Skip to main content

Full text of "Vaderlandsche letteroefeningen .."

See other formats


Google 


This is a digital copy of a book that was prcscrvcd for gcncrations on library shclvcs bcforc it was carcfully scanncd by Google as part of a project 
to makc the world’s books discovcrablc onlinc. 

It has survived long cnough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is onc that was never subject 
to copyright or whosc Icgal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books 
are our gateways to the past, representing a wcalth of history, culture and knowlcdgc that’s of ten diflicult to discover. 

Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appcar in this lilc - a reminder of this book’s long joumcy from the 
Publisher to a library and linally to you. 


Usage guidelines 

Google is proud to partner with librarics to digitize public domain matcrials and makc them widcly acccssiblc. Public domain books bclong to the 
public and wc are mcrcly their custodians. Ncvcrthclcss, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, wc have taken steps to 
prevent abusc by commercial partics, including placing tcchnical rcstrictions on automated querying. 

Wc also ask that you: 

+ Make non-commercial use of the files Wc designed Google Book Scarch for usc by individuals, and wc request that you usc these lilcs for 
personal, non-commercial purposcs. 

+ Refrainfrotn automated querying Do not send automated qucrics of any sort to Google’s System: If you are conducting research on machine 
translation, optical charactcrrccognitionor other arcas where access to a largc amount of text is hclpful, plcasc contact us. Wccncouragc the 
usc of public domain matcrials for these purposcs and may bc ablc to help. 

+ Maintain attrihution The Google “watermark” you sec on cach lilc is essential for informing pcoplc about this project and hclping them lind 
additional matcrials through Google Book Scarch. Plcasc do not remove it. 

+ Keep it legal Whatever your usc, remember that you are rcsponsiblc for ensuring that what you are doing is Icgal. Do not assumc that just 
bccausc wc bclieve a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other 
countrics. Whether a book is still in copyright varics from country to country, and wc can’t offer guidance on whether any spccilic usc of 
any spccilic book is allowcd. Plcasc do not assumc that a book’s appcarancc in Google Book Scarch mcans it can bc used in any manner 
anywhcrc in the world. Copyright infringement liability can bc quitc scvcrc. 


About Google Book Search 

Google’s mission is to organize the world’s Information and to makc it univcrsally acccssiblc and uscful. Google Book Scarch hclps readers 
discover the world’s books whilc hclping authors and publishers rcach new audicnccs. You can scarch through the full text of this book on the web 
ai jhttp: / /books. google ■ com/1 







/ 


^ É N G EL WERK, 

pr o o K 

* 

1 1 1 u 



4 


I 


/ 


Jt 



r. r\ 

^ % * 


t 

K * 

w 








\ 

. \ 



I 




/ 






\ 

ALGEMEENE 

VADERLANDSCHE 

LETTER-OEFENINGEN, 

waarin DB I 

BOEKEN EN SCHRIFTEN, 

DIB DAGELIJKS IN ONS VADERLAND £N 
BLDERS UITKOMEN, OOROEBMCUK- 
DIG TEVENS BN VRIJMOEDIG 
VERHANDBLDWORDEN* 

benevens 

ME N G E L WERK, 

I 

tot Franijs Letteren-, Kunfltn en Weten fchappen y 

betrekkelijk. 


TWEEDE STUK. 

VOOR 

1 8 I !• 

Met Platen. 



^ 

Te AMSTERDAM, bij 

G. S. LEENEMÏAN van der KRO|i 

en 

J. W. y N T E M A EN C O M P. 

iSis. 




V 


ME N GE LW ERKi 

\ 

tOT FRAAIJB LETTEREN, KUNSTEN EN WETEN^ 
SCHAPPEN) EBTEEK&ELIJK» 



JEZUS DIJ DE SCHATKIST, EN DIENS OORDEEL 
OVER DE LIEFDEGAVEN. 


jfizus , gezeien zijnde tegen o\fer de Schatkht , %Bg • hee 
'.are geld wierp in de Schatkist; en vele Rijken wierpen, 
*l daarin. En daar kwam eene arme JVeduwe^ en wierp 
*e kleine penniUgskens daarin , welk 'is een ooft. En JEZUS « 
ne Discipelen tot zich geroepen hebbende , iseide tot hen : 
7rwmar ik zeg dat deze arme fVeduwe meer ingeworpen' 
fr , dan aUen , die in de Schatkist geworpen hebben : want' 
allen hebben van hunnen overvloed daar In geworpen i maaf^ 
e heeft van haar gebrek al wat zij hadde daar in geworpen » 
•en ganfehen leeftogu 

MARKUS XII: 4i**44» 

« 

I et voornaamfte einde van openbaar Onderwijs is , buiten 
tegenfpraak , dc i 'eugdsbetrachüng aan te prijzen, 
akt het een gedeelte uit van eens Leeraars pligt, dd 
larheid te verkondigen en de belpiegelende gedeelten der 
dsdienstleere.te ontvouwen, het is, dewijl juiste be- 
tingen en zuivere beginfelen de beste grondllagen van 
regtfehapen gedrag iiitmaken» Is het noodzakeltjk , 
hij bij wijlen de doornige paden van Godgeleerde ver- 
[lleti infla, om qude vooroordeelen uit teroeljen, of 
aw opkomendt^ d^walingen te beftrijden, het is alleen ^ 
/ijl dwaling en vooroordeel , ten zelfden tijde dan 
liet verftand verblinden , (Irektten om het hart te beder* 
en den mensch van het regte levensfpoor af te brenn 
. Bij welke . voorkomende g^bgenheden hy hét dien^^ 
moge vinden in de geween der befpiegelinge zich ta 
:ven, de Leeraa^ï den. echten geest des ChrisJ 

!oms en der Christelijke liefde, bet voordeel van-veleit 
u, ten einde zij mogen behouden .worden , zal in; da 
:htbare velden van dadclykc Godsvrucht .en Zedekerci 
£WG. i8n. NO. I. A toe« 


» JSZ98 SfJ 9B 30HATlUtT.' 


toeven , en er (leeds op uit wezen om te heweilmn , dot 

{ ij , die in god gelooven ^ ^icl\. tijveren ooi. goede wer- 
en voor te (laan. 

In deze bijzonderheid wndt de Christenleeraar , even 
als in andere , het beste Voorbeeld in den grooten Leeraar 
der Geregdgheid , zijnen Meester jezus Christus. Nie- 
mand , die eenige bedrevenheid bezit in de Schriften des 
NioBvven Verbonds, kan tw^felen, of de a^emeene drek» 
king van alle zijne Leerredenen , Gelijkenisfcn en Gefpirek- 
ken is van een’ zedeleerend^p aard » en dat het hoofddoel 
zijner predikinge was , om de menfeheu daarin te zege- 
nen , dat hij hun- leerde zich af te keeren van hunne god- 
deloosheden. De fpijs diens grooten Zedeleeraars was , den 
Wil té doen van ood , die. hem gezonden had om dieim 
werk te volbrengen , door zijne Leerlingen en èe menigte 
té waarfchuwen tegen de heerfchende ondeugden der- 
eeuwe , en tot de getrouwe betrachting van alle deugdetk 
aan te zetten. Wanneer de onkunde of misvatting ziiBfi^ 
navolgeren , of de kundenarij en boosaardigheid zQiter 
vijanden y hem voor eene wijle de groote taak van het 
werk zijner bedieninge deed af breken , om Icbadelijke mis- 
vattingen te verbeteren, of beleedigende vitterijen tegen 
te gaan , hieW hij echter (leeds zijn groot voorwerp in ’t 
oog; en zoo ras het vervelende wer^ der gefchilvoeringfi. 
gedaan was, naói hij de eet(le gelegenheid Waar , om to| 
de hem aangenamer bezigheid , het zedel^k onderwijt> 
-weder te keeren. 

< Wanneer jszua, te midden van het geven zimer hoogstheft- 
zame leeringen aan het volk in den Tempel, bij zpn laat- 
fte verbluf te Jeruzalem , door eenige Pbarizeërs én 
Schriftgeleerden, waarfchijnlijk door den Raad afgevaar- 
digd, bm door (hikvragen hem iets te doen zeggen, 
geen grond van befchnldiging kon bpleveren, daarin ge- 
(loord werd , was het noodig , dat hij , tot eigene vei- 
ligheid cn het handhaven zijner zake , zijn ondem’gc 
aan de menigte der fchue , die hem gaarne hoorde , af* 
br^. Dan , in zijne antwoorden op hunne (Irikvragen , 
zoodanige proeven zijner meerdère wijsheid gegeven heb» 
bende , als (Irekten om hen te verbazen en te verftomr 
men ; hernam hij onverwijld zijn Volksonderwijs , en her- 
bsftlHe de etnstvolle vermaningen , om zich te onthouden 
van' de ondeugden der zoodanigen , die zich als hunne 
in den Godsdienst uitgaven. „ Wat zg ii 




„ zeg- 


« M 


)r2US BIJ DB BCHATiUSt* 

^ (kt gij Bult doen , doet bet ; doch doet niet 
M naar hunne werken : want zij zeggen het en doen bet 
„ niet.” 

Na het voleindigen van dit waarichuwend onderhoudt 
vanneer jezus gereed Hond den Tempel te verlaten , zeN 
:e hy zich neder in de buitenzak • tegenover dat ge» 
leelte des gebouws , welk de Schatkamer genoemd werd 
m waar de Kist Aond , waarin de Tempelgangers hunne 
ripviJHge Liefdegaven toebragten. , Jezus floeg de lic* 
eu gacfe , die hunne gaven in de Schatkist offerden , en 
icrkte op, dat verfcheide Rijken groote giften bragten* 
)an, onder de gevers ontdekte onze Heer eene arme^we» 
uwe , die twee kleine gcldftukjes van weinig waarde in ét 
)H^kist ilak. Jezus , die elke gelegenheid waarnam ona 
ijne Leerlingen zedelesfen mede te dcclen , ootdeelde 
niks te leerzaam om er niet bij te vertoeven. ()e nabij* 
landen riep htj^ tot ücb , om hen te doen letten op dt. 
inderlinge vcrdienflen dezer arme Weduwe : hij merkte 
7 , dat zii eene grooter daad van Godsvrucht en Lkfdk 
:tracbt had dan een der Rijken, die veel (neer toebrjm** 
n: want dcK hadekn fleclits zeer gering gedeeue 
n hunnen overvloed gegeven; maar zij, m bare armoe* 

! , haren gebeekn febat , ten levensonderhoud noo(Ug ^ 
fchonken. 

Het voorbeeld onzes Zaligmakers , in zoo veel aan<* 
chts en opmerkens te verkenen op de arme Weduwe» 

haar eene zoq ruime mate van welverdienden lof toe 
meten, moet ons keren, wezenlijke verdienden nkt 
er ’t hoofd tt zien , zelfs in lieden van den üagftea 
rensftand. 

Te midkkn vart een* ganfehen drom van dreVers naar 
re , die , waarfchiinlijk met eene veel vertoons makende 
:dedeeling, na het voleindigen van den Tempeldienst» 
de Offerkist veel gelds dorteden , bevond zich eene arme 
eduwe, die eene naauwelüks aannenienswaard^ gifte 
ld , een oon waarde bedragende. Zij bad de tromch» 
d niet van te denken , dat zoo gering eene md , vam 
le zoo nictsbeduidcncle hand j eenige opmerking zoi| 
kken ; maar edelaardigheid en befei van pligt 
ir aan , om hare geringe gave toe tg brengen : hoe kleirn 
: , vertrouwde zh , dat al wat zij had nkt zou verfmaaa ’ 
rden; en indien <k Hemel die fchaiting ontving , fch^H 
:r 't hoofd gezien, of alleen mettrötfche verfma^ng hem 
ouwd , do 9 r da gopdanigep , dit Gou4 an Züvéi ia <ï» 

A a ' ' Öf- 


I 



4 JEZUS SlJ t)E SCHATKISt'. 

t ■ . ' 

Offerkist wierpen , was zij te vrede en dankbaar. Het wa#* 
Ónmogelijk , dat eene zoo geheel geen vertoon makendof 
weldadigheid en nederige godsvrucht onopgemerkt bleven: 
bij den weldadigen Zaligmaker, die, in alle gelegenheden, 
zich een befchermer betoonde van zedige deugd én een' 
vriend der armen.— Jezus zag deze arme Weduwe met' 
welgevallen aan, en, door hare yerdienfte zijnen Leerlin- 
gen als eeii voorbeeld aan te prijzen , leide hij den grond-’ 
liag van een gedenkteeken voor haar , eerwaardiger en 
duurzamer dan ooit was opgerigt in metaal of marmer, ont 
den naam van Heiligen of Helden in gedachtenis te houden. 

Mogi dit voorbeeld van meewarigheid den trots be- 
Ichamen op Rijkdoiri , welke zoo dikwijls , helaas ! men-; 
Ichen , die weinig of geen eisch hebben óp eenige meer- 
derheid, het öog vol trots doet afwenden van, en met 
/ 'verfhiading nederzien op de zich niets aanmatigende ver-- 
diende , (Se bloeit en verwelkt in de vallei der onbekend- 
heid ! Het is hoogst te bejammeren , als eene der veel- 
ituldige verkeerdheden, welke ontdaan uit de (m^paste 
Wiiarde, op Rijkdom gedeld, dat, terwijl men de hoogde 
éerbieeJenis betoont voor de wezenlijke of ingebeelde ver- 
dienden der rijken en grooten , ’s armen verdand , en zeïïs’ 
zijne deugden veracht worden. — De ontmoediging van ' 
deugdbetoon on^er de lagere klasfen der zamenlevtnge , 
■ttrelke hervoortkomt uit dit dag van partijdigheid , is veel 
gtooter dan men doorgaans denkt : want er worden iffechts 
weinige ware groote zielen gevonden ^ die in daat zijn der 
trotfehen verachting te verfmadeh , en den weg van on-' 
opgemerkte of venmade deugd te büjvep bewandelen,! 
met geene andere vertroosting dan de bewustheid van 
■ 'wél gedaan te hebben, en de verzekering, dat zy, hoe 
zeer vergeten of zelfs veracht bij de menfehen , een* ge- 
tuige in den Hemel hebben , en dat hun eene belcwning; 
Wacht uit de hand van dat Wezen, *t welk detf Rijken 
niet meer acht dan den Armen. 

Dan , de voomaartde les , welke wij te ontleenen heb-, 
ben uit dit leerzaam voorval , is, dat de verdiende van 
Weldadigheid niet enkel bepaald wordt door dé waarde*' 
der ^fte, maar door den daat en het oogmerk des Ge- 
vers. Deze arme Weduwe, fchoon hare liefdegave op- 
* zichzelve niet noemenswaardig was , deed eene véél ver- 
cffendelijker opoffering dan een dier Rijken, die de groot-' 
11^ giften toebragtên. Niet dat wij moeten onderdellen ,' 
dtt «Ue die ri^e to^rengers enkel zylks deden , door 
* - zucht 


JEZÜS BIJ DB SCHATKIST.' 

zucht om vertoon te maken gedreven: wij denken, dat 
het lueerdergedeelte (^en zulks is mogclijk bet geval in vele 
dier gelegenheden) zich liet befturen, zoo door het zelf- 
zoekend .beginfel van trotschheid , als door de verhevener en 
belangeloozer beginfelen van Ménschliefde en Godsvrucht. 
Dan , de waarfchljnlijkheid , van door een zuiver befef 
ran pligt aangedreven te zijn , pleit |en voordeele van de< 

;e Weduwe, die niet kon verwachten, dat, te midden 
^an zoo vele r^e toebrengften van lieden in hoogere Ie* 
rensftanden , hare kleine gifte eenige aandacht zou verdie- 
len : en kan men zich naauwelijks verbeelden , dat zij 
:ich opgewekt vond , om alles , wat zij bezat , te geven, 
an alleen om het genoegen te finaken der voldoening van 
are weldadige en godvruchtige- aandoeningen , en in hope 
at bare toebrenging code aangenaam zou wezen. Ten 
linde mogen wij uit alle de omltan^gheden dezer gebeur* 
üiisfe afleiden, dat deze Weduwe, jvier gifte, in verge- 
kende waarde , zoo verre die harer rijkere medegeveren 
.^ertrof , voor niemand hunner behoefde te wijken in wel- 
idigheid en godsviucht. Oe rljkelijkheid der zoodani- 
n , die alleen een niet noemenswaar<yg gedeelte gaven ' 
in een grooten fchat, van welken zij veel overhielden 
nder iets te lijden , kon niet in vergelijking komen met 
gave der arme Weduwe , die al het geld , ’t welk zij 
zat, gaf, en op de goede voorzienigheid van coo en- 
re eigen vlijt betrouwde , om in de behoefte van mor.' 

1 te voorzien. Deze uitmuntende vrouwe, fchooo in 
nd eene arme Weduwe, bezat den oowaardeerbaren fchat 
1 eene edelaardige ziel , en was ten minde gelijk aan den 
;den harer Landgenooten , ,, rijk in goede werken.'* 
iioe genoegelijk is de bemoediging , welke dh geval 
enkt aan de zoodanigen, wier rang en leveosdand minst 
chikt fchljnen tot het doen van liefdewerken , om mild 
zijn naar gelange huns vermogens! Uitgenomen de 
'danigen, me door ziekte, de zwakheden des. onder- 
is , of het onoverkomelijk gebrek aan werk, zich- voor: 
e wijl of bedendig in eenen daat bevinden, dat zij door 
ondere liefdadigheden of uit armenkasfen moeten onder- 
nd worden , vinden zich weinigen in zulk eenen daat 
volflrekte behoefte , dat zij niet fomtijds eene kleinig. 
tot liefderijke einden kunnen bededen. Wanneer mt 
gefchiedt , zelfs bij de zoodanigen , die in lagere Te- 
Tangen geplaatst zijn , is zuHcs meer toe te febrijven 
mangel van genegenheid , dan aan onvermogen. Zelfs 

As. de- 


JEZUS BIJ SB schatkist* 

4eze levensrangen zijn niet zonder derzelver overtollighe^ 
den en weelde, wellte, zonder eenige vermindering van 
wezenlijk geluk , nu en dan kunnen afgefneden worden , 
ten einde middel te vinden om goed te doen. 

Ik moet hier bijvoegen , dat de lagere zoo wel als do 
hoogere (landen in de Maatfehappii , om zoo te fpreken t 
hunne geldkostende ondeugden hebben , . voor welke d« 
beste verzoening kan gelchieden, door dezelve te ofiè» 
ren op het altaar der mcnschlievendheid. — Het mogo , 
(Redelijk fchijnen , te verwachten , dat de zoodanigen • 
die van hunnen dagelijkfehen arbeid afhangen om te kun« 
nen bedaan , boven het voldrekt noodzakeliike ten eigen 
onderhoud , zouden werken om nu en dan in (iaat te zijn tot 
onderftand van anderen. Nogtans kan ik niet twijfelen , of 
de zoodanigen , die iets bezitten van den edelaardigen 
geest der arme Weduwe , eene overvloedige belooning 
zullen vinden voor den buitengewonen arbeid , welken zij 
zich getroosten , om iets weg te leggen , ten einde daar*, 
door een bloedverwant in nood, een vriend in verlegenr 
heid, of een medemensch in behoefte te onderdennen. 
Pergelijke loffelijke pogingen , om anderen wél te doen, 
worden zelfs van de ^zoodanigen, die met gèen over- 
vloed gezegend zijn , gevorderd door die liefdewet , wel- 
ke ons leert deeds bereid te zijn tot allen goeden 
werk. Het was de raadgeving van den H. paulus aan 
zijne Broederen te Cerinthe , om zich gereed te maken 
tot het toebrengen der liefdegaven, welke, op den eer- 
flen dag der weke , werden ingezameld bij de Gods- 
dienstvergaderingen , naar mate god hen gezegend had. 
Een uitmuntende regel in de daad , welke , met voorbe- 
dachte welberadenheid gevolgd door de zoodanigen, die 
van hunner handen arbeid bellaan , vergezeld zou |aan 
van ontelbare voordeelen , van* welke geen der roinfle 
zou wezen , dat het hun in (laat (lelde om het goddelijk 
genoegen der weldadigheid te fmaken. Het is in den wa- 
ivn geest des Christendom! , dat die zelfde Apostel tot vlijt* 
betoon zi^e EphesJfche Broeders aanmaant , als een middel 
tot het vermeerderen hunner bekwaamheid om goed te doen. 
Hij wekt hen op , om met hunne eigene handen te werken , 
opdat zij den nooddruftigen bijfland konden verleenèn. 

De zoodanigen , wier kring om nuttig te wezen , door 
de bekrompenheid hnnner omBandigheden i, zeer beperkt 
is, (lorren niet zelden klagten uit , dat hun levensftandi 
hen ontzet van vele geaoegelijkheden, welke door de Rij- 
ken 



JSZUS BIJ BB SCHATTOT* 


7 

fpen ge t iote h worden « tn bovenal » dat rich verdoken 
vinden van het hemelsch genoegen om goed te doen. 
Men moet eikennen « dat een der groote voorregten , wel- 
,ke liet bezit van rt^dommen vergezelt, daarin beftaat, 
dat dezelve den weldadigen man vele gelegenheden aan- 
biedt , om dienden te doen aan den m^emensch , waar- 
tbe gvenen dan vermogenden in daat z^. — Dan, het 
morren , tmt^ande uit deze ongelijkheid der levensdanden , 
moet zwijgen op de bedenking, dat, welke andere benijdens- 
waardige ondericheidingen de rijken ook mogen bezitten , 
Bij het lütfluitend ren niet h^ben om goed te kunnen 
doen. De arme man fmaakt evenveel voldoenings , in zqn 
penniiigrite toe te brengen tot opheffing uit druk , en heeft 
even veel reden om zkh verzekerd te houden dat dit zijn 
bedrigf code aangenaam is , als hij , wiens rijkdom hem in 
ilaat delt om een fchat tot liefdewerken te bededen. Hij 
kan langs velerlei wegen goedgundigheid betoonen en 
dienst beween aan de genen , die rondsom hem zijn , 
buiten het bieden van geldkosten4en bijdand. In dit op- 
zigt kan zijn lage levensdand en zijne hebbelijkheid van 
werken hem menigmaal een voordeel boven de rijken ge- 
ven. In zoodanige gevallen mag bij zeggen : „ Zilver ot 
Goud heb ik met; maar 't geen ik heb, fchenk ik u.” £n 
welk een dienstbetoon bet ook moge wezen , ’t geen voort- 
komt uit een goéd hart , w^ worden door onzen Godde- 
lijken Meester verzekerd, dat bet welbehageU^ zijn zal. 
,, Wie aan een dezer kleinen een beker koud waters 
„ geeft in den naam eens Discipels , waarlijk zeg ik u , 
„ hij zal z^nen loon niet derven.” 

Ja', ztlü in die gevallen, waarin armoede allen vermo- 
gen om dadel^ien dienst te betoonen tiitfluit , in welke , 
uh boodle van gebrek aan middelen , het toegenegen hart 
zich moet veigenoegen met de fchatting van enkel wen- 
fchen toe te wengen, is er eene heimelijke voldoening, 
die het voelen van medel^dende sandoem'ngen vergezelt , 
en overvloedig de fmart , van niets nieer te kunnen doen, 
vergoedt. Het l^t geen twp:l altoos , of de groote Va- 
der der Barmhartigheid, voor trien de dlepfle fchuilhoe- 
hen des harten bloot liggen , fiaat een oog van goedkeu- 
ring op de innerlQke bewemngen der barmhartigheid , 
fchoon imt in daden , of ze^ in woorden, betoond. De 
traaii des medelljdens is eene dieib«e offerande van den 
mensch , die niets anders te geven heeft , welke niet zal 
verwoipea worden. Waar men dadsl^ geene goede dien- 

A 4 ften 


"8 JB2US BIJ DE SCHATKIST. 

ften kan bewijzen, „ de wensch des menfcheii,” zeg# 
SALOMO , ,, is zijne weldadigheid , ” naar het oordeel 

van GOD en van alle Braven. „ Wanneer fchrijft daar- 
om Apostel PAULus, „ de volle bereidvaardigheid des 
,, gemoeds daar is, is iemand aangenaam naar ’t geen hij 
,, heeft , niet naar ’t geen hij niet heeft.” 

Terwijl het geval , waarop w^ het oog vestigen , de 
Armen aanmoedigt om liefderijk te zijn naarmate hunner 
bekwaamheid , ftrekt het ter waarfchuwing aan de Rijken , 
om niet te fchielijk te meenen , dat zij , ten aanzien van 
liefdewerken , hunnen geheelen pligt volbragt hebben. Het 
is waarfchijnlijk , dat de Rijken, die veel in de Schatkist 
geworpen hadden, zeer wel voldaan waren ovèr hunne 
verrigtiifg, en het denkbeeld zouden hebben verfmaad,. 
dat men hunne groote gaven van Goud en Zilver in ven* 
gelijking bragt met de twee Penningskens der arme We» 
duwe. Nogtans was het begrip van een’ Oordeelaar, de 
wijsheid en billijkheid van wiens beflisfingen niet in twijfel 
kan getrokken worden , dat deze Weduwe meer dan zg 
allen in de Schatkist geworpen had. — Ten aanzien van ' 
de innerlijke waarde der toegebragte gaven, of derzelver 
nuttigheid tot het einde , waartoe de Schatkist opendond ; 
kwamen zij in gcene vergelijking ; maar , ten opzigte van • 
de zedelijke verdiende der toebrengeren , Haat de balans 
over naar dien kant , welken de beide partijen , de een uit 
hoogmoed, de ander uit nederigheid, weinig verwacht* 
ten. Voor zoo verre het algemeen belang heeft in de 
toebrenging van liefdegaven , moeten deze ongetwijfeld ge- 
waardeerd worden naar de uitwerking , welke zij ten op** 
2 igte van de behoeftigen kunnen doen; dat is, naar den 
maatdaf van geldswaarde. Maar, befchouwt men dezelve 
in een zedelijk liclit, als de karakters betreffende der ge» 
veren , dan moeten zij afgemeten worden naar eene geheel 
andere maat. Hij , die opregtelyk verlangt te bepalen , 
welk eene zedelijke waarde zijne liefdedaden hebben , moet 
eerst naauwkeiirig nagaan de beginfels en beweegredenen , 
welke hem aanfpoorden en die daad deden verrigten. Eer 
hij zich , in eenen zedelijken zin , voor een liefiladig mati 
verklare , en zich verzekerd boude , dat zijne toebrengin- 
gen van eenen gode aangenamen aard zijn , moet hij vol- 
komen verzekerd wezen , dat hg zijne aalmoezen niet enkel 
of voornamelgk doe om bewondering en toejuiching van men- 
fchen te verwerven , maar uit eene opregte begeerte om de 
ellenden te verligten en het geluk ziper medemenfehen te 

veï» 


' JËZUS %IJ SB SCHATKIST. 9 

Vei^ooten , met eenen oogflag op gods welbehagen in 
dezen. Hij moet verder nagaan , of zijn hefdebetoon , 
alle omftandigheden. in aanmerking genomen zijnde, zoo 
-uitgebreid geweest is , als men met reden mag verwach- 
ten.. Het kan met geene mogelijkheid der Rijken pligt 
•geacht worden, a^es, wat zij bezitten, den Armen te 
fchenken: dit zou de gevestigde orde der menfchelijke za- 
ken en der maatfchappije omkeeren , zonder eenig voordeel 
aan te brengen. Het blijkt volftrekt noodzakelijk te we- 
zen om de grootfte fom van maatfchappelijk geluk en ge- 
noegen te wege te brengen , dat er onderfcheidene rangen 
beftaan. Elk mensch heeft, in den (land, welken hij be- 
kleedt, zekere eifchen voor zichzelven, en zekere fchul- 
den van regtvaardigheid en voegeUjkheid aan de Maat- 
fchappij, tot welke hij behoort, welke, in gewone ge- 
vallen, de eifchen der liefde voorgaan. Maar een braaf, 
goed man , op de eerfte achtgevende , zal de laatfte niet 
■vergeten. Wanneer elke redelpke befchikking gemaakt is 
voor perlbonlijk genot , huisfelijke behoefte en uitwendig 
vertoon , zal er een overfchot plaats hebhen , ’t welk aan 
werken van liefde en barmhartigheid moet hefteed wor- 
den. De bijzondere hoegrootheid van de fomme , daartoe 
beftemd, kan niemand voor een ander bepalen, maar be- 
hoort elk voor zichzelven te weten. Dan, dat niemand, 
die eigendommen bezit en in een’ ftand leeft , welke hem 
in ftaat' ftelt om de gemakken en aangenaamheden de^ 
levens te' genieten, denke, dat hij, uit hoofde van de 
.ongewisheid der handelvoordeelen , de talrijkheid en aan- 
groei van zijn gezin, of andere dergelijke omftandigho* 
dén, vrijheid hebbe, om het plan der ter zijde legginge 
/van een gedeelte zijner jaarlijkiche inkomften tot liemerij- 
■ke einden te verfchniven of niet te omhelzen. Indien de 
armfte man , die van andcrer liefdadigheden niet af- 
hangt, gehouden is, nu en dan offeranden aan de menfch&> 
Ujkheid toe te brengen , moet het onbetwistbaar voor den 
©nvermydelijken pligt gerekend worden van de zoodanigen 
in eiken levensrang boven die van hunner handen arbeid 
beftaan , een gezet deel hunner inkomften te beftemmen 
tot liefderijke einden. , 

Geene redelijke of regtmatige tegenwerping tegen dus- 
danig een’ maatregel kan bijgebragt worden uit de plaats- 
-grijpende yastftellingen tot onderfland der Armen: want 
hetgeen op die wijze, langs onderfcheidene wegen, ge- 
heven wordt , hebbe men in geen ander licht té befchau- 

A 5 wen 


I 


« JBZVS BIJ DB SCHATKIST* 

wen dati als eene fchuld , door de hoogere rangen in de 
Maatfehappije betaald aan de laagfte y ter vergoedinge van 
bet ongelijke deel , ’t welk de laatstgemelden genieten in de 
nigemeene gaven der nature. Elk inensch , die door mis- 
drijf leven of vrijheid niet verbeurde , heeft een natuurlijk 
regt tot levensonderhoud) waarvan geene burgerl^e in> 
fiellingen hem kunnen ontzetten. 

Laten , alle onderftandgelden , tot onderhoud der Armen 
gevorderd , ter zijde gefteld zijnde , als eerder behooren- 
de tot de maatfchappelijke verordeningen , dan tot pei^ 
ibonlijke liefdadigheid, de zoodanigen, die eenigermate 
met de geluksgoederen dezes levens bedeeld zijn en des 
overvloed hebben , zichzelven aanmerken als doe» de 
wetten van goeddadigheid en Godsdienst verbonden, om 
«en bepaald deel van hunnen rijkdom te beftemmen om 
goed te doen in hun gedacht. Dat zg, in het maken der 
fchikkingen , zorg dragen om even zeer in ’t oog te hou- 
den de warme inboezemingen van edelmoedigheid als de 
koele voorfchriften van voorzigtigh^. Dat zij , naar ge- 
langc zij door de Goddelijke Voorzienigheid verheven z^ 
boven hunne Broederen, hunne begrippen deswege nitbrei* 
den en hunne weldadigheid wijder uitilrekken ; dat hunne 
harten openftaan voor eiken eisch der menfebelijkheid en 
van het algemeene nut ; dat zij , bij alle gelegenheden , ge- 
willig zï}tt om mede te deelen, nimmer vergetende, dat, 
efek in dit geval , „ van hem , wien veel gegeven is , 
„ veel zal geëischt yvorden;” en dat eene milde opoffe- 
ring van eenen Rijken minder is dan de twee Petmingskens 
eener arme Weduwe. — Hij, die in ruimen overvloed 
leeft , geve daarmede overeenkomftig ; hij , die weinig be- 
zit , fchame zich niet , naar gelange van dat weinige te geven : 
want dus toegebragte gaven zijn welgevallig in het oog des 
Allerhoogften. Weldadigheid is een vmchtgevende hof, 
en Barmhartigheid vindt eene eeuwigdurende telooning. 


IBTS, OVER HET LEVEN, DE LEVENSKRACHT, ENZ. 
Door A. YPEY , Hoo^eeraar in de Geneeskunde 

ie Franeker^ 

„ VVy^j ontveinzen , in eene Handleiding tot 

W de Phyfiologie , als een w'ezenlijk gebrek te be- 
fchouwen, wanneer in dezelve, gel|)k hier, de levens- 
kracht 


; 


XBTS , OVSR HET LEVEN , DB LEVENSKRACHT > HNZ. ZX 

kcacht en het leven niet opzettelijk * en zdfs nkt mede 
op den voorgrondt wordt behandeld.” Zoodanig drukt 
zich hierover uit de Recenfent mijner Handleiding tot dc 
Phyfiohgiet in de Hed. f^ad. Bibliotheek voor ï8io. No. 
XIII. bl. 596. Laten wij eens kortelijk zien , of deze 
magtfpreuk op Voldoende gronden fteuoe « en daartoe met 
de kere, aangaande het Leven, een begin maken. 

Indien men eene goede afgetrokkene bepaling van het 
Leven kon geven » en dezelve op' de menfchelijke natuur» 
kunde behoorlijk toepasfen,'zou ik de ftelling van den 
Recenfent volkomen goedkeuren. Doch bier zit de 
zwarigheid. Blumenbach, die, Overeenkomilig met de 
begeerte des Recenfents, in een der eerde Hoofddukkeii 
zijner Phyiiologk, over de begeerde artikelen gehandeld 
heeft , zegt er niets van , dan dat hij met den Hoogl. 
w, VAN OEUNS bekennen moet, dat hij niet weet, wat 
het Leven is. K. sprengbl (^Handb.der Pathologie^ Th, 
1 . p. 1 3. dritte Aufl. getuigt daarvan , dat wij bet le- 
ven niet verder kunnen befchouwen, dan als een nood- 
zakelijk fubjeiAief begrip , aan hetwelk wij , als oor- 
zaak, de werkingen des dierlijken ligchaams onderfchik- 
ken. Volgens deze bepaling , dunkt mij, blijkt bet reeds 
genoegzaam, dat, wanneer wij over den aard des men- 
Icfaelijken levens iets bepaalds zullen zeggen , wij hetzel- 
ve niet op den voorgrond moeten (lellen , maar daarover 
eer.st (preken , wanneer wij een duidelijk denkbeeld , aan- 
gaande het maakfel en het gebruik der deelen onzes lig- 
chaams, hebben gegeven. ' In.züne Inflitutionet ^ I. p. 
85 , zegt dezelfde Schrijver , dat het Leven beftaat ,, in 
eene inwendige en door zichzelve beftaande werkzaam- 
heid.” Dan , of wij zulke a^ememie llelUngen al of niet 
op den vnorgrond plaatfen, zulks doet weinig ter zake, 
dewijl wij daardoor niet wijzer worden. 

Zeer toepasfelyk is hier de aanmerking van den be- 
roemden Berlijnfcben Hoogleeraar a. f. hbcker , (Jinna^ 
den der gefanmten Medkin, Marz 1810. p. <!Oo} : „ l 3 e 
ware bepaling van het Leven is tot dus verre door geea 
der Natuuronderzoekeren gevonden ) dewijl het Leven zelve 
-in het ftikdonkere van het Schijnen en van het Zjn ge- 
zocht moet worden : zoo dat het de onbekende is , .die 
zich niet vertoont, en de niet afzonderlijk aanwezig is. 
De meeste der genen , die in onze dagen over het leven ge- 
fchreven hebben , deden Zulks uit zucht tot naapen , of 
uit waanwijsheid Ivooral dus ook vele fleeren Recenfenten}. 

liet 


V 


"ia IETS, OVER HET LEVEN, DE LEVENSKRACHT , ENE. 

Het Leven is iets transfcendentaah , zoo wel in zijne be- 
trekking tot zijn Verfchijnfel , de Rede , als van zijn Foort- 
brengfel , ét Natuur ; tn. niet de overgangvan het een daar» 
van tot het andere is ahfolut ^ maar alleen het tot grond- 
flag Uggend Leven. Hetzelve is een oorfpronkel^k Beeld 
.{UrbiJd), hetwelk zich enkel, eensdeels in een denkbeel- 
dig Afbeeldfel, gelijk de verflrandelijke Aanfchouwing is , 
en anderdeels in een wezenlijk Tegenbeeld^ hetwelk het 
■Zijn is , uitdrukt. Het genoemd oorfpronkelijk beeld 
■(Urbild) is daardoor enkel in zïyi Beeld ^ en in zijn Tegen-i 
beeldt kenbaar.” 

Wat nu verder de Levenskracht, of liever de Levens- 
krachten, betreft, aangaande dezelve kunnen wij ook, in 
het algemeen, weinig of niets zeggeii, dewijl 

zij niets zijn dan Uitingen van het algeQieen onbekend 
Leven. Dan, wanneer men die werkzaamheden , meer in 
•het objeStive , befchouwt als Wijjdgingen, des levens , 
die van elkanderen aanmerkelijk verlchillen , naar mate van 
het verfchillend maakfel der deeleh , in . welke zij werk- 
zaam zijn , dan heeft men eene ruime doffe tot fprekeh 
•en tot ver Ier onderzoek. Doch zulks delt het maakfel 
der deelen bekend ; en het is van alle kanten zeer blijk- 
baar, dat, naar mate onze kennis aangaande den aard en 
de werking der deelen, in welke eenige Levenskracht aan- 
wezig is, toeneemt, oc^ onze kennis, met betrekking 
tot (Sit Levensvermogen zelve ; vermeerderd worde. 

Met het grootde regr heeft derhalve de onvergelijkelij- 
ke HALLER de befchoirwing van het maakfei der deelen , 
voor de overweging van derzelver Levenskrachten , la- 
ten voorafgaan. Zijne menigvuldige bedenkingen dienaan- 
gaande , in het vierde en vijfde Deel zijner Element a Phrf- 
voorkomende., zouden voorzeker, in het eerfte 

eel, op den voor grond geplaatkt, eene zeer ongefchikte 
hguur hebben gemaakt. Iemand , die over Levenskracht 
• wil fpreken' , zonder Vooraf het ligchamelijk maakfel , 
waarin ^e kracht aanwezig is , te doen kennen , handelt 
ongeveer even dwaas , als hij, die zou willen ftaan- 
de houden, dat het gefchikter zij, door een dakvenfter 
in, een huis te klimmen , dan door de openllaande deur 
^ar in te gaan. 


BtJZONDERUEDEli tHT GIËBÖN*Sf 'llENCELWERKEN. 1} 

• • « • « 

• 1 .«««•*’ » 



EijZONMRHSDEN , ONTLÊEND UIT DE MENGELWER- . 

KEN VAN B. GIBBON, Esq- 

* 

,, Ti^et welk een oog de in de Gefchiedenisfen zoo doof 
„ iVl en door ervaren gibbon de groote Omwenteling in 
,, Frankrijk^ ten tijde dat dezelve eenen aanvang nam en 
ff gedeeltelijk voortgezet werd, aanfchouwde, kan niet 
„ nalaten wetenswaardig te zijn. Daar hij de vroegfte 
,, tijdvakken alleen vermeldt, is het geen wonder, dat 
„ hij , met zijnen geheelen voorraad van Gefchied- en 
„ Menschkunde , den eindelijken uitflag van dit alles niet 
„ heeft kunnen ramen. Dewijl hq, in zijn verflag, jaar en 
a, dag opteekent , is zulks genoeg, om aan te wijzen, 
ff wanneer hij des aangevangen heeft te fchrijven , en hoe 
„ lang hij zulks hebbe voortgezet.'’ 

# « • 

Ik verzoek verlof, om Mr. Bürrb’s Geloofsbetqdenis , 
wegens de Franfche Omwenteling, te^nderfchrijven. Ik 
bewonder ’sMans welfprekendheid ; iK keur zijne ftaat- 
kundige begrippen goed; ik aanbid zijne verl^fdheid aan 
den Korting, en kan bijkans zijne eerbiedenis voor Kerke» 
fijke Vastlrellingen in hem verfchoonen. Ik heb wel eens' 
gedacht eene Zamenfpraak der Dooden te fchrijven , waar- 
in tuciANüs , eraSMus en voltaire te-gader zouden 
erkennen het gevaar van een oud Bijgéloof ten voorwerp^ 
van verachting te Hellen bij een dom en geestdrijvend Ge- 
meen (*). • 

■ Een zwerm Emigranten van beiderlei kunne, die het* 
wisfellot des Staats en hun verderf ontweken , heeft zich' 
herwaarts begeven, aangelokt door de nabiigelegenheid 
de zeden en de taal te Laufanne. Onze kleine huizen , 
zoo in de ftad als op het land , worden thans bewoond 
door Perfonen van den eerften naam en titels der ten val 
neigende Monarchij. De edele vlugtelingen zijn geregtigd 
lot ons medelijden; zij mogen eisch maken op onze ach- 
ting; maar zij kunnen, in hunne tegenwoor^'ge geestge^ 

ftel- 

Wij behoeven naauwelijks te doen opmerken, dat 
bier een dier fchimpfch enten ontmoeten, die wel het 
lasterde Christendom treffeo, doch teo aanzien van bet xv-' 
tinHjkc niets beduiden. < 


j5 ' ll^ONDERHÈDEir 

» I 

> Tot nog toé is er geen zweem , dat §i* een groot Marf> 
•een richelieu , of een cromwell , zal opltaan , om óf 
de Monarch!} te herftellen, óf zich aan het hoofd van het 
Gemeencbest te zetten. Het aanbelang van Parijs ^ (üeper 
deelehdé ih de Lands geldmiddelen dan het overige des gehee» 
ien Rijks zal langen tijd;de bankbreuk terug houden ; en?* 
indien deze plaats grijpe , zal dezelve , én in oorzaak én in 
•uitwerking , eer een maatregel van zwakheid dan van veer* 
bracht wezen, 

• Gij wilt, dat ik naar Chamherrj ga, om een Prins eii 
.een Aartsbisfehop te ziem Helaas ! wij hebben hier Bal* 
dingen genoeg, met den Maarfchalk de c astres en den 
Hertog DE GüiGES aan 't hoofd; en deze overftrooming 
■van Vreemdelingen , welke zich voorheen tot den Zomer 
bepaalde , zal thans den geheelen Winter aanbpüden. l)« 
éénigen, die ik» met genoegen gezien heb, z'^n de Heer 
•MOONiER, de gewezen Voorzitter van de Nationale Vergtft 
dering , en de Graaf de lally ; beiden hebben zij bij mij 
gemiddagmaald. Moünier, een emftig droog ftaatkündig 
man, is xóuxDauphiné teruggekeerd. Lally is een aangek . 
-naam man en. een Dichter; hij blijft den Winter te Lau* 
■janne. Gij weet , boe zeer verre ik de voorkeus geef aan 
•een klein uitgelezen gezelfchap boven een talrijken hoopi 
meL eernamen «o titels pronkende, en dat ik altoos gezel- 
schap zoek, meer om m^ te vermaken* dan om onderwijs 

. op te doen. Welke gelukkige Landen zi]\\ Engeland m 
Zwitferland^ indien’ zij hun geluk kennen, regt waarde- 
•ren , en bewaren t 

• LAufanne^ 1790. Ik bragt vier dagen door met nec- 
KER in het Kasteel van Copet\, en zou hebben kunneit 
•wenfehen om • hem te vertoonen , als een waarfchuwend 
voorbeeld , aan alle-jongelingen , die met den Dsenion der 
'Eerzucht geplaagd zgn» Met alle de middelen in zijne 
•magt om gelukkig televen, 'is hij het ellendigfte aller we- 
zens geworden; het voorledene, het tegenwoordige en 
het toekomende is hem even hatelijk. Wanneer ik hem 
Sprak van- eenige huisfelyke vermaken,, uit Boekoefening 
•enz. te fcheppen, antwoordde hij met cm diep gehaalden 
•toon van wanhoop : . Rétat ou je fuis^ je ne puts fen- 
:tir que te coup de i>ent qui m'a abbatul — Hoe wijdver* 
•fchfllend van de bedaardheid , waarmede onze oude Vriend; 
Xord NORTH , zijnen val verduurde ! Madame necker 
: toont. uiterlijk meer bedaardheids; mats ie Diabie n'yperd 
firn, — . ’t Is waar, dat necker, gelijk de oudie wtr, 

op 


UtT GIBBOm’s MENCEXWBRC&k* 

«op de {cbouders <tes voiks viraosehte gedragen te worden $ 
alsmede dat hij bedorven is door de Democratie , welke 
hij gaande gemaakt hcefu Ik geloof , dat hij een be> 
>kwaam .Financier , en weet , dat <h^ een eerlijk man is ; 
al te eerlijk misfchien voor een Staatsman -i Zijn inede> 
dinger calonne is , op zijne reis naar Turin, door Lau- 

<ioor den 

Prins VAN conoé, met diens Zoon en Kleinzoon: dan 
ik .bevond mij te ongelteld , .om. dezen te zien. Zy heb- 
ben » of heiden gehad^. eemge walde ontwerpen , om 
eene. Tegenomwenteling te ..bewctken ; mea herft paar- 
den gekocht en manfghap aangeworven: dan zulke dwa- 
ze ondernemingen moeten op het verderf van die Partij 

öidoopert* ■ 

. -Boji.itE’s.B.ot^ is het bests geneesmiddel, ’t welk iklten, 
tegen .^de Fraufihe kwaaU die ook maar al .te veel werkt 
in dit gelukkig land. Ik bewonder büi^e’s Welfprekend* ■ 
heid; tk keur zjjne Staatkunde goed; ik aanbid zijne ~ver- 
Ueefdheid aan <den Koning , en kan hem zelfs zijn Bijge- 
loof vergeven. De Eerue Kerk, die ik met eenige vrij- 
moedigheid behandeld heb, was zelfs .op dien tijd cene 
meuwigheid , en .ik was vedtnocht aan de oude Heidenfcbs 
Yastftelling. ^ 

De Eranfchen verfpreiden ite dezen tijde zoo vele leu- 
gens .ten .qpzigte van de gevoeJens des Engelfchen Volks, 
dat ik wenscbte, .dat deaaozienlgkBe mannen van on- 
derfcbeittehe Partijen zich. vereenigden , om in een open- 
baair Ank: trYef klaren ,.dat zij voldaan zijn over onze tegen- 
t 90 ordige'StaatsgeAelfönisre,rteB .helloten hebben die te 
o^iderlchragen. Zoodanig eene verklaring zcm eene won- 
^rbare uitwerlring tin Mmopa rioen ; en , keurde men 
des waar^-, ik .zou.iop. het .onderCchrjjvea van dat Ank 
tromch iZqn. <ik heb V.eel lust ;om iets als eene fchets te 
zenden-., van idlen .aard , dat nUe idenkendfi menfcben zulks - 
zouden .aanoemea. ; 

\ .xj 9 i den jjegeuden van . Grasmaand; Ant 

ÈrankfijiJ .Staat is .outkonden en ide Natie ver- 
dwaasd J , . < 

..EaufatmH i >den .eerll^Q van Hooimaand. Het 
i^euiws -iran de .vlu^ «des Kestjogs vaa Frankrijk moet u 
vóór dep «Sftfltt, .den riag iwaji-W veatrek, bereikt heb- 
ben :het jfoornitzigt van e^e vreemde, onbekeatde - 
wanocde iieefij ri uwp >eOuiten ausfcbien idoen topAhor- . 
ii0m, iSii. NO. I. B tep. 



l8 BIJZONDERHEDEN UIT GIBBOÏ«’S MENGELWERKEN. 

ten. — De KonSn^ is weder gevallen genomen en'alle» 
zal zich misfchien ichikken. 


Verder loopt gibbon’s fchr^ox over die groote Ge» 
„ beu'tenis niet.'* 




FRAGMENTEN VaN EBNIGB BRIEVEN, GESCHREVEN 
UIT NAPELS , SEDERT DE LAATSTE UITBAI(STING 
VAN DBN VESUVIUS, DEN lO VAN HERFST- 
MAAND 1810. 

« 


J^en 12 September. ■— Waarom waart ^ niet hier, mijl» 
• 4 ^ Vriend ! oin met mij het faeeilpcfte fchouwfpel te ge- 
nieten, welk de Natuur^kan opleveren? Ik keer terug van 
den Fefiivius. Sints eenigen tijd ftil geweest zijnde, is hij 
eensklaps ontbrand , en wij hebben het begin der heviglte 
iiitbarfting gezien , welke er federt die van dèn jare 1794 
heeft plaats gehad. Ik ben eeii der eerden geweest , die^^n > 
krater des bergs beklauterd hebben ; geruimen tijd heb Ik er 
mij opgehouden , op eenen afïland van zesdg ichreden van 
den brandenden mond, die vuur, asch, rook en fteencn 
braakte, en ben niet van daar geg^n, dan toen de wind, 
deze - golven van zwavelrock op ons aandrijvende , en de 
iteenen voor onze voeten doende nedervallen, ons waar* 
fchuwde dat het tijd was om te vertrekken , indien wij 
niet het lot van plinius en empedoclbb wUden onder-- 
gaan. Welk een verwonderlijk fchouwfpel I Welk eene 
heerlijkheid! ’t Js de God van Israël, op den berg Sinaï , ' 
te midden der blikfemllralen en donderilagen ; ’t ^jn de ' 
j^euzen den Hemel beftormende, de Aarde hen bijilaan-' 
de, en jupiter op hen zijne bUkfems fchietendet met- 
één woord, al wat fchoon, groot, verfchrikkelijk is, bo- 
ven de uitdrukking van dicht- en fchilderkunst verheven! 
Herinner u miltón’s befchrijving van de gevechten der 
hemelfche' en helfche magten ; hetgene viRciLrirs van 
den Etna, en al 'vroeger pindarus zong: dat kfles iZ' 
ichoon , en nogtahs verre beneden 'de verhevene en alvdsr 
felende tafereelen, welke deze vuuikolken,cfeze (troomeit 
van brandende Lava , deze vurige rook vertooiien , die de 
aarde doen fchudden , en dezelve van hare groiKlflagen 
fchiynen te wiflen afrukken $ om baar in den ouden bajert 

■ ' van 


FRAGMENTEN VAN BRIEVEN, OVER, DEK VESÜVIUS. 19 

van nieuws te dompelen. Verbeeld u , te midden van 
dezmi onmetelijken orand , van deze donderdagen en dit 
fchrikwekkeiid zuchten der natuur , de zmvere en flilie 
Maan, haren loop beginnende, en hare zilveren fchijf ver* 
toonende boven den brandenden krater ; het was als eene 
«EG ATS , uit de hel opkomende , van haren verfchrikke* 
lijken ftoet verzeld ; niets vetheveners kan men zich ver- 
• beelden , dan het kontrast van dit zacht en vreedzaam 
licht Aet den bloedrook , die niets dan verwoestingen aan* 
kondigde , of den overgang dier vurige tinten tot de zil* 
verkleur van eenige gedeelten des rooks ; het is de ziel 
van den IV^en in het hevigfte der wereldltormen; im- 
pavidmn ferient ruins^ etc. Maar ik voel de onmoge* 
lijkheid , om ü een voldoend denkbeeld te geven van ^C 
ontzettend töoneel. Allerwegen zidt gij de geleerde na» 
rigten ontmoeten , welke et van kunnen gegeven worden* 
.Ik moet mij vergeaoegen met het overzenden van hét 
aiaauwkeurige hulledn van hetgene er op den Fefuvius zal 
gebeuren. Zeer zware flagen , waarvan de fchuadingen te 
jVapeb gevoeld werden, hebbói zich beden doen hooren^ 
de Vuurberg heeft veel rook uitgeworpen ; in den avond 
firoomde de Lava , doch minder fchoon en minder over- 
vloedig dan gister. Nogtans heeft men eenige roode 
vuurfprongen gezien; de achterzijde des bergs, aan dea 
kant van Ottaiano , Icheen in brand te ftaan en was met 
een rooden rook bedekt , tweemaal hooger dan de z^de des. 
bergs zelven. 

Den 13. — Gedurende den geheelen nacht, en vooral' 
ten vier ure in den morgen , waren de Hagen aanhouden- 
de. Uit den krater 'rees eene qnmetelijke kolom dikken «it 
graauwen rook op, driemaal hboger dan de Vmirherg, en. 
die , zich opeenftapelende , in bergen van wolken veranderde. 
Aan den kant alwaar de Lava droomde , was 'de kegel 
van den‘ Vefuvim met eenen vrij ligten rook bede^, die 
niet hoog &heen te klimmen, én zich aan de zijden de» 
bergs «ast, te héchten, eenige van welks dee^; bruin 
of donker groenachtig blaauw gekleurd , met^de 'grijze, 
tinten des looks doorfiieden warm. in den avond' ten 
vj^ ure werden de ilagèh en fchmldingen verdubbeld. 
Nu eens is het de donder, die al rommelende rok; dan 
wederom. z^ de flagen hélderder; de veniters en deuren 
fchudden ; de ukbaminig febijnt van nieuws en wel zeer 
hevig te zdlleh beginnen ; het is te duchten , dat zij aan deft 
imt m Ottaim» nadeel zal doen ; beden nungeo werï er 

B tt ver* 



20 ♦BAGMEKTEW VAN ËKIEVEN 

1 

verhaald , dat zij reeds zes of zeven landhoeven bad ’wor- 
hrand. Xyijf minuten voor vijf ureJ) Eene hevige fchud- 
■ding doet mg de pen nederieggen. XTen haf zes ure.) 
Een veTfchrikkeU'ke fchok ; mijne venfters fchudden* 

Den 14. — Gister verliet ik u , om van een terras den 
Vuurberg waar te nemen: de Lava ftroomde met kracht, 
'beftendig haren weg nemende naat PomV» , hetgene taige- 
■nistheid baarde : onze Teleskopen waren gelleld; men 
'volgde haren voort|;ang van ftap tot Jlap ,■ men zd|; eene 
■menigte nieuwsgierigen , die de Lava kwamen waarne- 
men, en welken zg, meer en meer veld winnende, deed 
terugdeinzen. Reeds in den morgen had -zij driehonderd 
Moggi of morgens bebouwd land overdekt : twee nieuwe 
'jnon&n hadden zich geopend. 'Ik hield het. middagmaal 
-<in de ftad; een .der gasten (lelde voor, om ’s avonds, na 
den Schouwburg, lons in eene fchuit over zee naar den 
;kant van Portici 'X& laten roeijen; wij hamen eene zcil- 
.dchiiit <en vertrouwden ons aan het trouwelooze deuKnt , 
hetwelk miet zeer ftU wa^ Wij moesten niet langer dan 
.leen uur varen; onzen koetiier hadden wij belast ons aan 
.de ihawn te wachten; maar onze roeijers waren goed en 
de wind gunflig: waarom zouden wij niet 'tot aan Portici 
.«varen ? Daarheen lieten wg ons brengen : aldaar gekomen 
zijnde-, konden wij niet van ons verkrijgen om niet een . 
hezoek aan de Lava te geven , die flechts eene halve 
mijl van Refina was; wij kiommen op ezels en vertrok- 
ken. De weg was met menfchen bezaaid ; fommigen gin*<> 
■gen, anderen kwamen ; eenige ongelukkigen vlugtten, dra- 
gende hunne armoechge bezittingen. Hetgene fommigen 
‘bederft , is een fchouwfpel voor anderen 1 Onze gidfen 
zeiden, dat de 'Lava fchoon was, en dat zij vowtreSelgh 
werkte-: de rampzaligen , 'welke zij r«i^erd«,fchreiden;'en 
;wij, wij togen voort. Bgkans is men gemeli^ over zijim 
‘nieuws^righeid. Wij namen onzen weg naar het uittr- 
dte 'der:Lava, die nu flechts langzaam vloeide; zij :ge* 
li^ tiau een gloeijenden 'fleenhoolklomp , ■ waarvan 
het bovenfle gedeelte met hst gedruisch van eenen wa- 
terval inzakt. Deze geheele zijde des bergs en een .ge- 
ihmlte der valleijen 'waren als één vunr; reeds had de La- 
'.va, hl dezen ;oord-, -vijfhonderd Moggi bebouwd land 
loverdeht^’ ^ grond, op Welkén 'wij mtnden,- ten •.over 
^tvelken de ‘Lava .met 'langzame .fchreden de verwoesting 
«verfpteiddeu,. hehiHiEde laan een «gezin., uit .hetwelk ite 
-adcH::^.«.!ye«Btien . dagen^:^ 

i - bec;- 


OVER DEN VESUVlUa. at 

lieele eigendom bedond uit twintig Moggi.; reeds bad de 
vuurdroom er vier van verilond^ , en naderde om de 
overige te verzwelgen ; deze arme lieden maakten eea 
luid gefchreeuw , riepen den H. januarius aan , eti 
zongen geestelijke liederen. De woede der Lava begon 
te bedaren ; het zou mij niet bevreemden , dat üj tegen- 
woordig heeft opgehouden. Wanneer zij bekoeld is , heeft 
men bijkans niets meer te vreezen. Indien er nieuwe 
droomen outdoiaden , zoude de oude Lava eenen tegen- 
dand bieden, welke de loc^dreek zoude veranderen. In 
den avond lelde zij , eenigen tijd , veertig fpannen in eea 
minuut af. De zijde van den Vefuviusy die doorgaans 
wordt beklommen , is aan den voet geheel bezet , en de 
Lava bellaat aldaar bij de drie mijlen ; zij beeft de wyndok- ^ 
ken verbrand , met druiven beladen , welke men gereed 
dond. te plukken , alsmede boomen , zwaar van vruch- 
ten. Dikmaals raiteii zij in brand, voordat de Lava hen 
aanraakt; op eenigen afliand doet de hitte dezelve verdor- 
ren; pen ziet de bladeren zich omkrullen , en hen welhaast 
in brand daan ; anderen bieden langer tegendand , en hou- 
den zich nog daande , omringd van den brandenden klomp, 
die , welhaa» vatkoeld, tot den. grond, zal dienen» op 
welken de geruïneerde planters van nfeuws zullen bouwen 
ep planten. — Wij keerden terug naar Napels^ alwaar 
wij niet voor ’^s morgens ten vqf ure aankwamen. 

Den 15. — Héden morgen heeft er geene uitbarding 
plaats gehad; den Vefuvius heb ik nog niet gezien, eii 
weet niet wat hij doet; dus heb ik er niets van te zeg- 
gen. (J'en half vijf ute.j De Vuurberg is tamelijk ftil; 
er gaat een zwarte en dikke rook op ; men volgt het 
fpoor der Lava, op het geleide des witten rooks, ^e 
haar bedekt; zij fchynt niet vermeerderd te zijn ; ik ge- 
loof dat zij is blijven dilftaart nagenoeg ter plaatfe, al- 
waar wij gister haar gelaten hebben. In i^t oogenblik ver- 
oorzaakt de berg eene drukkende hitte » en 'er valt een 
zeer fijne aschregen; men bemerkt dien niet, dan door 
het aantaken der voOTwerpen.» op welke dezelve is ge- 
vallen. zes ure.y Zoo aanftonds bevonden wij ons 

op het terras ; de asch noodzaakte ons van daar te gaan. 

De Fefitvius en zijne wolken zijn loodkleurig , zeer vast en 
zwaar. Deze rook en ascbwolken breiden zich uittor boven 
Napels y aan de zijde der Voorftad Magdakna, Zoo donker 
is heden d^Fefuvius als bij gister rood enbrandkleurigwas. 

Den. 16 morgeus ten half acht ure, — Men hoort her 

d 3 VI- 



£2 fragmenten van brieven ) OVER DEN VESWItTS* 

vige flagen ; ik weet niet , of zij in den verleden nacht heb- 
ben plaats gehad. Het aschregent zeer fterk; Fefuvius 
heeft wolken genoeg doen omhoog klimmen , om het ver- 
fchéidcne dagen te doen regenen; ik heb ondervinding ge- 
had van de asch, die gister ons in de oogen beet, en wel- 
ke ik u zend ; zij wordt van den Zeilfteen aangetrokken , 
en is derhalve ijzeracbtig. (Ten vijfure() Niets nieuws: 
asch en' rook. Naauweliiks belpeurt men een ligten ^mp 
op de plaatfen , alwaar de Lava heeft gedroomd ; en liet 
is waarfchijnlijk , dat er heden avond niets zal gebeuren. 
£ene der bijzonderheden dezer uitbardinge is , dat zij zeer 
kort geduurd beeft , veel korter dan derzelver hevig- 
heid voorfpelde. Men zegt, dat, wanneer de Vuurber- 
gen uit ver%heidene monden vuur fpuwen , zulks een tee- 
Ken is van derzelver verzwakking , om reden dat de zijden 
des bergs, verzwakt door de onnoemelijke doffen, welke 
zij hebbeen uitgefpogen, zich gemakkelijker openen , wan- 
neer zij hevige fchuddingen ondergaan. Indien de Vefuviut 
in eenen daat van verzwakking zich bevinde , is het een 
bloeijende ouderdom ! 


IETS , OVER HET SCHADELIJKE VAN HET BEGRAVEN 
IN DE KERKEN, EN OP KERKHOVEN NABIJ DB KER- 
KEN» Door*D. STOOP, te Bodegraven, 

H et is bekend , hoe de providoneele Reprefentahten van 
het Volk van Holland , bij eene Publicatie van den 
£4 Maart 1795 , hebben willen adchaffen het begraven in 
de Kerken en op de Kerkhoven bimien de Steden en Plaat- 
fen van dit Land, en wel zoo, dat binnen den afloop van 
dat jaar zouden worden aangelegd behoorlijke Kerkhoven 
buiten de Steden en Dorpen. Ook kan het niet geheel 
onbekend zijn , hoe bij de loffelijke Maatfehappij , Tot Nut 
van ’t Algemeen , te meermalen voordellen desaangaande 
zijn gedaan; het een en ander tot hiertoe met geen ander 
gevolg , dan dat flechts hier en daar, in ons Vaderland , zich 
cenige bijzondere perfonen tegen de vooroordeelen verzet , 
boven de zwarigheden verheven, en GraQiIaatfen buiten 
de Steden en Dorpen aangelegd hebben. Dan dit is , in 
vergelijking van 't geen het zijn moest , niets te rekenen , 
zoo het waar. zij , dat de fchadeliikheid van *t begraven in 
4 s Kerken en op de Kerkhoven , hinnea de Steden en Dor- 
pen, 


I 



' . % 


OVER HET BEGRAVEN IN BB KERKEN, ENZ. E3 

pen, indedaad zoo grooi; z^, als bet voorlang van fom- 
nugen gerekend is. 

Daar ik, even na *t uitkomen van bovengemelde^ubli- 
catie , 4°or het Genieentebeftunr van Bodegraven in com- 
mi^e gefteld werd, om een gedetsüUeerd rapport daar- 
over iMt te brengen , deed ik zulks met gewenschte goed- 
keuring; echter bkef ik ’t vermaak misien, van daarom- 
trent eenig eifeA te zien. Oe overtuiging van de nood- 
zakelijkheid deol mij nu en dan nieuwe pogingen in *c 
wérk (lellen ; en daar ik uit de Punten van Befchrij- 
ving^ voor de Algemeene Vergadering van ’t Nut van ’t 
Algemeen , óp den 14 en 15 van Oogstmaand I. 1 . , 
zie, dat op nieuw aan. dat belangrijk (luk gedacht is, 
wordt de ijver^ bij mij verlevendigd, om nog eene laatde 
proeve 'te nemen, of het mij gelukken mogt eindelijk iets 
toe te brengen tot het affchaffen van deze zoo nadeelige 
gewoonte. 

Ik zal dan eerst in ’t algemeen de denkbeelden van on- 
dérfcheidene Volken , over het begraven in de Kerken en 
binnen de Steden en Plaatf^ , opgeven en overwegen ; 
vervolgens den oorfprong onderzoeken van 't begraven in 
de Kerken en op de Kerkhoven; de fchadelijkheid daarvan 
trachten aan te toonen; de vermoedelyke redenen vermel- 
den , vanwaar , ondanks de fchadelijkheid , het begraven 
in de Steden en Dorpen , in de Kerken en op de Kerkho- 
ven , nog blijft voortduren ; en eindelijk , wat er te doen 
zij, om deze fchadelijke gewoonte geheel of gedeeltelijk 
af te fchaifen en buiten praktijk te brengen. 

De mensch van (lof zijnde en tot (lof moetende weder- 
keeren , behoorde dan ook , na den dood , aan zijne moe- 
der, de aarde, wedergegeven te worden; waarom men 
dan ook , bij meest ahe befcbaafde Volken , de gewoonta 
heeft aangenomen van de Lijken ter aarde te bedellen ; dat 
i$ , in of onder de aarde te laten begraven. Echter zijn 
er nog geheele Volken , welke hunne Lijken verbranden. 
Dan, boe het daarmede ook zij, allen komen overeen in 
het denkbeeld ; de dooden behooren niet tot de levenden. 
Alle Volken hebben beftehdig en door alle tijden heen zich 
van hunne dooden verwijderd , en de gemeenfchap met hen 
als zeer fchadelijk gerekend. Nimmer toch is er een Volk 
geweest, dat het denkbeeld gevormd heeft, om zulk een 
akelig fchouwfpel , waarvan het menfchelijk hart een natnur- 
lijken af keer heeft , bij zich te behouden ; maar allen hebben 
veeleer de verblijlplaats van den overledenen , elders dan op 

B 4 ’t veld 


I 



24 OVfilfc HET SdHADËlIJftE VAN HET' BffCKAVEJX' 

't veld en In éené óp^ne vlakte , vette vati alTen' omgang' ' 
afgezonderd,, gefchuwd. In Kerken huntfe dboden te be* 
gravend was ben eert afgrijzen ; en- zelfs de- barbaarsch- 
Ite- Volken zijrt trt dezen 'Veef wijzer' en omzigtiger ge- ' 
wcest dan tvij. De* zaak behoeft geen betoog; de gè- 
fchiedenisfen vaw affe' Volken getuigen zulks. Doorloopt 
vrij de gelieele öudheSf, dóorfnuffelt alle gedenkftukken , 
en gij zult zien, wat de gewoonten, wat de wettenen de • 
bevelen der Vorften met zi'ch bragfen met name' die der- 
Egyptenaren, Grieken, Mahomedanen , Clnnezen, enz. 
enz. Van de Joden (wier gezag hier vooral gelden moet)' 
lezen wij, dat zij het bevel van God zelven ontvangen* 
hebben , oia hunne dooden bulten de Steden te begraven 
en wie weet niet, dat die Natie- dit gebruik tor op dfert 
hiridigen dag heilig onderhouden heeft? Onze Zaligmaker 
zelf, van alle lijken het onbevlektfte lijk , hetwelk geen be- 
derf zien , geen rieken ondergaan zoude , heeft buiten de- 
poort op eene Landhoeve begraven gelegen'. Rome , het 
hoofd en voorbeeldvan alle Volken , ftrekthierten treflèndèn ' 
bewijze. Immers dé- verordeningen en wetten , om geene 
Lijken binnen de Stads mnren , maar' buiten dezeTven op 
het vlakke veld te begraven , zyn zoo metrigvuldrg , dat 
men b’nna een boekdeel daarmede zoud'e kunnen vullen. 
Ja zoo' tierre is de af keer' tegen het begraven in' d'e Kerken 
en Steden bij de Volken gegaan, en. zoo weinig hebben 
zij het afzigtig gezigt van Lijken kunnen dulden , dat bij 
fommigen het uitdragen van dooden, of bij avond, of bQ 
nacht, ten minfte' vóór zonne - opgang' , moest verrigt 
zihi. Van daar dat men degenen’, diode dooden- begroe- 
ven, arondUngett Hoemde, en hun het inwonen in de Ste-' 
den ontzeide, 

'Billek mag iemand vragen’: wat heeft dan der Christe- 
nen hart en zinnen verbijsterd , om , 't geen' andere , zelfs 
minbefchaafde Volken ^ bebbén verfoeid , en ’t geen de 
vroegere Christenen niet gekend , waarvan zelfs natuur; 
cn rede eenen af keer hebben , niet alleen aan te nemen , 
maar als iets heiligs te befchouvven en te behandelen ? — « 
Bijgeloof, de vruchtbare moeder van zoo vele wa'nbegrip- 
pen en boitenfpcrtigheden , beeft de bloedgetuigen der 
leer van Christus', na hunnen dood, eene at te groote en 
bijna goddelijke eerbewijzing betoond, en derzelver ge- 
beenten en overbliiffelen zelfs aangebeden ; daarvoor heb- 
ben' zij Kerken, Kapellen, Mirakelplaatfen gebouwd, kor p« 
hinde! diatwede gedreven, Biigeloof deed hen aanbidden ,• 



IN M KEUKEN, ENZ. a5 

en* heeft dezulken gelukkig genoemd , wien vergund wicrd , 
digt bïj de ovcrbliiffclen dezer heiligen , bii het gebeen- 
te der martelaren, begraven te’ worden. Bijgeloof heeft 
in de Steden , in de Kerken zelve de begraafplaatfen ge- 
bragt^ terwijl de algemeene drift, om In de Kerken oe- 
graven te worden , of de zijnen te laten begraven , zoo 
verre is gegaan , dat men genoegzaam geene plaatfen in 
de Kerken voor allen heeft kunnen vinden , en zich heeft 
moeten vergenoegen met digt onder de .moren der Kerken , 
op zoogenaamde Kerkhoven , begraven te worden. En 
zoo heeft deze dwaasheid , door het bijgeloof begonnen , 
door de eerzucht der rijken bekrachtigd , en door de heb- 
zucht der geestelijken rot rapheid gebragt , door vo!g- 
zucht en verkleefdheid aan liet oude tot op dezen dag 
ftand gehouden , en wordt nog met vuur voorgeftaan. 

Wat nu de fchaderijkheid van het begraven in Kerken 
en op Kerkhoven nabij de Kerken betreft , zal ik niet 
ftilftaan bij de bedenking , hoe hinderlijk en nadeelig voor 
de vererschte aandacht en (lichting bij fommigen de ge- 
dachte zijn moet aan geliefde overledenen , aldaar begra- 
ven ; ik zal flechts de fchadelijkheid , zoo wel voor het 
Bedehuis als voor de gezondheid der menfehen , aantoo- 
rien; — Wat het eerfte , de fchadelijkheid voor het 
Bedehuis betreft , dit fe- dunkt mij zeer gemakkelijk na te 
gaan: trouwens , een hoog opgetrokken gebouw, gelijk 
doorgaans de Kerken , aan de fimdamenten ondermijnd, 
en van de noodige aanperling ontbloot wordende , gelijk 
dit door het maken van graven en het aldaar plaatfen van 
doodkisten, welke, verrottende, ledige ruimten overla- 
ten , plaats heeft , loopt zeer natuurlgk gevaar van te ver- 
zwakken en eindelijk in te ftorten , waarvan beklagens- 
waardïge voorbeelden voorhanden zijn. Is er intusfchen 
eene plaats , waar men (lil en gerust behoorde te kunnen 
nederzitten , het is dfe , waar men godsdienftig te za-^ 
men komt. 

Maar de Geiteesr- en Natuurkunde Iteercn ons nog an- 
dere en ^ootere -zw^gheden kennen ;* immers door haar 
weten wij , dat alle dierlijke ligchamen uit vleesch- en 
bloeddeelen zijn fe zamengefteld ; dat derzelver uitwafe- 
liiingen zich met de lucht yereenigen , en in den dampkring 
zich verfpreiden ; dat dfe dampen zeer dun , fijn en 
doordringend zijn , zoo dat zé door de huid , zelfs tot in 
bét bloed indringen en daarmede vermengd worden , nog 
jneer dooi? inademing worden opgenomen; van waar daii 

B 5 ook 


I 


ü6 ÖVER. Ï|ET SCHADELIJKE VAN HET BEGRAVEN 

ook fomtijd.s de fchadelijkfte ongefteldheden cn gevaarllik- 
lle ziekten den oorfprong ontleenen. Dat deze dampen 
fchadeiijk voor de gezondheid zijn, naar gelange dezelve 
meer aanwezig en in eene befloten plaats zijn opeenge- 
pakt, zoo dat geen wind of lucht dezelve kan verdeelen 
of zuiveren, dit, dunkt mij, is voor een ieder zeer be- 
grijpelijk. Stellen wij ons nu vooreen Kerkgebouw , waar- 
vp de grond in en nabij is opgevuld met lijken, een wei- 
nig foms beneden deszelfs oppervlakte verborgen ; welk 
eene allerverfchrikkelijklle zamenpakking van allerlei on- 
reinigheden , zamengefteld uit de afzigtelijkHe vermenging 
van Hinkend bloed , rottende yleeschdeeïen , natuurlijke 
uitwerplèlen , enz. ! Daar deze Hinkende vermenging bare 
tiitwafeming en uitdamping heeft, kan het niet misfcn, of 
de lucht moet buiten het Kerkgebouw daarvan aangedaan 
worden , hoeveel te meer dan in het gebouw zelve , hetgeen 
dikmaals twee, drie, ja meer dagen, van den eenen kerk- 
dag tot den anderen , gefloten blijft ; hoe moet aldaar de 
lucht niet gcHeld zijn! Immers niemand , wiens reukzintuig 
zijne natuurlijke werking heeft, kan ontkennen, zulks niet 
dikwijls te hebben waargenomen. Wie js er , die niet nu 
cn dan , na het intreden of bij het verlaten van het Kerk- 
gebouw , met lioofdpljn of v^lging is gekweld geweest ? 
Hoe menigeen heeft zich niet al^ar met een rein hart ter 
IHchtinge nedergezet, die een onrein Ugchaam daaruit heeft 
medegebragt ; hoe vele kwaadaardige rotkoortfen , die den 
dood veroorzaakten , zijn niet haren oorfprong aan de rot- 
tende en befmettende lucht der Kerken verfchuldigd ! Te ■ 
Metz , in Frankrijk , was een meisje in de kerk begraven ; 
het leed naauwelijks vier of vyf dagen, of het lijk had de 

Ï laats zoodanig aangeHoken, dat men genoodzaakt was 
et gewijde Godsgebouw te verlaten , en den Kerkdienst 
naar elders over te brengen. Zoo heeft de Hank van rot- 
tende ligchamen eene onophoudelijke reeks van onheilen 
ten gevolge. Vroegere Geneeskundigen hebben opge-, 
merkt , dat twee of drie jaren nadat de Pest , ^e geefel 
van het menschdom , in onze meest bevolkte Steden ge- 
woed en uitgewoed had , kwaadaardige koortfen en heete 
ziekten haar geweld deden gevoelen , welker oorfprong zij 
alleen aileiden uit de nog overgeblevene pestdampen, uit. 
de begraafplaatièn oprijzende. Latere en zeer beroemde 
Geneeskun^sen hebben , ten opzigte van de alles vernielen- 
de Kinderziekte , hetzelfde opgenierkt. Trouwens hoe me- 
nigmaal is bet niet gebeurd , voor dat de zoo gezegende 





« 


W Ot KXRRBN, EMS. 

nenting in algemeen gebruik was , dat de Kerken en de 
aatbij gelegene Kerkhoven met Igken als werden npge- 
ropt , en' de alleiichrikkelijkfte zieden , door deze bedbr- 
cne lucht veroorzaakt , de venvoesting onder allerlei ftan> 
en vooitzcttedcn ; zoodat dikwijls Ouders, die door de 
'okziekte van hunne Kinderen waren beroofd , zelve flagt- 
ffers van den fl^k der overblijflèlen werden 1 Het is nog 
iet lang geleden, dat men t^nlijk heeft beweerd, dat 
en der voomaamfte , zoo niet de eenige reden van het 
oortduren der Kinderziekte is , het begraven der aan die 
waal geftorvenen in de Kerken en in plaatfen nabij de 
vendcn. Waar zoude ik beginnen , waar eindigen , wan- 
eer ik alle de akelige voorbeelden wilde opbalen , die 
oorbanden en bekeiid zyn, van de droevige gevolgen , 
iardoor veroorzaakt na eene algemeene Pokziekte ? Om 
echts één voor vele te noemen, dient hetgeen voor eeni- 
: jaren tè Chdwood, in Engeland, voorviel. ,, Men 
icnde het graf van iemand , die dertig jaren te voren aan 
e zidtte uit het leven gerukt en in eene eiken kist bijge- 
;t was. De doodgraver vond.de kist nog gaaf, en (tak 
et zijne fpade een gat in *t dekfel , hetwelk zoo ras niet 
;maakt was, of het lijk verfpreidde-zulk een vreesfcr^ken 
mk, dat noch de Doodgraver, noch diegenen, welke 
verder bij kwamen , het er bij konden uithouden. Kort 
lama werden veertien van de lieden, welke bij dien 
ink waren gewbest, door de kinderziekte overvallen, en 
et lang daarna was de geheele nabuurfchap met de doo- 
;lijke kwaal belmet.” Wat dunkt u. Lezers! wanneer 
:n ligchaam , dertig iaren te voren aan kinderziekte ge- 
}rven, 'in den grond gedolven om te verrotten, zulk 
ne befmetting, zulk eene vernieling kan aanbrengen, 
at motffen dan honderd en meer , in den bloei van 
in leven geftorven , in de Kerken bijgezet, niet uit- 
erken; welke onherkenbare 'onheflen moet die lucht, in 
: Kerken opgefloten gehouden , niet veroorzaken ! 

Van waar dan toch, mag men billyk vragen , dat men niet 
eds lang de fchadel'^e gewoonte van het begraven in de 
:rken enz. hebbe afgelchaft? — Wannéér men weet, 
t meest alle Vorften van Europa, Roomfche.zeo wel 
1 Onroomfehe , in hunne Landen , die fchadelijke en 
landelpe gewoonte bij de wetten hebben verboden , en 
zelve ook in die Landen dadelijk is afgefchaft , dan 
>et nog meer de verwondering riizen, dat die gevv>onte 
dit anders onder 'de verliclitfte.van den aardbo- 

dem 


t 



^8 OVER HET SCHAIIELJJKE VATT HET BEGRAVEN 

tJem te ïegt gefield 9 tot op heden nog bl'^ft voortdurend 
Hoezeer het eene onbetwistbare waarheid zij 9 dat de 
verlichting, vooral in het ftafc van den Godsdienst , fe- 
dert eenige jaren, in ons Land vele vorderingen gemaakt 
beeft , cn men van vele dwcepachtige en bijgeloovige ge^ 
vodens is terug gekomen , kan- men echter niet ontken^- 
iien 9 dat ons nog eenige aankleven 9 die den toets van 
het gezond verftand niet kunnen doorftaan;;. ondeir welke 
wel op den voorgrond mag gefield worden- de nog, over- 
geblevene zucht y van in de Kerken begraven te worden, 
uit het dwaas begrip oorfpronkelijk 9 dat het voor de. zie- 
len der overledenen van nut z§, in de gewijde plaats‘,nar- 
bij het gebeente der Heiligen , te rustenu Hoe blijkbaar is 
dit niet uit het ceremonieel 9 geen bij fommige Christe- 
nen 9 bij het begraven van hunne lijken, plaats heeft! — 
Dan 9 ook het eigenbelang dergenen , die. tot hiertoe de 
voordeelen genoten hebben van het begraven in de Kerken 
cn op de Kerkhoven 9. kan mede wel degelijk voor eene 
reden gehouden worden ; trouwens dit is van geen gering 
belang voor de Gereformeerde Gemeente , vooral ten plat- 
ten lande , alwaar zij alleen het ukdiiitend voorregt heeft 
van in hare Kerken en op hare Kerkhoven te doen be- 
graven ; immers de voordeeleu daaivan zijn al vrij aanmer- 
kelijk 9 en dit brengt ongetwpeld het zijne toe , dat deze 
ge woonteV hoezeer mtn anders van de fchadclijkheid over- 
tuigd zij, in Hand blijft. — Maar ook de ligging en de onge- 
fchiktheid der phatfen , om behoorlijke Kerkhoven buiten 
de Steden en I )orpen aan te leggen , kan eene oorzaak zün ; 
daar , in vele flreken van dit Land , de gronden zoo laag 
eii moerasfig z^n , dat men niet dan met zware kosten tot 
die hoogte zoude kuntien komen, dat de mogelijke over- 
Ibbomingen aan de Kerkhoven getne fchade toebrag- 
ten. — Eindelek zoude men hier , als een vrij algemeen 
bcletfel 9 kunnen bijbrengen den flechten finandeelen toe- 
lland van verre de meeste plaatfen. 

Thans ter opiosfing der geopperde bezwaren tredende , 
komt ons weder het vooroordeel tegen , hetgeen bij fom- 
migen nog plaats beeft, dat de ri^t der zielen zoude be- 
vorderd worden , door de lijken in de Keiken en op de 
Kerkhoven , in de nabijheid der Heiligen , te begraven ; ter- 
wijl nog anderen het zwak hebben , om tranne beenderen 
nabij die van hunne familie te doen rosten, even als of 
deze nimmer ftoornis zouden ondergaan, of dat het den AI- 
magtigen aan vermogen ontbrak 9 om , zoo zulks vereisclit 

wier- 



IN DB KEU-KENy BNZ. ■ ■ ' 

nerde , voor tde •vereeulpng In eene betere wereld to 
orgen. Wanneer zoo veel , 9ver de fjhadelijkiieid vaa 
et begraven in dc Kerken en op de Kerkhoven, ge» 
egd is; wanneer zulks door den opmerkenden dagdqkt 
an worden waargenomen ; wanneer de zedelijke verkeerd- 
rid bewezen wordt door de fchade, daardoor aaii de le- 
enden toegebr^ . en men blijft dan nog, in weerwQf 
an dat alles, aan het oude vooroordeel, uit bekToin{)ena 
lodsdienstbegrippen , gehecht ; dan dient de \V'et.'cver. 
jsfchen belde te treden, om van die dwaasheid een einde 
! maken. Zonder dit, zal men bezwaarlijk den gchtkki»' 
;n tijd geboren zien van de algemeene aHichaffiag van. 
;t begraven in de Kerken en op de Kerkhoven. 

Een tweede hinderpaal was het eigenbelang der genen , 
e tot dnsverre het xtitfliritend voordeel hadden van bet 
'graven in hunne Kerken.^ Waar eigenbelang ©f heb- 
icht de klaarfte en knebtigik overtuiging in den weg 
at , ook daar mag en moet bet openbaar Gezag gewis- 
tjk tusfehen beide komen en bellisfea. En kan of be- 
ort dit eigenbelang langer een hinderpaal te z^ ? Oe 
Ijikheid van regten immers , aan iedere godscÜenflige 
zindheid toegekend , ftrijdt tegen alle uitfluitende voor- 
aten van eenige gezindheid. 

Maar , zegt men misfebien , die Kerken zijn daartoe nu 
imaal Ingerigt, en vele particulieren hebben daarin hun-, 
graven gekocht: zoude men deze, bg veranderbg van' 
graafplaats , niet fchadeloos behooren te (lellen ? — > 
'at de inrigting der Kerken tot bet begraven van Lglten 
treft, is, naar ons inzien, van geen het minfte belang; 
mets wij hebben reeds gezegd, dat, beh:Uve de fcha- 
Ujkheid voor de gezondheid der levenden, de Kerken' 
el , ja zeer veel , door het ondermijnen bij het begraven 
r Lijken 'lijden, en zulks niet dan fchadeV^ voor het 
bouw zelve zijn kan ; terwijl de byzondere inrigting 
niets anders beflaat , dan dat men aldaar den ^oni: 
kens opneemt , losmaakt en omgraaft , hetgeen iu an- 
te Kerkén geen plaats heeft. ■ Wat aangaat de veckochn 
graven aan particulieren; het is zeker, dat men nie- 
nd van zijnen wettig -verkregen eqendom anag Jberoo» 
1 ; maar , bdhalve dat eene flebadebosfteUing mis- 
ien zeer wel zoude kunnen gevonden worden, wil ik 
iter 'in overwe^ng geven, of hierin wel <veel bardhdd 
ide gelegen zijn , -wanneer men in .aanmetki^ meetnt , 
de meeste det gekochte graven gevuld xüa .mgt do 

Lij' 



I 


$0 OVER HET SCa&DBtQKE VAM IST BEGRAVEN 

Lijken der afgeftorvene fafailie , en dat deze , door ver» 
andering van begraafplaats , voortaan ongeruimd zou- 
den kunnen gelaten worden $ iets , voor den zwakken 
voorzeker van veel belang! Wanneer men nu daarbij 
voegt het getal der genen , die , tut verilandige grondbegin- 
lèlen , deze fchade zich gaarne zullen laten welgevallen , 
dan zoude , dunkt mij , het getal der genen , die gekochte 
graven hacUen en daardoor zich benadeeld zouden reke- 
nen , flechts zeer gering zijn. 

Wat voorts aangaat de ligging en öngefchiktheid der 
plaatfen tot het aanleggen van begraaQ>laatfen bultende Ste- 
^n en Dorpen , moet ik erkennen , dat er vele plaatfen 
gevonden worden , gelijk in den Krimpener , Alblasfer en 
andere waarden en droogmaket^n in ons Land , waar niet 
^n met enorme kosten, en dan nog maar zeer gebrekkig , 
nieuwe- Kerkhoven zouden kunnen worden aangelegd.' De 
bekrompenheid der Kasfen , eindelijk , van vele plaatfen , 
tot het goedmaken der kosten voor het aanleggen van 
Kerkhoven , is , gdoof ik , vrij algemeen en gewigtiger dan 
eene der overige redenen. Omtrent de beide laatstgenoemde 
punten , zal ik , ten befluite , flechts affebrijven, wat ik 
in mijn rapport , of advies over die materie , aan het 
Gemeentebeuuur van Bodegraven , in 1795, en in mijne 
WinteravondgefpreUcen , in 1794 en 1795 uitgegeven , 
gezegd heb. 

„ Daar het , zoo uit de ligging der Flaatièn . als uit dc 
gefteldheid der Kasfen , eene volftrekte onmogelijkheid is , 
om overal nieuwe Begraafplaatfen buiten de Steden aan tc 
leggen, moet men .op middelen bedacht wezen, die mo> 
^qk en uitvoerbaar zijn. 

. „ Wij meenen genoeg gezegd te hebben , om e«’ ieder 
te doen gevoelen , dat de twee laatfte redenen hier voor- 
namelijk als beletmiddelen . behooren in aanmerking te ko- 
men : immers de öngefchiktheid van vele plaatfen , tot het 
aanleggen van nieuwe en voldoende begraafplaatfen-, is 
buiten alle tegenfpraak ; gelijk gebrek aan geld , bij de 
plaatielijke Kasfen , niet minder als een hinderpaal moet 
Wchouwd worden. Dan , daar ik geene noodzaak zie , 
waarom men op. iedere plaats eene sdzonderlijke begraaf- 
plaats behoeve , zoude men , naar mijn inzien , deze 
zwarigheid best te boven kunnen komen door zekere com- 
binatiën. Bij voorbeeld , om mij bij de Dorpen te bepa- 
len, waar w opgegevene zwarigheden wel het meest 
grond vinden, duw' mij, zouden de Gemeentebefluren 

van 


I 



/ 


m DB KBIUEBN, ENZ. 

t t 

ha eenige Dorpen in de nabuurfchap zich behooren te 
rereenigen tot het aanleggen van eene begraafplaats , op • 
Ie d^oe meest gefchntte plaats,^ zoodanig ingerin, 
lat de Lijken van de geheek^ cominnatie aldaar tonden 
irorden ontvang. Tot vnading van de kosten tot den 
anleg, zoude ik verTcheidene middelea ter proeve kun* * 
en opgeven , zoo ook aangaat^ de geheele inrigring^ • 
an ik zoude daardoor de wijsheid der Gemeentebefturcn 
erekend kunnen worden vooruit te loopen. Alleen wil 
: dit zeg^;en , dat , nrisfctden , tot vinding der kosten , 
:en beter en eenvoudiger middel zoude zijn , dan eene 
fchrijving op de graven , tot eenen matigen prijs. lm* 
ers, het zij men bij een algemeen verbod, cn bij partij 
diere iarigting , bet begraven in de Kerken en op de na- 
irige Keikhoven doe eindigen, zal men wel tien toe 
dntig galden voor een graf op zulk een weiingcrigc 
irkhof willen geven, oi, wanneer een goed ontwerp 
arvan gemaakt en uitgegeven wordt , die penningen 
ime VDoniit oplchieten , immen zeer zeker wel voor 
helft ; en dan , geloof ik . zal men genoegzaam in ftaat 
tl tot het beginnen en volvoeten van zoodanig ech werk , 
nder merkelijk bezwaar voor de Ambachten, ja mis* 
lien wel tot voorded van dezelven.** 


DE VADBELIJKB LES. 

* V 

r zijn g^neetmiddelen zedeiyke , zoo, wel aU te»\ 

* gen munurli^e of ligclMinotijke ongefteldheden. Do' 
»oce vraag. U ».aezelve te oncdekkeia en cQdig toe ce dienen^ ^ 
ï hier een voorbeeld van zulk eene verftandelijke be-^ 
aamheid. r . . ' > . , * 

leu zestigjarige glasaard bad een verkwistradeti zoon^ die 
fs voor ^ QOs(pwa% vao «zijn lev^o verlang^ nje^* 
veinsde p hem io> bi^zit van zijne Mêderen; op te vol; 

Dac vadermooidead ver/a^eq bedroefde den braven 
saard. „ Waarom , '* zeidé hij tot -zichzelven , moet 
aanwezen grievende z^n voor tem ; die het zUne 
an my ontieeot, en wien hetzelve dierbaar zijn moest? 
leb ik niet m hem gedaan al wat in myn venqogen was ? 
leb ik hem ooit iets tegen reden geweigerd? Zijn moe* 
eriyk erfgoed en hac huweiyksgoed zijner vrouwe heb ik* 
em zien verkwisten^ myne naletenfcbap • waarop hij\ 
zal eene prooi zyner fcbuldeifchers zijn. Zijne eeni* 

j» S® 




M VA0Ü&M4JKE Jfllf 


^ ge 4ochter^ die het voorwerp zijner liefde behoorde te 
^ wezen, zal van gebrek vergaan, indien ik mij niet haasce , 
,, haar voor die ramp te behoeden. Dat wij alles iiit den 
„ wegruimen, hetgene mijn dood voor dien onnatutirlijken 
5 , zoon aanlokkelijks heeft; dat die dagen , wier draad hij wel 
zoude wllen dat eerlang werd afgebroken, voor hem zoo 
p, diei^aar worden, dat hij bet einde derzelVeu mer fiddering 
• p, zal te fgemoec vzien 1 Dat wij , indien het mogéJijk zi^ , zijn 
^ hart vaBteene zondige begeerte zuiveren I* ^ 

Ter >bereikinge van dat oogmerk, fpoedt zich de oude man, 
om een JLandgoed te verkoopen , zijnen eenigen eigendom » 
en hetwelk een jaarlijksch inkomen gaf van vijfduizend 
gulden. De voorwaarden van den verkoop waren, dat hera^ 
twintigduizend ecus In gereed geld zouden betaald worden, 
fen dat hij het gébruik van het Landgoed tot zijnen dood toe 
zoude behouden. Nadat de koop was gefloten , fc^reeriiijf 
nan zijnen zoont .Uw vader iblijf ik altijd, maar m^u^erf* 
,, genaam zijt gy niet meer. Ik heb denigduszesid gtddeu tir 
„ zekere bewaring gefleld , die de bruidfchar uwer dochter 
„ zijn zullen. Zoo lang ik zal leven, zal een Jaargeld 
vijftienlionderd gulden u van de behoefte bevrijden , waar-^ 
niede gy worflelt, ‘Mijn (lerfdag zal voor u een warér 
treurdag zyn , .omdat ïk het jaargeld met mij ten grave zaF. 
voeren, welk uw wangedrag voor n zoo noodzakelijk heeft 
gemaakt. Om het verlies van uwen vader zult gtj zuchten 
uwe tranen zullen niet die der natuur, maar van het eigen- 
belang zijn. Indien gij het geluk hebt in het hart uwer 
,, adochflor ide iiefide te viadea, wdlke ëc\im ktt mme mec- 
,, ontmoet heb , zal zij aan uwe grijsheid het brood verTchaf- 
„ fen, welk gij aan de mijne zoudt geweigerd hebben* 
,, De voortduring 'mijns levens is mijne zaak niet meer, zij 
,, is de uwe geworden. Gij behoorde, te voelen, dat hy, 
die al Z!jn géluk van uwe dankbaarheid verwachtte, geeoe 
,5 waarde aan de jafén hecht wefke hem nog overig zyn. 

Indien de nattiur hem éenen zoon had gegeven, hoedanig 
,;-'hij verlangde,’ mét'welk een vermaak ‘ztradé hij deszelfs 
p, erfdeel vermeerderd hebben! Hoe bévreesd zoude hij ge* 
,, weést zijn dat *i^né' ^bezittingen ’ vern^nderden 1 Ach! 

2 flj zoudehuiet de 'Ztjrte,maar dié zooas geweest zy<t. 
„ Maar ik . heb geen zpoft meer: want diefe ntoam kan Ik niet ‘ 
aan hem geven‘^*-die fiats laag niet meer ecB'vadér' wil- 
„•de hebben.” *' • 

' Deze brief wierp de *5&iel des oilflankbatea dermate öi^èr-* 
hoop, dat hij verfcheidene dagen van wtoegiftgea als ,^ver- 
Ichetlrd werd. "Van zijne diepe droefgeeSti'^did eenskÜaps ue-^ 
komende , zond »hy een antwoord aan Sijttén wader in deze' 
weinigè woorden : „De ditad , «welke gij mtj luebt geméld 
„daad van rcgtvaaidighêld. Éenenmisda^enzoon'hebt 

• * 1 *• ' - • p, <€kfd«> 


99 

99 

9 > 

99 

99 


é n 


I 


VADlifthTJKB LE§i 85 

II Wfiik Éé<ï tio^ 2w:^^^dc^ verlies hééft 'hlj te ondergaan ( 

II het is dsrt vaft trwe liefde. OntBeem ihij het eenige goed 
^ fiiét 3 ^ Waöröp ik jaloersch ben. Sta mij toe , dat ik niets 
II mee? of anders van tiwe weldaden ontvange , dan hetgene 
li m^ne dochter aangaat* Indien het mij vr^ftondi nab0 u 
II nfjne misdaden te komen verzoenen, niet meer als een 
I, Zoon, maar als een boetvaardig dienaar, ook die titel zou* 
de voor mij een dierbaar erfgoed zijn,” — j. Kom,” aiit* 
Woofdde hem zijn vader, ik geef er mijne toedemmiirg 
I, aan , maar op voorwaarde dat uwe dochter* u verzelle ; dan 
y, zat Ik ten ratnfte een voorwerp, mijner liefde waardig, 
vóór odgen hebben.** De zoon verwijlde zijne overkomst 
fifet. H5 wérd met eene koeie deftigheid ontvangen ; doch 
alle de vaderlijke teederhartigheid daalde neder op het on* 
fchuldig fchepfel , welk hem verzelde. Dag aan dag betoon- 
de de zoon meer ijvers en eerbieds voor den grijmrii ^ die 
hem met oogen van droefheid en (ülzwijgende aanzag; oiil 
géene andere gunst verzocht hij, dan hem alle huisfelijke 
dienden te mogen bewijzen. Een zoo naauwkeurig en ge- 
trouw verüag deed hij hem van zijn gedrag, zoo zuinig waS 
hij op zijne bijzondere uitgaven j maakte zoo veel werka 
ifan de opvoeding van Z^né dochter, dat de vader hem niet 
toger de verknochtheid fconde ontveinzen y Welke bij Zich 
Saa bénaéröigd te doen herleven* Twee jaren waren et 
haauwelQks in dezen ftaat van verzoeninge verloopen j of de 
Vèdet Zéidé tot zijnen zoon: ,, Mijn vriend ! het fpijt mij dat 
ik mijn Landgoed verkocht heb; maar iThebden brmdfchat 
uWer döéhfé'r op verzekerde rente uitgeZet ; -de inkomfteil 
daarvan zijn voor u* Het iaargefd van vijfliènhondetd gnl- 

i, den. Wélk g!} hebt van de hand cewezen, zonder ik daar^- 
„ van afj M^ne huisgeraden heb ik nief vervreemd* Mijn 

dóöd zaï derhalve niet geheel onvruchtbaar Voor u zijn.** — 

O. tóijfi. vader 1** riep de z^oon, „ behoud aïles, verteer 
y, flfies, en verfcheur niet meer het hart van een'en zoon* 

I, dlé| dóoi: zijne wroegingen , reeds * te zwaar geftrafi: 

j, isl*^ Dé vader yerwijdetde zich, niet willende ant- 
Worden* 'èb onr Zijne tranen te verbergen. Nog een 
Jaar verliep er, en de vader iprak aldus ernftig zijnen 
tóoit ann:. „Mijn vriend 1 drie jareii zijn er bqkanz 

verloopen . fluts ik ti geherbergd heb; hot wordt tij'd dat 
I, daétfaab' éeb einde kome/* j&it gezegd hébbende, vlél 
hetii dé zidon‘ in de . rede. „ Hoe!** zoo Arak hij. met 
Cetiel bevëïidè ftëirij ,, onze tegenwoordigheid ^It u dart 
,, lastig f Doof wélk eéne nfeuwe mrsdaaa hébben wij dat 
, 1 ' odgeluk verdiend ?” — „ Gij verftaat mij niet ,** hernam 
de Vader: „ inijie» ik ü niet langer bij mij. wil hébben iii- 
„ wonen, het *is omdat mijn.. voornemen is. bjj n. 

I, wonen* Ja, dit Kasteel is hét uwe. Lufstér eens: ik heb 

MENG. l8il. NOé Ié • ' € d ' 




34 


DE VADERLIJKE LE|« 


ff u niet misleid; mijn Landgoed had ik verkocht, maar ik 
ff had voor u verzwegen^ dat ik, bij den verkoop, het regt 
ff aan mij behouden had , mijnen eigendom wederom tot mij 
,, te nemen /op voorwaardé van de dertigduizend gulden mee 
ff de renten te zullen teruggeven , welke ik heb ontvangen, 
„ Deze fomme. is teruggegeven , en van heden af behoort die 
ff Kasteel u toè ; en ik behoud voor mij niets anders dan het 
i» regt , V om er op te wonen en er te fterven.” — „O 
„ beste dér vaderen !’* hernam de zoon : „ m^gt ik aldaar u 
„ mijnen eerbied betoonen tpt aan mijnen jongden fnik!” — 
„Mijn kindr fprak de grijsaard, fnikkende van teedere 
aandoeningen: „ fchier hadt gij mij van droefheid , doen 

„derven: doe mij heden niet vgn blijdfchap omko- 
,,'men!’* — . . * . 



PAULUS tSriTEMAKER* 

4 . * ' * * 

I n. de Handelingen der Apoitelenf Hoofdd. XVIII: Zfl^zen 
wij , dat de H. paulus het handwerk van tentemaken oe* 
fende, en er zfja bedaan van had. Elders getuigt hij van 
zichzelven , dat hij , nacht en dag , met zijne handen arbeid- 
jdê, óm .niemand* tot la^ te zijn. Sommigen het>ben zich daar- 
over verwonderd , als het beneden de waardigheid eens Apos- 
tels van JEZUS Christus achtende , die daarenboven van el- 
ders blijkt, een man van goeden huize en van eene be- 
fchaafde opvoeding geweest te zijn , een ambacht of hand- 
werk geleerd ‘te hebben, en daarmede dèn kost te Mni^nen. 
Geenen anderen grond, intusfehen , heeft déze bevreemding, 
dan'onkunde van de zeden en gewoonten van vroegere da- 
gen, eii dat een handwerk geleerd te hebben en te oefenen 
onder Heden van aanzien ‘toen niet ongewoon was. Dioce-^ 
WEs LAëRTiüs verhaalt, dat de Wijsgeer mknedemus. hetzelfde 
‘handwerk als de Apostel paulus oefende, hoewel bij van 
adelijke, en aloude geboorte .was. Bekènd is het, dat té.^- 
tkene de vaders ve.rpligt waren (f) hunnen kinderen een of 
andjer handwerk te laten leéren, waarvan zij een béftaan kon-^ 
den hebben; alsmede, dat de Wet, welke de kinderen vet- 
pligtte : hunne verarmde ouders 'te onderhouten;,, v^n die ver- 
pligtihg de kinderen óntfloeg, wien hunne ouders geen am- 
bacht hadden laten leeren. De Atiehers hzdd^n dat gebruik 

over- 

X jr4r...IV: I Thesf.lh g, a Thesf, lilt 8* 

Ct) IKwaasus » Ihemis JttifUf Lib. I. Cap. 3* ' 


TENTEÜASEE* 

ovèrgenömen van de Jodeh (*) ; en nog, ten huldigen dage 
zijn er befe^afde fteden in Europa ^ alwaar niemand het 
gerregt kan verkrijgen , van welk eenen rang bij ook moge 
wezen , die niet tot een ander ambacht zich be|>aalt ^ en 
in het Gild zich niet laat aanfchrijven. Daarenboven was hec 
te^ Athent gebfüikemk , dat lieden van rang , die vele -Qaveir 
hadden, dezelve tot dez^ .of gene handwerken of fabrijken 
gebruikten, die hun groote voordeelen aanbragten. De va- 
der van DBMosTHENEs had een Mesfemakers winkel x waarom 
hij de Meifemaker gebijnaamd werd» Jovenalis (^Sat. X..v« 
230^ befchr^fc hem als een Smid, die op het aanbeeld floeg, 
en geheel zwart van de fadd^plen; doch dit zeggen dea 
Hekeldichters moet, misfchien, niet naar de letter worden 
opgevat, hoewel sipomus afoi,luiaris (f) hem gevolgd 
heeft. De Dichter sopüoCLbs, die, even ais paaicLEs en 
THucYDiDBs, het bevel over ^ het Atheenfche leger voerde^ 
was de zoon yani. eenen' map, die, door zijne (layen, handel 
in mesfen dreef. En zijn I^evensbefchrijver doet z|jne jian- 
zieuUJke bedieningen, gelden, om den luster den mona te 
Hoppen, die hem als pet^ jSmidszotm befchreef. 

Systpps Criticorum h Acu ZVÜlx 'z* Dausius •# orotXos im 
Ct) CtfT», a Poatfg. sé;A»f^hm» Vt 187, u C#r». ts* NofUnm^ 

Z4t*. 'i ' * 


« / s. t A ^ \ 

&Xi t WicêNS een’ KONtNEUJEeN TIJCEIU 

(Uit een’ Brief van Sunderhuni^ Oct. 1804.) • 

. - ■ * . 

rf’^lster was ik getuige van eene voor gansch buitenge^ 
V» woue jKeaogoing. Een TUger, de woestfte» dien Ik i»*’ 
mef zafc; ^j^vgTg'de , met .bloeddorftige woede een’ jongen 
wilden tot,; op den ., oever der Riviere. De BuiFeR , 

wanbopeaide' dobr de'vlugttë óixfaappen, wierp ^ich dn den 
vloed. 'JVtfiar de Tijger, wei wetend, e dat hij de kraciit van ' 
den, ftroom nle^ zoji' f Jannen wederjïaan , plaatfle Eich gedui- ' 
dig op depVopver». ïijar prooi Wjuneipende, en al dcrzeJvet 

bewegingen .dpliettena gadeil^ander De ongelukkige finéely na 

een’ gehiimen,d(Jd geworfteld te .hebben met dén vloed, ge* 
voelende deniëlven niet lébger wèdëriland te kurfnen bieden, r 
trachtte het flrand te winnen en andermaal door de‘ ^lun den 
dood te ontkomen. De Tijger, onvermoeid in het vervol- 
gen , vloog hem na ; en reeds zag ik hem op het punt van ' 
zijne prooi te grijpen, wanneer beiden de digte wildemii 
iwroBgën, eu ik ben uit het oog verloor. 

Ca 91 


\ 


I 


^ DE VO&TUGBMCflt tfGfidiniB 8MNO& OLAMA. 



^ ^ Air * .#*» _ 

D&: M)&T(KH^OBE AOBltiDBB . ««NPR 9UVH4i>. 

. ... f 

^ 9 * * • . 

D e Portugezen hebben eenfge Schilders gehe4^ tde men gee^ 
ne vefdieoilen ken' ontzeggen : vdan ohgehikhig oncbtefé^ 
liet aldaar de Kunftenaftrs aan aènmoediging. Een bewijdk 
hiervan levert het volgende geval op* Sigtior glaMa wm eM' 
Schilder , die eete zou gedsnii hebben aan elke Scbilderfcboof^ 
In Europa^ Uadde hij aanmoedigib^genoeg génoten^ om èé 
vermogens^ welke hij bezat , re wérk te Keilen. Een geboreif 
Portugees hij in [talie vèribbeidene jarenln de beoefening^ 
der Schildei^UDSt belleed, en daatin geene geringe vordenÉk 
gen gemaaktv In zijn Vaderland^ -wedergekeerd, kon hi} nfëe 
dan fchaar^ aan^ den kost koden, fcboon bi) alles fehUderée» 
wat hem werdf te doen gegéven* 'Zijn penfeel maalde zoo wel' 
een Uithangbord als een' Apostel»' * 

Een ri^ Man te OporH had tén oogmerke eene' zijner ka* 
iners met Schilderijen te behangen *en-êe véiKèreb. Hfj vef-*- 
voegde zich tot den Sqhildec gi;ama, die .juist op dien tyd 
eenige kosrBafe oude Schildèiljiéh Vkrf eenr drider had, ont’ 
voor een Ae^C^rp>fehe 

Koopman kon beter over Wijn dan over Schilderijen oordemlaD#. 
Hijfprongvan verwondering terug, wanneer CLAMAhem twin- 
tig Moidocas vDor een (luk van coanzGGio vroeg, .en 
den Schilder te gemoete*, „ dat onlangs twee nïêuwè 
„ en veel grooter Schilderijen voor dien prijs gekocht badT^ 


DS ABT DB LONGUERUE. 


D e Abt DÉ «JóNGGERüE zich Op zekerctt tij4 in^Jne Ab^lf. 

du Jard htvtndtnée f vraagden hem jÉijbe/É^esfel^^^ 
wie zijn .Biechtvader was., j, Ibdfen gn! uHj weet te zèg- 
„ gen,” antwoordde.de Abt,^ ,, wie aöi^.Biedhnfade* Vdó . 
„ den H. AUGUsnNtys waa,- zdPik n * öen mMhen noemtfri.^ * 
Inderdaad, ’t geen ten bewijze fchïfA te ditlneiri dat dé* 
Biecht nog niet was iög^V^erd Is , dat de* H. AÜGüstiritjs , . 
dtt de omftandigheden' van bét pvérlijtien der^H;* MbwKü, ' 
zyne moeder, breedvoeHg; véfhaalt, geen woord van de 
Bkcht zegt. 5 . . V - ; 


\i J A . 


» t* i * 


♦ * 


mr MjqBir. 




HET SIJSJEN. 

In de fchoone vrpcbtbre r)dd.eo 
Van den DenroOrooii) befpoeld. 

Waar het by h$t ochtendkrieken 
Van g^Iuimden zang krioelt. 

Zat ik by een &bfche linde, 

OverTchaduwd van een tak, 

In wiena blad den ^Jafen fthnttië% 

Dat zaet Cchoeae lice 4 *<dt. 

• 4 

IJZ$0 

Hoe beny ik, .teder Sjjsjn» 

*t Heil van nw gelukkig lot! 

Altyd zingt gy zonder zorgen» 

Altiyd leeft gy in genot. 

BBT flJSJBN. 

Ach! wat dwaalt gy, Heedeifanel . 

Zoo myn fleni het dal doordringt, 

*t Zün ai^ biAKfi vea^geaangen • 

Die myn onheil my ontwringt. 

♦ * 

iizz. 

♦ 

Wordt nw nooddruft niet bevredigd 
Van den rOkdom van dit land ? 

God vQtnzag in wat vatitn-. 

Met een altUd open band. 

w 

Duizend vileglèns, duizend nludtjeilf, 

Malfche groenten , altyd ftlsch , 

Mogen (leeds uw lust verzaden. 

Bieden u een’ ftaigen disch. 

c 3 Iiia> 


.«ST alJSJBMi 

Kristallijnen waterfpranken 
Kronkfen zich de beemden om, 

*t Zangrig keeltjen tqt .verkwikking. 
Dat het' niet Van' Öora verftomm’. 

In den zomer hebt gy lommer} 

Als de vorst ti óverkoomt. 

Vindt gy kloven in de rotfen. 
Scheuren in bet dor geboomt\ 

' HET SIJS JEW, 

t ■ ■ V 

Gy^n, gy» (-gewis) bezitffer 
Van een meer dan matig goed 9 
Smaakt gy naar uw lotbedeeling 
Wel geringer overvloed ? 

Schenkt de blanke wol der lammren 
ü geen fijngefponnen rag» 
pat aan uw bevalligheden 
Nieuwen luister leenen magf 

• » t • 

Schuimen met uw blinkende emmere 
Van den vetten geltenroom. 

Zoeter dan de kunstgerechten , 
FrisTcher dan de frisfche itroemt 

Puizend zwaargeladen takken 
Buigt de boonigaird aan uw knién 
Om^ de teelt der jaargetyden 

Aan beur meestéres te bién^ 

* 

Sneeuwt de winter op de velden 
Uit zyn vijandlijke vuist , 

Oy ontfchuilt zyn felle nepen» , 

' In de rieten kuis gehuisde 


■tr iQiiiii» 


« 

Ach wtt dwaalt gy , kwelend S^sjen » 
Zoo gy hierin heil geloofl! 

Wat kan overvloed my troosten. 

Daar myn hart my werd ontroofd I 

Ach , wat is my dat bezitten ! 

Waar verTchaft het troost in fmaftl 
Beter waar het, nooddruft lijden 
£y de rust van vredig hart. 

De onweérftaanbre hartendwinger. 

Dien het menschdom liefde heec^ 
Nam my aHe rust voor eeuwig. 

Stiet my in een eindloos leed. 

, HZT SIJSJEN. 

Ja, die Godheid fchept genoegen 
In de pyn van al wat leeft. 

Waan niet dat een teder Sijsjen 
Van z^n kracht geen denkbeeld beeft» 

Maar beklagen wy geen liefde ; 

Ook haar pijnen vallen zoet: 
Wreedheid is het, helfche wreedheid. 
Die my *t leven vloeken doet* 

Hoor mijn noodlot! en uw tranen, 
(Heeft uw oog er ooft geweend) 
Zullen aan dit firoomnat mengen. 

Of uw boezem is verfteend. 

é • * 

*c Was waar Legaas zilvren water 
Door de beukehbosfchen fchfet. 

Dat ik, pluim- en vormloos kieken, 

*t Brekend moederei yerlier* 

% 





^ *«ir 

Doet de teêrheW witit mijn oudren. 

Tot jqön’ iwtSsdom, i^göiropd, 

HlTas ik baad en zorg omtogen ^ 

Met den je^xAea zomejr^ed^ ' 

Spoedig vloog het faargetijde» 

Met möne eerfle ^eelzijchJC, on>; 

En een Hef* aanminnig Kneutje.n 
*Werd m^n wensch en eigendom* 

\ 

Waar Ut «loog of nederhupte. 

Immer waa zy aan pjyn zjjf 9 
En> In vnl en zucht vereenigd, 

TOets gelukkiger dan wyl 

*it Winiierwetr msv weggéwefee» . 

En een fchoone Lent* brak aan , 

Als een zoete trek tot ^ren 
in ons h^ begon te 0aaiju 

Ach , geboren om te mlnneii , • 

Tot eUcaaders heil 
. Ward ik aan dat dierbaar gaaitjen 
Door den teérften band geklepd^ 

Hier was ^ plekken dat wy kozen 
Tot den eclit- en kraamkoetsbouw } 

IS^er^iitor ffiehtcen wy dat neatjeii^ , 

Dat ons kroost onifangen zon* 

Spoedig am die boutir voltogen^ 

En J|i^ legerden geijureld t 

Spoedig.zagen vy de mcseltteB - 

Van ons beider tederheid» 

« 

Drie der blankllea dier eSleren 
UeMen in bwm*. znivren fc}n^d 
Onze rpiiikjeilB iopgefloeexl. 

Beider hoop en buwliJkspraaU 

?- Ga** 




E!a4i||i m» d« flmid gtinttesy 
CStond vaa.onstiyUfv.tfoMlOi 
Van elkander aneér te.yhidaK -. i 

In een oni gaiUkead. htona^ i 

*k a^MÉgr m hhftto yel' tuvotrln^ 

Om bèe gi^nde-geakbi.. - • ” 

En m^-kitin’i^fleclK te aMrfblfomr«% 
Had vOan.aqf euf htmel.-iiei . 

Als di nloflder het be# <wl» « .. 

Bracht ih. ’t veedfcl dM mk,' 

Dat ik met 4^1»^ e^gdn* foneeb 

In bnn.ieéte.htfcjeaa lldk.. ... 

Onvermecid in ze ep- te kieken'.;. ' 
Dronken yan die' ziekgeomldiey 
Zagen wy dte.- 4 pand^ett. 9 goejea» ■ 

£n met hdn » ees- baddek./ vedegd» > 

« 

Eens,,d:idndjNO'wee eu jantecel. . i' 
Dag, bwawmwd' meh ecaraiid^'^’ 

Die, |e*cef«iiiM valt'nl^|)lb]dalgcn'f- 
. £euwig.ire«f -ndyb «dBM ftiaCJ'. 

Eena , teeii^ik'indi>m9Q><'ki|ilim»! . > <• 
Wat (ei ;^^t'nia6hetïa)eiter f!?'"'." • 
Op de ficndmtinMiigeilIntfeaio..-';' . 

Hf at|leajim4>oiea^bfd-yeTéitf 


Oiribc Ueetfr dode der Merite» 
Sieefde km myn loRviieadia: 
Mmmei mocln zf teedfel futenit. 


Of i 


heer plMia^.ja.: 


En terwyr ly op dkf cin» 
Broeiend nedmev weBctt denr«t 
Zong ik kaac'de zoMte toeet^ne» 
Met eed kam y<d. ««lint, dom 


Daa|r 



VÈ/f 91JS.TB»* I 

Bitgde een jager uit zijn* fchuUlioek 
Richtte' *t gruwzaam moordgeweer; 
Schot ging af, de hagel faorde» 

En mijn. gfL viel ftervend néér» ' 

\ 

Korenbloemtjeh in de dalen » 
Wen>het feisfen zich verheft. 

Stort zoo plotslmg niet ter aardè. 

Als het fmjdend ftaal het treft, 

,, Waartoe dieht^ hét u , ontmenschtC] 
Riepjk in vervoering uit. 

Dus uw razemy te koelen 
Op een 4too geringe buit? 

„ Drdef li roofkuchts helfche prikkel 
Tot een misdaad zoo verwoed. 
Wat toch baat u, gruwzaam* röovér. 
Dit onnoózel hahdvol bloed 


De onmenseb' Arhudde mee de lokken 
Dubbel' grimmig op miJnP kreet. 

En een tweede jachtfchot ^oC^ 

Tot voleinding van mijn leed, 

^Qh ! dit jachtfehot ging verloren 
Ih dA-niünte. van* de lucht. 

En de wreedaart liet ^my Qvep^ ^ || 

Aan miya. eindeloos* gezucht, 

’k Koéseearde'inljn lieve wlchtjena,. 

Siddrend van den donderknal,' r - 
Maar ,* onwetend van hun' rampaer j * 
Blind Jiö ^t naadrend lotgeval, / " 


Dan i^terwtjl ik óp die wfëh^ene * 
'Oogen, vol van teérhcid:, velt . 
Wat vemeemik, grooce Hemel,: * 

Dat floh kreukelt om het nest U ** 



BET SlJSJBIf» 


6 Hoe trillen my de vlerken 
Om het angdig jagend hart. 

Daar Ik my die dond herinner! 

Hoe vernieuwt zich al heur fmanl 

Opgekropen langs de linde. 

Wrong een (lang zich om den tak» 
Die , met opgefparde kaken , 

*t Scbrikhoofd door de bladers dak. 

✓ 

MoDHeff op zQn prod gefchoten. 
Greep mijn weereloos gezin. 

Ach , hy zwolg het voor m^n oogeo 
Met een* enklen adem in^ 

*k Weet niet wst my toen gebenrde. 
Dat my In dat oogénblik 
’t Hart det wegflnolt in d^n boézein , 
Niet verplette van den fchrik. 

Ach ! mijn giaitjen, ach! myn jongen. 
Zag ik jammerlijk gedacht. 

Hoe gelukkig, Herderinne,' 

Ware ik vóór hen omgebrachti 

* . 

*k Vlood die doodelijke dreken 
Waar ik al m^n* fchat verloor; <— 
Maar, helaas! ik voer mijn rampen, ^ 
Waar ik vlucht, de wareld door. 

’t Is een jaar na deze flachting. 

Dat ik met een heefche keel» 
Eenzaam door de dille boschjena 
Mijne jammerklachten kweel. 

Maar hier boeien my mijn rampen. 
Hier, hier trok het hart my wéér; 
Hier, hief wil ik biyven treuren. 

Tot de rouw my gants verteer. 


ur «OQSN* 


L I Z E« 

' ‘ • * 1 
\ 

Zit den .traftn des mededogen» 

Die löy tintelt öp ’t gölaité 
Hy getuigt ü van een’ boezem 
Die voor tiW ellenden flaaC. 

Maar vertroost tt iö mijn igdeb^ 

•20o b^ tfoêU iii lijden i^ 9 
Dat met, ons ook andren deelen 

In des levens droefenis. 

' 1 , ' 

»■ * ♦ ' , 

’t Meisjen zweeg. Zy wilde fpreken,. 

'Maar da.fcbaamte bond haar tongj^ - 
ifn een .Buc^ ontvlood haar lippen^ 

Die zich aan het hart ontwrongé 

.... - * , ^ 
f 

Ach ! (dus. -zegt zy) mocht ik li>rek«ii , 
. En ontlast,^ .dit. m^ö hart ! 

Maar ^nt meisjens pUcht is Zwi^gdtr» 
En verltikken wat haar fman t 

• * ‘ * y 

s 

# 

tfaar iet PtrUigtitft^t gftfUU 0 mssbrInbo» 



M B N G E LWE R K. 


■ TÓT riUAIJJS LRTTSA8NV XONSTËN WËTEM« 

SCHAPPEN» BETK.EKESLIJK. . 



i 


VERHANDELING, 


- * 


I I *• 


D£c 


1 . . 


ÓVER 


- > 


ZEDELE|ER VAN EPICURtlS , AIET DIE 
- -VAN ZENO VERGELEKEN. 


^óia^ïezeii in de .'MaatfchappiJ /if/tx Meritity den 
lóiien V8Ü Louwmaand z8ii . 


1 


■»< , 


'■ ,.d.oor • 

* . . li • . ' M - • ' • ^ ' ’ » 

,, X. k a o: > M A N Si 

^ • A , # « 

. 'r ‘ ■ * 

Lfieroar bij de Doopsgezinden te Amfierdam. 

'»» ^7'^* bevaten, ” dus fchreef de Wijsgeet 

-y u ssNBCA .. ,, boiidfiQ een hemelteeken in h'et oog, 
iiaaf 'fwelk zij ddn koers, zetten. Zoo is er ook voor den 
-mens^; een: ; vast 'punt ^ naar- ’t welk hij woord en daad 
■moet riglén. Wil hij .weten, wat te begeeren of te vlie- 
den'^zlj^ hij vesüge de - aandacht op. het eindoogmerk des 
gefaee|én ;kvens.' Die. zich van de hoofdzaak geen regt 
denkteeld .'mait fZil de .bijzonderheden kwalijk regelen^ 
Hebt gijjde verwen. gereed,; .wat baat .het om de afbeel- 
(Ung te doen gelijken, als niet vooraf bij u vast ftaat, wat 
en hóé. gö;.wöt fetólderefl? Van.. waar de dwaling zoo al- 
gemeen ? Omdat weinigen over het doel , allen bijkans al- 
leen over de middelen denken. De boogfchutter mikt eerst 
.op hetvwitj éa.bèftuuxc. daiLpijl; en boog,' c»n het te 
trefiên.” (♦> 

(•> Senecs Ep. pi & 95» 

«tENG. XSXI. NO. 2. ïy' 




I 


I 


I 


4^> VERHaNDELUrei OVÊKDE ZEDELEER, 

Dit hoofddoel -is 'daarom door de Zedeleera^ op den 
voorgrond geplaatste Niet éenerlei waren intusfehen de 
begrippen, deswege gevormd. Men ftemde overeen, dat 
de Natuur gevolgd moest w-ocden ; docb dit geleide bra^ 
de Wijsgeeren op . jrerfchillende wegen, . alzoo de aanwij- 
zing onderfcheiden begrepen werd. Dio oudtijds het verst 
uiteen liepen , waren de Epicuristen en Stoicijnén ^ wier 
voorgangers de fpraak der Natuur geenszins in denzelfden 
toon opvatteden , en daarom ongeiijke paden infloegen, 

In mijne joi^stgehoaden rVooriezing -vestigde ik de 
aandacht op eenige bijzondérhiedén , rakende* hét Leven en 
de Zedeleer van epicuru,s.„I1? ;i^jkdom der ftoffe gedoogde 
niet, het laatstgenoemde té öntwikkelen. Vertrouwende 
dat bet ter lette rkund i g e uitlpannmg niet onppast zal zijn , 
is mijn oogmerk thans te fprekeh over ’t gfeèn de Ze- 
deleer van epicürus zich -els ' hfoofiddoel ■ voorftelt , en, 
zoo verre m^n bellek gedoogt, over de middelen, door 
wefte zij hetzelve wil bereikt hlSbeo. Ter.afwitdèfihge, 
is mijn oogmerk , daarbij de gevoelens . Stoicijnen te 
vergelijken , en met eepe beknopte beoordeeling van bei- 
der Stelfels te belluiten. 

Epicurus , de Natuur als lèidsvrouwe volgende , meen- 
de , dat zij hem het raadplegen m^ de .Ondervinding aan- 
prees. Deze dacht hem de beste ’ leermeesixresfe , ten 
aanzien van het heerfchende , het bovendrijvende , het 
kenmerkende der menfcheltjkë nature.» *t -<^e«n hij op- 
merkte bij elk levend fchepfel, bewustheid dragende van 
'deszelfs bellaan, doeg hij took b^ den nsénsefii g^e. Elk 
^er is afkeerig van finart en haakt naar genoagea. ' .Zqo 
- ook de mensch. Van de tot aan bet ^af is>:l^ bezig 
ongeneugte te verwijderen' •' en - zii^ - het -^gaieanie te be- 
zorgen. Het geluk is het begeerlij|^t ikl^nood-; geen ar- 
beid te zwaar, om het te benagdgeR ; geenO ^rgen te 
groot , om het te bewaren; en^ zingt HO.RATSus;.^t) niet 
■te-onregte, naar de gewesten, waar het gevondeh' wórdt, 
,,-ftevenen wij met fchepen, trekken wij met yierfpanr 
-Ben*” .. j, . .. 

Maar is dit gewest ook dat vemaarde Nergens» 

... - landt 

r 

' < > I ' ^ / t 

Zie de Alg. Faderl. Letter^, .des yongen Jaan, 
Nengehverkt bl. 221. ■ . 

(t) - 1 — Navibus gtgue quadrigU. pgtifHug 
Bene vivere. 


t 



VAN EPICÜUVS JEN EENO. 



4a«/,*t welk hier op aarde le vergeefs gezocht wordt? — 

„ in eenen volftrekten zin,” zegt EPicuays, ,, moetei^ 
wy volmaakte gelukzaligheid hier niet zoeken, en dezelve 
den Goden alleen toelvenoên.” (♦) Den mensch acht hij 
voor eene aaindere mate berekend. Gebeurt het hem daar* 
in te deelen, hq gevoelt zich in zijnen toedand regt' wel, 
genjet het meestmogclijk goed , ondervindt het minst- 
mogelljk kwaad , zou veel jz^ne natuur gedoogt , brengt 
hei leven genoegelijk en gerust door , voor zoo verre de 
gedddheid des lands, waarin bd woont, de maatfebappü , 
«traarvan Ity lid. is, de^ leeftrant, dien hij volgt, en voorts 
zijn ligchaamsgeftel , zijne jaren en andere ‘omdandi^e- ' 
den toelaten. Het toppunt van meufchelijke gelukzalm- 
heid is , dat er geheel geene pijn naar het ligchaam * gera 
verdriet naar de ziel gevoeld wordt. Die het zoo verre 
.brengt, hëett.Viet hoqgfte goed verkregen, of het dpél be- 
xmkt. Is er ongefteldheid naar ligchaam of geest , het 
genoegen , het vermaak , pf de wéllust ^met welken naam 
EPicuRua het hoogde goed.bedempelt) is niet tegenwopr* 
dig ; dewijl het volkomen genót, begint , waar ligchaams* 
^jn, en zielskwelling ophouden , en hetzelve niet gelegen 
48 ib bykopiende aangename prikkeling', ontdaande,' bij 
voorbeeld, uit hartstogtejijke blljdfchap, het dillen van 
den honger j, het lesfchen van den dorst , of 't voldoen 
vaniandere^iuneiyke lusten. Het bedoeld vermaak is aap* 
-wezig , wanneer de mensch een dil genoegen dnaakt , als 
Item niets, naar het ligchaam deert , en het gemoed te vre- 
/den-.is onder ’t genot van aangename gewaarwordingen, 

, die .den geest bezig houden , zonder denzelven te ver- 
. anoeijen. 

Dewijl, BPicuRus dus meer ontkennend dan dellig ovpr 
den^toedand h?rak, waaria de mensch zou kunnen gezegd 
worden het. hoogde goed tp genieten, fcheen deze toe- 
.•^nd niet ongelijk aan het gevoellooze eëns diepen flaaps , 
of asm het onhéwogene van eendildaand wkter. ,,Neen,’* 
zegt EPicuRus.; „ deze toedand is wel een daat van te- 
vredenheid-; dech de mensch is in denzelven werkzaam , 
mas' op geene. andere, ^ op eene kalme en genoegélg- 
'ke wijze.” Van -hier dat hij bei zalige, door hem bedoeld, 
wil vergeleken hebben , niet bij eene rivier , die met fnelle 

vaart 

- ' ‘ . * 

Zie DIOGENBS LAERTIUS Mj GASSENDI, Misc, Op. T. V. 

ta diens Syntagma Phil. Bpicuri , 4C0. Hag. Cosi. ., . 

Da 




4S VERHANDELING, OVER DE ZEDELEER 

vaart, henen itroomt, en hier en daar met gedruischwek- 
' kende watervallen nederftort; ook niet bij een dood of ftfl- 
• ftaand water; maar bij het effene eener zachtkens vlietende 
beke (*). Zoo liefelijk zijn de gewaarwordingen van h^m , 
' die , volgens epicurus , welftand geniet naar ligchaam én 
geest, en wiens gemoed , ' als zoodanig , deszelfs even- 
’ beeld vindt rn het heldere des hemels, wanneer deze, on- 
bewolkt en onbeneveld , zich niet klaarder denken laat. 

Dan , gelijk een kleed allerbezwaarlijkst in witheid aan 
; verschgevallen fneemv evénaart , en ook deze het zuivere 
verliest, zoodra zij met ftof is overtogen, — even be- 
' zwaarlijk is het voor den mensch,de bedoelde pijn- en ver- 
' drieteloosheid te bekomen en te behouden. 

' Om dan het hoofddoel zoo na mogelijk te ttefièn, die- 
nen er middelen ter hand genomen, die, naar ’t oordeel 
van EPicüRüs , beftaan ;in de toepasflng van voorzigtig- 
heid^ regtvaardigheid ^ matigheid en kloekmoédigheid. 

'' Voorzigtigheid is de (lam, uit welken de pverige deug- 
den als takken yoortfpruiten , die de genoegens, tot een 
gelukkig leven vereischt, als zöo vele bekporlqkè vruèhten 
' dragen. 'Vóorzi^igheid is de moeder , die hare kinderen 
niet alleen het natuurlijk, maar ook het zedelyk goéd en 
kwaad kennfen leert ; als de bron van vermaak en onge- 
neugté. Zij leert den fchijn van het wezen onderfchei- 
den, en berekenen, wat het meeste voor- en nadeel kan 
aanbrengen. Door haar voorgelicht , onderzoekt de ver- 
ftandige zijnen aard , neigingen en bekwaamheden ; kiest 
een’ leeftrant, (laat, beroep en betrekkingen, voor hem 
gefchikt , en gewent zich , kleine aan grootére genoegens 
op. te offeren , alle genoegen , zoo er Imart uit zou gebo- 
ren worden , vaarwel te zéggen , en zich öngeneu^en bij 
voorkeur te getroosten , bijalmen zij de bronnen zijn kun- 
nen of dadelijk worden van' voordeel en vermaak. 

Het algemeen welzijn en huisfelijk geluk worden te ver- 
geefs gezocht , waar onregt , bedrog en liefdeloosheid des- 
zelfs grondilagen ondermijnen. De tegcngeftelde deugden 
moeteji derhalve zoo wel het algemeen als b^zonder wel- 
'•varen fchragen en hetzelve tot fieraad flrekken , even sfls 
kondig gewerkte zuilen ,- die een gebouw verfraaijen', ter- 
wijl ii} hetzelve onderdennen. De bedachtzame- moet 
• daarom , volgens epicuros , de waardij der regfvaardig- 

heid, 

O Gassendi, Syntagma^ 42^. 




VAN EPICURUS EN ZENQ. 49- 

heid , trouwe en üefde , om derzclver uitgebreid nut, 
hoogfchatten. 

Wat 'zijn de voorregteö dezer aarde; wat baten fchat- 
ten, aanzien, overvloed van uitgezóchte fpiizcn, keur 
van afwisfelende vermaken , zonder vatbaarheid voor het 
genot? Doch waar is deze , zonder ’t gevoel van ge- 
zondheid 1 Maar kan ook het leven • wel geripcgclijk 
voortrollen voor hem, die, in hoogheid, door nijd cn list 
belaagd wordt, of die, tot een vernederden (land gezon- 
ken, der afhankelijkheid en verfmading .ter prooije ftrekt? 
Daarom fpreekt de wijsheid , in den geest van epicurus , 
deze taal : Langheid der dagen is in mijne regterhand , in 
mijne linker' rijkdom en eefe voor den voorzigtigen , die 
zijne begeerten matigt , den middelhand kiest als den ge> 
liikkigften , fpaarzaam weet te zijn zónder inhalig te wor- 
den , mild zonder verkwistend , eerzuchtig zonder trotsch , 
toornig zonder wraakgierig, naijverig zonder afgunilig , en 
gemakkelijk weet te leven zonder vadzigteworden, — Deze 
wijsheid doet hem het hoofddoel trelFen ,'en hij bereikt het 
zekerder , naarmate het zelfbedunr , in alles zigtbaarder 
wordende , zich uitftrekt tot het gebruik van fpijs en 
drank , tot bevrediging van behoeften en bejag van zinne-, 
lijk genot, tot bezigheid en uitfpanniiig , tot arbeid en 
rust, flapen en waken, hoop en vrees, met één woord, 
tot gewaarwordingen, neigingen, driften cij hartstogten. 
Het zelfbeftuur onderwerpt deze aan de maat, die ftaat 
houdt, hét te veel fchuwt , het te hoog vliegen verbiedt, 
het langzaam haasten beveelt, en den middelweg als den 
veiligften aanwijst. 

Aldus toegerust , zal dé mensch het naast bij het doel 
komen , waarin alles , gelijk elke ftraal des cirkels in het 
middelpunt , zamenloopt. Er is echter nog één wapen- 
tuig ,’t welk .hij , naar het oordeel van epicurus» behoeft, 
'tegen de aanvallen dier vijandinnen van zijn geluk , wélke 
voorzigtigheid , regtvaardigheid en matigheid niet altijd 
kunnen afvveren. Dit wapentuig is kloekmoedigheid, die 
aan den geest de kracht geeft om zich te verheffen boveg 
de nukken van de wankele 'fortuin, zich dapper te gedra- 
gen in den ftrijd tegen ziekten of kwalgn , door geene men- 
fchelijke fchranderheid te ' voorkomen , en mch te ftelleo 
bulten hét bereik der vergiftigde pijlen van beleèdiging , 
iinaad, tegenfpoed, fchrik voor de Goden, en vrees voor . 
den dood. Kan de ligchaamsfmart niet ontweken of afge- 
went} f kloekmoedige neemt gedul4 loi; Ujdens 

Da. ttocist» 

^ - $ 


} 


l 


1 


50 , verhandeling, over de zedeleer 

• * . 

troost. Hevige fmart duurt kort , beftefldig leed is dra-i 
gelijk , pijnlooze tusfchenpoozen geven genoegen. _ Een 
last , ' gtóuldig getorscht , wordt door gewoonte Itgter. 
Verbeelding en zelfgezochte pijn verzwaren de eHende. 
Ongeneugte uit andere verliezen is niet oorfpronkelijk , 
maar een vreemd gewrocht (♦). De dingen zelve zijn ge- 
leende onvaste bezittingen, die, verloren zijnde, de gc- 
- peinzen niet te fterk mogen boeijen, maar vrij laten zich 
, te verheugen in ’t geen nóg overig is gebléven, zonder dat 
zij belemmerd worden door angst over de duistere loe- 
Isjmst. Doet bijgeloof u fidderen voor de Godeil ; veihef 
u boven den gemeenen waan , wegens gunst of (Iraf van 
Hen te wachten. Verdriet u het _ leven ? Als de nood 
dringt, kunt gij langs zeer verfchillende wegen van het* 
fooneel des levens aftreden. Gij behoeft tegen dank dieit 
Jast niette torfchen. Of is het de dood, die u verfchrikt, 
omdat dezelve aan alle genoegens een einde maakt? Maar 
hij doet ook de begeerte naar dezelve ophouden. Vreest 
^j voor het fmartelijke ? Doch waariii zou dh beft^an vttór 
de dood aanwezig is; en treft zijne fchicht, alle gevoel iS! 
vernietigd. Of ducht gij welligt erger gevolgen, na de 
verguizing uit deze wereld ? Weet gij dan niet , dat de^ 
Vermchtfelen der vergelding den verihndigen nooit ontrus- 
ten , die in den dood den eindpaal aller dingen , en alzpo 
dok de eigen vernietiging , aanfchouwt ? 

2iet hier eene beknopte fchets van ’t geen zich eeicd- 
Rcs als lioogfte goed voorftelde, en tevens iets ovcrde 
middelen ter verkrijging van hetzelve. 

. Zeno , de ftichter der Stoifche feéle , en zijne volgers 
beweerden ook geen ander doel te hebben dan te leven 
overeenkpmftig de Natuur. „ Haar te gehoorzamen ,. van 
Baar niet af te wijken , naar de wet en ’t voorbeeld ^ 
door baar gegeven , ' zich te vormen ; dit , ” zegt^ sene- 
CA , in overeenftemming met epictetüs , „ is v^js^ 
heid.” (t) 

Wat verftonden dè Stoicifnen hierdoor? Zeno ftelde', 
volgens D10GENES LACRTius, tot hoofddoel: „ Leef 

övereenkomftig de Natuur ! ” 't welk hem zeggen 
wilde : Volg de onveranderlijke voorfchriften der Rede 
Deze overeenkomst des levens met de Rede verónderlfeft 

. , een 

(*} Oassendi, Sjntagm. p. 473. 

Zie Lipsn Mamtd^ dd Phil. Sttir, Oisfert^ 30 % 

Lipsu Manud^ Dis^ 3 ÈV. 




VAN BMCVAUe EN ZSNO. 



een ge<bttf , door deugd met zichzelf bdbMnbaaré Het 
eindc^meik « *t welk men moet zoeken te hevdken , iz 
eemtemmi^eid in denken , willen en doen *t geen ren 
en betimelijk is , waardoor ét mensch ^ aichzelweo altijd 
geluk, van geea wankelen weet, door geene nei^agen, 
drimn of hanstögten geffingeid wordt, en onafhaokeiyk 
b^ft van alles, *t geen buten bem is. Het hoogde goed* 
aaar ’t geen ét mensch behoort te trachten , is derhalve 
alleen gdegen in ledelgk en zeddük vrij te luindelen, do 
wet ^ der Rede , als her voorfelnm eener gezaghebbende 
Konmginne , te eerbiedigen , en de deugden van wisheid * 
regDvaardigheid, matigli^ en kloekmoedigheid, niet als 
Hiiddelcn tot ten gelukkig leven, maar ab inzkh bèta* 
aadgk, en tot het hoofddoel behoorei^, te betiaclneaw 

Het genoegen , door bvicueus al» hoogde goed voor* 
gêfteld, befcnouwde zkno als iets, *t ggen, ouiteu bet 
gebied der Rede Hggende, den naam van goed niet ver* 
chcndo, en geeüsans ah doel kon in aanaierking komen. 
Heften zbno als eradoogmerk aanprees , wilde BMevRird 
gerekëiri hebben als middel tot een gelukkig leven. 

Poog, zoo veel gij kont, zeide bpicubus, gezond. ta 
zijn naar ligehaam en geest ; hierin zult ^j deekn , naao» 
mate gy ontheven blijft van pijn en verdhiet i betracht 
daartoe de deugd , die niet in zichzelve , anor als middel, 
waardij heeft. — Zbno leerde : Niets is goed' dan ’t geen 
redelijk , niets kwaad dan 't geen onbetamelijk ts. Word 
heilig, door *1 opvolgen van ’t geen in zichzelf regt en 
«del is ; blijf vrij , door u daaraan vast te houden , zon»* 
der u over genoegen of ongeneugte , dvisr’t mi^ge.of 
fchadelpce dér gevolgen , te bekommeren. 

In hoe verre wij dit voorgefteld' verfchil ib gevtiekas 
hebben tóe te fchriyven aan ’t verfchil in opleidi^ en ka* 
raktet van epigurus en zbno , ftaat ons dians niet te 
onderzoeken. Was epicurus, gelijk de benden getuigen, 
een man van opgeruimder- en g^Iliger aaiw dad zbno , 
die doorgaans wordt afgeichetst als Ibmber, droefgeestig, 
-^eng en hardvochtig j de vraag is, welk Stel&l éaa voot» 
nmg venfiene. Ter nadere beoordeeliog zal ik nw het een 
en ander in ’t midden btwigen , in den geest der 
rhtéft en SMeijne» * zoo <dr beflrljdmg van elkan^ , 
4^ ter verdediging van hunne eigene gevoelens , en wei 
voore^st feti Sai^ea van het h^ddoel, ten andere b«* 
ti^ekkel^ de prsduüjk. Op deze wijze zuilen wdj ongevon* 
% tot een tigemeeh beflidt knonen gendc^ 

' D 4 Is 





VERHAS’ftatïNC , OVER IXR ZBDRLERR 


Is hèt oog der zide door part^diglieid /beneveld , mm» 
bliift dikwüls aan woorden hangen ; hetgeen men zegt,te- 
willen toetten, is doorgaans verworpen eer tpen het be— • 
proeft j en het vonnis ten nadeele geftreken. Dit mag vat»- 
die 5ifö/Vy»^ gezegd wórden , welke aan het hoogfte- goed. 
van EPiconus eeue ' grof zinnelijke beteekenis hechteden , 
het door hem bedoeld genoegen tot dierlijken vvellust vér- 
laagden, én zpne Zeddeer ten toon > Helden,, als nergens, 
anders toe ftrekkende , dan pmden mensch te verflaven aan, 
dierlijke lusten, aan brasfen en zwelgen, aan éene vadzige 
en verachtdpfce. levenswijze. 

Dat deze leer door zeddoozen misbruikt is , valt niet te 
loochenen ; maar wel het regt der Stoïcijnen , om epicu- 
Rus te verwijten , dat , terwijl zij de Rede als Koninginne 
vereerden, hij de vuige Wellust op den troon geplaatst 
had. Immers wat verHond epicurus door het vermaak , 
’t welk hij als de hoofdzaak aanprees? Wij'hebben zijne 
meening boven ontvouwd. Wat bedoelde hij anders, dan 
het genot van genoegen, geheel verfchillende' van dien 
wellust, die'het ligchaam ontzenuwt en de veerkracht der 
Eide verlamt ; genoegen , geheel verfchillende van bedwel- 
•mende vreugde , door wrangen nafmaak verbitterd , of 
door ontvlamde hartstogten beroerd ; genoegen , fteeds 
eenparig , aangenaam , en. liefelijker in hefflelfche aandoe- 
ningen j naarmate het kalm gemoed van dezelve door- 
trokken is? 

Seneca oordéelde over ’t geheel :niet ongiinftig over 
EPICURUS, befchuldigde de Stoïcijnen , dax zijn», 

leer te oppervlakkig , even als een hm's naar den gevel, be- 
oordeelden; doch kon, even min als’ zijne gdoofsgenooc 
ten , hem Hélling vergeven , dat deugd en vermaak ge- 
lijkfoordge dingen zouden zijn. „ Ik , ’’ dus fchrjjft hij , 
,, kan dat ongdgkfoortige niet vereenigen. Waarom kan 
het een van het ander niet gefcheiden worden? Omdat de 
deugd het beginfel ' alles goeds is , en het genoegen uit 
haar, als uit den wortel, voortfpruit? Zij zijn toch niet 
pnaffcheidbaar. £r zijn onbetamel^ke. dingen , die aange- 
naam; betameiyke,!die onaangenaam mogen heeten. Het 
•genoegen kan oqk op iets fchandelijks , de deugd nimmer 
daarop toegepast woideiu -De deugd Qpttieert dikwijls het 
-vermaak ; ' behoeft het nimmer. . De deugd is verheven , 
iomnklyk, onvermoeid,, onver, winl^uir; het genoegen is 
eindelijk, afhankelijk , zwak ,, broos. De deugd vindt- gü 
j|n den Tempel, op de. Markten in do Raadzaal; het vei^ 


VAN Encmivs bn zbno* 


JS. 

Tnaük TDAet gti ^oèken in Gaarkeukens, Kio^en, Badlfav 
ven en Boideelen. De deugd vertoont aich dapper, met 
ftof bedekt, door de zon venchrodd, met eelt in de htn> 
den ;>inaar de wellust is ontzenuwd, gloeit van den ^^n,. 
glimt van welriekende zalven , en is misvormd door het 
blanketiel, ’t welk, terw^ het veiinuit, de natuurlijke 
gedaante bederft C*)*” 

Oan de zucht, om g^tig of fraai te fchrqven, doet 
hier dezen Wqsgeer buiten het fpoor hollen. Want het 
boven aangevoerde is . genoeg tot bewijs, dat sbneca het 
woord vermaak in eenen anderen zin neemt dan spici^ 
rus; zoodat wg ’smans uitdrakkelijke verklaring (f}» iit 
z^nea brief aan mbn<ec£us, daartoe niet behoeven aaa 
te voeren. „ ëpicuros,” zegt cicero, (I) „ ontkoit, 
dat men genoegelijk leven kan zonder deugd. Hij ontzegt 
dén invloed der fottuin op het geluk des wgzen mans» 
Hij Idest fchrad voedlèl boven lekkernijen. Li eiken (land 
kan, naar zijn oordeel, de wijze te vredenzijn. Uitne- 
mend , den Wgsgeer waardig ! onbeftaanbaar echter met 
het vermaak; want, hoe gij. dit ook neemt, boe gy het 
verfijnt, het kan nooit deugd zijn.” Dit ongel^oortige 
is niet te loochenen. Wijl nu de deugd alleen , naar ’t 
Stoisch gevoelen , het hoogfte goed, en zich zelve ge- 
noegzaam is , moest hieruit deze aanmerking volgen , en 
gaf dit tevens aanleiding tot de fpottemy , om het hoogfte 

S d van EPicuRus iets zonderlings te noemen , als be- 
nde in genoegen , ’t welk de deugd als bewaakfter be- 
hoeft , zichzelf niet handhaven kan , en dus den Vorst 
afhankelijk maakt van den onderdaan, de mee.steres van 
hare ll'avinne. — Neen , niet alzoo ! zeggen de Stoï- 
cijnen; de deugd alleen is het hoogfte goed; van haar 
ontvangt alles waardij. „ De dag geeft , de nacht ont- 
neemt aan elk vertrek het licht ; zoo geeft de deugd , zoo 
ontneemt de ondeugd allen luister aanfterkte, fchatten, 
eerépósten en koninklijk bewind; zettende tevens aan p^, 
ziekte , balhhgfchap en dood den naam bij van goed of 
kwaad : tvant . in zichzelve zijn alle deze dingen onver- 
fchUlig.” (S) 




Hoo* 

'♦) StWECA , de ^itd heatd , C. 6 & 7. 

de boven aangetogene Verhandeling over epicüeüi 
ia dit Mengeherk , bl. 234, 

CO L. 3. (§) Seneca Ep. ia» 

I>5 



% 


5)1 VERHANSBLm«» QTSR DK ZBMLEER. 

Hooien wij nu eens tor quatüs , die bij cicero 
dfc leer van epicurus verdedigt, wy vernemen dat hij d« 
waaidy der deugd ftelt in den weWadigen invloed ^ dieft 
zij heeft op het leven , op het genot der goederen , die 
hetzelve veraangenamen , en op de verzachting der ram- 
pen , <fte het verbittetmi. Betoogd hebbende , dat , naar 
de denkbeelden van epicurus nopens het genoegen als 
Ifooglle goedr, de waaflijk voorzigtige en deugdzame man 
^leèn h^zelve kan ihnaken , en door mèmand der dwazen 
geno^ worden, gaat hij dus voort: ,, Hierin, verbeeld 
ik my , verdient ons gevoelen den voorrang: wa{nt de 
ShkifmA zeggen , dat nrets goed x^', dan !r geen ^or hen 
Kéf betamclpe genoemd woidt. Doeb wat ils dit? eene 
Ichaduvr zonder wezen , een womd van weHuidender klonk 
dan vaste beteekenls : en op die betatnëlljke mst Imnnb 
deugd , dk geen vermaak of genoegen tbt een gdukkig ln*> 
Vèn behoeft, maar in zich zdve daartoe genoegzaam is! — ^ 
Ihn , in zeker opzigt kunnen wij met ben wel inAeromen« 
Aldus immers fchetst epicurits zijnen w^e»: Hij heeft 

f cëne , dan biimeR de grenzen der matigheid bepaalde, 
egeertmi. Hij verhéft zich boven de vréeze des- doods. 
Hij' ichroomt niet, zoo bet moet, dit leven te verkren; 
en , regtmatig over de OodeU' denkende ^ wordt hy te < 
hunnen opzigte door geen angst gekweld. Het IHi genoe- 
gen heeft bij hem fteeds de overhand, door het vcrkdreie 
zich dankbaar te herinneren, het tegmiwootdige , onder 
gedenken van deszelft wiardij , te genieten , en zich over 
w toekomst niet te verontrusten. Van de ondeugd ver- 
w^derd , aanlbhouwt hij het leven der dwazen , vergelijkt 
het met het z^e, en gevódt zkh ook hierdoor geluk- 
kig. Beloopeh hem tegenheden, nooit hebben zij op hem 
eenen invloed , om té bdetten dat :rijne genoe^ns de 
onaangenaamheden overtreffen.’* In^en (en dit fchynt 
TORQUATus bij CICERO tc beoogcn) het gévoeten der 
Epicuristen over het hoogfte goM van dat der Stoïcijnen 
Verfchille , in de prakti'k zuhen zij zoo verre niet uiteen» 
loopen. Zonder deugd geen geluk. Het geluk bedoelt 
EPICURUS als hoofdzaak, zbno de deugd; maSr. in de 
beoefening lluipt er wel iets menfchelyks onder, blijft eer- 
zucht niet altijd buiten het fpel ! 

Dan verre is het er af, dat de l^okljneh zkh daarihede 
Vereenigen. Zij bhjvefl aandiingen op het Ibttftelijk on- 

def“ 


(*) De Finib. L. t. 



«AW EneülCDS BW ZKRO. 


«I 

d^fbheid nisfëlieti- de voorgeftolde eindoognedcen in.beiife 
Stelfels; en, in hunnen geest fprekende, mogen wij, wat 
de beoeftning nakt , het volgende den Epicurist te ge» 
moer voeren: 

Geen geluk , enkel deugd z^' uw doet , en zak niet 
misfen. Maar nw wit k genoegen , en om hetzelve dé 
deugd. Verkeerd. Ijdel van daar uwe verbeelding we- 
gens ’t gedrag des wijzen , door epicurus gelkhetst. Be- 
naat *hij , ’t is voor een oogenblik , zonder duur. Zoo 
Hiam , zoo ftruik. De boom goed , de vracht goed. De 
AK)ndflag onvast , het gebouw wankel. Deugd. ^een het 
Itindament ; de wet der Rede alléén het rigtrooer van ge- 
luk. Volgt gij niet alt^ en alleen de bevelen dezer Voi^ 
ftinne , is iets anders uw hoofddod , gjj verkrto het ken- 
merk van een dwaas, die heden dit, morgen iets anders 
wil , en door déze ongefladigheid gdijk is aan fehepen » 
van de worftetende winden herwaarts eu derwaarts ge*> 
fthupt. „ Wat is uw leven, welk uw gedrag, zoo' gg 
van iets anders afhangt dan van uwe Rede? Een fpeJ, 
vól van wisièling. Heden zijt vavinius , morgen 
CATo , op een anderen tijd Ibberder dan curiüs , armer 
dan FABRiciüs; maar èok weder, vordert het genoegen 
Zulks als ’t hoogde goed , ziet men u Licmius , MeciBNAS 
en APieius uittarten', om met hen wegens fchatten, wed- 
^ en lekkernijen te wedijveren.” (*) Het kan niet an- 
ders. Men ligt voor eb en vloed. Er is-geen vaste an- 
kerend. Het moet op de genade en ongenade dfer vér- 
fokïelen voort. Vémlt men niet op dè Hippen van. den 
wellust, dan ten minlte brengt de berekening van gevaar, 
van fmart en van floornis des dUlen genoegens, derw^ze van 
den koers , dat alle moed tot grootfche en edele bedtHveii 
wegzinkt. Wie der Epkurhten zou als cato in den Raad 
Ipreken , als regoluts zijnen eed houden , als scxvoLit 
den vijand doen verftommen , als curtius den bramj^l 
lesfchen? Neen, liever belleden zij, met atticus, hun- 
ne fchatten , om , in de llorfflen der burgerigke onlusten , 
wijsfelijk midden door te ftuten , en afle partgen tot vrien* 
den te maken ;■ of trachten , al» de llimhdd niet ont- 
breekt , met AtciBtAOB» , te Athene de Adieners in pracht 
van leeftvijzej, te Thebe de ThebaneiS In grofheid, té 
Lacedsemon de* ^dlaiten in ftresgheid' , in Tliracië dé 

Thra» 


V ^ • * 

(*) Seneca Ep: tö<y.' 

Ct3 nepos , in vita T(X 



V£RMAN1>BL1K(} y OVER. 'BE ZBASLEER. 


Thraciërs in ongebondenheid , in Perziê de Perzianen ia 
weelderigheid te overtreffen (*). Maar als fchatten en 
fchranderheid ontbreken y pf wanneer op andere wijze het 
geduld en de kloekmoedigheid door ramp beproefd wordt ? 
Kranke troost, ^t de kortheid de zwaarte, en het dra- 
gelijke de lengte 4er fmart vergoede 1 Hoe zwaar moet 
dan de pijn zijn? Als die van philoctetes? Maar zij 
kan nog zwaarder ; men kan niet alleen , gelijk hij , aan 
den voet, men kan ook te gelijk aan oogen, hoofd', zij- 
de, maag en borst geweldig lijden — en de pijn zij dan 
eens zoo erg mogelijk , is zij dan tevens zoo kort moge- 
lijk ? Men zou dit gereeder toeftemmen , ware men niet be- 
kend met velen , die jaren achtereen het fnerpend pijnlyke 
des voeteuvels móesten verduren. Maar bpicurus was 
ook voorzigtig genoeg, geene juiste maat van zwaarte en 
duur op te geven, zoodat hij eigenlijk niets zegt en td 
dezen opzigte geene aandacht verdient 

't Klinkt heerlijk (en dus , dunkt mij, hoor ik hiertegen 
de vrienden van epicurus aanmerken) buiten het bereik te 
zyn van verlokfelen , zich boven beproeving te verheffen ,• 
zich in zijne deugd als ’t ware in te wikkelen 1 ’t Klinkt 
fchoon , terwijl men den fchat der gezondheid de. gun- 
ften der fortuin, de toejuiching der wereld geniet, zich 
des met den monde onverfchillig te betoonen , in de deugd 
. alleen alles te vinden , en te zwetfen , dat de wijze boven 
pijn verheven , in armoede^^'ijk ^ en in kluisters vrij is I 
Grootfche theorie voor den Wijsgeer, mits hij zich alleen 
in befpiegeling boven het aardfche yerheffe, in zijne 
.fchriften den mensch uitfchudde, in. verbeelding den geest 
uit den kerker des ligchaams in vrijheid ftelle , boven het 
vergankelijke voere en als eene Godheid gebieden late ; 
maar in de beoefening ?... waar is dan die arendsvlugt ; waar 
die onafhankelijkheid van al wat vergaat; die verheffing 
boven het lot, boven beleediging, boven fmaad, boven 
driften en hartstogten ? —r Wij_ zien , dk erkennen wij , 
met verbaasdheid op tegen de fteile deugd van regulus , 
en veler andere voorbeden van zeldzame dapperheid; maar 
wat bewoog hen ? belangeloozé deugd alleen , of tevens de 
zucht om uit te munten en hunnen naam als Romefnen te 
vereeuwigen ? — 2knidt gij de eerzucht willen verloochend 
hebben ; dien ed^en pn^kej' tot grootfche bedrijven ? 


