eenige  r^kdommen  bezat,  werd 
tot  den  dood   veroordeeld  en    z^ne  goederen  verbeurd  ver« 
klaard.    Dtz^   veroordeelingen,    neen!   gruwelijke  .moorden » 
waren  zoo   menigvuldig,   dat,  volgens  xenophon,  gedu-r 
rende  deze   tiranni] ,    en  dus  in  een  tijdperk  van  flechts  drie 
jaren,  het  zwaard  en  de  giftbeker  der  beulen  een  derde  meer 
Athenen  fneuvelen   deed,  dan  in  al  de  bloedige  veldflagen, 
gedurende  tien  jaren  geleverd ,  gevallen  waren^ 

In  dezen  rampzaligen  tj[|d  leefde  socrates  te  Athene^ 
aocRATEs,  dieir  men  roemde  als  den « deugdzaam  den  en 
den  wijsflen  man  van  zijnen  leeftijd;,  socrates,  de  groots 
He  der  Griekfch^  wysgeeren ,  die  de  jongelingfchap  dagelqks 
onderwees  in  de  leer,  dat  de  deugd  het  hoogfle  goed  is,  en 
dat  bJD ,  die  in  de  gunst  dec  Godheid  deelt ,  voor  ,de  magc 
der  menfchen  niet  behoeft  te  vreezen.  Hoe  zou  de  deugd, 
zame  man  niet  diep  betreurd  hebben  het  lot  zqns  ongelukki- 
gen  vaderlands?    Hoe  zou  hy  onder  zulk  eene  regering  ye^r 


fchooikd  «tja  geblevep^  Hoe  zw  W  9ü^i  «ei|  diejr  (UigM^f- 
feo  hebben  moecen  ziin^  die  de  moordzocbt  dier  dwlofe. 
laedeA  veilen  deed  t 

Ht\  zSi  100»  gelïjk  door  foniQigeii  beweerd  U»  dat  e  o* 
OAATBi»  als  leerende  hec  beftatn  vta  éénen  waren  God, 
en  4ef  jeugddle  leere  inprenrende.  Bier  ten  onregte  beichnl* 
digd  werd,  de   godidientt  van  den  lltac  te  ondemyneoy  en 
alt  soodanig ,  en  nit  dat  oogpunt,  befchouwd ,  ^i$  hvagfx » 
voofal  ntar  de  begrippen  van  dien  t^d ,  niet  onfchuldig  ge« 
aekt  kon  worden  aan   de  tegen    hem  ingebragte  tanklagt. 
.  Dit  bQ  ioo;  maar»  wat  lieten  die  dwingelanden  fich  gelegen 
liggeik  tan   bet  welayn  van  den  flaat»  wiens  beate  burgers 
bQ  dagelQks  gmwelQk  lieten  vermoorden  ?    Daarop  koQ  al- 
ZQQ  ,  in  goeden  ernst ,  de  befchnldiging  niet  gegrond  wezen ; 
dit  kon  haar  flcchts  tot  een  voorwendfel  verftrekken:  alieen 
de  vrees ,  dat  zQne  leer  voor  hunne  afTchuwei^ke  dwlngei^ 
landij  gevaarlijk  konde  wcHxien,  dit  alleen  was  genoeg  >  om 
bom  te  doen  derven,  en  —  hfl  werd  gedoemd,  om  den  gift- 
beker te  drinken  1 

SocRATES,  te  midden  v%n  zUne  vrienden  en  leerlin^r 
ge9»  die  hij  onderwast  in  de  ware  w^sbegeerte»  als  de  beste 
gids  om  wél  te  leven  én  w^l  te  ft^veq »  e9  in  de  opd^fev 
l^kbeid  des  ziele »  verwacht  de  volvoering  ven  i^n  vonnis 
met  de  grootfle  bedaardheid;  hij  fpreekt  den  ilaaf^  die 
kern  den  belter  brengt,  minzaam  ^an,  en  zegt:  ^^  Mijn 
„  vriend!  wat  moet  ik  doen!  want  het  is  uwe  uak,  mg 
,,  dit  te  leeren  f '  ^  ^  Niets  anders  ;'  zeide  de  man ,  ^  dan 
Inwandelen,  als  gQ  gedronken  zult  hebbep»  toi;  dat  g$ 
f,  awaerte  in  uwe  beenen  zult  gevoelen ,  en  dan  te  bed 
^gaan  leggen:  het  vergift  zal  van  zelve  werken^*  Vrien^ 
del||k ,  zonder  eenig  verwet  te  doen  aan  de  bewerkers  va^. 
z^ne  samp ,  neemt  hij  den  drinkbeker  uit  de  handen  vai\  d^n 
beul,  die  zich  moest  omkeeren,  om  zijne  traqen  te  verl^ef* 
gen,  en  ledigt  denzelven  tot  op  den  bodem, 

Zvoe  leerlingen,  die  tot  dusverre  zoo  yeel  kracht  vM 
geest  behouden  hadden,  dat  zy,  ten  minde  vpor  *l  oQg» 
knnae^  diepe  fmart  konden  verbergen,  waren  911  n^et  langec 
meester  van  zichzelveuj  en  zq  barstten  uit  in  een*  ylQe4 
van  tranen  en  luid  geklag.  „  Hoer  zegt  h^ ,  j,  was  hec 
„  daarom ,  dat  ik  de  vrouwen  wegzond,  om  4ecgel«ke  mhi 
„  voegzame  tooneelen  te  ontgaand  Want  ik  heb  hoores 
n  zeggen ,  dat  men  derven  moet  met  gelatenheid.    Hond  ^ 


\ 


'ovea  DEN    WARKN   MOftD.  6l5 

^  (fam  mstig  éa  betoon  moed.**  Zoo  fpitk  h^i  fay,  die  al- 
lééh  bedaifd  ea  kalm  bleef,  toen  allen ,  m^ec  zya  loc  bewo- 
fen »  in  «ranen  akbfaracteo.  Geeae  Magc  kwam  over  .s^ne 
lippen  $  Ui  croóiue  »$ne  leerlingen,  beveuigde  aUoo  zQte 
leer  door  eigen  Voorbeeld,  en,  zich  verzekerd  houdende  van 
de  onfterfelQkheid  der  ziele  en  de  belooniog  der  denfd ,  Orekce 
hy  zieh  op  zgn  ll^rfb^  nit  en  -^  gaf  den  geeicl    . 

Befchonwen  wQ  nn,  kortei^k^  het  gedsag  van  cato  ea 
de  wQze,  waarop  deze  den  dood  onderging» 

Markus  poRciot  cato,  «chcerkleinzoon  v^an  cato 
den  Grar/Sr,  daarom  cato  dl?»  j^gin  genaamd,  leefde  ineea 
iioogatbetangiijk  c^ydperk  vandeil{tfavi/ii|/^/irrepQbliek«  Hecdrie« 
manfcbap  van  cajüs  julius  CAZtAR,  pompzjus  en 
üRABsus,  was ,  door  den  dood  van  laatstgemelden  in  den  kr^g 
tegen  de  Parihen ,  ontbondeqb  De  beftaan  hebbende  belrekkingen 
cnsfchen  c  Aa  sar  en  pompbjus  waren  verbroken  door 
dien  doocl,  en  vooral  door  het  affterven  vaa  julia,  de 
dochter  van  caesar  en  gemalin  van  pomp&|us«  £ene 
verfchrikkeltlke  vöébdfebap  ontftond  er  tnsfchen  die  twee 
nanaea  ^  éxt^  met  onbegrensde  eerzucht  •  eikander  het  o^- 
pergeliag  over  den  RüfheittfoAen  ftaat  betwistten* 

Nadat  het  Romeinfdke  volk  fchier  de  geheele  aarde  aan 
lieh  onderworpen,  en  geen*  bnicenlandfchea  vijand  meer  te 
vreezet!  had,  fcheen  het  zfin*  eigen*  ondergang  te  willen 
bewerken»  De  tweedragt ,  die  pest  der  maacfchappyen ,  on» 
eindig  vreefelljker  dan  de  magtigfte  buitenlandfche  vVand, 
ontbrimdde»  Wie  denkt  bier  niet  aan  de  woede  van  marius 
en  cInha  binnen  Rome  f  wie  niet  aan  den  bioeddorst  van 
s  T  L I,  A  9  die  geheel  Itaüi  beroerd  had  ?  Vreefel^ker  was  echter 
de  raze^n^  vatf  cabs^R  en  pompejus,  die  niet  alleen /^^ai^ 
en  geheel  //ai^,  maar  de  ganfche  toenmalige  befcbaafde 
Wl^reM,  Evropa^^  Azii  en  Afrika^  in  vaar  en  Wam  zette, 
en  nies  ekidi^,  dan  met  den  moord  van  den  overwinnaar, 
CAESAR,' ie  midden  van  den  raaë^ 

Cato^  de  ftonte  verdediger  van  de  vrijheid  óqï  RomH» 
nen^  Ibhtott  deze,  niet  fleéfats  vin  de  voordialige  eenvoii* 
digheid  a/jfeweken ,  maar  docfr  Weelde  en  wellust »  de  rMSp* 
zalige  gevolgen  van  te  gnaotet  voórfpoed  ^  verbasterd  ,  die 
vrijheid  niet  meer  konden  waardeeen (  cato  had  de  z}}d0 
gekozen  van  pömpejüs^  Hét  firijgs^eiuic  fcheen  zieb,  ia 
den  aanvang-,  voo^  dezen  te  verklaren ,  toen  hij  by  -Dpra-' 
Mum  twee  belangrijke  overwiantttgen  0p  caesar  behaalde^ 


6t6  VIRHAKDEUNG 

maar  in  den  veiddag,  dien  ;  de  belde  legers  elkander  in  de 
vlakten  van  PkarfaHe  leverden ,  *  weid  powpbjus  door 
'CABiAR  geheel  verflagen,  en  kort  daarna,  toen  hQ.,  in 
stjoe  vlagt,  zich  'op  het  gebied  van  den  koning  ptolb- 
MBua  begeven  had,  op  last  van  de  raadslieden  van  dezeo, 
'verraderlQk  vermoord. 

C  AT  o   had,    na    den'  Pharfalifeken  flag,.  vergeefs    ge. 
trachc,  den  aanhang  van  pompkj us,   die  wel  verftrooid , 
maar  niet  vernield   was,  door  het  bQeenzamelen  der  krljgs* 
knechten   op   het  eiland  Corejra^  zoo  veel  mogelijk  te  her- 
ftellen;   hij  befloot  derhalve,  daar  hQ   in  geen  geval  sldi 
verzoenen   wilde  met  cabsar,  dien  hQ  als  den  vQand  vaa 
sgn  vaderland  en   van  deszelfs   vrijheid  befchonwde,  naar 
Afrika  over  te  (teken ,  ten  einde .  met  nog  een  aantsi  aoow 
geblevene  veldoverüen,  pompejds  op  te  xoeken.    Aan  de 
/ffrikaanfche  kust  gekomen  zijnde,   vernam  hy  den  mooid 
van  p  OM  PIJ  us,  uit  den  mond  van  deszelfs  jongden  zoor 
ssxTus  en  van  deszelfs  weduwe  co  rm  el  ia. 

Deze  treurmare  bragt  groote  verdeeldheid  te  weeg  onder 
het  gevolg  van  gat  o,  daar  velen,  die  niet  zoo.  zeer  uit 
liefde  voor  de  vrijheid  van  hnn  vaderland ,  als  wel  alt  per- 
fooniyk  belang,  den  togt  aanvaard  hadden,  zich  nn  ontOa* 
gen  achtten ,  en  zich  voor  de  voeten  gingen  werpen  vin  den 
overwinnaar,  om  van  dezen  genade  af  te  fmeekén*  Cato, 
hoe  afkeerig  van  zulk  een  gedrag,  wilde  echter  niemand 
verhinderen ,  te  doen ,  wat  h^  voor  zichzelven  nuttig  oor. 
ileelde  Anderen ,  die  of  geene  genade  van  den  overwlnour 
durfden  hopen ,  of  wie  de  vryheid  van  het  vadedaod  meer 
ter  harte  ging,  dan  eigen  lijfsbehoud,  bleven  bQ  cato, 
wien  zij  tot  hunnen  bevelhebber  verkoren,  Cato  had  wei 
het  beflnit  genomen,  om,  indien  pompbjus  zelf  inden 
PkarfaUfehen  flag  mogt  gefbeuveld  zQn,  al  de  krögsbendeo, 
die  onder  z^n  bevel  (tonden,  naar  IfaÜë.utugte  zenden, 
en  zelf  als  een  balling  te  gaan  leven,  verre  veswijdcrd  van 
zQn  vaderland,  nu  hetzelve  tioor  cabsar  ovierbeeracht 
werd ;  maar  de  overweging ,  dat  hy  zoo  vele  edele  en  dap« 
pere  mannen  in  een  vreemd  land  niet  verlaten  mogt,  xoo 
lang  hy  nog  iets  tot  hun  behood  kon  doen ,  en  de  hoop, 
Waarfchyniyk ,  van  op  deze  wyze  nog  iets  te  verrigten 
tot  heil  des  vaderlands,  deed  hem  die  bevel  op  zich  nemea, 
*  Na  eenen  hoogstmoeyeiyken  togt  van  dertig  jlagen,  in  eeo 
woest  oord,  gedurende  welken  cato  de  grootfte  biyken  van 


OVBR  DÈV  WAREN  MOBD,  6l7 

moed  en  onthondiog  had  gegeven;  aan  bet  koofd  v«ivi|a 
leger  te  voet ,  bezwtard  nmt  zi|joe  wapeanttciog  f  vcmtavek. 
.kende,  en  nooit  anders  dan  het  laatst  eene  teug  wtteis  ge^ 
bfuikende ,  wanneer  het  leger  onderweg  eene  bron  onimoectft, 
en  na»  met  tienduiaend  krijgslieden ,  den  w»t^  in  de  ftad 
Lepfis  doorgebragt  te  bebbra;  vereenigde  cato  zijne  magt 
met  die  van  sciPio  en  varus,  in  bet  gebied  vanden 
koning  juba,  ftelde  zich. onder  het  .opperbevel  vanden 
eerften ,  ofTchoon  men  hem  tot  bevelhebber  'wilde  verkiezen » 
ondat  de  wet  niet  gedoogde,  dat  het  opperbeyel  aaa  MOtn 
Propraecór  opgedragen  werd ,  wanneer  een  Proconfnl  tegen- 
woordig was:  want  hif  veitlaarde  fliellig en  nadmkkeiyki  nooit 
^  te  zullen  gedoogèn,  dat  de  wetten  overtreden  werden,  tot  weU 
ker  handhaving  alleen  hij  de  wapenen  had  aangegord;  eene 
gednchte  les  voor  varus,  die  te  voren  mei  scipi-o  om  hec 
opperbevel  getwist  had«  -  - 

Utica^  ten  wingewest  van  den  Rütneinfehen  fk^^i^  werd 
nn  het  pnnt  van  vereeniging  voor  allen,  die^  na  den  Phsr^ 
/aUfchen  veldflag,  niet  geheel  badded  gewanhoc^t;  de  over- 
wonnen partij  herftelde  xich  zoodanig,  dat  zQ  alras,  :too  te 
water  als  te  land ,  'wederom  eene  gednchte  magt  daarilelde. 
Caesar,  die  na  zifne  overwinning  naar  Rpme  gekeerd  was » 
zag  met  fehrik  die  magt  zich  vereenigen,  en  befloot^  dade» 
IQk  naar  Afrika  over  re  fteken,  om  dezelve  te  vernielen. 

Nadat  caesar,  in  den  veldOag  b4  Tkapfms^  eene  ftad 
aan  de  zee  gelegen,  de  krijgsmagt  van  sciPio  verflagen 
en  zelfs  die  ftad  ingenomen  had ,  vlngtten  fommigen  van 
het  verftroofde  leger  naar  de  ftad  Utica ,  welke  Hechts  drie 
dagreizen  van  Thapfus  verwQderd  was,  en  waar  cato  he^ 
bevel  voerde. 

'Déér  kwam  de  tQding  van  deze  nederlaag  In  den  nacht 
aan.  Cato  trachtte,  door  zQne  bedaardheid,  der  menigtef 
moed  in  te  boezemen  en  de  mst  te  herftelien.  Met  her 
aanbreken  van  den  dag  riep  hi}  den  raad  van  driehonderd', 
welken  hij  zelf  aldaar  bad  zamengefteld  uit  tümHnfchê  bur^ 
gefi ,  die  er  zich  metterwoon  gevestigd  hadden ,  b^een  ,- 
met  bQvoeging  tevens  van  de  Romeinfihe  raadsheeren,  die 
Zich  b^  hem  bevonden. 

In  dezen  raad,  die  in  den  tempel  van  jupitbr  gehou^ 
den  werd,  verfcheen  CArp  met  een  kalm  en  bedaard  gelaat, 
in  zijne  hand  houdende  een  gefchrifr,  hetwelk  eene  lifst  be- 


6l8  Vft&UAND&UIIG 

vatte  v«ii  den  iroomtd,  in  de  magikquen  vooriiatNleii ;  by 
deed  tKiMr  eene  piegdge  •mfpmek ;  Mi  verklaarde,  dea  naad 
n4  te  Ettllea  tateo  in  deaceift  befiiitt»  selfs  iodien-sien  ,  coc 
voorkotnliig  vaó  phudering  en  moord «  in  gevalie  CAsaAn, 
na  een*  hardnekkige»  tegenftand,  nogt  overwinnen»  zfdi 
dadeiyk  aan  den  vfjand  nogt  wiUen  onderwerpen  %  maar  dtt 
hy  bereid  wu ,  om  zich  aan  hun  booftl  te  fteilen ,  indien 
zg  beflniten  witdén ,  het  uitèrfte  te  wageiu 

Deze  aaof^raak  deed  eene  algemeene  geealdiiA  ootft^n» 
Men  befloot,  onder  het  opperbevel  van  dezen  dengdzaasMn 
en  knndlgen  man,  aan  gaesa^r  het  hoofd  te  bieden.  Over 
de  middelen 9  waardoor  men  dit  ten  uitvoer  wilde  brengen, 
wtis  men  hec  echter  minder  eena^  Zoo  floeg  cato  een 
voordel  van  dé  hand ,  om  de  flaven  in  vrQheld  te  üeilen  # 
omdat  dit  eene  Inbreuk  waa  op  het  regt  van  eigendom  hnn- 
ner  meesters ;  alleen  die  genen  wilde  hy  i&  dienst  nemen , 
die  door  dezen,  vrijwillig,  uit  de  flavemQ  ontflagen  werden. 
Wëldfa,  ecbler,  maakte  de  fchrik  zich  op  nieow  meesim 
van  het  gemoed  van  de  leden  vftn  den  nlad,  wèlke  in  CMyi 
woonden.  De  vrtei  van  alle  hvnne  bezittingen  te  verliezen 
iri  eenefi  (Iryd ,  dleii  tf y  meenden ,  tegen  den  overwinnenden 
CABSAli»  niet  te  zullen  konnen  volhouden,  deed  ëen  nit*» 
roepen  t  ^  \¥ie  zijn  wl]  toch ,  en  wien  weigeren  w|j  onze 
„  onderwerping  f  .Aan  wien  andav»  dan  aan  CASSARf  die 
„  tocb  reeds  de  oppermagt  van  bet  geheele  RümdÊfftAf 
^  volk  in  handen  heeft?  Niemand  onzer  Is  een  scipio, 
,1  een  pompkjus  of  cato;  en  zullen  wij,  daar  de  ge* 
„  heele  aarde  zich  buigt  ofeder  het  juk  van  oabsaRi  ons 
^  daenan  vermetel  wiHen  omtrekken  T* 

Zoo  fpraken  zij,  toen  hunne,  door  de  redevoering  van 
CATO,  opgewcHideAe  geestdrift  begea  te  verfleaawen^  Die 
lafhaicigenl  teedi  zijgen  zi{  naar  middelen  uic,  waardoof 
z9  genade  b9  den  overwinnaar  aonden  koenen  veiwervoo» 
Zelfs  dachten  z^j  er  ami,  om  de  randsbeereni  die  cec  h%% 
gevolf  tM  cMTü  behderden  en  blonder  poiipzjaa  lind^ 
den  MLdgehaagen ,  gehangen  te  nemen «  om  ze  aan  caesar 
nit  te  teverm^- 

De  aankomst  van  8cipio*s  ruiters^  die  zich  oeitr  nriuir 
PMraé0  hfdden  begeven,;  nmar  aldaar  door  ca  sa  ar,  die 
de  (tad  tot  ef»  de  pninhoopea  vesbriMMl  en  de  inwoners  ver- 
moord  had,  waren  verjaagd^  gaf  cato  nog  eenige  ho<9  op 


OVER  DtN  WARM  MORD.  619 

\ktt  beboiid  der  (^td,  HU  orok  ben  bniteo  de  fi»d  c^  g9« 
moet,  eu  mtande  beo  tao,  om»  onder  zqn  ^vqI,  bét 
«iterae  toe  verdediging  denelve  ce  wegeo. 

Terwijl  CATo  Rich  bier  bevond,  iiec  u*  auBRma^  dien 
by  fai  de  fttd  geltten  bad ,  om  den  raad  der  dilebooderd  in 
bet  oog  ce  bonden ,  bem  weten  »  dac  de  laad  in  dadeUjkèn 
opftand  was  tegen  bem.  Het  antwoord  van  de  ruiters  op 
x^ne  aanfpraak  maakte  het  benarde  van  zQnen  tpeftand  nog 
groQUr»  daar.  dezen  bem  verklaarden»  niet  voor  c ars  ar 
te  vreezen,  onder  bet  geleide  van  cato;  maar  dat  z\)  de 
flad  niet  anders  verdedigen  wiiden»  dan  onder  voorwaarde, 
dac  men  al  de  inwonera  van  Ufica ,  die  zQ  als  verraders  be*- 
fcbonwden,  zoo  vermoorden  of  verjagen;  een  eiscb,  dien 
CATO»  de  regcvaardige  cato,  niet  kon  inwilligeii. 

Toen  bl)  in  de  ftad  cemggekeerd.  was ,  bevond  bü  bet  op* 
ffoer  beviger»  dan  bv  verwacht  bad«  De  raad  bad  reeds 
ppenHik  verklaard »  dac  niemand  gedwongen  kon  worden ,  om 
sioh  cegen.  den  overwinoenden  qarsar  te  verzetten;  en 
foamigcn  kwamen  er  nn  voor  nic»  dat  men  de  Rm€i^psh$ 
raadsbeeien  vatten  moesc*  Cato,  die  bardboórend  was, 
veinsde  hec  laatfle.  niet  te  hebben  geboord,  maar  fnelde  da«> 
delijk  naar  bniten  de  ftad ,  en  rende  de  ruiters  ,  die  reeds 
vertrokken  waren,  achterop.  HQ  bezwoer  ben  met  tranen, 
dal  «y  een  minfte  ééne  pc^lng  doen  zonden,  om  de  onge* 
tnkkige  madaheeren  te  redden^  ja  met  eigene  handen  greq^ 
bj0  de  teugels  van  fommige  paarden,  en  dreef  ze  alzoo  naar 
de  ftad  temg.  De  nücera,  daarentegen ,  baden  ham ,  dat  b^ 
van  deze  gelegenbeid  gebruik  zonde  maken,  om  zelf  aan. de 
banden  zf^ier  vyanden  te  ontvingien ;  maar  by  weigerde  dit 
vQlftreks,  on,  daar  bü  atar  de  ilad  terugtrok,  baalde  hü 
eiideiyk  de  ruiten  ever ,  om  lea  minfte  dien  dag  nog  ce 
nercoeven» 

Toen  CATO  mee  de  ratten  temggekeecd  waa,  liei  de  laad 
van  drieboatftfd  bem  verzoeken »  osa  in  deazelfs  midden  te 
komen.  De  raadsbeeren ,  die  zicb  bü  hem  bevonden ,  wil- 
den bem  di£  beAecceu,  en  fmeekcen  bem,  aan  dat  ver»ek 
niet  te  votdoe»,  alzoo»  zn  ee^T  aanOag  cecan  bem  vreesden 
Qock  CATO  önlde  ben  gemat,  en.  ginc  geheel  alleen  in  dap 
lAad.  Qeae,  op^  bec  gezigt.  van  de  rnitese  bevreesd  voce 
firaf,  floeg  bem  voor,  daar  bet  oogmerk,  om  zicb  aan 
CABSAi^  over  te  g^ven^  nie(  menc  ke»  woeden  veiibloemd, 
om  voor  hem  bi|  den  overnrinnaai^  gensAe  te  fineeken.    Hfi 


6:o  VÉaBANOftLING 

raadde  ben  aan,  om  alles,  wat  mogelQk  wai*  aan  te  weo- 
den  IOC  eigen  behoDd^  maar  voegde  er  by :  (*)  ^  Hec  be- 
'  ^  xaamc  den  overnronnenen ,  onderworpen  te  z^fi ,  en  deo 
^fchvldlgen,  vèrgiffenii  te  fmeeken;  doch  ik  ben,  mijn 
^  ganfche  leven  door,  niet  flecbcs  onve'rworinen  van  cab- 
M  SAR  gebleven,  maar  ben  zelfs,  voor  zoo  vcire  ik  wil, 
^  verwinnaar,  daar  ik  cabsar  in  regtvaardigheid  en  dengd 
I,  overcreffe,  die  mi  zelf  overwonnen  Is,  als  ovérniigd  van 
^  misdreven  tegen  het  vaderland^  die  hem  reeds  iaog  te 
I,  laste  gelegd  zQn.** 

Toen  CATO  de  vergadering  verliet,  kwam  men  hem  be- 
rigten,  dat  caksar  reeds  ip  aantogt  was  merzynegao- 
fcbe  oagt.  „  Helaas!**  riep  hQ  uic,  „  hif  komc  c^gea  ons 
„  op,  als  waren  Wfj  nog  mannen T*  en  nu  maande  li|f  <fe 
raadsheeren  aan,  om  onmiddellijk  bedacht  te  z^jn  op  de  vJi^^r; 
hij  liet  dadeigk  alle  poorten  fluiten ,  behalve  die  aan  de  ha- 
ren, alwaar  hij  ijlings  een  aanul  fchepen  zeilreê  liet  maken, 
om,  onder  "befchcrming  der  miters,  zQne  vrienden  te  doen 
ontvlugten.  Dit  was  eene  zaak ,  die  hem  uitermate  ter  harte 
ging,  en  waarin  hij ,  met  de  meeste  zorg,  niet  alleen  (tten 
ganfchen  dag,  maar  zelfs  een  gedeelte  van  dai  nacht,  werk- 
«aam  was. 

Maar  h{)  zorgde  niet  alleen  voor  zQne  vrienden ;  de  be- 
woners van  Utica^  zoo  wel  als  de  raad  van  driehonderd, 
die  tegen  hem  was  opgedaan  en  züne  voornemens  vtöiiéié 
liad ,  ondervonden  de  grootfte  blaken  van  zQne  regtvsanfjg» 
held  en  menschlievendbeid.  De  eerden  toch  beviqdde  hg 
van  eene  plundering ,  waardoor  z^ne  ruiters,  vóór  dat  zij 
de  Rad  verlieten ,  voornemens  waren  dezelve  te  verwoesten , 
door  die  plundering  af  te  koopen,  met  aan  ieder  dier  mi* 
ters  loo  (hstertién  (ongeveer  ƒ  7 -50  van  ónze  munt)  uit 
zi|)ne  eigene  middelen  te  geven;  terwfjl  hy  den  laacften  (den 
raad  van  driehonderd)  voor  het  byeengeroepen  volk  verde* 
digde,  en  allen  aanmaande,  om  voor  elkanders  onderling 
welzyn  te  zorgen. 

Terwyi  hy  alzoo  werkzaam  was,  om  voor  het  behoud  van 
allen,  behalve  zichzelvetr,  aües  te  doen,  wat  mogeiyk  was , 
vervoegde  zich  by  hem  l*  caesar,  een  bloedverwant  van 
CAESAR,  die  hem  verzocht,  zyne  hulp  te  verleenen  in  he( 

(*)  Stuart«  Rm.  GefcUed.  DM  18,  bladz.  137. 
Pt  UT.  /•  Cat.  Min.  p.  7po ,  79i* 


OVEa    OBN  WARCN;MÓeD.  dal 

tOpfteHen  eeoer  «anfpratk,  mee  welke  bV  ,  in  naam  vtn  deo 
ratd  van  driehonderd,  dea  overwtooaar  wilde  ce  ge«oec 
gaan.  Hij  deed  dit  volgaarne;  maar  toen  dezelfde  l*  ca.e- 
SAR  c  AT  o  aanbood,  i\jne  voorfpraak  b4  den  overwinnaar  ie 
wezen ,  toen  tntwoordde  bQ  mee  waardigheid :  „  Indien  ik 
),  möne  vrijheid  aan  cabsaR  verfchnldigd  wilde  zijn,  dan 
t,  behoefde  ik  flechts  coc  hem  ce  gaan ;  maar  ik  wil  geenen 
M  dwingeland  dank  verfchnldigd  wezen.**  ZQnen  zoon,  ech. 
ter,  die  hem  niet  wilde  verlaten,  beval  hQ  zQner  voorlpraak 
aan,  als  ook  zijne  vrienden.  Indien  deze  in  handen  v^n 
CAESAR  vallen  mogten.  Het  overige  van  den  dag  bragt  hij 
door  in.  gefprekken  met  ziljne  vrienden  en  zQnen  zoon,  den 
Isatfien. vermanende,  zich  van  alle  ftaauakes  ce  onthouden, 
alzoo  dit. niet  meer  g^fchieden  konde  op  de  w^jze^eenen 
CATo  wurdig. 

Na  hec, bad. gebruikt  ce  hebben,  hield  hij  den  avondmanlr 
tUd,  op  welken.  hJS,  beneveoa  z^ne  vrienden ,  de  regering 
van  Urka  genoodigd.had.  Hec  gefprck  liep  over  w^sgeerige 
onderwerpen ,  onder  anderen  over  de  ftelling  der  SMcijnen : 
dat  d€  deugdzame  man  altifd  vrif  Js  ^  ^n  dat  d€  hoezen  fiafin 
zffn;  en  cato  verdedigde  deze  Helling  met  zoo  veel  viinr 
en  op  zulk  eene  wijze ,  dat  z^e  vrienden  in  de  reeds  ont- 
dane vrees ,  dat  hy  een*,  zelfmoord  begaan  zoude ,  werden 
vertterkt. 

Vervolgens ,  als  naar  gewoonte ,  eenê  avondwandeling  met 
zQne  vrienden  gedaan ,  en  den  bevelhebbers  der,  ^  wacht  de 
noodige  bevelen  gegeven  hebbende,  nam  h^  een  meer  dan 
gewoon  .  bartel^k  aflcheid  van  zQnen  zoon  en  vrienden ,  en 
begtf  zich  naar  zijn  ilaapvertrek« 

Hier  nam  hjg  de  zamenfpraak  van  PLATo.over  de  onfter* 
feiykheid  der  ziel  in  handen  ^  en  ,  het  boek  bjtjkans  uitgele- 
zen hqbbende.  zag  hy  op,  en  miste  het  zwaard,  dat  hij 
altgd  bü  zich  bad,  en  dat  zi|jn  zoon  nu  had  laten  wegne- 
men. HQ  riep  eenen  flaaf ,  en  beval  dezen ,  het  hem  aan. 
ftonds  ce  brengen;  maar,  de  flaaf  nog  niet  teruggekomen 
t^nde,  jocn  hy  het  boek  had  uitgelezen»  riep  hy.alle  zijne 
flaven  ,  eischte  het  zwaard  van  hen  ,  en  gaf  zelfs  een*  hun. 
ner  een*  zwanen  vuistflag  in  het  gelaat,  fchreen wende,  dat 
hQ ,  door  ziynen  zoon  en  zQne  flaven ,  aan  den  v^and  ver- 
raden was. 

De  jonge  cato  vloog,  op  dit  gerucht,  met  zyne  vrien- 
den naar  de  flaapzaal,  en  wierp  zich,  fmeek^nde,   in  de 


ÓSa  VBRRAMOÉLIlfO 

trmcn  zfjuB  vtders;  nitar  cato,  mee  een*  drdgeoden  btik 
nmdzïenóe ,  vroeg ,  wttrom  men  hei6  behandelde  alt  eeten 
ontiiinigen,  vonder  te  mchwa  hem  te  óvercuigeo,  indien  liQ 
vericeerd  handelde,  mstr  door  hem  met  de  düd  ee  beletten 
om  i^ijiteii^  wif  te  doefi«  en  riep  grantflorig  uit  tegen  z^nen 
zoob:  „  Gij,  ftnaapf  wilt  §i}  uwen  vader  klüisceren  eo 
„  binden»  opdat  hij  gehtei  oamagtig  tij,  om  CAfeaAR,  zoo 
9  ótte  hem  nic>gt  ovèrrallen»  het  hooftl  te  blediaof  Voor 
9  mijEelven  toch  heb  Ik  dat  zwaard  niet  noodigii  ik  behoef 
f,  immera  mijnen  adem  Oc^chts  voor  een*  konen  t^d  teveriUk. 
„  ken,  of  m9n  hooftl  ceg^n  den  wand  te  ilaan,  om  mVzelven 
^  het  ïevcn  te  ontnefbett.*'  (^ 

De  diep  bedroefde  zöön  ^ond  den*  vertootfiden  vader  het 
zwaard',  door  een*  kleinen  jongéü,  terag*  Catomé»  het 
aan,  rukte  het  uit  de  fcheede,  befchouwde  bei  naattwkeitff^, 
en,  het  fcherp  bevtndendcf,  zeide  h^t  ,,  Nn  benikBSn 
9  eigeh  meeüter/*  l^  legdè  het  zwaird  Yootta  ty  tiéh, 
en  nain  wederom  de  zamenfpfiak  ven  plato  in  hMhfen. 
'  or  19  daarna  werkelQk  in  een*  diepen  flaap  ia  gevaMB, 
of  dat  fc9  dien  fleehts  hei^  vciergewend,  oat  lÊft  oogmefk 
tot  zeffhioord  te  verbergen,' ten  miafte  om^  ifne  vrienden 
gerust  ce  fteffen,  la  onztfkeri  maar,  nHdvleir  In  d0n  nacVt, 
ontbood  hij  zijnen  geneeiheer ,  om  een  verband  ce  leggen 
op  de  hand ,  die  hQ ,  door  den  flag  aan  den  flaaf ,  gekwetst 
had$  ter<«^91'  hQ  büta,  een  man,  dien  hy  ^it^oonltfk  io 
ftaatzak'en  gebruikte ,  N«t  ^^«memcn  naar  den  dMftuid  der 
fchepen',  waarmede  ifiJDé  ffriénd^n  ent  vingten  ZdUdfeii.  Dete 
kwam  terug  met  de  tijding ,  dat  allen ,  op  één  ni ,  vertfoi- 
ken  waren.  Een  hevige  ftorm  ftck  öp$  de<e  d^d  hém  foor 
het  lót'^^ifn^r  vrienden  fidd^i^n^,  h9  beefde  op  hen  denkbeeld, 
dat  dèf  fdsepen  -in  derzelver  vlugf  mogten  vertfsagd  worden; 
nogmaa^a^  foiid  hig  nnTA  naar  de  haven,  mefi  IM  oih  aüés 
tot  behontf  dér  fófaèpen'  Ktfn  ife  wetMen,  z6o  déze  verpfi^t 
««^tew  wbrden'  om  teArg  te  kearim^  Retds  dMgdie  de  tfKff- 
^n;  nn^A  kwam  ttvtig  met  de' (fding,  dat  In  de  havêh 
altea  re^tig'  was ,  enr  da£  its  de  fcbepén'  óngetw^fekf  véffig 
dietzehrtt  koets  ^rvölgdfetf.  Nu  feheen-  cAro  zich  andö- 
maal,  voldaan*  övei^de  rethüïofg  zijner  vrienden ,  ter  ruste  te 
Begevefny  minn,  zoodra  sutA  de  ilaapraaf  terlaten  had, 
zette  hij  zich  het  zwaard  op  de  borst;  de  wond  was  echter  nfet 


OVfill  DEN  WARBN  MOED*  4dJ 

terüofid  doodelQk;  de  kwetfuvr  aaa  zijne  htad  htd  hem 
belec ,,  den  ftooc.mec  genoegzame  kncbt  toe  te  brengen  ^  bQ 
viel  zieitogende  van  x^ne  legerftede,  en  in,  zijnen  val  wieip 
bij  een  cafeU>e  omver,  dac  bij  hem  ftond^  aanftondi  vlogen 
zijn^  (laven  toe,  (^  hec  hooren  vtn  het  davdoor  vetoois 
zaakce  gedroisch ,  die  hem  badende  In .  z^jn  bloed  op  den 
grond  w>ndei>  liggen.  Dadelijk  fnelde  ook  z^n  geneesheer 
ctw;.  deze  ftelpce  cerftond.^bec  bloed  en  bechctt  de. wond 4  dit 
deed  cato  weder  loc  zicbzeWen  komen;  nogmaals  j^ade 
hij  alle  zijne  krachten  ntj  keek  woedend  in  hec  rond »  ftootce 
de  hand  des  geneesheeia  van  zickaf,  rcheoKle  de  wond  ander* 
maal  open  en  —  gaf  den  geest  jt 

Ziec  dsaf  oos  dan.  in  kocte  fcbecren  . herinnerd,  M.  H., 
«an  de.  daden  van  twee  gjroote  manqen  der  oqdbeld »  welke 
gy  zeker  dikwijls  bij  het  doorbladeren  van  de  gefi^hiedenis 
zult  hebben  bewonderd.  Toecfen  w$  nu  bnn  gedfag  atn  het- 
geen., eene  echte  wijsbegeerte  en  eene  ziujrecs  zedekonde 
ons  leereo ;  opdac  «y  akiOD  vernemen ,  wie  hunnet  den 
boogften  lof  vetdlene,  wie  den  meesttn  wasen  moed  bei. 
toond  hebbe. 

Moed  is  die  kra«ht  van  den.  ge^i,  die  denj^eosch  zjjne 
ware  grooijieid  leert  kenneüQ  en  gevoelen.;  die  in  .z$ne  botst 
bet  befef  doet  ontflaan,  dac  h\}  meer  is  dan  een  kind  ^^t 
ItofSf  dat  hij,  het  ev^eeid  i»  van  ziynen  Schepper*  Wanneer 
de  mensch  diep-  doofdropgen  is  van   deze  .bennDSChisid »  zei 
hq  zich   weten   te   verheifea  boven  de  wisf«lvailjgbed|en  des 
levehs »  om  alleen  a^m  ^ijjiie  o^fterfeliijklield:  r^  denken ;  hjjf 
zat  riljkdommen,  rang.,,  aitnzien,^  eer  naar  de j.weield  kun- 
nen verachten,   wanneer  hy  die  niet  beho^id^  ef  verkrUgeo 
kan  ,^  ^o^d^r  van  den ,  weg^  dien  deugd. en.  pli^  veorfcbnj- 
^vquai  «f  te  dwalen  $  en,  wanneer  hoogeie  pUgten  dit  eifcheil» 
^zal  bij  nifl^t  aileen  gevaiien  en  aampim»  wfft  beda^idb^.^.  h^ 
hoofd  bieden.,   maat  zel6 ,   zoor  dH  noodzakel^k  ia,  Uev^c 
met.  eer  Aeryen  ^  da4^  een  levQn«  befagnden  >  heifWQlk  aUaep  de 
priïs^  kan.  ^^zen  vait  engehoorgeambeid  aen  p40»    J^n  ZO0 
Is  moed  he^  ware  b^infel  van  menfcbeltke  groetbokl,  van 
mcinfGhelijke  deugd;  h^t  flefkfie  uiapen  oegen.afwvklng  v»a 
pligt ;  de  ^ekecOe  wasüborg,  dait  geene  zwakheid*  van  kandi- 
ter  den  mensob^zal  doea  bokken^  voof  de  veileiding.  der.  eo^ 
dengd»  maar  dat  h}f,    in  den  uiierftea  nood»  d«^en.  za|. 
weten  te  verdedigen  en  te  handhaven ,  wac  hy;  ab  hee  hoogae 
goed  befchouwt. 


624  VERHANDBLIMG 

G^  bemerkt  dzoo,  M.  H.,  dac  ik,  vtn  moed  fpfèkendef 
tuec  alleen  bedoel  die  onverfaagdheid ,  welke  den  krygsoiaD 
alle  gevaren  trotferen  en  de  wapenen  z^ner  vijanden  veincb** 
een  doec,  hetgeen  w^  gewoon  z^ni^^^^/i/ ce^uoemen^ 
maar  dat  ik  bet  wooid  nt^ed  hier  gebruik  in  eene  nog  hoogere 
en  meer  algemeene  beteekenis ;  dat  ik  alzoo  daardoor  verfia 
die  fterkte  van  den  geest,  die  ons,  ja,  ook  gevaren  en 
dood  leert 'Crot(4sren,  naar  die  ons  tevens  alle  gewone  en 
bttitepgewone  rampen  en  ontberingen ,  die  de  loop  der  we^ 
reidfche  zaken  en  de  naanwkenrige  betrachting  onzer  plinten 
vorderen,  met  bedaardheid  en  ftandvastigbeid  verduren  doer. 

Maar  in  geene  ongevoeligheid ,  in  geene  woeste  verzaking 
van  het  menfchelgk  gevoel,  dat  de  Schepper  in  onze  ziel 
geplant  heeft,  mag  deze  moed  zQnen  oorfprong  vinden*  De 
afwQking  van  de  regels,  die  de  natuur  zelve  ons  beeft 
voorgefchreven ,  kan  noolc  pröfeiyk  .zqn;  z^'  verdient  akijd 
afkwring;  De  wai«  grootheid  van  ziel,  die  alleen  dtén  moed 
kan  doen  geboren  .worden^  beftaat  niet  in  de  verloochening 
of  verkxachciog  der  menfchel^ke  natuur;  neenl  zQ  moet  deze 
veredelen ,  volmaken. 

De  mensch  alzoo ,  die  zijne  grootheid  befeft ,  vreest  den 
dood'  niet,  wanneer  plfgt  hem  gebiedt  denzetven  te  on- 
dergatin;  maar  even  min  is  de  ware  moed  gelegen  in  flen 
dood 'roekeloos  te  zoeken.  Neen!  het  leven,  het  groQtlle 
gefchenk  van  den  Schepper,  roekeloos  weg  te  werpen ,  is' 
eene-  misdaad'  tegen  den  Gever  van  hetzelve^  Wij  mogen 
het  alleen  afllaan  als  een  offer  aan  zware  en  hooge  pligten, 
welker  vervulling  ons  door  de  Voorzienigheid  is  opgelegd. 
Dat  alléén  is  m$ed. 

W)i,  Chiistenen,  vinden  zeker  in  den  verheven  Infteller 
van  onze- godsdienst  een  voorbeeld,  in  z|jne  leer  een*  fteon, 
om  in  waren  moed  ftandvastig  te  volharden,  welke  de  ouden, 
die  alleen  door  de  meiifchel^ke  rede  vooigeltchc  werden, 
ten  eenemale  moesten  ontberen;  maar  daarom  zQn  de  grond- 
dagen ,  waarop  de  ware  moed  gevettigd  behoort  te  #ezen , 
niet  veranderd.  Neen  t  wat  by  den  .heiden  deugd  is ,  moec 
het  ook  btj  den  Christen  wezen.  Alleen  kan  men  het  den 
eerden  vergeven  ,  wanneer  hy , .  als  alleen  door  de  onzekere 
leiding  der  zoo. ligt  faalbare  menfcfaeiyke  rede  beftuurd,  In' 
de  toepaslUng «van  het  regte, fpoor* afdwaalt.  Maar  de  grond.' 
flagen  vtin  zedeiykheid  en  pligt  zQn  eeuwig  en  onverander- 
lyk  dezelfde.    Wei   kunnen  zij  door  vooroordeel,  verkeerde 


OVER    DEN  WAREN  MOED.  ^2$ 

neigingen ,  of  eene  yalfche  wijsbegeerte,  als  met  een*  fltigér 
wórden  bedekt;  wef  k'an,  bO  een  ruw  en  onbefchaa/iï 
vojk'i  tet  befef  daarvan  duister  «ijnj  èasfr  rifbéftaah  éch- 
ter aliifrf,  overal,  bij  alle  volken',  en  alfri  dóór  den  Schepper 
in  dfe  ziel  van  leder  inensch  onnftWischbaair  gegrift;  'De 
xnénséli  iUoo,  die  dezelv'e  verloochent,  wëftte' ook  «gtite 
godsdienst  'itf ,  welke  de  hetaelftreek ,  dfe  hij  beWodut,  ion* 
digt  tegen  dé  wet  der  nattinr.  ..   '    •' 

tifat  detlgd  overat  deugd  is,  bf£[kt  ons  onbetwistblar  In 
het  voorbeeld  van  ïocrate's;  zflne  teef  en ■  iïjné 'dtdeii 
h^^^ien  i\i  evenzeer.  '  $  ó  c  r  a  t  ft  9 ,  ofTdl^^ön  h'if '  2tdi  niet 
geteeï  Han  de  vobifocwdeéten  van  zlfn  volk 'kotóé*  of  wtldè 
óntirèï^étf»  daaip  üé'  fleévéndnog  ^ebobkï  •éénéÈ"haan'  sfan 
iScvlkvïvi  té'iXSrM.hnó  é6l^'iler'lidbd««l|eMd0rèdettk. 
béerfitfHafi  Aaekuiicfc  en  vritf  pHjJe,'itt  het'fenw'fcWjht, 
aliïlH  "tW  ieWs  'onHIraald'  werd  vén'»hèt  Itóht  dferleere, 
^(Al^tmg'iii  hein»  door  dén  ^ah^ikerun  dd^w>6reié 
verkondigd  is.  En  inderdaad,  het  b^tefdibrfih  zweefde  fcedt 
voor*  iSfiin  W*;'re^  Wstreif  tief  grötidftekkci  dlerrüeeré"  la 
i^i  ziél  gedrukt,  oibdathy^menséb,  omdat h9 «(enedel  seDUsh 
wik.iH  leefir  de*  Zülgnöikw  tocB-  bïflkt  4a«rom  'vooml 
vïta  GOdll«lil|ke  afkooMt  «e  z^n',  ondlat  zij  nfeiraaifera  leert» 
Ml  h^ifgeen  volli^oBien  avereenftemc  vet  de  meafcbeiyfee  na^ 
M^f\*  onidlt  sQ  »  wel  veire'  viln  deiétt  ^kreder^rdken  V  Imr 
VèfMlt  ètf' veredelt ;  iMiéir  zij  einüel^k  dotifoikoieene  te* 
këiWU  1^1^^  h«^^  'dutgene ,  widr  réedr  te  Veren  dobr  de 
verÖfcHite'^'kêinêrf  >V«»W  Vrt ,  iiiw'aóor  de  ineoffifaelqke 
lefcr^Wen 'wi  ian^  zietizel^  overgelaten ,  nooh  als  ecne 
waHftld'*A^&li' tötf  ^öTdfen.' 

Ei'  iorf  *M '  tfe  Uóéd  viin  s  o  CR  a  t  e  s  vetren  vetwftofrf 
vA'^AK  »hgé^oeHg(h«?kr  en  wteedheld.titf  de  öddon  niét  on* 
geWSlia ;  ëtodat  romiiS%«n  lieeiftlen  ét  meiifehel9»  netew  er 
veft%flèr.'*<fo«r'Syaf  jWsrdtt  Xt  ónWêmeii',-wiÉ'een 
iSttèr «Böèüftë  BéWitfAi  MtftïAkrf ,  -^'  hei^gévöel/ 

SocRiTÏW  ÖïcW?  liëft'dtóö  nieti>  Ató»  ét4n.ifll*«itwlobd' 
hU' deiifèWèrf/  HlJ  jjèveéld'e  fel*  oflWeêr(bl•llba*'gedr&- 
^'^;'"öfa"  te'VofttmiéiP  fti  Bêigeük,  ^ac'Z^Jn  éw^eiütem 
géiWSar  Bfet^  ISfr'^^èbi»'  wW^f^fev  gOècr-^lWWft  dA  lemie 
iJV'atr^MéM^Htf ,  M  i|^t  Vï«  Ai  ^pöfttWftf  OW'  iliinn*tfV' 
<!W  aK^  'ÜBBS!  Üddereii*,^'  ib^lMIt  t^ttf  dè  W)edê  èeffor  veic 
Ijltt^g^  fiftta^e. '  Hr'iofc»"den  dood  irt«i'  ^bt  löj  ^nw»' 
^^^igdë  zi^h,'  óin  «eb  tegttn  zflW  befAtfldlgers  te  veiütfi' 

MCNOKLW.   183I.  NO.    I3.  X  X 


626  VeRHANOBLINO 

djgen ;  mtir  h4  vreesde  den  dood  even  min ,  en  totn  hij 
Aerven  moest  tls  een  flagtoffer  van  zqnea  pHgc,  to«i  fiierf 
h\j  met  de  i^rootfte  bedtaidbeid ,  fpnk  ^ene  enkele  vervloe- 
kUi^  ^  neen !  geene  enkele  ven^nfcbing  nit  tegen  de  be- 
werkers van  zijnen  dood;  maar»  zQne  'vrienden  zegenende 
en  ónderwyzende«  (bekte  hij  zich,  in  de  volkomene  bewnsu 
beid,  dat  hQ  onfterfel^k  was «  op  z^n  doodleger  nit» 

En  nn  cato.    Ook  hl|   had  de   llrengfte   gevoelens  ten 
aanzien  van  regt   en  pligt;  ook  hQ  bewast,  dat  die  geene 
woorden  zjjn  van  willekArige  beteekenis ,  of  ödele  klanken, 
maar  woorden  van  eenen  hoogeren  zin,  die  door  alle  deugd- 
zame menfchen,  welke  godsdienst  zQ  ookbelQden,  op  de« 
zelfde  wüze  verdaan  worden.    Maar  niet*  alt^d  zal  ^t  zoo 
ztfa,  ten  aanzien  van    derzelver  toepasfing  op  bfjzondete 
omftandigheden  of  ^laden.    Zoo  verfchilt  cato  daarin  van 
socnATBS,  dat,  indien  ik  m^  eens  zoo  moge  uitdiükken, 
de  laatfte  m^r  eene  ChristelQke ,  eene  meer  veiUchte  zede-* 
knede  bezat»  dan  de  eerOe. 

Cato  was  de  (henge  begrippen  der  i^fjrtoi.toegedaan^ 
Het  z9  zoo,  dat  de  wonderTpreuk  der  Sfïcifnen^  beven  dHeM 
kartsPog$  verheven  te  t^n ,  niet,  zoo  (faeng  irfoer  worden  op- 
gievat ,  dat  men ,  gelijk  de  Peripatetici  deden,  de  navolgen 
van  ZBNO  beoordeelen  moet,  als  de  zoodanigen,  die  allen 
menfcheltik  gevoel  hadden  afgefchnd;  het  zQ  zoo,  gelijk 
willen  de  geleerde  Profesfor  koopmans  ergens  beweert, 
dat  deze  wonderfprenk  alleen  op  zoodanige  gemoedsbewegdi'' 
gen,  die  onnatnnrltJk  ^en  met  de  gezonde  rede  ürgdig  z|v, 
moet  worden  toegepast,  zoodat  het  geheel  iets  ande»  is, 
gevoellees^  iets  anders,  in  den  geest  éet  Stoïcjfnen ^-momier 
karttiaegt  te  zQn:  dit  is  echter  niet  te  ontkennen,  dat  die 
leer  niet  .altyd  zoodanig,  door  de  volgelingen  van  zeico, 
fichlJnt  te  z^n  begiepen  geweest ,,  maar  dat  z%  bg  velen  de 
grootfte  verachting  voor  het  leven  heeft  ingeboezemd ,  zoo- 
dat  deze  het  als  den  grootften  roem  en  den  hoogden  moed 
beibboüwden ,  hetzelve  door  zelfmoord  te  verkorren* 
.  Zoo  ook  "CATO,  de  deugdzame,  de  ftr^nge  cato.  ng 
^beiooMe  ckh  vr^ willig .  van  het  leven».  Ik  zeg,  vr4wii%; 
W«nt,  de  Staeifnfihe  tt^tlttt  volgende,  dat  de  menad», 
door  de  heerfchappy  over  zQn'  leven,  zich  meeseer  maakt 
van  zQn  lot,  meende  hU  meer  moed. te  betoonen  door  het 
leven  te  omivlngten , .  dat  hem  niets  dan  rampfpoeden  fcheen 
te  beloyen ,  dan  door  die  rampfpoeden  het  hoofil  te  bieden. 


OVER  DEN  WARffN  MOED.  07^ 

Niets  dwoog  hem  echter  tot  dezen  ftap*;  wflot  minder  deed 
h9  denzelven  om  aan  zQnen  pjigc  gecroaw  te  bleven,  uit 
de  ovemtlglog^  dat  hg  het  leven  niet  meer  behonden  kttn^ 
dan  ten  koste  van  z^ne  dengd,  dan  wel  nit  eene  onyerzet« 
tei^ke  trotschheid,  die  bem  belette,  met  z^ne  vrienden  de 
ftad  te  verlaten  9  of  voor  caesar  het  hoofd  te  bnigen* 
Het  laattte  zeker  kon  hQ  niet,  althans  niet  volgens  z^ne  be- 
grippen van  eer ;  maar  bet  eerde  was  zQn  ware  pUgt ,  het 
blQk  van  echten  moed ,  geweest.  Immers ,  de  vrijbeid  van 
z^n  vaderland  te  verdedigen ,  was  de  eigenlijke  dr^Tveer  van 
alle  zqne  handelingen;  dezt  kon  bi)  alleen  door  z^nen 
zelfmoord  bederven,  nimmer  nnttig  zijn;  hQ  ontnam  die 
vrtib<$id  niet  alleen  baren  warmften  verdediger,  maar  hQ  be- 
roofde ook  zflne  vrienden  van  eenen  aanvoerder,  die  bnn 
zoo  noodzakeiyk  was,  In  de  ómüandigheden ,.  waarin' zQ 
zich  bevonden;  hjy  verzekerde  caesar  al'zoo  van  eene  vol- 
komene  overwinning.  Hg  zon  een*  hoogeren  moed  betoond 
hebben,  zoo  hQ^  ten  koste  van  eene  fchgnbare  venüede. 
ring ,  de  vlngi ,  zijne  vrienden  niet  had  verlaten ;  want  inder* 
daad  kon  die  vlngt  hem  niet  vernederen;  zQ  was  het  gevolg 
van  het  verlies  van  den  ve'dflag  bfj  Tiapfui^  waar  h!)  niet 
b4  tegenwoordig  geweest  was,  en  dien  hy  scipio  emftig 
afgeraden  had  te  leveren.  H4  Icon  dns  aan  den  drang^  der 
omihindigheden ,  die  hy  nfet  had  knonen  voorkomen ,  toege* 
ven»  zonder  zijner  eere  te  kort  te  doen, en  moest  veeleeritQtie 
vrienden  in  hunnen  rampzaligen  toèftand  blijven  b$ftaan, 
om  ook  hen  alzoo  nog  eenmaal  nntdg  te  maken  voor  de 
gioote   zaak,  voor  welke,   zonder  hem,  ook  z%   verioren 


C  A  T  o  maakte  zich  alzoo  fchnldig  aan  zelfmoord ;  dat  U , 
hfj  beroofde  zich  van  het  leven ,  aonder  dar  hoogere  platen 
hm  Jaartoe  émngen.  Want  wie  zal  met  den  naam  van 
te^meard  beftempelen  de  vrifwiiHge  opoffering  van  bet  Ie. 
ven,  om  daardoor  een  groot  zedelijk  doel  te  bereiken;  hét 
zy  dat  wf) ,  door  de  omdandigheden  gedwongen ,  zelve  eene 
daad  verrigten ,  die  onzen  dood  ten  gevolge  moet  hebben , 
het  ZQ  dat  wj)  andaren  bet  vermogen  geven  om  zoodanig 
eene  daed  te  doen ,  door  ons  aan  hnnne  magt  of  wraak ,  of- 
ftkoon  w^  dit  kunnen ,  niet  te  onttrekken  ? 

Echter  moet  men  zich  herinneren  de  heerfchende  denk* 
wtize  van  den  leef^  van  cato.  Cicero,  in  zijn  boek 
over  de  Pligten,  zegt:    „  Cato,  aan  wien  de  natnur  eene 

X   Z  2 


^%  VERHANDELING 

iT oog^loofelijke  watrdigheid  hwé  fegeveii,  wolfte  Bij.  zdf 
^  4o€r  fttQdvasdgfaeid  ont^ebioken  verft€rkce ,  en  die  tU 
y.fQd  oowiikbMT  fttti»  bleef  'm  btt  gttomtA  MMt;  h| 
„  iMest  liever  irillen  fterveü,  dtn  bet  ^latt  des  dwiogiie» 
^.Itnd»  •tnfeboowcs/*  H4.  becodgr  alzoOy  dK  c^ro  cot 
ielfmoord  ver^ligt  was;  cerwql  dt  omigett  deitn  Ifonden 
h^  ottdti   stf  fliittdcr  QveAg  Vtm  begrit^d  èll  zedéii 

dMi  m-  (♦)  ^ 

OffiDboofi  CATo  Alec  ofi^oeUg  wes,    jt  een  «fel  bert 
beM(^'  bMikbm  io  alles ,  wee  b^  de^d  ^  om  aodCMl  te  red* 
dea,   wier  beboud  bem  veel  neer  ter  btrt;e  ging  dtii  cga 
eigeav  mq  w«l  als  in  bec  «flTcbeld  aiir  s^bed  zèMi^  toNk 
by^-naar  sj|)n  ^Mpvercrek  «iog;  boe  jsecfir  wl}  de  bédaanHicSd^ 
WMnnede  k^  hec  boek  van  PLATohrs  en  berlas,  mlt^eeM 
vooibemiding  voor  den  dood »  toto  b^j  xqii  tetoit  #lboaieÉ 
bad  9.  l>ewoDdeieBr'«  misfea  wtj^<  lodb  tn  bèib  die  itWètkiOfSf^ 
IJtike  kalmcevaa  geest,  die  sotQRAtES  géén  oogenbllt  ^^ 
list,  die  deien'  boveo  de  ^twone^ièenfchen  verbeft,  ditair  z9 
blqken  geefc,  mei  aHeen  van  dbn  dsrveraiiderltbèo  ^lifly.oÉi 
sUaio  pligt  getrouw  te  bMjven«  öok  «ifr  te*  kadte  van  a^ii 
lei?env  maaf  tevens  van  fiaBdnatigen  ,niaed ,  oat  dal' befteic 
aiet  waardigheid  te  volvoer^a^    Ciato  cocb  venseer  aieb  la 
deEe,   voor  bem  zoo  gewigtigt »  mnftaadighedeasoD'veiiè, 
datl^j  eeaen  on£chuldigen  ÜMf»  in  siedegtfe  drifo,  .denP  tif 
kon.  toebrengen,  ja  dat  bö  züiiea  zoon,  die-,  oit  IMÜe'f^cai 
zijnen   vader,'  hem   niet  had  «illen-verlacen,:'toaii  l#ttaMl 
yoor  het  laaut  in  z$n  leven  aaofchoawde:,   im  overladen 
met   gtievende  verwfitïngen,' en  eeoe  daad  met  dea  febaai^ 
naam  van  verraad  bellempelde ,  4je  alleen  uit  waaraobtiga 
liefde- je^eps   bem,    en  om   bem  ie^  ladden,    verrigt  ük: 
En»  toen  z^ne  vrienden  en  flaven  loefcbMen » tte  tem  te 
behouden.,  door  zyne  wonden  te  verplegen^  dK  opebfcbaa^ 
ren  van.  die   wonden!  die  woestheid]  boe  aeer  üe6kc^4#'af 
bj|^  de  beminneiyke  zaehtbeid ,  by  den  bedaaidett  moed  vaa 

SOCEATESl 

Vo^  meer«  SocKATas  bad  den  moèd^  om  x^  aaaè 
Diet^  te  verlaten,  ook  toen  niety'  toen  al)  bat  a#aarfteei& 
fer  van  hem  vorderde,  dat  bf  geven  boa ,  cin  waaiaia  cni^ 
zich  niet  konde  onderwerpen, —  eeae  fcfa|inbèreif<diandania> 
melQk.    SocaATEs  toch  werd  gaiegtei^,  ten  mtotè  wat 

(•)  ClCBKO.  dê  Ofiats^  L.  I.  Cttp.  31. 


OVER  DBN  WARBN  MOED*  dap 

den  vQm  bet^f  t  gevonniid  en  v.eroorde«ld,  als  ecm  iftff^A. 
▼aa  1(^11  va^erUad,  ^ac  by  zoo  xeer  beaindfs.  £Ui  weid  do^ 
in  hu  oog  z)}acr  c^dgeooocen ,  een  mlnfte  voor  het  QUer4i|tej|. 
f|(blMindvta^;  oot:  bij  bad  ijich  daanan  dqot  aelf^ioordi. 
Imaniii  ontcvek^en;  maar  ioiiegandeeU  bQ  venRf^nU^iB  tMj^ 
nög  OQ'  'gi^b.^e  verdedigen  t  .^ficboon  by  ^^ker  ^f^t,  dax. 
znlkt  niet  baten  konde;  dan  bQ  wilde  zQn  levea*  yy»yim> 
i«dM.Qqgenb|ik  nncdg  wat  v^ior  de  ^ak,  wellM  bQ  «fpr» 
ftood»  i^Qor  he(  ond^rwqs,  d|u  ^  niet  opbield  te  geveq» 
40O  laag  zyne  ftèrven^e  tmg  kon  fpceken ,  niet  «oQiijbafic 
afbrekfa. 

Dl  geloqf  dan,  dat  de  flotfom  van  ons  onderzoek  4f^» 
la^  dac,  ofTchjOPH  wy  ^epi  moecf  an  de  ppoffenng  ^y^üoato 
bawoftdacea »  en  w'4  bem  vo^  een  wsariyk  gropt  ^an.booi. 
dea  moeten  ^  die  vpigen^  .a^ra^  eigene  overtuiging  gfbandeld 
l)eeA«.  W4^nnefir  wy  zJijn  gedrag  beoofdeelen  a|ar  de  bees» 
f^bende  denkw$ze  van  z^en  leeft^d ,  vooral  als  wy  bet  si^ 
geipeef  zedebederf  ^  bet  laagbartig  ei^nbelang.  em  de.  ve(«r 
acb^l^l^t^  kniper^en,  te  midden  waarvan  bijleefdp,  in.aai^ 
i^erking  neine^ ,  sop^latbs,  ofTchooii  zoo  veel  vtp^gpr 
galeefi^  hebbende»  volges^s  de  regels  eener  ^iiiy^e  «ffdélpuai^. 
ip^r  >^arep  .moed  betpond  heeft  dan  b^.^  ja  dat  dli  Itatfie 
ons  e^  zeer  fchoon  voprhfiield  van  véren  moed  taeeQi  iia* 
gelften^  en  volmondig  z^ea  wjjj  a|Z0Q  met  ^f kieren  dj^^^teri 

f^  ^en  pATp  doe  *t  beelal  van  zy^en  a^ioed  ge.wagjsa, 
Daar  bi)  zicbaelv*  ontzielt ,  als  *t  noodloi  op  b^m  fvpedt» 

De  «ware  b^ld  ftgat  pal  voor  's  npodlotf  felfte  flagen ». 
E^  fierft  als  socrates»  wanneer  b)}  fterven  moet/* 

^oo  heb  ik  dan  9  M.  H»,  voor  nlieden  tracbten  te  fqbei- 
n;p  d^  kenffiefltea  van  waren  moed  y  wy  bebben  de  twte 
aanf^ehaalde  yop^^^^^n  ^^^  ^^  ondheld  ons  herinnerd  ^ep 
d^^trdoor  geljsg^nheid  gehad  te  onderzoeken ,  in  bpe  verre  aS 
QfiZ^  ^avplgii)^  verdienen,  lp  eenen  tijd,  als  d^  teg^n- 
WQ(>r^^  9  waarin  on^  vaderland  .900  vgl.e  opofferingen  van 
Z^ne  kind^rep  void^rt ,  kpn  die  ftofie  althans  niet  ongepait 
zijn ;  want ,  .eischt  reeds  in  gewone  dagen  ^  Ipop  der  wer 
reldii;h^  lo.M:eyallen  moed  en  zelfverloochening  van  die  ge- 
]|<;p,  die  in  bet  goede  vqlb^^^q  wiU^n^  de  algemeene  tam- 
pen voe^ien  zich  thans  bü  de  b^zondere. 

Qok  d^    gefqbtedenis   van    ons    vaderland   heeft   tallooze 


630  VERHANDELING 

voorbeelden  van  wtren  moed  opgeleverd.  Overtollig  z(m 
het  zQq,  deselven  voor  uwe  atndtchc  terug  te  roepen;  on. 
mogelflk,  ze  tllen  op  te  tellen.  Mijne  aanw^zing  ia  dDOOo- 
dig»  en,  door  enkelen  te  noemen,  zonde  ik  velen  onr^c 
doen*  De  moed  der  voorvaderen  faeeft  vreemden  verbaaad 
en  ontroerd;  den  waren  vaderlander  kan  dezeWe  niet  onbe* 
kend  wezen. 

Maar,  M.  H.»  deze  dagen  zQn  niet  minder,  dan  eenig 
vroeger  t^dperk  onzer  gefehiedenis,  rqk  aan  voorbeelden  van 
die  grootheid  van  ziel ,  welke  w^  als  de  eigeniyke  bron  van 
den  waren  moed  hebben  afgeteekend.  Zien  wq  om  ooa 
heen ,  een  drom  van  mannen  en  jongelingen ,  uit  alle  ftan- 
den  der  maatfchappy ,  trok  uit  ons  midden  op ,  tmi  de  eer 
en  het  zelfftandig  beftaan  des  dierbaren  vaderiands  te  verde* 
digen.  Hét  was  ware  grootheid  van  ziel,  echte  moed,  die 
hun  de  krachten  fchonk,  om,  gedurende  eene  reeks  van 
maanden ,  de  geftrengheid  van  den  winter  en  de  hitte  van 
den  zomer  ftandvastig  te  verdragen,  en,  verwfideid  van 
hunne  dlerbaarfte  betrekkingen,  de  genoegens  des  gezelligen 
levens,  aan  hunnen  (tand  verbonden,  vaarwel  te  zeggen,  om 
allerlei  ontberingen  kloekmoedig  te  verduren.  Het  was 
ware  grootheid  van  ziel,  die  zoo  vele  vaders  en  moedera 
bewoog,  om,  behalve  ^oo  vele  geldeiyke  offers,  waarin  zïj 
met  allen  deelden,  zelfs  hunne  kinderen  vrijwillig,  maar  met 
een*  traan  In  het  een  hemel  geflagen  oog ,  af  ce  (laan  voor 
de  redding  des  vaderlands.  En  hoe  heeft  die  grootheid  van 
ziel  heeriyk  uitgeblonken ,  toen ,  op  het  woord  ^  voorwaartse 
door  .onzen  dierbaren  Koning  uitgefproken ,  en  zoo  lang  door 
onze  dapperen  met  ongeduld  verbeid ,  zQ  ,  onder  aanvoering 
van  de  edele  Zonen  dey  Konings ,  in  Beffif  trokken ;  diit , 
in  flechts  ti^n  dagen,  twee  legers,  door  dat  oproerige  BeU 
gii  zaamgebragt,  vernietigde,  en  alzoo,  onder  het  opperbe. 
vej  van  Neêriands  gfooten  Held ,  die  el|endlgen  krachtdadig 
leerden,  dat  de  Noord'Nederlanderz  niet  gewoon  z(|n  op 
hunne  dadeq  te  roemen,  maar  dat  zij  den  moed  bezitten  en 
de  kracht ,  om  hunne  vijanden ,  fchoon  grooter  in  getal  dan 
z^,  onder  het  opzien  tot  den  God  hunner  vaderen,  die 
(leeds  een  (IraflSsr  is  van  verraad  en  logen,  met  hunnen  $ze« 
ren  arm  ce  verpletten !  Vele  edele  mannen  en  jongelingen  , 
die  zoo  dierbaar  waren  aan  hunne  betrekkingen  en  aan  kec 
vaderland,  zijn  in  dien  heiligen  ftr^d  gevallen;  hun  dood 
was   roemriik.    en    xal  het    vaderland   tot  nut  verftrekken^ 


On&  OKN    WARBN  MOKO.  63 1 

^  nooit  zal  dtc  vtderUod  hen  vergeten  l  De  asfcbe  dier  bra* 
ven  roste  In  vrede  l' 

O !  zoo  vele  bewQzen  Van  moed ,  zoo  vele  opofferingen 
van  allerlei  aard,  door  een  ieder,  naar  zijn  vermogen ,  op 
bet  altaar  des  vaderlands  gebragt,  overtuigen  ons^  dat  onze 
tydgenooten »  in  .  die  kracht  van  den  geest,  dié  den  waren 
moed  doet  geboren  worden ,  van  hunne  en  onze  voorvaderen 
niet  verbasterd  z^n. 

£n ,  M.  H. ,  hoe  véle  en  hoe  zware  rampen  ons  vader- 
land ook  fchokken ,  wien  ontrolt  niet  een  dankbare  traan , 
op  het  vernemen  van  zoo  vele  blaken  van  waren  moed  ? 
wien  klopt  het  hart  niet  hoog,  dat  hQ  zoo  vele  mannen, 
wier  namen  voor  eeuwig  met  gulden  letteren  in  onze  va» 
derlandfche  gefchiedenis  zullen  preken,  niet  alleen  zijne 
land«,  maar  tevens  zlljne  t^jdgénooten  noemen  magt  en  wie 
zal  uitdrukken  de  gewaarwordingen,  die  zich  van  zqne  ziel 
meester  maakten ,  toen  hQ  het  heldenfeit  vernam  van  onzen 
onfterfeiyken  vam  spbyk,  die  den  dood  niet  zocht,  maar 
bet  leven ,  dat  hem  nog  zoo  veel  goeds  beloofde ,  groocmoe . 
dig  ten  offer  bragt  aan  het  heil  des  vaderlands,  toen  zijn 
pligt  dit  vorderde ,  en  daardoor  een  voorbeeld  gegeven  heeft 
aan  zQne  landgenooten ,  hoe  een  waar  held  derven  moet,  en 
tevens  aan  de  verachteiyke  vijanden  en  belagers  van  onzen 
dierbaren  vaderlandfchen  grond  eene  heilzame  vrees  heeft  In» 
geboezemd ,  die  meer ,  dan  alle  raadsbeüoiten  van  de  Mo« 
gendbeden ,  hen  van  verdere  aanvallen  heeft  afgehouden ,  en 
die  alzooy  door  zynen  tQdigen  dood,  onberekenbaar  veel  heeft 
toegebragt  aan  de  eer' en  de  redding  des  vaderlands!  wie 
sai  deze  gewaarwordingen  befchrijven?  Neen!  het  menfche- 
lyk  hart  kan  oneindig  meer  gevoelen ,  dan  de  taal  vermag 
Bit  te  fpreken  I  —  Zoo  vele  blaken  van  waren  moed  moeten 
dan  zoo  vele  prikkels  voor  ons  zQn ,  om  ilandvastig  in  alles 
te  volharden ,  wat  tot  het  heil  des  vaderlands  dleniUg  is , 
eü  ook  ons  den  moed  geven,  om,  daar  de  nood  dat  eischt, 
ieder  In  zQnen  kring  en  naar  ztjn  vermogen,  alles  aan  te 
wenden  ,  wat  (hekken  kan  ,  om  het  groote  doel ,  de  verde* 
dlglng  van  het  vaderland  en  de  vestiging  van  deszelfs  dnor* 
zaam ,  onafhankelgk  beftaah,  eendragtig  te  bereiken. 

