This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves bef ore it was carefully scanned by Google as part of a project
to make the world's books discoverable online.
It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that 's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and finally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfrom automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
any where in the world. Copyright infringement liability can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's Information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web
at|http : //books . google . com/
Over dit boek
Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteur srechttermijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automatisch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via http: //books .google . com
HKüQ
AT
Pi?
LETTER-OEFENINGEN.
N I S- U W E
AL G E M E E N E
V A D E R L A N D S C H E
LETTEROEFENINGEN,
WA ARI N D E
BOEKEH E.1Ï SCHRIFTEN,
VIE DAGELYKS IN ONS VADERLAND EN
ELDERS UITKOMEN, OORDEELKUN-
DIG TEVENS EN VRYMOEDIG
VERHANDELD WORDEN.
BENEVENS ]
MENGEL W E k K,
Ut Eraaije Letteren y Kmften tn tTeetenfchappen^
betrekkelyk.
Tweede Deels, Eerfte Stuk.
Met Plaaten.
4 4. «f. ▲ ^ X
Te -AMSTERDAM,
Dy A. VAN DEK KROE,
en
By J. Y N T E M A.
MDCCLXZXVII.
;.: i
, \
/ j^^
't ' r t
L_
y
"■*
h'f.\^A LGEMEENE
VADER LANDSCHE
LETTER-OEFENINGEN,
WAAa ïl9 DE
BOEKEN EN SCHRIFTEN,
DIB z/Agelyks in ons vadkrlano en
BLDEKS UITKOMEN, OORDEBLKUN-
DIC TEVENS EN VRYMOEDIG
VERHANDELD WORDEN.
Verhandtlingen , raakcndc den natuur lykcn en geopenbaar'-
den Godsdienst^ uisgegeeyen door ieyler's Godgeleerd
Genootfchap. Zesde Deel. Te Haarlem^ by J. Enfchc(ié
en Zcionen , en T. van Walré 1786. Behahen de Voor^
reien , 368 bUtaz. in gr. quario. %
Een vooroordeel, 't welk nog maer al te veel ftand houd^
dat en de Wysbegeerte en de Openbaring onteert, en
tevens, in meer d^n één opzigt, van een nadeelig gevolg
y; voor de beoefening der Waeiheid, tegen te gaen,
was, naer uicwyzen van *t Programma, het hoofdbedoel-
de van Teylers Godgeleerde Genootfchap^ met de opgave
van 't volgende Voorfcel: 'Ie betoogen^ dat de \;aara
Wysgcette^ uit haar en eisen aart^ op geenerleie wyze gCm
fchikt is, om het gezag oer Openbaaringe te ondermynen^
en dat een doorgeoefend IFysgeer, in den fierkften zin^
een ^aar Christen zyn kan. Men gaf te gelyk te kennen »
dat het den Leden van 't Genootfchw aengenaem zou
wezen , wanneer men ^ in 't beantwoorden aen dit Voor-
del, ook« op de ene of andere wy«e, het oog vestigde
op de oorzaaken yM^aar uit dit haatlyk vooroordeel ontjlaa;
zo ter *»aarfchoumnge voor de JVys^eren^ als ter kragti'»
gcr overtuiginge der ongegrondheid van dat vooroordeel»
Uit de over dit onderwerp ingekomen Verhandelin-
gen , beeft men ^en viertal , boven anderen , waerdig ge-
oordeeld openlyk ^f te geven. Ieder dezer Vethandelingcti
is in hare foort zeer wel uitgevoerd; en daer derzelvér
U.PfrSL«Z9«AlrG»I.KTT«N0.I. A . Qp-
m VE*HAKDEI.tNGÈ]f
Opftellers bet ftuk op gansch verfchillende wyzen be^
fchouvird hebben 9 20 dienc deee verzameling van vier'
Verhandelingen ten kragtigde, om den nadenkenden Lci*
z^r op bet overtuigendfte te cooiien , hoe dit vooroordeel ,
van onderfcheiden zydtn befcbouwd zynde , volftrekt va»
alle gegrondheid verfteken is, en door alle ware hoogag-
ters der Openbaringe» ten ernft^fte, behoort te wordeir
tegengegaen. — Nadien ene genoegzame oötvouwing^
van 't beloop dezer Verhandelingen, welken met veel
vruchts gelezen kunnen worden, te veel ruimte zou vor-
deren, zien wy van ons eerst bedoelde deswegens afj e»
zullen liever den Lezer een opmerklyk voordel uit de
eerde Verhandeling mededeelen, dat on» ene werkzaem-
heid van een waer Wysgeer ontvouwt, uit welke me»
kan afnemen, hoe zodanig een, boven anderen, die min
gewoon zyn gezet te denken , by uitilek gefcliikt is , om
een welgegrond overtuigd Christen te worden.
„ Een Wysgeer, (dus luid het voordel,) in welk een
Trcezelyk lieht hy ook befchouwd moge worden, 't zy
idoor den onkundigen of den bygetoovigen^ is niets an-
ders dan een mensch, die zyne reden in een hooger trap^
befchaafd heeft, dan zyne land*entydgenooten de baars
fedaan hebben. Zyn voorwerp is kennis*, en deeze tragt
y te verkrygen langs dieir weg, welken de ondervinding,
geleerd heeft , de bekwaamde te zyn , om 'er toe te ge-
naken. Hierop legt ztg in een zekeren trap ieder bewoe-
ncr/van^^een befchaafd gewest toe. Zelfs de lannbouwer
en de handwerksman leeren redeneeren over dé voorwer^
pen, die toe hunne beziglieid bebooren, waarmede zy
meest te doen hebbem Een mensch van deftiger opvoe-
^ding breidt den kring zyner beQ>iegelrngen verder uit , én
:gewent zyne gedagten aan de overweeging veeier waar*
heden, die voor her gemeen niet bevattelyk zyn. Va»
alle dcezen en dergelyken verfcfaik de Wysgeer in een
zekeren trap, maar niet hi foort. Hy vorscht de natuur
der dtn^gen dieper nu, is meer afgetrokken in zyne denk*
beelden , netter in zyne ondericheidingen , naauwkeuriger
in zyn onderzoek vÉi het voorgedelde, en naauwgezetter
in zyne afleidingen en gevolgtrekkingen.
„ Bovenal is bet eene van de weezentlyke eigenfchap-
pen der Wysgeerte; dat zy een erndig en ftandvastig on«
derzoek der waarheid te wege brengt. Zy laat niets als
voorafgaande vastdellingen toe , dan 'c geen duidelyk blyk-
iMar is} en houdt geene gevolgtiekkixigea voor wettig»
da»
VAN TEVUR^i OODOBtnU) OtNOOTSCHAP. )
Am die uit de Toorfte deden der bewysredtüen ten klasi^
fle afgeleid 2yn. Omt hierin wel te flaapen» zo gaat de
Wysgeer niet dan met de uiterfte omzigtigbeid voort» ea
onderwerpt, alle zyne redeneetingen aan bet ftrengfte on««
derzoek. Hoe aanneemelyk eene bewysreden zig ook ia
den eerfkn opflag moge voordben, hy is niet voldaan niet
die algemeene gunftige vertooning. Hy onderzoekt ten
naauwkeurigften de daadn gebezigde uitdrukkingen » en is
teo fcherpfte op zyne hoede tegen alle dubbelzinnigheden
in dezeWen. Hy fldt de bewysreden zelve zig op ZQ
verietleie wyzen voor, als zyne fcbranderheid hem inboe-^
seoic, dat ze befcbouwd kan worden « en* hy gaar dezel-p
ve met de uiteiile oplettendheid na , onder allerleie foorten
van gedaante, die ze met mooglykheid zou knnnen aan*
neemen. Hy wikt en weefft dezelve, en in haar geheel »
en in alle faaare deelen. Hy gaat haar onderfcheidenlyk
na 9 van het beflmt tot de grondltellingen , en van de
gronddcUingen tot het befluit. Wanneer hy overtuigd i«
van de waarheid der voorafgaande vastdellingen , dant
gaat hy langzaam van ftap tot ftap voort door de ver*
ichUlende deelen der verdere nitwerkinge tot op het be^
fluit. Hy moet een klaar doorzi^ hebben van het eerfte
voorftei, 'eer hy tot een volfend overgaat; en dan gaat
hy, met alle oplettendheid, a&onderlyk na^ hoe ze on*
derling verbonden zyn, en van elkander afhangen. Na
dus gadisgeflagen te hebben , of ieder byzonder voordel
gereedlyk en natuuriyk uit het voorgaande voortvloeit, iS
hy beter dan alvoorens gefchikt, om te oordeelen over
het algemeene befluit, dat uit het geheel af te leiden is.
„ Hoe groot ook deeze omzigtigheid zig opdoe « en van
boe veel kragts zy, ter omdekkinge der dwaalinge> ge*
oordeeld moge worden, de waare Wysgeer is egter met
dat alles nog niet voldaan. Hy dringt al verder voort ^
en gaat deeze vooronderflelde waarheden na in alle haare
gevolgen. Hy weet, dat 'er, niettegenftaande alle zyne
voorzorg, hier of daar, eenige dubbelzinnigheid in de
uit&ukkifig, of eene kleine misvatting in de eerfte voor«-
fldlingen, of verdere uitwerking , en gevolgtrekking, plaats
loa kunnen hebben , die veelligt zyne oplettendheid out-
finpt zou mogen zyn. Dit beweegt hem;, om deeze
vooronderflelde waarheid te beproeven, doo^ dezelve te
vei^lyken, met zodanige welgevestigde waarbeden, die
'er het naauwfte verband mede hebben. Ontdekt hy hier
eenigett tegenftand, of iets onbeftaanbaan, dan heiiiaait
Aa by
\ VERHANDELmOEÜ "
hy zyncn arbeid, met eene verdubbelde xiaarftigheid en
oplettendheid, tot dat hy, door eene gelukkiger flaagen^
de nafpooring, de verborgen dwaaling ontdekke.
„ Eene hébbelykheid van onderzoek op deeze wyze iii*>
gerigt, en op zodanige gronden (leunende, verfterkt de
vermogens der ziele, en geeft haar eene vaardige door-*
dringendheid, tot zulk eea trap, dat zy daar door in ftaat
gtftcld worde , om , in de meeste omftandigheden , het
feringfle oriderrcheid der zaake, met de meeste naauw*
eurigfaeid, te befpeuren. Dan dit is het eènige voordeel
niet , dat men uic eene hebbelykheid van wysgeerige on-
derzoekingen verkry|;t« De vaardigheid in 't verdeelen
eener bewysréden, ih onderfcheiden voorftellingen , ver*-
mindert grootlyks het moeilyke van zynen.taak: en ge-
merkt een Wysgeer een (lerker doordringenden geest bezit
dan andere menfcben, zo vindt hy zïg nooit verlegen ^
uit hoofde van de grootere bekwaamheid, met welke hy
zyn werk aanvaart.
„ Hiernevens mag men wel voeden de omzigtigheid ,
die by uitftek duidelyk doordraait, m het gedrag van ee«
i)cn waaren Wysgeer. De gevolgen van gevoelens , voor-
al dezulken die van de geringde betekenis fchynentezyn»
kunnen nooit met de vereischte zekerheid gekend worden ^
voor dat ze aan een behoorlyk onderzoek bloot gefield
zyn geweest. Zeer veele dwaalingen en onheilen zyn *er
in de waereld ontdaan^ uit de agteloosheid of roekeloos-
heid van onoplettende of onwysgeerige Heden, Overtuigd
zynde van hun mangel aan bekwaamheid, om een behoo-
relyk onderzoek in 't werk te ilelien, en aan doordrin-
gendheid van geest, om het ter uitvoeringe te brengen;
zo zyn ze altoos afkeerig van zig in te wikkelen in eene
onderneemin^, die met zo veel moeite en arbeid gepaard
zou (Taan. De gevolgen van een gevoelen moeten hand-
tastelyk zeer gewigtig zyn, eer zy konnen overhellen»
om dezelven crnllig te onderzoeken. Zy vergenoegen zig
daarom gemeenlyk met een gevoelen als by toeval aan te
te neemen , tot groot nadeel der waarheid , en ter oneere
van de menschlyke rede. Doch de waare Wysgeer heeft
-zulk een tegenzin niet in deezen arbeid* Het onderzoe-
ken is hem zo hebbelyk gewordeu , dat bet hem gemaklyk
valle, en vermaakelyk zy. En 't is ook inderdaad met
anders, dan eene aangenaame werking eener geoefende
ziele. Uit dien hoofde onderzoekt de Wysgeer natuurlyk
alles > wat hem voorkomt, met eeuc Voldoeuepde oplet-
tend.
VA» TSnSU'S OdMtLEBRl]! OENOOTSCHAP. J(
(radheid 'en naauwkeorigbeid ; tcrwyl by ten eynftigfte
waakt (egen alle sodanige verkeerdbeden, waartoe bv
door e^^ overhaaste bepaaling, zo\x kunnen vtrvallen. *
«, Ben ieder, die de waarheid der Godlyke Openbaa •
rioge erkent, moet J^ier.t^rftond opmerken ^ dat Aczelva
zeer veel voordeeU erlangt van sulk eene voorbereidende
oefening. De waarjieid heeft nooit, iets te dugren vai^!
}iet onderzoek; van «een leevendigeH jen dooirdringêndei^
gfccsf i die te werkzaam is om te berusten in de uiterlyke
vertooning dei dingen) te omzigtig om zig op een óii-
yoUiomen Qtiderzoek te verlaatcn; en te ilerk gcft^ld op
cen« Juiste ondeifcbeiding , om zig te. laatea misleiden.
door drogtedeuen , eu vernuftige kunstgreépen. Zodanige
sielsvermogens zyn alleen vreezelyk voor allerlei foort vaa
bedrog, dat nimmer.de (leyigheid en flcrkte 'der waarheid'
verkiygen kan^ Deszelfs zwakke deelen loopen fteeds
gevaar van ondekt te worden, door een aaauwkeurig on»
denpeek; en bet niet zamenhangende der valschheid, mits-
gaders de ongerymdheden , onaflcheidelyk van derzclvec
natuure, kunnen,, hoe .vernuftig zy ook. omzwagteld zyn,
bet niet ontgaan, dat zy, vroeger of laater, ten toon ge-
ftejd worden, door de poogingen eener ziele, welke
eene hebbeJykf oefening werkzaam en kragtig gemaakt
h^eft/*
JDc gc/jksms d^r wyic en dwaazc Maagden uit Matth*
XXV. i — 1'3. ver/^laard en toegepast door- ^, Cürte»
Miiw , . Leeraar in de Kerk en School te ' Amfteldam. Tg
. Anifteldam^ by L Wcsfing Wz. , 1786. Bclhalven heü
Voorwerk^ a?2. Mladz^ in gr. oüavo. .
In een viertal Leerredenen ontvouwt de Hoogleeraer Cur^
^tciiius de opnjcrkclyke gelykenis der . wyze en dwaze
Masgden, Ma{th, XXV, j^ ia, waer nevens hy ten
Uetfte eiïc vyfJe Leerreden over het 13de vers voegt, ter
verklaririge en aeqdrang der kostelyke lesfc van onzen
S^ootilen Leermeester, om, uit aemnerking van de onze-
keibcid des tyds , wanneer by komen zal, (leeds op onze
hoede te zyn, op dat de Heere, als hy komt^ ons waken*
de vinde. Zyn Hoogeerwaerde vorscht met veel naenw-'
keurigheid, den letterlykcn zin,- en de geestlyke betekenis
der byzonderheden, m de gelykenis voorgedragen, oor-
deelkundig na j brengt het daeromtrent ontvouwde gc-
A 3 moed-
C 1^. cüHTEmüs -
ftoedlyk ter bet^litinge over,- en béflüit de befclibuwinf
van dlc alles, nttt een nadruklyk ppwekkehd voordel ter
Christelyke waekzaemfaeid^ Tot eén lUiel éer nitvoeriiige
diene 's Mans volgende aenmerking , ter billykiogè van
het gedrag der wyze maegden , in 't afllaen van *t verkoelt
der dwaze maegden, otn olie te mogen hebben uit hare
Vaten, zeggende:, geenszins, op da$ Vr misfcHien voor om
én voor u niet genoeg zj : 't welk, in den eerften opflag^'
aeiileiding geeft tot ene tegedbedenking, welke de Hoog*
lecraer aldus voorftelt en beantwoord. *
„ Maar hoe? Is 't dan niet der wyz€n aard, en is *t
Diet zelvs hunne verjriichting , altoos bereid te zyn, cnsi
zoo veel in hun is , de zwakken op te beuren, en mede
te deelen, 't gene tot onderlinge (Uchting dienen kan?
Zegt niet het beste deel der Bruidketk van de kkine zas^
ter^ zoo zy een muur is^ vfy zullen een paleis van zilver
op^haar bouwen ; en zoo zy een deur is , die ligt beWoögett
wordt, wy zullen ze rondom bezetten met cedereplanken.
Öoogl. VUL 9. Vordert ook niet de gemtenjchap der
Heiligen^ dat alle en elk geloovige zich moeten fchuidig
wee ten, zyne paven ten nutte en tot zaligheid der andere
ledematen gewilliglyk en met vreugde aan te leggen?" En
was *t niet te wenfirhen, dat alle belyders gelyk mogten
{laan in dezelvde voonechten ? Of meent men > dat dé
Schrivt te vergeevsch zest^ de geest , die in ons vfoont^ heeft
die lust tot nydigheid? Jac. IV. 5. Nu dan, betaamde het
de vfyz^ ^el alles in te houden voor de gene , die iets
ftoodig badden , daar de groote Meester zelve bevolen
heeft: gecvt den genen ^ die iets van u bidt ^ èn keert u
niet af van den genen ^ die van u leenen ml. NÉitth. V. 42.
Dit fchynt hard in het eerfkc opzien, tn niet overeen^
komftig met de liefde des naasten. Maar wat dieper be*
fchouwd zynde , zal 't blyken, dat dit inderdaad een wys
antwoord was. Want (i) voor eerst , als de Heiland eens
ieide » leent zonder iets voeder te hopen. Lue. VL 35 , ver-
ftaat hy dat nlleen van tydlyke goederen, waaruit de' gene ,
die overvloed hebben, de behoevten van hunnen even*
mensch moeten zoeken te vervullen; maarhy bedoelt daar-
mede geenszins eenig geestlyk goed, waarvan de overwy*
zing of overdragt onmogelyk is (ü). Ten anderen dcedcn
de dwaaze niet wel, dat zy by fchcpzelen zochten, \
welk een gave Gods is. 't Was God alleen , welke van
den Geest ^^ die op Mofes was, zoo veel heeft konncn cf-^
zonderen , ' hoewel Mofes dan nog daar by geen gebrek
lecdc»
ÜVlR MAÏTH. XXV* 1-^13; 7
laedt , osD Istaüs oudften J^/2 iast its volks te belpen dra-^
gtn. NuiD. XI. 16 , 17, Joannes de Dooper zeide desge-
Jyks: ccn snensch kan gun ding nanr^mcn^ 500 V hem uU,
den Hemel nia, g^cven zy.Jonn. III. 27. En dethalven^'t
was ydel^ de gaven des Geestes (♦) te verzoeken vafi
dezulken, die bet niet in hunne m^gt hadden dezelve te
geeven. (3) Ja , fchoon men wel befcheiden en toegevend
«yn paag, ten aanzien van «aaken, die de onze zyn» men
mag echter nooit vrede houden ten koste van de ^aar*
heid^ d§wyl men dus befchikking xoqde maaken over het
gene ons niet toekomr. Ziet Spr. XXIII. aj, Zach. VIII.
\6. 19- •;: J^^ derhalven de v^sze niet konden beflui-
X&BL piQ iet3 af te langen van hunne geestlyke oHe^ Azf
kwam niet uit eenen korzelen aayd, of uit gebrek van mer
delyden, maar voornaamlyk uit misnoegen, over eene zoo
yeri^gaande dwaasheid ^ waar dopr nien» met terzyda^
ftelh'ng van God en Christus, de eer der genade me<c
aaa de Werktuigen fcheen te willen opdraagep.
„ Daar by komt qog, dat elk moet houcun het geen hy
heefi^ 4^p d(a niemand zyne kroone nceme ^ Openb. II. 05-
III. II. En daarop ziet dit byvoegzel: op dat 'er ms/bJiien
voor ons en voo)r u niet genpeg zy» .^
„ De geloovigen hebben genoeg tot het geestlyk beftaan»
maar niet te veel. Zelvs die het meeste bezitten hebben
mets over, maar zyn nog daaglyks verpligt, den Heere te
todden om venneerdering van genade ; \vant eene aljer^oor-
dfinggpdfte Hevde tot den waaren Bruidegom^ een allervuu-
rigst verlangen naar zyne gemeeDfchap^ eene onbepaalde
volvaardigjieid om alles daar voor veil te hebben , en eene
onvermoeide naarftighcid is 'ernoodig, omjefus met den-
zelfden yver tot den einde toe [te blyven opwachten. *t Was
*er dus 200 verre van daan , dat zy iets van hunne geestlyke
gaven zouden kunnen overfteeken, dat zelvs de allerheilig-
fte genrieg te doen hebben , om hun eigen licht te bewaa-
rren. Ja *t gcene hun is toegedeeld, hebben zy overnoodig
voor zichzelven, en konden 'er in 't geheel niets van ont-
beeren, zouden zy opwasfcn, gelyk de pligt is van alle, die
zich Christenen noemen , in de genade eti kennis van onzen
liccre en Zaligmaker Jcfu Christi. 0 Petr. III. 18. zouden
ly uilgaan en toeneemen als mesila/VèrenjMHAV.a^ zou^
oen zy voortgaan van kracht tot kraclu, om eens Gode wel.
be.
O De Olie naemlyk is hier, yolgens onzen Uitlegger, ent
afbeelding van den Heiligen Geest en zvne gaven.
A 4 •
t P. GüRTÊNIÜSjOVER MATTH-XXVi 1—13;
behaaglyk voor hem te verfchynen in het Hemeirche Ziofr,
Ps. • LXXXIV. 8. ' 't Konde hun uit dien hoofde niet ten
quaade geduid worden , dat zy daarvan geen afftand wilden
doen t€n behoeve der dwaaze: want, hadden zy minder,
t zoude voor hunzelven niet eens genoeg zyn geweest ,
om Jefus^ zoo als het behoorde, met. hun ganfche hart,
en uit geheel hunne kracht ^xt omhelzen: of hadden zy al
iets meer verkregen, ook daarvan mogt niets afgaan, de-^
wy) zy alles ♦ wat zy hebben, en nog ongelyk meer bo-
ven dien , met al wat hun kon worden -toegedaan •, geheef
verpligt waren , om het alleen aan den dienst van hunnen
Heer op te offeren. Ja *t zoude een zotte lievde geweest
zyn, noch met eenigen fchyn van billykheld te vorderen,
zichzelven, indien zy al_ konden, te berooven,' en ligc
door dat middel te weeg te brengen, Azt*tt feeni^er tyd
voor niemand genoeg zy. Gelyk dan de wyzé maagden haar
verftand daarin getoond hebben , dat zy de olie^ hadden
fnedegenomen in haare vaten, ?oo was 't nu ook 'nog we-
derom een verfche blyk van lïaare wysheid^ dat zy niet goed
vonden aan anderen iets over te doen , waarmede toch de-
zelve niet konden worden geholpen , en het geen zy zelvd
volftrekt tot haar eigen gebruik van nooden hadden/'
Leerredenen donr w. D. orommé , Predikant te ^bbekerk
en Lambeftfchaeg'. Te Utrecht^ by A. van Padden-
burg , 1786. Behahen het voorberigt. ai6 bladz. In
gr. octavo. - ^** »«
De Christe/ykc Standvastigheid in de Leer e des Geloofsboot
affcheid van de Chris te lyke Synodus v^n Noordhqlfafid.^
voor gefield en aangedrongen , door w. D. grommé , ak
boven. In gr. octavo 43 bladz.
De hier eerstgenoemde verzameling van Leerredenen be-
helst zes Predicatien, waervan de vier eerden uitge-
fprooken zyn op de Dedendageji , in de jaren 1786, 1785,
1784 en '1782, met betrekking tot de toenmalige oniftan-
digheden. Ze hebben ten onderwerjp, (i) De Alliantie.
Gen XXI. 31S 33- (a.) Het veiligst Vertrouwen, PJl
XLVL a, 3 , (3.) De Godvruchtige Patriot. Pf. LX. 3,
4, En (4.) De Vader, landlievende Bidder. Dan. IX. i5,
17. Ieder dezer Biddags-Predicatieo is zeer wel gefchikt
naer de tydsomftandigheden, en zyn Eerwaerde legt het 'er
inzonderheid op toe, om de overwegingen van *s Lands
toe*
toc/bnd tot Godtdienftige uveideukiugen tc' wcntten." Met
dii oogmerk tracht by zyne Toehoorders op te wekke^v,
om niec Üecbcs ia *c middelyke te .berusten, maat dit
ter harte necrocnde, teyens en vooraj.dejo geest, te Verhef-
fen tot den. AlbeAierder, en de aeuciacht recht ernlUg te
vestigen, óp de wegen die .Qocl inet Nederland iiiflaet, op
•s Volks ftraffchuldigheid, eri dtózelfs' verplichting tot ienc
hartgrondige verandering vaiv g^fijragj. ten eindezy^^ls wa^
xc Pauiotten, dé Vaderlandslietde_ dour den . Godsdieust
'mogen heifigen. ~ — Op deze vier volgt eneXefïTeden,.
welke ten onderwerpe heeft de. Crlstelyke Liefde',, of de
opwekking van Paulus aen de Chrisfeqen Ye Ephti^e^^Xfli.
V. 2«. Na euc beknopte opheldering van 's Aposcèjs y<jor-
ftel, fchetst deEerwaérde Gr<?/we??< n« cHaractgr ya'd ërien
ia de liefde wandelenden Christen;; '-én wyst 'on^ verckr
aen enige voorhehoedzels, dib mèa omtrent de betrach-
ting der liefde in agt heeft te nemen';' daerbene^cfnè\mal[(t
by de lifiifde van Christus t*oos.wacrds in der^elvcr' ait?
xDuntendheid; en toont ten laetfte, hoe zeer de liefde' yah
Christus ons töt de liefde des Naesten verplichte * toili
hoe verre, die ons. tot een regel vaö navolging" yèrftrekRè^
[- Hierbykomt voprts iiog ene BevestigingsX<eerr.edcn,
waerin zyne Eervraerde^naeciienleiding van 2 Ti^^:^lL^j^^
den rechtgeaerten Euangeliediénder' aftekent,* of Jttet uiraurf.
tcnd voorbeeld van )Pajulus,.ia,zya Éuangeliédiöj:)stj»:aê|i
Leeraren voor/lelt, 't welk hy met gepii^ste', tójjprakffl,
ten befluite, vergezeld doet gacn^ . ' , .;;..;
Wyders heeft de Eerwaerd^' Crómmé nog cn<i\LeeVriÈ.
den afzonderlyk afgegeven, door hem^ ten aflcheid y^ti
*t laetstgehouden Noordhollandfche SynodHS te Ebkhuizén
uitgefprokcn; waer in zyn Kerwaerde de vertnauing;^ ea
heilwcnsch van Paulus aen die van The^falohica, > Vkdsjl
IL 15 — 17, ontvouwt, en de daer in vervatte vvacrhsdeü
, ontwikkelt; doende voorts zyne jLèerreden, naer de tyd*.
.omftandigheden, met wel ingerichte dankzeggingen, ^egeó-
wenfchenen heilbcden, afloopen. Men vind la alle
deze Leerredehen beftendig ene ijeregclde manier van voor-
AeUen, ene duidelyke ontvouwing van kundigheden, ti\
een emfligen aendrang 'ter Godsdienftige plichtsbetrachtiiv-
ge; zo dat ze een eigénaertigen invloed kunnen hebben,
ica Jiune- van Keik-en Burgerllaet, ,
A 5 De
\
ir. wANALPnMWp
'De Qrondón mijher Qctoöfsbelijdenis ^ opengelegd voornüj*
ƒ/(? Kinderen. 'Door Mr. hieronijmüs vaw alp^n.
Te 'Utrecht by de Wed. J. van Ter veen en Zoon, en
G. vdn den Brlttk ,' Jan;^s. 178Ö. Behalven het Voor^
bcrigty%êfi blfidz. isi gr^ cÜayu
In dit gefchrlft 'levert de' Heer en Ma van Alphen ene
gerecelde doorloopende ontvouwing , van het Oodge-
leerde Samenftel der Gereformeerde Kerke , welke hy têa
dienfter zyner Kinderen vervaerdlgd, en voorts ten alge-
menen, gebruiké openlyk. afgegeven heeft. Na ene voor-
.^tfgtfe^Jde Inleiding, in welke hy iyne Kinderen tegen de
onvefrchiÜighei4 en het ongeloof waerfchouwt, is dit
Getdirift 'verdeeld in neeeh atdeelingen; onder welken hy
« 'yöorriaemlle waerheden betrekt, die hy, nu eens by
Vyssp 'y.iri gcracjenzame. gefprekken', en dan , by maniervafi
Vef hi^ndellngen 'of brieven , voordraegt. , in zodanig ene
jjlblicëfvólgende orde," dat het geheel eèn aencengefchakeld
Verfla^ behclze van het Gereformeerde Samenftël.
Öe.tcrP:e AfdeeUng gaet ovti den Perfoon van Jefus ^
'Wacr pmirent inzonderheid 3rie zaken in; overweging kö-
WP. ./,0). pat Jefus 'er'watrlyk geweest 'is. (i) Dat hy
'èen men^h geweest is, welke mmmerzyns gelyken ge-
Üi(l;heeftl; (3) Dat hy in. nadruk de Zone Gods is. H«t
1ieWe,*hier aengeduid,is het onderwerp der tweede Afdee-
ljilff({,r behelzende ene tefchquwing van de Godhei(f van
^^^ mitsgaders van. de vereniging der twee
ifi^tuurfin,, Eji .tócr aïeri volgt, dan, in de derde Afdeeling,
;enfe; overweging der Leere nopens den Heiligen Geest ^
vergezeld van eenige algemene aenmerkin^en over de Hef^
Jige Drieeenheid. Het onderwerp der vierde Afdcèlinge
is dQ Qpenb^ring^ omtrent welke de voornaemfte byzondcr-
Jiedep , die deswegen in act te nemen zyn , hier gade ge*
agen worden. ' In de vyfde AfdeeUng word de oplettend-
heid gevestigd op Jefus , als den waren Mesfias^ den Za^
lijgmaker^ na ene voorafgaende befchouwïng van het ze^
iaelyk bederf des Menschdoms , en de Leer der toerekeninge.
Dit onderwerp word in de. zesde Afdeeling no^ nader
overwogen , door ene verdere b^fchouwing van Jefus ah
een volkomen Zaligmaker ^ by Welke gelegenheid nagc-
gaen word, de iifaerdy van den Natuurleken Godsdienst;
de verkiezing als een gevolg van Gods onafhanglykheid en
ieyze van bejlaan^ beneveqs de Leer der Verzucninge en
de
de Zcicljke HcrfteUiagc. Zulks leifl onzen Autheur, ia
it Eevende Afdeeling, ter vdorteUiAge van het Geloofd
lis het middel ur yereehiginge met Christmi tn dit doet
hem voorts het oog (laen oi> Jefut z\s den tsfceden Adam^
met de heilryke. gevolgen hier van, te weeten; de vtrze^
kering der Gelmigen van hunnen Genades fiaet^ hunne
opfimdige en eettwige hee^ykheid^ in tegenoverftelling vau
het alkrrampzaligjU h$ der Godloosen* Wyders handelt
ky nog , in de volgsnde Afdeeling , van d^ openbaaren
Godsdiemt^ daj^lfsfkgtighedtn^ Doof en A^ondmael^
en *t geen verder otmre9t hu Kerklyke befiier opmerking
vorAert. filndelyk voegt hy, in de laetfte Afdeeling.
hierby nog een vyftal van Brieven, beheleende algemene
aatitaefthigen over At-GHrUtlyke ZedekuHde% de bcoef^
ning der Godgeleerdheid ^ tvi de voordeelen^ yan een Godu
ehenjllg/eyen. i '• y'
Oivereenkomft^ met het eerfte bedoelde van den .Heer
Mr. van Alphen^ ten nutte' zirher Kinderen,, behetót dit
Gefchrift ene zeer goede handleiding , waervaii Ouders en
Opzieners der Jeugd, JnGodsdienftige Hmsgezinnen der
Leere oxkztt Nedeilandibhe Kerice toegedaen , zich met
vrucht zullen kunnen bediehen ,• tër nadere onderrichtinge
hanaer k^^ekelingen, die'zich , na voorafgaende belydenis*»
tot bet Heilige Avondmael willen begeven.' Kundige Caté-
chizeermeesters, die enijg^ziDS ge>leoon a^n regelmatig m
denken » zullen ook weldoen Jmet dit beloop .^..deze ma-
nier va n onderwys na te gaen ; om daeruit te leeren , hoe
de zodanigen, die voor ene foortgelyke ondernchting
vatbaer zyn, beter, dan langs den gemeen betreden weg,
tot eea verftandig begrip der Kerkleere gebragt kunnen
V9oideo«
Xiphelderingen der Heilige Schrift , getrokken uit de Uielt"
me Oosterfclie Üitlegkundige Bibliotheek van j. D. MiCHi-
BLIS , door y. van HAMELsn^fiLO. ƒ. Stuk. Te Lejden
by W. H. Gryp, 178Ö. Behalven het Voorbericht \ fo
iladz. in gr. oStayo.
Met het te voorichyn komen der Nieuwe Oosterfche en
üitlegkundige Bibliotheek van den HooglecraerAf/erA/i-
cUs heeft de Ëerwaerde van Hamelsveld het raedzaem
geoordeeld, by derzelver Nederduiifche vertaling, een
anderen weg in te flaen, dan hy» by de oveizetting van
des*
jl^ . J. UAN HAM£L$VftLB|. OOST. iBHtt. : .
-rfesaclfe wocgcre BibliotÖeA , . jeKóuden héefr. ZyA
Jictw.^ memlyki vcriaclda' de^ely^ geheel; maer thans
beeft by. hedootea, uit dts^Nteuwe BèblMheek^ aHeen
aodanige Stukken», af ook wel enige :Biyj«>nricr beden, over
te nemen, die voopdcn Nedefduitfcben Lezer van wezen^
lyk belang geoordeeld kunnen worden, of voörGodgeleer-
jden.cn andere . Beminnarcn van Bybeloefeuing algepieen ge-
wgUg »yn. intusfcheti is.zyn ©ogmérk;,. ten gevalle der
Liefhebberen^ eebtej- nog telkens > in zyn Voorbericht',
ene korte opgave yan alle de Aijik^cn, Ui de HoogduitfchA
uitgave vervdt , , mede te deelen,. ..Acluervolgcas datj?lan
16 dit ecrfte' Srsik uii^eyoerd;.cn men hcRft: reden. -om. ïc
.verwachtea,.,dat 4it Pls^^ bet^jdat^.de voorige bandelwy.*
jsce, de goedkeuiing der Nederduitfche Lezers zal WJegdma.-
gen^ daer men*du6 in een* k,ort J)e(l|sk. bV een vejrgaderd
vind, het geen in dat geleerd Tydrchrift bovenal merk-
waerdig voorkomt; het w^lk- in:Vee}e byi^Onderbeden-zyne
ngnlgbeid kan hebben. By het doorbladeren van dit Stuk.*
je zal de htzpt, dcswegens voldoening vindeji-; doch het
£eea best geichikt. zou zyn tot eene alg^meeoe.leerzamd
pl^eve in dezen, is te ibreedvoerjg. o«n hier te pl^etzef^; 'te
wet^n, ene verzameling van aentekeningen over /j^/ fj^ödcr
yan \Paie$Unas^ di$ opmerking ^vpiid^r^n ,: eji welken , zo
ais wy met'den.Hoogleeraei- hoopen » tot Itog meerder vol*
komppheid gebragt zullen wor^^ . . _ ,
^Eerjle len vw dc'Pr9dikani&n')fflnMoor.dholland;imt
betrekking tot het voorgdyalUne 9p de, tmc laat/te Synodtmx
yan NoordhoUand^ m de, zaak van den Koosur tn aan*
kleeve van dien. Te Hoorn ^ by E. Vermande, 1786. i«
gr. oStayOj, 23 b/adz.
De UiWyers van het Request der Huitenpredikanten der
..£• Clasfis van Amllerdam , nopens den hier opgemeN
.den Rooster, gaven diestyds in hun Voorbericht te kan-
nen, óax.zY Wi\ Portefuille bezaten, 't welk ;amelyk voor.
zien is van echte Stukjes en Ahecdptes tot deze zj\ek beho-
rende; (*) en thans, met de afgifte van dit Eerfte lets^
.melden ze , dat de inhoud van hiiu Porte/uf//e nog attmoF^
'kelyk vermeerder^i is. By dezen deelen ze uit het zelve
me*
(•) Zie Nieuws Jlg. LtUeroef. I. Deel, bl. 509*
E£R«TB fETS. Jg^
\Dsdtj in At eerde plaetze^ een zogenaemd Gedichtje,
lynde een Inva/, na dat de GccomnütUerd^n der Jlk*
tmarfctic Clasfis de Noordhollandfche Synode waren uip^
gegaan. Wyders een nader Request der Alkmaarfche
Clasfis aan de Ed. Gr. Mog. Heer en Staaten yan HqU
land en Westvriesland ^ met twee daerby behoorende By«
lagen ; en eindelyk een ExtraÜ uU de Refolutien der opge*
melde Huren Siaaten ^ by gelegenheid van het Rapport
op de ingeleverac Dékantien. Het een en 't ander llaet,
naer 't ons voorkomt, nader opgehelderd te worden, door
een T^fcede JctSj dat men voorheeft vervolgens gemeen
te maakcn. ■ Men ftelt zich in deze verzameling
voor, ene huichelende hiërarchie te beftryden; •,enzyn",*
is de tael der Uitgevers , „ en zyn onze kragteu hier tóe
99 te kJein, onze vermogens te gering, ons geduld is groot,
„ onze moed bedaard, maar tevens beftendig. Hoe
9, min gaarne wy loflpreuken op ons zelven toepasfen^
^ naar waarheid mag men van ons in dit geval zeggen :
9, Posfunt^ quia pos/e videntur.^
lnltidin% tot de Pathologye^ of Befchotming van het Men*
fchelyk Ligchaam^ in den Zieken ftaat. Derde Deel. \
Door % MACQUET. Med.- Dodt. 'ie Utrecht j by de
Wed. j. van Schoonhoven, 1786. in gr. Kvö. 53a bl.
In dit Deel handelt de Schryver over de volgende On-
derwerpen* „ Over de befchadigende vermogens; de
,t fchadelyke kragten van den dampkring ; de ^ladeelen
59 uit fpys en drank ; het ontydig gebruik der Geneesmid-
5, delen; de venynige krachten; de afdwaalingen in de
,, dierlyke beweegingen ;* fchadelykheden uit byzondere
yj postuuren en beweegingen ; bovenmatige oefeningen der
„ Ziele; fchadelyke kragt der ontroerde hartstogten ; over-
„ maat in flaapen en waaken; ongeregelde ontlasting en
,, inhouding ; over den fleen ; over de wormen ; zaaken,
9, die, van buiten het Ligchaam aahge1)ragt,fcbaaden;3aa-
^9 den der ziekte: verfcheidenheid der ziekelyke oorzaa*
2, ken, en eindelyk over de helpende kragten der natuur/*
De fjeer Macquet fcbynt de. gaave niet wel te bezitten om
zyne denkbeelden duidelvk en in eené geregelde orde
voor re draagen, gelyk de leezer aiet alleen uit de. bo-
veoftaande rangfchtkking der onderwerpen, maar .ook byr
zonder uit de behuideling derzelven» duidelyk kan opmaa-
ken.
14 J* MACQUST 5 VATHOtOGTB*
ben. ■ ■■ Ook hebben wy by het doorbladeren ver-
fcheided (leilingen ontmoet, die wy niet liefst voor onze
rekening souden willen neetnen^
Wy willen zeer gaarne gelooven, dat het oogmerk des
Schryvers geen ander is, dan zyne verkreegen kundig*
heden 9 ten nutte van zyne Konstgenooten^medetedeelen;
dan w^ vreezen, dat, daar zyne Inleiding reeds zo wyd«
loopig is geworden, by niet veele Leezers zal vinden, en
dus zyn oogmerk in deezen niet bereiken*
Verhandelingen^ uUgegeeven door de Hollandfche Maau
fchappye der WeeterifcJiappen te Haarlem , XXII Deel.
Te Èaarlem by J. van Walré, 1786. Bchalyen he^
Fporwerky 479 b/adz. In. gr. ivo.
Twee Prysverhandelingen maaken den aanvang der by
eengezamelde Stukken in dit Deel: Ze ftrekken ter
beantwoordinge van de vraag der Maatfchappye : „ Welke
„ zyn de Gronden en Kenmerken van de Analogie? En
„ hoe betaamt het eeuen Wysgeer zich daar van te be-
„ dienen, by het onderzoek der Phyfifche en Moreeh
„ Waarheden?** De Hoogleeraar F. de Castillon gaat dit
voorftel onderfcheidenlyk na: hy ontvouwt, in de eerfte
plaatze, de gronden en kentekenen der Analogie, met aan.
wyzinge der gevolgen, die 'er uit af te leiden zyn. Ver-
der toont hy aan, hoe men, in 't gebruiken der Analogie^
bovenal twee voorbehoedzels in agt behoort te neemen:
(i]). Men moet de geljkenis niet vermengen met de An-
logie. En (a) men moet uit hoofde van eene of meer
eenzelvigheden, (die de gronden der Analogie zyn,) niet
befluiten op eene zaak , die in 't geheel niet , of flegts
ten deele, tot deeze eenzelvigheid behoort. Dit sade ge-
flaageu r^e, kan men,gelyk hy hierop ten laatfte toont
een 2eer voordeelig get»iiik van de Analogie maaken; 't
welk hy inzonderheid onder de vier volgende hoofden be.
trekt, (i) Door middel der Zintuigen, eerst zyn eigen oor-
deel, en daarna dat der anderen, in de zaaken, die het
verftand aangaan, te volmaaken. (2.) Eene byzondere
waarheid algemeen te maaken. {3). De waarheid of valsch-
heid van een Voorftel tastbaar te betoogen, het geeti
men op geen andere wyze ftrenglyk zoude konnen bewy*
sen. En (40 de oatdekkuig van nieuwe Waarheden.
De Hoogleeraar ftaafc ieder deeser gebruiken » met het
by-
nKUfimtmmzai vüm de holLandsche ma&tschai^y. i^
1)j6reageti van Natuur -en Zedekundige Voorbeelden, diö
on al bet voorgeflelde veel lichts byzetten. |n
eene hieraan volgende Verhandeling ontvouwt de Hoog<»
keraar jF* Pap de Fagaras dit ^elföe onderwerp omflag.
tiger, doch even daardoor min duidelyk; intusfchen le«
vert hy een aantal van bedenkingen deswegens, die by
de voorgaanden opmerking verdienen. Na eene uitvoeri»
ge verklaaring van *t £een men, zyns oordeels, omtrene
de Analogie en derzelver gebruik heeft gade te (laan^
legt hy *t 'er op toey om aan te wyzen, welke Wetten
men behoort waar te neemen, wanneer men de Analogie,,
met alle haare waare vereischten , • wil toepatèfen op hec
ontdekken en betoogen van Natuur- en Zedekundige Waar-
heden; het welk hy, in een aantal van voorbeelden ^
eerst in 'r Natuurlyke en vervolgens in ^t Zedelyke, open-
legt. Zie hier zyne opgnve van de vereiacbten
der Analogte, dienende om waarheden te vinden, welke
hy de zaamgeftelde noemt » in onderTcheiding van de een*
voudige, die op eenvoudige en naauwkeurig behaalde
Waameemingen gebouwd is.
„Zy moet op vaste, wel bepaalde, en niet op twyfelaf*
tige waameemingen- (leunen. En zy moet op zulke toe-
gepast worden, die, zonder fprong der Natuur, of zelv^
van onze denkbeelden, dezelve kunnen toelaaten , wyl de
Natuur van geen fprongen houd. Ook moeten derzelver
paaien niA roekeloos buiten den kring der menfchelyks
kundigheden gezet worden ; en , om een gelykenis te gis»
fen, of te hulp geroepen te worden, moeten de waarhe-
den ons onmiddelyk of middelyk tot dezelve fchynen te
leiden, of 'er moeten zekere juiste middelen zyn, om de
Analogie , die wy vermoeden , dat 'er tusfchen beiden
koomt , te ftaaven , indien zulks gefchieden kan. Men moet »
niet alleen de gelykheid, maar ook het verfchil der zash
ken, in het oog houden, en de eiffepfchappen , hier toe
betrckkelyk, nagaan; opdat vooral de' betrekkelyke eigen*
fcViappen , die uit onze bepaalde wyze van kennen geboot
reu worden, van de voldrekte kunnen onderfcheiden won
den. Men moet aantoonen , waar de uitwerkingen ingewik^
keld zyn. En men moet vastftellen, dat de vcr-
fchynzelen, die tegen de Analogie fchynen te ftryden,
of met dezelve niet overeenkomen, hun beftaan verfchul-
digd' zyn aan de zamenvermenging en werkingen der ver-
fchillende oorzaaken , of die ongetwyffèld van dezelve niet
afhangen. Men moet de Wet der verandermgen ontolek*
ken
l6 ▼eB.HANDRLlKOEN >
ken en de dê uitwerkingen ,4ie «fhangen van zekere oor-
zaaken, die aan verandering onderworpen zyn, en de
verfchtidcnhedea der Verfchynzelen moeten tot dezelve
gebragt worden of, indien dit niet gcfchieden kan , ten
Hiinfteii die , ter welker opaigte men de overeenkomst
der uitwerkingen waarneemt, en die moeten onderfchei-
den worden van anderen, in welken men verfcbii waar-
neemt. -— — De omftandigheden, die voornaamentlyk
ter zaake doen, moeten van de andere zorgvuldig afge-
fcheiden worden; en vooral moeten de werkingen der oor-
zaaken, onafh^ngelyk, zo veel mogelyk is^ van de waar-
neemingen voorgefteld, en dau met dezelve vcrgeleeken
worden. -^ D^ ,omftandigheden , die niet tot de zaak
doen, en 'er echter niet konnen van afgefcheiden worden,
iDöet men bepaalen', en tevens vastftellen , in hoe verre
de werkingen der oorzaaken, door zamenvoeging , veran-
deren. En wanneer men verfcheiden uitwerkingen * tot
vcrfcheiden oorzaaken brengt, moet men, zo dikwils als
het mogelyk is, op derzelver hoeveelheid agt geeven.**
Benevens deeze Prysverhandelingen deelt men ons hier
ipcde een Onderzoek van den Eerwaarden L. Meyör^
nopens bet zedelyk lot der Kinderen na dit leeven. Zyo
Eerwaarde heeft goedgevonden, dit ftnk, dat op zich
zelve een duidelyk gunftig voorkomen heeft, doch door
deeze en geeiie Godgeleerde Leernellingén als in duister-
nisfcn omzwagteld is, zo uitvoerig behandeld, dat mea
waarlyk vry wat gedulds noodig hebbe, om alles in be-
hoor! yke opmerking te ueemen. Voorafgaat hy na, de
vcifchillende gedagten der Christen • Godgeleerden deswc-
gens, van de vroegfte dagen af tot op den tegenwoordi-
gen tyd, vervolgens ontvouwt hy ons het gevoelen, dat
hem het waerfchynlykst Voorkomt, me^ aanwyzing der
gronden, op welken het, zyns oordeels, gevestigd fean
worden: en ten laatfte, de gevoelens van anderen met be-
fcheidenheid beoordeeld hebbende, lost hy de zwaarighe-
hqden op , die tegen zyne denkwyze in doezen bygebragi
zouden kunnen worden. Het gevoelen, waarvoor
zyn Eerwaarde zich meest genegen verklaart, is dat van
hun, die gunftige gedagten voeden, nopens het toeko-
mend zalig lot der vroeggeftorven kinderen, die, in den
tyd hunner onnoozelheid, voor het verkreegen gebruik der
Rede, overleeden zyn; en dat wel, zonder onderfcheid
uit hoedanige Ouderen, 't zy gelóovige of ongeloovige, zy
voortgefprooten zyn, Pe Ëerwwrde M^ycr doet , in de behan-
" dei
VAN DB HOU.ANJDSCHB MAAYSCHAl>Pt« -17
Mng vaa dit Onderwerp nog wel byzondct zien , dat dit
gevoelen geeoszias aanloopt tegen, maar zeer wel overeen-
komt,, met hQt. aangenomen Leer (lelzeL der Nèderlandrdia
Kerke; dat tep trooste kan (Irckken voorzodange Oude"*
len, welken, uiteen ougegronden waan daaroratrcat^ wel
eeD3 oDgclukkig mistroostige gedagten sevoed mogen hebben.
Wyders behelst dit Deel^buicen de MeteorologircheWaar.
oeemiagen. op Zwaanenhurg, voor de jaaren 178a. 1783
en i7845nogeenBerigt van den Heer D. dcGorur^Iz. we-
gens bet Fogelgras , een nadeelig onkruid voor liet Graan ;
ea verder de IJefchryving , en nevensgaande afbeelding,
van een AEtv^/. en Buikbreukband door A* de Busfin ; die
meldt» dat hy, reeds tweemaalen , den gelukkigen uitflag
van dit door bem uitgedacht Werktuig ondervonden heeft ,
10 gevallen, daar de. anders hier toe. gpbruikelyke Werk*
tuigen niet voldoende waren.
J)e ahudc Staat en Ocfchiedenisfen dtr Verccnigde Neder lanm
• den, door e. m. bngelbrrts. Tweede Deel. Te Amfter*
dam^ by J. Allart, 1786. In gr. 8w. 415 bladz.
Nadat de kundige ea opmerkzaame Bngelbrrts , in bet
Eerde Deel van dit keurig uitgevoerde Werk, welks
aart en inrichting wy voorheen reeds hebbeq opgegeven(*J
ons den ouden Staar der Bataviereri, nopens hunne
komst bier te lande, geRaite, kleeding, onderfcheiden rao«
gen , \Arooningen , huiszelyke bezigheden der vrouwen, mica«
gaders de bedryven en tydkorting der m^nen, ontvouwd
heeft, gaat hy in dit Deel over om hen in hunnen Landw
bouw en Veefokkery, Scheepvaart en .Koophandel ^af te
fchetzen, waarna hy deeze onze gastvrye Voorouders aan
hnnne tafel en dlscb; daar de boordevolle Derkemeijer rond
gaat , bezoekt , voorts hen laat trouwen , en aantoont hoe de
vrouwen zich omtrent haare mannen, de mannen omtrent
hunne vrouwen, en dceze beiden zicli in. de Opvoeding
van hunne kinderen ,^ j^edragen , waaruit wy leercn kun«
nen^ hoe deeze onze Voorouders alles aünw^dden , om
vim hunoa kinderen zowel als van zich zalven, kloeke»
l^utpge , ':gezonde eri Ithboiie menfchen te vormen , en ze
vooial dc^r het vdrduuren van alle de ongemakken des
► - .; i^ ' .- oor-
(*) ZleAlgim. Faderl Letteroef. Vfl. D. bl.- 26. ' *"
.• IL D£EC." N. ALG. LeT^T. NÓl I. B *
a «. M. ENCSI/BSIin
oorlogs, tot dappere verdedigers van Vaderland tnr Vry*
beid op te voeden» het welk zy als de voorimamfte beftem*»
ming van den nenscb aanmerkten. Deeteli taak afgehan'*
deld hebbende, gaat by over toe een ndder onderzoek
van hunne Schryfkunst, Oichtkirnde; Muziek, -Sé gezangen
der Barden, hunne Geneeskunde, Natuurkennis, Kunueti
en Hand^verken , waarna hy eindelyk dit Deel beOuit m^
eene breedvoerige ontvouwing van himneni Rege^Hogs^
vorm en 20 hooggeroemde Krygsoefeningen.
In de befchouwing van alle déeze onderwerpeh mbg 'ót
Schryver zich met recht beroemen niets verzufma-^e heb^
ben, het geen kon gezegd worden van eeii beroemd oor<
fprongklyk volk , het welk verdiende meer by ons bekend
te worden , al hadden wy geen meer berrehking^ op het
zelve dan andere volken ; zodat , uit dien hoofde, memand,
die dit in aanmerking neemt, hem bei'chuldigeu k4u , vatl
2ich te diep in de overweeging van zonimige zaakeii te heb-
ben ingelaaten, het geen hy vooral gedaan heeft wanneef
de onderwerpen nog naauwlyks aangeroerd waren, geiyk
de Letterkunde, of in dii tydperk van het uiterst
gewigt waren , gelyk de Regeeiingsvorm en Krygsoefenin-
gen der Batavieren, waarachter natuurlyk eenige bedenkin*
gen tusfehen vertrouwde vrienden over de Volksreegerinj
en de Nationaale Wapening vaUen moesten.
Schoon het zeer . moeijelyk vak uit de aahgenaame verr
fcheidenheid van zaaken, die. hier voorkomen, eu. vaa
welken de voomaamfte voor ons kort beftek te omllagtig
Wien, eene keuze te doed, zullen wy echter, tot eea
Standtje van 's Schryvers voordragt , byhrengen het geen
hy omtrent de Gezansen der Barden meldt, te meer daar
ëk aanleiding verfchatt om den leezer eenige fraai vertaal-
de Stukken uit den Dichter ossian mede te deelen.
,s Het fpyt my , Czegt Fredcrdk) dat Vader my "niet iet»
tan de oude Gedichten of Gezangea der Barden, kan me-
dedeelen , dan zon ik ten hoogOen voldaan zyn« .
E. Men zou in dezelven niet alleen <)eu aart der Ge-
dichten kunnen zien, maar veele gedenkv^aardige geheur-
tenisiSsh ontdekken ^ fchoon naa^r den ftyl der Dichteren
wat opgefierd, welke ons nu geheel onbekend lyn. Ta«
crros zegt, onder anderen, in her flot van ZY.n tweede
jaarboek van armihius^ het beroemde legerhoofid der Chc'^
raseen: „ Hy, die in de tydfchriften der Grieken,
welke alleen het hunne bewonderen, geheel onbekend, en
by de R»meinen weinig beroemd is 9 dewyl wy de oude
din-
DB ALOUDS 6TAAT DBR MEDf ULAtVBEH. \ïf
ilfaigeii verheffen ^ étt -ons aan bot oalairgs gebeurde wei»
iiig laaren gelegen leggen, by wordt oog bezongen by
de Barbaarfihc volken*" Behalven armiüius, op wien de
Duitfchers nog -nee recht in hunne gedichten boogen«
2yn 'er zeer veelen', van wdken wy niets weeten, of
alteen geringe 6f eenzydige berichten van de Romeinfch^
Gefchiedfchry vers ontniQ^ hebben. Ik herinner my by
deeze uwe angstvallige Nieuwsgierigheid , dat cickro zich
ergens beklaagt, dat de Gedichten der oude Latymn^
welke hnn ook tot jaarboeken verftrekten, waren verloo^
ten gegaan; daar by nog zo'veele eeuwen nader by leefde»
hoe veel minder zon het te verwonderen zyn, zo 'er nietS
tot oös gekomen was. ■ » ■ Evenwel «yn 'er in die af«
jgelegen hoeken van Europa, die het minst voor de aan«
vallen en overftrooniingen der vreemde volken bIootfton«
den y nog eenige gedenkilukken opgefpoord. Men vindc
dus oude Dichtftukken uit Decfiemarken ^ Noorwegen^ em
fTshndjiw de Sdiiiftifn vaasAXO crammaticus, baatho«
LiNUs, en anderen. Maar veel beter zullen u de Gezan«
f en behaagen , welke voor rmm vyfentwiatig jaaren in hec
loorder gedeelte van SehotUnd oxttAt\iln.tti voor 't eerst
uit de VValUrche oï Icrfche taal tn \m£ng^ch vertaald 9
en in 'c Jaar 1-60 tot eene proeve uitgegeeven zyn, dooc
Mr. MACPHCRSÓN.
Fr. Laat mytocb iets naders van dit gieval weetea
«yn Vader ! »
£i Zeer gaam'fik zal u het bericht pededeeleit , het
geen deeze ontdekking te aapitierkelyker m^^kticn te gelyk
neer geloofwaardigheid byzet. De;9ely^ Jg gerchied by
^gelegenheid , dift mèn deeze HoogUmder^^ welke dus v^
onvermengd, Vottgens hnnne oude ^rtiÜcen^ in hunne
gebergten ge1e'éf(9 , en zich o|> eene eigen .byzondere wyze
gekfeèd hadden ,' zogt te belchaaven , en meer overeenkouH
IKg met de hedendaagfche zeden te vorfoen. Men hoorde
^enigen deezer volken forowyien een foort van verzen op*
zeegen, welke allen ^ die hunne taal verOonden, in ver-
Tukking bragten. Men ging hierop aan 't aafpooren , en
vond eènige Stukken, welke de H^r. macphkrson
in het Bngehch overzette » en met zo ve^le goedkeuring
van zyne landgenooten ontvangen - wierden , dat eenige
aanzienlyke en kun^dige mannen met maci^h^i^son eene
reis ondematnen om nog meer ontdekkingen van dien aart
te doen, het geen bun ook frelnkt is. Deeze Gezangen
zyn meerendeels oorrprongklyk van ossian» teffens een
B A< bc«
^0 t« M. BNCEUIllTS
beroemd Oorlogsheld en Dichter, een zoon van fingal»
Van wien nog verfchcide Overleveringen tot op deezeu
ilng bewaard worden onder é^ Hooglanders ^ die by uitftek
.pp het voorouderlyke gefteld zyn. in het oorfprongkelyke
treft men een eenvoudige maat aan , welke zeer aangenaam
'txï zugt is. De rymuonken zyn niet altoos gebruiKt; de
Xadefjce en lengte der regels verfchiUen , naarmate het best
inet den zhi uitkotbr. Volgens den bekenden Hugo £lair\
Hoogleeraar in de Fraaije Letiereo. te Edinburg, zyu te-
derheid en verhevetiheid twee hoofdeigenfchappea van de
Cedichcen van ossian. Zy venoonen niets van bet lug-
tise en vrolyk fchersrende;een plegtige en ernfti^e welvoegr
lyKbeid breidt zich geheel over dezelve uit. Veelligt is ossian
t!e ecnigé Dichter die nimmer tot hetligtvaardigeenberispe-
lyke nederzonk. Hy treed altoos in de hooge je westen
vm 'het grootfchc en pathctifchc^ Hy zet zyn toon in
tien beginne, en behoudt hem tot aan het einde. Geene ver-
fiering wordt 'er ingevlochten, die niet volkomen inftemi
Uiqt de algèmcene Melodie. De voorvallen , welke hy be-
zingt , zyn alle ernftig en gewigtig. De Tooneelen hehbeu
irtoorgaans veel van het woeste en romaneske, W?
treifèn in ctssiAN geene verbeeldingskracht aan , die met zich
zelven fchêrst,- en lastige kleinigheden opfiert, om de
verbeelding te vcrmaaken. Zyne Poezy verdient veel
teeer, dan die vart een ander Schryver, de Poezy des har-
ten genaamd te worden. Zyn hart is doordrongen va»
edele gevoelens; van vérheven en tedere. hartstogten; een
Tiart dat gloelif «n de Fantafie aanneemt, dat vol
is, en overvloeit. Om alles in één woord met den fleer
FRirH te zegeen. — — „Ik ken geen uitmuntender Dichter
dan óssiAi». Men tost in zyne gedichten altyd deNatuur
zelve; maar die oorfprongkelyke, die edele Natuur, die de
'l^iel onwederftaanbaar aan zich kluistert, en door haare
'woeste grootheid boven den kring van tyden en menfchen
verheft. Waar ossian treurt, treurt overal alles met hem.
%\'nar ossian Vaderlandfche grootheid bezingt» ziet overal
eik waare Helden voor zyne oogen, en de geringde van
zyne toonen wordt volmaakt door den eigen toon vap
*elk gevoelig hflrt,dat hem leest, beantwoord. Hy heft aai^
'en geen metifchelyke zieU die niet met hem indemt'^
Zie daar wel het Kenmerk van egte Dichterlyke
' geme.
Fr. Twee getuigenisfen van zulke bevoegde Rechters
doen myne nieuwsgierigheid boe langer boe meer ont-
branden. £. Ik
BE ALOUBE STAAT DER NSDBRLANDBN. f li
£•& zouu eenVertftaling van een brok uit deeze Gezan-
,ttn» door dezelfde vriendelyke hand van onzen treflyken
Dichter medegedeeld, kunnen laaten zienj maaT ik moet
11 van te vooren erinneren , dat ossian een Schof,oï ^gtlyk
men toen zeide,een Caledonier^ en van hater tydenwas,
namelyk van de derde of bet begin der vierde eeuw on-
zer jaartelling.
Ffl. Hy was echter zeker van een CdUfchen oorfprong,
een Bard'i
E« ]a dat was hy. Ik zal u dan niet langer ophouden.
Hier is het Stukje. -^ . Om hetzelve wel te verftaan ,
noec gf weecen, Frederik! dat de verfcbyning van gees-
ten, volgens de begrippen van dien tyd, een vreheven ge«
deelte van de gedichten van ossian uitmaaken. In den
flag van caros verkondigt prenmor aan oscar, den zoon
van OSSIAN, met wien de Stam van fingal onderging,
deszelfs vast aannaderepden dood.
„ OsCAE begaf zich langzaam van den heuvel naar be-
„ neden. De Schrikbeelden des nachts waarden voor zy«
„ ne treden over den grond. Hy hoorde bet matte ge*
„ mnrmel eener afgelegene beek. In honderdjaarige eiken
„ bruischt flegts de wind. Treurig roodachtig verfchoolzich <
„ de halve maan beneden achter den heuvel. Gebroken
„ ftemmen treffen uit- de velden zyn oor. Daar trok de
9, jongeling het Staal.
„ Geesten der geenen , die my opkweekten , (zo klonk
3, zyn uitroep^ dia de krygsbedryven van 't voorgeflacht
>, voor de beheerfchers der aarde te rug riept, komt en
», geeft my bericht van de daaden der tuekomenheid ; den
„ mhoud |van uw vertrouwlyk gefprek, als gy het gedrag
„ uwes zoons in het veld der Sterken, uit uwe holen,
^ aanichouwt.*'
„Fkenmoe hoorde de ftemme dcd dapperen zoons. Van
„ zynen heuvel zweefde hy tot hem. Wolken droegen
„ heoa opwaards in de gedaante van lucht. Zyn kleed was
„ netrel van Lano^ den volkeren een bode des doods.
„ De kling fcheen een verdwynendc ftreep van groene
„ dampen. Zyn verdonkerd gelaat bleef onkenbaar. Zwee-
5, vend naderde hy den Held , zuchtte driemaal , en drie-
„ maal verhief zich het luid gebrul van den nachtwind
,, jn den omtrek. Veel fprak hy tot oscAii, maar zyne
99 gefprekken kwamen verward tot ons , onverftaanbaar en
„ donker als de gebeurtenisfen van verfchoove jaaren,
„ eer zich de fcliemering des gezangs verhief! Nu ver-
B 3 ,, dween
W . t» M. SITGELBlim
,, dween hy langzaam als nevel, wanneer hem de tréSbn*
,, de zonneftraal op de heuvelen verteert.
„ Toen ontdekten wy aan roynen zoon den eerllen
„ kommer, d Dochter van oscar: Hem was de mder-
99 gang van zyn geflacht verkondigd, en diepe nadenken-
9j heid misverwde telkens zyn aangezicht. Zo bewandelt
5, een wolkje het gelaat der zon , echter fcbouwt zy wees
„ van achter de donkerheid op Conüas groenende bergen."
Fr. Dit is in de daad verheven !
£. In het tedere en aandoenlyke munten deete Gezand-
gen niet minder uit.
Fr. ó Moge ik daar ook een ftaaltje van hooren ! Heeft
Vader niet nog iets aan de hand? '
£. Het zou dan de proeve eener VertaaUng moeten zyn
van de Liederen van Selma^ die ook onder de Gedichten
van ossiAN worden gevonden , maar als een beungezang
van eenige Barden voorkomen, welke, volgens eene g^
wooute in het Noorden van Schotland en Ierland y op ee«
nen plechtigen dag , daartoe van den Koning of hun Op«
perhoofJ beftemd , jaarlyks hunne Gezangen ophieven ,
waar^ran de beste bewaard, en aan de geheugenis aanbevo^
len wierden; men magzeby'de wedftryden ver^elyken, die
men ook in de Griekfihc en Latynfèhe Herderszangen aan*
treft. De eerile, dien ossian invoert, is eene Dichteres»
"waaruit wy kunnen opmaaken» dat de fchoone Sexe ool(
onder de Barden gerekend wierd, wanneer de Natuur haar
de vereischte hoedanigheden gefchonken had.
^ „ In haare fchoonheid trad ^«1NONA vooraan met nader*
5, geflage en traanende oogen , Heur hair vloog langzaam,
„ op den adem des winds, welke by buijen van den faeu*
3, vel afruischt. De zielen der Helden waren treurig, als
,j zy haare zoetluidende ftemme verhief. Dikwil^
,1 hadden zy salgars graf gezien, de fombere woooing
„ van de wit geboezemde colma. Colma alleen op den
„ heuvel verlaaten , met al haar zangvermogen I — r
„ Salgar beloofde tot haar te zullen komen ; maar de
3, nacht overviel baar van rondsom. Hoort colma^s ftem »
„ daar zy alleen op den heuvel gezeten is.
colma;
„ Het is nacht; ik ben alleen , verlaaten op den ftorm*
„ heuvel , • in het gebergte hoort men den wind ; dè
9» bergdroom ftort van de rotzen af. Geene hutte bergt
,9 my voor den regen , verlaaten op den windrigen heuvel. . .
^» ó Maan ! kom van achter uwe wolken te voorfchyn ;
»» ver-
I» ALOODS $TAAT'D8ft NBDBBLANDE^; ij
^ verhef d , 6 Nacfatgeftente ] dat een eenige lichtllraal
„ my leide tot de plaats waar myn Lieffte van de jacht
9} alleen uitrust ! syn boog oogefpannen aan zyne zyde^
u ^yoe bonden hygende rondsom hem. Maar hier moer
fj ik alleen zitten by den rots van den bekroosden Rroom*
59 De droom en de wind bruisfchen luid, maar
,9 de (tem mynes Geliefden boor ik niet! — Waarom toeft
^ myn salgar; waarom houdt de Heer des heuvels zyn
,9 woord niet? Hier is de rots ,hier is de boom» en hier
„ bet tuisCcbend water! Gy beloofde my met den nacht
„ hier te zyii. Aeb l waarheen is myn salgar gegaan f
9, roet u zal ik vlieden van mynen vader; met u van my<-
9, nen hoogmoedigen broeder* Lang hebben onze ftam*
9, men in vyandfcbap geleefd ^ maar wy zyn géene vyan*
9, den , ó SALGAR !
9, Houdt u een weinig in » 6 wind l zyt een weinig
99 ftii » 6 gy ftroom ! myne ftemme worde rondsom ge-
,♦ boord ; laat myn zwerver my hooren l 6 sal-
„ GAR ! het is coLM \ , die roept. Hier is de boom
„ en de rots ; salgar , myn lief , hier ben ik !
jy waarom vertoeft gy te komen? Zie de
,, dille maan komt te voorfchyn ; de vloed glinftcrt in het
,9 dal * ■ de hellende Iteenklompen van den heuvel
„ zyn graauw ; hem zie ik niet op den kruin ; ■
„ zyne honden loopen niet voor hem uit; zy kondigen
,9 zyne naderende komfte niet i — Hier moet ik al*
9, leen zitten. . • .
,9 Wie zyn zy, die daarnevens my uit op de heide llg«
,, gen ? Is*^ bet niet myne Liefde en myn Broeder. • • • ^
„ fpreekt maar myne Vrienden 1 ■ Zy antwoorden
^, coLMA niet; - - fpreekt maar, ik ben alleen! — -
,9 — Myne ziel wordt gepynigd door vrees I Ach !
„ zy zyn doofl! hunne zwaarden zyn rood van
^ den tweeftryd. — - Ach myn broeder, myn broe-
5, der! waarom hebt gy mynen saloar gedood? waarom
„.hebt gy, ó salgar i mynen broeder ncdcrgclegd ? Gy
„ waart my beiden dierbaar ! wat zal ik zeggen tot uwen
^ lof ? Gy waart fchoon op den heuvel Jn het midden
„ van duizenden! Hy was verfchriklyk in den ftryd. —
„ Spreekt nu, hoort myne ftemme; liooret my, gy Zoo-
^ nen myner liefde ! Zy zwygen , zwygen voor
„ eeuwig, ftil ! Koud , koud zyn hunne borften van (lof!
„ Ach fpreekt van den rots des heuvels; *
9, ttit den ftormenden afgrond; fpreekt, gy geesten
B 4 n der
d| É. M. ïtVOBLBBRTS 9 DE AtOODB STAATS
„ der dooden ; Tpreekt vry , ik zal nfet rchrikken I waar
„ heen zyn zy gegaan om te rusten? In welk een hol des
3, heuvels zal ik de geesten der Verrcheidenen vinden? *
9, Geen zagte (lem glydt op den adem des winds 1 geen
,^ antwoord , half verlooren in den (lorm ! '*
„ Ik zit in rayne finerte! in myne traanen verwacht ik
„ den morgen ! Gy , vrienden der dooden , maakt het graf
,, gereed ! maar fluit het niet voor dat oolma komt.
,, Myn leven vliegt voort gclyk een droom : waar-
,, om zou ik te rug blyven ? Hier wil ik rusten by my-
y, ne. Vrienden» by den ftroom van den geluidmaakenden
„ rots. Wanneer de nagt op den heuvel neder*
,, daalt; wanneer de ruirchende winden zich verheffen ^
,, zal myne geest op hunnen adem zv^eeven en den dood
„ myner Vrienden beklaagen. De Jaager zal my uit zyne
,, butte verneemen , hy zal vreezen , maar myne ftemme
9, zal hy beminnen : want myne fcemme zal aan myne
„ Vrienden gevallen : aangenaam waren zy aan
„ colma!"
Fr. Dit doet my aan^Vader!— - — -te recht mogtdeHeer
FBiTH zeggen : wanneer ossian treurt , treurt alles met
hem ; maar ik ondervinde ook , dat myn ziel aan zyne Ge-
dichten als gekluisterd wordt.
Schets van een groot Tafereel^ of By dragen tot de Historie
der Vereenigde Nederlandfche Provinciën ^ en byzondcr
tot die van Willem den V^ Stadhouder^ Capitein- en
Admiraal' Generaal van die Provinciën^ mitsgaders Ka»
fitein en Admiraal - Generaal der Unie^ zedert het
jaar 1776^ tot op deezen dag^ door den Schryver der
XKX Artikelen ^ of nieuwe Bedenkingen over demtsluk^
king der Expeditie naar Brest. Eerjle en tweede Stuk.
In Holland den 4 September 1786. Behalven de Voor^
affpraak^ 466 bladz. In gr. Svö»
De Befchouwing vaq alle die rampen, welke ons Va-
derland fcdcrt veèle jaaren gefolterd hebben , en
vooral van derzelver fchrikbaarenden aanwas federt den
Jaare 1776, hebben den Schryver van dit werk, (dat
óorfpronglyk in de Franfche taal gcfclireven fchynt) aan-
gefpoord om de waare oorzaaken van deeze rampen naar
te vorfchen , en derzelver uitwerkfeJs in een groot Tafereel
af te maaien , en der VVaereld mede te deelen. Dan daar,
aan den eenen kant, dit een werk van langen adem was,
welks
•CHBTS TAN EEM jOROOT TAPEM^i ng
wdks aanbelang en uitgebreidheid nog eenige jaaren ar-
hóds vorderde, en het welk boven dien door den dood
of andere toevallen , waaraan het menfchelyk leven onder-
hevig is , zou kunnen worden afgebroken , en daar aan de
andere zyde onze rampfpoeden door noodlottige t>nlusten
van tyd tot tyd zodanig aangroeiden, dat de Schryver de
noodzaakelykheid gevoelde , om zo wel de oorzaaken als
de Bewerkers van zo veele rampen ten fpoedigften bekend
te maaken, heeft hy het befluit genomen , om , zondereeni-
ge venraaging , de Schas van zyh Tafereel ^ dat is de-
verkorting van het voorfchreven werk, ten voorfchyn te
brengen» waarvan de beide Stukken^ die thans het licht
zien, byzondcrlyk een verflag behelzen van 't geen hy ons,
federt den jaare 1776 tot op het einde van f781, is voor-
gevallen, en wel vooreerst, met betrekking tot den Staat»
waarin het bcftuur onzer Provinciën in 't byzonder, en dat
van ons Gemeenebest in 't algemeen, geduurende dat tyd-
vak, zich bevonden hebben; ten tweeden met
betrekking van onze eerfte verichillen met Engeland ; i
ten derden met betrekking tot de hinderpaalen , door de
Engelschgezinde party aan de herftelling onzer Zeemacht
gefield ; en laatftelyk , ten vierden, met betrekking tot
het noodlottig beftuur dier Zeemacht, en tot de fchande-
lyke bedryveloosheid onzer Schepen , geduurende het eer-
fte jaar des oorlogs , dien wy tegen Engeland te voeren
hadden.
Schoon wy niet kunnen zegden in dit Werk, \ welk
grootendeels uit de publieke gefchriften en nieuwspapie-
ren van dien tyd is famengetrokken , veel nieuws ontdekt
te hebben , heeft het zelve echter zyne verdienden , daar
het een net aanecngefchakeld , en op een onderhoudende
wyze voorgedraagen, verhaal behelst van zaaken, die
niet dan Stukswyze verftrooid hier en daar in publieke
gefchriften , van welken fommigen zelfs in weinige han*
den zyn, gevonden worden.
Voor het Werk zelve is een zeer breedvoerige Vooraf-
Ipraak geplaatst aan zyne dooriuchtige Hoogheid den Heer
Stadhouder Willem den V^ in welke voorreden de Schry-
ver , na vooraf opgegecven te hebben, de uitwerkfelen,
die onze Voorvaderen op het oog Badden, met de zich
achtervolgende verheffingen van verfcheiden Vorften uit
den Huize van Oranje tot die Eminente waardigheden,
welke zy bekleed hebben, aantoont, dat deeze onze voor- .
osdered uit het gebeurde m^t Prins MauritSy en het geeu
B 5 \cr*
l5 SCHETS VAK EEN GROOT TAfEEBBL*
vervolgens onder IFilUm den II gefchtedde» ondcrvoiidea
hebben 9 hoe gevaariyk bef was den Siadhouderen e^ al
te uicgedrekr, of een niet genoegzaam bepaald ^ vermogen.
te vergunnen, en dat decze ondervinding hen tevens had
doen zien , ^ wat *er noodzaakelyk zqu moeten vèrricbt
worden 9 indien men immer overging ter heriieiling eeuer
waardigheid, die in verfcheide opzigten zo nuttig, maar
tevens zo gevaarlyk, is, als zy met beflooten wordt bin-
nen de paaien « welke de voorzichtigheid daaraan op d&
allerftiptlte enplegtiglte wyze moest voorfchryven; — —
dan dat verfcheidene nootlottige omflandigheden , gevoegd
by de macht en Kunstgreepen der aanhangers van Willem
den lil, de beide Provinciën van Holland en Zeeland ge-
dwongen hebben, om deeze waardigheid, benevens die
van Capitem Generaal, in den perfoon van dien Vorst té
herftellen , op eene Commisiie , die even onbepaald was »
als die zyne voorgangereu gehad hadden: — — voorts »
dat fommige der misbruiken , onder bet Stadhouderfchap
van Willem den III, in de onderfcheidene gedeelten van
den Staat ingefloopen, na zynen dood, geduurende een
tydvak van vyfenveertig jaaren , waarin men deeze waar-
digheid, uit vreeze dat derzelver hcrftelUng de Vryheid
der Natie ten eenigen dage den doodftcek zou geeven, on-
vervuld liet, bleeven voort duuren; en dat zich bier by
misbruiken van een verfchillenden aart, gelyk de Schryver
breedvoerig opgeeft, gevoegd hebben, welke dedroevigfle
Jevolgen na zich fleepten; dat etndelyk omftreeks
en jaare 1740^ eeoige braave Regenten naar. een gepast
hulpmiddel uitzagen om ons ellendig Vaderland uit den
kagen Staat van vernedering en verval» waarin het ,door
de handelwyze van eenige Regenten , welke dien naam on-
waardig waren, gebragt was, weder op te beuren; welk
hulpmiddel eigenlyk in de hervorming van datgeene, het
welk zo wel de algemeene Conflirutie , als die der byzon-
dere Provinciën en Steden gebrekiyks hadden, en in de
uitroeijing der daarin gefiopene misbruiken beftaan moest ,
■ dan, dat, fchoon zulk eene noodwendige hervor-
ming op zich zclven niet onmogelyk was, dezelve echter,
by gebrek van een edelmoedige belangeloosheid eti edelen
yver,toen geen plaats had, zo dat dezaaken hunnen ouden
Sang bleeven gaan, en van erger tot erger liepen, tervvjl
e Party,, die naar eene herftelling van het Stadhouder-
fchap^ in de volle uitgedrektheid van het gezag, waarvan
de Stadhouders voermaals bezitters geweest waren ^ haak-
te.
SGBBTs wir nm otooT VAfumu tf
tt, middelerwy} aietus verzuimde ^ otn dat heiftel^by de
eefst voorkopende gelegenheid > die ^ zich dan ook fchielyk
opdeed^ te bekomen*
Na dit alies breedvoeriger gedetailleerd te hebben, gaat
hy over om \e doen zien , by welke aanleiding en op wat
wyzt het StadhopAfffchap . weder is ingevoerd, welks
herftelling (gelyk hy zich woordeJyk uitdrukt) minder de
iiiiwerkiog was van noodzaakelykheid en voorzichtigheid,
<ian het werk van eigenbaat en heerschzuclu , van list en
verleiding , van verblindheid en geweld, en hy toont uit
de omftan^igiieden van die tyden aap, dat de Nederlanders,
evea gelyk zy te vooren, na hunne halzen onder het juk
vau Willem deo III te hebben opgebeurd , van Charybdis
op Scylla vervallen waren, zy thans door deeze omwente-
Ung weder van Scylla op Charybdis vervielen , hierop
icbetst fcy op.een vryen en fcherpen toon het character van
Willem den IV, en zyne aanhangelingen , benevens deil
loop der zaaken onder de regeering van deezen Vorst, die
in den jaare 1757 overleed ^ „ zonder, gelyk de Schry ver
snch uiwrukt , dat goed , of liever die wonderwerken ge»
daan te heben , die de Bewerkers zyner verheffing hadden
beloofd , en welke de blinde ligtgeloovigheid 'er van ver-
wachtte.'* Daar BU,onroiddelyk na den dood van Willem
den IV, de Princcs, zyne Geroaalin , in hoedanigheid van
Gouvernante , in de oefening van alle die charges en waar-
digheden getreden is, met welke baar Gemaal was bekleed
geweest» en de Hertog, Lodewyk van Brunswyk, ten on-
zen ongelukke, in den jaare 1750 in dienst der Republiek
oetreden, het algemeen Opperbevel over de Troupes, ge-
dourende de minderjaarigheid van den tegenwoordigea
Stadhouder, bad , is het zeer natuurlyk, dat de Schryver,
alvorens hy zyne Hoogheid deszelfs gehouden gedrag onder
het oog brengt, vooraf het Karacter en de handel wyze der
twee cvengemelde Perfonagies , kortelyk aflchetst , waarop
hy zich* met betrekking tot den Jaatften, ie weeten, den
Hertog van Brunswyk, zich in deeze nadruklyke woorden
Bitlaat: „ Zie daar. Doorluchtige Vorst, hoe 'er wezens
worden gevonden, welke, door de fchandelykheid hunner
hedryven, den naam, die zy voeren, bez walken , terwyl
andereii dienzelfden naam door den glans hunner deugden
doen uitblinken. Het was in den jongst verloopen win-
ter, dat een Prins, uit den huize van Brunswyk, door
saenscbliefde bezield, zich onverfchrokken aan de golven
eener onftulmige en overvlietende rivier bloot gaf, ter
hufp
it SCHETS VAN EÉN CftCWt' tAttUKCtV ■?
hülp v^ zyne Natuurgenooten ; dan, helaas! by \yierd*
door de watferen verzwolgen , alvorens den anderen oever
bereikt te hebben ! Gantsch Europa beweende het noodlot
van dien edelmoedigen Prins , ter naauwer nood den bloem
zynes ouderdoms genaakende ; zyne nagedachtenis zal even
lan<' geëerbiedigd worden, als 'er braave en aandoenelyke
ZieTen het ondermaanfche bewoonen, En zyne gryze
Oom in zich alle ondeugden van een verdraaiden geest
CD verdorven hart vereenigende , maakte vierendertig jaarcn
lang het ongeluk uit eener vrye Natie, <ian Welke hy ten
halden een Voorwerp van verfoeijing wierdl.... De
voorzienigheid haalde eenen jongen Vorst uit deeze wae-
reld wiens deugden de menschheid vereerden , ter^vyl zy
Do<^*de dagen rekt van eenen grysaard onwaardig een aan-
weezen bezeten te hebben!.... Misfchien wil zy on»
vertroosten door het Schouwfpel, dat hy vertoont, met
zyne fchande van fchuilhoek tot fchuilhoek over te draa-
Dan alles wat de Schryver tot hier en verder in deeze
Vooraflpraak zyne Hoogheid voorftelt, zal zich mogclyk
meer aanbeveelén door den vryen en nadruklyken toon,
OP welken het wordt voorgedraagen, dan door de zaaken
yelve. die, althans In onze dagen, reeds zo dikwerf, en
by heThaaling, zyn voorgefteld; echter komt er een zeer
-anroerkelyke Anecdote in voor wegens den berugten
tosö/j, Schryver van het bekende Nieuwspapier, ge-
naamd. Courier du Bas-Rhyn, die wy met kunnen na-
laaten zo uit hoofde van derzelver nieuwheid , als om
dat zv ons het verachtlyk karakter van deezen Sarcastie-
len Schryver, en tevens de fonderlinge wyze, waarop d».
Atuipauiotfche ra«y hem in haare belangens heeft ge-
trokken, doet kennen, onzen leezers mede te deelen.
Het Is bekend dat deeze Matizon, geduurende deeerfte
acht miandcn van den Engelfchen oorlog, de zaaken.
die 'er by ons omgingen, in hun waar oogpunt befchouw-
de en 'er over oordeelde, zo als zulks behoorde; doch
bet* is niet even bekend op welke wyze deez» man eens-
klaps de onvertzaagfte verdediger van de Anapatnotfche
par?y wierd, zonder dat het toen die cabaal een enkelde
Stuiver kostte, üeeze zaak gebeurde echter, en zie hier
^" "lfh1t'SfgiS'van"T]rar 1781. (zegt de Schryver)
irebru kte deeze Schurk, die in zyn leven nooit eenigen
fcteoom had over de middelen, die hem geld konden^vet-
SCHBTS VAV fiUI; QÊfiOT Tj^ViaEftL. ^9
fdaStn, de list, om aan den Secretaris van den Hertog
TioBrunswyk eenen brief te fchcyven, in welken liy , mee
vermomden Styl en hand ', voorgaf, een Boekverkooper te
2yd, die van een Hjllandsch particulier, mits p^isfcerende
eene Obligatie van 400 ducaaten, een zeer hevig manu-
fcript tegen den Hertog en andere eerwaardige perfoonen
magtig geworden was , en waaruit by gemeend had een groot
voordeel te trekken; doch, na zes bladen te hebben afge-
drukt, hadden de hevigheid van het werk « en de wroegm-
gen van 2yn g^weeten , hem aangefpoord , de . ondemfte*
ming te laateir vaaren; en om nu te verhoeden vandaar
door gertiineerd te worden, verzogt hy detr Hertog, om
hem aan het Postcomtoir te Nymegen te bezorgen de aoo
ducaaten, die hy zich verplicht had te betaalen, en be-
loevende vervolgens het (pretenfe ) gefchrift te zullen ver-
branden**, enz. Zo als men alles kan zien in den brief
zelfs, die de Schryver aan het einde van zyn tweede
Stuk beeft doen drukken volgens een authentieke Copie ,
getrokken uit de Secretarie van. het Hof vUn Juftitie van
Gelderland.
», Daar mi znlke gaauwedtefskunstjes al te dikwlls ge-
beuren, om 'er zich door te laaten bedotten, en dat 400
ducaaten zo gemakkélyk niet worden weggegeeven^ liec
myn Heer de Hertog door het voornoemde Hof een begin
maaken met de nodige nafpooringen te doen , om den Anc*
teur van dien brief uit te vinden , en het Jeéd niet laag of
men vernam dat Sinjeur Mtinzon de man was." Dit kan
men insgelj^ks zien uit de Authentieke Stukkeil der Pro^
ceduures,' ten déezen opzichte gehouden, die de Schry-
ver ook aan het einde van dit deel heeft liaten drnkken;
„ Een ander als éttzQ fchelm (zegt 'de Schryver ") zou
zyne vermetelheid duur bekogr hebben, een énkel woord
van den Hertog aan het Pruisfisch Ministerie gbfcbreven j
of enkel aan den Magiftraat van Cfeef , zoif genoeg zyft fte^
weest om hem te verpletteren. • Maar, in plaats van hem te
vervolgen, en de Strafte doen ondergaafn, diehy verdieri*
de , was iiien in den H^ag over die ontdekldn^ zeer in
zyn fchik , men gaf in Gelderland ordre om de Proceduu-
n te ftaaken, en men was Uyde', om, ten pryzeT van eetf
edelmoedig pardon , een pen meer te kuntien wimion ter
ver^ecdiging dei^ Cat)aal." : j 1
[Bei-
^tmmAT^S RBI2E
Reize naar de Ooit^Itidicn cti Cliina ^, in dó jaareri,
177^^" — iZ^Jt , op last des Konings van Frankrykge^
daan^ doer den Heer son^erat, Commisfaris der Zecm
. za(^eji ^ gttenjionecrd Natuurkimdigen yah denK,ómn§^
Corresponaent van zyner Majefteits Natuurkundig Ka^
bineP^en van de KonUiglykc Academie der Wéetenfchapm
. pen te Parys , Lid van die te Lyons , enz. Vit hei
Fransch vertaald^ door j...d^ PASXEOft. Tweede DeeL
Te Leyden^ Ify A. en J. Honkoop, 1785.. In gr. oSa*
vo , 283 i/adz. . .
Toeji ,vvy> onlangs het.Eer(le"Deel van dit '.aangenaam eit
nuttig Werkje aankondigden (♦} , hebben. wy onze
Leezers niet alleen bekend gemaakt, met den |leiziger zeU
ven; maar tevens een verflag gègeeven van ^den'a^inleg en
algemeenen Inhoud van bet Werk , ipet bygêyoégde- belof •
te.yan» by de Uitgave van het Tw§ede Deel, eenige by^
zonderheden uit het zelve te zullen inédedeelen; en bet
is thans 5 dat wy^ na alvoorenseen ü^etzervan- dit Deel
te hebben opgegeeven, hieraan voldoen zullen. , ^
Na het Karadler der ladiaaven in bet voorig gedeelte
van dit Werk afgecnaald te hebben • gaat de Scbiyver ia
het derde Boek^ .waarroede dit Deel een aanvang neemt ^
over, tot eené byzouderc befchryving van hunnen Gods-
dienst, en wel vooreerst van deszelfs Leerdukfceu , welker
overeenkomst met die van alle Volkeren van Aiia,.tpet4ie
der Chaldeeêrs^, der Egyptenadren ,* der Pfaepiciers , der
Grieken\en der Romeinen, een genoegzaam bewys opleven^
dat alle die Godsdienften^ ^n fcbyn verfchillendc., eeuea
zelEden .ooifprong .gehad hebben» t)e befcboïiwiflg van de
leerftukken der Indiaai^en feidt hem vervolgens tot derzel-
ver Offerhanden en God^dienfljge oefeningen» .die 'beide
zeer eenvoudig zyn, en van welken de eerfte in niet andeiis
dan ryst» wierook, vrugten, zuivel, graanen jen bloemen^
en de lattSe in vasten, bidden, boetdoeningèn^ ^il voor:^
in duizendmaal 's daags, als het mogelyk is ^ den naam
van den ^God, dien zy aanbidden, uit te fpreeken, be«
ftaan* — r— Hierop gaat hy over tot de heilige Boeken
der Indiaanen, en vervolgeus tot hunne Tempelen, ge*
denkftukken die de oudheid, deii rylcdom, het geduld en
ét bygeloovigheid van het volk bewyzen dat dezelve ge^
fticbt
(*) Zie N. 4Lg* Vai. Uitmef. I. D« bL %sz^mmm%si^
Ricbt heeft. Voorts tot htrane Feesten , en wt\ vooreerst
van het Feest van Tirounal^ of het Wa^enfecst^ zynde
de inwyding van den' tempel; tlus het zelve geencn be-
paaldeti dag beeft, maar rien dagen duurt, wanneer men
ifl de berrómafte Tempels, -gèlyfc die van Chalembron^
Cheringam , ^agrénaf^tm. 'vab alle de gedfeéïtenvan Indiea
tc^Ëtmen vloeit, vervolgens, de Feesten van' elke maand ea
andete bytondcit Feesten, d!e hiet tot dejiarlyklbhe bc»
höoren. Deezen taak a^hindeld hebbende ^ gaat de Schry»
ver over <bt de-li>difche Monniklen, onder welken men
nog heden, heerhoofiffge dweépcrs vindt, dié In de moeije»
lykfte opofferingen en de gèftretigfte gócisdienst-ocfenlngen
hna vermaak vinden, ^tt wélket eigeclyk KaraAer is, dat
zy ècn groot deel hoogmoed bezitten,, vol. van eigenliefde
«y!l,'cn- zich heiligen waanen. Hierop volgt de befchou-
wing der aJgemeene pligteri, welke de Heilige Boeken al.
fcn Indiaanen, zonder 'uHzondeWng' van Caste of Stistmme^
opleggen, waaruit blyfct dat de Zedenleer der Indiërs zuh
ver is , en dat zy dezelfde deugden Hebben als wy ; ook
vinden wy hier natuurfyk bygevoegd hunne denkbeelden
van de zielsverhuizing, vati een Paradys, als de belooning
van hen, die de nejgen iroumas vereeren, en eén Hel»
als de ftraffe der boozen,-die zich niet bekommerd hebben
de grootheid van God te bcfchouwen. ■■ Voorts fpreekt
hy van den Ganges, die in Indien in heiligen eerbied ge»
honden, en door de Heidetieii geloofd wordt uU de voe-
ten 'van Brouma onmidlyk onifprongen te zyn ; waarop by
ons een omftandige befchryving geeft van de ftelzels der
Indiaanen* omtrent de fcheppii^g der waereld, defzelver
dtmring en verfèhillende pücferdommén, en, nadat hy by
deeze gelegenheid gefprokén,' 'beeft van de algemeene vei«»
deeiing van den tyd met deszelfs betrekking tot alle we-
zeos, vau den. Scheppet af tot den, mensch toe, gaat hy
over tot de gewoone en - burgerlyke verdeellng van den
tyd by de Indiaanen, te wèeten van eeuwen, faaren,
maanden en dagen ea ' derzetyer vermeenden gelukkigen
of ongelukkigen invloecf op hunne daaden en handelingen»
waiirop hy eindeiyk dit gedeelte van zyn werk befluit tnet
écGckofiartikelen der ^ramaamn^ die wy onzen Leezers
zoOe/i mededeelen, omdat' men daaruit zien kan, dat de
bygeloovige gebruiken van het ligtgeloovig en dweepzuch-
tig voVn* verre vin de Wysbegeene der Bramaaneui wet
tozedesunde zeer zuiver is, verwyderd zyn.
CBl^OOFSAATiKeLEN DJftR MAMAANBN.
5, Het Opperst Wezen, dat wy, chiren, en dat andere
^, viCHENOcj noemen, is bet eenigst, dat wy voor den
„ Almachtigen erkennen; het is het beginzel der vyf ele-
^, meiuen, der werkingen en beweegingen, die de oorzaa-
„ ken van het leven en den tyd zyn: met onze zielen
,> vermengd,. ^eeft hat ons het aanwezen,, dus is de
,, zelfftandigheid der ziel en haare kennis niet anders
„ dan God zelf. Hy heeft alles gefchapen., behoudt
,> alles door zyne goedertierenheid, en moet gan het eilide
„ alles verdelgen, lly is de God der goden. God de aU
9, machtige; hy alleen is de. hoogde Heer, dit verzekeren
^, de Vcaams^ de Tagamons^ de Cfiaslrons en de Pou-
„ ranoms^ Alle mindere godheden zyn niet meer dan
„ fchepfelcn; Hy heeft verfcheidene reizen de gehéele
„ waereld verdelgd, en dezelve op nieuw herfchapen;
„ Hy is een onmeetlyk wezen ^ enhy verfpreidt zich, ge-
„ lyk eeii licht, alomroe;'Hy is eeuwig, vjfn niemand
», geboren. Hy is alles, en zal aliyd beftaan. fly al-
5, leen kent zich zelvcn,en is alten anderen Qnbegrypelyk,
„ De goden zelve bevatten zyne weze^heid niet, het is
9, zyne hoogde zelfftandigheid, die de zon en de maan
„ haar licht geeft. Die God aUeeu heeft het heelal door
„ zyne voortbrengende macht gefchapen, behoudt alles
„ door zyne onderhoudende macht, en verdelgt, alles
„ door zyne vernietigende macht ,, zodaf hy het is,.wel-
^^, ken men onder den naam der drie goden, die men Tri*
„ mourti noemt, afbeeldt. Hy heeft de Goden, de men*
„ fchen en dieren voortgebragt , alleen om zyn goedheid
„ kenbaar te maaken. Dan fcbynt hy nog cevoelnoch
„ cenige merkbaare hoedanigheid te. bezitten , dan weder ^
gelyk het vuur, dat in het hout en de fteenen, in
3, het water en de lucht zit, bevindt zich Godin het
^, binijenfte van alle dingen; zyne wysheid, zyne macht
„ en zyne uit;tichten zyn een onmeetelyke en onbipgrens-
4, de Zee griyk , welke niemand in ftaat is over te trek*
,4 keil of te peilen; fchoon het hem niet eigen is een
^, lighaam t^e hofeben noch van eenè groote uitgeftrett-
'„ heid, Do^h.als het kleinfte ftofdeeltje, neemt hy.ech^
„ tct fonjMryleneen gedaante aan».,ten èjnde hun, welken
,,. hy gefchapen heeft, en ^ie in d^ duisternis gedom-
„ peid laï^ep » Hebt te doen genieteö'; en ondanks de' v^pr*
„ fchillenoe menschlyke gédaafitens, welke hy aangeno.
„ men
VAAR DRn9OST*IK0ttir BK CHINA^ S3
^ men' lieeft,' is hy vatbaar noch ^or VehnÉatr^ nóch
„ voor pyö; hy is door zyne natuuP,vry van alle afwis-
)9 felingen. Oaar zyn geen andere goden dan hy; nie*
^ mand kan de beguichelitigen, welke hy over de waefeld
,» verfpreidt) ontdeklcen of onderTcheiden, of ontWyfcen^-
9, hy vervolt het heelal door zyne onmeetelykhéid , hy
5, is bet beginzel van alles , zonder een begin gehad te
9j hebben.
„God, die oneindig kleiner is dan een (lofdeeltjé^ is öti«
,, eindig grooter dan bet heelal: deeze onafbangklyke God,
,^ d«eze vrye Godj deezè God, die alles is, beilóiïdt al*
,9 toos alteen, zonder eigenrchap. zonder werking, zonder
,9 hottianigheid^ zonder plaats of tyd onderworpen te zyn^
,, zodat hv onveranderfyk is. Dit eenig en eenvormig
9, Wezen beeft geene wezenlyke verknochtheid niet de
f9 üof, even als de fcraalen van de Maan, in het water
95 terug gekaatst, met het water dat zich beroert, in be-
9, Weegin^ fchynen, zonder dat 'er iets wezenlyks moe
9, betrekking tot de Maan plaats heeft: Ziet daar het beeld
99 van dat wezen '«et alles wat ftof en eigenfcbap, lydea
>, of werken is; deeze vereeni^ing is ook gelyk aan de^
„ dioomen, die dingen doen zten en aanraaken die nie€
99 zyn. God openbaart zich in verfbheiden lichamen , gelyk
99 in verfcheiden zielen , even als de Zon , di% alleen is ,
99 zyn beeld m verfcheiden- vaten met water vertoont; hec
99 is op zyn bevel, dat de wind waait, dat de zon ver*r
99 licht 9 dat het vuur verwarmt 9 dat de regen valt; in 't
99 kort h3^ is de volmaaktheid, bet begin 9 het einde 9 en
99 de glorie van die hem aanbidden.
9, Wat de goden bebmgt, welke wy vermenigvuldigd
99 bebben, en onder zo veele afbeeldingen aanbidden.,
5, men heeft hen dus afgebeeld alleen voor de onkundige
99 en zwakke vérftandeu9 welker grove godsdienftigheid^
9, jets floffelyks.en tastbaar behoefde. Zy zouden de goed*
99 heid en grootheid van 't Opperwezen niet hebben kon*
99/iSo bevatten zonder alle de vertoonitfgen die hen op
V God doen denken, als zy zyne eigenfchappen zien, van
99 welken men 9 om zo te fpreeken , zo veele veifchi(len«'
99 ie goden gemaakt heeft. Doch zy, daarentegen > die
99 cÜen.God begtypen kunnen, hebben ^eene afgoden van*
i9 doen, want -de beelden, tot welke wy onze aanbidding
99 0^0 richten 9 zyn eigenlyk niet anders 'dnn gelykenisfen
99 vaji zyji..wczen9 in izo verre dat hy verfcheiden reizen
99 in de waereld gekomen is onder gedaanten 9 welke wy
* Ih DEEL. N. ALO. L£TT. NO* U C ,9 Ver*
o vere^iBfi Mi «if^tlüitfnir n»/ M/fttt gqcttykf virfittq»'
9, Binffe)i»eii vto be( ffMd dut^y ons toegebmgt ii«U»e)u
9» Wx g^looy^o poki dut de planten eo ^^er^n wfla^yk
^ «ene a^iel bebbep als wy^ en aa^ did reden 4at alle Ifir
^ vende dieren geëerbiedigd mpeten wiifisn; dit zy» die
^ de;Eel^e opofferen « ^ene grooce aiifldaad begaen,
,^ Wy ^^ereeren.d^ heiligh^<l ven verfdrillrade plaateeo
,, en rivieren , omdat God ons beloofd heeft zyoe gunfteq
9, oii; te 'ftorten ever de geene, djtf dezelve bewoonea
^.zoudeo.
^, De ooderfpheidingen vai^ onze geflachoen. «yn op bun^
^9 nen oorfprong gegrond: wy befchouweii ^t Bm^maancn
^ als de voomaanule^ omdat zy. uit het aangesaebt vao
p BR0UM4 gefpröoten ^n; de T/chaair^ff^ ale de tvvoede
59 in reng, omdat zy uit zyne fchonderen zfH voortgiÉko*
59 men; de fVafchicrs als de derde , omdat xy uit zy9
^ buik afftammen; en de Suuiren hebben den Werdea
i% rong» omdat zy uit zyne. voeten Jièikonrftig zyn, Mor
99 gelyk zyn dee^e aflummtngeo niet anders dan zinnen
^ beeldige figuuren van de waarheid, flnar.wygeboveo^dat
^, zyzeer wezenlykplaeta hebben. Dit is onS' giioo^ Het is
^ niet volmaakt» omdat wy niet weeten , hoe God beeér te
^ kimnen bebaagen; maar de oveivioed eagioiothetd zynei
,, goedertierenheid vervult het geen aan onzen ceidienst;
yy^ ontbreekt ; wy wee^n Oegts dat wy God moeten vree»
^y zen en dienen; hierin komen wy zUea overeen; on^
yy dunfes bet verfcbil on^er fecten ftemmetf wy allm in,
^i ep belydea eeopaarigtyk, dtt zy, die bet goede doen,
,9 volgens hunne goede werken beloond worden, imw
^ dat zy, die kwsid doen , om hunne euveldaaden geftmft
' ^ worden; Gods goedertierenhdd bindt zyne gerechtigheid
„ niet» en zyne gerechtigheid fchaadt zyne goedertieeenü
99 heid niet 9 maar het geheim van zyn beftier is ondnoF«
9> grondelyk. Wie kan de diepte zyns gerichte afineeien?
59 wy aanbidden zyne onbegryplykhéid/' -^t: •
Het volgende gedeelte van dit Werk ^ waarmede dii«Oeet
befloten wordt, behelst eeniffc weetenswaardige byzomfer-
heden en aanmerkingen overdeCA//9«^;:3m9deftaatsomweme«
fingen, federt eene eeuw in de Koiiingryken Bigté en A^m
iroorgevallen, en eindelyk over den grond, de voortbreng-*
zelen en bevolking van Madagaskar^ de middelen om in
dat land handel te dry ven, de goede en kwaade gefteldbeid
van de lucht 9 en de daar uit voorfprultende ziekten.
JL H« CAlSPËf ÊBOMÈjSCMé itoCMt ÜB ]EUC0t
hishefchtyvingen voor de Jougdf door J. .h. campe, Eef/iè
Deet Uit het Hoogduitsch vertaald. Tej^fierdam^by^tWeéL
. J. DóU, 1786. Behalven het Fh^rberigt f 272. bladz. in octavok
Met dit deel begint de Heer Campe dé uitvoering yan een Plaïij
^^^ het welk hy zfch voorgeReld heeft, en waarvan wy voor
eenigen tyd gewag gemaakt hebben. (♦) Om naamlyk , ten
nutte der leergraage leugd, „ eene verzameling van reisbefcfary-
„ vingen te vcrvaaraigen, waarby niet meerder denkbeelden
^ van aatdrykskunde, waereldkunde, gefchiedkunde en andetü
^ wctenfchappen, onderfteld worden, dan men by jonge heden,
^, die mjne voorige werken geleezen , en daarby het gewooti
;, ondetwys dèr Schooien genooten hebben, ondcrflellen kan»'*
Ter proeve hiervan verleent ons dit Stukje de eerfte reis tet
cntdekkinge in het Noorden , door Jacob Heemskerk en ÏVillem
Barendsz'i Waar nevcns gevoegd is , een berïgt der merkwaardige
gevallen van vier Ru.^fifclic Matroozen op Spitsbergen ; en verder
een verflag der eerfte relstogt langs Afrika , met het omzeilen van
'de Kaap de goede hdop, naar Oostindie, volvoerd door Vasca de
Cama. De Heer Qimp< . bep alt zig . in 't geeven van een aan*
eengefchakeld reisverhaal , inzonderheid tot het geen der Jeugd
een leerzaam vermaak kan geeven; doorvlegt zyn verflag met het
ontvouwen van nutte kundigheden, en neemt uit het voorgevallen
meermaals aanleiding, tot het mededeelen van leerzaame onder-
tigtingen Tot een voorbeeld hiervan dienen zyne opmer-
Idogen . by gelegenheid van het bekende geval . toeri men , by dd
overwintering op Nova Zembla, een ffedeelte van de aoónè»
Icbyf boven den gezigtefnder zag, veertien dagen vroeger, dan
deadve zig in dat gewest, volgens de Sterrekundige rekening
van den kundigen IVHlem Barendsz^f kon vertoonen; 't wel£
Barendsz. die waarneeming in t\vyfel deed trekken ; welker echt-*
heid nogtans eerlang bevesdgd werd, toen, na verloop van drie
dagen, by een helderen hemel, de geheele zon, ontegenfpreeto»
lyk, voor hun gezïgt, boven den gezigteinder (lomd.
,. Eareidsz. (zegt onze Schryver, dit verhaald hebbende,)
fiondt verwonderd; hy rekende andermaal, en vond op nieutvs,
dat de zon ongelyk had, met thans reeds te voorfchyn te komen,
dewyl zy, naar den gewoonen loop der natuur, in dar gewest,
waarin zy zich toen bevonden , eerst veertien dagen daarna voor
de eerftemaal wedérdm 'moest zichtbaar worden. Hy overtuigde
zyne reisgenooten ^n. de egtheid van zyne uitrekening , en net
geheele gezelfchap ftönd, even als hy, verwonderd. Hunne
opgen getuigden, dat de zon in de daad voor hen flond, en de
fioiekundige rekening toonde hen de onmo^lykheid der zaak.
(•) lic Atg. rêê,'ltttmrf. V. r>. M. 14$.
Wicn zouden ay nu eelooven? Htm Tcribnd of hunne oogwr?
• ♦, Bygcloüvige ijic^rchcn ZQudeov dk raadfelachtig vprfchynfel
veel fpocdigér opgelost {icbbén. Dit u een IVondtff zouden zy
jgeroepai hebben. , God heeft t om ons te bogunftfgen , den loop
der natuur veranderd, en zyne ion geboden . om haaren gang te
. ?/erhaasten, >op dat zy vroeger voor on? zichtbaar fconde worden»
.'dan zulks iiTituurlykerwys moest gefchïeden. Hier ziet.gy nu, gy
ongeloovi;^.!! , die alles, wat in onze dagen aan dea hemel en op
de aarde gcfchiedt,. uit natuurlyke oorzaaken wilt verklaaren,
dat God ook nog hedendaags ten 'beste der geloovigen wonderen
verricht J en dat het godloos is. uit uwe wysbegeerte, fterrekuil-
dc en uatuurkunde . te willen verklaarcn *t gQtn de hand van
God zelve onmiddelyk heeft gedaan ! —
.„ Stelt nu eens, dat gy, myne goede jonge Vrienden! zciven
daarby waart tegenwoordig geweest; dat gy de zon met uwe el-
gene' oogen gcZien, en de ^theid van de uitrekening van den
cerlyken Barendsz. met uw eigen verlland erkend had ; wat zoudt
gy *er wel van gezegd hebben? My dunkt, ik kan het in uwe
oogen leezen, dat gy daarby in groote verlegenheid zoudt ge-
raakt zyn. Ik zal u oprcchtelyk zeggen, wat ik daarby zou
gedacht hebben.
„ Ik weet niet, zou ik by my zelvén gezegd hebben, of
„ rayn verfland of myne zinnen my misleiden : maar dit weet
,, ik met zekerheid , dat ik geen grond heb om te gelooven ,
„ dat de groote en wyze Schepper de orde van zyne wacreld
„ om myncnt wil zal Veranderen, Wat toch ben ik, arme worm,
'j, of wat zyn honderd andere van myne medewormen op aarde,
^, wanneer wy ons vergelyken met de onmeetelykheid van het
^, Geheclal, en met de onnoemelyke menigte van andere Schep-
„ felen in andere waercldlichaamen? wat zyn wy, dat
^. wy ons zouden verbeelden, als of God, om een hand vol
,, zodanige wormen, de beste orde van zyn groot Heelal ftoo-
^ ren, en wonderen verrichten zoude,, welke niets bedoelen
., 't welk groot en algemeen weldaadig hy maar welke alleen-
„ lyk zouden gefchiedon, om ecnige weinige Schepfeken te be-
^ j^unftigcn? Wanneer ik iets, 't welk ik niet weet te ver-
„ klaaren, voor een wonder houden zal, zou ik eerst eene
„ zeer groote en verhevene bedoeling, welke de Sche^jper daarby
,, zou kunnen hebben , klaar moeten kunnen ontdekken. Maar
,, dewyl dit nu het geval hier niet is, zal ik het onbegrypelyke
,. vjn dit voorval liever als een gevolg van myne onkunde, dan
», als eene bovennatuurlyke wtrkïng , befchouwen. 't Geen ik
„ niet in ftaat ben te begrypen, kunnen" andere menCchen, die
„ geleerder en fchranderer .zyn dan fk, my mogelyk uitleggen.
„ DeeZen zal ik by gelegenheid hierover raadplcfegen ,enjtotd[en
;, tyd toe, de geheele zaak onbcflist laaten." Het is ^vaarfchy:
uciyk dat Barends%. ook zo dacht, want ik vind in zyn dagboek
Biet» dat hy de zaak voor een wonder heeft gehouden. Hy {o*
ken-
itsiöiJsiCRErvmGgN'voo^ bs jeug^. 37
Tiióde 'dMdve échter met aire zorgvuldigheid op, om eerlang, zo
'teen hemel behaagde om hem weder naar HoUand te rug re
{reugen ; bct-oordeel der S^errekundigcn daar over te hooren.
fodft was ook zeer verÜandlg; want zonder deeze zyne omzigi
tjgheid »u degehecle zsrak mogelyk wel onbekend, en dus oolc^
taada Mdörzoek gebleven zyn ;>en wanneer de eeil of de ander
van xms eens zulk een geval mogt beieeven, zouden wy het
s^^iiog; nM wcieten te^veridaareir.
„ 'Maflfkan men het dab tfaans verklaaren?*' Ziekerlyk, I/eve'
ieezerst'en, m gy wilt, kmitgy — het (ï)reekt van zelve,
ior 't klein — bet zelfde ^ wonder in uwe kamer naarböotzen.
„é -fc4iiel7kl** Niet zo driftig , kinderen! anders mogt uwe
prdefheemii^ oRgelukkig altoqsen. Neemt dan^ eens een thee»-'
fcc^je. of legt 'er >een 'kleiii' iluk gdds in. Gaat 'er vervolgens
zo veffre af ilaan, dat gy zo xmitrent tot in bet midden van het
théefcopje, maar niet tot op- den bodem van het zelye, vtraar^ei;
ftiik:geld:Ügtt 2ièo kunt? Is *t nretzo, dat gy nu van hét geld
Diets zkXm 'Maar geduld"!. Laat eeiy ander nu'^hét^ekópje vof
water gieten, maar blyft gy op uwe plaats ftaan : en 6 won-
der! eensklaps ziet gy tot op den bodem van het theekopje, en
«iet lewais het geld, *t welk-gy te vooren niet ko6t zi^ H06
«och mag dit toegaan?' " \
. I. Pi^.geenefi .pndcr.^u,, iiwelke reeds van. de natuuricuode
iets gdeerd hebben, weoten hieiP van de reden; (*•) den overi-
gen kan ik hier alleenlyk als by voorraad zeggen , dat dit won-
derbiar verfcbyalyk oatAftac dl ^et breeken dcc lichtftraalen;
waarvan zy in-'t vervolg, meer zuilen hooren» ^wanneer men
|ien ook met de thans genoemde aangenaame.wcetenichap zal
trachten bekend te maakem Zo dikwerf» naamelyk, als de licht<
firaalcQ uit eene dunn^ flof Mn eene digtere overgaan* als, by
vcNWbeeld , ulc de ludn in *t water, dan worden zy gebrooken #
dat. is, zy^ neemen een andèn^n loop, of gaan ecnc anderen gang«
Maar gefd^dt dit, dap v^rpiponen zjch de' vm hen verlichte
VQorwerpen^ in eene andere plaats, dan die, waar zy indcdaad
zyn. Hier, by yQ6rb!99i(l> ziet men het ftuk geldjn het midden
van het theekopje, fchoon- het ^igenlyk op de» bodem van het
zelve ligt. Nu behoeft: men Hechts te weetcn^ dilt de lucht»
welke opap^aarde onmiddelyk omringt, veel dtgtdr is, daorde
boQcer h^föelfuclK ; dan begrypt men ligtelyk, dat dezónneAma*
len, wanneer zy uit de fyner bovenlucht in dedigter bcnedcnlucht
yaft (Kuaea dampkrmg overgaan , insgelyks gebR!K>ken worden ,. ca
dac wy by gevolg de.'5V>ni 4q wel by haaren op- als ondergang,
altyd iets hooger aan ^ep hemd moeten zien, dan zy telkens
in de daad (iaat- Zo dikwerf als wy das de zon des morgens ,
[(O Men zie de natuoikundige verklaariiig v^n d;t vcrfcljyn;Kel , in R*
. ' • c j •
Sma
9ien opgaan, {$ ;q^ dit nog 2elvq niet,, maar fleohts* tor jm!|^I4i(
hcc welk \vy in den dampbing tmi ;. evon g!d3Fk yvy.ih^m bet
fiuk geld in 't water zien op èen plaats # alwaar littJn cj^daa4
óok niet is. Het zelfde gefchiedt ook des avonda by dep ow^er^
gang der zon: Want dok dan is jsy: in de daad reediisi^^^rjdeii
gezicbtcindcr weggezonken, wanneer wy haar beeUlr0og:klaaff
en duidelyk aaa. den hemel ^bn ichitteren,
„ Begrypt gy nu, van waar bet kwam, dat mm.vp.NQWiJkmf
ih de ;gon ve>ertieh dagen tioeger wedee sag, dan^tOka tolg^ns
de flerrekundige berekening vam Jarem/j» had iiiQ6twi:g«iwie^
den? De Aeratiadige mén baé recbt; :want by lekcsoc^ 49
yifdrkelyke fiMndplaaty (jter Zon uit', itiaar de dogêh iMt synefin^/
defchepelingen. kadden ook recht» wint zy ^agm h&: ifg^M vai|
de zon, het welk ^van de ^^Tezehlyhe zoin niet kan DOdorrcbeidM
worden. En waar biyft nu^het wonderbaare in dit ^effehSHlseL? .
„ Op dezelfde w^ze >«rdwyupi de aubeden van de'.tef^iBGhe^
(iHen diêr feeën. en ^looken, xo dra! men . dezdien ntet Itet dog
Tan eene opgeklaarde fedea befchouw%.'^
Crêudbeginzilen det' Zedekunde in - êcngenaanU FerHHélèii >Mi
€• G. 8ALTZMANN. Uit het Hoogduttsch yertaaid: Tü^fdè
Deel Th Amft^damt bj de Wed. J. DöU. 1786. In m»yOf
543- bladz.
r)e Verhaalen» in dit tweede Deel byeengebragt, zytf vun een
*^ gelykfbortigen aart, als die van het ©eirfte'DeeU <''5 én *e
Ixinnen dus, nevens de voorigen, tto nutte deiP Jeugd gebrtifkt
worden. De Heer saltsmann poögc gemeenlyk, ^odrleétea^
loe Verfaaalen, het betragten der Deugd en het yerhiyden der
Ondeugd in te boezemen, waarvan tslir veeten hét legende voor-
bc^d van dankbaard Ouderliefde tot een fhal kafn vèHlrèkken« '
' „ De Heer van- R..., een Pk^i^acfh Officier had een tyd'tang
te Ulm in Swaaben op werving gdegen.' Hy riioëst echiop we-
derom naar zyn Regiment gaan. — Den avond voor zyn ver-
trek diende zich eea jongeling^ diel *er wèl uit zag en een ftaai
voorkomen hadc, by hem aan, en begeerde aangenomen te wor«
den. Hy had volkomen de gedaante Van een welopgevoed jong-
man ; maar alle zyne leden beefden , toen hy toor den Officier
tradt.
,, De Oflicter föhreef zulks toe aan eene jeugdige bcföRróoiM*
held; en vroeg, waar hy voor bevreesd was? „ Détgy mf
,,nïct aanneemt," was zyn antwoord,» en terwyl by dit zeide,
jpolde hem eene traan- langs- de wangen. Neen, zekeriyk niet,
eeide de Officier; gy zyt my veeleer by uitftek welkom: hoo
iFUUt
(•) c Jiig. FaierJ. Uturoef. ViI,.D. bl. 31^
C a SALTZMAHf GBUIMMIIISSLElir DBIt ZBDSKüNDE. ^
]Mft gy daarvoor vreezen t », t)m dat lièt fiandgelï^ *t welt ik
^gGnoods^akt Jben it vraagoDr^ WAarrehjmljdE tehofigToörtA^
M mm sal.'* Hoe Meel^'sobt gy 4M1, yrt)e& df^ Officier. ^ Géene
M laage hebzucht,*' antwoordde de JpOc^iig. ,, .nmr. e^ne
„ drukkende behoefte noodzaakt my om honderd gnldens te
t^viuged; «D ik b«n de ongplukkigSf iiwoieb ii^de^ei^d,
„ indien gy woïgfrt .my ao veel te geeveo/' Honderd guMeWr
aotwoerdde de Qfiqier^ zyn zekeiji]4: veeU maar ik bob bébm^
tff^in u; ik geloof dat gy u vao uwen pUgtDuit kwyteo, «nik
^l u Jiiets aftr^kon^ Hier zy» honderd gtddens. Morgen v^«
tiekk«n wy4 :£n.sp t)«caalde hy tem de botidérd guldens.
. „ De JongeUog ims vmuki van.b](ydlchap. Hy verzocht èier
ftp den Officferr dathy b^ wilde vefguniieo^ naar.fauté te gaan
Ofn.8h«me08Bog,^keren heiligen pligt té vervufien, enbeloofite
^niien^ den tyd jyap één uur .weerom ceisoaien. > Deeze veri
trouwde op ^j^^criyk, gwcht , -^n liet Jiem gaan. Maar » dewyl
1^ -gBlooEie ju issyn geheel gedrag Jc^a Jbtitttengewooi» engeheims
ontdekt te hebben, fpoorde zyne nieuwsgierigheid hem aan, om
iMm ¥aR verre te volgen*. En nu zag 1^ hem. fegebegt naar.de
ftads . gevantgents \qq^s 4»}waar Jiy i^ de deurJ^Iopte en* binnen
gelaaten wierd.
. „ Dé OffiG;eir v^dubbelc^^zyne fcfareden , en hoorde, aan de deur
vttn de gevangenis komende, den . jongdingnietiien c^ier ^reé^
ken. „ Hier,'^ boorde My hem zoggen, ^ «i bet geld, vt^aiom
ff myn vader in. de «gfivgngeni&zUl Ik zal hetHby n. neSrlcj^en ;
M en breng my nu fetiietyk |^ Jbcoi» óm hem:v«i zynó
^ bocijens te beyiyden/' De cipier deed ij6t geenihy begeerde;
De O^cier bieitf nog eeoen tyd lang fllan»xnhemtyd te^unn^n^
voor zjtmt Vader .^Q^ te yerfebynen; maar hy ' vofgde hem
ipoedig. -^ Welk^ e^ gezicht I Ify ;^ dcb jongeling in de
anoen van i^en Xftder« een^m eoiwaiirdigbajpysntd, die hem
vast aanzyn hart drukt, en hem niestittanCT beijiroeitt aonder
één MODcd te 4>r0efc^nr Dus Vi(riie))en cenige mïnutten , èer dat
4e Offider van hen b^nerkt wicrd.
y, Asogedaan-by ditfiafei^eU ging dees mder by ben^^en ^\d^
tagen den Ouden: wees g^U^r ik zalu )van zulk eenen braaven
zoon nietberooven:' JUaat j^ .deeliieemta oi de verdiende van
zyne 'haqdelwyze. 'Hy te viy};,en b^ gdd berouwt my niet^
waarvan by zulk een edelmo^jg.gebnnk gemaakt heeft. Vader
en Zoon vieien ne6r. voot zym voetÉil 'Dfe;Zoon weigerde, in
den beginne , de hem aangeboodene vryheld aan te neemen* Hy
verzocht cfeti Offitcier. ham mede to ^neemen, en zdde dat zyn
Vader hem nu niet meer noodig had, én dathyzu|k een gul-
hartig Heer niet gaarne te leur (lelde ;Maar de edelmoedige
Officier drong ?er op aan.,, dat hy zou blyven; leidde hen belden
uit de gevangenis, en nam by zyn vertrek de blyde bewustheid
mede, van tifee Agclukkigcp« dioibeideAhet zo weinig vér-
dienden , gdukkig gemaakt te hebben.
C 4 £Vni'.
IT0KAGE17
Eenige Bijdragm reor Otnie en MenfchengevoeU Eerfte Stukje.
Te Utrecht f bif G. T. van Paddenbui?, ©n Zoon, 1786. In
gr. octava 143 ^MZ'
TJit bet doorbladeren van dit Stukje hebben wy affeenoraen#
V dat men voornéemen« is, onder deezcn Tytel, een Werkje
te vervaardigen 9 waarin men etiyke Gercbrijften by een zal ver-
zamelen, die deeze en geene ondef werpen, op ecne geestryfce
wyze, vernuftig behandelen. Het meerendeel, althans van 't
geen ons in dit Stukje voorkomt, is van diéh aan; het levert^
naar 't ons toefchynt, en oorfpronglyke en vertaalde Stukjes,
die iu Proza of in Rym en op Maat gefield zyn, en wdkeit
een Mengeliverk in handen geeven , dat eene verfcheidenheid
behelst, waarin Lieeeers van verfchillenden finaak, de een in 't
een, en de ander \n 't ander, hun genoegen zullen vinden. — ^
Zie hier, tot eene proeve, de volgende bedenkingen over 4^
Vfiendfchap.
• ,, Van de Vriendrchap zegt de een ,• dat ze overal is; en eeo
ander dat ze nergends is ; en 't komt 'er maar op aan, wie
van beiden 't ergst geloogen heeft.
. ,» Als gij Pietisr Paalus boort prijzehj dan zult ge ondervinden,
dat Paulus Pieter we£r prijzen zal » en dat heeten ze dan vrien-
den, £n dikwiis is tusfchen hen verders niets te doen «als dat
de een den anderen den rug krabbelt» om daft hij hem weer zou
krabbelen ; en zo houden zeelkander bij beurten voor den gek«
Want 't is hier, gelijk in veele andere gevallen: Een ieder is zijn
eigen vriend, en niet die des anderen. Dit ben ik gewoon Flier*
houts^ vriend fchappen- te noemen. Als ge eenen jongen Fliertak
befchbuwt, zoo ziet hij. 'er goed geftamd, en grondvast, uitp
maar fnijdt hem af, dan is hij inwendig hol, en 'er is zooeea
drooge Zwartiagtige (lof In.
„ He^ gaat hier zeker zeiden heel zuiver in *t Werk, en vaak
loopt 'er wel iets menfchelijks meê onder; maar tog moet de
eerfte wet der vriendschap zijn ; dat de een des anders vriend zij.
„ En de tweede is, dat ge 't van harte zijt, en goed en kwaad
met hem deelt, zoo als 't voorkomt De delioatesfe, als men
dit of dat verdriet alleen dragen, on zijn vriend verfchoonen wiU
is meest verkeerde tederheid,* want juist daarom is hij uiv vriend ♦
om dat hij mede In 'tfpel koomen, en 't uwe fchouders ligt nia«
ken zou.
„ Ten derden^ laat uw vriend u niet t^veemaal bidden. Maar,
als 'er nood is, en hij hefpen kan, dan moet ge ook geen doek
voor den mond houden; maar gaa heen, en vraag ftis uit de borst
zijn hulp , even als of 't zoo wezen moest, en in 't geheel niet
anders 2A]n kan.
99 Heeiï uw vriend iets in zich, dat niet deugd, zoo moe.t ge
. . »t hera
Voor GENIS en IfBNSCHSNGEVOEL. 41
t fem niet' verbeigén, en 't kwaad goed hectcn ; naar vdor den
derden man moec ge. *t verbergen en omfchuldigenw
y, Maak iemand niet fcbielyk. tot uwen vriend ; maar. is hy 't
eens, zoo nx)et hij 't u, met al zijn feilen, tegen denderden
man zijn. . ' . . .-^
,, Zoo -wat zinnelijkheid en partijdigheid voor eenen vri^d
Ichfjnt méé tot de vriendrchap in dese waereld te behooreiif Want
wilde ge alleen de waarlijk eer- enhemitmenswaardigeicsgefifcbap-
pen in hem vereeren en beminnen, waarvoor %vaarc< ge dan <zi jn
vriend ? Dat moet elk wild vreemd onpartijdig meQSch;:wel doesi»
Neen» ge tnoèt uw vriend met al, wat aan hem;is, jn tmeü
arm, en in uwe be/cberming nemen; het .j^onfiin /ai»; vfirftaat
zich van zelfs; en dat, uit iets edels, - nï^ts" onedeis^worde»
moet. .. .. .;k ' > .i .'T ;
„ Daar is een tigbamelijke vriendfehap ;. volgendsdeacf worden
ook twee Paarden, die een tydlang by een (iaan , vriendi^n, ea
kunnen de een den ander niet misfen; Ook zijn 'er behalvfsade^
nog menfgerlij foorten en aanleidingen*. Maai elgemlijib. vfi»)d^
fchap kan luet zonder verééni/^inf foefiaaa; en, waar die U, daar
vormt ze zich gaarne en van zelfs. Zoo zijn lieden., die tezamen
fchtpbrcuk lijden , en die aan woeste dtaden geworpen weiden •
vrienden. Namentlijk het zeltde gevoel van nood in allen, dezeifide
hoopenwenseh naar hulp vereenigde Ze: eti dat. blijft dtkwila
zoo hun ganfche leven door. *-^' £encrlij gevoel, eeoerlijwecisf^»,
eenerlij hoop vereotaigt, en hoe Snófger. dit gevoel, de2^.w«iQ$ch
en deze hoop zijn, des te inniger en edeler is ook de vrieodfchap»
die 'er uft voordlcomt. ■■* r.
^, Maar, denkt gij, op die \Wjzemoefcten wel alle demei^hen
op aarde de inn^fte vrienden zijnl Ja» waarlijk i^en het is n>ijn
ichuld niet, dat ze 't niet zijn.
,« Pêstfcfipu Daar zijn eenige vriendfchappen y die -jni ^pn,
Hemel befloten zijn en op aarde voltrokkel) worden."
Avondtjdkortingen van het Kósteel^ofZedelyke Verhaalm tenMeih
Jle van de Jeugd. Door Mevrowwe db genlis.. Üit hn FranscH
' 'vertaald, it Deelen. In 'j Gravenhage by J. van Cleefy ijfttf.*
. Behalven de Voorreden Z^^hladzi In 'gr. Övo. -y •':•-. '
'f' ,. ^.
Qnder deezcn tytel heeft Mevrouwê de Genlis een leerzaam
• Bock voor de Jeugd uitgegeevcn , op de vocMronderftelde ge-
fchiedenis, dat de Marquis de C/em'M^ na 't Léger trok., en/Jtt,
by die gelegenheid, zyne Vrouw en Schoonmoeder, met zyn^
drie Kinderen, benevens verdere Hliisgenooten, Parys vcrlieccny
om een meer afgezonderd Iceven te leiden op een Kasteel, ia
C 5 ^»
ij/x '■' . nrotNtisr- ./ •'
ten a(^I«g|eii oord, daar eén.hniiifir.LandgQedffvn^'MS^: G«^
duurende de'wlnceFrcbejnfofli)eD,Tbefloiid.deiittt|m ophe^
Kasteel/ in.:*r verbaalen .vait vcxx'vatei aan de^* Jeugd, «Me dpr-
seiver opma^k^sttmbeid kopdeti. tiekkeiii !t ^iJinelkmnlMding to(
deezen tytel gegeeven beeft. De daarin medegedeelde V^rbaêr
len tyn inzonderheid gefciukt ivoor fKiildétfen «Van^tienta tw^f
jAfflren, van welken men onderfteiien tagv dacjrsy voor esn
fcdteneerend onderwys vatbaar zyn*.. Mtutouwt deGtnlis lieeft
4eezen trap ^ van '^atbaachetd .zeer vrel .waargeaof]ien,'!Qii de-^oof
haar voovgédfilde verbaakp dienian .alleszins «i flmde.&den iet
Jeugfd bèboorlyfc te vasraen,' eiuaan dsaselv^ ntiuifï kundigjie*
den in te boezemeq. Dit era en ^ ander wosdt inog fgei^ig
meüst iievórd«d, door «onderlinge {^iprokken^ ^waartoe de ifert
haaien, of andere bykonïende onmandigbeden , veelvuldig < d9
gelegeniheid ' verleerïen, m kimfvun hier op 'toaae^xf^ S^^te
wyze 'een leerzaam gebruik ;gemaakt wordt:* welke icbikkin&eii
uitvoering dit Géfdiiift' ten hoogfte nuttig doet zyn; eel& in 20
verre, 'dat het, meetehdeela, ook in een verder eevorderden
ledfiyd, van"..veelen roet ivertnaak en nut geleezen kunne wor«
^l6n;!n-^^Het medodeelenvvao een verbaal uit het zehre ssou
hier ie veel. plaats ^beflaan;';maav/nien vesdge»'»)! tene. proeve
der Iciefwyze, .het'Oog vofi.iier la^eadegéOfttik^ w'aanoe «en
voorafgpaand Neerhaal aanletdh^ gaf^ -^ Movreww ée :AlenMrê
het )oüyk 'gedrag van peneuuitfteekeade Jëaoieoiel» Matkmm
gehci^öYi^t^Cdoch aan welke 'deonBÉieedene Mevrouiiir' (een he*
fiaati 'bad kunnen be2»»gea,) verhaald hebbende, ha|d tevensjg»^
zegd; dat haar, na verloop van eenigen:tyd,.,eeo/l4gatl'yan
iftveehoridörd -en zestfe- Livres •is. jaais^ ten dedl viel; 'tvfelk
^en haarer blocdverwaDCen,.door haare De«gd gisu9>ff«a# baaa
nagelaaten had. Dit zag de moeder aan/ala edoe foort van
hdooriihg der Deogd van' Marttamei én hier : uit oncftond baar
volgend gefprek met ^faaare .Dogter Cfroissa en haareo . Ziooit
Ce/ar.
„ Keden^ Mama! (zei Caroline, op een verdrietigen toon,)
twee honderd en zesrig Livres was dat de geheelc bclooning;
voor Marianne? « Maar, Oiematfi Mevrouw de €I<nn!re,)
bedenk eens, Caroline, dat twee honderd en z^tig Livres, voor
iemand van den ^t van Marianne, en dan de lust tot wer-
%a^ld\gn zy altoos 2G^ vverig l^ehield, haar in eene Stad als
Charleville ryker. mMte, dan «ene Dame is, die, met een huis-
gezin met Kinderen , aan *t Hof vyf en twintig duizend Livres
^ jaars hikomen heeft. En in 't algemeen geeft rliet geen w«f
geluk, wanneor. meij door. al te veel geld bovew onzen ftaat
verheeven wordt. — ^ — En waarom niet? (vroeg CaBfar)
Onderftel eens, A^t Morel, uw Lakei, morgen twee MiHioeiv
uit dcLotery trok! Wel nu Maroal Morel zou dan zeer
gelukkig zyn; hy beeft het be^te hart, en kon mét dit geld veel,
|bed doen. •— J- Zo ik al ©eqj ondcrflel, dat' dit geval hem
niPt gdiecl vo^anderde, ea h«m, in plfiats vairnedeng.,rWCfdaa<^
^ èrr góêda trotsch, w^ah\vys^en (Ji^aas paukte, zou hy ^dal|
nog ftièt ZQer te beklaagen iyu! Morel, kari léeaen eq fchryveöj
iecft de beste grohdbégmlelen^ en hy .isin ayneo flandgeaqhteii
(laat kunnen ophouden? wat zou ^cch zyn^i^erljoud in eeiKi)
xneer belchaafden kring». wat zyne houding en vooikoiuien kun*
oen zyn? 'Hy zou wulen' trouwen /^n, dan ^ker geen Boer
ïinnetjQ of , Burgerdogter kMW^n neèm^i'liy Jiou ' dan ^een^
voor het 0^ wel opgevoede Dame n^oeteo .ve^kje^n , die hem
Tiiet zou trouwen, dan om ^n geld, dus niét wit 'achting: en
zy sselvé zou hoogst veraclïtelyk moeten .iyn', ëh heip,du«
iet loven bitter maaken; 20 dutgy ziet ,/ lühd^r en , dat Morele
inet honderd duizend. L4*res 'Jpkomen> .20 ongelukkig al;s bêr
IjjorteJyk ^u zyn. Daarentegen," zo gy cenfr onderflelde, dat
4y üjt de toiery flegis twaalfduizend Guldens trok; dan zou
Iiy een fchoon ilukje Land kunnen köopen^, een aardig Vrouw^
rje van zyn ftaat trouwen, die. wel zuinig en werkzaam was,
en Jhehi daarby nqg yyf qf zesduizend Guldens^ jas^nbr^gt; be-»
mind en ,geacht van zyne Vrouw j wet rüimjce e», gemak Ice-
vende; geëerd by de Hoevenaars» zyne nabuuren^ om dat hy
goed en iiefdaadig is, qn nïeer weet;, dan jdogrg?ans Mdea
van zyn (iaat; zie daa^. Morel den gelu,kkigÖen Man van de
waerèltfr — Dat is. waar; niaar wanneer Mor^ met'twe^
Millioenén echter in zyn vpqgen^ftaaï wilde blyyen, 20 .hy.da«
niet in ecne Stad ging woonen,..maar ^ heL I^and bleef, en
2ig roet eene kleine Hpeve,. ^n ee^e lieve ,'.tekw»ame,.hui6t
houdende vrouw vergenoegde.; .en ao hy dan verder zynen
giooten .fchat enkel aarinÜefd^daaden befieedde; dtn zou mea
Eem niet be(|K)tten, en by zóu:geli^kig zyn! 1 — ^-*^ Aurelia
een zeer Vaaf Man, maar in dit geval. psqiid gy hém tor ft^
Wysgeer, tot éeii Held, vji^rhi^fien; en ik .geloofd dat hy mdk
liet een nóch het ander is. paarby, om 'uwe ^^rftelling mo^
gel^k tC; maaken, zoud gy ^k jnoeten gèlooven,. dat zyné
Vrouw èveri zo heldhaftig, zou zm \ afs hy zelvf^. ei^ zyne
Kinderen gebooren Wysgeeren. Zonder deeze onderflftlliM^
zou die goede Vrpuwwel eens zeer inisaoegd. zyn j, da« haac
vaarde Man niet teii minfien. zestig duizend-XiVrés Jaarlykrcho
femen oplag; de Kinderen zullen weldx;a yvaii het gevoelen
hunner Moeder zyn;. ^n dan zou de arnie, Morel in .zyn buis
niet dan klagten en verwyï;ingen hooren. i— - Nu wat zwaa-
zigheid? Iaat hy ^an niet jrouvvehl ; 7 JEp zo hy dit ectei
ter gaarne deed. Maar .^noomen, hy trioiqv^de niet; dan zou
hy ook geene Kinderen hebben, en. van. welk een geno^ea
berooft gy hem dan niet? — Ach , lieve Mama 9 geef hem ee«
«e goede' Moeder 9 e|x ^m zal niets ontbreeken. -p^- Allerlief.
" ' ' fto
44 • ' * ' • DE 'GEIVUS
fle jongeir!.... Maar, dir rtuook ^ 'eeni toegeftaan ; gy zfet,
B: neem alles aan, wat gy begeert. ïk' R^i dan eens, dat hy
hiet zulk eene braave, goede, tedere, verftandige Moeder ge-
Izeegend was; dat hy zig met deeze geliefde Moeder op een
klein Landgoed begaf; dat hy voor zyn gebruik niet nieer dan
twaalf of vyftien honderd Livres hield, en dat hy bet overige
aan de noodlydenden' gaf, dan' zfc ik nog duizenden van ver-
örfetelykheédën voor hem re gemoet. -r Wélken zyn die
dkn? " Morel heeft 'Igeen kennis van menfchen, noch van
bcftier van zaaken ; loozé vleijende fthurken zullen zig meester
Van zyn vertrouwen maaken, onder voorwendfel van hem tö
ohderrigten-,- én zyn welmeenendc yver tot het waare doelein-
de te beftieren. Morel; door hen misleid, bedroogeh, beftoo-'
len eh arm gertiaakt^ zal, terwylhy het goede wflde verrig-
ten, -niet anders dan listige fchurken, luijaanJs en booswigten
vttrykt hebben: ^' ' ' Maar,' zo hy, iri plaats van aan die,- nu
hiet dan aan braave. lieden zyn vertrouwen gaf i? — — Onge-
lukkig maaken de* braaven het minder gedeelte der menfchen
u^t en duS zytt'^ dié zèèr zeldzaam te vinden. Oordeelt nu
«elfs eens, hoe^ veele onwaarfthynlyfcheeden en zelfiè ongerymdf.'
hccden men niet zou' móeten' aanneémen, om té onderftcllenV
dar het raogé!yk-Êou kunnen- zyn, dat Morel gelukkig was met
honderd duizend Livres,' zo het 'lot hêra die morgen fchonk.
£i^ — l Dat is Wö^r, ook voel Ik 'nu diudelyk,.dat hét niet
genoeg is, 6m' goed te doen, dat men\ alleen goed is, maar
öat men bok te gelyk wys en voorzigtfgj móet zyn." Ook bc--
grjyp ik »u Waar, het geen Mamèdaar zo even zeide ; dat het
^ecn voori^ccbt is r om boven- zyn ftant verhceven te worden.
Döt is, ivei 'té verfta^n, vöor menfchen van dien 'ftaat, als Mc^
1^1 en dedetigdza^ameMarianne; voof 'rttenfchèn eigenlyk, wier
èpvoetiipg'^dol-' een meeij verheeVenen ftaat is ingerigt; want
rtét fleugdcn, oeffcning en fctirtdighéedén,- als rafede de zo
fWödaèakeTyke. Waereldu én meufcipch- kennis; is men in ftait'^
om m ^le^. ftanöén ract tjer^te Fè«ven en waariyfc gelukkle;^ te zyrfj.
tei^'rtlnftett 'wtóft zrf'^ig dan. altöói als in zynen eigertói 'oor-
ft>ronkel54cen''- kring :^ bevinden,- en öe aangenbomen' (iKit-'kau^
nó6\t böveflf den man zelft ryzen. ■ Hét is dzh \vel eéit
•iterheerlyK voorrecht," wanneer men eene goede opvoeding, heeft
Woge* geirfetén. ' ■' ' ' Voorzeeker !^ zy maakt ons 'tot all^s ^^-
fchikt^* zy* gföfeft bife duizend huilptorddeleh.nr den tegenïpocdj'
1^ bewaart ^oris '^r xJe bélachefyke trotschheid, welke zó dik-i.
maais den 'geeSÜ van den toorfpoedïgeri dwaas vcrmeesteit, of
zy lécrt voor 't minfte dezelve te verbergen ; zy herftelt den^af- •
ft^nd der öttdterfcheldénc n^ngeri; zy verfchaft middelen, ohV ons,
TC doen 'beminnen, en de bekwaamhoeden , om de menfchen ttt ,
R\mnen iüneemen, en^öoór eene vriendelyke toegevendheid voor
te komen; zy -maakt 'óns de eenzaamheid aangenaam, en ftcit
oris in flaat om- met liiister in de groote waercid te vcrfchynen;
'm
AVONDTTDKOitnN^N-VA!» H»r KASTEEL. Hg
in effi nr^&tdfZf befeha«ft 4e r^deo >4zy voriBt het taart, en ^tr
triktelt het verftand Oordeelt «u zelf eens* Kinderen» welk •
«ene dankbaarheid een welopgev^d menscb verfchuldigd is aa^
alle dije.^geeaen» welken tot zyiie opvoeding medegewerkt heb^.
benl • Ja» dat is zeeker* maar inzonderheid aan zynVa^
der en Moeder. OpgetwyffeW ;, en wanneer men , gel jié
gff myne Kinderen» te regt voelt*, wat men h^ verfohuldigd
is» dan zalmen ook insgel^ks de meeflers en toezienders» aan
wieo zy een gedeelte van hunne magt hebben oveifegeeven » regt
eerea en Hef hebben*''
Cessnes's IFerkifu Met Plaalen. Drie Deelen. TeJmfterdamf
tij' J. AUart, 1786. In ooavot 8a6 hMz^
TJ[en beeft metdeeze uitgave de gecstryke Sdhijftcn van Oer*
^^ /mr, netjes gedrukt» in een klein^ formaat , by een versta
meld» dat voor veele Leezers zyn gemak en gevalligheid heeft,
's Mans Sdiriften zyn» door de byaondere uitgaven van deeze en
geene Stukken» die zynen naam by adle Heden vanfmaak alonv
me beroemd gemaakt hebben» t* oviar bekend; om gezet (lil te
(ban 9 op eene melding van derzelver trefiehden h)houd en hart-
inneemende uitvoering» waaordcor het aangenaame em leerryke
by uitfiek aan eikanderen verknocht fs. Uit dien hoofde zou het
ook niet noodig zyn» 'er een byzonder ftaal uit mede te deelen ;
dan daar we niet wel konden nalaacen van deeze aanpryzens**
waardige uitgave ^wag te maakèn; kon 't ook naauwlyks
fflssfen, of een of ander Sttikje moest ons» onder t doorbladeren
deeser afgifte, uitlokken» om 't hier nog eene plaats te geeven,
of 't ook van nuttigheid mogté zyn. Van dien aart was» ondef
veele andere» zyne volgende Idylle» die ons dekuifêhe Dafnep'
en deil toe inkeer gebragten wellustigen Niciasy zo natuurJyk>
afmaait. Dus luidt dezelve.
„ Dafiie was fchoon en arm » vroom opgevoed Tan eene moe«
der« die haar vroeg ontviel.^ Zij was thans 'de dienstmaagd Van
Mikon. Hij bouwde het landgped van. eenen rijken burger uit
MItylene, en Dafne weidde zijne kudde. Zij ging eens» met
ffille tranen» naar het graf van hare moeder» goot eene fchaal vol
water «ït» en hing kranslen aan de takken der heesters, die zij'
over het graf geplant hadde. Toen zat zrj bij het graf neder» en'
zij weende» en fprak: 6 cUerbaar aandenken» aan uvi^e deu^d»
#n aao uwe godvrees» mijne geliefde moeder! Gij» gij hebt mij.,
ne onnozelheid gered ! Zo\x ik ooit uwe vermaningen vergeten ,
óic p) mij met eenen ^vergenoegden lach» gegeven hebt, toen gij.
aao nrijneo' boezem nederzonkt en ftierft? Zoudk.óoit vergeten,
hoe deugdzaam. gij waan; dan» o dan mogea-.iie goede Goden
mij vergeten »- dan moge ik in ellende derven^; en uwe heilige
fchim metK mi jontvUeden. .Gij». geliefde» gij hebt.mi>ne on*
fchuld
fchüld^gereii All^* ech aUe^wnffeaan uwe ftflii<!o#^efMé|è
want ik verlatene heb toch anders nSefnandi aan wieii'fk m^
een oprecht vertrouwen mijn hart kanopen leggen* Nicias> de
heer vaii Mrkon» Ivibns kudde fk weide, kwam op zijn landgoec^
om de herfstvreugd bij te wonen.' Hij zag mij, behandelde m?j
vriendelijk ♦ T"^» «^O^e kudde en m'ijne zorgeToor' dezelvev
Zöidedat ik een goed meisje was, en gaf mfj gefchcnken. Go-
den "^ ik eenvoudig meisje, wat weten wij toch hier op het
land. Ik dagt, onze heer is zeer goed. De Goden mogen hem
daar voor zegenen; ik zal tot hun voor hem bidden , dat is alle»
wat ik kan. De rijken zijn gelukkig, zij zijn van de Goden be-
mind , maar zij verdienen het ook , wanneer zij zoo goedig zijn
;ils hij is. 2k)o dagt ik, en ikdeed^hct^, wanneer füj sffjne hand
in de mijne floot, en ik bloosde ea durfde njet opziep, toen
bij eencn gouden ring aan mijnen vinger flak. „ Zie, op dit
„ fteentje, dit kind met vleugelen, dat zai u gehdcËfg itiaken."
Zoo fprak hij» en hij ftreelde mij over de biotieode wangen.
„ Is hij niet zoo* goedig jegens mij «als een Vader ! ó hoe kan ik
^ zoo veel goedertierenheid» van eenen zoo rijken en mtgtigen
„ heer, verdienen*'! Zoo dacht* ik onnozel kind, roaar ach! ik
was bedtoften. > Hij vond mi) dezen morgen , in den boft toea
vatte hij mij viicnddijk onder de kin. „ Breng mij," aeide hij,
^ verfcbe bloenM», op^dat ik mii roet baren geur verkwikken
;, mag, ginds in het myrtbenweesje." Met blijdfcbap enijiw
zogt ik de fehoon(le,'en ik liep met vrolijken baast naar het
weesje. „ Gij zijt licht als een Zdtf en fchooner dan de Godia
„ der bloemen/* * Zoo fprak hij, en — Goden^ Goden! nog
beef ik, door alle mijne beenderen « hij rukte mij op zijaen
Cchoot, drukte mij aan zijtien boezenx, en allerlei verlokioende
beloften* en alles %vat de liefde bekoorlijks hebben kan* vloeido
uit zijne lippen. Ik weende* ik beefde* en achl ik zou aeker
onder de verzoeking bezweken liebben ; en nu , ach f oi^ehikkig #
niet meer een onfchuldig kind geweest zyn. Maar ik dacht, „in«
9, dien uwe vrome moeder u ooit eentge onkuifche omhelzingen
y, had zien dulden ï** Ik dacht het, ik fidderde te rug, en h'ep
weg! Nu kom ik, geliefde! ik kom wccnen op uw graf. AcKldat
ik, jong kind, u 200 vroeg veiiiezen moest! Ik ben een ziwakka
plant , die den ftok verloor, waaraan ik mij ophield. Deze fchalö
vol waters giet ik uit voor uwe eerwaardige fchim. Neem deze
kranfen* neem deze tranen l Mogten, 6 mogten zij tot uwe
beenderen doordringen. En hoor, hoor geliefde moeder! Adx
aan uwe asicbe, die hier onder de betraande bloemtjes rust* aan
uwe heilige fchIm herhaal ik deze gelofte: deugd en onfidrald»
en de vrees der Goden, zullen h^ geluk mijnes levens wezem
Laat mij maar! arm* vrolijk en wel te vrede wezen, en niets
doen, dat gi; uneti* met eenen vriendelijken lach* zoudt hebben
goedgekeurd; dan zal ik* gelijk gij eens waart* van Goden en
menfchen bemind . worden» pm. dat ik dontdawg» qprecht en
dienst»
jiMMr<% IminviSk tenr iadiënd en met vreugjetrannen
OP 4i WMg^ flcwn , griiit gij^geftorven zyt.
^,£0 m» 908 ^) henen. Vrolijke aandoeningen van deugd
dMtaxkaden kaatr en «blonkeri yit barev betraande oogen. zij
m rcboott ê^M^ ee5 lentedag ;; opivcfeeo een eagte^ regen Valt,
cQfvmvet deeoB rchfint;.^it»lijkl<vv4idezlj tnt haar werk weder*
teereni maas. Nicias kwaib faiar op. haren weg- te gemoeten
^ Meisje," zoo fprak hij , en oranen rolden langs zijne
wangen: »» Ilr heb u op het graf van uwe moeder beluisterd.
^ Vree»' niet» 4euedtÓHun meisje! Dank; 'zij de Goden, dank
„ uwe dengd, gï) nébt mij tegen hpt waijbedrijf behoed ^ dat ik
„ uwe onnozelheid verleid zou hebben. Vergeef mij , kuisch
^ mel^iev veigeef^ r en wees vaa mij; geene nieuwe misdaad;
^ Ook mijne deugd zegenpraalt. Wees braaf* en deugdzaam ,
^ maar wees ook gelul^kig^ Gindfche boomrijke velden, en dó
,, helft van de kudde, die gil gehoed hebt, zijn de uwen. D^tcen
^ waardige echtgenoot, «deugdzaatn .ids pi , het gduk uwes le^
g, veo^zijl' Ween niet, deugdzaam meisje, neem het gefchenkt
9. dat mijn opr^t hart u geeft t/op laat mij verder voor uw ge-
^ luk ^Qigen; aodeis zal het nul mijn gciieele leven kwellen^
« dat ik uwe d^ugd beledigde* Vergeet» vei^et mijne misdaad;
a, gij hebt mij > als eene goede Go^^, van het verderf gered.'^
Qntiao m.Memdmu €f de hrmUt dêr edele' en tuivcre Liefde^ tn
\ remden Boékeruf daof johan jaCob dusch. ÜH het ffoogduitsch.
7 Fmyk$. mut eene Faorreidih' wui M^. rhynvis feyth. Te Jm^
fitliêmy by Willem van Vliet, 1786. Behalyen het Feorwerk
4Sihladz» In gr. 8v«. . « .
De hetoemde /Pufth hcaft in dit fraai Stuk eehé nieuwe
'proeve gegeeven van Z]rn& uitmuntende Scbryfw-yze-.dezsel-
vc is zyner pen Volkomen waardig, — en de Vertaaling is zo
fiiai» éê rmü 'er inaar Zf^imun uit het Hoogduitsch eene in t
NederdüittK^ siet vecfdiynen: daarenboven bericht de Heer Mr.
R. Fey^h hel «alKeineen van eene bjzonderheid , aangaande de
Oworzoftins ^eezes boeks, die wy ons verichuldfgd achten aan
tel publiek; opk door ons Maandwark mede te deelen. De Heer
C. isfoeneveldf bekend door zyne Vertaaling van den Mesfias van
KUpfloh fbsidi even voor zynen dood de Vertaaling van dit Werk'
ondernomen, doch (lechts tien bladzyden van het zelve vertaald
liebbende, rukte hem een onverwachte dood uit dit lecven ; eene
vrouw en vier kleine kinderen agterlaatende, juist niet in de
gunffigile omfiandieheden. De Boekverkooper van Vliet ^ dit
acjFn de eige woorden van den Heer Fé^^th^ is inmiddels edel-
„ moedig genoeg geweest, om dit werkje door eene zeer be-
»5 kwaame hand verder te laten veitaalen, en zich omtrent de
n weduwe Greeneveld te gedragen | even» en meer^ dan of haar
„ Man
4S J. ;• DUSCH » 0S£5f SS SN HERMIONE.
„ Man het daadlyk geheel vei-taald had ; aich WJlyt vlefjende,-
„ dat het niet misfen kon, of elk gevoelig hart zou, in een Land »
,» zo bekend door desselfs Hefdaadigheid , zeker een enkel exem-
„ plaar van een Werk koopen f *t welk, behalven zyne inwcndw
9 f g^ waarde, met: zulk eeir, der menschhdd verheffend, doel-
„ wit uitgegeven werd, en ik heb met wellust myne hand wil^
„ ]cn iecnen, om dit aan het Publiek bekend te maaken.'*
OLINTES, Treur/pel. Deer?. J. kasteleyn. Ti Amft. byW.UoU
trop, 1786. In ivct 94 bU
r\limer9 Veldheer van Aladfti Koning van Jerufalem , hadt
^^ het heilige zwaard van Mahomet in de handen der Christen
nen, die Jerufalem onder Hertog Go4efroy belegerden, overgeleverd;
zyne minnares Sofronia geeft haar aan als hadt zy dezen roof ge-
pleegd , ter voorkoming van het plengen van al het Christenbloed
in 6alemt 't geen jlladyn gezwooren hadt indien hem de daader
van die misdaad niet bekend werdt* Clorinde , eed Perfifcke
Prinfes, en grbote heldin, die jihdyn in de belegering byftaat,
en verliefd is op Olhuis^ votidt OUntes in ketens, om dengemel-'
dün roof, en zoekt hen* te verloste ; doch zyne liefde voor So^
fronia ontdekkende , verandert haare min in woede t^en Oiintesi
welke egter door SofroniaU grootmoedigheid zodanig vernietigd
wordt, dat zy ter redfter ftrekt van dit paar, en zich, uit horae^
loosheid va» haar min jegens OUntes ^ doorgrieft. Dit Treuripel
doet, zo uit hoofde van deszelfs fchikking als Poözy,den Hter
Kasteleyn eere aan.
Mvte Dichtoefeningen. Door dirk kuipers. 2e Leydent by W»'
H. Gryp, 1786. In gr. Zvo. 122 bL
De Heer Kuipers geeft «in deeze DIchcftukken, ({^reekende be-
wyzen van eene gefchiktheid tot dé beoeföning der Dicht-
kunst. — ' Alle zyne verfen zyn van eenen zagten toon, en kun-
nen tot eene aangenaame afwisfeling verftrekken van de daag-
Ivks^. het licht ziende Oorlegszangen. Tot een klein proefje
lireldLe;
OP EEN DRINKPOCAAL.
Waarop de Vriéndfchap gefneden was ,
De Vriendjchapy die by drinken leeft 9
Is louter valsch of los 9
Daar zy by *t Glas keur fchynfel geeft ^
Is ze «oIe als Glas zo bros.
N l E U fT E
A L G S M £ £ N E
VADERLANDSCHE
LETTER . OEFENINGEN.
De Bijbel^ deor beknopte Uitbreidingen en ophelderende
Aanmerkingen yerklaerd ^ door j.VA^ t^vïs %\a kenbbag.
A. U M. Th. u Ph. Dr^ HoogL in de H. Godgel. en
Kerkl. Ge/bh. aan het IlluUre Athenaum , en Predikant
in de Gemeente te Amfterdam ; mitsgaders Lid vö« het
Zeeuvsch Genootfchap der Weetenfchappen teVlisfingcn.
Twael/de DeeL Te Amfterdam^ by J. Allart, i-^Só.
Beiialyen het Foorwerk, 35^6 bladz. in gr, Svo*
Met dit twaelfd« Deel loopt de ontvouwing der Dicht*
kundige, Boeken van den Bybel ten einde; alsbehel-
zende , na ene voorbereidende Verhandeling , ene doorloo-
pende verklaring van Salonio's Spreuken ^ deszelfs Pre^
diker en Hooglied; waerin de hoogleeracr Klinkenberg
zyntn Bybelarbeid met d& hem gewoone opmerkzaemheid
voortzet, van welken de Rybeloefenaer des beftendig een
Jeerzaem gebruik kan maken. Tot een nieuw voorbeeld
hiervan ftrekken 's Mans niet ongegronde bedenkingen »
'over zodanige ^ plaetzen , welken in het boek Prediker
voorkomen, die men niet wel anders dan als aenftootelyk
lan befchouwen; en welken men 9 gelyk zyn Hoogeer-
'waerde zich uitdrukt, ,, met de beginfeien van zeden en
^j Godsvrucht niet een over kan brengen, zonder den teksc
„ geweld aen tedoen^\ Men beeft ze , naemlyk, zyns oordeels^
4e befchouwen , als ene voordragt van *s Vorften over-
-denkingen , geduurende zynen zondenval ; toen hy , vaar
tyd tot tyd al verder afwykende ^ zich in verkeerde over-
leggingen toegaf, en onbetamelyke dingen ter band nam;
*t welk al mede geftrekt heeft , om hem te leercn , hoe
alles ydelheidzy. Wanneer men des /'r^/Z/^^rj voorftelii n
gen van dien aert uit dat gezichtspunt befchouwt, laten
xe zich gereder, dan op eenigen anderen ffrond , verklaren;
en de Hooglceraer ftelt ons dezelven telkens in dat licht
voor; waer over men, uit zync volgende opheldering van
iVed. 11: 14 .ai, en^gerro^te kan oordeelen.
Il;OftfiL.lf.ALO.L£TT.N0.s:t D (a) ia
,0 j. VAN 1I«YS KtINKEKBERO
(d) 1 2. Daar na wendde ick mij , om tefien wijsheijt ,
ooS onannigbeden ende dwaesheijt: verj. Kap. i:
17 (*') Na dat ik, eenigen tjjd, zoo veel van de verina-
ken dexes levens genooten had, als behoudens de wijs-
lieid e» godsvrucht gelchieden kon, begon ik van het
rechte fpoor der deuj^d laugzamerhand af te wijken.
Hiertoe werd ik vervoerd door de verleiding der vreemde
wiiven : ik liet wel voor als nog den Godsdienst niet ge-
heel varen: löaer, ik nam tevens dwaze en gansch onbe-
tameliike dingen bij de hand. Toen heb ik de ijdelheid
der ondermaenlche dingen,. in nadruk, kunnen ontwaer
wo.-
i*^ Dit voorftel Kap. I: i7. welks opheldering wy, teil
rechten verftande van des Hoogleeraers gevoelen in dezen,
S oneigen geacht hebben, hier te plaatzen, luid in zync
„ubréiding =üdus: ^^^^^ .^ ^^ ^^ ^^^^^
n;,^iiike reecerine, ik lag 'er mij met allcMnijnc vermogens
^^12 oTwfshei ende wetenichap te weten; om in de
tS„„T;<^ te ïemen; Mk heb ik naderhand, toen mijn hart
S^r L^er liding d"r vreemde vrouwen verijdeld was,, de
p?:^v''g^Svan onfinnigheden ende dwaasheijt: ik heb
S^SL Sgansch onbetamelijke dingen bU de hand gehad: maer,
Sh^n lewaer geworden , dat ook dit een quellmg des
'ieestes is^ «nc 'jdele afmatting van de ziel, wqlke geen
-'^Ifaefd^oSiee'SgSten fpreekt de Prediker van »t
ftl Knn \^i — 11 ; en mackt vervolgens vers ia een
''„^«n 't melden zyner ondervinding en denk\\7ze, ge-
aenvai^^g van t melden zy ,^ ^elfc voortloopt tot Kap.
dum^nde den tgd^jan ^^ «^„'„j^ft^p, behelzende ene aeiv
èt'S^SiS'kS df?'r;dS i^^^
ï^rnt^'^neneJSy« en waeLmingen, toen hy uit zynen
®^i(^n ontwaekiT 't welk van Kap. 7: »3. '«et invlech-
amndenflMp ontwaekte. »- ^. g. ^
SreSfcSJ biïkbetl^n't tïïeeren, h^men wel zal fter..
<je freaiKer /iyii wv/^/^ od zvn ende behoort te merken.
ven. en daertoe by tyds_op z^^^^ ^^^^^^ ^^^ ^^. ^_^^
Kap. II- 7 1" , ™.iir in later tyd, onzeker door wicn»
een aanhangfel, het wclK m "^^^../'g'^ cevoeed !s. '
mogclyk door Koning Huktoi , by dit BoeK gevoega is.
wdefn; en die gdclheM is wti allen tijde dezelvdet
*^t h^ fj^'^'Vp^^? menfche, die den Koninghn«-
iomen lal L*«^«J ^ of wat zal iemand die na mij komt
ondervinden? juist het zeNde. De gefieldheid der eaken.
geUjk ik reeds heb opgemerkt. Kap. i: 4-1,, verandert
niet, 't gene dat airede gedaenis,. zal ook in het tér-
volg gerchieden, en in de toekoinende tijden zullen de
Jttervelingen geen meerder voordeel hebben van hunne
Ingingen, dan tegenwoordig.
13- Doe begon ik wel van den weg der wisheid tu
der deugd af te wijken; maer, ik was nog niet geheei
aen de dwaesheid overgegeven, zeer duidelijk faghen be-
merkte ick, dat de wijsbeijt 20 veel uijtnementheijt
heeft boven de dwaesheijt, gelijck het licht uitne-
meotheijt heeft boven de duijsternisfe.
14. De oogen des wijfcn zijn in fijn hooft , hy ziet
▼oor uit, hij bemerkt de gevaren welke hem dreigen
en is omzichtig om dezelve te vermijden; maer de (bC
gaet op zijnen weg zorgeloos en onbedacht voort, zonder
het nakend gevaer op te aierken, hij wandelt als het ware
in de duijsternisfe : deze opmerking had mij moeten bo«
wegen; pa tot den weg der wijsheid en der deugde
weiken ik zoo ongelukkig verlaten had^ weder te keereit^
maer ik raekte ongevoelig al verder verdwaefd. De waeiv
neming dat wijzen en dwazen aen dezelvde lotgevallen ia
dit leven onderworpen zijn , bracht mij tot zeer onbeta*
tiielijke gedachten : doe bemórckte ick oock, dat cenerüi/
gtyal hen allen bejegent^ dat beide, wijzen en dwazen^
aen dezelvde ramplpoeden van dit leven, en ten laetftea
aen den dood , ondervf orpen zijn.
15. Dies feijde ick Iti mijn herte en bij mij zclvcn^
Gelijk 't den dwafèn bejegent, fal *t oock mij felve
bejegenen: hoe zeer mijne wijsheid mij bij blijft, verg.
VS. 9* en of fchoon ik mij aen de leibfen der wijsheid eo
der deugd houde , kan ik gecne vc}()rrechten boven dea -
dwaes verwachten: waerom hebbe ick dan doe meer
jiae wijsbeijt geitaan ? wat voordeel zal ik dan van d«
wijsheid hebben , en waeron» zal ik mij daerop langer toé»
It^en en mijnen geest kwellen ? doe fprack ick m mijn
faerte^ dat oock 't f^lve ijdelbeijt was, doe verviel ilt
Da op
Sft J. VAN NÜYS KLINKENBERG
op die dwaze gedachten , dat zelvs de wtisheid en Crods^
'vrucht geen voordeel kan aenbrengen. Eenmael aen de
dwaesheid een weinig bot gevierd hebbende, en inij ge-
wend hebbende de uitkomst der dingen onder de zon, en
geduurende dit leven , te befchouwen , verloor ik onge-
voelig het volgend leven uit het oog; ik befloot zeer on-
bedachtzaem , uit de rampfpoeden dezes levens, en het
algcmeene lot der ftef velijkheid , aen welke beide wijzen
en dwazen onderworpen zijn, dat de wijsheid en Gods-
vrucht geene voordeden hebben, boven de dwaesheid
en de ondeugd. Dit was de naeste (lap tot mijne verdere
afwijking.^
i6. Want tnijne aendacht alleen, binnen deengegren-
t^n van dit kortftondig leven, bepalende, dacöt ik bij
mij zelven: daer en fal in eeuwigheijc niet meer ge-
. dachtenisfe van tenen wijfen , dan van eenen dwaes zijn:
het duurt niet lang na den dood van eenen wijzen , of
'er. wordt even zo min met achting van hem gefproken
als vau eenen dwaes : aengefien 'c gene dac nu is 5 en
^elvs nu genoemd wordt , dat wort in de toekomende
dagen altemael vergeten; ende hoe flerft de wijfe
mecdefot?
. 17. Daeromhatedeick. dit leven, ik kreeg 'er ver-
driet en weerzien in , ik begon te morren tegen de wegen
der Voorzienigheid, in plaets van mijnen vSchepper ge.
lechtighcid toe te wijzen, want dit werck docht mij
quaet , dat pnder de fbnne gefchiet : het beloop der
"waereldfche zaken mishaegde mij; en ik oordeelde, dat
de waenieming van dergelijke lotgevallen, beide van wij«
2en en dwazen , niet met^ eene alles befliereude Voorzie-
nigheid beftaenbaer ware; want» dit was mijn ongelukkig
beQuit , het is al ijdelheijt , ende quellinge des geeste?,
een wijze heeft even zoo weinig voordeel van zijne wijsheid»
nis een dwaes van zijne dwaesheid, en eeh deugdzame
heeft geen n^eerder nut van zijne nauwgezetheid , dan een
godloze van zijne losbandigheid. Tot welke Godonreerde
gedachten kan men komen, wanneer men eenmael aen de
dwaesheid toegeeft, en 2;ich in de ftrikken dèr zonden
laet verwarren!
18. Tck hatede toen oock al mijn arbeijt, dienick
bearbeijdt hadde onder de fonne > in plaets van eenig
veimaek te tïebben, van de pa]|6izea , welke ik gebouwd,
van
OVBt DEN BIJBEL* 5}
v)o de lusthoven, welke ik aengele^d, van de fcha^tjap,
wdke ik verzameld had, kreeg ik 'er eenen afkeer van*
Net berouwde mij , dat ik al dien arbeid gearbeid hadde ,
om dat ik 'er niet dan een kortftondig gebruik van héb*
ben konde ; vermids ik alleen het oog gevestigd had ep
dit aerdrche leveo, fcb^en het tnij een onyerdraeglyk ding,
dat ik al dien arbeid, en welligt bmnen korten, fbude
moeten achterlaten aen eenen menfcbe ^ die na mij
wefen zal.^
19. Want wie weet, of hij wijs fal zijn, ofte
dwaes? en hoe dwaes hij ook wezen moge, evenwel fal
hij heerfchen over al mijnen arbeijt , dien ick bear-
beijdt bebbe, ende dien ick wijslick beleijt hebbe
onder de fonne: Dat is oock ijdelheijt.
20. Daerom keerde ick mij omme , om mijn herte
te doen wanhopen over ai dien arbeijt , dien ick bear-
beijdc hebbe onder de (bnne. Het bleev nog niet bij
den afkeer; maer ik dwaelde allengskens verder en ver-
der af: ik verviel tot wanhopige gedachten , en begon mi}
te verbeelden, dat 'er, in alle de goederen van dit leven,
geen vermaek of genoegen in het geheel te vinden ware j
ik werd geheel verdrietig, droevgeestig en v^anbc^ig,
21. Want daer, is een menfche, of hoewel 'er een
mensch zij, wiens arbeijt in wijsheijt» ende in we-
tenfcbap , ende in gefchickelickheijt^ is : of fchoon een
mensch *er zich, met alle mogelijke swijsheid en voor-
zichtigheid, op toelegge, om zijnen voorfpoed op eene
eerlijke wijze te bevorderen; nochtans faLhij de vruch-
ten van al dien arbeid, binnen ko^en , verlaten moeten, en
overgeven tot fijn deel, aen eenen naenfche, die daer
ten niet gearbeijdt en beeft; Dit fs oock ijdelheijt,
ende dit befchouwde ik als een groot quaet, h^t welk
mi) wanhopig maekte, en deed befluiten om aUen mijnen
arbeid te llaken**»
D 3 Leer.
leerredenen ever de gtmgtigfte gebeurtenisfen ^ uit ha
leeven van jesus Christus , gewoonlijk genoemd Evan-
geliën, door johannes tïssel ^ Leeraar der Lüiher/ch&
Gemeente te Dordrecht. Eerjle Deel. Te Dordrecht
bj F. Wanner, lylkS. Behalyen het l^oorwerk ^34% bladz.
in gr. octavo.
FW^tx oorzake der bekende gewoonte van het jaerlykfche
X prediken dei; Euangelien^ in de Lutherfche Gemeen*
te, is 't niet vreemd, dat vele Leden dezer Kerkgezinte» ^
by die gelegenheid , de ene of andere Leerreden , over
het onderwerp, dat ftaet verhandeld te worden, of ver-
handeld is» ter hunner ftichtinge lezen. Dit nu heeft
den Eerwaerden: Tisfel opgewekt, een jaergang (zo als
men *t noemt) zyner Leei^edenen over de Evangeliën
door den druk gemeen te tnaken; vermits 'er tot nog»
E ene zodanige v«.>Iledige verzameling , in onze tale , voor
nden was ; althans gene , naer den tegenwoorijiget^
Tchryf- en fpreektrant ingericht. Jtdy heeft zich in dezelve
voornaemlyk 'er op toegelegd, „ om zijne hoorders op
^, den weg te leiden tot liet zo nodig verftaud der H.
^, Schrift; om duidelijk te worden voor enen gemepgden
,) hoop van menfchen; en belangrijke prakticale onder«
^, weipen aan hunnen geest te vertegenwoordigen," ' ■
Op het doorbladeren dezer Leerredenen , vinden wy t'over
r^den, om te betuigen, dat zya Eerwaerde, in 't een en
\ ander opzicht, zo wel aen zyn bedoelde voldaen heeft,
dat, niet alleen de Leden zyner Gemeente, maer ook
die van andere Kerkgezinten , welken niet te fterk party
trekken, zich met ene leerznme ftichting van zynen nut*
tigen arbeid zullen kunnen bedienen.
Het' thans afgegeven Deel behelst tien Leerredenen,
waer van de eerlte gaet over de kortheid en de moeilijk*
heid van *t menschlijk leven, naer luid van Pf. XC. 10:
hoedanig ean foort van onderwerpen zyn Eerwnerde, in
de plaets van de gefchiedenis der befnydinge van Jezus ^
cewo9nIyk op Nieuwjaersdag behandelt. De volgende
Leerredenen fchikt zyn Eerwaerde, by ene beknopte op-
heldering van den zaeklyken inhoud der Euangelietekften ,
ter overweginge van leerryke onderwerpen, die hem de
tekst aen de bnnd ffeeft. Te weten : Gods wijsheid in de
verfchijning -der Wijzen uit het Oosten. Matth. 11. i - ia.
Jefm jeugd en de grondbegi^felen ener Christelyke Kin*
der^
OVRR D9 BV4NGXLIBN. SS
iwtugf. Luk. l\. 41 ^52. De Gezelligheid. Joh. If.
1 — II. Jefus heerlijkheid in de scnezing van twee kran*
ken. MaUh. VIII. i 13. Gods neerlijkheid op de '^ate*
ren der Zee. Matih. VliL 03 — 27. Gods yoltnaaktheden
bij de toelating van. het kwade. Matth. Xlll. 24 — 50.
De Nijd. Matth. XX. i 16. Hoedanig de hindernisfen
voor de kragt van het Godlijk Woord zijn uit den weg te
ruimen? Lufc. VIII. 4 15, En eiiidelyk, Jloe men
het lijden van den Verlo^fer tot zijne ftigtinge te befchou^
wen nebbe? Luk. XVIll. 31 — 43. Zie hier het
beloop van 's Mans leerzame bedenkingen over dé Gezel-
lighcid, ter welker befchouwinge by zich bepaelt, na ene
kortbondige overweging van het roerkenswaerdige in de
Kuawgcliegerchiedenis , Joh. If. i — ii».
De verTcbyning van Jezus op de Bruiloft te Cana ia
Galilea« en 's hteilands gedrag, aldaer» geeft den Lecraer
aen leiding tot het tegengaeu der gedachten vaji dwaze
geestdryvers , die ongcrymdlyk wanen , „ dat gezelfchap-
„ pen by te Wonen , of aardfche .vreugden re fniaken ,
,^ een kenmerk zy van ongodsdienfiigheid of godloof*
„ beid.'* Hiertegen t.)ont zyn Eerwaerde, het betame-
lyke en het geoorloofde van den trek tot gezelligheid^
tot onderlinge verkering;^ uit overweging van 's menfchen
natuur , — « — het belang of het voordeel der maeifchap-
py» en ^c 't^D™ v^" ^^^ Godsdienst. Op
het afhandelen hiervan wekt hy zyne Toehoorders op ter
bchocdzacmhcid in dezen ^ en brengt hun ten dien einde
de lesfen van de wysheid en, den Godsdienst, ten dezen
opzichte, onder 't oog; welken hy onder drie hoofdles-
feil byeen brengt, waer van wy de eerfte les geheel zul*
len overnemen.
„ I. Stelt u, by uwe verkering (leeds vaste en waar-
dige oogmerken voor. ^ 't Is niet te zeggen , hoc ve-
le oogmerken van den Ilervh'ng mislukken , of hoe veleii
hunner bedrijven hun rampzalig worden; alleen daarom »
om dat men ze onbezonnen begint, of 'er zig in 't geheel
gene bepaalde oogmerken bij voorftelt. Wat goeds toch
kunt gij in alle die gezelfcbappen verwagten, waar gij
heen gaat, zonder eenig bepaald en waardig oogmerk?
Bcflist het daarom eens vooral, wat gij met uwe verke*
ring bedoeld. De famenkomften zyn beftemd, om door
vriendfchap en deelneming u eene gepaste uitfpanning te
gi ven in uwe bezigheden* En daar gij redelijke wezens
zijt^ wat kan betamelijker zifn^ dan de bijeenkom nen
D 4 biti*
5ff > TISSEL
binnen te flappen , met het oogmerk, om daar een waar-
dig voedzel te vinden voor 't verftand, voor 't han en
voor den trek tot verijjaak. Daar de reden, de Gods-
dienst en het zelfbelaiig dit maakt tot de ware einden
der verkering; hoe dwaas is 't dan niet, of kwade oog-
merken, of in 't geheti gene bepaalde oogmerken bij uwe
famenkomsten te bedoelen? Rampzalige gezelfchappen ,
daar men niets doet , dan zig onderh'ng den tijd te do«
den; daar men, juist, om dat men 'er zonder doel, zon-
der waardige oogmerken verfchijnt, geen wezenlijk ver-
maak geniet » 'c hart ledig laat, of laat ik liever zeggen,
gelijk ik behoor, het vernederd en bederfd. Smaakt daar-
om de verkering, wanneer uwe kragten rust en ont-
fpanning vorderen: Koomt daar met het edel doel ,
om u onderling op te fcherpeti , en door . menschkunde
uwen geest te verrijken. Koomt daar, om, in 't
midden van uw vermaak , uwe harten te openen tot het
aankweken van alle de zagte aandoeningen van Gods-
dienst en vriendfchap. — — - Geen trotschheid uoch
eigenzinnigheid vernieiige immer 't vermaak van eenen
broederlijken omgang. Kn fchat alle' die bijeenkomfteii
voor verlooren , ja voor fchadelijk , daar men niets heeft
zoeken toe te brengen , of ter verbetering van 't vcrftand ,
of ter veredeling van 't hart ; daar men geen wezenlijk
vermaak, geen ware vriendfchap fmaakte, alleen om dat
men 'er ligtzinnig inkwam, zonder dat men iets deugd-
zaams, iets waardigs bedoelde/'
2. Des Leeraers tweede, les betreft de keuze der Vrien-
den, met welken mei\ gemeenzaem verkeert. Men behoort
dezdven te fchatten-, niet naer hun uiterlyk vertoon,
mJier naer hunne inwendige waerde, naer de deugdzaera-
heid, naer het godvruchtige hunner gevoelens. Snoode
fpotters met God of de ipenfchen zyn te fchuwen; zo
ook openbare zondaren, en zelfs ligtzinnige harten. Een
vertrouwlyke omgang, fene gemeenzame verkering met
dezulken , is te vermyden. Ën roepen ons plicht en 'Gods-
dienst zomtyds om roet hun te verkeren , men zy dan op
zyne hoede tegen alle verleiding, en pooge zyn gedrag,
door befcheidenheid, menschliefde en Godsvrucht, zo ia
te richten, dat het gefchikt moge zyn, om Invloed te
kunnen hebhen op hunne harten,
3. Ilieraen hecht hy eindelyk ene derde les, behel»
zende ene waerfchnwing tegen de meest gewoone zonden
in de verkering , waeronder liy wel voomaemlyk de vol-
gea*
OVBR DS EVANGCLIkN.
57
ftïïêe betrekt. Den geest van Kefdeloosheid en
achterklap; de verregaende eigenliefde en kinder-
apige ftryd om rang en eer; het achfferdochtige»
iet geveinsde , dat zo vele famenkomfleh gedwongen doet
worden, eh 'er natourlyk al het genoegen uit verbant;
mitsgaders eindelyk den geest van overc^aed en
verTpilliDg, benevens dien van dertelheid en onkuisheid,
die in zo velen der gewoone famenkomften ongelukkig fs
ingeflopen.
Laetftelyk befluit zyn Eerwaerde deze Leerrede met
een korten aendrang zyner voorgedragen Lesfen,by wel-
ker waememing, „ onze sezelfcbappen'% gelyk hy zich
uitdrukt, „ veel, t^nbedenklijk veel, in 't genoeglijke en
in 't nuttige zouden aanwinnen: dasür wij zekerlijk veel
zouden winnen voor onze deugd , voor onze rust en voor
ons vermaak , zo wij ernflig beflooten , om de lesfen van
den Godsdienst, in 't ftuk'der verkering^, beftendig ter
harte te nemen".
j. ۥ LAVATER , Gebeden. Naar den zerden druk vertaald.
Tc Leiden by VV. Gryp , 1786. Behahen, de Voorreden^
124 bladz. in octavo.
Ene verzameling van Gebeden, welke roet gemoedlyke
(lichting gebruikt kan worden van aHe de zbdanigen ,
die ene handleiding van Voorfchriften behoeven, of 'er
een wezenlyk nut uit kunnen trekken. De Eerwaerde La^
vatcr heeft dezelven zodanig ingericht, dat ze dienen ter
bevorderinge van 't beoefenend Christendom; en door
Christenen van verfchillende Gezindheden , en onderfchei-
den (land, gevoeglyk gebeden kunnen worden. In de
Gebeden, voor ieder dag der weeke, heeft hy bovenal
in agt genomen, dat ze telkens ene zedelyke overdenking
tot hun byzonder onderwerp hebben ; waer van het vol-
gende Gebed, op Zaturdag avond ^ zynde inzonderheid
bctrekkelyk tot de kortheid yan het leven ^ ten voorbeelde
kan ftrekkeu. Het luid aldus:
,, Vader der Barmhartigheid ! Schepper aller Wezens !
Onderhouder en Verzorger aller fchepzclen! onvermoeid
zyi Gy in goedertierenheid , onvermoeid in wel te doen !
• ! ecuwig en oneindig God , Vriend en Liefhebber der
meiiTchen !
9^ Hoe behoore ik U te danken voor al het «oede dat
ïiS Gy
5f . h I^AVATftH
Cymy, geduttrcnde deezc gamfche week, van het cerflt
tot het laatfte oogeoblik , bewec^en hebi ! VVnar zal ik
die gevoelens vap dankbaarheid ontkenen , die Uwe groc-^
té oaverdiende goedJieid waardig is ? Waar de woorden «
iBct welke ik Uwen Lof naar behoorea zou kunnen
vermelden.
^, Ik kan niets anders zeggen, dan: Gy zyt myn Va-
4Qr! Gy zyt de Liefdel MW ik ben oQwaardig en veel
te gering ^ alle de barmhartigheid en trouwe , die Gy my
bewyst ; }a ik beo niet waaidig ; dai ik U Vader noeme l
„ Maar echter zal eu mag ik U als mynen Vader aan<H
bidden! Ik mag en zal, door tbsus christus> Uw kind
en een Erfgenaam van Uwe Hemelfcbe en eeuwige goc*
deren wezen, die beter en voortreflyker zyn, dan alies,
wat ooit op aarde fchoon gezien, gevoeld of gedacht
mag worden !
„O! hoe veel goed hebt Gy my, inyn God, alle de
dagen deezer week beweezen ! Gy hebt my onderhouden ;
Gy hebt my gevoed; Gy hebt my klederen en woning
fi:c'rchonken ; duizetfderhande onheilen, die my hadden
kunnen treffen, en die ik door myne veelvuldige zonden
verdiend had^ heeft 'Uwe trouwe Vaderiyke hand van my
afgewend. Voor vcele Zonden en gevaarlyke verzoekin-
gen hebt Gy my bewaard: Gy hebt my veel onderricht,
verfterking en. treost uit Uw Woord laaten trekken. Gy
hebt my veele goede gedachten en gevoelens ingcboezemdU
^y hebt mynen arb^ en verrichtin((en gezegend, en my
Uwe goedertierenheid op menigvuldige wyzen laaten on<
dervinden. Dit alles behoorde my billyk tot de hartelyk^c
dankbaarheid op te wekken, en my befchaamd te man-
ken, indien ik my aan, de geringde opzectelyke ondank-
baarheid fchuldig kende !
,, Doch nu behoorde my ook die vraag ter harte te
gaan, hoe ik deeze week heb doorgebracht? of ik nu, op
het einde derzelve, veel beter, vroomer, en wcrkzaamcr
in het Christendom, zaliger in mynen God ben, dan ia
derzelver begin ? Of ik der Christelyke volmaaktheid ook
zo veel nader ben, als ik nu in dezelve nader i^ekomen
.ben aan bet einde van myn leeven op aarde! Öf ik in
deeze nu ten einde fpoedende week minder kwaads en
meerder goeds gedaan heb, dan in de voorige? Of ik de
gebreken, over welke ik op het einde d^r voorgaande
week berouw gehad heb, of had behooren te hebben, in
deeze week niet weder begaan heb?
„ Hee.
f BBBDfiVU 4|^
„ Heere, mjrn God, ik bid U om den geest des rech-
ten ernst, dat die my decze week niet Iaat befluiien, zon^
det dat ik beter en U meer behaaglyk zy ! Mogten 'my
toch alle zonden, die ik , gedutircnde deeze zeven dagen ^
begaan faeb, weder in de gedachten komen, eer ik flaa«
pe; deeze zonden, en alle de weldaaden, die ik U, als
Christen en als mensch, te danken heb; op dat ik, recht
nedrig, befehaamd en verootmoedigd, my weder vaa
Uwe barmhartigheid en genade verzekeren kon !
„ Geef ook, o barmhartig God, mynen Huis^enooten ^
en veelen anderen meQrchen , decze zelfde neigingen, ia
het harte, op dat zy niet roekeloos in zondige zorgeloos*
l)eid flaapen gaan, en bunae zonden en Uwe weldaadea
vergeeten !
„ Ach! misrchien is dit de laatfte week, dat ik mya
Avondgebed voor u uitftorte, o myn God, dien ik thans
aog in het geloof aanbidde.
„ Ach! dat deeze Gedachte, die zo ligt kan bewaar-
heid worden, niets verrchrikkelyks voor my had! Ach!
dat ik met vreugde aan het aanrchouwen van Uw Aange«
ligtmogt denken! Dat christus myn leven, en het der-
ven myn gewin was ! Dat ik eene geruste en gelaatene
begeerte in my ondervond , om ontbonden te worden, en
net li , myn Heiland , te zyn !
„Ach! Heere, Heere, dat toch éénmaal de zoodan
deezer v^ereld in myn hart gedood wierden! Dat my toch
het onztgtbaare en eeuwige van dag tot dag gewigiiger ea
begeerlyker wierd ! De eene Week gaat na de andere voor-
by , gelyk de eene dag na den anderen, maar ik, ik blyve;
myne ziel blyft en vergaat niet! De tyd word (leeds kor* '
ter; de eeuwigheid (leeds nader en grooter voor myi Achl
doe my toch alle ligtvaardigheid en alle zoiidenmin, met
deeze week, afleggen, en morgen heiliger ontwaaken»
dan ooit, op dat ik eindelyk eenmaal aiyne ikiligmaaking
voleindigen moge. amen/'
#%r.
tSó VKItlI. VAN DEN HEIÖ. CATECH.
Verhandeling van den Hcidelbergfchen Catechismus^ door
HERMANNüS FifiRRÉ , ifi Iceveu Bedienaar van het H.
Euangelium te Dreifchor^ en c. bkinkman, als nog
Kerkleeraar te Dirksland^ Zondag XXXIX tot LIL
IV Deel. n Utrecht, by G. v. d, BriiTk Jansz. en de
fTed. S. de Waal en Zoou» 1786. In gr. octavo^
505 bladz*
Met de afgifte van dit vierde Deel, word deeze Ver-
handeling van den Heidelbergfchen Catechismus vol-
tooid; welke, in derzel ver uitvoering, zeer wel voldaen heeft
aen 't verlangen der genen, die, niettegenflaende vele andere
gefchriftcn over denzelven, nog verlangden nacr een Ge»
fchrift, „ 't geen zich wat nadfer by de uitdrukkingen -
,, van den Catechismus hieldt, 't geen tevens de woor*
„ den en de zaken wat oordeelkundiger behandelde; en
j, 't geen leev^ndig en krachtig in het toepasfend deel
,i mogt zyn." Tot dus ver zag dit 'Werk het licht, als
de pennevrocht van twee Godgeleerden^ maer, overeen ^^
komftig met de belofte reeds by den- aen vang gedaen,
geeft men nu, by de voltrekking, te kennen, wie dès-
zclfs Opftellers zyn. De Leerredenen zelve , naem-
lyk, zyn van den Eerwaerde Ferré^ by 4viens overlydcn
*er velen op aen ftonden, dat dezelven door den druk
' genteen gemaekt zouden wgrden. En ter dier gelegen-
heid heeft zyn 'Vriend, de^ Eerwaerde Brinkman , zich
laten overhalen , om die Leerredenen te befchaven en met
^2yne aenmerkingcn te verryken. Ook heeft zyn Eerwaer-
•de nu 'er ene Voorreden bygevoegd , die aen 't hoofd van
't Werk gcplaetst kan worden; en de Uitgeevers hebben
zorg gedragen, om volledige Tytels voor ieder der vier
Deelen te laten drukken ; welken , benevens de Voorre- '
den , aen 't einde, van dit Deel geplaetét zyn ; waermede
dit Werk. ryn volle beflag heeft.
- • - • .. , ■
Brief van de E. Clasfis van Dokkum , aan de vyf Eerw.
Clasfen deèzër Provincie ; ' raakende den Brief van - en
het voorgevallene op de Christelykc Synodus van Vries* '
land, in den jaare 1785 te Harlingen gehouden. Met
de noodige Bylaagen. Te Leeuy^ arden by J, v, d. Haar^
1786. In Folio, 28 bladz.
In dezen Brief brengt de Eerw* Clasfis van Dokkum te
berde 9 hare klagte tegen de handel wy ze en het gedrag
van
BRIBF VAN D£ B. 0tAdSIS VAN DOKKUM. ^f
van opgemeldè Cliristelyke Synodus, ten opzichte van
twee harcr Gedeputeerden lot dezelve, welker Commisfie
DeD ald^r illegaal verklaerd heeft: waer tegen deze Clas*
fis tracnt te doen 2iej),.,, dat de uhfpraak der Synodus,
„ zoo wel als de wyze van Proctdccrcfi in deezen gehou*
,, den, is ongegrond^ informeel en wederregtelyk.^ *
Verder inaekt 'er de Clasfis, by die gelegenheid haer
werk van, om aen te toonep, dat 'er^nog verrcbelden an«
dere onregelmatigheden in deze Synode voorgevallen zyn ,
die aenloopen tegen de vastgeftelde Wetten ; welker afwy«
king of overtreding, naer 't oordeel der Clasfis, hier te
fterker berisping vordert, om dat de Clasfis van Dokkum^
in een Syiiodalen brief , het niet in agt nemen der Wettea
ten laste gelegd word ; en men haer vermaent , „ niet at
„ leen yverige Voorllanders, maar vooral ook yverige
„ onderhouders en betrachters van de V\ et te zyn.'*
Verhandeling over de Oogziekten. Door j. j. pleng K,Z)()^«
tor in de Heelkunde , HoogL der Ontleed- Heel- en
Verloskunde^ enz. Uit het Latyn yertaald, en met
Aantekeningen vermeerderd, door m. pruys, M. D.
Te Rotterdam, by ]. Pols en J- Krap, Az. 1787. Itf
gr. ivo» Behalven net Voorwerk rj6 hh
De Schriften van den Hoogleeraar plknch zyn by onze
Land- en Kunstgenooten reeds zo bekend , dat wy het
noodeloos oordeelen de verdienden en fchcyftrant van
deezen voor de bevordering der Heelkunde, zo onver-
moeiden , Schryvec nader bekend te maaken..' Ze-
ker is bet, dat de Heer ^ Plenck niet behoort onder dat
foort van Schryvers welke door nieuwe waarheden onze
Kunst 'zal verryken: echter hebben tog zyne Schriften
haare niutigheid^ en draagen Jtenmerken eener groote be«
leezenheid. *
De Verhandeling, die wy thans voor ons hebben, mag
ook daarvan*ten voorbeelde (trekken. Alles wat
een Bartisch, Saint Tves, Mauchart, Boerhaave^ Petit^
Daviel^ Sauvages, en andere beroemde Mannen, over de
vcrfchillende Oogziekten en derzelver geneezing gezegd
hebben^ vind de Leezer hier in het kort by een verzameld,
en met aanmerkingen en ophelderingen verrjrkt. De Heer
Pruis heeft ons de^ Nederduitfche Vertaaling bezorgd,
en deielve met Aanokgrkingen venaoerdcrd en tevens ook
•verbeterde
Va.
6t J. K10K
Vaderlandsch fFoordenboek ^ door j. kok, Vy f tiende DeeK
TAA. KRA, Mef Kaarten^ Plaaten tn fourtrmiten. Te
Amfterdam^ ^J. Allart, 1786. In gr. ivo. ^29 blads.
Dit Vyftiende Deel van het bekende Vaaeritndfchc
Woordenboek, dat by aanhoudenheid den lof blyft
Verdienen, dien wy meermaalen aan hetzelve hebben toe-
gekend, bevat weder een aanmerkelyken voorraad van wee-
tenswaardige zaaken, 't zy levensbefchryvitigen en geflacb-
tafelen van beroemde Mannen, die tot ons Vaderland
betrekking hebben, als een pilips den II, een prancois
den I, de fagrls, de pabriussivN, de poreesten en
anderen , 't zy zodanige merkv^aardige Aantekeningen , die
de Oudheden of natuurlyke gefteldheid van ons Vaderland
ophelderen, en toelichten.
Daar wy met ons beftek moeten te raade gaan, zullen
wy tot een ftaalcje nit deezen ruimen voorraadeen uittrelS
fel geeveo van het geen de kundige en werkzaame Scbry-
ver wegens de Stad Franeker heeft aangetekend.
„ Fe^aneker , in het Latyn Franequerc /\% de derde der
ftemtoende Steden van Friesland^ gelegen in 't kwartier
iVeitergoo , aap de trekvaart , tuslchen Leeuwarden^ en
Harlingen , drie groote uuren gaans van de eerfte en twee
kleine van de laatstgenoemde Stad. Over den naamsoor*
Tprong en bctekenisfe worden veelerlei gisfingen gevormd »
welke geen grond van eenige zekerheid hebben, ea daar-
om geene aanmerking verdienen.
„ be Stad is niet groot , hebbende omtrent een half uur
jS^ans in haar begrip, maar lochtig en zindelyk gebouwd.
Zy heeft in haarcn omtrek wéinig of geene gelykheid met
eene der zogenaamde regelmaatige Figuuren , maar vertoont
veel meer 'een vermenging vto' een ^/rwrf met een v/VAo/i/.
In den aanvang haarer Stichting, die aan den jaare 119^
Wordt toegefchrevcn , beftond zy eeniglyk in twee ryen
Wzen , met een warergracht en een dubbele Ilraat in *t .
taiidcien; oostwaards aanloopende op de hoofdkerk , rondodi
welke mede fommige huizen waren gebouwd ; en was
befloten binnen eene watergragt , die nog in wezen ,
en , zcdert de verdere uitzetting , ééne haarer binnengrach-
ten geworden is. Zy is van een enkelen aardenwal onl.
geeven, zonder van eenige Vetónswerken voorzien te zyn,
uitgezonderd één Boherk aan den zuidoostelyken hoek
der Stad; en eene hahc Maan of Ravelyn ^ 'c welk étit
VADERLANOSCa WOORDENBOEK. Ó^
geplflnt is öéi die Nborderpoort Xé défck^n. 'Die wa/^
ryklyk met boonen beplant, verilrekttoceeoverffiaakelyte
waodelplaats; des te meer, ilewyl inen daar allemegeti
ten ruim gezicht heeft over de vnicbtbaiare Velden^ die
de Stad omfingra , ^n op een menigte Torens der omlig,
leade Dorpen; zo verre, d^ men zegt, den d^^/ rondom
wandelende , by helder weer , meer dan 150 Torens on-
deifcbeiden te kunnen tellen.
„Franeker heeft drie Poorten: I de Oostór of Dykftêr
foort^ door welke men uitgaat naar Leeuwaarden^ gelyk
ook een eindweg» benoorden deeze Poort, de Grift dxm
welke men naar gemelde üoofdftad vaart, uit de Stad
voortkomt door eencn verwulfden Brug , onder de Stads wal ,
die de Ltcmaarder Pyp genoemd wondt. De tweede Is
de IVeiter of Harlinger Poort y buiieu w;elke men ryd eh
vaait , naar Harlingen. De derde wordt genaamd de^
Noorderpoort. Bebal ven. deeze is 'er een Waterpoort, de
Doinjumcr Pyp genoemd j door welke men vaart naar t
Dorp Doinjum. Vooraf beeft zy. drie byna recht door-
gaande Straaten ter wederzyde der birfnengrachten , met
welke de Stad doorfneden, en, in verfcheiden wyken,
als kleme Eilanden afgedeéld is, die op de uitgangen vaïi
alle de dwarsftraaten door bruggen aan elkander verknocht
zyn.
„Daarbyiszy tamelykvolkryk, vervattende 3671 inwoo.
ncTS, ih den jaare »748. Deeze dry ven veel Koophandel
in Koom ea in fFottc. Behahren dat ook, in de nabuurfchi^pi
deezer Stad, verfchteiden Steen^ en Pannenbakkeryen gev
vonden worden , inzonderheid van blaauwe verglaasde pan-
nen , waaraan fommige der inwooneren een goede kostwm^
niog hebben. De Hoofdkerk • en thans de cenige , dife
by it Nederhndfche 'Hervormde Gemeente gebruikt wordt;
was in de Roomfche tyden toegewyd aan St. 'Maarten.
Zy ftaat op een ruim met hoornen beplant Kerkhof» be^
«oorden de groote Markt, ty na in het middetifleel det
Stad, en mag voor eeil der ftaayfte kerken vangeheel Fries*
land doorgaan. De Dienst wordt , door twee Leeraartn^
jn dezelve wïuirgenomen. Ook is aldaar een Waalfc}^
Gemeente, die door éénen Predikant bediend wordt. Db
Gemeente der Mennonieten word bediend door één Pre-
dikant*
„•Eertyds bevonden zich* binnen deeze Stad, meeran-
Arc Geestelykc Gebouwen j daaronder ook een Klooster der
^genaamde Kfukheeren. Doch dit Sloöstct b In^tjaat
4^5 tot een Academie aangelegd. ^ Het
«♦ J. KOK
,^Het vooroaam werktuig, ter bevordering dee«cr goede
zaak is geweest Graaf wjllem lodewykvam nassao oil-
. ^LENBüRG, flie's tyds Stadhouder van Friesland, wordende
dé aanleidif^g daartoe allereerst gegeeven door de Leeraaren
der Kerken deczer Provincie , die in den jaare 1584 aan
^s Lands Staaten , die's tyds binnen deeze Stad verga-
>derd, zekere Remonftrantie overleverden; waarin zy on-
der anderen verzochten , d*t ten diende der jeu^d , ten
einde die met minder kosten, dan buiten 's lands, tot
allerlei fraaije wetenfchappen, aan te voeren, ttu Seminaria
'um (Kwetk/bhool) mogte worden opgericht, en eenige ge*
Jeerde Profes/oren aangefteld. In welk verzoek 's Lands
Staaten niet alleen terftond bewilligden, maar, in den
volgende jaare 1585, met advys van Hooggemelden Stad-
houder het beOuit namen, om een volkomen Academie
of Univerfiteit daarvan te maaken ; aan welke , In 'c jaar
1586 even die zelfde vryheden werden verleend, welken
de Heeren S^taaten vari Holland^ aan hunne UniycrfitóU
te Leiden, tien jaaren vroeger opgerecht, hadden toege-
daan. De Geestélyke Goederen, inzonderheid van 't ge-
melde Klooster, die, zed^rt de affchafBng van 't Paus-
idam , in 's Lands Kist vervallen waren , werden terzelver
tyd ter goedmaaking van de daartoe te befteedde Kosten
aangelegd. En ten einde geen jongelingen van een fober
befuan, van bet voordeel deezer Hooge Scl^ool te doen
verfteken zyn, is *er ook, op 's Lands Kosten, eene
ppene Tafel aangelegd van zestig Studenten, die daar
fommigcn voor een zeer geringen prys, en andere de
vrye kost hebben. Daar toe is een byzonder huis ge«
ilicbt, 't welk aan de voorftraat (laat, en 's Lands Oec<>
nomie of Beurfe genoemd wordt. Met dit voorrecht wor-
ilen geene anderen begunftigd, dan die tot 't Leeraarambt
worden aangevoerd , en wel eeniglyk , de inboorlingen eu
Alumni^ of Voedfterlingen deezer Provincie, zyn, gelyk
dezelve' ook ten dienfte deezer Provincie zich bepaaldelyk
verbinden moeten.
„ Deeze Academie (laat onder het opzigt van vier Heeren
Curatoren; drie uit de Grietenyen en een uit de Steden
aan welken ook een Secretaris is toegevoegd. Verfcheiden
geleerde mannen hebben van tyd tot tyd het Hoogleeraar.
ambt op deeze Hooge School roet roem bekleed , onder
welken, door hunne uitgegeevene Schriften, inzonderheid
vermaard geweest zyn j wilh« am&sius,joh. coccejds
CHRIST. SCHOTANUS, CAMP» VITR^NGA» ADR. METIUS^
- GBOao^
VADERMNDSCH WOORDENBOEK. 6$
OKORG. PASOR 9 en meer «anderen. Het getal der heden*
daagfcbe- Profesroren is tot XIV bepaald; vier in de H,
Godgeleerdheid; twee in de Rechten; twee in de Genees-
• kunde ; en zes in de Natuur- en Wiskunde, beneven de
Taaien , Gefchiedkande enz. De Kerk van 'r ge weezen
Kruisheeren Klooster, waarin de Prooioticn gefchieden,
Aaat in 'c westelyk gedeelte der Stad; en van het Kioos-
tergebouw zyn drie venrekken, tot /tuditoria fGehoor-
piaaifen,) vervaardigd, in welke de Profesforen hunne
openbaare lesreu geeveo , beneveji een vergaderplaats van
den AcadeiDirchen Senaat, waarjn de afbeeldrels der in
de ProfesÜe deezer Academie overleden Profesforen ban*
gen. Ook is daar by een voorrreilyke. Bibliotheek en een
Auatomiekamer. Daar achter ziet men den Hortus Medh
cus^ en een Laboratorium voor. de Chymie.
«, Noordwestwaards VAti de St. Maartens Kerk ontmoet
men bet Raadl^uis, een oud gebouw, dat zich fierlyk
voordoet^ pronkende met een hoogen fraaijen fpitfen.
Toren. Ook is de Stad met een goed Burger- Weeshuis
voorlfcien » ftaande in 't zuidoostelyk gedeelte , na by den
Tolbrug.: Uit Huis , voornamelyk geflicht door gsr« agrn
COLA, Prior der geweezen Abtdy Klaarkamp,\% van ge*
noegzaame ruimte en vermogen^ om XL. Kinderen te ber*
gen en te onderhouden. Ook is 'er een St^d^waag enz.
„ Binnen Fraueker ziet men nog veelt Stinzcn of oude
neenen huizen. De meesien ftaan langs de Hoogftraat
eo op de Markt. Veelen derzel^er zyn gebouwd geduu-
rencie de binnenlandfche beroerten ótiFetkoopers ^nSchic^
ringers ^ toen deezc Stad zonderling begon te bloeijen ,
voorna melyk door de Graven van Holland, uit het huis
van Beijeren, die, zedert dat ay deeze Provincie onder
bun bedwang hadden gebragt, dezelve met eenige voor-
rechten begonden te begunlUgen; daaronder ook *t bals-
recht, 't welk anderszins aan geen eene Stad deezes.Land-
fchaps was toegedaan. Daardoor werden vjeele Edelen
deezer Provincie gelokt, pm zich in Franefcer neer te zeN
ten , die aldaar veel gezag oefenden ; wesbtlven die Stad
si vroeg*" de zetel der Edelen plagt genoemd te worden.
Deeze Edelen hebben die zelve Stinzen atingelegd^ wel-
ken hunne naamdn ontfangen en tot heden behouden heb-
ben, naar de gedachten zelve, door welken 2y gedicht »
bezeten en bewoond geweest zyn.
„ De eigenaars dee;5er huiden waren allen vanden Schiering^
[chcn AdcJ\ vermits Franeker, de eenige Stad van Fries-
Ilu>££L.rc^. ALc. L£Tt. NO. 2. E land
66 J* KOK
land bewesten de Lauwers, die hunne party was toegcv
daan 9 daat door de gemeene toevlucht werd der EdetKe^
den van dien aanhang, 'Ier deezer oorzaake heeft die
Stad ook veel moeite uitgedaan van de Vctkoopers , tn»
zonderheid van de Groningers 9 welke door die van Bols-
werd, die mede ïn 't zogenoemde Groninger verbond
(tonden , geholpen werden. Dit gefchiedde inzonderheid
iii den Jaare 1495.
Toen in *t jaar 1498 de Hertog albrbcht van saxbw
door de Schieringen^ tegen de f^etkoopers^ te hulp ge*
roepen was, werd hy, binnen deeze Stad, plechtiglyk
ais Erfpoteftaat ingehuldigd; waar hy ook beftendiglyk
zynen zetel hield : 'gelyk ook naderhand deszelfs zoons
en opvolgers» de Henogen hrnosik en gborge van
SAXBN, die alle hunne hofhouding hadden, op 't Sjaar»
demahuis, in 't westeinde der Stad ftaande; met eene
wyde gragt omringd. Daarom is dit buis> na dien tyd,
het flot van Franeker genoemd geweest, doch weeens
bouwvalligheid voor eenige jaaren geheel afgebrooken.
Die getrouwe aankleeving der Franekers aan de Saxtfche
Regèering reeds in den aanvang, én ook daarna in een
tyd, toen het gantfche Land tegen dezelve opftondt,
.heeft uitgewerkt, dat zy met veele voorrechten door die
Hertogen zyn begunftigd geworden; als vrydom van alle
accynzen , hoe ook genaamd ; als mede den vryen uit-
voer hunner bieren , by vierde deelen van een ton , ten
behoeve der landlieden, waardoor de aftrek hunner bie*
ttw zeer mogte bevorderd worden. Zelfs had Hertog
ALBRBCHT, IQ wieus tyd de Grieteny het Bih, 't eerst
bedykt wierd, aan de Stad Franeker den eigendom van
soo morgen lands» in deeze ftreek, naby 't dorp Jacobs
parochie^ gefcbonken, en men meent, dat, byaldien zy
daarom hadden willen aanhouden, hun 't geheele Bik
zou gegeeven zyn. Hier by kwam een ander voonecht,
behelzende^ dat geene omliggende Dorpen of Kloosters
het recht van Waagt hadden, noch eenige koopmnjifchap-
pen noch ambachten mogten oefenen , blyvende dezelve
eeniglyk aan de Stad gehecht. De Giftbrief des Hertogs
^van Saxen ^ hier toe behoorende, was van den 12 July
van het jnar 1504 Daar by had en behield die Stad,
even gelyk Leeuwaarden ^ het recht, om, onafhangelyk
Van den Hertog en van deszelfs Gouverneur, haare eigen
regèering te (lellen en te beëedigen. Daarby zegt men^
dat de omleggende Grierenyen Franckeradccl^ Barradeel^
VADMLAKDSCH WOORDENBOEK. 6f
Baarikradeel^ Mcnaldumadetl en Hennaar itnadetl^ alle
Aunne Kechtsdagen binnen deeze Stad hadden» gelyk de
eerstgemelde nog heden blyft behouden, en^ dat deeze
eerstgemelde vau. daar den naam van Frankeradeel beko-
men hebbe ; des te meer , dewyl de Oldeman van Frane-
ker iD der tyd, te gelyk derzelver Grietman was 5 d^
é&tz<t Grieteny, in zekeren opzichte, aan die Stad onder-
h(»orig mo^t geacht worden. De vergaderingen der Leden
deezer Gnetcny worden binnen deeze Stad gehoudea
's Donderdags, wanneer ook aldaar de wedLelykfcbe
Marktdag is. Dit een en ander, gevoegd by de voordee-
len, welke de Hertoglyke Hofhouding aan deeze Sud
loebragt, kon niet nalaaten dezelve^ binnen korten tyd
zeer te doen aanwasfen en blorijen. 'En men meent dac
ibmmige^n der hier voorgenoemde Adelyke Gefticbten»
gedMurende de Sajcifche Regeering , binnen Franeker aaiN
gelegd zyn. Maar even daardoor was zy tevens het
voorwerp van afgunst voor andere Friefche Steden. Ia
den jaare 1500 werd zy, om geene andere oorzaake, dan
dac mxto% He^DRlK vam saxen birïtien hstare muuren
zyne Hofhouding had , door andere Friezen , aan wien
deszelfs (Irenge Regeering langs hoe heer mishaagde, be-
legerd z doch deszelfs vader Hertog albrecht met zyne
Saxen tot ontzet zeer fcbielyk opdaagende, werden de
Friefen geilagen en *t beleg opgebrooken. Men verhaak »
dat de Friefen, ten einde de vermeerdering der toevloeit
jende Saxen en andere, vreemdelingen in hun land voor-
tekomen, geduurende deeze belegering, eene foortgelyke
list in 't werk (lelden « als eertyds de ^Gilcaditcn , ten
einde de Ephrami f en, hunnt vyanden>te ontdekken, door
de uicfpraake van het woord Schib9leth^ waarvan zie
Rcchf. XII. 4, 6, dat zy namelyk die, welke als vreem«
delinsen by hen verdacht waren, fommige Friefche woor^
den deeden uitfpreeken, en dat ze allen 1» die, in de uit-
fpraake deczer woorden, de Friefche tongval niet konden
volgen , zonder genade in 't water wierpen , en verdron«
kau; welk verdrinken, in dien ouden tyd, de gemeene
doodftraffe onder de fris/en was.
Daar na beeft Franeker veel deel gehad in alle de. onlus-
ten, die onderde Bourgondi/che en Spaanfchc Regeering»
wegens den Godsdienst , in deeze Landen gereezen zyn ;
waarin de Spaanfche Gouverneur «aspar aoblbs zeer be-
moeid geweest is, welke geduurd hebben tot den jaare
157S« als G£ORQ£ DS tALAiN , Graaf van Rennenberg,
^ % eerst
Ci }• ROS* VADIRtANBSCH WOORDENBOEK.
yftcTst henoemde Gouverneur van Friesland , in naam der
Staaten, aldaar, ge^k in de andere Friefche Steden, de
Regecring deed veranderen, door de burgery , die op
trommeUlag in de St, Maartenskerk gedaagd wierden, om
'52 mannen te noemen, uit welke de Stadhouder het be.
lioorlyk getal der Regenten .verkiezen zou. Door dit
middel werden de Spaanschgezinden uitgezet, en geene
andere, dan die de zy.de der Staaten waren toegedaan»
hl derzelver plaats gefteld.
De Stads Kegeeikig, en de wyze van derzelver be*
flciling, is door een byzonder Reglement van Prins wil-
LRM FREDBttUi van Naifau^ die *s tydè Stadhouder dee-
2ür Provincie, en der Gedeputeerde Staaten, in den jaare
1Ö57, vastgerteld. Ingevolge dit Reglement, werden alle
jaaren d^n laailten December uit de XXX Vroedfchappen ,
<iie voor al hun leven deezen post bekleedden, twee
Burgemeesters benoemd, in de plaats van twee afgaande ,
uni , beneven de vier anderen • drie jaaren te regeeren ;
(laande die keure aan vyf £lecteurs> alle Leden dep
Vroedfchap , door *i trekken van vyf zwarte uit de vier*
entwintig zilvcre boonen , tot die verkiezing bevoegd.
Dan hierin is daarna eenige verandering gemaakt, beftaan-
de de Regeering nu uit^ vier Unrgeroeeders , van welken
jaarlyks, uit een dubbeldtal van Vroedfchappen, door de
'Electeurs gemankt, twee door den Prins ürfftadliouder
worden aangcikld, aan welken een Secretaris is toege-
vocgH. Uchalven de IV jjurgeraeesters, Wyven derhalve»
nu XXVI Vroedfchappen.
Echte Anccdotcn van Peur den Grooten^ uit den m-j^d
vnn aanzienlyke Perfooncn , te Moscou en te Petersburg p
' vcrhomen^ en der vergetelheid ontrukt ^ door f. van stah-^
ITP*. Eer/Ie Deel, Uit het Hoogdisitsch. Non collecta V\*
bris, fed pene acceptn per aurcs. Te /-vijlerdafn by J,
Yntema^ "787. if^ g^' octavo, 251 blrsd::;.
Indien *er ooit een Vorst geleefd heeft, die met recht
den naam van de;i Groqten verdiende, was het de
roemryke ftichter des Rusfifchen Gcbieds, de onflerfelyke
C^aar pstbr, een Vorst die een geheel woest volk irit
het flof opgebeurd, en tot dien^flaat va-n befchaafdheid
ftehra'it heeft, dat het thans jd^'^i^'^cerfte plants onder de
t>efchaafde vcdken van^ Ëuropof^iifet- recht bekleeden m»pr«
f :; ' ^ Uit
J. VAN STAHLIH9 ÏCHTB 4liBCD0TEN. €9
Uit dien hoofde was het te wenfchen, dat een man van
veniuft en welfpreekenbeid zich verledigde cm het ka-
facter van deezen Voorst naar waarde af te fchilderen, ea
toe dit einde zou men geen beter bouwdoffe kunnen vin-
den, dan de hier even aangekondigde Verzameling van
Anecdoten, die ons een juist denkbeeld geeven van de
verheven vermogens ^n edelen inborst van deezen waar-
lyk grooten Vorst,' en tevens het .vermaak verfchaffetii
van een aauti^enaam en nuttig onderhond, daar 2y ons dea
beroemden Czaar zo wel in zyn huizelyk leven. als in zyii
(Ua!she7.igheden, op eene geestige en dikwils naïve ma«
nier atTcbetzen, en aan welker Kchtheld men niet twy*
felen kan, daar zy uit den mond van geloofwaardige
oog- en oorgetuigen , welke een dagelykfchen ,en gemeen^
zaamen omgang mf^^ den Czaar gehad hebbeu, 2yn opge«
tekend; welker naamen onder deeze verzamelde Anec^
doren zorgvuldig 2yn aangetekend, en welker byzondere
omftandigheden , men, volgens toezegging van den Uit-'
geever, by de uitgaavc van een tweede Deeltje, dat dit
eerde eerlang volgen zaU nader zal opgetekend vinden,
met aadwyzing, wanneer en op welke wyze zy gemeen^
zaamen omgang met Czaar Peter gehad "^ hebben , .en by
welke gelegenheid zy de opgegeeveu Anecdoten- byge*
woond of gehoord hebben.
Schoon het moeijelyk valle juit deeze fraaije VerzameKng
eene keuze te doen , daar, men^ (legts het boek behoeft op
te flaan om iets merkwaardigs aan te treffen, dat den lees*
lust opwekt en zodanig aan den gang houdt, dat men
het naauwlyks van zich verkrygen kan om dit Werkje
uit de hand te leggen, zullen wy echter ons tot het eea
of ander moetende bepaalêö, dé twee volgende Anecd'o.
ten, als ftaalen opgeeven, van welken ons de eerde de
verwortderlyke liefde van deu Czaar voor zyn Ryk eii
Vaderlarid, en de tweede zyn zucht en fmaak voorgoede
Schilderyen aau den dag legt.
De vcrwênderlyke Liefde van den Czaar ^ voór zyn
Ryk en Vaderland.
„ T)at deeze groote Monarch zyn Ryk geheel hervormd»
cii^ door het oprechten van een reguliere Armee en een
machiige vloot, de bezorging van een beter opvoeding
voordejeugJ, en het aanleggen-van veele, voor het land
en dea i>uitenlandichen handel, voordeelige Fabrieken,
E 3 Kun*
yo )• VAN StARLItr
Kunftcn en Weetcnrchappen , het zelve in een zichtbnarck
bloei gebragt, zich by de nabuurige ryken geducht, en
zyn vermogen door de gantfche waereld heeft doen gel-
den, is een zaak die even zó bekend is als zyn verdriet
en hartzeer , dat hy aan zynen Zoon Alexis Petrowitz be-
leefde, die hem in alle zyne heilzaame oogmerken weoer-
ilreefde , en wien hy derhaiven , als onbekwaam tot den
troon , genoodzaakt was de opvolging openlyk te ontzeg-
Sen. Hy floot dus, alleen uit liefde tot zyn Vaderland»
eezen zynen eigen Zoon van den troon uit, om voor te
komen, dat, door deszelfs beftiering, dit nieuwe^ mag-
tige en pragtige Gebouw van den Staat zyn^s Ryks , niet
op eenmaal weder inftorten , en deszelfs verlichte inwoo*
oers in de voorige duisternis der onkunde vervallen mog-
ten. iiene nog verbaazender proefe van zyne vuurige
liefde voor het Vaderland, tot wiens beste deeze waare
Vader des Vaderlands alles, ja zich zelfs, gewoon was op
te offeren , blykt uit een in zyn Cabinet fiog berustende
eigenhandigen brief aan den regeerenden Senaat te Peters*
burg, in 't leger by de rivier Prut, den ..••• 171 1 geda-
teerd , toen by zich met zyn armee , op een ongelukkige
• wyze, door 100,1000 Turken ingeflooten, en van allen
toevoer van proviant vond afgefneeden, In zulke gevaar-
lyke en geheel wanhoopige oinfhndigheden , waar uit hy
. 2ich op geenerlei wyze, dan, als *t ware, door tusfchen-
komst van een byzonder wonderwerk, redden konde, was
hy alleen om het Vaderland , bet minst om zich zelven , be-
kommerd , niet tegenfl:aande hy . bet dreigende gevaar klaar
▼oor oogen zag, bf, om by de Turken gevangen te raa-
ken , of te fneuvelen.
Zo rns de onverfchrokken Held het oogenblik van dit
zo ouvermydelyk gevaar bemerkte , en zich zelfs met zyn
gjinifche Armee verlooren achtte , zette hy zich zeer bo-
daard in zyn tent neder , fchreef een brief, verzegelde den-
zelven, liet een zyner getrouwde Officieren ontbieden, en
vroeg hem, of hy kans zag door de Turkfehe Armee te
komen , en een depêche naar Petersburg te brengen ? .De
Officier, wien alle wegen en flulphoeken in deeze land-
ftreeken bekend waren, verzekerde den Czaar, dat hy.dit
werk volkomen op zich nam , en zyn Majefteit 'er zich
voldrekt op verlaaten konde, dat hy behouden te Peters-
• burg belanden zou. In het vertrouwen op zulk een verze-
kering, gaf hem de Czaar een eigenhandigen brief ,' met
hfit Opfchrifc aan den regeerendeu Senaat te Peterburg,
kust-
BCHTt AHBCDOTIN. 71
kostte hem voor het voorhoofd» en seide hem verder
Biets dan: God geleide u!
^Oe Officier kwam, op den negenden dag zyner reize,
gelukkig te Petersbui^ aan, en overhandigde den brief
io den vollen Senaat. Dan hoe getroffen waren de ver*
gaderde Senatoren, wanneer zy, met gefloocen deuren,
den eigenUiUidigen brief van den Czaar lazen /en van den
volgenden inhoud bevonden. „ Ik geef u hier nevens
„ berigt, dat ik met myn gamfche Armee, buiten myn
„ fchuld of toedoen , alleen door het bekomen van val-
„ fche berigten, door een viermi^l fterkere magt der
^ Tuiken zodanig ben ingeflooten , en van allen toevoer
^ van levensmiddelen afgefneeden, dat ik, zonder ècn
„ byzondere Godlyke hulp, niet dan onze volkomen ne*
^, derlaage, of dat ik by de Tuiken gevangen geraa^e»
„ voorzien kam Indien dit l^^tft^ geval mogt gebeuren»
3, zo moet gy my niet voor den Czaar, uwen Heer, hou-
„ den, en niets volbrengen van eenige bevelen, of
„ fchoon ze ook eigenhandig getekend waren, die u van
„ my mogten toegezonden worden , tot dat ik weder
„ zelfs in perfoon by ii zal zyn. Dan zo ik mogt fneu*'
„ velen , en n bet bericht van myn dood met zekerheid
„ beve.<«tigd wordt , moet gy den waardigften onder u
„ tot myn Opvolger verkiezen.**
«, Het origineel van deezen Brief berust nog in het
Cabinet van peter den Groot en , aan bet Keizerlyk Hof
te Petersburg « onder veele andere eigenhandige fchriften
van den Monarch , waar hem de opzichter van dit ' Kabi«
net, de Prins Michadowitz Tcbtfcherbatofr, aan verfchei«
4ene hooge Staatsperfonen heeft laaten zien.
De Prins Michaela MichaelowUs Tchtfcher^
batoffn Kamerheer en IVapenmeester ^ by
den regeerenden Senaat.
Hj is een groot liefhebber van goede Schilderyen.
n Toen de Czaar, in deti jaare \^\6 en 1717 , voor
de tweede maal, was gaan reizen, vertoonde hy in 't
openbaar zyne liefhebbery en goeden foaak voor Schilde*
ryen. Te Amfterdam bezogt hy de beroemdfte Schilders,
en zag hen, met een byzonder vergenoegen, dikwils
uuren lang, aan het een of ander ftuk werken, fprak
nethen over de voortbrengzels van hunne kunst, en
E 4 . VOM.
1% J. VAN StAriLlN'
vormde zich welven eeirfyirén fmaak in de 1560013 der
Schilderyen. In 't byzonder vond hy zeer veel beliaagen
, in de (tukken van de Vlaamfche en Brabandrcbe fchoole,
en deed een grooten voorraad van de (lukken der voor-
naamde meesters uit deeze fchoole op* Rube^ns, van
DYK, REMIVHANO, JAN 5TRBN , VAN OER WERF, LIN-
. GELBACH, BEROHEM^, MIEhIS, woowbrman, breijgf.l,
osTADE , JAN VAN HUYzüM, euz* hield, hjj voor zyne
lievelingen ; doch voor alles gaf hy de HollandlcheScheeps.
en Zeeftukken . den voorkeur. Inzonderheid had by veel
achting voor de ftukken van adam silo , die eerst zelfs
een Scheeps - Kapitein geweest, (*) en vervolgens zich.
♦ . 2cer
C*) >« Het volgende herfclit , ^wiïgens óeezen Mam Silo , is ons
door een zyner bekendfte en nog leevende • Vrienden medo^
gedeeld. ' '
„ Adam zilo, of silo, is , gêlyk ik zeker weet, nooit eca
9» Scheeps-Kapitein geweest; doch liy had reeds vroeg veel lief-.
9, hebbery voor den Scheepsbouw, waar 'm hy vervolgens zulke
99 vorderingen maakte, dat hem, ten tyde van Czaar peter,
yf het Bouwmeesterfchap op *s Lands-Werf alhier is aangeboden,
9, voor welk ambt hy echter , als een vryman willende bly ve» »
9» bedankt heeft. Ifc heb heth dikmaals hooren verhaalen, dat
n zyneerfteKoftwïnninghetGouddraadtrekkcn was, en dat hemt
9» deeze iyeetenfchap , toen hy omtrent twintig jaaren oud.
g, was, aanleiding gaf tot het uitvinden van het trekken, van
5, looden of tinnen Pypen voor Disieleerflangen , Fonteinen enz.
9, ja dat hy zelfs de Pypen voor de Waterwerken , op Marli
9, en Fontainebleau , getrokken had , welke Pypen nog in ge-
9, bruifc zyn. Ook heeft hy vervolgens de Snyroeden voor de
9» Fluweelweevers uitgevonden, mét welk geheim hy, ruiift
9,. 90 jaaren oud, geftorven is. De vader van den laatst over-
99 leden Heer Toi heeft hem, in myne tegenwoordigheid, duï-
9, zend guldens geboden, om dit geheim voor hem aan iemand
9» te leeren, doch hy was toen reeds te oud om dit. werk
9, weder te ondcrnecmen. In zyn vroege jeugd was hy een
9, goed Muzikant, en matikte zyn ei^en Viool, die naderhand
9, voor een Gremoonfche, op de verkooping van Jan Fisterfz,
9» Zomer ^ verkogt i$. Door zyne zucht voor den Scheepsbouw,.
9f geraakte hy aan 't Schcepstekenen , onder een der. oudfte
91 Baazen op 's Lands werf, dien hy binnen kort niet alleen
9, verre overtrof, maar* zelfs nieuwe en vaste gronden van
t, deeze weetenfchap,. volgens de Maihefis, uitvoud, w'aardoor
f, Jiy'de beste gedaanten voor 't Laaden, Zeilen en Manoeu-
„ vree?-
»»
ECHTE ANFCOOTEN* 7y
fccr gelukkig op het fchilderen van voortreffelyke Zee- en
bchccrpsrtukken toegelegd, en boven alle andere Zee-»
SchiK.
„ vneren .aan de Schepen wïst te geeven; en aan te too^-
„ nen, waar de Masten in de onderfcheiden foorten Van ScliUr
pen geplaatst, en hoe dik en hoog dezelve naar evenredig,
heid zyn moeten. Vervolgens kreeg hy kennis aan de
,, voomaamüe Zecfchilders van zyn ;tyd, ging dagelyks met-
'„ dezelven om, zag .de kunst van hen af, wisfelde zyn voor-
,^ gaande kpstwinning van gouddraad- en tinnen -py pen trek--
„ ken . . fnyroeden maaken.enz. voor t Penceel, en wierd' èéii
„ Schuder. In deezen flaat was hy, toen Czaar peter' ons'
„ laod kwam bezoeken,, en kennis- niet hem maakte. '^ Hy*
,» woonde in dïen tyd op de Baangragt, boven zekeren BoJe^*
„ Gelisfen genaamd, tusfchen het Leidfche plein en de Lcid-
„ fchegfagt, •fn 't midden. Hier heeft de Czaar hem dikwerP
„ bczogt, en ik heb mecrmaalen in den zelfden ftoel ge;ieten,'
„ in welken de Czaar gewoon was te zitten , M'anneer hy de
^ kunst van Scheepsiekcnen van hem leerde ; gelyk naderhand
„ Si ift ook nog vyf jonge Riisfén, voor zyn Majefldts* reke-
„ Ding, heeft onderweezen, van welken hy voor ieder hon^^
„ derd Ducaaten kreeg. Ook heeft hy , voor den Czaar , veele.
„ Scheepsftukken ïn olieverf gefchilderd, die zyn Majefleit io-
„ gpootc achting hield, en ook uitmuntend jvaren Ju de Ge-«
„ daante, Zeilagie enz. der Schepen; maar zyn wate/ en lucb-
„ ten hebben de vercischte kleur en het natuurlyk beloop niet-,
„De luchten zyn meest zwaarmoedig, de wolken dik, het
„ blaauw vuil. 't Water niet natuurlyk volgens de wa^ré gol-
„ ving en dun vlietende (Irooming, over derzelver rollöndfc
„ groepen, die men zo. goed nfet verbeeld vindt als by L bak^
„ hu'n^ en W. van de Felde. Ook heeft hy fraai in het wasch
„ naar 't leven geboetfeerd. » Onder anderen den on^ngs^ oyer-
„ ieeden Heer yactbus van de IValie , die een zyner- g;crnccn-
„ zaame vrienden was. Ecnige jaaren voor zyn dood , bcg if
„ hy zich aan het Glas- en Spiegelflypcn , . eji maakte goede
„ Verrekyters, en Spiegel -Telescoopen , volgend de Gregoi-iaan-
„ fche en Ncwtoniaanfche ftclling. Eindclyk \^ dit.zonderlfng
„ mcnsch ook Autheur op eigen 'naam gewee t, eu J^cqft rvyce
„ Brieven uitgegeevcn . tegen zeker ontwerp van w\ÏGn * blizcir
„ Admiraal Sdiryver , waar in men de gewigtigfte' trekken -vtur
„ 's man; fatiriek vernuft aantreft. Hy is twccmaalen gepor-
„traitecrd, eens door, C. Troost, als Schilder en eens d(K)r
„ G. V. der Msfiy als Schilder en Scheepsbouwer, welke laat-
„ fte io olieverw , naar hem in zyn ouderdom v^in 90 jaaren ,
„ voor myn rekening, gefchilderd ' is , die hem van myn veer
,. den jaaren af gekend, en tot zyn dood mot hem heb omge-
E 5 99 gaan.