C. HRPOS', tff vita Alcibiaiist C, tX* 
(t) Cic. Tusc. L, s, 

S ♦ * 



VAN Bncmos in ibno; ^ 

Ook ons kan bet te pas komt^ aibnmren ten nutte 
des Vaderlands.’ l>och epicdrus leerde, zonder nood- 
zaak nimm er deel te nemen aan 't openbaar bourind'; 
nooit het tinspeltutig volk te behagen, -of den Than te 
vleyen $ en den Hand van Itille velveten burgers voor den 
gelukkigften te houden. ,, Welk 'een geluk , wak h^ 
daarom gewoon te zeggen , dat het beroemde Gridtenland 
ons in onzen kleinen Tuin , of in het onopgemerkt Melite, 
Üe rust liet finaken, 'waarin wij lleeds het hoogde goed 
ironden ! ” (*) Doch dezelfde Meester keurde even zeer 
if , belan^Üi^e pligten, uit traagheid, veru^f<Uieid en vrees 
roor moeite , te ontwpcen , en dus een minder genoegen , 
lit dat gemak geboren, den voorrang te geven boven *t 
'ermaak , aan het volbrengen dier pligten verknocht 
, Zijt gij eerzuchtig van inborst, waarom zoudt gij niet 
e glibberige trappen des openbaren beftuurs beklimmen? 
^ijt gij ftout, dapper, onrustig van aard, volgt den woe> 
gen trein , want' onder het lommer van 't .geboomte zoude 
ij u vervelen, bet eenzelvig huis werd voor u eene on^ 
ragelijke gevangenis. Maar zqt g^r zacht van inborst, 
loode van aatd , zoekt de fiilte, febuwt vooral den ÜIjg, 
n fmaakt de genoegens 'van het land, de zaligheden van 
en huisferi|ken krii^.’’ (j.) — ^ Wilt gg u door het bi». 
velljk verbinden, ziet tde, in hoe verre gij;u de bezwaj* 
en, daaraan verknocht, zoudt weten te getroosten; ^ 
:ult anders te fpade ontwaren, in welk een maalftrooia 
'an verdriet gij verzwolgen wordt. 'Hebt ^j Undeien, 
roedt ze met wisheid op; hebt .gij Haven, behandelt ne 
lacht, poogt ook dezen, zijn zé vatbaar, op te leiden 
ot de kennis van bet hoogfte goed , en verbetert bunnen 
land , door ze te beichaven (.$). . 

Volgen wi} nu deze lesfen , waarom zouden wij miadér 
luttig zijn voor den Staat, voor onze huisgezinnen, vodr 
nize vrienden , dun de hooghartige en ongeze^e Stokif- 
Ktt? Maar, zou dan de Wyze,.naar hunne idealen ge- 
rarmd , beter, het uitbouden in den Stier van phalaris 
lan de onze ? Dat zij edeler voorbeeld van ftandvastigbeid 
everen, dan dat van e^icurus, die op zijn leste,. ^bor 
[e hevigfte pijnen gefolterd, dezelve geduldig verdroeg, 
m , in-het herdenken van ’t geen bij a^ Wijsgeer, geleefd 
n geacht bad» grooter vermaak.voud»daa de ^aart-lwin 

. 01 - 

(^*) Gassendi, Syntagma y 443. 

(t) Gassendi , ibid. (j) GaSSSNDI , Sjntagmtta P< 438* 

CS) Casseww, ibid. p. 43P. J . 


1 



I 


i 




VERBAinmUN» i «V«R tIE «BDBLfiER 


/ 


<' I 

:<mgraeugte~bMsde. £Ht shsetsn «Ij 4e vsorfchiiften def 
|doeK«oe(^gheid betradKen ! £)e laatlle dag zijns leweos 
•was .v^cbwkkel^k voor- hem wegens ' de fnei^endftè 
jsen.;.ea ecteer >noeinde hij dien den geluti^l^n. X)itjioe- 
is$en W9, zich 'dapper hoven de vrees des doods verhef- 
■£tnJ Men beroepe -zich op mannen, die , der Stoifche 
J^ene:tQegedaan^ als verzadigde gasten dk teven vr^wilLg 
.vedieten , of den dood boven ^ flaveraij den voorrang 
(gaven ; zulke -voorbeelden kunnen wij ook vermelden , 
-daar .sbxcurus «el gebiedt, den post nietite verlaten , 
ae» 'de Natuur «hre ons roept , doch niet wil , op den- 
;seIveo.in nood en tegen dank te blijven. Praalt gij 
:Snet het voorbeeld van cato , die zich den dolk in het hart 
ihet , on wór CjBsar niet te bukken; dragen roem 
:op het voorbeeld .van.. ATTICÜ8 , dié, in den latoi avond 
des tevens , zich - hevige fmarten getroostte , om , eer hij 
•den. wil der Nature- •wist, den dood af te wenden. Zoo- 
dra hy , echter , uk- de vruchtelooze poging tot • herfkel , 
dazen wil begreep, befloot hij den dood te verhaasten. 
,Te vergeefs biedt tmen hem fp^ze en .geneesmiddelen ; hij 
.weigert ze .volftaudig; Gebeden noch tranen van bloed- 
verwanten en vrUndeh zijn vermogend hem te doen wan- 
■teelen. tüj verbeidt het t^ftip des yerfcheidens met vast- 
heid eh kalmte van geest. Het ontzettend oogenblik is 
.daati,' en atticus verlaat .dit teven alsof h‘g flechts van 
woniag wisfeit f*). - - 

. Vreesde ik nut de aandacht te misbruiken , ik zou mij 
tininder bekorten. Het volgende dan nog ren belluite. 
fUït de opgave van ’t geen epicürus en ZE^o zich als 
ihoofddoel vöorfteldeii , ts gebleken , dat zij den mensch uit 
verfchillende oogpunten bdchouwd hebben. Epicurvs 
'iffelde zich den 'mensch voor- als een -gemengd wezen, en 
ilette vooral op 'zijne bovendrijvende zucht naar geluk. 

befchouwde den -mensch meer als deelgenoot der 
-alles bezielende •Nature , welke de St«icifn«n nUt deGod- 
%heid ^verwisfelden , en tot welke de'-géëst , of *s aunfchen 
:.^ël , uit deii kerker des ligchaatns geflaakt , terug zal kee- 
•:»en. -De Natuur te volgen , en , God te volgen, had van- 
,4aar:-blV Ibmroigen 'hunner dezelfde béteekenis (f). Zy 
iheweef^n , dat de-deugd om bire (igene yoortrefièlijkheid 
iilBoebbeeefend werden', en in haar alléén het hoogjle.goed 
-te «nden is. / Volgens de begrippen der Stoicijnent hangt 

de 


ts 


NEP05, vita C. SI & 22a 

Lipsu Manud. ad PhiU'Stok. Disf. XVT« 


i 



» 


VAlf KM00RU8 «N ZENO. 0 

de waard^ der deued niet af van liet voeediel of de fc^ 
noegens, die zij aanoiengt, maar z^ l'diittBtt door dgen 
luister en rust op hetgeen in zichzw betamelijk is. Het 
Stoïsch StelTel is Heoo gebouwd op den groadflag der 
Zcdelqkheid , welken dat van BPicuRUS mist» 

Letten w^ nu op bet eeuwig en oaveranderiijk onder» 
fcheid tusfchen goed en kwaad , tusübhea ’t gem aedelijk 
goed en ’t geen nuttige tusfchen ’t geen zedelijk kwaad 
en ’t geen 'fchadelijk is ; dan kunnen ^ y m’^ eehtens , 
niet nalaten, ten opz^e van den grondnag,aan bua-8itd> 
fel boven dat van spiduRua den voonang te geven. Vraagt 
men : waarom is het zedelijk goede goed in zichzelf t dkt 
waarom van het betamende is een eenvoinllg be(^, en 
lis zóódanig , even da ket w«re en fihoomo , onvatbaar 
roor ontwmkeling. -Men kan wel aanwijzen , yaamttr 
iet goede goed , 'het fchocme fchoon , het ware waar ia. 

Lede , zedeljjk gevoel, of hoe men het beooidedend va»> 
nogen noemen wil , moet het betamende erkennen, Jnm 
iet niet loochenen. Spicuiujs , echter , neemt het voos* 

:n nadeel, het genoegen en de ongenèngte tot maatflafb 
dij vergelijkt daarom de Deimd, wat bare waard§ en -ver» 

DÏndende kracht b Aingt , bu‘ die der Gébeesknnst en dèt 
Zeevaartkunde , die , waren zg niet nuttig , niet zouden 
oefend worden. Zgn SteUèl deunt dus e^ntijk op :dm 
grondllag des beiangs. Deugd wordt kloekzinnigfadd. £oih 
der ber»ening van nut en gmoegen , zou men niet be- 
hoeven regtvaardig , matig eiiz. te zgn , — en boe , der- 
halve , op deze wijze , de Zedelcunde.op loslè fchroeven 
gezet worde , leerdm de bedenkingen in den geest dtt 
Sta/efjnofT , hoven aangevoerd. 

Maar welHgt "denk^ iemand , dat , de Stohijn de dengJ 
betrachtende om haar -zelft wille, -en de Bpieurht om' ha- 
ren weidadtgen Invloed , zuHcs weinig vericM voor de kte- 
oefening, voor het welzijn der zamenleving, en Jiet gel^ 
van elk Ud in hét b^zonder, zal o^teveten. Hierop diene 
het volgende : Dé natuur gaat boven ée faer; 

theorie en praktijk komen nkt ah^d overeen; en dus ia-ér 
omtrent het n^el^ nuttige of ictiadeUjlse weinig te'.hc- 
nisfen. Er. is, boveu,ééii. en enderTnnnbeeld aangevoeld; 
doch voor de deugdeMh^d eens-SiéUHa kunnen voorbeei- 
jen wéinig bewijzen. Immers, om fe weten of zij van deta 
^ebteit ftetnpel z^ , -dient men- de notf&ls^er daden. ie 
cennen , door welke de voorbeelden luisterrijk of a&igtig 

vorden. Maar deze reerfela kia » tdken vat 

hém- 

« ! 


I 

I 



\ 


6o VER.HANDBLINC, OVBa SB. ZBSELEBR. 


hemzelven aangaat , beoordeelen; Wie beflist dan , in hoe 
verre de fdütterendfte bedrijven , door Gefcliiedenis , 
Dichtkunst, net Peulèel of den Beitel als vereeuwigd, uit 
'het Stoisch of Ëpicurisch beginfel moeten herleid worden ? 
Voor het uitwendig nut of nadeel kunnen voorbeelden bo- 
vendien weinig afdoen , wijj dezelve doorgaans even llerk 
voor als tegen de veifchillende Stelfels kunuen aangevoerd 
worden. 

. Men moet -zich dus, wat de beoefening betreft, yoor- 
samelijk bij gisfen bepalen, gegrond op den aard der Stel- 
lijs zelve. Dien: ten gevolge zou men het Epicurisme 
beneden het Stoïcisme kunnen rekenen, als zijnde op on- 
vaster grondOag gevestigd , meer aanleideUjk tót gevaarlijke 
viterften^ en wat de goede gevolgen belangt, te veel af- 
hankelqk van den "gang der. wereldfchè dingen , der heer- 
Xchende manieren , en- den bijzonderen ^aak of levens- 
fiand decgenen, <die het -omhelzen* . Doch hie^ Haat tegen ^ 

«vér, dat het Epicurisme meer berekéhd is voor dé men- ^ 

-fchen-zdo ala zi)-dooiheen gefield zijn, en, zonder daar- ‘ 

4nn altijd tot uiterften te verleiden , meer uidokkends heeft j 

•voor de'beo^entng, dan. het te hoog gëlle^mde Stoicisme, '■ 

''t' welk niet in enkele toeilanden , maói'. vooral onder zware ! 

en duurzame .beproeving , het peil der vermogens , niet 
van 'gèwone, maar ook van de voortrefiblijkfte menfchen 
-te bovengaat, eii néér moet komen op louter befpiegeling. 
-Werkt dan in het Stehèl van bpicurus de Eigenliefde te 
■veel als ! beginfel. en doel; in -dat van zeno is zij als drljf- 
'veder uttgeuoten , waardoor de Stoifche deugd, herfen- 
■fëhimmig , en hét SteUèl van zeno , hoe zeer pp zedelijkeii 
grondflag gevestigd, ongefchikt wordt ter beoefening voor 
'menfchen , de niet enkel redelijke , maar tevpns zinnelijke 
-idiepfelen zijn , lüer als in, eene oefenfchool moeten Ar^ 

-den , daartoe aanmoedgmg behoeven en deze in het af* 

. getrokken begrip van het l^tamelijke niet kunnen vinden. 

■ >' Door rhooger .licht . beflxaald , mogen wij ons. dankbaar 
. verheugen in. de kennis eener Zedeleere , ' gebouwd op hét 
betamelIjke, ten doel hebbende, vplmakiing, tot hoofdwei 
liefde, en, ter verzekering van de rust der. ziele het ge- 
: loof m God en eene toekomHige vergeldng. ^ Dit vei- 
• band tusfchen Godadmnst en Deugd wordt -in béide nu 
.fbéfchouwdé Stelfels „te ve^pefs gezocht. Epicurus er- 
.Jtende. wel t^den, doch, gelijk cicbk-Ö te regt aan* 

V .'laerkfa 


O.CÏic. ée nat, thar. Ia i. 




■ VAN EPICURUS fcfelTö. ’ - 


($1 


\ 


mérkt, meer ih naam, dan inderdaad, alzoo Uj ze wer> 
keloos maakte ten opzi^e der menfchelijke belangen. Ze« 
NO onderwierp de Godheid aan een onveranderlqk Nood- 
lot (*y'. Geen invloed, dus, van dit geloof op hunne 
leere. Even weinig van het leerftuk des toekomenden le- 
vens. Volgens EPicuRus , doet de dood den mensch weg- 
zinken in het niet (f). Naar de leer van zeno , is de 
deugd zichzelve genoeg , behoevende geenen fteun van 
het onzekere des overblijveiis. Het hoogflé goed van 
den Epicurist bépaalde zich dus geheel bmnen de gren- 
zen dezes levens ; de Stoifche wijze werd met zijne al^e- 
noegzame deugd dikwijls een fpeelbal zi^èr hooghartig- 
heid ; en beiden , te geweldig op *s werelds woeste baren 
geflingerd, zochten troost in den zelfmoord (4). — Uitdit 
oogpunt befchouwd , doen ons deze Stelfels te levendiger 

f evoelen de waanllj dier hemeifche verlichting, door wel- 
e wij het geloof in God en de Onfterfelijkheid niet flechts 
als behoefte kennen, maar bijkans voor ons in aanfchouwen 
as veranderd. Dit geloof houdt den zwakken fterveling 

Ï pfticht in het goede, geeft kracht tegen de verleiding, 
chenb troost, in tegenipoed, bedaardheid in gevaar, ge« 
didd in lijden , en kalmte bij de aannadering des doods. 
Dit geloof veredelt de deugd tot godsvrucht , verheft het 
gemoed boven het verga&elijke , voert den geest op tot 
de bron der volipaktheid , en doet hier den voorfmaak 
gemeten van zaligheden , die der ziele eeuwig zullen toe- 
Itroomen, onder een’ (laag aanwasiènden .vloed van wij$« 
heid , lief(fe en reine genoegens ! 

C*) Cic. iettat, Deor. L. i. 

Ct) Gassbndi, Op. T. V. p. i3o. 

(O Zie onder apdere sanzcas Ep, la , fo. et ie Jru , 


ö 


aaNG. igii. N«. s. 


£ 


OVER 


ev^ 1» UKBipmG VAN AUIKER 


6a- 


s. ' 

OVER DE BEREIDING VAN SDIRBR UIT DEN 

MANGEEWORTEl.. 

♦ » • « 

4 

(Medegedeeld door p. van werkhoven t Aptaheker 

/< Utrecht^ 

D e bfsreiding van dje $mker uit fuikeracbtign planten;, 
ter vervanging van , 4e Suiker uit het Suikerriet» 
thans VQoral van het hoogfte belang zijnde , om hij den 
hQOgenenindëdaadbuiteu^qrigen pr^s der Koloniale Suiker 
daardoor een plaatsvervangend mjddel te verkr^en , ikt ip 
den tegenwoordigen toefland der Maatfehappij genoegzaam 
als onontbeerlijk kan geacht worden , heeft reeds onder* 
fcheidene Scheikundigen tot proeven aanleiding gegeven , 
welke aan het- publiek in Frankrijk en in Duitsebland zijn 
bekend geraakt» Het kan derhalve myn voornemen, hier 
niet zijn, iets geheel nieuwe daarover mede te deelen. 
Dan , in een Hoogduitsch tydfchrift , uitg^even door den 
Hoogleeraar HERMESTaoT» te Berlijn , onder den titel van 
Bulletin des muesten und wisfettsivSrdigfien esus der Natur- 
^\sfenfchafi &c. IV, Bqtfdy IV. Hefty l8io, eene Vetr 
handeling vindende , waaihlj de wi^ , qm. Suiker uit den 
Mangelwoitel te verkrggen, zeer duidelijk en voor een 
iegelyk gefchikt wordt voorgedragen, heb ik het niet 
overtollig geoordeeld, daarvan den hoofdzakelijken in* 
h'óud te vertalen, en, eemgzins voor qnze Landgenot* 
ten omgewerkt en gefchikt, mede te deelen; terwijl ik 
het Mengelwerk van deze Letteroefeningen , als een ge- 
noegzaam algemeen gelezen ' wordend 'werk , be^ gefc^t 
vond qm deze kleine Verhandeling op te nemen.. 

Het is algemeen genoeg bekend , dat een' aantal Cg« 
chamen uit het plantenr^k eene natuurl^e Suiker 1>evat* 
ten , en door gepaste middelen meer of min daarvan op- 
leveren; dan oqk te gelijk is het waar, dat alle zooda- 
mge Suikers min of meer eenen onaangenamen bijfmaak 
bezitten , waarvan zelfs de Suiker uit den Mangelwortel 
niet geheel bevrijd is, als hebbende eenen fmaak, naar 
dien van het Zoethout zweemende , welken men 

echter kan beletten, indien de wortelen, vóór de bewer- 
king, van derzelver fchillen ontdaan worden. Bc geloof 
verder veel grond te hebben om te denken , dat de Suh 
ker, waarvan bier gehandeld zal worden» altoos boven 


I 


uit DEM mangel WOR tELt 63 

alle andere dergelijke Suikers de voorkeur zal verdienen , 
te neer omdat mij door den achtenswaardigen Meer Ba'* 
ron VAN LyNDEN VAN HBMMKN onlangB eene proef van 
Eoodanige Suiker is toegezonden, die maar zeer weinig 
van de Koloniale Suiker te onderfcheiden was , zqo^ in 
kleur en fmaak , als iq droogteé De bekende ‘ijver 
van deze^ Heer voor alles, wat tot kunlten en weten- 
fcfa^pen, en vooral wat tot de huishoudkunde betrek- 
king heeft, geeft mij veel hoop, dat wij eerlang eeq 
verU^ van z^ne inrigting , thans in het groot aange* 
legd , te wachten hebben. 

Aohard komt de eer toe van de, door marqcraV 
ontdekte , afTcheiding van Suiker mt de verfchillenda 
foorten van Beetwortelen , van welken onze Mabgelwonei 
eene bijzondere foort ultpiaakt, weder verlevendigd te 
hebben. Sedert elf jaren heeft men de proeven over 
onderwerp bijna omugebroken yoortgezet: bevoegde en 
onbevoegde mannen hielden zich daaimede bezig; en 
jnen moet zich -qm die reden des te minder verwonde 
zen , der in onze huishoudingen de Suiker uit den IVÏïn- 
gelwortel nog zoo .weinig bekend is , dat verre het groot- 
m gedeeUe van het publiek dikwijls aan de mogelijkheid 
twijfelt., uit den Mangelwortel met eekonomiscb 
voordeel Siüker bereid kan worden. ^ 

Daar m‘^ oogmerk niet is , en hier ook niet zijn kan , 
om over dit onderwerp op eenen fchdkundigen trant uit 
te weiden , wijl het tuleen de ondenigting van bet alge- 
meen betreft, zqo zal het gmoeg zijn te verzekeren» 
dat, indlen nptexi zorge draagt van naauwkeurig de rege* 
len in acht te nemen, die men bij de bereiding volgeti . 
moet, het niet misièn kan, of men zal met voorikel 
eene goede. Suiker verkrijgen , het zij dan dat men daartoe 
deq . gelen , witten , of rooden wortel neme; om het 
even of dé wortelen met de grootfte vlijt en opletteudbcid, 
qf wel door den landbouwer tot voeder voor zlju vee, ge- 
touwd zijn. . 

Evenwel geen regel zonder uitzondering ; dit heeft 
dan o(^ bü den h^gelwortel plaats; en zoo heeft eeae 
veeljarige ondervini&g geleerd, dat de volgende voor* 
waarden alz zekere waarheden te befchouwen zün : . , 

Mangelwortel^ , die op eenen grond «wasfeu zijn* 
Waarop te voren Ichapen gewdd waren, oi die met fcha* ~ 
penmest gemest was « leveren genoegzaam voUfarekt geebt 
Sufter op t daarentegen echter .véd oalpeter* 

E w aQ Man- 


/ 


s 



<4 oven SE beEeidino van suiker 

а) Mangelwortelen , die op eenen versch met ]|)aarden'> 
mest 'gemesten grond gewasfen zijn, leveren 'weinig Sui> 
ker op ; daarentegen veel Zout- en Salpeterzure Potasch. ' 

3) Mangelwortelen , die op eenen versch met koemest 
gemesten grond Mteeld zijn , leveren meer Suiker ; deze be- 
vat echter veel Phosphorzuur en Appdzuur AmmoUiak , 
en Zoutzure Potasch. 

4) Mangelwortelen , die op braakgronden gebouwd zijn , 
zyn, wel is waar, kleiner ^n die, welke op eenen goe- 
den gemesten grond geteeld zp , doch zij bevatten meer- 
der Suiker dan de laatfte. 

5) De grootfte hoeveelheid Suiker leveren de volko- 
men witte Mangelwortelen; daarop volgen die met gele 
fchillen en wit vleesch ; - ^arop die met roode fchUlen 
en wit vleesch; daarop die mdt’ roode fchillen en wit 
vleesch met roode kringen. 

б ) Mangelwortelen, die op eenen zandachtigen leem- 
grond geteeld zijn,' bevatten meerder, Sniker dan die, 
welke op eenen vetten kleigrond gewasfen zijn. 

7) De Mangelwortel levert ddn alleen eene grpote hoe- 
veelheid van deugdzame Suiker op, wanneer dé bewer* 
king van het begin van October tot het einde van Jasua- 
rij verrigt wordt. Van de maand Februari af verandert 
zich zijne grondmenging ; de Suikerftpf gaat in Slijmfui- 
ker over , en raakt met der tijd geheel verloren. 

8^ Het maximum der oplevering vani goede korrelige 
geraffineerde Suiker uit den Mangelwortel bedraagt 4 
ponden, het minimum ii ponden van honderd ponden 
Mangelwortelen: de middelberekening kan derhalve op 
3 ponden gefield worden. 

9) Honderd ponden Mangelwortelen leveren, na de 
uitperflng, als, maximum 52} ponden, en als minimum 
42' ponden fap; het overblijvende weegt in het eerlle 
geval 47i , en in het tweede 58 ponden, 

10) Uit het van 100 ponden uit den Mangelwortel 
verkregene lap bekomt men , na de heldermakug , zui- 
vering en verdamping, 6 tot 7 ponden matig diKke' Si- 
roop; wat gedurende de verdamping verloren gaat, be- 
Ilaat enkel in waterdeelen. 

11) Indien men de Mangelwortelen tot voeding van het 
vèe gebruikt , worden derhalve hier maar zes tot 
zeVeh ponden der voedende' zelfRandigheid weggenomen ; 
het overige is een waterachtig ligchaam, waarvan bet 
vee geen voedfel trekken kan. 

12) De 



UIT DEN MANCELWOETEL. 6$ 

is). De gewonnen Siroop uit Mangelwortelen kan , wel 
is waar, ter zoefmaking van Ipijzen enz. geheugd wor<> 
den , doch zij kan nimmer als eene volkomen plaatsvervahg* 
fter Wn de Koloniale Suiker dienftig zijn, wijl zij nog 
eenige 'vreemde deelen bevat , die er eenen vreemden fmaak 
aan geven ;. 4 éze deelen beftaan vooral uit Zoutzure Pot» 
asch ; .Appelzure Potasch , en uit Zoutzuren Kalk. 

Deze zijn de voorname uitkomften, die door hbrmb> 
STaoT , zoo wel bij den bouw van den Mangelvvortcl , 
als bij de bereiding van deszelfs Suiker , zijn waargeno- 
men en verkregen; en erblgft mij nu overig, zgne zeer 
eenvoudige bereiding , zoo beknopt mij mogelijk is , mede 
te deelen: eene bereiding, waarvan hij verzekert, (leeds' 
de beste gevolgen gezien te hebben; die niet kostbaar 
is , en zoo min omllagtig, dat zij door een ieder , zelfs 
door den landman, bij de noodige oplettendheid, kan 
gevolgd worden, en die zeker verdient algemeen 'in het 
werk geileid te worden, vooral door bezitters van land- 
goederen, die er zeer zéker thans hunne rekeiling bij 
vinden zullen. 

Men zuivert de Mangelwortelen door wasfchen met 
water van alle aanklevende onzuiverheden , en fnijdt er 
vervolgens de harde vezelen , als ook de kroon af, waai'- 
na men ze in eene daartoe gefchikte raspmachine zooda- 
nig tot eene pap raspt , dat daardoor alle de fapvaten ver- 
broken en vermorfeld worden. 

Een groote en gefchikte rasptoeftel is door den Heer 
siebEcre , . te Berlijn, uitgevonden Ten bewerkflelligd. 
Deze beftaat uit eenen cilinder van blik , die , als eene 
gewone rasp, met doorgeflagene fcherpe openingen voor- 
zien is. ™j beweegt zich onder eenen hoek van. 35 gra- 
den, fchuins geplaatst, onder eene foort van hollen mo- 
lentrechter, welke de wortelen bevat, che door hunne 
eigene zwaarte op den cilinder nedervallen , en door de- 
zen tot eene brijachdge pap gemalen worden , welke 
pap in een daaronder geplaatst vat valt. De beweging 
van het werktuig , gefchiedt door een paard , en het vef- 
maalt in ieder uur 600 , ja , wanneer alles góed ingerigt is , 
zelfs 900 ponden Mangelwortelen. 

De verkregene brij wordt in eene gewone en eenvou- 
dige pers uitgeperst, en het aldus verkregene fap moet 
nu a‘an de volgende behandeling onderworpen worden. 
Men vult met het fap eenen koperen ketel, en verhit 
hetzelve tot het punt ' van koking. Hierbij werpt zich 

E 3 eene 


) 


'66 t)VÉ». »a BERÊIDINO VAN ÖÜIKER 

eene aanmerkelijke hoeveelheid van een naar gellold eiv\^ 
gelijkend fchuim op de oppervlakte van het vocht , dat 
met een fchnimijmn zorgvuldig wordt weggenomen. 

Is deze affchuiming geëindigd , dan doet men er, onder 
beftendig omroeren met eene houten fpatel, zoo veel 
.versch gebluschten zuiveren k^lk bij, dat op ieder 2I pond 
vocht 150 greinen kalk komen, welke te voren meteen 
'4etde van ' zijn gewigt aan water gebluscht en zoo tot 
poeder gebragt is. 

Met dezen bijgevoegden kalk laat men het fap nü zoo 
lang koken, tot een weinig daarvan , als proef , uitgeno-- 
men , de helderheid van witten wijn heeft , hetwelk om- 
trent in één uur tijds gebeurt. 

Gedurende het koken ontwikkelt zich veel Ammoniak 
^n fcherpe en bijtende dampen , en er ontftaat oj> de op- 
pervlakte eene nieuwe hoeveelheid fchmm, die even 
naauwkeurig moet worden weggenomen. 

Men giet nu het fap uit den ketel in een kegelvormig 
houten vat, en laat het 34 uren in rust fiaan., gedurende 
welken tijd dp troebele deelen zich op den bodem zetten , 
en daarna wordt het nu volmaakt heldere fap , door eene 
tan de zijde aangebragte kraan , afgetapt. 

Het dus geheel heldere fap wordt nu op nieuw in den 
ketel gegoten, en zonder verder biivoegfel, bij eene 
machte en aanhoudende koldng, zoo lang verdampt, tot 
.het de lijvigheid van eene dunne Siroop verkregen heeft, 
welker foortelijke zwaarte tegen water ais 4 tot 3 is. 

Deze Siroop wordt uit den ketel, ter volkomene ver- 
koeling, in een aarden pot gegoten. Nadat men er het 
fchuim van heeft afgenomen, giet men haar door eenen 
dp een raam gefpannen heneUen lap ^ of door eenen wol* 
.len gewonen filtreerzak, . 

Gedurende de verkoeling fcheidt zich eené aanmerke- 
lijke hoeveelheid appelzuren, kalk af, de Siroop wordt 
meer eti meer helder en doorfchijnend, én neemt eenen 
%oeten en fuikerachtigen fmaak aan. 

Men giet' nu de heldere Siroop van het grondbézink- 
fel af in eenen anderen ketel , en verdampt dezelve als- 
dan zeer zacht, zoo lang, tot zij draden trekt, waarop 
'zij ,in eenen kouden ketel wordt overgegoten , waarh» 
'men haar , tot de krillalfchieting zich vertoont , laat 
Haan, w^aarna men haar in fuikervormen giet, welker 

binnen s 4 

Dé- 


punten met papier gellopt zija , waarin zij 
3% oren tot ppne kotreUchtige ma$fa ftolt. 


I 


tTÏT DEN MANGELWORTÊL. Ö7 

' Dese verdamping moet Uj eene^ zeer zaclite warmte 
gcfchieden zoo dat de Siroop, indien mogelijk, niet 
koke, en niet te dik worde; anders verliest zg hare 
kridallifeetbaarheld. 

Die met de verdamping ter kriftallHèering niet wel te 
itgt kan komen, doet beter, de Siroop in vlakke fchalen, 
in eene matig verwarmde plaats, by edne temperatuur 
van omtrent 142 graden Fahr, , 50 graden Reaum. , Zacht» 
jes uit te dampen. Hierbij ontilaat welhaast een huidje 
op de oppervlakte, dat men verbreken moet, om tot de 
vorming van een ander gelegenheid te geven; waarmede 
men aanhoudt, tot dat ad de Siroop zich als met kriftal» 
ien doorweven vertoont. 

In dezen toeftand ftelt men de fchaleti aan eene meer- 
dere hette bloot , pm alle kriftaUen weder tot fmelting te 
breng]»-,, waarna men dan hét gefmoltehë vecht in eenen 
SitikerVorm mtgiet, hetwelk dah tot eene korrelachtige 
masia /lolt. 

Om deze krlftallifarïe te bevorderen , men hebbe dan 
volgens' deze of gene Wijze geWerkt, moeten de vormen 
in eene temperatuuf bewaard en geplaatst worden, die 
niet minder dan 68' tot 79 graden Fa^. of r6 tot 18 gra- 
den bedraagt; daar,, bp.eenë mindere warmte, de 

Siroop te taai wordt , en derhalve de kriftaUen zich niet 
vórmen kunnen'. 

Is de, Suiker in de vormen' geftold , dan w(^en de toe- 
geftöpte punten geopend ; terWljl dan ‘ ook , bij gezegde 
warmte , eene -bruine Woeibare Siroop zkh ,, door de ga- 
ten, afleheidt. 

Wanheér , na vdióOp van eénige dagen , hfef uRlekken 
van de Sboop ophoudt , dan’ wordt de pppervlalüe 'van de 
Suiker met eene anderhalf daim dUtke laag van nttle Idn 
bedekt, die maar alleen zoo veel water hoUden mag, als 
zij, zonder zich daaZvan af te fcheiden, bevatten kan. 

De hiertoe gefchikte klei moet eene gzervïije eenigzins 
magere klei zijn, zonder echtér grof zand te bevatten, 
wijl ^ aHeen iif dézéh tóeftand het opgegotene water ah 
lenpkens laat doorlekken. 

Volgens dezebereitUngsw^ré heeft de Hoogleéraar hermb* 
STaDT in den tijd van acht weken achttienhonderd ponden 
ruwe Suiker mt Mapgfjlwptwlen bprdd , welke zich bö de 
Volgende daarmede in he't werk 'geftelde raf&neriug evea 
tped verhield , als de Wesdndifche Suiker* 

E4 Mea 


68 OVEft SE BEREiniNG VAN SUIKBE 

Men ziet uit deze handelwijze , dat deze gehèele beret» ' 
ding in een paar weken volkomen kan afloopen. 

Vervolgens over^nde tot de vraag , hoe hoog ieder 
pond van deze Suiker te ftaan komt , levert ons dezelfde 
lieer daarvan eene berekening, welke ik echter met ge- 
heel wil hebben toegepast op ons Land , daar de grond» 
de brandftofiên , de arbeidsloonen enz, hier zeker vrij wat 
hooger te Haan komen ; dan dit neemt in geenen deele 
weg , dat de bewerking hier even mogelijk blijft , en wel 
vooral , wanneer men eens nagaat , hoe vele ' handen , in 
dezen jammerl^en tijd , geheel en al werkeloos zijn. Bij 
de opgave van deze berekening boude men in het oog , 
dat een Berliner Reichsthakr omtrent 36 fluivers Hol- 
huidsch bedraagt. 

« 

Voor 1000 ponden Nbngelwortelen , k 
grosfchen. . . . . *5 Rlblr. gr; 

Tot derzelver rasping , door het opgege- 
vene werktuig , twee arbeider^ op éénmi ' 

^g, ieder 10 gr. . . ; , p ao 

Voor het uitperfen, helder maken, ver- 
dikken van het fap , benevens brandllof- 
f(Mi, kalk, enz. . . _ . . » ïi. 

, Om de dunne Siroop tot kriftalfchieting 
te brengen. . . . • . • , 4 

Voor klei om te dekken, en meer andere 
bijkomende kosten. « . • • ig 

7 Ikthlr. » gr», 

Hiervan worden nu ten minfte verkregen uit honderd 
ponden af ponden Suiker , derhalve in het geheel Pan- 
den ; ' gevolgelijk komt het pond op omtrent 6| gromchea 
te ftaan, of op ruim lo ftuivers HoUandsch. 

Hü, die te gelijk Vee houdt, kan ook voor het over- 
blijftel, na de uitperfing, eenig voordeel in rekening bren- 
gen , en zoo wordt de prijs van de Suiker nog al mees 
venpipderd ; bij voorbeeld hiervan worden gewonnen t . 

I 

400 ponden -uitgeperst overblijffel. 

15 ponden Slijmiiroop. 

\ 

welke nog een goed voedfel voor Koeljen én Varkens 

kunnen opleveren. ’ , ' 

Me» 



I 


UIT DIN .MANCBLWO&TSI.. óp 

Men doet altoos wel, de wortelen vóór de ^werking ' 
van derzelver fchillen te ontdoen, omdat de fchillen, zoo 
als reeds gezegd is, eenen fmaak van Zoetboutfap aan de 
daaruit bereide Suiker mededeelen. 

Met de mededeeling van deze bereiding beb ik alleen de 
bedoeling , om ook in de Huishoudingen dezelve te keren 
kennen. Iedereen begrijpt gereedelijk , dat , daar alle Fa- 
brijken , zónder onderfcheid, ddn eerst een ruim voordeel 
geven, wanneer zij in bet groot gedreven worden, dit ook 
volkomen op de bereiding van deze Suiker moet worden 
toegepast. Ik beb reeds gezegd , dat alles , vooral wat de 
kosten aangaat , verfcbillen moet in ons Land ; doch die 
kan geene verhindering aan de oprigdng van zoodanige 
Fabrijken toebrengen. . Het meest, wat men te overwin- 
nen zal hebben, zijn de oude Vadeilandfche vooroordee- 
len , waardoor men bier niet zoo fpoedig de handen uit 
den mouw lleekt. — Ééne tegenwerping , evenwel, kan 
van belang fchijnen. Indien de algemeene Vrede eens ge- 
troffen en dus de Zeehandel vr^ wierd , waar zoude men 
dan met deze Fabrijk been? Nu, dat zg zoo; maar zullen 
. wij ons zoo fpoedig daarmede verheugen? — Behalve 
dat, vele Suikerraffinaderijen in ons Land , thans geheel 
geen werk hebbende , (laan lechg, en zgn hiertoe bij uit- 
Itek gefchikt. Maar gefield eens, men had alsdan eene zoo- 
danige Fabrijk ; kunnen dan ook die ketels tot geene an- 
dere oogmerken gebruikt worden ? en de kosten ter op- 
rigting zijn niet groot , terwijl de Fabr^ zelve waarl^ 
niet omüagtig kan genoemd worden. 



SIJZONDBR.HBDEN , ONTLBBND UIT DB IIENCBI.- 
WBBKEN VBN B. GIBBON, £Sf. 

W [iLJ,iAM CHiLUNGWORTH , M. A. ca Lid van het 
Trinitj College , Oxford, werd , acht-cn-twintig jaren 
oud zijnde , te rade om Oxford te verlaten , en naar eene 
Kweekfchool in te vertrekken. Eeirige 

gelchilvoeringen met FiSHBR,een fchrander yefuit^ deden 
hem wankelen in de begrippen , waam hg was opgevoed ; 
dan meest woog , te ffien t^e, bij hem het denkbeeld, 
dat er ergens een onfaalbaar Regter in Gek>ofsge(chillen 
moest beflaan, en dat de Kerk van Rsme de éénige Maat- 

E5 fchap- 






7» SijZONDERnEDETl 

fcliappij van Chrhtenéit is » welke daarop eisch kan maken 
«n het dadelijk doet. ' 

’ Na een kort verblijf, flechts van eenige maanden , in 
deze nieuwe Leerlchool , werd hij, op nieuw,' door zijne 
b'ezwaren , in het Huk der Geloofsleere , aangetast ; .hij 
keerde weder naar Engeland , h'ervatte daar zijne letter- 
. oefeningen , ontdekte zijne misdagen , en onthief zijnen 
geest van het juk des gezags en des bijgeloofs. Chilling-** 
worth's geloof rustte thans op het grondbeginfel , dat de 
Bijbel onze éénige Regter is in Geloofsverfchillen , en on- 
ze Rede ons daarin ten éénigen Uitlegger moet ^enen. Hij 
Verdedigde met veel bekwaamheids dit grondbeginfel der 
Proteftanten, in een Werk, ’t geen, na de Leeraars aan 
de Oxfordfche Hoogefclïool verbaasd te hebben , langen tijd , 

. en heden nog , als de bondigfte verdediging der Hervor- 
minge geacht \^rdt (♦). 

De geleerdheid , braafheid en jongde verdienden diens 
Schrijvers geregtigden "hem tot bevordering: maar de voor- 
neen verflaafde had zyne ketenen verbroken ; en hoe meer 
hij bedacht en overwoog , te minder voelde hij zich «- 
nêigd en gefchikt om de XXXK Artikelen der Engeljche 
Kerke te onderfchrijven. In eenen bqzonderen BrieVe ver-' 
klaart hij , met al de klem van uitdrukking, hem eigen , dat 
hij die Artikelen niet kon onderteekenen , zonder zijne 
éigene verdoemenis te ondeifcbrüven ; ^t , indien hij im- 
mer van dit zijn vast befluit afging , hij zijnen vrienden 
de vrijheid gaf om hem voor een Dwaas of een Atheïst te 
houden. — Naardenlaal • deze Brief zonder dagteekéntng 
is , kunnen wij het getal van weken of maanden niet be- 
palen , geen verliep tnsfchen dezen fterk betuigden af> 
keer en ’t geen nog voorhanden is in het V Regi^ 

ter: Ego gulrlmits cmLt,mosro 9 .’tnmniius hisee Arti- 
eulis, et fingulh , in iisdem eontentis voUnt^ et ex animo 
fubrcribo et confenfum meum iisdem prabeo , 20 die yulii 1638. 

Maar^ 6e KanfeUer en Prebendariis van Sarum w^k 
welhaast af van zyne eigene onderteeketung. Het Ardkel 
van de Drieëenbeid ^eper indenkende , kon noch ^ 
SehnAuur , iK>eb de Leer der eerfte Kerkvaderen zijn 
OithodoE geloof Aaande houden , en hij niet nalaten te 
erkennen ,. ,, dat de Leer van arius eene waarheid was , 

,, ’akhann gecne verdoemefijke ketterij.’’ Van dit tusfchen 

bei- 

. . (.*) .Het Werk was getiteld: The Religiën ef Pretefiants A 
f< 0 ye vay ef falvatien. 


UIT G1BB0N*S MENCeLWERKSlf. 

beiden .hangend begri|>^ daalde liQ neder tot het Sociniaan- 
fche gevoelen ; en , indien tvij mogen geloof ilaati aan eenó 
tivijfelachtige gercbiedenis en het algemeen begrip , kwa- 
men alle zyne zorgvuldig aangewende onderzoekingen ne- 
der op eene Wijsgeerige Onverlbhilli^eid Zoo door- 
ilekend Ibhoon was echter de braafheid van chu.lino>« 
worth’s hart en de opregtheid hem eigen , dat deze fchijn- 
bare ligtzinnigheid geen nadeel deed aan achting, wd- 
ke hij met de daad verdiende. Zijne veelvuldige verande- 
ringen ontftonden uit eene te die]^ nafpeuring der vmr- 
heid. Zgne twyfelingen rezen uit zijnen eigen boezeni 
op; hy onderfchraagde dezelve door al de kracht 'zijner 
rede ; ' hij was dan te ftreng omtrent zichzelven ; maar zoo 
weinig rust en genoegen vindende in deze zegepralen, 
kwam hij weder terug door een nieuw beroep op zijn 
eigen oordeel, zoodanig, dat hij, in alle zijne wis- 
lelingen van begrip , een bekeerling van zichzelven was* 

Petrus baile was de Zoon van een CaMtüstisch LecN 
aar in een afgelegen hoek van Frankrijk^ tan den voet 
van het Pyrencesck gebergte. Om hunnen Zonen eene ge* 
^ leer# 

Mr. GIBBON neemt al te los een laster aan , tegen dlea 
grooten en braven man uitgebraakt, door de Bijgeloovigetf 
van zijnen tijd, alsof hij in eene Wijsgeerige Onverfchillig- 
beid zou berust hebben. Deze was ^va8r^ch{jnlijk in chil« 
umgworth's oogen zoo lofTelijk niet als in die van oibbon* 
De befcbuldigingen van een bijgeloovigen hoop te omhel- 
zen 9 voegt geenen Wijsgeer. CHiLLiMOwORtH droeg den 
naam van een Ongeloovigen bij de onverlltndige ijveraars 
zijner Eeuwe, omdat bij gematigd en opregt was, omdat hi| 
redelijk dacht. In Engeland beeft men, op die zelfde w^ze^ 
een tillotson, een locre, een emlijn en anderen, met 
hateiyke namen beftempeld. Het Ckristen<hm van crilung» 
woRTff kwam in leer en geest overeen met dat van een new- 
ton en een locks , met dat van watson , paliv en andere 
voorname MaStien onder de Geesti^lijkh eid , en die tot dezeir 
nng niet behooren: Mannen, die niet. alleen lieraden zijn vadf 
den Godsdienst , nfaar van h^t Mensehdom. En zoo lang dé 
Christelijke Godsdienst, In deszelfs waren geest, beleden em 
verdedigd ^ wordt door zoodanige Mannen , voorllanders det 
Rede , kan dezelve nooit fchade lijden van het bclagcfaem 
ran deszelfs vijanden , hutme Z^dellngfche fchlmjirdheBCf a ^ 
éf meer openlijke en regtdreekfehe aanvallen^ 



y% SIJZONOERHEDEN 

leerde opvoe(£ng te doea erlangen ^ werden de Protefhin» 
ien , in die di^en , niet zelden uitgelokt , dezen naar 
Cathoüjke Hoogefcholen te zenden. Baile', twee-en- 
twjntig jaren oud zijnde, werd door de bewijsredenen en 
Breken der yefuiten van Touloufe bewogen om de Room- 
Jché Godsdienstbelijdenis te omhelzen. Hu bleef omtrent 
zevenden maanden (van den 19 Maart 1609 tot den 19 
Augustus 1670) in hunne handen een vrijwillig gevangene; 
én een brief aan zijne Ouders , door den nieuwbekeerden 
öpgelleld of onderfchrevcn (15 April 1670), is vol treden 
van den geest des Reomfchen Kerkgeloofs. 

^ Dan de Natuur, had hem gefchikt om te denken naar 
eigen welgevallen, en te fpreken zoo als hij dacht. Hij 
ergerde zich aan den eerdienst , Schepfelen toegebragt , en 
het leeren der Natuurkunde overtuigde hem van de on- 
mogelijkheid der Transfubftantiatie , welke ten overvloede 
'door onze zinnen wederfproken' wordt. 

"Zijn wederkeeren tot de Proteftanten was een Boute 
cn belangelooze Bap, welke hem blootBelde aan de 
Brengheid der wetten. Eene fpoedige vlugt naar Geneve 
belioe<Ue, hem voor de vervol^ng zijner geestelijke dwin- 
gelanden , die de waardij niet kenden van den man , dien 
zl) verloren hadden. Ware baile bij de RomschrCatho^ 
lijke Kerk gebleven , hadde hij den geestelijken Band om- 
helsd , hij zou , in zijn geboorteland , de hoogBe Kerke- 
lijke waardigheden , en de rijke inkomfleh , daaraan ver- 
knocht , gewis verkregen hebben : dan , die geveinsde rol 
fpelende, zou bij minder geluks gefmaakt hebben in het 
bekleeden van een hoogen Kerkelijken eerepost , dan hij 
nu te Rotterdam genoot in den Baat eens ballings , arm , 
maar vrp. 

Zonder vaderland, zonder befcbermer , beBond hij door 
den arbeid zijner penne. De ongelijke waardij zijner veel- 
vuldige Werken wordt verklaard en verontfchuldigd uit 
aanmerking, dat hij nu eens voor de Boekverkoopers , dan 
voor zichzelven , en op een anderen tijd voor de nakome- 
• llngfchap fchreef. Indien een 'Breng beoordeelaar al bet 
beste in een Folio-boek te zamen bragt , (ht Boek zou als 
de Boeken der Sybillen geacht worden, en die achting . 
veel waardiger wezen. 

Een bedaard aanfchouWer van de godgeleerde twisten , 
veroordeelde de Wijsgeer van Rotterdam , met gelijke 
Vastheid van geest, de vervolgingen van lodewijk den 
XIV en de leerBellingen der Calvinisten , befpotte hunne 



UIT CIBBON's MeNGELtTERKEN. 

ijdele voorze^ngen, en de onverdraagzaamheid, welke 
ioms zijne a^ezonderde levenswijze ftoorde. De gefchil- 
voerhigen , te zijnen tijde zoo hevig , ten voorwerpe zijner 
befcbouwing Hellende , keerde hij de wapenen der twis- 
tende partijen tegen elkander. Nu eens de Catholijken^ 
dan weder de Protefiantm verdedigende , zocht hij te be- 
wijzen, (kt noch de weg van gezag, noch die van eif|en 
onderzoek , der menigte eenig bewijs in Godsdienftige 
waarheid kan verichafièn : waaruit hij befluit , dat ge- 
woonte en opvoeding dt éémge gronden van Volksgelooif 
uitmaken. — De oüde wonderfpreuk van PLUTARCHUS, 
dat Godverzakerij min fchadelijk is dan Bijgeloof, verfierde 
hij met alle de kleuren van-z*^ vemüft, en zette er kracht 
aan bq , dóór de fcherpzlRnigheid zijner redeneerkunde. 

Baile’s ■ Woordenboek behelst een rijken fchat van ge- 
beurtémsfen en gevoelens ï hij weejgt <Je valfche Godsdien- 
(ten op in de fchale van zijn Scepticismus , tot <kt de te- 
gen elkander overftaande hoeveelheden (om die Ipreekwijze 
van de Algebrs te ontkenen) elkander vernietigen. 

Hét wonderlijk vermogen , ’t wdk hij bezat en zoo vrij- 
moedig bezigde , om twijfelingen en zwarigheden op te 
zamelen , deed hem boertende den titel aannemen van* 
^tv { , den mik opeenpakkenden yupiter, 

In een gefprek met den vemufdgen Abbé (naderhand 
Kardinaal) de polignac bekende hij vrijuit zijn alge- 
meen P^rrhonismas. „ Ik ben,” fpraksAiLB, „ in den 
,, fterkuen zin des woords, een froteflanti ik pro- 
„ telleer, onverfchiOig, tegen alle Stelfels en tegen alle 
„ Set'ten!" 

• « ♦ 

Eer ik uh Zwitferland naar mijn Vaderland opgeroepen 
werd , fmaakte ik het genoegen om den zeldzaamilen 
Man z^er Eeuwe te zien , een Dichter en Gefchiedfchrij- 
ver en een Wijsgeer , die dertig boekdeelen in quarto , 
zoo in dicht als ondicht , gefchreven heeft , altoos onder- 
houdend en dikwyls uitmuntend. Behoef ik hier den 
naam van voltairb neder te fchrijven ? 

Na door eigen verkeerd ge<kag de vriendkhap van den 
eerden der Koningen vbibeurd te hebben, keerde hij, 
zestig jaren oud z^de , ruim van middelen bedeeld , 
naar een vrij en fehoon knd, en verbleef twee winters 
in de dad of in de ommèdreken van Laufanne. (1757 
«n 1758.) 


74 BIJZONDERHEDEN 

' » * 

I 

M^e- li^eerte om voltaire te zien, dien ik toett 
l>oven diens wezenlijke waarde fchatte , kreeg gereede voU 
doening. Hij ontving mij beleefd, als een Engelsch jon> 
Reling ; maar ik kan niet roemen op eenige bijzonder onr 
derfcheidende kennisneming van mijnen perfoon. 

Het meeste genoegen , *t geen ik ontleende van vol» 
taire’s verblijf te Laupmue , was de zeldzaamheid , dat 
ik een groot Dichter zijne eigene (lukken op het tooneei 
?ag en hoorde uitvoeren. Hij had een gezelfchap ge« 
vormd van Heeren en Dames , onder welke ’t fommigen 
aan geene talenten ontbrak. — £ec welgefchikt Tooneei 
had hij laten vervaardigen te Monrepot , een Landhuis 
aan het einde van de voorftad. De kleederen en de too* 
neelen werden ten koste der Acteurs bezorgd. De Schrijd 
ver belluurde de voorbereidende oefenin^n met de op> 
Jetteiidheid en den yver van vaderlijke hefde voor zQne 
(lukken. - In twee op elkander volgende «nnters , werden 
zijne Treurfpelen 2^aire^ Alzire^ Zulime^ en het BUjlpel 
de verkwistende 2^on , op het tooneei te Monrepot ge> 
fpedd. Voltaire (peelde de rollen, waarin de karak- 
ters best aan zijne j^en voegden ; lusignan , alvarbz, 
3ENASS^ en EUPHEMON. Zijne wijge van voordragt 
was gevormd naar het zwellende en den cadans van he| 
oud tooneei, en hij drukte meer de. geestdrift der Dicht-* 
kun(le dan de gevoelens der Nature uit. , 

De drift, welke ik betoonde om die Tooneeloefenin- 
gen bij te wonen , liep welhaast in ’t oog , en het miste 
mij zelden een kaartje van toegang te krijgen. Het ver- 
maak , ’t geen ik daar genoot , vermeerderde mijnen fmaak 
voor het Fransch Tooneei, en heeft misfchien veel toe- 
gebragt om mijne aSnbiddmg van het reusachtig vernuft 
van SHAKBSPEARE te verzwakken , ’t geen van vroeg af 
4en Engehchman als een eerden pligt wordt opgelegd. 

Het vernuft en de wijsbegeerte van voltaire, z^ne 
tafel en z^u tooneei, hebben, in eene zigtbare mate, 
de zeden te X^ufanne befcbaafd , en , hoezeer aan mijne 
Boekoefeningen gehecht, genoot ik mijn aandeel in de 
vermaken der verkeering. . Na het bijwonen der Tooneei* 
vertoomngen te Monreposy hield ik fpmt^ den avom^ 
maaltijd bij de Aeteurs. Ik was nu gemeenzaam in eeni* 
ge humen, en verkeerde in vele andere; m^e avonden 
ileet ik meest aan de fpeeltafel en in gezelfchap , of van 
• bijzondere partyen , of m talrijker zammikomllen. 

Ter oorzake van eenige kerkelijke verfcliiiUep hee^ 

VOIri 





UIT QISBW’S MBNGBI.WBIIKBN. 7| 

V0LTAIRB Laujimpe verlaten en Bieb q;> £jn Kasteel te 
Feniey begeven , waar ik , op mijne terugreis van Parifs 
naar ^ufanne , dien Dichter en ToonceUpeler andermaal 
bezocht, zonder eene uaauwere kennis met hem te ma** 
ken, waartoe ik thans meer dan voorheen geregtigdzou 
gewekt. Het Tooneel,/ door voltai&b te Lait* 
j;eiUcht , en de Tooneel^elers , door hem gevormd', 
beilaan nog , en overlevoi bet verlies van hunnen Leer- 
meester. Schoon zoo onlangs uit Parijs gekomen , woon- 
de ik met veel genoegen eemge Treur- en Biyfpelen .aldaar 
b^. Ik zal er geene optelling van doen: maar ik kan 
niet , nalaten te dezer gelegenheid iets te melden van een» 
bijzondere inrigting, welke de fchuldelooze viyheid der 
Zwitferfche zeden op het (lerkst ten toon fpreidt. 

De inrigting, welke ik bedoel, heeft, uit den leeft^ 
der Leden, den hoogkUnkenden naam ontkend van dé 
Lente, en noemt zich la Societé du Printems. Omtreiii 
een twintigtal jonge ongehuwde JuSers van deftige, 
fchoon met van de eerfte Pamilien, waarvan de oudil^ 
mhiebien twintig jaren telt, alk bevdlig, vele fchoon, 
en twee uitftekende feboonheden , komen bykans eiken 
dag te zamen aan elkanders huizen, . ztmder het bedwang 
of zelft de tegenwooniighekl van eene moeder of opzigt^ 
fter : ^ zij wtMtden aan zichzelve en hare eigene voorzig- 
tigheid overgelaten, onder een aantal jonge Heeren uit 
allé Volken te Laafanne. Zij lagchen , zij zingen , zy . 
da^fen , zij Ipeleu kaart , en voeren komedien uit. Dan . 
te midden van deze 'onbezorgde vrolijkheid, hebben zy 
ontzag voor zichzelve, en worden door de Heeren met 
achting befchouwd. De onzigtbare fcheidlinie tusfehen 
vr^eid en ongebtmdenbeid werd nooit overfebreden dooT 
een 'gest, een oogflag, een woord; en de maagddi’ke 
kuischheid dezer JuffeTfehap werd nimmer bezoedeld 
door den adem der kwaadfprekendheld , of zelfs der vei?- 
deóking. — Eene zonderlinge Inftelling zeker, doch 
teffens een fprekend bewijs van de pnifchuldige eenvou- 
digheid der Zwitferfebt .zed^n» . ! 


•Yta: 


OVEft 21 ENDB GEWORDEN BLINDCEBOORNEN» 



OVER ZIENDE GEWORDEN BLINDGEBOORNEN , VOLGENS WAAR- 
NEMING VAN PROF. G. J. BEER. DoOf Df. ANDRi. 

(Ontleend uit het Neueftes Journal der Erfindumgen^ Theorten 
und IVidèrfprüche in der gefammten Jdedizin. i8io. Iden 

Deels 2de Stuk , bl. ip3 env.) 

P rofesfor beer, te Weenen ^ opereerde elf BHndgebo omen 
met het gelukkigfte gevolg, en doeg ze allen, zoo voor 
als na de Operatie, op het zorgvuldigüe gade, zonder, zoo 
^ veel mij bekend is , zijne refultaten door den druk gemeen 
te maken; van tijd tot tijd echter deelde hij dezelven in eene 
korte 'voordragt aan zijne Leerlingen mede. Gedurende 
‘ mijn laatfce verblijf te Weenen was ik getuige van zulk eene 
voordragt, en wil het belangrykfte daarvan ter lezing op'* 
reekenen. 

Profesfor beer klaagt, dat over dit onderwerp, in de 
laatfte tijden, zoo weinig is waargenomen en gemeen ge- 
maakt. De nagelatene waarnemingen v^n cheseldbit O, 

DA VIEL (t) en JANIN (§) noemt h^ oppervlakkig en onbe- 
vredigend; hetgeen ik echter bij eigen nalezen niet gevon- 
den heb. Cheselpen nam alleen ééneuBlindgeboornen waar, 
maar dezen zeer naauwkeurig. Zeker had janin, die twaalf , 
Blindgeboornen opereerde, zich niet tot het opgeven der ^ 
waarneming van ééne Boerin behooren te bepalen ; maar hy 
verontfchuldigt zich van wege de gelijkheid der refultaten , 
die hij bij de overigen bekwam. De gefchiedenis van het 
opgegevene geval is ook niet zoo oppervlakkig als Profesfor 
beer zulks doet voorkomen. 

Na deze korte Letterkundige Inleiding, gaan wij ter z%* 
ke. De hoofddenkbeelden waren ongeveer de volgenden. > 
Zeldzamer, dan men gelooft, zyn Blind df 
meesten, die men daarvoor houdt, z^n in de eerftè 
dagen na de geboorte , door onachtzaamheid, blind geworden, 
inzonderheid door eenen te Herken invloed van het licht, 

•t welk den Staar zeer bevordert. Stekeblind is een Blind* 
geboorne eigenlijk himmer; hij kan nog altoos het licht , je 
gelfs de kleuren onderfcheiden. De eigenlijke Stekeblind 

bUjfc 

Phitofêph» Ttentett. No. ao 4 * Arc. 7* Waarvan ook m^rand ia 
de Lofrede <» chbselden mel(Ung maakt. Zie ïïtemoltes d% Pdedmln 
PLojeh de CHirurgiê^ Tom. 7 * ! 

ft ) Journal de Medieine van ’t Jaar 1762. 

(0 Abhandlungen und Beebachtungen ueber das Augt , êU% 4 t 0 Bied 
ztfijchen yon Or. sellb, ae. Aoflage , pag, 204, 




/ 


OtËU ZICNDB OËI^I^ORDAN ËtlMbOSBOOËNtlV. ^ f7 '. 

Uijft ‘het zonéet (reddfng. Zèer gewigtig Is het onderfcbef- 
den der kleuren by Blindgeboomen j fommigen kunnen het. 
itieer, anderen minder, naar de gefteldheid van hunne 
Staari Zy* zien alleen de primicive kleuren, en bcdisfen . 
door derzelver invloed over de natuurwetten der kleurbre- ’ 
king, Ken vuurrood Hnt, tegen een^ witten wand gehan« ' 
gen, zien zij eerst met een’ groenen rand, naderhand. ge-' 
heel groen. Een geel, eerst geel, daarna violet. Oranje 
heeft geen rand. Bijzonder groot h de vreugde der geope- 
reerde BHndgeboomen , wanneer zij voor het eerst den re- 
genboog aanfchouwen. Zy kunnen urenlang In de zon zien, 
zonder dat hun de oogen overloopen. Zy zien gaarne op 
Wit , zoeken het licht , fchuweii te geel geverwde voorwer- 
|ien. Inzonderheid vuur- of fcharlaken-rood , vooral wanneer 
het door de zon befchenen wordt; alles bewys, dat het' 
licht niét alleen maar ook aualitatif invlotk. 

De zucht tot licht is ook bfl dczulkön, die later blind ge- 
worden zijn , aanwezig , doch niet in dien hoogen graad. Moejje* 
lyket vètdragen zy de werkingen van het licht, na de qpe- 
ratie , *ihn de BJindgeboorhen. Hienoe behoort het voor- 
beeTd'^n een* nian, die in de derde maand na de kunstbed- 
werking het kleinfte fcbrift in *t donker kon lezen, maar 
wien het licht de ftnartelijkfte gewaarwordingen veroof- 
zaaktei» 

Spóéfdrg gaat de levemMge ,* uicgelatené vreugde » die BUnd- 
geboomen, na de operatie, over het zien van alle voor- 
werpen bettdgen , in ftille zwaarmoedigheid en terughouding 
éver. Zij verbergen dan hunne nieuwsgierigheid, en. oéfe- 
nen zich . in ®lte ; betasten alles , tot dat zy de Vöorweiperi 
volledig kennen; dan Worden ^ wederom vroHJk, doch 
Met in Sen graad als kort na de kunstbewerking; zij zoe- 
ken dan Weder gezelfchap. Waarfchijnlijk ligt de grond van de- 
ïe hunne- handel wij ze in het gevoel der fthaamte van zoo 
onbekend te zün .met de dagelijkfche voorwelï)en, en iils'- 
fchieti ^6k wel daarin, dat zy ztch'aHes geheel anders had- 
den Vcwgefteld. Twee meisjes betoogden echter, na do 
kumtbeWerldhg , vtjikombn het tegendeel. Hfec éene- bleef 
zonder e enige aandoening van vreugde. Men geleidde haair 
met geblinde dogen in den uiugartén by iVeenen , eh 
bondhaarem eene der fchoonlte plaacfto plotfe&ng oogen ^ 
tnaar z!J bleef even koel en oiivericbillig s d^rcegeir 
inaaktèn gebak en zoete wyn haar zeer vrolQk. bzonoer- 
heid verheugdè zij zich^ den wyn gezien te hehbea.* Dk 
meisje was eene Boerin ; maar van de. andere , eené Èrenl^ 
van dl jaren, zou men dit niet verWacht hebben; hare óli- 
verfcbilligheid was echter even zoo groot, en nog bgvindr 
zij zich best , wanneer zij de oogen (luiten mag. 

^ De indruk, dien een Blindgeboorne bij, het eeille zien van 

ïSïU 2, P een 

/ 


4 

J 


4 


/8 * OVSR Zl&NDK OEWORPIN BURDGSBOORNBN# ^ 

een Mensch . ondervindt, is zeer hevig... Natuurlijk is dé' 
Operateur altoos de'eerile, die zich aan hem vertoont; ook 
behoudt hij voor denzelven altijd eene bijzondere genegen» 
heid, Profesfor beer Werd door een zestienjarigen knaap 
ieder’ ander’ voorgetrokken.. Dikwerf* hield hij hem voor. 
z^n eigen vader , dien hij alleen ddn uit de menigte kon 
onderfcheiden , wanneer hij een’ rooden rpk aanhad. Het- 
zelfde geldt van blinden « die zulks eerst later geworden zijn. 
Het verdubbelen van andere zinnen biJ .Blindgeboornen is 
zeer merkwaardig. By zekere Boerin concentreerde zich* 
alles op de maag. Bij eene andere was de reuk zeer toe- 
genomen zij*, kon , zonder hevige ftiüptrekkingén , gèene 
kat in de nabijheid dulden. In de vierde week na de. kunst- 
bewerking bragt men dezelfde k^t.in de kamer zij riep» 
vrolijkt een Hond i fprong er op, toe, nam\ het dier op den 
fchoóti ftreelde en kuste bet , en hoorde vervolgens . zeer 
bedaard hare dwaling ophelderen. 

Bijzonder gepefend is het . gevoel. Ook na de Operatiey 
gaan de Blindgeboórnen.fteeds voort met alles te be.^s^en,’r 
naar, allés té grijpen , ja te reiken naar de Maan eu naar de. 
wolken , omdat, zij geen begrip, van ruimte of verwijdering 
bebben. -Zij fchrikken voor groote voorwerpen, wier om-, 
vang zij niet ten eerde . omvatten kunnen. De gelijkheid 
van kleur in twee verfchilfende voorwerpen* brengt hen in 
groote verlegenheid; zij verwisfelen dan d9orgaans belden 
met elkander. . ' . , 

Blindgeboprneh grepen, na de kunstbewerking, ook im-^ 
mer naar twee voorwerpen. Zij zien Jen voorgehouden 
ftok dubbel , en moeten zich eerst gewennen om de -voor- 
werpen zoodanig in de oogpunten op te vangen, dat zij dc« 
zelven enkelvoudig zien. De. Bliudgeboonie fcbr^fc den 
voorgehoudén driehoek even zoo na, als di^ voor ' hem 
Baat; de kronkellijn echter hoekig,, en het Paralelogram aU 
eeii Quadrant. ' . * 

Schildej;ijen maken eenen bijzonderen inJruk op Bliiidge-^ 
hoornen, die ziende geworden z^n. Men yertoonde eenen 
eene fchilderij. Waarop eene gedekte tafel' was afgébeeld, 
en.hij hièld ze.veor natuurlijk, ja .had bijkans bet . doek door- 
boord. Toén hy de ^waling bemerkte , betastte lyj ieder 
"vpórwérp afzonderlijk, en hi'éld vervolgens’ eene werkelijk 
'gedekte tafel voor gefchllderd. Hij had zich’de.menfcheiï 
geheel ..anders yoorgelfela , .en wehschte ‘bij 'allen, dén neus 
wfg. Voor dé kunstbewerking , bevoelde hjf gaarne de ar- 
men én den boezem der Vrouwefl'5 W .dw'eJve, bemimie hij 
dé ftompneuzen het mee5.c>'. 



BESCHRIJVING VAfl BJ&N CQINECSCa QAST9IAAU 


79 



‘ BEScfiRijviNo tan Eén Chmtarcn «a$tmaau 

(Overyenomeb nft het omifegegetee Verinud eenerRelts 
naar hUifiay éoot rÉAR-iwAïiow^TSCÉro&iN» een /tvs*) 

.A vonds vóór den dag, tothet ftest befpairid, ontving Ik 
» " een tit-fee of noodigfng, op rood panter gefchteven » 
iiïét golided bloemen verfierd* en in de gêdtaoce van een 
waa^pr gevouwen^ terftond srticwoordde tk daarop fchrlilet^lU 
' ’^s AndercTïdaigs ontvirig ik een* tweeden bode , dïe inlj met 
veel , bierchaafdheicU vraagde, of ik z^n meesters noodiging 
^et Vergeten had? Naar landsgebhiik antwoordde ik, dat ik 
èerdèr den natim turner voorouderen en den mijnen zoude 
vergeten, eer zoodanig eene eer ttit m^ geheugen zon ver- 
dwijnen» 

- Prf^treht liet Ttnr van het mfddagmaal kwnm een ander 
bediende my een tJerdè blijst brengen , berigtende, dat 
aires' gereed was, en dat zijn meester met het levendigfte 
ongeduld 'Op' m§ wachtte» antwoord wa*s, dat zijn mees- 
ters ongeduld ónmogelijk het mijne kon evenaren, en dat ik 
volkómert bereid was, .mij bij zijnen meester te vervoegen , 
om het fchoxmfte oogenblik mijns, levens te genieten» 

Met alle de Chinefche deftigheid plaatfte ik m0 fn mijn* 
firaa^ftoeU tér wederzijden liep. een bediende, dragende een* 
gróoten waaijer , om de vliegen weg te jagèn en mij te ver- 
koelen. Aan 'het paleis van . krag - hao afgeireden , ging fk 
te vóet onder het geleide mijtoer twee bedienden j langzaam 
trad ik over hét éerfte,en vervolgens' over een tweede plein, 
en zag , geHjfcsvloers , aan de dèiir der zaal, tw^ee rijkge- 
kleede porpiers, met zonnèfchermen en waaijers iii de han** 
^en, bm te bdetcen dat men zien zoude hetgene er binnen 
om^ng. 

zes' fchréden deze lieden genaderd Zijnde, leiden zij 
de'^zomiefchermén en waaijers neder. Thans rag ik krag- 
viAO ielvehVerTchijhen , mij tê gemoet komende; Hij maak- 
te iriij koiripliniencen « welke een Europisch aanfehouwer, 
ondanks de deftige houding, van welke zij verzeld gingen, 
voordadeUjke beboeting zoude hebben aangezicu. * 

Over en ''tvefd^r 'hegroetteh wij,ellcapder, en men geleidde 
my van de regter naar de linker zijde, alwaar de aanzienlijk- 
fte perfbnên der Provincie' zich bevonden: wanthij de 0&/-. 
ne^h is dé> regterhamd '-niét de hóbgerhand. Bij de komst 
van eiken gast Werd 'dezeFftJe plegtfgheid ‘hediaató. Nieta 
was zoo grtip^galk* alle öeze h^öédngèat^het was^lsof wy 
36féh bairét^ pintómfime -danften , wSkiitt het gètal 'öer bewégiiy 
^Q 4 .ten ftrengfte bepaald was» 


F fl 


Nu 


I 


HBSCSRlJVIKa 


.Mtt er een seer befehe^ gefmk > eiwitr meteeii«' 

titefskwistrggelpeeld wordt, “Mét eene oevallige buighig noof- 
digt de mtheer zijnen ^t om in de eetzaal te treden. Hij 
fpreekt flëchts dé woorden: triti^trin (treed binnen) ^ Met de- 
zelfde kooiding antwoordt gast : pou - can , beteekenende : it 
durf niet^ of, ik zal niet zop ftout zijn» Na lang wfi^derft^nd 
te bobben geboden , laat de gast zich eindelijk geweld 
yoortduw^n , en treedt eerst* bi^en. 

. Ik trad in eené groote zaal, opgevnld met wanfcliape 9 €Kkó«, 
lommen , allen , even als dé muren , met fchitcerend ' gms 
vernis bedekt^ en met gouden verfietfels getooid. Onder ai^ 
dere zag. men er welriekende bloemen in fhaije vazén,fcbü« 
derijen en kpstbaar porfelein, , , 

Verfcheiden gasten, die er zich reeds bevonden, itondea 
op en uaden, eenige Cchrèden doende, mij te gemoet; aaii 
die na mij kwamen, ^ewees ik dezelfde beleefdheid, z^alé 
deze aan die hen vólgden déden, • t 

. Krag^hao geleidde mj^ naar .de plaats, voor mij. beftémd, 
en veegde dezelve af met dé flip van zijn gewaad, ala’t wa« 
re om het Ilof weg te nemen. Ik ging zitten, en nam dé 
etiquette, mij voprgefchreveh, zorgvuldig ül acht: i^ za( 
regtop en onbewegelijk; ik floeg mijne oogen naar, dep 
grond, zonder dezelve regts of links te wenden; mijne armen 
ftrekte ik voor mij uit, niet de handen op, de Knieën iru^ten^ 
de , welke ik drie of vier dulmén van ellmnder hield, 

. Tot op de komst van alle de gasten werd er, thee voorge- 
diend, Eindelijk kwam de Óeremoniemeéscer binnen 1 en 
kondigde In ejene nederige houding aan,. dat dé méaltijd wag 
opgedisu Terflónd flonden wij[ van onze plaatfeb 'öp,. en 
traden, ia orde, in eene zeer.ruuae en zeer prachtig veirfier- 
de zaal. Wij vonden er afzonderlijke tafels voor ieder gast,^ 
qan elke zijcie der muren van het vertrek, . ’ ' ] 

, Den gastheer werd eene kleine ^ilvêren fcka^j met w}j^ 
aangeboden; hij vatte de'zélvé met beidé handéh,"gröettê dq 
gasten; vervolgens eenige fcbre^n voorwaarts tredende ^ ver- 
hief hij de. oogen en het fphaaltjé hemelwaarts, én ."goot, dep 
wijn op den grond, daardoor te. kennen gevende , dat 
de weldaden, welke hij genoot, van den Hemél kwamen, 

' Men bragt hem eene tweede fchaal; hij bood dezelve aan 
den aanziehlijkflen gast, en plaatfle dezelve, ' nadat deze 
a;e verfcheiden malen, had afgewezen, op dé mfel, . Straks 
beantwoordde de gast die pligtpleging; hij liet zich dér^Üjk 
eene fchadt ^evén, en, ondapks al ;de tegenfpraak dês,gast:-| 
heers, bragt hij dezelve .naar , het benedeueiader. der 


zijnde dé plaats, alwaar de laatstgenoemde zat, , 

Dé Ceremoniemeester bi^ oi» kleine ivoren Sokjes^ mé^ 
gpud. befiageu^ yeiké 4é ia piaafa ^ 9^ 

Sniikén, ...» ,t . . 

^ M ‘ 'Wórf 


♦ ^ * # 

9 • é » * t , 


0 


VAN BEN CH1NBB8CA OASTNAALir 


tt 

' N^g eett kwÉrdér mirs werd er mee kompHmencen doerge«* 
bragc ; llijf en (terk weigerde elk , de aanzienlijkfie plaatfen In 
te nemen; eindelijk werd men het eens, en allen namen hun- 
ne j^asts. De drie of vier voorfte tafels» aan welke de aan« 
lienlijkfte gasten zaten, Honden niet In dezelfde lijn als dé 
overige, maar eenige voeten voorwaarts. Even als de zittin- 
gen, waren Eli metirioletkletirlgefatijnen overtrekfels veriierd, 
met gouden draken met vier klaauwen geborduurd. Eveneens 
waren de overige tafels verfierd , met dit onderfcheld alleen i 
dat men er, la ^aats van een draak, een ooijevaar zag. 

Bij elke tafel Hond eene kleiner, op welke fchotels ge<« 
fchaard Honden, met bloemen oF fcbllder^jen verfierd, en 
boven welke, ter hoogte van anderhalven voet, piramiden 
van vruchten en gefne^n vleesch uitfiaken. Doch dit alles 
diende Hechts tot praalvertooning, even gd^k op de nageregteti 
in Eurüpa het fmkergebak. £n inderdaad, toen de oogen 
der gasten dit aangenaam gezfgt eenige minuten genoten had- 
den, werden de fchotels weggenomen, en aan de dienstbo- 
den en ftoelendragers ren beste gegeven. Niets anders laat 
men den gasten houden dan een reukvat , eene wierookbus , 
een fleschje met welriekend water, en een klein agaten ko- 
keitle, met de noodige werktuigen van zilver, om bét reuk- 
werk in hec wierooimt te leggen en de ascli om te roeren. 

Aan de voorfie hoeken der tafel van ieder gast waren twee 
kleine verlakte planken , op een van welke een onverfiaan • 
bare hieroglyphe gefchreven was , op den anderen eenige 
dichtregels, tot vrolijkheid noodigende. Aan de tegenover- 
(laande hoeken Honden drie kleine porfeleinen bekefs , opge- 
vuld met kruiden enz. om den eetlust te wekken; tnsfehea 
deze bekers Hond een zilveren fchaaltje. 

Doör al dien toefiel was mijn eetlbsc opgewekt, en met on-^* 
geduld verlangde ik dat de maaltigd begon. De Ceremonie- 
meester knielde fn het midden der zaal; vervolgens zijne ftem- 
me verheffende, fprak hy langzaam de volgende woorden: 
Ta hno ye tring irin ; dat is : „ Mijn meester noodigt u om 
te drinken.^ Allen te gelQk vatceden w0 nu onze bekers 
^ , even gelijk een batailjon z^ne wapens , wanneer het 
exerceert ; wij llgtten dezelve op tot aan ons voorhoofd # 
i^tteden ze wederom op de tafhl, en bragten ze liervolgens 
lati den mond. In deze houding bleven wy, tot dat dè 
Ceremoniemeester had geroepen : troclmoi can ; dat wi) 

neggen: ,, Drinkt tot aan den laatHen droppel.^ Onze gast- 
heer ging ons voor, en keerde z^ne fchaal om, ten blijke dat 
dezelve ledig was. 

Dezelfde plegtigheld werd herkarid , telkens als er ge- 
arenkeii, zelft zoo dikmaals er een nieuw geregt werd opge- 
’ragt; de Ceremoniemeester regelde 'ook dan de plegcigne- 

F 3 


✓ 


I 


> 


Ss •. .. BBSCflMlyi.XG . 7 

iien , etir de^d h€t fein, waarop wij ut • fee ^ of 
ivoren (lok)es, boven vermeld, moesten opvatten* 

Voor het overige ontbrak er niets aan, de verfcheidenhéid 
van^ geregten : men telde er tot- twi^itig toe, De meest ge- 
wone geregten Chinezen zijn ragouts van gehakt vlee^cb > 
moeskruiden,, peulvruchten , bouillons en potages. . De ra* 
gouts waren met verfcheidenerlei kruiden en fpecerijen aan-*: 
gezet, > Ook werden ons fchotels met bopnea en rijst voor- 

t ediei^, alsmede kleine pastijen, welke de - beste 
dk zich niét zoude gefchaamd hebben. De lekkere beetjes^ 
bcöonden uit hertenzennweii en zwaluwennesten 
Hun wijn, of liever wijnacbdg vocht, welk Zij uit rijst be- 
reiden, en welk zij warm drinken, komt inzonderheid uit de^ 
fteden van Won -Si en Schao-Sing^ ingevolge van de goede 
boedanigheld van het water > leveren , deze gewesten den bes- 
ten wijn. r 

Nadat wij aan tafel gezeten waren, traden er vijf rijkge- 
Ideede tooneelfpelers in de zaal.' Zij maakten voor ons eene 
diepe buiging, het hoofd tot aan den grond buigende, even- 
eens bijkans zoo als de Rusfifche boeren voor hunne meesters 
doen. Een van hen naderde den aanzienlij küen gast , en bood 
hem eene lange lijst aan, op welke, in gouden karakters^ 
.de titels van vijftig of zestig tooneeldukken gefcbreven üon-> 
dén , welke zij ia ftaat waren uit tc voeren , hem beleef^de- 
itjk verzoekende er een ui^ te kiezen. Met veel befchaafd- 
heids wees' de eerde gast het verzoek van de hand;- hij ver- 
wees hen naar den. ^tweeden , deze naar den derden, deze. 
naar den vierden,, en zoo vervolgens tot aan het einde der 
zaal, ik zelve daar onder begrepen. 

Van hand tot hand keerde de lijst in die van den voor- 
uaamden gasMerug ; hij moest wel e ede keuze doen ; van 
nieuws doorliep hQ de titels, en wees met den vinger op een 
Ijtuk, welk hij dacht het gezelfchap te zullen yermakeii; het 
voerde tot titel: De gp>;olgen eener ongegronde jakezij» 

Den eenen na den anderen gingen de Komedianten de 
lasten den titel van dit fiuk aanwijzen; met e^ne kleine 

bui- 

9 

• » # • 

. (*3 Ter bemcUnse van het eerfle gereg^, laat men de aeniiwea ia 
de zon drpogen , en bewaart dezelve vervolgens in dooaen met peper; 
en musKast. Wanneer men er zich van wil bedienen, wordt er eene 
jfoort* van* gelcd van; gemaakt , door dezelve in rijstwater te laten 
werken en vervolgens in geitennat te koken. — De Zvaloweimea- 
ren* kdtnëo van' 4e Pkifippfjnfihe ^ eihndtfn ^ ée kost van Tenfuinf 
Skva en Coehinehina , en worden met fpecerijen Oerk aa; geset. 
sün. bijkans, doorfch^ende , v^hnaakc wit 'aU sij nog versch m)n ; 
vervolgens 'worden sii groenachug. 2i] zijn vas gedaante als eciv.;dc)or. 
snidden gq^hédeb citroeo. De fmaak ia geurig en fcherp» * ^ 




s 


VAN EEN CHmEeSCH*. GASTMAAL. jR) 

^igfog . VEH hec hoofd gaven wij onze goedkeuring aan de« 
ze keuze , waarna de tooneelfpelers vercrokkeu. 

Men maakte .eenen aanvang mee eene geweldige Synmho* 
nie, zwaar, genoeg om dooden op te wekken. Inderdaad, 
de fpeeltuigen waren trommel?, met bnftelsvel overtrokken, 
fluiten, pijpers, trompetten, en een vcrwenschie koperen bas 

welken een verfcbrikkelijk geraas gemttkt 
werd. Ik moet bekennen,- dat ik, in weerwil van acheden 
jaren vereoevens in dit Land, my aan.de zoogenoemde Con- 
certen der Clmezen nooit heb kunnen gewennen. Wat my« 
ne tafelgenoocen aangaat, deze waren opgetogen. 

Na de Symplionie begon het ftuk. Het was een trens» 
fpej^ waarin veel bloeds werd vergoten: tooneeliieradea 
waren er niet; over den grond werd een tapyt gefpreid, 
welk de uitgebreidheid des tooneels bepaalde. De Akceurs 
kwamen 'uit een naburig vertrek, en gingen .wederom daaiiiu 

Aan het. benedeneinde der zoal, tegenover de tooneel- 
fpelers, was een dun befchqt van bamboeshout, met feherr 
men voor de ojpeningen. Ik zat niet verre van daar; duide- 
lijk kQDde ik zien, dac achter dit befebot Vrouwen zacen^ 
onzigtb^re aanfchouw.eresfen . van hec gastmaal, die misrchien 
zich ook met bet begluren van de gasten vermaakten. 

Gedurende bet fpel fcheidden de gasten niet uit roet 
hunne ivoren (lokjes te laten (pelen. Mesfen zijn in China 
in geen gebruik; hec vleesch wordt in dunne .reepjes gefue- 
den opgedist. 

Té gelijk met den maaltijd eindigde het tooneelduk. Wij 
dronken nog een kopje thee. Op een gegeven teeken (Ioih 
den wij allen op; bij hoopen wandelden wij rondom onzen 
prachdgen gastheer , en maakten hem onze jcomplimenten , 
welke hij even beleefd beantwoordde. Vervolgens geleidde 
hij ons , door eene even prachtig verfierdé galerij , in eenen 
tuin , fchitcerende van eene ontelbare menigte lampions. Men 
zoude dit verblijf voor een paleis der Toovepgodesfen heb-> 
ben aaugezien. 

la den tuin waren wij vrij en zonder bedwang. De huis- 
bedienden bragten ,ons zilveren fchotels , om ons aangezigt en 
onze handen te^.wasfchen. 

Terwyl wij buiten de zaal bevonden, d^den de Ko- 
medianten hunnen maaiend met het rijkelijk overfchot van het 
gastmaal. De dienstboden maakten oe tafel fchoon en zette- 
den er het nageregt op , hetwelk insgelijks uit een twin- 
tigtal fchotelen beftond. Het beftond uit allerlei Cuikergc- 
bak, ingeiegde vruchten , compotten, hammen, warergevo- 
gelte en gekruide visTchen, en boven alles bet kostbare 
GUi-feng^ een vermaard geregt, dat verwonderlijke eigen- 
fchappen bezit en het Ügchaam ongemeen verderkt. 

Zogdra alles gereed was, gaf»er een bediende kennis vnn 
aan zijnen meester, door voor hem op de knieën te vallen. 

' ' ‘ ' F 4. Met 


/ 


^4 BescHRfjvrwc^ 

Met de gètrone hoffielijkhekl geleidde ons itRAO^nAO lii dé 
feestzaal terug; ook nu weigerden de gasten wederom, op 
de piaatfen van eer te gaan zitten; eindelijk, echter, namen 
Brij onze voorgaande plaatfen in. In plaats van onze kleiné 
. liekets , welke wij eerst hadden , en die niet dieper dan een 
lepel waren , werdeii er ons grootere gegeven ; wij dron* 
lÉea boordevoUetjes. Krag-hao liet ons van zijnen besten 
wijn voordienen, Lammetjes-wijn genoemd, die uit de fto- 
ifiticle Seken-Fi komt. Deze wijn worde aldus genoemd, 
aimdat‘ dezelve , behalve andere inmengfels , van lamsvieesch 
wordt bereid. Dezelve heeft een* zeer aangenaam bouquec, is 
Wöl ‘vutir, en bijkans zoo fterk als brandewijn : alleen door 
nnboudend gebruik kan zich het gehemelte aan zulk een 
dratfk g:ewennen. 

Terwijl de bekers lustig* rondgingen, kwamen de Kome* 
klanten binnen , en fpeddeii het kleine ftuk , zijnde eene 
klucht, welke mijne tafelgenooten , door den w^n verbic, 
door een fchaterenden lach bewonderden. 

' De dienstboden begaven zich- In een ander vertrek, om 
cr zonder komplimenten het middagmaal te houden: eerst ) 
tia middernacht zagen üdj hen weder. Op bevel van htin^ 
aen Heer, bragt elk van hen vijf of zes roc^apieren zakjes> 1 
Waarin eeiiig geld was: het zijn de gebruikelijke gefthenken 
voor den kok , den opziener van het paleis , de Komedian* 
jen, en de dienstboden. £lke dienstbode brengt dit gefchenk 
aan den Huisheer , die zeer veel zwarigheids maakt om het aan 
te nemen, doth het eindelijk, in naanl van zijn volk, ont- 
vangt^ en beveelt, dat het onder hetzelve verdeeld worde. 

Het feestmaal duurde bij de vijf uren , en ik rekende mQ 
Eeer gelukkig; dat het oogenblik van fcheiden was gekomen. 

^Dit scheiden ging met honderd pligtpiegingen verzeld, de 
eene vermoeijender dan 4e andere. Geen einde was er aan 
komplimetRen en dankbetuigingen; de gastheer en de gas- 
ten wedijverden om In beleefdheid elkander te overtreffen. 
Elke gast, in weerwil van deszelfs tegenftand, werd door 
KRAG-HAO Cot zaD zljnên draagftoel uitgeleid. Vervolgens 
keerde hij zich om , ten einde hem den tijd te geven om 
er in te klimmen; doch zoodra de dragers deh ftoel hadden 
opgenomen, werden de komplimenten op hun fchoonst her- 
haald; met bewegingen van hand en hoofd gaf men tee- 
kens vkn affcbèid , tot dat men elkander niet meer zien kon« 
de. Eene zonderlinge vertooning maakten de lantaamen, 
die door de dienstboden hunne Heeren werden vooruitgedra- 
gcn. Op vele dier lantaamen (tonden de titels of zelfs de naam 
des meesters iü grooce letteren gefebreven. Wat mij aangaat, 

Ik had geene titels, en werd dóór eene enkele zeer eenvou- 
dige 'lantaarn van rood papier voorgelicht. Met allen mogelijkeit 
fpoed bereikte ik mijne woning, leide mij neder, en zonde 
gaarne tot tan den middag gellapen hebben, indien eene be- 
lang- i 


I 



▼AN £DN ClOMEBIOr CASTMAAtt 

Un^jke ^vrehróefelQklleiii mi^ Aiet oadér de dnvermQiidQto 
verpligtkig had gelegd, om vroeg in den morgen eea / 
Ht-iecy of bripf van dankzegging, tan RRACi-UAote zendeo# 
Terdond ontving ik een antwoord . met duizend ^ veroat- 
fcbul^gingen , dat het gastmaal niet luiscerrijker was ge* 
weesc. Ligt kan men denken, dat Ht tegen étiti ever- 
maat van nederigheid mjf 'krachtig verzette , en dat ik.» 
in mijn antwoord , KkAG-HAO*s pracht hemelhoog verhrof , Ids* 
tuigende de ondankbaarlle der xnenfehen te znllen zijn, 
dien ik ket geheugen daarvan een énkel oogenblik verlook. ' 
Aldus eindigde dit kostbaar GsstmaaK Nog meermal^ 
heb ik gèlegeoneld gehad, dergeUjke onthalen b|} tc wonend* 





EUROPA, 


elk is het werelddeel, dat zezenend- voor Ae aaa4^ 
Een* befdren gloed omijfak; . 

)e nutte wetenfehap aan eedle knollen paarde 
' 'En domheids kluisters brak; 
deér bloemen van *t vemufl, méér geurge vrachten gikrde. 
Dan Immer \ Oosten ; . . r . 7 

In voor verheevner lied *t weUi|idend fpeelnüg (haarde. 

Dan ooit aan tflodus klonk? . 


liet is Europe, dat, gévaedllerd door Athenen, .. .. /« 

Gekoesterd door de zou, 

)ie eens^den roem van (kiek en Romer had befclMmcii^ 
Den nacb^Jn *t eind verwon ( • 

)p vlugge pennen , door het digte wolkfloers benen, 

Tqd aan de Herren drong; * ♦ • 

)er diepe mijn *t metaal en aan het hart; der fttenen 
^ Het fluitirend vuur ontwrong, ^ • «i 

>e veéikfacht Van de wet, den teugel van de zeden . ; // 
De fchittrende emr, de.ftraf, 

Ie piikkelittg tot deugd, *t gebied der aahebre sedMl;^ .7 
Aan nijvre Volken gafj). ^ ' 

let moed het bijgeloof, *t vooroordeel heeft beilreden, 

’ En *t vrolijk waarheldHibht, ,* 

’t puin van ’t afgo&becM, der outêtk vah ^ v^ripdea*, 

j Eèif tempel heeft geftioht. - 

» * 

oroopf geen berg, boe boeg, dè alvóéndé flndeni - 
Schiet hen de dagto<^5, llüh:': ^ 

w> gaat,: wie zoo de vaart van *t godlijjk vuur heptdétïl 
Vaü u verlichting uit. 

■ 69 




ts 


bukmpa; 


inoogt: de Ipecetiy vm ’t 1>niinleiid ZMttr hdeir« ' 

Waar lenré eea’>.bloemtrooi| beeft: 

Cbinees ooeh ludiaan kan u den fcbat betoleó, 

Dien gi) in ruiling geefu • 

tiaar » even als de grond yan voedfel voor bet leven 
En fulfer zwanger gaat i 

liet wladjen op z^n^wiek den ambergeur.. doet zweven^ . 

. * ' ‘Maar ook de* ïinétftof laadt: *. 
ioo braaktet g^ » Eiiroop.i door wiiuucbt aangedreven» .< 

**/* Den moord’ bp Oost en West; '* 

^oo moet de mensclilykheid voor uwe gruMen beven, . 
Waar gij uw’ zetel vest. 

Öoorj'^óof, tfefchaai^ Efiroop ! Kolumbi»^ wereld khrgeir;'7^ 
Waar Cortez heeft gewoed; 

Het monfter Pizarra miljoébëri heeft Verflagen , 

Verdronken in hun bloed.; . , . 

De AntniésVpliunn^'gfbbd geen'* nanéef zelfs méér dragen 

Van ’t eertHds taWSk volk? ' ^ . 

De bloedhond 'werd:g^brtrikt om op dêti^taensch ‘te Htgen* 
Ontvlugtaanz^vaéMébdcak.^;' 

^ . • ** ... I • f • •••' 

Wat kreet , ó Afrika I aan uw doèéfbhe ‘flrtnden? 

^ ‘ ' ’t Is* moedirifllt geween : i . 

De Christen, Zamoei^'flbat aan uw kroost zijn handen 
En heeft een hart, van ftèen. 

Ras fokeren «iw* zébk dè^éware flaveübkndèn - -• ** 

In het vergiftigd oord , 

Waar'lWdtegt op iiflf hoofd' de zonneTfralen branden " 

En hem de zweepflag moordt. 

/ . .. 

mm* k ^ A *V « ^ M * * * 

Bengalen I heeft de hel bw plagen ukgefpogen» 
c: Toén zé^utdiercijgers zond , ' 

De bloeddorst in hun hart, de roofzucht in hunne oogen. 
Vervloeking in den mond? ^ 

Wie, vxeeflaaiod Indigo l wie zal uw tranen droogent^ 

Een weldaad wordt d& dooxl. . . ^ 

Wat balfiMh..brefigelt ze m ' wiéns merg *is uitgezogen? 

Mijn God! de hongersnood! 

Neen ^'g , Euro^è j zjiflg v«n !t «cbf dat gij deedt ryten: 

• ; ; Te regt vprvloekt u deaard’. ^ . 

Wie zdi den ftomen geest j ’t vernuft eensbooswtehts pilzen. 
Die Hst met moordzucht paart? 

Der Chnsueu ^veida^n doen blinde Heidnen i^en; ! 

En , roemen ze op hun leer yt •• 

De de Mpelman z§l op Iiim gniwlcü w^zen . ^ 

En rukt hunné oiuers néér. • / «j . •/ * 

Wac 


£mLOPA« ^ . 



WïraOTlrt ' ge; Etiropeaan! die Tolkco te beke c rent 

Hier baat geen Zendeling... 

Neen, roep hén eerst terug, die *t Cbristeddom onteerent 
Dan werkt uw prediking. 

Door deugd , door menscbl^hetd zult ge aan uw* broeder leerei 
De waarde van *t Geloof: 

Uw bebzuebt (luit z^n hart, uw toomelooa verbeeren 
Maakt bem voor waarheid doof. . ' 


H. V. L. Jr. 



Aan de Sehfifvers dèr Algemeenè Vaêèrlanéfche Leisa^ 
oefeningen. 

' • • > ' 

Wel Edele Hecreu! 

• ...» * ^ , 

r* OLDSUTTH befcliuhfigt , ter gelegenheid dat bij tan Enge» 
land zijne ineèsterlijke Ballade df iüMieKgar.^eefi, bei> 
den oviDius en cay,. dat zij de Poëzij met noodelooze ep»> 
theta hebben ontfierd. „ Het is zeer gemakkelijk., zegt 
menfehen van -weiidg' vernnft in dérzelvef gebreken te v«4- 
gen: de Engelfche Difhtkunst, everi als die v^i bet later 
Rome , is tegenwoordig niets anders dan eeilé zainenvoeriar 
van weelderige beelden, zobder doel of eenheid; eene reeto 
van bijwoorden, welke bet gehoor en niet het verftand tref- 
fen.” Zijn onze ‘zog hoog geroemde Nederlandfche Dicli^ 
tets der 17de Eeuw van deze berisping des Herren oold- 
SMiTH geheél vrijTM^n fmaak, die cn^el op gevoel gegrond 
is , kan zich bedriegen ; dan door vragen wordt niemand be* 
leedigd. GoLDSMlra, danv heeft- getndhf ' die iiisflagea te 
vermijden , en is dezelve ook‘, mijns inziens , inderdaadl 
ontgaan. Ik heb mede eene poging aangewend om hem 
hierin te vólgen, bij de vertaling zijner Ekg^"4n the dead of 
a mad Lqg , te vindep in zijnen Predikant van. WakefeU. 
Zoo deze proèVe\è.en phdtsje iri uw' geacht' M^éwerk wierd 
waardig gekeurd , ' zóü iillks' agngenaadi zBh' vöta hem . di* 
met belangHèlRng èn achting' is , . f . > , 


Wd-^dLe Hearen 1 

^ . rv . f . . 

• üw' wel Ed. '|>w.^Dié'ffa?ri 

. j 7 ' • ^ ' f'n rr. . »x ■ 


> ^ H * 'X 

* fS f\ 

I 




T( 


1 *. i ' C* ' ’ f • 


.•*: ""CzTflrp-ürGIf k. 

• ^ • 

I •" » ^ • » j 

4i • ‘ ^ 

. \ db • • * *f 

. . . « « gkém*4^%^ 


«i 


I 


ÖE DOOD VAN ttN* DOLUSN HOND. 


DE DOOD VAN EBH DOLLEN BOND. 

» 

r 

Aatt al wat zeedlglc wezen ieêt 
Wijd ik dit maatgezang. 

Vereer de deugd in eiken (tand 
£n rek mijn lied inec lang. 

Welaan dan , vrienden van de deugd I 
Komt, luistert naar mijn lied; , 

V Moo£^ Kantfiaansch of duister zjjn , . 

Maar oejisïeii doet het niet. 

\ 

Daar waarin zeker doip een man. 

Aan ’t waar geloof gehecht, . 

Van wien men waarlijk zeggen ‘kon, 

*s Mans Wandel, is opreg;. 

Ijls deed, naar Christel^k bevel, 

. Kad Wrienë ea vyand goed; 

De naakte werd dioctf hem gekleed;- . ^ 
Die hongiig was, gevoed.. 

* « V 

£n*in dat dorp. was ook een hond. 

Zoo als .er vélen z^n: 

Tweeflachtig, uit een wolf geteeld, . 

Waa al z\}n kwisplen fch^n. 

Eejr^ kweekten beide man "en hond 
De vriètidfchap IJvrig aan : 

De man had nooit den hond miskend, 
Veelrfiin gedreigd te flaan, 

* ^ » è \ . * i 

Daii,;*t fcfaiyiit dte zich' der wolven aaid - 
Niét fteeds verbèrgeo .kan^: 

De hond, beheerschc door louter nijd. 
Werd boos en beet den man. 

Nu zweert het doi^ , de hond is dol; 

Npoiit:V roept het, was de n^d 
Zoo grimmig ; nooit zoo fcbecn van tand , 
Dat hy de liefde bijt. 

De wond was diép ; eo^ daiO; \ gèmohc 
Geen hoop ter redding gaf, 

Dro^ 4^t g^cbe nya* vmmen man 
* Reeds op dé baar naar t graf. 

Dtn wéènt niet, vrienden, bij een*^f^* ' 
’t Geen achterklap ontfloot: 

Mijn vrome man is reeds herfteld. 

Maar ’t razend dier is dood. 


M gel fp' Eek, 


• TOT ÉRAAtjE LETTÈREI*», kÜ?«TEN EN WETEN*» 

SCHAPPEN , BBTREKKELIJE. ' 

• / 

i— 111» I I II||| m . I L I W ■» ■! '» 


ttOE ÉN WAARÓM HEi*. iSN .^TROOST ZIJ VOOR 
Or^GELÜKKIGEN, LOTGÊNOOTEN TE VINDEN; 




4 ^ t 

Solatiüm mferis..jQdQS.^k^ thalprumk* 


\ 


O at het een troost is voor ongelukkigen , anderen tnet- 
; hen in hetzelSde lot te zieb dèelen^ dat Nabuurs 
.•ver?«Qbt,* hebben reeds .Dichters en Wijsgceren 
ónder de- .Oitden . opgemeckt ; waaruit een gewoon volks- 
zeggen of eepe- foort van; fpreekwdord ontftian is, dat 
Ó9k.,nog iivopse dagen 'Zpe.kfaebt beeft behouden , en 
^n niet zelden hoort ..aanhiden/ lu den eerden opda.^ 4 
nogtans , fehijnt het veeleer eeoie wonderfpreuk of tegen- 
ilrijdigheid) dan eene oveteen^pming. pet de waarheid 
der z^e*9' eft tevtens geene . gejfr . gundige denkbeelden iii 
te boenetpen; wegens karakter of de gedeldheid der 
penfciieiyke natnut., als welke het leed van anderen zou . 
noodig hebben «. op eigen leed te verzachtem Desniet-» 
tegenl^n# le^t de. ondervinding Zoo wel , als de alge> 
Bieene overeenidemming d?r,.n)enfchen« dat - het^ gemelde 
zeggen piet ;van allen grond ontblocrt is. Waarin bedaat 
nn deze ^bnd ? tlóe .zuUén wl| cUt .verfchijnfel van het 
pienfchel’^; hart kunnen, v0-kkren ? - , 

Oezo vragen zouden' weinig te pis komen ^ eh ter-i' 
&nd -aichzelven; be.^twoor!den g indien zij alleen de zoo- 
danige - betroffen , ^e , jóögewoelig van aard' en ruw van 
zede, de.' dem der mefcbelijkheid bykahs geheel ver-, 
fpoord hadd^ « .pf de bande der onderlinge betrekkin- 
gen tusfchen menfche .en menfchen in alle andere gèvab 
ten- gemakkeliijkr^n'. zelfs . met ..vermaak, konden zien ver- 
tehemen* . . Terdond iaat bet zich begrijpen « dat zij, die 
akoos met nijdige oogeh .deii voorfpoed huns naasten be- 
ffhouwen, en heimelijk. in deszelfs. vernedering en.ram*» 
j^n zich .kunnen verheugen j dat dezen, zeg. ik, zich data. 

- i4E^. i8ii. HÓi 3, G wel 





V 9^ OVER HET TROOSTELIJKE 

. wel bijzonderlijk verbidden in het ongelok van anderen,' 
-wanneer zy -zelven ongelukkig geworden zijn. Be wan- 
gunst, die voorheen hun gemoed beheeréchte, die altoos 
genoegen vond in het onheil , dat den , naasten trof, is 
ook in dit geval de oorzaak dier wreede vreugde of ver- 
troosting. 

Maar wat zullen \^j zeggen van den gevoeligen men- 
fchenvriend?.van hem, wiens hart altoos bloedt, wanneer 
het ongel ukkigen zietf van hem, die zich naauwelljks- 
kan weerhouden van in den dood te loopen om anderen 
te redden? En evenwel zal .hij niet kunnen ontveinzen, 
dat ook hem het gezigt of de ontdekking van Lotgenoo- 
ten, die met hem in hetzelfde geval zijn, onder de ram- 
pen eehe fóórt van vcrttoosting'- aanbrengt; Het komt 
wel nooit in hem op , gelijk in den ongelukkig geworden 
wree&ard en wangunftfgen , andereti hetzelfde lot toe 
te wénfchen: maat wntit hij- in dat opzigt zijnsgelijken, 
hij gevoelt terllond êenige opbeuring; hip rekent terftond i 

nu minder vrijheid tot klagen t@ hebben, en kan met de > 

daad den last gemakkelgker dragen; en Wel te meer, 
naar mate zijne Lotgenooten onfchuldiger , deugdzamer, 
en aanzienlljker zijn , of- naar mate dezelven hem in titig 
en karakter naderbij komen, ' ■ 

De regel, echter, is niet vaii alle uitzonderingen vrij. 
Dezelve gaat niet door, wanneer de betrekWng van den 
eenen tot den anderen nader is, dan' die -vati mensch of 
medeburger.- Nooit b.' v. zal het den ongeli^liigen eb 
r^geaarden Zoon troosten , dat de Vader méde- Ongeluk- 
kig wordt. Nooit vindt de lijdende ' Boezemvriend ver- 
troosting in het lijden van den Boezëmvnénd. In zulke 
gevallen zal veeleer het tegendeér plaats hebbed'; de tra- 
nen fterker beginnen te vlotijen-,' ih ftede vah .'ë^ té dron- 
gen. Maar voor het overige kan' men niet ontkéónen , 
dat zelfs de onfchuldigfie lijder beter te moede wordt, 
z^n lot met meer geduld ondergaat , ' en alzoo - waarlpc 

• eenigen troost ondervindt , zOödra -hij geWaaKWOrdt-, dat 
hij niet aüeen lijdt. 'Waaruir ontftaat; zulks? heeft deze 
troost een wezenlijken grond in onze natuur; ofis het 
een loutmr fpel der verbeelding , waarin een verftandig 
man zich niet behoort toe te geven ? Niet altoos (dit 
kunnen wy.hier reeds vastftéllen) is bet eto teekeö vai» 
een bedorven hart, daar zoo wel de meevmiige menfehen- 
vriend , als hij , die zich nooit over apderen bekommerde, 
noch eénige tmkken van medelijden gevoelde, voor het- 

. . . . zel^ 


i 



r 

I 


i 


VAN tOtCKNOOTKN-I.'» HEr ongeluk. pi 

L 4 

I zeké vatbaar is. Doch Iaat ik i om hier de we^iog vaa 
f het menfchelijk haft des tt beter in hare beginfelen na té 
fporén, de zaak door eenig voprbedd 0 {<heIderen. 

Verbééldt u dan twee menfchen, adn elkaitderen on« 
bekend , althans in geene bijzondere betrekking van vriend* 
of bloedverwantfchap flaaiuie ; verbeeldt u , dat - dezen , 

I de een na den anderen , • ds flagtoffers van het overheer- 
fcliend geweld , in den kerker geworpen worden. De 
boeijen knellen even {lerk , zijn even pijnlijk , mi zij zé 
beiden moeten dragen , als toen flechts ééh van hen met 
dezelve beladefi Was. Te dezen opzigte' blijft hun gemeen 
lot even hard en fmaitelijk. Zoo hng zij , bij elkandereil 
j in hetzelfde hol opgefloten, dóór onderlinge gefprekkert 
. den ti'd mogen verkorten, vihden zij voorzeker hierin een 
wézenlijk vporregt van de gemeehfchap van bnrt lot-,- dat 
hetzelve weerkeerig ihoet veriachténj en de 'reden det 
.vertroosting wordt géreedéfijfc gevonden in het genoegen 
. dér gezelligheid. De gelijkheid van hunnen' toéftand maakt 
hun weldra tot vrienden , ‘ die gaarne en vrij e'Ikande* 

• ren hunne boezems uitftorttn en langs dezM 'we^ verruP 

• men.' Maar ook war en dén tijd, dit hun vrijheid 
van zamenfptekihg , of dit genoegen der gezeH^héid ,**ge* 
gund wierd , bleef er nóg altoos iéts tróósfélij|ts Wér 'iii 
de gedachte: ,, ik lijd toch niet a/UAt.” iïiy, die te 
voren aOéén in yerdrnkking zuchtte, was niet ontaatd 

. genoeg van te wenfchen, dat ook anderen vaii zijtreha- 
. tuurgenooten in hetzelfde ongeval beftokkén' wiêrderii 
, Hij fchrikt ook niet , -noch zal eigenlek zich- bedroe vètt ^ 
. wanneer hem ' berigt wordt , (fet zijn medegevMgen' oj> 
^ trije voeten gefteld is. Hierover 'kan Ijg ziéh“wef ver* 
, heugén , fchoon hij aan zijn eigen Ujderi nog geen 'eihdé 
ziet ; ten blijkê dat de ratnpen van anderen Op. ziehzel- 
ven ons tüet aangenaam zijn, en dat het daaruit niet' kaa 
i> verklaard worden, waarom het ttoosteli^ zij., broèderi ia 
j. ’t 1'gden te vinden. '•• 

Maar de ingefchaperi trek tot g^uk , die alle gevoeffgé 
'f, wezens bezielt, gaat te geliifc. gepaajrd i&ef ééiï even na- 
> tuurlijken af keer van opgelufe. ' Het denkbeeld vah pnge* 
I lukkig te zullen worden, ontroert den geest en'vVerté 
j, fterker, naarmate men zich' hét geVréesro kW^d zwaar* 
j]. der Voorfteltj^dóch dan het allmlérkst. Wannéér ons Het 
jj grootfte onheil dreigt; of dadelijk gctröfleh hééft. pm 
’ deze verfchillehcie graden 'vati ellénde af te ineten ,• han- 
1 delen vrij' i^w^s en ongemerkt- óp ■'dtzeJfde -Wijze t -ali 

'Ca waai> 

r 


I 











5)s 


OV£R HET TROOSTELIJEB 


waarqp gewoonl^k den ftaat van ons geluk bereke< 
nen, raiqelijk door vergelijking met dien van anderen. 
£n,de intkomst van deze vergelijkingen is veeltijds de 
^rond » op welken de. meerdere of mindere, vergenoegdheid 
van den.geest rust , ten aanzien van ons tegenwoordig lot. 
De lijder dan» niet kunnende nalaten bij herhaling de 
^epte van z^en .rampvohen ftaat te peilen , kan ook niet 
nalaten dikwijls buiten zich om te zien, of hij ook ergens 
voorwerpen vindt, wier toeftand met den zijnen in ver- 
gelding kan gebtagt worden. . Blijkt het nu, dat hij niet 
de eenigfte is , die lijdt ; bevindt hij , dat velen even on- 
gelukkig zijn als hij, of zelfs nog ongelukkiger, dan 
Mgint. hij , als ’t ware , hét óngelijk en de ftparten , die 
hij ondergaan mget, tusfchen dezen en hemzelven te 
verdeelen^. en alzoo in zijne oogen te verkleinen. Het 
gezigt van «ens, anders leed,. dat met het z'd^ 
uaat^.of hetzelve nog overtreft, maakt bereids eene sf- 
wendh^g in de zwaarmoechge gepeinzen, ftuit eehiger- 
inate .idoqr afleiding de onrustigheid van den misnoegden 
eh ontroérnen getest , en brengt eene meerdere genetigd' 
heid 'iiv 4?nzelyeii voort, om zich te troosten yvegens het- 
geen h«n |»^overgekomen. . De last Ichijnt nu niet , gelijk 
te voren', 'op één punt en zoo geweldig te, drukken, oin- 
.dat hij niet de eenigfte is , (fte zich over vérongelijkingen 
en verdrukkingen heeft te beklagen. 

. Maar bljjkt het integendeel, of fchijnt het hem toe 
(want in den. grónd van zijne gewaarwordingen zal het 
yteinig cuidctlcheiil maken , of hij juist dan verkeerd oor- 
deelt) dat . niemands rampen de zijne evenaren , en hij 
dus. tot 'den uiterften trap van ellende fchijnt vervallen» 
dan wordt hij kleinmoediger. De' ongelukkigfte van nlle 
Xlervelingen te zjljn, of van die genen, welke hem om- 
ringen, is hét eenigfte denkbeeld, dat hem • beheerscht ; 
een verfchrikkelijk denkbeeld, dat hem bij wijlen geheet 
moet ter neder flaan. Door alken te lijden, of geen& 
LrOtgenooten te kennen,^ die datzelfde .hebben uit teftaan, 
hetgeen mj moeten lyden, zijn wij met de daad, 
fchijgen wij de ongelukki^ften van alle ftervelingèn. J 
wij houden op dit te zijn, zoodra wij ontdekken , 
anderen zich m,et ons in gelijken toeftand bevinden. 
ze ftaat komt ons dan waarlijk beter voor omdat n J 
niet meer de flechtfte is ; eu dit fluit vertroosting in. % 
Hier komt bij , dat ten minfte de verachting der we- 
l»ld« Wélke veelal, een ftaat voq. vernedering verz^h, e» 


J 


▼AW L6TGEN00TBN IN HET OMGELUK. 5^3 

die op ons alleen valt, wannéér wij ons aUaen in dien 
ftaat bevinden, verdeeld wórdt, wanneer wij Lotgenoo» 
ten hebben, tfoe onfchuldig ook, hoe weinig wij een 
zoo ellendig' lot , als ons getrofièn heeft, mogten verdiend 
hebben , moeten wij echter vreezen, dat de menfchen , meer 
geneigd tot befchuldigen, dan tot beklagen, en fteeds be- 
heerscht door het vooroordeel , alsof de misdaad en het onge- 
luk op de wereld onafTcheidelljk gepaard gaan ; dat de men- 
fcben , zeg ik ^ ons zullen verdenken en véroordeelen , als 
waren vrij de oorzaken Nen bewerkers van onze rampen. 
Maar deze vrees, die anders eener edele en gevoelige ' 
ziel» zoo groote kwelling kan baren, grooter fomtijds 
dan het eigenlijk kwaad, waaronder zij gebukt gaat, 
wordt krachtdadig getemperd door de bedenking, dat 
hetzelfde //;</«» Ook. |an vele anderen tn de wereld volbragt 
wordt. „ -wil de wereld mij veroordeelen (zoo troost zich 
dan de ongelukkige) omdat ik in lijden en verdrukUng' 
moet leven , dan moet zij ook hen , die met mij in het- 
zelfde geval zijn om dezelfde reden verowdéelen , doch 
wier onfchuld en braafheid althans niet minder ^n de 
mijne bóven alle verdenking verheven zijn , en met wel- 
ken ik het mij eene eere reken gelijk geftéld te worden.** 

De menigte der Lotgenooten neemt eindelijk de vrees voor de 
fchande weg , die men te onregt op het ongelhk wil doen 
kleven. Het eene voorbeeld onderiteunt het andere; en 
op die wijze kunnen zij eindelijk zelfs in den uiterften 
Haat van vernedering , waarin zij onfchuldig gebragt zijn , 
hunnen roem ftellen, geli^ de Apostelen eii eerfie Chris- 
tenen roemden in het kruis van Christus ; roemden , dat * 
zij waardig geacht wierden deel te hebben aan het lijttoi 
van hunnen Meester. 

• • • f • • ^ 


1 


G 3 HET 



BBT OBWieT DBft. BOltCft 


?4 ' 



! HET GEWIGT DER ZORGE 

f . . 

VOOR . . 

STERVENDEN, 

’ / 

f * 

Gefchetst hi eene Verhandeling, voorgelezen in de MaaN 
fchappij : Tot Nnt van V Algemeen , 
te Amfterdamj 

ê* 

• ' DO o*. 

- > 

F, VAN DER BREGGEN, Conti. 

Med. DoQ. 

D e befcfaouwing van den natuurlijken eindpaal van ons 
beftaan op deze^aarde, van den dood , kan voorzeker 
hare nuttigheid hebben , zoo wd ter bevordering van on- 
zen ligchamélijkec welftwd , als ter 'verbetering van onzen 
zedelijken toeftand. En echter fchijnt men , over het al- 
gemeen , meerdere waarde te ftelleq in de kunst om het 
leven te behouden of te verlengen, dan in die, welke op 
de bevordering van deszelfs einde betrekking heeft. En 
geen wonder ; men maakt zich oi^aarne gemeenzaam met 
het denkbeeld des doods ; de vrees voor denzelven fchijnt 
ons te zeer te vermeesteren-; terwp men in de laatfte 
oogenblikken , wanneer de hoofdzaak , het leven van den 
mensch, voor verloren moet gehouden worden, alle de 
overige bijkomende omftandigheden onder die onvermijde- 
lijke kwalen, r^ent, waarbij de natuur flechts JjjdeUjk $s, 
en waar men zich dus blootelijk als zoodanig meent te moe- 
ten gedragen. Geen wónder tevens , M. H. , dat men , door 
zulk eene geringfohatting of verroekeloozing dezer laatde 
oogenblikken , zichzelven en anderen op het fterf bed groo- 
. tendeels uit het oog verliest , en zich daardoor , in dat zoo 
gewigtig tijdftip,eenen zoo noodigen als verzachtenden balfem 
ontrooft , ja' die oogenblikken wreedaar^ger maakt. Deze 
en foortgelijke overdenkingen waren het, die mijne keuze, 
ter vervulling dezer (preekbeurt , bepaalden bij den dood 
en het fterfbed , als een onderwerp , dat , met mijnen 
ftaud eenigennate overeenkomende, voorzeker hoogstbe- 
■ - ' lang- 


I 


VOOR ST2RVEMDEN. 95 

langrijk zi|jQ moet. Het is waar , bedenkii^en van dezen 
aard fchijnen u welll« geene aangename of vervrólijkende 
befchouwingen te ziiUen opleveren , en gij verlangdet waar- 
fchijnlijk in deze dagen , waar zoo vele ter nederdruk- 
kende gewaarwordingen en aandoeningen ziel en ligchaam 
beiden fchokken , bemoedigender en opbeurender voor- 
tellingen. Maar , M. H. zou het welgeplaatfte hart 
ook niet daarin voor zich de vervrolijkendlle uitzigten ge- 
opend zien ? Zou niet de befchouwing van het fterf bed , 
op welks verwaarloosde' ■ zorg ik vooral uwe aandacht 
wenschte te bepalen , allerdierbaarst voor u worden , wan- 
neer zij u, na de aanwijzing, hoezeer mishandeling den 
tervellng daar treffen kan, de middelen ‘aanwast, hoe gff 
daarvoor behoed , en de overgang tot beter Vaderland 

gemakkeliiker en geruster kan gemaakt worden ? 

Mogt ik door mijne geringe pogingen tot dit laatlle mede^ 
werken, wanneer ik, na vooraf aangewezen te hebben, 
hoezeer de inensch zichzelven door de vrees voor den 
dood, als natuurkundige gebeurtenis, kan martelen, u b^' 
het gewigt der zorgen vQor ftervenden en de verwaatloo- 
zing daarvan bepale. . 

Hoe natuurlijk ook bij. den mensch, als zinne^k we* 
zen , de 'vrees voor den dood zijn moge , daar het denk- 
beeld van vernietiging iets verfcbrikkelijks heeft, waarbij 
de gedachte aan onze terugkeering tot (lof, aan de. verijde- 
ling onzer ontwerpen en van ' onze hoop , aan onze fchei- 
ding van de dierbaarlle panden , aan het vooruitzigt van 
eene ons onbekende eeuwigheid de ziel zelve aanhoudend 
fchokt; zoo IS het evenwel ontwijfelbaar , dat deze vrees 
niet alleen den grootffen invloed heeft op onze gezond- 
heid , onze rust en onze genoegens in dit leven , .maar ook 
op onze laatfte oogenbliUen zelve , waar zij vooral ken- 
baar wordt, en de bron oplevert van onze eigene mishan- 
deling op het fterfbed; ja het is in alle opzigten wpr, 
hetgeen de verdiendelijke h.upeland deswege zeide , 

», dat geene vrees den mensch rampzaliger maakt dan die 
„ voor den dood , daar wij iets vreezen hetgeen voldrekt 
I, onvermijdelijk is , en waartegen wij ons geenen oogenblik 
r, kunnen verzekeren.” — Van waar toch , M. H. deze 
too overdrevene vrees ? Is hau grond niet daarin te 

zoe- 

C*) In zijne Verhandeling over de kunst om het leven te 
erlengen. Deel II. bladz. 5^. 

G4 



^6 HE'T GBWIGT DER ZÖRGK 

zoeken ^ dat de menfthen , Gver 'het geheel , zich geen b&s 
hoqrlijk ' denkbeeld van den dood , als natuurkundige ge-i 
beuitenisj vormen? Men maakt veelal geen gepast oht 
derfcheid tusfchen den éigénlijken dood , het ophouden van 
\ het leven , het oogenblik » waar’ het levensbeginfel ,op- 
"houdt werkzaam te zijn , w^r bIzoq gevoel en beweging 
geheel zijn vernietigd, éri tusfchen dien 'toeftand, welke 
den natuurlijken dood voorafgaat , vvaarby , . in deq nog 
zieken ftaat des llgchaams, de toevallen, aan dqnzel ven 
éigen , en zoo vele andere en bnderfcheidene ziels- en lig- 
cbaams-aandöeningen, plaats grijpen. En nu, zoo mm nicn 
beiden van elkanderen wel qnderfcheidt , zoo zeer i^ njeiii 
geneigd hét denkbeeld des doods van die akadöeningen té 
' ontleepen. Men maakt zich de ' zondèrHngfte denkbeelden 
van den .doodsangst, van eéne gewelddadige Icheiding tus? 
fchen ziel en ligchaam, en wat dies méér zü. Onze ver- 
beelding vormt zich desaangaande de altèligfte gedachten j 
. én daardoor vergroot de mensch de vrees voor. den nsf- 
tuurlijken dood , van al dit bijkomende zeer ohderfcheiden , 
aanmerkelijk. Het aanfchouwen, wijders, van bet fterf- 
bedder zoodanigen , in wier bezit ons. hart zoo veel belang» 
lielde , vermeerArt die ytees ongetwijfeld. Hunne half 

f ebroken dogen , hunne beyende ftem , de koude z\veetT 
ruppéls, die het gefpanneh gézigt bedekken, de fid- 
dèrende handen , die zij nog naar de hunnen en naar 
'óns uitftrékken, het hevig kloppend hart, de diepe en 
veffnelde ademhaling; alle de aandoeningen s die rond-; 
om de ijiondé op aller gelaat , naar gefange der.' betrekkingen , 
zigtbaar zijn , hebben op dié vrees éerien yerbazenden in- 
vloed , en maken óns fchiér onvatbaar voor dvèrdenkingi 
Ku denken wy er niet aan, dat allé deaie aandoèningen 
'welligt uitwérkfelen kunnen znn van het levensbeginfel , 
\^arvan dé ziel weinige of bijna geene gewaarwordingen 
heeft. Neen; wij verplaatfen ons dadelijk, met ónze ge» 
zonde zintuigen , én met allé 'die levendige aandoeningen* 

' ivelké zich op dat oogenblik van ons m.eesi;er maken , in 
de plaats van die ftervenden , en zien al wat bij ben 
plaats heeft’, als önmiddellijke uitwerkingen , als tolken aan 
van hetgene in de ziel omgaa|;. .In ’tkbrt, wij doen hun 
è.1 datgeiie 'gevoelen , ’ wat' zich onze ' verbeelding voórllelt ; 
én I de indrukfelen daarvan zijn niet zelden zoo llerk , dat 
zij fchier door geene andere voovftellingen kuiraen vernie- 
tigd 'wórden. Op deze wijze..wordt bet 1’chrikvèrwekkcnd 

denkbeeld van eu dé vrees yoor den natuurlüken d«od in 

ona 



• VOOR STERVENDEN. 97 

pns geboren, en wij offeren niet zelden onze genoegens 
aan eene denkbeeldige vrees voor denzelven op (*). 

Niets is er dus , dat ons meer in (laat kan tlctlen om 
die vrees te overwinnen , dan zich een juist denkbeeld van 
den dood te vorpien. Men noemt denzelven gewoonlijk 
eene ontbinding , waardoor de band tusfehen het ligcha» 
melijk en redelijk deel van den mensch verbroken wordt. 
Deze ontbinding, echter, moet men veeleer als een ge« 
volg van den dood beffchouwen. Zoo lang de levensver- 
rigtingen en de werkzaamheden van het inwendig bemn- 
iel, dat men > de levenskracht noemt, zigtbaar zijn , beftaat' 
er leven ; ofTchoon ook het leven dan nog kan aanwezig 
zijn , wanneer die werkzaamheden en verrigtingen , door toe- 
vallige omftandigheden , geilremd , of voor eenigen tijd als 
rustende zijn. Is het ligchaam echter tot dien (laat gebragt , 
waarin deze verrigtingen , of liever het werkvermogen , ver- 
nietigd zijn, dan IS hetzelve van leven beroofd. De volfla- 
gene onbekwaamheid, nu, van het werktuig, om het ge- 
ineenfchappelijk leven aan den gang te houden , fluit het denk- 
beeld van den ligchamelijken dood in zich. Zoo lang er nu 
{even is , of het ligchaam leeft, zoo lang heeft er eenewe- 
derkeerige werking van ziel en ligchaam plaats. De eerde 
bedient zich van het laatfte, als van een werktuig, door 
middel van hetwelk zij eenebnderlingé gemeenfehap van wer- 
kingen oefent met de ftoffelijke wereld , zoodat zij door de 
krachten van deze aangedaan wordt , en deze , op hare^ 
beurt , door hare krachten aandoet. Hoe weinig wij nu 
ook van den eigenlijken invloed weten , welke er tusfehen: 
het ligchaam en de ziel plaats heeft, is dit toch zeker,' 
(Jat , in onze gezonde dagen , _ door eene onderlinge wer-‘ 
king . iedere merkbare aandoening in het ligchaam eene ze- 
kere bepaalde gewaarwording in de ziel voortbrengt, en 
zoo , omgekeerd , iedere werking van de ziel , iedere ge- 
moedsbeweging , ook zekere bepaalde ligchamelijke aan- 
doening ten gevolge heeft. Maar nu bij den zieken en den 
ftervenden , die zich in zulk eenen toefland bevinden , 
waarin zóo wel het ligchamelijk levensbeginfel als de \yerk- 
zaamh^en der ziele merkbaar verzwakt of ongeregeld zijn , 

waar-i 


(*) Vergelijkt de uitmuntende Verhandeling van wijlen den’ 
Geneesheer pbiman , over den natuurlijken dood , in hetf 
jflgemeen Magazijn van fVetenfehap, Kunst en Smaak, 


I 


\ 


^ HET GEWIGT DER ZOEG^ 

waarin de geheele ondergefchiktheid vati, werkzaamheid niet 
meer zoodanig is als zij behoorde te wezeri , waarin , om dus 
te fpreken , de in wanorde' gebragte natuur nog hare laatfte 
pogingen aanwendt , om , ware het mogelijk » haren on- 
(dergaiig te verhoeden ; zou men bij de zoodanigen , iri 
dien toedand , de gemoedsaandoeningen en hartstogten 
duidel^k genoeg in het gelaat en andere ligchaamsdeelen 
kunnen kennen , om van het eene tót het andere te be-» 
fluiten? Zouden de trekken van angst en benaauwdheid., 
van vrees en droefheid , die men zoo dikwijls bij fterven- 
den waarneemt , indedaad uitwerkfelen van eene zoodanige 
geestgedeldheid , en niet veeleer gevolgen zijn van de 
ziekte zelve, die op het ligchamelijk levensbeginfèl werkt, 
en waarin de ziel geene of flechts duistere gewaarwordin- 
éeu heeft? — Neen; wij kunnen, bij verzwakte ziels- en 
ngcbaams- vermogens, bij de door den aard der ziekte in 
Tvanorde gebragte werkzaamheden, bp zoo vele en ver- 
schillende prikkelingen , ,op het gevoel en de beweging 
door veelvuldige tegennatuurlijke oorzaken voortgebragt , 
geenszins uit de uiterlijke aandoeningen van het fterfhed 
tpt de inwendige gewaarwordingen of het verfchrikkelij- 
ke van den natuurlijken dood befluiten (*). pe vrees voor 
denzelven moet alzoo daardoor aanmeikelijk verminderd 
ytorden , eri de fcbrlkbeelden , welke wij ons van denzel- 
ven, als natuurkundige gebeurtenis, vormen, zeer veel 
vin derzelver vermogen op ons verliezen ; vooral oök dan, 
wanneer wij tevens bedenken, dat dt het zoo even aan- 
gevoerde , gelijk ook uit de zekerheid , dat de ligchamelijke 
aandoeningen op het ziek- of fterfbed niet met de gewone 
^n noodzakélijlte levendigheid aan de ziel kunnen overge- 
bragt worden, én de denkbeelden zelve in onze ziel niet 
meer die dddelijkheid hebben , omdat zij haren medgezel , 
het ligchaam , in zijne werking niet mcSr onderlleunen kan , 
ten duidelijkfte blijkt , dat ftervenden , over het geheel , van 
hetgene in het ligchaam omgaat , weinige of bijkans geene' 
onaangename gewaarwording hebben. Veelvuldige waanie* 
mingen hebben dit bevestigd, en, onder velé voorbeelden, 
ftre&, mijn waardige Vader daarvan ten bewijze, die, ik 
vmg zeggen op zijn fterfbed, door vreesfelijke (aandoenin- 
gen des ligchaams gefolterd, den hevigften angst, met de 
ontzettendfte ijlhoofdigheid gepaard , leed , van zijne he- 
vige ziekte herftelden aan de zijnen, G ode zij danklterug- 

, ge* 

✓ 

(•) Deimapï, Algemeen MagOisijn^ cnz*x 


r 



VOOR STERVENDEN. 


99 

gegeven , op het ftelligst verzekerde , van ahe die ligcha- 
inelijke aandoeningen, of. van al datgene, wat ons zoo 
fchrikbarend als Imartvol voorkwam, volftrekt geen ge- • 
voel te hebben gehad. Allen , die den eerften graad van 
den dood hebben doorgedaan en weder tot het leven zi|n 
teruggeroepen , verzekeren eenparig , dat zij niets van het 
Aerven hebben gevoeld, maar als in eene ilaauwte, als in 
eenen (laat van bewusteloosheid , weggezonken waren. 
De toevallen , welke den aanfehouwer bij het fterfbed 
zoo verfchrikkelijk voorkomen, zijn meestal voor den (ler- 
venden niet zoodanig. Het is even alsof men uit de ver* 
fchrikkelijke toevallen, der vallende ziekte eigen, bedoot, 
dat de daaraan lijdende inwendig naar evenredigheid even 
zoo vtle fmarten uitflaat. Hij weet niets van al hetgeen 
den omftander zoo veel angst veroorzaakt ^*). — ^ Het 
Aerven, dus, als natuurkundige gebeurtenis, is minder 
vreesfelijk , dan wij ons uit de verfcbijnrelen , die den 
dood voorai^aan, of waarmede dezelve vergezeld gaat, 
zouden vooruellen. Dat , derhalve , deze overtuiging reeds 
het fchrikbeeld des doods in onze ziel vermindere , en 
ons voor foltering in onze laatde oogenblikken behoede ! 
Dn wanneer men eindelijk den dood niet (lechts als na- 
tuurkundige gebeurtenis , maar van het (landpunt der rede 
en der zedelijkheid befchouvvt, als den oyergang tot be- 
ter Vaderland , waar ons aanzijn geruster , onze genoegens 
duurzamer , onze kennis zuiverder zijn zal , waar zoo vele 
dierbare voorwerpen , in wier bezit ons hart den hoogden 
M'ellust (lelde , ons verbeiden ; waar is dau de derveung , 
die zich door de vrees voor denzelven zou laten overmees* 
teren ? Neen , veel liever vestigt hij , gelijk een En^lsch 
Dichter zich uitdrukt , zijn oog gerust op denzelven , 
wijl dit (laren den mensch , door de aan^naamde vtreeni- 
ging , de twee deunfels van het menichelijk geluk , den 
waren fmaak des levens en het gedurig denken aan den 
dóód , als de eenige overwinning van deszelfs verfchrik- 
king, doet verbinden. 

Uit het boven aangevoerde , met opzigt tot de ongevoe- 
ligheid der ziel , wélke meestal bij den dervenden wordt waar- 
genomen , wil ik vooral niet , ^t men eene verkeerde gc- 
volgtrek^g afleide , alsof dit altijd het geval ware bij der- 
vende. Neen , er kunne zich , uit hoofde van den aard 

der 

é 

Hufeund, ter aangehaalde plaufe, Deel Il.bladz, dg. 



lOO UET GIÏWIGT DER ZORGE 

f * ^ ^ ^ ‘ 

'der ziekfe zelve , otnftandigbeden in pris ligchaaai opddén , 
'die alle gerustheid en kalmte der ziele door onaangename 
gewaarwordingen' voor dien tijd verdooven , en den geest 
met duisternis en treurigheid benevelen. Jaj welk be- 
wijs toch , was de zoo juiste vraag, van mijnen hoogge- 

• fchatten Leermeester , den Hoogleeraar paradijs , zou 
men doorgaans kunnen afleiden uit zulk een vergeten of 
onbewustzijn , tegen het zoo fmartelijk en angftig ge^ 
voel , hetgeen op dien tijd der lijderen woorden , daden , 

'woelingen , zuchten en jammerklagten zoo duidelijk te 
kennen geven ? — Nog veel verder zij van ons het denk- 
beeld verwijderd, alsof daaruit zou voortvloeijen , dat 
de zorg voor den ftervenden , juist ómdat zijne bewust- 
heid en gevoeligheid zoo zeer verminderd Ifchljnen , over- 
tollig of vruchteloos zijn zou, Neen , vóorwaar , in het 
jnaatfehappelijk leven bèftaat er geen edeler dienst, dan 
die, welke zich tot ftervenden bepaalt. — Maar wat zou 
•flien dan toch voor de zoodanigen kunnen doen, die op 
het punt ftaan van op te houden mensch te zijn ? Belangd 
rijke vraag voorzeker, die wel eens, ter ontkenning van 
de mogelijkheid der zorgbefteding aan den ftervenden, 
den Geneesheer of Leeraar is voorgefteld, alsof men bei- . 
der dienst volftrekt daarbij zou kunnen misfen. Belang- 
rijke vraag tevens , aan den anderen kant , daar zij in zich 
Roo wel net verkeerde of fchadelijke van beider onbere-' 
deneerde en overtoliige zorgen in het algemeen , als van 
die des laatften in het bijzonder, fchijnt te bevatten. 
Welaan , M. H. dat zy ons dan nu ook bepaalder bezig 
houde, opdat wij overtuigd worden, dat de zorgen in 
dit opzigt voor den ftervenden zpo wel hoogst noodzat- 
kelijk.als allergewigtigst zijn. 

■ Genjk er fchier algemeene kenmerken zijn, waaruit de 
minst ervarene de nadering des doods kan opmaken; zoo 
^beftaan er voor den geoefendén Geneesheer meer inner- 
lijke , uit den aard der ziekte of uit het geftel der lijdenr 
den opgemaakt, die hem rgeds vroeger doen befluiten, 
Tioe bedriegelijk ook dikwijl? de kenteekenen van eenep 

na- 

• • • , • . f j 

In zijne zoo nitmumende Redevoering over het 
tuur lijk v^el ftervetiy. en, den zinvloed der Ceneesktmde, efi hekr 
zelve y uit het Latijn, bladz. ii* Eene Verhandeling, welke 
mij ondcrfcheidene wenken aan de hand gegeven heeft, en 
van weike- ik jpjj op , meerdere plaa(ren,. ais g;eh.eel (oc Aijn 
‘oogmerk gefchtkr, '•bediende. ' - 


. vaoa STEavBNO^N« . zol 

tmderenden dood de ziekte met allcea voor oz 

tuur en kunst onoverwinnelijk is , maar oök, dat de krach 
ten onder derzelver geweld zoodanig afncmen, dat zi| 
niet te herltelléni zijn : ja niet zelden bc.merkt liy dit reeds 
dan , wanneer omftanders en lijders , de' eerden dit gevaar 
niet vermoeden, en de laatden zich met eene aanhuuicn- 
de hoop op herdelling vlcljen. En zou dan nu, iu de 
e'erde plaats , de verdandige Geneesheer voor dezen , b'j 
hem reeds als dervend verklaarden, lijder niet de weU 
meenendde zorg kunnen dragen? Zou hij niet, overtuigi 
dat de kunst ter herdelling voldrekt nutteloos is, die 
zorg blijkbaar kunnen doen worden , door zich tot ecncii 
voor den derveuden gemakkelljken overgang te bepalen , 
en zich alzoo te onthouden van alle die overtollige nii.!-> 
delen, welke hem anders, ter herdelling van hcrdelhare' 
ziekten, als zoo vele redmiddelen , ter eere zijner kunst,, 
bekend zijn, maar die nu den draad des levcQS wreedaar^. 
dig zouden rekken? — Hoezeer ook in dit opzigt, van 
de zijde des Geneesheers, het fchranderst doorzigt , ge- 
paard met de grootde omzigtigheid bij het beoordeaci>. 
der veelal bednegeliyke gevallen, vereischt wordt, opdat 
hij niet de zoodanigen' voor verloren rekene en aan, hun 
noodlot overlate , wien de kunst had I^unnen redden , 'cn 
waarvan de geneeskundige gefchi^enis febier ongclodfe- 
lijke, doch door de dagelljl^he onderwnding bevestigde,, 
voorbeelden oplevert; zoo is het ook, mijns inziens, ze- 
ker, dat zich de geneéskunde in geen verhevener Bcht. 
vertoont, dan aan het fterfbed, waar geene hoop op be- 
houd meer overig is , eh .waar van hare zorg geen ander 
voordeel is te wachten, dan een kaTme en geruste over- 
gang uit dit leven. Ja , dus fpreekt de waar^ge man 
aan wiens menschlievende zorg te dezen, opzigte de. 
zieltogende scuültens weleer zoo zeer verpligt was , wan- 
neer de Geneesheer, alles, wat de geoefendfte kunst ver- 
mag, beproefd hebbende ,' en natuur en kunst voor de' 
heftigheid der ziekte ziende bezwijken', met dezelfde 
zorgvuldige trouw, waarmede hij den kranken' dusverre 
had gepoogd te redden,. hem nu verzachting van fmart, 
vermindering van. ongemak ,' eenen gemakkel^ken en zach- 
len uitgang uit het leven zoekt te bezorgen; wanneer hij,' 
onder dat bedrijf, zich door fmeeken noch gunstbejng 

laat 

• • ^ • 

(*} N. PAftADijs, in de aangebaalde Redevoering, bladz. 3i^« 


* » 



fód HRT GEWIGT DER ZORGE , 

Iaat bewegen , orn den zieken , buiten het bereik det 
kunst liggende, door overtollige, nuttelooze, veel min 
fchadeliike hulpmiddelen te kwellen of te martelen ; wan- 
neer hij , onder het bedilleir van nijdigaards en kwaadaar- 
digen , onder den lastigen aandrang van onverrtandig goed- 
hartige omftanders, onder de klagtcn en vervloekingen 
zelfs van tot uitzinnigheid toe bedroefde naastbeftkanden ; 
wanneer hij, zeg ik, onder dit alles, met God, den 
cenigen getuige zijner trouw en ftand vastigheid , te .vre- 
den , otiverz:ettelijk zijnen pligt blijft betrachten , ■— dan 
. voorzeker .lévert zulk een man een fchouwlpel , der He- 
mellingeh aandacht niet onwaardig ! — Ja , veelvuldige zor- 
gen kan de Geneesheer van zijne zijde aan den fterven- 
den hefteden. Sprak ik hier alleen Voor de zoodanigen , 
dan zou ik dit nader uiteën^ten en door voorbeelden 
kunnen ftaven. In bet algemeen behooren menschlie- 
vend-, wakker- en bereidvaardigheid 'ook daar de roer- 
ftls zikier diden te zijn. Menfehenkennis vooral behoort 
zyne leidsvrouw te wezen. Nimmer ontrukke hij , hoezeer 
hem dit wel eens zijdelings of openlijk verweten, wierd, 
den ftervénden die hoop op herftel , welke , offehoon dan 
ook denkbeeldig*, denzélven nog fchijnt te blijven bezie- 
len , wanneer hij 'overtuigd is , dat het benemen van die 
hoop de laatfte . oogenblikken des lijders zoude verbitte- 
ren , daar deze , nog :onzeker van den dreigenden dood , 
bevrijd is ym diè akfidöeningen , welke hem. bij het 
terugdenken "op z^ne achter te latene gade en kinderen 
zouden martelen. Waartoe toch hem die bedriegelijke 
hoop te ontnemen , wamieer de Geneesheer overtuigd 
is , dat er niets , noch van de zijde des ftervendep , 
noch van den kant *d^ befchikking omtrent de zijnen, 
gevorderd wordt ter ontrukking van dien Jaatften fteun ? 
Ja, óok jn dit opzigt ^orgt hij alzoo weldadig voor het 
fterfbed van z^neii inedemensch. ' ' . 

Maar., M. H. , hét is niet flechts de Geneesheer, maar 
ook de Leeraar , die tot den ftetvenden geroepen Wordt , 
Ook de nabeftaanden en oraffanders, ja allen, die eenigen 
invloed op denzelven hébben , die , ieder in zijne betrek- 
king de laatfte oogenblikken van den onherftelbaren en 
den dood te gemoet fiiellenden lijder min fmartelijk kim- 
hen maken. In dë daad, de menfcheilvriend vond zich 
weï eens gedrongen te vragen, waarom de befchaafde 
mensch fomtijds met eenen zoo fchrik barenden toeftel 
fierft, daar intusfehen alle de overige dierlgke wezens. 




VOOIl. STERVEKÖEIÏ. 


“103 


de meeste zoogenaamde Mtdlde volken zelfs uitgezon- 
derd eenige weinige trekkinjgen der fpieren , zonder alle 
die vreesfelijke toebereidfelen , welke onzen ganfehen le- 
vensloop reeds vergiftigen, den laatften polsilag tamelijk 
gerust aflvachten , en alzoo de natunrlljke ontbinding 
geenszins door tegennatuurlijke p^nigingen verbitteren? 
Of het dus in de daad wd een voorregt voor het meer 
verlicht gedeelte des menschdoms te achten zij , dat 
kwalijk begrepene godsdienftige gevoelens ons zöodan^ 
met het denkbeeld des doods vervullen, dgt wij onze 
rust daarbij geheel verliezen, en de laatfte oogenblikken 
van den godsdienftigen lijder tegen die van den mensch, 
diè als dier fterft, op eene .zeer onganftige wijze aflte- 
ken (*) ? En wanneer hij dan het gedrag van ^oo velen ^ 
bij de fterf bedden hunner nituurgenooten , bij het uiten 
dezer vragen aanfehouwde dan gevoelde hij zich, als 
’t ware zijns ondanks, gedrongen, zich dit voorregt zij- 
ner meerdere verlichtuig te fchamen. — Maar, welk eene 
gedachte , M. H. , zich te fchamen over zgne meerderO 
verlichting, en te wenfehen, even als de wilde', zelfs a^ 
het dier, de gewesten- der Eeuwigheid in te gaanl Neen. 
daartegen verzet zidh voorzeker uwe geheele ziel, en gg 
wilt derhalve raanie, om uwer menschheid wille, door 
uw eigen voorbeeld aan het fterf bed toonen , den daarop 
Hggenden dien troost,- die ópbenring, die hoop. te ver-^ 
fchaffen en in te boezemen , ja omtrent hem in alle óp* 
zigten zulk eene zorgbefteding te kunnen in het wérk 
ftellen ^ als nimmer de onbefchaafde aan zgnen onbefchaaf- 
den medemensch bewees of kan bewnzen. ■ • 

Ieder regtfehapene , zoo wel alS n^ , dlè in de naaxrw- 
fte betrekking tot 4en ftervenden (laat, zal dus, wil h’4 
zijne pogingen met den besten nitflag ziea' bekroond , itt 
zijne zorgbefteding de naauwkeurige kennis der omftan*» 
digheden , als den grondflag daarvan , ten r^tfnoer ne*- 
men , daar onkunde en óverijling niet Zeldfejf hef grootfitt 
nadeel en ^heel legmftrijdige gevolgen te wege 'bragtenl 
Bijna in geene betrekking des gezelfigen levens heermheil 
nog Èoo vele op vbófoordeelen gegronde 'misbruiken * eii 
fchadel^e gewoqlitën en nergens zijn de 'eèns'ingevVbr-i 
tekle meenangeh' eh gevoelens isaoHjezwaarlijk uit tö 

• ‘ ‘roe» 




Ceneeskundige Staafirfgeling ^ ^opg jo frank, uU 
Latijn door a. .BAairj-lVde I>eelj cdé Sttiit, * 


1 


/ 


^o4 


iÏET CEWICT DEa Z.OE^GË 


ro^ijen » als bij 4e gewone wyze der behandding Va^ 
fffiplfpn en ftervendén., ’By de besté . oogmerkëri , bij; het 


4J[^(;|m^Uid**IVVV^J.UU^^iX «laxi . wv. v*v/w* 5 Il^v^xxiw» U.UO 

de toefpraak , de omringih^', dé aandoeningen vaii 
.bloedvervvantén eh vrienden, èn zoo vele apdere, op- 
jervlakWg gering fchijnende oinftandigheden, ’in aanmer- 
iuig, welke., bij eene behoorlijke zorgbefteding 'aan fter» 
Venden , deels toegelaten , deels verminderd Of volkomen 
vermijd , eii völgené derzelve 4 gellëldheid geivpzigd moe- 
ten worden ; boe veel te meer dan , wanneer er reden is 
'om te vermoeden , dat niet alle gewaarwording van uiter- 
lijke voorwerpen ten, aUen tijde, zelfs by , zieltogenden op^ 
ioudt , obk niet in. die Oogépblikken , iri welke de?e hunf- 
iie gewaarwordingen door geene teekenen meer kunnen 
te Itfinnen geven , daar het ook dan te vermoeden is ,, dat 
iij niet geheel gedachteloos of gevoelloos, noch ópkun- 
'dig zijn- van hetgejie rondom hen ^eurt, en ‘het door 
voorbeelden is bevestigd , dat de zobdanigèn dé gefprpk- 
'ken van omftanders gehoord, de geringfte beweging be-i 
fpeurd, de fluisterende ftem zelve verftaan,,en de ge- 
aringfte aandoeningen hebben gadegeflagen. Hoe zorgvul- 
dig en omzigtig, derhalve, behoort men zich, bij fterven- 
^n te gedragen, eh toe te zien, ‘dat alles, wat eehigen 
^infjpr kan véroofzakeii, gevveerd worde; dat het lig-* 
chaam gemakkelijk ruste ; dat alle prikkelingmi , geboren 
jiit hetgene ,deu lijder tegen zijneii. wil ontvloeit , en de 
bezoedelde deèlen.op éerie, onaangériatne wijz,e. aandop^, 
yoorgekomen;..daf de drooge en dorftige ked voorzigtig 
bevochtigd worde; dat de lucht, dié hij nog kan inade* 
inen, zuiver zij. . Hoezeer . behoort men niet al wat on- 
aangenaam is van het dor éi oog. der zieltogenden te ver- 
Svyderen., ja aandoeningen zelve van ouderliefde en 
huwelijksmih in den boezem te fmoren of te ontvein- 
zen O, en vooral, met betrekking tot de zoodamgen, 
iiiets' te doen zonder voorkennis j raad en medewemng 
van den verftandigeh en menschlievendp Ggieesheer ; 

toch. dit alles minderen, of meerderen invloed heeftop 
die wanorden,, welke ^zoo dikwijls bij het fterfbed, als 
fievolgen'van v^kèerdé, verwaarloósdè of overtollige zorg* 

4 

' (*) Pabadijs , Redevoering , bladz, 33 en 34* 


toon s’rBiiV£lw&{fé ^ i(}5 

beding plaats grijpen. ' De invloèd der .'hamtó^en ' 
vooral op de herftelling aan den eenen , en op het veidcrf 
'des lijders aan den anderen kant , is allergewigtigst. Kal- 
me, aan^jename, gematigde gewaarwoidmgen , gelijk zij 
^t^werf het leven van den teensch verlengen , oevorde- 
-ren den gemakkelijken en zachten overrang. Dcrzel- 
ver leiding moet dus vooral het fterfbed in aanmer- 
king komen , en het blijkt dan nu ook van zelfs , van 
hoe veel invloeds godsdienftige aandoeningen op den fter- . 
venden zijju kunnen, hoezeer de regeling daarvan een be>- 
langrijk gedeelte der zorgbefteding uitmaakt. Ja, zij moe- 
ten met de grootfle omzigtigheid worden opgewekt, voor- 
al ook dan, 'wanneer, bij de vermMering van alle de 
overige krachten, cüe, welke der ziele onmiddellijk ten 
diende Haan , met eene onevenredige hevigheid zoo zeer 
opbruiTen-, dat zij niet zelden den ftervenden Vqder tot 
den boogdot trap Van ijlhoofdigheid opvoeren. Ver- 
fchrikkeli^ was het leed, dat 0 (A hier Bij^loof en Owee- 
perij dichtten, en bjijven berokkenen. Ontzettend zijn 
de voorbeelden , welke de geneeskundige gefchiedenis , tot 
ichande der menschheid , bevat , van die kwellingen , wel- 
ke' den dervenden door ontijdige, kwalijk toegepaste, ja 
geheel doellooze geestelijke toe^raak , die foms den toon 
van onbefcheidenheid en bitter verwet aannam , zijn toe-* 
gebragu En waaraan hebbe men deze allexongefchikt- 
fte en verderfelijke behandeling toe te fchrijven ? Jaewis 
aan. onkunde omtrent de pligten- van den ^zonden met 
betrdkking tot den dervenden , en aangaande den natuur** 
lijken dood zelven. Zeer dikwijls zag de Geneesheer, 
door een’ te derken aandrang op het zoo aandoénlijk ge«* 
moed dér jijderen in doodsgevaar, ten nadeele dier on- 
gelukkigen, hevige fchokken ontdaan , Waardoor hij ver>> 
ninderd werd^ van de weinige oogenblikken , Welke er 
nog overig fchenen, en waarin zich nog een daauwe 
draal van hoop vertoonde, ten nutte derzelVen gebruik 
te maken. Hoe verderfelijk moet dus zulk eene toefpraak 
aan het fterfbed zelve zi^ ; en hoe zeer komen hiei' dus 
de gevdgen dier bezoeken van hen in aanmerking , welke 
elkander aan 'hetzelve igèftadig 'afWisfelen, en de ziel van 
den dervenden. éanhoud^u&eid met beangdigende 
denkbeelden vervullen; zoo dat de verdandige Genees^ 
heer zich genoodzaakt ziet, tot zoogenaamde groote 
^gemjs, aan foortgeUjke bfa^ekexs liQeh toegang geh'eel 
|e ontzeggen. • - - 

USNQ» X8ll. NO. 3* ü ' 


I 

I 


/ 


# 


-Xq6 HST GBWIGT OER ZOROE 

Vewc. Ei}, het intusfchsft van mij v dat, ik de zöödani- 
.gen, die, door eene -gevaaï'lijke : ziekte op' den. rand des 
•grafs , het ontzaggelijk tydltip zién naderen ^ waarin zy 
;6ene htin , onbekende eetr^heid te gentoet fiidlen » 'waa- 
neer zij .door den^ aard der ziekte in de mogelyldieid 
^jyn om daarvan voor zicfazelven Wezeulyk nut en zui- 
veren troost te erlangen , alle die moedgevende ve^ 
troostingen , welke ons de Godsdienst aan de hand 
geelt, zou willen ontzeggen. Neen, ik ben ten vólle 
jovertiiigd , dat de bemoedigende toefpraak van eetien ver- 
ilandigen geestelijken , ol' van eenen vriend van waar- 
Jieid ,en deugd, dat een gepast gebed den ’ llervenden 
-.aanmerkelijke verligting en kalmte kan toebrengen; want 
het ligchaam kan geen grooter voordeel vinden bij den 
bekwamen Geneesheer, dan de geest fteuo', leiding ea 
Troost bij den menschkundigen en weldenkenden Leeraar. 
-Maar het ware te wenfehen , dat Geneesheer en Leeraar 
beiden zich minzaam vereenigden; dat alzoo de eerde, 
die het onderlcheid tusfeben den min merkbaar ijlhoofd!' 
.gen en den volkomen by zinnen zijnde llervenden aUeen 
weet te bepalen , die alleen juist kan beoordeélen , wat 
.zijne krachten of gelleldheid dragen, kunnen , die de hel» 
jdere tusfehen-oogenblikken , de tiidftippêji voor een era» 
dbg gefprek , het best Uan opmerken en aaniwijzèn, met 
.den laatden de banden ineenlloeg , opdat zy;, vereenigd 
Tot hetzelfde doel, den overgang uit dit leven voor dea 
jlervenden gemakkelijk en genist zouden kminén maken. 
Zulk een geestelijke toch , om mij van de wowden vaa 
fitn’ by mij hooggeachten Christen-Leeraar , den waatdi* 
.gen sTüART, te bedienen (*), zulk een geestelyke maakt 
de noodige onderfcheidingen , verwekt nutdge heiinneiiD' 
^en , onderdrukt jioodelooze zorgen , ^ weert .an^tvail^ 
^kottmieringen , opeitt -heiltijke uitzigten', 'trérlevend^ 
den troost van den Godddieost , bemoedigt de zvrtakheid, 
voorkomt tevens ligtzinnigbeid , bevordert de .tvezenl^kdè 
belangen , en bezit eenen fc^t van verkwikkingen voor 
het hatt, die buiten het bereik det Goieeskunde zip. 

Ja , wie verzekert ons. daarboven , hoedanig wij naar 
dea gedÉt zullen géftéld zijn , wanneer het h^haam on» 
dier het geweld der ziekte bezwijkt H Sduer ah|d toch 

'gaat 

; •. . • , ■ : , , • . 

t 

. co .den Srüf 4um .jacoaus. i», LetfridUmt , Ulde 
Deel. 

♦ * 

• ♦ I ^ • 


\ 


. VOOB .$TER.VEN/)BN.. I lp7l 

imt deszelfs helderheid 'teriown; veelvult^ge 'verb^e^ 
Tiogtn., iwust en . bedweltningen brengen van zelfs de 
zorgen der teederheid zuo wel» als de angstvalligheden 
van het geweten» bij; ja de zjel zelve» die bij de cigcnltiko. 
ligcbaaiDskwaal niet lijdt , is veelal tot bedaard nadenken; 
ongefchikt» en vordert den bijlland.van andeiea»wier ziel», 
in vdle kalmte, geenen grond van troost en hoop voorl^i 
ziet» maar ze. allen doet opmerken» doet toeëigenen» eu», 
als ’t ware , voor don geest des (lervendeu denkt» 

Verre zij bet dus van luy , herliale ik » aan den derven» 
den dien troost te willen onthouden» w'elkeu. het Chris<^ 
tendom; fchenkt ; maar . ik zou der waarheid te kort 
doen» indien ik dellig wilde beweren » dat B^geloof en. 
Dweepes^ hun fchadelijk, venpogen zoo gebed aóuden veiy 
loren hebben, dat». in plaatfe van billijke zorgbededing » 
mishandeling der ftervenden , zelfs nog thans » niet dikwijls 
plaats gsigpe. Ik wenschte daarom, dat de behandeling, 
des ftervenden niet louter theologisch en zonder kennis 
van bét menichelijke hart onderwezen wierd ; dat men 
den bpdand des geesteiyken » in met den dood bedreigde 
ziekten» niet ftee^als het voorteeken van den dood .zcl^, 
ven behoefde aan te zien» daar zelfs de kloekmoedigde lij* 
der daardoor niet zelden gettofien wordt ; dat men dett 
dienst bg het fterfbed van de minst mogelijke plegtigbedeii 
deed vergezeld gaan. Hoe dikwpls toch wordt de fter» 
vende» wanneer reeds de voomaamfte teekenen des dopds 
aanwezig zijir» en hp gevoelioos ter neder ligt, nog doot; 
onberedmieerde toefpraak, welke niet zelden een luid ge» 
fchreeuw heeten mag» gekweld! Ja» zoo als ik reeds te 
voren aanmerkte » onkunde omtrent .de wezenl'ykc geftdd* 
heid des lijders» den aard der ziekte en hare uitwerkfa* 
len , als ook van die oogenblikken » waarin den. zoodanigen 
vaak een^ verheldering in zijne mtzigten kon veifcha^ 
worden» is het, die tot znHc- eene onberedeneerde» out >7 
telooze » verderfelijke zorgbefteding aanleiding gee&. ' 

G‘4 gevoelt dus met mij» H.».van hoe veel be^ 
laags, iii dit opzigt vooral , eeoe naauwkeurige.gefcbied^ 
nis vao den. dood,, als natunikundige gebeuttems» 
zou, in welke niet alleen de verfchynfeleu » in'betalger 
meen bij ft^enden plaats hebbende, aat^teekend.; met 
alleen de ^ teekenen aangewezen , welke bij ehee foon 
ziekte leanegi: zekeren dood aankondigen» .eki..uit .wieike» 
jmpdrazij zich vertoonen, des lijders toeftand onmiskenbaar 
voor wanhopig ksn-géboudm-wti^^ lOMC ook^<y>r« 

H n na- 


Io8 hbt cewigt der. zorgjë 

namelijk die toevallen zorgvuldig opgegeven wierden, 
door welke elke bijzondere ziekte m den dood eindigt (♦). 
Weinige menfchen toch fterven dien dood , die het natuur* 
lijk gevolg is van eenen hoogen ouderdom , wanneer meit 
uitgeleefd mag worden befchouwd; bereiken <hen 
ouderdom , waarin de mensch allengs zijne levenskracht 
verliest , de eene levensverrigting na de andere ophoudt » 
en hij alzoo fterft gelijk hij. werd geboren. Hoogst be- 
langrijk f zeg ik , zouden allé zoodanige verfchijnfelen of 
reekenen voor de zorg bij het fterfbed zijn, omdat 
men uit derzelver aan- of afwezigheid tot den toeitend der 
ftervenden befluiten , en tevens de gefchiktfte oogenblik- 
ken zou kunnen kiezen voor zedelijke of godsdienftige 
toefpraak en zorg , welke alsdan met volle regt eene wel- 
daad 'voor de zoodanigen zou mogen heeten. — Zoo 
onderfcheidt ' zich , opdat ik dit met eenige voorbeeldeo 
opheldere, in heete ziekten, die ik\dus noeme ter onder- 
ibheiding van flepende, de wijze van fterven naar de 
verfcheidenheid der koorts. Eindigen de zieken het le- 
ven door ontftekingsziekten , welke echter in onzen , meer 
door weelde ontzenuwden toeftand, in onze dagen voor- 
al , waar alles zamenwerkt om het tegenovergefteldé voört 
te brengen, minder plaats hebben, dan heeft er .bij de 
zoodanigen voorzeker eene fmartvolle ziekte plaats , voor- 
al wanneer zich die ontftekingen [tot de borst bepa- 
len. Door het terughouden van het bloed in de lon- 
gen , kan het hart , de fpringwel des bloedsomloops , het- 
zelve niet behoorlijk ontlasten; van hier onrust en be- 
naauwdheid; de zieke woelt, en wentelt zich gedurig in 
bet ziekbed om; zijne krachten worden allengs uitgeput; 
hij kan niet dan zeer moeijelyk ademhalen; dit neemt ellc 
oogenblik toefen eindelijk fterft hij, na den hevigften 
doodsangst, eenen dikwerf verfchrikkelijken dood^ Oor- 
deelt nu zelve , T. , of men eenen itervenden , dte'zoo hevig 
lijdt, nu nog met vrucht zal kunnen fpreken van zpne 
eeuwige belangen I Beflist, of hij opmerkzaam zijn ^ 
op hetgene rondom hem plaats heeft ; of voorlezing , aam 
houdende toefpraak , en wat daartoe gebragt kan worden , 
h pm eenige oogénbUkken zal kunnen bezig houden; 
-met veeleer dat alles moet medewerken om z^neh pbyfte? 
ken angst met eenen moreelen te vermeerderen. Voo^ 
g fker mt zal plaats hebben , want de werking der mntut* 

ges 

4*} FAaA943»^edevoetiog, bladz. 14. . 


