Skip to main content

Full text of "Vaderlandsche letteroefeningen"

See other formats


This  is  a  digital  copy  of  a  book  that  was  preserved  for  generations  on  library  shelves  bef  ore  it  was  carefully  scanned  by  Google  as  part  of  a  project 
to  make  the  world's  books  discoverable  online. 

It  has  survived  long  enough  for  the  copyright  to  expire  and  the  book  to  enter  the  public  domain.  A  public  domain  book  is  one  that  was  never  subject 
to  copyright  or  whose  legal  copyright  term  has  expired.  Whether  a  book  is  in  the  public  domain  may  vary  country  to  country.  Public  domain  books 
are  our  gateways  to  the  past,  representing  a  wealth  of  history,  culture  and  knowledge  that 's  often  difficult  to  discover. 

Marks,  notations  and  other  marginalia  present  in  the  original  volume  will  appear  in  this  file  -  a  reminder  of  this  book's  long  journey  from  the 
publisher  to  a  library  and  finally  to  you. 

Usage  guidelines 

Google  is  proud  to  partner  with  libraries  to  digitize  public  domain  materials  and  make  them  widely  accessible.  Public  domain  books  belong  to  the 
public  and  we  are  merely  their  custodians.  Nevertheless,  this  work  is  expensive,  so  in  order  to  keep  providing  this  resource,  we  have  taken  steps  to 
prevent  abuse  by  commercial  parties,  including  placing  technical  restrictions  on  automated  querying. 

We  also  ask  that  you: 

+  Make  non-commercial  use  of  the  files  We  designed  Google  Book  Search  for  use  by  individuals,  and  we  request  that  you  use  these  files  for 
personal,  non-commercial  purposes. 

+  Refrainfrom  automated  querying  Do  not  send  automated  queries  of  any  sort  to  Google's  system:  If  you  are  conducting  research  on  machine 
translation,  optical  character  recognition  or  other  areas  where  access  to  a  large  amount  of  text  is  helpful,  please  contact  us.  We  encourage  the 
use  of  public  domain  materials  for  these  purposes  and  may  be  able  to  help. 

+  Maintain  attribution  The  Google  "watermark"  you  see  on  each  file  is  essential  for  informing  people  about  this  project  and  helping  them  find 
additional  materials  through  Google  Book  Search.  Please  do  not  remove  it. 

+  Keep  it  legal  Whatever  your  use,  remember  that  you  are  responsible  for  ensuring  that  what  you  are  doing  is  legal.  Do  not  assume  that  just 
because  we  believe  a  book  is  in  the  public  domain  for  users  in  the  United  States,  that  the  work  is  also  in  the  public  domain  for  users  in  other 
countries.  Whether  a  book  is  still  in  copyright  varies  from  country  to  country,  and  we  can't  offer  guidance  on  whether  any  specific  use  of 
any  specific  book  is  allowed.  Please  do  not  assume  that  a  book's  appearance  in  Google  Book  Search  means  it  can  be  used  in  any  manner 
any  where  in  the  world.  Copyright  infringement  liability  can  be  quite  severe. 

About  Google  Book  Search 

Google's  mission  is  to  organize  the  world's  Information  and  to  make  it  universally  accessible  and  useful.  Google  Book  Search  helps  readers 
discover  the  world's  books  while  helping  authors  and  publishers  reach  new  audiences.  You  can  search  through  the  full  text  of  this  book  on  the  web 


at|http  :  //books  .  google  .  com/ 


Over  dit  boek 

Dit  is  een  digitale  kopie  van  een  boek  dat  al  generaties  lang  op  bibliotheekplanken  heeft  gestaan,  maar  nu  zorgvuldig  is  gescand  door  Google.  Dat 
doen  we  omdat  we  alle  boeken  ter  wereld  online  beschikbaar  willen  maken. 

Dit  boek  is  zo  oud  dat  het  auteursrecht  erop  is  verlopen,  zodat  het  boek  nu  deel  uitmaakt  van  het  publieke  domein.  Een  boek  dat  tot  het  publieke 
domein  behoort,  is  een  boek  dat  nooit  onder  het  auteursrecht  is  gevallen,  of  waarvan  de  wettelijke  auteur srechttermijn  is  verlopen.  Het  kan  per  land 
verschillen  of  een  boek  tot  het  publieke  domein  behoort.  Boeken  in  het  publieke  domein  zijn  een  stem  uit  het  verleden.  Ze  vormen  een  bron  van 
geschiedenis,  cultuur  en  kennis  die  anders  moeilijk  te  verkrijgen  zou  zijn. 

Aantekeningen,  opmerkingen  en  andere  kanttekeningen  die  in  het  origineel  stonden,  worden  weergegeven  in  dit  bestand,  als  herinnering  aan  de 
lange  reis  die  het  boek  heeft  gemaakt  van  uitgever  naar  bibliotheek,  en  uiteindelijk  naar  u. 

Richtlijnen  voor  gebruik 

Google  werkt  samen  met  bibliotheken  om  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  digitaliseren,  zodat  het  voor  iedereen  beschikbaar  wordt.  Boeken 
uit  het  publieke  domein  behoren  toe  aan  het  publiek;  wij  bewaren  ze  alleen.  Dit  is  echter  een  kostbaar  proces.  Om  deze  dienst  te  kunnen  blijven 
leveren,  hebben  we  maatregelen  genomen  om  misbruik  door  commerciële  partijen  te  voorkomen,  zoals  het  plaatsen  van  technische  beperkingen  op 
automatisch  zoeken. 

Verder  vragen  we  u  het  volgende: 

+  Gebruik  de  bestanden  alleen  voor  niet-commerciële  doeleinden  We  hebben  Zoeken  naar  boeken  met  Google  ontworpen  voor  gebruik  door 
individuen.  We  vragen  u  deze  bestanden  alleen  te  gebruiken  voor  persoonlijke  en  niet-commerciële  doeleinden. 

+  Voer  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  uit  Stuur  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  naar  het  systeem  van  Google.  Als  u  onderzoek 
doet  naar  computervertalingen,  optische  tekenherkenning  of  andere  wetenschapsgebieden  waarbij  u  toegang  nodig  heeft  tot  grote  hoeveelhe- 
den tekst,  kunt  u  contact  met  ons  opnemen.  We  raden  u  aan  hiervoor  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  gebruiken,  en  kunnen  u  misschien 
hiermee  van  dienst  zijn. 

+  Laat  de  eigendomsverklaring  staan  Het  "watermerk"  van  Google  dat  u  onder  aan  elk  bestand  ziet,  dient  om  mensen  informatie  over  het 
project  te  geven,  en  ze  te  helpen  extra  materiaal  te  vinden  met  Zoeken  naar  boeken  met  Google.  Verwijder  dit  watermerk  niet. 

+  Houd  u  aan  de  wet  Wat  u  ook  doet,  houd  er  rekening  mee  dat  u  er  zelf  verantwoordelijk  voor  bent  dat  alles  wat  u  doet  legaal  is.  U  kunt  er 
niet  van  uitgaan  dat  wanneer  een  werk  beschikbaar  lijkt  te  zijn  voor  het  publieke  domein  in  de  Verenigde  Staten,  het  ook  publiek  domein  is 
voor  gebruikers  in  andere  landen.  Of  er  nog  auteursrecht  op  een  boek  rust,  verschilt  per  land.  We  kunnen  u  niet  vertellen  wat  u  in  uw  geval 
met  een  bepaald  boek  mag  doen.  Neem  niet  zomaar  aan  dat  u  een  boek  overal  ter  wereld  op  allerlei  manieren  kunt  gebruiken,  wanneer  het 
eenmaal  in  Zoeken  naar  boeken  met  Google  staat.  De  wettelijke  aansprakelijkheid  voor  auteursrechten  is  behoorlijk  streng. 

Informatie  over  Zoeken  naar  boeken  met  Google 

Het  doel  van  Google  is  om  alle  informatie  wereldwijd  toegankelijk  en  bruikbaar  te  maken.  Zoeken  naar  boeken  met  Google  helpt  lezers  boeken  uit 
allerlei  landen  te  ontdekken,  en  helpt  auteurs  en  uitgevers  om  een  nieuw  leespubliek  te  bereiken.  U  kunt  de  volledige  tekst  van  dit  boek  doorzoeken 


op  het  web  via  http:  //books  .google  .  com 


HKüQ 


AT 


Pi? 


LETTER-OEFENINGEN. 


N     I     S-    U     W     E 

AL    G    E   M    E    E    N    E 

V  A  D  E  R  L  A  N  D  S  C  H  E 

LETTEROEFENINGEN, 

WA ARI N     D  E 

BOEKEH  E.1Ï  SCHRIFTEN, 

VIE DAGELYKS  IN  ONS  VADERLAND  EN 
ELDERS  UITKOMEN,  OORDEELKUN- 
DIG  TEVENS    EN    VRYMOEDIG 
VERHANDELD    WORDEN. 

BENEVENS     ] 

MENGEL  W  E  k  K, 

Ut  Eraaije  Letteren  y  Kmften  tn  tTeetenfchappen^ 
betrekkelyk. 


Tweede  Deels,  Eerfte  Stuk. 
Met  Plaaten. 


4  4.   «f.  ▲  ^  X 

Te    -AMSTERDAM, 
Dy     A.     VAN     DEK     KROE, 

en 
By       J.       Y  N   T    E   M    A. 
MDCCLXZXVII. 


;.:  i 


,    \ 


/       j^^ 


't       '  r       t 


L_ 


y 

"■* 

h'f.\^A   LGEMEENE 
VADER LANDSCHE 

LETTER-OEFENINGEN, 

WAAa   ïl9  DE 

BOEKEN  EN  SCHRIFTEN, 

DIB  z/Agelyks  in  ons  vadkrlano  en 

BLDEKS    UITKOMEN,   OORDEBLKUN- 

DIC    TEVENS    EN    VRYMOEDIG 

VERHANDELD    WORDEN. 


Verhandtlingen ,  raakcndc  den  natuur lykcn  en  geopenbaar'- 
den  Godsdienst^  uisgegeeyen  door  ieyler's  Godgeleerd 
Genootfchap.  Zesde  Deel.  Te  Haarlem^  by  J.  Enfchc(ié 
en  Zcionen ,  en  T.  van  Walré  1786.  Behahen  de  Voor^ 
reien ,  368  bUtaz.  in  gr.  quario.  % 

Een  vooroordeel,  't  welk  nog  maer  al  te  veel  ftand  houd^ 
dat  en  de  Wysbegeerte  en  de  Openbaring  onteert,  en 
tevens,  in  meer  d^n  één  opzigt,  van  een  nadeelig  gevolg 
y;  voor  de  beoefening  der  Waeiheid,  tegen  te  gaen, 
was,  naer  uicwyzen  van  *t  Programma,  het  hoofdbedoel- 
de  van  Teylers  Godgeleerde  Genootfchap^  met  de  opgave 
van  't  volgende  Voorfcel:  'Ie  betoogen^  dat  de  \;aara 
Wysgcette^  uit  haar  en  eisen  aart^  op  geenerleie  wyze  gCm 
fchikt  is,  om  het  gezag  oer  Openbaaringe  te  ondermynen^ 
en  dat  een  doorgeoefend  IFysgeer,  in  den  fierkften  zin^ 
een  ^aar  Christen  zyn  kan.  Men  gaf  te  gelyk  te  kennen  » 
dat  het  den  Leden  van  't  Genootfchw  aengenaem  zou 
wezen ,  wanneer  men  ^  in  't  beantwoorden  aen  dit  Voor- 
del, ook«  op  de  ene  of  andere  wy«e,  het  oog  vestigde 
op  de  oorzaaken  yM^aar  uit  dit  haatlyk  vooroordeel  ontjlaa; 
zo  ter  *»aarfchoumnge  voor  de  JVys^eren^  als  ter  kragti'» 
gcr  overtuiginge  der  ongegrondheid  van  dat  vooroordeel» 
Uit  de  over  dit  onderwerp  ingekomen  Verhandelin- 
gen ,  beeft  men  ^en  viertal ,  boven  anderen ,  waerdig  ge- 
oordeeld openlyk  ^f  te  geven.  Ieder  dezer  Vethandelingcti 
is  in  hare  foort  zeer  wel  uitgevoerd;  en  daer  derzelvér 

U.PfrSL«Z9«AlrG»I.KTT«N0.I.  A  .  Qp- 


m  VE*HAKDEI.tNGÈ]f 

Opftellers   bet   ftuk  op  gansch  verfchillende  wyzen  be^ 
fchouvird    hebben  9    20  dienc  deee  verzameling  van  vier' 
Verhandelingen  ten  kragtigde,  om  den  nadenkenden  Lci* 
z^r  op  bet  overtuigendfte  te  cooiien ,  hoe  dit  vooroordeel , 
van  onderfcheiden  zydtn  befcbouwd  zynde ,  volftrekt  va» 
alle  gegrondheid  verfteken  is,  en  door  alle  ware  hoogag- 
ters  der  Openbaringe»  ten  ernft^fte,  behoort  te  wordeir 
tegengegaen.   —  Nadien    ene  genoegzame  oötvouwing^ 
van  't  beloop  dezer   Verhandelingen,   welken  met   veel 
vruchts  gelezen  kunnen  worden,  te  veel  ruimte  zou  vor- 
deren, zien  wy  van  ons  eerst  bedoelde  deswegens  afj  e» 
zullen  liever  den  Lezer   een  opmerklyk  voordel  uit  de 
eerde  Verhandeling  mededeelen,  dat  on»  ene  werkzaem- 
heid  van  een   waer  Wysgeer  ontvouwt,  uit  welke  me» 
kan  afnemen,  hoe  zodanig  een,  boven  anderen,  die  min 
gewoon  zyn  gezet  te  denken ,  by  uitilek  gefcliikt  is ,  om 
een  welgegrond  overtuigd  Christen  te  worden. 

„  Een  Wysgeer,  (dus  luid  het  voordel,)  in  welk  een 
Trcezelyk  lieht  hy  ook  befchouwd  moge  worden,  't  zy 
idoor  den  onkundigen  of  den  bygetoovigen^  is  niets  an- 
ders dan  een  mensch,  die  zyne  reden  in  een  hooger  trap^ 
befchaafd  heeft,  dan  zyne  land*entydgenooten  de  baars 

fedaan  hebben.  Zyn  voorwerp  is  kennis*,  en  deeze  tragt 
y  te  verkrygen  langs  dieir  weg,  welken  de  ondervinding, 
geleerd  heeft ,  de  bekwaamde  te  zyn ,  om  'er  toe  te  ge- 
naken. Hierop  legt  ztg  in  een  zekeren  trap  ieder  bewoe- 
ncr/van^^een  befchaafd  gewest  toe.  Zelfs  de  lannbouwer 
en  de  handwerksman  leeren  redeneeren  over  dé  voorwer^ 
pen,  die  toe  hunne  beziglieid  bebooren,  waarmede  zy 
meest  te  doen  hebbem  Een  mensch  van  deftiger  opvoe- 
^ding  breidt  den  kring  zyner  beQ>iegelrngen  verder  uit ,  én 
:gewent  zyne  gedagten  aan  de  overweeging  veeier  waar* 
heden,  die  voor  her  gemeen  niet  bevattelyk  zyn.  Va» 
alle  dcezen  en  dergelyken  verfcfaik  de  Wysgeer  in  een 
zekeren  trap,  maar  niet  hi  foort.  Hy  vorscht  de  natuur 
der  dtn^gen  dieper  nu,  is  meer  afgetrokken  in  zyne  denk* 
beelden ,  netter  in  zyne  ondericheidingen ,  naauwkeuriger 
in  zyn  onderzoek  vÉi  het  voorgedelde,  en  naauwgezetter 
in  zyne  afleidingen  en  gevolgtrekkingen. 

„  Bovenal  is  bet  eene  van  de  weezentlyke  eigenfchap- 
pen  der  Wysgeerte;  dat  zy  een  erndig  en  ftandvastig  on« 
derzoek  der  waarheid  te  wege  brengt.  Zy  laat  niets  als 
voorafgaande  vastdellingen  toe ,  dan  'c  geen  duidelyk  blyk- 
iMar  is}  en  houdt  geene  gevolgtiekkixigea  voor  wettig» 

da» 


VAN  TEVUR^i  OODOBtnU)  OtNOOTSCHAP.  ) 

Am  die  uit  de  Toorfte  deden  der  bewysredtüen  ten  klasi^ 
fle  afgeleid  2yn.    Omt  hierin  wel  te  flaapen»  zo  gaat  de 
Wysgeer  niet  dan  met  de  uiterfte  omzigtigbeid  voort»  ea 
onderwerpt,  alle  zyne  redeneetingen  aan  bet  ftrengfte  on«« 
derzoek.    Hoe  aanneemelyk  eene  bewysreden    zig  ook  ia 
den  eerfkn  opflag  moge  voordben,  hy  is  niet  voldaan  niet 
die  algemeene  gunftige   vertooning.    Hy  onderzoekt  ten 
naauwkeurigften  de  daadn  gebezigde  uitdrukkingen »  en  is 
teo  fcherpfte  op  zyne  hoede  tegen  alle  dubbelzinnigheden 
in  dezeWen.     Hy  fldt  de  bewysreden  zelve  zig    op  ZQ 
verietleie  wyzen  voor,  als  zyne  fcbranderheid  hem  inboe-^ 
seoic,  dat  ze  befcbouwd  kan  worden «  en*  hy  gaar  dezel-p 
ve  met  de  uiteiile  oplettendheid  na ,  onder  allerleie  foorten 
van  gedaante,  die  ze  met  mooglykheid  zou  knnnen  aan* 
neemen.    Hy  wikt  en  weefft  dezelve,  en  in  haar  geheel » 
en  in  alle  faaare  deelen.    Hy  gaat  haar  onderfcheidenlyk 
na  9   van  het  beflmt  tot  de   grondltellingen ,   en  van  de 
gronddcUingen  tot  het  befluit.    Wanneer  hy  overtuigd  i« 
van    de   waarheid   der   voorafgaande  vastdellingen ,   dant 
gaat  hy  langzaam  van  ftap  tot  ftap  voort  door  de  ver* 
ichUlende  deelen  der  verdere  nitwerkinge  tot  op  het  be^ 
fluit.    Hy  moet  een  klaar  doorzi^  hebben  van  het  eerfte 
voorftei,  'eer  hy  tot  een  volfend  overgaat;  en  dan  gaat 
hy,  met  alle  oplettendheid,  a&onderlyk    na^  hoe  ze  on* 
derling  verbonden  zyn,  en  van  elkander  afhangen.    Na 
dus  gadisgeflagen  te  hebben ,  of  ieder  byzonder  voordel 
gereedlyk  en  natuuriyk  uit  het  voorgaande  voortvloeit,  iS 
hy  beter  dan  alvoorens  gefchikt,  om  te  oordeelen  over 
het  algemeene  befluit,  dat  uit  het  geheel  af  te  leiden  is. 
„  Hoe  groot  ook  deeze  omzigtigheid  zig  opdoe «  en    van 
boe  veel  kragts  zy,  ter  omdekkinge  der  dwaalinge>  ge* 
oordeeld  moge  worden,  de  waare   Wysgeer  is  egter  met 
dat  alles  nog  niet  voldaan.    Hy  dringt  al  verder  voort  ^ 
en  gaat  deeze  vooronderflelde  waarheden  na  in  alle  haare 
gevolgen.    Hy  weet,   dat  'er,  niettegenftaande  alle  zyne 
voorzorg,    hier   of  daar,  eenige  dubbelzinnigheid   in  de 
uit&ukkifig,  of  eene  kleine  misvatting  in  de  eerfte  voor«- 
fldlingen,  of  verdere  uitwerking ,  en  gevolgtrekking,  plaats 
loa  kunnen  hebben ,  die  veelligt  zyne  oplettendheid  out- 
finpt    zou    mogen    zyn.     Dit    beweegt  hem;,  om  deeze 
vooronderflelde  waarheid  te  beproeven,  doo^  dezelve  te 
vei^lyken,  met  zodanige  welgevestigde  waarbeden,  die 
'er  het  naauwfte  verband  mede  hebben.    Ontdekt  hy  hier 
eenigett  tegenftand,  of  iets  onbeftaanbaan,  dan  heiiiaait 

Aa  by 


\  VERHANDELmOEÜ    " 

hy  zyncn  arbeid,  met  eene  verdubbelde  xiaarftigheid  en 
oplettendheid,  tot  dat  hy,  door  eene  gelukkiger  flaagen^ 
de  nafpooring,  de  verborgen  dwaaling  ontdekke. 

„  Eene  hébbelykheid  van  onderzoek  op  deeze  wyze  iii*> 
gerigt,  en  op  zodanige  gronden  (leunende,  verfterkt  de 
vermogens  der  ziele,  en  geeft  haar  eene  vaardige  door-* 
dringendheid,  tot  zulk  eea  trap,  dat  zy  daar  door  in  ftaat 
gtftcld  worde ,   om ,  in   de  meeste  omftandigheden ,  het 

feringfle  oriderrcheid  der  zaake,  met  de  meeste  naauw* 
eurigfaeid,  te  befpeuren.  Dan  dit  is  het  eènige  voordeel 
niet ,  dat  men  uic  eene  hebbelykheid  van  wysgeerige  on- 
derzoekingen verkry|;t«  De  vaardigheid  in  't  verdeelen 
eener  bewysréden,  ih  onderfcheiden  voorftellingen ,  ver*- 
mindert  grootlyks  het  moeilyke  van  zynen.taak:  en  ge- 
merkt een  Wysgeer  een  (lerker  doordringenden  geest  bezit 
dan  andere  menfcben,  zo  vindt  hy  zïg  nooit  verlegen  ^ 
uit  hoofde  van  de  grootere  bekwaamheid,  met  welke  hy 
zyn  werk  aanvaart. 

„  Hiernevens  mag  men  wel  voeden   de  omzigtigheid , 
die  by  uitftek  duidelyk  doordraait,  m  het  gedrag  van  ee« 
i)cn  waaren  Wysgeer.    De  gevolgen  van  gevoelens ,  voor- 
al dezulken  die  van  de  geringde  betekenis  fchynentezyn» 
kunnen  nooit  met  de  vereischte  zekerheid  gekend  worden  ^ 
voor  dat  ze  aan  een  behoorlyk  onderzoek  bloot  gefield 
zyn  geweest.    Zeer  veele  dwaalingen  en  onheilen  zyn  *er 
in  de  waereld  ontdaan^  uit  de  agteloosheid  of  roekeloos- 
heid van  onoplettende  of  onwysgeerige  Heden,    Overtuigd 
zynde  van  hun  mangel  aan  bekwaamheid,  om  een  behoo- 
relyk  onderzoek  in  't  werk  te  ilelien,  en  aan  doordrin- 
gendheid van   geest,   om  het  ter  uitvoeringe  te  brengen; 
zo  zyn  ze  altoos  afkeerig  van  zig  in  te  wikkelen  in  eene 
onderneemin^,  die  met  zo  veel  moeite  en  arbeid  gepaard 
zou  (Taan.    De  gevolgen  van  een  gevoelen  moeten  hand- 
tastelyk  zeer  gewigtig  zyn,  eer  zy  konnen  overhellen» 
om  dezelven  crnllig  te  onderzoeken.    Zy  vergenoegen  zig 
daarom  gemeenlyk  met  een  gevoelen  als  by  toeval  aan  te 
te  neemen ,  tot  groot  nadeel  der  waarheid ,  en  ter  oneere 
van  de  menschlyke  rede.    Doch  de  waare  Wysgeer  heeft 
-zulk  een  tegenzin  niet  in  deezen  arbeid*    Het  onderzoe- 
ken is  hem  zo  hebbelyk  gewordeu ,  dat  bet  hem  gemaklyk 
valle,  en  vermaakelyk  zy.    En  't  is  ook  inderdaad  met 
anders,  dan    eene  aangenaame   werking  eener  geoefende 
ziele.    Uit  dien  hoofde  onderzoekt  de  Wysgeer  natuurlyk 
alles >  wat  hem  voorkomt,  met  eeuc  Voldoeuepde  oplet- 

tend. 


VA»  TSnSU'S  OdMtLEBRl]!  OENOOTSCHAP.  J( 

(radheid  'en  naauwkeorigbeid ;  tcrwyl  by  ten  eynftigfte 
waakt  (egen  alle  sodanige  verkeerdbeden,  waartoe  bv 
door  e^^  overhaaste  bepaaling,  zo\x  kunnen  vtrvallen.  * 
«,  Ben  ieder,  die  de  waarheid  der  Godlyke  Openbaa  • 
rioge  erkent,  moet  J^ier.t^rftond  opmerken ^  dat  Aczelva 
zeer  veel  voordeeU  erlangt  van  sulk  eene  voorbereidende 
oefening.  De  waarjieid  heeft  nooit, iets  te  dugren  vai^! 
}iet  onderzoek;  van  «een  leevendigeH  jen  dooirdringêndei^ 
gfccsf  i  die  te  werkzaam  is  om  te  berusten  in  de  uiterlyke 
vertooning  dei  dingen)  te  omzigtig  om  zig  op  een  óii- 
yoUiomen  Qtiderzoek  te  verlaatcn;  en  te  ilerk  gcft^ld  op 
cen«  Juiste  ondeifcbeiding ,  om  zig  te.  laatea  misleiden. 
door  drogtedeuen ,  eu  vernuftige  kunstgreépen.  Zodanige 
sielsvermogens  zyn  alleen  vreezelyk  voor  allerlei  foort  vaa 
bedrog,  dat  nimmer.de  (leyigheid  en  flcrkte  'der  waarheid' 
verkiygen  kan^  Deszelfs  zwakke  deelen  loopen  fteeds 
gevaar  van  ondekt  te  worden,  door  een  aaauwkeurig  on» 
denpeek;  en  bet  niet  zamenhangende  der  valschheid,  mits- 
gaders de  ongerymdheden ,  onaflcheidelyk  van  derzclvec 
natuure,  kunnen,,  hoe  .vernuftig  zy  ook.  omzwagteld  zyn, 
bet  niet  ontgaan,  dat  zy, vroeger  of  laater,  ten  toon  ge- 
ftejd  worden,  door  de  poogingen  eener  ziele,  welke 
eene  hebbeJykf  oefening  werkzaam  en  kragtig  gemaakt 
h^eft/* 


JDc  gc/jksms  d^r  wyic  en  dwaazc  Maagden  uit  Matth* 
XXV.  i  — 1'3.  ver/^laard  en  toegepast  door- ^,  Cürte» 
Miiw , .  Leeraar  in  de  Kerk  en  School  te ' Amfteldam.    Tg 

.  Anifteldam^  by  L  Wcsfing  Wz. ,  1786.  Bclhalven  heü 
Voorwerk^  a?2.  Mladz^  in  gr.  oüavo.  . 

In  een  viertal  Leerredenen  ontvouwt  de  Hoogleeraer  Cur^ 
^tciiius    de  opnjcrkclyke  gelykenis   der .  wyze  en  dwaze 

Masgden,   Ma{th,   XXV,    j^ ia,   waer  nevens  hy  ten 

Uetfte  eiïc  vyfJe  Leerreden  over  het  13de  vers  voegt,  ter 
verklaririge  en  aeqdrang  der  kostelyke  lesfc  van  onzen 
S^ootilen  Leermeester,  om,  uit  aemnerking  van  de  onze- 
keibcid  des  tyds  ,  wanneer  by  komen  zal,  (leeds  op  onze 
hoede  te  zyn,  op  dat  de  Heere,  als  hy  komt^  ons  waken* 
de  vinde.  Zyn  Hoogeerwaerde  vorscht  met  veel  naenw-' 
keurigheid,  den  letterlykcn  zin,-  en  de  geestlyke  betekenis 
der  byzonderheden,  m  de  gelykenis  voorgedragen,  oor- 
deelkundig  na  j    brengt  het  daeromtrent  ontvouwde  gc- 

A  3  moed- 


C  1^.  cüHTEmüs  - 

ftoedlyk  ter  bet^litinge  over,-  en  béflüit  de  befclibuwinf 
van  dlc  alles,  nttt  een  nadruklyk  ppwekkehd  voordel  ter 
Christelyke  waekzaemfaeid^  Tot  eén  lUiel  éer  nitvoeriiige 
diene  's  Mans  volgende  aenmerking ,  ter  billykiogè  van 
het  gedrag  der  wyze  maegden ,  in  't  afllaen  van  *t  verkoelt 
der  dwaze  maegden,  otn  olie  te  mogen  hebben  uit  hare 
Vaten,  zeggende:,  geenszins,  op  da$  Vr  misfcHien  voor  om 
én  voor  u  niet  genoeg  zj :  't  welk,  in  den  eerften  opflag^' 
aeiileiding  geeft  tot  ene  tegedbedenking,  welke  de  Hoog* 
lecraer  aldus  voorftelt  en  beantwoord.  * 

„  Maar  hoe?  Is  't  dan  niet  der  wyz€n  aard,  en  is  *t 
Diet  zelvs  hunne  verjriichting ,  altoos  bereid  te  zyn,  cnsi 
zoo  veel  in  hun  is ,  de  zwakken  op  te  beuren,  en  mede 
te  deelen,  't  gene  tot  onderlinge  (Uchting  dienen  kan? 
Zegt  niet  het  beste  deel  der  Bruidketk  van  de  kkine  zas^ 
ter^  zoo  zy  een  muur  is^  vfy  zullen  een  paleis  van  zilver 
op^haar  bouwen  ;  en  zoo  zy  een  deur  is ,  die  ligt  beWoögett 
wordt,  wy  zullen  ze  rondom  bezetten  met  cedereplanken. 
Öoogl.  VUL  9.  Vordert  ook  niet  de  gemtenjchap  der 
Heiligen^  dat  alle  en  elk  geloovige  zich  moeten  fchuidig 
wee  ten,  zyne  paven  ten  nutte  en  tot  zaligheid  der  andere 
ledematen  gewilliglyk  en  met  vreugde  aan  te  leggen?"  En 
was  *t  niet  te  wenfirhen,  dat  alle  belyders  gelyk  mogten 
{laan  in  dezelvde  voonechten  ?  Of  meent  men  >  dat  dé 
Schrivt  te  vergeevsch  zest^  de  geest ,  die  in  ons  vfoont^  heeft 
die  lust  tot  nydigheid?  Jac.  IV.  5.  Nu  dan,  betaamde  het 
de  vfyz^  ^el  alles  in  te  houden  voor  de  gene ,  die  iets 
ftoodig  badden  ,  daar  de  groote  Meester  zelve  bevolen 
heeft:  gecvt  den  genen  ^  die  iets  van  u  bidt  ^  èn  keert  u 
niet  af  van  den  genen  ^  die  van  u  leenen  ml.  NÉitth.  V.  42. 
Dit  fchynt  hard  in  het  eerfkc  opzien,  tn  niet  overeen^ 
komftig  met  de  liefde  des  naasten.  Maar  wat  dieper  be* 
fchouwd  zynde  ,  zal  't  blyken,  dat  dit  inderdaad  een  wys 
antwoord  was.  Want  (i)  voor  eerst ,  als  de  Heiland  eens 
ieide »  leent  zonder  iets  voeder  te  hopen.  Lue.  VL  35 ,  ver- 
ftaat  hy  dat  nlleen  van  tydlyke  goederen,  waaruit  de' gene , 
die  overvloed  hebben,  de  behoevten  van  hunnen  even* 
mensch  moeten  zoeken  te  vervullen;  maarhy  bedoelt  daar- 
mede geenszins  eenig  geestlyk  goed,  waarvan  de  overwy* 
zing  of  overdragt  onmogelyk  is  (ü).  Ten  anderen  dcedcn 
de  dwaaze  niet  wel,  dat  zy  by  fchcpzelen  zochten,  \ 
welk  een  gave  Gods  is.  't  Was  God  alleen ,  welke  van 
den  Geest ^^  die  op  Mofes  was,  zoo  veel  heeft  konncn  cf-^ 
zonderen , '  hoewel  Mofes  dan  nog  daar  by  geen  gebrek 

lecdc» 


ÜVlR  MAÏTH.  XXV*  1-^13;  7 

laedt ,  osD  Istaüs  oudften  J^/2  iast  its  volks  te  belpen  dra-^ 
gtn.  NuiD.  XI.  16  ,  17,  Joannes  de  Dooper  zeide  desge- 
Jyks:  ccn  snensch  kan  gun  ding  nanr^mcn^  500  V  hem  uU, 
den  Hemel  nia,  g^cven  zy.Jonn.  III.  27.  En  dethalven^'t 
was  ydel^  de  gaven  des  Geestes  (♦)  te  verzoeken  vafi 
dezulken,  die  bet  niet  in  hunne  m^gt  hadden  dezelve  te 
geeven.  (3)  Ja ,  fchoon  men  wel  befcheiden  en  toegevend 
«yn  paag,  ten  aanzien  van  «aaken,  die  de  onze  zyn»  men 
mag  echter  nooit  vrede  houden  ten  koste  van  de  ^aar* 
heid^  d§wyl  men  dus  befchikking  xoqde  maaken  over  het 
gene  ons  niet  toekomr.    Ziet  Spr.  XXIII.  aj,  Zach.  VIII. 

\6.  19-  •;: J^^  derhalven  de  v^sze  niet  konden  beflui- 

X&BL  piQ  iet3  af  te  langen  van  hunne  geestlyke  oHe^  Azf 
kwam  niet  uit  eenen  korzelen  aayd,  of  uit  gebrek  van  mer 
delyden,  maar  voornaamlyk  uit  misnoegen,  over  eene  zoo 
yeri^gaande  dwaasheid  ^  waar  dopr  nien»  met  terzyda^ 
ftelh'ng  van  God  en  Christus,  de  eer  der  genade  me<c 
aaa  de  Werktuigen  fcheen  te  willen  opdraagep. 

„  Daar  by  komt  qog,  dat  elk  moet  houcun  het  geen  hy 
heefi^  4^p  d(a  niemand  zyne  kroone  nceme  ^  Openb.  II.  05- 
III.  II.  En  daarop  ziet  dit  byvoegzel:  op  dat  'er  ms/bJiien 
voor  ons  en  voo)r  u  niet  genpeg  zy»       .^ 

„  De  geloovigen  hebben  genoeg  tot  het  geestlyk  beftaan» 
maar  niet  te  veel.     Zelvs  die  het  meeste  bezitten  hebben 
mets  over,  maar  zyn  nog  daaglyks  verpligt,  den  Heere  te 
todden  om  venneerdering  van  genade ;  \vant  eene  aljer^oor- 
dfinggpdfte  Hevde  tot  den  waaren  Bruidegom^  een  allervuu- 
rigst  verlangen  naar  zyne  gemeeDfchap^    eene  onbepaalde 
volvaardigjieid  om  alles  daar  voor  veil  te  hebben ,  en  eene 
onvermoeide  naarftighcid  is  'ernoodig,  omjefus  met  den- 
zelfden yver  tot  den  einde  toe  [te  blyven  opwachten.  *t  Was 
*er  dus  200  verre  van  daan ,  dat  zy  iets  van  hunne  geestlyke 
gaven  zouden  kunnen  overfteeken,   dat  zelvs  de  allerheilig- 
fte  genrieg  te  doen  hebben ,  om  hun  eigen  licht  te  bewaa- 
rren.    Ja  *t  gcene  hun  is  toegedeeld,  hebben  zy  overnoodig 
voor  zichzelven,   en  konden  'er  in  't  geheel  niets  van  ont- 
beeren,  zouden  zy  opwasfcn,  gelyk  de  pligt  is  van  alle,  die 
zich  Christenen  noemen ,  in  de  genade  eti  kennis  van  onzen 
liccre  en  Zaligmaker  Jcfu  Christi.  0  Petr.  III.  18.  zouden 
ly  uilgaan  en  toeneemen  als  mesila/VèrenjMHAV.a^  zou^ 
oen  zy  voortgaan  van  kracht  tot  kraclu,  om  eens  Gode  wel. 

be. 

O  De   Olie  naemlyk  is  hier,  yolgens  onzen  Uitlegger,  ent 
afbeelding  van  den  Heiligen  Geest  en  zvne  gaven. 

A  4       • 


t  P.  GüRTÊNIÜSjOVER  MATTH-XXVi   1—13; 

behaaglyk  voor  hem  te  verfchynen  in  het  Hemeirche  Ziofr, 
Ps.  •  LXXXIV.  8.   '  't  Konde  hun  uit  dien  hoofde  niet  ten 
quaade  geduid  worden ,  dat  zy  daarvan  geen  afftand  wilden 
doen  t€n  behoeve  der  dwaaze:  want,  hadden  zy  minder, 
t  zoude  voor  hunzelven  niet  eens  genoeg  zyn  geweest , 
om  Jefus^  zoo  als  het  behoorde,  met. hun  ganfche  hart, 
en  uit  geheel  hunne  kracht  ^xt  omhelzen:  of  hadden  zy  al 
iets  meer  verkregen,  ook  daarvan  mogt  niets  afgaan,  de-^ 
wy)  zy  alles ♦  wat  zy  hebben,   en  nog  ongelyk  meer  bo- 
ven dien ,  met  al  wat  hun  kon  worden  -toegedaan  •,  geheef 
verpligt  waren ,  om  het  alleen  aan  den  dienst  van  hunnen 
Heer  op  te  offeren.    Ja  *t  zoude  een  zotte  lievde  geweest 
zyn,  noch  met  eenigen  fchyn  van  billykheld  te  vorderen, 
zichzelven,   indien  zy  al_  konden,  te  berooven,' en  ligc 
door  dat  middel  te  weeg  te  brengen,  Azt*tt  feeni^er  tyd 
voor  niemand  genoeg  zy.    Gelyk  dan  de  wyzé  maagden  haar 
verftand  daarin  getoond  hebben ,  dat  zy  de  olie^  hadden 
fnedegenomen  in  haare  vaten,  ?oo  was  't  nu  ook  'nog  we- 
derom een  verfche  blyk  van  lïaare  wysheid^  dat  zy  niet  goed 
vonden  aan  anderen  iets  over  te  doen ,  waarmede  toch  de- 
zelve niet  konden  worden  geholpen ,  en  het  geen  zy  zelvd 
volftrekt  tot  haar  eigen  gebruik  van  nooden  hadden/' 


Leerredenen  donr  w.  D.  orommé  ,  Predikant  te  ^bbekerk 
en  Lambeftfchaeg'.  Te  Utrecht^  by  A.  van  Padden- 
burg  ,  1786.  Behahen  het  voorberigt.  ai6  bladz.  In 
gr.   octavo.       -  ^** »« 

De  Christe/ykc  Standvastigheid  in  de  Leer  e  des  Geloofsboot 
affcheid  van  de  Chris  te  lyke  Synodus  v^n  Noordhqlfafid.^ 
voor  gefield  en  aangedrongen ,  door  w.  D.  grommé  ,  ak 
boven.    In  gr.  octavo  43  bladz. 

De  hier  eerstgenoemde  verzameling  van  Leerredenen  be- 
helst zes  Predicatien,  waervan  de  vier  eerden  uitge- 
fprooken  zyn  op  de  Dedendageji ,  in  de  jaren  1786,  1785, 
1784  en  '1782,  met  betrekking  tot  de  toenmalige  oniftan- 
digheden.  Ze  hebben  ten  onderwerjp,  (i)  De  Alliantie. 
Gen  XXI.  31S  33-  (a.)  Het  veiligst  Vertrouwen,  PJl 
XLVL  a,  3  ,  (3.)  De  Godvruchtige  Patriot.  Pf.  LX.  3, 
4,  En  (4.)  De  Vader,  landlievende  Bidder.  Dan.  IX.  i5, 
17.  Ieder  dezer  Biddags-Predicatieo  is  zeer  wel  gefchikt 
naer  de  tydsomftandigheden,  en  zyn  Eerwaerde  legt  het  'er 
inzonderheid  op  toe,  om  de  overwegingen  van  *s  Lands 

toe* 


toc/bnd  tot  Godtdienftige  uveideukiugen  tc'  wcntten."  Met 
dii  oogmerk  tracht  by  zyne  Toehoorders  op  te  wekke^v, 
om  niec  Üecbcs  ia  *c  middelyke  te  .berusten,  maat  dit 
ter  harte  necrocnde,  teyens  en  vooraj.dejo  geest,  te  Verhef- 
fen  tot  den.  AlbeAierder,  en  de  aeuciacht  recht  ernlUg  te 
vestigen,  óp  de  wegen  die  .Qocl  inet  Nederland  iiiflaet,  op 
•s  Volks  ftraffchuldigheid,  eri  dtózelfs' verplichting  tot  ienc 
hartgrondige  verandering  vaiv  g^fijragj.  ten  eindezy^^ls  wa^ 
xc  Pauiotten,  dé  Vaderlandslietde_  dour  den .  Godsdieust 
'mogen  heifigen.  ~ —  Op  deze  vier  volgt  eneXefïTeden,. 
welke  ten  onderwerpe  heeft  de.  Crlstelyke  Liefde',,  of  de 
opwekking  van  Paulus  aen  de  Chrisfeqen  Ye  Ephti^e^^Xfli. 
V.  2«.  Na  euc  beknopte  opheldering  van  's  Aposcèjs  y<jor- 
ftel,  fchetst  deEerwaérde  Gr<?/we??<  n«  cHaractgr  ya'd  ërien 
ia  de  liefde  wandelenden  Christen;; '-én  wyst  'on^  verckr 
aen  enige  voorhehoedzels,  dib  mèa  omtrent  de  betrach- 
ting der  liefde  in  agt  heeft  te  nemen';'  daerbene^cfnè\mal[(t 
by  de  lifiifde  van  Christus  t*oos.wacrds  in  der^elvcr' ait? 
xDuntendheid;  en  toont  ten  laetfte,  hoe  zeer  de  liefde' yah 
Christus  ons  töt  de  liefde  des  Naesten  verplichte  *  toili 
hoe  verre, die  ons.  tot  een  regel  vaö  navolging" yèrftrekRè^ 
[-  Hierbykomt  voprts  iiog  ene  BevestigingsX<eerr.edcn, 

waerin  zyne  Eervraerde^naeciienleiding  van  2  Ti^^:^lL^j^^ 
den  rechtgeaerten  Euangeliediénder' aftekent,* of  Jttet  uiraurf. 
tcnd  voorbeeld  van  )Pajulus,.ia,zya  Éuangeliédiöj:)stj»:aê|i 
Leeraren  voor/lelt,  't  welk  hy  met  gepii^ste',  tójjprakffl, 
ten  befluite,  vergezeld  doet  gacn^  .    '  ,     .;;..; 

Wyders  heeft  de  Eerwaerd^'  Crómmé  nog  cn<i\LeeVriÈ. 
den  afzonderlyk  afgegeven,  door  hem^  ten  aflcheid  y^ti 
*t  laetstgehouden  Noordhollandfche  SynodHS  te  Ebkhuizén 
uitgefprokcn;  waer  in  zyn  Kerwaerde  de  vertnauing;^  ea 
heilwcnsch  van  Paulus  aen  die  van  The^falohica,  >  Vkdsjl 
IL  15 — 17, ontvouwt,  en  de  daer  in  vervatte vvacrhsdeü 
,  ontwikkelt;  doende  voorts  zyne  jLèerreden,  naer  de  tyd*. 
.omftandigheden,  met  wel  ingerichte  dankzeggingen,  ^egeó- 

wenfchenen  heilbcden,  afloopen.  Men  vind  la  alle 

deze  Leerredehen  beftendig  ene  ijeregclde  manier  van  voor- 
AeUen,  ene  duidelyke  ontvouwing  van  kundigheden,  ti\ 
een  emfligen  aendrang  'ter  Godsdienftige  plichtsbetrachtiiv- 
ge;  zo  dat  ze  een  eigénaertigen  invloed  kunnen  hebben, 
ica  Jiune-  van  Keik-en  Burgerllaet,  , 


A  5 De 


\ 


ir.  wANALPnMWp 


'De  Qrondón  mijher  Qctoöfsbelijdenis  ^  opengelegd  voornüj* 
ƒ/(?  Kinderen.  'Door  Mr.  hieronijmüs  vaw  alp^n. 
Te  'Utrecht  by  de  Wed.  J.  van  Ter  veen  en  Zoon,  en 
G.  vdn  den  Brlttk  ,'  Jan;^s.  178Ö.  Behalven  het  Voor^ 
bcrigty%êfi  blfidz.  isi  gr^ cÜayu 

In  dit  gefchrlft  'levert  de'  Heer  en  Ma  van  Alphen  ene 
gerecelde  doorloopende  ontvouwing ,  van  het  Oodge- 
leerde  Samenftel  der  Gereformeerde  Kerke ,  welke  hy  têa 
dienfter  zyner  Kinderen  vervaerdlgd,  en  voorts  ten  alge- 
menen, gebruiké  openlyk.  afgegeven  heeft.  Na  ene  voor- 
.^tfgtfe^Jde  Inleiding,  in  welke  hy  iyne  Kinderen  tegen  de 
onvefrchiÜighei4  en  het  ongeloof  waerfchouwt,  is  dit 
Getdirift 'verdeeld  in  neeeh  atdeelingen;  onder  welken  hy 
«  'yöorriaemlle  waerheden  betrekt,  die  hy,  nu  eens  by 
Vyssp  'y.iri  gcracjenzame.  gefprekken',  en  dan , by  maniervafi 
Vef hi^ndellngen  'of  brieven ,  voordraegt. ,  in  zodanig  ene 
jjlblicëfvólgende  orde," dat  het  geheel  eèn  aencengefchakeld 
Verfla^  behclze  van  het  Gereformeerde  Samenftël. 

Öe.tcrP:e  AfdeeUng  gaet  ovti  den  Perfoon  van  Jefus  ^ 
'Wacr  pmirent  inzonderheid  3rie  zaken  in;  overweging  kö- 
WP.  ./,0).  pat  Jefus  'er'watrlyk  geweest 'is.  (i)  Dat  hy 
'èen  men^h  geweest  is,  welke  mmmerzyns  gelyken  ge- 
Üi(l;heeftl;  (3)  Dat  hy  in. nadruk  de  Zone  Gods  is.  H«t 
1ieWe,*hier  aengeduid,is  het  onderwerp  der  tweede Afdee- 
ljilff({,r  behelzende  ene  tefchquwing  van  de  Godhei(f  van 
^^^  mitsgaders    van.  de  vereniging  der  twee 

ifi^tuurfin,,  Eji  .tócr  aïeri  volgt,  dan,  in  de  derde  Afdeeling, 
;enfe;  overweging  der  Leere  nopens  den  Heiligen  Geest  ^ 
vergezeld  van  eenige  algemene  aenmerkin^en  over  de  Hef^ 
Jige  Drieeenheid.  Het  onderwerp  der  vierde  Afdcèlinge 
is  dQ  Qpenb^ring^  omtrent  welke  de  voornaemfte  byzondcr- 

Jiedep ,  die  deswegen  in  act  te  nemen  zyn ,  hier  gade  ge* 
agen  worden. '  In  de  vyfde  AfdeeUng  word  de  oplettend- 
heid gevestigd  op  Jefus ,  als  den  waren  Mesfias^  den  Za^ 
lijgmaker^  na  ene  voorafgaende  befchouwïng  van  het  ze^ 
iaelyk  bederf  des  Menschdoms ,  en  de  Leer  der  toerekeninge. 
Dit  onderwerp  word  in  de.  zesde  Afdeeling  no^  nader 
overwogen ,  door  ene  verdere  b^fchouwing  van  Jefus  ah 
een  volkomen  Zaligmaker  ^  by  Welke  gelegenheid  nagc- 
gaen  word,  de  iifaerdy  van  den  Natuurleken  Godsdienst; 
de  verkiezing  als  een  gevolg  van  Gods  onafhanglykheid  en 
ieyze  van  bejlaan^  beneveqs  de  Leer  der  Verzucninge  en 

de 


de  Zcicljke  HcrfteUiagc.    Zulks  leifl  onzen  Autheur,  ia 
it  Eevende  Afdeeling,  ter  vdorteUiAge  van  het  Geloofd 
lis  het  middel  ur  yereehiginge  met  Christmi  tn  dit  doet 
hem  voorts  het  oog  (laen  oi>  Jefut  z\s  den  tsfceden  Adam^ 
met  de    heilryke.  gevolgen  hier  van,  te  weeten;  de  vtrze^ 
kering  der  Gelmigen  van  hunnen  Genades  fiaet^  hunne 
opfimdige  en  eettwige  hee^ykheid^  in  tegenoverftelling  vau 
het  alkrrampzaligjU  h$  der  Godloosen*    Wyders  handelt 
ky  nog ,  in  de  volgsnde   Afdeeling ,  van  d^  openbaaren 
Godsdiemt^  daj^lfsfkgtighedtn^  Doof   en  A^ondmael^ 
en  *t  geen  verder  otmre9t  hu  Kerklyke  befiier  opmerking 
vorAert.     filndelyk   voegt  hy,    in  de  laetfte  Afdeeling. 
hierby  nog  een  vyftal  van  Brieven,  beheleende  algemene 
aatitaefthigen  over  At-GHrUtlyke    ZedekuHde%  de  bcoef^ 
ning  der  Godgeleerdheid  ^  tvi  de  voordeelen^  yan  een  Godu 
ehenjllg/eyen.     i  '•     y' 

Oivereenkomft^  met  het  eerfte  bedoelde  van  den  .Heer 
Mr.  van  Alphen^  ten  nutte' zirher  Kinderen,, behetót  dit 
Gefchrift  ene  zeer  goede  handleiding ,  waervaii  Ouders  en 
Opzieners  der  Jeugd,  JnGodsdienftige  Hmsgezinnen  der 
Leere  oxkztt  Nedeilandibhe  Kerice  toegedaen  ,  zich  met 
vrucht  zullen  kunnen  bediehen  ,•  tër  nadere  onderrichtinge 
hanaer  k^^ekelingen,  die'zich ,  na  voorafgaende  belydenis*» 
tot  bet  Heilige  Avondmael  willen  begeven.'  Kundige  Caté- 
chizeermeesters,  die  enijg^ziDS  ge>leoon  a^n  regelmatig  m 
denken  »  zullen  ook  weldoen  Jmet  dit  beloop  .^..deze  ma- 
nier va  n  onderwys  na  te  gaen  ;  om  daeruit  te  leeren ,  hoe 
de  zodanigen,  die  voor  ene  foortgelyke  ondernchting 
vatbaer  zyn,  beter,  dan  langs  den  gemeen  betreden  weg, 
tot  eea  verftandig  begrip  der  Kerkleere  gebragt  kunnen 
V9oideo« 

Xiphelderingen  der  Heilige  Schrift ,  getrokken  uit  de  Uielt" 

me  Oosterfclie  Üitlegkundige  Bibliotheek  van  j.  D.  MiCHi- 

BLIS  ,  door  y.  van  HAMELsn^fiLO.    ƒ.  Stuk.  Te  Lejden 

by  W.   H.   Gryp,  178Ö.    Behalven  het  Voorbericht  \  fo 

iladz.  in  gr.  oStayo. 

Met  het  te  voorichyn  komen  der  Nieuwe  Oosterfche  en 
üitlegkundige  Bibliotheek  van  den  HooglecraerAf/erA/i- 
cUs  heeft  de  Ëerwaerde  van  Hamelsveld  het  raedzaem 
geoordeeld,  by  derzelver  Nederduiifche  vertaling,  een 
anderen  weg  in  te  flaen,  dan  hy»  by  de  oveizetting  van 

des* 


jl^  .  J.  UAN  HAM£L$VftLB|.  OOST.  iBHtt.     :        . 

-rfesaclfe    wocgcre   BibliotÖeA , .  jeKóuden    héefr.      ZyA 
Jictw.^    memlyki  vcriaclda'  de^ely^  geheel;  maer  thans 
beeft  by.  hedootea,   uit  dts^Nteuwe  BèblMheek^  aHeen 
aodanige  Stukken»,  af  ook  wel  enige :Biyj«>nricr beden,  over 
te  nemen,  die  voopdcn  Nedefduitfcben  Lezer  van  wezen^ 
lyk  belang  geoordeeld  kunnen  worden,  of  voörGodgeleer- 
jden.cn  andere .  Beminnarcn  van  Bybeloefeuing  algepieen  ge- 
wgUg  »yn.   intusfcheti  is.zyn  ©ogmérk;,. ten  gevalle  der 
Liefhebberen^   eebtej-  nog  telkens >  in  zyn  Voorbericht', 
ene  korte  opgave  yan  alle  de  Aijik^cn,  Ui  de  HoogduitfchA 
uitgave    vervdt , ,  mede  te  deelen,.  ..Acluervolgcas  datj?lan 
16  dit  ecrfte'  Srsik  uii^eyoerd;.cn  men  hcRft: reden. -om. ïc 
.verwachtea,.,dat  4it  Pls^^  bet^jdat^.de  voorige  bandelwy.* 
jsce,  de  goedkeuiing  der  Nederduitfche  Lezers  zal  WJegdma.- 
gen^  daer  men*du6  in  een*  k,ort  J)e(l|sk.  bV  een  vejrgaderd 
vind,  het  geen  in  dat  geleerd   Tydrchrift   bovenal   merk- 
waerdig  voorkomt;  het  w^lk- in:Vee}e  byi^Onderbeden-zyne 
ngnlgbeid  kan  hebben.    By  het  doorbladeren  van  dit  Stuk.* 
je  zal  de  htzpt,  dcswegens  voldoening  vindeji-;   doch  het 
£eea  best  geichikt.  zou   zyn  tot  eene  alg^meeoe.leerzamd 
pl^eve  in  dezen,  is  te  ibreedvoerjg.  o«n  hier  te  pl^etzef^;  'te 
wet^n,  ene  verzameling  van  aentekeningen  over  /j^/  fj^ödcr 
yan  \Paie$Unas^  di$  opmerking  ^vpiid^r^n ,:  eji  welken  ,  zo 
ais  wy  met'den.Hoogleeraei-  hoopen »  tot  Itog  meerder  vol* 
komppheid  gebragt  zullen  wor^^  .    .  _       , 


^Eerjle  len  vw  dc'Pr9dikani&n')fflnMoor.dholland;imt 
betrekking  tot  het  voorgdyalUne  9p  de,  tmc  laat/te  Synodtmx 
yan  NoordhoUand^  m  de,  zaak  van  den  Koosur  tn  aan* 
kleeve  van  dien.  Te  Hoorn ^  by  E.  Vermande,  1786.  i« 
gr.  oStayOj,  23  b/adz. 

De  UiWyers  van  het  Request  der  Huitenpredikanten  der 
..£•  Clasfis  van  Amllerdam ,  nopens  den  hier  opgemeN 
.den  Rooster,  gaven  diestyds  in  hun  Voorbericht  te  kan- 
nen, óax.zY  Wi\  Portefuille  bezaten,  't  welk  ;amelyk  voor. 
zien  is  van  echte  Stukjes  en  Ahecdptes  tot  deze  zj\ek  beho- 
rende; (*)  en  thans,  met  de  afgifte  van  dit  Eerfte  lets^ 
.melden  ze  ,  dat  de  inhoud  van  hiiu  Porte/uf//e  nog  attmoF^ 
'kelyk  vermeerder^i  is.    By  dezen  deelen  ze  uit  het  zelve 

me* 

(•)  Zie  Nieuws  Jlg.  LtUeroef.  I.  Deel,  bl.  509* 


E£R«TB  fETS.  Jg^ 

\Dsdtj  in  At  eerde  plaetze^  een  zogenaemd  Gedichtje, 
lynde  een  Inva/,  na  dat  de  GccomnütUerd^n  der  Jlk* 
tmarfctic  Clasfis  de  Noordhollandfche  Synode  waren  uip^ 
gegaan.  Wyders  een  nader  Request  der  Alkmaarfche 
Clasfis  aan  de  Ed.  Gr.  Mog.  Heer  en  Staaten  yan  HqU 
land  en  Westvriesland  ^  met  twee  daerby  behoorende  By« 
lagen  ;  en  eindelyk  een  ExtraÜ  uU  de  Refolutien  der  opge* 
melde  Huren  Siaaten  ^  by  gelegenheid  van  het  Rapport 
op  de  ingeleverac  Dékantien.  Het  een  en  't  ander  llaet, 
naer  't  ons  voorkomt,  nader  opgehelderd  te  worden, door 
een  T^fcede  JctSj  dat  men  voorheeft  vervolgens  gemeen 
te  maakcn.  ■    Men  ftelt  zich  in  deze  verzameling 

voor,  ene  huichelende  hiërarchie  te  beftryden;  •,enzyn",* 
is  de  tael  der  Uitgevers ,  „  en  zyn  onze  kragteu  hier  tóe 
99  te  kJein,  onze  vermogens  te  gering,  ons  geduld  is  groot, 

„  onze  moed  bedaard,  maar  tevens  beftendig. Hoe 

9,  min  gaarne  wy  loflpreuken  op  ons  zelven  toepasfen^ 
^  naar  waarheid  mag  men  van  ons  in  dit  geval  zeggen : 
9,  Posfunt^  quia  pos/e  videntur.^ 


lnltidin%  tot  de  Pathologye^  of  Befchotming  van  het  Men* 
fchelyk  Ligchaam^  in  den  Zieken  ftaat.  Derde  Deel.    \ 
Door    %    MACQUET.   Med.-  Dodt.     'ie  Utrecht j   by  de 
Wed.  j.  van  Schoonhoven,  1786.  in  gr.  Kvö.  53a  bl. 