Ja!  in  heilige  geestdrift  zeggen  wtj  met  onzen  onfterfelij- 
ken  FEITE,  wiens,  hart  zoo  zeer  gloeide  van  liefde  vo^ir 
^u  vaderland:. 


63it  VERHANDELING»   OV&R  DEN  WAREN  MOED. 

„  ^00  floeg  een  volk,  gering  in  knchcen» 

Matr  wien  de  vrybeid  wetten  gaf, 
Enropes  ztamvereende  magten, 

Pesc »  bongennao4  én  beulen ,  af. 
^yn  voe(,  vertrad  ^e  helfcbe  kluister » 
£Dt  fchepper  van  zïjn*  eigen  luister» 

Bleef  *t  eeuwen  van  *t  heelal,  geacht. 
Dit  volk,  her  roemrijkst  volk  der  aarde, 
Bataven  I  juicht  I  gevoelt  uw  waarde  f 

Bauvenl  was  uw  voorgeflacbt. 

^  'O  vad*ren !  vadVen !  hoe  verrukken 

Liefde  en  erkentnis  mijn  gemoed  1 
Waar  kan  mijn  voet  hier  *t  aardrijk  drukken » 

Dat  niet  gerookt  heeft  van  uw  bloed  I  — 
God  I  dat  uw  blikfem  hein  verdelge , 
Uw  afgrond  zQne  romp  verzwelge , 

O  aardrijk ,  met  dat  bloed  befproeld , 
Wiens  hart  in  al  zün  doen  en  pogen 
Door  de  eigen  zucht  niet  wordt  bewogen , 

Niet  eeuwig  voor  de  vrijheid  gloeit!  (*) 

„  Uit  zulk  een  bloed  zijn  wQ  gejTproten. 
'    (En  zoekt  vriü ,  waar  er  fchooner  vliet.) 
Ontgloeit  uw  borst,  o  iandgenooteni 

RQst,  z.welt,  verheft  uw  btrt  zich  niett  ^ 
Dat  wy  dan,  met  vereende  zinnen. 
Het  dierbaar  vaderland  beminnen; 

Dat  elk  zicb  aan  zgn  grootheid  wlj';  .. 
>£n  dat,  b^  ons  roemruchtig  fneven, 
't  Beflisfend.vonnia  van  ona  leven 

Zoo  grootach  eaie  afkomst  wRardig  «yi'*  (f} 

(♦>  f^r^ieifd^l  Hoc  vfei^e^jl^  is  c^at  woord  in  de  Q^e4ok. 
l^ige.  dagen,  dic^  w«  beleven,  mlf^niik;!  f^t.  w}|j  ik 4^i^ 
de  lens  lothet  icbiüdelüka^  99191^^  ^  tof  Vj?r^<Mf^  Tf "  .^^^ 
Goddel^e  efk  meipfd^\ïii^  Yifittex\p  tot  piunderi]^  ,en  jf^ffo^ 
Wy,  Nfi^rd'lfefl^rJémdfrs  9  w$j  Jtennen  de  kracht  van,  ^Rt 
woord;  wv  weten,  dat  vrjjheid  ondenkbaar  .is  ,  zonder,  ^e-^ 
hoorzaamlieid,  aan  de  lyetten,  en  d^t  getrouwheid  a^n  den* 
Koning,  onder  eene  wijze  en  doelmatige  Grondwet,  Rileoi 
ons  duurzaam  daarvan  kan  verzekeren. 

(f)  P'ziTH,  Oden  en  Gedicifet^  yDeel  I,  bladz.  49.  (kleine 
uitgaveO 


BEMOEDIOIMO.  ^l 


w. 


BRMOBDIGING. 


ititoe,  O  menschl  dat  kloppwi  taixte, 

Die  craneo ,  glinll*rende  io  vw  oog  t 
Waartoe ,  gefchokc  door  wreede  fmarte  ^ 

Die  znchc,  die  *c  bange  hart  oiicvlo(}(i;f 
GQ  flddert  voor  den  dag  van  morgen,  '  ' 

blen  nog  een  beilig  donker  dekc  f 
De  toekomst  is  *c ,  die  bange  zor^n^ 

Die  ffflarc  in  uw  gemoed  verwekt  t 

Dwaast  waant  g9,  dat^e  fmart  van  beden 

Ook  morgen  nw  gemoed  beroert!  *      '^ 
Of  dat  de  weérfpoed  van  *t  verleden 

U  tot  jsen  bange  toekomst  voert? 
Waant  gti,  dat,  onder  fmart  gebogisa. 

De  ^oekomu  ^een'verpoozing  geefif 
De  traan  der  fmart  ^  öntweld  aan  de  oógen. 

Ook  morgep  aap.' uw  wangen  Jcleeftf  ' 

O  zie!  tiianii  hondt  een  ak*Rg  duister 

Deze  aarde  als  met  een  floers  bédelt; 
Maar  fpoedig  rQst,  met  nieuwen  luister *» 

Auroor ,  die  't  Animerend  aardrijk  wekt. 
Hoor  huilend  tbanf  d^  üq^mwind,  iffe^^q  , 

Veiplésc'ren  f(?h|pc  ep  buk'en  booi^; 
Zie  Smki  ^  ^epl)ir  n^mk  ftqeHf^n    ... 

Met  takjes,. rpipg*Gei|4e  if)  iden  fin^^m. 

Hoor ,  fcbrftlijk  rollen  donderijggcl? ; 

Pf  blikfeiq  éikke;t  Ji^qén  ëp  wcér. 
Daar  oniiUputbV  regenvlagen 

Zich  Horten  van  denlioogen  neér$  -^ 
Straks^  zie  de  dikke  hulfels  fcheuren; 

De  dagfter  gloeit  met  nfteuwb^  pracht )    . 
*t  Gebloemte!  i^reidt  «vemi^made  geuren . 

Rondom  zich  y  daar  veèrU  mdr^k.  iaohc. 

Ruw  blaast  ^ImU^^^M  4oqf  i^  ^fimfPh  * 

Raa  Mt  ee^^üi^*^^  korat  de  ft|P9lMnf_.  . 
Natuurls  fpn^bcif.iiU  het,  graf  t  -r  . 


^ 


BBMOfiDlGING. 

Mttr  zie  f  de  lente  fcbenlu  wéér  leven , 
Tooit  bosch  en  beemd  met  jeugdig  groen  ; 

Zie  *t  beekje  van  z^n  boei  ontheven,        , 
Zi|}n  golijes  itbb'lènd  voorwaarts  fpoén. 

En  *t  leedp  o  menscbl  dat  gq  moet  dngfn. 

Dat  zon  beftendig  zyn  alleen? 
Vergeeft  zondt  ge  om  verkwiklLing  vragen  f 

*t  Geluk  fteeds  w^ken  voor  uw  fclireénf  «^ 
Neen  I  hebt  gy.  nu  met  (mart  te  kampen » 

Ora'  lacht  u  relné  wellust  aan ; 
ZQt  gy  ten  fpeelbal  thans  van  rampen» 

Ras  wandelt  g^  langs  rozepa4n^ 

Geen  leed  is  dnurzaam  op  deze  aarden 

De  Hnart  is  aan  de  vreugd  verwant , 
£n  o  I  die  vreugd  heeft  meerder  waarde » 

Is  ze  in  *t  geteisterd  hart  geplant. 
Zoo  fchiet  Aurora  heller  ftralen , 

Na  d*aklig  duisteren  on weérsnacht; 
Zoo  zal  de  lente  fchooner  pralen . 

Al<  h^tr  een  feller  winter  bragt. 

Is  attei  wisrHng  hier  beneden , 

Waartoe,  o  menschl  waartoe  gefchieldt 
Irigt  volgt  op  d^onfpoed  van  *c  verleden 

Een  milde  bron  van  zaligheid, 
't  Is  waar»  de  vreugd ,  hoe  hoog  ook  te  achten  , 

Is  ook  kortdondig,  lEort  van  duur; 
Maar  o ,  geniet !  zy  fchenkt  wéér  krachten 

Voor  *t  op  haar  volgend  lydensunr. 

En  *t  noodlot!  -p-neenl  weg,  ydMe  klanken! 

Geen  noodlot  regelt  hier  ons  lot* 
Vaat  hecht  bet  klimop. zqne  ranken 

Om  d*  eik,  die  met  den  (tormwind  fpot. 
En  hechter  nog  is  ons  vertrouwen 

Op  Hem ,  die  vreugde  en  onfpoed  föhenkt , 
Meer -vast  de  grond,  waarop,  wj)  bouwen, 

Pie  ons  met  wyn  en  alfóm  drenkt. 


BKMbftDXGlNO.  .      6^^*^ 

De  blikfem  fcliiet  mnielénd  neder» 

Eea  hooier  magc  beftuun  zijn*  fchieiic; 
Ge  oncvtngc  Teel  grootei*  zegen  weder, 

Dai)  ooit  zijn  pQl  vernieling  ifticht. 
De  ftormwldd  moge  fcliriklijk  woeden , 

Ontwort'len.rcliiei  en  .boom  en  plant» 
0 1  ligt  blaast  bfi ,  om  u  te  hoeden 

Voor  *t  gif,  diac  in  uwe  aA*ren  brandt»., 


De  winter  moge  n  fchrlkbaar  fchHnen, 

Als  nitgellonren  heel  natanr; 
Het  Is  een  fluim*ringy  wier  verdwenen 

Natnor  bezielt  mee  jeugdig  yxlüu 
De  nacht,  hQ  moge  fomber  wezen, 

HU  brengt  aan  't  ander  halfrond  dag; 
HQ  doet  ona  *t  boek  der  fchepping  lezen » 

Dat  zonder  hem  geen  ftervMIng  zag. 

TIeen  f  't  zitin  niet  alt^d  wreede  rampen , 

Al  ziet  ons  oog  er  niet  door  heen ; 
Vaak  Is  't  geen  leed,  waarmee  wQ  kampen. 

Al  flaakt  het  hart  een  bang  geween. 
.  O I  dikwerf  voeren  fteile  paden 

Ons  naar  het  heerlfkst,  vmchtbaarat  dzl; 
De  doomftmik ,  In  ons  oog  ten  kwade , 

Hoedt  ligt  ons  voor  een*  wisfen  vil. 

Elf  ftra$r  van  nit  den  donk'ren  hemel 

Geen  enk'le  lichtftraal  op  ons  neer , 
O  eenmaal,  boven  *t  ftofgewemel, 

Déir  kennen  wq  geen  rampen  meer! 
Diir,  fchonwend  met  ondofl^ke  oogen, 

Is  'c  alles  helder  om  ons  heen  i 
Déér  zien  we,  in  eerbied  opgetogen. 

Hetgeen  op  aarde  ons  dalster  fcheen. 

In  *t  b^z^n  van  des  Eenw'gen  liefde , 
In  't  zalig  Eden  voor  de  deagd , 

Is  elke  ramp,  die  bier  ona  griefde , 
Een  nieuwe  en  rQke  bron  van  vreugd. 


6$(  BJUiOBDIGUiO. 

]t ,  elke  fb$d,  met  moed  geOreden , 
If  Jbemel wellust  diit  voor  *t  hart, 

£o  ia  den  k^lk  der  ^tUghtdffi  .      . 

Een  druppel  eijce  tra«n .  vgn  f^ai^ 

En  wat,  wat  zegt  in  rijper  jaren 

De  traan,  door  n  ala  kind  gefchreldf 
Hoe  vaak  was  *t  hoeden  voor  gevaren 

Toen  in- uwe  oogen  bitterheid! 
Hoe  vaak  ootperst  uw  dwi^t  begeejoen 

Een*  traan  aan  *t  o^,  een*  ZHCht  aap  /t  hin , 
En  tl)^f  fij^  qien  v  dankbaar  eeren 

Hen ,  de  oorzaak  toen  van  uw^  ^inart.^ 


Zoo  2u1t  ge  ook  eens ,  in  zaal*ger  ftreker , 

God  voor  uw  ratppen  hulde  biên. 
Zoo  zult  gif ,  aan  deze  aarde  ontweken » 

Het  doel  van  al  uw  Ijjden  zien. 
Zoo  ^w^ft  ge  eens ,  onder  leed  ^n  p^nen  ^ 

Voor  hooger  l^yen  opgevoed, 
Qp  ylfifig?|ep  van  fle  Serafijnen , 

Uw*  ^fju^l vader  te  gempet. 

Groningen»  1831.  w.  aLcvNs,  jr. 


K< 


„  Nooit  klinkt  de  toon  des  harten  vaisck.^ 


Leut  gU  dat  land»  waar  duizend  helden  ü^eéen^ 
Gefchaard  opi  Nas&u*s  dlerb*re  vaan  f 
Waar  CNrde  en  wet,  nog  lilet  gehoond^  vertreden, 

In  ieders  borft  geheiligd  ftaan? 
Waar  *t  vrije  volk  door'  menig*  band  verbonden , 

Verbroederd  ts ,  en  niet  flechts  fcAeen  ;^ 
Waar  deE^n^^agt  weer  hare'outers  heeft  ^evQUdenf  — 
Daarheen,  daarheen  1 

Kent  g\j  dat  lfnd,.goq  Mein,  m^^  zoo  r^mniffMrdig , 
*t  Geen  Z£^  fn  4UQ€^  in  banden  kye^t? 

Waar  't  hart,,tpt  U^14pep  ^Ufid  ber^dvaardijj ,  , 
Vpoi  Qod  en  gpdsvcui^t  klopt  en  zwfit? 


UITB0B2SIUN0.  Sft 

Watr  't  ftritdz waard,  elnd'lljk  n!t  de  fcheé  gevlogen^ 

Een  vopk*leiid  biikfemftralen  rcheen» 
Een  oordeel  Gods»  dat  oeérdaakle  uk  den  hoogeo?  -« 
baarbeen ,  daarheen  I 

Kem*^  dat  liSê ,  géfbhülc ,  Vatièéngerecef^ 

Bedreigd^  ^iscefd  «6  vetgtilftët 
Daar  roept  dé  fbl}d  — ^  de  fkmm^rén  i9n  «ergeten , 

En  't  eerlQk  flflèl  Minkt  in  de  vulK; 
De  cogt  vangt  aan  —  en  onverwelkb*re  zege 

GOt  l^icbënd  voor.  het  leger  heen; 
Wie  houdt  diéii  ftroom,  die  magtlg  vooitbruist,  tegen t  — 
Dutheen,  daarheen! 

Kent  gy  dat  land ,  waar «  wars  van  ijdel  pralen , 

Èixï  nijver  volk  iil  ailte  plant ; 
Matr  *t  fnood  yerra^ad  ^et  magt  dofft  acliterhalen , 

Dat  rondfpookce  op  het  vr^e  ftrand  f 
Dat  ny v*re  vollr  erkent  zJUne  ottdé  krachten ; 

*t  Herleeft,  waar  *t  ingeHuimerd  fcfaeen; 
Die  heldenmoed  beefc  voor  geen  legermagtéii,  — 
Daarheen,  daarheen! 

Kent  gQ  dat  land,  waar,  öp  den  qroon  gekeven. 
Een  Vader  *t  heil  der  zQnen  zoekt? 

Wlen  *t  nageflacbt  den  vademaam  zal  geven ,. 
Zoolang  het  dwingelanden  vloekt  ?     ' . 

Daar  leert  het  volk  zich  in,  den  Vorst  beminnen ; 
Hnn  doel  en  wensch  en  lot  zijn  één; 

Het  leert^  geitroirw  aan  eed  .en  Vorst  »:verwi«oen«  — 
DawheeQ^  daarheen  I 

Kent'gg  d^t  land,  dat  land,  welks  héldendrdmmen 

Nog  moedig  aan  ie  grenzen  ftaan  ? 
Het  zal  den^'iiek  niet- onder  *t  dwaqgjok  krommen; 

ZQn  glt^ieSenw  vangt  weder  aani 
Kent  gQ  dat  land  — :  zoo  juich  bq  d'  ouden, Juister , 

Di^^bet  mee  zonnegloed  omTcbeen; 

Daar  prangt  geenband,  daar  knelt  geen  boei,  geen  kluister !  — 

^irheihr «  dktriiéen  r  dairhèeii  I 

■.  ■    "  •  ^  '       *     ' 

Pttrmerendtf  sèpu  .1831.  :.  b.  x-  ï»>;w—-k. 


436  UITBOBXCMIMO. 


UITBOEZSlttlNO  BQ  HBt  VBRNBMKlf  DBR  TVDllfO  VAN  BIS 
,     I^OOBWAARTS  RuBKBN  ONZER  TROEPEN  IN  BBLOlé. 

V  oorwttm  1  kliokc  het  laost  de  grenzen. 

Voorwsirti »  dappere  legerrchasrl 
VoorwBRrU  was  de  keus  der  brtven. 

En  eQ  Bchten  geen  gevur. 

'    Voorwttrcf  1  Nederltod  voor  oogen  , 
*t  V&derhiDd  la  *t  rein  gemoed. 
Onze  goede  zaak  in  *c  barce 
En  den  God ,  die  Neériand  hoedt. 

Voorwtarul  klonk  faet  langi  de  grenzen. 

Ook  die  echo  trof  on$  oor; 
jBt  haar  weèrgaim  dreunt  in  ^t  ronde. 

Drong  IOC  aller  harten  door. 

Vrienden ,  dierbVe  bloedverwanten 
Zien  wfj  juichend  firydwaarti  gaan. 

En  met  weemoed ,  hoop  en  vreeze 
Suren  w^  dit  Tchonwfpel  aan. 

Maar,  wat  ook  *t  gevoel  mag  wenföhen. 

Nimmer  nu  hnn  wederkeer  I 
Voor  elk  pand »  dat  men  moet  derven , 

Telt  de  ftaat  een*  held  te  meer. 

Trekt  dan  voorwaarts ,  dapp're  vrienden  i 
Wie,  of  wat  ge  ook  voor  ons  eQc. 

Sneeft  ge ,  nw  dood  is  minder  fmartl^k , 
Daar  ge  nw  leven  Neérland  w<jdc 

Voorwaarts!  Nederland  voor  oogen, 

.  *t  Vaderland  in  *t  rein  'gemoed , 
Onze  goede  zaak  in  *t  harte 
En  den  God ,  die  Neérland  hoede. 

Belgen!  die  we  ééns  broeders  noemden» 

Onze  vrienden  ééns  in  fch^n. 
Ziet ,  hoe  wéér  ond-Neérlands  helden 

In  den  nood  het  grootfte  zQn  I 


UITÜOEIBMING.  -6^9 

Laat  een  vBand  hen  begrimmen,  ^ 

Valfche  Vorften  hen  verra&n  , 
*c  Kan  tlléén  zich  dan  verhefFen , 

*c  Kan  zich  wreken.....  of  vergaan  1 

Moordenaars  in  Bmsfels  wallen  f 
Watr  is  na  die  moed,  zoo  groot  f 

Belgen  y  faoevers  in  den  voorfpoed« 
Maar  on  lafaaids  in  den  nood! 

Smeek  en  bedel  FrankrQks  bolland; 

Dat  tnï  EngMand  hnlpe  bied' ; 
Dat  een  Leopold  zoo  zinke  — 

Zoo  verlaagt  zich  Neérland  niet. 

Eigen  ftrfjders  kan  het  kweeken , 

•t  Moedig  voorgcilacht  verwant, 
Willem*8  roepllem  vormde  helden 

En  de  liefde  tot  hnn  land* 

Belgen  t  flneekt  nn  vreemden  bijftand ; 

Dit  hergeeft  ons  eigen  eer; 
Ja,  dit  fmeeken  geefc  aan  Neérland 

Haar  verloren  ftandplaacs  wéér*  ^ 

Maar  *t  x^n  meer  dan  eigen  knchten , 
Maar  *t  ia  meer  dan  heldengloed^ 

H4,  die  Neérland  bleef  behoeden. 
Schonk  dat  trouwe  volk  dien  moed. 

O !  mijn  dank  verheft  die  lieftle , 

Daar  m^n  bede  tot  U  rQst, 
God ,  die  Neérland ,  als  voordezen , 

Wéér  Uw  trouwe  hnlp  bewast  I 

*t  Is  de  zaak ,  waarvoor  wQ  ftr^den , 

Die  ons  reeds  dat  uitzigt  toont , 
Die  cy ,  hoe  het  moge  loopen , 

Eenmaal  met  Uw*  zegen  kroont. 

Voorwaarts*  Neérland  dan  voor  oogen, 

*t  Vaderland  in  *t  rein  gemoed , 
Onze  goede  zaak  in  *c  harte 
En  den  God ,  die  Neérland  hoedt. 
Enkhuiztn^  lo  Ang.  1831.  s.  p.  oudkbrk  pool.. 


640  PROCLAMATION  BR  TIELEMANS. 


PROCLAMATIQN   DK  TIILBMANS  AUX.oiBRIf  DK  L*ARI|iB 
D&  LA  MfiVf B4 

Jl  h  ne  font  pas  bati^s ,  ia  Braves  de  la  Makfe  ! 
Mais  ih  fe  fint  enfiiis  4  Uige,  è  ia  Ckmrtnufe. 
Ik  ont  eu  peut^  —  ntm  pas  iu  Prinee  et  fes'fMais; 
Mais  du  fang  prêdeuüi  qUe  toutent  iet  eemtats, 
Remettez  vousj  fildatsl  de  vos  frayeurs  terribles; 
Fa,  nous  vous  foignerons;  les  Uigeois  fint  fiéjtbies. 
Le  reste  de  nos  braves ,  dés  demain  réunis » 
Décampera  encore  deyant  nos  entièmisi 
Mais  n^égyouez  jamais  cetie  Mste  ièfaiie , 
Ef  donnez  y  ie  nom  Sune  beiie  retraite. 


*8  KONINGS  -eVFBR  Tfe  BRUMBL  VtkhSXttXb* 

jyLen  heefc  de  letter  W  te  Bnufel  nit  doen  ftrijkeD» 
En  vttfdig  io  btar  plaacs  de  letter  L  gefléidf:- 
^c  If  zoo  *tbe1iodrt;  want,  bQ  het  heerfcheii  van  geweld^ 

Heeft  lleeds  de  baarheid  voor  it  Leugen  moecjen  wijken. 

Fo9r  de  ruist.  1831.  W. 


middrl  tegen  hoog  water. 


w. 


at  dient  er  best  gedaan ,  oA  *€  wfter  weg  te  kragen , 
All  men  *t'  vai  tijd  tot  cQd  ziet  hoog  en  kooger  urgent  — 
Het  «iddel  li  gereed:  om  *t  water  «f  té  keeren. 
Hebt  gQ  het  flechts  ie  amortifiren. 


/lAN  EEN*  JAGER. 

VJTelooft  gy  aan  de  leer  .van  een'  Py thagoras  f 
(Ik  dacht,  dat  dic  flechts  fpotlast  was.) 
*kR8td  Q  dan  af,  om  ooit  meer  op  een*  haas  te  fchieten  : 
GQ  mogt  ten  tweedemaal  eens  Belgisch  bloed  vergieten. 


ME  N  G  E  L  WERK. 


DE  KONING  LEVE! 

JL9e  Koning  levtt  of,  /fo  Koning  regtrt  in  eeuwig' 
heidt  was*  de  hulde,  waarmede  de  onderdaben  der  Per^ 
zifoht  Koningen,  en  zelfa  de  vreemddlngen ,  zicb» 
voor  derzelver  troon  ter  aarde  gebogen ,  moesten  ver« 
ootmoedigen ,  zoo  vaak  zi(j  (Uen  mogten  nadeito.  Mei 
solk  eene  menscb?emedtfende  hulde  behoeven  w^  oiuteo 
Koning  nfanmer  te  gemoet  te  lu)men,  noch  zdfs  (^ 
zijnen  geboorcedtg  aan  iets  dergelijks  tedeidcen.  Ge-» 
1^  hy  dagelQks  voor  een  teder  toegankelijk  is,  en 
daarbQ  niets  meer  dan  de  betamelQké  orde  oi  befchei^ 
deidieid  verlangt ,  zoo  vertoont  h^  zich  fteeds  ids  den 
eerften  burger  van  den  ftaat ,  en  vorden  voor  zictu^ 
ven  althans  geene  eerbewQzen ,  boven  't  geen  de  beledfil«^ 
heid  en  de  ware  beCchaafdheid  voorfchrqven ,  en  dé 
majesteit  van  het  opperbewind  des  vaderlttids,  aan  zg*» 
nen  perfoon  verbonden ,  noodzakelijk  vereischt;  Dtet^ 
om  is  alle  hulde,  hem  toegebragt,  vrqwillig.  Daarom 
is  het  ook  niet  op  zgn  bevel  ^  dat  z|jn  geboortedag 
godsdienftig  gevierd  >ordt,  en  ons  gebed,  heden  voor 
hem  op  te  zenden ,  zal  het  uitvlodfel  van  een  vrQ  ea 
i^regt  hart  zyn,  gelqk  onze  buitengewone  komst  te 
dezer  phiatfe  daaraan  alleen  te  danken  is*  Maar  da^r* 
om.  ook,  landgenooten!  heeft  onne  bede:  de  Koning  lesÊ!$.J 
ODvergeiykeiyk  meerdere  waarde ,  dan  weleer  in  jdeö 
mond  van  verflaafde  Aziaten^  die  haar,  met  neêrgezon* 
ktte.  oogen  en  bevende  lippen,  ftamélden,  hoezeer  t}^ 
fdettmeer  dan  een  hofileur  was,  waarbD  niets  gedacht  i 
vedmin  gevoeld  yrerd,  fchoon  alles  den  fch^n  had  vati 
een  Goddel^k  eerbewijs.  Neen !  voor  ons  z|j  bet  woqrd: 
'dt  Koning  leve  l  een  woord  van  het  verftand  en  het 
hart,  ten  wooid  tot  God.  en  niet  tot  djen  Koning! 
Het  kome,  onbelemmerd  en  vri|j ,  als  uit  een^  vollen 
ilroom ,  uit  de  ziel ,  en  vergezelle  alzoo  ons  waardig 

MBNOBLW.    1831.  NO.   f4.  Y  y 


64a  DE   KONINO  L£V£  ! 

dankbSi^  en*  j^ebed».  rijzende   daarmede   te?  hemel  9  tk 

een  reuk  des   levens ,    voor  den  Ood   aller  goedettie- 

renheid ! 

Toen,    vóór   eenige  jaren,    onze   wxllbm  van 

ORANjB   kwam   toefnellen,   om   het  nog  zeer  vee(^ 

vaderland  uit  de  hagchelijkfte  omftandigheden  te  redden  ^  -^ 

toen  bQ  zich  geene  i ust  gunde ,  om  dej;e  ftad  (*)  te  bd^ie- 

ken,   en,  ba  fijnen  plegtigen  doortogt    van  deztlte^ 

ftUe  omse  ftraten  en  grachten   en  voorgevdi»  wn  omd* 

fchën   wemelden^'  wier.  kvendige  vreugde  üdd  op  -al^ 

terlei  wijzen,   bi}  foinm^eili  in  %iiake]oozen  .dank  aM 

den  A^[oeden,   bQ.  anderen  in  gejuich,  openbaarde;  ^^ 

teen  hQ  zich  niet,  dan  door  den  drang  der  meest  ovcr>^ 

tiiigende  redenen  en  der   warmfte  vaderl&ndslieftk,   de 

kroon  deed   opdringen ,   welke  de  vofafKlerde  tijden  en 

ömftahdigheden  voor  ons  vaderland  noodzakel^k  genmite 

hadden;  — toen  hij  daartoe .  voJfirekt  niet  ^Ide  ver^ 

ftaan,  dan  ondei!  beding  eener  wijÈe  en  alvorens  wettig* 

Ifk    goedgekeui'de    (hatsregeling ,    waardoor    z.oo   umi 

kwaads  onder  ons  is  voorgekomen  en  .  zoo  ved  gooés 

ge(lk:ht;««*  toen  hq,  daarna,  in  .deze zdfde  fiad ,  aan^ 

ftaatsregeling;  waarvan  bij  de  vrjje  en' Wijze  1>egiiirei0n 

alvorens  zelf  ontworpen  had,  openlgk  en.pl^g  troav 

swoer,  onder  aanroeping  van  Gods  heiligen  naam  ^c^ 

aich  alzoo  geheel  toewgdde  en  overgaf  aan  het  bad  «9» 

ner  geboorte  en  aan  het  volk ,  dat.  hem ,.  als  aenen  ^ 

geheden  engel  der  verlosfing»  vereerde,   —  was  M» 

Bi«t  de  algemeene  kreet :  leve  de  Koningf  ?  w»s  het  vm 

4e  juichtoon,  die  door  het  geheele,  pa&  weder  vzgo^w»^ 

jdedand  weergalmde?  was  het  to$n  niet  fehiar.de  tan^ 

^jfte.  bede,  die  óit  het  weder  verroimde  hafft/vanij 

ieder,    die   zgn    vaderland  liefhad ^    door    de 

drong,'  en  gewis  den  Algoede  behaagde?*^  Ectle  xoe 

levendige  blljdfchap  kan  wel ,   uit  haren  aard  ^  evcfeunin 

aanhoudend  als   op  den  duur  Mrenfchelgk.  z^d^..  Malr 

zou  daarom  de  reden  kunnen   vervallen,  om  weikei dfe 

hartewcosch  en    het  eerbiedig  gebed  om  een  lahg  aft 

•    •    •  -  •  •     /' •  iii 

(♦)  Amflerdam^ 


gfi»kk]g.  Hven  4e$:  KoQiifg^,  gdukkig  vporaldoor 
ome  wüjze.  en  rgeaogaade  regering^  nog  heden,  209 
vmk  de  vierentwintigfte  dag  van  Oogattnaand  wedeiw 
keert  9  bet  igeyoel  ¥an  iedéren  bniven  burger  van  Ne^ 
derJafkf  ontgloei|}en  etf  beaielen  moeten?  Al  gebood 
ooft r de  GodddQke  wet  niet,  waarnaar  wq  <hi$  CArisfer 
ne»  mogfin  aoeqyeiit  onze  gebeden  op'  te  zenden 'Cea 
behoeve  van,  h^ti.,  die  de  Voorzienigheid  in  hoogheid 
over  ons  gefteld  beeft,  wie  van  ons  sou  evemvtel  idetr 
van  ganfcber  harte  herhalen  de  bede,  diis,  b^  's  Vor- 
ftea  komst  tot  de  regering  dezes  lands ,  zoo  algemeen 
ttit  het  volle  hart  ten  hoogen  hemel  rees  ?  Of  zf}n 
'wq  misfchien  in  onze  voomhzigten  van  ^  beftnur, 
fcdert,  bedrogen  geworden?  Wel  heeft  de  ondervin- 
dipgvele  te'hooggefpannen  verwachtingen  van 'die  dagen 
iPC^deld^  en  zijn  vele  on^er  al  të  bégeerige  wenfchen  , 
'door  verloop  van  tijden  en  verandering  van  wisfdvall^ 
«aken  en  omftindigheden ,  gebleken ,  dwaas  en  volftrebt 
onvervnlbaar  te  zqn.  Maar  zou  dl  f  ons  hart  zoo  zieer 
verkbeltn,  dat  wij,  op  dezen  dag  vooral,  aan  geiealb 
^dankzegging,  aan  geen  gebed  om' Ie v^  en  gelagend 
bewind  voor  onzen  KcMDing  zouden  denken?  I^  heeft., 
ja,  de  werekl  en  de  wereldfche  zaken  niet  geheel:  (en 
onzen  bate  kunnen  herfteUm,  zoo  als  veleü  dwaft^k 
fch^inÉn  gedacht  en  gehoopt  te  hebben.  H{j  htiéft  «ICk 
wet  niet  kunnen  phatfen  op  den'  troon  der  Godheid  ^ 
vedmia  het  onmogélgke  mogeiyk  kunnen-  mak^  Z^ 
badnd  is  wd  door  zeer  vele  en  buitengewone  .mmpeii 
gskenmeckt  geworden.  Maar  hedTt  hq  die  voroorziftkf.9 
^f  daarcMn  hnmer  zQdcn  èed  vergeten?  Neen!  SchofW 
^daanoe  mna  gedwongen  door  onze  meinefcdigp  mtHum» 
•<«en  'helaas !  «yae  onwaardige:  ond^danen,  ^  ko&4e 
ywaaidlse  afltamoieiing  en  tiaamgenoot  ym-  y^i-UiVfkU 
1>SN  ESHSTBN,  den  Vilder  des  vidtirlands^'  'niet. 
ia  't^genfpoeden  is  h^JAdes^  te  werkzamef*  tot  onze  jb9* 
liQU^ms ,  in  lampeu/  dei  te.,  grooter  gewaèst..  'Immer 
il  hij  trouw  gebleven^  aan  zgn  vaderland,  zqiie  mede- 
burgers   en    zgnen  6od«     Hg  heeft   idle  bilfijke  vet- 

Y  y  2 


644  ^^  KONING  LEVE  ! 

wachtingeQ  overtroffen^  en,  waar  fchier  niets  was,  oq- 
begrijpelqk  fnel  al  bet  noodige  gefthapen »  om  den  laat* 
ften  worftelftrqd  t^en  den  algemeenen  overweldiger  ,  ter 
1>eiK)udenis  van  ons  vaderland,  roemrgk  te  helpen  beflis- 
fen.    Deszelfs  eer  en  gewigtigfte  belangen  heeft  hQ, 
door  de  trouw  en  dapperheid  onzer  ftaatsmannen ,  kr^- 
lieden  en  zeehelden ,  ook  aan  gene  zQde  van  den  oceaan, 
'loffelQk  gehandhaafd.    Reeds  vroeg  had  h^  onze  oude 
partijrchappen  en  twisten ,  die  kankers  in  onzen  ftaat , 
in  den  grond  uitgerooid,  —  een  aantal  bronnen  van 
welvaart  op  nieuw  doen  vloeden,  —  overal  orde,  rust, 
broederfchap  en  gepaste  vrijheid  doen  heerfchen,  —  de 
openbare  Godsdienst,  in  hare  waardigheid  en  duurzaam 
befiaan,  herfteld.  en  verzekerd,  —  de  wetendchappen , 
de    kunften ,    de    nijverheid    op  velerlei  wijzen  uitge- 
breid, -*  de  verlichting  en  befchaving  des  volks  hooge- 
lyk  bqunftigd,  en  dit  land,  boven  al  de  overige  van 
ons  werelddeel,  verheven  tot  een  toevlugtsoord  voor 
allen ^  die,  eldors  verdrukt  of  vervolgd,  hier  ware  vrq- 
heid  en  veiligheid  vinden ;  Ucr ,  waar  men  geen  lastig 
•en  altiyd  hatei^k   wantrouwen  kent,  waar  de  drukpers 
onbelemmerd,  en  geene  befchddene  mededeeling  van  ge- 
dachten immer  gevaarlqk  is.    Ja,  gQ  all^  weet  het, 
welke  grieven  hem  ook  aangedaan  zgn  door  het  onbe- 
Ichaamdfte  misbruik  dezer  vrqheid,  — welken  laster, 
welken  hoon  hQ  ook ,  vooral  federt  de  onlusten  in  het 
Zuid»,  te  verduren  had,  IxQ  heeft  er  zich  boven  ver- 
heven, tXL  zich,  toen  die  onlusten  tot  het  veribhrikke- 
IQkst  oproer  z^'n  uitgebarften,    dat  geheel  Nederland 
fUiokfó^  mannelllk  (taande  gehouden,  waardoor  ook  het 
vaderland  tot  hiertoe  onwankelbaar  ftaat.    Te  dien  einde 
-was  hem  niets  te  dierbaar  of  te  modjeiyk,-  en  bleef  hq 
oabei^wdEen    werkzaam.     Alzoo  handhaafde    h|}    tegen 
«Vorftemk  bedrog  en  verraad  onze  eer  en  belangen  met 
eene  waardigheid ,  kracht  en  moed ,  met  eene  wijsheid 
en  volhatdin]^,  waardig  den  lof  van  alwat  in  het  ontze- 
^nuwd  Europa  nog  befchaafd  is ,  —  waardig  denjeegen  der 
Godheid  over  zijne  regt vaardige  wapenen,  —  waardig  den 


DB  KONING   LEV£!  645 

• 

getrouwen  bydand  en  dier  edele  zelfverloochening  van 
eene  gdieele  dappere  en  roemröke  natie  ^  welke  bQ  zoq 
ruim  heeft  mogen  genieten,  dat  de  Belgen  bet  .nooit 
zuUeh'  vergelen.  Dat  hij  die  alzoo  bl\ive  genieten:  want 
God  \^eet ,  hoe  lang  hij  die  buitengewone  trouw  nog 
zal  blQven  behoeven!  I^t  deze  niet  bezwijke ,  of  wQ 
zQn  verloren!.  Dat  de  Koning  alzoo  leve,  —  dat  hq 
hng  en  gelukkig  leve,  —  dat  hg ,  ten  loon  vm  ztine 
volhardende  trouw,  zich  tot  in  lengte  van  dagen  ver* 
biyde  in  den  verworven  roem  zijner  Heldenzonen,  en 
in  den  verhoogden  luister  van  zgn  onbefmet  Geflacht, 
nadat  bij ,  weldra  van  het  eerloos  Zuiden  mef  ecra.  gfi^ 
fcheiden,  ons  oude  vaderland  een  nieuw  leven  en.vofjmg* 
den  bloei  zal  gefchonken  hebben  \  —  Dit ,  fpaart  Gods 
goedheid  zijne  .gezondheid  en  vermogens  ^  dit  mogen  wQ 
van  eenen  Koning  verwachten,  die,  gelijk  hij  de  wijs- 
heid bezit,  pm,  in  elke  omftandigheid ,  het  goede  te 
onderfcheiden ,  de  deugd  om  het  te  willenden  den  moed 
om  het  te  handhaven ,  zoo.  ook  al  zijnen  tijd  en  krach- 
ten, toewijdt  aan  onze  welvaart.  Dat  hy  dan  lang  en 
gelukkig  regere ,  wiens  troon  op  waarheid  en  regt  ge- 
grond ftaat,  -—  wiens  wisheid  en  braafheid  door 
vreemde  Vorften  en  volken  tot  het  beflisfen  van 
zeer  belangr^ke  geichillen  worden  ingeroepen,  —  wiens 
koningsluister  door  minzaamheid  verzacht  wordt  ^  en 
die,  ook  als  bij  dwaalt,  nog  eerbiedwaardig  is!  Dat 
hij  ievef  is  thans  de  toon  der  dankbaarheid ,  géip;  bet 
weleer  die  der  blijdfchap  was.  Dat  hij  leve!  is  de 
hartewensch  van  allen,  die  het  vaderland  Itefhebbeof, 
éxi  daarbij  onzen  toeftsuid,  in  alle  voom^e  opzigten^ 
kunnen  vergeleken  met  dien  der  meeste  overige  lande» » 
welke  men  de  verlichtfte  en  befchaafdfte  van  het  nieest 
'fcefchaafde  werelddeel  noemt.  Dat  hij  level  in  ^kn 
fchoonften  zin  des  woords,  is  het  gebed,  dat,  op  4e« 
zen  zijnen  verjaar^g ,  in  de  ontflotene  tempels  der  gods- 
dienftige'  Nederlanders  tot  de  Godheid  opgez(»ideo  wordt. 
Zoo  juichten,  zoo  baden  wij  bij  z^ne  komst  in  dit 
land ;  zalig  wQ ,  die  zoo  vele  redenen  hebben ,  om  nog 


6^6  BE   KONING   LltVE  ! 

heden  alzoo  te  bidden ,  na  z^  zeventienjarig  bewiÉR 
in  ar  dien  tijd  deed  hij  »/^// ,•  waardoor  Ons  hart' IWBi 
hem  verwijderd  werd ,  al  kon  ook  om  inzlgt  niet  aBes 
goedkeuren,  —  niefs^  dat  onbedacht  of  onedel  was,*^ 
niófSj  waardoor  hQ  zijnen  eëd  fchond,  —  niasj  dat 
yerflaauwden  ijver  In  de  behartiging  van  het  go^e  voor 
óns  kenmerkte ;  niaar  zeer  ireel ,  't  wdk  onze  hoogacfad[^  ^ 
orize  dankbaarheid,^  onze  wederHêfUe  vordert;  maar  «#*• 
lesj  ^  geen  ons  verpligt,  om  God  te 'danken,  dat  hQ  006 
zulk  eenen  Koning  gaf,  en  om  te  bidden,  dat  iy  U¥0, 
Van  ziynen  kant  is  de  grond  daartoe  volftrekt  niet  VefvalleB. 
Van  onze  zijde  zou  het  dus  ónverantwoordelQk  voor 
God  zijn , '  zoo  ^j  het  niet  onzen  pligt  achteden  ^  — 
wat  zeg  ilc!  —  zoo  wQ  niet  Van  harte  gedrongien  wier- 
den ,  om  zóó  te  danken  en  zóó  tot  den  AHerhoc^ffen 
met  en  voor  hem  te  naderen  in  het  gebed.  Ik  len  uwe 
gezindheid  daartoe,  Nederlanders/  ik  leen  ze b^u allen, 
'die  heden  herwaarts  zigt  'opgekomen;  ik  w9de  hatr 
flechts  eenigermate  verlevendigen,  en  ik  zou  evenzeer 
den  invloed  van  al  het  gezegde  verzwakken,  alsr  u  %6- 
leedlgen ,  zoo  ik  meer  Wilde  -zeggen  ,  óm  u  daartoe'  op 
'te  wekken.  Ik  noodig  ü  dus,  alzoo  genoegzaam  vckM^ 
bereid,  om  u,  met  mg,  tot  dé  Godhdd  te  kcexm.(*) 

d4  Augustua ,  y83I.    : 

C.  W.  WBSTBKBAAN., 

(*)  Volgde, hec  Gebed,  hetwelk  de  geachte  Léeraar  ver- 
koos hier  achterwege  te  Ititén,  ^  Redoct. 


BRIÈP  VAN  ADR.   STOLKER   AAN   RENEN  VRlfiNI>,  OVER 

HETGEEN    HEM,    IN    HET    JAAR    183!,     VOfOR'tnt 

REMONSTRANTEN,      UIT      HUNNE      VROEGERE 

GB8CHIÊDENIS  ,  DER  HERINNERING  B^ZON- 

DERLQR   WAARDIG    DUNKT. 

Waarde  Vriend ! 
\jrij   vraagt   van   mij  hetgeen  ik  u  niet  geven  kan,  — - 


BRiEP  VAN  Aoa«  $roh^B.n.  aan  pbnbn  vribnI)*  6^7 

enaflchrift  van  b^tgeeo.ik,  op  onzep  Uatften  kerkej^ 
-ken  iiBialiiyd^  wegens    bet  t^eDWoprdig  jaar.»  a|3'  ej^ 
JubdÜaar^  voor  de  il^^o/y^/'/a^iti/^,  gelprokep  heb...  ^ 
.bad  deaw^e  niets  gefcbr^yeo,  maar  fp^k.  voorde  VRi^; 
-en  dat  ik  mü  dit ,  in  m^o  eenfif\t{ichtigfit  jaiir^  na  yer- 
.Joop  vao.icbier  twee  ntaaoden  ,^  niet  zqq  ji^sc  meer  her» 
Ittf^tsi  kan»  zal  u »  denk  ik ,  niet  beyree^iden.  Ter  vol* 
doening  jecbter  aan  uwe.ni^nwagierigheid».  wil  ik  u  den 
;b(lio£dzakeUjken  inhoud  van  hetgeen  ik  fprakj^arne  me- 
dedeelen.    Doch  vooraf  moet  ik  u  doen  opmerken ,  d^t 
ddoorgaana  een  JubiU  is  de  gedachtenisviering  van  de 
«eane  of  andere  merkwaardige  gebcuneni^ ,  welke  eene  of 
meer  geheele ,   of  halve ,   of  kwarteeuwen  vroeger »  op 
^enen  bepaalden  dag ,  Is  voorgevallen ,  eoo  als.»  by  vpop- 
beekl  >.  hxxJuUlé  der  Kcrkhenforming  ^/dat.van  de  ovtfr- 
g^nc  der  Jtugsburgfchc  Gchofsbely/fcnis  ^  enz«    Iq  ^iep 
zin  na  fpjak  ik  niet  van  iets  bgzonders  en  voor  de  J^ 
monfirfinun  gewigtiga,  op  bepaalden  ftond,  eene  of  t!^<^ 
fiewmax  geleden ,    gebeurd ;  maar  ik  fprak  van  aÜes  tp 
zamea,  vat  vooxnamdijk,  m  den  loop  van  een  geheel  j^^^ 
ydór.nu  twee  .eeuwen »    dat.  is  in  1631.5  gunftig  zameo* 
l|i;p.,.:om  de  ilichting  der.  Kemwflramfche  Socipuif^ 
«elke,.,  tot  op.  dat  lur,   altyd  nog  ztox  wankel  was^ 
voor.  de  toekomst  te  verzekeren;  en»  fcboon  ik  daarbl) 
van  een  haar  bij  uitftdüendheid  aangenaam  bi|}zondfr  voor« 
val, «wiarvan  de  dag  bekend  is,  gewaagde,  gefchiedde 
dat  echter  meer  in  verband  met  al  het  overige ,  dan  om 
juist  daarvan  een'   zoogenaamden  jubeldag  te  vieren » 
becw^elk  ook  alleen  op  den  dag  zelf  der  verjaring ,  die 
toen  niet  aanwezig  was,  gepast  zou  hebben  kunnen  sQn» 

.Mg  dunkt,  het  zal  niet  oneigenaardig  zijn ,  dat  ik  u» 
hetgeen  ik  fprak ,  voor  zoo  veel  ik  het  m^  herinner , 
(zonder  in  eenige  bijzonderheden  behaald  te  willen  zign) 
zóó  voordrage ,  alsof  ik ,  gemeenzaam ,  op  de  volgende 
wQze  gefproken  had: 

Geliefde  Medebroeders  en  Oischgenooten ! 
Het  jaar  1831 ,   hetwelk  wij  beleven ,  doet  mij  terug- 


648  BRifcF  Van  adr.  stolrbr 

'denken  aan' dat ^  voor  onze  Sociëteit  bdten  ttodefe  g»* 
denkwaardig,  jaar,  hetwelk  twee  eeowen  vroeger  vef- 
liep,  (faet  jaar  1631)  en  hetwelk  voor  die  Sociëteit  eene 
foort  van  Jubeljaar  verdient  genoemd  te  worden.  Soat 
mij  toe ,  dat  ik  het  u ,  op  dezen  dag  en  aan  dezen  maal- 
tijd, dien  wQ,  als  gemeenfchai^elQke  Opzieners  en  Le- 
den derzelve  Sociëteit,  houden ,  kortel^  in  het  gdieiigai 
^roepe ,  niet  *  om  onze  genoegens  te  doren  of  te  vemmi* 
deren,  maar  veeleer  om  ze  te  vermeerderen,  te  veredelen 
en  te  verhoogen. 

-  Ik  noemde  het  gemelde  jaar  gedenkwaardig  voor  onze 
Sodeteit,  en  wensch  het  u  flechts  in  tmec  opzigten,  als 
zoodanig,  voor  te  Hellen.' 

Vooreerst :  het  was  ,  na  het  doorftryden  der  vooraf- 
gegane jaren  van  hangen  druk ,  het  eerfte  ,  waarin  onze 
vetdienfteiyke  voorvaders  ,  eenigzins  algemeen ,  ruimeren 
^dem  mogten  halen,  en ,  met  eenigen  grond 9  het  voor- 
nitzigt  op  eene  vrolQker  toekomst,  en  de  hoop,  dat 
het  hnn  toch  eenmaal  gelukken  zou ,  ons  Godsdiepfl% 
Genootfchap  tot  ftand  te  brengen^  voeden  doifdeo*  — 
Wel  was  de  verdrukking ,  federt  1625  9  en  de  kcHOst 
van  pRED-iiiR  HENDRIK  tot  het  Stadhooderfcbap 5 
niet  overal  zoo  fcherp  geweest,  ab  vooriieen;  maar  jb^j 
Was ,  tot  hiertoe ,  nog  zwaar  genoeg ,  ^n,  naar  mate  zQ 
hier  en  daar  by  poozen  fcheen  te  verflappen,  wesd  de 
^ver,  om  de  Remonftranun  te  onder  te  brengen,  td* 
kens  vuriger.  Ik  wil  in  geene  onaangename  b^zooder* 
lieden  treden.  Ik  zeg  alleen:  in  1630  fpande  men^ 
algemeener  én  fterker  dan  ooit,  alles  in,  om  's  Lands 
Saten  en  plaatfeiyke  Befturen  te  beween ,  om  aan  de 
uitvoering  der  plakkaten  de  hand  te  houden,  en. kwamen 
zelfs  uit  Zeeland  y  fchoon  daar  geene  Rjenionflranun 
waren,  met  grooten  ophef,  opgemaakte  gvéraars  naar 
Holland y  om  daarop,  met  klem,  aan  te  dringen.  Doch 
hetgeen  men  den  Kemonftranten  hierdoor  ten  kwade  ge- 
dacht had ,  deed  Gods  goedheid  hun  ten  goede  ged^en. 
De  gematigde  Staatsieden  en  voomaamfte  Regenten  der 
meeste   Hollandfche   Steden  werden ,  over  zoo  veel  on- 


befcbddeQ  smdnög»  vérontwaamdigd ;  mtomWffiyM 
Gelderland^  ame  ondeitiaDdeliBg  tot  verzoeouig  ]Sftt.4e 
Gfi'  Locfcftein  gevange^ittendp  Remonftiioiticbe  Pr/^ 
kaflfCéQ,  waacfoe  de  Staten  bedoteo  badden,  plat  .a£  wei? 
gerdé,  werden  vehüi ;  verbitterde  Het  gevolg  wa^^,  ;dat 
'Amfierdam  openlijk  verklaarde,  dat  men  aldaar  geeqe 
wdere  vervoJigittg  gedoogen  zou»  enbeflooc,.  om  ^9 
200  veel  men  kon ,  overal  eldets  te  doen  ophouden ,  ««- 
dtt  men  er  den  oproerigen  adr«  smout,  de Jhd  /deed 
ruimen ,  —  dat  men  te  Rotterdam  aan  vier  even  gnf)^ 
iSiiade  ^veraars,  ds  U|j,.  te  gel^lc  de  geleges^id  .foenarn» 
om  de  gemeente  openlqk  op  te  ru^en ,  eQ;2(#  —  Van  v^u 
af  begonnen'  de  Kemonftr anten  alomme  vnijer  en.open^ 
Iqker  te  prediken ,  vaste  leeraars  in  dienst  te  peilen , 
kesken  te  bouwen  enz,;  zoadat  z|j,  op  het  einde  4^z^ 
jaars ,  waarvan  alzoo  hunne  vröheid  genoegzaam  dagtee* 
kent,  (met  uitzoiuiering  sm  Leiden^  Haarlem^  Kqm^ 
pen  en  Dekkum ,  waar  de  vervolging  bl^.  yoorid^ren^ 
ma  kleine  uitzonderingen,  overal  de  God3dien3t  v^* 
. Ttgten  mogten«  Opmerkelqk  was,  in  bet  bQzqnder,  datj, 
daar  men,  nog  in  i6d8,  een  te  Schooféwen j^vmfffi 
genomen  Remonftrantsch  Leeraar  Ctheoporus  bq^ 
Mius)  op  Loeveftein  bad  «pgelIoten,.een  a^der  (oa- 
NiBL  wiTTi us)  nu,  iu  1631 ,  vt  Nijmegen  dadd^k 
omOagen ,  en  bg  den  Gouverneur  tér  maaltijd  onthaald, 
werd.  «—  Denkelijk  zal  men  hem  daar  wel  eene  vroljyke 
teug,  over  de  gunftige  tijdsverandering,  hebben  toe- 
gedronken^  — *  Doen  wg  dit  thans  pok ,  bjj  de  herin- 
nering! 

Het  jaar  1632  was,  in  de  ti»eedc  plaats,  vpor  ^e 
Sociëteit  merkwaardig ,  uit  hoofde  der  verlos fing  van 
de  zeyen  gevangen  Kemonflramfche  Predikanten  uit  den 
sLoevefieinfcken  kerker.  —  Tallooze  Requ^ten  om  hun 
.ontflag  waren,  tot  hiertoe  vruchteloos,  ingediend.  De 
Staten-Generaal,  van  welke  dit  afhmg,  wilden  de  plak* 
katen ,  uit  kracht  van  welke  zy  waren  opgefloten ,  niet 
wederroepen,  en  er  fcheen  dus  voor  hen  geene  uitkomst 


6$^  BRIBF  VAN  ADR*  .aTOLKBR 

tot    yijgb^d  •  mogelilk ,    dan    door  pntiMugdngk..  .Mwr 
dnuMtt  fcheen   men    te  moeten  wanhopen  om .  JUiUna 
naauwe  opfliiitilig ,  dfewgl  .zij:  het.flot:,  walka  geifiwnga 
bewakbig  en  afgezondeide  ligging  men,  .uk  de  gefebie- 
denia  der  ontkoming  van  paoriua,  genoiegzaam, knr» 
nimmer  verlaten  mogtep^.  .Doch  ziet  bier  wederom  em 
ganftig  gevolg- van  de  bitterheid  .hunner  partyen  9. dv 
met  heb  ia  ^eene  onderhaiB(deling. badden  willen. komea. 
2$  verwierven  namdjgk^  federt^  meerdere  vryheid*  Mtt 
ftcmd  toe^  dat  zij,  vdn*  ^tgd  tot  tyd»  twee  aan  twee^ 
van  eetx^ifoldaat:  veczeld,  op^  de  wallca  van  het  .kaaie^ 
wandelen  mogten.    Dit  gaf  ftanleidmg  tot  eene  verftand* 
houding)  'Wiutfuit  bonne  hmr(}ding  door  de  .vlugt.voIgT 
de.  Die  viugt  werd  echter  véroraagd  door  fommige  xon^ 
deriingfe  omftaad^eden.  /?4ii0/v^f;fir.  door.  het  gemoedelqk 
bezwaar  van  den  eerlqken  medegevangene  garo.lus 
AïSlljm^b^  die  baar  voor  ongeoorloofd  bieU,  ^  niet 9 
dan  allengs^ ,  werd  overgehaald  9  om  er  in.  toe  te  item- 
men;  'terw$  de  overigen  hem  niet  wilden  achtèdaten»* 
Dit  beletfel  zgnde  opgeheven,  ontdekte  men  een  andor^ 
dat  veroorzikakt  werd  door  ^en  reddoos  dier,4en  ge- 
dncfaten  iioud  nameligk  van  den  Slot  voogd;  want  deze, 
zeer  waakzaam,,  en  bQ  de  minfte\ buitengewone  beive^ 
gfaig  een  vreé^lQk  getiq:^  makende,  ftond,  bq  de  anb» 
vlugtmg,  die  m  den  nacht  gefchieden  moest,  alles,  dooc 
z^  blaffen ,   in  rep  ra  roere  te  brengen ,  en  daardoor 
de  ontfnapphig  te  verhinderen.    Maar  de  Kastelein  had^ 
op  zekeren  dag,  eenige  gasten,  uit  het  naburig  JVaudri^. 
(éem^  ter  maaltijd  genoodigd,  en  had  van  daar,  of  van 
Gorinchem^  vleesch,  brood,   en   wat  men  verder  be« 
hoefde  en  op  het  Oot  niet  bekomen  kon ,  op  gemeldea 
dag   laten  aanbrengen»    De  hond.Ouipt,  op  een  onbe^ 
waakt  oogenblik ,  in  de  keuken ,  fcbendt  het  een  en  an* 
der,   en  de  gastheer,  hierover  woedend,  laat  den  fnoe- 
per  doodfchieten.    Zoo  was  de  tweede  zwarigheid  w^- 
genomen.  Eene  derde  bleef  over.  De  gevangenen  moesten 
over  de  rivier  de  Waal  ^  wèlke  het  flot  befpoelt,  ontko- 
men.   Eene  fchuit  van  de  overzqde  moest  hen  afhalen. 


Doch  ter  phMk^  waar  z^  t'fchaep  moeace»  gaaa»  ¥m» 
4e  •  öÊivcr  xotidêmg  met.  riet  en   ruigte  beeet,  4BJtibtft 
vBtrtuig den  wal  idet  genoegzatBi  konaedeitti.  DeiKaa» 
tdiwikreeg  den  gelukkigen  inval,  ou^allea  toelaten  wn^ 
naaije&iic^'tipniiniefi;  ea^kt  daarde  vrt^  teaibef^n^evkig 
der  omfcomiDg  gebauidl .  Deze  went  dim  ook  iliet  laa* 
ger  «itgefteld.     In   den  nacht .  tusfchen  den :  i-pden  jcn 
aóOxa  Juli|}  werd  z|f  ondernomen ,  en  gelukte^    Zes  der 
gèvtaógenen  lieten  zich  ,/  des:  avonds ,  in  den  (loikeMe&^ 
die  *v$n  buhen  geopend  -km  worden^,  o^fluiteo ,  opdat 
hüfi    het<  ifkogien  vaa  hunne  vkamers ,'  ^  .tege&'ideD 
nacht,  zonder  voorafgaand  behood^k  onderzoek^  of  i4 
^h  daar&p  bevonden,   werden  afgefloten,  niet nb^et 
mogt  worden.     Oe  zevende ,  die  zich  elders  veiiboigen 
had,  zou  hun,  ten  elf  ure,  den  kelder  openen,  om  daa 
gezamenlijk 'het  flot.te  verlaten,  eer  de  maanopkwanu 
MkÉflT  het  gedurig  op  'éa  af  löopea  dtfr  ^lókmimsakté 
htm  dat  ondoen!^.  '  ^  vóód  geene  gelegeshdcl  yfóót 
tusfchen '  «en  en  twee  tire ,  toetï  hQ  •  den  kelder^  MMfloot  ^ 
nadat  'de  maan  lang  op  iims'^'  ^  echter,  bgzwiur  be- 
trokkene lucht  en  digten  regen,  weinig  licht 'gaf;'  *iéa^ 
dté^*  ié  aen  kekler ;  v^&s  ^igdlufmerd,  li^' groot  gevaar 
van  :^hter  te  bl^veii,  doch   werd,  door  dett-^vtl  iwi 
éenen  anderen  ^  nog  tijdig  gewekt.     Nu'^kwkmeil  alkn 
gelukkig  'buiten ,  overklouterden  ftaketfeb  enz.  en  wc^* 
dën  in'  het  op  hen  wachtend  vaartuig  opgenomen.  ^  Aan 
tien  tiyerkknt  traden  z^ ,  na  eenen  omweg  ^vwa  tné^MÜ 
uur ;  hl  edue  tweede  opene  ichuit ,  die  hen  ,  ^et  dooD» 
Tëgende  kifeederen>  te  Nieupoort  aan  de-  Lék  bftgt.   Na 
kort  onthoud  aldaar,  gingen  zQ  m  eene  derde  dergd^ke 
fchuit  over,  waarmede  zy,  na  veel  doorgeftaan  onge» 
mak  van  regen  en^  koude,  welke  hun  allen  vervolgens 
ziekte,  en  aan  één'  hunner,  (b  b  r n b  r u  s  v  b z  bk i  u.s} 
na  ettelijke  jaren   gevangenis ,  eerlang  een*  finartè^jken 
•dood  veroorzaakte ,   op  den  middag ,  tusfchen  ia  en  i 
itre,*  te  Rotterdam  aankwamen.    Hief  begaven  zij  zfch 
térftond  naar  het  huis  van  b  p  i  s  c  o  f  i  u  s  ,  die  toen  op  , 
de  Leuvehaven  woonde.    Met  welke' blQdfchap  zg  daar 


6^i  BRIEI^  VAN  ADR.  STCattR 

ontVaDgefl  warden ,  kuit  zich  ligt  vermoddcn.  De  eer- 
waiirdige^.  VAN  lansbbrcen  moest  dien naaridAg 
I»edikco«  Hq  vloog,  toen  men  hem  bet  groote  nieows 
bn^,  naar  b^isoopivs,  verwelkomde  de  Broeder 
reD,^kfe  toen  mor  den  piredikftody  en  verfchoonde  zSja 
te  kat  kom^  bij  de  gemeente,  cfie  hem  zat  te  wachten, 
met  het  ^  berigt  der .  blijde  gebeurtenis.  De  gemeente 
juichte ,  en  de  Leeraar  ging  haar  voor  in  lof*  en  dank- 
aeggingen  voor  der  gevangenen  v^rlosfing.  -r-  Wat  denkt 
g^,  Bxoedersi  zoude  nu  ook,  m  het  huta.van^Pi4* 
copms,  niet  wel  een  vrolijk  glas  godronkm  z^J^ 
ter  gelukwenfching  .aan  de  ontkómeoen?  t--  Ik.  QQO- 
dig  u ,  om  aan  *het  gedenken  daaraan  mede  een*  dronk 
te^w^den* 

Nog  eeq  woord  met  bet^^ekkipg .  tot  ip  verlosten  uit 
den  kerker!  -^  Z^  waren  de  i^cven  volgende:  (de  acü^ 
fi^r  ^  godzalige  bdua&dus  poppxus,  door  zijne 
ftichteliijke  gefchriften  zoo  beroemd  ,  was  op  het  flot  ge- 
(lorven)  carolus  NiStLius,  bernerus  ve* 
^HKicfs  en  THEODORUS  BOMius,  die  ik  ireeds 
heb  genoemd,  benevens  petrus  cupus,  paulus 

JUINPEltlUS,    ARNOI.DUS     QBE  S  TE  R  ANUS  ,     en 

aiMON  f.UGAB  BYSTBRus.  Ni  CL  bediende  daar? 
na  de  gemeente  van  ^mfierdam ,  c  u  p  u  s  die  van  £0/- 
ter^m^  6BESTERANUS  die  van  ^s  Grayenhage^ 
BYSTERUS  die  van  Leiden^  linoenius  die  van 
Bporn^  BOOM  die  van  Schoonhoyenj  waar  h|j  voor- 
heen, geliijk  ik  gezegd  heb ,  gevangen  werd.  Van  de 
meesten  z^jn  mg  geene  nakomelingen  bekend»  Opch 
V9Q  THEOPORUS  BOMIUS  damt  af  onze  tegenwoor- 
dige Leeraar  van  Boskoop  j.  a.  g.  boom,  die,  zoo 
hjtj  bier  aanwezig  was ,  gewis ,  vol  yuors ,  een  glas  te 
zl^er  eexe  zou  drmken;  en  mogten  wjy,  gelijk  mcerma- 
lep,  den  Opziener  der  Rottcrdamfchc  Gemeente,  p.  van 
EDE  van  der  pals,  ook  UU  in  ons  midden  zien, 
ik  zoude  hem  gewis  niet  behoeven  op  te  wekken,  om', 
gis   naneef  van  ar  noldus   geesteranus,   tot 


Aan  bbnjbn  vribno*  dfs 

dióis  eere,  faetzelfde  te  doen.    En  wie  tw^elt»,  of  dit 
weigeren  znllen  onze  geëerde   Mededischgenooteo ,   de 
Gebroeders  hbemskbrk»  Opzieners  onzer  Gemeence 
van  Amfierdam^   ter   vereering  der   nagedachtenis  van 
liunnen    eerbiedwaardigen  voorzaat ^   simon   lucab 
BYSTBRuSydie  zich  wdc^r,  in  ijver  voor  on^  goede 
zaak 9  door  niemand  voorbg  liet  Ifareven,  en»  gelijk  bg 
een  der  eerften  en  vurigften  was,  die,  van  den  aanvang 
der  vervolging  af »  de  gemeenten  onder   het  kruis  be» 
dienden ,  ook   de  eerde   was ,  die  daardoor  in  banden 
,  getaakte  9  reeds  in  1621  te  Rotterdam  gevangen,  en  van 
daar  naar  Loeveftcin  vervoerd  werd,  dwaar  by  langst 
van  allen,  dat  is  b^na  tien  jaren,  was  opgefloten.    Dit 
wederhield  hem  niet  van ,  kprt  na  zijne  ontkomiag,  we- 
der,  zelfs  op  de  plaatfen,  waar  de  vervolging  bleef* 
voortduren ,  te   gaan  prediken.    Zoo  bediende  bi}  Lei-^ 
den  en  Warmond  reeds  in  1633,  en  w«id,  in  de  ge-' 
noemde  ftad  ,   op  den   loden  JulQ  1640,  op  nieuw ':ge- 
vangen,  en,  na  zes  weken  vasthoudens,  voor  geheel 
zijn  leven  uit  dezelve  gebannen ,  dewijl  men  nu  oyer  het 
land  en  den  Loevefteinfchen  kerker  niet  meer  befchikken 
kon.    Men  verwacht, natuurlijk,  dat  hij,  na  dezen,  de 
gemelde  ftad  gefchuwd   zal  hebben;  doch  men  bedriegt 
zich.    Eerlang .  zag  Leiden  hem  weder  bbinen  zgne  mu- 
ren, en  hjtj  nam  er,  tot  in  1656,  fchoon  er  de  vervol- 
^ging  nog  veel  ^langer  ftand  hield,  de  gemeente^  nevens 
die  van  Warmond^  waar,  niet  zonder  er  menig  gevaar 
ter  naauwemood  te  ontkomen.    Een  man  van  zulken 
gver  wilde ,  nog  na  zQnen  dood ,  der  Sociëteit  nuttig 
zQn.     Hg  w^de  aan  onze  Kweekfchool  zynen  zoon 
WIL HJC LM U8  BYSTERus,  die  achtervolgeus  Predi- 
kant  geweest   is  in  de  Fredrikfiad^  te  Woerden^  te 
ZwammerJam  ea  in  den  Briel.     De  zoon  volgde  het 
voetfpoor  zijns  vaders  ,  en  fchonk  aan  de  Sociëteit  ^^W^fi 
zoon  HRNRicus  BYSTBRUS,  die  de  gemeenten  van 
Noordwtjk  en  Amfierdam  bediend  heeft.  '£n  ook  deze 
trad  in  hetzelfde  fpoor,  en  leverde  ztjncn  zoon,  wil- 
HBLMtrs   BYSTERUS   Junior ,  tot   Leemt ,    e)Srst 


^54  BRltflr  VAN  AI>R.  iTOLKER 

fltn  Warmmd^  daarna  tan  De^t^cn  eiaddqk  asit  Amvtr 
fóarA    'Zoodat  ét  Naaml^t  onjser  PredÜDOKten  sAcc  yitr 
BTSTERU8SBN   prookt ,  den  vader^  den  zoon,  des 
kleinzoon   en  achterkleinzoon.    Voorwaar  een  zéklzaain 
cri,  onder  om,  éénig  voorbeeld!  —  Is  dit  nog  niet  ge* 
noeg.  Broeders  t  om    ons   te  overtuigen  ^  dat  het  het 
voorouderlijk    bloed    is,    hetweft  .onzen  BTs'TBitus 
firEBMSKEftSEN'  door  de  aderen  fpeelt ,  en  hetwelk 
zQne  fpraÉken ,  niet  alleen  ook  weleer^  zoo  levendig 
vertoonde  in  den  Amfterdamfchcn  Kerkeraad ,  en  in  dien 
flcfatfögwaardigen  vader    (voormaals    mijn    vriend)  vyn 
de*  beide  hier  aanwezige  broeders,  maar  ^«j  nog,  nkt 
fléchtfl  jn  ben,  maar  ook  in  hunnen  ouderen  broeder 
j.  j.  «BYSTRRUS  HBEMSRBRR,   reecb  fedot  een 
aantal  jareU'  den  door  ons  allen  boog^;eachten  BoMm- 
dtf  onzer  Brocderfchap :  en  gedenken  wq  daarbQ^  dst 
de  Naamrol  onzer  Leeraren  ook  veriierd  Is  met  dn 
naam  van  GERA^nüs  heemskerk»  die  achlerval^ 
gens  Predikant  geweest  is  in  onze  gemeenten  van  Zoumit- 
mter^  Alkmaar  en  Nieuwkoop. 

Eiere  zij  den  Geflachten  der  bysterussbü  en 
hbémskerkbnI 

Véle  b^zonderheden  van  1631  zoude  ik  u  nog  kunnen 
mededeelen.  Ik  zeg  alleen  nbg.,  dat  in  hetzelve  die 
Leeraar  christxaan  ouwbns,  in  Jul^j ,  te  Z>aA- 
kum^  gevangen  genomen,  èr  op  den  ssftenOctQber  mede», 
voor  vijf  jaren,  uit  Friesland  gebannen  werd^  en  ik 
voeg  er  bij,  dat  de  opvolger  van  den  beruchten  nuTS 
VAN  HOLT  in  zijne  heer^kheid,  de  edele  diajl 
CRASwiNRBL,  vermaagfchapt  aan  den  doorluchjdgfn 
onoTius,  fcboon  geen  Lid  der  Remonfiraatfshe 
Broederfehap  j  in  dat  jaar,  tot  opbouw  dier  eerfte  Rt^ 
monftrantfche  kerk  in  ^s  Gravenhage  y  welke.,. in  liSa&a 
door  de  tegenwoordige  vervangen  ,  weid ,  een  gefcboik 
b^röeg  van  honderd^  en  vqftig  guldens,  —-.een  aavoJb 
genswaardig  voorbeeld  voor  onzit. eigene  Ledefï  txxt- num^ 
bijdragen  aan  ons  tegenwoordig  Sabfidiefondr^tottOX^dfX'^ 
hood  onzer  onvermogende  kerken. 


AAN   IKKNEIV   VKIKKD.  ($55 

Zie^  daar,  Wa^de  VriéncW  zté  ik  hoop^  aan  aw^  vf9- 
langen  naar  genoegen 'i^IdMti^r  ft  fcaè  a  thans  niets 
bijvoegen,  dan  enz.    '      "  '• 


•AENIGB  OPM^RKINGBÜT  OMTRENT  DB    NilTTlGH^lO   D9R 

ROftTORKBl^ ,    ONTLBBND     UIT    DB    ALHIBR'  *  HBBR* 

aCHBTtniBcip^IDBMlBÖlft   RTNbftRZIBKTB.  DoOf 

p.   j, '  «LOM,  MeJ.  \  Chir.  et  art.  i>hst\ 
Doctor^  t^  Utrecht. 


D. 