VOOR STBRVBNDSN. 


f |cn is verbroken ; men vermag » door middel van het ver- 
tandy niets op ^ zooduiigen. 

Maar wanneer hu deze zieken nog niet voor de hevig* 
heid der ontfteking bezwiiken , dan gaat het ontftoken deu , 
te voren door de hevigue pijnen aangedaan , dikwijls tot 
eene vpldagene ongevoeugheid over. Dan wordt de dood 
gonakkelüker. zieke wil dan wel eens te kennen ge- 
ven» |telm eenige weinige oo^nblikken vóór zijnen dora» 
dat zich wél gevoelt ; ofTchoon juist dit zoogenaamd 
wélbevinden voor den geoefenden Geneesheer het dadelijk 
kenteeken van den dood is. Van den kant des lijders » 
intusfchen, M. H. dit verfchijnfel befchouwende » is de 
reden daarvan hierin te zoeken , dat die ziekten , welke ia 
eene verderving of ongevoeligheid der deelen eindigen, 
vooraf met de geweldigde pijnen vergezeld gaan. Wan- 
neer nu aUe deze folterit^en daardoor ten eenemaal op- 
houden , en geene onaangename gewaafwordingen den 
geest des lijders meer ontrusten , dan is het zeer natuur- 
hjk , dat op dit oogenbUk de geest des dervenden door 
eene zoo gelukkig ichijnende verandering in kalmte ge- 
raakt , of ten minde in eenen daat van onverfchilligheid 
gebragt wordt, naarmate er eene meer- of mindere ge-» 
neigdheid tot dezen of genen toedand in de ziel zelve 
wordt gevonden. Bij de zoodanigen, nu, is het denk- 
vermogen bedaard , en , offehoon er al dikwijls eene dille 
.^ling plaats heeft, komen er echter zoogenaamde heldere 
oogenblikken , in welke die toefpraak van eenen verdandi- 
gen , wiens gefprekken deelneming en opbeuring kenmer- 
ken , den dervenden , offehoon zich beter gevoelenden lij- 
der, nuttig en welkom zijn; en zoo zal men wèzenl^ 
zorg dragen voor zijnen gerusten oyergang. 

In het algemeen heeft men in die ziekten , waarin het 
leven , eer het de natuur haren tol betaalt , geweldig 
drijdt , waaronder de meeste hevige koortfen kunnen 
gerangfehikt worden . gewoonlijk een moeijelijk derven waar- 
genomen ; óa^üc befpeurt men allerhande wanorden , duip- 
trekkingen , woedende ^gen van ijlhoofdigheid. In rótziek* 
ten kenmerken zich de lijders door dom^meid en neerflag- 
tigheid der ziele , welke voor, alles en voor de ziekte zelve 
ongevoelig wordt; de mtputtingder krachten gaat met ver- 
lamde werkzaamheden der ziele gepaaid ; daarbij liggen 
de zieken als gevoelloos , fchijnende voor het overige bij 
het gebruik hunner zinnen , terwijl nogtans , hetgeen voor- 
al in aanmerking dient genomen te worden , bij hen ijl- 

H 3 hoof- 



HET LEVEM 
» » 



HET LEVEN VAN ULRICÜS ZWINOHUS , KERKHER- 
VORI4ER VAN ZWITSERLANIW DoOr J. G. HESS. 

4 

U LR1CUS _ zwiNGLios wcrd geboren op den eerftea 
Januarlj des jaars 1484 , te WUdham « een doip iu 
het graaffchap Tockenburg , in ZwitferJand. Zijn vader was 
niet meer dan een boer , doch (he evenwel geese middelen 
verzuimde om hem een grondig onderwijs te bezorgen. De 
jonge zvviNGLiuS werd naar Bazel gezonden , en vervol- 
gens naar Bern, alwaar eene fchool in^de-fraaije letteren 
was opgerigt. I)e vorderingen, welke hit aldaar maakte, 
wekten de opmerking der J)omiriikanen , die hem het ge- 
waad hunner orde zochten te doen dragen. De vader, hier- 
van onder igt , fpoedde zich _ om zijnen' zoon naar Wee^ 
pen te zenden , hetwelk te dien tijde zeer vermaard was« 
Zoo gemeenzaam werd hij welhaast mét de onde Griek-' 
fche en Latijnfche fchrijvers, dat hij, op zijn achttiende 
jaar, bekwaam werd geoordeeld, een profesforalen doel 
in het- kollegie te Bazel te bekleeden. Krachtig werKte 
hij aldaar mede ter bevordering en aanmoediging van de 
fiudie der oude talen; eene ftudie, die tot de herftel- 
ling der geleerdheid in de vijftiende eeuw den weg 
baande en altyd de grondilag cener befchaafde opvoedinge 
zijn zal. 

Te midden der emftigfte bézighedén, verzuimde zwin- 
oLius niet , zich in de muzijk te oefenen. In dien tijd was 
de muzijk een wezenlik gedeelte van het onderwijs van 
jongelingen , tot den kerkdienst gefchikt 5 zwinglius be- 
fchouwde dezelve als een bekwaam hulpmiddel, om den 
geest, na een vermoeijenden^ arbeid , te verpoozen, den- 
zelven nieuwe krachten te geven, en de al te grooteftreng- 
lieid van het karakter te verzachten. 

Tot priester van Claris , hoofdplaats van het kanton 
van dien naam , verkozen , oordeelde hij grondiger en uit- 
gebreider onderwijs noodig te hebben, dan hij reeds ont- 
vangen had. Diensvolgens nam bij het befluit , zijne god- 
geleerde oefeningen van nieuws te beginnen, volgens een 
ontwerp , door hemzelven beraamd. Het aanhoudend le- 
zen van het Nieuwe Verbond was de inleiding tot zgn ver- 
der onderzoek. Om zoo veel te gemeenzamer te worden 
met de brieven van den H. paulus , fchteef hü den Griek- 

. : fth.ea 


-4 ♦ * 


I 


VAN ULRICUS ZWINGUUS. 


A 

fchen tekst eigenhandig af, op den kant eene menigte aan> 
teekeningen er nevens voedende , uit de Kerkvaders over* 
genomen, alsmede zijne eigen aanmerkingen. Nog heden 
wordt dit belangrijk handmhrift in de boekerij te Zurich 
bewaard. 

Begeerte hebbende , eene naauwkeurige kennis te bezi^ 
ten van den op‘^ en voortgang van het Christendom , liet 
ZwiNGLius zich zoo min affchrikken door den barbaar- 
Icben (lijl , als door de ongerijmdheden der fchrijveren in de 
middeleeuw. Uit hetzelfde beginfel las bij , zonder voor- 
ingenomenheid , de werken van vele fchrijvers , van ket- 
terij befchuldigd. Onder deze gaf hij den voorrang aan 
ai ATRAMNus , een monnik van de negende eeuw , wiens 
gevoelens omtrent het avondmaal, hoewel met die der 
yoorgaiande eeuwen overeenftemmende , door het hof van 
flome veroordeeld werden; voprts den Engelfchen wt- 
CLEF , die de kloostergeloften afkeurde; en eindelijk joan- 
T<ES Huss , volgens befluit der kerkver^deringe van Con- 
ftans verbrand, omdat hij tegen de buitenfporige tijdelijke 
magt der Paufen zich verzet had. Eene zoo uitgebreide ge- 
leerdheid, flak op eene treffende wijze af bij de fcliandeliike 
onkunde der meeste priesters en monniken van dien tijd, 
^en gelijktijdig fchrijver verhaalt, dat in eene Synode, za- 
mengefteld tut Land-dekenen van de Zwitferfche geestelijk- 
heid , flechts drie gevonden werden , die den Bijbel hadden 
gelezen; de overigen beleden , dat zij het Nieuwe Verbond 
paauwelijks kenden. Hunne leerredenen waren ellendige 
uitbreidingen van de Legende , veraangenaamd door lage 
grepen, marktfchreeuwers waardig. 

Én nogtans was het in dezen tiji , dat theobald , Ba- 
ron van Geroldfecky befluurder van de vermaarde abdij 
van Einfiedeln^ in het kanton ■S'c^»Vz , het edele plan 
beraamde , in zijn klooster eene wijkplaats te openen 
voor mannen , die hij, om hunne opgeklaarde begrippen 
en bunnen ijver , bekwaam oordeelde tot het verlpreiden 
van nutte kundigheden onder hunne hndgenooten. Hij 
verlangde zw|ngl|us in dit geleerd gezelfchap in te lij- 
ven , en bood hem den post van prediker in de abdij aan. 
Gretig aanvaardde zwinglius die aanbieding : hij be- 
greep , onder de befcherming des belluurders , vrijmoedi- 
ger de gevoelens te zullen kunnen voordragen, welke hij, 
in de flilte der letteroefeningen en overdenkingen, zich 
Jiad eigen gemaakt. Hij bedroog zich niet ; te Einfi^deln 
ontmoette hü verfcheiden mannen van wezenlijke kunde , 

H 5 die 



HET'LEVËM 


• t 


XI4 


die Tiem vervolgens, tot liet invoeren vaii.de’ fee JÏhehror- 
rning in Zwitjerland , behulpzaam wiren. Te zanien bc- 
Ihideerden zij de Kerkvaders, wier werken erasmus te 
fiffzel bad doen drukken. Zij paarden daar nevens het le- 
zen van de werken van dien zelfden erashius , en van 
den vermaarden kenner der Oosterfche talen, capmo 
(reuchlinüs) , beiden herftellers der geleerdheid in 
Dniischland. 1 

' Zoodra zwinglius de gemoederen genoegzaam voorbe- 
reid, oordeelde door afzonderlijk onderwijs, werd hij te 
fade, een bellisfenden flag te doen. Te dien einde ver- 
koos hij een plegtigen feestdag , die onnoemelijk vele men- 
frben .naar Einitedein ' Nog heden is dé rfedevoe- 
ring voorhanden , welke hij voor deze vergadering hield , 
in welke dé aanzienlijkfte leden van den ftaat en de kerk 
zich bevonden ; men oordeele uit eehe enkele plaats over 
9en geest, welke den redenaar bezielde. 

„ Gelooft niet meer riep hij , „ dat door önvrucht- 
j, bare geloften , langdurige bedevaarten , doof offeranden , 

ter verliering van levenlooze beelden bellemd , de god- 
j, delijke gunst kan verkregen worden.'... Helaas! ik 

weet het, wij zelven zijn het, Wenaars dér , altaren, 
■„ wij, die het zout der aarde moesten wezen , wij zijn 
p, het, die de onkundige én ligtgeloovige menigte in éenen 
„ doolhof van dwalingen verward hebben. Om onze gie- 
,, righeid te verzadigen en fchatten opeen te hoopén, heb* 
„ ben wig nuttelooze en ijdele praktijken tot den rang van 
„ goede werken verheven. Te gehoorzaam aan onze 
„ ftem , zip de Christenen van onze dagen er alleen op 
a, bedacht, om hunne misdaden af te koopen, zonder de- 
p, zelve te verzaken. Laat ons naar den lust onzer begeer- 
„ lijkhêden leven , zeggen zij ; laat ons met de bezittingen 
,, onzer naasten ons verrijken ; laat ons niet [chromen , on- 
P, ze handen met bloed en moord te bevlekken: in de ver- 
,, giffenis der kerke zullen wij eene gemakkelijke verzoen 
„ ning vinden" 

De zedelcer van zwinglius maakte indrnk op een ge- 
deelte zijner toehoorderen : men zag pelgrims hunne offer- 
anden weêr medenemen ; eene omftandigheid , welke de 
monniken van Einjiedeln tegen hem opzetté , hen voor 
vermindering, hunner inkomlten doende beducht zyn. De 
nabiuige kloosters namen deel in deze. verbittering, en 
verfpreidden zeer honende geruchten ten nadeele des her- 
vormers. intusfehen blijkt het niet , dat zijne Icerredö 

' hem , 


VAN UtRICüS ZWtNGLIüS. 'U'S 

hem , van de zijde der hoogere kerkelijken , eenig kwaad 
heeft berokkend. Der opmerkinge waardig , daarentegen , 
is het , dat , omtrent £en zelfden tijd , Paus lbo bb X 
hem een diploma deed ter hand (leUen , waarbij hem de 
titel van kapellaan van den heiligen ftoel werd gegeven. 
ZwiNOLiüs had om dien eerepost niet verzocht ; alleeit> 
lijk was hij die eer aan zijne vermaardheid verfchuldigd , 
die zich meer en meer begon te verfpreiden. 

Geen andere ook dan zijn beroemde naam was de grond » 
op welken hem de' post van prediker inde hoofUkerkte 
Zurich werd aangeboden ; hij nam dien aan , in de hoop 
van meer nut te znllen doen , dan binnen den emtrek vaa 
een klooster. Manmoedig tastte hij de ondeugd aan in 
allerlei ftanden en klasfen, bijzonderlijk zijne welfprekend» 
heid wendende tegen de ongebondenheden der geest^jk- 
heid. Het was in dit merkwaardig jaar (1518) dat leo 
DE X den Franciskaner monnik sernard samson naar 
Zn’itfirland zond , met de magt om aflaat te verkenen 
van alle zonden aan alle Chrictenen, die, door hunne 
godvruchtige gefchenken, zouden bijdragen tot de vol- 
tooying van de St. Pieters-kerk te Fome. De onhefchaamd- 
heid , met welke deze monnik zich van zijne zending 
kweet , laat zich afleiden uit den volgenden trek ; om 
de 'menigte behoeftigen te doen uiteengaan , • die zich 
rondom hem verzamelden , zoo dikmaals hij in 'het open» 
baar verfcheen, deed hij door eencn diaken uitroepen: 
„ Laten de rijken eerst toetreden , die de vergiffenis hun» 
„ ner zonden kuhnen koopen; nadat deze zijn afgedaan , 
,, zullen de gebeden der armen insgelijks gehoord won» 
,, den.” Eihdeiijk verftoutte zich de monnik samson, 
op den predikftoei te zeggen , dat de zondaar deel had 
aan de goddelijke genade, in het oogenblik dat het geld 
in dm koffer zoude klinken, beftemd om hetzelve te ontvam 
gen. Het was te Bern, dat de Apostolifche gezant deze 
zonderlinge zedekunde “verkondigde. ‘Hij -begaf zich naar 
ZuriéiX zwiNGLius verwachtte hem aldaar, en had reeds 
4en geest zijner toehioorderen -verlicht door ' verfcheiden 
leerredenen, overvlneijende van gezond verftand en kracht. 
Het gevolg hiervan was , dat , zoodra samson te Zurich 
verfcheen , de regering hem beval , het grondgebied van 
ZvitfeKlatid oogenblikkelp; te ruimen. 

Verfcheiden fchrijvers , en onder deze voltairr, die 
van vooringenomenheid met 'de Paufen niet verdacht kan 
gehouden worden, hebben bet gelchU over de stflaten be- 

fchouwd 


*E*r LEVEN 




‘fchouwd als de voornaamfte oorzaak der kerkhervcHtniMe » 
omdat hetzelve aan zwinglius en luthbr aanleiding 
gaf» om zich tegen het hof van Rome openlijk te verzet* 
ten. Stellig wederfpreekt de fchrijver van dit levensbe- 
rigt dit vrij algemeen aangenomen gevoelen , niet zoo zeer 
^por redekavelingen als door daadzaken. »» Blijkbaar is 
het,” zegt hij, „ dat , vóór samson’s komst in ZW/yêr- 
„ landt ZWINGLIUS de noodzakelijkheid der hervomungie 
j, van den eerdienst, de tucht en de leerftellingen der 
„ kerke had gevoeld;, en wanneer men den zamenhang 
„ zijner gófchiedenikè in aanmerking neemt , zal het 
„ blijken , dat de tegenftand , welken hij samson bood , 
„ eene op zichzelve ftaande daadzaak is, die op de la- 
,, tere gebeurtenisfen geen onmiddelUjken invloed had. 

Luther , zoo min als zwinglius , had geen bijzon* 
„ deren aandrang noodig, en, om den oorlpcong zijner 
„ gevoelens te vinden, moet menin^elijks hooger opkiim- 
„ men dan het oogenblik , waarin bij op het tooneel ver* 
,, fcheen. De invloed van luther’s nieuw ftelfel deed 
,, zich gevoelen lang vóór de verlpreiding zijner vermaarde 
ileilingen , in de lesfen , welke bij aan de Univerllteit 
van VTittenberg gaf. De verknoping van de adaten gaf 
„ hem fleqhts gelegenheid om voor den dag te komen ; 

doch de natuurlijke flrekking zijner denkbeelden zou* 
^ de hem, vroeg of laat, tot eene fcheuring gebragjt 
„ hebben met de aanhangers van den Paus, al ware het 
„ ook dat t£Tzel(*) zijne verontwaardiging niet bad gaan* 
„ de gemaakt. Eene omwenteling als die in de zestien* 
de eeuw voorviel , zoude niet aan .een enkel voorvat 
kunnen verbonden zijn , noch van een eenig- mensch 
„ afhangen ; dezelve vereischte den zamenloop van eehe 
„ menigte oorzaken , die langen tijd in ftilte werken en 
„de gemoederen tot gewlgtige veianderingén voorberei* 
,, den. Vóór luther en zwinglius ha&en verfchei* 
„ den godgeleerden eene hervorming beproefd; niemand 

* „ was. 

(•) „ JoANNBs TETZEL., Dotnlnlkaner , Werd met dezelfde 
,, boodfchap naar Duitschlan^, als bernard samson naar Zw//- 
„ ferland gezonden. Eene uechter keuze zoude het hof 
„ van Rome niet hebben kunnen doen. -Deze tetzbl hield 
,, zijn kantoor in eene kroeg; h^ was het, die openlijk 
„ du^de zeggen, om koopers te lokken: Al ware het, dat 
n S*i ^ Maagd, de moeder van God, had gefehmden, mft 
„ mijne agaten nondt gi^ niett te vreexott hejfhen“ 



VAN UL1UCUS ZWINCUOS. • ttf 

f, was daarin geflaagd, omdat zij, voor dat 'de erifls daar 
„ was , de ziekte hadden willen genezen.” 

Tegen dusdanig eene wijze van redekavelen valt niets 
in te brengen; ontegenzeggeiijk, dunkt ons, betoogt de> 
zelve, dat het geenelage baatzucht of jaloezij was, welke 
bet gedrag «n zwinglius in dit belangryk tijdperk be- 
(iuurde. Niet huig, echter, leed het, of hij moest op 
zijne eigen verdediging bedacht zijn. * In den jare 1520 
had LEO DB X den banblikfem tegen luthÊr gefchoten ; 
en welhaast meenden de vijanden van zwinglius, bij« 
kans allen monniken , hem te ,fobandvlekken met het gé» 
ven van den bijnaam van Lutheraan. Intusfchen had er 
tot nog toe geenerlei gemeenicbap plaats gehad tusfchen den 
Zwitferfihtn en den .Saxifchen hervormer. Geen ander 
antwoord gaf zwinglius op deze onderhandfche vervol* 
gingen , dan een verzoek om twee achtereenvolgende za** 
menfpraken tot onderzoek van zpne leer; hij behaalde ia 
dezelve eene volkomene overwinning. Thans verbeeldden 
zich zijne vijan^n , hem te zullen grieven in den pëilboa 
van een* zijner yverigfte aanhangeren , den baljuw wirth , 
befchuldigd van verbrand of te hebben' doen verbranden 
het beeld van de heilige anna , in het kanton zeer ver*, 
maard. Bij ongeluk behoorde deze befcbuldiging niet tot 
de regtbank van den raad van Ztriek: zwinglius zon«* 
de hem verdedigd en gered hebben. De baljuw, eem 
eerwaardig grijsaard , werd door eene regtbank ^vonnisd , 
wier voorzitter den bloedverwanten en vrienden 'van dmt 
gevangenen een antwoord toevoegde , hetwelk eene maar al té 
getrouwe afbeelding was van den geest. der dweeper^ 
en uitzinnigheid, welken de hervormer had te beftrijden. 
,, Nooit heb ik een beter mensch gekend,” zoo fprak de 
voorzitter, ,, nooit een onderdaniger burger , danwiRTOm 
,, Jndien hij geplunderd , geftolen , ja zelfs gemoord bad , 
„ zoude ik gaarne te zijnen voordeele (preken; maar na 
„ hij het beeld der gezegende sT. Anna, de moeder der 
„ H. Maagd, verbrand heeft, kan er voor hem geene 
,, genade zijn.” ^ . 

Zwinglius, onverzettelijk in zijne grondbeginfels, liet 
zich , in de volvoering van zijne ontwerpen , niet terug* 
houden. Op het paaschfeest des j^ars 1525 gaf hij aan 
de burgers van Zurich het eerfte voorbeeld der godsdien; 
flige plegtigheid , welke hy aankondigde voortaan dé 
lois te zullen moeten vervapgen» Hij hield het avond^p 
maal als eene ge^cbtenisviering van den dood des Zaligt* 

oa* 


/ 


ff 


1 


HET LSVBM. . . ’ 

jmkcES; , l^lgene opmerkdhg verdient, het volk, ver- 
re van eenig bHjk van ergernis te vertoonen aan deze 
nieuwigheid. welke deezelts leeraar aan hetzelve voor- 
droeg als de herftelling der aloude gebruiken, verzamelde 
Biet'rnieuwen ijver in de kerken. Ge omwenteling drong 
. do<t>r tot alle jd^nden, dezulken zelfs, die gelang hadden 
bij het doen ftand höuden der misbruikeö. Het Zurich^ 
jK^ ' kapittel fteide in handen- van den raad alle zijne 
fiaatsregtên .ea. de.belcliiJcking over zijne inkoinften; de 
abdis van Fratmunfler volgde dit edelmoedig voorbeeld* 
De bedelmonniken waren de eenigeii , die zich tegen de 
hervorming. verzettedeu| het burgerlijke gezag ftreek het 
Yonnh hunner::vemietiginge, : Geen aandeel, echter, had 
begeerlijkheid of eigenbaat aan dézen heilzamen maatregel: 
de .geestelijke., goetoeii: werden zoo min door .bijzondere 
perioden verkild ^ als door ’s lands kas verzwolgen; 
alleenli^ werd aan. dezelve een^ meer verlichte en waar- 
lijk godsdieiiftige . bestemming gegeven., ond^r andere de 
begiftiging vad de . gasthuizen en het onderhoud van ‘de 
openbare fchokn^. die aan Zurscb hare nieuwe inrigting 
waren verfcbul(fig(t ' Er wérden leerftoelen in het /fe- 
hreeuwsek en Gneksch • opgerigt , inzonderheid met oog* 
merk om de vergel^king. te bevorderen van den tekst van 
het Oude en Nieuwe Verbond met de overzettingen, 
door de R^oomfohi kerk aangenomen (♦). 
r De hervorming dag aan dag nieuwe aanhangers beko- 
mende, riep de groote raad van Bern^ hrden jare 152.7, 
de geheele geësteMjkbeid der ftaten van het Zwitjirfche 
verbond bijeen. Zwinglius verfcheen in deze verga- 
dering ^ van welke hij, door zjne welfprekendheid ea 
diepe geleerdheid , welhaast de zegsman . werd. Plegdg 
en fiatelijk nam de groote raad den hervormden eerdienst 

aan; 

• * ' * 

• ^ i * » 

. O Zoo diep..wK5 de. onkunde der keekelijken in de oude 
talen , dat zekere» monijik , op den predikftoel, tegen luth^r. 
en ZWINGLIUS uitvarende , uitriep : ,, Sedert eenigen tijd 
heeft men eene meuwe- t^al uitgevonden, de moeder 
,, ,van alle; kettëryen,. het GnekscL . In deze taal heeft men^ 
een boek gedrukt, hef -Nieuwe Téitament genoemd, het- 
,, welk zeer vele gevaarlijke dingen bevat. Tegenwoordig 
wordt er nog eene nieuwe taal gefineed, het Hebreenwsch; 
al- wie dezelve leert, wórdt ftraks een Jood.^ J. muller , 
•Gefehkdenis van ZwiPferUmd (In het H^ogduifschy Deel IV| 
0)1. 455 -^ 


\ 


j 



YAM TJLUCUS ZWWCSLiUS. 419 

•tn; en, in het tydverlonp vin vie^ mauid^n, vnlg4en 
alle de gemeenten van het kanton openlijk dit .voorbeekU 
Z^ne zegepraal, gelyk reeds is aangemerkt, was zwin- 
OLios aan zichzelven alleen verfebuldigd : wel verre wm 
eemge onderrwdngen van LUTHE.a te ontvangen, gaf toe 
de eerfte onmiddèlU^e onderhandeling , welke hij met hem 
hield, aanleiding de hevigheid, met welke de Saxifchtt 
hervormer zkh tegen de leer van adjnen medebroeder ver<» 
zette , ten aanzien van de brood- en wijnwording (it^wiath 
et ittvinatid) in het avondmaal. De Landgraaf van 
feuy emt.der meest verlichte vorftenvan zijnen tijd, oot? 
rust over deze opkomende verdeeldheid tusfchea twed 
n^nen, op welke Europa de oogen had gevestigd , noo» 
digite hen tot een mondgefprek in eene der (leden in zijn 
gebied. Luthbr en zwinclius zagen elkander te Marr 
burgy in den jare 1529; zij hadden zich doen verzeilen 
van beroemde godgeleuden , als sielanchton , . oecq- 
LAMPADius en anderen. Omtrent alle (lukken werden' 
zij het eens,, uitgezonderd het avondmaal. 

Te midden van zoo vele we^aamhedeu en bemoeijin» 
gen fchreef zwinclius zeer vele werken, in welke hy 
de gewigtigfte onderwerpen der zedekunde en godgeleerd^ 
heid_ behandelde (♦). Een is er onder dezelve , hetweiki 
verdient vermeld te worden ; het is een kort begrip zijnei: 
lecre , welk hij aan francois oen 1. (jC.oning van Franke 
riikj opdroeg. Men ontmoet daarin . eene merkwaardige 
plaats, ndcende bet gevoelen dier godgeleerden , welke 
leerden , dat de deugden der heidenen niets anders dat) 
blinkende zonden (f) waren, en dat, diensvol^as, ^ 
hemel voor bén gefloten was. ,, Laat ons niet langer 
„ palen (lellen aan de goddelijke barmhartigheid , ” zoo 
(prak zwinclius; ,, ik ben overtuigd, dat een aristit 
,, Dt s , dat een socratbs , in edn woord , dat alle 
„ deugdsame menfehen,. die de wetten, in hun geweten 
), gegraveerd, v<^ragt hebben, in welk. eene eeuw of .ia 
„ wat land zij ook gdeeld hebben , zullen ingagn in dg 
,, eeuw^ gelukzidigheid.”. Lit was het laatijie gefcbrift« 
hetwelk uk de pen van ZWWOLUUS vloeide eeipjBe> 
nige weken daarna ontrukte hem een doodelijke (lag'^aan 

zyn 

é 

O Behalve nog zeer vele ongedrukte, beflaan z^ne ge- 
drukte werken vier deelen in folio* 

Ct) Spkndida 

i. 





1&6 


BEV LËVEIV van ULRICUS . ZWINGLlüSf' 


cijn vaderknd» en maakte een einde aan zgne wétkzaïM 
levensbaan. 

In weerwil' van alle zijne pogingen ter Vastllellinge vait 
eensgezindheid , althans van eene vedkomene verdraag*^ 
Zaamheid^ tusfehen de Protestantfche en de Roomsek-^ka-^ 
tholtjke kantons , barstte er tusfehen dezelve een gewel^ge 
oorlog uit, in den jiare 1531» £>e raad van Zurieh btagt 
• troepen te velde, en wilde dat zwingliüs den bevelheb* 
ber zou verzeilen. Zijne aanhangers waren van gedacht 
te , dat zijne tegenwoordigheid de foldaten zoude aanvu* < 
ren; zijne heimelpe . vijanden, zijnen moed kennende ^ 
hoopten, dat bij de gevaren niet zoude ontkomen, aan 
welke hij zich ^ng blootftellen. Men trok ten llrijd. Het 
^JSuldéren van het kanon, hetwelk van verre gehoord Werd, 
verkondigde , dat de beide legers handgemeen wardOé 
„ Haasten Wij ons riep zwinglius ; „ ik wil mij bij 
„ mijne broeders Voegen , hen redden , of met hen fneu-^ 
„ velen ! ” Nagenoeg in het oogenblik ais hij op -het flag« 
veld kwam, door zijne aanfpraken de zijnen aanmoeefi* 
gende , ontving hij eene doodeUjke wonde , en viel onder 
de menigte. Roomschgezinde foldaten, hem niet ken« 
nènde , boden hem eenen biechtvader aan. weigerde 
dien met ■ eene beweging van zijn hoofd. „ &erf dan , 
j, hardnekkige ketter 1 ’* riep een van hen , hem met zij* 
ne piek dootnootende. 

’s Anderen daags werd des hervormers lijk gevonden 
en aan het leger ten toon gefield. Toomelooze foldaten 
maakten er zich meester van, verbrandden het, en wier*» 
‘pen de asch in de lucht. 

Aldus eindigde zwinglius , in den ouderdpm van ze* 
venenveertig jaren, zijnen levensloop; doch de invloed 
van zijn vernuft overleefde hem. Genoeg was voor hem 
geweest het korte tijdperk van elf jaren, om de zeden, 
de godsdienfUge begrippen en de ftaatkundige beginfeden 
van zijn vaderland te hervormen. Eene werkdadige lief- 
de, eene aartsvaderlijke eenvoudigheid, wijze wetten, 
zeden krachtiger dan de wetten, zoodanig was bet Xdel 
erfgoed , welk zwinglius zijn vaderland ualiet. 



AIBIKT BN EMMA. 


fSt 


ALBERT BN EMMA. 

Eine Ftanfche Gefchiedenis. . 

I 

(Uit het Engibch.) 

O p een dorp» in *t zuiden vtn Frankrijk een Land* 
man, wiens eenige rilkdom beftond in die zielsbekwiam* 
heden , welke grootheid verfieren , en waardigheid aan d# 
armoede bijzetten. Door z^ne viyt* en braaf heid had hij de* 
goedkeuring verworven van een* Heer, dien hy all Onder» 
opzigter ten diende dond , en deelde in de achting van alle* 
zijne buren. Zyne ledige uren bedeedde hij met het hoogde 
genoegen in het waarnemen van zijn* vaderpligt , het aan» 
kweeken der aangeborene begaafdheden van zyn eenig kind. 
De negentlen^rige emma was beminnelijk van perfoon, be- 
vallig van voorkomen , en deugdzaam van beginreleo. Hunne 
hut was een tooneel van landelijk genoegen, en hi]n kleine 
ruin een lustprieel vol aangenaamheden. — Bbrnard had vele 
Jaren,met getrouwheid en ff ver, den MarquisvaNCLAmviLLE, 
die een prachtig paleis en uitgedrekte landgoederen daar om 
henen bezat, gediend. Regtvaardigheid en edelmoedigheid 
waren de hoofdtrekken zijns karakters, en de geheefe land-^ 
dreek aanfchouwde hem met eerbiedenisfe. Emma dond haren 
Vader In diens werkzaamheden by , en deed , wat drekken kon 
om het huisfelijk leven vergenoegd en gelukkig te maken. 

De genegenheid van emma en hare pHgtsbetrachting ten op- 
zigte van haren Vader had geene wedergade. DIkmaals be» 
klom zij den groenen heuvel, of wandelde in de dille vallei^ 
om hem ,hij de wederkomst van zijnen dageiykfchen arbeid, 
wanneer de avondzon hare fchuinfche dralen op het zomer- 
tooneel wierp , op te wachten. Somtdds zat zij bij hem ne- 
der, en hoorde uit *s Vaders mond de aeugden vermelden van 
eene Moeder , haar in de teederde kindschheid ontrukt ; ea 
zij dortte tranen van droefenisfe , op de nagedachten van dio 
dierbare. Nu en dan nam emma deel in de' danfen der 
Dorpelingen , en paarde hare dem by de fpelen der landjeugd. 

Zoodanig was het leven van emma en haren Vader. Ihin , 
eerlang >crof hun een zware (lag, in den dood van den Mar- 
quiz VAp cLuaviLLE, van allen, die hem kenden, beweend 
Miet tranen van dankerkentenisfe en hanelijke droefheid. Dé 
begrafenis van den Marquis , volvoerd met al de pracht , aan 
z^nen rang voegende , woonden alie de omdreeks levende 
Dorpelingen bij , ee volgden het lyk in diepen dilzwijgenden 
rouw. 

£en jong Vreemdeling 9 mar de reb weden- 

aiKNO. ]8ix. NO. 3« I . kee^ 


IftA AiBERT tv ffWMA* 

kcifarie, «tg 4e ^ttwe liJkftnHie , als kee StjKMI 

de, Bekoord door den fraaijen toegang; eii juist kwam hij 
HJ de poort, als de Itfkftaatfie .zich in beweging zette. Naar 
den naam des overledenen vragende , onderrigtte een der 
landlieden hem, dat zij , in den Marquis van clairvillb , den 
besten aller Heéren verloren hadden : de tranen , die van 
sijne wangen biggelden ; gekten ten blijke van de aange- 
dane ziel des fprekers. 

Alhb&t fkeeg af van zgn paard, gaf ket aanzijn* knecht^ 
mengde zich onder het gevolg der Landlieden, en volgde 
ben naar de kerk , waar het overfchot van den Marqnis bij dat 
zijner voorouderen zou worden bijgezet. Hij vervoegde ziek 
naby het graf. Eer de begrafenis -plegtigheid eindigde, en 
er een jlefllg treurgezang wérd aangeheven , zag hy , dat de 
volgers van bet lyk achterwaarts weken en eene opening 
maakten. Door die opening kwam een ftoet van Landmeis- 
jes, met mandjes vol bloemen aan den arm, welke zij, In 
Tijken overvloed, op de doodkist ibrooiden. Zeer fchielijk werd 
de aandacht van albert getrokken door het beminnelijkst 
voorwerp , *t geen bij immer zag. *t Zelve onderfcheidde 
mch van alle de andere Dorpmeisjes , door eene uuftekende 
houding en bevalligheid vao gelaatstrekken. Een wit kleed 
plooide zich om hare juistgevormde Leden; een band van 
zwart gaas diende ten gordel ; een kleine witte hoed dekte hare 
kronkelende lokken , die voorts los wapperden en deels haar 
voorhoofd befchaduwden. Wanneer zy haar bloemenmand ge- 
ledigd had , viel zij op ééne knie aan den rand des giafs, en , 
de helder blaauwe oogen fchreijende ten hemel ilaande , 
Icheen zij een fUl gebed uit te floiten voor de ziel van den 
overledenen. Daarop verliet ^j, met de andere Lanémel^es, 
]|iec graf, en ging door de weder gemaakte ruimte. 

. De verrukte albbrt volgde de bekoorlijke weender, die, 
^cheidnemende vau hare gezellinnen, bet kerkhof afiiep, 
met angstvolle oogen omziende, als iemand, die eenig be- 
lengrijk voorwerp zocht. Ijlings vervoegde zij zich toe eeu 
eerwaardig oud man, die waggelende voortging: hem omheb 
Zende, gjdeidde zU hem naar eene zitbank. Zich bij hem 
q^laatfende , ‘bragten zij êenige oogenbiikken door in flille 
droefheid. Nimmer had albert üene zoo fcfaootie IbbilderiJ ge^ 
zien; — het EMMA,die op haar* boezem het grijze hoofd 
van BERNARP ontving, terwijl uit hare oogen traan op traan 
l^ig^Jde op do wangen des ouden. De Vreemdeling had te 
veel eerbieds voor beider droefheid, dan dat hij hen konde 
oaufprekeo. Bij het wederkeerea der lykibatfie l^k hij een 
der naast hem gaande boeren aio , en vroeg naar den naam 
veu het Landmeisie; *twelk in ’t bloemenifaro^en alje andere 
vooruit trad. De boer gaf albbrt des alle onderrigting , 
welko by vdrlonfdie. Dewijl hot reeds laat op den dag ge- 


AlM%r tN IMMA* 


IftJ 

WotdiéA WtSy bood hij den VreemdeUn; her nfttbmrMi|fmin» 
’s Mans bm Hond naast diQ van bermard; en die vcrcoeking 
was niet te wederHaan. De eeii^ke ribrot geleidde albart 
Jangs een* kotteren weg naar a^ woning , beval den gast zH« 
ber vrouwe aan , en fpoedde kerkwaarts om den knecK 
Ce zoeken , welken albbrt belast had op zj|pie wederkomst ta 
wachten. In dit nederig doch . net verblijf befloot de jong# 
Vreemdeling eenige dagen -, onder goedkeuring van den vHen« 
deUJken piekot, ce blijven, voorgevende dat op aijii gc<* 
mak de mtgeHrekte goeder^, col het Kasteel beboorende ^ 
wilde opnemen , doch met de daad om zich bij emria en ba* 
ren Vader té vervoegen. De indruk , welken de kanfteiooza 
fchoopheid op hem gemaakt bad, was van ROoeitfHIg'eeneiiaA 
nmr, dat bij nope koesterde* oorhaar ter vróuWe té nemen^ 
wanneer Mjr bff nadere kemdsttiaking, bevond*, dat hara 
ziel zoo fchoon was als haar Hgchaam , en zij gènégen wat 
zijne liefdé met wederliefde te beaatwoorden. 

Hier moeeen wij een' korten buitonfiap doen , om den Ibtac 
der zaken van den overleden Marqois , eenige jaren vódr 
diens dood , te doen kennen. Reeds vrH verre ia Jaren gevol*, 
derd, was hij gehuwd aan eene zeer beminneoswaar^ge Vroo* 
we , bij welke Wj eert eenfgen Zoon verwekfe. Den winter té 
Parijs doorgebiagt hebbende werd hij onver wicht geroe* 
pen, om op het Kasteel \znCUtir9ilk eene zaak Vat- belang 
af te doert. ' - ■ 

' onverwtild tobg hij daar henen , terwijl zijne* Edbtgenoocb 
met het driejarig Zoontje welhaast zou volzenr Na- de -ver* 
moeijenisien van^etn* drakbeAeden dag , zat nij op den avond p 
dat hü de Marquifinne wachtte, op een terras, bet vo^leiW 
overzTendé.* De obgen gevestigd hebbende op den grootea 
ingang naar het Kasteel, zag hij een der bediendeir, die h$ 
bij zijne Echtgenoóte bad achtergelaten , de laan opi^den» 
met al den fpoed, dien hij met zijn afgemat paard kondo 'int*^ 
ken. De Matquis ging bem te gemoete,' om tijding van 
Vrouw en- Zoon' te ontvangen. • Dah, welke waren' zijne aan^ 
doeningen ; toen hij uit den knecht verftood , dat het rgtuig 
der Marquifinne, en die hetzelve vergezelden, wfts aango^ 
vallen door gewapende ftnifkeoOVers, die uit eeti bosch,^0|» 
den afttand van eene halve mijl tan het Kasteel, cevbórfchijm 
fchoten. Het gevolg der MarqöHinne was desgeB^s ge^^a*’ 
pend; doch hg had alle reden om te vreezen, dat zg , dodf 
het getal overmand, geene karts zbkden hebben om dè WTar-^ 
quifinne te verdedigen, en met haar moeten bukken vobf het 
geweld. De bode van deze noodlottige tijding had gepóqgd 
door eene fcldelijke vlugt het Kasteel ce bereiken^ 
door de zwakke hope, van eenigeti bijfiand té beköinén; doelt 
op den een:iain[en wég had hg geert mensch ontmoet. ‘• 

De Marquiz verloor géén tgd Hl vtdcktetooze Uugckbt^^mime 

> a , im 


ALBBtlT m EVMA.- 


124 

wapende zich, seveiis eénigen zijner bra^e huisbel 

dienden» die zich gereed betoonden, om, ten diende van 
hunnen Heer , alles te/ wagen. Zij degen mee hem te paard ^ 
en bereikten fpoedig de noodlottige plaats. Daar deed zich 
het droevigst fcbouwfpel op. De gewonde ea mishandelde 
ijgchamen der knechten lagen rondsom het r^tuig, waarin de 
vermoorde Marqutdnne en twee Dienstboden, met nog bloe- 
dende wonden , zaten» Te midden van dit ijsfelijk tooneél , 
zocht de Marquis te vergeefs naar zijnen Zoon; hetwelk» 
jn zyne diepe droefenisfe; hem eene heimelijke, fchoon 
fiaauwe hope inboezemde, dat hy verlost of gefpwd zou 
wezen. Hy plaatde zich met de zynea,.wyi er geen roof 

f epleegd was» gedurende het overige van den dag, in eeno 
inderlage, met oogmerk om de fnoodaards te overvallen» 
tsdieazij met den avond wederkeerden , en zich te wreken 
over dit fnoode (luk, of in. die onderneming te fneven, 
Zyne hoop was ydel. De moordenaars, voldaan meta^it gni- 
welilukt» kwamen niet weder«> Vroeg in den vdgenjden mor- 
fcn nainen zij de llagcoffers der boosheid weg, en werdea^ 
daarin, .gebblpen door eenige landlieden. Bij het opnemen 
der geöieuvelden , Honden zij verdeid op bet befpeuren van 
leven in een dcrzelven. Bij onderzoek bevonden zij dezen 
een dervend vreemdeling, dien zij beiloten dat een derdniiki» 
roeveren, was, gevallen door de hand van een der dienst* 
boden, en verzuimd mede te voeren. Zij namen den zwaat 
fewoudeo op ^ hopende dat hy , geholpen door een Wond- 
erts, dien de Marquis had medegenomen, om d/e gewon* 
den 9 zoo mogeiyk, bijdand te bieden, eenig berigt, van 
het Kind zou kunnen geven» 

De gewonde fcheen door de eoegebragee hulp te herlévemi 
De Marquis hield hem overefude, terwijl de Wondarts hem 
iets verderkends iagooc. — Zijne vermogens fcheneneenigzina 
te .herkomen. Hij zég den Marquis aan; hij poogde te fpxe« 
ken,, maar te vergeefs. Clsibville fprak hem in dezer 
vpege aan ; „ Ik bezweer u , bij de hope van. genade hier 
^ en hier namaals, zeg mij, indien gd fpreken kunt, waar 
„ Zeen is, of hij Beantwoord voor . tegen woor* 
,, dig alleen iieaie vraag; het overig zij verfchoven tot uwe 
„ yerderc herdeUing.’’ De dervende man dee^ alle pogingen 
om te (preken; na vele vergeefTche herhalingen, kwam ec 
werkelijk uit: De jmge clairvillb Ueft! — Hij kon niet 
meer uitbrengen; doodduipeu overvielen hem, en rukten 
weg» 

Deze' belijdenis , In zulk een tydsgewrichte , hield langen 
tyd.in den boezem van den Marquis de fiaauwe . hopp leven* 
dig. tiy keerde weder naar zijn eenzaam Kasteel., nog zoo 
onlangs de verblijfplaats des geluks; hij (loot zich éenfgé 
dagen ^9 zijne kamer op , pm lucht te geven aan de opwel- 
. " len- 


^ ALB£RT £N B&IMA. U5 

lende vltgen van diepe droefenlsfe. De onzekerheid, waar* 
in hij bleef ten opzigte van bet loc zijns Zoons, werkte zoo 
fierk op ben , dat bij befloot zich geheel van de verkeering 
roet de wereld af te zonderen ; en in eenzaamheid op zQa 
Kasteel de ongelukken zijns gezins te beweenen. Dan 
liaf zich dermate aan de droefheid niet over, dat hij om an- 
deren, die van hem afhingen, niet dacht , of hunne belangen 
verwaarloosde. > Zy waren langen tijd de voorwerpen van zQ- 
ne goedheid geweest; thans werden zij , als ware , zijne 
aangenomene kinderen. Voor *t huisfeiijk geluk geftorven, 
zocht hij al zijn troost in geluk rondsom zich te verQ>reiden. 
Jaar op jaar liep in dezer voege voorbij ; alle onderzoek naar 
zijnen Zoon was vruchteloos afgeloopen ; hy had zints een 
gemimen tijd alle hoop opgegeven om dien fchac weder te 
kragen; en, fchoon zijne onderwerping aan de Voorzienig- 
heid hem voor murmurermi behoedde , be(b:aalde geen fchijn- 
fel vanTliope zijné afgaande jaren. Den naderenden dood zag 
hij met eene innige voldoening , als het middel zijner her- 
eeniginge met de dierbare panden , zoo vruchteloos be- 
weend. 

. Op den dood van den Marquis gingen zijne goederen bij 
erfenis over aan den Baron van morbnzi , een man van een 
hoogmoedig en wreed karakter en zeer wraakzuchtig, wiens 
rede en daden gehoorzaamden aan zijne driften, en die niets 
fchroomde te brarijven , als het kon (trekken , om zyne eer* 
zucht, gierigheid of zinnelijken lust te voldoen. Over de- 
ze ondeugden had hy , docM* kunst,. met moeite", een fliiijer 
weten te werpen, dié vreemdelingen bedroog, ook wel eens 
dezulken, om welke op te ligten eene groote mate van 
fchranderheid en doorzigc verelscht werd : op de zoodanigen, 
die zijn hart heimelijk verfoeide, kon hij een gündigen blik 
werpen. Eea karakter, zoo geveinsd, kon niet misfen een 
voorwerp win afkeer te wezen voor allen in den omtrek : 
want hoezeer de bedrieger zich moge vermommen in de 
Itatelijkheden van het hof cn *t openbare leven; hij zal al- 
toos in zijn ware licht voorkomen aan de zoodanigen, die 
geene reden hebben van vreeze voor ongunst of hoop op 
gunde. Mor£I^zi*s nieuwe afhangelingen zagen een blijk 
vüïï de behandeling, welke zij te wachten hadden, op het 
eigen oogenblik dat hij in *t bezit zijner erfenisfe trad. 

Zij . hadden zich verzameld op het voorplein van bet’ Kas* 
teel , om zijne aankomst te vieren. „ Waarom dus fprak hy , 
uit zijn rycuig (lappende, „ zijt gij hier vergaderd met droe- 
99 vige aangezigten en ilechté kleederen? Is dit de wclkomst- 
99 groet aan uwen nieuwen Heer? Mij dunkt , gij mogt deze 
5 , rouwbetooningen over een gedorven Heer wel afgelegd 
H hebben, om met vreugde de bevelen van een nieuwen 
99 sf te wachten 1 , Een algemeen dilzw^gen beantwoord* 

I 3 de 



12Ó 4LBERT EN £MMil% 

de deze oobevRllige aanfpraak. Die verbitterde den Baron 
deroince , daar hij verwacht had met toejuiching te zulleii 
ontvangen worden, dat hij in de volgende taal uitborst^ 
^ Vertrekt, gij aanklevers van eenen dooden, dien gij te 
„ vergeefs beweent verlaat myn Kasteel , en , indien 
ff gij eenige zaken te verrigtep hebt, wijs ik u op mijn 

Rentmeester, die mijne bevelen u zal overbrengep.* 
Ontzet en verontwaardigd verlieten zij eenen man , wiens be« 
ftuur over hen niets fpelde dan dwingeland^ en verdrukkingi 
Twee dagen na des nieuwen Heers aankomst was het geheele 
bedel der zaken veranderd. De oude Rentmeester werd af* 
gezet, en diens plaats vervuld door eenen man, die hec ver* 
trouwen des Barons gewonnen had door kruipende vleijerij. 
De getrouwe bedienden werden afgedankt , en opgevolgd 
door anderen, die de medewerkers geweest waren in on- 
deugende dukken, door hem uitgevoerd. 

, Bernard alleen, en eenige weinigen, die, door de ge* 
ringheid hunner omdandigheden, zijner kennisneminge ontgaan 
waren , bleven in hun werk. In dede van de minzaamheid 
en meewarigheid, waarmede de vorige Heer allen, die ronds* 
óm hem waren, behandelde, hield dó nieuwe hen op eenen 
verren afdand, en vergunde nimmer, dat de klagten der 
armoede zijn oor bereikten , of de zuchten der verdrukten 
om genade bij hem pleitten ; lijdende deugd verwierf nim* 
mer redding door zijn medelijden, noch de onfchuld van 
zijne rcgtvoardigheid. Hij had een wellustig en geheel on^ 
gebonden leven geleid, eti daardoor zijne zaken ih de waf 
gebragt , waaruit de verkrijging dezer erfênisfe hem kon red- 
den. Eene menigte van lastige fchuldeifchers verftoorden de 
eerde oogenblikken van zijn toelagchend geluk. In dede 
van een gedeelte zijner zeer groote inkomden tot het be* 
talen zijner fchulden te fchikken , verwees hij de datelijkde 
boomrijen, die zints vele jaren het fchoonde (ieraad van 
Clairville hadden uitgemaakt , om geveld te worden. 

Dat wij tot ALBZRT wederkeeren, die welhaast dien Jngang 
hl de hut van bernard vond, welken hij zoo zeer zocht, 
en , door met dien ouden man om te gaan, gelegen- 
heid om dagelijks diens beminnelijke Dochter te zien en 
cc fpreken. Sterk bekoord door het eerde gezigt van hare 
zoo betooverende fchoonheid , vond hij zich geheel betoom 
verd door hare nog uitdekender^ zielsbekwaamheden. De 
natuur had haar een zeer gezond verdand gefchonken ; zij 
vormde juiste , kiefche en deugdzame begrippen; en hare 
opvoeding had, twee jarenlang, zeer veel voordeels getrok* 
ken van de gemeenzame verkeering met eene Dame vaa 
geboorte en uitdekende bekwaamheden, die, na het over- 
lijden haars Mans , eene kleine landwoning betrok , in eeno 
vallei, niet verre van brrnard's hut gelegen. Deze Wedu- 
we 


ALBftRT EN EMMA» 'f37 

,we had vele jarea in de grooee wereld geleefd ^ en beid«' 
2go veel voor- en tegenfpoed daarin ondervonden, als noo- 
dig was om haar de onfhnd vastigheid yan aardsch geluk te 
leeren: door haars Echtgenoots amerveni had zij het vermo* 
gen, om in vollen overvloed ce leven, verloren; maar, ver- 
genoegd met. een minder aandeel in "c geen de wereld 
geven kan, bragc zy het overige harer dagen (Hl door op 
'het Land, veel tijds aan den Godsdienst wijdende. — zy 
vatte voos emma , toen zestien jaren oud , cene bijzondere 
genegenheid op, en verwierf van bernard gereedelijk ver- 
lof, dat zyne Dochter haar dikwijls bezocht» Groot ver- 
maak vond deze brave Mevrouw in het vormen en aankwee- 
ken van zielsvermogens, die zoo veel goeds beloofde^» 
Emma las bij en voor haar zoodanige boeken , als teffeus 
konden (bekken om haar verftand te verrijken en haar hare 
met de edelde gevoelens te vervullen. Zij las met aandacht, 
en de onderrigtingen prentten de voor haar gefchikcüe lesfen 
diep in haren geest» 

Na verloop van twee jaren werd de voortgang In deze 
opvoeding van emma geduit door het onverwacht aftterven 
dezer uitdekeude Vrie^inne» Het geringe inkomen van de- 
ze keerde tot de Familie van haren gewezen Echtgenoot, 
en zij had niets, om aan de haar dierbare emma na te la- 

i en , dan het eenvoudig huisraad harer woninge» Emma 
teweende haar als een kind zijne moeder; dan zij befloot, 
het lezen, waarin zH zoo veel fmaaks en leerings vond, 
aan te houden; en hiertoe vond zij zich in (laat gedeld, 
doof dien zij bezitder werd van eene wel kleine , maar uicgele- 
zene verzameling van boeken der overledene» Door zeer 
vroeg op ce daan, vond zij gelegenheid om aan deze hare 
neiging te voldoen, zonder er dieatijd aan te bededen, wel- 
ken huisfelijke en dochterlijke pligten vorderden» 

De jonge albzkt ontdekte terdond , in den ommegang met 
BEENAED^s Dochter, dat zy vele befchaafde kundigheden be- 
zat , een welaangekweekt verdand met de eenvoudigheid 
des landlevens paarde, en niet verdoken was van hetgeen 
men opvoeding noemt. 

De verdands- en zielsbegaafdheden van emma voltooiden 
de overwinning, welke hare fchoonheid in het hart van al- 
BERT begonnen had; en het duurde niet lang, of ook in 
haren boezem ontvlamde een foortgelijk vuur» De vurige 
minnaar verklaarde , op het eerde oogenbllk dat hij hope yan 
wederliefde koesterde, zijne liefde, en deed des de opregt- 
de betuiging.. Met een blos van de eerzaamde fchaamtn 
onderwierp zij hare toederaming aan haars Vaders wil. Het 
hare van bermarb gevoelde, op dezen hem oilVerw.ichten 
•voorflag, ;aUe vaderlijke verrukking: maar de firikce regclieid 
zijner begrippen beteugelde terdond dit pog^pblikkelijk ge- 

I 4 noe- 


/ 

/ 



’ ALBERT EN EMMA. 


vti 

Boegen; met die opregthéid, welke zifn karakter kenmerk- 
te^ floeg hij zulk eeiie ongelijke verbindtenis af, en be- 
toogde zijnen jeugdigen Vriend de orivoegelijkheid om een 
Huwelijk aan te gaan zonder goedkeuring zijner Familie, 
,, Ontvang,"” fprak bernard, ,, onze dankerkentenis voor de 
„ cere, welke gij bedoelde oAaan te doen: waart gij min- 
„ der in rang en middelen , ik^zoü er grootsch op wezen , 
S9 düt ik u mijn Zoon ^ogt noemen. £mma*s éénig huwe- 
„ Hjksgoed is hare deugd, en hare afkomst is te laag, daa 
dat' zij immer uwe vrouw zou worden. Nimmer zal ydele 
^ trots of vuig belang mij overhalen tot eene-daacl, waarte- 
„ gen mijü geweten opkomt. Ik wil fteeds uwer achting 
„ waardig • blijven , en mijn kind, hetwelk gij verwaardigd 
^ hebt met* uwe liefde, zal ten minde door haar gedrag den 
rang verdienen, waartoe uwe edelmoedigheid haar wilde 
^ verheffen. Maar gij moet op dit ftuk niet verder ftaan, en 
„ vertrekken; dit is het vast befluit van onbefmecte deugd ea 
,, zuivere eerlijkheid. Keer weder naar uw Vaderland , met 
„ eiken wensclT, dien dankbare vriendfchap u kan mede- 
geven ” 

Albert had met (Hlle bewondering deze taal van emma’s 
Vader aangehoord, en ving, toen deze zweeg, op den vol- 
genden trant aan : „ Konde ik eene Kroon aan uwe onverge- 
„ lljkelijke Dochtèr aanbieden , zij zou , door die aan te ne- 
„ men, eere aandoen, geene eere ontvangen. Ik zou hare 
„ wederiiefdc en hare hand niet verzocht hebben, hadde ik 
kunnen twijfelen aan de goedkeuring mijns Vaders van eene 
3, keuze, door rede geleid en door deugd geheiligd. Ik 
^ zal mijn nederig verzoek niét vdortzetten , voor dat ik doof 
„ hem gevolmagrigd ben om de hand van rmma te verzoe- 
3, ken. Vaarwel! mijne wederkomst zal zoo fpoedig zijn, 
„ als liefde en hoop dezelve kunnen maken.’* 

In dezer voege fcheidden dé eerwaardige bernaro en de 
jeugdige ALBERT ; en kon al de aangewende poging van ón 
laaistgemelden den Vader niet bewegen om een affebeid 
ttrsfehen de beide gelieven toe te (laan. Wijsfelijk oordeelde 
b|},-^dat het aandoénlijk, affeheid van Albert eenen indruk 
'op het hart van emma zou achterlaten, die, gekoesterd, 
zoo hij vreesde , den vrede harer ziele zou ftoren. Hij be- 
(loot daarom alle bewijsredenen te gebruiken, welke alle 
verdere hope uit haar gemoed' konden verbannen. 

Bernard keerde tot éljue hut niet terugge , voor dat At- 
BERT het dorp verlaten had. Bij zijne komst trad emma hem 
te gemoete, met oogen vol tranen; zij bood haren Vader een 
brief aan, welken albzrt, weinige oogenblikken vóór h|} 
te paard fteeg , gefchreven , en zijn* knecht ter beftellinge in 
bet voorbijgaat! van de hut gegeven had. Deze brief ademde 
niets dan de taal yan altoosdurende liefdé; dat hB haar 

ver- 


: AI^ERT .SU BltVA* ? 




retbren liad om de< Hcweiyicsvereeiiiglag te isrefpoedfgeitt 
zij kon (laat maken op zifne fpoedige wederkomst om hare 
beloofde hand te aanvaarden. Bernaro , dien brief gele^ 
zbn hebbende», vouwde dien digt» (lak denzelven in 
zak, en fprak zi(|ae Dochter,. die bevende zijne uitfpraak af* 
wachtte, In dezer . voege aan: „ Wacht u, mijn kind! dat 
„ mv han uw geluk niet vergalle. Veiuouw niet op de betui* 
)) gangen van eenen Minnaar. Cy moogt tegenwoordig hec 
„ voorwerp zljfn van albert*! genegenheid : maar démensch, 
„ uit den aard ^ onbedendig , kan zdn hart van het een op 
„ het ander voomerp vestigen. Waarfchijnlijk zal hij, van hec 
„ land in de groote wereld wederkeerende , welhaast uwer 
„ niet meer gedenken ; ja zelfs dan, wanneer hij (landvastig 
» bleef, kunt g^ u dan verbeelden , dat z^ne Familie eeno 
„ geringe Dorpelinge, op wier geboorte zij zoo laagifederziet, 
„ in haar miduen met genoegen zal ontvangen? Nimmer zal 
mijne smma*s hand vereenigd worden met die eens Echt* 
„ genoots, die geene volle toedemming zijner Onderen heefu 
„ Doe derhalve, mijn kindi alle pogingen, om eeoe voorin* 
„ genomenheid te overwinnen, heilloos in derzelverdrekking 
,, en hopeloos in de voldoening. Nog nimmer hebt gij 
„ bedrogen, en ik del dat vertrouwen op uwe beflchelden- 
„ heid , welk mij overtuigt, dat gij het pad des regts niec 
„ zult verlaten, of, door een heimelijk gedrag, eene daad 
„ doen, onwaardig uw karakter r* — Emma knielde voor haren 
Vader neder, zeggende , terwlll de tranen over hare wangen 
biggelden : „ Nimmer zal uW kind van bet pad des regts af* 
„ gaan 1 Giij zult alle hare fchreden beduren ; uvve raadge* 
„ vingen zullen de zwakheid van tiaar hart onderdennen; da 
„haar bij, om elk gevoelèn, door u afgeketird , te onder 
„ te brengen ; *en , indien ^ niet terdond de uitmuntende 
„ deugden van albert kati vergeten , zal zij ?en minde de 
„ hoogdijgende hoop , welke ziJ gekoesterd had , otii zich zoo 
„ verre boven haar geboortelot te verheffen , toefchrijven 
„ aan de bedriegelijke dem , welke Liefde en albkrt in baar 
„verwekt hadden.’* — Bcrnard drukte haar, met allen vader- 
lijk welgevallen, in zijne armen, en keurde de gevoelens 
goed, welke voortvloeiden uit een hart, in daat om elke 


neiging pp te . offeren, aan den pligt , hem verfchujldigd. — 
Emma bezat „eeui (ïerkte van zlei , v.ed gröoter dan men van 
bare jaren zou verwachten ; en , d:hoon zij vebgee^che po- 
gingen deed, om een voorwerp, e^nma^ Zóoteeder bemind » 
te vergeten, hield zij zfth’ door veelvuWg nadenken over-' 
ttiigd, dat de 'Wenden van albert nood ‘in dé Echtverbind- 
tei.isfe ZQUdeii,vtpédemm'én,'en zonder Zulks had zij^volftrekc 
befloten zijné ’hand iaiet te aanvaarden. Op dezen ^ond ret^ 
bande vjji] alle bope hem' ooit te Zullen wed(^eL 

niet yérvolgh&n0i^ * ‘ 



V 


( 


t 


m BI| HST BUCHOCWm 



CBDACHTEE^ BIJ BET BESCHOUWEIf VAN HET THEATU OttlQTO^ 

VERVAARDIGD DOOR J« PFEIFVER, JOMm 

» • * • « • 

* • ' • • • • ' « • * 

V erhef u fier op eigen wsirdé ; . . 

üw luister fcHitt^e onyérdópfd^ 
ó Scnoooe kunst! ó prónk der aarde! 

\ . Verhef het fri^ch gelauwerd hoofd.- 

bat u hét grpotk^i veföuft veredel’ ; 

De krans des roems omvange uw^ fctèdel. 

En fiere u 'éepwig óngèrêpt : 

: . Daar gij, gevietd, ja aangebeden, , ” 

Omflingerd van. bevalligheden . 

Nog telkens, nieuwe wondren fchept. 


»,» •' .1 

Een nieuwe tempél , u pntflpten 
Door iiw’ begaafden Voetelzoon , \ 
Spreidt voor verrukte féestgenooten' . 

Een nieuw -verrezen glans ten toonV \ 
Door welk een wisling van toonêelen 
. Voel ’k mij verbazen, treffen, ftreelenl 
Natuur 1 ik zie uw malefteit; 
üw fchoonheid houdt mij opgetog^'; 

, ; *k Bewonder, door ie kunst bedrogen,. 
Üw rijkdonL,,uw.verfcheidenheiid. 

\ 

. ó Rome! ’k z!e uw trotlche' ji^lea, ' 

Uw préalf eijtchten , hemelhoog. 

'k Zie, iwitierland, uw. watervallen^ 1 .. ; 
, üw bergen, rijdende pit Het oóg. 

• Ik zie, Geroftnje^ uwe.eikeft pralen,;. 

Hun lommer biei&fidé aan de dy en,' 

'Waarnaai de- mat** wahdlaj^r„h4akt ; 

. . ’k Zie ’t lastdier in ’t gSreel zich voegen 

Èn hijgende lil), .liet. zaudTppor.zurbegèn, 

.. / ' Daar ’t wiel in ’t ftroeve wenden kraakt., 


, - .. . ..*Maar., welk «én ^mte‘^eélt‘'rajjn 'zjiinchi 
■ . Dq zon wijkt voor een zachter gloed.' ' 
1 Ik breng die nachten.irij. té .hm'néh;, ' ' 

‘ Na’ ’t naddagblaken m'j noo.zöet.. . . 

.t , ,Ik zie de maan, biJ t liaag Wasto^,, , 

. .,Zich,fpiegien in. de blanke s^asfén, „ 

, ’k Zie ’t argloDs yischje, in ;’t net .verrast 

" ' ■ ia, We&tend,;ik herken nw:dreven^; ; 

Ik zie me uw (Hl vermaak beroven , ^ 

‘ Waarop gè in onfcdittio ons vérgast. 







# 


1 




WA0 WK TCBMFW onmtoi» '* ||g 

I ' 

ó }« , «kijd geUef koDMle oordea , 

Ga vow geen pracht van andren fchnflt 
OfTchoon de kreet van 't rare noorden 
Ook over uwe gronden nnU’. 

Schoon uw geboomt’, door llonn ontbladerd, 

De foeeuw ook op sijn kruin vergadert; 

Schoon de ijafcnors ook uw meren dekt, 

Mog biedt ge ona wisUng van vermaken. 

Die zomerwamKe in ’t hart doen blaken. 

Daar gi) len luat der oogen (bekt. 

«a 

]a, fmi cafretl» dac ik bewonder» 

Getuige van uw zedig fchoon* 

Maar hoe! •••• Verfchriklijk brult de donder» 

£n bromt en loeit met fchorren toon; 

Zie niets dan wit*befcbuimde golven; 

Ja , alles fchijnt in nat bedolven; 

De lucht betrekt met aaklig zwart; 

*t Geknal der ratelende flagen. 

Bij *t ruizen van de regenvlagen» 

Beangftigt en beklemt bet aart. 

Geen Klar, wier gloed, mee zacht geflonker» 

Door de opgepakte wolken boort;, 

De blikfem jaagt in *t tastbaar donker 
Zijn* blaauwen gloed Hechts fchichtig voort; 

Zijn dralen» woedend neérgezoQken» 

Zijn in het flingrend fchip geklonken» 

Dat door de baren wordt gefold» 

En elndlijk, na ’t ontzettend botfen» 

Zichzelf verbrijzelt op de rotfen» 

Waar kBgê de felle braadiag rolt# 

Zie; zie het zeegevaarte floopep» 

En tuig en mast verbrand tot kaf! 

Het wrak, door golf op golf beloopen» 

Werpt d'afgematten fcheepHng af. 

have en goed heeft hij verloren ; 
aar *t leven kan hem nog bekoren ; 

De hoop windt nog zijn krachten op; 

Hij plast en klontert en.... dort neder» 

Maar toch herhaalt zijn poging weder» 

En wprdelc nog de rets-ten top. 

6 Schriktafreel ! gij kost mij traliën , 

Daar de angst bet jagend hart bevangt* ‘ 

Zoo wordt door felle noodorkanen 
Ook onze. levenshulk geprangd. 

Zoo 


/ 







Hl BIJ HBT BSSl^bÜtVfell VAU Mt TIÏEATRfc OFTiqtTB» 

Zoo worfUen we, bIs de rampen woeden, 

Oók in den drang der tegenfpoeden. 

En heffen ’c matte hoofd omhoog. 
ï)us fchept gij, 6 natuur! behagen, 
dns lot in beelden voor te dragen. . • • 

Neen ! *t is de kunst , die ons bedroog. 

Maar , heeft ze ons hart met fchrik gefltgOR , 
Herroepen wij voor ons gezigt, 

Hoe ze ook een nieuwe zon deed dagen, 

£n d'ouden bouwval heeft verlicht. 

Zoo mag, ai wat ook de eeuwen floopen,' 
Ook op een^ nieuwen morgen hopen , 

Die eenmaal* prachtig op zal gaan. ' 

Ta, (laat de kunst ons zoete wonden, 
zij doet no^ans, op de eigen (Tonden , 

Het liefeüjkst verfchiet ontdaan. . 

% 

Jd, pfeiffer! ja, uw kunstvermogen 
Heeft dus met ons gemoed geipcfeld^ 
dij hebt onze aandacht opgetogen. 

Ons hart beangffigd en gedreeld. 

. Wat is u Amderdam verfchuldigd ; 

Daar gij *t zoo grootsch vereert en huldigt 
Door werken , waar ’t verrukt op (laan t 
Gij wist , in ’t roemrijk onderwinden , 
Onfeilbaar middel uit te vinden. 

Waardoor a^n kunstroem hoöger vaart. 

M. W. 



civoBL Van eigen waarde. 

E en man van hoogen rang, eenmaal blij eenen^artsbisfehop, 
die van eene zeer duistere afkomst , doch door zijne zeld^ 
zame verdienden tot die hooge waardigheid geklommen was, 
te gast zijnde, vond zich beleedigd door de vrijmoedigheid , 
waarmede de Prelaat zijne gevoelens bedreed. „ zoude 
niet kwaad doen (beet hij hem toe) met eens aan uwe af- 
komst te denken.” — „ Ik herinner dezelve nog zeer 
wel , (antwoordde de Amtsbisfehop zeer bedaard) en ben 
tevens overtuigd, dat, indien gij de zoon van mijn* vader 
waart geweest, thans de varkens fiog zoude hoeden.'’ 


M Ë Ë G Ë L fF.Ë k K ^ 

-TOT VRAAIJB LBTTERBWy KÜNSTBM BN WBTBN* ‘ 
SCHAPPEN, BETREKKELIJK* ' ‘ 


WEDERLEGGINO 


• • Van snif 

feÈMÊÉNE VOOROORbÉEU 

« 

r 

AANGAANDE ]>E 

MIÖDELEÈüWÈN; 

Voorgelézen in de MaatfchappiJ FcÜx Meritis , té 
Amfietdai»» den sdeR van. Louwmaand 

aoor den Hoogleeraar 

ti Ë R Mo BO S SC H Jï 

♦ ' * ' \ ^ 

♦Jpet gelóóf aan éene geftadige vorderiiig van liet 
JL J menschdóm ió zedelijke befchaving en volmaking ii 
Voor het gevoelig hart van den menfcherivrierid zöó ftreé^ 
itend en vertroostend, dat hij^ welke' verfchijnfelen zidi 
ook öpdöert , wairdoór hetzelve twijfelachtig gemaakt , Öf 
wel vernietigd fchijnt té worden, niet ligt befl uiten zal 
hetzelve öp te geven, zöo lang hij in deri ïoóp der we-^ 
ïeldfché zaken nog eéhlgen grond voor hetzelve ineent tè 
kurinen vinden. En inderdaad , die loop der niehfchelijke. 
dingen, vóór zoo Verte* Wii deitóelvén óf uit. duistere over-i‘ 
ifeveringeh viii vröeget , Óf uit düideliiker gefchiedverhalcri 
Van later tijden kunnen nagaan Ten buiten deze grenzen der 
^efbhiedkünde van óns geflacht KÜnnen wij niet treden,' zon* 
der -in eenen doolhof vart. bedriegeli}ke giafingen te vef^ 
dwalen) ; de lo j^p , zé|;^ ik , der menfchelijke zaken zoó : 
Verre’ het óns gegund ia -denzelveh na te fporen; jgfeéft* 

m.VGo i8ii. NO. 4» £k ónS| 



134WBDBRI.BOGmG VAN HBT GEMEBKB >fOOB.OM9B>L 

ons , naar mün inzien , zulke gronden op ter bevestiging 
van dat geloof» dat wij , hoe duister ook fomtijds het uk* 
zigt m de toekomst zijn 'moge , redenen genoeg hebben 
om daarop te blijven vertrouwen. • Het heeft echter niet 
ontbroken, en ontbreekt ook thans nog niet aan dezuHcen, 
^e in de gefchiedeni^ zelve eene fterke tegenwerping tegen 
dit gevoelen meenen te vinden , en die het tijdvak der 
Middeleeuwen als een onloochenbaar bewijs gelooven te 
kunnen aanyoeren, dat er niet alleen een ftUuaad, maat 
zelfs een dadelijke teruggang in de befchaving van het 
menschdoin pjaats kan hebben , en werkelijk toen heeft 
plaats gehad. ' Is dit nü eenmaal gebeurd , wat waarborgt 
ons , dat het niet weder zal gebeuren ; en geven dan nirt 
de tijden , die wij beleven , reden om te vreezen , ^t zult 
een noocUottige teruggang uit het licht in de duistei^» 
uit eenen ftaat van vergevorderde befchaafdheid in me™ 
van ruwe woestheid , voor het meest verlicht gedeelte ^ 
inenschdoms befchoren en eerlang te verwachten is? Ake- 
lige vooruitzigten ! ijsfelijke voorteekens , waarmede W9 
dan dit jaar, en, wordt ons langer leven gegund, elk 
der volgende jaren zullen intreden ! — Dan wij willeiudcn 
moed nog zoo ras niet opgeven , ons door deze fchnk- 
beelden . den- grond van onzen troost niet zoo ligt lal® 
ontnemen. Wat zeg ik , ontnemep ? Neen , wij wiU® 
zelfs in datgene , 't welk ons door eenz'^ge befchouwer* 
als een ftruikelblok in den weg geworpen wordt , een® 
nieuwen grond ter bevestiging van het geloof, ’t welk zoo 
veel troost oplêvert , trachten te vinden. Hoe vervarend 
Qok dfi vrees moge zijn, waarmede men -de hoop, die on» 

' dusverre vergezelde en opbeurde , , óp de vlugt poogt ® 
drijven , zoo lang die vrees door gëene andere voocbeel^ 
verfterkt wordt , zal zij ons van deze aangename gezellia 
Op den weg des levens niet berooven. Laat ons hetfchtn* 
beeld, ’t welk ons voorgehouden wordt, flechts tóoek* 
moedig tegentreden, ea met koelbloedige bedaardheid be- 
Ichouwen , dan zullen wij bevinden , dat hetzelve aUse* 
van éénen kant befchouwd zgnde ons vreesfelijk 
maar van eene andere zijde ons een vriéndelijk gelaat vtf* 
tpont. Doch ik zgl m^ duidcil^er en meer .^ealll** 
bewoordingen, verklaren. 

Het beeld , waaronder het t^vak der Middeleeuwen 
^gemeen wordt voorgefteld , is inderdaad <boevig * 

% , verlchrikkelijk. Wa? toch kan drowMer zijn , d»* 
bet licht dot. weteu Cchai^en» ’t weik » teo ^ 


AaNGAAnDÉ bs kilbDBlÈBDWEm 


<rf 




eh Romeineri i eert aanzieGl^k gédéelte Tab den aud- 
^ bol zoo glansrijk befchenen had , weder te zieh Ondérgaaii 
en wegzinken in cenen nacht van onkünde en woestheid, 
die eeuwen lang dat voorheen zoo heerlijk verlicht gedeel- 
te veniuisterde ; de fchöonfte ftreken , door akkeibouw ert 
faijverheid voorheen tot lusthoven gemaakt , rtu wedef 
door vernielend krijgsgeweld in barre woestijnen veran- 
derd ^ tegt en wetten verbannen , om plaats te maken voor 
faoedwil en geweld ; den fmaak voor het ware én fchOone 
geheel verbasterd en bedorven , en wat al jammeren mecf 
zich in zulk eenert ftaat van zaken laten denken? 

Met zulke afzigtelijke trekken wordt het tijdvak det Mid* 
fleleeuwen meest altijd voorgefteld ^ en dat hetzelve ondeT 
geene andere gedaante denkbaar is , fchijnt zoo algemeen 
te zijn aangenomen , dat hij j die Onderneemt de gebeurte* 
ilisfcn en menfchen van dien tijd in een gunftiger licht té 
t»laatfertj welligt gevaar loopt om vodr eeneri liefhebben 
Van nieuwigheden en wonderlpreükert aangezieh , en Voof' 
teneti ketter in de geCchiedenis uitgekreten te worden. Dt 
iai het echter wagen , op voorgang van eCneri kundigeA 
{Schryver in Duitschlarid C*), aan wien ik dé (loflfe dezet 
Verhandeling j tot het tegenwoordige oogmertc eenigzinS 
Anders door mij bewerkt, dankbaar erkenne verlbhuldigd 
te Zijn j de zaak uit een ander en nieer behagelijk oogpunt 
te.befchouwen; en bijaldien het mij gelukken mogt U té 
(overtuigen , dat het heerfchende gevoelen aangaande dé 
■woestheid en domheid der volken , die in de Middeleeu-*- 
Vten opi het tooneel verfchenen , en aangaande eene al^ 
gemeene verachtering in de befchaving van het mensch-» 
Boni , een vooroordeel is , ’t welk der Ge'fchiedkunde tot 
fchande ftrekt, zal ik gaarne de eer van deze'Veriienfté 
Aan den bedoelden Schrijver toekennen, en mij vergenoe- 
gen. Zoo ik geoordeeld worde eenigen dank ré vercjieneti 
floor dé bekendmaking van deri gedeeltelijken inhood eeris 
Büttigert gefchrifts, ’t welk ik, uit hoofde van deszelfs 
tiieüwheia, meene te mogen onderltcllen , nog niet aaii 
èeer velen bekend té zijn. Verleent my hiertoe uwe gen’&i 
gene aandacht , welké ik door zuivere Waarheidsliefde m hek 
fenderzoeken , door alle mogelijke bekorting bij, den rtlitfieii 
Voörraad van ftoffe , en door duidelijkheid eri Orde iii de 
Voordragt i mij eenigermate zal trachten waardig té Maken. 

ia 

o Hegewisch , in zijiié JVeue Sammluta kkintr titfiorifeher 
iOtd LitirakifiHêr Sthrifien. • - . 

E ft 



I3<$ trEDBULEêCINC VAN HET 6EMEBNE VOOHOORDBEL 

In het beftrijden van dvvalingen loopt men al Ugtelgfe 
gevaar , om , van de waarheid , die (leeds in het midden 
ligt, ter andere zijde afwijkende, in eene tegenoverge- 
lidde dwaling, te vervallen ^ en het zou dus ook niet 
vreemd zijn , dat iemand van vernuft, wien heemeer om 
roem dan om waarheid te doen was , de verdediging der 
Middeleeuwen op zich^ nemende, in plaats van dezelven 
blootelijk tegen onverdiende befchuldigingen In befcher* 
ming te nemen , haar als voorbeelden van befchaafde en 
verlichte eeuwen deed voorkomen. Proeven van dden aard 
zijn werkelyk in Duitschland genomen , doch dezelve kun; 
nen niet anders dan verwerpelijk geacht worden van elk, ' 
^e de Gefchiedenis , gelijk zij behoort , als erndige we* 
tenfchap wenscht behandeld te hebben. Wij willen dus 
niet ontkennen , daar de fprekende ‘bewijzen hiervan voor- 
handen zijn, dat de Middeleeuwen een aantal voorbeel- 
den van woestheid en onkunde , tooneelen van vvreedheid 
«n verwoesting , zoo wel als van belagchelijke dwaas- 
heid hebben opgeleverd ; maar zullen flechts onderzoeken , 
of de vólken , van dien tijd , met \Velke wij in zulk eene 
naauwe betrekking (laan, algemeen zoo dom en onkun- 
dig, zoo woest en zedeloos geweest zijn , als zij in de 
gewone vóorftelling gedacht worden ; of die zopgenoemde 
nacht van 'onkunde over het geheele tijdvak, der Middel- 
eeuwen, wélke , gerekend met den ondergang van het 
Wèstérfche rijk in de vijfde eeuw van onze tijdrekening 
te beginnen , én te loopen tot het midden der vijftiende 
eeuw, een tijdvak van ongeveer duizend jaren uitmaken , 
gauhoudend heeft geheerscht ? 

Dadelijk doet zich- in die voorHelling van eenen alge- 
meenen (laat van woestheid der Middeleeuwen', en van 
eenen aanhoudenden teruggang in befchaving, een grove 
misflag óp , hierin beftaande , dat tnen den toeftand van 
het Zuidelijk gedeelte van Europa , en dien van deszelft 
Noordelijke helft niet onderfcheidt , daar er tusfchendie 
beiden, ten tyde van den val der Romeinfche heerfchappij 
in het Westen , een zeer aanmerkeljjk verfchil plaats heeft, 

In de Zuidelijke deelen , en . dus in de wingewesten van 
het Romeinfche gebied , was alom Romeinfche befchaafd- 
heid ingevoerd , die wel in vele opzi^en geenszins de reg- 
te was , doch evenwel eene befcniaafaheid , (he den 
mensch verre boVen den dierlijken (laat veriieft, en wel- 
ker waarde fommige. nieuwerwetfche wijsgeeren , zeer te 
onregt , hebben getracht te verklethen. De vólken vai) 

. . • het 



^ ' AANOAANDS DE BODBXUIBUin^. .. I37 

jiet Noordeli^ gedeelte daiirentegen vrar^tr genoegzaam 
«Qg.bloóte ónderen der natanr, die 'zich tot dusverre 
badden vergenoegd met 'alleen voor bun dierlijk onder- 
houd te zorgen. Dat nu de eerstgemelde landen , waar- 
in die zwermen van Barbaren kwamen inftorten , deerli^ 
hierdoor .moesten lijden , is even zoo natuurlijk .te begrij- 
pen , als gefcUedkundig bewezen. Daar vermei dus alles 
eenen t^dlang weder in eenen droevigen (laat van woest- 
heid ; maar ook daar , waar nog (leeds overblijüfêls en 
gedenkftukken der voormaUge be(chaafdheid aanwzig wa- 
ren gebleven., met name in. Italië en Frankr^, begon 
deze. ook het eerst . weder in. vorigen luister herfteld te 
worden. Het nederdorten in eenen (laat van‘ woemheid , 
en weder oprijzen uit denzelven, is de gefchiedenis van 
het Zuidell^e Europa , ten tijde der b^ddeleeuwen.: bet 
Noordelijke had.yoocheen .nog geene hoogte in (Bt.opzigt 
bereikt, van waar het yyeder in. de laagte kon nederzm- 
ken : de volken van dit 'gedeelte zien wij , hg den aan- 
vang van dit tijdperk , in dit;n 'kindfcben (laat , waarin 
zij, bg eene ruwe luchtgedeldbeid , bij fdiraal voedfel, 
zonder pnderrigt, zonder voorbeelden van hefchaafder le- 
.venswij%, bloot door dierlijke behoeften gedreven, en 
met dhaarfcbe middelen, om die te bevredigen voorzien , 
zich natuurlijkerwijze bevinden moesten. Doch daf deze 
zelfde volken , toen zij met de gemakken des levens be- 
kend wieden, geenszins daarvan afkeerig bleven, dat zij 
verbetering van daat zochten, en gelukkig, zoo wel als 
aanhoudeiid , in . den. loop der Middeleeuwen daarnaar 
gedreefd hebben, 'durven. wij voor.evep gefcbiedkundig 
waar .verklaren als .wij den teruggang der ' befchaving in 
he( ander gedeelte van Europa erkend hebben. • . .. 

' 'Waaraan ' toch 'anders .zal men bet kunnen toefchrijven , 
dat wg op. het einde der vijftiende eeuw eenen geheel an- 
deren oneindig beteoen daat van zaken , in net Noör- 
delgk gedeelte van Europa aantrelfen, in vergelding van 
dien,. waarin hetzelve duizend jaren te voren geweest 
was? Die zelfde, dreken, welke in vroeger tijden geene 
andere dan woeste herdervolken, jagers en visfchers .tot 
hfure bewoners . hadden , waar nog geen fpoor van land- 
bouw .of'ïdedelijke' nijverheid, te, vinden was, vinden wjj 
op het eirtde der vijftiende eeuw grootendeels .in imicht- 
hare koornlanden herfchapei^, en met duizend ' voHcrijke 
en bloeijende.. deden bedekt. De regerkigen hebben vast- 
heid en «rde.gekregen } ieder volk heed zgge gefchrevene 

K3 ■ • wet- 


' 13 ^ WEDEKLBOOlKft HET GEMEBinB VOOROQR&ESL 

wettoi ; ^.regten en vrijheden der volkeh zya bèpaald^ 
en daardoor de elgendonwnen verzekerd 4 men ' heeft gét 
jeerd de hoogde magt binnen : behoorlijke grenzen te bet 
perken; er zijn leerl'cholen en wetenlbhappelpe inrigtinr 
gen tdt dand gebragt; de kunfteu hebbeiiiin fommige lan< 
den weder die hoogte. bereikt; waarop z^'bij de Griekeq 
en Romeinen donden*, door verre zeetogten de Aardt 
rijkskunde veel verder uitgebreid , dan zij bij de gemelde 
pude vólken ooit geweest was ; handel' en vfijt hebbea 
wei vdart en aangenaamheden des levens verbreid in ve^ 
fcbeidene landen, die aan hunne inwoners, ten t^ der 
Romeinen , niet dan een armhartig beftaan. en bloot 
h'gchameKjk • onderhoud verfcbaften. Deze groote en 
heugelijke ye^deringeiv waren toch niet de vruchten 
van öen oogenblik ; z^n niet plotfeli^ in de édne vijftien- 
de eeuw voortgebragt ; zij^ waren de gevolgen van een 
aanhoudend (breven naar.: orde, naar verbetering, naar 
befchaving : eh zouden 'diè (leeds voorwaarts (Irevendè 
nenfchen onze verachting verdienen ? zuUen wij alleen 
pnze aandacht vestigen op de verwoestingen , die door 
hunne pogmgen ter verbetering yah hunnen toeftand wer- 
den te .wege gebragt onder volken , die , door weelde 
i>edprven zijnde , rigp geworden waren voor den onder- 
wng; en zullen, wij het goede , dat zij inderdaad g&i 
(dcbtf cn waarvan wij:dangen tijd de vruchten genoten 
liebhén, ondankbaar over- het hoofd zien? X>aat ons 
regtvaardig zijn ; (ht is de pligt der Oefchiedenis. Om 
dan in de meer bijzondere befchouwing van het ^de, 
*t welk w^ bij deze menfchen uieenen - gevonden te heb- 
ben, eenige orde te bonden;- zullen wij ons tot eenige 
yreinige hoofdpunten bepalen, , 

- 1. W9 beg^nen met. datgene , ^t welk ten sQen tijde 
de oorfp^ong is geweest van Bprgermaatfehappijen., be* 
fchaafdheid en orde; namelijk ^n Landbouw , en de 
daaruit geboren Isandweriten , koophandel en fdiéepvaart, 
Dat dezen in' het Noordel^ gedeelte van Europa eerst 
wn rijde der h£ddeleeüwch zijn opgckomeo , zal , na be^ 
gene wij reeds van de merkwaardige verandering , gedurende 
dit tijdvak -aldaar tot Hand -gekomen, eyea te y<n%n ger 
^egd hebbes, naauwéUjkS nbox^g hébben venter bewezea 
te worden. De gedaanteverandering, welhe Noord-Ame*. 
rika iii de twee jongstvérioupen eeuwen ‘ondergaan heeft, 
levert ons eene zeer geöjkendo fchilderij Op. wiri' ’t geiia 





AANQMm>fi DB MIDDELEEUWEN. >3^ 

in derltfiddeleeuweiiyis voorgevallen. DuitscMand » Po> 
, Pruisfen , Lijfland, Zweden, Denemarken, Noor> 
;en , en gedeeltelijk dit ons Vaderland , waren hetzelf- 
wat Kanada , Nieuw» Engeland , Penfylvanië en di 
*ige Noord-Amerikaanfehe Haten nog in den aanvang 
zeventiende eeuw waren i vol van ongure bosfehen ea 
ende moerasfen , verblijfplaatfen zoo wel van ’t wild 
:rte, als van half'Wilde menfehen. Dezelaatften hetw 
met onvermoeiden en bijna ongeloofelijken ijver , dit; 
;hen uhgeroeid, die moérasfen gedempt, en na ver> 
van weinige eeuwen I3 een half werelddeel onder 
doeg gebragt , waarvan het te voren zelfs geen denk- 
: bad. Met den landbouw verbreidden zich han» 
handwerken en fcheepvaart. De kusteïi der Noord-- 
►ost-zee, waar voofmaals flêchts visfehers, nabij deij 
•, een kommerlijk levensonderhoud vonden^ of, van 
er geprangd , zich aan de' woéde der golven waagden , 
Iders té landen en te plondereh , — deze zelfde kusten 
He béide . zeeën werden nu voortaan door koopvaart 
epen bevaren. HandwerksUeden en kunltenaarz 
len te voorfchijn onder volken, die voorheen zich 
s niet beestenhiüden dekten, wier werktuigen in 
>e Heenen en vii^chgtaten bedonden, en die in uitger 
boomftammen , of in holen onder den grond , of o^ 
est onder hutten van takken en bladeren zamenge» 
:en , eene belchutting tegen de ongenade van het 
zochten. Maagdeburg, Hamburg, Bremen,Lune- 
Lubeck, $tettin, Dantzig , Straalzund, Konings- 
I, Riga, Rival , Stokholui., Koppenhagen, en 
de atidere lieden meer , zijn iu de Middeleeuwen uit 
:t té ’ voorfchijn gekomen. En vestigen wij de aari- 
op ons eigen Vaderland, wat was mt, niet alleen 
ide, toen de Batavieren hier voor het eerst eene 
lats zochten , maar ook nog , toen , met den on» 
g vin het Romeinfche gebied in het Westen, <Be 
walyk beruchte Middeleeuwen gerekend worden 
aanyang te nemen? Hoe ver waren tóen nog des- 
I eerlijke Heden, dit zelfde AmHerdam, dat mees» 
, ja wonderwerk van menfehelijke nyverheid en ver- 
te zoeken ? Hebben . niet deze allen gedurende dé 
eeuwen haar beHaan gèkrêgen? Hoogst onbillijk 
het zi^ i deze gewrdc'hten aan niets anders dan aan 
iniug van ligchaamskraichten toe te fchri^en ; geen 
ddnf & voldoémng van dSerli^e behoénen, 

K 4 daar- 



i4? WEÖÏRtEGGINC VAN HET GEMEENS yOOROORDEB*,' 

« 

daarbij, te- erkennen. Neen, er draalt duidelijk in allo. 
^ie verrigtingen een geest door , die iets n^er verlangt , 
'dan blootelijk den honger te dipen j die denkbeelden van 
Iets verheveners , dan een bloot dierlijk leven , bezit ; die 
yeeds éenigermate befeft , dat orde en naaatfcbappelijké 
vereeniging aan 't menfchelijk leven nieuwe genoegens moer 
ten ' venchafTen. Dan genoeg van dit eerde punt: ik ga 
óver tot een tweede. . • ' . ' ■ 

^ a. Velen van onzen leeftyd , welke zich , te regt of te 
ónregt , ih-alles veel wijzer waant te zyn , dan alle vorige 
geflachten, hebben zich verbeeld, dgt de leer, volgens 
Welké een wettig daajsbéduur op. eèn maatfchappelijk verr 
èrag berust \ eene uitvinding is , wearyan de éer aan onr 
ze tijdgenooten toekonit ; terwijl anderen die dêlUng zek 

Ï 'e voor ëenë wijsgèerige herrenfchitn verklaarden., enbe-. 
/eerden ', dat neoit èenig daatsbeduur door .zoodanig een 
Verdrag was ingevoerd. Had men . de gerëhiedenis der 
Middeleeuwen geraadpleegd, men zou noch dé eer dier 
uitvinding aan onzen leedijd toegékend, noch die del-, 
Jing , als nimmer in werking gebragt , voor eenen ijdelen 

g ropm verklaard hébben. Er was bijna geen volk in fien 
Ijd , 't welk' niet het oppergezag der vorden en de ge-. 
Jioorzaamheid der onderdanen uit een onderling verdrag 
'^eiddé^ Merkwaardig is, onder een groot aantal van an-; 
^eré Voorbeelden, ’t gene wij bij gelégenheid van den op-s 
Band der Sakfen tegen Keiler hendrik IV geboekt wn-. 
den. Zij trachtten hu.nrien ppdand te wettigen door eene 
befchuldiging tegen dien Keizer , als had luj van z^nen 
"kant den eed gebroken waardoor hij to,t het nakomen vaE 
ïékere voorwaarden yerpljgt, was. Een , 'Monnik* zelfs , 
3RUNÓ,. welke dien oorlog . befchrev?n heeft ,, en duideüjk 
Verioég toont dieii opdand t? billijken, legt é^nen van dé 
Hoofden dier weef fpannigé Sakfen , in eeiie 'aa^ifpraak aan 
het Vergaderde volk', de yolgendé woorden ip den mend- 
ij Gij maakt veelligt zwari.ghèid om te' handelen bgep den 
eed, dién gij den Koning gezvvoren hebt. Gij hebt 
C, regt, in zoo yefre.wg den Kóning get/ouWheid hebr 
V, ben gezworén. Zop lang hij niyn 'Koning was , en 
deed,, wat een Koning behoort te doen, héb ik den 
eed , dien ik hem als zoodanig gezworen heb ," eerlijk 
,, én tróuw • gehouden. Maar hij heeft .gètóopd.» dat by 
geen Koning meer zijn ynl; hij hééft! óp'gehonden zich. 
als gedragen, en hij is duS niet' meer de 

■' ■' W. wKn ?k ^ ^ed h?b g^djuiH, vatte 

• ' .. der- 


5 ? 



AANOAAimB DB MIDDBLBBVWBW, ^ • I41 

rbalve de wapeoen niet op tegen mijnen Kcming,, 
lar, tegen eenen onregtvagrdigen aanrander van n^‘ 
vrpfid,” ^ , 

ze plaats wordt geenszins door ons aangehaald om 
gezegde goed te keuren , en dien opftand der Sakfen 
den Keizer te verdedigen * alleen om een be-> 
lan té voeren , . dat de volkeq in de Middeleeuwen 
legeli^ de regtèn der voxften uit een verdrag , tus^ 
beiden gefloten , wisten af te leiden. Het zou ge- 
dijk vallen meer foortgelijke voorbeelden uit andere 
1, bijzonder uit Noorwegen en .Denemarken » aan te 
, maar de tijd gebiedt ons ipaarzaam te zyn. , Elk » 
iet ten eenemagl een vreemdeling is in de gefchie-' 
der bedendaagiche volken van Europa , ' kent dQ 
rtf Charta t door de Engeifcben (leeds VQor eene der 
zuilen hunner vrijheid gehouden ; en wie onzer weet 
hoe onze voorouders in die t^en zich fleeds op de 
:gien, wélke' zü- Y®o hunne Graven bedongen ngd- 
pJagten te beroepen, en hoe. zy zorgden, dat de-' 
bij de huldiging van eiken nieuwen Graaf, vait 
5 vvierden bezworen ? 

alle zoodanige verdragen, die onder verfchillende 
ingen van Grondwetten , Handvesten , Privilegiën , 
t dies meer is, voorkomen, blijkt duidelijk, dat 
nfchen toen van bet eigenlijke doel van Qppermagt 
ins onkundig waren. Zij mogen nog niet wijsgee-* 
ï mogelijke vormen van flaatsbeftuur onderzocht, 
;ene juiste aflcbeiding der. vetichillende m^gteu 
t , de regten van den mensch nog niet tot een 
gebragt, en bepaald hebben, hoe veel daarvan in 
uaat dient behouden en opgeoSèrd te. worden \ 
, zij wisten, dat een oppergezag noodzakelijk 
en daar zij tevens zeer wel inzagen , waaf de 
van ,magt zou kunnen doorbreken, kenden zij 
gebruikten de middelen om dien llroom te fluit 
ieveiliging tegen de willekeur, des 'wetgevers, 
id der byzondere eigendommen, en voorkoming 
sbruik det regt^rlijke magt, waren de gronden, 
de ftaatsinflellingen van dien tijd gebouwd zijn ; 
ï zijn teyens,. de groote waarborgéq tégen onder- 
g en ■ dwingelandij. ' 

et derde punt, waarin wij de volken van dê Micit 
en ganfchelijk hiet ontbloot van verdieriflen durven 
, is burgérlijke, wetgeving. Daar bij de Grieken 

K 5 hea 


é 

wEDSRi.S6emo rAiv'fiB’r etisiÈëMlB' vóoitooRDBEz. 

bet denkbeeld , om bet mafatfchappelijk levén döelmatig in te< 
rigten , het eerst in de ftcden geboren wierd , en in de fte- 
den Qok bet eerst gebruik van 'die kunst of wetenfchap 
wierd gemaakt , kréég deze wetenfchap bij h^n den eigenaar* 
digen naam Van Politie, PtAiraa , beteekenende eigenlijk de 
Kunst of wetenfchBp om eene ftad wel in te rigten en te 
befturen ; welke naam vervolgens in eenen meer uitge* 
breiden zin, is gebezigd geworden, om den geheelen om* 
vang van k^di^eden uit te drukken , welke tot regeling, 
inftwdhouding en beduur van burgermaatlbhappijen , in ’t 
groot zoo wel als in *t klein , en dus niet alleen van de* 
den y maar ook van geheele landen , vereischt worden. 
Gelijk hu bij de Grieken die eigenlijk gezegde Politie , of 
khnst om deden wijsfelijk te regelen , ontegenzej^^jk de 
hoofdbron van hunne' befchaatae levensw^ze geweest is , 
zöo hébben ook de volken van de Midddeeuwen den 
^nd der algemeene befchaving van Europa gelegd; deels 
door herdelling van wel niet in alles dezelfde, doch even- 
wel foortgeliike plaatfel^ke verordeningen in de deden, die 
reeds ten t^de der Romeinen de zoodanigen hadden ge- 
had,, maar die door de Noordfche volken, bij de llooptng 
van hqt Romeinfche gebied , in éenen daat van flavemy 
gedompeld waren; deels door het dichten van een onnoe- 
melijk aantal nieuwe deden : het eerstgenoemde had plaat^ 
fo de gewezen wingewesten der Romeinen , dat is , in 
Ttalië , GaHië , Brftanje en Spanje ; het laatde iii de ove- 
rige deelen van Europa, van den Rijn en den Donau af 
fot aan de uiterde einden van de Oostzee, inDuitsch- 
land,' Pnrisfen, Polen, Lijfland, Zweden, Denemarken 
^n Nederland. Dat toch die volken zeer wel begrepen 
hebben, wit tot vestiging en indandlte-nding van orde in 
de burgerll^e zamenle^g vereischt wordt , bewijzen dé 
wetten en Verordeningen Voor de onderfcheidene deden iq 
die tijden gemaakt, die, fchobn geenszins zonder gebre- 
ken zijnde , echter dé proef van deugdelijkheid hebben 
floorgedaan, daar zij voor het grootde gedeelte eeuwen 
lang hebbea dand gehouden tot op onzen leeftgd , ^e, voor 
eerté geheele omfeeering der vorige orde van zaken fchijnt 
bedemd te zijn. En waarGjk, elk die dezelven onbevoor- 
oordeeld leest, zal moeten bekennen, dat het dén men- 
fchen van dien tijd , zoo da» al aan befpiegeletide kennis 
in dit opligt, zeker geenszins aan praktifche kunde wn ’t 
gene in den werkijadigen kring van 't burgerlijke leven té 
pas komt , heeft öntbröken. Iheze prak^he geest van 

wet' 


^NOAANbB Stl MIDDHtBEtrWBVr, _ {43 

wetgeving breidde zkb van de ftedeii uit ovet alle de ge« 
len , die aan het heihiur van geheele landen , gewesten , 
oningrijken en ftaten’ deel hadden; zoodat er geen (laat, 
een land, geen gewest in Europa gevonden wordt, 't 
'elk niet in de Middeleeuwen zijne gefchrevene, en met 
lauwkeurtóieid en'duideKjkheid opgeleide wetboeken be* 
)men heeft , die meerendeels in dtuk voorhanden zyn. 
Mogten wij denzelfden lof, dien' wij aan de burgerlijke 
etgevjng der Middeleeuwen toegekehd hebben , ook aait 
;t lijflhafièlijk regt van die tijden kilnnen geVen! Doch, 
jt zulks te ondernemen , zonden Tadj-df de groflle onkun- 
, óf opzetteüjfee verdraaijing van de waarheid aan den 
g leggen, De ftrafwetten der Middeleeuwen waren bar* 
arsch , de regtsplegftigen wreed en 'onmenfcheüjkj dit 
tcnnen 'wij, en zullen niet trachten te verdedigen eri tê 
tfchüldigen *t gene met verdedigd of ontfchuldigd kan 
irden ; maar venSehën daarom die t^ën over het geheel 
baarsch genoemd te worden? Was het lijfilraffeUjk regt 
■Romeinen ook hiefbarbaarsch? en-haddat volk niet 
' meer andere barbaarfche gebruiken ? hunne zwaard* 
htersfpelen ; hunne zoogenaamde jagten , waarin niet 
i:n dieren met elkander , maar obk menfchen tegen 
moesten vechten ; de wijze , •waarop zij hunne flaven 
indelden ? En desniettegenftaande 'worden de Romeined 
regt óp de lijst der befchaafde volken gefteld, -- Ons 
nerk, zoo 'als wij in den beginne reeds gezegd he^ 
, was niet om het karakter der Mddeleeuwen ra allen 
: als prijzenswaardig te doen vooritomcn, maar om 
elve tegen ón^er^endè bfefchnldigingen te verdedigen , 
oomamelijk om het goede te doen OTiiierken , *t Welk 
daarin"’ gemeenlijk over het> hoofd ziet. In plaats dus 
den geest der menfchen van dien tijd tot .eenen Haat 
domheid, vadzigheid en werkelöosheid te verlagen, 
: maar al te dikwijls gefchiedt , trachtten wg te bewlj* 
dat dezelve inderdaad fteeds levendig, werkzaam en 
•moeid bezig is gevveest ; zich, beidende , .wel § 
, tot dingén j die destijds tot de eerde noodwendig- 
; behoorden, doch die tevens 'van zulken invloed op 
ekonjst waren, ‘dat, hadden' zij daarin niet voorge- 
, de volgende zestiende , zeventiende^ en achttiende 
:n die vorderingen in bëfchaafdheid niet zonden ge- 
hebben, waarop zij zich thans beroemen. Dan, laat 
't een "vierde punt overgaan. 
ndien- tfitvindrageir van nuttige zaken ten bewpze 

drek- 


^44 WEDERj^eCGING VAN G^M^BNE VOQROORDEBt, 

I 

ilrekken van eenen werkzamen geest ,' zal het 

niet mpeijelijk vaÜen de Middeleeuwen tegen het verwijt 
Van domheid en vadzigheid te verdedigen. Hoe vele 
hopgstnuttige dingen, waarvan de beibhaafde volken van 
den ouden tijd in ’t geheel geene kémiis hebben gehad, 
zXja in de Middeleeuwoi uitgevonden ! • Grieken noch llo* 
ihêinen kenden het Kompas , het Buskruid , de Boekdruk* 
kunst. Uurwerken , Watermolens , geregelde Posterijen, 
èn hoe vele andere hoogstnutUge zaken meer , welke alle 
tégen het einde van de Middeleeuwen in Europa in ge» 

' hruik waren : in Europa , zeg ik , en niet in andere we<> 
xelddeelen ; 't welk genoeg bewijet , dat zij daar zijn uit* 
gevonden. Te ^zeggen, dat alle die uitvindingen voort» 
hr^engfelen van het geval zijn , waaraan het verftand wei» 
nig of geen deel heeft ^ehad, is zoo onverltandig, dat het 
( haauwelijks eene ernftige wederlegging verdient ; en het 

pioet fchier ongeloofelp fchijnen, dat menfchen, die zich 
iop hunne wijsheid niet weinig lieten voorftaan , -op zulk 
eene wijze de verdfenflien van anderen openlijk hebben 
.diirvên verkleinen. Dit is echter gefchied. De vermaarde 
- swiFT , wiens luimen vaak ruim zoo onbefchoft als gees» 
jig waren . , heeft de onbefchaamdheid gehad van te zegt 
gen , dat ilh twee groptfte-uttj^dingen , het Buskruid en 
de Drukkunst, door de domlfevan alle natiën, de Duit* 
ichers., waren uitgevonden. Welk eene onbedachte uit** 
fpraak 1 Dat het geval , voor zoo verre wij dit in den dag^ 
liikfchen Ipreektrant gewoon zijn aan te nemen , tot het uiti 
vinden van de gevdgtigde zaken meermalen de eerfte aan* 
leiding heeft gegeven, is eene bekende waarheid; maar is 
hu die gegeven aanleiding uit zichzelve aUeen reeds gei 
noegzaam eene hoogsmuttige kunst of wetenfehap daai; . 
te flellen ? Dat éen mengfel yan falpetec, zwavel eq houts* 
kool ligtelijk . ontvlamt , en dat eene groote hoeveelheid van 
dat mengfel de kzacbt heeft om zware ligchatnen uit hunne 

S laats te drfjven, kan bij toeval ontdekt zijn geworden. 

[et eerde ;nut, ’t wélk men van die ontdekung trok, 
was, ‘dat men met buskruid de lleenen in de mijnwerken 
deed fpringen. Op die wijze is het buskruid reeds in da 
elfde eeqw. bekend geweest. ' Maat dP verdere kundige 
aanwending van hetzelve , en de uitvinding van het fchiet- 
geweer , kan toch wel niet anders dan de vrucht zijn ge-i 
■^cest van veel nadenken , van vele vereenigde ontdekkin- 
gen en prdefnémingen. — Gedeld, dat de gewone vertel* 
liug aangaande i.aure^s koster, geloof verdient , dat hij 
... . . , • • • ■ ^ ^oor 



AAMGA&N0E DS HlDDBtEEtniraf?.' Uf 

oor letten vbor t^verdiijf in hout gefiieden t <Ue doof 
: vochtigheid van het hout op bet papier, waarin zg 
iwikkeld waren, overgingen, de eerde toevallige aan« 
iding tot het boekdrukken heeft gekregen: was er na 
n tot de uitvinding der Boekdrukkunst, zoodanig als 
: reeds voor het ebde der Middeleeuwen bedond^ 

::s verder noodig, dan de enkele ontdekking, dat ze« 
re doffen, die het vocht bzuigen, teekens en letters 
or middel van vlodbare kleuren overdrukken ; dan móet 
n zich waarlijk verwonderen, dat de wigchelaars .b^ 
Grieken en Romeinen niet reeds eeuwen te voren die 
ist hebben mtgevonden, daar zij, om dén bijgeloovigcn 
)p , die in de ingewanden der offerdieren den wil der 
den en den onzekeren uitQag van zaken lezen wilde, 
bedriegen, een. of twee woorden, die het beierde te 
nen gaven, m hunne hand fchreVen, en wanneer zij 
met die .hand de lever of het hart des offerdiers 
uit namen, Ronden de woordep, die zij in de hand 
.’hreven hadden , daarb overgedrukt , die . zij dan , 
het antwoord der Goden , aan het ligtgeloovig volk-< 
ertoonden. Ook de zegelringen, waarvan men zich 
s in de oudfte tijden bediende, om namen, titels, 
wel korte fpreulyen, in was over te drukken, 
;ten lang te voren 'die kunst hebben voortgebragt » 
n enkele onderrindingen :tot het uitvbdén vait 
:en genoegzaam waren. Neen, wie het ook m^ 
dien eigenlijk de eer van de uitvbdbg der Druk- 
t, .zoo als die omtrent het midden der vijftien-; 
:uw reeds in gebruik was, toekomt, zeker is bet,' 
ij een man is geweest , die , eenen weetgierigen en na<^ 
henden geest bezittende , zich toevallige aanleidingen 
utte wist te maken , en dezelve ter bereikbg van een. 
:ven doel aan te ' wenden, wawtoe hij niet dan 'na 
urige overdenking en na herhaalde proefnemingen 
kunnen geraken. Waarlyk , indien zulke onbedacht 
m niet te zeggen kwaadaardige magtfpreuken , als 
in swiPT , algemeen bgang vonden , waar bleef dai| . 
em van vele uitvinders der nuttigde kunften en we- 
appen ? Wat vrierd er , bij voorbeeld , . van den roemt 
i{lérfelijken. nbwtons , indien tot het uitvinden vmi 
'aart^k^ht der ligchamen en van de gewigtige ge* 

, welke daaruit ter kennis van het zamendel der 
che ligchamen zijn afgeleid, niets meet noodigware 
it 9 dau. eenen appel van den boom te zien. vallen t 

‘ Ho* 



t4<^ WBCBfttËècitiTö fAit Ékf óEiitua^É voóMaRtizÉu 

Hot vele dulzetidM ioenfcheti hadden Vóór hem dit ge<* 
Bien» zonder atn de Bwaattekracht te denken?.-^ Dan ih 
heb mij reeds te tang met bet wederleggen van zulke dwa« 
ze oordeelvellingen opgehouden. Ik haaste mij dus oiti het 
Vijfde oflaatfte punt af te doen, ’t welk ik mij ten ónder* 
zoek had voorgefteld, in boe verre namelijk de Middel* 
eëuwen het Verwet verdienen van de wetenfchappen teii 
Val gebragt te hebben* 

5. Om den {laat der letteren en wetenfchapJJen , ten tijde 
der Middeleeuwen , niet eenzijdig te beoordeelen , oioei 
|nen weder, zoo als wij reeds te voren ten aanaien van de 
befchaving in ’t algemeen gezegd hebben , ondcrfcheid 
maken tusfchen het Zuidelijk en Noordel^k gedeelte van 
Europa. Wat het eerstgenoemde betreft, hier kon het 
loiet anders, of de herhaalde invallen, gevolgd van eene 
volkomene. overweldiging dpor ' volken j die nog geene an* 
dere kuilden dan die des dorlogs kenden, moesten voor 
de wetenfchappen , die behalve dat reeds door de verbas^ 
tering in zeden en denkvvyze veel van haren vorigeri blod 
Verloren hadden , doodelijke gevolgen hebben. De woest- 
heid der veroveraars aan den eenen kaht ; de neerQagtig* 
heid^ moedeloosheid en ftaat van flavernij , waarin de over* 
wonnen volken vervielen , aan de andere zijde , dedeli wel* 
haast alle inrigtingen , welke voormaals ter bevordering 
Van geleerdheid gemaakt waren , geheel te gronde gaan, 
Verflikten bet vernuft, onderdrukten alle zielsvermogens < 
en bragteu de gebeele werkzaamheid terug binneti den en* 
gen kring van voldoening der dierlijke behoeften. Dit is 
Voorwaar eene niet min treurige vertooning, dan het ge* 
zi^ van feboone vruchtbooroen , die verwelken en fterven , 
ofvan welige kooniakkers, die verwoest worden* Maat 
ffit had in ’t geheel geene plaats , noch kon plaats bebbenj 
in het Nqordelijk gedeelte. Hier lag het veld der weten- 
fchappen nog geheel woest en onbebouwd. Hier hadden 
de menfehen er nog niet aan gedacht , dat er , buiten den 
‘ kring der dageliikfche ligchamelijke behoeften , nuttige kun* 
digheden ^n betere genoegens voor den geest te verkrijgen 
Waren. De jagt en de oorlog , de bezorging en vermenig* 
vuldiging hunner kudden . -en bet zoeken van vischrijke 
Wateren waren de eenigflè bezigheden, welke.de volkett 
van dit gedeelte geleeiid hadden. Verval vail wetenfehap* 
jpen vond dus hier geene plaats , daar dezelve nog niet be- 
ftonden. Doch naauwelijks waren in het Zuiden de eerfie 
fiappea tst hwflel van- dezelve gedaan } naauwelüim waren.;» 

doof 


/ 



éocv KAREL SBM ORoo'rBN,» fckden oi^erigt» of 
ongeloofelijken ihrtt fiiddéo die Noordfehe voweii' uit 
verstafgdegea oorden , uit Zweden » Noorwegen * Oenemar* 
ken , ja «%lfs uit bet harre Ijsland, naar Parijs, Bologne, 
Keulen en andere vermaarde fcholen , om tot hiertoe onbe^ 
kende fcbatten van geleerdheid oi> te doen ; en dat in tijden 4 
toen het reizen nog hoogstmoeyel^k en gevaarlek was, 
toen het , hy gebrek van geregelde posten en middelen van 
gemeenfcbap , voor vreemdelmgen ten uiterfte bezwaarl^ 
was» de henoodigde gelden uit nun vaderland te bekomen, 
toen boeken zetraam en niet dan voor hooge pr^en te 
bekomen waren. Zoo ver was het er af,, ^t deze vol- 
ken eenen namuriijken afkeer van de geleerdheid zou- 
den gehad, en aan dezelven den oorlog verklaard heb- 
ben , nadat zii eens de waarde daarvan hadden begonnen 
te kennen, 

. maar , zal men zeggen , wat was dat voor eene ge- 
leerdheid, die met zoo veel ijver gezocht en gedreven 
werd? Verdienen de MetaphyOmbe en Theologifche Iiaar^r 
klover^n der Scholastieken , die in *t oneindige redetwis- 
teden , met geen mider o<^erk dan om te redetwis- 
ten, — verdmnen die <ten naam van geleerdheid en we** 
tenfchap? Ik beken het, federt dat de fchriften der ou- 
den door fommige Chiisten-geestelijken , uit vrome dom- 
heid , als. zielverdervende Veroordeeld , en de ruime kring 
der wetenfchappen , bij de ouden onder den naam van 
ï!nfyc/o^edie bekend , binnen de enge grenzen der zev^n 
zoogenaamde vrpe kunflen gebn^t waren , waarvan zel- 
den meer dan ^e beoefend werden ,. kreeg het vel4 
der wetenfchappen een fchraal en onbehageUjk aanzieiu 
Doch met dat alles , echter , werden door die fcholen, 
waaruit vervolgens de Univerfiteiten * welke voor het 
meerder gedeelte ook in de Middeleeuwen zijn opgei 
rigt , ontilonden , de hegin&len .d^r geleerde kennis bei 
waard , en , ’t geen inderdaad eene groote aanwhist - 
was , de lust tot wetenfchap wmrd gaande gemaakt on- 
der volken , die te voren, geen denkbeeld daarvan hadden» 
En wat die zucht, tot redetwisten dmr Schoksti^en bë« 
treft, hoezeer dezelve 'buiten tegenfpraak de pdmi te buit 
ten ging , handelt men nogtans ouldll^ , • indien mea 
zijne verachting voor dezelve zoo ver drijft» dat men hei 
goede doel en de nuttige gevolgen daarvan< geheel ove^ 
het hoofd ziet. Overtuigd van het nut van duidehjk** 
heid , en puKe : bepaling onzei danhhceMflm, hafidioi»Kded 

*ii 



14^ WEÖERtËÖ(}lN& VAR HBt GEStEKRE VOOAOÖRtiËEtt 

& het redetwisten als het beste middel om (Mftoe te 
^Iraken. En ^t zij dit doel op die wyze bereikt, eit 
zich daardoor bij de Wijsbegeerte inderdaad verdienftelijk 
gemaakt hebben , wordt door beroemde mannen in dat 
Vak e^end. Leibnitz mag misfchien met zijne achting 
voor de Scholastieken te hoog zijn geloopen : wij willen 
ons dus liever op de uitfpraak van eenen condorcetj 
die letterkundige en wetenfchappelijke verdienften zoo Wel 
wist te waarderen , ter flaving van het gezegde beroe» 
pen: ,, De manier der Scholastieken,” zegt hij, ,, lelddé 
wel niet tot ontdekking der waarheid ; zij diende zelft - 
niet om de bewijsgronden voor dezelve behoorlijk te 
toetfen ; doch mj ■ fche^te het verftand : en <Ue fmaak 
voor fijne onderfcheiding der denkbeelden; dat ftreng 
vorderen om de denkbeelden lleeds nog verder te ver- 
deelen, op derzelver fijnfte verfcheidenheden te letten,- 
,, en dezelve met nieuwe benamingen te beftempelen; 
,, alle die kundige pogingen in het redetwisten, om ot 
zijne partij in verlegenheid te brengen, of ziehzelveit 
uit de drikken van den anderen los te maken , ■“ in dit 
alles vinden wij den oorfprong der wijsgeerige ont-» 
leding der denkbeelden , waaraan wij onze heiendaagfche 
vorderingen te danken hebben. Het zijn de Scholast 
tieken,” dus vaart hij voort, „ aan welke wij de juiste 
begrippen verfchuldigd zijn, die wij thans hebben vati 
„ het Hoogde - Wezen en deszelfs eigenfehappen ; van de 
if eerde oorzaak en eene daarvan afgefcheiden wereld j 
van het onderfcheid -tusfehen dof en enkelvoudig we^ 
zerf; van de verfchillende denkbeelden, die 'zich met 
het woord vrijhid laten vereenigen; van den zin 
van. het woord . ; van het onderfcheid[ tus^ 

fchén de- verfchillende werkingen van het verdand 
,, het -denken: van de Scholastieken, met één woord, 
hebben wij geleerd onze denkbeelden in klasfen te rang-' 
fchikken.” . . 

- De tijd , niet gebrek aan verdere doffe , gebiedt mij een 
nde aan mijne Voorlezing te maken ; en het biigebragte 
zal , hope ik , kunnen volfman , niet om te bewijzen , dat 
de Middeleeuwen tijden van groote verlichting, gouden 
eeuwen van befchaafdheid en wetenfehappen zijn geweest ; 
4zulk een onbereikbaar doel had ik mij geenszins voorge-^ 
Keld) maar om het menfchelijk verdand in die tijden , van 
voHlagen _ werkeloosheid , van verval 'in eenen daat van 
loodschheid van doodfiaap , en wat al. vernederende uit^ 

fpra* 


^ • 



. ' < : V AANtS^flDE DE MIDDttLEEUWEN.' ’ T49 

braken meèr men zich veroorloofd heeft, te {kleitcn; 
om. te doen zien, dat,.lbboon de befchaving eft verlicli- 
rtii^ in ,dat gedeelte vbn Europa, waar zij werkelijk wa- 
.ren ingevoerd, en aanmerkelijke vorderingen gemaakt 
Jiadden door ’ de pogingen van een nog onbefcfaaatil men* 
^cbemgeflacht om bunnen toeftand te verbeteren, éenen 
^eruimen in verval geraakten, de befcbaving nogtans 
•yan het gebeel hierdoor niet gefluit of achteruit gezet, 
maar integendeel grootelijks bevorderd is geworden. 



OVER. EEN NIEUW koortsverdrijvend MIDDEL, IN 
PLAATS VAN OEN GEWONEN KOORTSBAST. 


N adat bet den Iteere hildbbrand gebleken WRSj dkf 
de meest aaiigeprezene zelfllandigheden , om in de 
))Iaats van den Koortsbast gebruikt te worden , tegen de 
tüsfchénpoozende Koortfen , gelijk de fchors dés blanken 
en des brozen Wilgs , die van den Eikenboom , die van den 
wilden Kastanjeboom , de wortel der. gemeene Carryophyl- 
latk. en2. geene andete werking in de gehöenlde Koortfen 
hadden , dan die men , oVer het algemeen , van bittere^id- 
delen ttoest verwachten , ham hij insgel^ks eene prtfef met 
de fchors vandenTulpehboomCX/r/W«»^ro» tuttpifera Z,.) 
ingevolge de verzekering van den Heer humböld, dat 
men dien bast met 'het beste gevolg,' in plaats van den 
gewonen Koortsbast, gebruikte in Noord-Amerika , het 
Vaderland van dezen boom, 

.) Hoewel deze boom , over het algemeen , nog zeldzaam 
is in; Europa, mndt.men daarvan echter negen llammea 
in de Qpene lucht te Scbocnbron , dm vijftig jaren oud 
£ijn, en. die de hardde winters zonder éenig nadeel help* 
ben doorgedaan. 

; Met de. fchors dezer boomen, afgefchÜd in het midden 
van deu' bloeit^, nam de Heer hiloebrand zes proe» 
ven , in vijf van welke dat gundig gevolg plaats had , hett 
ptelk men verzekerde dat met betrekking tot den gewo« 
nen Koortsbast plaats moest grijpen. De ' Pn^e^met. 
yoegt dfmrbij, dat men zoö veel te meeider hoop op, 
gen góed', gevolg, voor bet toekomende niag voeder^ «, 
pmdat men % behalvè eeó ,z$ei; aanmerkeli^ fpewrl^btig 
1 .iusMai i8u; NÓ. 4^ L ' ' bk;»’ 


^ I 

%5,0 OVER. ÏÏÊ3H lOEURr K0(mTSVBtt0R.9VBl«i MIDDKL. 

be^fel , in dezén bast de Bitterftvf in een ImogMi ^nsH 
ttet de Looiflof vereenigd vindt. 

Al kon deze boom , vervólgt de Waarnemer aatr bi 
•en zdter opzigt in de plaats van den Koortsbast gd>rn% 
worden « zou echter deszeU^ voortplanting alle aanmse» 
digi^ ventenen , niet alleen van wege de fchoonheid vtl 
aigie bladen mi bloemen) maar wet voomaniel|k om de 
Xdiotmheid en 'hardheid' van zijn hout , hetwelk detrdMk 
zeer gefchttt is voor de -werkers in Ebbenhout enz. 

Over het goed gevolg der aan te leggene plantlbenen 
yan dit hout oehoeft men met bekcumnerd m z$n « defrijl 
men in de tuinen van den Keizer van Oostenrijk reeds 
hpnderd-en-tachtigduizend jonge Hammen vindt voortge* 
b/a^ door de zaden der Hammen van Schóenbrön , en op 
de goederen van den Prins van xtcirrftNsTEiN èugeveer 
tweemaal honderdduizend, aangeteeld uit Amerikaanfche 
ZMden; ' i 


Lotgevallen van een* jongen engelschmAït, 

SCHOONZOON GEWORDEN VAN DEN KONING VAN 
'NIEUW-ZEELAND ) EN DER PRINSESSË , 

gemalin. 


Ï n de maand Mei des jaars 1809 , kwamen te ’OHetitu ^ 
de zetel der Roering der Etigelfblfê (OostiiKkfttH!) 
bfaatfchappy in Bengaky de Prinfes aetoczAb , Döci^ 
ter van tIpVAhÊb, KÓning van Nkmv-Ziilani ^ en M 
jóng Engetschman , haaf Echtgenoot. De lotgevtdfen did 
jeugdige Echtelingen verwekten aldaar eone aïgeineei* 
deelneming. Zie hier éen kort verhaal daarvMl , geatk* 
ken uit een geacht Maandwerk, de Monthlj RMttStj. 

De iiaam des EchtgenOOts dier Prinf(»fe K gEORGB 
SRVCB, géboren in Engeland in den jate i?79. 
vader Was Boetiiouder den HeerwooD , Distêlaiiear ic 
Idnie-lwujè. .Bruce, toen nog een tand wis j 
werd als Zwallber gèplaatst óp het Ibhip êe Kvkink^ 
ie Adtnirattly in dienst der Oobtindiibhe Nblitfoha|ip9é 
«O beidkte Parp-ygckjoH, In Nieuvh-Heihmd ■, H ds* 
$ue veiKet iddMt -ée idMndird«l* 

mt 


'<é; 


« 


tóTGÈvAitBi? VAN Ben' jokobn ëngelschman. 

j«lsi '<]ienst de Scbieepswigt deir Vt)ll^nti9gie , ai 
Werd oc^ verTcheidep ftheepshoofdett georpikt om de 
kosten Gp te inefflen , de kapen en havens te verkond- 
j^bappen^ ^ tot verlêheideii andere werkzaamhedei^. 
Het Koinpagmefchip Z0jy Nelfon » onder bevel van Kap^ 
liein sacoNMy (^ettelijk uitrust ziinde « om TiprAii^B t 
K<NiMg van Nieuw^^landy die bij de Re^iun vap 
Varf*yackfm een bezoek bad afgelegd , naar zlyaie Staten 
terug te oresgeo. Werd b&ucb mede tot het doen van 
dien togt verkonen« Tippah^b werd ziek oj> de reia^ 
^ natjCB benoemd om hem op te pa&feu. Dermate kweet 
idj zlcb tót ’« Kooiogs geaoegen van dien iast , dat d^ 
ze Vorst* m komst op NJetw-ZeeUmd f den Kapi- 
tein Vetzocht • niuocB bij bem' m laten * die er in bewil- 
ligde om aldaar te blijven; ^ , , 

Van dien tijd af werd de Riigelschmai) met bijzooderé 
édidng bebandeldj en h|d alp verbinf bpde Koninklijke 
familie; Zijn emne. werk was 4 de landtaal te leeren * «n 
zich te doen osdenigcefl omtreniC de zeden en<gewooaten 
der inwcxtenBQ * naar welke h^. zich wist m fchHtkefi; 
-Vervoigeas bezag hy bet Eiland* vond het land «ange- 
iiaam* gezond* boomrijk, met beutwls doormenéd* tyi 
van. bfikocnlökd valleijen dopi^ieden * welke dikmaals de 
fchilderachtiglte gezigten opieverdeo; De limdzaten kwg- 
inen hem voor als herbergnaam , openbartig , gehoorzaam ^ 
afgodmi noch kts * dat door ntenfcbenhanden gemaakt * 
aanbiddende * maar erkamende een Opperst Wezen yeeoeti 
kWermogeodea. CrOd * bet voorwerp van . hiuuiai eeir- 
dieBSC. , , 

BBijcB * door zijn' geéoad vetlland * dag aan dag aange- 
namer wordende bü tien Koning* werd deze Vorst^^^é 
4 'ade, hem aan bet hocfd zijner k^rs te plaatièa; doch 
Voorif móest, de jonge Engelschsaan zich aan de ktunw- 
beiwetJaag dér Ttaoïfage <*)- onderweipen ; zonder dezel- 
ve koode idj niet in den rang der krljg^ieden .geplnaisc 
•Worden. Geen pjooten lust had anupE tót dit werk ; 
iw^aiis moest Itij zkb dit femoosteta, of van zijne hoop 
t£^n om in idk i^nwe Vaderland zijne fortuin te iqa- 
ken; Ifiii beikmt , zich zan des Koning^ wil te onder- 
• • . ' -wer- 

.f*) Tattmage 'dtridt aan bet gebttdk d«r IVildeu in yime- 
i^a On httime Mgcbamen <te {«dlcfcen en met ondecfchei- 
'dene fgnrea «« verfthilleade Menen te ipikfaelea -en dia 
l^ildéreo* : . . j. 

hu 


I ■ 



LOTCEVALLeM 

✓ 

'werpen. Hij werd derhalve , getatoueerd^^ 'en per« 
foon levert een der zeldzaamflé en zonderlingfte voorbeeld 
'den op van deze kunst om zich te misvormen, onder vele 
' wilde naden in gebruik , en die het ook fchijnt geweest te 
‘zijn onder thans befchaafde volken. 

In dezen llaat werd bruce erkend voor krijgsman van 
den eerften rang^ als genaturalizeerd Nieuw -belander ^ 
onder bet getal der leden der Koninklijke familie aange- 
nomen, en zelfs met de hand der Prinfesfe abtockoc 
vereerd , tip“pahée’s jongfte Dochter , vijftien of zestiea 
jaren oud, eene der grqotfte fchoonheden van het land, 
niet alleen door de bevalligheden , welke zij van de natuur 
ontleende, maar ook door hetgene de lUKezochtfte ea 
'inoderijkfte Tatouage -vcdkomenst en treffendst in de 
pogen der Zeelanderen daarnevens had weten te voegen. 

Bruce , een Prins van dén bloede geworden , kreeg i 
met zijnen Schoonvader aandeel in het bewind over het | 
Eiland. Zes of acht maanden na zijn huwelijk deden | 
verfchéiden Engelfche fchepen Nieuw-Zeeland aan. , 
hadden levens* en fcheepsbehoeften noodig. Bruce 
vóórzag hen overvloedig van visch, groenten en verfchei- 
‘den andere noodwendigheden.- Groote reden hadden zij 
om zich te verblijden , eenen vriend en landgenoot in het 
hoofdbewind op dit Eiland gevonden te hebben. ~ 

Niets ontbrak bruce van hetgene het huisfelijk geluk 
kan bevorderen. . Hij en zijne Koninklijke Echtgenoote 
genoten eene volmaakte gezondheid. Hartelijk bemindea 
.zij elkander, en waren gelukkig. Liet bruce het o(^ 
over de. toekomst gaan, met vermaak befchouwde bij 
aldaar den voortgang eener befchavihge, om welke op 
dat Eiland in te voeren eene zonderlinge fpeling der for- 
tuin hem fcheen beftemd te hebben ; en deze hoop flieel- 
de hem. Terw§l hem deze denkbeelden onledig hielden, 
kwam het fchip ^ Generaal WeilesUy aan Nienw-Zedand, 
.en liep binnen in de Eilandsbaai. Toevallig bevonden 
zich BRUCE en zijne Gemalin in dit gedeelte des Ei- 
dands , op een aanmerkelijken afftand van de hofitad^ Ka- 
pitein DALRVMPLE , die ov6r het fchip het bevd voer- 
de, vervoegde zich bij bruce; verzocht, dat hy hem i 
eene lading Boijoinhout en eenige andere goederen wilde 
bezorgen, en om eene lyst van de voortbrengièlen des 
EUands. Op eene verjdigtende wgze voldeed hy aan de- 
: ze onderfcheidene verzodten. Daarenboven floeg hem 
DAutYicPu voor } om hem, te verzeUen naar de Noord- 

' • ■ . kaap» 



/ 




VAN EÉN* JONCSN SNOELSCHMAN. 1$$ 

sipj eenjiedeelte van het Eiland, alwaar men hem ge- 
ëgd had (Ut ilofgoud gevonden werd ; de Kapitein dacht , 
it hy hem in dit onderzoek konde behul(>zaam zijn. 
iet dan na veel tegenfhnds, na herhaald dringend ver^ 
lek, en op <k pTegtigile beloften, dat men hem en 
ne Gemalin terftond naar de Ëilandsbaai zoude terug- . 
eren , gaf brucb , die eenen landgenoot niet wilde 
or het hoofd (looten , de toeftemming om dalrymplb 
verzeilen. De JVeïktky ging naar de Noordkaap onder 
I. Mén zette aldaar voet aan land ; doch de Kapitein 
rond, dat hg ten aanzien van het ftofgoud kwalijk, 
lerri^ was. Hij had koers gezet naar de Baai , toen 
wind hem tegenliep, en hem noodzaakte, zich van 
Eiland te verwijderen; op den derden dag, intus- 
;n , het wéder gunltig zijnde geworden , zag brucb , 
het fchip zijnen koers naar Indie bleef vervolgen. In 
cfde bewoordingen herinnerde hij den Kapitein zijne ^ 
ane beloften, en bragt hem de heillooze gèvolgen on- 
het oog, welke ontuaan konden uit eene wegvoering 
des Kpnings Dochter. Dalrymplb lloeg geen 
op deze bulgke vertoogen, en gaf flechts tot ant- 
rd , dat zijne zaken hem naar elders riepen ; dat hg , 
nboven, over een ander Eiland konde befchikken, 
elk beter was; en waarvan hij hem 'in het bezit 
e (lellen. 

inderdaad deed hu de Feggie-eilanden aan (*) , en 
aan bruce., ot hg amaar aan land wilde gezet 
en. Doch brucb , die den wreeden aard der eitan- 
kende , weigerder het. Thans ontnam hem dal- 
LE eenige gelchenken van geringe waarde , welke 
n zijne Officieren hem o^ Nieuw^Zeeland gedaan 
n , en gaf dezelve aan de dlanders , die zich op dat 
1 hunne kanoesoaast zijn fchip bevonden. Dalrym- 
de Feggée-eilanden verlaten hebbende, zeilde naar 
en bezocht eenige eilanden , die in zgnen koers la- 
Na drie 'oT vier dagen vertoevens aan (le- 
hij naar Malaca , alwaar hij in de maand December 
rs i8p8 aankwam. De Kapitein en brucb gin- 
n land. Deze had ten oogmerke; zijne klag;ten in 
igen bg den Gouverneur; maar, dewijl het reeds 
s , konde hg hem niet voor ’s anderendaags fpre- 

ken. 



oormaals Sflndtïhouutiïande» genaamd. 


3 


/ 


i 


/ 



154 tCÏGEVALL*!» 

% ^ ♦ 

kèn. ' Intnsfchéti keerde dalrymplë nkaii z^it föhl^ 
terug, verliet in den nacht de reê, en zdide naar 
abng\ de Prinfes, Gemalin' van den ongelukkigen bauce^ 
wegvoerende. 

’ ’s Anderendaags morgens vervoegde zich bAvcb hij den 
Gouverneur , bragt zijne klagten bij hem in , en bad dat z^ 
n'e Echtgenoote hem mogt teru^egeven worden. De Goa- 
yerneuf verzócht hem geduld te nemen , en gaf hem hoop , 
dat er, binnen kort, eenige fchepen naar Niettw r. HtUanê 
zouden vertrekken , dié hem derwaarts kondeil overvoe- 
ren. Hij beloofde hem , intusfehen naar Penmg te zolleni 
ithtijven, dat nien hem zijne Gepialin moest terugzenden, 
r^a verloop van drie of vier weken kwamen er briev^ viii 
Patang ^ kennis geVehdé , 'dslt tJALRYMPLft aan dat Eiland 
vfas aangekonien. Best oordeelde èruce , op Baande» voet 
zich derwaarts te begeven;' doch bij zijné komst aldaac 
vernam hij , dat zijne Echtgenoote vertrokken was met 
l^apitein ross , aan welken dalrymplè haar verkocht had, 
Brocb gaf van dit fbhelmftnk kennis aan den Gouverneur^ 
die beloofde, ^t-hem r?gt zoude gefchieden,. en vroég, 
welke voldoening l\ij ^ eischte. „ I^ts eisch ik , ” ant- 
woordde BRucE , dan dat men mij mijne Echtgenoote 
.; teruggeve , en mij naar ' Nituw - Zeeland wederbren-; 
,V gc,’’ Omtrent het eerfte ontving voldoening; door 
bewerking des Gouverneurs kwamen de Echtgenooten we- 
derom bijeen. Zii keerden naar Mahca terug , ift de 
hoop ^ aldaar eén fchip te zullen vinden , zoo als hun ver- 
zekerd was; zd vonden zich bedrogen, en vermits het 
rilét waarfchijnigk Was dat er een fchip zoa'dekoiiien,.wetd 
hun voorgeflagen , hen naar Evgeland ovèr te voeren op 
den der OostifidièvaarderS , dié uit China verwacht werden, 
hun hoö^ gevende . dat-iz^-in En^and meer' htA- 
den' op "ééne •gelegeiihèid tot de wederreis naar JNietnttrHol- 
Jand, Ongchikkig lagert de fchepen Hechts gedure/Kle den 
nacht op de reê van Malaca voor aidter, en gioge» met 
jpet aanbreken van , den dag wederom onderzeil. Toen 
verzocht brüce , dat men hem en zijne Gemalin, naar 
Pinang zoude breijgen, alwaar ftij hoopte dat de Gostin- 
dievaarders nog zoüden liggen. Hij Vond ze aldair inder- 
daad, maar men vroeg vóór zijnen oyertogt, naar Bngehni 
vierhonderd doöars , wke h$ niet bezav^ noch in ftaat 
^aS te bezorgen. Nu \verd hij te rade , naar Bengale zich 
te begeven op het fchip. Sk. Eduard Peleve, welk naar dat 
|ewcst ^ilrée lag. blijken van dé mnemendfle ^ien-’ 



ini»^ |9H«m amoBLscHiiApi' tss 

BB.UCE en zyne Echtgmoote te C^Jems 
^Ptvangea > eni piets verzuiad om hunne langduiige tam» 
n» verzachten. 

Óe Pidnfes.ABTOQKOB , binnengeleid door den Kommeor 
deuf tieyiür, werd un MUord minto. Gouverneur 'Ge> 
neaal vim JSiitng 4 h t op Maandag 19 Jony des jasre 1809 , 
voorgefteld » en met idle eer en achting, aan haren r^g 
YOfehuldigd » ontvangen, in het eerst was zg eenigzins 
«mtimtst ; doch aü herftelde zich welhaast , en hernam 
bare gewone bevallige houding en ongedwongenheid. Zoo 
ipoedige vmrderingan had ay in de Engelfche taal gemaakt , 
4at zg dezelve niet flechts volmaakt verftond , maar zich 
ook zeer wel wist uit te (krukken. Haar gewaad , zoo aU 
gg naar landsgebruik gekleed was , bezat iet bevalligs en 
nanltAkd^s t het benond uit linten en andere dergeliike 
dingen , Indiervoege gefcbikt , ^t z^ dc imije Urengeu 
van vlas en de vleehtfels van vederen volmaakt naboot» 
flën , waarmede de vrouwen van den hoog^n rang , en 
ök meest de mode volgen , Niem • Zesland zien ojp. 
ichikken. 

I Na een kort gehoor nam de Prinlès aficheid van Lord 
Wftyto , zeer vol^ian over ék blijken van onderfcheidinge , 
haar bewezen , en over de eer 9 welke zg geq<^,. h^. 
Deze Printèa was tpen ongeveer achttien jaren ou^; ay i§ 
Soedaai^ , zachtzhn^ « met meer verfiand en doordrin» 
gendbeid bégaa&i , dan men feb^t te kunnen verwacht» 
van eene joo^ vroitw, <mder een zoo goed als nog wua 
Vjolk opgevned. Er is grond om te denken 9 dat er, fe« 
4 »t dim , gelegenheid hee^ aangeboden , oig 
het .joi^ patu naar Nieutv • JftiUami pyer te voeren 9 van 
waar zg zich gemakkelijk naar de Staten van 
hebben kunnen begeven. 

- Volgens aBucn’a verbaal mndt men op Nieim • T^eJaad 
overvloed van timmerbont , vooral pijn- en démieboomenT 
£r zdB bosTchen van onmetelgke uitgeftrektheid 9 en die 
otuatputhaar fcbljnen. 1^- en npunep zyy inlamUcfae plan» 
mn 9 en groeijen er in menigte. Het eerfte Ichiet er veel 
hooger op dm in £ur(^$ tmovemenl^ vlakten zün er 
mtd» bedekt. Ëenige landzaten kweekeg er deze ^ide 
planten; doch het meeste groeit er vati pe böoiir, 
Wdke het witee beigmobhut geeft , 9 ^ het iLhand ^ 
meen. , 

De fchoot der aarde befluit aldaar kostbare metaalmij- 
gén , va)\ wier rijkdom verfcheiden Halen , reeds voor. 

L 4 / . han» 


y 


LOTGEVALLEN VAN EEN* JONGEN BNÖBESCHMAÏÏ.’ 

handen , getuigenis dragen ; doch de o^nnde der 
landeren omtrent de metaalkennis' en> irndéfe kdnften 
daartoe betrèkkelijk , is oorzaak, jjat men het openen der 
niflrien nog niét heeft kunnen te werk ftelldi. Het ijzer 
is er in groóten overvloed. De landzaten tfedie'neh zich 
van de menie van dit metaal, om hunne ligchamen te be*' 
fchilderén , en hunne kanoes te kleuren. 

Ond^r de moeskruiden van dit land telt men de kool , 
de zoete aardappel ,• de pinkftemakel , dé wortel en vele 
andere groenten. Ook heeft men 'er éene plant, eenig* 
zins naar het varenkruid gelijkende, doch welker groo* 
te en meelachtige wortel <, geroost zijnde , een gezond 
èn fappig voedtól opievert, hetwelk het brood kan ver- 
vangen. Den Zee}andtren ontbreekt het niet aan in- en 
iiitlandfche vruchtboomen. De oranje- en de' perzikboom: 
zijn van dc Kaaf de goéde Hoop derwaarts overgebragt, en 
flagen er zeer wel. Nog 'zeer onlangs heeft men er ras- 
fen róitén en varkéns ingevoerd , die er beginnen te ver- 
mcn^tddigéU'. De visfcherij is er zeer rijk langs de kus- 
ten in alle de maanden van het jaar. In den zomer verV 
fdhijnt ef aan de kust eene ontelbare menigte van makreel^ ' en 
in den winter van haring.^ Het Eiland wordt befproeid 
van verfcheiden fraaije rivieren, die van visch wemelen, 
eenige van welke in Europa bekend, én vele aan de lan- 
dén in de Zuidzee bijzonder eigen zijn. De oevers der 
rivieren en meren zijn bedekt met eendvogels en wilde 
ganzen, Opmerkelijk is het , dat men geené dier vogelen 
heeft kunnen tam maken. Het éénige vieriroetige dier op 
hét Eiland is eene foort vm vos, en het éénige kuipende 
^er eene foort van hagedis ,• die zeer loom en traag is, 

' '’^id:Nietm-Zeetmdsck \\oh heeft mén naar Europa over- 
gevperd en kweekt het aldaar, welks fcboonheid verwon- 
déring \yékt. ■ - Intusfchén fchijnt het aan de opgevatte ver- 
wachting .niet té beantwoorden , misfchien omdat men aan- 
gaande dé' wijze der bereiding onkundig is. De landzaten 
Vervaardigen er eeii zeer fijn Hnnea van , en verftaan der-- 
Mlve dé kunst. Hét is te hopen , dat men , ten eenige» 
t^e, het geheim daarvan zal ontdekken , of dat een rei- 
ziger -^éeii, vrijend der nijverheid, gelegenheid gehad heb- 
bende óm zich 0^ de plaats zelve te doen ohderrigten ,' aa» 
Europa het vpor^éi' eener zoo belan^ijke weten^h^ zat 
medédcelcö, , . , - . ■ 

^ • . É /• • • 


• r > » 


1 



QBT OBZieT VAR OSRSIOANV 


nr 



HET OBZIGT* VAN OSRBIOAN» 

(Uit het Engeiseh.) 

f 

) SREiDAN , van Damascus , was een Ketter , behoo- 
rende tot de Sekte van kadia , die gelooven in de 
ijheid van 'sMenfchen Wil, en vastftellen, dat Goede- 
erken dadelijk noodig zijn tot verwerving van geluk in- 
len toekomenden Staat. Eerwaardig door zijnen ouder- 
n en braafheid, belden zijne dagen ten einde. Door 
langzame , doch (leeds vbortgaande en merkbare afne- 
ig zijner krachten \ voelde hij dat de tijd zijner ontbin-- 
I naderde. ’ * • • 

iangedaan , doch niet weekelijk ontroerd , door het 
ruitzigt om voor altoos vaarwel te zeggen aan alle 
Ifche genietingen, begaf hij zich naar een (lil boschje 
den kant via de ^vier Abana. Eichzelven aanziende 
een man , die binnen kort zou moeten verfchijnen in 
ïgehwoor^gheid van allah en diens heiligen Profeet , 
woog hij de gebeurtenisibn zyns bijkans afgelegden 
IS. Rondsom heerschte eene (latelijke (lilte; de Rivier 
mde zonder geraas , en de fchaduw van de rondsom* 
de populieren deed zich donkerder voor dan natuur- 
Eerbied en ontzag vervulden^ geheel en al de ziel van- 
iDAN. Hij riep uit; „ Heihge ai,lah ! voor wièn- 
blnnen kort zal moeten verfchijnen, laat mijn uit-- 
ng gerust wezen ; uwe gunst ontvange mijnen 
est ! ” 

n fchielijk voortfchietend licht omfcheen osreioan.- 
dve vloeide, als ’t ware , af van de vntte kleeding en 
inde haarlokken'.van eenen Geest, die hem in men- 
fke gedaante verfcheen ,' en in dezer voege aanfprakx- 
;es welgemoed , osrbidan ! ik ben uw Geleigeest 
lit leven , de getiiige , en , in zoo verre het mij ver- 
d was en de vrijheid van uwen, wil gedoogde, de^ 
uurder van alle uwe levensdaden.. Ik heb uwe op-' 
e uieboezeming gehoord. Ik ben afgevaardigd, om 
uit aanmerking van uwe Godsvrucht , Braafheid en 
iscblievendheid , bij te (laan in het uur uvvs ver- 
idens , en uw Geloof, in die alleremlligfte oogen-> 
ren , te onderfchragen. Hef ujven geest op tot den 

L 5 / ,, Schep- 




159 ' HB 7 eaaKf 'tAtt ftsniiuiir. 

M Schepper ea Regeerder va^ alles » en betaal uwe fchat< 
„ ting van Dankzegging voor alles , wat u immer in uwen 
„ leeftijd is overgekomen!’* 

'Helaas I ” 'antwoordde osreidan , „ mijne ziel beeft 
,, terugge van het volbrengen van dien eisch. Tot hiertoe 
heb ik nimmer uit flaaiicbe vreeze de gedachten mijns 
iy boezems vermomd, en zal het op het einde mijns le-i 
vens ook niet doen. Ik wil geene dankb^heid ve«h 
,, zen , die ik niet kan gevoelen , noch voor Iniinen Regt 
„ ter en ^ens Profeet verfchijnen met eene valfche en laga 
„ vernedering en de eerbiedenis van liegende lippen, Ge* 
^ negen en gereed ben ik , om . den oorfmong van mijn 
„ wezen jte danken voor hét goede , mij gefchongen $ voor 
„ den beker des Voorfpoeds,mij te drhi&n gegeven i voor 
^ het gewaad der Ëere , *t welk ik heb iqógen dragen ; 
„ en voor deze grijze harén \ — maar ik üsm niet 
^ danken voor het Kwaad'* 

, De Geleigeest gaf hem, op een zacbtentoon, te ver'. 
Haan :f„Geenwezenl\^Kwaad is u immer wedervaren.”— 
„ Hoe!" hervatte «^sREioAN, met eene verwondering, 
$e aan verontwaardiging grensde i „ toen. mijn Zoon « 
^ mijn ééplg Kind « de jeugdige alsazan, bij al wat 
j, fchoon en grootsch is- te verganken , mij door den dood 
ontrukt werd, voelde ik dien flag niet als een 
„ Deed zulka mij niet het mevendst barteleed?" 

. „ Zoudt gij niet liever , ” hernam de Geleigeest » n ge< 
^ wenscht hebben , dat uw Zoon , niet bedorven door 
„ verleiding ,. en met vernederd door ongenade , in den 
„ mqrgenftond zijns levens IHerf , in eere verheven en be* 
^ weend , dan pst hij op den middag zijns beüaans de 
„ fchande en de ftraffe onderging wegens fchrikkeiijk mis. 
„ dnjf?" — ■ j, Zoil AtBAZAN," riep de Griisaard 
i)it , yy zich arm misdrijf hebben fchuldig gemaakt 1 Al« 
y, BAZAN, wiens ziel zuiverder was dan net uitfpaolêi 1 
^ Zuiverder dan • de ilerren , die in 't ^elye blinken , wa'* 
^ ren zijne veelvuldige en febittetende deu^n." 

De Geleigeest voegde daarop osreidan te gemoet : 
u Zeg mij, wat gij ziet!" Hij aanfehouwde, in een 
Cezigjc , eoi Jongell;^ vmi het allerinnemendst voorkomen. 
Hij zag dezen, door de grootheid zijner begaafdheden , 
rie hoogten der Eere beklimmen , en vol moeds alle fchit* 
ttmnde teekens daarvan dragen. — Voorts cattdekte hij 
dien zelfden Jongeling , beiprpugen door eene menigte van 
Verzoekingen, De Reeldeq waren ondeiilebeideQ van ge- 
daan. 



I 


mr fixnov va» osisidAiri 

daahte « 6ti derzelver voorkomen fehiöh^. 2^ f^ektdeif 
voor den vurigen , maar toi verderve gedoenaen Jonge» 
fog, de fpeelb^ der tooverkanfte, de praal ten toon van 
pen groot en aanzfent^k gavolg» bet nklbkkende van een 
ifeestmaaltijd , het bewonen’ van een fraai Paleis , en het 
genot van hem toelagchende Beboorfters, Efit alles nam hem 
inj hij bezweek. 

Al^vijkende van rijn opwaarts ftreven , volgde hi| zijna 
fthoone Vexleidfter». Hij daalde neder , en viel wel ras in 
de ftrikken der Dwaling.. De IHngmende weg, welken 
hij vervolgens bewandelde, was omzet met kreupelhout en 
bloemen , en dikwerf verdonkerd of overfchaduwd met wd» 
riekende gewasfen. Nd en dan plakte en at hij van de aan- 
gename vruchten , <fie van de overhangende takken hem 
bekoorden. Dochyltt ftede van hem te verftlsfthen , maak- 
fen z'ij hem zwak , en verwekten geweldigen dorst. Hij 
dronk uit den ftroom , die zachtelljk lai^ den kant zijns 
Wandehvegs henen liep. Maar de modderige (boom vaa 
Bederf, in (lede van hem* te verfrisfchen en nieuwe krach» 
ten te (bbenken , maakte hem zwakker en zwakker. 

- zag opwaarts naar den Berg der Eere', dan hp waa 
zoo verre afgedwaald, dat hy, in z'^nen verzwakten ftaait 
om Wederkeeren niet kon denken: daarenboven was de 
zijde des Beras thans voor ’t oog Zijner belbbouwinge eeno 
inet opgefchikte rotfen bezette en onbeklimbare (leilte. 

' Verzwakt en hopeloos , vervoegde zich ter verfris* 
fchiiig in eene ter zijde van den weg ftaande tent , verfierd 
tnet wap^rende idaggen , en hier en daar glinfterende door 
blinkend valsch go^ en kundig gemaakt edelgefteente* 
Helaas 1 hij wist niet dat deze de verblijfplaats was van 
f^ahchheid. Hij zette zich neder Op de zachte kusfens van 
ijdel Genet ; hij trok <Sgt Tondsom zich de gordijnen , met 
verfcheidenerlei kleuren geborduurd — de gordijnen ' van 
Ze^he^rog en werd in ilaap gefust door de klinkends 
cimbaal van Dwaasheid. Kort en afgehrdmn warén zijns 
(TnimeringeB. WelhaaM- wmxi hij gewekt door het gekras 
vah Eerldesheid, éene öhttttteod grwte Raven, wier ftea 
de rotfeh deed beven én hol' va» dezelve wederklcmk. 

Werd verflonden door eend vervanrll^ groote Krokodil» 
die op hem wachtte b^ het uitkomen, en hem in den 
ftroom trek. 

,j aanfcheuwt,” voet de<xef^eest 'Voort, „het lek 
Van «wen zoo ï&p betreurden Zoon i zoo niet de Engel 

des Doods» dóór den fchkht van een fchiel^k ®» 

' wacht 


I 



1 


HtT mttKr Van osftSfnAm' 

wacht verfChcideo , diens misdrijf en fcliahde hftd vooi^lcOii- 
jnen . 'Verzwakt door Losbandighetdm verftrikt door VaJsck' 
heid, zou hij uit zijne verregaande inwilliging van flechte 
neigingen niet UCtkomen , maar nedergeftort zijn in den 
poel der Schande , weggerukt door net aangrijpend en 
wegvoerend Verderf. — Hartzeer over *s Zoons misdaad , 
en daaruit ontllaand lijden , zóu de kracht van ’s Vada's 
zielsvermogens^ verzwakt , en hem ter uitoefening van 
eenige onbekwaam gemaakt hebben. Weef mnkbaar 
voor den Dood van uwen Zoon!" 

De door ouderdom gerimpelde kaak .van osreidan 
werd met een vloed van tranen bevochtigd , en de bef'- 
righeid zijner boezemfmarte floot, voor eene wijl, zijnen 
mond. In ’t einde riep hij, onder herbaalde fnikken, 
in afgebrokene uitboezemingen , uit: ,, Waarom heb ik 
„ het beftaan ontvangen ? — Waarom werd ik gezegend 
„ met den naam van Vader? — Doch allah’s wil ge^ 
„ fefaiede! •<— H^, wiens arm almagtig is, — Hij, wiens 
„ gelukzaligheid nimmer in het- minfte gefloord wordt, 
„ kan nooit onregt doen , noch zonder" legtmatige oor* 
„ zake het minfle zijner fchepfelen bedroeven. De wil 
,, van ALLAH gefchiede!'' 

Het gelaat des Geleigeests werd voor een oogenblik be- 
wolkt , en de trekken waren niet onderfcheiden zijzbaar.^ 
Dan zijne geftalte bleef, en hernam terftond Jparop 
hare vorige, helderheid. Zijn oog fchitterde van^e zui- 
verde kennis , en de lach , welke op zijne lippen, zweef- 
de , gaf blijk van de minzaamde goedheid. Hij was van 
OSREIDAN we^evaren, latende zijne aangenomene ge- 
daante achter. Met eene fnelheid, alle menfchelpke be- 
vatting te boven gamide, was hy. opgedegen tot den 
troon des Almagdgen, en ve'rvoegde zich thans weder, 
ter verdere onderrigting-, bij den Ouden van dagen. We- 
dergekeerd , werd de gedaante als ’t ware op nieuw bezield» 
en Iprak de volgende zachte woorden van vertroosting: 

. ,, Het is mij vergund , als eene belooniqg van uwe 
i-, nederigheid en regtmat^e onderwerping, u een ge- 
deelte te openbaren van eene verborgenheid; u die 
,, te ontvouwen , voor zoo verre g^ in daat zijt dit te 
>, begrijpen. — Uw Zoon was ten bedaan geroepen tot 
fi bet vol voeren van zeer gewigtige bedrijven, en om, 
in vervolg, van t^, en na bet ondeigaan van vele 
lotverwisfelingen y het hoogde genoegen, ’t welk een 
,, mensch kan fmaken, dedacUtig te worden , -r een 

9 » 8 ^ 



MT «BZIOT VAN ÖSRBtDAN» 

• ♦ • * I . . . 

geluk , ontftaande lut z^e zielsvermogens en deugders 
„ £cn gedeelte van zijnra pligt heeft hij alreede vervulde 
, want bij heeft het zijne toegebragt, om u die deug- 
, den te doen betrachten, welke, door op de proeve 
, goed bevonden te z^ , in 't vervolg uwe natuur zuW 
, fen veredelen en verhoogen. Oit gedaan hebbende^ 
, en geene genoegzame vermogens bezittende, om de 
, gevaren , welke hem fchieli^ zouden omringd en aam> 
, gevallen hebben, wederftaiid te bieden, is hij, uit 
, hoofde van de reeds verworvene verdienden, in de 
genade des Hemels opgeroepen tot de beproevingen 
in eenen anderen Staat. — Hij vindt zich op nieuw 
aan verzoekingen blootgefteld. Maar, geholpen door 
de beste raadgevingen en de hebbelykheden zijns vo» 
rigen levens, fchoonhij onbewust is van de bronnen, 
waaruit de tegenwoordig hem verleende bijftand vloeit , 
heeft h‘^ kracht oni de verzoekingen at te weren. 
Hij zal, langs dezen weg, in zedeujke kracht toene- 
men, en in (laat zra,.om heftiger verzoekingen , dan 
die het Gezigte heeft afgefchetst , te wederilaan. Le- 
vensvernieuwing, herinnering van vroegere lotgevallen, 
vernieuwing en aanwas van onderlinge genegenheid, 
zal, in eenen anderen Staat, het lot .van ^^der ea 
Zoon zyn. Want, voor verftandige wezens, is 
lood niet de voleindiging van beftaan , maar het nüdp 
lel van eene ontzettend gewigtige verandering in de 
vijze van beftaan.” 