In  dit  Deel  handelt  de  Schryver  over  de  volgende  On- 
derwerpen* „  Over  de  befchadigende  vermogens;  de 
,t  fchadelyke  kragten  van  den  dampkring ;  de  ^ladeelen 
59  uit  fpys  en  drank ;  het  ontydig  gebruik  der  Geneesmid- 
5,  delen;  de  venynige  krachten;  de  afdwaalingen  in  de 
,,  dierlyke  beweegingen  ;*  fchadelykheden  uit  byzondere 
yj  postuuren  en  beweegingen ;  bovenmatige  oefeningen  der 
„  Ziele;  fchadelyke  kragt  der  ontroerde  hartstogten ; over- 
„  maat  in  flaapen  en  waaken;  ongeregelde  ontlasting  en 
,,  inhouding ;  over  den  fleen ;  over  de  wormen ;  zaaken, 
9,  die, van  buiten  het  Ligchaam  aahge1)ragt,fcbaaden;3aa- 
^9  den  der  ziekte:  verfcheidenheid  der  ziekelyke  oorzaa* 
2,  ken,  en  eindelyk  over  de  helpende  kragten  der  natuur/* 
De  fjeer  Macquet  fcbynt  de.  gaave  niet  wel  te  bezitten  om 
zyne  denkbeelden  duidelvk  en  in  eené  geregelde  orde 
voor  re  draagen,  gelyk  de  leezer  aiet  alleen  uit  de.  bo- 
veoftaande  rangfchtkking  der  onderwerpen,  maar  .ook  byr 
zonder  uit  de  behuideling  derzelven»  duidelyk  kan  opmaa- 

ken. 


14  J*  MACQUST  5  VATHOtOGTB* 

ben.  ■  ■■  Ook  hebben  wy  by  het  doorbladeren  ver- 
fcheided  (leilingen  ontmoet,  die  wy  niet  liefst  voor  onze 
rekening  souden  willen  neetnen^ 

Wy  willen  zeer  gaarne  gelooven,  dat  het  oogmerk  des 
Schryvers  geen  ander  is,  dan  zyne  verkreegen  kundig* 
heden  9  ten  nutte  van  zyne  Konstgenooten^medetedeelen; 
dan  w^  vreezen,  dat,  daar  zyne  Inleiding  reeds  zo  wyd« 
loopig  is  geworden,  by  niet  veele  Leezers  zal  vinden,  en 
dus  zyn  oogmerk  in  deezen  niet  bereiken* 


Verhandelingen^  uUgegeeven  door  de  Hollandfche  Maau 
fchappye  der  WeeterifcJiappen  te  Haarlem  ,  XXII  Deel. 
Te  Èaarlem  by  J.  van  Walré,  1786.  Bchalyen  he^ 
Fporwerky  479  b/adz.  In.  gr.  ivo. 

Twee  Prysverhandelingen  maaken  den  aanvang  der  by 
eengezamelde  Stukken  in  dit  Deel:  Ze  ftrekken  ter 
beantwoordinge  van  de  vraag  der  Maatfchappye :  „  Welke 
„  zyn  de  Gronden  en  Kenmerken  van  de  Analogie?  En 
„  hoe  betaamt  het  eeuen  Wysgeer  zich  daar  van  te  be- 
„  dienen,  by  het  onderzoek  der  Phyfifche  en  Moreeh 
„  Waarheden?**  De  Hoogleeraar  F.  de  Castillon  gaat  dit 
voorftel  onderfcheidenlyk  na:  hy  ontvouwt,  in  de  eerfte 
plaatze,  de  gronden  en  kentekenen  der  Analogie,  met  aan. 
wyzinge  der  gevolgen,  die  'er  uit  af  te  leiden  zyn.  Ver- 
der toont  hy  aan,  hoe  men,  in  't  gebruiken  der  Analogie^ 
bovenal  twee  voorbehoedzels  in  agt  behoort  te  neemen: 
(i]).  Men  moet  de  geljkenis  niet  vermengen  met  de  An- 
logie.  En  (a)  men  moet  uit  hoofde  van  eene  of  meer 
eenzelvigheden,  (die  de  gronden  der  Analogie  zyn,)  niet 
befluiten  op  eene  zaak ,  die  in  't  geheel  niet ,  of  flegts 
ten  deele,  tot  deeze  eenzelvigheid  behoort.  Dit  sade  ge- 
flaageu  r^e,  kan  men,gelyk  hy  hierop  ten  laatfte  toont 
een  2eer  voordeelig  get»iiik  van  de  Analogie  maaken;  't 
welk  hy  inzonderheid  onder  de  vier  volgende  hoofden  be. 
trekt,  (i)  Door  middel  der  Zintuigen,  eerst  zyn  eigen  oor- 
deel, en  daarna  dat  der  anderen,  in  de  zaaken,  die  het 
verftand  aangaan,  te  volmaaken.  (2.)  Eene  byzondere 
waarheid  algemeen  te  maaken.  {3).  De  waarheid  of  valsch- 
heid  van  een  Voorftel  tastbaar  te  betoogen,  het  geeti 
men  op  geen  andere  wyze  ftrenglyk  zoude  konnen  bewy* 
sen.  En  (40  de  oatdekkuig  van  nieuwe  Waarheden. 
De  Hoogleeraar  ftaafc  ieder  deeser  gebruiken »  met  het 

by- 


nKUfimtmmzai  vüm  de  holLandsche  ma&tschai^y.  i^ 

1)j6reageti  van  Natuur -en  Zedekundige  Voorbeelden,  diö 

on  al   bet  voorgeflelde  veel  lichts    byzetten. |n 

eene  hieraan  volgende  Verhandeling  ontvouwt  de  Hoog<» 
keraar  jF*  Pap  de  Fagaras  dit  ^elföe  onderwerp  omflag. 
tiger,  doch  even  daardoor  min  duidelyk;  intusfchen  le« 
vert  hy  een  aantal  van  bedenkingen  deswegens,  die  by 
de  voorgaanden  opmerking  verdienen.  Na  eene  uitvoeri» 
ge  verklaaring  van  *t  £een  men,  zyns  oordeels,  omtrene 
de  Analogie  en  derzelver  gebruik  heeft  gade  te  (laan^ 
legt  hy  *t  'er  op  toey  om  aan  te  wyzen,  welke  Wetten 
men  behoort  waar  te  neemen,  wanneer  men  de  Analogie,, 
met  alle  haare  waare  vereischten ,  •  wil  toepatèfen  op  hec 
ontdekken  en  betoogen  van  Natuur- en  Zedekundige  Waar- 
heden; het  welk  hy,  in  een  aantal  van  voorbeelden ^ 
eerst  in  'r  Natuurlyke  en  vervolgens  in  ^t  Zedelyke,  open- 
legt.  Zie  hier  zyne  opgnve  van  de  vereiacbten 

der  Analogte,  dienende  om  waarheden  te  vinden,  welke 
hy  de  zaamgeftelde  noemt »  in  onderTcheiding  van  de  een* 
voudige,  die  op  eenvoudige  en  naauwkeurig  behaalde 
Waameemingen  gebouwd  is. 

„Zy  moet  op  vaste,  wel  bepaalde,  en  niet  op  twyfelaf* 
tige  waameemingen-  (leunen.  En  zy  moet  op  zulke  toe- 
gepast worden,  die,  zonder  fprong  der  Natuur,  of  zelv^ 
van  onze  denkbeelden,  dezelve  kunnen  toelaaten , wyl  de 
Natuur  van  geen  fprongen  houd.  Ook  moeten  derzelver 
paaien  niA  roekeloos  buiten  den  kring  der  menfchelyks 
kundigheden  gezet  worden ;  en ,  om  een  gelykenis  te  gis» 
fen,  of  te  hulp  geroepen  te  worden,  moeten  de  waarhe- 
den ons  onmiddelyk  of  middelyk  tot  dezelve  fchynen  te 
leiden,  of  'er  moeten  zekere  juiste  middelen  zyn,  om  de 
Analogie ,  die  wy  vermoeden ,  dat  'er  tusfchen  beiden 
koomt ,  te  ftaaven ,  indien  zulks  gefchieden  kan.  Men  moet » 
niet  alleen  de  gelykheid,  maar  ook  het  verfchil  der  zash 
ken,  in  het  oog  houden,  en  de  eiffepfchappen ,  hier  toe 
betrckkelyk,  nagaan;  opdat  vooral  de' betrekkelyke  eigen* 
fcViappen  ,  die  uit  onze  bepaalde  wyze  van  kennen  geboot 
reu  worden,  van  de  voldrekte  kunnen  onderfcheiden  won 
den.  Men  moet  aantoonen ,  waar  de  uitwerkingen  ingewik^ 

keld  zyn.  En  men  moet  vastftellen,  dat  de  vcr- 

fchynzelen,  die  tegen  de  Analogie  fchynen  te  ftryden, 
of  met  dezelve  niet  overeenkomen,  hun  beftaan  verfchul- 
digd'  zyn  aan  de  zamenvermenging  en  werkingen  der  ver- 
fchillende  oorzaaken ,  of  die  ongetwyffèld  van  dezelve  niet 
afhangen.    Men  moet  de  Wet  der  verandermgen  ontolek* 

ken 


l6  ▼eB.HANDRLlKOEN     > 

ken  en  de  dê  uitwerkingen  ,4ie  «fhangen  van  zekere  oor- 
zaaken,  die  aan  verandering  onderworpen  zyn,  en  de 
verfchtidcnhedea  der  Verfchynzelen  moeten  tot  dezelve 
gebragt  worden  of,  indien  dit  niet  gcfchieden  kan ,  ten 
Hiinfteii  die ,  ter  welker  opaigte  men  de  overeenkomst 
der  uitwerkingen  waarneemt,  en  die  moeten  onderfchei- 
den  worden  van  anderen,  in  welken  men  verfcbii  waar- 
neemt. -— —  De  omftandigheden,  die  voornaamentlyk 
ter  zaake  doen,  moeten  van  de  andere  zorgvuldig  afge- 
fcheiden  worden;  en  vooral  moeten  de  werkingen  der  oor- 
zaaken,  onafh^ngelyk,  zo  veel  mogelyk  is^  van  de  waar- 
neemingen  voorgefteld,   en    dau   met  dezelve  vcrgeleeken 

worden.  -^ D^  ,omftandigheden ,  die  niet  tot  de  zaak 

doen, en  'er  echter  niet  konnen  van  afgefcheiden  worden, 
iDöet  men  bepaalen',  en  tevens  vastftellen ,  in  hoe  verre 
de  werkingen  der  oorzaaken,  door  zamenvoeging ,  veran- 
deren. En  wanneer  men  verfcheiden  uitwerkingen  *  tot 
vcrfcheiden  oorzaaken  brengt,  moet  men,  zo  dikwils  als 
het  mogelyk  is,  op  derzelver  hoeveelheid  agt  geeven.** 

Benevens  deeze  Prysverhandelingen  deelt  men  ons  hier 
ipcde  een  Onderzoek  van  den  Eerwaarden  L.  Meyör^ 
nopens  bet  zedelyk  lot  der  Kinderen  na  dit  leeven.  Zyo 
Eerwaarde  heeft  goedgevonden,  dit  ftnk,  dat  op  zich 
zelve  een  duidelyk  gunftig  voorkomen  heeft,  doch  door 
deeze  en  geeiie  Godgeleerde  Leernellingén  als  in  duister- 
nisfcn  omzwagteld  is,  zo  uitvoerig  behandeld,  dat  mea 
waarlyk  vry  wat  gedulds  noodig  hebbe,  om  alles  in  be- 
hoor! yke  opmerking  te  ueemen.  Voorafgaat  hy  na,  de 
vcifchillende  gedagten  der  Christen  •  Godgeleerden  deswc- 
gens,  van  de  vroegfte  dagen  af  tot  op  den  tegenwoordi- 
gen  tyd,  vervolgens  ontvouwt  hy  ons  het  gevoelen,  dat 
hem  het  waerfchynlykst  Voorkomt,  me^  aanwyzing  der 
gronden,  op  welken  het,  zyns  oordeels,  gevestigd  fean 
worden:  en  ten  laatfte,  de  gevoelens  van  anderen  met  be- 
fcheidenheid  beoordeeld  hebbende,  lost  hy  de  zwaarighe- 
hqden  op ,  die  tegen  zyne  denkwyze  in  doezen  bygebragi 

zouden  kunnen  worden.   Het  gevoelen,   waarvoor 

zyn  Eerwaarde  zich  meest  genegen  verklaart,  is  dat  van 
hun,  die  gunftige  gedagten  voeden,  nopens  het  toeko- 
mend zalig  lot  der  vroeggeftorven  kinderen,  die,  in  den 
tyd  hunner  onnoozelheid,  voor  het  verkreegen  gebruik  der 
Rede,  overleeden  zyn;  en  dat  wel,  zonder  onderfcheid 
uit  hoedanige  Ouderen,  't  zy  gelóovige  of  ongeloovige,  zy 
voortgefprooten  zyn,  Pe  Ëerwwrde  M^ycr  doet ,  in  de  behan- 

"    dei 


VAN  DB  HOU.ANJDSCHB  MAAYSCHAl>Pt«  -17 

Mng  vaa  dit  Onderwerp  nog  wel  byzondct  zien ,  dat  dit 
gevoelen  geeoszias  aanloopt  tegen,  maar  zeer  wel  overeen- 
komt,, met  hQt.  aangenomen  Leer (lelzeL der  Nèderlandrdia 
Kerke;  dat  tep  trooste  kan  (Irckken  voorzodange  Oude"* 
len,  welken,  uiteen  ougegronden  waan  daaroratrcat^  wel 
eeD3  oDgclukkig  mistroostige gedagten  sevoed  mogen  hebben. 
Wyders  behelst  dit  Deel^buicen  de  MeteorologircheWaar. 
oeemiagen.  op  Zwaanenhurg,  voor  de  jaaren  178a.  1783 
en  i7845nogeenBerigt  van  den  Heer  D.  dcGorur^Iz.  we- 
gens bet  Fogelgras ,  een  nadeelig  onkruid  voor  liet  Graan ; 
ea  verder  de  IJefchryving  ,  en  nevensgaande  afbeelding, 
van  een  AEtv^/.  en  Buikbreukband  door  A*  de  Busfin ;  die 
meldt»  dat  hy,  reeds  tweemaalen  ,  den  gelukkigen  uitflag 
van  dit  door  bem  uitgedacht  Werktuig  ondervonden  heeft , 
10  gevallen,  daar  de. anders  hier  toe.  gpbruikelyke  Werk* 
tuigen  niet  voldoende  waren. 


J)e  ahudc  Staat  en  Ocfchiedenisfen  dtr  Verccnigde  Neder lanm 
•  den,  door  e.  m.  bngelbrrts.  Tweede  Deel.  Te  Amfter* 
dam^  by  J.  Allart,  1786.    In  gr.  8w.    415  bladz. 

Nadat  de  kundige  ea  opmerkzaame  Bngelbrrts ,  in  bet 
Eerde  Deel  van  dit  keurig  uitgevoerde  Werk,  welks 
aart  en  inrichting  wy  voorheen  reeds  hebbeq  opgegeven(*J 
ons  den  ouden  Staar  der  Bataviereri,  nopens  hunne 
komst  bier  te  lande, geRaite,  kleeding,  onderfcheiden  rao« 
gen ,  \Arooningen ,  huiszelyke bezigheden  der  vrouwen,  mica« 
gaders  de  bedryven  en  tydkorting  der  m^nen,  ontvouwd 
heeft,  gaat  hy  in  dit  Deel  over  om  hen  in  hunnen  Landw 
bouw  en  Veefokkery,  Scheepvaart  en  .Koophandel  ^af  te 
fchetzen,  waarna  hy  deeze  onze  gastvrye  Voorouders  aan 
hnnne  tafel  en  dlscb;  daar  de  boordevolle  Derkemeijer  rond 
gaat , bezoekt ,  voorts  hen  laat  trouwen ,  en  aantoont  hoe  de 
vrouwen  zich  omtrent  haare  mannen,  de  mannen  omtrent 
hunne  vrouwen,  en  dceze  beiden  zicli  in.  de  Opvoeding 
van  hunne  kinderen  ,^  j^edragen ,  waaruit  wy  leercn  kun« 
nen^  hoe  deeze  onze  Voorouders  alles  aünw^dden ,  om 
vim  hunoa  kinderen  zowel  als  van  zich  zalven,  kloeke» 
l^utpge ,  ':gezonde  eri  Ithboiie  menfchen  te  vormen ,  en  ze 
vooial  dc^r  het  vdrduuren  van  alle  de  ongemakken  des 
►      -     .;  i^  '  .-  oor- 

(*)  ZleAlgim.  Faderl  Letteroef.  Vfl.  D.  bl.-  26.  '      *" 

.•  IL  D£EC."  N.  ALG.  LeT^T.  NÓl  I.  B       * 


a  «.  M.  ENCSI/BSIin 

oorlogs,  tot  dappere  verdedigers  van  Vaderland  tnr  Vry* 
beid  op  te  voeden»  het  welk  zy  als  de  voorimamfte  beftem*» 
ming  van  den  nenscb  aanmerkten.  Deeteli  taak  afgehan'* 
deld  hebbende,  gaat  by  over  toe  een  ndder  onderzoek 
van  hunne  Schryfkunst,  Oichtkirnde;  Muziek,  -Sé  gezangen 
der  Barden,  hunne  Geneeskunde,  Natuurkennis,  Kunueti 
en  Hand^verken ,  waarna  hy  eindelyk  dit  Deel  beOuit  m^ 
eene  breedvoerige  ontvouwing  van  himneni  Rege^Hogs^ 
vorm  en  20  hooggeroemde  Krygsoefeningen. 

In  de  befchouwing  van  alle  déeze  onderwerpeh  mbg  'ót 
Schryver  zich  met  recht  beroemen  niets  verzufma-^e  heb^ 
ben,  het  geen  kon  gezegd  worden  van  eeii  beroemd  oor< 
fprongklyk  volk ,  het  welk  verdiende  meer  by  ons  bekend 
te  worden ,  al  hadden  wy  geen  meer  berrehking^  op  het 
zelve  dan  andere  volken ;  zodat ,  uit  dien  hoofde,  memand, 
die  dit  in  aanmerking  neemt,  hem  bei'chuldigeu  k4u ,  vatl 
2ich  te  diep  in  de  overweeging  van  zonimige  zaakeii  te  heb- 
ben ingelaaten,  het  geen  hy  vooral  gedaan  heeft  wanneef 
de  onderwerpen  nog  naauwlyks  aangeroerd  waren,  geiyk 

de  Letterkunde,  of  in  dii  tydperk  van  het  uiterst 

gewigt  waren ,  gelyk  de  Regeeiingsvorm  en  Krygsoefenin- 
gen der  Batavieren,  waarachter  natuurlyk  eenige  bedenkin* 
gen  tusfehen  vertrouwde  vrienden  over  de  Volksreegerinj 
en  de  Nationaale  Wapening  vaUen  moesten. 

Schoon  het  zeer .  moeijelyk  vak  uit  de  aahgenaame  verr 
fcheidenheid  van  zaaken,  die.  hier  voorkomen,  eu.  vaa 
welken  de  voomaamfte  voor  ons  kort  beftek  te  omllagtig 
Wien,  eene  keuze  te  doed,  zullen  wy  echter,  tot  eea 
Standtje  van  's  Schryvers  voordragt ,  byhrengen  het  geen 
hy  omtrent  de  Gezansen  der  Barden  meldt,  te  meer  daar 
ëk  aanleiding  verfchatt  om  den  leezer  eenige  fraai  vertaal- 
de Stukken  uit  den  Dichter  ossian  mede  te  deelen. 

,s  Het  fpyt  my ,  Czegt  Fredcrdk)  dat  Vader  my  "niet  iet» 
tan  de  oude  Gedichten  of  Gezangea  der  Barden,  kan  me- 
dedeelen ,  dan  zon  ik  ten  hoogOen  voldaan  zyn« . 

E.  Men  zou  in  dezelven  niet  alleen  <)eu  aart  der  Ge- 
dichten kunnen  zien,  maar  veele  gedenkv^aardige  geheur- 
tenisiSsh  ontdekken  ^  fchoon  naa^r  den  ftyl  der  Dichteren 
wat  opgefierd,  welke  ons  nu  geheel  onbekend  lyn.  Ta« 
crros  zegt,  onder  anderen,  in  her  flot  van  ZY.n  tweede 
jaarboek  van  armihius^  het  beroemde  legerhoofid  der  Chc'^ 

raseen: „  Hy,  die  in  de  tydfchriften  der  Grieken, 

welke  alleen  het  hunne  bewonderen,  geheel  onbekend,  en 
by  de  R»meinen  weinig  beroemd  is  9  dewyl  wy  de  oude 

din- 


DB  ALOUDS  6TAAT  DBR  MEDf  ULAtVBEH.  \ïf 

ilfaigeii  verheffen  ^  étt  -ons  aan  bot  oalairgs  gebeurde  wei» 
iiig  laaren  gelegen  leggen,  by  wordt  oog  bezongen  by 
de  Barbaarfihc  volken*"  Behalven  armiüius,  op  wien  de 
Duitfchers  nog  -nee  recht  in  hunne  gedichten  boogen« 
2yn  'er  zeer  veelen',  van  wdken  wy  niets  weeten,  of 
alteen  geringe  6f  eenzydige  berichten  van  de  Romeinfch^ 
Gefchiedfchry vers  ontniQ^  hebben.  Ik  herinner  my  by 
deeze  uwe  angstvallige  Nieuwsgierigheid ,  dat  cickro  zich 
ergens  beklaagt,  dat  de  Gedichten  der  oude  Latymn^ 
welke  hnn  ook  tot  jaarboeken  verftrekten,  waren  verloo^ 
ten  gegaan;  daar  by  nog  zo'veele  eeuwen  nader  by  leefde» 
hoe  veel  minder  zon  het  te  verwonderen  zyn,  zo  'er  nietS 
tot  oös  gekomen  was.  ■ »  ■  Evenwel  «yn  'er  in  die  af« 
jgelegen  hoeken  van  Europa,  die  het  minst  voor  de  aan« 
vallen  en  overftrooniingen  der  vreemde  volken  bIootfton« 
den  y  nog  eenige  gedenkilukken  opgefpoord.  Men  vindc 
dus  oude  Dichtftukken  uit  Decfiemarken ^  Noorwegen^  em 
fTshndjiw  de  Sdiiiftifn  vaasAXO  crammaticus,  baatho« 
LiNUs,  en  anderen.    Maar  veel  beter  zullen  u  de  Gezan« 

f  en  behaagen ,  welke  voor  rmm  vyfentwiatig  jaaren  in  hec 
loorder  gedeelte  van  SehotUnd  oxttAt\iln.tti  voor  't  eerst 
uit  de  VValUrche  oï  Icrfche  taal  tn  \m£ng^ch  vertaald  9 
en  in  'c  Jaar  1-60  tot  eene  proeve  uitgegeeven  zyn,  dooc 

Mr.    MACPHCRSÓN. 

Fr.  Laat  mytocb  iets  naders  van  dit  gieval  weetea 
«yn  Vader !  » 

£i  Zeer  gaam'fik  zal  u  het  bericht  pededeeleit ,  het 
geen  deeze  ontdekking  te  aapitierkelyker  m^^kticn  te  gelyk 
neer  geloofwaardigheid  byzet.  De;9ely^  Jg  gerchied  by 
^gelegenheid ,  dift  mèn  deeze  HoogUmder^^  welke  dus  v^ 
onvermengd,  Vottgens  hnnne  oude  ^rtiÜcen^  in  hunne 
gebergten  ge1e'éf(9 ,  en  zich  o|>  eene  eigen  .byzondere  wyze 
gekfeèd  hadden ,'  zogt  te  belchaaven ,  en  meer  overeenkouH 
IKg  met  de  hedendaagfche  zeden  te  vorfoen.  Men  hoorde 
^enigen  deezer  volken  forowyien  een  foort  van  verzen  op* 
zeegen,  welke  allen ^  die  hunne  taal  verOonden,  in  ver- 
Tukking  bragten.  Men  ging  hierop  aan  't  aafpooren ,  en 
vond  eènige  Stukken,  welke  de  H^r.  macphkrson 
in  het  Bngehch  overzette »  en  met  zo  ve^le  goedkeuring 
van  zyne  landgenooten  ontvangen  -  wierden ,  dat  eenige 
aanzienlyke  en  kun^dige  mannen  met  maci^h^i^son  eene 
reis  ondematnen  om  nog  meer  ontdekkingen  van  dien  aart 
te  doen,  het  geen  bun  ook  frelnkt  is.  Deeze  Gezangen 
zyn    meerendeels  oorrprongklyk  van  ossian»  teffens  een 

B  A<  bc« 


^0  t«  M.  BNCEUIllTS 

beroemd  Oorlogsheld  en  Dichter,  een  zoon  van  fingal» 
Van  wien  nog  verfchcide  Overleveringen  tot  op  deezeu 
ilng  bewaard  worden  onder  é^  Hooglanders  ^  die  by  uitftek 
.pp  het  voorouderlyke  gefteld  zyn.  in  het  oorfprongkelyke 
treft  men  een  eenvoudige  maat  aan ,  welke  zeer  aangenaam 
'txï  zugt  is.  De  rymuonken  zyn  niet  altoos  gebruiKt;  de 
Xadefjce  en  lengte  der  regels  verfchiUen ,  naarmate  het  best 
inet  den  zhi  uitkotbr.  Volgens  den  bekenden  Hugo  £lair\ 
Hoogleeraar  in  de  Fraaije  Letiereo.  te  Edinburg,  zyu  te- 
derheid en  verhevetiheid  twee  hoofdeigenfchappea  van  de 
Cedichcen  van  ossian.  Zy  venoonen  niets  van  bet  lug- 
tise  en  vrolyk  fchersrende;een  plegtige  en  ernfti^e  welvoegr 
lyKbeid  breidt  zich  geheel  over  dezelve  uit.  Veelligt  is  ossian 
t!e  ecnigé  Dichter  die  nimmer  tot  hetligtvaardigeenberispe- 

lyke  nederzonk. Hy  treed  altoos  in  de  hooge je  westen 

vm  'het  grootfchc  en  pathctifchc^  Hy  zet  zyn  toon  in 
tien  beginne,  en  behoudt  hem  tot  aan  het  einde.  Geene  ver- 
fiering  wordt  'er  ingevlochten,  die  niet  volkomen  inftemi 
Uiqt  de  algèmcene  Melodie.  De  voorvallen ,  welke  hy  be- 
zingt ,  zyn  alle  ernftig  en  gewigtig.  De  Tooneelen  hehbeu 

irtoorgaans  veel  van  het  woeste  en  romaneske,  W? 

treifèn  in  ctssiAN  geene  verbeeldingskracht  aan ,  die  met  zich 
zelven  fchêrst,-  en  lastige  kleinigheden  opfiert,  om  de 
verbeelding  te  vcrmaaken.  Zyne  Poezy  verdient  veel 
teeer,  dan  die  vart  een  ander  Schryver,  de  Poezy  des  har- 
ten genaamd  te  worden.  Zyn  hart  is  doordrongen  va» 
edele  gevoelens;  van  vérheven  en  tedere. hartstogten;  een 

Tiart  dat  gloelif  «n  de  Fantafie  aanneemt,  dat  vol 

is,  en  overvloeit.    Om  alles  in  één  woord  met  den  fleer 

FRirH  te  zegeen.  — —  „Ik  ken  geen  uitmuntender  Dichter 

dan  óssiAi».  Men  tost  in  zyne  gedichten  altyd  deNatuur 

zelve;  maar  die  oorfprongkelyke, die  edele  Natuur,  die  de 

'l^iel  onwederftaanbaar    aan    zich  kluistert,  en  door  haare 

'woeste  grootheid  boven  den  kring  van  tyden  en  menfchen 

verheft.    Waar  ossian  treurt, treurt  overal  alles  met  hem. 

%\'nar  ossian  Vaderlandfche  grootheid  bezingt»  ziet  overal 

eik  waare   Helden  voor  zyne  oogen,  en  de  geringde  van 

zyne   toonen   wordt  volmaakt  door  den  eigen  toon  vap 

*elk  gevoelig  hflrt,dat  hem  leest,  beantwoord.  Hy  heft  aai^ 

'en    geen  metifchelyke    zieU  die  niet  met  hem    indemt'^ 

Zie  daar  wel  het  Kenmerk  van  egte  Dichterlyke 

'  geme. 

Fr.  Twee  getuigenisfen  van  zulke  bevoegde  Rechters 
doen  myne  nieuwsgierigheid  boe  langer  boe  meer  ont- 
branden. £.  Ik 


BE  ALOUBE  STAAT  DER  NSDBRLANDBN.  f li 

£•&  zouu  eenVertftaling  van  een  brok  uit  deeze  Gezan- 
,ttn»  door  dezelfde  vriendelyke  hand  van  onzen  treflyken 
Dichter  medegedeeld,  kunnen  laaten  zienj  maaT  ik  moet 
11  van  te  vooren  erinneren ,  dat  ossian  een  Schof,oï ^gtlyk 
men  toen  zeide,een  Caledonier^  en  van  hater  tydenwas, 
namelyk  van  de  derde  of  bet  begin  der  vierde  eeuw  on- 
zer jaartelling. 

Ffl.  Hy  was  echter  zeker  van  een  CdUfchen  oorfprong, 
een  Bard'i 

E«  ]a  dat  was  hy.   Ik  zal  u  dan  niet  langer  ophouden. 

Hier  is  het  Stukje.  -^ .  Om  hetzelve  wel  te  verftaan , 

noec  gf  weecen,  Frederik!  dat  de  verfcbyning  van  gees- 
ten, volgens  de  begrippen  van  dien  tyd,  een  vreheven  ge« 
deelte  van  de  gedichten  van  ossian  uitmaaken.  In  den 
flag  van  caros  verkondigt  prenmor  aan  oscar,  den  zoon 
van  OSSIAN,  met  wien  de  Stam  van  fingal  onderging, 
deszelfs  vast  aannaderepden  dood. 

„  OsCAE  begaf  zich  langzaam  van  den  heuvel  naar  be- 
„  neden.  De  Schrikbeelden  des  nachts  waarden  voor  zy« 
„  ne  treden  over  den  grond.  Hy  hoorde  bet  matte  ge* 
„  mnrmel  eener  afgelegene  beek.  In  honderdjaarige  eiken 
„  bruischt  flegts  de  wind.  Treurig  roodachtig  verfchoolzich  < 
„  de  halve  maan  beneden  achter  den  heuvel.  Gebroken 
„  ftemmen  treffen  uit-  de  velden  zyn  oor.  Daar  trok  de 
9,  jongeling  het  Staal. 

„  Geesten  der  geenen ,  die  my  opkweekten ,  (zo  klonk 
3,  zyn  uitroep^  dia  de  krygsbedryven  van  't  voorgeflacht 
>,  voor  de  beheerfchers  der  aarde  te  rug  riept,  komt  en 
»,  geeft  my  bericht  van  de  daaden  der  tuekomenheid ;  den 
„  mhoud  |van  uw  vertrouwlyk  gefprek,  als  gy  het  gedrag 
„  uwes  zoons  in  het  veld  der  Sterken,  uit  uwe  holen, 
^  aanichouwt.*' 

„Fkenmoe  hoorde  de  ftemme  dcd  dapperen  zoons.  Van 
„  zynen  heuvel  zweefde  hy  tot  hem.  Wolken  droegen 
„  heoa  opwaards  in  de  gedaante  van  lucht.  Zyn  kleed  was 
„  netrel  van  Lano^  den  volkeren  een  bode  des  doods. 
„  De  kling  fcheen  een  verdwynendc  ftreep  van  groene 
„  dampen.  Zyn  verdonkerd  gelaat  bleef  onkenbaar.  Zwee- 
5,  vend  naderde  hy  den  Held ,  zuchtte  driemaal ,  en  drie- 
„  maal  verhief  zich  het  luid  gebrul  van  den  nachtwind 
,,  jn  den  omtrek.  Veel  fprak  hy  tot  oscAii,  maar  zyne 
99  gefprekken  kwamen  verward  tot  ons ,  onverftaanbaar  en 
„  donker  als  de  gebeurtenisfen  van  verfchoove  jaaren, 
„  eer  zich  de  fcliemering   des  gezangs  verhief!  Nu  ver- 

B  3  ,,  dween 


W       .  t»  M.  SITGELBlim 

,,  dween  hy  langzaam  als  nevel,  wanneer  hem  de  tréSbn* 
,,  de  zonneftraal  op  de  heuvelen  verteert. 

„  Toen  ontdekten  wy  aan  roynen  zoon  den  eerllen 
„  kommer,  d  Dochter  van  oscar:  Hem  was  de  mder- 
99  gang  van  zyn  geflacht  verkondigd,  en  diepe  nadenken- 
9j  heid  misverwde  telkens  zyn  aangezicht.  Zo  bewandelt 
5,  een  wolkje  het  gelaat  der  zon ,  echter  fcbouwt  zy  wees 
„  van  achter  de  donkerheid  op  Conüas  groenende  bergen." 

Fr.  Dit  is  in  de  daad  verheven ! 

£.  In  het  tedere  en  aandoenlyke  munten  deete  Gezand- 
gen  niet  minder  uit. 

Fr.  ó  Moge  ik  daar  ook  een  ftaaltje  van  hooren !  Heeft 
Vader  niet  nog  iets  aan  de  hand?  ' 

£.  Het  zou  dan  de  proeve  eener  VertaaUng  moeten  zyn 
van  de  Liederen  van  Selma^  die  ook  onder  de  Gedichten 
van  ossiAN  worden  gevonden ,  maar  als  een  beungezang 
van  eenige  Barden  voorkomen,  welke,  volgens  eene  g^ 
wooute  in  het  Noorden  van  Schotland  en  Ierland  y  op  ee« 
nen  plechtigen  dag  ,  daartoe  van  den  Koning  of  hun  Op« 
perhoofJ  beftemd  ,  jaarlyks  hunne  Gezangen  ophieven  , 
waar^ran  de  beste  bewaard,  en  aan  de  geheugenis  aanbevo^ 
len  wierden;  men  magzeby'de  wedftryden  ver^elyken,  die 
men  ook  in  de  Griekfihc  en  Latynfèhe  Herderszangen  aan* 
treft.  De  eerile,  dien  ossian  invoert,  is  eene  Dichteres» 
"waaruit  wy  kunnen  opmaaken»  dat  de  fchoone  Sexe  ool( 
onder  de  Barden  gerekend  wierd,  wanneer  de  Natuur  haar 
de  vereischte  hoedanigheden  gefchonken  had. 
^  „  In  haare  fchoonheid  trad  ^«1NONA  vooraan  met  nader* 
5,  geflage  en  traanende  oogen ,  Heur  hair  vloog  langzaam, 
„  op  den  adem  des  winds,  welke  by  buijen  van  den  faeu* 
3,  vel  afruischt.  De   zielen  der  Helden  waren  treurig,  als 

,j  zy   haare   zoetluidende    ftemme  verhief.  Dikwil^ 

,1  hadden  zy  salgars  graf  gezien,  de  fombere  woooing 
„  van  de  wit  geboezemde   colma.  Colma  alleen  op  den 

„  heuvel  verlaaten  ,  met  al  haar  zangvermogen  I  — r 

„  Salgar  beloofde  tot  haar  te  zullen  komen ;  maar  de 
3,  nacht  overviel  baar  van  rondsom.  Hoort  colma^s  ftem » 
„  daar  zy  alleen  op  den  heuvel  gezeten  is. 

colma; 

„  Het  is  nacht;  ik  ben  alleen ,  verlaaten  op  den  ftorm* 

„  heuvel ,  • in  het  gebergte  hoort  men  den  wind ;  dè 

9»  bergdroom  ftort  van  de  rotzen  af.  Geene  hutte  bergt 
,9  my  voor  den  regen  ,  verlaaten  op  den  windrigen  heuvel. . . 

^»  ó  Maan !  kom  van  achter  uwe  wolken  te  voorfchyn ; 

»»  ver- 


I»  ALOODS   $TAAT'D8ft  NBDBBLANDE^;  ij 

^  verhef  d  ,  6  Nacfatgeftente  ]  dat  een  eenige  lichtllraal 
„  my  leide  tot  de  plaats  waar  myn  Lieffte  van  de  jacht 
9}  alleen  uitrust !  syn  boog  oogefpannen  aan  zyne  zyde^ 
u  ^yoe  bonden  hygende  rondsom  hem.  Maar  hier  moer 
fj  ik  alleen  zitten  by  den  rots  van  den  bekroosden  Rroom* 

59 De  droom  en  de  wind  bruisfchen  luid,  maar 

,9  de  (tem  mynes Geliefden  boor  ik  niet! — Waarom  toeft 
^  myn  salgar;  waarom  houdt  de  Heer  des  heuvels  zyn 
,9  woord  niet?  Hier  is  de  rots  ,hier  is  de  boom»  en  hier 
„  bet  tuisCcbend  water!  Gy  beloofde  my  met  den  nacht 
„  hier  te  zyii.  Aeb  l  waarheen  is  myn  salgar  gegaan  f 
9,  roet  u  zal  ik  vlieden  van  mynen  vader;  met  u  van  my<- 
9,  nen  hoogmoedigen  broeder*  Lang  hebben  onze  ftam* 
9,  men  in  vyandfcbap  geleefd  ^  maar  wy  zyn  géene  vyan* 
9,  den ,  ó  SALGAR ! 

9,  Houdt  u  een  weinig  in »  6  wind  l  zyt  een  weinig 
99  ftii »  6  gy  ftroom  !  myne  ftemme  worde  rondsom  ge- 

,♦  boord  ;   laat  myn  zwerver  my  hooren  l  6  sal- 

„  GAR !  het  is  coLM  \ ,  die  roept.  Hier  is  de  boom 

„  en  de  rots  ;  salgar  ,  myn  lief ,  hier  ben  ik  ! 

jy  waarom  vertoeft  gy  te  komen?  Zie  de 

,,  dille  maan  komt  te  voorfchyn ;  de  vloed  glinftcrt  in  het 
,9  dal  *  ■   de  hellende  Iteenklompen  van  den  heuvel 

„  zyn  graauw  ;  hem  zie  ik  niet  op  den  kruin ;  ■ 

„  zyne    honden  loopen  niet  voor  hem  uit;  zy  kondigen 

,9  zyne  naderende    komfte  niet  i  —  Hier  moet  ik  al* 

9,  leen  zitten. .  • . 

,9  Wie  zyn  zy,  die  daarnevens  my  uit  op  de  heide  llg« 
,,  gen  ?    Is*^  bet  niet  myne  Liefde  en  myn  Broeder.  •  •  •  ^ 

„  fpreekt  maar   myne  Vrienden  1  ■  Zy  antwoorden 

^,  coLMA  niet;  -    -       fpreekt  maar,  ik  ben  alleen!  — - 

,9  —  Myne  ziel  wordt  gepynigd  door  vrees  I Ach ! 

„ zy  zyn  doofl!  hunne  zwaarden  zyn  rood  van 

^  den  tweeftryd.  — -  Ach  myn  broeder,  myn  broe- 

5,  der!  waarom  hebt  gy  mynen  saloar  gedood?  waarom 
„.hebt  gy,  ó  salgar i  mynen  broeder  ncdcrgclegd  ?  Gy 
„  waart  my  beiden  dierbaar !  wat  zal  ik  zeggen  tot  uwen 
^  lof  ?    Gy  waart  fchoon  op  den  heuvel  Jn  het  midden 

„  van  duizenden!   Hy  was  verfchriklyk  in  den  ftryd. — 

„  Spreekt  nu,  hoort  myne  ftemme;  liooret  my,  gy  Zoo- 

^  nen  myner  liefde  !  Zy  zwygen ,  zwygen  voor 

„  eeuwig,  ftil !    Koud ,  koud  zyn  hunne  borften  van  (lof! 

„ Ach  fpreekt  van  den  rots  des  heuvels;  * 

9,  ttit  den  ftormenden  afgrond; fpreekt,  gy  geesten 

B  4  n  der 


d|  É.  M.  ïtVOBLBBRTS  9  DE  AtOODB  STAATS 

„  der  dooden  ;  Tpreekt  vry  ,  ik  zal  nfet  rchrikken  I  waar 
„  heen  zyn  zy  gegaan  om  te  rusten?  In  welk  een  hol  des 

3,  heuvels  zal  ik  de  geesten  der  Verrcheidenen  vinden? * 

9,  Geen  zagte  (lem  glydt  op  den  adem  des  winds  1  geen 
,^  antwoord ,  half  verlooren  in  den  (lorm !  '* 

„  Ik  zit  in  rayne  finerte!  in  myne  traanen  verwacht  ik 
„  den  morgen !  Gy ,  vrienden  der  dooden ,  maakt  het  graf 
,,  gereed  !    maar  fluit  het   niet  voor  dat  oolma  komt. 

,,  Myn  leven  vliegt  voort  gclyk  een  droom :  waar- 

,,  om  zou  ik  te  rug  blyven  ?  Hier  wil  ik  rusten  by  my- 
y,  ne. Vrienden»  by  den  ftroom  van  den  geluidmaakenden 

„  rots.  Wanneer  de  nagt  op  den  heuvel  neder* 

,,  daalt;  wanneer  de  ruirchende  winden  zich  verheffen  ^ 
,,  zal  myne  geest  op  hunnen  adem  zv^eeven  en  den  dood 
„  myner  Vrienden  beklaagen.  De  Jaager  zal  my  uit  zyne 
,,  butte  verneemen ,  hy  zal  vreezen ,  maar  myne  ftemme 
9,  zal  hy  beminnen  :  want  myne  fcemme  zal  aan  myne 

„  Vrienden  gevallen :  aangenaam  waren  zy  aan 

„  colma!" 

Fr.  Dit  doet  my  aan^Vader!— - — -te  recht  mogtdeHeer 
FBiTH  zeggen :  wanneer  ossian  treurt ,  treurt  alles  met 
hem ;  maar  ik  ondervinde  ook ,  dat  myn  ziel  aan  zyne  Ge- 
dichten als  gekluisterd  wordt. 


Schets  van  een  groot  Tafereel^  of  By  dragen  tot  de  Historie 
der  Vereenigde  Nederlandfche  Provinciën  ^  en  byzondcr 
tot  die  van  Willem  den  V^  Stadhouder^  Capitein-  en 
Admiraal' Generaal  van  die  Provinciën^  mitsgaders  Ka» 
fitein  en  Admiraal  -  Generaal  der  Unie^  zedert  het 
jaar  1776^  tot  op  deezen  dag^  door  den  Schryver  der 
XKX  Artikelen  ^  of  nieuwe  Bedenkingen  over  demtsluk^ 
king  der  Expeditie  naar  Brest.  Eerjle  en  tweede  Stuk. 
In  Holland  den  4  September  1786.  Behalven  de  Voor^ 
affpraak^  466  bladz.    In  gr.  Svö» 

De  Befchouwing  vaq  alle  die  rampen,  welke  ons  Va- 
derland fcdcrt  veèle  jaaren  gefolterd  hebben  ,  en 
vooral  van  derzelver  fchrikbaarenden  aanwas  federt  den 
Jaare  1776,  hebben  den  Schryver  van  dit  werk,  (dat 
óorfpronglyk  in  de  Franfche  taal  gcfclireven  fchynt)  aan- 
gefpoord  om  de  waare  oorzaaken  van  deeze  rampen  naar 
te  vorfchen ,  en  derzelver  uitwerkfeJs  in  een  groot  Tafereel 
af  te  maaien ,  en  der  VVaereld  mede  te  deelen.  Dan  daar, 
aan  den  eenen  kant,  dit  een  werk  van  langen  adem  was, 

welks 


•CHBTS  TAN  EEM  jOROOT  TAPEM^i  ng 

wdks  aanbelang  en  uitgebreidheid  nog  eenige  jaaren  ar- 
hóds  vorderde,  en  het  welk  boven  dien  door  den  dood 
of  andere  toevallen ,  waaraan  het  menfchelyk  leven  onder- 
hevig is ,  zou  kunnen  worden  afgebroken ,  en  daar  aan  de 
andere  zyde  onze  rampfpoeden  door  noodlottige  t>nlusten 
van  tyd  tot  tyd  zodanig  aangroeiden,  dat  de  Schryver  de 
noodzaakelykheid  gevoelde ,  om  zo  wel  de  oorzaaken  als 
de  Bewerkers  van  zo  veele  rampen  ten  fpoedigften  bekend 
te  maaken,  heeft  hy  het  befluit  genomen  , om ,  zondereeni- 
ge venraaging  ,  de  Schas  van  zyh  Tafereel ^  dat  is  de- 
verkorting  van  het  voorfchreven  werk,  ten  voorfchyn  te 
brengen»  waarvan  de  beide  Stukken^  die  thans  het  licht 
zien,  byzondcrlyk  een  verflag  behelzen  van  't  geen  hy  ons, 
federt  den  jaare  1776  tot  op  het  einde  van  f781,  is  voor- 
gevallen, en  wel  vooreerst,  met  betrekking  tot  den  Staat» 
waarin  het  bcftuur  onzer  Provinciën  in  't  byzonder,  en  dat 
van  ons  Gemeenebest  in  't  algemeen,  geduurende  dat  tyd- 

vak,  zich  bevonden  hebben; ten  tweeden  met 

betrekking  van  onze  eerfte  verichillen  met  Engeland ; i 

ten  derden  met  betrekking  tot  de  hinderpaalen ,  door  de 
Engelschgezinde  party  aan  de  herftelling  onzer  Zeemacht 

gefield ; en  laatftelyk ,  ten  vierden,  met  betrekking  tot 

het  noodlottig  beftuur  dier  Zeemacht,  en  tot  de  fchande- 
lyke  bedryveloosheid  onzer  Schepen ,  geduurende  het  eer- 
fte jaar  des  oorlogs ,  dien  wy  tegen  Engeland  te  voeren 
hadden. 

Schoon  wy  niet  kunnen  zegden  in  dit  Werk,  \  welk 
grootendeels  uit  de  publieke  gefchriften  en  nieuwspapie- 
ren van  dien  tyd  is  famengetrokken ,  veel  nieuws  ontdekt 
te  hebben ,  heeft  het  zelve  echter  zyne  verdienden ,  daar 
het  een  net  aanecngefchakeld ,  en  op  een  onderhoudende 
wyze  voorgedraagen,  verhaal  behelst  van  zaaken,  die 
niet  dan  Stukswyze  verftrooid  hier  en  daar  in  publieke 
gefchriften ,  van  welken  fommigen  zelfs  in  weinige  han* 
den  zyn,  gevonden  worden. 

Voor  het  Werk  zelve  is  een  zeer  breedvoerige  Vooraf- 
Ipraak  geplaatst  aan  zyne  dooriuchtige  Hoogheid  den  Heer 
Stadhouder  Willem  den  V^  in  welke  voorreden  de  Schry- 
ver ,  na  vooraf  opgegecven  te  hebben,  de  uitwerkfelen, 
die  onze  Voorvaderen  op  het  oog  Badden,  met  de  zich 
achtervolgende  verheffingen  van  verfcheiden  Vorften  uit 
den  Huize  van  Oranje  tot  die  Eminente  waardigheden, 
welke  zy  bekleed  hebben,  aantoont,  dat  deeze  onze  voor- . 
osdered  uit  het  gebeurde  m^t  Prins  MauritSy  en  het  geeu 

B  5  \cr* 


l5  SCHETS  VAK  EEN  GROOT  TAfEEBBL* 

vervolgens  onder  IFilUm  den  II  gefchtedde»  ondcrvoiidea 
hebben  9  hoe  gevaariyk  bef  was  den  Siadhouderen  e^  al 
te  uicgedrekr,  of  een  niet  genoegzaam  bepaald ^  vermogen. 
te  vergunnen,  en  dat  decze  ondervinding  hen  tevens  had 
doen  zien  ,  ^  wat  *er  noodzaakelyk  zqu  moeten  vèrricbt 
worden  9  indien  men  immer  overging  ter  heriieiling  eeuer 
waardigheid,  die  in  verfcheide  opzigten  zo  nuttig,  maar 
tevens  zo  gevaarlyk,  is,  als  zy  met  beflooten  wordt  bin- 
nen de  paaien «  welke  de  voorzichtigheid  daaraan  op  d& 
allerftiptlte  enplegtiglte  wyze  moest  voorfchryven;  — — 
dan  dat  verfcheidene  nootlottige  omflandigheden ,  gevoegd 
by  de  macht  en  Kunstgreepen  der  aanhangers  van  Willem 
den  lil,  de  beide  Provinciën  van  Holland  en  Zeeland  ge- 
dwongen hebben,  om  deeze  waardigheid,  benevens  die 
van  Capitem  Generaal,  in  den  perfoon  van  dien  Vorst  té 
herftellen ,  op  eene  Commisiie ,  die  even  onbepaald  was » 
als  die  zyne  voorgangereu  gehad  hadden:  — —  voorts » 
dat  fommige  der  misbruiken ,  onder  bet  Stadhouderfchap 
van  Willem  den  III,  in  de  onderfcheidene  gedeelten  van 
den  Staat  ingefloopen,  na  zynen  dood,  geduurende  een 
tydvak  van  vyfenveertig  jaaren ,  waarin  men  deeze  waar- 
digheid, uit  vreeze  dat  derzelver  hcrftelUng  de  Vryheid 
der  Natie  ten  eenigen  dage  den  doodftcek  zou  geeven,  on- 
vervuld liet,  bleeven  voort  duuren;  en  dat  zich  bier  by 
misbruiken  van  een  verfchillenden  aart,  gelyk  de  Schryver 
breedvoerig  opgeeft,  gevoegd  hebben,  welke  dedroevigfle 

Jevolgen  na  zich  fleepten;  dat  etndelyk  omftreeks 
en  jaare  1740^  eeoige  braave  Regenten  naar. een  gepast 
hulpmiddel  uitzagen  om  ons  ellendig  Vaderland  uit  den 
kagen  Staat  van  vernedering  en  verval»  waarin  het  ,door 
de  handelwyze  van  eenige  Regenten ,  welke  dien  naam  on- 
waardig waren,  gebragt  was,  weder  op  te  beuren;  welk 
hulpmiddel  eigenlyk  in  de  hervorming  van  datgeene,  het 
welk  zo  wel  de  algemeene  Conflirutie ,  als  die  der  byzon- 
dere  Provinciën  en  Steden  gebrekiyks  hadden,  en  in  de 
uitroeijing  der  daarin  gefiopene  misbruiken  beftaan  moest , 
■  dan,  dat,  fchoon  zulk  eene  noodwendige  hervor- 
ming op  zich  zclven  niet  onmogelyk  was,  dezelve  echter, 
by  gebrek  van  een  edelmoedige  belangeloosheid  eti  edelen 
yver,toen  geen  plaats  had,  zo  dat  dezaaken  hunnen  ouden 

Sang  bleeven  gaan,  en  van  erger  tot  erger  liepen,  tervvjl 
e  Party,,  die  naar  eene   herftelling  van  het  Stadhouder- 
fchap^ in  de  volle  uitgedrektheid  van  het  gezag,  waarvan 
de  Stadhouders  voermaals  bezitters  geweest  waren  ^  haak- 
te. 


SGBBTs  wir  nm  otooT  VAfumu  tf 

tt,  middelerwy}  aietus  verzuimde  ^  otn  dat  heiftel^by  de 
eefst  voorkopende  gelegenheid  >  die  ^  zich  dan  ook  fchielyk 
opdeed^  te  bekomen* 

Na  dit  alies  breedvoeriger  gedetailleerd  te  hebben,  gaat 
hy  over  om  \e  doen  zien ,  by  welke  aanleiding  en  op  wat 
wyzt  het  StadhopAfffchap  .  weder  is  ingevoerd,  welks 
herftelling  (gelyk  hy  zich  woordeJyk  uitdrukt)  minder  de 
iiiiwerkiog  was  van  noodzaakelykheid  en  voorzichtigheid, 
<ian  het  werk  van  eigenbaat  en  heerschzuclu ,  van  list  en 
verleiding ,  van  verblindheid  en  geweld,  en  hy  toont  uit 
de  omftan^igiieden  van  die  tyden  aap,  dat  de  Nederlanders, 
evea  gelyk  zy  te  vooren,  na  hunne  halzen  onder  het  juk 
vau  Willem  deo  III  te  hebben  opgebeurd ,  van  Charybdis 
op  Scylla  vervallen  waren,  zy  thans  door  deeze  omwente- 
Ung  weder  van  Scylla  op  Charybdis  vervielen  ,  hierop 
icbetst  fcy  op.een  vryen  en  fcherpen  toon  het  character  van 
Willem  den  IV,  en  zyne  aanhangelingen ,  benevens  deil 
loop  der  zaaken  onder  de  regeering  van  deezen  Vorst,  die 
in  den  jaare  1757  overleed ^  „  zonder,  gelyk  de  Schry ver 
snch  uiwrukt ,  dat  goed ,  of  liever  die  wonderwerken  ge» 
daan  te  heben  ,  die  de  Bewerkers  zyner  verheffing  hadden 
beloofd ,  en  welke  de  blinde  ligtgeloovigheid  'er  van  ver- 
wachtte.'*  Daar  BU,onroiddelyk  na  den  dood  van  Willem 
den  IV,  de  Princcs,  zyne  Geroaalin ,  in  hoedanigheid  van 
Gouvernante  ,  in  de  oefening  van  alle  die  charges  en  waar- 
digheden  getreden  is,  met  welke  baar  Gemaal  was  bekleed 
geweest»  en  de  Hertog,  Lodewyk  van  Brunswyk,  ten  on- 
zen ongelukke,  in  den  jaare  1750  in  dienst  der  Republiek 
oetreden,  het  algemeen  Opperbevel  over  de  Troupes,  ge- 
dourende  de  minderjaarigheid  van  den  tegenwoordigea 
Stadhouder,  bad ,  is  het  zeer  natuurlyk,  dat  de  Schryver, 
alvorens  hy  zyne  Hoogheid  deszelfs  gehouden  gedrag  onder 
het  oog  brengt,  vooraf  het  Karacter  en  de  handel wyze  der 
twee  cvengemelde  Perfonagies  ,  kortelyk  aflchetst ,  waarop 
hy  zich*  met  betrekking  tot  den  Jaatften,  ie  weeten,  den 
Hertog  van  Brunswyk,  zich  in  deeze  nadruklyke  woorden 
Bitlaat:  „  Zie  daar.  Doorluchtige  Vorst,  hoe 'er  wezens 
worden  gevonden,  welke,  door  de  fchandelykheid  hunner 
hedryven,  den  naam,  die  zy  voeren,  bez walken  ,  terwyl 
andereii  dienzelfden  naam  door  den  glans  hunner  deugden 
doen  uitblinken.  Het  was  in  den  jongst  verloopen  win- 
ter, dat  een  Prins,  uit  den  huize  van  Brunswyk,  door 
saenscbliefde  bezield,  zich  onverfchrokken  aan  de  golven 
eener  onftulmige    en   overvlietende  rivier  bloot  gaf,  ter 

hufp 


it  SCHETS  VAN  EÉN  CftCWt'  tAttUKCtV  ■? 

hülp  v^  zyne  Natuurgenooten  ;  dan,  helaas!  by  \yierd* 
door  de  watferen  verzwolgen ,  alvorens  den  anderen  oever 
bereikt  te  hebben !  Gantsch  Europa  beweende  het  noodlot 
van  dien  edelmoedigen  Prins ,  ter  naauwer  nood  den  bloem 
zynes  ouderdoms  genaakende ;  zyne  nagedachtenis  zal  even 
lan<' geëerbiedigd  worden,  als  'er  braave  en  aandoenelyke 

ZieTen  het  ondermaanfche  bewoonen,  En  zyne  gryze 

Oom  in  zich  alle  ondeugden  van  een  verdraaiden  geest 
CD  verdorven  hart  vereenigende ,  maakte  vierendertig  jaarcn 
lang  het  ongeluk  uit  eener  vrye  Natie,  <ian  Welke  hy  ten 
halden  een  Voorwerp  van  verfoeijing  wierdl....  De 
voorzienigheid  haalde  eenen  jongen  Vorst  uit  deeze  wae- 
reld  wiens  deugden  de  menschheid  vereerden ,  ter^vyl  zy 
Do<^*de  dagen  rekt  van  eenen  grysaard  onwaardig  een  aan- 
weezen  bezeten  te  hebben!....  Misfchien  wil  zy  on» 
vertroosten  door  het  Schouwfpel,  dat  hy  vertoont,  met 
zyne  fchande  van  fchuilhoek  tot  fchuilhoek  over  te  draa- 

Dan  alles  wat  de  Schryver  tot  hier  en  verder  in  deeze 
Vooraflpraak  zyne  Hoogheid  voorftelt,  zal  zich  mogclyk 
meer  aanbeveelén  door  den  vryen  en  nadruklyken  toon, 
OP  welken  het  wordt  voorgedraagen,  dan  door  de  zaaken 
yelve.  die,  althans  In  onze  dagen,  reeds  zo  dikwerf,  en 
by  heThaaling,  zyn  voorgefteld;  echter  komt  er  een  zeer 
-anroerkelyke  Anecdote  in  voor  wegens  den  berugten 
tosö/j,  Schryver  van  het  bekende  Nieuwspapier,  ge- 
naamd.  Courier  du  Bas-Rhyn,  die  wy  met  kunnen  na- 
laaten  zo  uit  hoofde  van  derzelver  nieuwheid ,  als  om 
dat  zv  ons  het  verachtlyk  karakter  van  deezen  Sarcastie- 
len  Schryver,  en  tevens  de  fonderlinge  wyze,  waarop  d». 
Atuipauiotfche  ra«y  hem  in  haare  belangens  heeft  ge- 
trokken, doet  kennen,  onzen  leezers  mede  te  deelen. 