'at  ik  alhier  nfet  wil  optreden  al^  verdediger  der  koe- 
pokinenting ,  zal  elk ,  die'  met  de  geneeskundFge  wetéÉ- 
fchappen  bekend  is ,  ligtélijk  bevroeden  ,  ialzoö  Wj  de- 
zelve de  nuttigheid  hiètVan ,  ials  eene  'bew'ézöie  daad- 
a^aak,  genoegzaam  algemèeii  is  aangeAonien.  Dan;  daar 
de  berigtcn,  dat  de  ge^^accineerden  evenwel  -door  -de 
kinderziekte  worden  aangetast ,  *  en  enkelen  daaraan  zélfs 
zljh  overieden,  zoo  als  gewoonlijk,  zeer  vergroot  wbr- 
den ,  en  op  den  algemeenen  geest  van  veroordeeling  dèr 
Tacdnatie  in  deze  ftad  zeer  fterk  werkt,  zoö  oohrdéclde 
ik  het  niet  geheel  en  al  ongepast,  eri  voelde* mij  ge- 
noopt, eenige  daadzaken  dienaangaande  mede  te  dëèlen. 
Waar  deze  tóch  fpreken ,.  zal  wél  geen  bewQk' Verder 
noodig  zïjn  tot  ftaving  van  het  nut  der  vaccinaÖe  óök 
in  deze  Epidemie,  Dat  het  mflri  voornemen  ook  niét 
fe,  hier  een  vèrflag  te  leveren  van  de  alhier  heerichende 
kiödetziekte,  gelijk  ik  zulks  van  de  alhier  gèhfeerscüt 
hébbehdè'  mazel-epidemie  gedaan  heb  ,  bl|]kt  genoegzaam 
Uit  bet  oprchrift.  Ik  oordeelde  dit  onnoodig ,  eettddeels 
Cflrtdat  er  al  zoo  ontzettend  veel  over  de  fctoaetzi&te  3n 
óns  land  gfefchreven  is,  en  teh  ahdere,  o^daï  Kèt'Bidh 
Ijat  vooronderftellen ,  uit  de  uitgebreide  zorg  en  niaüw- 
Ifèttrige  nafporing  van  de  Plaatfelijke  Geneeskundige  OÖtb- 
misfie ,  dat  deze  hierover  eeri  uitgebreid  vertfeff  H  Tfct 
Ikht  zal  geven,  terwijl  ik  ïtóchti  uit  mgne'-'bévitnülïig 
kan  oordeelen. 
De   kinderziekte  begon  hier  in  de  maand  Januarij  1L  , 


6ft$  OVER  DB  NiJTTIGHBJO 

GBkw$B^  naar  men  denkt »  in  dese  ftad  ove^gebragt  door 
2kkca  uit  het  leger  naar.  liet*  Rqks-Hospltaal  alhier,  ta 
de  nabQheid  van  dit  Hospitaal  althans  werden  dan  ook, 
in  iiet  begin  dezer  maand ,  bet  eerst  de  kenteekenen  de- 
zer ziekte  befpeurd;  vroeger  is  m^j  niet  ter  keonisfe 
gekiMneii,  dat  de  ziekte  is  opgemerkt,  ofrchoon  m^  op 
dm  a4  Januaiy;  toen  ik  het  eerst  een  l^dertje  aan  deze 
ziddte  buiten  de  Tollle^poort,  wQk  K>  no.  9AO9  ter 
betuindeling  kreeg ,  de  vrouw  des  huizes  verhaalde ,  dat 
baar  andere  herftelde  kind  reeds  vóór  drie  weken  de 
pokken  had  gehad.  De  ziekte  bepaalde  zich  in  het  be- 
gtQ.,  ofTchoon  met  geen'  zekeren  en  nafpeurbaren  gaog* 
in  het  algqmeen  meer  tot  het  bovenemde  van  de  fiad.» 
m  gut  nu  meer  tot  het  benedeneinde  over.    De  be« 

'  finetting  werkte  zeer  hevig ,  en  fpaarde  noch  middelbare 
no(h  bejaarde  perfonen ,  ja  zelfs  niet  altijd  gevaccineerdea. 
Ik  behandelde  van  den  114  Jan.  tot  den  i  Mei  eep  gd^ 
t^tl  van  114  laders  aan  dezelve,  onder  welke  het  aan- 
zienlijk getal  van  59  ten  behoeve  van  de  Diakonie-ar- 
meni.  .  In  het  begin,  toen  de  ziekte  zich  begon  te  ver- 
toonen,  was  er  geen  koepokftof  in  deze  Had  voorhaa- 
dm,  m  er  verliep  een  geruime  tyd,  eer  wij  dezelve 
kondm  magtig  worden;  zoodat  zelfs  de  Gmeeskundfgc 
Commisfie ,  welke  in  bare  aankondiging  van  dm  i  Febr. 
aanbood,  om  van  dm  a  Febr.  af  de  kinderm  giatis 
te  vBccinerm,  dit  uit  gebrek  aan  de  ftof  niet  kon  vol- 
voeom*  (*)  Ik  beproefde  intusfchm  twee  malm  oude 
ftof  van  de  maand  Mei  1830,  m  ééns  ftof,  m^  dOQC 

tde  goedgunftigheid  van  dm  Heer  Doctor  kok  qp  «^ 
gbasje  bezorgd ;  doch  het  mogt  m|j  ni^t  gelukkmf  .jEop* 

.  dat>  ik  op  dm  1  Maart  eerst  met  goed  gevolg  vaoci? 

.  nearde.  —  Van  dezen  tgd  af  tot  aan  dm  x  Mei  heb  ik 
67  perfonm,  zoo  kinderm  als  volwaslmm,  gevacci- 
neerd ,  met  dat  gevolg,  dat  allen  tot  op  dm .30  Met 
1831,  van  de  natuurl^ke ,  m  58  van  de  gewqzigde  kin* 
decziekte  zijjn  veifchoopd  geblevm«    De  overige  9  kjfi' 


DBR  ROBPOKKBN/  (Jjj'J 

gen   tneer  of  min  geveijzigde  pokfeen.    Dit  een  en  nw . 
der  meende  ik  vooraf  te  moeten  zeggen  over  de  ketxrr. 
ichende  Epidemie  en  vaccinatie,  en  bepaal  mij  thans  tot 
een  kort  verflag  van  fommige  omftandigheden ,  wAc 
my  voorkwamen  9  der  aanteekening  wel  waardig  te  «yn^ 
tot  ftaying,  dat  ook  deze  Epidemie  het  nut  der  vaccin* 
bevestigde;  en  wel  i^  over  de  gevaccineerden  gedurende 
de  Epidemie ,  a^  over  de  gevaccineerden  vóór  de  Epi- 
demie, en  3°.  over  de  behandelde  gew^zigde  pokken. 

Vooreerst  dan  een  woord  over  de  kinderen ,  door  mQ 
gevaccineerd  gedurende  de  Epidemie ,  en  wel  van  den 
I  Maart  tot  den  i  Mei ,  aangezien  ik  over  de  latef  ge*  . 
vaccineerden  nog  niet  'genoegzaam  kan  oordeelen.  Van 
de  6^  gevaccineerden ,  zeide  ik ,  bleven  er  58  geheel 
vr|j,  zoo  wel  van  natuurlijke  ala  van  gewijzigde  pok- 
ken ,  en  fommigen  zelfs  onder  zeer  moe^d^ke  omftan-' 
(figheden.  Van  de  9  overigen ,  welke  meer  of  mhider 
gewQzigde  pokken  kregen,  komen  m|}  de  volgende  voor, 
b^zondere  melding  te  verdienen.  (Van  die  9  wami 
tx  nog  3,  die  flechts  enkele  fteenpuisjes  kregen,  vol* 
(trekt  niet  ziek  er  vap  waren ,  en  alzoo  niet  als  zoo^- 
danig  zouden  genoemd  geworden  zijn,  ware  het  niet, 
dat  ik,  der  waarheid  getrouw,  ben  onder  het  getal  der, 
na  m^e  inenting ,  iets  of  wat  oogefteld  gewordenen  * 
meende  te  moeten  opnemen.) 

Den  9  April  bezocht  ik  een  drie  en  een  halQarig  kind 
(wQk  A,  no.  696)  bij  een'  vleeschhouwer  in  een  zeer 
klein  huisje ,  en  bevond ,  dat  hetzelve  federt  twee  dagen 
laboreerde  aan  zeer  kwaadaardige  pokken  m^t  petcehiao^ 
Er  was  eene  ondragelijke  lucht  m  huis,  en  de  benió- 
kingen,  reeds  vroeger  door  een  ander  Geneesheer  vooiW 
gefchreven ,  waren  triet  in  het  werk  gefteld.  Het  beloop 
dèr  ziekte  was  volkomen  dat  van  pokken  met  rotkoom 
(yarhlae  putridat)^  en  het  kind  overleed  aan  dezelve 
den  II  April ,  den  v^fden  dag  na  de  uitbotting.  -^  In 
betzelfde  vertrek  verkeerden  de  twee  andere  kinderen , 
waarvan  het  elfjarig  zoontje ,  dat  vóór  omtrent  acht  ja- 
ren in  Gelderland  was  gevaccineerd ,  te  gelyk  aan  de 

MSNGELW.    1831*.  NO.   14*  Z  Z 


658  OVER  DE   NUTTIGHEID 

gewijzigde  kinderziekte  laboreerde,  zeer  vol  van  pokken 
was ,   doch   op   den  ^^fdén  dag ,  na  eene  hevige  ukbot- 
tingskoorts  ,  zoo  wél  was ,  dat  Mj  mijne  zorg  niet  meer 
behoefde.     Het  derde  zesjarig  kind ,  tenger  en  rcropbo- 
leus  van  aard,  werd  door  mij    den    li  April  gevacci- 
neerd, en  kreeg  twee  zeer  goede  koepokken.    Den  sa 
April  kreeg  hij  enkele  gewijzigde  pokken,  om troit  der- 
tig  in   getal,    zonder   koorts   of  eenige  ongttMdh&é^ 
zoodat   hTj    den  naam  van  ziek  niet  verdiende  co  o(A 
geene  geneeskundige  hulp   behoefde.    Deze  pókjes  had- 
den den  vorm  van  fteenpokjes  en  naderden  de  yoHcettèe. 
Den  30  Maart  kreeg  ik  ter  behandeling,   ten  behoeve 
der  Diakonie-armen ,  het  kind  van  N.  N.  (w^k  A,  no. 
?8i).    Het  was  een  jaar  oud,  vol  van  natuur^ke  pok- 
ken ,  die  in  het  aangezigt  zamenvloeqend ,  en  federt  twee 
dagen  uitgekomen  waren.    Op  herhaald  en  dringend  ttt&- 
zoek  vaccineerde  ik,  den  8  April,  het  tweejarig  kind.  Den 
laden   werd  hetzelve  ongefteld.    Den  i4den  kwameoMéfe 
.  natuurlijke  pokken  uit ,  terwQl  ééne  vaccinepok  zich  ver- 
toonde.   Den  löden,  den  achtfteri  dag  na  de  inenting, 
vertoonde  zich  de  vaccinepok  een  wemig  achterl^ ,  met 
eene  'bolronde  figuur,  zonder  indruk,  en  de  natuurif|l^ 
pokken  ook  eenigzlns  bolrond ,   en  reeds  meer  dan  ge- 
woonlijk in  het  aangezigt  tot  zwering  overgaande.    Den 
iSden  vertoonde  de  vaccinepok  eene  zeer  goede  figuur, 
met  een'  zuiveren   indruk,  doch   zonder  roodén kring. 
In   derzelver  nabijheid  zaten  twee  bolronde  pokken  zon- 
der indruk,  en  reeds,  even  als  alle  de  overige,  met  etter 
gevuld  en   van  eene   gele  kleur ,  terwijl  de  meeste  pok- 
ken in  het  aangezigt  reeds  dorrende  waren.    De  opdroo- 
ging volgde  fpoedig ,  en  het  kind  was  na  de  uitbottings- 
koorts   geheel   welvarende.    Het  kreeg  over  het  geheel 
omtrent  een  60   pokken,   die   ik,    tot   onderfcheiding, 
natuurlijke   genoemd  heb ,  doch  met  regt  als  gew^zigdc 
kunnen  befchouwd  worden ;  zoodat ,  niettegenftaande  de 
vaccinepok  hierbij  achterlijk  was  en  de  noodige  ontdoken 
roode  lering  ontbrak ,  deze  evenwel  hare  dienst  bewees. 
Den  14  Maart. werd  ik  geroepen* bij  N.  N.  (wijk  B', 
no,  6a6)  een  jongetje  van  9  jaren ,  hetwelk  niet  gevacci- 


OER   ROEPOKKSN.  6S9 

neeri  was ,  en  feden  den  vorigen  dag  aan  de  natuurlijke 
pokken  laboreerde.  Den  24(len  gelukte,  het  m^  eerst , 
zfjnen  cwaalfjarigen  broeder  te  mogei^  vaccineren,  Den 
sjften  werd  ik  bij  den  gevaccineerde  geroepen ,  welke 
aan  hevige  koortfen  met  biakingen  laboreerde,  hetwelk» 
naar,  SMQ  zeiden  dooi  de  in^ting  was  veroorzaakt  en 
hem  ibans doodelijk  ziek  maakte,  terwijl  hij  had  kunnen 
vrQJxlQvcn,  en  het  andere  kind,  ofTchoon^it  vol  had 
geizeten ,  er  echter  goed  was  afgekomen.  Hoe  er  nog 
al.  verder  werd  uitgevaren  tegen  de  vaccine.,  .laat  ik 
daai«  Dezelve  handhaafde  intusfchen  haten  oudeD  roem. . 
Ik  nmd  den  lyder  in  eene  fterke  koorts,  mcft  galbiakin* 
gen  en  $ling,  waarom  ik  bloedzuigers  ^n- het  hooSi 
liet  4ilaatfen ,  en  hem ,  den  volgenden  dag, .een  empieumi, 
met  zigtbaar  goed  gevolg,  deed  toedienen. :  De  koorta 
bleef  .aanhouden,  en.  verminderde  eerst  den  .vietden  dag 
der  aekte,  na  de  losmaking  van  verftopping^  Mde  ont- 
lastaag  van  ruimen  ftodgang  met  wormen»  Onder  dit 
alles,  vertoonden  zich ,  op  den  4den  dag  na  de  vaccin^- 
tie^  drie  koq)okken,  en  op  den  6den  dag  enkek.gemo- 
di£k:eerde  pokken.  'De  koepokken  hadden  wel  eenen 
tngen^  doch  zeer  natuurlgken  loop.  Van  de  andere 
pokken,  die  zeer  gemakkelgk  telbaar  waren,. vertïoonden 
xich  fommige  als  blaasachtige  waterpokken ,  fommige  als 
fteenpokjes.  De  lijder  herftelde  zeer  fpoedig  na  de  op- 
nüming  van  zgne  gastrifche  ongefteldheiden  verftoffan- 
geoy  wdfce  hier  toevallig  de  uitbottingskoorta  hadden 
verergerd. 

Van  de  opm^keiyke  omftandigheden ,  waaronder  foiü- 
migenvan  de,  gedurende  de  Epidemie,  door  mq  gemc- 
dneerden  verfchoond  bleven,  zoo  wel  v^  de  gew^zigde 
als  van  de  natuurlijke  kinderziekte,  moge^: onder  andere 
door  my  waargenomene,  het  volgende  voorbeeld  ten  be« 
wiljze  dienen : 

Den  6  April  begon  ik  de  behandeling  van. een  negen- 
jarig  meisje,  (wQk  A,  no.  666^  bQ  hetwjslky  na  twee  da- 
gen aan  i}lende  koortfen  gehboreerd  te  hebbea,  de  pokji^s 
begonnen  uit  te  komen.     Z(]  kreeg  zeer  vele  zamen- 

Z  Z  2 


66o  OVBR  DE   NUTTIGHEID 

vlpeijende  pokken ,  vergezeld  van  zenuwkoorts ,  en  ber- 
(lekle  zeer  moeijelijk.  Den  14  April  vaccineerde  ik  hare 
elfjarige  zuster ,  welke  vier  zeer  goede  koepokken  kreeg  ^ 
on  volkomen  gezond  is  gebleven. 

3.  Pe  gevaccineerden  vóór  de  Epidemie.  —  Het  is 
niet  te  ontkennen ,  dat  er  gedurende  deze  Epidemie  een 
aanzienlijk  getal ,  zoo  wel  volwasfenen  als  kinderen,  die 
vromer  gevaccineerd  zijn,  aan  de  kinderziekte  hebben 
gelaboreerd ;  openl^k  wordt  dit  door  de  Geneeskundigea 
erkend,  en  de  mare,  alsof  van  de  gevaccineerden  zelfs 
verfcJiddenen  hieraan  overleden  zijn ,  beeft  zich  bij  ottr 
kundigen  door  de  geheele  ftad  verfpreid.  Doch  waarom 
toude  ik  dit  ook  ontkennen  willen?  Den  regtfchapen' 
Arts  is  het  te  doen  om  waarheid ,  en »  ten  natte  der 
nenschheid  werkzaam,  loopt  hq  noch  met  vooringeoo- 
jnenheid  weg  met  het  nieuwe ,  noch  met  het  oude,  maar 
onderzoekt ,  beproeft ,  en  bdioudt  hetgeen  hem  het  nut- 
ttg(|e  en  het  beste  voor  zijne  lijdende  natuurgenooten 
voorkomt.  Ik  zelf  oordeelde ,  van  het  begui  der  Epide- 
iftie  tot  aan  den  I  Mei,  een  getal  van  niet  minder 
dtn  stf  lyders  waardig ,  om  daarvan  aanteekenuig  te  hou- 
den ,  en  naar  gelange  "der  hevigheid ,  zoo  veel  mg  de 
'tiljd  dit  toeliet,  het  een  en  ander  op  te  fchryven;  be- 
hfdve  nog  onderfcheidenen ,  welke  mij  voorkwamen  de 
moeite  van  aanteekening  zelfs  niet  waardig  te  zgn.  Ik 
was  dit  by  velen  zelfs  verpligt,  omdat  de  uitbottings- 
'koorts  geen  verfchil  opleverde ,  of  de  Igders  gevaccineerd 
waren  geweest ,  dan  niet. 

:  Dan»  ter  zake.  Eenige  wemige  voorbeelden,  uit 
«eerdere  genomen,  van  vroeger  gevaccineerden,  wdke 
onder  ongunftige  omlfandigheden ,  dat  is  wanneer  andere 
kinderen  in  hetzelfde  huis  aan  de  natuurlgke  kinderzid[te 
laboreerden,  vrQ  bleven,  mogen  hier  tot  flaving  van 
onze  ftelluig  dienen ,  dat  ook  deze  Epidemie  de  nuttig- 
heid der  vacdne  bevestigt. 

Bit)  ^*  N*  C^til^  ^9  no.,272)  hebben  de  tlveejongfte 
kinderen  .aan  de  natuurliijke  pokken  gelaboreerd.  Het 
eerfte,  drie  jaren  oud,  is  zeer  vol  geweest;  het  tweede. 


DBR   KOBPOKKBN.  66 ï 

H  jaar ,  minder »  en  begon  eerst  ziek  te  wojdea ,  toen 
bg  het  eerde  de  verdooving  reeds  begonnen  was.  Ge» 
neeskundige  hulp  riep  men  eerst  btj  bet  laatfte  k&)d  ia 
op  het  tqdperk  van  affchilfering  (den  i  April) ,  zoodat 
er  tot  op  dien  tijd  geene  berookingen  waren  in  het  werk 
geileld;.  en  evenwel  zQn  de  vier  overige  gevaccineerdeo 
geheel  vrg  van  eenige  ongefteldheid  gebleven. 

Bij   N,   N.   (wflk  M ,  no.  31a)  kreeg  den  14  Ffcbn 
een  elfjarig  meisje ,   dat  zeer  tenger  9  zwak  en  veelt^ds 
ziekeiyk   was ,  eene  fterke  koorts.    Daar  zq  ver  buitea 
de  poort  in  een  van  den  weg  af  gelegen  huis  woonde» 
had  ik   weinig  gedachte  op   de  kinderziekte,   te  meer 
daar    zij    gevaccineerd  was.     Den  volgenden  dag  vei^ 
toonde  zich  een  weinig  roodheid  op   de  huid ,  zonder 
dat  ik  er  eenige  nadere   bepaling  aan  konde  geven,  eh 
.de  koorts  bleef  onafgebroken  voortduren.  Den  i5  Febr: 
DOgtans  ontwaarde  ik  zeer  fijne  pokjes  op  eene  algfte^ 
meen  roode  grondvlakte  van  het  aangezigt  en  de  bo» 
venfte  ledematen.     De  koorts  bleef  fterk   voortdureb; 
joam  den  derden  én  vierden  dag  na  de  uitbotdng  eerst 
eenigzins  af,  en  bleef  den  ai  Febr.  geheel  weg;  terwijl 
dé  affchubbüig  zeer  traag ,   en   alleen  door  eene  fterke 
onderfteuning  der  krachten,  doch  overigens,  als  't  ware , 
zonder  ziekte  volbragt  werd.    Ondertusfchen  verhaalde 
flsen  mitj  op  den  16  Febr.,  dat  éen  tweede,  ook  gevac- 
cineerd  meisje   den  vorigen  dag  ook  koorts  had  gekre- 
gén  en  thans  ook   rood   zag.     Ik  vond  dit  achtjarig, 
zeer  fterk  en  anderzins  gezond  kind  in  eene  koorts,  eb 
zag  9   dat  de  pokken  reeds  ten  voorfchgn  kwamen.    BQ 
dit  kind  duurde   echter  de  koorts  flechts  twee  dagen. 
Bdde  zaten  zeer  vol ,  en  hadden  de  pokken  den  vdtm 
van .  fieenpokjes ,  terwijl  er  geen  etterkoorts  ten  ve(6^- 
fcbgn  kwam.    Ik  liet  van  den  eerften  dag  na  de  uitbot? 
tïng  berookingen  doen,  en  verzocht,   de  twee  overige 
gevaccineerden  niet ,  maar  wel  het  jongere  niet  gevac- 
cineerde buiten  het  ziekenvertrek  te  houden.    De  twee 
overige  gevaccineerdea  bhven  1^ ,   maar   het  zesjarig 
njkt  gevaccineerde    zoontje  werd  den  6  Maart  ziek  >  en 


662  OV£R    DE  NUTTIGHEID 

den  Sllen  vertoonden  2icb  de  natuurl^ke  pokken,  ffif 
was  zeer  vol;  de  koorts  duurde  van  het  begin  der 
ziekte  onafgebroken  voort  tot  den  derden  dag  na  de  uit* 
botting  9  nam  toen  een  paar  dagen  wat  af,  tot  dat  eeoe 
hevige  etterkoorts  met  een  fterk  bezlnkfel  in  de  urin 
zich  openbaarde*  De  ziekte  liep  verder  geregeld  af. 
Het  onderfcheld  echter  bij  deze  drie  zieken  waé  zoo 
groot ,  zoo  wel  in  deh  vorm  der  pokken ,  als  in  den 
aard  der  geheele  ziekte ,  dat  het  alle  de  hnisgenoocen 
ten  fterkfte  voor  de  vaccinatie  innam ,  ofTchoon  t^oi  dk 
vroeger  meer  uit  gewoonte  en  weUiaansbalve ,  dan  uit 
overtuiging ,  had  laten  verrigten. 

Den  26  April  werd  ik  geroepen  bij  N.  N..(wijk  M, 
no.  310)  oud  10  jaar,  welke  aan  tusTchenpoozende 
koortfen  met  eene  ontfteking  van  het  linker  oog  labo* 
reerde/  Men  verhaalde  mij,  dat  hij  in  't  begm  van  de 
maand  aan  de  natuurlijke  pokken  had  gelaboreerd;  dat 
hij  daarbij  wel  was  geblev^ ,  en  men  uit  dien  hoofde 
geene  geneeskundige  hulp  had  ingeroepen  f  maar  dat  liq 
ha  de  pokken  ziek  was  geworden,  dagelijks  koorts  bad, 
thans  zeer  vermagerde  en  uit  zijn  oog  niet  raecr  zien 
kon,  en  dat  hQ  zoo  wel,  als  zijn  broeder  van  13  ja- 
ren, door  mt|  vóór  twee  jaren  gevaccineerd  waren.  Ik 
herinnerde  mQ  zulks  ook  zeer  goed,  en  wist  tèveos 
wél ,  één  van  hen  tweemaal  te  hebben  gevaccineeid.  Op 
mijn  boek  vond  ik  aangeteekend ,  dat  ik  beiden  op  den 
t8  Aug,  1829  had  gevaccineerd;  dat  de  ondite  vier 
goede  pokken  had  gekregen ,  doch  dat  b^  den  jongften 
hiets  was  opgekomen,  waarom  ik  hem  den  ü6  Ang. 
andermaal  had  gevaccineerd,  met  dat  gevolg,  dat  ik  den 
3  Sépt.  twéé  onregelmatige  puisten  bij  hem  vond ,  <fie 
hoegenaamd  niets  van  pokken  hadden ,  en  m^}  todiriw 
nen  zeer  vroeg  ftuk  gekrabd  te  zijn  geweest.  —  Beroo» 
kingen  werden  hier  niet  in  het  werk  gefteld,  en  üe 
öudlté  had  bij  den  zieke  geflapen,  tot  dat  de  pokken 
waren  uitgekomen ,  en  vervolgens  in  hetzelfde  veitrek 
gewoond ;  evenwel  is  hij  geheel  gejond  gebleven. 

Den   27  Maart  werd  ik  geroepen  bQ  een  kind,  (wqk 


DER    KOEPOKKEN.  663 

H ,   00.  4ao)  volgens  zeggen ,  door  mij  zelven  gevacci- 
neerd, en   thans  laborerende  aan  de  natuurlqke  kinder- 
ciekie.     Ik  vond  het  laatfte   bevestigd;    h^t   3^  jarig 
kind.   Geert ruida^  genaamd^  laboreerde  aan  de  natunr- 
l^ke  kinderziekte  en  zat  ter  dege  vol ;  de  pokkeii  waren 
reeds  drie  dagen  zigtbaar  geweest ,  en  twee  andere  niet 
gevaccin'^erde  kinderen ,  van  een  en  twee  jaren ,  hadden 
reeds  vóór  8  tn^  (4  dagen  aan  de  natuurlQke  kinderziekte 
gelaboreerd  en. waren  goed  herfteld.     Het  zieke  kind 
zuchtte   benaauwd  tusfchen  broeijende  kusfens,  op  een 
klein    bovenvertrek ,   welks   ondragelijke  dank  reeds  op 
den  trap  door   mg   ontwaard   werd.     Op  mijne   vraag 
aan  de  moeder,  waarom  zij  geen  herookingen  liet  in  het 
werk  (lellen  en  de  lucht  zuiverde,  den  fchoorfteen  niet 
geopend  had ,  en  geene  geneeskundige  hulp  had  ingeroe- 
pen ,  antwoordde  zij  alleen ,  dat  zij  bet  had  aangegeven 
en  een  briefje  op  de  deur  had  geplakt ,  en  reeds  een-  en 
tttdermaal  om  den  Profesfor ,   die  in  hare  wijk  was ,  had 
gezonden,  doch  dat   deze  eindelijk  had  gezegd,  dat  hij 
het  ved  te  drok  had  en  niet  komen  kon.  (!)  Nergens  heb 
ik  meer  hinder  gehad  van  de  lucht ,  dan  in  dit  huisje, 
Vi||f  malen  ben  ik  er  geweest ;  eenmaal  kon  ik  het  zoo 
ki^    in  bet  vertrek  niet  houden,    dat  ik   het  recept 
fchreeF;  en  nogtans  huisden   hier  man,  vyuw  en  v^T 
kinderen!    —  Op  m^n  boek  vond  ik  aangeteekend,  dat 
ik  den  31  JulQ  iSap  hier  aan  huis  een  kind  had  gevac- 
cineerd ,  Gerrit  genaamd ,  oud  3  jaar ,  eii  den  9  Augus* 
ttl8  SopAia^  oud  5  jaar,  en  Gcertruida^  oud  2  jaar; 
^  de  twee  eer(len  elk  eene  goede  pok  hadden  gekregen , 
<k>ch  dat  by  de  laatfte  niets  was  opgekomen ,  w^ai'om  ik 
deze  andermaal  had.  gevaccineerd ,  doch  wederom  zonder 
imicht.    Gerrit  en  Sophia  zijn  gezond  gebleven. 

3.  Over  de  .behandelde  gewQzigde  kinderziekte  (ya* 
riBlmdeiy^  gedurende,  den  bepaalden  tijd  van  34  Januarij 
tot  \  Md*  —  Eene  menigte ,  zoo  wel  volwasfenen  als 
kkideren , :  vroeger  gevaccineerd ,  kregen  gedurende  deze 
Epidemie  de  gewqzigde  kinderziekte.  Verre  de  meesten 
badden  dezelve  echter  in  zulk  eepen  lieten  ^raad ,  dat 


<Jé4  OVER    DÈ   NUTTIGHEID 

«H  'geene  geneeskundige  hulp  behoefden.    Van  38  dos* 
danige  lijders ,   welke  ik  behandelde  van  24  Januarig  toe 
1   Mei ,  teekende  ik  een   enkel  woord  op ,  omdat  eenc 
bngefteldheid  en  koons  twee  of  drie  dagen  de  uitbotdng 
voorafging,   en  ik  alzoo  niet  wist.  Van  welken  aard 
de   pokken  zouden  worden*    (Behalve  dezen  echter  zag 
ik  nog  anderen  daaraan  laboreren  9  van  welke  ik  de  aan- 
teekening  overbodig   achtte,    omdat  de  mtbotting  zoo 
wel  als  het  geheele   beloop  zonder  koorta  plaats  had.) 
Van  deze   38   wil  ik  klzoo  alleen  een  enkel  woord  rae^ 
dedeelen ,   en   breng  te  dien  einde  dezelve  tot  drie  foor* 
ten.    Eene  verdeeling,  die  wel  op  den  aard  des  aitflags 
•en  des  beloops  der  ziekte  rust,  maar  hier  alleen  wordt 
aangenomen,  om   gemakkelijker    over  alle  de  zieken  te 
zamen  kortelijk  te  kunnen  fpreken. 

Tot  de  ccrftc  foort  breng  ik  de  zoodanigen ,  bij  wk 
zich  eene  uitbottingskoorts  vertoont  (diegenen ,  bg  welke 
de  uitboeting  zonder  koorts  plaats  bad ,  zQn  door  mi| 
niet  aangeteekend) ,  welke  koorts  meesul  een  en  twee 
dagen  en  ui  enkele  gevallen  drie  en  vier  dagen  diiunie, 
en  meestal  de  tusfchenpoözende  of  in  enkele  gevallen  de 
nalatende  tjpu^  hield.  Hierop  volgde  dan  eene  uitboe- 
ting ,  in  enkele  gevallen  van  zeer  veel  fteenpokjes  met 
gele  puntjas ,  doch  in  dé  meeste  gevallen  enkele  fteen- 
pokjes, welke  in  de  volgende  dagen  verdoofden ,  endoor 
andere  van  tijd  tot  t^d  werden  opgevolgd,  terwijl  de 
koorts  terugbleef  en  de  zieke  herfteld  was.  Van  dezen 
had  ik  er  onder  de  38  negentien ,  waaronder  eene  vrouw 
vaiï  38  jaren  en  6  boven  de  10  jaren.  Bi|  de  vrouw 
was  de  koorts  zeer  hevig,  en  vertoonde  zich  als  eene 
lialitende  katarrhate  galkoorts,  welke,  met  braak-  en 
zw^etdrijvende  middelen  behandeld,  op  den  vqfden  dag 
geheel  wegbleef,  nadat  er  eenige  fteenpokken  waren  iilt- 
gekomen,  die  fpoedig  verdoofden,  terwgl  afideie uhfcwa- 
men  zonder  eenige  verdere  ongefteldheid.  Deze  vrouw 
was  vóór  meer  daü  30  jaren  gevaccineerd;  terwql  hane 
twee  kinderen  door  mij  in  het  vorige  jaar  geyaccioeeiti 
waren,  en  beide,  zoo  wel  als  hare  overige  huisgenoocen^ 
geheel  gezond  gebleven. 


DER   KOEPOKKEIt.  4^5 

Tot  ie  tweede  feert  breng  ik  zoodanige  l)|der<,  b9  wdke 
de  gewijzigde  pokken  den  loop  vtn  de  nacnorlqke  hebb|en> 
COC  ttn  de  eccerkoorca ,  weike  oncbreekc«  De  ziekte  is  in 
hec  begin  dikwQia  e?en  hevig  als*  de  naconri^ke  kinder- 
ziekte, en  de  uicflag  meestai  even  ilerk  ais  b^  deze.  Na 
eene  meerder  of  minder  hevige  nicboccingskoorts  van  s ,  3 
è  4  dagen,  komen  de  pokken,  mee  fijne  puntjes  voor  hec 
oog  zigtbaar ;  de  koorts  blQfc  meestal  aanbonden ,  en  alles 
gaat  geregeld  den  loop  van  de  nacnnriqke  pokken ,  toe  aan 
den  Men  dag.  Alleen  de  pokken  kwamen  mij  over  het  ge- 
heel meer  fpitsvormig  voor.  Op  den  6  of '/den  dag  echter 
begint  de  verdrooging ,  en  gaat  zeer  fpoedig ,  zonder  etter- 
koorts ,  voorbV ;  de*  lijder  bevindt  zich  van  dezen  t^d  af  zeer 
welvarende.  Van  de  38  door  my  behandelden  behoorden  er 
la  tot  deze  foorc. 

Tot  ie  ierie  foort^  eindelijk,  breng  ik  de  zoodanigen,  al- 
waar tnsfchen  de  gewijzigde  en  de  natnnriyke  geen  onder- 
fcheid  gevonden  wordt ,  dan  in  de  mindere  hevigheid  der 
etterkoorts  en  fpoediger  opdrooging,  met  volkomen  welftand 
des  IQders.    Van  dezen  telde  ik  er  7  onder  de  38. 

Voorts  verwQs  ik  den  deskundigen  Lezer,  omtrent  dit, on-, 
derwerp ,  nsar  de  praktifche  Schrj|)vers ,  en  wel  met  name 
tot  LU  DER  ^8  Froeve  eener  oorieelhtHiige  GtfeUeiemis  yan 
ie  bij  Gevaccineerien  waargenemene  Kimierziekte  ^  vertaald 
door  j,  DB  BRAuw,  Doctor  in  de  Geneeskunde  te  ff^oerie»,. 
Lejien^  1827. 


IBTS,    OVBR    SOMMIOE    INLANDSOHB    VOGELS.     Door 
J.  C.  REIOHARD.  (*) 


D. 


Het  Kneutje^  Robfintje^  Koidenaertje  ^  Tukkertje.  (f) 


re  reden,  waarom  men  op  dit  vogeltje  weinig  acht  geeft, 
is  waaHbhQnlijk  toe  te  fchrtjven  aan  de  menigte  derzeivén , 
die  hier  te  lande  voorttelen ,  en  die  men ,  In  het  najaar ,  by 
groote  troepen,  op  de  bouwlanden,  aantreft,  en  alsdan 
menigvuldig  gevangen  worden;  zoodac  men  voor  een  paar  ftui» 

C*)  SchrQver  van  het  let$  over  ie  Finken ^  geplaatst  in  het 
Mengelwerk  voor"  iSaj. 

Ct)  Verfchlllende    namen ,   die    men ,  op  onderfcbefdene 
^  plaatfen,  aan  dat  vogeltje  geeft. 


666  lATS 

vers  «en  mtnoeije  op  de  markt  kan  koofusB*  Ulc  diea  bogfde 
ftli^ot  men  ket  dan  ook  weinig  der  Bioeice  waardig  ce  ack. 
teo ,  om  die  vogeltje  ter  bekwamer  t^  ce  booren.    X>etzeifii 
zang  is  echter  ftreelend*    Men  neme  daar  flechts  de  proef 
▼an,  door  er  in  bet  «najaar  eeoa  een  balf  doz^n,  ieder  afzon» 
derl^k ,  in  eene   gewone  kanariekooi ,  op   te  kooDen  en  ce 
laten   overwinteren »  en  dan  zal  men  er  welügt  een  of  meer 
by  vioden,  wier  zang  £oo  voortreffeiyk  uit  de  natvnr  ii,  dat 
dezelve  tegen  dien   van  een*  Kanarie  vogel   wei    kan  opwe* 
geo.    De  zang  is  geeoszina  vervelend,   zoo  als  die  van  fom. 
mige  kanaries.    Zij  worden  zeer  tam.   Nog  jong  zonde ,  kan 
men  hun  ook  deuntjes  leeren,   vooral  dan»  wanneer  zq  met 
de  pen   zyn   groot  gebragt.     De  blanken,  dat  is,  die  eene 
witte   (tareep  voor  de  borst ,  tnsfchen  de  paarsachtige  osanu 
jes,  hebben,   zQn  de  besten  en  miltoften  in  zangi  deze  nes 
telen  veelal   op  de  heide.    Die  roode  maantjes  voor  de  borst 
hebben,   nestelen  meest  in  doornheggen.  Die  graanwe  maanu 
jes   voor  de   borst   hebben,   worden    voor  de  allerbescen  in 
zang  gehouden ;  doch  men  vindt  ze  zeldzaam»    Wanneer  zij 
uitvliegen,    zQn  de  mannetjes  en  wijfjes  beide  graan w  voor 
de  borst;  doch  men  kan  het  mannetje  zeer  gemakkeiyk  van 
het  wiifje  onderfchelden  aan  het  wit  op  de  vlerken ,  hetwelk 
van  het  mannetje  tot  aan  de  pen  vol  is,  terwijl  dat  van  bet 
wQQe  flechts  balf  weg  zit$  ook  heeft  hetmannetjeopdennig 
kastanjebruine  veeren,  in  den  broeft^d   nog  bovendien  met 
een  fraai  oranje,  foms  ook  wel  rood  kapje  op  den  kopbQde 
neb 9  die  alsdan  zwart   wordt.    De  liefhebbers  telen»  met 
het  mannetje  van   de   Kneu  en  het  wiijfje  van  de  Kanarie» 
jongen,  hetgeen  fomt^ds  zeer  goed  gelukt.    Het  4s.zeer  op* 
merkenswaardlg  en  aardig  om  te  zien,  wanneer  een  Sperwer, 
of  andere  roofvogel ,  onder  een*  grooten  troep  dezer  beestjes 
lieeft  misgegrepen ,  en  hij  zich  dan,  öfuitfbhaamte,  öf,  meer 
waarfchyniyk ,  om  naderhand  z^oe  prooi  des  te  zekerder  te 
vatten,  dadelqk  al  klimmende  in  de  hoogte  bej^eefl,  hoe  die 
vogeltjes  hem  dan ,  als .  met   een  vliegend  dansje  en  al  zin* 
gende ,  van  zeer  nabtj   volgen ,  denkelijk  om  hem  te  farren 
of  uit  te  dagen.   De  roofvogel  vliegt  zoo  hoog ,  als  hij  maar 
kan.  in  de  fucht,    zelfs   zoo  hoog,   dat   men  er  vtn  de 
Knentjes  geen  meer  zien ,   maar  wel  derzelver  zang  hooceo 
kan.    Dit  duurt  zoo   lang ,  tot  dat  hij  er  een  van  gegrqicn 
beeft)  want  dan  fluipt  de  roofvogel  in  een  oagenl|IJk  weg, 
en  de  Kneutjes  laten  zich  dan  ook  dadelijk,  quafi  rttm  bene 


OV£R  SOMMIGE   IMLAJ^OSCUE  VOGELS,  6bf 

gêUiSt  alsof  ilj  Eich  wel  nftgeflooM  badden^  wodei^e^* 
en  ifwn  gerust  weder  hun  voedfel  op  bet  boawUnd  xoekeiu 
Die  farren  vio  deo  roofvogel  Is  aan.  vele  andera  Ueke  vop> 
geitjes  ook  eigen,  doch  minder  zoo  algemeen. 

Dt  DisteMnky  af  zoogenaamde  Put  f  er  9 

Is  vooTEeker  bet  fraaiüe  vogeltje  in  dvvedereii;  deszeiff 
'zang  is  Ilspend»  en,  wanneer  heczacb^es  zingt,. niet  onaan- 
Igenaam,  want  bet  ibbetteren  kin  vervelen,  even  zoo  zeer 
'als  bet  tjeffen  van  bet  Kanarievogeltje.  Men  vindc  er  twee- 
derlei foort,.  grootere  en  kleinere.  Het  mannetje  is  kenbaar 
aan  kleine  zwarte  vadertjes ,  die  hetzelve ,  aan  de  fchoudcrs, 
boven  op  de  vlerken  beeft.  Na  den  ruitijd  prUken  die  van 
bet  grootfte  fiag  met  oraAje,  en  die  van  het  klelnlle  flag  met 
roode  kapjes.  Z|j  zijn  zeer  gezellig.  In  bet  najaar  vindt 
men  ze  met  gebeele  troepen  in  de  landen,  waar  discelen 
ftaan,  —  in  den  winter,  langs  de  dQken ,  op  bet  zaad  der 
zoogenaamde  kannenwasfers ,  of  van  den  kogel,  een  doem. 
acbtig  (Irnikje.  Men  kan  dezelven  alsdan,  met  het  lok  van 
«en*  kooipuuer,  die  gemuit  is,  zeer  gemakkelp  vangen. 
Men  leeft  ze,  zonder  veel  moeite,  bet  putten,  waaraan  dit 
vogeltje  dan  ook  wel  den  naam  van  Puner  zal  te  danken 
bébban;  boezeer  dit  putten  ook,  zonder  veel  omflag,  aan 
•enige,  andere  vogels  kan  worden  geleerd.  Het  mannetje, 
gevoegd  by  een  w^f]-^  Kanarie ,  brengen  ook  jongen  voort. 

J)e  Groninger^  ook  \»el  genaamd  Kersvink  lof  Hasvink. 

Men  vindt  er  tweederlei  foort  —  fommlgen  hébben  groene, 
anderen  meer  geelachtige  veeren  voor  de  borst.  Het  man- 
netje kan  men,  even  als  de  Kneu,  daaraan  onderfcbeiden^ 
dat  bet  geel  van  bet  mannetje  op  de  vlerken  tot  aan  de  pen 
vol,  en  dat  van  bet  w^fj^  üechts  halfweg  zit»  Na  de;n 
mityd  is  bet  geel  of  groen  van  bet  mannetje  voor  de  borst 
veel  feller»  dan  van  bet  wijfje.  Deszelfs  zang  is  hard  en 
ibkel^'docb  op  eenigen  aflftand  In  bet  wild  niet  onaangenaam* 
]ottg  zijnde,  en  den  zang  van  den  ouden  niet  geboord  beb« 
bende,  neemt  bQ  den  zang  vaQ  andere  vogels  over,  en 
brengt  dien  volgens  zQne  Hem  voort.  Schrijver  dezes 
beeft  er  ee9*  gebad ,  die  den  flag  van  een*  Vink  volkomen 
bad  overgenomen ;  doch  bij  bad  wel  èen  half  kwartier  werk, 
om  denzelven  ten  einde  te  brengen.    Dezen  yogel  leert  men 


éSè  XBTI 

leer  ^emtkkeiyk  op  de  krak  Tllegem  Z4  wprden  Ibmszoo 
ctm »  dat  sy ,  zonder  vastgematkc  ie  z^n ,  ropdtoereo ,  eo , 
op^  hei  gewone  fluicie »  coc  de  krak  ceragkomeo. 

2)«  Hayerkneu^  of  gele  Gaht. 

Het  geel  van  het  mtonecje  rondom  kop  en  hals  ia  Ted 
hooger,  dan  dat  van  het  w^fj^»  Deazetfs  demitjei  lya  zeer 
zacht  en  niet  onaangenaam.  Men  vangt  hem  leer  genakke- 
Itik  door  het  lok  van  eenen  opgekooiden.  WMneer  kt  ge- 
paard is ,  dnldt  hQ »  even  zoo  min  als  de  Vlok ,  een  ander 
mannetje  omtrent  zQn  nest,  maar  bQt  hèt  dadelijk  w^. 

Dé  Leêuwrik ,  ook  wel  Lemwerk^ 

Men  kent  het  mannetje ,  zoo  aan  deszelfs  rankheid ,  «fs 
aan  de  fporen  ^  die  hQ  langer  dan  het  wqfje  heeft.  Deszettt 
zang  is  aangenaam ,  zelfs  verrukkend ,  vooral  dan »  wanneer 
hij  in  de  opene  lucht  klimmende  is.  Opgekooid  z^nde ,  mag 
jnen  wel  zorgen,  dat  er  geene  andere  vogels»  vooial  geene 
Vinken,  in  de  nat4)heid  z^n;  want  z\|n  zang  veihasterc  alir^ 
dan  zeer.  In  den  natyd  trekken  zQ  met  zulk  eene  woest* 
beid ,  dat  men  zonde  zeggen ,  dat  zij  half  blind  waren«  Mell 
vangt  hen  alsdan  gemakkelQk  met  opene  netten.  Wanneer 
men  deze  vogels  tot  fptjze  wil  gebraikén,  zoó  als  men  daar 
al  vr^  graag  op  is,  mag  men  wel  zorg  dragen,  dat  derzélver 
maagjes  geheel  worden  weggeworpen ,  omdat  deze  vogels 
azen  op  het  zaad  van  de  wilde  of  zpogenaamde  dolle  ker» 
vel ,  hetgeen  dus  gevaarlijk  is ,  omdat  daardoor  krampen  2a 
'de  ii^ewanden  zouden  kunnen  worden  veroorzaakt,  zoo  als 
«bUu  door  voorbeelden  geftaafd  is. 

Ik  draag  wel  oppervlakkige,  doch  geene  grondige  kenria 
van  meer  andere  inlandfche  vogels ,  en*  daarom  befcbreef  ik 
Hechts  de  hier  voren  opgegevenen.  Ik  acht  het  eohter  niec 
ohdienftig ,  alhier  nog  eenige  algemeene  aannterkingen  ce  !*> 
ten  volgen. 

De  uitmuntende  talenten  In  zang  van  den  Nétchtegaai  bSa 
overbekend ;  waarom  men  hem  dan  ook  den  Griekfchen  mmm 
van  Philomèle  gegeven  heeft.  In  CeUkrlani  geeft  men,  of 
liever  plagt  men,  raim  dertig  jaren  geleden,  deiizelvea,  op- 
gekooid  zQnde,  droog  voeder  en  meelwormen  te  geven «  be* 
(taande  in  een  mengfti  van  |0.  fijn  uitgezift  meel  van  gek 
erwten;  a^*  fijn  gemaakte  befchuiti   zonder  zont,  bti  den 


oyBR.  loxmcft  inlandichs  voqrls*  6êf 

bakker  in  hec  bQzonder  daartoe  vervaardigd ;  30»   kalSi-^  of 
fcbapeoharc ,  hard  gekookt  en  dan   fijn  gewreven ;  40J  hart 
gekookte ' dojers  van  ejjeren,    ook  fijn  gewreven,    en  5?. 
bsfce    fla;>alie;    van    ieder  «ene  tekere  boeveelheid ,    naar 
mate  men  voeder  verlangt  te  hebben.    Men  menge  het  op- 
^c|^v«ne  met  de  olie,   doe  bet  dan  in  eenVmimen  fcbocel 
jbovea  een  iMgauim  vnnr,  en  roere  het  zoo  lange»  tot  dat 
bet  uitgedampt  en  droog  ia;  dan  beware  men  het  in  eene 
Aeacb^  «n  sorge,  dat  er  soo  min  mogelqk  lucht  bQ  komfu 
Dit  drooge  voeder  eet  de  Nachtegaal  gaarne;  maar  men  geve 
bem   dageltfktf  daarbU  een*  meelworm  of  zen ,  's  mcrgens  en 
*a  «vonds  de  helft«    Hierop   zingt  de  Nachtegaal  voortrefle- 
l^k^   vooral  wanneer  men  hem  gewent,    die  uit  de  babd 
te  ontvangen.    Ik  reken  den  Nachtegaal  onder  de  verhuis vo- 
gels,  die  jaarlQks,   even  als  de   Ooffevaar  ttt  de  Zwabtw,^ 
bier  btoe^en ,  en  ter  bekwamer  tyd  van  wopoplaiiFi  verwis^ 
felen«     Werwaarts  'dezelven  zich ,  na  in  den  zomer  bier  ge- 
broed te  hebben,  begeven,  is  mQ  onbekend;    hierover  Is  al 
zoo  veel  gegist,  dat  bet  overbodig  zonde  zijn,  deswege  nog ' 
iets  verder,   by   gisfing,   op   te   geven,  en   dus  meer  dan 
waarfch^nltik  in   verzinfels  te  vervallen,  —  zoo  als  men 
zulks ,  ten   minde  naar  mijn  oordeel ,  met  den  Koekoek  ge. 
daan  heeft.    Eerst  wilde  men ,  dat  het  wijfje  haar  ei  legde 
In  het  nest  van  eene  Ringmusch;  naderhand  (want  men  be» 
greep  toch ,  dat  het  kleine  gaatje  in  den  boom ,  — ^  meestal 
vruchtboomen   —   waardoor  de  Ringmusch  in  de  holte  tot 
baar  nest  komt,  met  deze  onderllelling  geheel  ftcgdig  was} 
in  dat  van  de  Haverkneu  of  Leeuwrik  —  NB*  beide  zaad- 
vretende    vogels.     Ik    voor    mQ    houde  het  voor   fabelen; 
want ,  waarom  zoude  de  Koekoek  niet ,  even  als  alle  andere 
•Togels,  voor  zijn  eigen   kroost  zelf  kunnen  zorgen..   Maar 
ééne  zaak  fchijnt  vrQ  zeker,  dat  het  zeer  moeijelijk  is,  des- 
zelfs  nest   te  vinden ;  en  dit  is  ook  natnurlQk ,  en  hetzelfde 
lieeft  plaats  met  meest  alle  roofvogels;  derzelver  nesten  zQn 
mede  niet  zeer  gemakkeiyk  te  vinden;  zQ  houden  zich  (leeds 
fcbuil   en    loeren  op  buit ,   en  dit   loeren  maakt  hen ,   ten 
«anzien  van  hnnzelven ,  veel  wantronwiger ,  en  dus  vocxz\g* 
''^Iger,  dan    andere  vogels.    Ik   heb  wel  eens  gehoord,  dat, 
WYuneer  iemand   ürak  naar  éénen  kant  keek ,  zonder  veel  te 
-fpteken  of  te  antwoorden,  men  hem  alsdan  vroeg:   Hoe  zirfe 
soo  te  koekeloeren  —  eigenlek  koekoekheten ,  of  heren ,  atr 
de  Koekoek. 


tf/e  IETS,    OV£R  SOMMrOE  INLANiMCeE  ToeELS. 

Hier  te  Isnde  komen  ook  io  hec  najaar  zoogenaamde  Sjf^ 
fh  menigte.  ZQ  azen  op  bet  elzenzaad,  hetgeen  Eltdaa 
r^p  is»  Wktr  z4'  uitbroeijen ,  h^  ik  niet  kannen  oinriiidig 
lAtken.  Afbier  (bhQnen  zij  in  den  zomer  geen  voedTelte  koanet 
iünden,  omdat  het  elzenzaad;  tegen.  het.  weder  ukboctea 
▼aD  den  elt»  bedorven  h;'  Waaitrch^jnliijk:  begeren  zQ  sicfc 
mar  znlkt  ootden,  waar  zij  alsdan  heaelfda  voedfel,  of 
IMgeen 'daarmede  gelQk  ftaat ,  zullen  vinden.  HerzQn 
-fllmme  be6st|es.  Men  geeft  hou  eerst  wat  geknenaden  1 
nep,  en  naderhand  wit  kanarie-  of  nog  beter 
'maanzaad.  Zy  zQn  aldra  tam ,  en  zingen  niet  onaaidig«  Ik 
heb  in  den  zomer  wel  eenfge  goed  onderiioadene  manneijes 
tn  w^f}^  laten  vliegen;  maar  zij  keeren  tot  de  kooqjen  ta- 
m)? ,  omdat  z4  gedurende  den  winter  te  buifëiyk  geworden 
zijnenoot  |een  voedfel  vinden, 

'  Een  Kneutj€^  Putter^  Grainger ,  HavtrkMtu  tn  een  S^ 
«akttf  al'  eeA  heel  aardig  en  koddig  concert.  Ieder  behooit 
ecbter  Ifiieene  afzonderl^ke  kooi  opgefloten  te  ztjii. 


DOOaORAVINO  VAlf  I»  LAimENOTE 
VAM 

PANAMA, 


o. 


Fnder  de  grooifche  gedachten,  die  ooit  door  het  inen- 
fcheiyk  vernuft  ontworpen  z^n,  behoort,  zonder  eenige 
tegenfpraak ,  eene  oncworpene  vereeniging  van  den  Jtldnti^ 
fchen  Oceaan  met  de  ftille  Zuidzee ,  door  middel  eener  door- 
graving  van  de  Landengte  van  Panama.  Het  is  overtollig, 
hier  de  ongemeen  groote  voordeelen  op  te  noemen ,  welke 
daardoor  voor  de  zeevaart  zouden  verkregen  worden:  een 
enkele  blik  op  de  wereldkaart  kan  er  het  onwaardeerbarê 
nut  van  doen  inzien. 

Er  zQn  meermalen  verfchillende  pogingen  aangewend ,  om 
te  onderzoeken ,  op  wat  wijze  eene  meer  onmiddellijke  ge- 
meenfchap  tusfchen  de  beide  Zeeën  over  de  Landengte  van 
Panama  zou  kunnen  worden  daargefteld.  De  uickomden  de- 
zer in  het  werk  gefielde  pogingen  zjjn  misfchien  minder 
algemeen  bekend  i  men  vindt  van  dezelven  gewaf  gemaakt 
in  de  Annalei  dei  Foyages  van  October  1830,  en  nader  in 
de  BibHoihèque  univerfelle  van  April  1831;   zijnde  het  laatst- 


DOORGRAyiNG  VAN  ÜE  LANOBNOTS  yAN'  PANAMA*   &fl 

genoemde  ^ooteitdeels  geti^keii  Ikic  de  'AnrMen^'^er  fkffk  ^ 
103©;  Nd.  "9,  en  weDigt  uit  atiderèn. 

Uit  IKW  0n  floder  blijkt,  dvc  At  \n  de* jaren  ids8  en 
rSft5>,  óp'lait  vab  detf'GeiMiMl  boliva^i;  werkefyir  eene 
niatiivltetirige  waterpasfinf  •  heeft  plaats  gehad  ottr  de  f e« 
noemde  Landengte,  door  de  He.eren  ll-070,  eea  Hmgëink^ 
matii  'itn- 'P'&hHAKK  f  eeü' Zipeeii f  K%plt9ïn  iti  dlenit  «ao 
CéAimBid;  é)i  -Mllts  ten  ehide  de^gefchiktfte  !||o  Gfr* bepalen, 
om  een  kanaal  te  graven,  of  een*  Qzeren  fpoorwe^  /^tttP 
te  dellen.  ■    i 

Er'iirórdt  gezegd,  dat  deze  waterpasGng  mct^oit  eódoar 
bebttip  van  voortnefFeltjke  tirerkc«%en  volvodrd  iscen' zoo 
dit  waar  if,  dan  beeft  dezefve  alleibelangr^kde  nitkomüeo 
opgeleverd.  De  b^zonddrheden  ér' van  zQu  mneltf  la  oene 
gefchrevene  .Memorie,  welke  in  de  bibliotheek  der  Könlnki. 
iQke  MaatfchappQ  te  Lwdfn  berust,  en  waarvav^Q^nt  tlt- 
trekfel  geplaatst  is  in  het  Ifte  Deel,  p«  59.  éertransacfêHu 
pWofopkiquii  van  1830.       ' 

Het  fs  daaroit  gebheïën ,  'éAï  h<et  verfclH  in  .dtn  wtter<* 
pasfen  ftand,  tusfchen  de  ftille  Zuidzee  en  den  AtlMtifchen 
Oceaan,  zoodanig  is,  dat  vloed  en  eb  dit  verfchil  napofii*' 
tief,  dan  weder  negatief  doéta  worden. 

Bene  zuivere  Vergel^klng  tusfehen  de  wtfteffltndeta  der 
beide  Zêéën  moet  echter  natuurlek  op  dezelfde  t^den  ge* 
nomen  Worden,  en  beftaat  daii  oot  voörnameiykln-dew^ze, 
waarop  men  de  gemiddelde  hoogte  der  zee  ten^  opcigte  harer 
tQdeHfke  bewegingen  moet  aanmerken. '  Er  beitaan  verfchil* 
lende  gevoelens  omtrent  dit  Itatfle  punt,  en  dit. Is  derhalve 
nog  onderworpen  aan  eentge  onzekerheid  ^  rcfaoon.  ik  mQ 
wel  vereenigen  kan  met  het  gevoelen  van  den  HeertLorOy 
die  meent ,  dat  de  middelbare  waterftand  zich  juist  bevindt 
op  de  gemiddelde  hoogte  tusfchen  het  hoog  en  laag  wa- 
ter, —  eene  onderftelling ,  die  in  allen  gevalle  weinig  van 
de  waarheid  zal  afwijken. 

Overigens  doet  dit  niets  tot  de  verkregenè  uitkomflen,  en 
ieder  kan  dezelven,  als  vaste  gegevens  aanmerkende,  vol* 
gens  zyne  eigene  theorie  toepasfen. 

Eene  oplettende  en  herhaalde  waarneming  van  vloed  en 
eb  aan  beide  z^'den  der  Landengte  heeft  de  volgende  uic- 
komften  opgeleverd: 

Te  Panama^  in  de  itille  Zuidzee,  Is  het  verfchil  tusfchen 
vloed   en  eb  twee   dagen  na  volle  maan  gewoonl^k  21,  22 


^a  OOORORAVlMOr  VACf  DB  LANDRNOTE 

Eafftfcbe  roeceo  (*)  ^^  ^o  fommigè  byzoadere  gevallen  27, 
44  voeten.  Te  Cha^rest  in  den  seeboezem  der  AnHIkm^  tf 
dit  vi^chil  t»  16  voeten ,  100  wel  in  het  drooge  jaaifettkie, 
als  ^  den.  reg^tyd«  Op  beide  f>nnten  is  bet  bq  volle  en 
tti^u#e  meen .  gelVktQdig  hoog  water  ten  3  iii«  en  so  ml- 
nnieo  det  namiddaga* 

.  pene  waamemingen  tot  groodflag  nemende ,  heeft  de  Beer 
LiOTD  de  Qafolgende  beflniten  sit  zQne  waterpaafing  ge- 


irDe  hoogwaterlQn  te  Panama  Is  13,  55  voeten  hooger, 
dan  die  te  Ckagres.  Paar  na  de  middelbare  ftand  ttufchen 
het  hoog  en  laag  watar  te  Panama  \i  10 ,  61  voeten  en  te 
Chagret  o,  589  aoo  volgt  daamlt,  dat  de  middelbaie  wt- 
terftand  van  de  (Ulle  Zuidzee  te  Panama  3,  5e  hooger  ii , 
dan  de  middelbare  waterftand  van  den  AUandfchen  Oceaan 
te  Ckagreu 

r  e.  By  den  vloed ,  die  geMlkt<idig  aan  belde  :t^en  der 
Landengte  plafta  heeft)  klimt  de  ftille  Znidaae^io^  6ï  voe- 
ten en  de  Atlantifbhe  Oceaan  o ,  58  voeten  .bove9  derzdver 
middelbare  waterftanden.  De  eentgemelde  Zee  ia  alsdan 
hooger «  dan  de  tweede: 

10,  61  —  3,  5a  —  o,  58  =  13,  55  voeten. 

3.  BV  de  ebbe  dalen  de  belde  Zee#^  weder  even  zoo 
vtèl  onder  de  middelbare  waterftanden,  en  de  eeni^emelde 
it; alsdan  lageir,  dan  de  tweede: 

10 >  61  —  3»  5*  —  o,  58  3  6 f  51  voeten. 
.   Om  zich   een   dtfidelQk  begrip  te  vormen  van  de  gecfien 
aan  weferz^den  der  Landengte,  befchonwemen  het  volgeode 
cireltje,  waamit  men  dadelijk  de  verfchlllende  watedtanden 
1^1  kannen  opmerken  t' 

t 


(*)  DeEngelfchevqet  verfchilt  zeer  weinig  van  den  onden 
Ryolandfchen  voet. 
De  Engeirche  voet  is  =:  o,  30480  Nederlandfche  ellen. 
De  Rttolandfche  voet  is  =:  o,  31395  Nederlandfcbe  ellen« 


TAM  PAHAHA. 


<^^ 


•  S. 


f' 


io,6t 


I  aMf    , 


Het  blflkt  hieruit,  dat,  gedurende  deo  tijd  vaa  ia  uren, 
de  ftille  Zuidzee  eerst  gedurende  den  vloed  verfcheiden<^ 
voeten  hooger  Itlimt  dan  de  Atlantifche  Oeeaan;  dat  ze  ver- 
▼olgent  gelqk,  en  bfi  de  ebbe  beneden  denaelven  komt. 

M£ifO£Lw.  1831.  HO.  14.  A  a  a 


67A       DÖOaORAyiNG  V.4M  M  LABlAeNOTft  VAR  PAffAMA^ 

Waqneer  deAtlve  de  beide  Zeeéo  door  eea  open  kasMl 
vereenigd  wiren ,  zou  het  w<ter  gedurende  6  nren  naar  de 
fUUe  Zuidzee,  en  gedurende  de  andere  6 -uren  naar  den  Au 
laadfbben  Oceaan  (faoomen. 

Oeze  gedurige  heen-  en  wederftrooming  der  get^ïeo,  en 
y^pnl  de  feUe  tttoom ,  die  er  naar  den  Atlantifchen  Oceaan 
Zfiii  platM  gnipen »  zou  ecticer  eene  groote  verw^diog  en 
vardieping  der  doerftt^ding  ^  en  daarna  eene  geweldige  af- 
fcbcoring  een  geicolgekunnen  hehbeni  en  het  (cbfinj^  dier- 
halve  niet  raadzaam  ce  zQn,  om  deze  vereeniging,  zoo  als 
d<  Heer  lLtOto  die  fcëeeo  ut  bedoelen,  door  een  opeo, 
Q9afgeflqfen  kanaal  te  doen  plaats  hebben,  (en  door  fwoi-> 
fluiien  afgefloten  kanaal  zon  d^t  zwaiigheid  we^iepen, 
door  welke  fluizen  men  bq  alle  gelegenheden  van  beide:  z^ 
deo  zou  behooren  te  kunnen  fcbutten.  -*  In  lioe  vcne.  het 
terrein  van  de  Landengte  zelve  de  gefchlktheid  zon  besiu 
ten ,  om  zoodanig  kanaaU  daar  ce  ftelien ,  is  n^g  onbekead« 
De  Heer  llotix  zege  alleen  nog,  du  de  X<>ndeng^.vatt 
Panama  xeer  ^erchikc  is  tot  de  daarftelling  eener  gemea^ 
fchap  tusfchen  de  beide  ieeén.  Men  ki^i  dan  nit  een  en 
ander  zeer  wel  de  mogaljgkbeid  asnnenen,  dat  men  op 
eenige  gefcbikte  w^ze  tot  dit  nuttige .  einde  zonde  knttnen 
geraken)  en  bet  fchijnt  dan,  dat  er  vlerderiei  w$zen  z$n, 
wavop  zulks  ^n. kunnen  worden  bereikt,  ntmelljk: 

!•  Door  middel  eener  eenvoudige  .^oocgiaying  of  open 
kanaal. 

ft.  Door  middel  van  een  kanaal  mee  (qhutflulzen  afgefloeen. 

3.  Door  de  bevaarbaarmaking  van  de  rivier  van  Ckagres^ 
en  het  vervolgen  der  gemeenfchap  met'  een*  j|}zeren  fpoorweg» 

4«   Door  een*  geheelen  ijzeren  fpoorweg. 

BQ  eene  meer  volledige  kennis  van  hee  cerrein  zon  hjBe 
vóór  en  eegen  dezer  middelen  kunnen  beredeneerd  worden, 
en  de  ftof  eot  zeer  belangryke  befchouwingon  omtrent  die 
onderwerp  opleveren.  Ik  meen,  dat  Ineusfehen  hee  hier  aan. 
geeeekendQ  voor  ons  vaderlandsch  publiek  als  ^iee  onbelaof» 
ryk  kan  worden  geacht. 

RW.  C. 


H. 


OtlGHfKOENn  flW  VtVMiDfBOOMtlf.  S/S 


G^rscAieDErnr  dea  trijbeidsvoohen. 


let  plMiai  ▼§!!  booneft^  tlt  siaBebe«ld«ii  det  n^Mé, 
dagmhani  ^«a  dé  JBrêttfckf  cmweatMng  ie  de  iFocIgt  ««tow, 
G«M  iN»lk  kende  voofkee»  derie  geirooace<  Dnr  i»  eektcfp 
ia  aekeMi  iit»t  nkct  nie«wt  onder  de  sm«  Oebndkei>« , 
*wM0r  eenifHk  nee  kteren  ep  fd^aea  ie  befcooMi,  bi«tai 
b0t  nedene  befdMmd^  wetoene  nee  eknde  ToHiiMlea  lil 
wrbend  te  Sbrn,  loo  nuiec  men  watsfchQnmk  de  FirsnJUk 
insüheUskooaen  lieidett  mn  dft  aeibooineo^  welke  fisdeit 
Mkengeiliko  c^ideo  btj  de  aeesce  volken  ia  Emnfps-  bekend 
«Mtt  1^  eh  tt^nnen  vin  vie«gde  c£  hnlde.  (*> 
,  Wt  megeni  hier  niec  neer  den  oofiprong-  vtn  deze  melw 
JMrt  cakjcexx  bewifecv  in  st|ne  SfêHa  dtr  M»ir 
/Snm^  #  pr^fimtr  dut  de  ondv  ItHMAini  ttMv  de  bttf» 
stn.  Ttt  peffionen^y  een  welke  <$  eene  bViendere  eet  wifdek 
tiew^nest  bennen  plemten  of  froene  tikken  in  de»  graM 
ftifteBt  en  dec  die  gebcoik  in  luMi  b^  vocrtdnrlog  in-  ftend 
Iftgèblevett/  Btykbaer  beeft- bet  eenige  overeenkemst  met  dë 
gewoonte^  dei  men  pelm,  of!  in  het  elgemeeff  ook  gMMt 
mUpott  ilr  ceekenen  van'  vsengde  en  overwinning,  of  odk 
op.  bedeeauten^  aekeee  peHbnen  vooniic  of  wel  ie  gemoei 
JHMgr.  Wettigt  Is  biennede  bifgeltjke  verwent  het  bcknngeli 
dei'  boisen  net  gcoen  btf  lekete  geiegentaoden*:. 

Cttdet  lUe  Emropefikt:  volked  beeft  de  gewoonte  plette^ 
neiboonei»  plant.  Mtttfelttke  omftMidlfiïedea  irev» 
'flecbtt  eenige  w^xiging  in  dit  zoo  eigeneen  ge» 
benlk^  In:  DtrifscMmd  en  firanèr^  z4n  er  voeibeelden 
genoeg  vn»  te  vIndeiE,  vnr.  de  denieodet eeuw  ef  etiH^de 
geneenteir  beboaden-  tich  bn  legc  dneitoe  voor  la  bnnne 
vtfQbrleveiKt  o€  er  woidt.  nitdinkkeiyit  bedongen,  den  db 
giendeigeneren  nit  hnane  bosfchen  de  meiboemen  noeiefi 
B.eedi  In  de  middeleenwen  reh)jnt\  men  mee  het 
VI»  .mdboonen.éenigenncta  het  begrip  ven  vt|MM: 


(*).  Zoor  pleetet  men:  ort  in  ona  lend-,  b^i  het  opr^ten 
vm  nieavRe  gebouwen»,  zoegentamde  meibooattQ ,  beAaande 
nlt  een*  Hnpan».  mefc  een!  groenen  tak  veiflerden  Ook^  die 
bffven.  bei  geblodie  nicfteekt,  eit  waaraan,  op  fommige  plaai# 
£ai  tf  tbepi ,  eene  fleaeh  en  e^en  Ihik  hom ,  in  de  gedaanie 
VM  eene^  ham  bewerkt,  opgehangen  worden;  bg  welke  ge»> 
legenheid  dan  het  werkvolk  een*  vrolQken  avond  heeft*  —  rerté 

A  a  a  a 


6^6  OUGaiBDRHli 

verbonden  te  hebben.  Menig  klooiceiUng  voer  hevig  vit 
tegen  het  htlen  van  meiboomen  nlc  de  boffchen  vtn  het 
klooster.  Het  was  dikwijls ,  alsof  men  van  verre  reeds  des 
vcjiheidsboom  in  den  meiboom  der  ondheid  aanicho^lwde. 

Het  planten  van  meiboomen  wu  in  Ftankr^k  teer  gewoon, 
ten  djde  van  den  aanvang  der  ouwenteiing*  •  In  elke  ftad» 
in  elk -dorp  werd,  als  de  mtend  wederkeerde,  die  ftderc 
alonden  t^d  de  maand  der  vrengde  is,  dit  liefelijk  ainae. 
beeld  geplutst.-  De  regeling  der  aanxienlqken ,  de  arimertt* 
th ,  die  van.  onds  zoo  gereed  was »  om  a&es.,  wat  eer  ea 
vooideel  aanbrengt,  aan  xich  te  'trekken»  had  ook  dit  ge- 
bruik .allengs  aH  in  zeker  voorregt  (privilegie)  veranderd; 
en,  om  volgens  de  wet  geldig  of  van  kracht  te  zQn,  moet» 
ten  >  de  meiboomen  yoor  het  hals  van  den  heer  der  plaats , 
vopr  de  woning  yan  -den  Voomtamften  ambtenaar,,  of  ook 
voor  de  kerk  geplant  Worden.  Want  de  dienaren  der  kerk 
waren  niet  de  laatften,  welke  aanfpraak  op  deze  eer  maak- 
ten^  en  hier  en  daar  wisten  zQ  deze  minere  gewoonte  in 
een  vet  inkomen  te  veranderen.  Zoo  is ,  namelQk ,  de  ge* 
fchiedenis  van  den  meiboom  merkwaardig ,  welktn  de  gèza* 
menlQke  Parijfchi  goudfmeden  jaarl^ks  voor  de  hopfdkerit  te 
Pj^ry*'!  lieten  zetten.  In  het  eerst  bragten  twee  door  het  gild  be- 
noemde afgevaardigden  ,^  die  den  weidfchen  titel  vtn  meivor^ 
fien  voerden,. nieu  meer  en  niets  minder,  dan  een*  groenen 
boom,  den  zoogenaamden  wuti  ^eriojant.  Mux  het  dos* 
kapiteel  moest  weldra  begfqpen,  dat  die  eer  toch  ongemeen 
ichraal  wu ,  en  dat  de  meiboom ,  hoe  reusachtig  groot  en 
hoe  groen  dezelve  ook  ware,  evenwel  flechts  eèn  weinig 
brandbont  kon  opleveren.  Men  "wist  dus  weldra,  met  be* 
hond  van  den  naanf ,  eene  voordeeligere  wending  aan  de  zaak 
te  geven.  Het  dunrde  niet  lang;  of  de  metboom  Iwam  in 
de  gedaante  van  zilveren  gereedfchap,  van  tabernakels  «zelfs 
van  fchilder^en,  verfch\)nen.  Langer,  dan  eene  eenw,  ont* 
ving  de  Parjffche  hoofdkerk  jaarlQks  een  elf  voeten  hoog 
fchüderftnk,  dat,  tot  een  aandenken  aan  den .oorfprong  dier 
gewoonte,  in  de  eerde  dagen  van  mei,  met  bloemen  om» 
wonden ,  in  het  groote  portaal  ten  toon  gefteld  werd.  Uit 
het  portaal  ging  het  fhik  in  het  ruim  der  kerk  over.  Daar 
nu  gewooniyk'  de  beste  knnftenaars  de  mêiftn  ibhildeideny 
was  de  kerk  op  deze  wijze  een  waar  mupmm  geworden,  dat 
echter 'door  de  omwenteling  vernietigd  is.  Uit  zoodanige 
meib^men  zon  échter  nooit  een  VTQheidsboom  ontftaan  zQn. 


DBR  VR^BBIDSBOOMBN*  ^JJ 

Ltftt  oof  dOf  verder  zleti ,  wat  elgenlQk  ttnleldiog  coc  hec 
pltoten  vtn  dezen  heeft  gegeven* 

Een  genootfcbap »  dac  over  het  geheel  zonderlinge  gebnd* 
ken  had  en  zelfs  den  koningstitel  voerde,  tot  dst  hendIiik 
III  oit  eerzncht  dien  aan  hetzelve  ontnam,  de  >4|/0cA#/ de 
rcfaool  des  regts  in  dèn  toenmalfgeo  tQd,  beftaande  uit 
tiendnizend  rchr^vers ,  plantte  jaarlijks  op  het  voorplein  van 
het  palels  van  jnscitie  eenen  ongemeen  grooten  meiboom , 
welken  de  leden,  nlt  kracht  van  onde  voorregten  en  vrQhe- 
den,  in  des  konings  bosfchen  hadden  laten  vellen.  Deze  was 
dan  eigenlek  de  kming  der  meiboamen^  een  prachtige  eik 
met  eene  groene  kmin*  Dezelve  werd  met  palm  omwonden, 
met  bloemen,  kranfen,  linten  van  de  klenr  der  hafoche 
(blaauw  en  geel)'  en  met  derzelver  wapenfchllden  (drie 
firtuijfgereedfchappen  op  een  zwart  veld)  verflerd.  Deze 
boom  bleef  het  ganfche  Jaar  ftaan ,  tot  dat  een  sndere  opge- 
ligt  werd. 