74 J' ^^^ STAHUN, ECHTE ANECDOTEÏC*
SchiWcrs, het mast- en touwwerk uitvoerig en jtiit wist
te treffen. Van hier vond p^tr» flfe Groaic ten deezcn
opiichte xyire (lukken voor zeer leerzaam, en had het ^
voorpoTtaal van zyn Slaapvertrek , en het Zomerhof te Pe-
tersburg, roetftukken van deezen meester behangen. Zelfs
oo zyn lusthof te Peterhof » waar de Czaar in het paleis
Tvner gemalinne , Monplaifir^ de eerfte Schiidergalery van
louter iMederlandfche (tukken had aangelegd , zag men de
Zee- en Scheepsthikken van sito de beste plaats beflaan.
Te Amllerdam zat pbtér 06 Groote op de openbaare Ver-
koopplaats van Schilderyen , onder de menigte liefhebbers
en koopers^ naast den Schilder xsel, een Zwitzer, dio
HistoriSn en Stillevens fchilderde , en een zeer ervaren ken-
ner van Schilderyen, in 't Ijyzonder van de Nederlandfche ,
én derzelvcr Meesters , was. Daar kogt de Monarch zelfs
een menigte Schilderyen van zyne geliefkoosde Schilders,
met welke hy gedeeltelyk de zo even gemelde Schilderyen-
ialerv te Peterhof aanleide , en die hy gedeeltelyk in zyne *
Toorkamers Uet ophangen. Om deezen aanzienlyken voor-
«ad van zelfs aangekogte Schilderyen m goeden Hand te
houden en te vermeerderen , nam hy den zo even gemel-
den Schilder xsel in zynen dienst, die den Czaar ook
naar Petersburg volgde, en daar zelfs menig een fchooii
ftak van zogenaamde Stillevens; b- v. een Doodshoofd
«et een uitgebluschie en nog dampende lamp , ftil liggen-
^ Muziek -inftrumenten, enz. vervaardigde;» en vervol-
eens als Schilder van dè Academie der Weetenfchappen ,
fn hoogen ouderdom, in 't jaar 1743» ^^P-
De Schilder xsbl.
gaan. Voor ruim vier jaarcn, leefde zyn laatfts leerling in
** den Scheepsbouw nog, wiens naam was Heter Swaanen^ntg,
** een voornaam Scheepstinimerman, wooncnde achter de. Oos^
** tórkerk, op de Werf het Wapen van Amfterdam. !
^ De Heer wagen aar zegt in de Befchryving van j^mjler^
AaZ ênder de voornaam fle P-rfo^iaadien , „ dat Adam Silo m
't war 1670 ter wereld gekomen, en in den ouderdom vaê
!! meer dan tagtig jaar overleden is."
^iT
F. WALTHBR> VAK DR VRIENDLYKfi EILANDEK. 75
^atuur^ en Aardrijkskundige Befchrijving der Vricndlijke
Eilanden in de^ groot e Zuidzee. Volgens de ni^uwftp
' ontdekkingen* Door pi*, l- walthicr. Vit het Hoog^
dtdtsch. Te Amjierdam bij M. de Bruyn 1787. BehaU
\ ven het Foorberlgt 288 bladz. in gr. octayo.
1D de groote Zuidzee ligt, op de Zuidlyke breedte van
19 en al Gtaaden,op de Westlyke lengie van Ferro
^«i 155 en 157 Graaden,een aantal van grootere en kleU
Dere I^Uanden, die onze HoUandfche zee vaarenden , in de
voorgaande eeuw, reeds min of meer ontdekt hebben:
by welke gelegenheid Abel Jansz. ^ Tasman drfe van de
voornaam Aen deeier Eilanden , in '1 jaar 1643, met de naa-^
mtn Amfterdam^i^^ Rotterdam en Middelburg benoemde;,
•terwyi. het vriendlyke gedrag der be^oonderen hem aan
deeze Eilanden in t algemeen den naam van de Vriend*
Ijke Eilanden deed geeven. Zints'dien tyd maakte men
egier geen verder opzetlyk werk van deeze ontdekking; :
tOR
\ (*) Ten aanzien van dit Eiland Amfterdam meldt men ons *
eene bjrzonderheid» die wy niet wel kunnen nalaatcn hier te
plaatzen. „ Het midden van dit eiland, (zegt de Schry-
vcrO ligt nagenoeg op de zuiderbreedte van ai Gr. 11 Min.
en 157 Cr. wesüijke lengte van het eiland Fcrro; en wijlde
ihd jlmfierdamj waarnaar het eiland genoemd is, een weinig
raeer dam 2a Gr. 11 Min. oostlijk van Ferro ligt, zo blijkt
het, dat het eiland Amfterdam 179 Gr. 41 Min. westlijk yan
de ftad van dien naam gelegen Is ; waaruit volgt , Ct welk tef-
fens bijzonder merkwaardig is,) dat het eiland Amfterdam op
den aardbol geno^zaam recht onder de ftad van dien naam
ligt, en de bewooners van dat eiland de antipoder^ de tegen-
voeters p van die van de meergemelde ftad zijn. Dus ligt het
eiland Amfterdam op een zo grooten afftand- van de ftad van .-
dien naam , als o^ den aardbodem mogelijk is ; naamlijk op
den aflland van bijna, een halven cirkel, of 180 Gr., dat is»
(een Graad op ao uuren gaans gerekend ,) van 3600 uuren,
£n wl}l dus het verrchil in den tijd, tusïchen de beide ge-
noemde plaatfen, nagenoeg twaalf uuren is, zoo volgt, dat,
wanneer het te Amfterdaita middag is, het op het eiland van
dien naam middernacht is; en wanneer het fn de eerstgenoem-
de plaats zes uuren des ochtends -is , het op het gemelde eiland
zes uur des avonds is, en zoo verder, altijd In volkomen te-
«gendelling van elkander, ten aanzien van dag en nacht.''
7^ , F. WALTHBH
tor dat de Franfchcn en Engelfcben , zedert eenigc jaa-
ren 5 'er zig op toeleiden, om de vroegere ontdekkingen
in de groote Zuidzee voort te zetten , en verder uit te
breiden. In de berigten dcezer nuttige Reistogten nu,
óutmoet men, buiten eene menigte van andere der Zee<>
vaart- en Aardrykskunde dienftige opmerkingen, ook een'
naauwkèurig verflag van *t merkwaardiglte , dat deezc
Vriendlykc Eilanden betreft; waar van , de mededeeling
Baaie gevalligheid en leerzaam nut heeft. — De Heet
Wal^her^ïn \ nabuurige Duitschland , dit bezeffende»
en tevens gadeflaande, dat veelen zyner Landgenooten
hiervan verfleeken bleeven , doordien deeze berigten, in
bóitenlandfche taaien opgefteld, in kostbaare reisbefchry
vingen te zoeken, niet dan met veel moeite met elkander
té' vergelyken waren, heeft zynen Landgenooten hierin
wfel te gemoet willeii komen. Hy heeft zig diaartoe den
é^teid getroost^ die 'er aan vast was^ oia uit alle de
bronnen, die hem voor handen waren, dat geeue te ont-
leenen , 't welk hem in ftaat kon ttellen , tot het vervaaf^'
digen van eene beknopte natuur- en aardrykskundige be-'
fchryving deezer Eilanden: welke men, hiermede, ook
den Nederlanderen in onze Moederfpraak aanbiedt, Weet-
fieHgen en oefengraagen vinden hier dëswegens in eei\
ort bedek by een verzameld, 't geen ifi veele fchrifien,.
raakende dttzt Eilanden, vermeld wordt"; en de Heer
WaUher heeft dit alles met zo veel gefchiktheid te za-
men vcrknogt, 'er ook hi^r en daar ^ulke natuur- en
ftaatkundige aanmerkingetr ingev^ogte^^ldat 4nen tVver
rieden hebbe, om den arbeid van dien J|eer,-Qn de ver-
tolking van dit zyn Gefch^ift ,- dankly.k te erkennen. Het
selve behelst, in de: eerlte .plaatle, eene algemeene be*
fchryving der Vrtendlyke Eilanden, zo ten aanzien, van
derzelver'.gefteldhcid én voortbrengzelen , als ten op^igte
van derzelver Inwooneren , met aantekening van ^t merk*
•waardigfte, *t geen meil daaromtrent waargenomen heeft.
En hieraan volgt voorts eene afzonderlyke befchryving
van die Eilanden, van welke men eenigö byzondere be-
rigten verkrecgen heeft, terwyl 'er om en 'aan dezelve
n'^g eene gróote menigte gevonden wordt , van welke men
tot nog geene gezette waarneemingen d^elagrig is gewor-
den. Zie hier,' tot een ftaal der medegedeelde be*.
fchry vingen, het berigt nopens de gefteldheid van het ei-
land Kotter dam ^ door de inboorclingen- Anatmhia gehee-
ten^i
VAN- DB VRIENBLYn BILANDEN. ff
tm, het welk boven veele anderen een fcboon voorko-
mcn beeft.
y^Dit eiland ligt op de zuider breedte van twintig, graa.
deoy «eventien minuten, en de lengte van honderd en
2e$ en vijftig graaden , drie en twintig minuten , ten wes-
ten van het eiland Ferro: Het houdt niet volkomen vijf-:
rien zeemijlen of uuren; gaans in zijn omtrek, maar is
zeer volkrijk. Onder alk de menigvuldige omliggende
eilanden (♦), welke over 't geheel flerk bewoond, en
aan planten en gewasfen uitneemend vruchtbaar zijn ,
fchijnt dit het aanzienlykfte te weezen. Het beftaat uit
eene koraalrotS, die met ecne bedding van zeer vette
aarde, welke allerhande planten in menigte voortbrengt^
bedekt is.
,, Wegens gebrek aan tijd konden de heeren forstbi.
den heuvel, midden op het eiland liggende, niet behoor-
lijk onderzoeken; anders zou het zekerlijk der moeite
waardig geweest zijn , na te fpooren , of hij niet véelligjt
van een anderen oorfprong zij, dan het overige des
lands; en of hi], alhoewel thans met heesters en Uruikep
begroeid, niet veelligt aan de werking van eenen vuur*
fpuwenden berg, zijne geheele verrijzenis te danken heb»
^be; terwijl de rest des eilands uit koraalrotfen beftaatOV
5» 'Dat
(*) Men telt, rondsom het eiland Rotterdam^ niet minder
dan 39 eilandjes. ,
(t) Dit hebben deeze Vriendlyke Eilanden , en zo ook veele
andere in de Zuidzee, met eikanderen gemeen, zo als de Heer
WaithtT in zyne algemeene beichryving opmerkt. „ De g;rond
is veelal eene va>te koraalrots, gevormd door wormen, die
hunne koraalboomen , uit den bodem der zee , tot eene aanmer-
kdijke hoogte opwerken, welke t^n laatfte eilanden worden':
hüedanigcn men nergens overvloediger vindt , dan in den oceaan ,
onder de heetlj luchtftreek. ■ Zij bouwen , tot op een ge-
ringpn afïland van de oppervlakte der zee , een rif als uit klei-
ne roifen beflaande, en fchijnen hierm door een bloot inflinct ge-
leid ie worden : want vermits de wind , in dit deel des oceaans;
meerendeels uit eene en dezelfde flreek waait, zo is liet kreits-
vormig maakfel hunner koraalrotfen het beste, om aan het ga-
weid des w:nds een vasten muur tegen te (lellen : wijl het, oiji
zoo te fprcekcn , een mcir van het overige der zee afzondertt
alwaar geen hevige waterbewecging plaats heeft , en het koraal-
dier dus eene ftillet woonplaats vindt.. De baaren fpoelen van
tijd tot tijd allerhande mosfelen, zeegras, zand, koraalftukkca^
fom.'
^1 Dat de bewoonérs vatt dit eiland , door middel ym
ten grooten vijver » overvloed van verscb water hebben^
is een groot 'voordeel ^ en zij zijn in dit ftuk veel geluk-
kiger dan de bewooners van 't eiland Amfurdam^ ofTon*,
satabuj zo als zij zelven het noemen. Oeeze eilanders
icbijoen het ook zelven te gevoelen, wat voor een fchat-
baare zaak goed drinkwater zij; want zij bragten geheele,
lalabasren vol daarvan, als goede handelingsartikels , aan
het fcbip.
„ De boomgaarden, in menigte hier aangelegd, maa»
ken, dat het geheele eiland volkomen naar een grooten
tuin geh'jkt. De plantaadjen zijn hier niet, gelyk op bet
eiland Tongatabu of Aoift^rdam, aan alle zijden, maar.
alleenlijk naar d^n kant van den openbaaren of heereuweg
met fcbuhingen ingeflaoteu, en hebben bij gevolg bet uit«
zigt ongelijk vrijer en ruimer. Oe binnenue ftreeken des
eilands zijn» door verfcheide groene heuvels, met haagen
omgeeven en ftriliken beplant , op eene aangenaame wijze
verfraaid; doch buiten die beftaat de grond overal uit eene
effen vlakte. Men treft hier wegen aan, die over grasrijke
weilanden loopen, en ten dcele aan weerskanten met hooge
boomen beplant , en i en deele met bloeiende , lommerrijke
en welriekende gewasfen overwelfd zijn. — Boomgaarden ^
en heigronden wisfelen ter rechter- en ter linkerzijde op
eene verruklijke wijze af. Men vindt hier de fchoonfte
liitzigten, en de groot (Ie verfcheidenbêid van aangenaame
en welriekende bloemen.
„ Niet verre van den noordhoék des eilands , flechts wei-
nige ITchreden van den oever der zee, li^t een groot zout
meir, welk omtrent een Engelfche* mijl in de breedte, en
drie mijlen in de lengte heeft, ook rondom met een bekoor-
lijken oever bezoomd is. 't fSeen deezegroote waterkom
nog fchilderagtiger maakt , zijn drie kleine eilandjes , met '
bosfchen begroeid^ in 't midden van ditmeir gelegen. Daar*
enboven is het meir met wilde eendvogels genoegzaam be*
dekt; en aan deszelfs bosch- en lommerrijke oevers houdt
zich eene menigte papegaaien , waterhoenders en kleine vo«
ge^
ibmtijds ligte zwarte veenaarde» gelijk ook de vuiligheid van
visfchen en vogelen, en, de overblijflelen van verrotte plantge*
'wasfen aan." Hierby zullen ook, volpens den Heer Walih-r^
op deeze Eilanden, meermaals nieuwe vcrlch^nzels en omkee-^
ringen veroorzaakt zyn, door brandende bergen,' waarvan de
puimftecfn en kazalti hier en daar Voorkomende» ten getuigea
Tedbekken.
VAN DB VRISNÜLYKB KlLANpBK^» Jp
telen op* Mtfn ziet 'er uicgeftrekte laanen van brqodvrucbt*
boomen op voortreflijke groene weilanden. Planten , roet
uitgebreide ranken , welke op veele piaatfen als het dichtfte
lommer een groen gewelf over de voetpaden gemaakt had-
den, droegen ten deele fchoone welriekende bloemen. Gints
ea weer maakten bekoorlijke heuvels, en beurtling eene
groep huizen of boomen , ook op veele piaatfen een klein
jandraeir, te famen genomen, ongemeen prachtige en be-
vallige uitzigten , die, door den uitwendigen welftand der
uiwooneren, overal zigtbaar, nog meer verheeven en be-
zield werden. Bij.de huizen liepen hoenders en zwijnen
rond. Pompelmoezen waren *er zo menigvuldig , dat men
ze genoegzaam niet inzamelde , niettegenftaande onder tU
ken boom bijkans een aanmerkelijk getal , wegens groote
rijpheid afgevallen , op den grond lag. De hutten waren
doorgaans met yamswortelen als opgepropr. Kortom , wer»
waard men het oog wendde , vond men fpooren van over-
vloed , voor welk bekoorlijk pezigt , kommer en zorg moes-
ten vlieden. Met dit getuigenis der heereu forst br ^
die zich hier flechta *een paar dagen ophielden ^ ftemmen
de berichten van den beer bllis, en den naamloozea.
Brit, wiens dagboek de heer OBORCB.FOfis'PBR heeft over-
gezet, die, vencheiden weeken lang, op dit en de nabij,
geleegen eilanden vertoefde, volkomen overeen.
„ De heer elus zegt nog , dit eilaftd had geene goe-
de haven , doch de grond was , uitgenomen aan hec
flrand, daar hij zandig is, ongemeen vruchtbaar. Hij
voegt 'er bij, dat het eiland maatig verheven , en met
boomen van verfcheidèn foort rijklijk begroeid was; doch
dat 't over 't algemeen maar weinig goed water had,
weshalve dt inwooners al het water, dat zij tot het kon-
ken van nooden hadden, ^uit het binnenfte des eilands
haaien moesten. De waterplaats der Britten lag een klein.
endweegs van het ftrand, en was niets anders dan een
ftUftaande waterpoel , in welken de ipwooner^ zich baac^
den. Het was dik, moerasfig en vol Üiky en daarom
niet fmaaklijk: dan zij befpeurden echter geene andere
nadeelige gevolgen daarvan.
„ Ras vergaten de Britten hier de gevaaren en moeii*
lijkheden hunner zeevaart, en genooten de aangenaam hei-
den deezer gelukkige eilanden onbefchroomd ; welker
plantgewasfen de lucht op een taamlijk verre uitgeftrekt^
beid met den verkwikkenden geur vervulden. De
flantatdjen verfchaften bim bet verruklijkst gezigt^ welk
uit
80 F. WAtT«KR VAN DE VMENDLYKE EILANDEN.
uit bet heerlijkst mengfel van verrcheiden bloesrems mtt
het frisfche groen der bladen, en de inneeménde afwisfe-
Jing van kleine boschrijke heuvels met grasrijke beemden
en vruchtbaare dalen, ontftond. In de geheele natuur kan
men voor het oog ni^s aangenaamcrs , en voor de ziutui-
gen niets vleienders en verkwikkender» , bedenken, '
Theorie der aangenaame Mndoeninffm van den Heer J. l. k. de
POüiLLY. Naar den vyfden druk uit het Fransch vertaald ^
door E. BEKKBR, Wcd. woLFP. In V Gravenhage by J. van
Geef, 1786. Behalvefi het doorwerk «3 hladz* in gr. 8vo.
:Mademaal ons geluk, zo niet geheel, althans grootlyks afhangt
^^ van onze genoeglyke aandoeningen, zo h het wel der
moeite waardig , met alle oplettenheid te overweegen , wat wy
van derzelver aart , werkingen en gevolgen kunnen opfpeuren »
en te gelyk na te gèan , wat wy daaromtrent in agt hebben te
neemen , ter bevorderinge van ons eigen geluk , en dat van on-
zen Evenmensch. Zulks heeft den Heer de Pourlly hewoogen,
cm dit onderwerp opzedyk te behandelen.; en zyne deswegens
voorgedraógcn Theoile is tot hiertoe ten uiterfte nuttig;, daar
5j}'n Ed. dit (luk, op ecne geregelde wyze, met een wel wikkend
oordeel ♦ ten bondigfte duidelyk ontvouwt. Na een beknopt ver-
flag van de zekerheid en het belang van de leer der aandoenin-
gen, brengt hy ons ouder het oog, hoe onze werkzaamhodcn
van lichaam en geest , als ze ons niet vermoeien , en dus ver-,
•zwakken, gerchiktzyn om ons aangenaame indrukken te verlee-
nen; als mede dat de bewecgingen van ons hart, wanneer haat
iKJCh angst ons dryft , ons tot vermaak ftrekken. Hieraan hcgif
hy ecne hefchouwing van de. aandoeningen der fchoonheid des
Licbaams, des Vcrflands en der Ziele; mitsgaders van het aans"c-
mame dat 'er ligt in zulke hoedanigheden, die ons van onze
volkomenheid verzekeren; en wyders Haat hy gade dè modlfica-
tien der hersfenen , die de aangenaamc aandoeningen voorafgaan
of verzeilen. Dit d^jet hem vèjder overweegen den invloed en
de betrekking, die de wetten der aandoeningen op onze aanwee-
Szigheid hebben, en vervolgens onderzoeken; wat de reden zy^
dat, daar de Wetten der aandoeningen voor alle mcnfchen de-
zelfde zyn, 'er zulk eeii groot onderfclieid van verkiezingen
«n fmaaken gevonden wordt? Uit dit alles leidt hy af, boe krag-
tig wy hier door overtuigd worden , dat de wetten der aandoc-
, Hingen het werk zyn van een wys, magtig en wcidaadig Wee-
zen. Dit vertoont zig nog duidelyker, in zyne volgende ovec-
iïenkingen, daar hy ons de geneugten ontvouwt, welke aan de
^>cafagting onzer pligten, jegens God, ons zei ven. 'en den Naas-
ten, vcrknogt zynjtoonende tevens, by manier van zamcntrek-
king
f, DE POUILLY, OVEX M AANCEVAAUX AANDOENINGEN, tt
kiogvan dit alles:, de grootheid van *t geluk, »t welk de Deugd
vergezelt. Zulks geeft hem ten laatften aanleiding , om te doen
den, in welken levensHand men allergelukkigst is , en hoe de
Zedelykë Wysbegeerte den Mensch , door een duidelyk onder-
wys, waarvoor ieder welgefchikt hart vatbaar is, ten wezenly-
ken gelukftande opvoert. Eene aandachtige overdenking ,
\'an 'c geen de Heer de Pouiily in dit alles leert , is uit eigen aart
gefchikt , om den Leezer aan te moedigen tot een naarftig ge-
bruik yan alle zyne vermpgens, waarmede de Schepper hem zo
weldaadig begiftigd heeft , om hem , zelfs hier in den tyd , een
genoeglyk leeven te doen genieten, en bekwaam te maaken,
voor een volkomen gelukkig leeven , in de eindelooze eeuwig-
heid", des wj de oplettende leezing van 'dit ftukje een ieder
aanpryzen. intnsfchen neeme men, als ter voorproeve, :iyne
volgende oplosfing van een verfchynzel , in 't ftuk der aandoenin-
gen, 't welk veclen in den eerden opflag natuurlyk vreemd moet
voorkomen: dat, naamlyk, daar^de Wetten der Aandoeningen
voor al/e menfchen dezelfde zyn, *er ^ter zulk een groot on-
derfcheid van verkiezingen en imaaken gevonden wordt.
„ Men komt, zegt de Heer de PouiUy^ hierdoor dikwils in
verzoeking , om te denken , dat die Wetten voor de Laplan-
ders en Africaanen niet dezelfde zyn kunnen; noch voor hen,
die door een zceëngte of een keten van bergen s:efcheidcn wor-
den. Wat zeg ik? voor Leden van het zelfde Huisgezin; voor
Menfchen, met elkander gebooren en opgevoed, zyn de bron-
nen van vermaak zo ondencheiden , dat juist dat geen , 't welk
die verkiest, geen geringe (IrafTe voor den anderen zoude
uitmaaken.
„ Het groot ondcrfcheid der Organen is wel de voomaame
oorzaak van dit vreemde verfchynzel. Daarom zfet ook een
fyn, keurig ooggeftcl,veeUiever het paarsch dan het hoogroode ;
en NEWTON bewees. dat deeze kleur gehecht is aan de flaauw^
fte lichtftraalen : maar het hoogroode behaagt veel meer aan
een ftcrker, meer ge"ooten, vaster oogftelzel.
• „ Geluiden, die een kiesch volk ruw voorkoomen, zyn zo
niet voor minbelchaafde lieden. Petrarcha (preekt van iemand ,
voor wien 't gcfchrccuw der Kikvórfchen aangenaamer was ,
dan bet gezang der Nachtegaaien. De gehoorvezelen van dee«
zen man zullen waarfchynelyk te vast in een gewerkt zyn ge-
weest, om door zulke krytende geluiden vermoeid te kunnen
wcvden.
,. De Natuur heeft mogelyk nog meer onderfcheid gemaakt
\n de vorming der harsfens, dan in de werktuigen der gewaar*
wording. Welk een verfchil lusfchen de opvliegende vuurig-
heid van een Indiaansch, ^n het yskoudc van een Samojecdsch
hoofd! op zulke Menfchen kunnen dezelfde voorwerpen niet
dezelfde indrukken voortbrengen. Hierom moet de Declama--
IL DBEL, N. ALG. LETT. NO. 2. F tie,
|2 !• DE FOUILLir
tie indien zy de bewooners van het Zuiden zal voldoen, voor
hun vcfel meer vuurs hebben, dan voor ons, Noordfche vol-
ken, vemiids zy evenredig zyn moet aan veel levendiger ge-
waarwordinct*
De engheid ^n uitgebreidheid der kundigheden brengen
torhet erillige der fmaaken, insgelyks, zeer veel toe.
„Sommigen zyn alleen getroffen door het aangenaame, 't
welk wezenlyk in een voorwerp berust; anderen geeven zich
over aan de indrukken , die het afweezig zyn van eenige fchoon-
heden in hun veroorzaakt. . • . .
,» De Egyptenaars zagen in hunne bouwkunde mets met zo
veel verwondering als het groote. De Gotthen eischten ver-
fcheidenheid. Groote Architecten hebben noch het groote noch
het veelvuldige verwaarloosd , maar beiden wecten te verbin-
den met elkander, en met een edele evenredigheid.
„2^ is het ook in deToonkunde; hier vordert men ftoute ge-
leerde compofitien, daar wil men alleen juiste navolgingen der
Natuur. Groote Muziekkunftenaafs hebben ^an beide dceze
eifchen voldaan. Zy weeten de weerbarftige Disfonanten toi;
eene fchoone welluidendheid te dwingen. Hun groot oogmerk
Is. echter, aandoeningen op to wekken; overtuigd, dat zy het
volmaakte der kunst niet bereikt hebben, indien zy het hart
niet overweldigen , terwyl zy de zinnen (Ireelen.
Gelukkig het Volk, daar men Menfchen ziet optreeden ^
bekwaam om alle deeze pnderfcheiden fchoonheden te bevat-
ten en In een waare proportie te verzamelen» Het is waarlyk
of ^n karige hand, geduurende den loop van geheele ecuwen,
flegts nu en dan eens eene genie fchenkt. Hunne werken , die
de vruchten zyn van eenen kiclthen fmaak, geeven op hun
beurt eenen goeden fmaak aan een geheel Volk. Aan die wer-
ken worden alle andere beproefd. Dan gebeurt het, dat een
werk *i welk ons weleer behaagd heeft, ophoudt öns in ver-
wondering te brengen. Want het betere is de groote yyand
van het Sxjde. - Geef laauw water aan twee menfchen,
laat *de eene koud en de andere warm zyn ; dan zal dat zelfde •
water koud zyn voor den eenen, en heet voor den anderen;
en evenwel zyn .de wetten der gewaarwording voor beide de^
zelfde; maar de maat, die ay ftellen, is zo onderfchciden , dat
de uitkomst dus en niet anders zyn moet.
,, De fchoone Kunften waren in Europa in de dertiende
eeuw, geheel vernietigd. Toen befloot de Floryntynfche Raad,
oni, met veeie onkosten, voomaame Griekfche Schilders te.
laaten overkomen. Toen ook waren hunne Werken Meester-
aukken. Cimantoê werd hun Discipel, en verzamelde alle de
eebrekkiee overblyfiwls, die 'er van de Werken van parrha-
siüs en APPELLES te vinden waren. Welhaast oyern-of hy zyne
Meesters; ja overfcbeen bun ten eenemaale- Wy zien ujt de
OVER DB AANGENAAME AANDOENINGEN. 83
Gefdffiftcn van dante, hoe men toen ter tyd waande, datiiy
hetto[^unt der Schilderkunst, bereikt had. Maar giötto toonde
wd rasch > boe veel verder men het in de kunst boven zynen
Meester brengen konde; zyne Werken w^-dcn ook voor vol-
makt gehouden. Michel anqelo en rafaêl hebben ctmantcë
en GIÖTTO oneindig overtroffen. Hebben wy evenwel aan deeze
twee Meesters deeze groote Schilders niet te danken ?
„ Laaten wy de Oiineefche en Indiaanfche Schilders niet ver-
achten: rooogelyk ftonden'wy nu nog verftontd voor tafereelen,
niet zo goed als de hunne» indien een gelukkig faamenloop van
zaaken niet te gelykiydig de Florentynfche Regenten hadde daar-
gefteld, die in fiaat waren tot het vormen van zulk een grootsch.
ontwerp; en Kunllenaars, bekwaam om voordeel te doen met
de hulp , die men hun beloofde.
„ Eene lompe vertooning, van de eene of andere in den By-
bel verhaalde daad, bekoorde onze Voorouders, die toen niets
beter kenden. Eïi fotn zeker flond het den Chineefen vry , hen »
om hunnen, laagen fmaak, uit te lachen; en zy zouden op huu
beurt verdiend hebben uitgejouwt te worden, door de verwon-*
déraars van lopez de vega en smakespear. Maar, terwyl de
Chinees, Spanjaart en de Ëngelschman zich verwondert over
grootTcbe Tooneelgevoelens, wel verbonden bedryven, flerk uit-
gedrukte driften, zo zullen zy, die met de Werken vian sopho-
CLEs, coRN£iLLE cn RACiNE bekent zyn, naauwlyks ooit, dan
met Weerzin, zulke gebtekkige Tooneelflukken zien, waarin
de fchoonfte byzondere gedeeltens , door de grootfte onregeima«
tigheid, bedorven zyn.
,« Het hart is, zonder de verlichting des verflands, ook wel
in flaat, om den fmaak te doen verfchilJen. De Nyd, die treu-
rige Minnares der dooden, haat de levendigen, en vernedert de'
Kunftenaars voor het oog van beiden. Of is men al de mede-
fireever zyner Land- eu Tydgenooten niet ; dan vindt men bc-
baagen in hun op het toppunt der volmaaktheid te plaatzen, ter-
wyl men zich vleit eehige dier lauwrieren, die men uitdeelt,
voor zich zelf te behouden.
M De eerzucht beflist ook dikwils over het lot der Kun-
fi(!Daars. De Romeinen achtten geene Kunden , dan die hen
loerden hun Vaderland te overweldigen , of nabuurige Pro^
vinden te vermeesteren ; zy vonden iets beuzelagtigs , iets
faags in de Standbeelden en Schilderyen , waar voor een Griek
in verrukking weg viel! Zo groot is de magt der driften, die
onze ziel vervullen ; zy verleelyken alles, wat niet met haar
voorwerp inftemt.
„ Het gebeurt ook wel , dat Godsdidnftige begf nzcis invloed
hebben op den fmaak. Pe volmaaktüe Standbeelden zyn voor
de Wiiarc Mufelmanneh niets dan afgryslyke Afgoden.**
84 !• CAMPB
Volledig Leerflelfel van Opvoeding, ontworpen door eenige be-
roemde Geleerden in Duitschland 9 en uitgegeeven door J. H.
campe', tweeden Deels eerfte Stuk Te Amjletdam" h'j de Erven
P, Merjer en G. Wamars, en de Wed. J. Dóll, 1786. In
octavo 288 bladZ'
Leeshek voor Kiriderev. Met Plaaten. Eerjlen Deels tweede Stuk.
'Je Amjlerdam, a^s boven. In octavo.
T^an het oogmerk en de inrigting deezes Leerjlelfels ^ mitsga-
ders van het daar by afgegeeven Leesboek y hebben wy al
voor eenigen tyd gewag gemaakt (*); en de bovengenoemde
Stukjes bevestigen, door de manier van uitvoering, het gunftige
berigt, dat wy nopens dit ontwerp diestyds medegedeeld heb-
ben. Het thans gemeen gemaakte Stukje van het Leerjielfel be-
helst eene Verhandeling van den Heer Campe ^ over de eerjie vor»
ming der zielen van jonge Kinderen , in het eerfte en tweede jaar
der Kindsheid. — — — Na eene voorafgaande gepaste aanfpraak
aan regtgeaarte Moeders , over het gewigt van dit onderwerp ,
den weg langs welken hy haar leiden wil , en de bezadigde op-
lettendheid , welke hy , met betrekking tot zyne onderrichtingen ,
van haar afvordert , fchikt hy zyne eerfte afdceling ter ontvou-
winge der algemeene grondbeginfelen van de opvoeding der Zfe-
Ie. In deezè draagt hy eerst voor, eenige bcfpicgelingen we-
gens de natuur van der jonge menfchen Ziel ; en^ vervolgens
hegt hy hier aan eene overweeging van dat geene, waartoe de
menschlyke Ziel hier op Aarde gcfchikt is ; en van de menigvul-
dige hinderpaalen , welken haar daar by in den weg liggen. Met
de ontvouwingo hier van een vasten grondflag 'gelegd liebbende,
gaat hy in de tweede afdeeling over, tot de oplosfing van de
voorige algemeene grondbeginfelen in byzondere lesfen ; welken
hy tot drie hoofdfoorten brengt, i. Lesfen betrekkclyk tot de
vorming van jonge Kinderzielen , door Hchaamlyke indrukjelen.
2. Door zedelyke invloeden: en 3 die in agt te neenien z>'n •
ter bevorderinge van haare eigene werkzaamheid , en door zoda-
nige oefeningen van haare zinlyke werktuigen en van haare ont-
luikende zielsvermoogens , welken aan het bedoelde oogmerk be-
antwoorden. ^ Op hot ontvouwen deezer welberedeneerde
Liesfcn. in welken de voomaamfle omftandigheden, die fn de
twee eerfte jaaren der Kindsheid opmerking vorderen , gade ge-
flaagen zyn , brengt de Heer Campe zyne Verhandeling met de
volgende aanfpraak aan de Moeders , ten einde.
„ En nu geloof ik aan het doel genaderd te zyn , *t welk ffc
my had voorgefteld. üwe zaak is het nu, gy Moeders» om van
eiken goeden raad, welken gy h;er geleezen hebt, met alle mo-
C)Z:e boven, Berfie üeel^ b;adz. ut.
LSERSTELSBL TAN OPVOBDIMG, 8^
gelyke zorgvuldigheid gebruik te maaken. Want aan u , en niet
san uwe egtgenooteh, beeft de Voorzienigheid dit eerfte werk
der opvoediiig byzonder en eigenlyk opgedraagen. Uwc mannen.
nioeteD hierby^ Hechts uwe raadgeevers, uwe helpers zyn, en
dan eetst in uwe plaats treede;n » wanneer het kind voor de twee*
deopYoeding en voor het vaderlyk onderwys, is ryp geworden.
Ik oordeel dus, dat ik dit opflel niet beter kan fluiten 9 dan ^an*
oeer ik u met de woorden van denzelfden man , dien ik in dee.
Zt Verhandeling zo dikwerf en zo gaarne voor my liet fpreeken ,
nog eenige gronden onder 't oog breng , welken deezen uwen
gewigtigften en heiligllen pligt nog klaarblykclyker voor u maaken
„ „ De eerfte opvoeding, zegt roüsseau, doet het meeste ,
en deeze eeHte opvoeding komt ontegeirzeggelyk de Moeders
toe. Want behaLven , dat deeze meer dan de mannen in ftaac
zyn om 'er op te letten, en 'er ook meer invloed op hebben,
nukt haar het gevolg daar\'an ook dies te meer ; dewyl byna de
nieesre weduwen zich aan tle willekeur van haare kinderen zfen
oveiyelaaten , en dewyl dan deeze kinderen haar de uitwerking,
van de wyze hoe zy opgevoed zyn , in bet goede en in het kwaa-
de, seer flerk laaten ondervinden.
„ „ Wil men ieder e^n tot zyne eerfte pligten doen weder-
kceren » men moet met de Moeders eén begin maaken ; en men
zal met verbaasdheid de verandering zien, welke men daardoor
in de oienfchelyke maatfchappy zal voortbrengen. Alles welt
Vaa tyd tot tyd op uit deeze eerfte bron das verderfs ; alle ze-
delyke orde wordt daardoor het onderst boven gekeerd ; de na-
tuurlyke inborst wordt in aller harten geftnoord ; de innerlyke
gelteldheid van het huls verliest haare levendigheid ; het-ziclroe-
xcnde tootjeel van een aangroeijend huisgezin kan de mannen
niet meer bekooren , en aan vreemden geene achting meer inboe-
zemen; men eert de Moeders minder, welker kinderen men
niet ziet; de huisgezinnen hebben geen vast verblyf meer: de
gewoonte bevestigt niet meer de banden van bloedverwantfchap ;
daar zyn gecne Vaders, noch Moeders, noch Kinderen, noch
Broeders en Zusters meer; allen kennen elkander na^wlyks,
boe zouden ze dkanderen dan kunnen beminnen ? Wannneer het ^
buis (lechts eene treurige eenzaame plaats is, moet men zyn ver-
maak buiten het zelve zoeken.
„ „ Maar, wanneer de Moeders flechts willen goedvinden,
om zelve haare kinderen wederom te zoogen. (indien geene
zwakheid j haar de ijeoefenïng van den moederlyken pligt onmo-
gelyk maaktO dezelven zelf op te pasfön, zich het me»st met
nen bezig te houden, dan zullen de zeden van zei ven verbete-
ren; de natuurlyke" gewaarwordingen van zelve in alle harten
wederom ontwaaken; de ftaat wederom bevolkt worden. Dit
eerfte fiuk, dit ftuk alleen zal alles wederom vercenfecn. De
Fa be-
86 J. CAMPE» LSERSTELSEL VAN OrVOEDmO'i
bekoorclykhcid van het huifelykë leeven Is bet beste t^ngift
tegen de flechte zeden. Het geraas van de kinderen, het
welk men voor 4asdg houdt, wofdt aangenaaiti; dit maakt bet
voor Vader en Moeder noodzaakelyker, om eikanderen te be-
minnen, dit ftrengelt den huwelyksband (lerker in eeit. Is bet
' huisgezin levendig en vlug, dan zyn de huifelyke zorgen de
aangenaamfie bezigheid voor de vrouw, en de bevailigfie tyd-
korting voor den man. Op die wyze zou , uit de verbe.
tering van dit enkel misbruik, welhaast eene algemeene verbe-
tering ontdaan, de natuur zou alle haare rechten wederom ont*
vangen. Mm kuae dó Vrouwen fleehts eerst wederom Moedefs
'worden y de Mannen zullen nveUuuist wederom Vaders en Ëgtge-
^ nooten 25:vn." ^
„ En laat ons, eer wy dit zullen beleefd hebben, geen é-
gcn»eene en klaarblykelyke uirvi'erkingen verwachten van het ver-
beterde' Lcerftelfel der Opvoeding .'* . .
Wat wyders het, volgens het Plan, hier nevens afgegeevcn
Leeshoek yoor Kinderen betreft, het zelve behelst eene groote
verfcheidenheid van gefchiedenlsfön , fabelen, opwekkende be-
denkingen en leerzaame onderrigtingen , welker leezing den Kift.
deren op eene gevallige wyze nuttig kan zyn , en hunne leer-
Kugt verder opwakkeren.
Plfgtige Redevoering op den honderd en vijfiigfien Verjaardag
der Utrechtfche Academie 9 gedaan den 31 Mey 1786. Door
SEBALD RAir. Te Utrecht by A. van Paddenburg 1786. In
gr, octavo 40 bludz*
Naauwkeurige Bejchryving en Verhaal der Plegtigheden enz. hy
bovengemelde honderd* vyftigfte Verjaring. Door c. de vries.
Doopsgezind Leeraar. Als hoven. Behalven de by gevoegde
Naamlysten en Feestzangen , 96 bladz. in gr* octavo»
► "Ry ^® Plegtige Redenvoering van den Hoogleeraar Rau, (van
*^ welke wy onlangs gewag gemaakt hébben,) (*) in het Ne-
derduitsch overgebragt, heeft men ook door den druk gemeen
gemaakt een naauwkeurig verflag van al het plegtige, ftaatlyke
en vrolyke, dat tot luister der beuchlyke honderd- vyftigfte Ver-
jaaring der Utrechtfche Academie geftrekt heeft. De Eerwaarde
de Vries heeft dit te beter met de vereischte juistheid kunnen
uitvoeren ; nadien men hem , gelyk hy dankbaar erkent , de be-
hulpzaame hand gcbooden heeft, in *t verleenen van de noodi^e
be-
(*; zie boven , Eerfte Dsel , U. 49».
r
HONDBBBrVTFTiesn: ,VElJ*AiING ,DM VTK. ACADttttKi f «
tejpen, nopen? het geen 'er, buiten het openbaait. waar van
by oor. en ooggetuigen was, binnenskamers, ia deVereadaT
pfaaOKB der feestvierende Heeren , plaats gehad hebbe. en vm»'
«evallen zy;Men vindt hier, uit dien hoofde, een aan^jrefSw"
keld verhaal van al bet merkwaardige op dien pS^£'
met eene nevoisgaaode verklaaring van het bedoelde zfnnebe^*
tfge.en »tgeen verder nog eenige opheldering moet vordeten^
Voor aan dit Verhaal is gevoegd een beknopt veiflag van de on.
ngting en vroegeren flaat, als roede .van den tegenwoordipm
toeftand, dier Academie En op het einde vaii dit Gefchrift
heeft men nog laaten volgen, eene lyst der Profesforen, mits-
gaders wie hunner m den tyd Itectoren geweest s»yn, ^ve^
Bonaen int hetByroegad, op de voorgemelde Utynfché Red^
voenng van den Hoogleeraar Rau (f); waaAy noe komT^
AlphabetiTche Naamlyst der Heeren Studenten , (fie^ iTde^
Academie, by de viering van dit Feest, bevonden, KiSt^
a'ng der Faculteit waarin zy ftudeerden. Teft laatfte vindra w
'er nóg gepatst een vyftal van Feestzangen, liit welks Z^
jry niet wel kunnen nalaaten over te neemen, rfte vier volgende
Coi^lett|?n, die ons den aanvang en het ki ,ftwd houdeS^
Academie, op eene zeer gepaste wyze, uitdrukken.
Tam Deugd het wanbegrip vetdreeven
Uit Bato's tuin gexuivert zag^ ., .
Kreeg 't Zaad der vysheid kragt M( fenm ,
Ontkemd, daar 't ztnder veedzit lag: ;
*t On^fing, bevoeitigt, gneri tn ««Sm V
Dt noette By hegea te Ue»m
Fan *t vtedxaam stet der uretekfeh^ .< ~
*t Mitnmde fpeer van Kuntt en taaien
Werd glad gevloerd in Ten^ettaaleni ■
De GODSDIENST sot Op dt eere-trap. .
iitn xag de wrakke putnen flechten )
Der neergejlerte onwetenheid ; ^ '- • ' . - -
En aan H gebeuw der Romfehe ijbchTbm . - _
£en mtetterlyke hand gehid^ > , , , '''■
^^ ■ ' ' '■ Ci^
Wö; «elyk mede, in het NedeMuitscb venwld, 'igter de Btf.cl.rvvhï
h^iS"'^"""'™'*' «*«>«»« v«n de opregdn^ 'djJ^Aad^e,- ,p, op
F4 "
m HONDERT-VrPTIGStE VERJAARINÓ DÈil ÜTR. ACADEKl».
Gbneeskunst vestte zich een zetel $
TcnJ^ytf van die 9 door waan vermetel 9
Zich roemde de eer der Kunst te zyn.
De WYSBEGEEHTE onitoi^ het duister
Ontdeed zich van den Schoolfchen Kluister^
' Ge/meed voor het bekrompen brein.
V Bataaf sch Gewest zag School en Tempel
Der Wysheid en der Deugd gejlicht :
Daar*t.wanbegripftmd op den drempel
Der doedfche cel, beroofd van licht.
By*t uchtend rood dier gulden dagen ;
Die 't merk van V Hemels gunjlen draaien 9
Rees Utrechts Hoge School om hoog ;
En zii^s den loop van zo veel jaaren
'Mlonkfjeboon door nevlen van gevaarcrt^ .
. .'. .. Haar Zonlicht in Europa's oog.
Dat nu de dankbre toonen vloeien t
Daar *t oefenjchool in glorie - Hand f
Zints HOWüERD-VTfFTiG JAAR bleef groeien,
f Tot eieraad van het Vaderlandl
Zóms 'dieden wel de ramporkhdnen
Het ZenliéM der geleerdheid taaimif
Enjlormdeft «p Met Stichts jltheen:
Geen nood! -^^ de God der wysheid waakte
En dreef f wanneer het onweer kraakte 9
De donderwolken voor zig heen.
Gejchenk voor de Jmgdl Vierde Deels Tweede Stulpen, te Amjler*
damby J. Allart 178$* In octavo il^bladz.
Naar de inrigtirfg van dit aangenaam leenryk Gefchrift voor de
Jeugd, is dit Stakjo weder gcfchöct voor het Mengelwerk ^
en *t behelst ingevolge hiervan eene reeks van verhaalen , ftbels
en dichtftukjes, die hunne gevalligheid voor de Jeugd hebben^
en meerendeels, of . regelrecht of van ter zyde, dienen, om
de Jeugd vto het kviraade af te, fchrikkea en ten goede op te
wekken. Tu>fchen deeze foort 'van gefchriften vindt men ook
anderen geplaatst, die wat gezetter opmerking vorderen; als
daar is eene voor de Kinderen verdaanbaare uitbreiding van het
On*
GJBSCHËNK VOOR DS JEUGD. . 8p,
OnK Vader ; eeoe verklaaring van eenige Vaderlandfche Ipreefc.
woorden; en eene opheldering van de Nederduitfche benaamia-
gea van de Maanden van het jaar, met eene aanduiding, dat
meo in Nederduitfche Schriften die benaamingen , in ftede van
de zo gebruikclyke Latynfche naamen der Maanden, meer in
2wang behoorde te brengen. Met het e^ne en 't andere is de
arbeid der Eerwaarde Heeren Opilelleren van dit Werkje zeer
gefehikt, om den lees- eir leerlust der Jeugd geftadig aan te
kweeken , en op den duur op te wakkeren. Zie hier uit
bet zelve een waarlchuwend verhaal , tegen de gevaarlyke
Speelzugt, t welk veelen van ryper jaaren ook wel onder 't oog
gebragt mag worden.
„ 2dcer Offlc/er in Franfchen dienst, die, door 2ïjne ver-
dienden, tot den rang van Kolonel opgeklommen was, zag,
met fmerte , dat de Officiers van zijn Regiment zich aan (pel
en ledigheid overgaven. Hij vroeg hen eens ten eeten, en
vertelde hun deze historij.
„ Ik was nog zeer jong,' toen mijne Ouders mij een plaats
van Lieutenant koffen. De lust, dien ik getoond had voor de
letteroefeningen , deed hen hopen , dat ik mij met denzelfden
ijver, in het geene mij tot mijnen post noodig was, zou laten
onderrechten, en dus mijn fortuin maken. Ik gedroeg mij ook,
geduurende eenige maanden, zeer wel. Maar welhaast haalde
het droevig voorbeeld van mijne medgezelien, en hunne verlei-
ding mij over, om in hunne fpeelpartijen deel te nemen, en
de drift tot (pelen werd mij zo geheel en al meester , dat alles ,
wat mij van het fpel te rogge hield, mij öhdraaglijk werd.
Maauwlijks kon ik mij eenige uuren aan het (pel onttrekken om
te flapen. In het midden van den diepden flaap , zag ik in den
droom hoopen van goud en zilver; alle de kaarten lagen voor
mijne oogen, en het geraas der dobbel Reenen vervulde onop-
houdelijk mijne ooren. Het eten werd mijn draf en ik ver(tond
met haast mijne (pijze, om zoo veel te eer weder aan de fpeel-
tafel te weezen. Ook was het geluk mij zeer gundig, zoo
dat ik groote fommen bij een vergaderde.
„ Ik werd ongevoelig voor de aantrcklijkhéid van alle andere
^oon^'erpen onvatbaar; onvatbaar voor de aandoening van
vriendfchap. Ik was nerg.n<; wel te vrede, dan alleen in 't
gezelfchap der genen, die voorhadden om mij re bcrooven. De
gedachte aan mijne Ouders was mij onaangenaam , en zoo ik
ooit nog eens aan God dacht helaas ! ik durf het naauw*
lijks zeggen , — — het was alleen om hem te la'^tcren.
., Deze waren de waardige bezigheden van mijn leven, drie
jaren lang. ik kan *er thans niet meer aan denken, zonder
mij, over zulk een fchandelijk gedrag, voor God en menfchen
te vcrfoeijen. Maar hoe durf ik u vertellen eene buitenfpoo-
ijgbeid 9 (fifi nog veel verfchriklijker is , en die nimmer is uit te
wis-
^* CfiSCflËNlC VOOA -DE JECGD»
ti^isfchcn. zelfs nïet, na dat ik, zederc ao jaren lang, cefHjfc
en onbefproken in de wereld geleefd hebbe. Oordeelt, mijne
Heeren , wat belang ik 'er in moet ftellen , om u mijn voorbeeld
van nut te doen wezen, uit de fmerte, die ik mijzelven, door
deze vernederende belijdenis , veroorzaak. \
„ Ik werd eens afgezonden om rekruten te werven, meene
(iad, op de grenzen. Ik had dit werk aan mijnen Sex^eant óver--
gelaten, om op mijn gemak mijne heerichende drift tot het fpel
t^ kunnen voldoen. Twee dagen naderhand bragt hij mij 20
ultgezogte kerels, om aan dezelve hun handgelt te betalen. On^
gelukkig had ik even te voren verloren, niet alleen alles wat
ik bezat, maar zelfs het geld, dat mij mijne compagnie, tot de
werving had toevertrouwd. Gij kunt denken, hoe groot mijne
benaauwdheld wezen moest* Ik zond terftond een bode, tot
^en van mijne medgezellen, die in het guamizoen gebleven was.
Bc beleed hem mijne misdaad, en ik bad hem, dat hij mij 50
louizen leenen wilde.
„ Hoe" antwoordde hij mij, „ zou ik eene Ibmme gelds
„ leenen aan een Ipeler? neen, mijn Heer! indien ik
Il de keuze heb, wat ik verliezen wil, of mijn geld, of de
„ de vriendfchap van een man, die zich zelven onteert, dan
,j behoud ik mijn geld.»»
„ Op het lezen van dien verfchriklijken brief, viel ik in eene
flaauwte, eï\ ik kan mij nog herinneren alle de verfchriklijke
denkbeelden, die mij allen als in één oogenblik kwamen be-
ftormen: van den eenen kant de droefheid en de verontwaardig
ging van mijn vader; de oneer die ik mijne familie aandeed; de
fchande van aan het hoofd van mijn Regiment weggejaagd te
worden : ■ en van de andere zijde, het fchitterend uitzicht
op de posten van eer en aanzien , tot welke ik mij door een
beter gedrag zou hebben kunnen verheffen. Ik kreeg eindelijk
het gebruik mijner vermogens weder, maar alleen om te den-
ken , hoe ik mii door een nieuw fchelmftuk zou bevrijden van de
ichande, waann een vorig mij gedompeld had. Ifc was reeds
gereed om dit afgrijslijk voornemen uit te voeren , toen ik den--
zcifden ofBcier aan mijn deur zag verfchijnen, wiens antwoord
mij zo zeer bcnaauwd had.
„ In de eerde bewegingen van mijne woede, viel ik op hem
aan. om hem bet leven te benemen. Hij ont^vapende mij zon-
der moeite , en omhelsde mij, ,♦ Ik heb u een weinig hard op
uwen brief geantwoord,*' zeide hij, „ om u voor een oogen.
, blik de verfchriklijke omftandigheden te laten gevoelen , waar-
' in liwe dwaasheid u geworpen heeft. Ik zie dat gij daardoor
*', getroffen zijt. Mijn geld, mijn bloed, alles wat ik bezitte,
* is tot uwen dienst. Zie daar**, en hy wierp zijn beurs op ta-
fel „ neem *cr uit wat gij van nooden hebt , voor uwe rekru.
ten. De reit kunt gij gebruiken om teipclen, wanneer gij
" 99 fpe-
GEffSmVK VOOR DE JEUGD. ^t
y, loeien wfSt.^ Hooit, nödt, zeide ik, hem tederlijk aan mijh
ban dnikkende. -^
„ Ik heb getroirwreh'jk mijn woord gehouden. Ik onthield
mif van dien dag af, van alle kostbare uitfpanningen , om het
feld, dat mij mijn edelmoedige vriend geleend had , wederom
uit teiparen. Ik befteedde alle ledige oogenbükken , tot nuttige
oefening. Mijne naarftigheid, in het waarnemen van mijne
plichten, trok d^ opmerking van mijne meerderen tot zich, en
deze gelukkige verandering is de oorzaak, dat ik de eere heb*
be, thans een OpperofScier te wezen." '
Sioat' en Regeeringskundige Boom t fchetzende de èlgmeene Staats
en Regeeringsvorm der Fereenigde Nederlanden; met eene ne-
yensgaande Verklaaring yan denzelven. Te Amfterdam^by J. Kok
Pietersz. ijió* Ieder op één blad in plano.
Om den minkundigen Landzaat, met weinig omflagt een gel
regeld denkbeeld van de algemeene Staats- en Regeerings-
vorm der Vereenigde Nederlanden in te boezemen, is men b&-
dagt geweest, op de Afbeelding van een Boom, welke ,!in des*
zelfs wonelen, itam en takken, ons de voomaamde deelen van
die Regeeringsvorm , met aanwyzing van derzelver onderling ver-
band, voor oogen ftelt. Deeze Afbeelding doet men vergezeld
gaan van eene verklaaring, welke , by de opheldering der Plaat,
een beknopt berigt geeft» van de werking ^n het bedoelde dci;
aangenrcezene Leden van ons Staatslichaam , ter bevorderinge
van deszelfs algemeene welzyn. — -^^ De vinding is niet on-
aartig, en de uitvoering verdient goedkeuring ; te meer , daar
dezelve weezenlyk kan (trekken , om veelen , op eene gereeda
manier» een klaarder denkbeeld van onze Staat- en Regeerings-
vorm te vcrleenèn, dan de Natie over 't geheel gewoonlyk.wel
bezit.
Fryheid Blyheid : Vaderlandsch Dichtftuk , door elizabeth bek^
KER , Wed. woLFF. In V Hage^ by J. van Cieef, .1786. 46
bl. in gr. tvo.
De Dichteres van dit Stuk wordt^ door haare Zanggodin, uit
haare lustelooze droefgeestigheid, óver 't verlies des waardi-
gen Vaderlandfchcn Dióhter , bellamy , opgewekt en aangefpoord ,
om deel te neemcn in de tegenwoordige omftandighcdcn des Va-
derlands, (te weeien, in de maand September 1785.) 't geen
ten gevolge beeft» dat zy een mannelyktn Vryheidszang aanheft,
die
^ B. WOLI^F, VRYHfitD BLYHEID*
die haare bekene]^ DichtpeOf en baar Vatterlaildsdi hart^ eerüan*
doet , daar zy zelfs omtrent de Zeeuwen betuigt :
H^at aar feit gy^ trekt aan f ó eertyds dappre Zeeuwen.
Vleit elk zich dan met hoofjche gunn?
JVat laat ge u langer d$or de loosheid overhaalenf
Hoort gy de ftem der vryheid niet^
Komt ook niet eene Zeeuw ter haar er huif gevloogenf
Hoe dus van 's Vaders deugd ontaart?...^
O Holland! waar ik ook op uwen grond geboorenf
Maar *k voel dat ik dat waardig ben :
De roem myris Vaderlands gaat allen roem te boven — -
Niets eedier dan de vrye mensch.
Gedichtjes voor myn Dochtertje , door D. kuypers. Eerjie Proeve
' Te Leyden by W. H. Gryp, 1786./» Svo. 16 bladz. *
Wiet geheel van efgenaartigheid »ontbIoote Versjes ; maar die
echter voor kinderen, in *t algemeen, wat te Iioog zyn.
In het Stukje de fPandelingf heeft ons byzonder de naam van
lieve Heertje , Iioe zeer door jabt lüyken gewettigd , geftoo-
ten; immers, hoe zou het den Heer kuypers zelf Teffen, als
men eens fprak van het Schcppertje van Hemel en van Aarde,
en hoe weinig zou dit verfchillen met te fchryven :
Dan zing ik lieve Heertje l
Hoe groot zyn uwe Werken.
Diminuttva zyn , zo wy nier geheel ,mis hebben, by alle
groote voorwerpen in ernftige; zaaken , altoos te onpas ; en hoe
zeer dan (fchoon zelfs in den mond van een kind ,^ omtrent
het Grootfte Voorwerp. ^ «"lucut
N I E Ü jr Ê
Algemeene
VADER LANDSCHE
LE TTER-^OEFFENINGEN.
Bijbel der Natuur ^ uU het Hoogduitsch overgezet ^ en met
aanvullende Toegiften en Aanmerkingen voorzien , door
L. MEIJER, Lid yan de Hollandfche Maatfchappy der
Wectenfchappen te Haarlem^ en Predikant in Ty^yzel
en Kooten. Derde Deels Eerfte Stuk. Te Amfterdam bij
M. de Bruyn , 1786. In gr. oSavo^ 66^ bladz.
Het Boek Levittcus^ ene reeks van Wetten behelzende,
die in verfcheiden opzichten merkwaerdig zyn, geeft
den Opftelleren van dit Gefchrift pvervloedige ftofFe aen
de hand> die de leerzame opheldering der Natuiirkennisfe
vorderen. Verfcheiden byzonderheden , betrekkelyk tot
den Ofièrdienst, tot de Spyswetten der Israëliten, tot de
optelling en benaming der reine en onreine dieren , kopen
hier in overweging ; de wetten nopens de Kraerovrouwen ,
de Melaetfchen en verder op de reinheid van Israël flacn-
de, worden vervolgens nagefpeurd. Voorts wordt ons
opgehelderd het verbod, wegens den dienst der bokken
of der duivelen , het bloed eeten , mitsgaders hét vermen-
gen van verfchillend vee , zaad en kleedftoffen^ als ook de^
wet van onderlinge oefening der recht vaerdigheid. \\ yders
veriLlaert men ons dé wet nopens de gebreken derPrieste-
len , en wegens de verwerpelyke oflferdieren ; waer by
verder overwoogen wordt bet offeren der Eerftelingen,
bet Loofbuttenfeest en het ^abbathjaar. Ten laetllen vor«
deren hier nog opmerking eenige Jopdfche Koopwetten en
eenige Straffen der ongehoorzaamheid. Rybeloefenaers
vinden in dit alles een ruimen voorraed voor hunnen
Wectlust , waerdoor ze hunne kundigheden mogen ver«
meerderen, of ter nadere overdenkinge aengejpoord kunnen
worden. In *t bepalen onzer keuze , om ene by-
zonderheid , uit de veelvuldige alhier behandelde ' onder-
werpen over te nemen., is onze aendacht byzonder geval-
len op de overeenbrenging der Wet, Lev.WU 16, 17.
Mie vet zal dei hberen zijn : Qeen vet nochte geen
IL DiJ&L. N. ALG. LETT. NO. 3. Q bloet
94- ^* MEIJER
bloot en fuh ghy eten : wet DeuL XXXH. 14; daer , tot
een b'ewys van GoBs weldadigheid aen Israël geroemd
word , dat hy hun boter va/t koeyen , en melck van kleyn
vee^ met het yette der lammeren y en der rammen en der
boeken gegeven heeft.
„ De Jooden , zegt de Hoogleeraar Scheuchzer , hebben
hier onurcnt veelerJei . bedenkingen voor den dag gebragt,
onder welken die zich nog best laat hqoren , dat God bun
alleenlijk zou verboden hebben het vet , welk in den
onderbuik gevonden word en om de nieren is; dewijl dit
tot de oiferandeu bepaald was. Maar zulk vet zou bun
niet , om te gebruiken , verboden zijn , het geene onder
en tusfchen net vleesch zit , en , zonder dat. men het
vleesch in Hukken Ihijdt, niet zichtbaar is. Het is ook
niet weinig vet , het geene op de huid zit ^ of onder en
tusfchen de fpieren gevonden word , en met het vleesch
zoo doorgroeid is , dat zelf de bekwaamfle Ontleedkundige
moeite hebbe , oui het van het vleesch en de fpieren af
te fcheiden. Het is overzulks ook kwaalijk te begrijpen,
hoe de Jooden van al het vet , wen zij vleesch gebruik»
ten y of in hunne fpijzen , zich zouden * hebben kunneu
onthouden. Maar men heeft nog eenen i^aderen we^ ,
oöi deeze zwaarigheid te ontknoopen. Want God heeft
duidelijk aangeweezen, welk een vet Hij tot zijne offeranden
eischt : om dus voor te komen , dat men dit verbod niet
als algemeen , en op allerlei vet betreklijk aanmerke. Wij
vinden die nadere bepaaling Lev. IV. 8, 9: het is name-
lijk : het yct , dat de ingewanden bedekt , ende al het
yet , dat aan het ingewand is ; daartoe de twee nieren ,
ende het yet dat daaraan is , dat aan de weekdarmen
is ^ ende het net over de lever met de nieren : dat zal
hij Tde Priester) afnemen. V^eellicht zouden hier de
Joodlche flachters ook eenig licht kunnen geven, hoedanig
en welk het vet is , het geene bun , Haar hunne wet ,
. geoorloofd i« te gebruiken.'*
Hier benevens tekent de Eerwaerde Donat aen , boe bet
xncerendeel dei By beluitleggeren daar henen wil , dat men
dit verbod niet algemeen of onbepaeld te verftaen h'ebbe:
en de Heer Michaelis heeft, zyns oordeels, hier over het
naeuwkeurigst .gehandeld , in zyn Mofaisch Regt IV D.
. §; ao6., en in zyne Anmerkungen zur Deutfchen Uber*
zetzung des A. T. III Theil^ /. 114: wiens verklaring hy
aldus opgeeft,
»» Door
BIJBEt DER NATÜÜRE* 9< .
„ Door het vet moet men niet verdaan het geene tus-
fchen het vleesch hier en daar is doorgegroeid of het
geene bij een welgevoederd dier op het vJeesch zich aan.
zet; want deeze wet zoude bifna onmogelijk geweest zijn
om te onderhouden. Maar alleenlijk die vette 'ftukiken '
die Mofös zdve, bij gelegenheid van zijne ofFerwetten, en
zijne aanwijzing van het geene op den ahaar verbrand
tnoest worden , als zoodanig heeft opgenoemd. Naameliik
I.) ha vet^ v^aarin het ingewand befloten is ^ (het net of
omemum.y a.) M het vet^ het mik aan het ingemnct
zit, (Jict plukvet of mefenterium.y 3.) Het nier bed.
4.) De vette Jlaan van zekere foort van fchaapcn , die
doorgaans van 15 fot 50 pond weegt. Dit vet tóoest/
alleenlijk op den altaar komen. En dit ging zo verre
dat de Israëliërs van rund- fchaap-'of geiten vet zelf
wanneer deeze dieren niet ten offer gcbragt wierden zoo
weinig als van het bloed gebruiken mogten : om* hier
door zich te herinneren , dat dit vet tot den altaar behoorde
en diende , om hunne zonden te verzoenen.
„ Nergens, dus vaart de lir. Mich. voort, heeft Mofes
gezegd, wat men met deeze (lukken vets doen moest
indien men in zijn eigen buis vee flachtte , en dezelve
dus niet als een offer op den altaar kon verbranden-
het is daarom waarfchijnlijk , dat dit door een oud gel
bruik bekend geweest zal zijn , en bijgevolg dat dit gebod "
om deeze vetftukken niet tot fpijze te pebruiken , geenzins
eene geheel nieuwe inftelling was. Alleenlijk in dat eene
geval, wanneer een dier niet door het flachtmes ftierf
en bijgevolg onrein was, gaf hij den Israëlieten uitdruk-
Kjk vrijheid , om deszelfs vet , tot allerlei gebruiken , die
Zij maar wilden , uitgezonderd tot fpijze , te bezigen.
Lcv. VII. 24. Of dit nu ook ten aanziene der veite
ftukken van zoodaanige runderen , fchaapen en bokken ,
die men *s binxiens huis flachtte , en niet op iitxi altaar
bngt, vrij geftaan hebbe, kan ik niet zeggen.
„ Vreemd kan het , zegt de Hr. Midi wijders lemnnd
voorkomen , dat deeze vette ftukken , die in de fpijze
wezenlijk 'van zoo veel gebruiks zijn , in *t bifzonder
dat het nierenvet , het welk de mcesten onder ons voor
eene lekkernii houden , en door Mofes zclven dus word
aangezien , Deut. XXXlf. 14. voirtrekt liiet tot fpjze
mogten gebruikt worden. Maar zou dit ni^t a in-
leiding kunnen geeven, om te denken, dat dit verbid,
nopens het vet, zich niec^ verder dan tot de geofterj
G 2 wor-
J
^6 I** MEIJER
wordende dieren hebbe iiitgeftrekt ? Want hier word
niec van de brandofferen , maar van de vreugde- ofte
zoogenaamde dankofferen gehandeld ; en van deezen wierd
flechts bec vet op den altaar verbrand , een klein be-
paald gedeelte was het verval voor den Priester ^ en al
het overige wierd tot offermaaltijden gebruikt y en van
den offeraar met deszelfs gasten genuttigd. In zulke
gastmaalen beftond gedeeltelijk het feestvieren der Hebreen*
Ook leezen wij Lev. VIL 25. -^/ wie ha vet van een yee
ecten zal , 'van het welke men den Ueere een vuurofer
zal geofferd hebben , die zal uitgeroeid worden uit zijn
volk. Nu was 'er wel voorheen gezegd : Geen vet van os,
of 'fihaap , of geit zult gij eeten , vs. aj. Dan wanneer
'daarop vs. 24 volgt : Maar het vet van, een dood aas ,
ende het vet van het verfcheurde mag tot allerlei werk
gebezigd worden ; dog gij zult dat volflrekt niet eeten.
Zou men daar uit niet mogen befluiten , dat zij , buiten
dat geval , het eeten mogten , en dat , volgens den
inhoud van het asfte vers» alleen het vet der offerdieren
verboden was?
,; De Heer Michaelis meent» dat de Israëliërs in hunne
keuken geen nierenvet tot kooken en bakken gebruiken
mogten ; maar dat ze zoo veel te meer tot het gebruik
van de olie , en overzuiks ook tot het aankweeken van
olijfboomen , waren genoodzaakt geweest. £n dit gebruik
der boomolie kan voornaamlijk in de woeftijne plaats gehad
hebben. Hij is ook van mening , . dat de Israëliërs in 'de
woeftijne volllrekt geen rund- fchaapen- of geitenvee
durfden flachten, 't en ware het ten offer gebragt wierde :
en dus zouden alle hunne maaltijden , op welkei. zij
vleesch van deeze drie foorten van dieren gegeeten hadden ^
offermaaltijden geweest zijn. En hier van zou het oogmerk
geweest zijn , om den heimelijken afgodsdienst te beletten ,
^n hun de gelegenheid af te fuijden , om runderen^
Ichaapen of geiten aan eenigen afgod te offeren. Hij
poogt dit ook uit de leefwijze der zuidelijke natiën te
bewijzen , bij welke het vleescheeten geen dagelijkfche
gewoonte, gelijk onder ons, is: dies zouden de Israëliërs
in de woellijne zeer zelden flechts vleesch gegeeten
hebben ; naardemaal anders hunne kudden wel haast
zouden zijn verteerd geworden. Hij meent overzuiks »
dat die wet , toen ze in Paleftina woonden , ondragelijk
geweest , en hierom vervolgens ook afgefchaft zou ge-
iivorden zijn.
',» Maar
BlJBÏl, DER NATUUR* f>7
,, BfattT het komt mij voor , dat zij wél meermaalen
I ^eesch £ulkn gegeeten hebben, dan bij hunne orfermaal-
djdea, dewijl ze wel eens zoo zeer met beete lust na
vleesch bevangen waren, lic moet ook betuigen van alle
deeze opgenoemde. bijzonderheden niets te vinden in de
Schriftuur. En alles word hier , mijns oordeels , meer
vedftaanbaar en duidelijk ^ wanneer men dit verbod alleenlijk
bepaalt tot het vet der offerdieren. Dan behoeft men ook
aiet verlegen te zijn met al het vet van zoo veel duizend
dieren ^ die 'er in Ranaan overal tot een huislijk gebruik
geflac^t wierden. Men leest ooit nergens , dat het tot
des Heeren altaar gebragt wierd ^ zelf die vetftukken niet ;
en zou dit ook wel , bij zoo grooten affland van veele
hiwooneren des lands van de plaats des altaars , hebben
kunnen gefchieden? Men kan ook niet zeggen, waar ze ,
of dat ze het elders zouden gelaten hebben. Het fchijnt
mij dus en met de Godlijke beloften Deuf, XXXII. 14. ,en
met Neh. VIII. 10. meest overeen te komen, wanneer men
fielt, dat ze, onder zekere omftandigheden en bepaalingen»
ook van het vet mogten nuttigen. "-
„ Ook dit gevoelen is van de geleerde Schrijvers der Ai*
gcmccne Hlfiorh omhelsd, die zich 111 D. bl. 309. in de
AanmeAing daarover duidelijk uitlaaien. Bij dit alles ,
zeggen zij , ftaan, wij nog zetr in. twijifel , of het verbod %
nopens het vet, zich wel verder dan tot de ófTerdieren ,.
uitgeftrekt hebbe. Die een yólftrekt en altoasduureiid
verbod aangaande het eeten van het vet bepleiten , bren-
gen deeze reden voor hun gevoelen : dat God daardoor
ce offeranden aanzienlijker zou hebben willen maaken , — *
dat Hij zich daardoor als den Opperheer van alle dingen
had willen openbaaren , dat Hij zijn volk , zeer
graag na het vet eeteii, daardoor had willen noodzaaken,
om hunne begeerte te beteugelen, en dat Hij ze
daardoor van de Heidenen had willen onderfcheiden. r-
Zommige g^evea ook natuurlijke uorzaaken aan, dat^ het
vet ongezond en zwaar te verteeren i's ; dat echter bij een
airbeidzaam leven, en voor gezonde lieden , gelijk de er-
varenheid leeraairt , weinig tse beduiden heeft. De Heer
Ikticliailis .heeft in zijn Mo/aïsch Recht\y 1. c. ook nog
andere oorzaaken aangehaald.
„ Op dergelijke gronden [vervolgt de Eerwaerde
Afeijer 'm ene bierbij gevoegde aentekening,] "en wegens
het verband van bet verbod nopens het eeten van het vet,
met dat , waarin hun het bloedeeten ontzegd is ; en vooral
G 3 om
9S L. MSyER» BTJBBL DBR N4TUUR.
om dat dit verbod vs. 17* als altoosduurend , zoo lang
naamelijk huu burgerflaat in wezen was, voor hunne ge*
{lachten ofte nakonieiingen , in alle hunne wooningen ,
nader befchreven word , vind ik in de Bijbclverklaaritig
der /A?tfr^/? KLINKENBERG CU NAIiUIS , bl. 2?, 28. dit
verbod nopens het vet eeten als algemeen voorgefteld.
Even gelijk h om zoodanige reden , het reukwerk en de
heilige zalfolie niet mogt nagemaakt, en tot algemeen ge*
bniik genomen worden. En waarfchijnlijk zou het vet,
dewijl hJt gezegd word rf^i ^<?67-tf// /^;j///i, verbrand zijn;
gelijk men met de overblijflclen van de dankoiferen en bet
paaichlam ook doen moest."
Tcmpelgczicht vati den Propheet Zacharia , in cenigt
Schrlftmaatige Verhandelingen opgehelderd^ door j. w»
VAN SLYPE, Bedienaar des H. Euangeliums te Zvfollc.
T'wcedc Deel. Te Utrecht , by A. van Paddenburg ,
1786. Behalven de Voorreden en den Inhoud 354 blaaz.
in gr. oSlavo.
Naer het inzien van den Ecrwaerden van Slype vertoont •
ons het Tempelgezicht . voorgefteld Zacharia III,
gelyk we , by 't gewag maten van' 't eerfte Deel dezes
Werks, gemeld hebben, (*) *MeeIs Judas hooge fchaduw
„ Priester , bezig in de ootmoedige verrichtinge van het
„ tempelwerk der voorbeeldige verzoeninge , vs. ï— ?•
„ En deels tekent het ons af Jofuaas doorluchtig tegen-
„ beeld , den eeuwigen Hoogepriester , die eens zyne
„ eigen ziel zou ftellen tot een fchuldofFer^ ter wegnemin-
„ ge van alle de ongerechtigheden zyner üitverkooreiien ,
,, vs. 8 — 10." Op de afhandeling van het eerfte lid, in
't voorige Deel, volgt nu, in het tegenwoordige, de ont- '
vouwing van het tweede ; waerin hy op het door hem
gelegde Plan voortgaet, en zyne denkbeelden, wegens den
inhoud van' dit laetfte voorftel , met ene geleidlyke voor-
liragt der zake den Lezer oordeelkundig onder 't oog
brengt. Zyn Eerwaerde befchouwt hier Jofua, ''als on-
„ derwezen in den weg der verzoening; als heen gewezen
„ naer den eeuigen grondflag zyner zaligheid ; en als
„ on.
C*) Zïc N. Alg. Vad. Letteroef. l. D. bl. 351.
J. W. VAN SLYPE 9 OVIR ZACHARIA Ilt. 99
1, onderwezen in de heilryke vruchten van 's Mesfias Borg.
„ lyden." Hiertoe fchikt hy drie Verhandelingen.
„ De cerfte vertoont het waardig voorwerp van Jofuaas
yj geloofs - uitzicht en verwachtinge, vs. S.
„ De tweede ontdekt d«n lydenden Imroanuel , waarop
„ Jüfua, als op den eenigen grond zyner zaligheid, word
35 gewezen, vs. 9.
,, En de derde fpreidt de heerlyke vruchten van 's Mes*
„ fias geestelyk Koningryk ten toon , waarop alle volken
„ der aarde zouden genodigd worden , om in dit Godsryk
„ aan ie zitten , en verzadigd te worden met het goede
„ van Gods huis , onder het bly genot der vreugde van
y, Uet geestelyk Loofhuftenfeest. vs. 10." . Ter na-
dere ophelderinge en bevestiginge van dit laetftc , hecht
de Eerwaerde van Slyfc hier aen nog ene vierde Ver-
bandeiing.
„ Dtzt tekent de ryksheerlykheid van den Mesfiaa,
„ door de vervulling deezer beilryke Godfpraak , verhoogd
59 ten top van luister en heerrchappy over de bewooners
,, der waereld, na dat de volheid der heidenen , by den.
„ afloop der Euangelie - ftrydeeuwen zal zyn ingegaan,
,; en geheel Israël van ongerechtigheid zal verlost "zyn ,
„ met by voeging van de gronden van zekerheid, genoomen
„ uit Pfalm 138. VS. 8. Gy zult niet laaun vaaren de
j, wrken uwer handenJ*'* Ter dier gelegenheid ver-
klaert hy den algemenen inhoud van dat Zangftuk , en wel
byzonder denaert der voorftelliirge vs. 8 : met aenwyzing
der gronden van de zekerheid der verwachtinge, dat God
het werk der Euangelie predikinge ter gewenschter uit-
komfte zal voortzetten. En dit doet hem , ter meerder •
verfterkinge dier verwachtinge , het oog flaen op de reeds
behaelde zegenpr^el der Euangelie- noodiginge in de afge-
loopene eeuwen , met een vast vertrouwen op de verdere
vervulling der Godlyke beloften in latere dagen. — •
Dus ftrekt deze Verhandeling, om , naer 's Mans bedoelde,
„ na eerie verklaring van het heilig geloofsvertrouwen der
5, onder den wynftok en vygenboom zittende kerk , te
„ toonen , in hoe verre reeds in de afgerolde eeuw-
3, kringen de evangelienoodiging haar doel bereikt hebbe ,
„ ter bevestiging , dat God zyn werk gedenkt , hoe alle
„ vyands magt niets vermogt heeft , en alle vuile beden-
„ kingen van het vleeschlyk vernuft, zoekende de evan-
„ gelienoodi^ing, tot zulke veruitziende eindens, vrucht-
,, loos te ftellen , verydeld zyn , ter befchaaminge van
. G4 „alle
TOÓ J. W. VAN SL YFB 9 OVBA ZACHARIA IIL
^, alle de vyanden der kerke; als mede hoe de kerk haar
„ wyd en zyds uitbreid, verwachtende, op gronden van
„ by bel -ontdekking en goddelyke beloften, dat, hoe
„ zeer de kerk nog in diepe wegen van verdrukking
„ komen moet , God haar uit alles wys en heilig redden
9, zal ; moetende haare verdrukking ftrckken , om haarei^
„ Naasten op de noodiging tot onder den wynjiok en den
99 vygenboom te doen ingaan, tot dat die hperlyke kerk-
,, (laat zal aanbreeken » die alle de Feestvierers , ter vet-
,, vulling van deze geloofs verwachting, zal doen betuigen ;
„ Hy ]ieeft niet laaien varen het werk zyner handen%
^ Neen 1 i)^ Heere is by ons HeerlykJ^
Laetdelyk befluit zyn Eerwaerde dit tweede Deel,!
even als het eerfte, met een beftiecend onderricht uit de
verhande^ldci waerheden afgeleid ; (trekkende om den Lezer
te doen opmerken , hoe hy van dit alles het rechte gebruik
hebbe te maken , ter bevestiginge van het geloof , ter
verfterkinge der hoope , en ter bevorderinge van eei^
Godzaligen wandel , in ene geloovige gehoorzaembeid aea
Jezus Christus.
Aanleiding ter bevordering der Huisfelyke Gelukzaligheid ^^
door HENDRIK MATTHIAS AUGUSTUS CRAMER ^ Predt*
kant te Quedlingburg. Uit het Iloogduitsch vertaald.
Te Amfterdamj by G. W. van Egmond , 1786. Bc^
halven de Foor reden, 344 blddz. in' gr. oStavo.
Het groote gewigt en *t uitgebreide belang der Huis-
lyke Gelukzaligheid heeft den Eerwaerden Cramcr
genoopt, zyne gedachten byzonder op dit onderwerp te
vestigen; en zyne aenmerkingen deswegens, onder enige
hoofden, in ene geregelde orde te brengen. Hy vangt
zyne leerzame Icsfen nopens dit onderwerp aen , met ene
algemene befpiegeling over het huislyke leven , en de
ontvouwing van enige hinderpalen van de huislyke geluk-
zaligheid. Daeiop laet hy volgen ene voordragt der we-
derkerige plichten van Echtgenooten , van Ouders en
Kinderen , van Heren en Vrouwen benevens derzelver*
Dienstboden. Verder komen in overweging de huislyke
eendracht of vrede ; de voortreflykheid der vroomheid
in 't huislyke leven; de huislyke 'aendacht of Godsdienst;
en de groote nadeelen» welke de verachting en onver-'
fchil-
H. CRAMKR, HüiSLYKB GSLU£2ALIGII£U>* lOI
fchiUigheid jegens den Godsdienst in 't buislyke leven
veroorzaken. Wyders handelt. zyn Eerwaerde nog over
edyfce byzonderbeden » welker in agtneming grootlyks
kan ftrel^en , ter bevorderinge der hutslyke gelukzsilig^
heid ; te weten : de Naeritigheid in den arbeid en
Werkzaembeid ; de buislyke Geregeldheid ; de Verkwisting
en Uitgaven; de Spaerzaemheid ; dcMatigbeid; mitsgaders
de Vergenoegdheid en ïevredenbeid, — — De Eerwaerde
Cramer beredeneert . deze* onderwerpen zeer onderfchei-
denlyk en overtuigend, met inmenging van verfcheide
cbaracters en Tpraekverbeeldingen , die de behandeling
dezer ftukken meermaels verlevendigen : welke ook in
verfcbeiden gevallen te treffender is, daer hy zyne onder*
^rpen, niet.flecbcs i^urgerlyk, maer te gelyk Godsdien*
(lig , en met een Christclyk oog befchonwt. Velen , die
reeds ene gevestigde huishouding hebben ^ en maer ai te
dikwerf over 't gemis van 't zo boog geroemde huisiyke
geluk klagen , zullen bier veelligt opmerkingen in onhnoe*
teq ^ die op hunne byzondere omftandigheden toepasfelyk
zyn, en waervan ze een nuttig gebruik kunnen maken ,. zo
ze waeriyk van harte gezind zyn , om dien weg in te
flaen, welke tot hun geluk aenleidelyk is. bovenal zal de
huwbare jeugd, door ene bedaerde overweging der alhier
verleende lesfen , een goeden grondflag leggen , tot het
welinrichten van een huisgezin, dat gefchikt is om waeriyk
in de Huisiyke Gelukzaligheid te deelen. Het gemis van
kiuidigfaeden en overdenkingen van dien aert,by'taengaen '
van *t Huwelyk , is ongetwyfeld gene geringe oorzaek
van 't gemis van dat geluk, 't welk anders denHuwelyken
Staet natuurlyk vergezellen moet ; en men heeft waeriyk
reden, om, met onzen Schryver , over een vry algemeen
gebrek in de Opvoeding ten dezen opzichte te klagen ,
waerover hy zich in* zyn Voorbericht in dezer voege
uitlaet.
„ Dat *er zeer veel minder huisfelyk . geluk onder dtf
Cbiistenen plaats heeft , dan 'er naar de hoedanigheid en
verlichting van de tegenwoordige tyden nog meer,
dan 'er by de. waarneeming van de heiligde geboden des
Christendoms' kon plaats hebben, daarvan ligt de oorzaak ,
gelyk het my toefchynt , wel mede daarin , dat men by de
^ocdingj voornaamelyk in toeneemende jaaren, tot dus
verre hoofdzaakelyk Hechts daarop heeft gezien , om den
jcmgen mensch voor te bereiden tot zyne aanftaande
openlyke betrekkingen tot de burgeriyke maatfchappy;
O 5 maar
102 B. CRAMER 9 HÜISL7RE XSStDKZALIGHËIO;
maar dat men niet met even 20 veel ernst heeft zorg ge*
draagen , om «yne opvoeding ook ter voorbereiding tot
een gelukkig huisfelyk Je ven te maaken ; het welk even*
wel, naar myn oordeel, even zo noodzaakelyk was. Hoe
menigeen heeft reeds veele jaaren in den huiéfelyken ftaat
geleefd,* zonder zyne betrekkingen en pligten verder te
Sennen, dan zo verre zyne tegenwoordige omftandigheden,
en gedeeJtelyk ook «er onaangenaame ondervindingen
hem de oogcn hebben geopend? Duizenden mistasten
hier dan in de keuze van de- middelen , om hunne wel*
vaare te bevorderen, wandelen langen tyd , zelfs wel ge-
duurende hun geheel leven , in de duisternis , en ondbr-
vinden alle de lastigheden van het huisfelyk leven , zonder
de geneugten van het zelve ooit te fraaaken. — ft
Jaat Jict over aan het overleg van kundige Ouders , en
Opvoeders , of het niet wel raadzaam zyn zou , om dó
epvoeding van beide fekjfen meer opzettelyker en zorgvul-
diger tot eene voorbereiding tot het toekomende huisfelyk
leven te maaken, en hoe men de zaak eigeniyk zou moeten
aanleggen/'
Lykreden op het affterven van frederik den TI, Koning
van Pruisfen enz* enz. overheden op Sans-Souci den
17 Augustus 1786. Uitgefproken in aer Gereformeerden
Kerk te Emmerik^ den a^ September 1786. Door johan«'
i^ES STYL , Leeraar der. Doopsgezinden te Emmerik.
. . Te Amflerdam , by P. C<?nradi , en te Harüngen , by
V. van dér Plaats, 1786. In gr. octavo^ ^^bladz.
By de ftaetlyke nagedachtenis aen den overleden Koning
van Pruisfen, heeft de Eerwaerde Styl, (volgens den
last van den Souverain den Leeraren in 't Pruinfche Ge*
bied opgelegd,) ene Lykreden over dien Vorst uitgefpro-
ken, welke ten bepaelden Tekst had Gods tael tpt David
1 Chron. XVII, 8: ick hebbe u eenen name gemaeckt^
gelijck de name is der Grooten^ die op der aer de zijn.
Zyn Eerwaerde merkt omtrent deze woorden, euderzelver
toepasfing, niet ongefchikt het volgende aen.
„ Geen drom van loftuitingen, geen ydele woordenzwier
was te dier tyd in ftaat om iemand boven dien Godsheid
te verheffen. Deeze . Goddelyke uitfpraak was het kragtigst
bewys voor 's Konings uitmuntende grootheid. ludiea
wy
wy egtcr van de tyden der Israëliten tot op den tegen-
woordigen of jongst voorleedenen tydkring afdaalen , zou-
den wy dan met, zonder den roem van Koning David in
«enige opzigten te krenken, deeze Godfpraak ter gedagte-'
m van den on verwelk baaren roem onzes Overleedenen
Konings kunnen uitgalmen ? Ja zouden wy, daar wy, in
den leevenskring van Frederik den II, geenen grooteren
Vorst of Koning gekend hebben , niet met dankbaarheid
deeze uitfpraak des Almagtigen over Koning David , op
onzen Overleedenen Monarch, mogen toepasfen?"
De gegrondheid dier toepasfinge toont hy vêrvoteens ,
door een treffend Tafereel van dezen Vorst té malen in
zyne onderfcheiden ftanden en betrekkingen : in alle wc'lken
hy waerlyk Groot genoemd roogt worden ; gelyk onze
Redenaer m dn zyn voordel beknoptlyk , met eene
manlyke tael , zynen Tochoorderen nadrukkelyk herin-
Dcrr ; welk voorftel hy, zeer gepast, in dezer voege be.
fluit.
„ Eindclyk : onze Monarch was , van den bloei zyner
jeugd, tot den ftaat zyner grysheid , en het einde zyner
regcennge zig.zejfin beleid, doorzigt en fchranderheid , *
altoos gelyk , en hield met eerder op de Groote Frederik
te zyn , dan toen zyne onfterflyke ziel van het ftoflvk h^-
liaam fcheidde. Deszelfs Naam bleef egteri - ^
Als de Naam der Grooten die op aarde zyn."
Vooits doet zyn Eerwaerde deze zyne Lykreden afloo-
pen , met ene opwekkende vermaning,. die zeer fuisr ge-
voed IS, naer de lyds omftandigheden , vermengende in
dezelve ene welvofegende aenbeveHng van den tegenwoor-
digeu Vorst , daer hy hem otofchf yft , al^ "den deugd-
xaamen, den Godsdienffigen, den welmeenenden en braa-
ven Frederik WUbelm: onder wiens. regeering , (yervoïst
hy) wy geene ongegronde hoop hebben , eenèn langduuti.
gen vrede en gelukkige tyden te zuilen beleeven , wyl de
loflyke geaartheid van zynen -vreedzaamen en toensch-
lievenden Vader , en 's Moeders Godvrugtige , opregte
en weldaadige inborst, in deezen Vorst, fchynen door te
uraaieii.
JOHAN
n34 'J* !"• rRAWK
joHAN PETRR FRANK » M. D. , Gchcimraad w Ljfarts det
. Bhfchopi van Spiers ^ Lid van de utcadcmi^der IVetcn*
fchappm te Mcntz. Samen/lel ecncr Geneeskundige
^iaaisregeling. Uit het Iloogduitsch vertaald^ en mei
\ /fanmerkingcn vermeerderd ^ dóór H. A. Bake, Stads
• M. D. te PFoerden. I Deels ^ i fiuk. Te Leiden , by
>. de Dqps, 1786. Behalven het Voorwerk ^ 314 bladz.
in gr. octavo.
•W7at tnen ook tot hier toe over de Geneeskundige Statut^*
iV regeling gefchreeven mag hebben, zo is het nogthaus
aeker dat de geleerde frank het eerst dit onderwerp
opzettelyk behandeld, en in eene fyftematifche orde heeft
iroorgedraagen. De algeroeene graagte waarmede dit Werk
io Duiischiand en «Iders is aangenoomen (doordien reeds
een tweede druk daarvan is uitgekoomen) — de goedkeu*
ring welke hetzelve by alle deskundigen heeft weggedraa-
gen , ontheffen ons reeds van de moeite , yi eene nadere
'aanpryzing uit te weiden; terneer nog, daar men, in de
Geneeskundige Bibliotheek (eene onlangs in ons Land uit*
gekooroen zeer oordeelkundig Tydfchrift) eene zeer zna«
kelyke Reccnfie van dit cerfte Deel gegeven , en waaiff»
men de verdienden des Schryvers op haaren waaren prys
gefteld heeft.
Wy vergenoegen ons , dierbalven , om onzen Leezer eejae
fcortè fcbets van dit eerfte Deel , mede te deel'en. — . — ^
Naer eene zeer gepaste Inleiding, die alle kenmerken vari
echte Geleerdheid draagt , befchouwt de oordeelkundige
Schryver den veelvermogenden invloed di€ de drift ter
Voortteeling op onze gezondheid heeft; het nadeel, het
welk de Maatfchappy in het algemeen, en elk vantleszelfe
leden in het byzonder, bet xy hy in den Geestlyken, ra
den Wacreldlyken ftand , of in de betrekking eens Krygs-
mans geplaatst is, door de onthouding van het werk der
voortteeling lydt. Deeze gevolgen die zig zekerlyk over
de gelieele famenleeving verfpreiden en welkers nadeel
tot de volgende geflagten doordringt , worden door den
Schryver met de natuurlykfte en treffendfte kleurea regt
I meesterlyk afgefchetst.
I Niet flechts de geheele verwaarloozing van deeze in-
gefchaapen drift, maar ook deszelfs verkeerde beftuuring
in deHuwclykeu tusfchen te jonge ^ te oude of ongezonde
' per-
CSREKSKUNOIOB STAATSREGELING. I05
petfoonen, beeft voor den ilaat, in elk dier gefaawden,
eene allemoodzaaklykfte uitwerking. Zal dierhalven de
Voomeeling der Samenleeving ten meescen nutte ver(lrek«
l^n : zuilen de daaruit voortvloeijende onheilen afgeweerd
worden 9 het is de plicht der Overheden de gewichtige
saak te behartigen , en door wyze wetten en vooTfchrifcen
deeze zo natuurlyke en tot welzyu der maatfchappye lage*
fcbaapen driften te bevorderen en te regelen : men weere
al wat de vruchtbaarheid hinderlyk zyn kan in beide de
Kunnen , en draage voorde Zwangere, fiaarende en Kraam-
vrouwen» en voor derzelver dierbaare panden ^ eene Va.
derlyke zorge.
Zie daar de Inhoud van het eerde Deel , waarvan wy
het eeille Stukje voor ons hebben. Om meer dan eene
reden wenfchen wy, dat dit Werk, niet Oegts door Ge-
neeskundigen 9 maar ook door Regenten en al wat eenigea
Invloed op het Ikftier der Maatfchappye heeft ^ moge ge.
leezen, eo de daarin medegedeelde Voorfchriften mogen
behartigd worden. Pe geleerde Bake aan wiens yver voor
de bevordering van waare kennisfe, wy deeze Vertaaling te
danken hebben , en die zyne verdienden Eere aandoet ,
boopen wy , dat deezen op zich genoomeu Taak zal vol-
voeten.
Inleiding tot de Kennis der Natuurlyke Wysbegeerte , of
Eenvoudige Onderrigting yan de Grondregels der ProefL
mdenindeljke Natuurkunde^ in gemeenzame Gefprekken
voorgedragen ; door j. esdré A. L. M. Pk Dr. en
Lid van het Utrechtfche Provinciale Genoodfchap van
Konftcn en fVetenfchappen. Vjfde Deel. Met nodige
Afbeeldingen. Te Leiden^ by F. de Does Pz. 178Ó. In
gr. octavo 397 bladz.
Met dit Deel maakt de Heer Esdré een aanvang van het
ontvouwen van de Leer der Vloeiftoffen ^ en bepaalt
zig in het zelve, na, in eene voorafgaande Inleiding, een
verflag van den algemenen inhoud en de hoofdonderwerpen
dier Lecre gegeeven te hebben , tot het nagaan van dat
gedeelte, het welk men de Waterweegkunde noemt; "welke
5, ons de Vloeiftoffen in derzelver weep'ng of persfine: leert
„ kennen ; dat is , in zo verre eene Vloeiftof eerie doflyke
„ zelfllaudigheid is , welke zwaarte heeft , en uit dien
9, hoofde
'ld6 J. ^SDRÊ
„ hoofde cene persfende» kracht uitoeffend, het zy ondeN
99 liog op elkander , het zy op Mchameii waar op zy
„ ftaat, leund of wederhouden word.'* In de bchande-
h'ng van dit onderwerp ftelt hy zig de volgende orde
voor,
„ In de eer/tc plaats zullen wy onderzoeken , wat men
te verdaan hebbe, door een Vloeibaar lichaam , of eene
Vloeifioffe; waarin het onderfcheid van dit foort van li-
chaam, met de eigeulyk genoemde vaste lichamen^ gelegen
is ; dat is , wat eigenlyk de hoedanigheid van Vloei- of
Vüctbaarheid (^Fluidiias) zy. Na een juist denkbeeld
van een Vloeiftof , zo veel my doenlyk is , gegeven te hebben ,
zal ik dan overgaan ,
In de tmede plaats , om een Vloeibaar lichaam in deszelfs
werkzamen ftaat ter overweeging te neemen; dat is, voor
zo verre het zelve eerie zwaarte hebbende, daar door een
Eersfend Vermogen, of eene Persling veroorzaakt. Deze
ersfing zal ik u leeren kennen , niet alleen zo als de*
zelve onderling door de deeltjes van een zelvde , maar
ook van ongelykfoortige Vloeiftoffen , uitgeoeffend word.
Voorts dan
- 3. De Persfing onderzoeken » \yelke een Vloeiftof doet
tegens lichamen, die dezelve wederhouden of influiten : ik
meen de Persfing op de Bodem en tegens de Wanden der
Vaten , Kommen of Gooten.
4. Het persfend Vermogen van eene Vloeiftof op li-
chamen , Avelke daar in gedompeld worden. Het on-
deföoek hier van zal ons dan gelegenheid verfchafFcn,
om
5. Eindelyk een zeer gemakkelyke wyze te ontdek-
ken , om , volgens VVacerweegkonftige Regelen , de
foort onderfcheidende zwaarte der lichamen te konnen
bepalen;—
De Heer Esdré behandelt deeze ftukken ten uiterfte
naauwkeurig, met ceue diiidelyke ontvouwing van de by-
zondere gevallen, die daaromtrent in aanmerking komen,
welke hy door nevensgaande proefneemingcn en onderrig-
tingen bevestigt en opheldert ; toonende te gelyk hoe de
alhier verklaarde kundigheden, in veelerleie opzichten,
ook in het dagclykfche gebruik te ftade komen. Een of
ander voorbeeld van die natuur zouden wy hier gaarne
overneemen , dan het fchikt zig niet wel, aangezien wy»
ten rechten vcrfian'.ie , daartoe ecnige byzondere Figuuren-
zouden behoeven. Om egtcr , naar gewoonte , nog i^^;*^
uit
^ROBPONDBRVINDBLYKE NATUURRONDB* 20^
uit dit ftuk mede te deelen , zullen wy den Leezer onder
't oog brengen , het hoofdzaaklyke van 'c geen ons hier
Semeld wordt , wegens de oorzaak van de VUctbaarheid
er Vloeiftoffen, en wel ter wederiegginge van 't gevoelen,
dat die VUctbaarheid flegts eene toevallige hoedanigheid der
Vloeiftoffen zoude zyn.
De Leermeester naamlyk, dit onderwerp behandelende,
onderrigt zynen Leerling , wegens het vermogen der in-
dringende Vuurdeeltjes , om de Lichaamen uit t^e zetten ,
of in uitgebreidheid te doen toeneemen ; en Haat wel by.
zonder gade, dat zelfs anders vaste Lichaamen, doormid-
del van Vuur, vlietbaar gemaakt kunnen worden ; terwyl
Vloeiftoffen min vlietbaar worden, naar maate dat derzel-
ver Vuurdeelen van langiaamerhand verminderen , in zo
verre, dat ze eindelyk alle haare Vlietbaarheid verliezen;
gaande zelfs het Water over tot Ys, tot een vasten Klomp,
na dat het tot een genoegzaamen trap van koude verkoeld
is geworden. Na deeze algemeene opmerking Vervolgt hec
gelprek aldus.
„ Meester* Al het bygebragte betrekkelyk de Vloei-'
lloffen in overweeging neemende , willen fommige Wys-
geeren daar uit de oorzaak van de Vlietbaarheid afgeleid*
hebben , (lellende dezelve in de natuurlyke hoeveelheid
Vuurdeelen , die alle Vloeiftoffen (zo lang zy in den ftaat
van Vlietbaarheid zyn) in zich behelzen , maar dezelve
verliezende , ook van ftaat veranderen ; van Vloeibaar Vast
worden.
Lkbri^ing. Dit gevoelen fchynt my toe op gronden te
fieunen.
M, Ja toch 1 Zo de inhoud der Vuurdeeltjes al
niet de eenigfte ; is zy ten minfte een der voornaamfte
reden der Vlietbaarheid , en zulks om . het reeds bygebrag*
te. Maar hoe zeer ik genegen ben dit gevoelen voor
gegrond te erkennen , kan ik aan den anderen kant aan
fommige Natuurkundigen niet toegeven , in het ftellen ,
dat de Vlietbaarheid aan Water , Oly , en meer andere
Vloeiftoffen, niet dan eene toevallige hoedanigheid zoude
zyn ; of liever gezegd , dat men de Vastheid voor den Na-
tunrlyken of eigen ftaat dier ftoffelyke Zelfftandigheden te
houden hebbe. Ingevolge dit gevoelen moet het Ts
de ocrfpronglyke en natuurlyke ftaat zyn. van dat geen 't
welk wy IVatcr noemen , en zo voort met andere.
L. Wel
löS J. £sdr£
L. Wel dan befluit ik hieruit, dat geen Vloeiftof zich
in haaren nataurlyken of oorfpronglyken (laat aan ons
vertoont.
M, Juist zo. ■ ' En zulks kan ik geenszins toe-
ftemmen-: in tegendeel ben ik van gedachten , dat
de Floeibaarheid de ooriprondyke en natuurlyke ftaat is
van Water, Oty, Syroop , Kwik enz., en dat die wan,
Vastheid of Ts veeleer als eene toevallige hoedanigheid
dier Zelfllandigheden te houden is. De reden
welke roy hier toe noopt is de volgende. — Alle
Lichamen in dien (laat , waarin zy zich aan ons ver-
toonen, hebben eene zekere natuurlyke hoeveelheid Vuur-
deelen, welke, tot derzelver oorfpronglyke famenftelling ,
even zo onaffcheidelyk behooren, als andere natuurlyke of
ftoflyke deelen. Dus heeft ook een Klomp Water ,
Oly, Kwik, en andere Vloeiftof, ieder naar hunnen aart,
eene natuurlyke hoeveelheid Vuurdeelen ; welke , zo lang
ze in den Klomp huisvesten , dezelve een vloeibaar li-
chaam doen zyn. Doch zo dra deze Vuurdeelen op
de eene of andere wyze den Klomp ontnomen worden y
zal laatstgenoemde niet meer eene Vloeibaare Zelfftandig-
heid zyn , en gevolglyk zich niet meer in deszelfs vorigen
ftaat vertoonen ; de Vloeiftof word dan een vast
Lichaam, word Ys. — — By aldien men zulks ontkent,
komt my voor met even zo veel recht , als dan ook ,
te konnen ftellen , dat de vastheid der Metaalen , van
Wasch , Glasklompen enz. , eene toevallige , maar geen-
zins de oorfpronglyke , of natuurlyke eigen ftaat dier Li-
chamen is ; nademaal het alleen aan gebrek van genoeg-
zame ingedrongen Vuurdeelen toe te fchryven is, dat die
lichamen zich als vaste Klompen Vertoonen , daar ze an-
derzins« tot een behoorlyken trap verhit zynde , alle in
eenen Vloeibaren ftaat zich bevinden. — Ik zeg dit
met even zo veel recht te konnen ftellen , als andere
Wysgeeren beweeren willen, dat de Vloeibaarheid niet na-
tuurlyk eigen is, aan Water, Oly, Kwik enz. maar liever
de ftaat van Ys of Vastheid.
Zo vreemd nu als het luid, te ftéHen, dat de Metaalen
en andere fmeltbare Lichamen geen vaste Klompen zouden
zyn , even zo ongcrymt komt my derhalven voor , te
willen beweeren , dat de Vloeibaarheid niet natuurlyk
eigen zoude zyn aan Water en andere Vloeibare ftof-
fen* -^
De
FROEFÖNDBRVINDBtTKE NATUUR KUltDE^ 10^
Üe (laat van vastheid , in welken men de Vloeiftöffen
by eene felle koude bevind , is aan dezelve niet natuur-
lyk eigen ; — - — zo dra ze in Ys veranderen , zyn ze
andere Lichamen dan zy te vooren waren; en zulks niet
alleeii uit hoofde* v^n gebrek van een genoegzaame hoe«
veelheid van Vuur, maar ook (gelyk wy zulks naderhand
. zullen zien) worden zeer waarfchynlyk by de. bevriezing
een aantal Vriesdeeltjes tusfchen de^ deelen van de Vloei*
fiof ingedrongen, noodzaakende dus den Klomp eene ze«
kere vastheid aan te neemen.
Uit al het dus verre bygebragte , meen ik dan te kon-
ncn ftellen , dat de Vtietbaarheid een natuurlyke , en
oorfpronglyke hoedanigheid is van alle die Lichamen»
welke zich als Vlocibaarc vertoonen.* Voorts ^
dat de qprzaak van de Vlietbaarheid hunner deeltjes toe
te fchryven is « ten deele aan de inwendige bevatte Vuur»
iLtt\i]t^ , wel^r hoeveelheid , voor dit of dat vloeibaac
Lichaam, ik niet zal onderneemen te bepaalen.
L. Jk heb uwe reden met genoegen aangehoord ; de«
zelve koinen my waarfchynlyker voor , dan het gemelde
fevoelen Ibmmiger Wysgeeren. Als men de veelheid der
Achaoien in de Natuur naarfpeurt , hoe duidelyk blykt
bet niet , dat ze door den Wyzen Schepper in verfchik
lende (laaten gefleld zyn; als in den (laat van VasthcÜ^
vzïi Fheihaarheid ^ enz. Die verfchijlende gedeld-
heden, onder welke men de Lichamen aantreft, inagmea
gewis houden voor. den natuurlyken (land, in welken het
den Schepper behaagt , die ftoifen ten nutte van bet
Schepzel op den Aardbodem daar te (lellen. In-
dien het Ys de' oorfpronglyke ("door den Schepper veror*
dineerde) (land van Water, Oly, enz. was, hoe zoa
zulks (Irooken met bet behoud van het Schepzel ? — ^««
Waar zouden d^ Planten hun Vocht, waar de
Dieren hun Drank konnen vinden ; of hoe zoudeti
de Visfchen konnen leven ? Deze' overdenking
noopt my verder uwe gedachten aan te neemen,; zy fchy-
sen tny toe meer met den aart der zaaken in te (lem« -
men.
Maar eer ge voortgaat, zy my gegunt te vraagen, aan .
.welke oorzaak gy de Vlietbaarheid nog zoude tóefchry- *
ven : want, zo ik meen wel verdaan te hebben, merkte
gy de inwendige Vuurdeelen flegts Un dtck aan , als
Mne der oorzaaken.
fl. I2JC£L« N. ALQ. LXTT. NO. 3* H M. Tê
119 J. ESDRi) P&OirorfDBRVimBCyKB NATUCRRüNDEc
M. T« recht hebt gy zulks opgemerkt. De Vliet-
baarheid aan één enkelde ooraaak toe re fchryven , fehynt
myniei genoegzaaiïi te zyn : integendeel wH ik, een-
ftcmtnig ma den vemaarden Wysgecr müsschenbroek,
zulks aan veelerlei beweegredenen toecigenen : by voorU
Mw itronéhctd m gladheid der deelcn ; aan . detzelvcr
fynheid en Ugthetd ^ en mogelyk nog aan veel meer an-
dere oorzaaken ; welker owderzoek ik van te weinig
aaobeiang acht , om my verder daar mede in te wikke-
len."
TaferetU der Algcnitmc Gefchiedcnisfen van de Vercenig-
de Nederlanden , gevolgd, naar *t Framch van den
Heer a m, cêuisier. Tiende Deel. Te Utrecht^ by
B. Wild. In gr. oetava^ 638 bladz.
Met dit tiende Deel ontvangen wy bet flot deezerNaa-
volginge van het Franfche Werk , *t geen uit even
»o veele Deelen beftaat. Het behelst twee Boeken , het
zes en zeven en dertigfte. Het eerstgemelde behelst al9
Hoofdzaaken , V Viervouéig Verbond tusfchen Frank-
ry*, Engeland , de Vereenigde Nederlanden en Oosten •
*y*> ^^ë^*^ Spanje. De Actie > handel en Oprigting
der OosUndffche Maatfchapjpye. Buiten gewoonc
Vtrgadering en Voortgang van het Stadhouder fchap.
De Verbintenis tegen het Verbond tusfchen Oostenryk en
Spanje. ^ — 1- De Bycenkomst te Soisfons en derzelver
gevolgen. V JVeener^ Verdrag. Voorzorgen ten
vesie van den Koopliandel. Zaaken , de inwendi-^
ge gefieltenis der Vereenigde Geveest en by zonder betreffen •
de, in dit Tydperk. - — r- V Gedrag der Staat en , by
dt Verkiezing van AüorsTüs dek 1I[ tot Koning; van
Poolen. De Oorlog tusfchen Spanje en Groot-
Brittanje. - — Oostindifche Onlusten. Het Tweede
.Boek ftek ons voor oogen, den Oorloge wegens de Op^
volging ran Keizer carel d6n VI. - — De Verhefing van
w. c. H. FRjso tot Erfftadhouder , &c. De iaat*
fie Veldtocht en Akenfche Vredehand^ling. Ver*
anderingen , door de Verheffing van willem den IV tö
^^g^ g^bragt. ' Algemeene Aanmerkingen^ over ha Staats*
vreezen , den Kêophandel ^ de Zeevaart , de Kuvflen^
Wcetes^chappen en Zcdett, Vioar het Staatsbejluur , dé
LatHt.
IVEDBRLANDSCHE GESCBIRDSNISfiEïr MAAR CBRISIER. IX t
Land* en Zcemagt ^ de- Staat der Geldmiddelen > der
Handwerken , Koophandel en Zeevaart , als roede die der
Kunften en JVeetenfchappen en der Kerke ^ ontvouwd wordt ^
met de Characterfchetzen van verfcheide Dichters^ Taalbe*
fchaavert , JVysgeeren ^ enz.
Tot een (laaly uit de veelvuldige ^ hier, óp een vryen
tfinc ^ befchreeven Staatsbyzonderheden , verkiezen wy 'c
een en ander over te neetnen uit de Afdeeling , die ten
Opfchrifc voert ^ Veranderingen do9r de Verheffing van
W£LLBM DEN IV te wcgc gebragt. „ Wanneer" , zegt de
Schryver, " het Staacsbeftuur der Veréénigde Gewesten^
onvoorngtig,deel nam in den Oorlog « door dtn Aken/chen
Vrede geëindigd, was het niet genoeg bedagt op de ge»
volgen , welken zulks onverroydelyk moest hebben op
het inwendig Stelzel des Oemeenebests. D^tzt verande*
ring was niet natuurlyk , en men moest tot het voort*
brengen dier Staatsomwentelingen de zeldzaam fle raderen*
doen werken. ,,Het gebeurde, in dejaaren MDCCXLVIf
9, en MDCCXLVIli ,^ is tot no^ toe voor den welmee*
„ nendften en opregtften Gerchiedrcbryver een volkomen
,, raadsel, en bet is geenzins mogelyk om de weezenlv**
„ ke drjfvecr der omwentelinge van ons Gemeenebest in
,, die tyden aan het algemeen te ontdekken. . Dit blyit
„ bewaard voor de Naakomelingrchap. De raderen van
„ het werktuig , 't welk men ten dien tyde in 'c werk
,, beeft weeten te Hellen , zyn reeds laoj^e verbrooken ^
,, en men zal nog lange gisfen na deszelts volkomen za-
,, mcnftelling (♦>'• Wy zullen , derhalven , niet veel
meer kunnen doen dan de berigten opgeeven van den toe-
dragt der zaaken^ nogth&ns, van tyd tot tyd 'er in vleg-
tende zodanige ophelderingeti , welke meer verlichte dageft
verfchaffen*
Veelvuldig en boogklinkend waren de * befchuldigingea
door de driftfgfte Stadhondersgezinden aan de Arijlocram^
ten van de Regeering, voor het Jaar MDCCXLVIH ,teii
laste gelegde Wy bullen 2e verkort opgeeven , met be-
tiügiag dat 'ér in veek cpkigten maar te veel waarheide
in eedden wordt ; Tchoon de algemeenheid der befchuW
digmRen zelve genoegzaam i^ om elk te doen opmerken^
dirPartydigheid den mond opent, en, *t geen zeker
tot maar al te veelen behoorde > aan allen ten laste legt.
O Ornrl^ yM tuHfe U. D. N. j, bl» 2S.
H R
SIl KEDER(^AND5CHB CESCHIBDfiNZSSBIf «
,, De Gemeente , geheel ontbloot van allen invloed of
59 hunne Kcprefcntantcn , hing , zeide men , enkel af van
9» de willekeur van een klein getal haarer Medeburgeren»
9, die hunne regten , of liever derzelver overfchot , onder
>, elkander verdeelende , de kunst bezaten om haare klag-
fj ten te leur te (lellen , of de magt om die te fmooren ;
,t de CoUegien der Finantien gaven geene rekenfchap aan
,, hunne begunftigers ; de gemeene inkomften ftrektea
5» enkel tot onderhouding van de pragt eeniger Familien,
^, en de Staat was ontbloot van middelen in de aller- *
5» dringendde noodzaaklykheid. Door dien de
9, Hoofden der Regeering niemand dan hunne Bloedver«
,, wanten in dezelve toelieten , waren alle de Ampten
9, van Vertrouwen, van Aanzien en van Voordeel, tot
. „ eenige weinige Geflachten bepaald. De Legers
„ en Vlooten (jonden onder het bevel vaa Kinderen ,
•„ die , verzekerd van ftrafloQsheid , uit hoofde van 't
,. gezag hunner Naastbc (taanden , van hunne weezenlyke
9, plichten een kinderfpel maakten. De Tuighuizen wer-
99 den verwaarloosd, de Vestingen waren, ontbloot van
9, «Bezetting , en vervielen tot pumhooptn» de Landcroe«
* ,9 pen zwak en zonder Krygstugt ; het grootst getal van
„ mindere Bedieningen , uit welken men zo veele voor-
„ deelen voor de Republiek zou hebbeu kunnen trekken^
9, door die te begeeven aan Heden , die hun leeven ger
,j waagd , en hunne jeugd gefleeten hadden in den Land-
9, of Zeedienst, en dfoor een beroep aanzienlyk te maa*
9, ken, dat van dag tot dag onaangenaamer, en, egter ,
„ noodzaaklyker wordt , werd opeedraagen aan lieden »
9, die geene pndere verdienften hadden 9 dan dat zy een
9, tyd lang deq laagften Huisdienst by eenen Magidraat
9» hadden waargenomen , of in het bevorderen van on-
9« geoorlofde vermaaken waren behulpzaam geweest; ja»
9, die zelfs , ten behoeve van eenen Regent , hunne eer
9, hadden opgeofierd , om die van de eene of andere
9, jonge Dogter te redden. Met één woord , men kon op
9, geene verbetering boopen : dewyl het de zaak der pu«
99 blike Amptenaaren was, de ingefloopene misbruiken te
99 hondhaaveu (♦>•'
(*). Wij hebben decze fchets , zeker een allerzwartfte fchil-
dlery, overgenomen uit de Grondwettige Herjielling van Neder"
Un4s Staatiweezm l D. bl li9^ il/ bergept jSicb op den
KAAt CERISIER. tl^
Wat liier van ook zyn moge, dit gaat vast, dat het
Jrifiocratisch Befluur , het welk met den dood vau wil-
L£M DEN III m het Jaar MDCCII eenen aanvang hadt ge«
nomen , en fteeds voortgeduurd tot aan het Jaar
MDCCXLVII, voor den vrygebooren Burger niet min
ondraagbaar geworden was , dan de Graaflyke en Stad*
houderlyke Regeeringen voorheen geweest waren. Het
Volk , door geene Rurgerwetten behoorlyk beftuurd zyu-
de 9 was die Regeeringe moede geworden , het haakte na
verandering ; ^^ AanzienlykRen zagen met een (lilzwy*
gend en heiroclyk genoegen aan, dat de toenmaalige-^r/-
jiocratijchc Familie Regeering te onder wierd gebragt.
Men dagt , dat uit de algemeene gisting dier tyden eene
Sewenschte omwenteling zou opdaagen ; doch men be-
roog zich deerlyk. De Burgerfchaar was te diep in
flaap gewiegd , en de Ariflocratie haSt zich te zeer op
haaren gevloektcn throon verheeven , dan dat uit het
een en ander de verheffing des Prinfen van Oranje niet
moest gebooren worden. De Heerschzugt hadt een zq
weeligen grond aangetroffen in hun, die niets meer wa-
ren ëaii Vertegenwoordigers van het Volk , dat het zeer
bereidvaardig de hand leende , om het Stadhouderfchap y
met meer Voorregten dan ooit omgccven , weder in ta
voeren , en die Ariflocraten aan den Stoel van een zo«^
genaamd Eminent Hoofd vast te kluisteren , terwyl veelen.
der aanzienlykfte Staatsieden, by deszelfs vastftelling, aaa
zich en hunne geflachteil de aanmerkelykfte en duurzaamlle
voordeden beloofden.
De Ariflocraten van dep flegtften Stempel , die zich
jrimmer met een welmeenend inzigt » of uit waare Vader-
landliefde, de ?aak des Vaderlands aantrokken ; maar al*-
leen uit eigenbaat en zelf belang d^tz^ zyde-koozen ea
hielden, zo lang dezelve eer en voordeel fchonk, wend*»
den het over eenen anderen boeg; denkende by die ver—
wisfeling altoos eene gunftige gelegenheid te zullen vin-
den y om zich in het bewind der algemeene zaa^
ken te dringen » en alle de voordeeleu der Regee-
rm-
Couriervan Europa I D. bl. ipi. Het gedrag der Siadhou^
der T ' gezinden verdeedigdf en Verhandeling over den aiouden en
tegenvoordigen Staat enz Ferdecdiging der Stadhouderlyke R^
£ttring II Verv^ op de InU
H3
in WEDEULANDfCHB OBSCHIRDENISSEfT
linec, aan zich en hunne Geflacbten, wer te hien-
**" Eik Burger", (luidde de twl van een der God.
fDraaken van de misnoegde Party) "moet zich verzekerd
„houden, dat het algemeen belang nooit ter harte ^-
!! nomen is door de Regeering. Regenten, fchuldig aan
het toegeeven van zuJk eene verkeerdheid, waren geen
«Vaders, geen Befchermers der Burgeren, Zy badden
!. hun regt op de plaats , welke «y bekleedden , ver-
t. looren : het Volk tradt weder in zyne Rcgten en
;, de Stadhouder moest hun Overheden geeven meer
!. het Volks vertrouwen waardig. Zodegeenen,
!! die op 't kusfen zyn gefteld , door hunne rtegte be-
* heering, hun regt en geaag verhezen , keert het zelve
. weder tot de Maatfchappy , en het Volk heeft regt
'. om zich de Opperheerfchappy aan te maatigen . en Je
!! Wetgcevende Magt te gebruiken, of wel eene nieuwe
!! Reeeeringwyze op te rechten , en het Hoog Gezag,
!! walr van het als dan meester is, in andere handen te
!. Rellen, zoals het dat goedvmdt. Het eenigst doelwit
:. van eene Maatfchappye, niets anders zynde , dan de
! welvaart van ieder Lid in 't byzonder , kan geen
!! Lid van het Volk afzien van het Regt , om over
« zyne Regeerders agt <t geeven , om zich tegen hun
Il aan te kanten, dezelve af, en^anderen in de nUatt
* te zetten, wanneer, men befpeurt, dat de Maat-
!. fchappy onder hunne Regecrlng te gronde gaat. Dit
!I Reet, uk een pligt, van den Schepper aller dingen
!! op ons gdcgd, voortvloeiende, is daardoor teven»
!! eeti pligt, daar wy niet van kunnen afzien , zonder
I tegen den wil des Allerhoogften te zondigen. Het
V is dan klaar, waar en waaragtig, dat, wanneer eemg
Volk zynen Burgerftaat ziet vervallen , verzwakken
ta van buiten, en blootgefteld aan de uiterfte gevaaren,
;. alle kentekenen van eene ongelukkige bezorging, waar
'* op elk een min of meer geknakt , eindelyk eene
„ geheel* ondergang moet volgen; dat, zeg ik, als dan.
'♦ dat Volk het Regt heeft , om tegen zyne Overheden
' op te ftaan,en, als oorfpronglyke en regtmaatige Heer^
U fchers , voor zich «elven aodaanige fchikkingan te
" „ maai>
C*) Zie de Courier van Eurtpa ID. bh.aa^. Il D. W. 9.
Wtv. 75.
♦♦
„ anken , als het zal vinden te behoofcn. Dit zo zyn-
„ de, in het algemeen voor alle foorten van Rcgeerin- '
„ gen, is dit des te meer verpligteode in Burgerflaaten ,
„ daar de Inwoonders van 't Land, zo grooten als klci-
„ oen , zo ryken als armen , zo Regeerders als Onder-
„ daanen , gelyklyk , aan die algemeene Wet nog doo?
^» eltnen üed zich verbonden hebben, gelyk dit hier te
„ Lande plaats heeft : want wy z weeren geene On-
„ bepaalde gchoorzaambeid , maar wel het Land honui
„ en getrouw te zullen Wyven , de Wetten , Privilegiën
„ enz. te handhaavcn , alle welke uitdrukkingen als zo
,, vcele kennerken zyn van de toevoorzigt onzer Voorva*
^ deren ^ om de Gcondwet van het Zamenleewen tot do
^9 Grondwet van hun Gemeenebest te houden (f)*
„ Schoon WILLEM DE IV, zegt onze Gefchiedrchryvcc
in eene andere Afdeeling , ten Opfchrift voerende. M-
gemecnc Aanmerkingen over het Staats^cezen , enz. , ia
de weinige jaaren zyns onrustigen Stadhouderfchaps «
*zon>»
(t) Het Qtifaft der Stadhouders Gezinden verdeedigff. De
OpfteUcfS van de Grondwettige H.r Helling van Neerlands Staats^
veezen 9 deeze woorden met betrekking tot het Volksregt aan-
gehaald Iiebbende , voegen 'er met veel gronds by, „ Zo
m fpreekt: deeze Schryver op het gezag nïet alleen van buiten-
„ landfche en hedendaagfche Regtgeleerden ; maar ook volgens
^ de Leer van onze eigen Staats -Rechts Geleerden , op wel-
f, ker getuigenis hy zich plegtig beroept, Deeze woorden van
ff den Advokaêt e. lusic zullen genoegzaam zyn om de
„ Leerftelling van zekeren reinier vryaart te wederleggen r
» die zyne eerloosheid zo hoog doet ftygen, dat hy met zo*
ft veel veragting voor de Natie, als,kwnade trouw voor de
ff Waarheid , de idéé van een Oorfpronglyk Contract , vaa
f, eene Volks -vertegenwoordiging, eene idéé , zo waar, zo
lit edel, zo bekwaam om het goed vertrouwen en de eendragt
»f tusfchen hun dieregeeren, en hun die geregeerd worden,
M te bewaaren, durft aanranden. Maar wat kan men verwag-
ff ten van Schryvers , die van Grordb^inzelen veranderen p
V naar dat de omfiandighedcn zulks vereifchcn , aan welken
»« het onverfchillig is, of zy voor- of tegcnfpreeken > en die
ff het Volk en zyne Geheiligde Regten op eene laage en laffe
•f ^yzi^ vleijen, of onbefchaamd aanvallen, naar maate 't ziéive
ff genegen of ongenegen fchynt te zyn, om hunne byzon*
ff dcrc oogmerken te belpen ondcrAeuneit Bladz^239 ^
H4
llê NE0BRLANDSCHE GESCHIEDENISSEN
;Eomty(ls het oor leende aan voorflagen en de hand in het.
uitvoeren vz^ ontwerpen , die met het Stelzel der Ge-
meenebesilsregeering weinig (Irookten , fchynt zuIIls , voor
geen gering gedeelte aan den vreemden iiivJoed , en de
Kunftenaaryen vaa Staatzugtige Onderbewindslieden , die
even als de klimop , zich niet kunnen opheffen , zonder
zich om een hooggeftamden boom te flingereu , te moeten
worden toegefchreeven, — — Ten tyde zyner Verhef-
jBnge , bevondt zich , (gelyk wy boven gezien hebben ,> in
\ Gemeenebest eene menigte van aanzienlyke Burgers ,
die de haatlykfte Familie Arijlocratie vloekten. In
de Landgewesren was een groot getal Edelen , die meer
uitftaken door de hoogheid van hun Afkomst, dan door
den glans hunner «Middelen ; zy haakten na eene Regee-
ringsvorm , waar in een met Magt bekleedde Stadhouder
hun, uit dien luisterloozen Stand, kon opbeuren, in eer
en aanzien verheffen , en met een gouden regen over-
ftortep, Het Volk, in *t algemeen, konde de Re-
geeringsperroonen niet dan uit hunne gezagsbetooningen ,
geenzins altoos met de verei^chte omzigtigheid te werk
gefield , fchreef de rampen des Oorlogs, waar in men
zich onvoorzigtig hadt laaten inwikkelen , op hunne re-
kening aan, en geloofde, dat een Prins ^ uit den Huize
van Oranje^ den ouden roem en voorfpoed aan den Lan-
de zou wedergeeven. Alle deeze oorzaaken wrogten zeer
mede tot de Staatsomwenteling; en willem de IV hadc
naauwlyks iets meer te doen , dan zich over te gee»
ven aan den (Iroom , die hem voerde te^ plaatze , waar
de Zetel der Eere en des Gezags hem wagtte. Het Ge»
neenebest zag toen een verfchynzel, nooit > zints de eer-
fte Grondvesting, boven de zelfs gezigteinder opgaan;
de Stadhouder Capitein- Admiraal Generaalfchappen en
de V oorzitterfchappen der aanzienlykfte Maatfchappyen op
één Hootd verecnigd. Indien deeze omwenteling de ver-
deeldheden , welke de onderfchéide Stadbouderfcbappen
natuurlyk moesten veroorzaaken , aan den eenen kant deeden
verdwynen, zy deedt, aan den anderen kant, eeneregtmaa*
tige vreeze gebooren worden, dat ze, aan éénen verleend,
in Dwinglandy zou kunnen veraarten.*'
Eene vrees maar al te wel gegrond, en waaronitrént
men de taal wel mag naadenken van den Raadpenfionaris
«UNOELANDT, die, in den Jaarc MDCCXVII fchreef,
„ Eén Prins , die reeds Stadhouder Is van twee Provin-
9) cien, geeft voorwaar eene groote zwaarigheid , om dat
» het
NAAR CERISiBR. fi;^
^ liet ,' in voorige tydcn , veel gecontribueerd heeft tot
,, belioud van de Vryheid» of van het Regt van deStaa»
,, ten. en van de Privilegiën van het Land, dat alle Pro«^
,, vinden niet onder één en denzeifden Stadhouder wa«
„ jen ; maar dat de Voorftanders van de Vrylieid eenig.
,, zins zouden contra balanceeren het gezag" van den eenen
,, Stadhouder door dat van den anderen.'*
Naa de afgifte van dit Deel, wordt ons ter hand gefteld
een Algefnecn Register : tot groot gemak der Bezitteren
van dit W erk , *t geen voldoet aan het PJan , *t welk de
Naavolger in de Voorreden des eerften Deels heeft opge*
geeven* Wy hebben, by eene voorgaande gelegenheid , op«
gemerkt , dat de Naavolger in de laatfte Deelen zeer verre
van den Franfchen Schryver afwykt , . dit is ook zyn
geval in het tegenwoordige : dan wie het laatfte Deel
des franfchen Werks , en bovenal het Slot , geleezen
heeft , zal zich over die afwyking niet bevreemden^
Tammer dat 'er zo veele en zo groote Drukfeilen iu dit
Werk zyn ingefloopen.
Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden , Veer*
tiende Deels tsfeede ftuk^ bevattende het veryolg der
Bcfchrjvinge ^an Friesland. Te Amfterdam , Leyden ,
Dort en Harlingen^ by P. Schouten, J, de Groot &c*
1786. In gr^ octavo , 74 1 bladz.
N'
ra dat de Schryvers ons by den aanvang van dit deel
eene beknopte befchryving van Ameland en Schier-
monnikoog gegeeven hebben , gaan zy over ter befchou-
wiog van het tweede , en te gelyk het Westelykfte , ge«
deelte. van de Provintie Friesland, dat, in tegenfteUing
met het Oostwaards gelegene Oostergo , Westetgo 'ge-
naamd wordt. De aart der Landeryen van deeze ftreefc
wdks ligging en grenzing aan de nabuurige Zuiderzee
en de Waoden nader omfchreven wordt , is niet zo
' verfcheideo als in Oostergo, naardien men in geheel
Westergo geen heidvelden 6n weinig Veenen vindt, ja
zelfs geen zandgronden op de oppervlakte des Aard«
ryks , alleen uitgezonderd den heuvel , 't roode Klif ;
over 't algemeen beftaat het uit vruchtbaar Kleiland , 't
welk zelfs in de laagfte oorden, door inpoldering', tot
roordeelig weidland kan worden gemaakt* De eerde der
H 5 ne*
IlS TEOSNWOOItmés $TAAT
Begen GritMiy^n» uit welke WesteFgo beftaac^ is Ménal. *
dumadul; de Janderyen deezer Grieteny beftaaa meeren*
deel& uit aeer vruchtbaare Kleigronden» die tot de Graan-
. CB Aardappelteelt zeer gefchikt zyn, vooral, die hugs
dtu ouden Zeedyk liggen, va& Marfum af tot aan Wier,
tn in den omtrek van Bergum, Ëngelum, Menaldnm^eq
Dronryp, terwyl de laager landen, ook meerendeel? zeer
goed en gefchikt zyn tot beste Weid- en Hooilaoden.
Deeze Grieteny lieen twaalf IJkDrpen en een Klooster; ala
vooreerst Menaldum^ by verkorting Meaaam^ een Dorp,
dat ondoen groot van omtrek is, en met zyne landeryen.
^ uit zeer fchoone Bouw- en WeidlandenbeAaan^en geheel
tot aan bet Kerkhof van Beetgum, en voorts tusfcfaen
'Berlikum, Schingen, Drouryp en Marsfum loopt. a. A?r.
Uknm^ doorgaans Belkum of Celkom, een fcboon Dorp,
welks buurt de grootfte is der geheele Grieteny en twee*
en veertig ftemmen bevat. 3. H^ier^ een klein Dorp, zo
van buurt als landeryen, behoorende daaronder maar tien
• ftcmmende plaatzen. 4. Bcetgum , weleer Badegum ge-
naamd, zo SCHOTANUS Wil, omdat de Zee tot aan het
Kerkhof fpoelde, en men zich iu 't zeewater rondom ba-
den kon. 5. Englum , ten zuidoosten van Beetgum gele-
gen , en ook niet verre van den ouden Zeedyk , waarop
de rydweg van dit Dorpje uitkomt, is klein en heeft maar
twaalf ftemdraagende plaatzen, die, evien als Beetgum,
uit zeer vruchtbaare landeryen bellaan , en meest tot
Bouwakkers, Aardappelteelt, en Weidhinden dienen* 6.
' Marsfum^ een maatig groof en vermaakelyk Dorp, even
als Beetgum , aan den meergemelden ouden Zeedyk , en
dus wel ter reed gelegen. 7. Deinum^ een aangenaam
Dorp aan de Leen waarder trek vaart, tweehonderd roeden
ten westen van Ritzumazyl gelegen , dat met een fchoone
groote Kerk en Kloktooren van een byzonder maakfel,
en rondsom voorzien is met buizen, die byna geheel be*
iloten liggen in een Dyk, het St. Jans pad geheeten ;
synde deeze Dyk weleer dus aangelegd om te dienen,
tot de procesfie ter eerc van St. Jaii , den Patroon van
dit Dorp. 8. Eoxum, een Dorp van een matigen omtrek
•n zes- en twintig (temmende plaatfen, heeft by de kerk
een ftompen kloktooren en een tamelyfce buurt. 9. bUb»
fitmy liggende, ongeveer, driehonderd konings roeden tea
westen van den ouden Zeedyk of Borndyk, en, onge*
veer, ook zo veel zotdwaards van de Leeuwaarder trek*
vaart 9 is niet gropt, doch vermakelyk wegens het geboom-
te.
VAN fRItaLAND» II9
te* ia DrMTjp^ een Tchooii, groot en vermakelyk Dorp,
Beer wel gelegen ter vaart en ter reed, beide van en naar
Louwaarden en Franeker. n. Schingen ^ zo men meent»
van Dronryp afgefcheurd , wegens 't oude en eertyds he.
vige gefcbil over *t voorgaan ten offer, en dus Schiugen»
by verkortinge , geheeten voor Scheidingen. 12. slappe*
urp^ \ kleinfte Dorp der Grieteny, als hebbende maar
aeven ftemmen; door dit Dorp loopt een rydweg, dien
nen kan gebruiken van en naar Peins of Beriikum, ter^
wyl *er ook een Schipvaart is, die in de Schingervaart
uitkomt* By deeze voornoemde Dorpen , die bier omftan«
dig befchreven worden, komt eindelyk bet Klooster Aan«
jam of Anigbem, van welks ftichtinge reeds in het eerde
Deel gefpreken is. Men tdt in déeze Grieteny, die, den
Hoogwelgeb. Heer j. g. w. yu d. Baron thoe Scbwart.
zenberg en Hobenlandsberg , en tot Secretaris Mr. j. mb-
Bics beeft , tien Hervormde Kerkgemeenten , twee Doops-
gezinde Gemeenten, en eene van Roomsch Katholyken.
De tweede Grieteny van Westergo, tot welkers be»
fchryving de Schryvers vervolgens overgaan , is Frantke^
tadul^ aldus genaamd naar de Stad Franeker , die mid<*
den in 4ezelve ligt. De landeryen zyn hier, over 't gei*
heel, goed, doch merkelyk onderfcheid^n. De Dorpen
deezcr Grieteny» die elf in getal zyn, hebben door veele
wegen en vaarten goede gemeenfchap met eikanderen , en
ock.een beboorlykiT waterloozing. Het eerfte is Tjwn of
fxtf JU, eertyds Tzumma genoemd. Dit Dorp is zeer uitge^»
ftrekt, en bevat wel zes- en vyfïig (lemdraagende plaat*
fen,en daaronder veele ftaaten en verfcheiden lütbuunen»
als Barram, Faldum, Tritzura, Laakwerd , enz. 2. Dong^*
jum^ Doenjum of Doedingahenr, gelyk het weleer gefpeld
werd, ligt omtrent vyfhonderd koningsroeden tenlNoordeti
naar Franeker, en bevat in zynen omtrek vyftien ftem*
mende plaatfea; doch de buurt by de keik is zeer gering*
S» Achhim^ een Dorp van groote uitgeftrektheia , dat
wel acht- en dertig (temmende ptaatfën teh, gedeeUelylc
vafpidd en gedeeltelyk als verftrooide buurtjes, by by-
xondere naamen bekend, als Gelterp, SopTum, Ludum^
enz. 4. Midlum, weleer ook A^idlama genoemd^ is een
Dorp van geen kleinen omtrek , hoewel zeer gering van
buurt , bevattende twintig (lemdraagende plaatfen. 5. Hcr^
bajum , aan denzelfden rydweg gelegen, niet verre ym
Franeker» een klein Dorp, dat alteen vyfrien (lemdraagende
plaatfen bevat* 6* Schaïfum^tYtB als Dong>am en iferba*
jum.
flO TEGBKWOORDICE STAAT
jum, aan de gerechtigheid van Franeker grenzende, op
welke Stad dit Dorp een fraai uitzicht heeft. 7. Hitzum^
een klein Uorp , hebbende twaalf (lemmen , tusfchen Ach-
luin en Herbajum gelegen, 8. ,Boury of Euur, by ouda
Suurftra, het kteinfte Dorp der Grieteny, dat alleen negeo
ftemdraagende plaatfen bevat. 9. Kicd^ dus genoemd naar
^t water , dat ten Noorden des Dorps naar Berlikum
loopt, welks buurt niet groot is, doch verre die van
Dongjum en Bour ovenreft. 10. Pcim , bjr ouds Peinfera^
gae^ dat ten Zuiden van Ried gelegen is, en zeventien
ftemdraagende plaatfen bevatten ten 11. Sweins^ by ouds
Sweinferagae , dat verder Zuidwaards , niet' verre van den
trekweg naar Leeuwaarden gelegen is, waaraan dit Dorp
grenst met eene brug over de vaart, KingmatUle genaamd ,
en eene daartoe behoorende buurt, by welke ook de Cin-
gel eindigt van de aanzienlyke State Kingma , weleer Kin^
jum , die , volgens winsemius , galg en rad voerde. Oit
deel, het welk thans tot zynen Grietman den Hr. én Mr*,
j. c. BERCSMA, en tot Secretaris den Hr. en Mr. j. de-
KETH, heeft, bevat zeven Hervormde Gemeenten, doch
Doopsgezinde of Roomsch Katholieke Gei^eenten wordea
in deeze Grieteny niet gevonden.
Nadat de Schryvers deezen taak hebben afgehandeld^
ftaan zy over tot een breedvoerige en naauwkeurige Be*
fchryving van Frantkcr , de derde in rang onder de (fetn*
mende fteden vgn Friesland, in Westergo gelegen, drie
en een tweede uur gaans van Leeuwaarden, en anderhalf
uur van Harlingen, by welke hefchryving men zich by-
2onder heeft toegelegd, ter ontwikkeling van alles, wat
Frieslands Hooge Schoole eenigzins betreft , na welker
befchouwing wy geleid worden tot VVestergo's derde
Grieteny , Barradccl genaamd , zynde een lange ftreek
lands, ongeveer Noordoost en Zuidoost loopende ter lengte
van ruim vierduizend en vyfhonderd koningsroeden, doch
alleen ter breedte van eenduizend en tweehonderd gelyke
' roeden. In 't oostelyke deel liggen van deeze Grieteny
1. het Dorp Minntruga^ weleer Minderskerk genoemd »
dat het grootfte deezer Grieteny is. a. Firdgum^ eea
zeer klein Dorp, 't wejk echter tien (ftemmen heeft. 3.
Tjummarum^ézt scht- en dertig ftemmen bevat, en ia
grootte naast aan Minnertsga komt. 4. OosUrbierum^ eea
Dorp van matigen omtrek, dat even ten Oosten van den
Slagtedyk gelegen Js, en vyf- en twintig ftemdraagende
plaatfen bevat. 5. Sixbicrumy een aanzlenlyk en vermo-
gend
rm FRIBSLANDb 121
gend Dorp, dat zes- en denig flemmen telt, en behalvm
de groote welbebouwde. en beftraace binnenbuurc nog twee
uitbuurten bevat. 6. Pietersbierum^ of liever Petersbicfum
co eertyds Barra, dat zeven- en twintig Hemmende plaat-
fèo heeft , klein van kerkbuurt is ^ en zich westwaards
iiitftrekt tot' aan Roptazyl. 7. Wjnaam^ of Wynaldum,
een maatig groot Dorp, bezuiden de Ried gelegen, en
daar door van de Bierumen afgefcheiden. 8. Almcnum^
Zuid- en Noordwaards langs den Zeedyk gelegen, en in
zyne hnderyen de Stad Harlingen influitènde ; en eindelyk
9* Het Klooster Lidlum^ dat als een negende dorp der
Grieteny medeflemt en negen (temmen heeft. Dit Kloos-
ter was eenyds zeer aanzienlyk, en had een byzondere
vaart naar Zee, die by Koehool uitkwam; doch in laater
tyd werd de haven verftopt , en 'er fcheurdèn op die
plaats, door 't geweld des zeewaters, binnen den Dyk>
twee diepe Poelen of Wielen, die nog in wezen zyn. -—
Weleer waren onder Barradeel nog twee Dorpen, die reeds
voor eenige eeuwen, door 't geweld der Noordzee, ver»-
nield zyn, met naame Westerbierum en Dykshome. Dee-
26 Grieteny , van welke thans Jonker j. b. van echten
Grietman , en de Heer rein smit Secretaris is , bevat ia
zynen omtrek zeven Hervormde Gemeenten ; doch Doops*
|{ezinde en Roomsch Katholieke Gemeenten zyn 'er geene
m deeze Grieteny.
Ten befluiie van dit Deel, geeven ons de Schryvers een
breedvoerige affcbetzuigvan de Stad Harlingeti , die in
nog de zesde der Friefche Steden is , en op den Noord.
I westkant der Provincie aan de Zuiderzee , anderhalf uur
gaans ten Westen van Franeker, ligt, en welker liggmg,
aefchiedenisfen , openbaare gebouwen , regeeringsvorm , enz.
Bier zeer * breed ontwikkeld en omfcbreviSn worden : doch
waaromtrent wy ons, wegens de bepaaldheid van ons be-
fiek, niet kunnen inlaaten.
Jh^
xaa w. scHo&Ba
4mttkeningen van Mr. willem SQHORfiR tyver Oe Inleid
ding tof de Hollandfchc Reciüsgeleerdheief van hüoo oe
QViKjQT^door den Aantetkenaar aanmcrkeljkvermurieri
en uit hep Latyn Vertaald^ door Mr. j. f. austen ,
practifecrend Advocaat te Middelburg. In Zeeland^
Tweede Stuk. Te Middelburg , by P. GilUslcn ea Zoon ,
1786. In guarto, 184 bladz.
01
|nder alle de Werken, dié o?er de Holladdfche Rechts**
'geleerdheid gerchreeven zyn, is Vr geene, dst met
20 veel naauwkeurigheid 9^ en als wy ons eo nogen ult«
drukken, Geometriiche juistheid, behandeld is, als de
Inleiding van onzen onfterfelyken Vaderlander, den groo*
ten Huig de Groot ^ wiens letterkundige verdienden in
deeze onze ligtzinnige eeuw, by gebrek van genoegeaa-
ne kundigheid, niet naar waarde gerchat worden» fchoon
echter die zyn Werk, na verloop van meer dan een
eeuw , nog heden tot een richtfnoer van onze rechtbatiken
ilrekt. Dan daar het zelve op eene min of meer Syste-
matieke wyze is ingericht, kan men met geen redelyk-
beid verwachten dat alle iuridicque qnestien hier ontwik-
keld en uitgepluist te vincfen. Deezen taak heeft de Heer
scHoaBR, een man van veel beleezenheid , op zich geno-
men , en zyne Adverfaria of Compilatien , die hy , naar
liet ons toefchynt, van tyd tot tyd uit rechtsgeleerde
Schryvers getrokken heeft, hier en daar, by wyze van
aantekeningen in de Latynfche taal onder den texc vati
het Nederauhfche Werk van de Groot geplaatst: een wy- •
se die zeer zonderling is, daar juist deeze aanteKetiingen,
Crootendeels alleen van dienst waren voor zodanige prac-
tizyns, die de Latynfche Schryvers, by gebrek van taal-
kennis, niet kunnen raadpleegen> by voorbeeld Sollici*
teurs en anderen, terwyl men van de meeste Advocatteti
onderftellen moet» dat zy met de beste Rechtsgeleerde
Schryvers, uit welker Latynfche Schriften de Heer Scho*
rer zyne aantekefningen grootendeels gecompileerd heeft ,
gemeenzaam genoeg bekend zyn , en dus , tot deeze bron-
nen zelfs toegang hebbende , uit 's mans Compilatien hun-
ne Kundigheden niet behoeven te putten; men fchynt
dit ook gevoeld te hebben, en, om dit gebrek te ver-
goeden, en deeze aanteekeningen , voor onkundige Praéti*
zyns , gebruikbaar te maaken , heeft de Heer austen de*
idve in^ het NederduitsCh vertaald', fchoon deeze Uitga'
aANTSKBmUQSN. tg|
^ tbffis mcdet éen nieuw gebrek heeft , nftnèlyk dat sy
Booten tcNtder text behelst , en dus met dit ongeinak vet*
'SeseM gast, dat men telkens by deceive bet werk vaa
ae Groef 'm de hand moet neemen.
Van de menigvuldige Aantekeningen « die ons bier
voorkomen, cullen wy, om den leezereen denkbeeld ?aai
*5mans behandeling te geeven, die geene kiezen welkt
de Heer Schorer over het Bergloon der op ftrand gewor»
pen goederen heeft opgegeevcn. „ In vroegere tyden«
^cgt hy» verlooren de Eigenaars niet alleen het georanl
coed, maar zelf de Schipbreukelingen hunne vryfaeid«
van welke roofzucht, en onrecht vaardigbeid zich oud*
tyds bedienden de Koningen van Denemarken, de Herto*
gen van Holflein , de Graaven van Oldenburg en £mb-
denden de Friefche Eilanders, welke geheel en alleen van
de Viscbvangst en Zeevondcn leefden ; zodat het derfaaU
ven geen wonder is» dat Iteizer preoerik db II, i^da
voor het midden der twaalfde eeuw, verfcheidene Stedem
en perfoonen van het onnatuurlyk Strandrecht vry veiw
kiaard heeft, meerman Gefchiedenü van Graaf yriixMm^
IL B. U» J2f9. Over dit (luk heeft onze Sohryver reedt
ter loops gehandeld in het II. B. II. Deel %. $6. Mee
het boogtte recht derhalven zegt barbeirac in zyn Dism
coBts fur ks beneficci des loix pag. II , gedrukt te Amflel-
dam, en , in zyne aanteekeningen op den laatften druk
van het werk van pupendoap de Ofte. Hom. et Ciy. bl^
478 > dat de ftranda»eesters ombanubartiger zyn dad zêt
es winden; zelfs fchaamen zich de Bedienaars des Gdd^
<felyken Woords op fommige plaatfen niet, om aanbo,u«
dende gebeden tot Göd op te zenden, dat hy denGroódf
heer door deeze ongelukken wil verryken. En deeze-
verfbeijelyke daad tracht thomasius verichconlyk te maat
^^to als by-BARBEiUAC fiir pupend. Droit de ia Nom
9urs a Gens word aangeteekend , Z/V. IV. Ch. XIII. S
5* n. ft. Waarby gevoegd kunnen worden de «Iioot ^
^urt Bern ac Pacis ^L. II c. Vil. S i m g Seiden. Mofê
^üntfim^ L. L cap. XXV. aan het eindew Voltaub £^
JQfü Jkr PHisPotre gemrak^ Tom. I pag. i8. Doch dt
Geestelv^en hebbeti te recht de zulken met den baa
bedreigd, die zich met deeze vanongelukte goederen bt«
voordcelden. Cap. ïlf. X de rapt.
„Dit ibhandelyk gebruik (leunde op deezen grond, d^C
dt goedeta) der fchipbreukeihigen , alE iyade ter beho«>-
éentt vaft (Schip tn kvea buiitn bMid «twcnvta^ g*-
ret-
tt4 * W* SCHORBH
teekend wierden door den Eigenaar te zyn verlaaten^ z^
dat dezelve, als niemand in eigendom toebeboorende ,
door elk ander mogcen worden aangedagen; doch dit ia
zeer verkeerd, ten ware men konde bewyz^n, dat, vol-
gens het recht der Natuur, de goederen niet langer ie-
mands eigen syn , dan dezelven by hem' in de daad be-
zeten worden : het welk de Prefident eynkershobk echter
met nadruk wil ftaaven de dominio mar is ^ Cap. L Dan
dit zyn gevoelen is reeds ', ten jaare 1704, door titius
wederleg? , Acadcm. Disput, de dominio rerum in rebus
occupatis ukra posfesfionem duranle. Dod hier by bar*
BEiaAC Aanteekeningen op püprnoorp Droit de la Natu*
re & de Gefis^ L. IV. Ch. VI. § i. n. 1.
,, Hier uit volgt derhalven , dat ieder een , die zich met
geftrande goederen verrykt, naar befchreven rechten die-
very begaat, barbeirac y«r pufenoorp droit de la Natu-
re & des Gens^ Liv. IV. Ch. VI- § 12 n. ia. VI^Nlus
ad Inftituta de R. D. II 47 n. 2. Voeg hier by den
Raadsheer heemsberk Batavifche ircad. bl. 295, alwaar
hy, dit (luk behandelende, zegt, dat earel de V» cxx
deszelfs zoon philip deezen Strandroof door hunne Be^
yelfchriften beteugeld hebben. Op deezen grond heeft
mede de Hoege Raad^ ten jaare 1599, de Bewooixers van
het Eiland Ter Schelling die eenige op flrand geworpe,
ne Graanen naar huis gevoerd hadden , verwezen , om ,
Volgens bezwooren opgave van den .Reeder, de waarde
derzelven te betaalen. Neostao. Decif. Suprem. Curies
XLIV, het welk insgelyks alzoo te zutphbm den 7. Jan.
175^» is vcrftaan. Schomaker Confultatien en Adv. V,
DeèUConr. 2 XI. n. 21 en 22.
„Dit echter is niet onredelyk , dat de op flrand gewor-
pene goedereu door de Graafelykheid worden > aangefla-
gen, wanneer de Eigenaar by naauwkeurige navorfchinge
niet te vinden is, brunnbman, ad Leg. 8. n. 2 ff. de
teg. Rhod. (L. XIV. T. II) en Gravinne maria heeft
den Hden Maart I477 te Gent, aan de Hollanders en
Zeeuwen, by het zogenaamd groot Privilegie, vergund,
liet geborgen goed te rug te mogen eifchen , mits daar-
voor aan de Burgers een redelyk loon betaalende. Groot
TIacaat. II Deel bl. 1213. Faderl. Historie IV Deel XIV
Boek bl. 169, waartoe naderband by bevelfchrift aan phi-
XIP den II een jaar en zes weken is bepaald^ geduurende
•welken tyd de Eigenaars op de geredde goederen tegen
betaalïnge der geviüjene kosten» recht hebben > wfiaus ad
tfiJlUta. de R. Dl %. 47* n. !//!r. VANzraR Codex Bata^
vus op het woord Zeevang of luimden. § 7. bl. 1234 ea
in het brecdc boel over loenu-s Cap. XCIV, waarby
gevoegd kunnen worden de Ob/eryatien oyer h. dk oroot,
1. Deel. Obf. XXIX, bL «4, en /Ve^f. a. kluit, /«•
tr/dingsrcden y LtyAn ^ 1779. Bylage IX. bl. loi^. Diï
vondt reeds van ouds in Zeeland plaats. Keure van Zce^
landy Kap. IV. Art. XIII. 'en is nog onlangs den 14 Ju*
nyi 1751 » by de Sfaaten deezer Provincie nader bekracb*
tig) geworden, waarby is bepaald, dat de EigenaaiB zich
binnen dien tyd moeten aangeeven , op (Iraffe of p^cne»
dat, by ontftentenis van dien, de goederen aan den Graaf ,
of deszelfs Gemachtigden , zullen vervallen , by welk Pla^
coat hunne Edelmogenden Art. XIV. en XX Vi , uitdruk*
kelyk gelasten , dat de Officieren en anderen , die eenig
opzicht over de zeedriften en geftrande goederen hebben ,
luec zullen vermogen^ eenig gedeelte derzelven voor zich
te behouden, inge vatte de Eigenaars hunne goederen met '
goed bewys opeisfchen , onder welk voorgeeven het ooi?
toode mogen zyn. In Saxen komen twee derden aan de
Magiftraat, het overige derde den geenen toe, die het*
zelve heeft gered of gevonden, wanneer, i^amelyk, nt
voorgaande bekend maakinge zich niemand binnen den be«
paal(ten tyd aangeeft en zyn eigendom bewysr. Carpzo*
VJüS, Jurisprud.for. p. III. Confii$. XXXI. Def. XVIlI.
^, Het Bergloon wordt in de volgende §. ;• door onzen
Schryver bepaald, waartoe caornewbgkn aldaar in zyne
' Aanteekeningen eenige Placaaien bybrengt. Ten deezea
opzichte wordt in het laatfte Placaat der Staaten van Zee*
land Art« XK, onderfcheid gemaakt, of de verongelukte
(Qoederen j^ed zyn binnen of wel buiten de tonnen. In
het eerfte geval genieten de Scheepsgezellen, die het goed
teborgen hebben ^ de helft, in het laatfte een derde vaa
de waarde, behoudens echter de Staaren of derzelver Ge*
comiiitteerde R8aden,het rechtsom hieromtrent ^ na ver*
fchddenbeid, te werk te gaan.
^,Ii)8gelyks hebben de Staaten van Friesland , om het roo*
ven der zeedriften te beteugelen, den i& Maart, 1721^
bepaald , dat iedereen • die iets van zulke goederen vindt^
verplicht is binnen vierentwintig uuren tvds daarvan aan
den Rechter, onder wiens grondgebied die goederen ge*
vonden zyn, (befaalven van het wrakhout, het geene de
Officiers toekomt) kennisfe te geeven, die dan ook moet
zorgen , dat die goederen , by 20 verre dezelven !■ be*
lLDE£L.K.ALO.LeTT,£iO*3. I de^
tad *«r*. «CH9RB&X
d€rf€lyk«' waaren beftaant in berchryvinge cenameaZ-^n
binnen acht of veertien dagep ^ ten minde Tcnade van dea
Eigenaar , openlyk verkogt worden ; terwyl de andere
goederen, een jaar lang, een voordeele van den Eigenaar
in bewaaringe moeten blyyen, om, zich binnen dien tyd
daarop te* kunnen bekend maaken; wanneer by dezelven,
kan te rug bekomen, mits daarvoor becaalende aan de
Grietslieden, ter vergoedinge der gemaakte kosten, tien
tén honderd, en na afbek van dien aan de bergers voor
hunne zorg eu moeite een derde van de waarde* Statu»
icn van Friesland^ IV. Boek, Tit. VUL Art. \L
„ Ëen foortgelyk Placaat hebben de Staaten van Gelder-
land, den 12 Apïi], 1726 , uitgegeeven. Schrassbbt,
C9d. Otlro Zufph» van B^rglu en Visioen^ en wat hier-
omtrent by andere Rechters zy, kan men vinden by loc*
CBNiüs, de jure maritimo^ Lib. I. Cap. Vil. $• lo.**
— ——^- ;
Faderlandseh Kal^inet van Koopiandel, Zeevaart^ Landbouw f Fth
brijkên $nt. behelzende eene Ferzameling van f^er handelingen ^
de uitbreiding en verbetering der gemelde y^derlandfcbe IVell
4 yaartbrtmnm ten doel hebbende. S$fjle en Tweede Stul\ Üit^
. gf/i^^ven door g. brender i brandis. Leermeester ïn de IHs''
. m Sterrekundii ^xamimuor van alle Stads Maat en enGewigten
êh IVijnroeijer te Amjicrdam % Lid van verjckeiden MaatfchapJ
pijen. Met Plaateru Te Amjteldamf by A. Fokke Simon^z,
1786. Behalven het Voorwerk y 375 blad%. In gr, octavo.
Tiy het .openen van dit Kabinet h men voornecmens» uic bet
*^zelvc af te le^^ren eene reeks van VisThandelmgen betrekke*
lyfc tot de bovengemelde onderwerpen, die teii deele komen
tïit de handen der Leden van de loflyke Maatrchappj^ Ft:ix 'Me*
fit's^ Uit het Departement van Koophandel enz.; en ten deele
ook door andere des kundigen hier toe aangeboden i^yp. _,
ïh een LanJ als het onze, dat uit de handhaaving doczer Tak-
ken' *ali : Welvaard , zynen. bloei verwagt, kunnen w^ uitge-
voerde Stukken van dien aart by uitftcfc nuttig weezou.; en d^
ütocven, welke ons by de eerfte en tweede opening van dit
iCabinet in handen gégecven worden, verJccnenons ccn vry goe-
den grond,, om 'er by voo'rtgang merklyk nuts van te verwanen',
r Niöt oneigen vangt men ,dit,Gerchrirt aan mcc eene Verhan-
de}ing ovar^ den invloed der Natuur op den Koophandel de
Zeevaart, Lapd- en Akkerbouw, Fabrijken, Trafyken enz.: en
d.ir veclea onzer- Vadcrlandfche Fabrijken in een twynenden
ftaat zyn, fJaat een dnder Sdiryvcr zeer gepnst het oog op de-
,%clvc, rtiüt oogmerlp om de oorzaaken van dit verval na te gaan;
«n
#. IRENDBlt !l BftAlfi>I$ VADEKLANOSCH KABINET. tSf
fn eeoige hulpmiddelen ler herflellfnge aan te wyien. Hjer b|
komt eene .Verhandeling over de voortkweelcing van Tarw ea
Rogge, waarin *t voornaaaxtef dat tot de zaaijfng, inoogftlng
en koophandel van. Tarw en Rogge in aanmerking komt ; en
ook wel byzonder overwoogen: wordt, op hoe veelerleie wyzcn
dit Graan veelvuldig, zo door Onkruid en Ongedierte als an-
der§zins, op bet Veld, op de Zolders en in Schepen, aan het
ècderf bloot gefteld zy, Wyder^ wordt dit eerfte Stuk befloo-
TCD met eene Verhandeling over de Vaderlandfcli^ Muntej^
welke ons verfcheide oudheidkundige aanmerkingen, en oveR'
weegingen die het hedendaagfche betreffen . nopens dit ondcrt*
werp, aanbiedt: waarby gevoegd is eene Geldrekening, welke.
inzonderheid aan jonge Comtoirbedienden, te fladei^an komen»
door hun eene beknopte rekenwyze omtrent verfchillende fpecir.
«11 onder 't oog te brengen , die ze zig met weinig moei(e ^i^
gpn kunnen maaken. Het tweede Stuk heeft aan het
5oofd eene Verhandeling over den Mercurius der Ouden , ia
welke derzelver Opfleller nagaat, ho^ deeze., (th^^is in het My-,
theiêfiifrfH meest hekend, als de 0$4 der Koopliedm^^ van eci^
Egyptilchen zinnebeeldigsn ooriprong zy ; hoe de Grieken' ea
Romeinen, en, in navolging der laatften, ook onze Voorvaders*,
locn ze dei ATgodcn eerden, hem bcfchouwd. hebban: by wellef
gel^nheid hierin verfcbeiden oudheidkundige ophelderingen no-,
pens dit oqdervv^rp voorkomen^ 5ene volgende .Vcrhapdüing^
heeft ten onderwerp de Pragt, waardoor onze Schryvor ver-
fiiat, ,. al iiet fchooae ovendlige, het welk loea derbêhoef*.
„ ligbeden des levens, boven de middenmaat, toevoegt." Hier-
omnent nu gaat hy na, iii hoé verre die vooreen 'Koophandel^
dryveod htnd voordeelig , en in hoe^ verre dezelve nadeeüg zy»
Eóie voortgaande befchouwing doet hem wyders de bronnen
der Pragt en het bpderf der zeden in ons Vaderland aantrcèer,
in de ontaarting der oude Hollandfche inborst, in de opvoe-
dhig, w^siruit flllede deugden en ondeugden éener ISTath tm^
fpnngen :dan hy hegt 'ér, ?ef opbeuringe, aaa, eeiie voorft-agti van
het tegenwoordig blyde vooruitzlgt, dat ons, fti de hrrftdimgr
cozer oude opregte zeden , reed^ bëghit toe te lachen^ bet^fwelk:
wy wenichén . <&t verder van eane -hfeJlzaame • ujtw«»king -zyhf
zal. De Schiyver der voorgemelde Vérhaodeling over de Tarw.
en Rogge » geeft ons Uer wyders eeoefoovtgelyke^ ontvotnirhdg:
van 't .geen ^t* Spelt, de ^ieHefft foörtcn Van Gant eet het^
Mout betreft. Hierby komt eene vergel]^'iig van dea Koop:-
hmdei co de Babrljken der Ëngeireien niet die ilee Jfed«riaa<
deren, waaruit Uykt dat de eerscgenoemdBniveetjvoofuit feeb^^
ben boven de laatstgen9elden,en <tetrhet den NoMiapadcien iie^
zwaariyk valt, hirnnen Koopbaodel en FabHjidee m. 0^d«pl|^
een i>loei te brengen. . Die «elfUe hand geeft on» Nv^^^atsinof
len vcrflag van dop Slaaveohuyielv inet ncvehsgsind^^A^fP^-'*^-'
I 2 ' " ** kin-
m <L mSjtft k ÈlLANDt^ VAbERtANDSCfl It^Hmfl
kingen over het deemiswaardige lot, waaraan die on^lukktgeif
maar al .te veel bloötgefteld zyn. Laatstlyk levert dit t\veede
. Stuk nog ccnc regelmaatige béfchryving van de Tabaksteelt om-
trent Amerongen Ter dier gelegenheid tekent de Schryver in
»t flot nog aan f dat, by de laatfle inzameling der Tabaksplanten,
iets dergelyks plaat? heeft, ah 'er, onder onze Landlieden, by
liet t'huisbrengen van *t ïaatfte Graan of Hooi, gebruiklyk is.
- „ Wanneer het boste goed, zegt hij, geplukt wordt, dan
-Jaat men een der beste en grooifte Planten ftaan, tot dat de
„ inzameling over is. Daarna verzoekt men de jonge Lieden
9t uit de Buurt, om deze Plant mede te helpen afplukken, het
^ welk met veel vrolijkheid gefchiedt. Deze Tabakplant , die,
^ in dit geval, altoos de Rijstenhrij-plaru genoemd wwdt,
„ verfiert men daarna, met waafjers van verguld papier, ge.
,, verwdc feierfchaalea , klatergoud enz. en plaatst een hoepel
,, ia dezelve, zo dat zij zich- gelijk een kroon vertooi c, en
„ een fcboon gezigt, voor d^n PJanter, en zijne medehclpers,
„ oplevert. Zij blijft ook, om die reden, in bet gewoon ver-
t, trek hangen., tot eene andere Plant, het volgende Jaar, haa-
,, rt plaat* vervangt. Na xie verfiering maakt de Planter zich
^ met de genoodigden vrolijk,- en onthaalt hen, niet alleen op
♦, RTJstenbritv maar pok op een Ham , een Salaadjen , goed Va-
-, derlandsch fticr enz: doch tegenwoordig fmaakt hen de VVyn
;, ook reeds^fccter, welke 'er dus ook al op Tafel *omt.**
IfHsytrlMdeHngtn , üitgegen^en ijor hn Tael^ en Dichtiievend
. Ceno9tfehap9 ten fpreuke veerenie: Kunst wordt door Arbeid
i^erkreegen. Tw^tede Deel Te Leyden , voor liet Qetmtjckap*
\^%6.in gr. oSavOt buiten het Voerherichtf 226 hladt,
#^af de Heer Mr. ïihtnvis rïYTH, In zyoe Veriiandding over
V 1^ Heldendicht, in het Etrjle Deel, van de Prysvecjiande-
Jlneen van dit Genootfchap » over Theoretifche Stoffen , eenè
vxoeve van bekwaamheid, in de behandelihg van ^yn onderwerp,
y iet minder geeft de Heer brender k branüis, in zo vede
oDZigtcn en zo veelc ukken van Studie , de achting zyner
iSindgcnooten zeer waardig, in deezen bundel, blyk van zync
geoeftndheid in het vak van de Theorie der fchoone JCuoften.
f^LURoiCKT is het voorwerp CTier befchouwing. Naa eene
fchoone Inleiding» behandelt hy de Stoflb in het afgenneen: en
wrdeelt het likroicht in verTdieidene foorten, dan gaat hy fn
«yae Verhandeling voort .met de Ode byzonder te befchouwen;
«n geeft eeoige bedenkingen aan de hand, over de Dichtcrlyke
^«rrüUdog. De Hymnen , de HeUenöden , de Dithyramben , de
Klëëgtang , de Wysg^igê Ode » do Cariftfit» de feretu^ • -de
^nTbVBKQAIVDSLlNOEN VaN ££N TAAL* tU DIGHTL. Cfili^. I^f
Coisdienftigheid^ het Ztdelyk Lied, het Faderiandsch Li:d, bec
üff'n»^ LsVi, bet Grzeifckaps Lied^ de Roman/e en de herders^
tAnff f worden door betn- zeer naauwkeiirig nagegaan , alle in
jfaonderlykc Hoofdftukken, ^ en eindelyk iiuii by zym.
Verhandeling roet eene overweegfng van de f^erstmat,
Wy kunnen nfet nalaaren, uit 2yne Verhandeling t een gedeelte
•ver te neemen » waar by byaonder over de Hymnen ipreckt.
V.ia derzelver aan ce hebben aaneeweezen , toont by aan» dat
de Christeljrke Godsdienst zo gcfchikt is, als eenigc» tot Hymnen
of Lofzangen aan het Opperweezen, eo gaar op dcezcn tranf
voort.
„ *Er vloeit uit dee^e redeneering eene gewiglige vraag , raa-
kende de Hervormde Kerk in Nederland • j}amcl> k ; Waarooi
men ook in die Kerk geene Gezangen heeft , ivelke Hymnen
van bet Nieuwe Testament kunnen genoemd worden f Dq
Plalmen van david zyn aandoenlyk, uitmuntend en wellui»
dendf maar ik vraage met klopstock ; „ zou david» wanneer
„^hy een Christen of Dichter van bet Nieuwe Testament geweest
99 'ware, zo gefchrcevcn hcbbenï"
„ Men kan hierop niet » dan ontkennender wvze» antwoord-
den, en het blykt ook genoegzaam, daar onze Kers- , Paasch«>
en Pinxterfeesten geheel geen verbind van ftoffe met de Jood-
fche Feesten hebben , waarom men eenige verfen , in de Pfalmen
van DAVID voorkomende , toepasfeJyk moet maaken ; en daar
<ieze dikmaals Prophetiën behelzen^ worden zy welcens te ver*
beven voor den eenvoudigen Zanger. Men behoeft alleen de
aanwyzing van menige Pfilmen, die, by byzondere gelegenhe-
den , kunnen gezonden worden , na te iJaan , en de daann aan*
geweezen Pfalmen te onderzoeken , om overtuigd te worden »
At DAVID, ais Christen, by zommige van deeze gelegenbeden ^
zekerlyk anders zou gezongen hebben.
M Het ii eene bewezen waarheid, dat het vee! zwaarigheid*
in zich heeft , wanneer men iets nieuws poogt in te voeten by
de Godsdienstplegtighcden ; het beste en edelaartigfte oogmq-k
wordt wdeens uit een verkeerd geziQhtspunt befchouwd en ge*
dwarsboomd. Wy .hebben, in plaats van een^ bedroefde oude*
^als men die van DATuébt moest noemen, eene fraalje nieuwe
Plalmberyming zien invoeren ; maar ook nog daar by vry wat
oocevredenbeid onder de burgeren van Ibmmige plaatzen ent*,
dekt. Niet zonder recht, baart dit voorbeeld van tegenftreeving^
van zulk een voornaam en nbodzaaklyk werk , toe eer van dm
'Godsdienst f en met toeftemming Man 's Lands Staaten ondemo^
mea, vry wat fchrik , om iets verder ter verbetering van het^
Godsdienfiig gezang te ondemeemen.''
. Agter de Verhandeling van den Heer buevder ii sxandis^
volgt eene van den Heer Dtuc srkblws, wien de Zilveren Eer-
piys is coq;eweezen« Hoeveel goeda die y^lmni/^üDg ook be^
«30 rtYSVEkftANOEIfNGÊM VaU EEM TAètr- EN DÏCHfL. ffmt
Vatten moge, het algemeen zal de beoördeéling d^ Leydfche
Kunstrechters ongeftwyfeld wettigen , in den Heer brandis den
Gouden Eerprys toe te wyzen.
■ Wy hoopen, dat het Gcnootfchap haare verwaóhting beanb-
woord zien Ziil , in de behandeling Van de Theorifche Stofferf ,
«>p dien voet, als de Heeren brandis en e&kelens, in deczco
bundel , tot eer van ons Vaderland , gedaan hebben. ^
Ve Vrugt van Ledige Uuten , door At sofiK. Te Leydeii hs P»
Pluygers,i786. In gr. o3av9. Buüen het FoBrmrky %^ bladz.
1r\e Heer a. soek, vari elders, door kleine en losfe Stukjes,
-L' als Dichter bekend , geeft in dit Bundeltje blyken van
2yn Dichtvcrmogen. t-et eene Dichtfluk is fraaijer dan het
jindcre, doch de gantfbhe Verzameling verdient, met rechc, ded
ïiaani van goed. Het Vers , getyteld , Eenzaam Gedachten^ vin-
den wy by uitftcekenheld verheven. Oordeelt uit dit' weinige?
TFat kruipt daer uU de aerde2,.. verjlerkt u myne oogenl
Gevoelt o myn zinnen l aepfchouwt deezen vrorm l
Z' ben ik uit de aerde , myn moeder » gerezen ,
En zo keer ik weder tot wemelend ftof »
H^at bén ik dan meerder in^t oog van myn Schepper-:
reel min dan die worm is in *t oog van den mensch !
Den mensch l o dit ben ik -<— een mensch door Gods handen
Zo heerlyk gefcïmpen — geworden uit niet — -
JBegaeft met een wezen f zoo eeuwig ais de Englefi ««^^
j4envangelyk eeuwig «-— • zoo eindloos als God*
' Weik eene heerlyke opklimming van gedachten ?
Mynt Offeranden t aan Apollo en Hjmen- EerJU • Stukje* 2>
• 'Dor'drecht, by A. Blusfé en Zoon, T786. In gr. ZvoJ 118 W*
,*, fJadat, vangt de Heer b. fremery, die zich aanhet einde
/f van het Voorbericht , als de Schryver van dit Werkje ken*
,» nen doer,dat Voorbericht aan, nadat fomeo my den weg,d!>
„tot de fraeif!e der Kunden leidt, ontfloten, en my ter zangw
,vhane'in*getrooftd heeft, waeg ik andermael,op het gladde veld
„ der Weteofchappen te verfchynen, en Apollo, den Vader def
,# DichtldinftQ, iicvens Hymen, den Voorlichter van minnende
9; gellQven,' offers myner poëzy te rooken.** Door deeze open.
i)ke •efilrèriêe», ^wd«rw«rpt de Diditet-aync offbrs aai^ <3o vfy-,
•;'./ t * nioo*
moedige beoordeeling van bet algemeen, eridoff ook aan de on-
ze. De naauwkeurige oplecienheid , zo in de taalkunde als m
het kunstmaatige van de Poëzy , verdienen onze hoogfte goed-
keuring, en de navolging^ van veelen onzer aankomende Vernuf.
ten; maar... en het deöft ons den Heer FftÉMÈRY,*.een zo ar-
beidzaam én Kunstkundig Beminnaar dtr Póêzy, uit lleïae tot
de Kunst , eene ofaaangenaame waarheTd , omes ftchtens , te
moeten zeggen. Men kan, door eene beangfte waarüeèming van
kunstregelen , door. eene^ gedwongene en geaocbte kunstkeurig-
beid, in betreklyk fchoone, zoetvloeijende eu fraaiklinkende Ver-
fen ,de Poëzy haa^ vermogen . van het hart té treffen ; beneemen.
By een Minnedicht, moet, in een daartoe gefchikte Juim, ons
hart eene ftroelefide g,^waarwording gevoelen, zal het Minne-
dicht den n^am van fraai draagen: als iematod in eene goede
luim , met een maatig vcrfland en een gevoehg hart by het zel-
ve zo koel bJyft , als by het lèezen van een Verhandeling over
de Delfnoffcn. dan bezwykt het Minnedicht op den toets
En van dit gebrek kunnen wy den Dichter frêmerv geheel
©iet vry verklaaren. Wy zirilen ons denkbeeld hier over, door
een voorbeeld, zoeken te ontwikkelen. In de Ferdinnnii en Om-
fiüfitia, van den Heer Mr. feytha hebben wy over *t 'algemeen
geen behoag^n gefchèpt , hce vee! wezenlyk fchoons wy op vee^
Ie plaatzenin dat zelfde Boek gevonden hebben: eene der plaat-
zen die ons zo geweldig (bhokie, dat het ons deerde, dat het
i^erauft van den .Heer pbyth op zulke ysiykhedeo werkje, was
die, waar een minnaar een minnaares, in een bosch, T)y een
yslyk onweder opzocht, haar door den blikzem getroffen vondt ,
en door een volgenden blikzemflag op haar .lyk ffierf • deeze
plaats nu , hoe overgedreeven flerfc ook, trof, zo als dezelve
daar ftondt, het eerftc oogcnblfk ons hart roet een hevigen
fchok, en de Heer feyth deedt dus, in het afgetrokkene ; »t
geen hy doen moest , als Kunflenaar . die zulk eene Stoffe bear-
beidt, en, om een proef te neeroen, herieeze elk, die over de
gegrondheid of ongegrondheid onzer oordeelvelling m deezen
vonnisfen wil, dat gedeéüte van dien Roman (*) , cfn vergelyke
het zelve met de volgende vier coupletten, d\e wy uit het ftuk
dat thans voor ons ligt, ovemeeroen; het zelve heet de Orkaen\
Veiddichtf en de vier eerfte coupletten gceven de zuivere hefl
de tusfchen. Mylon en Nife, te kennen, en dan.vplgen deez©;,
fFreedf rampzalig f yslyk ntodht.... i
't Morgenuur ftondt aan, te lichten , ^ *
Dat de 9ntjlcken huwlyks fakkel j
Foor die Lieve ^wee zeu braniefu
• ■ -tti
I 4
13% . MTlfS OFFBRAlTDBIty
De av»nd^ voor dien blyden uchiend^
Zag hen acialoos veldwaars treden i
Mü ineengekléefde handen
Doolden zy al mymrend hene.
Snel yeelt ffife een keude trillingX
Tranen berften hoer uit de eegen.
Eenkhps geeft haer ziel zich over
Aen verborgen angst en yreedmn.
Mylen / Sprak het Meisje , Mykn t
Ochl wat is my bangX... ikfidderl..^
'k Zucht \... wy zyn zo wel veréénigd...
Zoude 'ik van u fcheiden moetent.. » •
Boven kun bejlorven boefden
Schoolden dikke wolken famen 9
Wolken , die den Jierm en *t Jiefftot
In haer* zwarten buik befloten. . .
*t Is gedaen!... 't wordt ylings dcr^erl...
Alles kraekt door *t woên der winden t
^ U Schütert in de lucht van blikfen^ !
Allerwegen ratten donders.
NifOf bleek van fchrik^ zygt rillend ,
SpraeklooSf neir in Myhns armen....
Brandend fdnet een blaeuwe blikfem
Lynregt op hun kruinen neder \
. Sutine inééngefmolten zielen ,
Vliegen uit verzengde boezems l
£11 die naeuwe famenklemming
^ Is hun Jongst gevoel van lief del
Welk een verichfl heeft »er tusfchen dat van den Heer feyth
en van den Heer frbmert plaats. -— — > By bet eerfte gevoelt
men eene triUing;, als of men die ongelukkige gebeurtenis voor
2ich ziet, maar by het laatfte blyft ons hart ongetroflfen, ^-
en beide de onderwerpen ftaan genoegzaam gelyk, in aakligheid*
Om dan eenvoudig ons denkbeeld op te geeven: Het hapert dea
HQ^ fremert geenzins aan kundigheden, het werktuiglyke van
fto Dichtkunst becref^de» maar aan die keurige uitdri^klpg
vai^
AAN MLLa Cir HTMBfr. »33
Van de Irftast» gefiAQct voor liet menfbhélylc gevoel , ^t geen he«
mdscfabreedte veifcbilt van het hedendaagsch » en by ons zo dik*
werf verworpen, SmtimenteêU, Wy geiooven ^ dat de Heer
nEMEXYy misfcfaien 9 dat Waarlyk aangenaam gevoel meer op.
^ipekken zou , indien Z. £d. minder acht gaf of de bekleedze-
Icn» dan op het waare wesen» der Dichtkunst.
F9êf heelden van IVpheii en Deugde uH de GefchieienUftn^ nie$
vermeuininj^en veer Kmderen.^ Deer jACGte PREDERIIC peddbrsbv^
Pwe^emX ie MMtrdeburfr. te Amfierdam by M. de Bruyn 178&
Sehmlven de Feerreden aip bladz. in ectave.
Uit voorige Schriften hebben wy dert Eerwaarden Feiderfen.
reeds Jeeren kennen, als een emftig Schryver» die .*t *er
op toei^» om der Jeugd goede leefregels in te prenten* door
lear deaselven in zodanig eene manier voor te dragen» dat ze,
«laar derzelver vatbaarheid Ingerigtf gefchiktzyn, om den ver-
eisten invloed te hebben. Vap dien zelfden aart is ook dit
Gefchrift, waarin hy der Jeugd uitmuntende voorbeelden van
een verftandig gedng en deugdssaamen wandel voor oogen
fielt, met nevensgaande lesfen en aanmoedigingen, om zich
•van haaren plicht te kwyrcn. 2k) geeft by, by voorbeeld, eeni-
ge (halen van broederliefde, waar van wy, om de kortheid in
^t te neemen, *er flegts één bullen bybrengen,
99 Procvlcjut verwierf zich , door zijne broederliefde, eenen <
öt^rflijken naaiii. Want, zijn vader geftorven zijnde, deelde
hj de erfenis met zijne broeders MurenA en Scipio in geh' jke
deden. Deeze belde waren zo ongelukkig, dat zij hun gamschf
irennogéD in den burgerkrijg verloren. Om nu zijnen broederen r
so ved mogelijk, hunne armoede en nood te verlieten, zo deel« "
dèby, andetmaal, zijn gamsch vermogen met hun." ■*
Aan dit en eenige andere voorbedden van Broederliefife hegt
by voorts de volgende vermaaning. ,
„ Uit deeze voorbeelden van braave en liefderijke broeders
w9 ik u, mijne kinderen, eenige leslèn afleiden, die zeer no.
€Be zijn weten. Onthoodt ze daarom toch, en neemt ze altijd
^raar in de verkeering met uwe broederen en zusteien, dan
Jndlen God en uwe Ouders een groot welgevallen in u hebbent
^ Hdit uwe broeders en auster^ van gantfcher harte lieft
Dankt God daarvoor dat Hij u dezelve gcfchonken heeft , en
bidt hem , dat gij ze behouden moogt. Zij zljn voor u zeker
een groote vi^diad,gij hebt aan hun in uw gantfche leven,—
^ A'j ook, naar Gods wil, braave zusters en broeders zijn,
«— trouwe en ihndva^ige vrienden. Zij maaken u den tijd,
«Ier jeugd aangenaam, leeven met u, zijn met^u vrolijk, heU
pen
^}4 J' FEDDERSENi.VpOlllÜEï^DEN.ViJÏ.W^HErD EN DEUGD.
jjen LU bij uwe: kleine bezïjbeden^ .en . iïiji> • jjw^ daagigjcfche
Ipeelraakkers.
. „ Gij, Bxx)eder.>'eii Zusters t leeft met eikanderen Tn cen^ge.
^indheid en vertrouvvlijkheid. Zijl geern bij elkander in ge-
^Ifchap Erkent het geern voor andere meafchen, . dat gij dl
kanderen hartelijk lief heh' ; laat dit bijzonder in het vriend©-
lijk gedrag van den benen jegens dqn anderen blijken.
. ^ iVeeit jegens elkander dienstvaardig; . Jeeftp ^ ^iirand^röa
geerne ten gevalle.. Helpt elkandcren, wanneer de een valt,
of iets verloren heef>; dar gij het met hem weder ap£Q^;.Qf
«Is hij met zijn fpeelwerk niet te regr kan komen, geeft *^m
geern antwoord en raad* wanneer, hij u om iets vraagt, iiat
gij beter verfiaat. Gelooft mij, mijoQ. Iq'nder.s «Is gij u zeiven
niet reeds vroeg gewent, om eensgezind en vriendelijk met
clkanderea om te gaan,- eikanderen ten gevalle te Jeyén, eo
behulpzaam te 2ijn; dan zult gij zulks in ouder jaaren^^A
niet doen. Daarvan daan komt het, helaas! dat zo vele groot
geworden broeders en zusters met elkander in onhiin en vij^^
andfchap leyen,^ Zij leven Jn hunne kindsheid biet elfcanderen,
en dec4en hooit Iets ten gevalle van, eikanderen; maar plaagden
^n farden elkandcren .wel; verbrafcea. bedorven 'qn vernielden
^edcTi wat anderen tot hun vermaak vereerd ge.kregcjn, of
voor zich zelven gemaakt hadden. ' , ^
^, Doch merkt, hier bij tevens deezje les op. Tn %wad6 zakcri
moet geen '■'roeder of zusier den anderen hehe?u Bij voorbeeld : ecn
kind had kwaad gedaan , en wilde het door Jeugens voor ?ijne
ouders en meesters verbergenden bad zijne bropderi of zusters.'
om met hem te liegen, dan mógen z!j dit niet doen; — 'of
het 'wilde ecn ander kind flaan, en bad hen». om h(^m bij te
fiaan, op dat hij .het te eerder meester mpgt worden, dan mo?
gen zij dit niet doen'; — pf. het wilde erigons Qverklimmen , of
iets t)reken, vrugten en andare zaken. nomen, en het bad hen,
om hem daarin te helpen; dan mogen èij dit hitt doen • Zij ma-
Jcenzidi» als zy het doen, deelgei;)ooten aan 'qên$ anders zpnaen.;^
\ ,, Het gebeurt dikwilf in de wereld, dat oën broeder i>f zuL
ter arni ^n oi^elukkig word , ter^irijl het den anderen, wel ^aat»
lieert thans reeds, dat het regt en prijslijk is,, wanneer d^ ril,
ke en gelukkige dcnac^en en oüigelukkigen biJ(laat»'ao *aU
iProcuiejus deedl'^ ^ . ' . ••
.:i
•^ iCa'r
JY ftaaije inhoud vun deeao Deelen vefpHgt odJ5 , daar van
*^'met denzeifden tof tè ge^vaagen; altf ^ah 'dö vóorfeeiii
ea toe zeor wy hfer en daaf , ons verheugd hebben , óyèf
(te betere fthikklngen; die omtrent aeer v^le zaaken^üier tf
fcïiflde, by^ die *ait Duftschlaod vergcflofeken , 'plaats vfnden*
hebben wy by.nogi.iiieerdere ons bedtoofd, dat 'ér eehe zo vtra^i^
achdge gdykvormigheid ffeöics badt in te^e verkeprdhedeti,'die
wy V ab by erfiaiisri vam onbefohaaMer vooroüdiérs hébben' óver.
genomen. Decze vcsrketrdhaden daar laaténde , zullende wy'^
uit bet vierde Deeltje^ iets omtrent dé Módé mededeelen. Karelsi'
ier/( is dan in-^zèrfchap"van etfte iaftziónlyke Dame, dieheni
ongemeen veel Jonger' tbofchynt, dan zy m de daad- was ^^ u{f
hoofde van het bhnkvtzolt en hïer uit fpnm het volgende 'gè-
fprek voorts , met haaveiPtnunT de Hoofdiobouc der Stad; - • (
,.H.Wy hebben hier in Kokhis^ (de toenipaalige .verbjyfplgats
vm Kariishér'0 f} dk mbdfè ^' dit-\¥y ntets zo' Wqrt,^ gelyt tJe
Beve Natuur het on^ geeft. De Paaf»den *:ippên \vy'öe flfeai^terf
af; de Nachtegaalorf flititert- wy op , in^ kc)u\ven ; de' ISQbmci)
fcodjen wy tot fcogeFtf en piramiden, éi? dewyl nu devrouw^ iij.
dezicbtbaare waereld,, zonder. twyfel h^ fdioontlg. 'is , heeft* dé
«Kxie ook: altó haare föhranderbad^ hefteed , om liaare \iohsx
geheel aan de Vrouw te "bófteeden.^ 'Althans aah-myne Vnjim!
ÜDeft de modo oen meester ftufc gedaan , erf is'^o? geïukkier ^^
wees' van de Natuur ten eenenmaai te vèfSfiH^én.'* <5dj
Sdielpen, welke lang in de. aarde leggen, allengs vergaan en
veranderen in de fteenachnge ftoffe, welke het naast by dezelve
ligt. is myne Vrouw, zo. als zy uit de handen der Natuur kwam,
allengs verdweenen , en door de mode herfcliapen.
„ Hoe moet Ik dit b^rypen ? (vraagt Karelsber^O
„ (Het antwoord is.) ^i^ gy dit itoct begrypen ' dat zal ik u
terftond zeggen. De Natuur maaKe myne Vrouw vier voet
hoog , en de mode voegde *er nog , door de hulp van het hair-
kapfel en de hooge hielen, éénen voet by. De Natuur liet haar
hair groeijen, de Mode nam dh: door het kappen weg, en gaf
haar valsdi hair. De Natuur fchonk haar recht fraai kastanje-
bruin hair, de Mode verfde het zelve wit De Natuur gif haar
hec vermogen, om de kleur van haar gelaat te veranderen, en
ik denk nog met veel vermaak aan den wellust, welken ik te
vooren ondervond , wanneer ik het bev Uigfte blos zich over
haare wangen zag verfpreWen, zo dikwerf ik haar ftreelde; de
Mode hccfc haar van dit vermogen beroofd : men mog9 haar
fchim-
t
fStf Cff. SALTZMANt KhMh VAft KAttUÉtUÓé
fchimpen» oF vleljen, of dubbelzinnighedeo voorpraaten» zy zaf
haye klegr niec veranderen. De Natuur gaf mynt Vrouw zog
in de boHten de Mode heeft ze opgedroogd. De Natuar
vormde myne Vrouw rank als een Pynboom , de Mode heeft
' haar de gedaante van een S g^;eevéB. De Natuur gaf haar
lieupcn . welke volkomen geëvenredigd waren aan het gcflel des
lichaams, de Mode beeft 'er po 'hes aan gemaakt, en baar zulk
eene gedaante gegeeveo, dat men haar eerder voor alles, dan
voor eene menschlyke gedaante, houden zou. (Op deeze wyze
et die Heer voort, tot dat Karelsber/^ vraagt:) Hebt gy ook
ideren ? De Naniur (is het antwoord) heeft my enigen
gegeeven, maar de Mode heeft ze my weder, ontnomen.
„ KareUbere. Hoc was dit mogelyk ? ''
„ H. De Natuur had myne Vrouw een h'chaam gegeeven , bet
welk zeer gefchikt was tot kinderbaaien ; maar de Mode heeft
bet zodanig zaraen geregen , dat 'er geen kind plaats meer in
had : wanneer dan de kinderen ter waereld kwamen , waren
2y zwak, de moedor had geen voedzel in de borilen, en toen
ik voor een derzeiven eene Min had , wierd het door dezelve
met de venusziekte befmet. Nu zyn ze allen dood.
. Ach dat, de Mode alleen zodanig in Duitschland den bovau
toon boven de Natuur had.
De Gefchfedenis van Karclther^ zelven kruipt voort ; Karelt-
her krygtf in dit DqqX , van 'zjm moeder locftemming tot her
,buwelyk met Henrène.
De Ver^ling mogt hier en daar wef wat beter zyn ; zy
draagt de merktekeqs. van eene te woordehke naauwkeurig.
held in het pverbrengen. Het Nederduitsch Taalëigen is o»
veele plaatzen verwaarloosd*
NI B ü W E
• A L GE M E È N E
VAD ER LAND SC HE
LETTER^OE^ENINGEN.
%
Oude Voorjpcllingen aengaandt den Mcsfias^ en'deszehen
Openbaaringe y opgehelderd en toegepast^ op den Heer e .
jESi s en zyn Êuangelium , in eenige Leerredenen , door
joANNES* STINSTRA, r Uitend Leeraar der Doopsgezind
' den te Harlingen. Derde en laatjle Deel, Te Harlin*
• gen by V. van der Plaats, 1786, Behalven de Voorreden^
enige Byvoegzels en Bladwyzers over V geheele IV^rk^
465 ilaaz. In gr. 8y<?.
Hier mede voltrekt de Ëerwaerde Stinftra zynen onder-
nomen arbeid, ler ophelderinge der oude Voorfpel-
liogen, die 9 zynes oordeels, recfatllreeks en in den letter-
lyken zin op den Meslias doelen* By de voorheen onu
vouwde komen nu, in dit derde en laetde Deel, nbg iii
overweging: Hoz. I. lo — ia. Micha V. 0.. Joel IL 28
— 3a. yer. XXllI. 5, 6. XXXI. 3» — 34. XXX. 21,
22. Ezech. XXXIV. 23 — 25. XL VIL i -12, J)an. JI.
4i, 43. VIL 13, 14. IX, 24 — 27. Hagg, II» 7 -* lo.
Zach. IlL 8 ^ .0. IX. 9, 10. Mal. HL i ^ 4^ inet
welker verklaring ook tevens aen zommige andere*, daet
mede inllemmendé , Godfpraken enig licht bygezet word.
lo de manier van uitvoering boud zyn Ëerwaerde zich op
den zelfden voet, waermede hy dit Werk aengevangen
beeft 9 en waervan wy, met de afgifte des eerden Deels ,
een genoegzaem verflag gegeven hebben. (*) Uit dien
hoQfde blyft *s Mans arbeid beltendig de overweging waer-i
dïg van alle dezulken, die zich op de nadere onderzoe-
king van het Propheti$ch Woord toeleggen: en ze zullen,
oader 't.nagaen zyner bedenkingen, 'er te meerder toe g;e-
noopt worden , daer ze 6dk in dit Deel meermaels zulien
ontdekken, dat zyn Ëerwaerde, gelyk we vo^heen reeds
•pgeraerkt hebben, met een vrymoedigen tred zyn eigen
weg* naer 't geleide van een welwikkend oordeel, volgt;
het
(♦) Z-e Alg. Fad. Lettercef. IL D. bl. 89.
IL 0Ut. N. ALG. LfiTT* tiO.4. iL
138 J. 8TINSTR4
het welk hem dan ook wel eens den gewoonen of betree-
den weg * geheel doet verlaten. Tot een byionder
llael hiervan verdrekke zyne verklaring van den ftcen , ma
zeven oogen , gelegd voor het aengezicht van Jozua , naer
de voorfieiJing der Godfprake Zach. III. 9. De opletten-
de Stinflra^ gene voldoening voor zichzelven vindende,
in de verklaring der uitleggeren, die hy beeft kunnen na*
zien, draegt daerop.zyn eigen gevoelen, zonder omwe-
gen, aldus voor.
„Alle die in de Joodfche Oudheden, die in den Bijbel
zelf eenigzins bedreeven zijn, weeten, dat in het Heilige
der heiligen van Mofes Tabernakel^ en naderhand in Sa-
lomons Tempel (a ) , eene kist of laade is geplaatst ge.
^'C:st, die de arke des Verbonds .doorgaans genoemd
wordt, gemaakt van het kostelijkfte hout, en met goud
dik overtrokken , waarop leen dekzel lag van gelijken maak-
zei, den naam van het verzoendekzel draagende, over-
fchaduwd van gouden Cherubs of Engelen ; en dat deeze
als bet heiligst en hoogwaardigst (luk vau het geheel huis
des Hecren wierd aangemerkt, als de zetel van Gods
zigtbaare tegenwoordigheid en heerlijkheid zelve. Ëeu ie-
gelijk, welke in dié zelve Oudheden eenigzins bedreeven
IS, weet ook, dat deeze arke des Verbonds met haar toe*
ftel, gelijk ook de zigtbaare blijk van Gods majefteit, op
en over dezelve, ontbroken heeft in het Heilige der Hei-
ligen van den tweeden Tempel, welke ten tijde van Za-
charias door Zerubbabel gebouwd wierd. Maar dat in
derzelver plaatze een Heen gelegd is, -welke boven den
grond uitrfak (*). Kn op deezen fteen , denke. ik zonder
twijffel, dat hier gezien wordt. Deeze was immers een
fteen, die in den eigenlijken zin gezegd kon worden voor
het aangezigt van Jofiia den Hoogenpriester bijzonderlijk
gelegd te zijn; nndemaal hij en zijne opvolgers jaarlijks
op den grooien verzoendag, tegen over clen zelven (laan-
de,
(a) Exod. XXV. 10 enz. 1 Kon. VIII. 6.
CO Zie het boek Jnfna in de Mishna C. V. § 2. In de uit-
gave van Surenh. P. IL p. 233 Reland. Anriq. Hebr. P. r, C.
9. J. 28. Bmrtorf. Lex. Chald. Rabb. Thalm. p. 2541.
Indien mijne gedagte gegrond 2;ij » kan men uit deeze plaatze
des Propheeten dan befluiten » dat Zerubbabel dien (leen in het
Heiligdom niet eigenwilligf maar op bevel des Heeren zelven #
gel^d heeft.
OUOi; V00aSPELLI|9GSN. ^139
^6 y gdijk eertijds voor de arke des verbond^» het bloed
des offerboks fprengen, en het wierook zwaaijen moesten.
Deeze (leed was dan in den tweeden tempel een voornaaoi
ftuk (O^ en tóen mag het ten uitérften owwaarfchHndijk
i^en, dat bij de bouwing van dien tempel in de Schrif-
ten van dien tijd^ welke over die ftigtinge handelen, van
denzelven geheel geen gewag gemaakt zou zijn- Hel:
koomt .mij derhalven inderdaad vreemd voor, dat geen
der Uitleggeren hier om deezen fteeu gedagt heeft, inzon-
derheid van zulken , die gewoon zijn zo veel werks te
maaken van alle de bijzonderheden van den Joodfchen
Tempel. Ondertusfchen , hoe aanmerkelijk een (lufc
ceeze (leen ook zijn mogt in deezen, dezelve kon lang in ^
heerlijkheid en pragt niet haaien bij de Arke des V^erbonds
in den Ouden Tempel. VVaarfchijnlijk was het dan, dat
de Israëlieten over dit onderfcüeid ook bedroefd w:'ren,
gcUJk bij Haggai over de vermindering der heerlijkheid
van deezen tempel in het algemeen. £n gelijk die Pro-
pheet dezelve vertroostede met de toezegginge vnn nog
grooter heerlijkheid, door de verfcbijninge van Cliristus
in deezen tweeden Tempel: Zo was het. ook zeer gepast,
dat ZacbariaSy of de Heere zelve, aan Jofua en. zijne
Vrienden» dat groot en allerwenfchelijkst heil voorftelde»»
CD wel zo zinnebeeldig, dat deszelfs oorfprong als aan
deezen (leen vel-knogc was. Hiertoe brenge ik die betui*
^ng, dat op dien eencn flecn zeven oogen zijn zouden^
en dat de Heere zelve zijn graveer/el zou * gravuren^
Over die zeven oogcn hebben ook de uitleggers allerleüe
opvattingen verzonnen. Dog voor zo verre het Hebreeuw-
fcbe woord zo wel fonteinen , fpringbronnen , als oogen be^
tekent; en het geen Aoóï graveerftl graveeren is overge-
zet, eigenlijk zegt openingen openen ^^ en dit bijzonderlijk
ook gebruikt wordt van het opwellen en voortvlieten des
waters uit een bron (f) : zo zoude ik dit gezeg liever dus
vertaaien. In dien eenen fteen zullen zeven 'Stellen zijn^
en ik zelve zal zijnen ftroom openingt gecven\ zegt de
Heer
CO ^elk een boog denkbeeld de Jooden daarvan maakten l
kan ipen zien bij Is. de Bartenora, Maimonide.s en Sheringtiam
over de aangehaalde plaatze van het Joma,
(f) [De bier en elders voorkomende taelkundige aentekeningen
4i^beil wij, om plaets te befparen, agterwège gelaten, oordee-
lende cevsns dat des kundigen dezelven in het Werk wei zou«
dea oafpoonpi.]
K 2 •
Ï4^ J. STINSTRA
Heer der heirfchaarenQd). Vreerad kan niemand 'het
vinden, dat éen fomeln verbeeld wordt uit eenen (leen
te ontfpringen, die weet, boe Mofes in de woestijne de
.-Sfeenroize gellagen heeft (é?)., dac daaruit water voort-
kwam genoeg voor h^t gantfche volk. Het is waar, bier
ilelt ons het zinnebeeld een gelegden fteen voor, niet ee-
ne rotze , die in het aardrijk zelt als gegroeid was. Dog
dit geeft dies te treffender de wonderdadige werking van
den Heere der heirfchaaren te kennen. Gelijk zeven w^/-
Jen den avervloed afbeelden der genade en zegeningen,
welke uic dit heiligdom zouden voortvloeijen. Wanneer
men hier mede nu vergelijkt de fchilderii van Ezechiël,
in het XLVIl tv.- hoofJftuk zijner voorfpellingen , van een
vlietend water, het welk uit het heiligdom voortkwam, en
^l verder loopende tot hoe langer hoe wijder en dieper
ftroom aangroeide ; zal men bijna niet kunnen twijffelen
' ot hier ter plaatze is het oogmerk der Godfpraakc óok ge.
weest, dat uit dit heiligdom, fchoon zo veel minder luis-
terrijk , de bedeeling van de geestlijke , de heiü-ijklle ze-
geningen van- de Euangelifche genade haaren eerften oor.'
iprong zouden neemen : Dat ze derbalven dit heiligdom
fchoon de Arke des Verbonds ontbeerendc , hierom niet
minder te 'waardeeren hadden. Dit wordt bij ons dies te
aanneemelijker, als wij agï geeven op eene diergelijke zin.
iiebeeldige voorfpellinge van dezelve geestlijke heiigoederen
^an het begin van het XJII'^ hooflftuk deezen zelvcn
boeks f/). Ten dien dage zaP er eene f otitein geopend zïm
voor het huis van David, en voor -de imvooners van Jeru^
falem ; tegen de zonde , en tegen alle onreinheid. En gelijk
dair , zo volgt dan ook hier in onzen text , op de meldinge van
4e fonteinen uit den fteen ontfpringende en geopend^ zeer
• gepastlijk, en ik zal de ongcregtighcid deezes lands in eenen
^ag mgneemen; In eenen dag, dat is, in eenen eenigen.
doorluchiigen , uitfteekenden , weergaeloozen dag, of tijd, den
tijd van 'sHeeren dood , opftandingie , hemelvaart en zendin-
ge van den H. Geest; dooriugtige gebeurtenisfen /die on-
iniddelijk op elkander gevolgd zijn, en door middel van
Welke Gods genade verzekerd, en dus de ongêregtigbcid
niet
' CO Deeze gedagte vinde ik. niet tegenftaande het voorgemèl.
de, dat ook de Heer Camp. Vitrïnga de Oude, voor mij ee-
had heeft. Zie zijne Obf. Sacr. L. i. C. 15 p. 193 enz.
(O Exod. XVII. (O Vergelijk ook Zach. XIV. %: -
OUDB VOORSPBIXmCEN.. 14!
met alleen van dat land » maar van de geheele aarde , vati
alle labden, en volkeren , die 2;ig bekeeïen,^en deéze ge-*
joade «anneemen , is weggenomen* .
m' f ^<>g ^^ ^^^ v^° deezen Steen des heiligdoms niet af.
icbeiden , zonder korcink , nog te letten op twee andere
piaatzen des volgenden IV^ew hoofdftuks, waarin insgelijks
van ttn ftecn gelproken wordt* en welke van andere uit- -
leggers ook met onzen text worden vergeleeken; otn te
bevroeden , of daar ook niet gezien worde op deezen zel-
ven Steen , welken ik tot ,ophelderinge van 'onzen texc
fiebbe aangebragr. ^ In ^het 7^*^ vers, roept de En- .^
gel, die aan Zacbarias verfchi/nt » ten aanhooren van dee-'
z^n uit; PTU zijt gij ^ ogfo9t6 ff erg? voor het aangezlgt
van Zeruhbabel zult gij i»orden töt een vlak yeld\ Welk
zinnebeeld te. kennen geeft, dat de booglle magt zijner
wederftrec veren zou vernederd worden, dat zif hem tiief
zouden kunnen verhinderen van den opbouw des tempels
IC voltooïjen (^). Want hij zal den hoojdfleen voortbreng
gcn\ het welk men :^ou kunnen neemen voor het gebouw
ten top toe , tot den hoognen (leen des gevels op t^
trekken. Dog met geen mindqr legt kan men door hoofde
fiecn^ den voornaamften, den voortreffelijkften fteen, détx
boogden, in waardij en aanzien vertlaan. En dan zou die
een. zijn met' deezen, welke in het heilige der heiligen^
in de plaatze van de arke des verbonds , gelegd moest .
worden. Het b ook 'wel te denken, dat dezelve van Ze-
rubbabel zelven » na de vólbouwinge des Tempels , met
veel plegtigheid dérwaards heen gebragt is; en, gelijk ^ct
volgt, met toér'oepingen ^ met eene openbaare blijdfchafp
en gejuich fft) "van genade^ genade^ zij denzelven\ z\\
aan deezen fteeö eigen , en koottie volgens de verbeeldin-
ge , welkq wij in ' ónzen text opgehelderd hebben , met
herhaalde opwellingen , met' golvende* ftroomen , door het
herhaald genade fraaijlijk verbeeld , üit denzelven voort-
vlocijed ; en dus ontyange meri^ uit deszelfs volheid genada
yo:»r genade (i). Tot^ deezen zelven (leen , kan
des Propheeten betuigingen in het lo'c vers deszelven
Jipofdftuks ook bekwaamlijk behooren, wanneer wij maar
de Overzetting verbeteren , en de fchikkïngen der woorden
in dezelve te regt brengen. Onze Nedferduitrche overzet-
ting heeft daar niet de minfte blijk van een Jleen: Maar
het
• (^) ZiélEzra VI. ia. C^) Ezra III. 11. enz. (O Joan I. zo.
K3
142 J. STIN^TBLA, oude VOORSPBtLiNGKIf»
het geca daar vo.orkooint Van een tinnen gemgt^'htt welk
men ziende li de hand ^ van Zerubbahd zig verbHjcktr
zoude; daar* ftaac in den' grondtcxt een fieen van tin, zo
als men du 'woord gemeenlijk opneeriat: Dog het geen
men veel gevoeglijkcr uit de Oosterfche fpraaEe kan ver*
taaien ddor afgi^zonderd ^ of het Welk in de plaatze van
een ander (tuk gefield !s. Deezie betekenisfeü pasfen ten
vollen bij den (leen van het heilige der heiligen , als ajn-
de dit een volftrekt afgezonderd vertrek, alleen openftaan»
de voor den iaariijkfchcn toegang van den lioogenprlester,
eu zullende cfié (leen zelve in de plaatze van de arke des
verbonds gefteld worden. Welke laatfle zin bij mij nog.
voor den waarfchijnlijkften wordt gehouden. Bronnen^ <tf
waterweUcn. , ftelle ik in dé volgende betuiginge van dat
vers ook voor oogen , gelijk in onzen text. En hét woord
doortrekken^ dat van dezelve gebruikt wordt, is te zagt;
fiet moest ten minden doorloopen geweest zijn ; en , volgens
4e oorfpronglijke eigenrchap des woords , fchijnt het geno-
men te worclen van ftroomen, die door hunnen fnellen
loop tegen de oevers üaan en kletfen. Na welke bijzonde-
re aanmerkingen ik het geheele vers dan in dcezen voege
irertaale en uitbreide, y^ Want y^ie vcragt den dag der
\y kleinigheden ? wie is 'er die geringe gedagten heeft van
„ den tegenwoordigen tijd, waarin onze tempel met min-
' „ der luister praalt dan eertijds ? wie zijn ze die denzel-
„ ven weinig rekenen of zig dasfrover bedroeven? Dog zij
,, zullen, zig verblijden , als zij zien den 'plaats vervullen"
99 den Steen in de hand van Zerubbabef, wanneer dee-
99 ze denzelven zal voortbrengen onl ta het Heiligdom te
* „ plaatzen. Die zeven zijn de fonteinen des Heeren\ zij
,9 zullen zig verblijden, voor zo verre zi| aan mijne God-
,9 fpraak gelooven 9 dat in dien eenen (teen zeven bron-
99 wellen door de befchikkinge des Heeren ontfpringen
„ zullen > en de wateren des heils voortbrengen; die de
99 gantfche aarde als ftroomen doorfnellen zullen.'**
De üerwaerde Stinftra heeft , wyders , voor dit derde
Deel, eene Voorreden geplaetst, waer in hy de zeker-
heid der Godlyke Voorweerenfchap , ook in toekomende
gebeurelyke dingen , behoudens 's Menfchen Vryheid,
tracht aen te toonen; en. tevens eenige ophelderingen aen
de hand geeft ^ wegens Gods mededeeling van kundighe*
'den nopens he; toekomende aen de Propheeten, en den
trap der wezenlyke kennisfe , welke zy; daer door van dat
tdeKomendc verkregen.
C. BROBDBLET9 XBSR OER ELLENDE, ENZ. I45
De I.eere der Ellende , Verlosfinge en Dankbaarheid in *t
Paradys geopenbaard^ en door de Aards • Vadcrtn ge^
loofd\ ontvou^d^ door wyleu Jufir. cornelia broedr-
LET. Te Utrecht by A. van Paddenburg, 1786. Behal*
ven het Voorwerk , 486 bladz. in, gr. 8vo.
Hl
[et oogmerk van wylen Juffrouw Broedelet ^ in dit Ge-
fchrift, was, iia te fpooren, hoe de kundigheden ,
welken ons het Euangelie ontvouwt, nopens de zaligma-
king des Zondaers door een Middelaer, reeds in het Pa-
radys voorgedragen , vervolgens door alle tyden heen , zo
voot als na de Zondvloed en vervolgens onder de Wetti-'
fche bededing, levendig gehouden, en door de Geloovi-
gen erkend zyn geworden: *t welk in dit (luk gebragt.
word tot op den dood van Vader Jacob. Zy heeft dit on- •
derwerp met veel oplettendheid, naer hare denk wyze, be-
handeld, en ene gemoedlyke (lichting getracht te wcge te
brengen; 't welk haer arbeid welgevallig zal maken in de
oogen van velen, die zich met hare denkwyze kunnen
verenigen. Dan *èr zullen ook veelen gevonden
worden, die oordeelen dat zy het (hik wat fterk getrok-
ken heeft. Men vind Christenen, die te' laag denken van
de Godsdienffige kundigheden zelfs der voornaemften , on-
der de bedeeling des Ouden Verbonds; maer men vind 'et
ook aen de andere zyde , die de Schriften v^n dien tyd
lezen, met kundigheden, welke zy uit de;£uangeljleet
ontleend hébben, en dezelven' dan naer die kundiji^'
den verklaren; waer.door zy ligtlyk gevaar loopeii vau
den Aertsvaderen kundigheden toe te fchryven, die by-
kans de kundigheden der Christenen onder /t Euangelie
evenaren; 't welk dan ook wel eens aenleiding; geeft , tot
ene vergezogte verklaring van deze en gene öo<Kpraken.
En hiervan is Juffrouw Broedelety (hoe ichtenswaerdig zy
ook anders geweest zy,) naer ons inzien niet vry' te
' fpteken. Men oordeele deswegens uit hare opmerking op
ècn gedeelte der Godfpraek van vader Jacob 'Gen. XLIX,
31^: hij v^ascht zijn kleet in den mjn^ et^de zijnen
mantel in vrijn» druijven- bloedt'.
• „ Door dit kleed, (zegt zy,) moet men verdaan de
neoscbelyke natuur van den Mesfias, welke h(r ak een
Weed zou aandoen , met zyne Goddelyke Natuur vereeni^
gen, en in welke de volheid der Godheid lichaamelyk
K 4 zou
144 ۥ BROEDELET
ZOU woonen. Kol 2 : 9. Dit kleed zytier menfchetyke Na-
tuur was bevlekt; niet door eigen fcbold^ waot hy was
heilig , onnozel , onbefmec , Heb« 7. Manr door de toege-»
rekende fchulden zyner uitverkoorenen ; want dien, die
geene zonden gekend heeft , beePc hy (namelyk God) zonden
voor ons gemaakt. 2 Kor. 5: ai. Uiervan zoude hy zyne
inenfchelyke natuur zuiveren en afwasfchen door den
wyn, daar door verftaapde zyn bloedig . lyden , getyk de
% wyn ten teken van zyn bloed in 't H. Avondmaal wordt
vodrgedeld. Door dit bloed, dat hem door zyn ziels -en
licbaamslyden zou uitgeperst worden, zou hy de toege-.
rekende fchulden , die op hem lagen ^ afwasfchen en weg«
neemen , en zo heiligde hy zicbzèlven ; maar dit zou ook*
ten nutte zyn van zyne uitverkorenen, op dat die gehei-
ligd mogten zyn in waarheid. Joann. 17. Daarom wordt .
'er ook by gedaan^ en zynen mantel in wyn*druiven-bloed«
Door deezcn mantel , in onderfcheiding van zyn kleed » .
word te kennen gegeeven de uitverkoorene gelovigen, de-
welke met den Heere Christus worden vereenigd, en al
het geene hy gedaan en geleden heeft, ook hun wordt
toegerekend, hebbend^ alzo gemeepfchap met hem^ gelyk
een mantel gemeenfchap heeft met den genen, dien de-
zelve omhangen is : nogthaiis onderfclieiden van hét kleed
zyner mehschheid, die hem 't naast eigen was, en tot
eenen Perfoon vereenigd ; maar echter als een ruimer bo-.
venkleed ,' dat tot zyn geestelyk lichaam behoorde , en de-
welke hem zyn tot heerlykheid en fieraad. Zie Jer. 11»
én J9S. 62. 3« En gelyk een man in zynen mantel zich
roert, Wandelt, werkt en lydt, alzo zou Christus zyne
gemeente aandoen; dat hy in haar tegenwoordige krach-
tig werkzaam zou zyn, en zo is hy in hun*, en zy zyn
mét hem. 'Gelyk de Hogepriester, het voorbeeld van
Christu^ in zyne kleederen, en met dea Mantel des E*
phods OTihangen , het heilig Priesterwerk deed * en zyn
dienstwerk verrigtte, welk werk dan ook al hec volk werd
toegerekend^ En gelyk de Hogepriester met deeze kleede^
ren bekleed zynde, en met den Mantel des Ephods om-
hangen, niet alleen gezalfd werd met de H. zatfolie, de
gaaven des ' Geestes , maar ook befprengd met het bloed
des zondoffers, ..om hem en zyne kleederen ie heiligen^
waarin hy en zyne kleederen ^1s afgewasfchen en heilig
werden aangemerkt ; zo zou ook Christus niet alleen door
7yn ])loedig lydeji zich zelven heiJigen van de fchulden ^
die op hem lagen, maar oqk ^yuen Monteti de gemeinte
Cod«j
LERR DER BtLBNÜE^ ,V£RL. 'Kg DANKB. I45
Gods; met ixrelke by vereenlgd het Priesterwcrk zon
verricbten, en dus dit kleed met hem geheiligd worden:
waarom by zelf in zyn Hogepriesterlyk gebed aeicle , Joh;
17: 15^: Ik heilige my zelven yoor hun^ op dat ook zy
geheiligd' mogen zyn in waarheid. En dit wordt te ken^
nen gegeeven, als Jakob zegt, dat hy jzynen Mantel
wascht in wyn- druiven -bloed. Zynde zyn lichnams, eif
voornaamlyk zyn Ziels lyden, 't 'geen. met den dood ein<*
digde ; en gelyk het bloed der offerdieren uitzypelde uit
het offerbeest, zo ftortte hy zyh bloed uit, en het vlood
uit ayne zyde , na dat hy den Geest gegeeven had , wan«
neer zyne zyde met een fpeer doorQeketi werd'; en zó
wordt hier» daar te voren van wyn gefproken was, 'nu
gezegd wijn druiven -bloed, oin te kennen te geeven. 1.)
Dat de toefpeling is op rooden wyn , ter aanduiding van
zyn bloed, a.) Ook om uit te drukken de perfing van
^cji Heere Jezus in zyn lyden en bloed vergieting, gclyk
de wyn^it de bezien geperst wort; welk hy te geoioe-
te ziende zeide: Hoe word ik geperst, tot dat her vol*
bragt zy , Luk. 12: 50. Waardoor de kracht zyner heilver-
dienften, en de gaaven des Gee'stes, die by edelen wyn
vergcleeken worden Jef. 55: !♦ voortkomen." fien
ieder, die wat bezadigd denkt, kan niet w^l twyffelfen,
of hy vind bier veel, daer' Vader Jacob 'Vermoedelyk
simmer aen gedacht zal hebben.
hcerreden over i Kon. VDL 119 * %o^ ter gedachtenis dtr
Inwijing van de Kerk te Schildwolda^ dooor Ajtius
Ar)RiANi, Predikant aldaar^ uitgefproken den\i$ yan
Wiitmaandy 1786.. Te Groningen bij] L. Hbifinjfh»
1787. Ift gr. ivo. 38 bladz. \ ,.
Het aen denken ^aen de (lichting van hét Kerkgebouw
t^ Schild wolda, voor honderd javen^ en deaae^fs ia
ibndfaouding tot :op. den. tegenwoordigen dag, heeft ^eg
Berwaerden Adriani genoopt , zyn^ .f;^dachten dae|^.9f
verder te vestigen, en de oplettendheid zyner Toeboor-
óet$ daer by inzohderheid te bepalen. Ter dier gelegen-
heid ontvouwt hy der Gemeente beknoptlyk de Inwying
van 's Heven Tempel te Jerufalem, met ene nevensgaende
verklaring van den hoofdzaeklyken inhoud v;in 's Vorften
gebed in die omftandigheden , volgens i Kom VIII. 29 ,
30 Naer het beloop van dit voorgeftelde fohikt hy ver*
^ . K5 vol-
14 (^ ^A. ADRIAffl LBERREDBir.
volgens het toepaslyke gedeelte zyner Leerreden. „ Deed
„ Salomo, zegt by, voor eerst ^ eene redevoering, waarin
99 hij van Israêls lotgevallen in 't gemeen , en van de tem*
,9 pelbouwing in 't byzonder , handelt , dit geeft om aan-
j» leiding , in navolging van hem , om over de lotgevallen
;, der kerke in ons vaderland, én op deze plaatze, iets te
9% zeggen. Ten P»eden , looft , dankt en ofiert hij den
,t Here, en volgt het volk hem hierin na; wij zullen u
5, tot zekere pligten , bij deze gelegenheid , en vervolgens ,
,, te betrachten , tot dankbaarheid , moeten opwekken.
^ Ten derden , bidt hij om een zegen , wij zullen , een
^» bepaald gebruik van onzen text makende, al zegenende
„ en biddendQ befluiten.'' Zyn Ëerwaerde, dezen leiddraed
Volgende, fchikt zyne Redevoering, in *t een *t ander op*-
iichtjzeer gepast naer de tydsomftandlgheden. — Nacr
zyne opgave bebben de volgende Leeraers , zedert de her-
Vorming, het Euangelie te Schildwolda bediend.
i6ri. heeft Theodorus Folkeri ^ hier eerst het zuivere
Euangelie beginnen te
prediken , en wicrd op»
gevolgd
16^7 • door Bverhardus Jacobi^ en deze
x66i. door Copius Meijer , die, de oude Kerk vervallen
zynde, het nieuwe Gcfticht
ingewyd heeft op den ia*«n
OAober i686: wien verder
. opgevolgd zyn
' l6i^. Franciscus Gomarus.
1705. Jdolphus Molanus.
* 1719. Eppo Hendrik Hnckers, (♦)
c 1755, He^triannus Diephuis,
1768 • Her o Geres Her es.
1783. jlrius Adriani.
• C*) Deze overleed ih het jaer 174*1 doch het liep, dooreen
ëfl2ali|en twist oVér de beroepinge, aan , tot het jaar I75S> dtt
fUizft Oemeente herderloos bleef.
Aan*
G. BOmiET AAN P. VAN HBMBRT. 247
->'• ■ ' i '
jtanmcrkingcn van o. bonnet , op ha tweede Stuk des
üriefs van den ÏVel Ed. Zeer öel. Heer p. van hr-
ji£RT, *oyer de Rede^ en haar gezag in den Godsdienst.
, Brief swy ze aan zyti Wel Ed. medegedeeld. Te Utrecht^
by A. van Paddenburg, 1786. In gr. oSavo^ 114 bladz.
Na ene optelling der byzonderbedeoj io *c genoemde Ge*
l'cbrlft van den Heer van Hemtrt behandeld, maekt de
Uoogieeraer Bonna i;ne fchifting van deselven, als behoo*
irende deels wel tot het boofdverfchil » maer zynde ooi;
deels daertoe niet betrekkelyk^ en onder deze zodaaigen^
die eerst naderhand te overwegen zyn, als mede zulken
die wel achterwege hadden kunnen ^ en ook zommigen dift
liec badden behooren te blyven. — ^ — De Hoogleeraer be*
paeit zich in dezen zynen Brief voornaemlyk tot de eerst*
bedoelden; echter laet hy zich, na ^t afhandelen van 't
geen tot het boofdverfchil behoort, ook nog kortlyk uit
over enige der andere byzonderheden, welken hy^ zynes
oordeels , niet wel geheel met (Hlzwygen voorby kon gaen,
^^—^ — Het zy men de ene of andere party in dit gefchU
trekke , men zal , op het doorbladeren van dezen Brief ,
gereedlyk moeten erkennen , dat de Hoogleeraer zich beter
by zyn Stuk bepale » .en gewoonlyk met meerder opmerk-
zame nauwkeurigheid uitdnikke ^ dan de Heer van Hemert;
dien hy ook daer toe tragt te brengen : *t welk gewislyk
de enige weg is, om dit verfchilftuk m^t vrugt te behan-
delen» Ter bereikinge hiervan do^t zyn Hoog Eerwaerde^
met het afloopen van dit Gefchrift, na enige bedenkingen
over de ^ zyns agtens , vereischte fchryfwyze ^ den volgen*
den voorflag; welken wy niet ondienftig oordeelen hierge«
beel over te neemen. . /
,^ In hoope dat UWEd. dlit] [bov^iaengeduide] . lp ''t
vervolg zal onder *t oog honden, wil ik,, tt|i gevalle, on-
set Lezeren, den ftaat des gefchils, dat wy allereerste (léb^
ben af te handelen, onderfchcidenlyk^opKeeven* '
,,llwe ftelling is dttze : de anderwerf Afyie rede ^p^ min'
/cheijk verfia^d^ is niet bedorven. ^ Voor deee^ ftellipg^ebt
Ge, naar myne gemaakte aanmerkingen, geen eea deugde-
Jyk bewys, X zy uit de ondervinding, \%y uit de H*
Schrift, bygobragt.
^,De cegenftelline,die Gy ht^TT/At^i^ide ondeniferpefyh
rede , het menfihelyk verfland^ is bkdorvcn. Om die te wf-
derleggen, brengt Ge, eerst, vérfcheidene bezwaaren tegen
^e
I4& G. BONNET
dezelve in; en tragt , v^volgens , aan te toonen , dat de
bewyzen voor dezeive, uit de oudervinding, uit de dwa-
lingen van het menscHdom, uit den invloed, dien de zonde
heeft om bet verftand te bederven , (doch welk jaaitte be»
wys ik nie: gebruik,) en ui^.de H. Schrift ontleend, van
geen de minlie kragt zyn om die tegenftelling te wettigM.
,„ Wat nu deeze tegenftelling btü^ii\het menfclielyk ver*
ftand is bedotten ^ die heb ik, overeenkomftig de leer van
onze Kerk, nader bepaald, en aangetoond, boe wy die
yfiitt en al verftaan. Nict^ ais of de mensch, in den te*
fcnwoordigen (laat, volftrekt onbekwaam was, om waar-*
eden en pligten it kennen i waarheden als zekep, pligten
als betaamlyk, op goede gronden te beoordeekn. i . ■
Maar, in zo vet hy» hoe kundig ook in de lecre der Za-
ligheid , echter niet in ftaat is , de geopenbaarde waarhe-
den , welke betrekking hebben op zyne eeuwige belangen ,
regt te kennen, roet dat gevolg, dat hy, als' een redelyk
fchepzel , niet kan nalaaten , overeenkomftig dezelve , ter
bevordering van zyn waar geluk werkzaam te zyn.
„Ingevolge deeze noodige bepaaling, heb ik aangetoond,
dat de bezv/aaren^ van UWÉd. , tegen de leer onzer
Kerke , aangaande het zedelyk bederf des menfchelykeit
verftdnds, ingebragt, van geen gewigt zyn: en dat
de bey^yzen voor ons gevoelen, uit de ondervinding, «it
de dwaalingen van het menschdom^ en uit de Godlyke
openbaaring, ontleend, doch van U afgekeurd, 4erzelver
•kragt behouden.
„Het geen derhalvcn UW Ed. nu te doen ftaat, is, aan
te toonen , „ dat 'er deugdelyke bewyzèn voor nw gevoè-
, Icn zyn; dat de bezwaaren, tegens ons gevoelen
„ in^tbragt, ongeacht myne gemaakte aanmerkingen, haare
„>kracht behouden: eindelyk, dat, het geen wy
„ yoQr ons gevoelen, (uit de ondervinding, uit de dwaa-
- , dingen van het nienschdbm, en uit de H. Schrift, ) aan*
, voeren, niet bewyst het geen beweezen ipoet worden;
\ Derhalvcn , ^at de ónderwerpclyke rede, met ouzi4^ht
* M des mehfcHèh mi^r' gelukt en de regte kennis dcrgt^
- openbaarde i»aarheden ^ welke daarop eene jiaauwebe^
,, trekking hebben^ niet kan gezegd worden, zedelyk bcr
„ d0rve^^ teï zyn."
• >vGèlyk ik -hier Op uw antwoord verwagt , zo. moet ft
UW Ed, vooraf berigten , dat ik voorneemens ben , in myn
'wedèiritïtVvb^td alletn" te onderzoeken, of uit bet geen door
•UW Edf , oVer dit onderwerp, nader wordt medegedeeld.
AAK P. VAN BEMERT. 14^
^ettiglsk dit bcfluitkati worden opgeroaikt: de onderwerp
'peljke rede is^ met opzichf tot 's menfchen ifaar geluk * en
de regte kennis der geopenbaarde waarheden , welke daarop
eene naatiwe betrekking hebben^ niet bedorven. Alle an*
'dere byzónderheden , die tot de hoofdzaak niet behooren^
zal ik , of niet in aantaerking neemen , bf , wanneer ik het
ooodig acbte, afzonderlyk met U behandelen."
Het laetfte gcdeehe van dezen voorflag ziet opeen voor-
heen gemeld vereischte; om, naemlyk^ „ al zulke bezwaa-
„ ren, dte niet tot de hoofdzaak doen, afzonderlyk te bc-
^, handelen." De Hoogleeraer zag gaerne, dat het wezen-
lyke van het gefchil altoos op zichzelve behandeld wierd;
en dat dan byzónderheden van geringer belang , (doch hoe
'minder iB getale hoe liever,) by manier van aenh^uigzels»
daer achter aen gevpegd mogten worden.
Chemifche Oefeningen. Door p. j. kasteleijn, /ipothe^
ker en Chimist te mjlerdam. Lid van het Provinciaal
Utrechts Oenootfchap van Kunften en Wetenfchappen.
Tweede Deel. Te Amfterdam^ by A. J. van ToU, 17 85.
in gr. Svö. . ^
n
|c Inhoud van dit Tweede Deel^ beftaande uit vyf Stuk-
*jes^ is niet minder belangryk voor de Beminnaars der
Scheikunde in *t algemeen , als voor de Apothekers , Fa*
.brikanten en Trafikanten in 't byzonder, dan die van h©t
EerfteDeel. — Was 'er ooit een middel om Scheikundige
JCennis algemeen te maaken , en den lust tot de beoefening
deezer zo algemeen nuttige Weetenfchap onder onze Land*
cenooten aan te wakkeren; het is zekerlyk dat> 't welk
de Heer kasteleijn daartoe heeft verkoozen ; en indien
wy uit de graagte, waarmede dit Werk algemeen is aan-
fenoomen , mogen befluiten , dan is het zeker , dat onze
nndige Schryver 'reeds voor een groot gedeelte zyn oog-
mctk bereikt heeft. Dé menigvuldigheid der onder-
werpen, in dit Deel voorkomende, verbied ons daarvan
aan onzen Leezcr een uittrekzel mede te deelen , terwyl
<ene Woote optelling daarva^i eenigfmts verveelende zoude
xyn, te meer, daar wy geen oogenblik kunnen iwvfelen,
'of zy, die eenig belang in de bevordering der Schei- en
'Natuurkunde (lellen, zullen leeds genoegzaam"^ met het
Werk zelven bekend zyn. - — — De verdienftqn des
Schryverszyn daarefn)Oven. zo algeoi^en bekend; dat het
jBood-
^SO G. BOtéf&r AAK P. VAR JEÖSMERT.
soodloo» zoude zyn» iets ter aappryzing , van deezen zy«
aes geleerden en ui de uitvoering zo moeijelyken, arbeid*.
by te voegen.
Wy hoepen, dat de Heer kastelstjn, in zync edel*
moedige bedoelingen > ten algemeenen nutte zal volharden»
Q zynei) geleerden arbeid vervolgen* ^
uucai^c Dcuocungen > icn aigemeenen
en zynei) geleerden arbeid vervolgen*
Pofitiones Phyfica, quas, annuo labore, in fcholig p^ivati^
e<plicat, experimentis illuftrat, et auditorujn fuorum
mcditationi proponit j, h. van swinüün ; antehac ifi
Academia Franequerana Pbil. Log, et Metaph.; nunc
vero in UI. Amft. Athen. Phil. PhyC Math. et Aftron.
Prof. Variarum 'Academiarum Socius. Tomi lecundi
pars prior. Harder. Gelr. apud J. yan Kasteel^ 1780.
Absque praecedd. ft54. pp. in odlavo. maj. f.
Van bet beloop deezes Werks , en de wyze der uitvoerin*
ge, die den Hoogleeraar yan Swinden ter eere ftrekr,
hebben we onlangs in 't breede gewaagd (♦); en, over-
eenkomftig met de toen voorgemelde orde, is dit eerfte
gedeelte van het tweede Stuk gefchikt, ter bebandelinge
van de Hjdrofiatica of Waur»eegkunde. De Hoogleeraar
bishandelt deezen tak der Natuurkunde in de wyduitg&-
Ifarektfte betekenis des woords Hydrofiatica ^ welke mea
gewoonlyk^ tVatcnfccgkunde noemt , doch die zich uitftrekt
over Vloeir of VJietlloffcn van allerleien aartj het zy ze
als Water onder de niet Veerkragiigen , of als Lugt onder
de Veerkragtigen, gereld worden.