Het  Is  bekend  dat  deeze  Matizon,  geduurende  deeerfte 
acht  miandcn  van  den  Engelfchen  oorlog,  de  zaaken. 
die  'er  by  ons  omgingen,  in  hun  waar  oogpunt  befchouw- 
de  en  'er  over  oordeelde,  zo  als  zulks  behoorde;  doch 
bet*  is  niet  even  bekend  op  welke  wyze  deez»  man  eens- 
klaps de  onvertzaagfte  verdediger  van  de  Anapatnotfche 
par?y  wierd,  zonder  dat  het  toen  die  cabaal  een  enkelde 
Stuiver  kostte,    üeeze  zaak  gebeurde  echter,  en  zie  hier 

^"  "lfh1t'SfgiS'van"T]rar  1781.  (zegt  de  Schryver) 
irebru  kte  deeze  Schurk,  die  in  zyn  leven  nooit  eenigen 
fcteoom  had  over  de  middelen,  die  hem  geld  konden^vet- 


SCHBTS  VAV  fiUI;  QÊfiOT  Tj^ViaEftL.  ^9 

fdaStn,  de  list,  om  aan  den  Secretaris  van  den  Hertog 
TioBrunswyk  eenen  brief  te  fchcyven,  in  welken  liy ,  mee 
vermomden  Styl  en  hand ',  voorgaf,  een  Boekverkooper  te 
2yd,  die  van  een  Hjllandsch  particulier,  mits  p^isfcerende 
eene  Obligatie  van  400  ducaaten,  een  zeer  hevig  manu- 
fcript  tegen  den  Hertog  en  andere  eerwaardige  perfoonen 
magtig  geworden  was ,  en  waaruit  by  gemeend  had  een  groot 
voordeel  te  trekken;  doch,  na  zes  bladen  te  hebben  afge- 
drukt, hadden  de  hevigheid  van  het  werk «  en  de  wroegm- 
gen  van  2yn  g^weeten ,  hem  aangefpoord ,  de .  ondemfte* 
ming  te  laateir  vaaren;  en  om  nu  te  verhoeden  vandaar 
door  gertiineerd  te  worden,  verzogt  hy  detr  Hertog,  om 
hem  aan  het  Postcomtoir  te  Nymegen  te  bezorgen  de  aoo 
ducaaten,  die  hy  zich  verplicht  had  te  betaalen,  en  be- 
loevende  vervolgens  het  (pretenfe  )  gefchrift  te  zullen  ver- 
branden**,  enz.  Zo  als  men  alles  kan  zien  in  den  brief 
zelfs,  die  de  Schryver  aan  het  einde  van  zyn  tweede 
Stuk  beeft  doen  drukken  volgens  een  authentieke  Copie , 
getrokken  uit  de  Secretarie  van. het  Hof  vUn  Juftitie  van 
Gelderland. 

»,  Daar  mi  znlke  gaauwedtefskunstjes  al  te  dikwlls  ge- 
beuren, om  'er  zich  door  te  laaten  bedotten,  en  dat  400 
ducaaten  zo  gemakkélyk  niet  worden  weggegeeven^  liec 
myn  Heer  de  Hertog  door  het  voornoemde  Hof  een  begin 
maaken  met  de  nodige  nafpooringen  te  doen ,  om  den  Anc* 
teur  van  dien  brief  uit  te  vinden ,  en  het  Jeéd  niet  laag  of 
men  vernam  dat  Sinjeur  Mtinzon  de  man  was."  Dit  kan 
men  insgelj^ks  zien  uit  de  Authentieke  Stukkeil  der  Pro^ 
ceduures,'  ten  déezen  opzichte  gehouden,  die  de  Schry- 
ver ook  aan  het  einde  van  dit  deel  heeft  liaten  drnkken; 

„  Een  ander  als  éttzQ  fchelm  (zegt  'de  Schryver ")  zou 
zyne  vermetelheid  duur  bekogr  hebben,  een  énkel  woord 
van  den  Hertog  aan  het  Pruisfisch  Ministerie  gbfcbreven  j 
of  enkel  aan  den  Magiftraat  van  Cfeef ,  zoif  genoeg  zyft  fte^ 
weest  om  hem  te  verpletteren.  •  Maar,  in  plaats  van  hem  te 
vervolgen,  en  de  Strafte  doen  ondergaafn,  diehy  verdieri* 
de ,  was  iiien  in  den  H^ag  over  die  ontdekldn^  zeer  in 
zyn  fchik  ,  men  gaf  in  Gelderland  ordre  om  de  Proceduu- 
n  te  ftaaken,  en  men  was  Uyde',  om,  ten  pryzeT  van eetf 
edelmoedig  pardon ,  een  pen  meer  te  kuntien  wimion  ter 
ver^ecdiging  dei^  Cat)aal."  :  j  1 


[Bei- 


^tmmAT^S  RBI2E 


Reize  naar  de  Ooit^Itidicn  cti  Cliina  ^,  in  dó  jaareri, 
177^^" — iZ^Jt  ,  op  last  des  Konings  van  Frankrykge^ 
daan^  doer  den  Heer  son^erat,  Commisfaris  der  Zecm 

.  za(^eji  ^  gttenjionecrd  Natuurkimdigen  yah  denK,ómn§^ 
Corresponaent  van  zyner  Majefteits  Natuurkundig  Ka^ 
bineP^en  van  de  KonUiglykc  Academie  der  Wéetenfchapm 

.  pen  te  Parys  ,  Lid  van  die  te  Lyons ,  enz.  Vit  hei 
Fransch  vertaald^  door  j...d^  PASXEOft.  Tweede  DeeL 
Te  Leyden^  Ify  A.  en  J.  Honkoop,  1785..  In  gr.  oSa* 
vo ,  283  i/adz.  .  . 

Toeji  ,vvy>  onlangs  het.Eer(le"Deel  van  dit '.aangenaam  eit 
nuttig  Werkje  aankondigden  (♦}  ,  hebben. wy  onze 
Leezers  niet  alleen  bekend  gemaakt,  met  den  |leiziger  zeU 
ven;  maar  tevens  een  verflag  gègeeven  van  ^den'a^inleg  en 
algemeenen  Inhoud  van  bet  Werk ,  ipet  bygêyoégde-  belof  • 
te.yan»  by  de  Uitgave  van  het  Tw§ede  Deel,  eenige  by^ 
zonderheden  uit  het  zelve  te  zullen  inédedeelen;  en  bet 
is  thans  5  dat  wy^  na  alvoorenseen  ü^etzervan-  dit  Deel 
te  hebben  opgegeeven,  hieraan  voldoen  zullen.    ,  ^ 

Na  het  Karadler  der  ladiaaven  in  bet  voorig  gedeelte 
van  dit  Werk  afgecnaald  te  hebben  •  gaat  de  Scbiyver  ia 
het  derde  Boek^  .waarroede  dit  Deel  een  aanvang  neemt ^ 
over,  tot  eené  byzouderc  befchryving  van  hunnen  Gods- 
dienst, en  wel  vooreerst  van  deszelfs  Leerdukfceu ,  welker 
overeenkomst  met  die  van  alle  Volkeren  van  Aiia,.tpet4ie 
der  Chaldeeêrs^,  der  Egyptenadren  ,*  der  Pfaepiciers ,  der 
Grieken\en  der  Romeinen,  een  genoegzaam  bewys  opleven^ 
dat  alle  die  Godsdienften^  ^n  fcbyn  verfchillendc.,  eeuea 
zelEden  .ooifprong  .gehad  hebben»  t)e  befcboïiwiflg  van  de 
leerftukken  der  Indiaai^en  feidt  hem  vervolgens  tot  derzel- 
ver  Offerhanden  en  God^dienfljge  oefeningen»  .die  'beide 
zeer  eenvoudig  zyn,  en  van  welken  de  eerfte  in  niet  andeiis 
dan  ryst»  wierook,  vrugten,  zuivel,  graanen jen  bloemen^ 
en  de  lattSe  in  vasten,  bidden,  boetdoeningèn^  ^il  voor:^ 
in  duizendmaal  's  daags,  als  het  mogelyk  is ^  den  naam 
van  den  ^God,  dien  zy  aanbidden,  uit  te  fpreeken,  be« 
ftaan*  — r—  Hierop  gaat  hy  over  tot  de  heilige  Boeken 
der  Indiaanen,  en  vervolgeus  tot  hunne  Tempelen,  ge* 
denkftukken  die  de  oudheid,  deii  rylcdom,  het  geduld  en 
ét  bygeloovigheid  van  het  volk  bewyzen  dat  dezelve  ge^ 

fticbt 
(*)  Zie N.  4Lg*  Vai. Uitmef.  I.  D«  bL  %sz^mmm%si^ 


Ricbt  heeft.  Voorts  tot  htrane  Feesten ,  en  wt\  vooreerst 
van  het  Feest  van  Tirounal^  of  het  Wa^enfecst^  zynde 
de  inwyding  van  den' tempel;  tlus  het  zelve  geencn  be- 
paaldeti  dag  beeft,  maar  rien  dagen  duurt,  wanneer  men 
ifl  de  berrómafte  Tempels, -gèlyfc  die  van  Chalembron^ 
Cheringam ,  ^agrénaf^tm.  'vab  alle  de  gedfeéïtenvan  Indiea 
tc^Ëtmen  vloeit,  vervolgens,  de  Feesten  van'  elke  maand  ea 
andete  bytondcit  Feesten,  d!e  hiet  tot  dejiarlyklbhe  bc» 
höoren.  Deezen  taak  a^hindeld  hebbende  ^  gaat  de  Schry» 
ver  over  <bt  de-li>difche  Monniklen,  onder  welken  men 
nog  heden,  heerhoofiffge  dweépcrs  vindt,  dié  In  de  moeije» 
lykfte  opofferingen  en  de  gèftretigfte  gócisdienst-ocfenlngen 
hna  vermaak  vinden, ^tt  wélket  eigeclyk  KaraAer  is,  dat 
zy  ècn  groot  deel  hoogmoed  bezitten,,  vol. van  eigenliefde 
«y!l,'cn-  zich  heiligen  waanen.  Hierop  volgt  de  befchou- 
wing  der  aJgemeene  pligteri,  welke  de  Heilige  Boeken  al. 
fcn  Indiaanen,  zonder 'uHzondeWng' van  Caste  of  Stistmme^ 
opleggen,  waaruit  blyfct  dat  de  Zedenleer  der  Indiërs  zuh 
ver  is ,  en  dat  zy  dezelfde  deugden  Hebben  als  wy ;  ook 
vinden  wy  hier  natuurfyk  bygevoegd  hunne  denkbeelden 
van  de  zielsverhuizing,  vati  een  Paradys,  als  de  belooning 
van  hen,  die  de  nejgen  iroumas  vereeren,  en  eén  Hel» 
als  de  ftraffe  der  boozen,-die  zich  niet  bekommerd  hebben 
de  grootheid  van  God  te  bcfchouwen.  ■■  Voorts  fpreekt 
hy  van  den  Ganges,  die  in  Indien  in  heiligen  eerbied  ge» 
honden,  en  door  de  Heidetieii  geloofd  wordt  uU  de  voe- 
ten 'van  Brouma  onmidlyk  onifprongen  te  zyn ;  waarop  by 
ons  een  omftandige  befchryving  geeft  van  de  ftelzels  der 
Indiaanen*  omtrent  de  fcheppii^g  der  waereld,  defzelver 
dtmring  en  verfèhillende  pücferdommén,  en,  nadat  hy  by 
deeze  gelegenheid  gefprokén,' 'beeft  van  de  algemeene  vei«» 
deeiing  van  den  tyd  met  deszelfs  betrekking  tot  alle  we- 
zeos,  vau  den.  Scheppet  af  tot  den,  mensch  toe,  gaat  hy 
over  tot  de  gewoone  en  -  burgerlyke  verdeellng  van  den 
tyd  by  de  Indiaanen,  te  wèeten  van  eeuwen,  faaren, 
maanden  en  dagen  ea '  derzetyer  vermeenden  gelukkigen 
of  ongelukkigen  invloecf  op  hunne  daaden  en  handelingen» 
waiirop  hy  eindeiyk  dit  gedeelte  van  zyn  werk  befluit  tnet 
écGckofiartikelen  der  ^ramaamn^  die  wy  onzen  Leezers 
zoOe/i  mededeelen,  omdat' men  daaruit  zien  kan,  dat  de 
bygeloovige  gebruiken  van  het  ligtgeloovig  en  dweepzuch- 
tig  voVn*  verre  vin  de  Wysbegeene  der  Bramaaneui  wet 
tozedesunde  zeer  zuiver  is,  verwyderd  zyn. 


CBl^OOFSAATiKeLEN  DJftR  MAMAANBN. 

5,  Het  Opperst  Wezen,  dat  wy,  chiren,  en  dat  andere 
^,  viCHENOcj  noemen,  is  bet  eenigst,  dat  wy  voor  den 
„  Almachtigen  erkennen;  het  is  het  beginzel  der  vyf  ele- 
^,  meiuen,  der  werkingen  en  beweegingen,  die  de  oorzaa- 
„  ken  van  het  leven  en  den  tyd  zyn:  met  onze  zielen 
,>  vermengd,. ^eeft  hat  ons  het  aanwezen,,  dus  is  de 
,,  zelfftandigheid  der  ziel  en  haare  kennis  niet  anders 
„  dan  God  zelf.  Hy  heeft  alles  gefchapen.,  behoudt 
,>  alles  door  zyne  goedertierenheid,  en  moet  gan  het  eilide 
„  alles  verdelgen,  lly  is  de  God  der  goden.  God  de  aU 
9,  machtige;  hy  alleen  is  de.  hoogde  Heer,  dit  verzekeren 
^,  de  Vcaams^  de  Tagamons^  de  Cfiaslrons  en  de  Pou- 
„  ranoms^  Alle  mindere  godheden  zyn  niet  meer  dan 
„  fchepfelcn;  Hy  heeft  verfcheidene  reizen  de  gehéele 
„  waereld  verdelgd,  en  dezelve  op  nieuw  herfchapen; 
„  Hy  is  een  onmeetlyk  wezen ^  enhy  verfpreidt  zich,  ge- 
„  lyk  eeii  licht,  alomroe;'Hy  is  eeuwig,  vjfn  niemand 
»,  geboren.  Hy  is  alles,  en  zal  aliyd  beftaan.  fly  al- 
5,  leen  kent  zich  zelvcn,en  is  alten  anderen  Qnbegrypelyk, 
„  De  goden  zelve  bevatten  zyne  weze^heid  niet,  het  is 
9,  zyne  hoogde  zelfftandigheid,  die  de  zon  en  de  maan 
„  haar  licht  geeft.  Die  God  aUeeu  heeft  het  heelal  door 
„  zyne  voortbrengende  macht  gefchapen,  behoudt  alles 
„  door  zyne  onderhoudende  macht,  en  verdelgt,  alles 
„  door  zyne  vernietigende  macht ,,  zodaf  hy  het  is,.wel- 
^^,  ken  men  onder  den  naam  der  drie  goden,  die  men  Tri* 
„  mourti  noemt,  afbeeldt.  Hy  heeft  de  Goden,  de  men* 
„  fchen  en  dieren  voortgebragt ,  alleen  om  zyn  goedheid 
„  kenbaar  te  maaken.  Dan  fcbynt  hy  nog  cevoelnoch 
„  cenige  merkbaare  hoedanigheid  te.  bezitten ,  dan  weder  ^ 
gelyk  het  vuur,   dat   in   het  hout  en  de  fteenen,  in 

3,  het  water  en  de  lucht  zit,  bevindt  zich  Godin  het 
^,  binijenfte  van  alle  dingen;  zyne  wysheid,  zyne  macht 
„  en  zyne  uit;tichten  zyn  een  onmeetelyke  en  onbipgrens- 

4,  de  Zee  griyk ,  welke  niemand  in  ftaat  is  over  te  trek* 
,4  keil  of  te  peilen;  fchoon  het  hem  niet  eigen  is  een 
^,  lighaam  t^e  hofeben  noch  van  eenè  groote  uitgeftrett- 
'„  heid,  Do^h.als  het  kleinfte  ftofdeeltje,  neemt  hy.ech^ 
„  tct  fonjMryleneen  gedaante  aan».,ten  èjnde  hun,  welken 
,,.  hy  gefchapen  heeft,  en  ^ie  in  d^  duisternis  gedom- 
„  peid  laï^ep »  Hebt  te  doen  genieteö';  en  ondanks  de'  v^pr* 
„  fchillenoe  menschlyke    gédaafitens,  welke  hy  aangeno. 

„  men 


VAAR  DRn9OST*IK0ttir  BK  CHINA^  S3 

^  men'  lieeft,'  is  hy  vatbaar  noch  ^or  VehnÉatr^  nóch 
„  voor  pyö;  hy  is  door  zyne  natuuP,vry  van  alle  afwis- 
)9  felingen.  Oaar  zyn  geen  andere  goden  dan  hy;  nie* 
^  mand  kan  de  beguichelitigen,  welke  hy  over  de  waefeld 
,»  verfpreidt)  ontdeklcen  of  onderTcheiden,  of  ontWyfcen^- 
9,  hy  vervolt  het  heelal  door  zyne  onmeetelykhéid ,  hy 
5,  is  bet  beginzel  van  alles ,  zonder  een  begin  gehad  te 
9j  hebben. 

„God, die  oneindig  kleiner  is  dan  een  (lofdeeltjé^  is öti« 
,,  eindig  grooter  dan  bet  heelal:  deeze  onafbangklyke  God, 
,^  d«eze  vrye  Godj  deezè  God,  die  alles  is,  beilóiïdt  al* 
,9  toos  alteen,  zonder  eigenrchap.  zonder  werking,  zonder 
,9  hottianigheid^  zonder  plaats  of  tyd  onderworpen  te  zyn^ 
,,  zodat  hv  onveranderfyk  is.  Dit  eenig  en  eenvormig 
9,  Wezen  beeft  geene  wezenlyke  verknochtheid  niet  de 
f9  üof,  even  als  de  fcraalen  van  de  Maan,  in  het  water 
95  terug  gekaatst,  met  het  water  dat  zich  beroert,  in  be- 
9,  Weegin^  fchynen,  zonder  dat  'er  iets  wezenlyks  moe 
9,  betrekking  tot  de  Maan  plaats  heeft:  Ziet  daar  het  beeld 
99  van  dat  wezen  '«et  alles  wat  ftof  en  eigenfcbap,  lydea 
>,  of  werken  is;  deeze  vereeni^ing  is  ook  gelyk  aan  de^ 
„  dioomen,  die  dingen  doen  zten  en  aanraaken  die  nie€ 
99  zyn.  God  openbaart  zich  in  verfbheiden  lichamen ,  gelyk 
99  in  verfcheiden  zielen ,  even  als  de  Zon ,  di%  alleen  is , 
99  zyn  beeld  m  verfcheiden- vaten  met  water  vertoont;  hec 
99  is  op  zyn  bevel,  dat  de  wind  waait,  dat  de  zon  ver*r 
99  licht 9  dat  het  vuur  verwarmt 9  dat  de  regen  valt;  in  't 
99  kort  h3^  is  de  volmaaktheid,  bet  begin  9  het  einde 9  en 
99  de  glorie  van  die  hem  aanbidden. 

9,  Wat  de  goden  bebmgt,  welke  wy  vermenigvuldigd 
99  bebben,  en  onder  zo  veele  afbeeldingen  aanbidden., 
5,  men  heeft  hen  dus  afgebeeld  alleen  voor  de  onkundige 
99  en  zwakke  vérftandeu9  welker  grove  godsdienftigheid^ 
9,  jets  floffelyks.en  tastbaar  behoefde.  Zy  zouden  de  goed* 
99  heid  en  grootheid  van  't  Opperwezen  niet  hebben  kon* 
99/iSo  bevatten  zonder  alle  de  vertoonitfgen  die  hen  op 
V  God  doen  denken,  als  zy  zyne  eigenfchappen  zien, van 
99  welken  men  9  om  zo  te  fpreeken ,  zo  veele  veifchi(len«' 
99  ie  goden  gemaakt  heeft.  Doch  zy,  daarentegen >  die 
99  cÜen.God  begtypen  kunnen,  hebben  ^eene  afgoden  van* 
i9  doen,  want -de  beelden,  tot  welke  wy  onze  aanbidding 
99  0^0  richten  9  zyn  eigenlyk  niet  anders 'dnn  gelykenisfen 
99  vaji  zyji..wczen9  in  izo  verre  dat  hy  verfcheiden  reizen 
99  in  de  waereld  gekomen  is  onder  gedaanten  9  welke  wy 

*  Ih  DEEL.   N.  ALO.  L£TT.  NO*  U         C  ,9   Ver* 


o  vere^iBfi  Mi  «if^tlüitfnir  n»/  M/fttt  gqcttykf  virfittq»' 
9,  Binffe)i»eii  vto  be(  ffMd  dut^y  ons  toegebmgt  ii«U»e)u 
9»  Wx  g^looy^o  poki  dut  de  planten  eo  ^^er^n  wfla^yk 
^  «ene  a^iel  bebbep  als  wy^  en  aa^  did  reden  4at  alle  Ifir 
^  vende  dieren  geëerbiedigd  mpeten  wiifisn;  dit  zy»  die 
^  de;Eel^e  opofferen «  ^ene  grooce  aiifldaad  begaen, 

,^  Wy  ^^ereeren.d^  heiligh^<l  ven  verfdrillrade  plaateeo 
,,  en  rivieren ,  omdat  God  ons  beloofd  heeft  zyoe  gunfteq 
9,  oii;  te  'ftorten  ever  de  geene,  djtf  dezelve  bewoonea 
^.zoudeo. 

^,  De  ooderfpheidingen  vai^  onze  geflachoen.  «yn  op  bun^ 
^9  nen  oorfprong  gegrond:  wy  befchouweii  ^t  Bm^maancn 
^  als  de  voomaanule^  omdat  zy.  uit  het  aangesaebt  vao 
p  BR0UM4  gefpröoten  ^n;  de  T/chaair^ff^  ale  de  tvvoede 
59  in  reng,  omdat  zy  uit  zyne  fchonderen  zfH  voortgiÉko* 
59  men;  de  fVafchicrs  als  de  derde ,  omdat  xy  uit  zy9 
^  buik   afftammen;   en  de  Suuiren  hebben  den  Werdea 
i%  rong»  omdat  zy  uit  zyne.  voeten  Jièikonrftig  zyn,    Mor 
99  gelyk  zyn  dee^e  aflummtngeo  niet  anders  dan  zinnen 
^  beeldige  figuuren  van  de  waarheid,  flnar.wygeboveo^dat 
^,  zyzeer  wezenlykplaeta hebben.  Dit  is  onS'  giioo^  Het  is 
^  niet  volmaakt»  omdat  wy  niet  weeten ,  hoe  God  beeér  te 
^  kimnen  bebaagen;  maar  de  oveivioed  eagioiothetd  zynei 
,,  goedertierenheid  vervult  het  geen  aan  onzen  ceidienst; 
yy^  ontbreekt ;  wy  wee^n  Oegts  dat  wy  God  moeten  vree» 
^y  zen  en  dienen;  hierin  komen  wy  zUea  overeen;  on^ 
yy  dunfes  bet  verfcbil  on^er  fecten  ftemmetf  wy  allm  in, 
^i  ep  belydea  eeopaarigtyk,  dtt  zy,  die  bet  goede  doen, 
,9  volgens  hunne  goede  werken  beloond  worden,   imw 
^  dat  zy,  die  kwsid  doen  ,  om  hunne  euveldaaden  geftmft 
'  ^  worden;  Gods  goedertierenhdd  bindt  zyne  gerechtigheid 
„  niet»  en  zyne  gerechtigheid  fchaadt  zyne  goedertieeenü 
99  heid  niet  9  maar  het  geheim  van  zyn  beftier  is  ondnoF« 
9>  grondelyk.    Wie  kan  de  diepte  zyns  gerichte  afineeien? 
59  wy  aanbidden  zyne  onbegryplykhéid/'  -^t:    • 

Het  volgende  gedeelte  van  dit  Werk  ^  waarmede  dii«Oeet 
befloten  wordt,  behelst  eeniffc  weetenswaardige  byzomfer- 
heden  en  aanmerkingen  overdeCA//9«^;:3m9deftaatsomweme« 
fingen,  federt  eene  eeuw  in  de  Koiiingryken  Bigté  en  A^m 
iroorgevallen,  en  eindelyk  over  den  grond,  de  voortbreng-* 
zelen  en  bevolking  van  Madagaskar^  de  middelen  om  in 
dat  land  handel  te  dry  ven,  de  goede  en  kwaade  gefteldbeid 
van  de  lucht  9  en  de  daar  uit  voorfprultende  ziekten. 


JL  H«  CAlSPËf  ÊBOMÈjSCMé  itoCMt  ÜB  ]EUC0t 


hishefchtyvingen    voor  de  Jougdf  door  J.  .h.  campe,    Eef/iè 

Deet     Uit  het  Hoogduitsch  vertaald.  Tej^fierdam^by^tWeéL 

.  J.  DóU,  1786.  Behalven  het  Fh^rberigt f  272.  bladz.  in  octavok 

Met  dit  deel  begint  de  Heer  Campe  dé  uitvoering  yan  een  Plaïij 
^^^  het  welk  hy  zfch  voorgeReld  heeft,  en  waarvan  wy  voor 
eenigen  tyd  gewag  gemaakt  hebben.  (♦)  Om  naamlyk ,  ten 
nutte  der  leergraage  leugd,  „  eene  verzameling  van  reisbefcfary- 
„  vingen  te  vcrvaaraigen,  waarby  niet  meerder  denkbeelden 
^  van  aatdrykskunde,  waereldkunde,  gefchiedkunde  en  andetü 
^  wctenfchappen,  onderfteld  worden,  dan  men  by  jonge  heden, 
^,  die  mjne  voorige  werken  geleezen ,  en  daarby  het  gewooti 
;,  ondetwys  dèr  Schooien  genooten  hebben,  ondcrflellen  kan»'* 
Ter  proeve  hiervan  verleent  ons  dit  Stukje  de  eerfte  reis  tet 
cntdekkinge  in  het  Noorden ,  door  Jacob  Heemskerk  en  ÏVillem 
Barendsz'i  Waar  nevcns  gevoegd  is ,  een  berïgt  der  merkwaardige 
gevallen  van  vier  Ru.^fifclic  Matroozen  op  Spitsbergen ;  en  verder 
een  verflag  der  eerfte  relstogt  langs  Afrika ,  met  het  omzeilen  van 
'de  Kaap  de  goede  hdop,  naar  Oostindie,  volvoerd  door  Vasca  de 
Cama.  De  Heer  Qimp< .  bep  alt  zig .  in  't  geeven  van  een  aan* 
eengefchakeld  reisverhaal ,  inzonderheid  tot  het  geen  der  Jeugd 
een  leerzaam  vermaak  kan  geeven;  doorvlegt  zyn  verflag  met  het 
ontvouwen  van  nutte  kundigheden,  en  neemt  uit  het  voorgevallen 
meermaals  aanleiding,  tot  het  mededeelen  van  leerzaame  onder- 

tigtingen   Tot  een  voorbeeld  hiervan  dienen  zyne  opmer- 

Idogen .  by  gelegenheid  van  het  bekende  geval .  toeri  men ,  by  dd 
overwintering  op  Nova  Zembla,  een  ffedeelte  van  de  aoónè» 
Icbyf  boven  den  gezigtefnder  zag,  veertien  dagen  vroeger,  dan 
deadve  zig  in  dat  gewest,  volgens  de  Sterrekundige  rekening 
van  den  kundigen  IVHlem  Barendsz^f  kon  vertoonen;  't  wel£ 
Barendsz.  die  waarneeming  in  t\vyfel  deed  trekken ;  welker  echt-* 
heid  nogtans  eerlang  bevesdgd  werd,  toen,  na  verloop  van  drie 
dagen,  by  een  helderen  hemel,  de  geheele  zon,  ontegenfpreeto» 
lyk,  voor  hun  gezïgt,  boven  den  gezigteinder  (lomd. 

,.  Eareidsz.  (zegt  onze  Schryver,  dit  verhaald  hebbende,) 
fiondt  verwonderd;  hy  rekende  andermaal,  en  vond  op  nieutvs, 
dat  de  zon  ongelyk  had,  met  thans  reeds  te  voorfchyn  te  komen, 
dewyl  zy,  naar  den  gewoonen  loop  der  natuur,  in  dar  gewest, 
waarin  zy  zich  toen  bevonden ,  eerst  veertien  dagen  daarna  voor 
de  eerftemaal  wedérdm 'moest  zichtbaar  worden.  Hy  overtuigde 
zyne  reisgenooten  ^n.  de  egtheid  van  zyne  uitrekening ,  en  net 
geheele  gezelfchap  ftönd,  even  als  hy,  verwonderd.  Hunne 
opgen  getuigden,  dat  de  zon  in  de  daad  voor  hen  flond,  en  de 
fioiekundige  rekening  toonde  hen  de  onmo^lykheid  der  zaak. 


(•)  lic  Atg.  rêê,'ltttmrf.  V.  r>.  M.  14$. 


Wicn  zouden  ay  nu  eelooven?  Htm  Tcribnd  of  hunne  oogwr? 
•  ♦,  Bygcloüvige  ijic^rchcn  ZQudeov  dk  raadfelachtig  vprfchynfel 
veel  fpocdigér  opgelost  {icbbén.  Dit  u  een  IVondtff  zouden  zy 
jgeroepai  hebben. ,  God  heeft  t  om  ons  te  bogunftfgen ,  den  loop 
der  natuur  veranderd,  en  zyne  ion  geboden .  om  haaren  gang  te 
.  ?/erhaasten,  >op  dat  zy  vroeger  voor  on?  zichtbaar  fconde  worden» 
.'dan  zulks  iiTituurlykerwys  moest  gefchïeden.  Hier  ziet.gy  nu,  gy 
ongeloovi;^.!! ,  die  alles,  wat  in  onze  dagen  aan  dea  hemel  en  op 
de  aarde  gcfchiedt,.  uit  natuurlyke  oorzaaken  wilt  verklaaren, 
dat  God  ook  nog  hedendaags  ten  'beste  der  geloovigen  wonderen 
verricht  J  en  dat  het  godloos  is.  uit  uwe  wysbegeerte,  fterrekuil- 
dc  en  uatuurkunde .  te  willen  verklaarcn  *t  gQtn  de  hand  van 
God  zelve  onmiddelyk  heeft  gedaan !  — 

.„  Stelt  nu  eens,  dat  gy,  myne  goede  jonge  Vrienden!  zciven 
daarby  waart  tegenwoordig  geweest;  dat  gy  de  zon  met  uwe  el- 
gene'  oogen  gcZien,  en  de  ^theid  van  de  uitrekening  van  den 
cerlyken  Barendsz.  met  uw  eigen  verlland  erkend  had ;  wat  zoudt 
gy  *er  wel  van  gezegd  hebben?  My  dunkt,  ik  kan  het  in  uwe 
oogen  leezen,  dat  gy  daarby  in  groote  verlegenheid  zoudt  ge- 
raakt zyn.  Ik  zal  u  oprcchtelyk  zeggen,  wat  ik  daarby  zou 
gedacht  hebben. 

„  Ik  weet  niet,  zou  ik  by  my  zelvén  gezegd  hebben,  of 
„  rayn  verfland  of  myne  zinnen  my  misleiden :  maar  dit  weet 
,,  ik  met  zekerheid ,  dat  ik  geen  grond  heb  om  te  gelooven , 
„  dat  de  groote  en  wyze  Schepper  de  orde  van  zyne  wacreld 
„  om  myncnt  wil  zal  Veranderen,  Wat  toch  ben  ik,  arme  worm, 
'j,  of  wat  zyn  honderd  andere  van  myne  medewormen  op  aarde, 
^,  wanneer  wy  ons  vergelyken  met  de  onmeetelykheid  van  het 
^,  Geheclal,  en  met  de  onnoemelyke  menigte  van  andere  Schep- 

„  felen  in  andere  waercldlichaamen? wat  zyn  wy,  dat 

^.  wy  ons  zouden  verbeelden,  als  of  God,  om  een  hand  vol 
,,  zodanige  wormen,  de  beste  orde  van  zyn  groot  Heelal  ftoo- 
^  ren,  en  wonderen  verrichten  zoude,, welke  niets  bedoelen 
.,  't  welk  groot  en  algemeen  weldaadig  hy  maar  welke  alleen- 
„  lyk  zouden  gefchiedon,  om  ecnige  weinige  Schepfeken  te  be- 
^  j^unftigcn?  Wanneer  ik  iets,  't  welk  ik  niet  weet  te  ver- 
„  klaaren,  voor  een  wonder  houden  zal,  zou  ik  eerst  eene 
„  zeer  groote  en  verhevene  bedoeling,  welke  de  Sche^jper daarby 
,,  zou  kunnen  hebben ,  klaar  moeten  kunnen  ontdekken.  Maar 
,,  dewyl  dit  nu  het  geval  hier  niet  is,  zal  ik  het  onbegrypelyke 
,.  vjn  dit  voorval  liever  als  een  gevolg  van  myne  onkunde,  dan 
»,  als  eene  bovennatuurlyke  wtrkïng ,  befchouwen.  't  Geen  ik 
„  niet  in  ftaat  ben  te  begrypen,  kunnen" andere  menCchen,  die 
„  geleerder  en  fchranderer  .zyn  dan  fk,  my  mogelyk  uitleggen. 
„  DeeZen  zal  ik  by  gelegenheid  hierover  raadplcfegen  ,enjtotd[en 
;,  tyd  toe,  de  geheele  zaak  onbcflist  laaten."  Het  is  ^vaarfchy: 
uciyk  dat  Barends%.  ook  zo  dacht,  want  ik  vind  in  zyn  dagboek 
Biet»  dat  hy  de  zaak  voor  een  wonder  heeft  gehouden.   Hy  {o* 

ken- 


itsiöiJsiCRErvmGgN'voo^  bs  jeug^.  37 

Tiióde 'dMdve  échter  met  aire  zorgvuldigheid  op,  om  eerlang,  zo 
'teen  hemel  behaagde  om  hem  weder  naar  HoUand  te  rug  re 
{reugen ;  bct-oordeel  der  S^errekundigcn  daar  over  te  hooren. 
fodft  was  ook  zeer  verÜandlg;  want  zonder  deeze  zyne  omzigi 
tjgheid  »u  degehecle  zsrak  mogelyk  wel  onbekend,  en  dus  oolc^ 
taada  Mdörzoek  gebleven  zyn  ;>en  wanneer  de  eeil  of  de  ander 
van  xms  eens  zulk  een  geval  mogt  beieeven,  zouden  wy  het 
s^^iiog;  nM  wcieten  te^veridaareir. 

„  'Maflfkan  men  het  dab  tfaans  verklaaren?*'  Ziekerlyk,  I/eve' 
ieezerst'en,  m  gy  wilt,  kmitgy  —  het  (ï)reekt  van  zelve, 
ior  't  klein  —  bet  zelfde  ^  wonder  in  uwe  kamer  naarböotzen. 
„é  -fc4iiel7kl**  Niet  zo  driftig  ,  kinderen!  anders  mogt  uwe 
prdefheemii^  oRgelukkig  altoqsen.  Neemt  dan^  eens  een  thee»-' 
fcc^je.  of  legt  'er  >een  'kleiii'  iluk  gdds  in.  Gaat  'er  vervolgens 
zo  veffre  af  ilaan,  dat  gy  zo  xmitrent  tot  in  bet  midden  van  het 
théefcopje,  maar  niet  tot  op- den  bodem  van  het  zelye,  vtraar^ei; 
ftiik:geld:Ügtt  2ièo  kunt?  Is  *t  nretzo,  dat  gy  nu  van  hét  geld 
Diets  zkXm  'Maar  geduld"!.  Laat  eeiy  ander  nu'^hét^ekópje  vof 
water  gieten,  maar  blyft  gy  op  uwe  plaats  ftaan :  en 6  won- 
der! eensklaps  ziet  gy  tot  op  den  bodem  van  het  theekopje,  en 
«iet  lewais  het  geld,  *t  welk-gy  te  vooren  niet  ko6t  zi^  H06 
«och  mag  dit  toegaan?'  "  \ 
.  I.  Pi^.geenefi  .pndcr.^u,,  iiwelke  reeds  van.  de  natuuricuode 
iets  gdeerd  hebben,  weoten  hieiP  van  de  reden;  (*•)  den  overi- 
gen kan  ik  hier  alleenlyk  als  by  voorraad  zeggen ,  dat  dit  won- 
derbiar  verfcbyalyk  oatAftac  dl  ^et  breeken  dcc  lichtftraalen; 
waarvan  zy  in-'t  vervolg,  meer  zuilen  hooren»  ^wanneer  men 
|ien  ook  met  de  thans  genoemde  aangenaame.wcetenichap  zal 
trachten  bekend  te  maakem  Zo  dikwerf»  naamelyk,  als  de  licht< 
firaalcQ  uit  eene  dunn^  flof Mn  eene  digtere  overgaan*  als,  by 
vcNWbeeld ,  ulc  de  ludn  in  *t  water,  dan  worden  zy  gebrooken  # 
dat.  is,  zy^  neemen  een  andèn^n  loop,  of  gaan  ecnc  anderen  gang« 
Maar  gefd^dt  dit,  dap  v^rpiponen  zjch  de'  vm  hen  verlichte 
VQorwerpen^  in  eene  andere  plaats,  dan  die,  waar  zy  indcdaad 
zyn.  Hier,  by  yQ6rb!99i(l>  ziet  men  het  ftuk  geldjn  het  midden 
van  het  theekopje,  fchoon-  het  ^igenlyk  op  de»  bodem  van  het 
zelve  ligt.  Nu  behoeft:  men  Hechts  te  weetcn^  dilt  de  lucht» 
welke  opap^aarde  onmiddelyk  omringt,  veel  dtgtdr  is,  daorde 
boQcer  h^föelfuclK ;  dan  begrypt  men  ligtelyk,  dat  dezónneAma* 
len,  wanneer  zy  uit  de  fyner  bovenlucht  in  dedigter  bcnedcnlucht 
yaft  (Kuaea  dampkrmg  overgaan ,  insgelyks  gebR!K>ken  worden ,.  ca 
dac  wy  by  gevolg  de.'5V>ni  4q  wel  by  haaren  op-  als  ondergang, 
altyd  iets  hooger  aan  ^ep  hemd  moeten  zien,  dan  zy  telkens 
in  de  daad  (iaat-    Zo  dikwerf  als  wy  das  de  zon  des  morgens  , 


[(O  Men  zie  de  natuoikundige    verklaariiig  v^n  d;t   vcrfcljyn;Kel ,  in  R* 

.        '  •         c  j  • 


Sma 


9ien  opgaan,  {$  ;q^  dit  nog  2elvq  niet,,  maar  fleohts* tor jm!|^I4i( 
hcc  welk  \vy  in  den  dampbing  tmi ;.  evon  g!d3Fk  yvy.ih^m  bet 
fiuk  geld  in  't  water  zien  op  èen  plaats  #  alwaar  littJn  cj^daa4 
óok  niet  is.  Het  zelfde  gefchiedt  ook  des  avonda  by  dep  ow^er^ 
gang  der  zon:  Want  dok  dan  is jsy: in  de  daad  reediisi^^^rjdeii 
gezicbtcindcr  weggezonken,  wanneer  wy  haar  beeUlr0og:klaaff 
en  duidelyk  aaa.  den  hemel  ^bn  ichitteren, 

„  Begrypt  gy  nu,  van  waar  bet  kwam,  dat  mm.vp.NQWiJkmf 
ih  de ;gon  ve>ertieh  dagen  tioeger  wedee  sag,  dan^tOka  tolg^ns 
de  flerrekundige  berekening  vam  Jarem/j»  had  iiiQ6twi:g«iwie^ 
den?  De  Aeratiadige  mén  baé  recbt;  :want  by  lekcsoc^  49 
yifdrkelyke  fiMndplaaty  (jter  Zon  uit',  itiaar  de  dogêh  iMt  synefin^/ 
defchepelingen.  kadden  ook  recht»  wint  zy  ^agm  h&:  ifg^M  vai| 
de  zon,  het  welk  ^van  de  ^^Tezehlyhe zoin  niet  kan  DOdorrcbeidM 
worden.    En  waar  biyft  nu^het  wonderbaare  in  dit  ^effehSHlseL? . 

„  Op  dezelfde  w^ze  >«rdwyupi  de  aubeden  van  de'.tef^iBGhe^ 
(iHen  diêr  feeën. en  ^looken,  xo  dra!  men . dezdien  ntet  Itet dog 
Tan  eene  opgeklaarde  fedea  befchouw%.'^ 


Crêudbeginzilen  det'  Zedekunde  in  -  êcngenaanU  FerHHélèii  >Mi 
€•  G.  8ALTZMANN.  Uit  het  Hoogduttsch  yertaaid:  Tü^fdè 
Deel  Th  Amft^damt  bj  de  Wed.  J.  DöU.  1786.  In  m»yOf 
543-  bladz. 

r)e  Verhaalen»  in  dit  tweede  Deel  byeengebragt,  zytf  vun  een 
*^  gelykfbortigen  aart,  als  die  van  het  ©eirfte'DeeU  <''5  én  *e 
Ixinnen  dus,  nevens  de  voorigen,  tto  nutte  deiP Jeugd  gebrtifkt 
worden.  De  Heer  saltsmann  poögc  gemeenlyk,  ^odrleétea^ 
loe  Verfaaalen,  het  betragten  der  Deugd  en  het  yerhiyden  der 
Ondeugd  in  te  boezemen,  waarvan  tslir veeten  hét  legende  voor- 
bc^d  van  dankbaard  Ouderliefde  tot  een  fhal  kafn  vèHlrèkken«  ' 
'  „  De  Heer  van-  R...,  een  Pk^i^acfh  Officier  had  een  tyd'tang 
te  Ulm  in  Swaaben  op  werving  gdegen.'  Hy  riioëst  echiop  we- 
derom  naar  zyn  Regiment  gaan.  —  Den  avond  voor  zyn  ver- 
trek diende  zich  eea  jongeling^  diel  *er  wèl  uit  zag  en  een  ftaai 
voorkomen  hadc,  by  hem  aan,  en  begeerde  aangenomen  te  wor« 
den.  Hy  had  volkomen  de  gedaante  Van  een  welopgevoed  jong- 
man ;  maar  alle  zyne  leden  beefden ,  toen  hy  toor  den  Officier 
tradt. 

,,  De  Oflicter  föhreef  zulks  toe  aan  eene  jeugdige  bcföRróoiM* 
held;  en  vroeg,  waar  hy  voor  bevreesd  was?  „  Détgy  mf 
,,nïct  aanneemt,"  was  zyn  antwoord,»  en  terwyl  by  dit  zeide, 
jpolde  hem  eene  traan- langs-  de  wangen.  Neen,  zekeriyk  niet, 
eeide  de  Officier;  gy  zyt  my  veeleer  by  uitftek  welkom:  hoo 

iFUUt 

(•)  c     Jiig.  FaierJ.  Uturoef.  ViI,.D.  bl.  31^ 


C  a  SALTZMAHf  GBUIMMIIISSLElir  DBIt  ZBDSKüNDE.    ^ 

]Mft  gy  daarvoor  vreezen  t »,  t)m  dat  lièt  fiandgelï^  *t  welt  ik 
^gGnoods^akt  Jben  it  vraagoDr^  WAarrehjmljdE  tehofigToörtA^ 
M  mm  sal.'*  Hoe  Meel^'sobt  gy  4M1,  yrt)e&  df^  Officier.  ^  Géene 
M  laage  hebzucht,*'  antwoordde  de  JpOc^iig.  ,,  .nmr.  e^ne 
„  drukkende  behoefte  noodzaakt  my  om  honderd  gnldens  te 
t^viuged;  «D  ik  b«n  de  ongplukkigSf  iiwoieb  ii^de^ei^d, 
„  indien  gy  woïgfrt  .my  ao  veel  te  geeveo/'  Honderd  guMeWr 
aotwoerdde  de  Qfiqier^  zyn  zekeiji]4:  veeU  maar  ik  bob  bébm^ 
tff^in  u;  ik  geloof  dat  gy  u  vao  uwen  pUgtDuit  kwyteo,  «nik 
^l  u  Jiiets  aftr^kon^  Hier  zy»  honderd  gtddens.  Morgen  v^« 
tiekk«n  wy4  :£n.sp  t)«caalde  hy  tem  de  botidérd  guldens. 
.  „  De  JongeUog  ims  vmuki  van.b](ydlchap.  Hy  verzocht  èier 
ftp  den  Officferr  dathy  b^  wilde  vefguniieo^  naar.fauté  te  gaan 
Ofn.8h«me08Bog,^keren  heiligen  pligt  té  vervufien,  enbeloofite 
^niien^  den  tyd  jyap  één  uur  .weerom  ceisoaien.  >  Deeze  veri 
trouwde  op  ^j^^criyk,  gwcht ,  -^n  liet  Jiem  gaan.  Maar »  dewyl 
1^  -gBlooEie  ju  issyn  geheel  gedrag  Jc^a  Jbtitttengewooi»  engeheims 
ontdekt  te  hebben,  fpoorde  zyne  nieuwsgierigheid  hem  aan,  om 
iMm  ¥aR  verre  te  volgen*.  En  nu  zag  1^  hem. fegebegt  naar.de 
ftads .  gevantgents  \qq^s  4»}waar  Jiy  i^  de  deurJ^Iopte  en* binnen 
gelaaten  wierd. 

.  „  Dé  OffiG;eir  v^dubbelc^^zyne  fcfareden ,  en  hoorde,  aan  de  deur 
vttn  de  gevangenis  komende,  den . jongdingnietiien  c^ier  ^reé^ 
ken.  „  Hier,'^  boorde  My  hem  zoggen,  ^  «i  bet  geld,  vt^aiom 
ff  myn  vader  in.  de  «gfivgngeni&zUl  Ik  zal  hetHby  n.  neSrlcj^en  ; 
M  en  breng  my  nu  fetiietyk  |^  Jbcoi»  óm  hem:v«i  zynó 
^  bocijens  te  beyiyden/'  De  cipier  deed  ij6t  geenihy  begeerde; 
De  O^cier  bieitf  nog  eeoen  tyd  lang  fllan»xnhemtyd  te^unn^n^ 
voor  zjtmt  Vader  .^Q^  te  yerfebynen;  maar  hy '  vofgde  hem 
ipoedig.  -^  Welk^  e^  gezicht  I  Ify  ;^  dcb  jongeling  in  de 
anoen  van  i^en  Xftder«  een^m  eoiwaiirdigbajpysntd,  die  hem 
vast  aanzyn  hart  drukt,  en  hem  niestittanCT  beijiroeitt  aonder 
één  MODcd  te  4>r0efc^nr  Dus  Vi(riie))en  cenige  mïnutten ,  èer  dat 
4e  Offider  van  hen  b^nerkt  wicrd. 

y,  Asogedaan-by  ditfiafei^eU  ging  dees  mder  by  ben^^en  ^\d^ 
tagen  den  Ouden:  wees  g^U^r  ik  zalu  )van  zulk  eenen  braaven 
zoon  nietberooven:'  JUaat  j^  .deeliieemta  oi  de  verdiende  van 
zyne 'haqdelwyze.  'Hy  te  viy};,en  b^  gdd  berouwt  my  niet^ 
waarvan  by  zulk  een  edelmo^jg.gebnnk  gemaakt  heeft.  Vader 
en  Zoon  vieien  ne6r.  voot  zym  voetÉil  'Dfe;Zoon  weigerde,  in 
den  beginne ,  de  hem  aangeboodene  vryheld  aan  te  neemen*  Hy 
verzocht  cfeti  Offitcier.  ham  mede  to  ^neemen,  en  zdde  dat  zyn 
Vader  hem  nu  niet  meer  noodig  had,  én  dathyzu|k  een  gul- 
hartig Heer  niet  gaarne  te  leur  (lelde  ;Maar  de  edelmoedige 
Officier  drong  ?er  op  aan.,,  dat  hy  zou  blyven;  leidde  hen  belden 
uit  de  gevangenis,  en  nam  by  zyn  vertrek  de  blyde  bewustheid 
mede,  van  tifee  Agclukkigcp«  dioibeideAhet  zo  weinig  vér- 
dienden ,  gdukkig  gemaakt  te  hebben. 

C  4  £Vni'. 


IT0KAGE17 


Eenige  Bijdragm  reor  Otnie  en  MenfchengevoeU  Eerfte  Stukje. 
Te  Utrecht  f  bif  G.  T.  van  Paddenbui?,  ©n  Zoon,  1786.  In 
gr.  octava  143  ^MZ' 

TJit  bet  doorbladeren  van  dit  Stukje  hebben  wy  affeenoraen# 
V  dat  men  voornéemen«  is,  onder  deezcn  Tytel,  een  Werkje 
te  vervaardigen  9  waarin  men  etiyke  Gercbrijften  by  een  zal  ver- 
zamelen,  die  deeze  en  geene  ondef werpen,  op  ecne  geestryfce 
wyze,  vernuftig  behandelen.  Het  meerendeel,  althans  van  't 
geen  ons  in  dit  Stukje  voorkomt,  is  van  diéh  aan;  het  levert^ 
naar  't  ons  toefchynt,  en  oorfpronglyke  en  vertaalde  Stukjes, 
die  iu  Proza  of  in  Rym  en  op  Maat  gefield  zyn,  en  wdkeit 
een  Mengeliverk  in  handen  geeven ,  dat  eene  verfcheidenheid 
behelst,  waarin  Lieeeers  van  verfchillenden  finaak,  de  een  in  't 
een,  en  de  ander  \n  't  ander,  hun  genoegen  zullen  vinden.  — ^ 
Zie  hier,  tot  eene  proeve,  de  volgende  bedenkingen  over  4^ 
Vfiendfchap. 

•  ,,  Van  de  Vriendrchap  zegt  de  een ,•  dat  ze  overal  is;  en  eeo 
ander  dat  ze  nergends  is ;  en  't  komt  'er  maar  op  aan,  wie 
van  beiden  't  ergst  geloogen  heeft. 

.  ,»  Als  gij  Pietisr  Paalus  boort  prijzehj  dan  zult  ge  ondervinden, 
dat  Paulus  Pieter  we£r  prijzen  zal »  en  dat  heeten  ze  dan  vrien- 
den, £n  dikwiis  is  tusfchen  hen  verders  niets  te  doen  «als  dat 
de  een  den  anderen  den  rug  krabbelt»  om  daft  hij  hem  weer  zou 
krabbelen ;  en  zo  houden  zeelkander  bij  beurten  voor  den  gek« 
Want  't  is  hier,  gelijk  in  veele  andere  gevallen:  Een  ieder  is  zijn 
eigen  vriend, en  niet  die  des  anderen.  Dit  ben  ik  gewoon  Flier* 
houts^  vriend  fchappen-  te  noemen.  Als  ge  eenen  jongen  Fliertak 
befchbuwt,  zoo  ziet  hij. 'er  goed  geftamd,  en  grondvast,  uitp 
maar  fnijdt  hem  af,  dan  is  hij  inwendig  hol,  en  'er  is  zooeea 
drooge  Zwartiagtige  (lof  In. 

„  He^  gaat  hier  zeker  zeiden  heel  zuiver  in  *t  Werk,  en  vaak 
loopt  'er  wel  iets  menfchelijks  meê  onder;  maar  tog  moet  de 
eerfte  wet  der  vriendschap  zijn ;  dat  de  een  des  anders  vriend  zij. 

„  En  de  tweede  is,  dat  ge  't  van  harte  zijt,  en  goed  en  kwaad 
met  hem  deelt,  zoo  als  't  voorkomt  De  delioatesfe,  als  men 
dit  of  dat  verdriet  alleen  dragen,  on  zijn  vriend  verfchoonen  wiU 
is  meest  verkeerde  tederheid,*  want  juist  daarom  is  hij  uiv  vriend  ♦ 
om  dat  hij  mede  In  'tfpel  koomen,  en  't  uwe  fchouders  ligt  nia« 
ken  zou. 

„  Ten  derden^  laat  uw  vriend  u  niet  t^veemaal  bidden.  Maar, 
als  'er  nood  is,  en  hij  hefpen  kan,  dan  moet  ge  ook  geen  doek 
voor  den  mond  houden;  maar  gaa  heen,  en  vraag  ftis  uit  de  borst 
zijn  hulp ,  even  als  of  't  zoo  wezen  moest,  en  in  't  geheel  niet 
anders  2A]n  kan. 