In  de  gefcbledenis  der  hafoche  ontbreekt  het  geenszins  aan 
trekken  van  echt  patrioHtmus ,  en'  het  zou  derzelve ,  In  het 
afgetrokkene  befchonwd,  cot  roem  llrekken,  zoo  de  laaifte 
tneiböom,  door  haar  geplant,  de  eerde  vrijheldsboom  ge« . 
#eesc  ware.  Doch  deze  eer  der  vinding  behoort  geenszins 
aan  dat  fchrQversgild.  In  eene  der  minst  beduidende  ge- 
meenten van  Frankrijk  werd  het  teeken  daartoe  gegeven , 
en  —  welke  eene  treurige  herinnering  voor  de  geesteiyk* 
héldf  —  een  priester  had  het  eerèt  den  inval.  Grbgoire 
verhaalt  dit  in  zQn,  ten  jare  II  der  republiek  verlchenen, 
werkje  over  de  vrifheidshoomen.  Dit  boek  Is  zeer  zeldzaam 
geworden.  Büonaparte,  wien  de  vurige  republikeinrche 
geest  in  geenen  deele  behaagde,  moet  het  hebben  laten  ver^ 
nietigen,  waar  hQ  het  magtig  kon  worden.  De  weinige  ex- 
émplaren,  die  aan  de  vervolging  ontkomen  zjl|n,  worden  op 
verkoopingen  thans  bijna  tegen  goud  opgewogen.  Volgens 
gXegoire,  dan,  wat  het  norbert  pressac,  pastoor 
te  St.  Gavdèns ,  bij  Civray ,  In  het  depa/tement  f^eohe ,  die 
hét  eerst  op  de  gedachte  kwam ,  om  de  oude  arisxokratifche 
meiboomen  ter  eere  der  vrijheid  te  planten.  In  bloeitnaand 
1790,  op  den  dag,  toen  de  nieuwe  municipaüteit  aangefteld 
werd,  liet  hij  een*  fraaijen,  jongen  eik  In  Wt  bosch  uitgra- 
ven ,  en  de  dorpelingen  van  beiderlei  gedacht  plantten  den- 
zelven  op  het  dorpplein.  Daarop  deed  de  pastoor  eene 
aanfpraak ,  tot  lof  der  omwenteling  en  der  vrijheid*  „  Oo» 
der  de  fchaduw  van  dezeti  boom  ,*'  dus  fprok  hij ,   „  zult  gij 


6/t  QUClIIftlMLHU 

gedAchdg  sVo»  d«c  d)  Fr^nfichen  i;$c,  en  U  owoi  ondentear 
xulc  gt)  uwen  kinderen  .vertellen  yas  den  eeuwig  gedenkt 
wiardigen  tjjjd^  waarin  g^  hem  geplant  hebt,^    Voorts  rocpc 
hq  alle  boeren ,  die  tegen  ^elkander  pleiten ,  op ,  om  bu9Bt 
gefchillen  ^ocnt  gpede  mannen  te  Uuen  beleggen  ^  allen  zya 
er  mede  tevreden ,  de  fcbeidslieden  doen  vitfpraak,  eo  het 
feest  lyordt  met  gezang  e^  dani  befloten  door  de  juicbcnde 
menigte,    Naattweiyk3  Mdden  d^  nleawipapieren  di^  patriot* 
tiich  feest  bekend  gemaakt»  of  n^en  volgde  hei  op  hoodetd 
andere  plaacfen  na,  en  het  dnnrde  niet  lang ,  Qf  uit  den  invfi 
vau  een*  enkel'  perfoon  ontftondeen  algemeen,  volksipebniik, 
eu  werd  elndel^k  aelfs  «ene  ftaatawet  geboren.    Lopftwyx 
](YI  plantte  eigenhandig^  met  groote  piegtigheid,  eenen  ▼!$• 
heidsboom  in  den  tuin  der  Tuileriin;  maar,  zoo  als  bet  gaat 
b^   omwentelingen ,  deze  arme  boom  moest  naderhand  voor 
z^ne  doorluchtige  afkomst  boeten  s  de  ca^vensU  liet  door 
jonge  weezen,    kinderen  van  verdedigers    des   vaderlands » 
dénzelven  nedervellen,   en  er  eenen  nieuwen  ?oor  In  de 
plaats  zetten, 

In  de  eerlle  jaren  na  d^  omwenteling  was  de  onmiddelUpce 
afkomst  der  vrqheldsboomen  van  de  oude  meiboomen  alge- 
meen bekend.  Meq  koos  ook  overal  de  maand  mei,  om 
XQodanige  boomen  te  plauten^,  Qocb  b^zonder  in  bloeimaca4 
1793  vertoonde  zich  de  geestdrift  des  volks  voor  deze  nien*» 
wigheid  op  eene  ongemeene  wQze*  Oe  gemeenten  we(Uivcr« 
den,  om  prachtige  boomen  op  te  rigun,  Juist  om  decen 
t$d  bedreigden  bulteniandeii  met  eenen  inval  op  ErMmsi 
grondgebied ,  en  de  bewoners  van  dorpen  en  fteden  zwoeren 
gemeenfchappeiyk  bü  dit  zinnebeeld  der  vrijheid,  den  heOi- 
gen  grond  des  vaderlands  te  zullen  verdedigen»  gelijk  de 
krSgsman  bü  zjjjne  vanen  zweert«  Het  aanul  der  vr^heids* 
boomen  moet  destijds  wel  zestigduizend  bedragen  hebben  ( 
want  het  kleipde  gehucht  bad  er  eenen ,  en  in  de  deden  laa 
het  zuidelfik  gedeelte  van  Frankrijk  zag  men  er  eenlgen  hi 
de  meeste  ftraten,  ja  hier  en  daar  voor  de  mestte  buizen. 
Én  niet  enkel  In  fteden  en  dorpen  plantte  men  den  vcöbeidi* 
boom  \  ook  qp  de  grenzen  des  tïjka  en  op  de  voomumte 
boogten  der  departementen  werden  er  eenigen  opgerjlgt.  Zoot 
befloten  FranfcM^  en  inwoners  van  Cenêys^  bü  een  giemeeoi- 
(chappelljk  feest,  eenen  èoom  der  bro$der/J!fuip  iarbre  it 
froiemité)^  als  zinnebeeld  der  vereeniging  van  beide  volketr 
op  de  grensfeheiding  te  zetten»  en  toen  begrepen  eenige  U^ 
den ,   welke  zich  daartoe  b^  elkundcpr.  voegden ,.  hp^ven  of^ 


I>£R   Vlt^HUDCAOOMEN*  6f^ 

étn  Giandotfê^  een*  der  hoogfte  beegen  in  hét  departement 
Dr4m€y  eenen  vr^beidsboom  te  planten. 

in  den  beginne  fcbynen  do  yr^heidsboomen «  even  als  de 
oude  meibopmen ,   enkel  üic  eenen  boomftam   mee  deszelfs  4 
froene  kroon  bellaan  te  hebben.    Daar  eHce  gemeente  liefac 
den   boogden  boom  wilde  hebben ,  konden  de  wortels  geen 
ant  doen.    Ben  100  oude  boom  groeide  niet^  verplanc  z^ 
de ;  en  daar  het  oprigten  gefchiedde  ten  t^de  van  het  uit- 
komen  der  bladeren,   zou  bovendien  toch  niet  één  in  het 
leven  gebleven  z^n.    Of  dezelve  dus  miet   wortel  geplant 
werden   of  niet,    ze  (Uerven  toch  in  korten  tQd,  en  bij  het 
dorre,   vale,,  nederhangende   loof  dacht  men  aan  geheel  iets 
anders ,  dan  aan  kracht  en  duurzaamheid ,  waarvan  de  boom 
bet  zinnebeeld  z^n  moesc.    De  nationale  cenyentie  werd  op^. 
merkzaam  op  het  ongepaste  daarvan ,   en  beval ,   bij  een  b^« 
fluit  van  den  4den  piuviofe  van  het  Ilde  jaar  der  repubiieli , 
in  de  plaats  der  geftorvene  hoornen  overal  levenden  te  zet* 
teué    „  In  alle  gemeenten,"  dus  fuidt  het,  ^  waar  de  vrö- 
heidsbopm  geftorven  Is ,  moeten  tot  aan  den  eerften  germinal 
nieuwen   geplant  worden.    De  conventie  vertrouwt ,  dat  de 
goede  burgers  voor  de  planting  en  bewaring  daarvan  zorgen 
zullen,    ten  einde  in  elke  gemeente  de   boom  der  vr^heid 
onder   het  fchild  van  de  vrijheid  des  Franfchen  volks  groene 
en    bloede.*'     In    dit    bevelfchrift    wordt  geene  bijzondere 
boomibort  opgegeven ,   en  men  fchQnt   de  keuze  aan  elke 
gemeente  overgelaten  té  hebben.    O  re  go  irk  handelt  over 
dit  punt   in    een   afzonderlijk  hoofdliuk    van  z^'a  boek ,  en 
verklaart  zich   voor  den   eiks  de  overleveringen  van  aloude 
vereering ,    daaraan    verbonden ,    deszelfs    prachtige  groei  ^ 
veelvuldige  nuttigheid  en  algemeene  verfpreidjng  over  den 
bodem   van  Frankr^k  maken  hem  ,  volgens  dezen  fchrigver, 
met  het   volkomenfte   regt   tot  eenen  echt  nationalen  boom. 
Ook  brengt  hy  de  lange  duurzaamheid  ter  aanbeveling  b|j ; 
maar  dewijl   de  eik   juist  hierom  ook  zoo  ten  ulcerfte  lang. 
zaam  groeit,   werd  aan  denzelven  de.  eer ,  van  yrifhêiMoom 
te  zqn,  in  de  meeste  gevallen  niet  toegekend.    Ook  zoude 
het  inderdaad   te   veel   gevorderd  zijn  van  het  ongeduld  der 
meeste    republikeinen,    dat  zij  honderd   jaren   lang   op  dé 
fchaduw  van   eén*   geplanten' eik  {moesten  wachten  1    Ore- 
ooiRE  deed  den  vöorflag»  om  nevens  den  eik  éeiien  fchie- 
ÏQk  groeienden  boom   te  zetten,  die  zoude  vergaan ,  wan* 
neer  de  eik  eerst  régt  begon  te  wasfen;  msar  deze  inval 


'68o  OBSCBIEDBNIS 

Vaéfbvgecne  algémeeoe  ^oedkeoritig  gevonden*  Iiitegendee\ , 
'«•r  mtce  lochcgefiel  en  gelegenheid  medebngcen,  werden 
-dkeorolB^a,  kastttttjen^  pltctneD,  popnliefeo,  moeibezlên, 

•  temen  en  pjünboomen  coc  vrQbeidsboomen  gemtakc*  Op 
•wie  pittcfett  gaf  aes  de  voorkeur  aan  den  ItaHaanf^em 
popnfer,  dewtjl  dese  £Oo  fchieiyk  waac  en ,  alf  een  groene 
lêMiskj  zoo  zeer  coc  fieraad  van  een  plein  ktn  ftrekkeo.  De 
vrQheidaboom  der  ftad  Ratten  wat  een  populier,  wiens  cop 
nog  in  den' jare  1810  mee  den  groocen  coren  der  find  in 
hoogte  wedffverde.    En  ook   heden  fttac  nog,  in  bec  regri- 

.  gebied  van  Par^s^  een  door  de  meeste  inwonera  vergeten 
vtjQheldsboom,  die  in  de  eerfte  dagen  der  omwenteling  ge« 
pUnc  werd ;  een  eentge  olm ,  midden  in  de  (baat  der  voor- 
flad   St»  Aittoine;  een   boom,  die  een  te  fraaier  aanzien 

.  beeft,  daar  dezelve  geheel  alleen  ftaat  en  leder  in  het  00% 
moet  vallen.  Deze  boom ,  een  gedenkteeken  ait  de  dagen 
van  het  teaatfchappeiyk  verbond.  Is  onder  alle  de  ftaacknn- 
dlge  ftormen  onbefcbadigd  blQven  ftaan  en  groot  geworden, 
tèfwQt  alles  rondom  denzelven  verouderde  en  op  nieuw  ver* 
jongde,  —  regeringsvormen  en  InftelUngen,  geliDk  ook  de  men* 
fchen  zelve.  De  boom  'nam  geftadig  toe  in  kracht  en  fierk- 
te,  als  een  beeld. van  aanhoudende  jeugd,  en  weldra,  wan- 
neer hij  naauweltjks  tot  vollen  wasdom  is  gekomen ,  ztl  hi) 
allen  overleefd  hebben,  die  hem  zagen  planten*  Het  groot- 
fte  gedeelte  der  bevolking  van  Para's  kent  wel  dezen  boom 
in  de  voorltad  niet,  of  weet  althans  niets  van  deszelfs  be- 
dnldénis,  en  in  plaats  van  een  opfcbrift,  dat  van  den  oor« 
fprong  getuigt ,  hangt  er  eene  bemorüe  bekendmaking  van 
eenen  huurkoetfier  aan ;  evenwel  is  h\j  nog  niet  geheel  ver- 
geten, maar  werd  terllond  in  de  eerfle  dagen  der  dusge- 
naamd  herboren  e  vrQhéid  met  eene  driekeurige  vlag  verfierd* 
Hieruit  blijkt,  dat  niet  alle  vrifheidsboomen  met  den  re- 
geringsvorm  verdwenen  zijn ,  waaronder  dezelve  opgerigt 
werden.  Welligt  is  in  menig  afgelegen  oord ,  waar  de  te- 
rugwerking der  partqfchap  minder  woedde*,  de  vrijheidsboom 
vergeten  geworden  en  dos  blijven  (laan.  Ook  (laat  Immen 
op  den  voorgevel  van  eene  dorpkerk,  weinige  mijlen  van 
Par^s  y  de  beruchte  fpreuk :  temple  de  la  raifon ,  nog  dnide- 
lijk  te  lezen. 

Zoo  veel  men  weet,  heeft  de  kelzerlüke  regering  zich 
niet  bemoeid  met  de  vryheidsboomen.  Buonapartb, 
die  de   dwangmiddelen  van  het  willekeurig  beftuur  zoo  kun- 


.  DER  VR9RB1D8BOOI1BN*  68 1 

fHg  wisc  nan  ce  wenden,  zag  zeer  goed  in ,  dat  de  vtQMd^ 
.  die  in  eenen  dag  ce  winnen  ia,  zich  flechcs  langzaam,  sec 
verloop  van  {ajen  ,  laat  Terftikken.  H9  verbande,  het  woord 
vrijheid  wel  nit  het  woordenboek  van  zijn  volk,  maarhiaide 
voorzigtig  de  eene  letter  na  de  andere  door,  en  maiak{e 
een*  verren  omweg,  tot  dat  hy  eindelQk  de  ceekeoen  der 
waardigheid  van  cmful  met  het  keizerlijk  wapen  verwtafblde. 
'HQ  Het  düs  oude  gewoonten,  welke  hem  een  doom  in  het 
oog  waren,  voor  het  nltwendige  ongeftoord,  en  vergenoegde 
zich,  dezelven  ongemerkt  In  vergetelheid  te  doen  komen. 
Hij  zocht  het  werk  van  den  abt  grbooirb  te  vernietigen, 
maar  blijkbaar  alleen  hierom ,  dewijl  het  boek ,  als  tegen 
willekeurige  overheerfching  gefchreven  ZQiide,  hem,  den 
grooten  dwingeland,  ergerde,  en  menige  republikelnfche 
grondflelling ,  daarin  voorkomende,  veel  odaangenamer  in 
zijne  ooren  klonk,  dan  het  vreedzame  ruifbhen  van  alle  vrg» 
beidsboomen  ce  zamen» 


.   lETS^  OVER  DB  SCHOONHEID  VAN  DB  NB0ERLAND8CHB  VLAG. 

X  erwtjl  de  heerlijke  Hollandfche  vlag  moedig  van  onze 
onverwinneiyke  vestingen  en  -van  onze  oorlogsvaarcnlgen 
waaic,  en  door  de  heldendaad  van  den  vereeuwigden  van 
SPETK  en  de  kloékharcigheid  van  hobbyi^  op  nlenw'fs 
verheerlijkt;  terwQl  over  deze  roemrijke  vlag  veel  wordt 
gefchreven,  en  dezelve  als  een  gefchenk  van  willbm  den 
BERSTEN,  den  Grondlegger  onzer  Vrijheid,  wordt  be- 
fchouwd ,  herinnerde  ik  mij ,  in  het  Manuscript  van  het  nog 
onuitgegeven  tweede  Deel  der  Reizen  van  .mijoen  Broe. 
der  (*3>  ^^('  o^^f  ^^  fchoonheid  van  die  wereldberoemde 
viag  gelezen  te  hebben ;  welk  fragment ,  of  uiccrekfel ,  ik  , 
als  in  deze  oogenblikken  niet  geheel  ongepast,  alhier  Me- 
dedeel : 

„  EindelQk  kwamen  wS  ten  anker  op  eene  reede  aan  den 
zuldwal,  nabQ  een  klein  en  zeer, laag  eiland,  ür/»'ii-i?^0i9iy^ 
genaamd, 

9  Hier  verbeeldde  ik  mij  Curafao  ce  zien,  toen  het,  Vóór 
biSJuB  twee  eeuwen ,   door  onze  voorvaders  in  bezie  werd  ge- 

'  (*)  Reizen  in  J^ett-lndii  ^  en  door  een  gedeelte' van  Zuid^ 
en  Noord* Amerika^  door  c.  b.  boscr,  Predikanc te dvrisfiy^. 


68«  l£Tf 


■b  iMBgs  eea  dor»  eonzaam  en  tkelig  (biod^  wtar  ais 
aktfl  lioorc  dta  het  eeotoonig  gekibbel  van  bet  wacer»  zicc 
men  eeolge  ver  van  elkander  liggende  huizen  van  ftroo»  in 
#eMer  midden  een  klein  Forc  llaac,  mee  vier  (Inkkeo  ge* 
Mmt  voorzien  t  weer  de  Kommasdeir  zijn  verbluf  hondc. 
tt  dat  toe  eene  bewaarplaata  dient  van  de  landagoederes. 
Op  hec  ftrand  waren  eenige  cano*s  getrokken ,  die  tot  de 
vilfcherV  fabrrnkt  worden,  en  naby  den  oever  lag  het  vaar- 
tuigje^ dat  ons  den  vórlgen  dag  was  voorbq  gezeild,  bene- 
veaa  eene  andere  kleine  bark,  zonder  menfchen  tan  booi^^ 
voor  hirnae  ankers  heen  en  wéér  te  flingeren. 

1^  Hec  eenigfte  Ceraad,  dat  b^  dit  ongnnfiig  gezigt  hec 
oog  vervroiykce,  was  de  rchoone  driekleurige  Nederlaadfehe 
vlag,  die  van  het  Fort  waait  ^  en  mfl  deed  zien^  dat  ik  oji 
eene  vaderlandfche  bezitting  kwam« 

^  Men  ttoec  buiten  het  Vaderland  geweest  zQa,  mea 
moet  eene  zeerels  gedaan  hebben ,  om  te  kunnen  ooideelea 
over  de  aangename  gewaarwording,  welke  men  ondervindt 
bQ  het  zien  van  onze  nationale  vlag  I 

f,  De  vrolQke  Indruk,  dien  dezelve  maakt  —  en  ik  mag 
hier  mQn  eigen  gevoel  min  Of  meet  laten  gelden,  afs  dat 
van  alle  Nederlanders  —  is  niet  Hechts  het  gevolg  vad  Hè 
gedachte  aaU  ons  Vaderland  en  van  eene  herinnering  aaii  dta 
roem  dier  vla^ ,  welke  eens  op  alle  zeeën  en  in  alle  havens 
op  den  aardbol  gezien  werd  in  grooter*  geule  (het  h  zon- 
der overdryving  gefpfoken)  dan  de  vlaggen  van  alle  Volkeè 
van  Europa  te  zamen ,  voor  welke  eens  de  vloten  der  groot- 
fte  Zeemogendheden  de  vlugt  namen ;  maar  die  vrol^ke  In- 
druk is  ook  een  gevolg  van  de  fchoonheld  dier  vlag  zelve: 
levendig  rollen  de  drie  kleuren  in,  den  luchtflroom ,  fchltterett 
reeds  op  eeii*  afttand,  waar  nog  geene  andere  vlag  te  on» 
derfcheiden  is ,  vermengen  zich  nooit  in  elkander,  uit  hoofde 
van  de  juiste  plaatfing  der  kleuren ,  worden  nooit  onkenbaar 
gemaakt,  al  rukt  de  wind  of  de  vijandelijke  kogel  dezelve 
aan  flarden;  het  laatlle  (tukje,  dat  aan  den  paal  zitten 
blQft ,  doet  nog  de  vlag  van  Nederland  zien, 

9  Het  iaag  de  fchoonfté  vlag  der  wereld  genoemd  wor- 
den, zy  (leekt  by  de  kruifen  en  (Irepen,  waaruit  de  vlag«( 
gen  van  fommige  Zeemogendheden  be(faian ,  zeer  af  in  dtU 
deiykheid,  fchoonheid  en  levendigheid.  Hec  fpl&neweb  van 
Bngeiand  -^  de  trouwe  afbeelding  van  het  gekunftelde  van 
daaicUii  ftaatsbeftoar  en  van  het  gevaarlijke  van  deszelfs 


kiUo«(  yoor  tiideie  iandto  ^  is  lïit  de  M»  klenrai^^fct. 
N^dechDdfclie  tt«f  zttnengftSeld,  £clfs  4ie  vlig »  welke  ^MR. 
iiiaiwc  êmn  4^  onze  komc»  otMlUk  de  FfaufthcjudiMiale^ 
is  nutder  fdiooB»  tmidtc  van  de  kleantti,  die  tegtOüMg' 
;oope]|,  er  alt^d  ééoe  ferioree  gmt»  uraiiiieerde  irlag  ÉMt 
geheel  uitwaait*   . 

M  Y*>u)aar,  dat  de  neesce  Zuid-Anerikefcke  StaMtty  M 
hunne  keuxe  ven  vlaggen «  de  Nederkodfcfae  coc  model  gé* 
nomen  hebben  (  bU  voorbeeld  c 

M  C^lnmbia  heeft  in  deizelft  vlag  drie  ftrepen ;  dé  boVeHk. 
fie  ia  geel ,  in  het  midden  biatnw,  en  de  onderde  roM» 

jp  Mexkp  drie  ftrepen»  van  welke  de  bpperfte  groen ,  dé 
middelfte  wit,  en  de  onderde  rood  is. 

jy  De  vlag  van  Chili  korac  nog  nader  aan  de  Nederiitid» 
fche:  de  hovende  helfc  bedaat  nit  twee  drepen,  blaauw  en 
wie;  de  onderde  helft  is  rood;  eene  witte  dar  in  de  blaanwe 
dreep  maakt  het  onderfcheid  mee  de  Nederlandfehe  dnidel]|}ker» 

„  Peru  heeft  twee  horitoncale  diepen ,  van  welke  de  ho- 
vende wit  en  de  onderde  rood  is. 

I»  In  de  vlag  van  Guatimala  vindt  xAtt  drie  horixontale 
drepen,  de  onderde   en  hovende  blaanw  eii  de  mUdelde: 
wit;   even  zoo  In  die  Van  Buenos  jiyrny  ttet  dat  onder- 
fcheid, 'dat  men  in  de  witte  dreep  eene  zoii  heeft.*^ 

De  Dichters  bezifigea  dan  ook  mee  edele  geestdrift  onze 
fraaie  nationale  vhg.    VANüBitaoóp  «iiigt: 

Waai  vroiyk»  Hollands  fchooQe  vlag! 
Uw  grootheid  praalt  in  vollen  dag> 
En  fchittert  aan  de  hemelbanen, 
Als  op  het  fpieglend  veld  van  't  meir* 

Nadat  withuts,   in   ztf»  dichtduk  Hollands  Plag,  ook 
de   fchoonheid  en  den  luister  van  onze  vlag  geroemd  heeft,' 
zegt  hy  : 

*t  Zinlijk  beeld  van  amzyn ,  vr^heid , 

Is  zy  aan  der  ondren  IfarAnd ; 

B^  den  vijand,  onder  vreemden. 

Is  de  vlfg  ons  v^idertend* 

In  baar  fchltiert  de  eer  iJer  vadren, 

Dnnt  gdcocht  op  land  eei  ^ee, 

9  Mogt    die   vlag  —    zeggen    wü    met    den  Heer  aw 


684  UTt»  OVER  DB  NEIMUtLANDSCHE  VLAO. 

JONGE  —  welke  ooripronketfjk  een  gefcheok  van  den  900» 
(eo  Giondlegger  der  NederUodiche  Vrijheid  wu ;  die  laet 
pn  uk  den .  ütijd  der  Vftderen  tegen  de  SiMitnibhe  dwinge* 
Itnd^*  <Mit(lond;  die  is  de  heldendaden  van  een*  botsot, 
der.  DE  MOOREN,  vtn  fiet  retr,  der  TROMveif» 
EVERT8EN8,  DE  RUTTER,  en  Van  vele  andere  treüèlfke 
mannen,  zoo  vele  en  soo  fehoone  herinneringen  aanbiedt; 
die  met  regt  door  alle  volken  gtachc,  geëerbiedigd  en  g^ 
vreefd  werd ;  die  thans  nog  de  eer  en  het  aanzien  van  on* 
xen  Staat  uitmaakt  t  mogt  die- vlag  ,  gelQk  zij  nog  vlekke- 
loos wtppert,  fteeds  in  achting  en  luister  kUmmeBy  en  tot 
het  laatile  nageflacht  onbezoedeid  worden  overgebragtT 

Utrecht^  1831*  l.  e.  bosch.  . 


WAFEMZAMG    VOOR  NEÉELAMDS    JONGE tlfiOSCHAP.     DOOT 
J.  VAN  WALRi.  (♦) 


H< 


Loort  ge,  echt  Nederlandfche  knapen, 

Onverbasterd ,  fier  geflacht, 
.^sKonings  kreet:  te  wapen I...  wapen! 
'    Hoort  gij  *t  oproert  blijft  niet  flapen; 

Beeft  voor  d* afgrond,  die  ^  wacht! 
Hoon  de  muiters  en  verraders 
Vloeken  op  de  deugd  uws  Vaders ; 

Ducht  den  walm  dier  helfche  pest ! 
Laten  w^j,  als  brave  zonen 

Van  ons  fel  gefchokt  gewest , 
Vader  willem  trouw  becoonen. 

Die  op  *t  volk  zijn  hope  vesti 

Achten  wij  dit  broze  leven 

Slechts  een  los ,  onzeker  pand , 
Om  met  roem  het  wéér  te  geven 
Voor  •t  Vaderland. 

(♦)  Uit  eene  Ferzameiing  van  Gezangen^  uitgevoerd  op 
een  Militair  Caneert^  ten  voordeeie  des  Landt  ^  dow  het 
Korps  Muzikanten  der  Üaarlemfche  Sckutferi/j  12  Peb* 
1831,  Het  onderhavige  dichtllukje ,  op  muzijk  gefield  óoor 
*ê  Dichters  Kleinzoon ,  den  Heer  joh.  ENSCHEDi,  jr.»  werd 
op  vergunning  des  Makers  hier  opgenomen.  —  Redact. 


WAPfiMXANO.  ^85 

Zret  g1}  zich  de  ^l%m  verbeffien 

Van  *c  verwoestend  moordgeweld? 
Makkers ,  eer  zij  ons  kan  treffen , 
Laat  ons  moedig  hart  befeffen , 

Wat  dat  pestvonr  ons  voorfpelt ! 
Gordt  het  krijgsz waard  aan,  myn  broeders. 
Voor  OW*  Vorsc,  nw  vaders,  moeders; 

Vreest  gevaar,  noch  ftaal,  noch  loodl 
Kon,  in  rust,  uw  moed  niet  blijken, 

Opl  nn  Neériand  is  in  nood; 
Staat!  en,  zoo  g4  moet  bezweken, 

.Ware  (^orie  volgt  vw*  dood. 

üüw. 
echten  wij  enz.  . 

Waakt,  volhardt,  mqn  medgezellenl 

Aarzelt  niet  om  leed  of  last  \ 
Wat  zich  n  moog  tegenftellen , 
'  Wac  n  dreigen  moge  of  kwellen , 

Houdt  de  palmboom  takken  vastl 
Ware  moed  groeit ,  in  gevaren , 
Tegen  rampep  en  bezwaren , 

Geeft  den  jongling  heldenkracht; 
Zonen ,  die  's  lands  erf  bevrijden 

Van  des  vQands  woeste  magt, 
Kroonen^  fneuvlende  in  dat  ftryden. 

Roemrijk  lun  geheel  geflaobt. 

Achten  wij  enz. 
1830.  Nov. 

Makkers  1  nog  eens  aangeheven , 

Tot  een  heilig  huldeblqk , 
Voor  den  Zeeman ,  die  zQn  leven 
Grootsch  ten  offer  heeft  gegeven , 

Voor  den  jongen  Held  van  spets! 
Schittert  Claesfeni  moed  en  glorie 
Onverflaauwd  in  *s  lands  historie , 

Ook  VAN  spBTK  voegt  eeuwige  eer: 
Eer  bQ  Neérlands  vlag  zie  rchenden. 

Werpt  hy  \  vuur  in  *t  bnskrnid  neer... 
't  Vlamt. ••  en  fcbip  en  ropverbenden 

Dondren  op^  en«.*  zQn  niet  meer! 


M0  WAmnzam. 

^/;'       *  Broedex$l  icht  900  *t  jeugdig  leven 
'  Ook  een  los,  onzeker  paod» 

Om,  tit  hy,  bec  prv)8  ce  geven 
Voor  *i  YaderUnd. 
1831*  Feb» 


AAN  miMBN  N£BP  JAM  WéLIiJIM  WAEB^INCK»  4M  LUmUfANT 

DER  AMfXMtniJttCatt  aCfWTtERV  »  MBT  VSEiLOr  ,  VAN 

HET    LBOBR    TE    VEt-SE    TBEVOOSEEEni^,     OEN 

17   SEPT&W^,   1831. 

V  oor  Vaderltod  en  Regc  gevaar  en  dood  ce  tanen. 
Schenkt  elk  1^  die  dit,  b^a»t«,  eene  onverwetkb^re  kroon; 
*t  Erkentiyk  Vaderland  begroet  beo  ala  zjjn'  zoon » 

En  immer  leeft  z^n  naam  in  aller  dankb're  banw. 

Heil,  driewerf  beil.  zQ  v*  <^9  vit  den  ftrgd  gekeerd  » 
En  jnichende  begroet  door  bloedverwant  en  magen , 
De  fcfaoonfte  zegekroon  op  \  edef  hooM  moogt  dragen ,  — 

De  kroon,  waarmee  de  roem  den  d)ippVen  held  vereen. 

Ik  zong  voor  Nederland  —  g^'  hebt  er  voor  geftreden; 

Gods  almagt  was  nw  (bhüd,  in  *t  dreigend  krygsgevanr; 
En  thans ,  aan  *t  eind*  der  baan ,  door  u  met  voem  betreden» 

Biedt  Dichtknnss  n  de  kroon ,  by  *t  klinken  v«n  mgn  (baafw 

Ja,  moed  en  hêldendeugd  blijft  in  gezangen  leven; 

Zoo  lééft  nog  Fingars  naam  in  *t  lied  van  Osfiaan. 
De  roem  van  Uer  en  Zwaard  is  boven  *t  lot  verheve». 

En  bMjft ,  al  de  eenwen  door^  onfterflyk  voortbeftaan. 

God  dank!  ik  zie  a  wéér.  *k  Ben  trotsch op znlke Neven,  (*) 
Ja ,  trotseh  op  *t  edel  bloed ,  waar  ons  geflacht  uic  fproot ; 

Reeds  was  $  Ju  vagere,  eeuw,  hun  kenTprenk»  vrq  te  leven. 
Of,  moest  het  zÜQ»  hnn  trouw  te.ltayspn  met  hunn*  dood,  (t) 

(*)  De  jongere  Broeder  va^  janwij^lem»  mQn  niam« 
genoot  wiLLE.11  HENDRIK,  hielp,  aan  de  zijde  zqns  Broe- 
ders, vóór  &^  op  den  6  Augusctis  IL,  bjj  Bukul  en  ffoui^ 
Mm  f  de  zege  op  d^n  v|]and  bevechten. 

(t)  Hec  geflicht  deriuRL^Ns,  waaruit  wij,  van  moe* 


AAN  HVlIBlf  lUlV.  tif 

God  dank  1  ik  sle  o  wc4r. ««  Vi^^  aoog*  de  bcAer  llMmt 
De  dtnktlof  9  die  Ood  ibhoek,  h  boven  maat  en  ^ei^ 

Lof,  prQs  en  eer  zg  I^em^  die  ons  diei^  kell^  doec  drinkexif 
Eq  a  —  en  ons  geil#cbc  ->-  iy  onveiflicybaiv  t^;! 

derszyde,  afftammen,  heeft  die,  reeds  in  é»  i6óe  eeof»-,  te 
Falenciennet  ^  tegen  de  Ligue  ^  ea,  kter,  bij  béc  iienep  fan 
i^ff  ^rM  op.  denSpanjaarit^  l^etoqod. 


IIEBITATIO    S£RIA  .8UPSR    TABaQATiONf    P|PA^7.»    ^BJ[^.CTA 
NAZALI  BT  4I9ATfiB.MATIZAT4.  K|fA9LA^4b|« 

AfJUtfK  CltivVa  Mundk 

VJedite  Nazales ,  Knablativl<iue  I  recede 

Impia  gens  1  Helii  quis  v6$  droi^nietius  herbam  , 

Soidida  tuba ,  Godjs  paritei:^  Brai^MiaqQe  faccat|m ,  ' 

Heidenicé  Aiotto  doci|i]t  WW<^  kw^Ü>q9e.? 

Foeil  pudeat  vos,  hinc  (foei,  £Deii)  procol  ite  pcoAuiil-  • 

NU  iDJhi  vobiiQiun ;  ^^m  ei^  pipale^  quod  attie^  * 

O  Lief  habberi  (qneis  de  meiiore  potaarda 

Candidns  Imberftum  finxtc  Titanns,  et  barta 

Edeliora  dedit)  commendo  jure  Tabacum, 

Schnbbiferi  nam  qnoc  zwemmunt  in  flumine  vi^^ 

Cernimus  in  lochto  fheiioa  qnot  vliegere  voglps» 

Tempore  Zomeri  bloemaa    qnoc  tem  kleuratas 

Ezhibet  i  in  toppif  quot  frondes  fnntqne  booi^ornm  ^ 

Ars  babet  eenwichiat  tot  fifiookatoria  laudes ; 

Qnas  allM  C^ueat;  hoc  qais?)  non  mempn^bo  byzoadrew 

Ejns  ad  eigeniam  bene  doordringfisfe  gepastis,  ^ 

Noctibns  atqne  dagis ,  hanc  ezercere  manieris , 

Moreque  majomm  fmooltali  vesgier  mnk» 

Qnantae  molis  opnsl  quam  fraaja  fed  ardup  zaaka. 

Non  omnes  koltU^  loagos  qni  draegere  mesfoa 
Dicitnr  ut  plegunt;  nee  qoivia  dooziger,  etfi 
Czedatnr  grooons  fhidii  rookalls  amator» 
Achticvr  hane  merito  Iccroisfe  fideJiter  arcev 
Rookere;  ftd  qni  vii^.,  Ij^it^hae^  vptgeatia  diacatf 
Haec  legat,  et  braavaa.  poterla  finookator  baberi. 

Stoppere  non  cantno-  koa  eit ,  ec  neesere  pipam 


<SB8  MfiDlTATIO  fEILIA. 

In  moiidQ,  nee  etmfatif  esc  aaofteekere  yaniD; 
Hoc  OEltiii  Boerlos  caljec  Kintelias  omtie.  ;,v' 

Asc  Aextré  linkra  par  esr  vanbóudere  ec  Ulania  * 
Regten  lloppero  deinde  mnnica  Ge  handa ; 
Tn«  peinitbnndoa  cnm- na jestace  keikeros 
Flecteren  poscnra  ftoelis  confidere  regca; 
Defltqne-ikr  pipae  c<Mir«iii«re  temporis  elkae , 
liemelicasqoe  dapes  non  irreverenter  habeie. 
Scilicéc  baud  firhklicis,  fed  longis  znigere  nekkis; 
^wierificisqne  minis,  lemeque  ezbiaazere  rookom;. 
Non  boUas,  nimio  fiatn»  distendere  baccas;*; 
Rondaqne  per  dunnam  kringenla  fpargere  lüchcam; 
Neve  paci  Tunmm  resdngui,  donec  in  eindo^ 
Ungne  fuo  ezciplac  pipales  duimins  afchos  ; 
Flnminq.ipoegzeli  vasto  non  mergere  vloerum; 
Drinkere  nil  qtildqnam  vini  bieri^e ,  fed  tianscn 
Tamellko  (iargos  abfic  ficcarre  bekér68> 
Fistnla  qnam  leega  fic^  monddm  lipposque  rigare: 
Hoc  opns  bic  labor  éu,^  bos  artis  gloria  kroonac. 
Rookere  fic  mannnm  t  me  jndice ,  puHc  faonescnm. 

Esc  mer  fpes  flimus. 
Dac  is: 
Al  mjn  vftnjihen  ii  maar  rook. 
Rifoktn  is  mjn  wenfchen  ook. 

CBASSINSTJirERS  ^  TBf^  6BLB0BNHBID  DBR  PLBGtlÖB  INTRBDC 
VAN    £•    K.    H.    PRINS    WUXBM    TAN    ORANJB   BtlWUt 
AMSTBRDAMy    DEN   X?  SBPTBHBBB.  I^«^ 


D. 


'e  Faam  verbreide  den  lof  van  Willem  van  Oranje, 
Die  onder  Wellington  zoo  roem  vol  fireed  iii  Spsnje, 
£o  fier«  ce  Qnacre«BMi  en*  WHcerloo ,  H  geweld 
Van  *c  Korfikaaoscb  gedrogt  :geiluic  beeft  en  geveld^ 
Ple  Belgie^s  legermagc,  in  crotfcben  waan  ontftokeOf     . 
Verdelgd »  en  /Neérlands' eer  gröotm'oecligbeefc  gewrokeir; 
Dle^  Gallié  een  ^^i  én  ^c  weiflende  Alblon, 
De  (cboonfie  laowren  in  den  ftryd  b^  Leuven  won.. 

POX.ITIBK  JAfSPBU 

,,  Xlec  zütt  cocb.regce  bollen » 

Zy  mee  ban  pr<>coKQli^nl.  .      .        - 

Reeds  vier-en- veertig  ceU  men; 

Nog  booger  nonimer  fpelcm^n,' 

Mtjn  vriend  ,•  wat  zege  ge  er  vaitT*^  — 

fi  Zij  zijn  baase  boven  Jan\ 
.  .Sofpclen^  vóór  't  befloic^       ^  > 

Wei%  nog  ip9^él  uitT    . ; 

B.  T.  Bf 


ME  N  GE  L  WERK» 


DK  NUl^TI6H£IO  ev>  NOOD2AKgb9KHEil>f  .VAN  ZfHh    . 
DANIGE   VOLKSVBRLICHtlNO ,     ALS   DE    MAAT- 
SCHAPPV*    TOT  NUT   VAN. 't  ALGEMEEN  9 
BEDOELT   EN   BETOROBRT; 

Door 

5f  E.    WIELING.   C^) 

yV  at  is  er  veel  gebeurd  in  weinige  maanden 'rfffel 
Had  iemand  vóór  een  jaar  zoodanige  dingen  voorfpeld, 
wtj  zouden  hem  niet  geloofd  hebben.  Maar  nu  die  treu* 
rige  verfchijnfelen  elkander  opvolgden  niet  verbazende 
fnelii^id,,  vraagt  men  telkens  met  belangddling:  Wat 
hebben  vy*  '9erder  te  verwachten  9  Hoedanig  xét  fiét 
einde  ztjn?  Wilden  wij  gisfingen  wagen,  de  gèvoelttftr 
zouden  misfchien  groótelijks  verschillen.  Wat  mQ  be- 
treft, ik  beken  gatme  m^e  onwetendheid  ""in  de  dingen 
der  ftaatkunde.  Ooi  ware  het  hier  geenszins  de  plaati» 
om  eenig  onderwerp  van  dien  aard  te  behandeleti.  Nogf> 
tans  had  ik  bQ  het  zoeken  naar  (toffe  voor  eene  fpreek- 
beurt  gedurig  de  gebeurtenisfen  van  den  dag  voor  mQhen 
geest.  Wie  kan  geheel  uit  z^ne  ||edacht6n  verwijderen, 
wat  onszelven  zoo  zeer  van  nab^  aangaat  ?'  Al  noiemt 
men  de  zaken  ook  niet  by  name ,  de  mvloed  van  om- 
Ilandigbeden  op  keuze  en  behandeling  wórdt  toch 'Hgc 
merkbaar. 

Blonder  in  dagen,  als  wy.thanis  beteven,  beeft  een 
openbaar  Tpreker  eene  moeijeli}ke,  Tchoon  tevens  nfet 
onbelangiiQke ,  taak  te  verrigten.*  Naar  mate  hij  <lóör 
een  grooter  aantal  perfohen  en  met  nïeêr  genoegen  w^t 
gehoord ,   werkt  h^  in  zekeren  kring  nreer  t^"  goede  èf 

(*)  Voorlezing «  gehouden  in  hec  Departenrent  ZaanMM 
van  genoemde  MaatfchappQ »  den  ao  van  Koolmaand  it^$, 

MENOELW.   183I.   NO.    15.  B  b  b 


^ ''  €^0  NUTTïOtiEtD'  ÉN   NOODZARBUgKHSIO 

ten  kWtde.    Deze  bedenking  zoude  rt^'  Wèfltgt 'kiisflsi 

'^doen  sareelèn,   of  ftlthdna  van  hee  f^rékén  ovi^-zëbk 

'  terfirb^felen  onzrer  .dagen  tei^ughouden ,  urne  bet  afèf , 

^dat  ik   mQ   verpligt   rekende,  daar ,  waar  ik  tim ,  imr 

mgb  vermogen  ook  «lede  ce  \^rkeD  ter  bevordeijfi;' vu 

tlgemeene  belangen.     Ik  waag  het  alsoo ,  èler  ef  (e 

treden,  en  openlQk  uit  te  fpreken,   wat  flt  ftew^len 

overdacht,  wanneer  n^ne  gepeinzen  zich  tot  de  imdk- 

gen  van  onzen  t^d  bepaalden. 

In  het  werelddeel ,  dat  wij  bewobèn'i  !s  thans  erfh^ 
vige  ftrgd  van  meeningen  —  eene  verrêgaande  venNitM^ 
r$A  begrippen.    Men  flaat  tot  uiteiften  oVcr.    Wlf  htf- 
étb  vQftfen  jaren  kng  vrede;  maar  deze  rustwM^ 
'dffegd^ke  ftilte',  die  de  losbarftiog  van  een  veifcbrilkel^^ 
onweder  voorafgaat.    Ongeloof  en  Mlg^of  hebben  «ft 
-gétaariyk    verbond  aangegaan,  dat   tonpen  ftfaies»  è 
ftrooraen  bloeds  wdligt,    zal  kosten*     De  oid^fl% 
ménigct ,  onder  listige  voorwendfels  <^geruid,  fciMtefltï 
bhibnig  en   holt  met  vreefelgke  woede  in  ake^  ^ 
'tilüKBng  voort.    Wat  moet  toch  eenmaal  het  èlfl*  V(^ 
den  van  het  groote  treurfpel ,  waarop  gansch  Biir^ 
Ibtart  met  de  grootlle  infpanning  van  gèdachiéfi?  Zal 
de  ware  vrflheid  er  bij  winnen  ?  of  zal  overdrevcne  v^ 
b^szucht  tot  regertogloosheidj^  en  legeringloosTieid  rtt 
dwuigdand^  leiden?  of  misfchlen,  omgekeerd,  de  \^ 
lèkeur  van  vorften,  welke  niet  leeren',  oorzaak  vioi^ 
/«ögloosheid  worden?    En   zal  de  verlichting,  hdkattfc 
tolksv^rlichting ,   te  midden  van  zoo  vele  fchbkW* 
"befomen ,  vooruitgaan ,  of  welligt  verach teren? ''Ik  w* 
nieet  mij  geenszins ,  T. !  op  ééne  dezer  vragen  ftelfig  ^ 
ttó^órden.    Over  fle  waarde  en  nuttigheid  van  vojkf 
VerHcfating  denkt  men,  m  deze  dagen  vooral 9  zeef  ^ 
geSgk.    De  een  roemt  hoogeigk,,  wat  de  ander  g*vt«# 
acht,  en  wel  als  oorzaak  van  aÜc  woelmgen  aahgeoOTt 
zoude  willen  hebben.    Ik  zal  hier  in  geen  <^^f^ 
dienaangaande  treden,  noch  gisfingen  wagen.  De  *f 
komst  is  voor  otis   verborgen.    Maar  w^j  -«ieff  ^«Wf* 
vieHchgnlêlen,  die,  zoo  ik  mi(f  niefbedHege,  toch  «aft 


.0BR  yot»VEiiS.TCHTJfi/s.  .^^91 

Jvillt :  v^preideaDU  Ed  hierover  w^cbt^  ik  t»ftfre}fg/f. 
jk  mem,  luiDfllök^  iA:^^  g^tu^enis  oo^er  d^qn^^oin 
kiMhtig  bewQs  te  vinden  yoot  Je^ntUfigieidtim  fif^ 
tiakcl^kheiii  .  y^r/ci  zQ^anig^  l^^lhsveriuhting  ^  dh,  ifc 
Ma^ffohapfü:  Tot,  Nut  Yan^t^/llgemeeny  M0eHt,i0 
èc¥i^dert*         .  ..   .r 

:•.  Ik  vkm  ^  uwe  toegevende  aandficbt,  die  it  i^^em 
wdeo  mogt  oqdervtndeo. 

,  Oproer  ie  eeq  .  verichrikkeli^  ding.  Onder  ee&e  feer 
KOVoUmoeoeof  zblfs  flechte  regering  leeft  men  gowpo9<- 
IQk  oog  beter,  d«i  in  een  kmd,  wanr  regeringloosfafild 
plaaft  heeft.  W^uv^a^r  geen  ge»ig  of  wet  meiar  g^g, 
kan  niemand  op  yeiUgheid  van  perfooo  of  bezitdngrjri^ 
'Wtu  Geweld€»aar$  .en  dwingelanden  komen  er  te..f)iip 
4Bge  10  menigte  De  verwarring  neemt  fteeds  toe«  ,^Pf^ 
j^idt  het  een  gediu:^e  oorlog  van  allen  t^eiir4i^^ 
{Q^  Oerkfte  of  ilimfle  blQft  eindel^k  heer  en  vimimh 
4Nu#sn  xmdBrwerpo)  skh,  dewijl  men  bet  woelen  ms^ 
M  /geworden.  Oocb ,  zal  de  rust  hiermede  voor  l^llg^i 
jj^  versekeid  2^n  ?  ,  ;  p^f, 

.,r>J)uuisame  rust  onder  de  volken  is  flecbts  in  m^c^§/f^ 
sf^&K  ^  verwachten;  namelijk ^  w»neer  een  wiUekftui^ 
^Iflder  eeipm  hoop  domme  flaven  7W>  seer  in  onkimi# 
jipi,  ooderwerpiiig  weet  te  houden,  dat  niemaqd  aan.iiMi- 
<4i)dmg  i4«nkt,  noqh  e(»ige  poging  durft  wagen  y,iD)|i 
«QK ^ betepen  loeftaiKl  te  geraken;  of  warine»;  hcviilff|iBy 
verUpbtiog  zoo,  algemeen  is,  dat  ieder  de  noodzakj||g|p- 
4MM:iivanorde  gevoelt,  en  uit.pligt;befef.ecne&4Kf,|^ 
k^'  yw.i  ffit  .  oproerigheid.  Raa4plegen.  wü-  I^^Jfi^ 
jgitjjjM^Vs  V»  vroc^g^e  dagen  en  vW  vorige  e^ii;jj^ 
jj^^i^.l^ert  ons 9  dat  vorften,  l^uingen^  keizens^.^Qf 
J^OfiiMHg  Vl^m  d^  jpamcn.van  oppei*bidofden  zqn.j^Qg* 
iima'i)8W^<><>Qi!Jk.  pinerheldep»  om  door  middelen,  vau/gi- 
üsMifiSSW^,  in  te  boezemen  en  door  vreeze  hunne  .on* 
j|lHKlipen  in.be4wang  te  bouden.  Men  heeft  hiervan  zoo 
4Sf^}i\%  en  op  zoo  velerkiwiÜze  de  proef  reeds  geno^ 
(Miy'iitalt  het  voor  uitgemaakt  gehouden  mag  worden, 

Bb  b  2 


69a  NIJTTlOHftIO  SN    NOODZAKEKJgKHBID 

mt  kngs  dezen  weg  is  te  ber«iketu>  Leerde  oiet  de 
oodervioding ,  dtc  de  wttlekeurigfte  regerii^m  ocesid 
vaa  kotten  duur  waren?  Enkele  uitzenderiogenhuiifia 
geenszins  het  tegendeel  bewtjzen*  OnderdnAkiog  a 
verkorting  van  regten  verwekken  misnoegpn  eo  yneo 
tot  opftand  aan.  Onbillijke  behandeling  {ch^ciober 
oog  der  .menigte  de  oogehoorzaamliQid  .te  weft^ea 
vr^heid  tot  omverwerping  des  gezags  te  geven,  • 

Bezwaariyk  is  jeen  geheel  volk  in  diepe  onkunde  ft 
honden.  Hia-  en  daar  worden  van  tijd  tot  tQd  «eoige 
ikfatftnrlen  opgevangen ,  die  een  gevoel  van  behoefte  m 
aeer  licht  opwekken  en  fterker  ^ioea  werken*  Hoe  00- 
igeoefoid  en  dom  de  menjgte  ook  z$fQ  moge,  dezelve 
iuiÏÈBi  toch  uit  redelijke  wezens 9. die 'Cenig  denkveriBo* 
•gen  hebben  en  op  hunne  wijze  redderen  over  hufioe 
hAkngm.  Hoe  treuriger  hun  maaticbapp^yke  toefiifid 
ia ,  des  te  ligter  oiïtftaat  er  morrend  oiisnoegeD,  en  des 
tt  «etder  hten  z^  door  zekere  raddraaijers  zicb  vep* 
b^oeren^  om,  ocric  langs  ongeoorloofde  wegen  berfid 
«e  toeken. 

Waar  zoo  vele  getuigenisren  van  daadzaken  voorto 
den  ziJUs  behoeven  geen'e  woorden  tot  betoog  meer  g^ 
btnikt  te  worden.  Doch,  al  ware  het  mogelqk,  door 
l^et  i  geweU  der  willekeur  den  lust  tot  onderzoek  eo  oa* 
idenken  bij  eenig  volk  geheel  te  onderdrakken^  welk  een 
mant  moest  het  z^,  die  er  behagen  in  vinden  kon, 
tien  fchepter  te  zwaaQen  over  eenen  hoop  fliveot  i'd 
•w^elke  té  weinig  redelijke  en  zedelQke  onttirikkclii«  i^t 
om  ooit  naar  verandering  te  haken  1  Neep;  aan  ^ 
hoofd: van  een  edel,  fier ,  vr^küieyend  volk  te  (to) 
'CO.  uit  perfoonl^ke  hoogachting  door  hec^ve  eerbiedig 
gehoorzaamd  te  worden  —  dit  geeft  eene  aangename  vol- 
doening. Purper  9  kroon  en  troon  z^  op  ^ichzelve  -- 
nietr,'  oflchoon  zeer  velen  aan  dit  nictf  zich  vergap»* 
Alleen  de  vorst,  die  zQn  volk  gelukkig  wil  ffl«to>  ^ 
achtingwaardig ,  en  mag  zich  eenig  waar  gcno^  ^ 
«öne  regering  beloven.  De  heerfcher ,  die  door  etomtó^ 
en  vrees  zijne  onde^difien  in  bedwang  wil  hoiidenr'»^ 


0RR    ¥«i;K4V£RUCHtING,  693 

ZQlt  iiogjt  geheel  zonder  vrtes  zi^.  Vleijers  9/  die  bem  . 
ofktriiigeii  ea  on  eljoe  gunst  bedelen ,  mogen  z))oe  groots 
beid  roemen;  een  uitgetrokken  zvnuurd^.  aan  een  piKr<'. 
denjbaar  boven  zijn  hoofd  hangende^  is  het  beeld  .ini^. 
^gn^; gevaarleken  toeftand,  Dionysius  van  Sicijii. 
begreep  bet  Iseter,  dan  zqn  hovelii^  damocItB^s* 

.  Ve^ger  is  de  regering  van  eenen  vorst,  di^  deji^de^ 
enr  lu$$  d^  mcnfcM^'kcn  geflaehts  verdient.  genoeni4  te 
worden.  Stelt  aijn  volk  belang,  in  verlichting,. en. :in9êrkt 
hij  mede,  om»,  overeenkomllig  de  algemeene  behoefte, 
het  noodige  licht  te  verfpidden,  zoo  mag^-h^^hopeii^ 
dat  bet  land  cmder  z^  i^efcuür  in  rust. zal  bleven*.  Ik 
zeg,  hH  noodige^  lichS;  want  alles  heeft  zgnen.tgd,  ea 
aan  de  wijze,  waarop  men  iets  doet,  is  meer; gelegen ^, . 
dan  misTchien  menigeen  zich  verbeeldt*  -.  Door  overdr^ 
ving  of  overhaasting  kan  men  veel  goeds  bederven.  Ook 
de  beste  vorst  blijft  mensch  ~  een  /eilbiiar  mense^ ,  dlf 
Voor ' misleiding  blootftaat,  terwijl  fchjjn  bedriegt,  en 
niet  allen,  die  hem  omringen ,  der  waarheid  hulde  do0> 
npcb  heilzamen  raad  toedienen.  De  goedhartigheid  zel^ 
heeft  hare  agene  gevaren  en  gebreken.  Hierbg.  kfomt 
mfde ,  "dat  men  gewoonl^k  gaarne  zelf  de  vruchten  «icn 
yn\  van  iietgene  men  zaait;  ofTchoon  de  ondervinding 
reeds  genoeg  heeft  geleerd,  dat  men  doorgaans  met /a/99^ 
Mam  haasten'  het  doeK  beter  bereikt.  Hoe  heilzaam  de 
bedoeling  zijn  mpge,  het  volk  laat  zich  de  verlichting 
niet  opdringen. 

'  Lkfat  is  iets  goeds;  maar  het  oog  moet  eriian..§e- 
'Wopn  zgUf  of  er  langzamerhand  aan  gewennen*  Hoi; 
'gtHioter  de  duisternis  was ,  waaruv  men  verkeerde  , 'des 
•iè  meer  behoedzaamheid  woidt  er  gevorderd.  *0e  ov«r* 
gang  moet  idet  plotfelgk  gefehieden.  Te  veel  licht  kap 
'öok^verbUnden  en  in  verwarring  brengen.  Men  ^iet  dan 
>V6^  voorwetpen,  maar  geensains  met  behooflglie  .<H)dex- 
fcheiding.  Het  licht  alleen  is  niet  genoeg;  i^zon^ 
•bogen  zQn  er  even  zeer;  noodig. 

Verder  moeten  w|j  id  aanmerking  nemen ,  dat  licht 
ssonder  warmte  nier  genoeg  nuc- atnbvengt*    De  aon  ver* 


6^'^  NUTTIGHl^Af'ËN   NOObZ^K)iL(|ftftBlD 

UiHi  ëd  venrroiykt  (mzè  korte  wintiéOi^^i^'^^Mrd»' 
nttSti  "Igèéfï  een  liefeiyk  fefayiïftl;  mltff  gëétie^ii¥ttMiitev 
zöib  «r  bg  groeien  of  r§pen.  Hfertöé^  wordt  koG^' 
rflftSé  warmte  gevorderd.  Even  inin  z«f 'l»^l{b&dl}|:  dtt- 
vcHfands  baten,  wani^eer  men  godsdienijf^of' ïedftlQklisitt:~i 
diiarvidi  afzondert.  Wetenfchappel^  kdinfs  van  lidv' 
iüéï  maakt  de  menfclien  niet  altijd  f>etèr  'èti  •gelolkfgtr'^^ 
rtaar '  wel  eens  opgeblazen  en  lastig  vöbr'todbren.-  'hk 
ithhtttt  tT  dan  zekere  glans  van  uitwendige 'be&hai^g^ 
der  rü5t  der  volken  is  hiermede  gctnitifis'  rdhMbtKê^ 
Qdéle  waan ,  dwaze  hoogmoed ,  'gémfl^è  eigenBefde^^ 
kWlsüge  praalzncht  veroorzaken  imegfendéérviBéleér'WdP^ 
rend  misnoegen ,  wrokkende  part^izuehf,  ^éencfA  pMmw 
têglénkantihg  en  overdrijving ,  emdélgk'Wo*«i|{«i  eh  *e- 
föeringen.  Verbetering ,  ügeineen  vühijo'  is  (kn  dB 
lüuze  ^  eigenbaat  of  ëersiicht  de  tigi»^^  drQfvterJ 
VéirderfèlQk  noem  ik  zoodanige  valfche  of  balve  yiolidP' 
tbigj  \Mkt  aan  boozen  (leehts  de  middelen  vefftba&y 
ntti  ^o  veel  te  méér  kwaad  te  bet^nlM  en  uit  tü  voe» 
1^.^  De  tegenftanders  der' ware  volksverliditiiig^  bdihIéI 
vdbr  het  oogenblik  aan  de  goede  zakk  niet  meer  oaded 
Itinitaen  'toebrengen ,  dan  door  het  kwade  te-  barortkraivy 
traartoé  overd^vene  zncfat  voor  verlichting  wel  eens  an» 
Wding  geeft. 

'Nïet  iedei;,  die  veel  van  veritchting  fpreekt,  is:Ml 
Vribnd  -van  licht.  De  perfonen»  welks  bet  volk  In  bè^ 
%égh)g  brengen ,  hebben  gewoonl^lt  b^ogmtitOD.  IMt 
"wflÜtilQk  het  algemeene  wdzi^  bedoelt^ Is  behoodltttti 
"df^xleinkt  aan  onzekere  gevolgen.  Eene  göeèt  zéA  taai 
*tif^sdnid  en  door  eenzipge  pertjtjzticht  te  éeöoogisA^ 
licht  ^  geplaatst  worden.  Daar  zQn  ook  toenfchèitv^dik 
flèrhté- dingen  door  zekeren  glioip  bek^^l^wwMte 
iittkëh,  om  alzdö  het  ooideU  Van  meÉ^tiWiA»  M» 
nen  ^ensch  te  neigen.  De  onpürt^igt  <ff^m^Mti^4k 
geenszfais  mét  oppervlakkige  beibhoe^W^  i^^^ve^ 
Qöegt,  geeft  acht  op  de  oorzaken  dier  verfift^etm^i'^^i 
vindt  reden,  om  zoodanige  volksverfichliö|*  v<«wf  % 
ftaan»  als  door  deze  xmze  MaatTcftap]^  bèdoekl  w^A^ 


,  09f^ ,  yotksvwiLlcHTöi^.  69^$,^^ 

'    w<Dt  tiezdve  üfetetót  veredeling  des  bai:leti  m  fotu 
varbcteriDg  d^  ^eden.    Hierdoor  bevordert  i*e&  teva^r 
deidHid  ea  kalme  rust  onder  de  tab:p:e  menigte  der  lie*.. 
dior  van  g^ringeren  (land.  Heilzame  volksverlichdng  vepn 
foltilc  dtts  groot^lqks  van  die  zoogenaamde  verlicbtiag  ^ 
wMPbg  men  wel  van  regten,  maar  weinig  van  pUgte^. 
f^litjot  te  willen  weten  «^  waarby  de  daden  van  bet  bur* 
gfotiijk  beftnur  liatig  beTpied  en  Tcherp  gegispt  worden  gr. 
ep  ériftige.  heethoofden  eafluwe  bedülers  de  zaden  v»i. 
cAverfenoegdheid  met  volle  handen  ttitftrooQen;  tersi^ 
!)€$[  zfHém  (HUibiseekt  aan  lieden  9  welke  den  groei  dea^ 
ovkruida  helpen  bevorderen  9  dat  liever  met  wonel  en  ^ 
liitgero^  «loeat  wórden.  ', 

«^Het^  beftmr  van  eei^g  land  bl^ft  aicqd  onvolkomea 
omfchenwerk^:  £en  verlicht  volk  neemt  dit  in  aanmérir 
kiDg,  en  verwant  of  vordert  gecnszin»,  dat  alks  j^^ 
wfenadi  zal  gaan*  Waar  b^ippen  én  belangen  van  ^ 
veils  duizenden  op  zoo  menigerlei  wijze  tegen  elkf|ihj 
du  inloopen ,  kan  niet  ieder  zQne  begeerte  vervuld^zien^ 
Bic  weten  ea^  bedenken  de  verftandigen.  Gelukkig  p^ 
tolk,  waaronder  het  getal  der  zoodanigen  in  alk-Aan^ 
den  groot  is!  Deze  verlichting  brengt  heil  aan.  Me^ 
net  dan  op  andere  volken ,  fpiegelt  zich  aan  dttuly^ 
,  voorbeelden  ,  en  ftelr  prigs  op  zekere  gematigdheid*  Mei 
kent  de  gMbhiedenis  der  omwentelingen»  Men  weet  «^k, 
4at  natfien  en  vormen  op  zichzdvè  het  volkagehik,  ni^ 
ilBlbrèi^teo.  Men  i$  overtuigd,  dat  menfchen  fte$^ 
aMOfeken  bilden,  en  dat  vooral  van  zedel^ke  ?ed^^^ 
fiog  of  godadienilige  veredeling  lieil  moet  verwaobtifv^- 
j^j  tepv^  ieder  in  zQnen  kring  van  zichzelven  ^-Jl^ 
litK>n  te  bennen,  ,  ^^\.ji 

u}  Z>irifr  bdlaat  nog  geetf  vcdk  op  aarde,  tot  welifji^ecr 
4Mn  kan  zq(gen,  dat  ware  verlichting  algemeen  Ui^opi^ 
Mtzéhrti  «  «00  verre  zal  het  waarfchqnlitfk  niet  fj^Oje» 
jjl^v  eiigena  kom^i*  Hoe  overvloedige  huusfchen  het 
noQdifB '  lidK  onder  alle  fianden  wordt  veripreid^  des  * 
M  neer  reden  is  er ,  om  te  verwachten ,  dat  alles  rustig 
:^.|)KJven  in:  dcft  kuide«    Wanneer,  ik  van  een  YcrJici^ 


6^  NUTTIGiMIO  'EK*  W^d^DjeAKM^HElD 

•  hHÜ  fpreek,  bedoeMkr^  dit  «r  onder.  fatt^elM  e^e 
HMmdcrIidd    teOaatv   bQ  w^e  .Modanige  TerlicbriDg 

-^hits) beeft y  als  MIcnuud  geacht. moet. wonkn.  Moge 
oofe.defle  fDoerdeilieid  demindierheïd  uitpadoen^^  wmseer 
iBe0.  flechts.  bü  getallen  .de  pecfonen  (^rekAt^^zij  beeft 

vi0cb  een  ver(landeli]k.<iverwigt 9, en. dez^ invloed  is  ivd* 

.  dadig  voor  het  «dgomeeDe  geluk  der  maatfchapiiQ.  De 
onkundige  menigte  venpag  weiniig».  zoo  dezelve  ^een' 
ftetm  eo  duur  vindt  bq  magtiger  en  dopOEigtiget  4iédeD. 
Z^ü  de  menrcbeo  van  den  talrgken  midddfland  in  Heden 
en' dorpen  r--  zQ  maken  de  ^genügke.  kern  der  natie 
uit"— varlicht  genoegd  om  hunne  «are  bebu^en  ia  te 
zien»   en   wordt  het  volk  niet  gedrukt. door  al  te  zware 

•lasten^  dan  behoeft  de  man ^:  die  4Hinihet.  lio<rfd  van  xlen 
Aafiit  «zich  geplaatst  suec,.  geenszins  yopx  opcoer  ie  nee* 
zen«^  Zijne  onderdanen  :weten ,  dat  ^ö^ec  niet  bij  km- 
aeb  winnen  9  maar  wel  verliezen.  Wie  zoude  naar  ver- 
^imüg  haken  9  die  onbdemmerd  z^n  bedr^  kaa  uit- 
oefenen en  de.  vruchten  van  zijne,  vlqt  veilig  in  m^t 
genieten.?.  Omwentelingen  hebben  gevolgea,  wdke.  mep 
V§oir«f  mtt  ka^i  berekenen»  Het  zijn  onkundigen  »■  die 
9ich  VQrbeeld^Q»  da.t.  elke  verandering  ook  verbetetiÉg 
zi^;i;9id.  Kinderen  zien  alleen  op  het  ooaangcname  vin 
h^  tege^wooniige  oG^enblik.  Zoo  ook.  de  menfehen, 
die  wapig  doorzigt  hebben»  Ziij  merken  .iQee)ai  >wt  gne- 
4e »  dat  .werkelijk  wordt  gienoten^  te  wishiig  qp}^ 
Uim  dQor  misleidende  verbeeUing  zkh  verbijateren »  en 
droomen  van  gelukkige  dagen  5  die  zuUea  volgea^  watt* 
mie^rfledits  het  bui^erlijk  beftuur  is  ytsmd^éL  Zq 
Jui^teren^iite  ligt  naar  vreemde  inbkzingen  ^  waaneer  ma 
hun  gouden  bergen  belooft.  Zij  beziBq«aNoiet«  dat  er 
telkens .  weder  andve  dingen  zijp  zuilen ,  die  gfMBSZios 
aaai  hume  wenfchen  en  verwachtingen  beantwomdeniii 

Anders  denkt  en  handdt  een  verlicht. volk.  Het  ziet 
op  de  gefchiedenis  van  vorige  .titïden^  en  tri^BC. 
lesfen  uit  de  voorbeddea  van  anderen.  Wanneer 
n^e  verlichting,  als  ék  Idaatfchapp^ :  Tet^  Nta  vém^ 
Jfgêmeen,  bedoelt,  daar  ia,  ondemerpraaat^zidi  aan 


iOi-ym^  (D,Sefa0arzaiaiiit  ^iec  eükel  uit  vfees  voor  9f^^ 
.©aiiryfld€«i.^.befef..¥«D  pligt.  Een  göcd  burger  »>ud'e 
.ff;ieeu^/.^rwetens»»k  van  nitt^en «  xicb^aan  Jbet  geneon-l 
(cbappelqk  dn^en  der  Jasteo  te.  omtrekkeu*  Men  beboeft 
niet  .willes&^  blpid  .  te.^jyn,  ypojr  het  k>vade,  dat  beftaat, 
tn^  .yerVefi^fi^  .ooodxakelök  maaktj   maar.  men  behoort 
09lL.b^r  veelvuldige  goedig  op»  te^meitm  en  dankbaar  te 
•  fidieTOpBf.,,,.I,iödcn^  -Vdk?  ^tljd  />p  het  pntbrfkendö  of 
. T£rkeecdp..ziftn ^  iQaken.zichzelven  caivei;genQ.Qgd  en.on- 
r  gelnkkig.^  rlamniy  die  göifond  verftaiad  'en  ïiêTdére  bè- 
gripjHsn  Ifeeft,  is.  b^oedzaam  in  hi^  oordeeleif) »  en  er-' 
.kenf ,   dat  ibQ.  «reinig. kan  doiorzisn  in  de  dingen*  welke 
lu^.  tot  zjjnïiak  en..tpt  ziynen.kring  beboorai..  ,lij};be.] 
.  noejt  zich-  oet  dgene  jsaken,>  en  ^.fpreekt  hu  al  ^erda-^ 
ik»  der  reg^g  »  bij  neemt  befcbeidenbeid  in  acht«  Ym 
jBenichen,  die,  «geligk  h^  zelf»  feilbaar  z^^  verwaeht 
'h^  geenszins. Jiet  yolmaakte*    Hg  neemt  omihndigheden 
in.  aanmerking,  en  btfcbouwt  .alle  dingen. U^f^t  van  de 
Tfunftigfte   zydé.     H^  is  gematigd  van  d^kw^ze,'  en 
poogt. Jiet  misnoegen  van  morrend^  tot  bedaren,  te  brea-^ 
.^en«  .  Hy.  bemint  orde  en  rust*  ,Hy  b^ft,  dat  een  aUr 
,  dcre.  vorm  van  beftnur  ook  zigne  gebreken  hetfu    HQ 
.weet,  dat  bq  verandering  van  tooneel  andere  perfooeq 
<  hmae  wllen  fpden ;  terwql  onwaardigen  ten  tQde  Van 
-wcwarring.  zidi  opwerpen  ,  om  eigene  grootheid  te  be« 
;*w>rd(nrpn.'Hiy  kent  de  nadeden  van  oproerigheid,  en  zal 
rte^xtiaur  goed  niet  ligt  in  gevaar. (lellen,  om  een  onze* 
'kCR  voordei^i  tut  bejagen.  ^ 

« .'iHoe  giooter  nu  .onder  een  volk  het  aantal  van  pèr(o* 
iiin  is,  !weUce  zoodanige  begrippen  en  beginCelen  volgenv 
lées^^te.  gelukkiger  meen  ik  hetzelve  te  mogen  achten.  Ver* 
Md^dog  V9n  dezen  aard ,  zoo  bevorderlijk  voor  inwen^ 
dige  mst^. .welvaart,  kan  niet  te  veel  verfpreid  worden 
lOfider.  alle  flanden.  Wanneer  ieder  lid  der  burgerl^'k^ 
<Baiififthi494  rigtig  oordeelt  over  ziljne  betrekkingen  en 
^pHg/tm ,  is  i:  men  algemeen  beter  tevreden  en  oefent  ge- 
duld en  koestert  hoop.  £en  verlicht  volk ,  dat  onder 
billlkte  waoien  Itaft^  en  ioftellingen  erlangt,  die  aan  be- 


6s/^\  ^  '      NUTTIOHBSI>  «N  NOOOZAUILgSlIBIO 

haefift  en  geest' des  t^ds  beancwoofdm  ^  zai^  iuet% 
opróerig  worden.  Getuige  de  gefchiedeots^vKii  alle  on*.' 
wontefingen!  Gegronde  Uagten  gingen  er  géwooaHP>^! 
voorkff  eer  een  algemeene  opftand  pUuiis  had;  of  eeae 
oAlnincüge  menigte  leende  het  oor  aan  bedriqgelqke  op? 
ruling»  en  deed,  fai  de  verblinding  der  driften,  tomf 
dhi^eii,  waarover  de  menfchenvriend  zich  «soetTbedtoeitai 

'  Wil  men  het  gezegde  door  éen  treffend  voorbeeld  bo> 
vestlgd  zkn ,  ik  wgs  op  de  gebeurtenisT^  oüer-dagen-^.^ 
oj)  ons  Vaderland  en  op  Be/gi3.    Wat  dders  vootvid»^ 
w9  'ik  niet  aanroeren.    De  fcheuring  van  iiet  KosingtSk*:. 
der  Nederlanden  geeft  ftof  genoeg  toc'nq^dcokeiu    R|k^ 
ld  leerfaig  is  de  gefchiedenis  van  onzen  leeft^dL    Vfidin 
en  volken  -kunnen  er  nuttige  lesfen  uif^ci^ekkeo*    IM» 
land  en  ^^^^  ftaan  tègsn  elkander  over^  tla  merinrar* 
dlge  toonbeelden,  die  aanw^en,  walt   mfe  ToHcSfüi^* 
lichting  is  en  vermag.    Alle  de  Nedcrlmakn  bdioonte 
otedt^  by  elkander.    In  eenige  opzigten  hadden  de  fae#: 
wtmers  der  onderféheidene  gewesten  ved  overeenkotetta: 
Di^'worftelftrqd  t^ea  het  geweld  van   Spanfe  ynxooit^ 
laiifkte  eene  fcheidhig,  Svelke  tot  op  onzen  leeft^  voon** 
duurde.  Noord-Nederland  heeft  een'  tachtigfarigen  oor^ 
log  roemrgk  volgehouden  en  is  groot  geworden.    HSer 
heerschte  burgerlijke  en  godsdienftige  vrijheid.    Deze  b^ 
langrijke  plek  gronds  was  eene  veilige  wgkplaats  voor 
'Vérvólgdên.     Hier  bloeiden  kunften  en  wetenfcbqv^i 
Vroeger  en  overvloediger,  dan  ^ders,  weid  hier  licte 
verfpfcid  onder  verfchUlende  (landen.    Het  a<^GBdael  h^ 
pliars  M  de  oveHge  gewesten.     WUIekèur  ftekle  óm 
pkal^'  eh  perk  aan  de  vr^e  ontwikkeling  van  óm  mafh 
ichel^en  geest.    De  flralen  lichts ,    die  vroeger  etsü 
fiefel^ken  glans  verfpreidden ,  verdoofde»  m  vwtwepeOf 
Eetf  nacfateiyk  donker  bedekte  het  land.    Het  TolkrWwA 
hl  onkunde  gehouden ,  en  het  morde  en  Wodde»    Qng^ 
loof  verfpreidde  dcfa  te  midden  des  mgeioofii.    2(kM 
uiterlQke  befchaving  kon  het  gel^rek  aa9  ivare  volMf«H 
lieluhigf  niet  vergoeden* 

Zoo  ftonden  Be^U .  en  ^m  V«dtf land ,  als  oifecilai 


lUtfll  VOLKSVftRLICBTINO.  6^r^ 

b^V  tc^eü*^  eltaiider  over«     Dé  geweldemtr ,  oader  '■ 
wiar»  heerfthSi^ffQ  beiden  geraakt  waren,  Viel  eiodeÜih*' 
Ia  ons  land  ol>enbaarde  zich  terftond  een  edele  geest  tbo 
oTéè^  'eensgezindheid  en  onafbankélQkheid;  in  de  andcse 
gewesten   niet   alzoo.     Om  het  algemeène  beUmg  valr 
Btrropa^  zoo  het  heette^  gebood  ftaatkunde ,  dat  twee  aeoo 
ong;)el^oonfge  deden  tot  één  Konmgr^k  vereenigd  moe8«i 
ten  wordéfr.    Nbch  het  eene ,  noch  het  andere  volk  bid 
zttlktf  begeent;    De  ftüle  opmerker,  die  gewoon  iB-den 
loc^  der  dfaigèn  gade  te  flaan,   durfde  zich  nietve^ 
g<Mdii'van  Üie  gedwongene  téreetiiging  beloven.  De  arag^^ 
ti^n'  der  aürde  ktinnen  beraadtiagen  en  gebieden,  tnaar- 
geenszins  ^   geeft  en  >de  belioefte  des  tQds  door  een* 
bareHchrtft  Yeitnddren. 