, Maar ,** fprak osRsroAN , zich verftoutende op deze 
lekking zpns HemeMchen Vriends, „ kon dit alles 
eene plaats gegrepen- hebben, zonder het minde im- 
lengfel van Kwaad?*' — Hierop antwoordde de Ge- 
lest : „ Welk eene evenrecUgheid kunt gij u verbeel- 
en tusfcben een oogenblik tijds en eene miUioen vaia 
suwen ? Welk eene evenredigheid' kunt gy dellen tu$« 
hen den kleinden dauwdruppel, hangende aan de 
int van de fijode naald , en de wateren van den Oce- 
n ? En veel minder is . het deel des tegenwoordinn 
/ens bij den duur eens toekomenden bedaans. Uw 
len zal oit uwe nheugenisfe worden uitgewischt en 
rdvvijnen , als de ngte &mp voor de opkomende' zon. 
:eni ook in aanmeiking, dat het lijden, 't geen g9 
'lUjk noemt en *t'.welk voorbijgaat, het middel zu 
irden om uw toekomdig genot te veredelen , en dA 

n 





itef OBlit^T vAn t^SaSIDAlK 


09 SU** 6Ü ^ lijden nixnit » aiet ktmUU^ 2uU 

j, kéuren.” 

De Geleigeest yerdweeh. Alle h^innering van net ges 
l)eurde en gezegde in dit .bezoek ^ens Geldgeests werd 
tilt de gebeugeiiis van osreidan uitgevviscbtk Hij berin- 
nerde zich flaauwelijk , eeji Gezigt gezien te hebben ; doch 
kon niet vermelden , waarin het beftond. Nogtahs was $ 
scoo hem voörllond, het einde fchoon en opbeurende, ge- 
feest. Hij gevoelde et de troostvolle uitwerldog van : 
üvaot het oyerige ziyier dagen was vol Van bet Qteélendst 
arergenoegen ; vol menscblievendheid , vertroosting en vrede; 

Het fchrijven van dit Gezigt werd naderhand volbragf 
door den Hermiet -van die, even als ösreIdan^ 

teen Kadiriet was. Hij ftelde het te boek, tot vertroosting 
(en hope der Geloovigen» 



ALBERT EN Emma. 

• ' ^ ' 

yJT^olg van hU lipO 

r * 

. N • _ ’ 

T en^ijl ^MMA zfch dus'verdienfielijk óndefwierp aSh Iia*rt 
Vaders wil , hing baar een ander gevaar over hoofde 
Veel gfooter, dati *t geeh zij meende te boven gekomen té 
• Met Jhaiff' hand#é'rlc*Op een heeteii dag aan de deur def 
hut in de fchaduw Zittende, nevens oese Imrer jonge vneo- 
dinhen, Irwam de Baron van hdrénzi voorbij r^'tden. / ijn 
iQOig viel op de fghoone bmma, eh :bi[j voelde zieh 
^Oor hare bevalUgbeM getroffen , dat hij fchieUjk (lil hield ^ 
.en^ . afflijgende de bu£ ' naderde. 21ijn hoed afnemeade^ 
klaagde 14j over dnfzelighéid , en verzocht minzaam om een 
£las water. ' Emma rees op, liep in huis, ^ en kwam fchieliJTc 
inet *het verkochte weder; zij bood den ^Baron het glas aan 
‘met bene adOgeboreire bevalligheid ,‘welke alle hare bedrflv^ 
Vergezelde. In de weinige oogOnbükken haret afwcwighekl 
■fiad' hij van baar buurmeisje vernomen , dat zij de Dochter 
was . tan beiunakd, die hem ats Ondecopzigrer diende. Hij 
wnrving het gias uit hare hand , én dronk, met het water 
vit haiie oogen een liefdegloed ie. De Baron^ wes een 
,man van eene^choone geflake,,en had door kunst die bevah 
digbeid en innemendheid van voorkjomen verkregen; wellce 
iKClden fadde zijne, wenfeheh met een gelukkigen pltflag^ 
ïe'kroonerf, wauneef de beheerfching van eene teederë drift 
Item tozetce otn’zi^exrocsdiheid met den mantel van toege* 


MtiÊÊKt M BMSitu'' Jö 

ttëgQflüdli Op tot oOij^efifaUk dtt ti^ 1i«t gto 

t«in de bexBtmtÉiyke BMHA wedergaf» die niet nedergeflogead 
^ogen hee teiBg verwachoce^ om den Turigite aenblik vw dia 
des Barons te vermijden» kwam BERwaan juist aan» en ve^^ 
fiekafte z^ne Dochter gelegenheid om in hois te gaan* 

De goede oude Opzigter fpnk 2l|n* Heer ato met een qik« 
9 ^ 9 Mfwijl tot diens meêrderhenl erkende » niet 

^eeniengd was met me foort van ifawfiRthe vreeze» welke db 
waardi^eid van den mensch vedaagt. Nimmer had kij te 
voren to opmerkifig des Barons getrokken » die^ den affland ver« 
getemde» welken geboorte en ^kdom baart» ziek tkaas alleen 
voor den geest Helde» dat bbrnard de Vader was van kMaa» 
en hem mogtiyk behmpznaiD zou kunnen wenen ia zynen 
toeltg om zijn* lust met sMHA te koelen* HQ iprak kern 
aan met eenc foort van gemeeuxaamheid » en verzegt tüjwtt 
W^ng tm mogen deii, welke hij zeker wel voor eese 
totOre nou WiHen verWttfélea. Bzani^D gaf daarop te ver* 
HaM, »» dat bi$ in die woning z^ne kinderH^e oogen eerst 
», opende , en hoopte zijne dtde daufii te Anitea»** ^ 
beigfiit ondier den last der jaren gekromd te gaan; gy hebt 
^» gemak en rust nöadig. Ik zd een waar genoegen fmt* 
^» ke«i,u in uwe laatfie levensdagen gelnkkig te doen zyn/’t- 
*^» Verooriof mij n te verzekeren» dat een leven van eerlij 
,» vff tbeeoon en oaafgebroke onfchuld my reeds verzekerd 
V, toeft van dat gehikk&g emde, ’t Welk een onbezoedeld 
», geweten alleen, kan fehenken, en rykdom * aimiaer ge- 
j, veil/’ y» Gij tobt nogtans eene Dochter» die te jong U 
»» omtiwe ftoioljtifcfae dientoeeldcnte hefabenaangenomen* •V- 
»» Ja , Mijn Heer» tk héb eene Dochter » die kaars Moeder» 
»» deugden geërfd , en door leer en voorbeeld die gevoi^ 
»» 4eos omhelsd heeft» welke haar al te zeer te vrede ma- 
ken^iu haar k>t» om eenig groOtack oogmerk iii haren boe^ 
», zem te huisvesten.” — De Baron ft^d verfteld op dezp 
woorden ; maar» z^oe: opkomende gevoeligtoid bedekken- 
de , ter bereiking van zijne heimeiyke oogmerken» sm b|} 
tfTcheid Van bernard» zeggende , »» nog te hooien dat 
»» nader bedenken hem zou .overhalen om de aanbiedingep 
;,» té aanvaarden , welke hij 'verlangde te fchenken aan een* 
^» m«m . wiens acht ens waardig karakter ea onbefmetto leveii^ 
^» wandel hem eenê ooderfttoMende belooning waardig 

y, üiatïkteB.”— * ■ ^ 

Dit ^zegd hebbende » teeg de Banoii te .paai|;d » en keer- 
de naar het Kasteel weder» vol Oveidegs» welk plan vaji 
VedekUng hij zou volgen , om de ter^ v^oeniog eyns. Wef- 
lastB gedbeaide ekwa in zijne magt re klagen. £[ij betpijl- 
de tdneoM* een zoo tominriemwaar4ig voorweip . gezi^ ra 
tobton; sitót> gewoen kijiie omgiegen te beèriiden v/b^ 
VhOt Jrij geen tijd te verzuimen om ook aan dezè voldóenihg 

te 


\ 



/ 


< 


1^4 M.BKRT EN ÈMMA« 

. '’te Vêrfctafféö. Daii hfj er op gefteld, om, Ihdien hef 
mogelijk ware, haar hart te vermeesteren, door bij dank- 
^l>aarheid teederder gevoelens te paren: te dezen einde be- 
•ilooc hij, het masker van veinzerij nog eenigen tijd te 
dragen, en vervolgens, door. alle kunst van listig bedrog, 
bare genegenheid voor^hera op te wekken.^ 

Er verliep eene week na ’s Barons bezoek aan de hut , 
Zonder eenige vernieuwing van de aanbiedingen, door hem 
gedaan : eene omftandigheid , welke de vrees , in *t ge- 
inoed van bhrnard ontfcaan, op het zien des korten oih 
'derhouds^ tusfchen den Baron en emma , en de vriend^ 
fchappelijke betuigingen, zoo vreemd van diens karakter, 
deed bedaren. Bcrnaho befchouwde zulks thans niet lan- 
'ger in eenig ander licht, dat dat.eener kottftondige opwei«- 
ling van goedwilligheid, welke geen wortel gefchoten had 
'in een zoo dorren grond. Hij zette derhalve , zonder eenig 
verder vermoeden , zijnen dagelijkfchen arbeid voort. Nog* 
'Cans had hij de voorzorge genomen, om, als hij uit was, 
zijne Dochter nooit alleen te laten. 

^ Op een morgen, wanneer hij zijne hut omtrent een uuf 
verlaten had, kwam een bode in. alle haast emma berigten, 
*dat haar Vader, bij het ingaan van de poort des Kasteels, 
teen fchielijk toeval gekregen had; dat hij door eenige be- 
dienden, die hem öp den grond zagen nederzijgen, opge- 
nomen en in huis gebragt zijnde,; de Hnishoudfter voegeJiJk 
geoordeeld had om zijne Dochter te zenden , die , misfehien ge- 
woon aan deze toevallen haars Vaders, best wist, wat in de# 
zen te doen. — De teedere emma was zeer ontfteld wegens 
' een töeval, *t geen nimmer haar Vader was overgekomèn. 20 
Helde geen oogenblik uit; om met den boodfehapper mede 
*te gaan. Zij ging; vergezeld van hare Vriendin agnes, dié | 
'bij haar zat, met waggelende fchreden, naar het Kasteel , een 
‘half nur van hare hut gelegen. 

: Emma, in de groote zaal gebragt, ontmoette aldaar eené | 
bejaarde Vrouwe van een achtbaar voorkomen. Zö vroeg 
'met allen nadruk naar haren Vader, en verzocht hem te 
;mogen zien. • De Huishoudfter antwoordde , met het ver- 
toon van veel deelnemens, .dat bbrnard door een verHerkena 
middel, ’t geen zij hem liet geven, zoo volmaakt herHeld ’ 
'was,^dat hij tot zijnen gewonen arbeid was wedergekeerd, 
niet, wetende dat het toe val zijne Dochthr Kms bekend 
‘gemaakt. ,, Dank zij den Hemel!*’ riep ' emma uit: „ ól 
*„ Mejuffrouw ! neem mijne nederige dankerkentenis aan voor 
^ uwe vriendelijke bezorgdheid, en fta toe dat een der 
dienstboden mij geleide naar de plaats, waar Ik mijnel 
^ Vader. zal aantreffen; ik zal bij hem blijven wachten, terr 
wijl hij zijn dagwerk verder volbrengt , of hem vergezellen 

^ ; . 

(I • ^ . — — 


I 


ALÉERt ElV tMLhh 

' ttSif bnic tfQt , fndien hij mij wil toekften hd)a èenraarcs te 
'geleiden.” 

Wees niet langer bekommerd , mijn lief kind!” roerde de 
tluTshoudder haar te g>emoete ,, uW vader zal hier wezen 
^ op het mir dat de middagklok luidt , ten einde* hij den 
3, Opzigter fjjreke.” ~ De fiiets kwaads vermoedende bmiu 

bedankte hete vriéndelijke ondcrrigtfter, on tvaSv^ereedW 
heen te gaan; dan de Huishondder Hond er op^ dat z^ de 
komst van ÈaRNARD zou vcr^beidei!, on inttfsfcben de kamers 
Van hVt Kasteel bezigtigen. Zi} liet zich overhaVen. Wanneer zij 
door eené groöté zaal geleid werd^zagzij om naar hare 
die zij, totopdat oogenblik, vermeende bij haar gebleven le 
ttijn.- Zij gaf éénige Ongerustheid té kennen Wegena detzel* 
Ver afwézeni De Huishoudftet herinnerde haar 3 dat hai^ 
Vriendin in de voorzaal zou gebleven zijn, en onverWijU 
iovïd zij eetië dienstbode, toen den' trap afgaande, om deze 
daar te brengen. Emma volgde daarop^ de fchteden van hare 
géleidder , die , verfcheidene vettrelcken doorgegaan zljndo, 
éehe deUr Opende , welke naar de Boekenkamer' ging. ZH 
Waren er mét Binnengètredén', of zij vestigde de aimdaGhit 
Van feMMA op de afbeelding Van( dé gewezené Marquffht vaét 
tJtAiRViLLE, wélke voor deH fc^odtüwsn htag, en zij vdrt'toli. 
IEmma eenige*‘oagenbllkkieiv opgetogen in de bezigtiging 
'eener afbeelding, van de fcbooife vrottW^^van welker lot z) 
Soo dikwijls gehoord * en zöö toederlflt beweend had. Schier 
Hjk werd zij itit hare mijmering gewekt doof hét OpeneiiVaii 
liene glaien dfeur , geleidende naar eené eolofiade , waar 
Vréeliïde gewa^fen ftonden. Was zij verbaasd op ^het tien van 
tJén Baron i hoé (terk waren 'hkré aaiidoéningên * Wanneer 
bené poging doende oih héetrte g 4 ati, de^ déur Va# het-v» 
trek géfloten vond , en dén Bardti van möreNzi Voor haré 

Vaetéh geknield zag iti de feedeiSlé ' • % • 

Dé verwarring en Vérljaasdlièld van* erIma over dé nedérigé 
tóftafte van den Baron kon alléén- oVertróffen Worden door 
flieüs aèiifpmlc. Zij wds oogénWtklPeUjk eenigó fehrédèn v« 
Öe d,eür afgeeaah, welke ii} Vergeefs gepbogd had operi t« 
Öoen .én hield zich \metteoefeè? ftafttidé, ïeufièfide tegen- -eené 
boekenkas. — „ WeéiS liiéf 'bévrèesd, bdkoórMJké • 6 mi<ia IV 
fprak ' de ‘ Éarón ’mèé eene^ -gelhaakte zachtheid ; ,4 ziec 
„ voor u een man , dip , VriOf (fee hij üwé öfive#^Hp:o4 
;, lijke rchóonheid 'zag, mtüidet Zijne vrijheid gébeel véWdor. 
^3 Zie inlj iliét Tamgêr aan als één Heer van ttwenVader , matf 
als den (laaf en minnaar Vdn z^ne Dochter, en dié alleed , 
3, hiire bévèlen wacht , p?n ^ dóof zijiie gehoorZbamhefd ,'dé 
Waarheid zijner gévoelehS f€ betbohen.” — ^ Öedofendé 
dèze aahfpraak Werd emMa’S^ teëdét geilel door eené •verftHrëi-* 
ÖenheM Vin óiltlitfdtekél^tW èhld6ébf#gen géroér -Wé^WOff^. 
déring , vri^ en véréWtwaaf&^ng Vé^ iwa^v* 

' It&M* ilSii. NO* 4« M . lii 



.AUERT EM EMMA* 


l€S 


•»' 

•9 

i9 


: iit.dc red^ te. Vallen. Maar wamneer. ofptees , na Eijoe aa]^ 
fpraak, en hare hand wilde vatten, fprak zij , terug wakende: 
„ Veroorlof mij u te verzekeren, dat. ik niets and^ers weiisch 
. dan tot mijn* Vader weder te keeren : in diens hut loopea 
. „ alle mijne denkbeelden van geluk zamen. Sta mij toe deze 
deur te openen , of vergun mij door die coionade uit te 
gaan. Dat ik hier gekomen ben, is alleen op verzoek vao 
Madame > oe chalons , die voorüelde het Kasteel te 
bezigügen.” — „ Hoe zeer , ” fprak de Baron , „ ben ik 
aan haar. verpllgt, dat zij mij gelegenheid gaf, om 
I, d^ gevpel^s van een hart^ dat voor u alleen klo^, te 
„ ontvouwen! Niet langer zal zulk eenè r€hoonheid,gefchikt 
„ om in een paleis te fchitteren , in eene hut verborgen biy- 
,,.yep. Neem mijne genegenheid aan, en befcl^ik over mijne 
„ middelen.” . 

Een glped van verontwaardiging verfde de kaken van tM^ 
èen voordel, waarvan zij niet kon. nalaten de volle 
mepning te begrijpen. Al de trots van beleedigde kieschheid 
deed bare bc^st zwellen , fchortte voor pene wl[fl de natuur- 
lijke befchroomdhetd <^ , en bemoedigde haar tot het voe- 
en yan deze. taal: „ Die fortuin. Mijn Heer! yvaardoorgjl 
u het vooiregt oanmatigc om de Dochter van eenen nedert- 
gen Landman te honen, kan nimmer mijne ijdelzinnig- 
,. ^id. verblinden , noch mijne eerzucht verlokken: mijne 
nederige .geboorte Boezemt geenen hoogmoed in , dsa 
dien der deugd., en doet mij naar geene waardigheid (taan, 
dan die van een onbezoedeld geweten.^ Sta nul toe, Myn 
Heer , om te vertrekken. Mijn Vader verwondert zich ge« 
wis over^ mijn raehterblijven,” — „ Uw Vader , trotfcha 
(choonef” fprak de. Baron, „ wacht op het verdaan van myn 
welbehagen in. het Kasteel, en uw aanvaarden of verwer* 
pen van m^qe aanbieding zal zijn toekomeifd loc beflisfen. 
Bedenk , emmaI de uitgedrekcbeid van mijne magt; vrees 
mijne gevoeligheid , of verdleir mijne daqkerkentenisfe. 
Beantwoordt gij aan mijne drift , uw Vader zal in dit Kas- 
teel wonen, ontheven yan allen (laafTcben arbeid, getuide ra 
deelgenoot van de gunscbetooningen, welke mijne liefde 
over u zal uitftorten. Aanvaard dit koffertje., met juwte- 
len, als een beuzelachtig blijk van eêne begiftiging, 
welke geene pelen zal kennen.^ , 

Terwijl de Baron den fchitterenden 'fchat Voor emma*! 
oogen ten toon fpreidde , (liet zij denzelven weg met verfmi- 
ding, zeggende : „ Sta mij toe. Mijn. Heer! u nogmaals te 
» verzekeren, dat ik een hert bezit, ongeneakbaar voor ijdet- 
„ heid, of grootheid, waartoe rijkdom mij zou kunnen bp- 
^. voeren.”--— Maar,*' riep de Baron haar in de rede 
iFallende , op een veel minzamer toqn dan zoo even, „ is uw 
i» hart o^ordringbaar voor liefdé, en kan bet niet bewogen 

wor- 





AlltUT Ktf tmiKi 


Ü7 

^ ÜMééik ÓM édelmóedig te beastwoordeo «tii geVoélens zod 
opregt, laat mij dan aan onderlinge genegenheid verfchuU 

4, 'digd zijfi , ^ gé^n gij aan eerzachc weigert , en ontvang de 
9, eere , welke n zal bewezen worden , als eene fcbatcing 
99 mijner dankbaarheid , en geenazins als omkdopiiigen om 

<üwe günstte verwerven^’* — „.Nooit v nooit T* riep £mmai 
mijn hart zal altoos eVen onaangedaan falijvetr voor liefde , 
vo’of uwe aangebodene gaven;, het is bèlhind tegen aU 

5, les ; warml^ne eer zoo beleedigen» of mijne 'deugd veme-« 
deren.**— „Ik verfta-Ujfiö’cfehoaper riep deBaron;„gi| 

5, llrekc:uwe hoop ufc, om dopr een wetdg huwelitfk mijnen 
naanS'ien rang te verwerven*” . „ Neen,*’ voerde emma 
hem te gemoete , „ indien .gij ü zoo verre kondt vergeten 
5, om utijOe ^hand tot een eerlijk: Hnwet^k te vragen, my«i 
9, hart zou die aanbieding weigeren , en mijne tong eene 
vereeniging wraken, om wélW nin te gaan ^meeaingen 
9, noch gezag mij kunnen bewegen. Sta mlJ toe. Mijn HeerI 
na deze opregte bekentenis, te venrekkeni** 

De woédende Baron was nu* toe eene hoogte van gevoelig- 
lieid opgewonden 9 welke, op dat oögenbl^, alle andere aan- 
doening, behalve comn. Verbande; „ **t Is Wel,*’, wat zijne 
taal, ,, uwe vermetelheid hèeftv het bekoorlijke van uwe 
9, fchoonhetd Weggenomen/ Onwaardig eener Vooringeno- 
9, menbeld,-welke mee fchande overdekt, kunt gij toe 
9, dién lagen üaat en l^höefte wederkeeren, met de laagheid' 
i. Uwer gèbborte en de kruipende 'gevoelens Uwer zrele ! ** 
l>éze woorden 'Uitende, haalde hij een fleutel uit zijn zak, en 
wierp diêti op den grond. Zij raapte dien óp , en opende de 
deür , om te omkomen. S(^ièlijk. door de zaal loopende » 
•bediende zij zich , in (lede .van de vertrekken, door wel- 
ke xij ingekomen was, Van eene grooêe deur, welke bpen- 
ÜDud en tiad de trappenr af mer eene. .gezwindheid, ge- 
kvenredigd aanrie^ vreeze van weder opgefloten tè zullen wor- 
de^ 1 le|x over heY voorplein henen door hét ijzeren hek , ed 
béreifcie' in weinige oog^bUkken het' einde vaw de laan. HIet 
zij.fiU,,t 6 n einde adem ^ en ginga%emat zitten onder de 
fchadtrwr van *e€ri groocen ©tmbooriü: .Zich erhter hetinnèren- 
de dat' Eij: idet‘biutemf:bettiik -derVeiwo^ was, indten -dé 
anergï^#nie Baron van geichicliten' mo^t' veranderen .én pógea 
haar terug te haten, rees zit ópl, 'eri » een angdlg oog op hét 
Kasteel 'werpende/kag zijf haren' Vdder mèt Verbaasté fchre- 
denr haar haderèm GeSrusrgeftèld dcK>r rdiehs 'tegebwobrdig^ 
f>eld,ctwijfelde zij niet, ï^ens kömsr af te wachten; eii hij 
l>ere^te de' plaata, ' waar zij' bevend óp hem wtchtté; hlec^ 
of zij Vieh In zijne armen. Ëuaot^ bevreesd voor een oogeti^ 
|>lik óponthondii^' verzocht haren Vader, alle verdere ondei> 

ddüM}!i: 'bereikt ha^jdkné Déze 



9^ 


é 


1 

fSÉ 

wïïreir^ifviet mgeatjéóen^ of ^Rveu Jücbtj^n dej^*^rg¥otf' 

kn boezdm. : • . , , 

. De vertelitng vai| uNsuNiiRDVofigefteldheid was een^ Tifiding 
geweest^ xmü zijne Dochter in den valflrik , voor haar bereid, 
te doen vallen. Wanneer Bfi&NAaD ’s morgens bet Kasteel 
reo^ ging 9 was> de Heer .D&> VAL, de Qpzigter, hem te 
geinbet gegaan:, en verzocht hem, aldaar de bevelen van den 
Baron af te wachten, die hem iets, voor hem vaii' veel ain< 
belangs , had mede te deeTen« De goede cmde man, di^ 
Élnuner eenen wensch gevormd had,. verder, (brekkende daii 
zifnen nederigén levetisfland, boorde 4i£. voorflel met onvect 
fchilligheid, ’ doch 'wachtte -mét ongeduld ’s:Bareas welgeval? 
ien te verlkan. Hij werd in een 4 »avil)on gebiagt,' en wr* 
zocht, daar niet uit jte gaan voor dat ^ Baro^ tem daaftoi4l 
hsr 'ion geven* • » - * 

Omtrent twee uren fleet hij in vruchteloos wachten, waai 
teer' ide , D^^tgter kwaim.^ envrberigtce , dar h^* kon henc? 
gaan, dmviji des Barons: gedachten te zijnen dpzigte veraur * 
terd'waren , oiit hoofde van de. ondankbare verfmading, wel- i 
ke iMMA betoond had «por aanbkdjngen , al fe zeer tot hare 
eeire. ihrekketide eti, .die haaf, benevens hare Fhmtlk, tot 
eenen fhind zouden Verheven hebben,, Welke den nijd van alle 
landlieden. iti jden omtcek zou hebben verweku -rrr. BernaSd, 
deswegfi üerk gèÉroffen, antwoordde r „ Dan mag ik vftatt 
„ lijk ftotsch. zijn* op .teWne^DoChier,. wier (hndvaste dCU^ 

„ :haar leerde wederftana ■ biedeu:aan > de verradd^ke kunfle- 
^,rnai‘ijcn der.. verleiding, enefené vetbeffingverfmadeii, welke 
V, liaar verre zon< vernederd hebben beneden habe lagegebomLe 
„ en nederige opvoeding. Sta ^mij toe..iset allen fpoed te 
„ vertrekiken van eenecplaats/, .-Weleer het r verbef van waa^ 

„ digheid en eere , doch nu de woonplaats vain oncere et 
„ fchahde/’ — „ Dmag zorg,: Grijsaard ),’*.!lpratDü mi 
5, de gevoelige wraak van uwen Heer doihr .izulk eene tari 
,, iiiet op u te laden!’’ — Ik vrees antwoordde jusit« 
kard, V, geen gevaar.dan het verlies avanceer; wn.érken niet 
mand voor mijnen Meester, dan deil iAlmagtigeo,:die de on>» 

9^ fchuid bewaart en de fchuldigcn «erlaat*’’ — Dit gezegd 
iiebbende, Hond hij op:; de poitler Opende hem elcneaizon» 
derlijke deur . Welke iiitkwam op:den toegang ,• Wtar. hif zijne 
Dochter, zoo als wij verhaald hébben, aantrOfl « ' ' ' 

De vertoornde Baron' hafd, tn de eerftje^tervooring zijnet 
geraakthefd, befloten ;:)u!t 'n^we tegenwoonüghetd -bhha ce^ 
verdrijven, die ftontmoedig Lgenoegi geveest Wis om .Z^siè 
gaad»^*ngea ’te ;v«rfmtóen én' z^we- H^iie te- terwerpeii 
£en> oogetiblikkeiijke.hatt wermeestenie zijne ziele.: dan: de» 
ee week. welbahst zachtem . aisdoenangen. Bmiéa^ 

fchobniieid^ dc beealligtetf ong^wate 

^ co 

- •» 


/ 


t 


4i.imT mi fmub 4^ 

«••-hekoOflVk > en zelfs de onfchidd, welke bU bad 
zmhen te verderven» keerden voor zijne verbe^ding we*t 
4er » en teleurgeftelde liefdedrift beflormde hem flerker 4aiz 
ooit te voren. — In de eerfle vervoeriagen zijns tomi$ bad 
hy DU VAL bevolen om BaaLMARo mee verfinading we^ ta 
menden 9 als iemand» voor vervolg beneden zijne kenmsDe* 
aiitig. Ifij deed dezen venrouwden in bet plegen zijnen 
ondeugden weder yoor zich komen. Du val bragc den woe- 
lenden geest zijns. Meesters welhaast tot ' bedaren door do 
(treken der vleijerlj ,, waarvan hy zieb zoo wel wist te bedie« 
nen: bj^ waagde het» zijdelings den Baron te verwijten» dac 
klj eene prooi» eenma^ zoowel in bet’ net gebragt badg^ 
4ieh had laten ontglippen» en raadde hem» gebruik co ma^ 
ken van de magt» welke ziijn rang kern ggf over z^^oe oa« 
'derhoorigen » om het voorwerp zijner begeerte met geweld 
wit de hut baars Vaders te doen halen: zulks twijfelde hij niec 
ef zou zijtie zegepraal over de hardnekkige deugd voltogen . 
die zeker zou bezweken, wanneer vrees voor deoreiiigbeid 
kaarsVaderSyOf harefcheiding van hem, op haren geest werk- 
te. Zulks vascgefteld zijnde» ontving du. val ’s B&roqt 
^ok voor den vriendenraad , heitt gegevfio, en de roez.vg- 
ging van eene groote vergelding» wanneer qmma eena 
weden binnen de muren van bet Kasteel wist te brengen. 

Wanneer ikenard uit den mond z^ner Dochter een breed 
verflag gehoord had van het gebeurde » verheugde b^; zich 
over hare ontkoming ; dan blij vóórzag dat z\} op nieuw ge- 
vaar liep» en beefde voer de uitkomst» wanneet zulks plaaci 
greep. i Hij wist dat bioreuzi allen gevoel van eere derfde; 
hij vreesde voor den invloed van diens magt» en voelde zijneu 
eigenen verdedlgloo^en toelland, wqlken hij vreesde niet in 
flaac te zuilen zijn om zijn kind tegen geweld te befchuc- 
feii» Me ]Bogelijke< oiiiihadi§b^ hij zicbzelvea oveo- 
wogen hebbende» kreeg vrees op hem dermate de over^ 
hand » dat het beduit tot eene onmiddeUljke vlugc hem het 
éénig middef toéfcheen om zulk een vijand te ontwijken. 

Het Kasteel van 9ptmn «was de. éénige wijkplaats » welke 
hem, verkieslijk voorkwam: daar had eene Zuster van z^ne 
ovhriedêne Vrouw vele jzreti als ^Huishiwdfter ' gewoond; 
daal' hoopte hij met z^e Dóchter eene verblijfplaats» bé- 
fèhut voor allen gevaar» te zullen vinden. Dit * Kasteel lag 
omtrent twiutig m$en van bet Dorp» waan bbruard woonde: 
in twee dagen hoopte b^ hetzelve te zuHea kunnen be- 
reiken: Hij (lelde dir plan aan sMMA vóór» die gereed en 
bereidvaardig eene reis wilde ondernemen, welke haar bulr 
ten het bereik van den gtfbaten en gevreesden Moazi^ zot 
Keilen.. Zy hadden, geeur tijd< >tt veittezen» en maak«en< zich 
dus » zonder verdere overwegingen » gereed tot eene reis » 
veilighdldsbidvt ' zoo. . nocdkakciyk* • Bzbna&o lieffi>oc 

'' Ma * wijs- 


'J 


itSBKS EN inmn 

t 

wijsifelijk , geen bebouwen op iemand zijner buren te üelfeaw 
Schoon bij wist genoeg van hen bemind te worden om zich 
van hunne geheimhouding verzekerd te houden, wilde- 
hen niet bipocllelien aan 's Barons gevoeligheid , door" huil 
het geheim zijner reize toe te vertrouwen, 

Bernard nam met zich de tilbare have , dies wat ovc^ge*- 
wonnen had in vlijtig beftede jaren. Emma maakte een kleiit 
pak van linnengoed. Geen van beiden neiging tot (hpen heb- 
bende, zaten zij tiéder om iets te eten, eer om tegen do 
reis gefterkt te wezen, dan uit etenslust» - 

• De dorpklok floeg elf ure, het beftemde uur des ver-» 
tceks. Emma zag met betraande oogen de hut rond , waart» 
zy Imar fchuldeloos leven duslange had doorgebragt. Zij 
ganfchouwdC' haar fpinnewiel , en zuchtte; zij ging naar een 
matten armftoel, waarin 'haar Vader gewoon \^as te zit- 
ten. „ Helaas!** fprak zij, ,, ik had gehoopt nog eenige 
^ gelukkige jaren hier de rust af te wachten van hem , die 
,, my het leven gaf, en met kinderlijke zorgvuldigheid hem 
„ op te pasfen in zijnen ouderdom , die mij in myne kindsch- 
heid opvoedde. Ik , die wenschee zijne dierbaarse ge-i 
zelHn te wezen, vind my gedoemd om zyne grijze ba* 
,, ren met zorge te beladen P* — Bsrnard , zyne hand 
uitflrekkende om haar weg te voeren van een e plaats, waar 
het vertoeven hem hoogst hagcheiyk fcheen, hernam: „Zeg 
„ eerder, dat emma geboren was om harden Vader door hav 
re voorbeeldige deugden-^ te zegenen. Ik zegepraal in 
mijn kind , dat edelaardig eerlijke armoede boven fchitte-i 
reilde fchaUde koos! Dat wij ons haasten om de over 
*t hoofd hangende vervolging te ontkomen.** 

. (^Hef vervolg hierna^ 




jpROEVE EENER DICHTMATIGR VBRTAUNG VAN EEN GE-- 
DEELTE DiE8 TWEEDEN BOERS UIT DE fASTI VAN 
. OVIDJÏUS . 


meld* men *s Keniags vlogc , waarvan dé zesde daS 
Voor *t einde van de maand den oaam liog dra^^en nïag. 
Tarquijn' beheerschte *i .iest, als KooiQg, ’t volk vanRonwu ; 
f^en man , van deugd ontaard , maar in het veld te fchrom^Ov 
Veel Seden nam' hy in, veel andre keerde hy om;. 

Ook Gabie werd door list zyn febandlijk eigendom ; 

De jongSe van drie Zoons , zijne afkomst doende biykeun 
|Lomt, in het hol des nachts, naar *svyaqd& leger wijken; 
Eu, daar men *tzwaa£ióntUooc, ,, &tort, zegt hij ^ *t wéeiV 

loos bloed i .-rr , 

Zool der broedejre? nder« iust gêjsoee 
' ' PW 


* 


nom BBMn oicnnuifiot tbutalino. i;rt 

« 

)ees fcheurde 'mij den mg met roeden reeds aan (fokken.**' 
Hi| had zich geeslen doen, opdat de Hst mogt lukken.) 

flhUnMt ; men befebonm , men vindt er wond bij wond ^ 
£n ’t altgetogeh (laai verdwijnt op de eigen Hond ; 

, tranen Hort m* en fmeekt , om met hen 2aam te (pannen/ 
a gum voldoet zi|n list aan de ergelooze mannen. 

Welhaast van groot gezag, zendt hij naar Rome heen» 

Wat nreg, tot Gabie*s val, men best te kiezen meen*, 
mrain , waar bloem en kruid, op *tfcboonst gemengeld, wasfen^ 
zllvren beekje mischt en aartle vischjes plasfen, 

Fs *t oord, waar Vorst Tarqnijn ’t geheim berigt ontmoet, 
01e daarop hoogst gebloemte, alwandlend, cuimïen doet. 
dat de bode keert en anders niet kan zeggen , 

'k Begrijp, zegt Séxtus, klaar, mijns vaders overleggen/* 
^n, zonder lang vertoef , mist elk voomaamHe *t hoofd, 

^n Hraks bezwijkt de vest, van de overHen beroofd, 
midden uit *t altaar ziet m*.eene (lang zich winden,, 
vlam verdooven, ’t dier, 6 gruwel! ’t offer (linden, 
ien raadpleegt God Apol , en ’s Priesters antwoord is : 

, Wie ’t eerst zijn moeder kust, die overwinc gewis.’! 
Ugtgeloov’ge hoop, onmagcig te bevroeden 
Godfpraak heimli^k doel, gaat om het zeerst zich fpoeden». 
an Brutns, vol beleid, fchoon hij zich dwaas vértoont» 
pd^t hij , wreede Vorst! bleef van uw hand verfchoond, 
kusfend zich op de zarde, ons aller moeder, neder, 
of hij; Hmiklend viel , Hraks rijst en Haat hij weder, 
last wappert om Ardé dé. Roomfehe legervaan, 

1 blijft het lang beleg geduldig wederHaan, 
durft zich midlerwijl in ’t open veld niet wagen, 

: leger, buiten vrees, verdijt in fpel zijn dagen, 
rquljn , de Zoon , onthaalt op wijn en dischgeregt 
e nevens hem aan *t hoofd aer dappre benden vecht , 
>reekt : „ Terwiijl ons hier de trage Ardéers boeijen 
indren in triomf naar ’t Vaderland te fpoeijen, 
ifc t*huis, ó Makkers 1 ’t bed ons trouw en onbevlekt f 
liefdezorg der glHeeds naar ons uitgeilrekt?’’ 

: ijvert elk om ’t'zeerst zijn huwlijksheil te prijzen , 
laar de beker zwaait , .hoort men dien wedHriJd rijzen^ . 
t , ilraks heeft Cöllatijn voor andren ’t woord gevat : 
faartoe, dees is zijn taal, dus twistend uitge(pat? 
ad beüisfe ’t fcheel ! de nacht is niet verHreken; 
jfen onder ’t lijf, het leger fluks ontweken ! ’* t 

voorftag vindt gehoor; men rent door ’t dikke Hof^ 
poedc zich , wat men kan , naar ’t Koninklijke hofi 
vüchzer hoedt de deur, en met gekranste Wen 
en bij *t fchuimend vocht des Piiafen egi waren, : 
hier Ipoedt zich de troep naar Collatinus huis, 

Qort van ’t fpinnewiel ’t eentaomigc gcdruisch|. . 

M 4 Nmtnw 


I 


f 



fMem 


i 


Vsm^'éoet fymiH lmp l^uoretU beitterlcei!# 

S)e raken ‘dedende , en dxlngetide tot werken; 

« ^24 opzilvrentoon: ,, Komt, meisjes, werkt im aaü: 
Ligt wenscht uw Heer den rok; men mask^ dien ras gedaan! 
\enelt me intusfchen , want fteeds komc u veel ter ocven , ' 
Wat mogt ge van den krijg en van zi^n’ -Voortgang hoorent 
Jg, eens bezwijkt ge, Ardéi Zoo menig betre viel. ' 
Hardvochte, die dem gade ons reeds zoolang onthiel! 

ê / Keef hij eindlijk fleehts ! Maar ’k heb een* roekeloozeiii 
ie nooit een zwaard ontwijkt, ten echtvriend uitgekozen. 

’k Bezwijm, veriUJf, ja ilerf, zoo dikwijls maar bet beeU 
Eens vechtenden mij treft, en voor de zinnen fpeelt....’* 

Hier fmoort door angst haar Hem ; de zilte tranen leken ; 
Hoofd zinkt op ’t harte néér, als wilde *t zi<;h verfteken; 
^n dit verhefl haar fchoon ; dees teedre tranenvloed 
Verkondigt ieders oog^ den reinflen minnegloed. 

,, Verban de vrees! uw man....** dus hoort z0 zich vervangaSi 
En ’t eigen oogenblik ziet ge aan zijn* hals haar hangen. ^ 
intusfchen voelt de Vorst zijn hart in vlam gezet. 

En blinde liefdedrift geeft hem hare ijzren wet; 

Hij prijst haar leest, haar kleur, haar goudgeiyke haren» 

En veel bevalHgheên, die om de lippen waren; 

, Hij prijst haar réén, haar ftem, haar onbevlekt gemoed. 

En hoe hij minder hoopt, hoe meer begeene woedt. 

R^eds hoort men. *t haangekraai ten arbeid ’tlamlvolkwekked, 
Als *t jong gezelfchap weer zijn tenten gaat betrekken. 
Bedwelmd van zinnet^ wordt door *t beeld hij' weggevoerd» 
En ’t fchijnt herinnering zijn hart nog fterker roert. 

Zoo zat ze, zoo was *t kleed, zoo rekte ze de draden, 

Zoo i^heen in ’t golvend haar de blanke hals te baden , 
Zoo'ftond het frisch gelaat, zoo klonk bet lieflijk woord» 
Zoo zedigheid en geest in beide de oogen glooit!” 

Gelijk ’t verbolgen meer, moog* ook de ftorm^bedaren. 

Nog vaak. een lange poos diens aandrift blijft bewaren. 

C Zoo drong, fehoon’t minlijk beeld van voor zijn oog verdwaeHi 
De heete minnedrift door al zijn adron heai. 

Hij brandt en voelt het hart door darde lusten piangeh, 

E«r peinst, deoimoozle prooi met list of'magt te vangen. 

de uitkomst 21 ) onwis, kom dat fk ’t intersc waag’. 
Óf ligtelijk ’c geval den ftoyten gunde draag’ I 
Heb ik door ftouthèid dan de Oabiërs niet verwonnen?” 

Dus fpreekc hij, neemt zijn zwaard , en heeft den togt begonnmu 
Rheds dekt de gouden zon haar overfeboon gelaat» 

Ais hij het gastvrij dak ftout moedig binnen gaat , 

En, vijand in de ziel, baar vriendlijk durft begroeten. 

Die hem , als bloedverwant , op ’t minlijkst komt ontmoeten, 
ó. Welke dwaling vult te dikwijls ’t ergloos hart! 

Ze onthaalt heot aag haar* disch, die haast haar moorder wérd. 

D é . 



. .t fXS.r 

De maaltijd me venrigt';> bec tnir des'flMips ^aaakteri:- r: ' . 
Het trmitam mfjoMttoaaht ( geen menach in huis meer wai(kt(9^ . 
Nu ryst hij^ teektiiet.Awaïrd, daniendnst., 

kuBohe vrouw in gachte fluimring/ rust ^ 
Beklimt en^drakt haar k^etlien !t weiordr:ii: »« *kHab mijfi degeoi 
Ik beh des Konings ZooQi .men fta geen Votilen cegeAi**. 

Z$ : uit geen wkeL wooi^ i maar' miac en krach< ea (tem « 
.::£oéL w^rdt de Inocsc geprangd als in èene ijaren klemt 
Slechts be^fb ke als 't weerioos ]nm » dat , dwalend yaa de ftaUenir 
In *s wolven fchrikbreh kkaow te «heilloos is verVfdlen; . .1 
Wat doen 9 in/t Worlielen ifchiec ; vrouwenkracht té kortf 
. .Xlf ^ Haakt te mioat geluld ^ ftraks w<M:dc haar bloed geftotc# 
En vlugteo? aehi..’t geweld omfiuit.de eeére lenden, . T 
Die, voor: dit rtmpvol uur, nooit vreemde diokkiflig kendcauT 
Intusfcben fmeekt én dreigt en biedt ’s befpringers gloed; 
Maar dreigen noch gevlei vermurven baar. gemoed. ^ 

Het baat u , Zegt hg , niets : ’k zal *t leven u ontrukkênr;^ 
En *t fchandmerk , dat m^ past » u op het voorhoofd drukken. 
'k^Vèttööord eèrfffaaï,* éb zeg, dat m* tó uW^ afmlieÉi vond**..» 
De vrees voor kwaad gerüebt brengt hare deugd ten grond. 
Wat juicht ge intusfcben. Vorst? Dit winnen doet u wijken; 

\ zoet vaa. ééaèü 'iurctii Haat u o(i Kobingrykenl 

* it Is dag ... Lucretie zie, jHs volgde aij de b^ . . j 
. .Van ’t eerde. dierbre kroost, met ongbvlochttn hatr^ ' 

En doet den vader en den ncbtgenooc onebieden, . ' 

TerHond de legsrtenron ’t kiljgsgewóel'te ontvlieden.. i ^ 

• Dieziënenfohmkken ,, r Hoe twat is der róuwe grond « 

: Wie blies den adóm uit? watfdiart h eefcu doorwond ?^* 

Lang zwijgt ze , en zoekt befdiaamd hetoauzigt te bedekken^ ^ 
Terw^l van ’t zwemiriend de bit tre tranen lekken; • f 

: En^gade en :vader moost.de dioéve vrouw,' en fmeekt^ i 

Vast fidderend van angst, dat zj^^bet zwi^geh. breekt^' . ^ » 
2Sj poogt hetmtiiKgffHwl ^ maar ftokt gbdorig weder, .. > 

£n ilaat , daar *t Handend: hikt ^ dae^oogen .roerloos nedera ' 
„ Dit, dit rustte.oDs dan nog te lyden van Tar^uijnti.. . .. r 
- Moet . van mi^&eigeelbhnnd*, bekSs lóc ontdeküer z^n^W. 
En waree^. kan,.:veaelt ze, en raakt niec aan. bét ende ; ' > >/ 
gleohtB ^odijcaiü aangezigo verkondigt buei de nllendj^ 

En vader beide en man vergeven ’t fchuldloos kwaad. 

„ ’t Verlof, door u vergtoef , w ó nk dóorwHjn iSel verfmaad j’t 
Zoo zegt ze, en, met enn:dólk mJaAh^isinliJik.doorregeu» 

Is zij voor ’s vaders voet al bloedend neêrgezegen ; 

: iHijkbaak^c^.x¥^ni^miMrm;ls^ -h y j 

i .Dat geejie ^oi haan^yiD^tfiefen tzklij ' % «. r/. 

Ach, hoé Limi!iftiusIiiiec:C<^innswQelimn:, u lojr 
En warén ibaaAeiMf cab de habbezwsü^oe’1»enèÉ{<r • / ..r, ..i 
Ban, fian»us.h«ief;a,f<»^ by^ le iBog:nta,dvnna..bêlDreuldg^7^ 
SMr öem^/wORk^aPSS^^ vtoeiGÜi>xai% 

fcheurd; Mek 



MÖEVft ÈCMB& tJCarttAYIOK 

mten ziét het edél breed vdn eQtie handen leken , 

Bo hooit hem onvemard en vreeslik dreigend A>reke«i 
Ik 2were bij dit hüisy' die onbezweken bloed » . * 

En bij uw fchlm, die <*k (leeds geUJk een Godheid groeCf 
lhf()ul|n zal tner zijn’ dam geregte itnf öUTangen $ 

Te Uaig reeds ging de deugd met veinziéril omhangen !” 

^ ^ij wendt *t gebroken oog goedkeurend nm.hem beent 
£n knikt zelfs, met het hoofd nog flaauwetijk'tnaar’t fchéiin^ 
V Manhaft en edel wijf » ten fchouwfpel rondgedragen, 

Lokt fpoédig aller traad en aller welbehagen ; 

« De open wonde gaapt; de ontvlamde Bmtus woedt; 
•:^:Gefchec(le wangemg ontgloeit ’s volks ziedend blQê(L.<# 
Tarquijn vlngt met zijn kroost; de afwidendebeheering 
ICair Confols lieemt de plaats da Vorstlijke regering» . . 



^ ^ 1 * ^4 • ^ ^ 

^ • r 

ÜMSKDO^E VAN DEN HEËRE JOSEPH BAYDN ^ UIT DESZELFS 

LAATSTE LEVENSJAAR. 


c • ■ • • • 

S ints hec: uitvoerige berigt. Welk wij, in het jongstver 1 oe« 
pene jaar , van den. levensloop des beroemde^ Zang- èd 
Toonkunllebaars , denHeerejosi^BHAYDN, in ons Mengelwerk f 
bl* i86 env. mededeelden; ontmoetten wij, in onze lektuuTt 
eene bijzonderheid, In ’sMans hacfte levensjaar, en- wel kort 
voor zijnen dood, voorgevallen, welke wig onzen Lezerèn 
kier willen onda het óog brengen; zij dient ten (prekended 
bewijze van den hoogen prijs^ op: welken zijn zeldzaanf 
kunstvermc^en. gefchat , en van' de achting, welke, ook doof 
perfonen van den hoogden rang;; den achtenawaardigea 
Grijsaard werd' toegedragen. .. . ' 

Sedert den jare 1^06 kwam HATBii niet meer. te Voorfcbiitf# 
Zqq zwak was bij', dat men^hem eene fortepiano mqe^ laten 
maken, wier toetfen ongemeen zacht overgingen. die 
figar* zijnen weldand kwamen vernemen , vonden, tot afit*> j 
woord, 'aan zijne deur 'een kaartje waarop hij deze plaats uk { 
een zijner laatile zangen ,.nevens de muzijk, lud doen graverens | 


‘ \ ' Hin i$r aHe Mine J{raft \ 

. Alt und fekvfaek 'bin ick» v , ' . 

< . . 

* t‘- .i .■ •. 

tJit de aapzienlijkfte . inwoners* van JFeen^^ alwaai' de fmaak 
Voor de MuZijk zeer algemeen 'is, :had zichv gedurende >dca 
winter des jaars 1808:, «een talrijk «gezelfohsq^i vaii Ktmstmii^ 
naars verzamkld , die, tdle zondagen v de> besfh dukken éét 
^rcto tfte Méestera fp^lden* lEeiie der.grodefie zali^ derdad 
Ieder! ^Oonaerc^ zec.veigiHi^ltea. vmr óage^tet 

vijf» 


# 


ANtKMfft TAH JOfEra BJYDIC. Iff 

ti^nhondeid perfónen, die aan het hoasea of olcyotfr^ 
eene voortreffelijke Mozijk met gee^drift deei oatiieiu 
uwen vim dén hoogden nmg zongen aldaar met manneit 
even aanzienlijke pootte « of andere bektvame KnniV* 
3aren* Tot dot concert, op de;i d 7 den Maart des jaata ilol« 
:oos bet gezellbliap het beroemde ftuk van bayi>n, m 
pping. Om aan deze bijeenkomst te meer luistets bij 
n , werd men te rade , den achtbaren Grijsaard te verzoe- 
. dezelve met zijne tegenwoordigheid te vereeren* Hoer 
reeds den ouderSom van zesenzeventig jaren bereikz 
>ende, en niectegendaande hij in geene twee jaren bi^r 
:ijne deijr geweest was, gaf zijne toeftejnming. Heg 
:ht zijner coezeggtstge * had .zich « niet in fTeenen 
i, of alwac, «in die dad, fmaak voor de Moz^k had» 
Ide van verlangen om hem te ziien. Twee uren voor 
komst WAS de zaal reeds vol. In het midden was e^af 
ubbèle rQ doelen bezet door de eerde mannen van de 
, als sAUERi, oiRowETz, HUMMEL. 6D anderen) eep 
oei, fiaaijer dan de overigé, was Voor iiaton bedemd^ 
reenen inval had , dat men , op eene meer bijzondere 
, zich met hem zonde bemoeijes.. . 

mwelijks is het fein gegeven ^/dat hijiu aantoge wu. oiT 
selfde gevoel, als door een eiektrieken fchok, de^lc 
aan allen mede: men ftaat op, meh verdringt elkaod^ 
en ingang ,. men gaat op de tootmn daan , om. hem te 
* te zien , en de oogen houden 'zich iUjf gevestigd op 
nr, door welke hij 'moet 'binnenkomen. Prinfee 
iTERHAZT , aan het boofd van eön aantal perfonen Van 
3Üjke geboorte en van hoogen rang, ging hem tot etH 
>ec van den trap te gemoet. De doorlndnige GrüaaaridT» 
;n armdoel gedragen ^bereikte dien doel, die voor heup 
dond, te midden der toejnidijirgeii en Att yhaü^ 
welke zich het gefehal van' trompetten en van alle do 
igen mengde. Dezelfde Pruifea,.die:iiem had binpfsn# 
nam plaats aan zijne regter , en 'maker der ï^anatf 
1 zijne linker hand. Zoodra .hij genetên was, kvimmeii 
barnes , uit naam van üet gezelfchap , eene ItaUadnfch^ 
van CARPANi en een Hüvgdüindh. gedicht van coLum 
ibieden. 

acmèoel was omringd vair den Gxoocmt^ter vanjle^ 
Prins van TRAuriiANsDocLff , vaa iden édeJtió,p^d(« 
cenas der Muzijk, den< Prins LonHOwiTZ, en van . dip 
ndfche: Gezanten. De HeiSr HATori ^ zqq repyoodig, 
erig , zoo gevoelig, en die dU zegepralende ‘tqóheél 
kunnen voorzien , gebukt onder de eer , dfé" hem. 
igedaan, en onder de zwakheid des ouderdoms , fprak 
net afgebrokeoe woprden: ,, Nooit,” zéide hij» 
t iet dergelifks ondervoodoal... Dat ik in dit oogen- 

„blik 


\ 


I 




JWBKSOn VAN JdHEfB ÉgtBth 


•.'A » 
** 


Welgemoed zal tk dc Andere Wef^ 


A A A 




blik? fletTie ! 

^-bio&eiitreden I 
In heteelfde oogenblik worde het feifi gediian door muR/, 
hec Orchesc beduurde* Krsuzer aan het Klavier »CLfeifBl«T| 
debrde Violist^ Mejüfiroiiw fischer» de Heeren ikBiNHULLÉR^ 
ItABiGtn en de bloem van; Kunstminnarea» openen, met eene 
«dtdrükking^ welke nimmer zijns geiyken zal hébben, de nit- 
gering van hayon's fchoonde werk. Pe aandoening, welke 
ééüê ^vergelijkelijke uitvoering verwekte , moge men zich 
Afbeelden ; befchiijven laat zij zi A biet» ieder knnstver« 
ieder Virtuofe overtrof zichzeivenvelk taèhoordéf 
^Bdervond eene gewürwording, hoedanige hy nooit onder^ 
monden had» Maar HAVnii, hetgene hy gevoelde kunnende 
4 HCdrukken noch verduren, vulde hét aah door zijne tranen, 
èn hief Zijne handen ten Hemel, om- gyne dankberaigingén 
Ifift' cTéttÉervétt oj>^e draden. 

‘ Het fijn gevoei, hetwelk dit Feest had ofttwoipen en gere- 

S |e1d i had vóórzien , hoe duur hetzelve veeiligt net aanwezén 
es goeden* Grijsaards koude te flaah kómen ; akn het einje 
éerfie 's^eeliisge verfchenen zijne fioeldragers« Hij gtf 
Jhun een teeken om zich ta verwijderen, opdat zy geene Vef- 
Zouden veroorzaken ; doeh eniiUg verzocht men hem 
kë‘ Verclrekkèn , eni hii werd , even ais hij er gekomen was, 
lïï 'zegepraal uitgedragen , met dit onderfcheid van aandoc- 
kdrig alléén f ’datt men hem nret verrukking van vreugde had' 
%en vèrfcbijnen , én dat ieder zich verbeeldde , in het oogea« 
triik dat hij de ^zoal verliet ,* hem het jóngUe vaarwel té zeg^ 
Aan ojs buitendeur gekomen , vermogt hij niets meer, 
armen óver .de vergadering uit te firekken, ais ’t ware 
mtn dezelve’ ter zbgebeu ; en een voorgevoel van rouwe ver* 
fing aldaar de aandoenfageii eener teedere geestdrift. 

' Maar al te gegnüid was dit ;voorgévoeL* Gp den adftea* 
lAei l^éeldo'hij nog^met bevende vingeren, doch met eeee 
yëmVotideriijke' ukaandddng^ tot driemaal toe, een volkslied 
^fi kijtie ztmenfi^ng, op de woorden « Garr erhahe den 
ttaiferf eene foort'^n parodie van der Engelfcben Koningv 
Méd: Gód fd^'e the Kidg! Dit lièd, welk haYdn, in dén ge» 
VaaWollen tóeftand zijns' Vaderlands , dagelijks zong., noemde 

& ijn gebed. Het werd voor hem een Zwanenzang:immers« 
etgen avond vak den zéden , verviel hij In éene gevoel* 
löóilhéid, dén dood bijkans gelijk, waaruit hij niet bekwaet 
bku’ Weinige' oogenblikkeh vóór zijm verfcheiden , óp detf 
Witten Mét ftóB I oilllitiueks een uur ar mtddeniachté 








ti iTAi^üaLïjkÊ vtKitilcürSH 


eenmaal;. afgeweide veld, ten eklde nog eea aaiftkl bloe- 
Hien--te verzamelen, welke' wij 'Voorheén g^odzaakt wa- 
ren . onaangeroerd te laten. Zoo althans is het met m'y 
gel?^. ,^iv Ut dan. oodt4VQqr yeraöiu . het^ over 
eentöönighèid , Hetzij over magerheid ygn ftoffe , of wel 
van tdeurftelUhg' eenet d te gunltige verwachting, zou 
mogen te v reezen hebben , ik Waag het andennaal» van de 
hê ^fe h e gm der Poëdj --•■die ik zelf ribolt o^zettelgk 
beoefende — tot. u. te Q;>r^ei^ Toett,. namelijk, was 
de algemeéne vraag: ^at' is de Dichtkunst? Nu zij de- 
zelve: wie is de Dichter? Onder min befchaafde volken— 
wie weet dit niet? — wórdt hij het kroost, de gunfte- 
ling en eigen-gewijde Priester der Godheid geacht, . .Zelfs 
héét' hei bij Grieken en Romeinen uit den vérli'éhtften 
kring : er is een iSod in tms \ en het is zijne werking , die 
ons ^vhmti Qp meer .bcdaatdea toon bpweerde men 
ten ihinlle : de Dichter wordt piet gemaakt , maar gebo- 
ren. Ja , het is deze uit^mdt welke ook wij overgenoo^ 
hebben , en die door de ervarenis dadelyk bevest^ 
fchijnt te worden. Hoe klein toch is het aantal Oichte- 
ren , wier rqem dRn tttduiirt, fbhöon het aan beoef^ 
naren van hunne beminde kunst nooit ontbrak! Hoe ve- 
len, daaniRegen, der "echte Zahgem -veriiié^ zich, 
door eigene aandrift' aOech-, tüt eoien ' (land , welke daar- 
toe noch bijzondere verlokking , noch idtftekende Klegen- 
held ter beoefening’ noboodf Hoé weimg behoef ik êk 
voor u te bewijzen., die hief terftond aan onzen Pnik- 
dichter voNonii zelven', 'nég •meer aah onzen liefeföken 
poom ^n teffens aan een groot i^eel dérgemn denkt , die inans 
den Hollandfchen' Zangberg tot den Ichbopflen luister ver- 
ftrekken ! Intusfcheii ■ bemst - de óndefzoèkliévende geest 
dezer eeuwe bezvvaariyk ih 'Zoodanij^ ' eenvom^ mt- 
fpraak' der erviftenis. ' Hij verlangt ftivlng zoo -wel;, ah 
bepaling derzelve. Waarom^ zou dan de |]^chtef een 
voortbrengfel -der 'mikte' Nattnir^ hiel dèr belhhavende 
Kunst, zyn te noemen? fchijnt de vraag, ons, als in z|- 
nen naam, door u toegevoerd. Welaan, leent tsdj een 
gunftig en toegevend oor, -daar ik u in^e gedachten, 
over de natuurlijke vereischten tot eetse gelukkige ikeefi- 
•ping der^ /*««»), even vertrouwfelijk' mededeef, als g? 
-ten aanzien de^ liefelijke kunst zdve, in den. vérleden 
jare, van mij wel wödft hooren ! (*}Eh laat,iIlhétbijzon- 

Zi® ^t MengthteHi noot iSiö. bli ‘ 


9 ^ 


9 


VOOR: ÓE Poizij. 

dèf, ^ngenomenliéid , hetzij voor of tqjêft iiRtgeen ik, 
keggen zal » uw gemoed niet Deheerfcben , opdat ik » in hét 
eene geval» niet te kort Jéhiete by uwe Vjerwachting , 7^ 
in het andere, niet . ontmoe^gd worde dc^c ontwatrdèa 
af keer » 'en in beiden het ibelang d» waarheid l|jdel 
De gehede onvolmaakte : toeftand , hier beneden plaats 
grijpende» laat Hechts 'Wekdge. zaken, toe, in hare ioorc 
uit te. munten* Het naauw verband » Waarin ie.det voqr<( 
werp met vdo anderen ftaat» vordert daartoe meestal een^a 

S dukkigen: zamenloop van veriolieidene omil^dighedéiy* 
n het bijzonder zijn een aantal. Werkzaamheden des ma?*, 
fchelijken geestes van zoo. gemengden aard , dat het ni^‘ 
mogelijk is ' zich tot dezelven met een gelukkig gevolg te 
bepalen» tenzy men meer dan . déne namurlijké ujtmup- 
• tendlieid bezitte* Ook de üiebter fchijnt ons tOe aan 
eenen enkelen feboonen aanleg geenszins genoeg te he^ 
ben , ten .einde hy dezen naam met roem drage. . De 
beelé ftoffe^ dan, wenfehende’ te omvatten, en tevens 
tran bet min tot het meer belangrijke op te klimmen , ^ 
onze aandacht bet eerst ftil bij, het^zamenfletlen der yerzetiA 
De natuur, die het (fier meestal inflaat ftelt, zi^ gg^ 
voel door middel des gelwids aan anderen te.deftf 

ten, leerde ook den mensch, ea wel zeer vroeg<, zing§a 
en fpelên, d. i. Zijnen woorden, door eig«m toon ^ 
Vreemden klank, meerdere kracht en liefeüjkhfid byza* 
ten» Wélras werd zelft de toonktnist afzonderlijk beha»# 
dcid , en bleef zich Hechts .nu en dan met .woorden pgf 
ren; doch. ook deken vsmogteh nu reette aSc^elven 
geiweg te jcyn. De toonkunst liad zin en doel van de 
taal , dede < wellnidendhéid en ‘ ro;eiing vau'.de rArnfinttij-r 
ontleend». Ja, -teder volk. beoefent de dichtkunst, oofc 
buketr verband mett den eigen^'ken zang * v€Swto«b is hei; 
taiddeliv woorden toonkttBdjg .biieen te voegen», d. U 
de JtanreiifteHiiig van het vers by aHeuj vyrfci^ende'a 
Hechts- ht dé hetrachtiBg van zekére rege lm atigheid'. Wel? 
luidendheid en- gepastheid vbor het onderweg . itemiben 
zij te iamen Overeen* Hicfop, lettende, zullen Wij getee.. 
delijk vermoeden, dat deDicbteri even atede't.ocïnkonftuT 
naar , met een geli&kig; 00* moet zijn begaafd> Ds 
ervafenfe teert, wel is waar» dit hij, wien»hiet aan bb# 
hoorlyke onderfebeiding 'der itpoUen mangdti,' wieto daan» 
om alle weiking vsn w^eöfed fpeeltuig geheal .onver- 
fohillig is , en* dte daarvdor» in fpigt der Vlijtig én latt» 

dotigftii MhMdDg» flte<is.;:even- ongevoelig ij>lyH^; toéh 

'•* JN d 


l8ó DE NATITÜRLIJRB VBRBlSCHTEN . 

Alcwqls het Uefelijk gèzang^ waarbij de woorden alte» 
veridaren, aanwijzen en doen opmerken, niet geheel 
ongaarne hoort, en, daarenboven, in bet dageqkscli 
geiprek niet alleen , maar bij de openbare voordragt , zelfs 
van gebonden rede, verre van ongelukkig is in ge> 
paste afwisfeling der toonen. Doch even zeker gaat bet , 
van de andere , dat er lieden z^n , noch gevoel en 
fmaak , noch ver^d en verbeelding misfende , welken , 
nogtans, het vers een nutteloos keursUtf, eene Under- 
tdhtige modetaal en niets anders toefchynt. Elkopvoe* 
dér zal doorgaans ondervinden , dat het eene kind , zoo< 
Tas het daartoe flechts even in (laat is, met kracht op 
poëtisch gefchryf valt; terwijl de leeslust des anderen 
overal, behalve by de Dichters, voedfel zoekt. Ovi- 
sius en anderen verhalen van zichzelv*, dat zij verzen • 
maakten, eer zij msten, wat dezelve waren, of er aan 
dichten, om ze zamen te Hellen. Met der. daad vindt 
men in de minst befchaafde Handen foms den een of 
ander , in rijmelarij een byzonder genoegen vindende, m 
diarin, voor zoo ver zijne kennis van maat en tale Hrekt, 
boven allen denkbeeld gelukkig Hagende. Ook fommige 
bekende Dichters muntten door eenen gemakkelijken toon 
der 'verzen , en door niets anders , uit. Poot had van | 
der jeugd af aan eene plompe taal gehoord en geiprcken; , 
hij bleef die meest al zijn leven hooren en wel^ fpre* 
ken; en, wat dus z^n warm hart en levendige geest, 
mogten vóórtbrengen, nooit, fcbijnt het, zou hij door ' 
het liefèl^ vloeijen zijner verzen hebben uitgemunt, ten> i 
zij de natuur hem met deze gave even zeer, als met i 

J ^voel en verbeelding had uitgerust. — 'Wat is het, ten | 
aatHe , dat ons ^ in de vereeuwigde meesteiftukken der 
kunst inzonderheid zoo zeer voldoet, zoo £ep roert, 
zoo- ohweerHaanbaar medefleept , zoo wonderlyk in aller* 
lei beweging brengt; wat is dit betoovereud vennogen, 
deze levendige en werkzame geest, deze beimelike ea 
toch zoo beliisfende invloed dier keurige overblyflfeb vm ' 
eene onovertrefbare kunst ; wat mders is het , M. 
dan juist die gelukkige keus en verdeeling der womden , 
welke óns onmiddellp verflaan , ja gevoelen en aanrcbou* 
Wen doet, wat ons de Dichter, in de taal der verbeeb 
ding, toch Hechts middeliyk kan voorftellen? . 

Dt acht bet onnoodig, G. G* , op dit Hok nog nader 
IHl te Haan. Wie de werking der toonen op het ganfche 
gcflél kent $ wie coiftut, dat de DiclKkuast^ b$ 

c. . . air 



V 


/ 

1 

TOOK DB POëzlJ. 

tHe volken atn eene zekere maat gebondèn* voor eene 
foort van muzacalen zang moet gehouden worden, en 
daarenboven de moeijeiykbeid , ja onmogelijkheid inziet, 
bij het broifen des gevoels , bij de werking der phantafie , 
tenens de woorden zorgvuldig te fchiften , en dmr kunst 
tot een gepast kleed der ^dachten te maken ; die zal ge* 
reedeliik toegeven, dat hiertoe niet flechts eene zekere 
vaardigheid , maar ook eene natuurlijke gefchiktheid wordt 
vereischt. Ja, wie dit liefelijk talent mist , dien zal de 
langdurigfte oefening nimmer leeren , zijne verzen als het 
beekje zacht murmelend (troomen , of als de geweldige 
waterval bruifen en klateren te doen. Ligt blijven 
zelfs de fporen der aangewende moeite altijd zigtbaar op 
zijn werk. Hoogstwaarlraijnlyk zal hij, althans, de reg* 
te uitdrukking en den waren toon , hier of elders gevor- 
derd, geenszins vinden. En zijn gevoel moge, dus, 
gloeijen, zijne phantalle in vlammen Itaan, züne taal zel- 
ve van dit vuur fprekend getuigen ; het uitllekend fijne 
en kiefche oor blijft afkeerig van het krasfetide geluid, dat 
ons , zelfs in verbeelding bij het ftemmeloos lezen , vaak 
pgnlijk door de ziele fnljdt. 

- Zoo hebben wij dan , als het ware , de bultende fcfaors 
der Poëzij befchouwd. Dit uitwendige beveelt zich , door 
welluidendheid en gepaste' toonwisfehng, aan het gehoor. 
En , de overeenkomst, in dit opzigt met de eigen- 
lijke toonkunde plaats ^jpende , zoo wel als de onrnid* 
dellijke ervarenis zelve , noopte ons , de bijzondere gonst 
der milde Natuur in te roepen , ten einde de verzen liefe- 
iijk te doen rollen. Thans hebben wij , dat ik dus fpre- 
ke , ééne fport hooger te klimmen. Al wat wij dichterliike 
btkleeding noemen , komt hierbij in aanmerking ; en net 
is niet meer de gelukkige gedeltenis van een deel onzer 
zinnelijkheid, het is de vaardigheid van den geest zel- 
ven , me tot dit einde kzn voldoen. De vraag is flechts: 
welke eigenfchap des verftands wordt vereischt, om die 
kleur en kracht aan eenig ftuk te geven , wdke wij ge- 
woon zijn poëtisch te noemen ? 

Befchrijven, fchilderen, daarflellen; déze is de alge- 
meene taak Van den Dichter. Zoo befchrijven, fchilde- 
ren en daarflellen , dat het ons op de levendigfle , krach- 
tigfle , onbegrijpelijkfle wijze aandoet en roert ; zie daar , 
wat wj verder van hem vorderen. Hij moet ons , in le- 
vendige trekken en altijd verfche verwen , bewaren , wat 
de tijd verdelgt: aan den enkelen leiddraad des ^oogen * 

N 3 ver- 



}8s SB NATOURLgKB-VBRBISOHTBN 

verbaals terugvaren in verloopene eeuwen , of verphatfea 
in afgelegene landen. Hij dringe zelfs door dikke muren 
heen, dale in het hart neder, en doe ons de onzi^bare 
nn ^ep verfcholene gewaarwordingen zinnelijk aRulcbou* 
wen. Wat zeg ik? de toekomst zij hem naakt eq ge- 
opend, ja, gelijk de Almagtige het heelal aan een niet 
ophing , zoo fcheppe hij eene geheel eigene wereld ! Welk , 
nu, is het vermogen, dat hiertoe wordt vereischt? Is het 
bet geheugen, dat ons naauwkeurig herinnert, wat wij 
eenmaal waarnamen? Is het de vlugge verbeelding, die 
ons gereedelijk doet aanfchouwen , wat wij uit eenig ver- 
baal kennen en belangrijk achten leeren V Is het de vin, 
<^g, welke ons in uaat ftelt, zaken en gebeurtenisfen 
op allerlei wijze te verbinden, en dezelven alzoo niet 
ilechts te aanfchouwen, maar ook voor anderen aan- 
fchouwelijk te maken ? Is het het vernuft , dat de gelijk- 
heid tusfchen verfchillende dingen oogenblikkelijk ont- 
dekt, en alzoo den weg opent tot allerlei vergelliking? 
Dwaal ik niet, M. H,,.dan komt elk dezer eigenfchap- 
pen den Dichter even zeer te ftade. Qf liever , zij allen 
zijn misfchien Hechts ééne eigenfchap van den vlu^en 
geest , door ons met den algemeenen naam van vwrjleh 
fingsv^ptógen gepastelijk te . ftempelen. Immers flradt 
niet in . eUc dezer werkingen van bet verftand dezeliidti 
goddelijke gave door, het afwezige als aanwezig te zien, 
df dingen^ die niet zijn^ te roepen alsof ^ n'aren^ en 
ziclizelven alzoo aan de beperktheid der zinnen , eu des 
ilofs, moedig te ontrukken? Het geheten, fcboon in 
den laagfien rang geplaatst, en wel juist daarom, fchijnt 
de grondllag van navolgende zoo wel, als fchéppende. 
verbeelding, en het vernuft kan als de vaardige bouw- 
meester ^ met reden, worden. befchouwd. Door vergdij- 
king met het bekende leeren wij , wat onze oogen nooit 
aanfchonwden , nogtans kennen, juist waarderen en als 
met oogen zien. Door verw en kleur van het zigtbare 
te ontleenen , doen wij zelfs het onzigtbare zmnelijk voot 
den dag komen. Door te vereenigen, wat . in de ervare* 
nis gefcheiden , maar niet tegen.(lrijdig , daarligt , fchep- 
pen Wij ai zulke nieuwe voorwerpen en gebeurtenisfen , 
^s der phantaiie Hechts wenfchelijk (fcbijnt. En , wat 
is • het vernuft zelf. misfchien , dan die levendigheid van 
bet ganlche yoorfkellingsvermogen , welke e» al de ken- 
merken van 'ieder voorwerp gadeHaat, en als op duizend 
‘ piaatfeu. tevens tegepwoordig is ? Met deaielve toch kan 


VO W «e ; 18:3 

lift apqit lloifif tot tr^gtüjking, ootbr^en^ cir dai- 
izeod meer of mm uitvoerjjge beelden verfieren gtreedel^ 
re, ua};oal^ i& 4 an.eei)e .niime^.ftofiaadje' des lts&lijkeo 
t09neels . voorbanden; .eWD: min- ontbreekt het' aan Ven* 
fcbillende ..omftani^gbc^ t 'welke tot bet treffendst ge^ 
heel en.ioereiidst tmereel gemakkelfk vereenigd worden. 

Zie Uer d(Ua alles» wat jde Okhter van. dezen kant be- 
hoeft; wat. hem juist» krachtiz en bèlangruk fchilderen 
> doet ; wat . hem voorraad .ea. keus en kleur verfchaft ; 
wat hem het vergetene: terug ro^n » hèt afwezige voor 
zich verfchijnen» het geestelijk& zicb verzinnelpen» het 
niet beftaande beftaan erlangen, doet. Met deze gave 
fchijnt hij- alles te vermogen. Zonder dezelve zou het 
hem zekerlijk niet geluften» zich boven de aarde> een 
handbreed te verheffen. Ja » deze is de regte Muze »^ door 
de,n ontwerper van het, Heldentafereel eerbiedig in te 
roepen. Deze is de gouden nap» met welken het (leeds 
vrijftaat uit PindUs bron te fcheppen. £en geest boven 
alles vlug .en .vaardig » een genie : over heel de aarde nijver 
ffadderende » zij des Dichters uitgelezen deel. En Waar* 
lijk, hoe ZOU' eene kunst» te allen tilde zoo hoogelijk ge* 
huldigd» op de algeheele» fchoonfle voortreffelijkheid 
des- menfchelijken breins niet moeten bemstën ? 

Zoo hebben wij dan » na het ven » de ganibhe dichter» 
lijke inkleeding . afgehandeld ; dezelve op de r 'vaardigheid 
des voorftellingsyermogens bevindende te rosteif» én hier* 
in alzoó een nieuw vereisebte tot poêtifchen aanleg ont-r 
dekkende. Naar het oordeel van veltin is nu dan ook da 
ganfehe taak a^ewmkt te noemen» de Poëzij door. hen 
geacht wordende niet dan kleed te zijn-» en de verbeelr 
ding — zelfs in den gewonen, naauwen zin van dit 
woord — der^lver eemg begmfel. Ja » het zou kunnen 
fchijnen». dat wljzelven. hiermede inftemden» toen we» 
ten verleden jare» de Poëzg. zeiden te beflaao. in wuugf. 
en beeldriüchM en „f inding*, Dan» Hechts een weinig 
lager hebben wij daar van het ' dód der Poëzij gefproken » 
en dat uitfio'ting van het gevoel genoemd. tJec- is waar; 
zoo zelfs zouden wij kunnen geacht worden.» den keurr» 
gen Redenaar bij te vdien » die , hier dat eigen faizoea 
met zoo vele toejuiching fprekende» de -vwbeeldtng hef 
eigen kenmerk van ,den fHcbter:» -het gevoel» daarente* 
gen, allen-, beoefenaren van- feboone kunst gemeen -noem» 
de» Dan, verrebeidene bedenkingen nopen ons ook al» 
dus niek ts gevoelen. Immers, .het zü waar, dat do 

' N4 Dich- 


I 



',s 84 BB NAVmnagKB flBElSCRTBll 

■Dichter veelal onmiddellpc tQt de verbéeTdiilg fpreelct^ 
.de Schilder daarentegen tot het- oog , en de Toonkundige 
als door het oor tot het hart zelve; het hebbe- daarom 
fchijn, dat zekere mate^ .van' verbeeldmg ^ evèn als em 
goed oog en een nmzicaal oor, verelscht wordt, om 
Tmaak voor de eene of andere van genoemde kunften te 
biezitten: is niet -het voorlbelUngsvennogeh iii het alge* 
'ineen, en de verbeelding in het bijzonder, even ononN 
beeriyk , om eenen RAPHAëL of hayon , als hom£rus te 
vormen f In der daad, al de Zang^o^nnen zgn Zus* 
ters. Slechts kleine wijzigingen veroorzaken, dat de 
eene het Ibhoone en verhevene op dusdanige, die op 
eene andere wijze als openbaart en aanichouwen doet. 
Uit eenen alles^rbezielenden God ontvingen zij gezamenlyk 
het aanzijn. En , wat anders dan het gtvoel mogen wij 
in dien AroLLO vereeren?dVeelbeteekenend woord gevoelt 
dat reeds ■ dien ontzaggelijken - aflland alleen daarllelt, 
welken wij tusfchen het dierlijke en plantaardige beftaan 
-ontdekken ; dat daarna de eerfte bron en het- oorfpronke* 
lijk beweegrad is van al^ het -voortrefièlüke , welk wp in 
den mensch 'Zelven en in zijn werk vereeren; waartoe 
hvij y'einddljk, onze toevlugt nog gedurig hebben te ne-- 
men , dkt wij algemeen op de tonge voeren, wanneer 
% van het allerhcwglm en edelfte in den mensch, van zijnen 
fmaak, van zyne zedelijkheid, ja van zijne, als onmid* 
deir^ke, kennis en liefde der waarheid wordt gefproken. 
f^an het hart zijn de uitgangen des levens \ zeide reeds 
een Ckisterseh mjsgeer zoo fchoon. In het hart wordt 
de waarde der mdnschheid algemeen geacht té huisves* 
ten, terwijl het verftand dat -ftechts tot een bijkomend 
fieraad verftrekt, en ten boogde als de voet kan befchouwd 
worden , die bet boven het dof der zinnelijkheid verheft. 
Of, zoo de edele Dichtkunst met dit go^el^ beginfel 

f eene verwantfchap heeft; zoo zij, met der daad. Hechts 
leed of ook ligcnaam is, welken - het wezen en de ziele 
ontbreken;^ zegt mij , wie leerde dan den zoon der natuiu 
zingen ? wie leerde bet hem , eer zijn verftand nog eem* 
ge ontvrikkeling had onderen ? Zegt mij , van waar die 
geweldige verheffing van ftem , die levendige afwisfeling 
der toonen , dat^ dieproerende , dat onweerdaanbare , het* 
weHc aóh un ieder hart mededeelt , en fcnns eener nn* 
fche vergadering gelijke uitdrukkingen afperst? Ja, noe 
komt bet dan , dat onze eigene taal zoo ligt ftouter vlugt 
neemt ^ .en zicb door .fpraakwending eu velerlei beeld 
• ■ hoft 


« 


VoOB. DE POSzi]. 185 

lang" 200 meer Verheft, wanneer ons ^geweht ge* 
voel ziclwin woorden te vergeefs poogt uit te ftorten? 
En' 'eindelijk, waarom is dan de Dichter, wat hij is? wat 
taoöpt hem , zijne verbeelding in het' gareel te fpannen , 
ten einde ons, als qs een tooverwagen , over de aarde te 
doen zweven, ^ar hij, ons flechts aan de hand geleiden* 
de, alles zelfs Veel bedaarder en naauwkeuriger zou kun* 
nen doeri^Tjefchouwen ? ' Voorzeker, Hechts het gevoel 
Ipreekt op zulken toon. Slechts het gevoel kan alle de 
vermogènh van den geest alzoo in de levendigfte werking 
brengen, ja bezielen en ontvlammen. Mis dit beginfel, 
en uwe itoutfte taal is winderig gefuap. Hiüchel hetzel* 
ve , en men zal u de leiigen op het gezwollene aange* 
zigt lezen. De fijngevoelige alleen merkt bet belaitgrijke 
op , wordt door het belangrijke getrofien , en kan hetzel* 
Vë voor anderen aanfchouwelijk' maken* De zeer gevoelige 
alleen geraakt door dit treffen hevig gaande $ ziet , met 
oogen der verbeelcHng, alles in een vergrootend licht; 
wordt , met job , tot ftervens toe vol van aandoening , en 
ftort zich , als dé inbrekende vloed , ontzettend en mede* 
ilepend en verpletterend uit» Hij zingt : want zijne Go* 
dentaal duldt den bedaarden gang der gewone fprake 
niet. Hij zweeft in beelden: want hoe zou hij anders 
uitdrukken, gevoelen doen, aanfchouwelijk maken, wat 
in zijn binnenfte woelt ; wat hij moet médedeelen, ^ware 
het aan de levenlooze rotfen. Dit gevoel moge onder* 
fcheidenlijk gewijzigd , hier luchtig ,' daar diep , hier vrolyk 
daar ibmber geftemd zijn ; bet moge hier op het vreem«' 
de, daar op het fchoone, elders op het verhevene val* 
len, en houde zich nu eens meer met de uitwendige 
gedaanten , daii met de inwendige gewaarwordingen op ; 
het blijft (leeds een zelfde grondvermogen. Dit gevoel 
moge hier liefelijk murmelen , daar broifend nederfchie* 
ten, ook al naar het de phantaue vrijheid en leiding ver* 
fchaft ; het is altijd dezelfde bron , waaruit het hemel* 
vocht geftadig opwelt. Des Dichters hart is de God, cüe 
hem bezielt. Zijn tokkelbaar zenuwgeftel is de gouden 
lier in Pboebus hand. Hij zingt , waar anderen f|>reken ; 
fchifdert , waar anderen verbalen ; (laat als in volle vlam , 
waar anderen naauwelijks gloeijen : want zijne geheele ziet- 
is gewaarwording en aandoening. De dichterlijke taal,' 
in eenen ruimeren zin , is hem waarachtige behoefte. De 
eigenlijke Poëzij is bij hem geliefd, beoefend en natuur* 
lijk , zoo ras hij haar Hechts kennen leert. In het kort-,' 
^ - Ns het 



SB NATOimigKB^VUXlSCHTBIl 

bet bonte tafi$reel ma« hetbperfcfae oog behagen, fchooB 
het geb^el niet -fpte^ tot bét hart, en-de ^voeligfie 
v^f. daarentegen, blijve onaangedaan bij de neeilijule 
mnbonie , omdat, het hem aan een toonkundig oor on& 
breeat , — ■ dk , wiens innige gewaarwordingen eenigeopge* 
wektheid bevitten , moet der Dichtkunst hulde doen. 

Ziet daar,M. H.de ycreischten, om inde Poëzn geluk- 
kig te flagen, naar. ons oordeel, opgemaakt. Hetgeen wy 
te dezer itohê zeidep , doet zekerU^ vermoeden , dat niet 
allen even onontbc^ijk zijn. Immers , is ^voel het ei- 

f enlijke wezen, pbantafie en muzyk, daarentegen Hechts 
leed en kleur ; wie kan er dan aan twijfelen , wat het 
voomaamfte zij? £n, in der daad, een vers zij inal.len 
opzigte gebrel^ig ; wanneer het flecbt^ warmte yan gevoel 
verraadt, word.t het.zekerlyk van den echten kenner met 
geene verachnng - bejei^d. Van den anderen kant, ech» 
ter , valt niet te ontkennen , . dat al h» genoemde op het 
naauwst verbonden is-. Niet flei;hts, toch, roept het ge- 
voel verbeelding en zapg op, ja dwingt ze bijna hem ten 
diende te ftaan,en verfcnan adzoo eena gedurige oefening^ 
Ook de vlugge verbeelding, die overal rondfladdert, bq 
het dadelijke te gelijk het mogeliike aanichouwt , en alzoo 
de treflèndfle' tafereelen gedurig voor den geest brengt, 
biedt , op hare beurt, eene uitlokking én oefening voor 
het gevoel, welke niet ligt onvruchtbaar zullen blyven. 
En , waarom zouden wq hierbij niet .voegen : de liefeli^ 
Tplling. van het vers boeide velen het eerst aan de Poëzy, 
en de -welluidendheid van het gezang gaf der ganfche 
Dichtkunst 'het aanwezen. Ja waarlijk, flechts een meer 
of min. Hechts eene verfchillende evenredigheid , fchijnt 
hier te kunnen ; gelden. En juist deze is het bovenal, 
welke dje aangename verfcheidenheid van geest en trant, 
die Itefdijke afwydhng vau .keus eh fmaak, die heerlijke 
mengeling Vim allerlei gebloemte op het fchoonlle veld der 
Wetenfchappen-, doet .ontluiken. Eigenlijk is het dichter- 
Ipk. genie, naar het fch^nt. flechts één te noemen. £n 
büns 'Vreeze ik, dat- mij aanftaait, gelijk uw oog den 
omleedkundigen mogt bejegenen , die , om u bet heerlijk 
zamenflel des dierlijken • werktuigs te doen kennen , het- 
zelve door den dood eerst doen ftilftaan, en door zune 
> vendelende hand uit elkgnder . rukken moest. 6 Gezegend , 

die, djt fchoone genie iu de.volfte mate bezittende, even 
levendig gevoelt, aks .vlug. over de ganlche uitgebreidheid 
\sn tyd en rnnutB zweeft , en elk$ regte toon en wending 

juist 


/ 



VOOR DB ROSZXJ. . t8| 

juist waardeert; als met de ziel zlendey allee be« 
merkt, wat de wereld belangryks oplevert ; als met de 
verbeelding denkende, geenen enkelen trek verliest, zon» 
der hem fchooner aan te vullen , en, als gevoelende met 
het oor, door het koude woord zelv* geenszins verluns 
derd. wordt onmiddellijk tot het luut te Ihfeken! Neen, 
hij tuimelt, als Phaeton, niet vam boven neder , fchoon 
hij des 2k)nnegods wagen beklimt , en , alziend oog , aU 
koesterende gloed,, gel^k hij, ook bet vrolijk morgenlied 
der Natuur langs ds aarde rollen doet. Wat zeg ik $ dat 
lied trof de fluimerénde mènschbeid, en zij ontwiukte; 
tóen Orpheus met de her in de hand het woeste Europa 
bezocht, en wilde horden getemd, vaste ftedeh gebouwd, 
orde , wet en zedelijkheid; van den hemel werden afge» 
troond. 

Wat wonder, M. H.dat hjj een tolk derGQden,dat een 
hoc^r geest in hem te leven en te werken werd geacht, 
wieu men onuitlprekelijke dingen verkondigen , onmerkbare 
plooijen des gemoeds aanfchouweUjk maken, en wat nooit 
naaiiweiyk voor de ziel gezweefil had , met onmiskenbare 
trekken zag afmalen ; op wiens tooverbevel de waarheid 
zigtbaar , de fchoonheid zinnelyk , het Eden der volmaakt" 
heid geopend werd; op wiens vleugelen dê logge geest 
zich verheft boven ad bet gebrekkige , dat deze aarde aan* 
kleeft, verheft tot het hemelrijk der geesten , ja niet fchroomt , 
tegen het ongefchapene Ucht zelve , onverblind, op te 
, zien; met wiens hulp ons niets te hoog of te diep, te 
fchitterend of te beUe* duister is; 'daar wij, met miltom( 
en vQNDEi, , of DANTim en klopstock , ons van den zetel 
der eeuwige heerUjkheid in de verblijven des eindeloozen 
nachts nederftorten , en nu der Engelen loftezang tot eere 
des AUerhoogften, dan der Duivelen fchrituelijke vervloe>: 
kingen door de voelen beven. Neen — w^ zelveu^ 
bevestigen het deze verhevene kunst is geene trage 
vrucht eener herbaalde oefening. ^ I^een, -*<■ roept öna 
ganfthe gevoel zoo vertoont zich het werk van men* 
mhenhanden niet. Integendeel , flechts de mildfte hemel<| 
ftreek laat zulk een gouden ooft gedijen; flechts de Natuur 
liapelt alzoo rotS" op rotsgevaarte en verheft, op onuit** 
oogbare bergen, bóven het zwerk. ‘Geboren , niét ge** 
maakt, wordt de ware Dichter. De. haam imn knnst , 
flechts het werktuigelljke van fchilder en toonkundige- voe« 
gende, onteert zijne godentaak. Eu Ziender , gelijk dQ 


tl8 m KATtrORLIJKE VEKEtSCHtBll 

Hebréeuwen , Aibker ^ Schepper , gelijk dè Grieken hunne 
onnavolgbare zangers noemden » mag alleen zijner roeping 
waardig worden geacht. Ja , men kan een dor geraamte 
mt de fchobnfte meesterftukken bijeenbrengen , en noemen 
dat kunst der Pohaj ; men kan Genootfchappen oprigten , 
die ten blazoen voeren: door o^ning volmaakten men kan 
zijn gevoel, zijne verbeelding, zijn |ehoot door befcha- 
ving verfijnen en veredelen; men kan,' inzonderheid, zijnen 

f eest op het uirgebreide veld van allerlei wetenfchap en 
nnst, als mestend, weiden doen. Waarom zouden wy 
het ontkennen? dit alles is mogelijk, en loffelijk, en be« 
vorderlijk voor dezen bloefem , gelijk voor iedere vrucht, 
van des menfchen volmaakbaren geest. Rijkdom van woor« 
den maakt het (leeds gemakkelijk , (fiegenen uit- te kiezen , 
welke door den toon des bewogenen gemoeds , of der 
(childerende phaotafie , worden gevorderd. ^ Rijkdom Van < 
beelden (laat hem gereedelqk ten dienfte, vnen de gefchie* 
denis der volken , der natuur en des menfchelijken geestes 
alle hare (bhatten opent, j^n nooit zal het hém aan rijk- 
dom van zaken ontbreken , wièps gevoel zulk een ruim 
veld 'voor 'zich geopend, dOor Zich bewandeld ziet. De 
waarheid blijft dan ook , op bet zeldzaamlle ilihgerpad der 
verdichting', te li«er bewaard. Nooit weigeren de be- 
valligheden , op eiken voetftap rozen te doen ontluiken; 
en onuitputtelijk is de dichtader in altgd frisfche en Hefe- 
fijke teu^n. Homerus had vele landen en volken ge- 
zien. Horatius werd in den fchoot der gouden letter- 
eeuw zorgviddig gekoesterd. En , 'wien ontzet de veelbe- 
vattende geest van onzen bulderdijk niet ? Maar, he^ 
ben regelen , genootlchappen of letteren ooit ecnen eeni- 
gen waren Dichtek voortgebragt ? Erkende deze edele teelt 
hnmer eene andere moeder , dan de vruchtbare Natuur 
zelve? Integendeel, niet (1 echts onder haar hart gedragen, 
ook aan hare borften gezoogd , door hare handen ge- 
kweekt , behoort de Priester te zijn , die eenen welaange- 
namen wierook op haar outer zal doen branden ! Slechts 
eene dienstmaagd^ dier téedere moeder is de befchavende 
kunst, welker minile ontrouw aan de ontvangene bevelen 
verdeifelyk veeleer , dan hcvorderlyk , wordt voor het 
meest belovend kroost. 

' t Blijve deze betrekking (leeds zuiver bewaard ! Brenge 
de vette [akker gefia^g honderdvoudig voort , en ver- 
waarlooze de vlijtige hand dien heerlijken oogst niet 1 



VOOR DB POëZIJ. 4*9 . 

jfa , fchittere onze vaak miskende roem » in d^n nacht 
van tegenfpoed, met des te helderder en ond^fbaarder 
glans! Worde vo<vhetminst Hollands achtbare liaam alzoo 
aan de vergetelheid onttrokken , met gonden letteren 07 
de gefchie(£olle der meiischheid geteekend', door de beV 
valligbeden zelve als in zegepraal rondgedragen over (te 
aarde ! ö Gelukkigen, tot deze grootfche taak, door hei> 
lige' aandrift en onverwinnelijk gevoel, kenbur geroer 
pen! ó Zangers der liefde, der deugd, dér menschheid, 
dtf oneindigheid , magtig, ons boven t^ en toéval.^ 
teef kring en teven zelve , te verheffen ! 6 Wie gij , go> 
zegenden, z^ moogic, (lelt onze ziele niet te loor, of 
vreest misfchien, dat .onze koder aard u den bOlpken lof 
zal oitthouden ! Het is imr , als uit den mond des zui« 
gelings , moogt gij dien thans flechts ftamelend ;vernemen. 
Maar is bet in dezer v^ge niet, dat men de waarheid 
vaak het zuiverst aanfchonwt,? Het is .waar , eene onge- 
wijde hand ontfteekt .a bier het gering, ofiér d^ erkente4 
liykheid. Doch. meer en meer rpokt u de welriekende 
^eur eener gave, door eigene warme aandoening, gelijk 
als door een bemelsch vuur, in ieders hm ontdoken. 



AANMBRRINOBN , ' OVBR DB BESTE MIDDBI.BN TOT ; 
GENEZING DER GRAVEELSOORT , DIB UIT HET > 
PISZUUR VOORTKOMT. DOOr AOOLPHUS YPBY. 

. HpogUeraar in oe Genutkündt te Franeker» .' 

Z eor uitmuntende zijn voorzeker de genezingen ‘dier 
foorte van Graveel., wélke uit het Piszuur ontdaat ^ 
door de werking der koolftofzure' PÓtaSch volbragt;;’ ;gef 
Ipk genoegzaam beksad: is uit de berigtsif vdn mascaome « 
C0LBORNB , LuisciOs , ' enz. ; fcboon Hhet nm altoos ia 
voorgtkomen, dar inen geenszins de kostbare, immem 
werkelpke handelwijze, om het Loogziomt geheel' nmi 
Koolftofzutw te verzad^en, nbOdig heeft, . beroenw 
de j.. ARNBMRN .getum ten minde ," in z^ie fra&t 
AnaieimitteUehre ^ e(te Jh^age^ p. apóy datmen te 'diep 
eiiide. kan voldaan , met vaa eene halve lot eene geheelp 
drachme . zacht vegetabel Loogzont . i^eene gesuis 

Velde Potasiüh,; of iW ’JsriprO le .doepjMelten im>^aê 

hal. 



I 


AAMMBllStNWlt 


iulvte pittt vttt «fitiig luchtzwtf ttiinerasl watef , ’is UhcmS 
sens en 's avonds in te nenien« Dan dit is zelfs overtot 
Sg t want' Wanneer irón twee of drie drachmen gewone 
pQtasch ontbindt in éene wijnflesch inet gewoon zuiver 
Kgenwater, waarbij men ook nog wat ftiiker, of eene 
aangename firoop-, kan voegen » bekomt men een genoeg» 
zaam zachten drank , dien men op zijn gemak in eenen 
dag kan uitdrinken , zonder dat mén eenigen hinder he^ 
be van de- fcberpte der Potaseh i temri^ men 'daarentegen 
fa dé Graveidfoort, welke op deze wijze geneesbaar », 
alle mogelijke huipe, die mén van zulk een middel kan 
verwachten, bekomt, door daarvan dagelijks de voorge» 
Ibhrevene hoeveelheid te gebruiken, 

Ka de eerilé' ontdekking van het Piszüur en van de 
menigvuldige aaiilélcjing, welke hetzelve tot de i^n* 
wording' ^eff , meende naen> dat alle Graveelziekmn en 
Blaaslieenen nit eëh ovéëmgt vkn dat ZUur den oorfprong 
nameti. . FouRchoV en vaüqubuW toonden intusicben 
^laing, dat, fchoon wel dè meeste fléenen zametdfaem» 
fels van het Piszuur waren , toch ó'ok menigmalen deze 
vreemde hgchamen 'beftohden uit phosphorzuren Kak, 
of, gelijk bij de oneffene naar moerbeziën geiijkende flee* 
neitr^aat»' gti^r zuringzurenLKalk; waardoojcjnen 
veiHg kon befluiten , dat de vaste Loogzouten geene alge^ ' 
meen bruikbare middelen tegen de fteengroeijmg in het 
menfi:tieli|k ligchaam 'kondmi z^y-dew^ men vaa hen, 
op die beide laatstgemelde verbindumen , geene de minde 
werking kon verwachten, en dat (hts dezelve alleen van 
dienst honden z^n in die gevallen , in welke de (teenwoi* 
^g eeh gevolg is Win bet overwi]^ Van het PiszBun 
Daar er nu zoo vele waanmnnngen voor de heüzame 
Wttking der loogtont^ Itoffèn, op- het uit Piszuurlg^* 
Wen Oraved, oeflooden , fcheen men gerost te mogen 
befloiten, dat de ftérkfte Loogzouten, zoo in hunnen 
zuiveren ^ hr hannen koolftomuren toeftand, de best 
gefdnkte 'middden waren tegen het Graveel, uit Kszout 
Voorritomende , en dat men doa alhier den hoogden tnp 
Van volkomedi^ in de kunst had ber^. Dan, dè 
metf zich ook hierin deeri^ veigist bad, toonden ot^gt 
de proevem , door dén Heer bramov, in Sprokkelmaand 
i8io,-’aaa de K.onhddiike Sodeteit te Londen Mngebö* 
(fen, mi iHt hei ooffte stuk der- TnaisaS» PM)//, vöor dat 
kuif eztraasv^ ovéigenomen U i3» Jbmakt de Chimb 
VMüF Odgstmaatid^ -iSxo, Ifo. >aa 4 »- De nicinim proévoi 
.. van 





HS'T ÖitA/N^EL. 

den Heer siC&nos fleunden op de ftélüng 
Heeren home en uatchbt , dart het beter fraeen , 
vortnini^ tÉn 'hel-'Pisz4ur‘'veor- te ' komen dan deszdfii 
VetnieHng’, nadat -het reeds geTOjinjl was , t*e beproevene 
terwlU bet hun ' toefbheen ; dat men , om d!t oogmerk te 
bereiken, middelen 'behoorde te gebruiken, die, dook 
hunné onppld^baarbeid 'in water i |<e{chikt ifaren 'om een 
tijdlïng hi dc'toaag'té vert(>even , om dus’ de vormlhé^ A^ 
het 'Ksauor te ‘beietten-. Om 'dé' tdjgebragte • redenen meent 
deti-die Heéren éindel^j’ dat tet.dat-Oogmer^ de ih water 
Onoplosbare «faghena beter 244' ^n, ^h eene Óf kndêrte 
ineer" of’ min 'kóólftpfente LOÓgzodtsfrerdding ; '.dew$ 
anlke Iqt^n' fleéMs • gédïufende' een zeer kötten”^T&' -de 
maag -konden bujrett. , . ’ ' . ' ' * 

De op deze ondcHfettm^ri- 'gegjrOhdë pIToevtfo. beillt- 
wootddén-vóakoSaftn aan de- verwachting; deb^ hiit -de- 
zelve bleek, 'dat in alle ^ gevallen '<in welke teékem 
Van aanWezend Parzuur 'by de'-^^é^en plaats gTepen, ' de* 
itelve veel fpóed%;^'‘yêfawêiitm^ dbëf ';bet gébruik -van eme 
geringe |ho€Vêélhéid Mtg^lk j !dl^ de Loogzoutejf, 
zelfs 'in’ groote 'hioiifcveèïbedén genomen. Töt meerder b«{- 
vestiging hiervan -sf^n er in de verhandeling van dén Héér 
bEandb vier uitvoerige . «ektegeVaÜén , -idt véle -kndete 
gekozen, medegértéerd , ,dib de vmarlttid’ van het gezegdfe 
ten'vollè bévfestigen. Het eeme gevafl, hetweft wij hiör 
■züljen óvememen , W 4 s het-vólgénde‘r 
,, Een man van Zestig jarén, ; dié ' veel - mlébruik va» 
zure dranken had gemaakt, onHasttë’^^ne llée^jés,- ón- 
der de gedéaóte van lifPöVe'röödc -zandkorrefe, en 
lén in nog gröoter kristkllén, St 'gëheél en'al uit Plazuw 
beftondeh , -en'die oogénblildiSd^ pis’ beZotik’ëm ' ' 

■ „ Négen drachmen gévioilePk^lPkoMRbfziireSdda , ' ont- 
bonden in éen'met koolftofzuur flsrk’'tiftzvtengeni vrate^ 
eh dagéip;s in drie porden opgedrónkeh-, ‘föhënén-opite 
vormii^ 'van het'Piszüur ’ hoe||en&ë^d ’ gedkè ’ te 

hebben. Het rood zand Bezonk -id»- voren. 

„ Men ^proëfde' hieróp de Potaséfa , ’en gÉf daarvéi 
'dagelijks drie drachmen dezelfde maniér^ De.lieëvè^- 
heden der beziiikfels weiden " hierdoor ’êen Vieihigvem^ 
'derd ; doch ntéttegeijllaande fflèö met deze’ GeheesWfiste 
'een jaar lang aanhield , óntlastte de’ Zieke toch ■fteeh'^eft* 
hoewel met eertige weihige ttisfcWenpèdsamSen. ■ •• • ; 

. „ Dezebüiiengewone'fefl*hikthc|d‘tót'fe'Véft^g Vél 
fóznor, etr’de geirihge verUgdtig., ^ i»er^ 3ioogzoH- 

tea 


gpt ' AMmBI^RINeEN . 

t 

ten was aangebntgt » deed befluiten , oir het Tergelgkend 
.yennpge'n van de werking . der Magne^ te- beprpeveiR 
j^en begon met naauwkeurig de hoeveelheid yan het znot 
jtie bepalen , hetwelk deze Pis inhield, en deed vervolgéni 
üdeo iuyder driemalen *s daags vijftien greinen Magnefia in« 
aieineq in anderhalf pint Aftrekfel van Gentiaanwprtel. Nt 
■verloop yan eene week was de hoeveelheid van het Steen- 
izüid merkelijk verminderd, en nog drie weken later vond 
jaen daarvan niets mieer dto fomwljlen een enkel Iteen^e^ 
•jfrien .hield nog acht maanden met. het middel aan, 
.en ..gedurende dat geheele tijdpmrk vond men . noen 
.llêentjes , noch bezinmel in de pis. De Zieke , £e onder. 
'hei^'wa$ aap maa^qnen en, die ih het hartekuil^e lang 
'eene zwaarte en een ongemakkelijk gevoel bad gehM, ge- 
voelde , zich daarvan teffens veriost.’* 

. i>e.jHeer BgANDB.befloo^ verder uit een aantal Van. zeer 
•ove^rtiügende . waarnemingen , dat de opgedronkene Loog- 
.zputen^ een vierde van een uur na de doorz welging , ^ 
ineesté uitwerking deden , en dat defmlve zich , na verloop 
van twee uren , reeds gelieel en al door de pis ontlastten- 
Gemakkelijk ziet men hieriiit , waarom de .loogzoutige ont- 
bindingen, hoewel in zop. groote hoeveelheden gedronken, 
zoo weinig uitwerking doen, en wa»om zij daarin zoo 
aanmerkelijk door de oneindig minder werkzame Magnella 
■worden pyertrofièn..Dezelaatlle blijft immers in de maag, 
■gedurende een geruimen tijd, verzadigt het Maagzuur, 
.ra b«werkt daardoor^ dat hetzelve met geene mogdyklieid . 
Jh' Piszuur kan ontaarden; . 

. Het is. dus nitt alleen de meerdere werkzaamheid -det 
'h|agneua'in dezepj, r-4ie <iezelye verre boven de Loogzou- 
ten- verkiesbaar maakt. ^ maar ook de. betrekkelqke ved 
.gcootere hoeyeelhdd .der laatstgenoemde ^ welke men noo- 
dg..hee^, om eepe. pe^igzins geiykfoorige. uitwerking te 
/wege -te brengen. 'Want ibboon er natuurlijkerwijze wd 
Jcenig oyi^rwigt van Soda in ons bloed plaats grijpt, zoo ii 
'lietzelvé toch gering ,.. <en kan pok niet merkelijk zonto 
«aiadeel '^s geheels ,.-itoieneme»; natjien de. loogzoutige 
.fcherp^. voor vele, en wel vooral voor drpoge en gevoe- 
hge geitellen zeer nadeelïg is, en door haar aanhoudend 
.overwigt zeer kwade gevolgen kan na zich 'Hepen, geli|: 
^éuotegzaam bekend is uit de zelfs doódelyke onheilen, me 
'in Ëngdand meermalra door een te tumboudend , gebruik , 
van het Stèphensdi Geneesmiddel z^ veroorzaakt. Men 
.lieeft dit qadeel w:el getracht^ door de verbinding der 

' Loog* 


bVER. HRT GUAVÊÈt. 


lj^3 

"Ifbogzouteh met het KooTftofzuur , te verzachten*, doch 
zulks kan weinig baten , dewijl men in dit geval, zoo meft 
al eenige uitwerking zal bekomen, de hoeveelheid van het 
tniddel aanmerkelijk moet vermeerderen. Uit de proeveii 
van den Heer brande blijkt immers ook ónder andere ten 
duidelijkfte, dat de Loogzouten minder uitwerking op 
het Piszuur doen , naarmate zij met eene grootere hoe«- 
veelheid van KooUlofzuur zijn verbonden. 



Verslag van heI* leven en de schriI^ten van 
WIJLEN WILLIAM PALEY, jD. jD. , Aartsdiaken 

van Carlisle* • 

TXaar zijn buitenlandfche Gele^ en Schrijvers , die^ 
99 in zeker opzigt , inlandfche worden , door de ver- 
9, taling 'hunner meeste en voomaamfte Werken in onzè 
3, moederfprake. ^ Eigenaardig is de begeerte, om dezè 
3, ^Jannen eenigzins van naderbij te leeren kennen. Zoo- 
3, danig is het geval van den Eerw. paley ; daar de 
j,, liieeste en belangrijkfte van diens Schriften, ih onzè 
tale overgezet, het licht zien. Van dezen Geleefdei> 
3^ en diens Schriften troffen wij onlangs in het Engelsck 
een kort verflag aan , *t geen wij onzen Lezeren mede- 
„ deden. Van de Vertaalde Werken hebben onze Letter^ 
3, oefeningen^ op het eerfte na, reeds beöordeêlende Aan- 
kondigingen gegeven , welke wij zullen aanvvijzen ; ter- 
9) Wijl deze opgave onzen Landgenooten tot verlevendiging 
j, van derzelver aanwezen in onzen Boekenvoorraad kaïi 
„ (trekken , en tevens dienen , om de des onkundigen tnct 
„ den voornamen inhoud zyncr belangrijke Werken bekend 
3, te maken/* 



# 


WiLLiAM PALEY werd, ten jare 1748, te Petershorough 
geboren.^ Zijn Vader was een eerwaardig Geestelijke , mè 
eene geringe ftandplaats had in de nabuurfcnap van -gemel- 
ae ^tad. ^ Kort na de geboorte van dezeii Zoon vervvisfelj 
cle by deze (landplaats voor den post van eene Taaifchool 

fcfnck^Cekte^dd ’ , welken hij tót zijns levena 


Vader palèv, dus onledig in hét ondènvijs ea dé vóf- 
IkïSNO. i8u, NO* 5« O aüng 


N 


4 . 


S94- het leven en de schriften 

ining der jeugd , mag men vrij veronderfteDen » dat liet 
onderwijs van zijnen Zoon bijzonder ter harte nam; en 
zien , dat deze zich de lesfen zijns Vaders zeer ten nutte 
maakte. In dit vroege tijdperk zijns levens leide hiy den 
hechten grondflag van den letterroem , dien hij naderhand 
met zoo veel regts verdiende en verwierf. Met de hoogde 
zelfvoldoening moest de eerwaardige Vader zijnen Zoon en 
Kvyeekeling tot. eene zoo onderfcheid^de lettervermaard* 
heid zien opklimmen. Hierdoor ontving de daaraan be* 
Hede arbeid des Vaders eene ruime belooning. 

De jonge paley verliet , zeventien jaren bereikt heb- 
bende, het ouderlijk huis, en tiad onder de letteroefenen- 
de Jongelingfchap Christ-Colkge ^ te Cambridgt. Al- 
daar moet hy, op de reeds gelegde grondQagen ,' z^nen 
tijd wel belleed en groote vorderingen gemaakt hebben. De 
eerde gelegenheid , om zijne talenten ten toon te fpreiden, 
deed hem voordeelig . bekend worden. Het was op dié 
Hoogefchool een gebruik , om openlijk vraagftukken over 
de Natuurlijke en ZedeUjke Wijsbegeerte te behandelen. 
De jonge paley gaf, bij deze gelegenheden, buiten^- 
woon fchitterènde Düjken van vlugheid en fcIuunderheiJ. 
Men heeft opgemerkt , dat ' hij , in deze geleerde gefchil- 
voeringen , gewoon was eene zonderhnge houding aan te 
nemen.* 

Ten jare 1763 bekwam hy de waardigheid van Bache- 
lor , welke die van Dodlor voorgaat , en verwierf de toe>> 
juichingen, welke hij dubbel verdiende, bg het onder- 
zoek, ’t geen hij moest ondergaan. De getuigenisfea 
yan zijne tgdgenooten bevestigen eenparig, dat hij zich 
kweet met eene juistheid en vaardigheid, die ten bewij- 
ze ftrekten van de kracht zijner zielsvermogens en de mt- 
gebreidheid zijner aangeleerde kundigheden. 

Het letterperk op de Hoogefchool afgelot^n hebben- 
de , werd hij Medehelper in eene School te Greemvich", 
een post , omtrent drie jaren door hem bekleed. Na dit 
tijdsverloop werd Dr. paley gekozen tot Medelid van 
Christ-College te Cambridge, en zette hij zich am die 
Hoogefchool neder. Korten tijd daar geweest zijnde, 
werd hij aangefteld tot een der Opzieners en Leeraars van 
het Collegie ; eene bevordering van veel aanbe^gs voor d* 
Letteren. Verre yan zich te vergenoegen met hetfi^sch 
volbrengen van de hem opgelegde tme , (lelde hg alle * 
zijne zielskrachten te werk om zijne lesfen hoogst bclapg* 
te maken. Uier leide hij de groodflagèn vaa de mees- 


Van W. ^aLeV^ ipjl 

tè naderhand uitgegevene Werken. Door hét herbas 
kn ziiner Voorlezingen verbete^ hij dezelve allengskens ^ 
en bragt ze in ftaat om het licht te zien. Bij de uitgave 
erkende men derzelver Waardije en meer dan gemeene- ver» 
dienfteni De post , welken h^ bekleedde , heeft ode an<* 
deren den weg tot beroemdheid gebaand De Werkeft 
Van REH> , van priestley en van bbattib , waren ^ ten 
minde vele derzelven, den oorfprong verfchuldigd aan 
de Lesfea « der ktter* en wetenfehap » oefenende jeugd 
medegedeeld. 

Dien post op de Hoogefchool békléedende , kreeg aLby 
kennis aan Dr. jtohn law. Zoon van den Eerw^ ed« 
MUNO LAW , Bisfehop van Carlislé , toen ten tijde 
Leermeester van Petershoufe. De vriendfehap met dezen 
had een verbazenden invloed op Dr. palby’s levenslot: 
Vvant de bevordering in de Kerk verwierf hij door dit mid» 
del : (ht deed hem in ’t einde den Hand , welken hij 2od 
vele jaren met zoo veel roems bekleed had » verlateni 

Dr. 'paley verliet, in den jare 1776, het CoUegie j.en 
|rad in den echt. Eerst bediende hij eene kleine Gemeen» 
te in Cumberïand. Welhaast werd hem de grootere te 
^ippeïb% in fVestmorelanS , opgedr^en. -Niet hmg daarna 
werd hjj bevorderd in de Gathedrale Kerk van Carlislé ^ 
en verkreeg tefiêns het beroep te Dalton 4 niet- verre 
van die ftad' gelegen. Dr. john law, Bisfehop van 
Elphint in Ierland , geworden zijnde, befchonk hem 
met het Aartsdiakenfehap van Carlislé. Deze bevorderin» 
gen waren de ■' vrucht van bijzondere vriendfehap , én 
doen eere aan hem , die eene zoo goede keuze deedi 

Dr^ JAMES YORRB , Bisfchöp van Ely , bood hem eenp 
fiandplaats aan in yefm-College , te Cambridge een 
feonderling blijk van vereerende en belangelooze dienstbe» 
tooning* Dr. palby bedankte , na eenig beraad ^ voornle» 
Be aanbieding ; dan heeft hij , op eene zeer voegelijke wij» 
Be , zijne dankbaarheid voor het beoogde gunstbetoon er- 
kend in de Opdragt van aijn Werk: Di blijkbaarhedeé 
des Chrisiendoms. 

De Schriften, door Dr. paley uitgegeven j ([Waafvatt 
Wij vervolgens zullen gewagen) begonnen te dezen tijde 
Ineer en meer bekend te worden, en opgang te maken* 
Verdete bevorderingen deden- zich voor hem op , ook 
Van zijden, van welke hij zulks niet verwachtte. De Bis» 
fchop van ÏAneoln ^ Dt; PRETTYMAN -j begiftigde heiüp 
-met het Onderthakenfehap van Lincoln’^ . op vooVu^éardB 
dnt hu iitllandlzott dóen- vau post iü'daCadtedmié 
. - . 0 4 Keik 


19$ HET LEVEKBH DE SCHEIETEIf 

Kerk van Carlhle , en dé vrijheid verleenen Offl opi 
yolger* te benoemen, waartoe de toenmalige Bisfchop 
van Carlisle , Dr. vernon , hem vrijheid vergunde» 
De Bisfchop van Durham bezorgde hem den voordeeÜ’' 
gen ftand des Bisfchops van Wearmouth ; doch werd ten 
• zelfden tijde bepaald, dat zijne Lordfchap befchikking 
zou hebben over -de twee ftandplaatfen , toen in 't be- 
zit van Dr. paley. Het is niet meer danregt, hierbij 
te'^ voegen, dat Dr. vernon, benevens den Deken eir 
het Kapittel van Carlisle ^ die de Patronen waren, met 
zeer veel beleefdheids hunne regten aan zijne Lordfchap 
afllonden. -— Het was ingevolge van deze bevorderingen, 
dat Dr. paley de gewoonte had om de winters te Lincelit 
en de zomers bij den Bisfchop van Wearmouth door te 
brengen. Het was ter laatstgemelde plaatfe, dat Dr. 
PALEY, den vijf-en-twintigften van Bloeimaand 1806, na 
eene ziekte van drie weken , overleed. Geene bijzonder- 
heden van zijne ziekte zijn ons bekend geworden, dan 
alleen dat hij gedurende dezelve zich met Christel^e 
gelatenheid gedroeg, en met godsdienilige onderwoping 
den geest gaf. 

Dr. PALEY was een kloek , Berk gefpierd man , meet 
dan middelbaar van lengtp , en blozend van gelaat. Twee 
malen was_ hij gehuwd geweest, en verwekte acht lün- 
deren bij zijne eerfte Vrouwe, vièr Zonen en vier Doch- 
ters. Hij was een liefhebber 'van kleine uitfpanningenv 
dewijl dezc’ zijnen geest verademing gaven en vervrolijk- 
ten. Inzonderheid was hij gefield op het visfchen met de 
angelroede; een bedrijf, volgens het zeggen van walton , 
gunflig voor denken en befpiegelen. Tot een fprekend 
bewijs van Dr. pAley’s groote gehechtheid aan dié wijze 
van visfchen, ftrekt een portrait, waarin hij visfchende 
verbeeld wordt. De zonderlingheid, van hem met hen- 
gelroede en koord afgebeeld te zien , verwekte niet wei- 
nig gelachs. Men zegt , dat hij niet alleen veel vermaakt 
Ichi^ in het gezelfchap van mannen van geleerdheid en 
verfland, maar dat ook de fpelingen van zijn vernuft, 
en de geestige Hagen, welke hij deed/ dlér verwonde- 
ring verwekten. 2^dzaam dat een man van zoo veel 
letteren zoo veel bevalligs bezit; en behooren wij niet 
te verzwijgen , dat ,hij betopndb den zachtaardigen , lief- 
derijken en weldadigeii geest déS Christendoms in ruime 
mate te bezitten, ’s Mans Werken vèrfchaffen de beste 
en- voUedigfte vertooning van ’s Schrijvers aard en ka- 

sakta; .Ejj .kv^en tefiens bet duurzaamst gedenkteé- 

• kea 


. « 


ITAM-W. 


«97 


keil' ,van zgnen roem» die van geflachte tot gdlachte 
aal, duren. 

£)r. PAL^’s Werken zijn niet veelvuldig. Wij willen 
dezelve doen kennen , en , ' niet juist (te orde volgende 
Fan den ,tyd,.^r uitgave, smullen; wij liever dezelve, opge? 
ven, zoo als zij elkander nést vervangen. 

■I. Natvral Xheolo^i vr Evidences . of . tJu Exiflenco 
gnd Attrïbütes of theDeity i coUeSled from the jiApearancea, 
of Nature % dat is: Natutff lijke Godgeleerdheid ^ - of Be- 
wijzen ,'voQC het Aanwezen 'en de Volmaaktheden der God- 
heid y afgeleid uit de yerfchijnfelen der Nat.uutr, „Van dit 
ftuk ziet eene Nederduitfche \ tntdxng f vcxi eenige Bij- 
voegfels^en'Aznieekeriingen vermeerderd, door den Har- 
//erjj'yïycAfM/.Fippgléeraar jÖAjiNES.CLAttissE , .ten jare 
1810, x&' Aè^erdani\iï) j. a^L4,r,t uitgegeven, hét licht. 
\Vij zullen ih,jOnze £«^/« <>«ji»/«g«» eèf lang van dezen let- 
terarbeid nader «erilag dora. Dezelve is verdeeld in ze- 
yenp'en-Oifiriflg Hoofdftukken.’ "De Voornamé inhoudkomt 
liief op néder.'.,— . De aard' wn, het Bewijs. Toepasling 
yari ’t zélve.' Qver (je opeenvolging -van Planten en Die-* 
ren. Over de werktnigelpke en ónvverktuigelijke verrig- 
tingén in het - Dieren- , en jn het .Groeijend Rijk. Over de 
xverktuigelijke fcHkldmgdeAMe^ Ligchaams. Ver- 

gelykenoé '.OntTé^uudé " in . yerrcheidene opzigten. De 
betrekking van" heziélde , X-igélwme^ tót de onbezielde 
ï'Tatiiur. De G?(ofdftoffen. Starrekvndq. de God- 
heid.' Van GODS ëigenfchappeo , en bijzond^ dkn^ 
Goedheid: • , . • 

tiet ontteedkwidige • gedeelte werd hem , volgens eea 
ons. gegeven b^lgt', verfcliaft door een' Heer, ih dk vak 
zeer bedrevei^ , />n Reekt i^it in daauwkeurigheid.. Het 
grondvvérlt .is hetzelfcte als dat van dsrham en anderen: 
pan de vordering in kundigheden en daadzaken is, in de 
laatRe jarén, zoo gropt .g^t^e^t,, ,dat verfcheidene 
ken.' nadec.'aangedrqn^n$,M. ip .pen nieuw licht konden 
voqrgeReld, worden , tot vprlle;iking van ons gejoof in het 
pe ilami mi <te'; Éigentcbai^en van god. De gelleldheid 
’s Menlchen miakret . wordt met eene bijzondere 


van 


r.aauwkèurighéid , nag^ga%n ƒ en(;pet rede; men weet, 
>ve1k eene uitivèrkteg . de hejcjipuwing • daarvan eenma^ 
had, op deh'wijdberoemden galsnus. — Het Hoofdftuk 
over GODS Goedheid heeft men zeer bewonderd ; en het 
Defluit des Werks is derwijze opgemukt , dat het on- 
(bmhien der verhandelde en bptpog.de hmkken de vcdRe 

O 3 over- 


I 


/ 


Jp9 BET LEVEH EK Öfe StÈMPTHn 


ovèrtül^ng toet Mclf brengt j'eft dit Weik, 5 ds Ëfe'ér 
men in zijne foort, ten boogfte aanprijst.' . Het is eené 
jniste aanmerking, dat, daar (gelijk fomnugen ‘ beweren} 
de GodVerzakerij onder ons in Engeland tóegeiiomenj 
wij ook- in ’t bézit gefteld zijn van bet beste eq meesti 
vermogende tegengift, 

n. Het Werk van paley, ’t geen wij in de tweede 
j)Iaats vemelden , voert ten Titel t A yipv tif the EvH 
dences rf- tlkristianity y iii onze talé ovérgezeir, en, ten 
jare 1803 en 1805, te Haarkt^yh^ a. looSjés pz., in 
twee Deel^ uitgegeven, onder den titel: Over&gtvatt 
de Bèwijzen voor het Christendom , nkar de zevèi^ uitga-» 
ve uit net Engdsch vertaald d(>or‘ a, van den ende , 
met eerie Voorrede van 'joö. auó. noèsselt. Hoog* 
leeraar tè HaUe (*}. Dit 'Werk iS door keurige Beöor-» 
deelaars befchouwd als eéne even meesterl^ ver^dediging 
van den Géopenbaar den y ..s^s )^ eerst vermelde van den 
Natuurlijken Godsdienst . ' Hét is onderfcheiden in drie 
Deeloi. Het eerfte bandélt over de regtftreekfche Ge- 
fchiedkundige Baatblijkelijkheid des Christendoms , en 
waarin deze verfchilt . van . de Baarblijkelijkheid , voor 
de Wonderwerken bijgeibragt , — bel tweede over de b§: 
kamende Blijkbaarheden, het derde neemt kortelijk dé 
«Igemeenfte Tegénwerpiiigè'n in oogenfcfabn. — Men mag 
• hetzelve eeq fraai Kortbegrip noemen van 'het aangevper-* 
de door verfcheidene Schrijvers oVer dit belangi^k iOari 
derwerp; . - - 

Dr. LARDNER had, met ongeloofelijk veel arbeids, de 
|$etuigeaiif^ der vróegfte Schrnveren ten voordeele des 
Christendoms en de hoofdgebeurtenisibn des Nieuweii 
Verbonds ‘ bijeengebragt, 'Tot dit Werk w^st 'Dr. 
Ealey befkndig', en heeft- hg daarvan, met zeer veel 
oordeels , gebruik geiSaak^, ' Dei^IijkS heeft h^ de Opei» 
baring Ver^digd 'in derzelyer Hoofdtrekken , vermijdendé 
korgvuldig allén vreemden intoeng&l , zonder sata to roe 4 
ren <fie betwiste LeerftcHingèn', welke hét Verftand yer* 
Ward, en het hart VaSTbeh- Ebb 'groöt deel dér Chris- 
tenwereld, eèuvyentóng, -ih 'opfoer^^gebragt hebben. 

^efft het bewijs met Eéo' ved'vooirdeéls -voor zichzelvèn 
als nuts voor anderen uitge^eritt.- De" ontzettende op» 


(*') 2 ?ie onze Recen^b'n ih Voor *^803. b]U 

545,‘ea'voor i8ofr. 



< - 


p 


▼AN W. VALBT. 



«n wMwt- gMg des Ongeloofs, in het Uatfte gedeelte def 
verftrekenè Eeuwe , deed een Werk van dezen aard vart 
eenè onfdiatbare nuttigheid worden ; en verwonderen 
ons deAalve niet in net minfte, dat het zoo gunftigeii 
ingang vond bg Christenen van alleriei benamingen; 
Schbon wij vele andere uitmuntende Werken bezaten tot 
verdediging van den Geopenbaarden Godsdienst, warert 
er geene zoó eenvoudig en nogtans zoo overtuigend , zob 
volkomen en echter zoo kort;.met één woord, wij beza^^ 
ten er geene, in alle opzigten zoo gefchikt om den voort-» 
gang des Ongeloofs te fluiten. In de daad het is onmo« 
gelyk deZe Bewijzen voor het CKtistenchm te lezen, zon- 
der onze hope opgewekt en onze edelfte vóonutzigteq 
tlerfterkt te ^den. 

Men heeft, ten aanzien van dit Werk, wel eens aan 4 
gemerkt, dat het te, veel van den Verdediger heeft, di^ 
er opzettelijk voor hitkotnt. Dan men mag met red^ 
Vragen, in hoe verre eenige Verhandeling, gefchreve.ft 
met het oogmerk om eene bijzondere zaak te 'verdedigen 'p 
zoodanig eene aanmerking kan ontgaan? ^eker is net^ 
dat VALEY de meeste Tegemverpingen , tegen den Chris-^ 
teliiken Godsdienst ip *t midden gebragt , duidelijk voor- 
geueld,'en Huk voor ftük beantwoord heeft. TefFens 
•moet men bekennen 9 dat onderfcheidene nieufchen dè kracht 
der ' Tegenwerpingen in onderfcheidene ‘ mate voelen, ea 
dat . deswege de Beantwóordingen , uit den aard der din- 

{ en , aan eiken Lezer dezeli^ mate vm voldoening niét 
unnen verfchafièn. 

lïï» Xit Hord Paulind-i or . the Truth of thé ,Scriptur* 
Hifioryef Sf. pau^ evtnced. hy a, Comparifon <f the Epistels^ 
which be/& hts Name y ivith the Acts of the ApofleJs, an» 
with one attofher , maken het derde Werk onzes. Schrijvers 
uit, van ’twelk wij moeten' gewagen. *t,^lve voert in het 
J^ederduitsch deii Titel: pe Waarheid ^r SchrijfiuurJijke 
Historie yan den Apostel ïAüi-üs bewezen uit eene Përj^elij^ 
%ing der Brieven, welke zijnen Naam voeren, met de 'Ha»> 
delingen der Apbstelen, en tnet elkander; \&' Haarlem, b^ 
F. BOHN, 179a. Cp j— De beroemde Lord. lyttletoiï 
had een ' Werk -gefchrévén, ov&x htt Karakter van Apostel 
FAuttTs j'.als, een bijkomend bewijs voor de waarheid, des 
Christendöms. PALky heen, door het befchóuwen der 

». * j, 


(*) Zie onze LttterotK, vóór 1795, bl. 4I. 

li • ' » O 


k • 




^9 LEVEN -EN DE SCHUtETEN 

ifWew» in het Nieuwe Verbond , welke op naaig 
yan den H. paulus gaap, ip verband met de Handelingtn 
Jer Apouehn , eepe nieuwe en treffende foort van baar- 
ÜpkelijÜieid aan den dag gelegd , ter voordeele van den 
Geopenbaarden Godsdienst. . , 

■ Palet brengt eenige omnandighedèn bij, welke toonen, 
dal er gèfh bedrog, geene ftiijdigheden zijn in dat geded- 
fe der Gefehiedenisfe ; en , dewijl de Brieven van Apos- 
tel PAÜLua een zoó aanmerkeli^ gedeelte van de Schriften, 
des Nieuwen!Verbonds uimaken, ^eefthy, dit doende, 

£ eenen geringen i^enst aaii het Chmtendom bewezen. — 
len moet ondertusfchen bekennen, dat dit zyn Werk het 
ie Werken voor eene algemeene lezing 
1 bevoegde' Regters over dit Ilag vap 
oordeel.,, d*^ het de fprekendfte merk- 
oor^rofihlijiiheid in plan , en van kim 
~)e S^ehrijvër ftbeg zeker een nóóit voor- 
in; en hebben wij dus veel verpligtings 
ie in (dezer voege onverwacht een nieuw 
c(jft aap de zaak. van het eenvoudig, 
erd'Ci^rfrifffi^w. -f-Men gal het niet on* 
wij ten aanzien van dit Werk, *t geep 
'erdiendc bekend en gelezen te wördea» 
Is plaatfcn., ... . ' 

wij hierëcnen lyian vaa onhetrompene' 
, in andere opzigten, meVeen gezond 
die ziin leven aan den dienst, dps Evgn- 
i.' Wij zien hem, ter volvderinge van 
■ reizende , allerlei r^ort 
uiterfteti van gevaren 
erand , door de Hooge 
ligd , voor dood nedw- 
hy kwam , e?nè herha- 
er zelfde gevaren; en, 
» , in de naastgelegene 
leeftijd in zi)i^ beroep 
mak , -zijne vèiligheid 
>’ tot in den ouderdom 
ling van verkeerdheid, 

1 afvalligheden, nooit 
^en, gebrel^, moeite 
door langdurige gevan- 
‘l^iiis ; oiivcrfaagd in het voóruitzigt van den dood. Zulk 
een Man was (£ H., PAULUS, . , 

- , - • ' - „ Wj 



VAN W. 7ALBV# 


^ Wig hebben zyne Brieven in handenj; bezklei» 
daarenboven een Historisch Verhaal j *t welk den naam 
voert van gefchreven te zijn door een zijner Reisgenoo»- 
ten , en , door de vergelijking met deze Brieven , blijken- 
de zekerlijk gefchreven te zijn door iemand, die, aan-» 
gaande de voorvallen van zijn léven, naauvvkeurig onder- 
ligt was. Uit de Brieven zoo wel ^ als uit het Historisch 
Verhaal y verzamelen wij niet alleen het bewijs, 't welk, 
Yrij, hein ^gaande, hebben opgeinaakt; maar wij leek- 
ten ér mt, ^t hg een \vas van de vekn.y welke eveneens 
gehandeld en geleden, hadden, en dat v^rfcheidene yaa 
dezen geweest waren de medgezellen der predikinge van 
CHRISTUS , de ooggetiiigén zijner Wonderwerken en zij- 

? er Verrijzenisfe. — Wijdws hooren wg dezen zelfden 
erfoon zich beroepen , in zijne Brieven , pp zijne bo- 
vennatuurlijke Bekéering , de bijzonderheden en daarmede 
gepand gaande omllandigheden van welke vermeld wor-; 
den in het Historisch Verhaal j en welke verzeilende om*, 
Itandigheden , indien zij allen of eenigen derzelven 
zijn , het onmogelijk maken , dat de • gwielde Bekeering. 
bedrog of inbeelding zou geweest ziji. .7-; Verder hp^neqi 
wij hem Itelh’g en , in . voegzame béwc>oidu)gên<. betverpn , 
dat liij zelf wezenlyke en eigenlijk dus gianoepide Won-, 
dervverken heeft verrigfi, ter handhsYipg,d$|r^zendinge, 
welke hij volvoerde j. -vermeldende 'intuslcMn het Histor 
risch Verhaal cene 'rééks van vóofvalfén in 1s Apostels 
bediening, welke met^ diens eigen zéggen letterlijk pverr 
cenilemmen. — De ,yraag is , óf de ; Leugen door een^ 
klaarblijkelijkheid als deze ooit géfUafd wierd^ De Leu- 
gen, ik beken het, heeft toegang gé vouden in geruch- 
ten, in overleveringen en in boeken ; dóch ' ontmoet men 
ergens het voorbeeld van een Perfopn, die vrijwillig aan- 
vaardde een leven van . gebrek en moeite, van aanhoii- 
dende vermoeijenisfen en ^durige gevaren ; die zich liet 
Tvelgevallen het , verlgten van woning en VaderLind , het 
lijden van Hagen en Itccnigingen , eene verdrietige gevan- 
genis en het gefladig' vooruttzigt vsui een,ep gevvmddadigen 
dood , alleenlijk óm eene vdfehe vórtelliojg te yérfpreiden , 
én waarvan, óndérlteld zijridè dat ky* valsch was, de 
valschheid hem noodwendig moest bekend zijn ? ” 

. IV. The Frinciples of Moral ürtd 'Poltlical 'Thilof^h^_ 
£>e Beginfels van Zede- en Staatkundige ff^jshtgeerté 

Van dit Werk hebben wij geenc' Nederdiiitfcbe Vcf- 

O 5 ‘ ta- 



ösf' 


BET Eitf SE flCBiUFTEl!l 


9e2E-'«^etd' 'ifttt paueit heeft, gel^ Mj zel^ fiet slt« 
drukt, geené duistere betrekki^ op de algemeene Begint 
fels van den Natiiurl^en-en deti Geopenbaarden Godsdienst. 
Het Werk is verdeeld in zes ‘Boeken. Het eerfte behelst 
vóórloopige Bedenkingen, — het tweede handelt over 
zédelijke VerpHgtihg , — het derde gaat over de betrekke* 
lijke Pligten , en de daar tegen overgeftelde Ondeugden , 
alsmede over die uit de ge^ltenisfe der beide ' Sekftn' 
ontdaan , en de daar tegen aangekahte Misdrijven , — > 
het vietde over de Pligten ten opzigte van onszelven, 
en de Ondeugden , daarmede ftr^ig, — het 'vijfde over 
de Pligten jegens god, en het zesde loopt over de 
Bé^felen van Staatskennis. , 

' Palby heeft deze onderwerpen 'behandeld op eene zoo 
^makkelpe^ vennakeli^ke en verftaanbare wijze , dat 
dk 'Zijn Werk eeö zeer algemeenen aftrek bekomen heeft. 
Hét vérdient aangewerkt té worden , dat bij geen zin had 
om een WeA ' vah ' dién aard uit te geven, ter oorzaké 
dat de menfchen in 't algemeen weinig achts 'flaan 
fchriften van deze foort; *tls zeer twijfelachtig, of dit 
Werk wel in ’t licht, zou gekomen zijn , hadde Dr. john 
BA w hem geene' ftandplaats' aangeboden , onder voorwaar* 
dé, dat hy *t zelve in ’t licht zou zenden. 

Een Werk van dezen aard , zulk ran wijden ommetrel^ 
van ' onderwerpen bevattende , gaf zeker gelegenheid tot 
Set aan ’l licht bréngen van verfchfllende gevoelens. Hej 
begiiïfei der Zedékunde heeft -altoos ftoffe tot veel fcbrg- 
Vens opgeleverd. Dr. palby werd fe dezen aanzien fterk 
aangèvsUen doof • Mr. gkborne j doch paley gaf er 
geen antwOofd op , waarlchijnlijk omdat hij zich ten vol* 
Ie overtuigd Meld van dè regtmatigheid zijner nederge- 
ftelde beginfelen , welke hij irt het Werk zelve reeds ge^ 
vrywaard had tegen de bezwarende ^volgen , Vrelke zijn 
Tegenfchrijvef .daaruit aQddde. — De Heer fox wees, 
in eene géfchilvoering in' het ' Huis dér Gemeente , naat 
dit Werk heen ;; tefffens betuigende , „ dat niemand, 
i, die- vernuft op prijs’ftéldej dat ‘niemand, die geleerd- 
W'heid w^déefde ^-^ én' dat niemand,, die gematigdheid 

• ' ... ,» boog* 

Oa^ve fee,eft er . eene , Hoogduitfcbè van gegeven# 
nee is, onzes inziens, i^ijet , dat dit Werk itt 

talê zkl wórden overgezet. Misschien dat wij eenige 
voor ons bruikbare . gedeelten i» óns Mengelwerk vervolgen» 
pftótfs geven* * 



W. 90 $ 

lidogKlidi^ 'ttedroeg » de gevoelens. Tm T 4 UETS 0 fr*‘ 

der onderfcheiding of eerbied kou hooren.” 

' Deze ' vaer. Waken zijn de pennevmditen van Dr. 
PALEY, zoo meniamaai gedrukt^ en 3U>o algemeen, mee 
weinige uitzondeimgen , bewonderd. Kleinere lindes , 
nis. Leerredenen , -bg ppderlbbeidene gelegenheden gedaan • 
zond hg_ desgeil^s iri *t licht. ’ . • ■ 

Nog iets in *t algemeen over paley’s yerdienlfen- ah . 
Schryvef, Men herfi wel eens oórfwónkéfijkheii aan 
hem .ontzegd. Dan, hoe uiterst ' moenéüjk Valt 'Bet , irt 
vele gevallen,' deswege juist te ' beflisfen !" Maar, zulks 
eens toegelhian z^de , zal men paley den lof niet kun-, 
nen ontzegen, dat hij altoos belangrijke o^nderWerpen 

f ekozeni en dezelve op eene klare en nadmkkelijke w^ze 
ehSndeijd htedfit.' , Onmo^plijk is het , *s Mans Werken 
te lezen, zonder wijzer eft tefléns beter te worden. HS 
toont zich geheel niet gefteld op hét wohderfprédkige , 
't geen, even als eene lochtverWelinit » verbaast, en 
daarna verdw^, zonder eenlg ö*<)or' achter te laten. 

moet OOK toeilenunen, dat h^} zyne zinfheden niet 
afgewogen , of zijne volzinneta met eene , zoo dikvnjls 
gemaakte, kieSchheid gerond heeft. Zijne fchriften .dra- 
gen aUerwégen de ‘kenmerken van gezond verftand eii'oh- 
opgefmukte eenvoudigheid. Zeer juist heeft meu aanj. 
gemerkt, dat, hetgeen paley meest vap andere Schiiji- 
vers onderfcbeidt ; be;^at .in de kunst, welke hij bezat, 
om gemeenzaamheid de onderweipen, dpor hem be- 
handeld , bij te zetten. - Hy bezat de bondigheid van een 
Wijsgeer , zonder diens déitigheid en flugheid ; hij ont- 
deed de Waarheid van de fchoolfche optooijingen , en 
maakte haar gefchikt voor het gezond verfl^d. Zo6 
zeer ftak hij te dezen opzigte uit, 'dat zulks mislchieit 
wel eens tot zijn nadeel gewrocht heeft. Dewijl hij zoo 
ligt en gemakkélljk verflaan kan worden , he^t men hem 
voor ni^t diepdenkend gehouden, Hoe dikwyls is de 
leerling niet dan maar al te gereed , dm *s Leermeesters 
kundigheden.gering te achten, dewijl hij de belangrijke gaaf 
bezit om zijne leslén op de verftaanhaarfte w^ze .mede té 
deelenl Paley, die zoo vaak de bewondereijd,é,,'eoed* 
keuring zgner , Tijdgenooten wegdroeg,, verdient .',d,Hbbel 
fier Hwomelin^bap, amg^pïWen te wordén. 






«I / ♦*» » 


UipBKDElDB ZMTEDBN,. Door dCQ 
•Heer mx<T£-4iWT« ' '' ' 


■ 'anihèfkelijk is het onderrcheid.tusfchen ïiet ligchaine- 
Ldijk geftel der Zweden > vporal van de'laaglle klasTe» 
van -de/eei^e. Pr. 0 YWQie. tót de, andere, In Westgothland, 
«n , itt;het jatgemeen; ,in1iet gehede Koningrp: Gothlandf 
ontmoet. . men , bij de . groote meerderhdd ^T^lond haar, 
b'laiiuve ‘oogeii » éeiie middelbare, ligte èo tanke geftal* 
]te ÓpMCj, za'clite ' eó ' eene'. zekere gevoelige verie- 
V£t^id aaqkondigende gelaatstrekken dthan's ónder de 
rchóohë fekfe. . Noordwaarts trekkende , vertooiien zkh 
jztyart. Iiaar^ ipgevillene' oogeii, een woester, maar ook 
'eiO: ;levend*^er, 'fpf^ékender uitzigt, ..fterke ft)iefpi, uit- 
ftekend gebeente i eerie , roofachtige geftaUë.'. Pe 'Dakcat' 

tór Is het echte model van dir jaS; 'do'cH‘ de.yoo^aïmfte 

trekken ontmoet men' reeds in Weiltriamté''èn .pp}and, 
pé .bewoners van JPfericie , tusrchen heteigenlij^d zjt’êdw 
jen, X^ótMand ".gelegen, hebben een .ïomber vóórkomen j 
in de trekken van hun .gelaat' . paart'. zicli ,dë dieTpfte eer- 
hiedldieid toet fierheid , wantrou'vY.éö, ;eo , halllarrigheid, 
^oè dieper 'men .Noordwaarts dóórdringt, dies 

te jneer ontwikkelt zich het echte ka^ter der Natie; 
diés te meer moedige éh gastvrye , gézellfge.ëu zwaarmoe- 
dige menfchen ontmoet hien , er zëèr’ 'óp. gefield om hun- 
ne, Natie. té prijzen, 'en no^ans 'de vrêémdelingen met 
ééhe , 'edele ‘en innepiewdle- gastvrijheid pntvaiigende , zich 
^euttélings dan hèvigë drixteu.' eri aan ftcrk, vermoeijen- 
jdeii arbeid • overgevende', '..velé gtpoie dingen .onderne-, 
‘inénde ,en. zjch tót .alles bekwaam' acht^dé, » tot 
hctgene hunne k'rachten.klaarblijkelijk te bóyéa gaat, 

? ^ Zeer verknocht iS het volk in Zweden aan zijnen Gods- 
dienst j geen gedeelte vaq den openbaren Èercfiénst ver- 
•V-uiint .hetj.en belchouvvt met verachting dezulken, die 
yoóy „ Jlerke’ gée.st'eh .wjlkh’. aangézTen ! worden. In vroe* 
jeré'.tijden Was er in elke kerk ifi .Zweden .een opziener, 
jfie een oog moest houden opi zorge te dragen , dat ieder 
met ' aandacht en ftilte. moest luisteren ,-paït de , leerrede , 
die wel eens' wit lingwlilig valt; incRen '‘iémand in flaap 
viel, raakte Item de opziener met eenen langen ftok 
gah, van welken hij voorzien was< ' 




RAltÊNbË bÉ 2W1DEN. 




tn de tninst bevolkte Provinciën heerithen nog ’t^ge» 
loovighedeit , van het Heidendom afkomftig. Men 
looft, dat de bergen vol zp van werkzame, goedwilfage 
dwergen, die veel gouden zilver bezitten;' men verbeeld 
zich , de harp te hooren , die , in de ftilte vam den nacht , 
de geest der riviere - doet weergalmen; de tooverhek-i 
fen ziet men , bg het fchijnfel van het Noorderlicht , dan-< 
fen in de weiden.,^ met bloemen bedekt. 

In ' de fteden is de ongodsdienltigheid vrij algemeen 
zelfs onder de bedienaars van den Godsdienst; maar eene 
foort van fchaamte , de eerbied voor de welvoegelijkheid , 
en zelfs de nationale ftaatkunde beletten, dat het onge- 
loof het hoofd openlijk opfteke. 

Helfingen , gelegen op drieënzestig graden Noorder- 
breedte, bezit 'niet eenen zeer vruchtbaren groncU noch 
eene zeer gunftige lucht^efteldheid ; en evenwel is de 
verlichte nijverheid der Inwoneren zoodam’g, dat zg 
deze Provincie in een der gelukkigfle Landen van Eu» 
ropa herfchapen hebben. Het geheele jaar voeden zij zich 
met hun eigen koorn; van hunne bergen, met welrie- 
kende kruiden bedekt, trekken zij dezelfde voordeelen 
als Zwitferland van zpe Alpen \ voortrefiêlijke boter en 
kaas bezitten zij in overvloed. Hoewel er in deze Pro- 
vincie geen Adel is, is er de jagt zoo wel geregeld < 
dat de bosfchen van het uitgelezenfte wild niet beroofd 
worden; vooral krielen zij van verfcheideiierlei gevogel- 
te. De rivieren bevatten zalm en andere fmakelijke 
visch. Niets behoeft de Helfinger van buiten in te voe- 
ren ; integendeel maken, zijne hennep en ijzer andere Na- 
tiën aan hem tolpligtig. Niets ontbreekt er aan de 
boerenhtdzen , ten aaozien van (ierkte en gemak ; ^kmaals 
ziet men er negen of tien kamers , die zindelijk en van ^ 
inderdaad zeer eenvoudige, huisgeraden wel voorzien 
zyn; bij de ~ vermogenden ontmoet men doorgaans eene 
kamer, die meer linnèn en kleederen bevat,' dan het 
gezin in eene eeuw kan verflijten. In dapperheid 
hoeft, misfchien, de Helfinger voor den Dalecarlier niet 
te wijken, hoewel hij er een weinig minder op fnpeft^ 
dikmaals gaat hij op de beerepjagt ; > ni-t zeldzaam is het » 
dat eene enkele bergherderin , met een goeden 

uitflag , de kudde , aan hare bewaring toevertrouwd , te- 
gen deze vericheurende dieren befchermt; hoewel htf 
tevens waar is, dat, volgens een alftud biygeloof, . de 
beer op eene . maagd niets vermag. 

Het 


« 



Het Mjii de afgelegenfte Provinciën , alwaat de 
fche herbergzaamheid zich in het bevalUgfie licht venoonn 
Nergens fmaakt de reiziger» die de landtaal fpteekt, en 
zich naar de {gebruiken des lands weet te fchikken » meet 
vermaak, dan in de hooge valleijen vad bet Noordelijk Zw 
itné He Leeraars , die dikmaals een ruim beftaan hebben , 
de Edellieden en de eigenaars van Mijnen wedijveren om den 
vreemdeling minzaam te onthalen ; eene edele hooggévoep 
is het voor hen , de majestueuze fchoonhe&n der 
natuur, of de floute werken van den mensch, aan hem te 
Vertoonen ; binnen weuüge dagen is bij zoo goed als een 
lid van het gezin ; hij neemt dem aan de Ipelen der jeugd; 
de vrouwen twisten onderling, wie met hem zal danfen; 
de grijsaards redeneren met hem over de belangen van 
Europa en die van hun Vaderland* ^Ongaarne laat men 
hem vertrekken ; en indien men hem niet langer kan hou- 
den , geeft men hem eenen gids , of verzelt hem naar de 
naastgelegene plaats , alwaar h^ , alleen op aanbeveling 
des voorgaanden huiswaards , eene niet minder vriendel^e 
bejegening ontmoet. In de Heden, aan de zeekusten en 
langs de meest bezochte wegen, ontmoet men deze aart» 
vaderlijke eenvoudigheid niet meer; mén Haat aldaar, zoo 
wel ^s elders , aan bedriegerijen , knevelarijen en kwaad- 
willigheid ten doel; men ontmoet er, van tijd tot tijd, een 
onbefchofiten postrijder, een oneerlijken waard; doch, over 
het geheel genomen , is er geen land in Europa^ alwaar 
‘ men zoo vermakelijk en veilig als in Zweden en Noorwegt» 
reist. Zijn koffer kan men aan eenen postrijder of ma^ 
troos vertrouwen, wiens naam men niet weet, zonder 
vrees van denzelven te zullen verliezen. 

Hoewel men in de groote Heden velen aantreft , die btf 
Eransch en Ewelsch fpreken , zeker is het , echter , dat eed 
Veiziger de £veden niet regt kan leeren kennen, indien 
hij hunne taal niet kan fpreken; zeer nuttig zal het hem al- 
thans zljA , zijn leedwezen te betuigen , dat hij het Zweedsei 
niet verHaat. Met reden befchouwt deze waardige Nade 
hare taal,' hare letterkunde, hare dichters en hare rede- 
naars als het heiligHe gededte harer nationale eigehdoni- 
men. Zelfs de Zweden , die , op hunne reizen door I^auk- 
rijk en Italië , dit nationaal gevoel meest fchenen ver- 
zmkt te 'hebben, keeren tot hetzelve terug, zoodra zij van 
Ideuws de yaderlandfcbe lucht ademen. 

' Met eenig legt kan een Italiaan . of een bewoner van 
he( Zuiden van I^anhijki ^dch beklagen ovar de flrenge 
* ' - kouf 


HAKENDE DÉ ZWEDEN. ttOf 

koude TEn Zweden , de fchaarsheid van vruchten , de 
onmatige duurte van den wijn, der Coloniale goede* 
ren en van alles , wat een lekkerbek noodig heeft. Men 
moet zich «naar de plaatfelijke omflandigheden van het 
land fchikken , waarin men woont. In Zweden vindt 
men noch de aria caltha (kwade lucht) , noch ^ 
morfige herbergen, noch de tarentula’s, noch de Laza* 
roni’s van het fchoone Italië. De ipoed , met welken dc 
reiziger in Zweden wordt bediend, de fraaiheid der we« 
gen , de vernuftige behoedmiddelen , welke er tegen de 
ongematigdbeid der lucht gebruikt worden , de ^eAardg>* 
heid , met welke men wordt ontvangen , de fchilderachti» 
ge, verrukkende, ongewone gezigten, van welke men 
omringd wordt : alles fpant te zamen , om den reiziger 
de ftrengheid van het'lmoen en de eenvoudigheid der 
ipijzen te doen vergeten. 

\n Zweden vertoont de Zomer, in zgnen korten duur, 
een innem nder en tevendi^r tooneel, dan de bewoner» 
van het Zuidelijke Europa zich verbeelden. De fnelheid, 
met welke de fneeirw verdwijnt en de velden met groen 
bedekt worden , doet de jaarlijkfche herleving der grod<* 
jende natuur naar eene tooverachtige. werking gelijken; 
van dag tot dag , en fchier van uur tot uur , ziet men de 
bladeren zich ontwikkelen, de planten opkomen, de bloe* 
men uitbotten. In lemtie blyft de fneeuw beltendig op^ 
de toppen der naburige jilpen liggen , weBte deze Pró^ 
inncie van Noorwegen fcheiden. Het levendig en verblin^ 
^nd wit dezer hooguitftekende bergen, die, *s morgen» e» 
’s avonds, m, et duizend terugkaatiingenvsm goud en purper 
gekleurd worden , maken een verwonderlijk kontrast met 
het azuur der talrijke meren , van welke het land doorlhfi- 
wordt , met het zilverkleurige fchuirn der ifaroomen , de 
donkere pijnbos'chen ,de teedere bladeren der berkienboomeit 
en het fchitterende groen der velden , met bloemen geëmaÏK 
jeerd, die met de levendige kleureh prijken; voeg nog bijt 
dit tafereel de huppelencje Kudden , bet kn^fen van eene m&« 
nigte wild gevogelte en het luiden der klokken in de dor* 
pen , langs de meren en de rivieren verfpreid. Het ia 
een tweede Zwitfericmd', maar in het Zuiden kent men. 
niet de zachte helderheid van eenen Noordfcben morgen* 
of avondftond , noch dat langzaam verdwenen der zonne* 
flra^en, in eenen oceaan v»n purpetkleuihce wtdkeu té* 

fttggekagtst, noch dte .nachtiim » img vaifiaakl door ess 

flaauW 



f 08 StjÈÖNÖÉRHgDÉ» 

fla^uw fchemcrlicht , in het oogenblik als reeds het nSoft 
genrood in het Oosten zich vertoont. 

De bewoners van lemtie hebben niet meef de teusach* 
tige geftalte , den fomberen opllag van het oog j noch het 
bruine haar der DaJecarUers ^ ttast-de losfe houding, de 
vlugheid van ligchaam en het blonde haar der Noonve* 
gers y met welke zij ook meer handelgemeenfchap dan 
met het overige gedeelte van Zweden hebben. De ftad 
Drontheim in Noorwegen is hunne voornaamfte' marktplaats;- 
2lj 'trekken derwaarts bij Karavanen van drie- of vierhon* 
derd menfcfaen, en meer dan duizend paarden. Ëen 
2 eer zonderling fchouwfpel is dusdanig eene Karavaan; 
het vrolijke gezang der hoeren en het hinniken der paar<» 
den kondigen 'van verre deze reeks van -lastdieren aauj 
die,. 'met de fnelheid van den blikfem, over fneeuw en 
ijs fceUen. Het is in het ftrengfte van den winter , dat 
de menfchen en de dieren, in deze Noordeipe gewesten, 
hunne levendigheid, hunne kracht en hunne natuurlijke! 
fioutheid inzonderheid ontwikkelen. 

Op de breedte van tweeënzestig en drieënzestig gfu* 
den tieren de wnchtboomen in het Zuidelijke Zweden niet 
meer; zelfs de kerfeboom is er niets anders dan een 
treurige dwerg; maar de natuur heeft aan deze landen^ 
en voornamelijk aan Westbothnie ^ overvloed van besfen 
dragende planten gefchonken, die het gemis van ande-> 
re vruchten vergoeden. Behalve de onderfcheidene foor- 
ten van vacctniuih en rubus^ in Europa overal bekend, 
ontmoet men hier twee Onakelijke vruchten , aan de 
koudile oorden van Scandinavië bijzonder eigen. De ru* 
hus arcticut' geeft de meest verkoelende , de welriekend- 
lle, de fmakelijkfte bes, die er bekend is; zij bekleedt 
hét midden tusfchen de framboos en de aardbezie ; alle po' 
gingen , om dezelve naar het Zuidelijke gedeelte van Zwe- 
den over te brengen , zijn mislukt.'- De rubus chamaemo- 
fut , eene foort , meer algemeen , en zelfs tot de breedte Viti 
zestig graden verfprèid , levert den Zweden eene foort van 
Limonade, zoo gezond als aangenaam. Geen denkbeeld 
kan. men maken van den overvloed dezer besfen, en van 
de onderfcheidene oogmerken, tot welke zij gebruikt 
worden. Wanneer men daarbij zich herinnert, dat de 
zalmen de forelle overvloediger, vetter en vaster wor- 
den, naar gelange men in Westl^thde dieper doordringt, is 
{Ben genoodzaakt <t«i bekeiuie&, -dst dyit-land, -voor een 
V — twee*» 



/ 


4 


ttAI^NDIt OB ZWEfiCM. fib9 

tweede Siherie uitgemaekt , daaróm niet n'laat , aan 
den reiziger » diè den moed heeft om het te ‘bezoeken , 
eenige «ingenaamheden te verfchaiTen. . . 

Een der gelükkigfte vólken de.s aardbodems waren de 
Wtstbothniers voor den laatiien vqandelijken inval. Schoon- 
heid en ligchaamsfteifoe. kenmerken hier de beide gedach- 
ten: de zucht tot werkzaamheid , van welke iedereen be- 
zield' -wordt ; de orde die in de huisgezinnen heerscht ; 
de zindel^Uieid der huizen j het goed verftand tusfchen 
■ de bourliedmi ; eene onbepaalde herbergzaamheid omtrent 
' den vreemdeling; een vrolijk humeur ; ftoutheid van kk- 

- rakter: «Spze de wezenlijkê'Tljkdommen van dit adn 
den Po<ddrkeI ^ende gedacht. ' De vrouwen vermeerde- 
ren hare^ natuurlijke bevalligheden door de zindelijkheid 
' en netheid r^n haar ^waad. 