99  Heeiï  uw  vriend  iets  in  zich,  dat  niet  deugd,  zoo  moe.t  ge 
.  .  »t  hera 


Voor  GENIS  en  IfBNSCHSNGEVOEL.  41 

t  fem  niet'  verbeigén,  en  't  kwaad  goed  hectcn ;  naar  vdor  den 
derden  man  moec  ge.  *t  verbergen  en  omfchuldigenw 

y,  Maak  iemand  niet  fcbielyk.  tot  uwen  vriend ;  maar.  is  hy  't 
eens,  zoo  nx)et  hij  't  u,  met  al  zijn  feilen,  tegen  denderden 
man  zijn.  .      '  .  .  .-^ 

,,  Zoo  -wat  zinnelijkheid  en  partijdigheid  voor  eenen  vri^d 
Ichfjnt  méé  tot  de  vriendrchap  in  dese  waereld  te  behooreiif  Want 
wilde  ge  alleen  de  waarlijk  eer-  enhemitmenswaardigeicsgefifcbap- 
pen  in  hem  vereeren  en  beminnen,  waarvoor  %vaarc< ge  dan  <zi jn 
vriend  ?  Dat  moet  elk  wild  vreemd  onpartijdig  meQSch;:wel  doesi» 
Neen»  ge  tnoèt  uw  vriend  met  al,  wat  aan  hem;is,  jn  tmeü 
arm,  en  in  uwe  be/cberming  nemen;  het  .j^onfiin /ai»;  vfirftaat 
zich  van  zelfs;  en  dat,  uit  iets  edels,  - nï^ts"  onedeis^worde» 
moet.  ..  ..  .;k    '  >   .i  .'T   ; 

„  Daar  is  een  tigbamelijke  vriendfehap ;.  volgendsdeacf  worden 
ook  twee  Paarden,  die  een  tydlang  by  een  (iaan ,  vriendi^n,  ea 
kunnen  de  een  den  ander  niet  misfen;  Ook  zijn  'er  behalvfsade^ 
nog  menfgerlij  foorten  en  aanleidingen*.  Maai  elgemlijib.  vfi»)d^ 
fchap  kan  luet  zonder  verééni/^inf  foefiaaa;  en,  waar  die  U,  daar 
vormt  ze  zich  gaarne  en  van  zelfs.  Zoo  zijn  lieden.,  die  tezamen 
fchtpbrcuk  lijden ,  en  die  aan  woeste  dtaden  geworpen  weiden  • 
vrienden.  Namentlijk  het  zeltde  gevoel  van  nood  in  allen,  dezeifide 
hoopenwenseh  naar  hulp  vereenigde  Ze:  eti  dat. blijft  dtkwila 
zoo  hun  ganfche  leven  door.  *-^' £encrlij  gevoel,  eeoerlijwecisf^», 
eenerlij  hoop  vereotaigt,  en  hoe  Snófger. dit  gevoel,  de2^.w«iQ$ch 
en  deze  hoop  zijn,  des  te  inniger  en  edeler  is  ook  de  vrieodfchap» 
die 'er  uft  voordlcomt.  ■■*  r. 

^,  Maar,  denkt  gij,  op  die  \Wjzemoefcten  wel  alle  demei^hen 
op  aarde  de  inn^fte  vrienden  zijnl  Ja»  waarlijk i^en  het  is  n>ijn 
ichuld  niet,  dat  ze  't  niet  zijn. 

,«  Pêstfcfipu  Daar  zijn  eenige  vriendfchappen  y  die -jni  ^pn, 
Hemel  befloten  zijn  en  op  aarde  voltrokkel)  worden." 


Avondtjdkortingen  van  het  Kósteel^ofZedelyke  Verhaalm  tenMeih 

Jle  van  de  Jeugd.  Door  Mevrowwe  db  genlis..  Üit  hn  FranscH 

'  'vertaald,  it  Deelen.  In  'j  Gravenhage  by  J.  van  Cleefy  ijfttf.* 

.  Behalven  de  Voorreden  Z^^hladzi    In 'gr.  Övo.      -y  •':•-.  ' 

'f'  ,.    ^. 

Qnder  deezcn  tytel  heeft  Mevrouwê  de  Genlis  een  leerzaam 
•  Bock  voor  de  Jeugd  uitgegeevcn ,  op  de  vocMronderftelde  ge- 
fchiedenis,  dat  de  Marquis  de  C/em'M^  na  't  Léger  trok.,  en/Jtt, 
by  die  gelegenheid,  zyne  Vrouw  en  Schoonmoeder,  met  zyn^ 
drie  Kinderen,  benevens  verdere  Hliisgenooten,  Parys  vcrlieccny 
om  een  meer  afgezonderd  Iceven  te  leiden  op  een  Kasteel,  ia 

C  5  ^» 


ij/x  '■'         .  nrotNtisr-      ./    •' 

ten  a(^I«g|eii  oord,  daar  eén.hniiifir.LandgQedffvn^'MS^:  G«^ 
duurende  de'wlnceFrcbejnfofli)eD,Tbefloiid.deiittt|m  ophe^ 
Kasteel/  in.:*r  verbaalen  .vait  vcxx'vatei  aan  de^* Jeugd,  «Me  dpr- 
seiver  opma^k^sttmbeid  kopdeti.  tiekkeiii  !t  ^iJinelkmnlMding  to( 
deezen  tytel  gegeeven  beeft.  De  daarin  medegedeelde  V^rbaêr 
len  tyn  inzonderheid  gefciukt  ivoor  fKiildétfen  «Van^tienta  tw^f 
jAfflren,  van  welken  men  onderfteiien  tagv  dacjrsy  voor  esn 
fcdteneerend  onderwys  vatbaar  zyn*..  Mtutouwt  deGtnlis  lieeft 
4eezen  trap ^ van '^atbaachetd  .zeer  vrel  .waargeaof]ien,'!Qii  de-^oof 
haar  voovgédfilde  verbaakp  dienian  .alleszins «i  flmde.&den  iet 
Jeugfd  bèboorlyfc  te  vasraen,' eiuaan  dsaselv^  ntiuifï  kundigjie* 
den  in  te  boezemeq.  Dit  era  en  ^  ander  wosdt  inog  fgei^ig 
meüst  iievórd«d,  door  «onderlinge  {^iprokken^  ^waartoe  de  ifert 
haaien,  of  andere  bykonïende  onmandigbeden ,  veelvuldig < d9 
gelegeniheid '  verleerïen,  m  kimfvun  hier  op  'toaae^xf^  S^^te 
wyze 'een  leerzaam  gebruik ;gemaakt  wordt:* welke  icbikkin&eii 
uitvoering  dit  Géfdiiift' ten  hoogfte  nuttig  doet  zyn;  eel&  in  20 
verre, 'dat  het,  meetehdeela,  ook  in  een  verder  eevorderden 
ledfiyd,  van"..veelen  roet  ivertnaak  en  nut  geleezen  kunne  wor« 
^l6n;!n-^^Het  medodeelenvvao  een  verbaal  uit  het  zehre  ssou 
hier  ie  veel. plaats  ^beflaan;';maav/nien  vesdge»'»)!  tene. proeve 
der  Iciefwyze,  .het'Oog  vofi.iier  la^eadegéOfttik^  w'aanoe  «en 
voorafgpaand  Neerhaal  aanletdh^  gaf^  -^  Movreww  ée  :AlenMrê 
het  )oüyk  'gedrag  van  peneuuitfteekeade  Jëaoieoiel»  Matkmm 
gehci^öYi^t^Cdoch  aan  welke  'deonBÉieedene  Mevrouiiir' (een  he* 
fiaati  'bad  kunnen  be2»»gea,)  verhaald  hebbende,  ha|d  tevensjg»^ 
zegd;  dat  haar,  na  verloop  van  eenigen:tyd,.,eeo/l4gatl'yan 
iftveehoridörd -en  zestfe- Livres  •is.  jaais^  ten  dedl  viel;  'tvfelk 
^en  haarer  blocdverwaDCen,.door  haare  De«gd  gisu9>ff«a#  baaa 
nagelaaten  had.  Dit  zag  de  moeder  aan/ala  edoe  foort  van 
hdooriihg  der  Deogd  van'  Marttamei  én  hier :  uit  oncftond  baar 
volgend  gefprek  met  ^faaare  .Dogter  Cfroissa  en  haareo .  Ziooit 

Ce/ar. 

„  Keden^  Mama!  (zei  Caroline,  op  een  verdrietigen  toon,) 
twee  honderd  en  zesrig  Livres  was  dat  de  geheelc  bclooning; 
voor  Marianne?  «  Maar,  Oiematfi  Mevrouw  de  €I<nn!re,) 
bedenk  eens,  Caroline,  dat  twee  honderd  en  z^tig  Livres,  voor 
iemand  van  den  ^t  van  Marianne,  en  dan  de  lust  tot  wer- 
%a^ld\gn  zy  altoos  2G^  vverig  l^ehield,  haar  in  eene  Stad  als 
Charleville  ryker.  mMte,  dan  «ene  Dame  is,  die,  met  een  huis- 
gezin met  Kinderen ,  aan  *t  Hof  vyf  en  twintig  duizend  Livres 
^  jaars  hikomen  heeft.  En  in  't  algemeen  geeft  rliet  geen  w«f 
geluk,  wanneor.  meij  door.  al  te  veel  geld  bovew  onzen  ftaat 
verheeven  wordt.  — ^ — En  waarom  niet?  (vroeg  CaBfar) 
Onderftel  eens,  A^t  Morel,  uw  Lakei,  morgen  twee  MiHioeiv 

uit  dcLotery  trok!  Wel  nu  Maroal  Morel  zou  dan  zeer 

gelukkig  zyn;  hy  beeft  het  be^te  hart,  en  kon  mét  dit  geld  veel, 
|bed  doen.  •— J-  Zo  ik  al  ©eqj  ondcrflel,  dat' dit  geval  hem 


niPt  gdiecl  vo^anderde,  ea  h«m,  in  plfiats  vairnedeng.,rWCfdaa<^ 
^  èrr  góêda  trotsch,  w^ah\vys^en  (Ji^aas  paukte,  zou  hy  ^dal| 
nog  ftièt  ZQer  te  beklaagen  iyu!  Morel,  kari  léeaen  eq  fchryveöj 


iecft  de  beste  grohdbégmlelen^  en  hy  .isin  ayneo  flandgeaqhteii 


(laat  kunnen  ophouden?  wat  zou  ^cch  zyn^i^erljoud  in  eeiKi) 
xneer  belchaafden  kring». wat  zyne  houding  en  vooikoiuien  kun* 
oen  zyn?  'Hy  zou  wulen'  trouwen /^n, dan  ^ker  geen  Boer 
ïinnetjQ  of ,  Burgerdogter  kMW^n  neèm^i'liy  Jiou '  dan  ^een^ 
voor  het  0^  wel  opgevoede  Dame  n^oeteo  .ve^kje^n ,  die  hem 
Tiiet  zou  trouwen,  dan  om  ^n  geld,  dus  niét  wit 'achting:  en 
zy  sselvé  zou  hoogst  veraclïtelyk  moeten .iyn',  ëh  heip,du« 
iet  loven  bitter  maaken;  20  dutgy  ziet ,/ lühd^r en ,  dat  Morele 
inet  honderd  duizend.  L4*res  'Jpkomen>  .20  ongelukkig  al;s  bêr 
IjjorteJyk  ^u  zyn.  Daarentegen,"  zo  gy  cenfr  onderflelde,  dat 
4y  üjt  de  toiery  flegis  twaalfduizend  Guldens  trok;  dan  zou 
Iiy  een  fchoon  ilukje  Land  kunnen  köopen^,  een  aardig  Vrouw^ 
rje  van  zyn  ftaat  trouwen,  die. wel  zuinig  en  werkzaam  was, 
en  Jhehi  daarby  nqg  yyf  qf  zesduizend  Guldens^  jas^nbr^gt;  be-» 
mind  en  ,geacht  van  zyne  Vrouw j  wet  rüimjce  e»,  gemak  Ice- 
vende;  geëerd  by  de  Hoevenaars»  zyne  nabuuren^  om  dat  hy 
goed  en  iiefdaadig  is,  qn  nïeer  weet;,  dan  jdogrg?ans  Mdea 
van  zyn  (iaat;  zie   daa^.  Morel  den  gelu,kkigÖen  Man  van  de 

waerèltfr  — Dat  is.  waar;  niaar  wanneer  Mor^  met'twe^ 

Millioenén  echter  in  zyn  vpqgen^ftaaï  wilde  blyyen,  20  .hy.da« 
niet  in  ecne  Stad  ging  woonen,..maar  ^  heL  I^and  bleef,  en 
2ig  roet  eene  kleine  Hpeve,.  ^n  ee^e  lieve ,'.tekw»ame,.hui6t 
houdende  vrouw  vergenoegde.; .en  ao  hy  dan  verder  zynen 
giooten  .fchat  enkel  aarinÜefd^daaden  befieedde;  dtn  zou  mea 
Eem  niet  be(|K)tten,  en  by  zóu:geli^kig  zyn!  1 — ^-*^  Aurelia 
een  zeer  Vaaf  Man,  maar  in  dit  geval. psqiid  gy  hém  tor  ft^ 
Wysgeer,  tot  éeii  Held,  vji^rhi^fien;  en  ik  .geloofd  dat  hy  mdk 
liet  een  nóch  het  ander  is.  paarby,  om  'uwe  ^^rftelling  mo^ 
gel^k  tC;  maaken,  zoud  gy  ^k  jnoeten  gèlooven,.  dat  zyné 
Vrouw  èveri  zo  heldhaftig,  zou  zm  \  afs  hy  zelvf^.  ei^  zyne 
Kinderen  gebooren  Wysgeeren.  Zonder  deeze  onderflftlliM^ 
zou  die  goede  Vrpuwwel  eens  zeer  inisaoegd.  zyn  j,  da«  haac 
vaarde  Man  niet  teii  minfien. zestig  duizend-XiVrés  Jaarlykrcho 
femen  oplag;  de  Kinderen  zullen  weldx;a yvaii  het  gevoelen 
hunner  Moeder  zyn;.  ^n  dan  zou  de  arnie,  Morel  in  .zyn  buis 
niet  dan  klagten  en  verwyï;ingen  hooren.  i— -  Nu  wat  zwaa- 

zigheid?  Iaat  hy  ^an  niet  jrouvvehl  ; 7  JEp  zo  hy  dit  ectei 

ter  gaarne  deed.  Maar  .^noomen,  hy  trioiqv^de  niet;  dan  zou 
hy  ook  geene  Kinderen  hebben,  en.  van.  welk  een  geno^ea 
berooft  gy  hem  dan  niet?  —  Ach ,  lieve  Mama  9  geef  hem  ee« 
«e  goede'  Moeder 9  e|x  ^m  zal  niets  ontbreeken. -p^-  Allerlief. 
"       '  '  fto 


44  •    '     *     '   •  DE  'GEIVUS 

fle  jongeir!....  Maar,  dir  rtuook  ^ 'eeni  toegeftaan ;  gy  zfet, 
B:  neem  alles  aan,  wat  gy  begeert.  ïk'  R^i  dan  eens,  dat  hy 
hiet  zulk  eene  braave,  goede,  tedere,  verftandige  Moeder  ge- 
Izeegend  was;  dat  hy  zig  met  deeze  geliefde  Moeder  op  een 
klein  Landgoed  begaf;  dat  hy  voor  zyn  gebruik  niet  nieer  dan 
twaalf  of  vyftien  honderd  Livres  hield,  en  dat  hy  bet  overige 
aan  de  noodlydenden'  gaf,  dan'  zfc  ik  nog  duizenden  van  ver- 

örfetelykheédën  voor  hem  re  gemoet.  -r  Wélken  zyn  die 

dkn?  "  Morel  heeft 'Igeen  kennis  van  menfchen,  noch  van 

bcftier  van  zaaken ;  loozé  vleijende  fthurken  zullen  zig  meester 
Van  zyn  vertrouwen  maaken,  onder  voorwendfel  van  hem  tö 
ohderrigten-,-  én  zyn  welmeenendc  yver  tot  het  waare  doelein- 
de te  beftieren.  Morel;  door  hen  misleid,  bedroogeh,  beftoo-' 
len  eh  arm  gertiaakt^  zal,  terwylhy  het  goede  wflde  verrig- 
ten,  -niet anders  dan  listige  fchurken,  luijaanJs  en  booswigten 
vttrykt  hebben:  ^' '  '  Maar,'  zo  hy,  iri  plaats  van  aan  die,- nu 
hiet  dan  aan  braave.  lieden  zyn  vertrouwen  gaf i?  — —  Onge- 
lukkig maaken  de*  braaven  het  minder  gedeelte  der  menfchen 
u^t  en  duS  zytt'^  dié  zèèr  zeldzaam  te  vinden.  Oordeelt  nu 
«elfs  eens,  hoe^  veele  onwaarfthynlyfcheeden  en  zelfiè  ongerymdf.' 
hccden  men  niet  zou' móeten' aanneémen,  om  té  onderftcllenV 
dar  het  raogé!yk-Êou  kunnen- zyn,  dat  Morel  gelukkig  was  met 
honderd  duizend  Livres,'  zo  het  'lot  hêra  die  morgen  fchonk. 
£i^ — l  Dat  is  Wö^r,  ook  voel  Ik  'nu  diudelyk,.dat  hét  niet 
genoeg  is,  6m' goed  te  doen,  dat  men\ alleen  goed  is,  maar 
öat  men  bok  te  gelyk  wys  en  voorzigtfgj  móet  zyn."  Ook  bc-- 
grjyp  ik  »u  Waar,  het  geen  Mamèdaar  zo  even  zeide ;  dat  het 
^ecn  voori^ccbt  is  r  om  boven-  zyn  ftant  verhceven  te  worden. 
Döt  is,  ivei  'té  verfta^n,  vöor  menfchen  van  dien  'ftaat,  als  Mc^ 
1^1  en  dedetigdza^ameMarianne;  voof 'rttenfchèn  eigenlyk,  wier 
èpvoetiipg'^dol-' een  meeij  verheeVenen  ftaat  is  ingerigt;  want 
rtét  fleugdcn,  oeffcning  en  fctirtdighéedén,-  als  rafede  de  zo 
fWödaèakeTyke.  Waereldu  én  meufcipch-  kennis;  is  men  in  ftait'^ 
om  m  ^le^.  ftanöén  ract  tjer^te  Fè«ven  en  waariyfc  gelukkle;^  te  zyrfj. 
tei^'rtlnftett 'wtóft  zrf'^ig  dan. altöói  als  in  zynen  eigertói  'oor- 
ft>ronkel54cen''- kring :^ bevinden,- en  öe  aangenbomen' (iKit-'kau^ 
nó6\t  böveflf  den  man  zelft  ryzen.  ■  Hét  is  dzh  \vel  eéit 
•iterheerlyK  voorrecht," wanneer  men  eene  goede  opvoeding,  heeft 
Woge*  geirfetén.  '  ■' ' '  Voorzeeker  !^  zy  maakt  ons 'tot  all^s  ^^- 
fchikt^*  zy*  gföfeft  bife  duizend  huilptorddeleh.nr  den  tegenïpocdj' 
1^  bewaart ^oris '^r  xJe  bélachefyke  trotschheid,  welke  zó  dik-i. 
maais  den  'geeSÜ  van  den  toorfpoedïgeri  dwaas  vcrmeesteit,  of 
zy  lécrt  voor  't  minfte  dezelve  te  verbergen ;  zy  herftelt  den^af-  • 
ft^nd  der  öttdterfcheldénc  n^ngeri;  zy  verfchaft  middelen,  ohV  ons, 
TC  doen 'beminnen,  en  de  bekwaamhoeden ,  om  de  menfchen  ttt  , 
R\mnen  iüneemen,  en^öoór  eene  vriendelyke  toegevendheid  voor 
te  komen;  zy  -maakt 'óns  de  eenzaamheid  aangenaam,  en  ftcit 
oris  in  flaat  om-  met  liiister  in  de  groote  waercid  te  vcrfchynen; 

'm 


AVONDTTDKOitnN^N-VA!»  H»r  KASTEEL.  Hg 

in  effi  nr^&tdfZf  befeha«ft  4e  r^deo  >4zy  voriBt  het  taart,  en  ^tr 
triktelt  het  verftand    Oordeelt  «u  zelf  eens*  Kinderen»  welk  • 
«ene  dankbaarheid  een  welopgev^d  menscb  verfchuldigd  is  aa^ 
alle  dije.^geeaen»  welken  tot  zyiie  opvoeding  medegewerkt  heb^. 

benl  • Ja»  dat  is  zeeker*  maar  inzonderheid  aan  zynVa^ 

der  en  Moeder. OpgetwyffeW ;,  en  wanneer  men ,  gel  jié 

gff  myne  Kinderen»  te  regt  voelt*,  wat  men  h^  verfohuldigd 
is»  dan  zalmen  ook  insgel^ks  de  meeflers  en  toezienders»  aan 
wieo  zy  een  gedeelte  van  hunne  magt  hebben  oveifegeeven »  regt 
eerea  en  Hef  hebben*'' 


Cessnes's  IFerkifu    Met  Plaalen.    Drie  Deelen.    TeJmfterdamf 
tij'  J.  AUart,  1786.    In  ooavot  8a6  hMz^ 

TJ[en  beeft  metdeeze  uitgave  de  gecstryke  Sdhijftcn  van  Oer* 
^^  /mr,  netjes  gedrukt»  in  een  klein^  formaat ,  by  een  versta 
meld»  dat  voor  veele  Leezers  zyn  gemak  en  gevalligheid  heeft, 
's  Mans  Sdiriften  zyn»  door  de  byaondere  uitgaven  van  deeze  en 
geene  Stukken»  die  zynen  naam  by  adle  Heden  vanfmaak  alonv 
me  beroemd  gemaakt  hebben»  t*  oviar  bekend;  om  gezet  (lil  te 
(ban  9  op  eene  melding  van  derzelver  trefiehden  h)houd  en  hart- 
inneemende  uitvoering»  waaordcor  het  aangenaame  em leerryke 
by  uitfiek  aan  eikanderen  verknocht  fs.  Uit  dien  hoofde  zou  het 
ook  niet  noodig  zyn»  'er  een  byzonder  ftaal  uit  mede  te  deelen  ; 
dan  daar  we  niet  wel  konden  nalaacen  van  deeze  aanpryzens** 
waardige  uitgave  ^wag  te  maakèn;  kon  't  ook  naauwlyks 
fflssfen,  of  een  of  ander  Sttikje  moest  ons»  onder  t  doorbladeren 
deeser  afgifte,  uitlokken»  om  't  hier  nog  eene  plaats  te  geeven, 
of 't  ook  van  nuttigheid  mogté  zyn.  Van  dien  aart  was»  ondef 
veele  andere»  zyne  volgende  Idylle»  die  ons  dekuifêhe  Dafnep' 
en  deil  toe  inkeer  gebragten  wellustigen  Niciasy  zo  natuurJyk> 
afmaait.    Dus  luidt  dezelve. 

„  Dafiie  was  fchoon  en  arm »  vroom  opgevoed  Tan  eene  moe« 
der«  die  haar  vroeg  ontviel.^  Zij  was  thans 'de  dienstmaagd  Van 
Mikon.  Hij  bouwde  het  landgped  van.  eenen  rijken  burger  uit 
MItylene,  en  Dafne  weidde  zijne  kudde.  Zij  ging  eens»  met 
ffille  tranen»  naar  het  graf  van  hare  moeder»  goot  eene  fchaal  vol 
water  «ït»  en  hing  kranslen  aan  de  takken  der  heesters,  die  zij' 
over  het  graf  geplant  hadde.  Toen  zat  zrj  bij  het  graf  neder»  en' 
zij  weende»  en  fprak:  6  cUerbaar  aandenken»  aan  uvi^e  deu^d» 
#n  aao  uwe  godvrees»  mijne  geliefde  moeder!  Gij»  gij  hebt  mij., 
ne  onnozelheid  gered !  Zo\x  ik  ooit  uwe  vermaningen  vergeten , 
óic  p)  mij  met  eenen  ^vergenoegden  lach»  gegeven  hebt,  toen  gij. 
aao  nrijneo'  boezem  nederzonkt  en  ftierft?  Zoudk.óoit  vergeten, 
hoe  deugdzaam. gij  waan;  dan»  o  dan  mogea-.iie  goede  Goden 
mij  vergeten »-  dan  moge  ik  in  ellende  derven^;  en  uwe  heilige 
fchim  metK  mi  jontvUeden.  .Gij». geliefde»  gij  hebt.mi>ne  on* 

fchuld 


fchüld^gereii  All^*  ech  aUe^wnffeaan  uwe  ftflii<!o#^efMé|è 
want  ik  verlatene  heb  toch  anders  nSefnandi  aan  wieii'fk  m^ 
een  oprecht  vertrouwen  mijn  hart  kanopen  leggen*    Nicias>  de 
heer  vaii  Mrkon»  Ivibns  kudde  fk  weide,  kwam  op  zijn landgoec^ 
om  de  herfstvreugd  bij  te  wonen.'   Hij  zag  mij,  behandelde  m?j 
vriendelijk  ♦  T"^»  «^O^e  kudde  en  m'ijne  zorgeToor' dezelvev 
Zöidedat  ik  een  goed  meisje  was,  en  gaf  mfj  gefchcnken.    Go- 
den "^  ik  eenvoudig  meisje,   wat  weten   wij  toch  hier  op  het 
land.    Ik  dagt,  onze  heer  is  zeer  goed.    De  Goden  mogen  hem 
daar  voor  zegenen;  ik  zal  tot  hun  voor  hem  bidden ,  dat  is  alle» 
wat  ik  kan.    De  rijken  zijn  gelukkig,  zij  zijn  van  de  Goden  be- 
mind ,  maar  zij  verdienen  het  ook ,  wanneer  zij  zoo  goedig  zijn 
;ils  hij  is.    2k)o  dagt  ik,  en  ikdeed^hct^,  wanneer  füj  sffjne  hand 
in  de  mijne  floot,  en  ik  bloosde  ea durfde  njet  opziep,  toen 
bij   eencn  gouden  ring  aan  mijnen  vinger  flak.    „  Zie,  op  dit 
„  fteentje,  dit  kind  met  vleugelen,  dat  zai  u  gehdcËfg  itiaken." 
Zoo  fprak  hij»  en  hij  ftreelde  mij  over  de  biotieode  wangen. 
„  Is  hij  niet  zoo*  goedig  jegens  mij  «als  een  Vader !  ó  hoe  kan  ik 
^  zoo  veel  goedertierenheid»  van  eenen  zoo  rijken  en  mtgtigen 
„  heer,  verdienen*'!  Zoo  dacht*  ik  onnozel  kind,  roaar  ach!  ik 
was  bedtoften.  >  Hij  vond  mi)  dezen  morgen ,  in  den  boft  toea 
vatte  hij  mij  viicnddijk  onder  de  kin.    „  Breng  mij,"  aeide  hij, 
^  verfcbe  bloenM»,  op^dat  ik  mii  roet  baren  geur  verkwikken 
;,  mag,  ginds  in  het  myrtbenweesje."    Met  blijdfcbap  enijiw 
zogt   ik  de  fehoon(le,'en  ik  liep  met  vrolijken  baast  naar  het 
weesje.    „  Gij  zijt  licht  als  een  Zdtf  en  fchooner  dan  de  Godia 
„  der  bloemen/*  *  Zoo  fprak  hij,  en  —  Goden^  Goden!  nog 
beef  ik,    door  alle  mijne  beenderen «  hij  rukte  mij  op  zijaen 
Cchoot,  drukte  mij  aan  zijtien  boezenx,  en  allerlei  verlokioende 
beloften*  en  alles  %vat  de  liefde  bekoorlijks  hebben  kan*  vloeido 
uit  zijne  lippen.    Ik  weende*  ik  beefde*  en  achl  ik  zou  aeker 
onder  de  verzoeking  bezweken  liebben ;  en  nu  ,  ach  f  oi^ehikkig  # 
niet  meer  een  onfchuldig  kind  geweest  zyn.  Maar  ik  dacht,  „in« 
9,  dien  uwe  vrome  moeder  u  ooit  eentge  onkuifche  omhelzingen 
y,  had  zien  dulden ï**  Ik  dacht  het,  ik  fidderde  te  rug,  en  h'ep 
weg!  Nu  kom  ik,  geliefde!  ik  kom  wccnen  op  uw  graf.  AcKldat 
ik,  jong  kind,  u  200  vroeg  veiiiezen  moest!  Ik  ben  een  ziwakka 
plant ,  die  den  ftok  verloor,  waaraan  ik  mij  ophield.  Deze  fchalö 
vol  waters  giet  ik  uit  voor  uwe  eerwaardige  fchim.    Neem  deze 
kranfen*  neem  deze  tranen  l  Mogten,  6  mogten  zij  tot  uwe 
beenderen  doordringen.    En  hoor,  hoor  geliefde  moeder!  Adx 
aan  uwe  asicbe,  die  hier  onder  de  betraande  bloemtjes  rust*  aan 
uwe  heilige  fchIm  herhaal  ik  deze  gelofte:  deugd  en  onfidrald» 
en  de  vrees  der  Goden,  zullen  h^  geluk  mijnes  levens  wezem 
Laat  mij  maar! arm*  vrolijk  en  wel  te  vrede  wezen,  en  niets 
doen,  dat  gi;  uneti*  met  eenen  vriendelijken  lach*  zoudt  hebben 
goedgekeurd;  dan  zal  ik*  gelijk  gij  eens  waart*  van  Goden  en 
menfchen  bemind . worden» pm. dat  ik dontdawg»  qprecht  en 

dienst» 


jiMMr<%  IminviSk  tenr  iadiënd  en  met  vreugjetrannen 
OP  4i  WMg^  flcwn ,  griiit  gij^geftorven  zyt. 
^,£0  m»  908  ^)  henen.    Vrolijke  aandoeningen  van  deugd 
dMtaxkaden  kaatr  en  «blonkeri  yit  barev  betraande  oogen.   zij 
m rcboott ê^M^ ee5 lentedag ;;  opivcfeeo een eagte^ regen  Valt, 
cQfvmvet  deeoB  rchfint;.^it»lijkl<vv4idezlj  tnt  haar  werk  weder* 
teereni  maas.  Nicias  kwaib  faiar  op. haren  weg-  te  gemoeten 
^  Meisje,"   zoo   fprak  hij  ,  en    oranen    rolden    langs    zijne 
wangen:  »»  Ilr  heb  u  op  het  graf  van  uwe  moeder  beluisterd. 
^  Vree»' niet»  4euedtÓHun  meisje!  Dank;  'zij  de  Goden,  dank 
„  uwe  dengd,  gï)  nébt  mij  tegen  hpt  waijbedrijf  behoed  ^  dat  ik 
„  uwe  onnozelheid  verleid  zou   hebben.    Vergeef  mij ,  kuisch 
^  mel^iev  veigeef^  r  en  wees  vaa  mij;  geene  nieuwe  misdaad; 
^  Ook  mijne  deugd  zegenpraalt.    Wees  braaf*  en  deugdzaam , 
^  maar  wees  ook  gelul^kig^    Gindfche  boomrijke  velden,  en  dó 
,,  helft  van  de  kudde,  die  gil  gehoed  hebt,  zijn  de  uwen.  D^tcen 
^  waardige  echtgenoot,  «deugdzaatn  .ids  pi ,  het  gduk  uwes  le^ 
g,  veo^zijl'  Ween  niet,  deugdzaam  meisje,  neem  het  gefchenkt 
9.  dat  mijn  opr^t  hart  u  geeft  t/op  laat  mij  verder  voor  uw  ge- 
^  luk  ^Qigen;  aodeis  zal  het  nul  mijn  gciieele  leven  kwellen^ 
«  dat  ik  uwe  d^ugd  beledigde*  Vergeet»  vei^et  mijne  misdaad; 
a,  gij  hebt  mij  >  als  eene  goede  Go^^,  van  het  verderf  gered.'^ 


Qntiao  m.Memdmu  €f  de  hrmUt  dêr  edele' en  tuivcre  Liefde^  tn 

\  remden  Boékeruf  daof  johan  jaCob  dusch.  ÜH  het  ffoogduitsch. 

7  Fmyk$.  mut  eene  Faorreidih'  wui  M^.  rhynvis  feyth.  Te  Jm^ 

fitliêmy  by  Willem  van  Vliet,  1786.    Behalyen  het  Feorwerk 

4Sihladz»    In  gr.  8v«.  .  «   . 

De  hetoemde  /Pufth  hcaft  in  dit  fraai  Stuk  eehé  nieuwe 
'proeve  gegeeven  van  Z]rn&  uitmuntende  Scbryfw-yze-.dezsel- 
vc  is  zyner  pen  Volkomen  waardig,  —  en  de  Vertaaling  is  zo 
fiiai»  éê  rmü  'er  inaar  Zf^imun  uit  het  Hoogduitsch  eene  in  t 
NederdüittK^  siet  vecfdiynen:  daarenboven  bericht  de  Heer  Mr. 
R.  Fey^h  hel  «alKeineen  van  eene  bjzonderheid ,  aangaande  de 
Oworzoftins  ^eezes  boeks,  die  wy  ons  verichuldfgd  achten  aan 
tel  publiek;  opk  door  ons  Maandwark  mede  te  deelen.    De  Heer 
C.  isfoeneveldf  bekend  door  zyne  Vertaaling  van  den  Mesfias  van 
KUpfloh  fbsidi  even  voor  zynen  dood  de  Vertaaling  van  dit  Werk' 
ondernomen,  doch  (lechts  tien  bladzyden  van  het  zelve  vertaald 
liebbende,  rukte  hem  een  onverwachte  dood  uit  dit  lecven ;  eene 
vrouw  en  vier  kleine  kinderen  agterlaatende,  juist  niet  in  de 
gunffigile  omfiandieheden.     De  Boekverkooper  van  Vliet  ^  dit 
acjFn  de  eige  woorden  van  den  Heer  Fé^^th^  is  inmiddels  edel- 
„  moedig  genoeg  geweest,  om  dit  werkje  door  eene  zeer  be- 
»5  kwaame  hand  verder  te  laten  veitaalen,  en  zich  omtrent  de 
n  weduwe  Greeneveld  te  gedragen | even»  en  meer^  dan  of  haar 

„  Man 


4S  J.  ;•  DUSCH  »  0S£5f SS  SN  HERMIONE. 

„  Man  het  daadlyk  geheel  vei-taald  had ;  aich  WJlyt  vlefjende,- 
„  dat  het  niet  misfen  kon,  of  elk  gevoelig  hart  zou,  in  een  Land » 
,»  zo  bekend  door  desselfs  Hefdaadigheid ,  zeker  een  enkel  exem- 
„  plaar  van  een  Werk  koopen  f  *t  welk,  behalven  zyne  inwcndw 
9 f  g^  waarde,  met:  zulk  eeir,  der  menschhdd  verheffend,  doel- 
„  wit  uitgegeven  werd,  en  ik  heb  met  wellust  myne  hand  wil^ 
„  ]cn  iecnen,  om  dit  aan  het  Publiek  bekend  te  maaken.'* 


OLINTES,  Treur/pel.  Deer?.  J.  kasteleyn.  Ti Amft.  byW.UoU 
trop,  1786.  In  ivct  94  bU 

r\limer9  Veldheer  van  Aladfti  Koning  van  Jerufalem ,  hadt 
^^  het  heilige  zwaard  van  Mahomet  in  de  handen  der  Christen 
nen,  die  Jerufalem  onder  Hertog  Go4efroy  belegerden,  overgeleverd; 
zyne  minnares  Sofronia  geeft  haar  aan  als  hadt  zy  dezen  roof  ge- 
pleegd ,  ter  voorkoming  van  het  plengen  van  al  het  Christenbloed 
in  6alemt  't  geen  jlladyn  gezwooren  hadt  indien  hem  de  daader 
van  die  misdaad  niet  bekend  werdt*  Clorinde ,  eed  Perfifcke 
Prinfes,  en  grbote  heldin,  die  jihdyn  in  de  belegering  byftaat, 
en  verliefd  is  op  Olhuis^  votidt  OUntes  in  ketens,  om  dengemel-' 
dün  roof,  en  zoekt  hen*  te  verloste ;  doch  zyne  liefde  voor  So^ 
fronia  ontdekkende ,  verandert  haare  min  in  woede  t^en  Oiintesi 
welke  egter  door  SofroniaU  grootmoedigheid  zodanig  vernietigd 
wordt,  dat  zy  ter  redfter  ftrekt  van  dit  paar,  en  zich, uit horae^ 
loosheid  va»  haar  min  jegens  OUntes  ^  doorgrieft.  Dit  Treuripel 
doet,  zo  uit  hoofde  van  deszelfs  fchikking  als  Poözy,den  Hter 
Kasteleyn  eere  aan. 

Mvte  Dichtoefeningen.  Door  dirk  kuipers.    2e  Leydent  by  W»' 
H.  Gryp,  1786.    In  gr.  Zvo.  122  bL 

De  Heer  Kuipers  geeft  «in  deeze  DIchcftukken,  ({^reekende  be- 
wyzen  van  eene  gefchiktheid  tot  dé  beoeföning  der  Dicht- 
kunst. — '  Alle  zyne  verfen  zyn  van  eenen  zagten  toon,  en  kun- 
nen tot  eene  aangenaame  afwisfeling  verftrekken  van  de  daag- 
Ivks^.  het  licht  ziende  Oorlegszangen.  Tot  een  klein  proefje 
lireldLe; 

OP   EEN  DRINKPOCAAL. 

Waarop  de  Vriéndfchap  gefneden  was , 


De  Vriendjchapy  die  by  drinken  leeft  9 

Is  louter  valsch  of  los  9 
Daar  zy  by  *t  Glas  keur  fchynfel  geeft  ^ 

Is  ze  «oIe  als  Glas  zo  bros. 


N  l   E   U   fT  E 

A    L    G    S    M   £    £    N    E 

VADERLANDSCHE 

LETTER  .  OEFENINGEN. 


De  Bijbel^  deor  beknopte  Uitbreidingen  en  ophelderende 
Aanmerkingen  yerklaerd ^  door j.VA^  t^vïs  %\a  kenbbag. 
A.  U  M.  Th.  u  Ph.  Dr^  HoogL  in  de  H.  Godgel.  en 
Kerkl.  Ge/bh.  aan  het  IlluUre  Athenaum ,  en  Predikant 
in  de  Gemeente  te  Amfterdam ;  mitsgaders  Lid  vö«  het 
Zeeuvsch  Genootfchap  der  Weetenfchappen  teVlisfingcn. 
Twael/de  DeeL  Te  Amfterdam^  by  J.  Allart,  i-^Só. 
Beiialyen  het  Foorwerk,  35^6  bladz.  in  gr,  Svo* 

Met  dit  twaelfd«  Deel  loopt  de  ontvouwing  der  Dicht* 
kundige,  Boeken  van  den  Bybel  ten  einde;  alsbehel- 
zende ,  na  ene  voorbereidende  Verhandeling ,  ene  doorloo- 
pende   verklaring  van    Salonio's  Spreuken  ^  deszelfs  Pre^ 
diker  en    Hooglied;   waerin   de  hoogleeracr  Klinkenberg 
zyntn   Bybelarbeid  met  d&  hem  gewoone  opmerkzaemheid 
voortzet,  van  welken   de  Rybeloefenaer  des  beftendig  een 
Jeerzaem   gebruik  kan  maken.    Tot  een  nieuw  voorbeeld 
hiervan  ftrekken   's  Mans  niet  ongegronde  bedenkingen » 
'over    zodanige  ^  plaetzen ,    welken  in  het  boek  Prediker 
voorkomen,  die  men  niet  wel  anders  dan  als  aenftootelyk 
lan  befchouwen;  en    welken  men  9  gelyk  zyn   Hoogeer- 
'waerde  zich  uitdrukt,  ,,  met  de  beginfeien  van  zeden  en 
^j  Godsvrucht  niet  een  over  kan  brengen,  zonder  den  teksc 
„  geweld  aen  tedoen^\  Men  beeft  ze ,  naemlyk,  zyns  oordeels^ 
4e  befchouwen ,  als  ene    voordragt  van  *s  Vorften  over- 
-denkingen ,  geduurende  zynen   zondenval ;  toen  hy ,  vaar 
tyd  tot  tyd  al  verder  afwykende  ^  zich  in  verkeerde  over- 
leggingen  toegaf,  en  onbetamelyke  dingen  ter  band  nam; 
*t  welk   al  mede  geftrekt  heeft ,  om  hem  te  leercn ,  hoe 
alles  ydelheidzy.     Wanneer  men  des  /'r^/Z/^^rj  voorftelii n 
gen  van    dien  aert  uit  dat  gezichtspunt  befchouwt,  laten 
xe  zich  gereder,  dan  op  eenigen  anderen  ffrond , verklaren; 
en  de   Hooglceraer  ftelt  ons  dezelven  telkens  in  dat  licht 
voor;  waer  over  men,  uit  zync  volgende  opheldering  van 

iVed.  11:  14 .ai,  en^gerro^te  kan  oordeelen. 

Il;OftfiL.lf.ALO.L£TT.N0.s:t  D  (a)  ia 


,0  j.   VAN  1I«YS  KtINKEKBERO 

(d)  1 2.  Daar  na  wendde  ick  mij ,  om  tefien  wijsheijt , 
ooS  onannigbeden  ende  dwaesheijt:  verj.  Kap.  i: 
17  (*')  Na  dat  ik,  eenigen  tjjd,  zoo  veel  van  de  verina- 
ken dexes  levens  genooten  had,  als  behoudens  de  wijs- 
lieid  e»  godsvrucht  gelchieden  kon,  begon  ik  van  het 
rechte  fpoor  der  deuj^d  laugzamerhand  af  te  wijken. 
Hiertoe  werd  ik  vervoerd  door  de  verleiding  der  vreemde 
wiiven :  ik  liet  wel  voor  als  nog  den  Godsdienst  niet  ge- 
heel varen:  löaer,  ik  nam  tevens  dwaze  en  gansch  onbe- 
tameliike  dingen  bij  de  hand.  Toen  heb  ik  de  ijdelheid 
der  ondermaenlche  dingen,. in  nadruk,  kunnen  ontwaer 


wo.- 


i*^  Dit  voorftel  Kap.  I:  i7.  welks  opheldering  wy,  teil 
rechten  verftande  van  des  Hoogleeraers  gevoelen  in  dezen, 
S  oneigen  geacht  hebben,  hier  te  plaatzen,  luid  in  zync 
„ubréiding  =üdus:  ^^^^^  .^  ^^  ^^         ^^^^^ 

n;,^iiike  reecerine,  ik  lag  'er  mij  met  allcMnijnc  vermogens 
^^12  oTwfshei  ende  wetenichap  te  weten;  om  in  de 
tS„„T;<^  te  ïemen;  Mk  heb  ik  naderhand,  toen  mijn  hart 
S^r  L^er  liding  d"r  vreemde  vrouwen  verijdeld  was,,  de 
p?:^v''g^Svan  onfinnigheden  ende  dwaasheijt:  ik  heb 
S^SL  Sgansch  onbetamelijke  dingen  bU  de  hand  gehad:  maer, 
Sh^n  lewaer  geworden ,  dat  ook  dit  een  quellmg  des 
'ieestes  is^    «nc   'jdele  afmatting  van  de  ziel,  wqlke  geen 

-'^Ifaefd^oSiee'SgSten  fpreekt  de  Prediker  van  »t 
ftl    Knn  \^i — 11 ;  en   mackt  vervolgens  vers  ia  een 
''„^«n 't  melden  zyner  ondervinding  en  denk\\7ze,  ge- 
aenvai^^g  van   t  melden  zy  ,^  ^elfc  voortloopt  tot  Kap. 

dum^nde  den  tgd^jan  ^^  «^„'„j^ft^p,  behelzende  ene  aeiv 

èt'S^SiS'kS  df?'r;dS  i^^^ 

ï^rnt^'^neneJSy«  en  waeLmingen,  toen  hy  uit  zynen 

®^i(^n  ontwaekiT  't  welk  van  Kap.  7:  »3.  '«et  invlech- 
amndenflMp  ontwaekte.  »-  ^.  g.  ^ 

SreSfcSJ  biïkbetl^n't  tïïeeren,  h^men  wel  zal  fter.. 
<je freaiKer /iyii  wv/^/^  od  zvn  ende  behoort  te  merken. 

ven.   en  daertoe  by  tyds_op  z^^^^  ^^^^^^  ^^^   ^^.  ^_^^ 

Kap.  II-  7  1"  ,  ™.iir  in  later  tyd,  onzeker  door  wicn» 

een  aanhangfel,  het  wclK  m  "^^^../'g'^  cevoeed  !s.  ' 

mogclyk  door  Koning  Huktoi ,  by  dit  BoeK  gevoega  is. 


wdefn;  en  die  gdclheM  is  wti  allen  tijde  dezelvdet 
*^t  h^  fj^'^'Vp^^?  menfche,  die  den  Koninghn«- 
iomen  lal  L*«^«J  ^  of  wat  zal  iemand  die  na  mij  komt 
ondervinden?  juist  het  zeNde.  De  gefieldheid  der  eaken. 
geUjk  ik  reeds  heb  opgemerkt.  Kap.  i:  4-1,,  verandert 
niet,  't  gene  dat  airede  gedaenis,.  zal  ook  in  het  tér- 
volg  gerchieden,  en  in  de  toekoinende  tijden  zullen  de 
Jttervelingen  geen  meerder  voordeel  hebben  van  hunne 
Ingingen,  dan  tegenwoordig. 

13-  Doe  begon  ik  wel  van  den  weg  der  wisheid  tu 
der  deugd  af  te  wijken;  maer,  ik  was  nog  niet  geheei 
aen  de  dwaesheid  overgegeven,  zeer  duidelijk  faghen  be- 
merkte  ick,  dat  de  wijsbeijt  20  veel  uijtnementheijt 
heeft  boven  de  dwaesheijt,  gelijck  het  licht  uitne- 
meotheijt  heeft  boven  de  duijsternisfe. 

14.  De  oogen  des  wijfcn  zijn  in  fijn  hooft ,  hy  ziet 
▼oor  uit,  hij  bemerkt  de  gevaren  welke  hem  dreigen 
en  is  omzichtig  om  dezelve  te  vermijden;  maer  de  (bC 
gaet  op  zijnen  weg  zorgeloos  en  onbedacht  voort, zonder 
het  nakend  gevaer  op  te  aierken,  hij  wandelt  als  het  ware 
in  de  duijsternisfe :  deze  opmerking  had  mij  moeten  bo« 
wegen;  pa  tot  den  weg  der  wijsheid  en  der  deugde 
weiken  ik  zoo  ongelukkig  verlaten  had^  weder  te  keereit^ 
maer  ik  raekte  ongevoelig  al  verder  verdwaefd.  De  waeiv 
neming  dat  wijzen  en  dwazen  aen  dezelvde  lotgevallen  ia 
dit  leven  onderworpen  zijn  ,  bracht  mij  tot  zeer  onbeta* 
tiielijke  gedachten  :  doe  bemórckte  ick  oock,  dat  cenerüi/ 
gtyal  hen  allen  bejegent^  dat  beide,  wijzen  en  dwazen^ 
aen  dezelvde  ramplpoeden  van  dit  leven,  en  ten  laetftea 
aen  den  dood ,  ondervf orpen  zijn. 

15.  Dies  feijde  ick  Iti  mijn  herte  en  bij  mij  zclvcn^ 
Gelijk  't  den  dwafèn  bejegent,  fal  *t  oock  mij  felve 
bejegenen:  hoe  zeer  mijne  wijsheid  mij  bij  blijft,  verg. 
VS.  9*  en  of  fchoon  ik  mij  aen  de  leibfen  der  wijsheid  eo 
der  deugd  houde ,  kan  ik  gecne  vc}()rrechten  boven  dea  - 
dwaes  verwachten:  waerom  hebbe  ick  dan  doe  meer 
jiae  wijsbeijt  geitaan  ?  wat  voordeel  zal  ik  dan  van  d« 
wijsheid  hebben ,  en  waeron»  zal  ik  mij  daerop  langer  toé» 
It^en  en  mijnen  geest  kwellen  ?  doe  fprack  ick  m  mijn 
faerte^  dat  oock  't  f^lve  ijdelbeijt  was,  doe  verviel  ilt 

Da  op 


Sft  J.  VAN  NÜYS  KLINKENBERG 

op  die  dwaze  gedachten ,  dat  zelvs  de  wtisheid  en  Crods^ 
'vrucht  geen  voordeel  kan  aenbrengen.  Eenmael  aen  de 
dwaesheid  een  weinig  bot  gevierd  hebbende,  en  inij  ge- 
wend hebbende  de  uitkomst  der  dingen  onder  de  zon,  en 
geduurende  dit  leven ,  te  befchouwen ,  verloor  ik  onge- 
voelig het  volgend  leven  uit  het  oog;  ik  befloot  zeer  on- 
bedachtzaem ,  uit  de  rampfpoeden  dezes  levens,  en  het 
algcmeene  lot  der  ftef velijkheid ,  aen  welke  beide  wijzen 
en  dwazen  onderworpen  zijn,  dat  de  wijsheid  en  Gods- 
vrucht geene  voordeden  hebben,  boven  de  dwaesheid 
en  de  ondeugd.  Dit  was  de  naeste  (lap  tot  mijne  verdere 
afwijking.^ 

i6.  Want  tnijne  aendacht  alleen,  binnen  deengegren- 
t^n  van  dit  kortftondig  leven,  bepalende,  dacöt  ik  bij 
mij  zelven:  daer  en  fal  in  eeuwigheijc  niet  meer  ge- 
.  dachtenisfe  van  tenen  wijfen ,  dan  van  eenen  dwaes  zijn: 
het  duurt  niet  lang  na  den  dood  van  eenen  wijzen ,  of 
'er.  wordt  even  zo  min  met  achting  van  hem  gefproken 
als  vau  eenen  dwaes :  aengefien  'c  gene  dac  nu  is  5  en 
^elvs  nu  genoemd  wordt ,  dat  wort  in  de  toekomende 
dagen  altemael  vergeten;  ende  hoe  flerft  de  wijfe 
mecdefot? 

.  17.  Daeromhatedeick. dit  leven,  ik  kreeg  'er  ver- 
driet en  weerzien  in ,  ik  begon  te  morren  tegen  de  wegen 
der  Voorzienigheid,  in  plaets  van  mijnen  vSchepper  ge. 
lechtighcid  toe  te  wijzen,  want  dit  werck  docht  mij 
quaet ,  dat  pnder  de  fbnne  gefchiet :  het  beloop  der 
"waereldfche  zaken  mishaegde  mij;  en  ik  oordeelde,  dat 
de  waenieming  van  dergelijke  lotgevallen,  beide  van  wij« 
2en  en  dwazen ,  niet  met^  eene  alles  befliereude  Voorzie- 
nigheid beftaenbaer  ware;  want»  dit  was  mijn  ongelukkig 
beQuit ,  het  is  al  ijdelheijt ,  ende  quellinge  des  geeste?, 
een  wijze  heeft  even  zoo  weinig  voordeel  van  zijne  wijsheid» 
nis  een  dwaes  van  zijne  dwaesheid,  en  eeh  deugdzame 
heeft  geen  n^eerder  nut  van  zijne  nauwgezetheid ,  dan  een 
godloze  van  zijne  losbandigheid.  Tot  welke  Godonreerde 
gedachten  kan  men  komen,  wanneer  men  eenmael  aen  de 
dwaesheid  toegeeft,  en  2;ich  in  de  ftrikken  dèr  zonden 
laet  verwarren! 

18.  Tck  hatede  toen  oock  al  mijn  arbeijt,  dienick 
bearbeijdt  hadde  onder  de  fonne  >  in  plaets  van  eenig 
veimaek  te  tïebben,  van  de  pa]|6izea  ,  welke  ik  gebouwd, 

van 


OVBt  DEN  BIJBEL*  5} 

v)o  de  lusthoven,  welke  ik  aengele^d,  van  de  fcha^tjap, 
wdke  ik  verzameld  had,  kreeg  ik  'er  eenen  afkeer  van* 
Net  berouwde  mij ,  dat  ik  al  dien  arbeid  gearbeid  hadde , 
om  dat  ik  'er  niet  dan  een  kortftondig  gebruik  van  héb* 
ben  konde ;  vermids  ik  alleen  het  oog  gevestigd  had  ep 
dit  aerdrche  leveo,  fcb^en  het  tnij  een  onyerdraeglyk  ding, 
dat  ik  al  dien  arbeid,  en  welligt  bmnen  korten,  fbude 
moeten  achterlaten  aen  eenen  menfcbe  ^  die  na  mij 
wefen  zal.^ 

19.  Want  wie  weet,  of  hij  wijs  fal  zijn,  ofte 
dwaes?  en  hoe  dwaes  hij  ook  wezen  moge,  evenwel  fal 
hij  heerfchen  over  al  mijnen  arbeijt ,  dien  ick  bear- 
beijdt  bebbe,  ende  dien  ick  wijslick  beleijt  hebbe 
onder  de  fonne:  Dat  is  oock  ijdelheijt. 

20.  Daerom  keerde  ick  mij  omme ,  om  mijn  herte 
te  doen  wanhopen  over  ai  dien  arbeijt ,  dien  ick  bear- 
beijdc  hebbe  onder  de  (bnne.  Het  bleev  nog  niet  bij 
den  afkeer;  maer  ik  dwaelde  allengskens  verder  en  ver- 
der af:  ik  verviel  tot  wanhopige  gedachten ,  en  begon  mi} 
te  verbeelden,  dat  'er,  in  alle  de  goederen  van  dit  leven, 
geen  vermaek  of  genoegen  in  het  geheel  te  vinden  ware  j 
ik  werd  geheel  verdrietig,  droevgeestig  en  v^anbc^ig, 

21.  Want  daer,  is  een  menfche,  of  hoewel  'er  een 
mensch  zij,  wiens  arbeijt  in  wijsheijt»  ende  in  we- 
tenfcbap  ,  ende  in  gefchickelickheijt^  is :  of  fchoon  een 
mensch  *er  zich,  met  alle  mogelijke  swijsheid  en  voor- 
zichtigheid, op  toelegge,  om  zijnen  voorfpoed  op  eene 
eerlijke  wijze  te  bevorderen;  nochtans  faLhij  de  vruch- 
ten  van  al  dien  arbeid,  binnen  ko^en , verlaten  moeten, en 
overgeven  tot  fijn  deel,  aen  eenen  naenfche,  die  daer 
ten  niet  gearbeijdt  en  beeft;  Dit  fs  oock  ijdelheijt, 
ende  dit  befchouwde  ik  als  een  groot  quaet,  h^t  welk 
mi)  wanhopig  maekte,  en  deed  befluiten  om  aUen  mijnen 
arbeid  te  llaken**» 


D  3  Leer. 


leerredenen  ever  de  gtmgtigfte  gebeurtenisfen  ^  uit  ha 
leeven  van  jesus  Christus  ,  gewoonlijk  genoemd  Evan- 
geliën,  door  johannes  tïssel  ^  Leeraar  der  Lüiher/ch& 
Gemeente  te  Dordrecht.  Eerjle  Deel.  Te  Dordrecht 
bj  F.  Wanner,  lylkS.  Behalyen  het  l^oorwerk  ^34%  bladz. 
in  gr.  octavo. 

FW^tx  oorzake  der  bekende  gewoonte  van  het  jaerlykfche 
X  prediken  dei;  Euangelien^  in  de  Lutherfche  Gemeen* 
te,  is  't  niet  vreemd,  dat  vele  Leden  dezer  Kerkgezinte»  ^ 
by  die  gelegenheid ,  de  ene  of  andere  Leerreden ,  over 
het  onderwerp,  dat  ftaet  verhandeld  te  worden,  of  ver- 
handeld is»  ter  hunner  ftichtinge  lezen.  Dit  nu  heeft 
den  Eerwaerden:  Tisfel  opgewekt,  een  jaergang  (zo  als 
men  *t  noemt)  zyner  Leei^edenen  over  de  Evangeliën 
door  den  druk  gemeen  te  tnaken;  vermits  'er  tot  nog» 

E  ene  zodanige  v«.>Iledige  verzameling ,  in  onze  tale ,  voor 
nden  was ;  althans  gene ,  naer  den  tegenwoorijiget^ 
Tchryf-  en  fpreektrant  ingericht.  Jtdy  heeft  zich  in  dezelve 
voornaemlyk  'er  op  toegelegd,  „  om  zijne  hoorders  op 
^,  den  weg  te  leiden  tot  liet  zo  nodig  verftaud  der  H. 
^,  Schrift;  om  duidelijk  te  worden  voor  enen  gemepgden 
,)  hoop  van  menfchen;  en  belangrijke  prakticale  onder« 
^,  weipen  aan  hunnen  geest  te  vertegenwoordigen,"  '  ■ 
Op  het  doorbladeren  dezer  Leerredenen ,  vinden  wy  t'over 
r^den,  om  te  betuigen,  dat  zya  Eerwaerde,  in  't  een  en 
\  ander  opzicht,  zo  wel  aen  zyn  bedoelde  voldaen  heeft, 
dat,  niet  alleen  de  Leden  zyner  Gemeente,  maer  ook 
die  van  andere  Kerkgezinten ,  welken  niet  te  fterk  party 
trekken,  zich  met  ene  leerznme  ftichting  van  zynen  nut* 
tigen  arbeid  zullen  kunnen  bedienen. 