-De  vefGenigUig  van  gewesten,  die  eeuwen  lang  ^S 
feheiden  waren^  doch  eigenlek,  wat  ligging  betrefü,  ^  . 
èfeander  behoónn,  zoude  wenfchelQk  en  aan  beide  iMh» 
tM  voofdeélig  f;eweest  zQn,  zöo  de  verftandelgkieT^ 
sbêMSjke  ontwilfteUng  wederz^s  gelijken  gang^  had  fe^. 
honden.  Handel  ffl  vertier  konden  er  bij  winnen*  -Bs^ 
ttdcUn^en ,  toot  beide  gedeelten  van  het  Koning^  der 
N^rlandtn  gtinftig,  werden  reeds  aangeknoopt  enrvw. 
ilMigvnldigd.  Desniettegenftaande  was  er  aan  éen.eenoi 
kMt  Van  eerfleri  af  een  wrevelig  niÏ6noegen«  Daar  -op^ 
Baï^Me  zkh  een  zeer  bedenkelpe  geest  van  wantrüttwcn 
en  tegenkanting ,  waarvoor  geene  reden  beftootk  W«W 
Rgt  werd  er  te  veel  gedaan,  om  ontevredenen  -dbof  to^ 
gé«^dhdd  tt  Wieldaden  te  winnen.  Ninmier<had  J}q]|)fji 
Mn^zoo  geliikkig  tykperk,  als  gedur^ide  dft  v^fibm  jaatl^ 
vttl^^  véreeiiighig»  Men  wilde  in  het  Zuiden  odo  IMIh 
zai0e  voik^iverlkhting  door  verbeterd  onderw^  bevx>rd1>' 
rëË  1-  maar  é»  isenigte  kon  het  ongewone  licht  inat  vtm 
ttHt^^  'Daaf«  wattn  er,  die  de  dolsteinis  liévwhttW 
dd>,  idan  het  Hebt»  Men  miskende  eo  hsterde  den  liesten 
Koflidg.  'Door'  ttetige  en  lage  kunftenar^  weid  eeif 
i%Mndel^  oproer  voorbereid ,  dat  de  treurigfte  tocmee- 
len  van  verwarring  en  verwoestinfg  ten  gevolge  had,  en 
aefeerUgk  ten  laitfte  het  bedrogen  volk  diep  in  het  oiige- 
luk  zal  fiorten. 


^}^^{i/kigic  diei..vrybdkl  en  vedichting  gdsie^d,  /mafk 
wj}!{(flg^u  nK)geii  vecblüdea»  heit;  rsoiüde»  geeK  (cheiding 
l>agi;^r4/-  i^et  R)et  .g«^wdd  zich.  losgercbeuiri. hebbes. 
VfclJiL  ieeo  edele  en  fieie  .^eesL  openbaart  zich  ^.  daareof» 
tegep^9<  UI  ons  oud  Vaderland  by  alk  deze  wodisgaii 
"Vyij  waren  geenszins  bevoorregt  boven  dt  JZuid-Neder»' 
liindcfh^  Ook  ons  bleef  en  blijft  nog  y^  te  wenfirben 
ov^.  DocU  men  neemt  hier  omflaadigbedmi  ia  aanmep- 
k94,.ei)  vertrouwt,  dat  pp  biUgke  ktegteo  gelet  «d 
worden»  Men  weet,, dat  de  Koning. het. goede  yilL  i9 
d.ejf)  verwachting  houdt  het  .getrouwe  volk. zich  riisiig^ 
es^  do<^,  opofferingen,  welkp  grpot  zgn.  Het  afvallige 
VjfrcadfU'Ujk  .  esx  ondankbar  B^lgii  boezemt,  afkeer  in  e& 
verwekt  algemeene  verontwaardiging^  Qnder  oiisiwedqve* 
rep. alle. Aaj^den  in  geestdrift  vpor  de  goede. zaak. 
(.Vaq^aar  deze  eensgezindheid,  deze  zucht  voor  onle, 
d^j^c)  .ferb|ed  voor  wettig  gezag,  dezexgshecfatheid  aan 
d^}Kfuung?  }iim  zien  wq  de  vruchten  imn  het  voltas 
oi|di?ryB^&,  dat  in  ons  Vaderland  vroeger,  dan.dde», 
W^dr  .verbeterd.  Men  behoeft  niet  meer  te  vngen  nair 
de  .s^i^ghdd  der  volks  verlichting,  die  onder  ons  plaats 
h^^.  Al  wie  nog  kon  twijfelen,  die  merice.de  valka<' 
WO^lipgen  in  Europa  op ,  en  vergel^k»  dao  daarmede, 
yffil'  alhier  gebeurt.  De  uitkomst  van  zoodanig  onder» 
fip^.kfui  niet  tw^felachtig  zqn*  Neen,  de  Maatlchapp^t 
Ttit  Nut  yan  V  Algemeen ,  beeft  geene  nuttdooze  of 
g^imrïyb^  pogingen  gedaan,  om  ook  onder  geringa« 
fliqdSP^li^bt  te  verfpreiden.  Waar  haar  invloed  weikt^ 
ftel)^ ,  niM  belang  in  orde  en  rust.  Het  tegended  had 
fffkj^,  en.  eldiers  plaats ,  in  afgelegene  oorden ,  alwaar  deze 
ecihft>  N^prlandfchc  inrigting  of  onbekend  was.  of  mist» 
kmd  werd*  Men  weet,  wat  er  gebeiinüe  (.f X  £<w 
HidWidige  menigte  floeg  grioof  jan  valücbe  voorgevens, 
W  zoude  cieh  b^kans  in  het  ¥erderf^  geftort  hebben» 
waneode,  dat  bij  verwarring  iets ^ware  te.winnep.   Oer 

..(^j  Dtt  ^et  yoorgevalleoe  in  TwttUê^    als  ook   tusfchea 
Moff^  en  ff^aai^  bedoeld  worde  ,  zè\  deMezer  ligt  befeffeo. 


A&&  VOLKStTERtlCrftmO.  ?Öi 

lokUg  dfltt^  gededte  der  bevolMng^,  hetwelk  é^- Héter 
oodMw^  mbgt  otttvangen  1  Alte..weiifcfaen  en  pogfaigiéit' 
der  weldenfceiidèn  moeten  daarheen  ftrfekketf,-dat'*aSffi 
weldaden'  iheer  en  méér  algemeen  worden*  Men'kaó'  dfe 
niaft  en  het  geluk  der  volken  door  geene  beterfe  mMdr* 
ien  veriekefen»  *"    '  ' 

De  Maatfchappij :  Tot  Nut  van  *t  Algemeen^  bad  odk 
r^eds  hare  Afdeelmgen  \xi  Belgti ;  mzzx  de  tijd  des  bé* 
flaans  aldaar  was  te  kort ,  om'  liü  rfeeds  merkbare  gevol- 
giön   te  verwachten.    Eerie   vreemde  plant,  liit  warm» 
gewest  ovcrgebrtgt  j   groeit  niet  altijd  ten  eerfté  welig', 
al  ia  o6k  de  bodem  vru(:btbaar  %  jaren  ^Ijn  er  Toms  notf^ 
dig,  om  aan   grond  en  klimaat  te  gewennen.    Wat  dé 
Maatfchappij  in  Btïgii  deed ,  Téhljnt  thans  geheel  verlo- 
ren te  z^;  doch  wie  weet,   of  van  de  zaadkorreTé', 
wdfce  zij' aldaar  ftrooide ,  niet  eéne  enkeFe  kiemt  en  wor- 
telt en    hng^aam   opgroeit  en   te   harer  tQd  vruchteti 
y±h%  Verbetering  onder  de  volksmenigte  kan  niét  rpó«- 
dig  gefchieden.    Wanneer  men  op  eenmaal  te  veel  wir, 
wordt  foms  het  goede  wérk  voor  vele  Jaren  bedoi'veff. 
Dit  bedacht  de  welwillende  en  achtingwaardige  jossp^k 
II  niet  genoeg*,  toen  hfj   de  Ntdcrlandcn\   die  óüdOr 
Oóstcnrifksch  gebied  waren,  gelukkiger  meende  té' ma- 
ken. Eénige  asanmerkingen ,  door  b  wald  in  een  werkje; 
^tr  Staau<mmtntelingen  ^  derzcher  brohnen  en  hchoed* 
middelen^  betrekkelijk   deze  zaak  gemaakt,  komen  m^ 
te  belangrijk  voor ,   om   ze  hier  niet  me(te  te  dêelen  i 
„  Maar  met  dat  alles  ,^'  zegt  die  Schr^Ver ,    «,  liepeii 
„  zijne  veranderingen  in  de  Nederlanden  te  hard  v^gAi 
„  het  kaïiakter  des  volks  in ,   grepen  te  veel  dé  dgei&> 
^  dommeiyke  geftddheid  dezer  Provinciën  aan ,  e&  kwa^ 
„  men ,   zonder  behoorlijke  voorbereidfelèn ;  te  (chteülk 
„  op  elkander,  dan  dat  zij  geene  gisting  zouden  hébben 
„  verwekt.    £r  zijn  twee  Toorten  van  despotismud  \  bet 
^  eene,  als  de  regering  vvaar^jk  te  ftreng  is  m  dkai 
„  naam  verdient ;  het  andere ,  als  er  inrigtingen  gemaakt 
,,  worden ,  die  tegen  de  heerfcfaende  nationale  dehkwifze 
„  draden ,  en  dan  beftaat  het  ganfche  despotismus  alleen 


70ft  NUTTlOHBtD  EN   lfOODZAR»miLHBID 

^wilhhurigc  rcgcfimgveel  pj^ims^/^^cdtmié 

fr.<Mr^ Het  oogmerk  van  jx>«s«;«  m4  gft^^^ 

^  tfkl;  het  gaf.  een.htidruchtig  getuiigfiiaanyian  iiiikfitf 
^thufiasmus  voor  altee^  ..wat  hq  voortwaafbrnd^sn^^s^ 
i»  lichting  hield*;  maftff  h^t  kon  aan  Nuleti^f§id^4i0f/fi 
n^^^i^  anders  veorkpoiai,  dan  a}^  him.  i«bpp(d|ij9i^ 
^het  heUigdom  vin  de  Godsdienst  ;;.jfant^^.;fagn 
I,  niet,  gclgk  josKPH  zag.  -r-  Hupns  l^sj^^hwjm 
n  Aairtsbisfchoppen  keurden  daarenbov^ulit;j£|e^ti)giti^ 
^  juy .  zeid^  hun »  dat  de  Paus ,  de  PJ^tslntlMf^  Wk 
^  JE  zus  CU  EIST  1/8,  de  onbedri«ge]MJ^,/q|f^jjJB 
,,  gdoofszaken ,  bet .  ook  afkeurde  ;. .:  ko^y^n^rifSgik 
^  naar  hunne  aangewmie,  doo^  ondipnigir^^ydocw^vfïjtl 
n  beeld  en  verfcheidene  {nrigtingen  beiii^lc^r  m^^ 
n.  vm  denken ,  nalatm.»  dk  ook.  irf  te*eHjteq,|i.H:ntft 
i^.Had  josspis  hec  voorbeeld  van  QodiJtti^lUigmM 
^.ye^icbthig  des  volks.»  gclök  LEor^OiLiè^  ctH^oliÏÉ» 
^:M0  waren  (oiislcbien)  m  de  (Oouempl^ckt^  iibd^uff 
^hÊudm  geene  orniraoKelingen  vooitgeisdlen^  aailüvi^ 
f^^e^gefcbiedenis  ons  leert»  met  ijzing. <tf. met,  vwisiiK 
,^ gedenken."  (♦)  .,      .    w-^u 

,rBe  Maatfcbapp^:  Tot  Nta.  van  *t  jVgmii^iMm 
dipt  niet»  maar  werkt  in  den  geest  ddft.Chiislemfem^ 
en  bereikt  reeds  aanvankelgk  haar  doêL  ^JOei  bfii^lkii» 
vaB  ons  Vaderland  is  een  voorbeeld  vQpr^dere(U;(riD6 
buacei^der,  die  ons  niet  kent  of  niet .  iHl^.JcqiiB^fp 
mögeiioet  geringachting  van  ons  fpreken  ^  alsof  wj^gecm 
voi^rflttiders  van  vcrUehiing^  yry'Aad  .eb 'Me/n/hukh 
gitJifitlfn  w^tn^  onze  gan£che  geTctüeden^.b^iqjsfc  IM 
tegendeel.  Wg  willen  verlichting ;. maar verlicboi^^ydla 
dienstbaar  wordt  aan  zedelijke  veredeling  onder  alle  fian- 

C*)  Blidz*  53»  55— 5<?  en  130.  Het  aangehaalde  werkje 
vefdieoc  ook  m  nog  gèfë:^èrt  te  wordeti/  'la  ^^2  werd  bet 
uitgegeven  te  Utrecht^  onder  dezen  titel ;  (^ver  Staaf^fph. 
wentelingen »  Jerzeher  bi^mnen  en  hehedmÜdeten^  Vit  ht 
Heogduitsch  van  j.  l.  ewAtn,  door  U  van  loo,  FrediUif 
te  Oetmarjum^  .  •  T 


dWi*  Bfiln  het  hnd  der  vrjgheid  zonde  .tnen  gèeh'  ft^ 

ftelteii  op  "vvQb^d  t    Ben  vrgheidlievend  en  achtkigwtiiir 

ëig  volk  bet^Mnt  dexe  merkwaardige  plek  grond6$  ^amf 

bèastne  verHcktiing  werkc  mede.,  om  ops  .te  beJitoeQ 

vódr  .de  onbdtai  en  gruwelen  van  losbandigheid  eniror 

geringloosbeid.  W^j  begeeren  geensxids  die  zoogenmidi 

Vr^beid  t  waatt^  driften  en  hartstogten  onbeIemmei^4nmf 

beo  woelen*    Waar  ter  wereld  ia  ook  eene  echt  lii^al^ 

^Itekwyce  zoo  algemeene,    als  hier  te  lande?     Doch 

nen  vordert  geene  onmogelpe  dingen ,  en  fchréêdwi 

filet  terftond  ongeduküg",  wanneer  verbeteringen  noodt 

idaké^  geacht  worden.    AUes  hetft  z^nen  tijd.    B^M? 

ëigdhcid ,  door  vreemdelingen  te  onregt  als  koele  mstg^ 

héé  en  gebrek   aan    geestdrift   befcfaouwd,   kenfttttbi 

ónzen  landaard.    Dft  volk  (hat  op  dien  trap  van  v^Af 

Auidelqkd  èa  zidelQke  (Hitwtkk^ng,  dat  hetzelve  nta» 

Mde  beginfekii  geregee^i  kan  worden;    Elders  'iMg^ 

9éDt  verblhide  xrftiiigte  woelen  en  razen ,  wij  gaaiPlien 

var  flfl  en  ruatig  voort  op  ded.veiligen  weg  der  gMa^f 

A^tid.    Als  ledai  der  MaatfcbappQ:  Tof  Nut  wm\^é 

^Igeouên^  Willefi  W{j  aan  deze  hare  fchoone  fprwk^ 

trouw  bleven   en  heilzame  volksverlichting  bevonteisnir 

Donker  zQ  nog  da  toekomst  -*  een  volk  ,  dat  vrghéSl^ 

«Vde.aa  fegt  bemint,  wet  en  Koning  gehoorzaamt , mei' 

«tfnsgefhidheid    en    vereenigde  kracluen  gewillig  laste» 

dMagt)  vljljtig'werkt  en  de  uitfpattingen  der  weelde  vu>r 

g^ldt,  daarby  op  toenemende  kennis  en  befcbavu^  zieh' 

cod^sv^al  het  fchijnbaar  onmogelpe  uitvoeren  ^.em 

eeAmaat»  na  het  bedaren  der  jftormen»  die  den  veiptsv 

CM  dampkring  zuiver^  ^vrolqker  dagen  zien  aahbzkéqaix 

fiat  «y  MQ^l  M^nop^ 


.'•hb-tf  • 


i^É0ie  hffdragè  tof  de  kennis  van  het  karakter  dier  heide  mantfèn^ ' 
Wie  den  naam    van  den  beroemden  lièrvormer  cal- 


7Ó4'  CALVIÏ?üS  EN  CASTkl/Llb? 

voN7tfitïpreekt','  èfa  flechts  een  wéinig  ^infec' diens  kvm 
bèkdid  Is ;  die  zal  zich  gewi^elQk  terftond  <t6  met  Moe: 
dige  trekken  getieekende  gefcfaiedenis  van  sehv-btus 
berinnereti ;  eeïie  gefchiedenis ,  die  men  zoo  gaarne  «it 
dedzefft  leven  eü'  uit  de  historie  der  Zwitfcrfche  hep- 
vorming  zou  wegwenrchen !  Evenwel  bctaatnt  hec  oos  ^ 
een  billijk  vonnis  over  hem  te  vellen ,  en  te  bedanken , 
dat  geene  pcrfoonHJke  vijandfchap  of  haat,  ttasr  veefeet 
een  hardnekkig  én  onbuigzaam  vasthouden  i^an  zulke 
godsdienftige  begrippen ,  die  hij  eenmaal  als  keiteltjké 
leerftuklcen  had  aaiigenocAen ,  'de  hoofdoorzaak  van  iRySi 
ongemeen  harde  bejegebing  moet  geweest  zijn.  Veel'  kali 
men  ook  op  rekening  van  eene  ohbcfchaafde  eêow  ctf 
vaii  eene  alom  heerfchende  onverdraagzaamheid  fteUên^ 
die  men  destijds  bij  geheele  gemeenten  en  bellaren  ,  Ja 
zelfs  bij  enkele  geleerden  en  hervorjhtrs '  (men  dóil^ 
ïiechts  aan  den  anders  zoo  grooten  Lü'THBR!>aanftrbfl 
Hoe  zacht  en  verfchoónend  wij  echter'  over  hem  öordw^ 
len  mógen,  zoo  wefpt  toch  zijn  gedrag  bg  deze  gélë^ 
genheid  eefte  donkere  fchaduw  op  zQn  karakter,  en,  fa^ 
'dien  dit  on^  oogmeii:  ware ,  zouden '  wQ  vetfcbefdoMf 
ttekken  uit  zijn  léven  kannen  aanvoeren ,  otb  de»  Mtf 
"den*  en  dweependen  ijver  te  bewijzen ,  wttalrmede  litf  tt^ 
geii  klten  te  velde  trok,  die  met  i^è'dttkwQzê'niè^ 
ln(ïem4en,  fSlechts  één  trek  uit  z^  gedrag  óatÊrent  deti 
(inaakvollen  vertaler  der  H*  §.  «EBASTrAAN  cki^ 
T  E  L  L I  o  en  de  edele ,  waardige  hahdelwfjzé  van  déiiik 
mo|e'  hier  eené  plaats  vinden ;  doch  Vbonf  wilteif  ^ 
\ipg  eèti  enkel  woord  over  dezen  man  «eggöj.  '  '  •'"**' 
';  Cast  e  l  l  i  o  bevond  zich  153JHJ40  bm  «fliie  fltf- 
oien  te  Straatsburg ,  werwaarts  óok  b At v ^n ,  iifc 
Öeneyc  verdrcvea^ .  geylugt  was  en  61}  *b  b c  ij  a  a  s  eh 
c  AP  ITO  een  vriendel^'k  onthaal  had 'gevonden.  Éte 
eerfte  had  siich  rëédë  aan  het  Paitfelijke  gezi^  ontti'otf- 
ken,  en  ftpnd  op  het  punt,  om  de  boegen  geheel  kfit 
fchudden,  met  welke  de'Oimme  ftaatkitti^e'der  priestèr- 
dwuigelandy  reeds  lan^e  de  Christenheid  bad  geketeM. 
Cal  VIN  üs,   die  eenigen  i^d  met  hem  in  hetzeHae 


OJULTIlffUS  Btt  CASnLLlO.  pUS 

kabf^rmaao^^  jcbtte  dezn  vli^jgeD  joqtelfaig^  w  hg 
sul  tocD,  ongeveer  as  o£  94  jazen  oqd  .^a  fewoest^  ^ 
weoacto  4iem  vöor/G^mms»  waafJ^i  nogal^  b^gW 
4k^gers  eo  invloed  bad,  te  winnen>  en  wist  hem  ekjd^ 
1^  door  dringendo  aanzoeken  te  ^overreden  ,7  09  dol 
post- vm  Recior  aldaar  aan  te  nmm^  Cast^i.i.i.q» 
nNn  wim  R.  8IM0N  (.erto*  (>//.  /^.,2to^,  lU*  iiu;) 
verzekert,  dat  hQ  een  veel  grooter  kenner  «der  flebreeuvii- 
fcbe,  Griekrcbeen  Latijnfcbe.  talen  waa,  dan  ooit  eieQ>- 
ge  andere  leenuur  van  Qcnevc  geweest  r.]s ,  imarde^iet 
«^Binlg- opzien  doot  tommtge  ^  xxm  reed<  :  gewaagt^ 
dogmaiiTchè  fteUingen,  waarin  h^  de  bellevaart  vaA 
OiTftiSTus  ontkende^  enxle  echthdd  iraii:sAtÓMo'^ 
NêogiUul  beftreed ,  welk  bïatfte  boek  bQ  vii^or  éenXchjii^ 
4el^k  gedicht  .verkla^nie ,  dat.  uit  dea.Byhd. behoorde 
'jwqylarm  te  'worden*  Daar  hff  ttvenaide  Gctw/fcIU 
-goeatdöHen  van  hoogmoed  ea\onvcrdraagzaangihei^,b4- 
cfthxildigde,  had  bq  daardoor  de  vriendfchap  van  CAfe* 
VON^'  die  intuafchea  naar  G^nr^vwaaiteroggekeeird,^ 
.^l^beel  verloren*  Een  door  de  gee^eli^kbeid  geUouden 
t^peoigk  dispuut  f  waarhi  castbllio  van  z^egi)* 
-Hm&de.dwdingen  zou  teru^bn^.  worden,  liep  vruclh 
:€dooa  af*  Hij.  bleef  hai;^Mkkig  h^  jüjiat  m^fiïlngyien 
ibiigaf  zich,  van  zijnen  post  ontzet,  na  een  dqe^cii; 
ve^iyf  te  Pmcvc  ,  naar  Bazel  ^  waar  hij  gptd  werd.  pp^ 
gnomen  ^  eo  xxn  Profeafbr  ia  het  Griekscb  a^n  de  Ak^ 
4wie'alW  werd  aangefteld«  «  :, 

.  Jflier  werd  de  oude  haat  tusfchen  hem  en  c  a  l  v  i  n  u  k 
fooeal  daardoor  op  nieuw  odtftoken «  dat  p  a  a  t  £  l  l  i  o '» 
j^  z^  gffchrift  i/fi  Praidèsiin0tionc  ei  JüfiificaÜonÉ  ih 
^p.  êd  Mj0m*  tX^  veel  zachter  en  liberaler  ben^n^len 
rVii^ttlielde  eo  .oAi.v][f  N  daardoor  op  nieuw  vertoornde 
•Ckik  ia  het  %^ia  waarfeh^niyk  ,  dat  m  ichr^jver  was  ytfia 
hn  boek,  onder  den  verdichten  naam  vra^AkTiii ua 
ji «  L 1. 1  u  5  uitgegeven  ,  de  mn  punUndit  haeretieis  gfo:- 
^p ,  waarin  hQ  allen ,  die  aan  de  veroordéeling  vih 
f «RvZTua  fchuldig*  waren,  4e  hevigfte  verwijten 
4ce^  Daardoor  kreeg  hy  nog  een'  anderen  hevigen  te- 
MZNoztw.  1831.  NO.  15.  Ccr 


;  906  .oMfVmos  Elf  rimnsLijtQ. 

.^eod  mate  Ai  VQif»  te  roorfcliöa  xnec  bet:.tqKq;krcfarift, 
'.^  Jmeréüóit  «  Magis$ra$u  fufdcndis\  eo^  jMdat.hg 
:-fkavETUs  voor -den  veraebtelQkflen.  ketter  \mA,.xikg^ 
^%»t;en ,  poogde  Jiij  z^en  vuend  te  ^vetdedigen  tegen  alle 
wd^^neD)  die  Deia  «1$  xerfte  oonaak  es  deelBemer  aifo 
deie .  vecoordeellDg:  beichaldigd  haddeiu  Böaa  geoakt 
«eo  In  yerioekiiig.  pm  cegelooven.^  dat^  door  Jieth»- 
wngenoemde^  ano  gaitbllio' toegeTchfearen  )>oek, 
m%ZK  CS  rCAtrVtNua  jH^ne  csverMenlljke  VQaodfn 
j^  geworden»  Men  hporé  flechts  9.boe .  deze  inainMq| , 
Éi  /de  v«9rtedè  ^an  koone  Fianrcl^e  vertaling  des  Nieowén 
Verbosda,  aich  lover  bem  uitktjeiu-Hdat  by.entoieoaöh 
is  9  die  in  de  El^vaagelifche  kêric^oa  welüoo^.f^  pa* 
rdankbaarheht :  m  onhrfchaaindtieiA:^  als  door  de  moidce, 
4b  men  veHoftn  kad,*  oBi:kemi,op.deii  Agten^wf^^ 
toeogeDy  bekend  waa;  dat  sij  er  xüch^ene.gewetm^ 
:Mak  fio  aouden  maken ,  s^en  naam  te  veniw^gm» 
tglllj|{k  a;Q  Dotdnaverre  gedoaa  haddea,  indien  sQ  zvcb^^i^ 
«Mqpügt,  gevoeldjBn  5  09  die  Christenen  te  waarichttwaf  9 
Jieb^  voor  zuUds  .menfchèn  te  wachten  »  die  dtor^dtt,^ 
taD;.t(»t  werktnigcn^wnen  gekozca^  .om  Ugtzinnige  eOvCH^ 
'l«rG|ifl%e  menfcüên  te  verleiden;  ja,  indien .mcik^^ 

.;'be«9^  v»  enkynde^^  met  fchaaiÉtelop^e  vtrmetel{|etd 
ff^aaid,  wilde  geven.,  die.met  de  IL  S«  fpgt  eoi  lui^r 
bekgchemk  poogt  te  maken,  dat;  ineiL  bet  in.d/e  «cnalqg 
en  bi  den  geest  van  castzLLjo  zeiven  vond/' 
^^'.QeBtt  bleef rzicbnelveil  ecbterbjJL zulke. en. foon;ge|yke 
AMadndoien  gdQk »  of  beantwoordde  ze  mea  waaad^ 
üf^  tn  bèitheidenbeid.y  geUfk  geleeiden  eigen^  i«n 

mrbènkadten  atep  behoorden  te.dodi..  Taé6  CiÉt.v^^ 
bl  r«  htm  op  eene  andere  plaata  in  «drift  befchillcB|^, 
*dat'bg  eens  hout  geflölen  eti  z^ne  kamer  datfmede.V^ 
'Wanod  bad',  verkkaide  oaisirenLio  'sicb -hictowr 
teer  bedaard  en  nuf  op  deze  wQze:    „  Het  isjv^aar$ 

ilk^  bevond  mQ^  eens  in  den<  uiterften  nood  ,  en  daa{  ifl^ 
om  m^e  irertaling  .der  H.  .S.  1^.  voleindigeQ,  )a^ 
mo^  b^ven  werken  ,  ging  ik:,  ju»  «cai  ledig  oogenM)| , 


dAL viNi/s  eW  cAWÈitifo.  '  T^j 

akh  tfta'  oever'  ^  rivier,  otflf  eenfge  Ai^enÜe  (KAfe#biél|it 

op'^^é-irisffeliëil  /dfé  i^ieinkhd  'èT^nlQk  toèT>éhbördén« 'Afi- 

'deren  -fiedén  hét  tnet  tit^  en  ik  trfët  hen  desgel^s, 'en 

(fit  ;^f  opcniöli:  Voor  aller  t)ogéD/*    Dft  ftnt^boiird  ën 

dé  'w^'ze,'  M^afo]^  het  g^vén  werd,  in  vergéQjkin]^  nfci 

de  '1)dcbiildiging  van  zQnen  tègenftander^  behoeft  geéie 

fiddefè  verklaring  of  toelichting.    Het  bewast  tevenÉ, 

hoe  '  bdclageoswaardig  de  huifdl^e   ömftandij^hèden  ^an 

'  (ïezeh  acfatingwaardigeh  geleerde  gewieest  i^ ;   die  ,  Mé 

■  Ptófcifor  itf  •  flfe  Önekfche  taal ,  nièt  eens  voor  dedrttW 

'■  §endfte  behbèfien   beveiligd  ms  I    bdérdaad  éfoest  hQ 

'  Uf  '^ol-  akadenilfchen  arbeid  een^  kleinen  akkèt  Inlte 

^nab^eid^der  fbd,   fifem  toebehooréndè,   2elf  bew^tkeüy 

'  en  ftierf ,  1573-,  iü  armoedige  omfhndighédeti.  ^ . 

'     Een  jeijnér  \mrdige   t^'dgèriootén ,  michael-  bil 

UfrftT^At&tiEj  velde,  bQ  het  vernemen  van  zynendoott  9 

'  éen  |j[é1ied  andef  oordeel ,  dan  Aé  beide  andere  iotaantAi 

^  éi  zégt ,  iü  z$ié  Es/ais  C.  34 :     ;,  Tot  groote  fdiaiidè 

vid  ohië  èêuw,  verneem  ik,  dat  onder  önzé  oögtd 

'  rKrée  tloor  buniié  groote  geleerdheid  hoogat  aiehtin|i«9a8r» 

tfige'inannen  in  dé  grootfte  armoede  zQh  gèflorVëtfV'^ 

'  epR  £  ook  1  ü  è  c  R I B  A  t  D  iT  s  (*)  ih  Ifalië^  en  5  ft  ift'if  §• 

^fiAAN   cAsTKLLio  in   Duitschtafid.     Ik  gelooft 

^&t  duizenden,  indien  zi)  het  geweten  hadden,  üiir ld 

voordedBger  omAandigheden  g^Iaatst  en  hen  ^olpw 

:  EÖüftm  hebben/* 

J*  F.  pRAtfSrf  :  i 

*  '  O^""»  g«k>óf,'dèr  dfc  dèzélfite  baHéênfthe  regorgdeer- 
-^  liV^dfe  <  ook  de  gevoeleai  van  skkvetüi  aanUi^M^. 
('Ait  virii  ^A  tv  IN  va  ter  ooren  gekomen:  I4f  weigeidf^M 
;4iarqixi  yeem^  de  hand  te.  reikeu»  vóórdat  hjü  zQoe  tp^j^- 
j^g  ia  h^^eer^  artikel  des  Cbrfsteiqkeif  geJoofi  ^  ^^ipi>p* 
^^n^d  en. de  Godheid  van  CHi^isTna»  had  verklaard.  '! 

.^B>'V'<.  r'  ,v    .'ftï.-; u      I,  ,^ 

TKOBNWOORDIOB  TOESTAND  D£R  P00L8CMB  JOOBN., 


ö 


'e  Jóêtfi  blijven ,'öok  na  bunine  vefftroo^ing,  nog 
«^tQd,  in  menig  opzigt,  zeeiK  merkwaardig.    In  weerwil - 

C  c  c  a 


;o8  T£pBKWOOApIG£  TO&STAND 

^  vervolgiog'  ffi  yerdrakkiiig^  beftaan  zg  aiet- aJJefs 
tpt  op  dezen  dag,  maar  z^p  ocüc. talrijk .iii eeoige  Jandea, 
eo^  hebben  geen'  geringen  invloed  op  véle  zaken.  Of- 
fcboon  yerfpretd^in  yerfchillende  rekenen  (laten, behouden 
aij  toqh  zeker^  filgemeene  trekken ,  die  hen  onderfcbd- 
den  en  kenmerken.  In  Poolen  vooral  leefde  federt  eeu- 
wen eene  groote  menigte  Joden  s^  die  in  eene  niet  pnb^ 
duidende  verhouding  tot  jde  overige  bevolking  ftaat.  WeV 
igt  zal  he(  yelen  onzer.  Lezeren  aangenaam  z^|eeflige 
bgzonderbeden  /aangaande  deze  Bocdfchc  Jodtp  xt,\msi> 
in^n.  Wat  w^j  hier  mededeelen,.  is  ontleend  uit  eea 
yi^erk.  van  vincent  c  o  r  v  i  n  ,  ten  jare  2818  uitgc* 
geven  onder,  den  titel :  Blickc  auf  die  Juden  in  -^(dcB. 

De  vesting  der /o//is«  in  Polen  ^  hunne  ?eer  aanmcr. 
|[;elijk  toenemende  menigte,  hunne  afhankelijkheid, van 
^ijjjekende  hoofden,  die  zelye  weder. door  eene  on^igt' 
l^are  h^d  geleid  worden  ~,dit  flechts  oppervlakkig  g^ 
kende  volk,  dat  altijd  nog  Palestina  yoot  het  eigenlijk 
y^dprlanci.  houdt ,  ^n  het  ooyd,  waj|r  het  .geboren  wprdt^ 
^  een, vreemd  land  aanmerkt,  dat  1^  geheel  aan.  den  han^ 
del  ^overgegeven  en  den  akkerbouw  verachtende,  onme- 
telijke rijkdommen  bezit,  en  te  midd^  dér  overige  be^ 
volkipg  (leeds  op  zichzplve  blijft  ftaan,  verdient  zeker 
bijzondere  opmerkzaamheid  in  een  land,  alwaar  bet  in 
eenige  opzigten  tot  eene  wezenlijke  plaag  is  geworden. 

Zeer  vroeg  fchynen  er  zich  Joden  in  Polen  geycsdgd 
te  hebben..  Van  waar  die  kwamen,  kan  men,  b|j ge- 
brek aan  berigten,  geenszins  bepalen.  Toen  Pplcn\^ 
de .  tiende  eeuw  het  Christendom  had  aangenomen  i  b^ 
gon  het  weldra  ongemeen  te  blodjen.  Hétzdvc  wa« 
rök  door  zqneri  landbouw ,  en  had  binnen  kort  voordek 
Hge  handelsbetrekkingen  met  andere  volken.  Onvefdrug- 
zaamheid  én  hebzucht  drongen  destijds  vele  JóodfcU 
huisgezinnen ,  derwaarts  uit  DuiUchland  te  verhnixen. 
Volgens  wENCESLAUSGRABowsKi  moet  dit  ODÏ- 
ftreeks  1096  gebeurd  zlju*.  Bflna  gelykijgdig  kwam  ccne 
menigte  van  zoodanige  vlugtelingen  vXtBohemen^^^ 
roedci  in  Polen  een  veilig  verblijf. 


i>ea  pooLSGfifi  JODE2V.  70; 

JDczQ  Joden  ^  aan  yeraederiqjg;  gcWoÖD.^' dreven  kllerki 

handel,    ^  zochten   wel  inzohdefheid-  door. /woekeréü 

hunne  rb^zittipgen  te  vermeerderen-   .Spoedig  in  aantal  en 

rpdom  zeer  toenemende,   hadden  zij vgrooten  invloed y 

en   wisten  aanmerkelijke  vrpedea  te  crlan'gtoé  '  Latèi^  ^ 

toen  de  ChristelQke  bevolking,  derzel ver  verbazende  inagt 

begon  te  .bemerken ,   werden  -  van   tgd  tot  tijd  door  de 

Regering  zekere  bepidmgen  te  hunnen  nadeele  gemaakt; 

Waaraan  zij  .zich  mpesien   onderwerpen.    Nogtans  ble*^: 

yen  zQ  ift  het  bezit  van  ionmetelijke  rijkdemmén-'   Door 

geld  tegeq   hooge  renten  te  leenen  op  vaste  goederen^ 

hitelden   zQ   een  groot  gedeelte  der  Polen  eenigermate  ih 

afhankelijjkbeid.    De   verordeningen ,   tegen   hen  daarge^ 

(^eld^  werden  nu  en  dan  gewijzigd,  hetz^  om  hen  ml&ec 

te  fnuiken ,.  of  later  ook  om  hen ,  doof  het  verleenên 

dcsr  hargerregfs  9  nuttiger  voor  den  Staat  te  .maken«    Na 

/W«^/.  verdeeling  ondervonden  zq  hardere  of 'Machtere 

t>0tif Udeling  9,  naar  ipate  bet  Beftuur,  waaronder  zij  ge* 

taakten.,  den  Joden  meer  of  minder  genc^gen  wajs*    Qtn 

(lec  .  allé  die  wisfelingen  is  Intusfchen  hun  ;iatital ,  ld 

i^fhoudii^  tot  de  overige  bevolking ,  zoo  veel  ftexkef 

to^enom^n,  dat  men   bijkans  in  eoist. zoude  l>egüu)iea 

te  vreezen,  PoUn  p^  tweedt  Jdum^qte  zien  wdrden. 

•  Onderling  (leeds  elkandef  genegen  en  toegedaan  ,:>wor^ 

(ÏQtl:de..7iwfa»,door  hujine  overften  en. oudften geregeerd J 

en^ vormen,,  voor  zoo- verre ,  in  hunnen  tegenwoordigen 

jtoeftand,  aldaar   éenenr  Staat  op  zichzelven;     UIf;den 

jisringdep  twist  tusfthen  eenen  Jood  en  Christen  n&ken 

«|j  :^ene.  volksaangdegenheid  9  waaraan  de  gaieifbhe  Ge* 

y^^P^  deAl  i  neemt.  ^ZJ9  worden  dooï  eén  iigen  beftuiir 

naar.  zekere  bepaalde  voorfchriften  geregeerd.    JBtke  ftad 

^cft  haren,  regt^,  ieder,  ring  een^n  Rabb^n,  elk  gewest 

6iA&i  Moremm   (Geleerde,  onder   de    Rabbijnen),  'tn 

llider. '  gedeelte  van  Polen 9  dat,  naar  de  Aaatkundige  ven- 

^eelitig  9  aaQ.  een'  bjjzoncter ->  Vorst  onderworpen  is ,  hedt 

zijnen   Kabbi-Morain  ^    of  Heer  der  Geleerden.     Alle 

jfoden  van  het  oude  Polen  ftaan  pnder  een'  eenigen  over- 

ftc ,  dte  weder  van  een  algemeen  opperhoofd  athahkelljk 


j^io  s  TeoBtTvrooamoB  tobstand 

iflw  ^'Dese  ItttOe  beeft  #iea  zetrt  in-  ^MÜy  ea  vttn 
deti  d«el  vmVorn  êer  flavernïji  terwQf  ifSf  ftaitlrandeéf 
\Été  ht»  een  gedurig  rcoidreizen  (*)  vat)  plet»  tot  jAnts 
veio#fefaii(}ft.    Deze  regters  en  overffen  fthiijven  1^  bet 
geiftgfle  geldgebrek  ee»e^  algemeene  vaste  uit,  en  ieder 
jMÜch  hnisgezin  móet ,  zoa  het  zich   niet  aan  gevuF 
van  ^banvloek  blootftellen  ik41,  het  bedrag  van  hetgene  het 
op  éénoi  dag  veneert  voor  de  algemeene  kas  opbm- 
gtt.    iSoo  'beeft  men  voorbeelden,  dat,    t^  dringaxk 
oraftandigheden  ^   de  LUhauJhhe  Joden    dfe    i»  ?^> 
Wèrfchau  of  Ltmberg^  qi  ook  omgeliee»]  ^   op  dtie 
wQze  te  bülp  kwam^.    ZIJ  hebben  drie  veifefariirkelQlef 
fltonieKen   van  verwen  fcbisg  ~  Nbtdtmj^  Gkerem  <• 
Sthamatha^    Hun  eed  ia  ook  eene  foor t  van  vérvloektog 
tegen   den  meineedigen*    Maar  de  eed, ^  dié  eenen  Chris* 
ten  aangaat,  heeft  geene  kracht^     Ten  voordele  vso 
eèheH  Christen  ,  of  tegen  eenen  Christen  ,  of  op  bevel 
vair'denzelven  gezworen ,  is  de  eed ,  vélgena  den  rtgd, 
<fièn  a^  volgen,  nietig  en  geenszioa  verbindende   ^ 
bbwén  ongemeen  vroeg,  worden  zeer  jong  hoofden vtf 
bttlsgezbinen ,   en  beleven  alzoo  in  korte»  tijd  verfdhel* 
dener  geflacbten,     Z^  de  kinderen  gevestigd,  zoo|^' 
beurt  het  dikwerf,  ^dat  de  onderift  bankenoet  BYakeo,  om 
hnnh^  geld,  dat  z^  bedrlegcUjk  onderflaan ,  In  btt  ^ 
bèfan  toe  te  icbikken.     Daar  zij  geene  andere  wettaOf 
dan  de  htulnen ,   veibindend  voor  zich  achten ,  zeek» 
a$  fteèda  de  Regering  des  lands  te  mtsleideiu 

Men  heeft 'onderfehèidene  pogfogen  gedaan  >^  Ott  dl 
boóve^eid  van  hnn  aantal  ie  veroetnen^;  doch  ttao  )i 
tot  ^eene  i^kerheid  gekomen.  H^inne  gOdëdiMSt  aö^Mtf 
béikrfg  verzetten  zich  gelQkeiyk  daanegen;^  ^r^de 
ifleeatea  hunaer  geene  vaste  goederen  beateieff^  kuoMi 
1^  geaiakkel^k  zich  aan  de  oogen  vao  het  buiffs^' 
Beftuur  onttrekken.  Misfirfaien  is  bij  de  laatfte  leBIqi 
Cln  }8a9)  naauweliijks:.  de  hetft  det /ttA^S^  bevpiUBI 
opgaven, 

O  Welli^i  llBac  de  vertelliog  van  d^^}»m4^^^^ 
hiermede  in  eenig  verband. 


\ Do  IdeediOK'^r  I^^otfbAó  Jêst^n  1>tfClaat  «il  MMTiofF^ 
viif'tw8Pi6  of'dmkttfe  kloor»  die  van^bowi  wt  wm  é»* 
mkkkl  toegekiioopt  is^  en  uil  eenea  whten  mamèl^  dte 
ecnigermate  aaiir  eene  moimikshtp  gelijkt.    Hmi  knar  tor 
lM>rt  ge&eden ,  of  op  dé  knite »  welke  zij  tnet  een  ki^« 
ddcken ,  Eelft  afgerchoreo ;  maar  aao  bdde  x^dea  late» 
sH  het  ia  limge  lokken  waefen.    Ook  dnigeo  a^  leno^. 
haarden  en  lioeden  met  braedt  opgetoomde  itndeo  f  gf 
tMllea  BMitreB ,  selfs  io  den  spmer.    ZQ  gaan  fteads  gp- 
pantoffels* .  Dwe    dragt   ia  geheel  P{>Ich  dêor  gelütk 
Svenwel    beginnen    eenige    PoolfeAe  Jeden  zich  naai. 
Duit/cis  manier  te  kleeden«     De  ellende,  waarin  amr 
ifelen   leven ,  geeft  aan  hun  gelaat  een  Ueek ,  gedachtig . 
Mnrien  9  hetgene  1  gevoegd  b^  hunne  verregaande  onzin* 
deSijkheid ,  hun  uiterlQk  voorkomen  inderdaad  walgf^ 
OMidct^ 

:  De  afkeer,  idten  men  algemeen  in  PeJen  heeft  vap^cl^. 
Jotkn^  fdirikt   hen  ge^szihs  af»    Integendeel  ^^  atiWtt*'.^ 
tfSï  overal  in  te  dringen;  m  menig  grondeigenaar  #ia&. 
'  het  niet  ongaarne » dat  hi^  en  daar  Jedeh  zich  ophouden 
op  zijne,  Undgoederen.     Zonder  hen  zouden  vele  voort*; 
breogfelen  vm  den  grond  mhider  waarde  hebben^    O»* 
dnr  hunne  handen  erlangen  dezelve  de  noodige  tOeboi 
reidlng  tot  het  verbruik,  en  worden  door  hunne tua<» 
i^henkomat  verkocht  en  verzonden*     De  bereiding  co- 
verkoop  van  bieren  en  fterke  dnnhen ,  de  noleaa  apr 
tapperQen  ziün   de  goudra^nen  del-  grondeifenareat  maat 
dêse. dingen  erlangen  eerat  door  den  handitf  dar  JMna 
d^  r^gte  waarde,     Gewoonl^k  ia  er  eene  vo^omaaipfle 
herberg ,  die  in  zekeren  zin  de  markt  ofieurs  ganoend 
mftg  worden ,  alwaar  de  verbniikara  en  andere  hcffber» 
^a  of  luroeghdudeffa  zicb.  vervoegen  y  om  den  noodige^* 
vibOfraad  van  koren ,  z^ut ,  mede ,  bier ,  brandewüp  ap 
verdsere  behoeften  op  te , doen.    De  Jwófche  herbergier 
brengt  ddi  Heer  der  i^aats  bet  meeaifê  geld  aan.    Daaf»^ 
om  begunftigen  de  EdeRieden  hem  gewoon^k  ook  bovw 
den  Christen.     Ja,-  'zij  leggen  het  zoo  aan,  ditt  menig  . 
burger  te  gronde  moet  gaan;  terwfp  z^  vanbuitenhnda 


: bUifiiÉ  betiMdigillttdMi ^  ham:  komte-^doooi/odbsiidie 
tjüme  «ieb  fcWkk^*  nanr  dtMtlbn^*  gtBÊigit  hümm^  Hkr- 
ddör.^fl  het*  gtkofflett',  dat  de  /e»A;i»  ovêhd  het  burger- 
fegï  'hehbeff ,  de  voordecligftc  bedr^ve»  'uitoefenen ,  fa 
bet  midden  der  fleden  wonen ,  en  aan  dé  Christenen  nicis 

'averlaten,  dan  een  verblijf  in  de  voorfteden,  en. arbeid, 
4te. .weinig  voordcel  aanbrengt.  Ja,  liunne  voorreen 
ftrejfken  zich  zoo  verre,  uit»  dat  menige  vrij  groote 
tifiMr  ^^1^  ^^  Chriaten^  en..  bQer^.  wordt-  be- 
woond, flecbts  ee9  4orp»  vies  ^hfi&t,i  i^i^l  ^mJ<»ijp 
J04fi^^  buiagezinnen  voldoende  ia»  em  betcettde^docp 

^  tat  ^eoe  mias^zio<^^  of  kleine  ftad »  ie ,  mq^Bta.  De  Pc 
ie»  wllen  flecbts  in  enkele  gevalkp  tan^irreeBidoitegea, 
die  zich  onderfcbeiaei»  ,>  het  rt^  van'  Adel  fchenkeo; 
ifiaar  een  Joady  die  Roomsch  wordt ,'  !^  door  dezen  z?' 
nen  overgang  terftond  jE/fo/f«^« ,  én  liefeft  hij  geWs  ge- 
apqi»;  om  lapdgoe4èren  te  koopen  ».  ipp  kan  hg  tot  alle 

.  aiphjgn  gekozen  word^*  Jn.weprvi^i)j/y^  jjezc  ycfiïd^ 
]^»y  ,z\st .  n^,  echtfr^  ilecbts ..  weinige  Jodpn  het  gdoof 
luuuMr  voorvaderen  veiaaken.  .    { 

*  A^a  al  het  ger^sede  ^Id  is  m  banden  dsr  Joden.  Be 
Adel  >erpan4t  aan  hen  het  beste  gededtè  zijoer  vadte 
goederen.  Kortom»  de  Joodjcht  bevolking  maakt,  m 
den^  AdeU  io  i^öAr/aden  vopmaaroften  ftand  uit.  Oyer- 
j|l';  ,^fi^ ,  2jj  eenigènaite  tajrqk  zijn»  hebben  zQ  h»DDe 
S^agogen.  %  JSengg^s  waren  zq »  in  geheel  if^^»  g^ 
«Mieiyh  vêtrdeeld ,  ^n  ^ond^  i^g^vaaiidiigdfin  naar  Waf' 
jfrAw»^ -alww  een  grooae  Raad  waai  .zAlIa  «a  JaiP^ 

'  fa«!k)Mdea  zy  .  tqen  eenen  hoofdman ;  welke^veikiezi^; 

"  door  'de  Regering  werd  bekrachtigd» 
'  Volgens  het  algemeene  gevoel^ » zflö  (i?  PoolfckeJ^ 
dft,!(lïinft^  fcburken  m  E^iropa.  ZQ  hebbien  ta >?*» 
00^  jdc/ beate  gelegenheid ,  om  in  de  verTchiilende  bedrff- 
ven »  wiaannede  zy  zich .  bezig,  .houdeft.^  4Kfn  hunne  fa* 
balige .  hebzucht .  yoWoenkag  te  geven.  !  Zfl  zö?  ^^^^ 
salaen  de.^eaige  ha^delgai:^  of  makeWr^i»  ja  i^9xi.f^^ 

.4e  4m^e  han^w^kslidden.     Zit)  kunoen  ieder  J^^^ 
zonder    eenige    beperking  of  kosten  voor  verguflofaS' 


irr$rl«&>  fiicaefldbett^ :.  doch  il«!  kimft  gswomUUk  ütflRtile 
MtNÜDifge»  fH»  iMiiir  motte  «o  ? nuiiKilcei}'  i)€idfdltts?r* 
MO  stfo  s4<  fcé^«  oioleiiaart,  fiplioeiiltppert^  lïme^mfi^ 
pnz.  Hmme  tqeatatnde  bevolking  ,  en  dat  de  npodi»  d^itf 
hen  ecbcer  io  lacei^n  tQd ,  om  ook  ander  werk  eer  hand  it 
nemen ,  dac  ^meer  moeite  of  verftand  vordert.  .  Dus  zQn  et 
'  thans  tlmmerHeden ,  wevera.  apothekert ,  kleermakers, fchoen* 
^  makers  ,  baekdrukkers ,  boekverkobpers  ent.  *  onder  de  \^0'^ 
'-"'Oeni"  Voornamelijk  beminnen  t^  het  gotfdfmeden  en  hofo«>> 
gfenraken.  Onder  het  beweHeen  *^M  dtze  edele  metalen  ^kan 
'll|t  eM4j^  hëdèég  gepleegd  wortfefi.  §9  negen' v«o 'do  den 
^;Kgtsgedingeti^^  kan  men  reketieb  ,>  eeneo  Aod  ;  lis  aaokteger 

-  of  aaageUaagdn ,  te  vinden;  Zéér  zelden  gebenrt  bet ,  d«i  • 
,b4.dinfllal  ven  eenig  belang,  bret  een  J^/,  idarantdegg^ 
;  of  belper ,  <op,  4f^  achtergrond,  wofdt  on&dèkt^  ZQ  ^ken;^ 
.de  (luiphoekei)  van  alle  woningen, (*},  en  t^n  diu  de  vour« 

naamfte  helers  door  geheel  Polen. 

fiij  het  inmkken  van  het  F)^anfehe  leger  In  Polen ,  in  de 
^jaVen  1806  en  iSria,  werden  de  Joden  gebruikt ,  om*de  be- 
'wegbiges  dés'viSands  te  befpiédén^  'Hebben  Mef^èi^lKisn 
'  w^sénl^ie  dUenflètt  aan  de  BiOHuh-Poolfehe  htiióeei  ^tdJiiA^ 

eoo  pleegde  daarentegen  ,  b^ddei^  i6  den  aanval' Op-JdtoMf 
üliet  gfdotile 'gedeirïce  vennid,  en  begnnftigde  100  aedr  de 
s  naak  'der  Mese^Hien^  dnc  onder  deimenigerlel  oorftk^nino 
^  bet  .mislukken  des  veldtogts  ook  wel  .het  gedrag,  de^.,1^0^ 

C*)  P*  A.  HKiBB&o  vermeldt:  1,  Te  Warjfchau^  ^bljlt  In 
"9  fchier  alle  Pholfche  Heden ,  fpelen  de  Joden  eene  gtbote'en 
'  ^  tevenl  hun  teer  veel  voordeela  aanbrengende  loL  Bik 
'  ^  dechrs  eenlgüns  welgefteld  huis  b^ft  eenen  Jm/ in  dieosc  ^ 
^3»..^'  aUeS'  bezofgti»  wat  de  koeken  behoeft.  ToencSfeh.4e 
^^^,trmfehe  Minister  TAi.i.EYnAirD  %%W^rfek^  milüM^ 
j9  moest  zQn  kok,  cHiVAiiiKa».zi9h  ook, daas  nj|f)?4/^« 
^1^  kün».  eoi  ^  Jofd  ftond  weldra  in  n)k  een^^.i>et^^^mei 
^n  bem«  dat  beiden  b^  deze  Onch^ftelgke  yriendrctifip^\hai|n^ 
'1,, rekening  vondeb.  ^en  der  Geheimrchryyers  des  Mjnl^téffs» 
''^  LAjo|«CHftRE»  vroeg  eens,  tt  (pottend ^  aan  die6  ^irfs. 
~'i»  i^v  of  \k%  hem  alwat  hti  begeerde  kon  benorgep.  -^Zén-^ 

-  „  iet  fwi/feL  —  ^  Ook  mooije  meisjes  ♦*'  —  Zeker  Imifn^ 
-\  deehser  tiet  'et  keel  wel-nfe^  en  m^  vrmne  ü  eek  miei 
r  ^  leel^kk  '^  Deze  enkele  tiek  katakceiilbert  volmaakc  deze 
.  ^«tefifo  ivnn  feeifehe  Jeden^ 


7H  TEOEAMroORQMt  ffOttTAMO 


gcftUÉid  vur  «oiriaii*.    De  «feA»  .nov^^Un|iP^.iB9ihcmi  aM 
ftüfllig  tts' vetieMfctel«be  fmwelcii  c^t^a  i)e,¥praMMMe 
iriVftftliKppen  vtn  hor  Mni|^reWimi4  tefer^    ZV  iMeoden  «ich 
hienloor  vsdscoftelQk  bO  de  j{#^  ie  mtken  t^  dodi  4e  !»• 
«efM^cn»  welke  tQ   fedefC  van   de  tm)»mi»rQli  oKNicep  M* 
deri^  ea  vooral  io  leteren  tyd  eene  U^/üs  ven  Keker  m* 
Ktli>AA«  v»a  April   1887»  volgeee  welke  xH ^  «ren  aJi  de 
OKrIicenen  ^  tot.  veitellike  faeereadieotai  vecfrfigt  werta « 
beeft  kumeK  tiver  voor  de  AnsAe  een  weinig  doen  vertai- 
WM.    S(4  veiweofekeo  dtea  onderfesg  van  iMnttCawr 
vloeken  de  beweikert  vtn  bevelea,  een  weUtt  sV  doorfMft. 
bellekiog  tne(  geld  sich  onccrekkee  knaneaw    Mes  wil,  du 
baaae  cegeswooidigbeld   by   dcf)  veldcogi   tegen   de  Tmrken 
la  1898  niet  ipreintg  coegebragt.h^bbe,  om  de  onderneming  te 
vertragen.    Qeene  der  telf üke  pogingea  i  die  men  etngeweod 
beeft  en  nog  atnwendc ,  oin  de  Jo^en  In  de  verfchiUende  ge* 
westen  vin  Oud  f okn  te  bervprmen,  ie  toe  nu  eoe  gelakt. 
£4  blijyeu  voor  P^Ua  eene  b^zwtariyk  te  beelen  woade. 

Eepe  merkwaardige  nitzondering  maken  de  CanMfchi  J#« 
d$»^  welke  hier  wonen.    Het  woord  C^ne  beteekeni  Scirtft, 
Pe  OfTéOten  bovden  ^iqb  mo  de  letter  der  Heillfe  Scbiift» 
en  verw^rp^i^  ^^°  Talmu4,    O^    andere  «^i^ii  ao^men  be^ 
kitten,  en  heTchuldlg^  h$n,  ^ai  stf  Sudéucefih   h^P- 
pen  koe^tefen.    De  C^rOten  integendeel  vecxekeren ,  dat  || 
met  de  SaJduceirt  niets  gemeen  hebben  ,  dan  dea  tj^wSzer, 
Zij  gelooven  de    onfterfelQkbeid  der  ziel «  en  kennen  aso  dt 
Engelen  geene  Hgcbamea   toe.      ZO  onderfcbeiden  sich  dQi 
voor^Qametyk  door  het  verwerpen  van  alte  overleveringen  es 
Ria&bynlbhe   droomertien.     Hunne  feestdagen  worden  anderi; 
berekend y  dan  die  der  overige  Joden.  AlieTleesch,  dat  Inde 
Schrift  niet  uitdrukkelijk  wordi  verboden,  is,  volgens  btarne 
meening ,  rein,   voor  zoo  verre  het  dier  geene  huMzlékcê  of' 
eenfg  ander  gebrek  had.    In  de  C^aftlfde  eeuw  vetkèerden  da 
CaraSfen   in  Spanje  |  doch  werden  op  veriangen  itt  Rabb{o- 
fche  Joién  verdreven.     De  gefchiedeaia  van  fokn  venneldi 
niets   van  het  t^dilip,  wanneer  29  in  dit  land  kwamen.  D« 
eerfte  vriDheden,  die  sQ  erlangden»  aifn  van  aio  is  MOi«n  I. 
Voor  '^  €i»td!^éH   Van   Luck  tn  Folhynië^  van  stefhanü», 
BATORÏ'VOor  dié  van  Haiiez  en  GaUieii^  en  van  tASiau 
JAGKLL^óiff  ten  jare  144»,.  voor  die  vaa  TtoHVk  biêkMfu 
WiTOLn^',  Groothertog  van   ^fhauen,  voercte,  in- d^  den 
tiende  eeuw,  304  huisgezinnen    uk^  de  Krim  naar  fl"^^ 


Som  4ptékêik  24  <ie  r^rr/^^fr/irAr  ttil  oadtr  dkiador,    WUff^:, 
fóliVfilOk  k witten  de  meestM  «U  deüM»  aatr  P^iM^  4<)c|l. 
bk  il  cMNDOgeiyk»  den  tijd  bmiiier  eerfte  irerfa^og  hiecfifiMIA, 
nttttwkeurig  'te  bepsleo.     De  BQbel,  wainraii  xQzipb  be- 
dienen, h  een  iiebreeiiwfche ,    voot  Chxisceneii  g«drf|k«0«/ 
BQbeU    Utc  de  (lukken  der  f  M//cAe  i^btnkea  blfikc»  dfit^ 
gedorcnde eenen  cJDd  Tin  vier  eeuwen»  tegen 'geeneQ dn^r 
fekm  jHi  ecaiig  Hmfronnit  werd  nicgtfftfokeli ;  bfftgent  ven 
bnone .  |«didieast  en  zedelQkheid  een  tlieziee  gwftig  deok-^ 
beeld  noec  geven*/  Tfonwein»  s9  t^n  niet  seer  uli$k,  n 
wonen  neerettdeeli  *  in  de  znidel^ke  gewesteB  ven  het  nmh 
P»/to.  Hnnne  kleeding  is  wie» 


'  lETt  9    OVEft  HEt  INVOEREtf   EENEA  NATIONALe  ELEE* 
DERDRAGT» 

Door 

•  •     .  •         •      •  •      •  7'W 

W*  n.  WA9.Nf  I,K9K,  BZf 

Ven  tjDd  tot  tyd  vond  ik,  |n  fommige  Dag^  eü  Weekbli'-' 
den,  'een  en  ander  Artikel  opgenomen,  biertoe  becrekkeijjk ; 
dan  bet  fcbQnt,  dat  óf  de  algemeene  aandacht  op  dit  onder, 
weip ,  te  midden  van  de  gewi^tige  gebenrtenlsfen  van  den 
t!)'d  isn  bet  duistere  der  toekomst ,  minder  Is  bepaald  geWór* 
dén,  'óf  dat  de,  bier  en  elders,  In  genoemde  bladêïi  veN 
fpreide  gefchrlften  te  weinig  bekend  zJDn  geworden,  01b  de 
meer  algemeene  belangftelling  onzer,  vooral  vrouweltfke, 
LaUdgenootén  tot  zicb  te  trekken.  Immers,  wat  biervan  zjtfo 
moge,  tot  biertoe  bleek  bet  m^  niec,  dat  aan  de  ginds  en^ 
eldters'^geplaatfte  opwekkingen,  ter  invoering  eenèr  nationale 
Ueeürdragt  ^  eenig  geyolg  is  gegeven.  ^'  *' 

Men  mag  er  evenwel  geenszins  aan  twijfelen  ^  of  Ykéivoor^ 
fel  zelve  zal  by  ben,  tot  wier  kennis  bet  mo^e  gekomen 
z^o,  b^val  bebben  gevonden;  dan,  zoo  lan^  die  bQval  zich 
flecbts  tot .  weinigen  bepaalt ,  kan  lïien  voorzeker  niet  op 
eene  afgeoieene  medewerking  ftaatmaken,  en  hél  U  jnist 
hiervan,  dat  bet  gelukkig  (lagen  der  onderneming  gróoten- 
deell  afhankelijk  is. 

Schier  ieder  Volk  bezat,  in  vroegere  eenwen,  eene  eigene 
kleederdragt.  Ve  JVederiandert  bezaten  dezelve,  ntet  flechts 
ali  Natie,  maar  ook  fommige  PróvlnciSn  deé  Lands  omle^» 


7ia#  IETS  ,   OVÜR   HET  l^VOARBff 

^if^den  'zich  oièt  telden  vati  e71[«nder%"^<f^ih-'ieli^,^  Sèdéo 

een'  dage 9   de  inwönérs'der  Zwitferfché  }ilmSm\  en^'m'óp 

onzen  lecfcQd,  behielden  No9r4»UotiMté^i%  FHezem^v^. 

laders   de  Bilinders  ,  in  meerdere  of  mittd<^  nitte^  de  tip 

<>i]dè  nationale   Uéederdragt.    Itt  de  ovetf^e  PrbvkicrGi  «ai 

dit  anders  gelegen.  In  de  hoogere  (landen  fchtkte  meo  dcb^ 

ianVankelQk,  naar  de  Spaanfche.  en  later,  in  ie  ^ermiUM 

Êeuv ,  naar  de  FranfcU  kleederdragt. .  AHengt  weni^  de.l^; 

'w^klng  in  alle  (tanden  der  maatfbhappQ   meiibatr,  en'ï^ 

de  dagen ,  die  wQ  beleefden ,  cag  men  dett  iftierUuÊiet  1ü^ 

onderwerpeiFatn  de  Mode  Wee,  die  van  Pv^t^  fomclds  bol^ 

van  Londen  t  was  uitgegaan.  ^ 

Wanneer  de  kleedin'g  van  een  Volk  é^ git&HdheUfiH'^^' 

deelig   is  ,    en  niet  tegen  de  wetten  dér  1iè3étfUgur''ifi' 

loopt  ^  moge  het  vi4  onverfchiüig  geacht  worden,  wdk'eêne 

foort  men  kieze,  en  doet  de  naam  vooniekèr'weiotg  ter  zi. 

ke;  maar  wanneer  het  fiaaflKch  navolgen 'VÉti  yreemde  MOdé- 

wer   der   getendheid  en  der  itedel^'kl^tlf*  WterkelQk  afbreift 

dóet,  dan  mag  men  teregt  afraden,  die  vreemde  wetten  Ht^ 

gér    te  gehoorzamen,'  en  ik  -  geloof,  dat^dit  aftiden  voóiÜf 

jffétiit^OudJiederlmders^  ''     ''•• 

/ /Vbegt    toch   de  luchtige  kleeding  der,  onder  eéné  ièiü 

téfé'  inchtiftreek  .  levende ,  Franfcien  aan  de  kóndere  g^wti^, 

ten,  die  wö  bewonen?  —  De   trenrige  ervWng  leerde  Vet 

tege()deel,    en  de  dtoey\ge  voorfpélllng  van  ervarene 'AiUlo 

|s,  Velaasl  door  eene  ontzettende  menigte  Voorbeelden  W> 

waai^id  geworden.  Of  z^n  borstkwalen ,  teringz|élcten,gh>9te 

aandoeüligkheid  der  zenpwen  en  andere  ongé(!eIdhedeh.'|ie 

'iii^h;  vooral  in  den  gehuwden  ftaat,  meer  dan  in  vroejg^ 

jaren  openbaarden,  en  het  geluk,   de  vreugde  en  de "np^' 

van  ioo  menig  eene  familie  onder  dns^  voot  altöótf^^v^- 

w€&ii  'hebben   en  nog  blQveti  verwoesten ,  nrei'gi^endïe^. 

daman  toe  te   fchrfiven,  dat  onze  Vroi^ wen  bn^t^oM 

m*e^r|iniet' dé  j  grillige  luimen  der  /r^M/c^/Modelfraamiti^ 

dan   met  de  verftandige  en  welmeenende  voqrfciirifïén*onw 

Geneeskundigen   te    rade  gaande «  eene  mapfer  vaV  t^feedw 

hebbén   aangenomen,  dié,    wélligt  elders 'ohfchid^^iL^'.'m 

onze  kondere  luchtftreek  de  gezondheid  pndennQnt  p'^&di^ 

zenden ,  vóór  hunnen  'tyd ,  ten  grave  doet  daïen ^     ' ,   *'    . 