In deze Noordelijke - Proinnden , alwaar men bykahs 
s^en Adel en weinige . Kooj^lièden vindt , maakt de 
Gwstelykheid dé gdukkigfte en eerwaardigfte Uasfe uft. 
Niets vertoont dnidelijket het leven der aloude Aarts- 
vaderen, dan het aanwezen èens Leeraars in eene groó- 
te Gemeeme in Helfingen^ 'iri lemtie of in DaUcarlk. 
~Onder" <ffizë' Geestemken ontmoet men ware Vaders des 

- Vaderkiids. ■' : ; / 

' Meer 'd|Ui 'tndntie Lèetaars zoude ik kunnen noemen , 
the , . elk op zijne Itandplaats , door hun voorbeeld , de 
' begprfels 'Van' ber^eneerdra landbouw verfpreid, en den 
‘ijver voor aSéiiei natte bndememingen gewekt hebben. 
In geheel Ingelmtrïdhd hóórde ik met lof gewagen van de 
'echtgenoote eens Leeraars, in den ouderdom van hon- 
der4 jiflfen 'bVwleden, die in deze Provincie het vlasfpin- 
nen md^iÉgevoévf;'een tak van n^rheid, voor zestig 
jaren aldaar ontkend, die. tegenwoordig de bron is 
' van veAimende welvaart voor een land , door de Natuur 
. zoo welhlg begunftigd^ en gelegen op werenzestig gra- 
den Noótüefbréedte.- • 

Wëfke ' Bonderllngé aandoëningén werd Ik gewaar , toen* 
ik te Upfitt» de nuiZen der' Hoö§deeraren zag, meestal 
van d^he'-l^rdiepingi; en met zoden bedekt. Tii den zo- 
mer een bloemi^rk Vertoonende ! ,, Het zyn deze hut- 
ten,” zéide ik-bQ mij zelvra, „ waarin de walleriüs- 
' ssn en 'de-CRONSTSDi's dè hedendaagfche Mioeraalkün- 
de gevësdgd', de bergmannen de Scheïdkunde en de 

- Natumkun^é Aardrijkskunde ge'fchapen, de linnvcus- 
SEN da 'grondBin-der 'Rrudkunde gelegd hebben 1' Het 

MENG. i841< MO. 5. P VUUX 


lio . BIJMimWHiZDSK .. 

vuur des vemufts, >ordt, t^ aaidde^i van faej gs ‘yan tiet 
Noorden, niet ü^ed 9 pid: .móar Welk eenra..iB^d en 
kracht der ziele moet £ene ]Nade i^t bezitten.» • in een 
zoo guur klimaat/ gèplwt^t.i bm zich.n^ei; een .goeden 
. .uitflag in éénen rug te kuniien. handhaven 'me^.de meest 
' befchaafde vólken!” 

Dé rei^gers , die , voordat zg naar J^jM^/zigh bege- 
ven, eenen winter te BertfjUjf x& Ham^g i ■oSzéS& vt 
Pör/Vf hébbéh doorgeb^agt , moétèii békeffliep , althans 


indien zü niet ziek zim of 1:et.:. kwade ttoewe^ 

. dat de winter te Stoiehebn voc^/ denezondM^ n^ 
noch met 'de gezellige vérmake^onbeu^ba,^' ib. -De he- 
mei is ér’ niet . be'd&t mét. aaniwndende. qey?i# * 
'DuitscUandi men ont^rv.ipdt ni?^ die a^efiigydld^ en-ón- 
vriendelljke weersveranderingen zoo g^een.' ’v&,Damm“ 
Jcen ,' in Holland en zeUs.;itf !hét .NQordeb)ke gedeelte van 
■ Jpranltxijkï- dié . drpogé 'én. .^houdende koude: .verqiwzirtt 
‘dié Önaangéname ^waarwórding niet,.h^,gpiVjp}g.Vli^ eene 




en e'emgzins ,êen;fèlvig'is‘.rte,AaitAo/q» de. g^Uigei.veikae- 
ling., iqaar, ten mmfte bèpïscht^dé giilfte 
: hl het,, f^e van dm.wiB|prma^.^^^ 
name véldpartljen ; varlchelden honderden fledeo;arerg9()^ 
ren er aan, den oeyer van het,meen M/fflmi ksst^u- 
. zyk vérvfolijkf, de blHd'^‘*k'a;jaYaén',idie.Vi:^ii^lg 9 ni», 
ovèr de beyrpzené. golven, kllu^'f^ na <het,;n)id|agni^i^ 
mi-n terug bü toortSiciu'.®‘Skétb‘%^ 
der de. 'regëririg van .gïïsxavhs.Pen ,l(I.gefi^Xeii)*; hebben 
.bijgewoond ,• verzekêtan dat ^ 

.‘maar ^en , arm, Land d^jp g^we nufttdqft»(Pii^n , en 
heden yefgenoegen .zm^.de^^a*»;ipgji,^Hggejjaffi^ 
toone^Ifpelen. ,, „ir;,-. ’^rsbk r,.- ■ 

Het ^érSfécst is het, feu^gVitiyr^ugdöjüft:^ 
.'Noorden ; .het 2 mn /Je %Qc%feeiWftj.yM S^gt^avi».;, 


'geen huis, geene hut Is ér’^ alwia'r geónTkesf^ïV^^ 
•^gehouden; maar. de . aloude »g»wooht(m,|,Ry8l3y|^.- eene 
'.hartélijkè 'vtol^hèid' », .dooh.' tèvén^jhWïfycijgon^nde van 
; aloude bijgèbovighedéh, ■ Ww^j ui 

. Van de geringe bêyólki%^'r:"i^éf#^ <b 

oorzaak , omdat , hier té ande » de.|Ue4Mbtl}l^ MWOPad 
. worden van lieden , v'die ^jcbt IPCtfjde^jkcjopi^^l of de 
. fabrijkén ' onledig houden.; c«tipqebet,aiet,^e{.i«ea%* 

-te ledigdooi^rs ,. die,*:,.J^;:«(^re'.d?ndf^ de 

' .0,T .li-ói .«.Cith*®* 




S.AKBNSB SB ZWSDEN. 


hunne iBn‘esfen , jaargelden of de inkomften homisr lanK 
deryen koeien verteren. De Zve$dfche Add , zich< met 
bet eerl^-bedi^ van bet landleven <HiIedi§ 'houdende '• 


provinciën. . De kers.fees^p- eti de jaarmarkten zyn dè. tij^-? 
flippen 'dezer .'zkmenkomran. . In dep^ zomer' kómt men. 
byeen aan.de'watereqvan.ilf«<^t’/.en Oistgothland ^ ta van- 
Scanie y pf op de lExermüeveldea der National^ 
Regunenten. De laatstgenoemde ■ :samenkomften ■ veel-n 
vuldig in det Npocdelijke . provinciën , vertoonea een ■ zeen 
oorfprpnfcd^ .kankter;middagmalÈn onder, tenten en dapS*' 
partijen in dé bpène lucht vervangen den vvaiw^èhdel 
net fpdeh op de vioöl mengt zich öndèr den tronrmdflagL 
dapperheid en fchoonheid wed^eren met elkander. „ ' 


I A \ 


f - 


" * ALBERT'E'té'EljVtMA 

'.»• . . ' . “ r. r • • . ‘ o:* 

' f- • • : . . CFervii^ van M. l^o,> V ; 


f\ * 

4« ^ » k ^ 


•I ' . • . V .'q T .T. ’f; 

■ • r. »•' -'^A •••• i* 

E imha ■ ceel. . floeg een. bedrukt oog in .'«ronde, cav 
> haar‘.arm j» dien van sunard ilaaode, verlieten, zij de 
knt , .gingen: door het reedt lang ia flaap liggend dbrp,.en bea 
reikten 'dm 'Weg ii die:Uaar!de'bedodde wbxpianUjVoetde.. De 
liaan fdkeeu ihfideri. aUeflcWa*olHl; het oac.btkoeItje .waaida 
met vèrfrisfching ; Hatelijke lUlce heerschte , ep-de eeektegaak 
.alieen; bteiildé .tfereuldtendHie «epnen-hooren. >Sm«a’« teeder 
geftel.gaCvtlan'.tUd tot tjgd., blijk dat bare kiaebMn, Warea uitn 
gepoti zoot-dac-zil nu. eu daa.mpesi; rusten i dopb hare vree* 
vcreoctooÜe haar’ niet laug 'die 'iwtverleeaetide «qgenbUk'> 
ken. XaÊJWUi, verzékeido. haar y te baret opbeucinge , dat 
a^J eeU/idorp. nadeeden»vW>ar..fijïii.e. herberg . was, waar ztf 
«eaige verkwikking zouden kunnen nemen, en; waar hü een 
rijtuig hbe^e te.izuUea.kUflnen.. krijgen om hea eea goed 
eind wegs .te; brengen, niet. verre van het Kastéél van AnV 
M», enr;.4baJiet.'geYaaK'.des .pazettinge verminderen. Dua 
atngemoedigd < ging emma.: .ute.t vernieuwden, moed; vomc, 
en de vltêgteüsgen:,n8det^enrde herberg op het eigen oogen>' 
blik dat :eeoc reiskoets bet’, voorplein .opreed. Xerw^l du 
herbergier 'ienLdjeas vrouw ibieeig -waren met. dej.iwqgekoms.' 
aen in de reislüoetS te oUkvaugeit , .vervoegde, 'zich BEENARft 
bil eea .^uJmeQhti. vanspt^audo .«ene .üiaur Mar .beaL.o> 


« 


Sia' ■' ALmT EN EMMA. 

asyne Dochter, tot dat het r^tuig zou gereed wezen* D!c 
verzoek w^rd ingewllligd , en hun eene kleine kamer aan* 
gewezea, 4ie op een tuin uiczag, waar zij. met ongeduld 
het rijtuig afwachtten. < * 

• Het verzoek , om fpoedig geholf^n t^ worden , aangedron« 
gen ttebbende ^ kwam de nerbeigier binnen , zeggende dat 
niet. 'zonne-opgang .het rijtul|; gereed zou wezen; doch dat 
Rij zijne paarden niet weder valdé infpahnen , eer Zy genoeg* 
zaam hadden uicgerust. Emma een tteurigen blik op haren Vader 
ilèaiide^fprak de Waard: Uwe jonge Reisgenoote fs mogc- 

lijk vermoeid; Ik' raad haar eentge ruat te 'nemen tn een 
llii vertrek, werwaarts - mijne "^foiiw haar zal brengen.** 
Emma p door. vermoeijenisfe geheel ' afgemat , en bemerkende 
dat het nqg eemgen tyd zon aanloepen eer zij* konden ver- 
trekkéti,| üemd^ in t<^. Geheel gekleed wierp zij zicb 
óp het,bedjde,^en geraakte». ondanks de ongerustneid baars 
harte , iu ^'en. mepen flaao^ 

Dat wij', voor eéne wm, df deugdzame vlugielingen daar 
laten , en albert naar Zmtferland volgeri. Hij verliet het 
dorp, waar xiMa Woonde, met een hart, diCp^doórdrongeo 
van de volmaaktheden eener Maagd, wier edelaardig afdaan 
van zijne hand, uit de-Mescbde beginfelen voortfproitende, 
haar in zijne hoogachting had "doen klimmen. De Graaf 
VAN Bou^NONviLLE, zijn Vader, , w^. in rang en karakter zeer 
achtbaar; hij leefde oin het geluk zijner Vrienden te bevor- 
deren. Hij was ZOO eenparig , .zoo toegevend geweest in het 
voldoeii dét^gbfcheii van albert^ dat dezeidleli'groBd had 
om 'yan diéns goedheid het verlangde te hopen. De opvoe*^ 
ding van. dezen éénig overgebleven Zoon had by met die 
zorgva>dtghel#'gadege(lage& ; hy bezat een fchitcerend vèr<* 
mift ^ 'eetf: kloek verltand , en eeii aandoetdyk ^ e^k ea 
deugdzaam hart. ^ » 

De Graaf vevwelkomde zijnen Zoon met'dte 'biyfcen vaa 
teederheld,'* welke de vurige hobp^ van ALaaRT«Wics gunffigz 
beloofde; Op den avond zyner wedei4todr(le^ verzocht hij , 
gedreven door de onverdnldigheid bih zyn hobfddóél door te 
zetten, z^nen Vader alleen te mbgén (preken ,' die' hem daar- 
toe gelegenheid 'Verende, eer''i^ zich ter ruste zouden be- 
geven. 'Zy* kwamen ten bedemdeti tijde zamea. ' Beides 
emstvol gelaat duidde aan, dat er iets gewigtfgs in^den boe* 
zem omging'. De jeugdige driR van albert trok *s Gm ven 
aandacht, by de onmiddelUjke bekeBtenis van de liefdedrift» 
welke bem vervulde, en betuiging van z^n vêttranwen op 
*8 Vaders toegevendheid om zijne wehfchen' se bekroonen. 
De Graaf van bournonvills luisterde , Zonder hoBi in de rede 
te vallen, naar^d^ fchets van bMia*s karakter; door -dè geest- 
drift der liefde geichfldeid meelde gloeijende klemreu van 

voliMftktheid. ~ AxrBsnt zweeg eeaè^mxabzi.vkn 

i T ^ volg- 



«UUT IN unu. 




^r| 


volgdie; imSrop de Vtder, hem fterk aanzlende, den Jonger 
Jing dit woord toevoegde : ,, Altoos gereed om uw geluk te 
f, bevorderen, etl ik geene redenen aanvoeren , om u af te 
„ trekken van eene verknochtheid , welke gij befchr^ alt 
,9 uwer keuze In alle opzigten zoo waardig, uitgezonderd af- 
„ komst en middelen. zift ongetwijfeld de beste beoor- 
n deelaar in een ftuk van zoo veel aanbelangs als eene vesu 
„ bindtenis voor uw geheele leven. — Maar een ftuk van 
M veel . meer tegenwoordig aanbelang vordert shans uwe aan- 
,9 dacht. Gij moet voor het toekomende uw eigen loc be* 

,, ftisfen. Ik kan niet langer VLdetïpUgtwnngekforzaamkeU 
,, vorderen. zijt alleen m^n Zoon bij aanneming^ maar 
t» de wezeniyke en ontw^felbare Zoon van een edelen , doch 
„ ongelnkkigen Marquis , de Erfgenaam van vorfteftfke mid- 
„ delen, de wezenl^ke iiendrie van clairville, van zijno 
„ wettige regten beroofd door een overweldiger,, die u ten 
„ dood doemde in uwe kindschheid , en waarvan de Voor- 
„ zienigheid uwe onfchuld bewaarde.'* 

•• Enw^e,*’ vroeg ALBRRT, „ vermoordde, met eene bar- 
^ baarfche hand, mijne Moeder Deze arm,’* vervolgde 
hij, „ zal haar heilig bloed in dat des Moordenaars wré- 
„ ken! ** — Dan, zftne gelaatstrekken namen fcbieiijk eene 
meerdere bedaardhela aan. Het gènoten goed zich herinne- 
rende, viel hij den Graaf te voet, zeggende: „ Vergeef, • 
,, ó Vader van mijne verlatene kindschheid! dat de kracht 
„ der Nature voor eenige oogenblikken'het gevoel van ein- 
„ delooze dankerkentenisfe verdrong, welke ik u verfcbol- 
,, digd ben. Hier erkent mijn hart al de fchuld van Vader- 
„ liefde; terwyi mijn zwaard ginds het bloed mijns bedoel» 

„ den moords in mijne kindschheid zal wreken, en dat m^- 
„ ner omgebragte Moeder. — Maar vermeld m^, Mylord! 

„ van waar gij die mij zoo zeer ontzettende kundfehap be- 
„ komen hebt.” 

De Graaf gaf hem daarop dit onderrigt : dat hi^ , ftaande al- 
irzaT's afwezigheid xXx ZMdtferland ^ een knecht in zijnen dienst 
genomen had * bij den dood van den laatften Marquis uit den 
dienst op het Kasteel van Clairville omflagen , en die , een gebo-y 
ren Zav7/fr zijnde, naar zijn Vaderland was wedergekeerd b){- 
eenen Oom , een man van goeden doene , die hem dezea 
knecht had aangeprezen. Dat prbvot, ondervraagd over de 
beweegredenen, die hem hadden aangezet om yAi Fi'ankrijik 
te gaan , hem een omftandig berigt .gegeven hgd van het 
voorgevallene in het huis van den Marquis , bevattende on^ 
der andere den zeer ongelukkigeci dood der Marquifiniie , 
en bet verlies van haren Zoon.. „ Deze voorvallen , ” vervolgde 
de Graaf, „ bevond ik dat gebeurd waren , toen ik met 

m^oe Vrouwe Frankrijk naar Zwitferland reisde t docb 
M mijne reis wa j zgo fpoedig , dat ik van alle die voor^ 

P 3 V W* 




^^4 


4£MtT, BNiBMftSAb 


^ gaBnde'?oiQ<{Mri}gbedBa niets.ivetnoiiien fead. Een Siécun^e 
'had OQ3.QP de reis ver^B^ld, en was door eene fchielijk 
opkomende ongefteldheid» biJ Jdoderenzoo a^meen, ge- 
(lorveti.. De. Gravin was oiitroosceiyk wegen» dat verlies « 
en ik vreesde dsB de^ droefheid eene aliérheiUoosfte uk- 
,, werking zóu hebben op hare teedere gefteitenisre ^ wan- 
^ neer een .allerzonderiingsc toeval hare aandacht' aftrok vaa 
het botvieren aan baar éigen leed ., es de menfcheiyk» 
^ heid. van .haar moederlijke zorge voor eesumdec voorwerp 
^ vorderde,** ■ 

' Albbrt Ihiacerde met verbaasdheid en ingefpBnnen aan- 
dacht .naar den Graaf VAN bournonvillr, als hij op dezen 
trant vervólgde : „ Mijn getrouwe durand vergezelde ons 
op onze. reis; hy had van zijne vroege jeugd af in m^nen 
dienst geweest, em door zijne verknpchthcid aan ons onre 
achting verworven. Lai]gs eénea algemeenen weg rijden- 
„ de, 0totdekte..i)i;RAND,die ons te paard volgde, op eenigen 
„ afdand een flapend kind. Verwonderd dat bij ergeenmeusch 
omtrent ontdekte , en' dat het kind daar verlaten lag, 
hield hij dil; wanneer een man fchielijk uit net bosch 
,i nabij dea weg te voorfchijn kwam , en , op een zeer 
bewegelijken toon , durand in dezer voege aanfprak : „ In- 
,* dien gij genegen zijt eene daad van genade te bewijzen , he- 
,, last u dan ,met dit verlaten Kind, Het verliest het leven ^ 
,, indien gij steigert het te bekenden. Spaar dien onfckttldigen ^ 
en behoed eene ziel van misdrijf. Het is van edelen bloe» 
jy de ^ geboren om eene groote erfenis te verkrijgen \ maar de 
,, wraak* zal het verdelgen , indien uwe edehnoedigkeid het niet 
,, reddoé Deze woorden gefproken hebbende, en geen 
„ antwoord afwachtende ; vlugttè de perfoon weder in bet 
boscli , DURAND in de grootde.verlegenheid latende. De 
„ eerlijke knaap,. vzeezen^.yoDr het lot des Kinds, wilde 
„ het geen oogenblik in bet dreigend gevakr laten; maar 
„ nani het bij' zich op het paard; reed ons Tijtuig op, hield 
^ dil, verhaalde, wat hem ontmoet was, en 'bood ons den 
yfy vondeling aan, die, door de beweging ontwaakt, begon 
jy te fchreeinven. De Gravin drukte het kind aan baren boe- 
y^ zem ; het begon te iagchen , ’ als in *s Moeders fchooc 
,, teruggekeerd, , fprak mijne Ëefatgenoote, tranen dor- 
tende , 5giy zult befohermd worden y lief kind; gij zult 
yy de plaats van mijnen betreukden albert hekkeden; mijne 
zorg en fee der heid zal die y du ' eène •^Moeder vervullen y en 
*yi' u befchutten tegen vijandelijke belagers 
\yy Om te beter voor uwe veiligheid zorge te dragen» 
;^\demden wij. overeen om Ji.den.natm van onzen betreurden 
„• Zoon. te .geven, en als zoodanig nèar Zwitferlahd iriede 
^ te nemen. ' Durand en de. Dienstbode mijner. Vrouwe> 
9; deden een* eed van geheimhou^ng^.en zij «hj^ben. het. 

I ^ . . t • ,, ge- 


» 


t 


étMon buma; 


^ teliiefidi btwafltdf welk^'tot die nut veibol'g^n gé^eest 
^ 4 $ voor allen en voor nselven, dien ik aatiaam met al de 
99 ceecterlieid van eenen Vader. De Hemel mij met geene 
99 andere kinderen gezegend hebbende , Helde Ik mijne hoop 
99 Op u. Zims lange had^ ik opgehouden naar de' ontdekking 
99 van het geheim uwer geboorte te verlangen ^ of zülks tt 
^ wenfehen. Oy herinnert u zekerlijk het doödbedde der 
99 onvetgel^kel^ke Gravinne, dfe alle' moedeii^e pllgten 
^9 by u vervulde ; gy onevingt haren zegen , en betreurde haar 
99 verflea met kinderlijken roUw» Ik Hemde, fchoon mee 
,, wederzin «'In uwe reis, en nam uwe belofte, om niet 
„ langer dan drie maanden uit te blijven , agm Het be- 
,, rigt , *t geen wij van prbvot ontvingen , wegens den on«* 

99 gelukkigen dood der Markgravinne- van clairville en het 
,, onbekende k>t van. haar kind , juist oyereenHemmende mee 
„ den tyd en de omHandigheden uwer op- en aanneminge» 
i, liet mij en durand weiidg twijfels over, of gij waart het 
,, gedoemde flagtoffer van bedekten moord. Wij befloten 
99 echter onze vermoedens niet te laten blijken vódr uwe 
„ wederkomst, welke ik van dag toe dag te gemoete zag 
99 uit de laatst ontvangene brieven. — Éene week gele- 
99 den, werd duraiid, door Zurich gaande, aangefproken 
,, van eenen Vreemdeling, dien hij terHond, ondanks de ver- 
,, anderiagen, door het tijdsverloop te wege gebragc, her- 
99 kende voor den eigenHen perfoon, die hem de zorgo ^ 
^ voor het kind had aanbevolen; Dank zij dm Hemd i . 

99 riep de Vreemdeling uit, ik kek zoo lang geleefd 9 dat ik» 

99 eenmaal weder mogt ontmoeten / Nimmer zijt gij uit mijn 
99 geheugen gegaan 9 fchoon er vele jaren verhopen zijn 9 zintt 
99 ik aan b - de befekerming van een vervolgd Kind aanbevah 
„ Indien het nog leeft , kan het tot herkrijging van zijne reg* 

99 ten geraken. Gelief met mij naar de plaats mijns verblijft 
99 te gaan 9 waar ik u eme gefchtedenis zal ontvouwen 9 ver^ 

99 fchrikkelijk om te verhalen , en de verheling van welke mijn 
99 geweten zoo lang ontrust heeft. 

99 Durand voldeed gaarne aan dat verzoek, en verHond 
99 uit den mond des zich ontdekkenden mans, dat hij, ia 
,, dienst zijnde in het gezin van den Baron vanmorenzi^ 

99 door beloften omgekocht en door vreeze bewogen ge- 
99 worden yms om zijnen Heer bij te Haan in den aanval op 
99 de 'Markgfavinne van clairville en haren Zoon, op den 
9 , weg naar het Kasteel van Clairville; maar dat hij, vooraf 
99 door een benaauwenden droom geprangd , befloten had , Jn- 
„ dien mogelijk, den jongen Marquis te redden; dat hij 
daarover raadpleegde met zijnen Broeder, mede in dienst 
9^ bij den Baron van morenzi , en dié in den aanHag omkwam» 

9^9 Zij kwamen overeen, om, indien mogelijk, het Kind, het 
99 hoofdvoorwerp van morenzi' s boosaardigheid , als de hin» 

Pi »» 


/ 



1U<$ AIBtRT EU BIUIA; 

,, d^rpaal 4f>m ttn de erfenis . Jnkdmften. dairviUa 
,, te geraken » te fparen« In het^egin van het volvoeren des 
^ aanflags vertelaarde farceon, dat hij.» met ina^gC om hec 
Kind te behouden, het uit dje. afmen der Moeder rukte ^ 

,, die qp de^ aannadering der moordenaren in zwijm "gevallen 
„ was ; dat hij voorts met het > Kind mar het digc bij gele- 
gen bosch Ijep, en het op eene bank^ niet verre van | 
„ den weg, in flaap Aiste.^ Daar wachtte hij de komst van 
eenigen voorbijganger^ oprdienhtj hoopte 'tot medelijden 
,, te bewegen. Heé leed niet lang, of óimAWD werd door 
,, de Voorzienigheid gezonden, om het gelukkig werktuig 
„ te zijn. van *s Kinds behoudenisfe. Fargeon vo^de er 
„ bij, dat hij daarop tot den Baron wederkeerde , die in eigen 
,, perfoon hen aanvoerde* en dezen diets maakte, dat 
„ hij met eigen band het Ki;id .geworgd en in een* diepen 
,, kuil bedolven had. — Kort na dit voorval was hij ge- 
,, trouwd en. naar Zmtferland wedergekeerd, waar hij, zints 
„ dien tijd^ met een knagend geweten geleefd had, we- 
,, gens het loon der boosheid, door hem genoten ; nogtans 
„ met de vertroostende gedachte • dat hif alleen in febijn 
„ aan dien moord fchuldig ftond. Onlangs had hij het afder- 
, ,, ven van den Marquis vertjaan , en hoe de Baron hem ia 
,, bezit was opgevolgd* Zulks ^deed in zijn gemoed eene 
,, zoo levendige en fmeitende aandoening geboren wor- 
„ den over het aandeel, door hem in het bedrog genomen, 

„ dat hij bijkans beiloot naar Frankrijk te gaan, en daar het 
,, geheim, ’t geen zijn geweten prangde, tp openbaren;. 

,, toen hij geheel onverwacht durand. ontmoette en her* 

,, kende , wien hij het ganfche geheim ontdekte. 

„ Mijn getrouwe knecht maakte mi} terdond dit gewigtig 
,, geheim bekend. Ik had tot nog toe de ontdekking niet 
,, aan prcvot geopenbaard, welke diens kundfqhap mij van 
„ uwe Familie had doen weten doch zulks oogenblikkelijk 
„ aan durano vertrduwd , wiens verflag van farg&oüi*s be- 
,, lijdenis eene derke bevestiging inhiekl van omikndighe** 

5 , den , reeds^ te voren genoegzaam blikbaar.. Het geheim 
„ bleef nogtans onder ons ; maaa* thans is voor u het oogen- 
blik gekomen, om uwe* regten te handhaven, uw bedaaa 
„ te bewijzen, en den, overweltiiger uwer regten bij het 
„ Geregt aan te klagen.” — En,” riep albert uit, ,, dea 
„ Moordenaar van mijne Moeder 1 Weinig dacht ik, de be- 
,, grafeuis van dén zoo zeer betreurden Marquis vak 
,, ctAiRviLLE bijwonende , dat ik eene daad van. Kindèrpligt 
„vervulde, en een* Vader haar het graf geleidde T’ 

De ftaap look deoogen niet van albert, die dengeheelen 
u.acht doorbragt in het overdenken van dezen wonderen loop 
der dingen , hem medegedeeld. Affchrik van morenzis 
misdrijven en overleggingen van wtaAlonemiflg: doorvYoeldeii 



' ACBSftT Eir WimÉU ' 


z^nen geest* Dan, ce midden van deze overleggingen^ 
kmm de vermkkende gedaante van êbima zich aan z|)nen 
geest ópdringen, en verhelderde het uiczigc op z^n volgend 
leven met een Itiaal van de bemoedigendlte hope. 

Wanneer de Graaf den volgenden morgen alwrt ontmoet* 
te 9 vond hil dezen door jeugdige aandrift en zuchc tot wraak* 
neming gedreven , en vervuld met het befluit > om zich » in 
aller lyi, naar. het Kasteel van QUHrviüt te begeven» en op 
den Moordenaar zijner Moeder wraak te nemen, De Graaf 
zocht zijne drift ti matigen» door te vertoogen» dat het 
Regt in Frankrijk vtdkomen zjjne Tegten zou doen geiden ; 
en dat zij van genoegzame beicheiden voorzien waren » om 
den verradeiyken Moordenaar te doen veroordeelen , wiens 
ten Hemel fenreeuwende misdrijven openlijk moesten geftraft 
worden door de handhaving der door hem gefchondene v«ret-* 
ten, — Nogtans ftelde hy hem voor , dat hy hem onverwijld 
naar Frankrijk zou vergezellen» en maatregelen nemen» 
om zich van den peribon des Barons van morenzi te v erze- 
keren, Albbrt onderwierp zich aan het opvolgen der 
maatregelen van den Graaf» en zij gingen . ’s volgenden 
daags op reis met een ganfeheo doet, waarin zich ouasND». 
FARGEON en piBVOT bevonden. 

Wij laten de Reizigers hunnen weg vervolgen » en keereo 
weder tot den Baron van morbnzi» 

* 

(^Het pet hierna.') 



( 


HET VUUR'- EN MET WATIR - FBÈST DER INDIANEN. 


. (Naar het Ftamch van den Heere de sainte-croix,} 

H et Vuurfeest werd gehouden in eene vlakte » een vieren- . 

deel mijls van Pondichery. Het feest werd geopend 
met een (latelijken optogt» van de pagode tot aan de plaats» 
alwaar het feest zoude gevierd worden. Aan het hoofd van 
den ftoet reed een wagen, door godsdienftigen getrokken;* 
in het midden bevond zich een klein aarden beeld» en de 
muzijkanten gingen voor hetzelve met hunne diabolifche; 
fpeeltuigeii. Tusfeheu hen en den wagen zag men ruim tvin- 
ag godvruchtige lijders » die » aan bunnen godsdienst getrouw» 
door vasten en baden zich hadden voorbereid » in geene < 
twintig dagen buiten de pagode geweest waren» en beiiig- 
lifk door den vuurgloed moesten doorgaan. Bijkans naakt He- 
pen deze lieden ; met een’ Isp alleen wor^ hunne febaam^ ^ 

P 5 dcc* 


\ 


HtT yUUR«'SK:ilBt'lKrifeR»FEBir 

Bedektb^ Op 'hun. hoofd droegen &znftn; Ytn blotf» 
neoy ' (!Q over hun ügthisiiii , gelijk ook op het gelaat ^ waren 
ii] niet faffraan ^everwd, hetgene hnn/ een^afzigtig aanzien 
gaf. Allen droegen iir de hand eéne fobre van kris ^ ia de 
gedaante vrn een ponjaaird:, we4ké ,op godsdienftige feeiten, 
tot iremad dient ; op de punt flond eeo oran^eiq^eL 
f Op de plaats der plegtigheid gekomen ziende , zag men een 
^ot 'kolenvuur y aangelegd op eeae vlakte van ^tnsfehen de 
veertig en vijftig voeten in ès lengte en vijftien' voeten ia 
de breedte. Aan* bet einde groef men een gat» drie voeten 
diep , waarüi' water werd . gegoten. Tegenover en eenige 
fchreden. van her gat werd de wagen geptast. Gedurende 
ëezè voorbereiding hrielden zich de lijders 'op den afftaod/vaa 
honderd febreden. Naardien zij over een vrij fterk vuur jaoetf 
ten loopen, wa^ ik nieuwsgierig om te zien, of zij niet hou- 
ife voeten overcrokken hacMen mec eenig'^bekleedrei » bekwaam 
om de werking van. het vuur te verminderen of af te keeren. 
Niets zag ik; en hoewel ik te Pond$ckery.het voor envtegeo 
bad hooren verhalen kan ik verzekeren» dat er voUfareke 
ifiets was, hetwelk het branden konde vernachten, of de pijn 
daarnn wegneiuen. v , . . 

Alle de vromen fchenc^met ongeduld te verlangen om zich 
tl-i^oaden naar de platfi» alwaar de vuurgloed was; zelifs 
was men genoodzaakt, hen» en wei op eene niet zeec be* 
leefde wijze, terug te houden: want met een rotting werden 
zij op eene onzachte ^^ize op de'^fehemderen geflagen. 

Toen alles tot de plegtigheid gereed was , Hepen zij naar 
plaats, alwaar het vuur op hen wachtte; zij traden door 
lietzelvË met langzame- fchredén, onder het opzeggen van 
gebeden zonder dat zij fchenen de minfte acht te Saan op 
het element «.over hetwelk zij-giagen. Aan geeae andere 
oorzank konde ik deze onvcrfchilligheid toefchnjven dan aan 
het eelt hunner ^voeten. Gewoon zijnde blaptsvoets te loe- 
pen op eenön verbranden grond» heeft het vltik hunner voe- 
ten alle gevoeligheid verloren. £enigen hunner droegen in 
deze vuurproef kleine kinderen. Het bleek niet , dat zij er 
cenlg leed van gevoelden: want bij hun^wederkeeren volgde 
ik hen tot aan Pendkherj » in dezelfde* orde gaande als z9 
Waren uftgetlrokketu Ik heb. vergeten te zeggen, dat» in hec 
oogenblik als door het vuur gegaan waren, het. volk toe- 
fchooc , om iets van de asch te bekomen en er zich het voor- 
hoofd mede te wrijvim. > 

Wat? het Waterfeest aangaat , het wordt gevierd in de pa- 
gode van Ttrcafigy^ eene halve mi^l van P<^ickéry gelegen, 
op een kleinen ^rg» aan welks voet eene beek doopt, die 
tot de afwasTchingen en de plegtige verrfgtiiigen dient. De 
toevloed des volks was zeer • aanmerkelijk , niet minder dan 
vztl y^iigdidztnA Bij z^ne komst op de plaats 

za{ 


• • tMR irounm. 

zag de Heer D2SAXNTifCR.oxx.num vioiboaderd Pémimmi of 
Tadins , die den lof van chiVen zongen , zich accom^gne- 
rende met kleine trommels* Voor hen had men kleine draag* 
bare pagodien g^laatst, venoonende chiven in zi^t^e onder- 
fcheidene verhuizingen* Van tijd tot tijd hielden deze Pan^ 
di$rom W. om aalmoezen in te zamelen ; 'drooge rtjst of 
geld ontvingen z^ i^kel^k* Over: het geheele ligchsam / ea 
vooral op het voorhoofd , warf n zij met de asch van koemeaa 
bellreken* 

Langs den weg naar de pagode werd eene foort van marlaa 
gebonden, op wdke rijst, gedroogde visch', verVlren om de 
kaarten te kleuren, vet tot de offeranden en kokosnoten ge* 
vent. werden* De pagode was voi volks, en de Bramins ont* 
vingen zekerlik vele gefchenken ; want niemand kwam er 
binnen, zonder iets mede te brengen* Digt bij de deur be- 
vonden zich vele Tadins^ die, onder het vragen om aalmoe- 
zen , rondom' hunne altaren zongen en dantien* Het hoofde 
haar van fommigen dezer Geestelijken hing tot op den 
grond* 

^ Eenige fchreden van de pagode ftpiïd de vermaarde wa« 
gen , reeds ten tijde van alezander bekend* ' Op de grooce 
feesten werpen zich de godsSeniligile Malabaren onder des- 
zelfs gewijde wxelèn, en (lellen er eene eer in, onder de- 
zelve het leven te verliezen om den hemel te linnen. Op 
dezen wagen zag men eene groote menigte poitretten etf 
beelden van beide fekfen, in de onbetameiykfle houdiiigen* 

. *s Namiddags ten drie ure gingen de Bramins , van hiiiine 
muzijkanten verzeld, het beeld der pagode in den v^ver ba- 
den* Zoo dn deze plegtigheid geëindigd was , wierpen er 
zich alle dc vrouwen in, om zich te reinigen* *s Nachts was' 
de vijver verlicht» en de Afgod werd in een vaartuig ge-* 
plaatst » helwelk eene foort van altaar voerde , op hetwelk de 
Godheid was gep1aatst;muzijkanten omringden dit altaar , eeu> 
Bramin aan het hoofd , met een vliegennet in de hand : 
want geen vlieg mag de ftoutheid hebben om de Godheid te 
fteken. ^ 

• Vele Bnmins hadden, uit de naburige tempels, Afgbds-« 
beelden medegebngc , met bloemen getooid waren en.' 
den geheelen dag befprengd werden. De meesten dezer Af- 
godsbeelden waren van koper, met een zilveren hoofd. Te-^ 
gen den avond plaatllen de Bramins op het hoofd van allen,' 
die zich aanboden, een klein beeld met twee zamenvereenig- 
de voeten, van verguld koper, en gaven aan ieder der om- 
üanderen een klein* ilukie van de bloemen, die tot toóffet 
der pagode gediend hadden \ door deze. plegtigheid (kide 
men zich onder de bcfchcrming van bra^a* 


«3«l 

'Hst 


BE IU«IIE V/CN' iTBlftRV^ 


BE lUABE VAN HOMEIIUS IN EEN NOTEBOP. 

^ Tn de Huetiana van den geleerden huetius las ik onlangs 
^ ^ het volgende bérigt, hetwelk ik, indien het n. Mijnheer 
^ de ïleda^eur , bevalle , ter jpltatfinge in uw nuttig en asn- 
9, genaam Mengelwerk, toezend. Het is de eerwaardige Bis- 
5, fchop, die vervolgens fpreekt.” 

Voorheen had ik voor een verdichtfel gehouden, hei;gene 
ik meer dan eens had hooren vertellen, dat er iemand ge- 
weest was ; op het, kleiofcfarijven. zoo wel afgerigt , dat hi} 
de gebeele van homerus in zülk een klein fchrift konde 
bevatten, dat dezelve in een Notedop konde beiloten wor- 
den* Doch federt , de zaak meer van nabij bezien en aaodach- 
tig overwogen hebbende , heb ik dezelve niet flechts mogeHjk 
gevonden , voor iemand, op het kleinfchry ven beter dan ik 
afgerigt, tnaar meen mij zelfs te kunnen beroemen, het hem 
te Kunnen iiadoen* Op zekeren dag mij ten Franfchen hove, 
bij den Daufin , in tegenwoordigheid van het geheele bof, 
bevindende , beroemde ik mij op die wonderkunst. Ik 
moest er bew^s van geven* Ik bood niet aan , de geheele 
J/lade te kopieeren, maar zeide, dat, zonder dat men die 
moeite. zich 'gaf, indieu men een Huk dun en vast parkement 
-nam, tien duimen lang en acht duimen breed, én dit parke- 
xnent voorzigtfg plooide, in de gedaante, die de minde plaats 
heftaat , hetzelve in eene noot van de grootfte foort konde be- 
i|eten worden* Jk verkoos parkement boven papier, omdat 
parkement beter gevouwen en in kleiner ruimte dan papier 
kan berold worden* Vervolgens zeide ik, dat een dok par- 
kement van die grootte in zijne breedte een regel kondehou- 
den, welke dertig verzen bevatte, en in de lengte of hoogte 
tweehonderd- vijftig. regels, mits dawtqe eene vaste, bekwame 
on geoefende hand én een hélder en fcherpziend gezigt gebruikt 
Verd; dat men zich van ravefchachten moést bedienen, als 
die fijner kunnen verfneden worden dan ganzefchachten , die 
gemeenlijk gebruikt worden. Op deze onderdclling maakte 
ik.de volgende berekening, dat eqne bladz^de van zulk een 
iiuk parkement zevenduizend vijfhonderd verzen zoude be- 
vatten, en even zoo .veel de andere zijde, te zamen bedra- 
gende vijftienduizend' verzen van de JUade (♦). De- 
ze opgave moest ik proefondervindelijk bewijzen. Parke- 
ment, op de gemelde wijze toébereid, en ravefchachten wa- 
ren er niet bij de hand: hierom was ik genoodzaakt mi) 

te 

ra') Het geheele getal verzen bedraagt viiftiendaizind honderd vQf eu 

ta^tig* 



t» iftti fuytËOCp; mi 


fe bédiaiitfi nn betgene er ms. Bene geneenepenvérfiiedi 
ik zoo .fijn lis ik konde; ik iiam een iluk papier, ietsrmeer 
dan vijf duimen breed, en óp diè breedte fchreef ik.ldj’.de 
nvintig verzen. Vervolgens fchreef ik vier of vijf regels, 
zeer ragt onder ettamiter ; op eene boogie ygn dit mfd^ian 
zes duimen , waarmede ik toonde, dat er aldus hondercUvijftig 
regels op deze hoogte konden gefchreveo worden i en gevolge* 
l^k, dat, In evenredigheid van dit papier tot 'een (luk parke- 
ment van den duimen hoog en acht breed , het getale verzenj^d^a 
üf/We daarop konde bevat worden. De Hertog de cmvAZUSZW 
daarby tegenwoordig, de proeve ziende , welke ilc van mijn 
kleinlcbrift had gegeven, wilde insgelyks z^ne krachten daar- 
omtrent beproeven. Ten aanzien van de breedte gelukte h,e| 
hem, en fchreef hij even zoo .vele verzen, als ikopeenen re? 
gel van dezelfde lengte als de zijne had gefchreven; maar 
wat de hoogte aangaat, liet hij te veel ruimte tusfchen. d^ 
regels. Waaruit bleek , dat , hoewel hy het yereiscbte getal ver- 
zen op dezelfde bladzyde fchreef, tuj 'het vereischte getal 
regels niet zoude hebben kunnen levereq. In de hitte dezer 
proefneminge tnd de Koningin met haar gevolg in het vèiy 
trek, en aldaar allen bezig vindende, ontvouwde de Daudn 
de reden daarvan, en vertoonde aan hare Majedeic de proeven 
van het kleinfchiift, waarover Hoogstdezelve zoo wel volf 
daan was, dat zK die tot zich nam óm ze te bewaren. .. 





• • I 


flZT UOT ozn HERBZROZAA^HEID TtM UITIRSTn r, f 

OZilANlMiAZFD. « ; 

. ' • • • * 

* . - . * - V . j . 

1^ lUboren in Spanje , die vele deugden der QoiterUngeik 
overgehouden hadden en heilig uhoefenden , Hecen nfêc 
sf, de Herbergzaamheid op het voofbeeldeiykst te betoonen, 
enden Gast, die onder hun dak den Intrek genomen had, têgéb 
allen leed en gevaar getrouw te befchermen. Sterkfprekend 
is het g^edrag eens Gdjsaards in Granaéa. 

Ben Onbekende, met bloed bezoedeld, door het Gerege 
vervolgd, vervoegt zich aan de woning des Grijsaards, ver- 
zoekende om eene fcbuilplaats. Onvérwijld wordt dit ver- 
zoek toegeilpn, en hem eene fchuiiplaats aangewezen. Dan, 
naauweiyks ‘is hy daarin., vejrborgen , of ,de .Wacht komt naar 
den Moordenaar vragen — en van wien?* — Van des Grijs:^- 
aards ééoigen Zoon, wiens dèorwond en bloédend Lyk den 
Vader wordt voorgelegd ! , ” 

Hoe zeer gefchokt door deze allertreurigfte ontdekking, 
lévert hy zijnen Gist niet orer ié hahdé& der Géregtsdiena- 



VS nts«s6n]M 


Ze is van ^en' braaMeB<’^ii;.>-'> 
fo wien» rian, 80 flik}'' - 
Werd dood*4leitf'luaiU'gcfeld. >’’ '-Z 

„ 't W«'b0 Belgrado »-^ 2 ddir< glM bnit'l : 

Lang leve Pons fiogeeo I" ? - < 

Als zeisfen n)dside.diAKnis'vcilk.\ ' ’ "T 
Door TnrkTche dronunisir i 

1 

ft E^n indtthimKvaniliiih V 

*c 1| meetieo», oudcv cdp) c i 

Neem dei^-dubbeleii didnuD i* ; • \ 'I 

Voor uwed ^i^kqi.v : vr:. n. .. * 

.^'Ik b^:eetftxNid^3eein'/a(ill:!foMMC,; > „ 

En leef vgB'’JBiJa.p6ofioeo<).( , . o 

Ma;^''{k:;fiBbei; JIalnt^vaD tdie JM^nbekrl 

Daar is niets a<n:tft.doe&i;:iou 

* 

„ HporttaeR:!?-'evn|-aiS.(Mt keldAifcd^^, 

Den V0a0dcittldesubntdt .'; i ." i . .X 
Daar rchpbsse<n.-JkiiitfidN£cbe!j>(>odv ;..C. 

Mijn* hop8{lMl vkiLzyn psafi^.-..: :,:i 

ikibefvigttHriod.* bdnvop;,Rjyo\ niilffi „ 

l^J had zUk* vcl)i/^«d«nniv 
Ep:: yotee l^'Milig-.ii^i.dos rdimvh .1 'A 
■ Langs iM^ kBksbde::|Mlt;. nr/ itj i 3 

* 

„ Ik bi0f<iiMDih|.:;i2Uniet94ft>aB4^dT q 
H0 reikt m0f!et>syn>ige)d «'i^óiiaW {10 
Ook 4dkQiiI>0P3nes))drq^vn0pdiaRdw <f<3 
En , llerfl^^: U0ftij|ii beU^ioT t<Cx 

Va 

» 


f 


• V 

‘V 


M TABttUnjr^^ 


ff Dat geld. is .-voor den ]ini>fcben wtird»,. 

Die driemaal* plondiing leö} 

Zoo dacht ik, en, als vriendfchapSpeod , ' 
Nam ik de {djp flechts maé» . 

,, Ik droeg ,.in al mijn krijgtbedrijfv 
als een: heiligdom, 

In ’c v^ken of fay zegepraal,, 
in m^neti Aevel om. 

), Voor mmag verioör ik, in den ilag, , 
Het ; Cwen vocht verwoed;)' . 

Ik greep het eerst naair mqne.ipijp', I 
£n toen naar mijnen voet>’* ■ 

„ Gy roeit mij, 'vriend, tot ichreqéns koe. 
ó'l Zeg, hoe heet die man;' 

’ Dat ook nrijn hart rijn dengd' vereitt’ , . 

Ja hem benijden kan! ” 

ff De iappre 'was-rijn'^naam ; 

29jn goed ligt aan den Rijn;” 

„ Dat was mijn vader j kameraad , . . 

£n *t landgoed is nv ’t mijflfj’ > 

,, Kóm,'oude4 woon vooriaan'~bij'mij; .< 
Vergeet, verbeet nood h ’ '-'i v 
Kom, drinik met 'm^ van Whld»t'’s’.wljn, 
£n eet van .Mindtheris' brood '' 


•, To|»l morgen, trrif '. ik. is kimhttf ' 

Bij Wakher’s -eedlen zoonar i r . 

En wén ik iterve-,'-aiitvangt-'ook hij> 

Oe Tnrkfche jdjp Mb lobnl ** 

Kaetr het Hoogiuitteh 

V0O rpEvreu j» w, r» 


MENG EL W E R K, 


¥0t FRAAlrjB LBTtSRBN, KUNSTEN BÜ WBTbH* 
SCHAPPEN, BBTREKKELIJK» 



PROEVE , OVER DB- ZBLFVERLAGING» 

E en diep inziend i^arnemer van de menfchelijke na* 
tuur heefc gevraagd, of eenige Zelfverlaging nieÉ 
een noodzakelijk vereischte zij^ om aliüemeen in de ver> 
keering en in gezelfchappen te behagen en welkom te 
zijn ? ’t Heen hij dus zediglijk in de gedaante eener vra* 
ge voordek , mag , mijns bedunkens , zonder veel gevaar 
van tegenfprake , de lig met ja beantwoord wordeu. 

De zoodanigen, die zich het meest van anderen on<* 
derfchéiden, door boven hen uit te mnnceti, zijn niet 
altoos de meest beminden. De man , die zich Van zyne 
medemen'cben onderfcheidt doot eenige ontwijfelbare 
meerderheid , die begaafd is met eenig buitengewoon ta<> 
lent, of eene zeer groote- mate van vericregene kundig- 
heden heeft opgedaan , wordt door de meesten op eenen 
afdand befchouwd, en met zekere mate van ontevreden- 
heid, ontftaande uit dë bewustheid van vold'rékte en on« 
herilelbare minderheid. — De begeerte naar lof is eene 
algemeen heerfchende neiging; en zij, ^e op den geur 
van dezen wierook het meest gefteld zijn . moeten eigen* 
aardig het weigerachtigst wezen om dien aan anderen te 
hefteden. Te dezer oorzake leert de ondervinding op 
het onwraakbaarfte , dat zoodanige menlbhen in de ge- 
zelfchappen meest bemind en welkom zijn, die zich in 
geenen zeer merkbaren graad h ven hunne medegenoo- 
ten verheffen , of zich te vrede houden met eene zekere 
mate van . nietsbeduidend eid : en fchoon menfehen van 
dien ftempel meer tot het aantal . dan tot de hoedanigw 
heid van het gezelfchap toebrengen, zi) worden meer 
gezocht, om de gezellige groepen uit te maken, dan 
menfehen, die verbijsteren door hun fchitterend vernuft» 
of overtu^en do r hunne wijsheid. 

Van hier is het, dat lieden van de wereld, die de 
luimen en grilligheden des menschdoms met aandacht 
MEMO. i8i(. NO. 6 » <2 ivaar* 


V 




?ROEVB < 

• ^ 

t ' 

waargenomen hebben, door kunst*ml^elen ^hzelvoi 
weten te verlagen , hunne meerderheid te verbergen , en 
met het gezelfchap te fpelen door eene gemaakte onkun* 
de of gedwongene ftilzwijgendheid. Door dusdanig eene 
vernedering van karakter ontgaan zg de fchichten vaii 
kwaadaardigheid en nijd , fchoon eenigzins ten koste van 
hunnen hoogmoed en opregtheid. Zij befparen het ten ' 
toon fpreiden van hun vermogen om de overwinning te 
behalen , tot dat zg zich in éenen Hand geplaatst vinden , 
waar de naijver behaagt, en waar de overwinmng met 
voegelijkheid kan gezocht worden. 

Van 'alle foorten vm) meerderheid in den gezdliget 
kring is er geene, waarvoor men meer fchroomt, dan 
voor dien van Vernuft en Satyre; ook is er geene, die, 
over het geheel, meer berisi»ngs verdient, dewi^ dezelve 
zoo dikwijls gebruikt wordt , om den trots van hem , die 
dit vermogen bezit, te voeden, ten koste van de zöo> 
danigen , & eene veel grooter mate van wezenlj^e be- 
kwaamheid ra deugd bezitten, maar gebrekkig zyn in 
de gereedheid om een’ . to«tebragten ilag door eenen 
■anderen terug te kaatfen, of een’ zet met een’ tegenzet 
te beantwoorden. — Zelfs dan, waaneer dit meerdere 
vermogen aangewend wordt tot de beste Oogmerken, om 
onbefchoftheid te ftraffen en verkeerdheid te legt te bren- 
gen, wordt de lof, daaraan gegeven, niet met genoe- 
gen gelchonken; er gaat iets benljdends mede ^epnsad.— 
De aandacht van een geheel gezelfchap tot zich te trek- 
ken, hetzelve met eerbied te doen zw^n, met de 
driften en aandoeningen van hetzelve te ipelen, en ala 
ware voor te fchrijven winmeer het moet lagchen of 
met errstvolle aandacht luisteren, zijn nijdwékkende on- 
derfcheidingen. Iemand moge trotsch zijn,, dat hq duf 
een gezel' chap kan beheerfchen; doch zeUkn, zeer zel- 
den wordt hij bemind; zijne tegenwoordigbetd is een 
bedwang; en men neemt niet zelden waar, dat z'yn 
benen ^aan een bedwang wegneemt, over welks ont- 
heffing ieder verbl^ .is, fchoon niemand des durfde 
Uagen. 

l3e meerderheid in Wijsheid is niet min icbadelijk , wair 
neer dezelve (mag ik zoo wonderfpreiddg fpreken) ge- 

9 aard gaat met de dwaasheid om ffie ten^toon te iprei- 
en. In elk ander geval zal het gezelfch;q> eens Wijzen 
*. oen voorwerp van vermaak en voldoening wezen; maar, 
Vioneer h^ op een* mecstenebtigea toon voorfebrijfi , « 


f 






I 


OVBk DB ^BLBVBkLAGmO» Üf 

l^étijk BQné voorfchriften uitdeelt , als wetten , ^e waar« 
genomen behooren te worden » hoe ftrijdig ook met de al» 
genteene neiging en te^ het algemeen gebruik . aange- 
• . kant ; wanneer hij een*^ hoogen en bevelvoerenden tooa 
aanneemt, en zijne gevoelens voordraagt met de ftonte 
bewustheid van. iemand, die weet dat h^ knndtghedeo 
mededeelt aan de zoodanigen , die dezelve voorheen niet 
bezaten ; wanneer hij denkt , dat hij oogen geeft aan ds 
blinden en voetoi aan de kreupelen , zal hij , fchoon 
liet gezelfchap eene foort van ontzag inboezemende , nc^ 
tkns in *t zelve eer geduld dan bemind worden; en eea 
bezoek bij hem af te leggen , of van hem te ontvangen ^ 
gefchiedt veel meer uit pligt dan vermaakshalve. 

Vele Mannen van groote kunde en uitgebreide geleerd» 
béid hebben van dit zwak de fprekendfte bewijzen opge* 
ïeverd; eene bijzonderheid,. welke mij doet befluiten, 
de wijsfte Mannen , indien zij beöogen nuttig te wezen » 
óok tefièns de nederigfte zijn moeten. — In Boeken kun* 
Ben wij, lezende, zeer wel onderfcheiden de Sclwijvers, 
wien het enkel , als Egoïsten , om roem te behalen to 
doen is , van de zoodanigen , die eenvoudig ten oogmer» 
ke hebben , zoo gemakketijk mogelijk , onderwijzing me* 
de te deelen. Schoolknapen weten onderfcheid te maken 
tüsfchen den heerfchenden en goedaardigen Leermeester; 
én de menfehen, die men doorgaande groote fchoolkinde* 
ren mag noemen , brengen die onderfcheiding met zich ia 
de gezellige verkeering» 

De ftrenge Zedemeester is desgelijks een man , ^e , hoa 
fbhatbaaf ook , in de zamenleving zeldzaam den meestge* 
liefden, uitmaakt. Dit is inzonderheid het geval , wannet 
bij zich geftreng betoont omtrent de misflagen en gebrekea 
Van anderen , en hunne kleine dwaasheden als hoofdmis* 
daden doet voorkomen. Zijn eigen gedrag , hoe voorbed» 
delijk ook in doel , verliest alle uitwerking , door den ont* 
2ettenden afftand tüsfchen heip en de menfehen in ’t- alge* 
meen. fpreken, *t is waar, van hém met diepen eer* 
bied; wij roemen dikwijls zjjiie deugden; dan hij is al M 
verre boVen ons, om te deelen in onze toegenegenheid» 
Hij maakt eene uitzondering op de (truikelingen , wdks 
wij met onze medemenfehen gemeen hebben ; en , (bhom| 
Wij misfehien verlangen die volmaaktheid te bereiken , toc 
welke hij blijkt opgeftegen te zijn , fchgnt de po^ag 
daartoe omzet met onoverkoombare zwarigheden , ert, niet 
b Haat oa reden te geven , hoe hy deseWv te boven 

Q* kwm% 


0 




tftS ' > MIOEVK 

ICWSUUy zien wij hem veelligt aan , als een wezen Tan heo* 
geren aanleg. 

Benige Romanfchrijvers hebben perfonen van die ver* 
hevene deugd in hunne werken ingevoerd. Wij vinden 
behagen in hunne deugd , in de omftandigheden , waarin 
y.ij hen geplaatst hebben , als de belooners der deugd en 
' de firaffers der. ondeugd ; dan wij mogen er zeer aan tw^ 
felen, of wij, in het ^delijk leven, zouden verkiezen 
hen tot onze medegenooten te. hebben. ,, Ric.iaroson ," 
merkte onlangs eene Dame bij mij op , „ heeft zijnen i 
„ CHARLES GRANDisoN ZOO Ontzettend volmaakt en zoo I 
„ allesovertreffend deugdzaam gefchetst , dat men zooda- 
„ nig een man niet wel zou kunnen verdragen. Zeker, 

„ die met hem verkeerden, moesten altoos voor hem be- 
„ ven, even als een llraflchuldige in de tegenwoordigheid 
„ van een' geftrengen regter 1 ” — Er fteekt vernuft en 
waarheid' in deze bedenking. 

De zucht tot meerderheid en tiitfleken boven anderen 
ontmoet men echter , als een zeer heerfchend gebrek , in > 
alle rangen der zamenlevinge. Van de gezelfchappen naar 
de Ton , en van vermogende lieden , tot de geringfte za- 
mefakomflen onder de lagere klasfen , treft men er altoos 
eenigen aan, die boven hunne medegenooten trachten uit 
te 'deken, en blijkbaar toonen , aangezien te wQIen wof> 
den als den held en gezagvoerder in ’t midden van huns 
gelijken. “ Dit, ondertusfchen , levert alleen eene proe* 
ve op , dat de zucht naar roem bij hen de overhand heeft 
boven het verlangen om de genegenheid hunner medege* 
nootén te. winnen; dat zij. het zich niet bekreunen, welke 
opofferingen zij doen, kunnen zij^llechtstomuiching verwet* 
ven ; en of deze toejuiching vrijwillig gefchor^n dan af* 

f eperst zij , of dezelve van goeder harte en gul weg gefchon* 
en worde , dan vergezeld van fmert en ongenoegen , deze 
/is even welkom aan hunne verwaandheid; eene drift, al 
te zeer met zichzelve ingeno^n, om keurige onderfchd* 
dingen te maken of zich kiescn te betoonen omtrent de 
bron van voldoening. 

Dan, ik vrees dat er anderen gevonden worden, <Be, 
door eene overmate van nederigheid , zkh laten vervoeren 
tot een gedrag van eenen zeer tegenovergeflelden aard. 
•Vreezende dat zy te wijs of te deugdzaam zullen wezen 
voor de zoodanigen , met welken zij verkeeren , trachten 
zg zkh fjeeds te verlagen , door het vertellen van bijkans on* 
gdoofel^ gevallen hunner begane dwaasheden of ge* 

picci' 


f 


QVEK DE ZBtirVEIUÜlLOIMO. 

^egde ondeugden ; fprekende van dwalingen , nooit door 
hen begaan ; van dingen vergeten te hebben, welke zij 
£phaalden , of zich beuzelingen Herinnerende , £e zij dade> 
tijk vereeten hadden ; mlnnarijtjes verhalende met vroa« 
wen , me zij nimmer zagen , alsmede gedronkene roezen 
bjj menigte. — Zoodanig eene Nederigheid of Zelfveria» 
ging is altoos kwalijk geplaatst; want de bekentenis vw 
dwaasheid of ondeugd , die gelach verwekt , kan men niet 
wachten dat van bekeering zal gevolgd worden. Het mag , 
daarenboven, aan het nadenken wel aanbevolen blijven van 
de zoodanigen , ^die vreezen voor „ al te vroom of te 
tegtvaardig aangezien te worden , of er in den grond 
hunner nederigheid dezelfde trots en zucht tot meerderheid 
tdet fchuile , die bq anderen in een loffell^er gewaad te 
voorfchijn treedt. Ik hoop, dat zij, bij onderzoek, dit 
hun gewl vindende, wedér op hun voegelijk (landpunt 
zullen wedetkeeren , en te vrede zijn met . niet beter of 
erger gekeurd te Worden, dan zij waarlijk zijn, of hunne 
medegenooten hen mogen keuren , zonder de wanfchikke> 
lijke toevoeging van eigen verzonnene dwaasheid en ingC" 
loeide buitenfporigheid. 

Over bet algemeen , échter , mogen wij aanmerken , dat 
bij de zoodanigen , <he met de daad een uitftekend vernuft 
bezitten , wier geest fchitterend is , wier deugd tot het 
heldhaftige pp klimt , eenige Zelfverlag^g van karakter noo< 
dig is , om zich algemeen aangenaam , en tefièns wijsheid 
en deugd beminneli^ te maken. — ,, Weinigen,** is de 
aanmerking, welke ik, tea Hotte, van een geleerd Schry- 
ver ontleen , ,, wein^en liyten hunnen tijd met veel ge* 
„ noegen onder het oog van onbetwistbare meerderheid. 
„ De Vemufteling , wiens levendigheid van voordragt tra- 
«, gere tongen tot zwijgen dwingt ; de Schoolvos , wiens 
,, taalkennis , zoo breed uitgekraamd , niemand toelaat te 
», denken dat hij iets weet ; de ziftende AlbediUer, die 
,, geen den minfren misflag onopgemerkt en onberispt laat; 
„ de Redevoerder in den gezelligen kring , die den niets- 

bedrijver noodzaakt om. te denken en den onachtzamen 
), om aandacht te verleenen, — voorzeker deze allen 
•> worden fomwi^en geprezen, gevreesd, geëerbie 
}4 <Mgd — msar ook vermijd! ** 


Q3 


•nni 




ÓVS& HBT UISB&Qie "> 

( 



. OVER HET MISBRUIK DER BRILLEN» EN HET VER* ' 
KEERDE DENKBEELD» AANGAANDE DE VERBTER* 
KING DSRZELVEN VOOR ipT ZWAKKE GEZIGT. 

Door w« MENSERT , Oculist te ^t»/ier4am 

E r is geene geneigdheid zoo algemeen of krachtig ob* 
der 't menschdotn, als zieken raad te geven (t). 
iloezeer dit gezegde omtrent de mekcén in het algetneen 
bewaarheid Wordt» kan men echter i» de ooggehrdxa 

betzdve'’t duklelijkst bevesHgd vinden. . 

Geen zieke is er» die zqq; l^>Qe(iig fSnd hcfcomt, ab 
bij, die aan eeene ongefteldheid der oogeB;lndt;_ geen 
huisgezin wtndt er gebonden, of men weet» het zij door 
aanprijzing , het zg door zoe^naamde ondervinding, 
voor de oo^n een zeker middel tot herftel. Ebn, he. 
laas! niet. zelden midervindt hB,-die'zich Ugtzinnig 
«an zoodan'^En raad overgeeft, het ongdakk^ gevolg 
^arvan. Ware het dat deze natuurlijke geae^bm tot 
fkadgevbig gepiar ^ ^ng met werkeh^ kennis van het 
loeder maaklèl van dit, ons zoo -belangrijk, Emtu^, men 
soinle omziatiger te werk gaan : in de daad , .geen gedeelte 
der Gdieesknnde wordt , over het a^emeen , meer ver- 
ruimd, mem- verkeerd behandeld, en aan de geoezmxte 
kracht der Natuur overgelaten, dan de Oogziekte; en» 
wanneer wq uit het groot aantal oogziekten Hechts de 
jswakte des gezigts gadeflann, en de geneesmiddelen» 
daarvoor aaageraden» in aanmerking nemen» zal de 
•dwalii^ Qioe^ bljjken : want vranneer men van zwakke 
•oc^n. hoort ft>reken , fchynt men « als om ftrijd » den 
Dm te willen aanraden» en wel, zoo als men vertrouwt.» 
mm het gezigt te bewm-en en te verfterken; dan, op 
vdfcen . g^d is deze raad- gevestigd ? Is het op^ de 
ondervinding ? Neen , het is Qochtis gewoonte cs bhnde 
vo^zucbt , welke dezejdwaimz veroorzakeii. Ware het 
mog de nieuwheid der uitvincmg » die zoo ^kwijls mis. 
'leidt i maar integendeel» de Bril is omtrent zeditmderd 

(*) Dit Stukje is door den Auththir , abufiveliyk , -gelijktijdig 
bij twee onderfcheidene Maandwerken ter plaatfinge inge^ 
zonden. De Redacteur. 

^t) of Genee^^er, Ifie Peel, bU 4 . 

♦ ♦ •v’’ ' ' _ \ 


/ 


SER BRILLEN,* ENZ. Sjf 

|trm io gebruik, en nog is derzelver uitweildng op héC 
gezigt niet genoeg bekend en in acht genomen: want,' 
hoort men niet als uit éénen mond, dat de Bril de oo^eli’ 
verfterkt? Geenszins'is dit mijn gevoelen; de onderen- 
ding overtuigt mij te veel van het tegendeel : want hef 
is zeker, dat zwakke oogen door den Bril nog meer ver- 
zwakt worden. Niet zelden wordt mijn raad omtrent dei 
keuze van eenen Bril' ingewonhen , en vele malen vraagt 
men mg, 'waf 'ik van den Bril denk? 

Dit heeft mij aangefpöord, om mijne gedachten om- 
trent het gebruSt vah ^n Bril , en deszelm zoogenaamdé 
verfterkend vérntogen, bekend te maken, opd^t Veleif 
zich voor het verkeerd gebruik wachten, en het gezigC 
van menigeen daardoor behoed worde ; want voor het be- 
houd van het gezigt te zorgen , kan , wel ingezien , dik- 
werf nuttiger zijn , dan oogziekten te genezen. Barbbu 
pu BOURG zegt te regt: het ts geed, de ziekten te kun^ 
tten genezen; heter echter^ dezelve te voorkomen Dit 
is dan ook de réden , dat fommige , en vooral Duitfche 
Oculisten, zich beijverd hebben, om aan het algemeen 
voorfchriften te’ geven, allerbelangrijkst tot oewaring van 
de gezondheid der pogen. 

De beroemde" sömmering belgdt openhartig , dat'zynb 
lesiên en verhandelihg , tot onderrigt ’ en waarfchuwing 
omtrent de oogén , misfchien meer nuts hebben gefticht^ 
dan, de door hem voorgefchrevene middelen (t)* 

Lidien wij het teeder maaklel van ons allerbelangrijkst 
zintuig , het gezigt , gadeflaan , is het bewonderenswaatr 
dig, dat door & verwaarloozing van hetzelve, zoo in 
den gezonden als zieken (laat , niet een grooter gedeeltb 
van het menschdom tot blindheid is verwezen. Velé 
malen wordt tot behoud van hetzelve de verkeerde weg 
ingeflagen , waarvan de Höogleeraar ‘ van maaNen dé 
voldoendfte reden heeft' opgegeven: want,” zegt hij, 

„ dewijl de nuttigheid van net gezigtszintuig zich zoo 
,, verre uitftrekt , wat wonder .dan , dat de menfchen op 
„ deszelfs behoud altoos zijn bedacht geweest, en alm 
,, hulp- en geneesmiddelen , welke aan dit oogmerk eéhig^ 
„ zins fchenen te kunnen beantwoorden, vlijtig hebben 

aange\^end; én daat ^t aSff dé meufchei^kè nathur 


(*) M. BARBEU OU BOURG , Element de Mede'cinei Paril 
1780. pag. 35. ■ 

Ci} Söhxerino, ffllchteu ^gen die dTugenf &c. pag. 

Q4 



oysi^ Anmx^ 

^ eigen is, dat tnen een bedoelde einde altoos laogs des 
kortften en gemakkelijkilen weg zoeke te bereiken, 

„ wat wonder ^n tevens, dat het gebruik van Brillen, 

,, hetwelk in die gevallen, waat dezelve te, pasïe ko- 
„ men, allergemakkelijkst is, en fpoedig aan het oog* 

„ merk voldoet, ook in gevallen, waar dezelve niet te 
,, pasfe kwamen, is beproefd geworden, ja zdfs ^t, 

,, daar men in fommige gevallen zoo doende zijn oogmerk 
eenigzins bereikte, . men in het. gebruik derzelve is 
2 , blijven volharden , fchoon indedaad het aahwemg zyn* 

„ de gebrek juist door het gebruik van zoodanigen Bril 
„ verergerde, en het gebruik van een’ Bril iji^derhand 
,, volftrekt onvermijdelijk wierd. Zie daaè dan , door 
„ der menfchen dwaling en onkunde, het gebruik der 
,, Brillen vermeerderd (_*}.’* 

Wanneer men op het zwak en gebrekkig gezigt van 
vele jonge menfchen acht geeft , is de oorzaak daarvan 
jiiet zelden in bet verkeerd gebruik van den Bril, tot ver- 
flerking van de pogen, re vinden; dan, niettegènllaande 
het mij dpof de ondervinding bewezen voorkomt , dat de 
^ril groot nadeel aap* zwakke oogeii toebrengt, moet 
evenwel de uitvindinv van den Bril, over het algemeen , 
op. boogen prijs gefteld worden : want hij, die de nuttig* 
heid der Brillen wilde ontkennen, zoude even zoo zeer 
het pad bijster wezen, als hij, ^ voor alle oogen één 
Bril noodzakelijk achtte; dan, twee uherden fbhijnen bij 
4c Brillen plaats te hebben, en wel eepe te groote voor- 
ingenomenheid, of een te fterke afkeer van dezelve; 
]^eiden zijn nadeelig, maar vooral het te groot vertrou- 
wen in den Bril. Ongelukkig is bet , dat junge menfchen , 
die dezelve moesren mijden, er zoo verzot op zijn, en 
.oude lieden daarentegen , voor welke zg zoo noodzakellik 
kunnen worden , dezelven fomtijds ontwijken wilr 
Jen. 

De gevoelens , welke het algemeen omtrent den Brn 
koestert , nagaande , komt het daarop neder , dat de Bril- 
len hei: gezigt verfterken en bewaren (confetyeeren), ea ' 
gevolgelljK derzelver vroegtijdig gebruik 'met aüeen voor- 

dee- 

* 

VérhanMipg vap het Bataafyh Genpotfehap, te Pot* 
jferdamy Xlde Deel , bl. 356^^ alwaar men het Ant- 

woord pyer de Brillen . enz. van den Hoogleexaar p. j. vaH. 
^AA^?N V dé Eerprijs is toegewezen, vinden 
cn welke Prijsverhandeling^, omtrent net ware nut der firil:« 
len‘^ ter lezing behoojt cq worden ^^ingcprezen. 


l>Bit brulbn, bnz* ftS) 

deelig, maar zelfs noodzakelijk is. In hóe 'verre men 
hierop yenrouwen kan, zal uit het volgende genoeg» 
zaam blijken. 

Voorgenomen hebbende alleen over het misbruik en de 
verkeerde denkoeelden aangaande het verfterkend vermo» 
gen der Brillen op het gezigt te fpreken , zal ik mij , om- 
trent de eigenfchappen derzelven in het algemeen, wei- 
nig bezig hoonden; bijzonder is het evenwel, dat, wat 
ook van de ware werking, zoo van vermeerdering of 
vermmdering van prikkel van de Brillen op de bogen , als 
van de ver|r6oting of verkleining , kan gezegd worden , 
de wtwerking, of liever het gevolg derzelven op de 
oogen , altijd dezelfde is , namelijk , dat de oogappels 
ijtupillen) zich door derzelver gebruik verwijden. Ja, de 
oogappels, welke de Schepper zoo gefchikt gevormd 
heeft voor uitzetting en vemaauwing^ worden altijd doos 
«den Bril , zoo- wel door holle als bc^e glazen , in eene 
gedurige verwijding gehouden , waardoor , na lang draden 
van denzelven , eeiie verlamming of gebrek aan wederin- 
krimping van de oogappels ontftaat, en waardoor de 
Bril , alhoewel _ dezelve zoo nadeeUg werke , volftrekt 
uoodzakelijk fchijnt geworden te zijn. 

Het verfterken der oogen door den Bril is eene ver- 
keerde uitdrukking, welke alleen door onkunde en ver- 
keerd begrip ontuaat, en geenszins met de ondervinding 
overeenilemt, 'Wie toch zoude er op kunnen roemen, 
door het gebruik van eenen Bril zijn gezigt verfteikt te 
hebben ? want bij , die eenmaal zich tot derzelver gebruik 
bepaald heeft, kan er zonder moeite en opoffering 
niet weder van afzien. Zeker is het, dat mij enkelen 
zullen tegenwerpen , van jong zijnde eenen Bril gebruikt , 
eni met het vijftigfte jaar, misfchien vroeger of later, 
denzelven afgelegd te hebben, niet alleen zonder daar- 
door nadeel aan de oogen te hebben geleden , maar met 
dat goed gevolg van zonder Bril te kunnen zien , en wel 
. tot een’ zeer hoogen ouderdom ; dan , wanneer wij. deze 

f evallen van nabij befchouwen, zouden w^, eer^ns, 
unnen aanmerken , dat dit zeker byzigtigen {Myopes) 
Zyn ,■ die alleen door de bolheid van het hoornvlies (j) 
Ccomea) genoodzaakt zijn geweest den Bril te dragen , in 

‘ welk 

/ 

C*") De Bijzigtigheid wordt niet altijd en alleen door deze 
QQizaak aangebragt. 

Q5 


j 




I 


•34 uobaxjtÊ 

welk geval de. veikleih> of hol-ge(kpene 6r3 ^ral n«|k* 
tig kan zijn; inaar dan zal de vraag wezen: is nu deze 
bijzigtigheid of bolheid van het hoornvlies door het ge* 
Wik van den Bril genezen of weggenomen? het ant- 
woord is : neen ; het is aan den ou^rdom «gen , dat de 
oogen en dus het hoornvlies zich verplat , waardoor het 
tegengeftélde , namelijk verzigdgheid , ontflnat; op welke 
gronckn wy jgelboven , dat zij , die deze gunftige uitweb 
fcing van den Bril ondervonden hebben, zonder het ge* 
bruik van denzelven , op hun gezigt zouden hebben mogen 
roemen; maar nog meer komt hierbij in aanmeddng, dat 
de kortzigtigheid ook vermeerdert of vermindert , ja zelfs 
verW^^^^ vooreekomen wordt , door den aard vart 
bezigheden, of het beroep; daar het zeker is, dat men 
tmtter de Geleerden , of liever bij hen « die veel lezen , 
en bij Kunftenaars., die kleine Voorwerpen behandelen ^ 
meer bijzienden aantieft, dan onder deii Boerenftand en 
de Zeelieden. . Ëmdeli^ zal men nog hierbij kunnen vo^ 
gen, dat zij, die op de goede uitwerking van den Bril 
roemen , voorzdcer geene zeer hol-geflepene Brillen zullen 
gedragen , en zelden bruine of Zwarte , maar véeld 
blaauwe of graauwe oogen- hébben $ dewijl de laatfte veel 
meer infpanning verdragen kunnen , W de eerde. 

Dau^ veronderdellende eens dat fommigen eene voor* 
rieelige uitwerking van den Bril tot verderking des ge* 
zigts ondervonden hébben , moet. dit- evenwel op het al* 
gemeen niet toegepast worden; want hoe velen zoude 
men daar niet tegen kunnen dellen , die eene andere uit* 
weridng van den Bril ondervonden, en hun gezigt doot 
het onberedeneerd gebndk van denzelven hebben verloren » 
of aan eene onherdelbare zwakte der oogen lijden? 

Hoe velen dragen een Bril , bij welken geene de min* 
fte overmaat van bolheid van het hoornvlies wordt waar- 
genomen, maar vner ooggebreken door Scrophulziek- 
ten, Kinderpokken of andere ziekten ontdaan zijn; ^ 
zen zuilen voorzeker het nut van den Bril zoo zeer niet 
roemen, maar ongetwijfeld van de verzwakking hunnet 
oogen door het gebruiken van denzelven overtuigd zijn. 
Dezen immers ^tten niet alleen met de toeneming det 
jaren den Bril niet af, maar dezelve wordt bun onont*> 
beeiiijk ; daar te boven moeten zij van tijd tót tijd cent 
fcherperen nemen, tot dat zij eindelijk geen Bril meer 
kuimeii vinden , domr welken zij zien kunnen. 

Zouden zy, die gewoon zijn een Srü te dragen» cn 

daar* 


t 



t 


. te», auiini • sMs; 

ifiaardoor gmoodaudct zijn b^tia jaarlijks «en* titenwen te 
koopen^.nit hoofde dat zg niet langer door.denzelvea 
kunnen zien , durven beweren , dat de Bril eene ver(l»« 
kedde uitweiking hunne oogen had? Ik vertrouw^ 
dat het tegendeel er te tiaar door bewezen wordt. 

Dit alles nu betreft de verkleuH of hol^^geflepene Bril- 
len ; dan zoude men geene beter uitwerking van de ven* 
‘Sroot- of bol-geflepene Brillen en derzelver verfterkende 
■kracht nic^ai verwachten? Hieromtrent vertrouwen wg, 
■dat de overtuiging ik^ minder moeilijk zal vallen; want 
ieder, die een Bril zal kiezen, vreest voor cea* te veel 
(Vergrootenden Brh , en waarom ? al weder fommigen van 
■honren zeggen; maar anderen ook, domrdien zij bg on- 
dervinding van derzelver nadeelige uitweiking overtuigd 
zijn. Men is dus beducht voor de te veel vergrootende 
Brillen, en zoekt ak^ de tniast vergrootende. Aoahs, 
'die veel nut van de Brillen veroode^lt, zegt: „ Wei- 
-■,, nige gezigtknndgen zullen er gevonden wordiro , die 
„ geene voorwerpen gezien, hebben , welke hun gezigt<, 
■,, door zich te zeer aan korte bisródpimten , of ilerke 
,, Vergr oringen, te gewennen, zoodbnig bedorven, en 
„ deze teedere zintuigen in die mate gefchonden hadden , 

,, dat zij in èet vervolg geen’ dienst van een%e glazen ' 
„ meer hebben konden (*>.” 

Het is echter nie* alleen het verkeerd bemp , welk de 
Myi^es, of b^gtigen, tn Prestyt^a^ of verzigtigen, 
aangaande de verfteikuig der oogen door de Brillen , heb- 
ben , hetgeen wij beftrpen willen , maar ook vooral het 
'gebruik van den Bril tot bewaring fomtgds van de ge- 
zondlle oogen. Zeer' verkeerdeli^ heeft men gedacht.» 
dat er Confèrves of conferveer^zen , of bewaarders van 
het gezigt, beftonden; dan hét is zeker de benaming, 
welke het algenteen doet dolen: want in de daad wor- 
den er geene BciMen gevonden, welke een volkomen 
-gezond gezigt bewaren tonnen. SöaiMBRiNa zegt daar* 
om : „ Brillen ^ knikken., en cmiferveerkrukken voet: 

„ gezonde beenen zijn er met en behoeft men ook niet.** 
Wanneer vnj nu- daarbg nagaan, wiat gewoonlijk die 

f ewnande conferveergiazen zijn , dan zal men zijne dwa- 
ng nog dntddijker befpeuren : want hoewel men nu eens 
'^teminst vergrootende, en danweder de groene glazen de|i 

naam 

' o Gv jozw • Ptrimdeiing msr Jiet Zi»^ bl> .U^« 

* ' js» 


rtjf OVER HET msBRim: 

Raam van 'Conf^es toevoegt , fchynt echter het wan 
conferveerglas niet anders te zyn dan een natuuilök zuW 
ver glas, dat noch vemoot noch verkleint; en vrat die 
eot Mwaring of verftermng des gezigts zal kunnen toe* 
brengen , is gemakkelyk te begr^n en te beöordeelen ; 
-namelijk,- dat het een nietig middel is, alleen dienldig 
om de mode van een* Bril te dragen te begonfligen. 

Een goed gezigt behoeft geen Bril; ook kan het ge> 
zonde oog doOr geen Bril, wanneer dezelve Hechts ia 
de kleinde vergtootbg valt , de voorwerpen duideliyk on* 
derfcheiden ; en wat den verklein*-Bril betreft , dien heeft 
men Hechts een oogenblik voor de oogen te hebben , om 
deszelfs vermoeijing te gevoelen , en prijn in het oog ge* 
waar te wórden. Wel is waar dat zich de oogen aan 
den Bril gewennen ; dan dit is niet ten voordeele van het 
oog, en bewijst niets ten nutte van den Bril; maar het 
doet klaar zien, dat dezelve de oogen verzwakt, dooi* 
dien men het duidel^ zien met het bloote oog door het 
dragen van den Bril onmogelijk beeft gemaakt. - 

Van den Bril wordt dus een zeer. verkeerd gebruik 
gemaakt, en dit is nog, behalve al. het bygebragte, dut* 
delijk merkbaar: want, zonder geheel en al uit het oog 
'te verliezen , dat de verfchillende beroepsbezigheden des* 
zelfs gebruik meer of min noodzakelijk kunnen maken, 
4tomt het ons toch in het oog to(q>en(ie voor, dat jonge 
Heeren , wanneer wij volgens het veelvuldig gebruik vag 
den Bril moeten oordeelen, oneindig meer dan jonge 
Jufirouwen, kortzigtig of zwak van gezigt zijn. Het 
gebruik van een Bril tot lezen en ichr^ven, mt verrig* 
ting van fijne handwerken enz. laat zich duidelijk ver* . 
-Hlbn dat noodzakelijk kan wezen; maar het zoo alge- 
meen gebruik van den Bril op flxaat is veelal overbo- 
dig, en allemadeeligst tevens voor het gezigt, en het 
zotte 'daarvan is al te duidelijk; want zoude het niet 
een’ ieder* belagchelijk voorkomen, -wanneer zich em 
jonge Boer op weg van éenen Bril bediende ? 

De vermaarde Oogarts hEEu zegt te regt : „ De mees* 

„ te zwakken van gezigt meenen, dat 'zij zich,, met 
„ Brillen , het zien veel verUmen kunnen , en de ^cht 
,, hunner oogen behouden, of zelfs verfterken;.ja eeni* 

„ gen gaan zelfs zoo ver , dat zij ut de heilzame wei- 
king , die de groene kleur zelfs op gezonde oogen 
,, heeft , het verkeerd gevolg afleiden , dat groene M- 
s» Icn een zwak oog blader oodetfteuoe» moeten.; — 

„ Maat 



DIR BRILLEN} ENZ. 

Maar wee het oo^ , dat door een Bril moet rJen y 
n wanneer bet nog niet voor deszelfs gebruik gelcliikt 

„ is (*) ! ” 

Wat mag toch de reden wezen, dat men zoo op de 
groene BrilleR gefield is? of zoude het alleen de kleur 
wezen, welke zoo behaagt? want de nadeelige werking 
van den groenen Bril op zwakke oogen is dikwijls nog 
grooter. Wel is waar dat groene voorwerpen de 
zachtfle en aangenaam (Ie voor het gezigt zijn; dan deze 
aangenaamheid en verzachting verdwijnt fpoedig, wan- 
neer men geftadig een groen glas voor de oogen heeft , 
in welk geval alle voorwerpen , ja de geheele oppervlak- 
te, welke men. befchouwt, een groen aanzien krijgt;, 
daarenboven doen zich de voorwerpen niet in die aan- 
gename groene Ueur als het brilleglas zelve op ; in- 
tegendeel, alles is met eene vuile ueur overdekt; ook 
flnjdt'het met de Natuur, welke geene algemeene klenr 
voorfchrijft , maar alles onder verfchillende klenren doet 
Toerkomen. Die eentoonigheid is beleedigend voor het 
gezigt; daar, integendeel, de afwisfeling of verTchillend- 
heid der kleuren voor ons oog aangenaam en nuttig is. 

Geenszins is mijne meening den ^enen Bril geheel 
te verwerpen; neen! deszelfs nat fs mij veelmalen in 
de ziekten der oogen gebleken. Het is deszelfs verkeerd 

f ebruik en zoogenaamde verfterkende en conferveerende 
racht , welke ik beltrijde. De Oculist beer , met wiien 
ik Merin overeenllem , zegt : ,, De groene Brillen , waar- 
„ van zich de zwakken van gezigt zoo gaarne bedenen , 
,, zijn zoo wel bij het werk , ms buitenden , zeer na- 
„ deelig, dewijl zij alle- voorwerpen geheel anders ver- 
„ toonen, dan zij er dadelijk uitzien, en aan alle din- 
„ gen een duister, morfig aanzien geven; want daar- 
,, door veroorzaken zij het buitenden reeds zwakke en 
„ lijdende oog, dat evenwel de voorwerpen zien ivil, 
„ hoedanig zij wezenlijk zijn , eene nog meer dan ge- 
„ wone infpanning, en helpen dus de verzwakking der 
„ oogen flechts vergrooten.” 

Daar wij dan door dit alles vertrouwen aangetoond te 
hebben , dat de zwakken van oogen veelal verkeerdelijk 
hunne toevlugt tot eenen Bril nemen, en dat dezelve 

in 

C*) O. j. BEBE , beproefde middelen en emftige raadgerith 
gen veer de Oogen^ enz« *s llage, i8ol« 



I 


ft3^ OVER HET MtSERUIR DER BRILLEN, EN2« 

in de daad de oogen niet verfterken kan, en v6l/irekfr 
geene kracht tot bewaring van het gezigt bezit, zoude 
het , mijns bedunkens , veel voordeeliger voor de Maat-* 
fchappij wezen , indien men vöortaan , in plaats van den 
B il zoo onbepaald aan te prijzen , zich van dezen raad 
wilde bedienen: U^ees voorsJgtig in de keuze van eenm 
Brilt of fo fade met iemand deskundig ^ alvorens gij 
tenen Bril gebruikt ; opdat gij uwe oogen niet bederft , js 
uw gtzigt geheel verloren ga. 



BET LEVEN EN DB WERKZAAMHEDEN VAN DEN HBERJS 

j. M. MONTGQLFiBR. Door den Heer delambrb. 

(jToorgelezen in eene openbare Zitting van het Nationak 
Inftitut t 7 januari] 

J OZEF MiCHiBL MONTGOLPiER , Aanwijzer van het 
Mufeum.van Kunften en Werktuigen, Lid van h^ 
Raadgevende Bureau van Kunllen en Fabrijken bij het Mi* 
nistene van Binnenlandsch Beduur, redderend Lid van bet 
Inditut , en Ridder vaii het Legioen van Eer , werd go* 
boren te fddalon-les^zinnonai , in het departement van 
^irdeche, van piekru. montgolfier en anna duret» 
op den i 6 van Oogstmaand 1740. 

Zyn Vader, eigenaar van eene Papierfabrijk , welke hij, 
van t^ tot tiid, uitgebreid en verbeterd had, leefde 
aldaar als een Aartsva&r, onder ziine negen kinderen, 
vele bloedverwanten en alle zijne werklieden, in de be* 
trachting van huisfel^ke, handeldrijvende, godsdienlhge 
en gastvrije deugden. Beroemd door z\ine braafheid, 
verftandig huisbelluur en vastheid van karakter, paarde 
hy bij zoovele achtenswaard^e hoedanigheden eene matig* 
heid en kracht van gezondheid , (Fe hem eenen zeer hoogeit 
ouderdom deden bereiken , zonder ooit eenige andere ziekte 
gehad te hebben, dan die aan zijnen leeftijd eenen eind* 
paal Helde, in den jare 1793, >>> ouderdom van 
93 jaren. 

Alle zijne kinderen hadden zucht voor wetenfchappen : 
Hechts twee werden te Parijs opgevoed; jozef, het 
onderwerp dezes Levensverhaals , was, met drie zijner 
Broederen , in het KoUegie van Annonai gebleven ; twij* 
felachtig, echter, u het, of bij vah eenige andere fcho <4 

meer 


UVSN BNZ. VAN J. M. MONTGOLFtER. S'3^ 

neer nuts zoude getrokken hebben. Hoewel van het 
xacbtlle en befcheidenfte karakter, was hij tevens te 
onafhankelijk , of liever te zeer ingenomen net , te. zeer 
gehecht aan z^ne eigene denkbeelden, om met eenige 
vrucht lesfen te Volgen , die met zijnen heerfchenden fmaak ■ 
niet genoeg overeenftemden. 

Bekendis het, hoezeer de beoefenin|f yan de wis- en 
natuurkundige wetenfchappen , nu zestig jaren verleden, 
in bqkans alle Kollegien in Frankrijk verwaarloosd 
werd. Meer dan eens beklaagde zich jozef , niet in de 
gelegenheid geweest te z^n om al vroeg de voorberei- 
dende kundigheden te verkrijgen , die hem , in zijne na- 
f^ringcn, tot zekerder ^ids zouden hebben kunnen 
^nen; maar, van zyne knidschheid af «heel overgege- 
ven aan zijne werktuig- en natuurkundige denkbeelden, 
zoude hü 'nhnffler bwbcn kunnen verwachten , dat de 
gewone loop van oefeningen, ten laatfee, na een lang 
tydverloop , hem de lesfen zoude leeren , die hem zouden 
gevoegd hebben; en te Parijs.^ even als te Annonai^ 
zoude h$ genoodzaakt geweest zijn , voor zichzelven eene 
wetenfchap te vervaardigen, die gelieel de z^ne was; 
voor zichzelven eene foort van Reken- en Meetkun^ te 
fcheppen, door middel van welke hi| uit bet hoofd vrij 
moeijeli^e fommcn berekende, en over de gevolgen 
oordeelde, die van eenig werktuig moesten verwacht 
wordcm , met eene vaardigheid en fchranderheid , over 
welke veel kundiger lieden meer dan eens verbaasd ge- 
ftaan hebben. 

Na eenen niet zeer voordeeligen leertijd in het vader- 
Igke huis teruggekeerd, ontmoette hij, in de werkzaam- 
heden ‘der Papieriabrijk , voorwerpen, met zijne neigin-' 
gen beter ftrookende , en die, door hunne nieuwheid, zijne 
aandacht eenigen t^d bepaalden. Doch , onbekwaam om 
den ouden weg lang te betreden, deed hem zijne rusteloos- 
heid nieuwe middelen beproeven, die weinig aanmoedi- 
ging vonden bij eenen vader en (^pcrboofd , wiens ftrenge 
geest van orde en bezuiniging kostbare proefneimngen 
wilde dulden noch van handelwezen afweken , door eenen 
langdurigen voorfpoed bekrachtigd. Jozef , aldus in z^ 
nen fmaak gedwarsboomd, en in zgne ontwerpen meer 
vrijheids willende gehieten, verlangde elders eene Fabrljic 
aan te leggen, vmke hij naar goedvinden konde ré- 
gelen. . 

tiv vnkteeg daartoe Tttlof^ gecakMidl^ mee 



LEVEN EN WERKZAAMHEDEN 


«40 

zijnen Broeder- augustijn, ri^te hg verfcheidene Fè* 
brljken op, in het bgzonder die van in het jDe« 
partement van Ifere. 

Hij bezat het vindingrijk vernuft i welk zoo nuttige 
. hulpmiddelen in den aanvang eener itichtinge kan aan« 
brengen; maar niet even zeker is het, dat hij dien geest 
van volftandigheid en .aanhoudende achtgevinge daar ne< 
vens paarde , zo;->der welken men op geenen voorQ)oed in 
den koophandel kan hopen , inzonderheid wanneer, zoo 
als zijn geval was, met geftadi^e verwijderingen, door zoo 
vele ontwerpen veroorzaakt, gepaard gaan eene geleide* 
Bjkheid van karakter, eene eenvoudigheid en goedaardig* 
heid , die hem , meer dan anderen , moesten blootftellen 
om dikmaals bankeroeten te 1'^en, en hem vsui fchiet 
^le de vruchten zijner nijverheid beroofden» 

Die zelfde toegevendheid, die zgne verliezen verme-* 
nigvuWgde, deed hem dezelve welhaast veigeten, en 
nieuwe denkbeelden wederhielden hem van geregtelp:e 
vervolgingen, waardoor de gevolgen minder fchadelijk 
zouden geworden zijn. Eenmaal flechts trad hij buiten 
zijn karakter van zorgeloosheid en zelfverzakinge ; doch 
hij ondervond welhaast de waarheid van het fpreekwoord , 
dat men zijn talent niet moet dwingen. Het wordt niet 
vermeld, door welken onvoorzigtigen flap hij ~vat op 
zich had d en krijgen, of door welke kunstgreep de 
looze fchuldenaar de regters had weten te verrasfen ; maar , 
op verzoek des trouweloozen bankeroetiers , werd de 
verongelijkte fchuldeifcher te Lyon gevangen gezet. 

Te tastbaar was de ongerelpigheid , om lang voorfpOe* 
dig te kunnen zijn. ' Met behulp zijner familie, verliet 
de Heer montgolfibr weldra zegepralende zijnen kerker, 
en ontving, totfchftvergoeding, eené -vrij aanzienlijke fom* 
me, welke hij aan het - ospitaal van Annonat fchonk,het 
vruchtgebruik alleen voor hemzelven behoudende , waar* 
over hij jaarlijk' befchikte ten behoeve der kinderen des 
fchuldenaars, over welken hij zoo vele redenen tot kla* 
gen had. 

In den jare 1770 met eene Nicht in het huwelijk 
getteden, had bij in haar die zuinigheid em oppasfeud* 
heid gevonden, welke ter gelukkige aanvullinge dienden 
voor de verhevener en zeldzamer hoedanigheden, met 
welke hij gelukkigl^ bedeeld was.; maar. hij ontmoette 
ook iets van dien tegehfland aan nieuwe proefnemingen « 
voorheen hem het vaderlnke huis had doen verlaten. 

- . Vol 


/ 


( 


1 



-VAN V.' ‘MONTCei.nlHt* .t 4 f 

Vol'^’^efen gegrond >\^ntrou«nen: op 
GOLPit;R; liet JOZEF de zorge voor het hnisbeftmir te 
^ffFM/'gêbëel op héar ftiud , en ging dikmants van huls « 
liet «y baar' zijne Fabiijk: t&‘ Fmron<t oi' naar -de ^anderr 
fteden'Ui het ziiidelyke gedeelte vaa Fitankrijk i' yrtvifuatii 
zQne kot^bandelbelangen hem-dikmaals üepeDi' 

Op déro -togten genóót -hij eenei vrijheid, rdSe Voor henk 
biet neer doo gevaarl^ wassi ^ Aah »zyne vetbeeldihg 
konde hij' den teugel vieren, duizend.-: ontwerpen ib >zy» 
hóófd laten oengkan, zonder h^ot té ftaan aan de verzoest 
king om- dezelve ten uitroer te brengen i zonder ze el» 
vorens tot genoegzame rijpheid gebragt re hebben^ ' . :ri 
Tor meerdere onafhankelijkheict eb ter -miiideie veiK> 
wijdenHge van zijne denkbéehlen^ reisde Mj doorgaanéi 
alleen en te voet. Zoodanig was hij daaraan gewoon' goa 
vrorden, dat bij, op zekeren dag, in de eerde herberg een 
paard* vergat, waarmede men hem gedwongen had zi^ 
te belemmeren, en het 'zich niet herinnerde, dan toeni 
hij een boek niet vond , hetwelk hij zeker wist van huiw 
re hebben medegenomen» : 

Hoéwel bij , over het geheel , wéinig fmaatcs vettboate 
voor hetgene ftudie heet, wks hij een groot lief hcbbab 
Van lezen) wetenichappen en letterkunde, alles verflónd 
hij met dezelfde gretigheid, en vergat niets van hetgene' 
hy had gelézen, hoewel Mj nodt uittrekfels maakte :oC 
eenige aanteekening hield» ; 

Hij -bezat kundigheden ib alle Wetenfchappen; allen wa>» 
ren het voorwerp zijner overdenkingen geweest; Na db> 
Itendelwljzen in het maken van het gemeen papier vereen-^ 
voudi'gd te 'hebben, had hij zijne gedachten laten gaaib 
over de gefchilderde papieren,; en. die van verfchillendi^ 
ftoffen gebiaakt wareö. , 

De ’ drukkerij had zgn vindingiljk vernuft bezig gebóilv 
den) hij had de kunst ontdekt om Stereotypifche platei» 
te ^eten, lang : voordat deZe uitvinding' algemeen •bekenH> 
Vras geworden; zelfs had hij eene foort van Mnnd*werfc« 
tuig vetvoirdiga , door mkldel waarvan hij dé iücbt in ^ 
ne vormen verdunde. ' - ^ 

Hij had het plan gemaakt Van eene vniitpoinp 'Van een# 
byzondere foort, indien het waar zij, dat waterdampen 
keen gedeelte van deszelfs zamenftelfel uitmaakten; 
hield er zich nog bt deze iaatfte tpden mede phlé^V 
hij fi»ak er over; doch het is te vieezen, 4at hij 
MBNQ* i8it» NO» & hiifll 





f j l* ,LBVEM EN WERKZAAMHEDEN 

* 

^eeft gedAKnc OiD «ien naauwketuig denkbe^d -dAimii töt 
ons te . doen overgaan. ■ •. 

. AUe de ;voor werpen van hoiafeli^e bezuinigende » ■ op 
weike hij zgne ’ natuur> en' werktuigkundige kundighedeit' 
konde toepaSTen»-.-. waren, beurtelings, aan beproevingeit 
onderworpen,, welke hem , van tijd tot tpd, nieuwe, ont.* 
werpen deden . af breken , en welke bij niet tot vcdko^en- 
beid heeft kunnen bitngen, of den ^ vinden om ze te 
döbn bekend* wordem < Vertrouwen genoeg in zichzdven 
fiehende om .in. gekeFcbappén niett verborgen te houden 
vin. hetgene h^ ' ontwórpen of uitgevondên had , was 
bein , fints zijne vroegfté jeugd , eene foort van traagheid 
of -tegenzin bi^ebleven om iets te fchr^ven, om zijne 
gedachten op bet papier te brengen , in de Orde, die de>>* 
selve ingang had kunnen doen. vinden en verQ>reiden. 
c£)nder zoo vele verfchiUende voorwerpen , ^ cfie bet 
aéiie na het andere , ziyne vurige veijieelmngsKracht on> 
Inlig hielden, waren er twee, die, vooral, hebbelqkei^ 
vdjze zijne aandacht tot zich trokken en z^nen roem ves* 
rigden; de waterleikunde (fiydraulica) welke h^ voor 
a^-'giocite vorderii^en nog vatbaar achtte, en de kunst 
om in de lucht te reizetié 

r 'Geholpen door. zijnen Broeder steven , . aan welkeri 
by zijne geestdrifc voor deze beide ontdekkingen had me- 
degedeeld 9 lelde hu' zich met warmen ijver toe op het- ' 
gene men zijne herienfehim noemde. Hetgene een bloed- 
verwant, te.. Parijs opgevoed bem onderrigt had vaa 
den fnellen voortgang, der hedendaagfche Scheftunde , en 
bem, in zijne na'poringen, zoo krachtdadige hulp zoude 
hebben kunnen verleenen, had, echter, 'geen bet niinfltt 
aandeel in zgn gelukkig iflagen. 

Eene meer gewone werking, welke zoo vete foèeren 
Vóór hem, doch met minder oplettende oogen, hadden 
•pgemerkt, dimde, iints lang, ten voorwetpe zijner 
/letnfljgfte overdenkingen , en bragt hem bij het gewensch- 
te doel. • , , , 

Een Umlen , verwarmd over een brandend vuur, 
zet zich uit, en zoude in de lucht omhoog (tijgen, indien 
bet niet terug-wiecd gehouden. 

: De zaak zelve is eenvondig, de verklaring en de ge- 
volgen bieden zich van zelve aan. De . verdunde lucht 
tgordt Ugter ; zij ttadit tiaar boven te klimmen ; zg zoude 
oen bwerpaal medevoeren^, die^ door een zwtarder 


I 


f 




vAn7>' ^ 

i' l^6t -iireéerlijDUileir^ ijèze Vw9uifl&»'tactt 

• 4èn y^dM'4n (^klqfXl* 

fel, groot en in zichzélf 'ligt 'gtfnbég',:.'Oni'ttn‘ 
eêh géivigt U hïn^ ^'-iA>n(fér <l#'^i$tfcifieke 

heid él tr zeer té vénhindterën^ ■ • ■ '* . i • 

Niéts vaft- , ongétMjftlS^; "ge«ikke^f> i : du- dé za 
geldkt; ts> Nieth ms ' insger^ks' genuMcé^ker v ^dzn 'dt 
ohtdelii^g ^n -tén'tijdé aUi dMt^riui 

het. ^lén ' ontwiet|). ' Een fchip éti levettstmddeleh^''dè 
Vtdiktidi^eid ptt. koe^ te zetten'étsfchén ^ndlelten , 
waar 'iden niets té; vréezett had , %oo min te ftrenge kom» 
de als overaatige bette, en alwaar men zek^ <wasy).<)( 
leeoe Nlenwe Wenild te ’zalkn vinden, of Weder te këeteik 
in het OOStelijke ||;edeelts- van het oude vastelaiid , Volgend 
iKtie yaairt van welke toenmaals de lengte ten nadsteab^ 
konde betekend worden, naar de denkbeetdea welke ineii 
toen têeds 'van de grootte de* aarde had^. Maar welh 
eêh moed was 'er niet 'H0O(%, om aan l'chrootnvatligèr § 
minder weetgierige «n; minder ^wiücbte -Ver(landeit"<d4 
oyèrtio^iig mede te déelen j Welke OHRizTOki^BL cOLtriW 
hns .'idt <pe overdenkingen eü oefeningen 'had gefchept; 

'even zêrtj- Wel is - waar ^ had' MONa’coLFiiHt 
hoodig^' deii>moed'« door Wdfceh- n^ Werd aingavuuMi 
m dett gee^t zijner medewetketen- over te ftdtten^ : De 
geWirmt'v' hoedaftigèii' dazelvra ook ' htr^en zijn, kon- 
den- niet anders' dan de aijnë wezen. . Maar cö&óahilig 
W>nd fchtpen, geheel gereed t hier moest -de kimstzek 
Ve liog gefehapen' wórden'; niet'dan óp ian^duHge piOeib ' 
Ven kottdé z^ gebonwd- worden ; ' etl deze. proeven -wweh 
tüet vttn den kard, om ligtelljk te kunnen' verbOtgêlrgehonn 
den -Vvoidch' VOor éen -kwaadwglend: peibtiék v hetw^ 
een’ ón^okkig (lagenden uitvinder tft 'zipêi beQ>iBttil^^ 
lüêt 4<>ode‘jge^aaKl'iiebberiv ' 

l^a e«me' eerde Oroever v door jozef' in.de ikid:.dl^^ 


te te doen opgaan; inem’^ hadden zlr'ttiet'hrromg om^hM 
te oireftuigenv d»t- '^'zieh met geetie 'ijdele tofejgöotSw?? 
lin^h' gévöect ÜKdden<.-~41unne.:o!ifldetdüng deeMetf -ail 
mew aèif 'een* honher vrieiidett.j ‘deh'^'Heare'Bi^iOüni * 
emenaar vap eeq huis, welks terras boven het meer-óiail 
ühfteêltt , ét toe^adanigè ^fHemUgdl fókyni 
te z^ vetvattr^gd; ' Dobx (Hens ' tod tiidiingen aangeinoip 

bwMi^ keogtt 





ttVW BM WBRKZAAMHSnBlf 


dfc;eeiftC' 'ft0glt*cr13iW:1fWÖ^;«y ia»l:en ap <4« 
toejüU:14ngen .,!(rw Dublkk,. vooc. w^lks onregtraa- 

;»ij h*<kl^ ,mp^ : . , 

.i-Oe .bpondBrct^Aaten. vaiv het ^vareefifte vetgtderen te, 
Anmnai; de ‘twee Broeder^ 'bedMUep.^zic^ van Mne zoo 
gluftig^ gelegenheid, om meer openbaarheids te geven 
«n .«eqe, va^tgiR-iw^eUbare; i«oefhem1ijg } /dezelve ge- 
luicti viitar hunnen , wensch, en de ' Haten . bekrachtigen 
doocdiun ,Pr^ces-verhaal eene-omdekking, waarvan de 
zOem moet .nederdalen op de.ftad en. de; proviociev die' er 
deLCerHc yertboping van gezien. hebben; dit wasopdea 
^Juny aTSj. ... , ... . ... 

r.'AUe Journalen vermelden, als om ftrqd, .4^ ontzet> 
tende berigt. : wegens eenen bol van hOnderd.;tien . vaetea 
in , dem. omtrek , wegende ongeveer, v^honderd fond, 
welken 'men, ib weinige oogenbükken , zich. heeft doen 
uitzetten en , . als het ware , fcbeppen , door denzelven te 
vi^'fi >mÊt «ene lucht», dé helft li^er dan de damp» 
knngslucht. .Men leest, -dat,. op: «en gegeven ftiq,'de> 
ce 'bol » fnellijk geklommen is ter hoogte, van 2000 me» 
ttes, en dat hp, op .eenen. afftand. van: eeng. 'halve, 
gedaald is met eene gemakk^ldieid,. dat de ftd(k^;'der 
wijnflokken, op ..welke,- lip.. kwam. rosten, .niet.. m heft 
nhist be&hadigd zqn geworden. <' ' 

. .Te wel bevestigd is .deze verwonderlpce proeve ,..Qm 
tegenfpraak -ito . kuimen vinden ; niets dan geestdrift ver-» 
Wekt. m);: men wil baat 'herhalen; ‘men <is. onkundig- van 
btt. -geheim des uitvinders; ipaar -de • wètenfdiap valt op 
nyn denkbeeld; 'in 'de Natuur-, en Scheikunde zoekt mea 
de meestbevoegde .werkmiddelen.,- om datgene te-ver- 
‘Mmgen; waarvtt;tot ix>g toe Hechts de uitweikfels be» 
]t^-;z«n..;i Een :!verm^d -.-Nattturkemier- belast zich mee 
de uitvoering; na een^e wekeH't'iaecr pf min gelukkig 
-üa^ndx pogens,..en een; onvennoeiden a^'dV„ztet , ,ein* 

jAugustus , . een ballon van. twaalf 
tpoeten. middel!^ en .van eene-fnage geijbumte aich.in de 
Ji^t verheffen*, .welhaast in.de.wplken» vm:dwgnen, ea 
mefb. aldaar, c^r^en :aan ; verrel^kers der- waarne» 

^rs, die, mt.vericbillende. flaadpunten; den voortgang 
Van eene.:. zóó - niepwe ..fpprt van Planeet uachtten, te 

iUlede beminnaars der NatuuiJtnnde hwhalen 
dPÓr 0|de.rfchaidfpfe ;midd^en , -:^,.(le.qhm-de^ni<ï«wsgie- 

i*ö»^iVwdsa, bwr 



M^THOifreocntK.: 


Ml 


is talie nfoiidën-} -aiaiey.tenrilL aU(| 
asw zljn.:^akk%..'fl!9m ^|ireekt, -dpet ile.«itmn(lier-kiMte 
dan zich aan de toejuichingen te onttrekfccirv en ttaatoaaii 
ggncBnBwcderr i T E Wg w ^e- ^otge.ovea; oa^ ffliCh'iuiar>P*< 
»/ƒ• begeven^ «n .aldtiar.eena^ntdekkin^-te yerkhtisn^ 
jum vdke 'deze; deel had door zl^e langdurige wer^zann^ 
hedeik^n: dodr z^ . Vernuft.: \V\ 

: jSTJors^ ;^ng dan'=daamui verlhig: doc9:aan de 'Akad» 
inie de'r> Weteiludiappen,- -die hem gelasdgden : toevoegde 
oia :tegeoiiKMX|:^g te' S^nbl) de'ptT>e»e{.;:;vaa:welbe zij-d^ 
kosten wil dragen; bet Gouvemeihent neemt alle. 'dn 
knsten'ovec. . j. . r.'T. ' ■ >t'. t, ^ ; 

..Stzvbn liet eeh ballon .vervaardigen van .Ta.voeteit 
hoog. ear;4<S middellijns. . 

Oe . Ëvenilachtswinden wederltreven . meer dan -eens 
proeyen ,' die .niet «ndera dan in de <^wn'Juebt-konnen gei> 
nomen worden. Maar het origeduU . gedoogt niet, op 
minder rongunitee .odiflaadigheden <-te -wachten; eemge 
pmden .'droog vwoo., en gebakte wol:^ngein, in^weinig* 
mbinuten j - eenen damp voort, die bet wèrktuigdoet zwelr 
len ; . het ftqgt omhoog , .medevoerende. . den hl^evo^d 
gewigt'van 5e» pond; de aangewende ip9gittgen,.om<<lea 
fialloti :.terug tb . bKiiiden,': een 'geweldige, wind, een regen 
van tviecditwiniïig uren bdfchdligen .^naèlveq ^rntatd^ 
dat hij;’eaieL zware reparatie .noodig heeft.. •; .) 

STÜ.VBN laat. den. moed niet zakken:; in vier dt^eniVec^ 
vaardHi* ;Kij- eenen andeien luchtbol , 57; voeten- .hoog' < en 
41 -vaeteitmiddellilns.: . Op het plein des'Kastnls Van^Pb» 
/0fV7rv .öflgdatea , verheft.hij ztch opide-Tchooafte w^., 
en daalt neder in het naburige bosch, sdoo-'niècres van 
de-pbean., :alvinar h^mLOfigegaM. 1..W 

Deze .^berbaaldé -proetfen- bewezen ,- dat -het 
eene -opktimmende (praefarbezatj.bekwwun.xma.eeiraaiimé]» 
keUjk ge«^ mede: tè .a^ien;i men nioest hetseM nég 
bet vermogen -mededpelén; om -zich -langer in de lucht -fe 
hunnen. rjQ^iQBden;.. '.'Dit middel nVaktre^s. dtgévoni&n, 
mtatr- eenigzins' gevaarlijk; ook wegdèn -er ftoutnioed^ 
maimen .vereiscfatvdie^-een Ügchaam :ineipen (luren , weUth 
tdtgebTeidheid en Cgsheid- zelve zoo- ve^l -vat gaf aan-dë 
hoddilnSe, welke fatt’mbest vavoexeir. 

- Tht' deze ft 0 ÜtB-pi»e^:vervaardigde':»tEVEN,.in-'wei<^ 
n^e- dagen, eenen luchtbol, nog gooöter'dandevocugaan- 
deii>, .' lala ‘ zijnde 7d:«oetea.hoog en 45 voeten midde^ns. 
i^'drogg eene 9der9:f;:m wier middel^uat ]iet|miBb.ge> 

B. 3 plaaiBS 


• I. 


(difltst - op. welk Het ftroQ<en‘de wol>fB(testên gite 
wor^en^ die^ieoer oogenblik welkt^ig;waa.J^el^v 

mOCStiBil "VOQKtlfflï," ' ■ * ... , iM .* t. . . . > ; t • .1 ^ V* . . 

>'Na eenigê proeven;, de-'Vooig Mn den' noyihehicbT 
iJgden Vverzo«éiitwéeoiiveriaa^'natniukenner»« eene 
gunste 'verloj^^’.öiQ'vfijelqk in dé lucht te mqgetL'ZUrerVen 2 
en het verbaasde Parijs ziet hekii«lbaas& uit het lUsted 
vdn Èhétte: m^tiieiQS Qpft^ea, idendvier en de'gehéele 
ovetftekén>y«otn^ zonidêr ^eemg .meviU , aiShtdinzend 
soetrea van'deiplaatav'^tvaar ii^waren-opge{^,-ttederte 
^en 

JozEV MONTGOLFiER, In voldoehing aan de wenfcben 
der:dnwohetett van .£jw»y vertoónde bon, omtrent den^ 
zelfden tijd, het fchouwfpel, welk cg alleen tot heden toe 
genoten heUisn, van eenen hichtbol van ia 6 voeten hoog 
eij loa . voeten 'ihiddeiUjns, dtagende Kven-'rdzigera, M<t 
VBn we 9 te :de<üityiikiet zelf wa&i 
; Kort ; te ' (róten was :P«rf)V getuige ge^róest Van éene 

C eve, minder. ontizettende in wekere opzigten, maar nog 
nger’misfchien, en vooral " meer ' gerustftellende, tot 
avse&e. dE' kutten, eirw^nfchappen; het hare hadden toe* 
^^nigt. ’ Maarwg -hebben thana^aUee» te fpreken van' het* 
gene' dBfiroedcnrsunowrooLPntR. onnifddeuljk l^efi;. do 
patijfeKe ptoèfnetriing zal de mleiding zijm tot <te> gefchie- 
^nis der gevolgen-.nunner helai^^e oatdekkinge, eo 
«c-'het geW^tigdè hoofilftuk von uinn^dten* . . . 

<-?^et' Was"jBU''bewezen , 'dat de kunst^ -CHh-in de hiehc 
rm'\te..ftygBtr$: gevonden — dat* dezif "droom der verbeel» 
ding,'Iangen'd$l «oor dwaasbeld -Mingemeni^ efqdeliik ver* 

mezen^trwas'A'. . 

In de Akademie der Wetetdchappra had stkvzw eene 


J)&' Akadeniie had-, op het vedkigharecgelastagden, uk* 
^laak gedaan^-- «^j^t-de Kmtdddcmg vdkomeii was, vrat 
,,.nderzdver . mtwerldèb in het a^nteen aans^tJf ..Met 
adgemeene toejuiching had zij , oti- den so Angi|stua 1785, 
de twee Broeders op.deilijtt famer.iKörrespondetn^.ge^ 
field , en huntoegewezmi,' „ als geléeiden , wieó meneene 
„ lüeuwë kunst .verichuidi^ is^iwdfcej in de .ge^WdeB 

aU der menf^ell^ wetenfchappep, tdt eed- t^ffierk 

„ efi yetftreUceii.,** den prijs. (vin^^^UvresX^djoor eiwéa. 
.pngénoeinden toegélegd , ter Aanmoediging v^n kUsdleo en 

-VeetenfdHimcn.. wten.hetJM..pogetcl^^ 


I 


mat jii ■ ife MOirrGOi;piB&;. s|7<- 

len Hovfe'te.' Terfcbynen , had. het lint vmSt, 3tichifl tw 
Brieven van Adeldom vo«r z^nen Vader ontvangen.' Aan 

i ozEP was een jaargeld en . 40,000 livres toegelegd y tov 
et vervaardigen vaneenen tachtbol , die Jiem moest, dienen 
tot het zoekravan middelen van beffairing; "In dat zelf8é> 
jaar hadden 'de Baten vatf Languedoc -eem üvamt bepaald:^ 
om tt' Amnnui een Gedenkteelen , 'ter gedachtenis ddr uit^ 
vindinge^ opite'rigten. • ■ 

Nooit 'had >éen nieuw denkbeeld eenezoo fpoed^-en 
algemeene geestvervoering- veroorzaakt; nooit' wad eene 
nieuwe ontdekking met foortgeiyk eene 'geestdrift ontvkn»'' 
gen. Naauwelijks vernam men eenige' t^^rpraak,. de. 
nem der jaloezlj« onaficbeidbare -me^ezel^ne' van elk 
geruchtmaRend gelukkig flagend bedrijf. . '! 

• tndien eenige ijveraars van' de nuttigheid dee .uitwndingo 
te breed- opgaven, een klein getal nijdigaards ondernam! 
het , ^zelve verre beneden hare wezenlijke waarde te ver»' 
lagen; anderen tdlden <te hieundieid daarvan. tegeüfpreken. 
Men riep de geleerdheid te hulp ; men dooroladetde dd' 
boekeryen; duidelijk genoeg bewees men, dat v ten alles 
tijde, het voorftel de menlraelijke nieuwsgierigheid had 
bezig gbhouden. Uit 'bet Bof haalde men het beuk ten 
voorfchyn , waarin lana een ballon befiduxef ,- onderlmuod 
door vier koperen globen , waSrin men zeide, een vobnaafc^ 
luchtle^g ’te hebben voortgebiragt. Men verméldde :het 
natuurkun(Bg tijdverdrijf , waarin galbnus, in 4e verbeeh 
dingy een hol fchip teuwde^ van gewast of bépikt linr 
nen , van binnen opgevuld met èene -ludir j' de; helft 
hgter dan gemeens lucht; " 

Deze Róman van een oud Hoogleeraar in de Natuürkniik 
de was niets anders dan eene foort van programma . vas 
eene te beantwoordene 'vraag. .Wat bevatte dezelve inder* 
daad anders dan denkbeelden,- aan aUe Natunrkuiidigen 
overbekend? de noodzakdyUieid , ten einde. -zich Mn. dé 
lucht te kunnen yasthoodc», -van eene-ligte> vloeiftofiè'; 
befloteti in eene óndoordringbare Boft , bagene dsaren* 
boven het fth^ van OAUtNtTS' bijkatn in^alles-zon geiykge* 
maakt hebben aan de ballons van gegomde taf ', meer dan 
WH Mmtgolfiert. .' 

MoNTGQtPtER , daarentegen , leert ons ipbedig en kbs> 
teloos de lucht te vervaardigen door galbnus onderBeld, 
dezelve onbplioudeli^ te- vendeuweq in -een» omkleedfel , 
hetwelk , dezelve door eene rmme opening-ontvangende-, 
aan liet- boveneinde nlec'tmlftrdcf ohdoordiii^baér- behoeft 

« 



LBVKB('£lf :3TKWBBAAMj|BBBll 

10 '. z3^. 'Eiodlsl^, hetgede sAivBNüS als «ed^btMüt’d^o 
wefp vootftelde'y '^heeft montgolbibil voof. onseroogen 
iKiweêenlijkt' door een .hoogst re^nVQudtg inuddeU 
r.£v^ als üaha, wijst gaiJsnuS' rcbertfende de> 
déldn aan. Welke, de Natuoriomde van gjjaaiH^ aan de 
hand gaf ^ ; om in de Jueht te Ai^o; maar i<ana’s 
luchtledig Wits önuitvoerUjk.^ en de drukking dec\biuten« 
lucht zoude zijne zwakke globen fpoedig verpliet hebben; 
ciALBstus'» ’ die .de noódzakelijith^'eéaer ligter vloeiAoffe 
eskende , ' koude geene gazfoor ten. aanwenen ^ die in. «iinen 
ieeftgd niet: bekend waren. ;,:Thans zijn deze gazfoorten 
in: baade» Ysn allen , die dezelve tot de .luchtvaart weten 
ttl gebruiken; 'terwridi Natuurkundigen die dezelve heb« 

ben uitgevonden , geenen inval hebben gehad om Ze toe 
éa^ oogmerk te idoen ; dienen «..vMQNTC0U9iBR, <fie zè 
hedï ons getdond , dat hg dezelve geenszins her 
hoefde, ... ' . . V . . 

."ÜeiAkademie 'heeft vcrfckatd (in het Deel van 17^3 , 
bL flo.) .dac;. t9 de.eerAe tijding der proeve , 

^ ' Natuurkundigen op dé ^ontbrandbare r.gaz bedacht 
Waten; .:maar:.TDea.mQetjer hijvctegen, dat er 'twee gtoote 
^manj^dexi moestim wotden:te bovengekomen, . , De eerde 
Was vblkameh jweggenoroen'door de- altoos gedenkwaardige 
p#oevén van. het Fêld van Marl en de Tm.iUerkn\ zn be-* 
fond . in faet:opOuiten van dit gaz eedeofl feilbare wijze; 

ée knderd,.’bni. het, naar, .g&éddiinken ; fpoedig en met 
genngié "kosten' •voort, te iurbngen; dezelve ifoHljnt zon 
goed ak. onoaieriioradijk. 

Hét middel, door montgolkier uitgedacht, heeft 
pekéi^^ '^né zwangheden;. inaanr kan .het ontkef wor<i 
ikn, 1. dat :.lmt "Zijne' ukvindk^ is; dat het fpoeég werkf 
en. niét kosthaar.is; dat .de reiziger ,. op den grond neder'* 

{ eda^i -sk 'i^n-voorraad, verbruikt is, denzelven overal 
kn. vernieuwen:, ,-en geno^Zsam .' in het zelfde oogenblik 
pp. reis gaan; e'ën voordeel, .waarop: tot nog toe geenerki 
behandeling :aach , mag beroemen , en hetwkt.mistchièa 
fan dezelve- deil<vobiraog..:zóu- doen venAenen ,. indien 
men . lncht;rmzeB.rfconde .oodernSmen , zoo laug:-wen van 
middelen ter heftaringe zal ontbloot zijn» . ' . 

Dit gedeeltè - van bet <- pfoblema , . waarop niemand 
bedadit wa8,’,:oC waarvan,, mén" alle dé zwaïigheid voor 
pichzelvén. ' ontveinsde., zal bet alt^. onoplosbaar- blij'! 
ven? . W^- ; mogen er voor - vreezen , maazjaten. wij het 
lligi Ng het9enè,.w«cwo onaeppgeQ getui; 



r ym MQMT«af.ami.t 




iM 'géwees^ moKmt-.'geynsbocipt • aan «ensi ofatdUa^ 
kttig‘$' welke diè vite MONTcajuffiSR zou>v<^aken?' ‘ ^rTr”' 

. int afwachting- van deze nièbwe wtwn'duig , . 

^hkn ons •bobr .aly^. zal gewelgeidnwocde» , vang; ;llcir 

of.lde luchtboücsbit^rdaad soai^ttelooa. 29a ak<.eeni<% 
ge bcdildeken .weli douden . willen, deen-.'gelooven-? 
daasènbovea... de- omniddellykê ^en .aatiftaande nattige 
heid -alleen de. regelmaat der achtmge - weken ,ƒ welhe 
vri) aan-, de gewrochten<. der knoet llcAuldig 
ook> niet de oheihvipmng van -sene-' grootte hwgrigliéid- 
eedige :.aanlpraak ':op onzen lof? £ene fehepping/des imrd 
aUèen .belhnmde 'in het voordellen van -een antzEt-* 
tend fchouwfpel, en die den luister onzer feesten :vtetv 
hooi^,,' -zoude kulk..eene.fcbep{nng een voorwerp onzer 

veritoadiog.hjunneiz wezen ? 1 '..o 

Gewisfelijk zuUen.wli van.g^erfaande partj$(U^eid ^ 
-van geene -^ctffpraak befdiuldipd worden, verzekëren’< 
de i ,, - dat van aUe natuurkundige '.proeven - de -'-eotzet» 
fy tendfte , ! de vroegst - beproefttei,- e» evenwel de omsrt!-' 
wachtfte, 'die; van den ' Heese.-'jaewTcoiiFiBB.>is; 

,, dezelve fs menibhen -mogendheid, vermeerderd , '£a bent 
den ^mptningi heeft in haihlea gsftsld.” incUen men 
tot ' nog toe idoór -de lucht geehe geregelde - reistt^en. 
doen kan, -men. 'kan er althans'"naaF -goedvinden aUe.do 
proeven vermenigvuldigen, welke" man voor den vpoit*- 
gang der wetenfcfaap voegzaam zal oofdeelen. . .. . -i i 
Zie eens, door 'weUce gevaren en . vermodjenigiètt her 
SAUSSURB gehikt zij, eenige Ugte -werktuigen : te. iïren^ 
gen op den top. van den Mortt^AUntCy die i geene - 5000 
tnetres hoqg is I Deze gevaarlijke rmdememing , *die' henv 
meermalen -was midukt', hoe wel reden zonden- wij-he^ 
ben om ons te 'bedréevén dat.dezelve'eindelhk'geiukt is , 
indien 2ij « aoo:.;als. wij reden hebben- te gelooven! , . tem 
gevolge ^had hebbe de krenking. -. der gezondheid - eni 
de verkorthig des levens eeais-z»o aehteiisn^digen'.^Na-" 
tuurkundhgen ! - . . 

‘ 'Onze Akademistèn hebben \n'P*ru ö.t nieuW^iet^sk| 
gehud, dea Btndtiitcha te beklimmen-, om deszd&Tvolv 
kaan 'té onderzoeken. La coNbAAiiMB ; c»]danks"den ön^ 
verzetteiyken moed; 'Van welken hij- zoo vele próemea 
heeft gej^ven y.ls..gsnoodzaakt ; na- dnizend ; moeijdykbeH' 
den ,' 1900 Tnetres benéden den- -top ziin kliniméd te fta«^ 
ken ; de . onverfaagde >humbolot- klimt aldaar nog' 900 
tnetres hoog«u ^een oqoverkomeiyke:. iundeipml, 'Wod* 

R. s zaakt 


' 4 


ttn» w mËÊXZAtofmKmii 

aaiitt hem terog ' te kenen ; tserwP'iir wdmge;tiogeiibn(s 
ken, en -tot ifaet'-dkxn proeven, k^c hunne -geleerde 
nteowsgierig^id g^kkdd hadden ^ bk>t en cay't.iusA.c , 
de frov^ proeve ven r.December:. i^s berhaleifde, zon- 
der moéite en zonder gevaar, hoogér -dan SAOSsutuc 
geh'^ én 'OAT-LU6SAC , in «ene ■Mdeiie -opklimming,’ in 
welke niemand hem verzelde, ntet- fnelle vaart, nooger 
dan LA, c<n«DAMijim en HOMBou)T:, ~hooger dan de 
boogde 'berg dea athdkloota, ilogt, en^ na een^e roogen, 
hhk^n, de lucht van daar bren^:, welke Uj op eena 
hoogi^tvan 7000 mettes had gefchept , óm dezelve 
met de lucht te ve^lgken j welke 'wdj: op de opper- 
vlakte 'des aardbodems inademen. ' . 

. Zoo heeft , dan ' lifCtNTooLvjEii -aan: de wetmifchappen 
eenen onfchatbaren dienst gedaan. 2k>nderbem , zonder 
de'n 'fchök, door z&e:iuiatenijke proeve aan de Natuhr- 
kundi^a .gegeven, is: «a alle grond om te gelooven , dat 
zg, -met -regt afjgefchnkt} door de gevaren, de moegelijk- 
beden -eil/ de kosten . eendr Onzekere onderneming, zich 
buig : -zouden vergenoegd hebben Mnet in hunne ka- 
mers de .zeepbellen -tra» -óavallo te door op en neder 
zweven:^ die flechts twee daren ouder- waren dan de 
jinnonaifih^ ftofsi^ of: mis&hiea de Ideine bollen van 
BAUDitucriB . DE iTBscHAMPS', di&'. eemge. . maanden later 
daarop volgden. .Door.:zyne ftandvas^heid en .moed; 
door de hulpmiddelen , welke bij incbemzelven^heeft ge- 
vonden- , ; heeft MOierooLFiER ^h ftheidmuur oroverre- 
geiworpsn:, welke al»-. ohomftootelijk. Werd aaogezien; 
aan bem> zyn wij . veijdigt en zullen immer verpUgt blij- 
ven: vaDr,dei.geitdtkige reeds aangewende peggen, en 
^ -dO^/aangewend ktmnen wordenv £cat moeijehik vraag- 
i^uk 'ift’de eigendom :dea .genen, die het eerst heeft opge- 
lost , . hoewel naderhand: oene gemakkeli^er oplosfing van 
hetzelve 'wordt uitgevonden. 

"^^ec. voldoening dm -eene aangegane verbindtenis, eó 
om eene uitvinding voort te zetten , bij welke hij zoo' ved 
ferfooni^ belang 'had,- had jozef alle -de (lukken ver- 
vaacdi|d'« -<be eenen. grooten luchtbol geheel van zydtB 
ftoffen moesten zamenftellen. Hy bad. geenen tjjd, de 
onderfcheidene deeleii te - verzamedcQ ; . noch van denzel- 
ymi' de perpef-te nemen; maar rmczohnde daarom niet, 
in het Uein met den pnvermoeiMen ijvmr allerlei, proeven 
te do^«> Zidfs » ons verzekerd, „ jdar bet.hem gelukt 
91 -was baOon Mjia eebe b|sondeie gedautte te ver- 



é 


v-.msBt. IC. MOihrea.vïotRVT j|gpi 

^raiBdigeii', weltcói hij' bij (til weder konbéftu^^4kMr 
j»: tiéiBtelingS' te;jcliisinen en te .di)en;laags eeoe leelti 
wi' diagonalen;.'* . " ' 

'Meer kiumeni'W^' niet .leggm van.-.eene' uitvinding^ 
waaxvan > 'Wi> bezwiuitmic een genoegkaam naaüwkènrig 
denkbedd kimnen maken*^ en die metr.ite-fta^g'eener weJ^ 
bevestigde ptoeve I niiet is beftempeld. ' Na een gelukkig 
gedaagd roemruchtig werk, was jozef zicbcelven fcbuh* 
■agv lijtfen. iroem' niet'tE..wuen..az(E.bverbaasM en.'tnin 
^iAfci^-;t>ndeineihtngai. . ^t-^- h^niuliadi jftormtuig', 
wadraan Mj tbaBS 'bcgcNa te. werken,! zal .ansvtot cgneh 
'lof.meiune:ilbfre opleveren.- • • • ■ ' • 

Minder fcbitterehde en\brnikbaardec ia deze laztlte 
uitvinding ; even eenvoudig zijn daartoe de middelen !,;^èa 
de . aamen(leUing «emoftiger. . Als .de ' ^rfte zQnde>, /on* 
derftelt' zy een geftadig voordgezet . en. ven i alle kanten’ be^ 
fchoUwd ootlpronke^ -denkbeeld j maarz^lsfereischte meer 
hulpmiddelen en buigzaamheid in den-gee^/des-mltvinders. 

'ild hes-zamendellen van 'Zijn .'hydtau0$ch,dionittuig,'tnet 
•behulp van zijnen. Broeder - steven," was het hem geh 
lukt, 'in .de.' onftuimige. ' dagen: der - Omwentelinge ,. een 
reeds zeer niittig Wbrktuig <te . icheppen , vooral hoogst 
meriewaandig oin het- bcginfel welk het .in. werinng 
bragt, maar hetwelk nog benige onvolmaaktheden te- 
hield, welke hij federt; heeft weten; te- vetbkteitn Op 
ebne zeer eenvoudige en niet mindec. gelukkige wijze. . 

Wp-zouden buiten ons beftek gawi ,■ -indien ^ van bet 
vemufidge zamenfidfeldes-faTdraaftTcheB (Innntuigs eene.be- 
fchr^ng -deden. HetgUne hetzelve keimterkt , m , dat het 
mét vodrdeel’ kan gdsruikt woidev-^ 'wanneer -de ao^oe 
werktuigen van geenen: dienst zpn. Voor>het overige zijn 
iwij. gembodzaakt ov« . te ' Wijzen tot het-verflag 'vwt dén 
'Heete «hkrlss , eeqparig zangenmneni'dPOtde bla^' der 
'V/eteo&hapi^n , ' <ter*.bdgrachtiging va» hét voottlsl; door 
de Jury omwent det tienjaxi.ge Rijzen •^gedann; iplaaMbi# 
tetDjrdraultiche ftarmtuig. in &n eemra ;.nng . van nutte 
-uitmti(fii^n,’ met wé&e -'de -Werluwgkiiade -uats twaa^ 

jaren verqkt is. . . j i 

}ozBit bezat ligchaanmbrachten , die dm’ gewone me^ 
'jTcnen te boven gaande.. . Eiaat nevev&bezat bij eene:koel* 
.bioe^beld, waardoOT.hijf.tet ivrije..gehFuik,’Van aie.idjaè 
yenm^ens idt^ behield. Dikmazls.'TbQ^ende h>j er.zieh 

^ bij hnod , ovedhaooni^vgea. Bnzn^exugdegeabedeo^ia^ 

wel-' 


\ 


mgk SR WEKKMAKHBOBN 

' h^ nimmer Kuip onttrok en rbii 
3^.gewigtigfte:jdienfie3i deed; . Deze :moe(%è. meniicKen- 
}iefde deed hij vooral werken , geduredde dc <MillmiDigho> 
den der-r Omwetitelinge; ' Een verbsnnene, tot vralke 
}>artij 'bij behoorde, hoe gevaarlek bet ook ware -hem te 
te komen, ^nd altijd b^ hem eene' fditulplaMs , wd> 
be hij meer dan eens door zijne kloekmoedigheid wist te 
-doen ontzien. - > t " 

< . Zoo algemeen bekmid was hec vertrouwen , welk io 
.dit opzigt bad ingeboezemd, dat dikmaals "perfonén an 
•hem ^verwezen <werden , wier .namen hy niet kedde. • Min- 
zaam behandelde hij alle dezen, en liet nimmer iemaol 
•gaftn^ zonder hem <in ^veUigheid ^fteldte hebben $ ed -dik- 
.maals’ diende hem tot wegwijzer- en lijfsverzeke^g- 
■ Vreemd van die .partijfchappen ,- onderworpen aan de 
wetten van den Staat, zoplang dezeniet ftreden. tegen de 
wetten der Menfcfaelijkheid , wachtte hij de wedenomlt 
der orde met vertrouwen af. 

' -De Omwenteling ;.gednrende rwelke bij een zoolcboon 
■km*dtter had vertoond , was heillods geweest voor zgnen { 
^koophandel}: hij: ging int zijne zaken j om zich naar Parijs 
bleven » alwaar hü dóór een hOrftellend Gouvernement | 
rg;anftlg werd ontvangen. ! Geroepen- aan het Raac^vrade 
Bureau vén Kuiiften en Fabrijken^ veib^en tot Aanw^^ 
van ' het Mufeum van KuuRen en- Werktuigen , bevond hg 
zich -nddden. onder . alle de voorwerpen, in weUte.hig het 
'meeste belang- nioest -fteilen.'* In -het bftitut -verkozen, 
verfiefd met 'den' Adelaar warr bet Legioen van Eer, ver* 
eerd -met de aebtiiig der Kunflensfi'en , welke, htj - met 
eene hebbelijke' openhxrtigheid-en miR^aaanheid behaudelde, 
btK^thoudel^:oide(tig met hrar.’verbeteten van zgne^iBtvin* 
duigen-, wat'OntlMPah'er aan zijn gebik, en wat- ko^e. bjj 
'iwenfcheil, ’dso'dleeii: 'mn sr laqgcx 'gmiot van te helden? 

- Alt^’ bod bi^dene-' vaste enontWanderde gezohdbdd g^ 
‘noten toit in -den jare iBtip, taen hij'van eene bcfoett^w 
;djuuop ■voj^ende.'v^ammiiig overvallen Werd.. De.gèdenil^* 
'fle hulpmiddel ^ kunsi wmen- niet- in i^t , het onbelem- 
merd gebruik der fprake te herllehen ; en dk was 'veor 4eo 
-goeden jo2sr een zeer gevoelig gends.' Zojs^ ' w*ucbi be* 
p^fde bij de wateren van Asarèottsse-i inm die vznSakshse 
wilde hij ^ pioevo nemen ;v5lhoop vertrok hij derwaarts, 
omdat fa^ te-2^ én-^tsmoriai, midden ondermjne bloedver- 
wiBted ca zicb.ecmfHBS imnder 

zij* 


N 


VAN J.' W.<H6NT90«;ni^C 




^e:^nak feid bevonden. Maar needr den dfctden dag- 
Bi aankomst ontrukte .hem reen -nieuw toeval aan 
ée. z^n en aan .de weteinrchzpKn* . 

'Niet theerf dan' twee Kinderen beeft rjozar !montgoi.« 
vtBR- nagelaten: eene Dochter, gehiiwd aan den Heers 
URiBBkT, Geneesheer in het Krijgshostxttaal van O>‘«M»* 
eenen l^en, erfgenaam .van zijne: befehddenhei} 

en. zncht.voior- de Werktuigkunde 

In het InlUtut aangenomen i6 Februari] 1^07^ in d^ 
plaats, vin dra Heere . coulomb , . is. hg vervangen door 
deaHeer malus, 13 Augustus 1810. - 


t : / S 



• ' f' J , . » 

ÜKIUOT liBGUMS nsN 'WEG OVER DB.N .SIMPLONi 


D e enge valld:, waaruit bet Paleefihe beflaat , en door 
welke de weg naar den Simplon loopt , is niets an« 
ders dan het oppereinde der vallei, welke de BMne 
doorftroomt , vin haren oorfprong af, tot daar zij in do 
Middellandfche zee valt. Deze rivier ontfpnngt in de 
^bergen van den Su Gothard-berg , op den top der 
dlpem ; terwijl de Tesfin, in eene tegen^ffelde ri^tg, 
sich met de Po gaat vereenigen , en zich insgelijks^ naar 
de Middellandfche zee Wendt, na het Greo/e .Meer^ 
even gel^ de Rhótu het Leman~meer doet , door- 
Iboolnd te hebben. 

Oe ijsbergen’ der Qroote Alpen , waarvan de beide ri- 
vieren hare wateren - ontvangen , lutmaken.te eene wijd- 
tütgeftrekte landengte , . lieten de twee waterkoramea vaa ' 
de RMite éi de Tet^n zonder gemeenfchap , en fchénra 
door de natuur, beftemd om Frankrijk van Italië yoot 
altijd af te fcheiden. 

De Held , intusfchen , vöor welken alle zwarigheden 
verdwenen , had zich . met zijne legers over die ontoegan- 
kelijke bergtoppen eenen weg gebaand , en Italië zag zijnen 
overwinnaar van die zelfde bergen afiialen, welke het- 
zelve tot een bolwerk verftrekt hadden. . , 

Na den dag van Marengo ontvingen de Generaal 
AEAV. eh eenige Ingenieurs order^ om . .de owden op. te 
nemen, en middelen voor te liaan, om op dit ppht.eêDS 
gemeenfchap tusfchen Frankrijk en Italië te openen. . - 
Do vra;^'^ was, eenen keuvel^ ^ser hoogte van 0005 
' ‘ ■ ■ •' mei 


I 


itójtfSf ■WÉ<s«i»s. «feu 

ïftétrég; ISövtn de lOtHifenrlak» ^::ïfterafc 

beftijgwi» eenen' weggaan ' te leggen op muurfteile;\z'^ 
den van rotfen, wier talïgke en moe^lijkE beften - en. 
ftherppuntlge héllingen! naduweltiK^ toelieténj dat toi£I« 

' tóels öf zich ' konden ' op* dé béen höudeni DRatenbo* 
ven Hioesi? dertién :aii^ lang,: befxsharmd 

worden tegen "de .'boven zgn hoofid hangende' ijsbergen» 
en tegen ftormwindenjen''fteeuw,':hein (etkim-dteiigende 

le •verzwelgen.; ' * ■ 

: 'In het ieéna tSfeAte- 'nien zöhder- Vist» : ett be^mide 
ontwerpen; weinig werd er' in het eerfte jaar afge^h." 

Een Befluit van 19 Mesfidor van het jaar IX ftelde dé 
Voortzetting van- iie~ wer kzaamhe de n van den Sitt^hü <n»« 
der de posten des Ministers van Binnenlandfche Eaken « 
en de Directeur-Generaal der Bruggen en Wepn zond 
den fhfperteür ceakd, oni het beleid dér ■WerKZaabiho» 
den op zich te netnett. 

■ Den 25 Gerrtinal van hef jaar XI werden de 0«tw^>eil 
goedgekeurd oor den Raad en .den Directe ur^Oeneraal» 
rakende den geheelen overtogt over den , cgv 65,670 

metre8.’(i3''tniilen) in de lengte, tusfchen G/itó en Dmi 
^Osfola, gelijk ook de algemeenè ohkWèrpén van bet'ge* 
heele gedeélte des wegs langs den linieer óe Ver van het 
Meer en bovenwaarts , tusfehen Bviati en GUtz , ter lengte 
van 145,880 metres (29 mijlen). j 

• Wat bet gedeelte des wegs, aangaat aan den kant vatt 
' halte ^ 'tBsfthefl Domo d'Osfola ttt i ter lengte VM 
59,000 metres (12 mijlen), men liet den zelVen vijf mij» 
leh verre ioopén, langs den oever van” het Groote Mèeri 
het bvefrige gedeélte werd gerigt'doór^de vlakte , lo pen* 
dctweemaal oVer de rivier Tocciat ' Vervolgens werd dtf 
%ëg' vervaardigd van Arona naar Mhaan, twaalf mijlen 
lang, die- -over de ' onder "Sïfïfv loopt , cm» lang# 
den ouden weg, oVer Somma te Milaati it kdmen. 

Hieruit blijkt, dat de wejg van Gctww tot' aan MiJaM 
over den Sbriplon vierenzeventig 'inijlen lang is» «Öeifl 
44|, posten verdeeld zijn. ' 

Het eerfte gedeélte^ vaniG«i«v'"tot aan Bviun>, is ver- 
maakt. en verbeterd , en bevindï. zich tegenwoordig m 
dën besten ftaat. . , . . . ' . 

“ De werken, tusfcheii B^aHi&i Bóttverhi- kan het ein* 
'de "van hét Leman-meer, aangelegd, bedroegen #2,500 
jnetres pf yièr mijlen en een half in de len^e lotmens 
Ki'voeteh watmpair boven liet Méér» lütgéume 

t» 


1 



cntrriK-i>KNisiwu>m' 


iSS 

tn noodnkeipe verh^ingén -«Jd vetmrd!gd-,’:a|d^ 
ocdc aanzienlgke :.mureR',oinet' tBoffel^e; borstweimif^ 

, voorzien bij de vermaarde rots Meillerie, De ftaaohdd 
des^vvegs , ^ "boogt&.'idt^ beigS', t^n welken dezélve 
leunt,'- en de bekoo^tjke ■ oev^S' van. het Meer, .-ntaken 
het uitzigt van uleze :pteatfent even> ^iremikkènde .aU 
iêhUlende». (In de. oorden, dpor' welke de vieg toopt.» 
zijn vier bruggen gemaakt. De kosten van deze .wbi»»! 
bèbbói meer dan een mStioen bedrag;- ■ i • i 
.. Van dit punt* af lao^. de oude weg tot aan Sim-éii d& 
kust va» ét tPldtriere ; 'in het Vakefths z^n eenige werkmt 
aangelegd, gezamenli^-eene mp Ju: de. lengte.. 

Van S/rfTM tot aan bedragende eene lengte: van 
37,900 'inetres of. zeven mylen c» een hidf,- is -'er een 
nieuwe Weg van . eene lang aangelegd door een moev 
rgs , welk men heeft d^oog gemaakt , en nog twee mijlen 
• aan -de toegangen' van de Vitge en verder in groote ver- 
hakldi^en van rotfen boven de wateren van. de Rhine en 
de rivier de. Vtege^ m- welke men , langs, .den ouden- wef 
reizende, onophoudelijk gevaar fiep te zullen neder<« 
ftorten. ■ ^ 

De tot nog toe niet verbeterde tusfcbenruimten maken 
den ouden weg uit , welke ter dezer plaatfe bruikbaar is. 

Van G///Z tot aan de voorgenomene herberg op den 
top van den Simphn rijst de weg 1315 .metres .(404&: 
voeten) , loópende rondom de ftroomen en de engten des . 
bergs, door middel eener verhakking . in ..de rotfen , of 
gelKund door zeer .hooge muren , en doorfneden -vaa-. 
zeer vele bruggen en andere kunstwerken. > 

- Het meest merkwasrdige b^ den uitgang vamGlitz is dz . 
brug van dé Piiltine., stj metres 50 .centimes (85 voeten) 
breed, en 33 metres (100 voeten) hoog; boven in dp 
rots is eene galerij gemaakt, om voor den ftroom Hot»Grabet^ 
cenen uit.togt te openen. .' 

Vervolgens ontmoet.. men de brug, inhet dicpfte vsn dé' 
Catith&~vaHei auigelegd-, niet zoo hoog als.de voorgaande , 
^h'niet minder merkwaardig om de (lerkte en de hoogte 
der (leunpHaren. Nog zyn en verfcheiden andore bviiggmi. 
smaakt, onder andere die van /fffuo en D^ombaei. Thans, 
komt de rdziger aan eeiie galerii', in de rots. geopend.,, 
voordat hij zich bewndt aan dén .beogen doortSgt .'Vée de- 
iysbergén , of de verhakkingeh. Ontzettende mtmo ver^^ 
toonen zich vm het oog , alsmede groote «aterleiéhngen 
’ die de waterden , van de ^bergen v9ortkeitnende:i,<.Mit& 

TS»« 



fiEllZCÏ -.«neClENS • DBS'.'WEd 

I 

Txagen ^:g^leideov Déze tdoo^'b^ , die ih «eoe twcecfe 
gaterij' uitloopt ,-> 4 S' ^ea- der . ontzettendfte ged^ten vui 

detLAceg* . 

. 'Den top de» Simp/otts bereiktiiiebliende^. zoo^metres 
voeten) boxenak aeev en i^jés nifetafes J (4048 .voe- 
ten) bbveii' G/i'/iz M, kan men bezwaarlik zich .-verijlden, 
^men zoodaiiig^eene hoogté, zeiö ' ongevoelig en gemak- 
kel$k>y heeft bereiktii^.'.':^ 1 .. . 

Hier zal een verbluf .'Vóot de réizigears worden aangdegd« 
De JSrimbacA^ eene waterrijke ra nimmer idtdtoogende bedt, 
die:.nooit bevriest ', zat, ntót 'die herberg bate 'wateren voe*' 
ren, vanwaar zij zich in:de £^ne: ra.^ ontlasten. . 

Vatrriit ptunt verandeit hét gez^; van nieuws daahdé 
weg , langs ■ zachte helUngea , door middel der fchuinfcbe 
‘verlsikldngra, van grooto fteihoauren en allsrlm werk- 
üukken. ; 

Ter halver' wege komt men aan het dorp Simpiotit tas» 
fchen G///z' ea Domo d‘Osfola,.ea de altijd: even fraa^ 
weg loopt voort, door middel van foortgelljke werkftukken, 
tot aan Al^alyj , alw^r Quinu zich met de Krumhaé 
Vereeiiigt, om de rivier Doveria le vormen. Aan dit' 
punt hebben de werkzaamheden voor rekenii^ van ItaWt 
cenra aanvang graomen. - 

Zij 'hebben béftaan in buitengewone doorfnidingen in 
het graniet en in drie oprae galergen , ter lengte van 363 
XBétres. 

De galerij vaa.GoiK&.is inzonderheid merkwaardig door 
hare Iragte-en de openingen, door welke het licht invalt, 
cn door welke men; den iinoom van de Doveria ziet; de 
geheele weg, in de lengte van ósxi ovetxogtvm Quit$a tot 
aan gene ^jde van Crtvola i, beftaat .uh vethakkiugen of 
verbazende ueunmuren. * • ' 

Eene menigte bruggen is .er geboWd over de iTrtifS- 
hack, de Dov&ia^ aan den in- en uitgang der galerij van 
QondOi over dé Cherafea, ttOevola &a over de Bmpu\ 
^ch de merkwaardigfle is ^e van CrevoUt, van .twee bogen « 
ieder van ai metres (64 voeten) breed, rustende xip. twee 
Aeuniêls, gedeeltelijk . van rots en gebouwen gianietfleea 
en op erae<kolom van 33 metres (100 voeten) hoog, even 
als-de fleunfels. ' Deze inderdaad Teusachdge; aanl% doet 
dé uitwerking '^an. een kolosfaal beeld, tej midden dei 
painen op zijne voelen . ftaande. Hét overige van den weg , 
ter len^e van- drie virade: mijl, ioc^t regtiüt .tot aan 


I 


■oven. DEN siMPtON'. a57 


lDe (^gelkgene buizen , dienende , tot eeM verblijf- 
'))Wt6 voor , de reuigers^ en die acht öf tien paatdeh 
€o dertig of veertig menfchen 'kunnen bevatten aan' dte 
l^ranfche zijde , zi^ veel ’^ooter aan den kant vaii ItalW^ 

. Het gedeelte van weg van Dam iTOsfola tot aah 

eene .vlakte, doorfnijdt den ftroóni vah 
yiHe , tweemaal de Toccia , komt ua de (Stroüa , alwatt 
uene brug van drie bogen van graniet is aangelegd , even 
geli^ die Van Bavenu van v^ bogen, -jen Vde andere 
van minder belang. Prachtig zijn alle de afmetingen tot 
aan Fariok , li^igs bet overfrkaije Mefer en ter lengte valt 
bijkans vi^ mijlen waterpas. 

De mautelmuur^ ter befchuttinge van den weg tegen 
het water van het Meer , gedekt met granietplaten van 5 
metres (15 of 16 voeten) 'in de hoogte , ett fomtijds Op 
belwerk ruhtende, is van een mengièl van kalk en zaïU 
gebouwd , behalve een tegenmuur om den grond te ftetf- 
nen^ en den dijk efl de gracht voor uitzakking te bevei- 
ligen. . ^ 

Het is tWyfeiachti^ , wat men in den vérbazenden kioipb 
'dezer werken meest moet bewonderen ; derzel ver uitgebreid- 
heid , of de volmaaktheid der volvoering. Hier dóorfhljdt 
de we'g ^rofia iri deszelfs bovenfte gedeelte ,• en begeeft 
'zich', om zoo te ipreken , in eene vlakte^ naar de Tesfin 
beneden Sesta. ■ 


De overtogt van deze rivier , bij haren uitloop uit het 
CroóU Meer , gefchiedt met vaartuigen; 

Van de Tesfiit loopt de nieuwe weg voort tot aan des- 
«elfs vereenig^g met den ouden weg , door Somma , , en 
tot aan Milaan , altijd ih eehe vlakte , eh pver éene'n evefi 
wel beplanten als vruchtbaren grond. 

Verzekerd is aldus de overtogt van Genew haar Milaan'^ 
voor & vervoering van Artillerie , en voor kriigsvolk te 
voet en te paard; de waterkommen van de Riêne en de 
Tesfin hebben gemeenfchap met elkander. De postweg 
loopt over ^n Simploni meer dan driehonderd rijtuigen 
sijn , in den vorigen zomer daar lahgs gereden. 

Het gedeelte, welk door het Valeefche loopt, 'moét nog 
gemadtt wordeh, ómdat het oude Valeefche Góuvèrüe- 
ment er . bijkans niets aan gedaan heeft. Nadat de werk^ 
zaamheden haar beltag zullen bekomen hebben, zal déze 
^cjg geheel voltooid zijn. 

Hoèdanig ook, in toekomende eeuwen, het lot der 
beide Landen zijn moge, wélke de gemeenfchap van .(^n 
ii£NG. 1811. NO. 6 '. S Am- 


I 


✓ 


BERIGT WEGENS DEN WEG OVER DEN SIMPLON. 

^mplott voreenigt, deze Weg, door' de DVérwhuiiDg ge^ 
.bj^nd, zal, ten allen tijde , de ontwijfelbaarlle getuigenis 
.geven aan .het vernuft en de magt des Monarchs , (fte, m 
de:eerfte /geweest te zijn, de, met zijn leger, over deze 
• <mtoe|ankelijke bergtoppen is . getrokken , het ontwerp 
heeft beraamd, om dezelve effen.te maken, en het, bin> 
SkSOi weinige jaren , heeft volvoerd. 




f 


ALBERT EN EMMAV 
~ :\Vt)r^alg van bl. Ö17.) 


r ' 1 


D it val 9 Altoos ütivermoeid in eene zaak, waarin zijn tU 
genb^ahg gemengd was, had befloten gebruik te maken 
yan^ 4 ^ e^rfle gelegenheid , welke zich aanbood , om zich 


.meester te maken van de bekoorlijke emma, bij afwezig | 
heid haan^ Vaders, Te dien einde toog hij in den morgen- ! 
üond op weg met twee vertrouwde huisbedienden, aan 
welke hij de fiioodfte Hukken kon aanbevelen. Z^j verbor- 
gen zich achter eene dikke haag, die den kleinen tuin van 
BERNARD ómzccte , met oogmerk om diens uitgang waar té 
nemen , en zich vervolgens meester te maken van het chi- 
befcbermd (lagtoffiér zijner* eigene gierigheid en van mo« 
RENzi^s dierlijken lust. 

Terwijl ^deze fnoodaard in zijne hinderlage lag, zag hij 
eenige landlieden, gewoon hunnen zoo zeer beminden buur- 
man ten gezamenlijken arbeid op te wekken. Zij herhaalden 
het bekende teeken een en anderwerf» Aan de deor klopr 
pénde, kregen, zy geen gehoor. Eene algemeene verwon- 
derrng ontftond ^érlrij de buren. Na eenigeh tijd beraadfla- 
gens , befloten zij de deur op te breken ; waarop zij binnen 
traden, en, tot' hunne groote vèrbaasdh eid , de hut ledig 
vonidien. — Du val en diens medegenooten hadden zich bij 
de .zoekenden vervoegd, en, zeer wel de oorzaak der vlugt 
van BERNARD en diens Dochter kunnende bevróeden, togen 
^j pnverwijld naar het Kasteel terugge , om den Baron te 
verllendigen van eene omHandigheid , zoo zeer diens, lust 
leur Hellende. 

Morenzi, met woede over deze teleurHelling vervuld, 
iwoer wraak te zullen nemen op dj[e vlugtelingen , deed on- 
yerwyid een rijtuig gereed maken, en ging er in nevens 
»u VAL, met het vaste opzet om de heengeganeu te achter- 
halen. Schoon wel overtuigd dat zij te voor,zigtig zonden 
j(éwêest zijn otn in het Dorp zelve zich te veifchuilen, 

be- 

f 

f.. # ^ 


» 



ALBERT fiN EMMA$ ' lêf 

i ^leval ïtf*,'vó6r zijn vertrek, dat elke wonin’gtwöuwkét^ 

^ zou WorÜen 'doorzocht. Zij namén denzelfdett weg , wefkeiif 


■ BERNARD gekozen had , en volgden de vlugtènden zoo «abiJ 
: op ‘de* welen , als dë tu^chenkómst van eenige uren wilde, 
gedbogert; : 

Terwijl' ’SiORENzi bezfg.wds met het nazetten vaft den'eeN' 
waafdfgen' grijsaard, had bernard, hoogst bezorgd om zijné' 
vervolgde Dochter te befcliermen, met ongeduld het aan- 
breken van den morgenftond afgewacht , wanneer de Waard* 
heiii een rijtuig beloofd bad. Hij had de deur van de ka^ 
xner, Waar zijne Dochter te rustén lag, toegeflóten , wa* 
haar beneden gegaan , waar hij vol verlangen den dag ver- 
beidde , en . ftond aan een venfter de verbleekende maad 
te befchouwen. In deze befpiegeling werd hij geftoOTd 
door een* ^oofen hond, die ter openftaande deur inkwam ^ 
bij hem op^róng, en kwispelftaartte , als bij het ontmoeten 
van een* ouden bekenden. Bbrmard herinnerdê zich her 


getrouwe beest; wanneer zijn meester, die hem miste, id 
het vèrtrek trad, waar de verbaasde dernaud op hét onver- 
'wachtst AXBERT voor zich zag ftaan. ‘ Wederr^dfche verbaasd* 
Leid' en vréugde deden beiden op het eigen pogenblik uit-* 
roepén*: „ Is het mogelijk!** 

Welhaast greep er.eenè wéderz^dfche ontwikkeling vatif 
dè ontmoeting plaats , en de Graaf van boüRnonville , zich' 
by hen vervoegd hebbende , ontving bernard met alie teei . 
kenen vaii beleefdheid' en vriendfchap. Wanneer de oudé 
man verhaalde, bij welk eette gelegenheid h^ gevlugt waii; 
en dus ontvodwde, welke middelen morenzi in *t werk ge-* 
Öeld had om emma’s eer te fchenden, fteeg albert’s woe- 
de ten b’oogften top, en hy zwoer,, dat het tnorifter, *t geeiV 
hem door ój^gehoOpte fnoodheid beleedigd had, de wraak* 
zijns arms niet ontgaan zou. ,, Doch waar zeide hij , „waai:* 

IS mijne ouvergel^kelijke . emma ? fta mij toe , door mijne / 
tegenwoordigheid hare vreeze gérusfte (lellen,' en të Z\ye» • 

„ ren,, dal geen ding pp aarde ons meer zal fchêiden, maar 
V dat zij in .den aan haar verknochteü albert dén befcher!' 

„ mer harer onfchuld, en den wreker van het leed, haar 
j, aangedaan , 'zal vinden.” . 