Het' thans  afgegeven  Deel  behelst  tien  Leerredenen, 
waer  van  de  eerlte  gaet  over  de  kortheid  en  de  moeilijk* 
heid  van  *t  menschlijk  leven,  naer  luid  van  Pf.  XC.  10: 
hoedanig  ean  foort  van  onderwerpen  zyn  Eerwnerde,  in 
de  plaets  van  de  gefchiedenis  der  befnydinge  van  Jezus  ^ 
cewo9nIyk  op  Nieuwjaersdag  behandelt.  De  volgende 
Leerredenen  fchikt  zyn  Eerwaerde,  by  ene  beknopte  op- 
heldering van  den  zaeklyken  inhoud  der  Euangelietekften  , 
ter  overweginge  van  leerryke  onderwerpen,  die  hem  de 
tekst  aen  de  bnnd  ffeeft.  Te  weten :  Gods  wijsheid  in  de 
verfchijning  -der  Wijzen  uit  het  Oosten.  Matth.  11.  i  -  ia. 
Jefm  jeugd  en  de  grondbegi^felen  ener  Christelyke  Kin* 

der^ 


OVRR   D9   BV4NGXLIBN.  SS 

iwtugf.  Luk.  l\.  41 ^52.  De   Gezelligheid.   Joh.  If. 

1  —  II.  Jefus  heerlijkheid  in  de  scnezing  van  twee  kran* 

ken.  MaUh.  VIII.  i 13.  Gods  neerlijkheid  op  de  '^ate* 

ren  der  Zee.  Matih.  VliL  03  —  27.  Gods  yoltnaaktheden 
bij  de  toelating  van.  het  kwade.   Matth.  Xlll.  24  —  50. 

De  Nijd.  Matth.  XX.  i 16.  Hoedanig  de   hindernisfen 

voor  de  kragt  van  het  Godlijk  Woord  zijn  uit  den  weg  te 

ruimen?  Lufc.   VIII.  4 15,   En   eiiidelyk,  Jloe  men 

het  lijden  van  den  Verlo^fer  tot  zijne  ftigtinge  te  befchou^ 

wen  nebbe?  Luk.  XVIll.  31 — 43.   Zie  hier  het 

beloop  van  's  Mans  leerzame  bedenkingen  over  dé  Gezel- 
lighcid,  ter  welker  befchouwinge  by  zich  bepaelt,  na  ene 
kortbondige  overweging  van  het  roerkenswaerdige  in  de 
Kuawgcliegerchiedenis ,  Joh.  If.  i  —  ii». 

De  verTcbyning  van  Jezus  op  de  Bruiloft  te  Cana  ia 
Galilea«  en  's  hteilands  gedrag,  aldaer»  geeft  den  Lecraer 
aen leiding  tot  het  tegengaeu  der  gedachten  vaji  dwaze 
geestdryvers ,  die  ongcrymdlyk  wanen ,  „  dat  gezelfchap- 
„  pen  by  te  Wonen ,  of  aardfche  .vreugden  re  fniaken , 
,^  een  kenmerk  zy  van  ongodsdienfiigheid  of  godloof* 
„  beid.'*  Hiertegen  t.)ont  zyn  Eerwaerde,  het  betame- 
lyke  en  het  geoorloofde  van  den  trek  tot  gezelligheid^ 
tot  onderlinge  verkering;^  uit  overweging  van  's  menfchen 
natuur  ,  — « —  het  belang  of  het  voordeel  der  maeifchap- 

py»  en  ^c  't^D™  v^"  ^^^  Godsdienst.  Op 

het  afhandelen  hiervan  wekt  hy  zyne  Toehoorders  op  ter 
bchocdzacmhcid  in  dezen  ^  en  brengt  hun  ten  dien  einde 
de  lesfen  van  de  wysheid  en,  den  Godsdienst,  ten  dezen 
opzichte,  onder  't  oog;  welken  hy  onder  drie  hoofdles- 
feil  byeen  brengt,  waer  van  wy  de  eerfte  les  geheel  zul* 
len  overnemen. 

„  I.  Stelt  u,  by  uwe  verkering  (leeds  vaste  en  waar- 
dige oogmerken  voor. ^  't  Is  niet  te  zeggen ,  hoc  ve- 
le oogmerken  van  den  Ilervh'ng  mislukken ,  of  hoe  veleii 
hunner  bedrijven  hun  rampzalig  worden;  alleen  daarom » 
om  dat  men  ze  onbezonnen  begint,  of  'er  zig  in  't  geheel 
gene  bepaalde  oogmerken  bij  voorftelt.  Wat  goeds  toch 
kunt  gij  in  alle  die  gezelfcbappen  verwagten,  waar  gij 
heen  gaat,  zonder  eenig  bepaald  en  waardig  oogmerk? 
Bcflist  het  daarom  eens  vooral,  wat  gij  met  uwe  verke* 
ring  bedoeld.  De  famenkomften  zyn  beftemd,  om  door 
vriendfchap  en  deelneming  u  eene  gepaste  uitfpanning  te 
gi  ven  in  uwe  bezigheden*  En  daar  gij  redelijke  wezens 
zijt^  wat  kan  betamelijker  zifn^  dan  de   bijeenkom nen 

D  4  biti* 


5ff  >    TISSEL 

binnen  te  flappen ,  met  het  oogmerk,  om  daar  een  waar- 
dig voedzel  te  vinden  voor  't  verftand,  voor  't  han  en 
voor  den  trek  tot  verijjaak.  Daar  de  reden,  de  Gods- 
dienst  en  het  zelfbelaiig  dit  maakt  tot  de  ware  einden 
der  verkering;  hoe  dwaas  is  't  dan  niet,  of  kwade  oog- 
merken, of  in  't  geheti  gene  bepaalde  oogmerken  bij  uwe 
famenkomsten  te  bedoelen?  Rampzalige  gezelfchappen , 
daar  men  niets  doet ,  dan  zig  onderh'ng  den  tijd  te  do« 
den;  daar  men,  juist,  om  dat  men  'er  zonder  doel,  zon- 
der waardige  oogmerken  verfchijnt,  geen  wezenlijk  ver- 
maak geniet »  'c  hart  ledig  laat,  of  laat  ik  liever  zeggen, 
gelijk  ik  behoor,  het  vernederd  en  bederfd.  Smaakt  daar- 
om de    verkering,    wanneer    uwe   kragten   rust   en   ont- 

fpanning  vorderen: Koomt  daar  met  het  edel  doel , 

om  u  onderling  op  te  fcherpeti ,  en   door .  menschkunde 

uwen  geest  te  verrijken.    Koomt  daar,  om,  in  't 

midden  van  uw  vermaak ,  uwe  harten  te  openen  tot  het 
aankweken  van  alle  de  zagte  aandoeningen  van  Gods- 
dienst en  vriendfchap.  — — -  Geen  trotschheid  uoch 
eigenzinnigheid  vernieiige  immer  't  vermaak  van  eenen 
broederlijken  omgang.  Kn  fchat  alle'  die  bijeenkomfteii 
voor  verlooren ,  ja  voor  fchadelijk ,  daar  men  niets  heeft 
zoeken  toe  te  brengen ,  of  ter  verbetering  van  't  vcrftand , 
of  ter  veredeling  van  't  hart ;  daar  men  geen  wezenlijk 
vermaak,  geen  ware  vriendfchap  fmaakte,  alleen  om  dat 
men  'er  ligtzinnig  inkwam,  zonder  dat  men  iets  deugd- 
zaams, iets  waardigs  bedoelde/' 

2.  Des  Leeraers  tweede,  les  betreft  de  keuze  der  Vrien- 
den, met  welken  mei\  gemeenzaem  verkeert.  Men  behoort 
dezdven  te  fchatten-,  niet  naer  hun  uiterlyk  vertoon, 
mJier  naer  hunne  inwendige  waerde,  naer  de  deugdzaera- 
heid,  naer  het  godvruchtige  hunner  gevoelens.  Snoode 
fpotters  met  God  of  de  ipenfchen  zyn  te  fchuwen;  zo 
ook  openbare  zondaren,  en  zelfs  ligtzinnige  harten.  Een 
vertrouwlyke  omgang,  fene  gemeenzame  verkering  met 
dezulken  ,  is  te  vermyden.  Ën  roepen  ons  plicht  en 'Gods- 
dienst zomtyds  om  roet  hun  te  verkeren ,  men  zy  dan  op 
zyne  hoede  tegen  alle  verleiding,  en  pooge  zyn  gedrag, 
door  befcheidenheid,  menschliefde  en  Godsvrucht,  zo  ia 
te  richten,  dat  het  gefchikt  moge  zyn,  om  Invloed  te 
kunnen  hebhen  op  hunne  harten, 

3.  Ilieraen  hecht  hy  eindelyk  ene  derde  les,  behel» 
zende  ene  waerfchnwing  tegen  de  meest  gewoone  zonden 
in  de  verkering ,  waeronder  liy  wel  voomaemlyk  de  vol- 

gea* 


OVBR   DS  EVANGCLIkN. 


57 


ftïïêe  betrekt.  Den  geest  van   Kefdeloosheid    en 

achterklap;  de  verregaende  eigenliefde  en  kinder- 

apige  ftryd  om  rang  en  eer; het achfferdochtige» 

iet  geveinsde ,  dat  zo  vele  famenkomfleh  gedwongen  doet 
worden,   eh  'er   natourlyk  al   het  genoegen  uit  verbant; 

mitsgaders  eindelyk  den    geest   van  overc^aed  en 

verTpilliDg,  benevens  dien  van  dertelheid  en  onkuisheid, 
die  in  zo  velen  der  gewoone  famenkomften  ongelukkig  fs 
ingeflopen. 

Laetftelyk  befluit  zyn  Eerwaerde  deze  Leerrede  met 
een  korten  aendrang  zyner  voorgedragen  Lesfen,by  wel- 
ker waememing,  „  onze  sezelfcbappen'%  gelyk  hy  zich 
uitdrukt,  „  veel,  t^nbedenklijk  veel,  in  't  genoeglijke  en 
in  't  nuttige  zouden  aanwinnen:  dasür  wij  zekerlijk  veel 
zouden  winnen  voor  onze  deugd ,  voor  onze  rust  en  voor 
ons  vermaak ,  zo  wij  ernflig  beflooten ,  om  de  lesfen  van 
den  Godsdienst,  in  't  ftuk'der  verkering^,  beftendig  ter 
harte  te  nemen". 


j.  ۥ  LAVATER ,  Gebeden.  Naar  den  zerden  druk  vertaald. 
Tc  Leiden  by  VV.  Gryp ,  1786.  Behahen, de  Voorreden^ 
124  bladz.  in  octavo. 

Ene  verzameling  van  Gebeden,  welke  roet  gemoedlyke 
(lichting  gebruikt  kan  worden  van  aHe  de  zbdanigen , 
die  ene  handleiding  van  Voorfchriften  behoeven,  of  'er 
een  wezenlyk  nut  uit  kunnen  trekken.  De  Eerwaerde  La^ 
vatcr  heeft  dezelven  zodanig  ingericht,  dat  ze  dienen  ter 
bevorderinge  van  't  beoefenend  Christendom;  en  door 
Christenen  van  verfchillende  Gezindheden  ,  en  onderfchei- 
den  (land,  gevoeglyk  gebeden  kunnen  worden.  In  de 
Gebeden,  voor  ieder  dag  der  weeke,  heeft  hy  bovenal 
in  agt  genomen,  dat  ze  telkens  ene  zedelyke  overdenking 
tot  hun  byzonder  onderwerp  hebben  ;  waer  van  het  vol- 
gende Gebed,  op  Zaturdag  avond ^  zynde  inzonderheid 
bctrekkelyk  tot  de  kortheid  yan  het  leven  ^  ten  voorbeelde 
kan  ftrekkeu.    Het  luid  aldus: 

,,  Vader  der  Barmhartigheid !  Schepper  aller  Wezens ! 
Onderhouder  en  Verzorger  aller  fchepzclen!  onvermoeid 
zyi  Gy  in  goedertierenheid ,  onvermoeid  in  wel  te  doen ! 
• !  ecuwig  en  oneindig  God ,  Vriend  en  Liefhebber  der 
meiiTchen ! 

9^  Hoe  behoore  ik  U  te  danken  voor  al  het  «oede  dat 

ïiS  Gy 


5f  .    h  I^AVATftH 

Cymy,  geduttrcnde  deezc  gamfche  week,  van  het  cerflt 
tot  het  laatfte  oogeoblik  ,  bewec^en  hebi !  VVnar  zal  ik 
die  gevoelens  vap  dankbaarheid  ontkenen ,  die  Uwe  groc-^ 
té  oaverdiende  goedJieid  waardig  is  ?  Waar  de  woorden  « 
iBct  welke  ik  Uwen  Lof  naar  behoorea  zou  kunnen 
vermelden. 

^,  Ik  kan  niets  anders  zeggen,  dan:  Gy  zyt  myn  Va- 
4Qr!  Gy  zyt  de  Liefdel  MW  ik  ben  oQwaardig  en  veel 
te  gering  ^  alle  de  barmhartigheid  en  trouwe ,  die  Gy  my 
bewyst ;  }a  ik  beo  niet  waaidig ;  dai  ik  U  Vader  noeme  l 

„  Maar  echter  zal  eu  mag  ik  U  als  mynen  Vader  aan<H 
bidden!  Ik  mag  en  zal,  door  tbsus  christus>  Uw  kind 
en  een  Erfgenaam  van  Uwe  Hemelfcbe  en  eeuwige  goc* 
deren  wezen,  die  beter  en  voortreflyker  zyn,  dan  alies, 
wat  ooit  op  aarde  fchoon  gezien,  gevoeld  of  gedacht 
mag  worden ! 

„O!  hoe  veel  goed  hebt  Gy  my,  inyn  God,  alle  de 
dagen  deezer  week  beweezen !  Gy  hebt  my  onderhouden ; 
Gy  hebt  my  gevoed;  Gy  hebt  my  klederen  en  woning 
fi:c'rchonken ;  duizetfderhande  onheilen,  die  my  hadden 
kunnen  treffen,  en  die  ik  door  myne  veelvuldige  zonden 
verdiend  had^  heeft 'Uwe  trouwe  Vaderiyke  hand  van  my 
afgewend.  Voor  vcele  Zonden  en  gevaarlyke  verzoekin- 
gen hebt  Gy  my  bewaard:  Gy  hebt  my  veel  onderricht, 
verfterking  en.  treost  uit  Uw  Woord  laaten  trekken.  Gy 
hebt  my  veele  goede  gedachten  en  gevoelens  ingcboezemdU 
^y  hebt  mynen  arb^  en  verrichtin((en  gezegend,  en  my 
Uwe  goedertierenheid  op  menigvuldige  wyzen  laaten  on< 
dervinden.  Dit  alles  behoorde  my  billyk  tot  de  hartelyk^c 
dankbaarheid  op  te  wekken,  en  my  befchaamd  te  man- 
ken, indien  ik  my  aan, de  geringde  opzectelyke  ondank- 
baarheid fchuldig  kende ! 

,,  Doch  nu  behoorde  my  ook  die  vraag  ter  harte  te 
gaan,  hoe  ik  deeze  week  heb  doorgebracht? of  ik  nu,  op 
het  einde  derzelve,  veel  beter,  vroomer,  en  wcrkzaamcr 
in  het  Christendom,  zaliger  in  mynen  God  ben,  dan  ia 
derzelver  begin  ?  Of  ik  der  Christelyke  volmaaktheid  ook 
zo  veel  nader  ben,  als  ik  nu  in  dezelve  nader  i^ekomen 
.ben  aan  bet  einde  van  myn  leeven  op  aarde!  Öf  ik  in 
deeze  nu  ten  einde  fpoedende  week  minder  kwaads  en 
meerder  goeds  gedaan  heb,  dan  in  de  voorige?  Of  ik  de 
gebreken,  over  welke  ik  op  het  einde  d^r  voorgaande 
week  berouw  gehad  heb,  of  had  behooren  te  hebben,  in 
deeze  week  niet  weder  begaan  heb? 

„  Hee. 


f  BBBDfiVU  4|^ 

„  Heere,  mjrn  God,  ik  bid  U  om  den  geest  des  rech- 
ten ernst,  dat  die  my  decze  week  niet  Iaat  befluiien,  zon^ 
det  dat  ik  beter  en  U  meer  behaaglyk  zy !  Mogten  'my 
toch  alle  zonden,  die  ik , gedutircnde  deeze  zeven  dagen ^ 
begaan  faeb,  weder  in  de  gedachten  komen,  eer  ik  flaa« 
pe;  deeze  zonden,  en  alle  de  weldaaden,  die  ik  U,  als 
Christen  en  als  mensch,  te  danken  heb;  op  dat  ik,  recht 
nedrig,  befehaamd  en  verootmoedigd,  my  weder  vaa 
Uwe  barmhartigheid  en  genade  verzekeren  kon ! 

„  Geef  ook,  o  barmhartig  God,  mynen  Huis^enooten ^ 
en  veelen  anderen  meQrchen ,  decze  zelfde  neigingen,  ia 
het  harte,  op  dat  zy  niet  roekeloos  in  zondige  zorgeloos* 
l)eid  flaapen  gaan,  en  bunae  zonden  en  Uwe  weldaadea 
vergeeten ! 

„  Ach!  misrchien  is  dit  de  laatfte  week,  dat  ik  mya 
Avondgebed  voor  u  uitftorte,  o  myn  God,  dien  ik  thans 
aog  in  het  geloof  aanbidde. 

„  Ach!  dat  deeze  Gedachte,  die  zo  ligt  kan  bewaar- 
heid worden,  niets  verrchrikkelyks  voor  my  had!  Ach! 
dat  ik  met  vreugde  aan  het  aanrchouwen  van  Uw  Aange« 
ligtmogt  denken!  Dat  christus  myn  leven,  en  het  der- 
ven myn  gewin  was !  Dat  ik  eene  geruste  en  gelaatene 
begeerte  in  my  ondervond  ,  om  ontbonden  te  worden,  en 
net  li ,   myn  Heiland ,  te  zyn ! 

„Ach!  Heere,  Heere,  dat  toch  éénmaal  de  zoodan 
deezer  v^ereld  in  myn  hart  gedood  wierden!  Dat  my  toch 
het  onztgtbaare  en  eeuwige  van  dag  tot  dag  gewigiiger  ea 
begeerlyker  wierd !  De  eene  Week  gaat  na  de  andere  voor- 
by  ,  gelyk  de  eene  dag  na  den  anderen, maar  ik,  ik  blyve; 
myne  ziel  blyft  en  vergaat  niet!  De  tyd  word  (leeds  kor* ' 
ter;  de  eeuwigheid  (leeds  nader  en  grooter  voor  myi  Achl 
doe  my  toch  alle  ligtvaardigheid  en  alle  zoiidenmin,  met 
deeze  week,  afleggen,  en  morgen  heiliger  ontwaaken» 
dan  ooit,  op  dat  ik  eindelyk  eenmaal  aiyne  ikiligmaaking 
voleindigen  moge.  amen/' 


#%r. 


tSó  VKItlI.  VAN  DEN  HEIÖ.  CATECH. 

Verhandeling  van  den  Hcidelbergfchen  Catechismus^  door 
HERMANNüS  FifiRRÉ  ,  ifi  Iceveu  Bedienaar  van  het  H. 
Euangelium  te  Dreifchor^  en  c.  bkinkman,  als  nog 
Kerkleeraar  te  Dirksland^  Zondag  XXXIX  tot  LIL 
IV  Deel.  n  Utrecht,  by  G.  v.  d,  BriiTk  Jansz.  en  de 
fTed.  S.  de  Waal  en  Zoou»  1786.  In  gr.  octavo^ 
505  bladz* 

Met  de  afgifte  van  dit  vierde  Deel,  word  deeze  Ver- 
handeling van  den  Heidelbergfchen  Catechismus  vol- 
tooid; welke,  in  derzel  ver  uitvoering,  zeer  wel  voldaen  heeft 
aen  't  verlangen  der  genen,  die,  niettegenflaende  vele  andere 
gefchriftcn  over  denzelven,  nog  verlangden  nacr  een  Ge» 
fchrift,  „  't  geen  zich  wat  nadfer  by  de  uitdrukkingen  - 
,,  van  den  Catechismus  hieldt,  't  geen  tevens  de  woor* 
„  den  en  de  zaken  wat  oordeelkundiger  behandelde;  en 
j,  't  geen  leev^ndig  en  krachtig  in  het  toepasfend  deel 
,i  mogt  zyn."  Tot  dus  ver  zag  dit 'Werk  het  licht,  als 
de  pennevrocht  van  twee  Godgeleerden^  maer,  overeen ^^ 
komftig  met  de  belofte  reeds  by  den- aen  vang  gedaen, 
geeft  men   nu,    by   de  voltrekking,  te  kennen,  wie  dès- 

zclfs  Opftellers  zyn. De  Leerredenen  zelve ,  naem- 

lyk,  zyn  van  den  Eerwaerde  Ferré^  by  4viens  overlydcn 
*er  velen  op  aen  ftonden,  dat  dezelven  door  den  druk 
'    genteen  gemaekt   zouden    wgrden.     En  ter  dier  gelegen- 
heid heeft   zyn 'Vriend,  de^  Eerwaerde  Brinkman ,   zich 
laten  overhalen ,  om  die  Leerredenen  te  befchaven  en  met 
^2yne  aenmerkingcn  te  verryken.    Ook  heeft  zyn  Eerwaer- 
•de  nu  'er  ene  Voorreden  bygevoegd ,  die  aen  't  hoofd  van 
't  Werk  gcplaetst  kan  worden;  en  de  Uitgeevers   hebben 
zorg  gedragen,  om  volledige   Tytels  voor  ieder  der  vier 
Deelen  te  laten  drukken ;  welken ,  benevens  de  Voorre-    ' 
den ,  aen  't  einde,  van  dit  Deel  geplaetét  zyn ;  waermede 
dit  Werk.  ryn  volle  beflag  heeft. 

-       •     -  •  ..       ,       ■ 

Brief  van  de  E.  Clasfis  van  Dokkum  ,  aan  de  vyf  Eerw. 
Clasfen  deèzër  Provincie  ; '  raakende  den  Brief  van  -  en 
het  voorgevallene  op  de  Christelykc  Synodus  van  Vries*  ' 
land,  in  den  jaare  1785  te  Harlingen  gehouden.  Met 
de  noodige  Bylaagen.  Te  Leeuy^ arden  by  J,  v,  d.  Haar^ 
1786.  In  Folio,  28  bladz. 

In  dezen    Brief  brengt  de  Eerw*  Clasfis  van  Dokkum  te 
berde 9  hare  klagte  tegen  de  handel wy ze  en  het  gedrag 

van 


BRIBF  VAN  D£  B.  0tAdSIS  VAN  DOKKUM.  ^f 

van  opgemeldè  Cliristelyke  Synodus,  ten  opzichte  van 
twee  harcr  Gedeputeerden  lot  dezelve,  welker  Commisfie 
DeD  ald^r  illegaal  verklaerd  heeft:  waer  tegen  deze  Clas* 
fis  tracnt  te  doen  2iej),.,,  dat  de  uhfpraak  der  Synodus, 
„  zoo  wel  als  de  wyze  van  Proctdccrcfi  in  deezen  gehou* 
,,  den,  is  ongegrond^  informeel  en  wederregtelyk.^  * 

Verder  inaekt  'er  de  Clasfis,  by  die  gelegenheid  haer 
werk  van,  om  aen  te  toonep,  dat  'er^nog  verrcbelden  an« 
dere  onregelmatigheden  in  deze  Synode  voorgevallen  zyn  , 
die  aenloopen  tegen  de  vastgeftelde  Wetten ;  welker  afwy« 
king  of  overtreding,  naer  't  oordeel  der  Clasfis,  hier  te 
fterker  berisping  vordert,  om  dat  de  Clasfis  van  Dokkum^ 
in  een  Syiiodalen  brief ,  het  niet  in  agt  nemen  der  Wettea 
ten  laste  gelegd  word ;  en  men  haer  vermaent ,  „  niet  at 
„  leen  yverige  Voorllanders,  maar  vooral  ook  yverige 
„  onderhouders  en  betrachters  van  de  V\  et  te  zyn.'* 

Verhandeling  over  de  Oogziekten.  Door  j.  j.  pleng K,Z)()^« 
tor  in  de  Heelkunde ,  HoogL  der  Ontleed-  Heel-  en 
Verloskunde^  enz.  Uit  het  Latyn  yertaald,  en  met 
Aantekeningen  vermeerderd,  door  m.  pruys,  M.  D. 
Te  Rotterdam,  by  ].  Pols  en  J-  Krap,  Az.  1787.  Itf 
gr.  ivo»    Behalven  net  Voorwerk  rj6  hh 

De  Schriften  van  den  Hoogleeraar  plknch  zyn  by  onze 
Land-  en  Kunstgenooten  reeds  zo  bekend ,  dat  wy  het 
noodeloos  oordeelen  de  verdienden  en  fchcyftrant  van 
deezen  voor  de  bevordering  der  Heelkunde,  zo  onver- 
moeiden ,  Schryvec  nader  bekend  te  maaken..' Ze- 
ker is  bet,  dat  de  Heer  ^  Plenck  niet  behoort  onder  dat 
foort  van  Schryvers  welke  door  nieuwe  waarheden  onze 
Kunst  'zal  verryken:  echter  hebben  tog  zyne  Schriften 
haare  niutigheid^  en  draagen  Jtenmerken  eener  groote  be« 
leezenheid.  * 
De  Verhandeling,  die  wy  thans  voor  ons  hebben,  mag 

ook  daarvan*ten    voorbeelde  (trekken. Alles  wat 

een  Bartisch,  Saint  Tves,  Mauchart,  Boerhaave^  Petit^ 
Daviel^  Sauvages,  en  andere  beroemde  Mannen,  over  de 
vcrfchillende  Oogziekten  en  derzelver  geneezing  gezegd 
hebben^  vind  de  Leezer  hier  in  het  kort  by  een  verzameld, 
en  met  aanmerkingen  en  ophelderingen  verrjrkt.  De  Heer 
Pruis  heeft  ons  de^  Nederduitfche  Vertaaling  bezorgd, 
en  deielve  met  Aanokgrkingen  venaoerdcrd  en  tevens  ook 
•verbeterde 

Va. 


6t  J.  K10K 


Vaderlandsch  fFoordenboek  ^  door  j.  kok,  Vy f  tiende  DeeK 
TAA.  KRA,  Mef  Kaarten^  Plaaten  tn  fourtrmiten.  Te 
Amfterdam^  ^J.  Allart,  1786.    In  gr.  ivo.  ^29  blads. 

Dit  Vyftiende  Deel  van  het  bekende  Vaaeritndfchc 
Woordenboek,  dat  by  aanhoudenheid  den  lof  blyft 
Verdienen,  dien  wy  meermaalen  aan  hetzelve  hebben  toe- 
gekend, bevat  weder  een  aanmerkelyken  voorraad  van  wee- 
tenswaardige  zaaken,  't  zy  levensbefchryvitigen  en  geflacb- 
tafelen  van  beroemde  Mannen,  die  tot  ons  Vaderland 
betrekking  hebben,  als  een  pilips  den  II,  een  prancois 
den  I,  de  fagrls,  de  pabriussivN,  de  poreesten  en 
anderen ,  't  zy  zodanige  merkv^aardige  Aantekeningen ,  die 
de  Oudheden  of  natuurlyke  gefteldheid  van  ons  Vaderland 
ophelderen,  en  toelichten. 

Daar  wy  met  ons  beftek  moeten  te  raade  gaan,  zullen 
wy  tot  een  ftaalcje  nit  deezen  ruimen  voorraadeen  uittrelS 
fel  geeveo  van  het  geen  de  kundige  en  werkzaame  Scbry- 
ver  wegens  de  Stad  Franeker  heeft  aangetekend. 

„  Fe^aneker  ,  in  het  Latyn  Franequerc /\%  de  derde  der 
ftemtoende  Steden  van  Friesland^  gelegen  in  't  kwartier 
iVeitergoo ,  aap  de  trekvaart ,  tuslchen  Leeuwarden^  en 
Harlingen ,  drie  groote  uuren  gaans  van  de  eerfte  en  twee 
kleine  van  de  laatstgenoemde  Stad.  Over  den  naamsoor* 
Tprong  en  bctekenisfe  worden  veelerlei  gisfingen  gevormd  » 
welke  geen  grond  van  eenige  zekerheid  hebben,  ea  daar- 
om geene  aanmerking  verdienen. 

„  be  Stad  is  niet  groot ,  hebbende  omtrent  een  half  uur 
jS^ans  in  haar  begrip,  maar  lochtig  en  zindelyk  gebouwd. 
Zy  heeft  in  haarcn  omtrek  wéinig  of  geene  gelykheid  met 
eene  der  zogenaamde  regelmaatige  Figuuren ,  maar  vertoont 
veel  meer 'een  vermenging  vto' een  ^/rwrf  met  een  v/VAo/i/. 
In  den  aanvang  haarer  Stichting,  die  aan  den  jaare  119^ 
Wordt  toegefchrevcn ,  beftond  zy  eeniglyk  in  twee  ryen 
Wzen  ,  met  een  warergracht  en  een  dubbele  Ilraat  in  *t . 
taiidcien;  oostwaards  aanloopende  op  de  hoofdkerk ,  rondodi 
welke  mede  fommige  huizen  waren  gebouwd ;  en  was 
befloten  binnen  eene  watergragt ,  die  nog  in  wezen , 
en ,  zcdert  de  verdere  uitzetting ,  ééne  haarer  binnengrach- 
ten geworden  is.  Zy  is  van  een  enkelen  aardenwal  onl. 
geeven,  zonder  van  eenige  Vetónswerken  voorzien  te  zyn, 
uitgezonderd  één  Boherk  aan  den  zuidoostelyken  hoek 
der  Stad;  en  eene  hahc  Maan  of  Ravelyn ^  'c  welk  étit 


VADERLANOSCa  WOORDENBOEK.         Ó^ 

geplflnt  is  öéi  die  Nborderpoort  Xé  défck^n.  'Die  wa/^ 
ryklyk  met  boonen  beplant,  verilrekttoceeoverffiaakelyte 
waodelplaats;  des  te  meer,  ilewyl  inen  daar  allemegeti 
ten  ruim  gezicht  heeft  over  de  vnicbtbaiare  Velden^  die 
de  Stad  omfingra ,  ^n  op  een  menigte  Torens  der  omlig, 
leade  Dorpen;  zo  verre,  d^  men  zegt,  den d^^/ rondom 
wandelende ,  by  helder  weer ,  meer  dan  150  Torens  on- 
deifcbeiden  te  kunnen  tellen. 

„Franeker  heeft  drie  Poorten:  I  de  Oostór  of  Dykftêr 
foort^  door  welke  men  uitgaat  naar  Leeuwaarden^  gelyk 
ook  een  eindweg»  benoorden  deeze  Poort,  de  Grift  dxm 
welke  men  naar  gemelde  üoofdftad  vaart,  uit  de  Stad 
voortkomt  door  eencn  verwulfden  Brug ,  onder  de  Stads  wal , 
die  de  Ltcmaarder  Pyp  genoemd  wondt.  De  tweede  Is 
de  IVeiter  of  Harlinger  Poort  y  buiieu  w;elke  men  ryd  eh 
vaait ,  naar  Harlingen.  De  derde  wordt  genaamd  de^ 
Noorderpoort.  Bebal ven. deeze  is  'er  een  Waterpoort,  de 
Doinjumcr  Pyp  genoemd  j  door  welke  men  vaart  naar  t 
Dorp  Doinjum.  Vooraf  beeft  zy.  drie  byna  recht  door- 
gaande Straaten  ter  wederzyde  der  birfnengrachten ,  met 
welke  de  Stad  doorfneden,  en,  in  verfcheiden  wyken, 
als  kleme  Eilanden  afgedeéld  is,  die  op  de  uitgangen vaïi 
alle  de  dwarsftraaten  door  bruggen  aan  elkander  verknocht 
zyn. 

„Daarbyiszy  tamelykvolkryk,  vervattende  3671  inwoo. 
ncTS,  ih  den  jaare  »748.  Deeze  dry  ven  veel  Koophandel 
in  Koom  ea  in  fFottc.  Behahren  dat  ook,  in  de nabuurfchi^pi 
deezer  Stad,  verfchteiden  Steen^  en  Pannenbakkeryen  gev 
vonden  worden ,  inzonderheid  van  blaauwe  verglaasde  pan- 
nen ,  waaraan  fommige  der  inwooneren  een  goede  kostwm^ 
niog  hebben.  De  Hoofdkerk  •  en  thans  de  cenige ,  dife 
by  it  Nederhndfche  'Hervormde  Gemeente  gebruikt  wordt; 
was  in  de  Roomfche  tyden  toegewyd  aan  St.  'Maarten. 
Zy  ftaat  op  een  ruim  met  hoornen  beplant  Kerkhof»  be^ 
«oorden  de  groote  Markt,  ty  na  in  het  middetifleel  det 
Stad,  en  mag  voor  eeil  der  ftaayfte  kerken  vangeheel  Fries* 
land  doorgaan.  De  Dienst  wordt ,  door  twee  Leeraartn^ 
jn  dezelve  wïuirgenomen.  Ook  is  aldaar  een  Waalfc}^ 
Gemeente,  die  door  éénen  Predikant  bediend  wordt.  Db 
Gemeente  der  Mennonieten  word  bediend  door  één  Pre- 
dikant* 

„•Eertyds  bevonden  zich*  binnen  deeze  Stad,  meeran- 
Arc  Geestelykc  Gebouwen  j  daaronder  ook  een  Klooster  der 
^genaamde  Kfukheeren.  Doch  dit  Sloöstct  b  In^tjaat 
4^5  tot  een  Academie  aangelegd.  ^  Het 


«♦  J.  KOK 

,^Het  vooroaam  werktuig,  ter  bevordering  dee«cr  goede 
zaak  is  geweest  Graaf  wjllem  lodewykvam  nassao  oil- 
.  ^LENBüRG,  flie's  tyds  Stadhouder  van  Friesland,  wordende 
dé  aanleidif^g  daartoe  allereerst  gegeeven  door  de  Leeraaren 
der  Kerken  deczer  Provincie ,  die   in  den  jaare  1584  aan 
^s  Lands    Staaten ,    die's  tyds    binnen  deeze  Stad  verga- 
>derd,  zekere  Remonftrantie   overleverden;   waarin  zy  on- 
der anderen    verzochten ,   d*t  ten  diende  der  jeu^d ,  ten 
einde    die    met  minder  kosten,  dan  buiten  's  lands,  tot 
allerlei  fraaije  wetenfchappen,  aan  te  voeren,  ttu  Seminaria 
'um  (Kwetk/bhool)  mogte  worden  opgericht,  en  eenige  ge* 
Jeerde  Profes/oren   aangefteld.    In  welk   verzoek  's  Lands 
Staaten   niet  alleen  terftond  bewilligden,   maar,   in   den 
volgende  jaare  1585,  met  advys  van  Hooggemelden  Stad- 
houder het  beOuit   namen,   om  een  volkomen  Academie 
of  Univerfiteit  daarvan  te  maaken ;  aan  welke ,  In  'c  jaar 
1586  even  die  zelfde  vryheden  werden  verleend,   welken 
de  Heeren  S^taaten  vari  Holland^    aan  hunne   UniycrfitóU 
te  Leiden,   tien  jaaren  vroeger  opgerecht,  hadden  toege- 
daan.   De  Geestélyke  Goederen,  inzonderheid  van  't  ge- 
melde Klooster,  die,  zed^rt  de  affchafBng    van  't  Paus- 
idam ,  in  's  Lands  Kist  vervallen  waren ,  werden  terzelver 
tyd  ter  goedmaaking  van  de  daartoe   te  befteedde   Kosten 
aangelegd.    En  ten  einde  geen  jongelingen  van   een  fober 
befuan,  van  bet  voordeel  deezer  Hooge  Scl^ool  te  doen 
verfteken  zyn,  is  *er  ook,  op  's  Lands  Kosten,    eene 
ppene   Tafel  aangelegd  van  zestig  Studenten,  die  daar 
fommigcn  voor  een   zeer  geringen    prys,    en    andere  de 
vrye  kost  hebben.    Daar  toe  is  een   byzonder  huis  ge« 
ilicbt,  't  welk  aan  de  voorftraat  (laat,  en  's  Lands  Oec<> 
nomie  of  Beurfe  genoemd  wordt.    Met  dit  voorrecht  wor- 
ilen  geene  anderen  begunftigd,  dan  die  tot  't  Leeraarambt 
worden  aangevoerd ,  en  wel  eeniglyk ,  de  inboorlingen  eu 
Alumni^  of  Voedfterlingen  deezer  Provincie,  zyn,    gelyk 
dezelve' ook  ten  dienfte  deezer  Provincie  zich  bepaaldelyk 
verbinden  moeten. 

„  Deeze  Academie  (laat  onder  het  opzigt  van  vier  Heeren 
Curatoren;  drie  uit  de  Grietenyen  en  een  uit  de  Steden 
aan  welken  ook  een  Secretaris  is  toegevoegd.  Verfcheiden 
geleerde  mannen  hebben  van  tyd  tot  tyd  het  Hoogleeraar. 
ambt  op  deeze  Hooge  School  roet  roem  bekleed ,  onder 
welken,  door  hunne  uitgegeevene  Schriften,  inzonderheid 
vermaard  geweest  zyn j  wilh«  am&sius,joh.  coccejds 

CHRIST.    SCHOTANUS,    CAMP»   VITR^NGA»    ADR.    METIUS^ 

-      GBOao^ 


VADERMNDSCH  WOORDENBOEK.  6$ 

OKORG.  PASOR  9  en  meer  «anderen.     Het  getal  der  heden* 

daagfcbe- Profesroren  is  tot  XIV  bepaald;   vier  in  de  H, 

Godgeleerdheid;  twee  in  de  Rechten;  twee  in  de  Genees- 

•    kunde ;    en  zes  in  de  Natuur-  en  Wiskunde,  beneven  de 

Taaien ,  Gefchiedkande   enz.    De   Kerk  van   'r  ge  weezen 

Kruisheeren  Klooster,   waarin  de   Prooioticn  gefchieden, 

Aaat  in  'c  westelyk  gedeelte  der  Stad;  en  van  het  Kioos- 

tergebouw  zyn  drie   venrekken,  tot  /tuditoria  fGehoor- 

piaaifen,)  vervaardigd,    in  welke  de  Profesforen  hunne 

openbaare  lesreu  geeveo ,  beneveji  een  vergaderplaats  van 

den  AcadeiDirchen  Senaat,  waarjn  de  afbeeldrels  der  in 

de  ProfesÜe  deezer  Academie  overleden  Profesforen  ban* 

gen.    Ook  is  daar  by  een  voorrreilyke.  Bibliotheek  en  een 

Auatomiekamer.    Daar  achter  ziet  men  den  Hortus  Medh 

cus^  en  een  Laboratorium  voor. de  Chymie. 

«,  Noordwestwaards  VAti  de  St.  Maartens  Kerk  ontmoet 
men  bet  Raadl^uis,  een  oud  gebouw,  dat  zich  fierlyk 
voordoet^  pronkende  met  een  hoogen  fraaijen  fpitfen. 
Toren.  Ook  is  de  Stad  met  een  goed  Burger-  Weeshuis 
voorlfcien »  ftaande  in  't  zuidoostelyk  gedeelte ,  na  by  den 
Tolbrug.:  Uit  Huis ,  voornamelyk  geflicht  door  gsr«  agrn 
COLA,  Prior  der  geweezen  Abtdy  Klaarkamp,\%  van  ge* 
noegzaame  ruimte  en  vermogen^  om  XL.  Kinderen  te  ber* 
gen  en    te  onderhouden.    Ook  is  'er  een  St^d^waag  enz. 

„  Binnen  Fraueker  ziet  men  nog  veelt  Stinzcn  of  oude 
neenen  huizen.  De  meesien  ftaan  langs  de  Hoogftraat 
eo  op  de  Markt.  Veelen  derzel^er  zyn  gebouwd  geduu- 
rencie  de  binnenlandfche  beroerten  ótiFetkoopers  ^nSchic^ 
ringers  ^  toen  deezc  Stad  zonderling  begon  te  bloeijen  , 
voorna melyk  door  de  Graven  van  Holland,  uit  het  huis 
van  Beijeren,  die,  zedert  dat  ay  deeze  Provincie  onder 
bun  bedwang  hadden  gebragt,  dezelve  met  eenige  voor- 
rechten begonden  te  begunlUgen;  daaronder  ook  *t  bals- 
recht,  't  welk  anderszins  aan  geen  eene  Stad  deezes.Land- 
fchaps  was  toegedaan.  Daardoor  werden  vjeele  Edelen 
deezer  Provincie  gelokt, pm  zich  in  Franefcer  neer  te  zeN 
ten ,  die  aldaar  veel  gezag  oefenden ;  wesbtlven  die  Stad 
si  vroeg*" de  zetel  der  Edelen  plagt  genoemd  te  worden. 
Deeze  Edelen  hebben  die  zelve  Stinzen  atingelegd^  wel- 
ken hunne  naamdn  ontfangen  en  tot  heden  behouden  heb- 
ben, naar  de  gedachten  zelve,  door  welken  2y  gedicht » 
bezeten  en  bewoond  geweest  zyn. 

„  De  eigenaars  dee;5er  huiden  waren  allen  vanden  Schiering^ 
[chcn  AdcJ\  vermits  Franeker,  de  eenige  Stad  van  Fries- 

Ilu>££L.rc^.  ALc.  L£Tt.  NO.  2.  E  land 


66  J*    KOK 

land  bewesten  de  Lauwers,  die  hunne  party  was  toegcv 
daan  9  daat  door  de  gemeene  toevlucht  werd  der  EdetKe^ 
den  van  dien  aanhang,  'Ier  deezer  oorzaake  heeft  die 
Stad  ook  veel  moeite  uitgedaan  van  de  Vctkoopers ,  tn» 
zonderheid  van  de  Groningers  9  welke  door  die  van  Bols- 
werd, die  mede  ïn  't  zogenoemde  Groninger  verbond 
(tonden  ,  geholpen  werden.  Dit  gefchiedde  inzonderheid 
iii  den  Jaare  1495. 

Toen  in  *t  jaar  1498  de  Hertog  albrbcht  van  saxbw 
door  de  Schieringen^  tegen  de  f^etkoopers^  te  hulp  ge* 
roepen  was,  werd  hy,  binnen  deeze  Stad,  plechtiglyk 
ais  Erfpoteftaat  ingehuldigd;  waar  hy  ook  beftendiglyk 
zynen  zetel  hield :  'gelyk  ook  naderhand  deszelfs  zoons 
en  opvolgers»  de  Henogen  hrnosik  en  gborge  van 
SAXBN,  die  alle  hunne  hofhouding  hadden,  op  't  Sjaar» 
demahuis,  in  't  westeinde  der  Stad  ftaande;  met  eene 
wyde  gragt  omringd.  Daarom  is  dit  buis>  na  dien  tyd, 
het  flot  van  Franeker  genoemd  geweest,  doch  weeens 
bouwvalligheid  voor  eenige  jaaren  geheel  afgebrooken. 
Die  getrouwe  aankleeving  der  Franekers  aan  de  Saxtfche 
Regèering  reeds  in  den  aanvang,  én  ook  daarna  in  een 
tyd,  toen  het  gantfche  Land  tegen  dezelve  opftondt, 
.heeft  uitgewerkt,  dat  zy  met  veele  voorrechten  door  die 
Hertogen  zyn  begunftigd  geworden;  als  vrydom  van  alle 
accynzen ,  hoe  ook  genaamd ;  als  mede  den  vryen  uit- 
voer hunner  bieren ,  by  vierde  deelen  van  een  ton ,  ten 
behoeve  der  landlieden,  waardoor  de  aftrek  hunner  bie* 
ttw  zeer  mogte  bevorderd  worden.  Zelfs  had  Hertog 
ALBRBCHT,  IQ  wieus  tyd  de  Grieteny  het  Bih,  't  eerst 
bedykt  wierd,  aan  de  Stad  Franeker  den  eigendom  van 
soo  morgen  lands»  in  deeze  ftreek,  naby  't  dorp  Jacobs 
parochie^  gefcbonken,  en  men  meent,  dat,  byaldien  zy 
daarom  hadden  willen  aanhouden,  hun  't  geheele  Bik 
zou  gegeeven  zyn.  Hier  by  kwam  een  ander  voonecht, 
behelzende^  dat  geene  omliggende  Dorpen  of  Kloosters 
het  recht  van  Waagt  hadden, noch  eenige  koopmnjifchap- 
pen  noch  ambachten  mogten  oefenen ,  blyvende  dezelve 
eeniglyk  aan  de  Stad  gehecht.  De  Giftbrief  des  Hertogs 
^van  Saxen  ^  hier  toe  behoorende,  was  van  den  12  July 
van  het  jnar  1504  Daar  by  had  en  behield  die  Stad, 
even  gelyk  Leeuwaarden ^  het  recht,  om,  onafhangelyk 
Van  den  Hertog  en  van  deszelfs  Gouverneur,  haare  eigen 
regèering  te  (lellen  en  te  beëedigen.  Daarby  zegt  men^ 
dat  de  omleggende  Grierenyen  Franckeradccl^  Barradeel^ 


VADMLAKDSCH  WOORDENBOEK.  6f 

Baarikradeel^  Mcnaldumadetl  en  Hennaar itnadetl^  alle 
Aunne  Kechtsdagen  binnen  deeze  Stad  hadden»  gelyk  de 
eerstgemelde  nog  heden  blyft  behouden,    en^  dat   deeze 
eerstgemelde   vau.  daar  den  naam  van  Frankeradeel  beko- 
men hebbe ;  des  te  meer ,  dewyl  de  Oldeman  van  Frane- 
ker  iD   der  tyd,  te  gelyk  derzelver  Grietman  was  5  d^ 
é&tz<t  Grieteny,  in  zekeren  opzichte,  aan  die  Stad  onder- 
h(»orig  mo^t  geacht  worden.  De  vergaderingen  der  Leden 
deezer  Gnetcny  worden    binnen   deeze   Stad    gehoudea 
's    Donderdags,    wanneer    ook    aldaar  de   wedLelykfcbe 
Marktdag  is.    Dit  een  en  ander,  gevoegd  by  de  voordee- 
len,   welke   de  Hertoglyke   Hofhouding   aan   deeze  Sud 
loebragt,  kon  niet   nalaaten  dezelve^  binnen  korten  tyd 
zeer  te  doen  aanwasfen  en  blorijen.   'En  men  meent  dac 
ibmmige^n    der  hier  voorgenoemde    Adelyke   Gefticbten» 
gedMurende  de  Sajcifche  Regeering ,  binnen  Franeker  aaiN 
gelegd    zyn.     Maar   even  daardoor  was   zy  tevens  het 
voorwerp  van  afgunst  voor  andere  Friefche  Steden.     Ia 
den  jaare  1500  werd  zy,  om  geene  andere  oorzaake,  dan 
dac  mxto%  He^DRlK  vam  saxen  birïtien    hstare  muuren 
zyne   Hofhouding  had ,  door  andere  Friezen ,  aan   wien 
deszelfs  (Irenge  Regeering  langs  hoe  heer  mishaagde,   be- 
legerd z  doch  deszelfs  vader  Hertog  albrecht  met  zyne 
Saxen    tot  ontzet  zeer  fcbielyk  opdaagende,    werden  de 
Friefen  geilagen  en  *t  beleg  opgebrooken.    Men  verhaak » 
dat  de  Friefen,  ten  einde  de  vermeerdering  der  toevloeit 
jende  Saxen  en   andere,  vreemdelingen  in  hun  land  voor- 
tekomen,  geduurende  deeze  belegering,  eene  foortgelyke 
list  in  't  werk   (lelden «  als  eertyds  de  ^Gilcaditcn ,  ten 
einde  de  Ephrami f  en,  hunnt  vyanden>te  ontdekken,  door 
de   uicfpraake  van  het  woord    Schib9leth^   waarvan   zie 
Rcchf.  XII.  4,  6,  dat  zy  namelyk  die,   welke  als  vreem« 
delinsen  by  hen  verdacht  waren,  fommige  Friefche  woor^ 
den  deeden  uitfpreeken,  en  dat  ze  allen  1»  die,  in  de  uit- 
fpraake  deczer  woorden,  de  Friefche  tongval  niet  konden 
volgen ,  zonder  genade  in  't  water  wierpen ,  en  verdron« 
kau;    welk  verdrinken,  in  dien  ouden  tyd,  de  gemeene 
doodftraffe  onder  de  fris/en  was. 

Daar  na  beeft  Franeker  veel  deel  gehad  in  alle  de. onlus- 
ten, die  onderde  Bourgondi/che  en  Spaanfchc  Regeering» 
wegens  den  Godsdienst ,  in  deeze  Landen  gereezen  zyn ; 
waarin  de  Spaanfche  Gouverneur  «aspar  aoblbs  zeer  be- 
moeid geweest  is,  welke  geduurd  hebben  tot  den  jaare 
157S«  als  G£ORQ£  DS  tALAiN ,  Graaf  van  Rennenberg, 

^  %  eerst 


Ci  }•  ROS*  VADIRtANBSCH  WOORDENBOEK. 

yftcTst  henoemde  Gouverneur  van  Friesland ,  in  naam  der 
Staaten,  aldaar,  ge^k  in  de  andere  Friefche  Steden,  de 
Regecring  deed  veranderen,  door  de  burgery ,  die  op 
trommeUlag  in  de  St,  Maartenskerk  gedaagd  wierden,  om 
'52  mannen  te  noemen,  uit  welke  de  Stadhouder  het  be. 
lioorlyk  getal  der  Regenten  .verkiezen  zou.  Door  dit 
middel  werden  de  Spaanschgezinden  uitgezet,  en  geene 
andere,  dan  die  de  zy.de  der  Staaten  waren  toegedaan» 
hl  derzelver  plaats  gefteld. 

De  Stads  Kegeeikig,  en  de  wyze  van  derzelver  be* 
flciling,  is  door  een  byzonder  Reglement  van  Prins  wil- 
LRM  FREDBttUi  van  Naifau^  die  *s  tydè  Stadhouder  dee- 
2ür  Provincie,  en  der  Gedeputeerde  Staaten,  in  den  jaare 
1Ö57,  vastgerteld.  Ingevolge  dit  Reglement,  werden  alle 
jaaren  d^n  laailten  December  uit  de  XXX  Vroedfchappen  , 
<iie  voor  al  hun  leven  deezen  post  bekleedden,  twee 
Burgemeesters  benoemd,  in  de  plaats  van  twee  afgaande , 
uni ,  beneven  de  vier  anderen  •  drie  jaaren  te  regeeren  ; 
(laande  die  keure  aan  vyf  £lecteurs>  alle  Leden  dep 
Vroedfchap ,  door  *i  trekken  van  vyf  zwarte  uit  de  vier* 
entwintig  zilvcre  boonen ,  tot  die  verkiezing  bevoegd. 
Dan  hierin  is  daarna  eenige  verandering  gemaakt,  beftaan- 
de  de  Regeering  nu  uit^  vier  Unrgeroeeders ,  van  welken 
jaarlyks,  uit  een  dubbeldtal  van  Vroedfchappen,  door  de 
'Electeurs  gemankt,  twee  door  den  Prins  ürfftadliouder 
worden  aangcikld,  aan  welken  een  Secretaris  is  toege- 
vocgH.  Uchalven  de  IV  jjurgeraeesters,  Wyven  derhalve» 
nu  XXVI  Vroedfchappen. 


Echte  Anccdotcn  van  Peur  den  Grooten^  uit  den  m-j^d 
vnn  aanzienlyke  Perfooncn ,  te  Moscou  en  te  Petersburg  p 

'  vcrhomen^  en  der  vergetelheid  ontrukt  ^  door  f.  van  stah-^ 
ITP*.  Eer/Ie  Deel,  Uit  het  Hoogdisitsch.  Non  collecta  V\* 
bris,  fed  pene  acceptn  per  aurcs.  Te  /-vijlerdafn  by  J, 
Yntema^  "787.  if^  g^'  octavo,  251  blrsd::;. 

Indien  *er  ooit  een  Vorst  geleefd  heeft,  die  met  recht 
den  naam  van  de;i  Groqten  verdiende,  was  het  de 
roemryke  ftichter  des  Rusfifchen  Gcbieds,  de  onflerfelyke 
C^aar  pstbr,  een  Vorst  die  een  geheel  woest  volk  irit 
het  flof  opgebeurd,  en  tot  dien^flaat  va-n  befchaafdheid 
ftehra'it  heeft,  dat  het  thans  jd^'^i^'^cerfte  plants  onder  de 
t>efchaafde  vcdken  van^  Ëuropof^iifet-  recht  bekleeden  m»pr« 

f  :;      '  ^  Uit 


J.  VAN  STAHLIH9  ÏCHTB  4liBCD0TEN.  €9 

Uit  dien  hoofde  was  het  te  wenfchen,  dat  een  man  van 
veniuft  en  welfpreekenbeid  zich  verledigde  cm  het  ka- 
facter  van  deezen  Voorst  naar  waarde  af  te  fchilderen,  ea 
toe  dit  einde  zou  men  geen  beter  bouwdoffe  kunnen  vin- 
den, dan  de  hier  even  aangekondigde  Verzameling  van 
Anecdoten,  die  ons  een  juist  denkbeeld  geeven  van  de 
verheven  vermogens  ^n  edelen  inborst  van  deezen  waar- 
lyk  grooten  Vorst,'  en  tevens  het  .vermaak  verfchaffetii 
van  een  aauti^enaam  en  nuttig  onderhond, daar  2y  ons  dea 
beroemden Czaar  zo  wel  in  zyn  huizelyk  leven. als  in  zyii 
(Ua!she7.igheden,  op  eene  geestige  en  dikwils  naïve  ma« 
nier  atTcbetzen,  en  aan  welker  Kchtheld  men  niet  twy* 
felen  kan,  daar  zy  uit  den  mond  van  geloofwaardige 
oog-  en  oorgetuigen ,  welke  een  dagelykfchen  ,en  gemeen^ 
zaamen  omgang  mf^^  den  Czaar  gehad  hebbeu,  2yn  opge« 
tekend;  welker  naamen  onder  deeze  verzamelde  Anec^ 
doren  zorgvuldig  2yn  aangetekend,  en  welker  byzondere 
omftandigheden ,  men,  volgens  toezegging  van  den  Uit-' 
geever,  by  de  uitgaavc  van  een  tweede  Deeltje,  dat  dit 
eerde  eerlang  volgen  zaU  nader  zal  opgetekend  vinden, 
met  aadwyzing,  wanneer  en  op  welke  wyze  zy  gemeen^ 
zaamen  omgang  met  Czaar  Peter  gehad  "^  hebben ,  .en  by 
welke  gelegenheid  zy  de  opgegeeveu  Anecdoten-  byge* 
woond  of  gehoord  hebben. 