£n  wat  de  zedelqkheid  aangaat:  het  mójgé  knnnèb  'wati^ 

tQC^eftemd,    dat  de  wet  der  welvcegel^héid,^'tén,i ' 

van  de  vprmen  der   vreemde  kleederdragt,*6ver*^ïèt^^ 


j^  iiv  «^  Ijq^p^eii ,;  .oflbbooo  nu  ^  jdfiii ,  .ook^ef^^tiqtti|0|^ 
4e,  ]}éc_^ci^  e^  ai^dcr^e  l^reofcbeii  oy^rj^/eef;;  maar  hei  lun 
uiff  onftepd.  wQ^ep,,  dat^de,  do9^ai|Q|li9,:WttfcHe}d^  ,en  ypor^ 
al  de  gtOQUf  o^bedpndigh^id  dec  McK)ew^(«  a;io  den  eeovQird( 
d^f  .o^yadf^rlf^dfche  zedeo  geenszins.bevorderiyk  heeft  kun^o^. 
siJ^St.eg  .;Eeker,  isjiec,  dac  de  rust ,  de  yrede,  ja  fomc|jdf  he^ 
^élak  van.  menig  hu^sge^jn  fchipb reuk  hebben  geleden  ^i|l'F,| 
waur  d^  .óicgavên,  biy  het  Mdgef  Jer,SU4Uyg^yotdcrd^  ó^ 
Vf ak  beperkxe  inkomften  ,  voor  eea  groot  deel  ». hebben  yer;* 
O^ftdeqi^.eQ  dat  ^ieruU  verkeerdheden  ,  i^lfi^dea  en  waib^tr 
^Üyenzjün  yQortgeyiq^.i^,^die  l^Qt  geluk  yaiv,.t]4a^^ere,p^j^ 
fbnen  en  haiggezinnen  ten  gronde  gerigt  he||»b^9>  20M;,V( 
dyf^^m^i^  «oorbeeld  uit  de  Iiyitt|ra|rejyke  Ilegtii)legiqgv»»p 
4fii.iwlritewlti*Öe  \vür?e  ^  kjinnen  ftayei^t     .....'  :.  r^z 

^.Wle.  kon  ecJue^* -rost  eeirlge^.  grond ^  op  ym^dering i9|i 
Y§fJ>^t^iog. hope»,!  (e49ct  de Jtonjat ,der  ïiffzïnm^-M0nfii0(k 
'W*,lM5t  en  toeft,, ti^  i8j^;de  dag.der  verlojfing  en  \\^^ 
Qr^MU^g  .vopr  NcikrUfnd  aanbrak «:  werden  wUv  d^or  .yreeo^i^ 
wjijekeur^^  te  fpaedJg.  en.  te  ;vi%uw.m^t  yedfrof^eiff^/B^i^ 
Vfrbpiid^nf  om  ;aan  het.  flaken  van^oitbeemicbe  Modek'luJU^ 
'  ters\te  ki^nnen  denken»  Thans  echter  z^^n  wij »  God^l^eyA 
vppr  altSdi  van.  dit  nietswaardig  Voikgercbeidenr*  ^P.^l 
souden  wQ:-*  zouden  onze  Vrouwen  eu .  Doebteri;  Au  0.Q( 
langer  ^aan  d.e  grillige  willekeur  yM^£rusfi/fy^Moie}mk\^ 
fter^,,  die^.  aU  zoo  vele  gedienaige  Prefecten  «:d^ /^^fiJT^^ 
Modewet  weten  ce  doen  eerbiedigen ,  onderwprpen  zjjn^«»*««. 
Dat  ?ö  yen;?!  .        .         .,  ,;, 

;  1$  dan  n^c  Oud^N^^rland  weder  gdieel  yry  en  onafU;): 
kel^k^  onder  de  Natiën  van  het  ontzeuuviüd  ^itf$pa^^U 
zeiniandig  Volk  opgeueden  f  :  Hebben  onze  Mappei^  en'  Va;* 
^m»  onze  .Zonep  en  Broeders,  onze  bloedverwanten  en,i)[ie4^ 
Sqrgers  niét  getoond ,  dat  Ntderlaud- n(^g  dooi^a'j  en  1^4 »• 
azLAARa,  dat  bet  oog  nakomelingen  van  cjUAASfZNj^^g 
h%  ^uT^TKR  beslc;  en  zou  de  vaan  van  oraiije.  niet^T&e^'' 
^vierend ^  door  de  Sraten  van  het  zoogenaamd  kkin  P^rijsy 
2^*a  omgedrai;en ,  indien  de  arml^vtige  ^  £  o  p  o  L  o,  'i^ n^ 
Wankelen  troon  niet  door  Franfcht  bajonetten  had  w^^. 
té  fchragen?  .   ;      , .  /.^ 

;  Wat  dtinkt  \i i  Oud-Nedertandfche  ^ifysx^tü  en  Mta^denl 
zou  de  Uyerei  dtv  c^jnsbaarheid  aan  Befgen  en  f^anfcken^ 
yolkeu»  die  ons.  zoo  veel  fchatten,  zoo  veel  tranen  en 
l^iOed  gekost  heben,  nog  langer  voor  n  ietsaanlokkeïSks 


flÜ  *  Art  'i  «TEE  Htf  lAVMii^eif " 

bffitifif r  'Eèttdc  #9,  intf  ^  mii  '  edëlë  >^«Q^ffn|i»ii  Mc 
VtsDdël  d^  vHjfketd  ttnbredcVof  waéf  tf  Btto,  bi)  becti. 
fdfckëefen  tfH  den  roemvoften  fltVd-,  de  ptlaieri  d^  öVèrwHu 
éiojf  cóèréikc,  t!  kttonen  roofj^  in  hec^j^vrMd  Hvtt  vem. 
détfilfl^  haireosterf ,  ce  Par^  dftgedtefit ,  én  lil  ^^ntsftl  vir. 
ftfrdigd,  door  himdén^  dié  nog  ró<yken  vtii  het  éUél  bloed 
•tfitèir  gewótrfé  éff  veniioorde  krQg^iedéttt  <*>  2dddc^, 
Oud-Niderlandfihe  Vtifniftiï  én  Mtagden !.••.•  rifttf  neetf, 
élke  vna^  it  ééoe  nieuwe  beleedigfdg»  en  ïk  mg  vw  f^ 
TObl  Voor  bec  Vtderltnd  niet  k^retfèn,  ,en  nwè  yan  war. 
fcbti^  vadlfirlandülfefde  gfodjende  httteti  mee  geétie  fj)Ot- 
fïageo  grieten ! 

*  Veel  tfeyi# -vereer  Ik  twé  grboct  «^  èn  fai  föArtétfUt  op2}^ 
een  welligc  ce  verre  gedrevene'^  zédijfbetd ,  wnnnedrMcr 
tiwer  bnlverc  otn  ^n  eerften  flap  ce  wagen.  De  rxtmit 
Mödeiretren  vyn  ook  ihlenga  en  ^ato  cffd  iK>t  t0d  higédröti* 
gèn,  en  ^^  vMagt'mQ:  Zalr  inen  étn  fnt* aiki  op uikaêl 
Witlèê'^  ierakêertnf  —  Eene  poging  hiéitoè  tca^  m?»  tt* 
ftèlort ;  dnÖ<^neracIg'  en  onnttvoe/iyk  zijn ;  én  ar  ware  dfc  zoo 
niet,  dad  gewis',  tol  de  Vnirgiszinnèh^  kolTceti  veroorztiren, 
die ,  ahbani  in  de^  dagen ,  bebooreif  venüijd  ce  il'ord'eh.  De 
vreemde  kleederdragt  la  van  lieverlede  Ingevoerd ;  ürtiroto 
tod  n^y  tM  aantien  def  nationile  kleedlf,  niet  op  ittt\{* 
d<!;  onte€ffkbare  eti  tevena  fpaartaoie,  wi}ze  té' werk  |aifif 
Ciöor,  gédnrende  eenigë  maanden «  ce  behondbn ,  wit  tnen 
reedü '  heeft ,  \i'  er  reeds  veel  gewonnen  ;'  immers  vemderen 
de  vreemde  Modewetten  fcbier  met  den  dag ,  etf  'iHzoo  ver- 
rfgt  men  reeda  veel^  door  inderdétd  ^etz  téverrigteo/ 
'  Door  dézen  IHHhind  wordt  tevens  de  gelegenheid  geb^rei) , 
0^9 'onmerkbaar,  aan  ónze  kleederdragc ,  waty^en/^ 
betreft ,'  die  leiding  cè  geyéh ,  ^elke  riiec  ori's  d^odomflieHlk 
kliinMac  meeèt  oVérèenkoidc ,  en  door  heczelve,  In  oflderfcbel' 
ding  van  andere  landfireken,  dringend  ge^ordetd* wordt',  eer 
Vèveltiglng  van  den  dierbiretr  fchae  der  gez'ondbéid;  én<!ft 
hléfbO  cevétia  voor  dè  zedélifVbeid  zal  worden  zorge  getlit- 
gen/  die  Öehodflf,  bfl  ecbc  vaderiandfche  Maagden  en  Vnw- 
Wen',  wél  niet' liangéroerd  té  wdrden. 

Naar  m^ne  wQze  van  zien,  en  de* bekende  zedigheid ffll}- 
ner  vronwefilké  Landgenpotiètit  ÜterbQ  fir  aiinmérking  nemende, 

(^)  Deze  oDczeicende  vfug  ware  door  eene  daMzitinr'M^ 


NlKMt'ile  'c^ög^Küttdii  'êePfiér^  m  è^'>lwfliie;i,«f9^ 
MikinÉle»  kle«defdragc  ttifider.^lft''.h«c  doenim  td  hec,jtti^4^ 
getogen  M  zQo.  SHIftani -H  boe  wpiidérQ»ealEfg  teCMiok 
fektfjiétt  moge»  «o  toch  ii#Érreeiie.iitttondedog-ixitk^d^«9i 
een*  tlgeaeeil  tekènëeo  (egeI--TJf  y^tritfr/jisaisgyinhecof^ilic 
«^xeggéa  der  giehootrzatmkeid  ft^l»J^^ijfilfcA*^F^4U^>&rilft4fin^ 
Vooreen^  if  dit  reeds  genoeg^  en  .venoorz«akc«iiiesiftnd.eei^ge 
koit^A«;  ik  beCfcb0uw  heiy  neveitf  anderea^.  exen  wiel  tli.  wen- 
fchelQk^  dit,  gedurende  diep.\ililfttod«  ita  «ene. Of  endere 
fiMlé^ke  ftad  ia  OuJUJ$edirhnd^  Jmftérd^  b,  .^«,  x^qh 
eeae  Teieeniging  Torme  van  aaneienl^e  ^téawtA*'Wi>Wk^ 
jes  '^  alec  om  als  weu  en.  coongeefftefi  op.  ifcirédeo:,  joajur 
«IMen  *oa  xckeie  €9npérifheid  io.de  kleedidg  ile  doèn.^nd^ 
^pen«  llkxdoor  zou  tevens-,  Haar.mQn  gevoelen  ^  |et  vookw 
■éuï  geboren  iirocden»  dat  Aet  onderfcheid  détïiiamkn.^  é9k 
in  de.,  kkedhtgr  meer  dan.toji  biertoe.  zigtbair 'Jereid. .  lm» 
mem»  zonder  trotsch.  te  zyn.«  moet inqn  99nen  b:!! val  o^ 
•zeggen' aail  die  manier  van  kleéding  en  oplbhik,.die  Aaiis 
USkans  ia..isi£f  kiasfen.  en  rangen  der  maatfcbappQ^is^doeic- 
gedrangen»  en  waardoor  ichier  alle  onderfcbeidittg..4Ósüciien 
Handen  en  (landen,  ais  een  gevcfig  der  Fr^nfchtCêüftkeUÊ^ 
,/Mr,  M  weggenomen.  :;^.j. 

.  Ten  beboeve  der  Modemaakftera  zovt  men  ,.niec  elke  «eelt 
-of  maand ^  m^ax  eenmaal  in  het  jaar,  een  driefaè  zoogênkeiil- 
lie  Modeplaecjes  kvnnen  doen  vervaardigen,  voor  de:  kle^ii^ 
by  den  winter,  zomer  en  voor<*  en  najaar,  aan.;ons:.k4lai44t 
meesc  vo^nde;  het  aab  wufte  Ftamfshen  ert  Srakaüdm 
overlatende,  zich  elke  week  in  een  nienw  naaeQgèwaad  ee 
Heiteny  en  de  koeten,  hierdoor  veroorzaakt,  ten.nadeete  vtn 
jinttigei'  behoeften ,  te  beftr^iden. 

Ik  heb  aan  mijne  vrouwei^ke  Landgenooten  myne  denk^ 
beelden,  met  Hoüandfehe  rondborftigheid  ^  medegedeeld ^;ai 
z^l  het  jdüQ  gaarne  geCroosten  ,.  wanneer ,  kier.xiff.  daar^  mtJAe 
bemoeging  met  een*  fpotachtigen  glimlach  of  fch^Midesop^^ 
Ung  iM}egead. mogt  wordenv  £ik 'befaottde  zqne  of  harctwUze 
nn  befchonwenf  jnaar  geébe .  fpóttemü  ktn  ooit  de  kradit 
bezitten,,  om  m^  m^jne  rcigcmatige.  fierheid  op/denvnaate.  vaii 
HfUmuhr  jSt,  ootdemen»  Daarenbotetf  verklaar  ik  m^  bereid , 
om».winneer  .vró\rwei9ke  kieaebVeid,  beièf  van  het  useiw 
'fehel^e  der  zaak^  en  de  b^reidvaardigheid,  om  daartoe  ce 
JiiUeit  aeedevseriien ,  aeneiei:  mogt,  zfeh ,  alchinr  voauterst, 
op  den  voorgrond  te  ptaatfen^  die  Jdeachheid  tfi  gemoce  m 


hifyn.  Jttl.  wi^dea  gavordtrd..  Terwgt  'o^^  ittdin  «i|ae 
itfqikbt^ldqx  .geen*  bljvtl . rnofun  vinden,  eo  men  ^i^vc 
^nif^^lf.pf  ongeptft  moge  keoreo »  qQ  ^^  zelfvoldoening itl 
^v«dg  bMiven^  ook  hier»  bec  goede  gewild  te  hebbeo« 

Maar  zQn  dpn   ié  voo^|edngene  deiftbeelden   alleeo  de 
mj^n^i?,  ::Neen ,  vpoixekerlllc  zeide  hei  bèreidi,  bf  .den 
^eanvAOg  vjui  die  gefchrljf ,  es  onde^ficbeidéne  Dtg^-eo^Week- 
i:il«dea  huascn  het  geinlgen;,   ook   tod^n,  en,  g^eQk  s^. 
:Uy  o^móek^bleken  it,  onder^  dezen  amiiehiyké  Vr9mÜB 
#R(4tavAr^'  iroesceren  gelQkfoorcige  begrippen  en  wralbhear; 
:mMr  ^otrtieitoe. weiden  .^onwei^ke  zedigheid  en  Jkhroon- 
^tAiUge  klbscbhi^id  wederhoodén^  ziob  ander*  dan  vu  aebttr 
4fa   fln4^  dea  geheims  te  doen  hooren,  en  iücaafthen  Sl{ftc 
«liei  tor  hiertoe  bij  ledeoeringen ,  die^  door  geene  daadzaiói 
aehtertrtigd -.«ordende^  gevóegeiyk  iannen  veigdekenvÉcdvi 
bV  graankömtzt  «peenefieenrocs  geftrooid*. 
.    Ik   vereer  de^  zedigheid  in  m^ne  vronwdQke  Landg^ 
e>0OlfiU  all  een  der  grondtrekken  van  het  ÓnJÜNetkrlMmitsk 
V0lfcek«iaktevYvWtaidoor  het  zich  voordeelig ,  boven  ttmfcht 
.^afth^    en  op|>ierviakkighei4>  onderfcheidi.i  dan  —  m^ 
vergunne  mU  deze  opmerking  —  oudvaderlandfiehè  zedigheid 
.faftboofijnlauner  in  zwakheid  te  ontaarden «  en  ons  karakter 
besit  te  véél  veerkracht »  dan  dat  bet  zich,  gedwee  en. laf* 
Apanif  ^  naar  den  wil   van  vreemden  zou  knnnen  voegen  ^ 
.plooien».  Jn  .foounige  huisgezinnen  mogen  Fréufthè  Bmia 
«L.GMPM'iwtfitfa  hiertoe  pogingen  hebben  aangeiy^t  cnnlec 
oij^tokkig  gfrflafgd  z^n ,  om  het  nationaal  eergevod^  vt  ver» 
jtfeügen;  maar  dit  z^n   noodlottige  uitzonderingen  op  eéi^ 
tlgemeen  doorgaanden  regel,  en,  den  Hemd  z9  dankt  vcjie 
M  meeawi  onzer  vaderlandfcbe  Vrouwen  en  Mdajea  betbèa 
«flg  de  rampzalige  kunat  niet  geleerd,  om  de  uldptank  iian 
ligiaionice  FlrMfaiféSf  ala  wve  dezdve  orakeltnü,  tt  fik 
hoocft»men> 

Mmt  de  uiterften  mken  zich.  JF^MfiA^  mtefdtémaidMléaH 
Jiaee  Omn  evenzeer  In  ie  KaUwêtip^  iêr  Ehrtn^  iü  ta  de 
i^#MMr  d$r  MoJkhrêomfttn  gelden^  met  bec  getagt  iet  de 
^Mgenaamde  QnoU  Né^U  gaarne  aan  geheftl  Mttnfm  zot 
4illlen  opdringen,  en  —  fhémrlméfshê  udl^i hond»  ziek, 
welUgt ».  al  te  befcbdden  terug ,  ook  dé|r»  waar  zft  neien* 
JÜk  nut  zoo  kunnen  (Uchicen.  Dit  behoort  anden.  loaroidettt 
Men  moet,  aan  den  eeoew  kaat,.oene  tiotfiebe  naMwt^ing, 


die  geen*  andmn  grond  dtn  in 'dè;'ic«iteheld  Irtit  «fidilk^A 
vindc ,  het  hóoFd  bieden ,  en  anderzijds  den  moed'  bezltten^^* 
pntf  hankelgk  en  VrQ  tt  denken  én  ^  te  handelen ,  eto  gëëdè 
Oud^Neiertandfche  Vronw  of  Maagd  behoort,  in  dé  ïteilkè 
van  eenig  kleedingftulr ,  te  vragen  t,;  wat  men  dVarvtii  Hi 
Parifs  oï  Brusfel  ÜLzipi^etk  ialï'' 
'Dan»  genoeg.  Ik  heb  m^ne  denkbeelden  onitrent  hei!  %nel 
wnste  onderwerp»  onbewimpeld,  aan  mQne  vitmwe!9kfc 
Landgenooten  voorgedragen»  en  haar  daarenboven ,  wanneer 
dit  gevorderd  mogt  worden  |  van  mVtie  bereidwflflgfaeld  v^r*- 
zekerd»  om,|  tpt  verwezenlQklng  van  een  lofWaatdlg  doeT, 
naar  vermogen  ce  willen  medeweiken.  Dat  die  medewerking 
'nimmer  de  zaakzelye\  maar  eenigiyk  derzelver  eer /ie  invot- 
ring  en  daarfèWng  kan  betreffen,  behoeft  wel  geen  hetmih- 
fte  betoog»  aangezien  m^ne  bedoeling  niet  verder  (trekt, 
dan  om»  waar  het  noodig  zijn  mogt,  de  kleachheid  dier  te6« 
dere  kunne  te  hnlp  te  komen ,  waar  dexe  zich  minder  open- 
IQk  en  op  den  voorgrond  zou  wenfèhen.  te  vertoonen.  leti 
meerder  wachte  men  van  m^j  niet »  daar  ik  geenszins  ten  oog- 
merk zoo  knnnen  hebben »  myne  welmeenende  en  geheel  bé« 
l'langelooze  poging»  ten  aanzien  van  mQnen  perfoon »  in  de 
'  oogen  des  pnbliek^ ,  teregt»  belagchelQk  te  maken»' 

Ik  vleye  my  echter»  dat  geene  te  groote  fbhroomvaüfgbeld 

mQne  hnlpbetóoning  noodzakel^k  zal  maken,  vaderlaadfeKe 

'  Vrouwen  en  Meisjes I    Of  hebt  g9'u  niet»  in  de  laatüafkott- 

mervolle  ,  maar  In  zoo  menig  opzigt  roémrQke  dagen »  ttwer 

afkomst  waardig  getoond,  en  van  uwe  vaderlandsUeflle  ovét- 

« ylpedige  blyken,   ook  In  het  openbaar,  aan  den  dag  getegd  ? 

.  En  jvat  zou.  u  terughouden»  om  » 'met  die  zedigheid,  welke 

^  n  ipo  j^eer  ten  fieraad  yerftrekt»  maar  ook  met  die'vastbera- 

'. denheid,  welke  door  geené  wezenlijke  of  fchQnbare  bezwaren 

wordt  afgefchrikt,  voor  altoot  de  dienstbaarheid  aan  vreemAs 

'lingen,  die   u»  hdaul  te  lang  en  té  onregt  vernederde,  ép 

^.^te  xeggen?    Maar'wcUigt  vreest  g^)  de  i^ottem^  van  eenige 

^weinigen,  die»  geheel  afhankelQk  vap  den  wil  vait  iMéren, 

?J>9  (ebrek  aan  wezeniyke  bezigheid»  zich  onderling. te  uwen 

Itoste  zullen  vermaken?     Dit  zQ  zoo:  maar  iveet  dan  ook 

"  ^óvens,  <|at  de  zoodanigen,  indien  gtj  Hechts»  mètéea*  1>e* 

*  daiirden  en  rusttgen  tred»  vóórgaat»  welligt  uwe  eérflé  vol. 
,  gelingen  zullen  wezen.    De  meesten ,  veirêwég  de  meesten 

uwer  zusters,   bic^r  en  elders»  zulten  zich  met  bl^dfiAapen 

*  zelfgevoel  aan  uwe  Zijde  ftbaren ,  en  -*  keeren  -eenmaal , 

MENOELW.    1831.  NO.   I5.  D  d  d 


7SS  IBTI»  OVER  BET  INVOEREN  EBNBR  NATIONALE  KLEEDERDRACT. 

God  ;eve  die  Q>oe<ligf  alle  ooze  dapperen^  en  onder  deza 
o  we  Minnen  en  Vaders,  Zonen  en  Broédèrip  tot  bunoê 
etgene  ItEardfteden  terug  --*  dan  znllen  gewis  duizenden  oo« 
der  n  de  Helden  van  Hasfelt  en  Leuven  veel  liever  ze^pn- 
lend  welkom  groeten  in  eene  vad^Iattdrchè  kleeding  è  k 
van  Spèjkf  dan  in  dte  van  'den  onttroonden  en  door  zijne 
eigene  onderdanen  verjfiagden  Charles  dix  eo  •-  z$neG/. 
raffksttt 

AmfêréUm^  %  Nov,  1831, 


E, 


l&Tt,  OVER  HET  tCHAARSPEU 


ir  Is,  onder  de  fpelen»  die  van  de  G/Mten  cifimeim 
lot  ons  gekomen  en  nog  In  zwang  ai^n^  geen  fpel^betvelk 
minder  verbasterd,  en,  door  alle  Keu  wen  heen,  «e^  ga- 
eifiU  is  geworden ,  dan  het  SehaakfpeU  Wi^iVBi^r  wü  de  itfi' 
iqermn^en  van  THOiiAa  jdrhpsterus  Ofi  bet  Vde  boek 
iei,,R»meinfche  Oudkeden  van  rosinus  nagaan ,  znliet  «9 
\Av  eene  menigte  plaatfen ,  zoo  wel  ntt  Grièkfche  als  Rdl- 
meinff^ie  SchrQ vers  getrokken ,  de  hooge  iswarde  kanoen  ep^ 
maken  K  waarin  hét  bQ  deze  Volken  ilond.  Oolcbiybitfit 
«il  (ene  plaau,  door  denzelfden  Geleerde  aangehaald,  uit 
een  w^k}e  van  hibron.ymus  vidas  van  Cremmt.^ 
titeld  Scacehia  ktduSt  ^^  nit  een  gedichtje,  Qpoemaik^Mi 
Pifonemi)  door  fommigen  aan  ovinius,  door  andeftb  «tt 
i»vCA.9ua  toegefchreven ,  dat  dit  fpel  vioeriieén  even 'tli 
thans  gefpeeld  werd;  met  uitzondering^  éto:  ét  Baubuui 
die  de  Koningen  weinig  In  eere  hielden ,  die  ftnkken  b^p^ 
mt^es  i|oemden;.terwVi  de  (tof,  waarvan  «9  vervsénigtf 
werden «  meestal  uit  glas,  wu  of  edelgefteente  faefloB& 
Griekfi^he  en  Romeinlbhe  Veldheeren  ottakten^  in  ieMp 
oo^^likkeDy  om  zich  ia  de  knnst  van  oorlofes  te'oefeaeoi 
van,, dit  ^1  gebruik.  WV^geeren  en  Diclttera  rpemdénbei; 
als  eene  onfchadel^'ke  en  vorfteiyke  iiltfpaimii«;.  (O 

Dit  bri  de  Grieken  zoo  wei ,  als  b)]  de  RmèineB ,  ico  be- 
roec^de .  (pel  Is  van  zoo  hoogen  onderdom ,  éHt  men  des^ 
oorfpcong  alleen  glifi»^  niet  bewiijzen  ksui.  EstSjóttf^* 
weest,  die  ca  il  o»  een  da  zeven  WQzen  van  Gne^^ 

O  L.  SBNECA,  de  hreyit,  vitae ^  Cap*  \^  JetrmV^ 
aaimif  Cap.  14. 


■     /   V.  Ui  rr' 

»TS,   OVBR  HET  SCBAAKSP£L.  733 

'    .'        •  .  .   :    '  "^  K^-' 

iétnd:,  — -  anderet),   die  Koniog  pTaaHus,'ATTA(.ui».Ivo- 

ning  van  Pergamus  ^  of  wel  een  kr)jgekoecbt  ui(.  de.,(^gedp 

van   x£RX«a^,  voor  den  uitvinder  van  dU  fpel  gebgujon 

hebben.  Mee  meer  gronds  boude  men  er  palaiisds;^  ^pf^.i 

en  de  oude  Grlekfcbe  Dichters^  zoo  alf  aoPiiocL.Ea.Y  oor* 

deelen»  dac  hQ  die  fpel,  gedurende  het  beleg  der  ÜAd^rojff 

COC  t^dkorting'  en  vermaak  zijner  krygsknecbcen »  uifgedi^cbc 

hebbc.  O 

In  een  handfchrift  ulcnde  XVde  Eeuw»  door  HVTl>tco« 
F  BR,  in  z^'ne  aanceekeningen  op  mblis  ^  tok  e,  onder 
deil'Bium  VM  Schaecfpel ^  aangehaald,  ftaati  „  PUhmeiar^ 
^  wiaeete  dat  Schdecfpil  in  de  ftadt,  van  £abjlanien^  endt 
„  dat  Tafelbort  nader  formen  dei  fehaeci  yoirtz!^  en  dac  t(r|l 
langen  ^d  vMr  dat  Troje  belegeid  werd.       '  '   - 

De  meeaten  oordeelen  , .  dar  dit  fpel  noodwendig  Van'dè 
AtMeren  of  Ptrz^n  moec  ontleend  zyn,  wtll  zulks  ioi yk 
^%  fikaak  bHfl;t,al8  afi^omdtg  van  Schacht  Koning;  zc^'t 
(bbaakfpel  elgtfttU^k  Koningsfpel  in  oihse  taal  zon  zQn.^étt  de 
:i>retkw9aM  t  fit/ièak '  de  Hening}  niet  kan  getiezigd  Wèrcf^. 
-Indien  wQ' nu  ook  aannemen,  dat  iHat  ^(90^1>eteekeiic,J1rjii^ 
•0^  wU  fihseh  ntat  (wij  zeggen  fikaak  tnait  de'  PtM0Si 
iêehie  mat,  de  Engelfcken  check  maté)  diis  overzeicëns  i^ 
Kêniag  is  doifd.  Welligt  beteekent  mat  vermoeid  (fitij^ 
ms,  dtfesfgtf  abfeitfui)  en  fciaak  rorf;  yftnÓMt  j^JKaken^ 
eaujkhakem^  enttooren.  VergelQk  t£n  katb's  AaHieidOikf 
iHe  D*bl.  6f%.  ■ 

Waren  de  Worptafelen  en  Qaaak*,  é.  I.  Tiktak-  of.Vér- 
keeriyorden ,  ket  kaacfen,  kegelen,  kfosfen,  dobbelen  en^ai^'^ 
een  b1]  onze^oorondera  geacht,  niet  minder  hét  fcEakéh , 
\  getn  zelfs  y  zege  yah  w  9N  In  zj|fne  Hist.  Ayemdff.  Ilde-D.' 
HL  104.,  een  gedtelee  der  opvoeding  plagc  nic  ce  tnakelh' W9 
TciftaÉu  meestal:,  oader  den  naam  van  Schaakspel,'  het^lMMlS 
de^Mkken^  «OKe^vterondefa  niecs  ty  noeaden  het  SêSS^l 
d*  ftnkkMi  en  hee  bert  oTdofiake  de  tafel  of'héi^^oM; 
waarop  méö  if«ld»..  '•  /^    "oo  t'r 

Reeds  hl.  :veffditlleBde  baadfohriften ,  nie  liei  laskfflé^^^e*. 
ttehe  der  Xlittê  Eeuw,,  woedt,  van  die  fpel  ^fpIfdiMi 
z«  mis. in  bei  hattdibhfift,  geeiMld  mOewfint  foK  div  ai«^ 

(*)  Ook  Mr«  w.  BILDERD9K  is  van  die  gevoelen,  Verg. 
B^itenleyen  ^  \A.  i^. 

D  d  d  2 


7H  i«Ti 

"„  Eer  dat  Wmlewetn  /bun  ca$reei         • 
J9  Ruumde ,  hadü  hem  al  geheel 
9  V  Scaeef§el  ghegeveni  dat  was  fa  diere , 
»  En  dat  bert:* 

en  elders:  ' 

^  Inne  (ik  De,  ik  e»)  fie  wech.  ne  recht  ao  erêmme^ 
n  Daer  ie  den  feake  vülgen  maeh.V  (*} 

Men  vindt  ook  bil|  KitiAAN  ieu  over  die  fpel,  op  de 
woorden:  fchaeeke^  fehaeckfpeUfpelen ^  fehaeekffel^  fihaecU 
berdm  En  winschootjin  geeft  in  zynen  Seeman^  op  bet 
woofd  fehaken^  de  verfchillende  beteeken!(fen  o^^  wauio 
heaelve  voorkomu  Voonü  vei^gelijke  men  tenkateiA^. 
Voigess  Tommige  wetten ,  omtrent  liet  jaar  940  opgelleld , 
moetc  de  Waililbhe  Koning  aan  z^'nen  Bard^  of  Hofidichter, 
wanneer  hy  met  zQn  ambt  bekleed  werd»  eene  harp  otfchaat- 
herd%  ^n  de  Koningin  een*  .^nden  ring  geven  \  ook  mogt  hj} 
deze  harp  of  dit  fchaakbord  nimmer  weggeven  (f).  Toen 
Koning  a&tuur  in  a^fn  hof  te  Cartiee  XV)  ^^^  ^^^ 
Heeren  aan  taftl  zat ,  kwam'  er  onverfaoeda  door  bet  venfter 
eén  zeer  kostelijk  fehaakfpel-hard  van  elpenbeen  met  goud; 
silver  en  edelgefteente^^fpoedig  echter  verdween  het»  en 
de  Koning  wekte  zQne  Ridders  op,  ojn  hec  achterna  te 
i«dcn.  CSJ 

Onze  vooronders»  en  vooral  onze  Stadhouders»  fchgnen» 
met  andere  beroemde  Vorften ,  bijzonder  dit  konlnkiyk  (pel 
bemind  te  hebben.  Ik  zal  dit  met  een  enkel  voorbeeld  trach- 
ten  te  bevestigen. 

Hooft  meldt  ons  in  ^*ne  Ned.  Cefch.  bU  35,  en  va m 
MBTBRnN;   b.  L  bL  203   zQoer  Historie  van  de  Oorlogen 

(•)  Verg.  b;  hutdecofsr  op  stoke,  Ilde  D.  bl.sns 
en  345. 

(t)  P»  WARTON,  over  den  oorfprong  der  Romans  in  Bsr- 
ropa^  in  liet  Taal^^  dieht»  en  letterk.  KoHrttt  van  o.  bren- 

DER  k  BRANDIS^  D.  ITI.  bl.   t6.  - 

(4)  Cariice  in  Northmherkmd ^  de  voomaamde  hoiplaats 
van  Koning  arthur  en  van  zfine  Ridders  van  de  Ta- 
felronde, 

CS)  Uit  Wakwé^  Vergel.  Tmede  Proeve  van  Oudheid:, 
Taaien  Dichtk..  bUXl. 


0?ER    HET   SCHAAKSPeU  ^«5 

:en  GéfeUedmisfen  der  Nederianderen^  dtc  wii^lsm  os  I 
9ei  d«sn  Gfulf  VAN  bgmoii  d  aaiihec  fchaakfpelzftC^  toen 
een  atozieDiyk.  Spatnsch  hoveling^  hem  vroeg,  of  iQ  tQd  om 
ie  fi>elen  hadden ,  en  niec  meer  daehcen  aait  het  verzoek» 
fduiftt  (betreffende  hec  Spaanfcbe  bijgf volk)  hetwelk  zQ 
overgegeven  hadden?  7Ji  hielden  die  vraag  voor  boert^^en 
fpeelden  hec  fpel  gerusteliyk  nit. 

Wagenaar  Mgc  van  Prins  mavrits,  {Fad.  Mtt. 
D«  X.  bl.  503)  dac  het  Schaakfpeheene  zQner  geliefkopsdfie 
uicfpanningen  was ,  waarmede  hQ  zich,  vooral  gedurende  hec 
Beftand,  dikwerf  vermaakte.  Van  w^n  zegt,  (\n  de  JBy» 
yoe^.  tii  Aanm.  op  wagen.  Fad.^ist.  D.  X*  bh  Xf»)  dac 
PHILIPS  WILLEM  zljn  treorig  verbliif  in  Spanje  door  het 
Schsakfpel  lenigde. 

Toen  KAREL  V,  in  ?c  jaar  1547,  johannes  fredb» 
RIK  dm  Groomotdigen  zijn  doodvonnis  üec  voorlezen»  ter- 
wqi  hy  met  den  Hertog  'van  lunenburg  A:haakce; 
'  zeide  de  Keurvorst,  na  bedaard  de  lezing  aangehoord  te 
hebben,  tot  den  Hertog:  ^  Nn,  fpeel  voort r  (Sc h rock ^ 
yfftr.  Gefck.  iride  D.  bh  578.) 

KaRel  de. XII,  Koning  y/ÈXi  Zweden^  was  een  b$zoider 
liefhebber  van  dit  fyt\.  Hij  verloor  echter  btjna  alt^d ,  de« 
wijl  hy  in  zfln  fpelen  zich  te  veel  van  den  Koning  bediende^ 
Toen  hiji  te  Bender  zijn.  hoif.  hetwelk  belegerd  zonde  wor^ 
den ,  wel  verfterkt  had ,  ging  hy  bedaard  met  ztjnen  gunfte-» 
ling  GROTHUSEN  zltcen , fchaken.  (Volt aikz,  Wueire 
de  CHARLES  XII.  pag.  237,  305O 

Volt  AI  RE  zelf  fpeelde  dikwijls  op  het  fchagkboid ,  in- 
zonderheid met  den' £x-Jeznit  adams,  die  het  opzigc  over 
z^ne  bezittingen  had.  (}.  j«  BjoRNSTiHC^s  Reizen  lOe 
D.  bl.  167.) 

Ook  FKEDt^iiK  de  Groote  fchaakce  van  tlUd  tot  tyd|  maar 
kaarten  nam  hQ  nimmer  in  handen.  (Historijche  Bef^kr^'ving 
van  FREDERiK  den  Grooten^  Ide  D.  bl.  <{aO 

Men  verhaalt  ook,  dat  ka  rel  de  IX  bijzonder  dit  fpel 
beminde,  en  zich,  vóór  het  aanbreken  van  den  bekenden 
Bartholomeus'n^c\it  van  1572,  met  den  Graaf  frans  van 
^ARociiBVAUCAULD  met  fchaken  vermaakte. 

jACoBys  I«  Koning^  vzn  Engeland ^  wilde  volfirekc  niec, 
dat  zijn  zoon  zich  mee  dit  fpel  onledig  zonde  houden,  wyi 
deze  er  zich  zoo  aan  overgaf,  dat  hQ  zijne  overige  bezig* 
heden  verzuimde. 


7itf*  m$f  OVER   IET  SCHAAKSPEL. 

Get4k  .door  tllr  Baweii  teea,  te  4U  tpiA  Mteeo  dci 
fSilltriiootdfteipslestr  Zoc^-weft  de  Borger.  id#d«.¥ont  M(«i 
rdöm.in^  mot  een  goed  ^  bedieirsn  ftfetfkfir  fdiotideQ  it 
wofdtti*  ^  Prui  ïs  ^  befchr^jving  vaii.dlr  ilH»l»  owdw 
dsti  ^beipeadeii  BtLS£A09Ky  bL  i$  yukiZ^^Bifife^kiH»^ 

„  W  verder»  ftatig,  fiU»  in  aandAchc  opgetogen» 
„i.  Geleidt  een  ernflig  paar,  aan  *c  mjjmrend  .1^  ye^cht, 
^  Qai  Palamedea  *c  eersc  op  'c  Trooifche  ftraod  bedacht, 

^  Op't  bonte  mkeveld  ziin  zwarte  en  witt^  benden   . 

,^  Ten, oorlog  zonder  bloed»  met  kunst»  ea  ge^^irfik  weodeo* 
.<fp  I«ang  houdt  derfirijdren  macbt  elkaér  Jn  evenwicht: 
.,,^  In  *£eind  verfcbUnt  nogthands  *t  noo^lptii^ydigewncfatt  ' 

^fj^  *s  overwinnaars  ftesi  roeper,  juichende. in  den  zegen, 

,^  *t  Verplettrend  fc^aak  pi  maf  aan  d*0Y^r^pnneq  cegen*?;. 

'     '   *  G.  D.7«' SCBOtBL. 

'•  t    *'    '     '  '         • 

1.     ,;  '  .      ;  ,  •  .  .         •   <     .,  ..',",. 

{{.^U^P.   AAN    S£M*  JONQB^   VaUND»    OyKR  E^Nf  PiUAATS» 
<      yrCNpAKOHENDB  IN  DE  EEC&NSU  OER  Inftitiitfo  Or4^Sorfi 
Saai  VAH'PROP.  van  iiE«6EU  (*J|     * 


D. 


racht  ik  het  niét,  mijn  lieve  Chr.,  dat  deRecenCeder/jS- 
flUutfo  van'  Prof.  van  hengel  in  de  Letteroefeningen  üwe 
attentie  zou  wekken?  Ook  ik  heb  dat  welbewerkte  Ihik  met 
belangfielling  en  veelzins  met  genoegen  gelezen ,  hoewel  il[ 
moét  beketiDen,  dat  de  praktifche  Èvangellebedieniog  den 
lüst  Voor  het  zuiver  theoretirche  van  ons  vak  bq  mij  een. 
weinig  heeft  verkoeld ;  maar  ik  kan  mQ  toch  nog  levendig 
vër))eelden ,  hoe  groot  die  belangdeillng  bU  u  jnöet.  wezen , 
die  ^''in '  den  tyd  van  uwe  voorbereiding  tot  het  predikambt, 
met  üwe  vurige  ziel  alles  aangrijpt  en  omvat»  wat  n  tot  da( 
heerlijk  doel  kan  opleiden.  Ik  verheug  mü  over  dien  war» 
men  IJver.  Dezelve  moge  aan  uwe  "  ftudien  nu  nog  eenige 
onvastlieid  geven,  en  u  wel  eens  den  fchyn  voor  het  w^en 
der  ztfak  doen  omhelzen t  bewaar,  wat  ik  u  bidden  mag, 
dien  ^jver,  als.  eene  dierbare  gave  Gods ,  en  zorg,  dac  cfc 
koude  adem  der  wereld  daarin  niet  blaze ;  h^  zal  zich  op 
den  duur  van  zelf  met  de  noodige  kalmte  vere^nigeo,  eo 

O  Zie  Fad.  Letteroef.  iBgi.  No.  XII.  W.  S»8,  5sp- 


BRli».  7^7. 

aMtn  'gelMl  ttw  vi^«2eti  es  wêrkwals  eeoe  hODgeve  luiiAc 
#«ldftdigiido«rdttiigoD.:  Vtn  dvxea  t|?er  4bf»gc  ook  im  kaïae 
Mef  >te<  dMdeitlkfto  MQkeD.  Hoe  ^oiigi  U  uw  tooo  »<  aalA . 
iMir  hec  Ueliiigliedat»  gtldt,  die  uwe  coefcDmlUge  beileiN 
ming  :bemAni ;  :hcie  loopt  g^.  ook.dftgréiDmet  die  geüieeler 
Recenfie  weg,  die  ti ,  gelQk  gQ  veitlcirc,  «U  «ie  ée  ciflt 
gefcbreireii  if ;  hoe  fchViit  de  fleller  van  desehre  u  meer  dtn 
Iemand  jukte  denkbeelden  te  beziccen  over  de  vorming  van 
den  Ksnfelredentar  9  }t  de  man  ce  z^n,  die  toe  dat  gewlgfig 
werlc  btf  nicnemendlield  bevoegd'  en  gefchikt  is;  en  hoé  moei- 
}el^  4cntic  gt}^  liW  leedwezen  veH)efgen,  dat  uwe  vrienden 
bet  niet  in  allen  deefe  met  n  eens  zQn,  zoodac  bet  u  eveo 
min  ge^ake  Is,  den  fcherpzlnrilgen  R^*  als  den  gemoeée* 
liflBen  M*^  tor  uw  gevoelen  over  te  balen«  Ik  héb  mQ 
met  Tiwe  teekenfng  van  het  verfchll  tnsfcfaen  u .  en  dezen  -e» 
genen  uwer  vdenden  regt '  vermaakt ,  en  m4  lo^c  g^^^ 
bQ  uwe  gefprekken  daarover  In  uw  kransje  verplaatst;  want, 
geloof  mti,  al  dat  dispntéren  kan  geen  kwaad;  neen,  het 
doet  goed;  hec  brengt  wrijving  en  werking>  voort,  gel^k  gQ 
uit  eigene  ondervinding  weet,  vooral  wanneer  het  ondbr 
zulke'  hopfche  jongelieden  gefcfaledtj  maar  het  zon.  mQ  tóch 
fp^ten ,  zoo  g9  «ioor  Ingenomenbeld  met  de  bovengenoemde. 
Recenfie  u  liet'  bewegen ,  öm  eenigiins  van  den  w^  af  te 
wQken,  dien  gy. tot  hiertoe,  onder  het. vocrtreffemk  getelde 
van  uwe  Leenneesters ,  zoo  gelukkig  betieedt,  en  vooral 
zoo  g^  eene  oefening  liet  varen,  die,  mQns  aehtens,  door 
Prof.  VANHKNGEL  QnfHu  pag.  063  fqO  teregt  worde  aan* 
^prezen,  t.  w.  het  makêu  van  freekfchffin.  GiQ  vraagt 
ibQ  naar  mQn  oordeel  over  het  gevoelen  van  den  Recenfbns 
aangaande  dit  punt.  Ja  —  ik  weet  waarl^k  niet,  of  gQ  er 
veel  tan  hebben  zult,  daar  gQ  in  de  gelegenheM  zQt,  ;Qm 
meer.  bevoegde  regters  .daarover  ce  raadplegen;  doch  ik  ben 
daarom  niet  ongenegen,  aan  uw  verlangen  ce  voldoen,  biiu 
gQ  aan  het  nAyoIgende  geene  meerdere  waarde  hechc,  dan 
aan  het  b^zonder  oordeel  van  iemand,  dié  het  welnigje  theo» 
irie,  dat  h)  zonder  aanleiding,  (want  die  heb  ik  nooit  ge- 
h'ad^  maar  door  eigene  ^  oefening  zich  van  het  vak  der  pr&» 
dikkunde  verworven  heeft,  door  eenige  ondervinding  heeft 
beproefd,  en  dasrdoor  voor  zichzelven  althans  tot  zekere 
vaste  refnltaten  gekomen  is« 

Maar  gi]  moet  niet  boos  worden,  lieve  Chn;  want  ik  moet 
al   dadeltik  b^innen  met  o  tegen  te  fpreken,  ja  u  ce  zeg. 


j 


\ 


7t8  »A1CF. 

«e»,  dit  rt,  door  «we  logOMMaiMd  set  itte  Rcccofie»  ti 
uwen  fvtr  de  meeotaf  wa  den  Adier  ste  eeas  ci^.feK 
hAc  Een  fnti  begtat  oitgV  tcRes^éodi  ikhoopvtt 
cooaeo,  dtt  Iwc  watr.it.  De  Ree/ keure 
rckecfefl  Qiet  wlAnkceiVk  tf,  gtl«c  sf  n 
zoo  ft  wél  sie,  dtB  TkKlt  h«  bec  «lltea  seqr  cwUftHrhfjf, 
dit  dêê  oeftnihg  too  ?«el  cot  de  vondDg  irta  drs 
deiitir  Mott^  tit  Prar.  tan  8bicoe&  oonktlc, 
Vi  éewüre  niec  soo  tak  mecnc  te  iMetea  «Ébetetau  tf 
leiBilbliett  dexe  adadeie  prQffeUioif  op  kei  fcfcetlHiyMhi» 
vobr  de  opteidllig  ma  joogeliedeti  coc  de  Eyt«geMu|ni.dirltg. 
bewndecHk  ctf»  die  it  lect »  wtclk  niec  xov  dwrea  faeve^ 
rek*  Doch  Ittc  om  eent  xfeOt.  wtc  de  Recw  tegea  des  aid 
nÊ  Pmf#  VAU  BBNOBL  ttBvoeit.  Hg.  ooenc^  .jt,  ces 
vooideel  op»  wtc  mm  er  door  veikfOfea  kta,  hecl«teft 
düfênétem  ;  inttc  die  Toovdeel  fekïjfle  14  «9  oie  soo  gcÉkig 
(e  tchieir,  -  en  ket  vedUQgeii  dttifia  luncikeio  no  cwQfek^ 
tchtig  voor»  dtc  hQ  h^c  ntkett  Tin  fehecTen  ooi  dieiedoi- 
oiet  meene  ce  moeceD  ttobereles»  Nd,  die. 29  eest  zoo; 
mnr  geeft  dit  jb  het  rege,  om  aee  soo  leei  hevigheU  i^ges 
ket  leglidi  dispondien  op  zidBelf  tiie  ee  vtren^  en  bet  ee» 
dor  ca  sktloot  werie  ce  noemeo ^  wtc  den  geetc  btsgnc  «iQiB 
werUns  betemmert,  de  veibeildinf  in  bue  viogc  breidelc^ 
hec  gevoel  'veiffikc»  en  ik  weeë  tl  niec  wtc  voer  jti 
ttnrege?  Wttram  Recv  tin  bet  logisch  di^Ksnéien  zolk 
oodergefiddkce  ptatei  joodet  de  vereitchcen  coe  bec  fteUen  nn 
eene  goede  preek  eoekene,  hierover  verklttrt  bü  ziek  etges» 
Hik  niee$  doch  .ik  zon  uie  z^n  flilzwSgen  geentzint  darven 
opmtken^  dte  een  mtn»  die  tnden  zulke  gezonde  dankbed* 
den  omtrent  de  predikknode  eoone  ee  bezitten,  iett 
zon  ffliatchceny  wtc  niec  tlleeo  door  oudere  ea 
Hjdekundigen  tit  onmitbtir  woide  ttofeprenen, 
in  de  gebeele  menrcheiyke  oteuar  gepond  itt'— *  de  gerop 
gekle  en  mee  de  weteen  vtn  out  denkvemogen  ovareeako» 
ftige  onewikkeUng  vin  de  eene  of  endeie  wtadieki,  wttr* 
door  dezelve  vin  lieverlede  voor  den  geeie  vtn  den  toehoor* 
der  opiijie»  en  hem  tot  overeoigiog  dringt.  Doch  de  nood* 
Ztkeiykheid  vin  logifche  diipofitie  in  ieder  opOel,  vooctl  la 
eene  preek,  die  eene  rede  ii,  en  dttrom  eeohdd  vordctft 
if  zoo  duidelQk,  dat  ik  mij  vtn  alle  moeite  onefltgen  lebiB, 
om  dezelve  nider  tin  ee  dringen;  jt  ik  meen  u  te  moeten 
wtirTchuweOt  om  in  uwe  zucht  tot  eene  vrtfe  werking  vtn 


uwoa  gecii,  entot  ket  voigM  vtnde^i^ittwer.vfrbatldMW)^, 
diw^te  ver  tr  gaia.  ÜM^f.  nUi»  «Qiiii.KriMd »  4ie  iMgh^if^^. 
ti^heU.  la  b^  foÉtüMnn  ynnnmta  nnH^  oicmurtükenpriH 
fdViL,  linff  2(r  wofldi  goYinliik » tif.  «th  «ich  imm  <949nm* 
i«gQl^yedi«veB.wttQC«  en. op  zichxelyejo^pt  tekwiiie«ft9«9^ 
Qfl  JMM0E  tü'  op  die  twtjte  ^oocfcho  dcHdcbeeUviitliocigklio;» 
fcaode  cessen  en  mmaMge .  f^Uifg»  voonim4gea;L  bfM. 
mogfi  u  /gehtkken^  mfieiulo  loooeeUin  %t  CcUWefoni  iMcMI 
Bte  c|^  te  «cfkitt^'  foodtCide  ^raoie  fiAaer  n  mecWgnoifn 
èeAag  ainAnrts  jnaac  de  wtre  wtlfpiekcedheU r>^  eUl^  d» 
HBrouscn.  vseadmi  meosch  omvit^.ii  mee  Mikt  ^^pAeUeq^^ 
wimen  oide  ea  geref^eide  gang  aetaiiilttk  moeten  MAm^ 
ttev  nitt  voidtas^  ea  de  bemxdeiteg  va»  Cbif^kd  keib 
Rt»  CD ;  Godavrocfat  b^  rede^ke  weaeoa  dnldt  niet,  dai^mmit 
wUfekftur^  afitVke  vav  de  eexfte  reieiicbten  iaeeiie.ottto«^ 
welke.  Bitt  de  kImsCt  afge£bheideo  mn,  maar  e^  yaagywuR 
wm ile  nacmir»  aaiMr^ic,  en  die  door  eeaa  lagifehe.4i«Q6cie« 
nip»  eeoe.  pnek  veomld.^wenleo*  ^rii  > 

(ik  weet  nlec,  of  ik:n  door  het  gesegde  overmigdali^: 
dsc  bet  Joglaeli  dii|»oiiéreit,  aoci  hec  üetten  vta  gdede^fgieheBt. 
oieti alleea  tiiudg,  mearomfeiabaar  iaj.  doeti-aljft  dk'^lg^i't 
loka,  xoo  sbU  gtf  ugiiiu  meerden  Bjbo.  bl^w»bwmm^ 
dal  iiec  meken  van  ibhetfen  een  onvoldoend  middel  ir^uomr 
aaa  .jongelieden  dit  vooideel  te  verfebefen*    Bat  ftaat  4iiide-, 
I|k  in  uwen  brief «  en  wei  met  200  veel. venekerdheld»  dal, 
ik  (mwiHékeoiig  ket  koofd  daaiever.  heb  geföhnd  »•  en  a^iiiei 
alleen  moet  tegenfatilen »  maar  by  m^ne  tegenfpieafc  een  em»: 
flig  wooad  van.  waaifchuwtttg  moec  voegen.    J&^  i4  hebt, 
geUJc,  wanneer  een  Profesfbr  op  eene  200  oaooideelknadigt 
w92e  te  wedi  gaat,  ali  gij  voorftelt,  waaibq  het  enkel. aeft«» 
komt  op  het  maken  van  elndelooio  af«  en  onderaCleeUn^! 
gtff,  zoodat  het-Giiekich  en  betüebreemvfcb  a^habetJBdo^j 
ten  woidett  te  baat  genomen;  op  bet  ontw^ekelen  eok  médea 
ontwikkelen  der  denkbeelden,   even  aliof  deze,  get^k^gt. 
zegt,  ak  n^enüdiillett  op  elkander  zitten;  op  bet  zoeken  van 
fysmetrle  in  de  deeten ,  waar  dezelve  niet  noodigv  ja  niet 
mögelQk  ia ,  en  op  het  zamenftellen  van  een  dor  gefaameo 
zooder  geest  en  leven ,  ten  bewQze  waarvan  gQ  o  (ook  hiee- 
over  heb  ik  het  hoofd  gefchnd)  op    'zekere  fchea  in  de. 
dlaibrtatién  van  wfflen  Prof.  noLLZBEEff  (iie  opHm^  cühOo^ 
mtm  generey  beroept;  mur  Ik  twijfel,  of  iemand,  die  heden 
ten   dage    de  homitftifche  ftndlEn  van  jonge  Theologanteo 


739  BRlEr. 

moét  regelen/  zoo  «tl  liandeleo.  LVüit  ik- 1119  eeni  op  da 
Réc.  xéirtn  beroepen,  wiens  wöordeh  b^ *ii  toclr  zoo fed 
gesag  hebben.  Dete  icbt  he(  .^  van  groot  'belang  ter  totnh^ 
ttn  ^én  CraftflredaiaAr ,  dat  htf,  gedoietide  cl)ii  veibltf  ttn 
de  Akadenlie^  bonoal  goede,  iritmnMende  preken  htm 
kÊti.^  Wie  Hemt  dit  niet  volkomen  toei  want  boe  ztl  1i| 
béter  het  geüete^^tdekken,  waardoor  bekwame  Pktdftefi, 
op  den^  groÉd  vao  zekere  tricQ^nak  der  H.  S.,  «It  fcbgtibitr 
;oflgemk!fóorfige  deèlen  jralk  een  fchoon  en  Tolmaakt  gdieel 
'  #Mn^  samen  te  ftelfen,  dat  onwederfiandelfit  op  den  ^ 
ea^het  hart  van  den  toehoorder  werkt?  Maar  heesdde 
jeugdige  Godgeleerde  zich  dit  Toorded  verOteffè»,  fèdridf 
olec'in  het  fliweddlg  wezen  en  zameoftel  t«n  elke  pR^ 
poogc  te  ie  dringen ,  zoo  h9  den  loop  der  deoUie^deB  étt- 
zoit^ldig  tnckt  te  heffeden  en  na  te  giin,  zao  hl'der- 
zelver  ontwikkeling*  niet  naa^wkeorig  gadeftiat,  en  ziek  09 
ddzewSze  Mekc  ie  i^ékklaien,  'hoe  hea  *den  RedeBM  it 
gêlnkt,  «it  zoo  vele  i^erfiAlflende  déeléa  éen  zoo  ^lAooa 
gehBBel  te  doea  ^rVzent  En  hóe  zal  hQ  dic  •voordeel  neer 
toe'  zVnT  elgeadom  maktti,  'hoe  zal  h9,  om  zoo  ce  zeggen, 
zieh' beter  mee  den  geeit  vanden  Qireker  Metitifiéreii;diir 
wAneer  hQ  de  flotfom  van  het  gehoorde  gekegeld  op  het 
pi^^  braogty  en  zieh  dzoo  een  doidel^koverzigt  vandé 
geheele  dltpofitie  en  bet  inwendig  weeÜM  der  prd^  eo  vu 
de  leUittg  der  ontwikkelde  denkbeelden  verfcbaft?  Terfli 
mV  wél',  mVn  vriend  1  ik  zeg  nfet,  dat  dief  het  voorname  of 
het  tanige  voordeel  ia,  *t  welk  joogeUèden  van  het  böoren 
van 'bdcwame  Kanfelredenaara  knnnen  trekken ^  maar  ik idit 
het  mdde  tot  die  vooideelen  te  behooren;  ^en  Ik  zon  ook 
evebmiti  willen  beareren ,  dat  het  maken  v«b  eeae  Ibiuifte- 
]Q)ce<ibhetf  der  gdiooide  preken  daartoe  voor  een^  ieder  noo- 
dig  it  9  maar  Ik  reken ,  dat ,  zonder  de  behdod9he  opaierfc- 
zaamheid  op  de  fefaeta,  veel  van  diei  voordeeien  noodwen^ 
moet  Yetlóren  gtan. 

Wanneer  ik  nn  ok  de  woorden  van  den  Ree.,  gelQk  Bt 
meen^.  niet  te  veel  heb  afgeleid,  zoo  mag  ik  m9  op  de- 
zelve ook  beroepen,  om  de  mittigfaeid  van  bet  maken  tib 
preekfehetfea  voor  jonge  Theoiogancen  t&bew9zen«  Het* 
zelfde  nnt^  wat  bekwame  Prediken  door  het  voordngenrtfi 
hmiae  .leeóedenen  c^  den  kanfel  aan  Studenten  knnnen  ver* . 
fchaffen,  wil  de  ProfeaCbr  hun  bezorgen,  wanneer  h0  z^ae 
tfaeoretifche    homilétifche  letftn  door  praktifcbe  oefeniogea 


BRiar.  7V 

opbelden   en  ^pd^einu,  weimeer  hft  de  imemk  «Qcier: 

Dtocipelei^  a^<^(r,  dpor  ben  of  eene  fcheu  over  èen*-geb«el 

vfjifna  lekiu;  te  ^^t^n  .ontireipen,  of  bno  tot  dat-dtiide  een* 

cekii  o|^  x^gn^pBLé  of  bun  tdut;  eQ;thev«  tegemk4>p  «te-^ge* 

v^,,  en  Tdenfeheift  vtp  e^e  preek  hierover  vin  lira^te..v^-. 

dorenr^over  welke .  ^erfcbiUende  oeftniogen  ik  ii/«el  co» 

ducven  rojdettf  i|oc  een<  te  nadplegeo  bet-ftsetie  gefchftfit 

vaj^.Frof*  FiüKLiute  Dtr  Kmmlbenf.    B^  ^cnlke  oefeg«lii« 

geor^  die  de  in^e«te  efwiafeUng  gedoogen.is  de  .geeit  mr 

gc^^l  y  4en.  meer^  dtn.  minder,  vni  %  neer  nooit  ifrh^  «oor 

gc^nden^  dtt,  idj  in,  atjne  ntmnriyke  werking  belemmeiil^ 

eii,,Fetl)indeidfword(.«  pn^  overeenkomftig  «Qn*  eigen*  ratd  «n 

b^iboefte.te  hemleient  en  2^  bepeeld  meikteticen  op  zQn. 

w#|(  jBe^^mo^  J^4ne  wnt  i«  er»  weertuneenjeder «ebe«w 

d^i^:  i$  $  r  bet  if  ;;^|^,  ifTft «  urelke^  beai  dopr  de  behoefte  «tn 

loigircbés  dtopoiUle  ..Vindt  vooigefobreven.    Ven  dese   uw. 

m|g  ntenwndcziqb'.venvijdeien «.  <midet.nien  Alidea^deQ  grand 

v^e.eUe  welff>fekendliejd  verleeen»  en  de  eifcben  vin  zlne 

n%9uir  .  eo  vea  Aie  sQoer  toehoofdera*  oic  bet  oe^  verlieaeeir 

zo|^  tMaar  %ïxs^  dua  de  eenwüzing  en,  di»  oefMng^  om  eau 

d^  wet.  geveoiw  te  bltfvM ,  geen'  beilzanen  invloed  hebbtfn  - 

OB<.jiet   lo^cb  Jeereii<.4iapottéren  van. de  p««ekf^«.«;    vft 

w^Caivel^tdat  zulke  oefeningen  geen,  of  flecbcr  een  zéér 

g^g  nut.  zullen  beU>en  vommt  jongelieden  van  weinig  of 

g^m  oocdeel ;  doch  dezulken  wil  ik  mi  eens  op  een  cóifogte 

oy^  de  .pcedikknnde  niet  voorooderitelien  ,  maar  zelft'  n  en 

uwe  vfie^n»  fongelieden  met  heldere  booftien  en  warme 

buitten^  a^ht  ik  geeq9zinf   boven  de  behoefte  aan  dezelve 

venhe^Wi    Deotk  niet ,  dat  ik  n  te  ;ieag  Ael ;  neen ,  eek  inec 

de^guniU^e  gedachten   van.  n  hou  ik  mV  verzekerd,  der 

d6/,,aaQwi}iiug  van  een  verflandig  en  geoefend  HottUeet; 

hoe 'V#ifcl^l^Me  jekOen  ^  behandelen,  hoe  her  eigealQk' 

theme  te  vindeu;  j^  af  te  leiden ».  hoe  het  pAktiaeh  manient 

van  een*   tek$t  te  treffen  en   te  doen  uitkomen,   koe  dze 

t1)(|nia,  naar  d^lzeUa  wd,  en  overeenkoailig  met  devtekn, 

te-behendelen  en  te  ontwikkelen,  boe  van  de  onderfchei» . 

depe  deelea  van  den  tekst  tot  ,dat  etede  gebruik  te  maken , 

epi  hoe  allen  tot  een  geheel  te  verbioden,  zoodat,  b}^  de 

glM^fte  losheid  en  de  mee^t  natuud^  behandeling^  nog« 

ta^  aan  den  Orengen  eisch  der  eenheid  voldaan  worde,  voor 

u. en  uwe  vrienden  van  groote  nuttigheid  z^n  kan.    6V  her- 

iun^rt.  u  waarfchijnlijk ,,  in  de  GefiOnéiisfe  van  re  in  ha  nn 


732  Miif.^ 

itttestn^  (e  Jiebbeo «  dat  hij  aooic  cea  colt^ie  over  de  Ho* 
miteltak'  lieefi  bijgewoond,  ea.gy  voegf  —  tveUigt  oec  u- 
k«r  gefiaegen  -—  dsub^'i  dat  hig  deaiiieciettiii  ralk  e«  Toer- 
^Sffdamk  KaoTeliedeaaar  gewoidói  ii|  »mc  Q#e&  «-^  ifc  iwqh 
dat  gQ  Qrtip  faec  vooi^ekl  vtn  dieo  gcoocen  nuiii  niec  aodca 
»k.  becoepoOt  dan  ooi  er  door  beTcbaaiiidt  eo  tocoover* 
wukU^  .w<;rluianfaeid  eo  eeta^daftkbaar  gebmikder  ^oagAo" 
deM  btilpmiddeleD  aaiigf^wd  te  «rpcdea*  Ik.  atduoardiMa 
a4  niet,  ie  TerkUmni  er  alioo»  f^Jt  ven  gebad  te  bebben^ 
4tt;.  ik  gedurende.  «IQqea^lliidiedjd  aUe  bomilétisch'  <mdffiirj(p 
b<b  «oeten'mieibo',  daer  ik'SiQ  nog  verz^eid  lim»  dat  ,Ük 
^  4?^oedtger  en  beter  den  regten  w<eg  ion  hebben  «gevoodêe^ 
Q»óiêü  ik:  denfeelven  al  geróndea  beb)  om  de  BvangeÜfdke 
iMMUJi^en  op  eene  voor  mj|{ie  Gemeeofie  vroebtbaie  v^xe 
voorste  dmgef ;  en  ik  ben  ntet  banigt  dat  bet^le  —  /mt 
fiat  pe^  «»  oQifprocikelttke  rtgiing  van  m^'nen  gfeu  zon  heb- 
ben bedorven*  \G)f  xiet  deAalve^dat  ik  net  het  nakfjan 
van  pretdcrchetOHi,  jonder  eene*  goede  leiding  |^  nog  al  wnc  9g 
heb,  eo  ^  «enegde  van  £»if.  van  BEiioni.  himfli 
Yolgteine,  «mdetfckrQf ^  ja,  ik  xon  n  raden,  van  de  Wh 
leiding^  «diegü  daanoe  hebt  'KQ  in  't  vervolg  van  tQd  mpcjgc 
omvangeps,  S;v«rig.. gebruik  te  mben.  Ik  weet  wel,  dtt 
nitt  allen-  nnlh:  eene  iaanleiduig-  even  xeer  noodig  hdibeiii 
d<>ci^  gelt^fittti,  det.er^vrji  wmt  zelfkennis  toe  behoort^  ooi 
dit.,  te  bepocdeeiettt  en  zeg^  lieve  Chr.,  zoodt  gQ.dnr* 
ven .  zeggenry  dat  gy  dezelve  voor  n  geheel  zondt  kmmea 
niisfen?»,.»  Wenneer  ook  zulke  prakti&be  oefeningen  ia 
het  akademiacb  onjlerwjjf  over  de  predlkknnde  eens  wegvle* 
len»  geiyk  men  volgens  het  gezegde  van  den  Rec«  als  ipea. 
Dbheltik.  zon  moeten  beidionwen ,  zoo  zon  de  kiing  van  dat 
onderwSi  ook  üanmerkell)k  inkrimpen ,  en  tonden  de  nuor 
nea»  die,  naar  den  wensch  van  denzelfden,  tot  hecW 
kleeden  vtn  eeben  leerftoel  in  het  veelomvattend  vak  d^ 
iEefffblwelfprekendheid  mogcen  geroepen  worden, bnnnewetl^i 
zeemhêden  voor  een  aanzienlek  deel  verminderd  zien» 

Aftfur ,  al  wilt  gij  dit  aUes  eens  geduldig  en  zonder  w^ 
deifpnitk  aanhoorep ,  gQ  höndt  echter  met  band  en  tand 
vast,  wat  de  Ree.  verder  beweert,  dat  men  door  het  maki^ 
van  fehetföu  „  nooit  goede  preken  leert  (lellen ,  die  dóór 
popplaritejt  en  pfychokigifchen  gang  d^  denkbeelden  aan 
de  eerfte  vereiscfaten  eener  kanfelrede  beantwoorden.*'  G^ 
vindt  toch  in  deze  woorden  zoo  veel  wysbeid ,  é%x  gU  ver» 


BïfEP.  73S 

Utan  ,  door  dezelve  alleen  overtoigd  'te  j^n ,  dtc  liet  ttakea. 
vtn  'preeklbbetfed  eet)   dor  en  nmtéloös  werk  U.    MttTf 
hébc  ^  over  derzehrer  zin  wel  behoorQk  nagedacht ,  m^ 
vdendf    Die  woofden  komen  mU  voor  ttlet  200  veel  xtH^ 
reekenen,  }a  niet  eena  volkomen  waarheid  te  beheteen.    Dat 
het  maken  van  fcfaetlbn  op  sfchzérf  niet  voldoende  Is  tot  ktt 
ftelien  van  góéde  preken ,  ben  *  ik  met  dën  Ree.  volkomea 
eena 9  en  ia!  niemand  gereeder  toeftemmen,  dan  Profé  vivi 
silngbl;  maar  Wfe  beweert  dK  ook  ?••••*  Br  i^mdt  ver 
aangehaalde  plaata  va^  de  lnfihufi$  Immera  alleen  geaegtli 
dac  liet  een ,  en  wel  éen  veelvermogend  ^  middel  daartoe  It» 
Doch  laat'  ik  niet  vergeten,  dat  mQn  brief  qiets  minder la^ 
^an  eene  antikritiek,   en  dat  de  Hooggeleerde  man  noch  bV 
O ,  noch   ook  elders ,  mQne  verdedrging  behoeft;    Wkt  tttf 
daarenboven    in  de  voormelde  woorden  van  den  Ree.  mindir 
jnist  voorkomt ,  Is  bet  onderfcheiden  tnsfchen  een  eerst  eil 
een  tweede,  even  wezenlQk,  verelachte  in  eene  kanfistreèBy 
èn  het  ftilxw^'gend  vragen ,  wat  in  snik  een  werk  meer  >of 
minder  noodzakel^k  xQ ,  de  logUbhe  dispofitie ,  of  de  popQ<» 
larlieit  en  de  pfychologifche  gang  der  denkbeelden,     MV 
tankt,  dat  dit  onderrcheid  maken  niet   te  pas  komt ,  en 
even  veel  beteekent ,  alsof  men  wilde  onderfcheiden  en  be« 
p41en,   wat  meer  of  minder  tot  het  wezen  van  een*  menscb 
verelscht  wordt,  het  ligchaam  of  de  ziet.    Beide  de  opge» 
noemde  vereischten  toe  eene  goede  preek  c^n  ^ven  nood2a«« 
kéiyk ,  en  kunnen   zelfs  in  onze  gedachten  niet  van  iBlkta*' 
der  gefchelden  worden.    Het  is  waar,  eene  preek ,  die  enkel 
de  verdiende  van  logifche  dispofitie  bezit ,  is  aan  eene  fcMm 
geigk ,  zonder  leven  èn  werking ;  maar  eene  preek ,  ^e  zich 
alleen  door  popnlarlceit  en  pfychologifchen  gang  der  denk- 
beelden onderfcbeidt ,  is  een  wanftaltig  gedrogt,  met  veel 
lèven  en  werking.    Waartoe  zal  dan  deze  tegenoverftelUng, 
of  liever  deze  vergelQkende  *  waardering  van  twee  vereisch- 
ten  dienen,  die  onmiddeliyk  bQ  eikander  befaooren ?    Maar 
bovendien  — •   is  znlk  een  vergelijken  van  étit  vereischten 
wel  waar  en  gegrond?     Zon  ware  populariteit  (niet  te  ver- 
warren met  die  opperviakkigheld ,  welke ,  eene  ^grondige  onu 
wikkeling  der  zaak  ter  t^At  fchnivende »  zich  veigenoegt 
met  op  eene  voor  alle  toehoorders  bevattel|fke  of  indruk- 
makende wijze  er  over    te  kenvelen ,  of  te  trancheren)  en 
een  pfychologifche  gang:  der  denkbeelden ,  om  alwéér  de  uit- 
dmkking  van  den  Ree.   te  gebruiken,  eene  Jogifché  dlspo-* 


734  wiiEf. 

lUift  Met  Aoddwettflif;  l^ooroadefOeltai » jtHhec  dêielre'  ineen. 
üieiMi?  Ik  tw^fel  et  gten  oogeoblHtitii,  m  cie^lm 
cllib«vele&'  vta  alle  popolaifceit  en  pfyelmkilglfeliea  gtng^  'nn 
dfiMbcekkOft  tfg«fichniden  van  e«iie'k>(^rche  ^êpofitie,  gbth 
èell,  minr  vetlaef  =  niêzapilUlt  oiriieii  voorde  predikianidè. 
Soeb  het  ü  onmoge^jk ,  4tc  de  Ree*  dk  zon  bedodoh,  ^ 
ft' '  feioof ,  dtt  Ik  ï^ndieeDiifg  verftt ;  hg  wil  zeggen ,  'lüc 
liet  enkel  mtken  vao  preetcfcbecCèo  dett  fengdl^ea  Tfiecto. 
gtfic  die  menscb-  en  nielkuodlge  ontwikkeling-  eft  tMniUSfig 
sQier  denkbeelden,  dien  gloed  en  die  fancbt  ▼m  tnl  ixfisc 
MI  ^rerTehtlfen,  wtardoor  hy  het  hnt  knu  nkev  en  cerfi^ 
denelfe  diepten  omkeeren»  die  forfbbe  of  nfehie'grl^ietf'^ein 
wendingen,  wtardoor  hl)  het  gevod  ken  •pwelketi ,  fcktt^ 
ken  en  leiden ,  den  wil  kan  buigen  en  ten  goede  bepdaÉ^*, 
en  det'wegflepend  vermogen  der  voorftellini',  waaidoor  km 
ham  gelukt ,  bet'  hooger  leven  In  den  mèntcfa  te  doett  0tt«> 
W«fcea,  en  tlioo  bec  werk  der  befiigtniflBMg  te  votttèkHlttL 
indien  Ik  ai4  ii^^n  "bIêi  bedflege,  soa  geef  ik  keai  volgaaitik 
g<Hk;  maar  ik  moet  teveni  zeggen,  dat  nieaand  doe 
fbkiDone  vrocbt  en  dit  noodttkelQk  vereiichee  Id  eene  picefc 
door  bet  mtken  vtn  fcbetièn  hoopt  te  veriaVfcOt  «n^^di^ 
Frofé  VAM  BBMGEL  é0arpm  die  oefiening  zekoiljk  ook.nfiét 
•anbeveelt.  Uetr  a^n  Hooggele  wil  bet  «/Mrnl»<>M«rvM!) 
vw  psdien  bD  bet  vervaardigen  vui  ftietfen  gevoqjd  be^ 
ben,  en  ieder  veritondig  Homileet  ztl  sSne  Pifcipetea  oefc 
lii«<  desen  op  de'  meett  verfcbillende.  w^ae  oefenen,  len 
floKle  tlxoO' gelegenheid  te  hebben^,  fam.veletiei  jWtkriflAe 
wenken,  laadgevingsn  en  tanw^ziogen  medezce  decien»  Leen 
ook  hierover  FintL^tua  eens  nt.  Sa  sonde  ^%  A 
tÜM  bedenkende ,  nog. in  ernst  volhoiiden,  dathf^nMbm 
V(c9i^  pteekfchetlên,  met  de  meest  mogemkei,vxfbeid  idfcfeigi 
en-  met  nitvoeriger  oefeningen  verbondeoi,  een  cnrertoWf^ 
Of  nte  veeleer  een  zeer. nuttig  en  wéskzaeü  midM  mag 
WOidiTfi  geacht  ter  vorming  van  goede  Kaafeifiedonnanf  «.«i  •:- 
.  Ttfi' flotce  betolgt  gü ,  hartig  gdtydhea  cb  faehbea^caret 
de  geestige  witjxe,  waarop  de  Ree.  bet;  ttft'ai».fi|  aegc,; 
noodzafceUik  gevolg  van  het  maken  van  fif^etfim  yoor  deK|er. 
k^Huftige  workzaambeld  i^  den  Pr^ktniLyixKftelt  i.engl 
vin^t  de  vergtiliking»  .Ytn  blvhau%Z\  omleend,.  evtft 
fijn  tla  juist.  Nu,  mtii. vriend,  ik  gun  u  dac  «eimnak^ 
maar  ik  wU^  toch  iievea  |n  ernst  hierover  met  a  fpirinmv 
ie  meer,  omdat  ik  zie,  dat  die  iKeinoftig  ipoctende  «ooü*^ 