Op dir elgén oogenblik kwam een rijtuig met dolle i^arc 
het voorplein oprijden. Twee perfonen fprongen eruit; in 
een huniier, want de morgehftönd was nu reeds doorgebro*- 
ken, hêrktndë albbrt horenzi. De^aandrift v^ het oogens^ 
blik deed ai.è£RT den Éaron volgen. traden teifens de 
kamer in. — „ Schurk, verrader, rooyer!” riep albert- 
uit terwijl hij dé deur achter zich digt haaldé, niet déft^ 
kende op zijnen ongewapénden toeiiand, „ verdedig 
„ ven, indien gij de regtmatige ^mak van hëndrik vAtv 
cuinyiLLR wilt ontgaan ; Wi^ Moeders bloed geregel 

S 4 wraak- 


I 


/ 


ALBERT EN JBMMa; 


4 * - 

wraakneming van eênen Zoon vordert, — van eeneii 
^opn, die u uwe verfoeyelijke misdrijven met uw leven 

^ wil daeii boeten ! ” . ■ j , 

Het hart van moren^i , getroffen met alle de verfchrik- 
têlukheden van bewustheid des gepleegden misdrijfs, was 
als ’t ware in zijneh boezem verflijfd, en hy [fond ftom 
van ; verbaasdheid. De Graaf van bournonville , vergezeld 
van bernaud en andere reisgenooten, vervoegde zich, op dit 
oogenblik, bij den ongewapenden albert, die het flagtofFer 
:tou geworden zijn van ’s Barons woede , had niet een diep 
gevoel zijns misdrijfs, gepaard met verbaasdheid op het zieo 
des.,Zoons van. clairville , de bevende hand van moréwzi 
wederhouden. 

De voorzigtige vrienden, yan albert voerden hem als met 
geweld de kamer uit, lieten du val en mórenzi alleen in 
iet vertrek, en floten de deur, die aan den buitenkafat be- 
waakt werd door de medegenomene manfchap. De Baron 
»ad FAucEON in *t oog gekregen en zich, hem ziende, 
den man herinnerd, aan wienihij den moord van den jongen 
HENDRIK had aanbevolen. Hij voelde duidêlyk» welk een 
lot hem over het 'hoofd hing. Wanhoop greep hem aan; 
Wi haalde eene geladen piftool uit, en, eer dü val ’t zelve 
liem uit de hand kon rukken, trok .hij het los voor zijn 
voorhoofd, en viel dus als een llagtoffer van de bewustheid 
zijnèr gepleegde wandaden. , 

De verfchriktë dü vALiiep naar hpt venfter, en, hetzelve 
openftbotende , riep hij: Moord 1 met zulk een geweld, 
dat er fchlelijk ëene menigte zamenfchoolde, die, dooi 
nieuwsgierigheid gedreven , het huis omringde , en begeer^ 
de toegelaten te worden in de kamer, van. waar het ge- 
fchreeuw kwam. De verfchrikte IVaard vorderde zulks 
desgelijks. Dit werd toegeftaan , onder voorvmrde , dat hij 
de daiv * opgëflotenen niet s;ou laten ontkomen. Men ftoof 
tér kainer in, en vond den Baron levenloos, en du vat 
'Bukkende over zijnen dooden Heer, met een gelaat, waar- 
(Qp ontfteltenis eh fchrik te lezen waren. 

Wanneer albert zijnen neergeftorten vijand zag, ftond 
liij èehige obgenbllkken fn ftille opgetogenheid, vervolgens 
met ten. Hemel - geflagene oogen uitroepende: „ Heilige 
Schim minnet Moeder I wees bevredigd ! De arm , die uw 
^ fchuldeloos bloed deed ftroomeu,* heeft in zijn eigen u 
^ gewroken, en kenmerkt door dit fchrikkelijk bedrijf van 
* regtvaaraigheid de nimmer miltastende hand van de ge- 
* regtigheid des Hémèls!” — Hierop verliet hij de kamet; 
v:eryQlgens ook de Graaf van bournonville , die last gege- 
.had, dat mèn, ten opzigte Van het lijk des zelfmooi- 
ders^ het nóodige zpu , te werk Hellen. 'Thans vïel het 
•verles » welke maatregels meu zou nemen , om voor em- 




I 


I 


AI3ftRT «t EMMA. 


VA liét i^Hkkèlijk voorval ce bedekkeir, coc daD zij- baic 
van daar konden wegvoeren. 

fiEENARD' befloot naar ^de kamer ziener Dochter ce gatn^ 
en 'óÈét^nM tnec 'teedere bezorgdheid haar de zeldzame 
omdasH^he^ te ontdekken, dat ALBERT en de Graaf daar 
gekomen waren. ~ £mma~, geflingerd door geweldige aan-i 
doeulirgen van geest en vermoeyenisfen des ligchaams ^ had 
e enigen "tf)d een* : diq>err, verkwikkenden ' (kap genoieiu 
Uit déZen was* zij éindelijk gewekt door de verwd^in^ vad 
▼ erfcheidene (lemmen beneden tn het huis. Zij (lond 
dacht <ntr haren gevaarvbllen^coefhind , en de. door de bed- 
gordijnen been:: ddogende dag had «haar de vrees voor 
vervolging verdubbeld. ' In haast had zij hare kleederen aan- * 
getrokken om naar* haren Vader te gaan, wanneer deze 
l>innen trad, bezorgd naar haren welftand vragende. .Hy 
vond baar zoo vol vreeze, van. wege den verftreken tijdi 
in de herberg doorgebragt , dat BERiVAaD het waagde , baar 
Van ALBERT*s komst ce verwittigen , en van diens ongeduldig 
verlangen om baar te zien. ; : * 

Een gloeijende blos .vair oogenblikkéliJk‘ genoegen verwde 
liaar gelaat, doch« werd. fcl^ielijk van een doodsch* blèek 
gevolgd. „ Ach, ro^n Vader T’ riep zy uit, „ hoe zal ik 
,, hem vermijden? — Wij moesten elkander niet weder^ 
,, zien. — Ik heb myn hart geleerd, elk aangenaam denk- 
,, beeld, welk het eenmaal durfde vormen, . te. verzaken. 
9, Eer vordert die opoderiiigi Dat wij • dit dubbel gevaar 
99 ontvlfedeo ! ’V De tranen borflen BERNARode oogen^uit , toea 
hij ,haar te gemöece voerde : „Wel te regt,myne Dochter, ven- 
9, dient gy de belooning, -welke nu uw moed en deug d wachcf 
„ Gamee mij beneden; daar zult gij fchuldeloos den waardigeu 
„ ALBERT, uw* gecrouweii Minnaar. en .helleinden.Echtger 
,, nóót, aanfebouwen. Eaat ik u coc hem geleiden. 'Hij 
,, zal uwe fchrooro volle twijfelingen verdrijven, en het on* 
,, geloof verbannen, *c geen uit uw ^gelaat en houding te 
,, lezen is.’* 

Emma * volgde haren Vader in (litle opgetogenheid naar 
eene . kleine beplanting aan het eindè van een flingerend 
voetpad in den tuin', waar albert haar wachtte. Terdond 
wierp hij zich voor hare voeten neder, zeggende, naldac 
de eerde vervoering eenigzins bedaard was: „óMiJneBMMA'l 
,, ontvang de hand ei> het hart van albert, of liever vanmcNv^ 
,, DRiK vaN CLAiRviLLE, den Wettigen Erfgenaam van dat 
,, ontweldigde Kasteel en deszelfs wifden omvang. Ik be^ 
,, groet de Meesteresfe van die heilige .fchaduwen, waar 
,, ik het eerst mijne geloften vanHefde en dandvastigheid deed» 
^ Binnen de muren van het Kasteel zal de HuweUjksplegttg- 
,9 held onze handen vereenigen. De Baron van morenzi 
9, leeft niet meer.** -i*- „ Helaas!** viel rmma kern in de 

S 3 de 


/ 


SEfi» 


AIJBBST EN tWÊA ^ 


4 e/méc ee^e;<b&vendé ilémme^ beeft dan 39^ 413 EET 
,, zijn zwaard met diens * bloed bevlekt?’’» -N'eeiii’' 
jhcrnam albert, «'MPeen^ ftorite oieder ateciee^j^iteg 
^3> Tan zijn eigen ktiagend geweten: en yan *9,j0eipiel3,oQr- 
deel. ' Oncvaiigeefie onbezoedelde ;hand 9 eejji, ftodyaatig 
5, itarc, én onbevlefeten naaml’’ ~ De Graaf van eomtJ 90 N- 
VILL9 kwam pp dit. oogepblik 'daar^ wanneer dP: >vpiarukte 
Minbat bem het^fchoone Voorwerp ^zijnet , genegenheid, aap- 
bood« Hij begróetté haar met achting en hartelijkheid, 
beiden 'hei? werCchende mét het hnn wachtend géhik. 

G^benrtenisfén :van dien; treffendetrraafd en zoo zeldzaam 
*eerüpreiddeii zich welhaast, in den . geheelenr.onurek» Mea 
vernam ze op het Kasteel van C^/rvJ//e. ifiet fchrik 
wonderiag, doch in de nabuurfchap met' een ongeveinsd be- 
toon vaniverrukking en vrengde; .wegens de herfteiUng eener 
j^milie ,' aan welke zij yerboncien.was door banden vaa ge- 
negenheid , dankbaarheid en pligt , op eCnmakl verbroken 
door het drukkend jnk van (laverhij', waaronder gebukt 

f ïng , gedurende het kortftondig. bezit des overweldigers, 
leze kéer der zakën belöofde haar vrijheid en geluk. 

' Dé komst. van den jongen Marquis naar de woQiiüede zijner 
Oudjerem bekpnd geworden zijnde, traden de Landlieden 
lienr te gemoete, op eènen goe 4 en afdand van het Kasteel, 
imet toejuichingen :van ongeveinsde vreugde. 

.r De wederkomst. van bernard inet e!mma , van allen zoo. bc-. 
XBind, ontving ‘Pok den groet, d et boerfche naburen , met 
^ene eerlijke eenvoudigheid van hart, aan ’t welk de nijd on- 
'' bekend is, die zich; zoo dikwijls mengt met de aandoeningen 
iti hoogere levenslhmden. Zij wenscheen bbrmard geluk r et 
«te/beiooning zijner verdienften, en de eere, die zijne 
-deugdzame Dodhtér wachtte. 

f"' Wannéér de hoogé torens van het voorouderlijk Kasteel hen- 
WRiK inde oogen vielen, uitrekende boven het omftaande 
koutgewas , ^ervuiden duizenderlei aandoeningen zijnen, boe- 
zem; tranen, gewijd aan de gedachtenis zijner Ouderen, 
^Hpeidén langs zijne wangen ; terwijl dankerkentenis ten He- 
el reeg voor oe h'erftelling in die cegten , welke hem in 


;aat ftelden om geluk rondsom zich te verfpreiden. 

Bbrnard en emma traden ter hutte in, met aandoeningen, 
Vr^dverfchillende van die. bij hem omgingen, toen zij die 
verlieten. Zij offerden hunnen, gezamenlijken dank aan 
mt Wezen, welks gunst hen verlost had van de eenmaal zoo. 
iéer gevreesde lagen eens vijands j van wien Zij zich thans 
i^^agen vonden. De voordeelige ftandwisfeling j welke em- 
«U wachtte, vervulde haren boezem met nederige, danker- 
^:eiïtenisfe., en het zedig gemoed van dit kind der onTehuJd, 
tegen alle indrükken van trotsch- en verwaandheid,, 
geene zelfverheffing op het naderen van eenPn hoog en 
'■ tang; 


« 4 



ABKRT EN EMM^ ig9 

« 

hng; dfe glafis kon bare eogen doen fchemeren notb haar 
oordeel misleiden. 

De MarquisvAN clairvillb duldde niet, dat bet voorwerp 
zijner ware en beproefde genegenheid lang in de nederige 
ftulp verbleef. 'Hij herinnerde bbrnard aan diens toezegging 
van 'de hand zijner Dochter. De fcbroomv;illigjieden van 
kieschheid, deMJdvan pligt, en de eiibhen'der eere, kon- 
den niet langer aangedrongen wórden, afs hinderpalen tegen 
de regftmatigfte wenfchen en het vurigfte verlangen. Te over 
had EMMA de zuivere deugd haars harte bewezen. Verre ver- 
heven boven de kunftenarijen van vermomming en gemaakt- 
heid, gehoorzaamde zij aan de begeerte van haren Vader, oiti 
haren edelen Minnaar voor het Echtaltaar te ontmoeten.: D,aar 
was het, dat. zij hunne wederzijdfche geloften afleideti, be-^ 
kroond door eene goedkeurende Vóórzlenigheid niet dat 
uitgelezen gefuk,'! welk belangelooze liefde en onbezoedelde 
eer ^lleen kunnen verfcbaflPen. v 


BENIGE PARABELS VAN RRüMMA.CHRR. 

¥ 

* ' ♦ > . I 

r • ’ » 

4 

Oe Nflmen Gatk* 

T oen ALEXARDkR.^ de^Zoon van Philippus, te Èahylon was^ 
liet hij uit elk land^ eu uit elk volk, dat hi) overwonnen 
had, eenén Priester komen, en verzameide ze allen in zijn 
paleis. Hierop beklom hij zijnen troon, 'en vraagde hen — 
er waren hunner veel in getale — en hig fprak : Welaan , zega 
mij, erkent en vereert gij een' onzfgtbaar Opperwezen? — 
Toen bogen zich de Priesters al te gader en zeiden : Ja ! — 
En de'Koning vroeg verder: Met welken haam noemt gij 
hetzelve? — Toen antwoordde de Priester uit Indië: Wij 
noemen het Bremai dat het Grootel'De Priesreruit Per- 
ziê: Wij noemen het Ormus; dat is: het oorfpronkelijk Lichtf 
De Priester uit Je^ah Htet ^ die- Is, 

die was , en die zijn zal t ^ En alzoo' hid ieder Priester een 
bijzonder wroord en eeo’' bijzonderen. nattoi, waarmede hö 
het hoogfie Wfezen noemde. ^ - ’• 

‘Toen ontftak de toorn in het harte des Konings, en hijf 
zelde: Gelijk gij maar eeiren Beheerfcher en Koning hebt,- 
zoo zult gij voortaan ook maar ééiien God hebben. Zeus is 
wjn naamt . 

Toen werden de Priesters zeer bedroefd om de woorden 
die de Koning gefprokeh had, en zeiden: Met het woord, 
«t wij -genoemd hebben , noemt bem ons volk van iijiié" 
jcwgo af aan, Hoe zullen wij dit veranderen? 

" S 4 Maar 



ICBNlGe PARABBL». 


Maar de toorn d« Konings ontftak npg meer.^ To«n,tw«t 
feri wijze Bramin, oud van dagen en grys van haren, die 
J|;iem na?r Bab^Um was gevolgd , voor. den troon; deze opende 
zijpen mond en .rpfal?; JVüjn Heere de Koning gedooge , dat* 
ik tot de vergaderden fpreke! — Toen keerde hij zich tot 
^ Priesters en vroeg: Schittert ook bij u alien het hemel* 
fche getternte des dags, de bron van ’t aardfche licht? — ! 
pe Priesters bogep zich altegader em«eiden: Jal — Toen 
yroeg. hun de Bramin, den eenen na den anderen: Hoe 
npeint gij; hetzelve? j£n een ieder noemde een ander 

woord, én eetf bijzondereii naam van zijn land en zijn volk. 
*iro^h' fprak de jSramin tot den Koning: Zullen zij niet vpon- 
aan; het .groote licht des dags met het zelfde woofd noemen? 
HeUo%X^ zijn iiaami . ; 

de Bramin deze woorden gezegd hadde, werd de. 
Koning hefchaamd in zijn harte, en fprak tot hem: Laat een 
iegelijk zijn eigem \f oord gebruiken. Ik zie wel, dat het 
^eid en teeken nog niet het wezen is. 



Het'ff^mder. 

* - i 


I 


T-oen SALOMO nog éen jèhgelihV 'was, zat hij op eenei^ 
lentedag in de Koninklijke hoven van zijnen Vader onder de. 
palmboomen, en zag diep 'peinzend voor zich hénen. Zijn 
leermeester nathan kwam tot hem, en zeide: Waarover, 
peinst gij zoo ernftig pjidër de palmboosiéti? 

>De jongeling hief zijne oogen op.;, ep antwoordde : Na- 
TBAN , ik wilde gaarne pen wonder zién & 

Een lach zweefde op ’t gelaat van dén Profeet; h§ zeide: 
plen zelfden wenseh had ik ooky ii^ de dagen mijner jeugd. 
^-En werd die wenscb verhoord? vroeg des, Konings Zoon 

liaastLg. ‘ ' • ' 

i.Eeia man Gods, hervatte outran, kwam tot mij, en hield 
de kern vaii eenen granaatappeHn zijne hand. Zie toe, fprak 
Éijr wat er van ‘deze kern zal worden! Hierop maakte hij 
jpét zljHen: vinger 'cene. opentng * in den grond, en leide de 
kern jSfLnifï en bedekte dezelve. : Toen hij zijne hand nu 
trok*, zie., toen verhief zich- de grond en barstte 
open , en ik zag twee bl^iadjes ten yoorfdiQn komen. Mast 
naauwelijks had ik de ‘blaadjes gezien, of zij floten zich aan 
elkander', en het werd een ronde flam, met fchors omwon- 
tjen, en de ftam werd vooV mijne oogen grooter en dikker. 

Toen fprak de man- Gods wederom tot mij : Zie toel en, 
terwijl ik opmerkte, verbreidden zich zeven takken nit den 
gelijk de zeVén. armen aan den kandelaar des altaars. 

^ Jk ftpnd verbaasd^ maar de man Gods wenkte, en gebood^ 
mU te z.wijge.n en op te merken. Zie, ipralf hij., vsreldra rat 
eene nieuwe fchépping b,egiimenl ^ 

. T9«»i 


/ 



VAIf KRirMUACfA». 


^ 6 $ 

• ^óei> ftfeëptellij mét zijne hplle hand water uft het beekje/ 
dat vbofbyftrootnde , en béfproefde driemaal de takken; evi 
2I&9 alle 'de takken mfscht.en .van het groene loof, zóodac' 
«ene koelk lomfmer 'ons omringde, vermengd met fiefelijke 
geuren. — Van waar, riep ik, deze geuren, bij de verkwikt 
kende 'lommer?'’— • ® ei gij' niet fprak man Gods, hoe 
het purperkleurig bloeifel uit de groene bladeren ontfpruit,' 
en in trosfbn nederhangt? 

Ik wilde fpreken ; maar een'^zachte wind zweefde door de 
bladeren , en (kooide de bloefems rondom ons henen , ev^n 
ais waimeefTde fneeuw uit de wolken ter aarde daalt. Naau-^ 
wel^ka .wfcren de bloefems af]gevüllen ,* of de ropde granaat- 
appelen hingen ttisfehen de bladeren , «gelijk de amandelen^ 
aan de Raven ASrons. •— Toen verliet ‘de m?n Gods mij ,, 
van verbazing opgetogen. 

' Hier «weeg nathan. TerRond vroeg salomo: Waar fs 
bij? Hoe is de naam van dien goddelijken man? Leeft bij' 
nóg? 

Toen hervatte nathan: Zoon davios! ik heb u een droom-' 
gezlgt’ verhaald. ' . 

: Toen SALOMO deze -woordén vernam i werd' hij bödröufd. 

Ml zijn harte, en zeide: Hoe kunt gij mij'alzoo bedriegen? 

Maar nathan antwoordende, zeide; Ik., heb u niet bedro- 
gen, Zóón I8A1! In den hof van uwen Vader kunt gij alles iu ) 
Waarheid aanfchóuweii, wat ik ti verhand heb. Gebeurt niet 
op dit oogenblik hetzelfde met élken grailaarboom , enTnet* 
alle andere boomen? 

Het ts waar, zeide salomo; maar verborgen en in lan- 
gen tijd. . , . 

‘ Toen antwoordde nathan: Is de werkhig* daarom mindet 
goddelijk, omdat zij in geheime ftilte en ongéiUêrktgefchiedt^ 

Ik zou denken , des te goddelijker. Leer de Natuur eerst ken- 
nen, vervolgde’ hij ,' en hare werking. . Dan zult gij ligte;lijlc 
aan iets hoogers gelooven;* en niet bè'geerig zijn jiaar won- 
deren van eene- menCeheftkand. ‘ ' ’ 

f 

Sau^ en Jonathan. , ' 

Op eenofi dag der nieuWe' raane fprak saül‘, de Koning;* 
van Israël, vriendelijk met zijnen Zone jonathan. En de 
Koning zeide : Zeg mi) , iriijn Zoon , zuk gij dan nimmer af- 
laten van den Zone isai , * dien gij Hef hebt met de liefde 
uwer ziele? 

Tonathan antwoordde: Mijn Vadert hoe zou fk van mij- 
zeiven kunnen aflaten eii van mijn harte ? Alzoo Vermag ik 
ook niet af te laten van de liefde des Zoons isai. 

Toen vroeg de -Koning al verder: Wat is het dan, dat u 
zoo groot en heerlijk fohijm in den herdersknaap van Beth- 

• S 5 le^ 



.BÏNiet tAMVtM 


*gs 

V. ■ 

le,hdem 4 <Iae gij bem ddus aanhangt met uw hmet 
^mdat hij' rocmachtig is en fcboon van aanzien? . Of Is het 
zijn fnarenfpei; of.de, kracht, .waarnwde hy den Phili(i(;n 
verfloeg? Zie» er z^n velen in Israël» wien hij niet gelijk üf. 

van.^aden en van aanzien, - \ . > * 

Tóen antwoordde jonathan: Ach, mijn Vader,* .dat uw 
toorn niet' ontfteke ! Ik denk om zijn aanzfen, noch om ^ijne 
kunst ^ noch om zijne daden, en weet niet. hoe, en waarom; 
maat. dit weet ik, dat ik hem liefhebhe als mUne ziele. 

Toen ontflak de toorn des Kouings, en hij zeide: Weet gij 
dan niet, dat alle de dagen, welke de Zoon iSAi op den 
aardbodem leven zal, uw Koningr^k niet bevestigd. zal Wor« 
den, en dat hij zelf Koning zal worden over Israël? 

‘ Toen werd het aangezigt. van jonathan helder, en hij 
fprak tot dén Kontng, zijnen Vader: 6 Mijn;Vader, iaat het 
gefchieden! Is het., dan niet hetzelfde, wie van ons beiden 
over Israël heerfche? Want zie, wy hebben een verbond in 
> den Heere gemaakt, en zoo zal ik hem de naaste, en hem 
üeeds ter zijde- wezen. ■ . 

Toen de Koning deze woorden hoorde, ontlhk hi} nog 
sneer, en fchoot de fpietfe op hem, om hem te fiaan. .Want 
hij kende d^ liefde l^iet., en hadde geenen vriend aan 
gïfn hof. ... 

, Maar jonathan, flond op en ging henen, en hij at op den 
dag der nieuwe mane geen brood. Want hij wais bekom* 
merd om david , omdat zijn Vader hem gefmaded' hadde. 


ZacheuSm: 

. Te , in het Land der Belofte, wöoode ZacieuSyde 

Overfte der Tollénarèn , nog vele jaren , nadat bij den Heere 
gezien hadde van:, den. wilden vijgeboom. Want bij was, 
klein van perfoon;. maar hij wandelde in eenvoudige vroom- 
heid voor God en dC: menfehen^ :eh deed wel aan de ar- 
men van zijne goederen, en pntvreejnjdde niemand iets door 
bedrog. 

En eiken morgen, wanneer de zpn:opglng, ftond hij óp, 
en wandelde heimelijk naar het veld buiten Jericho^ en keer- 
de terug met een* zachtmoedigen en.fiiilen geest, en begoi 
tijn dagwerk. 

Toén zijne huisvrouw en zijne vrienden dit opmerkten, 
fpraken zjj onder malkanderen s Waarhenen toch mag hij eb 
ken morgen gaan? Welaan,' laten wij hem heimelyk volgen, 
opdat wy zien , wat hij verrigt. Want het is wel der moeite 
waardig, den (lillen wandel, van een* vromen man na te gaan. 

* Alzoo fpraken zij, en maakten zich op in den morgen* 
(|ond, ^zijne huisvrouw en zijne vrienden, en gingen zacbt- 
keus ySin vcrr(?, Toen ayigefii zij , dat bij naar den wiléea 



¥AN KRUmiACSBIl* 



fj^gdboam gffig» waar den Ifeere gezien hadde, en 
ve^fcholen zich in een boscbje. £n de hitte des dags waa 
grpQt; want hft was de tijd van den oogst. 

Terwijl zij nu daar (tonden , zagen zij , hoe zacheüs eea 
kruikje nam, en water fchepte, en deft wortel des booms 
bemoeide ) en het onkruid uiti:oelde » en voor den bqoh^ 
zoi:gde met teederheid. En nadat hij dit alles verrigt hadd.e, 
zag ZACHBus deu..boom vriéndelijk aan, en keerde terug 
naar JtrUh^* ; 

..Toe» kwamen ztjnO' vrienden uit het boscbje/, en zeiden 
met een’ vrietideiyken lach: Zie,-. zacheus,. wij zijn* mveu 
keimelijken wandel nagegaan. Want wij konden piet begrij- 
pen, waarom gij eiken dag zoo vroeg naai; buiten .gingt. 
Waarom zendt ^j niét eenen uwer knechten, om, den boom 
(e bezorgen, cLjen gy zoozeer fchijnt te beminnen? 

Maar zachi^s antvypordde en zeidé : Gij hebt kwalijk ge- 
doan, met mtjn gevoiel: te befpieden, waarin gij nier kunc 
deelen. Want het gevoel wordt !in.ftilte- gebpren,";en 'berainc 
de ftilte. Maar laat, ^geliefden, laat my. dit kiirterlijk ge- 
voel behouden. Want dit gevoel was het lirimers , dafmij 
lot hem,, den .Heiligen, en. hem .tpt.mijzièlvén voerde/ 


** . < 




ON ST£RFELl’}EHBlb.t ' 


f 

U 






E en man van aanzwnlijk vermogen, ge(>efead v^^*ftahd 
vooral beifoemd pm zijn deugdzaam kataJtt.er • welkep .ViJ 
tupHi^omus zullen noemen, hield meestal zijn Verblijf. op 
een fraai X>andgoed/ in een der vruchtb'aarftë en aangenaHtUf 
fte oorden van. fJoMan4^‘. Van een gezëllfgen aard ^ynde; 
oneviog hij hier, vaa tp’d-tot tijd,, bet bezoek van ëeiïi^é 
uitgei ezene vrienden, aie., in faoedanigheaen van verdana 
en hart, met zijnen fmaak meest overeeuftemden.. , Ee<i 
van deze wn? THBOPpit^us, de jblijmoedi^., dé ^dvrüchti- 
ge, de menschlrevende* gry^^ard thbohulus^ wiens ‘leVeu 
zoo goed als. afgeme^n was tpsfebeu de verzameling van 
putte on waardige kundigheden üic vroegere .en. latere, fchrij; 
vers, de betrachting .4er.de^iig en godvruchtige beipiege- 
Vngen. Vroeger da» gewóbnlijk ftohd hij/ op' zekeren avond , 
op van de tafel ; het was een fchoone avondftond ; aaii den 
pnbewolkten hemel fcheen de volle, maan in vóllen luister. 
joLius,. Zoon van eupiironius, over dit ijlings henen gaan 
(Seoigzina verwonderd^, plgatfte zich aan bet venfter, vefr 
nam hem. , welhaast in den tuin, zag hem, aan het einde, vari 
rfenzelven, eene deur openen, en zich naar eene eenzamè 
plek begeven,. die, gflifkde jongeling wist,, dikmaala doQjr 


ONStEllFELqKTOiè. 

den eenzaamheidminnenflen wfjsgeer werd b%zbcht*' Doof 
«feuwsgierigheid gedreven ^‘volgde hij THEOPHtLUS,’ en, «on- 
der door hem te worden bpgemerkt, plaatfte hij zTch ach- 
ter den ftam van een dikken boóm/digt génoeg nabij om 
*s mans woorden te kunnen hóorp en zijne gebaren te zien: 
want THEOPHiLus was gewoon , m zijne eenzame wandelin» 
:gen , hardop te denken. Duidelijk fprak hij nu de volgende 
woorden: ,, In dit ftille uur wendt zich de in zichzelve ge- 
keerde ziel naar binnen, en aanfchouwt aldaar eenen vreem- 
deling van hbogé afkomst .en geboorte , van meer dan fter- 
felijke orde , een öraal' van goddelijk vüur , hetwelk in eeu- 
wigheid moet branden, nada,t de zoü hare goude oogea 
'geOoten, en, in fchaduwen omwonden, harengewonen£g- 
loop zal vergeten hébben.” ' 

Hier zweeg tiibophilus ,‘ en bleef. Voor eènigen tgd , ia 
diepe overdenking als begraven. Thans, van deii* groe- 
nen zetel, op welken hij zicli had nedergezet, als in ver- 
rukking opftaande:,, Vergeef, ó genadige Hemel!” riep 
Wj", „ dé godontéerende vrees, welke de menfchelijke 
broosheid' m^ner ziele heeft ingedrukt. De rede wraakt 
den fombéren angst voor de vernietiging» en gebiedt hare 
hoop zich in de onfterfelijkheid uit te breiden. De (bte- 
HPce "fHite;; dter romlom mu regeert^ eti welke de verbeel- 
ding als het beeld des doods teekende, is ftechts de üsap 
der bezidde natuuTf ^ Welhaast zullen de vefvrbUJkende 
lichtftraien, met weerkaatfenden luister,^ uit de oosterkim- 
men voor^fchieteiii en de aanbrekende dag zal gods fchep- 
^éJs .tot werkzaamheid en genót doen ontwaken. Maar ae 
mindere r^ingen van wezens fchijnen onvatbaar voor die tel- 
kens toenemende vorderingen in volkomenheid, welke bet 
ibènrchelijke geflacht ondérfcheiden. PlèrenV vogelen en 
f nfekten lóopen rond in hunne bijzondére 'kringen , mee on- 
veranderde eyepgelijkheid , en de gèdachten volgen op de 
gefjachten , zonder ter verdere volmakinge eên enkelen ftap 
gedaan té hébben.. 

Het korte tijdperk van hun leven is haar de volmaakt- 
heid berekend, om welke te beréikèh zij bevoegd zijn, ea 
de föuverein van het heelal heeft hun de wet voorgefchre- 
yen; Tor hierto£ zult gij gaan^ en niet verder. De mensch, 
intusfehen, (laat nimmer ftil , is nimmer voldaan met de ge- 
maakte vdrderhigen. De diepfte teugen yan wetenfehap en 
kennis diénen enkel om zijnen dorst te vermeerderen; was- 
doih in deugd doet flechts zijne eerzucht ontvlammen ; en 
:ÖJn fmachtende geest llrekt zich voorwaarts, (leeds naderen- 
de tot , doch (leeds op een oneihdigen afl&nd blijvénde van 
’de volmaaktheid.” 

Van nieuws zweeg hier theophilus; en met een god- 
vruchtig gevoel en eindige aandacht ziQne oogen' naar bec 

öitr 



ONSTBBVELIJKUïtO* 

• » 

tijtge, breide hemelrond, als een ilatelijl^e boog boven zijn 
hoofd gefpannen, opflaande, rigtte bij* aldus zijne aanfjitaak 
tot de Harren, terwijl hij tevens zijne avondwandeling ver- 
volgde : ,, Gij kastéelen van licht, misfehien mijne toeko- 
mende woonplaats, van waar de ziel op de verledene om- 
gewentelde tijdperken zal terugzien, op alle de woelige 
tooneelen , welke zij hier beneden liet , de uitgebreide ont- 
werpen' en zonderlinge gebeurtenlsfen , als op eene geliefde 
vertelling, welke de kindfche jaren ftreelde!” 

Onder dit . alles bevond zich zoo goed als buiten het 
gehoor van.juuus; en deze, afijne fchuTlplaats verlatende, 
volgde hem. Doch bet ónmogelijk vindende zich te verber- 
gen, trad hy den wijsgeer op zijde, en bekende openhartig, 
dat hij zijne alleenfpraak had beluisterd. Hij vroeg ver- 
giffenis dat hij heip dus kwam Horen , en verzocht , dat hij 
zijne overdenkingen wilde vervolgen, zonder er aan te den- 
ken dat hij bij hem was. „ Gelukkig zal ik mij rekenen,** 
voegde hij er nevens , „ indien gy mij van mijne aanfpraak 
op de onfterfelijkheld kunt overtuigen.” 

. „ Hebt. gij eenige gaping in uw regt van aanfpraak ont- 
dekt,” antwoordde tiieopmilus, mee zijne gewone be- 
leefdheid, „ dat gy u dus twijfelachtig uitdru^ aangaande 
eene zoo onwaardeerbare ftandverwisfeling ? Nog nooit, zoo 
veel ik weet, heeft de fcherpzinnigfee twijfelaar een vol- 
dingend bewijs tegen een toekomenden ftaat aangevoerd ; 
zoodat, de zaak van dezen kant befchouwd zijnde, de waar- 
fchijnlijkheid gelijk Haat met de onwaarfchijnlijkheid, en, 
indien er llelchts een eenig bewijs, ten voordeele van een 
toekomenden Haat na dit leven, kan worden bijgebragt, de 
fchaal naar dien kant oogenblikkelijk zal overflaan. Uwe on- 
kunde van de wijze van befcaan in eene andere wereld, en 
van de wijze van overgang in dezelve door den dood uit dit 
leven in een ander, kan in die fchaal niet wegen. Want 
onkunde is geen grondflag van geloof , noch van ongeloovig- 
heid; en indien wij daaruit redeneren, kunnen wij verze- 
kerd zijn, in de ftrikken van dwaling ons te zullen verwar- 
ren. Vertoon eenen eikel aan eenen Hottentot ^ of aan eeö 
wilden Arabier ^ die buiten zijne zandiWoestijnen nooit ge- 
reisd heeft; zeg hem, dat van dien eikel een hoQge 
boom zal voortkomen, die zijne takken wijd en zijd ver- 
Ipreidt, en uw verhaal zal hem wonderfpreiüdg voorkomen; 
zijn geloof daaraan zal hij veelligt, en niet geheel te on- 
regt; opfchortèn , doch als ongegrond en valsch kan of mag 
hy het niet verwerpen. 

,, Zeer geringe overeenkomst heeft de toeftand van een 
kind vóór zijne geboorte met den ftaat van eenen mensck 
In deszelfs volwasfenen ouderdom ; en indien gij iemand on- 
kundig konde onderHellen, dat de eene eene voorbereiding 
, ' ui 


ONSTEkFEUJEUÉlD^ . 

is töt deii anderen , ':^iide zulk eéne onkunde ïiiec tót 
künnen dienen om de zaak zelve te ontkennen^ ƒ 

„ Imusfchen zijn er verfcheidén ftelligé bewijzen 
handen , op welke wij ons geloof in een toekomend, leven 
overtuigend kunnen bouwen^ Het vurige verlangen naar en 
de verwachting van zulk een leveft, en de Vrees Voor ve'r- 
niètiging, die allen menfchen gemeen zijn, mogen, gewis- 
fêlijk, als vermoedens ten voordeele der onfterfelijkhêid be- 
khouwd worden. Verlangen, of l>egeerte, bet zij wy uifc 
de overeenkomst oordeelen, of uit gods zedely ke volmaakt* 
heden, fchijnt de wezenlijkheid des voorwerpt in te fluiten; 
en het geloof in deze wezenlijkheid , w,elk bykans in alle 
eeuwen, en onder alle volken, de overhand gehad heeft ^ 
Inoet zijnen grondflag gehad hebben , of in eené goddelijke 
openbaring, of in deszelfs overeenflemming met de aJge- 
meene beginfels der menfchelijke natuur. 

„ Het geweten, verder, het denkbeeld yan een toekó^ 
inenden en ftatelijken rekendag aan de hand gevende, ver- 
sterkt en bevestigt de verwachting van een toekomend le- 
ven. De beiooningen der deugd, en de flraffen der oik; 
deugd, nemen, gemeenlijk, hier een begin; doch de toe* 
komende ^ wereld befchouwen wij doorgaans als derzelve^ 
Volcooijing. . 

„ Met dit alles, zedel^ke verdiénfte, en wanverdienfle* 
ontvangen niet altijd evenredige vergeldingen , of .flraffen, ia 
het tegenwoordige leven. Den boozen gaar het jve/; dett 
goeden komt gekwel en ramp befpringen. Lijdende deugd j 
en zegepralende ondeugd, zijn onregelmatigheden, welke 
wij, in de bedeelingep der Voorzienigheid , dagelijks waar- 
nemen; en deze wijzen klaarblijkelijk op een hierna^ Waarin 
de GODHEID de wijsheid, weldadigheid en billijkbeid vat} 
baar befluur zal doen openbaar worden. 

„ Aldus blijkt het, dat het eene onbeflaanbaarheid zljti 
zojude, dat de dood de eindelijke afloop des levens, éti 
het tijdperk des aanwezens met lijden zoude befloteu wor- 
den. Dikmaals is fmart ondèrgefchikt aan vermaak; en da 
onheilen en rampen, welke wij lijden , werken meestal 
mede tot onze verbetering en volmaking. Zal dan de jong- 
fle fmart, welke wij gevoelen, en de^grootfte, welke wij 
ons voorflellen, de eeuwige ukblusfching vaii ons aanwe* 
zen zijn? Laten wij veeleer, mijn juuus! onderflellen, dit 
pu?;e overgaug naar eene andere wereld naar onze geboorte 
in deze Wereld gelijkt; dat beiden met eenige maat van fmarc 
noodwendig gepaard gaan; en dat de‘ volwasfeiiheid van het 
menfchelijke flechts de kindsheid van het hemelfche leven is.*' 

Op dit alles antwoprdde jüLiüs niet. Indien hij al voorheen 
aan een tpekojnendén ftaat na. dit leven had getwijfeld, wis 
jhij, door de aangevoerde bedenkingeii. Indien niec vaa 


/ 



T 


ONSTERFELiJKHElDé 

waarheid overtuigd, immer? iji^aijoe twijfieliogeiLCot 
ftaan gebragt. De nacht was nu al een goed ftuk wegs ge- 
vorderd, en TBËOPHiLUS, verlangende in eenzaamheid zijne 
overdenkingen verder voort te zetten, Ipoedde zich naat 
pin vertrek op Hartelust^ ^ 



VOORBEELD VAN ZONDERLINGE ONVERSAAGDHEID 

IN EEN* MATROOSé 

T|len Engehch Koopvaardijrchip , naar Barhadot 
^ en vervolgens aldaar voor anker zijnde gekomen , fprongen , 
op zekeren dag, eenigen van het fcheepavolk in zee, om te 
baden; naauwelijks waren zij daarmede bezig, of er ver- 
toonde zich een grooce Haai en fchoot tegt op hen toe, 
£en van het bootsvolk, die op het dek van het fchip Hond, 
dit ziende, riep hun toe, dat zij zich moesten bergen; allen 
bereikten het vaartuig oubefchadigd , op één na, die door 
het fchrikdier zoo goed als door midden werd gefcheurd. 
Op dit verfchrikkeiyk fchouwfpel werd de makker en boe^ 
zemvriend des ongelukkigen dermate in woede ontHoken, dat 
de brave jongeling, den Haai door de bloedige oppervlakte 
van het water hebbende zien zwemmen, om eenige Hukken 
en brokken des deerlijk gehavendenbootsgezelsoptezoeken, 
in zee fprong, met het voornemen om het zeegcdrogt te 
dooden,^of met zijnen vriend een gelijklotteondergaan. Hij 
was gewapend met een langen en zeer fcherpen dolk. De 
Haal, hem in het oog hebbende, fchoot Hraks op hem toe. 
Hij had zich op de eene zijde geworpen en zijnen vervaar-*’ 
lijken bek r^eds geopend om hem te grijpen, toen de onver*' 
faagde jongeling vlug en vaardig naar het monHer dook , het- 
zelve met de linker band een weinig onder de benedenvinnea 
aangreep , en den dolk verfcheiden malen in den buik duwde. 
De Haai, door de pijn aan de toegebragte wonden woe- 
dende geworden , en veel bloeds verliezende , wierp zich nu 
op de eene en dan op de andere zijde , om zich van zijnen 
vijand los te maken. Dit , echter , gelukte hem niet ; te zamen 
werden zij door de golven naar het Hrand gevoerd, alwaar, 
de overwinnaar, zijne kloekmoedigheid en Wachten verdub-' 
helende, het fchrikdier de rest gaf, en het, onder begun- 
Higtng van het wasfénde water, op het drooge fleepte. Hier 
‘rukte hij het de ingewanden tiit het lijf, haalde er de akelige 
overblijfTels van zijnen vriend uit, welke hij vervolgens nevens 
den romp des Haais in het zelfde graf begroef. 


ZÜIR 




\ 


KUIDEL^E Eir NOORBELIJK KUNSTGEVOEL; 






KUiDEUjK EN NOORDELIJK KUNSTGEVOEL; 

* 

G edurende zijn verblijf in Italië ^ bevond de Duitfcbé 
Kunsifchilder F... zich met eenigen zijn èr landslieden in 
de ommefireken van het Colifa^m , ten einde eenige gedenk- 
ftukken der grijze oudheid af te teekeneü. 

Terwijl hij hiermede bezig was, kwamen éen jpiar land* 
lieden, die, uit hoofde van de drukkende hitte, hunne fcha« 
snele kleederen tot op bun hemd uitgetrokken hadden, es 
Kan ftokken over hunne fcbouders droegen, vrolijk dett 
Weg op. 

Zij werden den Schilder gewaar, naderden hem mee be* 
fcheidenheid , fchenen de teekening met het origlheel vè 
vergelijken , verwijderden ;sich vervolgens , en zeiden tegen 
“ -èlkandèr in het heengaan: Gran b^ll artel ' . 

Na de terugkomst van den Kuustfchiider in, zijn noordelijk 
vadedand , hield bij zich op zekeren tijd buiten de poort zijner 
geboortedad bezig met eene groep oude ilatige eiken af te 
teekeneOk 

Eenige boeren arbeidden op het nabijgelegen veld. De be- 
zigheid des Kunfienaars trok insgelijks hunne opmerkzaamheid- 
tot zich. Eindelijk zonden zij een' uit hun midden af, om eena 
naauwkeuriger te onderzoeken , wat de vreemdeling daar ei-» 
genlijk iiitvoerdetp Hij trad achter den Schilder, vertoefde 
daar eene korte poos, en keerde vervolgens naar zijne mak- | 
kers terng. 

Wat macht hef riepen zij hem reeds van verre toe, eii 
de afgezondene antwoordde insgelijks met luider item : Hl 
fchrift ie Bome afl 



bE PLIGT van EENE GEHUWDE VROUW. 

é 

E - * ' , 

ene gehuwde vrouw , over iemand , die haar van liefde fprak, 
verontwaardigd, wees hém met het volgende antwoord 
af: „Toen ik een kind was, gehoorzaamde ik mijne. moe- 
der; toen ik wat gróoter werd, gehoorzaamde ikmijn’ vader ; 
thans gehoorzaam ik mijn' man : zoo gij derhalve iets vaa 
xöïj verlangt, moet gij het aan hem vragen/* 


~ . • ; ' ■ 

No. IIT. Meng, bl. 103. in de iïoot , ftaat : ija$ijn^ lees: Hoogdmtseh» 
En No* IV. bh 17X. reg. a8 lees: Zti» 



MENG E L W ER K, 


TOT »RAAIJB LBTTSftBN) KUNSTEN BN WBTSN» 
SÖUAPRBN, BBT&EKKELIJK. 

I 



VERGENOEGDHEID EN EDELMOEDtCHEID BEIDE ' 
IN HET GEDRAG VAN EZAUTEN TOON GESPREID. 

BZAV zeide: ik hebbe *s veel^ [of genoeg] mijn Broii 
der ! het zij het uwe > dat gij hebt, 

GENESIS XXXHI; 9. 

(Naar hEt EngeUch^ . > 

4 ' ‘ 

^ * 

I i'EAu’s zeggen: Ik heb. genoeg; het zij hei' uwe, dat gij 
d Mt, maakt een gedeelte uit van dé aangename -Ont» 
moetii^ en leerzame Ge&hiedenk , waarin wy eene teven« 
dige en treffende iclnlderij . aantreffen der fterke gc-^ 
inoedsbewegingeu van . genegenheid en blijdfchap eeua 
Broederpaars. : ’t welk, na vele jaoen in verfcbil geleefd 
te hebben , eftanier ontmoet , en , op het onverwach^t , 
verzoent. • 

Jakob had, door eene list, voor zichzelven den Vader» 
lljKen zegen verworven , voor zijnen ouderen Broeder be» 
iterad. liet ontrooven van dien zegen maakte ezau’s 
gevoeligheid in die hoege mate gaande , dat hij befloot 
des op jAKOB wraak te nemen en hem te dooden. Zoo» 
dra JAKOB dezen toeleg zqns Broeders vernam , keurde hij 
het geraden en noodig, het Vaderlqke huis te verlaten, 
en ^ng* op eenen verren affland,> biy ziynen Oom 144 
BAN wonen. 

Na het t^dsverlpop van vele jaren , in welke hij het 
hoofd. eeiis tajrijken Gezins was geworden en groote be? 
zittingen vertcregen had , : vonndé hy het plan oip eesa 
>terzoening met zijnen Broeder te beproevra. Hij kon geen 
volkomen genoegen wnden te midden van den owrvloed « 
welke hem omgaf, wanneer hij voor zijnen geest opriep 
de verwijdering, welke er beflond tusfchen hem .en'EZAïf, 
aan hem dopr de Natuur met de teederfte banden verbon» 
MENG. 1811. NO. 7. T dan. 


If4 VERGENOEGDHEID ÉN EDELMOEDIGHEID 

•e ^ 

den. H9 koesterde hope , dat de langdurige afwezigheid 
en eene 'verandering van omftandigheden de gevodige ge* 
raaktheid zijns Broeders zou bekoeld , en voor eene ver- 
zoening vatbaar gemaakt hebben. Pligtbefef, leerde hem, 
dat, hij zelf de verw^dering tusfchen-hem en zijnen Broe- 
der veroorzaakt hebbende , ook de eerde dap tot verzoe- 
njng door hem behoorde gedaan te worden. . Zyne over- 
geblevene genegenheid tot zijnen Broeder maakte zulks 
voor. hem geene zware taak. 

Ingevolge hiervan zond jakob boden tot ezau, om 
naar diens weldand te vernemen , en eene zamenkomst 
voor te flaan. Wanneer dezen, by hunne wedericomst, 
hem verzekerden , dat ezau hem te gemoete foog , door 
vierhonderd man vergezeld, begon hij te duchten, dat 
zijn Broeder nog wraak ademde , en hij maakte zich ge- 
reed om diens toom door kostbare gefcheidcen te dillen. 

Die opwellende vreeze door een Gezigt verdreven zqn- 
de , toog JAKOB z^en Broeder ' te gemoete. By het na- 
deren betoonde hij hem de teekens van diepe eerbiede- 
nisfe , naar de gewoonte van dien tijd , zeer diep op den 
grond nederboigende» Ezau , diep getroffen door dit 
omderweij^k gedr^, én geroerd door het genoegen, 
dat bij zijnen Broeder, na eene afwezigheid van zoo 
vele jaren, weder aanfchouwde, liep hemwaKts, viel' 
hem om den bals, en kuste hem. Wraak ademende ge- 
r^udttheid kim thans geene plaats in ezau*s boezem vin- 
den ; deze was te eenemaal vervuld met de zachtere aan- 
doeningen van liefde en vreugde. 

Jakob voelde z^n hart vervuld met genoegen , op het 
entvangen van ondubbelzinnige teekenen der teeder- 
lle toegenegenheid van eenen, van wien hij rich tdeta 
andërs had voorgefteld dan eene vyandeli ke ontmoeting 4 — 
h^ was verrukt op het hervinden van die broederlijke 
hartsvereeniging, welke zijn eigen verradelijk gerbfag v(^* 
hzdccn had. Beiden voelden zij gemo^saandoenmgen» 
alleen door tranen uit te drukken : beiden weenden. Ja- 
kob ' verklaarde ezau , dat het medegebragte vee voor 
hem ten ; gefchenke beltemd viras: een ge&henk, *tweik 
ESAU, na veel weigerens, aanvaardde. Daarop een 
teeder affcheid genomen hebbende i ging elk zijns weegs , 
de reis voortzettende. > ^ 

Dit belangrijk gedeelte der gewijde Gefchiedehisfe , ia 
den gebeelén omvang bsfchouWd , boezemt cms eeiie me- 
nigte van nuttige bedenkingen in. Van deze alle Eal ik 

' ' - •. ' mij- 



IN HET CBDRAG VAN BZAU. 


»75 


mijne aa&dacht alleen bepalen op het antwoord, door 
szAO aan j«kqb «geven, toen deze hem het pefchenk 
aanbood, ëzau iprak: „ Ik heb «noeg, mijn Bioe> 
„ der ! het zij het uwe , dat gij hebt.” — Een antwoord, 
baarUijkelijk ingegeven door eén vergenoegd en edelmoedig 
hart. 

Schoon BZAU de man niet ware , dien ooo goedvond 
tot Stichter des ypodfchen Volks te veriuezen , blijkt het 
uit geene zijner ievensomftandigheden , ons door dé Ge- 
ichiedehis. opgeteekend, dat hy een Hecht mensch ger 
weest hebbe. Uit het reeds bijgebragte blijkt, dat hy 
den geest van wraakzucht, die ééns zijn hart vermees* 
terde, daaruit verbannen had, en in ftaat was, om de 
edelfte deugd, het vergeven van aangedaan ongelijk, te 
betrachten. — Geene tegenwerping tegen de onudheid 
van EZAu’s karakter kan men met eenigen grond (mtlee< 
gien uit de woorden van Profeet malbachi: „ Jakob 
,, heb ik lief gehad, miBZAU heb ik gehaat C)* ** vroor* 
den, door Apostel paulus in den Brief aan de Romei* 
nen Cf) aangetogen : naardemaal en de Profeet en de Apos- 
tel van dit Broederpaar fpreken , in zoo verre zij Hoo^ 
den Waren van .hunne Nakomelingfchap , en enkel bewe- 
ren , volgens eene wijze van uitdrukken , in de Schriften 
des Ouden en' Nieuwen Verbonds in gebruik, dat ooo' 
jAROB en diens Nakomelingen voorregten en zegeningen 
ichonk , welke ezau en diens kroost nimmer genoten. — 
Dan, hoedanig ook ezau’s karakter . over het algemeen 
moge geweest zijn, het is blykbaar uit het geval, bij< 
’t welk hij uitboezemde: „ Ik heb.genoeg, myn Broeder! 
,, het zij het uwe, dat gy hebt,” dat hy beminneli^ 
en achtenswaardige neigingen .in zijnen boezem om* 
droeg. Schoon hy beroofd geweest was van een voor- 
zegt, ’t 'peen faS noogfcfaatte , en *t welk hij gdeerd had 
aan te zien als hem yan nature toebehoorende , had.de 
Voorzimiigheid in zoo verre ’s Vaders .^gen bekrachtigd^ 
dat h^ in zi^e woonftede. het vette , der aarde genoot, 
en re«n te over had om te vrede en gelukk^ te zyn in 
dén (land, hem toegefchikt, en tot den Broeder, web* 
ken hy eenmaal zoo zeer bengdde, kon zeggen: „ Be 
„ heb genoeg!” 

Waar 


(♦) Mal. Ij b, 3. 
(f 3 ÜMK IX: 13. 


T* 


#1 



' VEROeNOCGDHÉID BN BDfcLMOBDIGHEID 

Waar zullen wij gaan', om den mensch te vinden » die , 
tnet eene volkomene en niet weifelende toefiemming zp$ 
harte, deze taal kan voeren? — Mën duide mijne meeatng 
anet die yrage niet verkeerd , alsof ik vrpeg , waar de man 
'ite -vinden zij, die eene grootere mate van geluksgoede- 
ren, dan welke hij thans geniet, zou weigeren, indkn 
het des Hemels vra ware, hem dezelve te fchenken. 
Wie dit kon doen, bleef niet langer een redelik wezen: 
want hij zou het eerlle beginfel van werkzaamheid, de 
zucht tot Geluk , verloren hebben. Ik vra^ naar den 
gelukkigen Man , die vergenoegd is in den ibuul , hem 
door de Voorzienigheid toegefchikt , en oordedt genoeg 
te hebben aan de zegeningen , welke bij mag genieten. 

Bezoekt de woningen der Grooien dezer aarde, de pa- 
leizen der Matigen; merkt op den glans en de fchitte- 
rende grootheid, de mtgeftrektbeid hunner bezittingen, 
de verfcheidenheid hunner vermaken , den eerbied en bet 
ontzag, waarmede men hen allenvegen bejegent: wat 
kan (kzen ontbfeken van 't geen de menfcbelijke natuur 
met mogelijkheid kan genieten?. Indien men Vergenoegd- 
heid ergens op aarde zal vinden, het mnet zeker wezefa 
-onder dk met aardsch geluk r^k -gezegenden ! — Zooda^ 
aiig zou misfchien de eerlle bedenking zijn van een op- 
pervlakkig befchouwer. Doch vertoeft bij dezen zoo 
lange , dat uw: oog niet langer fchemere en ved)pterd 
worde door den uitwendigen luister. Merkt op óen 
nijd, de wangunst , ' welke fleeds ontftaan tusfchen me- 
dedkigers naar posten van eer en voordeel. Neemt waar , 
boe dikwerf het gebeure, dat zy, te midden van overvloed 
en ‘ grootheid , het genot der tege'nwoorc^e bezittingen te 
eenem^'verliezen, door een onverduldig vetkogen naar un 
nog nie& bereikt voorweip , — een voorwerpt, misfchien 
van geene groc^Êre waarde-, vergdeken met de goederen, 
welke zij reeds bezitten , dan de Wijngaard van naboth , in 
vergelijking met het Koningr^k van’ /irn?/, en welke ahab 
echter zoo zeer begeerde, dat h^, vóór hij des bezitter 
wierd, noch eten noch flapen wilde.^ Volgt hen de 
tooneelen huisfelijken levens, cm bemerkt, hoe wei- 
nig voldoenings z§ vinden in huirne^ genietingen, hoe vaak 
teleurftelling en zatheid den beker des vermaaks vergif- 
tigeik , zorgen kommer den llaap van huniie zachte fponde 
verwijderen, — - wat zal het gevolg van dit uw onden- 
K>ek zlp? Misfchien zult gij wanhopen, onder, ben 
tenen man te vinden , die zoo geheel te vrede is met 


^ IN ^HBT QKPRAG. VAN B24U. fTj* 

zijiie ' tegenwoordige bezittingen , dat ^ kan zeggen : 
„ Ik heb genoeg I ” Althans zult gij grond vinden om te 
befluiten, dat we^nlijke Ve^noegdheid zoo zeldzaam 
gevonden wordt in de paleizen der Grooten als in de 
hutten der Armen. 

Zullen wij dan den man , die ezau’s taal de zijne kan 
maken ^ zoeken onder den woelig werkzamen drom der 
zoodjinigen, die., om . hunne Middelen te vermeerderen y 
vroeg opftaan-. Iaat opbl^ven, en. het brood der bezorgd* 
heid eten? Tndien wij, in dit. geval, mogen oordeelen 
uit den rusteloozen ^est, waarmede velen , tot dit flag- 
van menfchen behoorende , hunne (lelfels om winst , zei» 
met verwaarloozing van alle andere belangen , .voortzet- 
ten , — uit dJ oneerlijke en onwettige middelen , waar- 
van zij dikwijls gebruik maken om i ijkdommen te verkre- 
gen j — en uit het ongeduld , waarmede zij hunne hoop» 
vestigen op eenig nog onbereikt afgelegen goed , als dat- 
gene , *t welk de voldoening hunner wenfchen en de voU 
tooijing huns geluks zal uitmaken, moeten w^ befluiten, 
dat er in de middelftanden des levens , bij vergeiyking ge- 
fproken, weinigen gevonden , worden , die, naar eisch 
gevoelig voor het heil ,. aan dien leven, kring verbonden 
zich kunnen yereenigen met agur’s ver^Udige beder. 
,, Geef mij noch Armoede , nóch Rijkdom j voed mij- 
,, met mijn befcheiden deell*’ 

Indien wij, in de hoogere rangen der Maatfchafpue, 
zulk eene verbazend groote menigte aantrefièn van mén- 
fchen , onvoldaan wegens -hunne tegenwoordige bezittin- 
gen, te onvrede over den (laat, waarin zij leven, en 
onverduldig in het heftig najagen van eenig nog afwezig 
goed, welk een gelukkiger uitflag kunnen wq ons belo- 
ven , wanneer wy onze nafpeuring van Vergenoegdheid 
voortzetten on^r de lagere rangen des Menschdomsl 
Wanneer wij in aanmerking nemen, aan hoe veel-ar- 
beids , moeite en kommers zij zich blootgeileld vinden , 
met hoe veel zorgs en vlijts velen onder hen het volilrekc 
noodige verkrijgen , en hoe weinige van de vermaken en ge- 
neugten d^s levens, hoe overvloe^üg bij anderen; geno- 
ten, binnen hun bereik liggen, zullen wjj ons luttel heb- 
ben te verwonderen, dat er zoo weinigen onder de- 
zen rang van menfclien gevonden worden, in die mate 
te vrede met hun lot, dat zij kunnen zeggen: ,, Ik heb 
„ genoeg 1” 

Dit everzigt van de verfcheideae ihutdeji in de men- 

• T 3 fclie. 


( 

tKHeKNOteDHEID BN BDBBMOBDieHBXD 

fthelijke zamènle^ng leidt ons noodwendig tot het lit- 
fluit, dat geen (land, hoe voordeelig ook, geene geluks- 
goederen, hoe ruim ook belleed, of eenige vttwendige 
omllandighedeB ; welke zij ook mogen- wezen , int acn- 
zelve genoegzaam zijn om Vergenoegdheid hervoert te 
brengen. . 

Inmen wij, derhalve, den mensch wenfehen fe ont' 
detdeen , die het deel des goeds , ’t welk de Hemel hem 
veigund heeft, getioeg rekent, en ^nUdg kan z^n, 
zonder meer te oeöogen, moeten wlj een ander en z^ 
kerder middel zoeken , dan *s menfehen leyensomlfamdig- 
heden opleveren. Men vinde den Man, die geleerd hem 
dat Geluk hervoortkomt uit een welgefteld ea zelfgoed- 
keurend gemoed alleen, — die, ingevdge van eene vol- 
komene overtmgjng dezer waarheid , door den be(len£* 
gen loop eens deugdzamen levdns , eene eenparigheid in 
zijne nei^ngen daargedeld, en zich de ' rotuigenis van 
een goed geweten verworven heeft, — dié vastel^ ge* 
looft, dat alle gebeurtenisfen en uitkomfbn onder het I 
beheer (laan van volmaakte Wijsheid en Goei&eid , gene> j 
gen eu gereed , om , in den eindelijken oitflag ^r dngen , | 
het geluk der Regmardigen daar te (lellen, ~ die de 
troostvolle overtidging bij zich omdraagt, dat de wijze 
en goede Beduurder der Wereld zijn Vader en Vriend is, 
llandvastig en vertrouwend berast in diens befchenmng 
en zegen , en de bnderdeunende hope geniet , dat eoo 
hem_ langs den veiligden en besten weg tot geluk zal 
opleiden: deze is de Man, — zelfs dan, wanneer g§ 
hem aantreft in eene hut , in gemeene kleedmg , neder- 
zittende bij een’ fchralen maalt^, of zich te flapen ne> 
derleggende op een bed van droo, die £t geringe 
levensgenot met een genoegen fmaakt, welk een Vorst 
hem zou kunnen benijden, — die coo dankt, dat hem 
niets goeds ontbreekt, en die, wanneer ^j ^ne ge- 
ffloedsgedeltenisfe in dezen nederigen (land hem aBnraagt, 
met eene eerlijke eenvoudigheid en rustjg gelaat veilüiöni 
„ dat hy genoeg heeft.” 

Gij zonen der éérzucht y gierigheid en weelde, & 
alle voorraadplaatfen van grootheid , rgkdom en vermaak 
'doorzoekt om geluk te vinden, (laakt uweydele envnich- 
telooze pogingen, vestigt het oog op dezen weltevreden 
Man, let op zyn karakter, op zijnen ftaat, en leergduk- 
wezen I 

Tc vrede en vergenoegd te zijn met hetgenc wij te- 

ut* 


I 


IN HBT GBDlUiO VAM BZAN» 

zitten, 'U het middel, oiq duizend rostftoreiide gedach* 
ten ep ongemakkeliike gewaarwordingen te vermlj^n. 
Deze gemwctagefteldhcid zal , zonder ons te beletten oin 
eene b^oerli^ mate van aandacht op onze zaken en de 
bevordering van onze tydel^e welvaart te flaan , ons in 
eenen flaat van bedaarde tevredenheid brengen , zoo 
hoogst gunfiig voM het re|te levensgenot. z|j zal ons 
krachtdadig vr^varen voor die geweldige ontroeringen en 
knellende teleuiifteilliagen , waaraan een onvergenoegde 
en hebzuchtig zich fieeds vindt blootgefteld ; en hoe 
fmertvol deze meesraL zijn , zal de korte Gefchiedenis ^ 
welke hier past, op hêt overtdgendst leeren. 

£en Jongeling, gezegend met gezondheid, verftand, 
en een voegelijk ^ndeel van de geluksgc^eren dezer wei> 
reld , genoot de iKgeningen 'verfcheidene jaren lang, 
zonder eenige ftoomis van aanbelang , en had' allen grond 
om de volduriog van dezen gemsten en gezegenden 
levensftand tot het einde zqner dagen te zullen erhmgeat 
dan , eene wandeling doende bij de begraafplaat^ z^er 
voorvaderen, zag hg op eene der Graffleden een op^ 
fchrift in letteren, door dep tijd meest uitgefleten^ lm 
deze Begraafplaats is eest fchat^ grooter dam cr<b6uz 
immer bezat» Ontftdcen door heblust, deed hij onvei> 
wljld die grafplaats openen, mtt gretig verlangen van 
onmetd^e fchatten te zullen vinden geheel en al ver* 
vuld. Verfiomd ftond hg van teleunlelling , wanneer 
hij niets dan een hoop beenderen en Itof , met dit 
opfcbrift éaaa boven: „ Hier zou Eetnvige Rust ge» 
,, woond h^ben ; een fchat, door cr<esus nimmer be* . 
„ zeten : doch gij hebt die verftoord. Aangéfpoord door 
,, eene onvoldoenbare geldzucht , hebt gg de heilige 
„ overblijffels uwer voervaderen ontrust. — Ga lieneui 
„ en leer Wijsheid l” ' 

Dusdanig eene teleurflelSng behoorden allen te ontmoe* 
ten, the, niet te vrede met hetgene zij tegenwoordig 
genieten , verwachten gelukkig te zullen worden door het 
bezit van eenig nog aanAagnd goed; en dewijl de te on* 
vrede mensch zich gefta^ blooteeftdd vindt aan de kwel* 
fingen van hetzelve te zidkn misten , loopt hij het grootlte 
gevaar, dat zijne rust gedord worde door de knagingen 
van den nijd. Te midden van den overvloed zal hij bui* 
ten flaat zijn om zijnen dadelijken voorraad te genieten , 
dewijl zijn naaste meerbemt; daar, integendeel, de ver* 
genoegde man alle de geneugten fmaakt , welke eigenaar- 

T 4 d% 



•So VBRGEMOftGDHEIO BN BDBLMOfeDiGRBIB 

dig aan’ zijnen ftand b0hoórên« en' zelfs de beB^ng^ 
van anderen, in zekeren zin,' zijne' eigene maakt j naarde* 
maal elk aangenaam voorwerp, 't geen hém omringt, 
wie ook de bezitter moge wezen , dient om zijn bart met 
genoegen te vervullen. Zoo is beveiligd tegen de on- 
aangename gewaarwordingen van te onvredenheid en nijd , 
en de kalmte z^er ziele blijft ongeftoord ; zijne levens- 
geesten vloeijen in een’ beflendigen. loop van weltevreden- 
heid ; dit fchenkt gezondheid en ktacht aan zijne geheeie 
gefteltenisfe , mi verlpreidt bedaarde vrolijkheid over zijn 
aanweze'n. • . 

De voordeelen van Vergenoegdheid bepalen zich' m'et 
alleen tot den man , die dezen fchat in zijnen boezefn om- 
draagt. Hij , dhe oordeelt van de goederen dezes levens 
genoeg te. hebben , zal geene neiging gevoelen om^zijns 
naastens goéderen aan te tasten, of verborgene treken 
van oneerlijMieid te werk .te ftellen^ noch ook om die 
'van hem afhangen het juk der verdrukkinge op dén hals 
te leggen. 

■ ' Deze gemoedsgeftekenis zal , daarenboven , den mensch 
wederbouden 'gebruik te maken Van eenige ftreken, om 
zoodanige gunstbetooningen van anderen te verwerven, 
ds deze noch verpligt, noch gé^en zijn .aan hem te 
fchenkcn: in tegendeel zal hij dikwijls edelmoedig weigeren 
gunden te ontvmigen , wanneer zulks een zelfzoekend ka- 
rakter zou verraden., of den fcfaenker benadeelen. 

Zoodanig was bzau’s gedrag. Hij was te vrede met 
zijne tegenwoordige bezittingen ,. en wilde , dat de verzoe- 
ning met zijnen Broeder mogt zijn , ’t geen dezelve waar-, 
lijk was ; niet het voorzigtig middel van zelftoekendheid f 
maar het uitwerkfel van natuurlijk: genegenheid en edel- 
moedigheid. -In ftede, derhalve, van gredg aan te grij- 
pen het gefchenk, 't geen zijn Broeder hem aanbood, 
wees hij het van de hand, met de beleefde en edelaar- 
dige betuiging: Ik heb genoeg; houd bet uwe, dat 

,, gij hebt.” 

Na deze zedige weigering kon '.hij te welvocgelijker het 
gunstbetoon zijns . Broeders aanvaarden , wanneer deze 
aanhield met het aanbieden : want de gifte kreeg hu 
bet voorkomen , niet van eene gekochte verzoening, 
maar van een onderpand der volgende Broederliefde. 

Het befpiegeWe voonral leert ons teffens, dat er geene 
geringe mate van Ueschheid vereischt wordt ,.:aoo in 
bet geven als in het ontvangen van gunstbetooningen. Daac 

i» 


IN HET 6BDB4C VAN EZAU. sSt' 

is eene zékere welgevalligheid in de wijze van weldaden 
te fchenken , zonder welke de Liefde niet de eene hand 
een dolk ftoot in het hart des ontvangers ^ terwijl zij 
met de andere de gifte toereikr. Insgelijks is er eene 
bevallige zedigheid in de wijze van bewezen gunstbetoon 
te ontvangen, welke de genegenheid van den fchenker 
te onswaarts opwekt, en hem Verzekert, dat hij zijne 
gunde aan geen onwaardig voorwerp bedeed heeft. Ter- 
, in zoodanig eene omdandigheid , eene achtclooze of 
trotfche houding ten zekeren blijke drekt van ongevoelig- 
heid of hoogmoed, en de edelmoedigheid des fchenker» 
beleedigt. 

Vergenoegdheid , daarenboven , zal ons niet alleen we- 
derbouden van een. laag misbruik te maken van, of te 
dreunen op, de goedheid van anderen, maar ons doen 
neigen om goed te doen. 'De man, die- zeggen kan: 
„ dt heb genoeg!” zal niet denken, dat hij te wei- 
nig heeft, 'wanneer hij over een gedeelte zijner bezit» 
tingen befchikking maakt , om de behoeften van anderen 
te^nderfteunen. Hy zal deel nemen aan het feest, ’twelb 
de GOD der Nature hem bereid heeft, wanneer hij ziet, 
dat de arme en behoeftige verkwikt is met het gefchm* 
kene overfchot. ^ . - 

Eene vergenoegde ziel zal ons voorbereiden om fchie- 
lijke en onverwachte veranderingen in onzen levensfland 
té ondergaan'. Dat zelfde begjnfel , ’t welk ons in Haat 
(lelt om voldaan te zijn in eenigen levensband , zal ons te 
vrede maketi in eenen anderen. Indién eene zelfbewust- 
heid van opregte oogmerken en een deugdzaam karakter 
ons in (laat fteUen om het oog op te heffen tot onzen Ma- 
ker, met een nederig vertrouwen op diens goedkeuring, 
mogen wij ons verzekerd houden , dat , welk een deel 
Hij ons toefchikt , zulks ten onzen beste dient. Vrede 
met onszelven en hope op ood hebbende , zullen wij in 
eiken levensband genoeg hebben j om ons geluk in deze 
en de toekomende eeuwe te verzekeren. Wij mogen 
ons, onder den last van alle teleurbellingen en rampen 
dezes proefllaats, opbeiiren door het voornitzigt vau 
eene Wereld , waarin wij de woorden: ,, Ik heb genoeg!” 
in den uitgebreidben . zin zullen mogen bezigen, als waar 
het vergenoegen zal verhoogd worden in een volmaakt 
ongeboord en eeuwigdurend genot. 

Men vorme zich dan juiste begrippen wegens den 
aard van menichelük geluk, door het leven te bebeden 

T 5 


I 


VBRGBNOSeDflEID EN SStELMOEDlGHBlS. 

Jn een aanhoudend betrachten van alle die deugden , wel* 
ke ons eene onuitputbai'e bron van aangename gewaar* 
wor^gen zullen openen. Men verfterke het geloof ia 
de Goddelijke Voorzienigheid , en leere langs hoe meer 
zich aan *s Hemels, wil onderween , in een levendig 
gevoel van de goedheid dier Voorzienigheid ; alles onder- 
fcbraagd door de vrol^e hope des eeuwigen levens ! 



WAARNEMING VAN BENE BUIKWATERZUCHT EN TE GE* 
LIJK PLAATS HEBBENDE ZWANGERSCHAP, ALSMEDE 
VAN DBALLEZINS TEGENNATUURLIJKE VERLOSSING. 
Door AD. HALOER, HZ. , Vroedtueester enz.teWest- 
zaandam , en Ud van het Genees- en Heelkundig 
Genestfchap aan de Zaan» 

I 

I k werd den 7 Augustus i8to geraadpleegd door Mej..... 

omtrent haren toeftand , dadr zij , pas zeven maanden 
zwanger zynde, een zoodanig dik ligchaam had, 't welk 
geen twijfel overliet, of er moest eene andere bijkomende 
oorzaak tet uitzetting , behalve 'de zwrangerfchap , zijn. 
Haar buik was ruim vier en een halven voet dik, en zeer 
gelijk geQ)annen ; zy had niet dan zeer flaauwe beweging 
van het foetus gevoeld , en de (lerke ipanning der buiks- 
beklerdfelen liet niet toe de ligging van den uterus te 
onm’aren. Haar Ed. had tot Geneesheer den Heer h. j. 
ASSINK, die baar reeds een geruimen tijd behandeld had 
als eene ascitica. lii den beginne ftemde ik niet ten 
volle in met het gevoelen des Gehee^eers omtrent de 
oorzaak der zoo uerke zwelling van den buik, daar ik 
vermoedde, dat het tent kydrops uteri^oï eene zoo groote 
Rquor amnion zijnkonde, te meer daar de lahia pudenda 
in ’t minst niet zuchtachtig gezwoDem waren, en ook 
de beenen in geene zwelling deelden ; en ten andere , om* 
dat ik het os uteri niet bereiken konde, dewijl deszelft 
ftcrké vooroVerhelling mg den toegang gedeeltelijk belette , 
en ik hierom een hoogcn graad yan uitzetting van den 
uterus zelven vermoedde. In drie weken was de buik 
büna een halVen voet in dikte toegenomen en thans num 
vyf voeten in omtrek, en men kon nu duidelijk water* 
golving in denzelven ontwaren; ’t welk mij thans ten 
volle overtuigde , dat hier een hydrops, ascitls en te gel^k 
eene zv^angerfchap aanwezig was. Men zal zeer gemak- 


1 


I 


) 


WAA&NEMINO. «83 

tcellik kunnen befefFen , dat , daar thans de Lijderesfe zich 
acht maanden zwan^r dacht, men geene zekere hoop 
konde voeden op eene fpoechge veii(Mfing. Zij had het 
deu laatften tijd zeer benaanwd gehad, en genoegzaam 
geene rust kannen genieten ; liggen en zitten was haar 
even moeyelijk; en daar de buiksbekleedfelen zoo zeer 
waren gefpannen, dat zulks gevaar dreigde, was hier, 
'bnzes inziens , niets raadzamer , dan bet aanwenden der 
paracenthefis , welke dan ook den volgenden dag, zijnde 
den Aug: , Vnet dit gewenscht gevolg weid verrigt , 
dat men op édns 16I helder water afliet , hetwelk der 
Lijdenesfe veel verligting aanbragt. Drie dagen hierna , zijn> 
de den 3iften , werd ik ’s morgens ten 8 ure geroepen , 
dewijl haar £d. dohres gevoelde, en reeds den.geheelen 
nacht onrustig geweest was. Bij onderzoek bevond ik 
het «s uteri reeds geopend , de deleres zeer krachteloos , 
het liquor amnim reeds afgevloeid , en het foetus in eene 
driedubbele ligging in het pehis magnus ingedrongen, 
(namelijk met nestes en pedes% 

De Gmieesheer, dien ik, volgens onderlinge aflpraak, 
had laten roepen , gaf haar £d. gepaste opwekkende ge- 
neesmiddelen. Be beWerkflieiUgde dadelijk de verlosflng, 
voerde de natès opwaarts , en leide het bij de voeten af; 
gevende hetzelve zoodanige wending , dat het geheettijk 
de voordeeligfte doormetingen konde doorgaan. Ik vond , 
na het foetus tot de hrachia geboren te hebben , veel 
moeite om deze te ontwikkelen , daar dezelve zeer kort 
en dik waren , ais ook de romp zeer dik was ; het hoofd 
had zulk eene buitengewone grootte, dat ik het, na veel 
moeite , door middel der firceps verioste ; deszelfs door- 
metingen waren als volgt: de regter, van het middelfïe 
gedeelte van het os frohtis , tot aan de bovenzijde van het 
es occipitis^ was s| duim ; de dwarfche, van de eene ver- 
hevenheid der esfd verticis tot de andere , g duim j en die 
van de ^ tot het achterile gedeelte van de futttra fagit- 
toHs 7 duim , waaruit deszelfk aanmerkelijke grootte 
blijkt; en niettegenftaande er zich water in hetzelve be- 
vond, had het veel vastheids ; hetwelk anders zoo zeer 
bij geene hydroeephatt ^aats vindt , en zeer veel mede- 
werkte tot deszelfs moeüelijke veriosling. Het water had 
zich gevormd tiisfchen de memhrana arachmidea en de pia 
mater i de armen eri beenen waren zeer dik en kort; de 
, geheele opperarm had flechts de lengte van een Wei- 
nen dniih , en de onderfte lidmaten waren naar evenre- 
dig* 



9 


i 



WAARNEMING. 


digheid; de romp was van gewone lèngté, docH öieer 
dan gemeen (tik. In den bmk bevond zich geen water; 
■mpar het geheele vetvlies was op verfcheidene plaatfen, 
als ^ armen en beenen , | duim dik y en overigens meer dan 
gewoon vet. Uit welk een en ander zeer gemakkelijk de 
misvorming van dit kind (het was. een mmsje) zal te be- 


grepen zijn. 

Na de geboorte van het foetut brak, na eene zeer ge- 
ringe poging tot ontlasting der placenta , de funic. umhi- 
Jic. Dadelijk voerde ik mijne hand in den uterus , om de 
placenta af te halen ; dan hierin vond ik veel moeite , wil- 
de ik den uterus niet beleedigén , daar zij als ’t ware met 
dezen vereenigd^ Icheen te zijn. Evenwel, bragt ik de ge- 
heele placenta naar buiten, en, tot mijne verwondering, 
vond ik zoodanig eene placenta^ welker oppervlakte ge- 
heel cartilagineus was , en wel zoodanig , ciat zy op het 
gevoel eene fcberpe rasp gelijk was. De moeite, welke 
ik ondervonden had , verwonderde my thans niet m.eer; 
te minder , daar zy juist met dien fcherpen kant aan den 
uterus gehecht geweest was. De uterus trok zich , na de 
ontlasting derzelve, regelmatig te zamen, en zonderde 
minfte gevolgen van ontfteking, als anderzins, bevond 
zich de Lijderesfe in weinige dagen zoo wél , dat zij reeds 
op den achttien dag eenigen t^ op den ftoel konde fitten*, 
met de derde week deed zij haren kerkgang, en thans, 
reeds bijna,? maanden geleden, geniet zij eene volkomene 
gezondheid. ' • 


Deze Waarneming , zoo ongemeen' in alle derzelver om- 
llandigheden, dacht mij niet ongefchikt, om mijnen Kunst- 
.genooten mede te deelen. Men veroorlove mij nog iets 
•mtrent mijne handelwijze met de placenta. 

Het zal misfchien fommigen reetm vreemd tbegéfchenen 
hebben , dat ik dadelijk na de verlosfing , by het afhr&> 
ken der funic. umbilic.t mi^ie hand in den uterus bragt, 
om placenta af te halen, daar ik géene melding maakte 
.van hanmrhagta of eenige andere omftaadigheden. Dan, 
ik héb in mijne nog korttiondige praktyk zoodanige on- 
dervinding, dat ik nimmer raadzaam oordeel, de placenta 
aan de natuur over te laten , maar alt^ (ïezelve te ont« 
lasten, wahnecr er geene omftandigheden .aanwezig zijn, 
welke zulks verbieden ; waaronder wel hooïdzakelijk fpes- 
.m uttri (t partium gènitalium. In zoodanige gevallen 

tracht- 





WAARNEMING. sSj 

trachtte ik vooraf deze te doen bedaren , en daatna , zoo 
de natuur de placenta niet fpoedig afvoerde , dezelve door 
de kunst te ontlasten ; en bebbe mij hierbij zoo wél bevon- 
den , dat ik mijnen Künstgenobten altijd durf aanraden , 
de placenta i na de verlosflng van hs.tf(Ktusy zoo fpoedig 
als de kunst aanwijst , te ontruimen. 

s 


IETS , OVER HET DIERLIJK VOEDSEL. 

I 

CNaar het Engjkch van Sir john Sinclair.} 

I 

I n de yroegfte tijden werd ongetwijfeld het eerde voed- 
fel der menfchen uit het groeijende r^k ontleend. Twij- 
fel lijdt het niet , of zij konden , des noods , dierlijk voed- 
fel ^heel ontberen; en eene menig'e voorbeelden , is er 
voorhanden, niet Hechts van eenlingen, maar vati ge- 
heele natiën , die bet nooit gebruikt hebben. 2^er wel 
bevinden zich doorgaans de kinderen by dezen leefregel , 
die insgelijks zeer diendig fchijnt te zijn voor de ontwik- 
keling en aankweeking van de verdandel^ke vermogens , 
en gevolgelijk , voor duderende lieden , en die, daar- 
enboven, het voordeel bezit, dat hij nimmer het ge- 
itel bedervende of rottende ziekten, als fcorbut, melaatsch- 
heid, enz. veroorzaakt, bepalende zich deszelfs nadeelen 
alleen tot de werktuigen der fpijsvertering. Indien, der- 
halve, volwaslene menfchen bedendig in een zacht en 
gematigd ^ klimaat wgonden , indien zij niet dikmaals ge- 
roepen vvierden, zich naar landen te begeven, van de 
natuur niet zeer b^undigd , of zwaren arbeid te doen , 
die vele ligchaamsderkte vordert, zouden zij misfchien 
aan de dem der. menichelijkheid het oor kunnen leenen , 
en voldoén aan de uitnoodiging van zekere wiisgeereh^ 
die zich tegen het gewaande rest van bloedvergieten met 
kracht verzet hebben , en , zich van moord en dag- 
ting onthoudende , echter zich van voedfel verzor- 
gen. Maar wanneer men, aan de eene zijde; bedenkt, 
hoezeer de yoortbrengfels der aarde ontoereikend 'zl^n 
zouden ter voedinge van zoo vele millioenen menfchen , 
die in koude en dorre landen wonen , weinige of geene 
planten opleverende, gefchikt om hun tot voedfel te 
dienen, ep, aan den anderen kant, de zeer groote me- 
in welke de Matuur de dieren op de aarde voort- 

brengt 



( 


sS6 IETS 

brengt en vermenigvuldigt (*) ; wanneer men in aanmerking 
neemt het maakfel der tanden, der maag en der inge- 
' wanden van den mensch, in vergelijking met die van an- 
dere dieren , een maakfel , welk' duidelijk een wezen aan- 
kondigt, beftemd om zoo wel dieren als planten té 
eten; vranneer men aan de groote hulpmiddelen denkt, 
welke de menfclien ontkenen , niet flechts van het vleesch 
der.(&ren tot voedfel, maar ook van derzelver vel, vet, 
enz. tot kleeding, tot licht en andere levensnoodwendig* 
heden: dan zal men moeten gelooven, dat deze foon 
, van voedfel hun niet verboden is ; dat , indien het zijne 
nadeelen hebbe, het ook zijne voordeelen heeft; dat bet 
/ genoeg is, uit de vleeschfoorten eene goede keuze te 
noen, en dezelve voegzaam te mengen met voedfel uit 
het plantenrijk, het gezondile en meest gefchikt om 
zich met dezelve vovrdeelig te vereenigen, om er met 
zekerheid groot nut uit te Kunnen trekken. — Laat ons 
dan zien, wat de ondervinding ons heeft geleerd, aan- j 
gaande de eigenfchappen der voomaamfte merenfoorten , 
van welke de menfchen, tot nog toe, te dien einde, 
zich bediend hebben. 

a. Viervoetige dieren. Meer levert deze klasfe van 
dieren op tot voedlbl van het menschdom , dan alle de 
overige gezamenlijk. Van groot nut is vooral de es. Zijn 
vleesch, wanneer het dier niet te oud en welgevoed is, 
voegt voor allen ander het best voor gezmide lieden en 
die van een fterk geftel zijn (f). Het ka^vieesch is mal- 
fcher, en voegt beter voor menfchen, die veel zitten 
en van een zwak geftel zyn^ maar, om wel te verteren, 
moet het met eemg zuur uit het plantenrijk bereid wor- 
den. 

I 

Een enkel paar duiven kan, in vier jaren, 14,7(50 
voortbrengen, en een paar konijnen, 1]] denzelfden tijd, 
1,1^4,840. 

it) Het is bekend, dat er in Sngeiand menfchen zijn, 
beitemd om voor geld met vuisten te vechten , en die daar- 
toe worden opgebragt door hen te onderwerpen aan een 
leefregel bekwaam om ilerkte en vlugheid te geven. Rips- 
bam. Cipier te Ipswich^ voedde zoodanig eenen worilelaar 
op » mJMPHRiES genaamd. Hij werd alle dagen gewogen. In 
bet eerst was gebraden' osfenvleesch zijn vóornaamlle voed- 
feU Doch het bleek welhaast, dat bij al te dik werd onder 
dezen leefregel , en men was genoodzaakt gebraden fchapea- 
▼ieesch in de plaats van osfenvleesch ce fietlen, hetwelH 
t«el beter flaagde. 



OVER. HET DIERLIJK VOEDSEL. 387 

den. Niet zoo malsch noch zoo voedzaam als het osfen- , 
is het koeijen~vleesch. Braden is de beste wijze van des- 
zelfs toebereiding. Dit geldt ook omtrent het fihape»- 
vleeschy hetwelk, wanneer de hamel vijf of zes jaren 
oud , en in drooge weiden gevoed is , misfchien meer dan 

• eenig ander vleesch in den algemeenen linaak valt. Maar 
voor het vët moet men zich wachten, omdat hat, door 
zijne fterke ftolbaarheid , moeijelijk verteert. Het vleesch 
van de 00/, meer dan drie jaar oud, is hard, taai en on* 
fmakelljk. Zeer voortreffelnk is. het lamsvleesch^ mits 
de dieren tra minde vijf of zes maanden oud zijn. De 
Romeinen hielden het varkensyfeesch 'voor het gezondfte 
en meest verfterkende voedfel. Van hier dat zij hunne 
worftelaars bijkans geene andere fpijze heten nuttigen. 
Die van onzen tyd bevinden zich beter bij osfen- of fcha- 
pen-vleesch. Intusfchen heeft het varkensvleesch , en 
vooral dat van het vrilde zwijn , hetwelk voor ligter ver- 
teerbaar wordt gehouddn , een zeer goeden fmaak , en is 
voor lieden van een fterk geitel inzonderheid berekend; 

• doch zwakke menfchen kunnen het bezwaarlijk verte- 
ren , zelfs met behulp van zout , door middel van het- 
welk het lang kan duren, en zekerlijk zich béter laat 
ontbinden. Het vleesch van Jpeenvarkens is zeer voed- 
zaam en zeer gewild, maar voegt weinig beter voor 
zwakke magen. Het bokken- en geiten-vleesch was eertijds 
zeer geacht; veel meer werks maakten voormaals de 
Arabifche arden van het vleesch van jonge geiten dan van 
eenig ander vleesch; thans is . het minder in gebruik; 
nogtans wordt het in Schotland en het land van Wales 
ingezouten, en men laat de bouten dezer dieren droe- 
gen, om de plaats van hammen te vervullen. In de 
Westindien wordt eene foort van geiten gekweekt, die 
voortreffelijke melk geven , en wier vleesch , zegt men , 
zoo goed is als het fchapenvleesch. Jammer is het, dat 
dit mer jn Europa nog niet zeer bekend is. Bij oude , 
en onder de jager-volken , moesten de menichen voorna- 
melijk hun onderhoud hebbén van de vruchten hunner 
jagt, en in dit opmgt waren zij niet te beklagen, want 
het wild is tevens een zeer aangenaam , zeer voedzaam 
en zeer gezond voedfel. Wat den haal aangaat, de ou- 
den befchouwden dien , als van alle viervoetige ^erén het 
best om te eten ; doch tegenwoordig heeft hij den naam 
van zwaar en moeijelijk te- verteren zyn. De jonge ha- 
zen alleen kannen gebraden gegeten worden.- De oudé 

zijn 


I 


ft88 ibts 

« 

zijn te taai > vooral wanneer zij niet in het leger gedood 
worden , maair na dezelve Op eene lange jagt te nebben 
afgemat ; zij zijn alleen goed voor foep en ragouts. Het 
vieesch van konijnen heeft veel overeenkomst met 
dat van tamme vogelen, en verteert althans even ge- 
jnakkelijk, vooral wanneer zy jong zijn. Dat van wilde 
konijnen iinaakt geuriger dan dat van tamme ; doch deze 
zijn vetter en mallcher. 

b» Het vieesch van vogelen is , over het geheel geno- 
men, ligter, minder (lijmerig en beter om te verteren 
dan dat van viervoetige (heren; inzonderheid is het ge- 
fchikt voor letteroefenende lieden. Onder de tamme vo- 
gelen, geven de hoenders en kmkenSf vooral wanneer zq 
niet te veel opgefloten gehouden worden , een zeer zacht, 
zeer voedzaam, ligt te verteren, 'en gevolgelijk voor 
van ziekte herftellende of zwakkelijke lieden zeer dienflig 
voedfel. De gemeste vogels, als kapoenen en hoenders, 
worden voor een lekker geregt gehouden; doch lleik > 
gevoed wordende , is hun vet niet zoo eenparig in der- 
zelver vieesch ve^preid, als in dat der zulken , die aan. 
de natuur worden overgelaten, en is daarom zwaarder 
om te verteren. Het vieesch van kalkoenen , hoewel , jong 
zijnde, zeer malsch; wordt, wanneer zij oud zijn, 
zeer hard en taaL Zwaarder te verteren zijn de Qostin- 
difche boenders. Ik weet niet , of het om de zeldzaam- 
heid was ’, dan om zijne fchoonheid, dat de pa^uwMi^ de 
aloude Romeinen voor een onimsburen fchotel op groote 
maaltijden werd gehouden. Voormaals was dit pok het 
geval, van de zwaan in Engeland, Heden ten dage woi- 
* den (lie beide vogels zeldzaam gegeten. De duiven 
ven een zeer fmakelijk en zeer veruerkend voedfel , voor- 
al . wainieer zij jong zijn ; doch men meent , dat zij te 
verhittend zijn en eene (trekking hebben tot ontfteken- 
de ziekten , in dier voege , dat men dezelve geene 
zestig dagen achtereen zou<ie kunnen eten , zonder de 
koorts te hebben. De gans is een zeer gezond voed- 
. fel voor lieden, die eene goede maag hebben, maar die 
hetzelve ook dan nog moeiielijk verteert, ten zy met 
uijen of andere prikkelende buülen toebereid. De tam- 
me eend wordt voor fmakielijker en gezonder gehouden, 
vooral wanneer .hij wel gevoed, wordt, en zyn verbigf 
bou(k,nietin flilflaand, maar in loopend en helder water, 
waarin Waterkers en andere foortgelijke waterolanten groei- 
jen. Onder de wilde, vogels is de patrijs ia groote ach- 

ting5 


% 




J 


OVEK. BST DIERLIK tOBDSBI^ 


^9 



iïng; maar hy is niet. zoo aingenaaiR van fmaak^ nocli» 
. zoo goed om te verteren , als de. korhaan,. Oe kwakkel 
ftelijkt naaf den .patrijs., maar veite^ .nog moeyelijker. 
1^ fazant ,ligt ook zwaarder in de .makg*. dzn bet 
mest gevogelte , hoewel de . geur aangenamer, is; . 

wordt vQor een dsf. .leitkerfte • bee^es gebonden ; 
doch de reden daarvan is thjsfchien. zijne zeldzaamheid ; 
eu de fnip , . die overvloedig , op onze, tafels komt , 
verdient vodral ónzen lof oin liare malschheid en lek> 
ketbeid., ■ . . . , : • . •' • 

c. Waarfchynliik is het,, dat, in zekere landen, de 
yisfcheh , . onder de leyedde fp^pjfels, de. éer^ ge- 
weest zijn , welke de Inwoners bedaeht hebben tot voeofel 
te doen dienen» 2^kere, volken in Per»«, naar het verhaal 
van hbbojdótus en strabo, die hen daarom vifcheters 
iioemdeó » d^den dezelve niet flechts .tot eigen , maar ook 
tot voedfel van >hun vee dienen i, p0K nog heden zyn.er 

f roote horden in Indiër , die , aan eenen .leefiegel . uit 
et aroeijend rijk verbonden, bij hunne .maaltijden, 
ander dierlijk voedfel dan visch nuttigen, .—r. .Viscn iz 
inderdaad niet éen zoo voedzame kpsjt., als het vleesela 
van viervoetige dieren en vogelen ,;..en die alléén niet toe-, 
reikende zijn zoude voor lieden , . v^l ligchaaiRsbewe- 
ding móeten maken, doch. vrij. jvel berekend vopr flede* 
lingen, die , een ^ttend. lejiten leiden , .wier zinneiykheU 
Itroo'ter dan hun. eetlust is , én die geene zeervoedlzama 
ipyzen 'nooidig helpbeR. Het vleescb der visfchen is wel 
zachter en hunder vezelachtig dan dat van.an^re dieren» 
.tvaardoor het, over 't algemtOD,.ligtet verteerbaar . is » 
tnaar het is ook meer aan jbederf onderhevig ; en dit » 
.waarfchijnlijk, is de. reden., dat het gemeeniyk meteenis 
zuur j als azijn of citroenfap, w(»dt.toebei:eid. - Van dem 
«inderen kant zyn er vele visfchen , ,th,zalm ,pafitign kfab^ 
hen , en in het algemeeh alle fch^ipvitf(dtm , die veel oUp. 
ievatten , . of .vner Meesch zeer . (lijmerig is , dagrdoon 
zwaar |n de maag liggen, en zel& fomtyds ; gevaarl^ 
indigestien. veroorzaken, — .. De krabben, . de. xeekreefr 
ten, ót msfelw en hoewel zeer aan^qaaih. van 

linaak, yefoorzakén dikmaals . veel hitte ,. betiaauwdhéid» 

. en fomtyds zelfs koojrts^ Men moet er weinig vgn Ottm,». 
en ze met az^n of ehroenfap doen toebeteiden. 
voedzaam, ^e^hter^ zm de oesters, en ligt .otn té' verter 
ren , vooral raauw. Ër zijn lieden dié er. een vmbazetKi 
getal van kiinneii. te lijve, flaan , zonder, dat zü er.eemg. 
• Mg. i8n. Nó. 7. t ’ 


.. 'IETS- ; 

«ngeraatk van l)«bbetti Tali^fer en , in het algemeen', 
'•voedaanoe^ en géüonder Jsijn 'M zèe^ dan de zoe^ater- 
•vhfehett, Dè ha^htg , - tÜé het meest wordt gegeten , en 
-waarvan de vtefcher^ • aan dabbenden 'handen Werk ver- 
^fóhaft , is een »00' v*eel te meer dienffig voédfèl, omdat 
iheieelve gezoatén^ gedroogd', én' alzoo zeer tóng kla 
('bewaard worden. Höewel de gróénten zeldzaam mtt 
v^aisch worden gegeten,, zijn de- gezoüten ; haringen een 
'^li^oorttefftUjfc middel tegen hét tóffe óf flnakelooze van (bm* 
/ migen derzelven, als, bijvoorbeeld, de aardappelen. 

'-in 'het aigetöêMi -.zSn het 'de gezondfte visfchèn , dié op 
^eèh 'Z«nd-' of fte^óhtigpn grond zich onthouden , én m 
IftróOfifteM óf hdidei' #4ter. ' De viseh, (fié in moerasfen, 
Ivtjvert of (Klftaantf water Wordt gevangen , Is flecht van 
eh döft^glHrtis óógezónd. — De' besté wijze om 
^ yiééh ,<fc bereiden-* is dezelve op den ro^er te bra* 
'den èf' in • water 'te koken. Gebakken visch is doorgaans 
-zwattr' öm' te verteién< 'IntusfchM laat deze foott vah 
<(j^e zich zéér wel toebepeiden- nici verfche boter , boe- 
>wèl -dezelve <ZOüde kuhnen föh^néti, haat in de maag 
^kldëf ontbiilffl)^ té doen worden. 

* dt ’TweefiéKhiigè 'dieren. Het eenige , -Welk onzé aan- 
■Ttóéhé verdient, fS‘de‘j^/late«»</. Men heeft er vieribor- 
vetF \yan; doch’ dè 'gröene^oï tiefcMldpad wordt meest 
gegeten* ’ Wanrtée^ zy- niet bedorven wordt, door haar, 
■góê-alB getneeö^’ geifchiedt ,- toé tè bereiden met inméng- 
^TS,''' benende Oth den fmaak aan te zetten, doéh waar* 
zij verhiftêndé en zwaar onj • te verteren wordt, 
js^'zl^ ' Mkerlijk eene der lekkerfte ', voédzaanifte en best 
gélkhiftte^ Vóór zWakke lieden, of fie van eene 

SWSre- ittéKte opkomen. ï)aarin en in fmaak ge^t zjj 
haitrmalsch kal^vléeSch én ^gevogelte; 

- ' ét •' Béhalée 'öir en^richddene foórteh' mt het dierenrigk, 
welke Wij^ geipróktó hebben, zijn et andere fpi^n, 
hit‘'ddi rijk geifeineö j.van'Wéiké wij rbet eert woord tüoe 
féh'l^reken;, als hater , kaas^ eijer'eh, honig en Zekere 
sk^ftésfem ^ r."Öewisfelijk 'te' de béter , als voedfel be- 
fcöomwd , ïeeiiÓïKrbaré zeiflfendighd^^^ Er z^n genees- 
' héèkén ^ dié' het gebruik daarvan af keuren ; doch (ht u 
-deéP een Jwerfc'der mode, dan van ondervinding of reik* 
ïieimg; Onge!Wi5ftJSl' verteèrt zij' lahgzaam , voorat*wan- 
*(eö"'zlj g^olten is^ of eenkzlns' fterfc ïs geworden; 



1 



OVER HET D9RI4JK VOEDSEL. ^|, 

• /voed2ain«' fpijzen, -doet. fradeg 4 d. 

maag vertoeven , om 2e aldaar de noo^e verende* 
ringen te doen ondergaan , belet ze . om in. een lla^t 
raaayirfaèid in de danneb Dver te gaan » verhindera de zuiie 
gisting,, en verandert zelve in eene veortfeièlijke chgl, 
Naardien b^kans alle volken er gebmik. van maken b^ 
groenten en visch, moet men zekerlijk aan dezelve eenU 
ge voor de vertering van ^e fpljzen voordeêlige eigenfebap; 
hebben toegekmd. Nogtans moet zij aati kinderen ont« 
honden worden, die tot eene te zivate lijv^hrid een«» 
overhelling bezitten ; do£h in eene. .kleine , hoeyeelfaeid 
kan zij met anders dan dienftig zijn voor vlugge en le- 
vendige kinderen, ra er zijn redenen om te denken , dai; 
daardoor bij hen niét alleen bet zuur, maar- ook het ont- 
flaan .van wonnen kan vooikomenwordenv a. J>it geldt 
niet omtrent de kaaSt als die niet voor kinderen voegt, en.^ 
hoewel- zeer voedanm, als voedfel niet verteemar.is 
dan vóór kloeke en ftmke .menfeben , ami veel arbddtAsr 
en ligebaamsbeweging gewoon. Al te versch', of gel^ar' 
den z%de , ia vooral (k. vertering bezwaarlik. Van ^0' 
anderen kant , wanneer &ij oud is en tot verrotting begint 
over te hefien , kan zij -miet .meer tot..voedfel dienen , en 
Hechts dn kléine brókjes geiten worden , als een prikr. 
kelend middel, gelijkfooitig -aan zout of fpecerijen,. ea 
dienftig om de •vertering van andere fpüzen te bevorde.^ 
ren. — 3. Waarfch^ijl; bevatten de eijereh meer voed-, 
zame deelén, daneenige andere fpijze ; en voor dezulken y 
wier fmaek door de keukenweelde niet is bedorven, kan 
er geen geregt z^n/, lekkerder, aangenamer, -ligter ons 
te verteren, en gezonder, dan .'yerfebe. eieren, op de' 
eenvondigfte wi« bereid, dat is, tot fzoo verre ge- 
kookt , dat het - grootfte gedeelte van het wit eenigzbja 
geftremd is^ en de door zijne vloeibaarhrid beeft , behouden* 
Zelfs zouden zij nauw kunnen gegeten worden, en ala 
zoodanig zin ei}, als bnikopenende , voedzaam en op? 
losfende, aangëprezen in de geelzi^t-, verftopipuigea 
van da lever en andere galachtige. ziek|en. liU het alge- 
meen zih"Zij te gezonder , naar mate zitnmn^udiger gij» 
tó^ereid. 4. De fmig, iVsuineer m(Mi;jdlea,kan. vet-^ 
(ftaëen, (wsnt -er zin magen, welke.. jttenk-niet kunnen 
vóiteien)'' -een mtsnintend voedfri. .':Sjr jOHM.ea^OL*. 
maakte er zoo. Veri awirks van , dat hy denzdven als bec 
mèi^'f'gefclAae voedfel ter verlens^ vao het leven be*. 
febduv^ ' *k)«A wi^^et^i sBMKSBiTm'» jhi^afla: 

- i V n bon» 



tm 

iondeid jjtfen 0iid geworden, gemagd ai^de, door wdk 
saiddel hij zoo lang geleefd had: ,, door het uitwendige 
iy gebruik van oUe,** ^ hij tot antwoord, ,, en bet 
j, uiweikhge gebruik van honig.*' Pïthagoras, die , zoo 
als bekend is i een hoogen trap van ouder^m bere&te , 
bij het genot van eene beftenthge gezondheid , gebruikte 
ook veel honig; en pliniu» en dioscorid&s hebben den^ 
Zei ven hoog geroemd, als bgzonder dienft^ voor oude 
lieden. ■^■5. Eindelijk is er eené föort van znvi /»»' , die 
arijn nett maakt , in de hoU^heden der rotfen , vaa 
zeewormen en andere geleiachtige ftofièn , die denzelveS 
de' gola^nté geeft, veel gelijkende naar die van mscb- 
Qm. I^zer- nesten zijn zeer geacht jn China, Co^ncfu-‘ 
na en op' :d)e de eilanden van den Iniifchen oceaan. Men 
bereidt er loepen en boi^lons van , die voor zeer voedzaam 
•n een lekker geteffi worden gehouden. 

De V' Igende algemeene aanmerkmgen omtrent het 
%jk yoedfel^Qcnwij er nog nevens voegen. Het vleesch 
van' wilde is voedzamer en aangenamer van fmaaie dan 
dac> van tamme dieren; doch, daar het gemeenlek barder 
is; Verteert het niet zoo ligt. Intusfchen, hoewel het 
Vleesch ^ van volkomen volwasfene dieren vaster en digter 
is dan dat van nog niet volgroeiden^ beeft Dh robkitsoiv 
dopr eene 'menigte proeven bewezen , dat het laatfte over 
het geheel zwaarder verteert, bet om de grootere 
‘ hoeveelheid van geleiacht^e en (lijmerige zelfllanmgheid , 
welke het bevat, bet zï) omdat het minder loogzoutig 
is; van hier, dat zwakke magen beter fcimpen-'enosien*, 
dan lains- -cn kalfsvleesch kannen verdr^eo; docb do 
laatstgenoemde ‘ vleeschfoorten voegen beter voor jonge 
lieden, 'van een 'goeden eetlust voorzien, en die (poedig 
verteren. — Hoewel het Bloed niet voor een- ongezond 
vöedfeh wordt ‘gehouden, berooft men, echter, de tam» 
me dieren , wanneer zij' gedood wonden,, zoo veel moge* 
Hik', vUn al hun bloed , om het vleesch zOe veel te langer 
«gSn het bedecf te bewaren. ‘ Het wordt niet gekookt, 
vOOF dUt bèt lang genoeg h bewaard om malsch' te wor* 
dênv hituslchieni,' hetgene het in dit opzigt wint, ver* 
Kest'het Mn den .anderen kant, door minder voedzaam 
tt worden. —'''Ilpewel de dierlijke vet* en olieachtiga 
deelen , in het. algemeen , in de ma^ zich niet ligt laten 
ontbinden, en om deze reden her varkeosvleesch , de 
ganzen s dé -éendvogds , de zalm enz. dikooado bezwut* 
Mjjk rnetenai^ .met meo, êkit gSloov^ da^ 

«ea» 



•VER HEt bnSKLtjK VOEDSEL; 

eene Heme hoeveelheid vet, tusftlftti' ’"de ' Qj^tiveset 
len verlpreid , aan de vetiering van ‘ 4 iët vlècsclf ita- 
deelig -is. Integendeel heeft men DpgéW'erkti dat het 
mager van vette ligter verteerbaar- ij diijfi" dar van. .géi- 
lijkfoortige magere dieren; als zijnde 'ijiallfcHe*r,, — 'Niet 
volflrekt onverfchillig is de waarneming va» het jaarget^ 
omtrent 'de keuze van yleesch. Vèrscbvairkensvleesèh , 
bij voorbeeld , is beter in den 'winter dan 'in deh zomer ; 
ten z$ men bijzondere zorge hebbe gedm^n,.’dat het 
dier met gezond voedfel gemest is. In' bet algemeen is 
bet beste faizoen om de dieren té ètéh ,' die op onzo' 
tafels worden ' opgedist,' wanneer er de meeste voor*: 
raad is van hun natuurlijk voedfel. ^ Laat ons,' einde- 
lijk , aanmerken , dat , hoewel het misfehien mogelijk zij ^ 
geheel van dierlijk voedfel te leven, omdat de Laplanders, 
negen maanden lang, niets anders dan het vleesch van 
hunne rendieren , en de Groenlatiders dan.visch cteni 
gebeurt het, eehter, zeldzaam , dat men latigeh tijd van 
ffieriijk voedfbl alleen kan beftaan. De meeste zieken ,' 
van den pisloop aangetast , wien het als het voornaamflie 
geneesmiddel is aangeprezen, hebnen.het niet lang kinfnen 
verdragen. Veel wter zoude men beftand zijn tegeii 
voedfel, geheel uit het plantenrijk, ontleend,- zoo als 
blijkt uit het voorbeeld der Braminen en vele millioenert 
^dianén, ^e niets anders dan rijst 'eten. flet beste, 
intusfehen , is , eene a^isfeling van deze tvi-ee voed* 
felfoorten, - . 



. BERIO'F, WEGENS HET KANAAL vAN ST. QUENTIN. 

D e' gemeenfehap tusfehen de Seine en dé Schelde, waar- 
van de oude X.Franfché^ Regering alle de voordeelen 
had begrepen, verzekeide nog veel dierbaarder vruch- 
ten , door het bezitten van de havens- van Ostende en 
Antwerpen, en door de vereeniging van Bel^e en Hol~ 
land met het Franfeshe Reizerrijk. _ ' ' 

Nuttig js dezelve bovenal voor de Had Parijs, 
daardoor overvloedig zal voorzien worden van eene nieu- 
we foort van brandftofibn, de fteenkool uit de ömiitput* 
bare Mijnen van de Noordelijke Departementen , yemma^ 
pe ea Ab Sebe^. 

Peze 200 laqg gew^ tschte gemeenfehap is eindelük 

V 3 voar 



m 


<* »r9 ^ 

% w ‘ ' 




yoqr-dc^ gpopwid, door de voltooiing, vai 

iét ^aal ,v 3 ^,St„~Qa 0 ntin. te een bistoriacU .Ijer^ vaa 
de; i^erkz^innéden ^an dit Kan^ zullen gewisfelijk ^e* 
jen óuzet -belang iteUen. . . 

/Woü/ teijJfiii,, jajê I7a7, e^n aanvang werd gemaakt 
vui het bi;dcn naam vw bet Kanaal Crpza* be« 

t;ët)d , hetwelk de dePi^i tusfchen St, 

i/» -eti vereenigt, deed de ingenieur dkvic den 

voórflagV ter. uitliréi^nge van. dé nuttigheid dezer nieuwe 

S ep3eeafchapj-omde,^«m nwt de Scheldt^ te véreeuigjen, 
p.Qit middel, van een, Ka^al, . tusfchen iSt. Quentin ea 
Kamfrilk- te-grayeiiit d<»r metfngen_ bewees hy de mt^e* 
lljkheid van zürie plan « hij yeryaaxdigde daiuvan da ont- 
werpen en -beKkende. de kosten. 

, Génoodzaakt wfirtjéndé . af te . ziep van -het denkbeeld , 
pni een pupt- v^, verdeeUng te vestigen op de done 
plek, wélke i.d|5 wonnen. v«i de,.SJOT«^en de SeheUe 
yaneenfckeidt-y yipl- dé maker van dit pkn ,op bet ver- 
nuftige en ftopte, denkbeeld , .pm een ondefaardsch Ka- 
naal, daar; door b^^' te gravea;..niaar tevens voo^iende 
de jaaoeijeiijkbedea 'en. .ongemakken, aan dat ontwerp ver- 
bpudeh, hy op -middelen l^dacht om de .uitvoering 
daarvan te, .bekorten dPor. zich;v^n pen dal te bedienen, 
waardoor de gemelde- -plek kon doprfneden worden door 
een Kanaal in dp jopen . lucht van pngeveer 7090 metres, 
tpsfclienjWeopndefj^rdfchegaJi^n, 4 » «ene, van 1400, 
de andere van 6900 metrés. 

Dit gelukkig beraamd ontwerp ging met . zwarigheden 
cn'kosten g«fs*a!Edir»aMm ^ «r'iie K«k 

naai en diens Ontwerper werden vergeten. 

In;deft,j«re , i76$ .eB hö; Gouvetnemept , 

van nieuws, zich onledig met het vereenigingsontwerp 
van de l^nnnt> met dp Sciélde . . Heer i.AU«EctT« 

een man, uitmuntende doof zyóe zeldzame talpn^n, 
ontving last om de ipid<lelen voor te ffaaa f er vereenigkge 
van de twee rim^én. Hij , vertoonde eén ontwerp, welks 
firekkipgen wekiig^yetfchillén van die door den Heet djzvic 
waren aangewezen, uitgezonderd wat het gedeehe aan- 
gaat, tusfchen de Tf^^uo}. ep Vat$fhmk gelegen, al- 
waar de plek %t , -wejke de Smmfi van de S^tde fcheklt. 
Hij deed den voórjlag, om die plek « ' te derzelver geheek 
tutgeflirektbei<j , tp doorfn^dep, 4iPW pene ondera^dfcke 
galerij van meer daii 14,000 metresin de lengte» te ccnn 
ttikele regte voortloopeode* 3 • 


\VEGENS HET KABAAL VAIf ST. QUENTIN. §pg 

> Dit «Qiuw^q»- imrde ont^^pg dog^^oe w 

Houthéfd; het werd goe(Mefc^ux 4 ^-eQ-,;-){|) -een 

jduk >van . P4 FehrinA^ 1709 , de uit* 

vóeriog te befturen. . , ,r; - . 

De werkzaamheden der doorgra-tqnge Van deze . wtgebrf^ 
de oDderaardfcbe j^erjLj werden jtt| 9 hg 49 ^ vnprtge^et tqt 
in dèn 'jare 1773 , toen de lleêr laurent overleed^ . , , 

. Hij werd vervangen door ajjngti l^egf tdwi H^r xau- 
H.ENT VAijt fcxoNH». Kü deed de. werKzawoedén voortzetr 
|:en; .en reeds was . er een piilUoeu aan-yer^pUdy toen;de 
tw$fêlmgên« omtrénr déit goeden üitUag der ond^emin- 
ge verlpteid , de Regering deden.- be%HeB » 4 ^. Qidchpr-> 
ting te bevelen y en Jiet onderzoék. van .het ontwerp tê 
lleilen in handen van de Akademie der Wetenrchappenk- ^ 

■ Oe Heeipn D*At,£MBBRT , coNqQRCBT,; en nnssu. Lé- 
den der Akademie, bragten, in den jare een rap; 

port; uit, waarby zij den voprflag. deden* a.r te zien van 
Let -Kanaal Lauraat^ en een ander -te grayen * ^hetwcdlt ds 
(Oife met de S^mbr.t zpnd^ vereenigen. .Vervolgens zoude 
mende S^mbre met de Schelde vereeoigd hebben, door he<t 
bosch van Mormal en Falenciewus, , . , 

.. Op. dit -rapport volgde geen he(luit,ya|];het Gouverne- 
fient , . en , de Jmerikna^he Oorlog niet , 'gedoogende y 
de fioodige telden mt de binnenla«dlclv^-rel^epv!;.ai:t aan 
te w^aen, Icheen nët Ranaal van P'mrdye vergeten t« 
zyn.^. tpt. in den. jaK.;i783, het tijdiUp.- j^n de -familier 
EAÜRENT öpene brieven verwierf, die. haar jn liet bezit* 
(lelden -yaq bet regt,. -pm de werkzaamheden in . haren 
naaiBv te mogen vóortzétten. De Regërmg ftpnd haar 
gedtnm^e den tijd van honderd acht JarePi dep eigendom; 
der helastingen af, welke zij zonde ..^magtigd zyn op. 
dë fcheepvaart langs cüt Kanaal te b^en , en belopfde« 
de helft rder nood& gpWen tpt de vpUooëing van hetzel- 
ve te vetj^ba^ep. Het Parlement, .eenige-bez'vfarwi tégflw 
deze wergnnnmg hebhênde OPgemerkt ^ v^jgetde dezelve, 
te registrereitt, en-.def-wërkzaambeden' werden yan niënwe-.. 

Op^fchèfftf r. .. . . r. . > ■ . ; . '/ 

. Deze opfehi(Mt}ng waA-no^g.iij.kraeh'u hecgel»»-' 
kige tyddjp van, i|k' .E^ n^gwe; 4^ h^girakf. ondgriie-^ 
mhtg eane nieuwe -gedag^re deed aanpeuaafli. : De l^mer.. 
WW®. perïopn : ,de geftddheid- van ;feet Rayasj-van, 

si. opnëmei}^ 4 n de tnaandi Janieariji' des, ja<vrav 

zgen H dewvaWSs ^n .hWid.> dat^e^ondëjonp- 

V 4 ‘ ' ' wer- 


I 


yan niëi^ zouden ondbrzoclit wórdói 'door 
fagenieurs' der Bn^en eö Wégen. 

" Al atnflondé ' bégréep ' deze Vei^dering , dat aHe do 
geópperde ontween moesten ter zijde gelegd worden;' 
tdtgèiionderd <Mé','der Héèren laurbnt en ouvic y welke 
Baar 'dachten' aueen vatbaar te zijn voor eène uttvoerigé 
overweging. ' ' 

'’'Na erKedd te hebben, d^t dpot beide ontwerpen eene 
veilige’ fchèepvsffirt' eh óvervloedig water zouden' verkre- 
worden, vehoohde de Veigstiering, zónder het Ka- 
Baal Lttwrènt te - verwerpen , ids twèe krachtig beweeg- 
redenéu ten voordeelé Van dat van den Ingenieiir dëvic , 
éène bezuiuigihg van meer dan 'een iniliioen, en 'de be« 
kortinè' ter hèlfte van de ónderaardfche vagrt. 

’^ l'hahs bèvil' het Gouvernement, dat de 'Vergadering 
der' Bruggèii 'en Wegén omtrent de béide öntwerperi 
éene ’belliiirende Uit-fpraak deed. T>iensvolgens werden er 
óp de' plaats zelve 'nieuwe werkzaamheden beg-mnen, 
èn, ha uitvoerig overlég in yerfcheide'rie zittingen, deed 
de meerderheid der Vergaderinge üit^raak ten vóordeele 
der voortzettii]ge vaq bét Kanaal iMurent: ' ’ ' 

•" Het ' tegehgeilelde gevoelen , inmsfcheh ^ .met zoo veel 
vuüra , door de minderheid der ' Ver^aderihge , vèrdedigf 
•ivordènde , " erf vermits' er zeer fterké beredeneerde Me^'^ 
^oriep , ten voórdeèle vah dit géVoelen ,' in hét licht vet» 
fchenéh , ' géboó^ ide Keizer , dat ‘ hét NadoiMe ''Inflitut 
^udè geraadpleèigd worden. • 

Na eén d •ordacht Onderzoek ,, aarzelde het InlBtut niet 
te 'véridarettj’Zichbèroèpendc op 'dé jonden voor- 
keuze , door den Raad der Bruggen én Wegen rééds aan- 
geveerd , dit hét OAtdrerp , dd<Mr dén Ingemeui bb^g vóoc- 
géflagen , 'den vöorrang 'verdiénde. 

:* den '30 Jütg 'i 8 oa bévéstij^ 'zijne hMéftek het' 
advis van hét Infhtut , én gëbopd,' dat bet'B^naiU van 
St.^^’QjutitM naat^ Kamnifk kdüdé loÓ|>eh door Omisfii 

*■' Volgens deze ri^ng .is ,. na éenen arbeid van zeven 
jaiéii ; ' hét KénaaF ge^Ven', hééwèlk thans dé Sbmme 
net de ScMdi' véreenigt, tusfchen 'j'/.' Qu'entin en Ka~ 
inerijky tér leUgtè - vah\gB,553' 'in'étreé; van water wordt 
hét vborzién' doót dié Smmè erf 'dé' SekeJde-t bdi^e het 
U^tet, welk uit dén 'grond Opboórek; ' 

'-flet gtdeetot; foopéad» Qpemfk tot aali het 

4'.V‘ ^ . , ' . “ > ' _ - jrtjjjt 



«S6BNS HET KANAAL TAN ST. QUBlITm. Hff 

punt van fcheiding , beflaat eene lengte van 7,600 me- 
tres , van daar het in het Kanaal Crozat valt tot aan de 
Tron^üolfluis , wdke het water van het (cheidingspnnt 
öphoudt, jn' de helling, bedragende 10 metres én 2^ 
centimetres, bevinden zich vijffluizen; te .Slr. 
l>ij den verbranden ' molen > te Omisfit bn het huis Pascal 
én Tfotuaei. 

De fcnei^ngs^elc , alwaar de wateren van de Schelda 
waterpas worden opgehouden langs derzelver geheele uitge-? 
ftfektheid, beÖaat'eene lengte van 20,177 metres. Hier 
loopen de' twee óndéraardfohe Kanalen, dat van Tronguoi^ 
ter lengte van 1090 'metres, van tigchelfteenen geheel 
överwèltó , 'en dat ' van Riqueval van 5677 metres , 
waarvan flechts het derde deel heeft moeten overwelfd 
worden. 

Het' gedeelte vin bet Kanaal , welk van het punt bij| 
Kamerijk afdaalt , heeft eene lengte van 24,775 metres , 
tusfchen de Boschfluis v die de Wateren' van de fcheldings- 
plek en de kom van Kamerijk ophoudt. Deszelfs helling 
is, op deze lengte, 37 metres en 61 centimetres; mea 
ontmoet' langs hetzelve zeventien fliiizen; te Bosquet^ bij 
MottHn-Ia^Fosfe , te Horinecourt \ Banteuxi te Èan^ 
tquzelki te Kanxcelles , te Ftnchy, te Crevecoeury te St* 
iViaatt, te Manierès , te Bracheux^ te Marco’mz^ te Zh/- 
fffiv, te Noyelles^ te Cantigneux en te ProvillCf 

Alle de -(luizen hebben een fas van .37 metres lang 
en 5 metres en 20 ' centimetres wqd. Oe vier naas- 
te fluizep van de twee uiteinden van het verdeelings- 
punt hebben (lechts eenen val van i metre en 84 centime- 
trg^ om de verfpiiling van het water m verminderen ; all^ 
de overige (luizen hebben eenen val van 2 metres en 
centlinetres tot 2 metres en 30 centimetres. 

' £lè''siflnètin^n' der bruggen en ponten, ^e der water- 
leidu^én , gelijk ook ' derzelver gedaanten , zijn nam ! de' 
gelegpnhmd der phuitfen en de behoeften berekend. 

Dé on^raardfche Kaqalen hebben een^ opening van 8. 
metrés , 'en aan dé éindên twee ingaimen van gehou- 
wen fteen , die by vriezend weder naauwkeurig üuiten. 

" Het 'dporgraven van deze twee galerijen ontmoette 
bij de Uitvoering groote zwarigheden , de voomaamfté 
van welke ontdonden uit den overvloed van onderaardsch 
water, hetwelk, op hét hoogfte punt, bevonden werd 
13 of 14 metres boven het waterpas, voor den bodem' 
van het Kanaal bepiildv 

D,e-. 


tfS BBiaaT».3i9PGKMS HKT,C4IIAAVYAn.ST< QVENTIN. 

,Dwe «wBrigbedea werijen OKerwonnea. door de zeer 
ïeruuftige maatregekn t tap weliger öltvinding en volvoe- 
ring de eere toekotnt aan dw' ^eye gayant , Intpec- 
teur der Bruggen en,.Wegen , die.*.-, met zoo veel wijs- 
heids als fpaarzaamheids , net g^el^ werk beltuürd Bee& 
De titel van Officier van l^et De^oeo van Eer en eene jaar- 
wedde vanócoo Francs kijn de'vefèerênde getuigenisfen vap 
noegen, waarmede Jaet ^n.KeUer heeft .behaagd » ^eii 
kwamen Ingenieur te beloonch. . “Hy had ^ot helpers deo 
Heer bezin. Ingenieur en Oief/ eu.den.Heer lbnglies, 
gewoon Inpenieur, die, onder - zijné; bevflen', proeven 
hebben gegeven van hunné kunde en ,yvér. . 

liet Kanaal van Si, Quemht in' den .iare *809 zoo 
goed als yoltooid, is in het laatst van. het jaar 1810 tes 
oienfte der Scheepvaart gefteldl De éérfté zes fchepen , 
van Kamerijk vertrokken > zijn t& Barjjs aangekomen met 
eene lading fteenkolen, op den. 9 'Ndvember laatstleden, 
den vsijaardag van den 18 Brumaire. 


. BS.OEWS , oysa psN shaar in schilderkunst. 

* ♦ ' * » « t , ♦ 

(Naar . het. JE«!grAcA van Mr. antVAan navas.) , 

’ « a a • ♦ • ♦ 

\ ' 

' *T is taste^ V is genius ^ V is he'avmh ray^ .. 

' Jhromeihèus ravisk*d frem. tbe oar t^day, ' ^ 

mason’s Fresnoy. ^ 

^tuaak in dq. Kuiffe^ aangemerkx wc»deti al^ie 
O bekwaamheid' of die. békwaamnèden der ziele j^ '^dfior 
vsa^ wijf aanged^ worden door. ^ en .een ^matig joor- 
d^l 'velleu evedwerhén der verbeeldidS* ’t la.dié.Swaf».,- 
xvelke don Sctulder bepaalt in . -keuze} eii wt die 
t^uze. óordeeJiéh'^.Wy».. of - zyn ^a^'.jèoed, 'of'.'èwfad te 
keuren v?h* - Of dit; vermogen- der «,ele kan vérkce^en 
wórden» ia twljfelaehtig; daf 'mèn liêfaelve kan terhpre- 
reo, is onloochenbaar,. Van hie.r i^ het. onze phit, voor- 
nweliik in den beginne »j; zoo veel mdgeldk te verroi^*^^® 
het, zien, en aitKw?. het hamaken » yin dingen » 'die nds- 

vormd en herlehrchithmig zijn } or zoo wel eene 

yerkregene als e^e natnurl^e verkeer#eld heBaab. 

Hij, wiens Smaiik kiescn is'j niag. €e 7 egd wordiéi> 

boog* 


VROBVB^OVEIL D£N SMAAK IN BB SCaiLSBREUNST. 

hoogtte -heTchavi^ -vaa 4e i:;^atuui.,en .eene harer 4ier> 
baarde gaven ontvangen te hebben^ liiwgel aan Smaalc^ 
integendeel, is dood te zijn voor allefijnere aandoeningen. 
De tnadf die een’ jiüsten en wel aangekweekten Smaak 
bezit, erlangt duizend geneugten, aan ’t gros des menscb» 
doros. oijbckend. 

Er z^nlbinmige menfcben » met aandoeningen , zoo [lomp 
en koel, geboren, <kt zij naauwelijks gezegd kunnen 
worden ooit hun leven lang wakker le worden. Uit eene 
mate van kiefche aandoeh&jkbeid oiicdaan onze begrippen 
van fchoonheid en leelijkbeidjia de natiturlyke'zoowel aU 
in de zedelijke werela; en daar onze zielen meer of mlii 
kiesch zijn , zoo bemerken wij de oiiderfcbeidene graden 
van goed of kwaad , en. zijn dlensvolgens meer of mm vat* 
baar om bekoord te worden door net regte cn fchoone , 
en wanfmaik te voelen over het verkeerde en misvormde, 
Van hier ontdaat bet, dat deze aandoenliji^hei^ uitmaaki 
’E geen wij Vernuft noemen, bedzaïjdê^ .aJIeön w bet vetT 
mogen of de bekwaamheid om klaar te bevatten eii eigenr 
aardig de beelden zamen te voegen , en met de enkele be-^ 
fpiegeling dadelijk bedrijf te paren , waartoe een gezond 
oordeel en cén goed hart zoo noo^g is aU ceuc welge, 
regelde verbeelding; want wij kunnen waar vernu^ 
bezitten., zonder een even kiescb gevoel voor zedelijk^ 
fehoonhdd, als yoor *t geen groot fchoon ia in d^ 
tiatuur, of meestèilijk in de dichikunjie^, j fcUilderkugst ,, 
beeldhouwkunde en ihuzük. 

fiet tegendeel van goede 
fchen optooi, io |pen v 
en oiinatuurlijk is. .Goijd, 
verwig bont,,met alle oive 
’tlgemeen 'vopr fraai en g 
verkeerden Smaak zuUd> 
lijke en bet vergrootte,, in 
de voorkeus 'geven tove 
bet feboone. ..... 

.Wu zoudeti.tot dwaling vervallen , \viUlen wij Óechtsééd 
hcginfel van Smaak vastdeben; wkrK doen wij dic,‘ 4ai) 
moeten aJle andere verkeerd wezen, V^n hier de misflag 
van Sir. jostWA krïnoiLds , als hij ftireekt. van den Qcr- 
c«/m, dep Zwaaidfchermer en den ; wjui, fchooii 
ieder dezer beelden volmaakt is in.zyns foórc, beweert 
BRYNOLDS , dat de grootile volkomeimeid der meofche> 
^ke gedaante niet gevtmden wordt in dén dezer, „maar 





fan FROEV* 

,, in die gedaante, welke oit deze' drie ontleend wordt; 
„ en geliikerhand deelt in de werkzame kracht des 
,, fihernfers , in. de keurigheid van utpoHo , en de (lerkte 
• ,, van Hercules.^*- Zoodanig een begrip ftrijdt tegen de 
naniur, dewgl het die vermheidenheid vernietigt , welke 
pntllaat uit het werkzame , het kiefche en het llerke ; tqet 
evën gelijk regt zou men mogen (lellen , dat een fchoone 
boom beimt in zoodanig een , welke de onderfcheidene ge« 
daanten van fchoone boomen in de natuur vereenigt* 

Zorgvuldig (laat oiis onderfcheid te maken tusfchen ’t 
geen waar, en 't geen met (maak gedaan is: iets kan. 
Waar zijn, zonder een greintje fmaak te bezitten. De 
Holland fcM cn Vlaamfche fchilderftukken zijn waar, in 
zoo verre enkele navolging gaat : maar zal iemand bewe- 
ren, dat de ellendige, die men in eenige van rembrand’s 
ilukken afgebeeld ,ziet , vol fmaak zijn; of kan men de 
■Vrouwen van rubens voor zoodanig houden ? en nogtans 
bezaten ^e Meesters grooten Ifauiak ih de kleuren , ehiart- 
fcuroy enz. 

Wij moeten ons wachten om vergtddfU vpor goud aan 
te zién. 'Velen , die Koningen afbeelden , doen dit door 
het ten toon fj>reiden eenei* menigte van Geraden ; foipml* 
gen zoeken het in de ftoutheid des gelaats en der houding, 
of nemen de tpevlugt tot' eene kroon : waar de grootlle. 
kwistigheid vah fieradea zou kunnen gedoogd worden, 
behoorén wij ’ fpaarzaam te zijn in ze te gebruiken, uit 
vree?.e van natgene fraai te maken; ’t geen wij niet we- 
ten te makep. . ' . 

- $.maak en Vernuft heeft men Inblazing gepeetea; en-s 
gevóel ■ heeft' men weten op te wekken door énkele 
Manken , ftrekkénde pm ons te verbijsteren en onze be- 
kwaamheden te verdooven: d<>n,' dat wij apht geven .op 
(den voortgang opZer eigene zielsbekwaamheden , en wy; 
zUlIeh bevinden, dat onze Smaak verbeterde , haar mate 
van ons vlijtbétobn om kundigheden te verbijgen. Oe. 
oudé . meesters in tie kunst heeft men te meermalen ge- 
bruikt als bullebakken , om jonge kunftenaars af te fchnk’; 
ken. ' De Italiaanfihe fchrijvers over dp kun^t hebben 
needs de woorden Htmehch , Goddelijk gereed , tot dat zij 
door al dien pmhaal hedendaagfche Schildert afgefchrikt 
én beogen hebben om den arbeid van mededinging te 
laten varen. Nimmer moeten wij yeronderftellen , dat het 
boogde toppunt van volmaaktheid bereikt is : dé volko-. 
mende ilukken hebben hunne gebneken; en dewijl dk 


■OVER DEN SltAAK IN DB SCRILDERBÜNST. $Ot 

tiet geval is, blijft er plaats voor verbetering over. 

ANOELO werdt het zware en drukkende in zijne fchUdet* 
ftukken ten laste gelegdj RAPHAéi. belchreven als droog, 
cn arm in ehita^o - fcuro ; Utian , als gebrekkig in teeke^ 
ning ; PARMECiAMa, als zijne^ beelden te kloek maketi- 
de : dan , terwijl deze aanmerkingep ten fpoorflag van ons 
vl^tbetoon Ifaekjten , zyn wij verpligt hen te eerbiedigen > 
cn te danken voor de groote lijst van volmaaktheeden , 
welke zy ons als een ermoed nalieten. Door deze hebben 
zij de welverdiende hoogachting en naam verworven ; de 
onvolmaaktheden zyn alleen gebreken. • Wij behooren 
Jiimmer te vergeten de verpligtingen , waaronder w^ lig> 
gen aan de zoodanigen , die-, door onze kunstoefeningen 
te regelen, ons tot het hdligdom der kunde inleidden. 
Aan onze Ouders zijn wij ons wezen verfchul^gd; maat 
aan onze Leermeesters hebben wy dank te weten het ver- 
mogen om er het regte gebruik van te maken; eene za^ 
Tan oneindige aangelegenheid. 

Smaak is niet iets ingebeelds , hangt niet af van het lol 
der geboorte, maar ontdaat uit en is onmiddellijk ver- 
Inocnt met een gezond Oordeel. Bedond er niet in de 
kunst , even als in alle andere dingen , een maatdaf van 
goed eij kwaad, dan zouden alle begrippen van grillige 
opvatting afhangen; maar om regte begrippen te vormen, 
moeten wy ons gewennen oin onze gedachten te vergelij- 
ken , en dezelve herhaalde keeren te overwegen ; welbe-' 
dreven zijn in het groote leerboek dér Mepfchel^ke Nature 4 
als in verband daande met de kkrakters, de zeden, de 
driften en aandoeningen der menfchen : dit , gepaard met 
kundigheden van ’s menfchen geest , zal ons met den tijd 
in (laat dellen om goed van Kwaad te ondericheiden ; ea 
dit maakt het ware beginfel van Smaak uit. 

Wuders moeten wij op de loopbane der kunst wezenlijke 
Tan (chijnbare waarheid onderfcheiden. Wezenlijke waar- 
heid hangt niet van begrip af ; zij is onveranderlijk , vast 
en dandhoudende ; zij moet gezocht worden in ’t geen 
groot en fchoon is. Schijnbare waarheid hangt af vad 
mode, en is, gelijk deze, onvast en ftaag afwisfelende; 
zij mag aangezien worden voor eene bedriegder : want , 
fchoon zij het voorkomen hebbe van wet'enfchap , is zij 
Tene van er in eenige betrekking mede te (laan. Van 
dien aard is de gedwongene houding en dand, die 
4e danskunst leert; van dien aard zijn de geweldig 
ij^rke gebaren op het tooneel» en vele andere houdin- 
gen. 



FR.OEVB 





glen , die niet óp dé natuur rusten , maar Wlleen de ge^ 
\roonte ten -ftèünpilaar • hebben. Dfe kunAeiraar ihoet het 
eenvoudige pad der Nature bewandelen, en die b^paden, 
dat ftijvë en gédwongene overlaten aan deperibuen, tot 
kelken het behoort, den dansmeester, denkappet, ena. 

■ Ongelukkig is er eene mode in de kunst, welke het 
gros ons wel zón willen dwingen aan te nemen. Wat 
oppervlakkig , ruw of onbepaald is , begeert men , en de 
kun^naars fchijnén te vervallen, -om zonder bepaaldheid 
van gedaante te fchilderen; die juistheid van doel, wetté 
zich opdoet bij de oude meesters , en onafTcIradbaar is 
Van den CTootfchemftijl, wordt daardoor veelal verwaar» 
loosd. Te fchilderen om hetgeen men treffen noemt , mo- 
ge, beantwoorden aan het doel van den beuzelaar , en der 
zoódanigen, die een handel van de kunst maken; döch 
dit bedrijf zal den oordeelkundigen niet behagen , veel min 
voldoen. De éénige verdediging, welke de kunftenaar hier 
kan in ’t midden brengen , is , dat bij moet visfchen met 
zulk aas, waarmede hij kan vangen : ongelukkig , fn de 
daad j dat hij niet leeft om te fchilderen , maar fchil^rt 
óm te le^en. De Grieften hadden een groot voordeel bo- 
Ven de hedendaagfehen : Wgsgeeren beöordeeiden hunnen 
arbeid , en de Regelingen deelden beloUningen nit. 

' Wij moeten de werken van kunst niet verwerpen , om« 
dat zij den hoogilen ^ad van Smaak niet bezitten: want 
er kan Smaak in zijn , fchoon niet tot den eerden rang 
behoorende; even geÜjk wij zeggen, dat iets zoet is, 
fchoon het maar zekere mate van zoetheid hebbe. Het 
is ’t lot van den mensch , veel te arbeiden en weihig te 
verkrijgen; dit behoort ons omzigtig te maken in haastig 
óver kunstarbeid te oordeelen : geen werk der kunst , t>f 
er vallen awmerkingen op te maken ; dan mogelijk zyn er 
weinige, waaruit men niet eenige lèering kan halen. 

Onder de verfchillende graden van Smaak beftaat dé 
höoge in de keuze der voorwerpen, verheven bovèn het 
gemeene , en in het ter zijde (lellen van öndergefchikte en 
lage gedeelten. Këutige Smaak kiest het fchoone ter 
navolging. Een^ vereeniging van bet groote ea het 
fchoone vormt den besten, en volmaaktfteU Smaak. Laag- 
heid van Smaak dfukt onderfcheiden alle de gèmeene en * 
lagè gedeelten der voorwerpen ifit; waardoor het geheel 
klein 'Wordt. De verbasterde Smaak fchept behagen ia. 
gedrdgtelijke , misvormde en ieel^e voorwerpen ; het mag 
den ruwen Sfiia;^ heetea, en de lór, daaraan gegeven $ 

' 'ben 




OVER. DEN SMAAK ?N f»E ^CHÏLDERKÜNST. $6^ 

»•»-> • 

t»cfibo'rt 'zoo bepaaïi ’ te ^ als de inzigteti van dto kim* 
ftenaar; De zoodanlgen, die in dit Vak best geliaag4 
njn , hebben lof weggedragen uit den mond der Diikundi* 
geiï , nkar gelange van de' leelijkheid der voorwerpen 
hunne Hukken ingevoerd. Groote en edele' geesten zidleti 
altoos ide verhevene deelen der Scheppinge bewónderen i 
fervviil de lanaelijke en huisfelijke fchoon^eden zich best 
met nuislelgke deugden paren. Kleine zielen zullen zich 
fteeds met ' het najagen van beuzelingen bezig houden i 
terwijl de groote geeit zich tot het verhevene met V,ó)lé 
vaart verheft. . • 

Wijsheid is de moeder van Smaak en Deugd; de afïteni|. 
melingyan Smaak is Vermaak, — die. Van Deugd , Geluk. 
Een man zonder Smaak mag gezegd .worden zonder Deugd 
te kijn ; dewijl hij , door niet 'te geVoeleh , buiten Haat is 
om dien lof toe té brengen , welke geboren wordt uit het 
bewonderen van de fchooiiheden der Scheppinge ; hij heeft 
eigenaardig een wanfmaak in alleé , wat goed is ; hij wordt 
een vijand der wereld; hij gevoelt niets '^oor een bloed- 
verwant, voor eert' vriend, ^^oor• de maatfehappij ; de 
wet des lands is zijn Evangelie*, en de fchepensbank.re- 

f elt zijn geweten; hij leeft zonder liefde, en fterft on? 
eweend. , 

. Twee wegen Haan ons open , om een goeden Smaak té 
verkrijgen; de eerfte en moeijelijkfte,' door. ons tot dè 
Natuur te vervoegen ; de tweede , door de Kunst te baat 
te nemén. Dan, daar de eerfte ons te zwaar zou vallen, 
moeten wij ons in den aanvange naarftig bevlijtigen om dien 
te vinden in de werken der beroemdfte Kurtftenaren , en 
daardoor onszelven bekwg^n om dezelfde nafpeuring in 
de Nktuur voort te zetten. 

Behalve dat men zich moet toeleggen op het verkrijgen 
van een bondig oordeel ^ moet 'men ook trachten eene 
vastheid van hand zich eigen te maken. Te dien einde is 
bet cfh.ze zaak , dat wij , een voorwerp , onzer aandacht 
waar(èg, uitgekozen hebbende, hetzelve navolgen met 
alle getrouwheid , die wij met mogellikheid kunnen toe- 
brengen ; en , daar elk meester iets uitftéKertds, hem eigen , 
hebbe , in eenOn anderen niet te vinden, moetett wij óns 
Wachten voor partijdigheid , of wij zullen het voordeel , 
*t geen wij vatl hen allen kunnen ontleenen , misfen. In 
dier , voege zullen wg een 'v’oorTaad van onderrigting pp- 
doen , welken wij vaft één all'éen niet kunnen verkrg^ 
ien. — Van Wer her voordeel , ontftaande uit het bö. 

zig^ 


0 



Rigtigen van Ktinstgderyen , waur de opderTcfieidené ^fees^ 
ters de een den ander verbeteren, eh de waamexd gebo«' 
|en wordt uit hunne algemeene geiaigeais. 

. Het gezelfchap van en de verkeering met lieden., io dé 
TerfcbÉende vakken van kunst ervaren, zal krach tdad^ 
helpen tot verbetering van onzen Smaak;. dewijl kun&e* 
naars over de weiden van onderfcheidene Meesters begrip* 
pen vormen, naar hunne wijze van denken; *t geen ons 
veifcheidene wenken zal geven , om te letten^ op byzoo» 
derhsden , anderzins veelligt over *t hoofd gezien , eh ooi 
in {laat ftellen om ons te bedienen , zoo wefvan de bedeo- 
kingen van anderen , als van onze e^ene. — ^ Ondefrigdng 
van laatstgemelden aard hebbe men echter niet in ’t ^e- 
ineen te verwachten : alle kundenaars verftaan het onder- 
xigten niet; allen zïja zij. niet genegen om onderrigting té 
geven. Eenigeh (tellen iets kuhlbgs en bevallias daar, 
zonder te weten hoe; andereh zijn achterhoudend en 
grommig; nog anderen ongenegen om eeh ander té on* 
derrigten wegens iets , *t geen zij zelve met moeite geleeid 
hebben: eemge weimgen .vindt meh tpegahkel^ én' gereed 
ter onderw^mge. . 

Wanneer wij 6n$ geiqeenzaam gemaakt hebben met dé 
fchööhheden der Kunst, mogen wij onszeiven aanmer*^ 
ken, als in. de vryheid flaande om uit eigen voorraad dé 
hand aan *t werk te (laan: . dan wg zijn tefiéns verpllgt 
om té handelen idt een indn^ op. onzen geest, door dé 
Natuur gemaakt , of w;ij zuilen nimmer ^gelp;é aan» 
doeningen opwekken in de b'ezigtigers van on±e kunst , 
maar aidalen tot den rang van blóote navolgers'. £ené 
algemeene gelijkvormigheid, heerfchende in alle (lukken., 
doet den kunuenaar een louter navolger wordra; wij be-' 
doelen hiermede zulk eene gelijkvormigheid met, als by 
]gev^ ontdaat. Het ovememen van een bevalligen trek , 
of een bijderaad, fluit geenszins kunstdieverij in. Wan- 
neer iéts zoodahigs' met gepastheid wordt bijgebragt , kan 
men niet befchuldigd wórden van gebreK aüi oordeel. Dit 
verfcbilt . hemelsbreed van het óntleenen van eén duide- 
lijk fprekend of treffend, gedeelte eehs kunstiluks; waar- 
t(^ geen geest, die vry werkt ^ vervallen kan. Afbeel- 
^ngeh Van oude vazen, wapenrustingen, kleédingen, 
gebouwen , enz. zullen van Wezerilijker waarde zyn vóór 
den echten kunftenaar, dan de .fchoonfte Historie> bf an- 
dere Schilderflukken. Kennis, van de laatstgemelde be- 
hoort hij te bézitten, eer hij h^ wage ietg van eigeh vin- 
ding 



OVftH DBN SitAAR Hf Ot SCIRtlIBftfttHflf . 

ding voort te brengen; en de nutheid van yazetf, vrapen* 
rustiogev, enz. is blijkbaar. Te vervallen tot navolghig, 
beeft voortgcbragt , ’t geen men gewoon is 'met den naanl 
van Schok» aan te duiden, en eindelijk derzelverver^ 
te wege gcbragr. De Natuur wreekt zich ten vólle öf 
de zoodanigen , die haar verwaarloozen. 

in de Kunfen is , gelijk in eiken tak van wetenschap 1 
het eerde , ’t geen wij leeren moeten , wat anderen gedaan 
hebben, of, met andere woorden, zich gemeenzaam té 
maken met dén tegent^ordigen ftaat der vorderinge ftt 
kundigheden. Zonder deze noodige onderrigting , 2td* 
len wij ftaan als kinderen, onze vordering zal eeriert 
tragen tred gaan , en wij , daarenboven , de kwelling héb»' 
ben van te ontwaren, dat onze vermeende ont^ekkin-' 
gen reeds door anderen daargefteld zijn , en onze arbeid 
vruchteloos is. Nog een ander voordeel ontftaat uit 
zulk een onderzoek van ’t geen reeds gedaan is : w^ lee-* 
ren, hoe veel er binnen het bereik vUn naarflighetd 
valle. 

Navolging is het eerfte gedeelte Y<m de Schilderkunst i 
het tweede, eene oordeelkundige onderfcheidlng t maat 
zelfs in het navolgend vak moeten wij emzigtig vermeden 
mêvormde en lage voorwei^en, indién Wij óóit nopti 
voeden , een zeer kiefeben fmaak ten eigendom té 
kragen, en alleen navidgen, wat ons grootheid, fchooü'^ 
heid of naauwkeuii^eid' leert. — Zulk een gedrag zal 
ons in (laat (tellen om met verftand op te merken, eti 
de oorzaak te ontdekken , uit welke die volmaaktheden ^ 
Welke óns. zoo zeertre^n, vocfftkomen. 

In dea loop onzer nafpeuriogen zaHen wij ontwareit 
eene volmaaktheid , welke heerscht in alle de -werfcett 
eens regtfchapen kunftenaars, zoo dat dezelve hem ka'* 
taktemuLtig e%en wordt,, en wij mogen vastllellen, éit 
dit het punt van volmaaktheid was , naar ’t weik Je kan* 
ftenaar fli^fde; voorbedd, in m. ANóstOt gróót'* 
heid Van (tijl, kennis van de gedaante, en bovenal in de 
verkorting’; in raphASL, uitdrukking, zaméitftelHng en 
kleeding; in titian, bet Jdeuren; in parmegiano, be* 
vahigheid; in rubens, het fchoone düaro^/curojexa^ 
Onder de Brüfche kunftenaars mogen w^ Reynolds raadU 
plegen over bet bevaUige , de Ueut en het fijne óhittf 
ro^feuho; in Landfctaapsidiitderijen » wtLSON , gains^ 
aoRouGH en barret , atemede de werkftukfcea vim veis 
fcheidene nog levende Schildert. 

VBNo. i 8 ii. HO. 7. X Veel, 



So6 PH9I|VK, OVBR 1>EN SMAAK ICl OS SCHILDERKUNST. 

Veel, seer veel. zal afhangen van vlijtbetoon. Wan- 
neer wij jets.fqhpons en bevalligs zien in eenigen Mees- 
ter ,,iTioeten wij trachten . dit ons eigen te maken, niet 
alleen- dopr het^ na te volgen, maar door den oorlprong op 
te ipeuren; hierin zaden wij door de navolging geholpen 
worden. Treft ons een * fchilderftuk , wij mogen eene 
fchets, v^i het geheel maken, alsmede van de algemeene 
Schikking der kleuren: want, wanneer men eene zekere 
vaardigheid van hand verkregen hebbe , moeten wij het 
laten aankomen op onze eigene aanwending: dus zal 
mep het nafchilderen van groote en zamenmftelde (luk- 
ken alleen tijdverlies moeten heeten. ^ Schetlwi van biizon- 
dere gedeelten mag men maken, als zij iets zeer treffends 
iii zich hebben : want ongelukkig orftwaart men in de 
beste werken veel , ’t welk dagelijks voorkomt. 

Uit all^s , wat wij dusverre aangemerkt en beredeneerd 
hebben, blijkt ten volle, dat wij, in de eerde, plaats, 

f aan moeteiif of ' ons laten geleiden tot die kunstduk- 
en , waarop de tijd het zegel van waardije gedrukt 
heeft; naardemaal het gemakkel^ker valt te leeren uit her- 
gene, waaromtrent de keuze reëds gedaan is, in aan- 
merking nemende, dat wij, indg .niet alleen kunnende 

f aan, ons moeten laten geleiden door anderen. Maar 
et einde van alle onze nafpeurhigen moet zün onaf- 
hankelijkheid , ontflaande uit het werken op een oorfpron- 
ieltjk beginfe!^ of het zoeken Van die voortbrengfels in 
de Natuur , welke aan de Kunst rijken voorraad verfchaffen; 
of, om dit zelfde denkbeeld met andere woorden uit te 
drukken, het verfchaffen van die kracht aan de ziel, 
welke ons in daat (lelt, om, ontheven van allen be- 
dwang , te werken, . \ 


-1£T«9 over het karakter van howaro* 

(Grooteudeejs getrokken uit ’s Matis Bhgraphie 
van den Heer wagnitzO 

J OHN hoWaro behoorde onder die Mannen , welke , daar zij 
'een zeer prikkelbaar zenuwgeftel hebben, verbonden met 
eene zekere natuurlijke goedhartigheid en eene bijzondere 
fterkte van geest en oorfprohkelijkheid , ieder voorwerp , éic 
2icb in hunnen werklaing opdoec, en ieder denkbeeld, 
5vaarop hunne aandacht van naby vestige^» en dat 

r * kan* 


■ > 


IETS , OV£R HRT KARAKTER VAN HaWARD* 

Ilunné fièlguigen en wijze van denken overeendiêmt , mee 
warmte en deelneming aangrijpen, en hetzelve (daarhcteetieit' 
diepen indriik op hen. maakt, hetwelk zeker' niet tfij «He gg- 
voeligen plaats heeft) niet zoo fpoedig weder varen lateii , 
vooral wanneer die indruk door uitwendige' omftandighèden 
onderhouden wordt, of het eigene, ‘niét gemeene of dage4 
lijkfche van bet denkbeeld, naar/ de ganfche (iemming hun-' 
ner ziel, hen méér en meer boeit en inneemt. ^ 

' Dat HowARD inderdaad tot. deze karakters behoord hebbe ; 
bewijzen de daadzaken - en al hetgene wij van zijne ontwer- 
pen en ondernemingen voor Gevangenen en Zieleen met ze* 
kerheid weten i en waarvan alle bladzijden zijner Levensbe-. 
fchrij vingen vol zijn. Hoe zoude het ook anders mogelijk 
geweest zijn, .om de. door howard gevoede denkbeelden, 
die in dêrzelver uitvoering, naar het gemeene gevoel, zoo 
veel onaangenaams hebben, zoo vast te houden, aan dezelve 
^ille krachten te wijden , alle gemakkelijkheden des' levens o^l 
te oiFèren, zich aan de.grootfte gevaren gaarne bloot te fcellen , 
en zelfs den dood niet te vreezen, zoo niet zijne vatbaarheid 
voor ieder menschlievende gedachte en de kracht van zijn 
verftand, die deze gedachte omwerkte en tot de heerfchende 
verhief, zoo wel als de oorfpronkelijkheid van zijnen geest,- 
die hem bij het niet gemne deed verwijlen, en de vastheid 
van zijn karakter, die fommigen toefcheen aan eigenzinnig- 
heid te grenzen, hem daartoe hadden in ftaat gefteld ? Slechts 
zulke karakters wordt dat, wat duizenden affchrikt, ten 
faatfle aangenaam, zonder dat zij daarom minder gevoelen, 
en dusdanige mannen dragen eene menigte van' zwarigheden 
Cwaar^'an ééne enkele anderen reeds zoude doen tériig d.ein- 
zen), wanneer zij flechts met. hunne denkbeelden en ontwer- 
pen in verband ftaan, wel niet zonder gevoel, maar toch 
geniakkeJiJk en met genoegen. . 

Zelfs de misdagen en overhaastingen, waaraan howard, 
bij de opvolging zijner ideên^ zich menigmaal fchuldig maak- 
te 9 ‘getuigen voor de waarheid dezer ^araktcrfchets. Naar 
deze, was het ligtelijk te vermoeden, en, in zekeren op-* 
zigte^ noodzakelijk, dat zijn blik dikwijls duister en droevig 
moest' worden : want hij. gevoelde zoo fterk, dat hij deswege 
in zijne ondèmemiiigen ^n ontwerpen dikwijls overfpaimen 
wierd, en dat zijne menschlievendheid niet zelden in eene 
foort van overdrevene> gevoeligheid overging, en hem overal^^, 
WLtsu dan krenkingen en beleedigiiigen der menschkeid ver- * 
toonde. , 

Naar dit, hem eigen, karakter, 'zoude hij ook zonder twij- 
voor andere gelijkfoortige , bijaldien de omftan- 
dfghèden en uitwendige toéftaiid hem dezelve van' nabij had- 
den doen befchouwen, even ligt en met dezelfde geestdrift 
vervuld zijn géworden, bij zoude dezelve met gelijken 
'V X ^ ijver 



• « 


IBT» 



% 


||vir beëb«!i «ife^voerd; zoo als hem ooh ittde^Haad &!ettf 
vf^emd wat menfchengeluk en de bevordering vas 

hetzelve op eenigerhande w^ze betrof. 

Welke hindermsfen , cegenkamingen , zwarigheden van al- 
lerlei aard, en, naar bet fcheen, onoverkomelijke belemmerin- 
gen, ia de mtvoering van zijne ontwerpen, mee 

vooii>eeld>eloozeii moed en (landvastigheid is te boven geko- 
men/ wordt door zijne Levensbefcin^vers uitvoerig vermeld* 
^l$cbts een man , als howard , was hiertoe in (baat. Het was 
^ hem eene grondlbelling , waarop hy in zijne fchrifcen 
dikwijls zinfpeelt, en die hij tevens in handelingen uitdxukte: 
„ Al wie in de bevrediging eener edele neiging des harte 
praalt, is de lafhanigfte onder alle lafhartigen.'* £n kome 
dan bij zulk een karakter nog de gedachte van pligt, in welken 
ky het bevel van God erkent en eerbiedigt, dan wordt zijne 
ftandvastigheid en vdharding nog diies te meer gevestigd. 
£n ZQO was het bij howaro. 

Hij toch was, inderdaad, een zeer zndeUJk-godsdiendig 
metiseh, hetwelk alle zijne Levensbefehrijvers getuigen, en 
de - gedachte aan God en pHgc was hem reeds van der jeugd 
^ heilig geworden*. Hij had inzonderheid een onwankelbaar 
geloof aan de Voorzienigheid , die over hem en zijn noodlot 
befchikte. Men leze llechts, onder andere, de aankondi- 
ging zijner tweede Reis naar Rusland^ Turkije enz* in bet 
flot van zyn £oek over de Ziekenhuizen^ en zij drukt met 
woorden uit , wat alle zyne handelingen bevestigen, 

„ Ik weet zeer wel (fcfaryft hij) dat zulk eene reis met 
vele gevaren verbonden is. Doch, vol vertrouwen op do 
Goddelijke: Voorzienigheid , die tot dus ver voor mij gezorgd 
heeft, geve ik myn levenslot gerust en gelaten aan de lei- 
ding van hare, nimmer dwalende, wysbeid over. Zoo faee 
God behagen mogt een einde aan myn leven te maken, eer 
ik mijn voornemen heb uitgevoerd , zoo ootdeele men niee 
liefdeloos , dat myn gedrag het gevolg eener overfparibeno 
f eéstdrift geweest zij » maar men geloovo veeleer , dat bee 
de vrucht ware van een ernftig nadenken over mijne pligten^ 
fn de werking van mijne brandende 'zught, om voor mijno 
avenmenfehen zoo nuttig te worden, als ik voor ben, ia 
mynen bekrompenen toelband, warden konde.'* In de be- 
tfacheing zijner godsdiendige pl!gcen,^oos hy zich Christus 
lel een voorbeeld, aan wiens karakter hij zich gaarne roe- 
wydde. Van waar hij ook het bekende: Spes mes Q&risfm^ 
tot zijne zinfpreuk nam, en, volgens zijnen uiterden wil/ 
voor het laatst nog begeerde , dat deze fpreuk op den kleinen 
inarmeren deen , die bedemd was om zyn gebeente te bedek* 

^ «ken, zoude gedeld worden. Beide karakners hadden ook, hi 
Wdsrli|id, veel overeenkomst met elkander, en die Leerarest 
welke hy hunne hykrede over h^^Udju^ Tk; ^ tot tebt 

hcljPi 





I 

I 


OVER HET KARAKTER VAN HOWARD. 

bd»ben genomen, zouden inderdaad geen gepaster onderwerp 
hebben kunnen vinden. 

Overigens pleiten alle z^ne bedrijven en ver^tingen voor 
zijne volharaing in alles , wat hij voor pligc hield , en voor 
zijiiêo v>»ten moed , om dh boven alles te flellen , en daar- 
aan met boogQ ielfsverloochening alles op te offeren. Zij 
zijn te zamen de bevestiging van het antwoord , dat hij Prins 
^NDRiK van Pruisfin gaf 9 toen deze hem vroeg, of hij 
foBitijds, na volbragten arbeid,: niet gaarne eene plaats vaa 
verEiaak bezocht. Ik ken, zeide hij, geen groocer ver* 
maak, dan dat yan mijnen pligt te vervullen.'* Deze ge- 
trouwheid aan zjjnen pligt verhief hem ook boven alle men* 
fchenvrees, en deed hem met \i|elberadenheid en vrijmoedig- 
heid de misbruiken aangrijpen , waar by dezelve ook vinden 
mogt, en ook dan nog de goede zaak verdedigen, wanneer 
hij tevens wist, dat hij zich door zijne verdediging vele vij- 
anden verwekken, en zelfs magtigen tegen zich in het harnas 
zoude jagen, bf tén minfte den naam van eenen dweeper 
bij hen zou verkrijgen. Ten laatde deden toch zijne deug- 
den, zijne belangelooze ‘Werkzaamheid en zijne zelfsver- 
loochening zijne vfraiiden verbommen , en zij waagden het 
mt eerst na zijnen dood zijn karakter heimelijk te belasteren. 