Zulks doet hem , na eene voorafgaande befóhouwing der
Vlpciftoffen in *t algemeen, en derzelver onderfcheiding ia
Niet- of Al Vcerkragtiee , in de eerfte plaatze handelen
over het evenwigt en de perfing der Vloelftoffen , die gee-
ne Veerkragt bezitten. Hieromtrent komt in aanmerking
de perfing der Vloeidofien in 't algemeen, en derzelv^
werking naar alle kanten , wanneer ze ergens in beflooten
zyn ; mitsgaders het evenwigt der Vloeiitoffen op zigzel-
ven befchouwd; en wyders de werking dier persfinge 09
vaste lichaamen, welken in de Vloeiftoffen geheel ii^
gedompeld zyn, of min of meer op derzelver opper*
vlakte dryven; en eindelyk de perfing van ongelykflagtige
\aoeJ.
O Zie trwwüt Jlg. Vai. Letteroef. L D. bl. 3^4,
7# H. VAN SWINDBir, P08ITI0NBS PHTSICi6« I5t*
Vled(h>ffen» of zulken die van eeoe verTchillende zwaar^
te »yn, onderling op elkander. By de overweeging
der perfinge of min of meer ingedompelde üchaamen,
voegt de Hoodeeraar eene ontvouwing van 't nafpooren
der verlcbilienae digtheid of foortlyke zwaarte van onder*
fcbeiden Vloeiftoffen en Vaste Lichaamen, door middd
van Vogtmeeters en de Waterweegkun(li|b Balans.
Hiennede afgehandeld hebbende het geen tot de Niet«
Veerkragtige Vloeiftoffen behoort , gaat hy in de tweede
{laats over, ter befchouwinge van het evenwigt en de ptu
ng der Veerkragtige Vloeillofien; waaromtrent hy zig
tot de werking der uugt in dit geval bepaalt, nadien tog
aUe Veerkragtige Vloeillofien, met de Lugt, hier aan det
zelfde algemeene wetten onderworpen zyn. In de behan-
deling van dit onderwerp vestigt hy eerst het oog op «de
werking der veerkragtige Vloeiftoffen, die van derzelver
zwaarte of gewigt afhangen; by welke gelegenheid by een
^erflag geeft van de verlchillende foorten van Barometers.
Vervolgens ontvouwt by ons de werking der veerkragtige
vloeiftoffen, die van derzelver veerkragt afhangen: 't welk
Iiem tevens een berigt doet verleenen van die werktuigen^
in welken de veerkragt der Lugt, of ook wel de perfm^
der Lugt, byzonder haar vermogen uitoefenen: ais daar
zyn de Lugtpompen, de Windroers, Vogtmeeters die als
Barometers werken , Ventilators of Lugtzuiveraars en Wa^
terduikelaars- Klokken. Wyders handelt, de Hoogleeraac
over de werking der Hette op veerkragtige vlodltoffen,
mitsgaders den boogen trap, tot welken de Lugt verdund
'of verdikt kan worden ; verklaarende te gelyk verfcheiden
verfchynzelen hier uit onftaande, byzonder in zodanige
bewerkingen en werktuigen, waar in men zig van ftoom
of damp bedient, onder welken de zogenaamde ftoom* of
Vtturmacbine, tot het oppompen van water gebruikelyk,
bovenal in aanmerking komt. Hier aan hegt hy voorts
eeoe overweeging van een klomp van veerkragtige vloei*
Aoffe, als mede van de digtheid en hoogte der beddingen,
wav uit dezelve is samengefteld; en zyne befptegeliog
deswegens brengt by vervolgens over tot de daadlyke mee»
ting van de hoogten der fiergen op den Aardbodem , door
niddel van den Barometer; en zo ook tot het nafpooren ,
van de digtheid der lugt, en de hoogte van den Damp*'
ïriog* Ten laatfte handelt de Hoogleeraar nog van *t
4ryven van lichaamen in eene veerkragtige vloeiftoffe, of
Jiet opUimmea en nedeidaalen ^or Lugtbolkn in de Lugt^
waai*
^;2 }• H. VAN SWISDBN, FOSITIOITKS PHYSfCJi;
waaromtrent hy de voomaaoifte byzonderfaeden beknopt^
lyk nagaat. Voorts syn 'er aan 't einde van dit Stuk
nog geplaatst eeni^e Tafels, wegens de vergclyking der
Barometers op verichiUende Schaaltekeningen , en de mee-
ting der hoogten door middel van dezelven. De
beoefenaars der Natuurkunde zullen, op het nagaan der
naauwkeurige uil^oering van dit alles, op nieuw reden
vinden, om den arbeid van den Hoogleeraar ^an Swindm
öanklyk te eftennen , en van harte na de verdere voltooi]*
ing van dit Werk te verlangen.
De öcest der fFètten^ door den Heere dr montesqüifu.
Uit hes Frü/isch vertaald ^ door Mr. dirk hola van
ifOOTEN, Raad in de Vrciedfchap en Oud- Schepen der
Stad Schoonhoven ^ Lid van het Provinciaal Utrechts
Genootfchap van Kunften en Wetenfchappen. Met fFys»
. gcerige en Staatkundige Aanmerkingen ^ zo van tenen
Onbekenden als van den Vertaaler. Vierden Deels eer^
fie en ivfeede Stuk. Te Amfterdam^ by. W. Holtrop,
1786. In gr. %vo.^ 536 bladz.
In dit vierde Deel gaat de oordeelkundige MONTESQtrisci
over ter befchouwing van het zoberoemde Leenrecht^
waaraan hy de twee laatHe boeken van dit zyn onlterfelyk
Werk hefteed heeft. £n gelyk men overal de ontwyfel*
baarde bewyzen van 's Mans diepe geleerdheid en fchran*
der oordeel gevonden heeft, is ook de manier, op welke^
deeze twee boeken gefchreeven zyn, boven allen lof, en
zal aan de lief hebbers van Oudheden niet alleen eene nieu-
we verwondering verwekken , maar dezelve tevens verbaasd
Idöen (laan over hét nieuwe licht, 't welk zy hier op eene
zo gemaklyke wyze, o^r deeze in zich zelve duistere
^tof , verfpreid zullen vinden.
„Het Leenrecht is, gelyk de kundige Vertaa3er wel aan-
merist, geenzius zynen oorfprong aan de Romeineo ver-
fcbuldigd , hoe zeer de beroemde Hollandrche Schryver
over het Leenrecht , Mr. Pr. Bortj dit heeft trachten te
bewyzen. Met alle reden leidt de geleerde Schryver het-
zelve uit de Oudheden van Germanie af. Dit recht beeft
zeer langen tyd enkel op gewoonte berust, zonder in be-
• fchrevene wetten vervat te zyn. — Evenwel , men
maakte in die tyden, in zwaarwigtige gevallen, veeltyds
^ gebruik van de Advyzea van Kecntsgeleerd^n 5 onder den
* naam
rXB HONTBSQuftü, DE blEST DER WETTfif^. Ij^^
naim van Respon fa prudentum^ R^esponfa Sapientum. Ten
tyde ?an Keizer Frederik dp eerften begonnen twee zeer
beroemde MUaanfche Rechtsgeleerden, met naame Ober^
Hts de Orto diHortOy m.Gerardus Capagisïus ^ byge*
naamd Niger (de z^artéy over het Leenrecht te föhry.
ven, en dit faad^ten gevoljge, djst, onder de reiéérlng vait
dien zelfden Keizer, uit de inttellingen van de Keizers»
uit de evengettoemde Schriften van Obertus de Orto ett
Gerardus Capagistus , en uit de byeenverfamélde Advy w
«en van Regtsgeleerden , een foon van' famenftel '^n het
Leenrecht in de waereld kwam, in het welk doQr den
Profesfor in de rechten Hugo^ oï Hugo7inu$^ eenien van
de allerberocmdfte Rechtsgeleerden vaft zjnfen tyd te Bo^
honie openbaar onderwys gegeeveu wierd.
„Ten tyde vznVitu^r Fredericus den A/céden wierdtdit
famenftei van Leenrechten in twee boeken verdeeld, en
onder den tytel van de tiende Collatie in hét corpus Ju*
rit by de Novellen van Justinianïis ^ welke uit negen col^
kuien beftaan , gevoegd. Hierin badiende by zich voor*
oamelyk van den raad en hulp van eenen anderen, mee
siinder beroemden rechtsgeleerden , Hugolinus , byge-
ïiaamd d^ Presbyteris. Zie Mascovius dè jure Fem.
cap. I-
• „De Groottjaeoias Cujacius^ een man van onvergdy-
Icelyke vérdienften, heeft by deeze twee boeken eene me-
ni^e (lukken bya^voegd, en-eindelyk dezelve op nieuw'
in vyf boeken verdeeld , en met zyce allerheerlykfte aanmer^
kingen verrykt. Dezelve zyn te vinden in de fchoone
uitgaave ^n alle de werken van deezen grooten man»
welke dóór de zorg en yver van Liborius Ranius^ eenen
NapolitaanfcheH Rechtsgeleerden , in het jaar 1758, te'JNa-
E te in elf Deelen in folio is in de waereld gekomen ^ im
t st. Deei pag, Ï178 tot aan het Einde.
yt Deezc boeken over het Leenrecht , bekend onder deit
naam vsiQ Confuetudinei Feudorum, (onder welken naam
zy thans in het Corpus juris zyn te vinden) behel-
xen dtts het oude Longobardifche leenrecht , of jus feuda^
Ic LongQbardicum ^ en dit recht word nog in'Diiirschland
algemeen gebruikt voor een jus fubfidiarum ^ of voor een
recht, waartoe men, wanneer de Landwetten over de
Leeoen zwygen, zynen toevlucht qeemt.
9, Wy hebben eene ontelbaare menigte van Schryvers over
het Leenrecht by alle volkeren, waar het zelve bekend
is 9 welke alle op te noemen een oneindig werk zou zyn.
JL DftKt* M« ALC. UBTT. JSO* 4. L Meft
Men kan dezelve meest allen vin<lea by Sfruyiuf in zyi|
iibliotheca juris. Onder de ' voornaamften is buiten twy-
jTel het aangehaalde wetk 'van Cüjacim. Opk heeft de
beroemde Profesfor Johanncs Voet in zynen Cmmntarius
ad Panaeaas agter het jS^^' boek torn. a. pag. 609 eenc
ÏMtmuntende digestiodcfcudis medegedeeld. Om een
ort klaar en groq.dig denkbeeld van het gebeele Leenrecht
te he.bheii , kan m^n zich bedienen van het werkje vai|
^ohannès JacobuÉ Mascovius de jurc^ feudorum mperio Bjh
mano^Gcrmanico^ in 8V(?, •tweljc in ,het jaar, 1763 voor, de
^erde maa] te Leipzich gedmkt ïs^ waarby men tevens
behoort te leezen principia jurii publici imperii komam*
Gcrmünici^ in Sv^, van dcnzelfden Schryver, 't welk ii^
&et jaar 1769 VQor de vyfde maal te Leipztch gedrukt
fe. En wat otis\ VadwTlandsch Leenrecht aangaat, hier-
over kan men, behalven iu de werken van Petrus Gudc»
tinui^ Frcdcricus Sandc^tXi Corneüus Ncqftadius, op eene
s^ler^ojidigfte wyze onderricht bekomen in het doorwroch-
te wérk van Mn Pr. Bort^ het Hollandfche Leenrecht;^^*
In het tweede Stuk van dit vierde Deel, waarmede dee»
2e nieuwe Nederlandfche uitgave van Montesgüieu befloo*
ten wotldt, vinden wy, by wjfze van Aanhangscjel , voor
étrstleèn Ferdeediging van den Geest der Boetten ^waar^
by ook eenige ophelderingen gevoegde zyn^yooxts a) ÖpheU
der in gen van den Geest der Wetten. %) Webntenendê,
dankbetuiging aan een menschlievend man: (een ftuk, *t
welk aan den Heer de Voltaire wordt to^g^chreven) 4)
l^yfimachus. 5) Lofreden 'op den] Heer Pré^fident de
MONTEsquiEU , door den Heer d'albmbbrt. 6) Lofre*
den op denzehen\ door den Heer de maupsrtuis, 7)
Korte fchets van den Geest der Wetten door den Heerc
©• ALBMBEKT, m eindelyk H) 'Aanfpradk v^tn d^n Heer
Prafident de montesqüibu aan de FrarifiM jic^^demie^
toen hv tot, lid van dezelve aangenomen wierdé. Alle wel-
ke ftukkea eene aandachtige l^ezjng overwAardig 190.
iSs^
j. t. MAKtirmr , HistoRiB mr wabreld. tss
Historie der Waercld^ door j. p* martinet , Meester der
' vfje Konfien^ Dodor in de Wpbegeerte^ Lid van dó
Hollandfche en Zeeuwfche Maatfchappjen der Wtten^
fchappyen te Haarlem enVlisfihgen^ en Predikant te
Zutphen. Met Plaaeen. Zevende Deel. Te Amjier*
damy bj J. AllarC, 1786. In gn 8yo. 516 bladz^
Nadat de vernuftige en werkzaame martinet» in het
voorige Deel (*) , den draad der Oefchiedenis , by de
Historie van Frankryk» bad afgebroken, vat hy denzelven
thans weder oip mee de berchouwing der overige Kyken
vau Europa 9 en wei vooreerst van Groot- Britcannie, waar-
omtrent hy ons doet zien» dat hetzelve langen tyd vry
woest, oorlogzugtig en ontembaar was ; dat het veele
icbokken ondergaan heeft door Staats* en Godsdienstsver-
anderingen ; dat het door de onde Bygeloovigheden en buU
teoi^oorigheden zeer veel geleden heeft, eer het tot den
tegenwoordigen trap van verlichting en rust kwam; dat
het, groot en machtig zynde, geene geringe rol gefpeeld
heeft op Europaas tooneel , en daar nop; geen klein aan*^
zien blyft behouden. In de Gefchiedenis van dit Land »
heeft hy tevens al het merkwaardige ingevlochten , het
Cvan Ierland kan gezégd worden , doch , volgens zyn
9 flegts^ met een enkel woord. De Histoi;ie van Schot-
land is veel gewigtiger, en uit dien hooftle heeft de Schry-
ver zich in deszelfs lotgevallen en gefchiedenisfen breeder '
mtgelaaten ; waarop hy eenige byzonderheden 'van Groot-
Brittannie laat volgen , om een geregelder denkbeeld van
deszelfö hedendaagfchen ftaat te kunnen maaken , by welke
gelegenheid hy ons een geestige Schetze mededeelt van
het Karakter der Engelfchen , die wy niet kunnen nalaa-
ten, als een ftaal van *s Mans denk- en fchryfwyze, hie^
in te vlechten. „ De Engelfchen,** zegt hy, ,, zyn van
eene gioote, welgevormde en fterke lichhaamsgefteldheid ,
tot het zwaare overhellende , waartoe lucht en levenswyze
veel medewerken. In 't algemeen is alles in dit Ryk veel
zwzzftt dan by de Overzeefcbe Nabuuren. Men kan dat
opaterken in hunne . Paarden , Osfen , Koeijen en Schaapen.
Baar men düs zo wel gefchikt yis als genegen blyft tot
geweldige Ikhhaamsoefeoingen , zaf men ook uitdien hoof-
de'
* O ^ie.W jil^ Lm. U D. bl. 49S.
156 V V* MARTINET
de daar meer» dan elders, hevig ryden, geweldig Jaagetf,
foelie wedloopen en verwoed vecbten, ontinoet£iL Dfir«
wyl elk zich veel op de Vryheid laat voorftaan, en de
Scbryvers eiken dag de Natie op weinig kostende nieuws-
papieren» van allerlei inhoud, outbaalen, oordeelt men het
fe^ond verdand daar g^oieener te weezen dan by andete
^olken. Deeze vryheid is de bron van die mannelylj^e
redevoeringen, die foms in. bet Parlement gehoord wordeu,
hoewel 'er, ook 'dik wils, veel oobercbaamlieids , onbetaa-
melyke beledigingen, laffe en kwalykgeplaatfte kwinkflagea
in voorkomen , teu minden meer bewysredenen dan trek-
ken van welfpreekendheid. Dan, aan deeze vryheid moet
men ook toekennen de fcbaamtelooze behandelingen , die
de Koning en zyn Gezin ioofis moeten uitdaan , zelfs van
geringen. Dan, behandelen de Engelfchen hunnen Koning
zo laag en fchandelyk, geen wonder, dat zy de Vreem*
delingen gelyke ruuwheid aandoen, en de verouderde Natio-
naale ongeregeldheden behouden. Rangen in acht te nee*
men is toch hier weinig bekend. De Aanzienlyken ver»
laagen zich foms ongemeen, en dit maakt hen bemind.
Maar de geringe (lelt zich ook vaak volkomen gelyk met
de Grooten, en deezen moeten zulks verdraagen. Dan,
deeze vryheid verwekt daarentegen een edele liefde voor
't Vaderland, een kloeken yver voor 't algemeen belang.
Jammer is het, dat deez^ drift veel gepaard gaat met eene
trotfche verachting van andere Volken, die zy met den
nek aanzien» vooral de Franfchen, hunne oude natuurlyke
vyanden. En het is niet vreemd, dat menfcheu, die oor*
deelen, al te mogen zeggen, het geen zy denken, en te
doen, 't welk zy willen, veelal eigenzinnig, buitenge-
woon, zonderling en fpoorloos zyn, zo in hunne woorden
als in bunne daaden. Deeze verfmaading van andere Na-
tiën meenen , fommigen , moeten toegefchreven worden aan
eene misleiding, waartoe 't gemeene volk ongevoelig ge^
bragt wordt door zyne dagelykfche Scbry vertjes , Vlie oq-
ophoudelyk andere Landen en Natiën. befchimpen* Dit is
de beste verdeediging , die 'er van gegeeven kan worden #
hoewel ze niet ichynt te voldoen. De Drukpers is *et
vry, en dus wordt 'er al gezegd « wat men maar wiU
Niemand wordt 'er ontzien ; dan , hierdoor acht men ook
bet bekladden te minder ,. 't geen 'er zeer in zwang gaat*
n De Weelde is in alle rangen van Lieden zeer ge»
meen , waarvan bunne ongemeéne rykdommen , by de ^ee«
vaart en den Handel gewonnen , de oorzaak zyn. Veeleo
»cb*
HISTOlta DBR WABULD. XSf
tditen geen geld, eu de fchatten wordea de bronnen Tan
verwaandheid, verkwisting en bedorven zeden. Anderen
weeren beter gebruik van hunne fomaen te maaken* en
js iemand waarlyk ongelukkig buiten zyne fcbuld, magti-
ge onderfteuningen ontbreeken niet. Edelmoedigheid en
weldaadigheid (deezen lof verdienen de Engelfchen) zyn
foms byna zonder voorbeeld. Moet "Ér een nuttige In-
richting gemaakt, een Gasthuis gefticbt, een ongelukkig
Koopman aeholpen , een eerlyk doch behoeftig Huisgezin
onderftcund, de fchuld van eenen armen Kunftenaar be-
taald, of eene Weduwe en Weezen bygellaan worden,
aanftonds zyn de handen open , en de rykfle giften wor^
den tot die einden gcgeeven. Een Vreemdeling wint.iiiet
Seroaklyk eene venrouwlyke vriendfchap. De beste weg
aanoe is, dat hy de taal des lands fpreekej dan, ver-
krygt by eens de gunst, by kan 'er te beter ftaat op maa-
ien. Een Uitlander, die zich in het Ryk nederzet, is
echter, van alle ambten uitgefloten, volgens de wet, ten
tyde van George den I gemaakt, toen het Ryk vanDuit^
fchers overftroomde , die deezen nieuwen Koning gevolgde
waren. 't Geroeene Volk is ruuw, troisch, onge-
duldig, veeltyds onbefchoft en onverdraaglyk ; maar de
Grooten, wel opgevoed zynde, zyn edelmoedig, weidaa-
dig, openharclg, deftig, dapper, vol waardigheid. AUèn,
vau welken rang, zyn geweldig in hunne driften, en hun-
ne gramfchap bykans woedend. Gelukkig, indien dit lang
ftand hield by de aanvallen in den kryg; maar men heeft
dikwils gezien, dat de Schotten hen daarin overtroffen,
en minder van zwigten wisten. Men wraakt in de Natie
de woestheid, die zich vertoont in hunne liefde voor bloe-
dige vermaaken, gelyk in de haanengevechten, in die vat\
allerlei dieren met eikanderen: ook in het vloeken en zwee-
ren , waaraan zy zeer verllaatd zyn. . Een diepden-
kend vernuft kan men veelen niet ontzeggen, dan het is
by hen gemeen, tot zwaargeestigbeid , gelyk ik zeide,
over te hellen. Anders worden allerleie vermaaken onge-
meen van hen bemind. Ondanks hnnnen haat tegen de
Franfchen, beminnen en volgen zy echter allervaardigst
de kle^ding, *t optooifel en de waaren deezer Natie. Zul-
ke tegenltiydigheden ontmoet men hier meer. Eén
paar bandfcboenen , vroeger gemaakt voor, en gedraagen
door, eene Hertogin , dan voor de Koningin , deedt de
laatfte weldra befluiten, den Gemaal der eerde te verne-
deren, bem als Veldheer te yerftooten» en vrede met den
X- 3 vy-
t5t I- V* MARTBUT '
vyand te maaken ten nadeele haarer bondgenooten* Dt
Vrouwen zyn niet levendig , maar hellen meer tot de ze-
digheid of blooheid. Onder haar 9 ea bYzonder onder de
Landmeisjes, die alleraanvalligst opgetooid » Zondags» te
paard naar de keA ryden , vindt men veele fcboonbeden*
' Veelen der Aanzienlyken , zo getrouwden als ongehuw-
den» beminnen dl geleerdheid en leezen dagelyks zeer veel.
In weinige landen treft men meer kundige Vrouwen aan*
Mevrouw Montague gaf aan de Wescelyke Waereld kennis
van de inenting der Kinderziekte te Conftantinopolen , tot
eeuwige fchande van een half millioen reizende Heertsn.
*-«- Oi^der veele Ieren en zogenoemde Bergfchotten» houdt
nog de onbefchaafdhcid ftand; doch de andere Schotten
zyn beleefd, krygshaftig en moedig."
Na vervolgens over de Engclfche Taal, Wetten, Ge-
zindheden, Geleerden, Kunftenaars, enz* kortelyk gefproo»
ken te hebben , gaat hy over tot de Historie van Dene-
marken, welks Oorfprong, vroege en laate Koningen, Be*
ftier en Magt des Ryks, KarAter des Volks, Taal, Gods-
dienst, Wetenfchappen, Handel, Handwerken, Landbouw,
enz. op een beknopte en aangenaame wyze voorgedeld
worden. Hierop met een enkel woord van Ysland gewag
gemaakt hebbende, wendt hy zich naar een anderen Oord,
en doet ons een Ryk befchouwen, dat in de laatfte tyden
groote Koniheen heeft voortgebragt,' zelfs een eerwaardig
Karakter bezit, en uitmuntende Geleerden kan optellen;
wy meënen de .Zweeden ; na de Gefchiedenis van ditVolk
te hebben voorgedragen , laat hy hierop volgen het nog
overfchietende Rusfifche Ryk ; en hiermede de Noordfche
landen afgehandeld hebbende , wendt hy zich naar de on-
aangeroerde Middellanden van Europa, en wel vooreerst
ter befchouwing van de Gefchiedenis en toeftand van Poo«
len; vervolgens overgaande tot de Historie van Pruisfen;
en by deeze gelegenheid zich in de nabuurfchap van
Duitschland bevindende , was het eigenaartiff , hetzelve
thans te befchouwen. Om echter van Duitschlands His-
torie een geregeld denkbeeld te geeven , houdt hy de vol-
gende orde : Namelyk , dat hy eerst den ouden Staat ded
Ryks fchetst, daarna deszelfs tegenwoordige verdeeling in
Kreitzen; vervolgens de Landen, die het Oostenrykfcbe
Huis thans bezit, nevens eenige aangrenzende Landfcbap^
Ïen , nu ftaande onder het gebied der Turken ; (van wel-
en de Schryver, in de Historie van Afia, niet kon fpree-
ken , omdat ze lot Europa niet, behooren) en eindelyk hee
Ka«
msTMA DU wakxsuu }^
l^arakcer van Duitschlinds tegenwoordige fowoonérefi' Afte-
kent. En deese ziA afgehandeld hebbende, befluk by
eiodelyk dit deel met de Historie van Zwitferlapd. -^. — ^
Alle dtezt (lukken syn in die ïosCt manier en bevailigeft
%l verbandeidj weOte den Heer MAaxiM&T to byzonder
eigen ryn.
♦
(^efchUdenis van Kartl den Grmen^ vooraf ge gaan doah
ccnigc aanmerkingen over den eerften Stam der Franfché
Koningen^ en gevolgd door ecnige j^anmcr kingen over
den tweeden Stam^ door den Heerc gaillard, Lid yun
de Franfché Academie^ en van de Academie der Ot^
Jchrifien en Fraaje Letteren. Uit het Frunsch vertaalde
Derde en Vierde Deel. In *s Hage bj J. van Cleef,
1786. In gr. ivo. 331 en 163 tladz.
De Kundige Schryver van dit Werk deelt ons , by dca
aanvang van het Derde Deel zyner GelTchiedenis , wel-
ker aart en beloop wy by eene voorige gelegenheid bree-
der gefchetst hebben , een bericht mede zo van de herllel*
iing van het Wester - Keizenyk , als van de zaaken van
het Oostcrrche of Griekfche Keizerryk , en andere Europa
betreffende zaaken» op het einde der regeering van Karet;
den Groocen; waarop hy de Geflchiedenis Iaat volgen vad
de Kerk, de Wetgeeving, de Letterkunde^ Zeeden en
Sewoonten onder de regeering van deezen Vorst» wiena
ood eindelyk omftandig berchreevén wordt. En hier me-
de zyn taak afgehandeld hebbende , heeft hy , by wyzè
ynn Aanhangzel,eemgeVraagftukken betreffende Karel den
Grooten voorgefteld, als voor eerst: // het waar^ dat dit
Vorst , zulk een litf hebber van de Wetenfchappen , die afe-
zelvtn met zo veel luister berchermde^ en mét zo veet
fmaak beoefende^ zelfs niet fchrjven kon f omtrent welk
vtaagftttk onze Schryver verklaart van het gevoelen te zyn
van den Abt Le Bettf^ dat namelyk Karel de Groote dé
geoiaklykheid niet had om los en vaardig te fchryven,
dat hy zich daar vruchteloos moeite toe gaf, maar er
niet in konde flaagen , het geen hem met den natuurlvken
^in der woorden van eoinard het best fchynt te rfroo^
ken, en in deszelfs uitdrukkingen niets vhiden kan, het
reen hem zou verplichten , om •er die fterke gcvolgtrek*
king uit af te leiden , dat Karet de Groote in 't aeheel niet
^h^vea kon eené |evolgtrekkifig op terfcheidtne ande*
L 4 re
re piMtfen door eoinaro zelren tegengdproken; inzoth»
derheid vindt hy 'er niets in 't geen hem z'oucte wettig
, gen» om het eenfteoimig getuigenis der Gefchiedenis qm*
trent de ongemeene kundigheden van Karel den Groeten
SQ twyfel te trekken. Het tweede vraagftuk is : Moet men
Karel den Groaten aanmerken als den Stichter van de
UntyerfiteU te Farys ? waaromtrent hy ons de gedachten
van den Heer du boulay, die dit vraagftnk mee een ver«
baazendenoitiOa^ van geleerdheid behandeld beeft »gefchied>
en oordeelkundig voordraagt, uit welke voordragt van
zaaken het allergemakkelykst is, die geenen, die de In«
fielling der Univerfiteit. m de twaalfde eeuwe plaatzeh,
overeen te brengen met dezulken , die beweerea dat Katel
de Groote de Stichter der Univerfiteit geweest is. „ De
vereeniginff, zegt hy» der verfchillende meesters tot één
lichbaam had ongetwyfeld niet eerder plaats dan in de
twaalfde eeuv^; maar de openbaare lesgeevingen deezec
meesters zyn,- sedert den tyd van Karel den Grooten,
onafgebrokea voortgezet; bét is dus deeze Vorst, aan
wien wy de onfchatbaare weldaad van let openlyk onder-
wys te danken hebben; hem alleen komt ten minden de
roem toe van hetzelve herfteld en op een vasten duurzaa-
men voet gevestigd te hebben. Laat ons hierby nog in
aanmerking neemen, dat de regeeringloosheid en verwar*
ring,by het eindigen van den tweeden Stam, veel grooter
geweest zynde dan by het eindigen van den eerden , het
geen gering uitwerkzel van den invloed eenes groeten
inans geweest Is, dat de Letteroefeningen , die by het ein-
digen van den eerden Stam geheel te niet raakten , zich
in dand hebben kunnen houden , te midden in den woes-
ten baijerd. van den tweeden Stam." Het derde vraagduk
is: Moet Karel de Groote ^houden morden voor den In^
'fieller "^an de Pairs en het Pairfchap? De Schryver geeft
ons een omdandig bericht van de zes , tydperkén van he;
Pairfchap in Frankryk, en uit deezen voordracht van des-^
' zelfs gefchiedenis blykt het ten duidelykden , dat Karel
de Groote geheel geen aandeel gehad heeft noch in des-
zelfs inddling noch in de verfcheidene omwentelingen
welke hetzelve ondergaan heeft; en dat men hem alleen
daarom de eere deezer inrichting gegeeveti heeft, omdat
men altoos gewichtige zaaken gaarne aan een doorluchti-
gen naam en een luisterryk tydperk toefchryft. Het laat-
fte vraagduk is: Of Karel de Groote de inrichting der
ïfationaalc Vergaderingen 'veranderd hebbe ? en na een
<)0C*
CBSCH. VAN XARBI DEtf mogTBNt x€l
oofdeèlkiiiidi§ onderzoek blykt het dat Karel de Qroot»
aan de form deezer Vergaderingen byna geene veranderin<»
gen, en deze) ven mpgelyk alleen menigvuldiger en talry«
Ier gemaakt heeft.
^ In het vierde Deel , caat de Scbryver over ter bercbou*
wiug der. verdichte Geicbiedenis van Karél den Groeten»
en haare betrekkingen tot de waare Gefchiedenis ; trou-
wens , men zou , gelyk hy wel aanmerkt , Karel den
Grooten niet ten vollen doen kennen , wanneer men zich
alleen bepaalde tot het geen xie Opftellers der Kronyken
en verdere Scbry veren , . welke men als Gercbiedkundige
kan aanmerken, van hem zeggen. De Verdichtrelen zyu
een allerwezenlykst gedeelte der Gefchiedenis van deezen
Monarch , en men mag vfyelyk zeggen , dat zy in zo ver-
re (Irikt qiet de waarheid overeenltemmen , als zy met
fterke kleuren fchilderen, de meerderheid van deezen Vorst
boven alle anderen, den overmeesterenden indruk, die zy*
ne glorie op de verbeelding maakte , en de gee^Htdryvende
vervoering , welke by , zo aan RomanTchryvers en
Dichters als aan Helden en Staatsmannen wist in te
boezemen. — Na eepige voorafgaande aanmerkingen
over de oude Romans , wegens de dooiende Ridderfcbep^
gaat de Scbryver, de verdichte Gefchiedenis van Karel den
Urooten regelmaat ig na , -zonder zich te verbinden aan
<le betreklyke Oudheid der Schryvers en Werken, die ons
de voomaamfte trekken daarvan opleveren . en flegts op
den kant worden aangehaald. Inzonderheid le^ hy zich
toe, om de weinige waarheid op tefpooren en uit te fchif*
ten, welke in deezen modderpoel van verdichtfelen be»
graaven ligt, de eerde ftofie daartoe verfchaft heeft, of
ten minften het voorwendzel der Schryvers geweest is«
Het is toch altoos belangryk , en mogelyk ook tevens
nuttig, na te gaan, hoe de verdichtfelen gefmeed worden»
uit eene eerlle grondftofie van waarheid. ■ De ver*
dichte Gefchiedenis van Karel den Grooten begint reedt
vroeger dan zyne geboorte, en men ziet uit dit Werk»
met vermaak, hoe de levendige verbeeklingskragt der Ror
man- Schryvers niet minder werkzaam geweest is, in de
xamenfteUing der wonderbaarlyke gevallen van zyne Moe»
der j dan in die van hem zelven ; en gelyk zy , met ver*
grooting , gewas maaken van de fchoonheid , geftalte »
dapperheid , heldendaaden , met 6én woord , van alte de
voordeelen , die Karel de Groote bezat; zq kon het ook
niet wel anders zyn, of men moet een dergelyke ver«
froQting aantreffen in hunne verhaalen» wegens zyne ge*
L 5 »«•
i»csenhe<l«n en minnaryöii , waarvan ons de Schrwcr aan:
mcrkelykc voorbeelden opgeeft, en hierop een verhaal laat
volgen , van- aUe de tegentpocden , welke de Roman*
Schryvers en Dichters Karel den Groeten doen overkoir
• 0)en, nevens eenige by^ndcrheden , wegens zynen on.
waardigen Zoon Charlot , den vermnarden Ridder Ogiet
det) Deen , den Verraader Ganelon , den Toveraar Mau-
|is, den flag van Roncevaur, en iiet uiteinde van Roe-
Uftd, en eindelyk deezen tiak aHoet, met de befchon-
wing der verdichte Gefchiedenis vm Karel den Grooten,
net betrekking tot^dc saaken van Aquitaniën ; waarop
hy dit algemeen b^fluit laat volgen, dat, ,,ofrchoon de
Spaanfche en Itaiiaanrche Dichters en Roman - Schry vers
niet zeer gunftig ayn, omtrent Karel den Orooten; of-
fcboon «y liem een groot aantal onrccbtvaardicheden en
pïweldeöaryën , te laste leg«;en; offchoon zy een'^byzondef
vermaak fcheppcn , en hem geduurig in verdrietlyke en
2omtyds zelfè in belachlyke, omftandigheden te plaatzen;
men echter duidelyk ziet , dat de alöm beroemde naam
iran Karel den Groeten hen , als het ware tegen dank in
bedwang houdt , dat de kracht der waarheid hen weg-
fleept, en dat hunne pen weigerachtig is, om hunnen
kwaaden wil in te volgen; zo dat zy gedwongen worden,
.öm hem als waarlyk groot af te fchilderèn , zelfs dan, wan-
l^eer zy hem in een vernederend daglicht trachten te plaat*^
zen. Zo zy al den luister zyner roemryke bedryven poo-
gen te bczwalken, zo doet echter de luister zyner kroon,
hofhouding en volksvergadcringen, hunne oogen fcheme-
len; «o zy in hunne vercieringen , naar welgevallen over
den Ridderlyken roeto befchikkende, aan Karel den Groo-
ten flegts een zeer middelmaatig gedeelte van dien toe.
kennen; zo ty al van dien Vorst, op verre na, geenzins
den meest geduchten, en den meest gelukkigen der Rid-
dera maaken , zien zy zich eqbter genoodzaakt, om hem
Üs den meest vermogenden , den meest geSerbiediffden
•ndcr alle Vorften der aarde voor te draagen; by is altoos,
zelfs in hunne Schriften de Koningen der Koninsen en
étFader van he$ Heelal^ het is altoos aan zyn Hof/ het
is altoos onder zync oogen, dat de Ridders en Helden
Krygsroem poogen te behaalen; het zyin daadelyke Veld.
flagen, het zy in Kampgevechten, het zy in Stcekfpee-
kn, (Krygshaftige Spedoefeningen , die ten tyde van dee-
zen Vorst , nog geen plaats hadden , maar diè reeds ift
zwang waren, ten tyde der Roman •Schryvers, het gttn
voof
CUCH. VAN KAJIKL DBN OROOTBIT» . itf J
voer deexe Ueden titoos voldoende was, om te onder*
ftellen, cfat zulke gebruiken , van ouds, beftendig hadden
plaats gehad O het is aan het Hof van Karel den Groo^
ten, dat men de algemeene verzamelplaats vindt van die
euviBBS» die roelands, die asymooos, die rogieeis,
die OGIERS 9 die de eeuwiee eer der Ridderfchap uitmaa»
ken} het is ook aan zyn Hof, het is in zyne Legervek
den , of aan het hooul der benden , die hem bettrydea
moesten , dat men geduurig ontmoet die manoricarts,
die A0SK>ftfOHT8, die oradassbs, die perragussen, die
SACRiPANTs, fiere mededingers der Christen Ridders, ea
die ten hannen opzichte zyn , 't geen de hcctors , de
SARPBDONS, dé M£MNONS> waren ten opzichte der Griek*
fcbe Helden, van het beleg van Troije : ook vindt men
in de bradamantes en de BSARFiseè, de pbntmbsileas ,
en de camillas der Oudheid. Karel de. Groote is altoos
bet middelpunt van alles; het is altoos voor of tegei»
hem, dat alle deeze Helden en Heldinnen ftryden; hee
is by, het zyn zyne roemryke daaden, het is de groote
rol, die. by in Europa gefp^eld heeft; het is de inftelling
der Ridderfchap, die by heeft ingevoerd, die aanleiding
gaven tot het opftellen dier Romans zelven^ ^
y,De niet minder aanzienlyke rol, dien aaron rachid,
Z3fn Vriend,. en in fiuk van roem zyn Mededinger, in
Ma gehad beeft, is van een ^iyke uitwerking geweest.
Die Caliph is j in de Arabifche en Periiaanfche Romans ,
gelyk Karel de Groote in onze oude Romans, de hóofd-
peifonaigie, en zyn leven wordt daar te boek gefield met
verdichte trekken, die dan eens de opgecierde, dan eens
de verminkte , waarheid ten grondflage hebben. In *t alge^
meen doen deeze Vertellingen aaron rachid voorkomen»
ak eeo hoogmoedig en geweldig Vorst, maar werkzaam y
waakzaam, altoos bezig ffehouden door de. zorg voor de
welvaart zyner Staaten; des nachts, wanneer zyne On*
derdaaneii gerustelyk (liepen, voor hunne belangen waa*
kende, en in eigen perfoon, heimlyk en vermomd, de
ronde door zyne Hoofdftad doende, om op te fpooren^ of
'er niet eenige verborgene ongeregeldheden gepleegd wier»
den 9 die verdienden geftraft te worden f alles zelfs met
eigene oogen wUlende zien, aan allen recht doende, de
dwaalingen , waarin hy zou kunnen gevallen zyn , en het
kwaad, dat hy uit overbaasting zou kunnen gedaan heb*
ben, door zyne billykheid edelmoedig en rykelyk vergoe<<
d^nde; voor bet overige medelydend omtrent ongelukkig
gen.
1^4 OAILLARD , GfiSCII. VAIV K^REL DEK OEOOTIN.
gent wclda^dig en in iHes f root en Vorftelylr. Het I*
ten naasten by met die zelfde trekken , dat hy in de Ge^
fchiedenis, zo ten goeden als ten kwaaden, wordt afge«
fchilderd.
„Wat zyn vermogen betreft, de Artbifclic en Pcrfiaanfchc
vertellingen ftellen hem voor als den Opperbeer van een
aantal Koningen , die alleen by zyne vergunning regeer
ren 9 die hy door een enkelen wenk in het niet ftorc, die
hy door een enkele rtgel fchrifts noodzaakt, om van den
troon af te klimmen en den fcepter over te geeven aan die
opvolgers, welke hy verkooren heeft.
„ Maar AARoN ftACHio heeft altoos zynen Vifier oiafar
BARCEMiDB, die in zynen roem geen gering aandeel heeft,
die hem dikwils voor grove misfla^en bewaart, en die
hem uitmuntende le&fen en onderrichtingen geeft ; doch het
zou zeer bezwaarlyk zyn den ftaatsdienaar van Karel
den Grooten te noemen ; het was deeze Vorst van wiea
men inzonderheid zeggen kon«
Et fuif feulffans MinUtret aPexemple des DieuXf
Regies teus f ar fop-mene et voi tout par fes jeuxm
(datis:)
En die» geheel alleen, den last torscht van 't gebied;
Geen hulp van dienaars heeft van noden ;
Maar, op het voorbeeld van de Goden»
Zelfs alles regelt, 't al door eigene oogen ziet.
Catechismus der Wecttnfchafpen ^ fchoone Kunften ^»
Fr aatje Letteren^ uit ycrfchciden beroemde Schryveren^
en inzonderheid volgens de Schets van den beroemden
BARON VAN BiKLFELD, fomcngefteld. Met Plaaten.
Vierde ftuh Te Amper dm by A. Fokke, Simonsz*
1786. In gr. ivoé
Ingevolge het eelegde Plan , behelst dit Vierde Deel we-
der eene handieiduig ter ^nderrigtinge, nopens het sk
gemeene beloop veeier Vl^eetenfchappen» Kunften en de
beoefening der Fraaije Letteren* De onderwyzende en
troostende Godgeleerdheid bekleeden hier de eerfte plaats;
vervolgens wordt de weetenfchap des Kerkbeftiers en net
CATBCHTSMU8 DER WËSTBNSCHAPPBN. 1^5
Keikl^ Regt , ontvouwt ; hierop gaat men over ter narpoo«
linge van bet Koop* Wisfél- en Zeeregt , mitsgaders van
het Erygsrtcht; wyders verleent men ons een doorloopend
verflag van de leer der Geneesmiddelen ^ of der Matiria
Mcdica^ 'en tevens van de Kruidkunde, welker bebande«
]iDg opgehelderd wordt door eene nevensgaande Plaat ^
behelzende eene afbeelding van de deelen der Planten ,
die tot de Vrugtmaaking behooren, en te gelyk eene aan.
wyzing van den rang en de benaaming der Planten , voU
gens hunne Helmftylen. Hierby komt voorts in' overwee* .
ging het Regt der Natuur en dat der Volken; benevens
de Bouwkunde, welke laatfte insgelyks vergezeld gaat van
eene Plaat, mee de daar hy gevoegde onderigtiug wegens
I de voomaamfte vyf Bouworden. Laatstiyk vestigt men
de oplettendheid nog op de Kunst van Opzeggen of het
1 Delamecrcny en de Danskunst. Ieder deezer takken van
oefening worden , op eene deigelyke wyze als in de voo*
nge« (lukken gehanaeld is 9 beknoptlyk leerzaam Voorse-.
dnagen; en veelal geeft ons de C^fteller een kort verflag
i van de opkomst en voortgang deezer oefeningen : waarvan
zyn volgend berigt , betreffende de Kruidkunde , in deezen
ten voorhielde kan ftrekkeiu
,, De voed- en geneeskragt der kruiden, dus wordt Er^
I neaus fpreekende ingevoerd 9 wierdt den menfchen , die in
den aanvang des waerelds hun leeven meest al op het veld
doorbragten, al vroeg bekend, en fpoorde hen tevens tot
het onaerzoek der planten en bloemen (^Phytaraohgid) »
boven dat van alle andere dingen, voornaamelyk aan; en
de Kruidkunde kwam welhaast in zo groot eene achtinfft
dat men den uit^nderen van zommigc krniden Godddyke
eer bewees: gelyk dan Bacchus den Wyngaard, Mercutiut
het kruid mc^/f en het "xinurgroen^ na hem Mercurialis
genoemd, gezegd worden uitgevonden te hebben: voorts
was de God Apollo onder de Heidenen mede beroemd ,
om dat hy een groot aantal kruiden uitgevonden heeft.
^ De kruiden j welke by de Giieken voor algemeen génee-
zende, Panacea van m» alles tü muUw^mt gewezen^ ge«
houden wierden, heeft men, na het gevoelen deezer fcbran«
I • dere Nade, aan Esculapius en Hercules te danken. De
Njtnpluea of Zeeplulmen^ by dodonaus Plompen ge-
noemd, zyn haaren naam aan eene Nymplie of Watei^o-
dinne verfchnldigd. Chiron het Menschpaard, en Achilles
zyn voedfterling,> hebben mede veele planten uitgevonden,
sla ouder und^rea bet PaaoGnm Ghirmump en bet Duk
a;end«
f66 CAtBcaisMüfl^
xendblafd (^AchiUec)^ mti weHc kruid Thelephus^m de tast
van Homerus j geneezen is, welke Thclefhus het Muuipe.
per {^rheUphiufh) gevonden heeft. De wyste Vorst onder
de Hebreen, Salomo, beeft reeds zyne in de kruiden ver«
kreegene kennis, van den Cederboom tot aan den Hj^oopt
te boek gefteld» gelyk blykt uit i Kon. IV. 33; m^2x dit
werk, dat zeekerlyk een geheel zamenftel van ffatuurlykc
Historie geweest zal: zyn, is niet tot ons gekomen; alboe^
wel zommisen op goede gronden meeneu, dat het geen Sa*
hmo van de Kruidkunde te boek gefield heeft, enkel in
Lofzangen beftaan hebbe. De geleerde des Landcs drukt
aig , in het eerfte deel van zyne Histoire Critique de la BU*
hfophie^ hierover, in deezervoege uit. „ 'Ër is nog een^
^ byzonderheid die ik niet behoore over te flaan 9 en deeze
9, is, dat de oudfte Werken in de Kruidkunde niet dan ge-
,^ wyde Lofzangen geweest zyn , waarjn men de kragtea
91 en geneezende eigenfchappen der Kruiden verhaalde.
„ Deeze lofzangen wierden op eene plegtige wyze, zo
3^ wel aan den dtsch als by de offeranden , 'gezongen, vol*
^i geus het getuigenis van plutarchus dn SytMof. Lik
,^ VUL Zy waren bovenal zeer gemeen onder de Perfiaanen
,, en onder de Ch^ldeen , waarover men leezen kan hybi^
„ de Relig. Perfartim\ en men kan met veel waarfchvo-
3, lykheid onderftellen , dat de wyze Salomo ook op att*
3, ze wyze alle de* boomen en planten bezongen nebbe.
3, De Jooden, alhoewel een afgezonderd volk zynde, na-
,3 men zeer gemakkelyk de geestneiging en de gebruiken
3^ van hunne habuuren aan. De natuur zelve geleidt de
3, menfchen toe de navolging, en tragt,. door een zo kort
3-, en beflisfend middel, het eene volk tot het andere te
3> doen naderen.'*
„ Verfcheidene vootnaame mannen van de oudheid zyn
voorts nog beroemd , door zig byzonder op de Kruidkon»
de te hebben toegelegd; als zyn Gentiüs^ Koning van
IJlyrièn, de vinder van de Gentiaanbloem ; LyfimachuSy
Koning van Macedonien ^ die van de Lyftmachus of We-
derik;- Artemjïa de Huisvrouw van Maufolus^ Koning
van Cariiftf die van de Artemijia of Byvoet; Attalus Ko-
ning van Pergamus\ Juba^ Koning vm Mauritanien tnz* •
Maar boven allen is onder de Kruidkundige Vorften be-
piemd Mishridaicsj Koning van PotHus^ did de kragt van
het kruid fcordium of waterlook gevonden heeft , en door
%yn geneeskundig mengzel na hem Mithridaticum of M-.
tiiridaai, gehe^teu^.dooT da^eheele .waei!^ld: VM Olids be^
^*. .. tend
kend is geweest. Pe beioemdfte Geoeeskiuidigen der ondv
pdif sk waren HiPpocratfis, Galcnus^ Aviccnna^ Awr^
rots eiu«* die de kruiden na bet AlphaJiech hunner naaf
tnea bercbreeven^ waren mede alle kruidkundigen en be»
nidden aelve de Medicynen^ . die zy hunne lydeiB vood>
fcbreeven; wyl V ten dien tyde nog geene byzondece
l^ruidmengers bekend waren. AristauUs beeft voor zynea
l,eeriing JUxandcr ook twee boeken van de kruidea
9aani|eReld9 die mede niet meer voor handen zyn: vaa
^n Leerling Thet^hrasfus ^ die elke plant ftukswys ea
verdeeld befchreef ^ syn nog tien boek^ van de planten
voor banden, ett voegt men daar nog by de vyf boeken
van DiQScoriaa^ welke in de eerfte Eeuw ni|a Christi ^
boorte bet licht ^agen, en 'het geen Plinius de oude» ia
syne Natunrlyke Historie, van de kruiden gewaagt, daa
beeft men reeds alles gezegd , wat men van de gefchie*
éfiük. der Kruidkunde by de Ouden ^ tot op de vyftiend<i
Seuw, zeggen kan; want tot op deezen tyd duurde de
i^gt in deeze weetenfchap , behalven dat eenige Arabie»
ren, als waren A'ficcnna^ Avcrrocs^ Paracelfus^ enz» go»
\yk wy re^ds e^zegd hebhen , de. {Crjijdkunde , om dat zy
die in hunne Geneeskunst niet ontbeeren konden» beoet
feadeob
t€ifuf* f9 In laatere tyden is zeekerlyk de Eruidkundd
atgemeea ep fterker beoelf nd«
£rncsfw* 91 De eerfte Scbryver, welke in dit vak, naa
4& hecfteliing der geleerdheid, aanmerking verdient , waa
Fefrus Scbofcr , die zynen Duitfchen Gezondheids Tuin
(Üartus SaniffiüO in 1485» met de afbeeldingen van 435
planten verciex:d, in het licht gaf» welke figuuren hy, op
^oe Reizen naar Palestina^ door eenen Schilder, die mee
beo reisde» hadt doen afmaaien. In het jaar 1530 gaf
O$t0 Urtm^dSf te Straatsburg, zyn Kruidboek (^Htrba^
fim) y medAmet plaaten,. in het licbt, en daar door wierdc
qe lust tpt! de Kruidkunde algemeen opgewekt. Men< lag
Kti^dboyen aan, en las over deose WeecenjRihap de OtH
4en, a^ verre die gekomen \yaren; men verzamelde KjrniJ4
hqdbfiüif, egter zonder orde of rangTchikking waar te- neer
men^ tot; dat. A^tdr^Bm Céefalpinus de planten» na hnnn<
i;ri|g;;miiaklng (J^ruÜuatia) vwdeeide. Casp^ Bauhéntts gaf
eene ivi^Q^ly^ van hunne benaamingen in bet Ikht; Augé
Qfiifpitu i^ViVpw bouwde zype verdeeling. op de regdmaa*
tt^éi^ eo 'het. getal der bloembladen.; en J^fepb>Biii9nM
r0&tf-/^</'^r^.geqnd^^|[n,Q;el4«]k oe.de <^6sUe4^:bioeaiei^ lo;
den
161 - eATSCBISMOS
den Jaare 1618 gaf de Nederlandrche Geneesheer en beroemd!»
Kruidkundige Rembrand Dodocns {Kembcrtus Dodonam)
zyn Kruidboek in het licht , in het' zel^e de rangfchikking
van Dioscorides volgende , en de kruiden , planten en Moe-
men, na hunne gelykheid in gedaante en kragten>erdee«
lende. Dee2e rangfchikking bieldt zo 'lang (land, tot dat
in 17379 ^de beroemde Carolus Linnaus zyn ftelzel van
mannelyke en vrouwelyke Planten gemeen maakte, en daar
na de rangfchikking in de Kruidkunde bepaalde. Zedert
dien tyd zyn de Kruidkundige Qoeken zodanig in getal
aangewasfen , dat men 'er thans reeds over de driedm'zend
telt , zo die over de Gefchiedenis der Planten (Hiuoria
flantarum) in 't gemeen , als over de Kruiden van elk
byzonder Land , of enkele planten , en over nieuw ont«
dekte Gewasfen, geTchreeven zyn.
- Lconatd. „ Zyn 'er nog wel Kruidkundigen , die met
de nieuwe Rangfchikking van Linn4tus niet te vrede zyn?
Erntstut. „ 'Er zyn nog weinigen , die de verdeeling
Tan Paracclfiis volgen, maar zy is zo byzonder, dat men
dezelve zonder eenig bygeloof niet omhelzen kan.
KarcL „ Op welk eenc wyze verdeelde Paracelfm da
Kruiden dan? Vader!
Ernestus* „ Paracelfm , Porto ^ Crollius , en anderen,
meenden eene foort van zamenftemming ^n overeenkomst
der teekening en beelding der Planten , met die van de
leden van 's menfchelyken licfiaams , te ontdekken ; maar
deeze övereenkomden en gelykenisTen zyn al tq wild en
al te onzeeker; zy berusten veelal minder in de natuur,
dan in het hoofd van den waameemer, die de Vifionaris-
fen nabootst, die, by het ondergaan der zonne. veldlh»
f en , moorenhoofden , tulbanden en duizend mergelyke
erzenfchimmen , in de lucht meenen te zien. Op dit
eerfte fchyngezigt hebben zy vervolgens een tweede ge-
bouwd, en hebben zig ingebeeld^ dat, gelyk men de ziel
en het innerlyke van den mensch, door zyne taal, ge*
baarden , wezenstrekken , en evenredigheden in deszelfs
leden kan kennen, men ook alzo de verborgene kragten
der planten en hunne uitwerkzelen op het menfchelyk
lighaam , door de overeenkomst van hunne tekening en
uiterlyke gedaante, konde doorgronden. Zy fteundenop
deeze Plantgedaaniekunde {PhytophyfiogfwnHa^ en noem-
de dezelve de PlanUekening (Signatura Planta^um\) zy
fchiftien daarnaa hunne Planten in zulke, wdke de teeke-
fling vau eenige deelen des menfchelyken liciuuups fcfaee-
nea
X>BR WIBmvtCRAPttlV. if^
IM te diaagta ; in andere , die naar eenige lighaamelyke
ffitfeken zweemden ; en weder hi andere ^ welke cen#
fokooie gelykenia naar de beleedigende ftoffe in de kiekte
feadden, ent. enz.
KorneSt. *, En 2yn ^tt waarlyk nog Geleerden, die dit
gedroomcte fteliel van Paracelfus volgen ?
Erncnus» it d Ja. ^Er zyn hög genoeg annbangers van
dit belachelyke ftelzel. Zy noemen de bekwaaine lieden ,
die cene redenlyker leerwyzé uitgevonden hebben of op-
volgen 9 enkel Naamrchryvers {Nomenclatores^^ die dé
Planten niet dan alleen by naamen kennen* Maar deez^
antwoorden hen «00 dat men de weetenfchappen niet ver»
warren u^o^ , en dat de kennis van de fangten der Plan-
ten tot de ArtzenjiuniU (^Mauria Mcdica^ behoort, (t.)
Di^t bet geheele fteliel der Planttek^ning op onvastea
grond gevestigd is ; dat de tekenen , die zy in de Man**
ten aanwyzen , nooit aan de kragten , die zy 'ér van be*
4ooven, voldoen; en dat de oude gefchiHen, over de zui*
terende, aantrekkende en yerfterkendé Kruiden, de allep-
dwaasfte herzenfchimnien zyn/*
ftfy^lf^ 0p U. K. CHOMBL, jilgmttent HuUhaudelyk^ Natuur"
Zeèfkvniig- tn Konst-lVoardenboeh* D$$r J. A. de chalmot.
Twe§de Deil^ Eerfte Stuk; zjnde he$ Negende DeH yan het
Woordenboek. ^ Verryh mei Kunstphoten. Te Compitif by }. A.
de Chalmot» en te Amfieriam by J»^ Yntema» 17S6. In groH
fiÊttrtOf 380 blüdz*
In het doorbladeren van dit Stuk vmden wy dezelfde opmerk-
zaamheid te agt genomen» die wy in de voorige Stukken
gade geOaagen hebben , *t welk ons toont » dat men niet ve^^
Siauwt » maar yveng volhardt in dit Vèrvötg ten hoogfie nuttig
\e maaken. De beleezen Chalmet brengt hier, uit eene menig-
te van geleerde en vernuftige Schriften , eene reeks van opi*
CMtkingen over een groot aantal van onderwerpen by een, die
inen op gercbikte Artykelen gereedlyk kan nagaan. Z^ verleent
hy Ons, by voorbeeld, op het Artykël Compas of Comptunaal^
de, de volgende onderrigting van den bedroeven Natuurkundig'
%en P. yan ' Musfchenbroek f tvegens de , naar *8 Mans etgett
ondervinding, beSte manier van bet bereiden der Cempasnaaldenm
„ Men kan, Oeerc hy ons,) de Comtasnaalden flryken , of
üp de Poolen vaii eenen blooten Zefllreen, of op de voeten
irkn eeileft geWapenden Steen. Veele Compasmaakers gebruU
ken den Pool van een blooten Steen # wanneer die met zynn
ii. PBSL. N. AL6. LSTT. MO. 4. M POO-
jyd VERVOLG ^
Poolen cenig2int8 puntagtig aanloopt. Men legt den Sfcen niet
zyn eenen Pool om hoog, en plaatst 'er bet ecne cyode van de
NaMe op» op een plaats omtrent midden in tusTchen hef
dopje en »de punt ; men trekt de Naaide^ nu op den Pool
liggende , langzaam voort naar het punt toe , die well ftérk
tegen den Steen aandrukkende, zo dat men voele, dat zy 'er
als aankleeft; wanneer men aan het uitérfle punt gekomen is,
blyft men ze zes of ggt dujmen van den S een af als' voort-
trekken; daarna haar weder opligten,dé, brengt men ze op de
voorige plaats op den Pool van den Steen, en men ftrykt ze
daar weder over gelyk de eerfte maal: di't doet men tot 20
of 30 reizen toe. Daarna keert men de Naaide om , en men
ftrykt haare onderde zydc op denzelWen Pool , even eens als
men de bovenfle zyde gedaan heeft : dan keert men den ZdU
üecn om, op dat de andere Pool boven ligge , waarop men
S^laatst het ander end der Naaide ^ mede in het midden tus*
chen liet dopje en *t uiterfte punt # en trekt de Naaide naar
het punt toe over den Pool , doende even veel ftreeken , en
even eens over deezen Pool, als over den eerflen gefchied is.
.Op dccze manier kan men op een kragtigen ftcen aan de
Compasnaaldsn , hoe lang zy ook zyn mogtcn , een braave
kragt medcdeelen , welke kragt voor Z^ecompasje>i groot ge-
noeg i&.
„ Doch op een ge wapenden Steen ftrykende, zal men aan de
'Nmlde flerker kragt kunnen mededeelen : men kan de Naalden
ftryken of op de. voeten, of tegen de -voeten aüan van buiten.
Op de voeten kan men het doen op driederlei- manier , of in
tJezelve regte lyn in welke de twee voeten liggen, of in een
lyn loodrecht liggende op .die, welke.door det\»ec voeten heen
gaat ; of in twee lynen binnenwaards met- malkanderen eca V
of fcherpcn hoek ultmaakcnde ; het is evenveel welke manier
nien verkiest , Ichooq voor lange Naaldtn de laatfledo besxc
bevonden is, door den braaven Meester jacob lommers. Men
-moet altyd zorg draagen, dat de Nial^e maar eenen voet vaa
den Zeiifteen te gdyk raake , en dus maar de kragt. van één
-Pool kryge op éj^nen tyd: de Naaide moet over den voet der
^apeninge even eens geftreeken worden, als ik gezegd heb.
•dat op den blooten Steen gefcbiedt : niet anders moet zy ook
geftreeken worden buiten tetrcns. den voet. aan , en men zal
dus de wapening minder bederven , en niet minder kragren in
de Naaide brengen. -De fchrandcre Konftenaar, jacob dykcraaf,-
heeft my nog een andere manier medegedeeld , waarop men
dan de NaaAe de groorfle krij^- geofr, die tot nog god^i-m is.
*Hy plios de l\:aaide op een vlakke pink, wirr in een klein
i^dlle je is , om h^t dopje der NaaUr, in te leggen; dan neemt
-hy iwee fterke en mild gew: porde Zeilfteenen , pliarzende
xiba eenen aiet zyn Nogrdervoet op de iVaarte by bei; dopje.
OP CHOMfit^S WOORDENBQKK. jyi
txi den anderen met zyn Zuidervoet aan de sndere 2yde van
*et dopje : en wryft deeze twee Steenen te gelyk van malkande-
ren af over de Naaide , tot dat 2y te gelyk over de twee uiterfie
punten heen zyn ; hy zet 'er deeze Steenen wederom eveneens
op als te vooren , en herhaalt de ftreeken : danma keert hy do
Naaide om , en wryft die wederom ' met dezelfde Poolen der
• belde Steenen , als te vooren : waardoor dé Naaide aan beide
haare enden te gelyk kragt ontvangt, en op alle de deelen van
haar geheel Lighaam, en dus zo beweegelyfc wordt als moge^
^\jk (chynt te zyn."
Om hier by nog een ftaal van een anderen aart te voegen »
waaruit blykt» dat de opmerkzaame Chalmot ook een gepast ge-
bruik weet te raaaken van vernuftige Schriften j zi'Q hier het
^en hy ons onder *t ATtykel Concert voordraagt,
• • „ Men verftaat (zegt hy) door 't woord Concert eeae verza-
i»eling van Inftrumenten , welke gezamentlyk . en ten zelvden
I tyde eenig Muzykftuk fpeelen; of wel een Zangftük , 't welk
<3oor verfcheidene ftemmen wordt uitgevoerd. Ook wordt het
woord Cmcert gebezigd, om de Vergadering zelve Xe betekenen^
dnar men gewoon is Muzyk te houden \ mede nog voor het
Muzykftuk dat *er wordt gefpeeld. Men gebruikt genoegz am •
het woord Concert niet, dan om een Gezeüchap van ten miiv
fien vier of vyf Muzikanten te betekenen, die ftukken uit-
.wercn, welke verfcheidene Pcirtyen bevatten.
I „ Iemand die groore Concerten . dat wil zeggen , daar een aanr
! tal toehoorders zieh bevinden,- bygewóond heeft , z.l het fohil-
dery niet onnatuurlyk vinden ^ 't welk wy, uit dw geestigea
Denker overgenomen , hier eene plaats geeven^ Het Concejf
<zegt liy) was briUant geweest, tieeren en DaoijBs vm hep
eerfie fatfoen , hadden 't zelve met hunne tegenwoordigheid
ve.eerd- Als^een Liefhebber van de Muzyk had ik my re^le.
lyk , naar genoegen geaiverteerd ; doch. veel grooter zou mya
genoegen geweest zyn , iiKiicn myne ftigting ♦ vergeef my dat
woord , niet merkelyk gcftoord ware door viy vee! voorwer-
pen vafi onaandagtlgheid. Heeren en Dames zonder zielen, of
ten minden zonder zielen, gefchikt om vatbaar te wezen voor *t
I verrukkend en hêmelsch verrnaaik , *t welk die edele Kuast .den
I Liefhebberen fchenkt , maakten geen klein arntal van bet 6e-
I aelfchap uit. Wat hadden 'er d?e fchepzels te doen ?
Lokte hun de Muzyk ? Nee». Dan frame s zouden zy 'er na
geluisterd hebben. Niers minder, deeden vcelen- De oude Heer
£**♦ viel in een zagten flaap, na een uurtje luisterens; dit zou
voor weigeveste en diepe aandagt hebben kunnen dooigaan;
maar de gnorrende fnoi kende toon, dien hy, tot vfrrveelcns,
floeg , wees uit , di.t het fiaapen hem ernst ware. Dan eoji
oud Heer was het eehigzins te vergeeven, dat hy een uiltje
ving, fcboon het beter in 'c hoekje van den h^ard in zyn liul^
M 2 zou.
17^ viitvoi;©' >
zou eevoegd , en hy daardoor tot gten voorwerp van fpottcrny
ffeftrdcc hebbea » van jonge Hecren en Dames , die , hem bc*
lagctiende ove* zyne onvoeglyke houding in een Gezelfchap van
deezen aart, zig egter, op eene andere wyze , niet min ft ydig
niet de natuu: vai^ dusdaanig eene Byeenkomst, aanfleldc».
„ De jonge en bevallige D*** vervoegde zich lerftond by de
beminnelyke P**»> en ik ben verzekerd, dat zy den geheplQO .
avond geen vieendeel uurs geluiste.d hebben, na de heeriykfte
flukken« welke zy immers konden hooren : hun gefnapwason»
ophoudelyk tot verveèling van allen , die zich omtrent hen bë»
vonden. Een regtfchaapen Liefliebber, ongelukkig by dit rain-*
melend paar gezeeren , floeg de donkerde blikken van ongenoe-
gen en verontwaardiging op , en vondt zich genoodzaakt eene
andere plaars te neemen , die op ve^e na zo go^d nier watt
behalveo dat by'er zich ootflaigen zag. van de lastige beuzelpraat.
„ Men mogt, door van plaats te verwfsfelen» deeze Muzykf-
-verhinderende Gelieven, (want ik merkce naderhand dat zy
zulks waren,) ontwyken» da^r zweefde' een andere kw^geest,
voor wjen niemand veilig was. De galante jonge Heer van * ♦ ♦
liep van de eene tot de andere jonge Dame, om elk iet8 galants
te zeggen , tot ftoorenis van alle , die 'er omtrent 2uiten. Ter-
wyl een aitgeleezen ftuk van een der bes.e Italiaanjche Mees-
ters aller aandagt trok, en D*** met P*** hun gefnap deed
llaaken, Mras de zwervende aandagt veriloorder bezig mot
eene jonge Dame, niet ver van iny gezeeten, te ondc houden
over de Oiarmante keurigheid van haaren opfchik , en boezemde»
over elk deel haarer kleeding, eene Jofl'p: aak uit; zy fcheen tot
luisteren na bet (luk genegen , maar hy wist door eene vleijen-
de verheffing en vergoding haarer fiekoorlykheden» haar geheel
in te neemen en af te trekken.
„ De Heer M** met zyne Huisvrouwe dienden om het ge-
tal der Perfonaadjen te vermeerderen : doch , zo veel ik kon
Sien , hadden zy aan de Mnzyk niets ter wereld ; zy ;oondea
geen juindagt ; op *t verrukkend fpeelen bleeven zy even be-
daard, en de Heer zdg dikwils op zyn Horoiogie» ten blyke
dat de tyd hem lang viel.
„ Tot myne groote verwondering vond ik *er mede den Heer
K *'*'*, dien ik m&r maaien met gansch geen lof van de Mu*
zyk had hooren fpreeken. By eene tusfehenpoozing nam Ik de
gelegenheid waar, om hem myne verwondering te betuigen»
en te vraagen of hy een Bekeereling tot de kunst ware ?
Hy antwoordde neen ; maa^ dat de welvoegeiykheid eischte
Sich dus te gelaaten: want een fatzoenlyk Heer woont C«»-
certen by, en ze helpen hem eefien en anderen avond door den
winter.
„ Eene opregte belydenis, in de daad, en ik kon niet nalaa^
tin te. denken , als ik den geheeleii kring over zagji dat niet
wei-
' 07 CBOMECS WOOIDENBOEK. . . 17]^
iretnigén zich in zyn geval bevonden : m^'ar welk eene dwaas*
beid welftaan - en fatibenshsilven zich te kwellen ! Dat iemand
geen fmaak 9 geen hekoorelykheid In de Muzyk vindt » is hem
niet ten kwaade te duiden, hy is daarin grootendeels lydelyk»
het hangt van zyne geReltenfs af ^ maar dat hy, in weerwil van
. xodantg cene geftcltenis» zich vervoegd op plaatzen, dfe alleen
door Liefhebbers behooien betreden te worden 9 kan zo ligt
guene verfehooning verwerven. De onaandoenlyk- en onaand g«
tigbefd der zodam'gen is zeer hinderlyk aan alle Liefhebbers 9
en zy worden haatlyk, wanneer zy » gelyk de ftraks bygebrag.
te voorbeelden toonen » door een geduurig gefiiap, geloop, ge*
lach enz. de doorflaandde blykcn geeyen, dat ze zich op eene
verkeerde plaats bevinden. Om hun zelvs wil, om den wil van
anderen , behoorden zy verftandiger te handelen , en , vermaak
bedoelende , te gaan , Waar 't zelve naar hunne vatbaarheid en
liiiaak gefchikt is."*
Laat ona by dit geestige , ten befluite , ook nog iets deftigs
voegen, waaromtrent het Artykel Deftigheid ona verfcheidea
aanmerkingen verleent, dfe wy egter , om niet te uitvoerig te
worden, niet allen kunnen ovemeemen : wy bepaalen ons dea,
cot de volgende aanmerking over derzelver noodzaaklykheid.
,t Oe OeffioheiÜ imorum grénntéi') is dat emflig wezen , *t
welk een Menscb die gewoon is voor zidizelven eerbied té
hebben , en niet de uiterlyke waardigheid van zyn perzooo ,
maar van zyn zedelyk beftaan op behoorlyken prys weet te
jcfaatten , over deszeWs daaden , gefprekken en houdingen ver-
f^idr. Zy is de i^rondflag van alle goede zeden , en onaf«
fcbeidelyk aan de deugd verknogt. Op het bloedig Slagveld ia
zy d^ uitwerking van beproefde zugt na waaren Roem ; in de ,
Fteitzaal van eene oprechtheid die boven alle omkooping is;
eii in den Tempel het gevolg van zuivere God vrucht; zy is op
bet bevallig gelaat der fchoone Sexe het kenmerk van eerbaar^
liefd en reine onfcbuld; en drukt, op hec vooorhoofd van den
Staatsdienaar het zege! dier onveranderlyke trouw > waarmede
by ütcds voor *t algeroeene welzyo waakt. — — De Deftig-'
keid cener Natie is het veiligst bolwerk voorde publyke Deugd i
hierom begint de ondeugd, om by een Volk veld te winnen»
(Scoiecniyk mee <ie eerfle belachel\k te maaken, en haar dat enw
iHg voorkomen te ontneemen, 't welk eerbied inboezemd, tea
einde de laatfte met minder moeite over hoop te werpen. Alles
wat de ongebondenheid eener Sexe uitdenken kan , om de kuis*
bekhder andere te verleiden , word ook dikwila door een heersdi»
dugtrg Vorst te baat genomen, ten. einde de vroome eerlykheid
zyner Onderdaanen te bederven^ Bereikt hy in zo verre zya
oogmerk, dac by van de behandeling der zaaken, doch inzoo*
derheid we êt zeden, dat emilige wegneemen kan • 't welk *
dsarvan hec wi23Btykte fiiriad it» daa va4iM» idle Deii|dee»
M s vaa
1^4 VERVOLG, OP CHOMEL^S WÖORDBNIOEIC.
van dat rampzalig oogenblik af aan, het veilig fchild, dat haar
tot hier toe voor de aanvallen der boosheid befcbermdc. "^ De
VaderlandsCh- en Vrylieidsliefde word als een gevolg daar-
van meer en meer uitgeblust; de dwingelandy neemt de
overhand, en de Vorst heerscht met een onbepaald geweld. De
gedwongen Deftigheid f die men vervolgens aanneemt, gelykt
als dan een Masker , 't welk den Mensch , die uit zichzelven
reeds mismaakt genoeg geworden is , volkomen belachelyk
maakt. Een Koning, die de publyke Traöaten op eenen
icherczenden toon behandelt, zondigt even zeer tegen de Def-
ticheld, als een Geestlyke, die opeen boertigen trant over den
Godsdienst redbkivelt, en al wie de Deftigheid met woorden
of daadcn beleedigt, kwetst daardoor de goede zeden, enfpot
niet minder met zich zelvcH, dan met de Maarfchnppy. ■
Wanneer een Volk, hoe gering of onnozel ook zynde , 'm waar-
' held é/^/V/^t is, zal het daarom nooit belachelyk fchynen , dan al-
leen In de oogcn van een beuzelachtig Volk, welk laatfle daar-
tegen nimmer deugdzaam zyh 'kan.'*
yournaal van de Reize naar Groenland y gedaan door Comman-
deur MAARTEN MOOY, met het Sckip Frankendsial. Gedrukt
voor rekening van den Commandeur f en te bekomen te Am^er--
dam9'by D. Weege, 1787. In quarto tx bladz.
T*en. Dagregister eener Groenlandfche reize, merkwaardig door
•^ een dreigend gevaar, en de gelukkige ontkoming van het
zelve. Commandeur Afooy geeft een naauwkeurig verflag van
zyne uitreis, komst in het los-ys, vervolgens aan de Velden,
ea 'voorts van zyn wedervaaren in de bezetting, welker aan-
vang hy tekent, zedert 10 Juny 1786, en uit welke hy niet
ontkwam voor den 2 November. Geduürende dien tydjvao
ruim vyf maanden bevond hy zig dagelyks, grootendeels zonder
gegrond uitzigt op redding, min of meer in gevaar van zyn
Schip te verliezen, en verder ann eene reeks van onheilen bloot
geQeld te zyn. In een foortgelyk lot met hem bevonden zig
nog vier andere Schepen ; iwee Engelfchen , benevens een Zeeuw-
Iche Snauw en een Deenfche Pink;^ waarvan de twee Engel-
fchen voor de perfing van 't Ys hebbeh moeten bezwyken; doch
welke twee laat^genoemden,' met het Schip van Commandeur
Moo-j, gelukkig los geraakt, in Zeè gekomen, en voorts behou-
den gearriveerd zyn. Toen Commandeur Moo'^ het Ysgevaar
ontkomen was, be\'ond hy zig op nieuw aan een ander gevaar
blootgeileld , doordien %yn Schip bovenmaate lek was , het welk
hem, onder ftormagiig weer, van 28 November tot 30 Decem-
ber, wanneer hy, eiadelyk, behouden te. Bei^eB in Noorwe-.
I . , ; ge»
MAARTEN MOOT» KEIZE* NAAR ÖROENLAND. > i^g
gèn binnen kwam» voor zinken d^d dugten» Hier herftelde
hy bet Schip zo goed als de omftandigh'eden gebengden; ver-
trok uit Bergen, den 25 January 1787; had het geluk van,
door aanhoudend pompen, bet Schip met ééne Pomp meeren-
deeis lens te houden; en het zelve op d^n 28 February voor
AmUcrdam te brengen. Onder bet verbaal van dit alles ^
kan hy niet nalaaten, by herhaaling, met dankbaaren harte te
melden , de goedgunftige voorzoi^e van den Heer Directeur der
Reederye, den Ed. Heer Jan Gildemeester Jansz.* als die het
Schip zo wel en ryklyk gevictualieerd had', dat het Scheeps-
volk; geduurende al dien tyd, ten deezen opzigte, geen gebrek
^geleeden had, en zy zelfs in flaatugeweest waren, om hutinen
behoeftige IcHgezeUen het noodige in eene goede 'maate mede
te deeien : het welk den Heer Direöeur grootlyks tot lof ver-
ftrckt, en anderen aanmoedigt, om tog niet te fpaarzaam- te
zyn» in 't victualieeren der Schepen. Ook gewaagt hy, met
den boogflen lof, de heufche vriendlykheid van den Wel. Ed.
Heer fan Hendrik Tasmer^ Hollandfchen Cónful en Agent te
Bergen; als die hem, .üaande zyn verblyf aldaar, met raad en
daad, ten minzaamfle behandeld en alleszins geholpen beeft.
Spectntofiaatf Schouhurs:* Vyfr'ende Deel. Te Amjlerdam^ hy
d* Erven P. Meijer en G. Warnars, 1787. In octavo 262
lladz.
T\\i Deel behelst weder een drietal van wel uitgevoerde leer-
^ zaame Tooneclfiukkcn. Het eerfle getyteld, Desomes en
Kkmentine^ brengt ons onder *t oc^, hoe een door en door eer-
lyk Man , by een zamcnloop van omftandigheden , onder de
hoogfte verdenking van een flinksch gedrag kan geraaken, en
egter volmaakt onfchuldig zyn; terw^l 't ons tevens doet zien,
hoe omzigtig men behoort te zyn, in 't bcoordeelcn van be-
fchuldigende verdenkingen tegen iemand , van wiens eerlykheid
wy anders op goede gronden verzekerd zyn. Te gelyk behelst
dit Stuk eene fterk waarfchuwende les tegen de heillooze fpeel-
zugt, die den jongen Heer yalviiitf (om eene fchuld van eer te
betaalen,) een diefftal doet begaan, welke voonsden Intendant
Des9rmes te last gelegd wordt; doch waarvan hy vervolgens ge-
zuiverd wordt door de vernederende bekentenis, die de jonge
Heer van zynen fchandélyken diefftal doet. — — Op dit Stuk
volgt Karei en LouizCf of >de dubhelde EcJftverb'ntems ^ welke
tiont hoe onvoorzigtig het zy, eene Echtverbintenis aan te gaan
wanneer men zich al vroeger, als een Man van Eer, aan eene
andere verbonden heeft, die men, zonder vasten grond te heb-
ben, waant al Bmge ov^leeden te zyn. Dit is 't geval van Jftf-
rri, die te laat ontdekt, dat zyne dierbeminde Louize nog leeft ^
M 4 ni.
rf6 - IPICTATORUALfi SCHQUWBUIC* ,
m dat by aan Htrwim verbonden is: 't welk, in de earAe vow
wanïng gevaarlyke gevolgen hedt, die egter nog ten beste van
Katei en Louite afloopen, door 'c flegte gedrag» en de daaro{^
gevolgde ontvlugting van Hermina. — ^ Het derde of laat-
fle Tooneelfpel» de verbeterde Zoont boezemt den Ouderen op-
Itttecdheid in» q> de regeh'ng van 't gedrag hunner Kindereo*
Be jonge Heer Charles 4e Beaufond is eet) verwaande Knaap,
die zyne minieren "met eene trotfche baldaadigbeid behaoddc,
en op ivien zyn braave Gouverneur de AU flacourtf in afwee*
ztgbeid^dcs Vaders, te minder invloed beeft, omdat Mevrouw
dw Beaufond hem, door eene overdreevene Moederlyke liefde,
net te veel tederheid en, verfchoonfng behandelt. Zy ziet in
hem eene edelaartige fierheid, die veel goeds belooft, hy is lee-
^zendfg'^f en begaat daardoor wel eens jeugdige losheden ; maar
hy heeft geest, een goed hart enz. Vergeefoch tragt de Gou«
vemeur haar te doen zien , dat de Moederlyke liefde haar ver*
blindt; ydel wendt hy alle poogingen aan, om haar dit door
daadlyke bjwyzen onder 't oog te brengen; eene laffe ^litvlugt,
oen glimlach, eene tedere betuiging van de fierkfte genegen-
heid voor baar, door den Jongeling voortgebragt, beeft onge.
]}k meer invloeds dan de manlvke taal van den Gouverneur,
dfe ook door den losbandigen Knaap in den wind geflaagen
wordt De Heer de Beautmdf t*huis gekomen zyndo. ontdekt
dit verkeerd gedrag van zyn Zoon, en bezeft, met oen Gou-
verneur, dat de Moederlyke tederhartigbeid hier grootlyks (chuld
aan heeft: dit doet hen tezamen raadpleegen over 't beste
middel, ter .verbeteringe van dien Jongeling; Eene toevallige
gebeurtenis begunftigt hun oogmerk. Mart et je de Minne komt
• Oiet'haaren Zoon Kioas^ den zoogbroeder van den jongen Heer;
2y word door Myn Heer en Mevrouw vriendetyk ontvangen;
maar de jonge Heer behandelt zynen Zoogbroeder zeer fmaad.
lyk, en geeft hem zi^lï^ een flag aan den kop, om dat deeze
hem Ufher noemde. Dit toeval opent èenigermaate de oogeo
van Mevrouw, en maakt haar gefchikter dan te vooren, om agt
tt geeven op de gelprekken van baaren Man, over dit onder-
werp. Hy fielt baar voor Marretje over te haaien, om voor te
wenden, dat zy hen bedroogen heeft; en Chérles te overreedeo,
dat hy het kind van zyne Zoogmoeder, en Klaas hun waar9
.2^n, is; dat hy ingevolge van dien van^Oand verwisfelen, es
tot de Boeren -huishouding van Marretje moet overgaan. Op
*s Moeders tocfiemming wordt dit werkOellig gemaakt^ en 'I
gevolg hier van is, dat de jonge Heer, gelyk de Vader gehoopt
^ , tot inkeer komt, en ten plq;tiglle bdooft zig naar de re-
gels der menschliefde en deugd te zullen gedraagen ; des de
daaidlyke uitvoering van ftand verwisseling, daar de Heer de Bc
üufond anders, vopr eenig^a tyd» op aangedrangea zou hebbent
gféo ftand grype^ *
91-VRItin> PBft V&OUWElfé ^77
De Friend dér Vrouyven* Naar het^Pransch. In *s Grdvenhêgef
by W Klis, 1786. In oÖavo^ 225 bladz.
^co einde de Vrouwen haare weezenlyke waardy te leercn
^ opmerken , en haar lailgs dien weg te qoopen om zich over-
eenkomftig daar mede te gedraagen . heeft deeze Vr'ejid der
'Vrouwen een gefchrifk opgefteld , waar in hy haar onder het oog
hmigc f wat haarer waardig of onwaardig»* zy, en hoe ze haare
voomrefiëlykheid op het luiteirykfte een toon kunnen ftellen.
'Hiertoe fchetst hy eerst den ftaat der Vrouwen in de Maatfchap.
py, en handelt voorts, over de Letteroefeningen» die den Vroq-
wen betaimen, over derzelver bezigheden , vermaaken, weelde,
opfehikt cbarafier en humeur; verder deelt hyden Vrouwen leer*
zaante Leskn mede over de Liefde en Galanterie , mitsgaders
het Hüwelyk en de Opvoe^ling der Kinderen , waaraan hy ten
laatile nog hegt een T fereel van de Deugden der Vrouwcii,
her welk haar met treffende voorbeelden onda^ 't oog brengt ,
boe uitOeekend bekwaam en lofwaardig zy zig kunnen maaken,
wanneer zy 't 'er in ernst op toeleggen. ■ ■■■ Men mag dit
Gefchrift m«t regt een nuttig /Handboek voor de > rouwlyke Kuri*
ne noemen , als waardoor zy allezins opgdeid worden , om zig
voor laagheden te hoeden, en haare weczenl)'ke voortreffelykheid
itovloed te doen hebben , op de Maatfchappy in 't algemeen , en
't Manlyke Geflacht in 't byzonder; 't welk de Schryver bedoelt
in aHe deeze zyne onderrigtende raadgeevingen , welker voo^.
muunften inhoad hv ten flot dus zamentrekt* ^
«, Ik heb , zegt by , genoeg gedaan , zoo ik aan onze fcHoonen
bebbe kunnen toonen, dat haar rol zich niet bepaalen liet om
wat heen en yf/eér te wandelen, groote verkwistingen te doen.
teoe bevallige houding ie verkrygen , en om ten loon haarer
finarten flechts eenige geestelooze complicnenien te ontvangen*
'Zoo wd. als wy met een verftand en een hart begaafd, moerea
zy ^ zicfa op toeleggen, om het een te verlichten, en het ander
te beffieren.
9, Het veiftand heeft > om zich te volmaaken , flechts eene
maatlge en aangenaame letteroefening ixxxlig, die zelfs in den
rang der ve maakén gefteld kan worden*
„ De Vi^uwen worden gebooren met eene gcestvaardigheid ,
die haar gedrag onverantwoordlyk maakt, wanneer zy weigeren,
om deeze nieuwe bekoorlykheid te voegen by die , welke zy
reeds bezitten.
„ Ten opzigte van het hart, hoewel dat het verftand niet aU
toos raadpleegt » én zalft dikwils de wet aan het zelve voor.
fefaryft , is het echter eene gelukkige gefleldheid om zyn han
te verbeteren , zyn verftand te vooren met nuttige aanmerkin-
{91 gevoed te hebben. Weet een Vrouw nu daarby te voegen
een
I7S »B VitlSND D£R VkOOWZK,
een zeker foort van hebbelyke werkzaamheid, die haare verbeef,
dingskpagt* belet te wyd uit te (lappen, dan onttrekt zy zich aan
'het gedrulsch der hartstochten , die fchier altoos de weekheid
en bedryfloosheid koomen ftooren.
„ èJaar is alles te winnen by een geregelde bezigheid, die
de vermaaken meor levendigheid en. onfchuld byze^. De vef-
maaken bieden zicj^ by mecniigte aan die per (bonen aan, die
zich in (laat (lellen om ze te fmaaken, en het is waarlyk de
dwaasheid niet , die ze ons doet genieten. Al die weelde ,
waarop de Vrouwen zoo afgodisch gefield zyn , is (lechts een
bedrieglyke fchyn van geluk: valfche vernuften kunnen zich
vergenoegen met gelukkig te fcbynen; waarJyk gezonde verftan-
den zoeken het te zyn.
„ Men is het wel dra, en zonder zoo veel opmaatige kos-
ten, wanheer men op de buitenfpoorigheden der gewoonte, der
mode, niet gezet is. Een Vrouw van een goed verfcand,die
zich Hechts door het geen waarlyk verdienftelyk is^ zoekt ^
doen bemerken, is onaf hankelyk van al die heuzelingen, die
•aan laager geesten een even belagchelyke vreugd of droefheid
veroör?aaken : niet bloot gefteld aan de luimen \:an goed en
kwaad humeur, die. de vriendfchap vcrbysteren, behoudt zy
cene zachte en doorgaande vrolykheid, die haare bevallighcdea
meer verhoogt, dan de uitgezochtfte optooifels.
„ Het is ,waar, dat 'er geen maatregels zyn, die de liefde
den ingang tot een hart weigeren kunnen; maar 'er 15 een
kiefchfe liefde, veel gefchikter om de ziel te volmaakcn,* dan
om die te bederven : deeze liefde is een foort van proeftyd ,
die tot het huwelyfc aanleiaing eeefc. Wyl het huwelyk het
lot van geheel ons leeven beflis/en moet, kan de. Sexe haare
aandagt niet genoeg vestigen ,. om onder de Mans . die hup
hof by haar maaken, den braaven Man, die het geluk van eene
Vrouw kan uicmaaken, te onderfcheiden van den zot, die haar
Hechts verlaagen kan^
„ Eens onder dit bcminnelyk juk gebragt, moqt eene/Vrouw
al haare middelen om te behaagén te werk (leüen aan een Ms^i,
die in haar een liefde, zoo. teder als de zyne is, njoet ontdek-
ken, zy moet met hem een waakend oog houden op een kropst,
wiens opvoeding gevoelige vermaaken aan. een wclgcflelde zid
oplevert, en (lechts voor eene coquette of beuzelaehtige Vrouw
eene fmart is. Eene Vrouw leeft, dan in vrede met zichzel-
ve, en wordt bemind van al wat rondom haar is: zy heeft
niets van de vergiftigde pylen des lasters te duchten; een
goede naam is de fchaduw der deugd, en volgt op dezelve
bedendig.
„ Zie daar de trappen, die tot het geluk Jeiden. Het lee-
ven is geen klugt(pel, noch een geduurige opvolging van ydc-
le vertooningen; het moet gemengd zyn uit bezrghcdcn en ver-
maaken, gefchikt naar de verfchlUende leevensjaaren. Door h^t
; goed
DE IfRtÉND'DERVROirWKW.
179
goed gebruik, dat men van het zelve maakt, verkrygt men
tieessc gelukkige g^flteldhefd van ziei', die men het geink noemt>
en die fpmmige Vrouwen vruchteloos zoeken in blinkende eqfui-
pages,.glansryke -edelgefteentens, en te midden van alle die on-
Iküimige of misdaadige vermaaken, die flechts gefchikt zyn, om
iiet zelve van ons te* yerwyderen. Dat alles vervuk de plaats
van hét geluk niet meer, dan al de bedricgeryen van het'
tdlot de Ibhoonheid vergoeden, daar dezelve natuurlyk ont-
4>reekt. .
„ Daar is eene beminnelyke wysbegeèrte, ontdaan van de
rimpels der geftrcngheid, en die pligt en vermaak met elkander
weet te vereenïgen: deeze voegt beter aan de SeXe, dan de
hoogmoedige verwaandheid oniser fterke geesten. Door haar on-
derricht, wil men de zaaken neemen, zoo als zy zyn, nfetzoo
^Is de gril]igfaeid die ons doet verbeelden. Men verwyderc
deexe geheime woelingen, die onze zintuigen opmerkbaare
Schokken toebrengen, en .zoo. veel te gevaariyker voor de Vrou^
wen z>Ti, naar maate zy tederder zintuigen bezitten. Deezè
gemaatigdheid des harten is naauw verbonden met het waar ge-.
luk en maakt de kern der wysheid uit. Daartoe de Vrouwen
■weder te brengen, is een zeker middel om de Mans derwaarts
tte leiden ; want 'er is tusfchen de belde Sexen eene zoo we-
derkeerige gemeenzaamheid, dat, bet zy welke van beide Sex-
en 2ich of aan de rede cif aan de dwaasheid toewydt, dé an-
dere binnen weinig tyds den zelfden gang gaat. Het zou voor
de fchoone Sexe wel heerlyk zyn. on^, daar zy van 'alle tydeö
in het bezit is van onze verkeering te verievencfigen en te ver-
liraaien, daarenboven nog het genoegen te hebben „om die te
bervom^n. Men ipoore dezelve daartoe ten üerkfle aan, en
wy zouden het geene vernedering rekenen, aan de Vrouwen
.onze wedcrkeering tot de deugd fchuldig te zyn.*' *
De Heeren van JValdhdm. Vit het Hoogduiuck vertaald, Eerjle
Deel. Te Rotterdam i &y D. Vis, 1786. 28Ó bladz. in
gr. %vo.
T)e Heer IValther Fr. van Waldheim is volkomen een kind der
Natuur, die een zeer groot contrast maakt by zyne Ade-
lyke Familie, en by al de Perfoonen van Hoogen Rang di'e
bem omringen: in dit Deel komt hy voor als een Dverfte van
een Regiment , die , door ftreeken van eene baatzuchtige familie
van den dienst afkeerig gemaakt wordt. Het charafter van den
Heer van IValdheim^QW alle de in dit deel voorkomende, zyn zo
volkomen menfchencharaöers , dat dit Voortbrengzel van den
Duitfchen Grond aanpryzing by onze Landgonooten verdient.
Di
«r
iSo j. c eoTnaas>$ woed. .»KAAxjmBtm.
Di Hü€f^ui$fihi Spraêkmester 9m Pff. j. c OomcHio» M
to fMerduiuek verrijkt iHr B. esijd£LAAB ; en vêordt wl
zeer vcele bijvoigzels vermeerderd dear A. a. taji MDtaiBK»
Leeroêr der Doopsgezinden te ' Dordrecht^ Tweede Druk. Tt
Amfterdamt hij W. Holtrop, 1786. BeMvm kee Fee^werk^
597 bladz* in 8vo»
X7zn het nut deezer onderrigtinge in de HoogduitTcbe fpnai,
^^ naar de leiding van den Hoögjeeraar Cenjchedy door den
Heer Zeydelêar in 't Nederduitach oveiigebtagt, hebben wy, ^
^e uitgave van die Gefchrift, in 't jaar 177a, leeds Bieldiag
femaakt.(*) En*t geen we diestyds teraanpryzioge van deezeft
praakmeester gezegd hebbent beeft nog veel meer pluts, bf
deeze vernieuwde afgifte t zo als dezelve thans het licht zietr
onder hec opzigt van den Eerwaarden Moerbeek, Men vond
bet naamlyk, daar de voorige uitgave geheel vertierd was* ge*-
.raaden deezsn Spraakmeester op nieuw te voor/cbyn te doen
komen; en opgemerkt zynde dat zyne ondarwyzing in vericfaei^
den byzonderheden nog al meckelyk verbeterd kon worden, heelt
men den Eerwaarden Meerbeek ^ zo van wegens zyne Geboof
te, als uit hoofde zyncr oefenzugt voor de -oogduicrche Taait
by uitftek zeer gefcnikt voor eene taak van die natuur,, over-
gehaald om dien arbeid op zig te neemen. Deeze Taalkundi*
.ge heeft 'er veel overtolligs uit ter zyde gefield » en *et iiite-
fendeel verfcheiden nieuwe opmerkingen ingevoegd» die den
Leerling der Hoogduidcbe Spraake dienftig zyn : ook heeft hy
de geheele fchikking in eene voor den Leerling geleidelykcr
orde gebragt, en hem een beter en gemaklyker weg aangewen
sen tot het regte vcrftaan en gebruik van, de werkwoorden ü
derzelver onderfchetden tydvoegingen ; waiarby hier en datf«
door 't geheele beloop deezer Onderwyzinge, vcrTcheiden ophel'
derende aanmerkingen komen, die zyn Eerwaarde, t^r meerde-
re onderrigtinge, by een verzameld, en ter vereischter.plaatfs
te pas(€t gebragc heeft, uit zyne aantekeningen, iëdert veelejaa-
'ren herwaards, op de Hoogduitfcbe uitfpraaken leerwyze, voor
zyn eigen gebruik, te boek gefield. Uit hoofde vaU dit
.ailea, is deeze Spraakmeester, in' vec^erleie opzigten^ nog mer^
kelyk verbeerd, en kan dus den geenen, die zig op *t wel
verfiaan der HoogduitfcJie taaie toeliggen, zeer nuttig zyii*^
C^ Zie Heéend. Fêé. LsiUfOef. 1 D. b!. 47*
a l E ü B^ M
ALGEMEEN E
VAD ERLANDSCHE
LE TTER . OEFEN INGÊK
OnJerwys in de Leef ft ukken der Godgeleerdheid^ in ♦/
Lalyn befihreeven^cn met veehuldige Aanmerkingen ver^
rjkt ^ in Vx^ Deelen , door wjlen den Hoog Eerp^ den
Üoog Gel. Heere j. f. i\:Di}B,vs^ ih &yn Hoog Eer»,
leven l^eraar en gewoon HoogL in de Godgel, op d0
" Hoogc ichoole te Jena; thans ^ onder opzigt en mei ee^
ne voorafgaande Voorreden van den H'el. Eerw. zeer
Gel. Heere j. m. boon, Leeraar der Gemeente, tpegc-,
daan de onveranderde Augsburgfche Geloofsbelydenis/c
te Rotterdam. In *t Nederduitich vertaald^ door u K '
H. HiLov.HRAtiD ^ Lid derzelve Gemeente. Eerfle Dect.
Te Rotterdam^ by C. van der Dries, I786, Behahen
hi^s Voorwerk ^ 139 b/adz. in gr. Svo^
Uit de Voorreden vin den Eefwaefdcn Boon ziet men
duidelyk, dat de nieuwe denk wy 2e veler Lutherfche
Leeraren zyn. Ecrwaerden zeer teg^n de borst ia, cd (fat
jalks hem byzdnder aengezet heeft om de Vertaling Via
dit Werk te begundigeo; ten eiiide de vroegere denkwy*
zen- veler Leeraren dezer Gezindheid, vooral onderde
Ledeo der Gemeente, te verlevendigen. Wy laten het
verTchil over die onderfcheiden denkwyze aen zyne ptaets »
aU oordeelende het onze zaek niet ons daerin in te wik*
Kelen: maer *t komt ons voor, dat zyn Eerw. een wer
iuflaet, welke juist niet gefchikt is, om dit zyn oogmerk
te bereiken. De geweezen Hoogleeraer Baddeus ftaet wel
bekend als een. groot Godgeleerde onder de Lutherrchen
in zyneu tyd , ^n elk , die zyne doorwrogte Schriften
doorbladerd heeft, noemt zynen naem met eerbied; maar',
dit zyn Werk is te omflagtig voor verre de meeste Le-'
deo der Kerke; en ook naer 0ns inzien beter gefchikt
voor het oriderwysop de Hooge Schooien, dan ten alge-,'
Dienen gebruike ; waerby tiog Itomt de verfcbitlende ma« .
nier van voordragt in die dagen , en in den tegenwoordig
gen tyd, welke,, gelyk bekend is, geen geringen 'invloed
.«p den Lezer heeft. Het werk beöaet uit vyf Dee-
.V» P.VL* N* ALO* I.1TT. MO. 5* N kn >
iH ' J- F. BUDDftUtf
len, en het thans afgegeeven behelst het eerde Hoofdduk
van het eerfte Deel , handelende over den Godsdienst en
de Godgeleerdheid. Z^ Hoog Ëerwaerde gaet'in bet
zelve na , de voornaemfte byzonderbeden ^ welke daerom-
trent in opmerking komen , en wel naer die ooderrchei-
«^dingen, welken in de Schooien gebruikelyk zyn. Tot
ren voorbeeld hiervan (brekke zyne ontvouwing van het
roorwerp , het andem^rp en het oogmerk der 6odgeleeid-
.heid, waeromtrent hy het volgende aen deiiand geeft.
,, Het voorwerp der Öodgeleerheid h en de flofezeU
ye^ en de hoedanigheid'.
9, De Godgeleerdheid handelt over Godclelyke Zalen,
%o als ze ons uit de Openbaring of de Heilige Schrift
bekend zyn. En deeze Goddelyke Zaken , of *t geen ons
'yan Gods Wezejn en iiigenfchappen^ en van zyne God-
delyke Werken en Wille bekend is, noemt men f^ewoon-
lyk het Stofelyk Voorwerp van de Godgeleerdheid, gelyk
als het Zakelyk Voorwerp in tegendeel in de Godddyke
Openbaring zeh/e geleden is.
5, He$ onderwerp der Godgeleerdheid is de mensch
als Zondaar.
„ De Kennis van de Goddelyke Zaken . word hier* be-
fcfaouwd, zo als zy den zondigen Mensch ter Zaligheid
noodzakelyk is. En dus komt leffens de pVc^wegiug van
den Mensch zelveti in aanmerking, die in de Order 'dej
Heils > en voor de bekeering befchouwd , ontbloot 'van
Genade Krachten, en ten eenen maale dood, niets tot
zyne Zaligheid kan toebrengen, ËpK II, i. Col. II. n*
lïogthans door Gods Genade en Goedertierenheid, ^ ƒ ^
Hechts de aangebodene Middelen recht gebruikt, en den
Heiligen Geest niet wederftreeft, tot het Geloof en een
Öeestelyk Leven kan worden opgewekt. Maar dan is net
den Mensch , door de Krachten det Genade bekwaam ge-
maakt» en door die Genade van den Almachtigen yr^
geholpen , niet geweigerd , iets tot bewarinjge en venncer-
derinie van zyn Geloof toe te brengenl iCer. X^^ '^
Tii* il» 14» ft l^cu L 3« 5 enx.
„^
GOOGBLEBRD ONPB&WYS» |8|
9, £C^ oogmerk dor Godgeleerdheid.
„ Het laatfte, en wel het Zakelyk doelwit van dt
Gddgeleerdfaeid ,' ^c welk den zondigen Mensch , begeerig ,
^yneii rampzaligen (laat te ontworrtelen , is voorgelleld »
is het hooglle geluk, of de Zaligheid « in- de bezittinge
en genietinge van God, als het hoogfte Goed» beftaan-
de, welke in dit Leven wel. begonnen , maar in het toe*
komende tot Volmaaktheid gebragt word.'i Joh 111. 2«
3. * Het is dan hier uit klaar , dat het Hoojdoogmerk
der Godgeleerdheid God zelf, ♦* gelyk het middel daar
toe het Geloof in Christus is, waardoor wy de Waare
en Eeuwige Zaligheid verkrygen, Joh. XII- 16. XX. 31^
•♦* Doch dit is van het uitwendig Oogmerk te ver-
ilaan, naardien het inwendig daarin bedaat, dat hy, die
zicb op de Godgeleerdheid toelegt, bekwaam gemaakt
wonde 9. om zyne Zaligheid en die van anderen te bevor*
deren, 2 Tim. UI. 17. ♦ "
Zyn Hoogeerwaerde verklaert ieder deezer Voorfteilen
Dtder met verfcheiden daerby gevoegde aenmerkingen; dan
derzelver gefaeete opgave zou hier te veel pjaets vorderen^
waerpm wy« die van de twee vorigen, agterwege laten-
de, alleenlyk zullen opgeven, 't geen hy, naer de orde
der gepiaettte aenwyzings tekenen > ter verdere verklarin-
^ van *t laetfte Voordel heeft bygebragt, dat in *t vo(«
geode bedaet.
„ ♦ Dat dit het laatfte Oogmerk van de Godgeleerdheid
zy, leert ons Johannes iri de aangehaalde Plaats voortreffelyk.
Want hy fpreekt van. eene Gelukzaligheid, welke wy na die
Leven zullen deelachtig worden : ha is nog niet ver/cheenen wat
jTf zyn zullen. De Gelukzaligheid zelve nu ftelt hy daarin »
dat wy God zullen gelyk zyn. En daar nu God zeker de Ai-
lergelukzaligfte is, zo moet hy ook de Hoogde Gelukzaligheid
zyn voor hen, die Hem gelyk zyn. Beflaat dan alle Gelukza-
ligheid in de bezitting van een zeker Goed , zo beOuit men
te recht dat de Gelukzaligheid ider Menfchen in de Genietin-
ge en Bezittinge van God , als het hoogfte Goed , ook gel^
Sn zy. Ën daar dit niet anders, dan uit het zien of aan«
louwen van God kan voortvloeien, voegt hy 'er by: PVy 2«.'-
kn Hem zien 9 gelyk Hy iu Maar *t geen hierop volgt: een »>-
gdyk die zulke Hoope tot Hem heeft die reinige zich zWv^r, ziet
op 'het Middel , 't welk is het Geloof, nademaal de harten der
Menfchen door 't Geloof gereinigd worden, j^ct. XV. 9. Zie
^ JoK XV. 2.
♦* Want God alleen is het Hoogfte Goed van alle Men-
^ X fcben,
1^4 ' J. fé BÜDOBÜS
fchcm in M'icn^ genfctlnge ook de hoogde Oblukzahgheid be-
ft aat. En dit begrypt ook eeiiigzins de reden zélve; maar veel
klaarder leert het ons de Heilige Schrift
*** Want 'er Is geen andere Weg töt Zaligheid , dan door
Christus, dien ons God tot een Genaaenfioei beef^ voorgefteld,
Rorr. III. IS' Zie ook AS. IV n. Daar ondertusfchen de
bceelfening van een Heilig Leven niet van het geloof gefchei*
den kan worden, i Joh. IV. 7 Gal. V. 6. 2 Tim. 11. 19, zo
is het klaarbljkelyk, dat dit insgelyks tot bet Middil, ter ver-
kryging der Zaligheid, moet gerekend worden Men moet
no^thans het onderfchcid tusfchen tot het middel te behooren^
en het Midael te syn , ^ voornamentlyk , een zodanig, dat als
een Oorzaak voorkomt, hier voorzichtig in aanmerking neemen.
Want fchoon de Heiligheid d s Levens tot het Middel behoort»
niemand u)gthans, ten zy hy de Heilige Schrift uitdrukkelyk
wil tcgcnlpreeken , zal beweren, dat zy het Middel, of in ee-
nïgcn opziclite de Oorzaak, van de Zaliglieid zy. Daar nu de
Beoeffening van een Heilig Le^en de herftelling van het God-
delyk Evenbeeld met zich voert , fpreeken zy ons geenzins te-
gen, die de herftelling van het Goddclyk Evenbeeld als het
naaste doelwit der Godgeleerdheid aanmerken; ten minften zy
kunnen Itgiclyk te vrede worden gefteld ; want zy fpreeken
van zodanige menfchen, die door liet Waar Geloof met God
reeds \'erzoend zyn.
* UtMfendrjr wordt namentlyk dat doelwit genoemd, 't
jreen niet in de magt van den Werker ftaat. Zodanig is het
Geloof en de Zaligheid van andere mcnfchen. Want dit oog-
merk kan niet altoos bereikt worden , ter oorzaake van de ver-
icbeideiie hinderpaaJen , die zy zich zclven van tyd tot tvd
in ilcn weg legioen, "^^'ant 'er zyn, helaas! zeer veelen, die
den Heiligen Gcpst wcdcrftreevcn : ASt. Vil. 51 en den raad
Gods van hunne 'Zaligheid tot hun verderf verachtenV Lt^c VIL
30. Maar ^mvenii^ nocmd men dat doelwit, 't welk altoos»
indien cic middelen flechts naar behoorcn en ernftelyk gebruikt
\\ orden,. kan worden verk reegen, fchoon *t insgelyks door 's
meiifchen fchuld dikwerf n'et verl^reegcn word. Dit doelwit
bcftaat daarin, dat de mensch GoUs volkomen worde, tot alle
cned mrk getchlkt volgens 2 Tim. 111. 17 Het is noodzakelyk
'dat zy, die zich op Goddel yke zaken toeleggen, en eerlang
het Lccraaran:pt in de Kerk begeercn waar te nemen, zich
beide dccze doeleinden zodanig voorftellen , dat zy, ter berei-
king van dczclveuj alle krachten hunner zielen en van hun
verlhr^d inCpanncn. M. ar wie zich in het verhandelen der
Godgeleerdheid een ander oogmerk hebben vastgefteld, maken
zWh niet Ikcl.ts aan ccne grove misdaad fchuicjig, dewyl zy
met een on^jodsdtenftfg gemoed Goddclyke zaken behandelen ,
n:aar
GODGËLXfeBD ONDERWYS. 18;
maar zy wykcn ook terftond, zelf in 't begin, van »t rechte
ftoor. Op die wyze zyn voomamëntlyk zy zeer (lecht b^ra^
oen, die, of uit eerzucht, of om.tydelyke voordeelen te ve:.
werven, tot deeze heilige dingen toetreeden. Want dit dit
firafwaardifi; zy, befpeurt men daaruit, vermits de eerzucht
nier het Waar Geloof niet beftaan kan, naar de Taal van den
Verlosfer: hoe kunt gy gelooverit gy* die eere mn elktLnderen
neemt \ en de Eere f die van Gêd al'een ix, zoekt g f niet?
Joh. V. 44. Boven dat kan het dreven na eere en tydelyke
voordeelen geenzins beftaaa mee de verloochening van zichzeU
ven, daar nog^hans de Verlosfer zelf heeft gewild, dat dit het
kenmerk zy van zyne Jongeren, Matth. XVI. 24. Luc. XIV.
26 Van daar betuigt Paulus, dat by, door de zelfverIooche«
Ding * her Euangelie zy deelachtig geworden , allen hierdoor
een voorbeeld ter navolginge nalaatende. i Cor. IK. 23 Ën
eindelyk kao ons de Heilsörder dit alles leeren, die daarin
beAaat» dat wy langs den weg van Kruis ter Zaligheid zouden
ftreeven: Want, wy moeteti door ve^le droeffenisfen in het Ryk
Gods ineaan^ 'AB, XIV. 22 Hierom vordert xle Heiland van
zyne Jonge;en, dat zy zyn Kruis op zich nemen, Matth- XVI
24 en Lttc XIV. 27 Paulus bevestigd dit door bet Voorbeeld
van den Verlosfer zelven, PhiL II' 5 enz zie ook Rom VUL
17. Ja deeze Apostel toont ons het waare kenmerk oer vaU
fcbc Aposelen, dat zy het Kruis van Christus vlieden. Phik
UL 19 Dat de Godgeleerdheid niet uit eerzucht of om tyde-
lyk voordeel moet betracht worden, leren wy ook daaruit,
dat zy dooi^aans de Godgeleerdheid der reizenden genaamd
word: daarintegendeel de Godgeleerdheid van menfchen, die
reeds in hun Vaderland zyn aangeland, of der Heerlykheid,
tot bet toekomend leven behoort. Maar wie weet niet, dat
Reizigers met veele ongemakken moeten worftelen , en darzy
op niets anders zich hebben toe te leggen , dan boe zy hun
^k)elwtt bereiken mogen ; zie PAf7. III 16. Vanhoeved belang
bet zy, om zich het doel en oogmerk recht te hebben voor-
gefield , befpeurt m?n geno^zaam uit 's Verlosfers woorden,
Mauh. VI Z2, 23 ''
N 3 7)^
l86 THOMAS 8COTT
De kracht der JFaarheid^ zeer aanmerkelijk gebleeken in
de overtuiging en bekeering van den Eervfaardigen Heer
THOMAS scoTT , Predikant te Wesion IJnderwood en
Ravenltone , in Engeland , aan men eenigen der be-
langfijkjie Brieven van newton, in zyne Cardiphonia
gericht zijn gtvfeest. Uit het Engelsch vertaald door
M. VAN WBKKHOVRN, tn ultgcgeeven met eene Voorre»
' de, door c. BftE^f. Te jfm/lerdam^ bij M« de Bruyn,
1786. Bchalven de Foorrede^ 173 bladst. in gr. o&avo^
I
n dit Gerchrifc geefc At Eerwaerde Scxittj eerst» een
verflag van zyoe deukwyze ea gemoedsgefteldheid » voor
^11 by het begin zyner veranderinge ; en vervolgens geeft
hy een verhael van zyne verandering ^ met melding der
wyze op welke, en de middelen waerdoor; dezelve ein-
delyk werd uitgewerkt. Volgens dit beridit , was cyn
gedrag voorhenen verre van C^dsdienftig, en zyne God*
geleerde denkwyze grootlyks gegrond pp Arminiaenrcbe
beginzels ; roaer in 't vervolg van tyd is hy overgehaeld
tot een gezet Godvruchtig gedrag» by de omhelzing der
Calvinistische gronden » to als ze gewoonlyk ouder de
zogenaetnde Methodisten begrepen worden. Tot deze
verandering is hy trap$wy2K gekomen, onder 't gebrui-
ken der middelen van onderzoek , en 't opzenden van
erndige fmeekbeden tot den God der Wysheid,die hem,
(zo als hy vast vertrouwt,) door zynen Heiligen Geest
langs dezen weg geleid heeft. Men vind in bet
ganiche beloop een Schryver, wiens welmenendheid meA
niet wel in twyfel kan irekken, en die in zyne daedlyke
verbetering van wandel agtenswaerdig is. Dan wat aeu*
gaet zyne gunftige gedachten over ene byzondere leiding
van den Heiligen Geest, in het bepalen zyner Godgeieec-
de denkwyze, de gegrondheid hiervan is niet wel te be^
merken : zyne trapswyze voortgaande verandering van
denken, in dit opzicht, zo als hy .dezelve verhaelt, laet
zich zeer wel natuurlyk verklaren , en noodzaakt ons niet
om op. iets bovennatuurlyks te denken: ook heeft men,
naer 't ons voorkomt , zyne fpreekwyzen desaengaende
niet in den fterkden^zin te nemen, daer hy verre is> van
zich ene onfeilbaerhcid aen te matigen.
By dit verhael voegt zyn Eerwaerde wyders nog enige
tenmerkingen , tot het zelve betrekkelyk, die deels ter
ophelderinge , deels ter billykloge vsa bet zelve verftrek-
kent
UB KRACHT l»R WA4lRimiD. l9^
feên. Hy breogt den' Lezer onder het oog»(i.) hoe hy^
op dien tyid, toen deze verandering begon , menschlyfcer
wyze, zo ongefchikt was, als iemand ter Waereld, on»
dat Leerftelzel te omhelzen, (a.) Dat deze verandering
in zyne gevoelens zeer lan^zaem en trapswyze gefchied*
de« (3O Dat hy» gelyk hy m zyne godsdienstbegrippen»
vry willig, en uit overtuiging zy nes gemoeds , verander*
ëe , hy. zulks ook deed, zonder enig onderwys van ie-
mand der genen, wier gevoelens hy thans omhelst. Vér*
der wil by (4.) dat wy zullen opmerken , welken invloed
bet lezen en overdenken der heilige Schrift , als mede
(5.) hèt Gebed Jn deze verandering, gehad heeft. Hier
benevens legt by 't *er (5.) op toe , om aen te toonen ,
dat 'er in zyn verhael niets voorkomt, 't welk met re«
den als Erahujlmmus, of Dwepery, veroordeeld kanwor*
den. £n laetstlyk (7.) klaegt by over bet nadeel dat de
aenfaang der Methodisten ondergaet, door velen» die den-
zelven befchuldigen en veroordeelen , zonder ooit behoor
Klyk onderzocht te hebben, of recht te weten, welken
eigenlyk hunne gevoelens zyn : 't welk -hem dezulken
doet noppen , om die. gevoelens , eer ze dezelven wra«^
ken , onpartydig te onderzoeken : vermanende wyders al-
len, „om de Waariidd van het Evangelij, fai ooos hei«
„ lig Woord vervat, onder emftige gebeden, na te fpooi
„ ren , mee dien ijveren die belang^eemmg, ais zij zoe4
„ ken zouden naar eenen verb(»rgen fchat«"
ht^picgclendc Christen , door f. E. schmitz , Predikant té
Finkum en Hijum. Te Utrecht , bj A. van Paddenburg,
1786. In octayo ^ i'i btadz*
Niet het ten toon fpreiden van geleerdheid , maar ftich-
telyk te zvn , is het oogmerk van den Eerwaerden
Schmitz^ zo als hy zFch in zyne Voorreden uitdrukt; en
aen dit oogmerk beantwoord deze zyne befpiegelende
Christen, die verfcfaeiden 'onderwerpen, ter opwekkinge
van Cfaristelyke gemoederen, ftichtelyk voordraegt. Zief
hier , ter proeve, zyne befpiegeling van het Fertrouwen
Of God in Christus.
,; Een Christen kan op God door den gelove in Jezus
vertrouwen, gevende alles aan Hemover, want God \9
zyn Vader, die het wel met hem zal maken, al gaan de
gevaaren nog zoo hoog* God unmers is getrouw en
' N 4 waar*
XfiS F. E. SGHMITJB» A&SPIBGBLSItDE QHAISTeif.
wta''achtig, Hy weet van geene verandering , by Hem^
xelfs geen fchaduw van omkeering. Hoe veilig kan dan '
een Christen zyne Jiope en verwagring, zyn hartgrondig
verrrouwen op Heoi (tellen ! Dit immers weet hy , dst
hy God heeft, en aU in zyne gunde flaat, hierom komt
hem alles over van eenen liefderykeu Vader ^ wiens wysf
beid en goedertierenheid onbeperkt is. -" Hy wett
dat dit leven als een tranendal is , en de Hemel zyn Va*
derland : dit toch weet by door Goddelyke openbaring»
^it is de belofte van dat getrouw Opperwezen. ■
Hierom kaJi by zonder gevaar op dezen God vertroi»»
wen. —
,,Maar kan hy veilig op God in Christus vertrouwen»
niet mfnder is dit ook zyn pligt. God immers wil ge*
kent , gedient en geëerbiedigt worden in zyne wysheid ,
in zyne macht en oneindige goedertierenheid ; en hoe ge*
fchied dit beter* van eenen Christen , dan door een ver*
trouwen op God in Christus ? Want is hy dan in tegen*
heden , zoo eerbiedigt hy de wyze befchikking van z]r-
nen heroelfchen Vader, door eene Christelyke en nederi-
ge onderwerping aan zynen wiHe. Hierdoor ver*
beerlykt hy oolf zynen God in zyne onbegrensde Al*
macht 9 waardoor Hy hulpe kan fchenken , boven ja te*
gen den dood. Hierom zwygt hy Gode , ja verheugt
sich in bezoekingen , befchouwende dezelve als Vaderly-
ke kastydingeri» — : Wel verre dan van met God
xynen maaker» ja Vader, te twisten, verheugt hy zich
In de rampen , zeggende , uwe wille gefchiede , ö Vader,
tn niet de myne, alzoo is toch het welbehagen voor UI
' Door dit vertrouwen op God eerbiedigt hy Hem
. In zyne Goedertierenheid ; op deze houd hy (leeds met
nedrigheid en een vast gelove zyn oog , en dat met lyd*
^aamheid, geduld» een kinf^eriyke vrees, in ecne regte
liefde Gods, en een betragting van waare ongeveinsde
Godzaliirheid ; dit alles leert hy meer en meer uit dat
waarachtig venrouwen op God in Christus. Zie
dan Christen, hoe waarlyk gy kunt en moet vertrouwea..
op uwen GodP
G«<ft*
•OPSDIBMSTIC ^ONDEltWY»» |S>
Codsdicttfiig Ondergfjs voor jonge Kinderen. Tweede Druk.
Te /imnerdam , bj J. Yntcma , 1786. In octavo ^
77 bladz.
10 dit Godsdienftig Otiderwys is de vatbaerheid der Kir«
deren uitftekend wel in agt genomen ^ en tevens naeuw-
keurig gade geflagen j boedanige kundigheden men d.r.
Jeugd bovenal hebbe in te Tcherpen, op ene 20 geleide*-
lyke eir Uare manier ^ dat bet niet wel kunne feilen van
invloed op het hart te hebben. Üit dien hoof^^le is dit
Stukje met regt te tellen » onder die Toort van beste Schrif«
ten ,' vau welken men sich met veel vruchts kan bedienen ,
om den Kinderen ene b)in wezenlyk nutte GoJsdienstleer
in te boeaemen. En hiertoe kan het in ene te wydere
• uitgefirektheid nuttig zyn* vermids deszelfs OpdcUer zich.
benaerftigd heeft , om de verfchillende denkwyzen van
ondericbeiden Cbristengezindheden te vermyden, en zyn
Ooderwys, het w^lk groo^yks het betrachtende bedoelt^
20 in te richten, dat het allen te ftade kunne kolYien»
Het beftaet uit vyf Afdeelingen. De eerde gaet wel in-
zonderheid over -de plichten ^ die de Kinderen aen hunne
Ouderen veifchuldigd zyn.' De tweede is gefchikt om
hta op te leiden tot de kennis van .God, :en de betrach-,
ting der plichten, jegens dien algemenen Vader de»
Menscbdomai welken daercli^ voortvloeien^ De derde Af-
deeling ontvouwt de plichten jegens den Naesten « die de
Menfchen, als Leden van een en 't zelfde groote Huisf
fezin, jegeps elkander ter batte bebbe.n te nemen» De
vierde is wel byzonder ingericht tot het voordragen der.
pbcbten 9 welken ieder Meoscbomtreot zichzel ven heeft
gade te flaen, ten einde zyn eigen geluk 9. en dat van 't
Ebeele Huisgezin, te bevorderen. En in de vyfde 0^
stfte AfdeeUng word den Kinderen onder 't oog gebragc
vat zy boven al hubne gemoederend onuitwi$cbbaer be«
booren in te prenteq^om de dus ver ontvouwde plichiê»
beftendig te behartigen; mitsgaders hoe ze, hier jn nalar
lig geweest zynde, door een waer berouw gedreven, zich
hebben te benaerRigen, om hun gedrag vervolgens beter
I in te richten ; waerop de Onderwyzer hen verder brengt
tot ene algemene kennis der Euangelieleer; welker voor*
dragt hy, (dat hier te gelyk tot ene proeve zyner manie-
n van voordellen kan dienen,) indezervoege laet afloo-
fcn.
- Ni „V.
i^ GODSDIENSTIG ONDERWYS!
„ V. Ziet gy dan nu dat de goede God dit alles ge-
daan , en zynen Zoon heeft gezonden om de meufcheR
tot het goeéle te vèrnKianen ? ^
„ A. Dat zie ik, en dit is waarlyk eenc groote
Soèdheid van God, voor welke wy hem behooren te
anken. ^ , . .
V. Heeft dan God niet nan de menichen gedaan
gelyk een Vader doet aan zyne Kinderea die hy Itef
, A. Ja; de goede God heeft als een liefhebbend
Vader öns vermaand ; daarom motten wy Wem ook ab
onzen Hemelfchen Vader liefhebben en gehoorzamen.
V, Maar moeten wy ook niet daarop bedsgc zyo,
dat wy ons beteren, als wy kwaad gedaan hebben?
„ A. Dat moeten wy zdkerlyk, andew zouden wy
aan de vermaaning van onze Hecfie Jezus Christus aict
gehoorzaam zyn. ,. ' . . , ju
V. Kunnen wy dit ook wet nog te beter doen , de-
wyl wy nii zeker weeien, dat de goede God ons mzi
zonden wil vergeeveh? *.' , , ,. .,
,, A. Dat is waar, dewyl de Heere Jezus ons dit uit
Gods naam verklaard heeft. . ^
„ V. Maar zyt gy niet begeeng, nog meer te Icercn
van \ geen de Heere Jezus tot de menfcben gelpfoken
heeft? .^ , . j j:n-
, A. 6 Ja, want ik weet nog weinig van deeze din-
gen, en geloof toch dat ik nodig heb die te weeren.
^ , ' V. Zal het dan ni«t goed zyn , dat gy vlytig leest
in de H. Schriften, op dat wy irr *t vervolg daarover
^7, A. bat wil ik doen, en ik wens'ch niets meer,
dan om nog nader van deeze dingen önderrigt te wor-
den.*' (♦)
„ (♦) Elk Leeraar ► of Huisvader, kan, tot dat oogmerk >'
van ^anig een Leerboek p of Onderwys, gebruik maakeOr
als hy verkiest '*
JCfi'
Aanmcriingen op een Stukje^ ten titel draagendc ^ Predt*^
hstit ifvcr de bewyzen voor de Leer der Heilige Drie*
éénheid^ door a1 stcrr , Leeraar in de Luthe^che Ge-
meente te Afnfterdam f*), gemaakt door j. m. BOONi
Leeraar in de Lutherfche Gemeente te Rotterdam. Te
Rotterdam^ hj C. van der Dries ^ 1787. In gr. oSaya
58 bladz.
Regtsgeding tegen 'den Godgeleerden w. whiston, over
Eerroaving en Ontkenning der Heilige Drieéénheid voon
den Opperpriester de Reden. Uit het Engebeh vertaald.
Tt Ravefiein^ by ]. de Mook^ 178Ö. In gr. éd^va
80 bladz.
T>wee Gercbriften over de Leer der Drieéénbeid , welke
!n h eerfte voorgeftaen, en in 't laetfte teg^ngefprokea
word ; des de beoefenaers van dit Godgeleerde verfchil-
fiuk, die nog by zich zelven in twyfci ftaeiï, hoe daer
Over te denken , in deze twee Gercbriften het voor en te-
on hebben, en wel ter wederzyde op een fterken trant.
Dc'Eerwaerde Boon heeft het tegen de zodanigen, die
beweren, dat men de bewezen voor dit Leerduk niet
hebbe te zoeken, in de Schriften des Ouden Testaments,
en tragt te toonen , dat ie daerin ten overvloede te ,vin*
den zyn. De Opfteller van het Regtsgeding legt het 'er
iDzonderheid op roe , om veler Godgeleerden verklaringen
van dit Leerftuk in een belachlyk licht te ftellen. Uit de
Nareden der Uitgevers moeten wy verwachten, dat 'er
omtrent dit laetfte Stukje nog enige nadere bedenkingen
het licht zullen zien , dewyl ze deswegens het volgende
te kennen geven.
„ Toen wy het MSS. , waarnaar dit Werkje is gedrukt
i geworden , met den vereischten aandacht geleezen hadden,
I en te rade geworden waren het ter perfe te leggen , meen*
' den wy het zelve met eenige wederlegs:ende aanteekenin«'
gen onder de bladzyden te begeleiden; dan voorziende dat
onze aanmerkingen onder ^ de hand welligt van gedaante
zouden kunnen veranderen, is het ons meer voe^/zaam
toegefcheenen daarvan op eene andere wyze gebruik te
aaaken,
„ Hoe zeer mat den ons onbekenden Heer Brieflchryver
en
* .(♦) Zie N. Aïg. Val Ltttmef. h D. bL 538.
k9» A. STERK 9 LSB& BRR. MUUOB DRISUnHBIB.
et) de Voorrede r^s Vertaalers, (aen 't Tioofd van £t
Stukje geplaetst,) iü het algemeen ioftemmeode, dat do
fcbrifcen des Nieuwen Verbonds geene onredelyke en on«
aanneemelyke Waarheden bevatten , zal het echter in 't
.vervolg blvken , dat wy zulks niet overal gedaan hebben*
,, De Ceezer leeze intusfchen onbevooroordeeld over
de bedoelingen en' de harten der Uitgee veren , tot dat hem
daarvan nader zal gebleeken weezen. '
Verhandeling over de Ziekte en Ontaarding der Waterviu
ten en Klieren^ gewoonljk Struma , of Scrophvh, genoemJ.
y Naar het Engehch ^ van der^Heere thomas white , Heeh
tneester te London. Door e. j. ihomassbn i thu£S«
siNK, A. L. Af. Philof. en Med. DoHor in ^sHage^ Ex^
' traord» ^sLands Med. Do&or^ Medelid van verfcheidt
Geleerde Genootfchappen. Te Lejden^ bj A. en J.
• Honkoop 5 1787. Buiten het Foorwerk, 113 bU- In gr. 8vö.
A'
Hes, wat de besteSchryvcrs over den Aart, de Oorzaa-
^ ken en de Geneeswyze van deeze Ziekte des Klier-
geftels hebben te boek gefteld, heeft de HeerwiiiTS hier
fn eeu kort beftek byeen verzameld, en met eigen Waar-
iicemingen verrykt. Daarenboven is de wyze, op
welke de Schryver zyn onderwerp behandelt zo bevatte-
lyk, en de zaaken, daar in voorkomende, zo duide-
lyk voorgefteld , dat zy door min geoefenden zeer gemak-
kelyk kunnen nagegaan worden. De lieer thubssimk,
heeft dus verdienstlyk gehandeld in de Vertaaling van dit
nuttig Werkje op zig te neemen ; te meer daar hy het
met eene Voorreden verrykt heeft die aan het onderwerp
zelve veel licht geeft, en waarin zyn Wel Ed. jde oorzaa-
ien en den loop deezer Ziekte met betrekking tot ons
Land , duidelyk aangetoond , en met Waameemlngen geftaafd
heeft. Het is onbetwistbaar zeker , dat deeze
Ziekte in Engeland zeer algemeen bekendis, en met regt
als een Lands Ziekte moet aangemerkt worden ; maar het
ïs ook niet minder zeker, dat deeze zelfde Ziekte in on$
I.and minder zeldzaam is, dan men gewoonlj^k denkt, en
thierom zal zig ook niemand behoeven te verwonderen^
wanneer men lllegts de oorZaaken deezer Ziekte een wei-
nig naagaat, en daarby de Natuurlyke Historie van on«
; Land , en de gewoone Lreevenswyze van deszelfs Inwoon-
deren, in Qverweeging qeemt -^ — en mi^t die van En*
ge.
E. T« THOM* k THÜ|8il|X9 0VBRDB SCRO|HULA. 193
(daiid vergelykt. Doch hiet omtrent wyzen wy
onzen Leezer tot de Vooneden van den Heer Vcrtaa^
VaderUmdfchc Historie^ v^ryatundc dé GefchUdenisfcn
der Vcreenigde Nederlanden , zints den aanvang der
Noord' Americaanfche Onkssten^ en daar uiï gevolgden
Oor hg tusfchen Engeland en deezen Staat ^ tot den te^
genwoofdigen tjd. Uit de Geloofwaardigfie Sckryvert
^n egte Gedenk/lukken zamengefield. Met Plaaten. Ten
Vervolgt van viKoit^tiHK*^ Faderland/bhe^ Historie. Eer^^
fic Deel. Te j^mft. bj ƒ. Allart. Behalven de Voorrc^
dc^ enz. 342 bladz. In gr. ivo.
*r TTeeft niet weinig in, zich uit te geeveu voor den Op-
XHvoJger en Voonzettep des -Werkis van een beroemd
Man van een Man als wagbnaar, die, door zyne
Vaderlandfche Historie^ wat de nyd ook zomtyds moge
efchrollen, eenen On<lefftyken Naam verworven beeft. Een
<mgenoemde Schryver, den aanvang van wiens Arbeid wy
hier voor ons hebben, durft zniks beftaan. „ My onder*^
,s nam**, gelyk hy zich uitdrukt „ den grooten wagk-
^ haar te Volgen — van verre te volgen , wel wee-
^, tende dat hy zynen zo eenvoudigen klaaren en geheel
^ kunstioozen (lyl, (zo niet de kunst hier de kunst be*
^ dekte,) in geenen deele bezat. Gemaakt tog zou her
99 weezen, en de gedrongenheid allerwegen doordraaien,
,9 indien iemand het ondemame, en het hem eenigzins
„ gelukte, dien «Schryftrant op de hielen te volgen, en
„ zyn eigen te' haten vaaren. . Mannen , op wier
^ oordeel de Schryvet verklaart of te durven, eeu gedeelte
„des Werks gezien hebbende, keurden het, zo hyeenig*
\^ zins ten oogmerke had wagenaars voetftappen te
9, drukken , op verfcheide plaatzen te vuurig , en fchoon
9, hy bekennen moest zyn vuur menigmaalen gemaatigt
^ en veele plaatzen der loopende penne in 't eerde op-^
,, dellen ontloopen, doorgefchrapt te hebben, was 'er
,9 ruim genoeg ingebleevèn om den altoos gemaatij^den en
yy bedaarden w/\obi«aar eenigermaate op zyde te blyven.''
De Schryver verdeedigt zich' des wegen <» door eene op-
gave van hetTydperk, welk zyne Vaderiandfche Historie
aanvanglyk zal befchryven; zyne Laad-Tyd-en Lotgenoo*
ten, aan welk^ by eene VoorafTpraak inrigt, te gemoe-
te
194 % tVAfitaLAinDMD:.
te voereode. ,, Kon koietbeid out dttl-hljHh 0{r hètBet
^ fchOQwen. en. nagaan vi^n de JLc^gevalkn , welke wy'
„ hebben moeten beleeven ? Hoe zeer wy ons de wet vaii. i
,» Onzydigheid , ais eene eerde pligt vooncbreevenyjEouhet |
ji eene ganCscIi wraakbaarè koele OnverIchiiIigheid',vanOn« i
9, zydigheid zo hömelsbreed oederfeheiden , gév^eest faiet:^\ '
^ ben, de Locg^valieH hartsiochteloös te boek te ftelleu»
^^Jmmers, ik Icbryf dit . niet om . de oude wonden » .by
39 voorraad, open te krabbetp, daar ze » onder bet leezen,
^ zeker meemraalen zullen bloeden ; doch roer bet. aan
99 om myne Schryfwyze te billyken* . Wiona ziel , niet e>
>9 geheel van VadetlandlieÊle ledig ^koaoalaaten met ver*
9, ontwaardiging en grievend^ fmert vervuld, te worden 9
9, als hy, naa dat onze Zeevaardro.g^Wjeldig geplaagd 9
99 naa dat onze Vlag en bet' grondgebied van den Staat 9
99r in vollen Vrede 9 meènnUlea gofcKoaden w^ten, önf
99 Vaderland 9 door eenen onoegtvaardigen en bondbreuki»
99 oen Oorlog oyervallen «ag^ toen de verdeediging vM
99 Bet aai^évo^ Vaderland «zo flaaliw en flegt behartigft
9, werd, dat 4e. vermetele en titoticha vyand onverhin-t*
^ derd en. ongewroken^ voortging ^ om 9 heerfctappy voe^
> 9^ rende op den vryea en breeden Oceaan 9 ons denwlvea
99 te bepaauwd t^ maaken, en de. verregaaofdfte nnsboodei^
99 lingen aandeedt 9 zonder dat wy ons (e weer fielden»
99 om dien boon ii te weeren , de Cchoonfte gelegenfae-
99 den daar toe verzuimden 9 en 9 onze Schepen, in d^
^ Zeegaateu bedryfloos liggende 9 de balddaadige Vyand
^9 mef onze Koopvaardyvaarders 9 en Volkplantingen^
99 naar welgevallen, omfprong? Terwyl 'er in den Lande
9, gevonden werden, laag genoeg van ziel 9 om bet
99 baatlykst onrecht, ons aangedaan 9 te vergoelyken» ea
99 de handen te kusfen, die de kfajisters onzer Vryheid
99 boven onze hoofden deeden rammelen, en medewrc^eo
^ om ze ons om de hals te klinken, zo dat wy fay den:
99 Uuitenlander eenByfpreuktf des Verwyts> en eene Aan-
99 fluiting der Volken wierden. ^ Kon, van den an^
99 deren kant, onze Schryfwyze onaangevuurd blyven^
99 als wyy.te midden van den haatlyken drom ontaarten
9, en ondankbaaren , rechtfchapen Vaderlanders zagen te
9^ voorfchyn treeden, die, by veele gelegenheden, aich
^ over het flegt Beftuur van zaaken beklaagden, en de
99 verwaarloosde» óf lafhartig en ten onrecht weggefchon* .
99 kene voorregten durfden herroepen , en op een Gronde
9» wettige Herftelling aandringen 2 Als. wy de agtbaare
^ Vcft^ui' zich mëtr . en meer boorden vetheflMi tagen
), Mlkeen Qoverantwoordelyk verderf van bet rchoonfte
^, Geffieenehdst ? — -^--- eeite agtbaare Volkftem , die al
1^ de Wereld deed( blykeo , dat men de Onheilen van
3, veelerlei aart, tèn oddefgang vai^ den Lande gefcbikt,
9, niet ami een verongelykt*^ en vertrapt Volk, nntar aan
^ eenen - vttderflyken 9 oni' niet seggen een verraadly«i
^, ken t€ieleg vair kwalyk gèztiiden door d!t flegtfie inzig-*
99 ten gcicti^veft, te w^ten badé"
5, Heeft de Heer vtaoenaar ," vervolgt de Schryver,
;, zyti oitfobffb^r Weft dè J^aderlandfche Historie op
„ •t laatst, féfyt geinrgd ' word , met grooten wanlust
,, V0ar7gc3^^ daat zyüe pen de\ beteugeling voelde^ dit
j, noód$autk/yk moest volgen' uU' de Omwenteling^ vfelhe hf
^j béjihre^^ wy hebbeb nvet Iiis( gearbeid, in het ver-*
9*9 tmuiven van dagefi te beleèven , door tacitu.^^, tyden
„ ifon seldAaam^ geluk geheeun^ waar in het vry ftaat
j, te 09oettri^iifatmin mi ^en te: zeggen stat men gevoelt i
if Mistla^^^ deeae . Vryhèid zómmigen , worden eeni*
,9 gtir daar ddQr afgerchrrkt van dn Werk te leezeii,
,, veroopdeelèii* anderm 't zelve te, deezer oorzaake,
„het fmert ons.' <- — j — - Dan^ wy. hebben hun niet
^j-fanmen, niet mogen, ten wille weezen, daar wy, roet
„ LUCIANUS , liever zodanige Leezers mishaagden door
„ de WakrJüid' te verkoelen^ dan hunne 'gaed&uring ver^
n irterven door Leugens t& koeien ^ en de voomaamfte web
^ eens: Gefehiedrchryyeni , volgens etc ka o, in agt namen»
„ van niets te dut^en»^ zegÊtn dat vahch is\ wy zullen;
,; niisfcMen , by anderen, dre geheel' vuur zyn, en gewoon
99 bykaab géenè andere dan daar door ingegeeven 8chrif«
,9 ten te ieezen, -te koel voorkomen. Wy kennen de uit«
>9 werkzelen van Partyfcbappen ,in de tyden door ons be^
9, htndetd, zo zeef als inuner woelende; wy:.weeien hotf
99 ëeeze voorinf{Eenon>enheid bw^en^ (om niet te Tpredceil
„ vtii laage hunr^ïigen, en ^les nedérflantfende firoodr
*,, fchryvers,) welke dikwyl» PezToohen.en Daaden in zulk
9, een valscb'en ongetrouw' licht plaatzen ,^tf^ Liefhebberjt
y, van heufche Onpartydigheid ^ die het om de waarheid
9, te doen isy gelyi de Schryver van de CharaAerkundê
„ der Vaderlandfcbe Gefchiedenisre zich uitdrukt, het nief
„ verdraagen hunnen^ en alle reden hebben^ om de Be^
99 rigten van wederjsyden te wantrouwen ^ en geen derzeU
9, ven aan ie neekien dan naa ze in de fchaale der wik-
U l^nde^ Oordeeilmnde. opfew9o§en te hebbem Men dg^-
M» de^
t^ VADBRLAIffDSCHS
y, de bet ons niet euvel, dat wy dee2e^ lesre (leeds in»
,9 (tachtig waren. SchamperhedeQ ce zeggen , en op een te
^y (lapeJeii is een kleine, en, onzes inziens, eene vectgtly^
,, ke kunöC, billyke verontwaardiging, by gepaste gdc
,^ genheden te laaten blyken , regtmaacig.
Schoon de Aanl'praak, waar uit wy dit gedeelte aflchree-
ven, genoeg on^dek^ weike Vaderlandsgezinde gevoelens
de zich bedekt houdende Scbryver koestert^ geeft by in
't Slot nog te kennen, dat by de Suatkundige Belydenis
van den Eerwaardigen e. m. engklbbrts onderfchryft;
en bier op nederkoniende : Men weete met weinig woorden
dat de ^chryver {deezer Vaderlandfche Historie) su> min
een al te ff rooien invloed van het Stadhouderlyk bewind i
y^aardoor het gevaarlyk word voor de Vryheid en Onaf*
hm gclyklieid van het Gemeenebest^ als een Ariftocrattfche
ei^eiiHoeddunkelyke Regeering van eenige Familien, waar
by de Kegten der Burgeren .niet winnen , kan goedkeu*
ren; waar niets meer verlangt dan -dat het Schip van
Staats tusfchen deeze beide uiterften^ naa het uitgaan
van zo veelt fiormen^ eindelyk in eene fiille en veili^i
Hayeti gebragt worde , eer het , by eene voortduurende ver*
deeldheid tusfchen de Scheepsbcvelhebbers . en - Stuurlieden^
geheel verzeild raakc^ en een prooy van ForstlykeVry^'
ters wcrdel
Stelde deeze Aanfpraak des Scbryvers ons in ftaat , ofli
dus verre bero te doen kennen, en aan te>wyxen hochyde
voetftappen van wagbnaar , naar zyne opgave , betrecdctt
heeft. Uezeive geeft ons ook aan de hand eenige byzon-.
derheden, wegens zyne fcbryfwyze, welke wy mcermaa*
len by den aanvang eens uitgebreiden WerkS) hoed^^^S
het tegenwoordige zich laat aanzien, opgaven. Hier
komt , in de eerfte plaats , de opgave der bronnen waaruit
hy geput heeft, en derzdver aanhaaling. Onder, anderen
betuigt by „ het bevreemde den Leezer niet , aan den
„ voet veeier bladzyden i de 'Nieuwe Nederland/che JaoT'
„ boeken gemeld te vinden: want, daar wy,naa ook vee-
„ Ie andere Schriften geraadpleegd te hebben, doorgaans
,9 de bedoelde gevallen, 'bier te I^ande, daar des^^yK*
'99 opgetekend , aantroffen , oordeelden wy het beter , 20
„ anderen niets byzonders opleverden, bet by die Aan*
5, baaling te laaten berusten , dan een aantal Hy een te
„ voegen, die geen gewigt aan de 2aak konden byzet-
„ ten: te meer oordeelden wy dit de beste handel wyze»
9 f lom dat de Jaarboeken: een^ Wede uiimaakeOf *t V^
99
99
'HISTORIE^ 197
^^ eene algemeene hoogtgriog^ om niet te zegpen gezag
^» vertf^rven beeft, cd het zelve, als zodanig, in de
jj meeste tegenwoordige Schriften , onzen Staat betreffen-
^ de, wordt atngebaald, en. de Souverain Vr foms zich
„ op beroept. : Oeeze jaarboeken zyn bok de Ver-
59 zamelplaats van Staatsftukken en Oorfpronglyke Befchei.
^ den, welke- wy by lasge na altoos niet geheel konden,
„ of, overeenkomflig met den aart onzes Werks, mog-
„ ten uitfchryven. Wy moesten 'er zo veel uit ontlee-
«« nen als ter opheldering der gevallen diende ; en heb»
ben ze meermaalen, wanneer wy ze van dien fteropèl
vonden , dat een groot gedeelte , of eenige afzonderly-
ke brokken, woordlyk verdienden gemeld te worden,
afgefehreeven , en dan onzer penne wel eens geen zui«
5, ^iet Nederduitsch laacen . ontrollen» 't Kwam naamlyk,
,> by zommige gelegenheden aan op 't woord, dat, in V
„ Onduitsch jiitgedrukt, niet. altoos door een Duitich
„ wooid , juist van diezelfde betekenis en kragt kon ver-
„ vangen worden; die do<K onHchryven te verhelpen ,dagt
„ ons noodióos/, en het veelgewaagde fmeeden van nieu-
„ we woorden oordeekiea wy gemaakt. De op zuiver
„ Ncderduitich gcjddde Leezei^ boude ons èXt ten goede ,
„ wy hoepen, dat Jty. anders, over geene verwaarloozing
9, van Taal zal te klaagesi hebben: en ook die kleine
„ wanftaltea gunftig over 't hoofd zien , jii zodaanige
„ gedeekeas van ons Werk, waar in wy Aanfpraaken en
„ Vertoogen van. waardige Vaderlanders , en anderen ,
„meest met hunne , eigene woorden, nederftellen. Aan-
„ fpraaken en Vertoogen ,dikwyls «meer de taal van 't Hart
.,, dan die der. kunst, en. waar in wy ons fchaars, dan
„ ter opkortinge, eenige verandering veroorloofden ,. dee«
„»ze in onaen eigen ftylentaal te brengen, zou htt eigen*
„ aartige wat zeg ik ? het waare weg-
„ gehomeö hebben. Gebrek > aan oorfpronglyke Befchei-
„ den ftelde Ottde Gefchiedfcbryvers vaak in de onmoge«
„ lykheid om. de Peribonen, door hun fpreekende ingè-
„ voeid, de eigen woorden in den mond te leggen ; zy
„ moesten Aanfpraaken vormen, en, zo veel mogelyk,
„ met de CharaAers en omftandigheden overeen brengen*
„ -% Wy hebben de (lukken in handen , en ze maa-
», ken, ter fneede bygebVagc, gtizes inziens, de treffend-
99 fte gedeekens der gefcluedenisfe uit: wy voelen daar*
9» by het mceate , en het verhaal blyft voor kwyning be-
99 waard. Dat ;deeze aanmerking j is bet anders noodig.
Il DftEL« N. ALG. LBTT. NO. 5. O ,y die«
ipS VADER LANDSCHE
„ dicnc om ons tegen het verwyt van Onkaodlgen, die
„ niet gaarne veelé aangeftiptc plaatsen in cene Gerchie-
„ denis ontmoeten , te 'dek<(en.
„ De ontdekkende tyd heeft, over vccle Voorvallen,
•„ duister in de Jaaren toen «e gebeurden, een licht ver-
„ fpreid, van 't welk wy ons, by het te boek ftellen in
^, die dagen, niet mogten bedienen; dewyl eeuige in-
,9 zigten en bedoelingen vervolgens eerst ontwikkeld, toen
,> grootendeels, of geheel, onbekend waren; en andere»
„ misfchien, eerst naderhand gevottnd, of verder dan ia
,„ den beginne voortgezet zyn. Hadt men vccle deczer,
„ kundig vernist, en derzelver waarc gedaante, by tyds
„ gekend, andere en fterkere maatregelen dan nu, waren
'„ gewis, tot verydeling, genomen. De herinneritv;
5, hier van zal op ontelbaare plaatzen onzer yaderland^
• ^^fchc Historie noödig weezen; ten einde men geen voor-
„ baarig ongunllig oordeel llryke , over de vcrrigtingen
„ van veele verdienllelyke Staatsmannen.
„ In den loop onzes Werks oordeelden wy met geen
",, llilzwygen te mogen voorby gaan de veelvuldige Stich*
„ tingen, Maaifchappyen en Genootibbappen van naam,
„ die,llaande dit tydperk, opkwamen, ingerigt om nutte
„ Kunften , Fraafje Wetenlchappen, en wat meer den
^, Var^erlaifde heilzaam is, ot tot Cieraid eener befchaaf-
„ de Maatfchappy ftrckt , te bevorderen en aan te kwee-
„ ken. De HIadzyden, met die narigten vervuld,
«,, enilen onzen Tyd, by de Nakomelingfchap , ontheffen
,, van de blaam » onzen Landzaat, te meermaalen docr
„ den patydigen Buitenlander aan^eïwrceven , en door
3, den op alles wat Buitenlandsch is, of 'er narfmaakt,
„ averechts geftelden inbooreiing, te dikwyis volmoodig
•„ toegejuicht, dat de Nederlander nctth Kunstmin voed,
„ noch V\ eeienfchappen kweeki.** •
•,, Znmtyds, wy bekennen het gaarne, zal de Leezer
„ Kleinigheden vermeld vinden: wy hébben ze vermyd,
„ waar wy meenden ze te kunnen en te moeten voorby
„ gaan: maar niet gefchroomd dezelve» op dien voorgang
'„ der beste Gefchiedfchryveren, té boeken, als wy ze
„ dienftig vonden, om den toedragt eener gebeurtenisfe
„ van aanbelang, waar op zy invloed hadden, te befchry*
„ ven , of als zy ons 's Volks Gezindheid leerden ken-
„ nen. Gedachtig aan de taal van den grooten hooft,
„ op het 1 ydsbeftek door ons ondernomen te befchry-
,, ven, z^ti loepasfelyk. Naardien men hier ie Lande
HISTORIK* 199
j^ fk magtigftc veranderingen^ by aanflicHtins ^ of im*
,, mers by dapper toedoen <, des Gemeenen Mans^ heeft
^, zien invoeren, en ook hedendaagsch niet 'de minfte
^, kunst der Steedfche Regeer inge , in het handelen en ge»
j, rusthouden der Menigte bejiaat^ zo kan het geenzins
,, onkerlyk fchynen ^ den opgans, loop en afloop van der--
99 gelyke beroerten^ (tn teffcm de middelen ^ misflagen, en
„ verzuimenisfcn waar door zy gefluit of geftiid^ gewak^
„ kerd of onverhinderd gebleeven zyn^ befcheidelyk voor
,, oogen te ftellen.
jy \LtMc nauwgezette Tydorde door sommige GePcbied*
3, boekers, op het voetfpoor van thocydiobSi gevolgde
,, hebben wy gemeend niet te moeten aankleeven; m&ar
,, liever, op de <vyze van den Vader der Gerchiedboe«
„ keren np.R0OoTus,zaaken van een en dezelfde natuur «
„ als de Tydperken niet te wyd' van elkander liepen, by
,, ééngevoegd, en v;in het anders broklige,- 20 veel mo*
99 geJyk^ een geheel gemaakt. Schoon wy , zomtyds , daar
,, de Gebeurtenisien niet binnen één jaar, onze in 't oog
^ gehoudene Hoofdafdeeling , afliepen, den nedergelegden
9, draad , in een ander weder hebben moeten opvatten ;
,, dan wy hebben het altoos gedaan op de minst hortende
„ wyze.**
Zo veel ontdekt ons de Schryver van zichzelven , en van
zyn Arbeid* Ter.wyl hy, in etw Inleiding ^ zich over
bet fchry ven der Gefchiedenisfe zyna eigen i yds verant^
woord* Dit eerlle Deel , 't welk met een verflag van dd
^oord^ Amerikaanfche Onlusten ^ dat gedenkwaardig Tyd*
perk in^ de Gefchiedenisfe, eenen aanvang neemt, loopt
van den jaare 1775 tot 1778. Jweq van voorbereiding
tot gewigtiger gebcurtenisfen , wanneer de zaaken allengs*
kens belangryker worden, en die eene uitvoerige befchry*
ving zuilen vorderen. Wy kunnen, zo veel van
het Oogmerk en den Aanleg gezegd hebbende, ons, voor
tegenwoordig niet inlaaten tot het geeven van eene Proe*
.ve; de volgende Deelen zullen ons gewis daar toe gele*
genheid aanbieden. — ^ — Over *t algemeen moeten wy
zeggen 9 dat 'de Schryver aan zyn opgegeevett plan vol*
doende beantwoord; en, fchoon gemelde waosnaar de
beste aaueengefchakelde Gefchiedenis van dit Tydvak aan-
vanglyk oplevert: zo dat by de verzogte aanmoediging
zyner Land- en Tydgenooten verdient, en boven al zal
waardig weezen ^ wanneer by, tot de aapgelegene jaaren
Q a gei
iöd VADElttANDSCHB HISTORIE.
gevorderd, getrouw blyft aan de wetten, die hy zich
zeiven fchyiit- voorgcfchreeven te hebben.
Eene op den Tyiel zelve in *t oogloopende zwaarigheid
tegen de benaaming van Feryolg op wacbnaars Vader-
landfche Historie vinden wy weggenomen door een RerigC
van den Uitgeever, die den Leezer, omtrent het ontv:d*
lende Tydvak van den jaare 1751 tot 1775 verwittigt ♦
dat by y om die wyde gaapiflg niet te laaten , en het Werk
net den Tytel volkomen te doen overeenfïemmeh , zich
by den Schryver vervoegd heeft, met aanzoek om dezelve
té Vullen, en hem niet vreemd vondt van den voorflagt
om , ontfer het bewerken der Gefchiedenisre van het thans
loopend Tydperk, ook htit tusfchenvallend Tydvak te
bearbeiden en dus een Geheel te maaken; 't welk zeet
gevoegelyk gefchieden kan , door de Deelen te laaten ver-
volgen tot het tegenwoordig Tydperk^ \ welk eene
gansch andere gedaante der dingen oplevert.
' Wy zien het een en ander, roet verlangen, te gemoe-
te ; want , hoewel men, wat de Groote Gebeurtenisieti be-
treft, in een Tydkring door ons beleefd, niet veel nieuws
kan yerwagten, daar de vaardige Drukpers dezelve ter*
fiond onder *t ooge brengt, is bet niet ongevallig, en heeft
het zyne zeer weezenlyke nuttigheid, die Gevallen eenig-
eins in een voegelyk verband te befchouwen, met der-
telver Oorza^ken en ültwerkzelen , voor «o verre <lie op
te fpenrcn zyn, dooreenen Gelyktydigen Schryver. Twee
P^rtraiten, een van dên ' onvergclykelyken washiiwton,
en een van den Volksvriend joh. • derk van per capel-
rBN , vercicren , behalven de Tytelplaat en een liiet onbeval-
lig zeegezigtje, verbeeldende het neemen der Engelfche
Paketboot, het tegenwoordig DeeU
Engeland y door j. w, van archenho];tz , uit het Hoog-
auiisch vertaald door y c, pelletier, Eerfte Deel.
Te Amfterdam^ by J. Sluitffian van der Meer, 1786.
In gr. ivo. a77 blaak.
De vernuftige 'Schryver van dit in Duitschland zo ge-
Schte Werk levert ons hier het geheel zyner Aan-
merkingen , die hy op zyne reizen gemaakt heeft-, en van
welke hy te voorch reeds eenige Fragèeutcn in zyn Jour-
naal van Literatuur en Volkenkeniris had bekend gemaakt.
V^ heeft zelfs ) in drie ondencheidene tydperken^zes jaa-
rea
ENGSLAND , DOOR J. W; VAH ARCBBNHOLTZ. flot
ten in Engeland doorgebragt , en wel het grootlle Deel
van 1769 tot 1779, zo dat zyne opmerkingen geenzias
door eenige reisbefchryving beftuurd zyn , en hy de waar-
neemingen Van anderen ten geleide van zyn oordeel niet
iiodig gehad heeft, daar de zyne grootendeels het gevolg
waren van zelfs befchouwde zaaken; om 'welke reden hy
van hallen en Engeland , doch byzonder van Engeland ,
zo veele voorbeelden aanvoert , om zyne leezers in (laat
te Rellen de gegrondheid zyner, op ervarenis gebouwde,
verbaalen, zelfs te toetzen. Opmerkzaam omtrent alles,
wat voor een reiziger maar eenigzins van belang kan
zyn, en tot dit oogmerk niet onbereid, was de mensch
in zyne menigvuldige betrekkingen en gezichtpunten het
hoofdonderwerp zyner betrachtingen. Hy was beftendig
werkzaam om' het karakteristieke uit te vinden, en, m ge«
voige van deeze , niet ten eenemaal mislukte onderneemii^
ge, vcrlchynen hier zo veele nieuwe en zonderlinge zaa^
ken , die menigvuldige aanmerkingen moesten doen geboo*
ren worden*
Itw voorbeelde hiervan ftrekkc het vdgende dat dt
Schryver wegens de Vryheid der Drukpers, en daaruit
voortrpruitende verlichihcid der Engelfchen heeft aange-
tekend.
„ Men befpeurt in Engeland by den gemeenen man meer
kundigheden en oordeel, dan ergens in eenig ander land.
De oorzaak daarvan is geene andere dan de vrye wyze ,
waarmede alles, \^at voorvalt, mondeling of fchriftelyk
beoordeeld wordt. Men (laat dikwils verwonderd het ge*
riogfte volk van de wetten, het eigendomsrecht,. van voor-
rechten enz. zeer vernuftig te hooren redeoeeren. Een
andere goede uitwerking der Drukpers zyn de Nieuwsts^-
*ngen; deeze Tydingen, die in i78o,Wleen in Londen,
's wcekclyks drieenzestig ftuks gedrukt wiefden, behel-
zen zo wel zotierny en onzin als voortreflyke zaaken ,
4iie;hoogst waardig zyn geleezen en onthouden te worden.
Doorgaans zyn het redeneeringen van ftaatsmannen , over
ODftandighe<ien , die de gantfche Natie interesPeeren ,
waarvan zich het oesterwyf ook niet uitgefloten denkt te
zyn; waarom meti ook zo dikwils dit foort van merirchen
aantreft, die Tydingen leezen, en over de openlyke om-
flandigbeden hunne bedenkingen maaken. Het belangry.
ke deezer bladen wordt door een. tallooze menigte , mees^
tendeels luimige aankondigingen, vermeerderd^ die in alle
mogelyke geftalten verrcbyncn, en dikwils van de zon-
Q 3 det-
tOft BNGBLANO
derlingftc gevolgen «yn. Ik heb, (by voorbeeld) eene
vrouw gekend» welke baar man, die sy bedrogen bad»
ontlopen was; zonder deeze tydingen waa deeze berouw^
hebbende en in venwyfeling leevende vrouw verlooren^
en de Tchande ha^er man zeker en duurzaam geweest^
op deeze wyze echter wierd alles zeer fpoedig en (lil in
orde gebragt. De man gaf voor, dat zyn vrouw buiten» *
lands was gereisd ; middelerwyl liet hy in de Tydingen een
brief, aan haar gefchreeven, drukken, zonder zyn naam
of woonplaats te noemen; intusfchen wist hy zich toch
ftan zyn vrouw zeer kenneiyk te maaken, die hy volko-
men vergevinge van al het gebeurde beloofde. Zy las
deeze tyding,en antwoordde door dit zelve middel, maak-
te bedingen, en in drie dagen was zy zonder eenige op-
fpraak by hem. Voor zulke brieven, en voor alles in het
gemeen, dat niet het publiek, maar byzondere zaaken,
ten voorwerp heeft, wordt naar gelang der grootte van
de bekendmaaking betaald; waarby men, in de drukkery,
hoe genaamd, naar geen naam, woonplaats, noch naar
andere dingen , vraagt. Zulke invoegingen echter, wier on-
derwerp de openlyke aangelegenheden of het algemeen
raakende voorvallen betreffen, worden zonder betaalinge
ingelast, en gemeenlyk van de ftraat, dooreene opening,
in de binnensbi^is geptaatile bricvenkas gedooken, zo dat
de opfteller des briefs geheet onbekend blyft; wil hy
^tch nochtans aan den drukker aangeeven, zo Itaat deeze
onder verplichting van eede om zyuen naam geheim te
houden; eene omftandigheid , die met de uiter(te naauw*
gezetheid in acht genomen wordt, vermids niet alleen de
jswaare ftraffe des meineeds, maar ook het verlies . bun*
ner voordeelige Kost winning', en veelligt ook de ver-
woesting hunner huizen door het gepeupel, de gevolgen
daarvan zouden kunnen zyn. De drukkers moeten intus-
fchen voor alles verantwoorden, dat maar op een foort
van paskwil kan worden uitgelegd. In dit geval moet
de beledigde het op een pleitgcding laaten aankomen.
Betreft de zaak den Koning of het ParJement , dan is de
Advocaat Generaal klaager; is het gezegde nogtans niet
laag noch lastcrlyk, maar enkel op eene vrye wyze uit-
gedrukt en eenigerroaate gegrond, zo kan de aangeklaa^^r
de ook verzekerd zyn van den grootden Rechtsgeleerden
des Ryks te zullen verdeedigd worden.
- ,^ WooDFAL , drukker van dt Public /Idverii/èr, de beste
Tydiög in Londen^ bad Ao. 1770 voor het gerecht, over
deu
DOOR )• W; VAN A{IGHENH0LT2« 203
den brief van den beroemden jotrius^die, met eene groo-
te vrymoedigbeid , waarheden eu eene wegrukkende wel-
fpreekendheid paarde , een harde kafnp. Gantsch Engeland
nam deel in deeze zaakeen de beroemdfte K edenaars ver*
fchee en hier voor *c gerecht. Het kwam hier niet alleen
aan op de verdeediging eens menfchen, maar op de voor-
rechten van ieder Engelschman, om zyne gedachten vry-
moedig, over de publieke aangelegenheden , mondeling en
fchriftelyk te zeggen. Woodfal wicrd vrygefprokeu , en
het pleit geëindigd , zonder dat de welfpreekende Schryver
bekend wierd, wiens naam tot op deezen tegenwoordig
gen tyd een oordoordringelyk geheim gebleven is. De
drukker alleen weet die » want deeze brief was niet van
dien aartj om heimelyk in de bnevenkas gedoken te
worden. Veele Kunstrechters houden hem voor het fier-
lykfle voortbrengzel in het Engelsch Profa. Benige daar
in voorkomende byzondere redeneerwyzen en wendingen
hebben het vermoeden veroorzaakt, dat niemand dan de
beroemde burre deeze vermomde juNins zy.
,, Dikwils echter is ook de kaak of een gevangenisftrafTe
het lot dezer, drukkers , waarvan zy zich nogthans» door
aangeevinge des Schryvers, redden kunnen. Van dit mid-
del bedienen zy zich toch nimmer, ten zy dan dat de
Schryver hier in bewilligt. De Predikant home te Bent*
jord^ ^by Richmond^ was zo grootmoedig dat, in 1778,
te doen. Deeze zonderlinge man, dik als mensch, patriot
en redenaar vereerenswaardig is^ en als een van de ftich-*
ters der beroemde maatfchappy ter in ftandbouding der
Engelfche rechten, de dankbaarheid zyner medeburgei-s
verdient, had, In eene Tyding, den Americaanfchen oor-
log als een moordbedryf afgefchilderd , en de Hofparty,
die dezelve begundigde, als moordenaars behandeld. De
drukker wierd gedagvaard , en daar hy , op uitdrukketyk
bevel van den Predikant, hem als Schryver aangaf, vry-
gefproken : home daarentegen in een eeiijaarige gevangenist
verweezen. Had hem zyne ftand niet verfchoond^ niets
zün'heiTj van de kaak . hébben kunnen hevryden; eene
ftraffe, die, van wegens.de flegte handeling van het ge-
meen gepeupel, dikwils fchriklyk is, maar ook fomwyien'
geheel zonder fchande , ]a zelfs zeer .tot eere , verftrekt.
Zo zag ik een drukker aan de kaak (laan , wien het taU
looze volk, in plaatfe van hem te mishandelen , een beften-
dig yivat toefuichte; hem wierden ververfchingen toege-
bragt, eu in den mond gevoerd, vermits by zyne bandetr
O 4 niet
j^4 XNOELAH0
niet gebruiken konde;de kaak was tnet bloemen beftrooid,
en van 'vooroaame lieden omringd, die zich met hem
onderhielden, in 't kort, dezelve verftrekte hem tot eeu
triumfwagen, en hoe onbekwaam de plaats ook fcfaynea
mogte, kon hy tog dit uur onder de aangenaamfte zyns
levens teljen.
„In 't jaar 1779 wierden 'er y^m At Public Jdvertifer yiu
den winter , dagelyks 12000 ftuks gedrukt, in den zomer
echter maar 8000. Van den Daillj Advcrtifer daarentegen,
die niets dan Advcrtisfcmenten inhoudt, dagelyks\a«,ooo.
Dit handwerk is ongemeen voordeclig, en onderhoudt in
Londen alleen eene groote menigre menfchen ; zelfs zoda-
nig dat veele lieden hier hun broo^ by verdienen , in een
eigenlyk gezegden lediggang.. Deeze worden Paragraaf-
Tchryvers genoemd, wyl zy kleine nieuwigheden van el-
ken dag, Anecdoten, enz. in KofBehuizen en uit plaizier-
partyen inzamelen , en in Paragraafen ter nederftellen ;
naardat deeze nu lang of kort, gewichtig of echt zyn*
worden zy betaald. De Parlementsredevöeringen worden
door vaardige Schryvers opgèteekend, een foort van
menfchen, welke men in dit land vindt. Wanneer vj
in hunne kunst ervaren zyn, ontgaat hen geen woord
des Redenaars, hoe fchielyk hy ook immer fpreeken mag;
dit fchryven gefchied door teekens, die niet alleen wOi>r*
den maar ook geheele phrafen behelzen.
„ De drift dey Engelfchen , om daaglyks vccle deezer
Tydingen te leezen en daarover te fpreeken , is mogelyk
meer dan iets anders de oorzaak van hunne ernstnafti*
ge gemoedsneiging en hunner on^ezelligheid. 'i Is vaak
moeielyk een Engelschman tot Ipreeken te brengen : alle
vraagen beantwoordt hy mee ja en met neen, komt ecb»
ter de ftaatkunde op \ tapyt , dan opent hy zyn mond ,
en wordt fpraakzaam , vermids deeze doffe m zyn karak-
ter geweeven is. Het gaat de vreemdelingen by een lang
verblyf in Engeland even zo. Dezelfde oorzaak heeft de-
zelfde uitwerking. Ik heb mepfchen gekend, die, by
hunne aankomst in Engeland, alle Staatkundige onder*
werpen verveelde, en die nogtans in eenigen tyd Entbu-
fiasttfche politieken wierden. Niets is ligter op te losfen.
Als een inwooner eeiiés vryen ftaats, en als een denkend
■wezen, neemt men, in de openlyke zaaken van aangelegen-
beid, deel; dikwils is men perfoonlyk, middelyk of on-
middelyk, daarby geinterresfeerd ; men leert de karakters
der in (ta^tszaaken betrokken perfoonen kennen; men
maakf
DOOa J. W. tA^r ARCRËNHOLTZ. $0$
woiêit peifoBeeie kennis met hen; aHe' geseircbappen
weergalmen van ftaatkunde; meu ziet en boort onophou^
delyk vao openlyke byeenkomlteti , plechtige ommegangen
met verzoektchriften , oploop van volk , en van zon(4erbaa-
ie maatregelen ter bereiking van een zeker doeleinde;
men zegt zyne meening over allé deeze voorvallen ab
men zulks wil , in dagelykrche blaadjes week- en maand-
fchriften« wa^irby men zeker is van dtiizendeu geleezen
^tc worden; dit alles verhoogt het belanc' op eene on-
^iooflyke wyze ^ en maakt het leezen van Nieuwstydingen
in £ngeïand tot eene waare hartstocht.
' ,,Daar het nefgens din hier de geivoonte 'is met de
fantfche nfatie, door openlyke bladen, te fpreeken, to
unnen andere volken de voonreSykheid van dit mid«
del naar de uitwerkittgen beoordeelen. Ik heb 'erboven,
('zegt de Schryver) door het verhaal , ten opzichte der Emi-
granten , een uitfteekend voorbeeld van gegeeven , daar
alle afkondigingen van denKanzel,en door trommePagy
niet het honderdfte deel der werking zouden gehad heb*
ben , die hier een eenige Rrief deed , welken een ieder
las. tiierdoor werd deeze grootc Stad op eenmaal
naauwkeurig van het voorval onderricht, .men behoefde
geen bloot gerucht ' te gelooven , dat vervatecht was , en
dat een verftandig man weinig acht. Hoe dikmaals heeft
men door dit middel het Patriottismas des volks aange*
vunrd en wyze maatregelen van allerleien aart bevorderd?
Daar ondertusfchen van eene ^oede zaak het misbruik
vaak onaffcheidelyk is , zo is dit hierby ook ongeloöflyk :
. zonder hier een* uitzinnigen Gorden by te brengen , die in
1780 door deeze tydingen het gepeupel ter zyner byftand
te Tarnen 9 en Londen in hét grootfte gevaar, hragt, zo
zyn *er boeven , die , door valfche Advertisfementen ,
het gemeen op duizenderlei wyze bedriegen, en dikwils,
trotsch alle waarfchouwingen , ligtgeloovigen vinden.
Dan eens kondigen zy aan , dat zy kapitanlen uit te zetten
hebben, dan weder dat zy die op goede hypotheequen
zelfs wenscbten te belcenen. Hierdoor komen zy met
lieden te famen , die geld in vor>rraad hebben , of zulks
nodiff hebben, en niet zelden gelukken hunne ftreeken om
menfchen te bedriegen. Anderen zetten zeer aandoenely-
ke verhaalen in de Tydingen , van den ongelukkigen toe-
ftand eener weduwe^ met vet Ie kinderen, of de ellende
eenes van honger ftervenden gryzaart , wier naamen, zoals
2y zeggen, van wegen hunner bloedverwanten^ niet ge-
O $ noemd.
Bo6 BrVGRLAM»
noerad kunnen worden^ maar wel de plaats aangeduid ^
waar de almoesfen heen te zenden z^n. Oaaglyks leest
men Ad^erwfcnienun ^ waar groote lommen aangebodea
worden aan zulke perHoonen • die invloed genoeg by voor*
uaame hebben, om voordeelige posten te verfcbafren,
waarby bet diepfte niizwygen wordt beloofd. Menig
Schryver beoordeelt zyn werk zelfs in openlyke blaadjes;
en vellen, onder verfienie naamen, hun oordeel daarover,
dat zy den volgenden dag onder him eigen naam aan tas*
ten t door' deeze Spiegelgevechten verkrygen zy aauzieo ,
worden bekend, en bereiken dikwils hun doel.
,, Opeubaare Nimfen neemen het masker der deugd aan ,
en wenfcben, in de Tydingeft, mannen van een goed ka«
rakter re huwen; zy kondigen gemeenlyk aan, dat zy
jong, welgemaakt en van een aanzienlyk vermogen zyn»
en daarom by de mannen maar een klein Kapitaal» of
een goede bediening, verlangen. Lieden van buiten de
Provincie en andere onervaren Perfoonen vallen dikwils
in dee;fen ilrik. Zy vinden een bevallig meisje met de
zachte mine der onlchuld, dat haare vervolgingen vaa
bloedverwanten en voogden zeer aandoenlyk weet te
fchilderen, waarby de gemaklykheid, om haar vermogen
in bezit te neemen, niet yergeeten wordt. Dit werkt,
de man flaat toe, en ziet zich echter, maar te fpade,
bedrogen. Ook^mansperfoonen bieden, in zulk een incog-
nito-handeling , hunne hand ann, maar met dit onder-
fcheid, dat zy geen vermogen opgeeven, noch hunne
welgemaaktheid roemen , maar des te meer hun verlland »
hunne infchikkelyke gemoedsaart, hunne oplettendheid;
in *t kort hunnen goeden wille, om de aanllaande echt*
genoote gelukkig te maaken. Doch dit werkt echter
zelden zo goed als het eerlle. Vecltyds fchertzen vroly-
ke lieden roet aankondigingen. Zy begeeren, onder yer-
fcheiden adresfeu, mannen en vrouwen; brengen de zich
aanmeldende perfoonen te faamen» en fpeelén ook zelfs
de rullen van Huwelykzoekers > waaruit dan de kluchtig-
lle gevallen ontfhan.
„ Niemand echter weet zich de tydingen beter ten nut-
te re maaken , dan de Adliefpcelers , die daarin , volgens
jiunne oogmerken t niet alleen oorlog, vreede en verbon*
den fmeeden^ mary daarenboven voorvallen verfinnen,
en die met alle o'mdandigheden , en een fchyn van waar*
beid, voordraagen. Hierdoor gaan verbaazeude geldfom*
men gewonnen en verlooren»
„De
DOOR J. W. TAlf AAOR£lfH0LT8« Èfff
^ De Regeering heeft zich deezen tak van beftaan ten
nntte weeien te maaken, en trekt 'er jaarlyks 100,009
pond fierlings van. De ftempel van ieder Tyding kost een
halve Engelfche penning^ en op elk Aivertisfemenf zyn
twee fi^hellingen belasting gefteld.''
Reize naar de Oost -Indien en China ^ in de Jaarefi
1774 1781, op last des Konings yan Frankryk^ gedaan
door den Heer sonnrrat, Cofnmisfarh der Zeezaaken ^
gepenfioneerd Natuurkundigen van den Koning , Korres^
pondent van zyner Majejleits Natuurkundig Kabinet , en
san de Koningljke Acaaemie der H^eetenfcnappen te Pa*
rys , Lid yan die te Lyons , enz. Uit het Fransch yer* >
taalddoer y d. pasteur. Derde Deel. Te Leyden, bj
As' en J. Honkoop, 1786. In gr. 8vö. 252 bladz.
Dit derde en laatfte Deeltje (♦) van sonnbrat's Reizen ,
*t welk in 't byzonder aanmerkelyk is» wegens de be-
Ichryving der nieuw ontdekte voorwerpen , zo wel in het
Kyk der Viervoetige Dieren en Vogelen^als^in dat der Plan-
ten, geeft ons tevens» in eeinge aanmerkingen, een be-
knopt denkbeeld van Isle de France , Bourbon , de Kaap
de Goede Hoop, Ccylon, Malacca, de Maldivifche, Phi-
fippynfche en Molukrchp Eilanden.
lot een ilaaltje, zullen wy hier mededeelen , het geenhy
ons van Isle de France opeeeft. „ In voorige tydeo , (zegt
hy ,) wierd het door de Hollanders bewoond , zy wilden
'er zelfs eeiie Volkplanting (lichten ; doch , naardien de
voordeelen de' onkosten niet konden goedmaaken , warf n
2 verplicht, dat Eiland re verlaaten. De Heer de la Bour^
nnais^ Gouverneur van de Maatfchappy op het Kiland
Bourbon , meende een land in bezit te moeten neemen ^
dat door zyne nabyheid dienftig voor zyn Gouvernement
\oxi zyn. Gevolglyk zond hy inwooners om het te bevol-
ken, en men maakte 'er in 't vervolg bet Hoofdcomptoir
yan ; maar hoe veel moeite men zich ook gegeeven heb-
be, de grond, altyd onvruchtbaar, levert het beftaan van
den Planter niet op ; zyn voedfel moet hem jaarlyks van.
de vreemde Natiën toegevoerd worden: de haven, alwaar
men eene ftapelplaats voor Indie maaken kan , is het
cenigst voordeel , dat men van deez^ bezitting trekken
kanj
C*) Zie van de voorige Deelen N. Ag. L$tt. I. D. bl. 253
en II. D, bl. 30.
i^eS -^ aoimsRAT*j/iustzB
kan ; men ziet *er echter geeire bedelaars, on dat iseti
ikchts daar tweederléi..ftanden kent, dien van Meest&rs»
en dien van Slaaf. DeszeHs bewooners beginnen zich op
den Landbouw toe te leggen. Men vindt 'er aanm^e*
lyke Ko&'y- en Suiker Ph^tagiëii ; men teelt 'er ook In-
digo, welke de Araericaanfche te boven gaat; maar de
Plaht, in dat Eiland» al te droog (taande, zal derzelver
teeling wel dra Verwaarloos^ worden » om dat zy de ver«
tischte kosten met opbrengt ; men heeft niet nagelaaten ,
vericHillende zoorten van die Plant van Madagaskdr, van
de Kust van Coromandel. van Agra^ van Bengale, van
China, van America, op Isle de France te brengen , om
die daar te naturalifeereo ; maar de uuflag beeft daaraan
niét beantwoord, het fchynt, ddt iy allen ontaart zyn,
en dat de Amerikaaofclie foort de beste niet was, ver-
mids d^eze in alle de proeven , welke men met d^zebe
genomen heeft, niet meef,dan de helfc, heeft opgeleverd
van het. geen uien daarvan in de nieuwe wasretd trekt.
' „ De Heer de Cosftgni , een der yveriglle Planters in dat
Land, heeft zeer . gewigtige ontdekkingep., omtrent dat
onderwerp, gedaan, welke in zyoe Verhandeling bver de
Jndigoteelt vervat zyn; een Werk, dat de Regeering te
IsU de France heeft doen drukken.
„De Speceryen geeven een gegronder hoop;deHeereA
de Tremignon en de Coaivi bragten dezelve aldaar in
de Jaaren 17Ö9 en 1771. Deeze twee tochten wierden
gedaan door den Heer Poivrc , Intendant van Is/e de Fran^
ce ep Bourbon , die deeze twee Volkplantingen zoekende
te verryken , niets verzuimde , om baar deezen nieuweir
Tak van Koophandel te bezorgen. /
„ Men heen tot heden toë gewild , dat de Speceryen , op
IsU de France gegroeid , hunne eigenfchappen gedeeltelyk
verliezen zouden , maar zy , die dit VQorgegeeven hebben ,
zyn bekend voor lieden , die den roem des Heeren Poi^
vrc^ welke hy, geduurende zyn beftier, behaald heeft ,
wangunftig zyn. Deeze Intendant, heeft in de Volkplan-
ting , vyanden gehad , en heeft 'er nog, om dat hy, die
nuuig is, den nyd altyd ten doel ftaat, en het llaj^tofFer
der ondankbaarheid is- De Speceryen komen op Isie dó
France zeer wel voort; de Kruidnagelen Boomen, van
zaad geteeld , ftaan heden met Nagelen bezet , die , voor
die,. welke ons de Hollanders verkoopen, niet behoevea
te wyken , en de Franfchen zullen hen in 't kort jiiet al-
leen kunnen misfen, maar zelfs van die Speceryen aan an.
de.
NAA^ DS ODST-WmBIflB'^ CHINA. aop
dffse Natiën kaönen vcrkoopen. Oe Miiskiarfn-Booinén
cyii zo wel niet geflaa^, om djat die onder de Rooraen
mi tweêëriei Sexe behooKa^ kn inet> deese huune boe-
dooighekl niet kende; zo dat 'er flegts weinige Wyfjes-
fcoonien onder bet getal ,deri grenen , die men aangebragc
beeft , gevonden zyn :, het welk oorzaak gewee&£ is , dac
ty zich zo» cas niet bebhien kunnen .vermenigvuldigen als
4t Nagelen 'BQDn)ea:>^Dee£e gelukkige., poogingen zyn
wel waardig, daCiZy 0lle.de oplettendbeid der Coloniscen
bezig* houden ; maar : betris ce vreezen, dat de Ëuropeaa»-
nen ,. die haar dat-&ilaütl...overfteeken,. ben van her een
ovcwerp op hetaoder ithijlen doen^ vdlen, door hun buur
ne Systemaiieke gsil^n.ni^^e te deèlen\ en dat ey de
Koffy zullen haieo v^tacsn , om Katoen te pbmten , welke
jcy verwiJg^ns wederom zullen uitroeijen, om. Suikerriet^
Korenmais of Maaidk te teelen. Ëen der grootfte biadev*
f»alen voor de vorderingeo :van den Landbouw i& ook
dit 9 dat geen Euiopeofanv daar intiir. toe, overglaat» met
inzicht^, om 'er een doorgaand Jdttblyt te houden ; Acft
gaat daar voèp drie of vier iaareof ,\ ^eduurende welken
tyd jnen zich tracht te verryken,- door het vi^eiiirg. geld ,
dat men. mede gebrlgt heeft,, op. de Scfoq^en* te vrStgêk
die, op Madagaskar óf Mozambique» Slaaven gaan kooi*
ftn^ een handel, die.gpwoonlyk veel voordeel aanbrengt.»
gelyk meest de zolken^ die de Natuur ohtt^eren. . '
„De Inwooner beOeedt zyne overwinst nooit tot verbe»
tering der Landen; de Sbaven werken üxpr^ wat kan m&k
vsn een ellendigen veiwagten, die .men door geweld van
fweepflagen dwingt ^ de idcevest , van Jtet geen by gtkoet
beeft « on te brengen ? ik heb menseblievende en mede-
lydende Meesters gekend,, die hen niet mishandelden, en
hunne flavemy vetzachtten, maar zy Z3rn zeer weinig
in getaC De overigen oefenen >eene Wreedc en ommei^sch-
te tsramiy. De Slaaf, na dat hy den gebeelen dag gd-
«veikt heeft, is genoodzaakt, zyne kost in Ae bosfchen te
gaan zoeken , .en leeft alleen: van ongezonde wortelem Zy
llerven van ellende en mishandelingen , zonder het allei^
gëringOe gevoel van medelydeii op te wekken ; ook laaten
zy geene gelegenheid voorby gaan ^ om hunne ketenen te
irerbreeken, en in de bosfchen eene onafbanglyke armoede
te gaan zoeken.
„Alle poogingen Jer nyverheid vermoogên niets op den
onvruchtbaaren grond van Isic de Ftanct ; bet zal zyrie
kewooners altyd ne( on^kbaarheid beloonen, zy zullen
zich
ftIO SOimSRAT'S RBXZt
zidi daar hoek de aangenaamheden vait het leven kunnen
verfcbaffen;^anc9 zonder de verwoestingen ^ welke de
Orkaan^n aanrechten, te rekenen, hebben zy ook te wor*
ftelen tegen een legioen Kotten en fchaadedoende vogelen p
de Sys en de Dikbek of' Kersrevtnk van Java, welke men
eerst had overgebragt als zeidzaame Vogeltjes , en zorgvul-
dig in kooitjes hield , xyn daar thans zo zeer vermenigvui*
digd» dat zy byna alle oogden verflinden. Om hen van
de bezaaide Landen tekeeren, is men verplicht, verrchei*
den Zwarten op fchildwacht te zetten » die geftadig Tcbieeu*
wen, en iu de banden khippen.De Ratten zynin zulk^eeoe
groote menigte , dat zy dikwils , in eenen enkelen nacht ,
een veld met Mais kunnen opëecen ; zy eeten ook vruch*
ten , en bederven de jonge Boomen , door de wonelen af
te knaagen. Dit was /zegt men, de oorsaak, om welke
de Hollanders dat ILiland verbaten hebben.
,, Ueece ichadelyke Dieren hebben de aandacht der Re^
jgeering bezig gehouden;. elk der Inwooneren is verplicht,
«een zeker getal derzelven te dooden,- volgens het gecal
der Zwarten, die hy. bezit, en moet de koppen der voge»
Jen, en de Üaarten der roeten, die hy gedood heeft, aan
ket* Comptotr der Policie zenden. Maar alle deeze voor*
'SDorgen kunnen niet helpen. Het is onmogelyk, dat men
zich van dezelve ontdaan kunne, ten^zy 'er groote roof*
vogelen en benden foldaateu , ter gehyker tyd,hen te keer
gaan ; het was op deeze wyze , aat men voorheen de
Springhaanen venlelgde , welker getal zo ontzaggelyk groot
"was, dat, als eetie wolk, uit zulke Infeden be(hande,
op een veld mfet Ryst» Mais of Koren nederviel, *er geen
overblyfzel van deeze gewasfèn meer gevonden weidt.
£en vogel , Mardn genoemd , een foort van Merel ^ uit
Indie overgebragt , maakte zich die Infeéten tot aas ^ en
^e Regeering verdelgde bet overrchot; maar de tnensch,
die niet dan het tegenwoordig kwaad befpeurt, wierd dra
moede zynen weldoener voor zyiie oogen te zieii, ea
ondanks alle verbod, doodt men dagelyks veelen dier vo»
gelen.
„ i/fo de Franct was altoos noodlottig, en zal zulks
«Itoos zyn voor de bezittingen der Franfchen in Indte.
Men meent dat dat eiland het middenpunt van bunnen
koophandel is , en dat de troupes , welke men daar ondez^
houdt, in tyd van oorlog eene fpoedige hulp aan onze
Komtoijren kunnen toebtengen; maar men weet dat mea
vier maanden nodig heeft om tydingen en bevelen naar
NAAR DB OOST-INDIBN SN CHINA. ftll
liU dt 'Francc te brengen: welke naornigheid men ook
aanwende toe het geen *er te doen is^ aWoorens men de
troupen kan Infcbeepen , verloopen 'er echter nog acht
anderen; ook is het altyd een jaar daarna geweest^ dat
alk de naar üidie gezonden esquaders ter plaatfe hanner
beftemming gekomen ^yn. De Engeirchen daar en tegen
hebben hunne tydmgen in zeventig dagen (♦); meesters van
Indie zynde^ hebben zy daar een aanmerkelyke krygs»
siacht, en verjaagen de Franfchen geheel > alvorens men
• op hl^ de Franec. de tyding van den oorlog heeft. Om
ons in dat ryk land (laande te houden, hebbeen wy nood-
wendig een haven op de kust van Malabaar nodig» .van
waar onze Esquaders (en allen tyde die der vyailden in
het oog kunnen houden; men weel dnt men bet verlies
van JPondichery tweemalen aan het vertrek der esquaders
verichuldigd geweest is, die de kust van Coromandd
verlieten om weder naar hlc de Fr ante te (levenen.
„ Schoon hlc de France maar één ftip op den aardbol
beUaat , is dat eiland echter het aanmerkelykst gedenkQuk
van de omwentelingen, welke de aarde ondergaan heeft.
Attes, waaruit het beftaat, is met yzer vermengd; alles
is door het vuur gegaan ; men vind *er zelf» den mond
van een uitgebluscbte vuurkolk ^ en verfcheiden diepe ol^
deraardfche' booleo^.
.,».De luchtftreek is daar zacht, gematigd, zeer gelyk:,
men vindt 'er geen fenynig kruipend gedierte ; men kent
'er geen ander vergiftig dier daiv den fcorpioen en. den
.doizepdbeen. .
,vDit eiland was eertyds zeer ge^nd; maar zedert men
den grond omgeroerd heeft, is men daar de Koorts on-
derworpen. Dehaltfen dat, houdt het rivierwater (gelyk
•de Heer decasstlNi, .in zyn Traite de Findigoterie zeer
we). aangemerkt beeft) veel flym in zich door de ontbin-
ding van de gewasfen, die in hetzelve nedervallea,'hfic
: geen verftoppragen 9 hloedvioeijfngen en buikloopen ver-
'oorzaakt, die moeyelyk te geneezen zyn.
„ lüe de France is de meeste zyner groeijende voort-
. breogzelen aan yvecige reizigers verfchuldigd , die dezelve
vit Indie, Ohina, van de Kaap de Goede Hoop,, en
iMt Europa gebcagt hebben* De Osfen, gelyk ook het
meeste gevogelte y komen van Mtdagascar, en de Paar-
den
(*) (Zie j. CAPPER's Onderrlgtingen wegens het Reizen, enz.
In de in/Wrfin^, bl.:XViir.>
^1^ apwat at'a rbize
den vtn het eiland Bourbon en van de Kaap. De k\M
is zeer viscbryk; zy levert een menigte fchelpvisren , fteei^
planten, Maarcf^ras ^tn z^elfa kooraal op; de groenten
zyn daar goed, het verkeusvlee^ch voórircflyk, de dop*
«rwten en artichokken zyn zo goed als die. in Frankryk;
nen begint 'er thans . Aardappelen te teelen, welke men
van de Kaap heeft aangebragr ; de patates zyn 'ér zeer
gemeen; op fommige plaatfen flaagen de kudden wd en
•bieugen veel winbt aan; maar alzoo men geene andenn
<lan zieke of by ongeluk geftorven beesten in het ilagt^
buis. brengt, eecen de bewooners der haven niet dan
üegt, vleesch.
,) Het voefdfel der zwarten is mats, ipaniok, patetes,
cambars^ en worulen van Songe; de gemeenfle vnichtcb
2yn de verfchUle^de foocten van Bananes, de Ananas,
tde Goijavo, Jambos!' (.^^M/^ra^^^) en Mangen. Men vindt
'er ook Perflkken eo Appelen, maar behalven dat zy niet
ketbeen zyn 5 kannen zy op verre na niet by die van Eu*
jopa haaien; Cbmmige ftreeken brengen ook vrugcen en
Aardbeziön voort.
, ,, Men begint 'er nog eenige andere goede vruchten tt
Ï lukken, dank zy de zorgvuldigheid van eenige yverige
,andbewooners, vmraL den Heer c f. ré,. Opzichter van
's Konings tuin, die, door het geheel eilaod^zaad van
JJitrchi, van Longaoe , van Wampi, van Avocat,. van
£vi of Cytbereavrucht , van de Kima of den brood-
boom; van Cacao, van Kruidnagelen en Mnscaaten»
van Ravenfara, van Sandelhout en anderen, heeft verfpmd.
•De' Heer de cossigni, die den fraaiflen tuin van de volk-
planting bezit, beeft zich ook beyverd om de zeldzaa-
TOe en dierbaare planten, welken hy mét gtoote kos-
ten van Europa^ van de Kaap, van Batavia, van Chü
^na en uit Inaic heeft ontboden , te vermentgvuidigen^ en
:den .inwooners mede te deelen.
Wat het hout aangaat, het ebbenhnut is zeer gen^eo;
men vindt 'er zelfs •^erfcheiden foorten van, gelyk het
^wart, het wit en het gemarmerd. De Heer linnaus»
de Zoon , heeft onlangs het geflachc van deezen boom bé-
"paald, dat men nog niet wist, hy rangfcbikt denZehren
onder de l^iospiros. Toen wy nóg op China handel dree-
ven i WIS het ebbenhont. een artikel van uitvoer; onder de
«ndere foorten van hout is 'er geene, die tot bouwen
dienen kan. De houten van hU de Franco zyn in het
algemeen te zwaar, en krimpen omophoudelyk, Datvja
MAAR qO&X^INCaN KV «CHINA. «13
T!^kmsk^'f het eenigst ^at oieQ des na0d6 g^brui)ren kan»
geeft e^pie barst, van welke men asjch in (ie Geneeskunst
bedient, en die onder den naaoi van Takaniaqué bekend
18. Het bont van den Kaoeelboom wordt gemeealyk
voor fcbrynwerk gebruikt , het is fraai geaderd , maar bet
neemt verfcheiden maanden, nadat bet verwerkt is>eene
ftinkende reak aan; het natte hout. Appelboomenhout
ea Takamakahout dienen gewoonlyk voor timmerwerk.
De Heer aché heeft onlangs een zeer fraai hout ontdekt,
dat men vooreene foort van Roozenhoüt heeft aangezien,
maar dat het niet is.
„ Islc de Franco is zeer Wildryk ; men vihdt 'er pintadea
of paerelhoenderen in overvloed» gemeene ^n gepaerelde
jpatryzen , tortelduiven , corbigo^ , twee foorcen van haazea',
die naar de Ëurofdfche gelyken; de eerfte foort, die klein
I5, beeft jso veel van het konyn als van iien hsas,.zy
graaft niet in de aarde, baar tyf is lang, faaara ooren zya
lort, en haar vleesch wit. De andcra foort is grooter,
maar echter nog kleiner dan dki van Ekiropa; haare ooren
zyn korter, haar hair is glad. en kort, zy is daarenboven
zeer wel te onderfcheiden door eene zwarte driehoekige
vlak, welke zy achter aan den kop heeft. De herten bc»-
ginnen minder gemeen te worden; om de geheele uitroei-
]ing derzelveu voor te komen, is de Regeering genoodzaakt
geweest eene Ordonnantie uit tp vaardigen, waarby ieder,
die overtuigd wordt een hert gedood te hebben, in boete
geflagen wordt."
&n hanè vol Aanteekeningen op den tweeden Èrief van Jen Heer
p. y* HitMERT over de Rede en haaf Gezag in den- Gods-'
dienst. Je Utrecht by A. van Paddöaburg , i78<5. ïii gf.
octavo 9 98 bhdz»
De huii vol Aanteekeningen te rug gekaatst * of de Spottef ten
toon gejtild. Te Rotterdam by A. Vis, 1786. Behalvm de
Voorreden 266 bladz* In gr* octavo.
'T*wee Gefchn'ften, waer ïn Parryen/er op uit iïyn, om elkan-
der in een belpotlyk licht te ftellen , waer uit de Lezer nfet
"^«el nuts kan tpekken. De Sehryver der Anntefkeningen legt
het *er gemeenlyk op toe, om haetlyke of belacWyfce 'gêvQjgen
tót deze en gene Hellingen vjn den Heer van Hemert af te lei-
den , en de Heer van Hemert , zyn Party briefswyze beant-
woordende, nir.ekt 'er zyn werk van, om het voorgedragene al
11. l^%tL. N. ALG. LEI T. U^S* P ^V^^^
2i4^ 4ANtBBUfnifoiKr»
(fxKtetkte goed te krareo, en hoog heladilyk te maken. ■■
Wy Mlten 'er den Lezer een klein proefje van geven« ■
De twintigflé aentekening luid aldu&
^ M. itfó. En ^Jckém dé laatfle (de voorwerpelyke rede)
hjfekêuwé W9rdi , ^uittn öpzichi op het werkzaam verftand iéf
menjchen^^ yfOÊfd—r u etv^fwtd wordt; en men f door aftrekking
ytn denkbeelden f om denjchakel kan denken » zonder zich wetens
voor te fieüen% iie Mtrent denulven verkeeren: kan men echter 9
eifenlyk geffroken^ aan de voorwerplyke rede denkende ^ het mensch-
lyl ferfiand niet geheel uitjluiten t dewyl het zelve mede tot het geen
waarlyk beftaa$ behoort; fioftot befchouwing verfchaft aan
denkende wezens i- , niet kmt gemiit worden in denfchakel yen
*t Heelal; niet nalaat ^aUoos van de zogenaamde eerde waar-
beden gebruik te maken i en — — wanneer het werkzaam is 9 nooi'
'zaékiyk eene beftendige en onmiddelyke bewustheid zyner werking
heeft (*> Deze diqpzinnige redenering, in verband befchouwd
met het vorim eo volgende, lèoet eigenlyk dienen tot bewj^t
dat de ooderfcMidtag tusTchen de voor* en ooderwerpelyke reden
van dat belang niet is , als mee meeat» M dat de onder werpelyke
rede» ons verftand, de dgtollte ptoeflieen der waarheid is«
Verg, bl. 164.
,, rfetm niet kwaalyk Myn Beer, dat Ik al wederom van uwe
eigen woorden gebruik make, alleen oièt verandering van onder-
werp« Men kan, eigenlyk gef preken, aan de voorwerpelyke reden
ienimde , het verjland van een menSch in het dolhuis niet geheA
altfluiten f dewyl het zelve mede tot het gene waanyk beflaat be^
hoorti ftof tot befchouwing verfchaft aan denkende wezens ; niti
kan gemist worden , blykens de ondervinding, in den fchakel van .
ïsH heelal ; en , wanneer het werkzaam is , noodzakelyk eene he-
ftendige en onmiddelyke bewustheid zyner werking heeft. Dus is
dan het verfiand van een mensch in het dolhuis de proeffteen der
waarheid! Wat zegt gy nur
Dezen trek, dien de Aamekenaer ongetwyfhld vemufVig ge-
oordeeld zal hebben, beslntwoord de Heer van Hemert ^ al boer-
tende. op deze wyze.
„ Overgaande tot de befchouwinge der rede^ draagt gy uwe
aanmerkingen over dit (luk indiervoege voor, d it ik opregtdyk
niet wete , of ik my van w^e derzelver bondigheid dan gees-
tigheid meer moete verwondeten.
„ Ik had, in mynen tweeden brief aan den HeerB., gefchre-
ven, dut onze rede eigenlyk ons roenschlyk veriland zelfs Isp
te gelyk metr de flof, welke bet zelve bewerkt, en dat, door
deze twee dingen van elkander af te.nrdcken, de onder(che»«
dbig Ta» ondarwerplyke en voorwerplyke rede geboren is; hoewel
men
(•) ttas vene de eisen wocvden via den Heer van Hmcrt eer aanae*
hadder btediydc.
£19 DIE TE %V0 GEKAATST* ^ ^1$,
HM» ^cb noch het werk^saam verfimd zonder de voorwerplyke
rede* liodi de voonverplyke rede» zonder het m^nscUyk ver*
fiand. eigenlyk gefproken» k n voordellen.
„ Hierover redeneert U. W. E , volgas de redcneerhisde vaa
den* boogverlichten CramtCf op dase wyze: kan mm aon de
vêêfwtrplyke rede niet defUten^ zonder zich teveni ke$ winscUyk
yerftand veor te ftelien; dem kan mm 9ok Mn dez^¥e nüt denkm «
zender zich het ver/iand van em mensch in het dÊJMt wor te
jMkm : de reden hiervan gevoelt yder eed : wie kan , by voor-
beeld, aan een hu's denken, zonder zich tevens de puiuhoopen
van een verwoest géboQw voor te fiellen^! ! ! De reden, waarom
U. W. Ë. juist van eenen doizinni^en fpreekt, kan ik roet ze-
kerheid niet zeggen; mooglyk dat gy de verWyfpfaatfen dier
oogelukkigen, uit me schlievendheid , dikwils bezogt hebt; of
dat uw lyfarts, dfe, volgenc het z^gen van onzen vriend Óti^
'Jeliusf een liefhebber der A^tro^^ie is, uwe horescêêp gerrok-
iren, en u onvoorzigtiglyk voorpeld beefV, dat gy eindeiyk,
door te veel vermoeijinge van uwen wysgeerlgei gees , inge-
volge van het befluit des wacb erti, C<ie Hemel geve, dit zulks,
zo bet gebeuren moet, ipade zy!) in, een dolhuis zult moeteqi
bewaard worden.
„ Dan w.t hier vm m<^e zyn, UWE. redeneert, naar die
zelfde methode 9 dus voort; moet de rede ^ ms menschlyk verjland ^
de 'zakm toetfen , dan moet ook het verftand van een mmsch in
hit dolhuis de zaken beproeven. Hierop vraagt gy my , wat ik
nu zegge 7 Wilt gy het weten, Myn Heer? ik zeg d;p, dat,
wanneer men u niet Ipoedig ten Hoó^lèeraMr in de Wysgeerte
aanftelt, buitenlanders u wel rcs tot Ztch lokken, en met uwe
utmuntende fcherpzinnigheid hun voordeel doen zullen: dit
voorzie ik duidelyk, fcboon myn Han bidt, dat het verhoed
worde! ik zeg wyders, ïiet ge^ eens tq;en een groot man van
uw (borr gezegd werd ; 6 monfieur , fous etez né pour etre phi^
lofophe! ik zeg wyders, .... maar zngt! ik zoude wel alles zee-
gen. Wat ik denk; ■ en hfer toe heb ik te veel van u ge-
leerd! — -*— Het is kkar, Myn Heer, het verftand van em
mensch in het gekkmhuis moet de waarheid beproeven , C^f » om met
u te fpreken, de proefftom der waarheid zyn.) Waarom^ Om dat
de fffde, othet mmscklyk v^Handfde zaken beproeven mtiet. Door
eene byi moet het hout gekloofd worden ; derhalve ook door ee-
ne bvl . weQce aan ftukken gebroken of bedorven is ! !
„Yder een ziet van zelf* dat deze ongerymde gevolgen natuup-
lyker wyze uit de ftelling voordvlodjen ; en dfe dit niet ziet is
bUnd: weshalve UWE. ten rechte beOuit, dat 'er wel deeglyk
onderfcheid is tusfc^^en de voor^ en onderwerplyke rede, en d«t
niet het mensehlyk verftand f maar de voorwerplyke rede, de proef-
fteen der waarheid wesen kan.
n Ot kan niet deiten , dat eenig rreiffifig » die flegts ééo greintjcn
P % wys-
2X6 AANTEEKENINGBN» BIf DtJ^ TB KUGL CEICAATST.
wysgeerrc bezit, aanmerkingen op deze uwe redeneerfng maakeo
zal. Een halfblanks filofoof tnogt u toegraauwen; Myn Heeft
^ryf Uwe oogen eens uitf fntdt uwe kaars eens f en lees mei den
hrii öp ien neus^ wat uw^ vriend, welken gy mderrigtm wilt » aan^
gaande het gezonde verjland^ aan den Heer B. gefchreven hebbei*) l
Maar, vaderlief, by aldien u fets diergelyks "wedervaren niogt,
vermoei u dan toch niet, bid ik u; maar doe het my metdea
eerften weten! ik beloof u, dat ik dan den onbefchaamden wys-
ncus Zal naryden, en niet rusten, voor dat hy zyne woorden
in zyn hals zal gehaald, en aan uwe geregtigheid, op de volko*
mcnite wyze, betaald hebben^"
Een enfeele trek van die n tuur gevalt zomtyds in een Twist-
fchrift , maer een Twistfchrift voor 't meerencfecl in dien finaek
opgcfceld , heeft iets vervelends; en *t is te hoopen dat de Heer
van Hemen , fchoon hy hier zyne party ver meester zy, *er zich
xiet "Wcder toe zal laten vervoeren. Het tvnstgeding over de
iLede is te ^rnftig voor eene boenende behandeling : en 't was te
•wenfchen , gelyk we roeds by den aenvang betuigden (f) , dat
de behandeling van dit onderwerp zich tusfchen de Heren Jw-
inet en van Hemert bepaeide.
ft
' <♦) Tweede brief, bt. 184. Vervolf.
Ct) Zit jlig. Vod. Leturoef. VII. D. bl. 8.
Esther in vier Sèéken^ door P. moens en A. van overstrate».
Te Haarlem, by A, Loosjes Pz., 1786. In gr. 8yo. Bekahen
tiet Foorwerkp 102 bladz>
ESTHER, met groote reden, by het Joodendom tot op deezeti
dag in blaakende hoogachting, afs de naakomelinglchap van
Abraham uit het dreigendst gevaar gered hebbende, verdient,
zo uit hoofde van de betrekking waarin wy als. Christenen tot
oud Israël liaan, als om haare uitfteckende Vol'kstrouw, onze
byzondere aandacht. De JufT. moens en overstraten fchynen
ook van dat gevoelen geweest te zyn, ja hebben haar zelfs ee-
ne fiaaije Dichtproeve waardig geoordeeld. Overvloedige
fchoonhcdcn van dit Historisch gedicht veroorloven ons dezelve
dien naam te gecvcn. Op veele plaatzen,'t is waar,blykt het
Dièhtftuk een voortbrengzel te zyn van jeugdige Geniën, door
eenige oneffenheden, die, fchoon wezenlyk van weinig aanbe-
lang , egter genoegzaam zyii , om den fchitterenden luister te •
•vcrdooven, altlians . eenigzins te verminderen. Deeze Verten
zyUf ondertusfchen , onzes achtens, veel hooger te waardee-
ren, dan die, w^elke, fchoon volkomen aan de kunstregelen
beantwoorc^nde, het duidelykst gebrek van wezendlyke Uenie
Ter-
P. MOBNS £N A. VAN OVERSTRATIN, ÜSTHER. 21 ƒ
vertooBen. Tot eene kleine proeve diene de befthryvlug vaa
ESTHEJt, daar zy voor den Koning geleid worde
Ifanneer de Lentezon de lieve roezenblaén
Qniyouwt , bepaereld met een fchiu*rend morgendropje f
Dan laekt haar zfigte kleur den llyden daagraad aan %
't Verliefde kêeltft Jpeelt in *t geuren aêmend knopje.
Zo pronkt Adasfa thans met jeugdig hheijend föhoon:
Geen weelde of weidfche pracht fchenkt haar geleende zwieren;
Natuur Jpreid al haar ^lans en heerlykheid ten toon f
Laar Minzaamheid en Deugd haar ep 't bevalligst eieren.
De roos Ar Welvaart bloost op '^ lelieblank gelaat.
De maagd'lyke Onfchidd lacltt in helder flonk^endé oogen.
Haare eed'le ziel f zo vry van list en eigenbaat f
Maalt in elk trekje ^t Jehoon vun 't zuivre deugdsvtrmoogen.
Haar golvend hair is met ètn bloemfestoen' getooit^
Haar zedig fchoon kan zelfs de fiugfle Jtarten' roeren.
Haar losfe kleeding y om den poeslen hals geplooid f
Is 9 naar *s Lands wys^ bepronkt met goud en paerelfnoeren*
Krygsliederen van Mr, j. ^. klein en Vrouwe A. kleyn, geb.
ocKERSE, No. 3. Te Utrecht 9 by G. T. van Paddenburg en
2iOon» 1786. In 8vo. 16 bladz*
Wiet minder fraai, dan de voorlge Ns. \s dit tegenwoordig
^ TO)r on« liggende. Onder fiet keurig Siloueth van den zo
vToegtydig geftorven Zeeuwfcben Dichter Jkllamy vindt nica
deesse uitfteekende Dichtregels.
En gy'f myn Zeeuwfehe zanger 1
Zyt gy zo ras geveld? ■ ^ ' '
Hy was , Bataaf fche Helden I
Uw Bard en zelfs een Held.
Js dan geen geest ^ hoe fchittrendf
' Voor uwe wraak' behoed f
Daar ge Eeuwenlang t der waereld
Tot last f Polypen voedt.
P 3 é Dood!
ftll J. p. K£iBTN , JOlYGSUEOBtENé
I Dêod l -^ %jn heft wês éietf
Men rtrMryk Unn vMard!
Bimmder ware uw tegen^
Had$ ^ hem ioêi g^f^émri.
Sreed was zynfmfche boezem f
Zyn jeugdige asm was zwaar!
-JBy was gefpiêrd teu JIrydfr
Oêfchaapm veer gevaar.
Der Barden LievUng was hy:
Een Zmneftraalt zyn lied;
Wen sy • dêw LenteweUtent
Beur glans ep aarde JMet i
Jal vrisndlykf als de LenêSp
En glanzend t was zyn geestï
Hy wasp voor NeêrUmd, aUesl
Ons alles, aehl geweesti j
it Zingt Nakomelingen!
Hem 9 groufsher Treurgezat^i
Men weewt om zulk een zanger $
Jn Neêrland^ Eeuwen lang.
Ter Gedachtenis/e van bellamt.^ Te Aatfierdam, by A. Mens
Jansz» 1786. In gr. %vo. 57 bladz.
TTenige Gedidïü
*-' algemeen •iiM
kunst» fpreekeo.
TT enige Gedichten ter gedachtenis van Bellamyf die» over het
^ algemeen • meer de taal der Vriendfchap, dan die der Dicht-
Lykdichten^ ter Ged^tenisfe van den ' Vttmuntenden Nederland^
fchen Dichter 9 den Heere DB boscu. Overleeden te Amfleldam
den 27 llm van ÏFynmaand des jaats 1786. Te jÉmfierdam^ by
P. J. Uylenbroek, 1787- 4' bladz. In 4(0.
Een fraaije verzameling van Gezangen» der Gedachtenis van
eeoen zo kundigen en braaven Man zeer waardig.
Ztf-
€; G* lALtSMAN 9 KAK2L VAN KMltUlna. flTf
Karel van KareUberg, êf Téfreel vtm ée MenscfUyke Blende. Door
C G. SALTZliAN. ÜU hei Hê9g4uiesch ^ertêald. Derde DeeL
Te Jmfieréum. hy de Wed. J. Doll, 1786. Jn Sv9. 384 bMz.
To dit Peel flaat de Gelcliiedeitis.van den Held van deezen Ro^
''miD genoegzaam ffilr en egter hebben wy dit Deel weder^
om met ved genoegen doorleeaoen ; ntt de VeHcheide oreflen-
de .Tafiereden Idesen wy het volgende ter proeve ; zynde een
gedeelce van een Zamenipcaak , tusrchen Braaf en eenen Heer--
krandf <me • door zyne Studiën , oogelchikt voor de zamenleeving
geworden is. Braaf vraagt hem , bf hem aan tafel zittende , boe
hy de Wyn vondL
„ Heerbrand. De Wm ? wel. die is zeer>goed.
. Braaf. Wat deidtt gy dan dat het voor wyn isl^
H. ik — — - wat het naar myn gedachten voor wyn is? Wei
vr^ is *t niet Madera?
B. Gy flaat den bal verre mis» myn Heeri Het is niets dan
oprechte Medok wyn. De Madera wyn is immers niet^ rood. .
H. Is hy niet rood de Madera wyn? Dat heb ik niet geweetcn.
JL Gy zult die toch wel gedronken hebben ?
H. Heb ik bem gedronken of heb ik hem niet gedronken? Ik
weet bet zelft nief •
B. Ik zou toch weeten, dunkt my» wat ik dronk. Ik geloof
waarlyk , myn Heer Heerbrand \ gy weet ook niet wat wy tbana
^oor een gebraad hebben gegeeten.
H. Ja, dat behoeft gy my toch niet te vnagen. Was 't niet een
Lamsgd^ad?
B. Myn Heer! myn Heer! waar h^ gy qwe gedachten? Het
waren immers patr^zen?
CHy wreef %yn veerhoefd • drenk weder een glas wyn • Jhldi
Mtch in postuur 9 regebelde, fneot de neu» » en nubegen hy r>
n Ja lieve Vrienden! gy moet geduld met my hebben, ik ben
een leer arm ongelukkig man. Ik (chyn wel in de waereld te
zyn, ben 'er egter in de daad niet in» maar altyd afwoezig. Stti
u een mensch voor» die de oogen altyd op den Grooten Beer»
de Kasflopea» en de hairen van Bereuice vestigt» en alle de vl.
ooltjes» welke voor zyne voeten bloei jen» zonder dezelve te
bemerken; vertrapt; dan hebt gy een waar denkbeeld van my.
Ik eet en drink; maar ^roef niets; doorwandel de fraalüe ho-
ven» en zie niets; ben in het gezclfchap» of het concert, in
den Ichouwbui^» en hoor niets, ö God' ik en. myn leeven
ook aio moê, ik heb 'er zulk verdriet in, dat ik geenen dag
roet grooter verlangen verwac t» dan den dag van mynen.dood,
'Want» Wat baat my 2X het ^oede en fraaiie inde waereld» wan.
1 neer
neer ifc *er geen gevoel van heb ? Ik gaa de waereld door , ge-
l)rfc een blinde eea kabinet met fchilderyon. '
Wat verder gaat de zelfde man op deeze WfZt » over de op.
voeding der Geleerden,; dus voQtt.
„H. De geheelê opvoeding, welke wy genieten, fchynt
Oaarop toe te leg^ , om ons aan de aAreeïBigheid der gedidl-
ten te gewennen. Wanoeer ik nog jong zelde (dit zal Mge-
twyfeld een drukfout zyn^en zynde moeten wezen) lette op «t
geen my gebeurde» wierd ik gefla^en; ct wanneer ik, inte.
gendeeK myne zintuigen verdoofde, en my 'm den geAt naar
Iialie, Griekenland of Palesdna verplaatfle, wierd ik gepreezen»
en alle myne medeleerlingen tot een voorbeeld -vooraefttid.
Noodzaaklyk moest daardoor by my de begeerte omftoken wor-
den, om tegen myne nafuur tè wörftelen, en het ao verre te
brengen, dat ik in de waereld zyn kon, zonder te letten^ op
•igeen in dezelve omgaat.
B. Op die wyze zyt gy Immers tot de geleerdheid opgeleid,
gelyk een vink tot het zIngein ^
H. Hoe brengt men die tot het zingen.
^ B. Men maakt ze blind , opdat zy hunne jgehedle oplettenbeid
moeten vestigen op het zingen*
: H. Deeze gclykenls i» zeer gepasf. Ën ftcl u nu voor, hoe
zulk een blinde Vink zyn moet, wanneer hy in het bosch by
'anderen konit! dan kunt gy ligtelyk begrypen, hoe ellendig ik
ki de jnen6ch]'>^e Maatfchappy zyn moet, dewyl niet alleen
myne oogen, maar bykans alle myne zintuigen, ongevoelig ge-
maakt ayn.'^
Op dcezen trant gaat de kundige Schryver voort, en 't is ik
aen eerften opflag onbegrypelyk , hoe een Taferee! van Menfcho-
lyke Ellende zo uitlokkend kan gefclireeven worden. Alleen
komt ons de Nonnenhistoriet, bl. 318. en vervolgens, wat te
Romanesk voor, en zou de Schryver langs geen andren weg
eyo oogmerk hebben kunnen b^^iken ?
♦ ^
^
ALGEMEENS
V ADERLANDSCHE
LETTER^OEFENINGEK
De Bjbel^ door bcknope Uitbreidingen en ophelderende Aen*^
merkingen verklaerd^ door j. van nüys kllnKrnbrkc;,'
A. L, M. TheoL en PhiL Dr. Roogleeraer in de H.
Godset, en Kerkl. Gefch. aen het UI. jith. , en Predikant
in de Gemeente te Amjlerdam: mitsgaders Lid van hei
• Zeeuwsch Genoot/cliap der Wetenjchappcn te Vlisfingen.
DerUende Deel. Te Amjlerdam by J. Allart ij 86.
^, Behahen het Voorwerk 632 bladz.in gr. oSavo.
Na het behanJekn der Gefchied- en Dichtkundifite Boe-
ken van den Bybel ,' komen de Prophetifche Schrifteii
in overweging , onder welken de Godfpraken van Jefaias
de cerlle plaets bekleeden; tot welker opheldering de' Hoog*
üeeraer zich in dit Deel bepaelt. Onze geachte Bybeli^it-
legger is , in de verklaring van 'dit gewigiig Boek , dèör*
gaens zeer oplettend óp ene oordeelkundige fchifting en
verdeeling der Prophetifche Leerredenen , welker fnhoud
hy leerzaem uitbreid en opheldert , met een befcheideti
voordragt van zyn gevoelen over de voorfpellincen vért den
Propheet , zo nopens de lotgevallen van \ Joodfche Volk ,
als rakende den Mesfias en de Euanselie-Kei-k. Zyn Hoog*
eerwaerde behandelt dit Stuk , in 't een en *t ander op-
zicht, zo beknopt en te gelyk volledig ïn zyne Toort, dat
Bybcloefcnaers 'er zich met vrucht van zullen kunnen be-
dienen. Men oordeele hiervan enigermate uit het gene hy
ter opheldewnge van Jef. u. 2-5 bybrengt; waer ovet hy
het volgende eerst vooraf laet gaen.
„ De tijd , wanneer deze belovte zou vervuld worden
heet het taetst der dagen, vs. a.
1. Het laetit der dagen betekent , in den ftijl der Joden i
aentiid van den mrssias, of van het Nieuwe Testamept*
Zy verdeelen de ganfche geduurzaemheid der waereld
in drie tijdperken, voor de Wet, onder de Wet, en in dê
dagen van den messfas. De tijden van den messias
heten, niet alleen in het Propheiisch woord, het laetst der
dagen , verg. onder anderen, Jer. 48: 4f. macr prtrös
IL DBBL. M. ALG. t£TT. NO. 6. Q fpreekt
te ft J. Vak NUYS RLIN&ElliERG
fpreekc ook van de laetfte dagen , Hand. a: 17* en PAUtus
van het einde der eeuwen, 1 Cor. 9: si. — r— Trouwens»
mee het; hoogfte recbt*, wordt dt tijd vnn het. Ëuangelie
hei laetst der dagen genaerad: om dat dezelve, met het
eindigen d^er oude huUhoudipge , eer\en ^envapg nemea
aoude;* en om dat de bedeeling van bet Ëu^ngelie de laet-
lic is; zo dat 'er, na dezelve, geene verandering meer in
ót huishtjuding van Gods Kerk zal voorvallen.
„ AUeenlyk komt bet nog in bedenking , of deze belov-
te haer uitzicht hebbe, op de eerfle dagen van het Euao-
gelie; dan A^eï op den heerlyken ftaet der Kerke, welken
wy nog in den avond der waereld te gemolet zien.
Onzc?s erachtens , moet het op de eerde wijs begrepen wor-
den : niet alleen om dat de vervulling van alle de byzon-
derheden, in den (lerkften nadruk, in het begin der Ëuan*
gelifche bedeeling kan worden aengewezen; maerook voor-
namelyk, om dat toen ter tijd des hebren woord en wet»
wit Jeru&lem, tot d(? Heidenen is . uitg^gaen. vs. 3. • — ■ —
Wy.ondcrfcheiden in deze belovte twee hoofdzaken. LDe
verheffing van den Tempelberg, boven 'alle andere bergen
van den wijden aerdbodem, vs. 51 . IL De merkwaerdige
gevolgen , welke deze gebeurtenis hebbep zoude , op ca
ouder de Heidénen, vs. a'»-5.
1. BNDB HET SAL Cï^SCüIEDEN IN HET LARTSTB DER
DACtN, in hQt begin der Euangelifchc bedeeling, dat Si-
on, ^(^) DE BtRGH DES HUYSES pES HREUEW, Op WelkCQ
de prachtige Tempel gebouwd is, door eene wonderdoen-
de kracht saLi geplaeist , en onbeweeglyk vastgestelt
ZIJN OP DEN TOf DER hoogfle BERGEN , ENDE DAT HY
SAL VERHEVEN WOUDEN BOVEN DE HEUVELEN, ZOO dat dC
Tempelberg, boven alle heuvelen, en toppunten der meest
verhevene bergen van den wijdep aerdbodem ver weg zal
uitftekenj ende tot denselven sullen alle heydenen
toevloeijen: even als kleine rivieren, welken, elkander
ontmoetende, in eenen algemeenen kuil ie zaroen vloeien.
„ Het wijst zich van zelfs, dat het een en ander in ee-
nen geestelyken zin moet worden opgevati Sioo^
dê berg van '; hreren huis , is een' zeer bekend Einne-
prent van de Kerl; des Nieuwen Testaments , Pf. d4: 3.
lef. 56; 7. — • Bergen én heuvelen zijn zinbeelden van
'Koningrijken en Staten , vtjrg. Jer. 51: 25. lu het byzon-
dcr
ia) Micha 4: !•
* tIML. VAN DBN BTBEI/. ^%j
éér zalkn ons de bergen en heuvelen de tempelen der H«-
denJcbe afgoden venoonen ; in tegenftellbg van den berg
▼an 's HEBR£N huifi ^ de plaets van den waren Godsdienst.
Jiter komt nog by^ dat de Heidenen zich verbeelden^ dat
de toppen der bergen eene byzondere gemeenfcbap hadden
met hunne gewaende Godheden ; en dat de afgoden zelve
daerom bergen en heuvelen fdiijnen genaemd te worden ,
Jer. 3! 23» .
49 De Godfpraek derbalven, iM zal gefehiedcn enz. geevt
drie.iiooflzaken te kennen. {i\) Dat de Suangeiie-
kerk meer aenaien hebben zoude , dan de grootfle Kooiug-
rijken der acrdc* — ^ (a.) Dat alle Kouingrijken trx heer-
fchappyea der waereld zich, van tijd tqt tijd, aen die m^
angeliekerk onderwerpen zouden. — ^ (3.) Dat de le^
van bet Ëuangelie den verfoeilyken afgodscuenst, onder de
Heidenen, zoude uitroeien. * .
M De volgende uitfpraek, en tot d<nzctyen zullen alU Hei-
dcnen toevloeien^ fluit de volgende zaken in zich. (jk*^
Dat de Heidenfche volken zich van tijd tot tijd bekeeren,
co by de ware Kerk voegen zouden. (a.) Dat zy,
even al3 waterftroomen , i» zttt groote menigte komen
zouden. (3.) Dat zy zich, even als een ftark^gcdro*
ven waterftroom', met drivt^ yver en volvaerdigbeid , by
de gemeanfcfaap der ware Kerk voegen zouden.
9, Ëindeiyk heeft men nog op te merken, dat hter.in de
Prophetifche vertooning iets bovennatuutrlyks yoorkqtne. Dö
berg van *s hcbrbn huis zou^- bovea den. top der boogftci
bergen, verheven worden ^ en evenwel zou de ftroom dei?
Heidenen derwaerds henen vloeien. Dit is een wopderaai*
dig verfcbijnfel» Het geevt In den Prophctitcti^n zin
te kennen: dat de Heidenen^ door de almachtige gens^dd
van den Heiligen Geest , deroiate ssouden be wrocht wer^
den , dat zy , in weerwil van hunne natuurlyke neigioj^en.^
den dienst der afgoden verlaten f en zich tot den If yendigeok
God bekeeren zouden. . ^
3. BMOft vALB.voLCRBN, eeue %^«t groote menigte vaifl
Heidenen ^ svllen , tot den berg van *s hbbrkn liuisy
HBNBA OABN , zlch voegou by de gemetnfcfaap der ware
Kerk , rnob tot elkander sbgobn ^ komt labt ons op-
GABN TOT MN geestelykeu bbrqh dbs hbbkbn , tox*
DBN HUYSB DBS ooDTs JACOBS, OP DAT HY, die alleen dft
ware God is, ons lbbrb van sijnb wbgbi^ én geboden,
welke wy, ter on^er eeuwige behoudenisfe , bewandelen eil
betrachten moeten ^ ekdb dat wy wandjuubn xn sijas
^j. j. VAN NÜXS «WNEEïfBtRil
PADfeii tóor höt biymöcdig gehoorziiHien v» zijie gebb»
den • WANT f*) "VT ZtON SAL üE WHT ÜYTOABN , EMOS
nFs'wEERfcw wooRT üYT jitRüSALEM , Het fcuangefie ztl
eersr te Icrufalem en onder de JcKÜen, gepredikt worden,
•en vah daer vervolgens, tot de Heidenen woiden overge-
**T EN0B HY SAL WCHTEM ONDER DE HEVDENEN, EN-
tlE B STRAFFEN VELE VOLCREREN : EN0E SY Stjr^LPM
HARE C SWEEADEM SLABN TOT üF'AÖEN , ENDE HA^^
SPIESSEN TOT SIC^ELEN; [het e^ne'] VOLCK EN SAL TE-
OEN 1*'/ at7der'\ VOLCK GEEN SWEERT OPHEFFEN» HOCW
SY EN SULLEN GEEN OORL JOE MEER lAEREN.
Wie ts hier de perlooii , van wdken de Propheet «egt
w' zal YtèhteH. enz. Buiten allen twijflFel de heer , ét
^ Xiod ran ^acoB^ van welken vs. 3 gefproken i»; byzonder
de MESSIAS, zoo als hy, tot ecnen Richter op den ver.
fcoogden Tempelberg, tot Koning over de Euangeliekerk ,
eou verhoogd ^ort^tt, vergelijk Pf. a: 6. , . " J
De Heidenen efti vofttf« zijn zekerlyk die zelvde hci-
^enfche vofttn, welke «ch van tüdtot tijd, van de af^
ffoden , én dett lévei^digen <3«d» bdteeren zouden.
Maar wat «egt hti richten én hefiraffenV Sommigen netnen
liet; in cene« kVvftdeii dn, voor de daed van ccnen ver-
aramden Richter; en rteen«n,. dat de Geest derGodftferaek
fièt bö» hèbbe-, óp die fcfchtbafe en. voorbeeldifi:e ftrafgc:
i'tehtéh wdke de vertioogde messias, aen de vyanden van
zijn Ko'ningifijk, «oude ait>>efFenen. Oon , vermids bet,
fcniéserachtttis, uit het verban* met vs. 2 , 3 tiUerWijk-
ttiérst is, dat Wer Aiet van vyanden der Kerke, maer vaft
bekeerde Heidertèn, gdi>rökcn worde, voegen wy ons lie-
*eT bv deziilkcn , die 'de uiwlrokkmgen m eenen goeden
zin liemen — ^— Het Wk>oTd rfcfeish «1 hier, gelijk
róèrmaléü*, in 1^«t lilRetïieen tegeeren betekenen, verg.Pf.
(m ^ Hkt a^niièr woord b^firaffen zegt , m die buiging,'
in welke het hier voorkomt, iemand door kracht van re?
déireiï overtuigen, Oe Gödfjiraek zal derhalven te kennen
«even dat de VertiCK)gde mbssias over de bekeerde Hei-
Sènen Tteeifchen zoude, «i, van tijd tot tijd, al meer vot
kbrf ftiët docyr géWöld van wapenen, maer door zedelyke
Aiddeten, krachtig gemaekt 'door aijnen Geest, onder zij-
Ae heerfchappy brengen zoude.
»' < ' <
■q) Pf.' i'ior 2.- (O Jo«I 3* ^O' '
De YÓtgendt woorden , en zy zullen hunne zwoerden
fiaen tat /paden enz, teekenen eenen rijd van rust en vre-
de« in welken de Krijg5wapenen , toe werktuigen van den
akkerbouw» heifraeed worden. Wy Jeeren 'er uit: (ij
Dat 'er een geestelyke v^ede > onder de bekeerde Heidenen»
heerfchen zoude , voor zoo verre zy , in onderlinge lievde^
vrede en eensgezindheid , zouden verbonden zijn ; verg.
Pf. 7a: 7. (2) Dat de bekeerde Heidenen i .uit on-
derfcheidene Koningrijken , die , in eenen ouderlingen na-
tionalen haet , geboren en opgevoed waren , nu elkander
als broederen berchouweu en behandelen zouden. (3)
Dat de bekeerde Heidenen zich, met de geloovige Joden,
lievUjk zoudeD vereenigen. (4) Dat de leer van het
Etiangelic des vredes den woesten aert der Heidenen be^
fchaven zoude, en in zoo ver de eiKlerlinge oorlogen ea
bloedftoningen verminderen.
,, 5. Dan zullen de bekeerde Heidenen zelvs de Joden
gemoedelyk opwekken ^ om den uesa in waerheid te die-
nen . KOMT GY Huvs en nageflacht jacobs , zullen de ge^
Joovige Heidenen zeggen » BNOfi labt ons te zamen blj»
moedig wandelbn in den lichts des heereNj naê
het voorfchrift van het verlichtend Ëuangelie.''
Marcus en lucas in het gemeen y en voor sio verre jksvs
Opjlanding betreft ^ in het by zonder ^ verdedigd \ en ver-
klaring van Matt. XXIV. 27, 28. Èoor djrr coftNELis
van voorst. Predikant te Hien en Dodewaard. Te Ley*
den by A. en J. Honkoop, 1786. Bchalyen het Voor^
werk 2 £2 bladz» in gr. oüavo.
By de wederlegging der Fragmenten^ door 'den Hoojj-
Iceraer Michaèlis , in zyne Verklaaring der gefchiede^
nis van de begraayenisfe en opfiandinge van Christus , (♦)
heeft die Hooiileeraer zich , naer 't. oordeel van den Eer-
waetvkn van Voorst^ (die 't anders een keurig Werk Ichat,)
bediend van Hellingen, die- niet wel gegrond zyn, en in
dit geval een nadeelig gevolg hebben. ,, Zyne flellingen^
„ zegt hy -» hebben hem te gelyk aanleiding gegeeven , om
„ ene en andere van den Fragmentfchryver taeen Jezus
,, Opftanding gemaakte zwarigheid niet zo krachtig te we-
(♦) Zie 4\g^ Vüi. Uttefef. VL p. W. 3,«.