UIBV.  ^ 

zekertQk  cegeiv  de  bedoeling  van  dan  &««# ,  op  nw  jftwUg 
gemoed  eeo*  verkeeideii  indruk  gemttkc  heeft,  die  v  fiQi|^)«a- 
kere  hooggevoeligheid  vervoeren «' eo  tt  «al  Ugtel|}k  c«(:^ 
wtan  zoQ  kuimeii  brengen,  dat  gijdergeUke  krukken»  0tiik 
g4  na  al  preekfcbetfen  gelieft  cenoemea,  niei;.  ^el^o^lb 
Maar  voelc  gQ  dan  niet,  dat  de  Rec^  bier  mei;  alle. regiirj^ 
leen  een  misbmik  ten  toon  ftelc,  wat  de  :B«ak  selve,  d^piip» 
cigbeld  nameliyk  vaa  bet  maken  van  pre^cbecfen:,  niec  nak^ 
Waar  (och  ia  del^ofesfor.diezQneLeerlii^nrciietfenlaat^vfirf 
vaardigen  ,  ^pdai  zV  dezelve  nadertiand  in  hunne  £vai|gelie|««dir 
Icing  zullen  uitwerken  f  Of  leert  hü^  ben  dit  mak^n  mw 
fcbetfen  niet  veeleer  als  eene  oefening  en  eene  voorberg 
ding  l^fehouwen»  om  la  *t  vervolg  van  tüd  des  te  g^e^akk^ 
likker  tekCfcen  te  behandelen,  zoodat  alle  de  fchetfeuy  vppr 
liet  collegie  opgeSeld  ,  aan  haar  oogmerk  hebben  voldaan « 
;9Qodit  dezelve  bevorderlijk  geweest  z^n  ^  tot  het  verkvifi* 
fién  van  meerdcsre  vaardighdkl  in  het  Xo^wk  dispondreo^ 
«9,  vóór  het  eindigen  van  den  akademifchen  leeftQd,  hak 
M0  woidea  vcrfchenrdt  Wil  intmfchen  iemand  ft)Mr 
tULi  waaraan  hQ  door  de  veelvuldige  correcties  weinlciof 
gaan  deel  heeft»  of,  wat  nog  ergör  ia,  die  van  zijne  .Med<^ 
fiodeaten  af komfUg ,  en  naar  de  aanmerkingen  van  den  Prot 
feafor  gecorrigeesd  zQn,  naderhand  uitwerken,  en  ala  de 
vfueht  van  eigen  vlQt  en  nadenken  voordragen,  of,  zqo  alt 
de  Rm«  zegt,  aan  de  Gemeente  deUséreUy  die  maakt. z^kef«^ 
lijk  van  her  ontvangen  onderwas  een  verkeerd  gebruik,  efl 
ftelt^zidi  befaigchel^  aan;  die  vergeet,  dat  elke  fcbeta, 
)a  dac  de  ketuse  van  een*  tekst,  en  de  afleiding  vm 
een  bepaald  diema  uit  denzelven,  de  individuele  geest- eo 
gemoedigeileldbeid  van  den  vervaardiger  meer  of  minder 
uMmkt,  es  ia  gelijk  aan  iemand,  die  een  kleed  aan^ 
«fkt,  dat  voor  ri^ne  leest  en  leden  niet  past.  O^'kusc 
dit '  belagcheltfce  niet  beter  gevoelen  >  dan  wanneern  ^ 
u  verbeeldt^  dat  een .  Kanfeltedenaar,  b^  wien  popuiullieit 
en  pfyehologKbhrfag  der  denkbeelden,  als  eerüe  verelséli* 
te  hl  eene  taiolbkede  r  boven  altea,  en  zelfs  boven  eene 
logifi^e  dlspofitle  gaat,  zich  van  eene  fchets  vanakiN* 
tf  jk  ft  o  .wilde  bedienen ,  waarin  logifche  orde  het  heerfthdnd 
element  la  de  gébeele  behandeling  van  het  onderwerp  fs , 
waarto  dat  onderwerp  van  alle  kaaten  befchouwd,  groniüg 
QnwUeM,  ett  even  zeer  omvat»  fts  helder  voorgeOeld  is| 
of ^  wat  nog  meer  zegt ,  wanneer  gQ  u  verbeeldt,  dat  eea 
gèestel^ke.  tooneelQ>eler,  een  i&vino  b*  v«,  bij  wien  het 


736  BRIB^. 

'  f)piékmk  en  ibhilderen  op  hec  efictp  hti  neten ,  trefts  eo 

'  i$^  Müdet  dtc  Mi  ilcii  Q^er  de  gtpêÊtktifkn^  ée  BiidMcn 

.  jj^jijk^Miimcn  ^        dit  doel  te  bemi^enrvigHiorVtlA^idailHiciit 

i.dii.oa4e  eo  nknwenrlIeidcQfctiey  JflodAM  «iCbriüifikf, 

.  JtfUige  eo  piofiine  Ustoiie  eo  poêzQ  b^ide» ,  veife]|ki^ 

eo  .voodseeldeo  US  efkAodtr  httk»  cot.Mtf  tgroeetkerafl»- 

'  gdklooip  zAflfeatapc,  en  gott  eeo  boot^M^^^  V  ecM^- 

gHDoeg  pltitlTche  w^ze  voorftelt,  eent  rqbefli  veodle«>MaM- 

ner.  io  hec  vtk  der  piodikkande  ivUde  njcvork^a  eo  «fOiéo- 

.§eo  '«-<•  xoodc  gü  dio  de  fchUdeiiof  «ott  bec  jwtaAildiei^- 

;di^t  io  hec  begin  der  Ars  poëtica  v«o.  ««iiftAyiife^iÉiiaoi' 

•neo   YefweoeolUkc  ce  oieo,  en  mee  deo  Okkef  oiei  «k* 

loepen: 

Spettatum  admisfi  rifum  teneatii  9  amUif 

Maar  ik  laat  u  nog  niet  los ,  mqn  VHendI  irtne  er  Hj^  -nfj 
nóg^' ééne  vermaning  op  het  hart ,  die  er- af  moee^-éeKflt 
dezen  brief  flnit;  het   la  de  vermaning,  óifr  op  het  'ool^ 
'gebfaik,  wat  Predikanten,  althant  in  de  eerfte  Jaren  iaüSih 
T)ediening,   van  preekfchetftn ,   gednrendè  hnnnen  fH^é9|li 
onder  het  oog  van  hnnne.  Leermeesters  Vervaaidigd;  WÊèA 
maken',  niet  met  minachting  neer  te  zien.    Ik  voor  ny^bè^, 
gel^k  'ik  ieeds  gezegd  heb ,  nöoft  in  de  verzoeking  gemMê% 
om  mlJ  door  zulk  eene  niinachting  te  bezondigen,  en  ilr'liea 
ook  verre  van    te  beweren,  dat  zeer  velèo'dèigellt  we^ 
van  voorbereiding  niet  zonden  knnnen  misibnV™i^%*^A 
toch  jonge  Predikanten ,  die  ik  n  zeer  wél  'ten  l^éóAèelié 
dnrf  ftellen,  die  de  papieren ,  met  hubne  feomiléctMe  a^ 
feningen    volgefcfareven ,  zorgvuldig  bewaard ,  èft 
^ikwQls  met  vrucht  bebben  geraadpleegd ;  }a  dfé1>9 
gelegenheden  dankbaar  gebruik  gemaakt 'hebbeo  van  éei 
bedden,  door  hunnen  Leermeester,  eó  zelflr  door  dettd  OP 
genen  hunner  MedeMdenten,  btf  die  oéfetfniigeil  opt[C|t#Ü 
en  ontwikkeld.    Waarlifk,  neem  o  ook  hiéi*  vodK^aC^^H^ 
keerde  zucht  naar  zelfltinidlgheid  in  acht,  'Oó  IMao#  «t 
dat  zelfs  eeh  b^é Ata  zich  niet  gefthtamd  heeft; 
van  j.  F  OS  TBR  in  zQne  uitgegevene  pVëUtt, 
vtoindéringen  ,  te  volgen  en  uit  te  w'eHkem^    '  •  •   -*'" 

En  nu  meen  Ik  de  pen  te  kunnen  tfèdèt9^{i|^ V  oiddtt^tt 
acht  genoeg  gezegd  te  hebben,  om  u  te  doen  Mta&,'Ai^ 
te  veel  uit  de  woorden  van  dën  RéC.  fiebr  opgOfliaiktt  Ü 
dat  die    woorden  niet ' overal  (Wek,  of\  geiQk' nderirm 


BRIEF  7jy 

DtJi9tf^K  legl»  QxeriL  booém*  urtt  ik  n  dtn  bMdentogf 
lieve  Chrt^  ttac  a  door  hec.bekodfltik  denkbeelü  vin  vi^ 
oncwikkeliag  van  «wen  gee«c,  «nvtii^lf&flQdigheid,faoe'fdiBl 
•n  heerlQk  op  xléhielve »  niet  toe  den  wttn  verleiden ,  'at»of 
pi  In  die  jaren  van  nire  voorbereiding  geene  leiding  ¥an 
noode  kade.  Geloof  mfj «  liec  preken  is  eene  keiHge  Icnntc  f 
^vaanoe  In  de  eerSe  piaaci  aanleg ,  deugden  en  begaafdbeden 
yereiacht  worden ,  welke  wQ,  als.»  goede  gaven  en  véi* 
maakte  giften  van  den  Vader  der  lichieD  »  dankbaar  eerbiedi- 
gen^ maar  tevens  eene  kiinst,  tot  welker  voimaUng  eene 
welbeftnorde  aaowyaing  en  oplekttng  en  eene  voortgesetce 
vormlnf  aeer  veel  knnnen  en  moetenf  todMtngen.  Lees ,  Md 
ft  u »  eens  na «  wat  de  meer  dan  bekwame  S— R*  te  A,  fn 
stin  even  grondig  aU  bevallig  linkje  i  Iets  pver  de  EvaageüS' 
prediking^  geplaatst  in  het  iaatfte  nommer  der  Güdgek$rd$ 
fiffdrmgêB^  hU  tfog  env«,  hierover  gezegd  heef^«  Znlk  eenè 
eaow^ziog  69.  opleiding,  dit  meofcheUike  in  het  verheven* 
fie  werk  o^  aaide,  de  vorming  van  den  Verkondiger  der  God« 
del^ke  gaarheid,  fchgnt  my  gelegen  te  z^n  in  het  behoor- 
4)k  verbinden  van  het  theoretisch  onderwas  in  de  predik- 
k|tva4e,  met  praktifche  oefeningen ,  op  de  meest  verfohillende . 
wtj^e  afgewisfeid,  fin  _  wanneer  ieder  Profesfor  m  de  God. 
geleerdheid  aan  onze  Akademién  znlk  een  ooderwqs  mw 
sQne  b^zondere  inzlgteii  en  op  z^ne  wQze  inrtgt  en  be* 
ftnurtt  en  voor  zijoe  toehoorders  bet  meest  vmehtbaar  zoekt 
ce  makenj  zoo  zal  e?  de  meest  wenfchelqke  verfcbeidenheid 
bü  overeenfiemming ,  de  meeste  vrQheid  bQ  de  noodige  vasc^ 
beid  vaa  gang  geboren  worden»  en  zal  men  niet  behoeven  te 
vcffla^gen  naar  4e  vervulling  van  den  wensch»  door  den 
^ec»  aan  he^  flot  van  zqne  beoordeeling  genit ,  ,,  dat  er 
aan  eike  ll^ogefchool  een  leerttoel  mogt  worden  opgerlgt , 
H^tflnUend  voor  het  vak  der  KanfelwnUprekendheid  beftemd, 
1^  welka  hekleedin^g  degroocfte  en  vermaardfte  Kanfelredenaars 
aWP^  ge»>epen  worden),*'  eep  wenscl^,  waarvan  de  ver- 
i^UUig  wH  overtollig ,  gevaarlek  en  zelfs  onoitvoerlijk  voor^ 
llOiii^  en.  die  4il^  ook  wel  altoos  onder  de  f^si»  van  eenige 
weinigen,  «si  WÜven.    . 

Ik  leg  mijne  papieren  ter  zijde.;  want  ik  fcbrik  indedaad, 
aieode«,  hot  vele  blsdzyden  ik  over«. ..  ja,  over  eene  klei* 
i^btiil  volgefchreven  hi^b.  ^wMJk»  de  vraag,  die  ik  be- 
kenddd  heb  ,  fch$nt  nietsbeduldend ;  maar  zQ  verkrygt  veel 
g^^gt ,  als  wy  ze  met  het  groote  doel  der  gebeele  predik» 

isMtozLW.  1831.  NO,  15.  E  e  e 


736  È^ttf. 

tfè^  VOTkotwWgtóg  randde  Wówdèn  dfes  !?eil#%a?*^er*Éigltó8; 
iéh'  behoeve  vtn  ïüHikle^  ^'  bevtd^i^  ^iékÈéafa  i^  W'vmm 
lif^irgen*.  Odi,  mijoileive  GMr.,  Urac  is  tHékÉffM^lH^^ivff 
èdk  I  v»t  ir  alto^  wtettï^ékébdtfêid  dèr  ^nONfltfbèrf ,  « tér^ 
lijking  mee  de  krachtige  werking  viü  tet^wiiord  der  fiM 
ophet  hard  En  hoe  Dï^fg  ?èrrcM)ttc  om  ^  gcftee!e  Ro. 
mtkiciekv  soo  eij  oiet  meer  is,  dad  eed  dor  a» Hevetilooir  2*^ 
Mtifld  van  re^en  titt'  liec  omkleeded-  «Ci  vöofdr«g«d' dir 
Crdddelgke  waarheid ,  en  niet  van  eeif  ifocigan^  geeirdaoi» 
dUongen  worde  «  die  -  de  tozpa^o^  '^aa  hace~  TëbrAMfteiPill 
^0C(kQd  éa  hart  heilige  1  Wanneer  ik  de^  liQog  «eiweDdlgt; 
tiut  verh^tae  taal  der  m  ScMaen  U^yidn^^istrilü'ltuvvit 
üÊg^tÈé  oi^ller^tndiiig  gtotgc^dat.'zfj  ,'als  iiecQWDonS  nn^EW? 
H|y«iidlé  i^  en  kracbdg  tn'foh»rpfiifde!fder'^nlite'te»f|r<^ 
flijdènd  ewaard^  daar  ientidnkt^Hif|  biflMf'' (l^»«oed,'dl&  ttè 
van  het  migne  .er4)4  jte  voe9ett;^'ca.vMMMcUiltiBljV^^ 
vootfteliing  der  GoddtüHke  waarheid  de  meeste  werking  zoo 
doen,  «vaarbij  de  mensch  in  zQoe  indiyidialiieiflab  vecMSoc, 
of  op  dan  achurgrood  tt^êói ,  terW^i  dié  waaAeid^iiüittc 
elgyjlW^ige  kracht  lich  zaive^  en  viblkaoi^  ^P^Q^^^ 
'^^Vff/iSQ»  wat  ons.  tot  dit  fbhoone  doel  den. weg  kaaba' 
nen;  het  is  een  vrome,  kinderlijke  zin;  h^ec.if  dac  geloof , 
waarbij  w^  mee  den  Apostel  zeggen:  Ik  leve/ikci  niét  meer 
ik,  maar  CHRisTOff  leeft  In  m^1  Vrees  niec,  Ac  ƒ8  bij 
die  getiroedsgefteldheid  de  kunst  zdllen*  mfna*c1tttenf'*'fte€ii, 
wy  rtHen.  dezelve  derwt^e' met  g«ieel  öös'*afti¥hdï|f'*eieö 
vereenigen,  dac  niet  de  Imnt c  &{>  zféhz'elvèv^tnaar  on>  hsrt, 
door  <4pdsvrucfaigeheiUgd,^tWelkde<kunsc  ah  middel  gebfnikr, 
de  bron  van  onze  weirpiekendheid  ia*  Deze  •  Chriscelxjke  t^ 
zQ  'hèc  dod  »van  sUWft  en  van  «l^ne  ingingen  ^m^niiei^Chf*» 
dit  zg  hbt  gi'oore  middel,  0m  otis  Vah  tlle  ftigénoinéiiheid' 
n»c  onszeb»  «bg.  de  prediking  van  Gods  Wooird  te'  ^^zen, 
en  ons  alzoo  voor.  t^^c  gevaiir  te  beveiligen  vaii  onitelve  ce 
prediken  l. Verzamel  tel  weténfishkp>,  zoo  véél  gQ  ktiht^grÜP 
elke  ^legenhaïd  aiin^  om*u  in-  de  kuost  van-  wél  J^eggco  » 
oefeoeu;  maar  blijf  altoos  indachtig,  dat  dé  Gódsdlénüt  bëi^^ 
in  hare  dienst  hebben ,  en  it  alzoo  verhèfffen  en  ï»^|Wf*.. 
Bééti;  denk  «UI  bet^fcWoëB  gezégde  vad'>ttïffi«l»jft»rJ2 

SHaUeAe  fiktelm,  'fikiêHi    m^  VéÜm  l6W«**#ï)<>* 


firn   M»  '»itnf(è  m,  Af  JRr   ifipm^  %mf  «*^A#ii 

i(EUêlr«ftótrtieti»  d&c  oüleHboo^sr-^ilOfemd^ '«^eïfpl'^ki&tidhèï^ 
bt^  het  ireHMdlgéü  dér  ditigeti  tra&  Gjtxb  ^Cfoingrijk»  fi^Chu 
kec  Oamden  vjoi  Uxfidëréil  Wai« 

.•(|0£(  letsr»  e«r  ik  deten  ddit.  0e  ftee.  ^egt,  dlic iiét  thl^^ . 
fifihieo  niec  tn^eftoiltg  i$»  op  het  mïti.irüttilge  vstn^lbèc.itrfckc^ 
tiÉTJ^klbtmtCeü  de  tfdtrdtfÊtie  ^nm  ftaderencte  jöngèÜugfbftiip. 
•eoa  cey  yestlgent  en  b^  heefc ,  btijkb^dr  mefc  dit  óoginérk  » 
s$ae«  'ÜHiUéritlbgdi  dail^óver  la  de  Recénfié  iogèlasck.  \tk 
mttn  tfjj  «aft  geene  vermeCelhëM  fcbuldtg  C6  makéd ,  d^r* 
des&  vtoorètn  r«n  deü  K.ee,  over  te  tiemed,  en  té  tn  4éft'. 
pmgêk^erdM  zin  op  teijne  bof  eoftttsade  aiamet^itigeii  tóé  te 
ptafeniweiliili^e  ik  n  verdoek»  deüen  btlef^lba  lecciiré,,tflèc 
den  oevebtfgcAiKten  geléidébHef»  aan  deb  Öêér  kediec^ilt  der 
K$d€rkméfche  LMeratfnUngim  toe  ce  cendeo, 

•^iM^<vi4  5  Non  fSsn  ««ir.  L..黫    - 

r'r  I  ■  II    ■iiiii^iioM  fUTjn^o^iiaên  iiü  wi«  M  w  »  >    ■  n  ■  uu     !■• 

Ttsa   GBDACflTBRlS   VAfi  MtfMKIf  RARTEL9C  QRLlfcf^EN  VRIBFID  ,' 
'  DEN  HOOOEKRWAA&DIOËN  £H  tEXX  CkLEBRDEM  BEER  lAMUEL 
;   MAONETy    IN    LEVttN    nMIBAMT    tW^N    HET    PROVINCIAAL 
KSRXBESTUUk    VAM    N00Rf>*fl&AB*NO    Elf  lAtDlKANT  TB 
RAAMSÓONK»    OVERJUOBM    aUf  6.NOVaHBB&  1831»  IN 
\  DEN    OQPERDOM    ViAlf    84  jAtM  «^Bll  IM  tfET  5piVR 

,  JAAR  ^iiL  k\^Ai«MiaiBbttHi»iéé 

Eiek  woord  ^  uv^  tong  on:gliden^ 
^  .  '    Ibochi  mff  eên  fiakn  wet , 

t4n  Otkiftraak  elekendèn: 
'Én  ais  gkff  altemètn 
Üit  Oud  rf'ïiieu  P'efbmd  ^ 
^--  Iet  hèttigs  ms  deed  i'ooren  ^ 

'^>'  '  tiee  kleefden  dam  p^fne  aoren 

Aen  uwen  w^'un  mondt 

,  UE  DECKER. 

JttAOMBTk  opiegt  "èé  Vtböi*  té  WMr  Ün  pUgcencaak, 
V^tbs^  veidiÉÉiiMilii,  #a»l  V«h  KdM  «fa  liéAibof  cwineo, 

Vx«Md  van  d^ea  lURIèfilMpIfc  dümRfehToUèiAiOQgmoed  vaak 
Vm  r«|tl  voor  *l  g9lMf  wil  'MUfeüllM  m  dhriscen  % 


fép^  TBK  OftDACHTENIS  7Arf  t.  HAOlflAr. 

Maomit^  wiensettdte  ttal,  gecpeue  ftfi^^t^Hetlaiidslacr, 
Alcyd  dea  zondaar  wees  op  God  %\%  Liefde^  it\%  Veder ^ 

Wiens  fpieken  wQshelé  ^^%\  bQ,deachebrfr(i«eftDiecBeer,. 
Ea  *c  fchreljend  oog  betxesrt  in  hem  een*  vviènd  en  rader  I 

Zie  zQn  gemeente  in  ronw ,  de  Hemel  jaklü  van  vrengd; 
Een  Enge!  trad  te  meer  in  S'ei^fs  rèine^  kringen. 

Geknield  voor  *s  Hoogileti  troon,  ontvangt  hfi-*!  ibon  derdengd. 
En  volgt  djsr  Englen  lied  bij  *c  heilig  HaileMlngen., 

Hier  droeg  hQ  gryshefd^  1(roon,diirGerchek  eenwgejeogdv 
Hier  leefde  hQ  inliöopr  diir 'leeft  hi]  in  géfile'ten; 

Hier  dankte  h<j  (leeds  God  voor  elke  bréUfVanyrengd» 
péir  ziet  by  (tarnen  vireiigds,  nooit  op  te  dkoogen  ^  vlieten.  , 

^1  rpu^c  (fan  zQn  Gemeente ,  al  fchreit  het  vriendenoog , 
De  JiQPfi.^des  .]v.èd9r;;ienj|  kan  't  harte  balfemjjey en j 

£n  yan  zün  graf  flatn  wij  verheugd  den  blik*  omhoog : 
Het^fterven  was  voor  hem^  *t  begfai  van  éenwig  leveOé 

Ratterdam^  '     x    .  ^ 

lO  NOV.   183I.  .     .    j.   J.  VA»  HARDSIlWxp,  RZ* 

-   AAN  »£Nft-»R94M>S^FO»4»OZAII|y  > 


ü. 


w  boontje ,  zat  van  weenen 
En  pfln  en  ongeneug^,       '  *  •  "' 
In  de  eèrfte  viag  der  jenfgtf ,  '^    * 
•  Gfaig  vooraw  oóg  dan  faenien,    ' ; 
En  zag  nw  wreed  verdriet; 
o  Droeve  moeder!  niet. 
Ztjtt  kennis  mogt  niet  groegen  r '  . 
In  *s  levens  dageraad  ^ 
Die  weinig  güren  faiilt » 
Begon  de  (torm  te  IqeQen  ^ 
'  Hij  floot  voor  *t  aardfche  licht 
Zyn  midlijke  oogjes  digt , 
Gelflk  hét  rozeknopje 
Vopr  'tCberpend  windgeflait  . ' 
Zi}n  teedre  blaadjes  fluit 
I  Om  *t  dikgezwollen  topje ,       \ 

I  bat  in  zqn^  eerften  bloei 

I    *'  •         ,.  ..  Verfterftin  de  enge  boei. 

.  Maar,  moeder I  droog  uwe  oogenj 
Na,  *s  levens  leed  ontrend,  ' 
Is  hem  geen  fmart  bekend; 
Wi  werd  uw^  ]iefde  onttogen ,     ' 


'i  i  Offitt  bo?€a  leed  en  p^o^  -....'t 

.  J^en  hemeilhig  te  tj^Oé  ^    .^  b^t^A 

^«c  Wan  ge  dan  zoo  donkert^  >.,v'V/ 

Óp  VtderUjk  bevel, 
V^  boven  *c  (largeflonker, 

)f  hü  by  deSnglen  wék 
Sualc»  moeder ,  dan  nw  klagen  ! 

Uw'  lievllng  yindt  ge  wéér 

1,0  bpoger »  reiner  fpheer , 
Wfat  ge  eena  het  licht  ziet  dagen  , 
t  viXu  YlekiQOl  n  verbeidt, 
. :  ^  ^c  lüjk  der  eenfWigbeiid. 


y  ^'  J 


H. 


!    •  A 


WBLKOliGapB^  ;JLW  BftT  UtV0fCaE.}AGtRZORPa;#    B||  ,9f^«,, 


2ELP8  TERUGKOMST  TE  LEYDSN. 

Wediómi  welkom,  Palla^zónen! 

'*Ecfite  "teelt  van  die  Godin  / 

Die  bét  tieldenmoed  betoonen  ^ 

Paarde  ^aan  kunst*  en  lettermin  l . . .  • 
NeenS  geen  teelt  van  eetie  moeder, ' 

Die,  in  heidensch  brein  geteeld,    . 
Magtloos,  nimmer  kind  of  broeder    ^ 

Waren  moed  heeft  meegedeeld*  .  ^ 
Neen  f  g^  zQt  bet  kroost  dier  Vaadreo^ 

Wien,  aan  \  Chri9tep<jpim  gehecht,. 
Nimmer  vijand  durfde  na^ulc^^, .    , 

Als  bet  eere  gold  en  xegf^..  . 

NaanwUJks  deed  dé  kreet  isich  hooren;. 

Van  *t  benarde  Vaderland, 
Of  nw  eed  was  ook  gezworen ,      .].     , 

*t  Wapentuig  in' üwe  hand,  / 
Ja,  gU  Vwoert,  in  PaIIbs'  tempel, 

Trouw  aan  Vaderland  en  Vorst, 
^  Nooit  betreên  wü  wéér  deez'  drempel ; 

(Klonk  het  uit  aw'  aller  borst} 
ip  Nooit,  nooit  dekken  deez*  gewelven  , 

„  Ons  ZOO  fiiï  ea  vreedzaam  weêri*' 
„  Nooit,  nooit  mogen  wif  wéér  dely^9  - 

^  Uit  den  fchat  van  kü»^  tn  eer  j, 


n  Zoo  oof  4^M«riiui4  fl»KM«iii^''^( 
„  OverW3iV«ria  «rhtefWf ,;  ^   ^ 
n  Niet  «^  clii«V9  m»r^¥M«ntr 
'  I»  In  deo  ki^^jms^mmmémt) 
n  Nooit  oii£V4iigefl  Leyden*  wallen^ 

19  Wwr  d^  fcbisa  vaq  Dotixii  zweeft , 
9  Ons  4i|«(  ceeder  wêl^evaUeo, 

1,  Waar. onze  eerzacïic  Üediu  ntar  Itreeft; 
ji  Nooit,  (xoo  klonk  bet  ulc  uw  barteo, 

Nt^Jióds  dierbVc  jougJiogfchapO 
ji  Nooit  Z9l  moedwil  HoUaad  tarten^     ^ 

I,  En,  wïe  *t  immer  hon^  of  Wpp'^' 
ji  Nooit  moog'  Holland  ons,  ali  zonen 

m  Van  MlnervA»  hulde  biéa. 
»  Wittimer  ons  wéér  ITeWe  toónferf;^'^ 
^Zm  wtj  voet  deo  vQtoA  ^liSii.    : 
„  Zoo  wif  »t  Vaderbmd  njet.wrekett, 

p  En  den  vnigen  baitaard  niet 
9  De  4j«'reii  taoden  durfMi  bifeitenV  ^  ^ 
I»  Die  bS  Mf^.  zoM»  gK«9:Wid  ,  l)iadtr 

t:  Zóó,  soo  «wpert  ga,  dappere  telgen 

Van  ket  Nèderltndfclie  bloed  I 
En,  ten  fpijt  van  fnoode  Belgen;  ' 

Gloeide  in  n  der  Vaadren  moed. 
Ja,  die  moed  van  dé  onde  helden 

Gloorde,  o  Braven  t  in  nw  hart: 
Beeringen  en  Lenven  melden, 

Dat  m«n  ü  niet  ftraflbos  tart. 
Diir,  C*kvoet  m9  dé  borst  ontvtammen 

Door  nw  Jengdig  heldenvnnr  I) 
DMr  deedt  gQ  deougt  veclammeó 

tiiit  deedt  gü  den  eed,,.  geuwQceó 

In  Minerva'a  kopc ►geftaad!^,  .     ^ 
En  aan  beel  Europa  booren^,  .^ 

Dat.geea^ipfend.,  als  NederUwl^  ; ,,  . 
ZoQ«ii  teelt. eo.wfiec  te. kweeke«L>  ,^  . .       j 

Zoo  gecroaw  a^Locde  en  pligt.„,     ^ 
Die  huun!  Konhjgi  4nrvea.wrekco  ,^    / 

Vooc  «ie  de.meawift  lelfa  iwicMi 


m 


lulden  00  OW'  eedlea  ftrlfd; 

BlinV  9U  in  .iifi^..lv(ïldmM^4w.» 
Wreken  ^mt  O^^NtMiniIs  JüMlrl 

Blink*  M:,  iiMer  dio  tijUfibtaaes'      * 
VoBk*}end^'t!<  uw  waaidfg  Jóoa, 

Smri^ -cow  oogi,^  Omririaagdt^i' 

Is  Kd^^^AKIik  vin  *t  ëélM  gemoeë. 
Pr^l^wetdit  ook -*t  eéreceéken ,    > 

Straks  gevormd  uit  Hasfelcs  buit, 
Die^  fóen.de  ottver«piob'ren;welien, 

lo  li^  dond^^rèrd  geftoU; 
Pitnf  >  voof  't  wiiHg  iPo.edbéto«M|W.^ , 

Krula.^  lint  99  uwp  boeit  f, 
Draagt  W  «  «li  r^tfchaptn  mami 

^n  'OiM^^J'  gKmeu  Vor^t  4 

Wtlkdm  t  -welkom ,  iMpal  dier  Vtedtfew, 

Wleïi»  ^ao  Ood  eft  Land  gehecht » 
Nimmerv^jand  durfde  naadfeu. 

Als  hettocfe  goU  en  ngt.J 
Welkom!  welkom  iu  deer^  koreu^ 

Kunst  eQ  weteofchap  gewjyd) 
Bier  deedt  gy  uwe  eedefk.ho^ren^. 

U(er.  ook  J«klitii  we  mê  uw*  aiijd#. . 

Lejden^  den  93  Stpu  f  931.  '  T,  C. 


Og.Vj^l.  Tüll  WAEiC^AQ» 


N. 


looit  ckl-eès  echte  NeA^fanda  zoon 
Oen  .Iptèena  dffin((^|ahdf  vermelden : 
In  N^érinod  klinkt  geeo'  fltyenfoQu ; ' 
Dft  Mehc  «nr  vrVbeid  teelt  er  hehtab     ^ 
Mair-^Orproeri  dee  dr <iMlièt  Verflnaadc/ 
Die  telt  ▼en  *e  tllerflioodit  verraad^ 


7^  Dl  yM*  VAÜ  WAaSC^AMr: 

Wtar  volk8v6rleiden  flcchM  lum  Wjes  ibtf^^ap-mnfacen» 
Dien  afgod  Via  hec.  laagst  geipcM^:^^^ 
Dien  kweeki  geen  zncki  naar  vrtjl^ei^r-  neeo  I 

En  Neérlands  króosc  zal  fteeda  elk*  oproerkr^Yesaohcen. 

O  volk!  door  lieldenmöed  vermattd^  . 
Maar  fteeds  in  flaveray  geUonken;  ;'   \ 

O  Polenl  dappem  volk  der  aard* ,' 
Wat  kon  xtw  woede  dns  ontvonkcn  t  / 
W«  't  adêltrow  of  priescerlin»      ' 
(Die  voedfters  van  geweid  en  cwitt) 

Die  dna  n  wroeten  deed  in  eigen  ingewftndf n  f   .  : 
De  vr^^keid  was  de  kus  —  nw  ny^ed 
OntviaiDC  —  gü  ftort  qw  iie]dei9blQed«<». 

Bo  uwe  favemfi  wfs  \  itoel  r^^  dwiogefaoffeiu  • 

Diep  griefde  *t  eiken  meöfchenvrid^,     * 
Toen  gO^  dien  j^proerkreec  deedt  boor^ti)*  ^ 

Wat  was  die  vrijheid,  dte  ge,  Qntdndg; 
Tot  üwen  sfgdd  Tiadt  verkoren?    '*.'/•. 
Heltss  f  gy  hebt  haar  nooit  geténtfi  *' 
Atn  ilavemy  is,*t  volk  gewend; 
*t  Is '*t  ^eigendom,  als  't  vee,  van  crötftheoweMidgm>Mi«-' 
Die  fiioodaards  willen  Opperheer       ^ 

.      Noch  wet  f  nocbregt ;  hun  Toem  'en  eer    

Is  9  U  volk  naar  vrQen  wil  in  *t  diepst  verderf  ^e  ftooceD. 

O  Warfchtnl  in  nw*  ouden  wal    ' 
Werd  eerst  de  bloed  vaan  opgeftoken; 

Straks  klinkt  alom  het  krtigs^efcbal .,  .  2  3 

'Alom  was  *t  oproer  losgebroken  f    *"     '  ^    v^ 

Uw  grooten,  tvk  op  magt  en  eer^'^  ""  '  ^ 
Vemaddeh  hmmen  Vorst  en  Heer ; '  •*  •'      -      ^  *. 
*t  Veibond  vertrapten  £$ ,  200  plegtig  eens  befWot«n  I 
'Wie  beefde  niet  by  dit  beftaan? 
^  I  ''    O  Warfchanf  gij  mdeu  ondergaan  |^'         '    .   y  LO 
U  wachtte  een  vreedttk  lot,  n  cot  uw  ftnf  hisffieiofeot 

Daar  werd  nw  vest  een  iegeirkamp , 

De  bnrger  uit  sOn  bnis  verdreven »    '     ^*yt       . .  >  vi^ 
ZUn  erf,  b^rfiei  alg^flieen^  ^^è%^vL^  >  I 

Soldaten  ten  v^lyf  gegeven;     . . .  r,      >\.':\..   :v:: 
*t  Dreigde  all*  vernieling  en  den  iqf4ik  > 
Daar  waarden  ziekte  en  hongersnood. 
Als  Q>oken,  gröatend  om,  lanes  ow  veifperde .flxaieii^ 
Daar  werd  de  Cbm  der  wet  gefmopid^ ,  * 
Daar  vielen  bufgen,  wreed  vermoord  ... 
Door  *t  opgeruid  gemeen,  nu  bandUoös,  losgelaten  1 


DE  TAt  VAM  WARffitfACr*  ^S 

Ntin^  werd  uw  óproetkiéec  géhoord  ^  . 
'      Of  v];eeriQt:  Uonk  bfl  door  l|iet  Noordeo;.. 

Eeöbèlt  v^n  kr^gerf  rokw  voort,  .  ,  ;/^  , 

En  pielde  of ar  de  weichfel.boorcteo; 
Verfchriklük  bloedig  was  de  llryd; 
•    Een  l^de,od;roi&r  den  dood  gewf^,.       >  /  ^ 
Scond'  voor  uw  waitea  pal  r^  *c  was  derven,  of  verwinnen  I 
Daar  fneldeil  aieuiwe  krUgers  aan; 
Nu,  Warfcbaul  fuoesf  gü  ondergaan ^ 
Door  vuur  en  üroomen  bloeds  rukte  uw  verwinnaar  binnen! 


Buigt /Poblftrhe  grooténf  •t  hoöfd'^üu 
Reew'ft  uw  vonnis  uitgefprbken/ 


beêrl 


Bnfet'^  trótschaards  J  voor  uw'  Öpperbè^r ! 
Gq-zelf  hebt  uw  verbond  verbroken^ 
.   Geen  ftaacs verdrag ,  door  u  vertreén^,       '        f 
Z^ne  oppemagt,  zQn  wil  alleen 
Zy  voortaan  \f  teti  weti  Leert  voor  uw^  Heer^ché^^ieIèa  1 
Cy  trapf  uw  vaderland  in  't  dijk;    ■  ' - 
Hij  klinkt  bet  aan  zijn  roagtig  rijk. 
9kKlaCy  b^der  kel4en  aacb,  die  door  uw  fnoodbekt  vleien  b 

iS&jir^ifMf » ^dea  lü  Nov.  1831.  p.  uAnt^  f't«.  '■ 


H&niNN91UN6  AAN  Dft  INTSJSOB  VAn'Z*  K.  H.  D£N  PRINI£  . 
VAN  O&ANJE  BINNEN  AMSTERDAM»  D£Ni;rj|«P- 


H. 


TEMBER  l83I* 


Loe  beurt  gy  *t  achtbaar  hoofd,  met  nieuweivglinêpnivonkeld, 
O  AmfterdamI  zoo  fier  ^mboogt-.  '  ,, 

Gezeteld  aan  den  vloed,  die  uwen  wal  doorkr^nJMk 

£n  kabb*iènd  zwiert  door  boog  by  boog!     .  ,  v^  r 

GQ  Gert  u  ala  een  bcuidt.en  prükt  «et  blo0o  m^loover, 

G^l^kt  tp  Fiora'a  fchpoRften^gwrd;       ^Ttdvfivi»  « 

De  herfst  blies  er  wel  reeds  z^n*  kouden  adem  over. 
Maar  veel  bleef  voor  uw*  krans  gefpaard  I 

Ziel  zelfs  Natuur  vindt  aan  11  w*  tooi. een  welbeb^ei}; 

,De  lang. bewolkte  najaarstma 
Hervormt  sich  in  azuur,  en  ais  in  lentedagen 

Weérktitat  het  llroomnat  Phebus*  glans  i 


Het  jubelende  vdk'  vloeit  zaam.  in  duf zend'talfên ; 

*tOQtboezemt  kreten,  nooit  gehoord. 
Die  dónd'rend  opgaan  in  uwe  uitgeflrekle  wallen,  ^ 

Wier  galm  bét  lucht^welf  doorboort  I  ' 


«8 

Maar,1<ftr  VklMMft^qiMt,  «9  lUilul'fIKniWii'lMiMt, 

Of  dtugt  geen  »6nê^inKimAVilééa•6p  ptMm^tfi^, 
En  Mhikt  UK  ft«iier<gRfHénaN?Mtf  ' 

J 

sVatft  «Iwftc  gróót  iil  ttch  y^ttêülii      ' 
Detlende  TiberftAd^iUtde  öok  hWir  beldett  btfkttói, 
Ear  tMrte  tien  tti  pMilgefteeikt* ; 

Hitr  grootheid  bleef  in  \  ftof  der  eeuweft*  weggexeAea» 

Geen  Sc^pio  Jrerrees  er  mreérv  •  ^ 

Efi  in  litar  nageOachc,  io  prieifetboei  geklbukett^.  <    : 
I    Herkeot  men  *c  voorgeflaobt  aior  flieefrii 


enden  ia  ?t  mak n,  VoalliQ^i  dt^jin^/te. 

Van  *t  bnilfeDd  T]  ow  voeten  wtiabcl. 

Dac  JVkm  l>loo£*  by  bintr  seettnichaigeiideiarQn^  ^ 

Uw*  fchouder  dmkt  geee  fchendelestl:; 

GfryHocMroi^  HttkerVgfaf^  wieea  lQfdeAa«öMiftfpBiM< 
KoDt  fier  nog  pronken  met  x^  ^g4 

Wen  een  van  Speyk  mogt  gQ  aan  nwei»  boexem  kvtaken, 
In  wfen  men  Claeafens  wederzag  I 

Gij » ^Voorbeeld  in  desncht  voor  eendragt^  Wet  en  orde,     i 
•  En  baak  voor  *t  veege  vaderland ; 

TdCA^idïeA  'éetiiffött^itfi-Soöt  téh'  getfoékitt  fnotie' 
"Èti  bélgëfdttter  ViTextt  gèptatitl         ' 

GU  moogt  d*  Oranjefaeld  een'  zegetoon  doen  hooren, 
l^#^iNalÉnii  ttl-ififtn  htt  liUirier  ^  ' 

Die  van  z^  zegekoeur  «tUT  fA^etteeés  koAt  te  Vorei» 
Bevallig  cfti  mét  ed*lén  zwlèt. 

Verinatlg  u  in  faeni »  die »  nn  een  jaar  geleden » 

•^'     Hél  g«^*letti^teh«d o^roeme^t    '''   '  ^'  ^        ' ' 
Met  ridderlUkén  ttoed  zoo  fltfr  dortt  btnaeifttiéd«ti^ 
Eiétt  wgdMdér  èkn  ^  gèdieetaef  biMI 

In  heni,  die,  even  fier  ten  heilagen  Mid  gevlogen,  . 

'  ••  Ali  Manrfti  voor  on*  Nèêrïètt*  V«eW»^  '  " 
En  x>ns  door  zQn  beiddbl  t^iiët^t  VéfttfoMI    - 

De  aloüdé  gfdrie  t^Mèrkdchtt         *  -     ^'   ' 

Wee  hem,  die  d*  edlen  Vorst  nw  vest  zag  bteéenkemea, 
Déd  Itsttfëï'^yAiillJn^lCIdèmÉibi-   ^^  ' 

Eii  niet  zich  In  Hétf  t^d  IW  vi(Vh!ir  v^éi  tWI^ttèDnmf 
Het  bftfif'ift  hiVal'ltlcM^d' vHHSr 


Vw  lMi»MJL>ia||»f<^mifi^r  vóór  "vm^ÈÊMMttit^fmhf^^^u 
DIeü  daff 9^ftii '«9o«' vtnü' fcIscAsrigei^l' 

O't  dtt  iitn:idtthiei0V  dtt  sM'WttcMIéi^aMMalMqi,'  »^i,5.,/; 

Waar  vuige  bloeddorst  offers  gairc» 
De   wreedfttfifftt  ttftt  den  kAüt^rar »»«>*#  «^iUMel  bamiof^ 

Die  xliüh  Mfl  itoftelt  golflbv  ^nênU  ^^^ 

Bli)C,  IHmr:lilét,'Goda  IMiIp  y  tiQ  Vito^MifMt  dmtta^.ai 
'Blink  In  deiMiaOic  méc  &«»Mro^l>-    :-       '  *• 

]>ilr  zult  g«  eeiis  attta^de  kreofi,  wtirniteéEirCMipr 
De  btenkflte  van  baar  patf lea  £90 1 

AAN  LiGTzmKmE'kgitfit  ztj  Muyn^ntofóW'biiK'ÉÊbmik 

•Winneergte,  tfili^*l*taildbèdeeWeh  Itt  iit^lefutfrj  \i 
Wi  ^  prachtig  witioerfee^c,  de  tt^Mt  li  2fet.tttifoweiréftiV 

Ge  n  baidt  io  'tfchittrend  licfar  vati  fpiej^m,-  ViTtl  kHlifal» 
yto'gottd»  Van  Mntr^  van  een  ranyeokroon .  wier  liH$cejr>  :> 
En  maian  en  ftiiiien  tarc^  de^«t(ata  ÜMp  fn  h  diJiMer^     ^' 

.Bn  'heel  ow  dcMzatl  drewic  vtn  }))}ciieMl  ^rt^dgO^t^Hf^ 

Wanneer  een  «llverkltók  voof  ti  de  fombe*^  tfftrtl 

Herfchepc  in  bi<jden  zang,  dié  d*  aniioede  eiftdtötlaÜttl^*.:^ 

Bedenkt  gtj  dan'wél  eens ,  dat  een  naCtfurgëiïQJèt ,  ' 

Van  koude  enhong^  flaaaw,  veeiligc»  in  *c  naehtlyk  dgnli;^? 
Voor  nw  paleis  vertoeft,  en  opi;iet  nuai^  H'geffiwkek^  .        r 

Van  üw  iergnld  vertik,  en  znchften  ÜUÈikxfM'tcWif 

Denkt  gij  wel  eena  aati  hem»  wieh  Itaéeüw  éü'tizil  ^k^gétii 
Dien  vader  des  gesina,  door  \iranbt)pp  Cchvit  Vetai^eü  >v     - 

£n  zonder  werk  en  brood  f    Etj  hongert  ,éA  gf  bü^in 
Ach  I  zegt  hy ,  zoo  veel  weelde  en  overvloed  voor  éénen  t 
Wat  heil  geniet  tlie  toèM  1  Het^  (^ee^oed  vAn  g*V  UdMyüv  v 

Wat  fchat  aan  bro0d  lag  daar  niet  ifO(^4tm^nfn  Wt      '^ 

^  '  '     il  3'  V* 

Aan  zt)o  veel  overdaads  fièh  h^'  iEfioe  innoé  <egé^': 

Zqn  baardfteè  zonder  brand ;  zQn  nooddruft  ailer^èjtai ;  •     • 

Zijn  kindren  uiigevast;  zJtja  vrouw  in  beedhteadri^tL^ 
En,  op  een  luttel  (Iroo,  zijne  oude  moeder,  zw^jgeda       * 
Temeéi'geftrékt  ^n  naarnJen  jongften  adeni-bij^d^  *    r*-..* 

Reeds  koud  genoeg  voor  *t  graf ,  dal  z^  vèrlangeod  Waahtl* 

*C  Is  God,  wiens  wfl  het  dus  befte^flty  en,  ép^dé^è  iMIfU, 
Deez'  met  den  last  der  zorg  en  Vievans  raittp  kHa^aae^  - 

DitVitWt^f^  ^ti»iüf  meer  deel  ia  aardfchen  voori^^M  ftkonli; 
Er  zQn  er,  voor  *t,)>Anket  des  levens  uitverkoren» 
Wien  't  lot»  bff  hun  geboorte,  ecnftemi  Genléfildeedlioatfeit , 

TerwQl  de  kreet t  Ontbeert  den  meesten  tegenkionk. 


Jti^  AAK  UOKINfUO£  E9XBN,a9fiftBI  WIMnUfaOD  OR  AUOir. 

D&JomtKr  £ieaj6>tiü^  ëtc  stch  ^inpep:  Itatjuicli  «^, 
Hei  is  eéo  doom  ii|-  Y  vleeich  voor  henti^  die  moet  antbrn: 
'   GQ,  Rt)ken  van  «en*  dag,  door  Weeldes  droom  tDtgleid, 
Zorgt  y  dac  niet  iare  hand  a  roove »  of  doe  ontzinken, 
Die  overtollfgheén y  dte  velen  fmatciyk  blinken; 
l^tar  gBatjt^.ecUen.roofilechts  aan  Liefdiidlgheidl 

Ja  f  aao  LkMadlfheid  ,  der  armtt  God  beneden; 
De  moeder  fteedt  van  hen,  die  hier  o|>  distels  tredeo^ 

Die  fchraagt,  wAt  rQken  vaak  verfchoppen  met  deQTotci 
Die,  }ea«a*  beeld  op  aarde  y  alleen  voor  andren  levea 
En,  moet  het.zQn,  xicbzelv*  voor  hun  behoud  wil  geven; 
; :  Dierzeft»  als.H(jt  fiet,  drinkt  t  het  is  m^n  vleesch  es  bloede 

Dac-^y^  Liefdadigheid,  tt  *s  levens  ruime  gaven. 
Als  leen  befchonwen  dpe,  om  hongrigen  te  laven  I 
'  juweel  of  parelfnoèr,  hoe  fchittrendbec  ook  zS» 
Verfpreidf  een*  heldrer  glans,  ja  krijgt  eerst  ecbted  Inlicer, 
Wanneer  Vden  b«akce  kleedt,  en  licht  fchept  lo  betdoisiei, 
Voor  eèiQ  bedrukt  gezi^,  der  wanhoop  ligt  nabij. 

Geeft,  Rijken i  De  aalmoes  laat  gebed^y^rhooring  wtcbieiu, 
^*ht  4BO0  een.  grQsaaid  op  uw\dojcpèl  moest  yerfinschtea, 

Door  zwakte  en  ouderdom  gebrsgt  ten  bedelftaf; 
Zoo  't  fchamei  weesien  op  de  kniimkens  zich  vergasttei 
Den^diSiC)^  ontvallen,  waar  ge  in  weelde  en  wellnst  Uuttf 

Gods  aanfch^n  wendde  zich  in  toome  van  u  af. 

(Geeft 9  B4ikenl  opdat  Hü,  die  zegent,  uit  den  boogen, 
V  op  een  bloedend,  kroost  met  dankbaarheid  doe  bogen;  , 

Uw  w^ndok  zoete  vrucht  in  volfe  kuip  moog*  bién  i 
Uw  fchuren  onder  ^t  wigt  der  rijpe  granen  kraken; 
Uw  ziel  door  weldoen  zich  in  liefde  moog*  volmakeo, 

Engy  in  uwen  «b-oom  eene  Englenwacbt  moogt ileol 

Eenmaal  verfchUot  de  dag,  dat  de  aarde  ons  zal  begeveiw . 
Liefdadigheid  alleen  maakt  rijk  voor  *t  andre  leven. 

Geeft,  Rijken  1  Hier  reeds  loont  ze,  en  adelt  nw  bcittiB. 
Dat  de  arme,  wien  nw  feest  de  droeve  ziel  doorbooide, 
Wien  uwe  weelde  ligt  tot  zondig  morren  fpoorde, 

U  eens  *t  getuignis  geev* :  Hij  heeft  ons  wél  geoito  1 

Geeft,  R^'kenl  opdat  HU»  die.  voor  «ns  he^ü  geledeo^ 
Die  de  armen  Z^né  plaats  bij  ons  wil  doen  bekleedeo, 

U  Hefbebb'*  naar  gelang  gij  deel  naamt  in  bun  loc! 
Geeft,  Rijkenl  opdat  eens,  ten  zoen  van  uwe  zondea» 
Een  Lazart^,  een  magdg  beedlaar  word'  gevonden  ♦ 

Wieos  voórfpraak ,  wiens  gebed  u  zaligfpreekt  b(f  (^< 

.  (NflOiT  het  ürsmtch  «m  viCToa  ku  aoO  J»  *»  ff*****' 


MEN  GE  L  WERK; 


I&T»,     EETRBKULQK    D£N   JONGST    GBSINOIOOBN 
VtLI>TQOT    IN    BBLOie.. 


6. 


Miitengewrae  ge}>eiinenisren  en  voorvallen ,  die^  uit 
dgén  aard,  het  gemoed  op  eene  treffende  w^e  aandoen, 
ontwikkelen  tevens  in  den  menfcbelQken  geest  nieuwe 
en  te  voren  als  't  ware  fluimerende  aandoeningen , 
gewaarwordingen  en  denkbeélden^,  maar  die,  naar  iedei^ 
indiyidtialheü  en  denktrant  gewQaigd ,  niet  Belden  boo 
Beer  fch^en  niteen  te  loopen,  dat  men  Bich  te  regt 
vèrwondereta  moet  over  het  Verfchil  der  refultaten ,  wd- 
ke,  door  onderfchddene  indiiidut^  ten  aanBien  van  ééne 
en  deB«lfde  gebeurtenis ,  worden  afgeldd. 

Deze  algemeene  opmerking  geldt  ook  den  jongst,  ge* 
eindigden  veldtogt,  en  de  verfcbillende  befchouwingen , 
waartoe  dezelve  bij  vden  onzer  emftig  en  geiaoeddljk 
denkende  land^nöoten  aanleiding  heeft  gegeven*  Im- 
mers ,  terwgl  fommigen  aan  dien  ftrijd  en  desBèlfs  roem» 
r^e  uitkomst  met  wamè  vreugde  en  érkentel^  gevod 
van  dankbaarheid  aan  God  gedachtig  waren,  ontbrak  het 
niet  aan  de  zoodanigen,  die,  dp  hunne  beurt,  van  kqjg 
env btoedilonnig  afkeerig-,  hoogst  ongaarne,  door  woord 
óf  daad ,  iets  zouden  toebrengen ,  om  den  oorlogzuch* 
tlgen  geest  onder  onze  landgehooten.  nog  meer  aan  te 
wakkeren  en  op  te  wekken. 

Schrijver  dezes  leerde  deze  denkbedden ,  bij  vérfdul- 
knde  gelegenheden ,  kennend  Hij  voor  zich  deddè  in 
de  d^kbeelden  der  eerstgenoeinden ,  zonder  daarom  de 
gevoelens  van  andersdenkenden  te  veroordeelen.  Integen* 
deel  vond  hQ  dezelve  eene  nadere  toetiing  overwaardig; 
tni  dédt  hy  de  flotfom  zfjner  overwegingen  te  dezer 
plaatfe  mede,  het  is  in  de  overtuiging,  dat  hq  hierdoor 
wdttgt  eenig  nut  ftichten  kan. 

Onze  vrouwelijke  landgenooten  ziet  men  niet  zelden 

MBNOBLW.   183I.   NO.   16.  Fff 


ySO  l&TS,   OVSR    l>EN  VELDTOGt 

oQder  de  voorft&itd«nf  via  d^  leer  d^ii-ivfQ^  tkh  fi^ 
Hi;  co  i«  .bet  te  :tre^onderei) ,  Mt-  voofü  de  tteileK 
kune  van  kiqg  en  .bloedftorting  gni9rt?  af  km  bet  be- 
vreemding   wekken  »    «^^t   de  Nederlmdlche  vrouw  of 
miagd,  die  ^  door  .^nihrea:e  vwlerbndelieGcle  godreytR,  dm 
geliefden  echtgcgsoot,  zoon  .of  bfoe(}er.  niet  tcni^bidd 
om  ten  ftrigd  tje  gaan^  toch  eindeiyk,  nu  geliefde  beqc^ 
kingen  ten  doel  ftonden  aan  v^jandelflk'  vuvr  ».  ftMJ^ 
.voor.  alwat  oorlog  heet  terugbeeGt?    Neeo»  voonefeerJ 
en    men  befchuldige.  het  zwakken  gefliKdit  hier  woa\ 
jdetvan  gebiek  tan  vaderlandsliefde ,  afFanhfhaiiiighfpi 
Of  behoort, er  geen  moed  toe,  geUefde.Jbetfddupgtti  a^ 
te  moedigen  tot  ècÉe  ondememing^.vmrvan men  de  fli* 
mu-en  kent  9   en  dt  verUezca  berekent»  waarop  onade* 
•«ive.,  in  oiize  dietba»  blpedvenvaonn,  kan  te  Qnèe 
.kbmcn?    En  lijde  niet  de  zwakke  #vou«r  meer»  dwr 
zorgen  angst,  voor  haie  geliefden»  ito' warneer  jriSa«i- 
*ve,  ^-met  en  nevens  ben^  een  dretgi^id  geviar  ging  trotfe. 
mi  ?    In  hoe  veie  gevallen  is  niet  eene  pignlqke  ovekiv* 
liekl  grievendtr^  dan  eene  lamp»  die  ons  weikemk  tmf; 
ett  w^  *-  wq  zonden  dan  de  foiarcci^e  nidatiDgen  nn 
in*  Vfonwel^k  gevoel  miskennen,  en  dwdve  aan  laf- 
heid 9  weddanigheid  pf  egoïsme  todchiiyvm  1  -^Ofh 
mogd^! 

Dan  9  het  ondneekt  dbk  niet  aan  de  soodanigett,  ook 
onder  onze  manaelöke  hindfenootsn^  dk.mi  groffJt^k^ 
/ir/.rfkéerig  z^,  den  krQgshaftigen  geeai  onzer  natie 
aan  te  wakkeren.  Volgens  hunne  ovtnuigiog  verdij 
geen  ki^g  den  naam  van  Mligen  oodog,  aangenieli  het 
iiQgvoeren  in  kennel^e  weérfpiaak  is  w$  ket  S««Sfe- 
lie  des  vredes  en  4er  iliefde,  en  alzoo^  M^i%  met  G^ 
wil,  doi  Chnstm  gcenazma  betaamt;  Mr]Wil  he»  inte- 
gendeel zgn  pligt  is  en  bl^ ,  tot  het  vcouerisoi  im 
allen  oorlog  mede  te  werken. 

Wie  zou  deze  grondbqpnfelen  niet  vw  h«elir  ha0e 

toejuidien ,  en  den  ecbt-Christd(jken  Jw  niet  eecbi^^ 

gen ,  die  in  dezdve  onmiskenbaar  iloorthialt  ?  grmA»* 

•ginfelen  en  gezindheden,  die  dan  ook  ddeis  bet  aaoiilja 


hébben  gefeliofi/kitB^  aim  gehoo^KhsiipeiQfeè  verdenigibeen 
tot  tèf  aj^fcHAj^n^^an  atkn  kHJ^^  «  die  voorsdcer  dé 
!%leJdicHi&^  ^Mui  èlteh  vrfebd  der  deiiiclibeH  ovèrWaaidig 
'litjn ,  6dk  ^Ift  ^d^  ^  Wattneer  eene  soo  éddé  bedoding 
g£en9i1tn*nakr  wdnscH  iiioge  flagenH;  even  gel^k  Ac, 
dïdbrgikn»,  met  dè  meeste  ibenscbHevende  pogfeqi^  bet 
^evad  Is  geweest,  en  wel  altoos  zal  b^ven.  Immer 
(tüiénldf  Itèb'tèCh  'het*  zdetfté'  bewtists^ ,  tttar  vérmogen , 
'Hét  goede  gewBd  te  hebbcii. 

•  '  €^  '^é  liv^ze  aaü  de  tt[k>rMttders  VaM  hétdeor  effls 

üèhge^^eh  gi^ëndbegbref  alle  regt  latehdé  ttredidiriffeii , 

'iklthen  ons'  Wét  biet   van  partijdigheid  in  ontoérddel 

«elbhüldigeii^  Wiitoeei^  #Q  dM^  denkbedden  oirer  bet* 

^^i^lve   mededeelen^  met  die  beuschheid,  welke  w^  ittn 

éften  meofthèïiVrletki  20O'  gaarne  doeA  wedeï^vaiiól^  ook 

'd!(b,  wanneer \vQ  met  hem,  itt  wQ^  vau  befthooweai» 

"Vermeenen  te' moéten  verlbbfflèn.  - 

^31  Oók  #^  «tétoden  déb  dag  ^égéneó,  waafDp  kHevelkctt 

^der  wereld,   ottgévefosd ,  tdetradea  tot  htx  Mttg  ytr^ 

rhhd^  dit  ket  boilo^  van  dén  aardbodem  varbandef;  tin 

^  ofTclibtfh    de  tègenwo^r(fige  geflddbeid  dé!r  vólkeft  bet 

tebYekd)  Vtm  dien  dag  de^  hells  nog  ia  de  vérre  xat^ 

ftbbst  veïto^eA  bondt,  zdo  gelooven  wQ  tocb,  ^ 

^nd    van  Gods  onfeilbare  openbaring^  dat  de  tqden 

éénmaal  komett  zullen,   wanneer  men  de  zwaaideti  tot 

i^^dén  eA  dé  (piefen  tot  flkkels  fmeden  iah    Dan^  tSP^ 

wijl  wij  die  heilrijke  toekomst  vert>eiden,  blQft  de  wereld 

^t  211  is  ^  eb  is  zij  nog  geensa&is  vnxz^konfXi'lm^ 

'höorde  te    *Qn  —  een  verbl^  van  vrede  en  liefde;  en, 

'Omrenbovën »  beftaat  tt  to^sibhen  tU^e  en  prak^k  teA 

mè^kbëiit  ionde^rcheid  i  terw^l  men  altoos  wél  za^  doe» , 

l^'dé  bevoit)eth)g  Vail  het  goede  ,  t^den  én  ónkftattd^be» 

den  Ib'  aaüiMrïflng  te  nemen. 

Men  kan  ^  het  i^  Waar ,  mrt  beè  Bvabgelle  in  dé  faatfd, 
waarlh  géfbhfévén  (laat:  Zijj  dit  ha  pwaard  nemen ^ 
%uihn  dóór  het  zifdard  yer^ah^  aantooden,  dat  het 
krQ^oeren  den  Christen 'niét  betaamt^  maar  eventéer 
leten  Wf)  in  dat  zelfde  Evangelie:  Ik  hen  niét  gekomen 
.   Fff  2 


752  IETS  ,  OVBR  D£N   VftLDTOGT 

-    .  .  ■     ft  '  '  ^        ' 

om  .  yrfidc  op  ofirM  ^c^itrcngfin.^  sf^fiarjb^^  ^a^ri.  En 
alboe^^el  .  men  dese  woorden,  geenszins  Qp  hei  doel ^ 
inaar  op  dc^ gevolgen  der  Evangelieverkondiging^  in  eeoe 
zondjge  wereld,  beh9ort  toe  te  pas&n,  zoo  leeren  w$ 
toch  hieroity  dat  vvdeeldheden,  ergqn^sTen^  tweedogt. 
en,  vJlj^deljjke  geziqdbed^  en  gedragingen,  doo;r  l^et  ir., 
ziend  oog  des  Goddeiük:en  Leeraars,  ^  volgende  tgden 
Wierden  te  gemoete  gezien,  Op  die  w(jze,6ntftoDden  dap. 
pok,  om  van  niets  anders  te  gewagen  ^  if^  tqde  der  gei- 
zc^ei^de  Kerkhervorming»  in  Bohpmo  ^btiïtschlarki  ai 
de  Ne^r landen  geweldige  beroeringen  en  oorlc^ieaj  ca. 
wg  aarzelen  niet,  den  (Irijd  onzer  vrome  vaderen  t^en 
pujiLiPS  en  z^e  Spaof^l^e Ingt^fitie ^heiligen oor- 
log te  noemen. 

£)n  welk  oordeel  zullen  wij  vellen  over  den  te^woor* 
dig^en  kampflr^d  met  J^elgiif  Is  dezelve,  wanneer  wq. 
den  aard,  de  geileldbeid  en  godsdienstbeljQdenis  der  be;. 
ufoners  van.  Zuid  en  Noord  in  aanmerking  nemen,  m 
biet  we;Een  der  zaak,  wel  iets  anders,  dan  een  ftrgd  tus^ 
fchen  de  onderdanen  van  bet  rgk  des  lichts  ^  het  gebied 
dei:  duisternis  ?  en ,  bijjaldien  men  ook  alleep  ftaatkufH 
dfge  })eweegredenen  voor  den  fchandemkften  afval  wild^ 
laten,  gelden.,  dan  nqg  is  waarheid 9  regt  en  goede  trouw 
aa^  onze  —  logen  ^  onregt  en  yerraad  aan  de  zijde  der 
heigen;  en  is  alzoo  een  krijg,  dien  zy  ons^  en  niet 
w^  hun ,  aangedaan  hebben ,  niet  te  regt  met  den  jmm. 
van  heiligen  oorlog  te  beftempelen  ? 

.  Men  ,  misduide  hier  échter  onze  meenjng  niet.  Want 
alhoewel  wij  niet  aarzelen ,  aan  onzen  tegènwoordigjcn 
I^i^Dpl^^d  met  Belgii  den  zoo  even  genoemden  naam  te 
gf^ei^,.  zoo  doen  wiij  zulks  niet,  omdat  wij.dcQApr^^j 
^  zoodamg  befchouwd ,  voor  iets  heilet  houden ;  maair 
omdat,  ^^  beweegredenen ,  die  om  noodzaakten  het  zwaar4 
qan  te, gorden  ^  eerwaardig  en  —  in  Z09  vOTe  men  van 
jets  menfchelijks  dit  woord  mag  bezigen  -rAeilig  zfn. 

>  zij >. die  een  tegenov^gefteld  gevoelen. zyn  toegedaan, 
zullen,  wij  vertrouwt  dit  gaarne,  meer jewigts  hech^ 
ten  aan  den  g^est^  dan  aan  de  letter  der  Goddelyke  ge^ 


IH   BBtaië.  753 

boden.,    wtarbi) ,  onder  dnderen ,  ook  de  doodjtag  ver« 
beden  M^rdt^  tetW^T  itotüdfchen  in  iie  zelfde  operifeariiig 
gelezen   wordt,  dat  ^e$  yerflaati van  een"  dief^tn'^éi^ 
doorgraven gevohden  wordende^  riièt  alfbfoedfehüld  :ioii 
"korden  gereken^/'  DuMel^  bTQkt  hieruit,  dat  het  denk- 
beeld der  zetfvtp»ering  aan  deze  Goddel^e  wetsbef)a- 
ling    verbonden  iis ;   en   het  is  ^sSfr denkbeeld,  hetwelft' 
^ ,   zoo  lang  de  krijg  deze  aarde  zal  beroeréi ,  aan 
onze  béOisfing  over 'bet  tegfmattge  of  onrtgtmatige  van" 
eiken   oorlog  wéifTéhen  te  verbnideh.    En  wie  wa»i  in 
dèn  krijg  teel  ife/^tó,    de  aammlïdlde  pa^t^?    Laat  de 
feestdag  van  'sKonings  veijaring^  in  1830  ,  deze  vraa^ 
beantwoorden]  '   •    .  .  ,..     i.v 

Met  andere  Woorden :  würe  de  krijg,  die  öiïs  6^'  zoo' 
vele  opofferingen,  verliezen  en  tranen  is  te  ftaan  gèko^ 
men,  aan  onzen  kant  toe  te  ichi^yen  aan  de  verdërfe* 
I^ke  bedoelingen  van  eerzucht,  vefovérfngsgéest'en  ge* 
waande  Vörfïengrootheid,'dito  —  wfl  bekennen  dit  Ópeti- 
ii'i^rtig  ''^  zondert  wij  onze  landgenpoten  even  miih  ten 
ff^dci  nopen,  als  wij  tén  jare  1811  en  i8r&' dè^rvkn' 
óns  af  keerig  betoonden ;  maar  thans ,  nu  w?  door 
Vorst  en  vaderland,  voor  de  zaak  van  waarheid  entegtj- 
ten  ftrijde  worden  opgeroepen ,  en  ons  geene  andere  keu-- 
ze  overig  blijft,  willen  wg  ons  volksbeihdü  en' onz(f 
onafhankelijkheid  niet  verliezen,  nu  vreezen  wij  niet, 
onze  vrtdetieyendé  natie  in  een  ootlógzuehtig  viHk  te 
zulléi  herfcheppen ,  wanneer  w^  hen  blijven  aanmoedigoi 
voor  het  vaderland  te  ftrQden ,  of  hen  openlijk  yereeren^ ; 
na  den  terugkeer  uit  eenen  voor  hen  zoo  roeihHj* 
ken  kr^g,  '  •    *  - 

'  Wfl  vereeren  alle  phifantröpiTche  begrippen,  dfehuaniett  . 
^rondflag  uit  deleer  van  het  gezegend  Christendom  ontf^ 
leenen  ,  maar  erkennen  tevens  de  mogel^kiieid  ,  cbf 
dezelve,  onder  zekere  oinftandigheden ,  overdreven  kun* 
nen  worden.  Ook  wy  noemen  dea  kr|jg  een  monfter, 
en  het'  Voeren  des  oorlogs  eene  pest  der  aarde ;  en  wij 
zegenen  .het  nageflacht  ,  dat  de  koesterende  .zon  van 
eenen  algemeenen  en   eeuwigen  vrede  over  het  wereld- 


roivl  sal  xfep  opgian ;  ja,  wij  fuicben  elke  pc^g  toe, 
die  dezen  saligen  t^d  voor  het  meMcbdOfto ,  vnegti  a 
vroq^er,  Ican  doeo  geV>reD  wofden;  iiuur^  waar  cnr^ 
en  gewekt  het  geluk  eens  volks  op  het  ipel  zet^»  da^ 
i$^  nagir  oQze  overtufghig^  in  de  tegenivoordige  gdfteM^ 
béid  dep  wereld»  den  ooriog,  uit  seV^erweriiig  08t- 
tËian,  geenszins  ftr^dig  toet  onze  Christdyke  roq>fog. 

,,  Maar  —  vraagt  mea  ons  «^  is  dan  de  Chxisw 
n  niet  verpligt»  mar  v^risogen ,  aÜes  aan  t^  weodoi, 
n,  wat  diqt^tbfar  mQh  km-^  om  bet  oorlog  wa  de  we- 
n  reld  te  doiBQ  verdw^gneo  ?"  ^h-  Voor^dcer I  Dat,  in  de 
aanwending  der  middelen  bi^f toe  gi^  «ien  met  bedsehtzt* 
men  ^ver  te  werk !  Ons  komt  het  voot »  dat  alAin 
irfdMdtiOe  biylQed  Mer  meer  neg^titf  dm  p^fiHrf^  met 
eenige  vrucht»  zal  kunnen  welken ^  iüMner»  hebben  lir 
dividus ,  als  zoodanig »  zittii^  noch  (lem  in  de  kabinet- 
ten der  Vorften»  en,  .oter  bet  geheel»  wordeo  aldaar 
de  grondbegtnfelai  van  het  Evangelie  hoogst  zeldzaam 
op  den  voorgrond  gezet,  (tezes  uiziati3  berust  arme 
verpligthig  in  dezen  »  urfielifh »  ia  het  aanwenden  van 
i^lle  g^aste  middelen,  om  de  r^mpm  en  fffel^ihedeu 
des  oorlogs»  waar  en  zoo  veel  mogelgk  is ,  te  vermin* 
deren*  Hoe  yed  goeds  heeft  bier  niet  reeds  het  Chri»? 
tendom  gedicht »  maar  hoe  veel  meer  blijft  aan  hetzelve 
nog  t^  verrigten  overig  {  En ,  ten  andere ,  befaooit 
elk  Cfarisiti^ »  naar  zijn  vermogen ,  et^  vooral  m  zQnen 
kring»  zich  te  bevlqtigen»  om  den  afkeer  zgner  Mede« 
christenen  tegen  eiken  onregtvaardigen  eanhg  op  te 
wekken*  Wordt  die  afkeer,  meer  en  meer,  algemeen ^ 
en  gaat  deze,  emdel^k,  tot  de  rQ  der  volksbegrippen 
over;  wor4t  deze  voo^  der  |eugd  ingeboezemd ,  en 
ontvangen  de  natiën  eenmaal »  uit  deze  aldus  voorbenide 
jeugd »  bare  toekomende  wetgevers » -f-«  dan  mogen  de  voor* 
ftanders  des  vredes  de  blQde  hoop  beginnen  te  voeden^ 
dat  de  toekomst ,  eenmaal ,  onder  den  zegen  van  boveo, 
hunne  fchoone  vooruitzigtenverwezenlqkenzaL  Maar^ 
wie  onzer  zal  leven  ^  wanneer  de  ffure  dU  zal  doen 
gefiMeden  f 


'■»■     '  IIIMIII        ll-ll    ^H       p— ^M^— — ^^■^■^P— II    II  *  ■■         ■  Il        ■■■■■■       <^ 

GStD^kCHTB»    "^AH    BfiNBN    0p|nP^H£R^  OVER  PEN'  ' 
BELCMSCH&N  ÖFSTAW0  m   183O. 

^  JjLet  is  bekaid,  dat  do  z^k  der  oproerige  i(^/^g[M 
^  geniimen  t^  werd  goedgekeurd  en  toegejuioht  door 
99  ^oodinige  èuiUfthfükrs  ,  die  tot  de  UbcMkn  beho^ 
yi-na  of  willen  bchooren»  Men  deed  het  voorkomen, 
1»  itoof  eai  onderdrrict  volk»  een  oodragelqk  juk  afwerv 
,9  pende »  tq;en  hf  t  geweld  van  wDlekeur  en  dwingen 
;,  kndlj  wc^ekie.  W^,  die  met  dete  verbgster^e 
Yt  Belgen  jaren  lang  onder  dexelfde  wetten  leefden^  wij 
^  weten,  dat  bet  oproer  aan  geheel  andere  ooraken 
M  toegelchreven  BH)et  worden.  En  bttitenlunds  begint 
^  men  ook  meer  en  meer  naar  waarheid  te  oordeelen 
^  over  den  lang'  en  listig  voorbereiden  opftand^  Wel* 
n  ligt'  zal  bet  fommigen  der  Lessen  van  dit  MingU^ 
^  ^erk  niet  onaangenaam  z^n ,  bier  medegedeeld  te  via-* 
:)9  den,  wat  oyer  de  gebeurteniaren  in  Bclgii  wordt  ^ 
M  zegd  in  een  zeer  liberaal  Duiuch  Tijdfchrlft,  wdka 
»  ftrekking  k^baar  is  aan  de  zinrpreuk :  Voorwaarts  t-^ 
^  Wg  nemen  dus  daaruit  het  volgende  over." 