Bij dit alles zoude hij evenwel in de volvoering zgner ' 
ontwerpen, wei niet in zijnen geest, maar in zijn ligchaam, 
dat niet het ilerkfte wns, groote zwarigheden ondervonden 
hebben , zoo hij ook hier niet met wijsheid bad weten te 
bandelen. En deze wiisheid bedond voornamelijk in. zijnn 
fobere en matige leefwijze , waaraan hij zich , federt velé 
jaren , gewend had. Hierdoor bleef h^ altijd vrolijk en op* 
gernitnd, werd fterk en gefchikt, om ongemakken en ver* 
moeidheden te verdragen, en in kerker- en hospitaal-incht, 
zonder nadeei, uren en dagen door te brengen. Ook Helden 
hem zijne uiterlijke gelukkige omflandigheden (hij was eeix 
zeer rijk en vermogend man) in Haat, om zich menigvnidigé 
dingen gemakkeltjker te maken; gelijk zij,, in het algemeen, 
zeer veel bijdroegen , om datgene te volbrengen en uit te 
voeren, wat een ander, bij gelijke groote pligtsgetrouwheid 
en menfchenliefde , rtiet had kunnen verrigten. Want door 
deze omHandigheden was het voor hem mogeUjk, om grooté 
en kostbare reizen (waartoe hij bovendien een’ inwendigen ^ 
trek had) te ondernemen, en het goede en gebrekkige in de 
binnen- en bufceclandfclie inflelirngen door eigen onderzoek 
te leeren kennen , en zich alles te verfbhaffen , wat Hechts 
op eeiiigerhande wijze tot eene rigiige beöordeeling van de* 
zelve dienen kon. Daarenboven vond hij in de goedkeiu'ing, 

' welke hem tocli altyd een aanzienlijk gedeelte z^ner land- 
en tijdgeaooten, em voorzeker de edetften ondev ben, we« 
gen$ zijne verr«gtingeti> betoonden, eene zeer krachtige 

X 3 . aan- 



SiO ^ ) 

aanmoediging, om voort te varen en niet moede te worden, 
offchoon ook anderen de waarde van zijn werk ondankbaar 
miskenden — gelijk hij dit zelf in eenen Izijner Brieven 
erkent. , , . . 

> Doch dit zij niet gezegd, om zijne yerdienfteQ eeniger- 
mate te verkleinen. Deze blijven fteeds oneindig groot, en 
tier bewondering van tijdgenooten en nakomeliogfchap waar- 
dig: want hij werkte het groote en goede niet Hechts voor 
zijn GraafTchap of voor Engeland, -r- neen 1 .hij werkte op 
geheel Europa^ Amerika^ en zelfs in de afgelegei^e oor- 
den werd door hem de opmerkzaamheid op Gevangenlsfeo 
en Ziekenhuizen en derzelver doelmatiger inrigting geves- 
tigd, en zijne ideën en wenfcJien .vonden zelfs daar goed- 
, keuring cn aankweeking , waar men zulks het minst zoude 
“verwacht hebben» 

‘ Wat hij nu gewerkt, wat hij tot ftand gebragt, ontwor- 
pen en voorbereid hebbe — is nlomme enaan ieder bekend. 
Veel is er over gefchreven, dat wij hier niet zoilen her- 
halen. Wij wilden alleenlijk eenige trekken opzamelen, ter 
waardering van zijn karakter. Het is ons niet onbekend, 
dat hetzelve door zekere bedillers is berasterd en bezwalkt. 
.Wij weten, dat men zijne edelmoedigheid , zelfsverlooche- 
bing en opoffering, aan eer- en gloriezucht hebbe toegefchre- 
ven, en wij ontveinzen geenszins., dat het den mensch on- 
mogelijk zij, om den inwendigen toefland van het hart, de 
geheime roerfels der daden en bedrijven van zijnen even— 
mensch juist te beöordeelen. Doch zoo men ooit een ze- 
ker gevoel van afkêer en verontwaardiging heeft jegens die 
genen, die altijd geneigd zijn om dé uitwendig £chooxïQ en 
vjoortrejTelijke daden der menfehen aan onzuivere oogmer- 
ken toe te fchrijven 5 en ons bij de befchouwing van eiken hel- 
deren en frisfehen ftroom tot eene vuile bron en onrefjieii' 
porfprong terug te voeren, dan is het voorzeker jegens de 
lastèraars en bedillers van hdward. Voor zoo ver wij immer 
menfchelijke daden kunnen en mogen . beoordeelen , voor 
goo ver wij immér verdienften op denregten prijs weten te 
fteJlcn, moeten wij erkennen, dat ho^ard*s bedrijven on- 
•indig ^oot eri het hcerlijkfte gedenkteeken waardig zijn. 
Biaar zijne ideën ^ . zijne ontwerpen en inrigtingep zuUea 
'ten allen tijde het fchoonfte gedenkteeken zijn, dat hij zich- 
zelven gedicht heeft en aere perennius is. Hij zelf was ook 
(cn hoezeer verhoogt dit niet zijne waarde) niet voor andere 
gedenkzuilen , en werkte , zoo lang hij leefde , regen de op- 
rigting van zoodanig een, waardoor men hem toen reeds 
wilde vereeuwigen. Zoodra hij dit gewaar werd , fchreef hij 
vil Weenen y waar hij zich desri^s ophield, dat hij, wranneer 
men daarop daan bleef en niet van bet ontworpen plan wrlde 
afgaan , nimmer zi|n Vaderland zoude wederzien» In eenen brief 

van 


OVER HKT KARAKTUa VAN HOWARD. . 3 ri 

* / 

«• 

i 6 Febr, 1787 liet hij zich over dit onderwerp dos 
,, De verbeteringen) welke men thans in verfcheidene Ge- 
vangenisfeii dezes Rijks wil tot (land brengen, en die ik ho- 
pe dat algemeen zullen gemaakt worden, moet ik akijd 
aanzien voor de grootfle eer en rijkke belooning, welke üc 
immer verwerve* kan.” GewisCelijk! de naar zijne denkbeelr 
den gemaakte inkelliugen zijn .het fchoonke gedenkteeken , 
dat men den vereeuwigden kan oprigten. Wilde men echter 
boven zulk eene inrigting fchrijven, zoo als men. b. v. té' 
Safford in Lancaster gedaan heeft : ,, naar uoward,” of wilde 
men de woorden van xbnophon in de lofrede op ACBSiLAUsf 
herhalen, welke men ook reeds voórfioeg, toen men eenen 
gedenkpenning voor hem ontwierp : „ Hij wilde niet , dat 
men hem een (landbeeld oprigite , ofïchoon velen het ver- 
langden te doeii , om hem hunne achting te betuigen ; maar. 
hij zelf hield nimmer op, door zijne weldadige werkzaamhe- 
den , kostbare gèdenkteekenen van zijnen geest te (lichten zoo 
hebben wij daar niets tegen in te brengen, hoewel howard * 
misfchien, naar zijne wijze van denken, ook daarmede niet 
te vrede zoude zijn. Vrijen en gevangenen, zieken en 
gezonden zullen zich dan , ook in de verst verwijderde oor- 
den , waar zulk eene inrigting naar höwaro beftaat , over 
den weldoener der menschheid Verheugen, en den man ze- 
genen, die zoo edelmoedig voor haar werkte. 


EDELMOEDIGS TREK VAN GARRICK* 

I 

(Uit de Memoirs of the Life of Mr^ garrick , London 1780.) 

E eti man van aanzien leende van garrick 500 p. k. tegen 
eene gelijke fchuldbekentenis. Elkander opvolgende 
rampen (lometi dien man in de treurigke omdandigheden , 
zoodat hij bij menschlievenden en onmeuschlievenden al meer 
en meer gelds moest opnemen; tot eindelijk zijne bloedver- 
wanten eenparig befloten, hem uit zijne verlegenheid te 
redden. Met dat oogmerk bepaalden zl[| eene onderlinge 
bijeenkomst, waarbij zij zich tevens, op kosten van.derr 
gemeenen boedel, eens regt zonden vermaken. Dit was 
garrick ter ooren gekomen ; en zijn fchuldenaar was met 
weinig onthutst, toen hem, op den avond der bijeenkomst, 
«en brief van garrick overhandigd werd. Garrick, 
dacht hij, zal zijn geld terug vorderen. Doch, hoe 
aangenaam werd hij, by het openen van den brief»' 
verrast! Zijne Ichuldbekeqtenls viel er uit, en garrick 
fchreef hém: Ik heb gehoord^ dat gi] met uwe vrienden heden 
eens vrolijk adjp^ wilt en een yreugdevuuK. zult branden^ Mi.n*^ 
zaam verzoek ik u dus ^ om bij deze gelegenheid ^ door hetAn^’ 
iiggende briefje de vlam aan te wakkeren en te verfraaijen. 

PA1<* 



PiUUtfER's DOOD. 


$1» 



PAtfM£a*S DOOD* 

D en beroemden Ëng^eUcIien TooneelTpeler palmkr trof 
het ongeluk, dac hij, binnen 'eenen zeer korten tijd, 
eene beminde gade en eenen veclbelovenden ^oon door den 
dood verloor. Deze dubbele flag werkte zoo hevig op 
hem, dat hij in eene diepe zwaarmoedigheid verzonk, en 
alle de troostgronden, waarmede zijne vrienden hem poog» 
den 'op te beuren, volllrekt vruchteloos waren. Desnieue- 
genflaande fpeelde hij, eenige weken daarna, wederom eene 
xyner geliefkoosde rollen, namelijk den jongen IVildingji^ 
het Biijfpel Logenaar y en wel met algemeenen bijval. In 
kluchtige en luimige invallen fcheen by dien avond zich^ 
Relven te overtreflfen. 

Den a Augustus 1798 trad hij in de rol van den Onbeken» 
den , in kqtzzbuz's Menfchenliaat en Berouw , op. 

In de leerde toonieelen was zijh fpel, gelyk gewooolijk, 
allezins befhideerd eii overeenkomdig met het karakter van 
zijne rol. Doch in het derde bedrijf fcheen bij , bij zijn 
opkomen , ongemeen ontroerd ; en toen de Majoor van der 
^ Horst hem vroeg: en uwe kinderen? greep de herinnering 
'van den dood zijns zoons hem eensklaps zoo hevig aan, dat 
hy nederzeeg, eenen luiden zucht gaf, en IHerf. 

Aanvankelijk meenden de aanfchouwers , dat het Hechts 
Ipel ware , en. door den Acteur met opzet gedaan werd , om 
oe hevigheid zijner fmart des te levendiger uit te drukken. 
Doch toen men hem ontzield van het tooneel droeg en het 
algemeene gejammer zijner vrienden eii kunstgenooten gee* 
Ben twijfel aan zynen dood meer overliet, werd de verwon- 
dering door fchrik en innige droefheid afgewisfeld. Einde» 
lijk verfcheen de Tooneeldirecteur aikin; doch een vloed 
van tranen verhinderde hem te fpreken. Nu beproefde de 
Tooneelfpeler incleüon de aanfchouwers met de ware toe» 
dragt der zake nader bekend ce maken; maar ook hij kon 
flechts zeer weinige woorden Hameien* Palme&’’s laatüe 
woorden waren; 

Tkere is amther and. a botter World! Q*') 

En deze woorden zijn op zijne graftombe te H^arton ge« 

{ laatst, waar hij met zeer veel plegtigheid ter aarde is be« 
teid. — Hij ftierf in zijn 5711e jaan 

(*) Br bejkun eene andere en hetere wereid! Dese woadeit 
fiaao eigenlek t&et io het ocigidael, amt ^ een bytoegfel v» dan 
gifirlttw vendw. ^ 






M'E N G E L WE R K, 

f # 

* ' ' t - ♦ • » ^ , 

< * * ï • ' , * -l' > . 

^Wt LkttikBN,, KimstBtf EjN WiBtBN* , [ 

•OUA^P^BW V BBTREkKBLIJK. . 7 ' 


i V 



j. 4 ^ • «A 


R E D E V O E R I N G, 


•<. f' 


’ (< 


- .O y *• E, 

E f * \ • * » * 

tiBH Rl^kbOU VAM EBMBN GOEDBtf MAA&t». 

• • I * • 

Ur gedachtenis f en ter vervulling der ^preektteurcc^A 

vtn.den.Heer 


M. Van der witLiGEN; 

I ' • n ' . , 


r 1 


* ' < rt 


’Mêdé Dffcf^ ; Lfd t Sof aajjihè ‘Muaifckappij van ' ' 

• ?hefmier^dtUj 1 U W^%hegéerfé'^i^^^ K 6 iterSa\ni 
Cmcesk^er éer énz^' •«« 


» t ' ' 


, t 

> » !t > t 


I . !■ 




«•A 


nltgefproken op ilen jg Febpwiy-iv^ff* bij hét _ 
Eoccerdam^ch pefmrtement ;:der iMfUitfchappQ, .,1/ 

j ' :Tot Ijfuf, van *t\ Alg£mgm^ 

► •• 






J >.0 OrJL 




I « f. 


Mr. -;f. ‘nÈrF$:RTS 2 .:r.Al^\^EI^SEl!^ 4 i 
' Adv ocdat te É^oïtekdarh.^' 


• t I J • a/ 

f 

- . .. • . » 
t ' I • • 1 J > ^ ‘ 

»T rf/f. « 


r* ' 


‘)j 

♦ j I- r'/>" rj 

* 


t ♦< 


1 


fiblNB tifiEEÉÏl t ZEB& GBACHTB.A^EbBi>SNt 

. ^ . . I . ♦ < . .. rf.i •«. a >» » • 

I * . ■ i • -f ^ • I . f* 

H et is dit oögenbÜk Jhet Jé '^t . ^ptMk^e(U)èIte,. h,4t 
is d62e Vergadering, welke' hedèni^uigeHmbesiea 
Van den ijver^ de kornis fn goede ,gez^^eden vap^oris 
Idedeiid . vaK dbb. WiÈLidEN . j^) i qli Wks het« Wiea» 

r . ' . WX* 


Ceboren te Ikditerdam Aein 5 Augmt^ 
den 5 November thio, «vérledén den 

Hemx. i8ix. W9* *# IIJ . - 


SI4 


* t>E ’RIJKD€«r 


Ma 


ingekimdigcte naam, als vait.'den mftaanden Reieiutr, 
vöir eeöe maand Hwe aandacht te^ di^Sp^eetelu^ u'rt- 
noodigde. £n bedriege ik mij , Ml H 1 of zie ik in de 
blieken zelve, met welke aaqziet,. Ma-allen 

thans ontroerd 'zyt door de treua^o -zekerheid, 'dat de 
vervulling ^èr 'aangename veiwachung eene onmogelijk- 
heid is geworden? Lieze ik in d en m eCTde r ea ce nafe die 
& dit ogenblik deze Vergadeiing'^efrchadGvrt 
zettende waarheid , dat hy , wien gy meeadet Aans vaa 
deze plaats te zullen höoren , teedS is yerdwehen van de 
oppervlakte der aarde'; dat hij te vergeefs gezocht wordt 
bij eene jeugdige echt^nootè i met welke hij naauwelijks 
de heiligfte verbindteiüs had aangegaan , by minnende bloed- 
verwaatdn',' wier kroon en eere , ' bij tmodl^endèn , tvier 
troost en uitredding, bij vrienden, wier hartelijke gezel, 
by-fi, Ih'^fi'MedSeden!’ w^r fiéraad eh -voorbeeld hy 
geweest is; en dat.-z'yn ligchtam reeds rust onder de 
grafzerk , zijn geest reeds ten hemel is opgevaren ? Inder- 
daad, M-, Hl koiKlo" dan het hfstmer, hai4er ea onbe- 
WegeVyker' dan rotfeh zouden onze zielen moeten zijn, 
wanneer eene tel^rftelling , gneyend aU deze,. haar niet 
tnet eene kille- hutvüing. vmrutde: «oor. ijdele klanken 
zouden de geadndhadcft’-moeten’gelden;. welke gewoon/ijk 
in ons midden woifden ^predikt en toegeftemd, wanneer 
eene zoo ónvnWadbter; milzoo vele opzigtén bedroevende, 
voor ons tdkn-, ftetfel^èwea^;, zoo. geduchte gebeur- 
tenis op dit oogenblik niet !h OnS 'brayende de gewaar- 
wordingen vernieuwde van fchrik en treurigbeS, van 
kleinmoedgbeid en rou#et mijne toog zou moeten vei- 
flommen, -wanne^ .flechts.ééu, myoer Uoorderen niet ge- 
voelde, dat de eei^e! woordèn m^er 'réde aan niets anders 
mogen zijn toegew^ , dan aan de na^dacbtenis van eeneo 
edelen Vriend , van 'vnens' bljiia geflótene tippen ik de bede 
opnam , om hem, in dit plegtig^uur te xertegenvypordigen. 

'^Oo nk'ik dkm thans in zljiiei>IaaTfk,'en hekdkuke zijnen 
,dood: zoo ruischt, dan,, myne klagten .over ^ (leavea, 
'daari ' waar 'dë' aidetn zijns' mottdS ih levebde klauan 
ilroomen moesti" , 

^ ^aat inij dart fjie ,,Ml H.,I ^t ik , ter vervulling van 
Ldésbemir , bènigkins afw^ke ^n dén geUronen 'we^; 
eir, ofTchooti ik eene opzettelyke Lijkrede verre bovea 
mlpe krachten keure, gel^ ik ook zoude moeten acbten 
‘ 'ddnaedë aan nwe verwacbnng niet te' beantwoorden, laat 
mQ echter zon ve;! ihoge^ ib^ne Redevoering mofeu Ih- 

- . riff- 


✓ 



\ 


Van KSNfcitt ^DBN kaam. 


ülkr dê ffil 6 genheid tijda.. ;L<nt. mijüde i)Seni>r 
mingiim^en volgen van in^’n hart^ dat .Ki'eh. iüeden tot 

f eene gebeel ojnzgdige': ftofiè liet. bej^len; Jaat ;si 9 dit uuv 
ezigen tot eene voor nIenMUid onzèry.hope ik^ geheel 
onnutte ovenVeguigVAn jdenr onverivadhten doodeens waat» 
digen Medélidst en tot eene daaruit van zelve voortvloeit^ 
Jende Ittichouvdng van. den rijkdoni eetu gdeden niatnsv 
die door geénén dood wordt Weggen0nton.:,^j2oo-hope .iit; 
den teederen pHgt y aan wgiken ik mii< niet mag onterekkeft^i 
tnet de nuttige bedoeling dezer -Lezingen 4 de Veredeling! 
van onzen geest en luüty zoo veel mogel^.te.vercenigenL 

■ • , . . » • r . . ... 


Wtiitieet . ik M. H. l, in mijne gedaofatèn. .bijeenbrengen 
al Wat de aardfche nietigheid bedroeVéndi 'heeft y dan Wdet 
ik voor he^ gevoeUge hart niets te noemenf dat dén dodil> 
van eenen geliefden meusCh te boven g|aty Eer. en aan*; 
zien, iqkdommen mi gezondheid ! zelfs , fcohnen vetgped' 
wcwden door de deelneming des medelijdbnsj; magrihet ge*: 
mis eener met ons eenltemmige ziele wotdt > nooit vei'VuÓl*.''' 
JEene akelige ledigheid, Oit welke düisüelmis.en ineveléa'. 
zich- rohdlpreiden , 'vervangt het beminde leven : het oAt*> 
zetteiKle.v£«.zi^ bezwaart Imt gemoed met . eenen necgens.-; 
të ontween lost. Het zinsbedrog des gefaóugéns;$/ 
dat zi-ch den ^geftorvenen inzS beleende .gelaatstreken,: 
in z^e-rprakev in zijne handelingen, nog lang kan voor-; 
ftelien^ kart op eene febrikbarefide wijzë den verlateneai 
ontrusten; maar tijd noohvafwisTelkig kunnen de wondm 
des verbijmmden gemoeds geheel genezen. Wie , <eehter ,1 
M. H. 1 zid het ontkennen dSt de dood eehs afgcleefdett; 
gt^en, of vaii eenen afgematten Ujder, .Wiens rlangdu* . 
rende ziekte ons dagdi^ .heeft voorbereid;, -ids van zei** 
ve zekeren balfmn van troost medebrengt; die aan dea^ 
iiidrtdt' der affeheidinge voor Altoos eene zachtere ftera*. 
ming geeft? — Maar achl waar jeugd; gezondheid,: 
deugd , 'kunde en het genot der galigfte vereetdging metb 
gade en aanverwanten en vrienden zièh vèreenigden,. 
toen eene plotfdinge floornis die bly God eii- •memdbe^; 
aangename ket^ verbrak; dimr .«oektjnea.voor de neb*' 
veriatenen. te Vergeefs mar, eenigin troost der -aas^.- 
de; daar wdgect de ftem hare kbmkeh .kin-, den mond,., 
welke zich openen - zoude om yroordeh L-lran: verligdng^ ': 
te flakeov daar: verzet; zich het, hart tegeh dezelve-y'.stir 
de ziel fehtamt zich oveC:de;<»bedafihttrve{dndmfteHingy* 
dat snib' de leedcifte Wel^bdtendl^ ben^ j«ni>is:Zi^r; 



IllJfKBöM • * ■ '• i 


de kunfaeh aattfaténgeh; Het geloof alleeo akn de'^swlg^ 
dgfte' ü'Mlrheid, aan <te onvei^ankelijkheid der ziele ;::de 
verzekeifng fleckts- vati den geldkftliat, dieti de^ overle» 
dene' is- ingeg^n; "^ overtuig^eg zijner gelakwaardig* 
Ifetdy en alzoo'eene herinnering zelve'van zijn deagdzaain 
.léven, •*- zie.:daac.wat ceiiigzins het > treurende genooed 
'van den khelkpden' band' der weemoedigheid' kan om* 
-flaatr! vZoar'isrhet dkn niet de Vergetelheid, maar de 
géfaeugenis des verlorenen , .die , naar de wetten van ons 
oeilasut, den éénigen troost geeürt^-zóo is op -eene-ver* 
wonderenswaardiae.w^e de behoefte van het gemoed in 
overeenftemming 'met deszelfs verlangen , en uit de bron 
vnrtnmen zelve''vloeit onmeikbaar de -iénige 'veradeaiBig. 

:: Met' anders, H.1' weet' Ik 'het gevoel te ichetièn 
- of té' leiden^’ dar leder onzer "g^troflèn heeft by den ont* 
aettenden "onzen -' Vriend -heeft' w^genomen. 

Verpoozen' Vvy Hechts mét de aandoening van eenvondi* 
ge rb^niteh ' by ■ bet ■ pas geddlven graf , hoe ^ ontroèren 
v^, daarin eeneh 'incm ' te zien nederleggen, wienjeugdi* 
ge krachten, hdderhèid van geest en verworvene knndig* 
lieden de fchoohfté' to^omst fp^denl .Waren wy',- zoo 
:ds -énigen myner Hoorderen met nadere getoigeQ 
van dat' gewigtige perk zijis levenrioops, waarin 'de grond 
gdegd wordt van 'den rang, dien vdj^ ten waren wd- 
zijtt ' onzer natmirgenootén , eenmaal zullen mt^én berd* 
ken'; kenden wy de edele uitzigtén, met' welke nu 
verftijfde borst werd aangevinird j het edele doel , waar* 

^ door 'dat nu gebroken OQg wérd bew<^;en j herdenken wg 
den ned^ges'en zachtmoedigen geest, weate-datnu geho- 
. gen hoofd ' hield verheven tegen, de ' moeyaiykh^en eener 
^ onwankelbare ;^Ugtsbetfachtlng-, zoo 'verplet ons de hart- 
verfcbeurende Uk' op het werk der 'vemiétiging ;"wdke [ 
idzoo- genot en vervulling als voor eene ijzérsn band deed 
terngdeinzen; zöo (laat ons ' de 'verzekering ter. .neder, | 
ahe kmi^ en goedheid voor den Igdenden , voor 
tehoeftigen , voor de aarde verloren zijn, en onwil* j 
lig flaan> wij eén morrend' oog op eene oinkeering , van : 

reden duidenjk oeièfifen 'kannen.. ' Maar 
wuis'dit' alles,' M. H. 'I bij den^'fweedom dier verwau- 
ted' Van hetzei^ bloed j die hem; naar de:faifpntric der 
lÜfde-kweekende -Natuur; als> eeh-deel-vaw htnmven be* 

' lainden,' en 'zyne.detigd, zijne: -eet,'’:' 2 ^en. 'roem^ nn 
zgoe wieg., af; met de - teederfte- gevoel^ deeinemend 

;|ttfeze}deD ; deit" géhemiftaiii r^oa oynéé. vottitrtf- 
^ f fe- 


7 


VAN EBliÊN' COÊOBN NAA^b' 


lc€nde«i .'Sc V ^adelyK, dén .rijden oégsy iiètó' 
▼olialjgen levens 'haddto"itien ^aaaA^ngénf'Daft, 'wdfee 
wooftfcn 'ziiQen eene'^ftaüwÊ fclieffe"\'Künnj^ ^vett'‘'Wil 
den iiekdn^st' Vaft haar, die VQor'win!^ ragen. zich' 
als gêliêKle aan iljne borst ;^ei'hèüsdfc, ' als’ zgne 

brtild zich inef blbèrnep' be'ftrooijen zag", ^s -zijne geluk-; 
kige gade de 'huwelijksfpónde betrad,? 'ó IJdaheid 'def 
aardfche • genietlhgdjf„ iriljpe rtem vTOigcrt-'deri dienst aan^ 


Bwë «éflb«rikkêlijke zettèpi-aal ! , ■ » 

liet 'is: waar, MI' H.'f , dat .de betrekking, welke.wqf 
aHefen''aIs-Lipdeii dezer MaatfchkppiJ' tót ,!d^''^0?erlédélijea 
hadden, niet van |dien aard is , ifet • noodwendig -eétré 
ïfartStogtél^é ' ontroering ^ zoo wij anders ’ jgèyoèlig zWd ,‘ 
de' herdenking van öhs wrlies zoud,er Tnö«en' veirgezélléni 
Maar, al. biwden wijj ^fen dit‘ doen ^Wj 'toch ais Ldde^ 
dezes Génbötfthaps) ah Ineldcn' w^, .önvobk met geent, 
ahdetè.'överwéging op; dan met die van 'hét wfelzjjn 'ón- 
zer médemenfd-jen j ' zoo zién wijf, 'toch' in deZen doodt 
Weder eene géwigtige 'afbreuk 'aan onfeè gpedè poglngenf 
toegebragt. 'Wij betreuren in den, voor-'ons' Veiloreneat 
.eenen' ijverigen/» voörftander van allés .‘ Wgt' dieriftig ia ter 
veredêlnig en befcliavlng des irienschoómsy eeneiï gevoed 
h’gen inenfeherivriénd ; nr 'wien de '' Weeklagende arm'eiff 
hebben ondervondeft'. Hoé éenè opberirelnde deelneming 
de kracht der • bestgekózérie ^eesmlddélèn ' verhóogt f 
eenen . opgeklaarden medewerker tot o^s . gemeenfehappe- 
ïjk doel, wiens in' ':'deze' -yergadering' betoonde welwilp 
lendheid »';boe ‘onfirhatbaar ook, altl|q;nóg' •'Hechts een^ 
Haauwe ' ptóevè oplevert’ van dai waren trap', op wélken 
Mj rpéds tot dkt doel genaderd was, ' Of meent weliigè 
éen •öflriér''HoordérenV «faf het fp^.ekén mótv oils 'oyrf 
befehairog, over ve^lithtingi over' ménlchenliefde , ove^ 
weldadigheid , over} a|lï^' , in -één - woord Wat met de ppi 
rigtihg en jnftandhwdirig dezer MaatKhappij is vdorgcno»i 
mén ; ons reeds op 'èéne voldoende w^ze. als hare tederi 
kenm.er^? Of’zi^ gij het niet allen biet mij eené, dat g^ 
in öiizén Itring' den goeden Mensch- .b’óvêh' den. weUp^ 
kendflfeii' Redenaar^’ waar Zij elkanders 'gaven misfen mógf- 
ten, verheffen zoudt? dat het nut.^ 'hetwelic wij dooe 
onze vereeniging ftieWen ; luttel omvangs hebben zonde , 
als hét glch to^ de dadelpe inrigtingen bepaalde^ met 
welker beramingen ■wij''ons hieé bezighouden? 'maar dat 
dé 'glöêd; van menschllevendheid , welke door dit alles ia 
onz'i’ lWfdi óntftoken' wórdt, ook *dd*r amichtéh voort- 

Y 3 brea- 


«jl. . ï PSfaiJKIVNK - . V 

» * 

bcengen ku» nHer-x^den ons .b^hoofien , vu 

élk^ér^. vec^6<]j$r4!y iéder in j^é bQtré%ingea rond< 
;^w^ryen ih ^ gropte Wereid-maadcnapity , «ui. welke 
ellen' op ^l^e/ wyzë verbonden dat -uit ()e bron, 

i^-bier wördf aangeyuld, ontelbare en onmerkbare ftralen 
ip het gemeene leven worden afgeleid, welke die barre 
beidé'' béftiroeijen en, met geurige bloemen v^erw ? dat, 
dnd^k d}£. go^e werken het:bestë£eó>i^chrift tnbou* 
dén, dat "wij tot déze 'Bróederfch^.belBooren, welke ziek 
^nllyk aan bet nut- van bet algéméen'hee)^ toegewyd? 
j, ^"^iVanneé? W« hn'.bét verftdirikje^ oog terug weitden ,naa 
mt .graf. onzes Vriends, .-dan vindéti.wq dat bgerl^e ge« 
tiijgileKrift bij^bél” * fi\igt daarwt de ge«r,>;mm goeden 
nimms , welke. door. geene. wormen aai verQond^ worden , 
lp w^ vc^leti in pijs de dampen y^n eigene, ontèvrédenheid 
ang^merband voipt de heldere, zpn. zynet gelukwaardig* 
béid. wegdryyén. Wij herinneren hem., ons, pelyk 
waa-j bemiud olj .eiken Irand ioot ziine, ware. wellevend- 
beiS.sp dé bópgtcliatting vgn ieders. ware verdienften, by 
dke godsdienih^ jifdéeling door aijne regtfch.apene ver* 
qraagzaambe^d ^ 'bS . allen , door zijne nederigheid , wetk<i 
gaafheid, go^eia door eejie ongefehondene vereeniging 
^^ bürgérlyké! PP buisfeiljke deugden.: en bij dege berin- 
nering, gevoelen wy den nedergeOagénen gees;- tot ho^eie 
m .édriuré géwaarwptdmgen rifb verkeSén, 

f 

' >^* 1 de utftelling der Egi^naren medpbragt, 

dat butiiie Koiwogen niet zdndep wofden begravpn , voot 
dat over, hunne afj^loopen xegérihg een oordeel^ ypude 
gijn geveld , waatblj^ aan den gèripgfteni hunner enderdarieia 
^e,rd ^ toegei^n ripe klagten in tp breuS^ 
ongelijk^; zop .bedpeldén ziy yoorzej^ daarmede het-dyde- 
Ipce:. nut ^hetwelk van de vrée&.^r Vorften voor .eeae 

onteérjng, ha' hunnéq dpod reedk b^ j^izelver leven zon* 
den te wachten' hebben. Maar, gelijk zop. vete gebruiken 

{ mi . dit y^liqhtflè der pudlle vp&en tiKikWaar^g- at^ door 
^ diepe,inzigt..ini de. eeuwige, op yp^ede 
menichëliiké natuur berust , zoo vinden wij ook'tu^n den 
grond, op welken zij bouwden, en In het middel, het* 
wrik zij .bezigden , . daarvan de uitpymendfte blykea. Ok 
grónd was de belangitelling in eer én ^den naam iweike 
wy , naar het wmrachtig gezegde van een* der Wysgeeim 
Ónaer dagen , diép. in het gemoed des redelijken weZena 
ipgéfphaf eu , «a «pn^t wrikf «ekéï 4é Qefebkde* 

wi 


▼AN «99DBH NAAM. f 

$ 

pis 4er Me^^chlie^/Z^e; um aar «n edek liaiktt 

zijp z^v4^:i 4«, iiH /Osdit» als cetiR:NaM)Usl^ Gaichicde^ 
njs. aoude -te pijn^ l)at middel .vyM de volikebte 

afbep^^ijl^hetd van z^en. geringHsn. aiatiuurgenoot , waas» 
in.zidt-de veBA6g<iidue;d^ oiénfèhetijap -eenea .tjjd’beiviip 
d<;n, moest « wanneer.. alle aardfche 'nagt>ie»dv^geUnd$ 
•apli^ipntiioBieii-Aopde jwezen. . . £« jBej».'dait nialttejdfise 
^beêle wllelling «m dje.laatfte eni ge wig6ge wasu)hedcii/y 
dat -wij' aUen, fter^ke. wej^s «I».ia^oben ;y(dk«aBAa 
gelijk,. <loor^.ofiverbfekelijkë banden dcffi^daftrar aaa «yo» 
andec-s, welz^ yai>oaiien, aan faet;:iiitiije>.jo'>adeekonAK 
medencnlohcn -over öaee hahdeKngoR<Qmcmoifeni,>cii 
<^k gan bet aageQacbt .voor onze: daden. jeenntwoosdba. 
lijk zyn* i • . • * ■ - . n • — * •*•* ... ■ . 

\ Wij, M. H.i zijn niet door de plegti^ JtenmbeBLdec 
Egyptenaren tot de beöordeeling van onzen Vriend geroe- 
3 ien ; geene Overheden hebben onze (hifnnjfn. geteld, .yeene 
Regterftoelen hebben de M^kfponde Omringd: maar^' laat 
ieder ower het oêgênbiac der t'^ng+^iérfrehken, dat hij 
ontfldpen.' was , >en yij.iault het oovmlv dat'g^ oiivi^le* 
keurig over z^n leven .geveld hebt , !ie gelijk voc^ uwen 
gee^,»^ terug ke^,p« Ja,!ook-hwr. deze:'eeu« 

wigè mar^heden haren, toets in onze awdoeoiogeja ^rvon* 
den; zij zijn beVéSfigd bQ' oiizë Staogenobten^ urt wier 
mond Qëchts ééne algemeene treurmare rondgjdmde , Hechts - 
ééne algemeene- lonwUagte zich Hec hooveti , 'tnaar ook 
ééne algenjeeno Ikmaie.dea tof. en . de - g dukivaaEdigjieid 
des Ver^Qrvenen verlueC. Ha^tveitee^rAnd. was het .voor 
lederen 'zijner hoo^eachte vrienden, m ajner be- 

kenden den weenmnk te vinden van 'dé gevóélens, die 
ons gemoed ohtroeiden ; het o<^ op elkanders oog geves- 
tigd, en fprakeloos in één denkbeeld het akelig tegen- 
woordige met het ^Updo' voorledme en de «nzcBSiË toe- 
komst te vereenigeh;, .an .oind^ijk, alg . uit f^en. hangen 
droom^ ontwakende, den. lof zyner denyden.metde wee- 
klagtén-t^èr weninrdebte vérmengen! 

•En z <90 dah z$n wij, M. H.I genaderd tot dat koste- 
1^ erfdeel, hetwelk hij ons heen nagélaten, dien ver- 
wonderiijken. fchat , waatyan wij zelven. de geveps wasen ^ 
en zelven! na hem het vruchtgebruik behouden zollien^ 
dien goeden naam , welken hem onze harten .gefchonkan 
hebben, en in welkên té gelijk zijne treurige vexlatenea; 
deh éénigen balfem voor hmme wonde vinden , en allén , 
die hem naftaren , nog met hem vereenigd blijven. Maar 

Y 4 zoo 







xoö 3ah 'z^ 'wi^ ofllc. g^^dérd 'zel& 

eene doori zinriell^is ; dméf heid vc^B^tét^ rédd baie teg- 
-teti tracht té heroétiién , waar de zuiverde God$3icn$t aüe 
managen' doei" «<piR>udeil , waar een MikindeBeawig’- 
iKid ^ duisternis' verlicht. Zoo mnet ik dan hier 'ook bet 
cerfte deed- Van^m^é taak voor ge^n^gd hóude!v,''en met 
een' eei^digrzw^tf'Cot het tweede overg^n , waarin % 
wei^He den>-;door enzen- Vriend achtergelat» goéden 
saam nog "door emie' Dpzetteii^e' Overweging aan te Wen* 
deb <ot veredeling van onzeti géést;- waarin ik trachten 
zal .'luu-ekn che^ikt" tafereel te'- fchetihii de betrekKing, 
vraarin-oqs verlangen i^r eenêir gelijken fthat ftaat tot de 
zedelijke "wetten:anui óns;heftaan , de kostbaarheid van 
zijne bezitting , — en zijne ftrekking tot hjet verheveh. doel 
onzeB-aanzijns.;. ^ 

* É .* * i 


i f ♦ ^ V i ♦ t * ' 


i % » • i 


■®)0‘'neinert‘we'‘0!li een Pelgrlmsftaf 

• I 'I ■ ■ f ' , \i t , f' • { t ‘ ^ ' I . ‘ , I < .1 

; Van.’t aViig. ^Q^enbosch', dat-B«va om k fUBe graf!* 
^i'ivtrheti'ivhmgToea van uit de droog» vorea.t 
; Q zalig '.Vriend !. door ons beweend. . ■ 

■r.vj^oo kati>^é)6ll htr^ zefk dftn löFüws niéjtipsf 
- ■'"Daar ieders httt hem vleugltitf leent. ‘ 


^ ) * f t • , m**##-*v#**-«*«o ^ 

‘ I** «*» é ^ si «vJa^ 

;; "Al is de tijd- g«.Vl|ige van vw ftfléieo oogen^ - 
; |Xe a«l erkent feen t^d. de g«is^t'fren-niimtev ae»t 
'Cêéh zimié^tóóver^ei bo.udt laijgér.u bedrogen 

- • ■ 'Voor u rs' reeds; de ’^amp very]^ógeAv • 

I. . ' ■ , . P*é neerdrukt om pm héén.. . . 


- , a 7 #»f »**» • '* 4 •« r 

• •'.b.é.V. 

- f • Maar knne tge hi onze lesè^'g 


, : hoe av^hafnu zoekt, ypojr^af TerdoQiij^ (merel 

,..,Zie baar in ’t heilig vuur van liéiMe én eendrag^' gloeijeo^ 
mUenachèievcndbeid en deugd hait lelden naar uV naam , ' 
Om htaif door *t eeuwig regt 'eens’ goeden naams tebpeyen! 

4ch ajie dan, zalig Vriend I hoe hier uit uwe faj^m 
®i4«i?gd, meofqh^niBjn^ ^n <?pd^4ien|t bloei je#| 


r 


fO €rodf zöu^ons gèvoélig harr * ' 

Die b^oedêrigkc trouw en éehh‘éi)d waardig wejpJei 


/ I 

-t'- * 




é 


\ 


I 


I 



V 



l 


* • 


VAK EEnVK ^OÉDÈft NAAM* ')ftX 

Ber^kmp tfèkc bp! ié fie^eé ^féoY* * ' * 

ft voel een reiner lucht om mijnep /"f heieï awevenl / ' 

^^,ona, Kfleiersl opwai^^^ . 

. - iiö,wij?t ons een ^>eter, lev.ë|i,,■',^, ” ; , ' | 

Wür wij hen wedenicni 


« I.* ‘ ^ * 

,*«•»' »• *• **• f‘ 


Bet fo eetie moe^ebjlce bez^heid «oor do» <weetg^i<^e»j( 
de ƒ fte%»gen der • genen , die zich < l\^ge»een . Uteii^ hce« 
tm, 'ten^ toets to^ Strengen Mui ^e^iffEsrzai'veerdidgea,* 
i^l^'^iripamnelnen, dat ons van;<l0!nbtiiur zelve, dr 
l^viöotveti des torens,' oiKoozea^dóodtogt Uer lie- 
den 8Qn> nfedegegeven. Boe veet, dit.'2iclizdtven tegeti'> 
ipreekt; 'hoe- veei^ :dat zich met ^onzetinnorlijke bewust- 
heid van go^- en< kwüid niet <laat veeeèqigetr; hoe' veel ^ 
ditt'ifiiaf:e«He(fflevr^vet!bevene natuui^:daii>ide onee, (cbijnt 
betëkënd^, on^iBoëten i«^ op ztilkr. wandelingen 4n de tnr 
«ens^tugehettde tuinen ^dau: weder iinibète^gevrelveo, van 
dr'wijzen der «aidei Maar ook hoE>'^l^ dat aUeen^vuor 
dnaie'ooge&-ondooi^B[FO^ lcb^t,'viMaidat «rij bottziendo 
zyn , of dat eene 'zwarte -gocdyn’.vaataviiKÓ^^ 
gën of vooróórdeel^ róos vaiv de>htmrbyi hóódt aige^ 
icheidenl- ' " • i.srjo 't'’.; 

' t)ait gedachten ^ M. H«t doen <b^ tarzeleni, om ic- 
éene ^-korte- fchetS- dan'- rijkdom eens:i:^ocfeavnaams bloot': 
te leggen. Want welk een - oneind^ ' ihees^nm' w^sgeeriee- 
vdöl^eVetiS’^ fehdi0n''tntderlitig als^dagpieti. nacht vetKdiU- 
Tende^ zie ik>nietdshtel|^ .''zich te t^neb'lflaartöe' vereenk^ 

gth V otn '-bier esnen ^yzaren llagböom ijny:dd'loDpbahr af* 
te fluiten 1 Hoe menige verlichte geest kotBt«tny- nret Ecéds* 
bij-' dén ' enkelen naatS diet eomn 'fctaekipereir^glimlach %e 
gemoet» omdat 'ik - de- wijheid zijner.' handelingen ‘^zoo". 
meent h*y) aan het :w«^eel onderweipenr.aal.Van een an-> 
verlkht gepeupel, dat, bekromiKn In alle zijne denkbed:''*' 
deh s geehen Ibb^iVan waarheid weet ró ondéricheidén,- 
éH d^> ligtvaardig - veroordeelt hetgeen'; de- grenzencvaifr 
^jiië '4piÈ$heid re'l^verf-ftl^t, Wap hetl piijzén moest; 
dddr 'pr^st, waar- het wordt' bedrogen i" Hoe menlgeii’ 
ftrengên zedgleeraar .zie ik nevens hèm ^ die met gefroh^*. 
den bhk mij waaïfchitwt voor de gavaartt^ fchennis da:' 
zuivere redeleer , welke , van i alle zinnêliike ^aanmóedi-e 
gingen af keerig , alleen ' den 'onvporwdaniéiyken ^gt ee» 
kent als gepaSten bhwe^grond on^r zedeiyke handelht'» 
gen, en van bet najagttF'-van den zihneüjkcn rijkdom -eeni 

Vs soch 


/ 



I 


St9 -•-•f.' Ol -mjKBW • 

J |oéden numS ) ids .vaa eene ««rkideode SiieiM»^et af« 
cbrik terug de^t t 

£n echter,, JM. H. ! ineéne ik het zoo levendig té gèVoe» 
len , ^t eene é^e waarheid befctueven is in dat kostelijke 
pronkfluk der Oosterfché wijsheid^ Waarin de Koninklijke 
Zedemeester eenen goedKUUambeternoerntdan goede olie, 
wier kostbaarh^ niet zoo lütnemend^, wier geimgbeld niet 
van zoo yeriieveli aasd is , «n zicludet foo vqrre yerfpr^hlr. 
£q. . echter meene -'ik 'het ^voel vooreer eo fcba 0 de..zoo 
diep te zien U^raun-ide natuur des re(kUjkeo wêif^s,^ het 
emziea naarderédh^gzdner natuuigcnooten zoo;<maffcb^ 
delijk aan zijn. beflaan >.te zien verhoadea , de.zucbe.’uaar 
elkniders- -goedkeurióg,Zoo/heerIiike' vruchten te zien dnh 
gen. En echtec;i^.:ik den vetlicinftCQ. geest .naar tpe> 
juifibing ftreveo'^^^toor ik: 'den geibeogen > leemr het ge- 
voel; kan>-eer intttL.'deBi by, hem.zcio.gewigtigennMai:VM 
een pcaktisdr.gëyoel'/vereddenv En «chter laat zicb:de»< 
zelfe KoniogshefgfiAieivoorganger , zdfs .daacioe. bretlgen , 
dat hy . aan 'de afg efto r ve nen» een' -regt .toeketft tygeirrden 
laster der achtetUiiveBdéii , dat. . door . iederen eetlyken 
Biaa moet windenr^hndfaa^ tcgenftr'ydig> 

heden, M-. U>j;.cnnda^. wier oplosfing wy intuslchen 
vreezen moeten eenen oneindigen doolweg te hewiinde- 
1 leri, wanneenvwy den eykdoln: 'eeiis: goeden naan»^>der 
febatting, .w^teoftatriiODs .dopr; de. achting :vao aud^en 
wt>hb toegebiBg09->du^to verheffien.. ' . . . 

'Maar, M."H.;blant::geene overdreveidieid van.hegnp*. 
^n,'Of van fteifelsitabt, ons afictyibkcii, den weg^der 
. waarheid moedig.ia rte Haan, en een yeSig pad vopr. <2oze 
naden teibaaeni'o ! < • ••' 

Onerdrbven ia:.. het. begrip, dat bet.bqag van ^nnen. 
goetfen naaih onS’ vou' zelve afhank^ijk zoude mak<& yaa 
een otudeel.,: ..dak .cgeen oordeel ' mag ; genoemd .wordeu* 
Htt'Js wel waap^ :&t het onyerdopi^ar gevoel van^éts- 
zelfs' waaide eel&. de.. ellendige .huicliebars, die zich ia 
hoogere en. lagere ftaoden neyiodea, beweegt om )t 9 C, 
mom< van' deugd : of kunde .aan te. nemen , wmf. .htmoe 
kopdo opi den "Ondergang dea naakten- taart, ofiedig- 
heid van berièhen .zich achter een gefroysd' gelaat vee- j 
'bei^gt: maar wie is. er, die een wéinig weet, en zulk 
een .bejag voor de verkrijging en het. behouden ecns goe- 
den naams berekend acht ?i Hoe. waarachtig is bet zeggea 
'des Franfcben Hdceldichtets: „ Steeds belioudtde wiar- 
« heid de heerfchappy over de ^ogen. Om braaf te fd>^ 

», o»* 


\ 


I 



f 


VAM BENBM; IIOfMW NAAM. ^ f|| 

^.nea.« .9)oet men bet .sjjo: en ni^uner^ 

Ung voor de oogen der wereld zijd kunneii, hetgeot hy 
niet a'* De^ vein^rij heeft vvMriyfc zqo vele fcl)ake* 
ringen, waann zü zich van haar voocbeeld verwi^en« 
dat zij zichzétve bijna altijd verraden moet. .lts laat ai 
eèns , ,M. H. ! de echdng der kortzigtigen hetn ten deef 
worden , die eenen .blinl^dkn fchijn voor .wezenl^heid 
^ kan doen gelden; laat een enkele volleerde- Taetnffe z>ch 
verhefien kunnen boven die kortftondige .fiikkeringen, inee 
wélke zich 4? BKeaten yergenoegen inoeten;i laat eege 
ónafgebroken achting , eene (t^gende tewoodi^iBg , eené 
algetneene rouwklagte bij zijn verfcheiden , zigoe ^weltxy 
rekende pogingen bekroonen , yr dan zal dte .oyerwiooiag 
zelve getuigen van de waardij des goeden naeniA.» yopf 
welkeh hij z'yne geheele yrijh«|d heeft opgeófierdU . Cel'yk 
de higefpaunen -fchraapzucht- eens gietigagcds dc erkendn 
waarde -van bet gnudltot. eene vootwaarde. heeft, .gqö ia 
het ook met hem ge^en* Maar tetwül het tevens'ée^g 
qnvergeedyke dwaling zoude zijn ,..het bezit van fchatten 
verachten, zonder eenige waarderingrvan.derzelyergped 
gebruik, -zoo is het. ooit flechts. een waan,- dAthet 
trachten naar, eenen ^goeden oaam ons -«Miteerèn .zapdez 
omdat de ondeugd zteh dien hij ligtgelooyigen iventrerven 
kan, De waarde wordt eerst door het gebruik ge.w^gdbt 
maar hi|.„ d‘^ den fohijt niet bezit.,' lóm daarmede, .Mw 
geene weldaden yetTjgten, Wat vreest dan bet^^t.^t 
Buft , dat eené gedngfcbatting der onkundigen hem: veiy 
nederen zal, of dat de onwetendheid; zjch. niet ondet .9^ 
ne bewónderaars zal Icharen? Of weet hij niet, dat de 
achting, d^c junzen meer is dan het gefnap-der dwazena 
en dat -ér .geene wezenlQke en- duurzame wa^de is , -ol 
zij zal eerlang ,^opk. hij. den minstbefclwafden , bij oyer* 
weging of. bjj navolging, erkend worden? . 

mazf ziet . hier juist-, M. H,. ! .waat jn'li .de (Ireoge blik 
des vqorllaacieis van een allerzuiverst pligtsgebod bedreigt, 
„ Zoq is het .dan w^ar,- zegt bij, dat ^ais eenen beweeg* 
^ond en doeleinde^ uwer, handelingett zult doen gelden., 
tetgeeq, misfchien niets -anders wezen zei dan de hegoochen 
Ung e^ns eenvoudigen? En al ware dU-zoo-jopg niet, zoe^ 
is het n dan flechts te: doen om het gerucht, dat gij van 
uw ^drag doet nispan» en gij kujic het vergeten, dat 
de minde zinnelijke bedoeling alle de zuiverheid der ecb*. 
te deu^d bevlekt efl verduistert ? ” . 

Het is overdreven ftelfeizucht, M. H.j. welke op zulk 
wijze fpreken doet; eene ware fchoolgeleerdbeid , 

wel- 



V 


r 




»e luqrsDov 


wélke löö^t toe te leggen op leei# \viI!ëS:tüi%é-|jcN 
fchepp^ ‘der -mcnfchelijke natuur, welke. Ja, het 
gewéten 'behouden blijft , maa^ iritusfchen alle die beilza* 
me (infteii, hartstogten en zinnelijke prikkels,' die door 
^nb- alWijze VOórziemgbeid daai^ain , ' als zóo vele. (leun* 
fels, zijn toegevoegd, in éénen adem worden we^*vaagd; 
het fe eërie riWkling'van den eerftèn rang, om als^eene. 
onmo^lijkbeid iiit te wijzen , ' dat onze daden te gelijk 
het eenvoudig pligtsgébod ten beweeggrond zouden kun* 
uen hebben, eu te gelijk de achting onzer medemenfchen 
alè eeri' gèwerisch’f gevolg bedbeldi De beweeg- 

grond der handelingen en dobtóoelingen , welke daarbuiten 
Bi^géü* hebbê* i^t bun eigen veld, en de zinneli^e 
aard der laatften' belet de vOlftrekté zerielijke zuiverheid 
dés' éerften niet, zoO-larig trien ’ zkh flé’chts ^aaryoor 
vntchte, -dat z^' over* denZelvén' gecne heeribhappij voe- 
tèri f roaari ^en OriVêriet' laten ;■ 'zbO' laag 'de éene niet in 
het 'gebied des anderen indring, ïiiaar aan denzelvert on- 
dérgefchikt -ï/n- Wie fe er'ntt, die er aan tvrijftlt, 

Of ieder welgeand gemoed zal even min de waarde eens 
|Oéd^ namns tot-eeneh afdoenden én voUhekteii bëweeg- 
gr^ ^zijner hatideihigen aanneinen . Welke dan overigens 
dnVêïfcMllig zoüdeW ' Wezerij-als blj'de vrièndfcbapceDS 
edelêtt'. mans ’ door. onwaarheid en vleljerij zal trachten te 
bëko^tof’ Nèefi-,'- M. H.1 de marik'van eenen goeden 
naani' ^rilbort geenszins de weUiiidendheidemter zuivere 
rifedèléêr ! geene échte wijsbegeerte w^i^ éijnon Invloed! 
Aechts een 'bekrompen én eenzijdig oordeel kan die fchoo- 
BÓ ^de- 'Van den méhfchelijken aanleg vergetert, inlke 
hem, ’t is ’Waar, zinnelijke genietingen, mdar mn eenen 
hemélfchen ai^d v ilnakén' doet ; die róerTels Van betbart^ 
welke uit . zuivere liefde , teedere vriendfchap , 'edeie eer- 
zucht, uit vaderlands* en menfchériinin , als pnzigtbare 
éraden j- uftgaan, en -«icb in ons veteenlgen tOt hëï ge- 
wigrige doel, om <mzen lust tot bet igOede en ichèone te 
Teriherken en denzelven een duurzaam rustpunt te ver- 
idtaffeil; kpstbare gefchenkdn éérii^ weldachge God- 
heid,'■welke pligtsbetrachting én heilgenot zoo onaflchei- 
.delflk heeft verbonden, en den zwakken mensch uiet on- 
gewapend aan eenen tmverbiddélijken règter ' beeft over- 
gegeven, maar met de teederfte vaderliefde hem. ftreelendf 
aanmoedigt naar het gewigtige ftandpunt, waar hij, cp 
de ftem des geweteife j allen vijandigén wellust moet, kun* 
»en oferwiimen. 

Eu 


1 



( 


Van eensn goeden naam. 

■ ■ ftn tvié dan', M'. H. ! geeft niet , onder alle die aaggioe* 
dijende prijzen , aan den rigicdom eens goeden naams yri}* 
wiU% :de eerfte plaats? -Wie Js er, dk- hem niet bovio 
alle de fchatten des aardfcben ieveiKS verheft? 

, Geeoe . weelde doet. in -ons de ■ begeerte naar ■ desMlfs 
bezat ontbranden; geene ijdele vermaken der wereld .doen 
ons deszelfs natrigbeid^befeffen , en voeren ons, als' bij de 
goederen der fortuin ,• tot een onrustig ftreven naar des» 
zélfs verkr^iag.. Het is 'bier ..geene geldzucht, die van 
de wereld is, welke. onze borst ontvlamt; het is een.i»*< 
geJbhapéH gevóel van eer ; het is de achting vooif onze 
boïren' alle natuurwezens verhevene waarde ; het is bet. 
Batnurii^ belêf 'ónzer, zedel^e voortreffelykheid , welke 
zich door bet vr^ oordéel der genen , ipet welken wij óns 
op het tooneel’der vr^ werkzaamheid bevinden , wenscht 
I e^end te zien.. Het is ons sdlen aangeboren , en huisvest 
op dén bodem onzer harten: vandaar verfpreidt het zijnen 
invloed *op alle onze gedachten en handelingen , door welke 
wg mët onze natuurgenootea zijn verbonden : van daar 

f eeft het 'aan onze. levenskrahht eene hoogere 'ftémming , 
ij Jiet. beramen, van ftonte ondernemingen , bij het oefenen 
cener edele grootmoedigheid , ja by de fchoonlfe zegepra» 
len der menfchelijke deugd* 

Ja, M. H.! waarom zouden wij éen-^voel:verlooche«. 
Ben, dat van zoo hemelfche afkomst ■ is ? w^aroni eene, 
drift ontkennen, ^e; zich op eeoe--zoo .duidelijke wijze 
kenmerkt , en van eene zoo luisterrijke zijde kan befchouvvd, 
worden? , 

.' Immers, Vvanneer wij in ons bmnenQe dier ongeo^theid 
gewaar worden , welke de overweging vergezelf^f wij 
de goedkeuring van edele en uitmuntende menfchen genie~ 
ten ,, of die neerflagtigheid , welke het ondergaan van ver- 
ergering opvolgt, dan is bet geene ijdele herfenrchim , 
welke ons vervaart ; dan is die achting van anderen geen 
Ipook' voor den kleitien, geen tooverbeeld voor den ver- 
pikten, van geest. 7sqo mogt het zijn, wanneer wij ons 
in zulk een oogenblik voorftelden , hoe de menfchen , die 
onS' omringen, kunnen zjin, en misfchien waarlijk zijn, 
kleingeestig, onedelmoólig, armhartig. Maar neen, ■ 
ik beroep mij op alle mijne Hoorders , die gewaarwording., 
vreUte: ons dan geheel houdt ingenomen, Helt ons in £t 
oogenl^ik de menfchen. voor , gelijk wij gevoelen dat zij 
wezen moeten, regtvaardig, grootmoedig, verheven, vai; 
leest, -Het is een gevoel, dat onwiUekeum. wordt aange» 

' tast. 


\ 

/ 


\ 


/ 





V 


/ 


«26 I» Rijtcootit .:: . : 

liSt» eö eWii ïhel, als het licht, öptboM gehèe}é'.‘eftffiM> 
flélling telfögwefkié Gelijk het geweten zelf niet de uit. 
fpraafe is eener langzame övetwe^ng,' zoo Is o(^ dit ge> 
voel eene plotfelinge uitbafftn^. Wi) Zien de üiterlijke 
blijken vafi vereering of van minachting der ttienfchent 
<>ngevraagd voelen wij ons door het geweten befcbnldigd 
of vrljge^roken t-maar even ongevraagd voert eene tweede 
nitfpraak ons tot onze natuiu^énooten weder. Dan heb< 
ben Wij niet de menfchen, gelijk zy zlgn,.in hunne zwak» 
heidj maar het ideaal der menschheid . voor oogen; w§ 
eerbiedigen het in onze medemenfchen , als in de uitge* 
drukte beelden van hare volkomenheid. Wij gevoelen de 
Vrijheid des redel^en oordeels, wlj:erkennen die weder» 
keêrig, wQ (lellen ons voor deszelfs verhevenen regter, de 
Rede zelve , en dagen ons voor zijn^ ftoel. De uitfpraak 
der edelen -is vot» ons de t(dk van zijne: oocdeelen; hunne 
goedkeuring vervalt ons met de zmverfte- vreugde ; htinne 
afkeer fiort ons in den diepen weemoed. ■ 

Zoo vin^n wy , M. H. ! in het oordeel der wereld, zoo* 
danig als wij het waarlijk hoogachten ^ vttezen , eene 
fchemering van *t geen de toekomst zal doen aanlicbten} 
zoo is in het gevoel van. eer en ichande , in de waarde* 
ring eens goeden naams, het bechtfte’ bolwerk aan onze 
deugd gefchonken; zoo worden wij nog, in het volharden 
bij onzen pligt, van buiten onderilennd en te regt gewe* 
zen , wanneer de ftetn des regters in ons binnenfte gereed 
is te bezwijken. Wie is er, die aan zulk eene inrigting 
den naam van Goddelyk onthouden kmi ? 

Zoo zuiver nu de bronwel is , 'zöo verkwikkende is ook 
de daaruit vlietende ilroom voor de bloemen en planten 
welke zijne boorden omringen. 

Geld en goed mogen het leven veraangenamen: maar 
een goede naam , nmr de achting van anderen , gaat dien 
rykdom ver te beven. Hare liefelijkheid gaat ons voor* 
uit bij alle oiize ichreden , en fpreidt zich om ons heen , 
waar wij ons bevinden mli^en ; zij vervalt alle harten met 
toegenegenheid , en neigt hei; tot welwillendheid} 29 is 
eene voorvlaak, waar wij zwijgen, en een borg, waar 
wij fpreken ; zij werkt in het onzigtbare eene naauwe ver* 
eenling uit met de genen , welke wij niet zelve kennen; 
zij baant ons ontelbare paden , die wij n<^ nimmer heb* 
ben betreden: en wanneer dan eens het belang van ons* 
Zelven, of dat van anderen, ons naar eeneu meuwen en 
onbekóidea weg hmeo leidt, zoo .vinden onsab 

giet 


t 



van EENEN eOBDQN NAAM^ ' 39? 

• ■ , 

'met etnen - tooverflag op hare fpoftn , 'en in eene beken* 
dé wereld, waar alles ons mer vriéndd^kheid fchijnt te 

«fflóet’ te kdmen. - ' 

^ ' pe armoede vah haar gemis doet intusféhen de marde 
van haar bezit noig hbogér rijzen. Of is er iets, M. H.I 
dat bij de ellende kan vergeleken^ worden van hem, wiens 
naam in oneere is , wiens nadering het hoofd doet afwew* 
den, wiens pogin^n bj^ den ipinlien vóoitgang de hefih^ 
fte tegenweer vinden fai de minachting zijner 'tijdgenob* 
ten v die in zichzelvién wordt terug geih^d, én in zich* 
zelven, helaas I dé verbasterende waarheid niet ontvlu^ 
ten kan , dat' hij alléén Imt in het midden van duizenden? 

Wat zullen dan allé de rijkdommen dér wereld kannen 
«pwégen tegen (hen verwonderl^ken'lleutel der harteri?— 
■Wanneer ^ toch, 'M. H.T niét mt^willig de oogeii 
fluiten voor éene ieei;zamé ondennndihg , dan weten wij^ 
dat de béste po^geh de bnderfteuning van anderen b^ 
hoeven ; dan ontfna|it ^ils ook bét géneim eéiier- belh^' 
rende Viesheid niet, 'tvelke door wedef^éHge ’behoefréb 
dé vereéh^hg dèr mën'fch'en heeft beweikllelllgd ; don 
moeten wij met gétrbfiêhe- harten erkennen, dat de ge- 
voeligheid vOor de achting ohker medemenfchen , - w^üe 
wij zagen dat voor onszeiven ' zoo zegein^ is , ook in 
hare nitwerking het beste middel opIéVert, om Wederkeer 
rig het nut van het alg^een 'te bevorderen. De goede 
naam , welken zij- ons aanfpoort te verwerven , opent de 
.ooren voor onze vbófftleUen , helgt den geest naar onze 
raadgevingen en waarfchuwingen , en- doet den eigen- 
waan, dien gevaath^en vijand vah allé verbetering, reeds 
vóór deszelfs komst verdwijnen*. ^ 

Eindelijk,. M. H .1 hooren wg den Romeinfcben Rede- 
naar de geheimfte gevoelens van zijn hatt, door hetgeen 
hij zijnen Cato zeggen deed, openbaren! ,, Gelooft gij 
„ (dus Qneekt dat ik zoo vele- dagen en nachten met 
„ ^ geftrengfte ihfpanni^ zonde gezwoegd hebben-, 
„ wanneer ik meende dat mijn naam ih dezelfde grenzen 
,, als mijn leven zoude befloten zijn ? dan vrare het beter 
,, geweest,, een gerust leven zonda eenigen twist of 
,, ftrijd geleid te hebben. Maar ik weet niet , 

„ wdk eene wdjze mijne ziel met verheffing altoos het 
„ nagéflacht zóó te gemoet zag., alsof zij dftn eerst le- 
„ ven zoude, wanneer zij- uit dit léven gefcheiden was ! 
„ E'n waarlijk^ wanneer dé 'ziel' niet onfterfelljk Was-, 
n daa 26U lüet het gemoed van iedereo uirnemendett 

„ mensch 



1 


\ - 


gaS D& VAN. ESNEN GOEDEN NAAld. 

I 

menseh . eenen pn(l«tfdykeii.. naam 1 ” 

J5oo giste hij ,. KjI.Mli.1 maar zuileil met met zeker- 
heid uitroepen : Gel^ onze ziel ontterFelijk is, zoo waai- 
leven wij nogiaoazien goédeiTnaam ohzèii 'dóo4 r 

2ien wij pp de deugdzameri , de Vvyzen^ de gröoten ’der 
oudheid ; le^ z^ niét nog in ons. midden , door ile ach» 
4ing, welke wij hun toedragen?'hiipne' deugd leidt. onze 
Jhuten , hunne wpsbeid verlicht onzen geest ,. hüiiue groot- 
Jieid -verheft ons geiiroed. De pngewyde gèfchiedenis 
omringt ons;tne,t treilende lesfen,ea de openbaring der 
.Godheid houdt ’ónS het hemelfche voorbeeld voor oogen. 
-Wanneer dan de voortduring onzes beilaans eehe gave 
is.,. Üj welke geene vergankelijké vermaken of rpkdom» 
xnen te noemen zijh^ maar wegmnken in hunne nietig- 
•3ieid$ wanneer het' , vertrouwen pp ’ eéneh voortgang des 
jroénschdpms in ware'verüchting en.hefchaving geen ijdel 
.droombeeld ki Wanneer wij allen fcbakels zijn van ééne 
Iret^ , welke docw de hand d|er, Gpdheid^ mur de volmaakt» 
Jteid wordt geheven,, ö M. H.l wat^.m et dan^^ dat op 
«ene meer mbitterende w^e getuigt van' het- juiste ver- 
baud , Waarin onze aanleg (laat. tot onze zedelijke b^eih- 
•gadi^, dan het gevoel van de waarde eens goeden 'uaams, 
dat ons is ingeweven? Het is,de hton van edele geziad* 
Jheden; het flerkt ons .wankelend, gemoed; het r^t oas 
-als door eeiw teganw;erkende kracht, 'waar debloo'.e ze« 
■delijke pligt voor de aanlokTelen der. zhinelijkheid zoude 
bezwijken. Het geeft ons in Épe', yr ii(3it de heerlgkftè 
genietingen; het reikt . ons het onmisbaar middel pm het 
.welzijn onzer patuurgenooten te bevorderen; bet vet» 
bindt ons met den hechtiten band tot aan de laat/le aage- 
•flachten. 'Wie is er dan, die door zulk eene overeen» 
Hemrning niet wordt getroÖen? wié, ziet niét het merk 
der waarheid dp aues gevestigd, wat in betrekking (laat 
tot onze I zedelijke beilemming ?. wie vóelt zkh dan, niet 
door eenen onwcerflaanbaren gloed aatigevuurd-, 
te gaan op. den weg, welke naar het doel dezer Maat- 
fchapplj geleidt? Zoó verilaauwe dan uw ijvCT mminer, 
mijne geachte Medeleden! de goede geest, die ü heeft 
zamepgebragt en bijeengehouden, blljve u bezielen, en 
verheiOre zich meer en meer.; eene gegrónde achting yoor 
elksuideren veryulle u , vervuUe dezen tempel der deugd, 
:siet de liefelijkheden der eendra^l 2oo z|j het Iljkofièr, 
aan. den goeden naam, onzes ,verItohrenen 'Vriends'toejc» 
.brai^ te gelgk een.f^to|rer van onze Broederfchaji 1 


✓ 


WAAkH&MlNÖ» 9^9 

a-'i-' I ,n-:i 


WAARkEHING WBCkNS BENB ckOANE Ot>EIlATtE V^fi' 
SLAOADEkBREUK (At^URISMA) DER AKtEiUA 
ILUCA POSTERIOll. 

(Uit de Annaïtt d< littiraturt Midkale etrangin vin ^ 
Zómermtand 1819O 

E en nuh , die zijn kost won met het vangen van bloed' 
zuigers, viel, bii het uitflappen van ^ene fchuit, 
Bene lange en pun^e fchaar, die hij tót Uitoeréniiig Vin 
tijn beroep in aijn zak droeg; dit werktuig hu verbor^ 
zaikte hem eenè #ond in die heup, jufót op de plaats, 
Waat de achierfle daimbeen-flagZdet \Arter\ 
ierior) uit het bekkeïi gaat; de punt van de 
Hak de llagader ; et had eene fteilce bloedi 
de Lijder viel van zich Zelf. Een Heelmeet 
zijnde, had geene moeite bni het bloeden te 
'den , omdat de wond Uitwendig zeer naauw 
dr was góede hoop van genezing; dan er b 
gezwel te vormen , hetgeen den' Lyder deed 
net Noorden Uan Schotland, uivaar hem hei 

overgekbraen, 'te verlatén; vetvóegende zicL,._._ 

daarna , lU r>'ns Hospitaal- Ik vond eeU verbs^ehd groi^ 
gezwel aan de heup, eene fterke zamentrekklng en fiijl« 
heid der bilfpieren, de knie gebogen,, het. geheele- lid 
koud on ongevoelig, zoo als iti eene Aneurhma van'do 
Arteria Cruralis. riet gezwel van eene grböté uijCge* 
breidheid, en, fchoon de Zak 'door dé (lagader gevormd 
was, had het 'echter geene kenmerken. van eeue'Qagader? 
breuk; in de daad nleh. koh nOCh pulfatie, noch térugl 
keering van het bloed door het gevoel of drukking 
gewaar worden; het was alleen merkwZari^g door de 
groote Uitgebreidheid , welke hetzelve' zoo fpo^ig Verj» 
kregen had , en vergezeld ging van hevige en aanhoiidendé 
pijnen eU onbruikbaarheid van hét dèéU. Dit aUeS deed 
den Lijder verlangen en verzoeken om geo^ereetd te woi^ 
den, met belofte vaii zich aan alleZ té zullen óiiderwé'tp^ 
Het , was Wel waarfchijnliik, dat het éehé Aneurispif 
'was; het kon echter ook een ^oot aèfces zijh. Er werd 
in eene gehoudene confultatte belloteii,. dat jheo in. Hét 
gezwél eetie kleine opeUing zoude mi&eb, en, 'zoo mcr> 
door etter ontlast vderd ^ men dezelve ZOudè irèfwij- 
UBNC* x8ii. Nói 8* Z den^ 




W4ARNQtimo. 


bk^ was»-meii jdan het.aezatd tis 
eene flagaderbreuk van een* bijzonderen aard sonde aan» 
inerken^.vrelke alsdan eene nadere, coitfultade vereischte. 

'Ik deeid .dan in de bekleedfels eene urfnijdin^ Vati twee 
en een haliten' dum; de peesvezelen des dijezwachteb 
(fafita iata) maakten bet bekleedfel van het g^wei uit, 
en men kon onder deze de vezelen der dneMerzien;. ik bak 
er de biporie in , en zoo (lerk wm de Ipanoing van bet 
gezwel op het oogenblik van de in&iijding, dat er groo- 
te brokken zeer ^ en zwart, bloed . uitfprongen. . £t 
was . nog eene andere omlhuuhgheid , welke men moest 
weten', om de Raadgevers mede te deelen; namelijk, of 
de ilagader open , en of het de groote heuplkgader was. 
K vervdigde dan (wetende dat tk met het lut^fte dnde 
des daims de opening van den zak naar.begeèrte konde 
tóedmkkën) om op nieuw groote brokken bloed er uit te 
halen, tot dat. er rood, warm bloed mtvldeide ; toen ftop* 
te ik' eene wiek in 4e kleine openmg van het gezwel, 
(dat is te zeggen van de fafda lata ;) ik lag een breed 
compres' op de opening, welke in de bekleedfelen ge* 
jnadkt was, en. liet den Rijder een weinig rusten; laten* 
de bet verband door de hand van een’ helper onderffeunen. 

Dit aPes was ten een ure gedaan ; men vergadode oia 
vier ure;, en tot de verdere' operatie befloten zijnde , 
werd deze op de volgende w^e verrigt. , Ik vind in m'^ 
ne aanteekepingen,' dat de operatie in twéé ty^>erkenu 
gefchied.' - , . 

Doende nu aan hét ^zwel eene infn^iing van boven 
tot beneden , ter iengte van acht duimen „ en er de dikfte 
brokken ' uithalende , .Iprong het bloed met gedruisch en 
9aet zulk eme kracht uit de gemaakte opemng, dat aQe 
de helpers in een. oogenblik als met bloed bedekt waren. 
|£en ieder haastte zich om de gemaakte openipg met fpon* 
(en en linnen te vullen ; maar dit wss. vergeefs; het 
bloéd drong door alles heen, in weerwd der drukking, 
'die de helpers met de fpohfen verrigtten. 

: Toen : bewees ons een verfchri&elijk teeken, dat de 
ilagader nog altoos bloed gaf; de Lyder, nam^k, die 
'tot n«g toe op' zijne ellebogen was blijven leunen , viel 
tni ondó^ zware zuchten neder, zijn gdaat werd bleek, 
Mj was ' zonder ademhaliqg, de polsflag hield op, en 
^dachten dat h^ dood was. 

'D overweging nemende, dat in zulk een emftig oofen- 
'blik. .met ftdntheid en fooed moet gehandeld worden, ^ 

• . . men 

I ' * 




WAARNBAONC. 

lijder -behouden ^ bragtik-de fjifi.ori* viP-.ön* 
der, tot" boven erf van boven tot on^T^ eh, deed. eene 
inlhijding ter lengte van twee voeten; ik (lak de hand tot 
aan het einde van het gezwel, haalde -de grpote (p^s; 
dieop' de (lagader lag, eruit, en vóelde pU de fpuitlag 
Van. het. bloed; ik dekte de opening flater tnet het 
uiterfte einde mijitö vingers , en de duidelpke polsflag; dèr* 
2elVB deed ini) zien,. dat ^ Lijder, nog, 'leefde; de hel> 
pers verwijderden de kanten van dezen vetbazenden z^., 
en, na -er. alle de fponfen te hebben ahgehaaid, tiiaiak' 
ten zij het voor^gtig fchoon ; intusfchén dat zij bet open> 
hielden , .vervcdgdé ik om. met den voofHep vinger de 
ilifpu^r zamen te drukken ; ik haalde eene van de groot* 

£ e jiaalden er onder door, om. haar- te omvatten; een;d^r 
elpers bond dezelve af, en . toen. ik den vinger, ër ,uit> 
haalde, konde men duidelijk zien, dat het de achterlle 
dimntaéiir-dlagader Vtas ; welke Was gewond geweei^ ; dat 
zij geheel dwars was doorgefneden ; dat de opening en 
de ligatuur zich jnist -op die plaats- bevOiiderf , waar de* 
ze (lagader over den rand van het heupbeen loopt. De 
ledematen van den Lijder waren koud, het aangezigt 
loodklearig , hij hield op met zuchten’, en konde wonr 
(food gehouden wardeui . roen . kon agn geene dagadêr 
uitwendig door het gevoel een polsflag- ge wagr Wturden , 
: matr -tdkens als ik den vinKt .van de gewonde achterfte 
darmbeën*(lagader-opligtte,.(roeg deze zoö (lerk; da.t er 
geen twijfel was,. of de Lijder leefde oog; hij- was na het 
Verband Zeer -zwak; diende . hem eenige verver* 
fëbiogen toe , en liet hein .in de zaal , v»ar de operatie 
gefchied was , liggen , hem zorgvuldig aan de helpers ep 
oppaisTers aanbevelende. 

- In minder dan zeien ; maanden werd hy van deze grop- 
te wond gene^n^ (ehoon dezelve was vertraagd gewoi^ 
den door de (lechte fuppuratie van het onderile gededltt 
van den ZS&, en door de .exfoliade van een gedeelte v;m 
het heilig- en dam*been. Deze beenderen (leik docp: 
beenbederf aangedaan Z'^nde < hetwelk door de gedurige 
befppeling van het bloed , dat door de flagaderbre^ 
-Werd aangevoèrd,' was veroorzaakt, had ëene zeer grop* 
te uitgebreidheid verkregen , inzonderheid het .heiligpéem^ 
hetwelk duurde tot de volkomene geuezang; ^ 

Ik weet niet; tot -hóe verre hij het gebi^k Van; dit 
bera heeft terug gekregen ; toén hij biet Hospitaal vefUtt..^ 
^ng^ky nog mi^, en kon niet lo^pardmi 

Z a .. nö|* 


I 




WAJUtNEMINCf* 


nogtatis geloofde Ilij bekwaam te zijn om zyn beroep weder 
te kunnen waarnemen , en vertrok met dit voomenleA naar 
Engeland. > • 

Doctor. PARGtJANsoif» die mi^ opvolger was In hee 
Hospitaal, heeft md berigt, dat hij dezen man bij hem 
had gezien, toen hij naar zijn land terug keerde, in 
'goede gezondheid , en loopénde met ftevigheKl.. 

Bene 'dergelijke Waarneming kan men vinden b^ c.' n« 
w. SCHOLTEN , Uiteezochti Genees^ en ^Heelkundige fFaat^ 
nemingen, te Haarmm, bl. 123 eny. 1774; Van weHce 
' Waarneming een kort en zakeUjk tiittrekfel is medegC'* 
deeld in db bekroonde Pi^vérhandelingèn Van het Ge* 
npotfchap 'ter bevordering oer Heelkunde, te Amfterdafliy 
Vinfté Deel, bl. 217 env. , door de Heelmeesters ƒ. n« 

SNGÉLTRUM en J. HEIMENSjSRG. 



IXTS OVER. DEN HEER .DB 'LAEANPB. 


(Uit hét Frpmeh,') 

H et valt geffliddcêlijk , het leven van eenen Geleerden te 
befchrijved', wanneer hg, djnen roem bepalende tot 
het uitbreiden van de grenzen eener enkele wetenfchap, 
al zgim beroemdheid aah de Wetken» die hg in het ficfat 
gaf, is vérfchuldigd ; maar, wanneer hij* vèrfcbéidene 
takken^ der menikhelgke kiin^ghedta omvmtende , zgnen 
roem in allerlei vakken heeft gezocht: wanneer h0, xle 
aangenomcne voorbordeelen gispende , door Aoute denk* 
beelden dè godsdienffige ' nMowgezetheden ontrust cr 
onder de vijanden der wijsgéerte oproer verwekt heeft} 
wanneer hij, eindelijk, gedurende zó»^d' ganfchen levens- 
'lom, de algemeéne aandacht op ^ch gevestigd heeft, 
heuendige lofTpnak verdienende van wege zgne nuttige 
werkzaamheden ■, en'' echter alt^d , van wege z^e begtip 
pen , het voorweip zijnde van bitteren fchi^, is het 
nnnder gemakkelijk , hem mét kleuren ,' die: voor ieders 
OOgen echt Ikhijnen, te fchilderen. Intusfchen, naar 
"Mlange het oordeel, over hem gevdd, die genen, wd- 
-se hem van zeer nabij gekend hebben , onregtmatig fch^t i 
is bet pligt vpör z^ vrienden , hem te doen' kennen. 

De roemrijke werkzaamheden van lalanob z^ , zoozneo 
meent, door de trekken van het belagchel^e, of de po^ngta 
van déi baat, vmtittisterd. ' Door ztcbÉelven, om zoo tt 

- - l^tö» 


IETS OVER DB LALAMDEt' 2^) 

^yreken» ab deBEEOTA09BASE^r«eaweaaat6kopiUgei^ 
4 oor bet Materialisme van spiNosA 'aan.te nemen , maakte, 
bij zich jile die getien ; tot . vijanden .die .niet wet,en, 
eene rae^ung eene- dwaling ,kan zjjni, ^maar nooit éené 
misdaad is; -en dat» mdien bet beftuti .det.Godhei^ vom . 
de meeste menfcten eene waarheid .if van.-bet geml. 
(JeHtimevt)i bet nimmer eene waarheid , van 
firation) tiid zijn; de édnige» wflke :VA:LAnda Bon toe*,' 
laten. Maar » tar^ hy den. Oodsdienst; uit de orde de^, 
dingen verweerde » ^oofdo' hij , dat;.de.zelvb goed was 
tfoor de maadeb^py.. ,»» I)e PrÉwtêra»’ gei^e by.|^. 
meermalen , zijn noodmkelijk voor. de Kc^un^. 
Y^^^Sen van .bj*t . Volk , eene' onderwerping • die ;dfi .Wet-; 
teb niet kunnen verwerven. Men moet alzoo den een* 
dienst» dien men in «epen Staat vindt. ingevoerd ^leerbiedi-* 
gen» vooral wanneer de Vorst wijs genoeg is om.de 
dweeperij te .betepgel^ en het bijgeloof té .onderdrukken.’* 

Maar, indien dit. zijne, denkwijze- ware» zullen zijne las- 
teraans aeggen » dan moest hij niet bet Atbd^miisg^redikt» 
dan .moest bij niet het aanhangfel op' der Atheïsten woor- 
denichat hebben nkgegeven. 

Het is van. aanbéüng,- 9F deze befcbiddii^ngteantwoor'- 
dén. LA{.AripE .was te verdraagzaam om' bêkeerlii^en te. 
m^mt; hy . mst» dat bet niet in de mt^ ftond van een 
verlfamdig man» op ééns anders gezag, zijn Godsdienitig 
gdoof te veranderen;, maar by was. ook te opcegt» ona 
ooit zya ongeloof teioptveinzen* . . , 

.' Waaneer hij met eeniga maimen van vernuft» verkon-i 
digeis van de Geestenwereld<j te zamen was , hield hij, veel 
om mes hen het groote nefchiUhik van het beiïaan vanGod 
te onderzoden» alleenlyk om te weten», of mep er nipt toe 
^ zoude komen» .tmi hem eenige bewyzep» welke hij nog 
niet had- onderzocht », te .verfqbaffen. , . 

~ 0e Heer bevel» msn van letteren; van een levendig 
yemtift i . en die de bekwaamheid heeft tot een regelmatig 
betoog» 'ms wewsgierig om te men, of hij niet alle 
de bewijzen van lalande voor- het AclKïsnuis kon we« 
diefeggen. H^ verzocht den 'Wijsgeer dm èene b^t»> 
komst over dit ftuk; deze.betoonde zich gereed» enleidp 
hem alle .de. radencnngep voor, welke het Scepdcj^mus 
4>nderfteunen. drie bijeenkomftên .gevoélde de Heer 
.^vzi, » dat hp 'aUe de voorftejlen. van den 'W^sgeer niet 
Ipginde. besji^woyrdim s CQ eindigde met hém te zeggen-: 
ft Laat ons» bid iku. Mijnbeer » dezen ongelijken itr^ 

Z 3 I ein* 





m<s 


Bet i$ torn 'grij taofodzricé^,' aan Cnd'tè’gei • 
io'óven; 'bet Is.'vdön'nöj een 'vertnaak, eehe ve^oostiBg , 
eene zoete lio^. hebt tw^elin^' in mijnen geest 
'veiwekt/ dfe nüj 'kwellen en bedroeven ^ zonder m^ te 
vellichten. ' Indwh 'wij voortgin^ dit onderw^ te be^ 
handden, zondt mg waailyk ongelukkig maken (*).** —> 
Dat was ‘nüjth'bbg^^ niet, ^ ïie^ LALANDB uit, ter- 
wijl'hQ bem ómhel^ëi-j, :Ik acht u te zeer, pm met 
uWe TCgtiji^en' dfr%e,rb>iedi|;en;'glj 'v^det de" mijne kei^ 
iten~,.maar n; maak‘‘geehe ^n^raatom üdeaelve to doen- 
aannëtnen. Spre^-^y niet -taiee^ ytm.G m$n Vriend^ 
én .in£en"W^V onder zijne verkondigers', .een -deugdzaam 
man 'yiiidétti; -die'.'bnzen bijftantr bèht)èft 4' latto wq hem, 

fdsofhg 'W^gèer'tyare, verpligtèn." - ' " 

'*\De gelegènhéfdV'dtn' dit in prakt^" te brengen, bood 
zieh fcbielijk aan* ' De Heer ttBVEL^cÉitmpette een Inaaf 
en welönd<|rwezén Geèste^e, 'dién de wangunst tot 
de diepfte ënnbede had gebra^. ' Deze Pnester -zocht 
geplaatst wdrdéd^ hQ vroeg raad en onderfteunbg bij 
den Heer névEi. Ik ken iemand ,** .zdde deze , „ die 
u nuttig zou. kunnen zyn, indien gij er niet te^n hebt 
bq hem te g^an ; *t -is de Heer de LAtANnE...!’'- Op, dezen 
naam ktuktë en -'zegende zich de. Priester, en trad terag. 
„•Wat' ftelt'gijmij voor! "riep hij, een dienst te 'tragea 
•van hét Opperhoofd der Atheïsten „'Gij maskent 
hem/’ beraam 'de Hèer EBVBt>:- ,v gk er; gokbf m^, 
.gij zult er geen berouw vin hebben.” Na eenigen'te* 
genftahd,- laat' de 'Priester zich beWegeh. Oe ’Hdzr x>b, 
BAtAtinE ontvangt hem minzaam , praat lang met hem ^ 
^ijst . 'zijne verlbbiUende kün^gheden , en beloof bèta 
irijn lot ter harte' te' nemen. 

Eenij^ dagea -daairaa doet de Wlj^;eer den Priester 
verzoeken terug te komen. ,, Ik heb onderzoek ge- 
daad ,” zéide h^ hëtn-,; ,, naar uW gexbag^ het -is^Zöor 
danig als ik verwacht' had , name^ , ten uwen ‘voordeele. 
Eene vrouw vau aatuded hegeert'b^ iriCb tp hebben-een onê 
derw^er ytfn verdienften , om deopvoedtng van hare beide 
dochters tp Voltoo^n. Zie daar eeneti brief , wamdoor ra 
zult ' worden toegélaten, indien deze post u gevalt. 

^al u een yeréCrend outhaal en' vernM^nde'siefcheimem 

' • • yff, 

* ^ * 

Wi) voor ,pns zouden lechter ua deze Verklarktg, ét 
fchranderheid en bOndigeii redenefertrWl vin 4e« Heet i»i 
in twijfel trekken. Fert^ [ * 



OVBR DB If^WLANDB: 335 

Ik ndc; u denjeelven aan te èemj», en be« 
vele u uwe belaiiKwekke^e kweekelingèn aan zij zynbe«: 
fien^^ om in 4 e zaêai^eving. te fchitteiea.; vecCchaf 
haar meer deugiden ,daD ; tajenten ; doe. baar de waa^id, 
beminiien » en vorm haar tot goede . hois^eders.’* rm' 
De aanbevelmgdes.Wijsgéers bevorderde den 'Oi£cs;eUjken,^ 
die waardiglyk beantwoordde aan het vertrou^n^ waar* 
mede; men hem vereerd had. 1 

tt^ANim-ivas zoo begeerig naar onderwgs.in ^e we*, 
tenlchapsen >' dat» BQodm hij' aan de . Hoó|^(chóol was' 
aangenomen » 075 ^ 3 * ao Tanuarij) hij dC' ontleed* » nar., 
tuur- en fcheikandige lesi^ bijwoonde»: (>m> 

deling te zija in de werkzaamheden zijner medebroederen.. 
Hij le^de het Grieksch in den grond »; om PTOLOMZUSt 
te lezen en de theorie van. de planeet Mercvirius vast te. 
fleÜen; hy leerde Italiaanaeh» om naar jtalie m .gaan 
Ct765); hij verkreeg van den Paus» dat men van- de^ 
lijst der yerhodene werken :<he van oopap.Njcüs eh'pA-' 
1.1LBUS zoutte .uitlchrappen; hij daalde .in den krater 'vati; 
den Vefuvius'; hij leerde (teÉngelfche taal‘»;dm naar Ld|i-! 
den. te gaan en met ubrschell waarnemingen te 
doen ; hij bragt in Frankrijk het horlogie van uAanisoN. 
om de lengte , te vinden'» en de ontdekking van de platina. 

Hij waa een. groot li'efhabbervan reiden. Hij -ging naar' 
Zwitferland ' Cr77^) om met daniel bermpijilli een 
gefpr^ , |e. .houden , over .de. nitgaye . Van , dó .nieuwe . 
Én9ydopedie; hij doorreisde het Zuiden van Frankrijk,] 
om het knnaal van. Languedoc te zien Ct 7 ? 3 ) on gaf eene' 
verhandelmg over de kanalen in het licht » na die m Hol*, 
land.Ca?74) hezigtigd te hebben. Hü reisde dikwijls en-! 
kei met oogmerk om aan den phgt van erkentenis of, 
viiendichap te. voldoen. . Hij kwam'teLyon,.te Orange»' 
te Av^ion,. alleenlijk om zijne oude meesters, profes* 
foren .bij de Jefmten, te bezoeken. Hij ging naar Chan-. 
telonp, om den Heer db choisbul» die zijn belchermer; 
was .geweest» te begroeten. Maar. hij weigerde naar] 
Rusland te. gaan» waar cath&rina hem- een vêreerend. 
onthaal heffee (i?6p) , en waar dé .Akademie win Pe- 
tersburg hém riep , om dmi overgang van Vénus waar te ' 
nemen. , , / 

I^ANDB boorde gaarne de roemruchte daden des 
Krljgsmans verhalen. Hij hield in 1760 eene lo^ede op 

den Maatfcbalk van iSmw. In 1799 gaf hü <he op den 
- . 4 ; 


88<5 

f I 

Géneraal jouBBar , geflieuveld in den veldflag vaif 
& het licht. 'Deze Krijgsman was.^ wei is waar,- vaa 
^hfe , ' én lalanoe zag zijne landgenooten éls zijne 
groote fhinilie, voor de omwenteling, aan. Wanneer dm 
Van iSlrery^ .te Parijs kwamen pleiteq, fprak hQ hun^ 
r^ers Voor hen. 

liet in i >55 eene QefchiedeniS' van druMcen.' 
Hoewel lsjlandb in de Akademie hondenl Huk- 
ken' over de (ierrekunde had vooi^elezen hoea^ h^ eene 

f 'efbhiedeni^ 'dezer wétenpthap imd laten drukken , hoewel 
ij 'ontdbare' ftenektmd^ waaHiemingeii had gedaan. 
Vond Kij éVénv^l nog t^ om véle louter letteritandfge 
werken ‘-zamen te Hellen.. In het jgar 1758 behêaldé 
hij den ^rijs van de Hoogeföbool té Maüfeille , domr-, éene 
rèdevoéringiï- '-.waarin- hij betoogde, dat de geest dar- 
ngtvaardigfièfd den roem en de xfikerlmd der regeringen 
^itmaakt. ■ ■ 

'Opmerkelijk 'is' het, dat hg, in weerwH a^ep vqop* 
treffelijke Hitdie, racinb niet kende, toén hg' de fcfao- 
len verliet V' hij wist alleen dat hij een. trenripeldicfater- 
was, maar' had hem, niet gelezaï. Het was in de tuinen 
van' jPotsdailiv (1751) dat buler hem voor de eerfte-r 
maal dè fchpone verzen ' van de Iphig^n '^^ hooreo. 
,, In weerwil van zijnén Dukfchen tongval ,*^ zekle la-, 

■ LANDE, „ had BULER mg verrukt, door mij die fchoo- 
né'toonëel^h té reciteren; ik kocht op Haanden voet eeit 
racine', en leèrde hem van buiten.'' 

-:1Lalandb vermaakte zich méermaleu, om met zgne 
vrienden een^ treffende Hukken uit de- Phedra of Iphi» 
genia kunstmatig te reciteren j én kon zulks gooit zondes 
tranen té Horten. — ■ — ^ 

>' De "zucht tot roem ^ lalandb eigen, had hem in betrek- 
king gèbragt 'met vermaarde mannen,' als montbsquibu, 

rÖNTENRL^E , ' VOLTAIRE , j. j. ROOSSEAU , BO'VFOtT, 
R1ÊAUM0R , BUtE.R , DAVEMftERT', MAOTBRTUIS , LA ÓON- 
n^MINB, FRA’nrLIN, CdNDORCBT, BAR-TH^LEMY, RAV^ 
NAL. ,, Mgn Zoon,*' zeide hg 'mg ééns, ,, wflt g'g een 
naain maken , zoek den ' omgang met beroemde inaiuen. 
Be vriehè^hóp vm een groet man iseenesreldaadder Godeu^ 
Dit vers. yan vqltairb bevat éene onfeilbare waarheid; 
dé roem, gelijk hei Ifcht,' kaatst tenig op hem, <He et 
zich bij bevindV' ■ : * • ® 

‘ Dalande Helde een zoo-ho(^[mi pi^ op de algemeese 
bewondering, dat hij de geiKugten der eigenliefde bo- 

veuj 


OVSll Vt* ^ALAiNDB. ^ 

vea dlc Ibhttteil : flel^ 2eer gevoelig wi» vocht de 
holde dow de Sodeteit vas Bourg- hem benvez^ , deo 
Beer’ bermbii -' gelastende eenen gedenkpenning te graVe* 
Itu met af beeldfd en deae fpreuk > 

\^onom cM foeietês liturarta Bw^enfis i7<s. 

. . ■ • > . . V 

. / * 

Het trof hem nog meer, toen hij vernam, dat de fteis 
Riomdlgen Mn Peru } te Santafé de Bogota, een Ol^rva- 
totiom 'hadden doen- oprigten, dat men de Toren' va» 
fjdande noemde.' 

Toen bU in bet jaar 1800 aan het IniUtnt 'io^ooo Pr. 
ter hand ftelde , tot het uitloven van 'eenen fterr^mhdi-, 
gen. prijs, zeide hem een vroom Geestelijke : „ Gij hebt 
nan.de uerrekunde eene fomme gelds gegeven*, waardoor 
iheiiig ongelukkige, wiens • behoefte dringender is den de 
ontdekking van' fiene Komeet, had kunnen ondet^uial 
worden.” • 4 ,, Dat is waar,” antwoordde ^m lalAnob; 
„ maar dit geld heeft geiend tot. de' tnenfcheli^ voU 
aaking , tot bevordering van de kennis dw bemeilich- 
'ten, bron. des algemeenen éehiks, in ^laatfe van in de 
kortftpndtge béhóefteh van denige individus te voorzien, 
die Weldra zullen verdwenen zijn.” •>— Men moet beken- 
nen , dat hier de Wijsgeer beter redeneerde dan de mede- 
J^nde Leviet. - 

LALAfiDB had in den jare 1804 een fignet laten ma- 
ken , vertoonende een fchip , welks koen door de maan 
nerlicht werd. Om hetzelve las men in het Griekseh : 
iwetenfihM en deugd). Hij veiklaarde dit- ziimebeehl al- 
dus : ,, Een fcfa^ js het moeijelljkfte ding óm w^ te be- 
fturen. Het fchijnt mij toe het zinnebem der deugd te 
zijn, die den 'Wijsgeer tot het geluk voert, dwars door de 
onftuimigé baren des levens; en de maan' vertoont mij het 
zuivere licht der waarheid, door terugkaatfing voortgebragt.” 

Zij, die dèn haat hebben gekend, dien de Heer le* 
ttoNNiBR zl^ geheele leven tegen ladaicdb voedde , en 
hrt aanhoudend pogen - van dezen om weder in gunst bij 
z^nen ouden Profesfor te komen , zouden gelooven , dat 
XALANOB in den grond zeer groot ongeluk bad gehad. 
Eené blopte tegenlpraak was do oorzaak dezer oneenig- 
hekk De Heer i^isonnier, opgemerkt hebbende, ^t 
de helling van de Eclipdca eene verandering had ondcr>< 
gaan , die in een^e jaren veel fterker was , dan de bere- 
keningen deden vermoeden , verklaatde ^t verfcbgnfei 

^ S. 



V 


ggfts r- • ;]8irs « 'I 

d^or eene {lecrdcundige theorie, .(ilo Merveniiift^rWMv 
inaer op eene. onnaauwkeurige waatnening. matte*. .'De 
Heet QR LAi^OB betoogde , . dat dit.:uie«rerkfel taerd 
veroorzaakt door de.- overhelling rier muien van St..SuI» 
pice , op weUce de w^zer , die tot deze waarneming ge* 
diend had, was vastgémaakt. Deze-.aanmericing kw^e 
de eigenliefde van den Heer lbmonnier , die hem zulks 

nooit vergaf. 

Onder de meest geachte werken: van.i.Ai<A(fi>n 
de Rekentafelen- van den dagelijkfchen loop der llenmi, 
welke hg deijig jaren laqg heeft uitgegeven » . . 

. £mie Sterrekundge Bioliographie; - 
Eone VerhandeUng over £b en Vloed:; . . ; ] . • 

£ene. Logarithmus-tafel ; ; . - - - , 

. £etm: yoUedige Oefchiedenis der -.t, . ; 

In -Meg 1778 heeft hg -ontdekt, dat de fdiocgie .vlaken, 
der .2^ zioh;op.een zdfile- pmtt der pppërvlakte 
Hg -bfeeft -de: vcrplaatfing 'der 2on en van het Zeagie* 
fteUbl door de omwending nben kennen* . 

HQ heeft beweerd,’ dat de Kometen- omwemelingeo oit 
de Aarde konden voortbrei^ea. 

Hg -beeft <den Waren: aflftmd der-Maan lemKn^kennen. 

- Hij was de eeifte , dfe de berekening der Aantrekkings* 
kracht op aile de- Plaiieten toepaste, hetwelk eulsr «v 
cLAiRAUT flechts van de Zon, de Maan, Jui»ter en.Sa*- 
turnus hadden gedaan. 

Benige uren nóót zgnen dood (4 1807) Uet hij 

zieb -deb Brief van den Minister van BkmenlandKhe Za* 
ken vooriezen, .die :aan het Inftitut bekend maakte, dat 
bet dtaadbecM yan imi.iu4BBrt aHaar zou wprden opge*< 
rigt op bevel- des 'Keizers. 

De" Vader van was Ontvanger van, de Zout- 

zoldets-enGeëmplopemdebgdeverpaichting van den Tabak, 
Hgwüde volftrekt^datBgn Zoem Achrtdtaat zoude wordePi 
Toen- men dezen' nakr Berlijn riep, .omhet verfchjl tus* 
fehetL'den fchgnbaimen waren ftand der Mam 

te:bepalen, kondBi-zgne Ouderster naauwer nopd tot die 
xeê teiluiten; de .keus.,, echter, der Akademie was^ 
vereerend, dat zg zich overgaven-, terwijl dejon^ligg 
beloven -moest om terug te komen en m Bourg te pieken , 
zoodra hij de zaken van .de Maon zon hebben afft‘ 
^aaiijgelgk. zijne goede Ouders zieb uitdrukten. Lalandc 
hield woord; hg kwam gedurende zes maanden pk^ 
ten, en, zoo lang. hg; big Z^e BunUtS bleef, Ugekal-* 

de 



N 




OVBR BB L&LAMDB, ^5} 

He zQoc Moeder gétegdd latf 'de iids eo dta dienst 
der Kerke. > 

De weidadighdd van lalamob was vretkzasm , ve» 
licfac» doch zonder vertoonmskin^. Telken reize als<bii 
uit het C 0 ege de Ffance ging^ om in de ftad te gaan eten, 

' vulde hy zijne zakken met geld- voor de heHoeftigen, wek 
ke hi^ mogt ontmoeten. Wanneer eene arme.vrouw hem 
pm eene aalmoes bad , deed hy kortelijk onderzoek naar ' 
hare jaren en het getal van hare kibderen;..bi> vroege o£ 
zij' -eéfi -man , eene móéder bad, enz., en gaf haar zoo veel 
fiiiivetz als.er perionsnin het huisfaoaden' waren.'. 

Op' zekeren t^ Het eene fatfeenl0ke>v#o«w van 36 of 
40: jaren - zich uit zijnen naam bn my'zaudienenimet een 
brieQe 'Van dezen inhoodt „ Mijh waarde ?oon, ik zend 
bij u Mevrouwt. ..., wkr ongduk u: belang: zal omtwek<> 
ken; z^ begeert op eene nuttige w^ bare tblentep en 
hare wezenl^e kundigheden, <he aahbevdii^:noodig:hd>r 
i>en i te hefteden. Ik- heb haar >uwen toegezegd : 

maar, -daar hare ,behoe&en.dringenile.z]yo'^ doe haar, bid 
ik u,' twee Louizoi , bij \^}ze van voorKhec op -het werk, 
dat g^.'baar kunt .verfchalfen , mnnemen.. .& zal u over 
^ onderwerp wel nader fpcekep,*’ 

£deü Zelfden dag i^m .i;iiLMiDz mn een; eten. vragen , 
en ^ong'mij, de bleine fem, die ik op het briefje gege- 
ven had, terug te^nemen. • — ,, Mam,^.zeide ik hem, 
,, dat is niet billijk; z^, die gij befdhórmd hebt, kwam 
van u; en zeide mij^ eene {bm ; gelijk aan .'die, welke Sc 
haar aanbood, -van u ontvangen te hebben, - Wildet 
dezelve - verdubbelen , waarom het dan idet in ééns ge- 
daan;' eh waarom mij in hare oogen eene' verdienfle ver> 
fchafc, die m^ niet toi^omt?? ,, Gij. -hebt ze, m^ 
Zoon antwoordde hij mij ; ,, er ligt weimg aan geler 
gen , of g^. of & deze twéé .Lonizeh 'hém gégeven ; nmar, 
vrijl z^ ze van u heeh imitvinigen , rekent deze brave en 
ongdtraigé vronw. dp eenen befchetiner en eenen vriend 
te meer, en gij gevoelt, hoe vertroostend dit denkbeeld 
in het migeluk. zó«. -Ik kan morgen fterven; zij zal bp u 
gaan, eh gij zult baar niet verftooten. Ik heb alzoo wél 
gedara haar de wer Lomzea niet te geven , <& ik haar 
had.toegedadit, en ik ben u veipligt gy my behulp- 
zaam zi^ geweest.* r-' Kan men met meerder l^schheid 
weldadig zqn? 

Lalandb was , in eene zaak vaa meer gewigt , niet al- 
leen kieaA, maar zol&gtoot, ; 


i 




: Gedofoide hét UkKdhtd vao Sepfxaber, vlagt» 
Priesters , het zwaard der moordenaren ontkomen , in hét 
College de Ftance i' en fmeeken lalande óm eene lchu3- 
I^ts , die , ' ziM^r te aarzelen , hon zijn vertrek t^ent. 
iWeldra konen de geregtsdienaars, gezonden door het 
Comité Revolutioi^r , onderzoek doen, om de' veroor* 
deelden, die, zoo men zeide, in het College de Frame 
waien verborgen , te ontddckéa. Mén dringt , men bidt 
i^ANDK, zijn Iroofd niet te wagen. De Priesters zebe, 
geoofièii door h^ gevaar, weht hem dreigt, bewSliga 
dat men. hen overievere. „ Neen,” zegt hy, wil a 
reddenl” Hy laat hün aOe de uiterl^e teekenen,-die ha 
kmiden doen herkennen , afleken , plaatst ben aan . vmichil' 
■lende tafels, geeft-hun bodten, kaarten en mathematiek 
inifammenten. ^ Maakt figuren,”. ze|[t, hij, „.houdt a 
■M, en alles zal wél gaan.” Hy laat zijne 'neven en kwee- 
kelhigen veitreUtenv ren. wacht 'de revolutionaire «fienaais 
af, die met drakn ^h te vertoonen. ■ Hij ontvmigt Isa 
knorrig , en beklaagt zich., : dat men eéne wbr kzMm .. 
.heid, door bet Gouvernement gevorderd, komt ftóren. 
„ Hier,” zegt by, „ zijn aUeen mijne kwe^k^gen ea 
ik; wij berekenen flechts fiecren.... Zoekt overal, zoo 
.gQ wilt, mj zult nktihut ftmekimdigen wnden,’* Na eea 
oppervlakkig onderzoek v gaan de ' |eregtsdienairs heen, 
en de vijf Priesters zijn gered. . £en van hen had de lomp* 
heid, om, ten^ hij hem bedankte, te zeggen: „Wjj 
zijn u on^twy&ld zeet yed veipligt , Myi&eer de jjl* 
eanob; maar j om ons van dienst te zi^, hebt gy u eene 
■leugen •veroorloofd.'...” „ Eene . leugèn i” .herpain de 
Wijsgeer, „ge^szins; ftenekünd^en konde ik imoun 
mannen noemen;,' die, ambtshalve, zich altijd met Ja 
hemel bezig houden *’ 

Hoewel hy, over het geheel,- zeorwdmg- achting voor 
' Priesters had,: fidn^e bij dezdken ho^, ^door-takn* 
ten of deugden zich in hunnen Ibmd ondnfcheiddeti. 

fprak zelfs met hen als een man, doordrongen vaa 
Evah^fche waarheen. Den iltiai Januarij'iSop tevond 
hg zich bij den Minister van Binnetilandfche Zaken met 
den Kardinaal du; bbllo.y. Deze grijsaard kon niet nala- 
ten te zeggen , ^t hij met veel ^oegcn.zien zoude, dat 
een man van zyne veidienfie zich ^keerde. ,, God 
kan het,”. antwoordde lalande, „mij de genade febe^ 
kende , . i^elke nkts, weerftaat.? Maar .gij moet die 
genade verzoeken , begeeren«.” — ■ ,, Vergeer imj , Moo- 

(tig- 





OVlStt' l.KCAStDt7 341 

feignelirl terwijl dè H. pavlus 2 ich ttaar Danascusbe^y 
om de; Christenen gevangen te nemen, werd hij vablnui 
Cn ter iarde geworpen. Zoo veel begeer ik zelm niet!” 

Het was altijd met deze :^chtheid, dat:i^ met die 
genén, welke hQ wist dat zijne gevoelens niet konden 
omhelzen, redetwistte^ 

BV' het leven van mijnen Vader , at de Heer db lalArow 
des zaturdags avonds altijd te hnis: bij dezen maaltijd waren 
eenige lieden van letteren’» onder andere de Abt charbom** 
VËT, Beftuurder der Univeriiteit , die mch foihs vermaakte' 
met den Wijsgeer te kwellen , hem op eene aar^ge wijze 
zijne roemzucht Verwijtende^ CHf doet altijd uwen naam 
truifen yü^nheer CÉ LAtANüB , eit » vMt vurigen ijver de» 
wagen des Roeini volgende, raapt gij zelfs tot in Het fttf 
de looTers op , die van zijnen diadeem vallen. Hoewel 
6/tzt geniaaKte, wijze van fpreken een verkeerden fmaak 
ketAnérkt, behaagde zij LAtANoa , die zijn potlood nam 
« 1 ' dézélve in Zijn zakboek opteekende. 

HQ had ook de gewoonte, om alles, wat hem inde 
verkeering opme^eHik voorkwam , op te fcbrijven. Bij een 
a^ner- maaltijdén zkn met dupujet , Lieutenant des Ko> 
nings in de Bastille, bevindende. Het hij hem van ftuk 
tot (hik alles» wat in deze fterkte gedurende den aanval 
des volks gebeurd was, verhalen, khreef het uit zijnen 
mond op, en zeide ons, de gèfchiédenis van de belegering 
der Bastille te zullen uitgeven. 

Bij den .dood van CRARLC(TtB cordav, gaf hig de 
grootfte bewondering van deze vrouw te kennen : hij deed 
vele pogingen om bijzonderheden van haar leven te veme> 
men ; hij verzamelde over dit onderwerp een groot aantal 
anekdoten , en beloofde , eene gefchiedkundige lofrede op • 
- haar te ' houden. 

Niemand was waar%er , om eene Lófredeop de 2acht> 
aardigheid te houden , dan lalandb ; h§ heen zulks ge- 
daan. Zijne groote levendigheid , zijn toom zelfs , werd aff 
tijd door zpe goedheid gematigd. Op een Akademiedag 
at hy bij m^nen Vader met oubttard , ijverzuchtig Jan- 
fenist en zeer onverdraagzaam. Lalandb. hield eene lof> 
Ipraak *op de Jefuiten : guettard viel dezelven. met bit> 
terheid aan; <ie twist werd emftig; men duwde elkander 
fchampere beleedigingen toe , en gubttarp eindigde ihec 
zijn btnrd naar het hoofd van lalandb te werpen ,; die 
gelukkig niet getroffen werd , en zich vergenoegde hem 
toe te roepen: „ Hoel ^j zijt een vroom mah, en laat 
u doar drift vervoeren V’ Men bragt cubttard tot bedaren ; 

maar^ 



34 S iB'irS O^R JI&B KAL 4 NDB. 

maar , leenige 'dagetf daarna , wer^ . i^lAndB » dfes avondi 
ten elf ure , op de Pont ^ Neuf door drie kerels aaiigevat 
ien en mishan&ld, die, heni flaande, zeiden: Laat n 

bij de Jefüiten verbinden! ” Men- heeft vermo^ ^ dat 
cuETTARO de bewerker van dezen aanflag was. 

De Vrienden van den Heer lalande gevoelden meer leed* 
Wezen dan hij zelf oVeir de puntdichten » die men zich te^ 
gen dien deugdzanten man veroorloofde; Lai.ande lach* 
te over den hoon , dien hem palissot ^de j en las be- 
daard de Dunnade. De Minister,” zeide men hem op 
zekeren avond , ,, is nw vriend niet j en lastert u;” — 
Hp fpreekt kwaad van mij ? goed I ik ga hem morgen | 
zien.” Hij mng, en de N i teister ontving hem wel. 

Gedurende dé omwenteling fprak lalande altijd mo^ 
dig en rondborlUgi Hij. had vrije denkbeelden , maar le. 
gertegloosheid vervulde hem met afgrijzen. R-öbespierre 

S f hij altijd den naamvan Titan* Den is^Decem^r 179» 
ireef hij aan den Heer de malesherbes , om hem ge- 
luk te wenfchen , dat hij de verdediging van lode wijk zvi 
op dch had genomen : „. ; , . Target vreest zijn gewe» - 
ten ! de lafaard vreest alleen den dood : pj zilt bet , 
heer , die ontzag hebt voor uw geweten. Fletrix iauja 
dih pUieuU fed victa Cateni. ik wensch mljzeiven meer 
dan ooit geluk, dat ik tot ^ gezeifcbap béhoore, door 
uwen naam Vereerd: het is op dien f^ond dat ik u de 1 
hulde durf bewijzen, door welke ik die- van het heelal 
en de m&omelte^bap tracht 'vooruitte zijn.** 

Den 15 S^tember 1793 ging hij naar het Comité van 
Algemeen Wélzpn, zonder er geroepen te zlte' Hij fchetst ^ 
voor de woeste Tienmannen een aandoénlijk tafereel der 
onheilen , welke de oorlog , door de Conventie gezworen, i 
moet berokkenen. „ Alle brave lieden,” zegt hy hun, 1 
j, zijn ter neéigéflagen , -en befchouwen dezen oorlog als 
verderfel^. Het misnoegen is algemeen, en ieder Fransch* 
man, vriend z^os Vaderlands, zal u toeroepen, dat, 
vóór g^ geheel Europa , aanvalt , de burgerlijke twisten 
gedempt en. de binnenlandfcbe vrede moet gehandhaafd 
worden.' Dit verwacht Frankrijk van u , en alsdan , fteik 
door eendragt, zalzngeene vreemde legermagten vreezen, 
en haar 'grondgebied doen eerbiedigen.”*^ Menhoortheo, 
én biLlAui>>vaRennb vergenoegt mch hem te antwoor- 
den: ,, Het Comité dóet regt aan uwe inzigten, naar 
Vordert van u meer vertrouwen o|> de hulpmiddelen van 
het Gouvernement»’* ' 

~ ‘ - C* GAS, 

TB* 



I 



TBGBNWOOSBIÓS SlTAftt' VAN l.ftCBDEMOmE. 343 


% 



TBGB^OORDIGB «TAAT VAN LAÖBOBMONiB ^ OP SPARtAi 

(üit hec Frnnsch vzn den Heere f. a. de chateaubriand , 
in d^szelfs IHnérairé de Paris d JeraJalèm.') 

* » * • * m 

% * * 

O P zijnen togt naar yeruzalem » .trok onze geleerde 
Reiziger dMr Griekenland. Hier bereikte hg, on» 
der andere, de.flad MUHra^ bg fomm^en gehouden voor 
bet van ouds beroemt Laeedemonie of Spürta\ een der 
voorwerpen van ’s Heeren chatbaubriand’s naiporlngen. 
Doch eerlang ontdekte hij den misflag , ook der inwone» 
ren van die ftad, meestu onkundige Griekfehe Christe- 
nen. Die ontdeklüng deed hem wdbaast belluiten , naar 
de flnd , iVelke hg zocht , niet verre van daar gelegen , 
zijne reize voort te zetten* Hij deed het, echter , niet , 
zonder alvorens aangaande IdBfitra. ieta te hebben opg^ 
teekend. Het is chatbauZriamd, dien wij vervol- 
gens zelven zullen doen fpreken , rakende zijne ontmoe- 
tingen aldap en vervolgens, ia den zomer desjaars i8od. 

Niets wilde ik meer zien of.hooren; ijlings daalde R af 
van het Kasteel , ondwks het fchreeuwen der g^dfen , die 
mg hedendaagfche ruinen wilden toonoi, en mij historiën 
vertellen van Agas, Pachas, Ca& en Vayvoden'; doch 
voorbij het Aartsbisfchoppelgk paleis gaande , vond ik al- 
daar Papas of Priesters, die -aan de deur op den F^ansch-^ 
man wachtten, en,- uit ’s Aartsbisfchops naam , mg noo- 
dden, binnen te treden. . ^ - 

. Hoewel ik deze beleefilbeidi wel zoude hebben willen 
van de hand wijzen , viel het mij , echter , ondoenlijk. 
Ik trad dan 'binnen. De Aartsbislcbop zat midden onder 
zijn^ geestelijken in eene zeer zindelijke zaal , in den Tui^k- 
jjchen finaak 'van matten en kusfens voorzien. Alle deze 
Papas en derzelver (^>erhoofii tVaren verftSndige en op- 
geruimde lieden. Vden verftonden het //«//iuninc&y en druk- 
ten zich in die taalvrij .gemakkelijk uit. Ik verhaalde hun, 
wat m^ ten aanzietttte- puinhoopenvan wedervarèn 
waS; zij lachten er om, en over mgnen Cicerone. Zij 
fchenen mg ,i aan vreemdelingen niet zeer gewoon te zijn. 

Morea, waarin Spofta ligt,^ krielt inderdaad van Levan- 
tijnen» Planken., RagafMtettf Italianen en vooral van 

jon- 



^14 ‘noEimooTwicB nnBX 

jonge Venetiaanfche geneesmeesters en van de Imifche ^ 
BmHpn , lüe de Agas en de Gadis komen afvaardigen.^ De 
we^n zijn er tameU^ veilig j de levensmiddelen zijn et 
dragelijk ^ tnen geniet er veel. vrijheid, mit? meii kloet 
moedigheid met vóorzigtigheid pare. In het algemeen 
reist men er gemakkel'^ , voord iemand , die onder 
de Wilden van Amerika heeft verkeerd , (zoo als bet ge- 
val van den Heere de chateaubriand was.) Altijd z^ 
er eenige Engelfchea op den weg van Pehponèfus ; de Pa- 
pas verhaalden mij , dat zij j in de teatfte jarcn , Ondhei^ 

' kun(ügen en Officieren van die natie gezien haddeni Zelfs 
is er te Mfitra een Griekich huis , bij den haam van En* 
geljche herberg bekend : men eet er Roast-beef en drinkt 
er Portwijn; Oroote verpligting heeft , te dien aanzien « 
de reiziger aan de Bngelfehen. Zij zijn het, die goede 
herbeigen hebben aangelegd dopr geheel Europa , in Italië i 
Zwitfirlatid , DuitsekJaUd ^ Spanje^ te Konfiantintpel , jithènet 
en tot voor de poorten van ,SiMr/0 , in fpijt van Lvouncus; 

De Aartsbisfchop kende den Vice-Conful vm Athene ^ 
en ik weet niet zeker, of hy mq met verhaalde^ den Heet 
TAvvzL , op twee of drie to^en, welke dezelve naar 
Mijttra had gedaan , te zijnent ontvangen te hebben* - Na 
mij koffij te hebben voorgediend , liet men mij het Aarts-* 
'bisfchoppelijkj>aleis en de kerk bezien; deze, hoewel zeer 
vermaard in ónze Aardrijksbefch^vingen , bezit, echter, 
niets merkwaartUgs. Het Mofuk ' van den vloer is g&* 
meen , en de fchilder^ i^n van kleine waaide. Wat de 
bouworde aangaat, overal 'ziet men meer of min verplet^ 
terde, meer of min talrijke koepels. De hoofdkerks 
aan den H. demetrius, en niet aan de H. Ma^d, zoo 
. als fommigen willen, toegewyd, bevat zeven -van die koe-* 
pels. Sints den tqd dat dit fieraad ré , ten 

tijde van dé verbastering der kunst, is in gebróik geki^étf, 
heeft hetzelve alle «ié gedenktèekens van Criekenla^ ge-* 
.kenmerkt." Men ontmoet daarin noch -de llotttbeid van 
\itt Gotfufche , noch het ware fchoone van het aloude< 

In de Boekerii des Aartsbisfchops zag ik eet^e Ver- 
handeUngen van GHekfche Kerkvaderen , twistfcbriftea , en 
twee of drie Byzantijnfdhe Historiefcbrijvers, onder an* 
dere pachymbrus< Belangri^ wanf bet, den tekst van 
dit handfchrift te vergelijken met de gedrukte tekftmi; maar, 
ongetwijfeld , zullen onze twee groote Hellenisten , de 
Abt FouRMONT en d’anse de vileoison , denzelven jc- 
gien bebben. WaailchijnlipK ia bet, dat de FkaetUutn , 




TAN.L.VCEDEMOtilÉ.^ . $4^ 

Ungen éjd meesters y&a Morca^ de kosthaarfte btBdTehrif\ 
ten vin daar zullen hebben weggenómeiu .. 

. Gretig vertoondes-sü mwe gastheereh de gebukte ovar- 
zetiingen va.n eifpigë ^«wtóAé. werken: den TeUmachuSy 
ROLUN , et^z. en de Verhalen doof BucHAftBST in hel' 
Ikht gegpven. Obdef.de yertaUhgeo :^bude. iJi niet dui>. 
ven zeggen te hebben géypnd^nV -ibd'^W, dé Hécf; 

STAM^Ti inS niet pok de eer gedaan hads een nihnen 
H^lde it taal van home ' üs te leeneh.' De* Vertgling',^ 
weUte & Mifitra.ZA%, was^Qg^iet a^daan; .de övef^^ 
zetter was. een ^Gweif , op Xdntèh •geboren; .hy' bé'yöpd, 
ach tt ^en«ti('y toen aldaar, 'n het,/tóff««»jci'uifr,. 
kwam, en tet was'Jeze pvérzèiting,' iiWr wéi^^e'by d?» 
ziine iii bedêndaaaacb Crièkscb had^gpnhén,. Ik wêe|' 
met, oif het uit bo >gBioed of uit hedef^heid Was ,, daï.ik' 
miinen paain vetsweég; 'maar mijne kleine autheufsglond 
lyas zoO zeer . ypldaay over hare onfm'oetlng bij de'gróc^] 

S lone tmn Laceiiemfi y 'dit dés Airtsbisrchops partfef re*-. 

en,had,.iDet mpne. mildheid zfeh gelnk te. y^^f^hen't 
£et was eenje liefdadigheid, yao- weib: Üt fedétt b«rduw 

gehad heb; , ^ ' 

Het was hacht, tóen ik h 
verliet; wy igingen door het 
^«,--en namen onzeniwêg I 
'Mfebrijvingen aang^uid^ , als 
der Ouden, op.de ondémeflj 
zelfde.zJs 2>d|c«^oine is. De 
«lijk aan de^ verkoopplaatfen 
Kleine winkels vin {challs^ l 
Wllaah derzelver 'flratet^ .1 
^{eilicht ifeof lampen van t 
ucht dier lampen deed 'meri^ 
ben, Xi Spaanfehe zé:\tixxtn 
te-N^s- by den naam -v^ 

»e, vty kipog ópttélchotèné v 
wt het ÏYfinche^omté^; Jk vq 
kocht i^n hen een: 
middelbafe ^otte., xós van ' 
vydeó .héüs» ëo V^n'ëoi woeoi %vwu^^^MKu.. 


. ■ ^ ' -L-, fblvvs LatÖHy 

. ‘ • .. 'fpitpriè6^,\ 

& 6ii() fiCT. «nóet&4 ' '2Ïbo^^ 

kïirc.' iSiit'^'S; ‘ 'A« " 


nysiksf. 



34<^ 


TEGENWOOkoiGB ^tAAT 


OngclükHg vcilöor Ik lieti! , eentgè dagen daarna , op dèi' 
weg tusfchen ^rg'of en.iïiw/«r^ev .. .... 

' Veie vrouwen zagen wy voorbijgaan, in hafc lange 
Weederen gèWikkeH, WÜ maakten rnftnte voor haar , voh 

g ha de Oósterfche gewoonte , meer eene -vrucht der ja-, 
:zfi 'dan aer beleefahéid. Haat gelaat 'kodde ik niet te 
zien Vljg&n; daarom weet ik niet, of ik nog het 
vtDüivige Spana moet 'Ee^n, volgens hombhüs : K*X>/. 

^tttpul, I 

. Ik keerde terug ;bij' mijnen huiswaard tBRAÏM na der- 
tig üjèn loopensj 'g^ürendé wélke Ik flechtséenitt oOgen< 
bUkien' bad' gerust. Behalve dat ik zeer wel gehard ben. 
tetóverm<ieaenis, de zonen honger., heb. ïkop^mérkt, 
dkt eene ftérke gemoedsaandoening tn'y voor matheid be- 
waart. 'nieuwe Ttracfiten geeft. Daarenboven ben ik ^ 
eb nieërdah iemand, ovenüigd, 'dat een onverzettêT^ké 
WiL 'aUes te' boyenkomt,. en zelfs Over hét weder ^iora- 
feèjrt.' /Tk n'am h« beiinitj'niet .teiied te gaan , mij van 
den nacht tot nef IchfijVeu yan aanteekeningen te be<fienén, 
11^'s‘knderèn iiag5"Tiaar‘dè ruïnen van te. bege- 
vm,..e5 van.^ar., .zonder naa^. tcru^ té ÏÉeerfeör 

' "r^gen.' ■ . - ■ ■ ■ 

rhéid v^ IBELAÏM', béval mijnen kSiechf 

^ M8-; teéthühhe pi'Üdén 'zich bp .Sei:. 

te begeven, en op-mg te'wécHtèli 
de rivier dair w^ re^ .oVètgc- 

^gneti Jatiitfiftr hield .ik aSebii bii pJö, 
ptiiiien Van Sparia ïe Verzeilen'., 
d pijnde', ftei% ik , op' d^ "achtdendep Ao^ 
uf uui^ voor net aanltnen déS dags, ipé? 
te paard.; ik béloondé^c flSv.ètr ^n dérf 
^_’ y^ok in .VóliCil galop haat 'La- 

irf''Baiaen w:5 langs etnen effénenwïê 
i naar ïiK Xuidopst , liep toen WJficr 
ftgra'ads, eèhige:puinhooMn én-een ia^ 
>^uaér««tsch maakfiTOrtdeltté. ' Hfet hare 
Bégon ■ mi} te kJpnpeu^ De' JaniriSatt wendt zich tót #0 ^ 
en mij, ter têgi# niet üjrie zivèeps ecne'^WW* 
achtige Imt wijzende , roept h0 op een verheugden toon : 
PalaochM! ik wendde he# oog naw de voomaatnfe 
Tulüie. welke ik op ’éènè hoogte ontdute- In bet Noord- 
imst-déze -hoogte romc^nde, met (mgnierk,.Qin die io 
j' bfeg '& ffiUoUn ^ 



^ Viti tACÉDEMONlÉ. ' 



fblttie }ugef!oten6 plek j^ónds 5 van lialfófkclj 9 »ljaè ge> 
daante» en' welke ik ftraks voor een ouden Schdutlv^ 
bui^ 'hefkénde. De verwarde aandoening » welke than| 
op 'indrongen, kan ik niet befchrijvèn. De heuVel^ 
aan welks yOet ik mij bevond j was derhalve de heovd 
Van het Kasteel' van ' Spart a , omdat de Schouwburg te« 
geh hét -Kasteel ftootte. De ruïne, welke "& op deêe]|i 
heuvel zag. Was dah de teUipel van MtNBRVA-CHALCio^ 
cos , omdat deze in het Kasteel (lond. De fteenbrokketf 
en de lange muur . welke !k lager was voorbijgereden^ 
maakted dm eeii gedéehe uit van de wijk der CynoJUreH\ 
-omdat deze 'w^k in hel -Noorden der ftad was. ^artU 
lag dén' voor mijne óc^en; en deszelfs Schouwburg^, 
Welken ik het geluk bad gehad bij mqne aankomst te 
Cntdekkeh , deed mij ' terftond aanwijzing van alle de lig» 
gingen dér ftadskwarderen ' en -gedenkituSken. ^ik fteèg) 
hf, én- beklom den heuvel van het Kasteel. ' ' 

Zoo als fk den top bereikt had , rees de zon boimn ife' 
JMeneïaibns-hergefti Welk een fraai ' fdiouWlpel , ma^ 
lioe freurig tevens! Sftrotai , eenzaam ftroomende oii> 
‘der- dé 'fleenbrokken imn de brug Babyx ; ruinen aan tïb' 
zijdeh, en geen èenig metisch bij dreTmneni’Onbfewege^ 
floAd' ik in., in' eetie foort van bed^ming,' dm dit «0^ 
neel te aanichouwen. ' Eéhe tnehgelihg van -verwonderii^' 
en droéf hdd deed m^e fdhreden eii inljné kedachtenf IH^ 
llaan'$ diep"Was-dé ^e lOnddm mijV'de Bcho wilde fic 
althana deênlpréken ih de plaatfeh, alwaar d^ menfthéii» 
fretn -ziSh niét meer dééd- ^óreh , en ik riep uit al n^h^ 
magt: lbomdas! Oee n é ruïne ' herhaalde dieb grodtett 

naatn , ea-Sparta zelf fcheen dien te hebben vergetep. 

Indien pradboopétt; aah' Welke dOdtinéhfige' herrtnneriii* 
seii zyn verknocht , de ijdelheid van .a) het ondermaan* 
Iche tdonein, raoét bèt'^ nögt As ^ 'e Aedd "wSrdèn , 
namen, Wdkè Kdnifig^«i'Oym'leven-’eri -iljd.cn en plaaV 
feii ddén’dfiftefrièlijk Wórden 4 iéts betcékenen.’ & abeil 
-ce valle , laten wij de glorie niet te gering fchatten ; niets 
M fcliooner dan , of^et jnoest de. 4óugd z^n. Xle ver- 
éeniging van' fie beuiên leven ware bet toppunt des 

t eluksf. en .dfr was- het mi^werp der «enige bede,.w4* 
e de iS^^aneik tos de. (^qb Ut puiehm 

iotti» miaertnt! ^ ' j 

Toen veri^tevfam<''gewelam iwwi begon ik -dis 
veSnea : rondom mij të jiemderm» De tM’'des heowds 
'vertoont cene kóm , oëfriiigdV vOdhd 

Aa s kant» 




irEGBNWOOIlDIGB ETAAT 


kant, wn £kke muren; ik li^ 'dezelve twèemiol TOD^t 
en telde duizend vijfhonderd zestig, en duizend vijfhon- 
derd ze:^nzestig gemeene, of, ten naasten b§, zeven- 
honderd tachtig geometrifche fchredeiü Doch mei 
moet bedenken, dat. ik in dezen omvat^ den geheelentop 
des* heüveis bevat, de kromte door de infnljthng des * 
Schouwburgs in dezen heuvel daar mede onder begrepen. 
Dit is de Schouwburg, door lzroi befchreven. 

- Het puin, deels onder den grond begraven, deeb da^ 
boven uitftekende, vertoont, omtrent rhet , midden via 
'deze kom , de fondamenten des tempels van naNBava* 
cHALcioecos (*), alwaar paosanias . te vergeefs cene 
wijkplaats zocht , en het leven verloor, Eene fowt via 
trap of bordes, zeventig voeten' bteed., -en zeer zacht 
i^Dopends, ftrekt zich uit van het midden des henvelt 
-tot in de viakce. Misfchien was. het de weg, langs weV 
'ken, men naar het Kasteel klom., hetwelk eerst onder de 
dvnngelanden vim Lacedmonie zeer verfterkt werd. 

Aan het begin van dézen, trap en boven den Schouw* 
burg zag ik een klein rond gebpnw, aan drie kantea 
vervallen : de binnanfte nisfen fc^en even goed te kun- 
nen dienen om er ilandbeeldën ak lljkhusfen ia .re j^aat* 
’fen. Is het eehe':begraafpki#ts ? Is het dé tempel van de 
^^apevde^etun^ ïitz& moet ten naastenbij hier geftaan> 
.an behoord hébben -TOt de wijk ; der Egidm. Cbsab, 
die beweerde van. vbnus afkmnftig té apn., droeg in 
zegelring de. afbeelding, eener gewapends vbnus: 
dubbel (Zinnebééld was dit ' inderdaad van do zwak- 
^^d en de ^örié diens grpoten mana. .. 


J^iicere fi pvfm» nt(^ * 9^^ 

r . • • 

• ^ •“ <»;•> • 

' Indien men zich haast my op den .heuvel dn -Ktsteek 

plaatfei zal men het volgende'rondom zich zien i 

, , Jhi het Oostmi., dat zeggen haar den ^lumt van da 


f*) CSrf/f/wcM, kopCTen huls. ;'be tekst van paosamas et 
van pLUTARCHus moét niét nSak de letter worden ópgevst, 
'hoCh men zich verbeelden, dat de ‘témpel gebed van kop« 
■Wes. röe» 'inden wil dtt zeggen, dan dat dé téaipel «a 
binnen, en misfchien ook van buiten, met koper was be- 
idedd. Nleiiandi..hoop ik , zal :de twde paosaiswsbb , «« 
.door my, den eenen in den tekst, den anderen in-de-asste^ 
>^fioii|gi aimfehaaldv, «et cUcMd^^verwarefiu , 



yjai lacedemonis» 

'£iiróf»ff %en 1>êrgie va» langwerp^ gedaante i en van 
boven plat,.al$ nqoest bet tot een ' renperk voor paarden 
of Hippodrme dienen. Aan twee zijden wm dit bergje, 
tosfchen twee andere bergjes , met het eerfte twee val- 
letjen nitmakende, ziet mén de ruïnen van de btug Babyx 
en den loop van den Eurotas. Aan de overzijde der r{* 
vier (loot bét ^zigt tegen eene keten röodachtige heuvels: 
deze z|^ de OPeneJatons-bergen. ' Achter deze beiden ver* 
heft zich de grensfcheiding der hooge bergen , (he van 
verre aan de golf van Argós grenzen. 

In dit gezigt naar het Oosten, tusfchen het Kasteel 
en den Eurotas, de oogen Noord- en Zuidwaarts door het 
Oosten rigtende, evenwijdig met den loop der riviere, zal 
men plaatfen de w^ der .Limmten , den tempel van . 
LYCURGUS , het paleis van Koning damaratus , de wijk 
Att Egiden en die der Mesfoaten, het Monument van 
GADMus , de tempels van hercules , helena , en den 
Platanistus. deze ruime uitgeftrektheid heb ik zeven 
ruïnen geteld, die overeinde ftonden 'en boven den grond 
. uitftaken , maar geheel mismaakt en vervallen. Daar ik 
het in m^e keuze had , heb ik aan 'eenen dier fteenhoo* 
pen den iiaam gegeven van tempel van helena , aan den 
anderen dien van graf van alcman: ik heb mij verbeeld, 
de heldhafdge gedenkteehens van b^bus en caomus te 
zien; ik heb mij aldus^ voor het veralchtfel verklaard, en 
' als historifche waarheid alleen den tempel van lycurgus 
aangenomen. 

Thans naar het Noorden ziende , en nog al .van boven . 
van het Kasteel, ontdekt men. een vrij hoogen heuvel,' 
hooger zelfs dan die, waarop het Kasteel gebouwd is; 
iets, hetwelk den tekst van pausanias wederfpreekt. 
In de vallei, tusfchen deze twee heuvels, moeten van 
Guds gelegen hebben de markt en de gedeiikteekens , op 
dezelve öpgerigt^ de Raad Ast Geronten, hét Chorus, het 
. Portaal der Perzen j enz. bTiet .ééne ruïne zie.t mén aan 
dien kant. In het Noordwest lag de wijk der Cynofurers, 
door weUce ik binnén Sparta was gekomen en alwaar ik'' 
den langen muur en eenige fteetihoopen heb opgemerkt. ' 

Laten wij ons nu naar het Westen keeiien , en wij züL 
len op '• een efftn grond , achter en aan den voet de» 
Schoüwburgs, vemémén drie ruïnen, èene van welke 
tamelyk ho(^ en rond is als een toren ; in deze rigting 
lagen de wijk Aex Pitanaten , de ThemUde, de graven vaii'' 

Aas EAU» 





TBosNwopignoK 


z 


«Q LtOMlDAS, dfi L^fuifS (kt 

IK tempel van DIANA {^ORA. 

' Indien meni e^delijk, het oog naar betZui^n wende« 
3^ pen eenongpijken grond vernempi, veroorzaakt dooi 
de overblynèls van Uer en daar tot den grc^ .toe alge* 
i>rokene muren. Dé fteehen-dier muren, nmietea elders 
benen vervoerd zijn : want in. den .^trek zkt, men er 
geene, Ikt huis van mbnsm.us llond in ^zen :00idi 
n f og veader , op den' » ontmoette men 

en tempel AtsDioscvren en der Beyalliglmdén,, Vetllam* 
Imarder zal dejM befchrijving worden , indi^ de Lezer mee 
aausania$, of Hechts met de vtm. 4 ft 0 ohaxj^^ ta 
^‘e ga, , . 

(^bebouwd m deze geheete ommmg van Lti^demimk } 
in uilte verbrandt denzelven de zón , eu verOindt onop« 
Koudelijk'het marmer der gtaffteden^ To^ ik deze woes* 
aimfcliouwde , verüerde niet eeneenige plpk de (leen^ 
faoopen j 'verlevendigde dezelve geen enkele vogel ofinfela) 
belave millioenen hagedisfen , die , zonder geifamsch , langs 
brandende moten op« en afklommen, l^n half dozyn 
halfwilde paarden graasde hier en daar op eén dor kruid; 
landman kweekte in eenen hoek des &hoi|Hvbnf g^ een 





een vrij aanzienlijk Turkfch dorp was, is. op dit veld 
des doods gefneuveld; deszelfs vervallene huizen zqn in», 
pftort, en het is niet meerd^ eedpuinhooil,. die puio> 
oopen aaokondigt. 

Ik klom van het Kasteel naar beneden, ea&Kfeeokwiir« 
^r uurs werk, eer ik aan den JSirotat kN^am. Ik zag 
bént n^enoeg zoo als ik tyree mylen hooger daarover -was 
^trokken, zonder dien te kennen j biy heeft hp de 
breedte van de Mant»^ boven Clmnnttfi^ ^né. bed^g, 
io. den zomer bukans uitgedroogd, vertoom een fteea- 
l^rmsjnmt kleine keifteentjes doormengd» . met net . beplant, 
«Ó over welim een zoet en helder watpe ftroomt. Di$ ma- 
ler kviam mij voortreSelük voor; ik dronk er tiykel^vans 
vcint ik fmachtte van dorst. Gewisftlijk vereent de JSzrer 
lor den bonaaxn van KaXXi^«v«|, «mi het fraaije ritste door 
nvttrptmss idaaraan gegeven; maar of hij dimt van O/o»-. 
fm moet behouden, weet '± nietr .wam k) z^ne. wuerea 
b$h ik ge^e (jfsmzea vernomen, Ik yoWc z|óen 

' * ffe. 



V 



VAM LAeBOBAlQMlB* $5X 

^ StfofTirair 'deze vogels te zullen oiatmoeten « ’die , voil* 
eens vlato^ eer z^ fterven, een gezigt van den 01]^p(Mt 
hebben; en dit ia de reden, dat hun laatfte gezang ^ 
welluidende is. Vruchteloos waren mijne nafporingejt, 
'Misfcl^ Hemd tk niet zoo )ioog als hOratius in gunst 
de TyndanSen , , en dat zij het geheim van hunne 
-nneg mq niet wilden openbaren. 

Hetzelfde lót ondergaan de beroemde rivieren als de 
beroemde volken: eerst onbekend!, daarna verinaard ^ den 
aardbodem , vervallen zq vervolgens tót hunne voormal 
ge onbdténdheid. De Eurotas , eertijds Hinnents gé- 
ntamdy (boomt tegenwoordig ongeacht onder den naam 
-van Iri^ even gelijk de Tiber^ voonnaals de Albula^ te- 
genwot^ig de onbekende wateren van den teveronus zee> 
^ waarts voert. Ik onderzocht de puinen van de brug Btf 
byx , die niet veel beteekenen. Ik zocht het diand P/f- 
tanista, en meende het zelfs beneden Magouia gevonden 
te hebben. Het is een ftuk gronds van driekantke g^ 
riaante, welks eene zijde van den Eurotas wordt beipoeQ» 
■êh we^ twee anderé zijden geOotmi zijn door rietilooten 9 
alwaar des winters de mSsxMagoula , het oude Chacion » 
(Irocmit. Op dit eiland groeljen eenige Moerbeije- en wil4e 
Vl^eboomen , maar geene Platanusfen. Niets vernam ik er, 
wem aanduidde , dat de Turken tot oog toe dit eiland tot 
lustverblijven hadden aangelegd; ik zag er eenige bloemen, 
onder andere biaauwe lellen ;. ik plukte er-eenige van , tf r 
gèdachtenisfe van hblbma. : de vergankelijke kroon dar 
'Ichoonheid is nog' aanwezig aan de oevers van 4aó 
rotai^ eji de fchoonheid zdve is veidwenen. 

Zeer onderfcheidenis het gezigt, weik men, laqgs dra 
Eurotas wandelende, heeft,, van hetgene de top dès 
'Kasteds aanbiedt. De rivier (faroomt in 'eene kronke- 
lende bedding, en verbergt zich in rietgevms en rooslap- 
rieren, zoo groot als boomen; aan den linkm: oever die- 
nen de MenelaionS’- bergen, die zich dor en roodachtig 
rvèrtöonra', tót een t^tohanger van de helderhei4 ra 
groente van den loop van den Eurtias. . Aan den regter oe- 
ver^det de Taygetusz^e prachtige gordijn uit : degeheeïe 
ruimte , tusfebeu dié gordün en, de rivier bear^n , wor^^ 
door de heuvels en de rbïnen van Spérta beflageu ; deze 
heuvdé en ruïnen feb^en niet verwoest te zijn, zoo alg 
'2^, van nabü gezien, zkh vertóonen; veeleer febijnen zij 
ma purper, violet en bleeh goud te zijn geverfd. Het 
■iGijii met de helder groene weiden en bladeren , welke deze 

Aa 4 fer- 

I 


I 



TB<$ÉT}W00IU>1<» SYAAT 


véhrönderiljke landfchappen vertoonea ; het z^' dè inl! 
lanerkfels van het Hchu Deze is ook de redez, waaroot 
' de rotfen en heigronden altijd fchooner zijn ztlUen (kndè 
Vruchtbaarfle valleijen van Frankrijk en Engeland. 

Aldus, na eeuwen lang te zi^ vergeten geweest, heeft 
-deze rivier, die de Laett^ttnirsy door plutarchus ver« 
heerlijkt, langs hare oevers heeft '^ien zwervoi , ach 
inisfchien verheugd, in hare onbekendheid, de fcbreden 
ééns onbekenden vreemdelings langs hare oevers te hebbeii 
' fao(»en weerklioken. Het was op den achttiendea Augustus 
des jtsrs 1806, ’s morgens ten negen ure, dat ik, inm^ 
eenzaamheid ^ langs den Eurotas deze wandeling deed , wdfce 
ik nimmer zal vergeten. Indien ik de zeden der Spartanen 
bate , miskende ik de grootheid van een vrq volk niet, 

’ iin heb niet zonder aandoening deszelfs edel lh>f vertreden. 
Eene enkele daadzaak 'is -genoeg tot zoem van dit voUt : 

Toen NERO Griekenland bezocht , durfde hij binnen 

Lacedemon niet komen.” Welk eene heerlyke lofipraak 
•ópdezeftadi 

In keerde terug naar het Kasteel, fiaan blijvende bij 
alle de fteenhoopen , welke ik in mijnen weg ontmoette. 
Gelijk Mifitra waarfcUjolijk gebouwd is v«i de puinhoopèn 
van Sparta, zt\ dit ongetwijfeld veel hebben bijgedragen 
tót de verwoesting der gedenkfhikken der laatstgenoemde 
-^ftad'. Ik vond m^en medgezel juist op dezelfde plaats, 
alwaar ik hem gelaten had: hij zat aldaar; h^ had gefl»> 
pen ; hij was zoo even ontwaakt ; hij rookte zijne p$p ; h$ 
ging wederom (lapen. De paarden liepen vteed^m te 
grazen op de haardfteden van Konhig tattZLAVS. ,, Hs- 
„ LBNA had haar fraai Spinrokken hét afgelegd , 'met pur- 
,, perkleurige wol voltooid , om bun in eeue fiaaqe krib 
,, zuivere tarwe te geven (*).” Dus ook, rriziger ais Sc 
' ben, ben ik de Zoon van ulyssbs niet, hoewelik, even 
als 7RL£'machus , mijne vaderl^ke rotfen boven de 
’lbboonfte landen waardeer. 

Het wis middag ) de zon lichoot regelregt bate ftralen 
op - onze hoofden. Wig zochten lommer in eenen hoek 
^s Schouwburgs , en aten met grooten trek brood w ge- 
jogde vijgen, welke van Mifitra hadden mraege- 
-bn^: mijn knecht jozef had. de overige mondbehoef- 
ten onder ^ch. De Janitfaar verb^dde zich Uj meen-, 
de gedaan werk te hebbmi ; en maakte zich gereed om 
te venrekken j doch, tot zyn groot leedwezen, zag bü. 

■' • ■ ... .. .. fik 



VAN LAjCKDBMQNIfi.’ '<• 353 


wellfaiistBathij zich bedroog. Ik zette mqnoder om aanteeg 
keningen temaken en de voornaamfte plekken in oogenCphouw 
te nemen ; dit aUes duurde ruim twee uren , na verloop vad 
welke ik de gedenkftukken ten Westen van . het Kasteel 
wilde onderzoeken. Aan de^e zgde moest het van 
LBONiDAS zijnw De Janitlaar verzdde mg,, de paarden 
bij den toom vasthoudende ; wij zwierven van ruïne tot 
juïne. Met ons beiden waren wij de twee eenigé Ie* 
vende menfchen , te midden van zoo vele doorluchtige doo> 
4en : alle beiden Baibaren , vreemdelingen voor elkander . 
zoo wel als aan Griekenland., voortgekomen uit de bosfchen. 
van Gallie en de rotfen van 'den Caucafas , hadden wij elk- 
ander ontmoet in het binnenfte van Peloponefiis , ik om 
graven voorbij te trekken, hg om op graven te leven, wel- 
ke niet die onzer voorouderen waren. 

Vergeefs ondervraagde ik de kleinfk (leenen , om de' asch 
van LEONiDAS van hen te eifchen. Ëen oogenblik even* 
wel bad ik eenige hoop; nabg de wandeling, welke ik ten 
Westen van het Kasteel gedaan had, zag ik uitgehouwene 
fteenbrokken , welke ik voor brokken van een Leeuw aan* 
zag. Uit HBaoooTus weten wij, dat er een fteenen 
Leeuw op het graf van leonidas ftond; eene bijzonder- 
heid , die door pausanias .niet verhaald wordt. Ik fpande 
alle mijne krachten in ; vruchteloos was al mgn zoeken (*}« 
ik weet niet, of het ter dezer plaatfe was, waar de Abt 
FouaMONT drie keurige gedenkftukken ontdekte. Het 
eene was een fteen , waarin de naam ^eruzakem gegraveerd 
was : veelligt ftcteg dit op het verbond der ^oden met de 


Mijn geheugen bedroog mij hier; de Leeuw, vau 
welken ubrodotos fpreekt, IloUd bij de Thermop^jlen. Zelfs 
zegt die Historiefchrijver niet, dat het gebeente van. leoni- 
UAs naar zijn Vaderland gevoerd werd. Integendeel verze, 
keft hij, datzauxBs het lijk van dien Vorst aan een kruit deed 
hangen. Van hier, dat de brokken van den Leeuw, welke ik 
ik te Sparta zag , het graf van lzomdas niet kannen aanwij* 
zen. Men zai wel gelooven, dat ik op de pninhooj^en van 
'J^aceékmonie' iizuoooTUsbijdehandfaaa; op mijne rei; 

had ik niets medegenoiUen dan raciNb, tasso, vractuus 
en gOMBROt , den laatstgemelden met wit papier doorfchotén , 
om aanteekeningen temaken. Hierom h her niet te verwon, 
deren, dat ik, mij op mijn geheugen moetende rerlateh, een 
misilag konde begaan omtrent eerte plaats, zonder mij ^ven- 
wel omvént eene daadzaak te bedriegen. 

- Aa 5 •" 


VfeQBMWOOMHC» ' STAAT 


8M 

LoeedtHmHn , waarvan !n de boeken , dn' Mitehdtetiit 
mii gefprohcn wordt ; de twee andere gedenkftuk* 
ken .waren de GrafTchriften van ltsandsr en 
AGRiiLAui. Eigenaardig moest een Franschman bet 
g^ van nVee groote Kribbelden wedervinden. Ecmi 
hier aanmerken, dat Europa aan m^ landgenooten de 
cerfte voldoende kuiidigbeden verfchuldigd is , welke het 
omtrent Sptrta en .^/Ameveikregen heeft(*). Dbshayes, 
door LODBWijK DBN xiu naar yeruzMkm geztHtden, be< 
zocht, in den jare idaf, Athtne\ wd hebben Rds> 
verhaal, hetwrik chanolbb. met gdkend heeft. Vader 
BABiN, een Jefuit, gaf, in den jare 1672, in het licbt 
zijn berigt omtrent den Tegtnwoordigen Staat van de Stad 
aètkene; dit verhaal was in orde gebragt door spon, 
voor dat deze waarhddlievende en bekwame reiziger ia 
gezellcbap van WHELBR op reis ging. DeAbtPounMONTeD 
LBROi zijn de eerften geweest , welke echte kundigheden 
omtrent Laeeuiè verfpreid hebben , hoewel in der daaad 
VERWON vroeger dan zQ ^arta had bezocht ; doch er is 
Hechts één bmf van dien Engekehman voorhanden: b| 
vergenoegt zi(^ met te zeggen , ^t h^ Lacedemonte heeft 
gezien , doch treedt daarover in geene b^ondeiheden. 
Wat njij aangaat, ik weet niet, of m^e naiporingen tot 
de nakomelingfcbap zullen óvergami ; maar voor het minfte 
zal ik mijnen naam gefchreven hebben naast den naam 
van Spartaf die alleen denzelven voor de vergetelheid kan 
bewaren ; ik zal den omtrek dier beroemde ftad bepaald 
hebben ; ik zal , om zoo te fpreken , zoo vele onfterfelijke 
P^hoopen wederom gevonden hebben : zoo bepaalt 
dikmaals een geringe visfcher, door fchipbreuk of bij 
geval, de ligging van eenige .rotfen, die der t^merkinge 
oer bekwaamfte lootfen ontfnapt waren. 

Te Sparta bevond zich eene menigte altaren en (tand* 
beelden, gew^d aan den Slaap, aan den Dood , aan de Schoon- 
heid (vBNOs-MORPHb), godheden van alle menfchen; 

aan 

< 

Omtrent Athene zijn wel de twee brieven, voorlundeii 
in <ïe verzameling van crucius» in 1584; matr, 

behalve dat zij[ zoo goed als niets zeggen , zijn zij gefchre- 
ven door Grieken , in Morea geboren , en gcvolgelijk de vmcbt 
niet van het onderzoek van bedendaag^he reizigers. Sp^ 
Iiafüt nog het Handfchrift aan uit de Barberijnfche Boékm* 
te llotffe^ hetwelk tweehonderd jaren meer dan zijne 
heugde p en waarin bij egn^i^ teékeningen van Athene vond* 



VAN IfAOVDBMpNIK. fgf 

aan de gewapende £erbaarbeid»/wa^ebi|i^' dezelfde, 
welke de Lacedemoniêrs den vganden inboezemden. Niets 
van. dat alles is er ovèraebleveni maar ik las ergens deze 
vier letters : AASM. Moet dit aldus worden aangevuld : 
rHAASMA , Gelasma,? Zoude dit het voetftuk zijn van 
het Lagchen , welk zvcunpus onder de achtbare afllam-> 
melingen van HSRCULZAplaatfte? Uetraltaarvan hetZ,jgw 
chen ween zijnde overgebleven te midden.van het begravene 
Sparta , zoude ter Ihisterrijke xégepnaA verftr^en voor 
de wijsbegeerte van remocritus. . • 

De dag liep teii avond, toen ik.my afTchetirde van deze 
doorluchtige .fteenhoopen, van .de .fcbim vaO ' |.ycurgus , 
van het herdenken aan de Thermo^Un, en van de leugens 
des verdichtfels eit der gefchiedenisfe. De zon verdween 
achter dén Taygetus , zoodat ik haren loop over de ruïnen 
van Lacedmmie zag beginnen en emdigen. Drieduizend 
vijfhonderd drieënveertig jaren waren et verioopen, iints 
zij, voor de eerfle maal, was op< en ondergegaan over 
deze ftad. Ik vertrok , hebbende de sid vervuld met de 
voorwerpen , wélke ik. gezien had , en overgegeven aan 
onuitwischbare overdlenkuigeD. ^opitgelyl^ dagen kunnen 
vervolgens vele wederwaatwgheden gednldig doen dragen , 

‘ en maken vooral den géést onverfchülig voor eene menigtOv 
fchouwtooneelen. 

k • 


D£. LIEFDE* * . 

C^i), wie mea heilij^ noemt 
Wier d^ugd wpreld roeiuL* 

Die regi ddèt óp uw. paden » 

Die d'armen bi|fland biedt ^ 
AchVijdérzijil uw daden, 

Hebt gij de liefde niet* 

« 

* • 

Wat ooit uw inoed verwon, 

*t Geloof verletten kon , 

Wat gij ook moogt verrigten 
* Zoo *e niet uit liefde viiet • 

De glana van al- uw ptlgten * 

1$ (lecbts een blinkend niet* 


Schoon 




Schoon gij *t heeltl doorrent» 

Der ftanen namen kent. 

Der zonnen zwaai moogt meten;. 
Het diepst geheim helpiedti^ 
Verborgenheén kant weten , 

En in de toekomst tiet; 

Schoon ge Eiiglen tileq fpreekt » « 
En *c hart geen liefde kweekt , 

Door haar niet wordt bewogen , ^ 
Hoe trotsch nw kennia praalV 
Clj bUift» bij uw vermogen,' 

Een klinkende metaal» 

De liefde is altijd rein; 

Zij blinkt ala een fontein. 

Wier helder-tinüend water 
Kristallen Ihalen fchiet. 

Dat met een a^oet geklater 
En zilvren golfjes vliet« 

De liefde is nimmer koel; 

Zij gloeit van *t reinst gevoel. 

Van Godlijk médedoogen; 

De liefde is ttêr en zacht; 

De liefde is ligt bewogen, 

£n fmelt bij jammerklsgr» 

De liefde hqopc altijd , 

Vergeet, verdraagt en lijdt; 

2i] oogst voor beter leven; 

Zij helpt, zij troost, zij raadt; 

De liefde wil vergeven, 

* 4 

De liefde denkt geen kwaads 

De liefde is uitgebreld: 

Zij.^ent geen onderfcheid'; 

Zij woont bij blanken zwarte,. 
Zij heeft haar* dienst ^om» 



tïisr tUFDS« 


\ 

’t Altaar In -afle harten v ' ' • 

*c üedai ten lèigehdoin; ^ 

< , ' » • • - • 

Zij blinkt verheven teér 
In Jeans reine leer; 

Het haid en nevllg duistet 
Wijkt voor haar^ heldren glans: 

Zoo blinkt met zachten luister 

- > 

De maan aan *s Hemels trans* 

Gelijk hét do^ftlg land. 

Met heester, bloem en plant. 
Gelaafd wordt door den regen. 
Zoo wordt het hart befproeid , 
Als zij> tot troosf en zegen^ 
Van ^s Heiiimds lippen vloeic* 

Zij leeft en gloeit en gloort ' 
In Jezus heilig woord, 

In Jezus edle daden: 

Zij drukt, met mjésteit. 

Pp .de Evangeliebladen 
Het merk van Godlijkheid# 

Waar zij haar* zetel llichr. 

Daar rijst een heerlijk lictaf; - 

Daar wil de Godheid wonen ; 

> " 

Daar troont een Englenrij 
Daar klinken zuivre tooneoi ' 
Van hemel-melod^. " 

t . » - 

Zij bloeit in *t bloemrijk 
S.tii<cht in den mnteml , 

£n kléttert in regen ; 

Waar zij den ftervling vleit, 
Dear dmipt het al van zegen 
En zWeir van vrachtbaarbeid. 



X 


w uinou 

o Gij, vol rein gevoét, ’ 

Die gloeit voor *c hooglle. doel^ 
Voor *t heil der menschheid ademt t 
Gij, dan op *t hoogst vemïkt| 

Als gij ’t heeld omvademt ‘ 

En aah üw^ bbe2èm dtuktf 


Gij, edie mefirehénvrtnd 1 
Wordt , fehoon gij harten vindt» . 
Met eeuwig ijs omtogen, 

Schoon gif op rotfen fluit,' . 

Doof liefde teér hew'pgen 
Zij' ftroomt ' ten ’ boèaiêin uit. ‘ 

Ü, wiétt geeff bedank grieft,' 

Van H Bngletfdote geliefd^ 

En boven de aar.d\ verheven, 

Ü , ri>p voor de Eeiïudghei^, 

U is in betfer leven 

Se gloriekroon bereid. . ' ‘ 

P, ^ ^ Mi. ^ 


ep. |l D A w. 