Schoon  het  moeijelyk  valle  juit  deeze  fraaije  VerzameKng 
eene  keuze  te  doen ,  daar,  men^  (legts  het  boek  behoeft  op 
te  flaan  om  iets  merkwaardigs  aan  te  treffen, dat  den  lees* 
lust  opwekt  en  zodanig  aan  den  gang  houdt,  dat  men 
het  naauwlyks  van  zich  verkrygen  kan  om  dit  Werkje 
uit  de  hand  te  leggen,  zullen  wy  echter  ons  tot  het  eea 
of  ander  moetende  bepaalêö,  dé  twee  volgende  Anecd'o. 
ten,  als  ftaalen  opgeeven,  van  welken  ons  de  eerde  de 
verwortderlyke  liefde  van  deu  Czaar  voor  zyn  Ryk  eii 
Vaderlarid,  en  de  tweede  zyn  zucht  en  fmaak  voorgoede 
Schilderyen  aau  den  dag  legt. 

De  vcrwênderlyke  Liefde  van  den  Czaar  ^  voór  zyn 
Ryk  en  Vaderland. 

„  T)at  deeze  groote  Monarch  zyn  Ryk  geheel  hervormd» 
cii^  door  het  oprechten  van  een  reguliere  Armee  en  een 
machiige  vloot,  de  bezorging  van  een  beter  opvoeding 
voordejeugJ,  en  het  aanleggen-van  veele,  voor  het  land 
en  dea  i>uitenlandichen  handel,  voordeelige  Fabrieken, 

E  3  Kun* 


yo  )•    VAN    StARLItr 

Kunftcn  en  Weetcnrchappen ,  het  zelve  in  een  zichtbnarck 
bloei  gebragt,  zich  by  de  nabuurige  ryken  geducht,  en 
zyn  vermogen  door  de  gantfche  waereld  heeft  doen  gel- 
den, is  een  zaak  die  even  zó  bekend  is  als  zyn  verdriet 
en  hartzeer ,  dat  hy  aan  zynen  Zoon  Alexis  Petrowitz  be- 
leefde, die  hem  in  alle  zyne  heilzaame  oogmerken  weoer- 
ilreefde ,  en  wien  hy  derhaiven ,  als  onbekwaam  tot  den 
troon ,  genoodzaakt  was  de   opvolging  openlyk  te  ontzeg- 

Sen.  Hy  floot  dus,  alleen  uit  liefde  tot  zyn  Vaderland» 
eezen  zynen  eigen  Zoon  van  den  troon  uit,  om  voor  te 
komen,  dat,  door  deszelfs  beftiering,  dit  nieuwe^  mag- 
tige  en  pragtige  Gebouw  van  den  Staat  zyn^s  Ryks ,  niet 
op  eenmaal  weder  inftorten ,  en  deszelfs  verlichte  inwoo* 
oers  in  de  voorige  duisternis  der  onkunde  vervallen  mog- 
ten.  iiene  nog  verbaazender  proefe  van  zyne  vuurige 
liefde  voor  het  Vaderland,  tot  wiens  beste  deeze  waare 
Vader  des  Vaderlands  alles,  ja  zich  zelfs,  gewoon  was  op 
te  offeren ,  blykt  uit  een  in  zyn  Cabinet  fiog  berustende 
eigenhandigen  brief  aan  den  regeerenden  Senaat  te  Peters* 
burg, in 't  leger  by  de  rivier  Prut,  den  ..•••  171 1  geda- 
teerd ,  toen  by  zich  met  zyn  armee ,   op  een  ongelukkige 

•  wyze,  door  100,1000  Turken  ingeflooten,  en  van  allen 
toevoer  van  proviant  vond  afgefneeden,  In  zulke  gevaar- 
lyke  en  geheel  wanhoopige  oinfhndigheden ,   waar  uit  hy 

.  2ich  op  geenerlei  wyze,  dan,  als  *t  ware,  door  tusfchen- 
komst  van  een  byzonder  wonderwerk,  redden  konde,  was 
hy  alleen  om  het  Vaderland ,  bet  minst  om  zich  zelven ,  be- 
kommerd ,  niet  tegenfl:aande  hy .  bet  dreigende  gevaar  klaar 
▼oor  oogen  zag,  bf,  om  by  de  Turken  gevangen  te  raa- 
ken  ,  of  te  fneuvelen. 

Zo  rns  de  onverfchrokken  Held  het  oogenblik  van  dit 
zo  ouvermydelyk  gevaar  bemerkte ,  en  zich  zelfs  met  zyn 
gjinifche  Armee  verlooren  achtte ,  zette  hy  zich  zeer  bo- 
daard in  zyn  tent  neder ,  fchreef  een  brief,  verzegelde  den- 
zelven,  liet  een  zyner  getrouwde  Officieren  ontbieden,  en 
vroeg  hem,  of  hy  kans  zag  door  de  Turkfehe  Armee  te 
komen ,  en  een  depêche  naar  Petersburg  te  brengen  ?  .De 
Officier,  wien  alle  wegen  en  flulphoeken  in  deeze  land- 
ftreeken  bekend  waren,  verzekerde  den  Czaar,  dat  hy.dit 
werk  volkomen  op  zich  nam ,  en  zyn  Majefteit  'er  zich 
voldrekt  op  verlaaten  konde,  dat  hy  behouden  te  Peters- 

•  burg  belanden  zou.  In  het  vertrouwen  op  zulk  een  verze- 
kering, gaf  hem  de  Czaar  een  eigenhandigen  brief ,' met 
hfit  Opfchrifc  aan  den  regeerendeu   Senaat  te  Peterburg, 

kust- 


BCHTt  AHBCDOTIN.  71 

kostte  hem  voor  het  voorhoofd»  en  seide  hem  verder 
Biets  dan:  God  geleide  u! 

^Oe  Officier  kwam,  op  den  negenden  dag  zyner  reize, 
gelukkig  te  Petersbui^  aan,  en  overhandigde  den  brief 
io  den  vollen  Senaat.  Dan  hoe  getroffen  waren  de  ver* 
gaderde  Senatoren,  wanneer  zy,  met  gefloocen  deuren, 
den  eigenUiUidigen  brief  van  den  Czaar  lazen  /en  van  den 
volgenden  inhoud  bevonden.  „  Ik  geef  u  hier  nevens 
„  berigt,  dat  ik  met  myn  gamfche  Armee,  buiten  myn 
„  fchuld  of  toedoen ,  alleen  door  het  bekomen  van  val- 
„  fche  berigten,  door  een  viermi^l  fterkere  magt  der 
^  Tuiken  zodanig  ben  ingeflooten  ,  en  van  allen  toevoer 
^  van  levensmiddelen  afgefneeden,  dat  ik,  zonder  ècn 
„  byzondere  Godlyke  hulp,  niet  dan  onze  volkomen  ne* 
^,  derlaage,  of  dat  ik  by  de  Tuiken  gevangen  geraa^e» 
„  voorzien  kam  Indien  dit  l^^tft^  geval  mogt  gebeuren» 
3,  zo  moet  gy  my  niet  voor  den  Czaar, uwen  Heer, hou- 
„  den,  en  niets  volbrengen  van  eenige  bevelen,  of 
„  fchoon  ze  ook  eigenhandig  getekend  waren,  die  u  van 
„  my  mogten  toegezonden  worden ,  tot  dat  ik  weder 
„  zelfs  in  perfoon  by  ii  zal  zyn.  Dan  zo  ik  mogt  fneu*' 
„  velen ,  en  n  bet  bericht  van  myn  dood  met  zekerheid 
„  beve.<«tigd  wordt ,  moet  gy  den  waardigften  onder  u 
„  tot  myn  Opvolger  verkiezen.** 

«,  Het  origineel  van  deezen  Brief  berust  nog  in  het 
Cabinet  van  peter  den  Groot  en ,  aan  bet  Keizerlyk  Hof 
te  Petersburg «  onder  veele  andere  eigenhandige  fchriften 
van  den  Monarch ,  waar  hem  de  opzichter  van  dit '  Kabi« 
net,  de  Prins  Michadowitz  Tcbtfcherbatofr,  aan  verfchei« 
4ene  hooge  Staatsperfonen  heeft  laaten  zien. 

De  Prins  Michaela  MichaelowUs  Tchtfcher^ 
batoffn  Kamerheer  en  IVapenmeester  ^  by 
den  regeerenden  Senaat. 

Hj  is  een  groot  liefhebber  van  goede  Schilderyen. 

n  Toen  de  Czaar,  in  deti  jaare  \^\6  en  1717 ,  voor 
de  tweede  maal,  was  gaan  reizen,  vertoonde  hy  in  't 
openbaar  zyne  liefhebbery  en  goeden  foaak  voor  Schilde* 
ryen.  Te  Amfterdam  bezogt  hy  de  beroemdfte  Schilders, 
en  zag  hen,  met  een  byzonder  vergenoegen,  dikwils 
uuren  lang,  aan  het  een  of  ander  ftuk  werken,  fprak 
nethen  over    de  voortbrengzels  van  hunne  kunst,  en 

E  4  .      VOM. 


1%  J.     VAN    StAriLlN' 

vormde  zich  welven  eeirfyirén  fmaak  in  de  1560013  der 
Schilderyen.  In  't  byzonder  vond  hy  zeer  veel  beliaagen 
,  in  de  (tukken  van  de  Vlaamfche  en  Brabandrcbe  fchoole, 
en  deed  een  grooten  voorraad  van  de  (lukken  der  voor- 
naamde   meesters  uit  deeze  fchoole  op*     Rube^ns,  van 

DYK,  REMIVHANO,  JAN  5TRBN ,  VAN  OER  WERF,  LIN- 
.  GELBACH,  BEROHEM^,  MIEhIS,  woowbrman,  breijgf.l, 
osTADE  ,  JAN  VAN  HUYzüM,  euz*  hield,  hjj  voor  zyne 
lievelingen ;  doch  voor  alles  gaf  hy  de  HollandlcheScheeps. 
en  Zeeftukken .  den  voorkeur.  Inzonderheid  had  by  veel 
achting  voor  de  ftukken  van  adam  silo  ,  die  eerst  zelfs 
een  Scheeps  -  Kapitein  geweest,  (*)  en  vervolgens  zich. 

♦    .  2cer 

C*)  >«  Het  volgende  herfclit ,  ^wiïgens  óeezen  Mam  Silo ,  is  ons 
door  een  zyner  bekendfte  en  nog  leevende  •  Vrienden  medo^ 
gedeeld.     ' ' 

„  Adam  zilo,  of  silo,  is ,  gêlyk  ik  zeker  weet,  nooit  eca 
9»  Scheeps-Kapitein  geweest;  doch  liy  had  reeds  vroeg  veel  lief-. 
9,  hebbery  voor  den  Scheepsbouw,  waar  'm  hy  vervolgens  zulke 
99  vorderingen  maakte,  dat  hem,  ten  tyde  van  Czaar  peter, 
yf  het  Bouwmeesterfchap  op  *s  Lands-Werf  alhier  is  aangeboden, 
9,  voor  welk  ambt  hy  echter ,  als  een  vryman  willende  bly ve» » 
9»  bedankt  heeft.  Ifc  heb  heth  dikmaals  hooren  verhaalen,  dat 
n  zyneerfteKoftwïnninghetGouddraadtrekkcn  was,  en  dat  hemt 
9»  deeze  iyeetenfchap ,  toen  hy  omtrent  twintig  jaaren  oud. 
g,  was,  aanleiding  gaf  tot  het  uitvinden  van  het  trekken,  van 
5,  looden  of  tinnen  Pypen  voor  Disieleerflangen ,  Fonteinen  enz. 
9,  ja  dat  hy  zelfs  de  Pypen  voor  de  Waterwerken ,  op  Marli 
9,  en  Fontainebleau ,  getrokken  had ,  welke  Pypen  nog  in  ge- 
9,  bruifc  zyn.  Ook  heeft  hy  vervolgens  de  Snyroeden  voor  de 
9»  Fluweelweevers  uitgevonden,  mét  welk  geheim  hy,  ruiift 
9,. 90  jaaren  oud,  geftorven  is.  De  vader  van  den  laatst  over- 
99  leden  Heer  Toi  heeft  hem,  in  myne  tegenwoordigheid,  duï- 
9,  zend  guldens  geboden, om  dit  geheim  voor  hem  aan  iemand 
9»  te  leeren,  doch  hy  was  toen  reeds  te  oud  om  dit.  werk 
9,  weder  te  ondcrnecmen.  In  zyn  vroege  jeugd  was  hy  een 
9,  goed  Muzikant,  en  matikte  zyn  ei^en  Viool,  die  naderhand 
9,  voor  een  Gremoonfche,  op  de  verkooping  van  Jan  Fisterfz, 
9»  Zomer  ^  verkogt  i$.  Door  zyne  zucht  voor  den  Scheepsbouw,. 
9f  geraakte  hy  aan  't  Schcepstekenen  ,  onder  een  der.  oudfte 
91  Baazen  op  's  Lands  werf,  dien  hy  binnen  kort  niet  alleen 
9,  verre  overtrof,  maar*  zelfs  nieuwe  en  vaste  gronden  van 
t,  deeze  weetenfchap,.  volgens  de  Maihefis,  uitvoud,  w'aardoor 
f,  Jiy'de  beste  gedaanten  voor  't  Laaden,  Zeilen  en  Manoeu- 

„  vree?- 


»» 


ECHTE  ANFCOOTEN*  7y 

fccr  gelukkig  op  het  fchilderen  van  voortreffelyke  Zee-  en 
bchccrpsrtukken    toegelegd,    en   boven  alle    andere   Zee-» 

SchiK. 

„  vneren  .aan  de  Schepen  wïst  te  geeven;  en  aan  te  too^- 
„  nen,  waar  de  Masten  in  de  onderfcheiden  foorten  Van  ScliUr 
pen  geplaatst,  en  hoe  dik  en  hoog  dezelve  naar  evenredig, 
heid  zyn  moeten.  Vervolgens  kreeg  hy  kennis  aan  de 
,,  voomaamüe  Zecfchilders  van  zyn  ;tyd,  ging  dagelyks  met- 
'„  dezelven  om,  zag  .de  kunst  van  hen  af,  wisfelde  zyn  voor- 
,^  gaande  kpstwinning  van  gouddraad-  en  tinnen -py pen  trek-- 
„  ken . .  fnyroeden  maaken.enz.  voor  t  Penceel,  en  wierd'  èéii 
„  Schuder.  In  deezen  flaat  was  hy,  toen  Czaar  peter' ons' 
„  laod  kwam  bezoeken,,  en  kennis- niet  hem  maakte. '^  Hy* 
,»  woonde  in  dïen  tyd  op  de  Baangragt,  boven  zekeren  BoJe^* 
„  Gelisfen  genaamd,  tusfchen  het  Leidfche  plein  en  de  Lcid- 
„  fchegfagt,  •fn  't  midden.  Hier  heeft  de  Czaar  hem  dikwerP 
„  bczogt,  en  ik  heb  mecrmaalen  in  den  zelfden  ftoel  ge;ieten,' 
„  in  welken  de  Czaar  gewoon  was  te  zitten ,  M'anneer  hy  de 
^  kunst  van  Scheepsiekcnen  van  hem  leerde ;  gelyk  naderhand 
„  Si ift  ook  nog  vyf  jonge  Riisfén,  voor  zyn  Majefldts*  reke- 
„  Ding,  heeft  onderweezen,  van  welken  hy  voor  ieder  hon^^ 
„  derd  Ducaaten  kreeg.  Ook  heeft  hy ,  voor  den  Czaar ,  veele. 
„  Scheepsftukken  ïn  olieverf  gefchilderd,  die  zyn  Majefleit  io- 
„  gpootc  achting  hield,  en  ook  uitmuntend  jvaren  Ju  de  Ge-« 
„  daante,  Zeilagie  enz.  der  Schepen;  maar  zyn  wate/  en  lucb- 
„  ten  hebben  de  vercischte  kleur  en  het  natuurlyk  beloop  niet-, 
„De  luchten  zyn  meest  zwaarmoedig,  de  wolken  dik,  het 
„  blaauw  vuil.  't  Water  niet  natuurlyk  volgens  de  wa^ré  gol- 
„  ving  en  dun  vlietende  (Irooming,  over  derzelver  rollöndfc 
„  groepen, die  men  zo. goed  nfet  verbeeld  vindt  als  by  L  bak^ 
„  hu'n^  en  W.  van  de  Felde.  Ook  heeft  hy  fraai  in  het  wasch 
„  naar  't  leven  geboetfeerd. »  Onder  anderen  den  on^ngs^  oyer- 
„  ieeden  Heer  yactbus  van  de  IValie ,  die  een  zyner-  g;crnccn- 
„  zaame  vrienden  was.  Ecnige  jaaren  voor  zyn  dood ,  bcg  if 
„  hy  zich  aan  het  Glas-  en  Spiegelflypcn , .  eji  maakte  goede 
„  Verrekyters,  en  Spiegel -Telescoopen ,  volgend  de  Gregoi-iaan- 
„  fche  en  Ncwtoniaanfche  ftclling.  Eindclyk  \^  dit.zonderlfng 
„  mcnsch  ook  Autheur  op  eigen  'naam  gewee  t,  eu  J^cqft  rvyce 
„  Brieven  uitgegeevcn .  tegen  zeker  ontwerp  van  w\ÏGn  *  blizcir 
„  Admiraal  Sdiryver ,  waar  in  men  de  gewigtigfte'  trekken  -vtur 
„  's  man;  fatiriek  vernuft  aantreft.  Hy  is  twccmaalen  gepor- 
„traitecrd,  eens  door,  C.  Troost,  als  Schilder  en  eens  d(K)r 
„  G.  V.  der  Msfiy  als  Schilder  en  Scheepsbouwer,  welke  laat- 
„  fte  io  olieverw ,  naar  hem  in  zyn  ouderdom  v^in  90  jaaren , 
„  voor  myn  rekening,  gefchilderd ' is ,  die  hem  van  myn  veer 
,.  den  jaaren  af  gekend,  en  tot  zyn  dood  mot  hem  heb  omge- 

E  5  99  gaan. 


74  J'   ^^^  STAHUN,  ECHTE  ANECDOTEÏC* 

SchiWcrs,  het  mast-  en  touwwerk  uitvoerig  en  jtiit  wist 
te  treffen.     Van  hier  vond  p^tr»  flfe  Groaic  ten  deezcn 
opiichte  xyire  (lukken  voor  zeer  leerzaam,  en    had  het  ^ 
voorpoTtaal  van  zyn  Slaapvertrek ,  en  het  Zomerhof  te  Pe- 
tersburg, roetftukken  van  deezen  meester  behangen.  Zelfs 
oo  zyn  lusthof  te  Peterhof »   waar  de  Czaar  in  het  paleis 
Tvner  gemalinne ,  Monplaifir^  de  eerfte  Schiidergalery  van 
louter  iMederlandfche  (tukken  had  aangelegd ,  zag  men  de 
Zee-  en  Scheepsthikken  van  sito  de  beste  plaats  beflaan. 
Te  Amllerdam  zat  pbtér  06  Groote  op  de  openbaare  Ver- 
koopplaats  van  Schilderyen ,  onder  de  menigte  liefhebbers 
en  koopers^  naast  den  Schilder  xsel,  een  Zwitzer,   dio 
HistoriSn  en  Stillevens  fchilderde ,  en  een  zeer  ervaren  ken- 
ner van  Schilderyen, in  't  Ijyzonder  van  de  Nederlandfche , 
én  derzelvcr  Meesters ,  was.    Daar  kogt  de  Monarch  zelfs 
een  menigte  Schilderyen  van  zyne  geliefkoosde  Schilders, 
met  welke  hy  gedeeltelyk  de  zo  even  gemelde  Schilderyen- 
ialerv  te  Peterhof  aanleide ,  en  die  hy  gedeeltelyk  in  zyne  * 
Toorkamers  Uet  ophangen.    Om  deezen  aanzienlyken  voor- 
«ad  van  zelfs  aangekogte  Schilderyen  m  goeden  Hand  te 
houden   en   te  vermeerderen ,  nam  hy  den  zo  even  gemel- 
den  Schilder  xsel  in  zynen  dienst,  die  den  Czaar  ook 
naar  Petersburg   volgde,  en  daar  zelfs  menig  een  fchooii 
ftak  van  zogenaamde  Stillevens;    b-  v.  een  Doodshoofd 
«et  een  uitgebluschie  en  nog  dampende  lamp ,  ftil  liggen- 
^  Muziek -inftrumenten,  enz.  vervaardigde;»  en  vervol- 
eens    als  Schilder  van  dè  Academie  der  Weetenfchappen , 
fn  hoogen  ouderdom,  in  't  jaar  1743»  ^^P- 

De  Schilder  xsbl. 

gaan.  Voor  ruim  vier  jaarcn,  leefde  zyn  laatfts  leerling  in 
**  den  Scheepsbouw  nog,  wiens  naam  was  Heter  Swaanen^ntg, 
**  een  voornaam  Scheepstinimerman,  wooncnde  achter  de.  Oos^ 
**  tórkerk,  op  de  Werf  het  Wapen  van  Amfterdam. ! 
^  De  Heer  wagen  aar  zegt  in  de  Befchryving  van  j^mjler^ 
AaZ     ênder  de   voornaam fle    P-rfo^iaadien ,    „  dat  Adam  Silo  m 

't  war  1670  ter  wereld  gekomen,  en  in  den  ouderdom  vaê 
!!  meer  dan  tagtig  jaar  overleden  is." 


^iT 


F.  WALTHBR>  VAK  DR  VRIENDLYKfi  EILANDEK.        75 


^atuur^  en  Aardrijkskundige  Befchrijving  der  Vricndlijke 
Eilanden  in  de^  groot  e  Zuidzee.     Volgens    de  ni^uwftp 

'  ontdekkingen*  Door  pi*,  l-  walthicr.  Vit  het  Hoog^ 
dtdtsch.      Te  Amjierdam  bij  M.  de  Bruyn  1787.  BehaU 

\  ven  het  Foorberlgt  288  bladz.  in  gr.  octayo. 

1D  de  groote  Zuidzee  ligt,  op  de  Zuidlyke  breedte  van 
19  en  al  Gtaaden,op  de  Westlyke  lengie  van  Ferro 
^«i  155  en  157  Graaden,een  aantal  van  grootere  en  kleU 
Dere  I^Uanden,  die  onze  HoUandfche  zee  vaarenden ,  in  de 
voorgaande  eeuw,  reeds  min  of  meer  ontdekt  hebben: 
by  welke  gelegenheid  Abel  Jansz.  ^  Tasman  drfe  van  de 
voornaam Aen  deeier  Eilanden ,  in  '1  jaar  1643, met  de  naa-^ 
mtn  Amfterdam^i^^  Rotterdam  en  Middelburg  benoemde;, 
•terwyi.  het  vriendlyke  gedrag  der  be^oonderen  hem  aan 
deeze  Eilanden  in  t  algemeen  den  naam  van  de  Vriend* 
Ijke  Eilanden  deed  geeven.  Zints'dien  tyd  maakte  men 
egier  geen   verder  opzetlyk  werk  van  deeze  ontdekking;   : 

tOR 

\  (*)  Ten  aanzien  van  dit  Eiland  Amfterdam  meldt  men  ons   * 
eene  bjrzonderheid»  die  wy  niet  wel  kunnen  nalaatcn  hier  te 

plaatzen.  „  Het  midden   van  dit  eiland,  (zegt  de  Schry- 

vcrO  ligt  nagenoeg  op  de  zuiderbreedte  van  ai  Gr.  11  Min. 
en  157  Cr.  wesüijke  lengte  van  het  eiland  Fcrro;  en  wijlde 
ihd  jlmfierdamj  waarnaar  het  eiland  genoemd  is,  een  weinig 
raeer  dam  2a  Gr.  11  Min.  oostlijk  van  Ferro  ligt,  zo  blijkt 
het,  dat  het  eiland  Amfterdam  179  Gr.  41  Min.  westlijk  yan 
de  ftad  van  dien  naam  gelegen  Is ;  waaruit  volgt ,  Ct  welk  tef- 
fens  bijzonder  merkwaardig  is,)  dat  het  eiland  Amfterdam  op 
den  aardbol  geno^zaam  recht  onder  de  ftad  van  dien  naam 
ligt,  en  de  bewooners  van  dat  eiland  de  antipoder^  de  tegen- 
voeters p  van  die  van  de  meergemelde  ftad  zijn.  Dus  ligt  het 
eiland  Amfterdam  op  een  zo  grooten  afftand-  van  de  ftad  van  .- 
dien  naam ,  als  o^  den  aardbodem  mogelijk  is ;  naamlijk  op 
den  aflland  van  bijna,  een  halven  cirkel,  of  180  Gr.,  dat  is» 
(een  Graad  op  ao  uuren  gaans  gerekend ,)  van  3600  uuren, 
£n  wl}l  dus  het  verrchil  in  den  tijd,  tusïchen  de  beide  ge- 
noemde plaatfen,  nagenoeg  twaalf  uuren  is,  zoo  volgt,  dat, 
wanneer  het  te  Amfterdaita  middag  is,  het  op  het  eiland  van 
dien  naam  middernacht  is;  en  wanneer  het  fn  de  eerstgenoem- 
de plaats  zes  uuren  des  ochtends  -is ,  het  op  het  gemelde  eiland 
zes  uur  des  avonds  is,  en  zoo  verder,  altijd  In  volkomen  te- 
«gendelling  van  elkander,  ten  aanzien  van  dag  en  nacht.'' 


7^  ,  F.   WALTHBH 

tor  dat  de  Franfchcn  en  Engelfcben ,  zedert  eenigc  jaa- 
ren 5  'er  zig  op  toeleiden,  om  de  vroegere  ontdekkingen 
in  de  groote  Zuidzee  voort  te  zetten ,  en  verder  uit  te 
breiden.  In  de  berigten  dcezer  nuttige  Reistogten  nu, 
óutmoet  men,  buiten  eene  menigte  van  andere  der  Zee<> 
vaart-  en  Aardrykskunde  dienftige  opmerkingen,  ook  een' 
naauwkèurig  verflag  van  *t  merkwaardiglte ,  dat  deezc 
Vriendlykc  Eilanden  betreft;   waar  van  , de   mededeeling 

Baaie  gevalligheid  en  leerzaam  nut  heeft. —  De  Heet 

Wal^her^ïn  \  nabuurige  Duitschland ,  dit  bezeffende» 
en  tevens  gadeflaande,  dat  veelen  zyner  Landgenooten 
hiervan  verfleeken  bleeven ,  doordien  deeze  berigten,  in 
bóitenlandfche  taaien  opgefteld,  in  kostbaare  reisbefchry 
vingen  te  zoeken,  niet  dan  met  veel  moeite  met  elkander 
té'  vergelyken  waren,  heeft  zynen  Landgenooten  hierin 
wfel  te  gemoet  willeii  komen.  Hy  heeft  zig  diaartoe  den 
é^teid  getroost^  die  'er  aan  vast  was^  oia  uit  alle  de 
bronnen,  die  hem  voor  handen  waren,  dat  geeue  te  ont- 
leenen ,  't  welk  hem  in  ftaat  kon  ttellen ,  tot  het  vervaaf^' 
digen  van  eene  beknopte  natuur-  en  aardrykskundige  be-' 
fchryving  deezer  Eilanden:  welke  men,  hiermede,  ook 
den  Nederlanderen  in  onze  Moederfpraak  aanbiedt,  Weet- 

fieHgen  en  oefengraagen  vinden  hier  dëswegens  in  eei\ 
ort  bedek  by  een  verzameld,  't  geen  ifi  veele  fchrifien,. 
raakende  dttzt  Eilanden,  vermeld  wordt";  en  de  Heer 
WaUher  heeft  dit  alles  met  zo  veel  gefchiktheid  te  za- 
men  vcrknogt,  'er  ook  hi^r  en  daar  ^ulke  natuur-  en 
ftaatkundige  aanmerkingetr  ingev^ogte^^ldat  4nen  tVver 
rieden  hebbe,  om  den  arbeid  van  dien  J|eer,-Qn  de  ver- 
tolking van  dit  zyn  Gefch^ift ,- dankly.k  te  erkennen.  Het 
selve  behelst,  in  de:  eerlte  .plaatle,  eene  algemeene  be* 
fchryving  der  Vrtendlyke  Eilanden,  zo  ten  aanzien,  van 
derzelver'.gefteldhcid  én  voortbrengzelen ,  als  ten  op^igte 
van  derzelver  Inwooneren ,  met  aantekening  van  ^t  merk* 
•waardigfte,  *t  geen  meil  daaromtrent  waargenomen  heeft. 
En  hieraan  volgt  voorts  eene  afzonderlyke  befchryving 
van  die  Eilanden,  van  welke  men  eenigö  byzondere  be- 
rigten verkrecgen  heeft,  terwyl  'er  om  en  'aan  dezelve 
n'^g  eene  gróote  menigte  gevonden  wordt ,  van  welke  men 
tot  nog  geene  gezette  waarneemingen  d^elagrig  is  gewor- 
den.    Zie  hier,' tot  een  ftaal  der  medegedeelde  be*. 

fchry vingen,  het  berigt  nopens  de  gefteldheid  van  het  ei- 
land Kotter  dam  ^  door  de  inboorclingen-  Anatmhia  gehee- 

ten^i 


VAN- DB  VRIENBLYn  BILANDEN.  ff 

tm,  het  welk  boven  veele  anderen  een  fcboon  voorko- 

mcn  beeft. 
y^Dit  eiland  ligt  op  de  zuider  breedte  van  twintig,  graa. 

deoy  «eventien  minuten,  en  de  lengte  van  honderd  en 
2e$  en  vijftig  graaden ,  drie  en  twintig  minuten ,  ten  wes- 
ten van  het  eiland  Ferro:  Het  houdt  niet  volkomen  vijf-: 
rien  zeemijlen  of  uuren;  gaans  in  zijn  omtrek,  maar  is 
zeer  volkrijk.  Onder  alk  de  menigvuldige  omliggende 
eilanden  (♦),  welke  over  't  geheel  flerk  bewoond,  en 
aan  planten  en  gewasfen  uitneemend  vruchtbaar  zijn , 
fchijnt  dit  het  aanzienlykfte  te  weezen.  Het  beftaat  uit 
eene  koraalrotS,  die  met  ecne  bedding  van  zeer  vette 
aarde,  welke  allerhande  planten  in  menigte  voortbrengt^ 
bedekt  is. 

,,  Wegens  gebrek  aan  tijd  konden  de  heeren  forstbi. 
den  heuvel,  midden  op  het  eiland  liggende,  niet  behoor- 
lijk onderzoeken;  anders  zou  het  zekerlijk  der  moeite 
waardig  geweest  zijn ,  na  te  fpooren ,  of  hij  niet  véelligjt 
van  een  anderen  oorfprong  zij,  dan  het  overige  des 
lands;  en  of  hi],  alhoewel  thans  met  heesters  en  Uruikep 
begroeid,  niet  veelligt  aan  de  werking  van  eenen  vuur* 
fpuwenden  berg,  zijne  geheele  verrijzenis  te  danken  heb» 
^be; terwijl  de  rest  des  eilands  uit  koraalrotfen  beftaatOV 

5» 'Dat 

(*)  Men  telt,  rondsom  het  eiland  Rotterdam^  niet  minder 
dan  39  eilandjes.  , 

(t)  Dit  hebben  deeze  Vriendlyke  Eilanden ,  en  zo  ook  veele 
andere  in  de  Zuidzee, met  eikanderen  gemeen,  zo  als  de  Heer 
WaithtT  in  zyne  algemeene  beichryving  opmerkt.  „  De  g;rond 
is  veelal  eene  va>te  koraalrots,  gevormd  door  wormen,  die 
hunne  koraalboomen ,  uit  den  bodem  der  zee  ,  tot  eene  aanmer- 
kdijke  hoogte  opwerken,  welke  t^n  laatfte  eilanden  worden': 
hüedanigcn  men  nergens  overvloediger  vindt ,  dan  in  den  oceaan , 
onder  de  heetlj  luchtftreek.  ■  Zij  bouwen ,  tot  op  een  ge- 

ringpn  afïland  van  de  oppervlakte  der  zee ,  een  rif  als  uit  klei- 
ne roifen  beflaande,  en  fchijnen  hierm  door  een  bloot  inflinct  ge- 
leid ie  worden :  want  vermits  de  wind ,  in  dit  deel  des  oceaans; 
meerendeels  uit  eene  en  dezelfde  flreek  waait,  zo  is  liet  kreits- 
vormig  maakfel  hunner  koraalrotfen  het  beste,  om  aan  het  ga- 
weid  des  w:nds  een  vasten  muur  tegen  te  (lellen  :  wijl  het,  oiji 
zoo  te  fprcekcn ,  een  mcir  van  het  overige  der  zee  afzondertt 
alwaar  geen  hevige  waterbewecging  plaats  heeft ,  en  het  koraal- 
dier  dus  eene  ftillet  woonplaats  vindt..  De  baaren  fpoelen  van 
tijd  tot  tijd  allerhande  mosfelen,  zeegras,  zand,  koraalftukkca^ 

fom.' 


^1  Dat  de  bewoonérs  vatt  dit  eiland ,  door  middel  ym 
ten  grooten  vijver »  overvloed  van  verscb  water  hebben^ 
is  een  groot  'voordeel  ^  en  zij  zijn  in  dit  ftuk  veel  geluk- 
kiger dan  de  bewooners  van  't  eiland  Amfurdam^  ofTon*, 
satabuj  zo  als  zij  zelven  het  noemen.  Oeeze  eilanders 
icbijoen  het  ook  zelven  te  gevoelen,  wat  voor  een  fchat- 
baare  zaak  goed  drinkwater  zij;  want  zij  bragten  geheele, 
lalabasren  vol  daarvan,  als  goede  handelingsartikels ,  aan 
het  fcbip. 

„  De  boomgaarden,  in  menigte  hier  aangelegd,  maa» 
ken,  dat  het  geheele  eiland  volkomen  naar  een  grooten 
tuin  geh'jkt.  De  plantaadjen  zijn  hier  niet,  gelyk  op  bet 
eiland  Tongatabu  of  Aoift^rdam,  aan  alle  zijden,  maar. 
alleenlijk  naar  d^n  kant  van  den  openbaaren  of  heereuweg 
met  fcbuhingen  ingeflaoteu,  en  hebben  bij  gevolg  bet  uit« 
zigt  ongelijk  vrijer  en  ruimer.  Oe  binnenue  ftreeken  des 
eilands  zijn»  door  verfcheide  groene  heuvels,  met  haagen 
omgeeven  en  ftriliken  beplant ,  op  eene  aangenaame  wijze 
verfraaid;  doch  buiten  die  beftaat  de  grond  overal  uit  eene 
effen  vlakte.  Men  treft  hier  wegen  aan,  die  over  grasrijke 
weilanden  loopen,  en  ten  dcele  aan  weerskanten  met  hooge 
boomen  beplant ,  en  i en  deele  met  bloeiende ,  lommerrijke 
en  welriekende  gewasfen  overwelfd  zijn.  —  Boomgaarden  ^ 
en  heigronden  wisfelen  ter  rechter-  en  ter  linkerzijde  op 
eene  verruklijke  wijze  af.  Men  vindt  hier  de  fchoonfte 
liitzigten,  en  de  groot  (Ie  verfcheidenbêid  van  aangenaame 
en  welriekende  bloemen. 

„  Niet  verre  van  den  noordhoék  des  eilands ,  flechts  wei- 
nige ITchreden  van  den  oever  der  zee,  li^t  een  groot  zout 
meir,  welk  omtrent  een  Engelfche*  mijl  in  de  breedte,  en 
drie  mijlen  in  de  lengte  heeft,  ook  rondom  met  een  bekoor- 
lijken oever  bezoomd  is.  't  fSeen  deezegroote  waterkom 
nog  fchilderagtiger  maakt ,  zijn  drie  kleine  eilandjes ,  met  ' 
bosfchen  begroeid^  in  't  midden  van  ditmeir  gelegen. Daar* 
enboven  is  het  meir  met  wilde  eendvogels  genoegzaam  be* 
dekt;  en  aan  deszelfs  bosch-  en  lommerrijke  oevers  houdt 
zich  eene  menigte  papegaaien ,  waterhoenders  en  kleine  vo« 

ge^ 
ibmtijds  ligte  zwarte  veenaarde»  gelijk  ook  de  vuiligheid  van 
visfchen  en  vogelen,  en, de  overblijflelen  van  verrotte  plantge* 
'wasfen  aan."  Hierby  zullen  ook,  volpens  den  Heer  Walih-r^ 
op  deeze  Eilanden,  meermaals  nieuwe  vcrlch^nzels  en  omkee-^ 
ringen  veroorzaakt  zyn,  door  brandende  bergen,'  waarvan  de 
puimftecfn  en  kazalti  hier  en  daar  Voorkomende»  ten  getuigea 
Tedbekken. 


VAN  DB  VRISNÜLYKB  KlLANpBK^»  Jp 

telen  op*  Mtfn  ziet  'er  uicgeftrekte  laanen  van  brqodvrucbt* 
boomen  op  voortreflijke  groene  weilanden.  Planten ,  roet 
uitgebreide  ranken  ,  welke  op  veele  piaatfen  als  het  dichtfte 
lommer  een  groen  gewelf  over  de  voetpaden  gemaakt  had- 
den, droegen  ten  deele  fchoone  welriekende  bloemen.  Gints 
ea  weer  maakten  bekoorlijke  heuvels,  en  beurtling  eene 
groep  huizen  of  boomen ,  ook  op  veele  piaatfen  een  klein 
jandraeir,  te  famen  genomen,  ongemeen  prachtige  en  be- 
vallige uitzigten  ,  die,  door  den  uitwendigen  welftand  der 
uiwooneren,  overal  zigtbaar,  nog  meer  verheeven  en  be- 
zield werden.  Bij.de  huizen  liepen  hoenders  en  zwijnen 
rond.  Pompelmoezen  waren  *er  zo  menigvuldig ,  dat  men 
ze  genoegzaam  niet  inzamelde ,  niettegenftaande  onder  tU 
ken  boom  bijkans  een  aanmerkelijk  getal ,  wegens  groote 
rijpheid  afgevallen  ,  op  den  grond  lag.  De  hutten  waren 
doorgaans  met  yamswortelen  als  opgepropr.  Kortom ,  wer» 
waard  men  het  oog  wendde ,  vond  men  fpooren  van  over- 
vloed ,  voor  welk  bekoorlijk  pezigt ,  kommer  en  zorg  moes- 
ten vlieden.  Met  dit  getuigenis  der  heereu  forst br  ^ 
die  zich  hier  flechta  *een  paar  dagen  ophielden  ^  ftemmen 
de  berichten  van  den  beer  bllis,  en  den  naamloozea. 
Brit,  wiens  dagboek  de  heer  OBORCB.FOfis'PBR heeft  over- 
gezet, die,  vencheiden  weeken  lang,  op  dit  en  de  nabij, 
geleegen  eilanden  vertoefde,  volkomen  overeen. 

„  De  heer  elus  zegt  nog ,  dit  eilaftd  had  geene  goe- 
de haven ,  doch  de  grond  was ,  uitgenomen  aan  hec 
flrand,  daar  hij  zandig  is,  ongemeen  vruchtbaar.  Hij 
voegt  'er  bij,  dat  het  eiland  maatig  verheven ,  en  met 
boomen  van  verfcheidèn  foort  rijklijk  begroeid  was;  doch 
dat  't  over  't  algemeen  maar  weinig  goed  water  had, 
weshalve  dt  inwooners  al  het  water,  dat  zij  tot  het  kon- 
ken  van  nooden  hadden, ^uit  het  binnenfte  des  eilands 
haaien  moesten.  De  waterplaats  der  Britten  lag  een  klein. 
endweegs  van  het  ftrand,  en  was  niets  anders  dan  een 
ftUftaande  waterpoel ,  in  welken  de  ipwooner^  zich  baac^ 
den.  Het  was  dik,  moerasfig  en  vol  Üiky  en  daarom 
niet  fmaaklijk:  dan  zij  befpeurden  echter  geene  andere 
nadeelige  gevolgen  daarvan. 

„  Ras  vergaten  de  Britten  hier  de  gevaaren  en  moeii* 
lijkheden  hunner  zeevaart,  en  genooten  de  aangenaam  hei- 
den deezer  gelukkige  eilanden  onbefchroomd ;  welker 
plantgewasfen  de  lucht  op  een  taamlijk   verre  uitgeftrekt^ 

beid    met  den  verkwikkenden    geur  vervulden.  De 

flantatdjen  verfchaften  bim  bet  verruklijkst  gezigt^  welk 

uit 


80  F.  WAtT«KR  VAN  DE  VMENDLYKE  EILANDEN. 

uit  bet  heerlijkst  mengfel  van  verrcheiden  bloesrems  mtt 
het  frisfche  groen  der  bladen,  en  de  inneeménde  afwisfe- 
Jing  van  kleine  boschrijke  heuvels  met  grasrijke  beemden 
en  vruchtbaare  dalen,  ontftond.  In  de  geheele  natuur  kan 
men  voor  het  oog  ni^s  aangenaamcrs ,  en  voor  de  ziutui- 
gen  niets  vleienders  en  verkwikkender» ,  bedenken, ' 

Theorie  der  aangenaame  Mndoeninffm  van  den  Heer  J.  l.  k.  de 
POüiLLY.  Naar  den  vyfden  druk  uit  het  Fransch  vertaald  ^ 
door  E.  BEKKBR,  Wcd.  woLFP.  In  V  Gravenhage  by  J.  van 
Geef,  1786.  Behalvefi  het  doorwerk  «3  hladz*  in  gr.  8vo. 

:Mademaal  ons  geluk,  zo  niet  geheel,  althans  grootlyks  afhangt 
^^  van  onze  genoeglyke  aandoeningen,  zo  h  het  wel  der 
moeite  waardig ,  met  alle  oplettenheid  te  overweegen ,  wat  wy 
van  derzelver  aart ,  werkingen  en  gevolgen  kunnen  opfpeuren » 
en  te  gelyk  na  te  gèan ,  wat  wy  daaromtrent  in  agt  hebben  te 
neemen ,  ter  bevorderinge  van  ons  eigen  geluk ,  en  dat  van  on- 
zen Evenmensch.  Zulks  heeft  den  Heer  de  Pourlly  hewoogen, 
cm  dit  onderwerp  opzedyk  te  behandelen.;  en  zyne  deswegens 
voorgedraógcn  Theoile  is  tot  hiertoe  ten  uiterfte  nuttig;,  daar 
5j}'n  Ed.  dit  (luk,  op  ecne  geregelde  wyze,  met  een  wel  wikkend 
oordeel  ♦  ten  bondigfte  duidelyk  ontvouwt.  Na  een  beknopt  ver- 
flag  van  de  zekerheid  en  het  belang  van  de  leer  der  aandoenin- 
gen, brengt  hy  ons  ouder  het  oog,  hoe  onze  werkzaamhodcn 
van  lichaam  en  geest ,  als  ze  ons  niet  vermoeien ,  en  dus  ver-, 
•zwakken,  gerchiktzyn  om  ons  aangenaame  indrukken  te  verlee- 
nen;  als  mede  dat  de  bewecgingen  van  ons  hart,  wanneer  haat 
iKJCh  angst  ons  dryft ,  ons  tot  vermaak  ftrekken.  Hieraan  hcgif 
hy  ecne  hefchouwing  van  de.  aandoeningen  der  fchoonheid  des 
Licbaams,  des  Vcrflands  en  der  Ziele;  mitsgaders  van  het  aans"c- 
mame  dat  'er  ligt  in  zulke  hoedanigheden,  die  ons  van  onze 
volkomenheid  verzekeren;  en  wyders  Haat  hy  gade  dè  modlfica- 
tien  der  hersfenen ,  die  de  aangenaamc  aandoeningen  voorafgaan 
of  verzeilen.  Dit  d^jet  hem  vèjder  overweegen  den  invloed  en 
de  betrekking,  die  de  wetten  der  aandoeningen  op  onze  aanwee- 
Szigheid  hebben,  en  vervolgens  onderzoeken;  wat  de  reden  zy^ 
dat,  daar  de  Wetten  der  aandoeningen  voor  alle  mcnfchen  de- 
zelfde  zyn,  'er  zulk  eeii  groot  onderfclieid  van  verkiezingen 
«n  fmaaken  gevonden  wordt?  Uit  dit  alles  leidt  hy  af,  boe  krag- 
tig  wy  hier  door  overtuigd  worden ,  dat  de  wetten  der  aandoc- 
,  Hingen  het  werk  zyn  van  een  wys,  magtig  en  wcidaadig  Wee- 
zen. Dit  vertoont  zig  nog  duidelyker,  in  zyne  volgende  ovec- 
iïenkingen,  daar  hy  ons  de  geneugten  ontvouwt,  welke  aan  de 
^>cafagting  onzer  pligten,  jegens  God,  ons  zei  ven.  'en  den  Naas- 
ten,  vcrknogt  zynjtoonende  tevens,  by  manier  van  zamcntrek- 

king 


f,  DE  POUILLY,  OVEX  M  AANCEVAAUX  AANDOENINGEN,     tt 

kiogvan  dit  alles:,  de  grootheid  van  *t  geluk,  »t  welk  de  Deugd 
vergezelt.  Zulks  geeft  hem  ten  laatften  aanleiding ,  om  te  doen 
den,  in  welken  levensHand  men  allergelukkigst  is ,  en  hoe  de 
Zedelykë  Wysbegeerte  den  Mensch ,  door  een  duidelyk  onder- 
wys,  waarvoor  ieder  welgefchikt  hart  vatbaar  is,  ten  wezenly- 

ken  gelukftande  opvoert. Eene  aandachtige  overdenking , 

\'an  'c  geen  de  Heer  de  Pouiily  in  dit  alles  leert ,  is  uit  eigen  aart 
gefchikt ,  om  den  Leezer  aan  te  moedigen  tot  een  naarftig  ge- 
bruik yan  alle  zyne  vermpgens,  waarmede  de  Schepper  hem  zo 
weldaadig  begiftigd  heeft ,  om  hem ,  zelfs  hier  in  den  tyd ,  een 
genoeglyk  leeven  te  doen  genieten,  en  bekwaam  te  maaken, 
voor  een  volkomen  gelukkig  leeven ,  in  de  eindelooze  eeuwig- 
heid",  des  wj  de  oplettende  leezing  van  'dit  ftukje  een  ieder 
aanpryzen.  intnsfchen  neeme  men,  als  ter  voorproeve,  :iyne 
volgende  oplosfing  van  een  verfchynzel ,  in  't  ftuk  der  aandoenin- 
gen, 't  welk  veclen  in  den  eerden  opflag  natuurlyk  vreemd  moet 
voorkomen:  dat,  naamlyk,  daar^de  Wetten  der  Aandoeningen 
voor  al/e  menfchen  dezelfde  zyn,  *er  ^ter  zulk  een  groot  on- 
derfcheid  van  verkiezingen  en  imaaken  gevonden  wordt. 

„  Men  komt,  zegt  de  Heer  de  PouiUy^  hierdoor  dikwils  in 
verzoeking ,  om  te  denken ,  dat  die  Wetten  voor  de  Laplan- 
ders  en  Africaanen  niet  dezelfde  zyn  kunnen;  noch  voor  hen, 
die  door  een  zceëngte  of  een  keten  van  bergen  s:efcheidcn  wor- 
den. Wat  zeg  ik?  voor  Leden  van  het  zelfde  Huisgezin;  voor 
Menfchen,  met  elkander  gebooren  en  opgevoed,  zyn  de  bron- 
nen van  vermaak  zo  ondencheiden ,  dat  juist  dat  geen  ,  't  welk 
die  verkiest,  geen  geringe  (IrafTe  voor  den  anderen  zoude 
uitmaaken. 

„  Het  groot  ondcrfcheid  der  Organen  is  wel  de  voomaame 
oorzaak  van  dit  vreemde  verfchynzel.  Daarom  zfet  ook  een 
fyn, keurig  ooggeftcl,veeUiever  het  paarsch  dan  het  hoogroode ; 
en  NEWTON  bewees. dat  deeze  kleur  gehecht  is  aan  de  flaauw^ 
fte  lichtftraalen :  maar  het  hoogroode  behaagt  veel  meer  aan 
een  ftcrker,  meer  ge"ooten,  vaster  oogftelzel. 
•  „  Geluiden,  die  een  kiesch  volk  ruw  voorkoomen,  zyn  zo 
niet  voor  minbelchaafde  lieden.  Petrarcha  (preekt  van  iemand  , 
voor  wien  't  gcfchrccuw  der  Kikvórfchen  aangenaamer  was , 
dan  bet  gezang  der  Nachtegaaien.  De  gehoorvezelen  van  dee« 
zen  man  zullen  waarfchynelyk  te  vast  in  een  gewerkt  zyn  ge- 
weest, om  door  zulke  krytende  geluiden  vermoeid  te  kunnen 
wcvden. 

,.  De  Natuur  heeft  mogelyk  nog  meer  onderfcheid  gemaakt 
\n  de  vorming  der  harsfens,  dan  in  de  werktuigen  der  gewaar* 
wording.  Welk  een  verfchil  lusfchen  de  opvliegende  vuurig- 
heid  van  een  Indiaansch,  ^n  het  yskoudc  van  een  Samojecdsch 
hoofd!  op  zulke  Menfchen  kunnen  dezelfde  voorwerpen  niet 
dezelfde  indrukken  voortbrengen.    Hierom  moet  de  Declama-- 

IL   DBEL,  N.    ALG.   LETT.  NO.   2.  F  tie, 


|2  !•   DE    FOUILLir 

tie  indien  zy  de  bewooners  van  het  Zuiden  zal  voldoen,  voor 
hun  vcfel  meer  vuurs  hebben,  dan  voor  ons,  Noordfche  vol- 
ken, vemiids  zy  evenredig  zyn  moet  aan  veel  levendiger  ge- 

waarwordinct* 

De  engheid  ^n  uitgebreidheid   der   kundigheden  brengen 
torhet  erillige  der  fmaaken,  insgelyks,  zeer  veel  toe. 

„Sommigen  zyn  alleen  getroffen  door  het  aangenaame,  't 
welk  wezenlyk  in  een  voorwerp  berust;  anderen  geeven  zich 
over  aan  de  indrukken ,  die  het  afweezig  zyn  van  eenige  fchoon- 
heden  in  hun  veroorzaakt.  .        •      .      . 

,»  De  Egyptenaars  zagen  in  hunne  bouwkunde  mets  met  zo 
veel  verwondering  als  het  groote.  De  Gotthen  eischten  ver- 
fcheidenheid.  Groote  Architecten  hebben  noch  het  groote  noch 
het  veelvuldige  verwaarloosd ,  maar  beiden  wecten  te  verbin- 
den met  elkander,  en  met  een  edele  evenredigheid. 

„2^  is  het  ook  in  deToonkunde;  hier  vordert  men  ftoute  ge- 
leerde compofitien,  daar  wil  men  alleen  juiste  navolgingen  der 
Natuur.  Groote  Muziekkunftenaafs  hebben  ^an  beide  dceze 
eifchen  voldaan.  Zy  weeten  de  weerbarftige  Disfonanten  toi; 
eene  fchoone  welluidendheid  te  dwingen.  Hun  groot  oogmerk 
Is.  echter,  aandoeningen  op  to  wekken;  overtuigd,  dat  zy  het 
volmaakte  der  kunst  niet  bereikt  hebben,  indien  zy  het  hart 
niet  overweldigen ,  terwyl  zy  de  zinnen  (Ireelen. 

Gelukkig  het  Volk,  daar  men  Menfchen  ziet  optreeden ^ 
bekwaam  om  alle  deeze  pnderfcheiden  fchoonheden  te  bevat- 
ten  en  In  een  waare  proportie  te  verzamelen»  Het  is  waarlyk 
of  ^n  karige  hand,  geduurende  den  loop  van  geheele  ecuwen, 
flegts  nu  en  dan  eens  eene  genie  fchenkt.  Hunne  werken ,  die 
de  vruchten  zyn  van  eenen  kiclthen  fmaak,  geeven  op  hun 
beurt  eenen  goeden  fmaak  aan  een  geheel  Volk.  Aan  die  wer- 
ken worden  alle  andere  beproefd.  Dan  gebeurt  het,  dat  een 
werk  *i  welk  ons  weleer  behaagd  heeft,  ophoudt  öns  in  ver- 
wondering te  brengen.     Want  het  betere  is  de  groote  yyand 

van  het  Sxjde. -  Geef  laauw  water  aan  twee  menfchen, 

laat  *de  eene  koud  en  de  andere  warm  zyn ;  dan  zal  dat  zelfde  • 
water  koud  zyn  voor  den  eenen,  en  heet  voor  den  anderen; 
en  evenwel  zyn  .de  wetten  der  gewaarwording  voor  beide  de^ 
zelfde;  maar  de  maat, die  ay  ftellen,  is  zo  onderfchciden ,  dat 
de  uitkomst  dus  en  niet  anders  zyn  moet. 

,,  De  fchoone  Kunften  waren  in  Europa  in  de  dertiende 
eeuw,  geheel  vernietigd.  Toen  befloot  de  Floryntynfche  Raad, 
oni,  met  veeie  onkosten,  voomaame  Griekfche  Schilders  te. 
laaten  overkomen.  Toen  ook  waren  hunne  Werken  Meester- 
aukken.  Cimantoê  werd  hun  Discipel, en  verzamelde  alle  de 
eebrekkiee  overblyfiwls,  die  'er  van  de  Werken  van  parrha- 
siüs  en  APPELLES  te  vinden  waren.  Welhaast  oyern-of  hy  zyne 
Meesters;  ja  overfcbeen  bun  ten  eenemaale-    Wy  zien  ujt  de 


OVER  DB  AANGENAAME  AANDOENINGEN.         83 

Gefdffiftcn  van  dante,  hoe  men  toen  ter  tyd  waande,  datiiy 
hetto[^unt  der  Schilderkunst, bereikt  had.  Maar  giötto  toonde 
wd  rasch  >  boe  veel  verder  men  het  in  de  kunst  boven  zynen 
Meester  brengen  konde;  zyne  Werken  w^-dcn  ook  voor  vol- 
makt  gehouden.  Michel  anqelo  en  rafaêl  hebben  ctmantcë 
en  GIÖTTO  oneindig  overtroffen.  Hebben  wy  evenwel  aan  deeze 
twee  Meesters  deeze  groote  Schilders  niet  te  danken  ? 

„  Laaten  wy  de  Oiineefche  en  Indiaanfche  Schilders  niet  ver- 
achten: rooogelyk  ftonden'wy  nu  nog  verftontd  voor  tafereelen, 
niet  zo  goed  als  de  hunne»  indien  een  gelukkig  faamenloop  van 
zaaken  niet  te  gelykiydig  de  Florentynfche  Regenten  hadde  daar- 
gefteld,  die  in  fiaat  waren  tot  het  vormen  van  zulk  een  grootsch. 
ontwerp;  en  Kunllenaars,  bekwaam  om  voordeel  te  doen  met 
de  hulp ,  die  men  hun  beloofde. 

„  Eene  lompe  vertooning,  van  de  eene  of  andere  in  den  By- 
bel  verhaalde  daad,  bekoorde  onze  Voorouders,  die  toen  niets 
beter  kenden.  Eïi  fotn  zeker  flond  het  den  Chineefen  vry ,  hen » 
om  hunnen,  laagen  fmaak,  uit  te  lachen;  en  zy  zouden  op  huu 
beurt  verdiend  hebben  uitgejouwt  te  worden,  door  de  verwon-* 
déraars  van  lopez  de  vega  en  smakespear.  Maar,  terwyl  de 
Chinees,  Spanjaart  en  de  Ëngelschman  zich  verwondert  over 
grootTcbe  Tooneelgevoelens,  wel  verbonden  bedryven,  flerk  uit- 
gedrukte driften,  zo  zullen  zy,  die  met  de  Werken  vian  sopho- 
CLEs,  coRN£iLLE  cn  RACiNE  bekent  zyn,  naauwlyks  ooit,  dan 
met  Weerzin,  zulke  gebtekkige  Tooneelflukken  zien,  waarin 
de  fchoonfte  byzondere  gedeeltens ,  door  de  grootfte  onregeima« 
tigheid,  bedorven  zyn. 