Velen  in  Buiuchland  en  elders  hebben  Qxi  den  be-. 
ginne  vooral)  den  Bclgifchen  opfland  uit  een  geheel  ver- 
keerd oogpunt  befcbouwd ,  alsof  het  volk  reden  had  ^ 
om  tegen  den  Koning  der  Nederlanden  zich  te  ver;i;et-* 
ten.  Maar  zij ,  die  het  gedrag  der  Belgen  eerst  aan  va* 
derlandsliefde  meenden  te  moeten  toe&hrljven ,  kenden 
den  eigenlJSken  toeftand  van  S^elgii  niet,  en  haddea 
geenszins  opgemerkt,  wat  federt  1814  aldaar  gebenfde.. 
Te  onregt  heeft  mesi  ook  bet  Brupfelfche  oproer  gelijk 
willen  (lellen  met  de  om waateling ,  die  een  wdnig  vioof 
ger  té  Pary's  plaats  had.  Tusfcher  beider  oprzak^ip  ^ 
bedoelingen  is  een  zeer  groot  verfchil.  Hg  dwaalt  der<*^ 
halve,  die  de  zaak  der  Belgen  naar  dia  der  Franfchen 
zou  willen  beoordeelen*  > 

Tusichen  ét.  Erafffchei   omwbntblino  van  1S30  en 
het    OPROER   der  Belgen   is  wel  gelijkheid,  ma^r  alleen 


i^  ^pp^ecxdt  t€dt.  De  FranfiB^  ?mmsttiSia^  mi 
t^Q  eene  JczaUseh  g^wordeoe  .RfyqÉilV.fedgtv.ea 
l)|i4  in  hét  algemeen  ten  doel  het  y^fd^gcQ  iw  de  he? 
Wgpx  der  menschheid  -—  vcrlichiieg^^efi^Ji^fWfg^rf^^^ 
^^.—  ttfgax  de  pogingen ,  die  aang^w^  wenkn^  o« 
den.  geest  dea  t^ds  in  Frmkryk  ie  Q«|er4si9UMDb» « 
d/^  iduistcrnis  der  Middtkctrvm  Mrtét^jf4h^qgm;'Bi 
Bcfgic9  durentegcn,  wil,  tmt  Ja^§f04$ckrlfé$rimmm 
iaanfchc  partQ ,  di(  het  domme  voU;:  hfo^  ^ecM  op  %^ 
winden^ .  den  gust  d^.  fcrHcb$ing^  ini  jiwUc»  de  Mife 
df^r/andfcic  Retgerjng  ook  ten  opugte  yayi^hetlbooiiiedia 
^thjolieke  Belgii  in  hot  algemeea  red«9  1^14  githmitii) 
hef»&9  beftryden,  en  har^  eigcpit  Jiehmfion  io  deplcttai 
ion.  die  der  menachheid.ftelki^v-^  ba^e Higene  bdaqgqr. 
tfig^  de  v/;r//^A/iii^  der  negentiende. ^91^. dpenséUciu 
Fr^krijk  wilde  vaorw4iarPs  exi  BelgiS^  jgil  —  r^j- 
VMortst  Da^  wil  België^  zoo  me^  pafn^yk  hier  vaut: 
iB^'^  in  het  algemeeq ,  en  niet  veeleer  vm  het  door 
die  Monnik-/i^js&/V/^^  V  ^oomsch  Pauif lyke  paitj)  <^: 
l^a^tte  en  verbQst^dc  gedeelte  der  bevolking  fprekeo 
moeti  Het  is  de  duistere  geest  der  terugwerking,  dk. 
tègep  de  Ntdcrlandfchc  Regering  zich  verzet  5  maar  die 
den  .vorm  en  bet  gewaad  van  eene  tegen  willekeur  ftrg- 
dende  tegenkanting  heeft  aangenomen.  Het  js  Oechta 
het.  drijven  van  eene  zekere  Priesterpartg ,  die  ekb  vg* 
andig  toont  tegen  alle  vrghe^den ,  welke  ten  gevolge  vm 
tpenemende  ontwikkeling  thans  drmgende  heboefte  ajjp; 
geworden  —  van  die  onverdraagzame  partij)  wdke^- 
tegen  eene  Protestantfche  Regering ,  die ,  in  den  echi» 
geest  van  het  Protestantismus ,  billqke  vrijheid  fai  aBe 
opzigten,  zoo  veel  mogel^k,  poogde  te  bevorderen, 
2ich  aankarmende  9  federt  i«r4  in  bet  geheim  en  opcnl^k 
werkte^  dm  haar  doel  te  berefken.  Die  partij  der  Ouwe 
Oltramontanen  is  immers  tegen  vrijheid  In  het  gods- 
dienftige  ,  tegen  gelijkheid  in  burgerl^ke  rekten,  en  tegen 
zoodanige  vrijheid  der  druicpers ,  ,al5  er  ^or  ,alle  onder- 
danen in  het  Koningrijk  der  Nedcrlandcn\^^Vi  \  Zq wil 
elke  andere  Godsdienst  uitfluiten  9  en  verVmgt  voor  aicfa 


VAN   BEMttfV    BOl^fÉtUftg,     .  7jf^ 

iwttenksto'Qü^giest^flilk  opptercoézigt^^Men  weet  <Mix  if 
te  goed'^^wiIlfö^Mèiën  zij  gebnakt^hcéft'^teii  opzifptWP 
▼i^hdd  VÉ&  dyyk{)^^  en  van  bet  openbaar  óQderwqs,  ctit 
$m  de  lorg^  der  RegeHng  was  toevertrouVcl*  Mdge  edir 
de  iVérfr/rilnRaSffi^'R^gering  fomsrindekenzederniiddéleir 
misgeiaM  Mbbm;  stoge  het  waar  isq'n,  ^t  er  gébrelEen'^' 
bet  beftnnr  pkacs  badden  ^  en  dus  de  Belgen  met  redeit^ 
crwr  beswaren  bMden  blagen,  —  iedei",  die  den  gan^  der 
tAm  Ixk  Betgi9^vm  1814  af  oplettend  gadegeflagèn^  en'* 
de  lïst%e  kibiiktt'^eBner  woelende  Gèestel^efd  opgemdif 
bdeAs  k«^  ^^^  ^^  miÊi&t  daaroyer  in  tw^fel  zyny  dat^ 
ééte:[pdnH^i^  ipartfj  van  die  mfsflageny  gdbrekdi  é^ 
iieiwaren  op  eede  flimme  wgse  gebruik  wist  te  nuken^^ 
cm^'  GBAet  Mkeré'  vocR'weniÜbls ,  «en  groot  gedeelte  éér 
bei/^lUpg  dienstbaar  aan  hunne  eigene  geheime  oog^' 
Hieifcen  te  maken  en  tot  openbaren  opftand  tegen  de  Rè-' 
gering  aai^  te  üetten.  (*)  vDe  eigenlijke  oormk  van jtt' 
bet  gebeurde  i^  tè  2odien  in  de  woelingen  van  zeikrè 
beerscbzuQbtige.partg  in  België.  Had  bet  volk  al  redern^ 
tot.  ongenoegen  over  mishagen 'en  gebreken  in  het  belhittts 
gielfody  deze*  ontevredenheid  ^oude  zich  geheel  anders,' 
dan  in  de  dagai  van  September,  geopenbaard  hébbenf 
Slechts  kwalp  gewgzigde  gödsdienstgver ,  opgewekt  ext 
c^^derhouden- door  die  JezuMcA  Uhramontaar^che  partij, 
kon  zoodanigen  teg^ftand  veroorzaken.  Vandeftaatkunde, 
Wtlke  twee  landen  van-  zoo  verTchillende  ontwikkeling 
vtereenigde ,  wön!t  hier  niet  gefproken.  Men  neme  ech*» ' 
ter  in  aamnerking ,  dat  fommige  misOagen  :^n  gebreken  ^ 
in-  het  béftuur,  waarover  de  Belgen  misfchien  met  rédén' 
londen  klagen-,  niet  zoo  zeer  aan  de  Nederlandfche  tte^ 

(*)  De  ioot  Jnuifen  bewerkt^  vc^lktb^ewegingen.  in,  J7f i^Hn 
leveren  een  .nienw  en  fprekend  bewift,  hoe  die  hiii9heliM», 
alle  kleuren  ea  masker^,  weten. a/iq  .^e  n^meo..^.eD^944del^ 
ce  gebruiken,  oin  coc  hun  doel  ce  geraken,  pén  zün  zS 
bet  gevatrlQklle,  wannéér  zQ,  gelijk  in  Befgiê^  de  rol  van 
UPerakn  fpelen.  Hier  geldt  dna  het.  oude  fpre^kwoord:  |,AU 
dê  VO6  den  zedémeeseer  begint -uit  te  hangen,  dan  Is  het: 
i0€r!p0s  op  ie  Mppenf  \ 


^g^t#«»-  Tttsfclicn  twre  jiqo  08gii^}kjGagftige  «keko 
koo  r<k  vtretnigtag  iwro  «nde» ,  dan  ofi  zeer  onvolko 
ptenie  wgse ,  pUuM  fad^beiit  De  fitendcl^  wodiagai 
dkir  Uhramamé$0nfih&  partQ  en  de  dMPrdoor  /ratoonaakti 
amwenteHngsgeest  dedeo  hdlMme  pogi^gttn  d«  Refoof 
ndftlükkeo.  Door  die  tegeokantiog  voond.  kwui  bet, 
dkrt  er  fouten  begaan  werdeOf  £n  de  eiges^Jke  nddiati- 
jers  9  fteeds  mar  vtate  plaanea  ce  werk  gpoade ,  mreo 
ffim  genoeg  ^  om ,  bet  sij  <ha  wezenl^e ,  bet  sq  voor- 
gewende, gebreken  in«hei  beftuurzith  ten  nutte  te  01* 
ken ,  ten  einde  i^lle  de  maatregelen  der  Regarkig  v<pkcht 
te  doen  voorkomen. 

Het  oproer  der  Belgen  is  niets  ai^iei^^  dan  firifi  ér 
M$umis  tegen  het  Hciu  De  Nedewlandfehc  Regeriog 
wSde.  votkswlhkting  bevorderen.  In  JFratpir^  (wooh 
al  tot  aan  Ja^j  iSso)^  •  in  Span/e^  h^lic^  ki  eee  fs» 
deeke  van  Zwitferland  en  DuHsehlamt  Oüved  eo  firp 
nog  zekere  lichtTcbuwe  pimg  op  gel^e  yt^jju. ,  De  g^ 
fchiedenia  onser  dagen  geeft  belangr^e  wmkm.  Dm 
opmerken  wil^^  kan  veel  leeren.  Aome^  het  Paufdük 
B^eme^  blQft  (leeds  tiome^  ook  ki  de  negmiiende  eeuw, 
en  kat  geene  pogingen  onbeproefd^  om  de  voerwaam 
gaande  volken  met  bet  finigefponnen  webbe  t^»s  hieref- 
chy  ta  omgeven  en  in  hunne  beweging  tegen  te  hoiidm» 
of  op  de  verlatene  paden  der  Middeleeuwen  terog  te  leir 
dan.  Keme  Sfil  rugmaartp  ;  de  meretd  wil  yeop^ékiru  -r 
wa$  wiilen  4e  Regeringen  f 


IBTS^  OVER  BBNE  RBCBNSIB  IN  OEN  RECENSENT, 
*  *  OOK  DER  RECENSENTEN. 

Aan  den  Heer 'Redacteur  der  VaderlanJfche  Letttf- 
oefeningen* 

Mijn  Heer  en  Vriend  f 
In  den  Kecenfem ,  oek  der  Ruenfen^en ,  voor  dk  jttf 


183ZV  Nó;  'Vi  M.  ai6^  2i>  V»»  :li#  ftfiiae«fleMfto& 
Tond  ik  het  verOag  van  ét  Bptstelae  Hi^c^oir'l^i» 
o  R  d TI I  imdhac  ^  cfnlangs  tk>or  dé  dmir 'kliöft  van lietf 
KoninUip:  Nederltndsch  laftituut  tiicgeg«rren»  e»  aUhiotv 
in  ecne  aafttoekteiiig  No«  j ,  beii  Tc^gande.:  ^  Bk^^ 
Wook  nog  mee  Latynfcbe  Bric^^w  van  db  oitoroiv 
Wftfgoftrukc  in  Jnfigmum  Firorum  Bpis$oJme^  e  BMi^ 
-^iksèd  j«  o;  MBB'Lii,  dtfl/Vtf^  Amfi^hdawd  17QI»  bH 
^  10,  »9  beide  gefcbraveQ  aan  ^*  Brdedsr^  b  B<toi 
'Vt  en  xo  Mei  i6bo,  ^^m  be  ORoof  190^  Penfiênm^Ht 
r,  van  R9tteM»m  was.'  Qesëtve  i^'Id  gecae  der  twift 
>  gttioentde  viNPBamelingen  (naptlijk  die  van  bi,a  au  «» 
n  mbbrman)  opgenomen.^  •«»  Hieiep  vak  htit  «itt  ei 
ander  aan  te  mërkeR« 

.  t.  Men  inag«ieb  verwonderen,  4af  de  Heer  Aanteeb»» 
Baar  Oecbts  twse  Brieven  van  b  B  o  Roo  t  ,  fa>  de  vcreanet^ 
&g  van  MBstius  op  bh  10,  ia  uitgegeven,  vetfoialdv^ 
en.  Heen  gewikg  «aakt  van  cetaen  deakn  u  vaal  béttbgw 
ifkereii,  iddaar  te  finden  09  bl«  17  ««^03,  gefiAreMli 
aa»  den  Gfoot^Zegelbewaardeff  van  Fa&ktQi^  4i,i4>ilb 
(ALiGRiu8>op  den  Bsftep  Aprtt  itff4. 

4«  Het  ia  vleaaid,  dat^'  wegens  de  Bfeiavea,  ioov^  d# 
04  Bk  o  T  in  i6a0  aan  zignen  Btoeder  geTchFeven,  gaiiett 
wofdr,dat  bg  toen  nog  Penfionaris  wn  Ratpsrdamvitu^ 
Mtt  dê  daadiMd  hQ  tocb  op  dar  te  z^n  ,  toen  b^io  1628 
gevangen ,'  of  aitbana  toe&  fai) ,  in  1619 ,  tot  eeuwige  ge* 
vsogenls  veroordeeld  werd;  fphom  b^  sdf  sfeb  alt^ 
uit  hoofde  van  zQne  overeenkiaiiat  met  de  (bid  A^éw^ 
dam  9  Ml  de.  aansaardfaig  zquer  .bedienmg^  (houdende^, 
dat  bl}. van  dezelve  niet  ontzcfe  koui  worden  buiten  z^e 
toeftemming)  a&  zoodanig  bleef  aantikrken:  gd^üg  er 
dan  ook ,  zoo  aia  tiakkxfnSgcA  weees,  geep  afftand  van 
deed,  vóör  dat  bQ,  door  bet  Haf  van  ^wc^,^^ 
Ambasfadeur  b^  (bt  van  Frankr^,  was  aa'ngefteld^  eü 
Rioturdam  daana  aan  zqne  Erven  uitkoop  heeft  Bi^e» 
ten  doei^  van  hetgeen  van  die  fiad,'ab.Baa  lins  ve»» 
fcbttldigd  ialaria^  toü  opi  hatargemeld^p  tgd,  gevoideKl 
wend..  Wm  de  Brieven  zi}n  uit  4eQ  LeBMfteÜpftdietf 


küJMi  gifcluwMi,   iP  dit  had  er  duf   mogen  jgoidtt 
bögevocgd. 

3.  Den  Schrijver  der  aanteekaiiog  iSra^oi  ODëekeod 

gebleven    te  xQn  H0tt'4>:ifia^o£öTJi  Mpistolae  fcx 

ineditae.^  edenU  ad ti.  stolkepl^, LugJum  Bataié' 

rai^  Xjph  t»  OU  MORTiBR  »t  iittl^'ric^iym 

^. 'is  waat^  (eii  het'geeff  mQ  geo(^^'<;, jdlt  Uèir  ^ 

tA.pogea  4>pinexkcQ)  dat  ik,,  toen.  ik,^jc(if'srx  H^^ 

mfgaf  i-  aan  de  verzameling  van  k£|ij^i)R«  ga?»  k^^, 

bI^mIhkI,  en  dus  digsèSit  drip^  é^^èm^ 

Kl9"iÉ!$9  mee  vda  amleasn ,  ' ia^JiantfQlrifedbe»MflD^ 

dt-3il  fiLABu'a^vcBnnmtfing  nkt  ^iinMftfinitodtiy^  «aaii 

keerdelqk  voor  onuitgegeven  gehouden  heb.    Dacfridt 

drie  overigen,  de  één  aan  o.  yi^aVWl^f;  dè'^aillcr 

i|}Ui  CHR.  CAsaiüa',  de  derde  dS^jë.ï Rif,' col^ 

V4II  u  a-  gefchreven  ,' '  sagen ,   mqna' '  w^f^i    tè;''Mfiféï 

wawt^hfit  hcht-  .,_  ,.  ,    . 

nitk.  vo%.  hier  nu  Mi,.dat  ;iog  twe^^^^^^l^t^jofi^^ 

BciewA  van  .i>B  ^^oot^  dpoc  9i,fa^^«.aocb.p^K^ 

MAM    opgenomen,    beide    aan  PBTitiiYi  ^e^^nNrA^iièK 

ifl'^i0ttf  tB  1617  g^idiraveo,.vooikoQie|i.iii  p«  cittiiiLiti 

e^  dóètiH^tm  yirortmnad  tufuUm  ^  £ffii$$/lm  ,'  )gedfnfct 

te  Leiden' bi}  p.  van  i^er  aa,  ifa^,  ffiTOw'  op^i^^ 

98  èH  loo.   'Weligt  fcfauilen  elders  nóg -tfeerdétt ;  ttt 

9Q0  men  's  Mans  Franfche  en  Nedérdüitfcic  Brie^ 

«rilde  uitgeven ,  (geljjk  de  Heer  m e  èK^ a n  ef;.é^| 

Jq.  de  eecstgemelde  taal,  heeft  opgencuDe^,jM>udf^d^. 

^aiDaen  ^nog  al  aanmeriGdIjke  hundd  |e  pa4kjlPA'«V)^t^b\ 

,  *Hié%'  iets  ie  dexer  gdegenhetd*  .lob  a^.;iv^aid  ^aa» 

Üttll^  Lez«K)  .bijornijfieimiaTO  der  fê»:iEfiafêl0é^  iuA 

ft  "  gelèlrréven!  'fkk\op$inis    iUa$   d^Mjj^y^  iMfiw^ 

rcfir^  tic  difficuker  f  e  rsrum  gnark  ^fkiims  efvLii'irvi 

foetus  esfe  fint  probaturne.    Eén  ti\  toètiil]ali|;e  ^Ksètor, 

fenten,   (ik  weet  niet  meer^  welke}  dQ/mtgaai^'iankcMb: 

ittgende,  be«i^eerde,  dat  ik  .had  behooéea  ^'feh^cji^ 

min  difficuker.  Ik  waa  en  ben  nog;  yan^  a|K^  ^eyqêkni^ 

Ik  dacht  ^  jdat  «/^^iMwAsrjdeu  «erlangde  .h 

tett^beMtte,  dew^B^^lfeaalftotr'ata^iiivii^^/k: 


-Ji^' 


DOOEOEAVUAG  van   Di  bAiM>éNii&  Vikte  PANAMA.        jêP 

.   I.  :rifri    jénl^   "ii  .jnn   :l    tw   jp  rw>i>ii  li.'n^    f»iliij 

DOORGRAVlïip  VAU  0«  LAfTDENOTB  VAlt   l^AHAIfA*    '  ^^'- - 

jiU^iles,  wat  b^trèl^'kin^ 'heeft  tptj  lïêze  zaak',  verdiC(nt  o'pV 
merking  ^.  en  Ik '  flel  'mQ  Yoor\  om ',  voortgaande , '  allea ,  w|? 
meer  en  meei' InHchting^  daarootrenc  kan  geven ,  te  craclftm 
&'  iiocereh.  *  Voor  ^m  land  in  deze  kaak  ongemeen  beffin^^ 
if/ki  want,  bij'  eeiie  niet  geheel  onmogëiyke  uitvöerio'|r7iai 
tfk  -bfédoéldè'  ^t^twiirp/  zoo  zalka  e«sie  vólkomene  t«lnd«« 
sng  hi  de  xeevaftfï  te  weeg  kunnen  teengen;  terwVl  de >wc0 
attt  onze  OaaMifcke  bézUtiqgeQ.  wt^l  de  he!A  90»  iM'l^cif^ 
v^rdea«  -  ■    J 

^,|a,,het.  yQo(g||pjd^.  artikel  over  dk  onderwerp  (JLetteroef^ 
Ï^Q»  XlVfii  is  e? ^e^^. algemeen  overiigt  gegeven  van  de  bei 
Qekfcelijk^  hoogte. der.  beide'  zeefn  aan^  weerztjden  van*d# 
landengte  yin'Panima,  zoo  "als  ziilka  in  1828  en  i83p  doof 
de  Heereo  LLotD  en  palmark  bQ  naauwkeorige  watélQC 
(iasfing  bevonden  Is.  ^  De  navolgende  b^zonderheden  woriletf 
gröocendeelf  gegeven  in  de  Nouve/Us  Anéaks  des  FojéfgHlM 
Nov.  en  Dec,  1830,   .         :  ^ 

I  Het  fch^nt,  dat»  b^  alle  vroegere  onderzoeking^  rtp  gpi 
teerden  of  reixlgera  »  welke  die  gedeeld,  yan  ^Wf/^^  hf^b|>^il 
t^ezocht»  fteeda  de  gelegenheid  verfnim^  is»  o|n  eenig  bej 
[^ald  onderzoek  hieromtrent  te  doen,  of  wel^da't  de  pógin» 

?;n,  ^aartoe  aangewend »  mislukt  zjt)n«  Toen.  onder  andereh 
e  Frisrii/rii^  Akademisten  bououkr  en  laconü  aminA 
iich  in  1735  naar  (2^//^  begaven  ,*  om  'de  drie  eerde  gradeüd 
van  den  Meridiaan  tè  meten ;  en  ztj  oirer  de  landengte  vlfl 
Panama  kwamen.  Waren  zQ  wel  voorzien  van.  bër6lttet€kr{ 
iiaar  verznimden  er  zich  van  te  bedienen,  toen  zy  z(rfa  tan 
Porto-B^  naar  Panama  begaven  ;  waardoor  x^  'd^n  wff  i^dB^ 
omtrent  de  hoogte  van  dit  fcbeidlngspum  der  wereidzeeSip 
^qnfl^n  bfikend  pial^en*  *.^ 

.  Do»  ANTOf«io  i>«  uhhOAf  die.  In  de  Commisfle  de; 
Graadmeting  was ,  beproefde  wel  om  eene  barometrifche'hoog^ 
temeting  ^e  dóen;  maar  de  hoogten,  door  hem  ïn  zQne  Of" 
jfiltyadónes  asttonemicas  y  nanticat  'bekend  gemaakt ,  hebben 
echter,  volgeflè  d^  jtmaUi  éê%  Vrjé^fn  voornoemd,  nitkoav 
^a  gefeved^-dka  tvel  xesmaien.te  groot. zfln  xonden  C*)« 

(*>  Mep  ftadtii.eobier  ii»  ^  bH  .gemefde  ar.ti)iel  geeKè^^Vfl* 
doende  bewü^en^  dax  4pz^  opgaven  van  ulloa.^oo  veel 


£ 


7M  mXHKniAmi^  ^hH  M  LANDSNGTK 

.j.SiÈi»  de  meüof  flèr  'dife  gnden  bt*  (jMnr^  ett  deiètlft 
HhÜi  mm  dt«  toi|M»,  It  vtti  iMd%teuddQCi«e<«ni«. 
Ictodfaeid  {tebieven  een  aamdcn  ^m-  de -èoogt^  der  b«geD  op 
Aq  tt«dengke  v«n  I'amb»  lioeeir*lM»ikpaièrpnr  der  tte,  lao 
9ntk  «b  ten  aaoiie»  der  nogeltfldieid  on: :ceii:beTnzbiiril. 
m^l  ie  maken  van  de  eene  leée  naar  de  andere*  Lttoei^ 
jMgeii,  die   van  baiometers   voorxien   waieta^  xoo  als  roa 

«VaBOX.DT|    CALDikS,    B  O  U  t  SIMO  A  Vb-T  *    KIVEKO, 

e^  BIT  LA  0  0  ^nz«,  zijn  pier  op  de  landeegtè  geweett|£o 
btt  (bfa^nc  dm  ce  blaken  ,  dac  aan  den  Genenal  BOLivik 
de    eer    toekomt^  van  in   iS'aS   en   iSsp  door  è»  Heen 

LOTO  en  FALHARB  dit  voof  den  wereldbaDdel  aoö  be^ 
iangr^k  tenéin  te  hebben  doen  dpnefaen  en  waterptsren; 
ia^bende  daarenboven,  met  eene  lofWaordlge  edefuoedi;* 
fietd»  gelast^  6m  in  £trr«/tf  de  kaarten  en  nStkónflea  ^fcc 
vieteffpaaiing  bekend  te  maken,  waarvan  kea  deel  der  fhf- 
icfofiicéti  Tiramactiam  vat  1830  vo6r  hec  eent  de  bekosd^ 
mikinjf  vervat,  zoo  ais  in  bef  voorgaknde  artikel  over  dft on- 
derwerp vermeld  is. 

Dexe  weterpasfing ,  waarvan  aldaar  de  voómaamftè  aitkosf» 
ften  zQn  opgegeven,  la  begonnen  aan  dé  kolt  Van  dengro^ 
ten  Oceaan  te  Panama  ^  en  ilrekte  zidti  noord waaru  assr 
bet  .bovendeel  van  de  Rio  CAagre^  en  wel  een  weinig  boven 
üenelver  vereènlgltig  met  de  JUo  Pegiuni^  de  waceipsjft 
Aand  vae  de  Cksgre  11  daarbij  gevonden  op  i^  Rag.  voetea 
boven 'volzee  fii  de  beat  van  Panama. 

Het  ia  tnsfcben  de'  ffiad  en  de  v^ereénigteg  vtn  de  ri?ierti 
dö.  Chapê  en  de  Pegueui^  dat  bet  verbeveofte  pont  der^ 
heele  Waterpas&ng  gelegen  is  ;  men  noemt  bet  Aita  ês  Msfiè 
Ügnrique ;    hetzelve  ligt  op  ^3  Eng.  voeten  boven  P^mêma 

De-  regent^d  en  de  verbazende  masra  bosfeben  beteneéca 
in  i8aë  het.  voortzetten  van  dezen  arbeid.  De  Heer  llotp 
kon  de  waterpasfing  niet  eerder  voleindigen  dan  in  FöbnUrQ; 

van  de  waarheid  zonden  afweken,  ten  z|j  mea  ook  i^ffnie- 
miogéi  Vèt  anderen  zonder  nader  enderzoek  voor  tekef  un- 
neemt.  UlLoa,  die  zich  in  1734  naar  Amerika  b^A 
bieef  aldaar  bettendig  tot  1744,  icrwfil  h^j  in  1753  voorde 
tweèdemaal  naar  Amerika  ^ng^  en. in  170^  ttttigkiHm  ^9 
is  dus  een*  gèmitüee  IQd  it!  die  fttéken  geweest ,  en  beeft 
gelegenheid  gehad  om  nuanwlfeilrige  waatnemingeb  te  doeo; 
mèn  mo^t  zich  alzoo  verwonderen ,  dat  dete  boogtewufoe- 
mingen  zeiK  èen  aanmefkemit  vertbhil  opleveren. 


v«tM  tilt  eiMR  f  vaim^  4iOMrip«tt^  inr  flUfé 

«v««w  ^  éB-  te  ««TMiigii^  vim  de  JT/dr  7WMM«i;.  «ibahl 
kwam  altoo  mi  dèli  iimkI  dor  fiyteriin  de  xvedBr  .^AiillM^ 
De  teteo  ^ftbeifcn  hmidi  b«irii  gebeai  op  in  dkgffleMn 
4er 'IfHdelijtte.  Be  itiieeyirdïhflkemw  «f  Utver  «Ie  gtoe^Mi 
^an  de  lioogft^  kevvela  beviiideit  zidi  ia  liec  imldcAijkfleoii^ 
deelte  éer  Itndafigté^iiafehee  Owr^i  ett  Patumoi  De  bwijea 
«dieffen  deb  neer  in  bét  #es^n.  Volgens  de  >Mk4A»  ito 
r^^^^  Vö6reiti4»}  xott  de  Heer  LiL^Ttt  ticb  eelmr  ftedtki. 
'gen  4  wanneer  b^  #ilde  ^  dec  de  CMffMierMS  een  zniden  vtk 
Jé^  b9^  ^ÈikMtmdhÊgétf  op  öe  pfauite»  w«ar  se  ep  bet  ^uu 
land  voercgaaitv  ft«i><l^*^  In  begiet  <oenettende,f;xidi4(Ni^ 
4)r  affafekiog  veemdgen  nee  de  Oni^^ftfrA  ««n  4e  Cte* 
ent  iraa  -^«  itrèfrineie  van  iifMopiiÊk  Het  semi*  ten  nlilden 
4Én  de  lUr  Ikgra»  tvaCebett^-4le  graoce  J^  Afféu  eit  de 
kntt  van  den  giooaen  Oceaan, ja  Mfder  een^buig  tdrtrein'ven 
4e>  Heerk  Leir<»  febSm  dnbeloMfii  ae.Mjn  mee  èec  tticweq»  ij 
tnn  de  baal. van  Capica  (getegen  een  wefaiig  benooideiiidB 
^mas  de  Sma  Ffwtdtca  SoImê)  te  vereenigeo.jna  ^^kBU 
Mffdfi  ftf  MOjfi^^  èene  ^n  dei  HnOmn ,  ^e  bi  de  »f/r«f» 
viseyeowv  .  -         '  --n  •   .    a 

.Oe  geneenfiriiap  tn^ben  .deibeUenecfo  ym  firnm^Btik 
tot ,  ^mma  •  keu  gcnfftkkelik  wonkn  «enaaki  dowikMMi 
voor  kleine  Mepen;  bet  fcbijpc^eebcer  ^  deft.beitmftfcenaMm 
gieten  wegen  aaaicoe  A  itoeckeiir.fel  f!eiiUeeen»>  entwei 
mm  ét  2a«envioe«big  van  dr ;  /Uir  TriMkMlMt  4t  QlÊêt^ 
w£  tnc^  ^jnyaHk.en  CMrmr^  een  weinig  een  oaaten.vatt  (He 
ftad.  Deze  wegen  xonden  aUeen  keatbeiir  «||n^^«iafc.danr  ie 
Mlon,  ulo  boofiie  dat  de  ktaenpeftoaficfaen  deocfnèdenxSa 
mee  vele  bse^tf  *  die  getoende  den  regeacQd  Oeric  -^ep- 
«wellen.  -      '^^^  •'■..••... 

De  BeervoieBVVBOLDT^öief  deorsOoetenniiiMiftaie 
Incbtageftehibeid  en  de  vetdeefing  der  gewalftn  »  de  boogte 
van  bet  verheVeafte  pnni  der  bmdengte ,  op  dee  weg  tna- 
Khen  de  beMe  bavens,  gefebae  bad  op  een  weMg  miader 
dan- 550  Eng.  voeten,  (volgens  LLOTD633  voeten)  bad 
flnds  langen  t^d  de  oplettendbeid  gevestigd  op  ber  verfirbilfn 
boogte  van  dén  groeten  Oceaan  en  de  aee  dtt  AM/ien  hli 
boogwater,  en  op  de  middeling  in  de  boogten  van  deowAen. 
pasfen  (land  der  beide  zeeën,  welke  daamit  aii  gevolg  kan 
getrokken  woeden. 


Teil  DOOftOMVmO    «AN  Pft  LAMDtHOTi 

ÜM  tmM%  vooftfttnde  ,«rdkel,  om:!#r  ^^^  ne« 

meiksafttbedeq.  vio  de  Heeren  LLorpM  rALfiiU, 
welke .  bieiommiK  ihanj  e«o  iiienw  lic]^  li^^eid  hebbes; 
bet  la  doe  oifêctollig,  die  bier  te  herfailen^  Djim  ou  defdiA» 
pen«  die  «leer  dtn  u  voet  diep  ^uo,  nkc  io  deil^^C%v^ 
kiioDen  komeo»  zoo  fielt  lloti»  voor»  een  UeJo. afleiding^ 
of  bulpktnaal  ie  graven  ,.  dac,  io  de  baai  ^ftf/  Z/aMH  uWum, 
iNmvjh^i)^  welke  even  veilig  als  ^emaHkeUik  U^ 

Hec  vasteland  van  Ameriks  biedt  v|jf  pnntep  vao  |«aees- 
febap  tan  tnsfcbeB  de  beide  zeefiut  alst        .  . 

1»,    De  lileioe  ^oeve  Qiuekraés,  rayin^Je  la  /U^Mdkra. 
in  bet.zfMdeijjke  CHocq^  alwaar  zelfs  v<}ör  de-cMaaMttCdiBi 
een  kMa  kanaaL  beftgnd, 
.    a^^    De  beat  van  Capic^,^  In  bet  noordelQke  Chcs,    . 

3^*  Jï^  Mndeegte  van  Pimm^. 

4^M..H»  neer  van  NiMr^guOé 

50»  ^e  landengte  van  GuoMcmiko^  waarwi  yenniJisit» 
coRTZzin  tf^t  Briettu  am  karsi»  V  ala . vaa  OttfokHi 
gewag  maakc 

Dé.  voordeelèn ,  welke  leder  dezer  v^f  piliiféa  dta  kindei 
konnen  aanbieden,  zQnin  alle  derzelver  b^zonderbedes  door 
den  Heet  tou  -^uisboldt»  'fn  z^ne  Reize  mmt  ie  Keer- 
Mmgrianéên^'ttk  in  Cfne  StamftÊmMge  Proew  wer  IHm* 
i^/tfiir/ry'^ontvónwd  gewimien. 

Hec  meer  ven  IMMMffisa'^n  de  ^0  «Sm^JiMK.  Md/oen  il^ 
leen  de  ge(bhikibei<l  xe  bezitten  -voor  een  e^enl^k  zeektasal 
voor :  gKMMe  •  fcbepen  ♦  zoo  zJs  )xi  CaUicnifchÊ  e»  bet  pM 
NaarMalhniffïke  kanaal. 

Men  kan  bij  étzé  gelegenheid  ntoc  onopgémérb  liten, 
boe  èaitgeiiaam  bet  voor  ons  ^derlandscb  gevoel  is ,  om  te 
zien,  dat  ook  door  vreemden  het  groote  Noordkollandfche  ïz* 
naaf  ais  een  algemeen  bekend  voorbeeld  wordt  aangehatld» 
en  dit  grootftiie  werk'  verdient  znlks  ook  in  zeer  vele  op- 
zigten«  •  Meer  en  meer  worde  dan  ook  ons  èebt  oidoDttl 
gevoel  geft^fd  door  de  opmerking,  dat  vreemden  cm  weder 
meer  en  meer  règt  doen,  en  dat  konden  en  weteDfchippeoi 
tevens  met  den^  roem ,  door  onze  braven  op  het  veld  van  eer 
zoo  fcfaif terend  behaald,  zamenwerken,  om  ons  dierbtar 
vaderland  weder  ten  top  van  eer  door  de  geheele  veieU 
te  doen  rqzen,  «' 

Blieven  van  Guatamaia  van  20  October  1829  hebben  ook 


géiiièWV'dai:  *é  \^riêml  ver  vee  *é\^ 'Afgezant  van'Zi^'ïfc. 
dcfn'  Koning'  ^^^t^éder landen  bij  de  Republiek,  licK^Üïj^- 
▼dljse  onterf  van  tV^  Hof,  beaig  hield' mee  een  ontwerp  vlih^ 
gémeenfcbtp '  cdftfphèn  de  golf  van  Nicosia  en  het  meer  van^ 
Ntèaragus.    Itfèn     heefl  onlangs  uit  de  dagbladen  gezted  y'^ 
dat  genoemde  Généraal  zich  thans  In  bet  Vaderland  bevTndf/'^' 

'tn  roomöexade'j/nMaUs  worde  voorts  nog  gezegd,  dat  .<)e 
oAoiten  fD  de  Reptibliek  van  Centnui' Amerika  alleen  de 
aankomst  vatT  tttfllandfche  Ingenieurs  belet  hebben, 

"f  pen  hec  Spaanfthé  Gouvernement .  zonder  eenige  tegen- 
fpraak  meester  was  van  desz«]fs  ^fflrcr/i^i^^nry^iitf, koloniën,  heeft  ^ 
h jt ""niet  de  ^hnÜehgte  van  Panama^  maar  wel  de  hindeni[« 
te^rasfbfaien'  berméér  Wcatagua  en  déd  grooten  Oceaan  doen 
waterpasfen.  Dit  lyerk  werd  volvoerd  In  1/81 ,  op  last  van  ' 
Dtf»  MATi^  DÈ  Valve^»  Kapiteln-generaal  v^nGuatamata^ 
door  den  Ingenieur  Dan  manu  el  galistco^  men  be- 
vond toen,  dat  het  meer  van  Nicaragua  y  welks  diepte  po 
véeftn  is,  134  Bpaaiifbhe  voeten  boven  den  Oceaan  ver- 
b«iRen*.vst,  .\'".\\ 

F.  W.  C.     .>^^' 

i.  .  .  •  .  .   . 

FEESTZANG,    TER    OPENING    VAN     DE    OPENBARE    PU^aa<r«;      , 
.    DEJfLIJNG     DER     STAOS    NE&BRDUl31ICHBr  ,  ..FRANSCm*'^  .; 
EN    TEEKEN8CHOLEN  ,     TB     SCBOOHMVBN  ,>•  OF   BEI*  •  m 
T     •  3    SftPt*     183 1«    DOOR   )B    «II^IIBRS,  |2.  '      ' 

V  an  waar  dat  zoet  gevoel ,  die  ongekende  drang ,  •    .  - 

t>ie  heel  m^n  hart  thans  ftemt  tot  plejgtig  feestgezang?  . 
Van  waar,  de  dille  vreugd,  die  omfpeelt  in  mJüne  adren?  •  , 
Van  waar?  —  zij  komt  van  o,  die  *k  (Qt  dit  feest  zag  nadf es  $ 

Zi|  vloeit  van  u  m^  toe;,  van  u  ,  geliefde  Jpugdl. 

Die  blij  ten  (Irijde  fneide  jn.*t  perk  van. kunde  en  de;|igfiii 
^n  u,  die  op  deez'  jeugd,  als  op  uw  kroost ^ moo^l^^n^ 
£n  droogst  aanfchouwen  wilt»  dien. vlijt  jiun  de^d  vergAijgii.^  , 

Van  u  ,  wier  ziel  en  zin  van  kinderliefde  blaaitc, 

'En  die  bij  kindervreugd  zelf  reine  vreugde. imaakc!  «r 
Bekoorlijke  aanblik!  ja,  gü  doet  de  borst  ontgloegen. 
Waar  men  de  milde  bron  der  wetenfchap  ziet  vloeden , 

'Waar  *theilaanbrengend  vocht  een.ganfche  fcbare  dsaoki; 

Waar  men  verdiende  en  deugd  den  palm  der  eese  fcheokt , 
Waar  *t  licht  der  menfchenliefde  op  i^ken. Oraal t en  arm^a»— - 
Wee,  wee  hem,  wlen  die  blik  het  hart  niet  mag  verwannen  I -— 

•MENGEtW.    1831.  NO«  \6.  G  g  g 


766  P£SSTZANC. 

Vaii  hier  cUn^  ver  vna  hier,  wie  fioatlt  op  dit  ooi  fepi; 
Wie  *cfieraad  vaD  den  mensch  ,  zijn'  redet^ken  geeic,..- 
Wel  wüde  ontwikkeld  zien  in  'c  kroost  der  tardfchc  grooten, 
Zoo  flechca  Minerva*s  koor  voor  de  armen  bleev*  f eflotoo ; 
Wie  al,  wat  ploeg  en  fpade,  of  bijl  en  zasg  hatyeea,  - 
Wê4  gaarne  tot  den  rang  der  dieren  zag  vetnetol^ 
Opdat  zijn  eigen  lichc  een*  riienwen,  grootfcher*  Inisccr 
Oncleenén  mdgt,  mitfcMen^  aan  *t  andren  ^Irükkend  dniater* 
Van  hier  ook;  ver  van  hier ,  wie ,  mei  deze  eeiiwin^||fd, 
Aan  Hollands  onderwijs  de  fnoodde  ^mwlen  w|ft|,  .^  j/ 
Wfè;  voor  al  'tnieawe  blind,  en  vijand  van  het  gpadAt 
Het  walgiyk  loftied  sringc  voor  *5  drijvers  ilok  «eti  roedcb^ 
Ja  a^Ws  ,  \  verftasd  ten  hoon ,  beta^ml^keeerzQcfatdqciit, 
En  -t  kind,  dóór  baar  geleid  ,  een*  bqegnH|9|d^oiva).n^c ! 
t9een\  f>ri«fsiefb  vz^  den  nacht  1  vliedt  'y^rj.^faRdenewMi^  ^ 
Hi«r  Zit  op  n\^  aHaar- geien  vnige  wierQ«ii:)]9ip^«      } 

.jcj^^r. welkom,  welkom  gij,  die  ijyrig  herw^iaru  ^^l^i^ 
Oi^^gf  gü  't  onderwas  op  hooge  waarde'  fteltj    "'  ^^^ 
.J^gfliarne  dédr  vertoeft,  waar  uwe  lieyeUngeö         J-"^ 
Het  drinkbaar  lied  ter  eer' van  wie  hun  weldoen  zin*^ilrl'; 
Qij.,.  die  den  Hem^l  looft  —  in  fpijt  van *t  blind  gefclireéM  — 


Q^t  ook  uw  kindren  z|jn  geboren  in  d^ze  eeuw  ; 
Dat  flaafibhe  vrets^noch  dwang,  dfed'eéli^be^a^nleg^ftj^Qrden, 
Maar  eer-  en  pligtgevoel  hen  leidt  aan  llefdekoorden.  ' 
£n  n,  n  boyeiitH^  die ,  op  MeoenaaMiptMbtxT  ...103559O 
Het  liefst  uwe  ófftrs  plengt  in  Pallas'  Mü^^tafMTtf  b^M 
Die  *tedle  roepln^g"  ik>cmt ,  voor  *t  aéümrit».  ,tfi  ^ofl/né 
Ëé  Mitnmer.  reinet  wetigUe  óf  hooger  heil  knfft  fint^^c 
Dan  Waiir  ^Q  ^t  ?e^9gd)g  hoofd  met  dNs^aajrjer.^m^f.T;^ 
tiv^^i Htó  wai^nAt  èn  dengd  als  Aof^tt&'omm^q^ 
|?V  nvtett  'tt)eikn|r  Kten^engd  (teeda  werkman  yofKJ^eösii^; 
U,  ach^atfr  ^citfbeMmr^  tMd'éüOü^lvmifr.^m^ 
JJ   üï'  ÉtMt  nn  -WTgen  ttat ,  vio  #eldom>iWMiMC;^53 
''»-^'^i«cfpik,  efdteffr^ii  bet  ihieéaal  .w^^om  to^f  y  n^oj 

r'.$^  ^p  ,  myn  geest,. (lijg  op!  klinkt  helder  ^  doffe  {|areol 

Tuigt,  zangen,  van  d^n  gloed,  mij  in  de  ziel  gévarèbJL 
Wie,  die  de  lier  hanteert,  vond  immer  voor  zyn  lïed  " 
Een  meer  verheven  fiof^  dan  die  on$  fe^n  mij  bledif  ' 
Zwol  immer,  PhebQs*zooQ ,  van  ryker  latig  uwe  adert 
Hier  geldt  het  deugd  en  kunst  en  wetemchap  te  &^^ 
Eta,  waar  het  loflied  niischt ,  die  édle  trits  ter  W,  ;^ 
Daarop  zien  de  Englen*zelv*  met  welgevallen  néér. 


PRfiST2AN0.  i^J 

Dat  voatregt  ütKiakt  gy  ntet^  g)| ,  iere  werel<khvi]igreti  ;• 
Die  om  des  ^ry^n  liali  uw  keocnen  moge  fiiflgren ; 
Die ,  b9  bet  fortcb  gêfcbal  van  Mavoifs*  kt^gattiompét  ^ . 
Alom  bet  16  hoort,  iraar  ge  ii#en  voetAip  zet. 
Nee»,  Ceftn !  neen ,  nw  feest  moet  bfj  ket  onc^  teMeil! 
Gij   }obelt,  |e,  ttter  acht  de  meoscbli^kbeid  ftoit  citrtfM; 
Uw  lanwren  «|}n  bevlekt;  de  radren  van  nw  koets 
Gaan  over  Ipen  heen ,  doorwaden  firoomen  bloeds, 
Vrfl  volge  *t  M9  triomf  n  na  bij  elke  fchrede  \ 
Maar  in  dat  f^escgejuü  (temt  nooit  een  Engel  mede. 
Vilacb  !è  nw  praal  met  krans,  met  purper,  parels^  goud: 
Bedwelmen  moog  z|j  *t brein,  maar  *t  harte  liat  zj^  koiid. 
Dier  bannen  wQ  dien  tooi ,  dat  arml^k  fl^k  der  aafde ; 
Ons  fbest  blinkt  hel  genoeg  door  aaogeboreó  waarde. 
iVQ  hebben  paarlen ,  \k ,  maar  niet  der  golf  ontleend  -« 
't  ZQn  kindertallen,  bier  door  dankbaarheid  geweend | 
Met  purper  pronken  we  ook  en  jonge  lenterozen , 
Maar  —  op. dé  kipderwang ,  dié  \ fchoons't  gevoel doetbïözen; 
wy  ftrenglén  om  de  krain  ootc  hier  deta  lanwerknlbfn/^ 
Maar  flechts  door  kunde  en  deugd  vetkrfjgt  ht|  gloed  'èi  jÜÉks; 
Ook  hier  wordt  vreugdekreet  en  jTeestzüng  dpgezotkiëh  ;^f ' 
Maar  *t  is  de  lof  van  God ,  gevloeid  uit  klndermt^nden: 
O,  beter j  reinet  zang  klonk  nimmer  *t  luchtmltti  dlA^ , 
En  heel  de  Hemel-zélf  neigt  naar  otfs  l!ed  h^t  wt%  -i^^' 

Gesbgend  vMtoh^fedi  waat  loisfieni^  Anles  ..  r 

Deed  vollMivcriMid^g  op  isw*  bod^ii  atdenlile^t. 

Wetr  1É4te^iMieindit  wn  vni^r.  oMTVtendbeidy 

Die  eèfli  l|fl  foaberfldeis  bieki  omr  %  mik  ^preldt| 
Wat  Aëd'deb  l«|p0&  mist  dw  bVc^oeCi  verdw«Ha«  n 
fito^^<»tfl«k'Mtolicht  wtèr  ia  <M#  ^A^tX  SA9Q«it|f 
'^  •Wicr*^ti>'dit'^digen  heen,:  toev Hilm «'OtiweteMv/Vfll 

|>er«MdfiHNt^dMtttn  «csUedlgél!^  *ls  d^  Müb^Ds  , '  < 
EètttrjjraiMiMMMii,  dieaioh  c^*u«odlf«eBacMo»iyi^bte; 
Toen  *c  ^NM  dw  i||WideB  gfoès  ««n*tnMRMfclit<tP«ibl«eMte, 
^    .     En. in  komejcen. niets  dan  onheilsboden  zag? 

Go<)  löFf  die  hëvel  fcbeur^e,  —  ons  Tidit  écn  helAVdag; 
De  domheid  mfit  haar^ troon,  het  bijgeloof  sfyn*  worM. 
C« »  Otf^ritfs  V  gj)  (ïöegt  ^è  hefiëteelt  te  mórtef. 
~  In  S/jéugdfg'hait  ëii  brein  werpt  gQ  het  edelst  zaad, 

Bn, "kweekt' Tiet  ijvrig'aan  en  'veiligt  het  voor  kwiiad* 
Gy  huldigt  d^adëldom ',  den  ftélrvlibg  aangeboren , 
En  allen  y  afm  of  rijk,  ontftntt  g9  üw  trezoren^ 


^^ 


7^^  FfiEST2ANG« 

En  ftllea  deelc  ^gjü  mH  vi»  (i*oow4i|i4«!irbi?n.  Ccbat,. 

Dien  nooit,  de  mot  doofknaaft»  wau;iHWB^E  nmt  o^  nu 
Gij  leerc.dett  niensdi -Voor  iiieu,4aavoorde4nl8dtad«viee2tB, 
En  zelfs  in*c  bHkfenMPWor  Gods  iiefde  e»  w^aheid  lezen» 

Gij  XlroofC  hem  bloemen  voor  op  't  doornig  fotd  der  «ud% 

Leidc  toe  zijn  doel Iwni op,  maakt hemzön*  Sch^per.wusd* 

Juich ,  Holland!  praal  en  juich ;  wees  op  uw*  fcbac  hoogffloedig! 
Waardeer  baar  boog,  de  bron,  die,  mild  en  overvloedig, 
Met  vruchtbaarmakend  vocht  alom  uw*  bodem  drenkt. 
En  U  een*  rijken  oogst  .van  de  eélfte  vrucbten  fchenkii 
Laat  elders  wéér,  helaas I  het  rijk  der  dombeid  cazen,..  ' 
Houd  gij  tan  *t  goede  tt  vast;  veracbtd^it  ry^  van  d^zep. 
Dat ,  In  zijn*  eavelnoed  en  blinde  nzjfiv^^ 
-t  Weldadigst  licht. verfc|^pt.,, met  wet  en  troon  dtarbgi 
.Sluit,  duiiterlingen  1  fluit  .voor  't  zonoelipt^t  .u.we  oogea^ 
Laat  ^duldt  gij  *t,  groot  e  God?)  de  rijkde  bronvêrdroogen; 
Zinkt  in  den  nacht  temg ,  waarvoor  ik  ijs^  tn-  gmw  — 
Maar,.  Hpllandf  land  des  lichti!  diefmetkleer'nookoptt) 
kweek  gij  verlichting  aans  dat  zal  uw  grootheid  ftaveoi 
Wat  brengt  de. domheid  voort?  Niets,  dan. een  horde flaven. 
Het  werktuig  in  de  hand  des  drijvers,  die  ben  leidt. 
Verachtelijk  geboefte  in  *t  rjjk  der  zeedlijkhefd. 
Gq ,  HemeldochterI  die  uw*  tempel  hier  ziet  pralen , 
Die  hier  door  oud  en  jong  den  cijns  u  ziet  betaten, 
Gi)  bindt  geheel  een  votk  aan  orde^  pUgc  en  wec| 
Door  u  Oaan-  hier  .en  troon  en  altaar  onverlet» 
,  Gij  ,  Onderwas!  teert-  Vorst ^en  vaderland  beminoeB; 
Reedè*  vAieg  flaat  gij  die  vonk  in  's.Jcnasipjes  ziel  en.  ximieiii 
Gq  doet  den  jonglfog  *t  oog  In  *8  iands  gefchiedroi  flaaa. 
En  wijst  hem'^üoftands  roem,  OranjeS  deugden  aan. 
Zóó  weetigijvdTondeadaan  aan  zjtjnen  Vorst  te  boeöen^-  • 
Zóó  doet  g^.hoofd'ea  èart  voor  ware  vr^held  gloeien; 
',:Z66  zfcr^v  o  4>ndërwffs  l  een  parel  aaa  de  kroon, 
.  '.'Beic  lieoh^e.  öetiiüpHaaif  van  Koning  WJllem*s  troon  1 

Treedt; voort. dan  op  de  baan,  zoo  roemvoel  ingeflagen. 
Gij  ailen  ,' wienV.met  mij,  de  taak  werd  opgedragen. 

De  grootfche  en  edle  taak:  Aef  onderwijs  der  jeugd! 

Eens  leidt  die  baan  gewis  tot  *s  volks  geluk  en  deugd. 
Ja ,  kweeken  w^  haar  aan,  de  teelt ,  die  Holland  baalde »^ 
En  waar  de  vreemdling  zelfs  bewonderend  op  (taardel.. 

Geheiligd  zQ  ops  al,  wat  haren  groei  vermeert  — 

Gebaat,  gevloekt  de  rups,  die  haren  wasdom  deert! 


F££«TZANG.  fój) 

Ons  aller  pogen  zij  door  wrftheld  voorgefchreveu  ! 
Befcbamen  wij  dé  MMitt ,  door  i^  O&0  aaogewreven , 
Als  brak  het  ótfder^s  *t  mfticfófaappelljk  verfijnd , 
Ea  rulcce  *c  waanwQs  rotk  uicztfB- beroep  of  üaadt 
Volharden  we  In  den  flrijd  tnec  domheid  en  vooroordeel: 
Ons  zal  de  ^ege  zQn .  en  *c  vaderland  her  voordeelt 
En  gg  y  die  ^c  waakzaam  oog  op  onzen  arbeid  (laat , 
§t^ünc  onze  zwakke  khichc,  fchraagc  ons  mee  raad 'en  daad ! 
Zoo  zullen  w5,  vereend,  het  fchoonsc  gebouw  voltrekken, 
En  Holland  zal  Euroop  een  leerrijk  vooibeéld  (fa-ekkén. 

Wac  tticzigtl  welk  een  hoop!  wacbiOB  vanvrengde  enbeill 
Wie  onzer  heefV  daarvoor  niet  alles ,  alles  veil  ? 
6$,  Ouders!  g^  gewia  w^c  liefK  nwe  offeranden 
Aan  *c  outer,  opgerigc  voor  nwe  liefd«paoden ; 
O ,  brengt  ze ,  plengt  ze ,  en  mengt  ze  met  onze  offers  zaam : 
Dan ,  dan  eerst  wordt  haar  geur  den  Hemel  aangenaam  I 

Dat  nitzlgt  en  die  hoop,  de  wenfchen,  die  wIj  (laken, 

G9  kunt  die ,  wakkre  jeugd  I  gij  zult  die  waarheid  maken ! 
O  grootè  Kindervriend!  fta  Gii  hun  pogen  bU, 
'Bevr^d  hnn  hoofd  en  hart  voor  elke  flavernij  I 

Leer  ons ,  i;i  hun  belang ,  met  wijze  liefde  handlen ; ' 

Leer  hun ,  aan  onze  hand,  gewillig  voort  te  wandlen; 
Wees  gij  hnn  verdre  gids  op  *s  lévens  glibberbaan : 
Dan  landen  ze  eens  gewis  bU  U ,  daar  boven ,  aan  I  — 

Ons  kroost'  gezaligd*-...  God  I  waar  voert  die  beé  mQ  benen  ? 

*kZie  tempel.,  feest  noch  Jeugd;  *t  Is  all'^oor  mtj  verdwenen; 
Ginds,  ginds,  ver  boven  de  aard%  aan*s  Hemels  hoogden  trans, 
Aanfchouw  ik  Jezus  zelf!  Hij  (b-engelt ,  H9 1  den  krans , 

Het  eereloof  der  dengd  om  *t  hoofd  van  onze  telgen; 

*k  Zie  uit  de  voile  bron  der  zaligheid  heii' zwelgen;. 
Ik  boor  hunn*  (Irljd  op  aard*  doo»  d*  Engtenrei- geroemd , 
En  mij ,  hunn*  leidsman ,  .mij  ook  in  dat  koor  genoemd  1«.*.«. 

Wat  denkbeeld  i  Ik  verftom  —  ik  duizel  I  ^-n  Zwijgt,  mQi(  zangen  I 

G^,  lieve  Jeugd I  gi)  moogt  mQn*  zwakken  toon  vervangen; 
Heft  gij  uw  liedren  aan  tot  lof  van  God  den  Heer : 
Venukking  boeit  mijn  tong;  Ik  leg  bet  fpeelcolg  neer. 


rt9  JAISXIAT. 


E, 


■'.JL  "    ' 

JAINMAAT. 


Een  vlammend  oog,  der  fielgen  fchrlk, 
£ea  open  borst,  meesc  ruig  be^beid, 
Waftr  lieMe  iroor  zijn  Itnd  In  gtóetr» 
Beprikt  met  vlammend  hare  en  p^lV 
En  in  da^forTche  vnist  een  bijl; 
Een  fcbninfcbe  fneé  door  *c  ^tvgf^Jffi, 
Zoo  hoekig  als  een  bliitfemrcfiichc ;!, 
Gefpierd  van  arm  en  vlug  ter  6een^, 
Snel  als  de  wind  van  lijf  en  leen  ; ,.  ' 
Beüneerd  mee  teer,  bemorst  mee  pelc,  -^ 
Is  JaooMat^a  beeld  op  *t  oorlofM^  ,. 

Écn  tanig  vel  vol  zonnebrand,;  '''^-'-^ 
Ben  ronde  hoed  met  breeden  rantf,'; 
Een  wifde  broek,  een  losft  das,  ^'^ 
Zoo  kleurig  als  er  poit  een  was^, . ,. 
Een  knoopig  buis^  een  (hepig  heipd^ 
Dat  nergens  om  zjjn  leden  klemt;  '\ 
Een  linker  buiszak  met  een  flesch,, 
Een  regter  broekzak  met  een  mes»  ' 
Geen  andre  wapens»  nier  meer  V5c%cht> 
Volmaken  Janmai^t*s  kUederdragt, 

H«lktnt  ge,  o  Belgen I  JanmaacV^JN^? 
*t  Is  de  echm  Watergeocen^eeltl 
Z0ne  oogiB  rellen  'vonklend  roaiii  >  ^■ 
H0  fronst  de  ««eiikbraauw ,  ea  KQn  mond 
Bromt  i»onfplMd  een*  gedncklen  'MdMt', 
BQ  't  sieo  van  *€  BelgiKft  «proeiëoftk; 
Maar  vt¥m»  fnkiht  hV :  'c  eigeit  lipO^ii 
Voen  hoofetr  Hollafidi  kleorea  voort» 
En,  ^  o«gi<^  «olhiads  vlag  gévti^^}^ 
Zingt  hy  ^t  Hed  'wor  Antwerps  vest  t  O 
■  -'-■  '^     ^  IkfiriB  kkuftm^    •-''-'^9c>l 
jp  Roode»  witte,  blaanwe  klenren 

Schittren  aan  den 'horizont,  ^  '^^"^^-^ 
Waayeuy  ais  met  ambergenren, 

HoUattds  roem  langs  't  wefeNUtfdj-- 

C^)De  Hollandfche  John  Butt  singt  bec  op  het.cljdli|i|>,.dfK  de  BdsiCdi* 
F^riltgemaakte  fchepco  voor  Antmrptn  komeii ,  tóereadè  ék  Belgifcbe  vltgi 
net  de  Holluidrche  éMsr  bêveu. 


JANMAAT*  J^ 

„  Roode,  witte,  bhiaiiwe  ftteorta,  'T" 

Hollands  onbeffai9tce  vjtgl 
'k  Mag  nw  glorie  wéér  befpcnren ;  ' 

Relfl  flog  wappert  ge  op  deez*  ^^. 

jp  Roode ,  witte ,  blaanwft  kl^or^  p    . 

Waar  we  nw  kronkeb  wenden  zien. 
Wat  er  inniec  mogt. gebeuren ^ 

Steeds  mogt  ge  eer  en  roem  ons 


,,  Roode,  witte,  blaanwe  Itlenren, 
Vlag ,  waar  nog  geen  fmet  op  kleeft ! 

Wie  het  waagt,  n  af  te  fcheqren;, 
Doet  het  flechts  terwjjl  hij  fneeft. 

ff  Roode ,  witte ,  blaanwe  klenren» 
Onvolprezen  roen^rük  doek  I 

Wie  u  door  het  iiyk  wil  fleuren,. 
Koopt  den  dood  mee  onzjen  vloek. 

I,  Rodde ,  witte ,  blaanwe  kleuren  , 
Waalt  dan  uit,  waait  uit  in  *c  ron4l 

Eer  we,  p  vlag!  uw*  roem  verbenren^ 
Vliegen  we  op ,  of  gaan  te  grond  I  . 

I,  Htsft  dan  h  hoofd  op,  wakkro  zdnev 

Van  de  »ee-f    :^  '^ 

fiqKand  mogt  het  zwaard  ^eér  toonea^ 

Scherp  van,  fneé« 
Ongef^ftft  werd  aoolt  be)eedlgd 

Hollands  vlag.,       : 
Die  sich  nimmer  onver4f^gd.  . 
•V  .-   '      -StrIükeB  mg;-  ^.?:J  .  -  •  ^ 
BMmyol  wapperden  bMi/kltareii 

,:.'.         Over  de  aard' i:  ^ 
Steelt  ^  bleef  zü ,  wat  91001  gebeuren  ,  . 
.V'-;  Rein  bewa«d«  ... 

Roemvol  waak  ze  op  z«e  «n  ftMonen, 

Zonder  fmecj. 
Roemvol  Is  ze  aan  Sdielflcs  ^oopien 

Z^^.pmifGUlf^  «r/few  v<WWP »:  : 

Aan  ons  bootd , 
;PQ  l^et  dondren  .der  kartouwen, 

Ongeftoord, 


7f2  JANMAAT* 

Ziet ,'  iQ  waait  nog  vair  óe  wallev 

Nimmer^  nimmer  eaI  zQ  vallen 

Hun  ten  deel, 
Hyschc  ze  dan  van  fchlp  en  vesre 

Hoog  in  cöp  r 
Ja!  wQ  vllegei  eer  een  leste 

Mat  baar  op  f 
}a  I  van  Speyk «   In  damp  bedoliiwii;/ 

t' Volgen  we  eer;         ,   ^ 
Eerder  ziolcen  we  in  de  golven 

Met  baar  neer;      . 
Eer  men  hier,  éo^  muiters  blenden». 

Hollands  vlag,  .  ;^, 

De  eer  der  vaderlandfche  ilrandi^n' 

Str^lcen  zag. 
Dat  we  uw  driekleur    dan  befpeureo 

Hooger  op  J 
Htjscbt  xe  met  de.oranjeklenren   " 

Hooj  in  topT 

Zoo  zong  de  zeeman  —  langs  bet  raim 
Der  Schelde  kaatst  zijn  lied  door'^tfcbnim. 
Dat  om  den  lieven  bruist  en  fpat^ 
£n  *t.  oorlogsboord  met  fpljt  omvat, 
Ntt  zwUgt  bq,  ftampt  den  forfchen  voet 
Op'*t  planken  dek,  en  zwaait  den  hoed. 
Een  hoera  f  rolt  uit  aller  mond; 
Orank  bêven  I  kltnkc  in  *t  rond* 
Tot  fiot  wenscbt  Janmaat,  forsoh  en  ftl, 
'  Nog  al  de  mulcera  in  de  heil 

F.  W.  C. 


WOUTER,   <^  DB  STRIJD  VOOR  BET  VADERLAND. 


N< 


I  og  (Ireed  men  in  ons  vaderland 
Dien  onvergeetb'ren  ttr^d ; 
Den  ftrJDd,  in  ieders  borst  ontbrand, 
Dac  vaderland  gewijd. 

Nog  (Ireed  men ,  fchoon  een  halve  eenw 

•  Deez*  veete  bad  gewoed ; 
Ter  zee  blonk  reedt  de  Waterleeaw , 
Op  *t  veld  Prins  Maurlts*  moed« . 

Reeds  was  ook  Amfterdam  door  magt 
Zoowel  alt  trouw  vermaard; 

Reeds  bad  bet  belden  voortgebragt , 
*sLands  vrijheid  alles  waard. 


WOUTKR.  773 

Oök  Woucer  in  deez*  groocCbhe  veic 

Sloeg  *c  hane  mQé  ^Oi  $er  ; 
Zyo. bloed  was  meé  voorde  land  een  besc\ 
'  Ofiaaje  8\ja  banier^» 

Doch  Woncer't  moeder ,  bairg  van  hart*. 

Kreet,  mee  een  fineekend  oogt 
„  Neen,  Woucér,  niec  den  dood  get«(,  • 

„  Wie  diev  ook  carcen  moog*  I 

9  Waarom  het  moordtnig  tóch  gefooerd 

„  Öm  uire  ranke  teénf 
M  Waarom  de  zorgen  niet  gievoerd 

^  Voor  Gad  in  ftaeekgebeén  ? 

y,  Want  God,  de  Göd  van  Nedertatid^ 

„  U  krachtig  en  vol  magt; 
„  Hij  rede  ligt,  door  zijd  tterkeband'-^ 

„  Dit  xondigegeflacbt;'*   — 

,  Een  Vlaam  moog*  biddwi^*'  roejpc  de  held , 

jy  Ta  bidden  op  zijn  knién » 
„  AU  ik  er  een'  heb  neergeveld,   - 

^  Zqq  levensreac  te  ontzien  r*  ^ 

De  vader,  fchoon  in  *t  hart  verheugd 

Om  deze  taal,  zoo  ftont, 
0ier  echter  gaarne  krtigsmanideogd 

Op  *s  Heereo  vreea  gebouwd; 

„  'k  Roem,»*  fprak  h9,  „Wouter,  uwen  moed; 

"  „  Maar,  bfddeftd  Ztch  gefchaard 

„  Bij  Maurits*  fleren  leeuwenfloet^    * 

„  Is  Willem*s  zonen  waard,'»' 

Zoo  fprak  deez*  brave  ,  jong  vaö  hare. 

Schoon  zilvergrijs  van  kruin  f 
Hi)  had  meé  *t  Spaansch  geweld  getilit, 

BQ  't  Mannenpad^  in  *t  duin. 

Hij  had  meé  Leyden»  vest-  verweerd*  : 

lüet  onbezweken  vuisf ; 
Hi}*^  bid  meé  *t  Spaanfthe  f ot  gekeerd, 

Bu  Hollands  boei  vergruisd. 

„  Kom,  moeder,  toon  uw  Hollandsch  bloedt 

„  Die  tranenvloed  bedaar*! 
„  Is^t  fchelden  bang'«  *c  is  dobbetzöet, 

j^  Het  weerzien  sa  't  gevat^r. 


77A 


•  WOUTEU. 


n  Kom»  ttoeder,  Imtl  mij  YWiok  hpicr: 

n^  ïs  vrij  ▼«!  elke  finetfi 
»  Kom  ,  moeder,  b«d  bet  4iike  Y>ai  bier» 

n   c  Z9  vqor  den  zooo  gewet  !** 

ZiJ  htait  het  £uchtead»  btsg  te  n^; 

Wi  gordt!  Jiei  om  290  leèit^ 
En  kuic  en  weokt  hen  't  iffeheid  toei 

£b  ijit  attr  *t  leger  heeo^ 

Oodi  moedert  oog  weent  enkel  fiMt; 

Ook  Wo^ter's  kloppend  fatrt' 
Voelt  idi«r  fa«  't  dieibtarlle  vcbttMiet, 

Een  sooit  gekende  fmert; 

Niec  eikdl  parelde  op  x^n  wanr- 
Een  tmii  uit  moedert  oog^  f 

Ook  AMMd  viel  *t  fciieideQ  btmt«  < 
D«  xwiiv  t4  Wonnw  wóogr^ 

Dtce  AdelMd'^  «er  mttgdetf  eet  ^  > . 

Wat  met  fleditt  teer  tat  fcfaoon, * 
Maar  bknk  door  dengd.oneiii%  hm*, 

Ji  WN  haam  vaden.Jaxmi./: 

Hoe  vurig  mfntidet  Wooier  hetiL^^. 

Hoe  teeder ^iot  cf  heml     . 
Dan^  ach  i  do  wttxtdi  van  UlioYor|ttar 

Smeed  met  hean.imdeit  ften;* 


I>oor  'cJmmer  wiedende  t>oiioj|lvwK 

,      Voilmigd  ean  ^t  Vbiamfth^  ibrand , 

U  *t  halt  btdt  kloppende  op  èm^mo 

Voor^^'oode^wietlMrfé-  ..v; a' 


,  «^ jwottt  dfem;  te  Albw»*  «éetfiöU 
ZJiiilDOhiermlocflettGentü... 
-.^  c  *i  \kl»otw.|teit.  Mj.  b^r  veeiieee^'/r 
Dtn  'rdMon  «gm  die  kolft! «, 

HV  5rtQdM')d»  «kMl  Womr*t  4ÜM  t : 
Met  ftbamp^^en  ;  bitt'ieo  hnitn : 

9  VodP^^^'Wift  niet  «J  A^fdaibMJE^ 
«  HotiiwMft^flatc  hemfohtt&nr 

Ootb  Wètieer i  «Hrt-  bem  oimgesóf^i^n* , 
Z4i  ^oèl  dt'Odel »  Amit|  . 

e<in  «Mta  xirf  H  Mnd'  cfen  éiedf  «^«Qai^* 
2«n  stak  zf  €tti  tawaoiM  1 


Hoe  vtfig  swelc  de«  jong^lHigs  borsc: , 

Btf  *c  ntd'feu  y&o  hec  fheer » 
Dit'Spfiiijes  noedwil  beeft  gefchoes^ 

Gebseideid  keer  op  keer  I 

N09  booger  ftvgc  t^jn  fieie  motd, 

Afo  lilj  2lcb  ziet  gefcburd 
Dij  d*  eigen  ed'len  heldenCboec  ^ 

Beraiderd  door  beeft  de  itrd*. 

Bii  d*  atnval  is  hU  fteeda  «oofatii,.* 

Het  laetfc  «waait  bQ  de  kling; 
Sdmon  veel ,  acht  hJi)  nog  «leeg  .gedaan , 

Zyn.grooticb  beftaan  geringr* 

• 

B9  Nkowpoorc  velt  z^a  heMesziveaid 

De  koeofte  kr^gera  aeéc; 
M^  greet^  roem  Ultffc  bett  befpaml , 

*t  Becooa  van  )di)gaflMaaeer« 

I^W'fctamk  held  M aikdca^  kloek  bdeid 

iioDe  zege  tan  -c  HoUaodsch  beer; 
.Reeds  büfcc  meeree  den  Üomften  Hiyd, 
Op  bQq  trofeén  m^ 

Een  tol^le  ^roflH  Mjit  nog  in.  *c  veld 

Mee  debblen  wedecOaAd  ; 
BfëH  ook  Weoier  loegefiieU  ^ 

üet^zwaid  te  dhfr:  ^'cep  jbaad. 

Sen'YJemiog  iigcdear  evtnuHidr    '7 

'  6een  beé  ftbedkt  beov  feaA; 

Oa#Ml .  bedreigd  aeti,  iMeil  ketfc^  .; 

Wacbc  kèArée  doodowCldM^^ 

Docb'  Wdetes  3M(  MMnf:  i^om  neüd , 

.. . Oi *t taetc  stia  eïM  bett v. 
NeeeV'^tfeetat'hÜ!,  vbi»ngt:.g«fll*  JieH  eer  dood , 
1^  Dié  klem  «poiMüiKgtariir 

litf  idrii^c  akb  bi  den  seoetiegQ  iriqcii.l 

rE»  weert  bnn  (petsen  «f  ♦_" 
'Bft^tsbc  bet  giooftt  gevaar  geringv 
*  i:;.TDt  b^^bem  'c  leyon  g^f. 

lUedi  flört  ée  mddiBr  fkb  i0n  fHa 

Aamechiig  op  ^den  gipad.  • » •  • 
Drt  iBeaki  bQ  h^m  ear  pentfer  loa  « 

Tftr  plegbig  i^net  wond.