Q 3
„ dei-
%t6 B. C. VAtf VOORST
,, dcrieggen , als wel anderen. De Ridder doch meent|
„ gelyk uit zyne Inleiding to$ de Schrifien des Nieuwen
„ TeUnments al bekend is, dat wy voor de ingeving en
„ godlykheid van Marcus en Lucas ge^ie zekere gronden
9, hebben , altans niet zo £eker als van de Schriften der
„ Apostelen : hierby verwerpt hy ook de twaalf laaide ver-
3, Teil van Marcus Euangelium, als welke van dien Ëuan-
„ geilst niet zouden voortgekomen zyn. Deeze zyne ftel«
,, lingen dan , gelyk ik reeds begon te zeggen , hebben ver-
„ oorzaakt , dat hy de bedenkingen van den Fragment*
f9 fchryvef tegen Marcus en Lucas , vooral tegen de twaalf
„ laatfte verzen van Marcus, niet zo zeer gewogen , noch-
„ zo bondig wederlegd heeft , als wei die , welke tegen
„ MaithflBUS en vooral tegen Johannes zyn gemaakt/' Zulks
heeft den Eerwaerdem yi?« Foors$ genoopt, dit onderwerp
opzetlyk onder handen te nem^n, en zyne nafpooringen,
niet de uitgave van ,dit Gefchrift , openlyk gemeen te ma-
ken. In de eerfte plaetze toont hy aen op welke gronden
men, niet alleen waerfchynlyk , niaer ook öellig, beweren
kan , dat Marcus en Lucas onder ene Oodlyke ingeving,
«ok in *t Gefchiedkundige , gefchreven hebben. Verder
flaeft hy de echtheid der opgemelde twaelf lactfte verzen,
jnet beantwoording der bedenkingen daer tegen te berde
gebragt. En hierop verledigt hy zich tot het nagaen der
zwarigheden tegen, het verhael van Marcus en Lucas, no-
pens de begravenis en opftanding van Jezus, aangevoerd,
poi , ter wederlegginge van dezelvcn , te doen zien , dat zy
in hunne verhalen niet gedwaeld hebben, en, zo met el-
kandereu, als met de andere Euangelisten, in alles volko-
men overeenftenimen. Zyn Eerwaerde behandelt dit
Stuk zeer onderfcheidenlyk , met ene welwikkende oordeel-
kunde, die hem in ftaet (lelt, om verfcheideu byzondephe-
den , in 't beoogde Ëuaugelieverhael , in een duidelyker
]icht te plaetzen , dan wel door den Hoogieeraer Michailis
l^efchied was.
De Eerwaerde van FoarH heeft > by de ontvouwing van
dit onderwerp , nog gevoegd , zyne bedenkingen over dea
zin van ^s Heillands voordel^ Maith. XXiV, 37, aS. H^t
komt hem voor, dat de Uitleggers, in de verklaring dier
woerden, tot nog niet wél geflaegd zyn; dit heeft hem
-ene nieuwe pooging doen aanwenden , in zyne verklaring
desv^^gens , die der overdcnkinge wel waerdig is , ter proe-
ve doen voorftellen. Hy neenit de voornaeinfte uitleggia-
^HXi van dit voorft^l In opmerking, beoordeel^ dezelven met
MARCU8 SN LUCAS VB&DSOICD. fLay
beTcbeidendlieid , en toont beknep^ om welke reden de*,
celveo hem niet voldoen ; waerop hy dan verder zync uit.
legging indezervoege voordraegt.
„ Er is, (zegt by ten aenzien.van bet a/^c vers,) niets
itttuurlyker en gewoner in den bliicfera, dan htt Jchielyke
en kortflondige ^ zo dat de blikfcm (halen in het kortfton^
digst ogenblik fchynen en ophouden. Wanneer dan eenf
gelykenis van den blikfem ontleend wordt, kan er geene
zo natuurlyk zyn, dan, wanneer er gezien wordt op het
fchielyk voorbygaan en ophouden der bUkfemflraakn. Hier*
op nu wordt luist in ons vers gezinfpeeld , gelyk zelfs de
iwoorden van het Oosten naar het TVeiten bevestigen, wel*
ke geheel ovenollig zyn , wanneer wy hier aan het onver^
wacht fchynen van den blikfem denken; maar van grooten
nadruk, wanneer wy het fchiefyke van den blikfem ondet
bet oog houden, zo dat de gelykenis dus luidt: gefyk de
biik/em^ wanneer zy zelfs van het OêSten naar het Westen
looft ^ naaren loop in een oogenblik voleindt^ alzo is ook de
verjchyning van den Zoon des menfchen^ De Heiland leert
dan met deze gelykenis ; dat zyne verfchyning als Mesfias
z^er kortftondig is en wezen moet. Wat is waarachtiger!
wat drukt ons den waren aart van Jefus verfchyning als
Mesfias op aarde ook natuurlyker uit! In alles toch bleek
dit zyn oogmerk te zyn, om maar zeer kort op aarde te
verkeeren; alles maakte dit noodzakelyk, vooral na zyne
OpOanding, wanneer juist zyne heerlyke verfchyning zou
gefchieden : zulks was noodzakelyk om te tonen , dat zyn
Roningryk niet van deze wereld was, gelyk ook om alle
onheilen te vermyden , welke uit zyn lang verblyf op aarde
zouden hebben kunnen fpruiten , en waar tegen de Hei-
land zo zorgvuldig waakte, vooral door byoa nooit zich
als Mesfias voor te dfagen. Ik behoeve dit niet breeder
aan te tonen, dewyl het algemeen is aangenomen, dat de
Heiland niet lang op aarde, vooral na zyne Opflanding,
iDoest vertoeven.
• „ Dierhalven ftrookt niets beter met de gelykenis én de
waarheid, dan deze verklaringe; lerwyl zy ook volmaakt
ftrookt, zo met het gehele, als onraiddelyke, verband. Zy
firookt met het gehele verband, en flrekt ter beantwoor*
ding van de vraag van Jefus Leerlingen na zyne komst ,
door hen te leeren, dat zy geene andere verfchyning van
hem, voor den jongden dag verwachten moesten, dan ene
koriQondige ^n ogeobliklyk vporbygaande. Kon er nu wei
iets noodzakelyker ter onderrichting van Jefus Leerlingen ,
Q4 «a
sa& t>« e. TA» vooiST
«n tot antwoord op hunne Vraag syo i ^n. '0 Hetkmds ge*
hele Rcdenvoering, d«n zulk, een voorftel? Daarenbove;n ^
hoe volkomen fteoit hèt overeen inec het oomiddelyk voor*
afgaande? Hoe krachtig is de drangreden om in die val-
Tche Mesflasren niet te geloven? terwyl die alle een laog*
durig ryk zouden voorwenden op te richten, 't Is dus 9
tis of de Heiland zeide 9 gelooft toch niet in die verfchV'*
ningen der Mesfiasfen , 't is alles bedrog en vaUchheidi
want de verfehyning van den Zoon des meiifchen is maar
als voor een ogenblik ; 't is onbeftaanbaar met het ware
Mesiiasfchap , dat de Mesfias lang op aarde zoude vertoe-
ven, en hier of daar in de Woeftyne of elders den grond*
flag van zyn Ryk zoude leggen."
Wat verder het ^8 ^e vers betreft ; zyn, Ferwaerde merkt
vooraf aen , dat men » in 't verklaren van fpreekwoordlyke
gezegden , niet zo zeer heeft fiil te (laen op ene verkla.*
ring der woorden op zïgzelven, als wel de fpreekwyzen in
haat geheel te befc houwen ; en dat het 'er dus hier niet
op aankomt , om te weten wat eeu daod acs , (♦) en wat
Arenden \\\ dezen al zouden kunnen betekenen» maar wel-
ke de zin der fprcekwyze zy, ^»ucr een dood acs is^ dacr
vergaderen de / renden. En hierop vervolgt hy aldus.
,9 De fpreekwys v^oronderftelt, dat de Arenden op een
dood aas aanvallen, en het zelve verflindeo: ja! zy zegt
meer, namelyk, dat de Arenden by een dood aas verga^
deren: dit kan men best begrypen^ wanneer wy denken ^
hoe het met de Kraaijen by een dood aas tomaat ; in wei*
nig tyds komen zy van alle kanten toevliegen , in ene ver*
bazende menigte, waarover men zich verwonderen moet:
4]8t vergaderen der Arenden by een dood aas i;^ juist dat
geen 'c welk ons de bedoeling dier fpreekwys moet leeren;
dit zegt dan de fpreekwys, overal^ waar iets vreemd^ ^ iets
nieuws , iets zeldzaams ^ iets voordeeligs is , is een groote toe*
yloed: ene waarheid, welke door de ondervinding beves*
tigd wordt; hoe ras is 'er niet een hoop volks byeeo,
wanneer 'er iets » zomtyds zelfs van geen belang > voor*
valt ? en verfchynt 'er een vreemd en groot Perfonaadje ^
hoe
99 (*) Of fchoon het in de verklaring gene de minfle verander
ring zoude geven . of wy «•*«*-« in de plaats van <!»•««« lazen ^
zo Ieren ons evenwel alle Oordeelkundige (CritiTche) gronden .
dat ii7mM de echte lezing is , welk woord dan ook e^enlyk
een dood aas uitdrukt/'
HAltCCSrftN f^VQM YMOXIDIGD. ^
tioe vcrbtiend tscfo to^loap? ssq ik Aene , km 9U de
fpreekwys gene andere betekenis hebbe» ; dan 'deze » tn
dus zyn aik de andare uitleggingen , welke mi^ti daarvan
gemaakr lueft^ onb^ftaanbaar.
^ Vraagt aien nu wat. de Heiland met die fpreekwys
beeft wilteu aanduiden; 't is allernatiiuriykst ! <^t, name-
lyk, dai de Mésfiat^ wanneer Aj bekend merd^ een groten
tackap zoude krygcn , dat men den Mesfias van alle kan^
ten zoude komen opzoeken. Wat was nu waarachtiger
dan dit gezegde ? moest Jefus zich niet gedurig van het
volk wegmaken? wierd de toeloop niet van dag tot dag
groter, wanneer by ergens zich openbaarde V klaagde bjf
niet dit de Zoon des menfchen niets hadde , waar ny het
hoofd gerust en eenzaam konde nederleggen? Dit uu ge-
fchiedde , daar by zich niet openlyk voor den Mesfias uit-
gaf; wat zou 'er dan niet wel gebeurd wezen , wanneer
by zich als MesGas had geopenbaard ! Kon men van Jo»
den ook wel anders verwachten , daar alle hunne denk-
beelden op hunnen Mesiias gevestigd waren ?
.„ Hoe natuurlyk ftfookt deze gewisfe en eenvoudige vér«
khring nu ook niet met het verband ? alles heeft nu bete-
kenis en famenbang » v«/ of het woordje y^ant ^ zo wel als
de fpreekwys ; dewyl in het verband de zin hier op ne«
derkomt ^ wach UL. voor de valfche Mcsfiasfen , y^ant de
lomst van den Zoon des menfchen^ van den waren Mesfi-
as^ moet, en zaJ^ om de gewichtig/Ie redenen ^ alleen kort^
fiondig zyn; want vertoefde hy lange op aarde ^ men zou
van alle kanten , tegen het Godlyk oogtnerk aan^ tot hem
fimenvloeUn , gelyk Arenden by het deod aas vergaderend^
Isrdels Val en Op/landing , aangeweezen in eenige Leer*
redenen over Hofeas 111. Met eene Verhandeling over
'j Heilands aanbieding in het Euangelie j door c- vaw
BEN BROEK , Predikant in V Princenhage. Te Utrecht
by h. van Paddenburg, 1786. Behalven de Voorrede
376 bladz, in gr. oStayo.
rje Eerwaerde van den Broek heeft het beloop en den
^^ inhoud dezer Leerredenen, in zyne Vooraflpraek , zo
bondig en tevens zo volledig afgefchetst , dat wy geoor*
deeld hebben , den Lezer 'er geen beter verllag van te
kunnen geven , dan dóór iiem. dat bericht zelve mede te
deelen.
Q 5 ,» On-
é^O C. VAXf HEN )IROEK
' 9, Onder het zinnebeeld van eene overTpeelderes en hstt
wèdcrvaaren, (zegl hy,) wordt ons, in dit dcrJê Hoofd*
ftuk uit Ho/eas G&d/praaken , leevendig afgemaaid , Het
zedelyk beitaan en de lotgevallen vau Israêls nakoomelin*
gen, hunne zegeningen en rampen, zoo in Kerk ajs Uur«
gerftaat , ' van Mofes tyden af , toen zy van God , in de
Woesiyn , in een huwelyksverbond opgenoomen , en on»
dtt eene Godsregeering (Theocratie) gebragt wierden , tot
'de laatfte dagen des Nieuwen Testaments toe , wanneer
die ongelukkige zwervelingen , die ^nu al zoo veele eeu*
wen lang rechtvaardiglyk de ftrafFen haarer grouwzaame
zonden gedraagen hebben , door Mofes doorlugtig Tegen-
beeki, Se heerlyke spruit uit Davids Gedacht , zich we-
derom zullen laaten vergaderen, en overbrengen tot de
gemeenfchap van hunnen getrouwen Verbonds<ïod , dien
zy zoo trouweloozclyk verlaaten hebben. — — — ' Over die
Godfpfaak heb ik negen Leerredenen uitgefprooken.
„ lu de eerde Leerrede heb ik het zinnebeeld opgebel*
derd. 's HEERErf^é^v^;/ aan den Profeet omtrent
eene zekere vrouwe, en de uitvoering. • De zwaa-
righedcn , die daar tegen gemaakt worden , opgelost» (♦) —
En de daarin voorkoomende Hoofdtrekken , om Isratls
Volk af te maaien , aangeweezen. Welke Hoofdtrekken de
HooPd /.naken uitmaaken , die in- de volgende Leerredenen
behandeld worden.
„ In de tweede Leerrede wys ik aan, dat, gelyk de
vrouw in het zinnebeeld in een Huwelyks*verbond (lond
jmet eenen man ; die toonde haar vriend te zyn , JtéMf
beminnende^ zoo 'ook de h^br Israëls nakoomelingen aan
den voet van den berg Sinai in een zeker Huwelyksver-
bond aan zich verbonden had , en hen ook 'uit kragt vau
die Verbondsbetrekking beminde , gceveqde daar van in
hunnen Kerk- en Burgerftaat doorflaande blyken, alhoewel
wraake doende over hunne misdaaden.
„ Maar , gelyk die vrouw op eene fnoode en eerlooze
wyze de genegenheid van, haaren man beantwoordde , bt*
dryvende overfpel^ zoo deed ook Israël , ziende om naar
andere Goden , en beminnende de flesfchen der druiven ^
be-
(*) Zjm Eerwaerde laet het onbeflist , of men het hier voorge-
ftelde geval hebbc op te vatten als ene wezenlyk^ gebeurtenis ,
of als een Profetisch gezicht ; doch het Uetile is hqm aeonc^-
melyfcst.
enti liosEüs IIL 231
Tïêgaaiide géestelyk overfpel , en leidenSe een overdaadig
en ongeregeld Iceven naar de wyzé der Afgodilche Hei-
denen. Daar komt de inhoud van de derde Leerrede op
Heer. >,
„ Het troiiwloos befhan van die overfpeeMeres bragt
haar in cenen nunpfpoedigen toeftand ; zy werd diemtbaar^
(wy maaken dit op uit haare vryk&oping:) wegens het af-
hoereeren van den hebre zouden ook de Israëliien van
Vrybcid en Staatsregeering beroofd worden : welke regee-
ringloosbeid ook naar de letter eene (laaffche dienstbaar-
heid, imniers ten aanzien van zeer veelen, tot een gevolg
rou hebben. Die bedreiging, mfct de vervulling vergelee-
ken , maakt de ftof der -vierde Leerrede uit j over Israèk
zitten zonder Koning en zonder Vorst.
,, De overfpeelderes werd, na dat zy de wrange vrug-
ten van baar ontucht geproefd bad , aangezegd , eenen
langen tyd buiten huwelyks vereenigmg te zullen moeten
leeven, zy zou geenen manne gemrden. Israëls nakoorne-
lingen zonden ook v^eele dagen, dat is eeuwen, leeveit
buiten Huwefyksvereeniging met den hebre , en zitten
zonder Offer en zonder Ephodé De voorfpellhig en ver-
vafling van deezen treurigen toeftand wordt in de vyfde
Leerrede behandeld.
„ En gelyk die trouwlooze vrouw ook bevel kreeg niet
meer te hoereeren; zoo zou ook Israël , naar 's HEBRKfr
bevel , en door zyne wederhoudende genade , eeuwen lang
te rog gehouden worden van afgodery en beeldendienst ,
en dat hemeltergend ho^reeren ftaaken , zullende blyvcn
zitten , zonder opgericht beeld ende Teraphim^ Hoe ook
dit door de uitkomst reeds zeer lang bewaarheid is gewor-
den, wordt In de zesde Leerrede aangeweezeh.
„ Doch de overfpeelderes zou niet altyd in dien jam.-
merlyken toeftand blyvén. Neen , de toedragt van zaaken
zou eenen anderen keer neemen. Zy zou wederom tot
een wettig huwelyk geraaken , en wel met haaren Verlos*
fer, van wien zy zich roet grond veel goeds belooven
iDogt* Hy, die haar beminde, zou, (zoo lang de proef*
tyd duurde,) o/> haar blyvcn mochten , en haar dan tot
zyne gemeenfchap toelaaten. Zoo eene heugelyke omwen-
ding van zaaken ftaan ook de Israëliten eens te ondervin*
den. Zy zullen wederom door een géestelyk Huwelyks-
Vcrbond aan den hberb hunnen God verbonden worden,
in het laatfte der dagen, gelyk in ,het flot van deezeGod-
fpraak beloofd wordt* ■ » liet uitzien naar aoo eene
ziel*
9Q9r C. VAN BW BR^n:
sieUroostelyke Rchtvierbiiiteni$ ^ en de tyd wantiieer men
dit in hun, door de werking van den Heiligen Geest,. Ke^
li^uren zal , heb ik onderzc>gc in : de .«gevende Leerrede»
ter verklaaring deezer woorden ; Daarna zullen zich de
kinderen Israéls bekceren t&t dt^n Hkkkiê kufme» ^od ^ <«.
dé David hunnen Koning^ in het laatftc der dageni
„ En dac de hk£k op hun geloovig uitzien naar zyne
getqeenfchap, (vvaartpe zy door 's Gee^it^s bewerking op-
gewekt zullen worden,) zich ook lumn^r oncfermes)» hun
langiiuurig en hartnekkig af bo^reeren v^rgeeven , en hen
wederooi brengen zal onder den band des Verbonds ; en
welk een gemoedsbeftaan over die verbeurde genade buo
d;in z^l eigen worden, wys ik aan in de agtde Leerrede,
over deeze woorden: En -zy zullen yr^ezende komsn ia
den HBEEE, ^n M zyne goedheid.
„ Daarop volgi d^ negende pf laatde Leerrede , waar*
boven nog eens dezelfde tekstwoorden van de twee voor*
gaandea geplaatst worden , het geheele vyfde vers ^ waar^
ll»ede d^eze Godfpraak beflooten wordt. Jn di^ laatfte
Leerrede wordt onder^ogt , of 'er nog meer voorzeggingen
van Israëls Bekeering, welke wy in den geloove te getnoec
^ien , in de Heilige Schrift voorhanden zyn. Na daarover
iet in het algemeen gezegd te hebben , wys ik aan , da^
VQOral de 'Apostel Paulus daar duidelyk op do^lt Rooi. XL
tn 2 Kor. in. 16. Na de daargenoen>de Schriftuurplaat*
zen een weinig te hebben opgehelderd , heb ik nog eeqige
Aanmerkingen over die gewensohte (hiatsverwis&ling lagteq
volgen.**
Ieder dezer byzonderheden verklaert de Eerwaerde yan^
d^n Bro^k ^ael- en oordeelkundig in ene geregelde orde ,
met ene wel ingerichte ontvouwing van des hbbren weg
met zyn Oude Volk » zins de dagen van Mofê^ , tot op
den tegenwoordisen tyd; met aanwyzing van de gegrond^
beid der verwachtinge op Israëls geloovige en boetvaar^ijg^
omhelzing der Euangelieleere in 't laetfte der dagen ; . jui&i
niet van allen , hoofd voor hoofd ^ maer in ^ulk ene i^yd'
uitgeftrektheid , dat het met regt ene Volksbekecring go-
naemd moge worden. Hy geeft van dit onderwerp een
algemeen verflag; maer wederhoud zich befcheidenlyk van
vermeten te antwoorden op ene menigte van vragen , die
deswegens gedaen kunnen worden.
Voorts behelst ieder Leerreden ene (lichtelyke toepas*
fmg, om het overwoogene ter betrachtinge aen te dringen,
waeria vjXi £erwaerde mc^ermaels gebruik mekc van denk-r
beel*
•▼BI. H09BM IIL
H»3
Ijtetden ; die hOtinen grond bcbbefa , in de Leer yafa V'Abtf.
ibwi/i algem^e acnbieding- in het Euangelic^.tn dittieefc
lieffi, daer soliiniigeQ zich nog a«n die Leer ergeren ^ g^
noopt, om by dejse Leerredejiea-eue Verhandelin'graver dit
Smk ce voegen. — r-^ Hy fteh zich daerin vo^r^ te o««
dersoefcen, ^fdeJklUng^ dat Jcfm Chriutnde Zai^ati-
k$r zich aan allen ^ die onder het\£d>UHtgclitledf^cn\^wll^
meenend ter '}w f mor ecuyrige beh^itdenis aanbiedt ^^ul ifniH
'fchriftmaatig^ zy ^ cn^ met M. Formulieren van etnt^^fkt
onzer Heryormde Kerke firoaksP -Bn , na enige voöfafij^ïi-
de aenmerkitigeti ^ maekt hy cyoe VctrtiandetJng des wegens
Tterlcdig. Voor eerst gerft by ryn gevoe/eii op , \ weïk
hj, Eoktaer hein liiogeJyk is, onci<riltfcelt,'en liit een zet.
Vecvolgens toont hy dat die l^eer der a^mene wetaenén^
de aenbieding^ fchriftoiaüg is , en nier afwykt vad de For-
notieren omser Kerke. Hierop verledigc hy t\ch tot het
aeuhooren en beantwoorden der tegenbedenkingen. Eti
cmdeiyk toont by, ten vierde, tm^ welk een nuttig ge-
brmk van dat geweten, en van atte de gevolgen, xv'e We
daarïn waerlyk opgewonden liggen, en naiuorlyk , onge-
dwongen , daer uh voortvloeien, in bet prediken en aen-
booten van ^ Eiwngeiideer kan, ©ag en moet, gemaekt
worden. *- Zy, die over dk Leerbegrip, en de ver-
IchiHende denkwyze daeromtient Bog in twyfcl hangen ,
zttllen wel doch i»et deze Verhandeling , die in hare fooft
urd uitgevoerd is, zo veel ze kunnen, onpartydig te ovèN
wegen.' . : -
Verhandeling cf^reene nieuwe wyze ^ om de hardnekkigfte
Ziekten , (Ke haare l^fptaaPf 4n den Onderbuik hebberr^
voornamenfPfk de Hypoffhondrie ^ zeker en in den grond
te geneezen. Ge/chiki voor Geneesheeren en Lyders ; door
J. KaMPF, Forstlyken Htsfen-Hanatt/bben Opperhofraad
en Ljfarts. Uit het Hoogduitseh vertaald^ door w. t.
BE KÖNiNO, M. D. Te Utrecht iy G. van den Brink
Jz. 1787. Behahen he$ Foofwerk^ 419 bladz. in gr. Svo.
Op het voctfpoor van Hippecrates , en andere groote
Mannen in de Geneeskunst, befchonwd de Heet
tllMFE de Onderbuik als de voornffamfte zhplaats dé
meeste Ziekten , en vooral der Zenuwen Ziekten.
De ziekel^e ooriaaken , in den Onderbuik geleeden , zytt
«lenigvttldigt ea onder decze verdient by onzen Scfaryver,
de
.t)4 > ^*MW
de vérftc^ping* vii^ de Ingewanden , óf liever der bloed'
«dfiren , eetie byzondere aandacht. Hy geeft daarvan
■ ecne naauwkeurige bepaaliog, onderiBoekt derzelver onder-
:fcheiden foorten) en geeft de voarnaamile oorzaaken op,
.welke lot bet ontdaan van 'yder deezer foorten aanleiding
.gceven : door welke tekenen zig dezelve icenneiyk maa-
.lücn: welke gevolgen daaruit kunnen voortkomen , als
^OM^ile welke Ziekten bepaaldelyk daarnit gebooren wor-
v^ideuj^eii eioddyk, lioe in de meeste .gevaUen de Hypo^
.cbojiurie eo andere Zenuwen Ziekten daarnit voortko-
men » of verergerd worden. — - Hierop >bouwt de Schry*
ver vervolgens zyne Geaeeswyze. Verdunnende ^ bevc^-
.tigeude, weekmaakende , en ontbindende middelen zyn
met de waare natuur deezer óorzaaken het meest H^vereen-
komllig : welke middelen in 't algemeeti met den naaai
vati ViscèraaUniddelen betiteld worden; deeze middelen
kunnen of door den mond, of door klyfteeren, toegediend
worden ; — r- de taatlle wyze is in hardnekkige verllopptng
te verkiezen , waarvan de redenen ontvouwd, en door öe
ondervinding bekrachtigd worden.
Dit gebruik der VisceraaUklyfteeren , in zodanige gevallen,
getuigt de Schryver aan zynen Vader veifdiuldigd te xyn,
doch by zelf >beeft daaromtrent verfcbeiden verbete-
ringen gemaakt. Hierop gaat de Schryver over tot de
b^cbryving der beste uitwerkzels, de toeëereiding en bec
.gebruik der VisceraaUklyfteeren , ~ en geeft daaromtrent
verfcheiden nuttige voorfcbriften. Schoon de Schry-
ver aan de Klylleeren den voorkeur geeft , zo komen ook
daarby her inwendig gebruik der ' Visceraar- middèleff in
aanmerking, en kunnen beide- Geneeawyzen met elkander
gepaard gaan.— ^ Het getal der laacfte Ibort is vry groot,
en men moet da^arvan , .naa bevind*, van o.mftandighed^n ,
eene verftandige keuze doen , en men moet daarby vQoral
zodanige leefregelen voorfchryven , welke met den byaon*
deren aart en omftandigheden der verfchillende Ziekeen
uit de onderfcheiden foprten van vei'd.oppjngen voottko!
mende, het meest overeenk^mftig zyn.
Alle deeze aangeftipte onderwerpen worden in deeze
Verhandeling met zeer veel mauwkeurigheid en praétisch
oordeel behandeld, en tot roeerder ovenuil;ing en bevesri-
.ging van het voorgeftelde, heeft de kundige Schryver 'er eene
Verzameling van Waarneemingen bygevoegd , die gedeel-
telyk door zyn Vader, gedeeltelyk door hem zelven, zyn
opgetekend; en waaruit blykt, welke verfchillende foof^
tca
un VftB Ziektchfr ^ uit onderfchèiden foohén ' van verRop*
pii^A (iofariids^) voankomende , door de opgegeeveir
wyze,zyo geaieezèa geworden. ^
FirhandóUngen y uUgegcèven dóor het Zeeitmch yG^ieoU
Jfchap dtr Wcettnfchappen te-I^Usfingm. Twaalfde Duli
■ Eer fit Stuk. Te Middtlburs i^r P. Gillisfen 1786.: Bc*
hahcn het f^oorwtrk 315' bïadz^ in gr. ^avo^
npwee Pr^verhandelingen hebben hier den voorrjuig. Ze
A ftrekken ter beantwoording der Vraage: ,, Uewyl de
,, Tchadelykheid der begravenisfen , binnen de Steden, en
,^ Kerken, teo vollen beweesen^^.ety.vry^ algemeen erkend
9, is: welke zynde verfdiillende redenen , dat die Jiadeer
>9 iigc gewomtte in deeze Repnblylc biyfc ftand grypen;
y, en welke zyn de beste middelen , om dezelve te doeti
,, ophouden j?" De Oplleller der eerfte is Mn jo«; 010^
VAN i«e£UW£N9 en die der tweede Dr. corn. TBanji;
By dezelven komt nog een Aanhangzel van aantekeningeo
over dit cmdecwerp , ^elkea* de Eerwaarde a. 's gr ave*
«ANDB , -uie de .niet bekroonde antwooiden by een vensa*
mdd en in orde gefcbikü beeft*. In deeze Stukken wordt
de fcbadelykbeid dier gewoomcv welke .veelen nog niet
genoeg fchyneo op t& merken ^ op* niéuw aangedrongea»
en .tevens verfcheiden redeoieo. aar de .band i^i^^vea*
welke veelen , ten ónregte ^ wederhouden om 'er van a/
(e zien ; 'er worden wydets -etlyke maatcegels vooigefiaa*
gen, die men werkftellig zou kunnen maaken , om deeze
nadeelige gewoonte trapswyze te doen afneemen , en al*
iengskens bet begraaven op opehe Kerkhoven , buiten de
Steden, algemeen ftand te tkien jtrypen. ' ^■■- Men beeft
hier met een ftwrk vooroordeel, door de gewoonte, -ge ves*
tigd, te'ftrydeuf; maar ty^ die In ftaat zyn ; om deeze
•en andere foortgelyke Schriften \ onpartydig , te bvei^w^
gen , kunnen niet wel nalaaten van dit fchaadlyk gebruik:
af te keuren*; en wanneer de zodanigèn , tot een eenigzins
aanzienlyk getal aangegroeid zynde , to onder Regenten
als Ingezetenen , de handen , ter verbeteringe biervan , in
een wilden liaan , zou men op goeden grond mogen ver*
'wagten , dat men 'er in weinige iaaren groote vorderingen
in zou maaken , en eerlang wel cfe geheele afTchafBng dier
nadeelige gewoonte te wege brengen, (*) Op
("*) De Heer van ls^vwzn beeft r tiAyk, oo^ in 't Voorwerk
b#^
-'Óp de behawkiing vari dk ondefwnp voigt'cfc'belbhiy**
ving'^n een: nieuw Lqnarium^ of Statrebrndigen MaaiK
wyzer , uitgedagt , en aan dit Genootfchap' eer beoQrdeiê-
linge toegezonden , door den Eerwaarden h. schortino-
HUJS. In den Tmaak van meer andere Starrekündige Wy-
zers ., ter 'aaoduidinge vait de bewee|;tng ckr .bemeUcha
Scbaao^n , beeft syn Eerwaarde een Luttttiün of Mum-
wyzer uitgedagt» beftaaiide uit ^n va^t papieren blad op
hout geplakt, en ses foode beweegbiMfe fdiyven of Uaad-
jes van (lyf papier , in het middelpunt op elkander va^
géTchroefdt waar by. twee wy^ertjes^ het een om de Zoa,'
en het ander om de Maan, te verbeekkau I>oor middd
van dit Werktuig^, op de behoQfdyke wy» gerekend,
kan men » met bshu4p dier beweegbaare fcbyiEdn en wyzer«
t\e6j gereediyk alles nagaan, wat tot den ioop en de be*
weeging der Maane bettekkiog heeft, en dienen kan, om
de voornaamfte verfchynzelen daaruit voonvtoeiendc te
verklaaren : het weUc, zo ten algetneetien gebruike , als
by^onder in 't ooderwyzen der Jeagd,' zyoe nmtigbeid kan
hebben.
Wyders ontmoeten we. ^hier eenige aaninericingeo van
^lea Hoogleeraar c. p. Tnt7iiBeao , over de Kaneel op
tp Ceylon , vertaald en mee eenige aant^kemngen vermeer-
derd » door Dr. ii. uoyr^vYN , waairin ons de verfcbiU
lande foorten van Kaneel nader ontvouwd , en de mania
van bebaodeling , met vericheiden byzonderbeden daartoe
behoorende, opengelegd wordt.
. Êittdelyfc levert ons dit Detl nog eene Verhandeling vaa
dea
èterigt wordt, by de Les het Voorbeeld- gevoegd , hebbende
twee zyner Kinderen laaten begraaven , op het Kerkhof te jive-
liatherij aan de zyde van den» daar langs loopenden, Utrecbr
(ehetï Zandweg: op eenen ftpen, in den KerbnuiH- van buiten^ •
boven het Graf, dat behooriyk afgeperkt is^ leest jtnen dit Op-
fchrifc: ...
Hier rust myn Ou4fte en Jongfie Kind.
Ji ! Lezer , fla dit voorbeeld gade.
' Zytf levend f een waar Menfcbenvrind,'
En doe ook f na uw dood f geen fchade.
Ook is men aan zyn Wel-Geb. voornaamlyk verfchuldigd het
i>lan, ter oprigtïng van eene Begraafplaats, buiten de Stad ThieL
Eep Plan , in welks uitvoering men reeds verre gevorderd is .
en het welk, door den loflyken Magiftraat dier Stad, ais mede
^OcMf Hun Êd. Mog^ wordt begunftjgd*
tAN HET ZEBUWfiCa OBNOOTSCHAF. E3f
Atn Eerwaarden h. van dbn HBs^BL^over Gods Goedheid «
in de bcpaaling omtrent den dood der meeste Diereo« Het
lot d^r meeste Dieren naamlyk is , dat zy door anderen
gewelddaadig verllonden worden ^ bet Dierenryk vernielt
elkander » en beftaat door eeue onderlinge flagting } dié
hun finertlyk valt, en waar tegen zy met alle kragt dry*
deo. Het bezef bier van geeft aanleiding tot de vraag t
Hoe het met Gods goedheid belUaubaar zy, dit alles zo
» te bepaalen , te doen werken en te beftieren , dat deeze^
oarchuldige flagtoffers het leeven zó ellendig eindigen ?
Ter beantwoordinge hiervan geeft hy twee bedenkingen
aan de hand, die hy, ieder op zigzelve, met duidelylcé
bewyzen ftaaft. Voor eerst: men ziet, in die be-
paaliog ^ blyken van Gods goedheid voor het- algemeenê
welzyn: en ten tweedeiAit goedheid valt zelfs dcezen Die^
ren te beurt, doov. deezen hunnen dood. sZyn Eerwaarde
ÜtM het een en 't ailder in zulk een iuist daglicht , dat
by alle bedenkelykheid daaromtrent ten kragtigfte tegengaat*
Ons bedek laat niet toe het ganfche verband zyner rede»
neeringe voor te draagen; maar zie hier het geen hy oos
' leert gadeÜaan, wegens bet denkbeeld, dat die dood bun
ÜBienlyk valt , naar uitwyzen hunner worftelingen tegen
den dood. „ Hier moet men, zegt hy, vooraHes
„ opmerken , dat , volgens de byna algemeenê bepaaling
,, van liunnen dood , deeze hun altoos zeer onverwagf té
„ beurt valt ; eene verordening , waardoot b&n ook era
„ byzonder blyk. van *s Heeren goedheid gefchonken wordt*
„ Op het oogenblik, dat duizende gerust vliegen «
„ kruipen , zwemmen , worden ze in het midden hiinnéC '
„ genoegens verdelgd. — JHet is waar , zommigen
„ fcbynen eenigen tyd met den dood te worftelen : h$
9, voorbeeld, een worm, een mug, een vlieg, een viscbf
„ zoo zelfs , dat wy dikwerf hunne worftelingen in dood»
,5 gevaar kunnen zien ; en ons mededoogen vóór hun voe-*
yy len ontvonken. Doch in zulke gevallen is het een ver«
„ keerd vooroordeel te waanen , dat zy dan van hun doodd
9, gevaar zouden bewust zyn t en daarom met al hun kragc.
,9 tegen hunne vyanden worftelen. Neen , zoo ver ftrekkea
5, hunne begrippen zich nooit uit : zulk een denkbeeld
„ vordert veele andere en verfcheidene beduiten, welke in
59 bun niet. vallen kunnen.^ De gantfcbe zaak is deeze: zy
9, miden zich belemmerd in hunne vryheid en genoegens^
„ en alle pogingen, welken zy in het werk ftelien, die^
„ nen alleen, om deeze weder te bekoomen^ en zo^ wor-*
IL DEEL. JBI* ALO. tXÏt^ IVO. d. . R „ dtfit
ft38 VERHAKDELTNGBN VAN HET ZBSuWSCH CBNOOTSCHAF^
„ den zy , onder dit poogen , om hunne vryheid , verilon*
„ den. Is nu de dood voor een ftervenden onaan*
,, getiaam , akelig , om het begrip der verandering , ooi ót
„ verlaating van veele genoegens , om gevreesde fmert, enz. :
^j dit alles kan hun nooit treffen, dewyl zy volftrekt on*
,» verwagt fterven.'* De Autheur befluit wy*
ders deeze zyne Verhandeling met eene aanmerking tegen
het martelen, en wreedaariig ombrengen der Dieren, waarin
sommige ontaarte menfchen vermaak ichyuen te fcheppen,
en erinnert ons , „ hoe wy ten (lerkfte verpligt zyn , om
5, zulke fnoode martelaryen , op alle mogelyke wyzen, tegen
9, te gaan; als mede, dat wy , in de onvermydelyke vfooéL
„ zaaklykheid zynde , om zommige dieren te dooden , dan
„ de algemeene natuurwet, ons in het ryk der dieren zoo
„ duideiyk voorgefchreven , behooren te volgen : dat is,
,, dat wy dit , volgens Gods oogmerk , jangs den konden
„ weg uitvoeren."
Btfchouwin^ der Wonderen Gods in Je minst geachtfte Scliep.
zelen. Of Nederlandfche Infecten befchreeven en afge^
beeld. ^oorj. CH. sepp. Tweede Deel , drie Plaïuen
in quarto. Te Amjlerdam by J. C. Sepp, 1787.
Ten blykf van zynen aanhoudenden arbeid, en oogmeik
om de vervaardiging van dit tweede Deel voort te zet-
ten , levert ons de Heer Sepp op nieuw drie Plaaten , met
eene naauwkeurige befchryving der Rupfen en Vlinders , op
dezelven zeer juist naar ^t leeven afgemaaid en gecoleurd.
De twee eérfte brengen ons onder het oog twee Nacht-
tünders van *t tweede Gezin der eerfte Bende: te weeren,
(ï.) den Geelftrecp^VHnder^ dus genaamd naar een geelen
ftreep , door welkert hy zig reeds als Rups onderfcheidt,
ew die in den ftaat van Vlinder, naby den rand der Vier-i
ken een fynen bogiigen loop heeft. Dezelve heeft eenige
overeenkomst met de Brasfica (of Koéluil) van IJnmeus,
doch 't is niet wel te bepaalen , of hy dezelfde zy. Hier-
by komt (a.) de Tyger-Flinder of Geele Tyger , welken
naam hy ontleent van de zwarte vlakken , waarmede de
geele grondkleur der Vlerken vercierd is. Bv Linna'us
beet hy Phalena Bombyx Lubricipeda ^ (Sjiibber^oet of
Loipoot.') De Rups van deezen Vlinder behoort onder die
foorten , welken niet keurig óp haare fpvzen zyn , en zig
net bykans alle gewasfen^ dié haar voorkom en j geneeren.
... - Ver*
Vetdet vcrieent ons de derde afgeleverde Plaat een Nacht-
Vlinder van *i tweede Gezin der tweede Bende. De Rups
der Vlinders van dit v^ezin is eene tienpootige Spanrups,
welke foort dit gemeen betft , dat zy , als zy rusten ot
ffil zitten , zonder eenige bogt recht uit (taan , met de
voorpooten digt aan 't lyf liggende , gelyk een dorre Tak
of Steel ; hebbende ook veelal dezelfde koleur als die
Takken der Boomen of Gewasfen , op welken men dezel-
ven vindt, waardoor het dikmaals aebeurt, dat men eene
dergelykc Rups, In den ecrften opflag, voor een dor takje
of fteeltje aan- , en , om zo te fpreeken , over 't hoofd
ziet. Van daar heeten zodanige Rupfen, by vcele Lief-
hebbers, ook 'maar alleen Takken, met by voeging van deil
naam van bet Gewas , waarop dezelven aazen ; zodanig
zyn, by voorbeeld, de y/ier-Tak^ IpeSak en meer ande-
ren. In navolginge hiervan noemt üe Heer Sepp deezeu
Vlinder, die by Linnaus niet beken ! is, den Bes/c-'fak-
Vlinder j om dat men c^t Infed op de Besfeboomen vindt4
met welker bladeren de Rups zig^ zo veel hem bekend
18 9 alleen geneert.
Befchryving van dó Krim. l^crtaald dvof h* prirsèman.
Te Amjltldam by P. den Hengst, 1786. Bchahcn het'
Voorwerk 11a bladz. in gr. o&ayo.
Het voorgevallene in de laatfte jaaren , tusfchen Haare
Rusüfche Majefteit en de Osmanfche Porte , wegenjl
het Krimfche , mitsgaders de tegenwoordige omfhndlglie-
den , en de invloed van dit alles op den Koophandel al-
daar, maaken dat dit Gewest in onze dagen hier te Lan<*
de meer opmerking vordert dan wel voorheen. Uit dieil
hoofde kan het veelen niet anders dan aangenaam zyn^
dat de Heer Frieremau zig verledigd heeft , tot het ver-
taaien deezer Bcfchryvinge van de Krim^ van welker echt*
heid de Ridder van Kinsbergen ^ deezer Landftreeke kun-
dig, hem genoegzaame verzekering gegeeven heeft. (*)
Dit
(♦) Dit wordt daarbenevens bevestigd uit de ovcreenkonjsÉ
deezer bcfchryvinge , met het geen ons van het Krimfche ge-
meld wórdt f" in de Reize van n. E. kleemann i naar en dnar
dit Gewest, uirgegeèved te Haarlem oy C H boJm 17741
waarvan wy een ber'gt gegeeven hebben in de Hedend. yuuvrU
JlAMrüif. 111 D. bl. 612.
R ft
i^40 BESCHIlYVlMO
Die Stukje vangt aan met een beknopt berigt nopens de
nitgeftrektheid van 't gebied des Krimrchen Khans , of van
den beheerrcher van 't Schiereiland de Krim , en eenige
. daaromtrent liggende Landdreeken , zo in Europa als ia
Afia , volgens het Vredetractaat van 't jaar 17 4. Voorts
verleent het ons eene algemeene befchry ving van dat Schier*
eiland; en een berigt van deszelfs voomaamfte lotgevallen
en (laatsverwisfelingen , zints de vroegfte tyden » tot op
de fchikkingen in 't {aar 1775 gemaakt. By de melding
hiervan geeft ons de Schryver een verflag van de onder*
fchciden bewooners van dit Gewest , mitsgaders van dei^
zelver zeden en 'handel; als ook van de aanftelling en 't
bewiqd van den Khan , en 't geen verder omtrent dit alles .
in algemeene aanmerking komt* Hierop laat hy dan verder
- volgen eene byzondere befcbryving van de Krim , zo als
dezelve gewoonlyk verdeeld wordt (\) in het bergagtigc
of zuidlyke, (ji) het vlakke of noordlyke gedeelte, en (3)
bet Schiereiland van Kierchc^ dat zich. oostwaard uitflrekt.
Van de voornaamlte plaatzen in ieder fi[edeeite geeft by
een afzondcrlyk berigt , met melding van 't merkwaardigfïe
daaromtrent , bovenal van 't geen de zeden der inwoon-
deren én deff koophandel betreft. En op eene foortgelykc
wyze befchryfc hy voorts de overige bezittingen van den
Krirafchen Khan in Europa en Afia; te jveeien, in .Euro»
pa, het oosterlyk Nogai^ tusfchen de Berda en Dnieper;
• het Jcdifafie^ anders het westerlyk Nogai gehceten, tus^
fchen de Bog en Dniefter: benevens het grootfte gedeelte
van BesfarabUn , of Boudgjak , tusfchen de Dniefter en
den Donau begrcepen : en wyders nog in Afia , de Kou^
banc^ of dé landen aan den zuidlykep ep noordlyken oe-
ver der rivrere van Konban gelegen. Men vindt hier dus
eene naauwkeuriger bsfchryving v?n dit Gewest, dan men
tot nog in onze taal bezat , 't welk zyne doorgaande nut-
tigheid heeft , en wel inzonderheid voor den Koophandel
en Zeevaart, waar het bedoelde van den Heer Friefeman
van dienst kan zyn. Ter meerdere bevorderinge daarvan
is hy , naar luid zyner Voorrede , bedagt op eene ver-
ïiieuwde uitgave «der Kaarte van de Krim^ in vier bladen^
ontworpen door den Ridder van Kinsbcrgcn , die hem ook
in ftaat gefield heeft , om de diepten op de Zwarte en
AzoflTcbe Zeekusten , door zyn Hoog Ed. Geftr. zelven
waargenomen , op deeze Kaart te brengen, (f)
Zie
Cf) Deeze Kanrt ziet nu reeds bet ïicht ♦ en is te bekomen
te Amfterdam , by van Ktul&t^ en itn Hcngsu
VAK DB RAI^. S^I
'Zie hier 9 uk deeze befchryviBg, eenigen dér vooi^uaamfte
byxcmderheden, nakende het Schiereiland de Krlm.
Deszelfs omtrek wordt berekend op byna 270 vierkante
mylen;* by eene optelling in 't jaar 1740, ))evond men 'er
9 Steden en 1399 Dorpen of Vlekken ; en 'c getal der In-
woonderen word thans begroot op 400,000. - — Het is
door de Natuur zeer gezegend, en mee groote en vrucht-
baare vlakten en metrfraaie bergen voorzien. De hitte is
des Zomert fierk ) maar echter altyd verdraaglyk, en door
de Noorde* en Zeewinden gemaatigd. De Winter is niet
bttitenmaate zwaar , en eene tlrenge koude duurt zelden
langer dan drie dagen. De Noordewind woedt, ecluer^ niet
• geweld in het noT>rdlyk gedeelte, alwaar dezelve de lucht
zuivert en het lichaamsgeftel zeer vcrllprkt. Warme' Voor-
jaars en Herfllen hebben gewoonlyk zwaare ziekten ten
gevolge, doch zy zyn .zelden doodlyk, behalven de pest,.
die de Turken d[erwaard overbrengen. Echter is de me-
laatsheid in deeze ftreeken zeer gemeen , en daarom dé
'Zitktt van de Krim genaamd , voor 't overige is dezelve in
.Rusland zeer. bekend. Het luchtsgeftel is byna overal zeer
nnd , en de inwooners bereiken den allerhoogflen ou«
om, zonder aan deszelfs ongemakken onderworpen te
zyn.
Het noordlykfte en tevens het aanmerkelykfte gedeelte
van dit Schienpland betlaat in eene uitgedrekte , en een
weinig boven oe oppervlakte der zee verhevene , vl^te. Het
land ' 18 ten eenemaal plat , en van hout ontbloot ,. maar
allervrugtbaarst , fchoon hier en daar fteenig en van ecnige
zandfireeke& voorzien. De Meireü , fchoon niet veel in
getale , zyn meestal zout ; doch men vindt overal diepe
putten met zoet water , tot gebruik* van geheele Dorpen
toereikende genoeg. Het zuidlyke gedeelte is daar-
entegen zeer bergagtig, vol hout, rivieren en nVeiren. De
Bergen ftrekken zig, in een halfrond vmjngkürman tot
jr^0, drie, vier en vyf myleq landwaard i'n, uit. Dezel-
ven zyc hoog en fteil, zeer boschryk, en door aangenaame
valleien van een gefcheiden. Meer dan 50 rivieren , zo
nte als kleine, vloeien uit deeze bergen voort, waarvaii
irateren ^eer zoet, en ten uiterde vischryk, zyn. .
De oevers zyn overal bewoond, en de dorpen raaken el«
kander volkomen aan: aan alle kanten ziet men, gelyk bok
op de bergen, huizen, boom- wyngaarden en bouwlanden.
ut bosfchen leveren eene nvenigte van timmerhout. De
cypres^ appeU pruun- peer- kers« kwee* en nooteboonien
R 3 groeti
CToclen hier 'in overvloed ; ^n , alhoewel men voor de
vrugtboomen weinig zorge draagt, is de vrugt by unnco
mendheid goed. De bloeroen , die meest de velden eieren,
zvn de lely en de tulp. In de bosfqhen vind men veel
fiizanten, patryzen , fnippenen eene^ menigte andere vo-
eels- de wilde zwynen, hanen, rheebokken, wiWefchaa-
Ln' haazen, konynen, bunzems, bergrotten, hermynen
en fabeldieren, zyn 'er zeer menigvuldig doch de beercn
en wolven zyn meest uitgeroeid. De.bcrgrti, tuslcheu
mi-Krimtx\ Kaffa gelegen, zyn vol grmdf zilver en an-
dere metaaleii , doch munten voorna^mlyk in yzermynen
uit. De Wyn heeft met dien van Hongarye veel overeen-
komst • de beste groeit rondsom Saudah^ en word in me-^
niste naar ükraine en Turkye uitgevoerd. Het land is aan
den voet der bergen , en overal op het SchiereHand van
Kierchc, zo vrugtbaar, dat het «elve gcwoonlyk 30 voor
één oplevert. De Zwarte en Azoflche Zeeën ayn
zeer vischryk, voornaamlyk op de kusten van de Krim,
alwaar men, van de maand c ftober tot April, de cefcbikt'
fte tvden voor de visfchery , eene menigte karpers-, fm^eken,
zalm'en, kreeften of homroers, baarzen, zeelten, bitten,
barneelen en veele andere visfchen, vindt; zelfs l>eeft. men
•er eene foort van (leuren, of, gelyk andere willen , klei-
ne'walvisfchen gevonden, ter zwaarte van 8 i 900 pond,
en die drie- of vierhonderd pond tew>7r^i|itgekverd heb-
ben. De meeste visch wordt ingezouteti , en maakt , be-
nevena de kavtaart , eert grooten tak van toophandel in
deeze ftreeken uit. . ^^ . , . ; 1. ,. ,
De bewooners van de Krm leggen aich op het bebou-
wen van allerhande koorn toe, docb TOornaarolyk op de
tarwe • «arst, gierst; inzonderheid de groffc gierst , zo wd
de roode als de geele, insgelyks een weinig rogge, lenzen
en haver, De tuinen zyn meestal met uitfteekende vnigt^
boomen beplant,- en onder andere fraaie planeen is de wa«
termeloen daar zeer gezien. Het hoorn en' wollig vee is
bv hen zeer meniffvulJiö: , en de zakfchaapen brengt de
Krirn alleenlyk voort. Men vindt 'er ook Kameelen , Dro-
maJarisfen en zeer veel Paaiden, die, fchoon niet fraai,-
^gter fterk en vaardig zyn. ^
■ De vooniaamfle koophandel wordt te Kafa en te Goti*
kvA gedreeven, en beftaat voornaamlyk in fl.aven, gezou*
ten visch^, kaviaart, zout, koorn, gai:st, gierst, boteren
wyn Ook worJt van daar zeer veel wol , zwarte ei|
V4N DS KRIM. ^j
vèTlcn, osrenvlcesch , talK, fteenolie, (Oleum Petrét^^ ho-
nig , wasch en andere dingen, uitgevoerd. Die alles ge*
fchiedt meest by ruiling. Op de melding der twee
voornaam fte koopfteden, (laat ons nog met een kort vAord
van dezelven gewag te maaken.
Kkffé of Kaffa ^ in het Grieksch Kaphas^ is de grootlle
en aanzienlykde Stad van de Krim. Zy wordt zt\fs Ky^
rjm-S^ambouli of bet Krimfche Conftantinopolen , ook wei
Jartm- S^amboul ^ klein Conftantinopolen , (j) genoemd.
Deeze Had is fmal en lang op een heuvel , uit zand en
fchulpen beftaande , in 't zuidlyke gedeelte , aan den Zee-
kant gelegen , en bevat ongeveer 4000 huizen. Zy heeft
cene fraaie haven , voor honderden van Koopvaarders groot
Senoeg; oak munt zy, als zynde de woonplaats der ryk-
te Koopluiden» in den Slaavenhandel ^ boven alle andere
Krimfche Steden uit.
GqcsIcvc of Ghiuslevc , by de Rusfen onder den naam
van Koslow bekend , is mede eene der aanmerkelykfte fte-
den van de Krim^ in 't noordlyke gedeelte; wordende ia
dezelve 2500 fteenen huizen geteld. Op de noordlyke kust
van cene golf gelegen, is zy met cene baai en kleine ha-
ven voorzien, doch deeze is te ondiep, om door andere
dan zeer kleine fchuiten bevaaren te worden; doch dit
niet tegenftaande Wordt hier een zeer fterke koophandel
gedreeven. De oostlyke Nogaiers , die, zich hier van al
het noodige voorzieö , voeren de voortbrengzels hunner
Landen, beftaande in de bovengemelde koopwaaren, vdor-
naamlyk derwaard heen ; van- waar ze vervolgens naat
Conftantinopolen overgevoerd worden. De Turten bren-
gen herwaard veel ryst, koffy, drooge vygen, rofyncn,
dadels , lakens en zyde doffen ; en verruilen dezelven
voorflaaven^koorn, doch voornaamlyk voorgarst en zout.
Niet verre vojk GoeslevCy ten zuiden, zyn twee Zoutmei*
ren van twee mylen in den omtrek , die in de Zomermaand-
den eene zeer groote menigte zout opleveren.
(+) Te. Turken naamlyk iio«men Conftantinopolen Stamb'ouL
R 4 «V-
S44 HISTMISCn VBRflAAt
UlstQriich Verhaal^ vfegem het gebeurde inet de Suien
H^ternen Elburg^ in den Jaare 1786, of Gedenkboek
voor de Provintie Gelderland^ waarin de heillooze gevold
gen van het fch^^delyk en onwettig Kegeeringsregkmcnt ^
van V Jaar lysQjfnei de fnerkwaardig^e byzonderheden ^
onlangs in dfe, Provintie voorgevallen , als mede de aanleid
, dende oorzaaken tot den vjandelyken aanval tegen de gcm^
poemde Steden^ ^n de omftandigheden bj het Inneemen
en Plunderen derzelven , naar waarheid verhaald wor^*
. d^n , door o. w***. Alles gcjlaafd met de origineele
Refolutièn , Advyfen , Prgtesten , Mcmorièn , Misfiven ,
Publicaties , en andere Staats/lukken daartoe betrekkelyk^
Te Catnpen , by f. A- de Chalmot en de Ehen Valke^
nier, 1786 en 1787. Drie Stukken ^ in gr* ivo.
De noodlottige Gebeurtenis van den vyandelyken aaa*
val , door een gedeelte van de Krygsmacht deezer
Republiek 9 tegen de vreedzaame Bewooners der ongeluk»
kige Steden Hatiem en Elburg, ter uitvoer gebragt , was
zeker]yk van dat aanbelang , dat een omftandig Verhaal van
deeze gebeurtenis 9 met de aanleidende oora^aaken tot de*
zelve» en de gevolgen welke daari|it zyn voortgekomen,
voor fille Vaderlanders hie^ onverrchillig zyn kan.
Uit dien hoofde , zouden wy reeds voor langen tyd van
}iet eerfte Stukje van dit weluitgewerkte Gerchiedverhaal ,
pnzen Leezeren een verflag ^ egeeven hebben , ware het
niet, dat wy vooraf de volgende Stukjes hadden willen
afvvacbten , om het geheel te kunnen overzfen , en een on»
afgebroken bericht van hetzelve opgeeven.
Ue kundige Schryver, welke alles aangewend heeft, om
'dit zyn Verhaal zo nuttig en volleedig te doen zyn , als
mogelyk is, en daartoe een groot aantal byzonderheden ^
mitsgaders alle Staats(li|kken , Refolutièn, Advyfen, Pro-
festen , Memorfën , enz. en al wat wyders tot dit gtyA
flegis de minfte , betrekking heeft , zorgvuldig beeft by«
^éngezameld , met oogmerk , om ze , in 't beloop van di(
Verhaal , ieder op zyne plaats te laaten^invioeijen , heeff
dit zyn Werkje in Hoofddukken verdeeld , ten einde , be«
kwas^me gelegenheid te hebben , om zomwyien van het
eigenlyk onderwerp af te (lappen , en ^sekere zaak^n medQ
9an te roeren , die wel niet önmiddelbatr bet droevig bt
der Steden Hattem en Elburg betreffen , maar echter toe
^pl^eldenng v^ de tegenwqor^jge gedeldheid v^^n Gelder«
Jaqdf
WEOSMS HATTBH XN BLiURG. ^4$
land , meer of min, noodzaakelyk zyn ; zo dat dit Verhaal
niet ilegts een volkomen Tafereel van het gebeurde in de
Steden HatteiQ en Elborg , maar ook van de geheele te*
genivoordige gefteldheid van Gelderland, kan opleveren.
Na eene kone Inleiding, waarin de Schryver den hag.
gelyken toeftand der Republiek , op eene treffende wyze ,
aficbetst^ gaat hy in het eerde Hoofdftuk over , om ons
te doen zien, dat de Hertogen , Graaven en Heeren^ over
deeze Gewesten, geene eigendunkelyke Heertcbers, maar
door eenen plecbtigen eed verbonden waren, om de Inge.
setenen in bunne Privilegiën en Rechten te handhaaven ,
zo dat de Ingezetenen aan den Souverein , niet langer
trouwe en gehoorzaamheid fchuldig waren , dan , zo lang
deeze zynen plicht beqracfatte, en de Vryheden, Privile-
^ên, Coscuymen en oude Herkomensder ingezetenen,
in eere hield , waarom ook de Gefchiedenisfen van ons
Vaderland zo veele bewyzen opleveren ^ dat het, onder de
vroegere Graaven en Heeren over deeze Gewesten , zel-
den een Alleenheerfcber heeft mogen gebeuren , dat hy de
Voorrechten onaer Vaderen , langen tyd , ongeftrafï heeft
kunnen fchenden. Dan, daar de Stadhouders, integén»
deel , die , na de grondlegging der linie , als eerfte Staats*
dienaars vin de Republiek, zo in het Staats- als Krygs«>
weezen, aan het algemeen bewind, inzonderheid aan de
uitvoerende macht, zo aanmerkelyk aandeel hadden, ech-
ter dikwila , tér voldoening hunner onbegrensde heersch-
zocht , het Vaderland jammereif berokkend hebben , die
nooit in een Oppervorst geduld wierden , heeh dit den
Schryver aangefpoord, om dit merkwaardig onderfcbeid na
te vorTcben, en, hy die gelegenheid , den oorfprong van hec
Stadhouderfchap, en waartoe hetzelve is ingericht, aan te
toonen, benevens de gefchiedenis der Stadhouders kono-
lyk te doorloopen , om hieruit te doen zien , hoe , van
tyden berwaards , het in deeze Republiek geen zeer on*
gewoon verfchynfel geweest is, om Steden, zelfs geheele
Provincidn, met kracht van Wapenen , aan het eigendun«
kelyk goedvinden van den Stadhouder, inzonderheid met
tipzicht tot de Magiftraatsverkiezipgen , te onderwerpen;
waarop de Schryver in het tweede Hoofddeel overgaat,
om dit toe te pasfen op het onlangs gebeurde , met opzicht
tot de Overheden en verdere Bewooneren der Steden Hat*
tem en Eltorg. Dan , om een toereikend denkbeeld te
gjeeven , van al *t onrechtvaardige , *t welk in de laatst-
genbemde gebeurtenis ligt opgeQoten, was het noo4ig
R 5 voor-
^^6 BI9T0RISCB VMtLUkêJL
vooraf eenig onderzoek te doen , natr de corlprongkelyke
Rechten van Gelderiaads Ingezetenen , ten einde daaruit
blyken moge, op hoedanige wyze haar dezelve van tyd
tot tyd y met list of openbaar geweld « zyn OBtnomen , ea
• hoe noodzakelyk het voor dezelven is, ten nünOen voor
het behoud der nog overgeblevenen, xo veel mogelykzy^
té waaken. Hierom beeft hy, van de vroegere £n tegen-
woordige gedeidheid dier Provincie i^ iuzonderheid van ds
Stedelyke voorrechten , met opzicht tot de Magiftraacsver*
kiezingen, en hoe dezelve « van tyd tot tyd, gefcbonden
zyn , zo veel opengilegd , als juist dienen kan , om ees
tameiyk goed begrip , dien aangaande , op te vatten. Is
't byzonder is hy zeer breedvoerig, over de invoering vaa
het drukkend Reglement van 1750, waardoor alles van dei
Stadhouder afhangkelyk gemaakt is , en welks Tchadelyke
gevolgen door den Schryver worden aangetoond ; waarna
hy ons een Verhaal geeft , hoe Gelderlaad , door het voor-
beeld van andere Provinciën, opgewekt, en door deMan-
nentaal van echte Vryheidszoonen aangewakkerd, bet be-
fluit nam , om na de oorzaaken hunner rampen te onder*
eoeken , hunne gefchonden Rechten te herftellen, en bet
voofichreven Reglement te redresfeeren en ce verbeteren;
^dan dat, niettegenftaande de Mannelyke Voordellen ea
Protesten van den braaven van oer gapellbn en ande-
ren , ilie verdrukkingen geftadig toenamen , zo dat mea
zelfs tegen de Tekenaaren van het Nationaale Request,
dat hier in zyn geheel^ benevens het gebeurde, dieswe^
gens wordt opgegeeven , zekere Inquifitie aanving , het
geen echter van dat gevolg was , dat het Volk vm Gét'
derland, wel verre van zich te laaten afTcbrikken, toe he&
ftel zyner vervreemde Voorrechten , voortaan foortgelyke
Verzoekfcbriften in te brengen , echter nogmaals zyne
Hem verhief, en^ by een tweede Request, op aieuw be»
geerde, dat die ondraaglyke kluisters, welke «en geduu*
ng poogde te verzwaaren, verbrooken mogteo worden^
Dan dit Adres wedervoer nog erger lot dan het eerfte,
en wierd, door de meerderheid der StaaKusleden « met vev-
finaading agter de bank geworpen , die toen , zonder op
de Advyzen van veele hunner Medeleeden de minfte acht
te (laan , befloten , ingevolge het gemelde Advys van den
Hove Provinciaal, de Volkftem, ware het mogelyk, voor
altyd te onderdrukken, en, door geheel Gelderland, de zo
berugte Publicatie in dato 11 Mai 1786, (die hier dooir
den Schryver in zyn geheel, benevens xle protesten en
Aan-
Atntedcemngen Van «eer veete Sttdtskden, in 't byzon-
der van den kundigen capëllsn tot oe marsch> wor^
den opgegeeven ,) te haten afkondigen. Het derde Hoofd*
deel| waar mede het tweede Siuk zytren aanvang neemt»
begint de Scbryver met eenige AaiKDerkiiigen op de
voorfz. Publicatie , waar tegen zich eenige Regenten van
Hattem en Ëlburg verzet hebbeu , deeic ons verder de
vruChtekioze poogingen mede van eenige Gelderfche Re.
genten, om ^let weizyn des Vaderlands te bevorderen, en
doet on& voons zien , bet algemeen wantrouwen , dat by
de Natie, tegen de uitv(»erende ipacht, was ontdaan, en
de oorzaaken waar uit hetzelve zynen oorfprottg nam. Na
on3 dit, en.meer andere Stukken, tot de hoofdzaak betrek-
kelyk , te hebben medegedeeld , gaat hy over tot cene korte
Beicbryving van Ëlburg, deszelfs Reeeerings- Collegiëa
en MagiHraats-beftelling , die weleer door de Gilden en
Burgery verkooren , doch door de Stadhouders van die
wenig ree ht beroofd wierden , voorts het Collegie van
Gemeentslieden , de verkiezing van welk« LediU tot he-
den toe aan Gilden en Borgery - verWcven is; by welke
.gelegenheid ons de Schryver de gefichillen mededeelt , wel-
ke ontdaan zyn uit hoofde der weigering van de Magi-
ftraat , om een wettig verkooren Gemeentsman in den
eed te neemen; voorts de nuttigheid der Collegi£n van
Gemeentslieden , de oorzaak van 't misbruik , 't weHc
deaelve fomtyds van haar gezag gemaakt hebben , en het
diep verval , waarin dit Collegie zedert meer dan dertig
Jaaren geraakt , en buiten (laat gefteld was , om aan zyne
bezwooren pKchten, in allen deele, te voldoen, waarvan
de voomaamfte oorzaak alleen daar aan was toe te fcbcy-
ven , dat het zelve geene afzonderlyke Vergaderingen
hield , en derhalven over zulke aangelegenheden niet be-
^hoorlyk raadpleegen kon., die, volgens 't Stedelyk Reqht,
aan dit Collegie in 't byiitender zyn toevertrouwd. Het
vierde Hoofdftuk vangt de Schryver aan , met eene be-
fchouwing der Gelderfche Landdagen , hoe dezelve gehou-
den worden , en op welke eene wyze de uitfchryving
daartoe gefchied. 'De drie Hoofdfteden, naroelyk, hebben
het recht , om eene Kwartiersdag te verfchry ven , en fiet
Hof is verpficht, om alle de Poinften, waar over geraad*
pleegd zal worden 4 over te zenden. Dan, ten deezeti
opzichte, hebben veele misbruiken plaats gehad, 't welk
■weder aanleiding tot veele andere verderfelyke misbruiken
ffgeeven bc^ft , waw van d« Schryver ons de bcklair,
gena-
t48 HISTomSCB VBRHAAL WEGENS HATTEM EH ELBaRG.*
genswaardige gevolgen heeft aangetoond » en tevens doen
zien, boe de gezwooren Gemeente te.Ëlburg, zich tegen
een der grootfte misbruiken op de Landdagen heeft be«
ginnen te verzetten, en tevens te eisrchen om het vrye
Stemrecht 9 ter Staatsvergadering,te doen gelden , benevens
alles wat dieswegens is vobi^vallen ; en hoe het voorts
gelegen zy , met opzicht tot de gewaande misdaad , om
weKe de Bulderen en Ingezetenen van EIburg, op last
hunner Principaale Vertesenwoordigers , zo niet als open*
lyke vyanden , ten minften als weerfpannige en oproerige
Surgers> door Militair geweld moesten te onder gebragt
worden; waWp hy in het vyfde Hóofdftuk overgaat, om
met alle mogelyke onzydigheid te onderzoeken , welke
zaaken en omftandigheden tot gelyke onderoeeming , tegen
de Vryheidlievende Bewooneren van bet verdrukte Hae-
tem , de waarfchynlyke aanleiding gegeeven hebben; zo
dat in dit en het laatfte zesde Hóofdftuk, al^s in een b^
hoorlyk verband is byééngebragt , wat binnen Elburg en
Hattem, met opzicht tot de wezenlykfte bezwaaren der
Ingezetenen, en inzonderheid, het weigeren van eenen
door zyne Hoogheid , den Heere Stadhouder, tot Regent
aangeftelden Garde du Corps ^ is voorgevallen.
Vaderlandsch Woordenboek; door jacobus rok. Zestiende
DeeL Fra-Fy j .met Kaarten , Plaaten en Pourtraiten.
Te Amfieldam , by J. Allart , i7S6. In gr. Svo. 698
bladz.
XVTy hebben reeds meermaalen van dit Werk, als een
W nuttig Handboek voor ben, die eenige kennis van
onze Vaderlandrche Gefcbiedenisfen en Oudheden erlan«
gen , en daartoe de bronnen zelven willen narpooren , met
lof gewag gemaakt , en selyk wy telkens het een of an-
der, by wyze van Uittrefclel , tot een Ihaitje, uit dit Werk
onzen Leezeren mededeelen, 'zullen wy thans, het zelfde
voetfpoor inflaande , hier laaten volgen , het ffeen de werk-
zaame Schryver , nopens de geSartheid van Friesiauds Be-
wooneren, heeft aangetekend.
„ De hedendaagfche Friefen verfchillen grootelyks van
de Ouden, wier Geaartheid, Zeden en Gewoonten ge-
noegzaam overeenkomftig waren met die der Batavieren;
waarom wy dit met ftilzwy^en voorby gaan. De oorzaa»
ken van deeze verfcbeidenhéid en zigtbaare verandering,
zyn
)• KOK» VADBUARDSCH WOQKDKNBOBK. S49
Bjn buiten twyfel veele. De Romeinen , hier te lande
veikeerende, leiden 'er zeker den eerften groiulflag toe;,
hebbende de Frieten van bun niet alleen geleerd bet Lee«
fien en Scbryven, maar ook vry wat van bunne 2^en;
vooral , toen bet voor hun een ftuk van belanff geworden
was , de vriendfchap met de Romeinen aan te kweeken en
te onderbonden. Zy, die eenige Jaaren achter elkander»
buiten 's lands» in vreemden Krygsdienst badden omge-
zworven , gelyk oudtyds vair veele der aanzienlykfte Jon-
gelingen onder de Frieren plagt te gefchiedeu» kwamen
aelden of nooit in hun Vaderland te rug , xonder iets uit«
heemsch , in Taal , Zeden en Gewoonten • mede te bren-
gen, 't welk, fchoon met geen opzettelyk voomeemen,
ongevoelig op bunne Kinderen over ging, en daar door
een ongemerkte verandering te weeg bragt. Het geen dus
door de Romeinen bier te Lande begonnen was , werd
kort daarna door de Franken voongezet, en wel inzon*
derbeid, na dat deezen het zo verre gebragt badden , dat
het Christendom door de Friefen , met verlaating van bun-
nen Vaderlandfchen Godsdienst, vry algemeen was aan-
genomen. Want daar dit, bebalven de overkomfte van
veele buitenlandfche Geestelyken ; aan den eenen kant •
Biet weinig toebragt , om den wederzydfchen baat en a^
keef merkelyk te verzachten, welke , hoe onredelyk ook,
uit verfebeideoheid van Godsdienftige begrippen en plech-
tigheden doorgaans gebooren wordt ^ gaf bet, aan den an-
deren kant, insgelyks gelegenheid tot dien semeenzaamen
omgang en verkeering» welke tusfchen verlchillende VoK
ken nooit geoe&nd wordt, zonder dat bet eene Volk van
he| andere deeze of geene gebruiken overnam. De Wee*
tenfchappen , die , met recht , voor het bekwaamfte mid-
del, ter befcbaaving der Zeden en Gewoonten worden ge-
houden , (laken ook , hngzamerband , in deeze Gewesten
bet hoofd op, en werkten grootelyks mede, om de reeds
begonnen veranderingen ten fterkllen voort te zetten. Dan »
zo 'er iets is^ dat daaraan de laatfte hand geleed heeft,
is bet , waarfchynlyk \ de vermeerdering van Frieslands
Rykdom , welke , roet het vo<»rtzetten van den eertyds
verwaarloosden Landbouw , Koophandel en Scheepvaart ^
lot een aanzienlyke hoogte geklommen is, en eene zeer
groote verandering heeft te wege gebragt , zo , om dat
veele Vreemdelingen daar door zyn aangelokt, om zich,
roet verlaatinge van hun Vadertand , ter verkryging van
een ruimer beftaan , herwaards te begeeven > en ztch met
den
t5^ J. KO^
den ouden Lanckiart te vermengen » als ook , om dtt Yee»
k ryke Landskinderen 9 even > als of het nu een ichand«
ware , geboren Friefen te zyn » daar hunne Voorvaderen
Èo groot een eer in ilelden^, zich meer en meer van hun*
ne Landgenooten onderiicheiden , door xich Uuicenlanders ^
en wel liefst Franlchen , tot voorbeelden van navolging t«
verkiezen.
,, Dan , hoe zeer de lantere V riefen van de vroegere ver*
fchillen, 't is echter waar, dat zy, mimk-r iian wel ande*
ren, tot buitenlpoorigheden vervallen zyn. Mi>lchien is 'er
fiog wat overgebleeven van de oude ^czeiheia op eigen
Taal en ZeJen , weike oudtyds zo verre ijin;? , dat zy met
andere Volken weinig verkeerden , en zelhs vVetten maak»
ten i om geen BuUen/andcrs, onder hun te laaten woonen ^
£o als men breedvoeriger zien kan by OABb^MA , iu zyne
Voorreden voor o. Japirs, Fricfchc Kymelary. L^an , in
plaats van dit een deugd te noemen , is het eerder als eea
woeste onbefchaafdheid aari te merken^ welke, door eeix
betere , en met de foenfchelyke Natuur meer overeenkom
mende, gezelligheid, is weggenomen.
,, Maar , hoe groot die veranderingen ook zyn , de Friefchc
Natie is nier geheeli^nal van geftahe of inborst veranderd.
De Frieren zyn 5 over 't algemeen genomen , nog ryzig en
ilerk van ligchaam , waartoe het gebruik van voedzoame
fpyzen, gepaard met een gezonde arbeidzaamheid, waai^
fchynlyk niet weinig toebrengt. Ook zyn zj van een aan*
zienlyk en bevallig wezen , waar in een onbefchroorode
achtbaarheid en deftigheid doorftraalt , welke zy , vooral
in het fpreeken , door ecne rondborftige vryrooedighei<i , we-
ten aan den dag te leggen, terwyl hun de roem van ogen*
hartigheid , goedaartigheid en getrouw te zyn , niet kan ge»
weigerd worden, fchoon zy niet vry te pleiren zyn van
llyt hoofdigheid, die het zeer bezwaarlyk maakt, om hen
Van hunne eerstgenomen belluiten af te breui^en. Ten
aapzien van de befcherming der Vryheid is hun ( ir. in vee-
Ic gevallen, van merkelyk nut geweest: en utnlclulvk wa-
re bet , dat de Friefen, ter berkry^ing van hunne tiefV hon-
den Rechten, in deese dagen, die aangebooren thfnovf-
digheid niet lieten v:(aren. Wenfchelyk ware 't, djt hunne
Overweldigers dit gedeelte van hun karakter thans in aan-
merking wilden neemen.
„ De Vrouwen in Friesland zyn, over 't algemeen , weiges
naakt van lyf en leden ; blank en fchoon van aangezicht ;
doorgaans voorzien van helder tintelende oogcn, en blanke
of
▼ADERLARDSCH WOORDBMBOKK. égt
of bruine hairen; wordende hier weinfg Bruinetten gevon*-
ileQ. Ten platten lande, daar de levenswyze minder to
dorven is dan in de bteden, vindt men inzonderheid veele^
die, in rchoonheid en bevalligheid, met die van de Steden
gelyk ftaande» haar in zilverwitte tanden, bloozende kleur
en frisfchegeftalte, niet weinig te boven gaan, hoewel ae
doorgaans minder van die verfynde befchaafdheid bezitten »
welke in dé (leden , en voomamelyk by den rykdom ^
heersclU) en niet zelden te verre gedreven wordt.
,9 De pragt , zo in gebouwen als andere dingen , is aldaar
mifider dan in andere Oorden. Van de oude Stinzen of
Steenhuizen , zyn in Friesland weinige meer overig. Egtèr
ontbreekt het 'er niet aan fraaije Landhuizen^ metvrnchr*,
baare tuinen, hoven en vyvers, gefcbikt tot aangenaame'
Zooerverblyven. De Boerenwooningen en Schuuren , het
zy dezelven in eigendom of in huur bewoond worden,
zyn aldaar zeer aanzienlyk, en overtreffen veelal die der
andere Provinciën in Oosiergoo en Westergoo; daar men
de beste landeryen vindt, heeft men ook de kostbaarfte
en fraaifte buizen.
„ Dan nergens is de verandering grooter dan in de klee-
ding der Friefen. De aanzienlykfte , zo Mans als Vrou*
weo, hebben zich leeds, van overlang, naar Duitrche en
Fnnfche manieren beginnen te fchikken , en vinden daarin
veel navolgers onder den Burgerftaat , die hier toe te lig^
tet overgaan, om dat dit een gereed middel fchynt om
zich van 't gemeen te onderfcheiden , en tot een rang van
meerder aanzien op te klimmen. Zonder ons dan met de
aanzienlykften, die men, aan de kleeding, voor geen Frie*
ftn kennen kan , bezig te houden , zullen wy ons enkel
tot den middelftand bepaalen , en wel meest tot die van
het platte land , omdat de kleeding der (ledelingen , vooral
der Vrouwen, zo verfchillende is» dat de kenners daar
alleen by weeten te onderrcheiden , of zy uit de hoofde
(ted , dan uit andere fteden zyn , en bepaaldelyk uit wel-
ke. Van allen , zo landluiden als (ledelingen , moet men
erkennen, dat Hunne kleeding verre is van weidseh te
zyn, als ook, dat *er iets van dat landeigene in door-
llraalt, waardoor dezelve , en inzonderheid die der Vrou-
wen, al zyn zy geen Hindeloopers of Moïqucrummers ^
zich gemakkelyk van alle overige laaten onderfcheiden*
Ook (haalt 'er iets bevalligs door, dat niet weinig*ter ver-
meerdering der vrouwelyke fchoonheid dient. De zoaió»
Soende Duitfch^ nutzen mee breede kanten, de gouden
oor-
a5% J. KOK
oorysers» eo andere verfierfelen van goud en xilvet, eer»
tyds 20 weinig, doch du zeer veel, geëchc, en niet zelden
boven vermogen gebruikt , (lellen dezelve in het aange-
naamfte iicht. Ën hier aan heeft men toe te fchryven , dat
eeii wel uitgedoste Frierche Vrouw , of jonge Dochter ^
nooit op een vreemde plaats kan verfchynen , sonder een
bewonderende aandacht» van groot en klein ^ tot zich te
trekken. Wat verder het onderfcheid der kleeding betreft en
J^enoegzaam bekend is, beoordeele een ieder naar zynen
maak en zinnelykheid.
,, In fpyze en drank, als ook in de verdere levenswyze»
verneemt men wel de oude ruuwheid niet meer; doch
echter beerscht *er een eenvoudigheid , die elders niet te
vinden is , en secne omflagttge toebereidinff vereischt.
Dan, nadat de Visfchery, de Landbouw, de Veefokkery,
de Koophandel en Scheepsvaan een zichtbaare vermeerde-
ring van 's Lands rykdom veroorzaakt hebben , beeft ook
de levenswyze een gantsch andere gedaante aangenomen.
De drank betreffende , in plaats van zwaare bieren , waar-
in een dronkenmaakende kracht ftak, en die, thans in
geen dagelyks gebruik meer zyn, is de.koffi, nevens de
thee, overmatig ingedrongen. By de fatzoenelyke luidea
is het thans eene fchande , zich in 't openbaar dronken te
vertoonen ; bierdoor zyn de tegjenwoordige Friefen veel
handelbaarer dan hunne Voorouders. Getrouw het eens
gegeeven woord te houden ; Vaderland en Vryheid te be*
minnen, en, als de nood aan den man komt, die kloek-
moedig yoor te (laan , om zich geen nypend juk en banden
van flaverny op den hals te laaten dringen ^ een arbeidt
xaam en zuinig leven te leiden; den Koophandel en voor*
al de Scheepvaart, zonder aanmerking op de ge vaaren,,
met dit beroep onafTcheidbaar verknocht, ,te dryven, zyn
dingen , die de Friefen tot lof verftrekken en hun hoofd-
karakter uitmaaken.
„ 't Is algemeen bekend , dat deeze Natie voor geene an-
dere in 't beoefenen der fraaije weten fcbappen behoeft on*
der te doen; een menigte van ervarene Friefen, in alle
vakken van geleerdheid uitmuntende , (bekken daar van ten
bewyze. Mannen , behoorende tot den kanzel , tabbaart
of degen; Vrouwen, doorleerd in alle takken van geleerd-
heid , zyn reeds vroeg en als nog in Friesland bekend ge-
weest. Ter voltooijing van den aart en karakterfchets der
Friefen, zullen wy 'er dit volgende nog byvoegen.
„Even gelyk de voomaamfte deugden en gebreken ondet
het
VADBBULNOSCH WOOaBlNBOia^ gr-
lict aenfchtlyk geflacht, zya dezelve ook. onder hm ver-
»..►• u -i 8}«n?n«d, dapperen heldenmoed en blóode laf-
hartigheid, fchitterend vernuft en drieste domheid .oveïïï
naast elkander geplaatst vindt, dus zyn dee« deugd°n «
ondeü|den ook onder hun bekend. Dan uit bet ge/n reeS
gezegd IS, «al men kunnen opmaaken . dat de fS
Eenwns gefcbapen zyn, om zich in weelde en wellust t!
te verfpillen; maar om de kracht van een welgefpSd S
ftei, dwr ftoote en vaardige licb»amsoefeningen,te ïenlSl
Ï'S: En «ker, onaangezien de ftyve houSing, dk hun
in den eertten opOag. meer of min, eigen fchynt, wetïS
zy bet wel te toonen als het te pasfe^omt/Everkiïï
Ag^m het beftier van, paarden als van fciftpen, omr"?!
iBoeid op de jacht, m het kaatfen. in het kolven en
vooral m fchaaisryden . waarin hun niemand overtreft-
kortom m alles, wat tot een vluggen en fterten kaerd
tereischt wordt.zonder weer of win3 re ontzfSirtewJzS
zy genoegaam, dat de dappere Romeinen niet vruneloS
hunne leermeesters «weest zyn. De Friefen. die dS £3
recht den naam van deftoute Friefen verdienen, zyn onse.
voehg voor venery; en zo men de Grooten uitiondert.
die overal wülen gevleid worden, kan men met «ind
a^n, dat zy door geen vleijery te winnen zyn. ïvïï
mm kan trotscbheid onder lun geduld worden; hna
grootfte vermaak beftaat in de vemöering van eei'booïï
moedig menscfa. Koutten, die aan een fynen fmÏÏt WÏI
den toegekend, gaan by hun niet zeer in zwang. Dm
m nuttige molenweiken.fluizen en andere werktuiifen zvn
«y groöte meesters. De landman fchynt onder WeS
wysgeer te zyn: het droogmaaken van Meeren, het bedv.
»en ; het vellen van bosfcben , om den grond tot wei-rf
zaailanden bekwaam te maaken, fchynr bun .van natnur
eigen te zyn. Andereq, doch in minder getal, auntm
u veifcbeidene andere zaaken uit. * * "«"««
lI.OBBL.if.u.e.UTT.lfo.6. $ Twet'
054 tWEÉDtf nrt.
Tweede iets voor de Predikant 2n van NoordhoUan i ; met betrek^'
king tot het voorgevallene op de twee iaajie "ynodens van
Noofdholland 9 in^ de zaak vön d-n R'str en den aankleevè
van dien. Te Hoorns by L'. VeriHandb, 1786. ' Ih gr. oEtava
56 bladz.
\70ISCns belofte 'in 't e^rpe iets gedaen C*) vindt' men in dit
tweede ene nadere opheldering van het voorfircValIcnc raken-
de den Rooster, en den acnklcve van; dien. Hier'tc^ brengt
men in -dezen, uit liet porte/suilt"^ naef een vfy écht affchrifr,
voor den dag , de eerfte propofitie • w de Clasf» van Alkmaef
^e.iaen » wegcn'5 liet arresteren van eek\ vasten Rooster in het
begeven der Synodale offvcien -en commisficn, mitsgaders 'de
Mislive door de B. Clasfis van Alkmaar, verionden atfn dd
vyf overige Clasfen der NocrclhollaiKlfobe Synode, met betrek^
king tot het voorgevallene op de Synodale Ver^dering te Ene»
huizen; met eenige bylagen« welken ten regten vcrfrandê van
ctlyke byzonderheden dienen. -> De Uitgevers dezer Stuk*
ken, oordeelende i» cfat het meer dan tyd wordt ^ dat der
,9 Gcestelykcn hoogmoed bekend, en derzelver heersch4
„ zugt ook tevens paal en perk gefield worde," heb,
ben 't raedzaem geoordeeld, ,♦ hier i^iele der.Wa.reld onder
„ 't oog te brengen , wat gccsrelyke Hoogmoed en Heerscb-
„ zugt, zelfs in deze dageu van Vryheid, durft pnderneemen en
99 uit voelden: ' ■ ' ' proviflortcel C'^oe^enzy 'er byj) bepaalen
ff wy ons nog tot den Rcoster en aonkleev van </»>n; dan even-
9> wel zullen wy waarfchynlyk alte de fchfecuwende informa*
^, liteiten deezer Enchuizer Synode uit orlginéele 'Stukken wel*
'9» dril u mededeelen."
C^) Zie boven bl. ift. . .
Onzydige en beproefde J^edè^ten^ over de Leer aangaande Geesten
en Geeitenzienders van jusTUS christian hennpgs, Ho/raad
' en Hoogleeraar te Jena. Uit het Hoogdutsch overgezet ^ ohdei
' de Zir^preuk: Altisfimo annuente viribus meis. Eerfte Stuk*
Te Jmfterdam^ by A. Fokke Simonsz. 1786* Behaiven da
Voorreden » ^92 bladz. In oiiafo.
TJct onder veelen nog heerfchende bygeloof in Spookhistoriën »
^ en wegens het zien van, of verkeeren met, Geesten, ten
kragtigfte tegen te gaan , is 'de taak , welke de Hoogleeniar
ïlennings in dit Gefchrift op zig genomen heeft; om alle byge.
loovigc denkbeelden nopens foortgelyke verfcbynzeleu , zo nfet
ge.
J. HEfiHTNCtf OVSR GUSTJN.EV GEÜSTENZIENDERS* ngS
ftlml uit te rooien» (dat bezwaarlyk geluktoi jsouO althans
groodylcs te verminJeren. Ten dien einde /,/chikt hy zig eerst
tot het nsiCpooTen van de bronnen, waaruit 'de bedrieglyke ge«
waarwordingen f die de oorzaak der /pookverfchynzeTen zyn,
Óntflaao ; en vervolgens verledigt hy zig tot het onderzoeken
der bewysredenen voor de mogelykheid en weezenlykheid van
zulke verlcbynzelen. ^. ■ Her eerst opgenoemde Lid wordt ,
in dit eerfte thans afgegeeven Stuk, voorgcdraagen.
\Na eene bekorte omvouwiogd^r verfcbillende Ibortén van
bedri^eiyke gewaarwordingen, brengt, de Hooglecraar derzel*
¥er hooi'dbronoen tot een drietid , waar onder de l^trUdi nfrs^
kfogrt de voora^mfte plaats bekleedt. Hieromtrent komt bo.
ifonal in overweegUig (laarc werkii2g by inwendige veranderin- «
gsa^j^et Sele.; «o voc^lcti ook \^y inwendige aandoeningen in
b^t jUcb^am , e» door aanleiding der beweeginge van het Ze*
BUiy/ap, ronder meidewerkitig van eenig buiten den mensch be-
' gaande voorwerp. Daar benevens ei cht hier opmerking, de
iovloéd der .verbeeldingskragt by uitcrlyke gewaarwordingen ,
of zodanige t welken door een voorwerp, van den xnensch on«
ëenchéideuj verwekt worden. £n bleromtrent (laat wel in agt
feoeemeiw diat de verbeelding, by vereenigdc dingen, inzonder-
beid ge^j^tydige, van bet «enq tot het andere befluit: waaruit
dan volgt , dat de gedagte over een omierwerp ook eene gcdagte
f^ver de.iiv ^. uUwendige eig^fcbappen en gebeurtenisien der
zaake verwék'(,^n omgekeerd* Eyen zo verwekt bet denkbeeld
^es^t^M^^ het d^pkbeqld van het. betekende, het denken aan
fcn^ plaats dp-^gedagte.aan dè zaak, welke jn die pl<iats gevon.
den wordt, ei>.de gedagte van de uicwerking het denkbeeld van
^ oorzaak , on?ir^f wejk eea en ander ook het onigckeerde
plaats heett Qp deeze gjrondregds worden , gelyk de Hoogleeraar
doet zien , dp gs^olgep <l^r nacuurlyke Toverkunst begrype'Iyk;
«o by merkt teveqs nog aan r hoe een gedeele van rgterceavol-
geode geJagten de overige, voorden agterwaards, vernieuwt. — •
Eene tweede voornaame bron der be<S'iegeIyke gewaarwordingen
vindt de Hoogleeraar in de misflagen der gewaarwordingsleden ;
pnureot welke in dit gqval het gevoel , het gezfgt en het gehoor.,
byzonder 'm opmerking komen; het welk hem leder deezer dn«
«fzonderlyk doet nagaan. ■ . Hier by voegt hy, ten laatAe,
als eene derde bron, het bedri^gelykc^ d^ gewaarwordingen, dat
baiM'eQ girondflag beeft, in. eene lusfehen bciide komende zaak,
•weike zig tusfchen het gewaarwordingslid en de gewaar gewor-
deni.^^aak bevindt. Zo kan *t, by voorbeeld, gebeuren, dat ie-
Biaad, tegen ons overzittende, by t branden der kaarre, *er zeer
blc^k uitziet , terwyl hy nogtans de leevcndigOe koleur bezit.
• pe Hoogleera-^r ontvouwt de hier opgetelde byzonderheden
juet eene oordeelkundige naauwkeurigheid ; en doet het byge.
br^gte veeial dienen ter opbeideringe van deeze en geene vérhaa-
S 2 * Ion
len van dien aart , oF van asodanige gebeurterifsfefl t die men !igt«
lyk lot fpookvcrfdiynzels brengt. Tot een ftaal zyner maniere
van voordragtydiene het volgende over den regel, aat^de gedagtê
yan de uitwerking het denkbeeld van de eorxaak verwekt » bet welk
wy te eerder verkoozen hebben, om dat het tegelyk; een ge-
val opgeeft, hetwelk den Hoogleeraar zdven , hoe ongeloovig
aan Tpookerycn, in den eerften opflag eenigermaate over hoop
wierp.
„ Men 7al, (zegt hy,) my ongetwyfUd todtaan, dat deiteï*
ling: de uitwerking verwekt het denken aan de oorzaak» asiillr ,
een regel fs, welke de grootfie mngt en onbepaalde beerfdiappy
op de verbeelding oefent, en onder de overige regels met den
' prys van voorrang ptykt. Vereenigt men met dezen r^et de on*
{ecwistbaare waarheid, dat een gewrogt van meerder oorzaake»
kan oririUan, en de Vervelingen heel dikwils, in bepaalde en by«
zondefe gevallen, juist die oorzaak uit meerdere kiezen » waar
aan *t Gewrogt nogtans zyn Bellaan niet heeft te danken; dan
wordt diteenryke Myn van vindingen» waaruit zo- menige val-*
fche verfchyningen zyn voortgekomen , en welke m veel ople«
vert, dat ze, wegens baaren onuitputbaaren rykdom, zelft voor
alle toekomende tyden , de menfchen met verbindingen venrykeit
zal. Breideld men daarom de, naar dezen regel, zig werkzaam
bewyzende verbeeldingskragt niet » dan is ze gelyk een wild eo
oAtembaar paard. Een Rommelen »■ ■ inzonderheid 's nachts,
wanneer men ftilte gegroon is, ' een kloppen aan de deur,
ten minfte een geluid daar aan gelyk, h eene uitwerking, wdke
tog haare oormk moet hebben. Men onderzoekt dezelve, meo
* opent de deur, waaraan men *t kloppen meend gehoord te heb-
ben, en ziet! het werkende, de oorzaak van het kloppen , eo
bet iiutdelyk begrip daar van blyft voor ons verborgen. Niets fldt
nTg voor onze z'nnen^ liet welke onze navorichen(te iiieuwssïei
righeid verzadigen konde. Zoude dan niet , denkt de zwakke
fterveling « een onzigtbaare Gem dit gevolg hebben gewrogt I
T4iets zekerer, dan dit;, want zonder alle oorzaak kan een ge-
wrogt tot daadelykheld njet komen. Ziet daar eene nieuwe bron
"van fpookverfchyningen ! A — Maar hoe, wanneer, eene in eeoe
fcheur van de muur, in een hollen balk , oT boven de deur zit-
tende, en zig verlchuilende muis een geluid hadt verwekt, eene
' volkomene overeenkqmst met het kloppen aan de deur hebben^
de f wanneer het kraaken der deur, gepaard gaande met den
togt van een openftaand, of wel zulk een glas, waarby de lugt
door verrcheide reeten komen kan , zulk een geluid had konoen
veroorzaaken ? Voor verfcheide Jaaren heb ik zelf een voor-
beeld beleefd, *t welk my bykans van myn ftel gd>ragt, en
myn ongeloof in fpooken in een vast geloof hadt veranderd , bj
aldlen ik niet, by een nader onderzoek, de waare rede hadt oor-
éekt. Ik woonde op eene kamer, waar toe men deor een oaaii-
I*
OVBt «lESTBN Ift €SISTIN2IENDIRSr S57
^er pag moest komen, welke met een glas eindrgde, het velk
ni butnn open floeg. Wanneer ik nu eens, op een avond roet
een vriend Iprak » zo kwam het my voor» als of iemand aan de
deurkkipte; maar om dat het geluid my al te zagt voor kwam»
en ik myn gefprek niet wilde afbredten, 2b dagt ik by my zeU
ven» indien *er iemand is, dan zal hy nog wel eens en harder
^kkippcn. 2^ als ik dagt, gebeurde het o(3^: daar wierd weder
gddopt, en ik zeide tot den vriend , die by my was, dat het my
toefcbeen, als of 'er iemand reeds vooraf geklopt hadde: hy zei- :
de mede van ja, waarom ik riep: kom binnen 1 Doch daar kwam
jnemand* alhoewel ik het woord, kom binnen , herhaalde. Ver^
nuts ik nu geen lust of trek by my befpeurde, om op te ftaan,
zozeide ik tot myn vriend: wil hyniet binnen komen , dan mag
ky buiten blyven, en wy vervolgden ons aieiprek. Wel dra wierdc
dit w<:er afgebroken , door een herhaald noppen aan de deur»
liet welk zeer duidelyk was, en waardoor zelfs de fcheut van
bet Dot, — welke, dat men wel moet merken , fpeelens had,
ea wapperde door eene beweeging een geluid gaf. Hierop fiond
jk op, maakte de deur open; maar ziet! daar was niemand te
siÊn noch te hooren. Voort zeide ik tot myn vriend M. &.«•
welke thans nog, als Leeraar l^y het Gymnafium te Gotha leeft»
't is zeker een Student, die my eene pots wilde fp^len. Na dat
ik daarom de deur wéér toegedaan had, zeide ik tot den gemel*
den M. B .. komt houd gy de kaars, wy willen wagten tot dat
*er weer geklopt wordt» als dan zal ik de deur fchielyk open
doen» en dan weeie ik^ dat de geen , die geklopt heefl, betrapt
moet wotdeüf om dat de gang zo naauw is, dat de deur bykans
de gandche breedte des gangs beOaat. Zo dra ik nu de deur
geopend zal hebben, licht dan met de kaars na buiten, ten ein«
2e wy» voort» den geheelen gang over, en hem :^*en kunnen»
wdke mv voor den gek wil houden. Wy hielden ons beiden heel
fiil» en iootóexï wel dra hierop een geluid, het welk ons beiden
.^volkonaen zo voorkwam, a!s of een VrouwsperToon met zydea
Jdeederen tegen den muur ftreek. Ik zeide, hoewel heel zagt,
tot myn vriend; ei *t is zelfs een vrouwsperfoon ; en deze vriend
gaf, door het knikken met zyn hoofd , zyne toeftemming te ken-
jMn. Niet lang daarna klopte dit ook aan de deur, en de fcheut
^ao het flot wapperde insgelyks. De gewai^rwording van dit
kloppen, en myn geweldig openflaan der deur. Volgde oogenblik-
lyL Wy lichteden aanftonds met de kaars; maar, Ichoon wy
écn geheelen langen gang konden overzien , daar was egter nie-
mand te merken. Wy, doorzogten , in eene bevreesde vcrwag-
ting, de open gaten, of zigdaar, mogelyk, de onzigtbanre vei*
bo^en hieldt ; maar ai onze moeite was vrugteloos. Nu Zagcp
wy malkander beteuterd aan, gingen weer in de Kamer; de
^rees, welke ons beiden beving, badt een volftrekt (tilzwygtn
t xm gevolge, tot dat we elkander eindelyk te kennen gaven, dat
S 3 • hier
agi] }. HSNNtlifif V Otmt OUtfftÜT Elf ÖBBlfËlfZ^DËRS.
Wer iets agter ftaüc. De vnott teniitenlérde , Wy validen de thètd'
rcheilen , en om zulks te doen was flegts floodig , na het glas
te gaan ,, en daar aan een yzerdraad te trekken ; tk vertsogt
rayn vriend, dat hy eens fchelteii mogt ; maar dfe gaf ten ant«'
woord » dat zal fk wel laaten, dit kunt gy- immers üelf doen.
Doch de moed biertoe was by my te zwak. Na eenig over-,
leg begon, cindelyk, de rede weer by -my te herleeven.- Ifc wa-»
pende my met dapperheid , en nam eengrooEen Ook m de hand»
met oogmerk , om , met myn vriend verzeW, den gang nog-
maaii te doorzoeken. Wy gingen de Kamer uit , met' eene
kaars , flooten de Kamerdeur toe , en wilden op den ^ng
letten, indien *^r het in zyde gekleed Vroiiwsperfbon weer zou
vcrlciiynen Onze Moed wierd wel dra ryklyk betoond. Want»
zonder een lang wagten, kwam een ftcrke wind doot het open
ftaande glas in den gang, welke door den geheelen langen gang
waa'dc , en een zelfde geluid veroorzaakte , als dat geen is,
wanneer een vrouwsperfoon met een zyden kleed langs eèa
muur ftrykr. De deur, welke eenigzins klapperde, wierdt door
d.zen wariwind, ecnige maaien, kort na malkander, gefcïkoktv
waardoor een geluid , het kloppen van iemand aan eene deur
volkomen evenaarendc, ontftondt, en ook de waggelende (chcut
van 't flor het voor'maalig geluid deedt hoeren. Welk eene ons
aangenaamc uitkomst ! welke eene moedighekl lieten wy ml
malkander blykcn ! Niemand wilde bek<?nncn, dit hy bevreemd
geweest was , en ik nam het bewys voor mynen leeuwenmoed
lilt het door my gaiomen befluït , om den gang nogmaals te
doorzoeken. Welke nu was de grondOag van alfe werkingen,
die alle onze Itragcen der verbeeldinge , ter vei'wekkinge vaft
:vrees , opontboden ? -- — 't Bedrog van iets , het welk geene
oorzaak was . aan te merken als eene oorzaak Cf^ihcia non cav-
fa ut caufri) Wy fchreeven naamlyk de gevolgen , die onzfc
ajinoen aandeeden, aan een onzïgtbaar, werkend, leevcnd Wó.
zen toe, daar ze no.rtans, eeniglyk aan den wind hunnen ©(»•-
fprong hadden te danken. Hoc veele en menigvuldige verhaa^
kn van fpookcn rusten op dit of een dergelyk beginfcl ? C*J
C*) Dinrtoc bcnge ik het voorbeelJ, door joh. üam. stkyk, in düftrU
de ime fpectorum^txig, 18.. uit t^n Mfct, aangeïwiUd, „ nBSCNUS» üeiif-
vorilel. Krandenb. Hofprediker, heeft zelf vdhaald, toen hy .voor de ecf-
ftetnaa! zou preeken en by nacht de preek beau.leerde, d c de 'Juivd — ^
WJiinom niei liever een togi ? de kn rs hid uirgcblaa^vn, zo ihi hy
liet bl» zen koiide l>oür n, zonder dtc hy ircs zag. l-n, tot-n hy <J€ kwu%
weer aaoft.k urn ayne be/jgbcden u aj^iervoi^^en. 20 htcft de Dutv«t,-^
waarom niet muizen enz.? "■ begonnen op bet Tpincc, 't welk In 4e
kamer (tcx'dt, to fpcclen, zo d«c ky zyu ftudcercn (lüsken, e» ^ m
I>ed bttgeeveii moest»*' ~
r^
♦.
^ ■ * '■ ■ ' ■■ I - ..1 ■
■^' I.
Faderlandfche Bfyfpelefi.. Uitgegeven' onder de Spreuk; RIdendo '
•tlicere verum- qufs vetat?. Te Delft, hy G. Verbeek, 1787
'Bcbaivèn het foorberigt, 28j> bladz. in 8vo. . ' ^*
lyfen ck)et deeze Blyfpèlen, Onder den bynaam van Vaderlani^
. fche , hervoort komen , om dat de hoofdonderwerpeo van •
dezelven buitenfpoorJge charaSers zyn, welke zfg, in de te-'
ttöwoordïge omftai digheden van ons Vaderland, byzonder op-^
c^en. Het eerfte Stukje, getyteJd de raderlander, maak ons
een Schoenroaaker , die zyn wfniel Ia?it verloopen, en zig in'
fchulden fteekt, door zyn zogenaam.d Patriotismas-, terwyl hy
zig, op het welzyn van 't ^Vaderland, vol mxpt. Gelukkie
komt hy nog tot inkeer, en ziet, dat hy, met zyne Medgezet'
len, een verachtlyk, en verderflyk, gedrag geleid heeft; <èt ct
niet als rechtfchapen Vaderlanders, ninar als Zotskappen, Lig%
misfen, Dronkaarrs en >'chobbe akken geleefd hebben; en dat
2y,düs voortgaande, de fchande en 't verderf in den mond
Ipopeo. -: »» Ik heb, (^zegt hy,- myne dooling gezien, be-
„ leeden, en 'er beroyw van! Ik zal myn leeven verbeteren.
^ rayn werk weder opvatten, en my als een Vaderlander ge^
, draagej), die, zorgende voor het algemeene welzyn, zyn ef-
^ jen belarg niet verwaarloost;* -^ Het tweede Spel, de
Partyzugt geheeten, fchetst ons twee doldrïftige onkundige
inenfchen, die, gansch onbezonnen, van de eene zyde als Pa-
triot, en van de andere zyde als Prinsgezind, y veren. Een b&-
^digd Heer brengt hen, by eene in dat opzigt gunftig inval-
teide omftandtgheid , eenïgzins tot bedaaren , met hun onder *k
oog te brengen, hoe zy zig in de bPesfc ftellen* voor perfooaen
en zaaken, die zy niet genoeg kennen, niet genoeg onderzogt
hebben, om 'ér naar waarheid over te knnoen oord«eien. jSa
üp de viaag» of ze dan, daar ze evenwel Burgers zyn. die
belang *y het algemeepe welzyn hebben, de shaken 03iar mwr
ten laaten rollen, zo als ze willen^ geeft hy hun de volgende
les. „ Wy moeten In •t geheel niet onvenehillig zyn, è¥ «laa
9f toeftand van ons Vaderland! ^ Integendeel, wy moetca
„ alle onze vermoogens infpannen , om het beste deszelve».
„ zo veel wy kunnen, te bevorderen, doch piet
„ verft^nd en bedaardheid 1 Wy moeten eerst ondcfzoe-
i, ken* grondie onderzoeken , eer wy oordeclen '* Jd het
derde en laatfte Blyfpel, dat ten opfchrift heeft, de Verii^Tte
Meisjes af de Co^iranten, is de hóbfdj^erlbnaadje iemand, die
zig door de Couranttydïngën laat flingeren, en op wfen," aft
v^n een zwaarmoedig geftel zynde, de nadeelige berfchten, dto
's Lands ondergang als voorfpellen, den fterkften invloed -heb-
ben. — — De Autheur heeft in ieder Stukje een Mingeval
i^gevlogten, %n dit geeft » met opzigt tot het iaatflt,aiiii^ffi«
S 4 iq\
tot liet bovengemelde dubbelde oprcbrift. Scfia eo Litme Nir*
ten, en Leonora Dogter vtD Zwaarhoofd, vleien zig alle dm
met de wederliefde van Ligthart. Sona houdt 2»g gedekt»
iriaar de twee anderen zyn verklaarde Medevrysters. Liune,
bewust» dat Zwaarhoofd zyne Dogter niet ten buwe!]4c zal gee>
ven , so lang *s Lands omftandlghedeA hacblyk (laan , maar het huw<»
zomtyds,
moedigen luim te houden. Leonora ontdekt eerlang deese Itit;
weet middel te vinden, om ook deel te hebben in den ouden
Man de Couranten voor te leezen» en bedient zig op eene
foortgelyke wyze van gunftige tydingen, om 's Vaders gemoed
qp te ruimen. In 't midden van dien Gourantenftryd openbaart
Ligthart Zig voor Sofia; de Medevrysters zien haare onderoee^
miiig fpydg verydeld, en Zwaarhoofd is moeilyk over het aan
hem gepleegde bedrog, zo door zyne Dogter als Nigt. Daa
2yne uiensimaagd tragt hem neder te zetten , door hem te be-
tuigen, dat zy niet anders gedaan hebben, dan 't geen de Cou-
rantiers dagdyks doen , en 't welk hy hen egter nooit Irwaa-
lyk genomen had ; liegeade de een wat minder en de andeie
wat meer. ^ Men bezeft terftond, dat deeze Historie wat
te fterk overdreeven is; en dit hebben alle deeze drie Stukjes
gemeen; ze vallen geheel byster in 't buitenrpoorige, en xp
van daar in 't algemeen meer grappig dan geestig*
De VryhHd. Tooneilfpelt i^9r G. paapb. Te Rmerdam^ hy de
Leeuw en Krap. In gr. Zvo. iio kLadz.
pen zinnefpel op de Staatkundige omftandigheden van ons
!^ Vaderland in dch aanvang des jaars 1786, waarin zich eene
rustige Dichttrant met echte Patriotrche gevoelens paart.
Tjrteus Kry^sgeranften. V Oorfpronghk Grieksch gevolgd. Te
jémfterdam hy P. J. Uylenbroek 1787, in gr. ive, buiten hee
Voorwerk, ia bkdt^
Tyrteus, die, in den tweeden Siesjenifche oorlog, door de
Atheneinfers aan de Lacedemoniers f als veldheer, gezonden
was, wist de moedelooze Spartaanen door het opzagen van
.eenfge zyner Krygsgezangen in nieuwen Heldenyver te ontftee-
ken. De Gezangen van dien heldhafligen Dichter, die bykans
aeven Eeuwen voor Cb. geboorte bloeide, door zo ved tydsver-
loop geipaard, ontvangen onze Landgenooten thans uit de hand
van
inn eeneo aeer 1)ekwaaiiieo Vertaaler. *Er is soved ooriprong-
iyk fchooo en kragttgs ia, dat wy veele van onze hedendaag-
iefae Tyrteusfenf die beter den Snaphaan dan de Dtchtpen wee«
ten te gebruiken • van Wte raaden by dien ouden Heer nog
fea lesje te haaien. Dit weinige zy een proef.
Dtn Mii mm de ytnn Jpeer m onu handen dHUm^
En Msvêrs veldpluimaadje <ms wappren op 't hèlmet ;
• En Uere in U heetst desftrjis zynflaagen niet tefpUlent
Noch , waar U iMut pylen fnortt te wankien in zyn tred!9
Och pasf men seet hj ^^^ den vyand aan te tasten^
En man ip man geftert te faablen met den kling ^
Dat vmaard op xwaatd yerfchaar* der weirnydfehe oorlogs gasten 9
En helm op heMum UinkOt en voet den voet verdring.
_•_ _. . ^_^____^i^^__
liederiandfche Diche-en-Tooneelkundige Werken f van, het GenaoOm
fehapt onder de fpreuk: door natuur en kunst. Tweedo
Stuk. Te jimfierdam, by V/. Holurop, 1786. In ivo ^ 89
biadz.
r\e Onpartjdige Toeneelminnaar gaat in dit Stukje voort met
^de oogegronoheid van Diderot's Aanmerkingen , ten nadeeie
VU) bet Treurfpelt oordeelkundig ter toecze te tmngen. —. — -
Hierop volgt eene Verhandeling over bet Aanw^tend Proza in
ToeneellhJtken; deeze heeft eene byzondere Nuttigheid voor
bun, die zich op het maaken van Spelen toeleggen ; en bevat zeer
{egrónde Aanmerkingen* De Befchouwing van de Tkirta van
éen Heer Mr. a. fbtth draagt alle kenmerken van eene be*
foheidene OordeeUninde, en vrymoedige Kunstliefde. De
Brief van Sieko Sjardama enz. ia gped. De Herderskout tusfihen
LfOa en CaHdon zou, ware hy minder langwylig, fchooner
zyn. ——Doch het Vers, Gods Wysheid in zynefTerken^ gaat
€p denzdfden fchoonen en grootfchen trant voort, als waarin
ée twee eerSe Zangen ge(chreeven zyn.
'1 Vkgüeezene Verhaalen , ter verbetering van het VerHand en hee
I Hen. Naaf het Wransch van den Heere n* iOtNüUD. Mei
aieww gHmtntéerde Kunstplaaten. Tweede Deel. Te Amfter^
dam by% de jongb 17*6. In oSavot at 9 bladz.
liet twftalftal van Verhaalen, in dit 'Deel byeengebragt , beant^
^^ woordt zeer wel ain 't beoogde volgens den tytel, daar ze
4BIen ingerigt zyn, 9m r^maaiige kundigheden van de Deugd
ki
10^ d'arkaüo
ip -te boMceoien,. en miei -op 2odaoig eeaoe wyze« dat die kia*
digheden invloed op h^t hare hebben ^^ waar toe ze ook bier eq-
daar met aanmerkingien vergezeld ^yti. , Tot een voorbeeld bi'cr
van flrekke hec volgende verhaal. vaa Jakolfi jzedrag, met de^
ïaarby gevoegcte opmerkingen wegens het mejlelyden»
„ Zeker man, Jakob geheten, had een vèrachtelyk beroep,
indien *er eerjig beroep is , 't welk on$ kaq verneaeren. Hij
had eene. vrouw en vier kinderen ; zijn werk verlchafte hem
ter naau^ernood deft vercischien onderfland voor dit ongeluk- ^
kig hujs^zin* Hij fmaakte het waar geluk, en zijn hart opèi**
de ^h vóor de «ulverfte Wijdfchap , wantteCr MJ zijne hoisge-
gooten vergenoegd' zag» en als ^ij met hem zoogen. Hl) he-
fieedde dag en na^t aaa sijnen envruditbaaren arbeid. Mei»
zouda haast zeegen., dat he; fortüm eqn k'waade geest is, wil-
^e 'bchaagen (chepf, in .de harten der eerlijke lieden met Öe
gcvoelii^fte fmerren 'lë, doórgrieveh. ♦ • '
. ^ Jakob, niet tegeuüaande al zija 2org^ al zijn nachibrakcOf
niet tegengaande zijne kloekmoedigheid om zijn droevig lot te
béftrijden , zag zich ovérr(>h>pe!d door ^c vreèjsüijkftc 'rampTfioo^
den Zijne Vrouv\^ en-Triridèrs geraakten efnddfjk in de allerui..
letale nooddruft j . zij : «achtten-. Zij ^*roegen om brood, ja-
kob weent met hun, zijn gantfche hart deelt in hunne zlelgHe-
vende gefteldheid, in zoo verre zelf, dat hij, in, zekeren zin,
Vèfiar , dat hij zelf hont^èr had, wanneer- MJ 'zïch door de
Hachten ,en den Tcltrikbarenden ftaat Van" z?jn^ hufsgeÈfn gdiroP
ifen vond. Hij- ftiti^kt z^jiie' bu^ren 'om hïjftend in den floodf
t is vruchteloos te zeggen, dat het pb% derWWën b^m aelf lo
-werathtelijk keurden, om hem a^n^ te feiön. Wat is ëen ongc*
Ti^^ge aitibach i^man op deezé airde'?'Hi}vrt|ég'met weetiende
lïOgen om een aalipoes; ijien hoorde iieni riiét-y-ïtóeh'-zSig 'ztjdef
tAanfen;-of zoo iéiiland, toeVallig, eene flMövvê pmroerJng van
ihehschlijkheid <>ntwakr wferd, hem te tptnéké -flohd, 'éti hulp
teflecfidc, was het i8é)veec*ie «oo geringe miderftetlinteg , dat
afjHc vrouw en kihdcreé • daar dctor ftuij étnde fleclits weinige
èögënWikkcA verfchooveir. '^' " '' ' f . ^* -
i .;, Oeise pngekrtckige , -tot wafiftböjj gedrevfen', Hep dofénde»
door de ftraaten : hij ontmoet eew zijnei «naJöiefs^vaW' Het'.*èlia*
de beroep, en ten naasten bij even zoo behoeftig als hij. Deze
iflCtgózêl word getroffen door deTmert, in dewelke^hff Jaköb
zie^, en vraagt bcm. naar de /eden. % Ben verloren, antwoord,
de; irme man , ,mijn vrouw "en 'kindefs 'hebben zints gistereit*
middag niet gcgeeten. en..;, ik weet niet waar ik heen gaa....
Helaas r zij zullen derven'. Mijn vriend, zegt de ander, aange-
daan door dit veYha^l ', *neem aali , ^fe/diar fd- een bubbeltje,
dat is aj. wat jk,.heb,.^ 900 gij ..wat geld, vvilt winnen. ^jt
^n je fcen rtiddel aan 'de. hand Zeeven..... och.! all^s , alles #
. Valt heul Jakob ih'^% reden , met eert zoort van .drift, alles ♦
- • • -•*••**'-• bc-
Mhahm^ geen tcgeo mjDe Eer en Godsdieost Afyd. Wel nu.
jee^ xfJD mekle^, gaat op die plaats, bij zulk een mensch; ht]
laort te aderlatten; en zoo je 't wilt wagen om je te doen
laaten, zal hij je eenlg gdd geeven.
„ Jakob loopt ter vlucht naar de aangewezene perlbonen ; hij
' Iaat bem op de eene ar .j» en betaalt be<n. Hfj word onderricin.
dat men het zelfde ook doet bij eenen anderen leerling iri eene
«ildefe ftraart'; hij loopt 'ér naar toe^'èii doet zich opden ande-
MB arm laaten. Dfeae mn zoo achdngwaai*dig en tpveos zoo te
Mdagen, vervoerd (kxxr b^^dfchap » koopt.brood, loopt haa .tclijk
ireder na^ hitis» eo is ijverig be^ig.^ om. bet zelve rohd re dee^
M ondet vrouw en kinderen» hij worde flaainv^ zijn kleur
veranfdtert, hi} zei zich neder, het.bioed ontlj^tngc i^ijiic arpien*
Man, vtder, zq^en zfj, wac feheelt u, gij zi)t geiaatenl * — ^
Itijn waarde vrouw l mijn lieve kinders .' isgi hij , duzelven te*
derlijk omMzende» en een zee vau traenen Hortende, het
was, het iTas... om u brood te geeven.r.-^ Jakob verhaak ht n
afles wat hij gedaan had; .en deze .zes- eerlijke pngel>jkkig:en
ffaielten weg in traanen^ elkunder bèurtlibgs kuJchende. d
Men/cben! welk een Tooncell...
„ IVfogt deze aandoenlijke trek de menschlijkheid, in het diepde
der h»rten, meestal werkloos, op nieuw doen berleeven ! Konde
dezelve eene roepende ftenime zijn, en het verhard gehoor d»er
* ontmte vermogenden treden, dier gegoede lieden, welke zich
ye:iatsuni(xnen verfchoone deze uitdrukkin,:^) met de ovcrtollig-
fte en overvloedigfle gerfchten ; laatende hunne nafirurgenóóten •
mtr^if^enf gehcele* huisgezinnen, van honger Jlerven C). Oeze
aflbhuwlijke waarheid word niet genoegd voorgefteld. Ik heb
het geluk gehad .de waereld wel te doorzien, verfchillende
fland^, grootèn en kleinen, vafn de hoogften tot de laagften;
ik heb alles nagezién. 'alles doorkroopen; zoude men kunnen
«elooTeDp dat* het mij nimmer gebeurd, is te hooren zeegent
„ïnw
,» C) f^^ homger Jlerven &c. Men kwi dKc , di«i wefbMpruricte ÖRtasr-
tn, «reiken, wedeiipannig , de werking der metilchelykbeid uiider 'e uur-
tpc der vo«wkx>ae welaemtnierühetd verberjge», ni'ec gunoeg hcrbaalen^
■iec fenoef toe roepen* *F,t zyo op Aarde, yx ielf binnen P 7^. wezens
bnVluküig genoeg v .n zich bloot gcfteld te zien aan de gewcldigftc rrKxf-
'taakh-khed, om onder hunnen nooddruft te bezwyken. 2eker Bi^fcho^
O» dên eemen tyd der kerk) vemaa dat 'e6 in de (lad,de zetel vm T^n
Bisdoa^eea an oenscfa van honger geftorvenwÉs; dese WatrdigeGeestivkc,
van een Godsdiensi zo yjol iandoeniykheid en müddtd g.iciil « wa« de V. i^
trooster der bedroefden V en de Vader der bvhocfiigen. Hy kllim (t^ A^
PrecSkftoel, verhaalt het geval, weg fmcltendc in irianen, en hield niet
op, gednurende zyn gantïche Leerreden., zich zelfden dood de/cs onge* .
lukkigtn te verwyten: onophoudelyk riep hy uit: Quem non pavisti^ êceU^
&stil > En het was gcenzintt de iedele alcMe, noch di- zweüend- '
hcid zyner redeneeiitraiit , welke hem de^e khicbcca zoo tedcrlyk ten boe«
aea uitruktci^*'
!
^64 D^AJUNAUD» UttGEtC&nKË VBKHÜALEK*
,, Indiep ik zoo veel eeid hadde , ik zou *er zoo ved vu fcs-
,, (teeden , tot onderfteuning van ongelukkigen.'* ««-*^ Ik heb
zeer veelen van die aanzienlijken gezien » op wdkeo men het
Vers van popf zou kunnen toepasfèlijk maken.
ünfinish*d things^ &ne knows not wluu to eM.
Velen zag ik ^cb zdf, door *t houden van Mfnnaresfea»
arm maken , veele icbaamtelooze r^en zioh verachrïyk ma^
ken , door eene beledigende pradit ; verfcheidene fchcaiKiere
geesten , bedachtzaam om het zeer klein trekje hunm
zeer kortflondige roem uit te rekken, nog meer zag ik bcoür
om hunnen gelukfiaat te vestigen of dezelve uit te breiden. Ik
bfyf hoopen , voor mijn ilcrfuur nog wddoende harten Ct) te
leeren kennen «harten al^ dat van Jakob: dit ia ongetwijfeld de
laatfte der vertooningen , vtrelker genoeglijk gezicht mij nog
overig blijft te genieten: ik twijfel aeer, hoe treffende dead-
ve ook zijn» of zij mij meer melijdend makra » dan wel ver*
bazen zullen.
' „ et) U^eUtoénéU harten &c. Ontegenre|lyk worden *cr eenigen cevon-
dcii: waar de^elven zyti zoo fcfaaars, zoo weinig , dac de uittondenDgyia \
de daady by 't algemeen geenc erkentenis kan verwerven/* ]
De Heeren van IValdheim. Uit het Hoogduitsek vertaald. Eerfie
Deel » tweede Stuk. Te Rotterdam ^ by D. Vis, 17S6. In
gr. 8yo. 28a hladz.
T\e Heer Waldheim komt , naa dat by den dieiftt v^Iaaten
^-^ heeft , op zyft Landgoed te rug , waar hy een' aanvang
maakt met de herftelling van het verloop daar plaats bobbende.
Zie daar alles wat den Held der Gefchiedéiis , in dit tweede
Stuk vordat , en nochtans moet dit gefchh'ft de hoogAe goed-
keuring van eiken Romanleezer, die niet bedorven is door eenen
-Wertheriaanfchen fmaak, wegdraagen. De Edelmoedi^eid van
eenen IVMheim, in hoe ruw een beklecdfel, doet traanen flor-
ten, die de Ziel veredelen; de braave fVïldmann éischt elks
hoogachting » en zyne verliefdheid is eene waarlyk menschlyke
verliefdheid, maar wy vreezen of de eerwaardige Blamis-^
4en^ benevens hunne Engdinnetjes, wel veel fmaak in de hua
20Wtl gelykende Pourtraiten zullen vinden.
N l E ü Jf E
? A/LGEMEENE
VAD ERL AND SCHE
LETTER . OEFENINGEN.
J. D. MICHABLI8, fiteuwe Overzetting des O. T. , met ^an^
merkingen ., voor Ongeleerden ^ in het Neder duitsch over^
gebragt^ door den Heer w. e. de perponchbr, VlI^e
Deel. Te Utrecht by de Wed. J. van Schoonhoven 1786
Beha/ven de doorreden ^ ao8 bladz, in gr. oQayo.
ir\k Deel vervat de Opheldering van 't boek genaetnd
•■-' J<^, waerin ons een verflag gegeven word van de
overmeestermg van het beloofde Land, en deszelfs ver*
deeJlng onder 4e ftammen vun Israël* In de ontvouwing
vao zodanig een Gefchrift , daer de ligging veler plaetzea
en de (trekking der Gewesten, van welken gefproken word,
een der hoofdonderwerpen is , köroc de Aardrykskunde by
«itftek te ftade. Uit dien hoofde bad de Hoogleeraer
Michaétis wel gewenscht , dit gedeeJte met' ene hem vol^
doende Land-Kaert het- licht te doen zien ; dan gene der
tot nog uitgegeven Kaerten van *t Joodfche Land aen zyn
oogmerk beantwoordende, en geen behoorlyke gelegenheid
vindende 9 om in zyn bedoelde te flagen„zo is zulks ag-
terwcge gebleven. Dit; heeft den Heer de Perponcher^ by
de Nederduirfcbe overbrenging , genoopt , dit gebrek , ten
minfte zo veel hem mogelyk was , te vergoeden ; door
gebruik te maken van de 'derde Land-Kaert , van 'r land
KinaSn en Gilead , door den aerdrykskundigen Bachicne
vervaerdigd ; deze ten gronddage leggende , "^heeft hy de-
zelve wat verder noordwaerds uitgebreid , en daerbenèvens
'er bier en daer enige fchikkingcn in gemaekt , die ter op.
helderinge- van zommige verklaringen dezes Boeks kunnen
flrekken. Zyn Ed. heeft hiermede een wezenlyken dienst
gedaen , daer ene Kaert van die natuur in de beoefening
van dit Gefchrift geftadig vereischt word : en even zo
beeft hv voorts , in *t overbrengen van 't Werk van
MichaèliSy en 't mededeelen zyner aentekeningen, de lief-
hebbers der Bybeloefenlnge, met de afpifte van dit. Deel;
op nieuw aan zich verplicht. *— =— Het voorgevallene op
U. DEEL. N. ALC LETT, NO. 7. T dtO
^55 J* D. MICHABLIS
den verlcBgden dag, Jof. X. ia -15 aengetekcnd, trekt de
algemene nieuwsgierigheid , in ene opheldering van dit
Bock, zo fterk, dat wy niet wel konnen afzyn, van ons,
in 't mededeelen ener byzonderheid uit deze Verklaring,
hier toe te bepalen : dan wy zullen , om nie't te breed uit
te weiden , genoodzaekt zyn flecbts het hoofdzaeklyke te
melden.
Volgens de Overzetting van den Heer MichaéUs Md het
voordel aldus. 9, Toen Tprak Jofua Jehova aan , ten d*«
99 ge als Jehova de Amorieten , voor de Israëlieten , deed
„ vlugten , en zeide , voor de oogen van gansch Israël;
^, Zon^ftaa ftil^ te Giheon^ en gy Maan^ in het dal Aja-
yy Ion ! en de zon bleej en de maan fiondt ftil^ tot dat 2ig
,^ 't volk aan deszelfs yyanden gewrooken had; (dit vindt
„ men, in 't boek der gezangen,) zoo fiondt de Zon^ aan
1
,, V midden des hcnuls^ fiil^ en neigde zig niet ^ ten on-
9%' dergang » ^eduurende ecnen geheelen dag. Geen dag
,, enz." Üe Heer Michaëlis maekt dus de woorden, dit
yind men in 't boek der gezangen , ook betreklyk tot het
voorgaende; maer de Heer de Perponcher merkt rechtoa-
tig aen , dat alles beter fchynt te vloeien , wanneer men
de aenhaling uit bet boek der Gezangen , met het laetfle
deel van VS. 13 begint; en 'c geen voorgaet, als een ftet*
lig zeggen van den. Heiligen Schryver, aenziet, het welk
hy vervolgens , uit een oud en ten zyuen tyde als egt
bekend en geëerbiedigd dichtftuki bevestigt. Hy leest des
dit voorgeftelde in dezen zin. ,, Toen Tprak Jofua Jehova
,, aan, ten dage als Jehova de Amorieten, voor de Israë-
^, lieten vlugten deed , en zeide , voor de qogen van
,, gansch Israël; Zonftaaftil, te Gibevn, en gy Maan in
,, 7 dal /tjalon! Ook bleeven Zon en Maan ftil ftaofi. m
„ dat zig ^t volk aan deszelfs vyanden gewrooken had.
„ Want dus immers ftaat 'er, in het boek der Gezangen;
„ De Zon bleef ^ te midden in den hemel ^ flaan^ en neig-
,, de zig niet ten ondergang enz." Voorts deelt ons de
Heer de Perponcher mede de verklaring van Michaëlis ^ die
dit geheel als een dichtkundig voordel opvat , het welk
niet anders aenduid, dan dat de Israëlieten hunne vyan-
den, den ganfchen nacht door, zo vervolgd hebben, als
of bet nog dag geweest ware, terwyl geduurige wcerlich-
ten hun den weg wezen ; waertoe hy grond meent te vin«
den, Hab. III. ii. Zyn £d. heeft de opgave van dit ge-
voelen hier en daer doorvlogtea met korte aeumerkiogen ,
die
OVEBZBTTING 1»9 OUDEN TESTAMENT^; ±67
die zyne bedenkelykheid deswegens behelzen; en daerop
laet hy zicbzelven over dit onderwerp aldus uir.
,, Wy moeten eerst zien , waar en wanneer Jofua be*
va), of liever badt, dat Zon en Maan zouden itil liaan 9
en hoedanig de plaatfing dier Hemellichten , op dat oogcn-
btik , moet zyn geweest. Wat het eerde betreft , men
ziet in *t verbaal , dat het omtrent middag was , en dat
de Zon , ten aanzien van Jofua , boven Gibeon flondr.
Het ia dus klaar, dat Jofaa zig, opdat tydftip, ten noor-
den dier ftad bevond t , wyl hy anders de zon , op den
middag 9 en dus wanneer zy in 't zuiden ftaat, niet boven
Gibeon zien kon. Ik ftel my de zaak derbalven dus voor.
In den morgenliond , en misichien niet zeer vroeg, ta&tte
Jofua de KanaSnititen aan ^ in hunne legerplaatfen, ten
2uiden en zuidoosten van Gibeon, vervolgde ze in hunne
vlugt , naar Bethoron , en bevondt zig dus , tegen den
middag, ten noorden van Gibeon. De maan , indien de-
zelve zig toen, in of kort na *t laatfte kwartier, bevondt,
!ing voor de zon onder , en bevondt zig dus ten westen
erzelve. Was zy derhalven zigtbaar , dan moest Tofua
baar, ten westen van Gibeon, zien, en dus ten ziiidwes-
xtn van hem, boven 't dal Ajalon. Of was zy niet zigt-
baar^ dan kon hy tog, uit de eenvoudige waarneeuiingen
van baaren gewoonen op- en ondergang , weeten , dat zy
zig) op dat oogenblik, omtrent in die (treek des Hemels
bevinden moest ; en hy voegde deeze beide lichten , in
zyn gebed , of bevel , famen , zo wegens zyne ondervin-
dêiyke kennis, dat zy, ten aanzien van dag en nagt, de-
zelfde beweeging volgen; als doordien men reeds van ouds
gewoon was, wanneer men van deeze Hemellichten fprak,
dezelve faam te voegen. In deezen toeftand van znaken
na, ziende dat de Kana^nieten zig , voor als .nog, langs
hoe meer van hunne fteden verwyderden , en den omweg
merkende, dien zy zouden moeten neemen, om dez^lven
te bereiken, oordeelde hy teregt, dat de vervolging lang
zon kannen duuren • en hy zig dns genoodzaakt zien,
dezelve 'te (laaken, aoor 't invallen van den nagt , alvo-
rens hy hunne geheele nederlaag kon volbragt hebben;
waarom by dan badt, dat de dag mogt verlengd worden.
■ ■ "■*■ Ten laatdcn zullen wy nog opmerken, dat het
onweer, 'r welk de KanaSnieten overviel, eerst op de
wesilyke af Helling van Bethorons gebergte , en dus in den
nademiddag ^ r^ver hen uitbrak. Wil nuen. derbalven , tot
andere, verklaario^n ,. dan *t weezenlyk fiilftaan der zon,
T 2 (of
a68 j. d. michaeus
(of eigenlyk der aarde , ) zyne toevlugt neetneti , en zlg
dus ïn de noodzaaklykheid brengen , om te onderftellen» .
dat het gezigt en de beweeging der waare en ten onder-
gang neigende zon , Yoor de Israëlieten en Canaanieten,
verborgen bleef; dan kan men, in de wolken van dit on*
weer , de oorzaak vinden , waar door zulks te weeg ge-
bragc wordt. ,Wyl , by eene betrokken lugt, de bewee-
ging en 't ondergaan der -zon niet zullen kunnen gemerkt
worden , indien 'er zig middelerwyl eene andere oorzaak
op doe, die het licht van den dag, by dezelfde kracht»
behoude , en die zig vervolgens , na 't ondergaan der zon,
en 'c aftrekken der onweerswolken , in de gedaante der
zon, vertoone, op> dezelfde plaats, daar de waare zon,
by 'c betrekkeu de^ lugt, gefcaan hadt."
Zulk eene oorzaak nu , zegt de Heer de Perponeher^
knn men zoeken , of in ene breking en buiging der licht-
ftralen iq den dampkrmg , of in enè weerkaetfing der licht-
fcralen , door middel der onweerswolken , of in enig bui-
tengewoon luchtvcrfchynzel, by manier van vuurbollenen
dergelyken. Ieder dezer drie oorzaken ontvouwt. zyn Ëd.
breeder, en heldert de werking der twee eerstgeqoemdeo»
cloor ene nevensgaende Plaet op; merkende tevens aeo,
dat de verklaring van dit wonderwerk op die wyze geens-
zins aen die zwarigheden onderhevig is, welken de Heer
Michaêlis tegen het werklyk ftilftaen der aerde bybrengt:
daer hy onder anderen aenvoert, dat zulk een wonder ons
geheel Planetengeftel in wanorde gebragt zou hebben. —
i)an dit zelfs, gelyk de Heer de terptmcher ^etdsr toont,
zou niet volgen, al ware het dat men het wonderwerk op
die vooronderfteliing verklaerde.
,, Wil men, (ze^ hy daerom , na de opheldering der
voorgomclde oorzaken ,) wil men hier alles , in den eigen-
lykcn zin opneemen, dan moet men daarby indagtig zyn,
dnt , om de zon en maan werklyk , ia haare fchynbaare
Itandplaatfen , boven Gibeon en 't dal Ajalon , te doen
Inlftaan , 'er geene verwarring , in ons geheel plaaeeten-
gertel, nodig was; wyl zelfs de jaariykfche beweeging der
anrdc , rondom de zon , daartoe niet behoefde te worden
geftoord ^ maar alleen haare daaglykfche beweeging , om
haaren eigen as , voor eenige uuren , opgehouden , of zo-
danig vertraagd, dat zy nu, in 12 uuren b. v. ^niet meer
wegs, dan anders in 12 minuuten afleide. Wel is waar,
éan moet 'er een wonderwerk aan aarde, zee, lugt, wol-
ken 3 menfcben, planten >~ dieren , en alles , wat 'er op
den
' ' OVERZETTING DBS OUDEN TESTAMl^TS. 269
den gaofchen aardbol is,*gefchied zyn, om de cevolgen
van den hieruit omftaanden fchok voor te komen? Doch
we kan de njagt daartpe, aan den Opperheer der natuur,
weigeren? ja zyn t met eigenlyk onze geringheid en zwak'
heid alleen, die ons dit wonderwerk zoo onbcgrypjyk «root
doen voorkomen. Verhef u flegts een oogenbïik, boven
deezen laagen kring; laat, voor een oogenblik, uwe ver-
beeldmgskragt , boven de ontelbaare heiren der vaste fter-
ren, zweeven; zie van daar ons geheel Zonnenftelfel ziff,
als een klein gefternte, in de ruimte van 't Heelal, byua
verliezen; ftelu dan voor, dat, op eenen der kleinfte bol-
len van dn gefternte , de daaglykfche beweeging om den
as, die ay nu met meer merken kunt, voor eeni^e nurciT,
gelluitoT vertraagd worde; dus, ja als oneindig
gennger nog , aanfchouwt de Almagtige dit , voor ons ,
200 verbaazend verfchynzel , van zynen troon. En wat
kost het hem , om 't zelve te weeg te brensen ? Een
wenk." ^
Ter bevestiginge van *t voorheen gezegde , dat hier werk-
lyk ene aenhaling uit een ander boek plaets hebbe , diene
wydcrs nog des Hoogleeraers aentckening op het 15 vers
Wy lezen aldaer: En Jo/ua en gansch IsraèL met hcm\
keerden naer net leger ^ by Gilgal ^ te rug.
„ Ook dit vaars, zegt de Heer Michaelis^ behelst woor-
den , niet van den gefchiedrchryver , maar van *t aarge-
haald gedicht. Waar dat Jofua de Israëheten niet terftond,
«aar eerst na alles wat vs. 16*42 verhaald wordt , in 'c
leger, by Gilgal, te rug bragt, blykt uit vs. 43, waar hy
eerst na veele andere, by wyze van dagregistcr, vermelde
zcgepraalen en veroveringen derwaards keert* Wil men
dcrhalven de woorden van dit vaars , als gezegden van den
gefcbiedfchryver, aanzien, dan wordt zyn geheele verhaal
ten uiterften verward. Want de Isrgëlieien kecren dan vs.
15. naar Gilgal te rug, en tog vindt men ze vs. 16-27.
nog, m t zelfde gewest, daar de ilag voorviel. Ja van
VS. 33.42. vmdt men een geregeld dagverhaal der veld-
tO|ten , door hem , in de naburige gewesten , nog verder
zwdwaards , ondernoomcn , waarna hy eerst vs. 4*^ , te
Gilgal, te rug komt, na dat Vr vs. 42. duidelyk was cc
zcgd, dat hy al dit te vooren verhaalde , in éénen veld-
togt, verrigt had. Ook woeg deeze zwaarigheid, by vee.
len, zoo Iterk, dat zy dit 15 vaars als oncgt aanza^^en
en mtfchrappen wilden. Maar brengt men dat vs. tot de
woorden van 't aangehaalde gedicht, en ziet men 't zelve
T 3 . aan.
ft70 J« D. MICHAELIS, OVERZETTING DBS OUDEN TBSTAMEMTS.
aan , als bet flot van dit gezang ^ niet zoo zeer op den
geheelen togt > als wel in 't^ byzonder op dea veldQag^
gjaiaakt, dan lege alles zig, van zelve, uiu"
Het Plan door den Stichter van het Christendom ten beste
der ^iicnjchen ontworpen ^ als een bewys voor de JVaarheid
vanden Chris te ly ken Godsdienst ^ door f. van reinhart,
H'jogleeraar in de Godgeleerdheid op de Univerfiteit te
Wittcnberg. Uit het Hoogduitich vertaald. Te /mfler^
dam by d'Krv^en ?• Meijer en G. Warnars, i787, In
gr. oAavOy 184 bladz.
T\it Gefchrift is drieledig. In de eerfte afdeeling levert
^^ ons de Hoogleeraer ene korte fchets van het Plan,
*t welk Jezus ten beste van alle menfchen gemaekt heeft;
waeromtrent twee hoofdzaken bovenal in opmerking ko-
men, de uitgebreidheid en de gefleldheid. „ Jezus naem^
,, iyk bevatte in zyn ontwerp alle Volken des Aerdbo*
9,^ dems , die toenmaels leefden , en in het toekomende
,,* zouvien leven: en hy befloot dezelven, door raid-
„ dei van ene zedelyke verbetering , tot het grootfte ge-
y, luk op te leiden , waervoor de menschlyke natuur vat*
„ baer is." Ter bevorderinge hiervan , „ zocht hy het
„ menschiyk gedacht door de gewigtigde waerhcden te
„ verlichten; het tot de beste gevoelens en tot de zuiver*
,, ile deugd te vormen; en het» inzonderheid, door de
,, innigde vereniging van allen tot ene greote maetfcbap*
„ py van elkander liefhebbende broederen , tot de hoogfte
y, volmaektheid op te leiden, welke de menschlyke natuur
„ in ftaet is te bereiken."
Op de duidelyke ontvouwing van dit tiitgebreidfte en
tevens weldadig(le Plan, is de tweede afdeeling gefchikt,
ter aenwyzinge, dat geen Weldoener van het menschdom
in de aeloudlieid, voor Jezus , een weldadig ontwerp ge«
mackt heeft» 't welk alle 'menfchen in zich bevatte. Om
dit te toonen, doorloopt de Hoogleeraer, na enige voor-
flfgaende aenmerkingen over de ganfche Oudheid , de be*
richten die ons de Gefchiedkunde aen de hand geeft, we«
gens zodanige perfoonen, die inkomen als Weldoeners van
*t menschdom ; welken te zoeken zyn , onder Stichters van
Staten en Wetgevers Verdcedigers van hun Vaderland,
en nfeldadige Helden wyze Koningen en Staetsmannen
-~- IVy^S^rcn en Lecraers van het menschiyk ge/lacht. — ■
Voorts
F. VAN REfi^HART HET PLAN VAJf JEZUS CHRISTUS. a^I
Voorts vestigt onze Schryver ook het oog op de Dichter-
lykc naercld ^ en doet kortlyk zien, dat, gelyk de Ge-
ichiedenis ons gene perfoonen leert kennen , die zich zo*
danig een plan voorgefteld hébben , zo ook de Dichters
der oude waereld zelven niet in llaet geweest zyn , om
zulk een Held te vormen , en zich tot die grootheid te
verheffen., welke in het ontwerp van Jefus doorftraelt. —
£n zulks leid hem tot 'deze opmerkelyke gevolgtrekking.
„ Derhahen , het geen de Stichter van den Christelykeii
„ Godsdienst ondernam , het plan , 't welk hy ontwierp ,
^ is nietr» en zonder voorbeeld ; de weg , dien hy gaan
„ wilde , is nog door geenen menschlyken voetdap afge*
j, tekend; een ontwerp van zulk eene uitgejlrektlieid ^ en
„ van zo. eene byzondere Weldadigheid^ is, voor hem, ia
„ geeiie menschlyke ziel opgekomen."
Nu vale wyders de vraeg: wat kan men uit dit wonder «
baer vcrfchynzel befluiten i Wat volgt daeruit voor de
waerdigheid en het gezac; van den man, die wyxer, ede-
Ier, verhevener, weldadiger gedacht heeft, dan de groot-
fte Mannen voor hem ? ^ ï^tzt vraeg beantwoord de Hoog-
le^raer in de derde afdeeling , in weJke hy ons op ene
overtuigende wyze onder 't oog brengt , hoe uit het alles
omvattende weldadige plan, 't welk Jezus , ten beste der
waereld , ontwierp , volgt , dat hy een buitengewoon
mensch, en een Leeraer moet zyn, die van God gezon-
den was. Om dit zyn beflüit op een vasten grond te ves*
tigen, legt hy 't 'er vooraf op toe, om ie toonen, „ dat
„ dit groote ontwerp van Jezus geenszins een herren*
,1 Tchimmige inval-was, die nimmer tot de beftaeolykheid
„ kun komen." By die gelegenheid gaet hy wel byizon-
der, onder 't beantwoorden eniger tegenbedenkingen , na,
hoe ene algemene Godsdienst , . die algemeen aengeoomen
zal kunnen worden, behoort gefteld te zyn; en, doet .
voorts zien , dat dit in den Christelyken Godsdienst vol-
komen plaets heeft. - — Dit afgehandeld zyude, bepaelc
hy zich vor volgens om te onderzoeken, „ welke hoeda*
>» nighedcn der ziele een plan van die natuur vooronder*
„ Ihit, en of wy geregtigd zyn, uit dezelve te befluiten,
„ dat Jezus de grootfie mensch seweest is^ die oit op aer-
„ de gedacht en gewerkt heeft.' Hier toe behoort , zyns
agtens, d.) een doordringend verftand en ene veel bevat-
tende wyslieid; (2,) ene uitnemende fterkte ^ o^ vastheid en
ftandvastigheid van ziel; en ( ;.) ene uit ge/l rekt e goedml*
ligheid, of alles otnvattende goedheid van harte Het eeiji
T 4 en
a7ft F* VAN REINHART
en 't ander ftraelde , gelyk de Hoogleeraer van ieder afzon-
derlyk* loont, in Jezus op de luisterrykfte wyze door; *t
welk hy, alles te zamen trekkende, en zyn befluit opma-
kende , dus voordraegt.
„ Hier is alles zonder voorbeeld. Een wysheiJ, die al-
les bevat en doordringt , wat voor het menscblyk verdand
het gewigtiglle en zwaarfte is tm ftandvastigheid en
fterkte van geest ^ hoedanig eene*nooit ccnig held beweezen
heeft en nog daarenboven cene zachtmoedigheid en
li/dcy die zich over alles uitbreiden, alles gelukkig niaa-
ken wil. Waar heeft men deze hoedanigheden, waarvan
elk in 't byzonder eene ziel den rang van eenen grooten
geest verwerft, o\t verecnigd^ waar heeft men ze tot dien
lioogen trap vereenigd gezien , in welken zy hier voorko-
men ? Waar zyn zy uit ecne menfchelyke ziel met die he-
mel fche harmonie voor handen geweest, met welke zy het
groote plan ontworpen hebben , 't welk de Infteller van den
Christeiykèn Godsdienst zich heeft voorgefteld". Zyn Wys-
beid is niet werkeloos en dood, geen ydel vernuft, 't welk
zich in fpitsvindige bcfpiegelingen verliest; maar zy wordt
door zynen yver en goedwilligheid ten algemeenen beste
vruchtbaar en werkzaam. De vuurigheid van zynen geest,
deszeirs heldhaftige kragt , brengt, zo groot zy ook is,
niets wilds te voorfchyn, en (licht geen oproer en oorlo-
gen j maar wordt, van de wysheid en liefde geleid, de ze*
gen der waereld. Zyn liefde eindelyk is geen vrouwclyke
weekhartigheid en zwakheid; misfchien een gevolg van een
teder zenuwgeflel, en van een gelukkig temperament; zy
is veel meer met het verlichtfte vcrftand, en met den man-
nelykften moed verbonden. Wil iemand de verhevenftó
menfchelyke grootheid fcheifen , dit zyn , gelyk elk erken-
nen zal, de beste trekken daar toe. Naar het plan , het
welk jesus ten beste der waereld ontwierp, waren deeze
cigenfchappen alle rn zyne ziel aanweezig, Hy was der-
halven ongetwyffeld de groot fie mensch , die ooit op den
aardbodem gedacht en gewerkt heeft."
By ^t2.t wel uitgewerkte bedenkingen voegt de Hoogleer-
aer nog ene overweging van de omftandigheden ^ in welken
Jezus geleefd heeft; waerdoor hy tot het beflnit gebrast
word , dat Jezus een Leeraer tjïoet zyn , die van God gezoh*
den Hw. In de voordragt hiervan leid hy ons • om op te
merken , hoe deze opgemelde verheven hoedanigheden zich
fn Je^us op ene voor ons geheel onbegryplyke wyze, en
Doar gantsch andere wetten ontwikkeld hebben, dan een
groo-
HET PLAN VAN JBZÜS CHRISTUS. ^73
groote geest xich anders gewoonlyk ontwikkelt ; dat men
niet bczeffen kan , hoe de Stichter van den Christelykea
Godsdienst zich in de omftandigheden, waerin hy leefde
tot die grootheid heeft kunnen verheffen , door welke hv
alles, wat groot is onder de menfchen, overtreft; nade-
maal deze omftandigheden zeer gtfchikt waren /om de
groote vaibaerhe Jen van zynen geest, al$ *t ware in het
uitfpruttcn zelf, te verftikken ; en dat eindelyk dit won-
derbare verfchynzel op gene redelyke wyze verklaerd kaa
worden , indien men niet ten geheel byzonderen invloed der
Godheid daerby aennemen wil: en dit zo zynde, dan ee-
voelt men zich gedrongen , om te erkennen, „ dat men
„ den Infteller van het Christendom hebbe aen te merken
,, als een buitengewoon Godlyk Leeraer^* 2vn
Hoogeerwaerde ftelt deze overweging, gelyk ook de voo-
nge bedenkmgen, mtftekend wel in hare kracht voor- en
„ bewyzen ze niet onwederfpreeklyk , (volgens zyne'op.
„ roerkmg ,) dat de Godsdienst , door Jezus verkondiffL
„ noodzaeUyk, een Godlyken oorfprong hebben moet
„ ze zyn althans zeer gefchikt om de zodanigen, die del
„ zen Godsdienst en zynen Stichter niet genegen zvn
„ over te halen tot die billykheid aeil Jezus welke zv
„ aen andere groote mannen der aeloudheid nipt weiire.
„ ren ; mitsgaders om te wege te brengen , dar men de
„ ovenge krachtiger bewyzen voor het Christendom met
„ meer onpartydigheld aenhoore en onderzoeke.-En voorts
„ zullen reeds overtuigde Christens , dit alles nagaende
,i met blydfchap zien , hoe oneindig verre Jezus , door
„ zyne weldadige bedoelingen , boven de grootfte geesten
„ uitüeekt, en, reeds in dit opzicht, meer eerbied en
„ liefde verdient, dan zy alJen,"
■ '■ ■ -
Bjdragen tot bevordering yan Waarlicid en Godvrucht.
Eerfte Stuk. Te Amfterdam bj M. de Bruin , 1786
Behalven het Voorbericht 174 biadz. in gr. o&avo.
Nacr luid van \ Voorbericht, hebben enige, reeds min
of meer bejaerde Leeraers onzer Nederlandfche Ker-
ke, te famen het befluit genomen, om ene foort van Tvd-
fchrift onder dezen Tytel te vervaerdigen , zonder zich
echter aen enige tydsbepaling te verbinden; zullende men,
zo i voorkomt , een minder of meerder aental van Stufe
jes jaerlyks afgeven. „ Ons eerfte algemeen oog-
T 5 „merk
l
»74 BYDRAGEK
,^ tnerk (zeggen ze) is , die werk te maken tot eene ver*
^ zamelplaats , tot een magazijn van goede en nuttige
„ kleine gefchriften , die tot bevordering van kennis en
,9 godvruchtigheid (Irekken kunnen ; en fchoon wij over
y, het geheel de onderrechting en flichting van allerlei
9, foonen vian godsdienftige menfchen bedoelen , zullen
,9 wij evenwel altijd in het bijzonder het belang van lui*
„ den van ons » beroep , vooral van jonge predikanten ,
„ onder het oog houden , die hier , zoo wij naar onze
,, wenfchen dagen , van tijd tot tijd ftukken zullen aan^»
„ treilen, die de leerftellingen van onzen Godsdienst op*
„ helderen , of bevestigen , of die tot verklaring van ee*
9, nig deel van Gods woord dienen; of die over het een
9, of ander deel van de herderlijke plichten van eenea
,, leeraar licht verfpreiden*" By de verdere ont*
vouwing van dit oogmerk geven ze tevens te kennen ^ van
boedanige buitenlandfche Gefchriften ^ en op welk ene wy«
ze , zy in dezen gebruik zullen maken ; en zich voorts
bedienen van oorfpronglyke Verhandelingen , door henzél-
ven opgcfteld, of hun door hunne Vrienden medegedeeld.
yj Ook (lellen wij '(vervolgen ze ten dien opzichte) deze
,, verzameling open , voor alle onze medebroeders , die
,, ons voor dezelve iets gelieven toe te zenden, dat van
,, zoodanigen inhoud is , dat wij het aan de opmerking
„ van het publiek kunnen aanbevelen , 't zy het dan ver-
,9 handelingen , losfe gedachten , fragmenten , of hoe men
9, het anders ook gelieve te noemen, zijn mogen.'* Hun
voorname verzoek deswegens is, dat men zich, gelyk zy
zelven iu hunne gefchriften zulks in agt hoopen te nemen»
onthoude van alle haetlykheid ; en dat de geest van chris*
telyke zachtmoedigheid in zulke opdellen alomme heerfcbe;
waervan ze de betacmiykheid en noodzaeklykheid verder
in 't breede en ten ernlligUe aendringen. Indien
men dit beftendig in 't oo^ boude, is 't te wachten, dat;
deze verzameling hare nuttigheid zal kunnen hebben , zo
voor de Leden in 't algemeen, als wel byzonder voor de
Leeraers onzer^ Nederlandfche Kerke; waeromtrent de be-
werking vau dit eerde Stukje een vry goed vooruitzicht
verleent. Wy hebben *t niet ondiendig geoordeeld,
een weinig breeder verflag van 't oogmerk dezer verzame.
linge tQ geven; dan hierdoor zou dit Artykel te wyd uit-
loopen , indien wy ons verder inlieten in 't ontvouwen
van deze of gene der uitvoerig behandelde onderwerpen.
Genoeg zy het, voor tegenwoordig, nog kortlyk te melt
den.
TBR Wi&ARBEm £9 OODVRWHT.
^75
den j hocdanige onderwerpen iu dit Stukje overwoogen
wordeQ.
Het behelst. Gedachten over de Proeven' van nieuwe
Overzettingen j inzonderheid van het Nieuwe Testament.
Bedenkingen over de Wedergeboorte en Aanneming tot Kin-
deren. Gedachten over het Evangelisch prediken. Een
onderzoek omtrent het denkbeeld der menschlijke Gelukza^
ligheid^ als niet zeer gefchikt ter beoordeeling van de Leer'-
fiellingen des Christendoms. Ei;ne verhandeling over de
eenvoudigheid in de Leerreden. En eene korte beantwoor-
ding der volgende Vragen. Is de mensch^ uit hoof*
de zijner geboorte^ even geneigd tot het goede als tot het
h»ade ? Kan^ door onloochenbaare ondervindingen^
eerst de mogelijkheid^ en daarna de werklijkheid bewezen
Vforden , dat zedelijke onvobnaaktheden van Ouders op Kin-
deren oyerervtn? JVelke is de eerfte grona aller
yriend/chaplijke verbintenisfen van denkende wezens^ zonder
welken ware vriendfchap noch ontftaan , noch voortduren
' kan ? Welke is de beste ert aangenaam/Ie denkwijze
van een mensch^ dien men vele misjlagen vergeeft^ en vele
en groote weldaden bewijst? tVelke zijn de oogmer^
ken van een wijs èn goed Regent bij zijne ftraffen ? -.
Kan een ftraf^ die van eenen fchuldigen op eenen onfchuL
digen is overgedragen , eenen fchuldigen verbeteren ? -
Kan God van een fchepfel^ de Almachtige van een onmacht
iigen mensch beleedigd worden? Kan eene verbor^
genheid invloed op onzen wil^ en op de vorming van ons
gemoed hebben ? Het antwoord op de naestlaetfte
vraeg zullen wy, om deszelfs beknoptheid, hier nog over-
nemen. De Schryver het diendig oordeelende , de beant-
woording van enige andere vragen vooraf te laten gaen ,
richt zyn antwoord aldus in.
„ Kan de Alwetende en Alwijze de dingen andefs be-
fchouwen, dan zij zijn? Kan hij de duisternis als licht,
zwart als wit, het fchandelijke als edel, ondeugd als ééugd
zich voordellen ? Ik hope , dat een ieder met mij zal in«
ftemmen, dat dit onmogelijk zij. Ik vrage verder, heeft
hij een gelijk behagen aan het ordenlijke en onordenlijke ,
aan het regelmatige en onregelmatige, aan het fchoone en
^flchuwlijke? De verbazende ordening der ftarren , zoo
dat geene de andere hindert , de op het nauwkegriglle
afgemetene beweging der groote wereldlichamen , de fchik-
king en pracht der gewasfen , de leden der menfchen en
dieren, en derzelver aan hunne oogmerken beandwoorden-
de
%76 BTDRAOEfil TER WAARBSIO EN €OD^UCHT.
de evenredigheid toonen^ dat God de orde en eene gere-
gelde gefteldheid der dingen bemint. Een hoogst volmaakt
wezen beeft een aangenaam welgevallen aan eene geregel*
de en Ichoone wereld. Zou God eindelijk wel onverfchil-
lig daarbij zijn ^ of zijne redelijke fchepfels gelukkig dan
ongelukkig zijn? Zaligheden genieten of onder ellenden
zuchten? Wie kan zich zoo eenen ongevoeligen , ja zelfs
harden God bedenken? Maar nu leert de ondervinding,
dat het in de magt der redelijke en vrije wezens ftaat»
dwaas of wijs, deugdzaam of ondeugend, weldoeners»
of ballasten en geesfels der wereld te zijn. Het (laat atn
iiuti, om de wereld fchooner en aangenamer, en bijgevolg
Gode zelven aangenamer te maken , of derzelver orde te
Horen» de wereld te ontfieren, zelfs affchuwelijke fchand*
vlekken van dezelve te worden , . ontelbare ellende in de-
zelve te brengen , en fommige van derzelver deelen tot
zoo vele hellen te maken* Indien het nu waar is , dat
den wijzen God eene geregelde welingerichte , fcboone en
gelukkige wereld aangenamer is, dan zulk eene, in welke*
vele dwaasheden, ongeregeldheden, noodeloozc verwoes-
tingen', kwellingen, folteringen, zuchten en weeklagen ]
plaats hebben ; dan is het ook mogelijk , dat de mensch
God beledige. Hij kan gezindheden voeden , en daden
vcrrigten , die de Alwijze als affchuwelijk , fchandelijk ,
laag befchouwt, en Hem daarom onaangenaam zi|n. Hij
kan de wereld ontfieren , een gedeelte van den aardbodem
verwoesten , een duivel zich betoonen , en de vreugde
der wereld in fmerte , en het ^eluk derzelve in ongeluk
verkeeren ; welk alles den Alwiizen niet zoo aangenaam
kan wezen , dan het tegengeftelde : en , wanneer het ge*
beurt , dan wijkt de mensch af vim de billijke plichten,
'die hij zijnen Schepper fchuldig is, en handelt tegen alle
dankbaarheid. Iedereen noemt zulk een gedrag eene be-
lediging. Het is derhalven mogelijk , dat een mensch,
zoo onmagtig hij ook zij , God beledise. Hij kan iets
doen» dat tegen deszelfs wil en welgevallen aanloopt"
yf/.
ALLE DB WKHKSN VAN PLAVIÜS JOSEPHUS* 277
- -- " -"■— — — ■ —
jllU de Werken van flavius josepHus , me^ aanmerking
gen uUgegeeven^ door j. p. martinbt, A. L. M. Ph.
Dr. Lta van de Hollandfche en ZeetH'fche Madtjchap^
f jen te Haarlem en Vlisfingen , en Vrcdikant ie Zuu
j>hen. Vyfde Deel. Met nieuw Plaaten. Te Amjlerdam
by Allart en Hokrop ^ 1786. In gr. o&avo 388 bladz.
Hier mede brengt Jofephus de Gefchiedenis van zyn
Volk • tot aan het twaalfde jaar der regeeringe van
Keizer Nero» of den aanvang van den opftaod der Jooden
tegen de Romeinen , die een verwoestenden Oorlog ten
feval^e bad; welken hy in een ander gedeelte zyner Wer-
en uitvoerig befchryft. De Eerwaarde Martinet beeft de
vier laatfte Boeken , in dit. Deel vervat, even als de voo-
ligen 9 hier en daar , met eenige aanmerkingen vergezeld
doen gaan , die wel inzonderheid ook betrekkelyk zyn op
de Euangelifche verb&alen ; watirvan ons het berigt des
Joodfcben Gefchiedfchry vers , nopens den dood van Ko-
ning jfgrippa . vergeleken met dat Van Lucas Hand. XIL
19—23, een ftaal oplevert.
,, Koning agrippa hield, zegt Jofephus ^ in het derde
jaar zyner 'regeeringe over *t geheele Joodfche Land , in
de Stad Cejfarea^ voortyds Stratons tooreri genoemd , de
plegtigc fpelen., ter ecre des Keizers ingeUeld. Op dit
Peest bevonden zich alle de Grooten , en al de Adel des
Lands. . Óp den tweeden dag der Schouwfpelen kwam
AGRIPFA, 's morgens, by tyds, in de ichouwplaats , met
een kleed, 't geen geheel en al van zilver , en zo kon(lig •
gewerkt was » dat , als. 'er de Zon met haare ftraalen op
fcbeen, het zulk eenen fchitterenden glans gaf« dat men
't niet kon aanzien, zonder van vrees en fchrik bevangen
te worden. Eenige fnoodc vleiers begonnen toen te roe-
pen : „ Dat zy hunnen Koning , töt nog toe , maar als
,, eenen Mensch hadden aangemerkt ; doch dat zy nu
„ zagen , dat zy hem als eenen God moesten ceren , en
„ hem bidden , dat hy hon wilde gunftig zyn ; dewyl *t
,, fcbeen, dat hy niet van eene fterflyke hoedanigheid wa*;
5, gelyk andere Menfchen." Deeze godlooze taal wèrdt
van Agrippa niet berispt , nocli die ze voerden (gelyk 't
behoorde) (Irengelyk geftraft. Maar ftraks daarna zyne
oogen opQaande , zfig hy boven zyn hoord eenen Uil op
«ene ^efpannen koord zitien ; en bemerkte terflond weU
dat die Vogel de vo(^))ode wftfi van zyn onheil , gelyk hy
eer-
4^^8 ALLE DE WERKEN
éértyds die van zyn geluk was geweest. (♦) Hy gaf der*
bal"
r») Meer dan één Schryver heeft poogingen aangewend, om.
het berigt van Lucas [Hahd. XII. 19-2 3 O aangaande dit geval
met dat van josephus overeen te brengen. Men merkt aan, dat
de eerfte, in weinige woorden, zeer veel en verftandig heeft ge-
fchreeven; en dat die beide Schryvers niet alleen in de hoofdzaak,
maar ook in hun oordeel, dat agrippa's fmertclyke kwaal eene
jiraf van sod geweest zy, zamenftemmen. Anderen hebben ge-
oordeeld tegenftrydige dingen daarin aan te treffen ; doch ten on-
jegt.— — Lucas en josephus komen daarin overeen, dat het.
geval te C^farea gebeurd zy: zy verhaalen dezelfde ülegtigbeid,
nicttegenftrydig, maar op eene verfchlllende wyze. Lucas zegt,
dat , AGRiPPA op de Tyriers en Sidoniers verftoord geworden zyn-
de, zy, dié van de voortbrengfelen uit deszelfs. Landen leeven
moesten, tragtten 's Vorsten genegenheid wederom te winnen.
Zy kwamen des in menigte te Cefarsa , en baden om vrede.
Lucas heeft geen woord van een Gezantfchap i zegt michaelïi)
zo als men doorgaans voorwendt, fchoon zyne uitdrukking dat
wet volftrekt uitfluit; uiaar.raeu k^n ten minften uit hem zien,
dat eene ganfche menigte Tyriers en Sidoniers naar Cefarea is ge-
komen. Zy kreegen eenen Hoveling , blastus geheeten , op
hunne zyde, die zo veel uitwerkte, dat de Konfng hun, op ee-
nen bepaalden dag, gehoor wilde vcrieenen, en, op het Theater,
waarop men fprak in fteden, die zulk een hadden, eene rcden-
voering tot hen houden , het geen toen in trein was , en gaarne
volbragt werdt. Josephus zegt, dat 'er, by agrippa's komst,
een Feest ter eere van den Keizer i^oor hknden was, en dat by,
om daaraan meer luister te geeven, fchouwfpelen heöft laatea
vertoonen, waaroj) veele voomaame perfoonen ter bywooninge
gekomen waren., en dat op den tweeden dag deezer fchouwfpe-
fen het bewuste ongeval gebeurd zy. Dit ftrydt niet met Lucas
verhaal. De Tyriers en Sidoniers konden wel gekomen zyn om
de fchouwfpelen by te woonen ; maar daarenboven nog een by-
zonder oogmerk gehad hebl^n. Lucas zegt veel in weinige woor-
den, op eene wyze, waarin men geen zweem vindt van iets ver-
zonnen te hebben. Josephus heeft zich gewis bediend van het
Berigt van een Joodfchen Schryver , waaruit hy het gcwigtigfle
overnam; maar ïieeze wist niet van 't.ftaatkundige in dat geval,
en roert aUccn de fchouwfpelen aan, die hy.mogelyk afkeurde,
en ten deele hieldt voor de misdaad, om welke agrippa van god
ireftraft werdt: maar tucAS, toen leevende, en twee jaaren daar
na te Cefarea komende, hadt daarvan naauwkeuriger berfgren.
Op den doodlyken dag verfcheen dan de Koning, volgens lucas,
ineen koningtyk kleed, d'.t is, in ftaatzlekleedercn , 't geen alte
jn zich bevat, en zo goed gezegd is als josephus breedvoerige
om-
VAR FLAVIUS JOSEPHUS. ^79
halven eene zwaare suchc, en gevoelde op dat oogenblik
zyn
omfchryvingf waarvan by zich meermaajen In zulke gevallen bc^
dfent. Een kUed geheel en al van zilver 9 dat is» van zilver ge.
weeven (Drap d^argent) kon niet wel zulk eene aandoening
verwekken » als by hem vermeld wordt. En den Koning zo
vroeg , by 't opgaan der Zon , op de Spreekplaats te zien ver-
fi:faynen , en eene redenvoering te doen , luidt mede vreemd.
Pe Taal, die josephüs ons opgeeft, van het toejuichende Volk:
dat z'j hunnen Kmin^ tot n»g tóe maar als eenen Mensch enz.
18 te lang : een toejuichend Volk houdt Zich niet op met lang^
re<Jenvoeringen. Lucas geeft het veel korter en natuurlyker op :
€en ftemme Gods, en niet eens menfchtn! Dus veranderde jose-
phüs deeze korte toejuiching , om zich fi^rlyk en fraai uit re
drukkcT , en , al zegt hy dr:ar in geene onwaarheid , hy houdt
zich niet ih'pt by 't gebeurde. Hy en lucas ftemmen
daarin overeen , dat de vleiery den Koning behaagde. Josephus,
zegt MicHAELis, drukc dat uit in fraai Grieksch\ lucas zegt in
half Hehreeuwsch ; dAt hy Gode de eer niet gaf , en voortgaande
met Hebreeuwfche fprcekwyzen, laar hy volgen de krankheid,
ifon ftanden aan Jloeg hem ten Engel des Heer en , dat \s , god
aelf ftrafte hem , waarin josephüs oveneenftemt. Maar lucas
b^yaalt de foort der kwaal, die de ander alleen noemt felle py-
nen^ die de ingewanden aantastten: want hy, als Geneesheer,
heeft ongetwyfeld die ziak naauwkeurJger nagevorscht, en daar-
om dus gelbhifeevcn, dat hy van de wormen gegeeten werdt. — >
Met het overige behoeven wy ons niet op te houden, alzo lu-
cas het zelve , als niet behoorende tot zyn verhaal , onaange-
roerd g^aaten heeft. Alleen moet de Uil van josephüs oog in
aanmerking komen. Zou hy dien Vogel voor den Engel des
Heeren aa^^gezien hebben? Agrippa, volgens 't berigt dés His-
toriefchryvers , kreeg hem niet in 't oog , cf bemerkte ter/hnd
Wil 9 dat die Fogel de voorboode van zyn onheil was , gelyk hy
tertyds van zyn geluk was geweest. Dk ziet op een geval door
JOSEPHÜS alvoorens verhaald; naamelyk, dat een dergelykc vo-
gd zich digt by agrippa op eenen boom vertoonde, toen hy
op TiBBRius bevel met ketenen was gekluisterd , en een Duitse f^
fterrewichelaar hem daaruit veel heils voorfpelde, maar te gelyk
*ef by voegde , wanneer hy denzelven weer zou zien , binnen
vyf dagen te zullen ftcrven. Nu , Stegt josephüs , zag agritpa
dien wederom , en gaf derhalven eene 'zwaare zugt. Maar \s de
ferïchyning van déezcn Vogel eene hlstorffche waarheïd? Gan
de Uilen in vroegen morgen zitten in de verblindende ftraalen
der Zion? Bleef deeze vogel bedaard zitten aanhooren, al het
handgeklap des toejuidienden Volks , zonder weg te vliegen ?
Of hééft God den aart van denzelven in dat punt des cyds ver.
an-
aSo ALLB DE WERKEN VAN PLAVIUS jdSEPHUS*
zyn ingewand door felle pynen aangetast. Daarop zich
tot zyne Vrienden keerende , zeide hy : „ Ziet hier den
„ geenen , dien gy voor onfterflyk uitfchreeuwt , op *t
3, punt van te derven , en deeze onvermydélyke nood zal
„ Ü tot eene fpoedig^overtuiging uwer leiigentaale die-
,9 nen. Maar men moet zich naar goos \\nl fchikken.
„ Ook heb ik zo niet geleefd ^ om berouw van mynen
„ (laat te hebben , en behoefde niemands gelukzaligheid
„ te benyden." Deeze woorden gezegd hebbende , voel-
de hy dat zyn pyu toenam. Daarop droeg men hem naar
zyn paleis , en 't gerucht verfpreidde zich , dat hy op
fterven lag. Ook hielden zyne vinnige pynen niet
op> maar rgkten hem op den vyfden dag uit dit leeven»
in 't vlereuvyftigfte jaar zyns ouderdoms.
anderd , om agrippa een voorbeduidfel van *t naakend onheil te
gceven? Dan waartoe zou dat wonderwerk, of die voor/J5el-
lii g gediend hebben? t)us denkende, wordt gods IJer weinig
gehandhaafd. Laat ons niet langer hierby toeven , maar alleen
aanmerken , dat josephus , weetende bet bygeloof van Grieken
en Romeinen , en hoe zy van de voorfpellende Uilen dachten,
zyn verhaar opzettelyk naar bunnen fmaak plooide, en eenen
' met verfcheenen Uil daarin vlogt; ten zy men dcnke, dat die
Vogel vermeld wordt door den Joodfchen Schryver, \vaaruit jo^
SEPHus dit berigt heeft overgenomen ; maar dan zyn zy beiden
even bygelooVig, of josephus, zo hy anders dacht, is een flaafsch
lïitfchryver."
Aanmerkelyk Gevolg van tent Spina Ferao/a , of zogenaam*
de Been^Eefer van het Os Femoris^ "ffaargenoomcn en ge*
neezen door j. n. sbbdÓrpp , Chirurgyn der Stad Weesp.
TeAmflerdam by j. c. sepi> , 1786. In gr. 8vö. 13 blaaz.
Deeze Waarneeming verdient de aandacht der Heel-
kundigen. Zonder de minde opfchik verhaalt ons de
Schry ver den oorfprong van het gebrek , de toevallen , die hy
daar 'by waargenoomen heeft 9 als mede de gunftige poogilt-
gen der natuur, ter bevordering eener gelukkige geneezing.
Uit deeze Waameeming zien wy wederom, hoe niet zel-
den de geringde oorzaaken de hevigfte toevallen kunnen tea
gevolge hebben ; maar wy leeren daaruit tevetis ook , hoe «
vooral in Ziekten van het Beengellel, de natuur beftendig
werkzaam is, om de verlooren deelen wederom te herRel*
len, wanneer flegts de Heelmeester behoedzaam genoeg isj
haar in deeze heilzaame poogingen niet te beletten*
MARSILLI, BESCHRWING DER ZEeN. 28I
Natuurkundige btfchryving der ZeBn ^ door lodfwyk fer*
DiNAND Graave van marsilli, Lid van de Kotiinglyke
Academie der fVeetenfchappen te Parys. Met Plaaten^
In *s Gravenkagc by de Compagnie 1786. Beha/yen het
Vooryferk^ 216 bladz. in gr. Folio.
Genoegzaam gelykiyiHg met de Franfche uti|?ave van dit
Werk, in *c jaar 1725, is 'er ook eene Nederdwitfche
Vertaaling van het zelve ter drukperfe gebragt ; doch een
fameuloop van omftandiglieden heeft de openbaare afgifte
deezer Vertolkinge tot heden vertraagd. Nu zj^n 'er y
geduurende dat tydsvcrloop , veele nieuwe ontdekkingen
in de Natuuriyke Historie , ook roet opzigt tot de voort*
brengzelen der Zeen, gedaan : en uit dien hoofde kan 'c
niet wel anders zyn, of eenige opmerkingen van den Graaf
van Marfilli (in 't afloopen der voorige en *t begin der
tegenwoordige £euwe gemaakt,) moeten op laatcre ont-
dekkingen vervallen. Dan desniettegentlaande behoudt die
Werk zyne weezenlyke waarde , vcrmids de waarneemin-
gen van den kundigen en opmerkzaamen Graaf over 'c
algemeen wel gegrond zyn , en veele byzpnderheden in
een iuist licht ftellen. 's Mans hier mede byge-
bhgte nafpooringen zyn gefchikt onder vier Hoofddeelen,
waar van het- eerfte gaat over den Boezem of het IJedde
der Zee , het welk hy befchouvvt , zo niet opzigt tot de
ondericheiden oppervlakten, welken het gehad heeft by
de eerfte formeering van den Schepper, als met opzigt
tot de byvoegzels en verminderingen van de oude en
nieuwe ftofFe; flaande tevens gade, volgens Welke orde de
lloffen , die deeze deelen zamenllellen , onder elkander
vermengd , en van welk een onderfcheiden aart dezelven
zyn; midsgaders de gefteldheid van de lugt , op onder-
fcheiden diepten , in ver|?elyking van die , welke wy op
aarde ontwaar worden. Het tweede Hoofddeel levert ons
zyne herhaalde proefneemingen met het Zeewater, inzon*
derheid betrefiènde deszelfs koleur en fmaak , oók in ver-
gelyking met Put-, Fontein- en Rivierwater; by welke
gelegenheid hy verfcheiden proeven aan de hand geeft,
wegens 'het zout , en de bituminenze ftoffen , welken aan
bet zeewater een zouten en bitteren fmaak byzetten ; als
mede over den aangroei van den tarter aan verfcheiden
lichaamcn in 't Zeewater ♦ doch minder dan in zoete en
mineraaie wateren op de: Aarde. In het derde Hoofddeel
.iLD££L.N«ALG«L£TT.M0«7. V luu-
tl8ft MAftSILLI ,
handelt de Graaf over de beweegingen des Waters ^ zo diie
ontdaan uic geregelde ftroomen, mitsgaders uit eb eo vloed,,
als die door verauderlyke winden van minder of meerder
fterkte veroorzaakt worden. En eindelyk behelst bet vier-
de Hoofddeel des Autheurs, waarneemingen omtrent de
Plancgewasfen , die de Zee oplevert , welken by tot drie
hoofdclasfen brengt, als zynde weeke, houtagtige of (leen*
agtige PlantgewasfeiT. Van ieder deezer Ciasfen beft^ryft
hy eenige foorten» met eene ontvouwing van de voornaam •
ile byzenderheden > welken, wegens derzelver gedaante,
m»akzel, zelfftandigheid , aart en de wyze, op welke zy
groeien, in aanmerking komen: bovenal laat by zig, met
opzigt toe de laatfte Clasfe , in *t breede uit over het Co-
raal en de Madreporen. Wyders is hier aan nog gehegt
eene Verhandeling over de Bloemen, Vrugten en Zaaden,
die, volgens zyne waarneemingen, in eenige Zeeplanten
gevonden worden; waarvan hy, uit ieder der drie opee-
melde Ciasfen, eenige voorheelden bybrengc. • ~ Ter
ophelderinge en nadere aanwyzinge van het voorgeftelde
dient eene Kaart van de Golf van Lion; als mede eene by-
zondece van de Kust in dezelve , tusfchen Caap Canaille' ea
Gaap Croifette ; benevens e^ige profils of gezigtsftaoden
van den bodem der Zee , in de Golf van Lion ; zynde alle*
inzonderheid betrekkelyk tot die plaatzen , alwaar de Graaf
van MarfilH zyne waarncemingen te werk gefield heeft.
Hier bV komen nog etlyke Tafels, behelzende herlraalde
waanieeniingen , wegens de lugtsgefleldheid op verfcbillen-
de plaatzen en diepten der Zee: wegens de onderfchetden
zwaarte, coleuren enz. van 't Zeewater , als mede van de
Put-, Fontein, en Rivierwateren, omtrent den oever der
Zee gefchept ; en een Tafel van agrervolgende waarheemin-
gcn, betreffende de Eb en Vloed in de Haven van Casfis,
in Provence; als mede eene afl>eelding van des Autbeurs
toeflel , gebruikt tot het filtreeren van Zeewater , door
tuinaarde en zand. Dit maakt te zamen een twaalftal van
Plaaten ; en voorts gaat des Autbeurs befchryving van de
Zeegewasfen nog vergezeld van veertig Plaaten, die ons
de afbeelding der verfcheiden foorten van &egewasfen »
door hem ontvouwd , onder 't oog brengen.
's Msns kundigheid , in 't ganfche beloop van dit Werk
doordraaiende, heeft den fchranderen Boerhave reeds ge-
noopt , om de Franfche uitgave te bevorderen , en , in eene
aanpryzende Voorreden , den Graave van MarfUli den wel-
verdienden lof, van wegens deezen synen arbeid, te laateit
toc-
toekomen s ook btyvei> de naarilige beoefenaars der Na*
tourijke Historie , zetfs , niettegeaftaande de laatere ont«
dekkingen, dic Werk nog bedendig boog agten. — ^ Om
'er, tot een voorbeeld der uiivoeringe , eene byzonderheid
uit over te neemen ^ welke geene aanwyzing van Piaaten
vordert , zullen wy ons bepaalen tot 's Graavea opmer*
king, over den aangroei van den tarter aan verfclieiden
fichaamen in 't Zeewater; waar over by ons, Aa van het
zout en de bitumineuze ftoffen gehandeld te hebben , het
voigende nrededeelt.
„ Men kan, zegt hy, uit het voorverhandelde , beflui*
ten, dat het Zeewater van natuure een lomer en lym heetr,
die 't zelve bequaecn maeken , on> veranderingen in den
boezem te ffiueken , en of fchoon ik in de Zee een groot
getal van fleenagtige gewasfen , die uit\verkzels van zont
en bitumen zyn, ontdekt bèbbe, ben ik egxer altoos van
gedaitteu geweest , <lat die vergadering van nieuwe ftoffe
zeer langzaem gefchied, en dat zelfs (te tyd daarvan een
Sedeelre veiilind ; want anders zoude de verklelnini; van
en Boezem , zedert zo veete duizent jaeren » ongetwyfeld
overftroomingen , of nieuwe openingen in 't vaste Land
veroorzaekt hebben. En een onderzoek deswegens
by my gedaen, kan tot een proeve (trekken van myn ge«
zegde , dut die ophoopingen van tarcer en fteenen , niet
dan allengskens, en zeer langzaem in 't Zeewater aenge*
groeit zyn. Ik zal dat vergelyken by de aflegging van de
taner en fteenen , die ik in de Rivierwateren ontdekt heb*
be. De eerfte proefiieeroing is gefchied in Nedcr-Croatien,
tn in 'c Rad van Karelftad, in Boheemen.
,, Ik nam een touw van deftig vadem , zynde hng ge-
noeg om de diepte, op die plaets der Zee, door my ver-
koorcn , te bereiken , en knoopte aan 't zelve , op ieder
vadem lengte ♦ eenige koorden , aan welkers einden ik
itukken linnön , laken , leer , beenen , hoornen van ver-
fcheidc dieren, veelerhande droog en groen hout, met en
zonder fchors, daer aen dorre bladen, en groene takken
met hunne bladen, vast maekte;*de takken waeren van
Myrrbe, Rosmarin- en Laurierboomen. Aen 't einde van
't doorpende touw hong een zwaere fteen, om 't zelve
op de verkoren diepte van dertig vadem te doen zinken ,
en alle die aen de koorden hangende ftoffen in hun be*
feoorlyke ftant re doen blyven , waerin die geftelt wierden.
Het touw was boven water aen een rots gebonden , dog
na vyf weeken tyds geraektc bet zelve door de ongeftui»
^ Va mig«
a84 marsclli ,
migheid der baeren los, en zonk na de grond , (tuitende
iius de Tchikking van de verrchiliende dieptens, die ik ten
opzigte van die onderfcheide in 't water hangende Lighae-
men poogde waerteneeroen. F gier befloot ik het touw
dus op den grond der Zee , gedurende den tyd van drie
inaenden, welke termyn ik daer toe bepaeld had, telaeteo
leggen, om te zien, hoe groote quamiteir tarter zig aen
de gemelde ftoffen konde hegten; als ook op welke die hec
meeste zoude begten.
5, Na verloop van dien tyd liet ik het touw met yzere
hacken opvisfchen , en die in 't vaertuig opgehaelt en aen
den oever gebragt zynde , bezigtigde ik het zelve , en
vond alleenlyk op de Myrteblaeden een dunne fchors van
tartcr> van een vleeschcoleur , roet wit doormengd, ook
Z9g ik in 'de kerven van de fchors van eeni^e andere (luk-
ken houts kleine bolletjes ^ van een ascha{;tige lymige (lof,
en bedekt met een wit taei vlids. Op alle de andere (lof-
fen wierd geen de minfte zakking befpeurt.
„ Ik onderzogt de zeer dunne fchors van tarter , die
zig op de Myneblaeden in drie maenden tyds hadde ne-
dergezet, en reekenende na de eevenredigheid , hoe groot
deszeifs vermeerdering na een geheel jaer zoude konnen
zyn, bevond ik, dat de dikte, die van een gemeen blad
papiers moest evenacren, welke met vyfduizend vermeer-
derd , dat het getal der jaeren van 's Weerelds ouderdom
is , knnde die tarter maer een voet dikte in den Zeeboe-
zem toeneemen > en zig verheffen , nadien die tarterftofte
in 't Zeewater van Provence, en andere pïaetfen, waer
70 vee Ie fteenagtige planten groeien , na myn reekening ,
iii vyf j'eren tyds, naeuwelyks de dikte van een duim kan
i',eneemen.
• „ *t Gemelde vertoog doet klaerlyk zien , dat de zoete
en minerale wateren , welke langs het oppervlak der aer-
de needervlieten , fchoon zeer ligt van gewigt zynde, eg-
ter veel meer tarterdeelen , dan 't Zeewater, in zig bevat-
ten, nadien de minerale wateren van Karelftad, in Bohe-
men ^ binnen weinig dagen , de blaeden en vrugten met
een korst, zo dik als de helft van de rugge van een mes,
overtrekken , en dat die in drie of vier jaeren tyds de
houten gooten geheel (loppen , waerdoor dezelve in de
Ontfangers, ten gebruike van de kranken, loopen.
„ Ik hebbe ook 't zelfde befpeurt te Refchiec^en in/t
fchoon en heilzaem water van de Rivier Unna , in Croa- ^
tien , wordende de fiammen van boomen en droge wortels,
daer-
BBSCHRYVING DER ZEëlk 235
^Jaerio gedompelt zynde, aenftonds met een tarterkorst
overtogen, die, by vervolg van tyd, op een onbedenke*
lyke wyze toeneemt , zulks de grond van die droom , waer
in 't verfcheide watervallen gemaekt heeft, van dag tot
dag zig verheft.
„ Byaldien de Natuur in eén gelyke graed de Zeewater
ren met die tarterftoffe vervult hadde , zoude deszelfs boe-
sem 9 aen ongemeene veranderingen ondenvorpen, .gedui«
rende den loop van zo ve^le Eeuwen, waerfchynlyk ver-
fchrikkel^ke overftroomingen veroorzaekt hebben , 't geen
men te ligter zal kunnen gelooven , 'als men let op ^dien
hoop van allerhande vaste lighaemen , die ik, van 't za*
roenilel van den Zeeboczem bandelende ^ afzonderlyk ge-
meld hebbe , welke ongetwyfelt tot die wanorde .2;^udè
meedehelpen-
„ De tarter, die ik op verfcheide lighaemen in Zee hei
fpeurt hebbe, hadde nooit meer dikte dan van zes duimen^
onder dezelve worden veele aerdagtige ftukken gevonden,
eii dtzelve een ftoiFe, die huö niet eigen is, oniörccken-
dc , heeft de gemelde tarrer maer de dikte van twee iinien.
,, üe Zee bekleed gnerne de drooge lleeiiftruiken , die
als dan hunne fchorsfe afwerpen , met de tarter, waervan
wy hier melding doen , 't geen dezelve , by de Oiiderr^
de naera heeft doen erlangen, van plantgewaslcii met Heen;
of onrype Corael, bekleed, hebbende die tarcerfchorsfcn ^
welke ten deele of in 't geheel die gewasfen, aen dezelve
niet eigen zynde, bedekten, by hun onbekend geweest. .
„ Men kan uit dit betoog befluken , dat *er in .'t Zee«
water, fchoon dus zoutryk en zwaer van bitumen , als
ook voedende een zo groot getal fteenagtige plantgewas*
fen , na de evenredigheid .veel minder tarcerdeelen gevon-
den worden , als vvy in de zoete wateren des Aerdryks
ontdekken.
,, 't Is te bewyzen , dat de gemelde tarter uit het zout,
dat men in 't water tot een zeekerc graed befpeurt, voort-
komt, nadien in de plncifcri, alwaer 't wgter door de men-»
ging der Rivieren minder zout is , zo veel zakking nieC
fevonden word, *t geen klaeriyk blykt aen de moud vaa
ort Miou, alwaer die fraeje linie -van tarter eindifït, wel-
ke zo aenzienlyk is om deszelfs grootte , znmenftel , ca
verfcheidenheid van verwe'; en zig langs de geheele Klist
van Provciice, met het Zeewater, waoneer't Uil wéér is,
gelyk zynde, uitdrekt; dan fchynt dezelve aan die Haven
komende» en de onderaerdf'* Rivier naderende , welke door
V 3 des-
886 MARSILLI, W66H|IWI«0 DER ZEëW.
deszelfs uitloop de zoutjgheid des waters veel veroiiodeit,
geheel afgebrookeii te weezen in de geheele tusfcheowyd-
te^ alwaer de Zee vaa haer zout berooft wor4."
- — ' ■ — ■ ' _
DcJM, door Anonymus Bt^lga; pares narcimur, pares mo-
rimun Tc bekomen te Alkmaar by Maag, Amjl. by ds^
mestc Boekyerkoopers enz. 17816. in gr. 8vö. 167 bïadz.
aar men thans bezig h % de oorzaaken der rampen ^
waaronder ons Gemeeaebest gebukt gn^t^ op te fpoo*
ren , en de middelen onzer herftelling te wikken ea t9
Ï reegen; is 't zekerlyk meer dan ty4y dat ()p Burger vol-
omea verlicht werde , dac men hem op bet rechte fpoor
brenge, dat men hem zyne eigene waardigheid, gevoeg4
by het gezag zyner wettige , bem zelven vertegenwoordi-
gende. Overheid, doet kenaeo en onderrchejden , en te<p
vens onder het oog brengt , wat deel van zyne waardig*
beid hy , tot zyne eigene veiligheid , ongedwongen heeft
afgedaan , en wat deel hem overUlyft , opdat hy zich gee»
ne te grootc verbeelding van zyne macht , noch te gerin-
ge van zyne waarde, vorme. Ter bereiking van dit oog-
merk , heeft de vernuftige Schryver van dit Werkje zyno
medeburgers voorgelegd den aanvang, voortgang en tegen-
woordigen ftaat der rechten , en 't aanzien van een ge-
deelte hunner medeburgeren , boven ben verre verbeven,
én over den aart deezer inftelling eenigie aanmerkingen ge<
waakt , die mogelyk de waardy der nieuwigheid hebben
zullen, en die ten minften, uit hoofde van *t gewicht der
i:aak , en den nadruk der voorftellingen , eenige aandacht
verdienen.
Na vooraf het begin en voortgang df r roaatfchappy, en
de daaruit voortfpruitende oiigelykheid der ftaaten by 't
mcnfchelyk geflacht te hebben aangetoond , vangt de Schry-
ver zyne Verhandeling aan met een onderzoek naar den
oorfprong van den Adel , en doet ons zien , dat meu even
belagcbelyk den oorfprong des Adels als dien van de Wa«
penen, of Gefl^ichtmerkeo , van al te oude tyden ophaalt ,
en dat het zeer waarfcbynlyk is , dat de AdeJ uit geene
verdieuden , uit geene vrygeboorte , uit geene Concesfie
dea Burgerftands, ja in den beginne uit geene gunst
van Vorden , is voortgevloeid ; maar dat de Adel zicti
$e|ven Adelyk gemaakt , dat is te zeggen , een meerder
lanslw in een erflyk fecht verwisfcU , zich zelven als;
edd
DE ADEL, 1>böK ANOKYAIUS ,BELGA. ftgj
edel bcfcliouwt , en dk him geroelen dén èllendigen weer-
loozen Burger in de Leenheerlyke tyden opgedrongen heeft.
De Leenheerlyke tyden dan , tyden , die wy ver-
foeijen, 't fcbandelykfte tydvak van 't menscbdom, - — .
ais de grondlegging des Adels vastftellende, gaat onze
Scbryver verder na , het begin van derzelver uiifluitende
Rechten tot de Rqgeering , waaromtrent hy drie dingen
Ml overweeging neemt ; als het deel , dat Adel of Ridders
in de Regeering hadden in de vroegfte tyden » bet
recht dal zy 'er in bleeven behouden in laatere ^ en — -
nit *t onderfcheid van tyden en Kegeeringen, de gegrond-
heid van haare tegenwoordige pretenfien , welker weder*
kg:ging konelyk hierop uitkomt. „ '£r zyn geen Ridders
,y in^cr, dus is 'er geen Ridderfchap» De Adel,
„ wettig genomen , is geene ftand van Regeering aiecr^
jj wyl onze Regeering by Reprsfentatip is , waarin nie-
9, mand voor zyn perfoon alleen Souverein is. ' £n
^ 'er by den Adel , van wegens het platte Land , geen
„ Concesfie van haare ftem en rechten, geene Com*
,, misfie noch folemneele door 't volk , of wat nog
„ meer is , door 't platte Land , bekrachtiging; van hun
„ recht tot de Regeering, van hunne ReprcBlentatie
„ plaats gehad heeft." Ën de gevolgtrekking van decze
korie opgaaf wordt dan natuurlyker wyze deeze:
„ de Edelen bejdtten hier te Lande iets , dat hun nim*
„ mer gegeeven is, — - iets, waarvan de langduuriae bc-
„ zitting nimmer door den wil , door de ftem van 't volk
„ bekrachtigd is. — En zulk eene bezitting noemt
„ men eene üfurpatie."
In een volgende Afdeeling beweert de Scbryver, dat de
Adel ftrydig is met de Conftitutie van ons Gemeenebest ;
dat dezelve Rechten ingenomen heeft , die haar nimmer
gegeeven zyn; dat dezelve aanloopt tegen de egaliteit^
eene der grondwetten van eene vrye maatfchappy , dat
dezelve aanftotelyk is in een Land als het onze , en dat
zy door haar voorBeeld en invloed meestal voet tot pracht^
overdaad en bederf in de zeden gegeven beeft , waarop
hy verder nog eenige redenen laat volgen , om het nutte-
looze en fcbadelyke van die inftelling by ons aan den dag
te lejtecn.
„ Maar,, zegt hy , wat baat 't ons, dat wy het kwaad \
zien , de uitwerkfels gevoelen , zo ons moed en krachten
ontbreeken cm het zelve uit te roeijen. Beter ware Iret dan^
over zyn eigen lot en omftandigheden altyd blind geweest
V 4 te
ft88 DB ADEL
te zyn ; ten minden waren twee dingen daar by te win*
nen geweekt, de onbewustheid v;m onze ellende, en de
Ichande, van dezelve kennende, ze niet te verbeteren. —
Dan vvy bemerken dezelve; 't inconftituiioneele , 't fchaa*
delyke ; *i onnodige van Adel en Ridderfchappcn wordt
ons aaniicwezen; .wy zoeken, .wy reikhalzen naar de Vry
heid, en 'er word ons voorgelegd, dat, zo lang 'er Adel
in ons Land is , dat Land nimmer vry is , noch genoemd
kan worden, is *c nu onze plicht , van ze te handhaven,
of van ze te verwerpen.*"' ' Om deeze vraag te
beantwoorden, moet men, zegt de Scbryver, voorzichtig
/ te werk gaan ; de zwaarwichiigheid van de (lof eischt
zulks ; 't geldt niets minder dan de aanweezendbeid van
't eerAe Staaislid van drie , en 't aanzienlykfte van vier
Provinciën.
En om hierin naar orde te werk te gaan , moet men,
hoofd voor hoofd , de mogelykheid , de billykheid en de
nuttigheid van eene dergeiyke onderneeming wikken ea
, weegen. Kan men den Adel uit ons Land verban-
nen ? Mag men zulks doen ? -^ Zoude zulks
den I-ande nutti.:; zyn? ïsyn drie gewigtige vraagen»
tot welker beantwoording de Schryver vervolgeus over-
gaat , en na deezen taak afgehandeld en aangetoond te
hebben , in hoe verre eene Natie gerechtigd is , (derzelver
Regeerin« met haar eigen heil niet meer overeenkomende,)
de Conftituiie te zuiveren, te verbeteren, ja te verande-
ren , gaat hy de redenen na , die Ridders en Edelen zou-
den kunnen bybrengcn , om de uitvoering van de vernieti-
ging hunner Order te keer te gaan ; te weeten, do oudheid
van die Order, en 't gewigt van hunne dienden; en ook
betrekkelyk deeze (lukken , de nulliteit van de pretenfien
van den Adel beweerd hebbende , komt de gevolgtrekking»
die de Schryver uit dit alles afleidt, hierop neder, „ dat
„ Adel en Ridderfchap , inconftiturioned , fchadelyk ea
„ fchandelyk zynde in ons vrye Gemeenebest , kunnen ,
„ mogen, en moeten vernietigd worden.*'
Schoon deeze Helling zekerlyk zeer fterk en violent is',
verdienen echter d»is Schryvers aanmerkingen over dit fluk
onre aandacht en overweeging , te meer , daar hy voor
een alweetend God verklaart, geen één Riddermaaiig Edel-
iDün, uit hoofde van zynhuishoudelyk bellaan, particu-
liere fiimenleeving of omgang , te haaten , en 'er zelfs geen
rede toe te hebben ; doch dat hy , als een vrygeboreit
Burger I bet zkh eQu pligc rekenc» de redQUQUt waarooi
hy
DOOR ANONYMUS BBtGA. ^g^
. hy hunhe gantfchc Order voor 't Vaderland aU drukkende
acht , Nederland ter beoordeeltug voor ie leggen.
.Dan het is van niet weinig gewigt, te kunnen weeten,
of het geene , dat men op nieuws aannccmen «mide , te
verkiezen is-, boven dat geene, dat men verwerpeji wilde.
Uit dien hoofde neemt de Schryver in eene volgende Af*
deeling in overwecging , boe men , na de extindlie def
Ridderlchappen , eene Repraefentatie voor den Landbe*
wooner zoude fchetfen kunnen , i^eer overeenkomende met
de grondbeginzelen vap eenen welingerigten vryen Boimec^
ftaat ; en van zulk eene opterichtene Reprjefèntative Re^
geering voor het platte Land , heeft hy een nieuwe fchetft
opgegeeven ; het aan anderen overlaatende , om dit zya
plan niet allcea te. verbeteren , maar zelfs tot volmaaking
te brengen.
Ten befluite van dit Werkje, is hier • bygevoegd een
Brief, over den hoogmoed en de pretenfien der zogenaam-»
de Patrice-geflachten , wien nuen , volgens den Schryver,
nog een minderen graad van waardy moet toefchry ven dan
den Adel , om dat zy geene rechten , geene gewaande
zelfs , kunnen bybrengen , om dezelve ccnigermaate te pal-
lieeren. Ën om dit te bewyzen, toont hy aan, dat *er in
onze Provinciën gqene Patriciërs, dus- ook geene Patrice»
gcilachten te vinden zyn. Ziet hier zyne betoogen.
„ Wat waren Patriciërs? In Rome, zegt hy, waren zy
die geenen , die overgebleven waren uit de oudtte gcilach-
ten der Stad, welke romulus, by derzel ver (lichting, vaa
anderen, minder in aanzien , afgezonderd had, om daar-^
uit door ieder Tribus drie Raadsheeren. te doen kiezen, en
welk getal van Patrice-geflachten eerst door tüllüs hos-^
TiLiüs , met de aanzienlykften uic de overwonnen Alba-
niers, vermeerderd is, tot dat tarqojnius de Oude het
getal der Raadsheeren, en dus der Patrice-geflachten, op
driehonderd gebragt heeft, die in vervolg van tyden, door
uitfterven van Familien als anderszins verminderd , by
verfchiUende gelegenheden nog grooter in getal vermeer*
derd geworden zyn , waarvan de allerondfte Majêrum gen^
tium^ de voïgendt Minorum gentiumj genaamd wierden*
„ Het aanzien en de rechten der Patrice-geflachten in
Rome waren groot , zelfs zo verre , dat zy , die door
TARQDiNius den Ouden , en daarna door junius bkütus
tttt het volk tot Raadsheeren gekozen wierden, eerst een
foort van veradeltng ondergaan moesten. Ën hoewel men
daarna dadelyk Raadsheeren uit het volk. koos ja dat
V 5 zelfs
^ .BB AVEV
t^ AWlut de cftNSoft dt Kmdeira derVrygeoiaakren iii«
gang tot de Raadzaal gaf, jbleef ecbtei 't aanzien der waa'*
xc ^oude Patrice-|;ieaacht«n merkefyk uitblinken boven dgt
der nieuwi aang^omene; zo vene eelfs» dat de Orde der
Patriciërs een gantfche afzondering van de rest van het
Romeinrcbe volk in zich behelsde» b^welk door voor*
lechten van uitertyken praal zich bevestigde, en nog neer
daardoor , 'dat een iedier uit de Burgerlyice geflacbten zich
eeu Patroon uit de Patriciërs tot synen befchenner kiezen
moest , .waardoor zommige Pattic^geflachteo zo boog to
aanzien eeftegen zyn , dat men de Siciliërs onder de be-
firtaenning van die van 't gedacht iran marczllus , de
BixoBaooes, onder die van fabius^ de Koningryken van
(^yprns en Cappado^ciëfi , onder cato y.en de £ooonieii*
fers , onder antoniüs , gezien heeft
,^ Voegt by deeze aanzithlykheid^» die Tan Rome en Ro*
nes Regeering; voegt bierby, dat Rmne raeestereslè des
bekenden Aardbodems was; en erkent dat een aflcomeling
van de oudde geflachren dier Stad , die de waereld zelve
wetten ftelde, een afkomeling, die blinkende eenyteU en
de beeltenisfen zyoer voorouderen , ais een recht boven
anderen , mogt omdraagen , die tot den ingang der Raad*
zaale op bun voetfpoor gerechtigd viras, een man van der*
gelyk aanzien fchynt geweest te zyn» dat men 'er zich
naauwlyks de iiitfteekendbeid' van kan voorfiellen.
. ;,, 'Er waren Patriciërs, 'er lyn 'er nog, 'er zyn zelfs
Patriciërs , die , met minder aanzien dan die by de oude
Romeinen , meerdere rechten fchynen te bezitten. De
Edelen in Venetien , die kidaar de Aridocratie uitmaaken ,
zyn Patriciërs ; zy zyn gerechtigd tot de Regeering van
hun Vaderland ; dus ziet men de Adelyke geflacluen van
Bern met recht voor Patrices aan ; dus heeft men Patrices
in veele Duitfche Steden ,* dus telt men aanzienlyke ge«
flachten in Braband en Vlaanderen > die , uit hoofde van
bunne geboorte, tot de Regeering gerechtigd heeten; dus
kan man de Ridderichappen in ons i^nd onder de Patri*
eiêrs met recht optellen.
^ Nu vraag ik dan eens aan hem , die zyne vyf zinnen
tot zyne dispofide heeft, welke sdyhenis 'er zy tusfchen
de opgenoemde Romeinfche, tusfchen de opgenoemde he-
dendaagfdie Patriciërs , en die van onze Stads Regeerin*
gen? Wat het aan7ien betreft, men vergetyke deze)i«
met die der Rcmieinfche ; wat hunne rechten aangaat, men
fieUe ze over tegen die (ter aanweezende Patricc geOacfaten
ia
DOOR Affomruos ntoK. tgt
in vreemde Landen; men gaa nt« wat die wartn, «n iiog
heden syn ; men iie welke rechten de onsa bezitten , ea
meu sal ras moeten bekennen , dat 'er geene Patrices by
ons (en Gode ly dank) te vinden zyn»
Verhandelingen , uUgegee^n do9r tkyler's iwcede G^
naotfchap. VjSdc Stuk. Tc HaatrUm *y J. Ënfchedé
en Zoenen , en J. van Walré Junior , 1787. In gr^
quarso 215 i/ads^ .
Men «laakt hier mede door den drnk gemen ccna Ver»
handeling, over den Nationaalen Smaak van de HoK
landfcbe School , in de Teken- en. ScbiUerkuost , mge^
field door roblamo van byndbn, Kunatichilder te Tmi
aad wien de gouden Eerprys is toegeweeaeni , op deeze
2yne beantwoording der Vraage van Teyler's tweede Gei
DootTcbap; welke aldus luidt. ,^ In hoe verre de Natio^
^, naaU Smaak van de Hollandji^ School het doelwit def
,, Schilder en Tekenkundc htx&kt ^ en aan derzelver veiu
19 eischte beantwoorde ? Ais mede hoe verre dezelve
•,9 Smaak « door het beftudeeren van het Mtique^ en van
I» de werken der Kunftenaars van andere Schooien ^ zottw«i
^, de kunnen verbeterd worden." > Ter beaiitwoor*
dinge hiervan fchikt de KunstGchilder zyne Verhandeling
in de volgende «M'de. ,, Ik zal (zegt by,) eerst het waa^
19 re weezen der kiuist en van den fmaak verklaaren. -*^^
^9 Dan zal ik alle de bekende Europifche Schilderrchoo*
39 len, en de daarin meest beroemde nieesters op een be«
„ knopt «tafreel voordellen. ~ Hierna zal volgen, een
9, onpartydige vergdyking van de beroemdfle werken der
yy bekendfte meesters van de HoUandibhe tegen die def
,, andere Schooien, en de daaruit volgende bepaaüng vaii
9, den waaren fmaak en trap der volkomenheid van de
99 HoUaudfche School in de Schilder- en Tekenkunst ;#eii
99 eindelyk in hoe verre de Nationaale Smaak van dit
,9 School , door het beftudeeren van het Antieke , e» ét
,9 werken der kundenaara van andere Schooien, zoude4uil^
^ nen verbeterd worden, met de daartoe, myns oordeels^
9» gepaste middelen." ■ De kundige van Eyndem
behandelt ieder deezer afdeelingen met ved oplettendheid |
en geeft wel byzonder een naauwkenrig verflag vati ^t gem
aan ieder der beroemdfte Meesteren in de onderfcheiden
JScboolen by uitftek eigen is } het weHc hem tot een jgirnid-
llag
tg% . VKRHANDELINOSN .
ftag verftrekt , om die van de Hollandrche School by die
der. andere Schooien te vergelyken, waarop 4iy dan voorts
^yne aanmerkingen vestigt over 't geen ter verdere vol-
maaktheid vereischc worde, en de middelen, welken ten
dien einde met vrugt werkftellig gemaakt zouden kunnen
worden. De liefhebbers deezer fchoone kunfte zullen t'o-
v/:r reden vinden j om 's Mans arbeidzaamiyid in dit ftuk
dankbaar te erkennen, en zyn onpartytlig oordeel over de
Hollaodfche School is 2eer wel gefchikt , om een algemeen
genoegen te geeven. Zie hier hoe hy zig dewegens uit-
laate*
. ,, Daar het utt de igefcüetfter kunstkarakters , en de wer-
ken der meesteren^ uit>»de onderrcbdde* Schooien, en de
nadere vergelykingéii >. gebleeken is ^ dat de Italiaanrcbe
School, in de meeste^. en de Franfchc School in eenige,
deelen der ktjnst , de jHollandrche School overtreft ; zo
blykt de oagégrondheid der verheffing, op eenen al te par-
tydigen yver voor de eere onzer Schoole gegrond , door
den H^er rhynvisch r&mi ,an zyne Verhandeling tr^er
U Heldendicht^ in eene aantekening onder bladz, 5* over-
genotnen , „ «ils of de haliaanlche kunftenaacs niet' konden
^y'jdm modellen der. ondheid affchetftn ,' niet dan met ee-
^, ne flaafTche opmerkzaiamheid de, overblyfaels van het
,i oude Rome nabootzen. — « — de Franfcben nier dan
9, valicbe ideaalen , de gedaante voor het 'lichaam af heel-
al den; terwyl de Nederlanders de natuur volkomen wis-
„ ten te fchilderen , en die. alleen waare Schilders hebben
^ voprtgebwgt ; en de Franfcben en EngcMchen zig niet
9, fchaamen onze Schilders en Tekenaars na te volgen.**
Mpar aan de andete zyde , daar 't ook gebleeken is ,
dat onze School verfcheide kiinften;iars heeft voortgebragt,
welke zig toegelegd hebben, om het ongemeene, het gioo-
te en fchoone , ook door.historifche en verhevene onder-
Wierpen, voor te Itellen; zo vervalt de bitfe en partydige
aafmerking , die de anders kundige keynolds , in eeue
Redeovoering over (kn grpoten ftyl^ te Londen Xw 177 y^
fehottden, op. de Holianciiche School gemaakt heeft; waar-
in hy hoofdzaaklyk zegt, „dat de Neérlandfche Schil*
^, ders , in hunne Ibort > 'voortreSyk zyn ^ maar dat zy zig
9, belaglyk maakén , wanneer zy eene algemeene gefchie-
9, denis op hunne eigen bepaalde grondftellingen boawen
^, willen , en groote voordeliingen uit de laa^heid van hnn
„ 'karakter afleiden.", 't Is , naar myne gedagten , klaar
geblfiieken » dat de Nedexlandfche School over 't algemeen
de
VAR TEYLER's* TW£BDB OEKOOTSCHAP. apj
de Engelfche verre overtreft, en dat de Engelfche School
alleen , om eenige voornaame kunrtenaars, in aanmerking
komt, en thans nog als in Eaare geboorte is.
„ Uit de rangfchikking, waartoe ik de Schilders van de
Vaderlandrche School gebragt hebbe, is ook duidelyk te
zien, dat de Franfche kunsirichter , de Abt du bos, en
anderen, door partydigheid yoor hunne Natie, of door ge-
brek aan kundigbeicf van den toeftand der kunst in ons land,
de HoUandfche "School te onregt befchuldigen, als of wy
gecne andere kunftenaaren bezaten , dan die , welken zig
coeleiden , om de veragtelykfte en laagfte bezigheden van
't gemeende foort der menlchen voor te ftelleu, en kunftig
na te fcbilderen.
^ „ Nu zal 't niet moeilyk zyn , om op de^ gelegde gronden
vast tt ftelJen , en duidelyk te bepaalen den waaren Natio-
naaien Smaak van de Hüllündfche School , in de Schilden
en Tekenkunst^ die, ten aanzien van de keuze der onder-
werpen, in welken na te volgen zy zig geocffend heeft,
blykt te zyn de voorftelling van allerleie voorwerpen uit de
natuur, en in alle deelen der kunst, zo verre die onder 'r
bereik der navolging vallen kunnen; en, ten aanzien van
de wyze , op welke zy de fchoone en verhevene natuur
hebben zoeken voor te (lellen, blykt, dat zy daar toe eene
nauwkeurige tekening en uitdrnkkiog, zo verre dezelve uit
de fchooufte natuur , zonder het denkbeeldig fchoon der
Antiquen^ kan verkreegen worden, met een allernatuiir-
lykst koloriet, licht en bruin, gepaard aan de kunftigfte
uitvoering , en de volkomenheid van het werktuiglyke der
kunst , bezit : en , ten aanzien van den trap der volkomen-
heid, welken zy in beide die opzichten bereikt heeft, is
gebleeken, dat de fmaak der Italiaanfche Schoole den on-
zen in de meeste deelen, en de Franfche, in zommige dee-
len, overtreft; doch dat de onze boven den Duitfcben,
den Zwitzerfchen en den Engelfchen füiaak, in de voor-
naamfte vereischtens der kunst, verheven is, als men (leges
eenige nog leevende meesters uitzondere, waarover ik my
niet breeder heb kunnen uitlaaten, om dat ik, volgens myn'
plan , tegen dezelven geene nog loevende meestere van de
Hollandfche School heb kunnen vergelyken.'*
Wyders heeft de Heer van Eynden , in de. manier van
Belagen ^ aan Jeeze zyne. Verhatideling no^ gebegt eene
ontvouwing van 't geen men in de Schilderkunst het Cos-
tuum noemt, met aanmerkingen over deszelfs in agt nee*
den en verwaarloozen. Verder eeue verkUaring van eeni-
ge'
ft94VBI^HAlfDRLmGÉ1!r VAN TEYLBIt'S TWÈËDË CÏ^TOOTSCBAP.
ge anders min bekende woorden in de Schflderkunde. En
eindelyk een berigt van , met nevensgaande aamnerkingen
over. bet beroemde Alcaarftuk v^n RAPHAëL, in de Kerk
van Sf. Bitter in Montorio ^ verbeeldende de gedaantever-
andering des Zaligmaakers , en eenige daaromtrent vooi^
gevallen omllandighéden » zo als die door de Euangelisten
befchreeven worden : welk (luk de opmetkzaamheid allef
Liefhebbers tot zig trekt.
He Hctdendaagfchc Stoicjn ^ door den Heer w. b« ds pbr»
PONCHER.. ie Utrecht by de Wed. J. van Schoonhoven^
1786. Behahen het Voorvferk ^ 297 l>ladz. in gn ^avo^
E ene opmerking op het voortreffelyke in de gefpfekken
, van EPicTETüS 9 heeft den Heer de Perponcher aan*
leiding gegeeven tot het opftellen van dit Gerchrift. „ Oe
„ meeste voorfchriften van deezen Wijsgeer , zegt hy ,
99 fcheenen mij toe, zoo verheven te zijn, zoo wel, met
y^ de beste leer, die des Ëuangeliums, te flbrooken, dat
9, het jammer ware , xlezelve niet te zuiveren , van dti,
„ geen , 't welk 'er mee ftrijdig is ; en dus de uitnee-
^ mendfte Wijsgeerte der Oudheid , met de beétere en
^ volmaaktere leer des Christendoms , als in één licbaaot
^ te vereenigen.'* Met dat oogmerk heeft hy de voor-
Rellingen van EpiSetui ten ondcrwerpe zyner overweegin'-
ge genomen; zig, nu min, dan meer, bepaald aan dezel*
ven gehouden, die uitgebreid, befcbaafti, min of meer,
daar t noodig was, tegengegaan, en vereenigd met, of
overgebragt, tot de Euangelieleer. In dien ibaak behan-
delt hy , by manier van Zamenfpraaken ^ eene reeks van
zedelyke onderwerpen , of zulken > die een onmiddelyken
invloed , op het vormen van een braaf ziedelyk charafl'er,
hebben. En deeze ontvouwt hy , op een welberedencfcr-
den trant , in vertrouwelyke en leerende géfprekken , in-
dlervoegCy, dat de uitvoering zig door de verfcheidcnhcid
veraangeiiaame, en zeer wel gefchikt zy, om des Leezers
aandaet gaande te houden. Tot eene proeve van 's Man»
fchryiwyze , tn deezen , diene de volgende ^ameofpraak
van PHiLOMETRON en thbophilds, over denjver\ tothe$
maaien van vorderingen^ yereischt.
„ PH. De kinderen deezer ^aareld^ ze^t de mond der
Wtmieid j zijn voorztgtiget dan dt kinderen dei Ifchfr^
in
W. >• DB PËRBONCem XIBDmi>AA08CIIE STOICYN. d^5
j« haar» gsfiaehtc. (a) En in de daad, indien wij, die
bet licht zoeken , on& op den grootën taak , die ons is
voorgeftdd 9 möt denzelfden ijarer , toeleiden 9 waar mee
de Üeden der waareld hnn doel bejas^en , dan eerst zou-
den wij groote vorderingen maaken kunnen* Ik ken een
aan , z^gt bpictbtus (^) , reeds verder in jaacen gevor*
deed» dan ik, en die ttasns Opziener der feevensmiddeien^
te Rome , is. Eertijds gebannen > doch Tedert te rug ga-
loepen , trok hij door deeze plaats , en gaf mij een be-
aueL Welk een verflag d^edc hij mij , bij deeze geleegei»*
Jieid 9 van zi^'n voorig leeven ! en boe plegtig beloofde ^ij^
dal Jhij» eens te Rome te rug gekeerd, voor *t toekomen-
de» op niets meer denken ,zou, dan hoe, 'c overfcbot zij*-
ner dagen » in rust en vreede, door te brengen! Want,
zeide bij, hoe weinigen fchietcn mij 'er nog over! Zeer
wel, gaï ik hem ten antwoord, maar dit voomeemen zult
gij niet vol6rengen. Want na^uwlijks zult gij de lugt der
ftad van verre rieken , of dit alles zal terfkond vergeeren
zijn» En kjunt gij eens weer toegang, ten hove. verkrijg
gen, juichende en de Goden dankende , zult gij 'er btn*
neo tieedenv" ,, ëpictztus!" voerde bif mij te gemoef>
^ zo gij mi j ooit een voet, ten hove, zetten ziet, denk
„ dan van mij wat gij wilt.'* — — Maar wat was *fc ge*
volg ? Eer hij nog de ftad binnen trad , werdt hem een
briefje van casar. ter hand gefteld ; terilond vervteogen
alle zijne beümten ^ in rook , en federt heeft bij niet op*
gehouden , zigzehren de eeiie beflomuiering , na de ande^
re y op dea haia , te haaien. Zo diep zit <fo begeerte naar
bevordering, in hun hart , geprent. Zo* gereed zijn zij,
daaraan alles op te offeren , daartoe alle poogingen , alle
zorg , alle moeite , allen arbeid aan te wenden. •
Maar » mijne vrienden 1 zouden wij nu wel het zelfde
doen ? Zou wel ééne uitnodiging , ééne vermaaning van
onzen leermeestec ,. ja van veel hcff^v , dan onzen
leermeester » dan casnk , dan alle de Vorften der waa«-
xeki, ons, in gelijken ijver,, doen ontbranden; ons dus al
bet overige doen vergeeren, alle onze rust, aile onzever^
naaaken , alle onze overige bedoelingen doen ter zijde ftef*
ten?
„ Th. Neen zeeker, de kinderen deezer etnw zijn , gew
lijft
Ca) Luk. 16: 8. (V) The Works «ƒ BPiCTETüS tfênslatei hy
HJZABBTH CARTBZ» VoL I. Ch. X. p; 4<$.
t96 W. E. jm PEllPONCHBR
lijk voorzigtiger, dus ook veel ijveriger en (tandvastigeT)
in hun opzet, dan wij, in *c onze.
„ Ph. Ën egter welk een onderrdieid , tusfchen den
kring, waar in zij weritzaam zijn, en den grenen, waar
in wij werken willen ! Want denk niet , dat fchoon wi]
ons hier, oet de enkele berchouwing der wijsgeene , bee<*
zig houden, en dezelve aanprijzen, wij daarom onze leer*
liugen , van een werkzaam leeven , willen aftrekken. Zijn <
jiiet in teegendeel alle onze bedoelingen, alle onze beoef-
feningen daar heeuen ingerigt ,. om hen en ons zelven te
leeren , hoe wij , in eiken kring des leevens , in eiken post,
in elke omftandigheid, moeten werkzaam zijn? Kies der*
halven wat gij wilt : een meer afgezonderd en befchouw'
lijk^ of een meer gezellig en werkzaam leeven; plaats u,
in den vreedzaamen kring der burgerlijke beroepen , of in
den hoogeren , doch rustverdervenden kring van Staats*
of Krijgsbeflier; bepaal u , binnen den niilen omtrek van
uw huisgezin , of waag u , op de ruime en zoo dikwijls
(lormagtige, zee der groote maatfchappij; overal zal de
waare wijsgeerte, de wijsgeerte, die wij zoeken, u voor-
fchrijven , hoe gij , in elk van deezen , naar de voorfchrif-
ten van plicht, eer, deugd, natuur en Godsdienst, zult
werkzaam zijn; hoe gij, overeenkomilig dezelven, den u
opgelegden taak volbrengen , en u daartoe alleen bepaalen-
de , al \ overige laaten vaaren zult. Wat mij betreft ,
vervolgt EPicTETus, wanneer ik des morgens opdaa, be«
moei ik mij terllond met het in order brengen der dingen,
die ik mijnen leeriingen heb voorste houden, en wanneer
dit gedaan is » en ik vervolgens ook dit werk daadlijk heb
verricht', dan bekommer ik mij in geenen deele , met de
wijze hoe anderen hunne lesfen inrigten , hunnen taak vol-
brengen. Is dit mijne zaak? Mijne zaak is nu, na vol-
bragt werk , mijne rust te genieten.
„ Wij « en de waareldling moeten dus wel even gelijk
werkzaam ziin , even gelijk alle onze poogingen , ter be*
reiking van ^t ons voorgeftelde doelwit , infpannen ; maar
verliezen wij, mijne vrienden, daarbij nooit uit het oog,
hoe verfchillende ons doelwit, van 't hunne, zij; en wat
'er uit dit verfchil , ten aanzien der verplichting en aan te
wenden ijver , voordvloeie. Den ganfchen dag zijn de
waareldlingen beezig met te verzinnen , te bereekenen en
té beraadflaagen , hoe zij tot magt , aanzien en invloed
zullen opklimmen , . hoe zij deeze of geene bevordering
zullen bejaagen , hoe de begeeving van dit of dat amp^
ver*
HEDSMOAAGSCHB STOICYN. flp?
wrkrijgen , hoe zig de gunst van deezen of geenen aan*
Eienlijken verzeekeren , hoe deeze of geene fomoie g^ds
winnen ; of wel hoe zij best hunne, feesimaaltijden zullen
inrigten^ hoe zij hunne vermaaklijlcheeden zullen vernfee«
ajigvuldigen » verwisfelen en vernieuwen , hoe zij hunne
grootheid en pragt zullen aan den dag leggen , en den
bewonderenden omdander in de fcheemerende oogen doen
llraalèn* Wij daiircnteegen bejaagcn geenen ijdelen fchijn
of praalerij , maar hoe wij ons in de daad , en ook wan*
neer niemands oog op ons gevestigd is , grootmoedig ,
deugdzaam , wijs , getrouw en gqdvrugtig zullen gedraa-
gen; hoe vnj leeren zullen, van welk eenen aart het ge-
:el en bedier deezer waareld zij;#welke plaats wij in de
aaneenfcbakeling van '^ Heelal bekleeden ; boe wij ons 9
in die plaats , moeten gedraagen ; wat wij zijn , waartoe
wij zijl) geroepen ^ waartoe beflemd , en waarin dus ons
weeze/ilijk geluk en ongeluk geleegen zij; hoe wij ons zeU
ven zullen volmaaken ; hoe onzen eventnensch ^ hoe 'c
menschdom nuttig zijn; hoe de gunst van den Opperheer
der geheele waareld winnen ; hoe ons weezenlijk en be*
ftendig geluk , in deeze leerlingfchap , in 't waare leeven ,
't welk ons, in hooger kringen, wagt, verzeekeren. Ver-
gelijk nu deeze beiderlei bedoelingen , vergelijk de beweeg*
redenen , welken zij ons aan de hand geven , de vrugten »
welken wij *er van te wagten hebben , en zeg mij , wie
van beiden , de waareldling of wij , meest , tot het in-
fpannen van alle zijne poogingen en krae:ten , verbonden
Zij ; voor wien van beiden het fchandlijkst zijn zou , in
ijver , te verflaauwen , en den voorgeleiden taak te ver*
waarloozen ? Ja wat men , van ons , denken moet , in-
dien wij ons , in den onzen , met minder ijver en voor*»
aagtigbeid, dan zij zig^ in den hunnen, iLwijten?'*
Jfeékrlandfche Reizen , ter beyorderinge van den Koophandel f na
de meest afgelegene gewesten des Aardkloots ; doormetigd wet
vreemde Lotgevallen f en menigvuldige Gevaaren^ die de Nedet"
iandfche Reizigers hebhen doorgeHann. Met Plaaten, Elfde
Deel. Te Amfierdam 5y P. G>nradi , en té Harlingen by V.
van der Plaacs» 178ÓW In gr* oSavo 143 bladz.
T^it Deel bevat vyf aanmerkelyke Reistogten ; te weeten , die
*^ van N. de Graaft langs den Ganges, van *t jaar i6ó8 tot
167»; de gevaririyke togt en fchipbreuk van H. haivci, met de
gevolgen ^an dien, ^eduurende oe jaaren 1653 -1669; het G»-
U, DEEL, N. ALG. LETT. NO. 7* X ZanU
tg% NEDBRlANDSCKB RetZEN* *
Eantfchap van P. tfe Goyer et\ J» Keyzer. na China i ïn de ja»- .
ren 1655-1657; öar van B, ^«re, j. van Ouwfen en C. Nnhie,
aan den Onderkoning van Eckyen ^ in de jaaren '1662-1644;
en dat van F. vnn Hntm , Raad en Thefaurler van Indie , na
China 9 in de jaaren 1664.^» 1665* . (n dee^ Reisirerhsalen ,
bchalvcn dat de drie laacflen ons een verilag geeven< van de
herhaalde ^oogïngcn der ^Maaifchappy ,, om een' vryen Koopban-
. del in China te vestigen, dat ons tevens verfcheiden byzonder*
heden, daar toe betrckkelyk, voordraagt ♦ vindt men, meer dan
wel in anderen , etlyke ben geen van b'nnenlandfcbe togten , dic
ons de inwendige gelleldheid digr Gewesten eenigermaaie lee-
rcn kennen. De togc vaii N, de Graaf, langs den Gan-
ges • dien wy bcknoptlyk zullen volgen , Rrekke hier van ten
vo<:)rbeeIde.
Tc Raiavia last ontvangen hebbende , tot het doen van een
togt na Bingale i' Z'2\U\c hy, aan den mond van den ^:aiig:s ge-
komen zyn-^c , d:e rivier op , en kwam voor het HoIIandfche
Kantoor Otgy voor anker* Het omliggende land aldaar is zeer
aangenaam , en behooit onder de vriigtbaarftc flrceken van A? e.
. Üp'l^st dcp;.Direktcii!S vertrok hy van daar na het Kan-
toor Casfombofar ,/ en vond decze vaart Jangs den Ganfies aeer
vermaaklyk, als leverende het gezigt van cenc reeks van bloei-
èndo dorpen. Alhier werd hy belast de rivier nog boo-
ger op te. vaaren tot aan Paina ■ - * In de eerfte dagen v n
zync v arr zag hy nicis dan geringe dorpen; beter pnthaal had-
den zyne oogcn , by zyne aankonis: in de Stad MaxudA'^t . die
tamelyk groot en volkryk is,, bloeiende daar den koophandel der
ingezetenen , dic vooral een uirgcbreidcn handel dryven in zy-
éen en " andere ftoffen. Voorts zag hy verfcheiden vlekken e»:
dorpen aan de beide oevers van den Gangen, eer hy te /?rt^i-
M^ha kwam ; eene flad , niet minder merkwaardig , om haare
iirtgebrcidheid , en van wegens de menigte der waarcn, die al-
daar te koop geveild worden. De Hollanders hebben hier cgti
Kantoor aangdeldt 't geen <*gier niet veel betekent. De Gt^»/^
zyne reis vervorderende, kw m eerlnng aan den uithotk van
B'veirav(^i's dus genaamd, om dat aldaar de eerde uitfleekendc
hoek des bergs is, wiens voet tot in dan Gan^es uirfpringr.
Deezc hoek is geheel bedekt met geboomte, omler't welk een
klein dorp, met eene Karavenzera, of herberg, voor den rei-
zenden man, lljrt. Boven Binf^ntiirex voer hy vooiby vcrfchci-
dtai dorpen; omier dezelyeo deed men hem opmerken G'nif*par^
faas , vermaard om de menigte Smeederyeo en Timmerwerw«i :
'hier worden verfcheiden foorten van Vaartuigen gebouwd» Ver-
vol 'cns vond by aan den iweecien uithoek , f^anthf genaamd ,
een klem dorp, aan 't welke eenige tuinen paalden. Patri^ati ^
de derde uitAeeketide hoek des bergs , beftaat uit eene ftetïe
rots , van den top des bergs tot in de rivier daaleiide. Ast»
den
dtn y{erden« of Uatften -uirboekt Jmi^irn^iensi^móf v^rioonden
zich eenige wooningen en tuinen. Doch he- me.kwairdigfte
van dien uuhoek Is cene groote rou» vierhonderd fchnèicn van
den oever gelegen, in de gedaante van eene halve niaui » be.
neden zeshonderd , en boven tweeduizend fchrccdcn over *c
k:ruis: aan den rivierkant is dezelve Acil en volArukc ont02gang-
lyk ; doch aan den landkant effen. Onze Reiziger verkoos den
weg van hier na Gcr^att te voet af te leggen « als zynde dit
eene aangenaame wandeling. Gorgau is een tamel}'k groot
dorp. By hel zelve ligt over den Gar.ges een flcenen bryg , die
V gehouden wordt voor het werk van den waereldbefaaniden.Tfl-»
mninnn\ dezelve is niet minder dan driehonderd fchre^den lang,
rust op acht boogen, en wordt aan wecrzyden door e^n acht:
kan igen toren verdeedigd. Na zyne bark te rug gekeerd , cii
nog verfcheiden dorpen voorby gevaaren zynde , kwam hy aan
de fraaie aanzienlyke Stid Monghoi. Zy heeft de gedaante -va»
een boog t welks fnaar de Oangts is ; en bedaat van hec eene
einde des boogs tot aan het andere een omtrek van t^aölfdüi-
zend vyfhonderd fchrcedpn. De Graaf tckcndv» dit aan , nis inc«
de hat geul der poorten en kleine to'-ens , nevens lien affland
tüsfchcn dezclven, en andere merkwaardigheden. Dan dit, hoe
omz'gtig ook gedaan , werd door de Wagt ontdekt ♦ en zulks
baalde hem een doodsgevaar op den habs, het welk Iiy, naa 'c
doorftaan veeier jnoeilykhedcn , egter nog gcKkkiff omkwam.
Weder op vrye voeten , en in V bezit van ^ync Bdrk;,hcrfteid
zynde, zettede hy zyne reis voort na Pa^na. Gcduurende dee«
ze (chcepvaart zag hy, langs de pev^fs van den Ganj^r^s , ccne
menigte groote en kleine dorpen. Ten.laatfte trad hy. a<m Ind
by bet dorp iFarpha , en vervoegde, van daar zynen weg , langs
den oever, na het paleis van ^tstakan, Nabab van Péanr. £in«
dclyk kwam hy in de voorftad van Paina « van waur hy eed
bekoorlyk gezigt 0|;i de Stad zelve had. ^ Een Bmjaan geleidde
hem na bet Kantoor der Hdlandfchc Maatfchappy; en de Raad
van Patnê behandelde hem zeer heuschlyk.
Deeze Had, zo bcroeind van .wegens baaren koopli^;)de], ligt
aan den <Aui/;u; de reden deezer liggingc, gelyk. dfe van Z'jcr
veel and<4rc plaatzen, is, om dat de Indiaanen, a.-^n du w;itcFen
dier riviere eene buitungeme^ne heiligheid en kragt .toefchry»
vendc, dua te bekwaamer gelegenheid h(;bbcn, om '«r x'g da-
geiyka in te Wasfc^en en te baaden. PêXua wordt gedf.Ja door
een groot en öerk Kasteel , omringd van Bolwerken , met to*
rens beplant. Men ziet *er pragtige Moskeeën, Pagoden, tui-
oen en fraaie burgérhuizen. Om tegen de zwaare oiwAiroomin-
gen van den Ganges buiten zyne oevers beliosd te zyn, is de
ft:d op eene hoogte gebouwd. . Van den oever klimt men met
twintig, dertig, en op zommige pl^atzcui veerig i^%*dên na de
X 2 Stad;
300 NEDEJiLANDSCfïË RCI2ËV.
Stad ; a^n de Landzyde heeft zy eene men«gte Rcdouten en
Torens, die, e^tcr, meer tot Heraad dan ter befcherminge die-
nen. Midden door de geheele ftad loopt eene brcede ftraat, die
bykans geene andere bewooncrs heeft , dan allerlei ambagtslie-
den en kunftcnaars, die hier h«nne werkplaatzcn en tevens hun-
jie winkels hebben. Deczc breede ftraat wordt, in de Ie gte,
doorfneeden van zeer veele kleinere ftraaten , zommigen van
welken in het veld , en anderen op den Ganges yitloopen. fn
bet boogfte gedeelte der (lad ontmoet men een ruim plein , 'r
welk tot eene Markt dient; wyders een zeer (choon Paleis, in
»t welk de Nabab zyn verblyf houdt , en eene groote Keitera »
of Beurs , in welke de Kooplieden , van verfchillendc Natiën »
te zamen vergaderen, om *er hunne goederen te koop te veilen.