,«  Het  hart  is,  zonder  de  verlichting  des  verflands,  ook  wel 
in  flaat,  om  den  fmaak  te  doen  verfchilJen.  De  Nyd,  die  treu- 
rige Minnares  der  dooden,  haat  de  levendigen,  en  vernedert  de' 
Kunftenaars  voor  het  oog  van  beiden.  Of  is  men  al  de  mede- 
fireever  zyner  Land-  eu  Tydgenooten  niet ;  dan  vindt  men  bc- 
baagen  in  hun  op  het  toppunt  der  volmaaktheid  te  plaatzen,  ter- 
wyl men  zich  vleit  eehige  dier  lauwrieren,  die  men  uitdeelt, 
voor  zich  zelf  te  behouden. 

M  De  eerzucht  beflist  ook  dikwils  over  het  lot  der  Kun- 
fi(!Daars.  De  Romeinen  achtten  geene  Kunden  ,  dan  die  hen 
loerden  hun  Vaderland  te  overweldigen  ,  of  nabuurige  Pro^ 
vinden  te  vermeesteren ;  zy  vonden  iets  beuzelagtigs ,  iets 
faags  in  de  Standbeelden  en  Schilderyen ,  waar  voor  een  Griek 
in  verrukking  weg  viel!  Zo  groot  is  de  magt  der  driften,  die 
onze  ziel  vervullen ;  zy  verleelyken  alles,  wat  niet  met  haar 
voorwerp  inftemt. 

„  Het  gebeurt  ook  wel ,  dat  Godsdidnftige  begf nzcis  invloed 
hebben  op  den  fmaak.  Pe  volmaaktüe  Standbeelden  zyn  voor 
de  Wiiarc  Mufelmanneh  niets  dan  afgryslyke  Afgoden.** 


84  !•  CAMPB 


Volledig  Leerflelfel  van  Opvoeding,  ontworpen  door  eenige  be- 
roemde Geleerden  in  Duitschland  9  en  uitgegeeven  door  J.  H. 
campe',  tweeden  Deels  eerfte  Stuk  Te  Amjletdam"  h'j  de  Erven 
P,  Merjer  en  G.  Wamars,  en  de  Wed.  J.  Dóll,  1786.  In 
octavo  288  bladZ' 

Leeshek  voor  Kiriderev.  Met  Plaaten.  Eerjlen  Deels  tweede  Stuk. 
'Je  Amjlerdam,  a^s  boven.    In  octavo. 

T^an  het  oogmerk  en  de  inrigting  deezes  Leerjlelfels  ^  mitsga- 
ders van  het  daar  by  afgegeeven   Leesboek  y  hebben  wy  al 
voor  eenigen  tyd  gewag  gemaakt  (*);  en  de  bovengenoemde 
Stukjes  bevestigen,  door  de  manier  van  uitvoering,  het  gunftige 
berigt,  dat  wy  nopens  dit  ontwerp  diestyds  medegedeeld  heb- 
ben.   Het  thans  gemeen  gemaakte  Stukje  van  het  Leerjielfel  be- 
helst eene  Verhandeling  van  den  Heer  Campe  ^  over  de  eerjie  vor» 
ming  der  zielen  van  jonge  Kinderen ,  in  het  eerfte  en  tweede  jaar 
der  Kindsheid.  — — —  Na  eene  voorafgaande  gepaste  aanfpraak 
aan  regtgeaarte  Moeders ,  over  het  gewigt  van  dit  onderwerp , 
den  weg  langs  welken  hy  haar  leiden  wil ,  en  de  bezadigde  op- 
lettendheid ,  welke  hy ,  met  betrekking  tot  zyne  onderrichtingen , 
van  haar  afvordert ,    fchikt  hy  zyne  eerfte  afdceling  ter  ontvou- 
winge  der  algemeene  grondbeginfelen  van  de  opvoeding  der  Zfe- 
Ie.    In  deezè  draagt  hy  eerst  voor,  eenige  bcfpicgelingen  we- 
gens de  natuur  van  der  jonge  menfchen  Ziel ;  en^  vervolgens 
hegt  hy  hier  aan  eene  overweeging  van  dat  geene,  waartoe  de 
menschlyke  Ziel  hier  op  Aarde  gcfchikt  is ;  en  van  de  menigvul- 
dige hinderpaalen ,  welken  haar  daar  by  in  den  weg  liggen.  Met 
de  ontvouwingo  hier  van  een  vasten  grondflag  'gelegd  liebbende, 
gaat  hy  in  de  tweede   afdeeling  over,   tot  de  oplosfing  van  de 
voorige  algemeene  grondbeginfelen  in  byzondere  lesfen ;  welken 
hy  tot  drie  hoofdfoorten  brengt,     i.  Lesfen  betrekkclyk  tot  de 
vorming  van  jonge  Kinderzielen ,  door  Hchaamlyke  indrukjelen. 
2.  Door  zedelyke  invloeden:  en  3   die  in  agt  te  neenien  z>'n  • 
ter  bevorderinge  van  haare  eigene  werkzaamheid ,  en  door  zoda- 
nige oefeningen  van  haare  zinlyke  werktuigen  en  van  haare  ont- 
luikende  zielsvermoogens ,  welken  aan  het  bedoelde  oogmerk  be- 

antwoorden.  ^  Op  hot  ontvouwen  deezer  welberedeneerde 

Liesfcn.  in  welken  de  voomaamfle  omftandigheden,  die  fn  de 
twee  eerfte  jaaren  der  Kindsheid  opmerking  vorderen  ,  gade  ge- 
flaagen  zyn ,  brengt  de  Heer  Campe  zyne  Verhandeling  met  de 
volgende  aanfpraak  aan  de  Moeders ,  ten  einde. 

„  En  nu  geloof  ik  aan  het  doel  genaderd  te  zyn ,  *t  welk  ffc 
my  had  voorgefteld.  üwe  zaak  is  het  nu,  gy  Moeders»  om  van 
eiken  goeden  raad,  welken  gy  h;er  geleezen  hebt,  met  alle  mo- 

C)Z:e  boven,  Berfie  üeel^  b;adz.  ut. 


LSERSTELSBL  TAN  OPVOBDIMG,  8^ 

gelyke  zorgvuldigheid  gebruik  te  maaken.  Want  aan  u ,  en  niet 
san  uwe  egtgenooteh,  beeft  de  Voorzienigheid  dit  eerfte  werk 
der  opvoediiig  byzonder  en  eigenlyk  opgedraagen.  Uwc  mannen. 
nioeteD  hierby^  Hechts  uwe  raadgeevers,  uwe  helpers  zyn,  en 
dan  eetst  in  uwe  plaats  treede;n »  wanneer  het  kind  voor  de  twee* 
deopYoeding  en  voor  het  vaderlyk  onderwys,  is  ryp  geworden. 
Ik  oordeel  dus,  dat  ik  dit  opflel  niet  beter  kan  fluiten  9  dan  ^an* 
oeer  ik  u  met  de  woorden  van  denzelfden  man ,  dien  ik  in  dee. 
Zt  Verhandeling  zo  dikwerf  en  zo  gaarne  voor  my  liet  fpreeken , 
nog  eenige  gronden  onder  't  oog  breng ,  welken  deezen  uwen 
gewigtigften  en  heiligllen  pligt  nog  klaarblykclyker  voor  u  maaken 

„  „  De  eerfte  opvoeding,  zegt  roüsseau,  doet  het  meeste , 
en  deeze  eeHte  opvoeding  komt  ontegeirzeggelyk  de  Moeders 
toe.  Want  behaLven ,  dat  deeze  meer  dan  de  mannen  in  ftaac 
zyn  om  'er  op  te  letten,  en  'er  ook  meer  invloed  op  hebben, 
nukt  haar  het  gevolg  daar\'an  ook  dies  te  meer ;  dewyl  byna  de 
nieesre  weduwen  zich  aan  tle  willekeur  van  haare  kinderen  zfen 
oveiyelaaten ,  en  dewyl  dan  deeze  kinderen  haar  de  uitwerking, 
van  de  wyze  hoe  zy  opgevoed  zyn ,  in  bet  goede  en  in  het  kwaa- 
de,  seer  flerk  laaten  ondervinden. 

„  „  Wil  men  ieder  e^n  tot  zyne  eerfte  pligten  doen  weder- 
kceren »  men  moet  met  de  Moeders  eén  begin  maaken ;  en  men 
zal  met  verbaasdheid  de  verandering  zien,  welke  men  daardoor 
in  de  oienfchelyke  maatfchappy  zal  voortbrengen.  Alles  welt 
Vaa  tyd  tot  tyd  op  uit  deeze  eerfte  bron  das  verderfs ;  alle  ze- 
delyke  orde  wordt  daardoor  het  onderst  boven  gekeerd  ;  de  na- 
tuurlyke  inborst  wordt  in  aller  harten  geftnoord ;  de  innerlyke 
gelteldheid  van  het  huls  verliest  haare  levendigheid ;  het-ziclroe- 
xcnde  tootjeel  van  een  aangroeijend  huisgezin  kan  de  mannen 
niet  meer  bekooren ,  en  aan  vreemden  geene  achting  meer  inboe- 
zemen; men  eert  de  Moeders  minder,  welker  kinderen  men 
niet  ziet;  de  huisgezinnen  hebben  geen  vast  verblyf  meer:  de 
gewoonte  bevestigt  niet  meer  de  banden  van  bloedverwantfchap ; 
daar  zyn  gecne  Vaders,  noch  Moeders,  noch  Kinderen,  noch 
Broeders  en  Zusters  meer;  allen  kennen  elkander  na^wlyks, 
boe  zouden  ze  dkanderen  dan  kunnen  beminnen  ?  Wannneer  het  ^ 
buis  (lechts  eene  treurige  eenzaame  plaats  is,  moet  men  zyn  ver- 
maak buiten  het  zelve  zoeken. 

„  „  Maar,  wanneer  de  Moeders  flechts  willen  goedvinden, 
om  zelve  haare  kinderen  wederom  te  zoogen.  (indien  geene 
zwakheid  j  haar  de  ijeoefenïng  van  den  moederlyken  pligt  onmo- 
gelyk  maaktO  dezelven  zelf  op  te  pasfön,  zich  het  me»st  met 
nen  bezig  te  houden,  dan  zullen  de  zeden  van  zei  ven  verbete- 
ren; de  natuurlyke"  gewaarwordingen  van  zelve  in  alle  harten 
wederom  ontwaaken;  de  ftaat  wederom  bevolkt  worden.  Dit 
eerfte  fiuk,  dit  ftuk  alleen  zal  alles  wederom  vercenfecn.    De 

Fa  be- 


86  J.  CAMPE»  LSERSTELSEL  VAN  OrVOEDmO'i 

bekoorclykhcid  van  het  huifelykë  leeven  Is  bet  beste  t^ngift 
tegen  de  flechte  zeden.  Het  geraas  van  de  kinderen,  het 
welk  men  voor  4asdg  houdt,  wofdt  aangenaaiti;  dit  maakt  bet 
voor  Vader  en  Moeder  noodzaakelyker,  om  eikanderen  te  be- 
minnen, dit  ftrengelt  den  huwelyksband  (lerker  in  eeit.     Is  bet 

'  huisgezin  levendig  en   vlug,  dan  zyn  de  huifelyke  zorgen  de 
aangenaamfie  bezigheid  voor  de  vrouw,  en  de  bevailigfie  tyd- 

korting  voor  den  man.  Op  die  wyze  zou ,  uit  de  verbe. 

tering  van  dit  enkel  misbruik,  welhaast  eene  algemeene  verbe- 
tering ontdaan,  de  natuur  zou  alle  haare  rechten  wederom  ont* 
vangen.  Mm  kuae  dó  Vrouwen  fleehts  eerst  wederom  Moedefs 
'worden  y  de  Mannen  zullen  nveUuuist  wederom  Vaders  en  Ëgtge- 

^  nooten  25:vn."  ^ 

„  En  laat  ons,  eer  wy  dit  zullen  beleefd  hebben,  geen  é- 
gcn»eene  en  klaarblykelyke  uirvi'erkingen  verwachten  van  het  ver- 
beterde' Lcerftelfel  der  Opvoeding  .'*      .  . 


Wat  wyders  het,  volgens  het  Plan,  hier  nevens  afgegeevcn 
Leeshoek  yoor  Kinderen  betreft,  het  zelve  behelst  eene  groote 
verfcheidenheid  van  gefchiedenlsfön ,  fabelen,  opwekkende  be- 
denkingen en  leerzaame  onderrigtingen ,  welker  leezing  den  Kift. 
deren  op  eene  gevallige  wyze  nuttig  kan  zyn ,  en  hunne  leer- 
Kugt  verder  opwakkeren. 


Plfgtige  Redevoering  op  den  honderd  en  vijfiigfien  Verjaardag 
der  Utrechtfche  Academie  9  gedaan  den  31  Mey  1786.  Door 
SEBALD  RAir.  Te  Utrecht  by  A.  van  Paddenburg  1786.  In 
gr,  octavo  40  bludz* 

Naauwkeurige  Bejchryving  en  Verhaal  der  Plegtigheden  enz.  hy 
bovengemelde  honderd* vyftigfte  Verjaring.  Door  c.  de  vries. 
Doopsgezind  Leeraar.  Als  hoven.  Behalven  de  by  gevoegde 
Naamlysten  en  Feestzangen ,  96  bladz.  in  gr*  octavo» 

►  "Ry  ^®  Plegtige  Redenvoering  van  den  Hoogleeraar  Rau,  (van 
*^  welke  wy  onlangs  gewag  gemaakt  hébben,)  (*)  in  het  Ne- 
derduitsch  overgebragt,  heeft  men  ook  door  den  druk  gemeen 
gemaakt  een  naauwkeurig  verflag  van  al  het  plegtige,  ftaatlyke 
en  vrolyke,  dat  tot  luister  der  beuchlyke  honderd- vyftigfte  Ver- 
jaaring der  Utrechtfche  Academie  geftrekt  heeft.  De  Eerwaarde 
de  Vries  heeft  dit  te  beter  met  de  vereischte  juistheid  kunnen 
uitvoeren ;  nadien  men  hem ,  gelyk  hy  dankbaar  erkent ,  de  be- 
hulpzaame  hand  gcbooden  heeft,  in  *t  verleenen  van  de  noodi^e 

be- 
(*;  zie  boven ,  Eerfte  Dsel ,  U.  49». 


r 

HONDBBBrVTFTiesn:  ,VElJ*AiING  ,DM  VTK.  ACADttttKi      f « 

tejpen,  nopen?  het  geen  'er,  buiten  het  openbaait.  waar  van 

by  oor.  en  ooggetuigen  was,    binnenskamers,  ia  deVereadaT 

pfaaOKB  der  feestvierende  Heeren ,  plaats  gehad  hebbe.  en  vm»' 

«evallen  zy;Men  vindt  hier,  uit  dien  hoofde,  een  aan^jrefSw" 

keld  verhaal  van  al  bet  merkwaardige  op  dien  pS^£' 

met  eene  nevoisgaaode  verklaaring  van  het  bedoelde  zfnnebe^* 

tfge.en  »tgeen  verder  nog  eenige  opheldering  moet  vordeten^ 

Voor  aan  dit  Verhaal  is  gevoegd  een  beknopt  veiflag  van  de  on. 

ngting  en  vroegeren  flaat,   als  roede  .van  den  tegenwoordipm 

toeftand,  dier  Academie En  op  het  einde  vaii  dit  Gefchrift 

heeft  men  nog  laaten  volgen,  eene  lyst  der  Profesforen,  mits- 
gaders  wie  hunner  m  den  tyd  Itectoren  geweest  s»yn,  ^ve^ 
Bonaen  int  hetByroegad,  op  de  voorgemelde  Utynfché  Red^ 
voenng  van  den  Hoogleeraar  Rau  (f);  waaAy  noe  komT^ 
AlphabetiTche  Naamlyst  der  Heeren  Studenten ,  (fie^  iTde^ 
Academie,  by  de  viering  van  dit  Feest,  bevonden,  KiSt^ 
a'ng  der  Faculteit  waarin  zy  ftudeerden.  Teft  laatfte  vindra  w 
'er  nóg  gepatst  een  vyftal  van  Feestzangen,  liit  welks  Z^ 
jry  niet  wel  kunnen  nalaaten  over  te  neemen,  rfte  vier  volgende 
Coi^lett|?n,  die  ons  den  aanvang  en  het  ki  ,ftwd  houdeS^ 
Academie,  op  eene  zeer  gepaste  wyze,  uitdrukken. 

Tam  Deugd  het  wanbegrip  vetdreeven 

Uit  Bato's  tuin  gexuivert  zag^  .,  . 
Kreeg  't  Zaad  der  vysheid  kragt  M(  fenm , 

Ontkemd,  daar  't  ztnder  veedzit  lag:  ; 
*t  On^fing,  bevoeitigt,  gneri  tn  ««Sm  V 
Dt  noette  By  hegea  te  Ue»m 

Fan  *t  vtedxaam  stet  der  uretekfeh^  .<     ~ 
*t  Mitnmde  fpeer  van  Kuntt  en  taaien 
Werd  glad  gevloerd  in  Ten^ettaaleni     ■ 

De  GODSDIENST  sot  Op  dt  eere-trap.  . 

iitn  xag  de  wrakke  putnen  flechten  ) 

Der  neergejlerte  onwetenheid ;  ^  '-    •  '    .    -     - 

En  aan  H  gebeuw  der  Romfehe  ijbchTbm  .  -  _ 
£en  mtetterlyke  hand  gehid^  >  ,  ,  ,  '''■ 
^^  ■  '   '  '■  Ci^ 


Wö;  «elyk  mede,  in  het  NedeMuitscb  venwld, 'igter  de  Btf.cl.rvvhï 
h^iS"'^"""'™'*'  «*«>«»«  v«n  de  opregdn^ 'djJ^Aad^e,- ,p,  op 

F4  " 


m      HONDERT-VrPTIGStE  VERJAARINÓ  DÈil  ÜTR.  ACADEKl». 

Gbneeskunst  vestte  zich  een  zetel  $ 
TcnJ^ytf  van  die  9  door  waan  vermetel  9 
Zich  roemde  de  eer  der  Kunst  te  zyn. 
De  WYSBEGEEHTE  onitoi^  het  duister 
Ontdeed  zich  van  den  Schoolfchen  Kluister^ 
'  Ge/meed  voor  het  bekrompen  brein. 

V  Bataaf sch  Gewest  zag  School  en  Tempel 
Der  Wysheid  en  der  Deugd  gejlicht : 

Daar*t.wanbegripftmd  op  den  drempel 
Der  doedfche  cel,  beroofd  van  licht. 

By*t  uchtend  rood  dier  gulden  dagen  ; 

Die  't  merk  van  V  Hemels  gunjlen  draaien  9 
Rees  Utrechts  Hoge  School  om  hoog ; 

En  zii^s  den  loop  van  zo  veel  jaaren 

'Mlonkfjeboon  door  nevlen  van  gevaarcrt^  . 
. .'.   ..  Haar  Zonlicht  in  Europa's  oog. 

Dat  nu  de  dankbre  toonen  vloeien  t 

Daar  *t  oefenjchool  in  glorie  -  Hand  f 
Zints  HOWüERD-VTfFTiG  JAAR  bleef  groeien, 
f  Tot  eieraad  van  het  Vaderlandl 
Zóms  'dieden  wel  de  ramporkhdnen 
Het  ZenliéM  der  geleerdheid  taaimif 
Enjlormdeft  «p  Met  Stichts  jltheen: 
Geen  nood!  -^^  de  God  der  wysheid  waakte 
En  dreef  f  wanneer  het  onweer  kraakte  9 
De  donderwolken  voor  zig  heen. 


Gejchenk  voor  de  Jmgdl  Vierde  Deels  Tweede  Stulpen,  te  Amjler* 
damby  J.  Allart  178$*  In  octavo  il^bladz. 

Naar  de  inrigtirfg  van  dit  aangenaam  leenryk  Gefchrift  voor  de 
Jeugd,  is  dit  Stakjo  weder  gcfchöct  voor  het  Mengelwerk  ^ 
en  *t  behelst  ingevolge  hiervan  eene  reeks  van  verhaalen  ,  ftbels 
en  dichtftukjes,  die  hunne  gevalligheid  voor  de  Jeugd  hebben^ 
en  meerendeels,  of .  regelrecht  of  van  ter  zyde,  dienen,  om 
de  Jeugd  vto  het  kviraade  af  te,  fchrikkea  en  ten  goede  op  te 
wekken.  Tu>fchen  deeze  foort  'van  gefchriften  vindt  men  ook 
anderen  geplaatst,  die  wat  gezetter  opmerking  vorderen;  als 
daar  is  eene  voor  de  Kinderen  verdaanbaare  uitbreiding  van  het 

On* 


GJBSCHËNK  VOOR  DS  JEUGD.  .  8p, 

OnK  Vader ;  eeoe  verklaaring  van  eenige  Vaderlandfche  Ipreefc. 
woorden;  en  eene  opheldering  van  de  Nederduitfche  benaamia- 
gea  van  de  Maanden  van  het  jaar,  met  eene  aanduiding,  dat 
meo  in  Nederduitfche  Schriften  die  benaamingen ,  in  ftede  van 
de  zo  gebruikclyke  Latynfche  naamen  der  Maanden,  meer  in 
2wang  behoorde  te  brengen.  Met  het  e^ne  en  't  andere  is  de 
arbeid  der  Eerwaarde  Heeren  Opilelleren  van  dit  Werkje  zeer 
gefehikt,   om   den  lees-  eir  leerlust  der  Jeugd  geftadig  aan  te 

kweeken ,  en  op  den  duur  op  te  wakkeren. Zie  hier  uit 

bet  zelve  een  waarlchuwend  verhaal ,  tegen  de  gevaarlyke 
Speelzugt,  t  welk  veelen  van  ryper  jaaren  ook  wel  onder  't  oog 
gebragt  mag  worden. 

„  2dcer  Offlc/er  in  Franfchen  dienst,  die,  door  2ïjne  ver- 
dienden, tot  den  rang  van  Kolonel  opgeklommen  was,  zag, 
met  fmerte ,  dat  de  Officiers  van  zijn  Regiment  zich  aan  (pel 
en  ledigheid  overgaven.  Hij  vroeg  hen  eens  ten  eeten,  en 
vertelde  hun  deze  historij. 

„  Ik  was  nog  zeer  jong,' toen  mijne  Ouders  mij  een  plaats 
van  Lieutenant  koffen.  De  lust,  dien  ik  getoond  had  voor  de 
letteroefeningen ,  deed  hen  hopen ,  dat  ik  mij  met  denzelfden 
ijver,  in  het  geene  mij  tot  mijnen  post  noodig  was,  zou  laten 
onderrechten,  en  dus  mijn  fortuin  maken.  Ik  gedroeg  mij  ook, 
geduurende  eenige  maanden,  zeer  wel.  Maar  welhaast  haalde 
het  droevig  voorbeeld  van  mijne  medgezelien,  en  hunne  verlei- 
ding mij  over,  om  in  hunne  fpeelpartijen  deel  te  nemen,  en 
de  drift  tot  (pelen  werd  mij  zo  geheel  en  al  meester ,  dat  alles  , 
wat  mij  van  het  fpel  te  rogge  hield,  mij  öhdraaglijk  werd. 
Maauwlijks  kon  ik  mij  eenige  uuren  aan  het  (pel  onttrekken  om 
te  flapen.  In  het  midden  van  den  diepden  flaap ,  zag  ik  in  den 
droom  hoopen  van  goud  en  zilver;  alle  de  kaarten  lagen  voor 
mijne  oogen,  en  het  geraas  der  dobbel  Reenen  vervulde  onop- 
houdelijk mijne  ooren.  Het  eten  werd  mijn  draf  en  ik  ver(tond 
met  haast  mijne  (pijze,  om  zoo  veel  te  eer  weder  aan  de  fpeel- 
tafel  te  weezen.  Ook  was  het  geluk  mij  zeer  gundig,  zoo 
dat  ik  groote  fommen  bij  een  vergaderde. 

„  Ik  werd  ongevoelig  voor  de  aantrcklijkhéid  van  alle  andere 
^oon^'erpen  onvatbaar;  onvatbaar  voor  de  aandoening  van 
vriendfchap.  Ik  was  nerg.n<;  wel  te  vrede,  dan  alleen  in  't 
gezelfchap  der  genen,  die  voorhadden  om  mij  re  bcrooven.  De 
gedachte  aan  mijne  Ouders  was  mij  onaangenaam ,  en  zoo  ik 

ooit  nog  eens  aan  God  dacht helaas !  ik  durf  het  naauw* 

lijks  zeggen ,  — —  het  was  alleen  om  hem  te  la'^tcren. 

.,  Deze  waren  de  waardige  bezigheden  van  mijn  leven,  drie 
jaren  lang.  ik  kan  *er  thans  niet  meer  aan  denken,  zonder 
mij,  over  zulk  een  fchandelijk  gedrag,  voor  God  en  menfchen 
te  vcrfoeijen.  Maar  hoe  durf  ik  u  vertellen  eene  buitenfpoo- 
ijgbeid  9  (fifi  nog  veel  verfchriklijker  is ,  en  die  nimmer  is  uit  te 

wis- 


^*  CfiSCflËNlC  VOOA  -DE  JECGD» 

ti^isfchcn.  zelfs  nïet,  na  dat  ik,  zederc  ao  jaren  lang,  cefHjfc 
en  onbefproken  in  de  wereld  geleefd  hebbe.  Oordeelt,  mijne 
Heeren ,  wat  belang  ik  'er  in  moet  ftellen ,  om  u  mijn  voorbeeld 
van  nut  te  doen  wezen,  uit  de  fmerte,  die  ik  mijzelven,  door 
deze  vernederende  belijdenis ,  veroorzaak.  \ 

„  Ik  werd  eens  afgezonden  om  rekruten  te  werven,  meene 
(iad,  op  de  grenzen.  Ik  had  dit  werk  aan  mijnen  Sex^eant  óver-- 
gelaten,  om  op  mijn  gemak  mijne  heerichende  drift  tot  het  fpel 
t^  kunnen  voldoen.  Twee  dagen  naderhand  bragt  hij  mij  20 
ultgezogte  kerels,  om  aan  dezelve  hun  handgelt  te  betalen.  On^ 
gelukkig  had  ik  even  te  voren  verloren,  niet  alleen  alles  wat 
ik  bezat,  maar  zelfs  het  geld,  dat  mij  mijne  compagnie, tot  de 
werving  had  toevertrouwd.  Gij  kunt  denken,  hoe  groot  mijne 
benaauwdheld  wezen  moest*  Ik  zond  terftond  een  bode,  tot 
^en  van  mijne  medgezellen,  die  in  het  guamizoen  gebleven  was. 
Bc  beleed  hem  mijne  misdaad,  en  ik  bad  hem,  dat  hij  mij  50 
louizen  leenen  wilde. 

„  Hoe"  antwoordde  hij    mij,   „  zou  ik  eene  Ibmme  gelds 

„  leenen aan  een  Ipeler?  neen,   mijn  Heer!  indien  ik 

Il  de  keuze  heb,  wat  ik  verliezen  wil,  of  mijn  geld,  of  de 
„  de  vriendfchap  van  een  man,  die  zich  zelven  onteert,  dan 
,j  behoud  ik  mijn  geld.»» 

„  Op  het  lezen  van  dien  verfchriklijken  brief,  viel  ik  in  eene 
flaauwte,  eï\  ik  kan  mij  nog  herinneren  alle  de  verfchriklijke 
denkbeelden,  die  mij  allen  als  in  één  oogenblik  kwamen  be- 
ftormen:  van  den  eenen  kant  de  droefheid  en  de  verontwaardig 
ging  van  mijn  vader;  de  oneer  die  ik  mijne  familie  aandeed;  de 
fchande  van  aan  het  hoofd  van  mijn  Regiment  weggejaagd  te 
worden  :  ■  en  van  de  andere  zijde,  het  fchitterend  uitzicht 

op  de  posten  van  eer  en  aanzien ,  tot  welke  ik  mij  door  een 
beter  gedrag  zou  hebben  kunnen  verheffen.  Ik  kreeg  eindelijk 
het  gebruik  mijner  vermogens  weder,  maar  alleen  om  te  den- 
ken ,  hoe  ik  mii  door  een  nieuw  fchelmftuk  zou  bevrijden  van  de 
ichande,  waann  een  vorig  mij  gedompeld  had.  Ifc  was  reeds 
gereed  om  dit  afgrijslijk  voornemen  uit  te  voeren ,  toen  ik  den-- 
zcifden  ofBcier  aan  mijn  deur  zag  verfchijnen,  wiens  antwoord 
mij  zo  zeer  bcnaauwd  had. 

„  In  de  eerde  bewegingen  van  mijne  woede,  viel  ik  op  hem 
aan.  om  hem  bet  leven  te  benemen.  Hij  ont^vapende  mij  zon- 
der  moeite ,  en  omhelsde  mij,    ,♦  Ik  heb  u  een  weinig  hard  op 

uwen  brief  geantwoord,*'  zeide  hij,  „  om  u  voor  een  oogen. 
,  blik  de  verfchriklijke  omftandigheden  te  laten  gevoelen ,  waar- 
'  in  liwe  dwaasheid  u  geworpen  heeft.  Ik  zie  dat  gij  daardoor 
*',  getroffen  zijt.  Mijn  geld,  mijn  bloed,  alles  wat  ik  bezitte, 
*  is  tot  uwen  dienst.  Zie  daar**,  en  hy  wierp  zijn  beurs  op  ta- 
fel     „  neem  *cr  uit  wat  gij  van  nooden  hebt ,  voor  uwe  rekru. 

ten.  De  reit  kunt  gij  gebruiken  om  teipclen,  wanneer  gij 
"  99  fpe- 


GEffSmVK  VOOR  DE  JEUGD.  ^t 

y,  loeien  wfSt.^    Hooit,  nödt,  zeide  ik,  hem  tederlijk  aan  mijh 
ban  dnikkende.  -^ 

„  Ik  heb  getroirwreh'jk  mijn  woord  gehouden.  Ik  onthield 
mif  van  dien  dag  af,  van  alle  kostbare  uitfpanningen ,  om  het 
feld,  dat  mij  mijn  edelmoedige  vriend  geleend  had ,  wederom 
uit  teiparen.  Ik  befteedde  alle  ledige  oogenbükken ,  tot  nuttige 
oefening.  Mijne  naarftigheid,  in  het  waarnemen  van  mijne 
plichten,  trok  d^  opmerking  van  mijne  meerderen  tot  zich,  en 
deze  gelukkige  verandering  is  de  oorzaak,  dat  ik  de  eere  heb* 
be,  thans  een  OpperofScier  te  wezen."  ' 


Sioat'  en  Regeeringskundige  Boom  t  fchetzende  de  èlgmeene  Staats 
en  Regeeringsvorm  der  Fereenigde  Nederlanden;  met  eene  ne- 
yensgaande  Verklaaring  yan  denzelven.  Te  Amfterdam^by  J.  Kok 
Pietersz.  ijió*  Ieder  op  één  blad  in  plano. 

Om  den  minkundigen  Landzaat,  met  weinig  omflagt  een  gel 
regeld  denkbeeld  van  de  algemeene  Staats-  en  Regeerings- 
vorm der  Vereenigde  Nederlanden  in  te  boezemen,  is  men  b&- 
dagt  geweest,  op  de  Afbeelding  van  een  Boom,  welke ,!in  des* 
zelfs  wonelen,  itam  en  takken,  ons  de  voomaamde  deelen  van 
die  Regeeringsvorm ,  met  aanwyzing  van  derzelver  onderling  ver- 
band, voor  oogen  ftelt.  Deeze  Afbeelding  doet  men  vergezeld 
gaan  van  eene  verklaaring,  welke ,  by  de  opheldering  der  Plaat, 
een  beknopt  berigt  geeft»  van  de  werking  ^n  het  bedoelde  dci; 
aangenrcezene  Leden  van  ons  Staatslichaam ,  ter  bevorderinge 
van  deszelfs  algemeene  welzyn.  — -^^  De  vinding  is  niet  on- 
aartig,  en  de  uitvoering  verdient  goedkeuring ;  te  meer ,  daar 
dezelve  weezenlyk  kan  (trekken ,  om  veelen ,  op  eene  gereeda 
manier»  een  klaarder  denkbeeld  van  onze  Staat-  en  Regeerings- 
vorm te  vcrleenèn,  dan  de  Natie  over 't  geheel  gewoonlyk.wel 
bezit. 


Fryheid  Blyheid :  Vaderlandsch  Dichtftuk ,  door  elizabeth  bek^ 
KER  ,  Wed.  woLFF.  In  V  Hage^  by  J.  van  Cieef,  .1786.  46 
bl.  in  gr.  tvo. 

De  Dichteres  van  dit  Stuk  wordt^  door  haare  Zanggodin,  uit 
haare  lustelooze  droefgeestigheid,  óver  't  verlies  des  waardi- 
gen  Vaderlandfchcn  Dióhter ,  bellamy  ,  opgewekt  en  aangefpoord , 
om  deel  te  neemcn  in  de  tegenwoordige  omftandighcdcn  des  Va- 
derlands, (te  weeien,  in  de  maand  September  1785.)  't  geen 
ten  gevolge  beeft»  dat  zy  een  mannelyktn  Vryheidszang  aanheft, 

die 


^  B.  WOLI^F,   VRYHfitD  BLYHEID* 

die  haare  bekene]^  DichtpeOf  en  baar  Vatterlaildsdi  hart^  eerüan* 
doet ,  daar  zy  zelfs  omtrent  de  Zeeuwen  betuigt : 

H^at  aar  feit  gy^  trekt  aan  f  ó  eertyds  dappre  Zeeuwen. 

Vleit  elk  zich  dan  met  hoofjche  gunn? 
JVat  laat  ge  u  langer  d$or  de  loosheid  overhaalenf 

Hoort  gy  de  ftem  der  vryheid  niet^ 
Komt  ook  niet  eene  Zeeuw  ter  haar  er  huif  gevloogenf 

Hoe  dus  van  's  Vaders  deugd  ontaart?...^ 
O  Holland!  waar  ik  ook  op  uwen  grond  geboorenf 

Maar  *k  voel  dat  ik  dat  waardig  ben  : 
De  roem  myris  Vaderlands  gaat  allen  roem  te  boven  — - 

Niets  eedier  dan  de  vrye  mensch. 


Gedichtjes  voor  myn  Dochtertje ,  door  D.  kuypers.  Eerjie  Proeve 
'    Te  Leyden  by  W.  H.  Gryp,  1786./»  Svo.  16  bladz.  * 

Wiet  geheel  van  efgenaartigheid  »ontbIoote  Versjes ;  maar  die 

echter  voor  kinderen, in  *t  algemeen,  wat  te  Iioog  zyn. 

In  het  Stukje  de  fPandelingf  heeft  ons  byzonder  de  naam  van 
lieve  Heertje ,  Iioe  zeer  door  jabt  lüyken  gewettigd ,  geftoo- 
ten;  immers,  hoe  zou  het  den  Heer  kuypers  zelf  Teffen,  als 
men  eens  fprak  van  het  Schcppertje  van  Hemel  en  van  Aarde, 
en  hoe  weinig  zou  dit  verfchillen  met  te  fchryven : 

Dan  zing  ik  lieve  Heertje  l 
Hoe  groot  zyn  uwe  Werken. 

Diminuttva  zyn  ,  zo  wy  nier  geheel  ,mis  hebben,  by  alle 
groote  voorwerpen  in  ernftige;  zaaken ,  altoos  te  onpas ;  en  hoe 
zeer  dan  (fchoon  zelfs  in  den  mond  van  een  kind  ,^  omtrent 
het  Grootfte  Voorwerp.  ^  «"lucut 


N  I  E    Ü   jr  Ê 

Algemeene 
VADER LANDSCHE 

LE  TTER-^OEFFENINGEN. 


Bijbel  der  Natuur  ^  uU  het  Hoogduitsch  overgezet  ^  en  met 
aanvullende  Toegiften  en  Aanmerkingen  voorzien  ,  door 
L.  MEIJER,  Lid  yan  de  Hollandfche  Maatfchappy  der 
Wectenfchappen  te  Haarlem^  en  Predikant  in  Ty^yzel 
en  Kooten.  Derde  Deels  Eerfte  Stuk.  Te  Amfterdam  bij 
M.  de  Bruyn ,  1786.    In  gr.  oSavo^  66^  bladz. 

Het  Boek  Levittcus^  ene  reeks  van  Wetten  behelzende, 
die  in  verfcheiden  opzichten  merkwaerdig  zyn,  geeft 
den  Opftelleren  van  dit  Gefchrift  pvervloedige  ftofFe  aen 
de  hand>  die  de  leerzame  opheldering  der  Natuiirkennisfe 
vorderen.     Verfcheiden   byzonderheden ,    betrekkelyk  tot 
den  Ofièrdienst,  tot  de  Spyswetten  der  Israëliten,  tot  de 
optelling  en  benaming  der  reine  en  onreine  dieren ,  kopen 
hier  in  overweging ;  de  wetten  nopens  de  Kraerovrouwen  , 
de  Melaetfchen  en  verder  op  de  reinheid  van  Israël  flacn- 
de,  worden    vervolgens   nagefpeurd.     Voorts  wordt  ons 
opgehelderd  het  verbod,    wegens  den  dienst  der  bokken 
of  der  duivelen ,  het  bloed  eeten ,  mitsgaders  hét  vermen- 
gen van  verfchillend  vee ,  zaad  en  kleedftoffen^  als  ook  de^ 
wet  van  onderlinge  oefening  der  recht vaerdigheid.  \\  yders 
veriLlaert  men  ons  dé  wet  nopens  de  gebreken  derPrieste- 
len  ,   en  wegens  de  verwerpelyke   oflferdieren  ;   waer  by 
verder  overwoogen   wordt   bet    offeren  der  Eerftelingen, 
bet  Loofbuttenfeest  en  het  ^abbathjaar.    Ten  laetllen  vor« 
deren  hier  nog  opmerking  eenige  Jopdfche  Koopwetten  en 
eenige  Straffen    der    ongehoorzaamheid.      Rybeloefenaers 
vinden  in  dit  alles  een  ruimen    voorraed    voor    hunnen 
Wectlust ,    waerdoor   ze    hunne  kundigheden  mogen  ver« 
meerderen,  of  ter  nadere  overdenkinge  aengejpoord kunnen 

worden.  In  *t  bepalen  onzer  keuze  ,   om  ene  by- 

zonderheid ,  uit  de  veelvuldige  alhier  behandelde '  onder- 
werpen over  te  nemen.,  is  onze  aendacht  byzonder  geval- 
len op  de  overeenbrenging  der  Wet,  Lev.WU  16,  17. 
Mie  vet  zal  dei   hberen    zijn  :    Qeen  vet  nochte  geen 

IL  DiJ&L.  N.  ALG.  LETT.  NO.  3.  Q  bloet 


94-  ^*    MEIJER 

bloot  en  fuh  ghy  eten  :  wet  DeuL  XXXH.  14;  daer ,  tot 
een  b'ewys  van  GoBs  weldadigheid  aen  Israël  geroemd 
word  ,  dat  hy  hun  boter  va/t  koeyen  ,  en  melck  van  kleyn 
vee^  met  het  yette  der  lammeren  y  en  der  rammen  en  der 
boeken  gegeven  heeft. 

„  De  Jooden ,  zegt  de  Hoogleeraar  Scheuchzer ,  hebben 
hier  onurcnt  veelerJei .  bedenkingen  voor  den  dag  gebragt, 
onder  welken  die  zich  nog  best  laat  hqoren ,  dat  God  bun 
alleenlijk  zou  verboden    hebben   het   vet ,   welk    in    den 
onderbuik  gevonden  word  en  om  de  nieren  is;  dewijl  dit 
tot  de  oiferandeu  bepaald  was.    Maar  zulk  vet  zou  bun 
niet ,  om  te  gebruiken ,  verboden  zijn  ,  het  geene  onder 
en   tusfchen   net  vleesch  zit  ,    en  ,   zonder  dat.  men  het 
vleesch  in  Hukken  Ihijdt,  niet  zichtbaar  is.     Het  is  ook 
niet  weinig  vet ,  het  geene  op  de  huid  zit  ^   of  onder  en 
tusfchen  de  fpieren  gevonden  word  ,  en  met  het   vleesch 
zoo  doorgroeid  is ,  dat  zelf  de  bekwaamfle  Ontleedkundige 
moeite  hebbe  ,   oui   het  van  het  vleesch  en  de  fpieren  af 
te  fcheiden.     Het  is  overzulks  ook  kwaalijk  te  begrijpen, 
hoe  de  Jooden  van  al  het  vet ,   wen  zij  vleesch  gebruik» 
ten  y  of  in  hunne  fpijzen  ,  zich  zouden  *  hebben  kunneu 
onthouden.     Maar  men  heeft  nog  eenen   i^aderen   we^ , 
oöi  deeze  zwaarigheid  te  ontknoopen.     Want  God  heeft 
duidelijk  aangeweezen,  welk  een  vet  Hij  tot  zijne  offeranden 
eischt  :    om  dus  voor  te  komen ,  dat  men  dit  verbod  niet 
als  algemeen ,  en  op  allerlei  vet  betreklijk  aanmerke.     Wij 
vinden  die  nadere  bepaaling  Lev.  IV.  8,  9:  het  is  name- 
lijk :  het  yct ,  dat  de   ingewanden    bedekt  ,    ende   al  het 
yet ,  dat  aan  het  ingewand  is  ;   daartoe  de  twee  nieren , 
ende  het   yet   dat   daaraan  is  ,   dat   aan   de  weekdarmen 
is  ^  ende  het  net  over  de  lever  met  de  nieren  :    dat  zal 
hij  Tde  Priester)  afnemen.     V^eellicht    zouden    hier   de 
Joodlche  flachters  ook  eenig  licht  kunnen  geven,  hoedanig 
en  welk  het  vet  is ,  het  geene  bun  ,   Haar  hunne  wet , 
.   geoorloofd  i«  te  gebruiken.'* 

Hier  benevens  tekent  de  Eerwaerde  Donat  aen ,  boe  bet 
xncerendeel  dei  By beluitleggeren  daar  henen  wil ,  dat  men 
dit  verbod  niet  algemeen  of  onbepaeld  te  verftaen  h'ebbe: 
en  de  Heer  Michaelis  heeft,  zyns  oordeels,  hier  over  het 
naeuwkeurigst  .gehandeld ,  in  zyn  Mofaisch  Regt  IV  D. 
.  §;  ao6.,  en  in  zyne  Anmerkungen  zur  Deutfchen  Uber* 
zetzung  des  A.  T.  III  Theil^  /.  114:  wiens  verklaring  hy 
aldus  opgeeft, 

»»  Door 


BIJBEt  DER  NATÜÜRE*  9<  . 

„  Door  het  vet  moet  men  niet  verdaan  het  geene  tus- 
fchen  het  vleesch  hier  en  daar  is   doorgegroeid      of  het 
geene  bij  een  welgevoederd  dier  op  het  vJeesch  zich  aan. 
zet;  want  deeze  wet  zoude  bifna  onmogelijk  geweest  zijn 
om  te  onderhouden.    Maar  alleenlijk   die  vette  'ftukiken  ' 
die  Mofös  zdve,  bij  gelegenheid  van  zijne  ofFerwetten,  en 
zijne  aanwijzing  van  het    geene  op  den  ahaar  verbrand 
tnoest  worden ,  als  zoodanig  heeft  opgenoemd.   Naameliik 
I.)  ha  vet^  v^aarin  het  ingewand  befloten  is  ^  (het  net  of 
omemum.y    a.)   M  het  vet^   het  mik  aan  het  ingemnct 
zit,   (Jict  plukvet   of   mefenterium.y    3.)   Het   nier  bed. 
4.)  De  vette  Jlaan  van  zekere  foort  van  fchaapcn ,    die 
doorgaans  van    15    fot   50  pond   weegt.     Dit  vet  tóoest/ 
alleenlijk  op  den  altaar  komen.    En   dit  ging    zo   verre 
dat  de  Israëliërs   van  rund-  fchaap-'of  geiten  vet       zelf 
wanneer  deeze  dieren  niet  ten  offer  gcbragt  wierden     zoo 
weinig  als   van  het   bloed  gebruiken  mogten  :    om*  hier 
door  zich  te  herinneren ,  dat  dit  vet  tot  den  altaar  behoorde 
en  diende ,  om  hunne  zonden  te  verzoenen. 

„  Nergens,  dus  vaart  de  lir.  Mich.  voort,  heeft  Mofes 
gezegd,  wat  men  met  deeze  (lukken  vets  doen  moest 
indien  men  in  zijn  eigen  buis  vee  flachtte  ,  en  dezelve 
dus  niet  als  een  offer  op  den  altaar  kon  verbranden- 
het  is  daarom  waarfchijnlijk ,  dat  dit  door  een  oud  gel 
bruik  bekend  geweest  zal  zijn  ,  en  bijgevolg  dat  dit  gebod  " 
om  deeze  vetftukken  niet  tot  fpijze  te  pebruiken ,  geenzins 
eene  geheel  nieuwe  inftelling  was.  Alleenlijk  in  dat  eene 
geval,  wanneer  een  dier  niet  door  het  flachtmes  ftierf 
en  bijgevolg  onrein  was,  gaf  hij  den  Israëlieten  uitdruk- 
Kjk  vrijheid ,  om  deszelfs  vet ,  tot  allerlei  gebruiken ,  die 
Zij  maar  wilden  ,  uitgezonderd  tot  fpijze  ,  te  bezigen. 
Lcv.  VII.  24.  Of  dit  nu  ook  ten  aanziene  der  veite 
ftukken  van  zoodaanige  runderen  ,  fchaapen  en  bokken , 
die  men  *s  binxiens  huis  flachtte ,  en  niet  op  iitxi  altaar 
bngt,  vrij  geftaan  hebbe,  kan  ik  niet  zeggen. 

„  Vreemd  kan  het ,  zegt  de  Hr.  Midi  wijders  lemnnd 
voorkomen  ,  dat  deeze  vette  ftukken  ,  die  in  de  fpijze 
wezenlijk  'van  zoo  veel  gebruiks  zijn  ,  in  *t  bifzonder 
dat  het  nierenvet ,  het  welk  de  mcesten  onder  ons  voor 
eene  lekkernii  houden  ,  en  door  Mofes  zclven  dus  word 
aangezien  ,  Deut.  XXXlf.  14.  voirtrekt  liiet  tot  fpjze 
mogten  gebruikt  worden. Maar  zou  dit  ni^t  a in- 
leiding kunnen  geeven,  om  te  denken,  dat  dit  verbid, 
nopens    het    vet,    zich    niec^  verder  dan   tot  de  geofterj 

G  2  wor- 


J 


^6  I**   MEIJER 

wordende  dieren  hebbe  iiitgeftrekt  ?  Want  hier  word 
niec  van  de  brandofferen  ,  maar  van  de  vreugde-  ofte 
zoogenaamde  dankofferen  gehandeld ;  en  van  deezen  wierd 
flechts  bec  vet  op  den  altaar  verbrand  ,  een  klein  be- 
paald gedeelte  was  het  verval  voor  den  Priester  ^  en  al 
het  overige  wierd  tot  offermaaltijden  gebruikt  y  en  van 
den  offeraar  met  deszelfs  gasten  genuttigd.  In  zulke 
gastmaalen  beftond  gedeeltelijk  het  feestvieren  der  Hebreen* 
Ook  leezen  wij  Lev.  VIL  25.  -^/  wie  ha  vet  van  een  yee 
ecten  zal  ,  'van  het  welke  men  den  Ueere  een  vuurofer 
zal  geofferd  hebben  ,  die  zal  uitgeroeid  worden  uit  zijn 
volk.  Nu  was  'er  wel  voorheen  gezegd :  Geen  vet  van  os, 
of  'fihaap ,  of  geit  zult  gij  eeten ,  vs.  aj.  Dan  wanneer 
'daarop  vs.  24  volgt :  Maar  het  vet  van,  een  dood  aas  , 
ende  het  vet  van  het  verfcheurde  mag  tot  allerlei  werk 
gebezigd  worden  ;  dog  gij  zult  dat  volflrekt  niet  eeten. 
Zou  men  daar  uit  niet  mogen  befluiten  ,  dat  zij ,  buiten 
dat  geval  ,  het  eeten  mogten  ,  en  dat ,  volgens  den 
inhoud  van  het  asfte  vers»  alleen  het  vet  der  offerdieren 
verboden  was? 

,;  De  Heer  Michaelis  meent»  dat  de  Israëliërs  in  hunne 
keuken  geen  nierenvet  tot  kooken  en  bakken  gebruiken 
mogten  ;  maar  dat  ze  zoo  veel  te  meer  tot  het  gebruik 
van  de  olie  ,  en  overzuiks  ook  tot  het  aankweeken  van 
olijfboomen ,  waren  genoodzaakt  geweest.  £n  dit  gebruik 
der  boomolie  kan  voornaamlijk  in  de  woeftijne  plaats  gehad 
hebben.  Hij  is  ook  van  mening  ,  .  dat  de  Israëliërs  in  'de 
woeftijne  volllrekt  geen  rund-  fchaapen-  of  geitenvee 
durfden  flachten,  't  en  ware  het  ten  offer  gebragt  wierde : 
en  dus  zouden  alle  hunne  maaltijden ,  op  welkei.  zij 
vleesch  van  deeze  drie  foorten  van  dieren  gegeeten  hadden  ^ 
offermaaltijden  geweest  zijn.  En  hier  van  zou  het  oogmerk 
geweest  zijn ,  om  den  heimelijken  afgodsdienst  te  beletten  , 
^n  hun  de  gelegenheid  af  te  fuijden ,  om  runderen^ 
Ichaapen  of  geiten  aan  eenigen  afgod  te  offeren.  Hij 
poogt  dit  ook  uit  de  leefwijze  der  zuidelijke  natiën  te 
bewijzen  ,  bij  welke  het  vleescheeten  geen  dagelijkfche 
gewoonte,  gelijk  onder  ons,  is:  dies  zouden  de  Israëliërs 
in  de  woellijne  zeer  zelden  flechts  vleesch  gegeeten 
hebben ;  naardemaal  anders  hunne  kudden  wel  haast 
zouden  zijn  verteerd  geworden.  Hij  meent  overzuiks  » 
dat  die  wet ,  toen  ze  in  Paleftina  woonden  ,  ondragelijk 
geweest  ,  en  hierom  vervolgens  ook  afgefchaft  zou  ge- 
iivorden  zijn. 

',»  Maar 


BlJBÏl,  DER  NATUUR*  f>7 

,,  BfattT   het  komt  mij  voor ,   dat  zij  wél  meermaalen 
I  ^eesch  £ulkn  gegeeten  hebben,  dan  bij  hunne  orfermaal- 

djdea,  dewijl  ze  wel  eens  zoo  zeer  met  beete  lust  na 
vleesch  bevangen  waren,  lic  moet  ook  betuigen  van  alle 
deeze  opgenoemde. bijzonderheden  niets  te  vinden  in  de 
Schriftuur.  En  alles  word  hier ,  mijns  oordeels  ,  meer 
vedftaanbaar  en  duidelijk  ^  wanneer  men  dit  verbod  alleenlijk 
bepaalt  tot  het  vet  der  offerdieren.  Dan  behoeft  men  ook 
aiet  verlegen  te  zijn  met  al  het  vet  van  zoo  veel  duizend 
dieren  ^  die  'er  in  Ranaan  overal  tot  een  huislijk  gebruik 
geflac^t  wierden.  Men  leest  ooit  nergens  ,  dat  het  tot 
des  Heeren  altaar  gebragt  wierd  ^  zelf  die  vetftukken  niet ; 
en  zou  dit  ook  wel  ,  bij  zoo  grooten  affland  van  veele 
hiwooneren  des  lands  van  de  plaats  des  altaars  ,  hebben 
kunnen  gefchieden?  Men  kan  ook  niet  zeggen,  waar  ze , 
of  dat  ze  het  elders  zouden  gelaten  hebben.  Het  fchijnt 
mij  dus  en  met  de  Godlijke  beloften  Deuf,  XXXII.  14.  ,en 
met  Neh.  VIII.  10.  meest  overeen  te  komen,  wanneer  men 
fielt,  dat  ze,  onder  zekere  omftandigheden  en  bepaalingen» 
ook  van  het  vet  mogten  nuttigen.  "- 

„  Ook  dit  gevoelen  is  van  de  geleerde  Schrijvers  der  Ai* 
gcmccne  Hlfiorh  omhelsd,  die  zich  111  D.  bl.  309.  in  de 
AanmeAing  daarover  duidelijk  uitlaaien.  Bij  dit  alles  , 
zeggen  zij ,  ftaan,  wij  nog  zetr  in.  twijifel ,  of  het  verbod  % 
nopens  het  vet,  zich  wel  verder  dan  tot  de  ófTerdieren  ,. 

uitgeftrekt  hebbe.  Die  een  yólftrekt  en  altoasduureiid 

verbod  aangaande  het  eeten  van  het  vet  bepleiten ,  bren- 
gen deeze  reden  voor  hun  gevoelen  :  dat  God  daardoor 
ce  offeranden  aanzienlijker  zou  hebben  willen  maaken ,  — * 
dat  Hij  zich  daardoor   als  den  Opperheer  van  alle  dingen 

had  willen  openbaaren ,   dat  Hij  zijn   volk  ,    zeer 

graag  na  het  vet  eeteii,  daardoor  had  willen  noodzaaken, 

om  hunne  begeerte  te  beteugelen,   en  dat  Hij  ze 

daardoor  van  de  Heidenen  had  willen  onderfcheiden.  r- 

Zommige  g^evea  ook  natuurlijke  uorzaaken  aan,  dat^  het 
vet  ongezond  en  zwaar  te  verteeren  i's ;  dat  echter  bij  een 
airbeidzaam  leven,  en  voor  gezonde  lieden  ,  gelijk  de  er- 
varenheid  leeraairt ,  weinig  tse  beduiden  heeft.  De  Heer 
Ikticliailis  .heeft  in  zijn  Mo/aïsch  Recht\y  1.  c.  ook  nog 
andere  oorzaaken  aangehaald. 

„  Op  dergelijke  gronden  [vervolgt  de  Eerwaerde 
Afeijer  'm  ene  bierbij  gevoegde  aentekening,]  "en  wegens 
het  verband  van  bet  verbod  nopens  het  eeten  van  het  vet, 
met  dat ,  waarin  hun  het  bloedeeten  ontzegd  is ;  en  vooral 

G  3  om 


9S  L.  MSyER»  BTJBBL   DBR  N4TUUR. 

om  dat  dit  verbod  vs.  17*  als  altoosduurend  ,  zoo  lang 
naamelijk  huu  burgerflaat  in  wezen  was,  voor  hunne  ge* 
{lachten  ofte  nakonieiingen  ,  in  alle  hunne  wooningen  , 
nader  befchreven  word  ,    vind  ik  in  de  Bijbclverklaaritig 

der    /A?tfr^/?    KLINKENBERG    CU    NAIiUIS  ,    bl.   2?,    28.  dit 

verbod  nopens  het  vet  eeten  als  algemeen  voorgefteld. 
Even  gelijk  h  om  zoodanige  reden  ,  het  reukwerk  en  de 
heilige  zalfolie  niet  mogt  nagemaakt,  en  tot  algemeen  ge* 
bniik  genomen  worden.  En  waarfchijnlijk  zou  het  vet, 
dewijl  hJt  gezegd  word  rf^i  ^<?67-tf// /^;j///i,  verbrand  zijn; 
gelijk  men  met  de  overblijflclen  van  de  dankoiferen  en  bet 
paaichlam  ook  doen  moest." 


Tcmpelgczicht  vati  den  Propheet  Zacharia ,  in  cenigt 
Schrlftmaatige  Verhandelingen  opgehelderd^  door  j.  w» 
VAN  SLYPE,  Bedienaar  des  H.  Euangeliums  te  Zvfollc. 
T'wcedc  Deel.  Te  Utrecht  ,  by  A.  van  Paddenburg  , 
1786.  Behalven  de  Voorreden  en  den  Inhoud  354  blaaz. 
in  gr.  oSlavo. 