4 * «» p « 


YOORBBBLD StysONtBERING» 

I w- - i ' , . , 

I n het Priufdom frales leeft nog tegenwoordig eene vrouw , 
MARIA TMMAf génaaffldk ZQ is vierentachtig jaren oud, 
drieënzestig* vin tMkv Rij in het l>ed heeft doorgebragt; 
gedurende dat lange t^dverlopfr heeft ^ gdeefd , zonder 
bijkans Iets te eten of të drinken. Tien jaren heeft 
zij, gedurende dit, , tij.dverlpop , ^ .geleefd , . zonder volflrekt 
eenig vocdfel, hbé'ook genaamd, tê nuttigen; zij be- 
vond zich toen In eencn ftat wm 'vetftij^ng, zonder van 
haar aanwezen eenig^ :be«ms^ei 4 : ^j %^hbeiu In den jare 
1807 beflond haar Yoedfëf in eene ónce oroods en een glas 
water in de veerticfi dagen ; eb nójg ^9 dit voedfel over, 
eeuige minuten nfdm Rij ket' han gsinftftigd; Na zoo lang- 
durig eene onthouding ..van VQedfbW zich in den 

toeftend van een levend geraamte^ Dê Heef james waro» 
Vf^anftrdat ^ een voortreffelijk kunftenaar, bezit eene 
•verfraaije afbeelding van deze vrouw, eenig in bare foort, 

en 




T00y.BEELT> VAN BUTEHCEWONE SPIJSONTBEIUNC. 359^ 

èQ nastr het leren Vervaardigd. HodgstweUumi . zoude dci\ 
Wijsgeeren en Geneeskundigen eene plaat van dit zonder- 
Hng pbrérec zijn» verzeld van een berigt aangaande het oor- 
fpronkelijke dooe den Heer WAan » perfooiUyk met hetzelve 
bekend. 



AN£KDOTEN*i RAKENDE DEN BEROEMDEN VIOLlfT VIOTTl. 

\ 

Ï AN BAEtttT vioTTi, geboren In Piemónt^ In deii jafe ff 45 ^ 
leerlihg van den vermaarden Italiaan pugnani, was, on- 
geéwijfela, de eerde iTiolist zijner eenwe. De Neordfehe 
hoven bezocht hebbende, kwam hij te Parijs, wetWÈüttê 
het genichc , welk van hem was uitgegaan , hetn was voor^ 
uit gereisd. De verwachting i van hem bjigevat , ging hij 
te bóveh in zt)ne eerde proeven, iir het Geesteigke Coiw 
eert, welk in de maand Maart des jaars ff 8e gegeven 
werd. . Zijn geleerd fpelen veroorzaakte eene algemeeue 
gedStffi^ ~ ' “ v" - -K . 

De Koningin wilde hem te Ferfailles hooren. Dé dag tot 
een Concept wo^dc bepaal^ AUe de- perfone^n yan het hof 
zijn er tegenwoordig. Reeds de eerde maten Van een Soh 
wekken de diepde (Ulte en aandacht. Intusfchen hoort meii« 
in een naaste vertrek, onverwacht roepen r RuifHievrór Mtjm> 
heer den Graaf ran, Artoisl Te midden Van het gedl*uiscfi 
neemt viotti zijne viool on|3gr den atlh", eh veHaaje de zaal 
én het ganfehe hofgezin, tot groote ergernis def RanwezIgeo,. 

Kort daarop nam viotti het beflnit, niet meer in het opèöw 
kaar te fpelen; zijne vrienden, echtér, genoten het voorregt^ 
Bern' op bijzondere Concertén te hooren. 

In den jare wooRdcr op eene vijfde verdieping van 
een^hui», een Afgevaardigde tot de Condituerende Vergade- 
ring; een boezemvriend 'van- viOTti^^--*'"^ V^35èk gaf* detB 
de toedemming , om , ten huize van z^nen vriend , een Con- 
cert te geven. Prinfen en.de eerde vrouwen van het hof 
worden er op genoodigd. Op de bedenking, dat het lieden 
vau/ZGSB viBel uanziens niette vergen war.e^ zoo hoogtekltfi^, 
mem ,, Al lang genoeg,’* iprak viotti, „ zijn wQ tot hj|n 
^ a%edafdd ; van daag moeten .zy tot ons opklimmen.” 

. Op zekereti tijj^ bevond b|) zich jn gezelichap^n den Heef 
puppo; hij wist, dat déze ^erar zich beroemde , een Uety 
Hng te zijn van tartini, maar tevens, dat zufks onwaar wa$t 
Thans verzocht hij den Heer de la houssaie , een echten leerling 
van TARTiNi , in zijns leermeesters manier te fpelen , in te» 
genwoordigheid van den Heer puppo , welken hij aldus aan- 
brak : „ Mijn vriend t luister nu eens aandachtlg naar de la 

,, HOVS« 




Atitxoorttii 


üoütiAiK ^ en gy zult Van tartiri’s Q>elen een denkbcdè 

” In het laiitst van het jaar 179a Teriiet viotti Frmkrijki <* 
béeaf zich naat Londen « alwaar h^ federt de Muz^k met dci 
Koophandel heeft verwisfeld. 



]>E RI]kAARO'EN BE. iklJSCRER SADb 

E en zeer rijk Ptraiaan vroeg den Wgsgeet sad^ lagcheii* 
de , waar het bij toe mógt kometi , dat men Lieden vatt 
Vernuft zoo vaak aan de. huizen der Kijken vond , terwijl 
men de Rijken nimmer aan, oe huizen der Mannéh;, voor 
verftandig bekend , aanttof ? ^ „ Met is,” antwoordde sam* 
.* omdat Mannen van .Verfland de waarde der Rijkdommea 
’’ köinen, de Kijken vai» de waarde des Verffands öh 
,, kundig zijn* , 



iCHOOR GBZEGBB van. KONING BDUARS I< ' 

I » • * * ' . 

I 

D oor dfin dood van hpndrik Ut. werd desielfs ^oófi EOóiiaz» 
tpt den iTroon.vah Engeland geroepen. Dez? 
gelijktijdig het oyerlijden van zijnen Vader en dat van xV^nen 
«enigen Z^on vernemende, betoonde minder droefheid óver 
het tweede, dan over het eerlle i^ërlies. De Kpnihg vaii 
^cüiên zich daarover verwonderd töonende , gaf hij den^eU 
ven tot antwoord ; Het verlies van eenen Zoon kan yergoel 
mrdeni dat van tenen Fader is onherftelhaar^ 



IETS OUDERWETSCHad 


>( * 


T en ttide van kakel dén IX, Köning van FratfkNjky 
ren ‘de danfen vrij en droog. Aan het Hof ipeeldé 
men op de gewone Bals — de pfalwen Davids* De Koning 
zelf danto het liefst naar de woorden vaü den 1*9 pfalm. ^ 
En thans — t Tcfóp( 0 ‘a mutanturi 


MË NGELfFERK^ 

V 


Tot PRAAIJÊ LBTTÈREN, KÜNSTËN EN WETEN» 
SCHAPPEN 9 BETREK&ELIJK. 


R E D E V o E R. I N G (♦) 

ÓVB& DB VBRDIBN8TEN VAK 

Mr. JOHAN VAN HEEMSKERK, 

IKZOMDBaHEID ALS OICHTER» 

'D ö 0 K 

ifr. y A CO B Ü S SCHELTÊMAy 

Lid vau htt Hollandsch lnfiituut \ Secretaris der Tveedè ^ 
iüaife yanJietTaht ^ enz. enz. 

t 

H et was voor dett beoefènaat van de GeftMedeiiis ort* 
zet Dichtkunst een aanmerkelijk vetrchijnfel , dat et 
«ene verzameling van grootete en kleinere chchtftukken, 
^lle van ééne hand , en bij de ktatfte uitgave in 1626 ge'* 
titeld: ELi/snikumt , Mitmeèaét , MihnedkhteA , Mritgtl» 
dichten , beftond , welke « naar het ooideel vah bevoegde 
regters , eene gelijke waarde hadden Biet de beste voott^ 
brengfelen der edelfte vernuften, dan >»wier maker geheel 
onbe^d Was. 

De beroemde piETza burman (de jonge) behoorde 
vooral onder de boogfdhatters van dezelVe. Hij zoo wel , 
als BRtmKHuizBN , prees deze verzen zijnen vrjeuden ett 
leerlingen aan; van hier waarfchijdlijk , dat, wanneer, 
voor veertig of vijftig jaren , één dezer thans zeldzaam 
gewordene boekjes op eene verkooping voorkwanl, het*> 

Zeki 

(*) Deze Redevoering is qjtgefproken in. de MaatfclH4>pO 
tZLix mbritis, den y Febr. 1811. ^ 

MBNO. 1:8x1. Ko. p. Bh ' 


kEDBVOERINC 


3fe 

zelve doorgaans niet dan voor cenen vrq hoogen prgs kon> 
de worden ingekocht. 

Deze verzameling kwam mij ter band bij bet opfporen 
der verdienften van de Dochters van roemer visscher. 
De Mengeldichten waren, bq deil eerfteit druk, aan de 
oudfte der Zusteren met een zinrijk Lofdicht opgedragen, 
hetwelk later getiteld: Hoüandjche bottigheids verdedi- 
1^ (*) , door mij met genoden en ^oeokeming in . ds 
^devoering over beide ( f) is ingevlochten. 

Het konde niet misfen, of de alg^eene waarde dezer 
verzen, in 'fpeling van vernuft, ^dom van denkbeel- 
den en zwier van uitdrukking, moest tevei» in het oog 
vallen, vooral daar zekere natuurlyke losheid en eigen- 
aardige bevalligheid, met een rein gevoel en eene uitfte- 
kende kieschheid verceniga waren; eene kieschheid, zoo 
zeldzaam in gedichten van dien aard, en in eenen tijd, 
toen men- dezelve wel eens bg de beste Dichters, cats, 
nuYGENS en anderen , te vergeefs moest zoeken — zelfs 
zoodanig , dat deze verzameling gerustelijk aan jonge lie- 
den in handen zoude kunnen gegeven worden, indieu 
de les van camfhuizen minder waarheid behelsde : 

I 

Hetgeen vtm zeipe watt , hefmeft men niet te zaaijen. ■ 

Niet alleen werd derhalve dit boekje onder vele ande- 
ren met e^n witten keurfteen geteekend ; maar een lata 
onderzoek (lelde .deze verzameling by mij in zulk een 
hcht, dat ik eene overweging van derzelver gehalte als 
geen ongepast onderwerp bemhouwde voor eene (preek- 
beurt ter dezer plaatfe, die, mijns inziens,, niet alleen 
en bij uitij uiting toegewyd is aan de behandeling vau za-p 
ken van geheel erq^igen en gewigt^en aard tot leerlij ea 
llicbting, maar ook, door de befcbouwing van eenigzins 
vxol^ke onderwerpen, dienén mag tot genoegen en uitr 
^mnmg, 

Bt Belde mij dus voor , om hier te fpreken ever den on» 
Menden I)ichter,t en had reeds, vermits ik niets anders 
wist, dan dat dezelve een gebmren Amfterdammer was, 
die van den jare 1617 tot i6ai zyne ktteroefeningen te 
Leyden had vervolgd, . myn negatief onderzoek in zoe 
irgrre voortgezet, dat ik aangaande vele Amfterdamfche 

Dich* 

^ Vert. ade druk, W. 

fihiS* zie ook Aanmeiklngea bl.. 




\ 



OV£R. AIR. J. VAN HBËMSKERK. 363 

Bkliters wist , (iat onder hen de maker riiet was , en dat , 
naar mijn begrip , geene andere overfchoten , dan panibl 
MosTBKT en de Advocaat incels, beiden ÖA het goed 
gebruik van 'de edellle gaven van verftand en hart bij 
HOOFT in achting, en om hun geflepen vernuft enWro^ 
lijkheid op den Huize te Mutdtn immer welkom. 

Dan, bezig met een onderzoek van geheel anderen aard, 
geraakte ik op het onverwachtst in het fpoor om de waar* 
heid te vinden, en weldra bleek het mij, dat Mr. jouaW 
VAN HBEMSKERK , de beroemde Schrijver van de Batavi* 
fihe Arcadia , de maker was , die bij mij meer als voor* 
treffelijk Proza-fchrijver , dan als Dichter bekend fiond, 
en door zijne verwijdering uit den kring der Amfterdam- 
fche Dichteren, veroorzaakt door een verblijf buitens lands 
gedurende vele jaren , niet in den kreits van mijn onder* 
zoek was gevallen. 

Het eerst, dat inij in dezen voorkwam, was een Vers 
van BROSTBRHUizEN (*) , hetwelk, als niet bevallig 
zijnde t door mij wordt achtergelaten. Deze was, in 
1625, door de Minnekunst van heemskerk op de lijm* 
Hang van Cupido geraakt, en. nu zocht hij uitre^ng door 
den Raad tegen de Liefde , welke bij den eerden druk wel 
beloofd doen niet gegeven was , en alleen den twee* 
den druk gevonden wordt. Die wenk bragt mij natuur* 
lyk tot eene vergelijking van deze verzen met de dücht* 
bloempjes, waarmede het veld der Batavifche Arcadia 
bezaaid. Ik vond hier niet alleen eene gelijke bevallige 
keuze , een gelijken geur en kleur , maar ook twee der 
fmaide Minnedichten uit de verzameling op nieuw met 
verandering gebruikt. Later vond Ik , met ’s mans lot* 
gevallen uit zijne eigene aanteekeningen bekend geworden , 
verfcheidené andere bewijzen, en, indien zulks noodig 
ware, nog meerdere in den fraaijen en zoo uitftek 

belangrijken Brief van heemskerk zdven, die onlangs 
door den Heer van der aa ‘Uit den letterfchat van de 
Heeren van maanbn en van der mbbrsch in ^t Men- 
gelwerk is geplaatst én door mij nadei zal gebmflet 
worden. 

.... M«n 

C*) Zie Verzameling van Gedichten , 16^54. 

(t) ade Druk , bl. 345 en 353 , en Bat. Are. dr. van 172^. 
h\. 184 en bl. 16^ 

Zie Letteroefeningen i?io. No. IX en X. Jffe^gehrerki 

B b n 


I 



4 


1 


Jd4 REJDBVOERINO 

. Mijn voornemen , M. H. , bekwam dus eene geheel 
andere wending; een veel ruimer veld opende zich voor 
mij, vermits ik u thans ook. met den man en deszelfs loc 
moet bekend maken. Deze Verhandeling erlangde dus 
ten 'opfchrift: over de verdienjien van Mr, johan vam 
HEEMSKERK, vooral aU Dichter, Het bevallige van het 
onderwerp en het geheel onbekende van hetzelve bij de 
meesten uwer , zoo niet bij allen , . waarborgen my van 
uwe deelnemende aandacht, terwijl de ondervinding mij 
van uwe befcheidene toegevendheid in het beoordeelen 
verzekert; dus treed ik, zonder verdere .vooraffpr^, 
ter zake. 


Johan van heemskerk werd in het jakr 1597 gebn> 
ren. Zijne deugdzame Ouders; reynier van heemsk 
KERK en GEBRTRuio CANT, wezeu. hem vroegtijdig op 
de braafheid en verdienllen van beider Vaders, claas 
VAN HEEMSKRRK en REYNiEK , CANT , die , béiden hel- 
den in het rijk van waarheid ,(*), door da^gke blijken 
van vaderlandsliefde in den zorgelijkften tijd , , en door 
^ver en trouw als Regter en Regent, de liefde én dank- 
baarheid hunner v( ’pligte Medeburgers en Landgenootén 
verwierven , en allezins den lof verdienden , die , in ^ 
nog onuitgegevene aanteekeningen van den Kleinzoon (f), 
allerwegen hun met warmte wordt toegekend. De roem, 
voor zijnen naam verworven door zynen Neef jacób van 
HEEMSKERK , . den Admiraal , die , in het ijs van Nova 
. Zemhla bewaard , later in den glorierijken zeéflag voor 
Gibraltar fneuvelde , prikkelde npg meer zyn e&l ge- 
moed tot bedrijven van eere en . tot liefde voor het Va- 
derland van hier dat hij , hoezeer te Bajonne opgevoed , 

. vaderlandfche gevoelens en zeden b^ zijne komst aan de 
Hoogefchool te Leyden bragt , alwaar hij in het ftambow 
van een zgner vrienden fchreef : 

Gij 

• w - • * 

4 ' 

(*) Staatkundig Nederland^ D. I. bl. 437 en bl. 217. 

(t) Deze zijn vervat in een gefchrev^ boek in 410. ge- 
titeld: Aanteêkeningen het Ge/lacht der van heemsrerkin 

fpeft^eferide ^ dóór Mr. johan van heemskerk, in zijn leven 
Raadsheer in ^ den Hoogen Raad, uit de nagelatene papier» 
van Mr. lu VaIh HEEiitsKERK xnjj verUrekc* 



t. 



I 


OVER MR* J. VAN HEEMSKERK; 1 ^, 6 $ 

'Gij weet, dat ik mijn l»nd 

Niet wen in ’t rijke Grieksch of deftig Roomsch tefcbri]ven« 
Maar dat ik die bedwing bij ons flecht Duitsch te blijven. 

Uit enkel liefde tot mijn eigen taal en land (*}. 

Aldaar genoot hij het onderwijs van barlaeus , syi.<< 
vius en VAN zwanenburg. Hij was de boezemvriend 
van DOUBLET (■!•) en verbur© (§) , beoefende met bei- 
den de Nederduitfche dichtkunst , en trok met den eerften 
buitens lands. Vier jaren belleedde hij in het bezoeken 
der voomaamile rijken van Europa. Te B^urgts ontving 
hij de waardigheid als Leeraar der Regten. Üen zomr 
van 1604 bragt hij door te Parijs, meestentijds, volgfihs 
zijne aanteekeningen , als lid van het huisgezin van huoo 
DE GROOT, zijn bloedverwant, op wiens liefde en gene- 
genheid hij zich toen en naderhand met reden verhief. 

Na de terugkomst in het Vaderland , woonde -hij ih dm 
Maag, alwaar bij., als bekwaam en gelukkig Pleiter, zij^ 
nen^ roem als Regtsgeleerde weldra vestigde , welks regt- 
matighèid alsnog uit zeer vele advizeu zoude te bewijzen 
zijn. In 1628 tot Advocaat der Oostindifcbe Maatfchappij 
aangefteld, vertrok .hij weldra met drie Bewindhebbereu 
«aar Engeland, urn de netelige verfchillen tusfchen de 
HoUandfche en Engelfche Maatfchappijen , over de Exepn^ 
tie in ytmboina , vermengd met vele andere qusstien van 
oorlog en ftaat, zoo mogelijk, te vereffenen. Zij werden 
bij de zes jaren aldaar opgehouden , en , eindelijk onver- 
ligter zake terug gekeerd, erlangde hij', tot een blijk van 
goedkeuring op zijne ^gingen , een gefchenk van zesduU 
zend gulden boven zijne aanvrage en kosten. Had de 
edelmoedigheid jegens zijnen Schoonbroeder dirk pruvs, 
die bezwaard was met de zorg van. een groot gezin,. Item 
miet wederhouden, hij ware ^stijds waarRhijnlijk gevor- 
derd tot het zoo voordeelig als .aanzienlijk ambt van Advor 
caat der Maatfcbappy» Hij hleti in den Maag 
aldaar de regts^leerde practijk beoefenen, die hem, yolr 
gens eigen Ichrijven ,,;meer yoordeels gaf dan het -beste 
zmbt. Hij vestigde zich l^ter in d^fierdam, aiwaiu'.h^ 

■ .in 

. ...... . 

■ C*) In het jUbum van^BtosTBRmnzeNi zie ille druk , Meng. . 
No. 3* 

(t) Aid. Meng. Nó. 'p. 

(§5 Aid. Meng. No^ d en n. 

■ ■ Bb 3 , 




I 



f 6 S •" RBÖEVOElllNO k 

in 1640 Schépen (*) werd en de ftad in verTcheidew 
•mbten , gedurende vijf jaren ^ met lof diende. Toen a 
hij tot Lid van den Hoogen Raad (f) benoemd; in vrai* 
ken Aillën en gerusten werkkring hij bleef tot aan 1650, 
wanneer eene beete koorts hem op het onverwachtst aan 
gezin , vrienden en vaderland ontrukte. 

- In gevorderden leeftijd is hij, gehuwd aan alida vaw 
kBÜNiNGENy de Zuster van cosnraad , den wijzen ett 
.eerlijken Staatsdienaar , wiens verftand en hart door hbems* 
KERK' voornamelijk waren gevormd en geleid . zoo ab 
vAn beuninoen later dankelijk erkende en beloonde door 
kijne zorg als Voogd over de vier nagelatene Zonen vaa 
den. Raadsheer. Deze gedroegen zich alle hunnen Vader 
waardig. De oudfte fneuvelde by het veroveren vaa 
ff aarde». De derde , coenraad CS) genoemd , ^ begtf 
zich ; op eigene kosten , als vrijwillï^r , met vijftig ma- 
trozen, in 1674, haar ’sLands vloot ; bij woonde de zee- 
flagen' bij aan . bpord van den Admiraal van cent , en 
kwan» onverzeerd en met eere terug ; later werd hij door 
kijnen voortreffeiykén meester In de flaatkundige loopbaan 
getóld; hg betrad dit glibberig fpoor met ftevigen voet, 
bragt veie gewigtige 'bezendingen met lof - ten einde , en 
vkerd door dén ' Keizer tot Graaf des Rijks verheven. 
Zgne zedigheid en -burgerlijkheid deden hem geen gebruik 
,ftaken van dezen bekomenen titel ; iu alles voegde hij aan 
dèh'naam,van'HB£MSKÊ.RKeenen|^ooteren luister toe door 
eigene deugden.- • 

■ pè naam yan den Vader is hét meest bekend geworden 
en gebleven doof de Batavifche Arcadia. Üh Werk was 
het eerAe, zoo Veet ik heb kunnen nagaan, in onze taal , 
waarin , ónder bet loofwerk van liefkozerlj, gehandeld 
Werd over onderwerpen van Gefchiedenis, Regt^egmg, 
^den eiiz. WilLink, soEfenoOM, brüyn, gargon 
eii anderen hebben het voorbeeld van iibemsrerk ge- 
'Tolgd'; dan niemand'-hunner hééft dezen ingehaald, veel 
»ih voorbij geAreefd. ■ 

''Daar is er, dié af keuren, dat de emAigAe voorwerpen 
hit dé Gefchiedenis of Regrsplêging alhier met minverhdcai 
'en liefdesgevallen vermengd zijn. Gaarne geef ik toe, 
dat dit bij de l^ing niet aangenaam is ; doch lijstwerk ep 

-» r ' * » t 

Waarnaar, Amfierdam^ D. Illi . ' 

Van leeuwen, Bat . ill ^ 

Ö) Stêat^uneUg Nedtrlatkd^ D, U bU 425^. 


I 



' OVER. MRi pVAfY tlÉlMSKERK. ^^7 

tat®jeel *lja hier bi) beide elk op eichzeiv’e ioo[ b^zoti<* 
der fchoon, dat beide eene opzettelijke befchoawing, liet 
Riyn bellek zulks toe < zouden verdienen. . 

Alles is ingekleett^ials een reisverhaal van een vro^ 
gezetfchap jonge lieden bij een togtje .'van den Haag naar 
Katwijk , 'door Rijnland , op eén - fchbonen zomerdag. 
De onderlinge gezelligheid , de pas ontluikende liefde - bij 
tivee hunner, de meer gevorderde bij twee anderen , geven 
gelegetdieid tot vrolijke gefprekken, zOete kwellaadje en 
vele kwinkflagen ; de herinnering aan gebeurde zaken op 
de bezochte of geziene plaatfen aanleiding tot emltiger 
Overweging, en bij deze laatfle blinken de geleerdheid» 
va^rlandsliefde , vrijheidsijver , gematigdheid in godge- 
leerde zaken, en menfchenmin van den Schrijver niet min^ 
der uit, dan de fmaak , de kieschhéid en het vefnuft Van 
denzelven in het eerde. De ftijl is zoodanig naar deh 
eisch Van elk verfchiliend onderwerp gebezigd, dat het 
eene afzonderlijke Verhandeling zoude worden , indien ik 
dit trachtte te bewijzen. De eetbiedtvaardige- lublink, 
zoo verdiendelijk bij onze Letterkunde, fchreef mij on- 
langs, „ dat hij voorheen dikwljfs had nagedacht, wat 
,, hem toch in zijnen jeugdigen leeftijd zoo bijzonder in 
,, de gefchriften van heemskerk had bekoord; bij ge* 
,, vorderde jaren was h'0 overtuigd geworden , dat het ze- 
„• ker dit verfchil van ftijl naar eisch van het behandelde 
,, wa's, en vooral ook (teszelfs rijkdom in beelden , niet 
„ minder dail in de gedichten van Vader cats.” De 
platheid en langdradigheid, waarvan deze, hoe hoog men 
óok zijne waarde moge rekenen, en waarin ik aan *nie- 
mand wenschte achtergefteld te worden , niet ’ geheel 
vrij té pleiten is, z^n hier daarenboven vermijd. . Hoe 
gemakkelijk zijn de ongemakkelijkfte zaken- behandêld! 
hoe gepast en aardig zijn de ovérgangcii ! alles rolt ea 
vloek als van zélve. ■ 

Ware ik niet verzekerd' in’ hét ‘Vérvor^ ftofife ter vèr- 
fiering té ovér te' zuHen vinden,' -ik zónde uit hefb'^ 
werk ovetnemen de befchtljving van het wijf uit de her- 
lerg (*), als met dé kracht van vrans hals gefcMf-. 
derd , of die van hét geéstige zangftertje (f^ , in de kéu^ 
rige manier van ter. bur© bewerkt; dart, vermits dé 
Hóogleeraar siecsnbeek aan deze tafereelen eene wei- 


C') Bat. Are, bl. 9. . t . . 

Aid. bl. 175. SitiBZïihïït^, Proftveit .yiu fFei/pr» Oi. I. 


HBDBVOtRINa 


> 


3«8 


verdiende plaatft bij de Proeve» van Nederduitjche SPü. 
Arekendheid heeft ingeruimd, mag ik dezelve als bij u 
bekend houden en ze met ftilzwljget], voorbijgaat^, om b$ 
nen der emftiger deelen een weinig. lastger te vertoeven. 

De voomaamfte dezer loopen over de Hoekfche en Ka< 
beljaauwfche twisten, het Strandregt, het Regtersambt, , 
ovet.de misbruiken in de Regtst leging , de langdurigheid 
der Procesfen , het nadeel der Pijnbank , het onregtvaari 
dige van de verbeurdverklaring der goederen , de gefchie» 
^nis van de afi'cbaffing derzelve^ en vooral de gefchie* 
denis van de vermindering in het ftraifen van gewaan^ 
de Toovenaars en Heklên hier te lande en het nietige 
der befchuldigingen van Toovery, Spoken en wat dies 
meer zij, 

In het laatfie opzigt zoude ik aan £t Werk de meeste 
waarde toekennen. Het mskbrk was in dezen , nagenoeg 
gelijktijdig met den Rotterdamfchen Schepen daniei, jomcki 
TYS , die de zaak tevens als Geneesheer en Zielkundige be^ 
Rhouwde,, de voorlooper van bakker, Hy is, mijns in* 
mens , de eerde onzer Regtsgeleerden enRegters., die over 
en tegen dit gevt^tig imnt in de. gedenkrollen der menfche* 
lijke ellende en boosheid , ten minfte lang. vóór thobiasios, 
in onze taal fchreef. Hij had opzettelijk nag^aan, wat hier- 
over voor en tegen reeds gefchreven was. . De naam van 
onzen Landgenoot johannes wier of wh rius , inde Graaf 
geboortig , en thans zoo weinig bekend , die bet eerst ei| 
zelfs vóór den Jefuit sprb, te fFeejte», tegen den Duivel 
co de Duivelskunften fchreef , en ' de Toovenaars en 
Hekfeu voor den branddapel trachtte te bewaren, is doot 
hein -bewaard gebleven , en ook heeft bij den laatuen, als 
■Schrijver van bet Werkje , de cautie criminalis , of 
'waarborg om geen kwaad hahregt te doen , regt doen we*^ 
dervareo, ^ Spee bad als Geestelijke ve<en der lieren tot 
in^ hun uiterde bijgedaan ; uit menschlievendbeid befloot 

, de gruwelen:, welke bij bad leeren. kennen , openbaar 
te maken, en jóch bet gevaar, hetwelk hy hierdoor by 
de domme menigte liep, te getroosten.. Zijn Werk moest 
echter , wanneer meo ziinen ftand en den tijd in acht 
jseetnt, oatourlijk vele blijken van bijge^vigheid behou* 
den, Netgens i$, dunkt mij, bet^fchrikkelijkeder Hekfen* 
procesfen tpeer naar waarheid ' én meer voUei^g ten tooa 
gedeld, dan hier, Heemskk.uk heeft er zeer veel tut ont- 
kend, Alles bijeengetrokken en zamengedrongen zijnde» 
komt de dotiom hier op uit. 

IUjgek)(^ -eQ dé Raatmucbt boden edtandereK de 

b.%»4 



OVBR MR» J. VAN HBBMSKERK. f69 

l)and. Het gros der tnenfchen geloofde destijds in bet 
algemeen , dat .men zich aan den dienst, en de magt van 
God kon de onttrekken , en een verbond met den Dui- 
vel aangaan , die alsdan aan zijne- volgelingen de gaaf 
toeftond om • al het Ónmogelijke te yerrigten. — Niet 
alleen werd dus alles , wat het begrip van het onkundig 
gemeen tC/ boven ging, teoverij; maar al het zedelijk en 
het zoogenaamd natuurlijk kwaad werd ook aan Too- 
yenaant t<'egefchreven. Men befchouwde ztdk een ge- 
waand . verbond als de zonde tegen den Heiligen Geest , 
die onvergeeiUjk was verklaard. Men hield zich hierom 

g ïroepen om voor Gods eere tegen de Toovenaars en 
ekfen te ijveren. De Regters, de Geregtsfchr^ers , 
de Beulen en de Rakkers ontvingen het loon van hunnen 
arbeid naar het getal der verwezenen, en hunkerden des 
naar de voordeelen uit bet hoofdgeld en het verbeurdver* 
klaren der goederen., ..als zijndo de brokken, waarvan 
zij vette foppen konden eten. Van hier derhalve, dat 
men even gretig was jn het aannemen als in het doen 
van befchuldigingen. Men lokte deze uit , naamloos , 
onverfchillig van Hechte of van geloofwaardige menfchen , 
van minderjarigen , van ' kinderen , en , d gruwel 1 zelfs 
van kinderen jegens eigene ouders. Naar het beftaait 
van de misdaad X.torpuf dtliSli), werd tooit onderzoek ge- 
daan. Alles, wat bij mogelijkheid ten nadeele van den 
befcbuldigden konde dienen, werd met drift opgefpooid 
en aangevat. De , minde vlek in het zedelijk gedrag was 
een bewijs van fchuld; Was de gewaande Toovenaar 
of Heks deugdzaam, dan was het: hee de w<dveu 

aich met fchaapsvaehten iitmnen bedekken ! Vlugtte of ver-r 
weerde by zich , dan . was de befchnldiging bewezen : 
bij durft zijnen rtgter ttiet onder de eogen komen ^ zeide 
men.* Werd hij gevangen, dan was. het nitkleeden en 
fcheren. van den beklaagden bet eerde werk, ten einde 
deze door het behouden van eenig, toovertuig of eenige 
tooverzalf niet zoude wegvliegen , al ware het ook door 
een venderreet of Ceutelgat. Bevond, men dan ergens 
eenige moedervlek of lidteeken, dit was het ingedrukt 
zegel vga den Boozen en een bewijs voor het aangaan 
van een verbond met denzelven. Naar. alles, <vat ooit 
het leed vau een gevangenen verzachten kan, verlangde 
en fmachtte hij vergeefs; hij mogt zelfs den Regter niet 
zien , opdat de helfche geest niet in dezen zoude over- 
vaf^n. , Hcï w»s guDjt , wanneer vunr- of water- 

^ U b 5 proef. 



579 MOOcvDinirao *: 

proef, beide lüterstwréed, delaatfte hdogst onzeker, als> 
volgde; gewooniljk de pijnbank. Watkondemen van 
de oude zufiè vrouw, door ' dreigen , geefelen, rekken, 
prangen en perfen op het uiterfte gemarteld , anders ver«< 
wachten, dan dat ze zeidë, wat men hebben wilde? Zij 
had dan den Duivel gezien , en be&hreef zqne hr«omen ; 
zijnen ftaait en zijne vurige oogen zeer naauwkeurig; zij 
was dan in eene mosfelfchelp of eijerfchaal , met whiilp 
van eene naald, over de zee naar Engeland gelievend; 
zij was op een bezemftok naar dmi Bloksberg gevlogen ; 
had aldaar in de gedaante van eene kat gedanst , en met 
den Boozen en anderen gebanketteerd en — geboeleerd; 
zq wae dan verders in een weerwolf, vledennuis , kraai 
of vloo veranderd geweest, en had-ijsfel^ misdaden 
gedaan, onweren vemVekt, den oogst op een veld met 
den bezem neergeflagen , heete koortfen gezaaid, fchepen 
op verren afftand doen vergaan, menfchen en vee be« 
tooverd, en honderd andere Onmc^Ujke dingen veirigt! 
Nadat ze zichzelve in de pi^e alzoo fchuldig verklaard 
had, werd haar afgevergd,- medefchuldigén te melden. 
Wil ze of kan ze niet , alweder naar de plei ! Heeft ze 
hare eigen ' onfchuld niet kunnen flaande houden , hoe zal 
ze het die van anderen doen? Met dezen werd dan ge- 
lijk vervaren. Van hier was het dan, dat op het laatst 
niemand veilig werd. Één wjatid was genoegzaam om 
den besten en nuttigden mensch in handen van den 'Keg* 
ter te brengen ; en deze werd zoo ^varen in kunstgre- 
pen en ftrikvragén , om de Toovenaars tot bekennen te 
brengen^ dat zeker Ambtman zich beroemen durfde^ dé 
greep zdo weg te hebben , d« , indien de Paus zelf on- 
der zijne kluiven kwam , ook deze'Zóude klappen en zich 
ftboldig kennen ! Gebeurde het, dat iemand der befchui- 
digden zich koude verdedigen , ' dkn werd hem dit door 
den Duivel htgegevlén. Bezweek hij onder dé pijniging, 
of werd faö Bffiauw, dan maakte' de Bobze -hem ongevoe- 
, lig. Stierf hij on^r de foltering , dan brak de Duivel 
I hem uir belangflx^hig of genegenheid deö hals. Stond 
bij de foltering in alle deelen door, dan was het een 
hardnekkig kind viui' den Satan ; dan werd de kerker bq 
voortduring zijn lot , de Geestelijken bragten hem op de 
pijnbank des gemoeds , erf ontzeiden hem de zaligheia , in- 
dien hij niet bekende.. Bekende hg, dan werd de ijsfélijk- 
fte dood door 'ftrop , Water of vuur onvérmijdelgk , en , zoo 
mén meende tot Gods ttr , de fttaf voor de aange^gde misda- 
den. 


1 



I 

OVER mr. j. van HBBMSRERK. f 7 t 

I 

den. 74 De Haken,” zegt hbemsrbrK’, ,, rookteh 
honderden van den br^nd der genen , die menigtnaal Veei 
Trotooer en deugdelijker waren dam de genen , die ze dus 
deden verbranden (*).” Onder het fcbetfen van deze 
gruwelen wordt de hand (lijf, het hart week, het oog 
nat , het gemoed vol. d God ! hoe dikwjjls beeft de 
mensch uwe fchoone wereld, die een hemel konde zijn ^ 
in eene hel misvormd! Dan , M. H. 4 Iaat ons Héver onze 
aandacht op aangenamer tooneelen vestigen 7 en heems- 
kerk als Dichter befchouwen. 


Om HEEMSKERK als Dichter te doen kennen , kunnea 
wij best ’s mans eigene woorden gebruiken, uit den reeds 
geprezenen Brief. Den Poëet ovidios aangehaald heb- 
bende, Zegt hij: ,, dat deszelfs aardige aangenaamheid 
en voórtloopende vaar^gheid , zondér éenig fluiten of 
tegenflooten , bij de minfle verflandea kunnende gelézen 
en begrepen worden , hem boven alle^anderen altijd heeft 
aangeftaan, en zoo veel mogelijk in zijne kleinigheid ge- 
volgd is geworden.” 

Op het voetfpoor van dezen was het ook,. dat , hoe 
zeer hij wel konde zien, waar het ' hem ' haperde , hem 
echter de moeite niet lustte, om allés zoonaauw te he- 
ichaven en té bedisfèlen,' noch hem grootmi arbeid wilde 
laten kosten , hetgene Hechts tot tijdverdrijf en tot geestes 
vermaking gedaan werd.” 

Hij zeide verders : „ dat alles zoo naanw te ziften «m zoo 
netjes uit te ^ werken , te futlèlachtig is , en dikw^s de 
fchilderijen flacht van de oude meesters .der vérledene 
eeuwe, waarin alles tot een haartje op het netfte en werke- 
lijkfle is uitgewrocht , en evenwel hebbel^ in den omtrek 
die aardigheid en aangenaamheid niet, die de fikken van 
de kunftenaars van onzen tijd , hoewel met een ruwer 
penfeel en robuster band ontworpen, aan het oog geven. 
De dichten hébben hun ziel en ligcbaam alzoo wel als de 
mensch , die ze maakt ; de woorden voor het ligchaam en 
de geest , die er in is , voor de ziele verftrekkende. Zoo 

- 'ver 

(*) Bat. Are. bl. 43 en volg. — Waarborg om geen kwaad 
haisregt te doen , 1643 , in velen. Ook mijne Redevoeringen 
over het Leven ^ de Leer en Lotgevallen van balthasar bek- 
eer» 1804a Nob H '' 




9 


ESDSVOB&IKO 


37* 

ver de ziel voor het ligchaam te prsfereeren is, doet ook 
de geestigheid van een vers voor de iraaije woorden ; nüaai 
als ze beiden te zamen gaan, «zoo maken ze eene vermaak- 
te volkomenheid, even als eene aardige ziele in een feboon 
ligchaam. Maar hoe zelden wordt dit bijeengevonden , 
en daar het gevonden wordt is het voorwaar hoogelijk te 
achten. Voor mij ik weet dat ik noch bet een noch 
het ander hebbe , en is er iets dat in mij recommandabel 
zoude' mogen gevonden worden , dat is eene vaardige 
voortvloeijendheid , die mi} bijna alles zonder moeite uit de 
pen doet vallen, en als die aan bet glijden is^ dat ik dan 
hier en daar op een woordje , daar ik wel voel dat het 
hapert , zoude willen blijven liaan , zoo zouden mij onder- 
tusfchèn de concepten , die maar (all een aanzigt ia een 
fpiegel) los in de inbeeldinge hangen, uit het hoofd gaan, 
en dan zouden er wel nette verles , met fluweelen woord- 
jes ui^ewrocht, voor den dag komen, maar daar dikwijls 
noch geest noch leven in zoude wezen; en die daar zin 
in badde, zonde pvgmalion flachten, die op een rnarme- 
zen beeld verliefd werd.” 

Wat wonder was het derhalve, dat he£ms:kere , bij 
voorkeuze , den lieftalligen Dichter navolgde, met wien hi| 
zoo zeer in aanleg overeenkwam? wat wonder , dat hij in den 
leeftijd, waarin alles medewerkt om voor de liefde cn de 
bevallige fekfe de lier te Hemmen, ten voorwerp koos het 
groot en bevalligtt Minnedicht, hetwelk ons uit de oud- 
heid is bewaard gebleven , de jilrt amandi (de Mtnnekumi) 
en het Rgmedium atnorh (den Raad tegen de liefde') , door 
«SBMSKERK Minnehaat genoemd, waarvan zijn Vriend 
VERBURG, zoo wel als van de Minnedichten van wester.- 
SAEN (*), had mogen zeggen: 

Hier gtfehieit u een vertooning 
■Van de min en van zijn woning — 

Fan zijn moeder en zijn' ftaat% 

■ Fan de jekjes en genuchjet. 

Van de kuurtjes en de kluchjesy 
Daar mee Fettus ommegaat^ 


of, vragen; 


B» 


(*} Wbirrbaem*s Geiiehtm, D. I. Vóórwerk. 



/ 


OVER WR, J. VAN HEEMSKERK. 373 

Ben je nieuws om eens te zien 
uil de kusjes - 7 - al de vonkjes , 
uil de lachjes — al de lonk j es , 

Die der in de min gefchien; 

Al het hopen — al het beven , 

Al het Jierven — al het leven ^ 

Al het zuur en al het zoet ^ 

Al de listen — al de trekken > / 

Die haar in d^ min bedekken. 

Dan met honig — dan met roet T 
Zoo dwrziet eens deT^ bladen. 

Die, met al dit goed beladen. 

Onze Dichter u behandt — 

Daar je geestig, in ziet zwev^en 
Minnaars hoop en zorg en leven 
Door zijn levende v erfland. 

\ 

Ik treed met dit alles geenszins , M. H. , als Lofrede- 
naar op van dit dichtftuk van ovidius in alle deszelfs dee- 
len ; ik Weet het , dat hetzelve niet is vrij te pleiten van 
te groote dartelheid in fommigen ; dan oviDius fchreef in 
den weelderigften tijd voor de Romeinen to^en deze onder 
AUGUSTUS, de vrijheid om den vrede vergetende, .het 
meest verfijnd zinnelijk genot ten doel fielden van elke na- 
jaging. Hbemskeur , die alles inrigtte naar de eenvou- 
digheid der zeden te Jlmjlerdam , in zijnen tijd , zegt zelf, 
9, dat hij OVIDIUS veel ëerlijker heeft doen fpreken , dan 
deze weleer in zijne taal gewoon was; zijne meeninge niet 
te min zoo na komende , als de gewoonten eenigzins to^ 
lieten , ja zelfs van het laatfle fomtijds aftredende , om 
zijne bevalligheid niet geheel te verliezen , en hem altemet 
iets doende zeggen , dat hij nooit gedacht had , om van 
deszelfs hout pylen voor zijnen ^igen koker te maken 
en waarlijk , hij had dus zijnen naam niet behoeven te ver* 
bergen , om reden (zoo als hij in het kort berigt voor den 
tweeden druk zegt} „dat de naam weinige waarde aan 
zulke gefchriften , en zulke gefchriften niet veel achtbaar- 
heids aan den Schrijver kunnen bijzetten.” 

Gij begrijpt ligtelijk, M. H., dat ik ónmogelijk de ge* 
heele Mirmekumt of Mimehaaf^so. geven; en moeifelijkër 
was voor mij het bijbrengen van gefchikte ftalen , dan ik 
zelf vermeende. Alles is in verband bewerkt. OviDi- 
us bevatte in eene doorgaande rede den raad aan de 
Frijers in twee boeken , die aan de Vrijtten in één boek. 
Ik heb het geheel doorgeloopen en enkele zinfheden uitge- 


X 


I 


% 


574 ' REDEVOERING 

kipt , als bgzonder fraaije plaatfen bij ovidius beken! 
Eijn, tén einde hierdoor bij hen, die dezelve zich mis- 
fchien kunnen herinneren, de fraaiheid der vertalinge te 
beter te doen kennen , en dezen te doen zien , hoe weinig 
hetNederduitsch by het Latijn afïleekt. Vondel vergeleek 
eens (♦) met reden het vertalen van een geestig dichtftuk 
bij het overgieten van een geestig vocht in eene flesch met 
eenen naauwen hals ; hoe fpoedig wordt er nat geplengd , 
hpe zeker vervliegen er fijne deelen ! zal de kracht behou- 
den worden, dan moet de Vertaler het verlies met iets 
geestigs kunnen aanvullen. Dit heeft heemsrkrk kunnen 
doen en ook gedaan, en van hier derhalve, dat zijnd zang- 
lier zich even los en gemakkelijk beweegt , als die van 
den Latijnlchen Dichter; nergens knelt ook het keursf^ 
van het rijm. Hij zegt: 

Ik kom den rijken niet de kunst der Minne leereh. 

Die meer doen door hun goed , dan zij fchier zelf begeeren*: 
Hij heeft van afs verfiand en zelden hem iets mist , 

Die ’c harte-trekkend goud heeft hoop op hoop gekist. 

Ik ben de Meeseer van de genen, die beneven 
Het uiterlijke goed iets anders moeten geven — 

Want daar het geld en goed in *t wegen valt te ligt. 

Daar geef ik kunst voor goed en woorden voor gewigt(f> 

En roept derhalve op» 


Die jong en onbedreven 
Ü onder liefdes vaan ten ftrijde wilt begeven. 

Die ongewone zwaard aan uwe zijde gordt. 

Gelijk een nieuw fóldaat , die opontboden wordt. 

Voor eerst tracht, dat gif viW/ hetgeen gij wilt beminnen. 
Daarna met zoet gevrij ’t geen dat gij hiint te ninnen^ 

£n eiudlijk zoo haar hare te hechten aan uw hart 
Dat de eens verkregen gunst niet weer verloréh wart. 

Dit is het pad, waar langs mijn paarden zullen rennen; 
Houd, minnaar^ u in ’t ipoor, gij zult welleerenmenn(?nCS 3 * 

i 

Wij zullen thans ook dit Ipoor volgen » en alleen enkele 
(taalles van het zoeken y winnen en behouden bybreogen. 

Het 


(*) Treuffpelen , D. II. Opdragt . der Elektra aan tbssi!^ 

8C9ADE. 

ff) bl. 58. * 

Qj Ferz. bl. 3. . 




I 



1 


lurn ^ uirvik/rCIT ODir 



Het zoeken. 

Terwijl gi} kiezen inoogt , ziet uit en kiest er eeö 
Die waard is dat gij zegt: of gij of anders geen. 

Dees zal u in den arm van zelf niet vallen komen,' 

Maar moet zijn nagefpoord , gebeén en half genomen. 

De jagers zijn bekend de holen en het woud. 

Waar zich het wilde zwijn of bloode hert onthoudt. 

De vogelaar flaat acht, waar meest de vogels vliegen , 

En Vvaar hij die best kan met llrik en net bedriegen. 

De visfeher weet de plaats en ’t water, waar de visch 
In ’t zwemmen fchoolt bijeen en ’t overvloedigst is. 

Gij ook, die u ’t gevr^ in ernst wilt onderwinden , 

Befpiedt eerst, waar gij moo^t de meeste meisjes vinden* ' 
Ik zal den zoeker niet gebieden over zee 
Te varen met zijn^ fchip tot aan een verre ree : 

Zoo vele blaên in ’t bosch , zoo veel gepluimde dieren 
Als fchuilen onder *t groen , in ’t water visfehen zwieren. 
Zoo vele fterren als een heldre nacht vertoont. 

Zoo menig fchoone inaagd ook aan den AmClel woont 


Maar. wilt voor alle ding bezoeken de Tooneelen, 

Waar dat gij hebben kunt ’t gezigt en keur.van velen. 

Daar zult gij vinden ’t geen zal wezen minnenswaard 
£n waar gij wenfehen moogt te worden mee gepaard. 
Gelijk de mieren heen en weer langs de aarde loopen. 
Wanneer iij graan bij graan tot wintervoorraad hoopen , 

Of als een bijenzwerm des zomen in een hof 
Van bloem op bloemken vliegt , nu aan en dan weer of. 
Zoo ziet men ’t maagdenrij , van dees of dié gebeden , 
Gepronkt en opgetooid naar zulke^ fpelen treden \ 

Zij komen om te zien en om gezien te zijn* 


Van nooden is daar niet alleen van veer te groeten* 

Met loddrig ooggewenk of vreemd gefleep van voeten, — 

Gaat, voegt u bij het lief, en zet u bij haar neer, 

U niemand heeten zal teziaea na of veer. / 

Zoekt met een aardigheid hier aan de praat te raken , 

Kout zoo wat heen in ’t eerst en van gemeene zaken. 

Vraagt of zij niet en weet, wat dat men fpelen zal? 

Of ’t dicht is welgeiteld, ’t vercoonen heeft een val 
£n de oude kamer meer of nieuwe 1$ waard te prezen ^ 

£n die zij gunst bewast, wilt die ook gunst bewezen. 

Indien, als ’t wel gebeurt, g^ op haar kleed ziet ftof^ 
Dienstvaardig met uw hand dat daadlijk veget of; 

Dan ofter niet en waar, ’t moet evenwel gefchieden. 
l..aat alles oorzaak zijn om haar uw dienst ce bieden Ct)»' 

. Vjei> 

W Werz. bl. 4 en 5 - 
vt) V^rz. bl. 8 en 9 » 


I 


\ 


4 


370 HEDEVOSRINO 

Vervolgens leert hij: 

De Bruiloftsfeesten, ook het gastgaan en zulk leven 
Een ingang tot de min en *t zoete mallen geven; 

Wat anders zoekt men daar dan lekkre fpijs en wijn; 
Cupido gaarne wil bij gulle Bachus zijn. 

Die als hij fpeelziek heeft zijn vleugeltjes begoten. 

Het vliegen is gedaan , de Min blijft daar beHoten ; * 

Hij fchudt wel daadlijk af de druppels half gefloord , 

Doch *t afgefchudde nat brengt wondre kuurtjes voort. 

De wijn, de wijn maakt moed, en, mildelijk gefchonken» 
Verhit het vrolijk hart en doet het vlamraig vonken. 

Dan komt het zoet gelach, de (latigheid vertrekt. 

Het veinzen is gedaan, *t verholen wordt ohtdekt; 

Daar blijfl door ’s meisjes oog het knechtjes hart gedolen.-* 
Vrouw Venusin de wiji^, *t vuur ligt iu’t vuur verfcholen(*}i 

Het winnen^ 

Doet ’t booze van n Wég én wilt gij zijn bemind 
Betracht eerst dat men u beminnenswaardig vindt; 

Dit kan u door haar zelf geen bloote fchoonheid geven. 

Daar moeten nevens gaan de gaven van wel leven , 

De gaven van verftand, de gaven van 't gemoed, 

Waar zonder fchoonheid geen of weinig voordeel doeu 
De fchoonheid is een ding, dat niemand kan bewaren. 

En in zich zelf verteert door *c komen van de jaren ; 

De lelie even Ihag niet in haar bloeifel (laat , 

Eu ’t roosje met tét tijd den dorren fbruik verlaat. 

De fchoonheid zal u ook, eer dat gij *t waant, ontduipen , 
Zoo haast de rimpel komt op ’c gladde voorhoofd kruipen* 
Zoo dan wilt uw verltand doorwerken van nu af 
En tracht naar fchoonheid , die u bijblijft tot aan *c grafV 
Doorloopt by dag, bij nacht, de bladen van de, boeken. 

Om daar welfprekendheid en wijsheid in te zoeken ; 

Ulisses was niet fchoon, maar had een zoete tong. 
Waarmee hij tot zijn min ook zelfs de^imfen dwong 

Het hehoudenM 

Voor alle ding zoo wint <le voegzaamheid de zinnen « 
paar lluurschheid (leekt een (lok in ’c wiel van *t zoete minnen. 
De wreede kuikendief, die wordt met regt gehaat , 

Omdat bQ *c bits gevecht zQn bloedig leven (laat. 


bVfett >fR. j. VAN HitBMSKXIllt. ^ 

• ^ 

JÜaa^’t zwaluwtjen'dat mag vrij veiligvbij ons-wooan^ . 
Omdat bet met £ijn zang ons vriendfchap fchijnt ee tbonétu. 
Weg weg nrêt fcherp gekijf en trbtfche ip(jügheid» . 
i)e tèéfe min die wordt gékvvéekt met zachtigheid 


Allengskens met geduld zoo wordt een tak gebogen, . 

Maar fcheuren zal zé, will gij daarüw kracht op tbgén. 

Dje ’t loopen van den (Irooin niet gééft één wéinig tde^ ' 
Zwemt nooit aan de andre zij én maakt hemzeWeo moé* 
Gedienftighéid die temt de t^gers én dé beerénj 
£n metter tijd men kan de (HeréU ploegen leéreU; 

Zijt gaarne vrij dé minft\ hièrdoor deelt gij haat hart ^ 
Die eerst dé nlinde waS de méeste liog wel Wart. 

Kijst \ gene dat zij 'prijst, laakt *t geen gij haar hoort fakdii#. 
Haar waar dat zult gij waar, haar leugen leugen makelij 
Zijt droevig als zlJ fchreit, zijt vrolijk als zij lagcht 
£n maakt dat uw gelaat van *t haar zijn wet verwacht 

Wacht ti vóór ’k lest, dat gij uW N!mQë, tot verwijt^ 
Hetgeen dat haar misdaat niet fcham|>er tóe en bijt;* ' 
^t Heeft velen nut geweeft te hebben dé gebreken 
Vgp ’t aardig lieve wicht wat over ’t hoofd gekeken. 

De kloeke PEksEvs heeft dé Móoricfaé zwartigheid ’ 

Zijn lief andromeda niet op het brood geleid. - 

AribROMACRE te lang bij iederTcheenc te wezen ^ 

Alieén hecfti RECTOR haar* als welgemaakt geprezen (0i . . 

In *t noemen kan men ook met een bekwamen tfèk 
Verkleinen ’t geen misdaat,' vermindren het gebrek.' 

Heet haar bevallig bruin ^ die zwart is als dé Mooren, 

£n poèzelachiigj óiQ fchier in baar vét zou ftnofeh; 

Noemt luchtig 9 die bijna niet hééft als vel e4 béén^ ' 
E»u-^arJig 9 die gelijkt eén dochter dér . t’ygméen. ' 

kortom , wflt ieder kwaad met naaste goéd oékléeden ; 

Doch zulks met oordeel dpetj' opdat gij doof uw redéri ’ 

^’t Geen gij , verkleinen wilt i^ièt tiénma^ méér vefgfóct 
En u daarmeé geheel van allé hoop vefftóot.. 

Vraagt Ook niet al te naauw » wanneer ze zijn ^èbpfen i . 

De Meisjes in *t gemeen die vraag niet gaarne hpored'j. 
Bijzonder als haar b)ocm in *t voilé bloeifel ftiat, ’ 

.£n .*c zoetde van de jeugd boe lahga hóe meer Vergaat 


CO bl. 

-<t5 Aid bU J9. 

f€> Aid. bL 86. 

Cn) bl. 88. 

MJiifisi* i8ii« NOè 9 ^ 


\ 



I 


/ 





lUil>BVi9tRlN0 ' 


l7t 


^r^)^ooplg en teveAs bévallfg is itisgelps At'Ra/ii 
aafi de vrijsters , . Vooral worden deze ondttwezen om 
den tiji te gebru^n en van hare bevallighedèn het beste 
gelmiflt te maken. 


r* • • 

Doch if niet al genoeg met een aantrekkend lonkea 
S^uiterlijk gelaat den vrijei; eerst te ontvonken, 
bn hem daarna te mets te ftellen heel in brand . 

Door brieven , door gekout en ’t drukken van de hand 
Daar moet iets anders z^n om ’c vuur te onderhonden , 

Of anders zal de tijd zijn hitte haast verkouden; 

Het uiterlijk vermag wel vrij wat in *t begin, 

beeft niet veel om *t lijf, als ’t regt gezien wordtin. 
Een goedertieren aard met minnelijke zeden. 

En een gemoed beftuurd naar ’t voorfchrift van de reden, 

. IMe^ztjn de regie ftof , de regte turf en bout 
Dat de eens ontfteken vlam in ’t branden onderhoudt. 
Gelukkig ts de Maagd, wie dit is aangeboren.. 

Wie ’t niet is , geef daarom den moed niet ftraks verloren. 
Opvoeding 4s bijna een’ andere natuur 


hdt geven van den raad om te leeren zingen , weidt 
HEEMSKERK bijzondoT . Hit ovcT de Dichters van zynen 
tijd , en , vermits hg altder het meest van het oorfpronke- 
lijke dfWijkt ; en zi^^ eagen kunstvennoges bij vernuft en 
zwierigen trant hierdt best te kennen is , deel ik dezelve 
mede, boe wi^dloopig dezè jnróef ook zijn moge. 

I 

’t Gezdng is dangehSam , en ’t zingen voegt de maagden; 

Ja 'k heb er veel gekend , die iedereen behaagden , 

Allehn door haren. zang, en wien een fchoon gehtid 
Gediend voor fchoönheid heeft om haast te zijn de BmfdES 
Zeemfinfters zijn geweest de zwemmende Sirenen, 

Die ,jnet haar. helle ftem , wie daar voorbij voer henen , 
Védókten van zijn ftrttk , eh tot hhar trokken io : 

Wat zal dan ’t zingen 'niet vermogen in de mfn? 

Doch om door uw gezang en eed aantrekkend kwelen 
Het hhrt van die u hoort ai zingende te ftelen. 

Moei gij voorzi^lg zijn in ’t kiezen van uw lied; 

Want zoo het Dicht met deugt, dan deugt het zinge^i afetf 
Uw ftem moet zijn begalmd met woordjes en met dingèo , 
Die *< binnenst van de ziel al fmeltende doordringen ; 

^En hiertoe geeft u ftof zoo menig zoet gedicht'. 

Door Phmbus geestig volk gezonden in het licht; 

Zo# 


<n Fim Vk sjSf. 




! 



1v 



t 


ÖVER MR. Jk tAtC ÜERlktSRRRRi 

Zoó meni^ minnelied rol vuiirs en aanfiighedcit) 
t)aaf praehdg méde praalt de gulden eeuw van bedaiu 
Leest maar de Liedjes eens van breerdo en van rooft 
Wiens glans den hellen glans der Ouden fcbier verdooft ( 
Van ANüAi die haar mag de tweede sai^pro rpemeh^ 

En die w 0 met goed regt de tiende MuTa noemen 9 • 

.Of STARXBR ^ die van nieuws ons op Vriefche lujt . 
Komt brommen fn het oor een aangenaam geluld 
Een aangenaam geluid vol Zoete minnetreken 
Met klagtjes en gevlei op *t geestigst onderftekeU^ 

Leest KOSTERES zoeten zang, waarmeé h^j ieder fpel 
Doorftrooid heeft tot fieraad zoo kundig én Zoo wel ; 

En cATs , wiens aardig werk vol netgewrochte rijmeti 
Betoovert ziel en zin en *t hardlte hart doet zwipmen* 

Vergeet ook niet ’c geen heyns Zoo loliyk heeft bettachc^ 
Als hy de Mufen eerst uit Griekenland hier bragt« 

Doch of u bij geVal kwam eenig lied. iu handen 9 
Als uit iiet giraf gehaald en midden uit dp banden 
Van Chaos troetelkind, den gtobten UoiO de CRóOtt 
Zoo denkt vrij, dat, indien geen Burgerlijke dood , 

Had zulk een geest belet de vruchten voorts te barnn^. , , 
Die nü in zijn vernuft alreeds,. ontvangen waren j ' 

Gij door heih hebben zoUdc zoo. menig kunstrijk lied 
Aia 's avonds gulden oog uit ’s Hemels voorhoofd zieu 
6 Wijdberoemd Verlland , wat Zal ik van u zeggen ? 

Dan troost U, zoete feugd^ dat, daar gij een. ziet leggen^ 

- Èuferpe weder vier heeft ihct z^n geest bedeeld , " ‘ 

• Vier vogeltjes als tdc dee Phwnkt* asoh geteeld', 
l>ie 9 zOö men beestjen kent aan ^Jn gepiep jea 
Een heldren bovcfusang in koeten zuhén leeren» 

De vlagde^ van bun if^die i^rvfieNs, .wieps gefluit . . , 

De Nimfjes van Jen Maag in lokt pif* , . . 

Drie andre zijn doublet, vzRBURG.en BfpsTpRHuxzRN^ 
wien dit alleen ontbreekt 9 dat zij in duistre' kluizen . \ . 

Noig hangen In de kooi,' yah nienund jobic^ gekend^' 

Van niemand ooit gezien afs die daar kijn! omirent. ' 

Doeh mag men hunnen zang 'in ’t open #öud ééns hoiMR^ 
tk weet faun Zoete flem zaTalle man bekoren (^è ' 

^ ^ m, t ** II 

Giiarta zoude R Insgèli^s de vkn dt 

ven den Raad tegen dé ‘hebben doed' k’ehi^', 
door eenige- proeven te geven , hoe aardig 
de vroeger gegevene lèsTen thans omkeert ; dan de vfées^ 
'om van uw geduld te veel te vergra, doet □>$ dit balii' 

teiti 

; f*) #%ra. bl " 

C e « 


i 


I 



t 


RSDBVOBRmO 


sw 


ten. Om ovtr de levendigheid van deze navol^g odk 
eenigzins te kunnen doen ootdeelen v geef ik aUeen bet 
volgende: 


ik moer» o zoete jeugd! u voor het eerst gebieden» 

De luije ledigheid gelijk een pest te vlieden» 

Die maakt u dus verzot, die lokt u tot de min. 

Die is er *t voedfel van , die houdt u voort daar in« 

Niet weten wat te doen » tót *s middags toe te flapen » 

Te zitten bij den wijn » en langs de (baat te gapen » 

Is *t leven , dat te mets de krachten van *t gemoed 
Verzwakt en u in *t net van *t boef] en vallen doet. 

Neemt weg de ledigheid» gebroken zyn *s Mins fchichten^ 
Z|jn fakkel zonder vlam en kan geen brand meer (lichten; 
'Zöo weeldrig als bet grasg^^oeit aan den Waterkant» 

*t Riet in ^en modderpoel , de wilg op *t lage land , 

Zoo veel houdt Venus öok van lui en leeg te wezen. 
Begeert gy van uw kwaal op *t fpoedigst te genezen» 

Geeft uwe zinnen werk, en, wilt gij blijven vrij» 

Houdt altyd iets ter hand; zQ gaat uw deur voorby« 

Hiertoe is ’t Hof, de Raad, de Vierfchaar en de Wetten. 
Poogt dooi uw* goeden naam u zelf in (laat te zetten » 

Of rust u tot den krijg met Ridderiyk beftaan. 

DU Miu is veel te blpo, hij zal niet met u gaan (*}. 

be MimedkhttH iDi^eii ia de verzameling een afee« 
Icheiden bundel lut: zij zyn gerigt aan des Dichters imn» 
naqeZf onder den. naam van Chkrit. De Taumatah vai 
«EVBCOTius , onlangE door den Heer ketelaar (f) met 
lof bekend ^maakt, moge yroe^r zijn, anders is deze 
bundel de eerde van dien aèrd in onze taal verTchenen 
vrurbij de .Dichter z^ geliefde bezingt , zoo als 
TRARCHA zijne Laura bij db Italianen, ronsaro Zijne 
CasfanSra bij de Fianfchen , . monts uajor zyne 
bq Spanjaarden ($) hadden bekend gemaakt, en welk 
voorbeeld . naderhand- door vele Dichtere onder oqs , zoo 
vrel m het Latijn als m bet Nederduitsch , is gevolgd; de 
dSMuea van rbl.,md, de Gelfia van JOROZns-, de Odifde 
van BiLDERpiJK, noem ik uit velen. , 

Bene gepaste Jtèus te doep, tot.davins der waarde, 
^lut zoo veu. goeds, geenszins gémakkelyk. Een nrisb 
- P™*** 

<•) f'erz. bU 174. 

(fj Zie het TUmbhrift Etatrpt. 

^,5 Voorrede der Vtrpam, ade Druk» 



OVER MR. VAM RB8USRSRS; S8l 


praatje, en voor de llen en deFhn$ive»\ noot uit iii 
TCvalligheid en zwier doch is ■ te uitg|e&^ voor mya 
doel. ^ Uit 'een Lofdkh* cp eene ScAoanc nesm ik alleen de 
volgende regels : . .... 


Dees minneiyke maagd, dit z;oet en xedig fchoon,^ 

Door HUYGENs , hevns of hooft moet'zijogeftéld tentoon. 

De tulpjes in haar tuin, die fchynen haar te groeten. 

En dierbaarst van baar fchoon te leggen voor haar voeten. 

. De witte lelietjes sM bleek van lomren niyd ^ 

Omdat een frater wit langs haren hoeaem glijdt. 

De roosjes worden rood en tuigen meerbaar blozen 
Dat hare kaakjes nijn mee fchooner rood bekrozen. 

Kortom , *t zij dat gij ’t haar, of hand of oog beziet jj 
Noch minzaams is er meer, noc^ fchooner ii er iet (*}. 

Om het gebruik, dgt er later vfn^g^ioaakt is, deel ik 
een liedje mede , ''geftemd op de wijze van het destijds zoo 
bekende: Het dn^et uit dm Oosten. De Dichter wordt 
voorg^ld als zijne liefde aan -Chloris verklaard héb- 
ben, én erlangt tot antwoord: ‘ ‘ 

'(.-i I i’’ » ♦ ♦ -• . .. 


Al Y zoet In *t minnen, 

, Dat nfinnelust belöoft 4 ' 

; : . : .Npg.M»l ik ’t.idet begitmen; 

Wordt Mj mij niet geloofd. 


Ik min de gulde vrijh^. < 
-En eigen heerfebappij, 
t Weor van my ajle lustQQ„>, 
Beduic mijn wensch in 







• ' * 4 ' 

De knechtjes ntogen praten. 
Hun praat ik niet verija^ - 
Hun vleijen ik niet achte^,, •. . 
Hun^ dóén niet gadefla* 

Beloften z^ mee gekken. 

Hun trouw hun niet en., bindt. 
Hun liefde zyn maar woorden,.. 

. Hun woerden niet dén wind. 


Het 

' • 1 - 

' tci ' ' 


<•} Bm» Are. bl. 48, 




EEDEyOCRiNa 

> , 

Ê^Q ingebeeklft grilt . 
l^ea kind van lust en legheid , 
' £«n denel wulpfdie 


t 


Zoof Itng io mij de rede 
Boftuurt des hsneft coam ', 
Zü nooit in n||n jonk hartje 
Die gast ay» wellekoom» 


i * 






Want «aarosi londe ik ^en , 
IlaCt' alt ’k t» 't bM vait uic« 
]dU maakt van los gebonden , 
MQ aan een troinvblok fluitg 


Dus laat aÉ| veilig <^eden 
Den bijnaam van een vrouw ( 
Gekocht met korte, vreugde» 

' Beuald m'ct lang berouw C). 


r 


. iio; (i» ^cai/iis wwdt. dit liedje door- Sütfemtnd opgezoi»* 
gea » éa het draagt aldaar teo Qpfchrift.: fl^tugddoos 
terUtd,, Haar nwmaar Rjeinhart verzocht het- afichtift te 
mogen zien, én gaf^ ng bet-maken; van eénige verande-. 
ringen» hetzelve aan de -verioofde Rad^tnd te lezen 
wanneer bet» FroHjk -VrtttmaiMtd gébeeten» aldus liudde 


Al *t zoet is wel in ’t minnen 
Dat minnetast befooft » 

Blaar wat men niet bezimiea 
Kan wordt notdt regt geloo/% 


Wat is toch van de vrijheid.^ 

De regte beetfclMp^ 

Beflaat ia eigen 'wdnlng. 

Daar is jsen Immért 

® • •• 

De meisjes mogen praten» 

Hatr pnac die viiegi daw heen» 
De daden the betoonent » ' 
Wanneer zy z|}a te neen». 

I ' é 

« t 




hl. 353. ^e. bj. • 






I 





OVER. m. X* VEN HBEMSESEKé 

Belpven is geen gekken,. 

Cbs trouw ons zamen bhadc. 

De liefde kknu door wo<»den^ 

Die woorden zi^jn geeu wind» 

, • I 

Het IniiioeQ is geen naliett .. 

Noch ingebeelde gril , 

\ Verheugt en flxeelt d^ 

*t Becpoveit onzen wtl^ 

f * . 

Zoo in auj de rede 
Sloeg ïapd aan heifenM>oi 9 

Wns draks in saijn jon|c _ 

Die gast zeer wèllekoom. 

Wan^ waarom niet tè willên 
' ' Dat, hoe het ook vaft' uit, ' . . 

Ons hóófd verfièit ten mii^e 
Met ’t kransje van de Bniid« 

. bnrwU ik'niet meer vlie^ : : i . 

, OfiR bqttuiD van • 

: ■ Gekócht pet reine minne., .. 

‘ Betaald inet «are tróQw 

/ 

Moeit ik mij niet verzekerd ho^en , jdRt verfchil vao 
gOedkeutjpg onder u, M.H. naar veHchit van jaren pkuité 
vond , Ik zónde idt dezen bu^l noj^ vile pcoei^es kunnen 
bijbrengen van die mét ssout be/pretigdè of firp-xoete «nr- 
digheidjest Wf> itopET ze; noemt, ^FMetia ac leporesy 
4ie HOOFT , HEBiasKEitK • OATS , «AAEi. m anderen uk 
oviDius , cATubzvs, ANACREQoi jeQz.y of misfchien, 
volgens BROBKHOizBN, met dezen uit 'dezelfde bron— de 
jNatuur — ontleenden. £en mikel proeve z^waarfchijnligk 
Qm het naSve niet mkfaagen. Hét is hét Üot van een ge.* 
^chtje, vervaar^ld' tot afwending yan het ichijnbaar oo> 
^eoo^en van Chl^if ytegens ^et (telen yan een kus : 

/ * . 

IHetdedniie d^ug «w toren 

BQ .Büi.n zoo niet veifioren» 

Want noo ik iets heb msdeaQ, 

' Om de initdaad te verzoeten, 

2aV ilc.brengen zelfde boeten, 

. Die Ut how d« daaiMe Baaiik 

. • 1'’ Ou* • 

^ Mat, Are, bl. i8. 

Cc 4 , -.J 




; riüBBBVOBRimk 





Onltiigf ,.als ik raad begeerdêt 
2eidè ml] een Regtageleeide^ * 

Dat de Keizerlijke wet : 

Die iet openbaarlijk Aaien 
Viervoud weder te betalen p 
Tot een ftiaffe lud ' gezet. 

Vlennaa! weder n te liqflllEa, 

Zoo- dat kan uw ^mfchap btoafclten « 
Ben ik willig en bereid. 

} a, kan dit n niet vernoegen « 
leel en al wil ik mij voegen ' 

Naar uw lieve- zlidijkheid - 


De Bfiugeldkhtt» zijn van Beer verfcliillenden aard . 
en meeren^els vgh grpQte waarde. De Lif van het Lan^ 
leve » , eene vrije -navolging van bet be/itt*f van hora-; 
TnrSybet roemers « en eene fVaudeling 

om LeydeH vóór het verlaten van de Hoogefchool, zyn 
fiukken van vry<fan|^ adem. Vale 'proeven van rgke 
fcbildering en webg vernuft bieden zkh aan. £ene rust-; 
plaats van den Dichter , dpor hf m befcbreyen I lokt ons nog 
tptftilftand. ' 

Nooit, ik ^gens in de lUd 
j ' Naar indn zin zoo lustig zat: 

. Bbadjes^ bloeppjes , ’msj ' 

Klaver en kannUe jfpruitjes 
Waren als bet tafelkleed, 

Daar de grond mee was b'efpreedt 
Bn*de rrigfes mee mtlkaiider ' 

:^Digt- gevlochten In deo fender 

Maaknen een verwelfde tent t 
Met^btar loofwerk daar <MDtrentt 
Waar Imgs heen de vinl^jei^ fprongei| 

£n hun zoeten wildzang zongen • 

' Ondén^l de vlugge museV 

'' Gaf zün 'gaarkè 'küa op kna^ • . • « 

Achter mij , om wat te leunen , 

Kwam ^en kromme wilg mij ftennen| 

Voor ml^ Aond*een eafdl^óom 
-Digt aan *t kantje van mh ifrbqm , 

Die zijn takken zoo verfpreid^e 
En vaneen* zbo aardig fcheidde» 

Bn Ik tegc van dal^ Ik kig * 

/f Veld als door een venAcr zag (f)# . 

O) f^erz. M. api. : 



/ 


\ 


1 



6VBR ^ 

Onder de kleine ftuk^ behaagde vooral , om des* 
selfs zacht geftemd gevoel , bet volgend i . Zuchtje van eene 
yuffer bij » hef zie» van een verwelkt roosje , gtffukt uit de» 
lijkkrans van hare overkditne J^eklnoote. • 


Ach lieve zoete rozjelijn» 

Wiens naanw ter deeg ontloken bladen , 
^ . .Weleer ipet fchooilheia dvêrladèrii 
- "ÏJu düs verlépt én dorre zijnl ^ 




^ Vi 

w^l,gel*^kt,gi1 \ bieeke'iioofd,^ 
(urvén oog; dè fjapp^ Wan^'e», 


póe 

\ Verlhirvén 

£n *t pondje 'met den dood omvtmgen^ 
Paar u mijn hand beeft afgerocfdf 


t • 

Geroofd, helaas! toëi\ ik ü Zag ' 
■ Bij bloem aan blAemplèin ingebonden^ 

*. op de'gttiden vlechten ftonddii' 

' Van een%Miie in haar doodkist^lag; 


/ '■ . 





•» I 


• • • I 


• N 

* 


Van eeno^' die V 200" korts hiter^ voor, . . 

Beo licht fcheen van onze eeuw te wezen, . ' . 

• . - ; Geacht,. geëerd f gemind. gepi«c2ep. 

Al de AnifteHandfche wijken door. . ^ ^ 


, • S ^ . * w t * 

En nu, in min als iets, ontbloot 
Van al haar fierfel en haar gaven , 

Als nooit ‘geweest , dair wordt begwven 
In éénen d^g gezond, ziek v dood. 

tl • ^ , 


> 



Haar lach het hardde hart dborkróop.; 
Het flonkren van haar fchoone oogen ,* 
Pie de onbeweegl^kheld bewogen. 

Als hun een jieve lonk ontfloopi 


Haar: komt eens uit! \xw i\w/lkkjsom ! 
Haar zoet^ezelTchap en z^oex praten., 
paar 'Wij den tijd vaak; xpCe' Verg^thd , 
Schijnt nu te wezen als een dfopni. 


1 


Van haar is hier gebleven niet 
Voor ini>> als^ druk en treurigheden. 
Om *t hartjen ih den rouw fe Heedeo, 
Zoo dikwijls als *t dit roosje ziet. 



3M- 'RSDBVMltlIl» ’ ’ 

Nff fpotje, gïï en neen uw ftee . 

In ’t midden van al mijn jnwedea. 

Want ik 9 daat’ zoo w« mag velen 
Ablk ook ijog of kete^dee. 

Gij doet mij daar de nietlgkeid- 
Van pra^ en tooi en fierfel kennen; 

Gij znlt aldaar mijn rede wennen . 

Tot Qadavmckt, die ten leven reidt'f'*\ 

. • 1 I 

Onder déze kMne ftulges zijn de navolgingra van zes 
iJerzan^^ van horatius. Het zal niet nooi^ het 
moeijeli^e der navolginge van d^en boven die van ovi> 
Dius aan te toooeo. De eerfte was geleerder en meer 
menschkundig , en lelde zich in alles op kohheid toe; van- 
hier waren zl^e verzen |^er èu meer geflepen ; zoo er- 
gens , blijkt dit voond uit de Z,t/»zangen , wa$rm immers 
zoo vele uitent fijne wendingen en almrfijnfte punten zqn, 
die niet befchieven, maw alleen gevodd annnen wordm, 
dat, hoe vele firaalje en uitftekende vertafingen wy ook 
mogen bezitten , . de geest van jBoaATius izuven dikw'yis 
vei^fs in de meeste j^odit wordt. Of hëemskbrk 
bienn gellaagd z^^ laat fit li^t aan het oordeel van kun- 
diger regters óver en geef thans ter {«oeve een der meest 

bekende Oden , te weten die aan Licitüttt, 

• * . . . ■ 

HU besip die vin de xêè . 

Nletloppt te diep in volle zee. 

Noch ook te na komt drukken 
*c Onveilig firaad , docK' te zeer 
ïe vreezen ’t ongeftuimé weer 
En ftoot zjjn fcUp in (tukken* 

• « 

Wie dat bemint de middclmut 
In vuile .hqigiog niet vergaat , 

En kan ook willig derven 
Het Hof vtfl KonlnKlijke pracht. 

Waar voor hij wj|siyk meerder acht 

' ^ T’hnls onben^a te fterven. 

\ 

Wanneer de wind zldi .fel verheft, 

* Uy meest de hooge bbimen treft 

M# 

e 

C*) ren. bl. 4x1. 


V 



OVB& v9i. h nsMsun» |g^ 

Met swftarder val en (lagen ; ’ . 

De fteüe tcMrea» (lonen neer; 

De blikfem plaa de bergen meer 
Dan d’heuvelen te plagéiu,, 

• » • « 

» * * r - * 

^en welgefteld gemoed dat hoopt 
Wanneer *t geluk hem tegen^opt,. 

En weder als *t hem geven* . 

Gaat alles yrzt men wenfchen mag» ./ 

2oo denkt het om den kwaden dag» ^ 

Dien *c nog wei mogt bleven. ** * 

j 

God Is *t» die ons de plagen zendt; 

Hy is *t ook » die daarna d'ellepd 
van ons weer weg kan ftuten;* ’ 

' Indien het ons nu kwalijk gaat» * 

*t Is niet gezeid dat deze ftaat ' ' 

Zal eeuwig blijven doren. 

» * * ' 

In tegenfpoed een maniyk hdk» ; 

Dat nergens door mlsmoedigd werdc» 

- Volflandelijk Iaat biyken; 

Bn weder ah gij zeilt voor wind , . •• 

Voorzigdg dan een reof inbladt» 

Ek wilt het zeU wat ftiyken . 

Oaani hid ik g^it^scht dicfatlhikkén te vinden , dbor 
HBBMsKfeKK ili gevorderden leeftgd vervaardigd, ten einde 
hieruit, als waancbijnmk van ermliger aard en in den defr 
tigen trant, deszelfe waarde ook uh dit Domunt te bei-' 
fchouweh; dan, tot leedwezen, ben ik hierb^ ift 
mijne wenfchen. niet geflaa^. Ik vond wd een Rouw-* 
dicht op jACOB ' MUYS van ff) , wvaHn de Wcdliw' 

prekende wordt ingevoerd, in aues xrol gevoel en teedet- 
heid; ook.de overzetting van het beroemde IVeurfoel van 
cORitEiLLK, de Cidy in 2641 lutgegeven , vervatin ichoone 
en krachtige verzen; dan nit geeii vu* béide konde ik. ge-, 
fchikte Urnen erlangen. Twee Zegehedeten op de verove- 
ring van Maasttimt en Rijnberk en een Lofdicht op de 
Vryheid ($^, alle met warmte en in diep toon aangebeven, 

waar- 

ft ■ k 

4 

C) y*r». W. 3*8. 

f +) Ferzi van Qeiichteny Td54. 

(0 Ast#. Are. bh r 3?o en las. 


UBDEVOBKINO 

waartoe het genot van blijde damn , na doot^wordéU 
leed , den vaderlandUevenden Dicnterbillijk verhief, moe 
ik nu met (tilzwiigen voorbijgaan. - 

Ter bekoming van' een ander dichtwerk , in 1635 afzon* 
derlijk uitgegeven; getiteld: Des Admiraals van HsaMs» 
KERK Heldenfpraie i een cUchtftuk , hetwelk, volgens den 
reeds meermaals aangehaalden Brief, door cats met 
sonderen lof vereerd werd, en door heemskerk zelvea 
als „ geenszins het flechtfte ziiner r^men? was beoordeeld, 
heb & ve^eefTche pogingen aangewend. 


Ziet daar , M. alles medegedeeld , wat ik aangaande 
Mr. jOHAN'VA'ir HEEMSKERK heb kunnen opfporen ! Ik meen 
genoeg te hebbèn aangevoerd , om mDne pelaipgfiellmg in 
deszelfs 'Werken te v^ettigen, - : 

Thans de llotfom opmakende , ti^el ik niet , of een 
ieder zal mij toeflemmen, dat de vereiscbten meenen Dich- 
ter, rijkdon) in kennis, vlugheid van verbeelding, juist* 

■ heid van oordeel , levendigheid van voorftel , reinheid van 
fmaak, edelheid Van gevoel en meesterichap over de taal, 
gevoegd bij de toevi&ge voocdeelen van eene geleerde en 
boven den tijd . %fchaafde opvoeding, aanzienUjken fbmd 
in de roaatfchappij en tijdelijke welvaart , gelukkig bij hem 
vereenigd waren cn dat, had hij de,pichtkunst, meer op- 
zettelijk en niet .aHecn voor uitfpanning en vermaak beoe- 
i^tid ,. hij 'voorzeker als eene (Ier van de eerfte grootte ón- 
der de Dichters zoude hebben uitgebionken. Nu nog durf 
ik HBEMSRERE,,^als..Minnedichter, na hooft en poot, 
hij Cats , jon/cktys ,. reael en westbrbaeh , itv den 
eerjleh rang Rellen , en sd ware het , dat wij hem in geene 
andere betrekking landen, dan nog zoude ik voOt; mij 
geetie zwarigheid m^en, om aan denzelven, voor ha 
verfchafièn van n\ehig aangenaam ,uur aan andéren,' en 
voor het leiden der jeugd tot eerbaar vermaak by zuiver* 
heid van zeden', haf regt op de dankbaarheid der sakome- 
jUngichap toe te kennen ; dan , nu hij tevens een ze^ nut* 
tig.Geleerdie ,en een voortreffelijk Burger was, die ld alle 
betrekkingen den Hollandfcheh> naiim tot eer verlfarekte , 
nu wordt dit voorzeker het oordeel van allen. 

Gaam zoude ik, ten flotte, ^et karakter van heems- 
kerk a^s Mensch hebben wUlen fchetfen; dan hiertoe 
vond ik te weinige berigten. AUgen zfff bij ergens van 

hem- 



OVER MR. J. VAN HEEMSKERK. 38^) 

liemzélven , dat hg een biizonder belatig (lelde ih het ge* 
«ot der genoegens van dit ieven , doch 

t 

I 

Genut in matigheden , 

^ Met rein gebruik der leden , 

Met heils en onheiis ondejrfcheid^ 

Met weldoen en met vrolijkheid 


IETS ,OV£R DE NOODZAEBLIJRHEID VAN HET ADERLATEN » 
IN ZEER VELE CONGBSTIEN. DOOf A* Y^ÈY , HoOg^ 

keraar in de Geneeskunde^ aan dt Univerfiseit te 

Ftaneker^ 

. • , . ' I 

M et het grootde regt vro^ de Heer coleman , te Lon^ 
den , den Heer j. frank , die het aderlaten , in eené 
Asphyxie » als 'in een (laat van te groote zwakheid » ver* 
oordeelde , wat hg zou verrigtén bg eene inet water te 
ilerk opge volde blaas , (Ue. zich van zelve niet kon ont> 
lasten. Frank antwoordde xlaarop , dat hij de blaas door 
aftapping zou ontledigen ; waarop de ander met regt aan* 
merkte, dat het ^dan ook weL gepast zou fchijnen, d» 
Jipeveelheid des bloeds in'bet vaatgdlel te verminderen, 
om daardoor insgelijks de met bloed, overkropte en daar- 
door .wericeloözè vaten, in den omtrek van het hart, we* 
der aan den gang te helpen. Deze aanmerking van Dr. 
COLEMAN is niet alleen befchouwenderwgze zeer regt* 
jnatig; maar ik vinde mij: in Haat, dezelve, met de vol- 
gende regtHreekfche waarneming, te bevestigen. 'Voor 
jaten aan :mgne Leeiüpgen willende toonen , dat de groor 
te, binnen èe borstholte gelegene, en met fpiera<^tige 
rokken omgevene, aderlijke Ihimmen zoo- wel een pols* 
(lag hebben als de (lagaderigke, opende ik voor hen eene 
jonge kat, en toonde hun zulks zeer overtuigende* ht 
de. rade groote' holaderlijke (lammen. Hetzelfde omtrent 
de' vier (lammen der ioMeaderen. willende toonen, vrnid ik 
dezelve volkomen in (nlHand , doch tot berdens toe met 
bloed opgevuld. Ligtelijk begreep ik,dat dit verfchijn* 
een gevolg was van de overipanning dim' vaten , en 
dat men, zoo er maar eene ontfpanning plaa» greep ^ 

’ dé 

'i ' . . • 

(*} fert, bU 406. 


S 9 « 

de weiking dief ederea wederom 2ou ziett beguuiett. ü 
doorboorde y te dien einde» een,e dier aderen tmt eea 
klein gaatje , en zag teSTens in era oogenbUk de werking 
dier vaten zich herfteUen , en arahouaen » zoo lang de 
doodelijke toelland van bet dier zulks toeliet. 

Schoon wij nu wel bij iemand, die in eene flaanwte 
ligt , welke uit volbloedigheid ontftaat, geene zoodanige 
plaatfelijke ontlasting kunnen in het werk ftellen, maar 
afleen afgdqgeoe , door Aderlatingen , om - door afleUing, 
zoo veel mogel^k, de opkropping des bloeds te «ermin* 
deren, ra daardoor dra geimmden bloedomlot^ weder 
te doen herleven ; zoo toont ons ^chter dh onwederfj»* 
kelijk voorbeeld , hoe noodzakel^ ’ het zij^ bij eene wat 
bloedophooping en daaruit ontftaande flaauwte, eene of 
meerder Aderlatingen in het *werk te ftellen. 

b congesden , flaauv^n' enz. , voortkomende uk;eeae 
kennelijke directe of indirecte verzwakking, zou het voor* 
ateker eene groote dwaasheid z^ van Aderlatingen ge* 
'bruik te willen maken. ^ Dan, zulks is niet altoos even ge* 
makkel^ te onderfcheiden. . Maar. al te dikwijls komt er 
in de ziektén eene belemmering in de dkrinke en levens- 
werkzaamheden voor, die zich i^oet als eene plotfel^ 
ontftane directe 'of indirecte verzwakking , doch die indö'- 
daad in eene geweldige onderdruUting oer levensfcnmbtra 
beftaat , en den naam verdient van ftkenié larwata. Zoo* 
danig was de toe&nd van dra jongen hy syoBwH&BC, 
dien de hukgenooten , als reeds dood , 'op ftroo wilden 
kggen, doch wentén die uitmuntende Geneesheer, door 
eene zware Aderlating, wederom tot kennis bragt ett 
deed herftellen. Zoodanig zqn ook de dagelqfcS ' bij fter- 
ke , volbloerflge lieden voorkomende beroerten , ^ voor* 
zeker niet als asthenifthe toevallen befchouwdkuimeii wor- 
den , omdat z^ zich veelal openbaren b| lieden met kor^ 
te halzen , ehoierifche aangezigten , ook vootal na het mis- 
bruik van beweging , ibiken drank , enz. Dat de Browni- 
anen (fleiuangaande geheel andere daadzaken opgeven , is 
m^ geenrains onbekend } doch buime ftellingra deswege 
'z^ even valsch , als de leer van bunnen meester, dit 
de derdendaagfche koms zachtra en dus ligter te gene- 
zen zij, dan deanderradaagfche. (fiKWOim Ëlem» Meik. 
S 655.) 

Dat er Beroerten zijn, die uit eene ophooping van flgm« 
wei enz. voordtomen , is eene zeer bekende^ za^ ; dodi 
deze ziekten komen langzaam aan » met duizeligheid, 

tig* 


i 



% 


/ 


OVBR HET- AIMÏHI.AÏBN, -gjt 

eift. hebben dus niets gemeens met)die gene, 

. welke zich ptot&lipg , anderzins gezonde en dikwijls lüike 
lig^hamen , vertoonen ; ook al zeer dikwijls in den bloei huns 
levens , en dus in omftandigheden ; in welke bet belag* 
chelijk zon zqn, aan flijmophooping, of aan Asthmiie» 
te denken. Dat ook aldaar niets van dkn aard pLuts ge- 
grepen h^be, blijkt genoegzaam uit deb toeftand der 
herfenen der dus omgekomenen. »» Met den ontftokenen 
toefland der herfenen (zegt voichtel* PatMegifche Anato- 
mi$, I. p. . 597) heeft de toeftand derzelve > in welkmi men 
haar na Btfoetten vindt, veel gemeens; dewijl men niet 
selden hare tegennatuurlijk opgevulde bloedvaten m de 
gedaante eener menigte van bloedige punten , en bue 
selfflandigheid daarbij rooder en donkerder gekleurd aan- 
treft.’' Genoegzaam bl^t hieruit , dat de Aderlating wd 
fteeds bet voomaamfte hulpmiddel zal bl^en.^ tot bet 
vooAomen en genezen van plotfelijk overv^nde Beroer» 
ten , vooral by fterke en welgevoede petfonen. 

Met zeden zou men intnsfchen kunnen vragen , of ech- 
ter ook niet zoodanige bloedophoopidgen in de herfenen 
van een asthenifchen aard zoudoi kunnen z^ ? Hierop 
antwoorde ik, dat zulks zeer mogel^. is; doch dat dit 
alsdan moet voortkomeUv uit eene overwegende zwakhdd 
▼an bet herfenge.ftet', met betrekking tot bet hart en tot- 
de flagaderen , door welke bet bloed wordt voortge^eveh. 
Dan ook in dit geval bl^ de noodzakel^kheid der Aderla- 
ting even onvermijdelijk , in maar eenigzins bloedrpke ge- 
fieUen. De vermindering van den aanmwig .des bloeds op 
de verzwakte kleine berlenvaten, alhier de eenige weg tot 
herftel , zal immers . nooit meer voldoende bewerkt kunnen 
worden , dan door eene nog grootere entlpanning der gro- 
vere vaten , \rier te groote volheid den gemelden aandrang 
voomamèli^ veroorzaakte. 



IBTS, OVBR BRAND TB KONSTANTmOPBl, , BA 
OVBR dB' KOELBLOEDIGHEID DER aVRSBN. 


(Overgenomen uit Lettrtt fur la Grèce ttg, dom den ‘ 

Heer a. l. casjbilan.) . 

« ister bevond ik mij bg den Prins * * en was zeer 
\J gerust met fcbUdereD bezige toepjaen ons kwam 

' zeg- 


4 


1 


m 


ists 


«eggen, ebt de voorflad Pera in bnnd Itondt eed vérn- 
vu , waarin iqen hier over het algemeen, vrij klein b^ 
Tang (lelt , als zijnde het zeer gemeen , doch hetwelk 
evenwel grooter fchrik aaiqaagde voor mijne vrienden dan 
voor mijzelven , want ik had niet veel te verliezen. No^ 
tans» daar ik aan mijne teekeningen en papieren eenige 
waarde hechtte , fpoedde ik mij naar de naaste Kaai , en 
trad in eene ligte floep , van roeijers meest voorzien , in 
wier oogen ik eenen ndven Piaster deed blinken. Die 
edelmoedigheid- y welker zij niet zeer .gewoon zpj 
deed hun de handen en riemen zoo vlug- bcwegmi, dat 
Sk in een oogenblik over de haven was. De negen 
vp Peta -vestigende , zag ik niets anders dan een dUen 
zoók , en y te Galat* aan land (lappende y vond ik a alles 
in de ^ gewone orde , dat wil zeggen y zeer bedaard. De 
voorbijgangers' liepen op een defdgen, al^pasten treden 
snet veel koelbloedigheids. De ambachtslieden waren aan 
hun werk « en ik befpeurde geenerici teeken van opfebud^, 
ding en ongerustheid, intusfehen vraagde ik, al voott- 
gaandCy waar de brand was; en men wees mij naar tut 
hovenflé gedeelte der voorftady zonder zich te ontrusten « 
of eenig ander antwoord te geyen , dan met eede bewe» 
giw van de handi 

Ëfindelijk kwam ik in de groote (brast van Pera; toen 
eerst bemerkte ik eenige bewegingen, en, naar gelange 
ik nader bij mijne woning kwam, nam het gedruisch 
toe; doch men verzekerde mij, dat het gedaan was, en 
de brand zich met eenige huizen had vergenoegd, ik 
ring al voort, en ontdeltfe den (loet van den 
Poeha t wederkeerende van de plaats; alwaar dc brand 
geweest was, die hiet verre van mijne womng lag, eur 
fiaast bet paleis der lékoglans, ' . . 

De kapitein^Pacha is altijd de eerde, die. zich bij eénen 
brand vervoegt , en hij beloont edelmoedig aHen , tfle hen 
van denzelven b^rlgt gebragt hebben. Deze pver beeft 
hem de hoogachting en deii eerbied der inwoneren be* 
zorgd; die met in gebreke bleven; met toejuichingen hem 
te groeten. ..Deze aanzienlijke ambtenaar zat op een 
zeer fchoon paard; Hij werd verzeld van eenige andere 
Gtootèn, gevolgd van Vayvodes van Pera en Galatas 
en van menigte krijgstroepen, fommige van welke vao 
niets anders voorzien, waren dan van ketens en, groote 
dtokken , met ijzerën haken daaraan vast. De pompérs flo^ 
ten den o^tbgt. Zeer klein z||n bunnè pompen , en twee 


» 


ovtii BRAiib. 

jiiati Öragen ze op hunne fchoudfers. Anderen zijn met 
bijlen gewapend ; hunne armen , beenén en bórst dragen 
zij Woot, en het eenige verdédigendjï geweer, waarvatl 
Zy gebruik diaken^ beftaat in eene iniits of •helm van glad 
metaal, öe in eene punt eindigt, eh zeer Veel gelijkt naat 
den gaJertis der aloüde SaJifche priestéren j pHeati SaJii. 

Gekomen zijnde ter plaatfe , alwaar de brand geweest 
was , en bij de nog roökende juinen van verfcheiden huis 
ién , deed ik onderzoek naar de oorzaak van dit ortge^ 
hik, en de wijze, hoe de.brartd gebluscht wasi Zie hieT 
wat ik vernam : 

Een welgefteldè Turk\ eigenaar van een déier huizen^ 
Zoude dien dag in het huwelijk treden. Diensvolgens wa- 
ren in het huis de noodigé fchikklngeu gemaakt tot dé 
Vrolijke plegtigheid ; van binnen was het geparfumeerd eil 
Terfierd, en zelfs van buiten met bladeren en bloemen; 
in het voomaamfte vertrek, alwaar de huwelijksknoop^ 
zoude gelegd worden ^ had men een komfoor met vüur 
plaatst onder de tandour, zijnde eehé ronde tafel, oVet>' 
dekt met een fraai tapijt, hetwelk tot op den grond hangt; 
en rondom welk het gezelichap op fopha’S zit. Nadat al- 
les in gereedheid was gebragt , Was de bruidegom , vati 
zijne bloedverwanten , en zelfs van zijne flaven ; verzcld , 
tiitgegaan , om zich naar de bruid te begeven ; ndar hec 
fth^t Was er niemand in het vertrek gebleven; Meit 
onderftelt, dat eene vonk; uit het komfoor géfpat, dé 
tandour hebbende in brand geftöken , ipoedig tot het hoor 
ten belchót was overgeflageui Het gebouw , Insgelijks 
Van hout, even gelijk -de meeste huizen hier te lande; 
Vat vuur, ■ en Haat de brand , in een OOgenblik , tot de 
belendende huizen over. De Kapitein^Pacha ^ terftond 
gewaarfchuwd , vervoegt zich ter plaatfe, alwaar dé brand 
was. £Ven fpoedig toegediend als welbeftuurd Was dé 
hulp , en men fneed den voortgang des brands af ; dOor 
het omverrehaien van eenige belendende huizen; dit ge^ 
fthiedde met kleine moeite. Men lloeg ketens rondom 
dezelve, en door middel van de lange itokken, van. ha- 
ken voorzien, boven vermeld, eil dbof de vereènigde 
kracht vin eenige honderden fterke armen, dié gelijktijdig' 
werkten en naat . Vérfchèidèn kinteh. Werd bet huis ge- 
lloopt en ftOrtte bij brokken ih. Thans Weraeu de aqg • 
hier en daat llaande deeien yaneëhgèfcheideh , ende.bran^^ 
geen voedfel meer vindende, nam een. einde;i Bij gelufe 
Wis het helder eii ftil.weÊi) ond)uli($ ^ getioniéhe 

MENo, }8n« WO, 9. Bd hiaat* 


< 


3M . . “Ts 

maatregelen» daar alle deze overgeblevene brokken v» 
hout waren» zoude het vuur nog veel grooter verwoestki' 
gen hebben kunnen aanrigten 
Intuafchen verfcheen & bruiloftskoet. Misfchien zon» 
de men detdten ». dat het ongelukkige voorval de plegtig. 
heid deed opfchorten : in geenen deele ; men vergenoegd 
zich met te zeggen : God is goed en bermhartig ; 3ijn wil 

f efchiede! Bruidegom en bruid» de ouders» vrienden» 
ruiloftsgasten , allen vervoegden zich ten huize van eénea 
vriend» tegenover den puinhoop, en de plegtigheid ImuI 
voortgang met even veel . bedaardheid en koelbloedigheid» 
alsof er. niets gebenrd ware. Ik zelf zag aan de deur va 
bet huis , alwaar de bruiloft werd gehouden , en welk m 
bet gefchal van fpeehuigen weergalmde, de ora^tt ü 
welke de bruid bij den Cadl was gebragt, en den boom, 
ijfiet zilverdraad en loovers verfierd , we&e den 
huwden wordt vooruitgedragen. De wagen was met twee 
witte paarden befpaunen, met roode tuigen. De koffer» 
op vier ra^ren rustende , geleek veel naar onze eud&> 
wetfche koetfen, aan alle zijden gefloten door eene foort 
van vergulde en getraliede horretjes. Deze {uraal vaa 
Beraden deed mij denken am hetgene plinius zegt vaz 
<{e koetfen der Romeinen » die met zilver en goud ^flagea 
waren (f). 

Dit voorval heeft mij aanleiding gegeven mn eett^ b§* 
zonderheden op te zamelen aangaande de branden» weU 
ke Konftantinopel zoo dikmaals verwoesten. De Gefchie> 
denis vermeldt er voorbeelden van , die zeer vermai^ 
zjjn, met talkundige omftandighedea iu verband ftaan; 

.want bet misnoegen des volks venocait sicb dikmaals. 

deze tmakoefemag op de Regeling. Dan volga 
eene brand den anderen, én kgt de paldzen der 
grooten en rijken in de ascb. Weinig lijdt het 
volk er bij ; het begeeft zich naar de openbare gebom 
wen » van fteen gebouwd. Be £azardt » de p.<«tit n der 

Mos- 

» 

(*) Eenigen ti^d na mijn vertrek , ceekent de Heer CASTfUi* 
AAN hier ?an « verbrandde de geheele voorftad Pexa^ uevena 
verfcheiden paleizen van Gezanten , zoo als die van Pkui>: 
fen, Engeland en Zweden. Het Franfche en het Fenetiaan^ 
fche paleis bleven alleen behouden, omdat zij op zichzelve 
ft^dei^ tv omdar zij vaster en fterker wareo» ala Mjade 
.van fteen gebouwd. 



. bVB!l BRAtï». |p5 

Moskeéên, & fcholen en de baden dieiien hetzelve' téf 
wijkplaatfe ; - de huizen worden herbouwd , ih »eer kor» 
len tijd » «si alles is wederom In rust en orde. 


NUTTIGE WENSEN VOOR OUDE lilEDENk 

l^nlangs vond ik de aanmeirkingt is eene hcz\^aarUjH 
zaaky oud te werden^ In den beginne vond ik dezelvé 
ongepast. Dan, bij eenig nadenken kwamen mij voöf den 
. geest de veelvuldig aangewende pogingen van bejaatde' iie- 
, den, om een jeugdig voorkomen aan te nemen , en zoo 
veel mogelijk jonger te fchijnen, dan zij in de daad z^n# 
Hierop befloot ik, dat, is het niet moeijelijk oud te Worden^ 
hetj zeer bezwaarlijk vale zulks te bekennen, ƒ» eeuwige 
jeugd te htinkeriy is een alleraangenaamst 'voortiitzigt, en zulk 
een bedaan zouden velen de 'voorkeuze geven boven mauo- 
Meth^s, anders voor den zinnelijken mensch zoo bekoóriljt 
gefchilderd. Paradijs. De zucht, om zich jeugdig voor t^ 
doen, beweegt niet weinigen, dien leeftijd reeds Tang otitj- 
wasfen^ om zich als jonge lieden aan te Ifellen, fehoott dé 
zwakheden des ouderdoms die pogingen befchamén , daai^ 
zij het onderdaan te d'anfen, in een leeftijd, dat Eij naa^ 
den adem hijgen y wanneer zij een trap hebbén opgeklöm* 
men, en te zingen, fchoon zij ftaag door het rogchelend 
hoesten daarin belet worden. 

Dan dit alles kan niets baten om den oücjen dag tétu^ te 
zétten» De Ouderdom heeft zekere vaste teekénen, döoi^ 
geen blanketlbl te bedekken. Hoe bezwaarlijk valt het inéc 
die alles te bekennen dat men oud is! Hoe veleb rchaméiz 
zich als ’t ware re belijden, dat de jaren van fcezondhetd èhü 
fierkte vervlogen zijn; dat hij, wiens Vltigge beweging aiï ei 
oog trok, thans met een tragen tred voort wandelt, ofifeft 
genoodzaakt vindt huis en kamer te houden; oat lüj,ldié 
voorbeen de geneugten van een welvoorziénèn disch inr 
lijk ge^jeifchap genoot, en.de laatfte xrfaii bleef,. om geên^r 
geneu^e te misfen, zich* eenvoudig toefeemaakté fpyze éti 
oen zeer matigen drönk moet getroosten indien hij ztefi 
tifet gedrongen vinde ora MJ verfterkend'é geneesmidd^eik * 
fteun te zoeken tegen het verval zijner krachten* \ 

'* Men zegt wéf: het le\rén is xoetl — misfehien iou tisiéé 
gepaster en tManwketfifig;èr ‘zich uftdrukkén * dé jek^ig^ 
leeftijd' is zoet: waiit, wannéér dat tijdperk' dés lévens vpon- 
bij is,-'wèhféheu, Verre de meestén ’t zélve térügge. ...Daar^ 

. dan herdenkt i daarvan . l^reekt men mét het volftegehóegéa^ 
leeft dien gWd'cé ti^d ai» *t ware noénUilS# (Wd kènnif» 

" DdZ ifeü. 


MrmcB wunBR 


sfi 

fen, elkander ontmoetende , verziiimen niet den jengdin;ef 
tQd op te halen, en die gefprekken doen hen, alt *t uwe, 
leerjongen. Dan , deze verbeelding houdt weldra Op , en maakt 
plaats voor het ophalen van de min of meer treffende gebfe- 
■en van den ouden dag* 

Soms doen er zich voor bejaarden gelegenheden op , dis 
den geest als *t ware opwinden , wanneer zij de proeve ne« 
men om jeugdiger zich te vertoonen dan zi1 met de daad 
zQn* Veelal vruchtelooze pogingen. Te midden van dezelve 
doen zich de zwakheden des ouderdoms gevoelen, en her« 
Inneren op de overtuigendile wijze , dat de ouderdom dwaas* 
felijk handelt met de rd van jeugdiger jaren te Mallen fpelea» 

De vraag , wanneer een Man oud wordt of oud mag hee- 
cen, is veelmalen gedaan, dan nog niet ten volle bèasc* 
Woord, en zal, uit hoofde van de verfcheidenheid der 
hellen , wel onbeantwoord blijven. Met het fchoone 
'Gelhcht is het misfchien anders gefteld. Althans de voot- 
heen fchoone , vrolijke en aardige furtilla plagt te zeg* 
gen • dat eene Vrouw niet gefchikt was om ouder dan veer* 
cig jaren te worden, en dat zQ, indien zy het ongeluk mogi 
hebben om dat tijdsbeltek te overfchreden, welligc zoüwen* 
4chen, dat anderen aan haar leven een einde maakten. Daa, 
helaas! furtilla is reeds tien jaren over dit tijdperk he« 
nén, en leeft nog, om, als *t ware, de ruinen van fchooiH 
heid te vertoonen, — ruïnen, welke zouden geprezen wor* 
den, indien' ónze fmaak voor vrouwelijke fchoonbeid gelijk 
itond met dien in de bouwkunde. 

In de daad , er \évtn4^ude jonge lieden en er zijn oude ionge mané 
fien. Men treft er, 6 tijden! nrei weinigen aan, die op huo 
derciglle jaar , zoo niet vroeger, tenaanzienvanalle hunne ver« 
snogens, oud z^n, voornamelijk veroorzaakt door de veel* 
vuldigheid en verfcheidenheid hunner proefnemingen om 
vroegtijdige wereldkennis op te doen beste lecFotees^ 

teresfe, de Ondervinding! Welk eene droeve vertoontn^ 
maken zij , in tegenwoordigheid van hen, die vd] oude jon- 
ge Heden noemden, en in vrij gevorderde jaren nog weinig 
zl^bare teekens van den ouden dag vertoonen, wier oog niet 
Verdonkerd Is , wier treden nog welgevestigd zijn* ^ — Hef 
geggen, dat het hemvaarlijk valt oud te vforden^ Is, in zeke» 
ren zin , onwaarheid ten opzigte van de oude jonge Heden. 
Dit moge, in vroegeren t^de, het geval geweest zijn; daa 
het is nn de gemakkelijklie zaak ter werdd. Ieder jonge- 
ling , iedere jonge dochter kan thans oud worden. Dan hea 
ifi eene moeijelijke zaak, die dus oud gewordenen tot beken- 
tenitre daarvan te brengen ; en nog moeijelijker , zoo niet 
, volftrekt ondoenlijk , hen weder jong te doen worden. 

' Met dit alles valt het den meesten dadelijk osfde» zwaar, 
watSki te erheQoen: boe zeer zy zulks gevoelen eji aaa de 



TOOR OÜDB LlËÜto. 

onloocbenbaarfte teekens gewaar worden, hooren zij gaarne 
de taal der vJeij^rije, die tiun jaren jonger toetelt. Die 
taal behaagt niet alleen de bejaarden onder de Sekfe , hoe- 
zeer de fpiegel haar dagelijks het tegendeel leert , en Heken 
Heken niet meer vindt, bij het befchouwen van de toe- 
nemende , zoo gaarne weggellrekene rimpelen des voor- 
heen gladden voorhoofds ; de Mannen zijn hiervan op verre 
na niet vr^. 

. Die af keer van oud te zijn , of voor oud aangezien te wor- 
den , fchrijft men doorgaans toe aan' hoogmoed ; doch deze 
moge fomtijds de oorfprong z^n» dezelve is het niet altoos, 
maar zulks toe te fchrijven aan zekere foort van onbewustheid, 
welke zich bij den mensch als opdringt. De Ziel klimt 
met geene gelijke fchreden den trap des ouderdoms met 
het Ligchaam op. ’s Levens tijdperk is zoo kort, ^at, bH 
een llerk geheugen en eene levendige verbeelding, elk 
deel daarvan als *t ware tegenwoordig fchijnt. De onfchul» 
dige dagen der kindschheid, de woeliger tooneelen der 
jeugd vertegenwoordigen zich als de dag van gisteren. — 
De lyian, die reeds op den levenstrap vrij verre aan het 
4alen is, herinnert zich nog levendig, dat hij als een kind 
werd aangemerkt en door het oudere gedeelte van den kring, 
waarin hij verkeerde , als zoodanig werd behandeld ; hij kan 
zich niet verbeelden, dat hij, in een zoo kort tijdsbeflek, 
de plaats heeft ingenomen van de eigende perfonen, die 
hem, om zijne jonge jaren, in hunnen kring naauwelijks ge- 
doogden ; zijne gezondheid is nog niet afgenomen ; zijne 
Ziel is, om zoo re fpreken, jong, en hij kan bezwaarlijk 
den ouderdom zijns Ligchaams gelooven. — Nog veel 
llerker moet dit zelfbedrog werken bij de Sekfb, wier tijd 
van bloei en bewonderaars aanlokkende bevalligheden zelden 
meer dan tien jaren duurt. De overtogcis te kort, de reis 
re vermakeiyk, pm haar het oor te doen leenen aan den 
Ituurman, den Tijd^ die haar aankondig, dat de vlaag vaii 
bewondering en aanbidding reeds voorbij is, en dat het le- 
vensfchip den oever nader en nader komt. 

Dit alles is waarheid. Maar het geheim is hierin gele* 
gen, dat de ZJei met het Ligchaani niet in gelijke mate ver* 
oudt. Het verzuim van hier op te letten veroorzaakt, 
mijns bedunkens, althans ik vrees het, de groote bezwaar- 
lijkheid voor zeer velen om te erkennen dat zij oud wór» 
iden. Dewijl de Zielsvermogens nog in volle kracht zijn, 
verbeelden ^ij zich , dat ook die des Ligchaams zoo zullen 
wezen. Dewijl zij van groote dingen kunnen fpreken , den- 
ken zij ook groote dingen te kunnen doen. Dan, helaas! 
wat kan de Ziel, te dezen opzigte, uitvoeren, nadat de 
3trach^n des Ligchaams -grootelijks verzwakt zQn? De Ziel 
, ?ls *t v^re , ^en vervrolijkeud register wezen van 

D d 3 voot* 




0 


NUTTIGE .WBNEEN VOOR OVQE LIEDEN* 

V 

. voorloclen#^ gebeDKetilsfen » maar kan, bij mangel van da 
vorigen vaardigen medehelper, niets meer van dien aard 
verrigten. , 

Wenschc men te weten , Twanneer men oud wordt , men 
ga te rade met hetgene men voelt; mei^ denke niet, wac 
wij geweest , maar wat wij dadelijk zijn. Na deze raadple- 
ging zullen w\j weder oude Mapnen en oude Vrouwen ziea 
'te voorfchijn treden, (fchoon zulks aan de laatstgemdde vr^ 
moeüeiyk valled en niemand zal voorwenden jong en fterk 
te zun, die deze voorgevens niet kan onderfchragen door 
het dadelijk betoon van gezondheid en (lerkee. 

Dan, de vraag, wanneer iemand oud worde, komt te^ 
kens weder te voorfchijn. Ik zal dezelve, ten flotte, zeer 
kort beantwocH-den. Allen weten wy, welk een tiadj^ 
aan het menfchelijk leven, over het algemeen, gefteldis, 
en wij kunnen waarnemen , hoe anderen , gelijk men het noemt, 
hunne jaren dragen. Zulks hehooren wij, in de eerfte plaats, 
In acht te nemen, en vervolgens daarUj te bedenken, dat, 
fchoon er uitzonderingen zijn , geiyk men die op alle alge- 
meene regelen aantref^, deze nogtans die regels niet ver^ 
breken, en men zich over *t algemeen mag verzekerd keih 
den, dat men, het veertigfle jaar achter den rug hebbeit» 
'4e , reeds nederdaalt op *s levens trap. 


MERKWAARDIGE ANSKDOTB, BETREFFENDE KAREL DEN i, 

KONING VAN ENGELAND. 

I 

jQ.EORGE . DE II , bij zijne wederkmnst te na den 

veldflag bij Dettingen ^ konde Lord s;tair bezwaarlijk 
onder zijne oogen dulden. Hij konde befm niet vergeven^ 
dat hij hem, op eene vrij erngige wijze, ht% gevaar ver- 
toond had, welk het Engelf^he leger dreigde, indien de 
IConing bij bet voornemen bleef om het in den &nd te la- 
ten, welken het befloeg, en waaruit het, zonder het onvooi^ 
^gtig ongeduld des Hertogs van grammont, niet gered 
ware geworden , zonder volkomen te zijn ge&gen. Loré 
STAiR, die geene ' mindere fierheid bezat dan ervarenheid 
In de krijgskunde, des Kontngs koelheid bemerkt hebben- 
de, en niet gezind de fchande eener v^komenê ongenade 
te lyden, ging de wijk nemen naar zijne laddgoe deuren ik. 
'S^kotlatLd^ toen hij den volgenden brief ontving 

' M Milprd I 

: Uwe onverAagdheid is geaoeg bekrad. 2eadt g^.des 

IKiQed morgen, in den voomaobt, « l;^en vinden 


I 


MEaKWAA&mOE AMSKDOtS#- 


599 

bi| het Hotü van Sommerjetf Gij zult Aldaar een perfooE 
vinden , die, indien gij llout^gendeg zijt om hem te volgen^ 
M naar eene niet zeer volkrijke buurt der Had zal geleiden, 
alwaar iemand, die met groot ongeduld verlangt u te zien, 
u geheimen zal openbaren, van ^oóter aanbelang dan gij 
u kunt verbeelden, en die men met aan het papier kan ver- 
trouwen. Indien gij vreest , dat men u zoude willen bede- 
len, neem dan niets van eenige waarde bij u.** 

Milord sTAia, dezen brief gelezen hebbende, wist niet, 
wat hij er van denken moest* Was bet een drik , die door 
een heimelijken v^hd hem gefpannen werd? Of was het 
eene galanterie, waarvan de heldin het hare zaak rekende , 
luet^bekend te zijn? Dit niettegendaande befloot hij, teraan- 
gewezene plaatfe zich te vervoegen. 

Zich van een paar pidolen voorzien, en met zijnen de- 
gen gewapend hebbende, vervoegde hij zich aan den in- 
gang van het Hotel van Sommer/et ter bedemde ure* Een 
man, zonder een woorji te fpreken, wenkte hem om hem 
te volgen. Na bijkans een uur geloopen te hebben, 
kwamen zij in eene eenzame draat. Zijn leidsman klopte 
aan de deur van een klein huis, dat weinig aanzien had; 
4e deur werd geopend. „Treed binnen, Milord!” zeide de 
gids, en de deur werd gefloten. De onverfaagde Lord, 
houdende zijnen degen in de eene, en eene pidool in de 
andere hand , klom naar boven langs eenen kleinen trap^ en trad 
in eene kamer, diezeer ouderwets gemeubileerd was. „Treed 
„ nader , Milord!'* fpfak tot hem eene flaauwe flem, achter 
vit eene alkove komende : gij hebt niets te vreezen ; zee 

„ u neder op dezen floel, en wij zuilen met elkander pra» 
„ ten.” — „ Het zij zoo,” zeide Lord stair; „ maar, zon^ 
„ der veel omflags, zeg mij , wat dit misfelijk voorval 
,, beteekene.” — „ Een weinig geduld , MUordr* zeide de 
onbekende ; ,, leg eerst uwe wapenen af, neem dezen 
•„ doel, en zie mij aan!” De Lord, verwonderd over dei- 
zen toon van gezag, waaraan hij^ niet gewoon was, nam eene 
lamp, naderde tot het bed, en dond verzet op het gezigt 
van een bleeken , mageren grijsaard , met een langen baard*, 
en wiens half gebrokene oogen zich op hem vestigden. 
„ Zie mij aan, Milord!” hernam de onbèkende. „ Gi| 
,, ziet een mensch , wiens gelaatstrekken door ouderdom en te^ 
„ genfpoed verhoest zijn; die, in het tegenwoordige oogen^ 
„ blik, het eenige geluk ‘geniet, welk hij fints vele jaren 
„ heeft gednaakt, en die, met verrukkend vermaak, 

„ uw gelaat eene gelijkenis ontdekt, die hem hoogstdierr 
,, baar is.” Lord stair , deeds meer verbaasd , flpeg den 
grijsaard zandachtig gade, zocht de reden te vinden van 
yèrfchdden gemoedsaandoeningen, dre hem bcrèerden, en 

p d 4 



JURKWAARDIGB ANESDOm 


^wetg ftih ff Buk u/* zeide de grijsaard, $1 en Tiae eea 
koffertje op, dat onder mijn4)ed Haat. Gij zulc er papie* 
„ ren in vincfen , die u rijkelijk vergoeden kunnen de ontzag- 
,9 gelijke nadeelen , 'welke de burgerlijke oorlogen aan uwe 
„ familie veroorzaakt hebben/’ Zijne Lordfchap vatte het 
koffertje op, en, het op het bed gezet hebbende: „ lo 
,, deze doos ,” zeide de grijsaard , „ bevinden zich de koep- 
„ brieven van de drie aanzienlijke landgoederen , welke ao 
„ uwe voorouders toebehoorden, en zulke echte kwijtbrieven, 
„ dat, bij uwe komst in Schotland^ de koopera deze land- 
„ goederen u (Iraks in handen zullen Hellen. Alle voorzor- 
t, >s gebruikt , om u geenen tegeniland te doen ontmoe- 
,, ten,'* De verbaasdheid des Edelen Lords was ten hoog* 
Hen top geklommen, toen bij ''de Hukken inzag, die èem 
alle de goederen onbetwistbaar verzekerden , welke bjj 
wist dat van ouds aan zijn gedacht behoord Wden, 
Wie zijt gij,” riep hij, „ eerwaardige en weldadige gn> 
„ aard , aan wlen ik meer dan aan mijn eigen vader vei* 
„ fchuldigd ben? Spreek, bezweer ik u! leer my den 
„ doener kennen, aan wien ik zoo veel verpligting heb, en 
^ „ wiens dagen de hemel ichHnt verlengd te hebben, om 
„ hem in m^ den teederHen der vrienden en den dankbaar* 
,, Hen der menfchen te doen vinden.”-^,, Houd op, waarde 
„ Lord !” fprak de gr^saard ; „ mijne zwakheid is tegen zulk een 
9 f gefprek niet meer beHand. Neem dit koffertje, en zeg een 
,, eeuwig vaarwel aan eenen ongelukkigen, die zich minder 
,, ongvlukkig gevoelt, na het vermaak gehad te hebben 
,, van u in zijne armen te drukken.” — „ Wie gy pok zijt 
hernam Milord stair , ,, en welke redenen gy ook moogt 
„ hebben om uwen naam te verzwijgen , zoude gij v^eed ge* 
,, noeg zijn, mij te verpligcen, om u te gehoorzamen ? Kaa 
ik u verlaten in den toeHand , in welken gij u bevindt , zou- 
Pf der hulp, zonder vriend, en aldus van tUies verOokeaf**—» 
„ Zwijg « Milord!” zeide de onbekende; „ met vermaak 
,, ontdek ik in u deze edelmoedige gevoelens; maar weet, 
,, dat uw vriend, omdat ik u dien naam waardig fchijn te 
,, wezen, hoe ongelukkig, hij ook zij, in andere opzigteo, 
,, nogtans boven behoefte zeer verre is verheven. |ndiea 
3 f gUf detbalve, mij wilt verpligten, verlaat mij op Haanden 
Voet. Doe nog meer , en ik acht mij geregtigd , dit ce 
„ eifchen. Zweer my, niet wederom hier te zuilen komen, 
„ immers niet ten zy ik om u zènde«” Milord stair, mt 
dezen beilisfenden toon befloitende, dat de grysaard hiec 
wildé afgewezen worden, befloot hem te gehoqrzamenV 
Hij nam het koffer^e, qmhels4e zynen weldptnec, én ver* 
liet hem met tranen in de oogen.. 

Lord STAIR, iii züne woning teruggekeerd , ppende her 
l^pflTertje, en vpnd tr etpe menigte papieren in, he^ 

m 


/ 


. ■ MfiRirWAAamCÊ AN£VDOïl« 461 

vtft groot Milt konden wezen, ’s Anderendaags , zoo als bij 
^ich gereed maakte, ondanks zijne belofte, naar den grijs» 
aard terug te keeren , deed een brief , met zijn eigen wapen 
verzegeld, en onderteekend: oëorge stair, hem van be« 
fluit veranderen, De brief was van den volgenden inhoud : 

„Tracht niet, mij te komen zien , mijn waarde Lord! 
gij zoudt mij niet meer vinden» Indien het noodig geweest 
ware , u te ontdekken dat ik uw grootvader ben , dien men 
meent lang dood te zijn , zoude ik uws weldoeners naam 
Voor u niet verzwegen hebben. Maar de gevolgen , welko 
ik voorzag te moeten ontdaan uit een tooneel , bekwaam om 
In mij de levendigde . aandoeningen te verwekken , en de 
zekerheid, welke ik bezit, dat de daat van zwakheid, waar* 
In ik my bevinde, mij niet zoude veroorloven om hetzelve 
te verduren, hebben mij moeten weerhouden . van aan uwe 
nieuwsgierigheid te voldoen, en u bijzonderheden te open# 
baren/ die, .in dede van u eenen voorzaat te vertoonen, 
liwer liefde èn uws eerbieds waardig , u niets voor oogen 
zouden gedeld hebben dan eenen ellendeling, een moüfter# 
minder gefchikc om u medelijden dan afgrijzen in te boe* 
vemen. 

„ Mijn vader diêrf, weinige maanden na mijne geboorte ; 
mijne moeder volgde hem welhaast in het graf. Ik werd 
overgelaten aan de zorge eener tante, mijn j^aders zuster, 
die mij met zoo veel teederheids opvoedde*, dat ik , tot , 
beden toe, het herdenken aan hare goedheid iii mijn hare 
bewaar, hoewel zij de oorzaak der gruweldaad is, welke 
Ik gepleegd heb. Ik was naauwelijks zeventien jaren oud, 
toen ik, vol van verontwaardiging, op het gezlgt van mijne 
medeburgers, tegen hunnen Vorst gewapend, het befluknam, 
Koning karbl den I mijn perfoon, mijne bezittingen en 
inijnen degen te gaan aanbieden. Maar hoe groot was mijne 
verbaasdheid, toen ik. mijn voornemen aan mijne tante heb* 
bende medegedeeld, haar (Idderende de banden hemelwaarts 
zag heffen, en met eene foort van afgrijzen mij aanzien I 
Even verbaasd als geroerd, vraagde ik haar met aandrang 
naar de reden der gemoedsontroering , in welke ik haar zag. 

„ Gij noodzaakt mij,'* fprak zij, in tranen zwemmende, 

„ de reden daarvan u te zeggen. Wel nul weet dan, dat 

die Vorst, welken gij zoo ongeduldig verlangt te dienen, 
„ de bewerker van mijne Tchande en van uw vaders dood 
„ is. ' Ik was ongéveer vijftien jaren oud , en eene der hof* 

„ dames der Kóningin, moeder van dien Vorst, toen de 
„ ellendige , mijne jeugd en ligtgeloovigheid misbruikende , 
,, ondernam mij te verleiden. Hij verbond zich aan my 
,, door de heiligfte eeden. Ik bezweek-, en m^n verderf 
,, was volkomen, . . . Kort daarna vertrok die trouwelooze 
I, Vorit naar Spaf/je » in de hoop van aldaar met de Infante 


✓ 


/ 


IIE&KWAARDIGÉ ANEKDOTE. 


,, io het huwelijk te treden. Ik ware te fchande geweeir# 
indien uw vader niet te Londen gekooien ware \ ik vooi 
f» genoodzaakt» mijn ongeluk aan hem te vercronwen, 
»» en de gevolgen» die er uit ontdaan zouden. Die waarde 
,, broeder» levendig begaan met mijne verlegenheid , ver* 
»» voegde zich bij de Koningin, en verkreeg van haarvet- 
I» lof om mij met zich te nemen. Ik begaf mij naar een 
»» zijner landgoederen bij Edinburg , alwaar ik mign verblijf 
,» hield, tot dat ik herfteld wa$. — HelaasT* vervolgde 
iqijne tante » ,» ik was ongelukkig genoeg hem niet 
•» weder te zien. Het hartzeer, welk mijn misdag bem 
,» veroorzaakte» voerde hem in het graf. Zijne waardige 
echtgenoote, die u ter wereld bragt» konde hem niet 
»» overleven » zy overleed eene maand na hem. — Deze » 

»» mijn waarde neef!” voegde m^ne tante er nevens» „ zijn 
»» de treurige en verborgene redenen , die mij hebben doen 
»» befluicen » een afgezonderd leven te leiden. Gij zi]i da 
»» éérdge , aan wien ik ooit die redenen verhaald heb» Be» 

»» denk na dit alles » mijn vriend » of gij uwe bezittingen en 
,» uw leven ten beste moet géven aan hem » die uw huis 
,, met fchande overladen, uwen vader en uwe moeder den 
»» dood gedaan heeft , en mijn hart met eeuwige wroeging 
„ heeft vervuld.” — ,, Neen!” riep ik, „ neen, dat niet! 

De rampzalige is niet waardig dat hij leve, en ik zweer 
»» bij God, dat hij door mijne hand zal fterven.” — Thans 
u te melden , Miiord ! welke middelen ik te werk .Heide 
om mijn oogmerk te bereiken, hoezeer m^ne telkens toe- 
nemende woede mijn plan van wraakzucht telkens verfijnde» 
en wat ik al beproefde om mijnen vervloekten eed geftand 
te doen ; de verfcbeurende knagingen u te fchilderen , die 
federt mijnen geest gefchokt hebben: eene taak ware deze» 
die myne krachten te boven gaat. Het zy u genoeg te we- 
ten, om u van my even grooten afTchuw te doen hebben 
tls ik van mijzelven heb, dat „de man, achter een mokn- 
„ ker verborgen, die, op het fchavot, den on^lukklgea 
„ KAKEL DEN I het hoofd van den romp floeg, niemand an* 
»» ders was , dan uw onwaardige en te mis^dtge grootva* 
der , OfiORGE stair.” 

Tosfcben bet jaar 16499 in welks begin kakel de: I onr- 
werd, en den (kg bij Dettingeu^ in i;^ 43 , is een tijd 
yerloop'van vier-en-negentig jaren. Onderfteld zijnde , dat S/r 
CEo&GB 8TAIR twintig jaren outTwas, toen hij deze daad 
pleegde , zoude hij , in den jare 17^ » den ouderdom vsii 
uonderdveertien jaren bereikt hebben. 

‘ De ongenoemde verhaler van deze Anekdote voege ef 
nevens » dat , hoe groot ook Lord staik*s verbaaadheM en 
ontroering, na het lezen van dezen, brief, waren, hy» eg 
ihiandea yoet » iemand naar de firaat en de woning zond 4 

au 


ftlEAIkWAAKDlGE AKEEDOTE* 40^, 

alwaar hy zijnen grootvader had gezien; doch dat men er 
niemand had gevonden* . Al wat men In de buurt konde 
ontdekken, was, dat dit buis eerst federt acht dagen waa 
bewoond; dat avonds te voren de bedienden het had- 
den verlaten^ en het gemeubileerd hadden gelaten zoo als 
hy bet had gezien; en eindeiyk, dat men niet wist, van 
wien het gehuurd was^ als bevindende zich de eigenaar fe« 
4ert lang in Amerika. 



SCHRAAPZUCHT DBR TURKSCHB PACHAS* 

* \ 

H et geval, hier bedoeld» en door eene geloofwaardige 
pen verhaald , viel voor , nu wéinig meer dan een 
jaar of zes verleden. In een dorp , St. Paulus genaamd » in 
Morea^ een gedeelte van het hedendaagfcbe Griekenland^ 
woonden man en vrouw. Christenen tot Griekfche Kerk- 
genootfchap beboerende. Vroeg iUerven zy beiden, een 
eenig kincl, eene dochter, nalatende , en déze in het bezie 
van een niet onaanzieniyk kapitaal. Hare bloedverwanten , 
onder wier voogdij zij flond , zonden haar naar Konftantino» 
pel^ om er, volgens haren (laat, te worden opgevoed. Op 
haar achttiende jaar keerde zy naar haar dorp terug. Zij fprak 
Turksch^ Italiaansch en F^ansch; en wanneer er vreemdelin- 
gen door St. Paulus trokken , ontving zij dezelve met eene 
befchaafdheid , die hare deugd verdacht maakte. De voor- 
n^mfte boeren kwamen' bij elkander. Na omtrent het gedrag" 
van het oudedooze meisje onderzoek gedaan te hebben, be- 
iloten zij, zich te ontdoen van een voorwem» welk hun 
dorp fchandvtekte. Al aanftonds bragten zij de fomme bij- 
een, in Turkije voor den moord van eenen Christen vastgeileld^ 
vervolgens kwamen zij bij nacht in huls by dg jonge doch-, 
ter en maakten haar af, waarna eenperlbon, die op het be- 
zigt van haar ombrengen wachtte , aan den Paeba den prijs 
des bloeds ging brengen. Hecgene alle de gieken te St. 
Paulus de hoofden deed opfteken , was niet de fnoodheid 
des gruwelduks, maar des Pacha*s fchraapzuchtt want dieze»; 
die insgelijks in den moord niets bedenkeiyksvoiid, en vep* 
klaarde , de bepaalde fomme voor een gemnea moord to 
hebben ontvangen, merkte, echter, aan, dat de fchoonheid, 
de jeugd, de kunde en het reizen van het weesklndhem^ 
Facha van Morea , regtmatige aaofpraak fchadelooSi»! 
üellfng gaven. Diensvolgens zond zijne Heerfchap. ^en 
zelfden dag twee Janitfaren om eeae nieuwe belasting te 
vorderen» 





I 


kRIJGSLIST VAN DEN OttoN ftjÜi 



KRIJGSLIST VAN DEN OUDEN TIJD. 


^f^eo An^uUmé iti 1346 door de Franfchen^ Onder dé 
bevelen van den hertog van normandie, werd beJe- 

§ erd, en de Bevelhebber van de plaats, NORWicH^zag^ 
ac hij COC de uicerfte engte gebragt was en zich met de be« 
zccdng fpoedfg gevangen zoude moeten geven , deed dezé 
aan den eerstgenoemden het verzoek tot eene wapenfchorfingi 
alken voor den volgéndenk dagy waarop het feest van de Hi 
Maagd inviel, voor, welke de Hertog cn de Lord beidé 
eeneti grooten eerbied hadden. Men kwam omtrent de wa« 
penfch'mïjng overeen. *s Anderen daags trok dé bezerfibg 
met al hare pakkaadje uit. De Franfchen; dit bemerkende, 
vatteden de wapens op ; doch norwicii zond. iemand aan ded 
Hertog, om hem te verzoeken, dat hij zich zijner verbind- 
tenisfe wilde herinneren. Ik zie^ zeide de Hertog, dat hij 
mij gefopt heeft; doch laten wij ons vergenoegen , dat wijk 
plaats in onte magt hebben. 


ZONDERLING GEBRUIK, TE ZURICH , OMTRENT ECHTGENOOTEN » 
DIE VAN ELKANDER WILLEN SCHEIDEN* 

« 

T e Zurich grüpt een gebruik Hand , ’t geen de Zuricheri 
waarfchiynlijk van de wijsheid hunnet Voorvaderen heb- 
ben overgenomen. Wanneer getrouwde lieden, ondanks de 
vermaningen om bij elkander te blijven, volharden in de 
betuigde begeerte ter Echtfcheidinge , wedden zij, voor den 
t^d van eenige weken , in ééne kamer op Aec Raadhuis 
bragr. In dezelve is ééne kleine bedftede , één (toe\ en 
ééne tafel. Het eten wordt opgebragt in ééne fchotel , met 
één tafelbord, één mes, één lepel en één vork. 

Verandering van plaats, onthouding, en de gemeenfehap, 
welke ontftaat uit de noodzakelijkheid om elkander te hel- 
pen, hebben ^menigmaal, eer de tijd, ter beproevinge be- 
ftemd,' verdréken was, de dus opgeflotenen zqo zeer 
elkander bevredigd, dat zij alle gedlachten, om te fcheiden^ 
lieten varen, en, tot dat de dood ben fcheidde» vreedzaas 
met elkander leefden. 



IN H O Ü D. 

V A N H E T 


♦ 




MEN G E L W E R K, 


tot Fi-aaije Letteren ^ Kunfteri en Weténfel^pen y ‘ 

..b^trejkkefijht , .... 




* • 4 


r 

J EZUS bij de Schitlci^t', en diens óórdeel over de Liefde- 
gaven. ' ' . ^ 

Iers, over het -.Leven , de Levenslpradit , ‘enz. Door 
A ypEV , Hoogketaar in de Geneeskttndt te F^anek^.' tb' 
Bijzonderheden , ontleend uit de Mer^etwerken van e.' gIb- , 
BON, jBfJ'.' ' IJ 

Fragmenten van eenige Brieven', gefchréven uit NttpeJSy 
federt de laatfte Uitbarfting van ^Lpa Fefuvius y den iq 
van Herfstmaand i8ia ' *'V^ . ' tj 

Iets , over het fchadelijke van hétHiegraveh in de Kérken- 
en op Kerkhoven nabg de Kerken. Door d. stoop, 
te Bodegraven, ' . a» ' 

De Vaderlijke Les. 

Paülus Tentemakcr. ' ' - • 

leis, wegens, ce»^Konink]nken Ti^e^.. .. 

De Portugeéfche Schnder Signor clab(a. 

De Abt ÖE LONOOERUB. : . ■ ' . . 

Het Sijsjen. ‘ Door Mr. w. BiLpskoijK; 

Verhandeling ., , over , de Zedcjeer van emcurus , moe 
die van zeno vergeleken. Door'i. köopbians. Leer aar 
hij de JDoopsgezinaen te ^flerdam, , 45 

Over de bereiding van Siiikér ' idf ■'dlèn ' MangetvroiteC 
Door p, VAN WERKHOVEN , Apotheker te Utrecht, 6 % 
Byzonderheden , ontleend uit de Mengehèerken van b. gib^ 

BON , Esq. • ' <9 

Over ziende geworden Blindgeboomen , volgens iraame* 
ming van Prof. o- j. bebr. Door Dr. andré. 76 

* 3 Bcr 


31 

3 # 

3<5 

3 « 

37 



/ 


N 


U Di 


Béichriiving vaa een Ctnneesch Gastmaal. Overgenomer 
uit bet onuitgegeven Verhaal eenerReize naar China^ 
door iwaN'IwanoW'TSChudiun', een Rms- 79 

Europa. Dichtfiuk. 85 

De dood van een* dollen Hond. Dich$fiu^e, Door csh* 

PAGNB, ' 87 

Hoe en waarom bet een troost zij vöor Ongelukkigen » 
Lotgenooten te vinden. , 89 

Verhandeling , over het gewigt der zorae voor Stervenden. 
Door VAN DES. B&BGOBN , COlWZ. Mcd, 3 oö. tt 
An^erdam» 94 

Het Leven van ulmcus zwinolius , Ketkhervmmer vao 
ZwitferUmd. Door j. g. hbss. 12a 

en bhma. Éent ' 3 -aufihe GefchUdeais. lai 

Gedachten bij het befchouwen van bet Theatre Qptiqw , 
vervaardigd door j. F. pfeiffer , jim. Dichtfiuk, 130 
Verhandeling , ter wederle^inp; van bet gemeene Vooroor- 

- deel aangaande de Middeleeuwen. Door den Hoog- 

...leeraar HBRM. BOSSCHA. 133 

pver een nieuw Koortsverdr^end Middel , in t>laats van 
^ dén gewonen Koortsbast. 149 

l^itgevallen van een^ Jongen Eagelsckman , Schoonzoon 
^ geworden van den Roning van Nieuw^Zeeland , en der 
' .Piinièsfe , zijne Gemalin. 150 

kfet Gezigt van osrbidan. 157 

^BEKTeneMMA. Eene. Gefchiedenis. (Veryolg 

, vqn bl, l üp.) , 162 

Proeve eener dichtmatige Vertaling van een gedeelte des 

tweeden Boeks uit de Fasti van p. ovmius naso. 170 

Ahekdote van josepu hayon , uit ie^elfs hatSïe Jeven^ 

- jaar. ' . 174 

Redevoering . over de natuurlijke vereischten tot eene ge- 

Jukkige beoefening der Poëzij. Door n. swart • Chris-' 
S'ten-ZetroéV bij de Reumftra»tsch~Cer^rmeerde Gf 

- meente te Amfierdam, j . ' ‘ ’ 177 

Sanmêrkiiuen Gv» dié. beste mHdelen.tót genezing der 
V praveelioort dié uit het Piszuur voortkomt. . Dooi 
' Al- yRBV, Hoogleer qqr in dq Geneeskunde fe Froneker, 

!^erflag van het -Leven e;n de Schriften van w$enwu.i.iAM 
4 • paLey t D. D.t Aartsdiaken van Carliile. ipj 

Bjj^gdachedea* rakende de ZtredenyDooi tsALTss-^Rv» 

204 




R E G I' S T' E. ËS: 

tot aan liet einde de Zestiende Eeuw , beknopte^ 

voorgefteld* ' Te Haarlem > bij JSoA». In gr. 8^. 
/a-i8-o aa 

Koning, L, i). Z- (C. <fe) Tafereel 4 er Stadüaaiiem «& 
derzelver Gefchiedenis , van de vroegfte tijden af« tot 
op den tegenwoordigen toe. Ilde' Deel* Met Platen. Te 
Haarlem, hï] A. L$osjes , Pz- In gr. 8vo./7*^o-o ^6o 
KonynetiJ^rg ^ iJe Kunstverdlénfteu van An^eHk» 

Kauwmann en . Raphaêl gefchetst. Te Amftërdam • 
Imtnerzeeï en Ctmp, In gr. 8vb. - 3» 

Kotzebue, (A. van) Momils en Clio: Befamgrijte Trek- 
ken Uit de aloude en hedendaagTche Gefchiede'nis ; ware 
en verdichte Verhalen ; kleine Rpttians Anekdoten van 
vermaarde Mannen en Vrouwen ; geestige Gezégden i 
aardige Kwinkflagen; boertige , en iiaive Invallen ,< enz. 
Ifte Deel 'Te ' Amfterdam , nj H '. van' ISestèrea* in gr, 
,8Vo. /i-i6 d ' • • ■ 37» 

Krummacher^ (F. A.") Feestboekje, een Gefchrift voot 
het Vólk. Ifte Stukje. ' Do Zondag;. Te Gronii^^ 
h\\ fV. Zatdema. In kl. 8vo. /*i-o-o • ' agi 

L.' ■ ■ , 

T afontaine ^ X.A^ Tafereelen nit het 'Huisfélljk Letten V 
in .twee Deelen. Ifte- Deel- Te Groiiingen , - 'fV. 
Wouters. In gr. 8vo. ƒ I -i6-o ai8 

■ De twee Bruiden. ïlde Deel. Met PU 

Te Haarlem, bii F. Bohn. In gr. 8vo. f 3-'i8-o 33J 
Lantier ^(^E, F.) Mijne Reize door Spaujé. Naar HUtid- 
fchrift van den Ridder de Saipt Gervais^ Officier in Fran; 
fchen dienst , uitgegeven. Ifte Deel. MetPhten. TeLeeo^ 
warden, bij de Wed. ^.-P. dé Jhy. Ingr. 

'.^2T 

'Zavallée, (^.) Gefchiedenis' ^pS-Oodsdienifige Inqnhlt>en. 

in Italië, Spanje en Portugal., van haar Mgin tot-t^ iu 
‘ verovering van Spanje: Ifte Deel: Met Platen* -Te 

Haarlem, bij F- Mm. In gr. Wö. ƒ g-ïa-^o -■> ft''874, 
Leer* en Oefenfchool voor de Jet%d. Ifteh Oeëls lifte 
Stuk. Met Platen en ’ Kaarten. > Te Rotte rdam 
W. Loeke. In gr. 8vo. - 
iAhr, 0f. A: C.) I)e Natuur eri de. Menfcheq, öf Merk- 
waardigheden Van' vde Volken , voor Lei^rs Van '^al- 
lerlei Standen. Ilde Deel. Té Hkarlem, bij F. Bohn, 
In gr. 8vo. /i-i6“0 . ... 

3Mf» t 

l^alrina in Schotland. IfteOe^ Metplateii. Te Lcy- 
den, bü JF. vm Th$ir, In gr. 8 vo./' 2 -i 4 >o 175 

^e 4 JUei- 



r 


R E G 1 S T E; R. 


J^éifttke , Ofefeningm voor de Jeugd , om het Fransch te 
(keren fchrijven. Te Zutphen, bij ff- C. A. Thieme. 

• In 8vo. /0-15-0 170 

Moems^ (A)' De Twaalf Maanden des Jaars. Ifle Stuk. 
" Louwmaand , Sprokkelmaand en Lentemaand. Met 
^ Tlaten. Te Haarlem , bij A. Loosjis , Pz- In gr. i -o.’ 
>> f 1 «lo-é 93 

»«• ' Ude Stuk ; bevattende Grasmaand , Bloeimaand 

' en Zomermaand' ƒ i-io-o 253 

ttunit , (G- Burgheim onder zijne Kinderen; of 

• rieüwe Z^meni^Taken en Vertellingen, voor Kinderen 
' VM acht tot veertien jaren , over de Natuur en het 
. i^unichell^ Leven. ^ Met Platen. Tweede verbeterde 
: ■ Druk. Te Amft. bij A- Meijer , Schalekamp en v. d. 

Qrampel-. In kl. 8vo. ƒ 1-5-0 • 156 

Muthardy {F.') Takreelen van Konftantinopel. Ilde Deel. 
.•"TeJAmft. by^. AlUnru In gr. 8vo. /a-io-o 365 

. N. 


MieilW Printeboek voor Kinderen, behelzende: Onder- 
werpen uit het Rijk der Natuur, der Wetenfchap- 
pen, Kunften en Ambachten, naauwkeurig afgebeeld, 
, -en m Vj^ Takn, -bevatteilik, befehreven.. No. X- Te 
. .Zutpben, bij Thieme. In gr. 410. /a-a-o 


PQeuwe Dkhtgevdjde .Mengelingen van het Genootfcbap, 

. onder de- Spreuk: KvnUliefde fpaart geen ylijt, VHIfte 
Deel. - In ’sHage, bij de Gtbr, Vemaer- In gr. 8 vo. 
f i«id-o 118 

t^teuwe- Le^s-oefeningen voor Meergevorderden ; ten aan- 
. .JEien. der . Spelling, ingerigt na^f ven ska Hoog). Af, 

'■ -Stégenbeek» Vierde! Druk. Te’ Arnhem , Vij Mode- 

ln-. 9 vo» f 170 

Viewotnhnys , (Sè- 5 ^) Nadeelige en byna algemeene 
.voorooedfekn en inisbruiken in de Geneeskunde, bellre- 
Ia - den en gewy^d. . Te Amfterdam , by Z. van Es. ■ In 
gr. , 8 vt>. 3*12-0 , ips 

» ' . ■ - " : ■ ! Tyirip^ Refenfie. 235 

fleete», (D. ffoola t*n«>Antwoor<l op eene Regtskundige 
. Vraag, voorgeAeld door het Utrechtsch Genootfcbap 
. van Kunften en .Wetenfehappen- Te .Utrecht , by B. 

Wilden^ AUheer.- In gr. 8 vo. / 0-6-0 . 15X 

l^uttigeen leerzame Verbalen voor de vlijtige Jeugd. Naar 
het ' Hoogduitsch ; die klthten E*zahier ron Bremen. Te 

vAiaft* by R* J*, Mfrndrop. In kl.* gyo. / o-,* -o • 344 

^\ \ 


-i 


\ 


RÈtilS TEït 

O. 




» ,(G. .A) Tofkfche Rijt’, 'Eggrpte 

^ - èn'Pèrfie'i’ ‘Met Platen en Kaarten. Ildè Deel; /Ee 
Atnfterdam y bij y. "iillart. in -gr.' 8vo. ƒ 3 » i8 o • ^lo» 
Oosten f Jun. (_Avan) Staat het een Vrouw of Meisje vrij, 
óm een ' 'Mah of Jongeling ten Huwelgk te vrageó? 
Heeft eeh Vtouw of Meisje hetzelfde regt als de Maa 
of Jongeling om djt te doen? Zoude het mees goe- 
de Huwel'^eh geven ? enz. Te Amfterdam , bij C. 
Groenewoud. In 8vo. ƒ o-il-o 383 

P. 

"Daim , 0 ^ ff. van der) Redevoeringen en Verhandelingen. 

Te Athft bij y. Atlart. In gr. 3 vo. /a-i5-o, 309 
Pafoncher, QV ,E. )' Spreuken , Opgaven, Overwe- 

gingen, Bepalingen, Gronden. lilde Deel. Te Utrecht, 
bij y^ van Schoonhoven. In kl. 8vo. ƒ 1-5-0 s 63 

Potter f (^H.) Reize van Amfterdam naar Hanau, door een 
groot gedeelte van Duitschland , gedaan in den jare 
1809. Met Platen. Te Amfterdam, bij C» L. Schleiier. 
In gr. 8VO./3- 18-0 2^ 

R. 

"D au , (S. F. J.) Sermons fur divers textés de PEcriture 
fainte. Tomé ff. h Leyde ^ chez S, etj. Luchtmana. 


8vö, /3-o-o 

Tomé III ƒ 3-12-0 


7 
345 


Rjeddingius, (G. Benthem) Hoe zal het, volgend* den 
Bijbel, na den doo 4 ., met onze zielen gaan? uitlegkun- 
dig onderzocht. Te Groningen , bij W. ^uidema. ta 
gr. 8vo./ 1-5.0 327 

(ff^. G.) Kleine Schriften , meestal ftrekken- 


. de ter uitlegging van de H. Schrift. IVde, BundeL 
Te Groningen ,bij IV. Zuidema. In gr. 8vo. f i-o-o e 

— ■ — , De vier Jaargetijden , ter nuttige be- 

fchouwing voorgcfteld. Li IV Stukjes. Te Groningen, 
bij fV. Ztidema. In kl- 8vo. ƒ 1-14-0 30» 

Rehfues, (P. y.) Tafereelen van Napels. Tt Amfter- 
dam, bij y. Aïlart- In gr. 8vo. /g-it- o 21Ó 

Reinbecky (G) Verhalen; bevattende, i. Dweepzucht , 
a. Ijdelheid , Onfchüld en Liefde. Te Haarlem , bil 
A‘ Loosjes , Pz. In gr. 8vo- ƒ 2 - 16 - o 4$ 

Reinhard t (_P. Volktnar) Godsdienffige Overdenkingen 
over de Kerkhervorming , gevolgd naar zijne Leerrede-i 
nen. TeLcyden, hi] D> du^ar. Ingr 8vo-/a-o-o 51 

• De Christelijke Zedelecr. III 

en 


9 . 


^EGISTHR. 

en IVde Deel Te Leyden , bij A. en Uonkoop. Ia 

• |T.«vo ƒ 7 - 10-0 103 

rReisbefcbrijvingen voor jonge lieden uit den befchaafden 

• kring. Te Schiedam, bij Molennar. In gr. 8vo. 

, jfi-id-ö “ 372 

JUedeijt ( 5 ^- P. Mmnweld) Beknopt en eenvoudig Onder- 
I wijs in d^ Godsdienst. Te Leeuwarden , bij y, JV^Brm- 
- wer> In 8vo. /o-3-,o 170 

•iUetbergs (L} Lenteloveren. Te Z\vo^» bij ff. Tgl en 

y. de Vri. In gr. 8vo. ƒ a-io-o , 8p 

S. 

^•Qahmannt (C. G') Gefchiedenis van den Huzaar Zwart- 
mantel- llde .Stuk. Te Amjlerdam, bij y. van der 
ffet- In H. 8vo /i-r6-o 135 

^Sandifort, (P. E.) Hisfertatio Hiflorico-yuridicalnaugu* 
ralis de JudicHs Dei Lugd- Bat- 295 

.Schachtii (j. H-) Anmaoverfiones ad Antiquitates He^ 
braeasy olim deliaea/asa C. Ikenio. Traj'. ad SJun. apui 
B Wild & J Altheer. 8j-a. f maj.f 4-00 49 

,Schmidt, (C.'F.^ Proeve eener historifcrie en ontledende 
Verhandeling over de meest in gebruik zijnde Lamp- 
foorten, enz. Met 3 Platen. Te Amfterdam, voorte- 
kening des Auteurs. In gr. 8vo. ƒ140 66 

\SchomakeTy (T. G.) Dicht- en Zang- proeve. Te Zwolle, 
bij y, L% Zeehuizen. In gr. 8vo./i ^ o 337 

Seiléfy (G. P.) Godsdienftig 8ijbelsch Huisboek voor 
Christenen. IT en IVde Deel Te Gorinchem, b^ 
y. van der Wal. In gr. 8vo. ƒ 8 - o- o 185 

'Siegmann, (£. Z.) Jezus Kindschheid- Eene Bijdrage 
' tot de Gefchiedenis der C' oddelijke Voomenigbeid. Te 
Zwolle, bij y de Fit- In gr. 8vo f 6 '-\%-o 2,30 

Spiesfy (jt. ff''': Leven en Daden van Jaltob van Bucheti- 
ftein , Erf- Leen en Gerigtsheer van Opper- Middel» 
en Neder-Buchenfteift III Deelen. Te Amfterdam , 
Timmer. In gr 8vo. / 8 • b - o .377 

'Spraakkunst (Franfche) ten gebruike der NederlandA:h& 
Scholen. Het Nederduitsch gevolgd naar de Speling 
van den Hoogleeraar M Siegenheek- Te Arnhem, hg 

' y. ff. Moelemany yun. In kl. 8vo. /0-6-0 344 

'. Steopendaal y (/)■ W) Hoe is het mogelijk , als wij ellan- 
' der hier namaals wederzien, en zoo duidelijk kennen 
als^ hier deze Aarde, dat wij in den Hemelrusten 
zaligheid zullen kunnen genieten? Te Amfterdam, bij 
' P. van Geenen , ff> Ruiter , en ff- 0 > Brettwer. In gr. 

8VO./0.4.0 471 

’ Surr, 


I 



I 


K E G I S T E i; 


Surr^ (T. S.") Graaf Ladffiore , of blmken jejEPenc^. XI 
Deden* Met Platen- Te. Amfterdam, 
jer, In gr. 8vo, /5-i6-a «7 

''parif vanRegtskost^n in het Franfche Ripu Te Amfler* 

In gr. ,8vo. ƒ i - 5 o 091 
Tkaesfinki CÉ. J- Thomasfen a) Geneeskundige Waarne» 
nodifgen.' Te At&flerdam, ^bij J. Mart. In gr< 
/* 3 ^* 4 -o, '57 

Tittgfi i (^ ) Opwekking tiot het welbefted^i van den 
• korten leeftijd op aarde ter verki^ging eener gegronde 
hóóp óp, eene zalige opftancüngt in twee Leerredenen; 
Te Gron. bij y Oomkens. In gr. 8vo- /o-|*o 356 

TitPmant (C. ./f.). Over het Onderwijs in de Strafwetten 
^ de Scholen. Naar het Hoogduitsch » door 7 %. va» 
Smnderen. (Met het Schoolboek der Strafwetten van 
ons Vaderland , van den laatstgenoemden.) Te Gronin* 
fen, bij. ^ Wouters en R. % Schierbeek. Beide in 
gr. 8vo. /i-o-o , , / 334 


TlkUmsku (.E- T.van) Brieven over Poten, Oostenrijk, 
^ Saxen, Beijeren, Italien, Etrurien, den Kerkelijken 
Staat en Napels gefchreven op eene Rdze , geduren- 
. de de jaren 1807 en 1808, aan de Gnvinne Confian^ 
tia van Ilde en laatfte Deel- Met Platen. Te 

Haarlem, bij F. 9 thn, In gr. 8vo- ƒ3- 18-0 a8a 

V. 


Verhandelingen , rakende den ^ Natuurlijken en Ge< 
I * openb»arden Godsdienst, uitgegeven door Teyler^s 
. Gódgeleerd Genootfchap. XXIVfte Deel. Te Haar- 
lem , bij J. Enfchedé en Zonen en J. van Walré* hi 
gr. 8vo. /a- 4 -o I 177 

i—i “ ' ' (Twee) ééne over het leerfluk der Voor- 
zienigheid en ééne tot betoog der waarheid van den 
Joodfchen Godsdienst. Door een Leeraar der Hervorm- 
de Kerk. Te Leeuw, bij J. W. Brouwer, In gr. 8vo. 
jfo-i2-o gan 

(.?• dè) Korte Befchouwing der Wiskünde. Ifte 
. Stok. Te Rott. by J*. van Santen, Inkl. Svo. /1-5-0 

■ 384 

W. . 

Tp^a^ener, (S. C-) Gefchied- en Zedekundige Anecdo- 
tes , in eene Alphabetifche orde. II Deeltjes. Te 
Amfterdam, bij S. y. van ÉtveUt'Heltri^* ui ismo. 
/a-io-o 131 


REGISTER. 

fFeilémd, (J- A.") Próevfe over het »l of niet ^oorloofde 
eener opetri^ke wetöafcbappeUjke Beoordeeling der be> 
llaande Wetten. Te Amfterdam , bij Immerzeel en 
Comp. In gr. 8vo^o-i5-o 191 

Werken der Bataafiche Maatfehappii van Taal- en Dicht' 
kunde Vde Deel. Te Amft. bij Aliart- Ia gr- 8va. 
/4 -i6-o . ' 27 

Westendorp t (N^ Eerde Leerrede», getionden in de^&eu- 
we Kerk te Sebaldeburen, benevens eene Oudheidkun- 

• dige Veitandeiing. Te broningen , b$- J. Oomketts, In 

• gr. 8vo. ƒ I -io-o 187 

Westtmian , (JA,') Omafis , of Jozef in Eg3^te. Tteor- 

fpel. Naar het Fransch van Baour ' Lormian. Te Am- 
' fterdam, bij yf. Mars- In kl. 8vo. ƒ o-io*o 124 
Wetboek Napoleon verklaard , door de voomaamfte Fran- 
fche Regtsgeleerden , als Portalis , Faure , GreoUr 
en anderen. Iften Deels ifte en ade Stuk. Te Amfter' 
dam en Leyden, bij ff. Gartsnaa ta de Gebroeders Mur' 
ray. In gr. 8vo- ƒ 4-2*0 .36 

W^iegand, C^. H.) Disputatio PoHticO'Juridtca inaugv 
ralis, de utilitate vel noxiis effiedlibus, qui ex Iccis^ ad 
fuscipiendos et alendos infantes expofitos detUnatis, in civi' 
tatem redundant. Traf ad Rhen- ex officinis O, J. van 
Paddenburg & J. van Schoonhoven. * - 154 

Williams , (Maria) of de Voordeelen eener goede Opvoe- 
ding. Te Amfterdam , . bij de Wed. j. Dell. In kl- 
8vo. /‘2-4-0 ^ 257 

(A- van der) Parijs , in den aan vang van de 
XlXde Eeuw. lilde Stuk- Met Platen. Te Haarlem , 
bij A. Lootjes i Pz. In gr. 8 vo ƒ 4-18 -o 450 

Wullen., (D. van) Gedachtenis van vlif-en- twintig -jari- 
gen Evangeliedienst. Te Zutphen , bij ff> C- A. Thieme. 
In gr. 8vo, ƒ o - 8 -o 117 

Y. 

■^pey, (A ) Gefchiedenis der Christelijke Kerk in de 
Achttiende Eeuw. Xlde Heel. Te Utrecht , bij «r« 
Paddenburg en Zoon. In gr. 8vo. ƒ 4-16-0 221 

fZacharidt (A.) Gefchiedems der Romeinen. Een Lees- 
^ boek voor de Jeugd. Ifte Stukje. Te Zutphen, Üj 
II. C. A. Thieme. In kl* Svo. /o-4*o 2(14 


V 





>#