Onze Reiziger ontving, geduurende zyn verblyf te Patfutf
een brief van den Diredeur Sanderuy , die hem met ongeduld
verwagt.e te Soe.fPtif of Chiopera. het uiterfte Kantoor welk de
Maatfchippy aan 'den Ganges bezit. Dit bewoog hem , ftraks
zync reize verder voort ie zetten. De rivier hooger opvaaren-
de, vond hy het land allerwegen volkryk, tot aan de plaats,
alwaar de vermaarde Moskee Monrra fta :t, van welke men
hem zo vecJe wonderen had vcrlaald. Op zig zelve is Mortcra
een gering dorp, omtrent eene halve myl van den Ganges ge-
legen, 't welk flegts van eenige arme werklieden wordt be-
woond. Weleer wa? het land hieromflreeks eene woesiyn.
Maar, zo als de overlevering luidt, en hier te lande gerrouw*
lyk geloofd wordt, een vermaard F kir, of Indiaanfche Heilig,
Jha-Xfoncra genaamd, vernomen hebbende de natuurJyke vrugi-
baarhcid vto dat gewest, ^t welk geene andere bewooners, dan
tygers, wolven en wilde honden had, vervloekte dat gedierte,
verdreef het door de kragt zyner geboden, ert bouwde 'er eene
kleine Kapel , in welke hy veele wonderen verrigtte. Dewyl
het gerugt zyner heiligheid veele lieden derwaarts lokte, en
hem eene menigte aalmoesfen aanbragt , vond zyn bediende,
naa 's Mans afly vigheid , in zyne Kapel , zeer veele en aanmer»
kclyke rykdommen; en deed , voor dezelven , ter zyner ge*
dagtenisfe , eene pr. gtige Moskee bouwen , die vervolgens voor
eene menigte Fakirs tot eene woonplaats diende. Niet ver van
dezelve ftaat nog eene Moskee, doch kleiner dan de voorgaan*
de. Men ziet aldaar een flecnen Elefant , houc'ende in zyn
fnuit een Adelaar: ^e kragt van dit dier tegen blikfcm, donder
en (lorm winden , wordt hier zeer hoog geroemd. En rondom
deez© pi :ats krielt het gcftalig van Fakirs , ö\c den Pelgrims
himne vcrdichtz:!is zoeken op re dringen, en door zogenaamde
gotivrugtIf>:e bedriegeryen veel gelds af knevelen.
Efndelyk kwam .'<• lirnaf te Saéfira , en vond den Directeur
Sandnuf in een kwynenv*ei> (laat i doch bet gelukte hem zvne
r- KEDBU.ANOSCHE RBIZSN. : 3QX
gtnee^ng te bewerken. (*) Het Kantoor van Sofpra is alleeri-
lyk aangelegd tot den inkoop van Opium en^Salpeter , welken
men in deezen . oord in groote menigte vin^t. Het gebouw'»
deor de Hollanders hier geliigt , ligt aan den Ganges » is een
langwerpig vierkant 9 hebbende op eiken hoek een toren : het
kan aangemerkt worden als befiaande uit dne onderfcheidéti
gebouwen. Naast het eerfte ligt een fraaie tuin; het middelde
eebouw bevat bet pakhuis en gemaklyke wooningen voor de
Beftuurders; het derde is het werkhuis, in 't welk de Salpeter
bereid en gezuiverd wordt. — — Onze Reiziger. ging vervol^
gens, deezen togt voltrokken hebbende , te Tcheep na Perfie;
doch dceze reis had» door eenige belemmeringen » geen voort-
gang; hy verbleef nog eenigen tyd in de Indien, en nam ee^-^
lang de terugreize na 't Vaderland aan.
(*) Deeze flcepcnde ziekte v?ii den D^reé^r Sanderüs .Hd aanleiding
gegeeven,-coc bet bevel dat éle Graaf te Cêêfambafar ontving, om liooger
op ie v:isrcn ; mi^n hoopce dac de dikmaals foeprucfile kundigheid van dê
Gracf^'dlQ een ervaarcn Wondheeler was, "hem van incer nuts zoude zyn,
ótin de voorige vrugtloos anngewende geneeswyzen. En tevers weid hy
ter dier gelegenheid verzog:, zyne bekwaamheid in het tekenen, op dicA
uit (lap, m *c werk te flcüeu, eii grondtekt;jiii)$;<.n te vervaardigen van (le-
den , paleizen . kasteelen en andere merkwaardigheden , welke liem zouden
bej^'geneu; dat hem ie Mvnghor zo veel unhci;s op Ucu bals haalde.
Hn Scïtouwtoimeel voêr J9nge Lieden « dcor Mevrauw de C£nlts«
Uit hn Fransch vertaald , door E. bekker , Wod. D , wolff»
J^ee DeeUn. In *s Oravenïtage öy J. van:Cleef, 178A Be--
halven het Voorbericht 934 hlüz. in gr. e&avó.
■ • -|. •
]l(f€vrouw de Genlis biedt hier mede der Jeugd aan» eene veè.
^ * zameling van leerzaame Schouwtooneelcn , wdken by uiN
fxsk gefcbikt zyn , om deselve te hoeden t^^en buitenfpoorig*
beden 9 eq tot een verfcandig deugdzaam- gedrag op te leiden^
van Waar dit Werk , nevens de andere Opvoedingsfchriften dier
kundige Dame, den jongen lieden met vrugt in handen gegee-
ven kan worden.* In het Blyipel , geiyteld de Gevaaren der
Waereid , wordt de Jeugd gewaarfchuwd tegen eene verkwis»
tende leevenswyze, waartoe ze ligtlyk verlokt kan. worden,
door gehoor te geeven , aan verleidende përfbonen. De twee
volgende Tooneelllukkeo y de.P^erftandige Man en iet Port/r m
of de Edelmoedige Minnaars t fchetfen het verfchillend cbaraAer
vao onkuifche Min 9 en zuivere Liefde , terwyl ze ons tevens
het loflyke van een verftandig en edelmoedig gedrag ontvouwen,
/to bedorven Kind tooot het gcvaarJyke der Vleiery, vooral
wanneer de Ouders gehoor geeven aan vleiende Opzigtqrs der
Kinderen. De Marchand^ de Modts is eene Icerzaame pndcr^
X 3 - wys-
:fOa BE CSNLTS» SCHOUWTOONtEL.
wyster, die den Kinderen ;^Ileszins goede leefregels mbbeaemt»
en eene derz3lvcn bovenal de duidelykfte en bondigfr^ lesfisn
.g^( , ter negelini^ van haar gedrag rn een dicnstbaarcn ftatt.
De Reiziger brengt ons onder het oog het befpotlyk charader
<van zulke jonge Leden» die buitenland »cb reizen» zonder hun
verfttndlyk vermogen aan te kwcekcn , en die hun hart zo wéi
.al$ inm verftaod door verwaandheid bederven. Oe Edelmoedige
yyand'Tinen ftrekken ooi het hart tegen de wraakzugt te wspe-
ji^, Z2\{i dan» wanneer men grond fcbynt te hebben» om »
aan te kweeken. De go*ie Meeder boezemt den Kinderen hoog-
agting en gehoorzaamt^d m voor Ouderen, die niet anders dan
bet wclzyn hunner Kindeeeii bedoelen^» en *er alles voor veil
.^ben. De valjlke Vf lenden zyn ter wearTchouwinge aan jon-
ge Lieden , om op hunne hoede te zyn » tegen de aodanigcn*
die *t, onder den fchyn van Vriendfchap , op hun verderf toe-
legeeii. De LinnenvnnkeUerfter verleent zeer goede opvoédings-'
lesien , en geeft een uitmuntend voorbeeld van een recht deugd-
zaam meisje. Een Bfyfpel , de Flefjes genaamd , heeft ten doel-
wit , der Jeugd in te prenten , dit zy de hoedanigheden van
een goed hart en gezond verfland boven de fchoonhcld hebhtn
te kiezen ; waartoe hier de keuze lusfcheh twee zogenoemde
Toverficsjcs in aanmerking komt. Laatsüyk behelst decze Vc-
zameting nog een fllyfpel , de Duif gehecrcn , ter oorzaake dat
ceneDuif, door .^me//jp gelief koosd , een voorwerp der jaloers-
heid van haare Zuster Roftne is; 't welk ons ten Hot tot deeze
leering leidt: „ Oat kieschlieid, die tot wantrouwen overgaat,
#t haar pynigt» die haar voed, en de grgotfte belediging is voor
^, haar, die *er het voorwerp van \s: en dat .men, hier aan ge-
„ dagtig, nooit bdioort te vergee'cn, dat *«r geen viricndrchap
„ kan zyn zonder achting en vertrouwen." Mevrouw
de Genlis bfeft in ieder deezer Schouwtoone^leo de natuur aser
wd in agt genomen» en terwy! ze het jeer;^RQie bovenal in 't
aog houdt • heeft, ze bet hoofdonderwerp Qgier or^edwongea
vereenigt met tusfchenhomendeTooneeien, éie aan deeze ."^tuk-
ken in vede ge\^Ueh cene gepaste Ic^veodigheid byzetten» -
Bhemtjens, Te Jmjlerdam by P. J. Uylcnbit)ek, 1785. Tn gr.
oBavQ 134 bladz» '
T\q uïtfteekende DFchtvermoeen» v.-m den Heer RiHerdyk ,
*^ hoogstvraarfchynlyk de maalcer van de verzameling der Dfchti
ftukkön, onder den^naam van Bhemtjtn's^ hier boven aangekotr-
digd, zyn by alle onbevooroordeclden in die hoogachting, wel*^
ke zy altoos verdienen zullen. Wy wiflcn deeze Dichtftukken
hïct befchouwen uit het oogpunt, of zy in de zcdclyke wacreïd
goed of kwaad kunnen doen; dit daar laatende, i» decz^ buif
• ♦ del
del voorbeeldig fchoon, wat het Dichtkundige betreft. En, met
uitzondering van eenige weinige Stukjes » kan deeze bundel ,
zonder ergernis , zelfs door naauwgezeiten , geleezen worden.
Tot een ftaalrje diene^het volgende, dat, zo öni de^lfs zoet-
vloeijendheid als aartigheid, elks aandacht verdient.
j^s een kleen aanvallig wicht ,
JUet een lachjm op *t gezicht ,
jlan en op myn knieën fpeelend ,
't Lieve mondje tot tny flrekt , .
En myn mond met kusjens dekt^
''k Vind die lieve kusjens Jlreelend*
Als een lang gemiste vrind
Mj na 'r afzyn weder vindt ^
, En my aan %yn boezem drukkend
Met een weik'mistkus onmoett.
Die de plaats neemt van een groet »
'k AV« dien blydcn kus verrukkend»
Als i^ van myn vader wykt
Hn hy my, zyn hart' tsn Uyk\ .
Fan een ftrtcf misnoegen veilig t
t Me^ etn' kus in de armfin knelt ^
Van een'- wjzBn ies verzeU;
*k IJou dien achtbren kus voor hdlfg.
(U^ft myn zustew^ die ik hem •
Opgefiotcn lippen klem,^
My myn* kus in kusjens wedet^
Ottar de gulheid van hct*r* aart
Zich hlymoedig tri verklaart {
^k AJu die eerbre kusjens teder.
'r Kinderkwjen Igua my koel;
yriendfchapskusfcn heeft gevoel i-
*s Vaders kus is eerbicdwskkmd ;
't fusterkusjen toont zich koel ^
Maar het heeft een zacht gevoel »
Naar ontzag en vriew^fchüp trekkend.
Di
304 BLOCMTJENS*
T>f €trft€ kus heeft ütifchuld in ;
De andere houdt vriendenmin ^
Gene^ vaderlyken zegen»
Deze tederheid van *t bloed:
Maar het zieldoordringend zeet
Is in eenen kus gelegen.
Lieve Odilde kent gy dat?
Weet gy ivat de kus bevat f
Die fnet recht een kus mag heetenl
Lieve fchoone l dat gy '< wist I
Dan f waar woorden toe verkwist i
Reik me uw* mond , gy zult ha weeten.
Cejchenk voor de Jeugd. Vyfde Deels» eer He Stukje. Te jh{fter*
dam by J. Allart, 1786. In oQavo 104 bladz.
De Eerwaarde Heeren Maninet en van den Berg hébben dit
Stukje byzonder gerchikt , tot bet mededeelen eener korre
onderrichting in den Natuiirlyken Godsdienst. Zy ftellen zig
daarin voor» eerst, uit de natuur te bewyzen, dat 'er een God
is; dan, aan te toonen, welke volmaaktheden van God ons de
natuur leert kennen; vervolgens, te ontvouwen, welke pligten
ay ons menfehen voorfchryft, mitsgaders op.,welk eene wyzezy
ons dezelve leert betragten; en eindelyk^ na te gaan, welk ge-
bruik wy van deeze kennis , in onzen tegenwoordigen flaat»
maaken kunnen. De overweeging van *t laatfte behelst eene be-
fchouwing der gebreken van den Natuurlyken Godsdienst , en
dezelve doet den Onderwyzer eigenaartig de aindagt vestigen op
de Openbaaring, als het middel, om dit gebreklyke te veigoedeo.
Ter dier gelegenheid behelst dit Stukje voorts nog, in de manier
van een byvoegzel, een verflag van de Openbaaring, vervat in
de Schriften des Üuden en Nieuwen Testaments, met aanwyzing
van derzelver voortreffelykheid en Godlykheid. De geagte Op-
ftellers deezer onderrigtinge hebben de vatbaarheid der Jeugd zeer
y^e\ in agt genomen, en tevens dit onderwerp, met ter zyde-
flelling van het al te ingewikkelde voor de Jeugd, in zyne foort
volledig behandeld.
^ ^ ^
N t E U ÏT E
ALGEMEEN E
VADERLAND SC HE
LETTËK.OEFENINGEK
Zes Leerredenen over den Oor hg; door wylen den Wel
Eerwaarden Heere j. cüiot , in kyen Bedienaar des
Heiligen Euangeliums in de JFalfche Gemeente tot Rot^
ter dam. Uit het Fransch vertaald. Te Amfterdam , by
J. van Gulik, 1786. Behahm de Voorreden ^ Q,%^bladz.
in gr. o&avo.
In dit zestal Leerredenen vestigt de Eerwaerde Guiot een
Godsdienftlg oog op den Oorlog» en ontvouwt de voor-
oaemfte onderwerpen , daer toe betreklyk , uit dat gezichts*
punt; ten einde zyne Toehoorders op te leiden , tot een
indnikbaer bezef van Gods albeftierende hand ook in den
Oorlog , en een levendig gevoel van hunne verplichting,
om hun gedrag » naer die kundigheden , en vereisch der
omftandigheden , te regelen. Tot een tekst voor dezelvea
heeft zyn Eerwaerde uitgekoozen de bekende woorden vaq
Salomo, Spr. XXI. 31. Het Patrd wordt bereid tegen den
dag des ftrjds; moer de Overwinning is des hbbrbn ; en
hy behandelt zyne bedoelde hoofdonderwerpen in vyf ach-
tervolgende Leerredenen, fchikkende voorts zyne zesde
of laecfte Leerreden, ter aenwyzinge van de nuttigheden,
die men uit de voorigen trekken kan. De Eerwaerde
Guita behandelr dit Stuk indiervoege, dat hy een in zyne
ibort volledig zamenfteizel ener Godsdiendige overweginge
van den Oorlog aen de hand geve , en ons op ene oor-
deelkundige wyze onder 't oog brenge, hoe wy de voor*
naemfte waerheden , daertoe behoorende , hebbe te be«
fchonwen, en hoedanig een gebruik wy daervan behooren
te maken. Zyne laetde Leerreden draegt ons de ontvouw-
de waerheden zo beknoptlyk voor , dat wy derzelver op-
gave daeruit zullen mededeelen ; en te gelyk « by d^e ene
of andere waerheid , ene proeve geven van de wyze , op
welke by die waerheden ter nadere betracbtinge doet (Irelc*
ken.
♦, Db bbrstk Waarhei4 (zegt hy) die.wy vastgeftelJ
* IL OBEZ;. N. AtG. LfiTT. MO. 8. Y heb**
3o(J J. CUIÓT
hebben, en die ultdrukkelyk in onzen Text werd te ken-
nen gegeeven , is , dat de Ovcr»inningc is des Heeren. Dat
is te zeggen , dat Ood de Zege geeft aan den eenoi , en
dat hy de nederlaag veroorzaakt van den anderen ; dat hy
alle de gebeurtenisfen van eenen Oorlog beftierd ; dat hy
alle derzelver werkingen fchikt en bepaald; rat hy invloed
beeft op alle de Daadcn van de te^engeftelde partyen; en
dat 2y, zonder zyne toelaating, ot zynen wil» niets kun-
ren volbrengen. Deeze waarheid hebben wy in *t breede
nit de Reden , de Heilige fSclirifi » en door yoorbuUkn
beweezcn.
„ Wy hebben in onze twbkde lebrred&n vastgefteld,
dat de Oorlog , boewei in fchyn aanlopende , tegens de
Wet van God , tegens de gevoelens yan Met^hetykheid ^
en tegens den aart van het Koningryke van Jezus Chris*
tusy egter geoorloofd was onder het Euangdie^ gelyk als
die het geweest was, onder de oude Wet. De voorbeel*
den en de SchriftuurpUützen uit het Oude en uit het
Nieuwe Testament , die wy by die gelegenheid aangehaald
hebben» gevoegt by de Drangredenen , die de Reden zelfs
ons op dat onderwerp aan de hand geeft, (lellen dk waar«
heid buiten twyffeling.
„ Wy hebben , als eene derde Waarheid ^ duidelyk
^eweezen > dat alhoewel God de oorzaak was der Over«
winningen en der Voordeden , die wy op onze vyanden
behaalen, hoewel de Overwinning is des Heeren ^ by egrer
wil « dat de menfcben ten dien einde van hunne zyde dó
noodige Toebereidzelen en Wapenrustingen doen; dat ry
gebruik maaken van alle de vereischte middekn by die
gelegenheden , even of xy haare uitkomst alleen verwagten
moesten van hunzelven , en van hunne poogingen , eo dac
God hen zynen byftand niet toegezegd had.*' Zie
hier het gebruik , dat hy van deze derde Waerhaid ge«
maekt wil hebben.
„ Dat zo zyntle (vervolgt hy) is het duidelyk , dat ia-
een Staat , die zij? in eenige 'Oorlog ingewikkeld viiid^
ieder der geenen, die dezelve uitmaakt, meer of min be-
lang hebbende in de bewnaring en in de verdediging rau
dien Staat, ook met al zyn vermogen het lync moet toe-
brengen tot de middelen , die men in 't werk moet ftei-
len, om een gelukkige uitkomst te verkrygen. Doch
de pligten , waaraan de verfcheiden Leden van een Lichaam
Sehouden zyn, in zodanige gevallen , zyn voor allen met
ezelven , en verfchiUen naar den rang en de& ftaat der
Ingezetenen. stMen
OVER DW OORLOG. 307
. 9, Men kan in alle Staaren » die zig in Ooriog bevin*
1 den , drie foortcn van menrchcn onderfcheiden , waarvan
f elk byzondere pligten voor het algemeen welzyn te ver-
» vullen beeft. Zy, die geplaatst zyn in de Regeer ing; zy^
die gebruikt worden in<le Legers ^^ en zy, die noch Staats^
noch Krygsberoep oeffenen*
„ Wat de eerften betreft , dewyl dat van haare goede
of (legte Be{lierin{[ voornamenlyk afhangt , de gelukkige
of rampfpoedige nitflagen , die de Wapenen van het Volk,
dat zy regeeren , kunnen hebben , zyn zy het ook , die de
kragidadigfte middelen kunnen, en moeten in 't werk ftel«
Jen , om die Wapenen te doen voorfpoedig zyn. —
Wy zullen daaromtrent in geene breede onderhandeling
treeden , eensdeels , dewyl het aan de Overheid zelve is ,
om te weeten» welk gedrag zy moet houden in tyden van
Oorlog , om het welzyn en het voordcel der Volken uit
te werken , die haar onderworpen zyn ; hpt is om dat
men haar vooronderfteld. meer onderrigt dan anderen, dat
TSkcn haar het Beftier der Regeering heeft toevertrouwt:
Un anderen , om dat de voornaamlte Middelen , die tot
het geluk en den roem van een Volk kunnen medewerken»
genoeg bekend zyn, aan alle de geenen, die van hun ge<»
2ond oordeel en van hunne kennis gebruik maaken. Nie-
nand is onbewust , by voorbeeld , dat , in een welbeftierd
Gemeenebest, de Ampten en de Bedieningen gegeven moe-
ten werden aan hun , die het bekwaamde zyii die te be«
kleeden; dat de verdienden aangemoedigd en beloond moe-
ten werden ; dat het geheim der zaaken onverbreekelyk
moet bewaard bly ven ; dat de geldmiddelen wyslyk en ge-
trouwlyk moeten gebruikt werden; dateene naauwe Eens-
gezindheid altoos moet heerfchen onder de Hoofden die
regeeren; dat de byzondere belangens altyd aan het alge-
meen belang moeten opgeofferd werden ; en verder zoda-
nige , andere duidelyke en bekende grondregels , waarvan
de beoeffenins onvermydelyk nodig is , om een Volk ge-
lukkig te maakeo, en in (laat te ftellen, om zyne vyandea
I te wederftaan.
: „ Wat aangaat de pligten van hun , die in de Legers
gebruikt eerden ^ men weer insgelyks, dat de fterkte vnn
I een Krygsmagt niet zo zeer beftaat in het getal der Trou-
I pen , waar van dezelve is zamengefteld , als wel in de (!ip-
y te onderfchikking die daarin heerscht ; in de geflrengheid
der tugt , die men 'er in doet nakomen 1 in de voorzigtig.
beidj^ de dapperheid en de bekwaamheid der Veldoverften;
Y ft in
^ot j. OVtOT
}n de kloekmoedigheid , de btinde gehoorzaamheid en ile
óiuierdaanigheid der Soldaaten, en der mindere BeveHitb-
bers. Het is hier de plaats niet , om langer cff
breedvoeriger daarop aan te dringen ,(♦). Het zal beier
te pas komen te onderzoeken , welke de pNgten zyn van
de byzonderc Ingezetenen^ die geen beroep, noch in bet
Staats noch in het Krygsvreeeen , «raar te neemen hebben-
de , egter kunden toebrengen tot de voorfpoed van den
Staat , waarvan zy een gedeelte uitmaaken , en tot het ge-
luk van haare Wapenen. ^
- „ Daar zyn 'ér tv^ee voornaame , die zy zorgvuldig moe*
ten nakomen , zo zy geen hinder willen toebrengen aan
het geluk , hot wdke zy zelven wenfehen te fjenieten.
„ Het eerfte is, dat zy gehouden zyn onderdaariigtnge*
hoorzaam ie weezen ,'"aan de Regenten , of aan de Mo.
gentheid , van wien zy afhankelyk zyn ;. zig ftil te ge-
draagen na haare oogmerken; zig gewillig te voegen na"
haare Inzichten , zonder zig in te laaien met haar gedrag
te berispen , en haare ondemeemingen te veroordeelen.
. — Üie onvergenoegtheid , die murmureeringen , die
oproerige en halfterrige gefprekken , die men te dikwils
laat ontvallen tegen de Regeering , waaraan men onder*
worpen is , betoonen zoo veel vermetelheid als verwaand'
heid by hun , die 'er zig aan fchuldig maaken. Het is
vermetelheid , te willen oordeelen over het gedrag , dat
men houden moet in deeze of die omftandigheid , wan-
neer men 'er den grond niet van kent , wanneer men niet
weet alle de omftandigheden , dib daar by behooren , noch
alle de dryfveeren van *t Staats- Ca))inet ; waarvan zy al-
leen , die het Roer der zaaken in handen Hebben , kunnen
bnderrigt weezen. Maar wanneer men , zelfs zo wel als
zy , den (laat der zaaken , en de geneigtheid der eemoe-
;deren zoude weeien , zoude het altoos verwaandheid zyn,
'te willen oordeelen over het geen dienftig is te verrayden,
of om beter te doen, dan zy, die de ondervinding, die
'zy van de zaaken hebben , moet afgerigt hebben , van de
wyze waarop men zig moet bepaalen , naar maate dat de
omftandigheden het vereisfchen.
„ Niets
. (*) Zyn Eerwaerde fprak deze Leerredenen uit fn*t jaar 1745.
Byaldlen hy dezelven in de tegenwoordige dagen had voorgt-fteld,
70U hier natuurlyk de BurarArwapemn^r, ook in aenmerking hebben
moeten komen: en even zo zouden hem dezelven, in meer by-
zonderheden , wel eens aenleiding tot ene andere manier vaii
voorftellen gegeven hebben.
OVER DEM OQRLOa. JOf
• ,,tïiets zonde voor «en Staat fchadelyker kannen zyn,
<lan de innerlyke verdeekheden die dezelve vernielen»
vooral wanneer zy zig ter zelver tyd door vyanden van
buiten ziet aangevallen ; dat is , het geen den ondergang
van het vermaardftc en magtigfte Gemeenebest heeft ver-
oorzaakt. Niets daarentegen brengt meer toe tot de vas^
tii^eidy het geluk en de voorfpoed van dien zei ven Sraat,
dan de overeenkomst der Leden met hunne Opperboof*
den^ de gelykheid van inzigten en oogmerken, de over«
eenftemming» die 'er heerscht, tusfchen zy die regeeren,
en zy die geregeerd worden ; overeendemming die beftaat
in de genegenheid en den yver, met welke de Onderdaa*
ficQ zig voegen naar de inzigten yan hunne Overheid*
Het voorbeeld dat wy 'er van zien in een nabuurig Ko-
ningryk, bewyst beter deeze waarheid, dan alle de rede-
neeringen, die men zoude kunnen^ bybrengen.
„ Uit die gehoorzaamheid en die algemeene onderwerping,
die wy komen te eisfchcn -van de ünderdaanen voor hun-
»e Oircrheid, fpruit, Ufi tweeden^ voort een byzondere
/>//^/, waarvan de beoeffening ^iet minder noodzaaklyk
is, om eenen gelukkigen uitflag in eenen Oorlog te ver-
krygen ; beftaande daarin , dat zy geduldig en zonder te-
gempreeken draagcn moeten de Lasten , die men hen
oplegt, om te voldoen aan de buitengewoone kosten, die
men genoodzaakt is in die omllandigheden te inaaken.
Het Geld, gelyk uien weet, is de Zenuw des Oorlo'^s.
Zo dra dat middel ontbreekt , zyn alle anderen of onuit-
voerlyk of zonder vf ugt. ■ Dus te weigeren , om ,
4iaar maate van ons vermogen, op te brengen, tot onder-
houding van hen , die hun Leven bloot fteljen , en die
hun bloed opofferen ter bewaaringe van onze Voorrechten
en vai onze Bezittingen, zoude eene fchreeuwende on-
gerechtigheid zyn, en tegelyk eene groote dwaasheid;
dewyl dat zulks fier eenige middel is, om verdedigers
aan te treffen, die ons bewaaren voor de beleedigingen
van onze vyanden ; en dat , door een gedeelte van *t geen-
naen bezit te willen befpaaren , men zig klaarblykelyk bloot
ftelt aan 't gevaar om alles te verliezen.** . Hier
mede gaet zyn Eervvaerde over tot de vierde en vyfde
geleerde Waerheid, welke hy indezervoege voordraegt.
. „ Als eene virrob IVaarheid^ uit onzen Tcxt afge-
leid, hebben wy gezegt en bewezen: De Heere vergunt
de Zege en de Overwlnnins niet. dan aan hun die de ge^
r^chtiglieid aan hunne zyde hebben; te weeten: aan die
Y 3 gee.
3IO J* GUIOT» aVER DEN OOELOG.
geenen, die den Oorlog uit rechiyaardigc en wettige Be-
^scgrcdenen ondernoomen hebben; die denzelveu voeren
door rechtvaardige en geoorloofde Middelen; en die zeL
ven rechtvaardig en heilig zyn iu hun gedrag over 't ge-
heel, en in hunnen wandel.
,,Ëindelyk, M. T« wy hebben in onze vypdr lbkrrb*
DEN gezien, dat, wanneer God de Zege atn een Volk
wil fchenken, of in *t algemeen eenig ander zyner beflui*
ten uitvoeren , hy niet onmiddelyk door zig zelven werks ,
en door de enkele kragt van zynen wil , zo als by zou-
de kunnen doen, als hy wilde; maar dat by altoos, of
meest altoos, gebruik maakt van Uitvoerders , Werktuigen »
Middelen; é^xï eens meer ingewikkelde, en dan eens meer
'eenvoudige, die hem, in minder of meerder tyd, tot het
oogmerk, dat hy zis voorgefteld heeft, brengen, naar dat
hy zulks goedvind.'^
Leerredenen over vcrfchilhnde onderv^erpen ^ door amgv^
TOS STERK, Leeraar in de Gemeente^ toegedaan de On^
ver ander ie Augsburgfche Geloofsbelydenisfi . te yfmfier^
dam. Tvfee Deelcn. Te Amfierdam^ by de Wed. E.
Smit en A. Mens Jansz. en in 's Hage^ by C. Plaat*
1787. In gr. oSiavo.
t
Toetfe der Aanmerkingen van j. m. boon , Leeraar in de
Gemeente , toegedaan de Otrveranderde Augsburgfche Ge*
loofsbelydenis ^ te Rotterdam^ op zekere Predicatie^ ever
de bev^yzen voor de Leer der H. Drieeenheid. Door
A. STERK, Leeraar in de Lutherfche Gemeente te Am*
ftcrdam. Te Amfterdam^ en in V Hage^ als boven. In
gr. o&avo. 148 bladz.
De Eerwaerde Sterk behandelt in ieder Leerreden , in
deze opgemelde twee Deelcn vervat, een gewigcig
onderwerp, het zy van de Leerftellige of van de Beoe*
fenende Godgeleerdheid; welke onderwerjHen hy door ene
duidelyke manier van voordragt ten klaerfte ontvouwt , en
in een manlyken (lyl ten ernstigfte ter betrachtinge aen.
dringt. Een volgend Deel zal ptis wel gelegenheid ge-
ven, om 'er ene nadere proeve van te verlenen, waar
mede wy ons thans niet wel kunnen ophouden ; dewyl 's
Mans byzondcre omftandigheden ons tegenwoordig als
ouopen, om wat bcpaelder llaen te blyven^ op zyne Leer*
A. êT£RR, LURRSDBNBN, BNZ. 31 :r
reden wcr het Lcerftuk der Heilige Drieëenlmd^ in het
tweede Deel afgegeven. Men weet, naemlyk, uit het
vooigevtUene io de Luthetfcbe Gemeente alhier, (waar«
van we ocric reeds eenige melding gemaekt hebben (*),)
dat zyn Eerwaerde by zommi^en verdacht gehouden is»
van in dit Leerftuk niet rechtzinnig te zyn, naer den in-
houd der Augaburgfche Oeloofsbelydenisfe» Deze verden*
Icing kwam ons reeds vreemd voor ; en , na 't inzien der
Leerreden over dit onderwerp, openlyk uitgefproken , heb«
ben wy ons ten hoogde moeten verwonderen « of over de
onkunde, of over de kwaedaertigheid der zodanigen , wel-
ken ene befchuldiging van dien aerc op de baen gebragt ,
of verder voortgezet hebben. , — — Zyn Ferwaerde ,
nacmiyk , brengt den inlK)ud van het eerfte Artykel der
Augsburgfcbe Geloofsbelydemsfe tot de drie volgende
Hoofdfleliingen. Derzelver Opftellers betuigen voor eerst
te gelooven, „ dat 'er maar één éénig Godlyk Weezea
^, is, het welk genoemd wordt, en ook waarlyk is. God:
„ ten tweeden^ dat in dit éénige Godlyke Weezen drie
„ ondcrfcheidene perfoonen zyn; Vader, Zoon en Heili*
^, ge Geest: en eindelyk, ten derden ^ zeggen zy, dat zy
^, alle deeze drie perfoonen als deelgenootea van een en
„ het zelfde Godlyke Weezen aanzien , en aan ieder der4
„ zelver ^t Eetrwigheid^ Ondeelbaarheid^ volmaakte AU
5, macht 9 IVytheid en Goedheid toefchryvcn." ■■ ■ ■ Om*
trent ieder dezer Stellingen legt de Eerwaerde Sterk het
"er verder op toe , om deze leer der Augsburgfcbe Ge*
loofsbelydereii te ftaven, en te doen ssien, dat zy, in dit
eerfte Artykel van hanne Geloofsbelydenis niets beleden
hebben , het geen niet met de tale der Heilige Schriftuor
op de volmaektRe wyze overeenkomt. Het overige dezer
Leerreden is gefcbikt ter beantwoordinge der tegenwerk
pinge, dat dii Leerduk tegenftrydigheden influit, of, zo
dit al niet» dat geen fterveling bet be^rypenkan; en drek t
eindelyk, om te tooncn, dat die leer niet flechts eene
enkele befpiegeÜnif voor het verfland ; ifiaer dat de kennis
-dier leerc enen Christen noodzaeklyk is. Na het
openlyk bitfpreken en gemeeti maken vaa zodanig ene
Leerreden^ is 't niet wel te begrypen, hoe men den Een-
waerdeè Sterk ^ wiens eerlyk charaAer hekend is, nog
van onrechtzinnighetd in Hit Leerftuk knnne verdenken;
te meer. daer by in zyne Voorreden der Lasterzucht hare
eni«
(*) Zie N. Alg. FaderL Letteroeff. Ifte. D. hl 537— 54a
Y 4
^2 A. StfiR&
enige ukvlacht benomen heeft, met uitdrukkelyk te ver«^
klaren, „ dat deeze Leerredenen vaft woord tot woord,
,, zonder eenige de minde verandering, zoo gedrukt zyn,
,, als hv dezelven hier voor zyne Gemeente gehouden
„ heefr.**
Zyn Eerwaerde is intusr^hen door mcnigcrleie foon van
naerolooze^of onder verdichte namen uitgegeven , Schriften
aengevallen; doch hy heeft, wel beraden, niet kunnen
goedvinden, om den hem zo kostelyken tyd aen derzelver
beantwoording op te offeren , tot dat hem in handen kwam
een Gefchrift, het welk onder den naem van den Ecr-
waerden j. m, aoon, waer van wy onlangs enige melding
gemaekt hebben C^), het licht zag. Nademad nu die
Gefchrift met den Ëerwaerdigen naem van een openbaer
Leeraer, in de Lutherfche Gemeente te Rotterdam , pronk-
te, zo heeft de Eerwaerde Sterk zich enigermate gedron«
gen gevonden » om daerop bepaelder agt te geven , en bet
zelve nader ter toetfe te brengen. Het is wel zo, dat de
uitvoerins: hem reden geeft, om te twyfelen , of de Eer-
waerde Boon het wel opgefteld hebbe , en of hy niet Hechts
toelate, dat de Schryver dier Aenmerktngen zynen naem
voere. Dan, wat hier van zy, de tytel van dit Gefchrift,
net dien naem, geeft aen het zdve het voorkomen van
den arbeid diens Mans; en dk noopt zyn Eerwaerde de
pen 'er tegen op re vatten : hoewel het meerendeels in-
dicrvoege opgefleld zy, dat hy bykans t'over rede gehad
zoude hebben, om 'er ztdi niet mede te bemoeien^ roaer
de wederlegging veeleer aen éénen zyner Catechizanten
over te laten. Dat oók indedaad de inhoud dier aenmer*
kingen van zodanig ene natuur zy, is ten duidelykfte Wyk-
baer uit het geheele beloop dezer toetfe, en de weder-
legging der daer in voorkomende byzouderheden ; des de
Eerwaerde^ iS/tf/* met regt mogte fchryven, „ dat hy den
„tyd beklaagt, dien hy beftcedt, om zich tegen ee«
„ man te verdeedigen , dien hy zyne 'andere verdienden
,, niet wil betwisten, maar die, in *t ftuk van Uitlegt
,, kunde, te verre ten achteren is, om met hem, op ee-
„ nen gelykfin voet, te kunneo redetwisten." Nadiea
deze fchryfwyze, met welke zyn Eerwaerde zyne Pany
'hier doorgaens behandelt , middelerwyl ren hoogfte ooge-
^vallig klinkt voor den Schryver der Aemnerktngen , zo
befluit zyn Eerwaerde zyne toetfe met deze betuiging.
C*j Zie boven, bU 19 r.
LBEABED&NBNi fiMZ. 343.
^^ Byddien Do. boon, te Rotterdam , de Schryver der/
,^ Aanmerkingtn tegen myne Ltcrrcdc niet mocht zyn ,
,, als dan moet» het geen ik van de diepe onkunde, ver*
yy regaande onbefchaaaidbeid, en onchriütelyke verketter-
3, zucht, enz. enz. van deezen Schryver. gezegd, en uit
,, die Aanmerkingtn getoond bebbe , op zyne Wel fierw.
„ niet toegepast worden !*•
Voor 't overige vinden wy 'r oiet ondiendig, den Le«.
zer hier nog mede te deelen, de nadere verklaring van
den Eerwaerden Sterk , nopens zyn verder gedrag omtrent
zyne Tegenrchryvers. ,, Ik verklaaj^e, zegt hy, by dee«
„ ze gelegenheid, dat ik,' indien ie Schryver der Jan-^
,, meriingen lust mocht hebben , om verder tegen my te
„ fchryven, of iemand anders, met of zonder naam» oïïk
„ het voor hem op te vatten» zoo. weinig voomeemens
„ ben, om 'er verder op te antwoorden , dat ik vastlylc
9, befloocen hebbe, niets meer van dien aart te leezen^
„.zoo lang my niet ^oor iemand myner Vrienden, die in
„ Raat is, om daarover te oordeelen, verzekerd wordt,
„ dat *er het een of ander gefchreeven is , waarin meet
„ blyken van kundigheid en waarheidsliefde gevonden
„ worden, dan in de Rotterdamfche Aanmerkingen ^ ea
„ eene menigte van naarolooze gefchriften , die voor i eri
„ naa dezelve zyn uitgekomen* Ik heb my eeus verle.
„ digd» om eenen tegenfchryver , die my op eene ^00*
„ oende wyze, hoewel met zwakke wapenen, op het lyf
„ viel , te keer te gaan ; maar voortaan zal ik de wéinige
„ oogenblikken , die myne Amptsverrichtingen my over.
„ laatea, nuttiger befteeden.*'
yerhandeling oyór de Natuur van onzen Middelaar je-
züs CHRISTUS, ter proeve voorgemeld door sytsb hoek-
stra WYTSBSZ. in, leven Leeraar in de, Vereenigde
Doopsgezinde Gemeente te fFestzaandam» 'IVaarby ge^
voegd is eene . Lykreden oyer dennelven .gehouden ^ (^or
zynen Ambtgenoot HEttORiic van gelobr» Te Amflerm
dam by L. van Hulst 1786. In gr. 9po^ 98 bladz.
Het onderwerp, in deze Proicve op nieuw behandeld,
wori, gelyk bekend is, door de Godgeleerden zeer
verfchillend begrepen, en de Ëerwaerde Hoekflra heeft
ten dien opzichte de zyde gekoozen,' welke hem der
waerheid het nacste fcheen ; en die hy 't wel der moeite
Y 5 waer.
^14 €. HOEKSTRA
wMrdig geacht heeft, dat ze den Lezer wat nader óiw
der 't oog gebragt wierd» Hy oncvoii>^« in de eerde
plaets, zyne denkbeelden. over de Natuur van onsen Mid*
delaer Jezus Christus^ in derjtelver goheelen zamenhang;
en brengt dezelven voorts tot eenige hoofdftellin^en , die
voornaemiyk het wezen van dit zyn gevoelen uitmakep,
welken hy, ieder op zich zelve, tracht te betoogen. Ver*
der benaerfligt hy zkh om ^e doen zien, hoe dit gevoe*
len (trekken kan, om verfebeiden Leerftckken van den
Christen - Godsdienst , in een zeer redelyk daglicht te
doen verrcbynen; waerby hy tevens nog eenige addett
nuttigheden, zyns óerdeels, roet dit gevoelen verknogt^
iroordraegt. ' Wyders voegt zyn Eerwaarde hier by een
onderzoek , in hoe verre het gevoelen over de H- Drie-
eenheid, ingevolge van deze zyne ftelltngen, door hem
hier ter proeve voorgedragen, van het SnbtUiBnïimus ver-
fthille. Ën ten laetfte verleent hy ons nog een korten
inhoud van het geheele Leerftclfel , rakende de Natuur
van den Middelaer Jezus Christus , meestal , alleen met
de woorden der H. Schrift voorgedragen.
Naer de denkwyze van den Eerwaerden Hoekftra , beeft
Jezus Christus, voor zyne geboorte als mensch, in de
onbegonnen eeuwigheid, een gerchapen beftaen gehad f
en op dat weezen heeft de Godheid zulk eene naeuwe
betrekking aengenomen , dat 'er uit die vereeniging één
enkel Perfoon ontftond, die men alleen denkbeeldig in
twee wezens kan onderfcheiden. Deze betrekking kan
iTtet beter afgebeeld worden , dan onder het denkbeeld van
Vader en Zoon\ en dezelve is zo naeuw, dat Ood, mee
geene van zyne fchepzelen , ooit of ooit in zulk eene bc*
trekking zal komen. Het Opperwezen dan zich, zo
-naeuw, met deze gefchapene Natuur verenigd hebbende^
werd dus Vader; en de gefchapene Natuur, verenigd zyii-
de met de Godheid > werd Zoon. Het geheel Godlyk we-
zen, alle Godlyke eigenfclhappen > dus ook de Godlyke
kracht, werden het ware eigendom van die ontleende Na-
tuur. Het wezen, de eigenfchappen, de krachc van den
Vader, werd dua waerlyk het wezen , de eigenfchappen ,
de kracht van den 2oon : juist daerom , om dat alle vol-
heid der Godheid In hem hchnemtyk woonde. — Nu
Is , niet dat gefcbapen wezen , op zichzelven befchouwc! ^
maer dat geen, *t welk uit ene ongefchapene en gefchapene
zelfllandigheid is t*zamengefteld , de Perfoon van onzen
Middelaer Jezus Christus; die dus-, uit kracht der onder-
lia*
OVBR Pg MTOUK MS UIODEtAAtS. 915
Hnge betrekkingen waerlyk twee Natnu^n beeft; zynde,
ten aenzieu van de ene , de eeuwige en waerachtige God
zelve, en» ten tentien van de andere, geen bloot mensch»
nier het meest uitaiantende van , en boven » alle gercba«
pen wezens. Ën deze gefchapene Natuur van Jezus Chrta»
tus 9 zo als ze vereenigd was en bleef met de inwoonende
Godheid, alktn is, in de volheid des tyds » met een
menscblyk lichaem omkleed geworden; welke omkieeding
de grondflag was van zyne diepe vernedering en gelykbeid
met de menfchen.
Zyn Eerwaerde heeft, in ovennigden gemoede, met dezQ
syne denkwyze zo veel opgehad, dat hy , daerby, hy
zyn leven, ene hierover opgefteide Verhandeling by her-
haling getoetst en bekhaefd had, op zyn Sterft^edde h^
Seerd bebbe, dat dezelve terdrukperfe gebragt zoude wor«
en« 't Is ons, na ene aendachcige lezing, niet v«or*
gekomen, dat deze Verhandeling fuist een byz&nder licht
verfprcid, over de duisterheden , die, onder de verfchlllen
der Godgeleerden nopens dit Stuk , over dit onderweq)
zweven; en dat vooral, (het geen in dezen ene hoofdby*
zonderheid is O ^^^ Schryvers denkbeeld van die he$rek<.
iing der Godheid^ met de gevolgen daervan , wel inzon*
derfaeid, niet minder ingewikkeld en duister is, dan ver*
fcbeiden andere Godgeleerde verklaringen van de generatie
des Zoons door den Vader. ^ Dftn met dit alles,
fichoon wy dus 's Man^ Leerdelzei over dit onderwerp niet
kunnen aenpryzen, mogen wy echter den overleden Leer*
ter, wegens deze Verhandeling, den welverdienden lot
niet weigeren , dat hy zyne Verhandeling in ene geregelde
orde opgeftdd, b(rrx:bdden uitgevoerd, en zich met oor«
deel bevlytigd beeft, om zyn gevoelen in het hem moge«
lyk gunftigfte licht te plaetzen.
Met het gemeen maken dezer Verhandelinge heeft de
Eerwaerde van Gelder te gelyk openlyk afgegeven, zyne
Lykreden over dezen zynen Amptgenöot, uitgefproken
den do Augustus 17861 na dat dezelve den 4den^r maend^
in den ouderdom van 39 jaren en 5 dagen, overleden
was. De Eerwaerde van Gelder flelt zich in deze Leer-
reden voor, „ eerste te bewyzen, dat Jefus, de Opper.
„ beftierder zynet Kerke, in 't gemeen goed en wys ge-
9, handeld heeft , daarin . dat Hy menfchen , en wel zwak*
„ ke en fterfelyke menfchen, gefteld heeft, tot Leeraars
„ des Euangeliuras: en dan re bctoogen, dat deeze
y, fchikking, in 't byzonder, geen Nadeel doet, aan de
$» groo'
8l6 S. HOEKSTRA f OVBR DE NATUUR DBS «niOOELAAUS*
„ groote zaak des Christendoms." Na ene leerzame etf
voldoende uitvoering van beide deze Stukken ^ Tchikt hy
het verdere beloop zyner Leerreden naer de byzondere
tydsomftandigheden. Op een beknopt berigt van den
veelal zukkelenden levensloop zyns overleeden Amptge*
noois, drukt hy zich, nopens deszelfs CharaAer^ met
korte doch nadruklyke woorden, aldus uit* „ Zyn
„ Charaöter is veelen onder on-, en my, in 't byzonder .
,, wel bekend. -: Ik zal my . niet uitlaaten in Loi^
„ fpraak; weinig, maar veel betekenend, kan ik, naar
^, waarheid, van hem zeggen: Hy was een Godsdienftig
^ Christen, een verftanoig Mensch, een liefhebber van
,) Letteroeffeningen , kundig boven zyne jaaren, en on-
3, vermoeid in 't onderzoeken; zync zwakke lighaams-
), omftandigheden waren zelfs niet in ftaat zyne zucht
5, tot verftandelyke werkzaamheden, uit te dooven. Men
5, beeft van Hem een en andere Verhandelingen in geleer«
„ de Tydfchriften ; men zou meer van hem hebben mo*
„.gen verwagten, was hy niet, terwyl zich zyne verftan-
„ dclyke vermogen ? ontwikkelden, ons, en der Gemeen-
„ te, ontvallen; eerlang zal men zien, wat onderzoeklust
9, en • yver voor den Godsdienst by Hem konden uitwer*
,, ken.'* (♦) Aen dit verflag hecht de Eerwaenie van
Gelder y overeenkomftig met het voorige hoofdbeloop zyner
Leerreden, ene ftichtelyke bedenking, ter^ billykinge van
Gods weg in dezen, daer de Gemeente haren Leeraer
vcrlooren heeft in 't beste van zyn leeftyd, terwyl men
alle reden had, om te verwachten, dat zyn leven, indien
het langer had mogen duüren, nog van merkelyker nut
had kunnen zyn: welke bedenking hy voorts, gepaerd
mei anderen ) tot de tydsomftandigheden betreklyk, met
ene emftige flotvermaning , ten gemoedlyken gebruike doet
dienen.
(*) Dit laetfte gearde doelt op de hier voorgemelde /Vr*
iandelingt tot welker uitgave todn reed$ beflooten was.
;;:;
p. VAN HEMBRTy 0¥E8 DS RtDB IN HAAR GEZAG. 3t7 '
He Rede en haar gezag in den Godsdienst brief s^^y ze voor-
gefield ^ door paülüs van hemert, aan den Hoog^
eerw. HooggeL Heer gisbertüs bonnet. Dr. en froK
in de H. Godgeleerdheid en Akudemiprediker te Utrecht.
Derde Brief. Te Rotterdam^ by de Leeuw en Krap,
1787. In gr. o&avo 134 bladz.
Het antwoord van den Heer van Hemert^ op des Hoog«
leeraers tweeden Brief, ftrekt wel inzonderheid , om
de drie volcende byzonderheden na te gaen. (i.) Of zyn
Hooggeleerde de hoofdzaek van bet verfchil wel onder het
oog gehouden hebbe ? (2.) Of Z. H. G. , ten aenzien
van het bederf der onderwerplyke rede , niet ene leer aen
de heerfchende kerk toegekeud hebbe , welke eigenlyk de
hare niet is? (3) Of Z. H. G. in de bepahoge van het
bederf der rede zich zelven niet hebbe te^engefproken?— *
Jedet dezer Stukken afzonderlyk behandeld , en daerdoor
bet beweerde in zynen voorigeu Brief nader geftaefd heb-
bende , leid hy daeruit af, dat de Hoogleeraer heoi on*
regtmatig befchuldii^d , en ene onbillyke taek opgelegd
heeft , terwyl hy hem tevens voordek , wat hy van Z.
ü G. verwagt.
„Uit hec geen ik , (zegt hy,) tot dus ver behandeld
heb, blykt zonneklaar, dat de taak (♦), welke U. H. G. ver*
kozen heeft, my op te leggen niet billyk is, als gegrond
zynde op eene onderftelling, welker valschheid ik, nu al-
thands , meen baarblyklyk aan den dag gelegd te hebben y
te weten, dat ik het voornaam verfchil^ met opzet ^ ontwe*
ken en over andere zaken gehandeld heb^ welke eerst nader^
hand behoren afgedaan te worden; als mede, dat ik de leer
der Gereformeerde kerk ^ zoo als dezelve, in de DordrechU
fche vergadering , is vastgefteld , in een verkeerd licht heb
yoorgefleld. Zyn beide deze zeer gewaagde belchuldigin-
gen volftrektlyk vmlsch , en eeniglyk door ü. H. G. uit-
gedacht , met oogmerk , om myne hoofdbedoeling te loor
te fteUen , de aandacht der lezeren daar van behendiglyk
af te trekken , en de zwakfte zyde laat ik liever zeg-
gen , de wankelende gronden , van het gebouw der heer-
jchende kerke te beveiligen \ dan kunt Gy van my niet
vcr-
(♦) Tmtie brieft bl. iir. [Zie ook in. onze Lettcroefeninr
gfn boven, bU 147, 148.J
2xn >• VAH BSMtaT
versen\ Myn Heer, dat ik dwaas genoeg wezen zal, om
zUnrU Iflind te worden^ en , in plaatfe van over ha gezag
der rede in den Godsdienst te fpreken, terftond die zaken
te gaan behandelen , welke Gy my voorfchryft, en over
weiken , hoe veel 'er ook over gefchreven zy , nog veel
meer kan getwist worden , zonder een vergelyk te treflFen,
vooral dan , wanneer men de beginfeUn oyerfpringt , en
over het gezag der rtde^ den grondflag van alles, liefst
naderhand wil handelen.
,, U. H. G. gelooft mfet my^ dat de mensch, van na*
ture , in ftaat is ♦ om waarheden , als zoodanig , te kennen
en te beoordeelen ; op deezen grond kunnen wy derhaU
ven voonredeneeren , en over het gezag yan de rede in
den Godsdienst Ipreken. Dit had ik biJlyk mogen verwacb*
ten , dat U H. G. reeds in haaren tweeden brief zoude
gedaan hebben; te meer, daar Gy, op het einde van
uwen eerden (t) * "ly gefchreven hadt , dat Gy u hadt
voor ge fieldt ook (mr het gezag der rede in den Godsdienst^
uwe aanmerkingen mede te deekn^ ja, daar Gy reeds hier
mede eenen aanvang gemaakt hadt. Dan dit heeft U. H. G.
niet gedaan , maar alleenlyk te kennen gegeven (S), da^
Gy een aantal aanmerkingen hebt klaar liggen , en zeeu
BEGBBRio ZYT , om dat gedeelte mynes briejs^ welke ge^
noegzaam een derde deel uitmaakt^ van fluk tot fiuk na te
gaan 9 en, meestal^ myne eigen woorden y met uwe tusfclien^
gevoegde aanmerkingon , den lezer onder het oog te brengen:
terwyl ,ü. H. G. wyders verzekert , iiat het Ü ten byzon^
der genoegen zyn zal^ uwe medekristenen ^ die op de kre
der verzoening en de verbor genheden des geloofs hoogen pry$
fielten , te doen zien , hoe ydel de pogingen zyn , welke
aangewend worden , ter ondermyning van die gronden ,
waarop zy de hoop hunner \zaligheid gevestigd hebben.
, Wel aan, Myn Heer, voldoe dan aan uwe begeerte ,
en' deel roy uwe aanmerkingen mede , over het gezag der
rede , welke wy beiden in Ilaat keuren , om de waarheden,
welken men kennen moet, te beoordeelen! Waarom tocb
20U ons vcrfchil over het zedelyke vermogen des menfche*
lyken verftands eerst moeten worden afgedaan? Wat ge-
ineenfchap heeft dit met het gezag der rede ? U ilt Gy
wyders de ydelheid der pogingen aanwyzen , welken de gnm^
den uwer geloofsgenoten ondermynen , en bedoelt Gy daar
my
(t) BL 223, 224. (S) BI. 88, 89. van den twoeden Brief.
OVER DE «SfNt l&N UMK HfZLO. %l^
MfM po^gen mede ( want dit beeft U. H. G. iroöttlgtig,
den lezer te raden gelaten) ^ wel aan , voldoe aan dez<^.
uwe begeerte 9 en toon duidelyk aan, dat de gezonde re-
de het ftelfel uwea genootfchaps , met alle des^elfs vcr^,
b&rgcnhcdcn en ingewikkelde leerftukken , begun(Ugt , ea
het myne , welk ^^ekerlyk veel eenvouwdiger en kleenec
van omflag is » tegenrpreekt ! Ik verzeker U , dat U. H. G«
in my iemand zal vinden, die voor eene rcdólyke^ over f uu.
ging vatbaar is«
,, Voor bet overige kan ik ü. H. G., op myne beurt,
verzekeren , dat ik over het andere gedeelte uwes briefs
vtrfcheiden aanmerkingen gemaakt heb» welke waarfcbyn*
lyk niet zeer naar den fmaak van U. H. G. wezen zullen.
Dan, naardien wy , immers volgends uw oordeel , over de*
2e zaken nadtriiand zullen moeten handelen , en U. H. G*
op myne aanmerkingen » indien ik dezelven nu reeds ter
neder ftclde, mooglyk geen acht zoude willen Haan, vol»
gens bet geen U, H. G. my heeft te verdaan gegeven (|),
xal ik die moeite voor het tegenwoordige liever fpaaren,
en tot eene nadere gelegenheid uitftellen , wanneer het by
de ftnkken mede zal kunnen blyken, wat 'er van die be*
fchuldigingen zy, welken Gy, Myn Heer, het zy regt-
flreeksch, het zy van ter syde, tegen my hebt ingebragt/*
C4) Bladz. XII9 na»
D
Vófhandelingen van het Provinciaal Utrechtsch Genoot-
fchap yau Kunjlen en Wetenfchappen. VUrde Deels ^
eerfie Stuk. Te utrecht , by de Wed. J. de Waal en
Zoon* X7%6. Behalven ha Voorwerk^ %%% bladz. in
gr. ohavQ.
e Prysvraag van 't Genootfchap, welker beantwoording
in deezen medegedeeld wordt, betreft de Scheikunde,
en is van den volgenden inhoud. „Welke zijn de eigen*
,. lijke Oorzaken, waarom de Scheikunde bij onzeNabuUf
ren, en vooral bij de Ututfchers, in meer aanzien, en
algemeener oefenmg is, dan in ons Vaderland? Welke
,5 ia de beste wijze, om, ten minften, in de vooniaamfte
,, Steden van onze Unie , de Scheikunde in haare gronde
9. b^felen te doen onderwijzen f Welke zijn de be-
^ kwaamile middelen , om die noodzakelijke en voor den
,9 meiisch heilzame kunst bij de Artzcn^^Mcngkundigen
„ia
99
3^
3lO ^ VERRANDELINGBlt
,, in algemeener oefening te brengen? En, dndeUjk»
„ hoe zoude men de deugdaaamheid der Ghemircbe be*
jy reidingen, inzonderheid die van buiten ingevoerd wor«
,^ den 9 best kunnen onderzoeken , ten einde de vervaK
„ fching voor te komen?'* Van de twee hierop ingeko»
men Antwoorden is het eene , opgefteld door den Heer
B» lieboely met den gouden Eerprys bekroond ; en be(
andere, vervaardigd door de Heeren P. Schonk en P. J.
Kasukyn^ met eene zilveren Medaille, als een Acces^^
vereerd geworden. Men heeft, in beide deeze Verhande-
lingen, fehoon oordeelende dat ze niet in alles aan *t be«
doelde van het Voordel voldeedcn , zo veel' aanpryzens*
waardigs gevonden , dat men niet wel konde nalaaten,
derzelver verdienden openlyk te erkennen, 't Is te wen-
fchen , dat de gemeenmaaking deezer Antwoorden moge
medewerken , ter bevorderinge van het herttel der heilzaa*
me Scheikunde, die in ons Vaderland dermaate vervallen
IS , en welker onbezonnen behandeling zo deerlyke gevoU
gen met zig ileepen kan , dat de Heeren Schonk en Kas^
telcyn , niet ten - onregte , de agtingswaardige Leden der
Collegia Mcdica indeezervoege aanfpreeken.
,, Gij, die u,als hoofden van het Kunstgenootfchap der
Artzenijmengkundigen, in uwe posten geplaatst ziet! uw
plicht is het vooral want het leeven en de gezond-
heid uwer medemenfchen , uwer medevaderlanders is a,
in zo verre, aanvertrouwd» te zorgen, dat 'er niet
€sn bekwaame mannen tot den post van Apotheker ge«
rechtigd worden, 'c Is uw plicht » de Regeeringen in uwe
Steden , den ongeoorlofden toeftand der Pharmacie onder
het oog te brengen, bij aldien gij, uit eigen authoritcU^
niet vermoogt « de zo noodige veranderingen in het wezen
der proefneemingen in te voeren. — — 't Is uw plicht,
zo gij door onze gedachten u overreed ziet van bet hoogst-
noodige eener hervorming, (en des twijfelen wij niet,
want wij hebben niet dan waarheden gemeld, en niets
overdreeven ,) de noodige middelen daartoe , hoe eer zo
beter, in werking te brengen. Maar 't is ook uw
plicht , in de reeds zijnde , en nog te koomene Apothe*
kers , den moed niet uit te dooven , maar , zo veel gij
kunt , de zaaden van Eer en Belang in hun te verleeven*
digen. - 't Is uw plicht, te'waaken tegens de meer
en meer teeneemende gebreken , en openbaaré kwakzalve*
rijen. Uw plicht is het, in dit opziet, het leeven
en de gezondheid der ""Ingezetenen te beveiligen , tegens
de
VAN Hllï' PROVINCIAAL UTRBCHTSCH CENOIfV^KiCS. gfit
de woedende eiy verfbeiNjhe baatmgt der onbevoeplrknoei*
jers , en dus te gelijk het wettig recht der Apothekeren
kracbtdaadig te befchcrmeti. Een voorbeeld, uit veelent
her is /Imfierdatn ^ het magtig , het volkrijk Afnftcrdam,
waar men in Chijmistwinkals , Orogfötwinkels , Kruiden*
winkels, en wie weet waar niet al | meer, daaglijksch ee*
nige honderde Ordonnantren door DoAoren voorgefthree*
ven , ongeftrafc durft en ziet geree.i maaken^ *t is Am*
fterdam voocaJ , waar men* allerhande verdervelijke zoge'»
naamde geneesmi^elen , door volkoomen onkundigen» ia
de openbaare niauwsoiaaren , jaar in jaar uit, openbaafrte
koop veilt, 't Is Atnjicrdam^ waar zij, die zig Cbijmis*
ten noemen , (Lieden ♦ die aan gcene Proefiteemingen ,
aan geene vifitalien hunner praparathn , aan geene de
minfte lastdraaging onderworpen zijn,) de voornaamde
binnen- en buitenlandrche afleveringen van de door hun
bereide (of door bun van buiten ingevoerde) Chymicalia
in • hebben. *c Is Amfterdam , waar een aantal van 150
jtpothckcrs zich vermoeijen, uit oorzaak van alle de inge*
lloopen en (lerk heerfchende ondermijningen , met den
DMor uit te hangen, ten einde op eene zekei^ kwakzaU
verachcige wijze hun beftaan te vinden , 't wek zij bui*
ten dat,*" van wegen al het vermelde, niet kunnen hebben;
en 'dus doende den tijd doorworftelen , welken zij tot be*
oefening hunner eigene kunst verplicht waren* te béfleé-
den Zie daar, den rampzaügen. toeftand der ^ior^
macic , in de magtigfte , de volkrijkftc Stad onzer Unie.
. 't Is derhalven uw plicht , mijne Heeren ! die de
hoofden vertoont van de onderfcheidene ligcha^men der
Apothekers , dat gij de aangetoogene en ook andere .ge*
breken uitroeit , dat gij de Apothekeren helpt heiftellen
en bcfcherfDcn in hunne fechten : dat gij ook hen doet
blijven binnen hunne .paaien , en hen belet die ^ te over-
fchrijden; op dat ieder üoftor , Arts; ieder Apotheker,
Arteenijaiengkundige zij en .blijde; en zoodèende geen
ongewijde hand , ten koste van hun Eer en .Belang , en
ten perijkel van de gezondheid en het leeveu der men-
fchen , de Zeis hi hunnen akker flaa."
Op deeze Prysverhandelingen volgen m»? twee Berigren;
waar van -het eerfte .behelst eene wiskundige befchry ving
van eene nUus^e OphïiaHryg.^' door den Heer H. de Har*
tog , weifee , bevryd van de gebreken en ongevallen der
gewoone Ophaalbruggen , met weinig moeite en vaardig
aan- 't voreistdii^e' gcbniik beantwoordt. In het tweede Utv
IL D%tU N. ALG. LETT. KO. 8. Z rigt
Jia VXAH. VAM UMTVWWmCUkAL UTRBOHTteOOeirOOTaCBÉP.
rigt verleetit otis de Heer F. Brctshr een verOag van de
manier « d«)or hem uitgeda((t en werkfteUig gematte » mn
Ammoniak-zout met yzerdctkn H bezwangeren , en in allen
^eele gelijk te maaken , aan de yzerachtige bloemen van
het Ainmoniak'^zeia : wegens welke gelukte proefneeaing
hy ons bec volgende meldt.
. y^ ik nan te dien einde eene once Tzer-FjUel en agt
oneen Atnmoniak zout ^ b^vc^igde bet onder eene gedua-
Dge wrijving met twee oneen warm water ia een aarden
vat,iiet dit mengzel daarin agt dagen ftaan^en ontdekte^
na verloof van dien tijd , dat 'er eene vereenigtog tusrchen
bet Yzer en Ammoniak^zout plaats greep. Ik mengde 'er
toen nog tviraalf oneen waters bij , en liet het in een gl»*
sen Kolf, in het Zandbad^ eenigen tijd kooken. Hetvogt
vervolgens doorgezijgd , en genoegzaam uitgedampt zijnde,
wierd oif> eene koude plaats ter Crystal-fchieting weg ge-
ttu Bij de eerite Crystal-fchieting verkreeg ik twee Oneen
en vijf Scrupels i en 9 na de herhaalde uitdamping » nog
drie Oneen en vier Scrupels fchooa roodgeel gekleuid
Zout, 9 in alles gelijk in beftanddeelen aan de met moeite
te beieiden Yzerbloemen van Ammoniak-zout, gelijk daar
mede genomen proeven voldoende bewezen hebben; ja
zelfs heb ik meerder Crocus Martis uit dit gecrystalli*
seerde doen prsecipiteren, dan uit bet ^fublimeerde Am*
moniak-zout , of fcboon beide in eene gelijke evenredig*
kdd van Yzer en Amttoniakaout bereid."
Benige bjsmierheden ^ betref ende de. MagiJiraatsbefteUing
der Stad Haarlem ; als mede aangaande den invloed^
welke de Burgery daarop^ en op de behandeling der pu*
blicqne zaaken pleeg te hebben , afgeleid uit de Privilc^
gièn der gemelde Stad^ €n andere egte Stukken ; door
. den Secretaris cftASWiNCK&L. Te Haarlem^ by\l^ Eo^
ichedé en Zoenen 5 ^^ Ak Loosjes Ps.^ i78i5* In gr. %va.
ia3 bladz»
Daar liet buiten alle teganfpraak zeker is , dat uit de
irechte kennis van de oude Regeerinosvqrm onze oor-
fprongkelyke Confiitutie moet wordeq afgeleid , kan uie«
mand, die eenigen fmaak h^eft in de beoefening der ge-
fchiedenis van ons Vaderland ^ tegenl^reeken , dat liet on*
derzoek » naar de oude Reg^eringsvorm in de Steden ^
een poan& is van zeer veel aangelegenheid» te meer^ daat
het
GRASWirr CKBL , BTZONDBRHBDEN. 3^)
bet ^ffcbil , 't welk hterooitrent ia de onderrcheiden Ste«
den plaats beeft , aanioerkelyk h ^ en 'er over veele 2cer
gewichtige zaaken« daartoe betrekkelyk, onderrcheidenlyk
fedacbt wordt. Uit dien hoofide beeft de Heer Graiwinc^^
tl 2icb in dit Werkje voorgefteld, om syne medeburgers
bunne oorfprongkeIyk« Privilegiën te doen kennen, en ge*
legenbeid te geeven, om, op eeme belioorlyke wyze, naar
een grondwettig herftel uit te aieo, en daartoe, overeen*
kettffig fliet onze Conftitutie, wtrkzaam te ayn.
Tot deezen arbeid was de I;|eer Graswinckel in 't by«
zonder recbt geTcbikt, daar by, uit hoofde van zyne by
zondere betrekkingen tot de Stad Haarlem, gelegenheid
had, om, uit min bekende oorfprongkelyke Stukken, taec
een en ander, tot ftaavlng van der ourgeren oude en oor*
fprongkelyke Rechten , aan den dag te leggen , het geen
van ^ts te meer nunigbeid is , om dat ia de grandvpttig^
herjtelling van Ndrlands Staatswcztn ^ aangaande de Stad
Haarlem, niet veel byzonders voorkomt, en ook, in die
Stad , geene oveiblytzeli meer plaats hebben , gelyk in
ibmmige andere Steden , waaruit men zoude kunnen be-
flniten , dat de Burgery aldaar immer eenigen invloed op
de Regeetingsvorm gehad bebbe, en dit veel ligt zou kun*
oen vermoeden . als of Haarlem , ten deezen opzichte ^
minder recht had dan andere Steden.
Na dat de Schryver vooraf in 't algemeen heeft aange«
toond , dat oudtyds de Burgaryen en de Steden een zeke*
ren, efi wel een zeer aanmerkelyken, invloed, op de R^
geering badden , treedt hy ter behandeling van de hoofd-»
nak zelve, welke hy zich heeft voorgefteld, en wel, om
neer byzonder aan te toonen, wat van ouds, en vervoN
gens , met opzicht tot den invloed der Burgery qp de
Retreerin^, in de Stad Haarlem, hebbe plaats gehad.
Ten dien einde heeft hy vooraf eenige aanmerkingen
▼oorgedragen , betrekkelyk tot de oude Regeeringsvorm
der Stad ; waaróp hy vervolgens nagaat , wanneer waar*
fchyniyk een vast CoUegie , of Vergadering van Raaden^
thans onder den naam van Vroedfchap , of de Raad en
Vroedfehap, bekend , is oi>gerechtf;als mede , welke ver*
anderingen daaromtrent, van tyd tot tyd, hebben plaats
Sebad, en eiudelyk, of, en hoedanigen invloed, ook, na
e (^richting vanj 't gezegde Coltegie , de Burgery behou-
den heeft, om dan vervolgens daaruit eenige gevolgen af
te Idden, ten blyke, dat de Stedelyke Regeeringsvorm ,
Z a t^
324 ORASWWCKEL
%o als dézdve thans plaats .vindt j^ niet is Over eeu.ce bren-
gen met de oorlprongkelyke Privflegicn*
. En het geen de Schryvcr dcswegens met zo veel oor-
deel, als gelklücdkunde , beefc bygebragt, is overtuigend,
om ie doeii zien , dat oudtyds de Vroedfchap cu Rykdom
niet .16 ^cweist een permanent Jicbaara van Regeering,
maar dat meu daardoor ver(|aan moet de kundigile en
gegoeiiik Ingezetenen , welke , ia zaaken van gewigt, ten
RaailhuutJ opgeroepen , ett by de delib^raiiën van de Re-.
geeriiig wierden toegelaaten , en dat , toen 'er zulk een
vast lichaam vqn Regeering , of permanent Collegie van
Raaden uit de Siad., daadelyk plaats bad , (welks eerde
invü^'iug men in het Handvest van Hertog AALBa£CHT
VAN i>ïLYttREN, van den 4 Maart 1402, ichynt te moeten
zoeken,) door de Vroedfchap en -Rykdom, waarvan men
ook in dien tyd nog gemeld vindt, diezelfde kundïgfte en
gegcrcdfte Ingezetenen begreepen worden , zo dat niet al-
leen de Burgerlyke invloed op de Regeering niet heeft
opgelioudeo , met de invoering van een permanent lichaam
van Raaden, maar zelfs, gtlyk de Schryver duidelyk aan-
toont , na de opriclning van dit lichaam , de aanzienlyk*
ttc, kundigfte en gegoedfle Ingezetenen door deezeo Raad,
ip zzakan van gewicht , niet flechts gekend en geraad-
pleegd wierden , zo dat men niet , dan met hunne con*
Gttrrcnticen goeddunken , in zodanige ge vallen, concludeerde.
• Hoe lang nu dceze aloude gewoonte, om de voornaam-
fie . Burgers , >n . zaaken van merkelyk gewigt te raadplee-
gen, heeft, bly ven ftand houden, kan de Schryver met
geen volkomen zekerheid bepaalen, fchoon hy genoeg ge-
zegd. hc»ft ,, om te bewyzen , dat, welke veranderingen
'er,' van. tyd tot tyd, in de Magillraat^belUHing der Stad
ook moge hebben plaatsgehad, het byeenroepen der voor-
naamUc' Burgers , om , met en benevens den Raad , of
Vroedfchap , over zaaken van gewicht te raadpleegen en
te beiluiten heeft, blyven (land Jiouden tot diep in de
zestiende Eeuw.
• Ten beduite beeft de Schryver de voorfz. veranderin-»
gen, welke, fcdert den jaare 158 1, in de Magidraatsbe-
IteUing gemaakt zyn, en door hega kortelyk zyn opgeuee»
ven, in overweeglng genomen,, en uit h^t geen by dies*
wegens beredeneerd beeft voorgefteld , d^eze gevolgen af-
geleid , namelyk :
yoor eerst : dat de van zeer vroeg af binneii Haarlem
idaats gehad, en tot in de zestiende Eeuw gecontinueerd
bebo
• '• • BYZONDERHEDRN. $25
hebbende Burgerlvlcc invloed , tiimmer op ecnè wettige
wyze is afgelchaft, ten dien efFefte, dat dezeli^e op eerte
bchoorlyke, en met de Conftiuüie overeenkomenclè , wy-
ze, niet weder ^oude kunnen worden geïntroduceerd.
In de tyfeede plaats ; dat het recht tot de eleftie, óf
aanftelling van Burgemecsteren en Schepenen, als nog,
ingevolge vati het Üftroy, door hun Ed. Qr. Mog-^ op
den 2ajuny 1651, aan de Stad verleend, toelcomt aan de
Vroedfchap, en dus dat die Elecliün, tot hiertoe, unwel-
tiglyk door den Stadhouder zyn gedaan geworden.. En '
'Ven derden f dat de vermeerdering van *t ^éial der L*-
den van de Vroedfchap , 't wdk by OiflToy 'van H. E. '
'Gr, Mog., van 1718, gegrond op 't Privilegie van Vroü*v
'MARIA véN BOüRCONfè , vau den jaare 1476,' is' bepaaM
'op 24, geenzins gcfchied zy op eene wettige wyze.
Schoon her eigenlyfc niet tot het oogmerk van dcf^
Schr/vcf behoort, in ectl opzettelyk onclerzaek te ireedeil,
of, en in hoe verre dceze Btirgcrlyke invloed thans wed^r
zoude kunnen en behoorcn te worden i*igevoerd , en h'y
zicb uit dien hoofde dics^egeus. niet. opzettelyk iieeft in*
i^claaien , heeft ,hy zich echter verplicht gevomien , zyue
Leezeren onder het oog te brengen ; dat , hoe zeer men
ook de nooilzakeiykheld van zekeren invloed van de Bur-
gery op de Regeering moge Kaande houJen , daar by al-
toos in aanmerking dient genomen te worden , de v(ynn-
dering, door het afzwecren van den Graaf,* in de Rej:Ce»
ring te we;»e ^ebragt , en dus , dat , gelyk de lkire:cry
oU'Uyds geen nivlqed had op dat gedeelte vari 't bewind ^
*c wcJk oen Graaf toekwam , en door hem V)ok uitpene-
fcnd wi^rd, de Burgerlyke invloed thans liiet kan worden
gecxtendccrd tot die zaaken , - welken door de siflFchaffinj;
der Graafelyke Regeering, in den boezem van H* K. Gu
Mog. zyn 'wedergekeerd. „ Een ietier , zegt hy,dte cc-
„ nige kennis heeft van onze Conftittitie, en de fchandQ-
„ lykheid eener totaale Democratie bezeft , zal* de ge*
„ grondheirt hier van , zo ik vertroowe , gereedlyk to^'-
„ Itaan. Het komt my, uit dien hoofde, o*)k voor, (fat
„ eene Burgerlyke invloed dan alleen nuttija: kan zyii ,
„ wanneer' dezelve eenigiyk gefchikt en ingericlit ts, om
„ te zorgen ,- riat , zo met opzicht tot de aandellihg der
j. Regenten , als de handhaavin^ der olgemeene bclangcns,
„ gehandeld werde , overeerikomjlig de Friv^kgicn , nis
j, uitmaakcnde den grondllag der Burgerlyke Vryheid, ge-
Z 3 - M h^
$26 ORASWINCUIrj BYSONOBRHBDEN.
,, ]yk dezelve zich oorfprongklyk ook daartot , voornat*
^y melyk, zo niet alleen, rchynt uicgeftrekc te hebban.
„ Wil men vervolgens weeten, welke zaaken, door de
39 afTchaflIng der Qra^felyke Regeering, aan Hun Ed. Gr.
yy Mog. gekomen zyn , men lecze de Verhandeling van
3, den Heer RaadpenCtonaris van SlingcIanJ^ over de oude
„ Regeenng van Holland onder de Oraaven » en de ver«
9, andering daarin voorgevallen federt de troubelen , voor-
„ komende in bet eerlle deel zyuer Staatkundige Gefdiri^
9, ten. Daar zal men, onder anderen, bewezen zien, dat
,, de Graaven Je wcigecycndó magt hadden , bet geheclc
,, Mciff yan de Juftitie , en het recht van Oorlog 4n Vre^
^, de , dgch welk recht , niet onbepaald fcbynt geweest te
zyn ; alle welke zaaken , thans in den boezem van Hun
Edel Groot Mogende gekomen , van zulk eenen aart
zyn y dat, wil men seene DenK)cratie invoeren, geheel
aan die hooge Vergadering ^ of wel de Regeeringen der
Steden, dte dezelve uitmaaken, moeten worden over*
gelaaten.'*
»9
f9
m^lMm
ttxize naar de Kaat de Goede Hoop^ de Landen van de
Zuidpool j en ronaom de vaóreld; doch voomamelyk in de
Landen der Hottentoiten^n Kaf er en ^^ in den jaar c 1772
toi 1776, gedatui door ANOKttAS sparman, Doctor en
Profesfor in de Geneeskunde te Stokholm enz. enz. ; ma
eene Voorreden en Aanteekeningen % van den Heer ckor-
GE PotisTEa^ thans HoogUer^ar in de Nattcurkunde U
Wilha. In '$ Nedcrduitsch vertaald. Ma Phaten. Te
Leyden^ by S. en J. Luchtnuina, en te Amfterdatfty bj
M. de Bruyn, 1787. II Deelen^ in gr. \^vo.
T^e.Heer sparman^ die «eeds door eenige kleine Scbrif*
^^ ten , welke niet alleen v^n zyne bekvvaaoiheid en
kennis , maar ook van «ynèn werkzaamen y ver , toe uit-
breiding der wetenfchappen , getuigen kunnen , genoeg
bekend was , heeft zich in *t byzonder verdiend ttoiaakt
door dit tegenwoonlig Werk, dat boven veele andere zo»
genaamde befchryvingen der Kaapfcbe Volkplanting den
voorkeur wegdraagt , uit hoofde dat de meeate Reisbe*
fchry vingen aldaar flegts, geduurende een korten tyd van
verkwikking, en genoegzaam als in *t voorbygaan» vlie*
gende blikken op de naaste voorwerpen konden vestigen ^
jnaar de afgelegenere ten eeuemaai onaangeroerd moesten
last-
fciltea; daar m tegendeal de Sttf Sparmaa^ idt.boDrdf
van dcazdfa laogduurig verblyf aan de Kagp , en zynen
vryen toegang in de beate en aaozienlykfte huizen, (in
welken men over sekere vaoroordeelen , de eigenlyke Staatsi>
en Rege^riogs-f^lleltenia der Volkplaioting , en het geheele
Sytbcma der Oo6;4ttdifche Maati^bappy betreffende , ier
gena Vreemdelingen en Reizigers te fpraeken, geen gebeim
meer maakte) aan zyne berichien en waameemingeo meec
echtheid en gelootwaardigiieid beeft bygc;zet» dan men aaQ
de opfteUen van andere Reisberqhryvers kan toekennen.
Daarenboven bad zyne Reiagenoot, de Heer Immelman^
met wien by ongelyk veel verder, dan alle zyne voorgui»-
gers, in bet binnenfte des landa is doorgcdroi9g^n , en de
alleruiterQe Kaapfcbe Volkplantingen ten Noordoosten bar
iBOGht beeft» op eene voorgaande dergelyke binnenlandfciie
•reize reeds veele. ondervüidiBg^ eo eeiie grondige kennif
van deezen merkwaardigen nitboek van Africa verkreegen»
■ By zodanige omftandigbeden is het geen wonder»
wanneer het tegenwoordig Werk van onzen Schryver dat
van alle zyne voorgangers ten eenemaal verdonkert» en
zo lang het bruikbaarfte , het volledigfte en teiTens geloof*
waardigfte is en blyft, tot dat een welgegoed Man » itelyk
de Heer Baüh^vk een enthafiaamus voor de weetendbhap*
pen, of ^en verlicht Siaatsdient^ar» gelyk de bevorderaai:
van bet Deenfche Reisgenootfchap naar Arabia» een gcr
leerde reize in bet groote derwaarda doet of laat doen*
Landbouw^ en Hniabouku^d^ , Meqschkunde en Natoufr
lyke Historie, zyn, in een naau weren zin, des Schryvers
vooroaamfte ob^Berken geweest. At wat by, omtrent bet
eerde, heeft ter oedergefteld, is meeaul ontleend uit de«
ofligang en de gefprekhen met kundige en geoefende Land-
bouwera, terwyl de men^^uld^e waatni»emifigea^ weik#
baare oomiddelyke betrekkingen op die foort v4o het men*
fchengeflacht, welke daar inbeeni»s<;h is, hebben, 90 ei?
genaartig, zo byzonder karakteriatiek zyn« dat zy llex:hta
aan die leeze?B kunnen misbaagei?, welK« geen boek voor
^ewtgtig houden, wanneer. bet niet , ten minden,, eenifi^
iseldzaa^e Qm9)9f»uigeD.en .O0gfibv>flyke fprookjes bebetec»
Ën wat de Natuurlyke Historie betreft, de Kenners t»
J^iefbebhers derzelve zuUeii bkr; oiuelbaare fcorten van
Dieren en.PIanien, waarvan de Afrlcaanfcbe Wildernislèn
krielen» en de weinigften rot biertoe ontdekt zyn, met
kenbaare onderfcheidende trekken befchreeven vinden »
firboQU hy zipb geenszins 9 na&r h^t voorbeeld van, andere
Z 4 leer-
jaS ■' 'A/sparman's- •*
leer* en Hevelfiigen van liNn^üs, irtet dofte k«nsttnaatfgë
befcliryvingtii opgehauden^ maar alleen «ullce • algemccnc
lircikclen- 'der-Natuuriyke Historie uitgèkoieii heeft , iu
wëlken^de menigte belang ftelt,tiieVn de weetenfcbappeii
verryken, en dfr opmerkzaamheid van het. ateemeen op
cene aangenaame • wyze bezig honden-," tervvyi zyne Na-
tuurkundige opmerkingen ook nóg 'daardoor eene nieuwe
èf\ beflisfende Waardv verkrygen, dat zy* menige fngeflo-
pene, en ze^fs óp het getuigenis van beroerarde Mannen
rustende, vóoroördeelen uit den wegrüimfeir^ én op die
wyze de groote rtuishouding der Natulir, geïyk ool^ de
Inftinaén, de Kunstdrififen èA VaardlJMtódeiV^ddr .Didwa
Vojfóedigèf aan den dag leggcri. ^ De b'ygevoegde'Af-
beélUWgen- van Veelè Dieren , die tot hief tó«, of nog ia
•t gè^héel* lilët', of teh minden zeer gebrekkig ayn uitge-
teelccnd, verftrekken ók Werk rfct alleen tot' fieraad, maaf
vfrrmèèrdeife!! daaretlbovcn nog het voordeel, derevenge*
mfirlde 'verbeteringen, en zetten eert' byzonderen hiister en
d«id^yk'hcid fckii de Bèrcihryvingen by, t^f\\^\ de Land-
kaart', die de HttT Spaf^mafk van de Kaap de Ooede Hoop
-en de Gewesten door-'hefti berefed , naar^zyne eigene
waanieémïrigén , en tiaar oorfpronglyké handteek^ningcn p
xHe- hem aan dè fCaapI dóór zyne 'Vrienden eyn meJege*
"déöMV óttïvvförpeo heeft, van 's Mans kunde- en eigen on-
dcTv^fniiing' merkelyke tekenéh draagt < en een fits te aan-
ziwflykjjr- bydra^e Por de Aardryksfciinde uitlevert , hoe
ïtrtnde'r rïitteken>ngen*-Wy' vaiV' Üeezeft-Ui^oelt' van Africa
SrfddeiK -' .. • «' ''-'^'i '•»' -1 •'..'' • ' .
^ IZié'daar Iionfd»3lkèfyk -bét; lóffeli*-ffèui1genls, dat de
èe^roêrtrte«.jR?ryf^r Van dfen Schryver eW de*ïzelfs Werk'met
20 ' véd' recht en' rióa^'^Jwclafdé jtfeeeèvéii heeft.- Her is ^
lWt»*fche«V fa'^ïradr, dür de VieetSpa^mafi dit 'Vlferk, even
ilTSiftyne vt^orige, voor^goédé Holtandfche düëaaten fchynt
geróhtöcvèri'-të hebbtiti, »ft?t peen ' dfc^*wf een nadtfelige
«rtVi^«rktftg'óp dfe beWandélW^^lietft^' en dat de Nedcrduii-
rch« ÜimaMê^iv^. e(yh cWerkV'dAt tóöh indbdöad van ge»
wigt tiv belang' is,' ZO' wêPirtët. oplicht van-^de vertaaiing^
a^-'«ite\t het uitierlykti *«ft<^;den dr(ïk betleft, 30 flordig is
' f>cH6ón Alt- Werk' tf^et^^l ^tdot nltri^ekzefen vatbaar h^
V!.**!*' de i5mce.ste"V<'»<itiAÏ«Vp«'fï fö'omOdgug ayfi, en ons Vie-^
fte* t«.'1((>^M^»epaa?(i' iis, 'ztVïicn w^ echter tot een ftaalrje
JuK^f'mededeelen,. '^ p:e€ó' dd- Schi^yver heeft aangettkend
¥f?te«l'Hj^a T^rw>if^'w^ fie<ïr gedö^ifU wyjmd, die
Kiriï». •. 33P
onun Reiziger i- wn Jiet begin «yner teizt tot a» Jiet
«iDde« wegens zyne Irek-osfen zeer ontrust heeft.
„Dees, zegn.lty,-i8 bet voorheen osbekende Dier.
welk PBMNANï'kortelyk befchryft, en wfaarvan hy tcifenl
eene AfbeeWing, geeft. Hy iioetut hiet daar de tttlckte
Ifjaena, en .houdt bet vow «ene foort , van .ij*yiaus
Grafdter; cants hyaena.^ oodcrfdwWeii; ^ Hv eaft
'tlleeolyk des nachts en. in de d«i«wnia..op r«)f,uit. en
«K> dra dezehttKten aardbodem bedekii,. pleegt byen troep».
wyze en;enkctal.ftroi)peBd* roW te zwerven.: Dit Dua-
beeft eene byzondere e^tnfchapV «eec nadceiig va©r*efr
•aeWci hierin beffaaaide, dat het^or eenen onajingenmoHai
to<»l ^akyd achzelven • verreadr. ' Zyne ftem laat «ich^
*eriyk op het papier met- wel ttttdnricken; doch om echter
asyn geluid, eenigarmate te hetefeaBe»^ ïois heteen aauo
of menigmaal fxxt.ma»), veik bet mtt een. toon van wan!
Iioopr en wel .teiltei» , na een lösfthentyd-.van eeninè
jninmiten.TTBpt-eetT- huilende wyze. ujtttoot., eh waardoor
<Je ^'at^lUI'•dlt Dier, bet viaaewhHgfte wan allen in Africa
noodzaakt, ayoen- eigen verrader. es ayn, gelylk de vergifr
tigfte Slang m. America» door het klapperen of latden
van haaren. ftaart, .zich voor. haire .dbodjyke beet zélve
waarfchouwt. — —' DeezefTygewélf .wordt nu wel door
zyw gehoU;gedwangBiiv«y» €i<8ea. verklikker. te zyn.doch
daartegen bean r Jby. de byzondete • behertdtgbdd / om de
fted van ainhfre. dieren na «e bootzen , *fto»door het he»
fomwylen gelukKen, zou', .Kalvewn^ Veuiens, Lammeren"
en dergelyfceo- te bedntgen , en. tot :zicb <e lokken. Het
bovengemelde berhaaide geluid, of gefchwenw is waarfchva*
lyk een.even m nttuarlyk gevolg des« hongeft^afe w
geeawen by. dan ,Menjch, waaneer, hy moede. is, of waS
neer de mond y of geiyk mengemeeolyk pleegt te zeeaen.
4e tan4en ons wöteeen by 't geacht «n.JefckrteifpyïenT
|eiien nauurlyfcèq. grorid^mpet.bet -ten minften heK
2elfo.de.Jio«e..tOQa wn/dji gebuid. geaft aiy gelegehheid.
om een ledige maag . te vertndt r(tell«nv Dat djt huiÜ
«ndmusfchen. van de natour van :dit Dier öna/fchcidbaar
I», beüoit Ik daoruit^k wyl een-jwigeTygerwolf, dku ,"
•an de Kaap-|tzica:heb, en welke iD.2yne» «dêrften ou-
■derdom door een Chinees aldaar, tam was aemtakt • «i
toen aan eenen .keten lag,, .des daags weJ, g^yk men mv
verhaalde, Ihl was, «aar d«i nachts, WrfS.vnlyfcopS
by honger gevoelde, zyn geluid zeer dikwyk-Wren Het.
iJy €wuj;e Ittudfaaewn of bowenwooBingeit,, té^ar-yefii
2 j . I vc«
330 A. SPARIUNS
vee is 9 zvfttft dit Roofdkr bytams tfie mrditeil fond. tn
hrénfct, door zyne zelfsverradery / de bonden van tyd tot
tyd in bcv?eeging. — — - De Landlieden hebben ny ver-
zekerd, dat zyne list zo verre gaat, dat het, niet zonder
gelukkig gevolg, in fchyn nu eens zicb verweere, dan
weder vlifede, en daardoor de geheele Tcbaar honden vee-
leide, om eenige fnapbaanrchooten verre van de woning oe
volgen , opdat de overige tygerwolven daardoor gelegenheid
-en tyd bekomen, om uit hunne hinderlaag los te hreeken^
en voor zich , zo wel als den vlugtenden , ongehinctefd
i>iut te maaken. Naar dat de Tygerwolf , niettegenftanH
<le zyne grootte èn fterkte, alleen in den uiterfen nood
het waagd, zich met de Honden in den Oryd te bege^
ven, is wel een overmigeod bewys Z3mer fcbiohcid- *-**«-^
Even ZO min verftout hy zich Osfen> Koetjen, Paarden ,
of andere grootere dieren aan te casten , wanneer deezen
flegts de minde Tchikking tot tegenweer smaken. Daar
tegen is de Hyaena listig genoeg, om met groot gehuil,
ihèi en onvermoeds, uit haare fchailplaats voon te fprin»
gen, waardoor ieder dier zo zeer verfctarikt wordt, dat
tiet begint te loopen, wsaiop zy het met zekerheid ver-
volgt, tot .dat zy de kans gunftig ziet, 'om hetzelve, al
ware het ook een Trekos, met een-eenige heet de boik
op te ryten, of anders eene gevaarlyke wonde toe t« bfen-
gen « en op zodaanige wyze in den cerften aanval zynen
roof te bemachtigen. Om daeze redrin is de land»
man genoodzaakt, zyn vee etken avond uit de weide te
haaien, eer het donker worcit^ alleenlyk grootere Kudden
Tlreko^en uitgenomen , welken men dag en nacht , zonder
hoeder, hun voedfel laat zoeken op dcv weiden, omdat
ny de bttdftreek kundig «n de list der Uyaena gewoon
zyn, ook meer dan andere dieren zich tegen eenen vvasd
5 emeenfcha^lyk verdedigen. Reizende' Ikden inc^ended,
ie zich niet lang kunnen ophouden*, lyden door het wei>
den des nachts fomtyds groot verlies , byzoader wanneer
de osfen nog jong zyn, en Kgt fdniw worden.
^ Dewyl ik op myne reize niet meer dan een fpan Os»
fen had , die daarenboven n<^ ligt fchow werden ea aan
^r loopen geraakten , zo waagde ik het zeer zelden , hea
ftes nachts te haten graazen. Want myn voomaame oog-*
merk, om Kruiden te verzamelen, liea my niet attyd toe»
om, gelyk de Roeren, des nachts te reizen, eu over dag
myne Osfen op de weide te laaten gaan. Dewyl ik du^
maar des morgens en des avonds Icou reizen , za was de
inid'
RftICJI.
S3^
ibiddagtyd tot het gntscn iriec genoegnan, ook wc^cm
de fterke bitte niet bekwaam daartoe. Daarenboven bad
ik menigmaal het verdriet, dat de Voerman van myn Os^
ièQ»an, die bet vee op de weide had betaooren te hoeden^
by dat werk in flaap viel. Hierdoor verlooren wy telkeng
üiet alleen verfcfaddtil uuren ^ maar wy waren ook fomr
tyds gebeele dagen becorgd, hoe wy onze Osfen zouden
wedervinden, en moesten niet zeiden te paard en te voet
bergen en dalen doorkruisfeo om ze weder op te zoe»»
ken. » ' ■ ' ■ Gedonrende myn verblyf by het btd weid
«yn rypoard, benevens anderen, die daar by waren» eene
des nachts voor eenen Avondwolf zo verfchrikt, dzt zy
de bosithen, atn welken zy vast gebonden waren, met
de woneis uit den grond fcheurden , en de vlucht namen>,
maar eerst den volgenden avond, hoewel onbelcfaadigd:»
weder gevonden wierden. Vaelligt hadden zy zich door
loopen gered , of waren eindelyk moedig genoeg geweest»
om aan het fteiie afhangen van een berg, die e^ naanv
dal infloot , halte te maakea. Het kan ook zyn ,
dat de Hyaena^ gelyk* onze gemeene wolfen, flegts in
het open veld ftout is, want van deeze laatften zegt
men, dat zy uit vreeze voor liinderkage. en van beloerd
te zuilen worden, den geenen, die zyn toevfaigt tot een
woud aeant, niet vervolgen. Het gevaar, van myn paart
te verliezen , bewoog my intusfchen om tegen eenen jbd
verdrietelyken en waakfaamen vyand alie mog^yke voor«
richtigheid te giebruikea. Ik was ook zo gehikkig dat.ik
op myn geheele «eizc door zyne groote arglistigheid en
vraatzucht niets verloor. ■ ' ■<■ De Hoctentotten zehren
badden my beleden dat fonraiigcn onder ben bet zicb
nog erinneren konden, boe dit dier zo diiist was ge-
weest, om ftil in hunne hutten te fluipen, en zelfs hunne
iLinderen weg te fleepen. Doch tegenwoordig gebeurt
cttlks niet meer. Het ichietgeweer fchynt thans dseze
en andere gevaarlyke roofdieren gelecid te bebben» om
voor de menichen te vreezen.
,5 De volgende gerchiedenis van ^nen Tygerwdf , die
men *my uit eene befchryving van de Kaap de goede Hoop
vertelde, vah my hier by in: zy is ten minOen zeer
kortswylig; indien zy ook al zo gantsch geloofwaardig
niet mogt zyn. ^" ■ ■ By gekgehheid eeuer vroolyke
maaltyd, niet verre van de Kaap, bad men een Trontr
petter^die^te veel drank gedronken hebbende, ftompdroop
ken was geworden » des nachts buiten de deur gelegd^
op-
33» A«.SEMlBUiN*S
opdtt hy vedetten en vaiT syn roes^bekoinen zou; Doch
bet duurde mctilaog, of 'er k<Vam een Tygerwolf, die
den goeden rmh op den rug v^erp , gelyk een dood )yk
ais een goede prys voortüeepte, en naar den kant des
fTafélbergs fpoedde. Middelerwyl kwam de Speelman door
den drank bedwelmd « weder by , en had nog bewustheid
genoeg , om het groot gevaar , waarin hy zich bevond ^
te bemerken » en op zyue trompet , welke hy aan zync
«yde gebonden had, alarm te blaazen. Oit joeg het roof»
dier* zodanigen fchrik.aan^ dat bet.zynea roof vediet*
jien ander, din een tromi^tter, zou ouder df eze omftan-
dtghedcn zekerlyk een. buit, der. Hyaena geworden ayn.
^, Ondertttsfcbeó is bet onloochenbaar eo eea ieder
jwel bekend, dat deeze wolven zich bykaos in eiken dort*
Jcerèn nacht by de vleescbhal in de Scad aan de Kaap de
Goede Hocrp vertoooen, om de beenen^ vellea, en andere
4ifvaUen , in> menigte aldaar weggeworpen , op te neeten
of af te haaleo^ » ■■ Voor deezcn dienst betoonen de
finwooneis ♦ «icli door -<le onbepaalde Vryheid, welke zy
'huü tot .zodanige- nacfatbezoeken/.{^ven, dankbaar: de
honden^ zegt men, hebben zich aan hun gezelfchsp ge^
iwend , en legiten iiun insgdyks geen hindernis in <^n wegw
'Ën wyl deeze roofdieren op. zodaoige :.wyze by de Stad
:gevoedten in .rust gelaaten worden, zo hoort meo ook
•daarentegen zelden dat zy-eenig .fchaade:doeq. .
-•i^s In de verbiaazfende gulzigheid deeaer dieren zelve
:heeft intusfchen de Godlyke voorztenigfaeid een doorflaaa^
.bewys haarer. wyzc. fchikkinge-jijetoondw De velden
rnmdom* de Kaap zouden zekerlyk riret.geiaamten ^Q,been«
deren tot wialging* en afkeer toe. ais bezaaid zyn, iwyi zo
Vfiele en ulryke troepen gsootere en:kleinene wilde dierea
aldaar huniVoedfcl zoeken enTvtn tyd ttottyd fterv^^
byaldicn.niet de Tygerw«lf dcpoficiobcdiende dec N:ï»
'tuur was, die haare fchouwplaats danrxan reinigt; wanp
Oe) Leeuwen ; TygBr$ en aodereu vseéten g^eoe beende^
ren, en'raaken niet gaarn aas aan. -~— Daartegen. dic^
nen zy de Natuur op andere wyzen^zyitouden de overige
•dieren waakfaam eh dragen om Tan andere oogmisrljen^
"Welke de vt>or?Jenighaii dooc- hen: bereikt, niet ie fpree-
ken ,. benevens den mensch. veel daartoe by , <m de veri
•nïeerdcring van het dieretïryk ia hehoorly|c evenwiclit <Dec
de vermeerdering van het planteuryk te behouden, opdat
•bet eerfte zich niet verder- uitbreide dan dk in (laat is
iierea te voeden , eodat het de nodige vnortplaniiiig dt^of
' » ' ' zaïi^
ItET2B.
S33
Eaalen.tilet liindere, en .bygcvolg niet door eene gant-
fchelyke vertcering van hetzelve zich zeJvcii door tnaimcl
en. honger uitroeije. -^ Hierom vindt men, niettegen^
fhande de grpote menigte van wilde dieren, zeer zelden
beenderen van hun; maar van Hyenen, gelyk ook van
ïygèrs. Leeuwen, SjakaJs, wilde Katten en wilde hon^
den nooit. Om de vloeren, welker reiniging de God dei
Natuur hun tot een bezigheid heeft opgelegd , door huti
eigen averfchot niet zelven te verontreinigen; gaan dtüzé
ïygerwolven, wanneer zy zich kraak of gebrekkig voe*
len, niet uit hunne, holen, maar verwachten daar onder
Stuiptrekkingen en honger dtu dood, om aan de laatfte
wet der Natuur ook te gehoorzaanpen. Hierby
moet ik nog aanmerken, dat de Tygerwolf, hoe onge-
luoflyk veel by vreeten kan, zo ook in ftaat is, om
gant^ch buitengewoon lang te hongeren , voegt men zyne
tameiyk groote bloheid, om levendige dieren aan te tak-
ten, bierby, zo ziet men, dat zyne vraatgierigheid
voomimelyk maar daartoe dient, om dat geen, 't welk
ia het dieren ryk , wegens ouderdom of krankheid, of
verminking ^ onbruikbaar is, benevens het ultvaagfel , aas
en beenderen, gttWk ook veeJlicht bet overtollige deszelfs
te veiteeren , maar de, bronneu , waaruit Iw nieuwen
aanwas krygt, juist geene beduidende verwoesting. van hec-
zeive te vreezen hebben.
Toomclpoezy van nioolAas simon van wintkw en lü-
CKETIA WILHBLMIIVA van ftlKRKfiN. T^VCCds. Dcd, Tc
Atnflerdam^ by -P. J. Uylenbroek, /« 4/0. 458 bladz.
De Kunstkundige Heer van Winter en zyne niet minder
beroemde Huisvrouw , . Mej. van Merken , bieden de
Natie, in dit deel Hunner Tdoneel Poëty^ de vruchten
van hun edel Diclitvermogen aan. VVy zullen dezelve at
zonderlyk befchouwen, daar zy zeker meer dan een op»
pervlakkig iözien verdienen.
De klimmende jaareo van den Heer van JFinter fchynen
«yn Ed. t« verzekeren, dat de Menzikof zyn lantfte dich-
terlyke arbeid is, dien hy zyne Deugd- en Dichilievende
Landgenooren aanbiedt. Menzikofs lotgevallen zyn in de
Gefchiedenis van Rusland zeer bekend. ' Een man , die uit
de laagte van een geringe geboorte tot het toppunt van
eare opfteeg, eu van daar, in eene diepte van verneder
• ' ring^
134 N. S. VAN WINTER SN U W. TAN U&tKEN
mg , ak baHMg nedemmiicick. D& TreurTpel ftek
voor 9 in zyne baUiogrcbap ^ in het akelig Siberië, naa het
afRerven zyoef vrouw en dochter, niet zynen zoon en an-
dere dochter, Iwan en Eudoxc genoemd. Gustaaf Biron ,
«mder den naam van Confiantjn^ vergezeld door eenea
Bazilitts , zyn vertrouwde , (bekken hem tot gezelfdiap ,
terwyl Conftamjn verUefd is op Emdoxe. Akxis ^ een
geweezen Luitenant onder Afenzihf^ maar zins lange uit*
ta^, komt de plaats van Mtnzikofs ballingrdiap door»
leizen, en flaat hem de redding van zynen zooo Ivan
Toor. Biron , hun geheel onbekend , die lang reeds werk*
zaam was geweest, om Menzikoffs zaaken te herRelten^
houdt zo ved mogelyk de voortzetting van Iwans vlucht
tegpu , terwyl Iwans edele tnboföt van zelfs neigt om zy«
oen vader en zuster niet te verlaaren : hierop raaken Iwan
'en Conftantjfti uit hoofde van Birons geheimhouding om«
trent zynen naam, in twist, welke zo hoog loopt, dat
de zwaarden uit de fcheden raaken. jlUxis fcheidt faun^
en maatigt de woede van Infan. Dy de verzoening van
twan en Canftantjn^ ontdekt de laatfte zyn* waaren mam;
en Bazilius bericht gebragt hebbende van de aankomst
eeniger vreemdelingen, paat Biron zulks onderzoeken, en
keert te rug met it tyding, dat Dólgorukki^ die den val
van Menziküf aan het Hof van Petersburg veroorzaakt
hadt, met zyn gezin, als balling, die zelfde nlaats nadere-
de, en het nog heuchelyker bericht, dat Menzikof htX'^
fteld wierdt in zyne eer. ' Deeze tvding doet den
ouden Menzihaff zodanig aan , dat by fterit : zyne kinde*
ren zegenende^ en zelfs aan zyn* vyand Dolgorukki ^
wanbedryf vergeevende. *t CharaAer van Menzibif^ in
dit Treurfpel,i8 wat zagt aangelegd: 't Is waar, de Dicht-
kunst ftaat het verderen vry, maar een Menzikof, in de
gefchiedbladeren, zo uitfteekend in fnoodheid ais groot*
heid, zt» geheel Christelyk, zo geheel bevryd van zyn
voorige ztehgebitken te venoonen, is de waarfcbynlykheid
wat veel gevertó: wy ftaan toe, wy zien den vemedeiw
den, den ongelukkigen , den ouden, den ftervenden Mefu
zikof^ maar met dat alles moet hy de groote man en
Menzikof blyven. Mogelyk vormen wy ons ook een wat
te groot denkbeeld van Menzikof, en dat het dus al zett
moetlyk zou vallen aan die wydgaapende verwachting te
voldoen. Ondertusfchen bevalt ons het CharaAer van
lyfsn- uitfteekend. Geheel jeuedig, geheel Rusfisch. £u^
doxê i» een. beminlyk gioot Cbaxafter, gelyk ook dat van
Gtt$^
XMNBEL<^POBST«. 335
Gustsaf Biron^ beide viy fcerk ukkomende. Dat van ^«
üxit is dankbaar^ en de Dkhcer beeft- het/eive in een
tievalUg licht gepiatut: tenryl dat vaa Nntalia niets » en
dat van Baztliis weinige bedaidt. In bet vierde Bedryf,
Viefde Tooneel» liebben wy, net den grootften fmaak en
deeloeenuDg^de opryi&ende gramfeiiap van Iwan waargeno-
mes; dit l^neei verdient op zkb zelve de bewonderende
goctteuring van allen, die gevoel hebben voor het cha-
laAeriaeerend fchoon der Toonec^Ipoëzy.
Imuzc ^Arlac^ een Treorfpel van Mej. van Merken.
folgt op den idenxikif\ een Stak, overvloedig in ftaai»
heden, en vol aandoenlyke trekken, dat, ten tooneele
gevoerd, door ayoe levendigheid buitengewoon bebaagea
sal. LmMC d^Arlac is eene vercierde Perfoonaadje, die
zeker veel belang verwekt door de kundige wyze, waar*
op sy ten tooneele verfchynt; doch , juist door dat belang
loopt Dominicui de Gourges^ die voortreffelyke beid,
nioder fteik in bet oog , dau xyne uitAeekende moed ver«
dieode, fchoon wy wel bezeflRm, dat de daad van de
GatÊTges op zich zdve «traarfchyolyk geen «enoegzaame (I0&
h voor een TreurTpel zou opleveren^ De Gaurges is in*
tusfchen een fraaije rol, en de Franfche aarc is keurig in
zyn Charaéler bewaard. Louïze dArlac is zeer bevallig
gelchecst. Oiocara is, onzes oordeels, bet fraaist van aUt
gefcbHderd, en in iiem bet cbaraAer van een Indiaans, en
vaoeen eddnioedigcn ^ doch hoopeloozen , minnaar voc^beel*
dia: waargenomen* Satouria en Olinde zyn beide fraai
bnandeld, doch Adusta voor cenen zo woesten Indiaan,
op fomai^ phaczen, zagt genoeg, fchoon bet Charafter
by de ontwikkeling meerder ilevigheid krygt, -^ Eene
aanmerking is otis onder de Leeziog ingevallen: naamdyk^
in bet acbcfte Toooed van bet tweede Bedryf» bk 1344
vraagt OHmU aan Lomzcm
^ Mêat woêrom hiU ge u toch na dU gefeest begeeveiu ?**
Wy bekennen , de Leezer of Aenfchouwer moet onder*
recht worden^ waarom Louize na CharUstown vertrokken
was; doch is deeze vraag, in den mond vau Olinde^ by
4vie Louize^ reeds een geruimen tyd, gehuisvest badt,
geheel natuurlyk?
Sebilh van An)ou is het tweede TreurTpel van Méj.
"tan Merken in deezen bundel. Die ongelukkige ^oningin
^raa Jerufaletn vertoont zich in dit (luk io een zeer be«
min*
/
. jj6 N. s. V. WINTER. KN L. w; v^aiburen, toon. pökzy#
ininnelyk daglicht, als een Vorstia, die voor haarc onge^»
lukklge Ondordaaiien eetie mbedcrlyke 2org 'draagt » eo als
céne getrouwe Kchigenoot voor haaren gevangen Geoiaat
utle poogin^en ter zyner redding aanwendt. Het Cba^
rafter vzn'SeMU is meesterlyk gefchilderd. Zy is overal
Vórsiln , en tevens eeue icderhariige Gemaalin. 't CharaAef
van Gut van Lufignan en baar Ëchtenoot is behoorlyk
volgehouden. MóUzcndt en Elhc zyn raamelyk bclang-
ryk. Het edelaartige in het Charaéter van Humfm ftraalt
op alle plaarzen door. HcracHus is een Gryzaard vol ge-
gronde bekooitnering, docb die, onzes acbtens, in het
eerst een weinig te veel hei voorkomen heeft van agter*
dochtii; te zyn, terwyl zyn vermoeden omtrent Raimand
waarlyk gegrond is. Kaimond is met de verdiende haate-
lyke kleuren afgemaaid. Saladyn heeft zeer vecle bemin*
celyke trekken; alleen is hy fomtyds niet wat gemeen-
zaam' voor ttxï Sultan met zyne hovelingen? BI- 336— 338
vertoont hy zich in zyne volle grootheid. Van de overi.
ge Gharafters valt niet zeer veel te zeggen, 't Beloop van
het geheele ttuk is fraai , en treffend , terwyl 'er eene def-
tige naatigheid in heerscht , die het zelve met recht onder
de Vorstlyke Treurfpelen rangfdükt.
Het vierde en laatlle Stuk in dit Deel draagt den naam
van Gclotiidó^ en is mede van Mej. van Merken* De
Liefde van een Moeder voor haar Kind is met de fterkfte
en fraaifte kleuren in dit ftuk gefchilderd: baar CharaAer
heeft iets eorwaardiga, en haar droefheid is zo edel, dac
ey de bewonderende goedkeuring van de beminnaars der
Tooneelpoëzy moet wegdraagen. Van Eurimedon ziet
men niets dan grootheid, terwyl Leotichides^ Philocks en
de Raden van Athene , een friaije verfcheidenbeid vao Gha-
rafters opleveren. Myronides is by uitftek keurig behan-
deld: Hezioné en Iphidantas voldoen ons tamelyk ,. doch
zyn natuurlyk minstbelangryk. Het geheele Treurfpel
fmaakt ons uitmuntend, en wy fchroomen niet het zelve
als een Meester.iuk aan te pryzen, dat de Dichteres eo
deeze Natie eer aandoet.
D^
MtDBAutoxMi HKËmmMi tcnOomvtG, |§f
m : J
I>è NidtrUméfche Dichtkundige Schüuwburp. Mn Plaaten. Bet^
. fit Deek Te Amfifrddm^ ^^Slwe en Langeveld» 1780. In
tvêé 316 hiêdsk
D
Üicbtkiindtge Scfiouwburg Wordt gijpend met drie
Tooneeinukken» waarvati hét eerfte den goede Vertanling ü
van het Blyfpel / OuJltleJahS ohfïacle^ van Deitouches. Dë iWeè
laatllen zyn heide oorf{)rong]yke Stukken. Het eene draagt dén
UBAtü van SefhtUm MtmehtwH, iVerthetf een fehtirtientee! min-
naar» is hevig vefUefd op Eu^enia^ de Dochrer van Stbaldun
ee 1 matt , wiens hoofd vol is van allcfhande dweepzicke begrip»
j)enf diehy uic den mysterieufen Reew gehaald heeft. De feil*
ttmertteele denkbeelden van fVerther ftrocken maar geheel niet
niet de ideën van Sebaldus* Se'jaldus fluit zyn Dochter op in ^n
tuinhuis» Waar I4^efihef, in een mand door dén fdioorften neer-
gelaaren» haar komt bezoeken: doch zy worden overvallen doof.
Vader S^baidus . die , by het mkomen van het vertrek t In den
inaod neêrtüimelt, die oogenbliklyk wordt opgetrokken , en di:S
vaan Sebaldust Wiens hoofd lang met denkbeelden van vergees*^
telyktng enz. vervuld Was geweest , ten Hemel. Dit behaagt
hem geheel niet, en» onder voorwaarde van hét Huwlyk» tus^
ichen 'V^thet en Eu^enia , te zullen toeftaan , wordt hy neder-
gelaaten» 't Beloop van het Stukje is niet onaartig: fcboon 'er
nog al vry wat aanmerkingen van gewigt op te maaken zym
Immers zou men met riecht verwachten f dat een Zotskap , als
Wen fier ^ in een nog béfpottelyker licht zou voorgefteld fcyn; en
is het w^ nuttig, iemand, zoylhoofdig als hy, met vollen glans
te laaten zegepraalen. Het cbaraAer van Seoaldus is 2eer fraai ^
doch VrOaW Sntvs is eene vreemde Moeder, en 't geen zy bF,
a5X en 353 verhaalt, komt ons onnatuurlyk voor in den mond
Vtti een Moeder, en Is in lang na niet dectm genoeg, gelyk ook
veele praatjes van iJzette. De rol van Lodewyk is, op zommige
Esatzen, een weinigje geoutreerd. Met dat alles raaden wy den
Icbter, in dat vak te blyven werken , daar hy zeer geichikt
Ichynt te we^en tot het Blyfpeh
Het Naaftukje» de Verwarring t is zeer korti en betekent niet
.]IiDfKX.«N«ALG'.L£Tr.iia8« Aa De
S3S' - BE OSy^AAPEND» UITTOGT.
De' jrewaapende üittogt. Tomeeifpel^ in drie Sedryyen. Door h
vAN^PANOE&s. Te jimfierdam^ by A. Van der Kfoe en A.
Capel. Behalven het Foorberichtt 94 bladz^ in oBwo.
ir en Tooneclfpel, ingerigt naar de tegenwoordige tydaomfiatlL
^^ digheden » die ook aanleiding g^eeven hebben om bet zelve
te vervaardigen. De Hccren yryhart en Eelhmrt zyn braave»
weldenkende» bedaarde Patriotten» wier Kincleren ook in dien
linaak opgekweekt zyn, en welke denkwyze der Vrouwe van
Vrshart insgelyks eigen is. De Heer Dwineton 9 beoevensdes-
ZJlfs Zoon , ^ntonie , en Juffrouw Fel » Zuster van Fryhan ,
zyn eigenbaatige menfchen , die zig de zaak des Vaderlands niet
aantrekken , en alleen een vuil eigenbelang beoogen. By deeze
Pcrlbnagien komen in dit TooneeUluk /log Catryn. de Dienst -
maaj^d va'i Fryhan, benevens haar Minnaar Hendrik ^ die mede
Patriottisch denken. — — Karel , de Zoon van Fe hart , ca
jlnianie , de Zoon van Dwin^ton^ (laan beiden als Minnaars na
't bart van Elizs , de Dogter van yryhart; haar hart, fchoon nog
niet bepaald, helt cgter over tot Karel; hoewel Juffrouw F^/ haar,
ten vourdeele van Antunie^ zoekt in te neemen. Eene bykomen-
de omftandigheid brengt bier eene volftrekte beOisfing te wege:
Karel is mede onder de Manfchap, die gewapend zal uittrekken,
ter handhaavinge der Vryheïd; en by die gelegenheid verklaart
zig Elize uitdruklyk voor hem. — - Deeze gewapende uit-
logt is het hoofdonderwerp van dit Tooneelfpel , het welk de
Heer van Panders in het tweede Bedryf begint te doen werken.
De Dienstmaagd Cairm openbaart, met aandoening, aan Juffrouw
Vryhart. dat haar Minnaar (laat uit te trekken; in eén daaruit
voortvloeiend gelprek, geeft de Heer Fryhart te kennen, dat hy
zodanig een uirtogt goedkeurt, al ware 't ook, dat zyn 2iOoo
Wiilefn daarin betrokken mogte zyn. Onder dit gefprek komt
Kaïel en meldt, hoe hy, benevens zyn Boezemvriend /Ti/irtii,
jnids der Onderen toedemmlng, hun woord daartoe gegeevea
hadden ;. verhaal cude te gelyk , hoe zyn Vader Eeihart zulks
jïjocdgekeurd had. Het ontvangen berigt doet de Ouders, e^
bovenal Eihe . zeer flerk aan ; welke aandoening met de komst
van fVi Ufn zei ven nog merklyk toeneemt. Deeze verkrygt infr.
gclyks, na dat hy, op 's Vaders voorftel, getoond heefl, dat
geen onbezonnenheid , maar bczef van verpligting , hem hiertoe
gebragt heeft, der Ouderen toeftemming; waarop in de verdere
Tooneelei van dit, en het derde Bedryf, de daartoe betnekke-
lyke onderhandelingen, met eenige tusfchenkomende voorvallen,
en 't laatfte affcheid, ontvouwd worden. In één derzelven ver-
klaart zig Elize aan haare Moeder voor Katd; en in een ander
geeft zy haar woord aan Karel zelven. Zommigen dier Too-
neelen brengen ons wyders onder bet oog , hoe Dwington al-
DB GEWAAPÈNife VXrlbGV^ ' 3^
leenlyfe'aarigèflaan hébbe, op het Huwelyt van zytusn Zoon mee:
Elizüt om dat hy wist, dar haar van ter zyde ecnc groore Er-:
fenis ten deel :^u valleri^, waarvan hy onderrfgt w^ door fuf-
ft-ouw Fel , welker haatlyk en verraderlyk gedrag ten duldeJyfc..
Re ten toon gefterd wordt. ■ ■ In alle deeze opzigten, zo
in het hoofdonderwerp , als in de tusfchenkómende gefchiede-
nïfifen , die het Spel verlevencFfgen , beeft de Heer van Panüets'.
de natuur vry wel in agt genomen ; en bdvenal heeft hy de
aandoeningen der belanghebbende Perfooncn , zo in de ontdek-
king, als in de verdere onderhandelingen^ en byzonder:by het .
laame affchdd , eigenaartig deen werken. -^ — Wy* zeggen,
nog eens : een Stukje voor den legenwoördigcn tyd ! ^^
Delia en MekUe. Too^eelfpel; door wiilem liWfME. Te Am-'
Jlerdamf by P. J. Uylenbroek, 1787. In 8vo. éi hladz.
"F en oorfprongelyk Tooneelfluk dient met recht meer de by-
zondere aandachtj dan een aantal voortbrengzels uit vreem-
de Lanvien : vooral , daar het gevloeid is uit dezelfde Pen , als
"het Werkje , jgetyteld ^ Dankbaare , 20 gunftig by de Natie.
(jnt,vangcn, Hqt beloop van het Stuk voldoet ons over het al-^
gemeen wel , doch djc neemt' niet weg; dat wy céni|:c
aanmerkingen hebben, welke on^'van genoegfeaamen grond t&-
fchynen, om .?e aan het algemeen mede te doelen. Wy vin-
den het vreemd i dat Mevrouw\^^/m&ttr, bl. ^2 ^--Melaidê ai-.
leen in* den tuin Iaat gaan-, daar het meisje ,...naa ^eenen zo
flechieoinachti.en ip zo groote , zwaarmoedigheid , wel degel) fc
het gezelfchap van MevrQUw Éelmoiir noodig hadt:- 'nïaar 'Vr
moest een ge(pfck,.tusfch€n haar en Jamsj voorvallen. Steekt
het niet wat fterk door-, dat Mevrouw, fiff/wcttr, daarom alfééi?';
blyft: en wat zullen wy zeggen van de reden, die ^7wn2>j*voop
zyn vertoeven geeft, l^l.-Sö- Het tweede Bedryf voldoet ons
in bet geheel het minffe , en fchynt ons eenigzins gemaakt ló
aq^n , om het Stuk de grootte van vyf Bedryven te doen heb*
ben : althans wy gelooven , dar de Heer Imme de ftof van 't
tweede Bedryf, zeer gemakkelyk in ó(^n aanvang vim het der-
de zou hebben kunnen verwerken. 1$ ook het 'vertrek van
Sanjon^ bl. 58 , nauiurlyk; ïs de reden van genoegzaame kragt)
daar Jamei de 'man is , die hem mogclyk bLTicht zou kunnen
geeven van zync Ddia. Onze Natie zal over 't geheel w-^l te
vreden'zyn, dat Delia zo gelukkig herflclr, en'uitgehuwlykt
wordt aan haaien verleider Bevfon, Dit geeft een aangenaam
einde , maar dwaalt de Natie hier niet ? of liever , doen onze
Tooneeldichters , zo zy wezendlyk nut met het Toeneef bedoe-
Jen , 'er 'wél aan , dat zy 'zo infchikkeJyk zyn , voor de in' dit
Stuk 20 'goedaartige geKcItenis van onzen Landaart ? Althans ,
A a 2 zou
pg> Wt HOftt pauk W AOKLAb^
9f}u ecna ftervende ^elh ♦ nn het dnde vtn dit Stuk « ^
indruk hebben kunnen verooqiaaken op het hart van de A; q.
ichouweri, dat mislchien d^ gevaarlykbeid der verleidine in do.
ziel va$tprencce. 't Is wtarf men ^u dan de verheugde San^'
ftn en '^Jeiüide geipist beiiben ; men hadt i^Ifs hec "Huwelyl;
van fames mec AMalée, niet gQVo^lyk kunnen verneemeo :
inaai^'de fcbade was ao onibqet^^r groot niet, Wy hoopten» bv
<ie lecJïing , op ei^i dode t dat treffender zou geweest zyn ^
fchoon ons de tytel viq Tooneellbel wel zodanig eenen uif
flag vreezen dee^t. Van B^njons CharaQert ^n dw van D /«,
Vieeten wy weinig, AUfi^o beider bekeering is viy
plot^Iing, vooral die van B^nfon* Edward'i Charaöer houdt zien
heerlyk Aaande » het gantfche Stiik door. J.émes is een Min-
paar, Mevrouw Belmour ecne Prcdikan s Wedqwe, waarin bet
Cbaraétermaatige fraai bewaar^ is » vooral in de fyne trekken^
Van Mevrouw Scuan is niets als goed te zeggen. Sanjon ig-
redelyk gefch^tst. Adelaide is eèn lief Meisje , maar baar Cha*
rader was» onzfs acht^» iiog beter vol ?e houd^ geweest*
W^eirfchifal van het Woare en Schynvemodk ^ dnor - Jmgvrouwê
i, C l^u^ae^. Te Anjicrdam^ by J. AUart, 178$; MehalY^^
ket y!o9rwerk, 84 bladz* in gr. oSavo^
■ '■ ■ » '■ Uw ftuk mag pi^t verborgen hlyvcn.
peen koornmaat dekk* dfe kaars « ^-— * zy fty; ten kandelaar,
was , ipet reelat , de ei$ch van d?n Wel E;d. Geftr. Heer ^^
van Royin , ' de Dich^erefi van dit ^Tiikje t^r <V^ly^c uitgaa*
ye aanlpqorendé : want een l^Iein getal KxefDplaaren van liet
fèWe was er ceed^ gedrukt» alleen geföhikt voor de bvzondere
Vrienden en Kun^i^enoQten van de Dicbteresfe. Zoetvloei/end^
liatuttrlyke en vrouwelyk^ ^gfheid kei)tej(cnen byzonder dee*
ise edele Leuetproev^
Lu€inde . een meisje van de grootp waereld» haar vermaal;
ipoeken^c in d^ gewoone leevenswyze van dat flag van lieden ,
als in. bet Toilet» 10 de Kleeding» in hei Spel , dë Opera,
Pansparty^n ^z,» en, zo ^ "raeen^, ook meer of min vinden*
de, raakt m gefprek met LLtze , die wel e^nc vriendin van bet
verqaak is, n^aar het zelve in het aank wecken haarp redelyka
fn zgdelyke verniog^ns» en in het heocfeqpn van dep God^
dienst^ vindt; en deeze haait, in eenige 2iameprpraaken, de eer*
(Ie qvertuig^nd over tot haare party, Befcbeidcne zagtanrtigbeid
en oprecl^te ongedwongene Godsdienjligi.eid , zyn de grondttek-
ken van het Chara" er van Eiiz'i Tot eene proeve diene eeni
gedeelte cier befchryvlng van het BuiteniQeven» voor een Go4«
4* e.
Sm fua *— — * remaak van 't lieftyk Biatehkevin
. jtoH uw bedaarden geest ook V zoet, genoegen geerent
Ce ontwaakt niet uit den droom, wen akh éen Veidgeilga
Jm u verbeelding fihmti *tfchynt u veeker gerigt
Om vmer^JmMk,al oneer te tuivrent te veifynen:
JSee moet al*s waerelds pracht kierby als rook verdwyneni
Maar. doet de mêrge^ftond u dit in Wjoa^heid nieni
Jfoogt ge op oen ftille Hoeve uw' Schepper hulde bitn^
' Wanneer gy, frUck ontwaakt, voor nieuwe gunstbewyzenp •
Sn vaak beproefde trouw 9 de Algoédheid bly fkop^t pryzen;
Dan wordt uw kar% ontvlamd door al waf [f^.omringt:
Daar zelfs het vooglen helr zyns Maakérs grofheid ^zingt }
_ Daar berg en dal en bosch zyn' roem Hem doen' verkry gen ^ . ,
*> Slaat aliis kier accoofdi en gy zaudt gy daar^zwygent ^
Cyl die zo mild bedeeld en ryk gezegend zytl
Hen: zing een vrolyk Hedt uw fiem zy God gewyd*
Denk niet, die zoete pligt tot 'luiheid ons doe neigen i
Gy vindt hier bezigheên^ aan onze fexe ook eigen:
Terwyi ge^ bly verruitte Gods groote dain befchouwtp
Een-Bloemperk, uwer zorg en opzicht aanbetrouwd.
Door uwe hand gekweekt » zal niet min weelig groeien.
U Schynt^zelfsf wy zyn \trpligt ons hiermee te bemoeien ,
Daar roezen en jasmyns » jonquïlle en violet.
Ons dan weer hulde doen door ^tjierelykst beuquet^
Hier paart zich *t nut êok aan de onfchuldigfte vermaaken»
f lukt gy. het fierlyk Ooft. 't ui elk te beter Jmaaken,
' Daar uwe zagte hand den frisjchen daauw niet Jchendt*
fiopit meogt gy ledig zyn, waar ge uwe treden wendt»-
^n regelt ge uw bedryf, door juisu tydvetdeêiif»g ,
Dan vliedt gy *t lastigst pak 9 de naare Jteifsverveelingi
Behartig hier uw werk, 't/poeit dies te beter voort 9
Daar u geen drjjfk gewoel it^ uwe viyt verfioort :
De KamperfoAie mag uw* iustprieel bedekken»
Tlfrwyl haar balfemgeur uw' aandacta op^ kan wekken $
Wannéér een nuttig hoek fi in haar.iaof veruit:
Lach ny hier mh din nyd^ daêr u geen wroeging kwelt.
Ken Y naargehootst fieraad dut lang «ir* Xhncn ftreelen^
flier heerscht de goede fmadk in heerlyker Toeneelenf
f^h} gy , naar tydverdryft hier is dit dag te kort.
Wnxmn ftn ^age zrif ven uem vmier wem»
Aa 9 ir#j.
20t: A.ux*8ueBiir, «wjtt»tkAAti/'
Jfijsgeerige bedeiikin^eifi dver den 'Gódidiènsi 9 de Fnjdenierij en
OpMieripg^^Uet JTerfiündt. Jkneyens -eene- Jettdemifche Reden*
voerthg. *,Doon ^^MM VAN ECKHAilTsnAUSBN. Uit^ het Hoog'-
duitsch. 'Te ^mfleldam, ^by. Jf Kok Pz», .J?^* gthalvem de
Voorrede f 146 bladz* in gr, oQavo.
"llTaenwysheCd^ëHOttgodsdïenftigbeid tegen te gacn, algemene
^^ MoTttcfaliefisle en Godsdienftigheid in te boesiemen , is Jiet
gewigtigé oogmerk dezer. .bedenkingeD» Deticer. van EekhaHs*
/jati/Vn bezeft , dat ^e opheldering, vaw.iat .Verftand , waegip
trotfthe Vrydenkers jn^.onze dagien zich zo .fterk beroemen., ter-
■wyl ze de ^fens•chl^efde verzwakken , en den Godsdienst kracbt-
loos'fnaken , ^i^éT Verre is van ene ware opheldering des Vtr-
ftands te zyn. Ztfiks noept* Ircnr, óm te t(*3nen , waerin de we-
zéhlykc opbeldeting- des- VerfhadR' heftae , en waerR)e de^elVè
ilrekke; als mede > hoe de*PiiiIo<aphie.ieo.QDdsdicQst hand aen
hand beho^ren je gacn.;, (}aer de PhUqfophie .zonder Godsdi^st
in VrygecsWy , en de Godsdienst ^ondef Phjlofophie veelal ia
Bygcloof ontaert'; *U^elk eoji en ander nie^ dan verdervelyke ge-
volgen met zich kaft' flepcri. Dit lefd hem verder tot ene nade-
re overwejging Vatj den aert der Vrydcnkery eii van derr Gods-
dienst , mitsgaders ..van xierzelver veHcfaUlende uitvirerkzele».;. dat
hem ook wel byzonder bet oog doet, ^stjgen op de yoordeeï^n,
en den riatüurlyken. ió vloed van-.den.Geopenbaerden Godsdienst,
dien de VTygeest Hechts liiet nfetswacrdigc aenvallen beftryd.—
Zyn Ed. dit alles grondig ontvouvind en emfli'g aengedröngen
hebbende, richt voorts zyne.acnfj^mek, zoaen den verleldenclen
Vrydeoker , aU aen de nog niet sverlekSe .|eugd r om ben te recht
te brengen of te behouden -. e0 deplj hun voorts de volgende
regels mede, a)s behelzende de getchiktfle middeljS , ois.tot
Deugd te geraken, en dezelve te vcrmeerdcrejp.
„ I. Bemoei] u èenfe duidelijke ,. grondige cilTolfcomoDe ken-
nis van uwe pligtetr te erlangen. ...
„ 2. Zet de moeite; 'om uwe f»Kgten te* erkennen, zorgvul-
dig voort ^ en bewasir'sde verkregene kenm van de dwaalingen.
,« 3- Wend.de keqQis.uweCiPligteQ.JtHmtoiidig op uw h^t en
leven aan; bereid u. zelycn wijslijk voor elkeq dag, en beproef
u aan het einde ' van' dehz^ivcn- zorgvuldig.
„ 4. Zoek 'altoos -teen tevendfg en waardfg denkbeeld van de
volmaaktheden '.Goda in^tAvo* afiele te «nóverpeir, het zelve voor
u (leeds. tegen woQsdi^ i^^suwei^edaglen uei bewaren, en hecniec
zonder eerbied* tci 0Yep^vc^cn,;.v,crb5nd.^oük.du ipiddel d^gc-
lijks mei éen gebcdr ,. . \ ' , \
„ 5. Bcmbeij u'Vrqe^.* vanuwé'ecrfte jaarcn af aan, de wae-
reld , de metifchen ,*= en Ttzef ven te lóefen' kennen.
„ 6. Vcrhiatti)r<dn'im}Hiikken'depyj)|fi«n>.<dei}iJnd\i^rk«nider
inbeddingkr^; roatjg:«we neiglngca, .wanneer zij aan e», voor
- zlg geöorloft zijn ; houd de ongeoofibfde te rug ,' en beteugel
de onregtmatigevoorftdiingen „ die de j^andoeuingen het leven
'geeven, door verfland.
^ 7. Om u in de overtuiging van dé vbortreflïjkheid der deugd
.te verfterken, pn- uw vermogen^ tot deugd' té vermeerderen, a
den zekeren weg der inneriijke, ondervinding , en der voortg^
zette beoefening uwer pligten.
„ 8. Zoek den omgang met goede én 'opregte menfcheuj
vlied het gezelichap der ondeugenden en lasterlijken.
„ 9. Leer wijsheid uit het onderrecht der verflandigèn ,' e;i
uit het lezen van nuttige boeken voor het verfland en het hart,**
By deze Wijjj^eerige bedenkingen is' nog gevoegd ene j4cacie^
mifche Redenvéring'^ welke de Heer van Eckhartsbaupn voorge-
lezen heeft, In ene openbare Vergadering te Munchén, op het
Stichtingsfeest der Academie, den 5den April 1785. Dezelve
heeft ten onderwerper de Letterkundige Onveriraegz^emheid de-
,zer Eeuve. Zyn Ed. heeft het inzonderheid geladen op de <fot-
iche waenwyshcid veler Scliry veren, en hunno' dacr uit volgen-
"de fmaediykc behandeling' van waerlyk verdienstJyke Geleerden.
Uit het beloop dezer Redenvoeringe moet men enfg^ins opma-
ken, dat zulks in Dultschland* zeer fterk in zwang gaet, en^dit
zo zynde, heeft hy wigtige reden, om daer tegen fen fterkfte
te yVercn : vermids zodanige Critici niets anders dan vei bitten-
ring te wege brengen, tegen het ware oogmerk, dat een rechtl
fchapen Criticus zich behoort voor te (lellen ; wnerover by'Zich
regtmatig aldus ultlaet.
,. Een Kritikus moet befcheidenheid hebbea , .en eene edele
vrijheid. Zagtmoedigheid moet in zijne woorden heerfchen, en
^vriendelijkheid in zijne uiterlijke gedragingen hem aanbeweelen.
De ernst mag zïg flegts in zo verre in zfjne gefchriften uiten,
als het de opregtheid en liefde tot de welvaart éoi evennaasten
veieischt. Het is een hoofdoogmerk , dat- men bij jrtle'onder-
rtgtingen van zijnen evenmensch'in acht te neemen heeft; dat
men volftrekt alle beledigende berispingen, tea nadeel^ -van ïsijv
ne Eere, zo vee! te meer verhoede, als zélfs de enkele bemer-
king der gebrekkelljke zijde aan-zig, voor hem /reeds verrieden
rend is. Wanneer lompheid en oplopendheid de taal des beris^
pers IS, zo verliest de berispte het geheele eol»K ^gezigtspuAt op
eenmaal ; hij zfet als dan niet meer óp. zijaè -gebreken ,• wette
hij begaan beeft, maar op de tegenwoordige belediging en.iEoar.
king van z jne eer. Hij ziet aan den Kritikus niets meer, dan
2ijn vijand , en die onbefchoftheid , met welke hij hem behan-
delt ; en zijne verbeelding van de.fthande, die men hem bij
andere maakt, laat hem verder in 't geheel niet aan zijn begaan
gebrek meer denken , maar (pofort zijn hart aan tot tegenweer
ai wntak^ierlghetd. Ieder woord » dat men verder tegen hem
voort-
Voonbrengt , Is louter belediging. Hij voelt nu nitt^ meef,
Want hij verwagt van 2ijn vijand ntets goeds , maar een lourer
oogmerk om hem te benadeden. Integendeel . wanneer de KrU
tikus de tedere gevoelens, die hi) voor Je eere zfjns eveotjaas*
ten heeft, op alle mogelijke wijze belpa rt, wanneer zagtmo^.
digheid de woorden verzelt, die den misllag berispen ; wanneer
geene trotfche verherfmg over zijn perfoon , geenc begeerte tot
ber'spen en vlekken aan hem te vinden ; geene wraakzugr hem
te krenken en te willen beledigen ; of elders and.rs eene one*
dele drift onze pen bcib'ert : wanneer waare opregte liefde tot
jz\}n welvaa t de drijfveer v n onze te regtwijzing is , als dan
kunnen wj zeker zijn , dat geen mensch z'jn eigen ptluk zo
2ecr haat , dat hij zijn hart voor onze te regtw'jxing niet ope-
nen zoude. Pe ru^fte mensch zal aangedaan zijn , wanneer hij
2iet , dat ik hem n'et haat , dat ik uit liefde tot hem fpreek^
en dat zijn welzijn de beweegoorzaak mijner berisping h.
,t Doch tot zulke Kritiken behooren goedwillende menfchen,
geene huurlingen van boekverkopen , welke dit of dat werk
liegts ui: nijd of uit geWinzugt verkoj>en , |vijl een ander me
deburger het zelve gaarne leest. Hier toe behooren mannent
die< tegen de hoogmoed en hart>togten gekampt hebben : geene
pedanten » die in *t duister zig tot geleerde Courantfcfarijven .
verheffen t en onbefchaamde menftïhen in dienst hebben , dte
noot hen koffQbulspraarJes fmeeden , zonder boeken te leezen **
Op den tytel ftast, uu h€t ÜQogduitsch* *t Mogt 'er w4
wat meer uit geweest zgtu
iMftoêim Fabtkn m Ferulfels. Ti Leydm^ ty W. H. Grypi«
I7S7* a » 3» 4 m 5^ Stukje. In ivê.
T^e Heer Henmmus Theodorus Terkamp , in leeven Ordinair
■ IQerk ter Secrettrye van Hunne Hoogëddheden te AVf«v a^
is grootendeels de maaker der Fabelen en Vertelfels, in deeze
9ler Stukjes en in het eerfte , waarvan wy vocM-heen melding
OMskten f te vinden. • Veele Stukjes zyn *er in van den Heer
W. H. Gryp t en eentge zyner Kunstvrienden* De vyf Stukjes
maaken geene on^srtige Verzamelii^ van Fabelen en v ertelfels
uit. en zyo» over liet gebed genomen» op een^ bevaUigen tnitt
V|mg|Ddraageft»
« * >jt
i
-A L G E M E. e N E: . - .
V A D E RL AND SC HE ;
LETTER . OEFENINGEN.
C^hcdcn cri Overdenkingen^ ter hpisfefyJui G^dsdieff^foefy.
ning voor overdekkende en welgezinde Christentn^^Doi^
G. J» ;£oLLikoF?.R , 'Predikant der JEuaagpfi^ch Ji^R'^
'vormde Gemeentr. Je Leipzig. In het NeiderduU^c^ over^
gezet, tfièrdc Stuk. Te Amfterdam bj de fLryefi ,P^^Jt:y(«:
en G. Waruars,«i786, Ingr.o&ayo^ ^^i biadstf,, .f
*5 V/fans (lichtende Tchryfwyze id deze Godsdienffig^
lYX voorfl^lli^g^ , il? agt . gejjo.raen , . uit ;cle. voojjge
Deekn reeds btïkend!, ^aekc dit zyn Gerclirifc tot eeti
nuttig HuUboeK^ daer 'c, in bykans -alle foorten vaji^QiQ-
ftandigheden , leerzame opwekkende bedenkinge^i aêit;dê,
band geefx. Zie bier^ uit vele, %pderi9D^. zyne voordellliig
wegens het niet valbragtc goede . 'iw>rnepmen ^ en de ycr*
hienwi/ig yart het zelyt^ dat P^fiw/al te, c^kw/eiif ni^ €ei>
noeg in agt 'genomen word, en den Ja di^ (luk osbedagi»*
zamen niet. te er^ft\g ingefcherpt Jcan worden^ Zyzie.op-
yrekiung .deswegens Juid aldus: r
"5, Q Gp4, ko^.inoet ik my over myne zwakheid^ myne
onbefteqdigheid » ;nivi2e . wankelcDOGedi|^eid ' voor u. fchaa^
menivoorb, jn wi^ns, tegenwoordigheid ik dit voorne^^
men -ppvactèdeyciiéja ik tot getuige van m^yié; pprepbiji^lil
aanriep! Ja, gy zyt de ojnbedrieglyke getufge..Yan,;^et,g^ea
ik u beloofd en echter niet volbngt neb y de gecuif^, daü
ik meerde^ gped^^eet dan varxjch^^}, d;it 'ik yietuit. oo«r
weetendheid ^waai en (Irnikql ,? d9t i^x\. gedrag eii jAynó
overtjiüging ipet élfcandeijen ftryadenf ^at ^ niet. zo wyk
en deugdzjia!ip jb^Q » 'sils, ik v^yiit, kmir^^ en bebooren.te^
weezen, ^.y^^,^ -^y, . ., . ^:_v: - y^ ..- . " •/• -
' „ Hoe .xw;^st ,niK ^'^^ oat «e^ ^. ^t welk 4k.^jutjL
heb, • ' " ^"'
«Ikcn
moet ,liet .n^f- nMff ^m n^yne ^eigan m
fchUp'.was'Ijét/eene^gpring misichien ééij
woord, ééne' gebaarde van eenen myner broederen*rn>ï«-
IL drzLm n. alo. L£TT. MO. 9« B b fcbien
g|6 O. j. roLLiKóriK
fchien een nietsbedmdeod toeval , misfchien een verleide-
lyke lonk of voorbygaande kwinküag, misfchien valfche
Ichaamte ■ en laage .Tnenfcheftvrees , , mkfchlea losheid en
traagheid, dié myn voórheêinen veryde^dt en iny tot een
verraadcr. van royzelven gemaakt heeft 1 Welk een gebrek
ain vastigheid i welk^*^ene onmaniielyka,.kindfrljkaawak*
liefdveronderfteld dit nietl Hoe weinig kan ik my op my
zelven en myne deugd veilMC«n4 ; W«t sotiée^ wel eens
dan doen of nalaaten , wanneer ik oi» der waarheid of
braafheid wil vervolgd, wanneer ik geroepen wierd, oni
het kntis van mynen Heer op my te neeinèti, en hem
fiings den weg' des onverdienden iydens na te volgen l
- „Hoe tegenflrydig is myn gedrag! Was het voomee-
fR<3n,'d^t ik opvattede , waarelyk goed, wa^rpm heb ik
bet dan niet uitgevoerd? Was he^ kwaad of onverfchillrg,
waarom heb ik het dan opgevat, en inyzelven met onnut-
te ïastën belaaden ? • '•
„ Hoé kan ik by zulk een gedrag in de Wyshëid en ia
de deugd eenigé vordering maaken f hoé het daarin rot
«ekere iterkte en vsardigheid brengen; hoe'de^volojaakt*
heid , tot Welkè ik -als Ghri^tén en mensch geroepen ben ^
êftder'eft^ Indiefi ik' heden vöofwaards èn morgen weder te
f lig éat ,* heden veYHes , -wat- ik '^'stèren gewonnen hebj
öiy Itédetf do6r ditri vyand ofverwinnen laat, öp welken
ik gisteren 'zege Wetde?
^,-H6fe Utftt iV' al!8 dart dfe trodst Vfttt éeii goiéd , onge*
Vwetst geweeren, de zaligHcSd' vaneenen far d^ deugd get
vfestïèd«i* Cln-fetett'; feenietert , Wi dien ik ftetfèW zo , en
tïibrgèn anders, gezind ben; indfen-fkniet ftcedy dezelfde
begiftfeK Volg, ^ö néar' heft' zelfde dód ftteef; indien *ef
éeeh 'otde' In -myh hart,"^en overeienflémmin^ tusfcfaen alle
fc 'èeö^n' Van tiiyfi feédfag';heerfchferi?
<H^d Ik mynt opiperkznamhéid rifeer, in myn venoo^
eetY;^'Heé^''ik trty raind«t:vin uherlyke dingen, tan toeval-^
Bgé oAftandigbedfefi", -Wn- &K geen, *t'*^èlk ik zie en
hoor,'regeerett j'gedttéhte ik mècr aatt dè 'keringen vatf
dén Godsdierist thVéi ChWsftendom ; ^ *iai W-ét waardy
der zedelyke vryh^d en de waardigheid van eenen menscft^'
die ziGhïfel^ii eii de IvSêréirbèfcebrèfcBt ,- 'Wètèr' te war-
deéren V'verlodr ik m^fclVeh V tcytie ^vetföMttiihg , en löy-
lie beq-ekkfhg mtndet tiit Het=oog ; k^öB ik -ttèefmaaleti'
in' mvzèlven ,' zelfs Iti* het cewofel dér Ijezicfhéiden en der
terkeêring; hoé Vèér'*ilDèweegelykër zoudcb niet^tnyne
goe^
CfeBED£rC SN OVERDSfnclNOBN. 34^
fcoede voQrneeniens , hoc veel zekerer zou -dé triffóering
daarvan weezen! ' . ' *
„ O moge my dit befchaamende gevoel van mytre zwak-
beid en myne vernedering tot eene waaifchuwing fli'ekken»
en my vook' het 'töekeoiende bchocdzaamer , voorzigri^èr,^
(landvastiger maaken! Neen ^ het moet kny niet neêrflag^
tig doen wpKïein , eri my den moed niet licnéeméni Ben
ik gevallen : ik. moet geenszins b/yven Jiegcn , geenszins
myne kjaChteq door onnutte klachten verfpijfen-, ma^j de-
zelve vergatjerên , en met hieüwê zorgvuldigheid en ge-
trouwheio, igebPUikeu. Hoe meerder ik verzoiiilfd ën ver-'
loeren heb , des te yveriger moet ik mj bevlyiigeh, om
het verzuimde i zo veel raogelyk, 'te vergoeden ,' eri het
verloorene wederom te verki'ygen^ By u , Almautige en
Algoede, zoek ik daartoe kr^cbt en hyftand, .e;< die zuK
gy my zpkérlyk niet weigeren , indien ik ze van gantfcher
liarten zoek, *
„ Ja, ik vernieuw hier mede het opgevatte, maar niet
vplbragfev vöorneemen. ■ Ik zal my alle 'dé dtón^re-
denen , qie' my daar toe bewoojgen hebben ; en ny)g be«
weegen', óp nieuws voorhouden, en zulks onder 'hei be«i»
aef -^A» -Bw^-tegeiuvoordigheid doen* * . _
^, Ik zal het zp moeilyk voor.my maakeq, als il: maar
kan, oni.oök tégen myn vopmeemen te Handelen. 'È^hee
te algemeen en onbepaald geweest^ ik zal het naaüvlfkeu-
riget bepaalei} /'in opzigt tot tyden, tot plaatfeti ,* tot
perfoonen, tot bezigheden, tot gezelfchappeb.- Was Ree
te eenzaam , te afgezonderd in myne ziel, dan dat ik my'
bet zelve gemakkelyk erioneren kon; ik ^al bet ztlvèinec
zeer veel andere gedachten en gewaarwordingen , met din-
gen, die tot het dagelykfcbe ïevèn behooren, verbinden,
op dat het van my niet yergeeten moge worden. Ik zal
my ook uitcrlyke zinnelyke gedenktekenen oprechten ; zal
zodanige pe/fponeii, waarmede ik het gemeenzaamst ben^
.of die het meest 'op my vermogeh , bidden , dat zy my
hetzelve 'te binnen brengeii; ik zal hetzelve eiken morg^a
vernieuwen , en my zèlven clkèji avoTid , wegfens de vciw
vulling of het verzuimen daarvan , rekenfchap afvorderer.
„ Ik. moet. my de uitvoering van «yn goea Voorneemt n-
piet te ligt voorReUen ^ pp ttar Ik my niet veilig woanê ,•
noch tfaag. worde. Hmderiiïsfferi; en zwaarighedcii zal ik-
fteeds ójfjtmodMn,, aan verzpekingèq. tot. het tegendeel zat
het zekerWk niet ontbree,ken; daarjraii heb ik zélf dfe difoe-
Vigtte ónaetvindlng. Daarop^ moet ik defhalveH* vo^af-
B b 2 Haat
34$ G. J. ZOLLIKOPER» CBBI(pBN BIV OVipRljIENKINGKN;
Ihat onakeii, daartoe^. nu reeds, my voorbereide^. Dan
zal het my zo veel te minder bevreemckn , zo veel te
tuinder .inc»edeloos maaken, indien ik myne krachten mis-
fchicn infpanncn , indien ik my zelfs eenig geweld aan«
dóen, en de zege door eenen moêUyken, aanhoudendeo^
ftryd verweryeq moet.
«, Ik. moet ook niet eeniglyk op de zaaken, die ik van
voprneemen ben te doen of na te laaten', maar tevens op
alles acht geeven, wat met dezelve in verbindtenis ftaat;
op ^les wat dezelve Iigter of zwaarer voor my maaken ^
wat. my daartoe aanmoedigen , of daarvan aflchrikken kon.
I^Iiets, moet my onverfchiilig , niets moet in myne oogen
weinig betekenend zyn , wat tot de deugd en de ondeugd»
y^at tot'de innerlyke, 'geestlyke volmaaktheid eenige be-
trékfeing heeft.
. ,^ tlartelyk wensch ik, 6 God, deeze voorlchfiften der
Ctiriscelykè wysbeid te volgen , en dus aan myn goed
voorneemen getrouw te blyven. Begiuidig gy mynen wensch
door uwe wyze , goedeniefene Voorzienigheid , en werk
door uwen Geest het volbrengen van het goèdè in my ,
gelyk gy het ,wilkn daarvan in my gewerkt hebt ! Amen.**
... /* J' • > ,
Bund(l van Jlichtclykó Leerredenen^ dóór j. Nl^wroNt
Predikaat u Londen* Vertaald en uitgc^eevcn door vu
yfMf . wejiK0oy&N. Met tene Voorrede van den fFel £erw.
zeer Qel. IJeer :j. c. ap^&liijs. Predikant te Zuidbroek
• tn^Munte^dqrn^ Te.Amfterdam^ by M. déBri^yn, i-jZi.
ücJiaiven ihet Voorwerk ^ 449 bladz.
Een. aêntal van een-eo-twintig Leerredenen behelst deze
Bi^ndel ., welks dertien eerde Leerredenen gaen over
's Hêillauds merlcwaerdig voorftel , aengetekeqd Matth. XI.
05-30» In; de pverwegiqg van 't zelve, vestigt de Eer-
waerde Newton, dt gedachten i op „ de geringe vrucht
3^ der Eyaggelijbedieningj de bedektheid der verbor-
,, genheden van het Evapgelij voor veelen ; de hoe-
,j daanighedQi) van de zudanigen ; — den aart der geest*
^ Hjke Openbaaring , eja ,wie ze zijn , dfe met dezelve
„ begunrtigd worden ; -7— de vrijmagt der Godlijke Ge-
„ nade; den perfo'on van Christus: het gezag
5B van Christus: Gods heerlijkheid en genade geo-
^ penbaard in lefus Christus ; de gemoecUgèfteldtaeid
„ van vermoeide en belaste Zondaaren} -—« het koomeii
*» toe
J. NEWTON, LBBRREOBNEN. 549
,, tot Christus; de tegenwoordige en toelcomende
j, rust der Geloovigen in Christus; — het Juk van
^, Christus; het ligte en aangenaame van den dienst
„ van Christus voor zijn Volk." Hierby komen nog acht
Leerredenen , welken over de volgende onderwerpen gaen;-
,, De Geloovigen gewaarfchouwd tegen het geeven van
^, ergernis , Rom. XIV. lö. De uitgebreidheid en aan-
„ drang van het derde Gebod, ExoJ. XX. 7. Het leven
„ eenes Christens vergeleeken bij eenc Loopbaan, ï Kan
^,^')X. 24. Geen toegang toe God » dan langs den weg
„ Van het Evangelij, door Jefus Christus, Micha VI. M.
„ Een leevcndig en een dood Geloof, j^ac, IL aó^ De
,^ zondfcnfchuld wechgenoomen , en de gemoedsrust her*
^, ftcld, P/. LI. 17. De verzekerdheid des Geloófs»^ i Joh.
,^ V. 19." Laaisilyk is hier nog 'bygevoegd ene Leerre»
den , uitgefproken binnen Londen , op een algemenen Vast*
en* Bededag, den 21 van Sprokkelmaand 1781, naer aen«
leiding van Jer. V. ap.
De Ecrwaerde Ne^'ion heeft deze Leerredenen , naer
ityne , uit ^yne voorige Schriften, bekende denkwyzc,
met ene gemoedlyke (lichtinge uitgevoerd; en *er ftraelt»
hoe men ook voorts over zyn befpiegelenden denktiant
moge oordeelen , in dezelven door het opIM van een
Leeraer , die erndig yvert voor een werkdadig Christen-
dom ; en zyne Toehoorders ten fterkfte tracht te weder*
houden van het ftiisbruiken van de Leer der Genade. Die
houd zyn Eerwaerde beftendig in *t oo^; en hiertoe is
ook byzonder ingericht zyne Leerreden over Rom. XIV.
16; dat dan uyf goed niet gelasterd viforde; welke hy • na
andere bedenkingen over dit onderwerp, in deeervoege
ten einde brengt.
„ Met één woord; wij worden vermaand ons zelven te
beproeven ; en anderen hebben vrijheid , om ons te be«
proeven aan onze vruchten. De lieden deezer weereld
z\]\\ geene bevoegde rechters over geestltjke gewaarwor-
dingen en ondervindingen; maar zij weetèn doorgaans vrij
rechtm^atig te oordeelen over uwe gezindheid en bedrij.
ven. Sommigen zullen u befpieden uit vijandfchap; en
anderen zullen u waarneemcn uit weetlust. Wanneer zif
hooren dat gij godsdienftig zijt geworden , zullen zil acht
op u geeven , om te zien, of gij daar door beter gewor-
den zijt. Zij zullen op u letten, niét aUeen in dé Kerk,
maar ook in den wiukel en in uw huis. En bemerken
2ij, dat gij altijd dezelfde zijt, altijd .«ven bedaard^, ^acht-
Bb 3 zin«
5S<^ J. KBWTOIf
tmigé ootmoedig i naarftig ; wie weet of dit tiiet <een
aaiddel.in Gpds fiand zal zijq, om hen te overtuigen, ed
ht^ gu^iftiger te doen denken van de middelen , die zulle
«ene krachtdaadige uitwerking op u gehad hebben? Maar
zoo gij, in tegendeel, onbedachtzaam, llunrsch of zorge-
l^^j. ^aj't, •— — indien gij of der weeréld gelijkvoriflig
wordt, of uwe erkende pligten in de weereld verzuimt,
dan zult gij oorzaak geeven , dat uw Goed gerasterd wor:
ck ,• gij znit uzelven moeilijkheden op den hals laaden ,
en u onbekwaam, maaken om voor anderen nuttig te »jn.
Bidt der hal ven dm wijsheid en genade , op dat gifW
licht alzoo mof^gt laaten fchijnen voor de menfchèn , dat
2i|,' pwe 'gpede werken ziende, uwen Vader, die in de
bcmekn is , verheerlijken: . . . ^n.
„Dit is het groote doel en eigenaartige üitwer^lèl , Fan
bet Evangcli], wanneer het rèchc vcrllaan wórdt^ Want^
gelijk^rwijs het alleen de Genade Gods is , die de Zalig-
heid aanbrengt ; zoo is het eigen aan die Genade , dat zij
niet alleenlijk het verftaiid verlicht , maar ook het hart
reinigt, .den. wandel regelt, door de liefde werkt, en'd^
Veereld overwint» Zij ondcnvijst om , en dringt ons zeer
krachtig — •■ — - iets waartoe de beste Stelfels van Zede-
kuilde ftn Wijsgeeren altijd verre te kort fchooten • —
om de gedloosheid en de ^cerddfihe begeerlijkheden te yer*
zaaken (f> En door de beweegredenen , die zij verfchaft,
en de krachten , die zij mededeelt , ftelt zij den waaren
Christen in ftaat » om, zijn karakter in alle betrekkingen
te verfieren , en; den ganfchen krin^ zijner pligten , zoo
«Is die hun opzicht helibeh tot hemzelveh , zijnen even-
mensch ,, en tót God , met wi^n hij te doen heeft , te
vervullen. Zij leert hem 'm'aatig , 'rechtvaardig en god-,
vruchtig leeyen : alles te vermijden , wat tegen de reinheid
van het Ev'angelij zoude aanloopen; maatighcid te oeffenen
in bet gebruiken, zelfs van geoorlofde dingen; en aan an-
deren te doen , het geene wij wilden dat zij ons zouden
doen. Zij leert den. rijken., nederig en weldaadig,
den armen dankbaar en vergenoegd , te zijn. Zij leert den
meerderen , zachtmoedig , en den minderen , ge-
trouw te weezen. Mannen en. Vrouwen, Ouders en Kin*
deren, Hecren en Dienaars, Overheden en Burgers, wor.
den alle door deeze Genade ondcrweezen., eh aangefpoord,
tot eenen wandel , waardig hunner hooge roeping , ch
(♦; TiJtu« It.ii.*i5«
ovefctfikewiftff 'ét gemeetie betrettlcifiji; , ih welke zij tot
Hem ftaan , die hen beeft lief gehad , ^ hen van hunne
2Dnden gewasfcheji heeft in zijn Bloed. Want de Zede-
kunde ?an het Evangelij he^ eene veel edeler drijfveer,
en nicgeftrekter bedoeling , dan de baoden der roenifchlijke
Maatfchappij. De ingetoogeobeid èn recbiyaardi^eid van
een Christen worden niet gefteld , Jfi de plaats van leeven-
dige Godvrucbt, miar ze zim vrucbten, die uit* dezelve
voortfpruicen. De Genade Gods leert hem , godvruchtig
te leeven , in God zich te verlustigen , Hem te gehoor*
zaamen, alles te doeo om de$ Hepfen wiU al^ op&r zijnr
Oog-, en zich fteeds te laaten beftuuren door eeq gevi»el
van Gods onuitfpreekelijke Liefde in zijnen Zoon geopen-
baard verwachtende de zalige hoppe die b^jn. voor*
gefteld is 9 de heerlijke verfcbijiüng.van den grooten God
en onzen Zallgmaaker Jefus Christus , die zicbz^v^n voor
ons gegeeven heeft, op dat Hij, dopr zijn Bloed en door
2ijiien Geest , ons verlosfen zoude v^n alle ongerechtig-
heid, en Hemzelven een eigen Volk zoude reiuigen,* ijve*
rig in gocde-wfirken. —^ — BenaarRigt u dan., om blij*
ken te geeven , dat gij niet flegts naar Jefus Na^m; get
noerod wordt , maar ook aan zijne, voeten .hebt .gezietfis
en gedronken hebt van zijnen Geest. En indiet^, nietjte;-
genflaande dit alles, onredelijke en boo^e menfchen kwaa^
van u l'preeken ën uw Goed lasteren , kwelt u daar niet
X)ver^ maar. hebt jQfidelljden met de zoodaanigen, en bidt
voor hun. Wanneer uw Heiland zal^wederkoomen , om
u^e zaak te .rechtvaardigen , ch uwen fmaad uit tè '^\^
ficben , dan zullen alle nevelen wecbgevaagd. worden ," en
^ rechtvaardigen xullen blinken , gelijk ac Zen , in het
'Xomngrijk hennes Faders (fV
B b 4 £e^
}5a h ^« METSBAB, BEDESTONDEN*
Bedejionckn^ gehouden te Batavia^ door jl c. 'metzlar^
'Lid van de Holland/che en Zeeuwfche Maatfchappyen ^
t$ttn de Utrechtfcke en Bafayiafche Genooffirhappen van
Kunften en Wctenfckappen ; weleer Predikant te Ratavia^
nu te Beufichem , in net Graaffchap Buuren: Met jian^
tekeningen en Byla^en.- Te Utrtcht^ by A. van Padden-
burg, 1787. Behaheff het Voorwerk ^ 158 bladz^ in gr.
o&avo*'
Een- zestal van Bcdeflonden , naer aenleiding der Schtif-
tuurlyke voorftellingen, Job IX. 15; EzralX, 4*^7^;
Jef. XXIL IE, 13; Klaagl. III. 22; 1 Sam. VII. ia. en
Klaïgl. III. 26. De Jierwacrde Metzlar heeft deze Bede-
ftondenzeer wel ingericht naer de tydsomdandigheden, ia
de jaren 1781 en 178a; en ieder onderwerp, op ene be-
knopte wyze voorgedragen , ten ernffigfle op *t gemoed
zyner Toehöorderen aengedrongen ; van waer ze , in ve-
leriete opzichten , ook nog heden in onzen tej^enwoordigen
toeftand ^ onder ons met ene leerzame (lichting gelezeir
kimnen worden. De dacr nevensgaende Aentekeningen ea
Bylagen -dienen- ter ophetderinge van enige voorvallen in
die dagw » waer op zyn Eerwaefdc het 'oog heeft, of ook
welzulkeu^ die hem byzouder betreffbn.
Leerredenen ef^ Bedejlonden , door j. a. S. hoerstra ,
Leeraar der hervormde Doopsgi^zinde Christenen te Uu
, recht y medebejluurenden correspondeerend Lid der Edam*
fche Maatfchappy van Kujift^n en IViettnfohapp^n , onier
de zinfpreuk: tot nut van 't algemeen. Te Utrecht^ by
G. van der Veer en Zoon , ij^i^^Sèhahen' Het Voor^
bericht y 215 bladz. in gr. ivo.
De Eerwaerde Hoekftra , fpoedig van ftanHplaets vtnxt*
derJ zynde , maekt in dezen bonde) aenvanglyk ge*
. meen twee AfTcheid»- en dne Intree-Reden. Na een ver-
bWf van omtrent anderhalf jaer te Edam , nam hy zyn
affcheid , van de Doopsgezinde Gemeente aldaer , den ap
January 1786; gebruikende tot een Text Hand. XX. 32:
en den 27 Augustus , deszcifdcn jaers , predikte hy , naer
aenlaiding van i Tb. II. 19 en ao, zyn affcheid van de
Doopsgezinde Gemeente te Westzaan op *c Noord ^ alwaer
by
J. HOEKSTRA 9 LKBRkBDBNEN EN BEBESTONBEN. 35^
Iky Tuicii een faalf jaer den dienst ais Leêraer bad waèrge-
Jiomen.. Hifrop yolcde den 3 September , in dat eigende
jaer , ^ne intrede in de Doopsgezinde Gemeente ie Ut-
rechty alwaer hy zyh dieristweric aenvaerdde, met de be-
tuiging van den Apostel, i Th. II. 4. fiy deze
Leerredenen , flaende op zyne byzondere betrekking tot
ieder Gemeente ; heeft by gevoegd vyf Leerredenen, door
hem te' Utrecht gedaen i over Heb. XI. 1—5; waerin hy
handelt over den aen van 't Geloof; bet Geloof der Oii-
aen , met deszeïfs zegenfyk gevolg ; de tocberciding óet
WaéreU, zo als zulks verftaen word dooï bet Gelöon bet-
Geloof • benevens de voortreflyke offerande vaa Habel; ea
èindelyk over bet Geloof en de zegenpralcnde Hemelvaerd
van Eiiioch. ^ Wyders verleent deze bondel nog vier
Bedeftqnden , door zyn Eerwaerdén te Utrecht uitgefpro-
ken : behelzende ene befchouwing van bet voordeel ener
oprechte gehoorzaemheid , volgens Exod. XXlil. 2a ; de
2egcnvólle gevolgen der Deugd , en de beillooze uitwerk-
zelen der Ondeugd, naer luid van Jez. L 19 en 20; den
waren aert en de natuur van ene nationale gerechtigheid
ién derzelver zegcnryke gevolgen , aengeduid Spr. XIV.
34'»; en zo ook 34 , in bet tegenovergefteFde , het fcha-
xJelyke en verdervelyke ener nationale ongerechtigheid.
Zyn Eerwaerde behandelt de hier opgemelde (hikken, ie-
der in zyne Ibort, op ene regelmatige wyze; des derzel-
ver voordragt , over 't algemeen , met genoegen gehoord
lieeft kunnen worJen ; en men , nu dezelven door den
druk gemeen gemackt zyn , 'er een algemeen nuttig ge-
bruik van kunne maken. 9nder andere byzondérheden
die onze ' aendacht tot zich gêti'okken hebben , is zyne
befchryving van een RscirTVABRDio regent van dien
'aert , dat wy 't wel der moeite waerdig geagt hebben
'dezelve hier over te nemen. '
„ Êen RÉCMtVAERDio regent , wiens boezem gloeit
van liefde en lust voor de beoevening van Gerechtigheid,
lent de betrekking in welke hij is, en boud zich geduu-
rig onledig met het nafpeuren van zijne plichten , door
dat bij bevreesd is , dat de onkutide hem of in bet een
of in bet ander zoude doen dwaalen. Deze hoofd-
regel is diep 'in zijn ziel ingefchreeven , dat, daar bet
Volk niet h om den Regent , maar de Regent om dat 'er
Volk is, *t geen ter bewaaring der goede orde beftuurd
moet worden i en , ter vporkooming van veele onheilen
zich vtrbtBden nan zekere wetten , wdke met de waare
Bb j ge.
Mflcldheid des Lands en Volks ovcrce» draf en , tij, «cl»,
zelv'en 'en zijne Medercgenten dan moét belchou wen als
VeiteaenwooTdigers des Volks, welker plicht het is, elke
ïu- en Opgezetene des Vaderlands , zoo wel de Ichaamle
Géméenie hieronder gereekent , als de. vermoogende en,
aanaenelijke, te berchovven als Medebroeders: dezQ
tegel moec ingedrukt en levendig z>jn in óA harten vaa
alle Reeeaten , indien ze den naam van Rephtvaerdig zul-
len veraieneh, maar in. 't biizonder. iu. de gemoederen vao
dezulken, wslke. deze. aanzienlijke w eewichpge bctiek-
kiMéa "bekleèden ïn eèn Vrij Gemeeuebest, ah \^
voorbeeld Nederland is, Zulk een. Regent, die 3
dezen regel de Gerechtigheid zoekt ^e, beoevenen, bevlij-
tiA zich fterk, do» in. 't gemeen de gefchiedenis der Voh
keii eri in 't bijeonder,.^ijnes Vaderlands, naauwkeung re
kennen ten einde door. dit middel niet alleen de Rechten
en Voorrechten van hpm en zijne Medeburgeren te.leeren,
maar ook, om daar door, als m^t een opflTag van het oog,
te kunnen zien, wanpeer daarop itjbreuk, gemaakt word.
, Hij bénaarftigt zich met zijne Medebroederen, om
het onrecht en de ingékroopene misbruiken te doen wij-
ken op dat derzelver plaatzen door Gerechtightid vervan-
cen 'worden. ^ Zijn voorname doel en pogingen zijn;
Sm alle zulke regelen en plannen werkftellig te maaken.
die sepast zijn , en dienen kunnen , om bet Vaderland
flclukkw te maakcn: en daarom zorgt hij er naauw-
leurie voor , dat dat alles 'er gevonden «n in blpM ge-
houden word, wat tot' een wèlingerichteo ftaat behoon,
. Onder anderen is het de hoofdzaak bij zulk een
Rechtvaerdig Regent > om de Godzaligheid en Deugd;
door een voorbeeldigen en gelpovigen levenswandel, m
ziin eigen charafter te vertQonen, en om tevens te bewer-
ken dat dat alles aangewend word , door welke de God-
vrucbt algemeen bloeirijk en beminlijk gemaakt^ wo«. — -
Hierom verbind hij zich heilig , om eene Nauonaale G«r
rechtigheid aan te kweelcen , en fchildm het beminlüke
daarvan voor de oogen van zijne Medeburgeren Hij
haat het onrecht, en zijne oogen kunnen geene onder-
drukking zien. zonder gevMlige. zielsaandoeningen. — -—
Het bezef van Gods Overalheid is fteeds bij hem levendig.
. Hij vveet dat hij van zijne verrichtingen eens re»
keufchap zal moeten gceven, en dat een onderdrukt volk
in den jongHen aller dagen regens hemzoode .gumgen.
indien hij zich aan zulk een fchenms mogt fehuldig g-
L£B&R^QE|9EN EN BEDESTONDEN, '. ^g^
ta22jft tebben. Hij ifi ficcn aahzicnder des Perz<K)ns*(
en om dat hn met ziJnè McdeBröedéren een geheérVolk*
vertegenwoordigt, daarom hoort hij zo wel, met gewilliff-'
heid, na het gekerm, geroep en kladgen van arine wedu-
wen en weezen , als. na de voordellen van rijken en aan*'
zienlijken, — — Hij is een befchériöef eYi opbouwer van
nuttige Kuniten en.Wetenfchappen, eri betoont te waakea
▼oor den Christejijkèn Godsdienst . door het ongeloof te
keer te gaan, en deszelfs verderflifken invloed, zoo veel
mogelijk .met Wijshefd en Voorzfchtigheid te verbreeken,'
. u—-:. Hjj dingt na een algemeene Eer en Achting, maar
zoekt die te erlangen door Godsvrees en echte menfchen*
Ml^TTT Hij zondert zich af i^an all^ vleiers, en
welke bij hem bekend worden als fchijnvriencïen " men-
fchcnhaaters en verdervers des Vaderlands. - — 1 Hij
beeft een affchuw van gierigheid, wellust, hoogmoed en
geweld , en fmaakt een innig genoegen , wanneer hij eele-
genheid vind om wel te doen. • Met één woord
hij is een recht tederlievend Vader des Vaderlnnds en
vind in het heil en de waare welvaard zijner Medebur^e-
ren zijn eigen heil en geluk; ja, geniet nooit zoeter rust
en vrede , dan wanneer hij zien ttag , dat het hen wel
gaat."
Hedefidaagfcbe Oefenende Hóelktméc. Door d. van ces-
«CHSii, HeclmccsPcrjc Amfierdamt^ $n. Lid van yerfchei"^
den Gpnoodfchappen. \l\de Deels ^ ^. 3. 4<^ Stukje. Tc
Af^erdam^, by de Wed. J. DoU^ i?t6k^n gr. 4/0.
"r\ii derde Cteel^ 4eA«r met zo veel recht gepreezene.
-■^ Heelkunde 9 is voorzeeker aan den minervaaren Hed»
kundigen ten uiterften gewichtig. Wy hebten reeds
in ons voorgaande , van het eerite Stuk deezes Deels (♦),
welk de Konstbewerkingen in het algeme^sn ten onderwerp
beeft I eene (corte fcbets aan onze Leezerea medegedeelde
In de volgende drie Stukken , die wy thans voor ons
bebbeq , verhandelt de Geleerde en Oordeelkundige van
Ges/cher ie byzond^re Kons^tbewcrkingen ^ in de volgen-
de orde. .Voor eerst, de Konstbeweriingen aan de byzon»
dere deelen vari het Hoofd ^ Welkers getal alvry aanmer-
• • ' • ' ke*r
(♦} Zie jilg. Vad.lnu Vide D. bl. 401,
^ D. VA!Ï êEÏsÓtiER , ÖElftóËNÖl* HEEtkÜNDB.
kelyk, en niet het minde, «ondcf hoodzaaklykliBid, ver-
groot is; ten tweeden, de Konstbew^r^^gca aan den Hak;
ten derden, dit van den Tronk; leri' yiercfen , de Konstbc^
y^erkingcn van de bgvcnjlè Lidemaatch ; "ten vyfden , de
Konstbe^crkingen van ae benedenflc Lcdemaaten. By de
énkelde béfchouwiug van zo vecle gebreken, welke door de
Hand êenes bekwammen Heelmeesters, of verzagt, of geheel
kunnen weggeiioomen worden, vermeerdert zig, met recht,
onze achting voor deéze edele Konst, welke thans, door de
vcreenigde poogingen van zo veele beroemde mannen ,
2ulk eenen aanraerkêlyken trap van volkoomenheid bereikt
heeh. — — De verdienftelyke Schryver heeft alle in dit
Boekdeel voorkóoóiende onderwerpen , met de mogclykfte
kortheid en duidelykheid, behandeld, en daar het voorna-
mentlyk, by de behandeling van zodanigp. uitwendige ge-
breken , op aankomt , dat men eene nauwkeurige kennis
hebbe van de waare natuur en oorfprong derzelven , zo
heeft onze Schryver zig de moeite gegeeven , om 'er eene
volledige .Ziektekundige Verk'Iaaring , van ieder byzondcr
gebrek , b^ te voegen , ten cfnde hy zynen Leezer in (liat
Helle , om over den tyd en noodzaakelykbeid der Konsibe-
werkinge te oordéelen. En men ziet hieriii voornament-
lyk de nuttigheid van zodanig een Werk , voor jonge
Heelmeesters, die. daarin de mogelykfie onderrichting kun-
nen vinden , en ook te gelyk kennis krygen van de ver-
fchillende wyiren ,^ waarop deeze Konstbe werkingen door
de beroemdfte Heelmeesters gedaan zyn. De byge«
voegde Afbeeldingen der Werktuigen, en de Verkiaaringen
van derzelver gebroik , verdienen mede onze aanptyzmgp
. Gelyk ook het Algemeen Register op dit Werk,
vervaardigd door den fleer j, daams^ Heebheeaer te
Haarlem^ hoogstöutlig is* '
Srieven over de voorriaamfte onderwerpen der Natuurkunde
en Wysbegeerie. Door den Jioogleeraar l. buc-er , Lid
■ van de Keizerlyke en Koninglyke Academiën te Beters^
burg ^ Berljn en Parys &c. &c. Felgem de laatfic
■ Hoogduitfche en Franfchê uitgave vertaald. Tweede en
Derde Deel. Te Leyden, by P. Pluy^ers, 1786. in gr. %yo.
Naar den aart 'der inrigtin^e van dit Werk, waarin de
Hoogleeraar Euler , gelyk we by de afgifte van *t
cerfte Deel gemeld hebben (•) , zig aan geene Systemari-
fch^
{*, Zie Aig. Vadnl Letteroef. VIL D. bl. 248.
L. KUUR , BRIEVEN* f/f
fbhe orde verbindt, ontmoet men in deeze twee volgende
Deelen, waarmede dit Werk beflobtén wordt ', /éene ver-*
fcheidenheld van ^onderwerpen , welke ,zyq Ed. , op ttae
dcrgelyke wyzéals Üe Voorigen , in een gevalligeö rfjint,
leerziaam behandelt. . '- *
Het eerfte Ded Kep ten einde •' met eene beTchouwing
van 'de werking der geesten 'op de lichaamfen; ^n dH.leidr
den Wysgeer: byden aïinvang"van het tweede Deel; telf'
öavorfchinge ydn'^de natnur der geesten , en het.verbanch
tüsfchen de ziel en het Jichaarav*t* welk hem -voórtis in-'
vvlkkclt in eené yerklaaring van de vermogens der ^tcle,'
en verdere Wysgecrige'beden{cingeff , die tot dit onderwerp'
behooren. Op'Tiet afhiindelen h|er'van, keert 'hy w^dcr
ter bepaaidere.befehouwinge van de üchaam^en, en inzon-
derheid van dbrzélver uitgebfeidbeid'én^déelbaarbéid';' hét
welk. hem xig.^voorts doet uitlaaten byêr de leer der. Mt>«'
naden, welKef* büitctifpoörighedétt hy trtigt aan te tóónep.^ .
Vervolgens hervat hy ' zyne ' voorige bèfchouwfne van iié*
Gezigtkunde, wel byzonder'ten iajrfkièn'Vafn dé loIeüVeh^*,
en *t zigtbaar worden van donkefre JicHaamen : 'zyne-daat
iü gevlogte aanmerkfa^erf, di)'de'^yercenkoinst dêir kóTeu-
reo in toonen.^ 'dóen hem daar benevens de ajfndagi ves»-
tigfert op het wörtdétbaarlykè van *s* Meofchcn Üem/ Eti
bieraan hegt Hy 'vèrvpjgens eeiiêgfezetté be'liandeling viii
de 'EleftA'citeiry met eene opheldiöririj;* dét vóornaatefte
byzpiiderbederi ,' * die daaromtrent in '^ahmeiitng komen ;
waafrmede; her tiireede Deel jlflocmc. ' / By den' aan^i
vang van het derde óf laatftë Ücel.^ handjeh onze Natimri
kundige over dè breedte 'en leftgteP^>p onzen Aardkloot ilt
*t algemeen; en wèï byzonder^oyei?*het bepaalèn der ïcrrg-
te, roitsgsidersr de verrcbiilende handel wyzeu; wararv^ meit
zig daar omtrent bediéhti Zulks geeft' hem aanleiding tót
ccire ontvouwing vait, het geen het totimjö en de-Com-
pasnailde betreft; hek welK hem Vefvdlberfs'doèt' ïH^ftaaH
op 'de uitwerkzelen vaii deH Zéill^cféflF \Eii bicrn*vens
voegt hy ten laatfte eerie Veitlaarihg yftft'pè piopt;rici of
Doorzigtkunde , met eéne offhcldering i^an 'de yoornaamfte
byzon^rhederi , wéfltea deswegeni" opmerking vorde^rti.'
-^ — ^ Om • uit detóe 'byzonderhedèn , 'tot - een ' fbkf tjer
uitvoering'e, iets óVer te neemen , ; WaSrfote wy geèné^FI^
guüren béhoevch, wilkVn bier anders' vèefeFverfcischt'wbiri
den, zullen wy ons bepaalen tot ddk**H(yogleeraars''^veis
Uaaring) wegens het blaauw van den Hemel; waaromtrent
, , .. .',. .:.....-.::•• ... r.: .-..•:: -.I .:,,.. -h^
WjJ ' L* EÜLEU
liy iig.» na de vQorig^ ;y^klaajring van een gezigtsbedrog^
aldus uitlaat.
„.Uwe Hoogheid; (f)' h'eeft nu begreepen de oorzaak
Van het bedrog, waardoor de Maan, zoo wel als deZon,
on» 3an den Gezichteinder veel grooter voorkomen , dan
wanweer zy een aanmeri^èlyke hoogte gereezen zyn, daai:
iu bef^a^nde, dat wy als dan ,de ligbaamei} ve?:der van (^ns
af oQMcekn te ^ynf; èehe. gispng, 4ie ji^arop gejgrond xs,
dat 'Kiin licht als dan eene aantaerielyke verflaai^wing on*
dergw ö.o,or dè l^pg^ Wg » w^lkV. hef, moet doen door.
den .dampkring in het laage gewest., d^c het meest belaa-
dèn is met dampen 'éji liitwaafemingen, die dè doorfchy*
nentheid verminderen. . Zodanig is, de .l?êrhaalitt| van de.
aanmérkingen, die;'.i}c'de ee^e gehad heb ü. H. pópens
dit oiiderwerp voor. te fte;llen.. /. |
,;* Deze'hoedanigljiei^ van de lucht , welke haare door-
fichyneutheid vermindert, mag id deq'eerftèn opflag van
h^t bog als eeagèLbrek béfchouwd worden j mas^zoo men
'ér dè.gie volgen van g^deflaat, bevinden wyt Sat^ wel ver-
te v^g een gebrek te zyn, wy integendeel daarin de wys-
Iieid w oneindige gpedliöid vfin den .Schpppe)r, moeten crs
kénneii. Het is aao^ deze onzuiverheid der lucht, dat wy
• 5ai. wonderbaariyk.ih yprxijkkcndé(cliQÜmp^^^ d^É ons
het blaauw van den Hemel voordoet, te danken hebben:
waiit 3e donkere. d^elp?,. die de Jichtö?a.alfen,tegphpulien;
ïvprden 'er door verlicht^ ei> zenden. ops/^vervolgens hua
êigeh, ilra^len xe Rug ,^;op hun oppervlak:, v^órtgebragt.^
door eene geweldige Tchudding , , gelyk in alle donkere
Ughaamen gebeurt-, H^tlgetal der dViliiiige^, die zy kry*
gen- nu is het dat. ons dat fcostlyk blauw, jertoont. De-
Se byzonderheid^ verdient wel ^ dat. 'ik die duidlyk verkbate.
' . I. In de ecrftjB pLfiats merké.ik: aan , dat deze deel-
tjes wterojate l^ldfi, zy9> en onjieririig «eer ver van eeh;
behalven datxy zeer. los. ^ eij bypa £^heelen al doorfchy*
i^n4ê zyri. pic(rv^n komt he^, dat^ eïk deeltje afeonder-
luk.vollïreki: .JMeit;.bevatbaar ifi, m,d^t wy 'er niet vm
aangedaan kunnen .zyn, dan. wan^iecfr /er ' een zeer grppt
getal tè gelyk 'b>are'ftraalien,..ea.6yiR^^ ^n en de*
^|ve .rigting, jmuie, onze oogen .afzendt j iie vereepiging
öpTv^^^cf^ van/verjTcbeiden deeltjes. , is , derhalven npdig
pp^,e^ne «uLadpening te verwekken*. '^,,^ . ,
VK.' •"".• r.» Il . ' ' . .' ■ ■<■.-'.■ ^^ -
V ft) Men herinnere zig, dat deeze Brieven aan êcne Duitfcfae
Prinoesfe gefchreeven zyn.
„n* Hieruit volgt daft Wait, dtt die déeltjèèj weMcè
éïgte by ons «yii, onze zincoigcn- ontfnapj^n, Terihitè
'men die rtföet aatoerken, als püïitfeD', welke dóór' dè
masft der • lucht fieeh vcrfpreid ^ym '-Maar die dedtjes,
Wlke zeer "véire Van het oog af zynf : VereenJgéft hunne
-ftraaleii in ^tföogbyna volgen* èen 'zclvde leiding , wéHêfe
'daardoor flcrk ^ertoeg worden ooi ötis gezicht aan té döèA
Vooral wannéér 'inefr dcfat geeft, -dat- dergelyke dcchjès;
die verder af '*yni ett ook andere die meter nibyJ^'
saameri loopéü-om-deege iHtwerfcing vÓQit tè brengen. '
„ HL De blaauwe koleur, die \Krjr in den Hemel iietf;
wanneer die ,heWer/is, is^dari niet anüérs dan het gevolg
vm alle deze. deehjes in^ den dampkring verfprdd:, ^
voórhairmèwlyk' 'van- dfe , ivelke zéeir ver vai ons af zyi(i
men kan daö wel zeggen, dat zy van nature blaaw zynl
mrtr ^n èèn^ "by 'üfcneeaienheia helder Wauw , dat gob
. "ttocgzaam niet'dortker en zigthaar is, dan wanneer ''efr
ëeli zeer gtoöt aaótia!' van die deehjes zyn, en dal zy.plinl-
ne ftf aaien vèlgens'^een zelvde-leidijiff .r^re^mgen.''" ^" "^'^
* „ IV. De kunst brengt eèn dïet^el^é jiitv^érkin^ vooM
Wanneer men; onder het Tmèh^n' van eene fcleinij Jroev^ecï
*è.id indigo; irt eente groote hoeveelheid wateir,' dit wïtélr
Aroppelsgew^s laat vallen, zal iïien 'ér niet de minfté'-kör
ftur vali verf m zien; en wanneer men het in eert' ttéiü
kopje ^et, 'zal tóen; 'fcr flèchtsi eë^ie «flaauwé blaéutvigtigp
ifoiétïr in zien* toa«r wanneer tnetï'ér een groot glas toe-
.ae- vulf ,. -én At -Van verre ' BércHbutvi! , ziet men -'er 'ccfi
ittet dioriker bïa&uW» i*.- • Tküémé ptóèf kan men .doeti
met andere- Hotóilren; aldus ïs het dat'Boü'rgo^nè WyV
lil teet tlemc hóe veelheid genoómeh-vinhauwelyts roöda:
tig fchyqt, en in een gtoptó'gevüW fles dè ^oode koléi
iJêcr donker zal- V0orlcón(ïen,^ .' :'- • 'ƒ _
v*'*^- Hèi^atei'ln een gtoöt eAÖlfei^ Bekken fchvqt
. idtoos 'een zekere -teteuir'' te^heWjIenr^TChooh eèn * klelrte
hoeveelheid geheel klaar en zuiye^r is.:.deze,ko^eurJs'gé^
SMttitjt meer of ttlin nit aéh-gróehêy hér gééiie cjoct zég-
^cn^ dat de kïeiW deelt|es ♦Sn «tt >viter'htt 'ook z'yh;
teair van een tihertbaate 'on|ftohde-*Koteür,;-zoö' dat tteti
*èf écin gïbote:Ti(oéVé8!bfeid vart möct' hebbed, ^é^r mén ^er
«etB van gewaar '•Woiui,ott;'darijé*ra^)èti''v^\vérfch^^^
de - deeltjes zf g' M ' «M zaïtteif * Wréettigen :• óm deze' Üïti
Ütrfcmg veön t^ WPèi>g(?n. ' ^^ '■ - •
'^ ;; VL Daaf het= ntt door deze wairii^tthig Waiirfthyn-
fyk voé^koihtj dlit^4è^Ueiae''d6eHjèa'^'het ws^r^
"'"' * ^ ' ag*
,3S6 i^« SULSll
jagtig zyn> zou men kunnen beweerep» dat dezelrde re-
den, waarotn de zee, of bet water van een nieir,,of eea
vyver, ons groen voorkomt, ook die is, waardoor de
hetnel ons blaauw toefchynt: want het is waarfchynly-
ier , 'dat alle. de de^ltjes^ der lucht een ligt afdrukfel vaa
het blaauw hebben, maar tevens zoo flaauw^ dat oien bec
iniet gewaar* wordt, dan wanniser men, een ;Eeer groots
masfa, even als de gantfche uitgeilrektheid van dea
'dampkring, by een^ ziet, dan dat meq die koleur zoude
toefchryven aan de/daropen, die in de .lucht omzweeven^
en daar niet toe behooren. . . .
„VU Inderdaad hoe zm verer de li^cht is, en hoe
meer ontdaan van uicwaferaingen , hoe glansryker het
ilaiiw vgn den hèmej is, het geeöe genoegzaam bewyst,
dat men 'er de reden van moet ^zoeken in d'O/eigea deelt-
jes van 'de lucht. Dé vreemde' ftofiep, die zig daarmede
jvermengen, zoo als de uitwafemingen, worden integen-
deel 'zeer nadeelig aan dit. fchóone blaauw, en beneemea
''et flechts den luister van. Wanneer deze dampen de
liicht ai te v^el belaadeuj zo veroorzaaken zy hier bene-
den de nevel of misten,' en beroov.en ons geheel en «1
van 't fciiouwtoneel der blaauwe koleur i ?oo .die dampen
ineer verheeven zyn, ?oo als gemeehelyk gebeurt, dan
komen 'er wolken uit voorts flie dikvvi)s den heinel ge*
heel en 'al bedekken , en ons een gansch andere koleur^
dan dat bUauw Van de zuivere lucht voordoen. Dit is
dan eetie nieuwe h6^4anip;licid van de .lucht, bebalvea
die van de fynheid^ vloeibaarheid en veerachtigheid of
elasticiteit, welke ik.de eere gehad fieb ü.. H. te ont-
vouwen; dat is te, zeggen, dat de kleine deeltjes yan de
lucht van natuurc bUanwagtig zyn*;V . .
Op eene foortgelyke wyze heeft ,|^ de Heer £i^/^r.dit
ftuk , by eene voorige gelegenheid ,* ,m, 't «nérljte Deel Ver-
klaerd, 't welk hier... ter nadere ophelderinge kan (trek-
ken. ' : ' >
„ Dit luchtverfchynrel, Czegt hy aldaar,) loude geen
plaats kunnen hebben, indiet^ de luipht. eeii volmaakt
doorTchynende middelftoffe was, gelyk^etber^ ^dan zouden
wy van om fioog .geen andere (Iraal^n krygen, dan die
van de tierren ; maar de helderheid v^n den dag is 200
f root , dat het kleine Ikht der llenren yoor ons oozic^t.
aar 'wordt. Gelyk 'U. Ff, niet zien, zou de vlam if^
een kaars by dag^.;wannfier zy] daar ; r^pjlplyk ver van' at
Was» daar die zelvd^'^vbMa des nacfaU zeer belder zoué%
fchj-
fiRIIVEtI» ' 35l
ftfcytien o^ nog veel grooter afflènden. Het' geen dui-
delyk bewast dat men de oorzaak van het blauw van
den hemel moet zoeken ixi Het gebrek van de doorkhy-
iiendheid van de lucht. De lucht is vervuld mét eene
menigte van deeltjes, die «iet-^hed en al doorfchynend
zyn,.maar die, daor de draaien der zon verlichte .daar-
door een beweeging van drilling verkrygen, het geen
nieuwe ftraalen voortbrengt^ die aan déze deeltjes eigen
zyn: of wel, die deeltjes zyn donker, en, verliclit wor-
dende, worden zy zelfs zichtbaar. Pe koleur nu van
deze deeltjes is blauw: en zie daar de uitlegging van
dat vprfchynzel. JHet is dat de lucht een aantal van ktfei-
ne blauwe deeltjes bevat, of men kaó zeggen, dat 4ft
kleinfte deeJtjes blau<!iragtlg zyn, maar van een uiteiTnaai
ten dun blauw, dat niet zichtbaar was dan in een ver-
baazende masfa lacht. Dus verneemeh wy niets vfth öit
blauw in eèn kamer, maar, wanneer alle de blauwawige
ftraalen van den gantfchen dampkring te' gelyk ih onze
óogen doordringen , hoe dan ook de koleur van een icge^
lyk moge zyn, zoo kan hun geheel,- te zaaraen gënbmen
een zeer donkere koleur voortbrengen. Dit wordt beves-'
tigd door een ander verTcbynfel, dat U; H. niet onbekend^
zal zyn. Befchouwende een bosch van naby, zoo zal het
wel groen voorkomen , maar wanneer mcti zich daaivan
▼erwydert , -zo zal het' altoos meer uit den blèuwe tóe-
fchynen. De* bösfchen van de gebei^ens van den' Hartz
die men te Maagdenburg ziet^ fcbywen tamelyk' blauw te
2yn, fchoon dezelve, van Halberftad'^beföhoüwd , CTOea
zyn : de groote uitgebreidheid van de 4ucht , tusfëheft
Maagdenburg en deze gebergtens / teyni-daar de oorzaSK'
van. Hoe dun of fyo de blanwagrige deelejes van de-
lucht ook rzyn ,. daar is 'er altoos een zeer groor aantal'
van in deze tusfchenruimte , welker ftraien gezam^nlyk
in odze oogen komen, en bygevölg aldaar een Yedelylc^
donker blauw vertoonen/ Wy neemen een 'diergclyk liicht-/
verfcbynfcl waar, in eenmevel, alwaar dö Jucht ovérlaaden
wordt met een aantal donkere deeltjes^ dt« uit den 4>lat!we
zyn. Niet befchouwende dan een kkfeeh 'afftan^ , v,^m
men byna geen nevel gewsar; maar waittieér «e afftajKf
gróót is, wordt de blauwagtige«fcoleu»'»er (lerfc, en zelf^
op het pnnt, dat men daar niettvmedr door hecnittih jflén •
Met waters-van. de zce-fchynt ons^op-eefi tOtkt^ diepte'
groen toe% maar het is tamelyk heWer , wanneer men W
een glas aiedc ^aanvult. De oówaak daarvan is; «Mtliaapi
- II. DEEL. N. ALG. LETT. NO. 9. C C Jy|(
Ijk dczeUrck: dit water is Uekaden iB«t eca aaptal a?oe»
^vgQ deeltjes , waarfan ^q kleiu aantal geen zicbtbaare
uuweckiug voortbrejigc » maar in eeo groote uii;gebreidheid9
wanneer nien in de diepte zietj brengen zoo veete groen*
^B^i£^/^^^^^^» z^afflcofiévoegd» een donkere koleur vooru*^
IJistorifcht Verhandeling over de Natuur , JJUneemenfiieid
en Pwhn^ der Waardigheid van Stadhouder in de Ver^
eenig^e Provinciën: gefckreven door viylen den Historie^
fchryver }h^ WAGBi^Ai^a. Te Jmfterdam^ by dEryen.
Ph Meiji?i; en G. Warnars, 1787. ïn gr. ivo. 160 hladz^
V\w ^e Stadhouderlyke bediening , van fomniige oor^*
■f^; ipronglyke .yereiscUten afgewetken, Tedert eenigen ty4
fi^tt onderwerp , gevyorden is der gefprekjkeD ^ beide van
on:^& kundige en min kundige Landgenooteo , terwyl zeer
weixugên ürftaaczyn, van reciit te oordeelen over dii»
llnguliere Ambt, dacht de Heer hdisinga bakkeh, aan.
's Lands Regeerderen^ ea aan onze Landslieden^ geenea
ondienst te zullen doen,, door de uitgave eener Hiuorifche
Uerliaiiddif^ ^ (pef jde natuur^ uUneemendlieid ep paaien
der waardigheid van Stadhouder ia de Vereéoigde Pro vin*
ciën; eene.VerhandfUng f die de Heer wag^naar heefi,
opgeïteKi in de^ [laa(fte Jaarei» des leveins , ea de^ Regeerin*
ge , , van ^^e^ Vrouwe. Qouver^ntte , Moeder vaneden tegen*
VOQjdjg^ , I^rfftadlHNi^er h daMKOf in dien tyd bewoogen,
2)M^9 019 Tomaiiger.. hoog vlïegendei begrippen, over d^
Natuur van dac.A^t^ te keftrydw, en, ware het moge-
lyj^s. te ver^etieieuM Het UyJrc^ onder anderen., zegt de
Üitfreevjcr^ dat hy iii> de jaaiea 1756 en 1757 met dit ge«i^
^i9"iift ondfffwe^p onledig gesweesDjis; een tyd., »o wel ia
onze Hjscorii» bekendt» als dooribeft deel. d'aic.zyna be-^
^Ijaafdf {^jQ daarin getK^iaeiL beefi;* Engeland , toen met
j^rankryk in.openbaaren oorlojaf zynde., en van den Staat
bet fe^oiüfs^ volgens.de. TraAaoeen, eifthende, werdt h^
v^Akexiep vaii,,da« feao^ifs door de Goiiviemante , en font-
mige- Ledi^n der Regceringe 4 ilerk g«dceveii ,. terwyl bet«
^elve door andefea, qr' met naaiae door AmüBerdam, be^
V^ereade de onyeq[)ljohlhéid vw hetzelve , even fterk te*.
gengeho^en. werd^> £te: vftfchilteo hkr over in de Repu*
bliek bragten e«oe mttAfjit^ rigide SiadboudergOBiiiden ia
beweegtng^ welken, sd&.gewoonlyk gebeurt, in de Ymm
der haijtatoobtoi, die teaniigheid hooger opvy&idefi.9 daa
de
J* WAGENAAR, OVWt WET MAPHOÜDER SCHAP. J(jj
4t nambr van dat Atöbt gèhengote. „ Ik Ueb, ze^tonxe
i, kundige co gemaatigde Htetoriefthryver , altoos ^«ulked
,, voor anvoérzUhsJge en va//che Vriend&n van de Stad-
^, houd«fs gehouden , dte by toonde of by gercTirifie bei'
3, weerden, dat men hem Souverain Van den Lande maai
^, ken moeirt ; en « tiilken daarentegen voor hunne vtor^
^, zickUgt en vMre VrUnden^ dfê hen in hun hoog gezag,
3, «o alé het door de Wetten en Privilegiën vastirerteid en
i, bepaald is , voórftofiden en vooffpraaken. Hét vólK
i, fchtfkc hier, federt het afz weeren vaA den featften Vorsr^
,^ vöor de etühooftlige Regeering , ert vat een afkeer oi<
,y van he©, dien bet denkt, dat naar ruik eene Regeering
^, ftaat — gelyk me^ in het jéftf 1675 oiidefvondt -- —
;, «y alleen zyn dan foor wyze en waarc Vrienden des
i, Stadhouders te rekdA^i, die hem iri zyn wettig yérkre
,^ gteu geiMg voofftaan en handhaaven; en, fchoön «y,
„ naar de gróndng$ls eft ards ^er Regeering hém gaarne
^, ^^oö/ 2lcn y' egter nooit wenrchefn dat hy ü groot wor*
^^ de/* £>t» dacht on^ V«dèrtendfche Hisronefchryver,
til op'. dien gtdnd, heeft hy 20 wel de uitmemendheid als
de poéüen van hef Stadhouderfchap in deeze Verhandeling'
gepoogd te vestigen j eene* Verhaodeiing , die overal dte
blykeo draagt van '» Scbryvcrs gemaatigdheid, fchrande^.
heid, en grondige kcnnia in 's Lands Cofnftitutie en Ge*
fthJedeni3len , doch dié «ogetyk in onzen tyd aan fomm}-
gen wat d te veel op een Arfstocratifchcn leest , gelyk
0ieo bet iw)eait , 2al gcfehoeid fchynen , Waartóe de$
Scbryversr byzondere becrckkingen roogfelyk wel itt^ zullen
toegebragt hebben, fchoon z^ne ftellingen genoegzaam al-
ryd op Hlstorifchebewysgronden gevestigd «yn, en overal
de eerlyke 'eri cordaate man doorflraali. Trouwens ♦ wan*
Bcör men 'flegts' het onderfcheid' van tyden en onrftandig.
beden j waarin wa<9enaar leefde, met de onzen raadpleegr^
xal men nieiifaunfi^n nalaatenr, het karakter en dé kundige
beden vaa onzen 'Vaderiandfcben Historiefchryyef ook ki
éit Werk litrtde te doen.
' Zonder ons i» éenig detail vw deze Verhandeling , die
in zyn geheel verdient geiee^cn- te worden , io te laaten, zul-
fen wy önarew Leezeren een beknopte fchèts van het Weffc-
2Clve mcdedcelen.^ :
By den' aanvang doet de Schryver een oftdèr^oek naar
den odrfj^tcftig der Stadbouderlykc waardigheid ,• en by die>
gelegenheid aanjcetocmd hebbende, dat de SYadtibtfder eer-
qrds door den .Voc&t , ennn aUeen door de £taat0o aap-
Ce a
ge.
gefield wordt , gaat fay over ter Yerklaaring tan de voor*
naamfte onderfcbeideu naamen , 2d wel van die , welke de
Stadhouderen van Holland plagten te voeren, en die hua
in openbaare Brieven , Placcaaten en andere Documenten
gegeeven worden , als van eenige andere , met welke de
patuur hunner Charge, foaatyds ook in ftukken van Staat,,
uitgedrukt of omichreeven is. Dan , daar de Vorften uit
^en Huize van Orauje en Nasfau, die, ièdert de opkomst
^er Republiek , als Stadhouders zyn aangemerkt , of die
waardigheid met de daad hebben bekleed, niet allen evea
yeel gezags gehad hebben , heeft de Scbry ver het met on*
dienftig geacht, kortelyk aan te toonen, waarin bet gezag,
welk deeze Vorften wettiglyk verkregen hebben , onder-
fcheiden geweest is; waarop hy, lot een meer byzondere
verhandeling van de onderfcheiden 4eelen des Stadhouder-
lykcn bewinds overgaande, de pligten aantoont, tot wel*
ker nakoming de Stadhouder, volgena zyne Commisfie,
gehouden is;, als vooreerst, deHoosheidj Gerechtigheid^
Privilegiën en Welvaar en van den Lande ^ Leden ^ Steden
en Ingezetenen van dien^ voortefiaan^ te vorderen en te
bewaêtren; ten tweeden, het gebruik^ of de oefening der
Vfaare Chrijtclyke Religie , so die tegenwoordig by publie*
ke autoriteit: hier te Lande seexercéeri vorat , voor te
Haan , en die Relijrie van allen overlast en foulen , of
^rdrukking , dcsordre , oneenigheid^ a/breuk en fkhade U
bejchennen : voorts - aan elk recht en juftitie te doen ad*
minifireeren ; in Holland tnet advis van Prefident en Raa*
den van den, Hove. Waar by de Schryver te recht aan-
toont, dat de Staaten den Stadhouder wel tot hoofd van
het booge Hof van Juftitie hebben aangefteld, doch, des
onaangezien , met de wetgeevende macht ook het hoogite
gezag over de Juftitie aan zich behouden hebben. Tot
dit hoogfte gezag over de Juftitie behoort ook het recht
om gratie , rem-sfie , pardon en abolitie van misdaad te
verlecneo ; de oefening van welk recht de Staaten van
Holland, echter, onder zekere bepaalingen» aan den Stad-
houder hebben opgedragen, en dat wel onder deeze drie
volgenden: i) Hy moet , eer hy *er tich van bedient,
het advis. van 't Hof inneemen. 2) De Brieven moeten
naar hehooren worden geinterineerd of wettig verklaard.
3) y^an gequalificeerde dood/lagen en enorme delicten j ëe.
committeerd of begaan met geleider lage en opzetten wiUe^
mag geen remisfie of pardon verkend voorden. Uit welke
bepaalingea klaarlyk te befpeuren is» dat de oefening van
het
OVBR HST STADHOüIffllSCHAP. 3(^5
tiêt Têcht van pardon wel aan den Stadhouder opgedragen
is , doch dat het hoog gezag daar over , als i;yode eien
vootoaam gedeelte van de Souvereiniteit , blyft by^ 's Lands
Staaten, op welker naam, by raade van den Stadhouder»
ook de brieven van gratie » pardon , remisfie en abolitie
gefteld worden•^
Onder de aaaken van Politie 9 over welken de Stadhou-
der van Holland bewind heeft , niunt by^onderlyk uit de
fnachf over de Magiftraats beftelUng in de Steden ; eene
macht , die de Stadhouders reeds ten tyde der Graaven
gehad hebben , en die hen veel invloed geeft op de Re^
geering der Steden en des gantfchen Lands.; waarom de
Schryver het. nodig geacht heeft, de natour deezer magt»
en de wyae , waarop zy behoort geoefend te worden , roet
de vereischte naauwk^urigheid te onderzoeken ; uit welk
onderzoek klaarlyk blykt , dat de Stadhouder nergens ver^
mag Burgemeesters , Schepens of Vroedfchappen aan re
ftellen , dan uit eene voorafgaande Nominatie , ten ware
hy daartoe byzonderlyk geauthofifeerd worde door 's Lands
Staaten, gelyk nu en dan, en onder anderen in den jaare
1672 en 1748, gebeurd is; wanneer men geraaden vondt,
ook met bewilliging van de belanghebbende Steden , de
Privilegiën voor eene enkele reis te doen zwygen, en, e?/?-
veitninderd dezelven , buiten tyds verandering tp maaken*
in de Regeering.
Na vervolgens gefprooken te hebben over de macht,'
vrelke de Stadhouder heeft » om de geicbillen te beflisfen ,
die in de Provinciën Gelderland , Utrecht , Friesland ,
Overysfel, en Stad en Lande» ontdaan, over zaaken, die
niet by meerderheid van Hemmen kunnen worden afgedaan,
en tevens aangetoond hebbende » dat hy in Holland en
Zeeland dit recht tegenwoordig niet bezit ; gaat de. Heer
WAGENAAil Óver tot de befchouwing van de waardigheid
yzrt Kapitein Generaal, die doorgaans door den Stadhou-
der van Holland in twèederlei opzicht bekleed ^ordt ,
namelyk , als Kapitein Generaal over de Krygsmacht te
£rande ^ van elke Provincie , in welke hoedanigheid hy
Commisfie heeft van de Staaten der byzondere Provinciën^
en bevel voert over *t Krygsvolk dat in ieder Provincie
legt,. of door ieder Provincie betaald wordt; en als Kapi-
tein Generaal over de vercenigde Krygsmacht te Lande ,
*van alle de Provinciën , 't ay te Velde , of in de Guarn^-
«zoenen; in welke laatstgemelde hoedanigheid by Commia-
iie heeft van de Staaten Generaal, en bevel voert over 'i
C c 3 KrygS'
1^^ J. WkOBtMAZ ->
Krygivolk', étt zich bulten de dammende ProvincÜd .*«if
bet Landfchap Drenthe , ie Velde ^ of ia de Guamuue^eii
onthoudt ; van wtlke beide hoedanigheden do Sdwyver^
«fzonderiyk en uitvoeng gehandeld hebbende, vervolgen^
«overgaat ter befchouwing ?aQ de waardigheid vai> Admi^
raal met welke de Stadhouder in de byzondeit Provjncië^
bekleed is , en hem het eelfde hoofde gezag over de 99Cht
te Water dier Provinciën geeft, welke hy aldaar, jls Ka?
pitetn Generaal, over de macht te Lande, heeft; en da
waardigheid van Admiraal Generaal , welke hem door da
Staateh Generaal is opgedragen , en hem betzelKlt gezt|
geeft over de magt te Water van alle de Provinciën,
welke hy , als Kapitein Generaal der (Jnie , in eeoe en
dezelfde Commisfie, over 's Land» geraccne Krygsmacht
te Lande verkregen heeft; --^-^ en deezen taak «fgehan^
deld hebbende , fpreckt hy verder over de zitting van den
Stadhouder in den Raad van Staatcn , van bet eer*
fte Edelfchap van Zeeland, en hetPrefuientfchap der Ede*
kn van Gelderland , Holland en Utrecht, ^ van het
Opper- Hout vesterfchap , ---^—^ zynen rang van Reéloc
Magnificentisfimus der Academiën van Gelderland , Fries*»
land , en Stad en Lande , 1 en eindelyk het Opper*
DireAeurichap der Oost- en Westindifche Compagniën.
Dit afgehandeld hebbende , berekent hy de inkomften van
het Stadhouderrchap der zeven Provinciën , des Landfchaps
Drenthe , en van het distri(^ der Geqeraliteit , die men
(daar onder begrepen de 25000 guldens, die de StadhoiH
der trekt als het eerde Lid des Raads van Staaren , en
het -aandeel in de uitdeelingen der Oostindifche Compag'»
nie,) begroot op. 300000 guldens jaars' te beloope»; ter*
wyl hy als Kapitein Generaal der Unie laaooo guldens
h jaars geniet, behatven nog 04000 ^Iden^ van Friesland^
en 12000 guldens van Stad en Lande , als Kapitein Gene»
raal van deeze twee PiX)vinciën. Eindelyk fpreekt
hy van het Ërfnadhouderfchap , in de i&Iannelyke en Vrou*
Welyke Linie , hoe het met deeze Erfverkiaanng is toege-
gaan, hoe het tegenwoordig met deeae opvolging gelegea
zy , en wat men voorts met wzicht omtrent de tuteele,
of Voogdyfchap , geduurende de minderjaarigbeid , . heeft
vastgefleld. Waarop hy deeze Verhandeling bcfluit , . met
eene" berchouwing> van de drie tydperken der Stadhoudeiw
looze Regeering, te weeten, eerst na den dood van wil«
tBM OEN I, die flegts een tnsfchentyd van zestien maan*
den geweest is; vervolgens nu den dood van wJtL£ai DRit
OVER HftT STAOItOUDKRSCHAP* 3*^^
II, töt Mft dc verkrezihg van vWll^m den Ifl, tot zynen
opvolger, dat is, van den 6 Nov. 1650, tot den 4 July
des ja«rs 167a , en cindelyk , na den dood vtrii willbm
i>Kti lil, die geftorven is deft ip Maürt 1702, töx den 3
May des jaars 1747.
-" — ■ —
Rjk gifloffurd verhaal , vün dc eigenlyke gcjte?dheid der
hcdendaagfchc Toonkunst ; of karel bürnf.y'^ , Doctor
in de Mufitkkundty Dagkock van zyne^ onlangs gedaans,
iSuficaalc Reizen door Frankryk^ Italië en Duitsclï/ind ^
als tot een, verlustigend laat ft e gefchenk aan Nederlands
Vf'aare Mufickvrienaen ; vertaald en opgeluisterd door jjs^^
' COB WILLEM LUSTIG, Organist te Groningen, met een
Nootenplaat. Voor den Vertaaler. Te Groningen^ l>y ].
Oomkensj 1786. //; gr. èvo. 4-2 óladz^
Het is zekerlyk kondcrlibg , dat , onder de menigte vaii
Reizigers, die het vermaaklyk Italië zyn doorgereisd,
en hunne Aanmerkingen over dit Land in 't licht geg^even
hebben , tot nog toe niemand zyne gedachten had laatert
gaan , over den oorfprong , aanwas en tegenvvoordigön
ftaat der_ Muziek , in een gedeelte des Aardryks , alwaar
dezelve zo uitmuntend beoefend wordt; en dat, daar men
alle aldaar vborhanden zynde Schilderyen , StandbeeMcdi
en Gebouwen naauwkeurig alTchetst, en alle ziiïryke By-
fcbriiften te boek Helt , men byna niets hoort melden van
deftige KerkfVukken > Operas en Mnziekfthoolen ; eene
omftandigheid, die des te meer te verwonderen is, daar
Italië zich thans, in 't ftuk van frAaije Kunften en Lette-
ren, boven andere Landen geen voorrecht kan nanmaatigen,
tcrwyl intusfchen de Muziek in deeze Landftreek , tot op
den huidigen dag , in vollen bloei is, Uit dien
hoofde verdient de arbeid van den Heere bürnrv onzen
laf, dfliir hy in dit Werk ons een oofrpronglyke algcmca^
nó Muzicaale Gefchiedenis heeft medegedeeld , .welke de
yrucht is van zyne Reizen naar Italicn , die hy onderno-
men had, oro^.gelyk hy zich uitdrukt, met eigen oogen
te zien^ en met eigen ooren te hooren, én, zo veel doen-
Ivk , niets te hoóren en te zien, dan alleen Muziek,
Trouwens, de Heer burney fchynt niets verznfnul te
hebben , wat eenigzins dienen kon tot opbouw van dit
werk , terwyl zyne y ver tevens met fmaak , oordeel en
Onzydigheid, gepaarii gaat. Niet alleen de Lief hebbers der
C c 4 Mu-
^61 k* BUlUffEY'5
Muziek , maar ook die der fraaije Letteren , zullen hief
overvloedige ItoiTe vinden, om hunne leerzucht te voldoen*
Ten bewyze hiervan ftrekke het geen de Schry ver , no-
pens den beroemden Italiaanfchen Dichter , den Abt Afc-
tauafio^ heeft aangetekend.
„ Vóór dat ik de eer had , zegt hy , om by Signfn'
Metastafto te worden ingeleid , onifing ik uit eene gantsch
betrouvvenswaardige hand het volgend naricht, van deezeu
heerlyken Dichter , wiens gefchritren, misfchien, meer heb-
ben medegewerkt tot de befcbaving van de Zangmnziek ,
en dus tot die van de Muziek in 't algemeen , dan de
vereende krachten van alle groote Componisten in Europa
faamgcnomen. Ecne onderllelling , die ik vervolgens, wan-
neer ik flegts van hem , . als een Muzicaalen Dichter ^ i
fjpreek,,zal trachten op te helderen,
„ De Abt , Fictro Mctastafio wierd , nog zeer jong
zyndc, door Grayina ^ een aanzienlyk Burger te Rome,
verzoont (ji. i. tot zoon aangenomen), Eene ongemeene
vatbaarheid voor de Poëzy in hem bemerkende, droeg hy
zorg voor zyne opvoeding , en , onder zyn opzicht , io
alle..deelen van de fraaije Wetenrchappen onderwezen zyn-
dc , zond hv hem naar Calabrie , in het Koninjgryk Na-
pels, ter oeftning in het Grieksch, aldaar nog gerprool'M
wordende als eene levendige taal. Vyf jaaren bereikt heb-
bende , konde hy reeds , zonder overleg , in Vaarzea v
fpreeken, cnGravina zette hem dikwils op een tafel, om
te ipreeken voor Extemporalist. Maar deeze oefening wierd
zo nadeelig bevonden voor zyne gezondheid, dat een er-
vaaren Arts dien koestervader verzekerde , dat het Kind
om een lugtje moest , indien dezelve niet nableef. Hy
was in zulke oogenblikken zo driftig aangeblazen, dat de
borst en het, hoofd hem opzwollen, terwyl handen en
voeten kond wierden. Crayina , dit bemerkende , en ^
naar hét gevoelen der Geneesheeren hiteterende, vond $z:e*
raaden , hem nooit weder te laaten Extemporalifeeren. Me^
tastafia fpreekt thans van dit bedryf, als van iets, 't welk
tegen de Spraakkunst en de ge^jonde reden even fterfc in-
loopt. Immer$ , wie zich gewent , op dqeze fiielle otanier
alle gedachten in Rym te dwingen, die moet noodwendig
geweld doen aan alles wat fmaak heet, en weet niet wat
men keur noemt , tot ejndelyk zyn ge^st en v^rftand aU
jengs aan achteloos^- en ongerymdheden ovcrgegeeven , niet
alleen alle lust tot nndenkeu, maar teffens aj t bezef van
't geene , wat ^SjOrgvuldig en VQ&X overleg toegefteU is ^
ver*
DAGBOEK nnBA MWICAALE REIS» ^(^
vetfiezeo. Gravina liet Mctastafio^ aleer hy nog I4jaaren
oud was , den gantfchen Homerus in Italiaanfche Vaarfea
overzetten ; misf^hien heeft déeze bezigheid by hem uit-
gerooid de hoogachting voor oude OpfteUers , anderszhis
aan werklyk groote mannen doorgaans eigen. Grayina
vergoodde de Ouden, en Metastafig fcbatte dezelve te ge-
ring. Hy heeft byzonderlyk over het Rym zekere fevo-
rieigcvoclens, die hy zich nooic laat ontpraaten. De He-
breeuwfche Pfalmen zyn, naar zyne gedachten, in Rymen
opgefteld» en derzelver wederkeerende klank van het vaars
is veel ouder dan men gemeenlyk gelooft; Milton's verloo^
ren Paradys kan , zyns achtens , geen volmaakt gedicht
heetcn , dewyl het in rymelooze Vaarfcn gefchreeven is :
en nogthans vercoonen zich alle zyne Dramatirche werken
alle recitatieven, in afgemeeten onrym; hoewel hy door-
gaans den overgang tot de Ariën voorbereidt , door de
Rymen van de beide laatfte voorafgaande Ichriftregels.
Zyn geheele leven is even zagt hecnenvloeijend als zyn
fchryfllyi , en zyn huiszelyke orde gaat ftiptelyk roet uu-
ren en klokflag , *t welk by hem een ftaale wet blyft.
Men kan hem niet ligt te woorde komen. Hy is even
weinig nieuwsgierig naar onbekende perfoonen dan na
nieuwe gewoonten. Slegts roet drie of vier boezemvrien-
den houdt hy geroeenzaame verkeering , en deeze komen
zonder Complimenten, 's avonds van 8 tot lo uuren ^ by
hem. Als het niet te moeten is , zet by geen pen aan *
doch als de Keizerlyke Hofdichter daartoe gelast, begeeft
hy zich tot het fchryven , maar nooit langer dan twee
uuren achtereen , en op eene wyze , als of hy een vreemd
gedicht copieerde. Hy wacht naar geene inblaazing, roept
geene Zanggodinnen aan ; willen ze hem begunftigcn , zo
moeten ze komen op den lyd, door hem vastgefteld. De
Schryvers van de Encyclopedie verzogten hem een* , om
in hun Woordenboek het Artikel Opera te bearbeiden ;
maar hy wees het beleefdelyk van de hand , ondcrftellen-
de , dat zyn gevoelen daar over onmoogelyk konde behaa-
jgen aan de Franfche Natie. Tas/o is onder alle de Dich«
tcrs zyn favoriet ; Fingal houdt hy vooral te beeldanryk
en te duister ; maar de Poëetifche werken van den Graaf
Medini , een Boheemer , acht hy voortreflyk boven alle
anderen ,• kezende in de gemelde Vergaderingen oude eo
jaieuwe Dichters. Behalven deeze avondgezelfchappen
pecmt hy, op ieder voormiddag, een foort van Staatsvifite
;ian , daar veele perfoonen , van hoogen rang en uitnce-
« C c 5 xncn*
iDMcte refdi«nfttn, worden toegelaaten. Zo liing iben heöf
iWletjcs «aahoort , fpreekt hy gantsch vryraoefllig en be*
vallig voort ; doch by de mintte tegenrprtfak «wygt h»
ftil , ab «> nd« te beleefd en te gemaklyk tot' het zintwii
ten : liever, wil. hy leeven in de rust en mee hét gemak
van ^n ongerekende^ <lan met de boflegtende manier eens
mans vaii groot gewicht machtfprcuken ültdeeleo. Zelfs
ia Jiet ('childeren van hartstochten, fpreekt by'in zynt
fcbriften meer met bedaarde redenen , dan met hevigheid «
deeze effene ^ gdykzweeveodc betamelyl^eid en ftiptheid *
die men in alle zyne Werken bcfpeurt, ftellen den gtotid*
Oag van. zyn karakter. In xyh fchryfwyee is hy even
iejden driftig en bulderende dan in «yn gedrag; men kan
hem noemen den Dichter uit de goode eêuwe , in deweN
ka, volgens de berichten, veeleer eenvoudigheid en^ zedig*
heid^ dan vacrige onrustige gemoedsbeweginaen , heersch-
ten. De ftroomen eener Vaderlandrcbe toegenegenheid
Kefde en vriendfchap , met buitcngemoene aanminnigheid
uit zyne hppen vloeijende , zyn zedige zagtaanige gevoe-
lens , clie uit zyn hart opborrelert , en de kleuren zyner
ziek aan zich draagen. Mogelyk heeft hy noch het vuur
van CormiU^ , noch de geestigheid ea menigvuldigheid
van FoUaire. Maar daartegen bezit hy den woorderirchat
en al 't naauwkeiu-ige van Racisie^ ]a teffens veel meer
't welk hem in eigendom behoort. Zyne geestigheid *
waardoor hy geringe omftandigheden weet te verheffen*
bcllaac niet ia letterköerende punten , of zondcrbaare in-
Vallen; zy is ook niet vinnig of knorrig; maar zy bcftaat
ih gewoone, natuurlyke gedachten, uirermaten fyn gcp0.
lyst , en met diamanten omringd. De lieflykheid van zy-
ne Taal- en Dichtkunst zet iets aahminnigs by aan alles
wat hy opftelt; de eigènaartige pooging zynes geestes
dpek op deugd, zedigheid en welvoeglykheid. En rchooti
hyt in ieder Vaars op zyn Nice^ blyken laat dat hy no«
iH«t geheeld is van minnedrift voor eene llgtvaardige zo
ietüigt hy evenwel klaar, dat hv zulks zyn moet/* -^
. Wat nu de Vertaaling van den Heer lustig belangt ^
fchynt het ons toe, dat deeze. Heer meer voor de Muziek
dan voor de beoefening der Letteren gefchikt is daar
deeze Vertaaling, zo wel te» opzichte van ftyl. als' taal ,
allerelendigst is uitgevoerd , fchoon hy het Werk hier en
. daar met eenige Aantekeningen heeft toegelicht, van welke
liy zelve getuigt^ dat zy, gelyk hy hoopt, A^ finaake^
lyke gerechten^ door onzen Muzicköcminnaar[bvti^tL\^ op^
DAGBOEK EE»Mlt MOTICAALE REIS. "372
gtfthfü^ 9 ab iygeyoegde toekruiden , (^Atfiettet volantes)
gullen helden yerjaus/in'^ aithan&^ ^ tem ctn weinig/^
ifi hebben gefeitfcld ^ hei zuur temperen en den eetlust
g0ande houden^ .;..?,
'wy kunnen hfet nalaabn , de welmeenende Opdracht
en Nareden van den Vertaaler^ wegens derzelver fingulier*
^fid, fMizeQ Leezcr^si^.hier ter nitfpioinifiK wAt te deeleii;
,, Aan d^ Ed. Mog. Huren Burg^musüren en Haad
4er Stitd Groningen , nfgne hooggeèiedende innigst gevente
f eerde Superieuren , hoogst welker vereeuwigde Voorssauten^
tmlierflyhor gedachienhf^ , my tsanfielden , cp zulk een^
etdehnoedisewyzc^ die in myn Vaderftud Himiburg wicrd
1^/efiouwa als wonderdoétdigi vervolgens. mjne hergierigheiê
een reis naar Lijnden toefionden; met het burgerfchap be^
^ giftigden; en door s^eer gunfiig te ontvangen de eerfteUngen
. myns Muzicaalen Kweekhofs^ de inleiding tot de Muziek^
Jastub^ in het j<tar if^j, allezins aanmoedigden^ tot het
daarfiellen van andere , by het gemeen met goedkeuring
i^erwaardigde ^ gefchfifïen; wordt dit laatfie blyk van nog
onvermoeide dènlL en fchryflust , met verfèhuldi^de danJL
zegging voor ont^lbaare weldaaden^ federt het jaar ipaS
genietende in dit bekoor lyk gewest^ en met die waarc^ vie^
rige, onuitbluschlyke hoogachting voor Overheden^ in de
harsen van rechtgeaarde Duitfchers diep gegriffeld , dus
allereerhitdigst opgedragen door hunner Edele Mégenden
0nderdaanigen Dienaar^ den o^ifl^^ September^ by de gc^
pMfedigde Intree van ha ii^^ levensjaar. ^"^
^ £n tot afi'cheid laat hy zich dus uir:
,, Thans , na verloof vanJset 80^^ levensjaar^ blymoedig
egftretdende van het muzicaal Tooneel^ in V yertrotiwenr^
ds aangewezen rol te hebben mogen fpeelen , niet zonder
alle jilchtiag; ernjlig voorneestsens zynde^ geduurende den
rest der dagen ^ onbe/hmmerd de eeuwigheid in te denken^
zeg nogmaals den voornoemden Edelusogenden Hoogen Boh
/cMermheeren rejpatuesfftflyk ddnk , en den Leezeren Isa
laatfie adieuj*
Va.
«» J. KÖK
Vtsderlandseh Wooréknhoth^ door jacobus rok. Ze^eiv
' /^/irf^ Dóèl. (OA-ORY.) d/if/ Kaarten , Plaat en en
fourtraUen. Te Amfiefdofn , i'j J. AUarc , 1787. In
gr. »vö. 381 blads.
H
et zeventiende Deel van (dit nuttig Werk , watrvtit
. wy reed«< meertoaalen net lof gewaagd hebben , ie-
^rc ons weder een ryken voorraad op van verftheidene
Vaderlandfche ftoffen ^ onder welken de Artikelen Jafk
van Galen ^ Gelderland , Generallteits Landen^ Gecammii^
teerde Raaden , Gereformeerden , de yoornaamfte plaats
beflaan» Dan, daar deeze ' Artikelen te bmOagtig zyn voor
ons kort en 'bepaald bedek , en wy echter , by de ain*
kondiging van ieder Deel , een uittrekfel van hetzelve
gewoon zyn mede te deelen , zullen wy thans hier laaten
volgen 9 bet geen de Schryver 9 wegens de Stad G^it ,
heeft aangeteekend.
„ Gent ^ of Gend^ de HooWftadvan het GraafTcbap
Vlaanderen , legt aan de Schelde , ter plaatfe daar die Ri-
vier de Lye ontvangt. De Stad wordt, beha! ven van dee-
ze twee Rivieren , van de Riviertjes de Lieve en de Mocre
doorfneeden. Ook loopen 'er verfcbeiden Graften door^
'die de Stad in zesentwintig kleine Eilandjes verdeelen«
Zy legt in 't midden van vier voomaame Steden. AnPwcr^
pen legt Noordoostelyk , Mechelen Oostelyk , Brusfel Zuid*
westelyk , en Middelburg^ in Zeeland^ Noord westelyfc»
van Gend af; elk op eenen aflbind van omtrent df uuren ,
uitgenomen dat Mechelen een weinig verder, legt. Men
yn\ , dat Gend drie Duitfcbe Mylen in den omtrek groot
xy ; zo dat deeze Stad voor een der grootfte Steden vaa
£uropa moet gehouden worden» Zy is met groote Buiten*
yierkeu, breede Graften, en goede Vesten verderkt. Som-
migen oordeelen , dat Gend te groot van omtrek zy , om
voor een (lerke PJaats te kunnen gehouden worden.* Ón-
dertusfcben wil men , dat Koning willem , yan Engeland»
plagt te zeggen , dat het veel beter voor de Bondgenootea
was, Gend^ in tyden van oorlog, te bewaaren , iiZXiBrusfeh
„ Wanneer deeze Stad gedigt zy, ia met geen zekerheid
aan te wyzen. Het omliggende Land werd, oudtyds, door
de Gorduinen bewoond , daar Ca/ar van gewaagt , en die
hy Bóndgenooten der Nerviërs noemt. Sommigen hebben
jiem voor den eerden grondlegger van Gend willen doen
doorgaan. Anderen willen » dat de Stad van de Wandaa^
•i \ len
VADBRL^nSSCH WOORDENBOEK. ^73
bf^ langekgxl, of teu minden ^rbeterd. zy. Dtezen zoQ^
den 'er den naam vtr Wanda^ of W^nda^ aan gegeeven
hebben , die zedert in Gcnd Veranderd i». Men. fchynt
nog eenig overblyfzel van dit oude volk te vinden , in
den naam van Wandelaars Kasteel ^ die aan bet overoud
Slot, binnen Gend^ gegeeven wordt. Ia de. zevende
£enw werd de Stad in 't Laijyn Qanda , en het omleg»
gende Land Pagus Gander\fis, gebeecen. Naderband ver.
andenie de naam Ganda in Gandayum ^ die van :de der*
tiende én twaalfde Eeuwen af in gebruik geweest ï&. . ,1
«, Gtnd is dik wils uitgelegd, en^ qP bet einde van de
zestiende Eeuw 5 toen de Stad nog meer van haaren ou^
den luister dan tegenwoordig behouden bad , werden 'er
vyfeudenig duizend huizen in geteld, Meyer verhaalt^
in zyne 'Plaamfilu Jaarboeket} , dat .men binnen Gend
tacbtig duizend Burgers ^ van vyftieh tot .zestig jaaiea^
oud 9 geteld beeft. . ;
,, De inw:ooners van Gfind handelen veel in Wollen.etr
Zyden Stoffen. Ook worden 'er ve^le Lywaaten gent^akcy
èn gróote handel in Graancn gedreven... V^n Gefidnnt
Brugge is, in den jaa;e 1613, en vervolgens, op bevel
van de Staaten van Vlaanderen , jeene .fcnoone Vaart: geii^
graven: waardoor deeze twee S^^den gemeenfchap meti
malkanderen hebben. Oqk loopt 'er eene Vaart van GemP
naar Sas va^ Gendf die in 't Jaar 1.554 begonnen « en in-
't jaar 1561 voltrokken. werd. . : : ..i
,, De Stad is op verre na zo aan^^ienlyk niet , ; als zy
voor twee of drie Eeuwen geweest ia, ..De helft van den
grond , binnen, de muuren , is onbebouwd , en beftaat uir
Weiden en Tuinen. Evenwel pronkt Gemd met verfchel*
den ruime Markten, en eenige deftige Gebouwen. De
zogenaamde Vryda^smarkt overtreft de. anderen niet alleea»
in srootte, jna^ isdaarepboyen met een koperen Stand-
beeld van KAREL DBN V veffierd , die , in deeze Stad,
febooren. zyade . op *t midden v^n ,4e Mjtfkt , in zyA
leizerlyk jee waad , afgebeeld is.
. „ Het Stadhuis van Ge^d is ^en Gebouw met tweft
Voorgevels. De oudfte werd in 't jw. 1481 begonnen^
men begon aan den nieuwften in 't jaar . 1600 te arbeiden^
en hy werd twintig jaaren daarna eerst voltrokken. . . ,
„ Digt by het Sudhuis ftaat de Tokji .van Belfort ^
daar men lapgs meer dan driehonderd trappen opklio^t^
0eeze Tpren, is van een goed yurwerk vforzien , jen van
^ne geweldig groote Klok % die elf duizend ponden, ^w^^
37* -' : V'. j.Köfc ^.-
is» enR^hnd'gQVMasA wdtê^ KMdsom den ntitd ték
die Klok leest men dk Versjes
Rolant, Rolantt «/x ick kïefpe danU h hfê^it^ !, .
Als ick luije^'dan u 't eorloge in Fla^ndtfUmt* ' *
^ ^ ifct Priiifenhóf is ee» zeer oudr ©ebouvr. LoDBirtK
ir^iN MiiLB kogt bet in *t jaatf 1368 , 'eri ♦eelcri v^n zynë
öpvolgwfs ^ hebben 'et Kün Hof gehouden^ Keizer raü Ht;»
Dg V is op den 24 Pebmary , des Jaifér ijoo , io aft
Huis ter waerdd gekooiDen.
„ Het Kasteel van Keizer karbl is regelmatig gebouwd.
Ke VöfSt kiddé *et it\h den eérften (teen aan, in *t har
1540. Id 't jaar 1573 werdt het deor de Nederhnde«
Q0 verre gchadW, en elf jaaren daarna^ op bevel van den
Hertog' van Parma , Gouverneur Genetaal der ^Fèderlarn
den, wederom oi)gefegt. «» r
„ De Gentenaars houden st. amand én st. BaAf, üf
»vo , voor^boftrie'befchettBer^, ' De eerfte v«ras BisfcboB
V» Tingeren ^ en Öe andere feen ryk Edfelinati. Men wilj
dat zy beide, in -de ^vendefieuw, het Evaögellc aatf
de Gemetiaars kwamen prediken. AMAWiy ftlgtte veriawli
den Kerken en «teoBtidlis ^ ^t dé goederen van arynen ty'
ben medgerel. Deeze ftierf te Gwrf énrtrent het jaar (J30*
Ste voomaamfte Itérk^ der ^ad is h^ro- toegewjd. In derf
jaare 1559 wetó zy.jtfoor Pafiis^PAüLus *ï>Ef iV tof écne.
Bisfchoppelyke Kerk verheven» '■ Gori?elios jansknkjs
ivierd tot ecrfte Bisfehop bcfioertd; Het Bisdom vaii Gcnd
flaat onder het Alart»Bisctonl vtvtMdchelen^tn gebied, Jii
'6 Geestelyfce , over zeveiï Defcenfchappen , Eycrgem^
Waas y^ Bukt y Déndérmonde ^ Oudenaarden^ Deinze en
ThicUy^ en honderd d^ieëntagtig Keffpefe. De Stad wordt
döór eënen Aartspriester bèdiendï'
-' yy De Hoofdkerk van st. ba>>, die in 'ï midden iet
tkvai ftaat, is groo*, fchoon et ^e^r osd.' Men vindt dat
iy^in 't jaar' 941 , dóór TRANsMi^ktü» ; Böfchop van
Doornik y is ingewxd. Men ziét-^er eene fraaije Grot, of
èflderaardTche Kerfr. htxx 't OósteBWe Hw de Kerk ftaat
ten wit marÉierèn* HeeJd , roet . één . hóttfd en drre iMngé*
zuchten, dfc elk eerren byzondetefr we^ heen zien.- • Men
fchrikt te zeggen, *vat 'er door tè kermenf gegeeven wordt;
• „ Behafven dè Hoofdkerk , heeft men te Gcnd zes
K^rfpelkerken, en een eroot gewrl van-Mamrcn- en VroUf
wenklooaten. Dfe SK fieten Abtdy ," en de Abtdy' vaA
TSandch , biflüen , en die- Tan Drongen-^. even bvken de
Stad,
VADIUAimSCBL WOORDENBOEK. ^-^g
£ttd| ffifO zftcr veromrd* De ee^fte is eoie vaa de* ryt>
Ve Abc^^ea van Nederland» De Abt heeft waerekUyfc
KecbtsgebSied oyer een g^oot gedeelte der Stad. De Kerk
deezer Abtdy is ^ragtig herbouwd, in *t jaar i7i3.
^ 9, M^n beeft biiaaen Ge^d, meer dan duehoaderd Urug^
gen geteld ^ op eeoen van dezelven ^ de Hoofdbrug ^
liaamd ;. daar men' geWoop is iHal^echc te doen i liaan
twee metaalen Standbeelden , vercooncnde eenen Zoonr»
flie» zyneo Vader h/et hoofd willeqde ^fflaan, daatin b9r
kt werif doordien bet zwaard , terwyl by zynen axoi ofh
hief , aan tweeêri brak. *t Gcwaf zqu , in 't jaar 137J,
kebeurd zyn ; doch het wordt van verfcbeidfen ^biy ver^
met zulke verrcbiUende. ooiftanidigHedcn. verhaald ^ diK'd^
door de geloofwaardigbcid der v^telling m^rkeiyk v«r<t
2wakt wordt. Ondertusfchen Is dit voorval ook. in e^^i
Scbildery, op bet Stadhuis, afgebeeld. . ,
; ,9 In den Regeeringsvorip wn Gtnd U dikwils vera^Jcn
xmg voorgevallqik Oyntrent dei^ ja^re 1200, werdd^
Stad door dertien ,. en. (om tyds. niet meer dan agt Raad&t
teercn , of Sci^pengn ^ tiellierd. Zo dra 'er één. fltietf^
wierd 'er door da, overigen «»n, anget^ijn, zyn pja,at? g^
iooren^ Qraaf Fsa^^^ANü beva\ ^ 10 ^hy^ia \%\^ ^^^la^^
ae dertien Raad^neeixa^ voortaan alle. jaaqen v.ecand^r4
iooeateq worden^ .r.,2^$ti^q ]as/-en , daarna ft^ldo \^^ ««q
llaad aan van i;c;^nenderti(| ]j)ierï;>oneQ. Grivia ma{^6A<»
ËST 9' en GVY 3) -baai: 2oon.» ..f(;h^tcn paderband iUef^
ad weder aty, ejB fidden dertig Opziendérg van beti
Cemeeqebest^iQ, 'deszel^ plaats , nev/en^ devien Schept
tien, dérfien Kaadiheereu^ en vier I^êsningiseester^., Id^o
negenendertig; manfcbap verzettede zkb. jceg^n, dee^o njeif?
wigbeid, ^n bm^èp;Zich 6p hei Hof. ^ao-Pary^ ^ 't wellb
^vaT» dat het Bcgenendertig tnaoTcbap, ftand. grypiil] ,. e^
detvOiieuwe 'Eegeéiiog afgefchaft zou. worden. Fiups ,p«
'icHOON^Bi „ Koning, van Frankryk , Jn \ laar ,^30^ ,',¥Oinr
Opperbeer. v^u; Vlaanderen erkend geworoen zynde, 0>aaJk4
te wederom ve^ndenng ia de RegeepnAi Hy baval^^ 44«
de Burgers ^ alle jagren ^ 's dai^gs va9r Maria*a Hepelvaur %
byera .lömen lüoesieo., wannear de Gr'a,aC.». f|f ^yne Gt*
volmaclptigdea. Mier perC^onen i^t bun ^vetiaiezen, ^oudom»'
Zy moesten ;«? v^n,,bunne zyd^ook vier bevoouifaf.i. <u
dy^eze agtr moeste^ zesenwintig .Ag^aar^ .c^ t^wiuipiii
Mapnei} verkiezof « die; uan. dén.iGra'af,^. of 7y»^rQ9Rl>)^
machtigden ^ in. dertien Schepeajen ^. en^ even; ^.,ye^
Raadeo> ve£dedia.zi)ü4ea..w<^ip4w,.. Q^^^AC net j'asif:ji«B
werd
i1« J. ItOK *
werd bet gantfche libhaam der Ingeasctcnen in drie Leded
verdeeld: Bui:gers, Ambagtslieden , en Wevers; en meü I
ftelde vast, dac de zeseptwindg Raadshéeren alleenlyk uit
deeze drie Leden verkooren zouden worden. * Drie jaarcii
laater werden de Dekens van de drie gemelde Leden der
Inwóoncren , tot alffemeene hoofden hunner Gl^ebroeders
aafigefteld. De Deken der Burgers was de eerde Raads-
heer der Stad , en had bet gebied over alle de Burgers ,
ijie geen handwerk oefenden, en van hunne inkomften
iteefden. De Deken der Ambachtslieden , die d^n naam
van A artsdeken droeg, had t weeën vyftig andere Dekens,*
van verfcheidene handwerken, onder zich. De Deken
Bër >yéevers had het bevel over zevenentwintig Genood-
fchappen , die ieder hunne byzondere Vaandels hadden,
Gróüt was het gezag van deeze Hoofddekens. Zo dra
'er eeniee beroerte in 'de Stad ontftond, trokken zy, om
die te ftillen , aan het hoofd van de Gilden der werklie-
den^ op het luiden van de groote Klok Roeland, naar de
Markt, in zo groot een getal , dat de Vaandels van sr.
iORis van Vlaanderen en van Gend , onder den* eerden
laadsheer , en dé twéeriëzestig Gildevaandels onder dea
Aartsdeken, fomtyds een getal van dertig duizend mannen
uitmaakten. Filips ns goedig fctrafte Attzt macht van
Dekens af, die, echter; naderhand wederom 'werd inge-
voerd, doch eindelyk door Keizer karel de V voor al-
tyd vernietigd. Tegenwoordig hebben de Dekens der Gil-
den niet meer dan de fchaduw van hun voorgaand gezag
behouden. Geen Ambachtsgild mag , zonder toeftemming
van Schepenen, dié jaarlyks, ten getale van tweeëntwin-
tig , vetkooren worden , byeen kómen. De Verkiezers
der Schepenen zyn drie Edellieden van het Land, die
door den Grave voor hun leven aangefteld worden ^ cul
een vierde, die jaariyks of bevestigd, of veranderd wórdt.
Deeze vierde heeft het meeste aanzien en den voorrang
boven de drie anderen. Hei Rechtsgebied van' Oend en
het Frye ftrekt zich niet 'alleen over de Binnen- en Bui-
tenfingels der Stad , maar ook tot aan S^ Margareeten-
grafi uit. Binnen dat gebied heeft de Overheid van Gend
dat zelfde recht, als binnen de Vesteiï dér^Stad, hetwellc
iy door haaren Amman laat handhaaven , die verfcheidèti
Bedienden onder zich heeft. Allen , die zich binnen dit
gebied nederzetten , zyn , eveij als de Burgers ; vry van
alle Landlasten , gemeenlyk Poinriugen en Zittingen ge*
hccten. Zy betaalen' alleenlyk Stad$ Excyns en Tol.
VADERLANDSCH .WMRDE19B0BK. 377
,9 De Laodftreek van Gend-htliootie' 9ucUyds niet tot
Vlaanderen^ Ten tyde van karbl dbn grootan en lo
j>EWYiL Dtn vaiK>M£N , hing G^/7(/ van Braband af. Dit
blykt uit de Brieven van deeze twee Kfuren , in welken
van Gcftd , in het Brachbantf Land , Gunda in pago
Bragiando^ of Bachbantenji ^ geyvaagd wordt. Gendwcrd
door KARBL; OEN KAALfiN aan zynen Schoonzoon, bou*
DBWYN, eerft^. Grave van Vlaanderen, gefchonken. De
Genteimars werden federt op de wyze van eenen vryen
Staat beftierd>.^n gehoorzaaoidenden Giaaf yan VJaande*
ren niet,* daji wanneer zy 't goedvonden. In *i jaar 1539
ftonden ;zy tegen kabel di^n V op. Zy gaven voor,
dat men ben te zeer met fchajtthigea bezwaarde , en vec-
zogten FBANpois dbn I» Koning van Prankryk , om by^
ftand. Dees wees hen af. . De Kjeizer kwam uit Spanje ,
. door Fraokryk, naar GenJ^ en oefefKie ftrenge ftraf over
de weder^annige Genteoaara* Hy deed zesentwintig van
de voomaamfte Burgers (k>or Beuls banden ombrengen,
zond een veel grooter getal in bailingfchap , verklaarde ^
alle hunne goederen verbeurd , en beroofde hen van hun-
ne wapenen en voorrechten. De Stad werd in eene boete
van twaalf honderd duizend Kroo^en heilagen , en de Le-
den, der Regeering veroordeeld., om de openbaare omme«-
f»gen , meeden ilrop om 'den hals > te verzeilen. De
iizer liet toen, am zich in h^t toêkonjende van de Stad
ie verzekeren, bet Kasteel oprechten,' daar wyvan te
voeren van gefprooken hebben. Ondertusfchen bragt zy«
jie llrengbeid niet weinig toe , tot het verval van dm
Handel , binnen deeze voornaaroe Stad, lu ^t jaar 1576
werd te Gend het vermaarde verdrag , tusfchen alle de
Nederiandfche Provinciën y yitgenomen Luxemburg en IVa^
ffi^/i, geflooten,. dat gemeenlyk ^t-Paci^aiic van Gend^
of Ccndjche Vrede ^ genoemd wordt. Het beftond in vyf-
cotwint^f Artikelen, en bebelsda voornamelyk , dat de
vreemde troepen uit het Land zouden gezonden worden;
dat de Provinciën Holland en Zeeland met de overigen
vereenigd^zouden blyven , en dat de Roomsch Katholyke
Godsdienst, en de oude voorrechten des Lands, gehand-
haafd zouden worden. Dit verdrag werd door de voor-
naamfte Geesielyken , Edelen ^n Afgevaardigden der Ste*
den , onderteekend. , De Koning van Spanje ^ . filips de
11, zelf bevestigde het. Kort daarna deed de Hertog
VAN AARSciloT, als Gouvemcur vaa Vlaanderen , te Gend
zyne inti^de. Drie dae:ep laater liep de gantfche Burgery^
iU DBBL. N* ALG» L£TT. NO. 9* D d doOC
S7J ' ' ' y^^^
-door deHecren imbise, ryhoovb, en anderen , 'opgeruid,
fchielyk te hoop » roepende , ckit men hun de voorrediten
^ou wcJer geeven , die Keizer kabbl hun benomen had.
Dit werd geweigerd , en hierop verzekerden zy zich van
den Hertog , van de Bisfchoppcn van Brugge en Iperen^
cii van eenige andere Hceren , die zy een geruioien tyd
ie\)^ngen hielden. Vervolgens deedcn zy den eed vaa
getrouwheid aan den Prinfe van orawjb , onderfcbreven
de vereeniging van utrecht^ en ftelden imbisb tot Voor-
fchepen aan. In 't jaar 1584 onderwierpen zy zich wc
derotn aan den Koning van Spanje; imbisb werd afgezet,
en dfen a Augustus van het jaar 1585 w 't openbaar ont-
hoofd. LoDEWYK DB XIV, Koning van Frankryk, maak-
te zich in het jaar 1678 . na eene belegering van tien da-
ven meester van de Stad GenJ; doch hy ftond haar by
de Nvneckhe Vrede , in 't zelfde jaar, wederom aan Spanje
tf Na den flag by RamilUes, in 't jaar 1706^ werd zy
van de Bondgenooten des Keizers ingenomen , en op dca
-«:den Tuly » van het jaar 1708, by vcrrasfching , door de
Vranfchen , die 'er echter maar weinige maanden meester
'van bleeven. Marlborouroh en euctnius kwamen 'er,
OP het einde van het zelfde jaar, voor , en de Stad gh* ,
Ijv verdrag, aan hun over, op den gollen December. De
Graaf de la motte , die 'er van Prankryk's wegeo fcet
bevd gehad had, trok, nevens do bezetting, die 14000
man fterk was , op den «den January, des jaars 1709»
ter Stad uit. • ^ j, •
Een groot deel der onderhoongheden van Gend legt m
die'Landftreek, welke men, voor deezen meer dao tegen-
woordig, in 't byzonder^ het Keizerlyk Flaandereti plagt
te noemen. Decze Landftreek werd door otto dew
GROOTEN , omtrent het midden van de tiende Eeuw , aan
het Duitfche Keizerryk onderworpen, en ftrekte zich toea
uit tot aan de Poorten der Stad Gend. Zy werd aan
Keizer otto afgeftaan, ten tyde van lodewyk van ov»«-
ZEt\ Koning van Frankryk , die een verbond met den
Keizer maakte. Men vindt, dat beide deeze Vorftcn, m
•t laar 948 , op de Kerkvergadering van IngeÜtdm , hy
Mentz , geweest zyn. Otto >, de grenzen des Keizei»,
te<yen deti Grave van Vlaanderen , willende beveiligen ♦
de'ed , in den jaare 949 , cene fterkte opwerpen , om do
Gentenaars in bedwang te houden. Zy werd het nieuwe
Kasteel genoemd , en de Stad is *er , veele jaaren acwer
een, «egr VW jekwW geweest. De Keizcrj feWen er
VADBRLAND6CH WOORDENBOEK. 379
Bevelhebbers in , die den naam van -Graven voerden , e«
•er, tot in het jaar 1000 toe, meesters van bleeven. Bou*
i>EWY^ MET DEN BAARD, Graaf van Vlaanderen, maakte
xich toen meester van Gend^tn van dit Kasteel. Hy ver^
dreef de Keizerfcben » en (lelde; eeneo Kastelein of Burg-
graaf te G^/?^ aan , die'LAMBERT getiaamd was, en wiens
nakomelingen Erfgenaamen en eigenaars van dit Burggraaf-
fcbap geweest zyn. Keizer iiendrik deed Vlaanderen éitn
oorlog aan, ter verdcediging van de grenzen des Keizer-
ryks , eu nam bet Kasteel wederom in. Ëenigen 'tyd dapr^
na kwam het andermaal onder de gehoorzaamheid van Vlaati-)
deren en van Uen Kastelein; Völkaart, Zoon van lam-
bert, bekwam eindelyk déïi eigendom van dit iiurggfaaf*
fchap. Hy liet eenen Zoon na , lambbrt geheeten , die
verfcbeiden Kinderen had* Venmau, Burggraaf van Gci?d^,
was de Vader van aarnout f Grave van öuines, Bouoe*
WYN, oudfte Zoon van aa^nout, volgde Jiem op in 't
GraaflTchap van Guipes. Sioer , een van aarwoot's.Zoo*
nen , werd Burggraaf van .G^ü»^. De mannelyke, nakoroelin>*
gen .van deezen sioer zyn in *t bezit van dit Bui^graafrchap
gebleeven, tot op hugo, dte eene Dochter, maria gehee-
ten, tot zyne Ërfgenaame. had» welke, in het jaar 11^80 ,
met GBRARD , Heere van S9fmgh$en\ trouwde. Uit dit
Hawelyk is ikjoo van *Jb/^/^///<?«^ge<prooten , die geene
Kinderen kreeg, en zyne Zustér, maria vzn'Satsnghien'^
tot Erfgenaame bad. Deeze trouwde met hüg.0., Heere
van Athoing en Eipinoi ^ wicn zy eene Dochter baarde ,
iSAöfcLLA geheeten, die aan jan, tóurggra^f vanit/<f/z^«' ea
Kamerling van Fraiikryk trouwde , wieii zy het Burggraafl
fchap van Öend mede ten Huwelyk bragt. Dus kwapi 'dit
BurggraafTchap in het Huis van Mclun d*Espimi.. i
„De Kasfelry vkn Gcnd heeft nc« tegenwoordig Merfchei-
den onderhoorighedcn en Heerenrechten. Zy is onderfdnoif
den van de Kasfelrye van den ouden Burgt van G^fu/^.daar
j^sentwintig. Dorpen ,e die over de Scheide en de Vaarten
gelegen zyn, oncfer behooren. Somerghen is het groocfl^
van deeze Dorpen. De gantfché Landftreck heeft :den Kei-
zcren toebehoord , van de tyden van otto ojrn CROOTÈir
«f; maar na den dood van dirk , Grave van Huhp^ die in
»t jaar 1,174 voorviel, maakte pïlips vawmr eczas. Graaf
van Vlaanderen , zich meester van den ouden Burgt V2ii\Qend,
en vereenigde die Landftreek met het.Rechtsgebi^d, der Stad.
Deeze Graaf en zyne opvolgers hielden t een en 't 'ander ze-
dert ter leen , van de Koninj^uyan^Fjanlfiyk, t^f pp de ty-
den van KARïL DEN V.** ITd a ^ ^ '1^ vqi^
3^0 J. H. CAMPB
Vpïlè'dig Lcerftelfel van Opvoeding ^ ontworpen door eenifte beroem*
de Geleerden in Duiuphtand ^ en uitgegeeven door j. h. campb*
" TM^eeden Deels 9 Uveede Stuk. Te y^mjterdam » by de Erven P.
Meijer èn G. Warnató, en do Wed. J. Doll, 1785. In oSa--
vot sdlo'bladz» '
Uees}foek voor Kinderen^ ruft Piaqtfn. Tw.eeden Deekf eerfte Shék.
TV jlmHerdam a^r boven». Jn o&avOf 160 blaèt.
Qp d^ Verhandeüngvan |dcn Hc^r Campe\ m 't voorïge' Stuk-
je,. Qve^, de eerfte vorming der zielen vap jpnge lS[.inderen,
in' heif eerfle eii tv^eede jaür der j^indscbheida Yolgt', in het te-
genwoordige ♦' écnc Verhandeling^^van den Heer. ^///awinp , over
het gedrag by dé 'eerrte ohtaardingen der Kipdcren , welken zy
omtrent tot In het ctepde}aar' kunnen hebben. Onder deezen
betrekt hy de Styfhoofdighcfd,' hét Ween». n en Schreeuwen, dé
Boosaardighfefd, de GeVeinsdheïd , de oribetaomelyké* Uitdrukkin-
gen ^ het» Snoepen , de He^KL)cht,*<te' Nieuwsgierigheid, de Vrees,
de Viesliéid, Afkeer en Mordgheid, het geb;ek aan Schaamte,
de vyandigQ'Harcstogten,. doPfaalzugt en de Agteloösheid. De
Heer ^j//!7ti|Bf gaat dqn éart eo uitwerkingen döBzer opgenoem-
de ontaju;dingen af»)i]derlyk.na»'en dezelve verftandig ontvouwd
hebbende, toont hy vpr^er op» eene oordeelkandige wyze aan,
^vat men te cjaon, en yooral te vermyden hebbjB, om ^e voof
te komep., 9^ QP d^ eerfte- ontdekking ten kxagtigfte legeo t$
gaan.\ Envyyc^crs geefj Ijy'den Duders en Op voeders, -om hun
net Werk gemakJyker te maaken , de volgende lesfcn , welke;
béoèfönfng veel nadcqt 'be|ettQn ^al, a^n de hand,; welker gron-
den in dciVVcrhanöeli g zel^e te viqden zyn, '
• ,,'Efc édrfle Les: „'Sla Zo weinig hand aan de opvoediogal^
iriógëï J'Ip -l^.*^' . De.natüqr, 'de dingen, zj'ii de be>te opvoeders,
• ?ygevölg'^ •
• >.. W ip'-Ptyf het Kind-nfers aan , rtoch zyrie ipyzen , noch
fsjm kleodereh , noch zyri fpèelgóed.
I. .b,»^i.) 'Werachdgeefl mensch ?n zyrte tègenwoordfgherd.
!. .v'é) Bctocn by hem noch afkeer , noch vrees voor een«
jöak» ^<? <>ok genaamd. . '. ^-^ •
% nA) termeerder. :ïyne fiilart niet door uwen fchrik, door
^W.bAJ^^iigi w^'ii dqqr jMW/c.wigS^vaJljgo omzichtjglieJd.
., Pv ki*iV.»^t vVfïeten , . wejke verkeei»0e denkbeelden»
«iC.wc^kc^ rc|iadelyk^;iïidjruklvcn-gy bet Kind do^ <»w toedoen
kuPvtnb!<z'jmcn^hi}^rpm .doe iz;o >vcinig als mc^elyk is.
\^X)^^mê4c Lc^: „UVs In. uvv gedrag ,jèg^ns bet Kind Z9
•ft?n votrJ/g'i al5 f^y kyrir.'*
'^ 'ii 1) Vo^d;el erf. klfcding moeren geheel èenvp.dïg zvo.
•^ ^ji i) Laat gi^ni?, lymmSsf^n 'in uyr gelaat, ^cQnq /oogen
OVER Dis OFVOEDÏNÖ. ^Jt
tn uwe woorden of in Uw gedrag blykeh. Laat alles waare*
eenvoudige natuur zyn.
,; De derde Les : „ Laat het Kind aan ziclizelven 'over , zó
veel als jjoenijk is^\
„ 1} Help het zelve niet, dan wanneer uw hulp noodzaa*
kelyk is^ en deeze \s voor hem noodzaakelyk allëenlyk', M^an-:
neer zyn oogmerk eene behoefte Betreft ; en zyne krachten niet
toereiken. — Dus
„ Verrpei; geen hand , wanneer het Kind flechts eehen
inval wil ter uitvoer brengen. ,
M, Weigèi* uWe hulp , wanneer het Kihd dezelve flechtd
b'egeert uit traagheid of onbeionnehheid , daar het zich' zelven
toch konde.heIpen« j. .
„ a; Verbied zo weinig als gy kürit, het best ii iri *t ge-
heel niets. , . '
.„ Gewaagde (lukken , welke iiï de daad gevaarlyk zyn*
moet gy niet verbieden, maar onmogdyk maaken. Proeven^
welke hQZ Kind fmarten kunnen veroorzaaken , zonder hetzelve*
te befchadigen, moet gy niet verbieden,' zy zyn ecne heiizaamo
les.
„ 3) Beveel zo 't mogelyk is : niets. Maar hebi^
jy iets bevoolen of verbooden , das moot uw wil gefchiedcn (*)/
/, Da
•» CO Z(kerlyk ioude voor.de perfoónlykc,voliiia|ikdieic( en lief gelul;
viii «cc KÜMi^ onder aUe uiogelyke maiüean d«;r iwvocding, die gcene on*
tegen zigj.eTyk de beste 2yn , wiar by alles, zodaïk» was iirfftricln ; éax. hec
Knd zicb ie ven il alten aflianpkelyk te zyn van'^de natuUr ^er iüngen»,
nia:ir niec Vnn dcu' MfU i^an andere tüenfcSiêiu > M.:ac dewyl xodsnig «epe op«
Voeding ^ itf onee* crgcnwocndige menfchtlyke mjaatfehappy;, ecnsu^els aiei
mogehk is, ahJerdecls puk niet raadzaam %>n 2üu , om dat de' c6^. komen-
de bmgcr , die ceil.Hg in zo vecle opzichten van den Wii vafl ittrtcreit
Bioct ariiari^rcn , niet te vrocg gewend kan wórden lan dee^e la»<f^ af*
hangktlykheid, is de fehoorzhamk^ :6cnc deugd gewordea ^ wt^ri^^ wy oo*
u kinderen vroégrydig. moeten oefenen; Maar iiidiea deeze ()ei«ning werk««
Z4ani.zyii tn}^ nioec.ii^n9 vulgcns den raad vao onzen Schry.cri van de
Spbodeii en vcrboiien zo weinig gcbrufk maaken , als inogelyk js , thaar
UT) ook Over de volbrenging van dczel^fen ni.cc ecife ouverzetcefyké llreng**
Beid waaken. Ooor beide deeze middelett kan men 't, gelyk ik i4t de on^
dtrvinding weet, gemakkdykizo verte hrcn^eifv dar h^c den kindbrtu? evea
io onmngelyk Dcbynt , om onse weteen te overtreeden y s(is icij), t^,4i)ei4^
bet welk beu natuurkundig onfnogeijk is. ZXQ hicc mync ondcfvindijigen
ten dcezen opzichte. Myn vo.»rfg ÏCvtfeeUfchÖÖl Wis roiidonr ingef^KH
fen door een d'ep watk», *c welk aÜMnlyk. door, eene haag, w«lke daareiH
bi)wii oog verfclieidt ne openingen had* afgcflootcn was* Ons niocsc on-^
d«r de weinige wetten van myn huis dceze agod2aakelyk de cerUe zyn,
hiemand taag door ave optning 'vati 4e haag^ om bft water te nader ai\ en ge-«
dttuiende her geheel [)ciUan v/iQ dit Uweckfcjiool he^^bcn wy. zclf^i niet e^n
tnliel vooi beeld beleefd ^ dat decze wtrt ovcrcreeden is, Tcboon wy dtt kin-*
dkfofi' dikwerf enkei» ofby hoa^ep>.in-deu tuin lieien rond loopcri, e» ze
tÜMDlyg I jobder im sy !c zien koi^di^n ^. va^p bovea luc tiet buij dooi' da
. - vort.'
t>d3
gga J. H. CAMPEf OVER DE OPVOBOtNa*
' 9, De vierde Les: h Myd met alle zor{vuIdigheid elke aan.
prikkeling, eiken onnutten dwang;;** dan zult gy de faartstogten
Biet gaande maaken.
,; I) Geen geterg; geen t^enfpraak , noch in boert noch
in ernst , indien het welzyn en de veiligheid van het Kind de-
zelve niet noodzaakelyk maaken.
,, 2) Noodzaak het Kind nooit tot het geen hetzelve mis-
haagt of onaangenaam is.
,, 3) Plaag het Kind niet met uw kusfchen, en omhelzin-
gen« en fpeelen en vraagen , als het 'er geen lust in beeft.
„ 4) Kinderen kittelen is een onverflandig » verderfielyk »
flrafwaardig fpel.
ft De vyfde Les : »> Wees nooit met uw onderwys te fchie-
lyk of te voorbaarig.'*
. „I) Praat niet te 'vroeg , en niet te veel met het Kind,
zet het niet aan tot klappen ; gy zoudt *er een klappenden ek-
Itcr van maaken.
^ 2) Bedien u met de kinderen nooit van een fpeelend ver-
nuft; dit bederft flechts hun verftand, en mankt ze neuswys.
„ De zesde Les : „ Laat hen by volwasfen. menfchen niets
beteekenende dingen zyn."
,, i) Het' zou zeer goed zyn , dat de kinderen nooit op
tiezoeken gingen. Maar men wil dit evenwel — — ten minften
y, 2^ Laat dan nooit toe, dat bejaarden zich met' ben» even
als met huns gelyken, bemoeien.
w 3) Ondervraag hen niet in de tegenwoordigheid van vrccro^
den , iaat hen nooit hunne kunften doen.
,,4) Waartoe dient het, dat de kinderen komplimenten
maaken , de hand kusfohen. Dit is eene les der loogea. Voor de
wcldaaden, welke men den kinderen bewyst, moogen de Ouders
danken. De kinderen moeten 'er zich allecniyk over verbiyden.
9, Wie hen flechts wel doet, om dank by hen te behaa-
Icn — ^ die behoude liever zyne weldaaden voor zich.*'
Het Leesboek vo§r Kinderen 9 naar gewoonte, by dit Stukje af-
gegeeven, verleent eene reeks van leerryke en aangenaame bc^
denkingen, onder verfcbillende omkleedzels, by manier van ge-
fchiedenisfen, gefprekken enz. vooiigedraagen; waarmede Kinoe-
ren van meerder Jaaren, en verdere opmerkzaamheid ,. met vrugt
l^ezig gehouden kunnen worden.
^bnfters in 't oog hielden. Eens ontmoette nync Huisvit>uw den jongUcs
van onze voedfterKncen , een regt virangen kna:.p van xeven jaarea, ia ecA
van de gangen , wcllce openingen hadden , dk naar het water leidden « en
zy vroeg hem : freerik ! gy zyt hntiers niet éoêr ie haag gegaan f iFleli
antwoordde bet knaapje, vol vnn verwondering, dat kunnen wy immers nkt
iocn. fTaarom niet^ — - Dewyi k'ader het hetft yerhooden^ Let weli
liy zeide niet, wy durjen niet, maar wy kunnen niet; even a's of de over*
treeding vin myne wet eene n^tuurkundigt oamo^ykiieid vu gitwetsu*^
CAMPW»
J. ^^VAtCLAHTf WEftKTOÏGKUNDlGB tósCMÓUWINÖ. 38 J
^' ■ ■ i ■ .II- ^ >
tl^ef^ui^kundige Jiefchfniwing 9an de uitwerking d^r IVmd en
Zee of èen Schip ^ deszeifs Zeilen en Roer f en daar uit afgeleid,
hoedanig men met een Schip moet omgaan* IVaarby gevoegd zyn
' yerfcheidene zaken y die dagelyks voorkomen; ten dienfte van jon^
f e Zee^Officieren. Door J. o. vaillant, Capitein ter Zee^ ten
ienfte der Fereenlgde Nederlanden. Mtt Kopere Plaaten. Ge*
drukt te AmfierdoMf by H. Arends, 17Z6. Behalven het Foor^
'-werk en Rtgistetf 261 biddz. in gr. oQavo.
V[a eene vooraffeaande Inleiding ^ die eene ontvouwing behelsc
•*'^ van de algemeene kundigheden , nopeos de Lichaamen en
dèrzelver Beweeging , byzonder toegepast op de werking van
Stroom eo Vaart op een Schip, is de hoofdinboud van dit Ge-
fchrift drieledig. Het eerfte Deel vervat het Theoretifche , en
Arekt ter verklaaringe der werkinge van Wind en Zee, mitsg,}*
4crs van Zeilen en Roer op het Schip , naar de verfchillende
omflandigbeden, in welken men zig bevindt; waarmede verge-
zeld gaat eene korte Tchets: van de beginzelen der Werkruig-
kimJe , ter ophelderinge van de öorzttsk der uitwerkinge van
Kragten. In het tweede Deel wordt het cmtvouwde Theoréti-*
icbe op de Praöyk overgebragt, en de Autheur toont, hoe raen,
in verfcheidcn dagelyks voorkomend^e gevallen , met een Schip
moet omgaan: by draagt de gevallen en de verelschte werkin-
gen voor, met de redeiigeeving, waarom men op zodanig eene
wyze moet werken , waameveas hy dan gemeenlyfc nog eenige
daartoe behoorende aanmerkingen voegt. En het derde Deel
eindelyk behelst eenige nadere onderrJgtingen voor Zee-Officie-
mi, die zig op den Zeedienst toelagen. Hierin handelt de
Autheur ov<^ de wyze , om zig met een Vyandlyk Schip in 't
Gevegt te begeeven; over het bergen en byzetten van Zeilen;
ever de ftuwagie der Schepen ; en over het koperen der Sche-
pen ; daar by komen aanmerkingen , over het formeeren van
ueden tot den Dienst, als mede over de Zec-Tactlck; en wy-
ëers bedenkingen over het Gefchut voor de Oorlogfchepen , mits-
gaders over »t geen *er in »t werk gefteW kan worden, als men
het Roer verlooren heeft; Verder geeft hy ook nog eene Lyst
vai de voomaamfte Boeken ♦ w«arln een Zee-Officier de Wee-
tenfchappen, tot zyn beroep benrefcfcelyk, en 't geen hem verder
te ftade kan komen , verhandeld kan vinden. En laatslyk hecht
hy bieraan ten beOuite nog eene beknopte ontvouwing, van de
vereüschten en kundigheden voor een Commandant en Chef; om
Jonge Zeè-Officieren onderst oog te brengen, hoe veel applica-
tte 'er gevorderd wordt, om zïch daar toe bekwaam te maaken;
en hun te binnen te brengen , dat zy 't nimmer voor hunne
Lam^nooten verantwoorden kunnen , hunnen lyd in ledigheid
m wrfpUlenï en dat zy verpUgt zyn, aOe hunne vermogens in
Dd 4 'T
384 J- o. VAIUANT, VfiRCTUIGKVNDIGE ISSCMOUWtNG^
Vwerk te (lellen iom die kundigheden te verltrygen , dfe de
Natip van hem moet yerwigten, wanneer zy iemand uit faua
ten eenigen dage he: Commando over haare Zeemagt zal toe-
vertrouwen. i;é Heer i'aillant geeft zelf te kennen , dat
hy dit Gelchrift niet opgefleld heeft, ten dieüfte van kundige
Zee-Officieren, maar inzonderheid ten nutte van ecrstb^innenden,
van jonge Lieden, die' lust hebben, om zig tot den Zeediertsi
bekwaam té maaken ; en voor de zodanigen is bet eene ^er
gefchfkte handleiding, waarvan ze zig met vrugt ;nillen hinoen
bedienen.
Grond g en volledig keginer ^ over de %es. eerfie Deelen van de
. Post van den Neder-Rhyn, Te Utrecht f by G» T. van Padden^
burg en Zoon, 1786. In gr. oQavof 31a bladz.
Veldzaam zeker was 'er # 20 ooit, eenig Staatkundig Tydfchrift
^^ van zulk eene uitgebreide nuttigheid als de Post van den
. f^cder.Rhyn } daar het veele Leden van ons Gemeenebest ae
oogen geopend heeft voor 's Lands w^ezenlyke belangen , eo
hen dezelven opmerkzaam heeft ieeren gadeflaan ; daar het vee-
len in Nederland geregelder denkbeelden van onze ConfUtude
Sccft doen erlangen, dan zy. voorheen beslaten; en daar het één
der gelcliiktde middelen is , om deeze en geene bedenkingeo f
zo ten nutie van 't Vaderland, als tot welzyn van de eene of
andere byzondere Plaats in het zelve, met, vrugt openlyk voor
te draagcn , en aan aller overweeging aan te bieden. — - 't Is
uit dieo hoofde niet vreemd, dat een.zoCT groet aantal Leezers
het debiet van dit Gefchrlfr fteeds kragtfg vermeerderd , en de
Uitgeevcrs aangemoedigd heeft , om daar mede voo:t te x'aa--
ien. ^ '£r zyn thans van dit Tydfchrift, buiten i^ Sruk»
Bylagen, 10 volle Deelen in handen, waar v^n de acht eerAiQit
• reeds met eene beknopte opgave van den inhoud der Nomroers^
en gepaste Vignettytels voorzien zyn. Terwyl men intusfchen,
met de afgifte hiervan , beftendig op denzelfden voet voortgaat^
en aanhoudend tragt den Lande nuttig te zyn « is men te rade
geworden , op de z&t eerfte Deelen een algemeen R^isfer te
vcrva^u-digen en gemeen te maaken, met oogmerk, om, by bet
uitkomen van het twaalftle Deel , een (bortgelyk Register op die
zes volgende Deelen het lioht te doen zien. — ^ Het thans
afgegeeven Register is zeer uitvoerig en naaüwketirig , zo dac
men al het merkwaardige, hier en daar behandeld, gereedlyk#
onder welgefchiktc Tytels, kunne nafpeurcn: hierby komt nog
eene Lyst der Brieven, zo als ze agtervolgende in ieder Deel
gevonden worden; mitsgaders eene voordoopende dagtekening g
ter aanvvyzinge van den juisten tyd,.op welken. ieder Nommcf
uitgegceveu is » welk een ,ea ander den Leezer mede te ihd»
kan komen. Z#«
JEEDELYKE yERHAALEN.' Jjj.
Zedelyke FerhaüUn * getrokken ifit 4e Werken van de Heer en d'Aï-
Jiaud, Merger^ fn anderen der beste hedendadgfche Schr'yvèfu
' Mei nieuw geinventeerde Kunstplaaten verfterd. Tiende DecL
. TV Jmfieldfkra by A,. Mens Jz^ .17^$.. In oQc^vo 3,65 l^ladz. ' \
X^an de drie leerzame verhaalen, Jq dit Stqlcje byeengebragt,
is d«, gelchledenis. van Dami»wii;i«.,dQ e^rftc, welke ons on.
4» 'i oog brengt, aan de eeqe zyde, de onvoorzigrige ftappcp.-
en de d^uit volgende onheilen, v,an 'taang^n vap een Hu we-
lyk tegeu 's Vaders goedvinden; en aan de andere zyde het pn-
yeibiddelyk gedrag van een ai te ftrengea Vader , die «gtêr êin^
4elyk lot inkeer komt, r- . Het , tweede verhaal is d«t vaii'
Mondor en Charidetne. Cbarideme vindt zig blootgefteld aan^ae
roishanddingen van eebe Stiefmoeder» die óver 't yaderlvk harj;
hec?rscbt ; 't welk hem eindelyk doet bènuiten zyn aiTcheid van
»t Ouderlyk huia.te neemen ,met oogmerk om in den Kiygsdienst
;^n geluk te beproeven. . Hy ontmoet Mondor . éen bejaard Offi-
aer» die, vafi épn dienst .ontüaagen» met zyne Nigt Eiize 'm e^ne
ftUIe. eenzaamheid leefde, Deeze Mondor, alleszins een Man van
^n uitfteekend fchoon cjiaraöer, vat zulk een fterke genegenhpid
voor Charideme op, dat hy hem ten Vriend neeme, en by zlg
boude. By aüe voorkómende gelegenhedep boezemt hy hem de
lesfen van Deygd ip 't algemeen,' t>yzonder die der Menschlie-r
vendheid, met de tong, en met zyn voorbeeld in; en Chandeme
beantwoordt zo wel aan de goede gedagteii var^ Afo^^i^or , dat doe-
9e beiden ten naauwfte aaii een verbonden wordep. 'Er heerscht
ook we] dra eene kuifche wede;zydfclie Jiéfde tusichen Charidtm^
en ij/ia^/ welke. iWiO«(i«f niet tegehrtreeft, maar eqr begunstigt,
piet dat gevolg, dat ae eerlang in den echt verbonden wordeoj
-^-^r De derdq,of laatfte gefchiedenis is die van Ermance, >vclke^
haare Vader ten gevalle, de liefde ,vopr lormeniL in haarén boe-
zem tragt te fmooren, en een Hu'wëlyk aangaat met Üaramant ;
een monsch vaneen opvliegend en onltuimig charaöer; en daaiw
enboven in den hoogften trap mïnnydig. trmanre, hoe onfchul-
c^'g, hoö opmerkzaam op iJaar gedrag, om-alle kwaad vermoeden
yoor te komen of af te wenden , kan egter d^ woedende gevol-
gen dier haatlyfce geestgefteldheid vaai Dar man; met ontgaan. 13e'c-
ze doorfteekt, in eéne vérvoering van drift, óp een gansch onge.
grond ve: moeden, in ^n gpval van c^e zuiv^ro onfohuid, zelft
zynen Vriend Bünfordt die binnen weinig dagen aan de. heni
toegebragte wonde overljeed. [Darumant' wordt geregclyk- gevat
zyn voflnis flagit eerhpg uitgcfprookcn te worden, en hy op 't
fchavot een fchandelyken dood te pndérgaani iu' die oraftai dig*
^eden laa^ Ermance zig, door haarcn Schoonvader, ovcrhaalen
pm.haar pigen, eer voor 't oog der mcnl^l^cn te bezwalken, mcj
p^ zelve opcnlyt egtbreukfg te bcJyden; tcri einde daardoor Da,
386 Zf:D%im vnuAALSir..
fommu nog tiè behoeden, en de fobcode, sso van de Familie, «|9 1
van bet kind, *t welk zy by Danmatit had , af te weer^. Z>0«. ^
fdfnairt had niet, dan door zynen Vader gedrongen, deèzen fhp j
van Ermdnce bewilligd; en ^t leed ook ni^t lane, ofhy maakte, |
op zyn fterf bedde, zyn eigen vergryp en de onfchuld van Erman-
ce openbaar, met eene ger^lykc verklaaring, die door de w6t-«
ten bekragtigd werd : en.naauwlyks had hy deeze fyon van open*
baare ^kenténis ondertekend « of hy gaf den geest , en de guiv>'
fiigde befchikkingen voor haar hechtte het laatte zegel aan de bc*
kentenis van haaren man. Zins dien tyd leeftie Ermanct zeer af^
eezonderd , en was naauwlyks voor iemand , dan voor haare
vriendin Eugenia en haaren Vader Salencey^ te (preeken. De
opvoeding van haaren Zoon was haar eenlge vermaak; doch dit
was van geen langen duur; een onvoors^ene dood treft dar kind'
11) haare armen. Intuschen had Lormenii^ (die nooit aan haare
onfchuld getwyfeld had , en haar even vuuHg als voorheen be-
minde,) de gelegenheid gevonden, om by haar te komen, en
haar te (preeken: doch zy gaf hem ten nadruklykfte te kennen,
dat zy te over reden had , om te melden , dat hy alle hoop op
haar perfoon vaarwel moest zeggen. l*c vergeeisph poogden- 5"»-
lenctry en Ermance haar tot andere gedaan te brengen; en.zy
befloot , om zlg van allen naderen aanzoek te ontdaan ,• in (Hlte
haare toevlugt tot een Klooster te necnien. - Hasir verWyf fn 't
Klooster blerf een geheim , tot dat zy den g^ewyden fluier onher-
rocpelyk aangenomen had'; wanneer zy zulks aan haare "VKendin
bekend maakte, ^^alencey cnEugèniaf benevens Lormenih bc-
geeven zig na *t Klooster; dan 't !s te laat; zy heeft haare ofi-
verbreekelyke gclofcen gedaan. Met de Rcrkffe aandoeningen ter
wederzyde getroffen , liep deeze byeenkomst ten einde ; en L^r-
menity ontroostelyk over zyn verlies , overleefde dezelve maar
weinig tyds. Zy beweende hem , en volgde hem (poedïg in *t
graf; haar Vader en haare Vriendin bleeveni to lang zy toef-
den, haare gedagtenis lieven en betreuren.
NedirUndfche Dicht^ en Tê»neelkut:diffe Werken^ van hep Genoü^
fchapt ondifde Spreuk: Door Natuur en Kunst. Derde Stuki
Te Amflerdamt by W. Holtrop, 1787. in gr. fyo. 9$ W.
TJet eerfte , dat ons fn deezen bundel ontmoet , is een TVef-i
ze van C. Groenevelds Nederduhf'che Vertaalin^ van den Mes--
fies van Khpftock. De toetfteen komt ons voor van vry goede
deugd te zyn , en het gebrekkige van de gemelde VertaaJing
wotdt *er ten duidelykften door aangeweezen. Menip:maal wordt
den Recenfenten toegeduwd , dat het laaken gemaklyker valt ,
dan het verbeteren; doch dit verwyt heeft geen vat op den
jSéhry^er van deezenT tdetB ; want 'er volgt eéhe 'seèr goede
'Vertaaling van ide eerfie 156 verTen der'ftfosfiadeven het blykt
^oideiyk ^7 dat de Heer Kiopftock » by den Nederlander, «meer
est in zoii leggen, indien zyn Kunstwerk door die handen
vertaadd was / dan 'door die van wylen den He^ C Gnens^
vM. ^ hl den Brief over G^sners Dood van Abel , en den
|ofeph van BixmM v is zeer veel gezonde oordeelkunde. *— ^
Ook is dt Firhêndéling 4fver de Altimfprdaker^ niet mindep de
Bandacht van de beminnaars des Tooneds waardig. -^-^ P«i.
kmon i^eene Fahcdding) Herderszang^ ts niet 'boven het mid«.
ddniaatige. — -* De, Fèrhandelinfir^ ovew het Navolgen ^ behelst
4e nuttigde Ies(èn voor jonge Dichters, en is derzelver leeaing
en herleifeing overwaardig. — — - De Beoordêeling van de jffen-
riitte^ of Twee Brieven 9 Treur/pel 9 beOisx niets, en maakt alleea
den Scbiyver belacbelyk. Wy hebben de Hentiene nog niet ge-
leezen, maar indten dezelve zo flecht is, als wy uit de beoop.
dedfng opmaaken , dan ia het Stuk beneden de? gramfchap vaa
de Scbryvers der Dicht-' tn Toaneelk. Werken. - ' ■ Voor de
dne Anecdotesrin dit Stukje t mag wel een plaats bef^roken^ wer^
ó&n in de Almanaehen voor .1788. Hoe komen de bladzydea
aö^ en at54 in dit. Werkje? ^ ■ ■■■ Maar het vervolg van het
Dichcftuk, Gods Wysheid; vergoedt dezelve rykelyk, door ove».
vloedige fchooi^denw «
De Amjleldamfche Burgervader cornelis Wetersz. hooft, tn
eene Redenvoering gefchetn , door c. brender h brandis. Té
Amfterdimf hy ]i Sluytman van. der Meer , 1787. In groot
%vo. S6 bl. .
T\e yverige Heer BromdiSf die men van verfcheide kanten in
^^ een zeer gunftig licht moet befchouwen , ten zy men
's Mans verdienften onrecht wil doen, komt in dit Stukje als
een Redenaar voor. De Burgervader C. P. Hooft is het on-
derwerp zyner Redenvoering. Z. Ed. ftelt hem voor als een
yveraar tegen den opdragt van het praaflyk gezag aan Willem
den Berjlen; als een tegefidreever van de valfche Aanflagen van
éenen Leicester ; als verdeediger van een gevangen en veracht
Burger; als berisper van heerschzuchtfge Geestlyken en inbaa-
lige Regenten ; en als de Voorfpraak der Stadsregeering voor
eenen Maurits. Indien de Heer Brandis dit Stuk den naam
van eene Historifche Befchryving of iets diergclyks gegeeven
hadt , gelooven wy , dat hetzelve beter aan zynen naam vol-
doen zou. Onzes achtens , is de ilyl over het algemeen niet
boog , niet kragtig genoeg voor eene Redenvoering. Juist niet,
dat de ftyl kruipend is, of zenuwloos door overmaat van cIc-
raaden : ver van daar^ de ftyl komt naast aan die der Gefchie.
de-
^tt . «• BUMTOIL \ BKANDIS^'UDfilOrQBRim. '
4flni$. Hadt de Heer Brmiis zich geheel niet besig gdioude^
lAet de afkomst van Bargervader Hooft. dezelve als geno^zaam
be en(\ onderüellende, en-hem met weinig woorden terfiond ter i
.Amderdamfcbe Redbtbank ingevoerd'; wy hadden Hooft niet als j
jkind , Diec ais jangeling » gezien. Des Redenaars pligt is » zyn voor- j
■werp aUeeri vap de groot'e zyde te doen kennen* Wat beeft ook
de Redenaar te ftdlcn met den byzonderen.dag van een nuuind^
iiaai: zelfs het noemen van een jaartal zyn redenvoering cenigzins
Jbet voorkomen van eei)e Ge&htedenis geeft; Zou het mfoder
klemmend w by voorbeeld^ geweest zyn, indien de Heer Brvnéis^
Cbladz 14,} gezegd hadt; Jn een tydftip^ 'km- deeienéag^ door
den trfjland van twee Eeuwen^ gefchd den i waarin NedirUmd^ hjr
Jtam liet willekeufig g^zag ontworjleid: ^ gmeed^Jion^^ om^ op
micuw 9 hetiQraoflfk Bewind, te omhelzen ^ werdt onze Burger*
^end tot Raad in de Amlierdan^che yrotdjchaf verkoozen: en
wat laager , IVillem dp Eerjle Jlond op bet ipum om Graaf van
jüolhnd te worjien* .liet. danhodvad welke waardigheid zyne
goedkeuring'» reeds een geruimen iyd te vooren^ bekragtigd hadt;
éêfi yfy tegenwoordig in zyn gefciirift leezen : ,, in den Jaare
M. 1584» werd onze Bgrgervriend , tot Raad, in de Amfteldam-
«, fche Vroedfehap* verkoibzen : een tydftip, dat omtrent twee
4, iiteuweD,(Cnz."eii verder: „Willem deËeriie.Hondt op het punt *
9, om Graaf van Holland te worden. Hy had de aanbieding daar*
„ van den I4den van Oogstmaand , des Jaars 1582, met zyn
„ goedkeuring bekragtigd." *t Is Iers antlerj-dc dag van een f^r
te noemen, waaraan.de Toehoorders van een Redenaar oogcnblik-
kölyk een denkbeeld hegten : als by voorbeeld: Hadt de geluk:-
Xige'sdè dag van Oogstmaand, den Landzaaten den moed, die
aan *i wyken was', niet op nieuw ingeboezemd', of iets dierge-
lyks. Als het Stukje herdrukt mogt worden , zou , naar ons ge-
voelen, de /^r/si/T?/^^ . v^n. bladz* 48, w^l kunnen agterblyvciv
woordfpelingen hebben zeldzaam eenig waar vernuft, en komen.
althans niet te pas in pene. ciéftige Redei^vöijriDg. - . '
* >JC 3{5
- ^:
N l E U B^ E
A L G E M E E N E
VADERLANDSCHE
LETTER.^ OEFENINGEN.
ByM der NtUuur , ontworpen doof de beroeindc Geleerden
u j. scHEüCHZBR cn M. s. G. DONAT » Vermeerderd door
Dr* T. A. BüscHiNC, //; '/ Nederdtiitsch overgezet^ mei
aanvullertdeToegiften en Adnmerkingen voorzien^ door l.
MEi]ER, Lid van de Hollandfche Maatfchappy der If^eC'
tenfchappen te Haarlem^ en Predikant in Twyzel en Koo^
ten. Derde Deels ^ tmede Stuk. Te Am/Ier dam y by M»
de Bruyii, 1787. In gr. oüayo^ 763 bladz.
Dit Stuk behelst ene reeks .van ophelderingen veler by-
zonderheden, In de twee laetlte Uoeken van Mozes»
Numeri en Deuceronooiium geheeten ^ verhaeld , welken
min of meer hara duistere zyde hebben , en waeromtrent
de verfchillende gedachten der Uilleggeren gewoonlyk oor-
deelkundig voorgedragen worden. Zie hier, tot een ftael
uit velen , het hoofdz^ekFyke van 't geen men ons aen de
band geeft, wegens dó niet verouderde kleederen der Israc*
tieten^ volgens Deot. VUL 4, XXIX. 5, en Neb. IX. 4U
Men kan de verfchillende meningen der Uitleggeren i
over dit onderwerp , gevoeglyk tot drie klasfen brengen»
De eerjle doet de verklaring zeer by vergrooting uitvallep»
cn voegt , by het geen 'er de Heilige Schry vers van zeg-
f en, nog zeer vele wonderbaer|yke omftandighedcn. Dus
ebben de meeste Jooden hier gehandeld , gelyk ook 2om«
mige Christen-Uitleggers, en het gezag van Justinus Mar^
tjr heeft zelf Parker ook In dat gevoelen doen ovcrgaen.
In de tweede klasfe vindt men de meeste oude en
nieuwere Kunstrechters. Deezc houden zich eenvouwlg
aen het verhael van Mofes , zonder de zaek zo verre te
dryyen als de Jooden doen.- By deze mening beroept men
zig voornaemlyk daerop, dat de onderhouding der kleede-
ren van de Israëlieten , met de toezending van het Man-
na , die onlochenbaer wondcrbaerlyk geweest is , vergcle.
ken, en by Mofes van het ene, op dezelfde wys, als van
het andere , gefproken wordt. Velen , zo vroegere' als la-
' ÏL DESL. N. ALG. LXTT. NO. 10. £ e . te»
390 iTBn, MR «ATUÜR»
tere Uitleners (hen in dit gevoelen , en men z\t desive»
gens inzonderheid dcilingii , Ob/cry. Sacr. T. IF. Obf.
XVII. De miraculofa vtstium bratliutrum confcr^atUme in
deferiiSm - ■ ■ In de derde klasfe ei4Kie1yk behooreo de
verklaringen der genen , die hier geheel geen wonder vin-
den , of iets dat buitengewoon was* Dus begrepen het
van der Hardt ^ Noodt ^ Clericus en anderen.
Mofis^ zeggen ze, zou ongetwyfeld daervan wel in de
Toorgnende Reisberchryving gemeld hebben: nademael die
dan één der grootfte wonderwerken geweest zou zyn^ bet
welk niet flecbts aen énen enkelen mensch» eo in éne en^
iele zaek , • maer aen allen , en dus aen zo veel
honderd duizenden niet voor éne enkele flecbts , of
op énige herhaelde keeren, — — ^ maer geheele veenig
jaren lang, iederen dag ■ iederen uur - — en
iDinute moest gedaen zyn. Hoe zou dan van znik
een grootst wonderwerk nu eerst, na verloop van veertig
jaren, en dat zo kort, als in bet voorbygaen flechts, gd-
meld zyn geworden?
Wyders zegden zy^ dat 'er buiten ene hoogde en drin-
gende noodzaeklykbeid geen wonderen gedaen worden ;
maer dat men hier in dit geval die noodzaeklykbeid in ge«
nerlei omdandigheden ontdekken kan. Want het is bekend^
dat de Israëliërs allerlei, en wel veel^ voorraed uitEgipte
hebben medegebragt, het zy van goederen, die zy reeds
bezaten, bet zy ze die van de Egiptenaren leenden.
Daerenboven bezaten en weidden zy in de woeftyne groo^
te kudden van allerlei vee , welks wol , hairen en vellen
hun tot kleederen konden dienen , wanneer ze van beé
Vee, hét zy tot offeranden, het zy tot fpyze, llacbteden»
Ook ontbrak het hun niet ^en verftandige handwerkslie*
den^ kundenaran, bekwame vrouwsperfoonen , die fpinnen»
\yévea , kleeddoffen bereide^ , en de huiden ook daenoe
bekwaem jnaken konden v om *er kleederen van te krygen;
'nademael immers dergelyke dingen , doch met veel meer
kunst en vernuft bewerkt en gereed gemaekt , tot den op-
bouw van den tabernakel geleverd waren. Saurin rekent
onder dien voorraed mede den buit, dien zy, by de over*
winning over de Amalekieten , gekregen hebben.
Eindelyk moet hier ook in aenmerking komen de han»
del , dien de Israëliërs met de Ismaëllers en Amalekietea
gedreven hebben ; want zy konden onmogelyk , vooral
wanneer ze zich lang /op ééne plaets ophielden, by de xxn^
buurige en omliggende volken onbekend blyven»
BTBBL UR NATUÜA* jgi
M^iksp tik venro^ns ook Nehemia^ zeggen ze voorts^
baddea , met huone melding van deze gebeurtenis , be.
dpeld , om Gods geiuidige 2orji voor zyn volk en deszelfs
onderhoud te vertoonen y oademael ze aen den enen kant
door \itt manoa uit den hemel en het water uit de (leei^*
lots, voor honger en dorst beiden bewaerd waren; en aen
den anderen kant ook geen gebrek aen kleederen gehad
badden , en daerdoor niet in de onaengename noodzaeb
lykheid geweest waren» vaa naekt , min eerbaer of ver*
tchtelyk om te loopen -^ dat bun ook in dit opzicht
niets ontbfoken had. En dat ze in deze^ anders zo fchrsH
Ie , woeftyn,, even zo min aen kleederen gebrek gehad
hadden 9 of zicii met oude , afgeileeten en verfcheurde
%kedereo aouden hebben moeten behelpen , als wanneer
£e in votfcryke Heden , daer allea in overvloed te krygea
was , geleefd en. verkeerd hadden.
Nopens deae laetfte mening getuigt de Heer LiUenthal^
dat ze ene ganach ongedwongen verklaring behelst , es
flechts daerom kwalyk vernoemd was, dewyl ze van 2uk
ke Uitleggerèo opgegeven of omhelsd was, diennders wei«
nig eerbied voor de H?iKge Schriften openbaerden : gelyk
b. V. yam dór Hardt ^ CUricus en dergelyken: of, om dat
2e zelf van openbare vyanden der Godlyke Openbaringe ^
van enen l^eyr&ius^ Tolani ^ Morgan , en huns gelyken;
bepleit wierd, die anders geen zsvarigbeid' vinden , om de
liybèlicbe Historie met allerlei •ongerymdheden te overlas
den , derzelver wonderen te onuenuwen, of in een belaiew
cbelyk Isctit te verplaetfen , en juist daerdoor hetgeen m
anders nog voortbrengen , zelf wanseer het op gronden en
goede reden flérnnt , ook bedenkelyk en achterdogtig msk
ken. Hy verkiest dus deze .meniAg ook voor ach,
en vind in deze gebeurtenis wel ene buitengewoone, maer
juist geen Bovennaiuurlyke Voorzienigheid van God. Hy
^twoord ook op de zwarigheden en tegenwerpingen , dïo
*er tegen in gebragt worden. Zie zyn IX D. $. 110—113:
on zo ook het geen Deiling^ ter hnvenaengehaeider.pla^t-
3e , aen d^ andere zyde heeft bygebragt , om de tweede
^PSfunelde \19ening te vc^deedig^ » en die daer tegen, inge»
bragte zwarigheHijn op i? lo&fen.
Op dezelfde wyze heeft de Heer Baumgarten ^ in zyne
Siode Aapfwsfhiftg cp^dc Alg. His$. Il D, bh 453^; ^f f
ook over gedagc ^ en er ziob aldus cnrer uitgeteteiL.:* AU
hoewel de JtmUeiiei mening \xf ét Kerkvaderen ; et^ kq. wel.
nieuwere als oude y ^, wel Proteftautfche* als Roomfche'
E e a Uit-
^9% BTBBL DER NATÜUS^
Uitleggers sEodanig de toeftemming gekregen hebbe, dat
ze van de meesten aengenoinen en verdeedigd is ; zo heb* ^
ben echter verfcheiden aenzienlyke Godgeleerden zeer wel
geoordeeld, i aen den eenen kant, dat de wonder*
werken der Heilige Schriftuur ongelyk nadrukiyker kunnen
gered en verdeedigd worden , wanneer men alle onnoodige
èn ongegronde vermenigvuldiging van dezelve , en voor-
naemlyk die , by de Joodlche Meesters begunftigde, op*
ftapeling van dikwyls ongerymde wonderwerken, zorgvul-
dig vermyd. ■ ■ £n aen den anderen kant, dat op
deze plaets geen genoegzame grond voor dit voorgewende
wonder te vinden zy.
„ Om nu van deeze verfchillende^ meningen (zegt de
Heer Scheuchzer ,) mijn oordeel te zeggen , moet ik be-
tuigen , dat de laat (Ie mij niet onaanneemlijk voorkomt;
naardemaal de eer der Godlijke Voorzienigheid daarbij niets
verliest , en de Schriftunrplaatfen op eene voldoende wijze
verklaard worden. Ik kat ondertusfchen aan elk zijne vrij*
heid , ook om bij den letterlijken zin te blijven. Men kas
hierover mzien het geeue Joh. Mark en jlnt. Bynaus^
over de fchoenerj der Hebreen , gefchreven hebben. De
laatstgenoemde neemt hier ook geen wonderwerk aan , maar
verklaart deeze geheele gebeurtenis th eene bijzondere Voor«
zienigheid van God, omtrent zijn volk. Hij poogt deeze
plaats op te helderen uit JeC XL VUL 2 1. alwaar gezegd
word , dat' de Israëliërs in de v^oeftijn geen dorst geleden
hadden; hetgeen achter niet anders kan te kennen geven,
daa-dat ze -geen gebrek aan water, om daarmede bunnen
dorst te lesfchen , gehad hebben. Want het blijkt uit de
befchrijving van hunne reizen , dat ze te Masfa eo Meri»
ba wel vrij wat dorst zullen gehad hebben.**
Ontledende VerUaaring over Üomeinen VIIL en 2 Perr. L
• van den IVel Eer»aardigen\ teer Geleerden Heer r,
scHDTTB, in leven Predikant te Amfierdam. uitgegeven
door \.. HAMERSTER, Predikant aldaar. Te AnMerdam^
by J. Wesfing Wz. en P. den Hengst, 1787. Èehafyen
de l^oorrede, 225 bladz. in gr. oSavo.
Ene doorloopende Verklaring der opgemelde Hoofdftuk-
ken, die de Eerwaerde Schtate^ naer zyne denkwy«
ze, oordeelkundig uitgevoerd heeft. De ioboiia van Roou
VIIL word aldus door hem opgegeven.
sy De
R. SCHUTTE 9 0?EA ftOM. VIEL EN a PET. I, 393
,, De Apostet 10 de laatftc helft van *t V^e en in *t ge-
heele Vl^e en VIL^* Hoofdftuk in 't breede beweezen hel>
bende» dat wij tans onder het N. T. vrij gemaalt zijn
van de zonde die door Adam , en van de wet die door
Mofes» ingekomen is, toont in dit Vlilfte Hoofdftuk, ,, dat
,9 daaruit de vrijmaaking vloeide van alle verdoemenis en
„ wezenlijke onheilen , die het levcu der ziele , ten op-
n «ichte van de heiligheid of blijdfchap , kimden ftrem-
„ men ; en de fchenking van alles , wat hen in tijd of
39 eeuwigheid gelukkig maaken kon , in de geroeenfchap
n met God in Christus , door de werking van zijnea
,9 Geest.*' Hij betoogt deeze^Vrijmaaking van alle ver-
doemenisfe « en zaligheid ^n Gods volk in de gemeen-
fchap van God, uitvoerig; uit de rechtvaardiging en vre-
de met God zelve, en de vruchten der recbtvaardigin^^e
die hij kortlijk had opgegeeven, H. V. i-^n. En wel
iuist in dezelfde orde die hij daar gehouden heeft. Hij
ftelt voor , dof *er nu geen verdoemenis meer was voor hun
die in Christus Jefus^ niet naar den vleefche^ maar naar
den Geest y wande/den. H. Vlil. i. . En die ftelling
bewijst hij. Uit de recht vaardiginge zelve of vrij-
maaking van de zonde en de wet ; zijnde door een ge»
richtelijk vonnis de wet der zonde en des doods afge-
fchaft, en de wet van geest, leven en vrede herftefd. vs.
a— 13. » Uit de toeleidinge tot den troon door
Christus Geest, zoo dat zij in de g;enade vastftonden, ea
roemden in de hope der heerlijkheid Gods. vs. 14— 1 7.
Uit den roem ook in hunne verdrukkingen en
zwakheden ; waarin de hope niet bezweek , en de Geest
bun te huipe kwam. vs. 18 — 47. Uit de Liefde
zoo van den Vader als van den Zoon , tot de Gelovigen,
waardoor ze, onafTcheidelijk aan God verknocht, ook ia
God konden roemen , door Jefus Christus hunnen Heer.
VS. a8 — 39."
Nopens den inhoud van a Pet. I. ; hieromtrent merkt
zyn Èerwaerde (na enige voorbereidende aennierkingen
over den Brief in 't algemeen,) op , dat we in dit Hoofd-
ftuk (na de melding van wien en aen welken deze Brief
gefchreven word , met een nevensgaenden zegenvvensch
aen de laetften , vs. 1 en 2 ,) vinden ene aenPpooring rot,
en voortgang in ware deugd , en verkryging der eeuwige
zaligheid , door eene rechte en geloovige erkentenis van
.Christus heerlykheid en deugd.
„ De vermaaning wordt voorgefteld vs. 3 — ii. en ge-
li e 3 bit
jp^ R. SCHUTTE
billiP^t VS. ia -ai. I" het voorftel zieti we den
grond, welke alrcê gelegd was, vs. 3, 4. als ook den
voortgang in deugd , om tot de heerlijkheid te geraaken,
^s TL Ti -- En deze vcnnaaning wordt gebillijkt ,
uit hoofde* van des Apostels verpligting , om die voor re
houden, VS. 12-15; en^van de zekerheid, welke 21J 'er
van hadden, vs. 16 -ai.** 1. u • ^ j-
Tot een byzonder ftael van *« Mans opheldcnngen die-
ne in dezen zyne aenmerking over den heiligen berg^ van
welken Petrus fpreekt vs. 18 , als op welken Jerus ver-
heerlykt is , waar van Petrus benevens Jacobus co Joannes
ooggetuigen geweest waren.
Dit is, zegt de Eerwaerde .y^A/yr^c, voorgevaUcn,
volgens het gefchiedverhaal van Lukas , kort voor dat *
da%n zijner opneminge. vervuld merden ^ dat is: voor dat
he? iaar begon te loopen , waarin jesus ten hemel is op-
ecnocnen. Hoofdft. IX. 51- 't Was, naar mijn rekcnmg,
uit vergelijking van Mattheus en Markus aantekcnmgen,
een klem jaar voor 's Heilands lijden, gelijk dit dooriucb*
ti' <'ezicht ter voorbereidinge voor dat lijden diende.
"^ ''De Plaats, waar dit voorgevallen is, noemt Petrus
den heiligen Berg. De Landbefchrijvers zijn *t niet eens,
waar men dien zoeken moet. Volgens cene oude overle-
verine is het de berg Thabor , in den ftam Zebulon in
GaÜlea. Doch de Heeren Ligtfoot (♦) en Reland Cf)
denken om den berg Panius of Cefarea Filippi , die Her-
xnon heet in de Heilige Schrift, ên een gedeeke wis van
den Libanon. En inderdaad , zoo men de algemeene over-
levering vertaaten moet, is 'er niets gevoeglïjker, niets
dat beter met de berchrijving van dezen beig, met bet
verblijf van Christus in die landftreek , en van de reize in
*t vervolg door Galilea , overeenkomt. De Betg
wordt ons als een hooge berg befchreven ; dit is een cha-
racter dat bijzonder op den Hermon past, en wel in den
volflen nadruk op dien heuvel , welke boven Paneas of
Cerarca Filippi hing , en de berg Panius genoemd wordt.
Uieronymus (§) fchrijft, dat men de fneeuw daarvan , des
yoraers, tot verkoeling en lekkernij naar Tirus br»gt. Ia
de Chaldeeuwfche uitbreiding van Num. XXXIV. 8. en
Deut. IV. 48. worde hij de Sneeuvherg van Cefarea ge-
uoemd. En Jofefus (4-) tekent aan , dat de berg Panius
een
(*> Hor Hehr. ad Mare. IX. a. (t^ Pal. L. L C LI..p. 336,
($5 On^T). ^d Voc, HEaMQN, Q) De Bello L, I» C. |5,
©TER HOM. Vin. Sir S FET. 1.
i9S
ien kruin van V gebergte is^ U% Ikwupm Up.i tot eene onein-
dige hoogte ftcigcrendc. Ziet- men op bet verblijf van
^ Christus in 't voorgaande. Hij ww té Ceftrea Filippi ,
JMatth. XVI. 13. Mare. VIII. a?. Men leest van geene
feize, waardoor Hij van daar wecbgetrokken is; maar at«.
leen dat Hij na zes dagen' Petrus en Jakobus en Joames
met zich nam, en of eenen hoogen berg alleen bragt. l3it
fchijnt nataurlijkerwijze niet anders te kennen te geeven ,
dan dat Hij , na een verblijf van zts dagen in de aeelen
van Cefarea Filippi, zijne drie leerlingen op eenen hoogen
berg hebbe meegenomen 9 welken berg men bijgevolg om-
trent Cefarea Filippi moet zoeken. Ook fchijnt op
dien berg best te pasfen, dat hij ze op dien hoogen berg
bezijden alleen bragt x^r' UUt f^m, \ welk zekerlijk op
de discipelen en niet- op den berg ziet. Maar op Thabor
woonde , zoo veel ik weet , niemand , en dus waren ze
daar alleen , zoo baast ze dien berg opgeklommen waren.
Doch op den berg Panius of Hermon , was , volgens Eu*
febsus en Hieronjmus (♦) een uitmuntende Afgodstempel,
die zeer van de Heidenen geëerbiedigd wierd. Hoe ei-
genaanig is bet dan, dat de Cuangelist, bezig zijnde met
te fchrijven van 's Heilands verblijf omtrent Cefarea Filip-
pi, fchrijft 9 dat de Heiland zijne leerlingen daar op den
berg met zich nam , en wel alleen op een eenzaame plaats,
daar ze door 't gewoel omtrent dien Afgodstempel niet
geftoord wierden. Doet bier ten laaiften bij, dat
dit met de reis , in 't vervolg gemeld , best overeenftemt.
Men leest Mark. IX. 30. En yam daar wechgaande ^ reis^^
den zij door Galileen , en Hij wilde niet dat het iemand
wiste. En vs. 33 voegt 'er de Euan^elist bij, dat hij te
Kapernaum kwam. Deeze reis door Galilea, laat zich veel
beter verklaaren , bij aldien men jBsus (lelt van Cefarea
Filippi te komen , dat aan ^t uiterfte end van Gafilea naar
het noorden lag , omtrent tien uuren gaans van Kaperna»
urn , dan wanneer men Hem begrijpt van Thabor te ko*
mens welke berg, heel naar *t zuiden, flechcs drie uuren
{aans van Kapernaum j^elegen was. Deze redenen
omen mij zoo gewigtig voor , dat ze bet tegen 't gezag
der overlevering fcbijnen over te haaien. • En mis*
fchien dat de Voorzienigheid , dien berg op de grenzen
van Syrië liggende , «n daartoe nu ten grootften deele be-
hoorende, heeft verkooren toe deze doorlucbiige verbeer«
C*) In Onom.
Ee4
596 R. SCïTDTTE, OVER ROM. VIII. EN ft PET. I.
üikinge van Gods 2^on , om hier een fchets te geeven
van *t luisterrijk gebied , dat Hij na zijn lijden ontvangen
zoude over Jooden en Heidenen. , ,, ,
„ Deze berg krijgt bier den titel van den Heiligen Berg.
Mogelijk is het zo vreemd niet , te (lellen » dat de berg
• Panius of Hertnon van ouds de Heilige Berg geheetea
wierd, van wege den vermaarden tempel daarop gefticht,
en den Afgodsdienst , welke •er op gepleegd wierd. Al-
thans bij Paneas of Cefarea Filippi lag een plaats, die^
Kedei , dat is , de Heilige Plaats , genaamd wierd (*>
En de ftad Paneas zelf krijgt op de penningen den titel
van M *«' 'A«-«A.«, dat is, de heilige en onfchendbaare ^
felijk de doorluchtige Ezechiel Spanlieim (f) aanmerkt.
Iet is bekend, dat oudtijds, van wege een Tempel, de
omliggende grond , en fomtijds een groote ftreek lands.
Heilig genoemd wierd , gelijk diezelfde doorgeleerde Span^
heim heeft bewezen , die daaruit het ftaande in de heilige
plaats^ Matth. JCXIV. 15» tracht op te helderen (§). On-
deriusfchcn , fchoon die Berg van ouds den naam van den
Heiligen Berg fchijnt gehad te hebben, en onder dien be*
kenden naam van Petrus aangeweezen te zijn , wil ik even-
wel niet ontkennen, dat Petrus zal gedacht hebben , onder
't fchrijven van dezen titel, met hoe veel grooter recht die
tans aan dezen berg, met de verfchijning van de Godheid
vereerd en aan Gods Zoon gewijd, moest gerekend worden
toe te komen, 't Kan ook wel zijn dat Petrus^ wanneer
hij in zijnen blinden drift zei : laat om drie tabernakelen
maaken, voor tl eenen, voor Mofes eenen^ en voor Elias
eenen (+), deze gebouwen heeft willen (lichten ter eere
van den waaren God , en dien berg aan God wijen , in te-
Sïuftelling van den Afgodstempèl , die 'op deszelfs kruin
ond. Althans wat hiervan ook zij , deze bere kon nu
waarlijk de Heilige Berg heeien. De Heilige Godlijke Ma-
iefteit verfcheen hier. 'Er was een heilig gezelfchap bijeea
vergaderd. 'Ër viel een heilig gefprek voor tusfchen Chris-
tus , Mofes en Elias , over zijn heilig lijden en uitgang uit
JeruOilem , en de waare heiligheid van Gods volk daar uit
te wachten.'*
r*^ EusEB. en hieron. in Onom. Voc. cades. VergeK JeH
XIl/:ia XIX. 37. en XXf. 32. ^ t De praifl. & ufu Num.DisC
IX, T. I. p. 66s. j; Ibid. p. 666-66g. (+} Matth. XVII. 4,
Mark. IX. 5*
1. . > L^^r^
J. A. SMIT, OVia MALIACm II. lOé 5p)f-
J^eerredcn cyer Malcachi II. lo. Vé»/ï j. a« smit , jPr^^^i
ite«/ te Gouda. Te Gouda ^ by W, Verblaaiiw, 1787.
Bchahcn het Foorbcrtcht^ 39 lladz. in gr. oSayo.
Ter gelegenheid van den laetstgevierden Biddag, beefc
de Eerwaarde SmU deze Leerreden uitgefproken, waec
in by, na ene beknopte oordeelkundige verklaring der text-
woorden Mal. IL 10 9 den inhoud der mtfchryvinffe vaa
den Biddag eigenaertig nauwkeurig beeft gade gella^en;
bepalende de aendacjht zyner toehoorderen , naar aenleiding
van den texc, tot de vier volgende waerbeden.
,, 1. Zal de afkomst uit een braaf geflachte , de erfop-
,, volging in deszelfe voorrechten , voor de nakomelingen,
,9 tot roem en een beaendJK voordeel zijn , dan moeten
,, die in dankbaarheid aan Godt, en eene eendragtige be-
9, hartiging van hunne algemeene belangen, het deugde»»
„ fpoor van hunne vroome Vaderen volden*
„ 2. 't Is onverefFen' • •
van leden van dezeli
looi ie behandelen.
„ 3* £en volk , 2
handelt, de man
Vaderen verbond.
„ 2. 't Is onverefFenbaar met de betrekkinge en 't belang
„ van leden van dezelfde Maatfchappij, malkander en trouw s
»9
„ 3« £en volk , zo naauw verbonden , dat trouwloos
,, handelt, de man met zijnen broeder, ontheiligt zijner
9f 4« Oprechte fchuldbelijdenis en wederkeering tot hun-
9, nen pligt, is de eenige weg, om hunnen ondergang te
9, mijden.
Deze waarheden worden hier met de vereischte klaer«
beid ontvouwd , byzonder met opzicht tor de tegenwoof-
dige omftandigheden van ons Vaderland, en ten emftigfte
ter betrachtinge aengedrongen. In de Voorreden,
voor deze Leerreden geplaetst, zuivert hy zich en zynea
aenhang ten krachtigfle van die haetiyke en ongegronde
befcbuldiging , den Patriotten te laste gelegd , dat zy de
ondermyning van den in Nederland heerfchenden Gods*
dienst zouden beoogen , en vyanden zyn van het Stadhon*
derfchap en van het Doorluchtig Dranje-Hnis. Wy«
ders ontmoeten we in de Leerreden zelve nog ene korte
fcbets van 't beloop der Predikatie , door zynen Amptge-
noot Couperus , in de avondbeurt van dien dag der ue«
meente voorgedragen ; welke wy niet ongepast oordeelea
hiernevens te plaetzen. '
Na eene beknopte opheldering van Pf. CXLIV. 12-15,
betrekkelijk tot Uraül, üelde zijn WeLEerw* de volgende
£ e 5 Hoofd.
Hoofdzaken in 't duidelJjkfte daglicht: „ gelijk het Jood»
-; fche volk ^ zo «ouden wij lot eenen hoogcn lop van
^ voorfpoed rijgen :'*
3, I. Als de ligchaamelijke en zedelijke opvoeding van
„ de Jeugd , afhangelijk van Gods zegen , zo ingericht
^, wterd, dat beide de Geflachten^ tot fteunzef^n fieraad
„ van 't Gezin , en van de Maatfchappij , opgroeiden
. ,^ a. Als de arbeidzaame ijver aangewakkerd, fpaarraa*
^ ne vlijt en eerlijUieid den Koophandel en Fabricquen
^ deeden Uoeijen i , ,
• ,,3. Als het met den Landbouw en Veeboederi] voor-
„ fpoedig ging
,^ 4. Als elk* voor alle geweld en onderdrukkingen be-
„ vrijd , bij zijne bezittingen en reebten bewaard , de
,, vruchten van zijnen arbeid in vreede kon genteten -
„ 5. Als de waare dienst van God de regte bron eo
^ 't Goddelijk £uangelie het lichtfnoer van dit alles
„ was." —
J^cfcheidene aanfpraak aan hen^ welke het Leerbegrtf dor
Euangtlisch Lutherfche Kerke trasten te verbeteren; dwr"
Ï. K. DiETKLMAiR , Dr. en Hoogt, in de H. Godgeleerd-
eid en Predikant te Altorf. Uit het Hoogduitsch ver*
taald. Te Amftcrdam^ hy A. Borchers, 1787. SehaU
ven de Foêrrcde , 42 bladz. in gr. o&ayo.
In dit Stukje 9 het welk de Hoogleeraer Dietelmair al voor
ctlyke jaren in Dnitschland heeft uitgegeven, verzet hy
sich tegen de toenmalige peogingen van zommigen in
Duitscliland, om het Leerbegrip der Euangelisch Luther-
fciie Kerke te verbeteren ; wacromtrent hy hen onder 't
oog ttagt te brengen, dat ze een onnoodigeu arbeid op
xich nemen , en niet kunnen wagten van 'er gelukkig in
te zullen flagen. De Hoogleeraef fchryft als een yverig
voorftander zyner Leere, en hy doet het, het geen men
ia 2ulk een geval maer al te zeldzaem aentreft » met ene
oordeelkundige befcheidenheid , die hem tot eer ftrekt.
Men merke hier wel op , dat het in dezen niet
«enkomt , op de verbetering der leerwyze , maer op de
verbetering van het Leerfteizel zelve ; welk laetfte , naer
*t oordeel van zyn Hoogeerwaerden , geen plaets kan heb-
ben, of althans niet te wagien is. „ Gy weet, (zegt hy
i^ daeromO SF weet, Myne Heerenf dat ik niet van M^
h ca
J. A. BIETELMAlA) SB8CHEIMNB AANSPRAAK* $9^
,, en een iegelykc verbetering onzer Leerboeken fpreeke ^
9^ maar van xulk eene ; door welkt men ons Ltèrbegrif
,, van dwaalendc ftellingen meenc te zuiveren. In andere
9, ftukken kunnen verbeteringen plaats vinden, die wy wel
,» zelf maaken , of van Mannen van doorzigt met opreg-
^ ten dank aantieemen. Van daar komt het, dat zo Vee*
99 Ie nieuwe Leerboeken gefchreeveu gewohien zyn , en
99 nog gefcbreeven worden , wyl altoos iemand gelooft^
^ eene betere en gemakkelyker^ inrichting van den voor*
5, dragc te maaken , zonder dat hy in de Leeringen zei*
y, ven ook iets het miafte beseert te veranderen. De een
9, ontwerpt een ander plan » dan de andere ; hy maakt e««
^9 ne andere ómfcbry ving van verfcheidene verklaaringen,
5, beoordeelt de bewyzen of ran^chikt ze anders dan een
9, aad^. Ok kan zeer wel gefchieden, en fomwylen over«
y, toUig , fomwylen goed , (en ik zal nog zeggen :) mis-
9j fcbien ook fomwylen noodig zyn* Doch hiervan word
^ thans niet gefprooken. Wy fpreeken van Leerftellingen
„ zalven , die men veranderen wilde , en hiertoe willen
5, wy het niet komen laaien/' Indien dit onder-
icheid ook hier te Lande in agt genomen ware , byzonder
in de tegenwoordige onlusten der Ëuangelisch Lutherfche
Gemeente te Anifterdam , zouden ze ongetwyMd of riet
ontftaen , of ten minde zo hoog niet geklommen zyn , daer
ét verfchillen, zo veel wy althans tot nog zien, meerde
teerwjze dan wel het Lttrfielligc zelve betreffen : des de-
se aenfpraek van den Hoogleeraer Dieulmair tot dit on-
derwerp niet te betrekken zy ; wierop ze » gelyk we be*
merkt hebben « van zommigen^ by mangel van ene behoor-
lyke onderfchddingy ook wel overgebragt word.
féjkreden op Frcderik den tweeden^ in , keven Koning ^an
Pruis/en enz. enz. enz. gedaan door j. m. schwaoer 9
Predikant te Joelknbeck. Uit het Hoogduitsch vertaald
door }, H. KNABB , Luthersch Proponent. In 's Graa-
venhaage^bj J. A. Bouvink , 1787. /» gr. Svo. 34 biadz^
Deze Lykreden verleent ons een zeer wel uitgevoerd Ta-
fereel van de voortreflyke hoedanigheden van Fredarik
den t'^feeden , die zich , geduurende zyn leven , als Ryks-
beftierder over zyn Volk, als Veldheer en als Geleerde,
ilomiR^ beroemd gemaekt beeft*
Gehedebo^k van Keizer joseph. Vertaald uU het Hoog*
duitsch. Te Amfieldam ^ by J. B» Ëlwe , '1787. In o&a*
voy 42 bladz.
Onder dezen eytel geeft meo gene afTchriften van dadely-
ke gebeden xles Keizers, maer men drukt , by manier
van gebeden tot God , uit de opheffingen des harten , die
men, wanneer men des Keizers daden nagaet, befl^iten
mag by hem plaets te hebben : 't welk vry éigeuaertig uic-
Sevoerd is» Zie hier zyne gedachten by bet afTchaffen der
Aonnikken.
,9 Ik doe nu eenen (lap, die roy eene menigte van vyan*
den op den hals haaien, en die zelfs van veelen, anders
goede Onderdaanen, niet onberispt blyven zal. Maar ik
vertrouw op U , eeuwig alwys Wezen I ■■ Gy «iet
myn hart, en weet, dai ik alleenlyk het welzyn der menscb*
beid, alleenlyk den voorfpoed myner landen, tot oogmerk
heb.
„ JeHis , wien gy in de wereld zorid , leerde daadlyk
broederliefde, en llelde de mepschlyke gelukzaligheid tot
bet oogmerk daarVan. Myne Monniken zyn ten
eenenmaale van deeze leere afgeweeken; zy ieeven in ie«
digheid, en beminnen alleenlyk zigzelven. Zy misleideii
mya volk *— trekken het af van de aanbidding uwer Al*
magt, voeren het ten overgeloove, en prediken broeder*
haat. Hun getal is voor den Staat een drukkende
last geworden; zy verteeren deszelfs beste merg, zyn rcba«
delyk aan de bevolking, en verdooven, door hun voor^
beeld, de naarftigheid. Zy .vergaderen fchatten, die zy
den algemeenen omloop onttrekken , verhinderen iedere wy-
ze van verlichting, en zyn nutlooze leden voor den Staat.
„ Derhdven geloof ik, de magt, welke my, naar uw
eeuwig wys Plan, in handen gegeeven is, niet te misbruik
ken , wanneer ik deeze monnikenorden , de eene na de an-
dere, afTchaf. Maar, op dat ik bet goede niet vtn
}ialve verrichte, zal ik zorg draagen, dat zy, zo veel mo«
gelyk , zuiverder grondbeginselen aanneemen , en waardige
navolgers van onzen Godlyken Leeraar worden.
,, Sterk my derhalveu, eeuwig, almagtig Wezen! regen
alle tegenftreevingen en bedreigingen van het Pauslyk hof;
tegen alle afkeurende voordellingen van partydige Ministers
en Raaden; tegen de rcbynfchoone drangredenen van fom*
mige Bisfchoppen, en tegen het morren van myn Volk, op
dat
nxi man joupn. 401
aat Tk dit werk , ondernomen tot welzyn vtn royne Lan-.
deo, en van de zuivere cliii3tlyke leere, gelukkig en ftand-
vastig voleinde. Amen."
Men voege hiernevens zyne gedachten vóór de invoering
'der Tolerantie.
„ Eeuwig , onbegrypelyk Wezen ! gy zyt geheel ver-
draagzaatnhdd en liefde* Uwe zonne gaat zo wel op over
^den Christen als over den Godlochcnaar; uw regen maakt
zo wel de velden der dwaalenden als die der rechtgeloo-
vigen vruchtbaar » en het zaad van iedere deugd ligt zo
jwcl in iKt hart der Heidenen als der Ketters. • Gy
leert my derhalven » eeuwig Wezen 1 verdraagzaamheid en
liefde : Gy leert my , dat verfcheidenhËfid van gevoelens
U niet te rug houdt , een weldoend yader van alle rneob»
fchen te weezen. ■ En ik , uw fchepzel , zoude min-
der verdraagzaam zyn ! zou niet- toeRagn , dat ieder van
inyne onderdaanen U op zyne wyze aanbade ! ik zou vev-
volgen hen, die anders dachten dan ik ^ en de dwaalea*
den door het zwaard bekeeren !
,, Neen , almachtig Wezen! wiens Kefde alles in «g
bevat, zulks zy verre van royl ik Wil u gelyk zyn,*. zo
vene een fchepzel zulks kan weezen^ Ik wil verdraagzaam
zyn als Gy. Van nu aan zy alle geweetensdwang
in myne Staaren afgefcbaft. Waar is een Godsdienst, die
niet leert de deugd te beminnen, en voor de ondefugd een
afkeer te hebbeJ9.? ieder Godsdienst zy dan van my toe^
£eftaan; ieder aanbidde U, ecuwig Wezen! op die wyze,
welke hem het besce dunkt« ,.
,» Verdient men om de dwaalingen in het verfbmd W^l
uit de maatfchappy verbannen te worden; en is (Irengheid
wel het middel om gemoederen te winnen , en dwaalenden
te recht te brengen? — -^ Dat dan voortaan alle ét
fcbandelyke ketenen der onverdraagzaamheid verbroken zyn^
en dat daarentegen de zoete band der tirerdraagzaambeid en
broederliefde myne onderdaanen voor altoos vereenigCé «
„ Ik weet dat ik veele zwaarigbedea ^al moeten te bo^
▼en komen, en dat ^e meesten daar van zullen koneh vao
bun. die zig uwe Priesters noemen, -. Keer derhal-
ven uwe magt niet van my.af; onderfteun my met uw?
liefde , eeuwig onnafpeurlyk Wezen! o^ dat ik alle de^e
bindemisfen gelukkiglvk moge overwinnen, en dat de wet
mxi onzen Godlyken Leeraar» welke, geene andere is, dan
verdraagzaamheid en liefde ^ door my vervuld worde^
Ao«uT. . . ^^;
4|M • ^WUtAnSLlNdflUf '
yerhandetingen uUgegeeyen door het Zêêuwsch Genoo$fi>hap
der Wttenfchappen te VUsfmgcn. Dtrtiendt Deel. 2^
Middelburgs by P. Giillsfen, 1786. Behalven het Toov
werk^ 558 blaas, in gr. o&ayo.
E ene bekroonde Verhandeling van den Heer c. EimnL
(Irekkende ter^ beantwoordinge der Vraage;' ,, Welke
^, is bet best gefchtkte en OMnst kostbaar ontwerp , toe
,,. bet (lichten van een bekwaam Gebonw , onder den naam
39 van Hospitaal of Mauhuis, voor onvermogende en o^^
„ de Zeelieden ?•• bekleedt hier de eerfte plaatfe : beheV-
aende een volledig plan van zulk een Gebouw, met een«
onderfcheidenlyke berekening der vereischte onkosten , ea
•anmerkingen over het vinden en draaglyk roaaken van de*
selven, — ^^ — ^ Hieraan volgt eene insgelyks begiftigde
Verhandeling van den Heer j. fr. mullkr , waar in by
cenePrysvraag, d^D WisTelcoers betreffende, beamwoordty
met de vier volgende hoofdaaaken naauwkeuria gade te
flaaiu 9, (lO Het onderrcheid der Wisfelfchade ^^an ieder
^9 der ses Vdreeniade Provinciën, met rehtie tot die van
,, Holland. (2:) De fundatnenteele oorzaaken, waarom
jy dfi Wisfelfchade in Zeeland grooter , dan in de vyf an-
^ dere Provinciën, zou zyn, indien de zilveren Ducaat
,, niet hooger in prys gangbaar ware , dan in de overige
„ Provinciën. (O Do redenen, welke Zeeland zou kun*
„ nen gebad hebb^ , om meer dan de vyf andere Pro^
,, vincien voor gebrek aan Standpennfngen bedugt te zym
^y En eindelyk (4.) het middel , waardoor dit defeA op
„ de beste wyze voorpekoomen zou kuünen worden." — -
Verder verleent ona dit Deel eene Verhandeling van wy*
len den Eerwaarden Heer ^. Zuidhoek van Laren ^ waat
in hy zig bevlytigd heeft te Onderzoeken , welke Perfoo-
nan^ Openb, L ao, bedoeld zyn, onderde benaaniing vaa
de Engelen der zeven Gemeenten? Naar tiitwyEen van ^e
Mans onderzeek, zou men bier te denkeri hebben, ,, op
„ zekeve , en by de Cremeente en by johawmes, welbe-
,, kende Perfoonent - ■ ■ het zy Ol>ziet)erfl of geachtte
j, leden ) die te boek flonden en verkooren waren
•,, — — tot Gezanten, om van haaren wege,— ^
„ of by andere Gemeenten te veitichten , het geen t^
^9 aankweeking van onderHnge liefde en vrede könde (Ireb^
^^'ken; ^'•«--^.oCem den gebannen Apoatel te bezoeken;
^9 ^ en die uu töt de hunnen weer waren te rag ga^
* • ^ „ koo^
▼AH pET «BKOWfClI OBMOOTSCBAr. ^^
^ kooffltn.- Zyn Eerwtftrd* heeft dit denkbeeld tot eea
▼ry boogen trap van waarfcbynlykheid gebraat, «o dat het
miat opmerking vordere. — ^^ Naast dit Stak komt
ceo Onderzoek van den Eerwaarden Heer a. 's cra»!
^ANDE, over de oplosfing der fchynftrydigheid tuafchS
de Euangehfcbe Verbaalen van Afo«A. IX. i-atf. vererf:
?1* ^T%?' *;**'*" ^'' ^' '7-39- Zyn BerwaaS
'behandelt dit ondeiweip met een welwikkend oordeel e.
fiaaft xyne IwdenkiDgen^deawegens met alle befcheideZ
beid, bovenal, in tegeofteUing v«.'t gevoelen van wvS
den Eerwaarden Heer r. schutte. Men heeft, votosS
«yn inzien» het waare beloop van saaken indiervoe^te
befchouwen, „ dat men in tijdorde *
./♦/ Vz-f*^^'*/?'"* ^^ geneezing oï reiniging vaa dea
Mel0at/cl^n.Masc, i: 40.45. Ljuc jMa-xó;. tn moadS
ook Matth. 8: 1-4. . * «•"gaiF
„ a. Dan de geneezing van den ger^akton'cn de daaa
op gevolgde ^ roeping van den Tollenaar. Matth. o: ibJo!
Mare. a: 1-14. en Luc. 5: 17- ag. . y * 9*
„ (Voort* eeae r«*/ van andere tus/chem infchieundè
gebeunenttfea. welker nafpeudng w«tdient tot i2S
tegenwoordig oogmerk: voorkooownde Mare» i». i*
'Zlyï'^^^'^'^ «: I— :8j aj, die Mattheus'tS
defte Jf. t: 5-oa, eo voorts H. ro-i» vertadS
heeft, ten lilaaren bewijw, dat Mattbeu Bbt S!
bSft'getlte*'*"^"'^-' de bepaald. tddoriS
», $. Da^ia de u>gt oveir tet GalïUejchc Meir '. „«-2
het W <4fr C5r^^«*«(t?,% de gcneeziBf der èeaienei?
nevens de terugkoiprost by Capemaum, Matth. SiVr™-^
I». Mare 4; as — 5: ai. Lnc 8: ««-40. • ■ ■ * .^
t^T^ *^- *■ '"■■"• !^^5-*
^♦» §• 2n eindelijk de ioorw» «n bet ytrtoek van iëii
Oy.r^« Taïrusi met aJks, wat tot dat ftuk, afe^, tk
de tusfclien inrchietende^^««»-«^ der BfoedvloStaS
i^l.\^t!^' **•"'• ^ ^'^•^- **-«* ^ "^
j. Vaa zelve vfiry^» ii», ()g«ljk"zKB Eerwaafde 'v*r*
ift/A*/./. En men merkt ligteiyk„4at>^ <<* ^^^2
4Ö»
VE&RANDRtlNOfiN
gebeurd \ doch betrekking töt elkander hebbende , als ia
zenen adem aan een gefchakeld, verhaalen. Doch dac zif
alleen daarin van elkander verfchillen , dat Marcus en Li»>
cfó, ten tijde daar het verhaal begon ^ alles, ook hetgeen
fot iaaUf" tijd behoort y (als in een foort van voorverhaaf^
ah hoofde van betrekkingen^ onmiddelijk daar bij voegen.*
Terwijl Mattheus waeht -met het eerde te verbaafen , tot
dat hij, ter rechter tijdj het laatfte boekt; en bij die ge-
legenheid het eerfte^ fchoon vroeger gebeurd, als de aan»
üiding verlchaffende tot het laatfte ^ «u maar £BR5T te
fcockttelt-"
. Ter deezer gelegenheid gaat zyn Eerwaarde ook byzoti»
derlyk na, het geen dfe roeping van den Tollenaar betreft;
volgens Mattheus is de Tollenaar Maftheus zelve, maar
Manusen Luioas ïióienoen hem Levi den Zoon van Al^
pheus. Zyn Eerwaarde vereenigt zig met bun, die MaU
iheus voor eeneh anderen Perfoon houden, dan Levi; en
deezen laatden 'voor denzelfden met Lebbeus^ C^en ApOs*
tel , van Jezus ook Thaddeus genaamd , als mede Judas ^
Jacobi Broeder^ ) èn dus een Zoon van Alfheus. Dao»
desniettegcriftaande beweert hy, dat men hier op geen twee
onderfchetden ' gevailen hebbe te denken. „ Zoo het mij
toefcbijnt:, zegt hy, iijn *er niet zÉff ^- maar twek per-
foofltn, ter zs/fder 'tijd gtfoeptn; waarvan de een genaamd
was ll^tbeas ; eo óé ander Levi , een Zoon vaii Aipheus.
Bn d^'t JeHis naderhand ,'-toen hi] weder kwam uit het Land
der Gergefeenen, ter maaltijd onthaald zij, in het Huis,
piePvzn MATTHeüs , (fchodn de -onzen het zoo begreep
pen* dewijl zij liet woord [mattheus] hebben ingevuld,)
vutar van lbvï , welke die groote maaltijd voor Jcfiis in
zijn eigen huis had aangerecht," -^— — Hét gewag maa»
tol van ji^heus geeft hem tevens aanleiding , om , by
manier van eene toegift , nog kprtlyk te toonen , dat 'er
geene voldoenende reden syn » -om deezen Alfheus voor
denzelfden perfoon met Kleopas , Luc. XXIV. 13, eti Joh.
XIX. 25. te bouddd ; maair \ vee! eer te denken zy , dat
Alpheus en Kleopas wéezenlyk onderfcheiden perfoonen
In eene hieraan voH^nde Verhandeling , deelt ons de
Eerwaarde Heer H. Koyaards mede, zyne Bedenkingen
over een algemeen Ofimdbeginzel ^ waaruit alle de Voor.
fchriften van het Natüurlyk Recht kunnen worden afge-
lAéé Hietomtreat komt* by hem , voor eerst , in overwee»
lODg^ i» of men 9 de aMk van iwrcn befchouwd zynde.
VAN HET ZEBUWSCH OEWOOTSCHA*. 405
» vcryatto kan , dat 'er «ulk een algemeen beginzet u
^.vtnden zj/ En getoond hebbende, dat hiefin- niets
ilrydigs, en t derbalven mogelyk zy, zo verledigt hv
»g, ten tweede, om ua te gaan, „ wat de ondervinding
„ hier van achteren geleerd hebbe, of waarop men Art
„ mg wel meest gevestigd liebbe, om zulit een grondbe-
,, ginzel uit te vinden? Zya Eerwaarde brengt bier op
d« voornaamfte aangevoerde grondbeginzeU in cene «ere-
gelde orde te berde, en leert ons dat de meesten he<lea-
daags letten op den Mensch, befcbouwd in de geheek
natuur, en zyne betrekkingen in dezelve; 't welk dan
egter op veiTchillende wyzen verklaard wordt.
,, Maar de meesten, vervolgt hy, willen hier op de
tnrtchttng der mtuur^ en de oogmerken der Godheid in
dezelve zien; en daar het zeker is, dat God door die
inrichting zynen wil heeft bekend gemaakt, en wil dat
wy volgends denzelven handelen, zoo wordt de orde van
het heelal, en het leven volgends dezelve, dat is over»,
eenkoomftig de oogmerken der dingen, als het ware bedn:
£el van onze daden gehouden. . Volgens deeeo
laatflen grond, die de veUigfte is, heeft men te letten oo
de geheele natuur^ op de orde van V heelal ^ alle de bfr-
trekkingen gade te Haan, in welke men gelleld is en
overeenkoomlUg dezelve te leven. '
,, Daarin ontdekt zich waarheid} bet moet immers Gods
wtt zyn , dat de Mensch handele naar de inrichtingen
Gods , en bevoorderlyk zy aan deszelfs oogmerken ; —-».
het voordel leert ons aanOonds, in elk geval, de plieten
kennen; daar *er geen deugd of ondeugd is, welke haire
overeenkoomst met, of ftrydigheid tegen de Goddelvke
oogmerken, niet vertoont; het leert ons de pligten ken-
nen, in dke betrekkinge, waarin wy (laan; en zelfs in
die orde, volgends welke wy in die betrekking zyn, tot
God , ons zelven en anderen. Het heeft zyne klaarheid
daar men alleen die orde behoeft te kennen, ötotrent
welke wy verkeeren, en die openbaar Uykbaar is, want
het verborgene kan nimmer een richtfnoer onzer daden
zyn; het is een eerst algemeen beginsel, *er zyn wel bv-
zondere, waaruit het wordt afgeleid, maar 'er is 'er «en
dat even algemeen en echter eerder is,'* *
Aan de ontvouwing hiervan , hegt de Eerwaarde Rov.
aards verder eene wederlegging der bedenklnge, dat de
^erfcheidenheid van gevotUns, in 't bepaalen van zulk een
beginzd, deszelfs zekerheid eenigzins benadeelt. Vervol*
IL DEEL. N. al6.lbtt.no 10. ff gem
4o6 VtBRANMLmOSN
gehs doet fay zien , boe het bovengemelde begitisd , oifit
llegts den TFjsgecr , maar ook den gemccnen Maté imttig
kan zyn, en een lieilzaamen invloed op den wandel kan
hebben , indien hy maar eenigzins opgeleid 2y om te den*
ken. En laatstlyk toont hy^ hoe dit beginsel m een vol-
komen verband ftaa, tot da^, het welk ons de leer der
Openbaaring oplevert; om, naamlyk^ alles te doea tot
<}ods Eer, en ten rigtfnoer onzer pligten te honden, de
liefde tot God boven llles » en tot den Naasten als tot ons
zelven.
. By deeze Verhandeling komt die van Dr. jf.yanSoüngen
over den invloed der Zintuigen op de Wysgeerte, in
welke hy ons doet zien, van hoe veel invloeds dezelven,
door alle tyden, op de Wysgeerte geweest zyn; welke
nadeeiim gevolgen derzelver onberedeneerde gebruik ge*
baard nebbe; van hoe veel nuts eene verftandige inagt-
neeming van dezelven geweest zy; en hoe fchadelyk eeoe
nitwecking derzelver verwaarloozing te wege gebragt heb-
be. Dit leidt hem tot de vraag: „ welk een weg betaamt
„ het, ten deezen opzigte, hem in te flaan, die, der
',, wysheid begeerig, de waarheid tracht te kennen, en
„ den bekoorlykcn certytel van Wysgeer verdient ?•* — —
£n 't antwoord is: „ den invloedf der Zintuigen te mis-
„ trouwen , en zich nochthans van dezelve ten nutte te
„ bedienen , na ze eerst aan het gezond verftand beproefd
„ te hebben , is onwecrfpreeklyk de veiligfte weg." EKi
heeft , gelyk hy vervolgens toont , plaats in heide de hoofd-
onderdeden der Wysgeerte, te weeren, de Natuurkunde
en Zedekunde; met aanwyzing hoe men dien weg, zo in
*t eene als in 't andere, met een gewénschten mmzg kun»
ne bewandelen.
Hiernevens is geplanrst eene Latynfche Verhandeling van
den Hoogleeraar G. de Wind^ over de Zeeuwfcbc Lugt»
met eene daarbygevoegde Nederduitfche vertaaling van
den Heer L. C. 'Freytag. De veelvuldige klagten over de,
voor -de gezondheid, nadeelige lugtsgefteltenis van Zee-
land, hebben den Middelburgfchen Hoogleeraar de fPind
de pen doen opvatten, om dezelven tegen te gaan. Zynt
befchouwing van alles wat invloed kan hebben op den
Zeeuwfchen Dampkring , in vergelyking van 't geen daar-
omtrent ten opzigte van Holhtnd in aanmerking kan ko«
men; mitsgaders, van de daaruit voonfpruitende ongefteld-
heden; verleent hem eén genoegzaamen grond, om te be*
weeren^ dat men de Zeeuwfcbe Lugtsgef^ldheid jieens-
zins
VAN WêTIËMVWSCH OINOOTSCRAP. 497
«ins al« bovenmaate naadeelig hebbe te befcliryvcn; exi
dat veoral de Holldnders, die in een bykans gelykroorti-
Ren Dampkring leeven, geen reden hebben, om de Zeeuw-
fche Lugt 20 vinnig door te ftryken; te minder, daar zy
den grond hunner klagten, veelal, in geheel iets anders
dan in de Zeeuwfche Lugt hebben te zoeken; waarover
hy zich aldus uitlaat.
„ Deeze, 200 dikwils van veeleji opgehaalde, Kwaad-
aartigheid der Zeeuwfche Lucht heeft, zoo ik denk, uit
niets meerder haaren oorfprong ontleend , dan uit onze
Galkoorts, die, boewei ze niet zeer gevaarlyk is, als zy
naar behooren behandelt wordt, nochthans, met zwaarc
benaauwtheden verzeld gaande, de gemoederen der Vreem-
delingen, die daaraan Ziek leggen, groote vrees en een
kwaad denkbeeld inboezemt. Deeze, in hun Vaderland
te rug kooröende, vervullen de Lucht met gefchreeuw en
klactèn , verwenfchen Zeeland , en zyn gewoon de gezond-
heid hunner Lucht, met veele loftuitingen, te verheffen;
maar ik wilde hen wel eens vraagen , of zy 'er niet zelve
oorzaak van zyn? Of zy maaiig en ingetoogen geleefd
hebben, toen zy zich in Zeeland hebben opgehouden^
voornamelyk in de Herfst, als 'er Koortfen zich beginnen
te vertoonen ? Want wie zal ontkennen , dat de Herfst,
wegens de veranderende Luchtgefteldheid , in Holland en
andere Landen , zo wel als in onze Provincie , de meeste
Ziektens veroorzaakt? Ik heb 'er zeer veele gekend, die,
naauwiyks in Zeeland aangekoomen, van hunne Bloedver-
wanten en Vrienden , op pragtige Gastmaalen wierden ont-
fangen, door laat in den nagt te gastereeren, en door
verandering van leevenswyze, terftond door de Koorts
wierden aangetast , die (lerker toenam , naar maate zy
hunne maag meer met fpyze gevuld, en zich aan de kou-
de van den nagt bloot gefield hadden ; hiervan daan koomc
eene flechte verteering der fpyzen, hieruit fpruit eene be-
lette doorwaareming, en hieruit eene Lighaams vadfigheid
' en Koorts. Hierby kan men nog eene andere reden voe«
f en, dat zy, door eene lange reis vermoeid, en hunne
.igfaaamen door de onftuimige Zee afgemat zynde, de
zaaden der Ziekte , . die dan eerst doorbreekt , met zich
brengen. Dus moet men onze Lucht niet befchuldigen ,
maar de onmaatigheid van hun, die, zich aan het over-
tollig eeten en drinken overgegeeven hebbende, voor hun-
ne dwaasheid worden gellraft, en als de eigene bewerkers
van hnü oDgeluk verdienen aangemerkt te worden.''
Ff.ft Wy.
4o8 VKR9AND. VAN HE^T ZUUWSCH GBNOOXaCHAP.
Wyders ontmoet men hier eene wadroeemiog van Dr#
J. van Breda ^ wegens eene verftopie Oyebreuk, by cene
zwangere, in het laatde tydperk van baare dragt, wan-
neer 'er zich reeds eenige baaringsween vertooadem Hy
beeft deeze zyi.e waarneeEoing briefswyze medegedeeld aan
Dr, M* S. du Pui; en deeze ervaren Vroedkundige^heefc
de goedheid gehad van dien lifieF te beantwoorden, op
zodanig eene wyze» dat hy zich verledige, om dit onder*
werp wat breeder te behandelen ; en ten diende der Heel-
kunde, welke daaromtrent nog nader licht behoeft, aan
te wyzcn, wat men^ zynes oordeels, in het algemeen te
denken hebbe
„ !• Van de bewerking eener geklemde Breuk by eene
Zwangere Vrouw, op het aannaderen der fiaaringsweeii
(in/laf uc pariu), of, gelyk het in dit geval was, de Baa*
ringsween reeds daar zynde; en
,, a. Hoe men zich, in het doen, of van de hand wy-
zen dier bewerkinge te gedraagen hebbe , in geval de
Baarende verlost was, en de toevallen, kort na de verlos-
iing, de bewerking, als bet eenig middel voor zulk eene
Lyderesfe, aankoni'igden en overlieten/*
Eindelyk geeft Dr. J. IL Gallandat hier nog eene bc-
fchryving van de Pompe a Sein of Zogpomp , door den
Heer Bianchi uitf^edagt , en door de Paryiche Hoogleeraars
goedgekeurd, ikt gebruik en de veelcrleie nuttigheid
deczer Zogponr.pe ontvouwd hebbende, voegt hy daanie*
veiis eene afbeelding van dezelve, met de vereiscbte ver-
kiaaring, ten einde de dcsbegeerigen in ftaat te Hellen «
om du werktuig ^e laaten vervaardigen: zich verzekerd
houdende^ dat deszclfs gebruik, indien het in ons Vaader*
land liekend worde, ook onder ons, zo wel als in Frauk-
rvk- de goedkeuring van verftandigen zal wegdraagen, en
tot het algemeen welzya verftrekkeu.
Akademifche Redenvoeringen over de Studie M de Schil*
derkumt^ ter vorming van jonge Kunjlenaaren ^ en Ur
juisie beoordeeling van de beste vlerken der Kunst , door
josuA RRYNOLi:> , Prafidcnt der Koningljke /icademió
der Schilderkunst , te Londen. Naar de laatfle origineelc
uitgave vertaald. Ie Amfterdam^ by]. van denBurgh en
Zoon, 1787. In gr. o&avo^ 200 bladz.
Tn een zeveatal van Redenvoeringen ontvouwt de Heer
-■• Keynold het voornaamfte , dat tot het theorctifvbe der
ScbU.
J. REYNOLD, OVER Dft SCHILDERKUNST. 409
Sditlderkunst behoort, met aanwyzing hoe de daarin ge.
legde gronden ,i ten meesten nutte , in praktyk te bren?en
zyn. De eerfte Redenvoering gaat, by manier Van inlei-
ding , over het nut eener welingerigte Academie , en over
de rechte ftudie der Schilderkunst in 't gemeen. £n in de
volgende handelt de Praefident over de Theorie der Kunst,
€n over de onderfcheiden ieerwyze in de Öndie d€r- Schil*
derkunst; de te ftipte navolging der Natuur; den groo*
ten Styl; den onderfcheiden Scyl in de Schilderkunst;
de navolging der Schilders , en den Tmaak in de Schil-
derkunst. Zyn Ëd. draagt hier zyne welberaade overden-
kingen nopens deeze onderwerpen op eene leerzaame wyze
oordeelkundig vpor ; en baant den Kunstkerlingen een
-weg, op welken zy, zo ze den rechten lust en de ver-
eischte geTchiktheid hebben., met hoop op een goeden
uitUag kuniien voortgaan. Tevens zyn zyne opmerkingen
meerendeels van dien dart ^ dat ze niet alleen denzulken»
maar in 't algemeen den Kon&tminnnaren , in 't wel be«
oordeelén van 't fraaie der Schilderllukken , te ftade kun-
nen komen. ^— Het geen hy , bovenal, in deeze Re*
denvoeringen bedoelde, drukt hy aldus uit.
„ Mijn oogmerk met de Redenvoeringen , die ik bij
deeze Akademie gehouden heb , was , om zekere alge-
meene ideen vast te ftellen , welke mij tot de vorming
van een gezonden fmaak wezenlijk toefcheerien , ■
onorttbeerlijke grondregels, wanneer men de leerlingen in
zekerheid wil ftellen, tegen de dwaalingen, waatioe het
traage temperament, dat in dien tijd des levens de mees-
te heerfchappy voert , zo ligt verleidt , en het welk de
hoope van zo veele geflachten van vcele beloovende jon-
ge mannen, in alle de deelen van Europa verijdeld hêefr.
-^ Verder wenschte ik de vooroordeelen te beteuge-
len, en zo mogelyk ze geheel onder te brengen, *we1k«
de overhand krijgen , wanneer het mechanifche der fchil-
derkunst zijne volkomenheid bereikt heeft: en die, wan-
neer ze eens heerfchen, de hoogere en gewigtiger deelen
deezer geleerde en vrije kunst voorzeker geheet en al
vernietigen." Een byzondcr voorbeeld hiervan le-
vert ons zyne opmerking wegens de Genie , tegen de
«odanigen , die dezelve niet recht befchouwen , èn haar
te hoog verheffer.
Men vindt 'er naamlyk , die , over de Schilderkunst
fchryvende, dezelve voopfteilen als een foort van infpira-
ttc , of «en gefchenk , 't welk aan ceaigc byzondcre be-
l^fS guu-
4ZO J..EBYHOL»
gunftigdcn by huiine geboorte wordt medegedeeld* Dit
üoec hea ^ de eea wat fterker dan de ander, veelal de
aanraadingen, van anders denkende, tot het navolgen vaa
meesters in de Schilderkunde , wraaken. Zelfs de «ulkea
onder hen , die eenigzins billyker en redelyker willen fchy-
iien, ftaan alleenlyk toe, dat de ftudie met het navolgeti
aanvangen moet: maar dat wy ons niet langer aan de
gedagteu onzer voorgangers moeten houden, dac tot wy
Hl (laat ?;yu* om .voor ons zelven te denken. Zy bou«
den de navolging voor den reeds meer gevorderden leerling
zo fchadelyk als zy den beginnenden nuttig was.
Hier tegen nu kant de Heer Reynold zig indezervoege :
„ Wat mij betreft , ik moet bekennen , dat ik met al-
leen genegen beii , om de onbepaalde noodzaaklijkheid der
navolging in de eerfte jaaren der kunst te beweeren ; maar
ik ben zelfs van gedagten , dat het beftudeeren van ande-
re meesters, het geen ik hier navolging noem , door ons
ganfche leven zich moet uitftrekken , zonder ergens de
kwaade gevolgen te vreezen , die men haar te last legt ^
dat naamelijk de geest verzwakt, of wij verhinderd wor-
den, om onzen werken het originele te geeven, dat on-
betwistbaar elk werk altijd hebben moet. Ik ben hitegen-
deel verzekerd , dat blootli]k door dp navolging verfchei-
denheid, ja zelfs originaliteit » m de vinding voongebragt
wordt. * , ^ . . «
„ Ik zal nog verder gaan : Zelfs de Geme , ten miniten
het geen doorgaands zo genaamd wordt, is het gewrogt
der navolging. Doch daar dit het algemeen gevoelen fchijnt
te weêrfpreeken , moet ik mijn Helling eerst verkJaareu,
eer ik haar bewijs.
„ Men gelooft van de Genie, dat zij het vermogen is,
om voortreflijke dingen voort te brengen, welke buiten
het bereik van de regelen der kunst liegen: eene kracht ^
die geen onderricht leeren en geen vlijt geeven kan. — r-
Dit gevoelen van de onii^pgelijkheid om die fchoonhedcn
te bereiken , welke op een werk het zegel der Genie druk«>
l^en , veronderdelt , dat ze iets bepaalder zij , dan ze
waarlijk is, en dat wij bet over dat gene, wat wij als het
Charakteristike der Genie aanmerken , altijd en zonder uit«
zondering eens moeten zijn. . Maar het Is eene uu-
gemaakte waarheid , dat de graad van voortreffelijkheid^
die genie aankondigt , op verfcheiden tijden en onderfchei-
den plaatzen ^ ook verfcheiden ts. Dat dit zo zij 9 bewij-
2ea
OVER BS SCHXLBBRKUNST. ^{^
Mn de ondeifcheiden gevpekns der meafchen, dfe bieria
zo dikwijls verfchild hebben*
^, Toen de kunften.nog in haare kindsheid waren, wierd
het enkel vermogen . om de gelijkheid van een voorwerp
te. tekenen , als een naarer grootfte vermogens befchouwcU
Het gemeene Volk , onweetende in de grondregelen der
kunst, (preekt nog tot op den huldigen dag, op dezelfde
wijze. Doch toen men bevond, dac elk, alleen door de
waameeming van wekere voorfchriften konde geleerd wor-
den , dit en nog een groot deel meer te doen , verander-
de men in de toepasfing van den naam Genie , en gaf
hem alleen aan die, welken het eigenlijk karakter van het
voorwerp dat zij afbeelden , 'er bijvoegden : kortom zulfcö
eigenfcbappen , of voortreflijkhcden , welker vocwtbreuging
toenmaals door geen bekende of bekend gemaakte regelen
konden geleerd worden. Wij zijn echter zeer overtuigd,
dat de fchoonheid der vorm, de uitdrukking der harts-
tochten, de kunst van famenftelling , zelfs het verii^ogea
om^ onzen y^erken eene algemeene houding van , grpp|]i^id
te geeven ,. tegenwoordig zeer ond^r • het bereik dir rege-
len ftaan. Tot hienoe echter wierden dceze v<?orrechcen
enkel als werkingen der genie aangemerkt, en met recht,
zo dra men de genie niet voor een iufpifatie, maar voor
de wefkin^ eener juiste waarneeiping en ondervinding,
neemt. liij , die het eerst eenige deezer waairRj^j^^jrog^fi
maakte, en ze zo uit elkander ^ette^ dat zé nii een on-
veranderlijk principium voor hem zei ven, naar 'jd welke
bij werkte, vormde, bad deeze verdien^:- doch jOietpand
ging waaurfcbijnlijk op eens zeer ver, en in .'Xr^em^en zal
de eerde, die den wenk gaf, ten nrinfte la'b^t eerfte,
niet geweeten bebben, hoe hij hem zeker en regelnnatie
volgen moest, {lij zelve bewerkte hen\ nog meer\ ea
kwam nog verder, tot dat het geheim ontdekt was» en d^
fiitoefening zo algemeen wierd , als eerjej verfijnde uitoe-
cning gemaakt kan worden. Hoe menigerleie .gnwdregel?'^'
*er nog meerr^e bepaaleo zijn, kunnen wij niet zeggen:
doch daar de kritik waarfchijnlijk met de kunst, die haar
onderworpen is , hand aan hand gaat , 20 durven wii wei
(lellen , dat , gelijk de kunst voortgaat >« zo ook l^aare
krachten meer en meer door regelen zullen lond^fteund
worden.
„ Doch welke fchreden de kritik .ook tot haar voprt-
gang mo^e doen , 150 vreezen wil toch geenzin^, dat dp
vinding daardoor ooit zal vernietigd of onderdrukt wor-
Ff4 - den.
4ia J. IIEYNOLD
den, of dat de wericzaatne daadigheid des verftands z!c!|
geheel en al binnen de paaien van een gerchreven wet zal
laaten kerkeren. De Genie zal aliyd nog ruimte genoeg
, hebben, om te fpeelemeijen , en zich buiten de enge gren-
zen van een Mechanisch handwerk te houden. ■ Het
geen 'wij Genie noemen , begint niet daar , waar de rege-
len, in 't afgetrokkene, ophouden ; maar waar de beken-
de , algemeeue en afgefletcn regelen niet langer eentge
plaats vinden. Het is volftrekt noodig , dat zelfs werken
van genie, zo zeer als alle andere werken, gelyk zij haa-
re reden, hébben , zoo ook haare regelen moeten hebben.
Het kan niet bij\ toeval komen , dat voortreflqkheden met
gezetheid of eenige zekerheid voortgebragt worden; want
dit is de natuur van het toevallige iiiet : maar de^ regelen ,
welke 'door maönen van buitengemeenc talenten, of zo-
genaamde lietlen van Genie worden bepaald, zijn of zul-
ke , die zij door eigen bijzondere waameeming ontdekken ,
of van zulk een fijn weefzél, dal; ze niet zo ligt uit te
voeren, of door woorden uit te drukken ai]n ; vooral daar
de Kunftenaaren niet altijd zeer gefchikt zijn, om in dee-
xe füort hunne denkbeeldeh mede te deelen.
„ Hoe wéinig wezenlijk ^oor het overige deeze regels
inogen fchijnen , tn hoe moeilijk dezelve fchriftelijk mogen
mede te deelen zijn, zo worden «e toch in de ziele des
kunftenaars zo zeer gezien en gevoeld, en hij handelt
volgends dezelve , met zo veel zekerheid, als of ze, ora
'to te fpreeken, het papier ingelijfd waren. Het is waar,
dèeze Verfijnde grondregels kunnen niet altijd zo vatbaar
gemaakt worden^, als de grovere regels der kunst: maar
daaruit vk^lgt niets verder, dan, dat de ziel in zulk een
^ng gebragt kan worden , dat ze door een foort vati
jcientififchen zin het eigenlijke ontdekke, dat dóór woor*
den , ' inzonderheid woorden van zulke ongeoefende fchtij*
vers als wij zijn , zeer bezwaarlijk aan dé hand gegecven
kan worden.'
• „ De vinding is een der groote kenmerken van Genie :
maar, wanneer wij met de ondervinding raadpleegen , zul*
•ien wil bevinden, dat wij door de kennfe, die wij aan
de vinaingen van anderen maaken, zelve leeren vinden ;
gelijk Wij ook , door het leezen van de gedagten van an-
deren , zelve leeren denken. Iemand , die zijn fmaak in
zo verre gevormd heeft, dat hij in (laat is, om de fchnon-
heden van groote meesters te fmaaken en tè gevoelen,
be^ft het reeds in zijn ftudie zeer verre gebragt: wanc
CU-
1
OVB& DE SCHiLDBItKONST. 413
enkel, uit de bewustheid van deezen fmaak van bet juis-
te , zwelt de «el van een inwendige grootheid , en wordt
daardoor zo getroffen , als of zij zelve voortgebragt had
het geen zij bewondert. Onze hanen , die dikwijls op.
deeze wijze worden getroffen, door de aanraaking van die
gcencn , die wij wcnTchen te gelijken , zullen gewis iets
van hunne denkwijze vatten, en wif zullen in onzen ei-
gen boezem ten piinften eenige ftraalen van hnn vuur en
flans opvangen. Deeze neiging, die in kinderqn zo ilerk
IS, om, ook zondet toeleg, den dlgemeenen toon en aart
van hun, met welke zij het meeste omgaan , aan te. nee--
men, heeft bij ons plaats, alleen met dit onderfcheid ,
dat een jong gemoed veel buigzaamer en meer tot navol-
ging genegen is; maar bij rijper jaaren meer verhard
wordt , en meer verwarmd en vermurwd moet worden ,
eer bet diepe indrukken aanneemt.
„ Uit deeze aanmerkingen,! die men bij meerder naden--
kcn nog verder kan uitvoeren , blijkt , hoe ren niterfte^
gewigtig het zij, dslt onze gemoederen zich der beichou-
wing van het vöortreflijke gewennen : maar ons niet laa^^
ten vergenoegen , met zulks enkel in onze jeugd te doen ;
maar dat wij , in een onafgebroken omgang met alle waa-
rc voorbeelden van grootheid , tot het laatlle oogenbllk
onzes levens' voortvaaren. Hunne vindingen zijn niet al-
leen het voedfel onzer kindsheid , maar het wezenlijke^
dat de volkomen rijpheid onzer mannelijke kracht onder-
houdt/'
De verfcheiden tijdperken deimcnfchelijken Levens y gefcheut
in een zestal Redenvêeringen , voorgeleezen in de Maat^
fchappij der Verdienllen , onder de Zinfpreuk : Feüx nie-
ritis, vergaderende binnen Am/lerdam. Door t. fokkr*
8IM0NSZ. , Medelid derzelver Maatfchappije , HoofdUd
van het Amjlerdamsch Dichte en Letteroefenend Gefiöot-
fchapj Lid van het Dichtgenootfchap Oefening kweekt
Kunst, enz. ,7> AmjUrdam ^ bij A. Fdkke Simonsz. ;
I78(y* Behahèn het voorwerk ^ y.zbladz. in gr^oSlavQ,x
In een zestal van Redenvocringén befchöuwt hier de Rc-^
denaar Fokke den Mensch, in zyne Geboorte^ Kindsheid;
Jongelingfchap ^ Manlijken Ouderdom^ Grijsheid tx\ Dood.
Op ieder deezef Onderwerpen vestigt hy onze aandagt , en
doet 'er in ons gadeüaan , de wyze en goedertieren Vegeu
Ffj des
4U
A« r»nm
des grooten Albefliérdeca^ die den M^iucb fi^swyze: tot,
eene boogere volmaaktlieid wil opli&idpi,, ter welker. vot»
tooijing naa dit leeven hy hem gefchikt. heefe. Oa«e Re-
denaar doet ons tevens opmerken, hoé de Opvoeding ia de
Kindsheid , het gedrag in de Jougeliugfchap » het leevens-
beftier in den Manlyken Oudejdooi , waar van men de ge-
volgen in de Grysheid veelal ondervindt , die egter ook nog
haare eigenaartige werkzaacohedeïi ten vopr- en nadeele kaa
oefenen , den weg baanen om ons tot die volmaaktheid te
brengen, of om ons daar van te verwyderen, e^r dat de*
Dood ons aan den eindpaal des mensohlyken levens op dee«
ze >Waef eld voert. In de voordragt van dit aBes fchetst hy
bet beloop van 's menfchen lieven , in die verfchillende
tydperken, met gepaste uekken ; deelt onder dezelven zy«
ne wysgeerige en zedekiindige bedenkingen mede; en. ver-
levendigt zyne redeneeringen hier en daar met gefchikte
Dichtkundige ci^raaden* DtQzt manier van behandeling
maakt zyne Redevoeringen gevalüg voor den Leezer ; eo
I^eezers van verfchillenden ftand en .ouderdom kunnen 'er
een leerzaam gebruik van inaaken. — ^— Zie hie^, tot
eene proeve, eene les wegens de Grysjieid, die ook de.
Jeugd mag leezen, en .weUcer ovendenkiiig allen te fiade
:an komen, eer de dagen der Gryshei4^ n^ren. —. — -
Ónze Autheur, opgemerkt hebbende, Doe de jeugd de grond.
jQag is» waarop de zuil des ouder domii, Haat, leidt ons,
ingevolge hier van, ter'bé|cbouwinge vaq.den invloed det
eerde op den laatAèn»
,, Wij behooren hier, zegt hy, tot de kindsheid van den
grijzaard te rug te treeden , en acht te geeven op de opvoe-
ding, welke hij genooten heeft; is dczeke verzmmd, ver-
keerd aangelegd, of geheel verwaarloosd^ de gnlzaart zat
'er de naweenen van gevoelen ; is dezelve zprgvuldig en op
de beste wijze beftierd , de grijraart zal 'ér nog op het ein-
de zijnes levens dankbaarlijk de heilzaame vrugien van pluk^
ken: laaten wij deeze twee gevallen eens elk afzonderlijk
overzien, tegen elkander vergelijken^ en daar uit een Ijle-
fluit opmaaken, ' .
„ Het kind, de jongeling., welk? fa^h nijümer zucht toe
weetenfchap heeft ingeboezemd , ninirter V^^ijsgcerig den airt
en de gefteltenis aller dingen heeft lec^en, kenn^ , loopt
het grootfte gevaar van in de jeugd op het grooté pad der
weelde te vervallen. Fenus tn Bachus vieren daar een huw-
Bjksfeest, waaruit verzwakking, gicht en voeteuvel geboo*.
ren worden. De jeugd gaat op dit vrolijk feest ter gast,
maar
TIJDPBRKRN D£8 BIBHSCHtLIJKBN LSV1M8. ^f a
«Mtt fle grusheid wordt door bet oaaangen^am^ besoebbim^^
ner kiodereo lastiggevallen; zij vieien mede een jaaun^rlijk »
feest. in haar gemoed, verzwakking pa^rt aaQ misnoegen en
bjuirt ongeizelligheid . gicht paart aan ongeduld en haarc-
norsbeid , het pijqlijk voeteiuyel paart aan. wanhoop , ea
baart fchrik voor den dood: en zoo de natuurlijke fterkte-
ii^ Ughaams alle deze gebreken 'afweert, de gevólgeq der
oqbandige levenswijze prenten zig in de ziel, en de noft'
weelderige grij^aart 14 de §>ot cu het voorwerp van verach-
ting der jonge lieden; want het geen, waaraan de natuur,
ia de jeugd gewend is, wordt nimmer geheel uitgewiacht»*
fj Het Hollandsch fpre^kwoord , jong, g^mon , oud ec^
dgan^ is zo waarachtig, dat men het zig altijd tot een ie-,
gel behoorde voor te ftellf^n , zo wel in «je opvoeding, van
aodereu, als in de beftieiing van zigzelven in de jeug(h dat
men voor alles zorgdfi, pp niets daq opfiets rgemenawaard,^
en. der verhevene menfchelijke ziele, voegende , zijnen lusc
en genegenheid te vesiig^p ; want zijn wij eenmaal in der
jeqgd aan de verleidende. weelde geheel overgegeeven wii
0uJle.n in den ouderdom nog naar^ezel^vq haaken., en wat
tog isr 'er belagcbelijker, wat zeg ik,, wat is 'er afkeerigen
daip eea dartele fcbaamtelooze grijzaart? Daarom zegt lu^
HANOBR in zijne blijrpelen : • :
Een grijze^ minfmr ir 't ramptalignMer' dingen.
Of zo men het letterlijk wilde vertaalen:
In 4è gfijsheid te beminnen is de grcotjie en laatfiejlêg des kwaaderi
fortuins. "y^
Ovioius voegt de wapenen en de Hefde biJéén , als hij zegtr
De grijze itijgsman is verfmaadlijk ^ en de Min^
Wanneer hij de ouden treft , heeft boenen in den zin.
„ En al IS het dat de jeugd nimmer, geneigdheid tot de
veelde gehad heeft , indien zij ook nimmer opgeleid is ,
om , in de beoefening der weetenfchappen , het zoet genoe-
tep, *t geen in dezelve zo rijkelijk verborgen ligt, elk na
zijne.g^legenheid, te genieten; wanneer zij nimmer geleerd
heeft door yerdienficn gelukkig te worden , welk een laèti-
ge Quderdoin moec.riiet op zo eene.onondérweezene jeugd
volgen! Een onbebouwde akker draagt idUtelen en door?
i)en, en een onbebouwd: gemoed brengt in de ' grijsheid de
wrangfte vrugten van zeUverveeling en moeijelijken omcanir.
voort. : De ^ewoone vermaaken de» levens met meer lun^
nende gebruiken, faegt zig de «fetjaan ten vamaak/ dat>
, haar
.^^ r i II ^ .1 I j ' 'I '
'Tasl-Dkht-en Lenerkundig Magazyn. Döêr o. iitBNDEit'i -<
jRANDis. Tw»ede Deel Te Amjierdamf by C. Groeuewoud^
17S6. In gf^ «Savd S<^4 bladx*
^T^aar de inrigting van dit Magazyn behelst dit Deel wede.
A^ rom. buiten eeoe verfcheidenheid van grootere en Jdeimeie
Gedichten, bencv/eus eilyke Stukjea van Verauft en Smaak,
'die hunne gevalligheid en leerzaamheid hebben, eene Oordoei-
kundige Verhandelingen van On blair» over de Gedichten van
Osjianf den Zoop van Fmgal; mitsgaders eene ontvouwiqg
van het verband tusrchen de Regtsgeleerdheid en den Koop-
handel, opgelleld, door Mr. c. w. dekker. Hier by.komt
verder nog eene. verzameling van taalkundige bedenkingen. S.
H. wz. brengt ons onder *t oog eenige voorbeelden der onder-
fcheidene fpellmg van byna gelykluidende woorden , als Graaft
hraayerif Graft Graaverif te Graaven^ ten Grave gaan^ en meer
dergelyken. E, s; d. g. maakt bet hier vry waarfchynlyk dat het
hedendaagfche woord treil zamengetrokken is uit het verouder-
de trekelf en ftaaft voorts nader zyn voorheen opgegeeven ge^
dagten, wegens het woord Ambt f als doac zamentrekking ge-
iprooten uit bet oude woord jimbachtf by kiliaan vertaald
Q//!dttiit, ffittfiux» nunus p«Mfc»m.* welke zamentrekking, gdyk
de Autbeur ten fk>t aantdcent, ook te hefpeuren is^ in de be^
naaming van een gedeelte der Groninger Ommelanden, thans
bet Oldamht geheeten, waarvoor men oudtyds fchreef ^fi^a«.
becht en Oldambocht, Van die zelfde hand heeft men hier wy-
ders twee Brieven aan den Heer j. u in antwoord op twee
'nevensgaande Brieven, door dien Heer aan hem gefchreeven.
Peeze Briefwisreline vervat taalkundige nafpooringcn, \n weike
twee goede Vrienden eikanderen de behulpzaame band bie-
den, ter grondiger kennisfe onzer Nederduitiche taaie; by wel-
ke gelegenheid ons in deeze Brieven verfcheiden ophelderin-
gen, wegens de* afleiding, betekenis en kragt veoler woorden
in onze taaie, medegedeeld worden. Tot een fiaal hier van
Verflbrekkc het volgende, over de betekenis van het voorzetzel
kr» waaromtrent de eerstgenoemde zig, in zyn antwoord aan
3. L. aldus uitlaat.
„ In het velband van uwe Taalkundige aanmerkingen over de
voorzetlels er en her 9 zoekt gij te bewijzen, dat het voorzetfcl
t«f een dubbele betekenis heeft, naamh*jk die van omvfederomp
en difi van ons gebruiUijk vef\ doch deeze onderfcheiding , in de
beduidenisfe van dat woordje, kan ik geenszins goed heeten
Beibhouw het zelve eens met mij op de keper, en gij zult. denk
ik, overtuigd worden van uwe misvattinge. — In alle weit-
woorden, die dit voorzetfel lm hebben, geenen uitgezonderd,
beeft
' *TAAfe^ DTCIffW EN LETTBRKtmnfG MAOAZW» .4)^
tieefthet zelve de betekenis van 'wederdm^ rurfus, denu9 , eo
nergens de kracht van eene zoo genoemde prapofith intenfim.
— ^ Gy telt eenigen op, waarin her van den zelfden nadruk
is als v«r» gelijk heriinigen het zelfde met verienigent her^
nieuwen het ze)fd&jnet vernieuwen ^ enz. 'c Is waar en ik (lem
het ook geem toe, Jier en ver zijn hier voorzetlèls van dezelf-
de beduidenisiè» maar beiden komen ze hier voor in eenen her-
vattenden zin, beiden betekeneri ze hier rurfus^ denuoy iterum^
ytrietiigen is immers wedereenigen, reeonciUare* vernieuwen is
weder nieuw maakent renevare; en zoo is ver in alle anderen»
die Gy opnoemt, het zelfde met weder. Het vooruietfel
vet wordt veeltijds gevoegd voor werkwoorden als een intenfi*
yum» ook dikwils als een privativunif (jaASx vervoeren ^ verleiden f
vervliegen 9 verbriinden enz.) en ook nu en dan eens als een
iterativum; en in den laatstgenoemden zin komt het voor, in de
door u bijgebragte werkwoorden, als vereenigen $ vermaakenp
vervatten 9 verwijderen. Over de kracht van dit voorzetlèl ver,
kunt Gy naaleezen ten katb jianl. II D. bl. 53. wachtsr,
Ghsf. Germ. en fortman Taalk. aannu bh 12 ai. Ou.
Jii^ gebruikte men meer woorden van dien aart, die thans
geheel niet meer in zwang gaan, als bij voorb. verkennen, re^
eognoscere, Cherketineny, Br ah. Chronyckef bl. 5 a. En JBrahom
verwenderde fete, toe die vrouwe wejen mochte,, en ghinc wten
Jcepe op *t.Jiot9 ende doen hi daer boven kwam, verkenden fi
elc den anderen % want fi te Jemen waren opgewasfen, maar fi
was veel ouder dan Brabon; — — verfcheppen, transformare ; Be-
itarde totten Heilighen graue van breidenbach; waertjeecke dat
Lucifer het f elven mochte verscheppen in al fulcke flgure offte
ghedaante^ in wekke die menfche and^s niet bekenne moclaef dan
dal hij Xpus wair. — ^ D6 Heer van Sc. alde«onde noemt
in zijnen Bijenkorf ^ bl. 59 de Roomfche transformatie 9 de ver*
SCHEPPING van brood in vleesch. Hooft Ned. Hisr. bl. Ó8. als
taen verschisp Tsich defmook in vlqmi — — « verhaalen, repete*
re 9 herhaalen, — — Chronycke van Brabandt\ bl. 37 b. Dies
htm RoelanP feer fchemde 9, ende verhaelde J?;n erachtenf in Gs»
de vertrouwende aanveerde finen viant bider kinnen, die met lan-
gen haire beJiangen was; ursinus, Schatboek bl. 71* a. Hoewsl
wrij defe questie hierna in den j^rtijckel van de IVet wederomme
VERHAALEN zulleu: zIc ook bl. 17 b. j. CARiON Chronijke bl.
19 , die beloefte is Abraham fomichmael verhaelt — ^ onze
Bijbel vertaaling Job IX. j8. Hij en laat my niet toe mijnen
éidem te verhaalbn. Dit oude verhaalen is, in oorfprong, het
zelfde met ons nog gebruiklijk verhaalen, rutrrare, \ welk de
l^tijnen anders uitdrukken door referre^ waar in wij het zelf*
de denkbeeld vinden, zie voss. Ktymlog. in vote\ en *t welk
de Hoogduitfchets noemen Maèinn thun^ zie kramern, iV. D.
HM.
41G TAAL- DICHT- SN USTTBRCUNDIO MAOAZYIT.
Holl. JFortmhueh.* — yervofmMf rrformare, vindt meD b^
BR£D£RO. Lucclle, vijfde uick.
Offchoên de maen vervormt hoer wokken en hoer ringen
De Meijsjes zijn niet min ook vol veranderinghen.
Vew»
„ • Dit verhaaUn, narrsre^ komt dus ook in de knchc vt» zijnen zm
en aanduiding volmaakcbjk overeen met bet oude yertnkkeny ook narrare^
, ètj KiUAN en •MBijBR WooTdenTcb. aangetekend; van «elk woord , dac
cbaiis gebecl onverilaanbau zou weezen, men hier cenige vourbeeideo
kan zien. — ^ Sp. ÜUu van maerlai^d i. bl« 72.
Daer was een hedde met goude gehitri
Met puerffte^ en met hisfen (Lijnwaad) gtieet ,
Z)Mf wnt min^ aize men vkrtrkct,
Vf ne fat 9 dat wps de ruste (de rustplaats)
Van A^fenechy als U hoer luste,
IX bL 4^*
W^n êntfieket des menfchen zm^
Ende waerre iet heijmeücheden in 0
Met fchamelheden ouer deet^
Die wijn doet, dat men 't vertrect.
VAN VKLTHEM , Sp. IllSt, bl« 50.
ITternA feldij in */ gemene
Horen al vrrtreckbn mi ,
■Hoe *t wederwan die deghen vri*
Chrott, van Brab, hl. 5 ^7. £« >? vertrack hem alU Itaer ge/ektedentsfe ,
kêe dat f e met haren man wt Gfiechen kwam^ ende hoe datje ondtrwegen
gelach van eenen fone^ die heet OSauiaan ; — van kin Je getiggen is blf
KiLiAN , pradolore partus decumbere , welke betekenis hier zeer wél
ftrookt.
De yier vterfle van j. b* houwaert » bl. d.
' Nochtans fal lek met Codts hulpe vertrecken.
Du yifioent fn in Rherorijcke jlellen.
BREOBRO Lucelle, $ uiik. 2 hede»
lek laet mij duncken^ dat ick mondl'tng haer vbrtrack
Een deeltje van mijn leet en overgroote fmarlen^
Dat haer het ander deel fouw dapper gaen tir harten.
Dezelfde in ^ijn Moertje 4 uitk, Z bed.
En fal ick niemant dan^ mijn vreuchden eens entdecken f
Och ! of hier ijemant waer, die ick mocht v&RTRftCK.EM*
En nog eens in het Moortje 5 Deel 5 bid.
Doet wijslijck als een man, ick ga na binnen^ Jiet\
VERTEEG KT de goedc man, hoe U allet is ge f wet*
Die meer voorbeelden begeert, zie huyb. Proeve II. bl. 3x1, datr de
Heer lelyvelt in menigte op aantekent. Kluit in zUnen Lijst van zelQt
IManw. bl. %^% op vertrek) en van uassblt op dit wfocd bij iTil&an,**
TAAL- DICHT. tir IfiTTUtKimPIG MAGAZYK. 47|^
KtHnrnm voor herkimenv t&t xkhielvm kmeiit bij denzelf*
den BRBDBROf LueelUf inhóut van *t fpeh Ift 'i vijfde en
Inti éteh^ Lucelk en jiscagnes f, vermoert voor d^, vbrkombn,
haken alle hwp « in eoede gezmtkeijt — * verkaattwen , remande^
re lees -ik in een oud H. H. S. (dat zonder Jaargetal Is» doch
alle blijken van oudheid draagt) zijnde eene Corte oefeninghe
om u comen tot die Lief te Gods — ist 4Atfaeke.dat wij defe
voornoemde punO en wel, willen aanmerkket en als feijne en Juuvre
dierkens wel virkauwen.* i— Zie daar eenige voorbeel-
den van oode werkwoorden» waarin ver de betekenis van wcr
der om heeft, en die wij thands met het voorzetf, ^^r bezigen»
en dus een klaar bewija» dat ver in die woorden» Welke gi]
aanvoert, het zelfde met her Cwederomt rurfus,^ is; t
daar dan ver hier volfirekt aan her bcantwoor<n en gelijk i$» ci)
her hier eene prapofitio iterativa is, moet het u klaar blijken!,
dat kerf 'm alle door u opgetelde werkwoorden , en ii) dr an-
deren, die wij van dat ilag in onze taal hebben» altijd de bo^
tekcnis van wederom f iterutn> heeft» en nooit als een ifitdnfiyué
voorkomt» of anders gebruikt wordt.''
M * B^j dit yerkaauwsn^^ dat ook gefchrecven wordt erktrauwcn ^ merkt d%
lieer K. TUINMAN iii zijne Fakkel der ,N. T. aan» dai de ouricn meiden
ederkaauwcn^ eii wij hitrvan door zitmentrekkinge ons nkatfuvpen hebVien»
de Heer \'A*N kassblt, in tijnc flsiitckeiiinge op dit woofd,.blj kilun,
M vnn dezelfde mectiing , en l>cve«tlgt dit zelfs met een voortieddr im ec^i
oud D» s* Doch deeze geduchte komt mij* zeer vreeoKl yoor-f^en ik k:fi
niet begrijpen wat eder en e^erkaav^cn bier zou zeggen willen* , De Ilc^r
VAN HAüSELT beroept zich op eru-ken, het zelfde met cderikhji, rcmatide'
re, w^ke bcfde woorden bij kilian te vinden zijn; doch bee bcwijji, uit
dit woOrd gehaald, doet, ntljns oordeels, hier niet 4if :' A^/krir is ni49c
samengevoegd uit eder en ikkrn% raoar uit ^etU en rikksni in heti^lr^i^»
wcHAN kaauweni en dit ede betekent bij ons en onze Taaivcra^anicn we^
óeroai^ iterumx het M. G. is in, bet A. S. ed eniiet Ataio. itu-; edè^
rtkkcn is dus nog eens kaauvfca , h'erkattuxven* — I)och het woord eder Is
bij de Ouden onbekend ; anders toch had de groote tén- kat^, in zJJifé
Aank rot de kemüa der Ned. Spr. H. IX bt 58. *er «sfltoliikons' vimr»
xetzd Aer, nanr welks nfkonst. hij te veiigeefs zoekt, vsn , afgeleid'; ede^
iaauwen- kan deihajyen in onze taal niet weezen, wüu.vucl.^dfikMaw^^H i
dan dit kan nooit erkaauwtn door verkortinge uitleveren, y' wljt'd^ / van
zdvc niet uit de lutht k?n regen eii. ■ En war de plafats," dié é%
Ifcer VAN HASSKLT Uit dc oudheid bijbrengt ,' betreft, Wer kaft 'de af»
frhrïjver zich zeer wet vergist hebben, Awx ederkaauweu vo ïc\A\\iftti ia
ikde v^ edekaauwen of wederkgfiitv»M*^
II. DEBL. N. ALG. LETT. NO. 10. C g SiaaU^
422-
ITZONDBtHBDEN
Staats ^'m Karokurkundige Byzonderheden ^ betref etide fredbriic
DEN IL Koning vün Pruisfen. Uit liet Hoogduitschf namr-
> den derden Druk. Eerfie DeeL In 's CraverUioge by I. vm
Cteef» 1737* Behalyen het Feorberichtf 242 hludz* In gr*
ödaw*
(^nder deezen Tytel heeft men byeen verzameld, voor eerst»
^ eene menigte van byzonderheden , dic 's Vorflfen bedryven
en fncdige gezegden, in veelerleie omftandiglieden , betreffen,
welken zyn Charaélcr ten duidclykflc ontvouwen ; en men
meldt ons in *t Voorbericht, dar men zig op deeze Anecdoten,
als niet zonder keuze, en niet dan op geloofwaardige getui-
gen, geplaatst, volkomen mag verlaaten. Hier by komen, ten
twcc5de,\ merkwaardige Kabinets - orders , die hrederik den II
meer byzonder als Ryksbeftierder kcnfchetzen: wyders eene
Bricfwisfeling tusfchen den Koning. van Pruisfen en den Gene-
raal de la Motte Fouquet ; en voorts ook een Aanhangfel ; behel-
pende ecnt; Briefwisfeling tusfchen zyne Majefteit en den Staats-
en Kabinets -Minister, den Heer Graaf van Hensbergi welke
cerfte Briefwisfeling ons den Vorst in zyne Krygsverrigtrngen
voorftclc; terwvl de laatfte hem ons als den \fan van Studie doet
befchouwcn'. Ten laatfle is hier nog toegevoegd, een uittrek-
^l uit de . aanfprjiak des Konings aan de Poramcrfchc Gede-
puteerden, in 't jaar 1780; wcJke aanfpraak zyne beredeneer-
de goedhartigheid en zugt ter herAeilinge van 's Volks weU
fland openlegt. — De PruMifche Vorst komt hier dus in on-
dcrfchclden gezigtspunten voor; en telkens vertoont hy zig
als een Man van uitfteekende bekwaamheden; waarover men
zig veelshands ten hoogden hebbe ten verwonderen ; 'l welk
de leezing van eene verzanieh'ng van byzonderhcden van dien
a^rt en gevaflig en leerzaam maakt. Een en ander onderfchef.
den kort ;flaal, üit de veelVuldfge hierin voorkomende, iullen
wy in deipzen...Dpg plaatzen,
„ Na de Qverwmpeling by ,Hoekirchen 1758 , liet de Koning
den 17 van-Wynmaand alle Generaals en Stafofficieren by
zich komen, ^ fprak heft op de volgende wyze aan: „ Gy
„ AVect, myt\^ Heeren, dat de Armee eene furpfife geleden
„ heeft, . Pe donkerheid van den nagt hoeft 'er de 'fchuld van.
,» Doch:. gy; moet flegts bedenken, waar wy tlians (laan. Wy
„ zyn in Ooper- Lausnits. Wy hebben onze goederen, vrou-
„ wen en kinderen , agter ons. Als wy nog ééns wykcn moe-
„ ten, is dit alles vcrioqren. Ecnc fpoedige Bataille is onvcr-
„ mydelyk. I.k zelf wil» eer ik wyk, met het overige van
„ myn lef?er my liever laaten b^fraaven. Ik gcloove, dat elk
„ zo denken zal, en dic zo niet denkt, moet zich liever aan-
„ geevon, en kan terdond ni huis gaan. Is 'er Qok iemand
„ onder u?" Na een korte pooze, wanneer eeniee Ge-
«ma^ deu Kohing verzekerden 1 dat zy» gclyk tot hier toe,
.. . > • «cc
tnet^ vreugde 9 zich van bunnen pligt zouden kwyten « nam by
zyn ongemeen vriendclyk wezen weder aan.
„ Deeze Redevoering , hoe kort zy ook is , bevat veel voortref-
lyks en kragtigs in zich, en is; een bewys, welk een groot
kenner van. 't menschlyk hart de Koning was.*'
„ Zeker Overfte in het gevolg des Konings b^d veele Kin-,
deren» zo dat zyn inkomen niet. toereikte tot de noodige uit-
gaaven , en hy zich genoodzaakt ^ zag fchulden te maaken. Hy
werd zeer mymerend, alzo deeze fchulden reeds 2000 Ryks- .
daalers beliepen , en hy geen kans zag om ze af te doen.
De Koning vernam dit, liet .hem by z{ch ontbi^ea,fen zeÜe
tot bem: Gy ziet,* er zq mümoedig uit: wat Jcheelt u? Zeg Jut
«yi goede vriendin tiK^ten eikanderen hunne bekommeringen me*
dedeelen. Maar, eer de Overfte op deeze onverwagte vraag
kon antwoorden, vervolgde de Koning; Ik heb gehoord f dat gy
2000 Ryksdaalers fchuldig zyt. Thans keerde zich de
Koning na eene tafel, die by de hand ftond, op welke rollet-
jes met Fr ederiks a*Or lagen; nam 2000 Ryksdaalers, gaf ze
den Overften. over, en zdde: Betaal hier uwe fchulden meden
Vervolgends nam hy nog eens dezelfde (bmme, en overhandig-
de dïe den Overften insgelyks , met deeze woorden : Houd hier
zo mede huis^ dat gy geene fchulden meer behoeft te maaken.**
t»
,. De Krygsraad ♦♦* kreeg zynen Titel , daar hy om verzogt
had, van den Koning; maar in het appointement , op zyn Re-
quest, moest, op uitdruklyk bevel des Konings, ingevoegd-
worden.
., De Titel word hem gefchonken, onder beding, dat
hy nooit befta, zyne Majcfteit In den Kryg raad te gee«'
„ ven*'
M In een Roomsch.Katholyke Stad in Silefien ontdekte
men, dat van de zilveren kleinodiën, aan martx geofl^d,
verfcheiden ontbraken. Na veel nafpoorên werd de Koster een-
Soldaat oiitwaar, die by den Godsdienst altyd de eerfte en^de
laatfte in de Kerk plag te zyn. Men hield hem dan vast by
bet uitgaan, en vond werklyk verfchdden van de geofferde
zaaken by hem. Onaangezlen dit ovenuigend bewys, ontken*
de hy nogthans, die gefiolen te hebben, en beweerde, de hei-
lige Maagd Maria, aan welke hy zich In zynen nood wendde t
bragt hem by nagt en ontyde deeze zilverftukken zelve in zyn*
kwartier.
„ Men gaf egter geen agt op deeze uitvlugt, maar verwees
hem in den Krygsraad tot eene harde ftraffe. Toen het vonnis
Cg 2 ler
t<« bitearieöJff >y *«* Koning kwwn, Ket deeze a» «enig»
RooiSkatbolyke Geestelyken mageu: of zulk «n. geval
^r d« teetftdliigen van hunne Kak «oaglyfc was? Zy gaven
SSowrig len jiotwoofd: Wonderwwken waren wel on^meen
ilKm, evenwel niet gebed oBmooglykj waarop de Komng.
onder het vonnis fchreef, ■ • «. i. /•
De eewaande Boosdoender word ^•an de ftraf vrygefpro-
fc» vworal nadien hy hardnekkig den dieffel ontkent, ea,
-vSrens de verklaaring der Godgelewdeo van nne Kerfc, het
*: aS^ Wonderwerk niet onmogelyk w. l>och m 't toe-
loSe verbied ik hem, onder «waare ftraffi; , noch van de
" SST^ Maagd. noclt Van eenigen andteren Hedigeo.iet nie«r
aa» te nemen
9f
ZedBlykenitfpanningen voor den ^oelUen MMsch. T^ndeStut^
146 Uadz*
Melanla, welker gefchiedeiiis, in d!t Stukje, de eerfle plaats be-
naat, komt hier in als een voorbeeld van de bemmnelykbeid
der openhartige onfchuld. Onkundig vap 't geen men Liefde
noemt, befchouwt zy een Minnaar, die zli; aan haar voordoet^-
als een Vriend, verflar^t zyne taal in dien zm, en behandeft hem
ook als zodanig. CUrval maakt van haare onkunde geen mis-
bruik' maar verbindt dat vriendlyk hart fleédïj nader aan het zy-
ne bit bleef eenigen tyd een geheim ; maar een openbaar aan-
To^k van een anderen Minnaar bragt dit eerlang aan deadag;
^Mtlama betoonde fteeds in alle haaide gcfprekken en hande.
misen, in die omftandigheden , de zuiverheid van Haar hart, m
»t onêeveinsd openbaaren haarer aandoeningen , en betonbewiro-
«Plde cedrae dat zy hield jegens hem, dien zy als haaren hoe^
Semvriendliïn hoogfte waardeerde. Zulks ging zelfs 20 verre,
dat zv^, toen Clerval aan haar toegeftaan Werd, en doeze met
fleffts van vriendfchap maar ook vap. liefde fpr.k, aan Ofervji
xrS^l. .• welk onderfcheid is 'er dan tusfchen Liefde en Vriend-
l^l^.if Dt^M gdfchiedenisr welfcö voorts met? een geluk-
. Id^ Echt ten ande loopt, is zeer wel u'^voerd^ ter onwoiw
ÏHnce van de weitzaamheid der aandoeninge van een zuiver on-
SiSSe: ban; doch zo fohynt de zuivew^ taai der Nattiurc met
m fnreeken, of htet moer zyn in een- gansch buitengewoon ge-
«1 .dat naauwiyks te verwagten is By dit Stukje is ge-*
yJad een veAaal der wederwaardigheden v^n Eüiabah Wyni^
ham die baaxBn ongelukkigen leevensloop meldt aan oen Heer,
welke haar op reis in deemiswaatdige omftandigheden ommoet-
m. Dit verhaal . Wer aangevangen, Iteat In een volgend ftik-
Je* beflootcn te worden.
ALG£M££NË
y A D E R L A.N D S C H E
LETTER^ OEFENINGEN.
Nagelaatcn Lurredcncn over paulus Brief aan de Kolos*
fenfen^ van th. a. clarissb , in leven Predikant te
Afnfterdam. Naar deszelfs handfchrift uitgegeeven door
p. ABRfisCH» Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Aca*
demie^ Prediker aan de Univerfiteit van Mad eti Lande^
Derde Deel. Te Utrecht^ by H. van Otterloo»* te Gro*
ftingen, by A. CToenewoft, en te Am^erdafn, ^y J.
Wesfiog, Wï. 178/. In gr. oSayo. 476 bladz.
Dit derde Deel bevat 's Mans Leerredenen over Kol. If.
1—159 welken óp ene foortgelyke wyze als de voo-»
ligen, waer van wy gtw^ gemaekt hebben (*), uïrge^
voerd zyn. Tot een ftael mt dezelven, dienen de opmer-
kingen van zyu Ëerwaerden over den |ert der Pilofofie^
tegen welke de Apostel de Kolosfers, in 't achtfte vers^
zo eroftig waerfchouwt.
99 Om na te fpooren den aart van.de wijsbesfeerte^door
den Apostel bedoeld, merken wij aan, dat hij zelf twee
groote 'karakters opgeeft. ' Het eene is : het was eene
•- wijsbegeerte , die roet een groot voorgeeven van wijsheid
gepaard giug> en die tevens diende, om de eer van den
Zsüügmaaker grootelijks te verdonkeren, en de Christenen ,
van het hoofd afleidende, in den. dienst der engelen en
zeer donkere zaaken invM:de« Dit eerde karakter ftraalr
duidelijk door, zoo iji het gene vs- 8, 9, 10 , en wederom
in het 18de vers gemeld wordt. — — Het tweede karak-
ter is; bet was eene wijsbegeerte, die tevens zeer fterk
ieveide voor de onderhouding der mofaïfche plechtigheden^
en mogelijk ook voor andere lichaamelijke oeffeningen en
.onthoudingen, die door de wet niet volftrekt bevoolen
waren* Althands de befnijdenis , het onderfcheid van da*
gen , ea andere Joodfche inftellingen werden *er m gedree*
ven
>
ï
O Zie Alg. Vod. Letter oeff. VIL D. bl. 55 1 489.
'• DeZL* N. ÜLQ. LBTT. Np. 12. H h
425 '%H. H. ttAUsM
ven, gelijk uit het geheek belpop vaa hel iidc veis es
vervolgens te zien is.
Houdea wij nu deze^ar^tecs in, het onc, «dankuooen
wij^ ttsm' bemerken , datliier-cenè fitolofffche fekte, die
uit de Jooden tot de Christenen overgekoomen, en haaie
vuircbe beg;rippen mét üt t 'Christendom wilde «^rmengen^
bedbèldMs; Ban, met dat alles, blijft het' nog duister,
■ welke lieden^het eigenlijk, yvjireou . Raadpleegt men de uit-
leggers 7 de' êeft zegt, het waren Jooden, éit pjthagori/chc
.gfflaioni/fhchegnpp^ hadden. Anderen reggen , Paulus
.bèdoeit de Ésfeën. EeHixkrde zegt, het zijn die zdCde,
. die daarna Kabbalis^n genaamd zijn. Een vierde fpcedt
van de .Oosterrche wijsbegeerte , vermengd met bet Joo»
dendom. In elk eene van die gezegdens is iets wtarach-
,tigs. « Het laatstgenoemde wijst ons echter den naasten
weg. Te weeten , in het Oosten was een ;cekere wijsbe-
geerte, , vooral onder de Cbaldeen, Perfiaanen en Egypte-
uaars , 'die merkelijk verfcheelde van die der Grieken en
.Latijnen». Plato en Pythagoras, reizende om wijsheid te
! zoeken, hadden 'er eenige ktnnis van bekoomen, en m
.hunne famenftellen overgebragt. De Jooden in Babd en
.AsCyrieu^ onder de Cbaldeen, Meden en Perren veritroeid,
^en daarna in Egypten zich onthoudende , badden 'er ook
'eenigen fmaafc van gekreegfcn^ en fchiKten hunne leeibe-
''grippen eenigzins daarna. Hieruit zijn Esfeen en Kabba*
Uisten gebooren«. en deze foort van Jooden zijn het, die,
-daarna tot het Christendom overgegaan, de voorname be-
.dervers v^n bet Christendom waren in de eerite eeuwen*
;.Van dien aart w^ren ^de Ebionieten en Ceriiithfanen, en
titt^ epnen zekeren ziQ alle die Gnostieken , die het Jooden*
dom met het Christendom cp eene wijsgeerige wijze heV-
!ben zoeken te vermiengen^ :. .
y,. VfAagt gij nader, », hoedanig was de gefteldheid de-
,^, %QX Oosterfohe wijsb^cene , en hoe werd zij , eerst
\, met het .Joodendom, en daarna «met het Christendom»
3, JvergiMigdV" Zoo veelc vraairen, even zoo veele moei-
lijkheden! De reden isv om dat wij het meeste, jdat wy
.'er van weeten^ uit defcbriften des Nieuwen Testaments,
en M getpigenisfen der kerkvaderen , moeten opmaakeOi
.Waarbij nog koorot^ dat de leerbegrippen dier meofchett
in duistere en raadfelacbtif^e bewoordmgen omzwachteld
zijn, en de verfcheidene fekten, die uit de Gnostieken toc
het Christendom zijn overgegaan , ook onderling zoo ver-
.•...'• ^ deeld
NAGELAiWBfll XB«RftB0BNBtf • 4a7 .
c
rfeëld syn; dat men te recbc zeggen ksarizoo yeel ho^fi
den , JKoo vsel zinnen^ ■ -
,, Zoo veel-men echter vrij zeker kaa q[NnBalDen, waa
de 'Oo&ceflche wijsbegeerte oorrprongelijk afkomllig v^a
wmge Heidenrche weèreldwijccn , en wel van eexiige nie(
onirernuftige, maar echter oicrk 2eer waanwijse> eni aan .<le
verbeelding te vecY toegeevende lieden. De zetei^ d^ar
die wijsbegeerte gebóoren werd , is te zoeken' hij de Pcr«
fen en Chaldeen , en van dbar is zij doorgedrongen door
geheei AfiSn , bijeonder oak in Ëgypten. Het boofddpd
was , xiit te' vinden de oorzaak van al het zedelijk en u^
tuurlïjk kwaad in de •M^eeretd, bijzonder oin.cUeTuii.t^
vinden^;, zonder twee eeuwige geesten <» die van elkander
verfctaeelden 5 te ftellen* • Oe boofddukicen van die wijsbe-
geerte kwamen hierop pit; •— ^ Daar is maar dön eeuwig^
onafhanglijk, alierwijsc en goedertieren Opperwezen; dat
is de hton van alle goed > -en keft hoogsrgelukzallg in het
bovenhemelfche gewest. -* » Behalvea. .dien ' efuwiijen
God , is 'er ook van eenwigheid een verwarde ruwe ftof*
klomp gewce<;t) deze islijdèiijk-, en-niet leevendig^ m^af
bezit m zich alle zaaden van boosheid. De eeuwige
God beeft ^\t zijn- wezefi verfcheidene mindere, geesten. of
f oden voortgebragt, en die weder andere mindere gee&ten.
)eze fffgöleïde we^etis noetnde men aoncs^ en men t^eldb
'er een oneindig «etal en hoop van. Een dezer (ton^s
heeft bij geval de Hof aangetfoiTün , en die ^ of uit boos*
beid , of met bewilliging van den opperden God % in j>^
weegitifi: en form gebtagt. Ddn hij was, of zwaitu,
of boosaartig , en had dus eenige zielen uit de hemelfciie
gewesten wseten af te brengen ^ en die oök metilof v>ef-
>enigd , tegen den wil van den goeden en opperfteii God^
en tegen de geneigheid dier zielen ;^elve. — ^ — ' Hieruit' 16
geboöreif een' onmAl tusfchen dezen kwaaden geest en den
goeden God , en die kwaade geest • beeft t)ok eenige van
beert gcderiyeerde geesten weeten te beweegen ^ om met
bem mede ie (lemAien v dat men de zielen* beletten zoude',
zich vtin flè ftof te Ontdoen. — — Der zieleji., ae^lve
tnet (lof vermengd, is eene verkeerde geaardhcididwr dt»or
ingedrukt; ztj blijven 'echter (leeds zich naSgsh/otn zich
weder van dien band te ontftaatt; doch dé:kwimde:ge^i-
ten poogen dit op alle mogelijke wijze te belasten* , — r^
De goede God , met de menfcben bewor^^om haft-, huh
van tijd^totti^d feefcere 'gdéde geesten /f of vooc^rffIViif]i^e
'zielen > uir de fltl^ima ge;aQttdedV'bKdcn.0eaftiMii ^en
*"'-'* Hh 2 rechr
4S8 TH. ir. CLAMSSB
rechten weg ter zaligheid te leerea; hier tót diendeii bif
zondere ftreiige licbaamsverbreekingeu , en de befptegeling
bier in dit leven, en na den dood de zielsverhuizing. -
Eindelijk, als alle zielen weder toe God verzameld zullen
zijn, zal al het ftoffelijke verbrand worden» en aan dien
kwaaden geest, die de oorzaak van al dit onheil is, zijne
magt en heeribhappi] geheel worden ontnoomen,
„ Deze wijsbegeerte, het zij dat zij enkel een vrucht
der verbeeldingskracht van derzelver uitvmde^^s was, bet
zij dat verbasterde overleveringen die gekoesteid hadden «
werd als het toppunt van v^ijsheid aangezien, en als een
ontwerp, dat een wijze keten en verband van alle dingen,
J;oede en kwaade, in zich bevatte. Wanneer nu den
ooden ook. deze wijsbegeerte fmaakelijk gemaakt werd»
beogen fommigen de grondbegmfelen daarvan in, en zoch-
ten deze leerbegrippen met hunnen Godsdienst op de best
mogelijke w^jze te vereenigen. Zij begreepen : Mofes
leerde ook twee begin fels. God en de ftofi daar hij van
den Chaos vermeldt. Zij dachten welligr, dat Gods Gsest^
op de wateren zweevende, die Mn was, die de weereld
had serchapen. Zij zullen van den iogos het woord, en
van den Geest, door welken de profeeten bezieU wied-
den, zekere goede uitvloeizels uit de Godheid gemaakt
hebben. Allermoeiliikst echter fchijnt het t« begrij-
pen t hoe zij, ftaande deze wijsbegeerte, Mofes fchaduw^
wetten konden voorftaan, daar de meeste van die ver-
richtingen ftoffelijk en vleefchelijk waren, en men van
'«Iders weet, dat de Gnostieken uit de Heidenen den God
der Jooden voor eenen kwaaden God hielden, wegens de
wetgeeving. Dan men moet hierop twee dingen aanmet^
'ben. Het eerfte is, dat de wijsgeeren uit dat begrip, dat
de (lof kwaad is , en dat de zielen zich van het ftoflfeliike
ontdoen moeten, tweederlei gevolg uTokken. Sommigen
ontkenden alle zedelijk kwaad, en wisten alleen van na-
tuurlijk kwaad; en die zo dachten waren vijanden van alle
wetten en wetgeevers; zij leefden ook losbandig; en die
zijn het, die door Petrus, Judas en Joanncs in hunne bn>
ven getekende worden. Maar anderen dachten , daar was
oök zedelijk kVaad, in de ziel, en dk kwam uit de ilof
voort; maar met beter was b^t , dan het liebiam te <Hittrek-
ken van alle genoegens, die andere menfchen. genieten, ea
hti zelve aan veele lichaameiijke oeffieningea over te geeveo.
Hier heenen helden de meeste Gnostieken uit de Jooden,
en daarom waren zq fterk voor de Moftffche wetten. Hier
kwam
irA0BLA4nN LBifttBSNBN. 439
kwam DOg bij, dat sii die plecbti^hedea befcbouwden als
een wekere ThturgU ofzieienzuiveriiig» en als gerchiktom
2)iec alieea onze zielen te ontdoen van het Hoffelijke » maar
ook om de booze geesten te bedwingen* Wanc men beeft
opgemerkt » dat de meeste Joodschgezinde Gnostieken voor
de bezweering der booze ffeesten zeer teverig waren , gelijk
dat iiit ae kabbatistircbe fcbriften met zeer veele fiaalen kan
getoond worden.
,, Maar boe ging het nn, als deze Joodfcbe Filofoofen
Christenen werden ? Hoe kwamen aij ter ombelzins vant
bet Christendom « en boe berdiouwden zij het zelve ? Dit
is niet zeer moeilijk te vatten^ Zij boorden , dat in JeHig
leer eene zeer verhevene wijsheid verborgen was ; zij kon«
den bok de waarheid der wonderen , die in zijnen naam
verricht werden, niet ontkennen; hieruit bcgreepen zij^
Christus was een gezant van God; Hij was uit bet be^
meirche gewest gezonden , om de menrchen tot de geluk*.
taligheid op te leiden. Zij omhelsden dan in zo verre
het Christendom ; maar vol zijnde van hunde zielverderf^
lijke dwaalingen, begreepen zij niet dat Hij zelve waar-
achtig God was. De ftof als kwaad beziende , dwaalden
si] wk omtrent zijne meinschlijke natuur,, op meer dam
eene wijs* Sommigen achtten, dat Hij in 't geheel geev
lichaam gehad bad, maar flecfats in fcbijn menscb geweesr
was* Anderen Tebreeven Hem een hemelsch lichaam toe.
Zulken, die* zoo lijnrecht het getuigenis der zinnen ^ niet
wilden. loochenen, zeiden, als mensch was Hij, even als
mdere meofcben, uit Jpfef en Maria gekooren; maar een
seest van uitneemende heerlijkheid had zich, bij zijnei»
doop, met. den menfche Jefus gevoegd; dezen noemden
SI] Christus, en maakten dus twee perfoonen van den
Heiland. Ook zeiden zij., dat dit goddelijk uitvloeifel in
het lijden weder. van Jeftis gercheiden was, en tot de
wooning des lichts gekeerd. Hieruit verviel dan ook Jefos
priesterlijk en koninklijk ambt , en de toepasfing der zalig-
heid door hem. Hij was. enkel een van God bezield pro^
feet, naar bun begrip; van daar, dat de zielen door de-
zelfde wegen als te vooren moesten gezuiverd worden»
£n dus fpfak het van zelfs, dat zij « die Joodschgezind
waren, aankleevers .bleeven van de mofaiTche ptegtigheden»
en alle die mftellingen , die tot verbreeking des üabaams »
of, naar Jiun gevoelen , ter weering van de booze ge^sben»
dienen konden*
,9 Alle deze wangevoelens zijo in de volgende tijden
Hb 3 on«
\
▼ratgty of dan God de wreedheden van eeden magtigen
Tijran» die uic trotsheid onrchuldige volkeren beoorloogt ,
milUoenen menrchen van goed , gezondheid en leven be-
rooft, niets tegenftelt; en of God dan deze ongelukkigea
daarvoor geene de minfte genoegdoening verzorgt? Dan is
hun antwoord op de eerfte vrage , dat God tegen, zulke
gewelddadigheden het gevoel van billijkheid en eere ge*
fteld beeft. Doch hoe veel werkt dan dit gevoel bij Tij-
rannen , wellustige doorbrengers ^ dieven, roovers ? Op
de tweede vraag antwoorden zij dit. In de toekomende
wereld zullen zij , die zich hier aan geweldenaarijen beb«
ben fchuldig gemaakt, geneigd zijn, om die genen , weU
ken zij onrecht gedaan hebben , om vergeving te bidden »
en deze laatften zullen ligtelijk bewogen worden; om te
vergeven en geene voldoening te vorderen* -Wanneer men
hen vraa^ , van waar zij dit met zekerheid weten ; dan
seggen zij een verftandig ' mensch kan niet anders , dan
dit vermoeden ; waift een wrekende God zich -voor te
fiellen , (Irijdt al te z^er met een verlichten geest. .Wan-
seer men hun zegt, dat dusdoende eenen magtigen ea
listigen geheel gene beweegredenen overblijven , om zich
van ongerechtigheden te onthouden , zo antwoorden zij :
Ia wel, het gevoel van billijkheid en eer. Wanneer mea
tiun te gemoedfSroert , dat op deze wijze , hij , die dit ge-
voel onderdrukt , of wel vleiers , gefcbiedTchrijvers en poS*
ten om zich heeft, die de tiranntj tot de grootheid van
eenen oiifterfli'ken^ held maken, doen kan wat hem goeder
dunkt ^ dan weten zy verder niet te zeggen, maar, jo
vlaats van te antwoorden ^ beginnen zij hartelijk te lachen.
JMen roerke op « wat dit flag van Filofofeo, inzonderheid
als zij nog jong zijn , zich plegen te veroorloven. Het
onrchukligfte m ise zijn. zij in (laat te verleiden, en van
haar eer en goed te berooven. Weduwen en Wezen bot»
gen zij alles af, en Itorten dezelve in de niterfte armoe-
de. Hunnen trouwden vriend ontzetten zij van zijn goed ^
indien hunne verkwbting zulks noodzaaklijk maakt, Zy
ftorten anderen door laste^ ter neder, om zichzelven te^
verhoogen* Hier vinden wij een geloof, dat de TchrOLlijk-
fte vijanden der menfchen , de booste duivels teelt. Wijl
echter meenig een van hun geen magt en list genoeg
beeft^ om zijne ongerechtigheden tot aan het einde vaa
zijn te^enwooriUg leven voort te zetten» zo beb ik reeds
yerrcheuiene gekend , die in de uiterfte armoede vervallen
fijn» Ik beb «en# m^ voorbeeld^q fian iemand voorge^
i
TU WAARHEID EN «OpVRUCHT. 433
legd, die de gronden , welke hij niet wederleggen konde,
jneij Iteben en geestige vertelfels beantwoordde. De grond
zijner gerustheid was dese. Wanneer hem al een gelijk
loc treffen mogt » dan zou hem toch altijd de herinnering
aan het genotene vermaak een aangename aandoening ge-
ven.
^Het is zeer zonderling, wanneer men dit flaff van wijs-
geeren iets van de hel en van de betooning der godlijkd
rechtvaardigheid , door den dood van éénen onfchuldiKea
in plaats van vele fcbuldigen, zegt; dan roepen zij liud,
dat men God tot een wreédaart maakt, ja, zij gebruiken
nog hardéte woorden, en echter gelooven zij, dat God»
«onder eenige ftraf, toelaat» dat de grootfte ongerechtig*
heden en wreedheden , aan vele duizende bnfchuldigen t
door één eenigén fomwijlen gepleegd worden, indien hua
geloof in dit ftuk gegrond was^i zou God als dan. niet
eerder van hardigheid te befchuldtgen zijn? Zouden zij
dien Regent goed noemen» die alle rodvers verrchoonde»
en zijne beste onderdanen hun ten prooi overliet?
,, Op een vast geloof aan God grondt zich ook, bij
een ernftig en nadenkend gemoed, een groot, ja, het
grootfie gedeelte der inwendige ruste van zijnen geest»
en hierom is hem niet elke gedachte van God en zijne
ra^dsbefluiten onverTchillig. Hoe fchrikverwekkeud is dit
geloof? God is veel te groot , dan dat hij zich met de
regering zijner wereld bemoeien zoude» of, indien bij al
voor dezelve zorgt , zo gaat zijne Voorzienigheid alleen
over het groote , maar niet over ieder bijzonder fchepfel :
dat moet zelve voor zijn geluk zorgen » zoo goed het kan »
en het overige aan het geval overlaten. Hoe treurig i»
deze gedachte ? Miin ziel fterft met het lichaam^ en mif
is niets anders befcnoren , dan dit kort en moeilijk levetu
Wat blijft hun, die zulk een geloof bezitten, over, wan-
neer hun tegenfpoeden overkomen , of wanneer de dood
zich van nabn aan hun vertoont? De Stoïcijn zoekt zich
met verdicht(els gerust te ftellen. Hii wendt voor, da(
•jinnoeda, verachting; fmert geen kwaad zijn, en hij doet
zijn best om zich tegen alle onaangenaame aandoeningen
te verharden , en de natuur zelve te overweldigen. De
bitterheid des doods zoekt hij daar door te verdrijven,
dat hij denkt, de dood is noodzaaklijk, en men kan hem
niet ontgaan : en fterft de ziel met het lichaam , zo ge-
voelt zif het ook niet> dat ze dood is, en bedroeft zich
200 wemig y als zij voor de geboorte gedaan heeft. De
Hb 5 Epi-r
494 BTORAOKN tSH WAAAHEID Ëll Ccib VRUCHT. •
£pikureërs integendeel raden , dat -men tteèds aangminnè
aandoeningen moet zoeken^te verwekken; zich verftróoijing
«e bezorgen , en zijn getóoed vkn de befchouwing^ der
jncnschlijke ellende en des doods af' te* houden.
„ Maar hoe veel zekerder , hoe veel zagrer ik na niet
die rust , welke door een tegengefteld geloof^ namelijk
door dit geloof, Toorrgebragt wordt; God de alwetende
kent alle zijne fchepfeleji , ook den geringften worm; hij
bemint ze allen ,-hij ziör^t^voor hun .en vergeet hen naoft.
Inzonderheid zorgt hij, met èene unftekende liefde, voor
die redelijke fchèpiels , die herh kerihèn; hem aanbidden ^
en hem door heilige deugden eercn. Voor dezfe moeten
:ille dingen , zelfs dé hevigfte lijdens', ten beste dieneor
Bergen mogen wijken, heuvelen wankelen^ maar zijne ge-
nade wijkt niet van zijne vrienden. Gelijk een Vader over
^ijije kinderen zfch ontfermt , zoo ontfermt zich de Hee-
re over de genen; die hem vreezen'. Hij leeft, hij leeft
eeuwip; ; zijne vrienden zullen ook leeven, eeuwig zijne
Jicerlijkheid zien. O ! Welk eene zagterust (Ion die ge-
loof iu een wijs*, 5n een nadenkend gemoed! Hoe veel
éangenamer wordt, door dit geloof, het geluk dezer aar-
de, daar men een eeuwig leven te gemoet ziet? Hoe veel
draaglijker worden zware arbeid eiiiijden, daar men hutï
einde , en , na een korten duur , eeuwige vreugde aan-
fchouwt ? Hoe gerustftellende is de hoop , onze vrienden ,
die van ons of van welken wij fcheiden , weder te zien f
Hoe verkwikkend is , bil den aanblik van Zutfcen , die wij
onverzorgd agteriaten, deze troost? Qod. zorgt voor hun.
Hoe bevredigend is voor een geweten, dat zichzelven be.
fthuHigen moet, dit geloof? God heeft zondaars, door
jefbs , de heiligde . de zekerde genade' gefchonken, Ho^
zeer worden de fchrikken des doods verminderd door de
|ioop , waartoe wij, door de opftanding des' Heilands, we-
flergeboren iijn ! Wie ziet , wie gevoelt niet ^ welke groo-
tc voorrechten het eene 'geloof boveh het andere heeft,
én hoe Weinig het geloof van God en j^odlijke diugea
ènverfchillig zij!**
Briem
\
BRIBVBN:yAN Ju BIRKWn.'AMt Té SHIRLSY. .435
Srifvm van den Welcsryfaandïgénr Htcre- j. hbrvf.y A.
, M. in leven Jhredikani. U Wmoti Favdl^ aan de Hoog^
'gcborim Vrwnfc rRai^ces shirlë:y. Uit hei Eng'cisch
• yenaald. S»)r]U 'Stukje. Te Rotterdam bj L. Bennet
' 1786, Behahen hep Voondrk , 240 bladz. In gr. 8yö.
üne vcraameUogTiiT 'Brieven, na* het overlyden 'vati
*-^ Vvoawe Frances Stó/*3r,:ce0s' Graven Dooier, ih hai
fan Boedel gev«»ndttn ^ wetker gemeenthakrng niec dari
Ztet leagenaetn kan Eyn , aen hun <£e 'éen welgevallen
faebbeo^ inide bekende denkwyze ^an den Eerwaerdeo
Hófvey. Vollediger aou dè«c^ verzameling geweest «yrl,
had jnen 'er ook kunnen byvoegen , de Brieven door Imer
Edele, gefchr^veii , welke zyn Eerwaerde in dexen Want-
woord; dèch zulks was niet doèntyk, Veriiiids zyn Eer-
waerde^ op het: verzoek van baer Ed. ^ genoodzaêkt was
geweest < dezdve aen *t ^ur op te ofFeren.- Men
2iet in de^e gemeenzame Brieven , *t geeiT men , hoe tnen
ook andera over zyne Godgeleerde Hellingen moge den-
ken,, tot Inf van zjn Eerwaerdea moet zeggen , eene he-
ftendige gelyktnaiigheiA van charaéler, met dat gene ^t
^elk zich in zyne openbare Schriften voordoet : en zyne
Brieven verlenen herhaelde blykev^ van de goede welme«
nende gefteldheid zynes* harten, d?e ook, naer uitwyzefn
dezer 'Papieren , aen a^y^ie* Edele Correspondente mag töe-
gelbhueyen 'Worden. Een bewys hier van geeft ons het
volgende aien de/ band. Zyn Eerwaerde zond haer, den
jiftep OftoBer, dezen brief.
r. „ Het verzoek dat.nrij te doen (laat verei^cht minder
verfchooning , om dat ik reeds , in m^n voorigen brief,
daef' van meldiirff. gemackt heb C*)» •"-— of liever, 't ver-
eischt geea verfchooning , ort dat ik overruigd ben, dat
het uwc begeerte is om goed te zijn , en uw vermaek
èm.goed te- ^otf«.
,, Ik herinner mi] ze«r > we) , en' 'zou ttiy verfoeijen, in-
dien in ftaet ware te vergeten , de edelmoedige ?enbi&
dirtg,. welke gij mij kleedt ^ toen ik met uw gezelfch^.,
te London , vereerd werd. Ik had toen g;enoeg voor öiifn
eigen perfoon , en toereikende, om, voor de huipe vati
an*
• * (*> Hy bad naemlyk twee. dagen vroejfer gfefthir eeven , „ dat
hij haer een verzoek, te doen had, niaer dat Ijij zulks, dfor
njQ bekrompen tVyij tot eène volgende post moest uitfielleii.^
43^ BKiBvnr ra j. mtvftT
anderen» een gedeelte af te zonderen: ■ %maer^ thané
hebben herhaelde uitgaven, grooter dan ik verwagtte, eo
die nog geen eind. hebben, mijne beurs bijna uitgeput ^
en ik heb , eeuen geraimen djd , geene renten te ontvan*
gen , om ' mij weder aen «hooger wal te br^gen ; •
die maekt» onvermijdelijk, mijoe handen naeuw, en bui-
ten llaec , om den nooddruft der behoeftigen, zoo rijke*
Üjk, als ik wel wenacbte, te vervullen. Zoude gij mS
de vrijheid wel willen 'vergunnen $ Mevrouw, om, bi/1
'zonder in dit lijdftip, uwen almoefenier te zijn? Ik denk^
dat ik bijna tien ponden fterling,, tQt zeer goede renten^
voor u zoude kunnen uitzetten^ £en \veinig linnen voor
hun, die half naekt isijn, een (lichtelijk: boek, ten behoe-
ve der^ulken, die in een^ beklagenswaerde onkunde zwer«
ven , venrojuw ik dac aen God, uwen Zaligmaker, wel*
fev^Uig , en dienstbaer zal zijn aen de belangen van
un , die Hij met zijn bloed gekogt heeft. — -'^ Indieii
'dit verzoek u ter hand mogt komen , in een tijd dat het
u eenigermate ongelegen is» of niet met uwe geneigdheid
overeenkomt, is mijn verder verzoek, dat gij dit beant-
woordt,niet, met eenige verfchponing om uwe weigering
te billijken 9 maar door 'in 't gebed geen acht op het zel-
ve te llaen^ bet geen mij volkomen genoeg zal zijn. ft
jizn , dit verzeker ik u , een onbepaeJd geloof omtrent u
oeflfenen , en vertrouwen , dai gij ;de beste redenen voor
uwe handelwijze, hebt , fchoon ze voor mii verborgea
zijn. Maer, zoo veigaende is mijne zwakheid, (d! Dat
ik, onder een gevoel van dezelve mogte blozen en be-
fchaerad worden!; ik kan naeuwlijks^ zoodanig, met be-
trekking tot den onfeilbaren en eeuwiggenadenrijken God
verkeeren, fcbaersch inftemmen» blijmoedig, dankbaer ea
ónderworpen zijn, wanneer bet Hem behaagt de fpting^
veeren van mijn leeven te verlammen., en mjifte kragi^ op
mijne reis^ door de woestijn dezer weereid, te vermiwfo^
ren. Heer! vermeerderd om geloof! is eene bede, welke
wij dikwerf tot den tbroon der genade behoorden op te
zenden.
^ Mogt de Vorst des vredes u vrede geven, ten alleo
tijde en op allerlei wijzen ; en zulks kan u niet te beur-
te vallen , zonder te gelijk een bijzonder vergenoegen te
yerfchaffen aen
Uwen verpUgtften en gehot^zacmften Dienacr.^
^ Baer £d. voldeed terSond aen 's Mans verzoek, ab
blykt
AAH F. nintUT«
437
hls/kt tit den inboud van een brief gedagtekend 4 NoveoH
hu^ welke aldus, luid,
^ De iobood van uw antwoord op mijnen brief brengt
mtj eene ^eer aenmerkenswaerdige omftandigheid , in het
gedrag van Jacl^ te binnen, van wien, in het heilig lied,
gezegd wordt : MJ vroeg waur en zij gaf hem melk. Ik
werzQgt tt om een gefcbenk , en gij hebt mijne begeerte
te boven gegaen , de gift verdubbeld. Mogt de Heere
Jeeus Christus u eveneens handelen» en 'er 200 toedoen.
,» Ik betuig u mijnen ootmoedigen dank voor den ar-
men, en fmeek mijnen goddelijken Meester, om mij tot
eenen getrouwen rentmeester voor Hem en u te maken.
Ik zal eene naeuwkeurige aentekening van mijne uitgaven
houden, en altoos bereid zijn, om dezelve, wanneer gij
solks g;oedvindt,aen uwe bezigtiging te onderwerpen. Ik
zie duidelijk dat gij mij edelmoedig vergunt, om eenig
gedeelte, tot mijn eigen gerijf te mogen bezigen, en ik
ben even zeer aen u verpligt, als of ik dadelijk daervan
2ulk een gebruik zou maken ; maer, gezegend zij de god-
deiyke voorzienigheid , ik heb voor mij zelveii geen gea
lirek, maer Hechts niets overig ter bereiking van weldadi-
ge oogmerken , en dewijl het leven , inzonderheid het mij-
ne , zoo wankelende is , ben ik ongenegen om mij in
fchulden te (leken , zélfs niet ter zake van liefdedaden.
■ ■ ■■ Geene fchulden te hebben, dan den plicht der
dankbaerheid , is mijne. bedoeÜDg, en nimmer zal het mij-
nen geest bezwaren , maer bet vermaek vaA mijn hart we<«
zen, om die aen u vèrrchuldigd te ziju.
,, En nimmer zal ik nalaten te bidden , dat aen u ver-
vuld worde, die dierbare belofte, welke de bekoorlijke
en troostrijke Profeet , Jezaias befchrijft : Dan zal uw
Jicht yloortireeken ^ ab Ac dager aed^ en uwe genezing zal
fnellik uitj^ruüen; en wie geregUgjieid zal voor uw oen--
gezigte henen gaen: en de heerlijkheid des Heer en zal uw
achurtocht wezen. Dan zult gij roepen, en de Heer zat
antwoorden, gij zult fcbreeuwen, en Hij zal zeggen « ziet
hier ben ik. Jezafa LVIII. 8,9. ^^ "
„ Mogt alles wat in deze woorden vervat is, aUes wat
de Verlosfer, door zijden dood, verworven heeft ,'iiw
deel zijn, en dit zal eene zaligheid uitmaken, die alle
bezeffen te boven gaet , en u ernftig word toegebeden ,
door ?
Uwen graotlijks verpligten en waerlijk dankbaren
mmoedigen.Jiienmr^
Lof.
f38 LOFZAKOEN BR *0lE8TLn& XIEDBRSK.
Lofzangen en GecitUjkc Liederen der vereeni^de - Evan^
felifche Broedergemeente. T'^fetde }Druk. TV Amfierdam
ij J. Weppelroan, i787, Behalven het Voorwerk en hu
Register ^óss bUidz^ In o^avo.
BV de eerde uitgave dezer versamëlinge van Gesan^en
hebben wy reeds opgemerkt ,. dat men aen de leiding
der gedacbten > welke in dü bekende vereenigde Euange*
liTctre Broedergemeente plaets heeft ^ dient gewoon en coe^
gedaen te zyn , zal men 'er doorgaens (lichting uit- otit^
vangen (♦). ^t Is ofltier de zodanigön dermate getrokken ^
dat men , na dat de eerde druk uicverkoet was 9 'er fterk
op geftaen bebbe y om eene tweede afgifte re- vervaerdi.
gen, welke thans het licht ziet; alleen met die verande-
ring , „ dat men de zangwijzen bij het' öerfte )vers van
^y ieder Lied gevoegd heeft, ten einde het van meer ge*
^, bruik zoude konnen zijn: voor een ieder, die zich tot
^, zijne eig^e :of tot onderlinge (lichting daarvan zouile
\y willen bedienen t hebbende men liier bij in acht geno^-
*,, men, dat de prijs 'er niet door is verhoogd gewo^
^ den."
C) Zie Hedenfi. VaderU Letteroef . lü D,, bl. 257*
'"'**' '• * - • ■
JoHAN PBTBR FRANK , M. D. Qeh^fmro^d en Lyfarts dd^
Bisfchops v(in Spiert ^ enz. ena. (iemeskundige Sfaaisrsm
geling ^ enz. Naar den Tme^en \ïiruk uit hef Hoog*
duitsch yertaald ^ en met* Aanmerkin^n yermeêrdera-^
door H* A* OAKB', Stads Med. Ljo&or te Woerden* IJle
Deels ^ ^ Stuk,. .Te Leyden,^ by f* de Do^^ 17^7.
aia bla4Zé in gr* ivo. ,
Reeds in ons voorgaande (f), < guyen wy on^en Le^zer
eene korte fchets vgn 4ea teiK)44 van he( eerde -Stuk
deezes voortreflyken Werks. .. , . , J
De Ond^erw)erpei>, ia dit Twede Stuk , zyn v|in geen
fninder aanbelang voor ^den Staaisman ^ den Geneesheer %n
Atïi Wereldburger, en de wyze op welke, de Heer f^ahiil
dezelve behandelt ,. kemekenmi ^em al^ jsen Man, di^Lbct
'ménschlyk hart door en door kent ^ en die als PhiloopXe/i
(t) Zie lovtnr Wf *<Q4»* ^ - -=•- -•• •
oris'GenëèttieJf^. zb wel de Motede als Lichaamlyke ge-
^breken, in allé derzelver oorza^n en gevolgen ^ heeft o»,
igefpeurd. fi ~ ,.
* Hy begint ; in de Vierde Afdeding , met (ene Befchouwing
'i/vcr dc-Vrugtbaarheid in ds^ RcJi^^ en het geen daar
'ikifkhindeffykzyHkanz welke corzaakeii daartoe kunnen
aanleiding geeven ^ welne gevolgen daar uit voor de Maat-
ftÖHPPy ontfpringen , en welke voorzorgen daar omtrent
door de Overheid 3ienen genomen te .worden.
'-'In het Vyfde Hoofddeel ,. handelt de geleerde Schryvèr
^jover het nadeei het we/k men uit het verhinderen eener
-^je keuze in^ het Huwelyh^ voor den Aanwas ecner ge^
aonde Bevolking ^te aagten heeft, * — Een Meesterltuk
van Menfchenkennte. H^t Zesde Hoofddeel handelt over
de gefchihe middelen van Vohasfcn Meisjes tot aan»
gaande rechtfchapen Moeders te vormen. Wenschlyk
ware het, dat d^ voorfchriften , in die opftel vervat, door
alle , die zig met de opvoeding van Jonge Meisjes verte-'
'digen mogten- , beKartigd j en vroegtydig ingeprent wet-
•flen. Ën om te doen zien hoe ook Overheden daar-
•voor dienden te zórgen , ondsr^ekc de Schryver in het
^Zevende Hoofddeel , de Hoodzétakelykheid ^ '^ hen , ^
zig in den EeM ^geeven ^ van de -plicht en des ^Huwelykt
U onderrichten ^ -^— ^ als mede over de wyze , hpe zulks
'best door de tuslehenkomst dei» Overheden kan* bewerk:.
flelKgd ^Qrden. " ^
In de Detdé Afdéding , Eerfte Hoofddeel , vind men
eene Wysgeetige Verhandeling over de Zvrangerheid in
het algemeen' 'y de'szelfs -yoorregten ^ tn de noodzaakelj-^
te voorzorgen 'ter- mveêHging' der Zwangere Moeders
en haart "f^r^/^^V- Dé Recenfent g:etuigt, in deeze Ver-
handeling; die naauwlyks 50 bladzyden beflaat, meer Men^
iche'nkeïinis , meer wèfire Geneeskunde, onimoec te hebben i
tian In al wat hy *er ópit ovei» geleesien heeft. .
"■ Htt 'TW'feefde Hoofddeel handeti' (?ydr het. OpMnen der
^Zwangere Vrouwen , die Onvsr/öst gtjlorvsn zyn ^ $ef
redding 'haarèr FfU^f. ' . ' : ; •• — ' >
"Het Derde en-Laatfle Hoofddeel, van deeze Afdeolirig;
^afov^r flfe, in elk Gefiieehebest t^Hfidige. vMtzotgéh^ vöof
Badrende^en Ktaamyrouv^en. 'Onze- Schfy ver föötilf Voot^
af uit de GefcHiedenisfe adtt , Itóö^ fflep: ^l*ert deuGrieketl
en Romèmen , * maar zèlft^de «ieer»»oabi8Aattftté Vófte^
Ifcii'; het zig^tpt ^^en^n.pÜQht hebben gerekend, om de
.^r ... .V. ... .. .\ /•.. :\ .-^ , ^_^^ C Ito-
•nodige voorzorge voor deeze, voor de MaatTcbappy mo
belangryke , Voorwerpen te neemen— ^ welke nadeeien Hit
bet verzuim daarvan te wachten zyn, boe bet vooral
in onze tyden de plicht der Overheden is » daar voot,op
alle mogelyke wyze, te zorgen, en door welke mid-
delen , dit , in eene weiingerichte Maatfchappye , op de
best mogelykile wyze, kan gefchieden.
■ j ■ ■ ■ — — ^^»
Verhandelingen^ idtgegeeven door tryi^br's tvadc Ge^
noot/chap^ Vterde Stuk. Beyattende hei eerfie Vervolg
der proefneemingen mer te^lv.^* s Ek&rizeermachine in
'/ werk gefield. Te Haarlem bj ]. Kntchedé en Zoooeii»
en J. van Walré» 1787. In gr. quarlo^ 266 bladz.
Volgens het berigt der voorige proefneemingen (*), be-
Uond de groote battery^van welke dè Heer van Ma^
rum gebruikt maakte, uit 135 Vlesfen» hebbende ieder
Vies omtrent een vierkanten voet bekleed glas; en tlwis
meldt hy ons« dat hy dezelve vergroot heelt tot een aan-
tal van &2^ Vlesfen; vormende eene vierkante battery^
waarin 15 rijen, elk van 15 Vlesfen „ voor elkander ftaan^
hebbende omtrent sas vierkante voeten bekleed glas. By
de beproeving der Ëleftrizeermachine met deeze vergioo«
te battery, is ten duidelykfte gebleeken ^ dat dezelve door
dit werktuig volkomen gelaaden kon worden , eo tevens
dat het vermogen ten minden evenredig aan de vergroo-
ting was ; zo dat alles aan de verwagring beantwoorde.
Na dit algemeene verflag deelt de Heer van Martm voorte
mede zyne proefneemingen met deeze battery, die dea
nafpeurers van de verfchynzelen der eleéhiciteit eene me*
Bigte van byzonderheden aan de hand geeveo ; welkea
;Byn Ed. , met eene naauwkeunge melding van de wyze
zyner proefneemingen, zeer onderfcheiden voordraagt, la
de eerfte plaatze ontmoet men bier proeven en waarnee-
mingen , omtrent de fmelting der metaalen ; en vervolgem
omtrent de verkalking der metaalen; en daar de verfchyn-
^len, welken deeze verkalking uitlevert, niet wel zoo»
der behulp van afbeeldingen te befchryven zyn, zo heeft
liy eenigen der fchoonfte Tekeningen, welken bier dodr
op het onder het metaal liggende papier gemaakt worden »
door de kunstryke band van den Heer &epp in Plaat doen
brcik»
. O Zte Alg. Federi. LmcrQff. VU D« bL 59X
SrsRHAirDEi.n9CiN VAN nniR^s twbeds gbnoots. 441
lirengen, met de eigende koleuren 9 die door de verkal*
king op het • papier veroorzaakt worden. Hoe meer inea
deeze proeven en de daarnevens gaande Afbeeldingen dier
▼erfchynsekn berchouwe, hoe meer reden men vindt , om*
zich te verwonderen 9 zo over de opmerkzaamheid van
den Waarneemer, als over de keurige uitvoering van dea
Kunflenaar. ■■ Aan de opgave der verrchynzclen dee-,
zer proefheettingen hegt de Heer van Marum wyders eene
▼erklaaring dier verfchynzelen , volgens de leer van den
Heer Layoifier^ wegens de verkalking dier metaalen. Zyn
£d. , alvoorens een yverig voorftander van de algemeen
aangenomen Stahliaanfche vooronderftelUng , is naamlyk»
by nadere overdenking en genomen proeven , overtuigd
Ïeworden van de gegrondheid der denkwyze van den Heer
tovoifier over dit onderwerp. En zulks beeft hem , ter
verdere ophelderinge en verfterking, te meer genoopt, om
hier nog by te voegen eenige proefneemingen omtrent de
verkalking der metaalen in verfchillende foorten van lug-
ten, mitsgaders in water: welken alleszins zamenloopen
ter begunftiginge der denkwyze van den Heer Lavaiftcr
boven die van den Heer StahL Het gewigt van dit on-
derwerp, en de invloed deezer leerwyze, (nu ook door
den- Heer van Marwn omhelsd ,) op de natuurkennis »
beeft zyn Ëd. ook doen befluiten , om, aan *t einde .van
dit Weik, een Aanhangzel te plaatzen, waar in hy de re-
denen meldt « welken hem bewoogen hebben om tot dit
gevoelen over te gaan , en te gelyk ons aan de band geeft
eene uitvoerige fchets deeser leere van den Heer LaviA^
fier; met welker ontvouwing wy ons alhier, als te breed
uitloopende , niet kunnen ophouden; waarom wy, den
Leezer tot het Werk zelve wyzende , hier van zullen af-
zien « en voorts nog melden waarover de verdere Proef»
neemingen van den Heer van Marum , in dit Gefchrift
bygebragt, gaan.
" Zyn Ed. fchikt het volgende Hoofdftuk ter mededee«
linge eeniger proefneemingen omtrent de nadeellge gevol*
gen , tot welken afleiders, die te dun zyn^ ot uit ket-
tingen beftaan, aanleiding kunnen (^eeven ; waarnevens by
eenige onderrigtingen voor de afleiders, uit de genomea
proeven getrokken , voegt \ en wel byzonder doet zien ,
dat het roode koper een beter leider is , dan het geele
iroper of het yzer. Wyders brengt hy nog, in bet laatfte
fioofdftuk deezer eerfte afdeeling van dit Werk,by,eeni.
f e proeven^ ter aanwyzinge, hoe de aardbeeviog en wsf-
* lLoXSL.N*ALO«LETTtMO. XX. Ü tCT*
444 tmunDttmmiv
,,, De opheffing deezer koostwolken is bulten twyïïél toe
te fchryven aan de venDindering van haare zoortlyke
zwaarte , en deeze wederom wordt voorzeker ▼eroorzaakt
door de uitzetting der lucht , welke zy bevatten ; welke
uitzetiing noodwendig voortvloeit uit de eledlrirche kracht-»
die aan deeze wolken wordt aiedegedeeld , terwyl de lucht*
deelen , hier door elkander afftootende , zich bygevofg van
elkander verwyderen. De daallng deezer koostwolken»
wanneer zy elkander raaken, hangt hier van af, óitj de
tegenovergedelde krachten der beide zieh zatnen vereeni«
gende wolken, elkander, by deeze zamenkonist , ten naas-
ten by vernietigende, de vereenigde wolken dus de kracht
verliezen, die hun heeft opgehouden,
„ Deeze proefneeming geeft, naar myn inzien, de volgen-
de ophelderingen, wegens de eleétrirche Inchtverfcbynzels.
I. Zy doet ons zien, hoe eene wolk, wanneer zyelec-
trifche kracht ontfangt, hier door Ifgter wordt, en zich
dus tot een hooger en yler gedeelte van den dampkring
moet opheffen. Dit verklaart derhalven de fpoedige a&
zondering of opheffing van wolken , welken meir zomtyds
ziet gebeuren, wanneer men een donderbni op eenigen af«
ftand befchouwc: terwyl het te begrypen is, dat by eene
doiuierbui, zomtyds fpoedig, in de eene of andere w<dk
electrifche kracht ontdaan zal.
2« De oorzaak van den fterken regen by donderbirien
Iaat zich hieruit zeer duidlyk verSlaan. De wolken im-
mers , die door baare electrifche kracht aanmerkelyk zyn
uitgezet, moeten noodwendig inkrimpen, wanneet zy, by
haare leamenkomst , haare kracht verhezen , en dos de oor*
tvlA van haare uitzetting ophoudt. By deeze nikrimping
der wolken koomen de waterdeeien , welken dee^e wolkec
bevatten, noodwendig nader by elkander, loopen te za«
men , en hierdoor te veel zwaarte verkrygende , om zich
ianger in de lucht op te houden, beginnen zy te daalen;
by hunne daaling andere waterdeeien ontmoetende , die
zich met hun vereenigen , worden *er regendruppels
gebooren, welken, wanneer zy op de aarde nedenral*
Jen, des te grooter zyn, naar maate zy m bonne dat»
ling meer waterdeeien ontmoet hebben , cue zich met fion
vereenigden.
3* De reden , waarom het difcwils by dondetbnien ha*
geit, kan ook hier uit worden afgeleid. Bene wolk inN
mers wordt, volgens deeze proetheeming , wanneer zy
electriicht kracht verkrygt, ligter^ en moet derbalven daa
VAN TBTLSR's TWBBDR C&NOOTSCHAP. ;445
hoogef in .dei) dampkripg opryzen» Het kan hier van af-
haogeiiy dat sonimipe welke by eéne dooderbui zich zooi-
wylen tot eene buitenge woone hoogte verheffen, en dan
teffens een zodanig koud gedeelte van den dampkring be«
reiken» waarin de waterdeelen, wanneer zy tot druppels
te zaamen ktopen, oogenblikiyk bevriezen « en dus hagel
vormen.'* ,
Wyders behelst dit Deel nog een Byvoegzel behoorèn*
de tot bet eerfte Deel : het verleent ons eene naauwkeu*
rtge afbeelding vza^ Tcyler^s Elearizeermachinc ^ welke ^^
by de afgifte van het voorige Deel» nog niet in behoore*
lyke orcje was; en by bet oer^t hier. van voegt de Heer
van Marum eene afbeelding en befchryving van den EUo-
trometer^ dien hy door Mr. Cuthbertfon heeft laaten vcf-
vaardigen; met eene nevensgaande m^duig van den £/^£;.
tromutr ^^ volgens de vïuijing'van Mn Brook^ door Mr.
Cuthbertfon gemaakt.
Tegenwoordige Staat der Fereenigde Nederlanden. Fyfi,
tiende Deel^ Eerfte Stuk. Bevattende het Vervolg der
Btfehryvings van Friesland. Te Afnfterdam^ by P. Sc boa-
ten, J. de Groot » O* U^arnars, enz. ij%6.Jn gr. 8 va.
33ft bladz.
Nadat de Schryvn^ van dit gewigtig Werk, io het laatst
vcHNTgaande Stuk C*)» eene algemeene Befchryving der
Stad Hariiugen gege^ven hebben , {[aan zy thans over tot
het CoUegie der Admiraliteit van Friesland^ het welk bin-
nen deeze Stad zitting heeft, en aan hetzelve geen gerin^
gen luister byzet , waar omtrent zy zich in eene meer dan
oppervlakkige befcbouwing hebben ingelaten , omdat het
beflier der gezamenlyke Admiraliteits-Collegiën der Ver*
eenigde Nederlanden . voor den bloei en welvaart , ja , zelfs
voor 't beftaan van dit Gemeenêbest , van 't hoogfle be«
lane is. Dan , daar alle deeze Collegiën Jiaar een en het
zeltde richtfnoer werkzaam zyn, en niet, dan met veree-
higde poogingen , het bedoelde nut daar (lellen , hebbea
2y zich, in eene befchouwing van het Admiraliteits We«^
zen niet blootelyk tot het Collegie in Friesland bepaald,
zonder tevens bet oog op de overige Admiraliteits- Colle-
giën deezer Landen te vestigen» zo dat zy^ hierin eenig-
zins
(*) Zie boven, bladz. 117» enz.
li 3
44* '"-' • TÈOENWOOftDIÓE STAAT ^^ '''7
zins tuiten het bellek viah htirt Werk gettedcii', étn alge*"
meenen oorfprong, béftièr én recfitstiMcht-cter gézaneor^*
lyke iCotlegit^n hebben voorgedntagen , niet «en beknopt
verhaal der gefteldheid'va'n ieder Collegie in *t byzonder.
' Dit afgehandeld hebbende , gaan zy over ter befchou»
t^ing van de SlaUinfg *der. Zuidethavente Harlfngen^ en
hier mede de Stad Harlingen jrerlaat.ende , komen zy toe
Westergo*s viercte Grieteny Baérderadèel , welke ten Oos-
ten grenst aan Leeuwardcradecl.en Ydaarderadeel , en ten
«uiden aan Rauwei^derhem éu Wymbritzeradeel , door tiiid-
4el der jagtvaart van Leeawaarrfen op Sneek, de Swette ge*
Boetöd ; ten Westen aan Henrtairderadeel , en ten Noorden
aan Menaldumadee'l , vo)g^s' öp de Kaarb aangewezen
Scheidlirtiën.; * ' * r
in dee^ê' Grieteny Ifggên • vj^ftien T)or|)eï!v &i de vol*
gefide' order: i.} Jon;&d\ •».> Weidum^ 3.3 Oosur^ie*
rum^ ^^^Mantgumy 5.) ff^euwerd^ 6.) Bozutn-^ 7O Brsfs*
w^rJ^ '^'^-OoUtrüuenSr 9^) Winfum^ 10.) Baard ^ ii,)
tJuynSy 12.). Ilylaard^ i^,) Lyons^ 14,) Jcllum^ 15 J
Ikeh^ welke Dorpen hier allen breedvoeriger belchrevcn
Worden, • ...
* Hierop volgt Hcnnnarderadetl ^ dat de v\ï^t Stem op
den Landdag in de' Kamer' van Wcstergo iMfcft , en praalt
ten Oosten aan Baarderadeei en Menaldumadeel; ten Wes-
ten aan Wonzeradeel; ten , Zaaiden aan W^mbritferadeel ^
en eindelyk ten Noorden aan *t Rechtsgebied van Frai^-
ker, Franekeradeet , en aan een.gedeehe van 'MenalSuma
deel , van welke Grietenyen Hehnaarderadce! , ren grooren
deelc door Scheidlinien' » die op dè Kaart zyn aangewe-
zen^ wordt gefcheiden, Deeze Grieteny, welke uit zeer
fchoon Weidland beftaat , (wordende daarin maar weinig
Zaadlanden op eeiiige terpen of heuvels gevonden , waariti
veele vermogende Boeren woönen, die aanzienlyke Koe*
melkeryen hebben,) heeft 12 Dorpen, die in de volgende
order Stemmen.
1 ) Ilermaardy een klem Dorp , van ihaar tien Stemmen-
de Plaatfen , v;in 't welk echter de Grieteny den naam heeft
ontleend: .2.) Item y 3.) Luikemerum ^ 4.) Oo^t erend ^
<.) IVaaxcm^ 6-) Koebaard ^.7.^ IVommeh^ 8.) Hydaard^
9.) W^l^nP'i loO Bayum^ 11.) Spannum^ 10.) Edem.
De zesde Grieteny van Westergo is Wonzeradeel j^^A»
ke niet zonder reden wordt gehouden voor de vermogend*
(Ie en voordeeligfte der geheele Provintie: dezelve grenst
ten Westen aan Zee, ten Zuiden aau de Staos Landen
vau
^«li'WiC^kiiill; én atn de GAbteoy van Wy^brltfieraded ;
tco OosC^u aao WyinbrHtieradefl .tn Henoaarderadeel , en
ten JNoontea:.aan Franekeradeel en Barradéel , meeren-
tleeb' ëoor 'in de Kaarten aangewezen Scheidlinién. Dit
,WonzeUdeel :Wordt verdeeld in Binnendyks en Buken«
dyks * doorheen' Dyk of Siagte, die van.de Pinjumer
Halsband of Ritigdyk . Zuidaosc aanloopt ; voorts Zuid-
;waardd oVep de Schaardersyl, dan Oosturaardi over de
£xmorftet2yl door Exmona ; daarna 'u)e£ eene bogc
over de Tjerkwarderzyl , en voorts , langs den Noord-
kant van SeD«meer, in VVymbritferadeeU Doof deezen
Dyk wordt de Grieteny zodanig gedeeld , dat .'er juist
dertien Docpen. ten Westen van denzelven , ot Buiteli-
-dyksi^efl 13 andere ten Qosten liggen; wordende :van het
zeven- en twintigfte Dorp Ëxtnorra , de Kerk eö Pastoiy
op den Oyk gevonden , .en bet Dorp zelf in Binnen- in
Jluitend^kt^er gedealten gefcheidm; echter, zo ^ dat hex
eerlle ver^hQt grootile ^•.- Peeze 27. Dorpen.,, waaruit
•deeze G»eteiiy , in welke veeierhande groote en kleine
Wateren gevonden worden ^ béRaati» (letnmen iii . de
volgende orders i.) ylrumi o.r)^ JUing^oi ^llbtgmvicr^
3O Bufgwrjd.9 4O Ccrrmcrd^ y^> Dcdgum^ 6.^Exmorta^
7O Eng'^ierAoï .Aibingcwitr \. %.^ , Gaast ; 91) Fti'w>ud^j
loOGrw^/tf^i mO Hiok^my' i^,^ Hertwerd ^ \%.^ Hies^
lum^ \\iytdj&Agahulfen y is^:) ^Kimsimerd ^ 16.) Letlum^
xf.'y 'Longcrho^ ^ 18.) Makkum^ 19.) Pifigjum,. 20.^) Far^
rcga ^ aiO Ifeaam, aaO Sclutuns ^ a.'^.) Suriehi 241)
Scnraard^ agO Tjerkwerd, 26.) ^itmar/um^.ü:^yWons..
Na deeze Dorpen aUen min of meer) uitvoerig befohree»
ven te hebben , «aan de Schry vers over ter befchouwing
van de Stad Bolsve^d^ geOicht in de 8fie eeuw,. en wel
in *t jaar 715 i zo als uit het opfclirift van hetiStadhuis
kenbaar is. Zy is de twjeede Stad in .rang en zitplaats in
der Stedenkamer , gelegen in '1 K wanier van Westergo ^
en wer in de Grieteny van Wonzcrjideel , paaiende alleen»
lyk met haare gerecliiigheid ten .Zuidoosten aan ^ Wynbrit«»
(eradeel, en rondfom met goede graslanden omringd; zy
was eertyds omkleed met een (leenen muur ^ doch thans.
met een Kapitaalen aarden wal en borsiwecriDg, beplant
met boomen, welke dus een lommerryk en- vermaakelyk
wandelpad aan de Burger& en ingezetenen verfehaft.
Deeze Stad in haare gedichten en regeerinKSvorm be«
fehouwdsh^bhende,. komen >wy tot de zevende Grieteny
vaa Westergo» wymbritseradëel genaamd» welke Grie-
li 4 te-
'441 TEMRWOORDICB STAAT
teny wel de grootfte van Westergo in uitgetyreidheJd b^
doch minder itemmende piattfen en floreenen heefc daa
Wouxeradeel, 't welk eensdeels ontftaat uit de kleinheid
:der meeste dorpen, en anderdeels uit de menigvuldige
groote wateren en uitgebreide buitendykfter Weidianden»
die weinig iowooner^ bevatten. Men telt in deeze Gri&-
teny van Wynbritzeradeel agtentwintig Dorpen, waarvan
veertien Binnen en de overige veerden Buieeodyks
gelegen zyn; dezelve ftemmen in de volgende orde: i)
Oppcnhuizen^ a.) UUmllingerga^ 3.) Jariryp^ 4*) Hotn^
nurts^ 5.) SmaUebruggc^ 6.) iVouascnd^ 7.) Ipzkabga of
Epekolsga^ 8.) Indykj 9.) Hecg^ 10.) Gaassmeer ^ 11.)
Nieuw- oï Nybuizam^ ia.) Zanafirdc o( Zandpoord^ 13.3
Oudega of Oldega^ 14.) Idzega of ook Idzinga^ 15.) Oost^
hem^ 16.) Abbega^ 17.) fVesthem^ 18.) Wolfim^ 19.)
Nieuwlandj ao.) Folsgara^ ai.) TjaUchuizum , ao.) Jp
hrechtum^ 23.) TVrfrx, 24.) Scharnegoutum ^ tg^) Oojinga^
fitf.) Lojinga^ 27.) G/'cm^^ 28.) Ofingawier.
Na de befchryving deezer Dorpen befchouwen wy de
Stad S;t^^^, in de Friefche Landtaal ShUs genaamd, wel-
ke i na Leeuwaarden en Harlingen , een der fchoonfte en
vermogendfte Steden van friesland is , zynde in bet
Kwartier der Steden de vierde in rang. De oorfprong
éttztt Stad is onzeker, en van overlang onder de puin-
hoopen der Oudheid begraaven* Men kan 'er alleen van
neggen , dat Sneek in den jaare ia68 nog maar een ge.>
ring Dorp was, 't welk allengs in bloei, toeneemende ia
IA94 tot eene Stad verheven , en met wallen en graften
bevestigd wterd. In 't volgende Jaar brandde de Sitdj
op twee huizen na, geheellyk af; doch was in i^M
reeds wederom. in een madgen bloei, waarin dezeive ie.
dert grotelyks heeft toegenomen.
Deeze Stad in baare ged ante, gebouwen, gefchiedenis*
fen en regeeringsvorm befchouwd hebbende, gaan wy
ever tot de Stad Tlst , in 't oud Friesch eertyds TU$ ge»
naamd^ terwyl dezelve in de gewoone HoUandfche taal
den naam van YIck droeg, omdat de FrieTen de K in
tz of ts veranderden, en daarom voor Sneek Snits, voor
Kerk Tzerk , en voor drinken drintzen , zeiden. De
Stad zelve is gelegen in de Gricteny van Wymbriifen-
deel, een klein uur gaans, ten Zuidwesten van Sneek,
aan 't Beekje de Geeuw, welke hier, voor een klein ge-
deelte in 't Noordwestëinde doorloopt , en voorts Zuid*
coat*
TAN FRIESLAND. ^ ^^
éOfttwaards, drie aanzicnlyie takken geeft, wier middelde
Jte de lengte genoegzaam door de geheele Stad fchiet, ter-
wyl de Nüordelyke en Zuidelyke , onder den nnam vaii
Dygraft, fondom dezelve loepen, en zich in 't Zuidoo»*
telyk einde der Stad , wederom^ daar mede in een Vaar^
water ?crecnigen , 't welk van daar naar Jortryp en elders
loopt. De Stad (bekt zich du«, in 'c lang, van 't Noord*
westen naar bet Zuidoosten uit, ftaande alle de huizen,
behalven die aan de Geeuw gevonden, en Popmabuuren
genaamd worden^ wr wederzyde van 't voornoemde mid*
delfte Vaarwater. De Oorfprong, Privilegiën, Regerimrs.
vorm , en' Gebouwen van óeezt Stad bezigtigd hebfiende
gaan wy over ter befchouwing eener Griereny, die on-
der de Grietenyen van Wester«o,. de achtfte in rang is^
en, gelyk baare naam van Hcmeïumeroldeyaart tnNoord^
wA/tf genoegzaam te kennen geeft, uit twee deelen he-
ftaat. Het eerfte, namelyk: Hemelumer Olcïevaart, eertyds
Henerlumer Oenfert , en ook wel Oldephert genaamd is
het westeJykfte, en ook het waterrykOe van beiden.
Het andere gedeelte is het OostelykO;e en Woudgrond*
xynde daar aan de naam van Noord wolde gegeeven! niet*
om dat het Noordelyker dan Oldevaart gelegen is, maar
wel » om dat bet in bet Noorden van andere deelen der
Wonden gevonden wordt ; doch, bebalven deeten naam«
droeg het oudtyds ook, nog dien van Yga-Wolden , en ni^
onwaarfcbynlylt naar Tge- Galama, die eertyds groote goe^
deren hier omtrent, en een treffelyk Stins te Oldega.bMat.
Wegen» de veelheid der Meeren en Stroomen , is deeze
Grieteny by uitncemendheid vischryk , ea de Landeryea
beftaan io Oldevaart , ten grooten deele uit laag Weid-
en Hooilanden, terwyl in Noordwolde veele Klyngronden
fevonden worden , waaruit Turf gegraaven wordt. Zy
ecft negen Dorpen, die, in de volgende order Stemmen:
%.)Hemelum, a.-) Koudim, 3.) IFarns, 4.) Schart. O
MoUveerum , 6.) Oldcga ^ 7.) Nycga^ 8,) Elahuiz€n\
^. ) Kolderwoldc. •
Ten beOuite van dit Deel , vinden wy hier de Befchrv.
ving der Stad Siam-en^ die buiten twyfel de oudfte m
weleer de grootfte en vermogendfte Stad van Friesland
was,-zynde haare Haven een der diepfte en veilkrfte zt*
weest in oude tyden, waar door de Ingezetenen geleffes.
beia hadden, om groote fchatten te verzamelen, die oc
lyk alomme, ook hier de bronSders waren van Pracht ca
Weelde, welke de oude Schryvers, by. vergrooüaee. zo-
1^5 ^ ' da.
4S^ TBGENWOOlDIOe STAAT VAlf FRIESLAND.
diriig'uitmeeten^ dat xy niet rcbrooioen tè vertelle»^ dal
men te Stavoren 9 de (loepen en drempels m%x Gou^ ea
ZdvQT bedoeg, waar van het fpreekwoord kwaoi: De y^r-
munde. Kinderen van Stavoren. Doch gelyk veelc voor*
naame Koopftedea , door 't opflyken.haacer Vaarwaters «
zyn vern€iierd geworden , zo trof ook Stavoren het zelfde
lot 9 dewyl een Zandbank « . het . VroUMrenzand genaamd »
aliengs voor de Haven opfchoot^ en de nadering van zwaar
gehdon Schepen belemmerde , welk toeval , by de Kro*
nykfchryvers toegerchreven wordt aaa de. dartelheid eeoer
rykr .Weduwe.
* . . _ _
Dê Fronfche Koningen. Door mbr-cier. UU het Fransck
nriaald. Eerfte Deel. Te Amfterda^^ by J. Atian »
• 1787. In gr. 8vo. 358 bladz. -
Dit Werk van den vemuftigen Mercier behelst geet^
zins eene uitvoerige Historie van Frankryk, maar veel
eer een flküuw aangezet tafereel van de gebeuneni&fen ^
geplaatst in een^ betreklyk licht tot den Monarch, onder
in^lken zy zyn voorgevallen, 't Is de invloed van dea
f)pptrvorst en aytie Staatsdienaan^n op 'de Natie, en de
Msvantierini^en ," welke' de omwenteling der tyden en ze-
4kn,van tyd,'tot tyd beeft gewrocht » die ftier ondeiucht
wordeB in derzelver betrekkingen tot de Staat* en Zede^
kundig.
: Om 'den Leezer een denkbeeld te geeven van des Schiy-
vers (tyl en farehaodeling , zullen w^y hier eeuige trekkeA
laaren volgen , waarmede hy het Karakter van zaeel den
Groifun heeft afgefchetst. '
. 'Na- voowaf eenige zyner Krygstochten , waar door hy *
zyn heerrchappy meer dan de hetft uitbreidde , verhaald >
en zyn geWeldig gedrag en «onmenfcheiyke wetten tegen
4e Saxen te liebben geuhetst, gaat hy dus voort.
„ Groote eti zeer gewigtige dienden, zo aan 'de Natie>
als aan denabuurige 'Mogendheden wieitien 'er vereischt;
om te beletten, dat men uit deejE:e onderfcheidene en
Moedige trekken niet het meeretigedeelté van Karels af^
4)eeldfel famenftelde. Doch edelmoedig «ynde jegens elk
die ^een Sax was, zag men hem meeriDaalen den vrede
•hernelleii in Italië, de gefchiHen der aieine mogendbeden^
^reed dm elkat^der te verftinden , Inleggen , het vergiefea
van Christen* bloed zorgvuldig voorkomen^ daorlucbiige
DB PAAN$CBB KOMHTOBN » fiMU'^llBRCIER. ^^
m üift minder nuttige verbonden floïten, èn eindelyk' dé
ruac herllellen m ^yne: uitgebreide ftaacen.
• 9, Hy wandelde, om zo te fpreeken, midden door Eu^
ttlpa, als de * zegsman slller Vorden^ door den perfoonly^
ken invloed zyner grootheid de woelachtige 'en fchraap^
xucbtige eer2«icht beteugelende, kvvytfchetdendé , (Iraffen^i
de^ overal de bUlykhetd .doende heerlbhen, hoewel hy bét
geweld in handen bad.
9, Hy overwon de Saraceenén. Dfte^è eeuwige vyandéfii
van dea Cbristen^naam *badden dèn w^iiaar Europa ge v
vonden; en bet pad eenmaal gebaand tyndé, fpoeddeii
sy, by tusfchenpooTen , derwaarts ,• en bielden de vófkeit
in gedüurige angst. : Hy veroverde Ooitenryk en Hung^^
ïyc. Hy hechtte het ^Hertogdom Beyerèn aan de Franfcb^
Kroon » zette de: grensen uit ,' beÉ(Va<^hrigde de Eilandeti
Majorka en Minorka. Grooter , nuttiger en gewigtiger egk
ter voor Franksyk was het; dat by een ITfheidsmuur op-
wierp tegen de Noorminnen, welke landingen* deeden op
êe kusten, die akOüS ongemeene en' heillooze VoetftappeQ
aalieten.
. ,, Als een groot man had hy voorzien, dat het Nooi^^
den, binnen kort, van nieuws zóu voortbrengen deeze on?
telbaare en woeste plundenaars , dat 2y wederpm wyd en
syd zich zoudeii verfpreiden- om het Vaderlanti een vryd
geopende en misfchien doodelyke wt^nde toe te brengêtil
wanneer hy de aandacht vestigde öp dit zwervend volk ;
't welk alleen van den roof wildcTleeven , en dert akkert
bouw verfmaadde, begreep hy dat het altoos geducht zyn
zoude in zyne verhuizingen, althans indien bet niet volr
komen meester o£ volkomen uitgevoerd wierd. Anes ^
geen een geflepen en vevuitziend vernuft konde beveelen^
door het neemen der verfiandigfte m^trégelen , wieM te
werke geftcld.
„ Hy bezogt zyne havens* en decdt Schepen bouwen',
of liever lange houtvlotten , die altoos gewapend en vaA
't nodige voorzien,* den mond der Rivieren telkenl^ be^
waarden. Alle de^ Kusteti waren 'er mede bezaaid ; en.^
't geen ons moet vérbaazen en doen verwonderd Uaan,
13, dat deeze foort ven Zeemacht, (lerk naar gelangè vail
den tyd, en wier verdeediging evenredig was aan deti
aanval, de wacht hield van den mond des Tibers tot aan
den uithoek van Germanie , dat wil zeggen , tot aan De-
nemarken*.
yi Geheel Europa wierd dus bewaakt en gedekt .dad^
Ka«
|5f BB FRAmCflB KOKOIGkH,
Karels werfczaaine en toeziende hand ; en het hoofddoel*
wit zyncr overdenkingen was , een Bolwerk op te wef
pen tegen den droom , dien hy zag naderen , en welken
de Franfcbe dapperheid, overeenkomftig met zyne te wel
gegronde vreeze, niet altoos kon beteugelen.
,, Niet zonder bet ftorten van traanen, was by gedagtig
^n den toekomenden rampfpoed, welken deeze inval ren
eenigen dage zou veroorzaaken ; hy zag dat tydftip als
tegenwoordig 9 en. dit ontzaglyt toekomende was voor
hem reeds aanwezig*- Dikmaals beval by zyne zoonen dit
jïolwerk te onderhouden ; doch toen hunne befchreiens^
waarde verdeeldheden den Dyk , met zo fnt>ote kosten
aangeleid , hadden verbroken , zag men alle Provintiën een
!>rooi van de verwoestendfte invallen ; alles wierd plat ge«
oopen , en de Rivieren van Ftankryk wierden met bloed
giÊverfd.
,, Te midden, der luisterrykAe en zegepraalende tochten,
an alte landen gekenmerkt door daaden van grootheid en
pioed , terwyl hy Europa bykans elk jaar doorreisde , ]«•
ven geevende nan het Ryk , waarvan hy , om zo te Iprea^
J»*o,^ de uitgebreide en levenwekkende ziel was, gaf hy
zich over aan andere berpiegelingen , vreemd van het
Krygsberoep , welke de Veroveraars zelden gekend heb*
ben. Hy hield zich bezig met nieuwe Wetten « Schikktn*
een en Inftellingen. Onze eeuw kan ze met verfmaading
beoordeelen , zonder misfchien daartoe gerechtigd te zyn ;
doen deeze ongevormde wetten waren wonderen van
Wysbeid en Verftand ^ in deeze dagen van onkunde. On'
ophöudelyk bezig met zaaken van Regèeringe , veranderde
hy ieder jaar ^t geen hervorming behoefde ; de Staatsön-
heilen trad hy te gemoete. Indien de Wetgeeving in de
daad niet aliders zy, dan een geneesmiddel, toepasfelyk
op onze telkens wederkeerende rampen, moet de beweeg«
baare Wetgeeving alle gedaanten ttic geneezing aannee*
fnen ; zy moet van zelve veranderen , zo ras zy krach-
Xeloos is. Dewyl zy de dwaaOng onopboudelyk moet
verwerpen , moet zy weeten haaren weg te hervatten ,
liever » dan ten algemeenen nadeele blyyen (lil ftaan. Ein-
'delyk met.eene houding, wyd verfchillende van de ftyfc
zinnigheid, moet zy zich fchikken naar de ontelbaare ge.
vallen , in welke men baar nodig heeft , qmdst zy de
wacht moet houden over de voorvallen die in 'c oog
loopen , voor dat zy meirtoekomfcige voorvallen zich be*
«loeije.
De*
DOM iititcint«
«59
,, Dewyl KAïlL Mtyd werkzaam was » genoot hy bet on«
waardeerbaar voordeel , van met zyne eigene oogen te
«ien, of zyne bevelen getroüweJyk volvoerd waren» Het
Volk hield by onophoadelyk in c oog; hi^r beval hy het
aanleggen van een algemeenen Weg, daar deedt hy een
Brug leggen ^ of maakte een Riyier bevaarbaar ; elders
bemoedigde hy den Landbouw of den Koophandel. Oii-
mogelyk kon by misleid worden; zyn oog zag, zyn oor
hoorde ; geene wolken waren 'er tusfchen hem en de
waarheid. Alle de Proviniiéa deelden beurtelings in zyne
weldaaden» en het indrukzel zyaer doorluchtige voecftap»
pen gaf het leven aan 't geheele Koningryk.
,9 Heldhaftig was rarbls deugd , zonder praal. Zy behoef»
de t)iet de weelde, welke de Oppervorften omringt» ea
zelf de plaatfen voor hun vermomt, welke zy doortrek^
ktn : want het gelaat der Steden neemt , ik weet niet
boe, eene leugenachtige gedaante aan , by hunne nade-
ring ; de Koningen wierden bedrogen op de openbaare we-
Jen zo wel als in hunne Paleizen, ^lies veraart , om
eillooze en^ noodige waarheden voor bun te verzwyger#
Geene Koninglyke pracht (lelde karbl ten toon , dan
wanneer hy zyne algemeene Verpderingen hieldt , en de*
wyl Aken hem zeer behaagde , hielden de Staatelykheid ea
de Majefteit des Troons nier haar verBlyf. Niets onder-
fcbeidde overal elders zyn gewaat en kleeding van die des
welgeftelden Burgers. Maatigheid ie de moeder veeier
deugden ; hy bezat haar; te beter was hy daarom tegen
vermoeidheid gehard ; en een trotsch voorkomen akoos
verfmaadende» wierden de heldhaftige bedryven, hem ge^
meenzaam
„ Een ailerdiepllen eerbied had deeze Veroveraar voor de
Wetten; hy befchouwde ze als nog nodiger dan de Wa*
penen. De Wetten, uit haaren aart^ bewaaren en befcher*.
jnen. In de algemeene Vergadering der Natie , verfcheenea
de Leden van den derden Staat , nevens de Edelen en de
Bisfchoppen ; hier beraadflaagde elk over Staatszaaken , en
droeg zyn gevoelen voor , om de Wet te verlichten^
Goedgekeurd en in gefchrift gedeld zynde, volgens Atn
2aamgèvoegden wil van alle de Standen , kondigde RARei*
dezelve af, en verleende alle middelen , om ze » in 't ver-
volg, nog beilzaamer voor de Natie te maaken ; deeze
had dan eene aanweezigheid j welke , in haar eigen oogea
baar verHdelende^ baar iffeeo ftaat van kracht en bloei
bewaarde* ^
„De
^51 BS FMffSCHE KOmifGBff ,
. ^ De ottlcuodetn,ledigfcei4 «wktc *y aw tU de grOQtfie
der ondeugden , en bekwaam » om 2e allen, voort te bre%
gen. Allerwege 20gt hy. Z}f\\ werk» in suiker voege,
verdeelde hy zyden tyd; dat, 't zy by in *t Veld of te»
Hove ware» alle zyoe uuren geregeld. waren, en tot on*
öerftfaeidene nutte bezigheden beftiefd werden. Groote
Mannen verdubbelen aldus bun beftaav , en doen de luir
b«id verwonderd (laan, die, in haar voUb-ekt niets doen,
sich no^ beklaagt , dat de tyd , die zy verbeuzelt , t«
fchielyk voorby gaat.
„ Oe Jonge Edellieden , wierden ten Hove en onder sya
oog opiJ;ev(>ed; al vroeg kende hy dus bunne neigingen
én vatbaarheid. Hier naar fchikte hy zich in hunne be^
vordering ; dikinaals had hy in den mqnd deeze woor-
den « eenen Oppervorst waardig: De Landcryen kunnen
geërfd worden^ maar de Eerampten en Bedieningen moó^
$en de eigendom der verdienflen zyn.
,,Ërn(bge lesTengaf hy aan de weelde zyner Hovdingen.
Wanneer hy ben prachtig uitgedost zag, in een zyden
gewaat , met kostbaar Bont gevoerd , deed by ben in ali*
]en haast op de J^ gaan, en. voerde hen in de bosrclien^
midden door ftruiken en ftruwellen. De pronkers keerden
te rog roeti gercheurde kleeden , of doornat vanden regen.
San gedoogde by niet, dat Semand viin gewaat verander-
de; in 't byzyn* van iedereen fprak hy ben aldus aan:
\ZieP eens toe^ hoe gf Vr uitziet , terwyl ntjtn Mar^fl yan
^chaapively melken sk^.naar geiange ran V wéér, z» éU
ik wil , ofnkeere , even rnooi^ is ab gister^ Schaamt u ,
^tn. Uert u ak mannen kleeden; iaat de Zyde en ha
'looizel voor de vrouwen. Het kleed, is voor ^t gebruik ^
vn niet voer de ftatnfie.' KAïtKt de Groote , net zynea
Sclmapsvellen Mantel , zal een belangryker voorkomen heb*»
ben, diin, indien by oraringd ware van alle de ydele fie-
raaden der weelde. Oozé' bedendaagrcbe raBDSRiK, OMt
%yne oude laarsfen , was >by daarom 'minder groot ?
i „ Niet meer dan ééneti ^anmerkelyken wederfpoed hal
}iv,*gedHurendeiil zyn leiren; 't was, na de onderbren-
ging-van al het Land tüsfcheii bet Pyreneefche Gebergee
én de Ebus^ By het te nig trekken over de Bergen, wierd
^yt>e 'achterhoede aangetast door de Gaskênjers. V^l volk
verloor- hy in de valei van Roncevaux , waarvan in de
Homans zo wel wordt gefprdkeit. Zyn Neef, de veiw
ttaanle Rsyeiand , foenvelde aldaar ^ dezelfde gevolgen bal
toenmaals dit voorval ^ als naderband xuRfiMNe's do^L
t ' Lang
DOOR HBUCIER* ^4$$
Lang klonk bet .do(>r gdheel £iHro|»» ; • toen fprak niet Mw
van deezea flag.. t)e dichtkundige verbeelding draaide
niec, met daarvan l;iè outleenen d^ wondervo^ie verdichu^
fels 9 welke de. Ichitterende ariosts zedert^inec alle d<^
bevalligheden zyn» vernufts tpoide/* - . \
Dugyêrhaal èener reize van Emfira na Bagdad^ eh v^r-
i der dówr de kleine Wóeftyne na Aleppo enz, in Italië ^docir
• een Officier , in diensp van de Oostindifche 'Maütjlhap,
fy in Engeland. Uit het thgehch. Met eene Kaart. -^—-^
: fTaarby gevoegd zyn Brieven 'e ft ündere Stukk&n^^ ge*
' fchreven' van oen Heer vASLirJ, Conful der Vereenigdit
Nederlanden te AlexaHdrie)^ aan H. H. Mogi en^».
Te Afnjierdani by J. Yftteroa , i;8^ Sehalven het f^oêri
' yrerk^ 2B4 l>ladz. In gr. %vo. \
Voor cenigen tyd hebben *wy gewiag gemaakt van Ca^
^^rr onderrigtiiigen , nopens eene R*eiéroute lanfirsden
weg van Suez^ door Egypte na £nrópa ; mitsgaders ^ft
Kyn Dagverhaal eenvr retse uit £uropa na Indie over JlUpt^
po ^ door de grootè vfoestyn v^n Aratie na Easforaj"t\)ti
(•) Thans hebben wy onder handen eene Reisroute , dèoT
èenen anderen gehouden, van Boffora na Bagdad^ doot
de kleine woe/ly» rtn Arabie .lia Aleppo\ ene. I>eidt deezé
Stukjes voegen *zig zeer ^efchiktlykb^f elkander , a)s bé^
helzende, door ^' veKcbillende Reisvöutë., een > zamenloo^
pend berigt van het nerkwaardigfte , 20* in de grooP^ als
in de kleyne JVoeftyn van Arabie, en 'htt daaraan grenzc»-
de Gewest. De Schryver dieezér laatstgenielde Reisroute
geeft ons een muffuwkeiirig Dagverhaal van zyneh reistogt^
van plaats tot plaats » door dé bovengenoemde Landftreek,
met melding van 't voornaamfte aldaar gade te (laan; en
ftyoe ontmoetingen* byzoïider ook van de bedrifeflferyen efi
knevelaaryen der Arabieren 5waaöian hy ieelvtrtdig Woofc
gefield was: welker berigt bovenal zyne nutAgheld kaft
hebben voor anderen, dk een foor^ölykcn togf ondertieelt
tDcn> om daartegen, «o véél moj^elyk, op hunne hoede
te zyn. V<;rder wTvrtgi hyzyn 'Daftvéïhaa», na ayn Vem
«ek uit Aleppoi mer dezelfde opmerkzaaifiheid omtrent het
i^oornaamnie dat hem ontmoette. Ye Latichea gekorte*
fcyiftte, ftafc hy ovet naf'Cy;«rttï,van «daar vttt Rhodes^ zet^
r ■ • •' ' ttf.
43i REIIE
tcde zync reis voort na ZafJie , vetdtt na Cürfu , en (le-
vende voons na Otranto in Jcalie. Aldaar quarantaine
gehouden hebbende, vertrok hy na iV^^/^/j, en vervorderde
«yne t'huisreize na Engeland. Onder het doorbla-
deren van dit dagverhaaV heeft des Schryvera berigt wegent
bet Lilaiid en de Stad Zante ons uitgelokt» om bet zelve
hier mede te deeleu.
,, Geduurende myn verblyf op deeze phiats, z^egt by»
bebbe ik herhaalde gelegenheden gehad ter bezichtinge van
de Stad en van het Eiland, dat zekerlyk eene veroaa*
kelyke plek gronds is. De (lad is van eene aanzlenlyke
, lengte» dicht aan het water gebouwd aan den voet van
een' grooten heuvel. Het kasteel is gedicht op den top
deezer hoogte, en heeft de (lad en haven onder een onge-
Bieen bedwang t ipaar is nu weinig heter dan een deel
puinhoopen. Het mag omtrent eene [Ëjigelfche] myl in
den omtrek zyn : en deszelfs ligging is van natuure 20
, fterk, dat, ware het in goeden Raat, en wierd het wel
verdeedigd, het in te neemen naast aan het oninogelyke
EÖu wezen: het heeft binnen zyne muuren overvloed
van uitmuntend water. Het paleis van den Providitore
is in het kasteel, en werd herfteld en gereed gemaakt
tot het ontvangen van een* nieuwen Gouverneur ; hebben*
de de voorige zyn verblyf in de (lad gehouden. De
Venetiaanen hebben op het Eiland eene bezetting van
omtrent 500 mannen; maar bun voomaamfte vertrouwen
is op hunne Vloot, en op het EiiaodfCorfu.^ Wierden
de Vloot en dat Eihnd eenmaal vermeesterd, zy zouden
fchielyk alle hunne bezittingen in de Levant verliezen.
„ van het kasteel heeft men een gezicht van meer dan
twintig [Engelfche] mylen ver, over eene der fchoonst
bebouwde valeien, welke ik ooit aanfchouwd hebbe^ op
eene aangenaame wyze doorzaaid met landhuizen, behoo-
rende aan de onderfcheiden Edellieden en fatfoenlyke
Hceren der pkatze. Schoon dit Eiland flechts klein is 9
brengt het alles voort « wat tot weelde des leevens dient,
M men dryft 'er een' zo uitgeftrêkten handd in Korenten ^
het voornaamfte voortbrengfel des lands, dat de meeste
gewesten van Europa van hier voorzien worden van die
waar. De Korenten worden aangekweekt in eene grooce
vlakte, onder de befchuttinge van bergen, niet verre van
den oever des Eilands. De zon heeft *er daardoor te
meerdere kracht op, en brengtze fchielyker tot volmaakt-
beid. In bet dn)Offeo:) dxa^ nen groote zorge om co
ver*
TAN BASSOtA NA BAGDAD* . 457
veriioeden, diit zy eenige de iniiHle vtodii^heij ?ttten.
Waot» indien dat gebeurde, zou de gebeele oogsc, naar
men xegt, bedorven zyn, en op de markt niets gelden.
■■ Dit Eiland brengt ook de fchoonfte Perflken van
de wiiereld voort, en groote menigten van Druiven, van
welke de uitmuntendfte vryn gemaakt, en na verrchillende
Landen gevoerd wordt/ In bet kort, Zante zoude een
klein Paradys zyn, voortbren^nde alles, wat men wen-
fchen konde, indien deszelfs Inwoonders niet groot cebrek
hadden aan brandftofiè ; zynde ^het hout 'er zeer Tcbaars ,
niettegenftaande men zegt , dat eertyds het geheele fiiland
vol bosfchen geweest is.
In de ftad zyn verTcbeiden fraaie Griekrche Kerken, ia
welke men fommige verwonderenswaardige fchitderyen kan
zien. De ftraaten zyn 'er van.eene tamelyke lengte, by
nitftek rein en zuiver, en de huizen zyn netjes gebouv^d.
Men zegt, dat het Eiland m^r dan 30,000 inwoonders
bevat, welker gi^ootde gedeelte Grieken zyn. (niettegen-
ilaande de Venetiaanen getracht hebben 'er de Roomrche
Kerkzeden in te voeren,) allen onderdaanen van het
Doorluchtige. Gemeenebest Vkn Venetië. Zy zyn in bet
algemeen een vriendlyk flag van volk , jegens Vreemdelin-
gen. De Vrouwen zyn in haare perfoonen meer dan ge-
meen fcboon, en zeer vry met haare gunden; maar ter
zeifder tyd zeer geneigd tot yverzucht en wraaklust: uit
welken hoofde bet gevaarlyk is, veele liefdeaverbindceois*
fen te hebben, als zynde het hier niets («gemeens, dac
men, by zulke gelegenbeden, aangerand worde doca* moor»
denaaren, die, door de beleedigdepanye, voorbedacfatelyk
gehuurd zyn: en zeer zelden gebeurt het, dat n^en hun,
ontkoome. De laagere rangen van menfcben zyn 'er Aiafe»
fiig , maar worden , door de verwaarloozinge der Regeerin-
ge, dikwyis gebuurd by de bovengemelde gelegenheden.,
Wanneer een moord bedreven is, wordt de zaak gemaklyk
bygdegd, door een ^elïhenk aan den Gouverneur. Welk
een verwyt is het vojor een beichaafd Vulk, te verdrai*
gén , dat zulke verTchrikkelyke misdaaden onder zyn rechts-
gebied ongeftraft bedreven worden! De Gouverneur, dié
altoos een Edelman van Venetië is, houdt deezen post
Hechts voor twee jaaren. Ik kan niet nalaaten hier een
ftaahje te verhaalen van het gedrag eens voorieen Gouver»
neurs deezer plaatze , welke zich onderfcheidde door de
geftrengheid zyner ftrafoefeningen. „ Twee Ëdelluiden vai^
^ Zante, een gerchil hebbeilde over .eene Juffrouw, werd
ILDBBUii.ALa.LETT.no.li. Kk »> een»
I
een via tfuii itöot de zeto ungeeet tot fet hdMm wmt
*' iemand om den anderen te fermooideii» Dit cftdani»
** eii de löooidenaar vervo*8ei».m hechtenis genukc xyo»
'^ de, werd decze (titectenenftaapde allen iovlMd, die tot
*! zyne behoudenis werd aaogevi^nd) verooidceld om
doodgctchoten te worden. Hts daags voor dat het itmk
:!! nis ter uitvoer ftondt febcagt f» worden, wrwieif de
«eene, die hem te werk gefield bad , net giootè moei-
te, een teimclyk gehoor by denGoBverneor, en vindeit»
'! de denzelven dcM>f voor aUe verdoeken, vraagde hy ^
^ of^ indien de Doge vali Vienetie selve hem vefmchc
*! het leevcn des misdaadigen re fpaaren» fay het d» «m
. doen? Hierop ten antwooid ontvangende, dat de Doge
!, zyn meester was, en gevol^elyk hei^ konde beveden;
] ftortte de andere onmlddeljt ecne groote bears vdl
*, Zechtnen (de Vcnethianfche zechinen zyn betleftipeld
', met de beeldtenis van'dcrt Doge) op de tafel uit, ea
*, fpra% den Gouverneur aan , met dee^e woorden* Zit
*, eefis hoe veele Doi^en u tegenwoordig (meekeo, kunt
!, gy hun wederftaan? De andere erkende jgereediyk, dat
!; derzelver aandrang de rechtvaardigheiir in dit geiral
\, overmogt , en tekende op bet oogenblik de ver^ffeait
,' des kwaaddoendersJ.**
' „ Ik hed de tiienwsgiengheid van twintig f^fingelfche]
mylén landw^ards in te rftfcktin, om twee bfmtnsn VM
eene vloeihaare ftdfft , die gr()otlyks naar teer geJykt, wel*
ke uit de aarde omfpririj^en, ie gaaft ba^chtigtn^ Het
water is zeer koel , en goed vati (maak ,* fchoon men ge<i
duuriglyk de teer op de oppervlakte isiet opbomlcfi* ifa
ben verzekerd^ dat deezê bpnnen, indien zy Jbelioérelyk
bewerkt wierden , aan het Gcmeenebest e enasir groot
toordeel zmiden toebrengen , e^i dat zy eens wysgeerigc»
onderzoeks zeer wel waa«Kg zyn.
, De Regeering van dit Biland ftaat onmiddelyk onder
fcet* rechtsgebied vali den Oewersal van Corfo , lot w«lke
alle beroepen op hooger rechtbaink möeüea- geridll wof«
jjen. ^ Dit eiland Col-ft» naanrfyk , i*, (g«lyk ome
Schryvcr' wat laager aantekent,) de ^erblyfipflaats van den
Goüvernetir Generaal, ^ien» rechtsgehfed zich «itflrekt
ever alle aan het Gemeeriébest- van Venetië üllderwnr-
pen eihtiden in de Levamfche Zeeën , en [deeze posr]
WoMt befchouwd, als een der gróoilte eerompten, welke
ay eenen onderdaan kunnen op-Jraagen. Hy [de Uon--
wrneurï is ritöbs ten Edelinan van den etrften rang, en
r kecft
VAN BMmUt^m I^CDAD. 4^9
WBKIC fynr lieJlBiilurvPor niet mtti éun drie fMM^ ia
i^k^a ty4 hy zyna cof deren timelyk vermeerdert; ea
wonk«'to-^yne umglopst; te' Veoetie , doorgaans be^
^dera tot.den eerftaac vtnddn Raad.**
By dit Dagverhaal 'heeft men/ nog gevoegd eenige Brie»
ven en andere Stukken , gercfateóven door onzen ConiTul
yasUM tp Aiexaodrie, die den Npderduitfcbap . Uicgeever
SMdgeederband bezorgd ^yn, en welken . als betrek(yk
tot 4^ Indifcben llaniiel ^ zeer wel by ait , en 'c bo-
vengeinelde^ Dagverhaal vab de^ Heer Cappèry voegen.
De He^r /^üZr>. aaaqplyk, , bemerkt hebbehde^ dat de
Ridder dè Tru&fcjt ^ uit neem van den. Heer Chotfhul^
^ Afgezant ven rrankryk bjjf d^ Ottomaonifcbe . Porte ^
eeoe geheime onderhandefing bad aaögegaan^ met Mara^
Bey^ den Gebiedvoerder over Egypte, betreffende de vryé
f«aR d^ J^r^K^he Schepen^ langs de roode Zee ;0pSue:s\
en hi9t verdervcy vervieren. aecliuUrcheKoopmaafchappen
pa Cair^t ftelde terftond ial)e zyne poogiugen in *t werk,
fiDr^.ware bet mogeiyk, regt agter dit geheim te komen;
fn-'t «takM^ bepu eerlaqg een afTcbrifc van dit Verdrag,
isicsgM^s nog-, van cene byzondere Overeenkomst met
oocdeeltnde het' van zynen pfi^ ^te zyn , H. H* Mog.
kennis te g^v^n vaniQene verrigting, die de.ltelzels van
6tafl!tkiiQde.eii JLooph^del van dat ryke Land t^eenemaal
kon verendifren* Te ^gelyk had by ook» in navolging
vao den Heec ^idd^' de Tr^gua , byeenverzameld de
jwaameeoNng^a van verücbeiden Ëngeircbe Kapiteins , be-
.tieteode dei Roo^e Zee, tpen het nun nog vry ftond op
StMt.H vmxwi en. d^aiuit eene oeauwlkeunge Kaart van
^ Roode. Zee gemaakt; welk^lles by insgelyks aan H-H.
Jdog. opsediaageii heeft i ten einde dus ?an zyne zyde a!r
ifs tan! te wanden, >V4^tjhy. oordeelde den Staaten vaa
dienst te kunnen zyn , m^evalle deeze gewigti^e onder*
Jteeoiilg Mr franfcbe^ geifHugar flaagde^ dan die der En^
l^lfchen voor eeufgc) jaaren, waar. toe de verandering vaa
tHüftandigbeden en. de tegenwoprdige toedragt van zaaken>
mogelyk eankiding zoude kiinnen geeven. De opgemelde
tMiderhj|nd0Utiepf]i eyn^gecekeod 9 en 23 Jnnuary 1785. en
ée Brieven- vai^ deo Heer Conful Fat/m zyn van 15
1 j
Itk flfc ^ j« rmu^
1
460 }• tttoMom ^
j. THOMSONS Jaargetyden. Uit het Engcheh vertaald^
door j. LUBLINK, DSN TOMGEN. T^ Amfiérdam^ ij d€
Erven P. Meijer en G. Warnari. 1787. In gr. %99.
Behahen de Voorrede^ 318 blad^.
De Heer Lublink^ zo voordeelig by ons bekend, tlt de
Vertaaler van Gellerts Zedelesfen en Twngs ffachsgs^
dachten , ^errykc' thans de ttederiandfche Letterwaereld
met eene zeer keurige en frati}è overzetting, van de Jaar»
getyden ^an den beroemden Engelfthen Dichter J. Iitom*
Jon. Niet beter oordeelen wy de fchoonhetd der Vertai-
ling aan onze Landgenooten te' kunnen doen kennen, dao^
door een gedeelte by te brengen» *t geen op het tegen*
woordig Jaargetyde zo wel toepasfelyk is.
,, Zie de verwelkende, veel kleurige bosfchen, door
eene opvolging van fchaduwen» het geheele Landfirbap
bruiner maaken. Een gepakte 'fcfaakeering, fcheemer^nd en
donker ^ en allerlei tenten , van het bleek verTchieteode
groen, tot het roet^chtige zwart. Thans ooodfgen zy^
;Kacbt fluisterende , de ecnzaaore Zangller naar haare pa**
den , met verwelkte bladeren beftrooid, en toooen baar het
laatfte gezicht van dit Taargety.
„ Ondertusrdien ipreidt de dille kahnte eene zagta
fchaduw over den ganPchen bemeF, welks kleinile golf|e
zelfs onzeker dobbert, werwaarts het in den luchtftroon
2al afvloeijen; terwyl de wydverlichte wolken, met dauw
bekleed, den zonnegloed indrinken, en, door haare beKfen
fluijers, zyn verzachten luister over de- vreedzaame wae-
reld uilftorten. Alsdan \% het voor hen , wien wysheid en
natuur bekaoren , de rechte tyd , om zich aan den ont*
aarten hoop te onttrekken , en boven dit gertng tooneet
tje te verhefTen, om de laagkroipende ondeufd met voe-
len te treeden , om de zwoegende driften in flaap te fua-
fen , en de ingetogen rust op haarft llille wandelingen te
iiufkoozen.
., Zo lust her my , dikwerf, eeiAzaam en in diep ge*
peins, over de bruine weide en door het rosfe bascb te
zwerven , waar naauwlyks een bezwykend toontje meer
gehoord wordt, om des Landmans arbeid te vervrolykes»
GelMkki^ (lort nog van verre eene weduwlyke Zangfter
baare kla^ , in flaauwe kwiukeleeringen , door de frecaan*
de boscbjes , terwyl de fameiiftevloeide Lysters en Kodde*
mura eu Leeuwrikken » en alle wilde Gorgeltjea > wier
koa*
tenftéióoie tooDen aog onlmg8 tl het nrazylt der golven*
dt Tcbaduwen uitmaakten j uu van alle bezielende wellui*
denheid beroofd, op den dooden trctfik beevende en Q)oe«
delooi Dcdersinen, zonder de minde gliuftering op hunn^
pluimen , en niet dan enkele toonen van fnaterend w^n-
geluid flaakende. Ach, dat toch niet het roer, vaneenig
ooaeaicbelyk ÓQg gemikt , het muiyk van her toèliomende
iaar vemiele, en het onfehadelyk zwak geflacbe, dat nieta
kwaads vermoedt, als een armzalige biSt, in vermengden
mooad op den grond flodderwiekcnde , ombrenge^**
Het bleeke, afwykende jaar, echter nog niet van bevalt
ligheid ontbloot, brengt ons in zagter luim; want nu ram»
nelt oOQphoudelyk bet loof der treurige bosfchen , en ver-
fchrikt met zelden den peinzenden Wandelaar, of dwtorelt
zacbtkens in de golvende lüc^t: maar, wanneer een fter-
ker wind door de takken blaast , dan Iboomt . een vloed
van bladen door de lucht , tot de paden der' bosfchen ,
door de verbaazende bui bevioerd en opgepropt, op koet:
lyzend windje de woestcpy der verwelking voonrollen,,
en, nu seheel ontkleed, een ruifchend gefluit doen höoren«'
Het veriehrocide groen de# veMen is eeweeken , en het
bloe'>-engeflacht, in zynebeddens opgeKrompen , heeft-^iet
zcmnlge kleed afgeleed , zelfs het geen nog van geharder
vruchten overbleef, valt vin den nnakten Boom , en Wou-,
den , Velden , Bloem en Boomgaarden » alles ilï het uitge-
firekte vergezicht, van verwoesung, doorboort de ziel. \
Dit keurig uitgevoerd W^kje,is met vierfraaye Plaatjes,*
van dfB beroeoKieii f^irthUs^ QP elk Saizoen toepasfelyk»)
tercierd* i
F(Kris; five de VarMU^ Carmen* üuBwt cadsonb coopmans»;
Vêfis , ^ d€ Kinderpókken- Naar V Ljfvn van gadso coop.
MANS. Ti Lijden f by L. Herding^» 1787. In gr. ive.
ga* biadn^
IJet beroemde Dicbtfiulr van den Heer Coottmans verfchynt
*-^ hier roet eene tamelyke Nederduftfche Overzetting in het
lidit: en, tcboóH ^er hter en daar gedeelten vry goed overgezet
?m9 noemt de Vertaaler zyn Werkenlet zonder reden, in zynow
öewying» de ftaauwe en fiaamlende Eche. Hoewel wy bet moei*
lyke toeftaan van eene Ovenaetting uit het Latyn» oordeele de'
£ee7er of het Vonnis van den Venaalcr» ten onrechte, geflree-
kra ia, uit tet volgende:
Kk» pul.
A6»
a<6l)MWIM4'TMQs.
tids irtr biltf Mnr^
domu^y G^^s Tgla
jZjr.was aP^^ W^* iöop, en nfy-
mcotdni , . | ncr magen lust f * -
WSm Thftlaial < plgnu»| qda dMtor fien lioMopand, uit cto friitliftig ted
uHa . . . r' ■ leQirooteq,
Non eric» aut lUoU dablcür xnulcenda» Nooii wor4 *er \kyer khtl ^tflruI4
' paternia. ' , ' i -» i ^^^ ybdermfn.
, .pfr<t or^;, . * -^ ^ : • • ; i gtwottm; , ,
Ifuic CliariteSy fpstiva jCohorSv lui)c /F/u aüetfch^onst goorwid door ds
blanda Oione ^</7^ IffJn^ikOn ,
D^ mc^iore itsto -fbrm^o» ' fitixeftt SH'd^aMafrSaaamgn rd Ar 4rf« êfPêi ■'
• aH?tó-' f f [ -Ajfïikfldrv. •
AtKM<i^iif^»itff^'lDiforai^rp u^4Mi^n^ Ii drocva Vader r m dien nmW
rtrm», flroora varf ellend»
Pestifernm 'vftos, muHis faccesfA)ii^t)'oorKBn9i-gchilt i n^HK*, lÉ^ *êa0r -e»
' aa^fx, . * - ' II-"' **,.yróa befméeB^
Iwfierm «fitnti g^oMtior , «i^ ip& - «Heb z«1C<)kc do<idiyl^4if iByn DckIk
Ncc Fatl fblïx;'haiii oahiu rüVUlc<^(^ Mtfr.rior wr;? ey^eitX^ WMnt rv, t^fr
vi. ftp^'»^* luH* Jiresfit , . carauKjuc J5 noör dio'fqlle pest bcllrein ntet ifcK^
• SutllMTiy •' ■- "^* t^-J&ri^WB*»^ )
h<;t mindep böcidrykc eejlr/dd door Turff rwfn ; ^oé^êel heeft d^
befcni^yiog.dcr fcliórtiHêlcïv'art'het lind vèrlooreir: hiahdé Üi4nê
óe, eifiqMüigo'din oVcr te mtén (s iTfic6r''dari fteuti^ipmifffrj'
IteQfé; bodgë^ betekenis .'fjjff'rfer^ tif yrêtf'b^lheéêen. Maar, m
^^'-mtgelhi, hanlt ttiws'%?^ llrtdMlt^rctiè W<i^5lW/k/f»^ en Y
heflreên met dubbel •woeden is noch fraai noch wd ovéi^c»t|
4aat 2y JJi^rf «^ 'wreeden dood fmsokeloos wordt * vcreelykt
men 't met het oorfpronglyke : caramque'pueliam crudeli Junere
mBffiti '-'j ;•/ ..'.», ^ ..'..... - - . ^.
- ■ • . . •/.*.'
'7^ — ' — ' •«. ^' ■' . ,'j t ■ '^ ' . ,\r
Erastes en Lucinde ; Tooneelfpel met Zanfren 9 /ifoor P« J. kasv*
tEïjjj. Tif Amjlerdamr by W. Holtrop^ 1786. 47 ^ia^^s. m
5rv Svtï* '" "* • '''-' f: " ' ' ' " ••' • -
pS'astet en- f.ucMe behoort 'otffArtnigrj*' dot taKMndn G«^i
'^ 'fisf^^ea^fclhoon hdt eéli'Scullr^MsvwaiMpnogf al^ecargc Aanw
inerttTtigen v^en, z«1len %s<^^v#& <lftiiiail daor lékten , «i mtimt
l^dcnitingén aHeen over 'def'fiMédWii^ ^aa do /laDgwinaikw^
TyeHce-ygrande^-füg,- ^ehAlmU'eenè-klefBe in 4e' MMeieir va»*
Erastes^ het onderTcheidende van deezc:Vb«i|illNfl;:«ltiÉMJcft.]2lft&
Heet: Kasttleijn zegt in zyn Vooi^nchc» ntV^ (« Miifcm» dêt de
EKMM CM UONDB. ^
«mr fiitft s^er mgmmmtig. ktmne gevm§9n m»rden.. Wy. bebbdfr>
^ftr^'t id|$Qmcei> by.Vfeemdeci noch Landgenooteo dmikiasni
W'ide flreoglle Oitiei^ te 29^, en egter dp twee pUmtam
bawtODs ia cMt StuWe hei zingee niet ei^eoaartig voor. Naai.
nelyk bladzyde 15* tier toners isde Kuoscgraep, die de6dvy(>
i«e Xiinn^ gebruiken het, ooi te zingeB» ^^fde als Uadk
Hde tl. en een Man, ^9 Etfistesf 'm 2ulk: eene neêrOagiiglieiél
uwicmoai oot liec aaahooreo van aeti geeong te 0X>d2aalE)eD » ie
de mnur wat ¥tel geveegd. Scboon wy ook de leden wéL
lègrypen van het laatfle Zaagfixk bL 44»» hoe onwaarTdiynlyk
ia liet, iJ) dat Er^ates zulk eeo nog zoo gemaakt hebben^
ft.> hoe vieeitMl geplaatst ' dien te rangen m de eerfie vemdc*
Uog, en 3*^ welke ftyve en voor gefdiokte harten onaangeoaa;
BK eaodoeoing aal het' verwekken,. als Enmex^ Lucinoê^ Edm^
#fti en Annmu lidi, inet Vader C/atn, te midden van die on^
ilandigbeden» op ftoelen plaatze» en een jQoatnor zingeo:r: daac
laMépttfertéds kbidaL.^i. gettgd heeftle Meel myn iiifl laat g^
inNü icfwoêr^gm gas9^ 4ie ésnkUyk moede is^ zoo in dê avot»
imhti: : . -
1 r^ ,.; ...'; :; ^ ' ' . ! J' ' ■■ . '■ " "l
Cefihiedenis van den Heer van MOKCtfhnAttf''do^ n. sttLumA
^ tn twee' De'eTen, Uk 'iet* ffoogduhrcït. Té Arnhem^ by*W.
> TwMy 1787. BéhdMf^'éo F^orreden, S^ Madz, In gr. aBttrè^
. , . / 'k. 't'" '• J 't i
r\e Heer ysi» MorgenOiau kcMü Voor aTs eisn Mait van- eeft
4<^i^ahlMder <)eonEigt, eii «eer wel bein{<Mdd;daar benevens^
fchoon' niet ;^lftit verUedU aah éènig Aangenomen Leetftdaél^
esflPdenc Oodtmént^ geAeldkefd> bovenal tan een menseb.
llBf««ndl eharaaer a doch voorts bleeven syne afkomst en overfgè
omtmdfgheden 4iigé een ondoorgrondéï^k |dietm ; totdat Reri
met het afloopen deezéf Gefchiedemsfe , ppcnlyk Weekc,'dat
<as bjT ywi eeHe^döoc^e afkomst ware, als zynde de wettige
gisw vsil den dvMeedcn Hertog. Philip van HoehMfrj^eH > wfeA
tai^dlgf^'oök fn dê Hertoglyb waardrghètd opl^de. -^—^
eiBrtHiMndd ^r voorige' bbvengemehie tydveriM^ waS 2yhè
voomaamfte bezigheid* geweest! een woedt Bergdal'« w'aaitnedë
iif lidend Was , tiebpuwd en bewpond- te rnaaken '; t welk
hem , naar 2yns harten «wenich , ter Wvordferinge vah veelcr
^v/éetert, by ^feftek'-gdukt was. — — Het verhaal vün dee«
se liyAe ^m'ehtfneëh'i encbMrODè bebpèr^e i^Ükkfngen ^ geeft
iamefding «ot het yertnekien van een gfoèt aamal van g^be^ifi»
timiitk^i en daarb^ voe^vaHene^gefprekken en^ondorhandefii^'
|«n,' van een zeer verfchillenden aart, die nu eens het Burger-
Mee^. dan Jiet Gpdsdlenftige, betreffen; terwyl die gebeurtenis.
len tefiens cene veeivMdtge verCcMdsÉhei^ fw^anAeier ^
Kk4 tca
4$4 OBICHODBMI
ten goede als ten kwaade» xo van dvrtie^agtigt als beredcnèefw'
de Godsvrugt f uitleveren : hec welk de^ gefehiedenis vaa
den Heer van Mor,^entkau eene gevallige leevendigbetd byzet^
die ook veelal baare ieerzaaniheid heefl. Menneenei
«{t veele andere ge({>rekfcen hier verhaald» tot een voorbeeld j
liet volgende van dien Heer over den Landbouw. ■■ - '£t
was', met volkomen toeftemming van Leonhatd Sommer, 'cm
yermogeiKl Koopman en groot Fabrikeur » eene Echtvereenieing
9asrge(ield » tusfchen deszolfs Dogter SibyiU en eenen perSood
met naame LHimthal » die een braaf en bekwaam mensch,
doch door een samenloop van ongelukkige omftandigheden, dood*
arm was. Op dee^» niettq^enf^nde die ongelykheid van mid*
delen, door Vader titmmf'r erkende en goedgekeurde Huwe*
lyksverbindtenis » liet de Heer vanf Mor^enehau , die dit groo&
4yks door zyne . Ecbtgenooce ^Mnn^r^ bevorderd had» zig io
deezervoege uit , daar ftannme .met het vallen van den avond »
jagt naar huis maakte. :
,, Gij hebt thans uw dagwerk afgedaan, mijne LiefRe» maar
nu is de beurt a^^n mij. De Maan ftaat in de helft cijns Udits»
en de Hemel is helder; het zal ons niet te laat worden, ao
wij voor middemagt t'huis zijn. Thans mijne Heeren» terwijl
tt hier bcrf, moeten wïj ook het jonge Paar bezorgen ! Wat
Ibebt gij daar over. gedagt?
„ Dat zal ik u zeggen» antwobrde Leonbard; ik heb daar
^ven overleed» om mijHnen Schoonzoon meede in mijnen handel
te neemen ; hij en mijn Zoon kunnen na mijnen dood de Fa-
brijk in Compagnie voortzetten» Wanneer ilr i^ nu bij mif
in huis neeme, zo leert hij nog den Koophandel, ea aoo» d«c
jk» kan de fchikking op de beste wijze gemaakt worden.
. ,9 Morgenchau hernam : Denkt gij. Heer Sommer « dat eene
Compagniefchap tusfchen uwe Kinderen, waarbij de een ofett
toegebragt heeft, met vreeden gedreeven zou kimoen woideo.
. „ Dat vertrouw ik mijnen Zoon toe.**
,». Dat is wel ! Maar zijne toekpmmide Vrouw kent gQ iiq|
niet 9 ^n dan is uw Zoon tog ook een mensch . die memgniaA
jnet het een en ander te (trijden zou hebben. De Heer LUien*
ahal i^ een bekwaam Landman ! Ik denk hem een grobt
fchoon Goed te eeveo » dat hij bearbeiden kan*
. ,«Maar, dat hij een Boer, en mijne Dochter eene Soeria
^, zou worden, dat is mij toch wat hard.'*
, „ Heer Somraer l. Hoe zeer gij ook een Christen 2i}t ('•J,
«00 is u het Koopmans karr.Ser toch nog eigen. Veigeef mija
4at ik u dit zeggd 1 De Koopman is van oudsher de bediepde
.van den Boer » en zal het ook blijven. Dat deze veraclit is»
(*> D6 Heer Sommer^ nttmlyk, behoorde tot eene foort vao ftCatyfc«}^
éit aeer. bo»g loopzo nitt hm imiéclyk Cbristcadoaii
I
VAM DKN RBUt ▼AM MCHtttl^rHAU. ^'4/6^
k0tnt daat tan daan , dat Boerenliedeir doorgaans arm. aonder
Qpvoedinge» ruw en onredelijk zijn*
„Dat alles is het niet, wat mij aan het hart ligt; maar dat
i, gaat mij na. Genadige Heer! al» ik bedenk, hoe zig de Boe-
t, reo met harden arbeid plagen , en ik zou zten moeten, hoe*
„ mijne Kinderen » met eelt in de handen, het heilig avond m
Pf gemoet zugten.' ^ ,
„ Mprgentbau h«mam: Mijn lieve Htar Sommer! ef] kent
bet Boercnleeven nog niet ! Zoo als de Boeien dat dryven ia
bet zeker een Martelaao leeven; maar als het naar de beste
gnmdregels gedreven word is het zeker , dat 'er geen voor
deeliger , aangenaamer en Gode behaaglijker ttandteering in dê^
Waereld is. Ik ken Boeren in Ëngehnd, die middelmatige GoeT
ren bezitten , maar door eene kundige Bouwing derzelven zoo
rijk geworden zijn , dat zij ' niet alleen geen zwaaren arbeid
do^, maar wel leeven , en in Koetzen naar de Kerk rijdca
konnen
„ Ja, nuiar het is de vraage; of dat bij ons mog^jk isr*
„ In aanzien van de geaartheid van grond en iüchtftreek ia
bet even zoo mooglijk als in Engeland ; want dat heeft daarin
boven Duitschland weinig of niets voor uit. Als gij iets doen
wilt , aoo geef aan uwen Schoonzoon een goed ftuk gelds
ten einde hij zijn Goed wel aanleggen , en een huis v(»r zir
bouwen kan. ^
9f Daaraan zal het wel niet haperen. Wij willen deezéa
„ voorflag eens volgen, evenwel dunkt mij, Fabrijken zijn al-
„ toos nuttiger, zoo wel voor ieder Perzoon in 't bijzondcf
9, als voqr het gemeene Land.**
,, Dat is onmogelijk , Heer Sommer ! Fabrijken maak»
llegts den Koopman rijk ; maar aUe de geenen , die zïg aft
Werkluiden daarvan geneefen, Jeeven gemeenlijk kommerlfjk
zoo lang de Akkerbouw in een Land nog niet bloeit. Maar
wanneer deeze eerfie tak van Handel zijn hoogften top' bereikt
beeft, dan konnen ook alle andere Handteeringen ligt tot den
booefien bloei komen. Daartoe worden dan die Luiden ge^
bruikt, welke geeoe Goederen hebben , noch korinen hebb^-
4eeze vinden dan gelegenheid, geld te verdienen, en voor het
sdve goedkoope en genoegzaame leevensmiddelen te bekomen.
„ Maar men ziet toch dat daar, waar Fabrijken ootftaao
ff ook de Landbouw begint te bloeijen ** *
„ Zekerlijk word de Landman daar door opgewakkerd. om
leevensmiddelen te bebouwen, wijl hij geld daar voor weer tt
krijgen, maar verder gaat het ook niet. Hij doet dat flegta
naar de wijze zijner Voorouderen , en wijl hij de waarde van
Zijn bedrijf niet kent, zoo haakt hij, zoo dra hij begint wel te
vaaren^ naar eenigen tak van Negotie, zijne kinderen worden
kleine Koopiuiden^ fiijgen een trap hoogèr ia weelde, en ver.
406 otBcmtmm mw mev hb» rm vmmmwa^
derven voor bet grootfie: gedeelte* Indfcn ira 4e JUoAQcnrtet
hoofdbedrijf van een Land ware» dat memaiid bqg^eeide te wêk^
toaten, ten 7a\ hij of geene Goedeita bezat, of £ig anders daar-
yaa niiet geneeren koode^ dan bou dat Land io den tioogfle»
Uoei ftaan ; ik zwijge^ dat een Staat zig door deo Koophandel
wel rcfaielijk verheft» ri|k en magtig vnid^ maar daar door ooJc
juist dè weelde en dartelheid te gemoet ijlt» welke detuaehnen
▼loeger of iaater in het verderf ftorten. Kortom het blijft vast»
^en Land , waarin de Landbouw ia bk)ei ftaat» beeft daaiMi
fene omiitpuctciijke bron van welvaaien» en kan door geene
wisfeliog van t geluk t'ondeigebragt worden» soo God bet niei
door LandpUgen kastijd. Dorpen en Hoeven verfchafièn dan
Produden io overvloed , soo wel tot Mderhoud als tot den
Koophandel ; de Stadea venubetden hunne ranwe Landsprodnc«*
f^nt maaken '^ Produden voor den Koophand^ van, en ver«
|{end«n ze. als dan. buitens Lands. Zeg mij» Heer Sonamer^ i$
't ëcne goede Staatkunde, wanneer de Vorst zijne Ondendaa»
nen 'van uitheemfche Pméuden Fabri jken in bet Land opdg*
ten,« eo ten aaelven tijde zijn eigen Land genoegzaam braak i;g.
Cl laat ^ was het niet beter^ zoo hij zorge droeg, dat in ^jê
nd alles geteeld v^rd » wat dat Land kon voortbrengeo, en
0at hij als dan zijne eigene Landsprodufien verarbeiden liet?
t» Dat is zeer onbetwistbaar*
|. Nu dat voortbrengen van alle mogelijke Landsproduden»'
jpelcbisd toch. door den Landbouw; bij gevolge is dit bedrijf
liet eerfln» noodigfie en voomaam(te.
M De I^r Sommer, was door deze voorftelling van het gewfgt
èes Landbouws wel overtuigd ; evenwel kwam het hem al te
liroDderlijk vocht, dit LfHenthdi aon Boer worden zon. Maar
dkcze maakte eindelijk bet befluit, terwijl hij zich verklaanice
jOat hij nur den raad van den Heer van Morgenthau den
{«azdbouw drijven wilde. Wanneer ókn zfjne, en »'jner £5:fati-
genootei; neiging tot de Gelukzali^hbid nog niet volkomen daar
fioor bevredigd werd , zoo was het nog altoos vroeg genoeg »
tet de Negotie over te gaan.**
In gevolge hier van. gel)rk het verdere verhaal meMt, fldde
}4$rg9nthuun naar zfjtie belofte i Liliemhat in het bezit vm
pen uitgebreid Landgoed; en dees^ ilaagde, ten genoegen van
^chZQlvcn en dat^5^er Echtgenoote, in de belcbUtkinge zyner
zaaken,zo wél, dat dé Heer Sommer met den tyd duidelyk b^
greepe; ,»dat de Landbouw eenc heerlijke zaak was, wanneer
ti zij, niet naar den fleni?arr maar near konst en ondervinding»
i» gedreven werd.'^
Paim"
JPaMlêdent üf isitgelezene OosUtMe' VeriiÜinf^ ^ éo«r j. «.
HBADBiu VU he$ ITdogduitscJi. Te'Lejden , hü W. H; Orm,
37 J7. fiehalvcn, de Foofreden^ 174 fr/arf». /« ^r. 99ff^. ' ;
C*ale OM oorded hyeengèb|a(t« Vexzsuzienhc van Dcistërfchb
r^ VeneUiageB • im biisr toer^sip . nut hebben » en lüfi^^^lj^
ArbUbo, on de .km^tm9i^% ym Bps^Iyke en GodsdTéiiAIgD
deugden in te boezemen; des dit GefcTififtV inzoriderh«id vodr
de Jeugd gefchikt » aan deeze , en ook wel aan anderen van
ryper jaaren» ter leezinge en overdenkinge aangepreezen moge
^worden. Eene beknopte vertelling, welke ons in ons tydlyk'
bedryf op de eeuwigheid leert denken » 2y hier ten voorbeel-
den Dezelve heeft tot Mn opfcfarift» d^^eumge Last, en luidt
aldus. '•
,» De Kalif hakkam» di^ de phigt beminde » wilde de tui-
nen van zijn Paleis verlieren qb. grooter maken, tiij kogt alle
de bijliggende landerijen» en'tetaalde den eigenaars zo veel
daar voor ais zij begeerden. Dan 'er werd eene arme Wedu-
we gevonden » die het erfdeel van hare vaderen , uit eene
godvrugtige naauwgezetheid , niet wilde verkopen, en alle aan--
biedingen 9 die men haar des wegens deed, tenecnemaal aflloeg.
De eigenzinnigheid van deze vrouw verdroot den Opzicnder
van het koninglijk gebouw ; hij nam haar dit kleine land met
geweld af, en de arme Weduwe kwam weenende bij den
Rigter. Ibn beschir was juist kadi van de Stad. Hij liet zig
het geval voordellen , en vond het moeilijk ; want , alfcboon
de Wetten aan de Weduwe uitdrukkelijk rcgt gaven, zo was
hec tQch niet gemakkelijk, om eenen Vorst, die gewoon was
zijnen wil voor de volmaaktfte geregtigheid te houden , tuc
eene vrijwillige vervulling van* eene oude Wet te verpligteii.
Wat deed de regtvaardige kadi. Hij zadelde eenen Ezel ,
bing dien een grooten 2ak om den hals, en reed zonder uit-
flel naar de tuinen van het Paleis , alwaar de kalif z/g juist
in het fchoone Paviljoen bevond , dat hij op den grond van
de Weduwe gebouwd had. De komst \^n den kadi met zij-
nen Ezel en zak bragt hem in verwondering, en nog meer
verwonderde hij zig, wanneer ibn beschir zig voor zijne voe-
ten wie^, en hem dus aanbrak: „ Vergun mij. Heer, dat>
„ ik dezen zak met aarde van dezen grond vuile.** Hakkam
ftond het toe. Wanneer de zak vol was , verzogt de kadi
den KALTF om hem den zak op den Ezel te helpen beuren.
Hakkam vond dit verzoek nog bijzonderer, dan al het voor-
gaande ; maar om te zien wat de man voor had , zo greep hij
mede aan. Dan , de zak was niet re tillen , «n de kaltp
zeide : H.de last is te zwaar » kadi, hij is te zwaar.**
f» Heer
. Heer antwoordde »n sbscht» , met eeoe edde vrijhefd,
*-,**viiid dezen last te mm, en hij bevat toch«aar een klein
Veelte v^ï de aarde, die gij op eene onbdlijke wijze aaa
^ arme Weduwe ontnomen hebt; hoe zult gij dan dit ge.
liede geroofde land kunnen draagen, wanneer het de Rigter
d^ wMieid ten laatften dage op uwe fchouder* lijpr
„^uiSwaa^W^tTt^i m pwes <Je kloeta»oed*beW en
ibhranderheid 4an den kadi, en mf «n de Weduwe het
hndTmetlÏÏe gebouwen, die hij d£op bad laat» aanksgeo»
J— . M
weder.*»
« * ^
N l E u ir £
'algemeen e
VAD ER LAND SC HE
LETTER-OEFENINGEN.
De Bybel^ door beknopte Uitbreidingen en ophelderende
jtenmerkingen verklaerd^ door j. van nuys jlliinreu^
BBRO , A. h. M. Th. et Phil. Dr. Hoog/eeraer in ds
H. Godgel. en Kerkl. Gt^ch. acn het lil. Ath. en Pre^
dikant in de Gemeente te Amfterdarh^ mitsgaders Lid
van het Zeewnsch Genootfchap der IFetenfchappen ^ te
VUsfingen. Veertiende Deel. Te Amfterdam^ by J.
Allart, 1787. Behalven het Voorwerk ^ 548 bladz. in
gr. Svo.
De twee boeken van den Propheet Jeremia^ te weten,
dat zyner Godfprakeu 9 en dat zyner Klaegltederen ,
worden io dit Deel ontvouwd. Voorqf gaet ene Verhan-
deling over de merkwaerdigfte byzonderbeden , welke om*
trent ieder dezer boeken in 't algemeen overweging vorde-
ren, en verder houd hy, ter ophelderinge dezer Schrif-
ten, denzelfden voet, als in de verklaring der voorige By-
belboeken; waerdoor by, wel inzonderheid aen deze en
gene voorftellingen , die hare duisterheid hebben, een oor-
deelkundig licht byzet. Ter proeve hiervan diene zyne
Opheldering van Jer. XXX!. 22; waeromtrent, nopens den
zamenbang niet het voorgaende, het volgende ftaet aen te
merken. De propheet vers 4, 5 ^n 6 de gelukkige 1ier-
ftelling van Israël in KanaUn voorfpeld hebbende, duid.
ver» 7^—14 aen , dat deze wederkeering der Jooden niet
groote blydPchap zou ^efchieden; waerdoor, volgens 15
— d2 , de voorige treurigheid geheel en al zou ophouden.
's Volks voorige droefheid word, vers 15, zinnebeellig
voorgedragen onder de melding van Rachels droefheid,
en in gevolge hiervan word Rachel, vers 16, opgewekt,
om hare klagten te (laken ; in de verzekeringe van de ver-
vulling der Godlyke beloften, vers 17— *ac; op welken
frondOag het Volk vers sft aengefpoord wordt, om met
oetvaerdigheid hlymoedig weder te keeren na Kanaan >
welk voorltel de Propheet vers 23 aldus aendringt.
]LDEKL.lf.ALO.LKTT«NO.ia. LI 99 ^Oe
470 'j* VAN »UyS KLÏNKiNftttRG
,, Hoe larige zult gy u aen de blijdfcbap onttrekken
en de gunftige gelegenheid verwacrlozen , om in uw Va-
derlai\d weder te keeren^ gy/afljeerige* dèchcèr?' 'want
de HEERE heeft wat nieuws * wat groots en zondcrlings
op der aerden gefchapeö; De vrouwe ütl den man
omvangen. ^
. „ De laetlle woorden :'w^i«/ de heere beefi wal nieuvis
enz. worden verichillendlyk opgevat. Vooraf herinne-
ren wy, en dit dient men wel in het oog te houden, dat
deze woorden hiir inkomen als eefie beweegreden, door
welke de dochter kraëU wordt opgewekt , om naer Kanaan
weder te keeren, en alJc zwarigheden worden wechgeno-
ïiien, welke haer tegen dien opcocht konden befchroomd
maken. Üit is allerduidelykst , uic het ganrche verband
van zaken.
„ De Hf ER wordt gezegd. wö/./;/V//wj te fcheppcn^ wan*
neer Hy iets te weeg brengt, het welk niet alleen vreemd,
maer ook te gelijk heuchlyk is, vergel. Jef, ^3: 19, 20.
Dit nieuws zou plaets hebben op de atrae^ dat is in
het land Kanaan, het welk vers 123 uitdrukkelyk het land
yan Juda genaemd wordt. Het nieuws zou daerin be*
ttaen , de vrouw i^al den man omvangen. Wat zegt nu
iktzt nitfpraeky
„ A. Gemeenlyk denkt men aen de geboorte van den
Mcsfias^ welke by uitnemendheid, als .zijnde een verba*
zend wonder, 'ivat nieuws mag gcnaem'^ worden. Men
neemt het vvoord vrouw voor eene algemeenc benaming
▼an menfchen, die tot het vrouwlyk geflacht behooren,
zoo dat het ook cene macgd zou kunnen beteekenen. De
uitdrukking den man omvangen zou te kennen geven, een
mannelyk 2aed in de bnerrooedcr te dragen en te orodn-
gelen. Op deze gelegde grondllagen, zou hier de won-
derdadige ontvangenis van onzen Verlosfer, iii de baer-
moeder van de maegd Maria , voorfpeld wofden , en de
Godsfpraek zou volledig overeenkomen, met die van ^e*
faias Kap. 7: 14. Men voegt er by , dat de^e belofte
hier eigenaariig , in het verband van zaken te pas ko-
me ; om de verftronide Joden tot het wedeik eeren naer
Kanaan aen te moedigen : om dnt het Joodfche land,
door deze wonderdadige gebeurtenis, boven alle andere
gedeelten van den aerdbodem , zou verheven worden ; en
om dat dit nieuws de grondllag was van alle verdere ze»
geniugen en voorrechten.
„ Daa
VERKLAARINQ VAN DBN BYBEL. 471
,, Dan hoe oud en vry algemeen aangenomen deze ver-
klaring ook^ wezen moge , kan zy evenwel geen (leek hou-
den; en hadden wy geene andere bewijzen voor ^e/in
• Mesüasfcliap, zonden wy tegen het ongeioov niet veel
kunnen uitrichten. Deze uitlegging is niet wel be-
ftaenbaer met de oorfprongeiyke woorden. . Het woord
vrouw kan niet bepaeKielyk van eene maegd verklaerd wor»
den* Het woord man beteekent eenen volwasfen man; en
kan dcrhalven niet van een mannelyk zaed, nog in de
baermoeder befloten , genomen worden. Het omvangen
wordt uergens van de dracht eener zwangere vrouw ge-
bruikt. Ook wordt deze verklaring, door het vep-
band van zaken, geenszins hegunlHgd. De belovte van
Mcsfias wonderdadige geboorte was wel de voornaemne
en de grondflag van alle andere belovten; maer dit be-
wijst niet dat dezelve juist hier moet inkomen. Die be-
lovte zou, in dien tijM welke hier bedoeld wordt, eerst
ua verloop van eenige eeuwen vervuld worden ; nu , eene
belovte, welker vervulling nog zoo ver af was, ichijnt
minder gefcbiki te zijn, om de verdrooide Joden, tot hec
wederkeeren naer bun Vaderland, aen te moeJigen^ dan
wel eene toezegging van aengeoame gebeurtenisTen , welke
kort op banden zijn.
„ B. Anieren hemen het ganfche voorftel zinbeeldig^
■ De vrouw zal liet volk van Israël beteekenen, hec
welk de hber, op Sinai, als het ware, getrouwd had>
door bet zelve tot het volk van zij'n byzonder eigendoqi
aen te nemen j hoe ^eer deze zinbeeldige vrouw deu hebsl
verlaten had, en. zich verloopen in afgodery, n^et de af*
goden der beidenen. De man is derhalven de heer, die
deze overfpelige vrouw, door de Asfyrifche en Babylonir
fche gevangeu,i9 , met het hoogde recht verftooten had»
Maar nu zou de vrouw den man wederom omvangen en
omhelzen : dat, is , Israi;l zou berouw hebben over de voot
rige boosheden, zich wedef tot den beer bekeeren met '
eenen bartlyken afkeer van de afgodery » en Hem , als het
ware,, met tedere Ijevde omhelzen. — Met een woord ^
de Israëlieten ,. zoo lang vtin den heeab afgedwaeld, zoa«
den zich op nieuw tot Hem .bekeeren.
. „ Het is waer, de bekeering van een volk, het welk
zich 2rop laDg in^^de . afgodery verhard had, was^zekerlyk
iets nieuws, het welk men, volgens het gewoonc beloop
der mcnfchclyke zaken, niet zou hebben kunnen verwach-
ten, Maer met dit alles, komt deze verklaring, o\v-
LI 2 tu
47^ J- VAN l^UTS KLINREKBERGt VBRKL. VAR OEN BTB.
zes erachtens , in het geheel niet overeen , met bet ver-
band van zaken ^ en het oogmerk tot het welk de woor-
den hier inkomen. Of zou eene belovte, omtrent de bc-
keering des volks « eene drangredcn hebben kunnen wezen,
om de wechgevoerde Israëlieten, tot het wederkeeren naer
bun Vaderland, op te wekken?
„ C. Voor het naest daerom zouden wy ons voegen
by die genen, die de ganfche belovte verftaen van eenen
zeer aengenamen vreugdetijd. — Te weten de enkel-
vouwige benaming van de vrouw en de man wordt , in ee«
nen verzamelenden zin, genooïen voor het vrouwelyk en
©annelyk geflacbt. — : Het woord Binvangen zegt ook
omringen rondom gaen. De vrotdw zal den man orrh
vangen en omringen ; dat is dan : de vrouwen en de man-
nen zullen openbare vreugde bedryven, zich in rei-
jen, al zingende, fpelende en dansfende zamen voegen;
zoo dat de mannen , als het ^are , aen eénen troep «ui-
len fpelen en fpringen, terwijl de vroui^^en dezen troep
omringen zullen, en rondom denzelven^ bly moedig dan-
fen.
„ Met een woord, het is eene befchrijving van eene
algemeene blijdfchap, vergeleeken Exod. i^i 20. Richt,
fti: 21. I Sam, 18: 6, 7. - ■ ■ Dit zou wat nieuws
en ongewoons zijn in het land van Juda , het welk zoo
lang woest en onbewoond gelegen had. Hiervan daen
wordt de wederbrenging der y er bannen Jooden in Kanaaa
aengemerkt, als eene gebeurtenis, nog ruim 200 merk*
waerdig en zonderling, als de verlosfing van het oude Is-
raël uit Egypte. Kap. 16: 14, 15. 23: 7, 8. De*
zé opvatting voldoet by uitnemendheid aen bet verband
en oogmerk; om namelyk de 'zwarigheden der Joden wech
te neemen , en hen tot den optocht naer bun Vaderland
aen te moedigen. Zy moesten zich door geene twijffeU
moedigheden laten te fug houden: want de Hesst zelvs
zou een ^rrchijnrel voortbrengen, geheel vreemd en on-
verwacht, dat men namelyk in Kanaan « het welk zoo
lang had woest gelegen , allerlei vreugde bedrijven zoude.
^^ Deze verklaring ftrookt ook ongemeen wel met het
volgende, alwaer de hbbr. de kennelykfte proeven beloovt
van zijne zegenende goedheid; wordende vers 23 — ^30^
de voorTpoed der wedergekeerde jodea befchrevèn."
Fkiw'
J« A» CRABIIBR , bvER DBN BRIEF AAN DR R0MfiINEI7. 473
ycrklaring vaneden Brief van paulus aan de Romeinen^
door i. A. CRAMER , Katicelier der UnivtrftUH te Kiel.
VU net Hoogduitsch. Eerfte Deel. Te Leyden^ bj
A. en T. Honkoop i7l^7# Bchalven het Voorberigt,
278 bladz. In gf\ 8y(?.
Uk voorige Schriften van den Eerwaerden Cratner^ ter
verklannge der Brieven van Apostel Paulus 5 is 's
Mans fcbryfwyze en manier van behandeling in dezen 9
£o overbekend , dat het ten opzigte van dit Werk genoeg
zy te zeggen, dat onze Schrifckundige Uitlegger hierin
denzelfden voet houdt. Na ene voorafgaende Inleiding, _
waerin de nierkwaerdigfte byzondèrheden , die ter opbelde-
ringe van dezen Brief aen de Romeinen in 't algemeen
(trekken, opgehelderd worden, geeft hy ons ene nieuwe
Vertaling van den geheelen Brief, waer in 'sManstael- en
oordeelkunde ten kragrigfle doorftraeit; en deze Vertaling
gaet vervolgens vergezeld van ene Verklaring zelve van
dien Brief ; in welke hy zyne gedachten, over den inhoud
van 's Apostels voortellingen , met veel juistheid leerzaem
ontvouwt; gaende dit eerfte Deel over de vyf eerfte
Hoofdftukken. Tot ene proeve hier van gae men na , het
geen hy ons wegens Rom. UI. 23 — a6, onder 't oog
trengt.
„ Op de vers 21 en 22 gedane melding van de vr^e
Goddelyke begenadiging der zondaaren door het geloof ia
Jezus Christus ^ laat de Apostel terftond het J^ewys dezer
leere volgen , wanneer hy zegt : Want Vr is geen onder»
fcheid; geen, te weten tusfchen Heidenen en Jooden, in
opzicht op den aart en wyze^ hoe zy zalig kunnen wor«
den, of in hunne betrekking tot God« Want 'er is geen
onderfcheid, de^^yl zy allen ftrafwaardig zyn ^ en allen
den roem voor God mis/en ,' dien zy hebben moesten , en
alle om niet , alleen om de verlos/ing , die door yezus
Christus gefchied is , geregtvaardigd zullen wórden , welken
God tot een verzoening heeft voor gefield^ door het geloof
in zyn bloed ^ tot een be^ys van ^zyu^ geregtigheid ^ door
de vergeving der zonden , die te voren gefchied zyn^
toen hy ^er geduld mede had^ tot een bewys van zyne
geregtigheid in deezen tegenwoordigen tyd^ om zig al den*
genen te oper^haren^ flï/J regtvaardig is^ en elk^ die het
geloof in jezus heeft ^ regtvaardig maakt. l^tVLvs zegt,
tusfchen Jooden en Heidenen is geen onderfcheid , en be*
LI 3 wyst
474 J« ^« CRAMER
wyst dit daaruit , om dat zy allen gezondigd hebben , of
allen (Iraf^vaardige zondaars zyn ; dac zy allen die waardig-
heid niislen , welke zy volj?ends het oordeel van God
hebben moesten. lücrlykheid oï roem, ^*S<, heet fomtyds
zo veel als het beeld Godsj of d«> gelykheid met God,
1 Cor. XL 7. wcshalven ibmmige Uiikggers deezc plaats ,
als een bewys van het verlies van de gorfpronglyke gelyk-
heid TTïet God, of, gelyk men gewoon is te zeggen, het
Goddelyk evenbeeld, gebruiken. Gewoonlyker betekent
lu't Gods roem, of roem voor Godj de goedkeuring van
God^ of het welbehaagon van God in de menfchen, meo
zie Joh. XII. 43 , en deeze betekenis is ten vollen met
den zin van pal-lus overeenkomende; hy wil 'er mede
zef»gen , geen mensch is zo gcfteld , dat hy het Goddelyk
welbehagen of goedkeuring waardig is. Deswegens moe-
ten zy allen donr zyne genade om niet^ dat is, zonder
het te verdienen, geregtvaardigd worden, of, van hunriC
ftraffen vryizefproken worden,. en wel om de verh^fing door
Jezus Christus gcfchied. Deczcn heeft God tot eenen ge-
nadcfloel voorgejkld. Het Griekfche 'Uoirjf^i*» heeft, we-
gens zyne dubbele betekerJs, tot onderfcheidenc verklarin-
gen , aanleiding gegeven. Volgens de oude verklaring
beteekent her, het dekzel van den Bondkist^ waarm de
"Wet van Mofes bewaard word. Dewyl God zyne byzoa-
dere tegenwoorr^igheid boven dezelve gewoon was te open-
baaren, word 'er in den oneigenlyken zin van gezegd,
dal God boven dezelve woont y en ze heet deswegens de
genade-floel of de genade^ troon. De Hoogepriesier moest
zig tot dezelve begeven , wanneer hy op den grooten Ver-
zoendag het Joodlche Volk met God verzoenen , of de
vergeeving van deszelfs verdiende ftraffen van Hem af-
bidden wilde. In deeze beteekenis word het woord, zo
wel in andere plaatzen van hei Nieuwe Testament, als
ook door de LXX Taalsmannen gebruikt, Heb. IV. i6.
Êxod** XXV. 17 — öQ. XXX. 6. en meer anderei\. De-
wyl dan God de menfclien door jefus den Meslias , wegens
de door Hem bewezen verlosfnig, begenadigt, zo kan
van deezen ook gezegd worden, i^at hem God tot eenen
genade-troon voor de menfchen heeft opgerigt. Daar intus-
fchen deeze zin eene zekere hnrdighcid fchynt te hebben,
zo zyn daar door nieuwe Uitleggers aangezet geworden,
om eene andere betekenis van het Griekfche woord den
voorrang te geeven , volgends welke het eeii zoenoffer be-
teekent, en volgends deeze zou paüLhs zeggen , dat God
Christus den menfchen tot een zoenoffer gegeven heeft.
Doch
OVER DEN MIEF AAN DE ROMEINEN. 475
Doch deeze beteekenis komt alleen by de Grieken voor,
die zuiver Grieksch fchryven : ook niet in verband met
het woord voorftel/en. Een om het verklaren der Schrift
fcyzonder verdienden Semkr heeft daarom nog eene andere
uitlegging Van het GrieWche woord opgegeven, volgends
welke de naam, die eenen perzoon en een zeker 'werk
toekomt, met den naam van den perzoon, dien het toe-
komt, verwisfeld kan worden, gelyk by voorbeeld ©fi.»
voor ©f4>5, 9-0t^f,tê9 voor «-«tv/» gefteld word, bygevolg zou
«Asfvtfiflv voor lAKruf, of 'A«(rfc»uf»d» ftaan. Dan zou de zin
zyn, dat God Jcfus den menfchen tot eenen Verzoener
heeft voorgefteld of verordineerd. .Dan hoe zinryk ook
deeze verklaaring is , zo verdient echter de oude den voor-
nng, dewyl «eene verklaaring meer overeenkomt met het
Taalgebruik van paulus, en zyne gewoonte, om al het
geen de verlosfing der menfchen door Christus betreft,
onder menigerleie beelden , die vnn den Joodfchen Offer-
dienst ontleend zyn, voor te (lellen, dan deeze ; en even
daarom de toefchynende hardigheid van deeze oneigcnlyke
benaaming van Christus niet vreemd behoeft te zyn. Voor
het overige komen alle deeze onderfcheiden verklaringen
toch in den grond roet eikanderen overeen ; alle bevestigeö
de waarheid , dat de Mesfias die geen is , door wien God ,
wegens de door Hem overgenomen ftraffcn onzer zonden,
ons de verlosfing daar van laat toekomen , en wel door
het geloof in zyn bloed ^ alwaar, volgends de Hebreeuw-
Iche wyze van fpreken , « töü «/^««ti voor u% i* «ik« (laat ,
waar het woord bloed den geweldigen dood betLCkcnt,
dien Hy als eene llraf ,voor onze zonden geleden heeft.
Te weten , wy worden door het geloof in het bloed van
Christus geregtvaardigd , wanneer wy vertrouwen, dat
God ons de (Iraffen onzer zonden vergeven zal, dewyl
Christus voor ons en in onze plaats eenen geweldigen dood
gedorven is. Dit doet God tot een bewjs van zyne gerech--
tigheid , of van het hem als onzen Rigier toekomend regt
Van regtvaardiging door de vryfpreking of vergeving der
«onden , welke geduurende den tyd gedaan werden, toen
God nog geduld daar mede had, dat is, ten tyde van
het Oude Testament. Het onderfcheid, dat hier door
fommige Uitleggers , tusfchen de woorden v^ptrn ea a^tfn^
aangenomen word, heeft in het Taalgebruik geenen grond.
Paulüs voegt •er nog by, tot bewys van zyne gerechtig'^
heid^ of van het Hem toekomend' regt van onze regtvaar-
diging, in dcezen tegenwoordigen tjd^ om aan te duiden,
Li 4 dat
476 ]. A. CRAMER
\
dat deeze troostvolle leer door Christus en zyne Apostelen
alleen in haar volle licht is geopenbaard geworden , met
oogmerk, om aan te toonen, dat Hy regtvaardig is^ of
het rcgt heeft ^ om ftraf^aardi^c zondaar en te begenadig
gcn^ en ook den geenen, die in Jefus gelooft, waarlyk
^regtvaardig maakt ^ of het tegt der regtvaardiging aan
hun uitoefent.
,, Zo duidelyk verklaart zich de Apostel» voer eeru^
dat de menrchen de regtvaardiging noodig hebben , en wel
alle menfchen zonder uitzondering, dewyl zy allen , welk
onderfcheid 'ook anders onder hun plaats niogt hebben,
firafwaardige zondaars zyn , die zelve niets doen kunnen ,
om zig van de ftraffen hunner zouden te verlosfen, welke
te ondergaan hen ongelukkig en ellendig maakeu zou, die
dus alleen eene vrye ontferming . van God redden kan.
T^n treeden ^ dat, dewyl de menfchen niets hebben noch
vermogend zyn te doen, het geen de Goddelyke goed-
keuring en welbehagen waardig maakt, hen God, om
niet , en geheel zonder hunne verdien/len , als onfchuldlge
fchepzels aanziet , en alleen uit onverdiende goedheid tot
hunner regtvaardiging befluit. Ten derden^ dat God tot
dit befluit alleen door de kennis van hunne behoeften, en
niet door hun tegenwoordig of toekomend gedrag, maar
voornaamlyk door de verlosfing van Jefus Christus , of
door zyncn in hunne plaats geleden dood , bewogen werd ,
maar dien Hy zelf, om zynen afkeer van hunne zonden te
openbaren , verordend en toegelaten heeft. Ten yierdcn ,
dat niemand deeze regtvaardiging om de verlosfing van
Jefus Christus, anders, dan door het geloof in zyn bloed,
of door het vertrouwen op' den dood van Jefus , deelagtig
kan en zal worden. Dit alles is, uit de door p/iulus g^
bruikte uitdrukkingen, ontegenzeggelyk , indien men aan
dezelve haare gewoone en natuurlyke betekenis laat. De
vergeving der zonden, welke niets anders is, dan eene
verlosfing van hunne fchuldige ftraffen, word geheel bui-
ten kyf alleen als een uitwerkzel van zyne vrye ontferming
voorgerteld , en als een gevolg en vrucht van den dood
van Jefus Christus; maar deeze nog als eene bevestiging
v m zyn voornemen , om zig over hun te ontfermen , nog
als een voorbeeld van het heerlykfte geduld, en de ftand-
vastigheid , waarmede Christus de waarheid en Goddelyk-
heid der leere, door Hem verkondigd, bekragtigd heeft.
En wnt is *er toch in deeze leerftellingen, het geen niet
met de begrippen, welke wy ons van het jillervolmaaktfte
OVER DEN BRIEF AAR DE ROMEINEN. 477
Wezen moeten maken, ten vollen overeenftemt? God be-
flooi, om de menfchen van de ftraffe hnnner zonden t6
verlosfen, alhoewel niets by hen te vinden is, het welk
hen zyn welbehagen waardig maakL Bewyst dit niet de
oneindigheid van zyne goedheid? Hy befloot, om zynen
eigen zoon in hunne plaats te laaten llepven , op dat hun*
ne zonden niet zouden worden aangezien , als of zy hem
onverfchillig waren. Bewyst dit niet de heiUgheid en
aanbiddingswaardigheid van zyne vrye en onverdiend©
barmhartigheid jegens hen ? Hy verbond het daadelyk genot
daarvan, voor de menfchen, met het geloof in den dood
van J^fus ; en dit is de door Hem zelven voorgefcbreven
order, in welke zy zyner begenadiging deelagtig worden •
dewyl dit vertrouwen even zo wel eene belydenis van de
affchuwelykheid en ftrafwaardigheid hunner zonden ais
eene belydenis van zytit vrye genade, en tevens de
kragtigfte fpoor is, om niet weder te zondigen. Hoe
Eeer worden niet daar door de heilige regten der deugd
bevestigd , en hoe nadrukkelyk word niet daar door de
befchuldiging voorgekomen, dat deeze leer de noodzaak-
lykheid van de bekeeting des menfchen wegneemt! Maar
hoe nadrukkelyk word niet tevens ook eene andere ia
onze dagen beweerde gevaarlyke dwaaling tegengefproken*
dat God den zondaaren de ftraffen hunner overtredingen
niet vergeven kan , dewyl het dulden derzelven het eenig-
Ite middel is , waardoor hunne zedelyke betering bewerkt
kan worden , weshalven zy dan niet als bewyzen van dea
CJoddelyken afkeer daarvan , maar veel meer als onontbeer*
lyke weldaaden Gods befchouwd moeten worden! Waar-
toe toch kunnen menfchen niet vervallen, wanneer zy
eenmaal van den weg der waarheid zyn afgeweken 1 Het
Wyft dus, volgends de leer van paülus, buiten kyf
dat de menfchen alleen, om den dood van Jefus Cbris^
tus wille, zig in de genade van God hebben te verber-
gen.'*
LI 5 Lcer^
478 J. C. LAVATBR.
Leerredenen van j. c. lavater, eer/ten Leeraar te St.
Pieur in Zurich^ te Bremen gehouden^ den tveeden^
yierden en zesden July^ 1786. Uit het Hoogduitsch, Tc
jtmfierdam y by J. Ch. Rocder, 1787. In gr. odava.
104 bladzi
Ter gelegenheid ener opengevallen plaetze, was de Eer-
waerde Lavaur tot Leeraer te Bremen beroepen , daa
»ync betrekking , gelyk by in de eerlle dercr Leerredenen
betuigt, en zyn geweten verplichtten hem, dien vriend*
ïyken, faartlyken, dringenden roep van de hand te ^y.
aen. Echter noopte dezelve heoi, naer 't fchynt,
om, enige weken daer na, drie Predikbeurten aldaer waer
te nemen. Zyne eerfte Leerreden had ten tekst, Rom. I.
11. en betrof het verlangen van Christlyke Leeraren-, om
bunnen Toehoordcren geestlyke gaven mede te deelen. la
ecne volgende Leerreden handelde hy over de Kinderlyke
gezindheid, uit Maitb. XVlIl. j; en de derde had tot
een onderwerp, de Liefde tot Jezus, naer aenleiding van
Joann. XXi. 15 19. Ze zyn, naer den gewoonen
leertrant van zyn Lerwaerden , opwcklyk, (lichtend en
vol vuur, het welk, te meer, daer hy ze, zo als hy zich
ii^ de Voorreden uitdrukt, in een heet belemmerend uur
xyns levens gehouden , en enige weken later grootlyks uit
iyn geheugen weder opgefteld heeft, meer hartscógtlyk
dan juist beredeneerd. Men oordeelc hierover eenigzins
nit zyn volgeud opwekkend woord tot Christlyke Liefde.
„ Liefde is het leeven des harten; de ziel van alles ,
wat vergenoegen of zaligheid kan genoemd worden. Zon-
ètr liefde is ieder leevend weezen eitendig. Hoe hooger
een weezen, ten opzigte zyner natuur, des te ellendiger
IS het zelve zonder liefde. Naar maate de liefde , zoo is
bet keven der ziel. Kennis en gevoel van het volmaak-
te, fchoone, en voortreflyke is liefde. Het uitmuntendfte,
't welk de zigtbaare waereld het menschlyke voor liefde
vatbaar koude voordellen , is de mensch. Wie dien niet
liefhebben, in hem niets beminnenswaardigs vinden kan,
niet getroffen, wordt door deszelfs voorrang voor alles,
door deszelfs adel, uitmuntendheid, onvergelykbaarheid
roet alle andere zigtbaare fchepzelen, wat zal
hy dan beminnen; wat zal hy dan naar waarde fchatten
kuni^en! De leer van de liefde, en waarde der mensch-
lyke natuur, is in den grond Hechts ééne leer. Kennis
des
1
LEERREDENEN. 479
des cvenbeelds Gods in den mensth, is te gelyk liefde
Gods en des menfcben* Deswegeu is de hoofdfoiD des
Christendoms — — liefde in *t geloof aan de door Je-
zus Christus geopenbaarde en beweezene hooge Godlyke
waarde der mcnschlyke natuur. Al me niet lief heeft ^ die
kent Gêd niet , want God is de liefde. Wy worden , mogt
ik zeggen, eerst menfchen en Gode gelykvormige men^
fcben door de liefde. Liefde is het weegen der mi>.nsch«
beid en Godheid, de hemel des hemels. De bcmal zoude
tot een hel worden zonder liefde. — — Oe hel zoude
ophouden eene hel te x zyri door liefde. God kan niets
dan' liefde willen , devvyl Hy niets dan zaligheid wil.
Liefde maakt dat God God> dat Christus Christus, is.
-t Gy weet niet, wat God is, gy weet niet wat de
mensch is, wanneer gy niet weet, wat liefde is. Naar
maate uwe liefde, zoo is uwe menschheid. Gelyk uwe
liefde is, zoo hebt gy gemeenfchap met God, zoo geniet
gy God» Ontwaak in ons» menscblykde aller gezindhe-
den; Godlyke liePiie ! Straal des hemels ! Vonk des
eeuwigen leeyeus! Affchynzel der Godheid! Liefde! Vei^
breid u in onze harten, Blymoedigheid des ' weldoens ,
milddaadige, goedige, vriendlyke zin! Word leevendiger
en zigtbaarer in óns, lydende, zwygende, verdraagende,-
verfchoonende, langmoedige Liefde! Zy alle dagen onver-
moeider, goedwilliger, het algemeen nuttiger, vreedzaa*
mer, bly moediger, opgebelderer. wakkerer, vryër en on-
vertfaagder, ootmoediger en moediger weikzaam , gezegen-
de en zegenende broederiyke en zusteriyke liefdei Geef»
waar gy geeven, help, waar gy helpen, (lerk, waar gy
fterkeui troost, waar gy troosten kunt. Beveel aan! geef
raadi leid! beur op! waarfchuw! bedraf! bid! fmeek!
zy vrolyk met den vrolyken! ween met den weenenden! kom
voor! vergezel! volg na! wend af! verligt! verbaal! ver*
zwyg! geniet! ontbeer i edele Christely ke. "liefde ! uw voor-
beeld zy Christus! uw voorbeeld die Liefde, welke allen
alles, en zichzelve niets was ! Ach Heere, Heere! wek
door dit zwakke , onmai^tige woord my , en allen , die my
hooren, op tot deeze alleen zalige en alloen zaligmaaken-
de liefder»
Hanm
480 HAMDBLINGBN VAN HET GRNOOTSCHAP
HancUlingen van het Geneeskundig Genootfchap , onder de
Zinfpreuk: Servandis Civibus. Ti^aal/de Deel. Eerfic
Stuk. Te Amlterdam^ bj P. Couradi, 1787. In gr.
8vö. 305. hladz.
De bedoelingen van dit geleerd Genootrchap zyn alle-
fints zeer pryswaardig^ en (trekken om ónze Genees-
kundige Kennis langs hoe Oicer te verbeteren, en te be^
vorderen; Zeer veele wel uitgewerkte Verhandelingen zyn^
wy reeds aan hunne uitnoodiging en .yver verfchuldigd — en
onder deeze mogen ook met recht geteld worden, de
twee ingekoomen Antwoorden op de voorgcftelde Vraag:
^, Welke zyn de bekwaamde, en tevens veiligfte, midde-
,, len , om de Geelzucht 9 wanneer zy niet te verre ge-
,, vorderd is, op te losfen. Wat keuze en welke voor^
,, zorgen moet men daaromtrent in het oog houden, zo
„ ten aanzien van de verfchillende oorzaaken deezer Ziekte,
,, als van haare onderfcheiden trappen? Kn indien zy voor
3, ongenceslyk nioet gehouden worden , uit welke tekenen
^, zal men dat befluiten? Het Genootfchap ziet, nopens
,, de keuze der middelen, in het byzonder op die hachlyke
,, omftandigheid , wanneer de Ziekte tot haare Geneezing
,, voltrekt ontbindende middelen vereiscbt, terwyl onder-
,, tusfchen de (laat van ontbinding, waartoe reeds alle
„ vochten gebragt zyn, byna zodanige middelen fchynt
, te verbieden.'* Het Genootfchap heeft aan beide deeze
ingekoomen Antwoorden den gouden Gedenk • Penning to^
geweezen; en ook beide de Schryvers hebben, onzes be-
dunkens, deezen Eerenprys verdiend.
De eerde Verhandeling is van den Heer a. j. s'^raro^
WEN, Pz. Med. DoSor, &c. &c. te Ziefikzee; de ge*
leerde Schryver geeft in het ecrjie Hoofd/luk eene korte
Befchryving der bedoelde Ziekte, en derzelver onderfcbei»
den verdeelingen, oorzaaken en kentekenen in bet alge-
meen, en gaat vervolgens , in het tweede en derde Hoofdftuk^
over tot de eigentlvke beantwoordinff van het eerde gedeelte
der Vraag. En daar, in de Geelzucht, gelyk in andere
Ziekten, de Geneezing moet ingericht zyn, naa de ver-
fchillende oorzaaken, en gevorderden (laat der Ziekte, zo
geeft de Schryver vooraf eene zeer na;»uwkenrige opga^ve
van de meest bekende oorzaaken der Geelzucht, derzcl ver
onderfcheiden kentekenen en onderfcheiden trappen. Hét
yicrde Hoofdfluk behelst eene algemeene voorzegging, en
hi^«
«BEtVANDIS CIVIBÜ8. J^S^
hieruit word als van zelve afgeleid , welke zoon van Geel-
zucht voor geneeslyk , en welke voor ongenecslyk ,
moet gehouden worden. In het vyfdc Hoofdfiuk geeft de
Schryver de algemeene en byzondere Geneeswyze deezer
Ziekte op, die, met zeer veel oordcel, naa den byzonderen
aart, en de verfchillende oorzaaken, der Ziekte, is inge-.
richt; en hierop volgt, in het daarop volgende Hoofdfiuk^
een ontleeding nopens de keuze der middelen in dat bach.
lyke tydftip , wanneer de Ziekte volftrekt ontbindende mid-
delen yercischt, terwyl de (laat der Vochten zodanige
middelen fchynt te verbieden. Hier word, met recht, de
Kina als eet> zeer heilzaam Geneesmiddel aangepreezeiu
Eindelyk befluit de Schryver 2.yne Verhandeling, met ia
het zevende Hoofddeel nog eenige zeer nuttige voorzorgen
«n raadgeevingeu mede te deelen.
Deeze korte fchets zy genoeg , om onzen Leezer aan te
moedigen, deeze, roet zeer veel oordeel en beleezenheid
gefchreeven, Verhandeling zelve te ieezen.
De tweede Verhandeling , door de Heer j. t. van de
WYNPBRSSB toegezonden , is niet minder wel uitgevoerd ^
en men ziet duidelyk, dat de kundige Schryver zyn On-
derwerp wel doordacht , en de beste Schryvers daar-
over geraadpleegd heeft. In de eerfte Afdeeling han-
delt hy over den aarf, verfchillende toevallen , trappen ,
en oorzaaken der Geelzucht. De tweede Afdetling heeft
ten onderwerp, de tekenen der geneeslykbeid en ongenees-
lykheid deezer Ziekte. Het is zeer moeiely'k, de genees*
lykheid of ongeneeslykheid eener Ziekte te bepaalen , door*
dien de oorzaaken zig niet altoos duidelyk kentekenen,
en daarenboven zomtyds zo zaamgefteld zyn , dat ze de
Geneezing reeds daaidoor zeer moeijelyk maaken. ■
Ondertusichen heeft onze 3chryver de tekenen, zo veel
doenlyk, opgegeeven. De Geneeswyze der Geelzucht, in
de derde Afdeeling aangeweezen , bevat een aantal der
beproefdfte Geneesmiddelen, en Raadgeevingeu, waarvan
men, op het voetfpoor van zeer beroemde Geneesheeren ,
naar maate van de verfchillende oorzaaken , en den gevof:
derden ftaat der Ziekte, gebruik kan maaken*
nr-
^Ja .VERHA.fl»ELIK€«l|
yerhandclingen uitgegeven door de Hollandfche Maai^
fchappye der Wectcnfchappcn , te Haarlem. XXllI Deel.
Te Haarlem^ by ]. van Walré, J78& Behalyen ha
Voorwerk ^ 322 blaaz. In gr. octavo.
Een ieder, die eenige kennis heeft van den toeftaiid onzer
Helderfche Kost, en 't gevaar dat d^rzclver Zeewee-
ringen loopen , bezeft terftond het gcwigt van het volgen-
de Voorftel door de Maatfchappy gedaan. „ JNadien de
^ voörnaaaafte ftroomen in de Texelfche Zeegaten^ en wel
-, hoofdzaaklyk in en by het Marsdiep, hoe langs hoc
-, meer de aidaar liggende Dyken en Zeeweeringen nade»
„ ren, en dezelven. door de rocneemende diepte, in
' gevaar brengen; zoo word gevraagd: O/, en door wet-
ke middelen, de gemelde Stroomen van def^ Wal afge^
'^ keerd^ en het naderen der gevaarlyke diepte voorgek(h
' men , of de Zeeweeringen tegen de nadeelige uitwerking
Il van dien beveiligd zouden kunnen i^ordenF^ Ter be-
antwoordinge van dit Voorftel heeft, onder anderen, de
Heer Jacob Otten Husly zyne nafpooringen deswegens in-
geleverd, welke hiermede gemeen gemaakt worden; süs
hebbende dezelven, boven andere ingekomen Stukken,
de goedkeuring van de Leden der Maatfchappy in zo ver-
re weggedraagen , dat ze den Schryver eene zilveren Me-
daille , mitsgaders honderd halve gouden Ryders hebben
toegeweezen; daar hy ^angehomen. had, zo veel in hem
was 9 te voldoen aan de voorwaarden in het Programma
geetscht, — ^ By de geroeenmaaking van dit Stuk beeft
de Autheur 'er nogbygevoegd een Aanhangzel, behelzen»
de nadere ophelderingen- van eenige zwaarigheden , en be-
antwoording van tcgenbedenkingen over dit zyn Project,
het welk hy v^der den toetze van bekwaame Mannen aan«
Beveelt. Ook heeft de- Maatfchappy, het belang der zaa-
ke overweegende , goedgevonden -dit- Stuk met deeze uit-
Boodiging vergezeld te doen gaam „ Alle des kundige
:, Heden worden, van wegens de Betren Opgeeveien
„ der Vraage, wawoiw deeze Prysverbandeling gaat, by
3, deezen nitgenoodigd , óm hunne Remarques op dit
„ Plan te fuppediteeren , zoo verre dezelven tot volmaa*
3, king van het zelve, ofte het wegneemen van de zwaa-
3, righeden, welken als nog in de executie der Hoofden
„ in de grootfte Diepte worden gevonden, zouden kun-
nen (trekken, of ecoige andere middelen aan de hand
V'\ „ te
VAN DE HOIXAmSGHB MAATSCHAPP7. 4S|
^ tegeeven; — onder uitloovihg vpn eene cohvena*
,, bele belooning, in gevalle dezelve van applicatie gé*
„ maakt zouden kunnen wordenv"
Wyders verleent ons dit Deel* nog eenige Berigten aan
de Maatfchappy gegeeven. Hier van behoort tot het Heel*
kundige, eene Waarneeming van den Heer G. un Haaf^
wegens eene veroudeide Darm* Net- on fFater breuk door
Konstbe werking herfteld; van den Heer J. de Fries ^ we*
gens eenige geneezene Polypi van den Neus; van den
Heer IV- van Lil, wegens een groo^ gezwe/ op de Knie^
fchyf ; en eene Verhandeling van den Heer P. S. Kok over
eene verbetering in het Leerftuk der Voetbaaring. De
overigen zyn betrekkelyk tot de Natuurlyke Historie , als
behelzende Waarneemingen van den Graaf G- Rozoumouws*
ky y over het verfchynzcl der Phosphorike Lichten van de
Oostzee; Bericht van den Heer F. Verjïcr wegens twet
Elephants Beenderen, naby 's Bosch gevonden, met eenL
ge aanmerkingen over dezelven; en eindelyk eene Befchiy-
ving van de zogenaamde Meermin der Stad Haarlem, of
eigenlyk van Edara , door den Heer yf, Fasmaer; wel*
ke beichryving hier nog eene byzondere melding vordert.
Het heeft den Heer Fosmaer, niet ten onregte , der moeite
waardig gefcheenén, om deeze óver 't algemeen bekende^
doch opgefmukte^ en van daar by veelenverdagte , historie
wat nader na te fpeuren. Zyne onderzoekingen hebben hem
geleid , om het bericht der oude Chronykfchryveren deswe-
gens qIs egt aan te neemcn; maar de laatere overleveringen^
als of dit in 't jaar 1403 in de Purmermeer gevangen Zcewyf
eene Meermin geweest ware, als volftrekt ongegrond te ver-
werpen. Hti.gttn Jan Gerbrandfen van Leiden ^ die in 't
jaar 1504 overleed, Reynerus Snoyus, die 1537 ftierf; en
Ocko Schar lemfis, die in *t jaar 1566 nog fchynt geleefd te
hebben , is in 't vveeziènlyke der zaake , en de vborriaameby-
Èondcrhdden > volkomen eenftemroig; doch geen hunner noemt
het gevangen onderwerp eene Meermin, 'maar eenpaarig
een wild Wyf of Vrouwsperfoon. En iri dit denkbeeld
Vw>rden we, 'geiyk de Heer Fosmaer verder toont, beves-
tigd door de oude afbeeldingen j die 'ér nog van voor-
handen zyn. Hy beroept zich ten deezcn aanzien op
eene Schildery te Haariem , in handen der Heeren Elou^n ,
welke, naar uitwyzen der kenmerken, lang vóór 1600 lee-
fchilderd', en waarfchynlyk naar een nog ouder (fuk
Semaakt , zal zyn. Voorts op het fteenen beeld , ter ge»
achtenis van die voorval , te Ëdam > in het Frontel]>}»A
der
I
484 VSKHANDKLINOIir '
der Purmerpoort, von>ouwd 1610 , uitgehouwen. Mits?.
Sders op eene zeer oude Schildery hier van in bet Prin-
ihof te Edam , welke in eenige bysonderbeden onder-
fcbeiden is van (ie boveogem^tde te Haarlem; ten bewyze
dat bet sceen m elkander gemaakte Copyen zyn. Geene
deezer Afheeldingen, en zo zyn 'er, naar men berigt, te
Edam meer Qukken in onderrcheidep huizen , geen aan
dit voorwerp de gedaante van eene Meermin, maar /lelt
het ons voor oogen als een gewoon Vroiiwsperfoon » mee
handen en voeten , naakend en met zeer lang hair afge-
beeld. In de Schildery te Edam is dit Zeewyf geheel
groen afgebeeld; eenftemmig met het verhaal der Chro-
jiykfchry veren , die zeggen dat zy begroeid en morfig be-
was/in was , waarvan men haar naderhand zuiverde ^ welk
vuil niet anders geweest zyn zal, dan een flymerig groen
mosch, 't welk men zeer gemeen in alle wateren vindt,
en zig aan de lichaamen aanzet, 't Geen wyders de egt*
heid der gefchiedenisffs , en wel byzonder van haar verblyf
te Haarlem, verfterkt^ is eene geloofwaardige ovetleveriog
deswegens te Haarlem, met aanwyziog van de plaats van
haar verblyf, en melding van eenige b^zonderbeden , die
met het verhaal der Chronykfchryveren inftemmen. »
Dit alles te zamen genomen ftelt de waarheid der gefchie*
denisfe , volgens den Heer Fosmaer^ buiten twyfel; en
,, vern^its •er geen het allerminst bewyss zegt hy, gevon-
,, den word, dat dit Menfchelyk Schepfel ergens uit onze
„ Landftreek vermist, of als weggeloopén erkend is»
y, zoo komt my niet onwaarfchynlyk voor<» dat dit onge-
^ lukkige Schepfel, van een of ander Schip, door ftorm
3, in de nabyheid van onze Kust gebleeven, in Zee ge»
3, raakt is. Dat zy met de zeldzaame eigenfchap gebooren
geweest is, om lang in en op het waier te kunnen
leeven , en door den tyd in die zonderlinge eigenfchap
„ volmaakter geworden is." Om de bevreemding van dit
denkbeeld te verzwakken, beroept hy zig op geloofwaar-
dige voorbeelden van menfchen van verfcbeiden aart , wel-
ken zig lang in het water konden onthouden» zouder
daarin te verdrinken; en hegt.'er ten beQuite de volgende
opmerking aan.
„ Wy achten dus in deezen ons oogmerk bereikt, en
beweezen te hebben, naamlyk, dat de Haarlemmer^ of
liever Edammer ^ algemeen zo bekende Meermin^ geen*
2ints eene Meerminne, maar een weezenlyk Vrouwsper-
foon geweest iS| welker oaftandigheid en verwondering
baa*
9>
9f
VAN DB HOLLarmscHE ^iaKtschappv. 4^5
► \
|>n^H«iKle ei|!WirchJïp wel verdkut, dat zy éïndelyk eens
feciii#eiid wienl. Gceniverd wierd, zeg ik,' van alle de
verdiditfelen , waarmede de oudheid baar omgeeven) en
mkennetyk gemaakt bad. Tc meerder verdiende heeft zulks ,
datr döi^el^e omewachtellngen , van klaarblyklyk bewee-
^Beiie iHivraadieden , weHcc althans alhier hi de zoogenaam-
jJc Haarhffmcr MttrMn rya aangetoond , niet tegenftaan-
lle het waare geval, door oude geloofwaardige fchry veren,
«aar waariKfid is te bock gefield , en daar en boven door
oude o^cTblyÉzelen is aangeweezen, haare nuttigheid heb-
ben^ Nfeilegcnttaande aHe deeee voorhanden zynde bevvy.
gen, 1}eM)en voarn^me Geleerden van vroegere tyden, en
«elfs «og in onnc dagen > den Oenter van geloofsd waaling,
2onder eenige opheldering , gevolgd. Te meer verdienfte
heeft zalks, hethaale ik, daar zelfs nog veele bekwaame
en geleerde Mannen, vooral onder de Roomschgezinden ,
gctyk niy, by iteyne Reizen door halten , omtrent het be«
kende Huisje van Lar^to , als anders , gebleeken is , zich
aRm dergeiyke verdichtzelen vergaapen , daar zy hier kun-
nen eren , dat befchreeven en afgebeelde waarheden , doot
den tyd verge«?eii , en met onwaarheden omzwachteld wor-
den, 'niettegenftaande men de waarheden, van het hi zich
cetfa zotideriinge en aamnerklykc gevat, zoo dnidelyk be-
(cbweven, en door Afbeeldingen opgehelderd, voor zich
heeft.*'
Vertoog ter aatwyzinge van het feekere middel waar dooi-
de Vreeman , lederen nacht , zjne v^aare langte kan te
veeten komen , uit den Stand en de Verfchyninge der vastt
Starren. Dóór mathys adolph van iOsiNCA, Oud Se^
cretaris tkr Stad Barlingen. Te Harlingen by V. vaii
der Plaats , 1787. //; groot S9o. 48 bladz.
Al over veele jaaren is men, ten nutte der Meevaart »
foedagt geweest, op het uitvinden van een middel
waar door « of een" weg langs welken , men, in het bevaa^
ren van den gtooten Oceaan, met zo veel zekerheid k<m
zeggen , boe verre men Oost • of Westwaards gevoerd , o£
in Lengte gevorderd zy, als men bepaalen kan, welke
vorderingen men Noord -of Zuidwaards gemaakt bebbe»
of tot weUc eeae Breedte men gekomen zy. ffehaalde
PQOgHiCen om bier tot te geva^a xyn wel niet geheet
zonder vrugt geweest; doch se hebben egter aan ^ ge-
lLDX£L«M.ALG.LeTT.ivo.i2« Mm weaacb«
^ e
48(5 M. A. vaV idsinoa
wenfchte bedoelde niet voldaaji ; eu zulks heeft nog (leedi
den eenen en 'anderen onledig gehouden, om zynen geesc
op het vinden hier van te fcherpen. Onder deezen behoort
bok in onze dagen de Heer van ld/inga^ die thans den
Zeelieden een nieuw middel aan de hand geeft , waar van
hy zig een gelukkigen uiiflag belooft , en *t welk hy daar
om , ten algemeenen nutte , ter beoordeelinge en beproe*
vinge opcnlyk aankondigt.
Zyn voorfterkomt in 't hoofdzaaklyke kortlyk hier oi>^
uit. — Men trekke een eerften Meridiaan » (evea als op
de Aarde, by voorbeeld over Londgn^) aan den ftarren-
hemel .over eene by uitftek flikkerende fter, by voorbeeld
Sirius^ (die den eerften January , 's nachts te twaalf na-
ren den Meridiaan van London doorloopt,) om van daar
de rekening der Lengte Oost -en Westwaards te beginnen;
verdeelendè het van daar getrokkeii cirkelrond, ter weder*
zyde in 180 graaden. Men vervaardige voorts naauwkeu-
rige tafels van den afltand der voornaam&e ftarren van J/-
riusj' Q*) Oost. en Westwaards. En voorts fchikke mea
een regelmaatig verdeeld Hemelsplein, naar de aanwyztng
deezer tafelen; mitsgaders eene daar aan beantwoordende
Waereldkaart, naar de eigenfte vefdeeling als bet Hemels-
plein ingerigt. De Heer yan tdfinga^ dit alles met
de verder daar toe behoorende onderrigting ontyouweode,
is van oordeel, dat een kundig Zeeman, in de hier* toe
vereischte rekening bedreeven, en altoos in agt neemende
dat hy , waar hy zig ook bevinde , zyn waaren middagftond
weete, langs deezen weg zo gereed zal kunnen nagaan , op
welke Lengte hy zig bevinde, als hy door hoogteroeeiing
zyne bereikte llreedte leert ke:^nen. Onder andere opbêU
deringen Van zyn voorflag bedient hy zig ook van 't vol-
gende voorbeeld^ 't welk dienen kan om het beoogde van
het bovengemelde beter te verftaan.
Men
'C*) De Heer van Idfttjén bedient zig, in dft Gefchrift, ter
ophelderinge zyner voorftellingen , van de gewoone opgave
van de afllanden der vaste Starren; dfe, in dat geval, naauw-
keuriger bepaald zouden moeten worden. En zo wii hy oök
opgemerkt hebben, dar zyne opgave Van Sirius in den Meridi.
aan van London veelligt niet de correcte uurtyd is: doch zo 'er,
zegt hy, eenlg verfchll van mmuten zy , zal zulks in den grond*
der Z'ake geen verandering te wegc brengen: alleen?yk moeten
foortgelyke verfchtllen aangewcczen en verbeterd worden, cft
alles zal vervolgens van zelve zig daar na fcbikkenu
■ 'ÜVEE *T:VITIt)BM t)E|ltiAN«rB.:.- .!,487..
Men ftdie dat een bekvarnn-Scumfmiin sig met zyn fchip
bevinde in de grooié Zee » zuidelyker dan de Ca))p <^.e G(>e*>
de Hoop 9 atwaar yan de ftraat van Magelianes af, oo8C-
waards toe aan Nova Hollandia, wel; 2000 Duitfche iQykn,
water is, en tusfchen die plaatzen een uurverfchil van
meer dan i& liureii, om dat ze meer dan j8o Gmacis» van
elkander geiegen-'eyn. Hy weet op hoe veel graadeo Breed-
te hy zig bevindt, maar by is.onkundig van deiLeqgte;.
hy weet -niet ot] hy zy omtrent de Straat van Magelianes,'
of by Nova UoUandia, en is daar door volkomen 'm 6n-'
zekerheid, of hy Oost- of Westwaards möct zeilen om de
Caap de Goede Hoop.aau te doen ^ of om tot behoud van
Sctiip en Volk eenig- ander Laod té zoeken.
,^ODderfcel dat den StuucmanUn dien uitgeftrekten Oce-
aan, in den morgenftond als uit den flaap ontwaakt». zo
^ sai zyn eerfte werk zyn, om aan de hoogte ^^rSonne-
gewaar te .worden, op welke breedte hy mag zyn ;^ en by
4e waarneeming van de cxilminatie der.Sonne, wect.hy
te gelyk zyn rechten middagtcond , en verv^olgens de an-
dere uuren van den dag« Men fcelle hy ontdekt te wee*.
zen op de Zuider breedte van: 45 graaden, en daar me«
de kan by terftontl zeggon» dat hy 1447 en een halve
Hiylen Zbidelyk af isjvan de piaraleilyn: van Lopdons breed- •
te, nadien Londoniigt op 514 graadeh Noorder breedte,
en dus zyne breedte en die van/London g6i graaden
verijjhilten. Aan de Sonije kan hy niet gewaar worden^.
op welke laogte hy is^ en zulks moei alleen ontdekt war»
den uil d^sn (^an^i-der Starren,, die zich des nachts .voor
hem vertoonen. Ware by oflhtrenjt noita Holla^a^ dan
pioeten uoodzaakelyk • geheel andere Geftarntens In zyn,
meridiaan komen, dan .of hy was iomtrend de Oostkust
van het Zuidlaild van America*. OnderQeld dat hy VQorr
«iea zy van zodaaoig een Hemel^plein als gezegd, is, zal
. hy daarop terftond kunnen zien^. o£ de beke»(}e Starren ^
die voor. en omu'end.hem iftoaQ, i» het jaargetyde , en in
die nacht, of op feyne uactyd^van die nacht, wel kunjieii
yeffcbynen in de meridiaan van Londen: indien. ja, daa
is hy ftraks al eenigermaate verkend, en uit zyne eerfte
ongerustheid geholpen; en incTien neen, dan weet hy , dat
hy verre van.de meridiaanlyn van London verwyderd.is^
eiFzyn uprtyd yan de nacht zal hem wel ontdekken ^.of-.hy
aan dp Oost- of Westkaiu van die meridiaan moet zyn,
terwyl hy deèze of geene beketode Starren vo^r ^ig heeft ,
waar van by weet, of en hoe verre dezelve Oostelyk of
Mm £ Wes
4S8 M. A. VAN IO811V0A.'; :OVnc/T VmÓEM OIR LANGTE.
Weslelyk Vtfn cfe «srAe mtridiaanlyfl sfihmi. Indien de
tyd <^ao bei jaar ineede teiigce , dat hy de gtoote Hond*
ftar Sirius geduurende de nacht m zym Meridiaan of daar
oratfeDd konde waarnèemen , dan zoude de uurtyd van «to
itachc hem terftond uic olie onzeekerbeid en bekofliixierinfr
helpen, toonende hen. voot t)Qgeti op 'c Hemeiüpleia o£
afidëPs in een tnette tafels op welke unr en niiJiiitt van
Aé nacht dezelve Star deo fn^ridiaan van Londen door-'
lidopen moet. Vond hy dat de Star vroeger voor hem.
kooinfïCdat is te ^ggen waiHieer hy nader aan de taorgen*
ftond- is,) dan i% hy rerftood volkomen locker, dat hy is
c^ Gaster fangte van London} en zo ze laater voor hem
komt, dan is hy op Weéter laa|mf en na inaate het vroc*
ger of laater meer of a[)inder verfchilt, wordt hy ten eeoe-
tMkA kundig j hoe verre hy van de eerlle meridiaanlyn vei*
\fryderd is, het geene in cgraadcn en aiinuuten volftrekt
g'^lyk is a(t«i de weTwyderinjg van de Star zeiv«. Geaoo^
sften hy vond de Star Sirius , of eenige andere Star^ i*
zyi^ üfieiidiaan- ^ unren en 6 ibinuuten vroeger dan ze 'm
da i^ondonfcbe meridiaan tem zyn, als dan was zyM
plans op de iangte van bet. Eilandje Sc^ Paulus; en ft^
itodmën hy vond te 8 anren^a nanamen een Star t^oor
zig^ wdke hy op 'e HiEUBriaplein liet in die nacht de
meridiaah viftn Londcw *aör te loopen te lo uuren ^ daU
ia hy aeefter op delan^fte van de Caap de goede Hoop)
de Teden is dat de C^ap dè goede Hoo|^ 19 graaden 30
HÜntmten Oostcr limgte heeft . Tan Londoil, en liei Eitand-
je St. ¥»atus 7<) graaden 30 nftinuaten , volgena de 00de
KtngtQraJfels die tk hier in volge. Ten derde- f&ië^meti^
hy "^o^d een Star in zyn Bi^idiaan op zeker uur der Nacht ^
waai" van hy door \ Hemel^plein of de tafeis onderrecht
T«fordt dat dezelve töt London moeti cnlAiineeren op defetK
ifé «ttttyd, dan -wéét hy wiskundig, dat zyne trtaatt Ü
lepx Zuidwaards rtnder de meridiaan van liondcff».
De H*é^ van Idfihgd^ natüurtyk met zyn voorflel ing»*
nometi', onthoudt asig egtet van aiie^g¥ootf))ralik4 |;eeft
het I>€ffebe1den ter toetfinge over; wydt dit zyn gefbbrift
eetbtcdig toe aaTi alle inenfcbcn^ bet ^y van hoo^eh df
«ninderen ftand, welke hi^ng ftellen in de bevd^defing
van de konst dér groote Zeevaart; fln dröagt hèt zeNe
ter onderzoekir»ge voor aan <il)e Genodtfdilippeh^ en by-
'ZohdcYe Liefhebbers van frcaje Weeteüfchappen, het ay
in of buiten ^yn Vaderlakid.
B^
W« COXE9 USCHOVWJNG. 489.
Befchouvring éer Maatfchappy en Zeden ^ in Poolen^ Rus.
land^ ZiMedöH en Deenemarkcn^ doorvlogten maVo^r*
vallen eenige ÜHjieekende Chara&ers betreffende^ door
wiLLiAM coxB , A. M. F. R. S. Lid van V Komngs
Collegie te Cambridge , Kapellaan des Hertogs van
Marlbottrgh , Medelid van de Keizerlyks Sconomifche
Sociëteit te Peten burg , ah mede van ds Koninglykc
jicademié te Kofpenhagen. Naar den derden Druk , uit
het Engdsch. Êerfie Deel. Te Atnjlerdam , by ƒ, Ymema.
Behahcn het Voorbericht.^ 185 bL In gr. 8vo.
Een breedvoerig Voorbericht des Venaalers ontvonwt
den aan des OorfpFonglykan Werks, en weike ver-
anderingan hy oimrenc het zelve gemaakt hebbe;bet komt
konlyk hier op neder. Dat de Heer coxe , dk Lord hbr«
B(«.^T» op diens Reiee, door de Noordfche Ryken vergeseU
de, van eyne Reize een dooridopend Verhiral opftetde in
tviee awaare Doekdeelen , m groot 4to. Dit Werk geheel te
vertaaien, was de eerde aanleg; doch verfcheide pedenen
bewoogeti hem daar van af ce zten;en kon hy, cgter, niec
befluiten het geheel den Nederlanderen te onthouden»
Herdenkende, met welk eene greetlgheid, zyne Landsge*
noocen zyne Vertaaling ontvangen hadden der BeJihoU'^
wingyan de Maatfchappy en Zeden ^ in Frankryk^ ZmU
%erïand ^ Duit sch land en Italië^ door Dr. moore(*),
vic'1 hem in , of *er uit dit groQte Werk niet iet dergelyks
te vervaardigen ware , wegens de Noordfdie Ryken. Ily
onttcrftondt zttlks , en heeft dit de geboorte gegeeven aaa
het Werk, welks eerfte Deeltje wy thans voor ons heb»
ben. Zyne verdcediging, wegens die Handelwyze, leeze
men in het Voorberigt zelve. Alleen neeinen wy 'er uit
over: „ De Briefswyze inrigting vorderde nu en dan eea
^, Hoofd ^n Stot daar aan beantwoordende; deeze onder«
4, f^heiden zich genoeg van het Werk van costs zelve,
„ ann 't welk wy, voorts, in de opgave ons zo ftipt ge*
„ houden hebben , als , onzes inziens , de pligt eens
„ Vertaalers eischt. Groot zou ons genoegen weezen ,
;, indien wy mogten ontdekken, dat deeze Èefchomvingen
„ opzcfi Landgenooten zo veel vermaaks en leerzaam on-
), derbouds fcbenken ^ als dte van Dr. moorb gedaan heb*
M ben,
(*) By den Dvukl^er deezeSf j. tntsma, onlangs uitgegeeveik
Mm 3
^QO W. C O X E
,, ben /en 'nog dóen: wy hebben 'er het onze aan toege-
5, bragr. Elk Reij^iger heeft 2yne x^^yze Van befchouwen ^
y^ van denken, van Icliryven. Coxtt is zo min een moo-
,, RK , als MooiiE een coxe , den een naar den ander, te
„willen plooijen , zou een broddelwerk uitleveren, ja
5, zulks , met waarheid en opregthèid , onbellaanbaar wee-
„ zen- — " Onze Briefswyze Schikking baarde eene bc-
„ leramerende oDgelegenheid , om 'er zaaken in te bren-
,, gen , die coxb in ^yn VV^rk geplaatst hadt , en van
,, hater jaartekeoing' waren dan zyne Reize: wy hebben *
„ ons uit deeze gered , met , daar bet noodig was , eene
5, Aantekening te hulp te neemen , als ten tydc der Uit-
, gave daar by geplaatst.*'
Voliijens des Vertaalers Plan , zal het Werk op Z^s
DecUj(^s ^ omtrent van dezelfde grootte als bet tegen-
woordige, uitloopeu, waarby een ^^v^w^fe zal gevoegd
worden, LeevensverhaaUn eeniger vroegere Vorften, Vor-
ftinnen en andere gedenkwaardige Mannen , betreflfende. £n
maakt deeze Schikking het tot eene- wederga van Dr. moo-
re's Werk.
Met zeer veel voldoening hebben, wy dit Ecrjlc Dul^
tjc.j alleen Poolen betreffende , doorleezen, en haakten
ons om: het onzen Landgenooten te doen kennen. Tw/n.
tig Brieven doen ons dit li;yk, in deszelfs tegenwoordi-
gen toedand , "kennen. De voornaam(le> Steden, de Aart
der . Uandzaaten 9 hunne Werkzaamheden en Handel , de
Ryksinkotnften, de Goestlykheid , den Adel-, Boeren- en
Kr^^gsftand, als mtit' det j^oaden ftaat, wordt 'er in open-
gelegd. De byzondere ontmoetingen , ter welker gelegen-
heid berigtcn inkomen,, veraangenaamen en vervrolyken
het verflag. Ten Hove ingeleid , vinden wy eene byzon-
dere melding van den thans Regeerenden Koning, en Aan-
«lenlyke Ryksgrooten , van de Hofliouding en Hofver^
roaaklykheden- Wy zouden 'er veele Proefjes , onzen L^eze-
ren aangenaam ,uit kunnen mededeelen. Dan de Heer coxe,
in zyne Voorreden , ten opzigte van Poolen ^ vermeld heb-
bende, ,, dat hy zich vereerj voudt met de onderrigtin-
„ gen uic den mond van Lieden, die een hoogen rang
^, eu gezag bekleedden , en p:elukkig in 't bezit geraakte
,, van eenige Oirfpronglyke Brieven, uit IVarfchow gc-
„ fchreeven , vóór en» geduurende ' de Ryksverdeeling ,
„welke hem in ftaat (lelden, om een groot licht te ver-
„ fpreiden , over dit belangryk Tydperk , en verfcheido
yi by^ond^i'beden toi nog toè niet openbaar gemaakt ,
9f me«
BESCHOUWING. 4^1
^, mede te deelen/^ trok dit wel bet meest onze aandagté
Z€s Brieven zyn hier toe alleen betrekkelyk. Welker
Hoofdinhoud bcftaat,in de Aanleiding tot de Ryksverdee-
Iing van Pooien^ en oiis voordraagt 't begin der Regee-
ringe van stanislaus augustus; den ftaat der Disftden*
ten in Poolen, en de handelwyze met hun gehouden tot
den Jaare MDCCLXVl (♦), wat bmtrent hun voorviel
ep den Ryksdag des gemelden Jaars; de Confederatie
door hun gemaakt , hoe de Gefchillen weldra niet alleen
Godsdienfhge ^ ni'aar ook* Staatkundige « Onderwerpen be^
troffen , hoe eenige Tegenftanders der Disfidenteu na Rus-
land gevanglyk werden weggevoerd , en Befluiten ten hun»
nen Voordeele, uit vrees voor de Rusjifche Krygsbendén.
Zy vermelden ons den ongelukkigèn toeicand des Konings ,
en vertoonen Poolen een ïooneel van Burgerkryg tot* den
, Jaare MDCCLXXH , en den moorddaadjgen doch geluk-
kig ontkomen toeleg op 's Konings leeven; de Ryks-
verdeeling zelve, en de gevolgen van die Staatsomwente^
Kng. Welke, in den Fy f tienden Brief ^ dien wy grootendeels
rullen opgeeven, in deezervoegc befchreeven wórdt.
„ Ik ben, Sn myne naarigten nu gevorderd tot die groo»
te Gebeurtenis onder de tegenwoordige Regeerjng, de Fer*
deeling van Poolen , met. zulk eene diepe geheimhtniding
beraamd, dat men -ze naauwlyks vermoedde voor den (yd
fler volvoeringc. Fooien hadt zints lang de voornaumiie
veiligheid gevonden , door de ligging tusfchen drie aan*
Etenlyke, Mogenheden , elk ev^en %eer belang hebbende ,
om den ander allen aanwas van magt of vermeerdering van
Grondgebied te beletten; de vcrééniging deezer meded}n^
gende Mogenheden werd als eene bykans onmogelyke
omftandigheid aangezien; en , ingevalle zulk eene onve>
wa^te ver^éniging plaats greep, oordeelde men het onge-v
looflyk , dat de andere Vorften van Europa zulk eene
weezenlyke verandering in de balans van magt, met, on-
verfchillige oogen, zouden aanzien.
„ Verdragen^ by Verdragen, Onderhandelingen by On-
derhandelingen , hadden Poolen verzekerd in 't bezit des
Grondgebieds ; en de eigenfte Mogenheden, die^e Land^
fchappen daar van affcheurdcn, hadden, by de Throonhe»
klimming des tegenwoordigen Konings, plegti^ afftand ge-
idaan van allen eisch en recht op cenig gedeelte der hooi-'
fche Heerfchappye. Maar Verdragen en Verzekeringen
wor»
(♦) Hier ig, by Misaelling, ^zet MDCCLXX,VI,
Mm 4
\
492 W. COSE. }
worden in 't a}||eaieeii amgekleefd, tot mw W net ve>»
ligheid kan verbreeken. De eehige kragcdaadige wyze voor
een Staat , om zyn gebied te boveiligeQ , is gelegen ia
sich onizaglylc te mnkea , doof zysc (lerkte em eensge-
siodhekl , en toegerust te^ weezen tegen aUi^u aanvaL Wan*
l^er een vermogend Volk Voiksffaropen , welke eigen voor*
legt en moedbetoon zouden hebben kuDiieo voorkooieAy
aan de trouwloosheid van vreemde Mogenheden wyte» ,
geeven zy enkel, in zagter uitdridckingen , getuigenis van
eigen traagheid , vcrznim of zvuakiieid v'aa Staatsbeftuur.*^
' Naa getoond te hebben , boe 'er even min ftiats
te maaken is op bet zogenaamd Evónwigt , vaart co^a
voort.
,, De natuurlyke fterkte van JP ooien , welaansewend «
zon een fterker bolwerk bebben opgeleverd tegen de Staan
zHgt der Nabuurvorften^ dan ëe trouw der Verdragen, of
het letten der andere Mogenheden van Europa op het
Evenwigt van Magt*. 't Is opmerkenswaardig , dat» vao
de drie dit Ryk verdeelende Mogenheden, Pruisfm voor-
tyds een Leen was van de toolfche RcpuUi^k y dat Rum
land eens de Hoofdftad en Throon iii 't bezit zag der
fookn; terwyl Oostenijk ^ nauw een e Eeuw geleden, a»'
een Vorst deezes Ryks , de behoudenis der Hoofdttad ^
en bykana van geheel zyn beftaan , verrchuldigd was.
„ Een Ryk , nog zo korts , de Meester of Befchermef
zyner Nabuuren , zou nooit zo ras door hun vermeesterd
weezen , zonder dat de fchreeuwendfte gebreken in he(
Staatsbeftuur plaats greepen. Poo/en^ met de daad» eer*
tyds magtiger dan eenige der omliggende Staaten » is ^
door gebrek in de Ryksgeftelteiüsfe, te midden eeoer aW
gemeene verbetering, agterwaards gegaan , en, naa de Wet
aan het Noorden voor te fcbryvea» een prooy voor elkem
Aanvaller geworden.
„ De Verdeeling van Poo/cn werd eerst ontworpen door
den Koning van Pruis/en^ wien Pooisch of Wcu-truis/kn ^
(om verfcheide hier opgegeeven reden ,) zeer gelegen lag.
De tyd was nu gekomen , dat de gcftcltcnis van Poolen
de verwerving van dit geliefde voorwerp fcheen te be^
looven. Hy zette, nogthans, zyn oogmerk voort met al
. de voorzigtigheid van een bekwaam Staatkundigen. By dea
aanvang der onlusten, betoonde hy geen drift om zich in
de zaaken deezes Lands te mengen; en fchoon hy met d«
Keizerinne van Rusland medegewerkt hadt, om stanjslaus
AUGUSTUS op den Poolfoben Tïkxo^xi te l^éffcn, weigerde
BBSCHOUWINGé 49^
by sogtbaas eenig werkzaaio deel te neemen ten zynm
voordeete tegen de Geconfcdcrecrdcn» Naderhand , w»ih
xieeff het geheele Ryk gelchokt werd door Burgertwisten,
en teifens door de Pest verwoest^ liet hy, (in. den Jpare
MDCCLXIXO onder voorwendzel van het vormen eener
Unie, tot bet voorkomen van het vcrfpreiden der Befmec*
tinge, zyne Krygsbenden in Poolscb Prmfen rukken, eii
Bam het geheele Landfchap in bezit. ^
,, Schoon nu geheel meester van^ het Land , en geen?
zins vreezcnde voor eenigen kragtdaadigen wederfcand vaa
d« verdeelde Pookn^ beraamde by, nogtbans, wel verze-
kerd dat de. gerustheid zyntr nieuw aangeworvene bezit*
tinge van de genoegenneeming van> Rusland en Ooitenrsh
afhing 9 de Verdeeling van Poolen. Hy deelde het Ont^.
werp mede aan deu« Keizer ^ by hun mondgerprek te
Neifs mSileficy in deo Jaare MDCCLXiX, of iji dat hy»
in den volgenden Jaare, te N$ufiad in Oostenryk hieldt*
De opening ontmoette cene gereede toeftemming. f
Jo$fiPHOs,die voorheen de Guonfcderecrden heimlyk aan»
geoMedigd) en zelfs eene onderhandeling met de Poru
tagen Ruüand aangepreezen hadc, veranderde nu fchielyk
X van maatregelen , en verfcerkte zyne Legermagt op de
Poolfchc Grenzen. De Pest fchonk hem , even als den Ko«
oing van Pruisfin, een fchoonfcbyneod voorwendzel om
Volk op Poolfchen bodem te brengen ; allengskens ftrekt^
by zyne liniën wyder uit , - ei> befloeg ^ In . den JaarQ
^iDCCLXXU , het geheele grondgebied, 't geen hy zich
vervolgens toeëigende. Maar, ondanks deeze verandering
in zyne gevoelens, bedekte by, in 't eerst zyn weezenlyke
gevoelens omtrent Poolen ^ derwyze , dat de Foolfihe wreér-
fpannigen begreepen, dat het Oosunryks Leger aanrukte»
om ten bunnen voordeele te werken ; het niet mogelyk keu»
rende, dat de mededingende Hoven van IFeencn en Ber^
lyn^ met elkander, de banden iu één floegen.
„Niets ontbrak *ernu, om de Ryksverdeeling te volcooi-
jen dan de toetreeding der Keizcriune van Rusland. Die
groote Vorftin bezat te veel doorzigts in de Staatkunde^
om de inrukking van vreemde Krygsmagten in Poolen^
met geen jaloers oog , aan te zien. Een onbedwongen
meerderheid van invloed' op de zaaken deezes geheelen
Ryks bezittende (*^, kon zy zich geen weezedlyk vooi^
deel
(*) Van deezen Invloed hadt de Heer coxb, in een voor-
gaanden Brieve, een breed verflag gegeeveu.
Mm J
494 * w. c o X E
deel béloovcn op eene ftaatlyke verkryging van een ge-
deelte , en zou flegts middelmtiatige vermeerdering van
Grondgebied bekomen hebben • voor de overgave van Ge*
zag. De Koning van Pruhfön, wel onderrigt van de waa.
ïe belangen van Rusland, ten opzigte van Poolen, tn
verzekerd van de bekwaamheid der Keizerinne om die be-
langen te zien, ftelde (zo men zegt) het openen eener on-
derhandelinge , de Verdeeiing betreffende , uit , tot dat zy
7ich'in een Turkfchen Oorlog vondt ingewikkeld, In dat
hachlyk tydsgewricht , zondt hy zyn Broeder, Prins hen*
i^MiviyïiTi Petersburg^ die de Keizerin inboezemde , dat het
Huis van Oostehryk eene Verbintenis met de Porte ftondt
aan te gaan , die , ftandgrypende , eene allerzorglykfte ver-
eentgtng tegen haar zou baaren; dat, nogthans^de Vriend*
fchap van dat Huis kon verworven worden, door toe te
treeden tot de Ryksverdeeling van Poolen j dat, op deeze
voorwaarde, de Keizer gerefed was vart zyne verbintenis met
den Grooten Heer af te zien , en de Rusfen zou toelaatea
den Oorlog onverhinderd voort te zetten. Catha-
»INA, bezorgd öm haare overwinningen op de Turken te
agtervolgen , en vreezende voor de ttisfchenkomst des Kei-
zers , en teffens bevroedende , uit de naanwe vereeniging
tiisfchen de Hoven van Weenen en Bertyn^ dat het, in
de tegenwoordige toedragt der zaak^n , haar onmogelyk
Eou weezen , de bedoelde Verdeeling te beletten , nam
genoegen in den voorflag, en koos geen onaanzienlyk ge«
deehe van Poolen voor haar aandeel. Het Vefdrag werd,
in 't begin des Jaars MDCCLXXIF, getekend tusfcben de
Rusftfche, Oostenrykfche en Pruisfifche Gevolmagtigden.
,. Naardemaal de Krygsbcnden deezer drie Hoven zich
reeds in 't bezit van 't grootfte gedeelte van Pwlen be.
vonden, werden de Geconfedereerden ^ van alle zydcn^ in<-
geflooten, fchielyk op de vlugt gedreeven en verftrooid.
Europa wagtte,met angftig ongeduld , wat de uitflag zou
weezen Van deeze onvcrwagre Vereeniging; nogtbans was
de diepe geheimhouding , roet welke de verdeelende ^o-
^enheden te werk ginpcn, zo groot, dat, gelyk , ten dien
tyde gefchreevene Brieven , onder my berustende , nitwy-
zen , eenigen tyd, naa de bekragriging van bet Verdrag,
alleen losfe gisfingen ^ wegens hunne weezenlyke oogmer-
ken ♦ zelfs te Warfchfiw , plaats greepen : de geweeze'Lord
CATHCART, de Engclfche Staatsdienaar te Petersburg^ kon
geen egt befcheid van de tekenine magtig worden, dan
twee maanden naa dat dezelve gefchiedde.
„De
^, Dé ceirfte ftaatswyze bckendmaaklng van' eenigp ei* ■
fchen óp bet Pooifchc Grorïdcebied , gefchiedcfe in Herfst- '
maand des Jaars MDCCLXXll, door den Keizerlyken Af-*
gezrant, by den Koning en den Raad te tVarfcho^ ver-'
gaderd ; deefe werd welhaast gevolgd , door Vertoogen
v^n de Rusjifche en- Praisfifche Hoven ; elk hunne eifcheh
inleverende. ■ ■ " Ik zal a niet ophouden met een lang-
draadig verhaal van alle de redenen, door de drie Mogen-
beden voor hunne eifchen higebragt, en 't zou u niet mm
verveelen de antwoorden en tegenverklaaringen van den '
Koning en den Raad te leezen , als mede de beroepingen'
op andere Mogenheden , die zich borg gefteld hadden
voor de Bezittingen van Poelen. De Hoven van Lenden ,
Tarys^ Stokholm en Koppenhagen ^ verklaarden zich tegen
deeze overweldigingen ; doch tegenverklaaringen , zonder
byftand, konden niets uitwerken. Poolen onderwierp zich
aan de Ryks verdeeling , niet zonder de ernftigfte tegen-
ftribbelingen ; en voelde , en beklaagde nu , voor 't eerst ,
de deerniswaardige uitwerkzels van Partyfchap en Verdeeld-
heid. * • -
„ De Ryksverdcelende Mogenheden , het befchryven van
cenen Ryksda'g, om den aflland der Landen te bekragti-
gen, verzogt hebbende, werden de Leden, door den Ko-
ning, tot denzelven opgeroepen, op de volgende wyzet
— — - „ Naardemaal geene hoope van eenigen kant zich
„ oj)doet ; en alJe verder uitftel alleen zou ftrekken , óm
i, de fchriklykfte onheilen uit te ft oren op het overblyf-
^, zei der Landen nog aan de Republiek gelaaten, wordt
,, tegen den negentienden van Grasmaand MDCCLXXIII,
„ de Ryksdag, óverecnkomftig met de begeerte der drie
„ Hoven , zamengeroepcn : dan , desniettegenstaande, beroept
;,, zich.de Koning, met toeftemming van den Raad, om
„ allen verwyt t« voorkomen ^ nogmaals op de verzeke*
„ ringen des Verdrags van O//V0."
• „ Op den beftemden tyd vergaderde de Ryksdag,'*eii ^
zo groot was de moed der Leden , dat , ondanks deA
/elendigen toeftand des Lands 9 ondanks de bedrergingefl
en omkoopingen der drie Mogenheden, het VerdeeHngs-
verdrag nift zonder de grootfte moeite doorging: want^
voor eene wyl , fcheen de Meerderheid der Afgevaardig-
den beflooten te hebben, zich tegen de Ryks verdeeling
aan te kanten, en de Koning bleef beftendig hy dit be-
fluit. De Afgezanten der drie Hoven drongen hunne tu
fchen aan, met de fcbrikbaarendfte bedreigingen ; de Ka-
niiig
4^ W. co» 9 U$€HQUVipNO.
ning hadtyOaar luid derzelv^n, nieis anders te «9gten, d^
oDttrooiid en gevangen gezet te sullen wprden^ Zy Ue«
ten, door bunne Zendelingen, verrpreiden, ó%t^ indien de
Ryksvergaadering in de weigecing bleef volharden » IVar^
fcnow ter plunderinge zou overgeleverd worden.. Dit ge*
r()gt^ overal uitgeftrooid, msakre eenen diepen indruk op
de Inwoonderen. Door bedreigingea van dee<en aart »
door den MarrchaUc des Ryksdags» die van eene Ku^fch^
Lyfwagt vergezeld ging , over ie haaien i doof omkoopin*
gen , beloften en bedreigingen » lieten de Leden van den
Ryksdag zich eindelyk be weegen, om de RyksverdeeUus
te bekragtigen. In den J^aad, egter, wa$ Uegta eene ineeT*
derli^id van /es ftcmmen, en« in de Vergadering der Af^
ge vaardigden ) flegta die van één enkele ftero voor de oii<«
dercekening. ' Men befloot daar op de zittingen dea Ryka*
dags y tot weinig dagen , te bepaalen , en benoemde Gelas-
tigden, met volmagt^ om alle de rchikkingen op de Ryk»*
verdeeling , nevens de vreemde Afgezanten » te maaken.
Deeze vingen , naa het eindigen des Ryksdugs « in Bloei»
maand, dit werk aan, en voltooiden, in Herfstmaand, het
Verdeelingsverdrag , overeenkomftig met de Voorfcbrift^en
der drie Hoven, ' ■ ■ Geduurende deeze verrigiingien ^
badden verfdieide Edelen moeds genoeg, om, in verfchevt
de gedeelten des Ryks, V^erklaaringen uit te geeven tegen
^en aflcand der Landfchappen , en het gedrag der Ryks*
verdeelende Mogenbeden te wraaken ; doch zodanige te-r
genverklaringen werden niet geteld, en mogtcn alleen aan?
gemerkt worden als doodftuipen eens ftervenden Volk^.
Zedelyk Magazyn. Naar het HoogduUich. Eerfie Deel.
In V Gravenhage by J. van Cleef, 1787. Behahen
, het V^oor bericht 9 278 bladz. in gr, ^yo.
Men biedt ons, onder dezen titel, acn, ene verzameling
van uirgelezene Zedekundige Verhandelingen , of bei-
knopte Leerredenen over gewigtige zedetyke onderwerpen ^
die op ene recht leerzame ^wyzc uitgevoerd, en zo inge»
richt zyn ^ dat de Leezer *er alleszins door opgeleid wor»
de, om rcdelyke denkbeelden van zynen plicht, die niet
wel nalaten kuni^en van invloed op zyn hart te hebben »
te vormen. Het heeft den Schryveren goed gedacht de
onderwerpen, by manier van Lerredenen , te behandelen;
doch indiervoege dat ze niet zo zeer geheel opgemaekre ,
als
flb titel brMt Ütgewerkte fchetsen vw IjeemdetKn syii(
wfierdoor de opmcrkstmc Leaer te kriK:iiriger genoopt
wnrd) om ryne eigeo verftandlyke werkeatinbeU te ftelu
ker te oefenen ; het welk de behandeling der ondatvtcpoi
defi te gevtlli^r en ieersaoier maekt.' De hierin over*
woogene Hukken zyn de volgende: ^, Wie is de God diea
wy aenbiddeii ? geen andere dan de Liefde edve. De lieft
4c tot God boven idies« Oe naitunr en *t eigenlyk m»»
Sierk van het Geked. Of , in boe verre God de gebedea
der menfch^n verhoort ? Ifet noodaaeklyk veieiscbte vtk
een Oiti^yken Ridder. Twee gewigtige verkecrdheden^
naemiyk fchyviheiligfaeid en. ydel.^ap^die bet gebed f«»,
al zyn nut berooven. De plicht , als Christenen , oiQi
voor aHe fiieüfcfaen ee bidden. De plichten der dankzeg*
gmg voor de weldaden vtui God« De invloed van h^
gebed op de iierliffmg en veredelkig der menfchen. Da
kivtoed van btc febed op ottae gemoedanist. De fctinst
OOI te biddea *■ '■■ en wel, om uit de volheid van «yn
IttTt te b>ddcv% En hierby komen «log nq^en Leerredetieii
over het 'Gebed tntes Heren , of bcc Omjc Vad»^ mt:!^
^ Me» cordeele eniglïns over de «lanier van behan^
AeKng uit de vo^eade verklaring der X/^/ife «^ <;»/ to^
vna alks.
„ Daar zijn menfchen geweest , die zich djets ^emaatt
hebben^ dut God boven allea Itéf te hebbea betèekende»
lich zoo am God aa* aijne valkocftnenheden toe tt wK*^
den ^ dat men didlrlMJ gihecl getn ^ch$ nemte op tHfm
êigtm gchhHf&gheUU *— — — Dat ^ mijwe Büoedars , h
dweeperij. God kan zulk eene liefde niet verlangen ^ dte
«mider becrekkiag is xsp leeiie ivdetijke zelFsKbfdè. W^re
God, bet getti Hij is ^ niet viwr mijn , niet de Kefde^oll
ie ootl^woag a^ntt gelnkaadigbcid , ik tarnde zijne Vöt
koomenheden bewonderen, ik zoude Hem vree2deti> booïf*
d^ten -— — i- «aar niet rmfhó>ben kannen. . . '
)^ Andern beUben .^meeitd , dtt «e^ lieMe iwt ^God W-
ven alles ten minde eene fterkere opwelling ^n hè$ hm%
Wj de gedactee aan G^ voorondvri^lde^ dan het'bercRbu-
«ven Van b«t tUH- <füniht ^Mftdfbkc tomwef^ Üaxim Ü
ons verwekken kan, ^ . „ : -«s
^, Beöord«dt<^)i«l: dmrfia de ecMbdduwar *}eMe^iat.-Wi|
«i)n gffmeUJks ^menfdïen , ö^ •«^eHce-bet onfcigtbewfc Wé
heftige indrüMftit iflat tttHifren *i^ ilti Het zinnelijker Zoè
l»ftlg., b* v.alê de ttan<V«epïng van «eir moeder voof hi^t
khid ia ^ bm <mK «andèeftiiig owrem 4od tdmiaet ^
Die
i|9t ZEDELIJK BIAGAZIJA.:
y^^T.n f. Die aandoeimifceii der natuur brengt oos bloed » de
gew€K>nte , en. dc.kragt der zinnelijkheid ,< voort. ■
2aekc:d&i& bet weezen der liefde tot God even zoo min
ia opwellende aandoeningen, als
-^kjlïidtc overdrecv^nc yerceniging met God, bij welice
fiien )aan niets meer deuken , in niets meer vergenoegen
Aelleo wil dan ia God , bit welke men zich , met ver-
achting'van alte .aardfche bezigheden, flechts met God
bezig houden, Qecbts in den bijbel leezen, fledits over
Hem Ijpreeken,. flechts bidden, wil.. ■■ ' Laat u door
^lle deeze dwaasheden niet verbijsteren: en volgt iDij met
uwe! Gedachten, .op dat ik u de waare natuur der liefde
jegens 'God verkiaare. .
' z. 9^ LiefbcAbcn, baeAentt de aatxgciegttihcden vzn den
geet^n^ dien men*' bemant \ ^Is zijne eigene aanzien, en
daarin, 2^>i vergenopgen.vitïA^u , wanneer men óttzt aan«
SlefEenhedeu vervulkn ^ en Hem daardoor vreugde ver-
3fl&n kan* Miakt.nu dan uw hoog/Ie genoegen uity
dan is het liefde», boven' Mes. Hbaat ons bijtle ont»
wikkeling van ditvdeakbeeid onzeervaarenis te hulp nee*
sten* ' Wanneer gij iemand lief hebt , zoo ziet gij zijne
aangd^igeiiheden ,.'JStjoe wenfthen, als de uwen aan. Gi)
legt 'er u op toe , om te doen , het geen hem vreugd ver*
fchaft# . ■' i.
a. „ Ik zeg, gij' legt 'er u op toe. Want altoos kunt
gij hejt nietfdoen* . Dan wordt gij 'er in verhinderd, door
de eigenzinnigheid van hem, dien gij lief hebt, dan door
uwe eigen zwakheid eo onvermoogen. Maar het doet u
evenwel
.3;',, .Toch leed, wanneer het een of ander deezer be-
letvelen opkoomt. . Het fmart u, eu gij zoekt bij eene ao«
4(iï^ gelegenheid uWen ijver te verdubbelen. Dsartoe be«
Jhoort dio . ' '
4* „ Dat men de wenfchen en neigingen van het ge*
ilefde.>)K>oi:werp kent en. wel beoefient: waarbij zekerlijk
gevt)rd€Td wordt,
.5; ,^ Dat het. jmlke wenfchen zijn, die tegen uwe eige*
1^ wenfchen en grondbeginfelen niet aanloopen. Is dit
zoo , dan vervult gij dezelve
<(.-,« Gaarne e» imbt het inniglle vergenoegen, wijl het
uwe eigene zijn : ; maar gij doet het echter om zij.
|]ent wille , dewijl: bet Hem vergenoegen en vreugde ver*
Ccb^ff* T Past dit op God toe , zoo zult gij de
pafut^ S9Xi dt liefde. UM* God boven alles verHaan , en
/ tcfr
I
nOBMJK WUiGAXïJSl. ^ff
'teffeos inzien, dat deselve niet Hechts mogelijk h^ naar,
dat het zelfs gemaklijker is. God, dan iets anders ^ lief
te hebben.
,, De Liefde tot Goti beven alles vordert dienvolgendei
I. „ Dat gij Gods' aangelegenheden en wenfchen ais
uwe eigene leert aanzien. Is dat mooglijk? Ja, miU
ne Broeders, gij moet flechts
a. „ Boven alle dtagen weeten, wat Gods aangeje^en^
heden en wenfchen zijn. £u hier moet u eensklaps het
floodige licht opgaan, en uw hart aanftonds met de eer-
ile vuurige neigingen van liefde tot uwen Schepper be«
«ield worden , wanneer ik u zeg: Gods grootfte,* Qods
eenige belang (dat ik menfchelijker wijze zoo fpreeke) zi;a
faeetfte wensch is het welzijn zijner. fchepfelen, is uwe,M
uwer medemenfchen waare gelukzaligheid. Maar uu. be*
hoort tot de gelukzaligheid van u en uwemedemenfcbeQ^
dat gij vreedzaam met elkander leeft, .dat gij elkandee
niet bedriegt, eikander., het uwe mededeelt, elkander
helpt, en roet raad en troost bijftaat, in het kort^
ebt gij elkander recht ^lartelijk lief hebt,' en in dejmcn
-dewerking tot ket welzijn van het menschdom uw groot*
de vreugde vhidt; Ziet, mijne Broeders , dat is Gods»
wensch^ dat is zijn eenige onverandégyke wil , dat gij
door liefde gelukkig wordt es elkander sltikkig.mqakc;.^^
wijl gij dat (wegens uwe zwakheid en onvermbogeiO.
nkt altoos kunt doen» - \
^^ „ Dit gy u ten minfte recht ijverig daar op tosUgti
dat gy ten minfte nooit opzettelijk en «tegen beter wétten
en geweeten aan een Gebod der liffide overtreedt, ea.met
allen ernst daar naar ftreeft, om. in deeze eenige bevof^e^
ring van God immer völkomener te worden.. dat gij
4. „ Dan wanneer gij bijwijlen eepen misftap ^et;^
toch niet onverfchillig daarbij ^jt: dat; het u ten minfce^
rmart doe, wanneer gij eens door verzuimde ftienfcheiüief*
de de liefde tot.God.te na. treedt: dat- gij bij eene a^^
dere gelegenheid uwen ijver verdubbelt, om de aangericht
te fchade weder goed te maaken, om het nagelaatene göécf
weder in te brengen. Dat is eigentlijk het gae*
de hart , van welk wij ,bii Samuel leezen : de mensch zieê
aan het geen voer oogen is: maar de Heer ziet het hart
san. Gij moet echter
$. „ Dat , wat gij voor Gods wensch doet , ik meen
alles, waartoe u de liefde tot uwen naasten drijft, (vlijt,
arbeidzaamheid y eerlijkheid j gerechtigheid, weldaadigheld,
het
|0» ZCCtLIJR MAMSIjm
het op?öfd«i uwer Ittnderen •i— — ^) gnimé en iMt
vergenoegen doen; Het moet u zelf vrtngd fufcbafen ,
indien het echte liefJe zijn zal. ■ rvladr gij moet
Jitt ook eindelijk. '
6. „ Met betiicidcin^ op God, bm zijnent wil doen,
117/ ha Gedc vrtuid wrfchaft. Want daar door wordt etist
uwe liefde tot de Diedemenfchen lieftle tot God: en da«
door wordt tij ook tdfens beloonbaar > ^ tnicbtbaar loor
de eeuwigheid*
,, Ën zoo ziet gij üu te gelijk , mijne Broeders ,boe IMï.
de tot God boven nlles met de zelfs -en neofcheoliefd^
ontficheidbaar verbonden z)|: en boe gemakkelijk het zij
God lief te hebben. Want in den giond is ijefUc tot
God tilets anders disn de redelijfcfte zelfsliefde* Oenkfc
flechts nog ééns recht daar over na. LiefhcUten becee»
kent de ttangehgenheden van den genen ^ dien men be-
JDinC) iils zijfu eigene aanzien j en dattrin zijn vergcnu^
|m vinden , wanneer men dezelve TervuUeo , eo ikem
daar door vreugde veifchaifen kan. Dus God Jief
heM>en heet, zijnen wii, zijne aangelegenheden, als z^oe
eigene betrachtei), en in derzelver "vervuNins zijne boo^
lle zaligheid vinden. Maar nu heeft God geen bdang^
dan het geluk zijiier ttienfcheo» Wanneer ^ d|is Gs)d
daadetfjk bemint,, wanneer gii metterdaad Oode werk ie^
irifft^ wanneer gij werketijk Godis belang bevordert: zoo
oefient gij immers in den grond niets anders ««t, ékm
MeftfcHcnÜefiSe. én daar deeze eenige Ënatigelircbe deogd
t zelven deels op feich zelve vreugd verfchafèn , deels
middelbaar uw geluk, tiwe rust en te vredenheid bevor-
deren moet, 000 is het te gelijk ^ttf^Hefde. Dus »
dat 4 wat gtj dótt^ wanneer gij God daadelijk lief hete,
is met^henUefie^ * > dat gij fiet met vergenocgett
doet', én dUt gij ós^ir door tt i^Iven gelokkig maaikc^ ie
ZetfiUefde^ en flat gij het om Gods ^l doet. de*
m^ het Hem vreugd veroonsaakt, d«ar door word b«i
üfe/ïfe tot <}oar ^ ^
Os.
J. ▼. RETNVAEN CAT. ÜER MÜZYK. * 501
Catechismus der Hfazyk, door j. verschüf.re rkynvaen,
J. U. D. Organist en Klokkenist te Vli^fingen. Te Am^
fier dam en Kotter dam y by J, de Jong en L. J. Burg-
vliet, 1787. Beha/yen bet rgorwerky 232 b/adz. In
' gr. Svö.
Die Stul^ behelst eene in zyne Toort volledige cnderwy-
zing in de Muzyk, als zvnde gefchikt, om den Leer*
ling niet alleen de eerde begirtzelen der Muzyk te ont^
vouwen, maar hetn ook, door het openleggen der verde-
re kundigheden, by eene vlyiige beoefening, bekwaam te
maaken, om zelf te componeeren ; het welk, gelyk de
Autheur opmerkt, zeer huognoodig is. „ Als iemand de
„ Compofiiie verftaat,J5al hy, zegt hy,niet alleen van al-
,9 les reden kunnen geven , maar het zal hem alles veel
„ gemaklyker doen fpeelen en uitvoeren : want met eenen
99 opllag van 't oog begrypt hy terftond de meeninp des
„ Authcurs; daat een ander, de Compofiiie niet verftaan-
„ de,' het zelve van Noot tot Noot moet nagaan. . Daar-
,^ enboven is tusfchen eene Componist en eenen, die maar
,», enkel het gec&mponeerde kan uitvoeren , zonder zelfs te
„ kunnen Componeren een zeer groot onderfcheid. Gui-
„ öo ARBTiNUS fchreef reeds : dat 'er tusfchen , een Mu-
„ ficus en Cantor een allergrootst onderfcheid is^ Wjl'
,, de eerstgenoemde die geen is, die de weten/chap bezit ^
,, en de Muzyk door de reden zelve maakt ; maar dat de
,^ ander de uitvoerder is van het geen hem is voorge»
„ fchreeven. En matthrzon zegt ^er van in zyn Org»
99 'proeft bl. 48. Een Muficus en een Cantor verfcheelen
,, zoo veel als licht en duisternis; ^Mnt de eerstgenoemdeii
„ zyn de Schryvers, en de tweede zyn maar lezers." Ja
rnen raag 'er gcrustelyk by doen, dat de,eerfte de Wet-
geevers zyn en de tweede de Onderdaanen , die de voor-
gefchreven Wet gehoorzamen. Hierom vraagt men ook
terftond in Iialien^ als 'er een Zanger of Speler word
voorgetlelt: kan hy ook fch/^yyenl dat is te zeggen Cöm»
pontereni^
Onze Autheur heeft zyne Onderwyzing, in eene gere-
gelde orJe, afgedeeld in- e^ en veertig, by manier van
Vraagen en Antwoorden, opgeftelde Leslen ; waar van de
acht laatftei) betrekkelyk zyn tot het accompagneeren, en
het fpeelen en zingen der Pf.ilmen; 't welk hem in de
Ja*tfte Les nog wel byzonder ftil doet ftaan op de bedui-
" ' II. DB£L« N» alo» lett. NO. ia, Nn diug
503 J.. V. REYNVASN CAlBCH. B£& NU:|YK.
ding van 't weord Sela\ hetwelk, ryne» 'agtcns, ecnc
plaats aanwyst, alwaar de V^ocaal- Muzyk oip\io\ïAm moei>
om plaats te vergunnen aan de Inftrwncntale Müzyk^ om
door dezelve qm ^Tusfchenfpel te aiaaken, welk gevoelen
bier in een vry gunftig licht gefield wordt. Ons
beiïek laat niet toe de ontvouwing daar van hier geheel
over te neemen, maar, indien de Opfteller oos de vryheid
verleende, zoudeq we het deswegens voorgedraagen veri»
Ugt V rvolgens, in de vorm van eene Verhaadeling , in
ons Mengelwerk kunnen plaatzen, • Voor \ overige
is deeze Catechismus zodanig ingerigt, dat dezelve ge«»
voeglyk als een Leerboek gebruikt kunne worden, waai
van zich Muzykonderwyzers met vrugt zullen mogen be-
dienen; vleiende zich de Opfteller van dit Werk, met het
denkheeKi, dat men, met twee Lesfen ter week te gee-
ven , wel dra groote vorderingen zou maaken , naar uit-
wyzen van zyne ondervinding, omtrent de geenen» die in
de beoefening van dit zyn onderwys volhardden.
-
Fanny. Een Fragment^ door mr. rhynvis peyth. Tc Anu
fierdam^ bij J. Allan, 1787. behalve/^ het doorwerk ,
70 b/adz. In gr. lamo.
Dit Werkje beftaat uit eenige losfe Dichtftukjes ; behel-
zende voomaamelyk de klagten van eenen minnaar*,
onder den ;naam van Eduard^ over het gemis van zyne
Fanny^ eindigende het werkje met een Dichtdukje, gety*
teld fanny op het Graf van Eduard. De fmaak van den
Heer en Mr. Feyth voor deeze foort van (lukken is bekend
iiit zyne" Julia ^ Ferdinand en Confiantiai enz. Deeze
verzameling ftemt daar mede volkomen overeen, en is ry-
keiyk voorzien van Dichterlyke fchoonheden; onder ande«
ren is *er in het volgende (lukje veel fraais; wy zuUea
bet onzen Leezers als éen ftaaltje mededeelen.
AAPT DE SCHEMERING.
De Zon ontzinkt in 't daauwend fchemeruur
Alreê het oog der fluimrende Natuur,
En zamelt aan den halven waereldkloot
De ftreepenfn van 't gloeiend avondrood,
't Geftarnte klimt met rtille majefteit,
Zq ver bQt oog ^an d*eScQ hemel weidt.
Dl
: De Zomer iigt, bij 't ntaanlicbt t;oder fchoon,
- * In wit gewaad voor mijn gezicht ten toon.
Kiets breekt de ftilte in bosrchen en Tn dalen.
Dan murmelend vocht en droeve Nachtegaalcn,
Ach , eens f eens was mijne oftgefcrenkte Jeugd
Het fchemeruur een uur der zoefde vreugd;
Pan mijmerde ik op 't voorwerp mijner min
Dan drank mijn ziel natuur met teugen in l -r-
Toen was mijn hart met alles harmonij»
Geen koeitje blies mij ongefmaakt voorbij ;
Geen mugje zong, geen fpichtig grasje boog.
Waaruit mijn ziel geen droppel wellust zoog ;
Dan vol genot, kon aan mijn zaalge lippen
Geen enkle klank, dan Fanm'js naam ontglippen 1
Dan ach! — voortaan is jnij geen vreugd bereid l
Voor mij verloor Natuur haar heerlijkheid;
Voor mij is de uchtendflond <üer Lente in pracht
Een dorre, lange, en koude winternacht,
£n 't gloeijend kleed, dat de avond om zich flaat.
Een aaklig bleek, een treurig doodsgewaad,
2^1f^ *t fookend veld , daar 't vruchtbre droppen raapte
Een donker graf, dat hongrig voor mij gaapt!——*
Geen vonkje heils is me immer weer befchoorcn. . •
.Met Fannij ging 't Heelal voor mij verlooren!
Aan den voet van elk der Dichtfhikjes is een firaai Vignet g»«
plaatst, betreklijk het boven behandelde onderwerp.
Het Leven van frederik wahlman, of Leerboek voor Jonge»
lieden 9 ter waarjc houwing voor de gevolgen van een Jlegt Levens»
gedrag. Eer/Ie Deel. Te Amjlerdamt by H. Gartman en J.
de Jongh, 1786. 281 bladz. In gr, Svo.
T)e Held van deeze Historie, wiens naam hier boven gelee-
zen wordt, ï9 een der rampzalige flachtoffers vap de ver-
Nn a lei-
^- HET LBVÉW VAt* FttEDEiirk WAUlMAIf.
leiding eoner Aarfce; van een ryken, braaveo en gdukkJgeo
jongeling, w.ordr by arm; beroofd van alle beginzelen van eerr
deugd en Godsdienst, en een deernis waardig voorwerp van jam-
mer en ellenden in eene akelige gevangenis* De liefde voor
een der braaffte meisjes heeft by uit zyn hart geroeid, wair
door zy in de droevigfte kwyning vervalt. Hy heeft de vricnd-
fchap, ja de menschlykheid zelve, uitgefcHud. In *c kon, WahU
«a/is een booswchtvan bykans deergtte foort geworden; doch
•i geen oji dcri rug van den tytel ftaat (nainelyk: rföor deete
wordt hy verleid , en door eene andere weder te recht gehfochf)
doet ons hoopen,dat wy hem fn het volgend Deel te njg zullen
zien keeren. 't Kan zyn dat dit Gefchrift tot een Leerboek
ftrekt voor Jongelieden: maar de beelden, die 'er in gercbïlderd
worden, zyn te grof om te treflen. Schukken is een lompe
fchelm , en Mejuffrouw Charhtte is geene verleidfter van d«
grootfte doorlleepenhcid : haare konstgreepen zyn zodanig, dat
ze zeer wel voor iemand , afs Wahlman , nu en dan te merken
waren ; en IVahlman zo dom geHeld , als by zou hebbeo moeten
wezen • om zich zo by dep neus te laaten leiden ; welk denk-
beeld is 'er dan natuurlyker en gereeder in elk jongeling, die
dit boek opflaat,dan - „ Zo groot een botterik ais PVablman is
ben ik in lang niet; ^.noch Schukken 'noch Charlone zou-
'! den my zo een rad voor de oogen kunnen draaijen " Daar
en boven brengt de Schryver wat veel fchurken ; in 't (pel : om
dus de ïonge IVahlman , met kragt en geweld , zo diep ie deea
zinkón als mogelyk is. De geheele Roman is van een te gro-.
ven aart» alle de Charaöers bykans zyn geounreerd, en de
merischlykheid 'er te veel uit gewerkt/ Gruwelen op gruwelen
«reftapeld vervullen de ziel met afgryzen;.maar weerhouden het
fcugdig hart niet van ftruikelen, Wy vreezen, dat 'er monfiers
^^^nden worden, die te veel, nz Charlma m Schukken geïykeo;
doch gelooven, dat dezelve zo zeldzaam zyn, dat mende
ieugd grooter dienst zou doen met' dezelve voor fnooden vaa
de tweede Clasfe, dan die van de eerfte, te waarfchuwwv
Niettegenftaande ons deeze Roman niet fmaakt, verlangen
wv egte** ^^ ^'®" ^P ^^^ ^^ ^y^ IVahlman 9 zo in den grond
bedorven , „door eene andere, wordt te regt tebragf; maar
wy verwachten, dat, is hy door duivels verleid, •er een Engil
vörfchynen zal, om hem wonderdaadig te redden.
>}c ){c 3^:
N IE u m E
• - A L G E M E E NE
V A D E R 3L A N D S C H E
LETTEK^ÖEFENINGEN.
K. iTENBMA^ SeriRoiies Academici, vlce CommeotariL ia
bibrum PfopUcdarum Zacharise. Leovardia^ apud G.^
TresUngy 1797. Absque pteccd.' 670 pp. inquarto. ^
. Phie voor veele Jaren bëftudeerde ontvouwing ^ en by^
^ loamer vaa Academifohe Laerredenen voorgödraagen-
veriLlaring» der Godfpraken van Zacharia, heeft de Eei-
waerder^rtw»^, (wiens nagedagtenis by alie lerfenninnaeiy
in zegenig bïyft,) in een negeüiigjarigen ouderdom.fnog
overgezien efl" n^t goedkisuring .ter drukperfe gcfohikt.'
Een openbaer letoergelchenk op dien ouderdom is xeker
iets zeldsaems; en» dier hec }aetfte door zyne éigènbahd
afgegeéven zy, is die Werk even daer door den Lief beb»
beren zyner Schrtften gevaiüg: dan ditjfchoon «'t uh dat
gezichtspunt befchouwd, iets zeggey is echter niet. de we-
zeniyke 'rede, waer door bet- zicb' deo Lezer aenpiryst»
's Mans ymegere oefeh^eesiiv in alle -zyne. Schrifteai door-
ftralende»' vertoont zich ook alonraie in dit Bybelwerk;
en maekt dat deze zyne ophelderingen van verfcheiden
duisterheden in de Godiprakén van Zacharia , benevens
die van andere Bybeltolken ; ode narpooring veniienen
van allen , die zich op het recht verttand van dit Pro-
phetisch Boek toeleggen. Em denvzodaoigen zyn, volgens
den raed des Hoogleeraers , boven al ae^bevolen, dat zy
zich de Gerchiedenisfen der' Maccab^en gansch eigen ma-
ken, als welke hun hier in vele gevaKen te (lade zal ko-
men; gelyk 's Mans uitleggingen, van verfcheiden pJaet*
zen dezer Godfpsaken ten du)delyk(le toonen. ■ -Pc
vrees , van voor ons beftek te uitvoerig te worden , we*
derhoud ons onf hier van een voorbeeld aen de band te
geven; en we bepalen ons té eer, om den Lezer onder
bet oog te brengen , de charaffterfchets , welke zyn Hoop- .
eerwaerde ons verleent, van- de Joodfche Natie, ten ty
de der Prophetifche predikinge Van Zacharia^ om dac
dezelve.teyènsjkan dienen ter opbelderinge der predikin-
: .U. 0££L« N« ALG. LETT. ^'0• 1 3. O 0 ge
ee van deszelfs Ty($fenopt Propheet. /foflfrf, en den wtt
later predikenden Propheet Maleachi.
Op ap door Cyrus vedéende vrybcul vm V ntemlyk
een goed aentai Jooden^ (waer-4)y «ieh (Wchft weinigen
uit de tien {lammen gevoegd hadden,) wedergekeerd na
het Land bunnèr Vaderen: dat- der vrygiboorenen beliep
42,360, en'dat^der^dteflstbaren'7,337. ^ Winnter nffen
deze getallen met elkander yerg^cvertofijit b§t laetfte
zich vry mia; en men mag 'er uit afleiden, dat 'er onder
de vtygeboorenen .vélen «evooden w^dcm^ die van .wei.
uig ot geen vermoget waüen. Uit dieniioofidte mas men
zig dan ook des vte; meer verwondden, ov^r de gsoatte
van den fcbat, welken dit Volk te zamen bragt, als bren-
gende ten dienfte van Jset Huid de» fleeifu by eeoi «Etf
goud 6i,ooa drachmen, en aen zilvèf. s^poo ponden,
Cxte EiraJk 64»<5SfA9r)/d^t is, volgens de rekening
van den gelcerdetn PhaUs^^nu»^ laoooo Ducaeten en 15000
Toachims dalers. 'h/hn:mt 'er des Vc^ks vuurigen yyer
in ukbüoken ; weHcc ben ook in de eerflift omflandigbedea
die hen nistuurlyk ten fterkfte moesten, treffen, nog al
enigen <>t}d in den aenvanglykep Tempelbonw bleef be-
zielem. Maer, gelyk hevige* hartstochten teldzaem beften-
dig op den duur werken, zo ging het .ook in dezen; men
verflaeuwdb eerlang 9. u- ftaekte telfs het werk, onder bet
fcbynbare voorweiidfel,..dat hft ^nog dj^. rechte tyd niet
was». Hflggé L a, te ttieeri daer de oabunri^e . Carfaeen
ben alleszhjs belcmwefdeö:, en 't onder .C^ffl^Ax, (door
£3r^ geheten JrthahftaUs^\^zo ver bragten, dat «e ben
fflewelddadig :dwoogen •vsan tdat Werk af fee ;zien« VeeJUgt
bood bob het Joodfche Volki.te minder teg^nfiand, om
dat velen h«nner begrepen^ dat ee zich. wei dra tot bet
uiterfte gebragt zwdeo.^zieil, ^ssanneer ze, hnn niet zeec
aenzienlyk vermogen grootiyks. aen den Tempelbouw uit-
éepnt hebbende , dat gefticHt wederom zag£» verwoesten;,
ze oordeelden het diesv beter., dit werk tot een gunftiger
tyd uit te ftellen. Wat tóer van zy, het volk verloor
nieif alleen den vooHgen yver, maer 't verviel zelfs tot
ene trage vadzigheid ten dezen opzichte : hec hield zicb
ganschlyk bezig met hunne landen' te bebouwen , huizea
voor zich te ftichten , en hunne eigene- byzoadere zaken
waer te neemen. ;f Dan hier- hy bleef het niet; men floetf
wel dra min of meer over tot eene veragting van den
Godsdienst: menfchen naemlyk van ene averecbtTche geest>>
geffeidheid^ buichetaers^ die zich voot 't uiterlyke met
» 'IN 2ACHARIAM. S^y
cliè ware aeubïdtfets van God verenigd j en «rch valschlyk
volyverig getoond hadJen, begonden nu ^openlyk voor den
dag te komen, en hun godloos gedrag door te zetten»
ïiilks had ten gevolge,' nat God zyne oordeclen over hen:
llitftortte; hen bezoekende, als blykt uit Hjigg. I. 3— ii>
met verfóheide plagen, inzonderheid -met een roisgcwas
in htmnc veldvruchten , en een ilaeruit voortvloeiend ge-
brek aert alles.
Zodanig' was de ffaet der zaken, toen Haggatm £a^
charta door God verwekt \verden. En dezen bragten het
door hunne prediking zo verre, dat het Volk, weder moed
fcheppende , op nieuw de hand aen den arbeid Qoege ; het
ivelk ten gevolge had, dat zy, middelende de begunfti-
ging van t Perfirche Hof, onder Darim en Artaxerxe^^
het bouwen van Stad en Tempel voltrokken; Waertoe ze
door Ezra en Nehemia aengemoedigd en voorbeeldlyk op-
gewekt werden- Intusfchen nam echter het zedebederf
vervolgens dagelyks toe, tot dat htt in de dagen van
Aniiochus .Epiphanes den hoogften top bereikte. Toep
nacmlyk de Tempeldien&t geregeld, en 't Volk in *t Land
gevestigd was , begondeti velen weder van den rechten
weg af te wyken. Zy badden zich bovenmatige gunftige
gedachten van bunnen te gemoet gezienen voorfpoedigen
flaet jgevormd , en werden door den tyd gewaer, dat zö
2ich te fterk gevleid hadden. Hun Staet was vervolgens
ver van bloeiend, daer ze onder de overheerfching der
Perfen moesten bukken; door hen dikwerf onderdrukt
werden; eil zich later bloot gefteld zagen aen de gevolgen
der krygsonlusten tusfchen ' de Lagiden en Seleucidcn»
In die ömftandigbeden niet deelende in dien luisterryken
▼oorfpoed , welke zy zich yoofgefteld hadden , verlooren
£y aen moed, gaven de hoop op, en met een verflaeuwda
hunne zucht voor den Godsdienst , hun geloof verzwak*
te; zy namen de Godsdiendige plechtighedeti flaauwhartig
waer, en fchikten zich alleng^kens naer de zeden en le»^
ven&wyze. .der Heidenen; waerdor)r.ze eerlang.,. den Va-
derlyken Godsdienst vaerwel zeggende , tox de Ongodisf
tery overfloegen. In de dagen van Ëzra en Nthemla be-
Son deze frtoodbedorvcn geestgefteldheid des Volks reed*
oor te breken ; men zag dezelve in het lauw behandelen
▼an den Tempeldienst , in 'het Priesterdom te verftekcrt
Van den noodigen onderftand, m def^Nfitfe; tot dus ver^
zuiver gehouden , te befmetten ^ door verbindt^nisfen mef
Heidënfcbè Vrouwen > in 't onheili^n vanf/ddi Sabbath;
• • ^ > •^- Ooft- ' ^^^ "' - • "Ul
SOi H. VBN9MA, IN..ZACBARUBC
in 't foiaedlyk behandalen derjoodfcbe Vrouwen, tabaer»
ten gevalle van Heidenfchen, e^n fcbeidbrief te geeveiu
Deze en fiiongelyke wanbedryv^ii vind men, ten laste der
Joodcn van dien tyd , in de boeken van Ezra en Kchcmia
mUsgaders in de Godfprak'en van Makaclii duidelyk aeib*
getekend: en de ongodsdienftigheid nam vervolgens nog
me^r de overhand. Ue Grooten onderdrukten de lageze^
tenen; men vo^c ten dobde om de Hoogpriesterlyke waer^
digheid , waer van men een droevig; voorbeeld vind in Jo^
[ua^ ten tyde van Artaxtrxcs Ochus^ door zynen broeden
Johannes in den Tempel zelven ter dood gebragt^ en
eindelyk onder de Seleuciden,. vooral in de dagen vai|
Jntlochus Epiphanes ^üeeg de Qodloosheid en verfmading
van den Godsdienst, gepaard met allerleie Ibortea van
wanbedryven en euveldadcn ten hoogften* Toen werd
het Joodfche Volk ten ftrengflc gekastyd, en gezuiverd;
vervolgens nam hun Gemeenebest toe in gelukkiger (land;
en 't Volk verviel , in 't verloop van tyd , tot bygeioovig-
heid en huichebry, rervvyl velen, ook zelfs onderde
Leeraers, zich aen allerleie fnoodheden fchuldig mackten»
En zodanig was de Volksdaet^ toen de MèsGas ouder
ben vcrfcheen.
Iniusfcbcn heeft men nochtans dit bovengezegde niet ia
dien tVerken zin te verflaen , als of *er gansch gene god-
vruchtige en ware Israclieteri onder het Voll^ overgebleven
waren. God toch heeft altoos zyn Volk, een heilig
zaed^ de overblyfzels van Israël, die onder bet heer-
fchend zedenbederf zugtten: die voorts, ten tyde van
Antlochus F.piphaneSy onder de Maccabeen het hoofd
opllaken, en met uitgerekten halze.de komst van den
Mesfias,. de hoop der Vaderen, te gemoet zagen; die»
op zyne komst, zyn naem belydende, aenvanglykMie.
Kerk uitgcmaekt hebben, welke, roet het uitrooien van
het Ongeloof, door de waereld verfpreid, na het onder«^
gaen veter lotgevallen, hare volkomenheid zal bereiken.
1
Brieven aan de foden^v^aarin zy.mrden uUgenodigd tot,
eene VHcndelyke, Onderlmndeliug over de Baarblyklyk-
heid van '/. Christendom^, door j. pribstlry Lecraar
til de Kechi^n^ ^tiz. ofiz^. UiP het Engelsch yert^ald^
1.787. M gr. po, 59 bl^^ \ •
In. deze Brieven handelt de Heer Priestley aeuvanglyk
^ over „ de byzondere'Voonóchteu der Joodfche Natie;
en
J. MIXSTLST, 'feKtBTRN AAlf DB JOOKlf» 5t9
CR de oorzaaken van derzelver Vooroordeelen tegen bet
Christendom"; vervolgens over „ den tegenwoordigen"
ftaat van verftrooijinge eri wmpfpoed der Joodfche Natie;**
hier op brengt hy den Jooden onder het oog» ,, de ge-
fchiedkundige baarblyklykheden der Godlyke ^ndinge van
Christus*'; en tevens zyne gedachten „ o^er de Leer no-
pens den Mesfias ;** en ten laeifte voegt by hier by nog
cntge 9, gemengde aanmerkingen,'* gaende groot)yks over
de verdeeldheid der Christenen en den tegenüand der
Jooden, met de gevolgen daer van, mitsgaders het geen
by wenscht dat ze hieromtrent, met aflegging van alle
vooroordeel, in agc nemen.——* De Heer PricstUy tracht
door dit Gerchrift bekwame Mannen onder de Jooden
Dit te lokken , om zyne voorftellingen opmerkzaem na te
gaen» en huiine tegen bedenkingen des wegens aen hem me*
iie te deelen; zich vkiende met dat gunftige denkbeeld^
van hicT door enigzins den weg te banen ter bekeeringe
der Joodfche N^tie tot het Christendom. Zyne manier
van voordragt is meerendeels wel ingericht, om nadenken-
de en niet te fterk vooringenomen Jooden , (zo niet ter«
fiond over te halen , dat geenszins te wachten is ,) ten
sninllen tot ftaen te brengen; waer toe wel inzonderheid
zyn dérJe Brief over de Gefchiedkundige baarblyklykheden
der Godlyke zendinge van Christus^ by uitftek gefchikt
is. Dit onderwerp word in denzelven zeer beknopt en
duidelyk behandeld; en de Autheur toont ten klaerfte aen^
dat alles, wat met enigen nadruk ter.fla%ige der Godlyke
zendinge van Mozes bygebragt kan worden , niet minder
fterk pleit voor die van Christus ; en dat dos een Jood ^
die zich, als een verdandig Man, gelykvormig wil ge-
dragen» Christus niet kan verwerpen , als hy Mozes in
dat charafter erkent. De Heer Priestlcy heeft zelfs
gelyk het Ps. by zynen laetflen' Brief uitwyst, zeer wel
begrepen, dat de groote kracht van zyn Gefchrift inzon-
derheid in dezen Brief gtlegen was; en hy had yeelligt
wel gedaen met op dat (luk alleen aen te dringen , zonder
zyne hem eigen denkwyze over de Ëuangelieleer hier*^n
daer» gelyk meermaels gefcfaied, in zyn Gefchrift in te
vlechten.
In hoe verre de tegenwoordige omdandtgheden min of
meer gunflig of ongunftig geoordeeld mogen worden » om
gezetlyk op de overtuiging der Jooden te werken , willen
wy ons niet ondernemen te bepalen , maer 't komt ons
zeer duidelyk voor, dat n>en,dacrop werkende « best doet,
Oo 3 met
5X2 INVLOED VAN DEN. CHRISTBLYKKN GODSDIENST
Verhandelingen over het opgemelde Voorilel , by gelegen»
hèid ^an de uitgave der Verhandelingen uit het Slal^
piaansch Legaat over da} onderwerp , üriefiwyze voorga^
dragen door een Hollands Hervonnd Predikant. Uitgc^
geven door j. w. tilanüs, Th. D\ Predikant te Har~
derwyck. Tc Amflerdam^ by M. de Bruyn. 1787. Bc^
halven het doorwerk ^ 148 bladz. In gr. o&avo.
Nademael een ieder, welke gewoon is op zich zelvep
vry te denken , veelal ene byzonjdere' leiding van ge-
dachten heeft , welke hem als eigen is, zo kan het nitt
vreemd voorkomen , dat de Opfteller van dit Gerchnft »
tot die foort van denkende Lezers behoorende, op het
doorbladeren der bovengemelde Verhandelingen , rcboon
'er veel goeds in vindende, echter geoordeeld bebbe,
dit Mbt opgegeven Voorftel , volgens ene andere leiding
van gedachten, meer. voldingend beantwoord kon worden.
Zulks heeft zyn Eerwaerden 9 die al vroeg zichzelven be-
paeld.had» om nimmer zyne krachten over ene prysvraef
te beproeven, of dus naer een Eerprys te dingen, genoopt»
om , na de aendaclitige overweging dier gemeen gemaekte
Verhandelingen, de hand aen 't werk te flaen, en zyn
denkbeeld over dit x)nderwerp duidelyk te ontwikkelen , en
nadruklyk voor te dragen. In een voorafgaenden
Brief ontvouwt hy beknoptqlyk het beloop en den inhoud
der afgeleverde Verhandelingen , en in zyn Gèfchrift vlecht
hy , by gelegenheid, zyné aenmerkingen over deze en gene
byzonderj^eden in dezelven ; met ene volkomen beantwoor*
dirig aen 't oogmerk dat hy zich in 't fchryven heeft voor*
gefteld , 't welk hy in 't flot van zyncn Brief dus uitdrukt.
,9 Om dat ik ^een roem wil behalen , en nog minder door
. „ bijzondere inzichten gedreven worde, zal ik, waar ^
„ nuttigheid getrokken heb uit deze of gene Verhandeling ^
9, het edelmoedig opgeven , en alles , hoop ik , met diea
3, geest van zagtmoedigheid en befcheideubeid uitwerken «
,, dat men in mijn Vertoog niet den Godgeleerden , maar
„ den God- en mehfcbenlievenden waarbeidsvriend zie
,, doorfteken/' Dit in het ganfche opftel doorfiraknd cha-
raftcr des geachten. Schryvers is by üiiftek gefchikt, om
.een (lerken invloed te hebben op het hart van elk beza-
digd Lezer dezer Verhapdclinge, welke daer benevens roet
zo veel oordeel en inzonderheid meit^chkunde , mitsgadeis
ep zulk een manlyken trant, uitgevoerd js, dat zey bene*
vcns
OP DE OBUCD. ' 513
vens de voorgemelde Verhandelingen, aller opmerbaem»
keid overwaardig sy ; waarom wy ook nog beknoptlyk
.derzelver beloop zullen fchetzeo ; om den Lezer onder 'c
«pog te brengen, hoe gewigtig derz«iver inhoud zy; 't welk
hem te meer zal kunnen aenfpooren, om dit onderwerp
•ter harte te nemen , of het ook aen .den eigenaenigen in-
. vloed van den Christelyken Godsdienst bevordeHyk mogte
ayn!
Ter nadere bepalinge van den zin der Vfage gaet tyn
Eerwaerde eerst na, hoe men de benaming vanxlen Chris»
telyken Godsdienst hier te verftaen hebbe ; en dit leid
hem ter nafpooringe van den charafterizerenden aert vam
dien Godsdienst , ^ mitsgaders tot een onderzoek^ waer..in
de kracht van dien Godsdienst gezogt moet worden. Na
deze voorbereidende aenmerkingen gaet hy over ter n».
fpooringe van de oorzaken van *t mangel van den invloed
dier kracht, op de meeste belyders van dezen Godsdienst;
en de oorzaken hiervan , in de uitgegeven Verhaodelingen
bygebragt, beproefd hebbende, .geeft hy te kennen, dat
'er, zyns oordeels, iét^ gewigtigs aen ontbreekt. Zommif*
gen dier oorzaken komen hem niet voldoende voor; an-
deren erkent hy als medewerkende , doch als zulken , wier
uitwerkingefi nog uit ene vroegere oorzaekvoonfpruiten;
en men heeft hier, volgens zyn inzien, om het bedoelde
wel te treffen , na de eerfte algemene oorzaek van dit
mangel van invloed te zoeken, 't welk, zyns agtens, in
de utcgegeven Verhandelingen niet beboorelyk gade gefla-
gen is.
Dit doet zyn Eerwaerden , ter betere bereikinge hier.
van , r aenvanglyk onderzoeken , . waerom de Christelyke '
Godsdienst in den beginne zo veel krachts deed, en nar
4lerhand verflaeuwde? Het onderzoeken nu hiervan heeft
hem opgeleid, tot die verzekering, gelyk hy. zich uitdrukt,
„ dat de oorzaak van alles,? [waer.door dit mangel van
invloed te wege gebragt is,] „ voornamelyk en alleen,
^, moet ge^zogt worden in d« vfaercidschgezindhcid ^ die
y^ de gemoederen van alle belyders van den Christelyken
,, Godsdienst beheerscl^t, en waartoe alles dienstbaar ge«
' 5, maakt wordt." En in dit denkbeeld word hy,ten fterk»
fte bevestig<!b uit ene befchouwing der Kerklyke gefcbiede*
nisfe* welke hy beknoptlyk voorfteit. Zyn Eer«
waerde begrypt zeer wel , dat het , om dit nader te bewy
zen , hoog noodig is vooraf te bepalen , wat hy door deze
wacujdliefd4 yerfcaet , die hy in dit geval houd voor de
O o 5 meest»
514 INVLOED TAN DBN CHRISmnBN GODSDIENST
«cestwerkende beletóorsaak ,'. welke alle andere beleioor-
zaken aanvoert 9 versterkt, en aen haer bedoelde dienstbatr
maekt 9 mitsgaders alle gesintheden en ftanden der meip
fchen, door haren magtigexi invloed weet te beheerfcben.
Uit dien hoofde kunnen w^ ook, ten rechten verTtaode van
's Mans voorffelling, niet wel nalaten, deae zyhe bepaüBf
Jiier geheel over te nemen. Als bandtasrlyk ongerfmd ver-
worpen hebbende het donker en fchadelyk denkbeeld , dit
men zomtyds aen de ^aereUlk/de hecht, door daer roe
4e brengen allen trek tot de genoegens van dit teven, en
die den Christen te omzeggen , otti dat zyn leven een ge-
duurig fterven zyn moet; geeft hy^er de volgende bepaVuig
van. . •
„De wereldUefde^ymfLt van wij, als de voomaame bron
der redeloosheid , hier fpreken , is die trek tot het genot
van dit leven , welke óf in zijn eigen aart zondig isj
fchoon vari de minnen daarvoor gehouden, om dat die
fmaak algemeen id ; tHet een woord , de heerfehende trek
tot het zogenaamde onverfcbillige ; of het is een trek, die
zich bepaalt omtrent zulke ^ d)nge\i , welke op 4sichze]ven
wel onfchuldig zyn, maar nochtans gevaarlijk worden
v/hm: de deugd , door de omftandigbeden , die met derze)-
vep genot ver«?ezeld gaan. De v^er$ldUefde , derbalven^
die den gemelden fcbadelijken iqvloed beeft, bcftaat in die
zugt tot alle die genietingen ^ welke n{et alleen de natuur-
lijke levenswijze , maar de zeden der tegenwoordige eeuw»
ons aanbieden, en, door haare algemeenheid; 2s geoor*
loofd aanprijzen ; fcboon zij in zichzelven kwaad zijn , ei
door de omftandigheden , die *er mede vergezeld gaao^
xulks worden. — Tot bet eerfte foort bebooren eefi
menigte handelingen en genietingen , welke de tegenwoor-
dige eeuw voor onverfchillig houdt, om -dat ze algemeen
zijn , fchoon zij imierdaad den nadeellgften/ invloed heb-
ben: zoo waren, bij voorbeeld ^ in het befcbaafde Rome^
ten tijde van zijnen grootftén bloei, de wellust,^ de on*
kuisheid, niet alleen een geöorlooiU genot van dit leven»
maar^ door de algemeenheid, wierden ze voor een on-
fchuldig vermaak gehouden, ja wij behoeven zelfs riiee'
eens zo ver te gaiitn : die kleedin^^; welke men thans alge-
neen volgt ,. Ichoon ze inderdaad de eerbaarheid kwetst,
behoort onder deze klasfe. Tot het andere foort moeten
wii al die daden brengen , welke in zichzelven geoorloofd
zijn, maar door de omflandigheden zondig w«3rden^
Laat ons wederom een voorbeeld bijbrengen: op ziabzelven^
ma^
* t>P DB 0EUOD. 5«5
jmitg fDeu in gezetfchappen gerprekkeii voeren, die tot
eeoe geoorloofde uhfpanning cïieneTi , of over gebeartenifl^
fen , die binoen on^en kring voorvallen , lopen ; van deli
edelen Godsdienst intusfchen altoos te zwijgen > alleen
om dat men zou aangezien worden voor een man, die
weet te leven , ia niet alleen verkeerd, maar behoort on-
getwij'feld tot die wereldliefde ^ welke hier kis de vrucht
bare bron van het heerfchend zedenbederf opgegeven
wordt.'*
Op het voorfiellen dezer bepalinge maekt zijn Eerwaerde
*er zijn werk van, om de baerblyklykbeid zyner ftellii»-
ge , dat deze onmatige waereldliefde de voorname ooi>
zaek van het bier beoogde mangel is, ondericheidenlyk
aen te toonen* Zulks ontvouwt hy , ten aanzien van (i)
de Deisten, (a) de menfcben van een mi^^clelmntigen
ftaod, (3) de onderfcheiden. gezindheden der Christenen »
C4) en zo ook de Hervormden. Tot deze laetstgenoem*
den, op welken zyn Eerwaerde ene by zondere betrek-
king heeft, als oogende met deze benaming op de beer-
fchende Kerk hier te Lande, gekomen zynde, agt hy
bet noodig , niet Hechts hun waereldschgezind ch%»
raéier in 't algemeen te befchrj^ven , maer tevens naeuw^
keuriger na de oorzaken van dit kwaed te onderzoeken.
Hieromtrent trekt bovenal zyne. opmerking het misbruik
dat vele belyders van de leerftellingen hunng* belydenisfen
maken, inzonderheid van die, aengaende de kracht der
verzoening, het onvermogen van den mensch ten goede,
€n het met verdienende der goede werken. Zulks noopt
hem om „ aan te wijzen, hoe deze leerilellingen genoeg*
^ zaam van allen misbruikt worden, om de kracht van
„ den Godsdienst te ftremmen; waarvan ik, zegt hy^
„ de oorzaak 'vinde in de wereldliefde, en 'in de aanlei-
9, ding, die tot dit misbruik fbmtijds, door de onvooF-
», zichtige voordragt dezer waarheden ,. in de famenflellen
5, der Godgeleerden en op den predikftdel, gegeeven
^, wordt:'' en 't komt hem voor, dat velen ook hier t«
fierk bezield zvn, ^ niet menfchenvrees , zugt tot
^, rust en gemak, najaging van wereldfche 'eer en ach»
9, ting, en gunst van menfchen; des wij hier wederom
,, zien de wereldliefde , de kracht der waarheid verdoo*
„ vende, in 't hart ingeflopen."
De geagte Opfteller dezer Verbandelinge dit laetst«
nengeduide uitgewerkt, en daermede zyne taek in zo ver-
K voltrokken hebbende, dat de ooizaek van het beoogde
man-
5lff INVLOED VAN DBN CHRISTBLTKBN G0DS0IB{I8T
maogel, zynea oordeels, voldoende opengelegd xy, rctnkl
zich vervcrfgens ter voordragpe van 'c middel tot berftel,
bet welk, even als de oorzaek van bet verval algemeen )
is^ zo ook, zegt hy, algemeen moet zyn. En dit vindt \
«yn iierwaetde in de Fcrloocltemn§ ; waeromtrent hy zicli
houd aen 'de bepaling v^n den Heer Moiheim^ m zyne
voortreflyke Zedekunde iV D. bl. 49(5, als beflaende, im
een heilig voornemen des harte ^ om de' titfdc tot ziek
xchen en de v^ereld zoo te matigen^ en te bejHeren^ dat
ze ons^ in de plichten van liefde Gods en des naasten^
niet hinder lyk kunnen zyn. — — «, Dtut befchrijving,
,, (zegt zyn Eerwaerdc) is duidelyk, 'zij is redelijk^, em
:,, verdeelt de verloochening in twee gewichtige takken ^
^, der zelfsverloochening en der verloochening der we*
,^ rcld;" over welke beiden by zich voorts nader verklaert.
By de ontvouwing en verderen aendrang hiervan poogt hy
te doen zien. ,, (i) Dat deze verlochening niet duidelijk
,, genoeg in haren eigenlijken en waren aan geleerd word:
y, als mede (s.) niet alfremeen genoeg in baren invloed ^
9, om den mensch werkdadig te maken, toegepast wordt:
-99 en (3.) dat men, indien dit gerchiede, de verlochening
„ voor het echtde en algemeenfte middel zou erkennen,
' 9, en als dan den invloed van de kracht des Godsdiensts
>,, overal in ajle ftandèn zou zien heerfchen." Ieder dezer
•drie ftukken draegt zyn Eerwaerde afzonderlyk voor, met
•zyne aenmerkingen over 't verkeerde en gcbreklyke daer«
pmtreut, en 't geen deswegens met meerder ernst frand-
yosiig gade geOagen behoorde te worden, ten einde dtt
middel, zo treffend, om den invloed van den Chtistcly*
,ken Godsdienst befcendig krachtig te doen zyn, deszelfs
eigenaertige uitwerking te wege te doen te brengen; ter-
wyU g^Iyl^ hy zich uitdrukt „ aan het niet wel leerea
,, en niet wel aanwenden van dat middel grootlijks ^oe
,,» te 'fchrijven is, bet diep verval, waarin die van den
^^, Hemel geopenbaarde Godsdienst zijne belijders thans
^^ vindt." Ten laetfte befluit zyn Eerwaerde zyne
voorfcellingen wegens deze ftukken , met gepaste ernfcige
aenrprnken aen d^ Overheden, aen de Leeraers, aen de
Codvruchtigen en aen de Opzieners der Jeugd, welken,
tan deele ter nadere verfterkinge van 't voorgezegde die^
nen , ten deele opmerkingen behelzen « die wel zo gefchikt
hier geplaetst^ als in 't voorige ingevlochten konden won
<^en. Het komt 'er nu roaer op aen , geJyk hy m
'I dot te keuueu geeft , dat ieder belyder van den Chris;;
tc«
OP DR DEÜGin 517
nflykcd Godsdienst^ in zynen ftaet» in zynt betrekking.
Jiec zynt daenoe aenwtade , ^ en dan vleit hy zich met eed
(areleod vooruitsigt» ^
. ,^ Begon maar eens 9 zegt hy» de herftelling, hoe weu
^ nig jaren zouden wij behoeven te wa«en, om het ge-
^ goegen te beleveb , van onze predikiroelen 'met recht*
^ fchdpen Leeraars^ en de zitpiaatren ider RegenteR met
y^ weldenkende, edele bürgervriendeu, vervuld te ziént'Hoe
,^ ras sou deze invloed zich «lom verrpreiden^ en hoe dui*
,9 «delijk, hoe algemeen zou zich dan de kracht vertoonen'
,^ welke de Godsdienst bezit , om de gemoederen der menl
^^ Tciien, in alle fcanden en leeftijden , tot deugd te vormen!
^, En welk eenc rijken oogst zou zulk eene wenschlijke
9^ verandering in de eeuwigheid niet opleveren ! Voorwaard
^, bier verliest een Burger imn het faemelsch Vaderland zhr^-
,, zei ven. en hoe flaauw ook zijnde ho|)ezij, of hy' deze
^ gelukkige tijden bier op aarde beleven zal; hij ftre^It
j, zich, ten minftf , met die> zielverheupende ilitzicftteh^'
„ dat hij eena zulk eene volmaakte maatfctiappy zal leerenf
I, köMien in het Jerufiilcm dat bpren is/* ' * f/*
Mcnfouwdig Specifiek Middel ^ tégen Kanker ^ Üitjt'ag^^ eri
Me Venerifche Ongemakken. Uiigevofideh iiï hei' 'Kor
mngryk Guatimalo , $H Nieum^ Span jen , 'in Noord^^
' Amtricth En befchreven door Don jo5Épii plorez ^
Af^ Z). Medelid der Geneeskundige Fa^hèit ^ en Pro-
fesfor te Guatitnah. Uit het Spaansch Verthald. Tè
Jjttficrdamj iy'A. iSordiers, I7\i7\'y6tl./n'gr. Svo.
H^t Eenvouwdig, Specifiek Middel^ 't wdk hier befcllfc-
ven wordt, beltaat in kleine Hagedisfen ,' die , .na'
gevild en .van hunile Jngewanden beroofd <é zyn , zo leven^
dig eo warm als mogelyk is, 't zy geheel, of in brokjeè:
gfneden en tot pillen gemaakt , moeten ingenomen worden;
^Jndiaanen, die io het Vlek St. Christoval Amatitan, itt
hec (toningryk Guatimalo woonen, hadden het zelve reeds:
onheugelyke Jaarea lang , tegen alle Venertfche Ziekeen J
xnet een gewenscht gevolg gebezigd; en' door deeze was!
b€ir voor eenige Jaaren aan de Spanjaarden , onder welke t
heerfchüppye zy ftaan , eerst toevallig bekend' geworden ^
die 'er vervolgens zo in Guatimalo, als te Mexico, Ca«
' dix én Mallaga , eeni^^iK proeven mede genomeu hebben,
welker uitflag in dit Werkje befchteven wordu
. . Vol.
Volgens de alhier opgegeven verbaalen « söude de heil*
iaaipe werking van ; dit buipmiddeL zo vermogeBd geweest
zyn 9 dat niet flegts allerlei Venerifcbe Ongemakken en
hft^rdnekkige Huicigebreken . (naar:de vteeslykfte en boge-
neeslykde. aller kwaaien,, de >Kanker^ voor des^elEi önves<»
gdyklyke krachten » bad moeten swkfaten. Daa^
hoe wydlufüg en gioottpraakig ook de eigenfchappen dee*
zer Diertjes op den titel worden üitgemeeten , en hoe gtai>
tie wy ook eenmaal bet menschdoni geluk zouden wwa-
(chen , met de uitvinding, vao een middel , 't welk bet 09^
tembaarile alle^ Gebreken yZeker tn.onieiJbaar^bedwhygta
kan ^ 'blykt het by ecue opmerkzaame overweeging da«
aanjgehaalde gevallen ten* allerduidlykfie, dat nien uit de*
zelvQ. geen geyolgtrekkiiigisn omtpent deszelfi$ hoedanighe-
den^ althans, als ^en Kanker geocezendBnlpmiddel, met ee«
nigêii groqd van j^ekecbeid kan aOsidén ; daar dezelve niet
alleen zeer onvolledig, :op|>ervlakktg,en ontiaauwkeurig zyn
ter nedergptleld^ ma» 4)0k de gehrekep, welke aldaar mee
^n naam van Kanker, beftempeld >wDrden^ meerroaaJen de
diiidlykfte kenmerken, rm eenen asdëreo aart draagen,- ea
dikwerf door byzondere Perfoonen , welke geene dp, min*
fte-kenuis van"deiyelyke 'Gebreken bezaten , verhaald woi^
den, en ^nfelker verfaaalen, hoit gcloojwaaraig zy ook ge»
noemd mpgén Worden , geen meerd^^r geloof verdienen,
dan die der geestlyke Zusters van Rees, en meer andere
dergelyke gewaande Kankergeneeaers. ■ Ook is de
SpaanTcbe Dodor Don . florbz zeer voorbaarig in hec
maaken van gevolgtrekktpgeir, en; het toeficbryven van Ge-
neeskrachten ^^r/i^/'i gitaar zyn Wel Edele Zeer Geleerde ,
zónder een eenige Proeve, reeds een Specifiek teg(fndeWa«
tervrees ,. en bet Antidotum: Vjariolofum van BOEanAAVS^
üi deeze Hagédisjes ipeeat te zMllen vinden.
Niet te min verdiende dit Middel, 't geen m Veheri«
fche Gebreken in de daad eenig vermogen fchynt Ce be«
zitten^ wel eens door kundige Mannen, nader ter toeN
ze gebragt te worden ^ ten einde daar nit blyke, wat
men omtrent deszelfs wjiare vennogeni bebbe vast te ftel*
len» en of het. zelve ook eene plaats verdiene onder de
Overige nuttige Hulpmiddelen > welker heilzaame 'ontdek*
I^ing het Menscbdom aan de Inwooneis der Nieuwe Wae«
reld yerfcjiuldigd ïs.
Vcr^
VERBANDBL. VAN UiT ,BAXJkVIAASCB GENOOTSCHAP. 519
— ■.:'-■■■,. ■■ . .
ycrhandelingen van het Batayiaasch. GenootfchM der
. Kunficn cH iFcttc^fbhappcn'. Derde, Deel, . Te Roncr^
.drnny bj'K* ArFcnberjr^ en te Amfierdatn dy J.. Allart^
1787. Bebalym hep^ Voorgerk enz,/s^5 biadz. in gf^
, ' • ....'. ... , ':rr ^•. -•••,.- .
Kt Deel vervat een aantaT. van wajjme^mkigeii ^. wtU
Jstu :groptlj*s.:. dienen ter «pbeWfcruige; v«n vede by»
xorideriiedeii'y/iéis: de OostindUetae .Gewesten betreffeit^
j^.ites opzigte** ivfao de LaiKUDennis.^] de Jlegecring, dè
Leevensw^isc^lenv zeden -der Inwooadecen, als ten' aanziea
^ü de, BirfgeriVke en ;Natuuflykc Hj&tOfie. Het,vangc
aaw'fnet eene.unvdcrige.befchryvin^ van het Eiland Jr/-
ffSmrat in zo- ve#oe' Jict tot nog b<^end is.i Een l)ejige
van 'de h€twmdt\ If%di/bhe V^ge/nestjes ^r en 'to ook v^n
de Goadnynen o^'de'Jrust vaoiC/;/^^^, gaat;hiér voorts
vf^ltezeld van^ein Vervolg der JaVaanfthe Historie, mits-
Sders van eenige Bydiagen. tot ctci^rchry ving fvan Japan ^
helaende een berigt van d^ Japaafche Munten, van de
foebereiding det SaekirAm gewoonen drank der Japanners^
en der Soja^ Ait men als een fmafaklyk zout by gebraad
gebruikt, en 'verder nog eene lystvan Japanlfche Woordenr
niei derzelver - Nederdiiitfcbe betekenis. Eett volgand.
Stukje geeft ons verflag van eene:: doodlyke Watervrees ;
en een ander mddt ons welice Boom * Veld- en Aard^
vnithten Java oplevert, die,, b^&;eetï misgewas van graa^
nen, voedzel kunnen verCrhaffli^n. Wyders komen on«
Mer voor 4 eenige onderrigtende* aantekeningen ^ over de
Spraak »'' Weetenfc&appen -en Kunflen der Mailabaaren ;
benevens een vervolg van de Bydrageh tot de Natuurly-'
ke Historie; byvoegzcls tot de"VQoaige befchry ving van
Java , Barneo en Samaira; en Jaoestlyk eene, by een
Vookrheen gegeeven yerfla^- te .vixig^ Verhandefing over
des Landbouw, in de Ommelanden van Batavia. •
Onder het nagaan der opgemelde .byaonderheden, js 't
ons voorgekomen V dat wy ve'efen 'öiiz'er Leezeren geen
ofidienst zullen doen, met hüh eènie berigt mede te dee-
kn nopens die , beroem<Je Indifche^Vbsèlnestfes , wa^r van
nieii mêemiaals (loort fpréekèh, doch van welken men
tot nog: zulk eene naauwkeurigebefchry ving niet gemeen
gemaakt heeft, al& de Heer Jan Hooymao ons' in.deezep
vedeent* Deael^e isr te Mhvoerig om geheel geplaatst te
. wos«
5ao VERMANDELINCerf
worden; doch .wy zullen *er het hoofdzaaklyke van over-
neemen.
De62e zo kostbaare en thans booggeagté Vogelnestjes 9
die dopr de Chineezen byna tegen zilver opgewogen wor-
den ^ en welken de. milde natuur, ais. een byzooder voor-
regc, aan de Indiaanrche Eilanden gerchonken heeft», wer-
den 9 zegt onze Autheur , gevormd door een Vogeltje »
hiet welk de Bergjavaanen W(ilcd of Boerang Daja- ooe-
men , en op Java heet het Lawit. Hy brengt het tot de
Ibort der Zwaluwen, geeft 'er eene uaauwkeurig^ be«
fchryving van, en meldt ons, dat zy, hoewel ze (xdt hier
en daar elders nestelen « inzonderheid veelvuldig gevon*
den worden, in de rotzige klippen t q> het landgoed Ca^
lappa Nongal^ en Sampia , in de' nabunrfchap van Bauh
via, en voorts in die rei der vooi^ of vlotbergen daar- ge-
)egea (♦). Van dceze Bergen , en de Vogelnestjes in de*
zelven, geeft hy ons voorts de volgende* befchryVing.
„ Deeze beide Vogelbergen zyn alleeaftaande kUppeiiy
van binnen hol en voorzien met een zeer groot getal ope-
ningea; zoinmigen zo gróof, dat men zeer gemaUcelyk
daar in kan komeii / anderen moeilykers en eenige zo
klein, dat de natuur aldair, voor de veiligheid dier dier*
tjes , zichtbaar zorg heeft gedraagen. ■■ ■ ^ Deeze rotzea
zyn uitwendig digt begroeit, met: eene menigte zwaar op*
gaande, hoornen van verfchiilende zoorten, en beftaan in-
wendig uit graauwe kolkfteen en wit marmer* Aan deeze
wanden hechten de* Vogeltjes hunne neéten in borizontaa*
Ie laagen , digt by eikanderen , zoo dat de. opgebogen zy-
de van de eene meest aanzit , tegen de vlakke van de an-
dere. Zy plaatzen zich o^ onderfcbeiden dieptens van 50
tot 300 voeten, minder en zomtyds. noch meerder, naa^r
dat zy ruimte vinden^ en laateot gfeene holHgheden of be-
kwaamé ruimtens opBii>, mits die maar zuiver en drooff
zyn; het geen ^ volftrekt noodzaaklyk is, d^t, wanneer
, (*)* ^len vindt 'er* pök,^ 20 als de Heer Hooyman wat laager
:r ntekcnt, nog twee, of drie in de hoogere binnen landen; en
ónder het Gouvernement :iamacaafr zyn aan het zuiderftrand
drie voornaarte Vogelbergen /welker foort zeer goed ïs. Banram
cTi Sumatra zyn 'er mede van vooi^len ; doch de traagheid der
ifrwoonders en de gebrekkige regeeringsvórm verwaarloost dit
^feorded. Wydcrs zyn hier en daar noj? al eenigen, die door
de Javaa'ncn: verz^ecgen word<?n>' etf maar aan zommigen fae*»
kond. zyn.
VAN H«T fiüTAVIAASCH GBNOOTSCHAP. ^^
êe wanden mt^ worden, zy die ten eeraen verlaaten, zoo
■dst eeoe onverwachte onüasiing of dooTzypQÏnig van wa-
ter altoos ten hoogfien fcbadeJyk is.**
Het voedxel deeze;r Vogeltjes, waarop ze, uitvlie|reode.
aazen , beftaat , volgens den Heer Hoi^man , in alkrh«3d«
foorten van blocdelooze diertje boven ftilftaande watefea
Zjweeven^e , waartoe bun wydopgaaade bek linn zeer dien-
ftig is : en 't is van 't Irachtigffe en beste overbjyizel van
dit door hun genouten voedzel dat zy hunne nestjes bo»
reiden.— Het denkbeeld, dat zy zig bienoe van zetrdmiia
«ouden bedienen;, ia, gelyk hy do^t zien, volftfekt va»
alle waarfchynlykheid ontbloot: en 't geenzyne opgemeldc
gedagten bevestigt, is het groot verfchil van derzelver
voorkomen./ .
„ Die men vindt, zegt hy, op het landgoed Q'olatim
Nongal zyn zeer graauw, en wel een derde minder waaru
dig als die, dewelke het landgoed Sampia uitlevert; ea
deeze kunnen niet vergeleken worden, by een ze^r vooi-
treffelyke foort, die jaarlyks van Tcrnaten en P^isfier woïC
den aangevoerd , en op de daaromtrent gelegen eilanden^
vooral oostwaards Borneo zyn te vinden* De vcij
we en' waarde hangt derhalven af, van den overvloed em^
hoedanigheid der Infecten, die deeze diertjes tot voedzi*
ftrekken, en mogelyk ook van de mindere of meerdece
eenzaamtieid des oords , alwaar zy dit aas gaan moeken*
„ Tot het hareidqider Nestjes, vervolgt onze Autbeur*
bezigen zy doorgaans twee maanden , en leggen dan twee
«ieren, die uitkomen binaen 15, of lé dagen. Zoo ^
de jongen vlug worden , begint men de Nestjes te ftooren
het welk regelmaatfg gedaan word om de vier maanden*
en de oogst is voor den eigenaar. . Dit ftooren of
uithaakn gefchied door vast vqlk, bet welk van jong»
aan gewend wordt deeze klippen te bezoeken , (na eenige
voorafgaande bygeloovige plegtigheden,) op de navolgen-
de wyze. -r-^ Men maakt, een ladder van boschjoitinf
lang uiaar goedvinden, en bind aan dénzelven op een be*
hboriyken afftand , dwurs ftukjes bamboes, om op te tre«
den; langs deeze daalt mea, (van een Flambouw vooiw
zien,) nedpr; doch, wanneer de gaten^al te diep zyn, is
Scheepstouw beter. Afgeklommen zynde, plaatst men»
zoo de rnimte zulks toelaat , getakte bamboezen langs do
jyandeh , om by de Nestjes tp kunnen komen ; doch wan-
neer dit dusdanig niet mogelyk is, worden die, ftaande
op den ladder,' met eenen daartoe gelchikten bamboes a&
lLB££i;,£«.ALO.I.£TT/mii3* ' Pp ge«
<S4 «• «WtL , WSCHRTV. DÏR CICADEN RN WANTZBff.
Natuurhkc en naar '* /«fvtf« naauwieurig gekleurde af-
beeldingen en befchryvingen der Cicaden en IFantzea,
in alle vier JVaereldsdeelen huishoudende, t>y een ver-
sameld en be/chreeven ^wr gaspar stoll. /» '*
Frawch en Nederduitsch. Te Atnfierdam, iy J. Ch..
Sepp, 1787. In groot quarto.
Met deeze afgifte, zynde de elfde Nominer van dft
keurlyke Werk, brengt ons de arbeidzwme SioK op
nieuw onder 't oog, eene groote verfcheidenheid van Ci-
«den eï Wantzeo, waaroftder 'er al etlyke gevonden
worden, die men voorheen zo zeer met gadegeflaagen
heeft; welken onze opmerkzaame waameemer zo zuidelyk
ftfoeeldt, en duidelyk befchryft, dat zyn arbeid de aan-
houdende goedkeuring der Liefhebbeïen tot zig Wyve
UcktTea.
Verfolg op M. N. CHOMBL. Algemeen, Huishoudelsk ,Na.
tuur^Edekundig-en Kon»- Woordenboek, Door y A. n
^Li^T, rerrykt met Kumtplaaten. VurJe Stuk.
Te Spen. h V A. de Cbalmot, ''^ f .^^''^'
Het nutttze Werk van den opmerkzaamen ChomeJ ont-
vangt nog fteeds, door de nafpooringen van den ar-
beidzlS Ou^t , eene aanmèrkelyke Vermeerdering ,
welke Xekt om deszelfs leerryke gebruik verder uit te
breiden- wel inzonderheid met betrekking tot de Naiuuiw
Ivke HistSie bef Zedelyke en het Oudheidkundige vooi>
il ook teTVanzien van ons Vaderland. Van dit laatlte
ïalt ons, ter deeze gelegenheid , onder het oog. bet Arty-
ïd Di^ti van welke Geldmunt ons het volgende virel
^««"Sïr.^'^'^af nTSl'^t^^^^^^^ Muntauk,
thais doorgaands de waarde van vyf Guldens vyf ftuiyers
l/JStenT- doch ook wel ia waarde ryaende en daalen-
5e Sïr ma?e <Je piys van het Goui hoog of aag is.
H« zal dM*en we, niet onungenaam voor onze Leezeis
zvri dat i^ier ,*e oudheidkundige gefchiedenis van dee-
S oirfpronkelyke HoUandfche Mun^ geevej.
Ducaat. zeJT de Heet alkbmadb , (Zit Munten aar
VERVOLG OP CHOMBL's WOOROERIIOBK.^ 5^5
,, welk door gewoonte in *t algemeen is aangenoomen »
,, en niet verltaanbaar kan verduitst worden , beteekenen*
,, de eigenlyk de munt van een Hertog/* Niet onwaar*
fchyulyk is het, dat deeze naam afkomllig is van willp.m
VAN BfiYERKN, welke, onder den naam van willem deiI
VYFDBN , onder de I-iollandfche Graaven bekend is , ea
de eerde onzer Princen is geweest, die den naam van
Hertog \pux\ droeg, dewyl bet onder zyn beftier is
geweest, dat, voor zo veel bekend is, de eerfte Penning,
die den naam van Ducaat heeft gedragen, is gernunt(*);
doch naderhand in veele andere Landen is gevolgd, en'
goudftukken van gelyke waarde daar mede beftempeld.
Zeer opmerkenswaardig is het, dat, ingevolge het.
getuigenis van eenige Oudheids Onderzoekers , deeze foort
van Munten in gehalte en gewigt altyd dezelvde geweest
CU gebleeven is, zo veele eeuwen door tot nu toe; niet
tegenftaande de ontelbaare omkèeringeri der tyden en vol-
ken, als mede inzonderheid de menigvuldige verandering
der Munten, zo in gehalte als in gewigt, by elk ryk en
^ landfcbap , ieder naar hun belang en behaagen, ingevoerd.
Ten aanzien van welke gouden' penningen oïDucaaten by*
gevolg geene veranderlykheid dan alleen in de prys, die
gefteigerd en gedaald is even als in alle andere Munten,-
ooit is befpeurd geworden.
„ De bovengemelde eerfte Ducaat is van de veertiende '
Eeuw, en gemunt tusfchen de jaaren 1349 en 1357; de-
wyl Hertog WILLEM van beyerrn in het eerstgemelde
jaar deGraavlyke. waardigheid aanvaardde, en in het laatst*
gemelde reeds blyken van krankzinnigheid begon te gee-
ven , die allengskens toenamen , en hem tot het einde van
zyn leeven toe bybleeven , om weJke reden by ook tot zy-
oen dood toe is opgeflootea geworden, welke waarfcbyn-
lyk in 1389 voorviel. Zie wagbnaab Fad. Hist. UI D. ^
„ Deeze I)ucaat verbeeld op deszelvs voorzyde Craav
WILLEM met blóoten hoofde, en geheellyfs ten voeuoo*
Ie toe in 't harnas, houdende in de eene haild het swaard,
in de andere het Wapenfchild van Ecycren^ agter of ter
zyde ftaat de HoUandfche Leeuw: en bet omfcbrift is.
GUILt.
C*^ Men vindt 'er een , ter aangehaalder plaatase by alkema-
de, in Plaat gebragt, en deszelfc Afbeelding is ook hi dit Werk
geplaatst: hoedanig *er nog in de Penninjkasfen van fommigen
onzer Nederlandrche Liefhebbers wordt gevoiden.
Pp 3
5l6 VERVOLG
GUILL. DUX.COMCS. HOL.
Hertog IVilhm^ Graav vati Holland.
„De tegenzyde bevat 's Princen Wapenfcbild , gevieren-
dceld met de Wapenen van litycrcn en Holland; en
roudum.
FLORINi: D£ 'holland: Z: ZEr^N,
Guldens van Holland en van Zeeland.
,,Toeu in *t jaar 1672, vermids den gevaarlykcu toefland
des Laods*, de Koop -en andere vermogende lieden hunne
gelden uit de Amlkldamfche Wisfelbank te rug eischten,
wierden *er genoegzaam alle de contante penningen uitge-
ligt, en *er bleef weinig anders over, dan Staaven van
Zilver en Goud. Dit bewoog de Regeerders dl^r Stad
om aan de Staaten van Holland te verzoeken, om, tot
geryf der eigenaaren, door den Muntmeester van Enkhui^
zen^^\\\ hunne Stad de gemelde Baaren tot geld te Jaaren
munten, ;0nJer betuiging dat zy daar mede 't muntrecht
der bevoorrechte Steden niet wilden .benadeelen. Na veel
tegenftribbelingen van fommige Steden, die 'er belang by
hadden, wierd dit verzoek ten laatfte ingewilligd (*J;
de oprechring van- een Munthuis te Amfteldam kreeg naa-
ren voortgang, en 'er wicrd in die Stad, binnen de tien
maanden, .ointrent vyftig tonnen fchats gemunt. Onder
decie Mynt (lukken werden onder anderen Ducaaten ge-
flaijen., die, om dat zy genoegzaam denzelvden Stempel
hebben behouden, ais die nog hedendaagsch worden ge-
munt, en inzonderheid ook om dat dezelve als Jourere
Noodmunten in de Penningkaslen der Liefhebberen wer-
den bêwajird,, verdienen hier befchreeven te worden: do
afbeelding daarvan vindt men by mr. g. van loon Nc^
derlandfche liisiompQiniijgcn^ III D. bl. 8i»
„De voorzyde vertoont eenen geharnastenMan,m^t ee- •
nen hcln^ op 't hoofd , houdende in de eene hand een '
bloot
(*) Mvin 7AQ e(»n byzonderer verflag van drt voorgevallene
door WA'^EVA R, Jn zyiie rc;chr\*\ins: van Amfitrdatn I D, bL
04-', 64^; waaromtrent de reer en mr. va\ dr wall n<^
.'anrefc(»nt, dr dceze Munt te Amflerd.m geen fland gehouden
heef-, to- 'm 't jaar .674, {^clyk dat opgemelde verflag fchynt
aan te cïniJcn maar ten einde liep mcr den laatften Óöobcr,
i67V Z'c zyne ritJxavc v;in de DordrccJitJchs Handvsuen xncc
aancckcuiij^cu » Zi/, 18/2, 4873.
OP CH0M£L.S.WpOWRNB0EK. $^7
bloot zwaard , en in de ^nda:^ eeiieii bundel van zeven
pylen, binnen dit randfchrilt. •
CONCORDIA RES PAK l CRRS T HOL. I673.
Door eendragt groeijefi de kleine zaakcn van Rolland,
•„Hebbende ^ttztDucaat fomtyds ook op de dikre, tot
bewys dac hy te Amflddam gemaot is, dit kantichrift«
De gedachtenis vf d: munte v; Amfterdam.
Het Ruggeftuk voert boven het Amfteldamfche VVapca-
fchild, in een fierlyk vierkant, dit opfchrift.
Mo: Aun: provin: conpok; brlg: ad leg. imp.
Goud Qeldjlük der Fereenigde Gewesten van loeder-'
land^ volgens de Muntkeur des Ryks.** '
Om by dit Arrykel. nog een ftaal van eene andei'e na*
tiiur te voegen, zullen \vy, uit het Artykel Droeflieid^
Dr9cf geestigheid^ ovcrnecmen , des Schryyers aanmerkingen
nopens de Droefheid^ voor zo verre zy invloed heeft op
onze gezondheid; in welk gezigi;spunt zy zig aan ons ver*
toont, als de verderflykfte van alle Driften,
„ De uitwerkzels daar van, zegt hy, zyn. ftapdbou-
dend, en worden, als de Hartstogt diepe wortels ge-
fchootcn heeft, 'gansch doódelyk. Toorn en Vrees, van
eenen gewerdiger aart zynde, dunren zelden langen tyd:
'doch Droejheid verandert dikwerf in ,eene gezette zwaar»
geestigheid , die de geheele gcfteltenis over hoop werpt.
Met moqt decze Drift geen b|0t vieren. ; Doorgaands kaa
dezelve, in den beginne, vermeesterd worden, maar eens
post gevat hebbende en toegelaajpn zynde, worden alle
poogingen, om dezelve te weer^, .veryddd.
, ,, Niemand kan beletten , dat hem ^ in dit leeven , on-
heilen treffen ; doch het ftrekt ten betoon van Grootm.oQ-
digheid, dezelve met bedaardheid te dr^Agen. Veelen
ftellen verdienftèn in het .toegeeven aan de Droefheid^
en weigeren , wanneer hun ongemalkeri overkomen ,' hard-
nekkig allen troost, tot dat de Ziel^ door Droefgeestig-
heid overmand ,, onder den last bezwykt. Zulk cep ge-
drag ftrekt niet alleen tot verwoesting van de Gezond-
heiu, maar ivonbeftaa;ihaar met Reden en Godsdienst.
„]>eVerandjpring van denkbeelden is vóordeGezontilieid
even noodzaAlyk, als de verandering van den (land der
Lighaamslederi. Wanneer de Ziel zjch langen tyd met
ecB en het zelfde voorwerp bezig houdt, ftrekt zulks\
P p 4 bo-
1
I
5ftS TBRTaLC
bovenal wanneer ^dic denkbeeld van eene. onaangenaame !
natuur is, om alle de werkingen des Lighaams te ftren^
men. Van hier is het». dat bo^e vierde Droefheid dea
honger eo de verteerkragt belecbcnert ; waar door de lee«
vensgeesten gedrukt, de zenuwen verflapt, de ingewan-
den met winden opgevuld^ en de vogten , door gebrek
aan verfchen toevoer, bedorven worden. Dus heeft meit
voorbeelden, dat menig een allerbest gellel, door een on-
geluk in zyn Huisgezin, of ander ongeval, *t welk hevige
nerte veroorzaakte , bedorven is.
,, Het is volftrekt onmogelyk , dat iemand, aan Droef^
geestigheid overgegeeven , gezpndheid geniete* Hy moge ,
eenige jaaren lang , een kwynend leeven omdraagen ; maar
wie eenen^ gelukkigen ouderdom wenscht te beklimmen,
behoort wdgemoed en vrolyk te wezen. Dit (laat , ik
beken het, niet geheel en al in onze magt, nogthands
. haugt onze gemoedsgefleltenis, zo wel als onze daaden,
grootlyks van ons zelven af. Wy kunnen gezelfchap hou-
den met vrolyke of zwaargecstige lieden; deel neemen \n
de werkzaamheden en vermaaken des leevens , of flil by
ons zelven nederzitten, (leeds op onze ongeipakken pein-
9;ende. Deeze, eo veele andere dingen van deuzelfden
i^art, (laan zekerlyk in onze magt, en zy (Irckken groot-
lyks , om onze Zielsgefteltenis tot het een of bet ander
te doen overhellen.
„De verfcholdenbeid van toneelen, die zich aan de zin*
Ben opdoen, ''is zeker gerchikt om voor te komeo', dat
onze aandagt niet te lang tot een en het zelfde voorwerp
bepaald blyire. De Natuur vloeit over van verrcheiden-
held , en de Zie) , wanneer zy door kwaade he^belykheid
niet 't onder gehouden worde, fchept vermaak in 't be>-
fchouwen van nieuwe voorwerpen. Dit wyst ons met een
den weg aan , om de Ziel in vlaagen van DrocfgeeUighedél
pp te beuren. Wend uwe aandagt dik wils tot nieuwe
voorwerpen} onderzoek ze voor eenigen tyd; neem 'er
het genoegen af, verander het toneel: dus doende zult
gy eene bedendige opvolging van nieuwe denkbeelden
gaande houden , tot dat de treurige den wyk neemen. 7a^
»al relden , het bcoeffenen van deeze of aeene Weeten-
fchappen, het leezen of fchryven over eemg onderwerp,
fchielyker de boezeïnfmer^e verdry ven, dan de allerwoelig-
ile vermaakneemingen.
„Men heeft voorlang met rede aangemerkt , dat hetL!&
liaam nic( (e^oQd kan wezen i «onder wetkz^amherd.
Dim
OP CHOMBL*S WOORDENBOEK. $20
Pas is het ook mee de Ziel gelegen: werkloosheid geeft
voedsel aan 't hartzeer. Wanneer de Ziel niets te doen
heeft» dan op onheilen en ongemakken ie denkeu, zal zy
zich daar mede bedendig bezig houden : weinige menlchen»
die met opmerking eu uaarftigtieid hunne zaakeu voortzet^
teo, worden door Zwaargeesiigheid bekroopen. Wel ver-
re, derbalven, van ons der werelt en der bezigheden te
onttrekken, als onheil ons overvalt, moeten wy ons daair
aan met meerder vlyt overgeeven , en met verdubbelden
iever de pligten van ons beroep waarneemen , en deeze be*
zigtaeid atwisfelen , met de verkeering met Vrienden vau eeu
omganglyken en vrolyken aart.
„ Onfchuldige Vermaaken en Uitrpanningen hebbe men^
in geenen deele ', te verachten of te verwaarloozen : deeze
kunnen behulpzaam wezen , om de zwaargeestige beden-
kingen , door rampen en ongevallen veroorzaakt , te ver-
dryven; dewyl zy ongemerkt de Ziel tot het befpiegelen
van aangenaame voorwerpen opleiden , en , behalven ande-
re zeer nutte einden, ook den anderzins lang vallenden
tyd korten,
„ Veelen , door Droefheid aangegreepen , §eeven zich aan
den drank over. Doch dit Geneesmiddel is erger dan de
kwaal zelve (*): vermids het bykans nimmer mist, of
dit loopt uit op 't verderf van middejen, caracter en ge-
zondheid."
(*) Dit zeggen van onzen Schryver herinnert ons de taal
van STEBLE, in zyne Bêekz. der Juffers i^/. 198. De zorgvul^
digheden keeren weder met verdubbelde bitterhedent en de Drank ^
JpTioon nog zo dikwils kerhMld, geneen niet langer dan hy baar
verdrinkt. ' , ^
Manier om Paarden y/el te behandelen. Door BEmiMiN
CATTEAü, Oud- Raad in de l^roedjlóhap en Penjlonaris
Honorair der Stad Hisfingen. Te vUsfingen , by T.
Corbelyn en Zoon, 1786. Behalyen de VoQrreden^ 49
bladz. in gr. oSaya.
Liefhebbery in *t behandelen van Paarden 9 byzonder in
't gebruiken van dezelven voor Rytuigen, heeft den
Heer Catteau, door ondervinding, meermaals doen opmer-
ken, dat veele anders goede Paarden door eene flegte be-
Jiandcling bedurven worden; als mede dat onagtzaambeid
of eeoe verkeerde beftuuring het ryden met Rytuigen dik-
Pp 5 werf
f
530 »• CATTRAU
werf ónfrcvalligjja wel eens ten iiiterllc gevaarlyk, naakt»
ên doodlyke gevolgen mét zig 'fleept. Zulks heeft heai
genoopt, zy.ie opmerkingen by een te zamelen, in. orde
te brengen, en door den 'druk gemeen te maaken;.ten
etude den gcenen , die mee Rytuigen ryden , de noodige
waarfchiTwingen te verleenen, en de bekwaamde middelen
aan de hand te geeven, om dat vermaak regt te genieten.
'Er was , gelyk hy meldt , reeds veel gefchreeven over het
behandelen der Paarden, zo veel het Paar dryden betreft j
maar weinig over het ryden met Paarden voor Rytuigen ;
dat egter hier te Lrnde ruim zo veel plaats heeft, als
het ryden onder den Man; weshalven hy oordeelde, dienst*
te kunnen doen , met deeze Rydkunst wat bepaalder gade
te (laan. 's Mans ondervinding en opmerkzaamheid om-
trent eene Kuhst, waar in wy niet ervaaren zyn, mitsga-
ders zyne manier van voorftclleii hier en daar door oos
nagegaan, doen ons nog al vermoeden, dat zyne onder-
figtingen denzulken ^ wier zaak het is dezeiven in over-
weeging te neemen, te llade kunnen komen, Na
éenige voorafgaande algemeene waarneemingen orcr bet
behandelen der Paarden, zo op het Stal, als by het in-
fpannen , afry(1en, enz., deelt hy hier zyne verdere byzoii-
derc waarneemingen inede , over de aclit navolgende poin* •
ten. '
„ I. Om een Paard, dat hard in de mond, driftig,
leunend, en üiet te houden is, zagt en gedwee te krygen.
^, ft. Dat veele menfcben door eigen toedoen , in het
bchandelea der Paarden , ongelukken 'kragen : en de manief
óm zulks, zóo veel als mogelyk i», voor te. komen.
„ 3. Waarom 'er vöele ongezonde en fchraale Paarden
géreeden vvorden , en de gefchiktde middelen om zulks
voor te komen.
„ 4, Dd reedenen waarom de Paarden zwaar op de leist
loopen , en dikwils met zoogenaatnde Poortftangen niet te
regeeren zyn; en de middelen om dezelve gedwee, en met
^agte of ligte Bokkebitjes , zeer tranqull r op eene flappe
leist te doen loopèn.
„ 5. Dè behandelih?; van de Zweep, die de meeste kwa-
lyk gebruiken; de fchadelyke gevolgen die daaruit voort-
komen ; waardoor de. Pïaarden in de grond bedorven wor-
den, en bloot géftelt aan alle kwaadaartige gebreken. Het
nuttig gebruik van de geraeTde Zweep; en eindelyk, waario
cezelve van een gunftig cffeft kan zyn.
.. 6. Om een zagt met een fttaf , of een lui met een
'' drit
MANIER OM PAARDEN WEL TE BEHANDELEN. 531
driftig Paard, ^heel gemakkelyk en plaiaierig, naast elkan-
deren te ryden; dai anderfints alleronaangenaaiiist, moeje-
lyk, en wel principaal op de draaijen zeer gevaaiiyk is.
„ 7. Paarden die uitrchieien of op zy dringen ; voorby
een Rytuig pasfeerencle ; te rug of onime willen keeren;
of, voorby een Rytuig zynde, in de gallop fpringen; of,
200 als men zulks noemt, dporfpringeu : Hoe dat tegen te
gaan en voor te komen is. '
„ 8. Om Paarden, door middel van eene gewoonelyke
klank of klak, die men met de tong maakt, eenp fchoone
prefentie te doen krygen; vrolyk op te loopcn, en de
voorbeenen wel te doen ligtén.
• - ■■ ■ — —
Nedtrlandfchc, Reizen^ tot bevordering van den KoopJtnn^
/ del, na de meest afgelegen gewesten des Aardkloots. Door*
. mengd met vreemde lotgevallen en menigvuldige gevaaren
• die ae Nederlandfche Reizigers hebben doorge/laan. Met
Plaaten. Twaalfde Deel. Fe Amfterdam , by P. Conradi
en te Harlingen^ by V. van der Plaats, 1787, In gr.
o&avo^ 138 bladZm
Een vyftal ond^rfcheiden Scheepstogten behelst dit Deel:
te weeten,. die van Frans Jansz. van der Heiden^
van Batavia na Rengale, in de jaaren 1661 , i6(5a en 1663:
die van Jakob Jansz. de Roy , van Èatavia na Borneo en
Achin, in de iaaren 1691 — 1697; die van Francais Fa*
lóntyn na de Oo'stindien, in de jaaren 1685—1605; die
van Abraham Bogaart na en door de Oostindien, geduu-
rende de jaaren 1701 —1706; en eindelyk nog eene tweede
ïds van Francais Valentyn na Oostindien , in de jaaren
1705— 1714. — Het merkwaardigfte. deezer Reistogtetj
is hier, naar de inrigting deezer verzamclinge, beknoptlyk.
byeengetrokken ; en daar men tevens ten oogmerk heeft,
de voornaamfte handelplantzcn der Maaifchappy kortlyfc te
befchryven, zo is ook hierin gevoegd, een berigt wegens
Banda^ \ welk wy niet ondiejpftig geagt hebben over te
neemen,
„ Banda, of de Eilanden van dien naam, liggen op 4
Gr. 30 M. Zuidei; Breedte, omtrent dertig mylen van
Amboina. Hoewel de Ouden het dierbaare voortbrengzcl
diens gewests. Muskaat en Foely, gekend hebben, fchynti
nogthans , het Land zelve hun niet bekend geweest te
zyn. De Portügeezen waren, onder de Euroj)eaaneu , d^
eer*
S^ NEDERLANDSCHE tEl2IN.
eerde, die, in 't begin der zestiende Eeuwe, dezelve
ontdekt hebben. Onder het belei 1 van -den beruerodea
4lbuqucrque wierd, in naaroe van Koning Emmanuel^ met
dè landzaaten bet eerite verdrag van koophandel geflooten.
't Liep aan tot in het laatlle dier Eeuwe , eer de Nederlau*
ders hier insgelyks den toegang kreegen, zouder dat zy *er,
cgter, een beftendig verblyf hinden of eene vastigheid kon-
den oprichten; dit viel eerst voor in den jaare 1609, wan-
neer den onzen verlof wierdt gegeeven tot het bouwen van
een Fort of Kasteel , op het Eiland Ndra. Dus ver-
re in hunnen toeleg, ter vestiginge van den Koophandel»
gedaagd zynde , zogten onze Landg^nooten dieper In het
Land door te dringen , en hadden gedadig het oog op nieu«
we veroveringen. Hoewel hun dit op veel bloeds te ftaan
kwam, zy' daagden daarin, egter, niet ongelukkig, Naa
Labatakka te hebben bemagtlgd, (lelden zy 'er eenen
Landvoogd, aan , die eene reeKS van op volgeren heeft
gehad, onder welken, niet ongelyken katis, de zakken
der Maatfchappy nu *een. voordeefiger, dan een ooeunfti-
ger^ aanzien hadden ; met Ikt gevolg, dat> zedert dièo tyd
tot heden ioe,op die gewesten, een bykans onafgebrocte*
ne fcheep vaart en koophandel is gedreeveo.
„ De Eilanden van Banda zyu vyf, of, volgens ande-
ren , zes , in getal ; twee derzelver zyn genoegzaam onbe-
woond: de «ndere draageu den zo zeer beroemden Mus-
kaatboom. Dit is bet voornaaroRe voortbrengzel ; heer-
fchende aldaar, vtx)r 't overige, eene za verregaande on-
vrogtbaarheid , dat het overtollige niet dan teg koste van
het noodzaaklyke aldaar wordt gevonden. De Natuur
kant zich , als 't ware , tegen den groei van allerlei Graan*
gewasfen; gelukkig voor de Landzaaten» dat men^ doof
eene goedertierene fchikking der Voorzienigheid, ook hier
den heilzaanjip Sagubotm ontmoet. Het beroerod-
ile, hoewel geenzins bet groótfte der bewoonde Eilanden,
is Nclra; de Gouverneur en de voornaamfte bedienden
der Maaifchappy houden hier hun verblyf : het is klein ,
beflaande niet meer dan eene myl in de lengte, en eene
halve myl in de breedte. In het Noordlyk gedeelte dee-
zes Eilands legt de hoofdftad, Labafakka genaamd;
eene andere (lad» meer Zuidwaarts geleegen, heet
Neira.
' ,, Zorotyds zyn de inwooners van deeze beide (leden on-
derling oneenig, en voeren eenen binnenlindfchen. Oorlog.
Op andere tyden, egter ^ ftaan ze in ouderling verbond 9
an«
mOERLANDSCRfi RfiUEBb 533
eo^ één belapg hebbende , houden ze gemeen rchap met
elkander. lu net laatftc geval beleggen ze, van tyd toe
tyd, eene vergadering van de wederzydfche ftedeliugen ,
om, ten blyke van eensgezindheid en vrede, zich geza*
mentlyk ic verlustigen , of ook om over de genieenfchap.
pelyke belangen te raadpleegen. Al van ouds plagten dee-
ze vergaderingen gehouden te worden in het open veld,
onder of naby een zeer hoogen boom. Naar de gewoon-
te van kivgshafttge volken', gaan de Gastmaalen , te deei
zer gelegenheid, verzeld van kampvegten , aangericht tus-
fchen twee of meer der bero'femdfte krygslieden uit beide
' fteden. Ten blyke van hunne vlugheid van lichaam , en
van hunne bedreevenheid , in den wapenhandel , wringen
deeze zich in allerlei bogten, én doen zeer vreemde
iprongen onder het vegten. Zy zyn gewapend met lang-
werpig vierkante fchilden van omtrent vyf voeten, en
inet zeer groote en zwaare fabels of houwers, by hén
Padang genaamd. Hunne hoofden zyn gedekt met ftorm-
hocden , op welke zeer fraaie en hooge pluimen zwieren.
Oit Kampgevcgt word gehouden midden in een kring dat
Afgevaardigden van beide Steden, allen naar 's Lan^ds ge.
bf uik , öp hunne hurken zittende , terwyl intusfbhen de
ftrydende Helden worden aangemoedigd door het flaan op
trommen en bekkens, het aanheffen van een luidruftig
krygsgefcb^I, en andere vrolykheden by zislkb gelégenhe*
den gebruiklyk.
„ De Stad Neira heeft drie groote ftraaten. Men onti
knoet jldaar cèn Timraerwerf der Maaifchappye , eene
'wooning voor den Opperkoopman , eene fraaie fteeneii
Kerk, eene Predikantswooning , Armenhuis, en andere
bekwaame verWyfplaatzen , ten dienfte der Nedeflandereri'i
4ie hier hun verbiyf houden. Alle deeze en nog véèye
'tindere huizen zyn gebouwd van fteenen, die uit dè Zeè
'Opgehaald, en vei^olgens met kalk zamengevóegd wor*
den. De vloéren belhan veelal uit een mengzel van Kalk
en Suiker, die,' behoorlyk door elkander gemengd, en ge-
droogd , zvnde , na^ graauw Marmer gelyken , - en zeer
glad eo effen zyn.
„ Tweemaal 's J[aars heeft men hier te Lande wit wa«.
ter: het eerde of klein wit water in Zomermaand; het
ander, of het grootst, in Oogst of Herfstmaand. By
dag vertoont zich de Zee, even als in andere tyden des
jaars; doch by nacht niet anders dan als eene Melkzee;
de lucht zelf is daarvan 2o wit en belder, dat men tus-
fchen
536 MED£RLANO$CHE RBIZBlf.
van Adeldom en aanzienlykheid van geflagt uitmunten.
Zo iemand hunner by eens anders flaavinne betrapt wierdt^
en vrye lieden zulks getuigden ^ moest hy bet met den
hals boeten. Ongehuwden van beiderlei fexe houden 'er
eene pngedwongene verkeering ; doch op het Overfpel
itaat de dood. Driemaalen mogten zy haare vrouwen ver-
ftooten, en wederom aaBneemen, doch voor de vierde
maal zulks willende doen, moesten man en vrouw het roet
den dood bekoopen. Zy wierden tot aan het hoofd lee-
yende in de aar^e begraaven , en alzo dood geftecnigd*
fjogtbans was 'er vrykoopen van deeze ftraffe, met toe-
ftemmlng des Priesters, voor den losprys, door hem daar-
op gerteld.
„ Van ouds plagten de Uandaneezen zich door twee
gewoonten arm te maaken. De eerfte was , dat de vrou-
wen pragilge roaaltyden aanrichtten voor haare Vriendin-
nen en bekenden, wanneer haare mannen op eenen togt
atouden uitgaan, om aldus denzelven eéne behoudene rei.
ze te wenfchen. Het ander verderflyk gebruik was dat
der Mannen, die, by hunne behoudene wederkomst,
voor den gelukkigen uitflag hunner onderneeroinge , een
onthaal gaven aan hunne Vrienden , die niet van daar gin-
gen, voor 'dat het meerendeel vau den behaalden buit ver*
fi)ild was» , «. , , ,
, En , in de daad , de Bandaneczen waren al van oudis,
gelyk nog heden , zeer gefteld op uitfpanningen. Op een
^ker Kaatsfpel , onder nen in geb(uik , waren ze inzon-
derheid zeer verflingerd. Een getal van tien of meer per-
20onen fchaarde zich in ecnen kring, in welks midden
«ich een van allen plaatfte; deeze wierp cenen Bal ona
hoog. Dïe in het nedervallen denzelven wist te vangen,
hadt het fpel gewonnen. Doch de Yoornaamfte kunst waA,
inci; het onderfie gedeelte van den voet den Bal agterwaards
om hoog te brengen ; [door hem dus met den voet agter-
waards op te fchoppen] Zo bedrceven waren zommigen
Ml deeze wyze van den Bal te werpen, dat zy hem hoo-
ger in de lucht wisten te brengen; dan veelen onzer met
^ handen kunnen doen.
„ Voorts zyn de Eilanden van Banda , bykans het gant-
fche jaar 4.oor, aan Aardbeevin^en onderworpen, inzpn^
dcrheid, egter, van Wynmaand tot aan Grasmaand. Dik-
waals volgen op deeze Aardbeevingen zeer zwaare over-
ftroomingen. Aan de menigvuldige T>randende Bergen
jnoet dit, waarfchvnlyk , worden toeéefchrccven. Uit dea
aart des gewests -heeft men hier ook menigmalen zeer
«waare en fchrikwekicende Donderbuijen/' £chm
]. VAN STiHUV, ECHTB ANSCDOTEIV. -SiJ
Echte Anecioten van Peter den Groeten % uit den mond van aan^
zienlyke Perfoonen te Moscow en Petersburg vernomen , en der
vergetelheid ontrukt g door ]ACOB VAN stahlin. Tweede DeeL
Uit het Hoögduitschi Non coUecta libris , fed paie accepta
per aures. Ovio. Te Amfierdam, by J. Yntema » 1787. in
gr* \iyo* 225 bladz»
Zander alle de Vorften , die een aanzienlyke rol op het tooneel
^^ van Europa gelpeeld hebben. Is *er geene« wiens uitmun-
tende daaden meer verdienden te boek gefteld te worden dan
die van den grooten Czaar pbtbr ; en echter hebben wy noch
in onze» noch, voor 20 verre wy weeten, in eenige andere -
taal van Europa , een Levensbeichryving of Lofreden die deezen
betx)emden man waardig is. Om dit gebrek eenigermaate te ver-
vullen, heeft de Heer st^hlin deeze verzameling van Anecdo*
ten uitg^even, die hy uit den mond van geloc^waardige oog*
en oorgetuigen heefc opgetekend, en die ons deezen Vorst
als Held, Staatsman, Christen, enz. doen kennen. Den aart
en 'verdienden deezer Anecdoten hebben wy reeds by eene
voorige gelegenheid doen kennen, waarom wy tbands ilegts een
en ander zullen uitkiezen om tot een ftaal te kunnea dienen,
waarna men het geheel beoordeelen Jcan,
Pbtbr's Stoutheid op het v^attr.
„ Men kan 7Jch lifet genoeg verwonderen, hoe peter de
Groottf die in zyn jeugd nooit te water pleeg te vaaren, en
zelf, wanneer men hem een klein plaïziertochtje, op de rivier
ïanfi te Moscow of elders anders, voorfloeg, een fterke bevreesd-*
heid en afkeer voor het water liet blyken, vervolgens niet al-
leen een zeer groote, maar zelf overdrevene zucht voor het
vaaren en zeilen getoond, en een fterke drift, om op dit KIe
ment te leeven, tot aan zyn dnde beeft laaten blyken. Deeze
drift wierd zelf by hem de grootfte vermetelheid , waardoor hy
zich dikwils in een oogenfchynlyk levensgevaar teVater be.
vond, en echter by zyn vertrouwen op de Stuurkunst geene
de geringde vrees betoonde. Wanneer hy op deeze wyze door
de woeste golven op en neer gefl'ngerd wierd , en tegens een
feilen ftorm kampen moest, waarin zyn beste Zeelieden den.
moed verlooren, zo bleef echter onze waare Zeeheld toch al-
tyd gerust, en plagt hen dikwils een hart- in 't lyf te fpreeken,
met te zeggen: „ Vreest niet! Czaar peter kan niet verdrin-
,9 ken. Hebt ge wel ooit gehoord dat een Rusfifche Cza r op
„ het water is omgekomen j^
9, Eens had de Monaroh^^ biiiteolandfche Ministers aan zyn
' ILlUUBL.N.ALG.LSTT,N#ri3. Qq hO^'
j^t ]. VAN sTAntm
hof te Petersburg laaten noodigen , om met hem een plaizier-
tochtje naar Knxmflad te doen» waar hy hen een nieuwen aas-
leg, en een deel zyner Schepen, die gereed lagen om uit te
loopen , wilde laaten zien. Zy begaven zich met zyn Majeftdt
aan boord van een HoUandfche Boeijer, dien de Czaar zelfs
fluurde. Toen zy nu omtrent half wegen in Zee, of in den
Finlandfchen Zceboezem, zich bevonden, ftak een /terfce tegen-
wind uit het Westen op. De Czaar bemerkte ook van verre
aan den Horizon een nevel en opftygende wolken, waaruit hy
zyn reisgezelfchap voorfpelde, dat 'er fchielyk hMPde wmd zou
opkomen. De meesten wierden bierdcw des te meer bevreesd «
daar zy zagen , dat de Czaar, die zulk een onvertzaagde Stuur.
man was, de helft der zeilen liet inhaalen, en hoorden, dat hy
den Matroozen toeriep: Mannen, pas opl Ëenigen van het ge-
zelfchap, toen zy zagen, dat de Boeijer met tegenwind meer
te -rug naar Petersburg , dan voorwaards naar Kroonftad gedree-
"ven wierd, en van den Cziar, (legts om te laveeren, nu op
deeze,. dan op gecne, zyde geduurd wierd, floegen zyn Ma-
}eftcit voor, of liet niet raadzaamer ware, naar Petersburg te
rug te keeren, of ten minden in de nabyheid naar Peterfaof te
willen inloopcn? Doch zy kreegen van den Czaar, wfen bet
gevaar op verre na zo groot niet voorkwam, en het terugkee-
ren voor fchande hield, niets anders ten antwoord, dan: „Zyt
niet bang**. Intusfchen kwam de vervulling der vooripelling
van den bekwaamen Muürman hóe langer höenader. De ftorm,
met een (bhrlklyk onweder van blikfem en donder verzeld,
vertoonde , zich in volle hevigheid; de golven floegen over 't
boord, en de boeijer fcheen alle oogeoblikken in den af^nd
verzwolgen te worden. Het leevensgevaar was oogenfdiynlyk
en de doodsangst op aller gelaat, uitgenomen op dat van pe-
ter en zyne 21eelicdcn, gefchilderd. Daar hy nu met het
fluurroer in de hand druk bezig was, om de Matroozen toe te
fcbreeuwen, gaf hy weinig acht op het geftaadig fmeeken en
aandringeu der buitenlandfche Gezanten , tot dat eindelyk een
van hun nameiyk de Hr. v. L. naar hem toeging, en met eep
iiogftlg hart , en ernftig gelaat , tegens hem zeide: ,.lk bid uwe
„ Majeftelt, om Gods wil, naar Petersburg te rug, of ten min-
,1 ften naar het naastbygelegcn land van Peterhof, te ftuureo»
„ en in overweeging te necmcn ^ dat ik van myn* Koning en
„ Meester niet naar Rusland gezonden ben , om my daar te
„ laaten verdrinken. Indien ik hier omkonic, gelyk zeer waar-
„ fchynlyk is , zal het uwe Majellcit by niyn Hof moeten ver-
„ antwoorden.'* De Czaar kon zich hierover, fchoon hy in 't
grootfte gevnar was , nauwelyks van lachgen onthouden , ep ant«
woorddc den Gezant, met groote gelaatenheid: „ Wees niet
„ bang,myn Heei* v. L. ! als gy verdrinkt, moeten wy allen me-
,, de verdrinken, en dan M uw Hof van nienund reben/cbsp
M te vorderen hebben/' it Daar
9, Daar ondertusCchen onte ervaren Stuuitnan zdfs de onmo>
gclykheid z;ig van het l.nger tegen den florm en woedende zee
lu't te houden, laveerde hy ter zyde af» ontdook gelukkig dcH
fiorni , en h'ep eindelyk in de haven van zyn lustflot Peterhof
binnen; hier onthaalde by zyn Reisgezelfchap op een lekker
Ibupé en boordevolle pocaaleu mét HunganTchen wyn, en liet
ze daar den nacht uitrusten. Met het aanbreeken van den dag»
voer hy zelf met zyn boeijer naar Kroondad, en zond van
daar een floep met ervaren Matroozen om zyne Gasten, af t«
haaien.
De Equipagiemeester van i&uYNs.
De gewoonc L^cttswyzc^ van Czaar petbr.
„ Van PETER's gewoone Leyeniswyze , beeft do Baron twaw
ANTONiTz TSCHERftASSoW, die, ondcT den pehèimraad
en Kabinetsfecretaris MACARopr, zyn eerfte Schryvcr ge-
weest was , my het volgende verhaald.
„ Peter *ie Grootc plagt altyd vroeg op te ftaan. In dea
winter, ftondt hy gemeenlyte om vier uuren des morgens op,
ontbeet een weinig, en reed* óm zes uuren naar de Admirali-
tfitt , Senaat, enz. 's Middags fpysde hy gewoonlyk om één
uur, en ging dan, na* den eercn, in zyn nachtrok, een piar
uuren op zyn rustbed fla pen. Om vier uuren des nademid-
dags. Het hy zich de zaaken voofdraagen, welke hy, den mor.
gen te vooren, bevolen had, ter uitvoer te brengen. Zyn ge*
woon middagmaal beftond in wéinige en zeer gcmeene fpyzen,
als Zuurfcooïlbep, Grutten, een koud gerecht van een Speen-
varkenije, met kar emelk, een koud Gebraad, met Agurken of
Llmmesjes, Lamprcijen, een Paterftuk, een Schinkel, Limbur-
. ger Kaas , enz- Voor den eeten dronk hy eert fehaaltje Anys,
en over tafel een foort van Rusfisch Bier, Quasz genaamd , en
goeden Rooden Wyn: doch lieftt een glaasje Hermitage, en
dikwils ook een paar glaasjes Hungaarfchcn Wyh. Wanneer
hy 's middags of 's avonds uitfccd , moest 'er altyd wat van
de koude fpyze medegenomen worden; want, waar hy ook
ws, mocht hy gaarne dikwils, maar niet veel op éénmaal,
eeten. 's Avonds hield hy geen maaltyd ; doch wel 'de Keize-
rin CATHARINA, met dc Keizerlyke Familie. Van Visch
hieldr hy in 't geheel niet, om dat hy hem n!et wel bekwam:
en hierom bepaalde hyzicb,by de waarneeming der groote Vas-
ten 1 meest aan Vruchten, MeeKpyzen , Gebak <» dergelyken(*).
Qq a „ In
(*) Zvn Neef, peter HelUd?, ken ook geen Visch verdnagcu, die
hem r.ltyd kwalyk bekwam ; hierom pla :t ook Kcizc un R l i z a n R t 11 ,
êHi Pitde geen Visch at, en «chrer de Vasten, op het ftfcnf[fte, hield,
ie peggen, dac zy de Vvstm niec kon uUhouden; waatop zyn Majefccir
aar.
S40 J. VAN STAHLIM
/ ,v In de eerde jaaren zyner Regcering , dronk by genoegznni
geen 'y"» n^^^r nieest Kiszlatfchi» Quasz, en fomwylen ook
een fchaaltje Brandewyn; vervolgens was de roode rranfche
Wyn, de IVfedoc of Cahors, zyn gewoone drank, en nadat
hem zyn Lyfmedfcus ar es kin eens den Hermitage Wyn te^
gen een lang aanhoudenden buikloop geraaden had, gaf hy dee*
aen wyn vervolgens altyd den voorrang. Toen by, in iaateré
jaaren l &iï\s by den Engelfcjien Koopman Spelman te gast was^
*en hy zeer goeden Hermitage Wyn te drinken kre%, vroeg
hy : f, hoe veel voorraad hy nog van deezen wyn bad;*' co
toon hy hoorde dat 'er nog 40 flesfen voorhanden waren, ver-
^zogt hy, ,» dat men hem dezdven zou overJaaten, en den au-
, deren gasten rooden wyn geevcn » die ook goed was.' In
fezolfqhap was by opgeruimd , (praakzaanv, genoeenaaam, eo
zonder eenige ceremonie. Hy hield veel van vrolyk gezdfchapy
doek kon geen buitenlpoorigheid veixiraagen ; want als *cr nn
en dan een groot Festyn ten Hove was , zag hy gaarne • dat
alle gasten even vrolyk waren 9 en een goed glas dronken;
fchoon het wel eens op een algeroeene roes uitliep. Die by
zulk een gel^enheid veinzen» of met drinken niet vol wilde
houden, was zyn vriend niet, en wanneer hy hierop betrapt
wierd , moest by een grooten pocaal tot draf uitdrinken. On*
gevoeglyke krakeelen, en vervedende gefprekken , wist hy op
gelyke wyze fchielyk te doen ophouden. Toen hy eens in een
goed gezelfchap zat en, onder de half befchonken gasten, een
Generaal hem op een onbeufche wyze toeduuwde» dat by hem
trouw gediend had, en onder andere verdienften opgaf, dat hy
ook een Sud bad ingenoomen, gaf h,em de Czaar niet allet^a
ten antwoord, dat by hem daarvoor rykelyk betaald, en tot
Generaal gemaakt had; maar beval ook, om het verder geram.
mei hier over, dat hem timelyk begon te verveelen te bder*
ten, dQn Generaal drie pocaalen na elkander in te Ahenken»
die hy op de gezondheid van zyn M.jcfteic , de gezamenlyke
Generaliteit, en van alle braave Soldaaten, moest uitdrmken;
waardoor hem bet verdere praaten op eens belet wierd, en de
overige gasten aan 't 1 .dien raakten. '
De Bare» iwan antonowitz TSCHBRicAssotr«
Dó Dood van petbr den Grooten.
„ Over den Dood van peter dén Groeten \s ao veel » en
ZO verfchillend^ verteld, gefchreveij en v^rfpreid, dat bet Pu-
Wiek.
stitwooHde .* ,« Eet ézn op de Vaftt^qdagen tUeeo ,op dat gy andlef«R
„aao be( iW g^cji tirgeois gccve.*'
BCHTB ANECDOTBN. S4t
hUAf 20 wel in als bulten het Rusfirche Ryk , eindelyk nfet
geweeten heeft» en roogelyk nog niet weet, welk van alle
deeze zich zelve tegenfpreekende gerugten zy gelooven moer.
' n Dan de waare en eigenlyke omftandighedcn, 20 als ik ze
zelft vernomen heb, uit den mond van den toenmaaJigen Hof-
chirurgyn» den Heer Hofraad pauuoiv, die» onder het opzicht
van den Keizerlyken Lyftnedicus» laurbns blumentrost» den
Keizer» In de laatfie jaaren zynes levens» dat is» in zyn laatfie
krankheid» met aderlaaten» klisteeren» enz. bediend» en met
den; Engeirchen wondheeler en Operateur horn\ hem» na zyn
cverlyden» geopend heeft, zyn kortelyk de volgèrde:
»» Czaar peter had In den winter van *t jaar 1723» een on-
gemak in de PIsbuis» en op de opening der Blaas, gekregen,
die hem» van tyd tot tyd» een hitte» bv het waterloozen, en
inwendige brandende pyn» veroorzaakt had. Hiervan Her de
-Monarch niet het minfte blyken» zelfs niet door onthouding van
beete fterke dranken» noch door het in acht neemen van een
trvzonder dieet» dat hy in zulke omfiandigbeden nodig bad.
Hy at en dronk » werkte en vermaakte zich , als naar gewoon-
te, zonder iets van zyne verlegenheid te haten blyken. Inrus-
jchen nam bet ongemak en de gevoelige pyn , die hy., by het
waterloozen, ondervond» zodanig de overhand» dat hy zyn toe-
fend» ten minften in ft il te, niet meer kon verbergen. Hy ont-
dekte het dus eerst aan een zjmer kamerbedienden» met ver-
zoek» om hem» in ftilte»- iets tot verzagring van zyn pyn te
willen bezorgen » zonder iets in *t minfte hiervan aan 't Hof te
laaten blyken*
»» Om deezen last wel naar te komen , en *er echter aan het
Hof niets van te laaten uitlekken » ging deeze bediende den
Keizerlyken Lyfmedicus, zo wel als den Hofchirurgyn» voorby»
en wendde zich ongelukkig tot een zyner bekenden» een Bra-
bander» die» onder de hand» zo war in de Artzenykunst beun-
baasde» en den ontweetenden kamerdienaar een veel wcetende
Esculaap fcheen te zyn; van deczen, kreep hy, van tyd tot
S^d» geneesmiddelen»' die de Czaar innam, en daarop ook In
e daad eenige verzachting ondervond , doch in den grond niets
minder, dan geneezen, wns; veeleer %vierd de kwaal» na ee-
nigen tyd, erger, en brak, tegen dei zomer van ^t ir^ende
jaar 1724, heviger dan ooit te voorcn uit» met verndpping van
de Urine en de ondraagelykfte fmerten. In deezm^hachelyken
toeftand» ontdekte de Czaar zyn ongemak, en lm geen hy 'tr
tegen gebruikt had, nan zyn Lyfmedicus blume^trost» die het
gevaar der omftandigheden zeer Icbielyk inzag» en 't zich zelft
alleen niet toevertrouwde» om de g^neezing van zulk een groot
Monarch op zich te neemen. Hy maakte dus, dat Doöor bizv
Loo, uit Moscow» dajT by geroepen wierd. Intusfchen wier-
den alle middelen aangewend» om de lyd«ide deelen voor ont.
Iteeking te bewaareo» en het water te doen looZen.
Qq 3 „ Vier
^4^ J. VAN^AHUir.
„ Vier gaotfche maanden moest .zich de Monarch meestal te
bed houden; bet was eerst In September*, dat 'er zich eenige
beterfcliap en hoop op een volkomen herdelling opdeed. De
pynen hielden op» en de urine ging haaren gewoonen gang»
De Czaar hield zich bulten het bed, in zyn kimer, en in zyo
nachtrok, op de been, en gebruikte, by erinbpudcnbefd , nog ee-
nige Artzeny middelen, om zich van z^n. volkomen geoeezing
te verzekeren. Terwyl men dus voortging, om de gezonJbeid
van zyn Majefteit te yérflerken , dacht de Czaar nu gezond ge^
noeg, buiten allen gevaar,' en in ftaat te zyn, de kamer te ver-
laaten , en de open lucht weder te mogen inademen. Zonder
2yn Lyfmedicus,noch iemand anders, iets van zyn voomeep(iea
te zeggen, gaf hy last. om e^n Jacht gereed te maaken, en
voor zyn paleis op do Neva ten ante te laaten liggen*
rf Dit ^efchiedde: en in dè eerfle week van de maand OBto»
ber, die met het' fchoonfte herfstweder haareo aanvang nam,
ging hy in het fachr^ en zeilde naar Schk^slèlburg, om den ar-
beid van den Generaal van munnich, aan hec Lodaga-kanaaU
te bezigtigen. Zyn Majefteit had zyn Lyfrnedicus blumkn-
TROST, denzelfJcn morgen zeer vroeg, laaten weeten, dat by
hem op een klein reisje te water verzeilen, en het geen hy
van Artzenyën en anderzins tot zyne hulp nodig achtte , mede-
neemen móest. BiiUMENTRost verfchrikte over dit ontydig be-
fluit van den Czaar, verfchcen terftond ten Hove; doch kon,
met al zyn befcheidenhcid en ernst, zyn. Majedeit van deszelfs
voorneamen niet afbrengen, moisst zich aan boord b^eeven»
en nam zyn Veld-apotheek en den Chirurgyn paui.son, tegen
alle voorkomende ongevallen, mede.
„ Van Scbiusrclburg begaf zich de Czaar aan het Ladoga kib
naai, dat reeds zeer verre gebragt was, en, nadat by alles be^
zien, en bevel gegeeven had, om dit verbaazende werk verder
voort te zetten, voer hy naar oud Ladoga, van daar aaar Novo-
grod, en aan het einde van de Ilmenzee naar Stara Ru^fa, om de
verbeteringen op te neemen van de Zoutwerken, daar by last toe
gegeeven had , en het Kanaal , dat men op zyn orde had beginnen
tegraaven, om het nodige brandhout tot de 21outkeeten aan te
voeren : met deczen tocht en beftendige bezigheden , verliep ge.
noegzaam de gantfche maand OSober, by afwisfelend goed en
liegt herfstweder; doch echter niet, zonder dathy, by herhaa-
iing, gevoel had van zyncn nog niet geheel weggenomen aeke»
lyken toeftand.
„ Eindelyk, voer hy, in de eerde dagen van November, met
f;yn Jacht weder te rug naar Petersburg kwam den vyfden
van dezqlfde maand aldaar aan; doch ging 'er niet aan Jand,
niaaV duurde voort naar Lachta, een vlek, dat flegis cen>ge
werden van de Rcfidontie, aai^ den Finlandfchen zeeboc/em,
gelegen is, om zich vervolgens naar een Fabriek \'an Hamcs
CU
ICHTB ANSCDOTBN« 543'
m Geweeren» <fle» eetiige werden van daar, te Systcrbeek wa?
aangelegd, te t>egeeven.
„ Dan te Lachta deed een onverwacht geval, de tot hïer zo
gelukkig herftelde en bevestigde gezondheid van den Czaar, op
eenmaal, weder Inftorten, zodat de Keizer weder in de ziekte
en pynen, die hy voor eenige maanden had uiigeftaan, op
nieuw verviel.
„ In de maand December, werd zyn toeftand andermaal ge-
yaorlyk, en de ontfteeking van de inwendige deelen, en de
blaas, zo kennelyk, dat men, van dag tot dag, het koud vuur
te vreezen' had. De Czaar gevoelde, by de onlydelykfle fmer-
ten, eyoen aannaderenden dood, gaf zich, met de ftandvastig^
fte gelaatenheid, en opder gediiurige gebeden, die hy, met
luider ftemme, ten hemel opzond, aan den Godlyken wil over,
en blies, den 28ften January 1725, zyncn Heidengeest uit.
„ By het openen van bet lyk, vond men de deelen rondom
de blaas, en den SphinQtr derzelven, zo opgezwollen en ver-
hard, dat men ze bezwaarlyk met het ontleedmes kon door*
fliyden*
„ Toen* den Heer paülson, die my de zo even gemelde'
omftandigheden van de laatfte ziekte, van peter den Grooteuf
verhaald heeft, uit joks verweet, dat de groote boerhaaveji'
te Leyden, zied had laaten verluiden,- dat men den grooten
Czaar peter, dóór een Geneesmiddel, dat nog geen vyf kopeke-
ken kostte, had kunnen redden, (Zie de volgende Anecdoce,)
antwoordde hy my> ja, dat verftonden wy ook wel, en had-
den den Vorst onfeilbaar kunnen redden , als hy het begin zy-
ner ziekte niet zo lang verborgen gehouden, en, in November,
niet in *t water geftjrongen was.
Pc Hoflraad vaülion,. Hofckirurgyn, di**
eersc in *t Jaar 1 780 geOorven is , en meer
dan 80 jaaren oud was». ,
De uUfpraak van boerbaavc» over dk zi^c c^ den do^
van Czaar pbiwl^ , '^
„ Toen de hatfle ziekte van Czaar peter, hoe langer hoe
meer., de overhand (cheen te neemen, en de Lyfmedicus blu-
MENTROst aan zyn opkomen begon te twyffelen , wilde hy den
Keizer verder alleen niet op zich neemen, maér verzocht van
Keizerin catharina , dat 'er niet flegts een zogenaamd ConfiU^
urn Mcdicwrif van de overige Artzen , die zich te Petersburg
bevonden, zou faamgeroepen worden; maar ook vooral een paar
der toenmaals beroemdfle Ceneeshceren in Europa geraadpleegd
wor.
^^ It VAN STAHUSTf BCHTB ANSCDOTSIT*
worden, namelyk, de beroemde Doöor stahx.» te Berlyn» c9
de nog beroemder Profesfor boerhaave, te Leyden*
„ Terllond wiö-den twee Stafetten, met BtuMBNntosr's
beTchry ving , van de ziekte des Keizers» de'eeneaao den Ru».
Keizerlykcn Gezant naar Berlyn voor den Heer stah , en d«
andere aan den Rus-KeizerJyken Ambasfadeur, deo Graf go-
LOFKiNt in den Haag* voor den Profesfor boerhaave, af^ezon*
den. Aan deezen zond de Heer Ambasfadeur terftond den Br/ef,
en kreeg van boerhaave ten antwoord» dat hy den voigea-
den morgen» zonder gebreke» zyn advis, over de ^ekte vaa
den Czaar» en zyn voorflel ter geneezing van zyn MajeQeit»
zo fpoedig mcjgetyk» zou overzenden. Intusfchen kwam 'er \mg
een tweede Eftafette in den liaten nacht, uit Petersburg, by
den Graaf oolofkin aan, met het droevig bericht, dat de Kei*
zer, den 28ften January^ overleden was.
„ De Graaf zond dus, met het aanbreeken van den dag, een
Expresfe, mee een Brief aan boerhaave, naar Leyden, ^m hem
bec fmertelyk verlies van dep Czaar te meldep. Toen bobr*
HAAVE den Brief geleezen had, ftond hy verbaasd, en brak in
deeze woorden uit: ,. Myn God, Is het mogel^, datzydee-
^ zen grooten Man hebben laaten fterven, die men met me-,
„ dicynen voor vyf kopekkeo had kunnen geneezeo.** >
Èy is f voegde hy *er by, in *t heffin verzuimd, in het mUdem
niet naat vereischf en te laat me$ bekoorlyken ernst 9 behandeld.**
HERMAN KAUW BOERHAAVE, de Zosterszoon van
den . grooten boerhaave, en Lyfmedicus vaii
de Keizerin sbizABBTH.
Gekhiedeniifen der FeremHgde Nederlanden veer de Vaierlanifchc
Jengd. Zevende en Ackfle DeeU Te Jmfterdam, hy J. AL
larty 1716. In duedeeimOf 515 tiadz*
TJlen vervolgt dit verflag van de Vaderlandfche GeTchfedenisfin
*^ op dezelfde wyze, en met de eigenfle indelyke keurigheid»
waarmede men bet zelve aangevangen heefl^, brengende het»
met bet Acbtfle Deel» toe bet afloOtJen van 't jaar 1650.
I
.. A L G £ M E E N E
VA D E R L A N DSC HE
LETTER^OEFENimEli
■ ■■ '■ ■ ' '■
Oadc Joodjclic Brieyen, ^amenfpradken en Vcrhae.kn van
j'qiiwü^ l'ydSfinooienx des , Zaligmaekcrs , (JMitlzende lut
voornaemjie dct Euangelie^gefchiedenisfen.') Gevolgd
naar Uu^ tbogduifsch van J. K. pfsnninobr» Prediker
in de tVcesliuiskcrk ie üurich. Tweede Doel. Te Leyden^
by L. Herdiogh, I786. In gr\ 8vö, 344 ^^?fl&.
Het gunftige denkbeeld, dat wy ons van dit Gerchrift:,
ty de aflevering van 't eerfte Deel gevormd hebben^
(^)is^oo het nagaen der uitvoerioge van dU twe^d^ Dee^
nfet, verüieuwd,maer eer verftejckt geworden; des wy, (^
den voorgemelden ^oet, te meer redden vinden, om dea-
zelfs lezing, vooral den mlng^oefeoden , aen te pryzen;
terwyl 't ook zelfs ^eoefeadea: geyaiUig kan zyn het te
doorbladf^ren. pit gedeelte neemt i;yn aenvang met de^komst
der eerlle. Leerlingen van Jezü«, en loopt af met' den dood
van Jdannes. den Dooper. *Eriword> in de. ontvouwing
van 'dit gefchiedkundige ibeloop , by maniec.vaQ Rrieven^
Samenfpraken \txi Verhalen, . enp . groQte vêrfchddeuheid
van chafacters Voorgedragen ; en 't characterkundige is 'et
by lilt (lek 'wel in agt genomen ; waer van de ftukswyze
SamenfjpVfléfe,:tusfchen Zebedem\ Satome^ Jakobussen Jom
annesy (Vergel. Mauh. IV# ai, fio. en Mark. f. 19, ao.^
hier tea voorbeelde kan flrekken. (
„ Zsfteocus, Denkt aen mynen ouderdom , en hoe veel
toezicht 'er nodig is over de Huurlingen* Met myn vrouMt
^en ik in dit beroep weinig geholpen. Ik zou nog* niets
vati dit alles zeggen , maer de anderen , zegt gy, moeteit
ook voort. Kan Simon .zich zoo. los roidcen? /
„ Jakobus. Berust toch daerin, vader! dat, wanneer
God roept , wy moeten gehoorzamen , al ging ook daer-
om alles tè gronde ; maer Hy laet niemand te gronde gaen,
die op heoi betrouwt.
Zei
r*> Zie n! Al^. Vad. Letteroef. / D. hl. loa. ^ **
II. DfiBL. N. ALCr. LfiTT. m. 14* R r
f
^^g OUDE JOODSCIIB BRIEVEN*
Zed. Wanneer God roept; dan is dit eoo.
*' Jak. Maer waerlyk het is als of God riep, wanneer
deze «yn Geïalfde roepu ^ /
TüANNES. Gy hoorde zelve, vader! dat hy gezegd
heeft: ,» De woorden , die ik met u fprejce, .zyn de my-
H ne nièt, roaer van Hem, die day gezonden heeft.**
ZfiB. Wanneer gy met alle uwe redenen iïecbts de
bekommering uit myn.bart kondet verbannen.
ToAN. Wat bekommert u, lieve vader! Hebt gy niet
ffczien, xhftt wat genegenbeit, en hoe minzaem hy m het
weggaan tot uzeide: „ God zal ü «genen in uwc zoo-
99 nen;*'
V Salomb. Ja, God eert Ons in oiize acooncn: het
al'x^nzen Neef Kajaphas niet weinig verheugen, wanneer
hy dit vernemen z^l. Dat hèd ik met durven hopen , dat
onze zoónen zoo naby den grpoteo Koning zouden ko-
JX^^Xl^ ^ denk eens, welk eeoe eere! -^i. denk, hóe
'ligt iich'dat alles zal laten vero:oe<Jen, wat wy nu onder-
tusfêhén te dragen hebben! Ifc héb niet te vergeefscb ge;-
4rooWd, toeh ik van Joan^es 'zAranger was; ; weet
-ty her nog, Zebedëus?-^ ' -
Zbb* Gy fpreeftt V^ Vata 'eénen Godlyken Korting,
tn''van hooge eeraropten ' aen zyn Hof; --r Maer ,
God Vctgèvè liet my ; dit alleö is nog zoo verre aft ;•
Ydcle» moeder met uwe drpöAen ! Wani^eer onze
Overften^ óok dezen niét maar eens willen te keer gaen.
gelyic zy Jbannes den Dodper niet konden verdragen, (♦)
èn hy iicbdan, zoo als gy^egt dat hy doet, voor den
Mesfias uitgeeft, en daerdoór oproer ontftaet, dan zuUeii
«e onder de eerde zyn , die men by deh kop vat,
• „Jak. Het geen uit God is, kan noch Reizer nocb
Koning verbreeken. Spreekt hy niet (leeds van de naby-
heit des Hemclfchen Rjrks? Zal dat niet alle Ryken der
aerde verflinden ? Zal niet de Koning alle zyne vyanden
Hellen tot een voetbank zyner voeten?
Zeb. Gy fpreekt wel! maer uw Meester ziet *er by
my' geheel niet uit als een zegevierend Held. Hy zou zich
veeleer als een lam laten Aagten; zoo zacht en geduldig
komt
C*^ joannes de Dóoper , naemlyk , was reeds in de gevange-
nis gezet, voor de roeping der zoonen van Zebedëus, en de
AutUeur had alvoorens een gefprek van Phiiippus met Nathana-
ël deswegensy en over het vertrek van Jezus uit Judea na Ga-
Ijlea dat niet weinig bekommering baerde» geplaetst.
OUDE JOOOSeire BRIEVEN. 54f
komt fiy 8iy-vcK)n i
„ JoAN^ Niet waer, lieve vader! Hy gelykt hem» van
wiea de-^ tólige Dichter zegt i „ Gy zyt de ichooiift*
,9 boven aiie meiirdien kioderen ; goedertierenhdt en Iie£-
„ lykbèit zyn intge(h>rt op uwe lippen, terwyl God u gej»
^ zegeod heeft in eeawigheit (♦) !"
< », Zbb. Ja wei, dat llemme ik toe.
, 9, JoAN. Maer 2ie dan ook , vader! wat 'er wydei^
omtrent den zelfden perfoon volgt; ,, Het gae u vo^rfpoe-
]9, dig in uwe toerusting! gae voort op hec woord der
99 waerheit, der zagtinoedigheit en gerechtigheit ^ en uvir
rechterhand zal u wonderen ieeren (tV
„ jlUó te fafMn. Dit is toch waer in hetn !
,, Jak: En nog verder lezert wy: „ Uwe py!cn xy»
„ fcherp! de Volken zullen voor u nedervallen (i)!"
„ JoAN, Niets zal *er feilen; wy zullen eerlang vec-
ftaen , *i geen wy nu nog niet begrypen* Hy is het lichi
der wereit, elk, die hem navolgt , zal door hem verlichi
worden.
,, Zbb. Zo gaet dan in Gods Naem ; des Heeren zei-
gen blyve by u lieden ! '
,, Salomb. De Heere make u als Ephraim en Manas*
fe! en verheffe q boven de Broederen uwes Vaders.
9, Zbb. Gy moet ons nu en dan bericht doen toeko*
men.
„ JoANNES en JAKOBUS. Wy blyven nog hier, tot hy
ons afhalen, en ook by u komen zal, om u te zegenen;
gelyk hy gezegd heeft/'
C*) Pf XLV. 3. (t) 4 - 5. G) 6.
yerklaaring van den Brief van paulus aan dt Romeinen^
door j. A. CRAMKR, KüncclUn der Univcrfiuit u KitL
Vit het Hoogduitsch. Tv^eedc Deel. Te Leyden , bj
A. en J. Honkpop, 1787. -/« gr, oSavoy 3^2 bladz.
TTXit tweede Deel , op ene dergelyke wyze als het voor-
Jl^ gaende, waervaii wy onlangs gewag geroaekt hebben,
(♦) uitgevoerd , behelst ene ontvouwing van het overige
des Apostolifchen briefs , te weten , van bet zesde Hoofd*
ftuk tot op het einde. Om ook hier uit nog een ftael te
Ie-
O Zie boven bUdz. 473.
Rr ft
5^8 J. CRAMER.
leveren zullen wy in deren plaetzen des -KaBceirere f»
voelen , wej^ens het geen de Apostel, onder de benaming
van het/chej>zcl, Rom. VIÜ. 19-83^ verlket. Vooraf
brenn hy ons onder bet oö« , hoeide Hoogteeraer Mos.
■heim", die 'er de geheeU /clusp^mg door bedoeld agt,
verlchetden uiiltgü:ingen dezet benaminge beoordeeld he«fc
Hv Ichat des Hoogleerasrs feeoordeeling hoog, mier kan
zich, met bet gevoelen ,. waer aen dezelve den voorrang
seeft . niet v?rechig^n; :ZodwHg ene perfoonsvctbeeldiog
lan de «èlreelc natuur fls hem: in dit geval niet lenneenir
Ivk- «n V hoi«* het." veeleer daer voor, da| Paultti er
zodaniire pcrfooncu itoor beoogd, die datdlyk voor bet
verlanèen.' daer hy van- fpreckt, vatbaet syn; .en wel
'de tioTTiiet tot Christus bekeerde Joden. ^ ■ ■
tiet TcuKlllhe Volk, zegt hy, het welk Jefus.w? niet
Voor den waarcn. Meyfus erkende , verwag^tt .egter den
Mesüas, en' met groot verlangen. . Wat belet ons dan,
dit vooï.dè Schepping, of de fchci^els te Ivwden, die
PAULUS ecne zo verlangende hoop toe chryft ? üarinoe
is Sö wel In de taal van de Schrift , als ook 10 de. l'r»-
dicaten, welke hier aan 't fchepzel gegeven worden, een
«énoeazaamen crond. De Israëliten hcetai in het by zon-
der in de Profetifche taal,-op de uitnemendfte wyze, (fe
rchIpzelen,.A\\ zo verre God dit Volk uit de .hage dienst-
baailieid getrokken , en in eenen eelükkigen niet byzon-
Sere voorreatcn verheerlykten toelland gefteld had, word
«an Hem «cECSd : By heeft ben gefchapen of gemm>kt,
V. XLIH. t': .5. XXyiMi. XLIV. I. a, ai. 04.
De Apostel p.'vulus gebruikt het wpon\ fclieppe», lu i^e-
Jvke betekenis , van de toebereidmg der njcnfchen tot
Saare Christenen, Efef. II. 10, 15. .!"• 19. l^- n-
Inle'ezeh zm ftelt hy hen , als een nteuw fchepzel te-
een d« nog niet bekeerde Jooden, i ySTor» V. 17, Gaf.
m XK noemt deswepen» de Jooden , lu te^nftejhng van
ae Heidenen, iels, dat 'er. is. terwyl de Heidenen, om
dat zy op zulk 'eene wyze niet van God zyn gefchapen
geworden, niets genoemd worden , of rf^/ V «/«/ /j,
I Kor. !. a8: wanneer, hy «egt: Ood heeft uttverkoren d<&
'er niet is, op dat hytot- niet maakt het ^eea-nets is; het
xvelk eene zo trotfcbe gedagte van zigzelvpn heeft, als of
bet alleen een werk en fchepzel vau God was. Dec2t
hetekcjii» van . het woord fchttpul .voororakrftlM.'ïynde,
moet nu onderzoet worden , of de Prasdicaten , welke by
het woord fcheS>sel gevoegd worteo , oók .wor het Jodd-
C. 7 J ' ICuC
OVER DEN BRIEF AA» DB ROMEINEN. 549
ÜhcVólk gerdiiftt zyn , daar het «Ive eenen. Mesfias of
Vsrfe«(èr vtrivacbtto, maarr egtef Jfdis daarvoor irog niet
erkeiineh wilde. j\u word v^n }Ati fohepsel^ waarvan dfe
'Apostel fpreeki, gezegd; Foor.aerst^ het wachi of boop^t
^p dé opcnbamnge der kinderen Gods; Ten tweeden, bet
J0 der ydeUieid of der venjangiybheid onderworpen , en
wel, nUt 'volgends eigen verkiezing y maar om diens ml ^
-die het akn dcielve onderworpen hêe/ï^ op hoop of de ver*
'Wagcini^ van eiene gelukzalige verandering* Ten darden^
dit zelfde. fchepzel zal van de diensibaarneidder vefgangr
Jykheidj tot deelneming aan de heerlyhê vryhcid der^kindc^,
ren Gods ^ yer hst ^ worden^ Ten y/^r(/tf« .heotJitH ^ bejt
zt^ehp en /èhreeuw^ tevens aUjd. en nu nog daar naar»
2m yy/denj dit fchepzel hoopt, dit niet alleen, ipaar. ook
die,. welke de eerlleljngeQ des Geestejs, of reed<» de gaven
deszelven ontfangen ihadden^ zuchtten daarn^a, .eu hoopr
ten op het kindjchap^ dat is, op het volle. genot van het
kindfchap , op de veriosfing van hun ligchaam. Het is in
hét byzooder uit het la^tUe Pr£edicatuQi duidelyk, dat de
Apostel die genen » welke reeds de eerffelingen dei Gees$es
hebben, {Eerflelingen zyn de eerfte vruchten, bygevolg
hier de eerfte gaven van den Heiligen Geest ^^ tegens het
fchepzel , of die genen , welke onder deezen coUeéliven
naam moeten verdaan worden ^ (lelt. £n welke kunnen
decze anders zyn, indien men deeze tegendeUmg niet uit '
het oiJfe verliest ?. Die , buiten twyfel , welk^ de gaven de»
Ceesies nog niet ontfangen hebben. Deeze zyn de nog
niet tot' Christus bekeerde Jooden , de\vyl alle de overige
Praedicaten volmaakt voor dezelven gefchikt zyn. Voor eerst
v^n zy de fchepping of h.et fchepzel ^ welks verwagting op
de optebariog der kinderen Gods, of hunne gelukzalig*
heid gerigt is.- Het Griekfche woord ."^at*»»^»/*»/* heeft;
zekerlyk niet .het ge^n mén eigenlyk nadruk noemt, en is
in zyne- betekenis, van het woord hoop o( verwagting ^ in
deü grond niet onderfcheiden , maar betekent echter, niet
aUeen wegens zyne afdamming, maar ook in verband met
bi^L'.volg,endt i'eenen^byzo^i(Uren trap van de verwagting,
c£ een zlichtend verwagten, en wel naa de openbaring der
kinderen Gods. Wie weet niet , dat de Jooden over het
algemeen, maar byzonder de tot Christus nog niet bekeer*
die Jooden, eene geheel' buitengewoone verheerlyking voor
hmi Volk, waar uit i)lyk«n zou , dat zy in eenen byzon-
ddcen. zio. -kinderen des Allerhoogften waren, zuchtende
wagtttOk 'Eyen die ;oenma;ilige tyd was het, waarin al
Rr 3 het
•55Ö '■'■' > eRAMl&R ••
her Joodfchr Volk hoopte , dat het gelük der iLUkdeMO ^
vf ciur gdiefyen Gods, zigtbaar worden, en in zyaeo vl*
len glaiis verfibynen zou. Want At.fchepping^ dttis bet
tifctde^ het^geen van hun gezegd word, ha fchepzcl^ of
die geenen , welke op eene uitnemende wvxe de gefih^ê*
penen heften , waren der rerganglykbeid ontkrinorpen^
Hec Griekfi^he woord M«T«MT^f moet niet Aoot yde/heid ^
vergcniglykhcêd of toevalligheid <i maar> gelyk bet Hebreeuws
fcbe woord ^^jn ^loor Ellende vertaald worden* Ellendig
kunnen eigenlyk levenloo^e fcbepzels niet genaamd wdr*
den; zelfs dé levenden kunnen alieen in eenen oneigenly*
ken zin aan ellende onderwoipen beeten ; Alleen van re*
dtffke fchepzels laat ztg dit in eeneb eigenlyken zin van
het woord aeggen. De Jooden , en in het byzonder die
l^nen, weike nog niet in den^esfias geloofden, bevon^
den zig in eenen zeer ellendfgen toeftand , waartoe zelfs
dit behoorde , dat zy aan de waarneming van zo veele
Mofatfche wetten als een pk onderworpen waren , het
welk 9 gelyk petrus zig daarover uitdrukt. Hand. XV^
noch zy, noch hunne Vaders kondenf dragen, en dus on-
geera droegen , alhoewel zy het, dewyl deeze wenen toch
van God haareo oorfprong hadden, uit gehoorzaamheid
aan dci> genen , door wien zy aan dezelve onderworpen
waren geworden , en in de verwagting van hunne aan»
(lalinde verla^^fing daarvan , draget^ moesten. Hoe ongeer»
«e zy het zelve droegen , het geen in bet byzonder die
Jöoden betreft^ welke buiten Palestina woonden, en dus 9
piet zonder groote moeilykheÜ , de inftdlingen van den
MofaïTchen Godsdienst konden wn'arncmen , blykt daar uit,
dat even deeze , gelyk de gefchiedenis leert , zig van de
banden deszelvcn in veele ilukken zochten los te makea;
waaruit dan, tusfchen hen en de Jóodert in Palestina, eene
geen geringe haat tegeti elkanderötl omtftohd. Intusfchen
konden zy, zonder de voorrangen en voorreden van hun-
^e Narie ,' 20 lang zy nog eene byzotidere Natte uitmaak-
ten , voor de wegneming van huone geheele Burgerlyke ta
Godsdienftige inrigting, van deezen ongelukkigen en elleii*
digen toeftand niet ten vollen verlost worden. Dan, ca
dit h het derde ^ het geen Vat) htt /chepzel gtztgA word^
van dec'zen eilendigen toeftand zouden ook zy verlost wor-
den , of van de dienstbaarheid van het verganglyke wezen 5
^.< fr; ^sA?/«< 7>J;otffl^*<; dac is , vstt dc elkncic ^ waaraan
%y ondervvorpen waren , of als dienstknegten dienen moes-
téa^ ««• fjsi ^*giz% i ^^Mtin of u^ii^y^i (iOkzy waren be«
OVER DBN BRIEP AAN DE ROyBINBN. $$1;
IleaidT'mn deel aan de zalige vryheid der kinderen Gods
te nemen: 'E,xiv0tf«Anetrmt ia m* iAfi^i^iA? im h^nt tw Tt%^^
TV €><«. Zy zullen van de ellende , die zy zo flaafachtig
dienen moeten, tot de vryheid der heerlykheid verlost wor-
d[en. ^«{« faeet , volgens het voorgaande , niet zo zeer
heerlykheid als zaligheid; en deeze tegen de M«T«i«irTi en
^^Vf gefteld word, zo is ook daaruit klaar, dat de ellende»
waar aan bet yZ^Af^JS^/ onderworpen is, niet is de ellendige
toeftand der. natuur, der dierlyke of ligchaamlyke natuur,
maar de ellendige toedand» waarin zig thans de nog niet
tot Chri&ms bekeerde Jooden betonden, en dat dit geheele'
vüorllel niet wel voor eene perfoonsverbeelding kan wordeu
aangezien.''
VVyders merkt onze Uitlegkundige , met opzicht tot het
vjfde Praedicaium , dat het fchepzel zucht, en fchreeu^t te*,
vens alfydj en nu nog daar naar ^ het volgende aan..
„ ' De zamengellelde woorden, medever langen en medezuch'^
Uu , betekenen zelfs noodwendig niet meer dan bet enkel*
voudige verlangen tnzuchun. Oan, hier hebben zy ech-
ter» wegens. d^n,zaai|enhang met het v^olgende , de volle
betekenis, ^ie zy als zamengeftelde woorden kunnen beb«
ben. liet gq^n in het Nederduicsch door verlangen ver<
taald !$• heet eigenlyk zuchten^ bet welk zy doen , die
eenen zwaaren last te dragen hebben. Uet tmede daarmede
ve.rboodeH woord word , eigenlyk , van de fmerten ge^
bruikt, welke .baarende vrouwen ondervinden, en is eenq
fterker ,ook van b-uempjobs gebruikte uitdrukking , wclke^
eèn (lerk gevoelig lyden zeer zinryk betekent. De nog niei
bekeerde Jooden gevoelden den ellendigen toeftand van
bunne Natie zeer levendig, en wel byzonder toen; want>
dit is hier de betekenis van bet Grieksch„ gelyk vee]^
Uitleggers hebben opgemerkt, •xpi w »#f, men zie Heb^^
UI. 13. En ni^t alleen ondervonden zy dit , maar ook diQ
il^nen 9 die het efrst den Geest van God ontfangen hadden^
Ook wy verlangen in ons zelven , of » dewyl » Uo7»ti^
dikwiK zo ve^l heet als *• «aai;a«i< gemeenfchappelyk , dat
is i» met hun en boopen op het kindfchap , dat is , op dq
gelukzaligheid ^ waarin wy ons als kinderen van God z\A^
len verbeugen , op ie verlosjing van ons ligchaam. Vai%
prêS ligchaam is alleen eene omfchryving van het pronomen
ons , dat gebruikt word , om dat het lyden , het welk de
Christenen ondergaan moeten, gewoonlyk hunnen uitwea*'
digen en ligchaamlyken toeftand byzonder betreft.^
Rr4 * Hts.
552 - J. PMESTLEY, VERBASTERING '
Historie der Verbasteringen van het Christendom^ door
josEPf! PRïBSTLitY, M^esicr in de Regtén^ Eid van de
' Koninglijk'e Mdafchappij te tonden ^^ cnz.T'^ec Dcelen.
Te hingen , bij l^ A. Julicher , 17874 Behaiyen het
Voorwerk ^ 8p3 bladz,. in gr. o&avo.
'ür is genoegzaem , onder al?e fonrten van Christen-
'*-' Godgeleerden, ene zeer algeiuene klagt, óver de ver-
basteringen , welken het Christendom van tyd loi tvd ,
nu eens minder, dan eens raeer, nu hier, dan daer, ftdr*
ker ondergaen heeft. De gegrondheid dezfcr klagtc lyd
5 een tegenfpraek : maer overmits de klagende Godgcleer»
en niet allen op dezelfde wyze over de Christelyke Leer
detikeu , zo verfchillen ze natuurlyk *zeer veel van e}kao-
der, wanneer ze hunne klagten uiten , en by'de ftakken
den den dag' leggen. Zulks ontdekt men in 't algemeen,
wanneer men de Schriften over de Theoiogia Pt^emica^tt
flryd voerende Godgeleerdheid, doorbladerd; maer op ene
byzondere manier is die gebleken » met en zeden de-tff^
gifte Van dit' opgenoemde Werk van den i\tt%Fri€itley ^
en 't geen men (gelyk we vervolgens zullen zien ,) daer
<egen in 't licht gegeven heeft. De Heer Priestley geeft
bier van , naer zyne denkwyze, een verOag, onder ene
histortftrhe voórdragt , van 't geen daeromtrent in de
Chrisrelyke Kerke ftand gegrepen heeft. Het zelve gact
óver 'de- volgende onderwerpen. De ecvoclens omtrent
Jezus Christus , en dus verdjer over de Leer der Drieëen-
Beid ; het Teerfluk der Genoegdoeninge ; betreurende de
Genade , de Erfzonde en de Voorbefchikking ; aeng^nde
de eerbied , ^n den eerdiènst aen Heiligen en Engelen,
mitsgaders aen oyerblyfzelen der Heiligen bewezen ; no-
pens den Staet der Dooden , óf *t geen men , wegens den
al of niet afzonderlyken Staet der Ziele , te denken hebbe.
Zo verre het eerltc Deel. Het tweecte Deel gact over de
gevoelens , betreffende des Heeren Avondmael ; den Do^,
en de andere Sacramenten; verder over de veranderingen,
welke in de wyze van het verrichten der openbare Gods-
dienstoefening gemaekt zyn; de Kerklyke Tugt; de Bedie*
naer» in de Christen Kerk, en by zonder dei Bisfchoppen;
de Pauslyke Magt ^ en hy die gelegenheid over de Keric-
vergaderingen , het gezng van de Waereldlyke Magten , of
de Burgerlyke Overheid , in zaken van Godsdienst , en
het gezag vau Overleveringen van de Schriften ^ enz. Wy.
dcVs
i
VAN HET CÖRlSTENDbM. gSi
dcrs' vervat dit Deel ook nog de historie van het Monm-
kenleveft, en der Kerklyk^ iiikomlten. Hier aen hecht de
Heer triestley voorts nog en^' tweecrleie foort van, aen-
tïierkingen. — '- — De . eerfte raekt de óngeloovigen , eii
is byzonderlyk tot derf Heer Gil^bon gcrigt. Het komt
hem voor , dat men uit al 'het door hem bygebragte dui-
tlclyk kan opmaken, yt,Azi de verhAstering, van het Chris-
„ tendom-, in alle ftukken van geloof óf beoefening/ bet
,; natuurlijk gevolg was vap de omftandighcden , onder
•„ welke bet wierd openbaar gemaakt ; gelijk óok , dat
„ des2elfs herftelUng van deeze verbasteringen het natuuf-
„ lijk gevolg is "van andere omftaildigheden.** En hy
Votdcn van het ;Onge1oof , ,, dat zij even goed rèdea
5, geeven van den eerften porfprong en inflieihng van het
,. Christendoih zelf :" waer in de Heer Gibbofi , gélyk hy
doet zien, ver te kort gefchooien is. -, Ène tweede
foort van aenmerkingen (lelt hy Voor, aen de voorftandcrs
der tegenwoordige burgerlyke inricluingen van het Chris-
teYidam , en byzonderlyk aèn den Bisfchop Hurd. Hy
befchouwt in dezelven „ de ptelaaten , die wezenlijk in-
,9 vloed in deeze zaaken bezitten ,. als grootlijks misdaan
„ dig , in deeze verlichte eeuw, 'zoó zij niet onderricht
„ zijn van de misbruiken , en hutine interfte' popgingen
,, niet aanwenden otn dezelven te hervormen;** waerom-
treilt de Bisfchop Ilurd ^ 5:yns oordeels , inzonderheid
grootlyk» te befchiildigen is.' Ten laetlte voegt de
fleer Priesthy *er nog by een Acnhangzel ^ vervattende
•een kort begrip van ^yïie bewyzen voor zyue rtelling,
„dat de eerflè Christenen Christus enkel voor eehen
,, mensch gehouden hebben.*'
> 1 ^ ' — —^
Prysvcrhdfidelingen yan k. velinciüs » c. secaar ene.
cAvtLyter wederlegging y van' ha. Eerjlc Deel der His*
tor ie van de V^erbasteringen des Chrislendoms , van j.
* PRIESTLEY. In 's Hage ^ by J* du. Mee enj Zoon, en
te Haarlem y by C van der Aa,. I787, B f halyen, het
' Vêorbericht , 688 bladz. in 'gr. ,oaayo^
Gelyk het voornoemde Gefchrift van den Tleer Priestley
in Engeland veel ppziens baerde, en e nijie, Godgeleer-
den noopte om de pen tegep het zelve op te vatten, zo
maekte de Ncderduitfche vertaling van het zelye, niet de
afgifte vaa het eerfte Deel, te Dordrecht, by F. Wanner!,
R r 5 in
gg^ , PaYSV£aHANDXLINOK¥i
in 't jaar 1784» ook bier te Lande» een merkelyk genij|t«
én zette de Synodale Vergadering te Dordrecht, in 'tjacc
' 1785 aen , om hare maetregelen ter wederleggiiigc van
het zelve te nemen. Het Voorbericht voor deze Prysver-
handelingen geeft hiervan , en *t geen daeruit verder is
voortgevloeid , een juist verflag ; waer uit wy in dezen
alleen kortlyk te melden hebben, dat zulks aenleiding heeft
gegeven tot het oprichten van een Genootfchap in 's Hage,
ter verdediging der voornaamfte Waarheden van den Chris^
telyken Godsdienst , inzonderheid te^cn, derzehcr heden-'
daagfche Befiryders. En dit Genootlchap beloofde eerlang
ene premie van 50 Ducaten aen den Schryver der beste
Verhandelinge , ter wederlegginge van dit Gefchrift , op
zodanig ene wyze als in het Programma nader aengeduid
werd ; met toezegging van ene tweede en derde premie
van dertig en twintig ducaten , voor de twee daeraen naest-
komende Verhandelingen. Op deze aenbieding hp^tAeJ
Genootlchap verfcheiden Verhandelingen ontvangen , en ,
uit dezelven , de drie bovengenoemden , aen welken de
uitgeloofde Eerpryzen waren, toegewezen, door deii druk
gemeen gemaekt.
De eerde plaets bekleed die van den Hooggeleerden AV^
dias l/elingius fF. Z.^ die, in beautwoordiiig aen 't Pro-
gramma, de hoofdleerftellingen , door den Heer Prieulej
beftrcden, achtervolgende nagaet^ om het door hem des-
wegetis bygebragte te wederie^gen ; waertoe hy zich voor-
ftelt , eerst 's Mans (Tellingen ^n verzekeringen , en, dan
zyne histor'ifche l)ewyzen, by elk Leerttuk, tebeantwoor-
den. Op zodanig ene wyze behandelt zyn Hoogeerwaerde
afzonderlyk de leerllellingen , nopens de Godheid van Je-
fus, den Heiligen Geest, de. Heilige Drieëenheid, de ge-
noegdoening van Christus, de Genade, de Erfzonde, de
Voorbefchikking • en eindelyk den Staat der Dooden.
In de hierop volgende Verhtftideling tooiTt de Hoogleerae^
Carolus Segaar^ vooraf, dat de He^r Priestley ^er lös te
werk gaet , in het aenhalen van plaetzen uït dé fchriften
der Oudvaderen; dik wils geheel en al, van het fpoor afwykt,
in het verklaren van den zin der bygebragte gezegden ; als
xnede, dat hy wat te veel anderen gevolgd, en zich 'op
ben verlaten heeft , zo dat men waerlyk in dezen geen
ftaet op hem maken kunne. Hierop gaet zyn Hooggeleerde
over tot den inhoud van het Boek zelven : en daer de Heer
Priestley ht^^tït^ dat de tlmns algemeen aéngenomert leer
der Christenen, nopens de Godheid van den Heer Jefus,
deü
^Heiligen Gcèst^dc Verzoening yiio. Gentiet de Erf-
touée eiv de Voorbefcbikking ^ ene verbastering vao Jq*
^fiitTOidige .teel' (kr- Ciiristenheid . is ; zo bevlytigt zich de
tael- en uitlegkuiidige Se§üar ^ om te» doen zien, dat de
leerrdei: GUristcufen , luipens d^,e hoofdftekkfen , thans ^
«irat het Weeeolyke betrett. over 't geheel dezelfde is> alt
die vao de eerfte Christenheid.
De derde Verhandeling, opgefteld door den Eerwaerden
CorneUus Gm^/, is vierledig. Het eerfte ged^eke betreft
de Leer der Gudbdd van. den Heer Jezus, en van den
Heiligen Geest. By den aenvang, de Leer, Jezus is God»
bieweerd hebbende, gaet zyn Eerwaerde na, het gevoelea
der oude Cbristisnkerk desO^egens ; verledigt zich om te
toooen , dat Ai. Logos den Kerkvaderen , niet uit Pla$o^
maer uit Mofcs^ bekend tjeweesc is ; handelt voorts over de
meerderheid des Vaders ; en over de Leer omtrent den
Heiligen Geest. In het volgende gedeelte bepaelc
hy zich tot het Leerfcuk der Genoegdoenlnge ; benaerfcigt
zich om te bewyzen , dat Christus ge(k>rven zy, om vooc
de zonden der menfchén te betalen; maekt 'er voorts zyn
iverk van', om het ware einde der Verzoening ddor feiten
te verftCrken , de tegenwerpingen tfegenf den zoendood van
Christus te beantwoorden ,• en verfcheiden foorten van
fpreekvi^zen , :betrefFende den dood van Christi^s « te ver-
klaren ; waer nevens hy ten laeifie nsig voegt^ j^ne ontvou-
wing van het sevoelen. der Vaderen, nopeo$ dit Leerfcuk»
tot nae den lyd van jiugustinus. — ^ Het derde gedeelte
i^et over de Leer der Genade, der Erfzonde en der Voor*
befchikkinge y en behelst ene bevestigende verklaring van
bet thans gewoone.Leerftelael, nof^t ene voordragt van^het
algemene leerbegrip der Kerke, wegend' .deze l/cerftukken »
voor het Pelagiaenfcbe gefchil. En eindelyk behan-
delt zyn Eerwaerde , in het laetfte gedeelte , nog de leer
rakende den Staet der Dooden, ter ftavinge van het alge-
meen aengenomen gevoelen , ter wederiegginge der beden«
kingen van den Heer Pricsi/ej: ontvouwende tevens de
vroegere gevoelens deswegens , tot den tyd van Jugusti^
nus : waeruit hy afleid , dat de tegenwoordige erkende
Kerkleer, ook ten aenzien van dit Leerftelzel, niet verbas-
terd is. Uit dieu hoofde agt hy zich ook geregtigd, om,
nae het voorftellcn van dit alles, te betuigen : „Ik meen,
„ Goedgunflige Lezer! eenigzins te hebben aangetoond,
„ dat de door den Doftor betwiste leerftelfels , in de vier
„ eerfte eeuwen , door de Kerkvaders erkend zyn , en wy
« den
$5«
mTftvBRB&mtiuiicnf.
9*
denken het daar voor te mogen houden, dit dè lerf*
r eenmaal den heiligen overgeleverd, zuiver by de- Kerk
' bewaard is, tot op dezen dag, en het woord des Hee^
' ren blyft in der eeuwigheid. ' -
Met opzicht tot bet Leerftelhge , vmd men , en by
Pritst/ej en by de Schryvers dezer Verhandelingen,- de
cewoone plaetzen uit de Heilige Schrift^ •«•den ^gewoonea
redeneertrant, in 'c behandelen dezer gefchiBen ,• ter- *re-
derzvde gebezigd; «o dat de beoefcnaets Ar *eèerleggeni-
de Godgeleerdheid- ?er juist, ten .dezen «ewien , «eeti
merkelyk nieuws in zullen ontmoeten , dat ook daeuwl»!*
over verfchilftukken , zo veefcvuldwoialeH behandeld , .»
vrachten was. Dan ,' daer de Heer PriettUy gtoedgevonden
beeft deze ftukkftn ook vgefchiadkundig te- overwegen, co
is daer uit ter wederzyde ontftaen ene nafpoonng van de
«evoelens der Oudvaderen, die. voor velen meer byzonden
lal behelzen. Ook werd een onderzoek en wederlegging
van dien aert bovenal door 't Programm» geëiscbt; ais
•vorderende , „ dat de wederleggende fietoogen , mzoo.
heid uit de bro* der Kerkgefohiedfenis, «dien worden
'! afgeleid." En men' oordeelde, gelyk ons in ,'t Vootbe*
Jicht gemeld wórd, de» bepaling te roetorjioodzadtUiit,
om dat Prieaipf zyne voornaame fterktev ter beftrydmg
'* van de Waarheeden des GelooÉs, in.die zdMe bron
" eezocht had, «M hee dns, by nader onderzoek , zoude
'1*. moeten Wyken, hoe onbezonnen, by daaromtrent ware
te werk gegaan; en om dat een uitvoerig en van eldees
't ontleend betoog dier Leerftukkens welker, zekerheid en
;, «ezach op de Godlyke Openbaring rust en fteunt, aiee
" wel in eene enkele Ptysverhandehiig zoude koonen be-
„ greepen werdeft." ' • .
Zaai"
C. F.'SANDER, REDEVOttlïINÓ OVEk HfeBR. II. 14^, 15, 557
^aaklyke' inhoud en vcrdeèdiging eencr Kerlelykc Kedcn*
- voering^ovcr^ ^eb. II. 14, 15. op Zondag den Hjien^u*
•' ly 178^ gehouden in de Lutherfche oude Kerk te Am*
^'- Jletdam. AU ook Aanmerkingen op het antwoord van ec*
' ' nige zith hóemende Echte Lutherutanen , ter verdeediging
'^'yan hunne befchuldiging tegen deze Redevoering van
' CAii' L 'PUiLiP SANDEtt , LeerMr der Lutherfche Gemeen*
^ tc'te Q'rohlnge^ny Honorair' Medelid van hit Hertogb/k
' Brunswyk Luncnburgsch GenoQt/chap h JJelmftadt ^ enz.
■ Te Amfteldanr,' by A.-Ijfens, Jansz, 1787,. Bdialven
'"'liet rQor')vcrk^ ^ihhdz.^ij} gr. 8w.
Herhaeiye.iiropéri'bareh dtulc'^éèr oiiheurché en vèroor-
deeletifde mishatidfelbgén hebbén den Eerwaerden San*
zfer'ènïgiins genóadzaékt,*om deze zyne Redenvoering,
hiét voor de druRpeVs gefchikt, en in zo verre njet be-
fchaefd, het Ucbt te docfn zien; ren einde de ongegrond-
heid 'der verdenkingen fn. befchuldigipgeq, ten zynen las-
.te.' daer- iiir ontleend, teji' duideiykffè te loonen: waet
toe • zyne^ ne'vensgaende Verdeediging ftrekt. — Hy zou.,
ïtolgens liet tegen hera ingebragte, „ 1. zyi1en,Text op
\ ptife geweldige wyze gcmarte/d en verdraayd hebben ^
V, bm dat hy dorrr* den Duivel die net geweld des doodi
„ had,- den ^oodfchen 'Engel des Doêds verftondt. 2. Fly
*^ zon^ de Fèr van den Godlyken Vèrlosrer verduistetd
„ 'hebben ,' door te zeggen , dat Jesus ook als Martelaat'
',, ftitfrf , en zyne Leer met zynen Dood bevestigde. 3. Hy
j> zou Jcrus ' vcSlvvigtig en eeuwig geldend Verdienst, voor
•„ do.emwiiardige Zondaars , den Christenen ontroofd hebr
3, beil, om dat hy gezegd zon hebben^ Hem als Verlosfer
5, befchouwende, dat Hy ons maar had verlosd van den
„ Engel des Donds^^ Men heeft 's Mrfh5 \ eerreden (lechts
te ' doorbladeren ,, en "den aert dezef befchuldigingtn na te
^n; oip te zfen dat onlcunde en kwaedaertigheid zich
hier verenigen ; van xvaer het zyn Eerwaerden , fchoon -^f
ene vérdrietelyke taek zy, niet moeilyk valle zich daer te-
'gert te vérdee'digen. ' '
Ten aenzien der eerfte befchuldie^inge toont hy, ió \
pevpelen der Joroden, wecens den Engel des Doods ^ grond
te hebben , om zynen Text als daer toe betrckkejyk te
verklaren; en wyders, dat deze verklaring zo vreemd niet
is, als dezelve hun voorkomt, daer vele beroemde Uitleft-
gers, en ónder cfeze ook Lutherfche Godgeleerden, dit
voor*
voordel mede iB-4iefi-siii'¥erftaen: en hierteoeyeus bf^ngt
fay hun onder 't oog , dat men bed , < uit dien hoofde^
geenszins van onrechtzinnigheid kan verdenken. Het
ï& zonderling, dat ^deze befchuldigers» ten opzichte dier
verklarloRC van fife&. 11. 14» 15, beiuigen: Het fehyntah
cfdó Vtrftandige alleen maar met uwe VerkJaaring te
yreede geweest zyn. De Geleerden fchynen het daarente^
gen niet te yfeeztn^ Hoe ze dit onderfcbeid van Ferfiafh'
4ig^n en Gekerden begryp^n is onzeker; doch *er Icbynt
Dit te .volgen, dat zy niet onder de Verftandigtn maer
onder dtGelcerden behooren: wat hctlaetfte, de Geleerde
heid betreft, hief vao yititlctt wy geen fpoor; maer dat
ze niet onder de Ferftandlgen bcfbooren, is, gelyk uit hun-
ne eerfte, ten duidelykfte uic hunne tweede, berchuldigmg
op te maken. Het onverftandige dier befchuldigin-
ge ontvouwt zyn Eerwaerde, die» gelyk uit zyne Rede-
voering ontegenzeggelyk af te nemen is, wel verre is van
te ontkennen, dat Jejus ook voor ons gefiorven is, om ons
met God te verzoenen^ uit de bekende bètekeois vao *c
woord Martelaer afkomdig van 't Griekrche woord m«^t»/,
in welke ook Christus, Openb. I. 5, de getrouwe Getuige d
Martelaer genoemd word; en wyst hun tevens aen, dat
by in dezen niets anders gezegd beeft , dan bet geen meer
beroemde, en van góen onrechtzinnigheid verdachte, Lu-
iberfqbe Godgeleerden meermaels ^^efchreven hebben. ^
Wat eindelyk de derde befchuldiging aengaet, hierin ver-,
toont zich de kwaedaertigheid zo handtastelyk , dat by 't
piet noodig a^te, dezelve opzetlyk tegen te gaeo , daer ze,
.door den inhoud zyner thans uitgegeven Redevoering^
voor een ieder die dezelve leest , openlyk wederlegd word :
waer nevens by deze plechtige betuiging voegt; „Ik ein-
dige met plechtig voor God en de VVaereld te betuigen ,
dat ik, zo lang ikJeeve, voor de eer van den Godlyken
Verlosfer zal ftryden ^ en dezelve op geenerly wyze zoe-
ten te verduisteren; dat ik nooit zyn volwigtig en eeu-
wig geldend Verdienste voor doem waardige Zondaars , den
Christen zal ontrooven ; en als Leeraar zyner Gemeente
nooit het Heilig Woord van God zal niartelen noch ver*
draaien , maar, naar myn beste inzicht en overtuiging , en
jiaar de Regels eener gezonde Uitlegkunde^ zodanig ver-
klaaren, dat de verklaaring van het eene gedeelte der Hei-
lige Schrift in een ander gedeelte van dezelve zal gegrond
zyn, en nooit daar tegen ftryden. Voor bet overi-
ge mogen dieze myne vyandeu voortgaan met my te laste-
ren, •
RBDRVOERING OVBR HCSR.- II, I4'' , 15. tggf
jrèo V te bercbuldigcn « en andere eenvoudige en misrcMeR
Bog Christelyk denkende Geloofsgenooten , tegeq my op te
metten ; 'k zA ailes grootmoedig verdraagen » my niec
weer verdeedigen , maar , in het bezjt van een zuiver
Géwceten geluickig , myiie zaak ook aan dien God overf>
geeven, die recbt oordeelt, die myn Hart en Gevoekns,
Si den. Godsdienst, bet best kent, en een Verdeedigec is
^n de .vertrapte Qnfcbuld/'
• AUeenlyk beeft hy, by deze zyne Verdeediging / nog ge-
voegd , enige Aatunerkingen op een Antwoord zyner èe^
fehuldlgers^ gedruh by J. C. Roeder, U Amfteldam^ 9p
wjncn gcdrukten Brief uitgegecyen by A. Mens, $e Asit^
fteliam , waerin het baetlyke en belachlyke van dat Ant«
woord beknopt ces toon gefteld word.
Aphorisnri de Cogncscendis <5c Curandis Febribus. Edidit
'm. stoll. S. C. R. M. Majeft. Confif. MeA Clinlcas
Profesfor P. O. Lugduni, apud. J. et A. Honcoop. 178».
In 8vo. f. m. 222. pp.
De Hoogleeraar stoll , welke zich , door zyne uitmun*
tende Schriften , eene zo welverdiende beroemdheid
verkreegen heeft, vervaardigde dit Gefchrift, voorhanden,
(waar van de oorfprongiyke uitgaave, in het Jaar 1786^
te Weenen in het licht kwam,) met oogmerk, om het
zelve tot een leiddraad zyner voorlezingen te doen die*
nen , en daar door zynen Leerlingen eenen gemaklyken
weg te baanen , tot de kennis en geneezing der-Koortzen
en Koorts- Ziekten , welke een zo aanmerklyk gedeelte der
inwendige ongefteldh'eid van het menschlyk ligchaam uit*
maaken. ■ Warsch van die winderige woordenpraal,
welke, (gelyk hy te rep;t aanmerkt,) onder eenen grooter
hoop van woorden, niets wezenlyks voortbrengt, en af»
keerig van dien maalft room van telkens afwisfelende ge*
voelens , en die opéénhooping van (leeds veranderende
veronderftcUingen , die hedendaags zo zeer in zwang
gaat, en de Geneeskunde zo jammerlyk ontluistert, -^
maar integendeel met bewondering ingenomen voor den
lütmuntenden Leertrant, door den onfterflyken boerharvb',
in zyne Aphorismi, gevolgd ; alwaar getrouwe waanieming
én beproefde ervaring^ en de daanitt , door eenen gezondeii
redeneertrant , afgeleide gevolgtrekkingen , tot de eenigfte
gcoadflagen gekgd worden van die voortreflyke LeerfteU
lin«
5($0 M. STOLLy APHOaiSMI
lingen, welke door den zo Manlyken en Keurigen StyJ^
waarin dezelve xyn ter ncdergefleld , nog ecne veel groo-
tere waarde vcrkrygen ^ heeft de Hoogleeraar dit Handr
boek niet alleen op d^nzelWen trant eu An eenen zoortj^
.tyken Scyl zaansgelteJd ^. maar zelf dat gedeelte /Ier Af^jo^
rhmi van 60ituHAE:vB , Avaarin de Koons- Ziekten hehan*
deld worden, tot een gjondflag daar van genomea, en.de*
zeWe op zulk eene wyze veranderd , verbeterd, .gezui»
t«rd> en met zo veéle aanmerklylfe inviüzeJs en byvoeg«
«els verrykt, als de veelvuldige verbeteringen, nadete ouc*
dekkingen en naauwkeüri^^er naarfpeuringen , welken in
jaater tyden , door zo veele qhmuntÊnde Albnnen , die nai
den dood van bobrha^vb gebloeid bebben, ook omtrent
deeze Ziekten, gedaan zyn^izulks noodzaaklyk maakten,
en daar toe een zeer ruimen voorraad opleverden. •
De Hoogleeraar is in deeze indcdand moerlyke ondemcc
ming zo gelukkig geflaagd, als men van zyne groote Ge-
Jeerdheid, doordringend Oordeel en diep Inzicht, in de be-
oeffenejide Geneeskunde , had kunnen vei;wachten; de
Tafereelen , waarin hy Het beloop der Ziekten en hunne
verfchillende verfcbynzelen afmaait , zyn ' zo treffend eu
kvendig gelchilderd, dat men, by eiken trek, de meestet-
lyke hand , welke hy van; de Naiuur zelve ondeende;
diiidelyk erkennen kan; de kentekenen der onder-
fcheiden Koortzen . zyn met die klaarb^eid en naauwkeu*
ligheid voorpefteld , welke tot derzelvec onderfcheiding
van zoortgelyke maar immer mogelyk wa<*; de
verfchillende oorzaaken,. waar dopr zy worden voortgc-
bragt; de zamenftellingen, welke zy met andere
ondergaan; dq gevolgen , .di£ uit dezelve voon^
vloetjen; "de voortekenen, die'.de hoop op een ge-
lukkig gevolg,of de vrc^s yoor eene pngelukkige'uitkotast,
behaSen moeten; de hulpmiddelen.,, waar door zy
of voorgekomen of gene^ezen moeten worden ; met
één woord, alles, wat tot het kennen en geneezen der
Koortzen en Koorts- Ziekten hoofdzaaklyk is, vindt men
in dit Werk, in eenen Aphoristifchtn Styl, welke naar dien
van BOERHARVE zeer wel gevolgd is, op de volledigde ea
kUarfte wyze voorgefteld, en daar door by uitneemend-
beid gefchikt , om als het beste Handboek , 't welk men
tot hier toe bezeten heeft, met ongemeen veel nut, zo
tot Akademifche voorlezingen, als tot het onderwys aan
het Ziekenbed zelve , gebezigd te worden. Wat nu
,de orde van deze A^horimi aanbelangt ^ bier in gaat de
Hoog*
im COGNOSOBNQIS BT CURANOIS FEfiRIBUS* 5$^
Hoogleeraar zodanig te werk, dat hy, na al^oorens over
de Koorts io het algemeen , en derzelver byzondere veiw
deelingea, ^vooral met opzicht der beerfchende Koorczen^
en inzonderheid der Fcbrcs Stationariac & annuae ^ naauw*
,keurig gehandeld te hebben , vervolgens overgaat , om da
hoofdzoörcen der Fcbrcs annuae^ als de Febres inflamma^
tofiac^ \ zy eenvoudig, of met verrchillende plaatsjyke
ontfteekingen verzeld , de Febres Biüofae , pUuUofae &
ifUermiUentes byzonder te verkiaaren , en wyders . de zoda*
nige Koortzen, welke uit eene der drie eerstgenoemde en
de laatstgemelde worden zaamgefteld , eer^t hi het alge*
meen, en daarna de caüfus oï Febrh 'ardens afzonderlyk
behandelt. Als .dan volgt de Febris putrida^ als zynde eene
byzondere modificatie van aanhoudende of zaamgeftelde
KoortzeUi. Verders, komen ^Fpbre$ cpidemica inurcut'^
rentes in aanmerking, waartoe de Fariólae^ morbilU oc
Scarlatina gebragt worden. Onder het Hoofdlluk van Fe^
bris indetcrminata ^ incognüa^ nova^ worden alle SympSom
mata Febrilia^ afzonderlyk nagiegaan en behandeld* Wy<*
ders volgt de verklaaring der Febres Sporadicac, ^ Jhgu*
Jares; tote^i ftaal, van vftlked^^ Febris la&ea &.^//r/>^-.
ra/is in aanmerking genomen wordeiji: terwyl d<».lja9t(tA
afdeeling eer , ontvouwing der Febris lensa , heSUca^ &
plulufis pubnoMlis , is a^eaouderd* «Onder d€; ^ip^nigyul?
digebyvoegzels, welke door deo Hr. stol(« zyn ingelascbt»
munten het Hoofdftuk over de Galkoorts , Slymkoot:Ps^ In^
enting der Kinder pakjes , over de Mazelen en Scharlaken^
koorts^ yoornaamlyk uit: gelyk ook onder de. boofdsijfdee<>,
liagen , de Febres fporalicae & Febris lenta he&ica^ en,
onder de leer der Symptomata Febrium^ de hoofdttukkeq.
over d^n :StatHS nerveus & malignitas Febrilis , van de.
Érootfte aangelegendheid zyn. Ëindelyk is ook bet laatR^
[oofdiiuk, onder den tiiel: Monita & Prtteepta\ waar-
mede de iioogleeraar dit Werk befluit, vol van sodanigie
verdandige Aanmerkingen en wyse Lesfen, tdt de behasf-
deling der Kportzen in het algemften betreklyk, welke^ ter^*
wyl zy de «blykbaarde kenmerken draagen, van die uicmun«
tendè gaayen in de kunst van waar te neemen, en dat
verheven . oordeel in het onderkennen en behandelen der
meest zaamgeftelde Koorts-ziekten , welke wy in alle a
Mans overige Schriften zo zeer bewonderen ^ tevens den
Geneeskundigen tot een öofaalbaaren baak verftrekkea , ,iiaar
welke zy hunqe handeliogen , zelfs in: de moeitykfte geval*
Ien».tot behoud hunner Lyders, behooreu in te richten*
IL D&ÏlL N. ALG. LfiTT. NO. 14* S S //^V
^
' . M»su rmwüiLiMo^m
Wiisse^rigc VerhandcHngeti , Brieven en Gefprekken yam
ftiosss AlENiwLszoor*. UU he$ Hoogduttsch vertaald^
en m^ Aantekeningen, en het Leeyen yan den Autheur^
• verrijkt^ door o. brbnörr a brandis, Leermeeitcr in
de ff^iS' en Sterrekmide; Esfominafr yan alle SPad$
fffaaten en GesfflgPen , en Wynroeijer te Jm^erdam; en
Lid yan yerfchesden Genootfchappen. Eerjle Deel. Te
Leyd'en bij P. Pluygers; t.8ö. Beha/yen het Voorbc^
richt 1148 blitdz. in gr. 9vo.
m
aer uitwyzen der LevefWbefchfyviBgc van Mmses Me7>
_ , dchzoon^ voor deze Vcreamding van enige zyner
Schriften geplaetst , Wykt bet, dat by onder die foon vm
beroemde Mannen behoort, weikeu, fcboon in bunfie jeugd
ift gene gunftige omftandighedeit geptaetst ^ echter , door
ene aenhoudende werUwwaiheiA, nunne verftamHyke ver*
fflocens tot ene zeer aenmeïfceiyke hoogte opgevoerd heh-
ben. Van i\l taecfte geven *& Mana Schriften doorflaende
btyiten» Jfls waerin alomme een dicpdenkeude geest, een
doordringend oordest,» enjoiste manier in *t voorftclfcn en
ontvouwen van zyi^ deivkbeelden heerscht; des het den
Ntderdmifchen Lezer niet andera dan gevafllg ayn kan,
dat by da reeds vertaalde Stukken van dien Schryver»
ook de overigen in .onze Moederipraek bun aengebooden
worden. ^'' '" *v_ -^ -
•Het thans afgegeven carfte Deel vangt aeo met zyne
overwegingen nöpena de onfiofljkheid der Menschlyhc Zï^
ib, waeromtrent by zich de volgende Vragen ter beant-
woofdiftge voorftelt; (lO >» Kan de Stof, in zich zelve,
de kraeht om te denken hebben ?" Op de bewering der
Mmogelykbeid hier van , uit hoofde dat de Stof, hoe ook
bafchouwd , nooit ophoud uit deelen té beftaen , zo valt
het antwoord van ^eive in her ontkennende op de ade
Vraeff : ,9 Wanneer de Stof, volgens haare natuur, onbe-
kwaam is om te denken ; kan dan de Almachtige baer
'* deeze cigenfchap niet mededcelen ?'* De Heer Afendels*
%)on erkent dat de leerwyse der Carttfianen enige aenlef-
ding tot é^t bekende voorftel van Loeke kan geven; dan
by tracht tevens te doen zien, dat meu, zelfs volgens de
Cartefiaenfche leerwyze, kan toonen , hoe 't in de natuur
der zake onmogelyk zy, dat de Almachtige aen de Stof
de eigenfchap om te denken mededeèle; maer dat God,
gelyk by ook wczcnlyk gedaén heeft, wel ene kracht tot
flfebken fidieppen, en die net de Stof verbinden kan; ver-
ktndende die byaondete gefchapen kracht, met zekere ge-
deelten vin werktuiglyke fiofie , zo dat ze beide te za-
men het levend Diei^ke uitmaken. — Hier op vracgc mes
vpyders (3^) «^ Zal de Ziel niet met het Licbaum ver-
99 gaan? — Zy wast met bet zeive^ lydt met het zelve;
^9 richt. aich in alle baare veranderingen naar het zelve;
99 en word in den ouderdom zwakker naar maate het
9f Licbaaoa telkens afoeent. Ëen ongelukkige flag op de
„ herafenpaa verandert het grootfte Geme in een Weet-
9, niet. •»- Zal de kragt van denken niet geheel ophouden »
9* wanneer bet Lichaam niet meer isV" Onze Wysgeer
«erledtgt zich om de hief aenvoerde verfichyuzelen , uit dè
vereniging van de Ziel met bet Licbaem , of wel byzondei:
liet Brein, ontftaende, op te heideren; en beweert dac
fnen, ter dezer oorzake ^ uit de ontbinding van het Brein
niet kunne befluiten, tot de ontbinding der Ziele. ,> Zij
9» rocbyzegthy, beftaat niet gelijk het Brein , uit kleinde-
9^ re deelen, welke ^ volgena de v Wetten der lichaemlijke
9, Natuur, te aamen hangen: zy is eene onfcheidbaar^
y,' Eenheid, die de Wetten der Werktuigkunde niet onder-
st worpen kan 2yn.'\ Hy is niet vreemd van te denken»
éK de Zid^, na de ontbinding van het Brein , zich in een
lyn wetknifg onthoud, dat met bet Brein niet te geiyjc
ontbondün kan worden, en dat, mogelyk, gelyk in de Na-
tuur veelal gefchied, met het bederven van het Brein, ene
nieuwe Organifiuic aenneemt. Wraekt men, vervolgt hy»
«odantg een denkbeeld van baer blyvend beftaen, dan moet
men , (wafnt op de ontbinding van een enkelvoudig wezen
Jcan men niet denken,) de zid vernietigen; en dus iets
ftelten, 't geen in de ganfche Natuur niet gevonden word,
ja niet gevonden kan worden. „ Tusfcheu zijn en niet
9, zijn is eene graft , welke de Natuur nier overtreden kan.
99 Zij is 20 min in ftasit om lóU in Niets te veranderen ,
„ als om, uit Niets ^ Iets voort tebcengen.*' Voorts
heobt hy bimien nog* een onderzoek van enige zwarighe-
den, die,~ voteens den Heer d'AUmhcrt^ den Wysgeren in
deii weg zonnen liggen , om , zonder hulp van den Gods*
dienst 4 ofwel van ene beflisfende Kerk, zich van de On*
Aoflykheid der Ziele^te verzdceren. Dan, hy l^vlytigr zich
om te toonen 9 dat wy het aénzien van een Paus of Kerk
niet behoeven , om die knoopen los te maken.
In ene hierop volgende Verhandeling ontvouwt hy ons
zyne gedachten over d% '9óornaemftjt grondbeginfelen der
Ss a fchoo^
j54 * UOSBS BttSfOELSZOON
Jchóonc kunjlcn en tVttmfchapfen ; en deze gaet verzdd
van zyne bedenkingen over de IVaerfóhynlykheid; wacr by
ten lactfte nog komt^ «yne Verhandeling, door de Koning-
iyke Academie der VVetenfchappen te Berlyn bekroond, over
de Klaarblykbaarheid in de Bovennatuurkundige fVeten-
fchappen. In dtze Verhandeling beweert hy, ter beant-
woordinge ener deswegens voorgeftelde Prysvrage, „ dat
,^ de Bovennjvtuurkundige Waarheden, zekerlijk, voorde*
,, zelfde Zekerheid, maar niet voor dezelfde Ik vatbaarheid»
,, bekwaam zijn, als de Meetkundige Waarheden. Dat is:
• , men kan de Voornaamfte Waarheden der Bovennatuur*
3, kunde , door te zaoienhangende Befluiten » tot op zulke
1, Grondftellingen te rug brengen, die, volgens hunne na*
„ tuur, even zo onloogchenbaar zijn, als de eerfle Grond^-
,, en vereischue ftellingen der Meetkunst; maar men kan
• , deeze keten van Befluiten niet zo biijkbaar^niet zo bcvat-
•,, teüjk, maaken als de Meetkundige Waarheden." Ter
ïlavinge hiervan , handelt hy , eerst over de klaerblykbaer-
iieid in de grondbeginzeleu der Wiskunde, en vervoJgeos
'over de klaerblykbaerheid in de grondbeginzden der Boven-
natuutkunde, met eene aenwyzing der oorzaken, waermt
het voortfpruite , dat de grondbeginzelen der Bovennatuur,
kunde zo bevattelyk niet voorgedragen* kunnen worden , als
die der Wiskunde: welken ten deele in de zaek zelve Usw
gen; doch daerbenevens vergezeld gaen van zulken» die in
de menfchen, welke men overtuigen wil, gevonden wor-;
den. De Wiskunde, naemlyk, heeft alleen te doen met de
Onweetendheid , maer de Bovennatuurkunde moet (Iryden
inet het Vooroordeel en de Verbeelding, dat men bekwaem
genoeg is om party te kiezen. ,. Deeze Struikelblokken ,
„ zegt hy, liggen de Wijsgeerige Klaarblijkbaarbeid nog op
„ den weg ; en van daar komt het , dat de Zekerheid , die
„ in de Grondbeginfelön 'der VVijsgecrte ligt opgcflooten,
nog geene algemecne overtuiging teeft te wege gebragt.
^^ Het grooifte gedeelte der menfchen gaat met Waan-
3, en Bygeloof te fcheèp, in een vast voonieemen, om met
„ hen de Vaart des Leevens te befluiten." Eindel>*
brengt de Heer Mendehzom dit alles wel byzonder over op
^e Klaerblykbaerheid in de Grondbeginzelen der Godge-
leerdheid en Zedekunde; waerin hy öns, onder anderen^
ook doet gadeflaen, het onderfcbeid der bewyzen, die elie
befchouwende ^ en die ene werkdadige ^ overtuiging te wege
brengen ; waer uit wy de volgende opmerking Jiier nog ten
'beüüite zullen overnemen.
AI- i
VBRHANDBtlNOErf » EhZ. $6$
^ ,, Alle deikionftrative Waarheden werken niet even fterk
op het vermoogen onzer begeenre. Veele overtuigen het
Verftand , zonder bet gemoed te beweegen ; baaren duide^
Hjke erkentenisfe» maar zonder kragt, leven en werkzaam^
heid; daar^ integendeel, andere Waarheden, met minder
zekerheid, het gemoed méér beweegen, en eene werkzaame^
en levendiger erkenteuisfe voortbrengen > die in het vermoo*
gen onzer begeerte overgaan, en tot werkdaadige beilui-
ten aandrijven. De Oorzaak hiervan is bekend. Wij
menrcheti bezitten, buiten het Verdand, ook Zinnen en
een Verbeeldingskragt, Neigingen en Hartstogten, die in
de bepaaling van ons doen en laaten van het uiterfte ge*
wigt zijn. Het oordeel van ons Verftand komt niet ah
tijd met het oordeel vaq onze mindere Zielvermoogens
overeen; en wanneer zij met elkander (Irijden, dan moe^
ten zij noodzaaklijk de een des anders werkzaamheid, ii|
den wil» ver:^wakken* Dan alleen wordt de toedemming
eener Waarheid praktikaar of daadelyk, wanneer de gron*
den van het Verttand de mindere Zielvermoogens overwinst
nen , of geheel tot hun Voordeel inneemen. In het laet^
fte geval moet het gemoed , gelijk men ligtelijk begrljpeq
kan, veel meer öntllooten zijn; want dan ftemmeii hec
Verftand en de Verbeelding, de Geest en het Harte za^
men, om ons tot Daaden aan te drijven, maar ook ia
elk geval, namenlijk, wanneer de gronden van ons Ver-
Hand alle de tegen voortellingen der Verbeelding onder-»
drukken, dan wordt de erkentenis leeveodig, en gaat tot
Daadlykheden over."
Bcfchouwing dtr Matufchappy en Ztdtn in Poolen^ Rui^
land^ Zweeden en Deenemarken. Doorylogten met Voorn
vallen^ eénige uHfteekende Chara&ers betreffende. Door
WIL LI AM ooxB , /f. M. F.R.S. Lid varf ^s Konings CoUc.
gie te Cambridge , Kapellaan des Hertogs van Marlbo^
rough , 'Medelid van de Keizer lyke Oeconomifche Socie^
. tèit te Petenburg , als mede van de Koningljkc Ata*
dcmie te Koppenhagen. Tvfeede Deel. Te Amfierdam^
bj J. Yntema , 1787. In gr. 8vö. 167 bladz^
Breedfpraaklg hebben wy, het Eerfte Gedeelte van dit
Werk aankondigende ^ den, aart des Oorfpronglyken
Wark& , als het geen de Nederduitfche Vertaaler daar aan
gedaan beeft , opgegeeven, en wyzen wy onzen Lcezer
Ss 3 der-
565 w« coxft
^«rwatrds (*). Beloofde de Uttgee^r, in de Nie«ws|»a%
pieren de Uitgave van het Eerfte Deel bekend iraakende^
dat de Stukjes elkander fpoedig zouden voigen <, by faoodc
daar in zyn woord getrouwlyk ; één roaand^flegts is 'er
tusfcben beide verloopen ; en die^rpoed beeft iets aaopry^
zens in zich, dewyi de graagte der Leezeren» op^wekt,
nader voldoening verlangt, en node een lang verwyl doldt.
Met dit Deel (lapt de Heer coxs , nevens zyne Reisge»
nooten, uit Pookn in Rusland over ^ en beicbryft de ftree-
ken van Smolensko na Moscm»: verfcheide Brieven betreffen
die voormaalige Hoofdftad des Rusfifchen Gebieds; de
voomaamAe byzonderheden vermeldende , met een verflag
van verfcheide Bezoeken » by de voc^naamften des Ryks
aldaar afgelegd, die een denkbeeld opleveren Tan de Leef<
wyze des grooten Adels ; gelyk hy ook niet in gebreke Uecf ,
om, onder den weg, de daar van zeer verfchiilende Lee-
▼eoswyze der arme Rusfffche Boeren in *t breede op te
tekenen. Wat Geleerd lieid. Koophandel, en Scheepraarr,
te Moscowy^ betreft, blyft niet onopgemerkt; en diezeJÏüe
voorwerpen worden te Fischnei Vohshok , een bk)eiende
Keizerlyke Rykdad , ' en te 2V^r , gade géflaagen» Des
Reizigers aandagt wordt, op den weg van Müsc&m na Pc»
tersburg , byzonder getrokken door Nayogor^dy eene oode
Termaarde , doch zeer vervalleii, Stad ; voorheen door ei*
gen Hertogen geregeerd , en zeer ontzaglyk : doch door
iVAif vAssiLiBViTCH DRN leu DBN II vsn Vryheid beroofd»
en op 't wreedst te onder gebragt ; in diervoege , dat
eene Stad , van welke men ten fpreekwoord zeide , i^is
contra Deos & Magnam Novogorodiam? „ Wie kan de
9, Goden en het Groot Novogorod wederflaan /^* thans bet
nadenkend verflati/d met de droefgeestigfte denkbeelden vaU
vervallene grootheid vervult.
Gaarne zouden wy geheel, wat hier toe DlKhoort, over-
neemen ; doch reeds in . het eerde doorbladeren op iet an-
ders het oog gevestigd hebbende^ zullen wy 'er alleen dit
van optekenen. Novogorod^ door den Czaar van
Rusland te onder gebragt , ftondt onder een' Landvoogd ,
van deezen aangefteld : de Burgers bleeven in het volde
bezit hunnsr dierbaarfte Voorregten , v^ behielden hunne
eigene Wetten , koozen hunne eigene Overheidsperfoonen,
en de Landvoogd mengde zich niet in Staatszaaken , of
men moest zich op hem beroepen, Ivan , geeozins te
via»
(*) Zie h:cr bovan bl. 489 , ena.
BBSCHOfjWlKO. ^71
\irede mei doese bepaalde leyze van Bewind , wi^e eene*
gimftige gelegeobeid af, om zyn iïezagsbetoon uit te zet*,
ten^ en, daar het eenen magtigen Aanvaller nooit aan eea
voorwendzel ontbreekt , belegerde hy Novogot^d^ ^
De inweodige Partyrcbappeo en verdeeldheden, die langen
tyd in dk Ooaf hangelyke Gemeenebest gewoeld hadden ,
onderfteunden zyne oogmerken , en de Inwoonders waren
genoodzaakt, aUe de voorwanden, door den magtigen
Overheerrcher ontworpen , te onderfchryven« De Poortenr
werden geopend, de Groothertog trok als Souverain de
Stad in', en aile de Ingezetenen , den eed van ondeida- .
nigbeid en trouwe zweerende , leverden aan hem over de
Handvesten hunner Vryheid , die zy , door eensgezind*
beid, ongefchonden zouden hebben kunnen bewaaren.— -
Bene byeonderheid , door de Gefchiedfchryvers opgete-
kend 9' als een bewys van de onvoorwaardelyke overgave
vc«i de Stad , is de overvoering eeoer grootc Klok , van
Nwogorod na Moscow f door de Inwoonders de Eeuwige
gebeeten , en geëerbiedigd als het teken hunner VrjiieiJ »
en het Paladium hunner Voorregten. Dezelve hing op het
Marktveld ; het heilig gelui deedt terllond het Voik uil
de verst afgekgene deden zamenkomen , en diende tern
vekien, dat 'er gevaar van buiten > of opftand van binnen,
was. De Groothertog eiscbte voUfaekt dit Voorw^erp van
openbaare Hoógagting , door faem de Alarmkkk des Op.
fiands geheeten ; en de Inwoonders merkten de overgave
aan als het zeker voorteken van hunne verdwynénde Vry-
heid. „ Novogorod , fchryft l'svesq^b idet veel rcgts,
f^ onderworpen geworden, verbor, van dag tot dag, van
^, zyne beerrchappy , voikrykheid , handel en fchatten ,
3, én , in minder dan eene £euw , zal bet nauwlyks eeoe
3, Stad van eenig aanbelang zyn , zo verteerend en ver-
2, woestend is de adem van denwilkkeurigcn^fenschCf).**
Hoe dezelve, eerst door het v^voerea van duizend der
vóomaamfte Burgeren na Mascaw^ en vervolgens door de
gruwzaarae flachting van ettelyfce duizenden, op *t wreedst
omf^ebragt, ontvolkt werd, leeze men in de Brieven zelve.
Op ieta anders hadden wy, gelyfc gezegd is, in bet
doorbladeren , ons oog gevestigd , dit moeten wy than*
verfcboffen» In den loop van dit Deel der Reise , kwam
ons niet weinig voor. van den Rusfi/chen Mei en Hyks^
gréottn\ doch, daar wy, te Petersburg komende, doezen
we-
(;0 L*£yKQüB, flj/ï; ie Rus/ie, Tpm. II. p. 327.
Ss 4
568 w. coxB "
weder zullen aintreffen , en de Heer coke ook de mindere
Standen, en, bovenal, onder den weg, den Boerenftand
gade (loeg, bepaald^ wy ons , om 'er eenige Hoofdtrek*
ken van op te geeven ; eenige zyn hier eh daar in 't Reis^
verhaal verfpreid , doch de mee*tc in den XXXVI Brief
byeen gezameld , waar van wy 4e voomaamfte zuilen af*
fchryven.
», De Dorpen» die men nu en dan langs den hobbeiigen
weg, van Moscow na Pe(ersi?urg^ aantreft, gelyken jceer
tiaar elkander , doorgaans beftaan dezelve uit een enkele
ftraat van houten Hutten , in eenige ziet men Steencn
Huizen; de Hutten zyn veel beter, dan die wy tusfchea
TolUzin en Moscow zaa:en , (deeze armhanige verblyfplaat*
aen worden in den XXIi Brieft in dit Deeltfe, berchree»
ven ,) zy fcheenen , in de daad , zeer gefchikt voor een
Gewest , waar in eene (brenge Koude bccrscht , en zyn »
fchoon op de ruwde en kunstlooste wyze aangelegd, Vry
gemaklyke wooningen. £lk Gebouw is een langwerpig
vierkant, 't welk een open Plein induit, en omringd zyn«
de met een hooge houten Wand en een afhangend Dak,
vertoout het zich van buiten als een groote Stulp. Het
Woonhuis ziet na de (Iraat van het Dorp, de trap komt
aan de buitenzyde, en de opening der deure beneden het
afbellend dak. Men vindt 'er één , of ten hoogften twee,
vertrekken, een derzclver wordt door 't gebeele Gezin be-
woond.
,» De bedden zyn zo weinig gebruiklyk in dit Land^
dat ik in alle de Hutten , door my in Rusland bezogt,
'er alleen twee zag, waarin twee Vrouwen lagen, met* de
kleederen a^n. Het Gezin ilaapt doorgaans >op banken ,
op den grond, of op de kachel^ (§)• Mannen, Vrouwen»
Kinderen , liggen , zonder eenig onderfcheid van (laat of
fexe , en meestal geheel naakt , door elkander. In eenige
Hutten zag ik eene foort van affcbutzel , omtrent zes of
i^even voeten boven den grond, van het eene einde des
vertreks tot het -ander , aan 't zelve waren verfcheide
dwarsplanken vast gemaakt , op deeze (liepen eenige van
het Gezin, de een mét hejt hoofd, de ander met de voe*
ten na beneden, in dier voegen, dat zy aan ons, aan zuU
ke rustplaatzen niet gewoon , voorkwamen, alle oogenbllk*
ken in gevaar van vallen te weezen.
«Het
(5) De Kachel is eene fogrt van Steenen Oven , beflaat om-
trenc een vierde gedeelte Van 't vertrek, en is Tan boren plat.
i
BBSCHOUWmc. S^9
„ Het getal der Perroonen , dtis in eene fcleine ruimte
samengehoopt ^ en *t welk zonityds twintig beliep , gevoegd
by de hette des kachels , maakte het vertrek onverdraage^
lyk warm , en veroorzaakte een ademhaaling belemmeren-
den llanky.door de- gewoonte alleen voor ons draaglykJ
Dit onaemak was nog grooter in de Hutten , die geeu
Schoorfteenen badden , als wanneer de rook , in 't vertrek
l^eflooten , de lugt met nog meer onzuiverheden bezwan*
gerde. Indien wy 's na^ts de fchuiven open deeden , om,
door het inlaaten van frisfe lugt, dien verveelenden damp*
kring te verbeteren ^ kwam 'er zulk een vloed koude lugt
ter kamer indringen, dat wy de hette en den ftank liever
leeden , dan de Tnerpende fcherpheid deezer Noorde Winden»
„ In 't midden van elk vertrek- hangt aan den zolder
£en Kruik met heilig Water , en een Lamp, die alleen by
by zondere gelegenheden wordt aangeftooken. Ieder Huis
is voorzien met de Schildery van eenigen Heilig, ruw op
hout geklad, veelal ijneêr gelykende naar een Calmukfchen
Afgod , dan d^ afbeelding van een Menfchen Hoofd ; aan
deezfe Schildery bewyst hét Volk* de tekens van de diepfte
eerbiedenisfe. AUe^- de Leden des Gezins misten niet ,
's morgens , als zy opftonden , en 's avonds , als zy ter
ruste gingen, zich voor den Heilig te vervoegen; zy kruis-
ten zich eenige minuuten lang op de zyden en het voor«
hoofd, boogen.zich zeer laag, zoitityds zelfs wierpen zy
zich op den 'grond neder. Ieder Boer ook , het vertrek
intreedende , deedt zyne hulde aan dit voorwerp van eer-
dienst , eer by het Gezin aanfprak.
„ De Boeren zyfi , in liunnen doorgaandeti ommegang
met elkander, zeer, beleefd , zy neemen de muts af, als
zy elkander ontmoeten , buigeh ^ich diep en veelvuldig in
hunne begroetingen. Hunne ge())rekken vergezellen zy met
'veel gebaaren, en zyn zeer flaafsch in hunne uitdrukkin*
gen van beleefdheid, voor hunne meerderen; iemand van
xang aanfpreekende, buigen' zy zich neder, en raaken den
grond met hunne hoofden. Dikwyls ftonden wy getrof*
fen, als wy deeze foort van Oosterfche hulde ontvingen »
niet alleen van Bedelaars en Kinderen, maar ook zomtyds
van de Boeren zelve.
„ In het voorkomen des gemeenen volks , verwonder-
den wy ons meest, over de verbaazende dikte hunner Bee-
nen; welke wy, in 't eerst, voor de weezenlyke hielden;
doch wy werden welhaast van het tegendeel overtuic^d,
door het veelvuldige aanfchouwe^i hunner ontblootc Biee-
Ss s nen«
oen. De dikte* dit tytat verwoodering weroorz»akte ; c^it-
ftondt ttic de groote meoigite van bekleed^eleR ^ waar oiedf
EV hun Reenen , in den Zomer zo wel als in den Winter^
oiozwagtelen. Behalven een of twee paar dikke Kousfen»
flaan sy om buniie Bee^en windsels van ruw Fienel af
Laken , yerfcheide voeten lang, hier over trekken cy ecs
paar Laarzen ^ wyd genoeg, pm deeze overfiai^ge dikte,
gemi^lyk, te omvacten.
,, De Boeren zyn wel gekleed^ wel gehuisvest , en fcby'^
jD ees overvloed van gezonde Spyzen te genieten. Hun
Roggebrood^ welks-zwartheid eerst her oog mishaagt, ca
wl&s zuurheid den fm«ak van den kiqfcben Reiziger floot,
18 zeer gefchikt voor hunne hongerige maagen ; door ge»
woonte *er mede vereenigd , vond ik het (teeds geen on-
foaaklyke beete , en , als de honger de faus bereid hadt ^
't zelve zeer lekker; zy maakea dit brood aacgenaimer^
door de by voeging van uijen. locA, groen koom, en het
te befmeeren met zoete olie. Voorts bcdaat hunne Spyse^
vit dezelfiie foorten van Vpedzel , ais ik reeds op «yw
Reis na Moscow^ van de Boeren gewaagende, bdcbreeven
bebfnaamlyk, Tarwenbrood, Eijeren» gezoute Vifch en
Spek , de meest geliefde fchoul is een Soep vao zout of
versch Vleesch , Meel met Zemelen , fterk aangezet net
Uijen en Look ; deeze beide gebruiken' de Rus/èn zeet
veel (4.)]* Alleen moet ik bier aanmerken, dat de Cliam*
pignons zo algemeen zyn in deeze ftreeken , dat ze eea
weezenlyk deel van den kevensvooiraad uitmaaken. Zet»
den trad ik een Hut in,, of ik zag ze in grooten overvloed;
en over de markten gaande, fliond ik verileld, van wegen
de mentgvuldtgheid der te kpop gebragte Champignoes»
derzelver verfcheidenbeid was niet min aanmeckelyk dau
de menigte, zy waren 'er van veelerlei kleuren» iuzonder*
heid liepen de witte, zwarte, bruine, geele en groene ray
in *t oog* De gewoone Drank der Boeren is Quas , eea
iregest hebbend vogt, eenigzinfi gelykende naar zo.'t Bier»
«emaakt door warm water op rogge of garfte meel te gie-
ten; xy houden het voor een heerlvk middel tegen de
Scorbut. Zeer zyn ze gefteld op fFhisky , een geestryke
drank, van Mout geftookt, \ geen d^ armfte zich van ty4
tot tyd kan verfchaffen ^ en waarin zy zich menigmaal ver-
ioopen«
i,De agterlykheid der Rus/i/chcl&otTm in alleHandwcrk-
l ly-
0) Zie den XXII BrieR
BESCHOUWING* g^p
l^e Rbnftén, in vergelyking met de Boeren van andere
^keu in Em^pa^ loopt den oppervlakktgflsu berchouwer
ta 'c oog. 't k waar, toen wy digter by Petersburg kwa«
sen , en nader aan de berchaafde deelen>van Etiropm^.
konden wy niet naalaaten op te merken « dat de D«rpelin«<
gen iets meer van de geryflykbeden des leevens besaten »
en eeoigzlns verder gevorderd waren » in de kennis der
Boodsaaklyke Kunden , dan xy die tnsfchen ToIUzin ea
Moic^ onse opmerking trokken. De planken werden min-
der met de byl gehakt , het bont saageo werd een mia
vreemd verTchynzel: de Hutten werden ruimer , gemakly*
ker, waren met groot'er openingen, en doorgaans mee
Schoorfteenen > vooreien , ook was 'er meer Huisraads in^
' als mede houten en aarden Keukengeteedrchap.
„ Hunne vordering in befichaafÜheid is , nogtbans , ge-
ring, en verTcbeide blyken van verr^ande barbaarschbeid
vielen onder onze opmerking, geduurende den dagelykrcben
ommegang , dien wy met de Boeren hadden. Eén voor^
beeld zal ik 'er van ophaalen , 't geen zal kunnen dienen^
om te toonen, in welk een jammerlykeo ftaat van onkun-
de het gemetne volk als nog gedompeld ligt. In veele
Gezinnen tronwt een Vader zyn Zoon , terwyl deeze een
Jongetje van zeven, acht of negen jaaren is, uit, aan een
Meisje , veel verder in jaaren gevorderd , om , gclyk hy
Voorgeeft , een bekwaam Vrouwsperroon , tot het doen
van Huiswerk , te krygen : hy houdt gemecnrchap met
deeze zyne Schoondogter , by welke hy niet zelden ver-
fcheide Kinderer verwekt. Op myne reis zag ik , in zom»
mige Hotten, als 't ware, twee Moeders des Huisgezins»
de een des Boers eigen Vrouw, oud genoeg, om diens
MoeJer te weezen , dé andere . in naam , zyna Zoons
Egtgenoot ; doch met de daad Vaders Byzit. Deeze
Bloedfchendige Egtverbintenisfen , door ingeworteld ge*
bruik gewettigd, en toegedaan door dé Parochie Priesters»
Ï reepen voorheen meer plaats ^an tegenwoordig ; want»
aar het volk eenigzins befehaafder geworden is , en de
Priester wat meer verlicht , terwyl ook het Staatsbeftuur
die Bgtverbintenisren niet aanmoedigt, verminderen zy van
tyd tot tyd, en 't is te hoopen, dat zy, eerlang, in 't
geheel niet zullen geduld worden.
„ De Boeren , die Postpaarden bezorgen , draagen den
naam van Tamshics , en genieten eenige byzondere voor-
regten. Zy zyn verpligt , de Postbooden en Reizigers»
voor eenen zeer geringen prys» aan Paarden te helpen; in
ver-
57a W. COXB9 BESCHOUWING.
vergoeding hier voor , zyn ze ontflaagen van het Hoofd-*
geld , eo loopen geen gevaar , om als Soldaat aangerchreevea
te worden: dan, niettegenRaande deeze vrydommcn, is de
prys , welke zy voor 't gebruik hunner Paarden ontvangen^
zo gering , dat zy ze altoos met den grootftea wederzin
laveren. — ; 't Is voor eenen Vreemdeling , die met fpoed
begeert te reizen , volftrekt noodig, dat by niet aJ/een een
Paspoort, maar ook een Rusfisch Soldaat tot Reisgenoot»
hebbe. Oeeze , in ftede van na het twisten der Qoeren te
luisteren , of na het traaglyk overleg des Postmeesters te
wagten , treedt terftond , naa het aat^omen , in bet Posi^
buis , en beOist de zaak door de kragtige tusfchenkomsx
van zyn Hok. De ttoeren, wel ras tot zwygen gebragt
door deeze ftomme taal , maaken geen zwaarigheid , om
terftond voor den bepaalden prys te ryden , en de Paar«
den komen ras te voorfchyn.
• », Op onze Reis door Kusland ftond ik grootlyks ver*
fteld, over de geneigdheid der Inboorlingen tot zingen:
zelfs de Boeren , die Voerlieden en Voorryders waren» zarea
niet op, of zy begonnen een Ueuntje te zingen, en hiel-
den daar mede, zonder ophouden, verfcheide uuren aan»
Doch, 't geen my 't meest verwonderde, was, dat zy nu
en dan in Party zongen : dikwyls ontdekte ik » dat zy
eene foort van zamempraak al zingende hielden , vraagen
deeden, en antwoorden gaven, even of zy (als ik bet zo
mag uitdrukken) zuigend fpraken.
„ De Voerlieden zingen van het begin tot het einde
van den Postweg ; de Soldaaten zingen zo lang zy op marsch
zyn ; de Landlieden zingen onder het verrigteu van den
zwaarden arbeid ; de Herbergen weergalmden van de ftem*
men der Zangeren; en; by itille avonden, hoorde ik dik^
wyls de zingende Stemmen opgaan , uit de omliggende
Dorpen/'
^ Wy hoopen eerlang weder in ftaat gefield te worden»
om van dit aangenaam en leerzaam Werk te fpreeken.
Heeft de Venaaler met rede gezegd » dat moorb geen
'coxB , en coxa geen moore is ; wy moeten bekennen »
by het leezen ven dit tweede Deeltje , eene meerdere ge-
lykheid tusrcheu deeze. twee gevonden te hebben, dan wy
ons verbeeld hadden.
Gs*
GEBBDEBOBK VAN EEN CATHOLYKEN BOER, ^7^
Gtbcdebock van een Hoogduitfchen Roomsch Catholyken
Boert onder het gebied van Keizer joseph. In Svc?, 41
bladz. Alom te bekomen^
In navolging van het onlangs afgegeven Gebedeboek van
den Keizer Q*), heeft men een foortgelyk, doch vermoe*
delyk van wat fterker Catholyke hand ^ Gebedeboek van
een Boer onder zyn Gebied^ voor den dag gebragt. Wy
«ünhen , onzes agtens^ niet beter doen , dan de Gebeden
i>ver dezelfde onderwerpen j die wy uit het eerfte verkoos
xeti, ook in dezen uit het laetfte over te neemen. Dat
by bet intrekken en vernietigen van fommige Kloosters
luid aldus.
4, Onze Keizer wordt ons, als fpreekende over zyne
-Ordonnantie wegens zommigci Kloosters , voorgefteld, op
^eze wyze: „ Ik doe nu cenen ftap , die'my eene uienii
,9 te van vyanden op den hals haaien, en die zelfs van
-,, veele anders goede Onderdaanen niet onberispt zal bly«
„ ven."
, „ O eeuwig alwys wezen i alweetjïnd God ! — G^
«iet zyn hart, en weet of hy aüeenlyk het wel^yn der
Menlchen , alleenlyk den voorspoed zyner landen, tot oog*
merk heeft. ^
■ 5, Jefüs, uw eeuwig mcdewezenlyke en mensch gewoï-
den Zoon leerde daadelyke broederliefde^ en raadde', tet
1)ekooroing der volmaaktheid, den ryken Jongeling alle «y-
ne goederen te verkoopen , en het geld daar van den At*
men te geeven.
,, Is bet getal der géenen, welken in de* Kloosters,
xex betrachting dier Goddelyke Raaden, zich begecveh
fïebben^ voor de tegenwoordige dagen', te zeer vermenig-
vuldigd? — ^ Of hebben vleiers, die den Keizer omrin-
gen, en alle Geestelyken haaten. Monniken en Nonnen ^
•door hunne lasteringen , by den Keizer onverdraagelyk
'gemaakt? — Zyn de beste Geestelyken thans de vyan-
den der Hovelingen, om dat zy hen de waarheid zeggen?
Noemen zy de befchaaraing dfei* 'Godsdiensthaatérs
'het prediken van Broederhaat? — •
„ Ai! doe den Keazer toch de fnoode inzichten zyner
valfche vrienden, by tyds, gewaar wenrden; op dat Hy
<le magt, welke Hem, naar Üw eeuwig wys plan, in han-
del
.. O Zie 4)0veailad2. 400« . ^ • . . . f
|(74 ' OUUBDBBOK'
den gegeeven Is» niet misbruike, met de Kloosters, bet
eene na bec andere, te vernietigen; en ia die phatzea^
in welken, om de omftaodigheid des tyds» d« vermiiide*
ring der Kloosters noodig geacht wordt, bet goede niec
ten balve verrichte, door enkel af te breeken; maar zorg
draage, dat de overige Kloosterlingen, aoo veel mogelyk ,
naar haare eerlle en zuivere groadbeginEeteO) waardige
Navolgers van Uwen Zoon , onzen' Goddelyken Leeratr^
worden.
,, Sterk Hem derbalven, ecawig ahnacbtig Wezenl te»
gen alk tegen (hee vineen e» fpotterayen dec gedoopte (ter
geloovigeu, die mislchien in het Keizerlyk Hof te ytA
ingang hebben; fegen. ^He afkeurende voordeUingm vat
partydige Ministers en Ongodsdienftige Raaden; teget
de fchoonfcbynende reden der meafcbelyke wysbeid van
2ommige fiisichoppen, die den naam hebben dat zy ï/^
ven, en echter dood zyn; tegen het mqrren derzulke«
van zyn volk, die jeukeng van ooren zyn naar nieowig-
beden;, die ongeregeld wandelen, en nkt naar de over-
levering, welke zy van Uwe Apostelen ontvangen heb-
ben; op dat Hy alle goed werk door U onderarmen,
ter bevordering van Uwe alléénwaare Leerin^ ter zalig-
heid, en bet welzyn zyner Landen^ gelukkig en fi^idi.
vastig voleindel Amen.'*
De daer aen volgende gedachcen , ovea de invoering van
de Tolerantie, zyn van dezen inhoud.
„ Eeuwig, oobegrypelyk wezen! Gy, ep onze Keizer
gedenkt bier aan met blydfthap, ayt geheel liefde, es
ryk in Barmhartigheid. Uwe zonne gaat zoo wel
op over den Godtogenaar, als over den Christen. —
Üw regen maakt zoo wel de velden der d waalenden^
als die der waare Geloovigen, vruditbaar. > Gy geeft
den Ontmoedigen genade, en zyt machtig, uit fmoes
zelfs. Kinderen van Abraham te verwekken*
„ Schoon uw Goddelyke Zoon verzekerd heeft, dac
al, wie met Hem niec vergadert, verOrooit; Wie
zyoe Kerk niet en hoort, als een Heiden en Pttblihan
te houden, en wie niet gelooft, reeds veroordeeld ia,
heeft Hy echter ook geleerd, het onkruid, als het zonder
gevaar der Tarwe niet uitgerooid zou worden, te laarea
wasfen tot den Oogst.
„ Uwe liefde en barmhartigheid ^ eeuwig wez^o, fpoo
len ook onzen menschlievenden Keizer tot liefde en zacht-
moedigheid Jegens alle menfchen aan* ^ Zou ik. Uw
«Schep-
TAN Uil CATHOLTURMftR. , 575
;V Seliq^l» M 9cgc H]r in syn gebed totU , ,» ook niet
^ v«rdraaftzaftm synl — » Zou ik.niec toeflaan dat ieder vaa
^ myoe Qbdefdaanen U, op zyne wyze» aanbidde! Zou
k^ ik beB vervolgen, die aodeis dachten dan ik» en dem
^ dwaakaden door bet zwaard bekeerenl ■ ■ Neen^
^» Aioachtig Wezea ! wiens liefde alles in zich bevat ^
,, zulks (vewolgt HyO^y verre vao oyl Ik wil
^9 U getj^ syn 9 90 verre een fcbepzel zulks weezen kan.
pp Ik wil verdraagzaam zyn als Gjrl"
. ^Wölfc attie Qodsdjenttige |foogingl . Gy, eeuw^
ge w«|irbeidlhaa£ atte valschbeid en dwaaling; doch bemint
de menfchea $ wiU: » dat zy alle zalig worden , en tot de
kèanisfe dier waarheid komen, ■ ■• ■"■ Opk zyn de byzon*
c^ S^dactKeA des I^eis^ers » (gelyk die des Paus. zelfs ^
hoe verlicht en verheeven^ nog altoos als menfchelyke « aan
dwaalingeu onderhevig , en kunnen de onfcilbaare regel
vilR bet Odoof zynet C)nd«r^kasineft aiet genoemd worden*
^ Eén winede eeweetensdy«aiig aai dan nooit; «" (fchym
by te willen zeegen ,) ,9 in myne Siaatea heerfchen. De
pp waare Godsdienst leert de waarheid en de deugd be*
*,, minnen : van de valsdiheid en de ondeugd een afkeer
^, hebben 9 doch niemand , die U , eeuwig Wezen ! naar
^ de Godsdienflige begrippen , in myn llyk toegedaan »
,^ op: die wyze, welke Hem het beste dunkt, aanbidt ,
^ zal ik hierom van zyne goederen of van het leven be«
,^ rooven. — Dat dan voortaan alle .fchandelyke fte-
^, tenen der bdosheld verbrooken zyn; en daarentegen de
,, zoete band der Christelyke liefde, welke zich met zacht*
9« noedigbeid beyvest \ om een ied^et , die van de waac-
pyhéd afdwaalt , op, den weg der zaligheid te .brengen»
9ft myne Onderdaanen voor altoos vereenige 1'*
. n Zommise woorden, zyn in het door den druk verfpreid
Qebed des Keizers wel eenlgzins anders; doch waarfchyn-
lyk, 4oK>r een dwaalend gerucht, niet naar waarheid op*
gogeeven ; want onze Keizer , opnecht menschlievena,^
wil niet de dwaalit^en , die den misleiden rampzalig rnaa*
ken ; nMar wel ilit cxigelukkigen begunftigen , op dat zy
bet^r Qnderweezen worden, gelyk Gy, ö God! die geen
behaagen hebt 9 in den dood des geenèn » die verloorea
gaat^ ben door goedertierenheid tot boetvaardigheid aan-
leidt*
,, Men doet daarenboven den Keizer, in 'het voornoemd
Gebed j seggen : „ Ik weet , dat ik veele zwaarigbeden
^ aal noecea te bovea koomeU) ea dat de meeste zuüeii
„ koo.
57<^ cbbbdeAokR'TAN bkn CAraóL^ttf9 boer*
„ kootncii van hun. , die zich Uwe Priesters noemcü}''
maar overhaasting heeft in het ilot van dat gezegde ees
woordje bygevoegd, een woordje uitgelaaten , en tet laat*
fte kwaalyk uitgedrukt (t); dewyl men behoort te leezen:
',, dat de meeste zwaarigheden , (tegen de zachtmoedige
„ uitroeijinjen der valfiche Godsdienften ,) zullen koomen
„ van hun, die de Haaiers uvfer Priaters zjnC^
„ Keer derhalvtn uwe magt niet van onzen Kefzer af:
onderlleun^Hem , ipet Uwe liefde , eeuwig onnafpeuriyk
Wezen ! op' dat Hy alle hindemisfen der waare God9>
diensthaaters gelukkiglyk moge overwinnen , en de wet
van uwen eeuwig medewezenlyken en menschgewoidca
Zoon, onzen Goddelyken Leeraar, wegens *t booren Zy*
ner Kerk, met verdraagzaamheid en liefde door Hem vee
vuld worde, Amen/*
(t) Deze foort van aenmerkingtn komt wat vreemd voor ia
een Gebed ; of men moet het op het cbaracter van een Hoog-
duitfcben Boer aflchryven.
De Advocaat der Vrou\fUjke Kunne; en vel yoornaamenUjl
der jonge Dochteren en Wedit/fvrouvfen : met artikelen
van be7Avaai* , tegen de grillen van Madame de veroU'
derde Gev^oonte , die de Vroimlijke Kunne daar do^
lange in haar aangebooren Recht en Vryheid heeft ytf'
kort. In groot oüavo^ 44 bladz.
Het hoofdbezwaar door deezen Advocaat, tegen Mada*
me de Verouderde Gewoonte , ingebragt , is tweeledig*
, „ I. Dar de Vrouwelijke Kunne meer toegedaan wor-
,. den de zinnelijke, dan de nuttige en leerzaame vermaa-
„ ken.'* Men laat de Vrouwen gereedlyk toe , he? komeif
in den Schouwburg , het vermaak neemen in de Operas,
het bywoohcn van Concerten , Balletten , Oanspanyen ,
Prutloften , Spcelreisjes , en dergelyken , die de zinnen
ftreelen : maar men vergunt haar niet te verkeeren in de
openbaare Oefenfchoolen der Weetenfchappen , of te vcr-
fchynen in de byeenkomften der Maatfchappyen , daar de
fchoone Natuurkunde, Wysbegeerte of andere fraaie Wee-
tenfchappen , ter verrykinge van den geest met nutte kun-
digheden, behandeld worden.
„ a. Dat de Vrouwelijke Sexe alle de onredelijke nei^
gingen , aandoeningen eu hanstochten zo zeer rot geen
,, fchan«
QB ADVOCAAT DBR VEOUWBLIJKE KUNNE* 577
,9 fchande gereèkent worden; dan de redelijke neigingen »
^ aandoeningen en hanstocbten: in welke beide Artikelen
,9 de Mannelijke Knnne zeer veel boven die der Vrouwe-
„ lijke bevooideek is.^ Men ziet in de Vrouwen veel
onredelyks, in haare driftige werkzaamheden yligtlyk over
'( hoofd; men verfchoont baar als de zwakke Kunne, ter
oorzaake haarer cedergevoeiigbeid : maar als die tederge-
voeligbeid eene jonge D^gter of Weduwvrouw in *t lluk
der Huwelyksliefde y ter verkryginge van een Ëgrgenoot ,
dien zy aan zig wenscht te verbinden, op/ eene redely-
ke wyze doet werkzaam zyr , dan (lelt zy zig bloot aan
fpot en fmaad. Een Jongeling mag in dit alles, onbe*
fprooken, openbaar handelen, en eerlyke maatregels nee»
men: maar zy, zy mag hier niets openbaaren; zy mag
niets doen; zy moet alles fmooren, en alles nabaten;
fclioon zy veel tederder, veel gevoeliger van hart is dan
een Jongeling. '*
Na deeze bezwaaren uitgebreid en in hunne kragt vooiw
gefteld te hebben, brengt de Advocaat de volgende drang-
redenen» ter begunftiginee zyner Cliënten te berde.
„I. Dewijl zij, uit kragt van haare aangebourene aan-
doenlijkheden, meerder fmerten gevoelen, dan de Man-
nen gevoelen zouden , indien die daartoe eens gecondem»
nccrt wierden.
,, 2. Om dat zij die middelen niet hebben als de Man-
nen , om haare neigingen vrijelijk te mogen uitoeflTenen;
het geen haar des te meer het zelfde recht geeft als de
Mannen , om dat zij , met eene aandoenhjkheid boven de
Mannen, gebooren worden*
„ 3* Om dat zij eeven vrij gebooren zijn als de Mannen.
. ,, 4« On^ dat zij daardoor gelukkiger en verftandiger
zouden kunnen worden als nu.
9^ 5. Om dat bet redelijke zaaken zijn, die ik verge,
cn geen onredelijken of flechts zinnelijken.
^ 6. Om dat het natuuriijk recht zelfs voor haar pleit.
„7. Om dat het geen fchade , maar wel voordeel aan
I Maatfchappij der Menfchen kan toebrengen. .
,9 8. Om dat zij , zo dra zij in 't Huwelijk koomen »
ineer fmerten moeten doorftaan ^^ en als Slaaven verbonden
2ijn aan de Kinderen en huiszelijke zaaken: ja daarbij on*
der h^aren Man moeten ftaan: daar hij, in tegendeel ^ de
gelegenheid tot alle geoorloofde uitfpanningen dagelijks
bliïft genielen."
Op het eerde inzien beTchouwden wy dit Stukje als ee«
JQ. DBBL. U. ALG. LETT. NO. J4. T t ne
578 DR ADVOCAAT DBtt VROUWELIJKS KDITNK.'
.nc foort van Spotfchrift, dat egier niet geestig uitgevoerd^
was ; dan *t verder doorbladeren deed ons eenigzins ge*
iooF flnan aan de betuigingen van den Autheur m zyit
Voorbcrigt , en vermoeden dat het hem ernst ware. Dit-
laatQe waar zynde, dan komt het ons, alte andere bedeir-
kingen hier tegen daar laatende , voor , dat de Advocaat
zig een vérdigt Utopia voor den geest ftek: de tegen ivoor.
dige eeuw , in welke de Galanterie en de zogenaamde
fmaak du ton Ton dennaate heerscht , is alchans voor zo-
danig ccne inrigiing geheel niet gef'chikt ; en 't zou vol-
Ürekt ondoenlyk zyn, dit door eenigerleie fchifiing te ge-
moet te willen kómen.
Kictnve Zedehke Fcrhaalen , f^evo^frd naar het Hoo^duitsch van
SOPfilE voN LA ROCHE, door j. w. CüRTBN. !n V Gfavenhag^,
by L. Gautier Junior, 1786. In oSavc, 224 blüét*
Tn het opftellcn deezer Verhaalen is de natuur gomeeofyk zeer
"* wel in agt genomen ; hebbende MejufTrouw Sopkie zfg nier.
zo zeer toegelegd op bet wonderbaarlyke » of by uiiflek zeld.
zaamó ontmoetingen ; als wei op hec geen in bet gewoone be- .
leop des menschlyken leevens voorvalt; om de befchouwing
daarvan » op cene uitlokkende wyze » onder het verhaal van
trefieirde gebe^urtenisfen » te doen dienen , ter aanWyzinae van
den heflzaamen invloed van den Godsdienst » en hoe de emfKg«
betrs^ting onzer pligten eigenaartig ter bevorderinge van' ons
welzyn ftrekt. Elk der vyf Verhaalen, hier byeen gebragt, loopt
op dit hoofdbcdoelde uit. In do gefchiedenis van AdeiituU
•n Laura • mag Ad4inde ongelukkig het voorwerp van den on-*
natuurlykcn nfkeer haarcs Vaders zyn, het teder hart van Aav
ra s den j immerens waaraf gen toedand haares Zusters vemeemen-
de , en tevens ha !rc (landvastige aankleeving aan baaren pligt
vergaande , brsngr wel dra een gunftigen keer te wege . di«
cerlanp; de heilzaamde gevolgen , ook het Vaderlyk berouwy
met zig voert. Ben ander Verliaal , getyteld de fod^icyr-
ge Liefde f fchetst/ons in Elize de kïagt der kuifche Min ; en
in WHshtch , derzelver voorwerp » het charaöer van een nienschpi
dié , hoewel niet ontbloot, van goede beginzelen , eeoc kuifche
Min niet naar verdiende gadeflaat, en gehoor geeft aan de vèr«v
leidingen der Wellust. Aüs^i vindt eerlang eene dille kalmte»
en leeft gelukkig; maar IVeishach ^ jn onrost leevende, nadert
den oever des vcrderfs. Tot inkeer gekomen zynde, TiCemthy
zyne toevIup;t tot lUize \ deeze , v;in eene liefde -yerbindtenis
met hem afkeeiig, weigert, hem egtcr.geen betoon van vriend-
{kbap; ze bewerkt zyn geJukdaar» en hy vindt, in bet genot
^tfetfWÊ ZSDELYKE VBRHAALEIST. 579
é«r reine vritndrcl^p alleen alles wat hem 'het leeven aange-
naam en Heflyk kan maaken. Het voorval van Feminand
èn \feline toont ons welk een kri^ttgcn invloed de Godvrugti-
ge beiragting van den kinderpligt cener Dogter hebbe , op het
hart van eenen Godsdienftigen Jongeling; en doet ons met een
gevoelig vermaak zien, hoe de Vader v.:n Ferdinandt door alles
ten fteitfte aangedaan, gereedlyk befluite» om zyne toeftemming
te geev^n .ot deszelfs egtverbinrenis met Melme » welker Moe-
der, met haar, uit de ongelukkigfte ömfiandigheden gered word;
waarop het ganfche huisgezin de overige leevensdagen in een
Godvruchtig genot van den overvloed mag (lyten. — De
gelchiedenis van Elma , met de uitwerking van haar charaöcr
op bAwaid^ niet oneigen genoemd de belooning der Deugd ^ heeft
Jnsgelyks h.)are leerzaame bevalligheid. Edipald , verftandfg Gods-
dienftig opgevoed , geraakt ongelukkig in de handen van een
Oom , van ^allen Godsdienst vervreemd, die hem, op eene h\xU
tenlandfchc reis, tot eene ongebonden leevensmanier vervoert; ,
en by zyn overlyden, door zyne nalaatenrcbap, in (laat gefield
liad, om op dien voet te kunnen voortgaan.; *t welk ook £rf-
^*ald indier voege agtervolgde, dat weelde en weIU:st zyne jeug-
dige kragten ondermynden. fn deeze omftandigbeden (rof zyue
Moeder, Lacly Guriien . die, met haaren Hofmeester, den deugd^
zac.men opkweeker van Edwaidf op reis gegaan was^ om haaren
Zoon na te fpeuren, hem te Parys aan; en zy ondervond, tot
overmaat haarer droefheid, hem dermaate afkeerig van haar,
dat zy, haares ondanks , ab genoodzaakt ware, hem aan zig^
zclven over te laaten* in haare te rugreize met den Hofmeester,
na Engeland , hadden zy het geluk van eene jonge Juffrouw,
met naame Klnta. uit het dreigcndfte itevaar te redden, en de
ondemeeming van derzeiver fchaaker te verydelen. Deeze Elma
voldeed voorts zo uitneemend wel aan Lady Gurden , dat zy
eerlang beflooten dezelve (tevwyl haar Zoon volkomen affhnd
van alle zyne regten gedaan had,) toe haare Dogter aan te ne^
men. Intu fchen was ook Edwaid in Engeland gekomen ; en
een zamcnloop van omftandigheden , die de Hofmeester, met de
to^emming van l.ady Gurden • begunftigde , had ten gevolge^
dan Edwaid , tot een iuzigt van zyn verkeerd gehouden gedrag
fckoinen , door *t braaf charader van Elma getroffen , tot de
)eugd wedergekeerd , mee zyne Moeder verzoend , eene ge-
lukkige egtverbintenis met Elma floot ; die aller harten met de
uiterfte vreugde vervulde. — — Ten laatften ontmoeten we
hier nog het wedervaaren van Misf Kery en Sopkia Gallen , dat
ons mede de gelukkige uitwerking der Deugd kenfchetst. So'
phia Gallen , befchaafd en deugdzaam opgevoed , had haaren
braaven doch ongelukkigen Vader, zyndc haare Moeder al vroe-
ger oycrlecden, door den dood verlooren. Deeze Man, die zyn
lammcriyk lot met eene gelaatene onderwerping aan de Godly-
Tt 2 ke
SiO imWS SBDBLTn VBRMAAUIV» ^ *
ke Voorzienigheid droeg, liad, voor svn overlyden» xynt Dog*
ter , op den voorflag vah den Predikant fVatzon en dessseUi
Zuster Eutro'sine, aan de befchemiing dier Godvrugtigen en
Mcnsohlievenden aanbevolen , en haar tot een erkentelyk gedrag
aan deeze haare Weldoeners vermaand. Zy hadden diestyds
ook onder haar opzigt Wsf Kery , geduurende de uftlandigteid
haares Vaders Deeze jonge JüfTer was zeer eigenzfnoig , en
van daar moeilyk te beftuuren* geveest ; maar de nu volgende
verkeering met Sophia , het voorbeeldig en inneemend geef rag,
dat zy beflendig met een hartlyke vricndlykheid hield* had die
gewenschte uitwerking op het hart van Mt{j Kery 9 dat zy daad-
lyk teii beste veranderde « en genoegzaam eene tweede Sephië
wierd. Terwyl dit lVaf.z%n en Eufrozim verheugde» keerde,
na verloop van eenigen tyd, de Heer Kerv weder; begaf zig
aan 't huis van fVAczon^ en ontmoette voorts zyoe I>ogter; dier
•na de eerde ontmoeting, die S^pkia aan haaren Vader aanbood,
onder de fterkfte betuiging, hoe veel zy aan Sophia verichuldigd
Ware; terwyl zy tevens haare dankbaare erkentenis aan tVatx»m
ten vuurigtle uitboezemde. De Heer K$ry had by zig twee
-Jongelingen, 2!loonen van eenen. overleeden Vriend, dfe hem in
'Ooscindiën veel dienst gedaan had ; en welke Jongelingien oc^
ten naauwlle aan hem verbonden waren, doordien hy hen, daar
ey» weggevoerd zynde, zig in leevensgevaar bevonden , genfd
had. De Jongelingen agtten hem deswegens als hunnen Vadei;
en Misf Kery , ZO teder aan SopUa verknogt , begeerde niets
kragtiger, dan dat hiar Vader ook Sophië als zyne Dogter, en
iiaar dus als twee Zusters^ zouden aanmerk». En *t leed niet
Jang, of 'er werd , tot aller volkomen genoegen , een dubbeld
huwelyk voltrokken , tusfchen deeze zogenaamde Zusters en
Broeders, welken eenpaarig den Heer Kery hartlyk met den
eerbied waardigen naam van Vader benoemden. Hier benevens
genooten tVatTion en Eüfrozine het onfchatbaar voorregt , van
4ils weldoeners bemind én geagt te worden; terwyl zy, in het
byzyn hunner geliefde Vrienden en Vriendinnen , al het genoe^
•gen fmaakten, he: welk ons leeven op deeze waereld kan ver«
tasrngenaameii , en dat ons, met een gerust en onbevlekt gewee*
ten, de eeuwigheid Kan doen inftappen.
Trh
J, LUDIMAVy T&nWfUZAAU f tl
Triumfhzaal ran jfstrülog^fc^ V^orzefrginften , of de nieuwe Spif*
gel der ffaereld , van den roemverdief\ende Philefophifche ^ Oe*
neeS'^ en Planeetkundige DoBor ]. CH. ludeman. Een echte en
merkwaardige Gedenkzuil van V Mans kutidi^heden Hn de Asm
$rélogie en het trekken van den Horoscoop'; ontwikkelende alle
de geheime en vehazende gebeurtenis/en , hyzonder dezulke ,
welke tot de Lotgevallen van het beroert Faderland betrekking
hebben f dit hy den aanvang van het IVondetjaar l^%lf tot Itet
midden van den Jaare 1835 /laan voor te vallen » en die eldert
niet te vinden tyn. Op last van den Astrologist LUdeman tot
nog toe i^erzegelt en begraven gebleven , om eerst 30 Jaren na
z^nen dood waereldkundig gemaakt te worden, ijij» Twea
Siukkenf 344 bladz » in quarto. Alom te bekomen.
Aanmerkingen op de bovengemelde Triumphzaal , dienende tot op*
heldering van veeie onwaarheden , daarin voorkomende. In f tiar*
to$ 15 bladzi Alom te bekomen,
^aar lufd der Ideidin^e deezer Triumphaaale, moest Dr. Lu^
^^ deman^ m op order der Planeeten, dit zyn gefchrift verse-
,y gelen» en verrolgens begraaven in eene daar toe uitgezogte
,. onderfchepbiare, [vermoedel3'Ic moet men leezen ondoprjchep^
M baare"] plaats, op eene wyze» dat dee2e zyne Papieren Tri-
,» umphzaal van Astrologifche Voorzeggingen eerst 30 Jaaren
„ na zynen dood te voortchyn kwame.'* Dit bevel der Planeeten
inaat, volgens dat berigt» inzonderheid op zyne Astrologilcbe
Voorzegginf^en nopens Staat^^en Oorlogsgevallen ; maar de Au-
theur heeft goedgevonden dezelven vergezeld te doen gaan van
andere Astrologiibhe bevindingen , die meer het buisiiOudelyke
leeven en byzondcre ontmoetingen betreffen» om door die ver-
ïfcheidenheid het leezen van dit zyn Gefchrfft voor 't meeren-
deel der Leezeren re veraangenaamen. » En in een iVi-
berichtf 4gter het eerfte Stuk geplaatst, meldt ons de Uitgeever,
dat het eerfte Stuk » 't welk de Voorleggingen deèzer Eeuwa
behelst , (terwyl het tweede gaat over de voorvallen der no-
gentiende Beu we, tot het midden van 't jaar 1835.) volgens
de bepaaling van Dr. Ludemnn voor den eerftcn Augustus 1787,
Waeretdkundig gemaakt moest worden. », Om dat» zegt hy^
,» uit de anneenfchakeling der gedenk^vaardige gebeurtenisfön ^
,» die als dan, na zyn begrip, hier te Lande plaats zouden heU.
M ben, by voorrand best te befluiten zou vallen» op hoeJanige
„ gronden van waarfchjrnlykheid of onwaarfchynlykheid hy het
9» zevental zyner uitgekipte Voorzeggingen voor het opvolgende
^ Wonderjaar 1788 gebouwd had/'
De Schryver der Aanmerkingen op deeze Triumphzaal beweert^
Tt 3 dat
dat dozelve niet door Dr. Ludêman gerchreeven, maar door een
Autheur van den tegenwoordigen tyd opgefteld is : en tooot
verder, dat dit Gefchrift niet alleen zeer veele ongerymdhedea
vervat» maar ook teven8 vervuld is met eene menigte van voor-
Hellingen » die een Tchadelyken invloed , zo op de zeden ia *t
algemeen » als op den Burgerflaat in 't byzonder, kunnen hebben:
uit welken hoofde hy deeze Triumphzaal » die daarbenev%ns veele
onwaarheden vermeldt , ten hoogften laakbaar agt. Wy
kunnen *er» na deeze Triumphzaal doorbladerd te hebben, over
*t geheel geen gunftiger getuigenis van geeven ,- en mogen niet
wel nalaaten , den Leezer , dien dat GePchrif^ in handen valt,
en onze md misfchien n<^ noodig zou hebbeo » ten emftigfte
te waarfchuwen , tegen «en Leerftelfel , als dat der Astrologi-
fche Voorzeggingen , *t welk eene foort van Noodlot invoert,
en het vertrouwen op Gods werkdaadige goede , wyze en mag-
tige Voorzienighwid grootlyks verzwakt, zo niet geheel verydelu
Inzonderheid dagten wy , dat 'er maar al te veel reden zyn,
om een aantal Leezcrs aan te maanen, dac ze, in *t leezen van
dit Gefchriit , zig zoigvuldig hoeden , tegen eene bygeJoovige
omhelzing der daar in overgeleverde zogenoemde vooirpe/iï;. gen»
nopens Staats- en Oorlogsgevallen ; als waardoor ze ligtlyk, zo
aan de eene als aan de andere zyde, tot gansch verkeerde, en
voor de Maatlchappyten hoogst verdervelyke, wanhedryven ver-
voerd zouden kunnen worden.' Om deeze onze waarfcbouwing
fee meerder kri^gc by te zetten, wHlen wy hier nog plaats gee.
ven, aan eene dubbele voorzegging, die zich zelve tegenfpreekt
• . Onder de zeven bovengemelde uitgekipte Voorzeggingen voor
het opvolgende Wonderjaar 1788 , komt ten zevende als eene
der 'gewigtigfte voor, dat Ur een nieuw Koningryk in bi/ropa
$pgerechP zal werden. Met betrekking nu tot iiit Koningryk
leezen wy, blêdz. 30« het volgende. „ Het jaar 1790 zal bc-
„ rucht zyn , door het flerf geval van de e^rfie Kroonéra^er van
„ het onlangs Nieuw opgerechte Koningryk , waarvan ik onder
„ Articul Vil. van myne AsireUgifche Foorteggingen ^ met belang
„ tot het Wonderjaar 1788, geiproken heb, het geen wederom
,, aanleiding tot hernieuwde gistingen en vergruizende onlusten,
^, onder de Bewoonderen van dac Land fchap, zal geven. Ook
^, behoort men daarby als iets zondcriings aan te merken, dat
\, die Vorst, zoo als by de opening van zyn Lyk oogfchynlyk
^ blyken zal , door middel van een kragtwerkcnd dog langzaam
„ vergift van kant geholpen zal zyn.'* En bl. loi. meldt
men ons het volgende. „ Het nieuw Koningryk, her welk over*
^ eenkomftig myne Aantekeningen in den jaare 1788 ergens \%
„ Europa opgerccht zal zyn, zal geduurende het Wonderjaar
„ 1792 weder vernietigd en afgefchaft, en tot zyne oorfpronke-
,1 lyke Regeringswyze, dat is, tot de ümocratie weder te rug
»> ke-
TMUlilni^AAt.. ftj
^ keren , niet zonder voora:aande BroedHortingen tusfbben twee
„ elkander hatende Farty(chappen , welkers veijdeeitheden dat
^ andere gelukkig Gemeenebest meermalen op den rand van ha-
„ ren ondergang heeft gebragt, hóedanige gewichtige Gebeuiw
„ terils tot zyn kenmerk zal hebben het ontydig fterf^eval vau
„ den Monarch , die het eerst de Eenhoofdi/^e Regeerinê aldaar
„ hekUet heeft gehad^ Volgens dit ^aatfte moec de eerfle Kroon^
drfigeff die, volgens de eerfte voorfpelling; m U f aar 1790 zoo
fterveft, door een ontydig fterf geval in ^tja'ar 1792, weggerdkc
worden, en dat wd voor de maand September. Want dus
Vervolgt de Autheur , met eene zeer duistere* vooripelllng, wa^n.
mede wy ons • verder inict zirilen ophouden : „ Men zal korte
,, weken daarna, namelyk in het midden van de Maand Sepi*
», tember deszelven jaats.» de zes en dertig Ürige Sonsverduis»
;, tering in bet Europisch Wacrelddeel gewaar worden enz.*»— -•
Welk eene tegenzeglykheid ! en tot welke euveldaaden kunnen
Ibort^elyke vooKpdlingen, hoedanigen 'er meer in dit GefchrMt
voorkomen ^ aanleiding geeven !
Eduard de Derde , doar p. j. kasteleij'n. Té Amfttrdéni'; hy
W. Holtrop, 1786. Bchalven het roorberi'cht 75 bladz. in dyf.
:i
TLfeerlof, dan met zyn Orestesen Lucinde C*\ légt deHecr JTö/f^
ieijn in, by Wet thans voor ons .lïggeode Stukje, dat'zfyn Elf.
ook meer arbefds zal gekost hebbén. Schogn het Stut oot<.
fprongelyk aan den Heer f4^eisze behoort , heeft de Heer Kasteleifn
zo veele veranderingen in het zelve gemaakt , dat hy het zich
bykans als een oorfprongelyk Stuk mag toeéigenen. — ^ /«a-
beliat de Moeder van üdHard de III ^ en Vrouw van Eduard
de II ^ Koning van Engeland, omzwervende, en van zyn throon
verftooten , is, door de fchandlykfte verknochtheid, dan Mortimer^
iaaren Staatsdienaar, verbonden; deeze Mortimer zoekt zyne
^ootheid te bouwen op den val van Eduard de If , en zynen
%ooTï. Des eerften dood bewerkt hy, door de genegenheid van
Izabelia te dwingen, en, door de zamenfpanning met die Vorst-
in , Eduard' de II ^ in de vcrbaazèndfte verwarring gedompeld,
het vonnii van zynen Vader te doen tekenen. De tydige komst
van Nordf^ik verhindert den óndergang van Eduard de III^ en
veroorzaakt, dzi habella de oogen voor haare dwaaling ontfluit.
terwyl haar lieveling Afflrtiiii^f zyn ontwerp niet- alleen verydelt
maar de gerechte ftraf voor zyne gruwlyke aanflagen ziet nadel
ren De vertwyfeling, trorschheid, wanhoop, en woede, zyfl
met de fterkfte kleuren in dit Treurfpel gefchilderd , en, pp zeer
>veele plaatzen, bewonderen wy de verbeeldingskragt en de tref-
• fen-
<,♦) Zit horen, bl, j^%.
^f^ EDVAU) Dl DBADB.
j^nde uitvoering vnn den EMcbcer. 't Komt obs ondertaslclica
voor, dat *er» met al de Tchoonheden» toch vry wat oobe(chaafds
JD overgebleeven is ; doch wy zullen dat foort van fouten in
dit (luk alleen aanmerken, als eeni|[e fproecjes in een fraai aa».
gezlgt, die wei deszelfs fehoonheid ontluisteren, maar op verre
naa niet wcgncemen. Op het vyfde Bedryf valt egter eene we-
«enlj^e critiquc, naamelyk, omaent den langen duur der woe-
de van habela. Hoe kuofiig de Dichter de klimming in agc
genomen hèbbe; die woede overtreft de nr.tuur te zeer iij baa»
xen duur. Men moet zich zelven te veel geweld aandoen , on
te gelooven , dat in de natuur zodanig eene woede zou kunne»
vallen. En eens gefield , dat de paaien der natuur bier niet
overrchrcedeH waien ; het fchouwipel van eeoen woedenden
geeft de ziel voor een poos eenen zeer fierken (chok, maar,
indien hetzelve eentgen tyd aanhoudt , gewent de menscb aan
die vtirtooning. Onze aandoeningen kannen maar tot zekere
hoogte gefpannen worden , en, deeze eens bereikt zynde, nee-
men dezelve of allengsken^ af, of gaan tot recht tegen overgo-
ftelde tiiterften over. Intusfchen zouden wy den Dicb-
ter van dit vuuriieflfelyk Treurfpel te kort doen , zo wy nier er*
kenden, in diezelfde woede van IzahtUn , die ons te lang duur^
eene zo ongekunftelde taal en verbeven Po&sy aan te trdlèn,a]s
baar zelden bet geval is van onze Nederduitfcbe Dichters, wier
%vfA (ci^t te wezeii, dat zy een zwelleoden (preektnnt, de
heiden hunner Treurfpelen,, in de oogenblikken van drift, in
'den mond leggen p en hier door het natuurlyke vernietigen.
^ «
«
REGISTER
VAN
BOEKEN EN SCHRIFTEN,
Die in het Tweede Deels EerfteStük^ van dit fTerkj
oordeelkundig tevens en vrymoedig verhandeld worden.
Met dcrzelver Pryzen.
a
A.
Aanmerkingen op de Tmimphzaal van Ludcmany in
*-*" 4to. /o - 6 • o 581
Aantekeningen, (Ken hand vol) op den tweeden Brief van
den Heer A v. Hcmcrt^ over de Recie en haar Gezag
in den Godsdienst. Ütr. by A. v. Paddenburg ^m gr.
8vo. /o • 12 - o ai3
Adel, (De) door Anonymus Belga. Ahm^ in gr. 8vo.
ƒ o- 18 - • aS6
Adriani, (yf.) Leerreden over i Kon. VIII. 29. 30. Gron.
by L. Huizing y in gr 8vo. ƒ o - 6 - o 145
Advocaat (üe) der Vrouvvlyke Kunne, in gr. 8vo. Alom
ƒ o - 6 - o 57(ï
Alphen^ {H. y.) De Gronden myner Geloofsbelydenis
opengelegd voor mync Kinderen. Uir. by de Wed. J.
V. Tcrveen en Zoon^ enz. in gr. 8vo. ƒ i - 5 -o 10
Archcnholtz Engeland. Ifte Deel. Amfl. by j^. Sluitman
van der Meer ^ in gr. 8vo. ƒ i - 10 - o aoo
Arnaud^ (d*) üitgeleezene Verhaalen, ter Verbetering van
het Verftand en het Hart. Ilde DeeU Amft. by /. de
Jongh, in 8vo. ƒ i - 16 - o ft6i
B.
Trekker, (jB.^ md. Wolf, Vryheid Blyheid. Vaderlandsch
•*^ Dichtftuk. 's Hage, by ƒ. v. Cleef, in gr. 8vo.
/b- 14 -o 91
Befchryvrtig van de JTr/OT-Amft. by P. den Hengst ^ in gr.
8vo, ƒ o •14-0 ft3P
Bloemtjens. Amft. by P. J. Uilenbroek ^ in gr. 8vo.
ƒ 2 - 4 - o soft
ll. DESL. M« ALG. LETT. NO. 15. V V Bly«
R E/ G I S T E R.
Blyrpelen, fVaderlandfche) onder de Spreuk: Ridcndo di^
ctrc verum quis vetat? Delft, by G. Verbeek^ in 8vo.
ƒ I - lo - o 250
Bonntt , (G.) Aanmerkingen op het tweede ftuk des Briefs
van P. y. Hemert^ over de Rede en haar Gezag in den
Godsdienst. Utr. by A. v. Paddcnburg^ in gr. 8vo#
/o - 16 - o 1^7
£(?(?«, CJ^. ^.) Aanmerkingen op een Stukje, ten tytel
draagende , Predikatie over de betvyzen voot de Leer
der Drieéénheid, door A. Sterk. Rott. by C. v. d.
Dries ^ in gr. 8vo. ƒ o - 8 - o 19^
Brcnder a Brandis^ (G.) Vaderlandsch Kabinet van Koop*
handel. Zeevaart, Landbouw, Fabrieken, enz. ifte en
flde Stuk. Amft. by A. Fokke^ Simonsz. in gr. 8vo.
/a-4-o . ^ ia5
De Amfterdamfche Bui^ervader
Cornclis Pietcrsz. Hooft in eene Redenvoering gercbetst.
Amft. by J. Sluytman van der Meer ^ in gr. 8vo.
ƒ o - 8 - o 387
Taal- Dicht- en Letterkundig
Magazyn. Ilde Deel. Amft. by G. Groencwoud^ in gr.
8vo. ƒ I - 16 - o 418
Brief van de £. Clasfis van Dokkum aan de vyf Eerw.
Clasfen der Provincie Friesland. Met de noodige Bylaa-
gen. Leeuw, by J. v. d. Haar,^ in Folio, ƒ o - 14 - o tfo
Broedelet^ (C.) De Lfcere der Ellende, Verlosfirige en
Dankbaarheid. Utr. by A. v. Paddenburg^ in gr. 8vo.
/a- f o -o 143
Broek ^ (C V. d.) Israels Val en Opftanding , aangewee-
zen in eenige Leerredenen over hoseas llL Utr. by
A. y. Paddenburg , in gr. .8vo. ƒ a - • - o aap
Buddeus^ Q. F.) Onderwys in de Leerftukken der God-
geleerdheid. Ifte Deel. Rotc. by C. v. d. Dries ^ in gr*
8vq. /o-- i8 - o i8£
Burney^ (K.) Dagboek van zyne onlangs gedaane Mufi-
caale Reize, door Frankryk , Italië, en Dtdtschland.
Vertaald en opgeluisterd door J. W. Lustig. Gron. by
J. Oomkens. in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 - o 367
JJybel der Natuur van Scheuchzer , uit het Hoogduitsch
overgezet, en met aanvullende Toegiften en Aanmer-
kingen voorzien, door L. Meyer. lUde Deels ifte Stuk.
Amft. by M. de Bruyn, in gr. 8vo. ƒ 3 - i -o 93
• lilde Deels, ade Stuk./3-io-o 389
Bydragen (Eenige) voor Genie en Menfchengevoel. ifte
Stuk-
REGISTER.
Stukje. Utr. by G. T. v, Paddeniurg en Zoon , in gr.
8vo. ƒ I - a - o 40
Bydragen tot bevordering van Waarheid en Godvrugt.
. ifte Stuk. Amft. by Af. de Bruin ^ in gr. Svo*
ƒ I - 5- o 273
ade Stuk. ƒ i - 5 * o 430
Byzonderheden ^ (Staats- en KaraAerkundige) betreffende
FRBDERiK dcu II., Koning van Pruisen. KIe Deel.
's Hage, by /. v. Kleef, in gr. 8vo./i - 16 - o 422-
C.
f^amp^^ (J* H.) Reisbefchry vingen voor de Teusd.
^. toe Deel. Amft. by de Wed. J. Dolt, in Svo*
/i-o-o 35
■ ■ Volledig. Leerllelzel van Opvoeding.
Ilde Deels, ifte Stuk. Arfft. by de Erven P. Meyer^
enz. in 8vo. fi^S'^ 84
llde Deels , ade Stuk. ƒ i - 5 - o 380
Catechismus der Weetenfchappen , Scboone Kuuften en
Fraaije Letteren; volgens de Schets van den beroemden
Baron van Bielfeld zamengefteld. 4de Stuk. Amft. by
A. Fokke^ Simonsz. in gr. 8vo. ƒ i - 16 «o 164
Caneau^ (fi.) Manier om Paarden wel te behandelen. Vlisf.
by r. Corbelyn en Zoon , in gr. 8vo. ƒ o - ia • o 529
Clèomel^ (Af. iV.) Algemeen, Huishoudelyk , Natuur- Ze-
dekundig en Konst Woordenboek. Vervolgd door J. A.
de Chalmot. Ilde Deel. ifte Stuk, of IXde Deel varl
het Woordenboek. Campen, by % A.,de Chalmot^ en
te Amft. by J. Tntema^ in gr. 4to. ƒ4 • 16 - o 169
■ IXde Deel , ade Stuk. ƒ 5 - o - o 334
Claesfen, (J.) Leerdam tegen zynen ondergang gewaar-
fchuwd , enz. uit. matth. XXllI. 37. Amft. by P. den
Hengst^ in gr. 8vo. /o- 11 - o . 510
C/arisJe^CTh. /i.)Naagelaaten Leerredenen over den Brief
aan de koloss. lilde Deel. Ütr. by ff. v. Otterloo , enz.
in gr. 8vo. /a - o- o 405
Coopmans, (G.) Varis^ five de Variolis Carmen. In 't
Nederduitsch gevolgd. Leyd. by L. Herdingh , in gr.
8vo. /o- r6 -o 461
Coxe^ (fF.) Befchouwing der Maatfchappy en Zeden in
Poolen , Rusland, Zweedèn en Deenemarken , doorvlog-
ten met Voorvallen, eenige uitfteekende Charaöers be-
treffende. Ifte Deel. Amft. by J. Tntemay in gr. 8vo,
/o- 18- o 489
1.1 ■ ■ Ude Deel. ƒ o • i8 - o 5^5
Vv 2 Cru»
R E o I S T E Ri
Cramcfy {H. M. A.) Aanleiding ter bevordering van Hul»
lyke Gelukzaligheid, Amft. by G. IF.\ v. Kgmond^ 'm
gr. 6vo. ƒ 1 - 16- o loo
{^J. A.) Vcrklaarïng van Paufus Brief aan de Ro-
meinen. Iftc Deel. Leyd. by A. en J. Honkoop , in gr^
8vo. ƒ 1 - 16-0 471
Ifcle Deel./! -itf-o 547
Curtenhs^ (P.) De Gelykenls der wyze en dwaaie Maag-
den. Araft. by J: IVeifingy Wz. in gr. »vo. /i-io- o 5
T^agverhaal ecrier Reize van Baslbra na Bagdad , en verdei
•L' door de Kleine Woeftj^ne na Alcppo , enz. Met bype-
voegde Brieven en andere Stukken, gefchreeven van den
Heer VasUn^ Conful der Vcrccnigdc Nederlanden te
Alexandfie , aan H. Hoog Mogenden. Amft. by J*
Yntema^ in ^x. 8vo. ƒ1 - ia- o 455
hittelmair^ {J. A.) Belclieide Annfpraak aan hun, welke
bet Leerbcgrip der ICuang. Luih. Kerk traiften te verbe-'
. teren. Amlt by /f. Borchcrs^ in gr. 8vo /o - 8 - o 398
Dusch^ (7. ?.) Orestes en Hermione, of de kragt der
Edele en Zuivere Liefde. Amft. by /F. y. f^liet ^ ia
gr. 8vo, /a • 10 • o 47
E.
'Vckhartshaufcn y (K. v.) Wysgeerige Bedenkingen over
•*-' den Godsdicüst, de Vrydenkery en Opheldering des
Verftands, enz. Amft. by ^^ Kok, Pz, in gr.'Svo.
ƒ 1 - lü • o 342
Engelbcns^ (E. ü/O De Aloude Staat en Gefchiedenisfcn
der Vereenigiie Nederlanuen. Ilde Deel. Amft. by y.
Ali^rt. in gr. 8vü. ƒ 3- ia • o 17
Esdré^ (jf.j Inleiding tot de Kennis der Natuurlyke Wvs-
begeerte. Vde DeeK Leyd. by F. de Does , in gr. 8vo,
ƒ 3 . 4 • o 10 j
£u/er^ (Zr.) Brieven over de voornaamfte onderwerpen
der Natuurkunde en Wysbegeerte. If. en Hlde Deel.
Leyd. by P. P^i^JS^rs^ in gr, bvo. ƒ 5 - 18 - o 35*
F.
Fabelen (Leerzaaro^) en Vertelzels, Leid. by ^. ff.
Gryp. 2, 3^ 4 en 5 Stuk e, in 8vo. ƒ « - 8 - o 344
Fedderfen , iJ. FS) Voorbeelden van Wysheid en Deugd,
uit de Gcfchiedenisfen, met vennaanin^cn voor Kind^
ren. Amft. by M. de Vruyn^ rn 8vo. /o- 16- o ijj
Ferré (H.) en C. Brinkman^ Verhandeling van den Hei-
dcl*
K E G I S T. E R^
ddbergrchen Catecjiisinus. IV^^ DeeL Utr. by G. r. d^
' Brink ^ Jansz. enz. in gr. Svo.fi - i6-o 60
Feyfh ^ (-R.) Fanny. Een FragUDcnt. A^nft. by 3^. Jl/arf^
in limo. ƒ i • 8 - o 50*
'Florez^ (^Don J^fiph) Eenvoudig Specifiek Middel tegen
Ëanker, Uitflag,en alle Veuefilche ÖngeoiakKen. Amft^
by J. Borchers^ in gr. 8vo. f o 8-0 517
Fokkc^ (y4.) De verfcheiden Tydperk^n des Mcnschlyken
Leevens , gefchetst in een zestal Redevoeripge(L Anaft-
by A. Fokkc^ Simoms. in gr. 8vq. ƒ1 ■ 16 • o 413
Franke {J. P.) Sanienftef eenejr' Oeneeskundige Staatsre»
geling. Uit het Hoogduitsch vertaald , en met Aanroer-
kingeti vermeerderd, door H. 4. Bakc, h Deels ifte
Stuk. Lcyd* ,hy F. de Does ^ ip gr* Svg. ƒ i- ló - o
' . 104.
L Deels ide Stuk. / 1 - 4 • o '458
Fremery^ (B.) Myne Offeranden aan Apollo en Hymen.
Dordr. by A. Blusfó en Zoon^ in gr. 8vou /i-i6 -o
Gailhrd. Gefchiedenis van Karel.deiii Gfopteu. lilde en
IVde Deel. 's Hag© by /• v. Cke/^ in gr. ,8yo*
ƒ 3 •ia . o / , . . \ > ,,.\ ^59
(>ebedenbpek van Keizer J^ofe^^K Amft. by 3., G^4^. 'm
8vo./o.6- o \ 1 . j ." « ^W
p— v.^n een HoogdMitfcjieo Cath(ilykf it^^ Bo^r ,
onder* het gebied van Kcizpf ^pfypK. in. 8voi /i\mi.
. /o- 6- o ' , . . •. ^ ^76
Gedagtenisfe (Ter) nnBelümy. AmtL, hy 4»Mens ^
Jansz. in gr. Svp» /i- o- o- .1.. üig
Geister ^ (//. v.) Lykreden overS. Hoek/lrafFylzas^hmfL
by L. 'n.HulsP^ in gr. :«vo. /d) - 4 o 315
Genlis y (iX) AvQudtydkottingen. vta het Kasteel, of Je-
^elyk.^ yerbaelen, ten ^^"«.va^ dq Jevgd. IL D^den.
*6 Hage by /. v. Cleef. f i^ - ;(i - o - ^r
. * — Het SchrtuwtQoneel voor Jong^ Lieden, 's
Hage by |. v. Chcf:^ in gr- 8vo. ƒ 5 - 5 • o Jo*
Cefchiêdenisrcn der Vereenigde Nederlanden voor de Va-
derlatidfcbe Jeugd. VU* en Vllille Deel. Amft. by
?. Alhi^t. in larao. ƒ3 • ia - o 544
Ccsfchcr^ (D. y.) Hedendaagfche oefenende Heelkunde.
lUde DeeU , a, -3 en 4(te Stukje. Amft by i^ Wed.
3^. Z)6^//. in gr. 4tü. ƒ 10 - 6 - o 355
Vv 3 G«*^
REGISTER.
Gtsfners Werken. Ilf. Deelen. Amft. by J^ Allari, in
8V0. ƒ 7 • 15 - ö 45
Goufchtd^ Q. C.) De Hoogduitfche Spraakmeestcr , met
bet Nederduitscb verrykt, door E. Zy delaar ^ enz. Udc
Druk. Amft. by W. Hohrop. in 8vo. ƒ i - lö - o 180
Gramnkel^ Eenige byzonderheden , beirefFende de Magi*
ftraatsbeftelling der Stad Haarlem, enz. Haari. by J.
Enfchedé en Zoonen ^ en A. Loosjes ^ Pz. in gr. 8vo»
ƒ £ - o - o 32a
Grommé^ (W. P.) Leerredenen. Utr. by A. van todden^
burg. in gr. 8vo, ƒ i - 5 - o 8
^ De Christelyke Standvastigheid in de
Leere des Geloofs , enz. in gr. 8vo. ƒ o - 6 - o 8
Cuiot^ (J.) Zes Leerredenen over den Oorlog. Amft. by
3^. y. Gulik. in gr. 8vo. ƒ o - 14 • o 305
H.
riamehveld^ (T. y.) Ophelderingen der Heilige Schrift,
•" getrokken uit de Nieuwe Oosterfche Uidegkundige
Bibliotheek van J. D. Michaelis. ifte Stuk. Ley* by
^. H. Gryp. in gr. 8vo. ƒ o - 11 - o n
Handelingen van het G€nee6kundig Genootfchap, onder
de Zinfpreuk, Servandis Civibuu Xllde Deel. ifte Stuk.
Attift. by P. ConraduXn gr. 8vo. ƒ i - 16 - o 480
Bmert^ (P. v.) De hand . vol ^ Aantekeningen te mg ge-
kaatst, of de Spotter ten toon gefteld. Rott. by A.
^ ViSy 'm gr. 8vo. ƒ i ^ 16 - o ai3
..*- — *— De Rede en haar Gezag in den Gods-
. dienst , bHtfsWyzc voorgefteld aan den Hoogh Bome$.
' Derde Brief. Rott. by de Leeuw^ enz. in gr. 8va
f 6 - 16- o ' w 3^7
Hétinings^ (J. Clh") Onzydige en beproefde Gedagten,
over de Leer, aangaande Geesten en GeestenziendeiB.
ifte Stuk. Amft. by A. ^Fokke , Simttss. in 8vo.
fi - 5 - o 454
Herder^ (7- G.) Palmbladen, of uitgelcezene Oosterfcbe
Vertellingen. Leyd. by W. H. Gtyf^ in gr. 8vo.
fi-S'O 467
Hcfyej^ (.TO Brieven aan de Hooggeb. Vrouwe F. Shir^
ky. irte Stukje. Rott. by L. Beunet^ in gr. 8vo,
/ ï - 5 - o 4-J5
Historie , (Vaderlandfcbe) vervattende de Gefchiedenisfea
der
REGISTER.
der Vereeiii|de Nederlanden, zints den aanvang der
Noord-Amencaanrche Onlusten , en daar uit gevolgden
Oorlog tusfchcn Engeland en deezen Staat , tot den te-
genwoordiffen tyd. Ten Vervolg van Wagenaars Vader-
landrche Historie. Ifte Deel. Amft. by y. Allart ia.
gr. 8vo. ƒ 3- ia -o \^^
Hoekfira , (J.) Verhandeling over de Natuur van onzen
Middelaar jasus Christus. Amft. by L. y. Hulsp in
gr. 8vo. /o- 12 -o JIJ
, _ C7- ^; S.) Leerredenen eri Bedeftonden. Utr,
by G. V. d. Veer en Zoon , in gr. 8vo. ƒ i - 6- o 354
L en J.
Jdfinga^ (Af. A. y.) Vertoog, over de waare Lengte, enz.
•* Harl. by V. v. d. Plaats^ in gr. 8vo. ƒ b - 8 - o 485
Iets (Eerfte) voor de Predicanten van Noordholland , enz.
Hoorn , by L. Vermande^ in gr. 8vo. ƒ o - 4 - o ia
— (Tweede) f 0-8- o 254
Immc^ (^) Delia en Adelaïde. Amft. by P. J. Uylen*
broek ^ in «vo. /o - 8 • o ««p
Jofephus , (Jlavius) /met Aanmerkingen van ^. F. MarU^^
net. Vde Deel. Amft. by Allart en HoUrop , in gr. 8vo,
JZampf^ (y.) Verhandeling over de Hypochondrie , om ze
•^^^ in den grond te geneezen. Utr. by. G. y. //. Brink ,
in gr. 8vo. /a - 4 - o 5x33
Kastelcyn^ (/>. y.) Olintes, Treurfpel. Amft. by /F. Hol^
trop , in gr. 8vo. ƒ o - 16 - o 48
Chemifche Oefeningen. Amft. by A.
J. y. ToUt in gr. 8vo. ƒ 2 - 5 - o 149
Erastes en Lucinde, Tooneelfpel met
Zangen. Amft. by-/F. Holtrop^ in gr. 8vo. /o - 8 -o
462
Eduard de Derde. Amft. by W. HoL
trop^ in 8vo. /o - 11 - o 583
Klein ^ (J. P.) en Vrouwe A. Klein ^ gcbooren Ockerfe^
Krygsliederen. No 3. Utr. by G. T. v. Paddenburg en
Zoon , in 8vo. ƒ o «4-0 217
Klinkenberg^ (y. y. iVi/jj) De Bybel , door beknopte Uit-
breidingen en ophelderende Aanmerkingen , verklaard.
Xllde Deel. Amft. by J. Allart^ in gr. 8vo. ƒ 3 - ©-o
49
XlIIde Deel. /s - 18 - o flii
. XlVde DeeK ƒ 3 • ia - o 469
Vv4 Kok^
REGISTER.
Kok C? ) Vaderlandsch Woordenboek. XVde Deel. FAA.
tot FRA. Artift. by^. Mlarf^ in gr. 8vo. ƒ 3- 12-0 6^
^ XVIde DeeU/s- 12-© 048
. X Vilde Deel. ƒ 3 - 10 - o 37a
Kuipers^ QD.) Myne Dichtoefeningen. Leyd. by /F. H.
GnP . in gr. 8'/o. ƒ i - 16 - o , 4^
^„-lll: 1- Dichtlliïkjes voor myn Dochienjc. Eerfte
. Proeve* Leyd. by IF. H.Gryp^'m gr. 8vo./o- 16-0 92
Javater^ CJ. C.)' Gebeden. Leyd. by /F. Gry;>, in »vo-
1 JL Leerredenen te Bremen gehouden. Amft.
by % Ch. Koedcr , in gr. 8 vo ƒ o- ia • o 47»
Leesboefcr voor Kin^^reOi; Ifte Deels, ade Stuk. Amft. by
de Erven P.- M^yar ^ enz. in ^^0. ƒ a- 16- o «4
^ ^^ Ild^ JJeeJa, x de Stuk. /o - 16 - o 380
leeven (Her) van Frederik Wahlman^ of Lcer»>oek voor
. loriie.Liértea, ter WaarCchuwing voor de Gevolgen vaa
c n flegt Leevensgedrag. Ifte Deel. Amft. by «. Qart^
fujh , enz. U gr. «vo. /i • ic o So>
Lofzangen eti Geeatlyke Liederen der Verecnigdc Euan'^eh-
fche Broedergemeente. Tweede Druk. Amlu by.J. //??-
f>tf/OT^/j, inSvo. /a - •-/> 43*
tiudeman ^' i'^: Ch.^ Trlumphzaal van Astmlogifche Voc^-
zeffgingen. a Stukken, iu 4to. Ahm^ ƒ 3 - o - o 58 1
Lykdichten, ter Gedagtenis van B. da bosclu Amli. by r.
J- üyhnbroek^ in 410. ƒ 1 - o - o 218
M.
HAacquet, (J.^ Inleiding tot de Pathologyc of Befchouwing
-^^ vau 't Menschlyk Lichaam , in den zieken Haat. illde
Deel. Ütr. by de Wed. J. 7. Schoonlmen^ \\ï gr. 8vo.
f *i -o - o 43
Macazyn. (Zedelyk). Naar het Hoogduitsch. Ifte Deel. s
Haffe, by /. v. Ckef, in gr. 8vo. ƒ i - 14 - o 49^
MarfilH^ (L. F. Graave van) Natuurkundige Befchryving
der Zeeën. '$ Hage, by de Compagnie, in gr. Folio.
ƒ14
sSl
Martinct^ iJ. F) Historie der Wereld. Vilde Deel.
Amft. by J. Allan^ in gr. 8vo. ƒ 4 - o - ^ i5>
, .^ ^n van den Bcrg^ Gefchenk voor de
Jeugd. IVde Dceis , afie Stukje. Amft. by J* AUart.^
in 8vo. ƒ o* 12- o ^S
.Vde Deels , ifte Stuk. /o - 16 - o ^cu
^ REGISTER.
iiendekzoon , (M.) Wysgecrige Verhandelingen , Brierea
. en Gefprekken. . Ifte PeeL Leyd, by P. Pluygcn. in gr.
8vo. ƒ I - ie- o 56a
Utreier ^ De Franfche Koningen . Ifte Deel. Amft. by J\
i4//tfr/. in gr. 8vo. ƒ a - 4 - o '450
Mcnlar, (.?. C.) Bedeftonden^ gehouden te Batavia.
ütr. by A. V- Paddcnburg. in gr..8vo. /o- 18 -o 352
Michaclfs^ QJ. /).) Nieuwe Overzetting des O. T. tHet
Aanmerkingen voor Ongeleérdtn , Vilde Deel. Utr. by
de \Ved. f. v. Schoonhover^. iq gr, 8vo. ƒ i - 8 - ó 265
Mocns (P.) en A. v. OverftraaUn , Esther, in vier Boe-
ken, llaarl. by A* Loosja.^ Pz.- in gr. 8vo. /i - 16 - o
Montesquieu^ De Geest «der Wetten, vertaald door Dirk
Hola yan Nootem IVde Deels y . % Stukken. Amlh by
/^. JtiokKop. io gr* 8vo. /s - 16 - o . 152
Moojf (Af.) Journaal van de Reize;na Groenland. Aróft.
by D. Wccgc. in 410. ƒ o - ia - o * 174.
N. •
\Jeyftonj (^,) Bundel van Stigtlyke Leerredenen. Amft.
*^ by A/. de Bruin, in gn 8vq. ƒ 2 - 8 - o , 348
O.
Onderwys (Godsdienftig) voor Jonge Kindéren. TVeede
Druk. Ainft. by J. Tntema. io «vo ƒ o - 5 - 3 189
P.
Paap^j (G.) De Vryhcid, Tponeeirpel. Rott. by de
Leeuw en Krap: in gr. 8vo. ƒ i - o - • ^ a6e
Panden f QJ^ v.) Dè Gewapende Clittochr. Tooneelfpel^
. in drie BeuJryvcn. Amft. by A. v. ^, ^rö^ en A. Capel^
in 8vü ƒ o - 10 - o ji38
Perponcher^ (ff. B. de) De Hedendaagfche Stoicyn.- Ütr*
by de Wed. J. yan Scboonfu>ve/j. ingr.Svo. f 2 - 14 ^9
2P4
Pfenninger^ (.y. ^0 Oud^ Joodfcbe Brieven , SamcnPpcaa-
ken en Verliaalen van zoraroige Tydgenooten des Zaiig-
maakers. Ilde Deel. Leyd. by y. Ihrdingh. ingr.Svö.
ƒ I - 16 - o . 545
Vlenck^ (3^. y.) Verhandeling over de Oogziekten.. Rott.
by J* Pols en J. Krap^ Az. in gr. 8vo. ƒ • -lo- o 61
Post van den Neder- Rhyn, (Grondig en Volledig Register
over de Zes eerfte Deelen van den) Uir.' by G. ?^.. v.
paddenburg en Zooné in gr. 8vo. ƒ 1 - 16 •^b 3H
Vv 5 Pouil-
REGISTER.
PouiJly^ (7. L. £• de) Theorie der aangenaane Aandoe»
Hingen. *s Hage by /. v. Chef. in gr. 8vo. ƒ o- 16-0
80
fricstkjy (3^,) Brieyen aan de Jooden. fa gr. 870.
/o-ii - o 508
Historie der Verbastering van bet Chris-
tendom- IL Deelen. Lingen , by F. A. JulUhcr. in gr.
Felingias^ C. Segaartn C. Ga-
8vo. /5- 18-0 S5^
Prysverhandelingen van^. Veüngius^ C. Segaartn C. Ga-
y^/, ter Wederlegginge van het Ifle Deel der Histone
• van de Verbasteringen des Christendoms van J.
PrUstley. 's Hage, by J. du Mee en Zoon^ in gr. 8vo.
ƒ 3 - 15 • o 553
Uitgegeeven door het Taal- en Dicht-
lievend Genootfchap , ten Zinfpreuk voerende : Kunst
vordt door Arbeid verkreegen. Ilde DeeL Leyd. voor
't Genootfchap. ƒ i • i6~- o 128
R.
Rau^ (S.) Plegtige Redenvoering op den Honderd ea
vyftigften Jaardag der Ucrechtfche Academie. Uir. by
A. y. Paddenburgt in gr. 8vo. /o -6- o 86
Rêgtsgeding tegen den Godgeleerden W. Whisten ^ over
de ISerrooving en Ontkenning der Heilige Drieëeuheid,
enz. Ravefl. by J. de Moók^ in gr. 8vo. /o- ii-o
191
Reinharty (F. v.) Het Plan, door den Stichter van bet
Christendom , icu heste der Menfchen ontworpen. Amft-
' by de Erven P. Meyer en G. tVarnarSj in gr. 8vo.
ƒ I • o - o 270
Reizen^ (Nederlandfche) tot bevordering van den Koop-
handel. Xldc Deel. Amft. by P« Canradi, ehz. in gr.
8vo ƒ I - 16 - o 297
Xllde Deel. ƒ i - i6 - o 531
KeynoUi^ (y.) Academifche Redenvoeringen over de Stu-
die tot de Schilderkunst, enz. Amll. by J. v. rf. Burgh
en Zoon , in gr. 8vo. / i • 5 • o 4«>8
o.
Cahzmann^ {J. G.) Grondbeginzelen der 2Jedekunde in
^ aangenaame Verhaalen. Ilde Deel. Amft. by de Wed.
Do//, in «vo. ƒ 2 - o - o 38
^^ Karel van Karelsberg,of Tafreelvande Mensch-
lyke Elende. Ulde en IVde Deel. Amft. by de Wed*
J. Dê/Iy in 8vo. /3 - 10-0 iSS^aip
Sanders, (C. P.) Zaaklyke Inhoud en Vcrdeediging eeper
Ker.
REGISTER.
'Kertelyke Redenvoering. Amfl:.by A. Mens^ Jansz. in
gr. 8vo. ƒ o - ia - o j^7
Scbets van een Groot Tafereel , of Bydraagen in de Histo-
rie der Vereenigde Nederlandfche Provinfien, enz. ifte
' en i^de Stok. ƒ3- 12 -o in gr, 8vo. 24
Schmitz^ (F. E.^Dt Bcfpiegelende Christen, ütr. by A.
. V. faddenburg ,. in . 8 vo. ƒ , o - 5 - 8 187
Schorery (W.) Aantekeningen over de Inleiding tot de
HoUandfche Regtsgeteerdheid van Hugo de Groot. Midd.
. by P. Gillisfen en Zoon , in 4to. /s - o - o 122
Schot y (r.;) De kragt der Waarheid zeer aanmerkelyk ge-
. blceken in zyne overtuiging en bekeering. Amft. by
iJf. de Bruyn^ in gr. 8vo. ƒ 1 -0.-0 jgg
Schouwburg. (Speftatóriaale) XVde Deel. Amft. by de
Erven P. Meyer en G. Warnars^ in 8vo. /i - i6 - o
175
(De, Nederlandfche Dichtkundige) Ifte DeeJT
Amft. by Ehfc en Langevcld^ ^ in 8vo. / 1-16-0
Schutte^ QR.) OntledendeVerklaaring over Ro^f. VIU. en
fl PUT. I. Amft. by J. Wesfing^ Wz. enz. in gr. 8vo
ƒ 1-5- o 39^
Schwager^ Q. M.) Lykreden op Frederik den II. Koninir
van Pruisfen. 's Hage, by J. A. Bouyink^ in gr. 8vroT
ƒ o - 6 - o óQo
Se^dorff^ XJ* /).) Aanmerfcelyk Gevolg van een Spina
, Ventofa^ of zogeqaamde ^een-Eeter van het Os Femo-
ris , waargenomen en geneezen. Amft. by % C. Sett> '
in gr. 8V0./0-6 o - 280
Scpp, {J., Ch.) Befchouwing der Wonderen Gods in de
minst geagtfte Schepzelen. Ilde Deel. 3 PJaaten, in Ata.
. Amft. by J. Ch. Stpp. Elke Plaat ƒ o - 18 - o tS
Slicher^ (^A. C.) Weegfchaal van het Waare en Schvrn
vermaak. Amft. by j^. AllarP^ in gr. 8vo. ƒ i - 10 • o
Slype^ C.7. TT. V.) Tempelgezigt van Propheet zachar ia.
JIde Deel. Utr. by A. v. Paddenburg^ in gr. 8vo
ft' 0-0 rtg
Smit^ (y. AS) Leerreden over malrachi IL 10. Gouda
by W* Verblaatr»^ in gr. 8vo. /o - 7 - o «gi
Soek^ Q/1.) De vrugt van ledige Uuren. Leyd. by jp
fluygers^ in gr. 8vo./ 1 - 16 - o \nQ
Sonncrat^ Reizen na de Oost-Indien en China, in de Jaa-
ren
R E G I. S T E !U
ren 1774 eif }78r* Ilde Deel. Leyd. by Am en J, Hofi"
koop j in gr. 8vo. ƒ 2 - o - o ' _ 30
Sonnet éU , IHde Deel. ƒ i - ia - o aojr
JSparman^ (A.) Reize na de Kaap- de Gqede Hoop, de
^ l^aiiden van de Zuidpool, en rondom de Wereld* Leyd.
. by S. en J^« Luchtmans^ enz. I^. EfepU^, in gr. 8vo.
ƒ 6i- 6-0 . ' 325
Staat (Tegenwoordige) der Vereenigdc Nederlanden. XlVdt
,. Deels, ade Stuk, bevattende het Vervolg dqr üefcWyvJn-
ge van FriesLind. 'hmÜ.' hy P.'>Sclioutcn^ enz. m.gr.
. «vo. ƒ3- 0-0. . ' . 1 117
• ^ ^ — = XVde Deel. ifté Stuk. ƒ 2 - 10 -o
. - . ' .. M 445
Slaat*' en 'Regeeringskundige Boomj^/Xcherzende de alge-
iT\eeue Staa,t- ei\ Hegeéringsvorm der Vereénïgde Neder-
*- landen. Ainft. by J* Kok^ Pieter'szJ Op éehC!ad,ia
Plano, ƒ 1 - 10 •* o \ ; ' .'. 91
'Stjihlin ,. iJ' V') Ecbte Anecdoten van 'Peter den GrooUri.
' Klê Deel: Amll by J. Tiitema^ in gr. 8 vo. ƒ 1 - 2 - o 68
r «— *r — f — n— llde Deel. ƒ 1 - ^ ^ o 537
Sterk ^ (/f.) Leerretlenen over verfchiilende, Onderwerpon.
^ II. Deelen. Amft. by de Wed. E. SmUy enz. *s Hage
by C.. ,Piaaf t ia gr. 8 va /^ 1 - 4 - o- ' 310
.; ;; — ToeizQ der Aanmerkingen van ^. M. B:on^
op zekere *Predicatie , doof y/. S2r;i gedaan, over de |j€-
Wyzen voor de, Dihêenheid» Amih als boven, ih 'gr.
J 8.vq./o ' lA-Q 310
Stillitig^ C^.) Gdchicdenis van den Heer van Morgenfau.
II. Deelcn. Arnh. by /K Troou.^ ia gr. 8vo. ƒ i t 12 -o
4Ö3
pinflra^ (J^.) Oude /yoorfpellingen , aangaande den Mes-
';. fias, lilde ealaatfte Deel. Harl. by ^. v. d. Plaats y in
gr. 8vo. /3- 8-0 ly
iS/a//, j(C.) Natuurlyfcc en naar 't leeven nauwkeurig gt-
kleurde afbeefdin^en èn befcfiryvingen der Cicaden en
Wantzen. Iit 't Fransch en Neder^uitsch. Amft. by J.
. Cb., Sepp , .in gr. 410. ƒ4- - o - o » 524.
-^; ^^ (M.^ ^phorisüii de Cögnoscendis SCurandis
Febribus, Lugd.'Gpud. J. ö^ A. Houkoc^ , //i 'övo- ƒ. /».
- ƒ I - 5 • o - - 559
S^jhX^O Lykredèn, op het affterven van Frederik den
^ U. Amft. by P. Conradi^ enz. ia gr. 8 vo. /o - 6-0
19a
I
Svvin- j
JtV X,ê ^ ^ ■%^ m, m^ •»»
Swindëh, (Ji H. V.) Pofitiones Phyfica: Tm. tl. Part /.
Hard. Geld. apudy v. Kasteel jifl 8vo. m.f.f a - o - o
150
. ..•• T..
Tafércfei der Algemeene Oefchiedenisfe van de Verecnig-
de Nederlanden, gevolgd naar 't Fransch van den
• Heere A. M: Cerifier. Xde Deel. Uth by JJ. IVildy
in gr. 8vo. f%- »* " ? ^ ^ , ... . . ?*°
Thomfotfs 'J.) Jaargetyden. Door J. Lubbnk, den jon-
'c'i AmTt. by de Ervea P. Meyer en G. Warrtan , m
' It' 'övcv. ƒ 4 - o - o 400
•mll f?.) Leerredenen Qver.de Gewigtigfte Cebeurtems-
ftn* üit het leeven "vkn jBsos christos. Ifte DeeL
bordr by F. Wanner, in gr. 8vo. ƒ a - o - o 54
TiT/^wl krygsgezanpen. 't Oorfprunglyk Griek«ch gevolgd.
: Amft. by i>. J' Uylenbroef:, in gr. 8vo. ƒ o - 6 -o a€(»
Uitfpanningen (Zedelyke) Voor dfcn gevoeögen Mensch.
ade sfukjen. Amft. by /. de Jong, m lamo.
iTaillant, Cf. O.) Werktuigkundige Befchouwing van de
^ Uitvïerkhig der Wind en Zee op een Schip, enr.
Amft by H. Arends, in gr. 8vo. /a - 10-0 383
Venema fH.) Sermone$ Academici^ vite Cmmentaru m
■SrumYrihaiarumZacharia, L«y. afud G. Tres-
Verfunl !"( Historisch) 'wegen? het gebeurde m«t de Stedea
Haum\n Elburg, in de Jaare ,786. Canapcn, by J.
A. de Chalmot, enz. 3 Stukken , in gr. 8vo. ƒ 3 - o - o
*44
Verhaalen. fZedelyke) Getrokken uit de Werken van de
Sln^Arnald Mereier , en anderen der beste he-
Jendaagfche Schryveren. Xde Deel. Amft. by A. Me^^
J^injr. 8vo./x-i6^;.o„,,^ ^^^^^^^ ^^^^^^ ^3J
't Hoogduitsch van Spphie von la Roche, door J.fT.
Curun. 's Hage, by L. Gautier, ^mtor, m 8vo^
VMhanddiiiRen , raakende den Natuurlyken en Geopen-
^baarden Godsdienst, uitsegeeven door TeylersGc^gtr
leerd Genootfchap. Vide Deel. HaarLby 3^. hnfchedé tn
_ Zoontn, enz. iu gr. ^xo. fi'li-9 ^^i
REGISTER.
Verhandelingen', van Tcjhrs Tweede Genootfchap. 4da
Stuk. Haarl. by J. Enfcïiedó en Zooncn^ U> ct. ito
/4a- o- o 42a
• 5de Stuk. f 1 " 16^-0 apj
uitgcgeeven door de HoUandfche Maat-
fchappy der Weetenfchappen te Haarlem. XXIZfte Deel
Haarl. by J. y. fFalré^ in gr. 8VO./3 - 6- o jl
XXIime Deel. ƒ 10. 4 -o ^t
iiitffegeeven door bet Zeeuwsch Genoot*
fchap der Weeteufchappen te Vlisfingen. Xllde Deels,
ifteStuk. Midd. by F. Gillisfen^ m%u 8vo. /3-^4.o
' r- XlIIde Deel. ƒ4 - 4 - o 40a
van het Provinciaal Utrechts Genootfchap
van Kunften en Weetenfchappen. IVde Deels, ifteStuk.
Utr. by de Wed. S. de Watl en Zoon^ iu gr. 8vo.
/a-io-o J19
ter béantwoordiiige van het Voordel, 01^
gegeeven door de Heeren Bezorgers van het Stotpiaanscli
Legaat. „ Waarom heeft de Christlyke Godsdienst,' die
„ in zichzelven zo gefchiktis, om de harten ter Deugd
^y te vormen, egter, die uitwerking flegts by weinigen
„ van deszelfs Belyders'% enz. Leyd. by S. en J.
LuchtfnanSj iu gr. 410. /a-8-0 511
■ ^ over *t opgemcldc voorftel by gelegenheid
der Uitgave dier Verhandelingen. Uitgegecven door J.
W. Tilanus. Amft. by Af. de Bruyn^ in gr. 8vo.
van het Bataviaasch Genootfchap der
Kunften en Weetenfchappen. lilde Deel. Rott. by -R.
Arrenberg^ enz. in gr. 8vo. ƒ 3 -12-0 519
Vcrfchuerc Reynvaen, (J[.) Catechismus der Muzyk. Amft-
by ƒ. de Jong^ enz. in gr. 8vo. ƒ 3 - 12 - o 507
Fo9rs$^ (Z). C V.) MAticus en lücas in *t Gemeen, en
zo verre jrsus Opftanding betreft, in het byzonJer, ver-
deedigd , enz. Leyd. by A. en J. Honkoop , in gr. 8vo.
/ 1 • 5 - o aa5
Vriend (De) der Vrouwen, 's Hage, by W. Klh^ in 8vo.
/i-4-o 177
Vries ^ (C. de) Nauwkeurige Befchryving, en Verhaal der
Plegtigheden by de Honderdvyftigfte Verjaaring der üc-
rechtfche Academie. Utr. by A. v. Paddenburgy in gr.
8V0./I-I5-O 85
REGISTER*
W.
TJ^agcnaar, (Jf.) Historifche Verhandeling over de Nie-
'^ tuur, Uitneemenheid en Paaien der Waardigheid van
Stadhouder , ia de Vereenigde Provinciën* Amft. by de
Erven P. Meyer en G. Warnar$^ in gn 8vo. ƒ i - 'a - •
Waldheim. (De Heeren van) Ifte Deeh ifte Stuk. Rott. by
D. FiSj in gr. 8vo./. 1 - lo-- o 179
■ — Ifte Deels , tde Stuk. ƒ i - 10 • o 164
WüMier^ {Fr. L.) Natuur- en Aardrykskundigc Befchry-
ving der Vriendlyke Eilanden in de groote Zuidzee.
Amft. by M. de Bruin , in gr. 8vo. ƒ i - 16 - o 7S
Werken (Nederlandfche Dicht- en Tooneelkundige) onder
de Zinfpreuk. Door Natuur en Kunst, ade Stuk. Amft*
by W. Hoürop^ in 8vo. ƒ o - 16 - o aót
— 3de Stuk. /o - 16 -o 386
tfhite (r.) Verhandeling over de Ziekte en Ontaarting der
Watervaten en Vliezen , sewoonlyk Struma of Scrophula
genoemd. Leyd. by A* en J* Honkoop^ in gr. 8vo.
ƒ I • o - o I9«
'tFinUr (N. *$".) en /F. v. Merken. Tooneel-Poêzy. Ilde
Deel. Amft. byP. y. Vylenbroek^ in4to./4-o.o333
Z. ^
ZolUkofer^ (G. j^.) Gebeden en Overdenkingen. 4de Stuk.
Amft. by de Erven P. Mejer en G. Warnarsy in gr.
«vo. ƒ 1 . 16 - o 345
^ ♦
*
BLAD.
B LAD WYZER
DER
VOORNAAMSTE BYZONDERHEDEN,
In het Eerde Stuk des Iftcnen IHen Decb.
(I en. II dienen ter aanduiding van het iftc en Ildê Deel.)
'A. Jrijiccraatmf wat de Stadhot^
^itfi (Wat>fs, I. 480. Aan- dertgfzinden hun ten laste
"^^merkingen over derzcivei leggen, II. n
gedrag. 481 ^riflocratie , of Regtering der
■ (Over den) in ons Land, Foêrnaamflen , wat dezelve
. II. 287 is, I. 383
Agbippa. CKoning) 't Berigt B
wegens zyn dood van jose- ^aarderadeel ^ Dorpen in deeze
VHUS met dat van lucas Grieteny geieegen , l\. 446
Hand. Xn. 19—23. vcrpe- Banda^ befchryving van die Êi-
leeken, II.- 277 landen,- lï- 531; geasinbcid
Aleïander diens komst te Je- der Inwoonderen, 535; uit-
rufalem, I. 8; wat *er van fpanningen, 536; Lugts- en
die Gebeurtenis te houden Grondsgeileltenis. ^ili»
zy. 9 Bandadrgameroh , befchrjvïhg
jflleenkeerfchingf bepaaling daar vap dit Vlek in 4c Straat van
van, I. 384 Basjora^ I. 56$
Almelo (Welke de patrfmonieele Bankroetiers, hoe 'er onderfcheid
Regten der Heeren van) zyn, lusfchen dezelve behoort ge-
I. 551 maakt te worden, I. 165
America f (Noord-) Annmerkin* J^^rn, onderfcheide betekenis-
gen over de Staatkundige hu fen van dit woord in oud
riiitingen en Regeerlngsvorm Duitsch , I. 7a
in) I. 595 Bekeering f (Over de verkeerde
-^fm/2tfr/iflm, (Het Eiland) dein- begrippen der dagelykfche)
woonders daar, de Antipodes L 190
der Stad Amfterdam, lU 75 Belastingef^ in de Maatfchappy»
Analogie, (Verelschten in de) op welk een grond zy fte'u-
dienende om zamengeflelde nen, en hoe noodwendig, I.
Waarheden te vinden, I. 15 i66 ; regels naar welke 7.y
Anatnoknaf of het Eiland Rot- geheeven beboorcn te wor-
ttfr</cw , byzonderhedeu *t zei- den. 369
ve betreffende , II. 76 Bergloon van geftrande Goede-
Apothecars (Hoe 't met de) veel ren ; Regtsgeleerde aanmer-
al gelteld is, IL 320 kingen daar over, If. 123
B^
tt L A D W r Z Z tL
MelkMrief vn den Jaare 1579^ D. •
nadere unmeMtigta daar /Wij4t4e«, waarin ÉeWeii,
B/£kWir( Waaroor de Hemei zich) i>efii«^flf7,.:zfe ^x/i^Kefco.
veitoooCt IL , \ 358 Vemocratie , bepaaling daar van .
Boedel (Over het Oude Lands- L * ^ ^ ^ "*■*' ""f^
gebruik OW eeft^ met den Dwi^ (Korte en «fckikti.l^
n'''^rf^'Ü^2lk ^ ^V 8^^» ^" ^«) te geraaheih.H.
Moer CDe bygdoevige) en de * -.j
Spin, eeoe Fabel, I. 41 DsunsoK. VUL a -XJCIX. >?
SfintiM^ (GdoQfaartykelen opgehelderd, IL 389; XXXlL
.*0^L 31 r4^ boe overeen ao breown
Jreir.(Bcfliiit van het Rapport, met livit. ilL i§. ^^.
• wegens de Expeditie na) L 22 IL oi
Bfto«K,(tE8Aoa»ii)in2yoeZ)irArJte«rt, voorhuiden' vaa
^gevoelens verdeedigd,L 559 deraelver Verlieeveabeid in
^«e. voo# Zigel gebruikt, op^ het opwekken vaa Oodsvrogt
helderingen van dat woord, f. en Vaderlandsliefde, L 62a
» *r >rv.--.« 17f-^(^^» COver Gods Goedheid
Bargereerp/m, (De gewapende) . in den dood der) IL 237
verdeedigd , L 334 JD/rr^en, oude betekenis van dat
Burgerdeugd f wat die is, L 202 wooid, L jg
BurgermvToed ttUau\tm,lLi24 Dordrecht^ Voiküfnvloed ot> de
Murgerpligc. Aaomaaning daar Regeerlng aldaar, L 250
• ^^*;'. . .. . , 178 Z}#f>tff, betekenis van dat woord
Burgerfotiemten^ hoe de Leden in het Duitsch , L 73
«fch behooren to gedraa- Droefheid. (Verregaande) Welk
8®"» ^ 591 :. eeie uitwerking dezelve heeft
C op on^ie gezondheid^ IL 527
/^AGLKMTBo, (Graaf van> voor- i>iiitj)fff ƒ , (Vryheid det) aan-
^^ naamfte gevallen zyns aoo- gemerkt .als den oorfprong
derlingen teeverts, L 345 van de verlfchtheid der En-
CAREt M L (Cbarafiertrelckeii gelfchenylU "/' 20X
van Graaf) L - 585 Dueaat^ Oudheidkundige ge-
■ HE «RooTB , diens fchiedcnis deeaer' Munt, JL
Charafter door hbrcibr ge- r 524
'fchetst, IL A^soDykerif waar toe uitgevonden,
Cats, met ovidiüs eo iacinb L 25^; wanneer eerst h»er te
vergelecken , L 44 lande aangelegd, tff; hoe
Ckineezen. Verflag van hun ze as^ogeiegd worden, 29;
Voiksgodsdldnar. 536 kosten- 30
Colonien, Zie Volkplantingen. E.
Concerten , hoe veelal byge- Pidergans, byzonderheden we-
woond, IL 17! '^^gens deezeu Vogel, 1. 329
Criticus, hoe dezelve doot'- Eilanden . QFriendlyke) verlJag
gaans handelt , en hoe hy deswegens , IL 77
behoort te werk te gaan , EleBricitoit , verbeeldt Donder
1^- 343 en Blixemt ia Kunstwol-
IL DSKu LBTT. NO. 15. Xx ken f
8 L A D W Y Z E Ri
ken, If 44a; ophelderingen Ceitóf (fltt/iWt gemis daarvw. :
wegens die Lugtverfcbfnals voornasmlyk io de opvoeding Ij
daar uit afgeleid. 444 te zoeken, II. lor j
Kngelfchenf (Charader éeO Gemeeneben , wat men daat
ir, 155 Ah» te verftaan bebbe, I.
U..*^ Hoe het by hun 38^.
fliefr èe vryhefd der Drttk- Oenbsis XUX. ir. ^onderiing
perste toqsaat, H. 201; hoe uitgelegd, II. 143
genegen om over Staatkun-Omf>» waar aan men se Ürent;
dige onderwerpen te fpree» waarin ze zich van denSmaaA:
ken. 2^4 onderTcheid; hoe ze zich^tr-
Erféqueho eo Demirêrji aanmer* eenigd vertoonen, /• i^
Kingen over het Beftuur dee- .—— ^ hoe dezelve recht ge-
zer 'Volkplantingen, L 415 kend wordt. II. 409
£rzf fi der Phiaten, in koper, G«n^ , Byzonderhedea deezer.
hoe men het doet, I. 285 Stad, U. 372
Exodus » XV. 8. lo. ver- Qeret Oude betekisnis van dat.
klaard, L SO woord, L 74
■ XVF. 4- 5- 13— 3<5«ötfwwwariiingen, CBedri^lj-
vergeleefeen met hum* XK ke) bronnen waar uit ze.
7-^9. ï, 22$ voortkomen, ir. 25$
^ XXlir. a». opgehel- Gezag f (Graafïyk) hoe het daar
derd, L . x8a mede onder die uk den fiei«.
F. ferfchen Huize gefteld was,.
'Praneker^ hoofdbyzonderhe* I. ,^ 5*3
-^den die Stad betreffende. G^zan^t van welk eene aange-.
II. 62 legenheid' in de openliaare
Frankryk (Verbond met) ie Godsdienstoefening, I. 237
Zierlk25eé* met een Feest Gezelligheid y CLeerzaarao be-
vereerd .1. 47T denkingen over de) IL 55
Friezen (Geaaftlïeld der) ge- God (op van een Schepzel kan
Fchetst, en hoe zeer dehe- beledigd worden. II. 275
dendaagfche van de oude ver- Goigeleerdheidf wat haar voor-
fchillcn , II. • 24S werp , onderwerp en oogmerk
* G.' i«. "• ^ ï82.
r^anees. Vaart langs deeze Gorfjrftemt , (Christlyke) de wei-
^Rfvier, II. 298 n«gej°^l«^^ ''^\u^^^''f^
Ge/i, maakt allen altoos nfet ge. in Wercldsgezindheid gele-
lukkig, II. 42 f en, II. 5i3
Geleepdheid (y^timn de yn^^te) Godsregeefing over de Jooden^
beftaat, I. 202.; hoe- veel de- als hoedanig» I. S?»
zelve tocbrenj^ tot Burgerly- Gfaveerkunstf boe dezelve m
ke Deugd, bovenal onder Koper geichiedt, I. 285;
een vrye Regeeringsvorm. hoe in Hout, 387; boe bet
204 Zvfanekufut graveeren toe-,
Öeloo/, (Godsdienftig) van welk gaat, aid. hoe in edel ge-
eeo aanbelang, ten opzigte fteente. 288
van den Mensch zelve, II. 43x Groenlanders f wat zy op hunne
Gast-
BLADWYZES.
Castmaalen, die Volksverga- ?. en L
deringen zyn, verrigten, I. yaecatrafCfiy welk eene ge-
85; verdere befchry vingen y legenheid het Compioir te)
van hun geaartheid. 51 1 in een Kasteel veranderd is,
Grysheidf (Lesfen voor de) I. 172; en vervolgens ^aravta
II. 414 géheeten. ■ 174
H. Jmbmia XXXr. 22; opgehel-
ffaarlmf Burgerinvloed al- derd, II. 469.
-^-'daar, IL ^2^Jerufalcm door POMPaps bele-
Haggai, (Charaaer der Joo- gerd, I. 539
den, ten tyde van) IL. 507 Jesaia XL a--*-^» toegelicht»
Hallel (Van waar Ps. CXIII JL 321
tot CXVIIL by de Jooden . ■ LV. Inhoud van dit
tot het) in gebruik , L 395 9 Hoofdftuk ,1. 413
van eene menschlyke inftel- Jesus • Begrip- over zyn Botg-
ling, 3965 of bet een Pro- tochtlyk lyden, L 4. S6
pheetrsch uitzigt gehad heb n. Zyne Verzoeking in de
be, I. 397 Woeftyne verklaard. L 270^
Hamkrster, (domihicüs) ver- de uitgeftreklheid en
ilag van zyn leeven, 374; weldaadigheia van zyn plan»
zyn Cbaiader. 375 IL 270; uitfteekende hoeda.
Handbu XII. 19—23; opge- nighedeq hem eigen. 271
belderd,IL 377 ■ (w. s. hoekstba^s be-
Haringf wegens den tyd en grip, wegens den Perroon
wyze van dezelve te van- van) IL 314
gen, I. S^^ Indiaanerit. (Verftandige) geen.
Hebree V II. 1—4'^; to^^- Afgodendienaars, L 256
licht , L 355 Ingezetenen (Amptlooze) hunne
Hbiiüsius, Charafter van dee- Pligten, IL 30S
zen RaadpenfionariSf volgens Jngezinde^ oudtyds voor Huis^
TOBCY, I. 121 gezin gebruikt, L 74
Hemel f waarom deeze zich jS^ voor O/, oudtyds gebruikt»
blaauw vertoont, II. 3S8 f. 34
Hemelumer Oldtyaart en Nootd- Jooden 9 (Het VoIkscharaQer
welde* Dorpen in deeze der) I. 2
Grieteny gelegen , IL 449 — — (Nieuw voorgeflaagen
Her f (Taalkundige aanmerkin- middel om de) tot de Cb.
gen over het voorzetz^i) IL -Kerk te winnen, L 150
418 ■ wanneer het by hun
HosEAs HL opgehelderd, II. in gebruik gekomen is om de
230 zes Psalm. CXIII— CXVIII ,
Huwelyken t welk geagt worden tot een Lofzang op de Fees-
tegen het Regt der Natuur ten te gebruiken, L 395
te ftryden, L 544 ■ (Befchouwing der
m. om welke de Ca- Godsregeering over de) L
nmmiten geftraft zyn. L 548 57»
Hy<em. Zie Tygen^olf. — (wegens het niet ver-
. . Xx 2 an-
BLADW7Z£a.
•nderen der Kleederen van nlt den Stand «n verfdqitafi^
jje) II, 3»9 dor vaite Surrea te vindeo.
^toden, (Charaöerfcheu det} IL 406
ten tyde van Propheet za-Leviticus III, 16. 17; hoe
CHASIA, II. SOS . oveteen te breqgen met
1o»uaX.13— IS;0PS'*«'<*«^1 PBOT. XXXIL 14, /ƒ, 93
•• j£ ^66 • XVIII. 24, 35 eo
Isle'de Franet, bvaonderheden 47; opg^elderd, 1. ^48
van dit £iland , U. ao7i dcLeydm, het voorgevalleBfc al-
Speceryen flaagen 'er wel, daar, ^omtMOt bet vooiftKl
208; (iaat der Slaawen, ao»; van Gebeimhoudme m de
meniete van Vogelen» aio; Vrocdrchap, I. 195
Liietficfteldheid. «" Liefde, (Christlyke) opwekking
" I, tot doze{ve, II. 479 -
ËTdlkn, onde 'betpkenia van-- wt cod, waar «ge-
•'^dal woord, I. 7Ö ^ e» met onae zel&erde
Kindiren, Hoofdregels by der- beftaaobaar. ja, daar toe be.
zelve" opvoeding in agt te vordetlyk, IjU 497
J&Sw'(V Streelende L?) J^aanlkht, hU ta 't ver-
befchreeven, I. 38 j'^fch.et te btengon. l. 66
Kismis. befchryving van ditM«Bfli, Betekenis van dat
EilMd.i: S66 woovd ia 't Moefi, Gmiub,
Klaarblyklykheid in Bovenna-' I. U
tuurkundige waarlieden, met Magtufia JUm, hoe uit de
welke xwaarigheden »e te Moederloog onzer Zoutke.
worftelen hebbe, It. ^ 5Ö« . «" «,'!««**«'' ^' ^ .45*
XoffiplmtadieHf oorzaaken van Afaire, (Berigt der ontdekkin-
Seraelver verval op Surtm- , gf '«•» «»• «f'^ F^ *• 3oS
„g \ 46oM<i^abêr, (Befcitiyviag van de
Kow'ssBiwB». U. 8; opgeliel- Kust van) I. S99
derd IL 42SMaUikka, byaonderheden we-
KmP(u-noaldm, hoe ze best gens dit Konlngryk, I. 494
g?fheS worden, IL idi. Wajm., van waar dit woord
Krim. de voornaamfte byzon- afgeleid, I. 225; 't Mam*
derbeden van dit Schierei- der israelim het gewoone
land opgegeeven, n. n» Afimiia niet aaö
Kruidkunde, (Opkomsten voort- Mansow, Anecdote deeaen
eanff der") IL ï^ Nieuwsfchryver betreffende,
T ast, (.De Eeumeé) eone Oos- Maria (Verooderftelde Brieven
•'-'Jerfck VertellUjp. 11. 4'^7 van) aan iLiZABEXHgefchree-
Lterhoekies in den Godsdienst, „ven, I. 103
Nteuw plan om dezelve ïn Marlboroügh, (Chataaer des
te risten I 489 Heriojs Van) I. . IM
lieven, (v'erband tusfchen ditMATTiiEus IX, 10— ad; yergc-
én h« Toekomend) J. 276 leekeii met «»«./'. i-a«;
/:«,/j« .? Z«, boe dwetve w luc. V. 1 7-39 J ".403
BLADWyZER.
Mattbeüs V. s8-4aj ultge- Nxeüwéntyd, (B.) ondersook
'breid, I. Ö2 of hy tot de Aanhangers vaa
" XXIV. 27. .28; op- 6PIMOSA behoord hébbe, 1.47c
^ehelderd. JL 2^6NovQgér^^ lotgevallen, xlier
'XXV. I-I3r toege. Stad, II. 565
licht, U. sNüM. Xf. 7-9, met bxod.
. Meermin f {Haarlmfche oï Edoifai^ XVI. 4, s. 13-36; vergelee-
Jcht) dit geral opgehelderd « l^qp en opgehelderd, I. 225
. lU 483 Ifymegen , by welke Schry vers
Mes f hoe *t zelve wigswyze men berigten,deeze Stad raa-
werkt, I. 19 leende, aantreft, I. 123; al-
ItfETASTASio, verRag van dien oude Regeeringsvorm en
Dichter, II. 3Ó8 Volksinvloed aldaar, 126;
ltf£ULXir. CMejuffer van der) eene vrye Ryksllad. 129
Zie TAAV. O.
Miahelf betekenis van dat Qo^tergOt opgave der Griete-
woord in 't Aftf/b-Gö«wc/i,1. 33 • nyen daar io gelegen, I. 289
Mede f faiar överheerfcbend ge- Oêst^Jndim (Begrip om over
zag afgefcbetst, II. X33 Land Brieven na en van) in
Moeders , van welk een invloed Engeland te brengen , I. 432
op de Opvoeding, II. ^A Ope voor Hoop^ oudtyds ge-
IdoHAMMtD) hoe de gefteltenis bruikit, I. 75
der Christlyke Kerke het Ovbnbaakingxn I. 20; toege-
voortplanten van zyn Gods- licht, II. 402
dienstftelzel bevorderde,!. 198 OssiAN, kenfcbets van deezen
Af ofónj, (Werking des winds op Schotfchen Dichter,, II. 19;
de Wkskender) verkM. 408 Dicfatftukjcs van hem. 21
ten by het aflchaff^n der) elkander vergeleken , I. 44
II. 400 P-
MosBS, boe hy de Godsregee- patna^ befchryving dier Stad,
ring over de Jooden vol- -* 11. ^ 299
voert, I. 513 Patricengejlachten , hoedanige ie
N. Rome, 11. 299,- worden hier
TKTederhheid , waar in deezc niet gevonden. 290
■^*' Deugd beftaat, I. 63 P^tér (czaar) db I. voorbeeld
Nehemia IX. 41; opgehel- van zyne verwonderlyke
derd, II. "^ ' '^ 38P Liefde voor zyn Ryk en Va-
Neira, een der Banda Eilanden derland, II. ^9 ; een groot
befchreeven, II. 532; geaart- liefhebber van Schilderyen. 71
heid der Inwoonderen. ^Id. zyne ftoutheidop't water, IL
Gebouwen voor de Nedar- 537 ; «7"^ gewoone Leevens-
httdfche Inwoonderen aldaar, wyze, 531>; ^oll)ftandlgbeden
5332 zonderling wit water, van zynen dood, 540; boer-
Jii Groote en gevaarlyke havbms oordeel over die
Siange». 534 ziekte en dood. 543
Xx 3 * '^^*
BLAbWYZBlL
1 Pbt. IV. 8; verklaard, 1. 185 zonderfcedcn op »t se/ve
3 I. 18; opgehelderd, waafgenomen, IL 'tf
. II. Z96 Rusland, (yerüzg van deo Boe-
Pharao, aanmerkingen over de renftand in) IL 5^
oorzaak van zyn ondergang S.
fn öe Roode Zee,!. 50 i. Cam. VIII, opgehelderd,
PoMBAL , Gebeurtenisfen hem be- I. 557
trcfFende na zyn val, I. 43^ ■ XVI en XVU. 18 enz.
PoMPEjüs,' belegert Jerufalem, van zwaarïgbeden oatheCi»
I. 239; zyn gedrag in den ven, L 51^
Tempel. 24i&Aaar, hoe dezelve wlgswyze
Fooien, (Hoe zich de Ryks- werkt, \. 19
verdeeling van) toégedraagen School , CHollandfche SchiUerO
hebbe, H. 491 fchets van dezelve, IL 292
Popkensburg in Zeeland, oud- Schotland, Tchecs van bet alge-
heidkundige aanmerkingen meen Kerkbeftour aldaar, L
daar over, I. 78 . 612
FasDiKB]! IL 12-21; opgebtUSeir, (Gelegenbeid van bet Ge-
derd, IL 49 bergte) L 98
Psalm LXXV. i 6. 21; loege- Sentimenteele, (Proeffteen van
licht, I. 52 het waare en valfche) L 211
m CXLIII, ontleed, L 233 Silo , (adam) beri^ wegeaa
PsaLMeK,(Oorfprong onzer ver- dcezen Schilder, IL 72
zameling van) I. 183; niet Smaak, waar in van Genie on-
zeer voor de Christengods- derrcbeiden, L 168
dienst gerchikt, IL 129 ■ over bet onderTcbeid
Pynbank , redenen dfe het ge- van verkiezingen en fmaa-
brttik daar van wraaken , 1. 162 ken , IL * 8z
R. SoiffffRAT , Berigt wegens dee*
"Dacinb, met ovioius en cats zen Reiziger, I. 253
*^^vcrgeleeken, L 44 Spanje, gefteltenis van ditRyk.^
Regeering 9 (Eene werklooze I. 500
en werkzaame) tegen elkan- Speeliugt (Het gevaarlyke der)
der overgefleld, I. 451 gefcbetst, IL 89
Regeeringsform 9 welke de bes- Staatkunde , hoe ligt men daar
te fs, L 205 in verkeerde gisfingen maakt»
Regent (Een waardig) gercbetst I. 603
IL 353 Stadhouderfchap deezer Landen »
Romans, derzelver oorTprong in *t waare .gezigcpunt be-
van de Dooiende Ridderfchap Tchouwd , IL 3Ó3
afgeleid, L 61 S Stadhouder sgezinden 9 wkt zy
RoMEiNBN IlL 23-26; toege- den Arifiacfaaiten een laste
licht, IL 473 leggen, IL 11 1
■ ■ VUL 19-33 ; opjje- Stof (Groene) in Pompwater
helderd, 1.^143; H* 548 aan den zonnefcbyn bloc^ge-
VUL opgave des In- (leid, wat die is, en de go-
houds, IL 393 daamverwisrelin^en welke zy
Rotterdam 9 <Het Eiland) by- ondergaat, L 113
B: L, A D W Y Z E R.
T. y^rtrëagiBgen.mdtnGodsilenst
Taan, (cathabiiia) voordragt waar bR herkomftig, I. 400.
van de Procedures e^houóe^Fertr9Uwen(üerpiegeliQgviQhety
10 haar geval, wegens de op God en Christus, IL 187
-- aaqiyging baars Koeiziers , Vloti^offen , derzelver vlietbaar*
, dat zy hem aou hebben zoe- heid geene toevallige eieen-
ken om te koopen, om witp Pebap, lï. . ** \qj
LBM MN V. na U leevcn te Vogelnestjes andifche) befchree-
, jftaan, I. , .338 v€n, II. 519; j,oe ze ge-
2if«flf , fAangroei van de) aan kreegen worden, cai; hoo-
veiCcheide Llcbaanjen door «b Pryp:, 5aa; gebruik. j4ld.
W Zeewater:, JI. a«3 Fiifkptantingen , wat 'er noodl^
Teergev9eliighêt4 (Vatfclie) be- u om 'er een gepast denk-
fcbreeven, I. aii; waare beeld van te vonnen. J iat2^
gefcheist. 2i« wederzydfebe verpiigtinBen
Tfgvtfmi,, befchouwd als een der Volkplantingen en ïet
. allerkragtigst middel om ons Moederland^ 423; onder-
.. voor ved gwoter te waai* fch^i4- tu^fchen HandtldryverH
fcjiouwen, I. .55<S .de en Landbouwende Volk-
Tygerwolf befchreeven, IL 3^9; plantmgen. ^35
vreemd voorval met een^n pFêiks^Invhed op de Reeeerfd^
. 331 ; nuttigheid aan de Kaap deezer Laocten onderawt, T.
de Goede Hoop. r: 33« 347; te Dordrecht. 2*50
ü. Folks-Rogeerhtg, bepaalteg hier
7 TMtf, (Over de betekenis yan van, l. 3^^
.^-'het 25i*e Artykel der^ I. Folks-Foorfpoed , gronden van
f' ttsi; met welk een oogmerk denzelren, II. 398
opgdleld. 2$% Voornemens , (Hoe te faandèleff
Utrecht 9 vrede al jaar geflooten , by niet wel voibragie .goedeer
: welke gevolgen die in 't aU IL . . >~345.
gemeen , en byzooder voor VriendfcJtap , (Bedenkingen over
Nederland 9 gehad hebbe, L de) IL ^o
^6$ Vrouwen^ boe zy haare Be-
■ honderd yyftfgjaarig kwaamheden ten meesten
Feest den Academie aldaar voordeele kunnen doen 'gel-
gevierd ilL 85 den» IL nY
V. W.
T/^aderlandsliefdef welke aan- T/j^pening (^Burger) van be-
^ gekweekt en aangemoedigd zwaaren, daar op inge*
behoort te worden. I. 153 bragt, ontheéven, L .^34
Vergift % betekenis van dat Wereld (De Zedelyke toeftand
woord by Grieken en Romei- der) als grootlyks verbeterd
nen, L 17; bepaaliog wat berchouwd, L 560,- het te-
Vergift is. 14 genovergellelde beweerd 562
Verloochening (Welke ^ tot Z^- Wereldsgezindheid ^ oorfprong
debeterfcbap vereiscbt wordt, van den geriogen invloed des
II. 516 Christendomst il» 5^3
WO'