Naer  het  inzien  van  den  Ecrwaerden  van  Slype  vertoont  • 
ons  het  Tempelgezicht  .  voorgefteld  Zacharia  III, 
gelyk  we  ,  by  't  gewag  maten  van'  't  eerfte  Deel  dezes 
Werks,  gemeld  hebben,  (*)  *MeeIs  Judas  hooge  fchaduw 
„  Priester  ,  bezig  in  de  ootmoedige  verrichtinge  van  het 
„  tempelwerk  der  voorbeeldige  verzoeninge  ,  vs.  ï— ?• 
„  En  deels  tekent  het  ons  af  Jofuaas  doorluchtig  tegen- 
„  beeld  ,  den  eeuwigen  Hoogepriester  ,  die  eens  zyne 
„  eigen  ziel  zou  ftellen  tot  een  fchuldofFer^  ter  wegnemin- 
„  ge  van  alle  de  ongerechtigheden  zyner  üitverkooreiien , 
,,  vs.  8  —  10."  Op  de  afhandeling  van  het  eerfte  lid,  in 
't  voorige  Deel,  volgt  nu,  in  het  tegenwoordige,  de  ont- ' 
vouwing  van  het  tweede  ;  waerin  hy  op  het  door  hem 
gelegde  Plan  voortgaet,  en  zyne  denkbeelden,  wegens  den 
inhoud  van'  dit  laetfte  voorftel ,  met  ene  geleidlyke  voor- 
liragt  der  zake  den  Lezer  oordeelkundig  onder  't  oog 
brengt.  Zyn  Eerwaerde  befchouwt  hier  Jofua,  ''als  on- 
„  derwezen  in  den  weg  der  verzoening;  als  heen  gewezen 
„  naer  den  eeuigen  grondflag    zyner   zaligheid ;    en  als 

„  on. 

C*)  Zïc  N.  Alg.  Vad.  Letteroef.  l.  D.  bl.  351. 


J.  W.  VAN  SLYPE  9  OVIR  ZACHARIA  Ilt.  99 

1,  onderwezen  in  de  heilryke  vruchten  van  's  Mesfias  Borg. 
„  lyden."    Hiertoe  fchikt  hy  drie   Verhandelingen. 

„  De  cerfte  vertoont  het  waardig  voorwerp  van  Jofuaas 
yj  geloofs  -  uitzicht  en  verwachtinge,  vs.  S. 

„  De  tweede  ontdekt  d«n  lydenden  Imroanuel ,  waarop 
„  Jüfua,  als  op  den  eenigen  grond  zyner  zaligheid,  word 
35  gewezen,  vs.  9. 

,,  En  de  derde  fpreidt  de  heerlyke  vruchten  van  's  Mes* 
„  fias  geestelyk  Koningryk  ten  toon  ,  waarop  alle  volken 
„  der  aarde  zouden  genodigd  worden ,  om  in  dit  Godsryk 
„  aan  ie  zitten  ,  en  verzadigd  te  worden  met  het  goede 
„  van  Gods  huis  ,  onder  het  bly  genot  der  vreugde  van 
y,  Uet  geestelyk  Loofhuftenfeest.  vs.  10." .  Ter  na- 
dere ophelderinge  en  bevestiginge  van  dit  laetftc ,  hecht 
de  Eerwaerde  van  Slyfc  hier  aen  nog  ene  vierde  Ver- 
bandeiing. 

„  Dtzt  tekent  de  ryksheerlykheid  van  den  Mesfiaa, 
„  door  de  vervulling  deezer  beilryke  Godfpraak ,  verhoogd 
59  ten  top  van  luister  en  heerrchappy  over  de  bewooners 
,,  der  waereld,  na  dat  de  volheid  der  heidenen  ,  by  den. 
„  afloop  der  Euangelie - ftrydeeuwen  zal  zyn  ingegaan, 
,;  en  geheel  Israël  van  ongerechtigheid  zal  verlost  "zyn , 
„  met  by  voeging  van  de  gronden  van  zekerheid,  genoomen 
„  uit  Pfalm  138.  VS.  8.    Gy  zult  niet  laaun  vaaren  de 

j,  wrken  uwer  handenJ*'*  Ter  dier  gelegenheid  ver- 

klaert  hy  den  algemenen  inhoud  van  dat  Zangftuk ,  en  wel 
byzonder  denaert  der  voorftelliirge  vs.  8 :  met  aenwyzing 
der  gronden  van  de  zekerheid  der  verwachtinge,  dat  God 
het  werk  der  Euangelie  predikinge  ter  gewenschter  uit- 
komfte  zal  voortzetten.  En  dit  doet  hem  ,  ter  meerder  • 
verfterkinge  dier  verwachtinge ,  het  oog  flaen  op  de  reeds 
behaelde  zegenpr^el  der  Euangelie- noodiginge  in  de  afge- 
loopene  eeuwen  ,  met  een  vast  vertrouwen  op  de  verdere 

vervulling   der  Godlyke  beloften  in  latere  dagen.  — • 

Dus  ftrekt  deze  Verhandeling,  om ,  naer  's  Mans  bedoelde, 
„  na  eerie  verklaring  van  het  heilig  geloofsvertrouwen  der 
5,  onder  den  wynftok  en  vygenboom  zittende  kerk  ,  te 
„  toonen  ,  in  hoe  verre  reeds  in  de  afgerolde  eeuw- 
3,  kringen  de  evangelienoodiging  haar  doel  bereikt  hebbe  , 
„  ter  bevestiging ,  dat  God  zyn  werk  gedenkt ,  hoe  alle 
„  vyands  magt  niets  vermogt  heeft ,  en  alle  vuile  beden- 
„  kingen  van  het  vleeschlyk  vernuft,  zoekende  de  evan- 
„  gelienoodi^ing,  tot  zulke  veruitziende  eindens,  vrucht- 
,,  loos  te  ftellen  ,  verydeld  zyn ,  ter  befchaaminge  van 

.       G4  „alle 


TOÓ  J.  W.  VAN  SL YFB  9  OVBA  ZACHARIA  IIL 

^,  alle  de  vyanden  der  kerke;  als  mede  hoe  de  kerk  haar 
„  wyd  en  zyds  uitbreid,  verwachtende,  op  gronden  van 
„  by  bel -ontdekking  en  goddelyke  beloften,  dat,  hoe 
„  zeer  de  kerk  nog  in  diepe  wegen  van  verdrukking 
„  komen  moet  ,  God  haar  uit  alles  wys  en  heilig  redden 
9,  zal ;  moetende  haare  verdrukking  ftrckken ,  om  haarei^ 
„  Naasten  op  de  noodiging  tot  onder  den  wynjiok  en  den 
99  vygenboom  te  doen  ingaan,  tot  dat  die  hperlyke  kerk- 
,,  (laat  zal  aanbreeken »  die  alle  de  Feestvierers ,  ter  vet- 
,,  vulling  van  deze  geloofs verwachting,  zal  doen  betuigen  ; 
„  Hy  ]ieeft  niet  laaien  varen  het  werk  zyner  handen% 
^  Neen  1  i)^  Heere  is  by  ons  HeerlykJ^ 

Laetdelyk  befluit  zyn  Eerwaerde  dit  tweede  Deel,! 
even  als  het  eerfte,  met  een  beftiecend  onderricht  uit  de 
verhande^ldci  waerheden  afgeleid ;  (trekkende  om  den  Lezer 
te  doen  opmerken  ,  hoe  hy  van  dit  alles  het  rechte  gebruik 
hebbe  te  maken ,  ter  bevestiginge  van  het  geloof ,  ter 
verfterkinge  der  hoope ,  en  ter  bevorderinge  van  eei^ 
Godzaligen  wandel ,  in  ene  geloovige  gehoorzaembeid  aea 
Jezus  Christus. 


Aanleiding  ter  bevordering  der  Huisfelyke  Gelukzaligheid ^^ 

door    HENDRIK   MATTHIAS    AUGUSTUS    CRAMER  ^    Predt* 

kant  te  Quedlingburg.  Uit  het  Iloogduitsch  vertaald. 
Te  Amfterdamj  by  G.  W.  van  Egmond ,  1786.  Bc^ 
halven  de  Foor  reden,  344  blddz.  in' gr.  oStavo. 

Het  groote  gewigt  en  *t  uitgebreide  belang  der  Huis- 
lyke  Gelukzaligheid  heeft  den  Eerwaerden  Cramcr 
genoopt,  zyne  gedachten  byzonder  op  dit  onderwerp  te 
vestigen;  en  zyne  aenmerkingen  deswegens,  onder  enige 
hoofden,  in  ene  geregelde  orde  te  brengen.  Hy  vangt 
zyne  leerzame  Icsfen  nopens  dit  onderwerp  aen ,  met  ene 
algemene  befpiegeling  over  het  huislyke  leven  ,  en  de 
ontvouwing  van  enige  hinderpalen  van  de  huislyke  geluk- 
zaligheid. Daeiop  laet  hy  volgen  ene  voordragt  der  we- 
derkerige plichten  van  Echtgenooten ,  van  Ouders  en 
Kinderen  ,  van  Heren  en  Vrouwen  benevens  derzelver* 
Dienstboden.  Verder  komen  in  overweging  de  huislyke 
eendracht  of  vrede  ;  de  voortreflykheid  der  vroomheid 
in  't  huislyke  leven;  de  huislyke 'aendacht  of  Godsdienst; 
en  de  groote  nadeelen»  welke  de  verachting  en  onver-' 

fchil- 


H.   CRAMKR,  HüiSLYKB  GSLU£2ALIGII£U>*  lOI 

fchiUigheid  jegens  den  Godsdienst  in  't  buislyke  leven 
veroorzaken.  Wyders  handelt. zyn  Eerwaerde  nog  over 
edyfce  byzonderbeden »  welker  in  agtneming  grootlyks 
kan  ftrel^en  ,  ter  bevorderinge  der  hutslyke  gelukzsilig^ 
heid  ;  te  weten :  de  Naeritigheid  in  den  arbeid  en 
Werkzaembeid ;  de  buislyke  Geregeldheid ;  de  Verkwisting 
en  Uitgaven;  de  Spaerzaemheid ;  dcMatigbeid;  mitsgaders 
de  Vergenoegdheid  en  ïevredenbeid,  — —  De  Eerwaerde 
Cramer  beredeneert .  deze*  onderwerpen  zeer  onderfchei- 
denlyk  en  overtuigend,  met  inmenging  van  verfcheide 
cbaracters  en  Tpraekverbeeldingen ,  die  de  behandeling 
dezer  ftukken  meermaels  verlevendigen  :  welke  ook  in 
verfcbeiden  gevallen  te  treffender  is,  daer  hy  zyne  onder* 
^rpen,  niet.flecbcs  i^urgerlyk,  maer  te  gelyk  Godsdien* 
(lig  ,  en  met  een  Christclyk  oog  befchonwt.  Velen  ,  die 
reeds  ene  gevestigde  huishouding  hebben  ^  en  maer  ai  te 
dikwerf  over 't  gemis  van  't  zo  boog  geroemde  huisiyke 
geluk  klagen ,  zullen  bier  veelligt  opmerkingen  in  onhnoe* 
teq  ^  die  op  hunne  byzondere  omftandigheden  toepasfelyk 
zyn,  en  waervan  ze  een  nuttig  gebruik  kunnen  maken ,.  zo 
ze  waeriyk  van  harte  gezind  zyn  ,  om  dien  weg  in  te 
flaen,  welke  tot  hun  geluk  aenleidelyk  is.  bovenal  zal  de 
huwbare  jeugd,  door  ene  bedaerde  overweging  der  alhier 
verleende  lesfen ,  een  goeden  grondflag  leggen ,  tot  het 
welinrichten  van  een  huisgezin,  dat  gefchikt  is  om  waeriyk 
in  de  Huisiyke  Gelukzaligheid  te  deelen.  Het  gemis  van 
kiuidigfaeden  en  overdenkingen  van  dien  aert,by'taengaen  ' 
van  *t  Huwelyk ,  is  ongetwyfeld  gene  geringe  oorzaek 
van  't  gemis  van  dat  geluk,  't  welk  anders  denHuwelyken 
Staet  natuurlyk  vergezellen  moet  ;  en  men  heeft  waeriyk 
reden,  om,  met  onzen  Schryver  ,  over  een  vry  algemeen 
gebrek  in  de  Opvoeding  ten  dezen  opzichte  te  klagen  , 
waerover  hy  zich  in*  zyn  Voorbericht  in  dezer  voege 
uitlaet. 

„  Dat  *er  zeer  veel  minder  huisfelyk .  geluk  onder  dtf 
Cbiistenen  plaats  heeft ,  dan  'er  naar  de  hoedanigheid  en 

verlichting  van  de  tegenwoordige  tyden  nog  meer, 

dan 'er  by  de.  waarneeming  van  de  heiligde  geboden  des 
Christendoms' kon  plaats  hebben,  daarvan  ligt  de  oorzaak , 
gelyk  het  my  toefchynt ,  wel  mede  daarin ,  dat  men  by  de 
^ocdingj  voornaamelyk  in  toeneemende  jaaren,  tot  dus 
verre  hoofdzaakelyk  Hechts  daarop  heeft  gezien  ,  om  den 
jcmgen  mensch  voor  te  bereiden  tot  zyne  aanftaande 
openlyke  betrekkingen   tot   de   burgeriyke   maatfchappy; 

O  5  maar 


102  B.  CRAMER  9  HÜISL7RE  XSStDKZALIGHËIO; 

maar  dat  men  niet  met  even  20  veel  ernst  heeft  zorg  ge* 
draagen  ,  om  «yne  opvoeding  ook  ter  voorbereiding  tot 
een  gelukkig  huisfelyk  Je  ven  te  maaken  ;  het  welk  even* 
wel,  naar  myn  oordeel,  even  zo  noodzaakelyk  was.  Hoe 
menigeen  heeft  reeds  veele  jaaren  in  den  huiéfelyken  ftaat 
geleefd,*  zonder  zyne  betrekkingen  en  pligten  verder  te 
Sennen,  dan  zo  verre  zyne  tegenwoordige  omftandigheden, 
en  gedeeJtelyk  ook  «er  onaangenaame  ondervindingen 
hem  de  oogcn  hebben  geopend?  Duizenden  mistasten 
hier  dan  in  de  keuze  van  de-  middelen  ,  om  hunne  wel* 
vaare  te  bevorderen,  wandelen  langen  tyd  ,  zelfs  wel  ge- 
duurende  hun  geheel  leven  ,  in  de  duisternis  ,  en  ondbr- 
vinden  alle  de  lastigheden  van  het  huisfelyk  leven  ,  zonder 

de  geneugten  van  het  zelve  ooit  te  fraaaken.   —  ft 

Jaat  Jict  over  aan  het  overleg  van  kundige  Ouders  ,  en 
Opvoeders  ,  of  het  niet  wel  raadzaam  zyn  zou ,  om  dó 
epvoeding  van  beide  fekjfen  meer  opzettelyker  en  zorgvul- 
diger tot  eene  voorbereiding  tot  het  toekomende  huisfelyk 
leven  te  maaken,  en  hoe  men  de  zaak  eigeniyk  zou  moeten 
aanleggen/' 


Lykreden  op  het  affterven  van  frederik  den  TI,  Koning 
van  Pruisfen  enz*  enz.  overheden  op  Sans-Souci  den 
17  Augustus  1786.  Uitgefproken  in  aer  Gereformeerden 
Kerk  te  Emmerik^  den  a^  September  1786.  Door  johan«' 
i^ES   STYL  ,  Leeraar  der.  Doopsgezinden   te   Emmerik. 

.  .  Te  Amflerdam  ,  by  P.  C<?nradi ,  en  te  Harüngen ,  by 
V.  van  dér  Plaats,  1786.    In  gr.  octavo^  ^^bladz. 

By  de  ftaetlyke  nagedachtenis  aen  den  overleden  Koning 
van  Pruisfen,  heeft  de  Eerwaerde  Styl,  (volgens  den 
last  van  den  Souverain  den  Leeraren  in  't  Pruinfche  Ge* 
bied  opgelegd,)  ene  Lykreden  over  dien  Vorst  uitgefpro- 
ken, welke  ten  bepaelden  Tekst  had  Gods  tael  tpt  David 
1  Chron.  XVII,  8:  ick  hebbe  u  eenen  name  gemaeckt^ 
gelijck  de  name  is  der  Grooten^  die  op  der  aer  de  zijn. 
Zyn  Eerwaerde  merkt  omtrent  deze  woorden,  euderzelver 
toepasfing,  niet  ongefchikt  het  volgende  aen. 

„  Geen  drom  van  loftuitingen,  geen  ydele  woordenzwier 
was  te  dier  tyd  in  ftaat  om  iemand  boven  dien  Godsheid 
te  verheffen.     Deeze .  Goddelyke  uitfpraak  was  het  kragtigst 

bewys  voor  's  Konings  uitmuntende  grootheid. ludiea 

wy 


wy  egtcr  van  de  tyden  der  Israëliten  tot  op  den  tegen- 
woordigen  of  jongst  voorleedenen  tydkring  afdaalen  ,  zou- 
den wy  dan  met,  zonder  den  roem  van  Koning  David  in 
«enige  opzigten  te  krenken,  deeze  Godfpraak  ter  gedagte-' 
m  van  den  on  verwelk  baaren  roem  onzes  Overleedenen 
Konings  kunnen  uitgalmen  ?  Ja  zouden  wy,  daar  wy,  in 
den  leevenskring  van  Frederik  den  II,  geenen  grooteren 
Vorst  of  Koning  gekend  hebben  ,  niet  met  dankbaarheid 
deeze  uitfpraak  des  Almagtigen  over  Koning  David  ,  op 
onzen  Overleedenen  Monarch,  mogen  toepasfen?" 

De  gegrondheid  dier  toepasfinge  toont  hy  vêrvoteens  , 
door  een  treffend  Tafereel  van  dezen  Vorst  té  malen  in 
zyne  onderfcheiden  ftanden  en  betrekkingen :  in  alle  wc'lken 
hy  waerlyk  Groot  genoemd  roogt  worden  ;  gelyk  onze 
Redenaer  m  dn  zyn  voordel  beknoptlyk  ,  met  eene 
manlyke  tael ,  zynen  Tochoorderen  nadrukkelyk  herin- 
Dcrr ;  welk  voorftel  hy,  zeer  gepast,  in  dezer  voege  be. 
fluit. 

„  Eindclyk  :  onze  Monarch  was ,  van  den  bloei  zyner 
jeugd,  tot  den  ftaat  zyner  grysheid  ,  en  het  einde  zyner 
regcennge  zig.zejfin  beleid,  doorzigt  en  fchranderheid ,  * 
altoos  gelyk  ,  en  hield  met  eerder  op  de  Groote  Frederik 
te  zyn  ,  dan  toen  zyne  onfterflyke  ziel  van  het  ftoflvk  h^- 
liaam  fcheidde. Deszelfs  Naam  bleef  egteri  - ^ 

Als  de  Naam  der  Grooten  die  op  aarde  zyn." 

Vooits  doet  zyn  Eerwaerde  deze  zyne  Lykreden  afloo- 
pen  ,  met  ene  opwekkende  vermaning,. die  zeer  fuisr  ge- 
voed IS,  naer  de  lyds  omftandigheden  ,  vermengende  in 
dezelve  ene  welvofegende  aenbeveHng  van  den  tegenwoor- 
digeu  Vorst  ,  daer  hy  hem  otofchf yft ,  al^  "den  deugd- 
xaamen,  den  Godsdienffigen,  den  welmeenenden  en  braa- 
ven  Frederik  WUbelm:  onder  wiens. regeering ,  (yervoïst 
hy)  wy  geene  ongegronde  hoop  hebben ,  eenèn  langduuti. 
gen  vrede  en  gelukkige  tyden  te  zuilen  beleeven ,  wyl  de 
loflyke  geaartheid  van  zynen  -vreedzaamen  en  toensch- 
lievenden  Vader  ,  en  's  Moeders  Godvrugtige  ,  opregte 
en  weldaadige  inborst,  in  deezen  Vorst,  fchynen  door  te 
uraaieii. 


JOHAN 


n34  'J*  !"•  rRAWK 


joHAN  PETRR  FRANK »  M.  D. ,  Gchcimraad  w  Ljfarts  det 

.  Bhfchopi  van  Spiers  ^  Lid  van  de  utcadcmi^der  IVetcn* 

fchappm    te    Mcntz.      Samen/lel    ecncr    Geneeskundige 

^iaaisregeling.     Uit  het  Iloogduitsch  vertaald^    en  mei 

\  /fanmerkingcn  vermeerderd  ^   dóór   H.   A.   Bake,  Stads 

•        M.  D.  te  PFoerden.    I  Deels  ^   i  fiuk.    Te  Leiden  ,   by 

>.  de  Dqps,  1786.    Behalven  het  Voorwerk  ^  314  bladz. 

in  gr.  octavo. 

•W7at  tnen  ook  tot  hier  toe  over  de  Geneeskundige  Statut^* 
iV  regeling  gefchreeven  mag  hebben,  zo  is  het  nogthaus 
aeker  dat  de  geleerde  frank  het  eerst  dit  onderwerp 
opzettelyk  behandeld,  en  in  eene  fyftematifche  orde  heeft 
iroorgedraagen.  De  algeroeene  graagte  waarmede  dit  Werk 
io  Duiischiand  en  «Iders  is  aangenoomen  (doordien  reeds 
een  tweede  druk  daarvan  is  uitgekoomen)  —  de  goedkeu* 
ring  welke  hetzelve  by  alle  deskundigen  heeft  weggedraa- 
gen ,  ontheffen  ons  reeds  van  de  moeite ,  yi  eene  nadere 
'aanpryzing  uit  te  weiden;  terneer  nog,  daar  men,  in  de 
Geneeskundige  Bibliotheek  (eene  onlangs  in  ons  Land  uit* 
gekooroen  zeer  oordeelkundig  Tydfchrift)  eene  zeer  zna« 
kelyke  Reccnfie  van  dit  cerfte  Deel  gegeven  ,  en  waaiff» 
men  de  verdienden  des  Schryvers  op  haaren  waaren  prys 
gefteld  heeft. 

Wy  vergenoegen  ons ,  dierbalven ,  om  onzen  Leezer  eejae 
fcortè  fcbets  van  dit  eerfte  Deel ,  mede  te  deel'en.  — . — ^ 
Naer  eene  zeer  gepaste  Inleiding,  die  alle  kenmerken  vari 
echte  Geleerdheid  draagt ,  befchouwt  de  oordeelkundige 
Schryver  den  veelvermogenden  invloed  di€  de  drift  ter 
Voortteeling  op  onze  gezondheid  heeft;  het  nadeel,  het 
welk  de  Maatfchappy  in  het  algemeen,  en  elk  vantleszelfe 
leden  in  het  byzonder,  bet  xy  hy  in  den  Geestlyken,  ra 
den  Wacreldlyken  ftand  ,  of  in  de  betrekking  eens  Krygs- 
mans  geplaatst  is,  door  de  onthouding  van  het  werk  der 
voortteeling  lydt.  Deeze  gevolgen  die  zig  zekerlyk  over 
de  gelieele  famenleeving  verfpreiden  en  welkers  nadeel 
tot  de  volgende  geflagten  doordringt ,  worden  door  den 
Schryver  met  de  natuurlykfte  en  treffendfte  kleurea   regt 

I  meesterlyk  afgefchetst. 

I  Niet  flechts  de  geheele  verwaarloozing  van   deeze  in- 

gefchaapen  drift,  maar  ook  deszelfs   verkeerde  beftuuring 
in  deHuwclykeu  tusfchen  te  jonge  ^  te  oude  of  ongezonde 

'  per- 


CSREKSKUNOIOB  STAATSREGELING.  I05 

petfoonen,  beeft  voor  den  ilaat,  in  elk  dier  gefaawden, 
eene  allemoodzaaklykfte  uitwerking.  Zal  dierhalven  de 
Voomeeling  der  Samenleeving  ten  meescen  nutte  ver(lrek« 
l^n :  zuilen  de  daaruit  voortvloeijende  onheilen  afgeweerd 
worden  9  het  is  de  plicht  der  Overheden  de  gewichtige 
saak  te  behartigen ,  en  door  wyze  wetten  en  vooTfchrifcen 
deeze  zo  natuurlyke  en  tot  welzyu  der  maatfchappye  lage* 
fcbaapen  driften  te  bevorderen  en  te  regelen :  men  weere 
al  wat  de  vruchtbaarheid  hinderlyk  zyn  kan  in  beide  de 
Kunnen  ,  en  draage  voorde  Zwangere,  fiaarende  en  Kraam- 
vrouwen»  en  voor  derzelver  dierbaare  panden ^  eene  Va. 
derlyke  zorge. 

Zie  daar  de  Inhoud  van  het  eerde  Deel ,  waarvan  wy 
het  eeille  Stukje  voor  ons  hebben.  Om  meer  dan  eene 
reden  wenfchen  wy,  dat  dit  Werk,  niet  Oegts  door  Ge- 
neeskundigen  9  maar  ook  door  Regenten  en  al  wat  eenigea 
Invloed  op  het  Ikftier  der  Maatfchappye  heeft  ^  moge  ge. 
leezen,  eo  de  daarin  medegedeelde  Voorfchriften  mogen 
behartigd  worden.  Pe  geleerde  Bake  aan  wiens  yver  voor 
de  bevordering  van  waare  kennisfe,  wy  deeze  Vertaaling  te 
danken  hebben  ,  en  die  zyne  verdienden  Eere  aandoet , 
boopen  wy  ,  dat  deezen  op  zich  genoomeu  Taak  zal  vol- 
voeten. 


Inleiding  tot  de  Kennis  der  Natuurlyke  Wysbegeerte ,  of 
Eenvoudige  Onderrigting  yan  de  Grondregels  der  ProefL 
mdenindeljke  Natuurkunde^  in  gemeenzame  Gefprekken 
voorgedragen ;  door  j.  esdré  A.  L.  M.  Pk  Dr.  en 
Lid  van  het  Utrechtfche  Provinciale  Genoodfchap  van 
Konftcn  en  fVetenfchappen.  Vjfde  Deel.  Met  nodige 
Afbeeldingen.  Te  Leiden^  by  F.  de  Does  Pz.  178Ó.  In 
gr.  octavo  397  bladz. 

Met  dit  Deel  maakt  de  Heer  Esdré  een  aanvang  van  het 
ontvouwen  van  de  Leer  der  Vloeiftoffen  ^  en  bepaalt 
zig  in  het  zelve,  na,  in  eene  voorafgaande  Inleiding,  een 
verflag  van  den  algemenen  inhoud  en  de  hoofdonderwerpen 
dier  Lecre  gegeeven  te  hebben  ,  tot  het  nagaan  van  dat 
gedeelte,  het  welk  men  de  Waterweegkunde  noemt;  "welke 
5,  ons  de  Vloeiftoffen  in  derzelver  weep'ng  of  persfine:  leert 
„  kennen ;  dat  is  ,  in  zo  verre  eene  Vloeiftof  eerie  doflyke 
„  zelfllaudigheid  is ,  welke  zwaarte  heeft ,  en  uit  dien 

9,  hoofde 


'ld6  J.     ^SDRÊ 

„  hoofde  cene  persfende»  kracht  uitoeffend,  het  zy  ondeN 
99  liog  op  elkander ,  het  zy  op  Mchameii  waar  op  zy 
„  ftaat,  leund  of  wederhouden  word.'*  In  de  bchande- 
h'ng  van  dit  onderwerp  ftelt  hy  zig  de  volgende  orde 
voor, 

„  In  de  eer/tc  plaats  zullen  wy  onderzoeken  ,  wat  men 
te  verdaan  hebbe,  door  een  Vloeibaar  lichaam  ,  of  eene 
Vloeifioffe;  waarin  het  onderfcheid  van  dit  foort  van  li- 
chaam, met  de  eigeulyk  genoemde  vaste  lichamen^  gelegen 
is  ;    dat  is  ,  wat  eigenlyk  de  hoedanigheid  van  Vloei-  of 

Vüctbaarheid  (^Fluidiias)  zy.  Na  een  juist  denkbeeld 

van  een  Vloeiftof ,  zo  veel  my  doenlyk  is  ,  gegeven  te  hebben , 
zal  ik  dan  overgaan , 

In  de  tmede  plaats ,  om  een  Vloeibaar  lichaam  in  deszelfs 
werkzamen  ftaat  ter  overweeging  te  neemen;  dat  is,  voor 
zo  verre  het  zelve  eerie  zwaarte  hebbende,  daar  door  een 

Eersfend  Vermogen,  of  eene  Persling  veroorzaakt.  Deze 
ersfing  zal  ik  u  leeren  kennen  ,  niet  alleen  zo  als  de* 
zelve  onderling  door  de  deeltjes  van  een  zelvde  ,  maar 
ook  van  ongelykfoortige  Vloeiftoffen ,  uitgeoeffend  word. 
Voorts  dan 

-  3.  De  Persfing  onderzoeken »  \yelke  een  Vloeiftof  doet 
tegens  lichamen,  die  dezelve  wederhouden  of  influiten  :  ik 
meen  de  Persfing  op  de  Bodem  en  tegens  de  Wanden  der 
Vaten ,  Kommen  of  Gooten. 

4.  Het  persfend  Vermogen  van  eene  Vloeiftof  op  li- 
chamen ,  Avelke  daar  in  gedompeld  worden.  Het  on- 
deföoek  hier  van  zal  ons  dan  gelegenheid  verfchafFcn, 
om 

5.  Eindelyk  een  zeer  gemakkelyke  wyze  te  ontdek- 
ken ,  om  ,  volgens  VVacerweegkonftige  Regelen  ,  de 
foort  onderfcheidende  zwaarte  der  lichamen  te  konnen 
bepalen;— 

De  Heer  Esdré  behandelt  deeze  ftukken  ten  uiterfte 
naauwkeurig,  met  ceue  diiidelyke  ontvouwing  van  de  by- 
zondere  gevallen,  die  daaromtrent  in  aanmerking  komen, 
welke  hy  door  nevensgaande  proefneemingcn  en  onderrig- 
tingen  bevestigt  en  opheldert ;  toonende  te  gelyk  hoe  de 
alhier  verklaarde  kundigheden,  in  veelerleie  opzichten, 
ook  in  het  dagclykfche  gebruik  te  ftade  komen.  Een  of 
ander  voorbeeld  van  die  natuur  zouden  wy  hier  gaarne 
overneemen  ,  dan  het  fchikt  zig  niet  wel,  aangezien  wy» 
ten  rechten  vcrfian'.ie  ,  daartoe   ecnige  byzondere  Figuuren- 

zouden  behoeven.    Om  egtcr ,   naar  gewoonte ,   nog  i^^;*^ 

uit 


^ROBPONDBRVINDBLYKE  NATUURRONDB*      20^ 

uit  dit  ftuk  mede  te  deelen  ,  zullen  wy  den  Leezer  onder 
't  oog  brengen  ,    het  hoofdzaaklyke  van  'c  geen  ons  hier 

Semeld  wordt  ,  wegens  de  oorzaak  van  de  VUctbaarheid 
er  Vloeiftoffen,  en  wel  ter  wederiegginge  van  't  gevoelen, 
dat  die  VUctbaarheid  flegts  eene  toevallige  hoedanigheid  der 
Vloeiftoffen  zoude  zyn. 

De  Leermeester  naamlyk,  dit  onderwerp  behandelende, 
onderrigt  zynen  Leerling  ,  wegens  het  vermogen  der  in- 
dringende  Vuurdeeltjes  ,  om  de  Lichaamen  uit  t^e  zetten , 
of  in  uitgebreidheid  te  doen  toeneemen ;  en  Haat  wel  by. 
zonder  gade,  dat  zelfs  anders  vaste  Lichaamen,  doormid- 
del van  Vuur,  vlietbaar  gemaakt  kunnen  worden ;  terwyl 
Vloeiftoffen  min  vlietbaar  worden,  naar  maate  dat  derzel- 
ver  Vuurdeelen  van  langiaamerhand  verminderen  ,  in  zo 
verre,  dat  ze  eindelyk  alle  haare  Vlietbaarheid  verliezen; 
gaande  zelfs  het  Water  over  tot  Ys,  tot  een  vasten  Klomp, 
na  dat  het  tot  een  genoegzaamen  trap  van  koude  verkoeld 
is  geworden.  Na  deeze  algemeene  opmerking  Vervolgt  hec 
gelprek  aldus. 

„  Meester*  Al  het  bygebragte  betrekkelyk  de  Vloei-' 
lloffen  in  overweeging  neemende  ,  willen  fommige  Wys- 
geeren  daar  uit  de  oorzaak  van  de  Vlietbaarheid  afgeleid* 
hebben  ,  (lellende  dezelve  in  de  natuurlyke  hoeveelheid 
Vuurdeelen  ,  die  alle  Vloeiftoffen  (zo  lang  zy  in  den  ftaat 
van  Vlietbaarheid  zyn)  in  zich  behelzen  ,  maar  dezelve 
verliezende ,  ook  van  ftaat  veranderen ;  van  Vloeibaar  Vast 
worden. 

Lkbri^ing.    Dit  gevoelen  fchynt  my  toe  op  gronden  te 

fieunen. 

M,  Ja  toch  1  Zo  de  inhoud  der  Vuurdeeltjes  al 

niet  de  eenigfte ;  is  zy  ten  minfte  een  der  voornaamfte 
reden  der  Vlietbaarheid ,  en  zulks  om .  het  reeds  bygebrag* 

te.  Maar  hoe  zeer  ik  genegen  ben  dit  gevoelen  voor 

gegrond  te  erkennen  ,  kan  ik  aan  den  anderen  kant  aan 
fommige  Natuurkundigen  niet  toegeven  ,  in  het  ftellen , 
dat  de  Vlietbaarheid  aan  Water  ,  Oly  ,  en  meer  andere 
Vloeiftoffen,  niet  dan  eene  toevallige  hoedanigheid  zoude 
zyn ;  of  liever  gezegd ,  dat  men  de  Vastheid  voor  den  Na- 
tunrlyken  of  eigen  ftaat  dier  ftoffelyke  Zelfftandigheden  te 

houden  hebbe. Ingevolge  dit  gevoelen  moet  het  Ts 

de  ocrfpronglyke  en  natuurlyke  ftaat  zyn. van  dat  geen  't 
welk  wy  IVatcr  noemen ,  en  zo  voort  met  andere. 

L.  Wel 


löS  J.  £sdr£ 

L.  Wel  dan  befluit  ik  hieruit,  dat  geen  Vloeiftof  zich 
in  haaren  nataurlyken  of  oorfpronglyken  (laat  aan  ons 
vertoont. 

M,  Juist  zo.  ■  '  En  zulks  kan  ik  geenszins  toe- 
ftemmen-:    in  tegendeel  ben  ik  van  gedachten ,  dat 

de  Floeibaarheid  de  ooriprondyke   en   natuurlyke    ftaat  is 
van  Water,  Oty,  Syroop  ,  Kwik  enz.,  en  dat   die  wan, 
Vastheid  of  Ts  veeleer   als  eene  toevallige  hoedanigheid 

dier   Zelfllandigheden  te  houden   is.  De    reden 

welke   roy  hier  toe   noopt  is  de  volgende.  —    Alle 

Lichamen  in  dien  (laat ,  waarin  zy  zich  aan  ons  ver- 
toonen,  hebben  eene  zekere  natuurlyke  hoeveelheid  Vuur- 
deelen,  welke,  tot  derzelver  oorfpronglyke  famenftelling , 
even  zo  onaffcheidelyk  behooren,  als  andere  natuurlyke  of 

ftoflyke  deelen.  Dus  heeft  ook  een  Klomp  Water , 

Oly,  Kwik,  en  andere  Vloeiftof,  ieder  naar  hunnen  aart, 
eene  natuurlyke  hoeveelheid  Vuurdeelen  ;  welke ,  zo  lang 
ze  in  den  Klomp  huisvesten  ,  dezelve  een  vloeibaar  li- 
chaam doen  zyn.  Doch  zo  dra  deze  Vuurdeelen  op 

de  eene  of  andere  wyze  den  Klomp  ontnomen  worden  y 
zal  laatstgenoemde  niet  meer  eene  Vloeibaare  Zelfftandig- 
heid  zyn ,  en  gevolglyk  zich  niet  meer  in  deszelfs  vorigen 

ftaat  vertoonen  ;   de  Vloeiftof  word    dan  een   vast 

Lichaam,  word  Ys.  — —  By  aldien  men  zulks  ontkent, 
komt  my  voor  met  even  zo  veel  recht ,  als  dan  ook , 
te  konnen  ftellen ,  dat  de  vastheid  der  Metaalen  ,  van 
Wasch ,  Glasklompen  enz. ,  eene  toevallige  ,  maar  geen- 
zins  de  oorfpronglyke ,  of  natuurlyke  eigen  ftaat  dier  Li- 
chamen is  ;  nademaal  het  alleen  aan  gebrek  van  genoeg- 
zame ingedrongen  Vuurdeelen  toe  te  fchryven  is,  dat  die 
lichamen  zich  als  vaste  Klompen  Vertoonen  ,  daar  ze  an- 
derzins«  tot  een  behoorlyken  trap  verhit  zynde  ,  alle  in 
eenen  Vloeibaren  ftaat  zich  bevinden.  —  Ik  zeg  dit 
met  even  zo  veel  recht  te  konnen  ftellen ,  als  andere 
Wysgeeren  beweeren  willen,  dat  de  Vloeibaarheid  niet  na- 
tuurlyk  eigen  is,  aan  Water,  Oly,  Kwik  enz.  maar  liever 
de  ftaat  van  Ys  of  Vastheid. 

Zo  vreemd  nu  als  het  luid,  te  ftéHen,  dat  de  Metaalen 

en  andere  fmeltbare  Lichamen  geen  vaste  Klompen  zouden 

zyn  ,    even  zo  ongcrymt  komt  my  derhalven   voor ,    te 

willen    beweeren  ,    dat    de  Vloeibaarheid  niet  natuurlyk 

eigen  zoude   zyn  aan   Water  en   andere  Vloeibare  ftof- 

fen*  -^ 

De 


FROEFÖNDBRVINDBtTKE  NATUUR KUltDE^  10^ 

Üe  (laat  van  vastheid ,  in  welken  men  de  Vloeiftöffen 
by  eene  felle  koude  bevind ,  is  aan  dezelve  niet  natuur- 
lyk  eigen ;  — - —  zo  dra  ze  in  Ys  veranderen  ,  zyn  ze 
andere  Lichamen  dan  zy  te  vooren  waren;  en  zulks  niet 
alleeii  uit  hoofde*  v^n  gebrek  van  een  genoegzaame  hoe« 
veelheid  van  Vuur,  maar  ook  (gelyk  wy  zulks  naderhand 
.  zullen  zien)  worden  zeer  waarfchynlyk  by  de.  bevriezing 
een  aantal  Vriesdeeltjes  tusfchen  de^  deelen  van  de  Vloei* 
fiof  ingedrongen,  noodzaakende  dus  den  Klomp  eene  ze« 
kere  vastheid  aan  te  neemen. 

Uit  al  het  dus  verre  bygebragte  ,  meen  ik  dan  te  kon- 
ncn  ftellen  ,  dat  de  Vtietbaarheid  een  natuurlyke  ,  en 
oorfpronglyke  hoedanigheid  is   van  alle   die    Lichamen» 

welke   zich   als    Vlocibaarc  vertoonen.* Voorts  ^ 

dat  de  qprzaak  van  de  Vlietbaarheid  hunner  deeltjes  toe 
te  fchryven  is «  ten  deele  aan  de  inwendige  bevatte  Vuur» 
iLtt\i]t^  ,  wel^r  hoeveelheid  ,  voor  dit  of  dat  vloeibaac 
Lichaam,  ik  niet  zal  onderneemen  te  bepaalen. 

L.  Jk  heb  uwe  reden  met  genoegen  aangehoord  ;  de« 
zelve  koinen  my  waarfchynlyker  voor  ,    dan  het  gemelde 

fevoelen  Ibmmiger  Wysgeeren.  Als  men  de  veelheid  der 
Achaoien  in  de  Natuur  naarfpeurt ,  hoe  duidelyk  blykt 
bet  niet ,  dat  ze  door  den  Wyzen  Schepper  in  verfchik 
lende  (laaten  gefleld  zyn;  als  in  den  (laat  van  VasthcÜ^ 

vzïi  Fheihaarheid  ^  enz.  Die  verfchijlende  gedeld- 

heden,  onder  welke  men  de  Lichamen  aantreft,  inagmea 
gewis  houden  voor. den  natuurlyken  (land,  in  welken  het 
den  Schepper  behaagt ,  die  ftoifen  ten  nutte  van  bet 
Schepzel  op  den  Aardbodem  daar  te  (lellen.  In- 
dien het  Ys  de'  oorfpronglyke  ("door  den  Schepper  veror* 
dineerde)  (land  van  Water,  Oly,  enz.  was,  hoe  zoa 
zulks  (Irooken  met  bet  behoud  van  het  Schepzel  ?  — ^«« 

Waar  zouden  d^  Planten  hun  Vocht,  waar  de 

Dieren  hun  Drank  konnen  vinden ; of  hoe  zoudeti 

de  Visfchen  konnen  leven  ? Deze'  overdenking 

noopt  my  verder  uwe  gedachten  aan  te  neemen,;  zy  fchy- 
sen  tny   toe  meer  met   den   aart  der  zaaken  in  te  (lem«  - 
men. 

Maar  eer  ge  voortgaat,  zy  my  gegunt  te  vraagen,  aan  . 
.welke  oorzaak  gy   de  Vlietbaarheid  nog  zoude  tóefchry-  * 
ven  :   want,  zo  ik  meen  wel  verdaan  te  hebben,  merkte 
gy  de   inwendige  Vuurdeelen  flegts   Un  dtck    aan ,    als 
Mne  der  oorzaaken. 

fl.  I2JC£L«  N.  ALQ.  LXTT.  NO.  3*  H  M.   Tê 


119  J.  ESDRi)  P&OirorfDBRVimBCyKB  NATUCRRüNDEc 

M.  T«  recht  hebt  gy  zulks  opgemerkt.  De  Vliet- 

baarheid  aan  één  enkelde  ooraaak  toe  re  fchryven ,  fehynt 
myniei  genoegzaaiïi  te  zyn  :  integendeel  wH  ik,  een- 
ftcmtnig  ma  den  vemaarden  Wysgecr  müsschenbroek, 
zulks  aan  veelerlei  beweegredenen  toecigenen :  by  voorU 
Mw  itronéhctd  m  gladheid  der  deelcn  ;  aan  .  detzelvcr 
fynheid  en  Ugthetd  ^  en  mogelyk  nog  aan  veel  meer  an- 
dere oorzaaken ;  welker  owderzoek  ik  van  te  weinig 
aaobeiang  acht ,  om  my  verder  daar  mede  in  te  wikke- 
len." 


TaferetU  der  Algcnitmc  Gefchiedcnisfen  van  de  Vercenig- 
de  Nederlanden  ,  gevolgd,  naar  *t  Framch  van  den 
Heer  a  m,  cêuisier.  Tiende  Deel.  Te  Utrecht^  by 
B.  Wild.    In  gr.  oetava^  638  bladz. 

Met  dit  tiende  Deel  ontvangen  wy  bet  flot  deezerNaa- 
volginge  van  het  Franfche  Werk ,  *t  geen  uit  even 
»o  veele  Deelen  beftaat.  Het  behelst  twee  Boeken  ,  het 
zes  en  zeven  en  dertigfte.    Het  eerstgemelde  behelst   al9 

Hoofdzaaken ,  V  Viervouéig  Verbond  tusfchen  Frank- 

ry*,  Engeland ,    de  Vereenigde  Nederlanden  en  Oosten  • 

*y*>  ^^ë^*^  Spanje. De  Actie  >  handel  en  Oprigting 

der  OosUndffche   Maatfchapjpye. Buiten  gewoonc 

Vtrgadering  en  Voortgang  van  het  Stadhouder fchap.  

De  Verbintenis  tegen  het  Verbond  tusfchen  Oostenryk  en 
Spanje.  ^ — 1-    De  Bycenkomst  te  Soisfons  en    derzelver 

gevolgen. V  JVeener^  Verdrag. Voorzorgen  ten 

vesie  van  den  Koopliandel. Zaaken ,  de  inwendi-^ 

ge  gefieltenis  der  Vereenigde  Geveest  en  by  zonder  betreffen  • 
de,  in  dit  Tydperk.  - — r-  V  Gedrag  der  Staat  en  ,  by 
dt  Verkiezing  van  AüorsTüs  dek   1I[    tot  Koning;    van 

Poolen.  De  Oorlog  tusfchen  Spanje  en  Groot- 

Brittanje.  - —  Oostindifche  Onlusten.    Het  Tweede 

.Boek  ftek  ons  voor  oogen,  den  Oorloge  wegens  de  Op^ 
volging  ran  Keizer  carel  d6n  VI.  - — De  Verhefing  van 

w.  c.  H.  FRjso  tot  Erfftadhouder ,  &c. De  iaat* 

fie  Veldtocht  en  Akenfche  Vredehand^ling.  Ver* 

anderingen ,  door  de  Verheffing  van  willem  den  IV  tö 

^^g^  g^bragt. ' Algemeene  Aanmerkingen^  over  ha  Staats* 

vreezen  ,  den  Kêophandel  ^  de  Zeevaart  ,  de  Kuvflen^ 
Wcetes^chappen  en  Zcdett,  Vioar  het  Staatsbejluur  ,    dé 

LatHt. 


IVEDBRLANDSCHE  GESCBIRDSNISfiEïr  MAAR  CBRISIER.  IX t 

Land*  en  Zcemagt  ^  de-  Staat  der  Geldmiddelen  >  der 
Handwerken  ,  Koophandel  en  Zeevaart ,  als  roede  die  der 
Kunften  en  JVeetenfchappen  en  der  Kerke  ^  ontvouwd  wordt  ^ 
met  de  Characterfchetzen  van  verfcheide  Dichters^  Taalbe* 
fchaavert ,  JVysgeeren  ^  enz. 

Tot  een  (laaly  uit  de  veelvuldige ^  hier,  óp  een  vryen 
tfinc  ^  befchreeven  Staatsbyzonderheden ,  verkiezen  wy  'c 
een  en  ander  over  te  neetnen  uit  de  Afdeeling  ,  die  ten 
Opfchrifc  voert  ^  Veranderingen  do9r  de  Verheffing  van 
W£LLBM  DEN  IV  te  wcgc  gebragt.  „  Wanneer" ,  zegt  de 
Schryver,  "  het  Staacsbeftuur  der  Veréénigde  Gewesten^ 
onvoorngtig,deel  nam  in  den  Oorlog « door  dtn  Aken/chen 
Vrede  geëindigd,  was  het  niet  genoeg  bedagt  op  de  ge» 
volgen  ,  welken  zulks  onverroydelyk  moest  hebben  op 
het  inwendig  Stelzel  des  Oemeenebests.  D^tzt  verande* 
ring  was  niet  natuurlyk ,  en  men  moest  tot  het  voort* 
brengen  dier  Staatsomwentelingen  de  zeldzaam fle  raderen* 
doen  werken.  ,,Het  gebeurde, in  dejaaren  MDCCXLVIf 
9,  en  MDCCXLVIli  ,^  is  tot  no^  toe  voor  den  welmee* 
„  nendften  en  opregtften  Gerchiedrcbryver  een  volkomen 
,,  raadsel,  en  bet  is  geenzins  mogelyk  om  de  weezenlv** 
„  ke  drjfvecr  der  omwentelinge  van  ons  Gemeenebest  in 
,,  die  tyden  aan  het  algemeen  te  ontdekken. .  Dit  blyit 
„  bewaard  voor  de  Naakomelingrchap.  De  raderen  van 
„  het  werktuig ,  't  welk  men  ten  dien  tyde  in  'c  werk 
,,  beeft  weeten  te  Hellen ,  zyn  reeds  laoj^e  verbrooken  ^ 
,,  en  men  zal  nog  lange  gisfen  na  deszelts  volkomen  za- 
,,  mcnftelling  (♦>'•  Wy  zullen  ,  derhalven  ,  niet  veel 
meer  kunnen  doen  dan  de  berigten  opgeeven  van  den  toe- 
dragt  der  zaaken^  nogth&ns,  van  tyd  tot  tyd  'er  in  vleg- 
tende  zodanige  ophelderingeti ,  welke  meer  verlichte  dageft 
verfchaffen* 

Veelvuldig  en  boogklinkend  waren  de  *  befchuldigingea 
door  de  driftfgfte  Stadhondersgezinden  aan  de  Arijlocram^ 
ten  van  de  Regeering,  voor  het  Jaar  MDCCXLVIH  ,teii 
laste  gelegde  Wy  bullen  2e  verkort  opgeeven  ,  met  be- 
tiügiag  dat  'ér  in  veek  cpkigten  maar  te  veel  waarheide 
in  eedden  wordt ;  Tchoon  de  algemeenheid  der  befchuW 
digmRen  zelve  genoegzaam  i^  om  elk  te  doen  opmerken^ 
dirPartydigheid  den  mond  opent,  en,  *t  geen  zeker 
tot  maar  al  te  veelen  behoorde  >  aan  allen  ten  laste  legt. 

O  Ornrl^  yM  tuHfe  U.  D.  N.  j,  bl»  2S. 

H  R 


SIl  KEDER(^AND5CHB  CESCHIBDfiNZSSBIf  « 

,,  De  Gemeente  ,  geheel  ontbloot  van  allen  invloed  of 
59  hunne  Kcprefcntantcn  ,  hing ,  zeide  men ,  enkel  af  van 
9»  de  willekeur  van  een  klein  getal  haarer  Medeburgeren» 
9,  die  hunne  regten ,  of  liever  derzelver  overfchot ,  onder 
>,  elkander  verdeelende ,  de  kunst  bezaten  om  haare  klag- 
fj  ten  te  leur  te  (lellen ,  of  de  magt  om  die  te  fmooren ; 
,t  de  CoUegien  der  Finantien  gaven  geene  rekenfchap  aan 
,,  hunne  begunftigers  ;  de  gemeene  inkomften  ftrektea 
5»  enkel  tot  onderhouding  van  de  pragt  eeniger  Familien, 
^,  en  de  Staat  was   ontbloot  van  middelen  in  de  aller-  * 

5»  dringendde    noodzaaklykheid.    Door  dien    de 

9,  Hoofden  der  Regeering  niemand  dan  hunne  Bloedver« 
,,  wanten  in  dezelve  toelieten  ,  waren  alle  de  Ampten 
9,  van  Vertrouwen,  van  Aanzien  en  van  Voordeel,  tot 

.  „  eenige  weinige  Geflachten  bepaald. De  Legers 

„  en  Vlooten   (jonden   onder  het  bevel  vaa  Kinderen  , 

•„  die ,  verzekerd  van  ftrafloQsheid  ,  uit  hoofde  van  't 
,.  gezag  hunner  Naastbc (taanden ,  van  hunne  weezenlyke 
9,  plichten  een  kinderfpel  maakten.  De  Tuighuizen  wer- 
99  den  verwaarloosd,  de  Vestingen  waren,  ontbloot  van 
9,  «Bezetting ,  en  vervielen  tot  pumhooptn»  de  Landcroe« 

*  ,9  pen  zwak  en  zonder  Krygstugt ;  het  grootst  getal  van 
„  mindere  Bedieningen ,  uit  welken  men  zo  veele  voor- 
„  deelen  voor  de  Republiek  zou  hebbeu  kunnen  trekken^ 
9,  door  die  te  begeeven  aan  Heden ,  die  hun  leeven  ger 
,j  waagd ,  en  hunne  jeugd  gefleeten  hadden  in  den  Land- 
9,  of  Zeedienst,  en  dfoor  een  beroep  aanzienlyk  te  maa* 
9,  ken,  dat  van  dag  tot  dag  onaangenaamer,  en,  egter  , 
„  noodzaaklyker  wordt ,  werd  opeedraagen  aan  lieden » 
9,  die  geene  pndere  verdienften  hadden  9  dan  dat  zy  een 
9,  tyd  lang  deq  laagften  Huisdienst  by  eenen  Magidraat 
9»  hadden  waargenomen  ,  of  in  het  bevorderen  van  on- 
9«  geoorlofde  vermaaken  waren  behulpzaam  geweest;  ja» 
9,  die  zelfs ,  ten  behoeve  van  eenen  Regent ,  hunne  eer 
9,  hadden  opgeofierd  ,  om  die  van  de  eene  of  andere 
9,  jonge  Dogter  te  redden.  Met  één  woord ,  men  kon  op 
9,  geene  verbetering  boopen  :  dewyl  het  de  zaak  der  pu« 
99  blike  Amptenaaren  was,  de  ingefloopene  misbruiken  te 
99  hondhaaveu  (♦>•' 

(*).  Wij  hebben  decze  fchets  ,  zeker  een  allerzwartfte  fchil- 
dlery,  overgenomen  uit  de  Grondwettige  Herjielling  van  Neder" 
Un4s   Staatiweezm   l  D.  bl   li9^    il/  bergept  jSicb  op  den 


KAAt  CERISIER.  tl^ 

Wat  liier  van  ook  zyn  moge,  dit  gaat  vast,  dat  het 
Jrifiocratisch  Befluur  ,  het  welk  met  den  dood  vau  wil- 
L£M  DEN  III  m  het  Jaar  MDCCII  eenen  aanvang  hadt  ge« 
nomen ,  en  fteeds  voortgeduurd  tot  aan  het  Jaar 
MDCCXLVII,  voor  den  vrygebooren  Burger  niet  min 
ondraagbaar  geworden  was  ,  dan  de  Graaflyke  en  Stad* 
houderlyke  Regeeringen  voorheen  geweest  waren.  Het 
Volk  ,  door  geene  Rurgerwetten  behoorlyk  beftuurd  zyu- 
de  9  was  die  Regeeringe  moede  geworden ,  het  haakte  na 
verandering  ;  ^^  AanzienlykRen  zagen  met  een  (lilzwy* 
gend  en  heiroclyk  genoegen  aan,  dat  de  toenmaalige-^r/- 
jiocratijchc  Familie  Regeering  te  onder  wierd  gebragt. 
Men  dagt ,    dat  uit  de  algemeene  gisting  dier  tyden  eene 

Sewenschte  omwenteling  zou  opdaagen  ;  doch  men  be- 
roog  zich  deerlyk.  De  Burgerfchaar  was  te  diep  in 
flaap  gewiegd  ,  en  de  Ariflocratie  haSt  zich  te  zeer  op 
haaren  gevloektcn  throon  verheeven  ,  dan  dat  uit  het 
een  en  ander  de  verheffing  des  Prinfen  van  Oranje  niet 
moest  gebooren  worden.  De  Heerschzugt  hadt  een  zq 
weeligen  grond  aangetroffen  in  hun,  die  niets  meer  wa- 
ren ëaii  Vertegenwoordigers  van  het  Volk ,  dat  het  zeer 
bereidvaardig  de  hand  leende  ,  om  het  Stadhouderfchap  y 
met  meer  Voorregten  dan  ooit  omgccven  ,  weder  in  ta 
voeren  ,  en  die  Ariflocraten  aan  den  Stoel  van  een  zo«^ 
genaamd  Eminent  Hoofd  vast  te  kluisteren ,  terwyl  veelen. 
der  aanzienlykfte  Staatsieden,  by  deszelfs  vastftelling,  aaa 
zich  en  hunne  geflachteil  de  aanmerkelykfte  en  duurzaamlle 
voordeden  beloofden. 

De  Ariflocraten  van  dep  flegtften  Stempel ,  die  zich 
jrimmer  met  een  welmeenend  inzigt »  of  uit  waare  Vader- 
landliefde, de  ?aak  des  Vaderlands  aantrokken  ;  maar  al*- 
leen  uit  eigenbaat  en  zelf  belang  d^tz^  zyde-koozen  ea 
hielden,  zo  lang  dezelve  eer  en  voordeel  fchonk,  wend*» 
den  het  over  eenen  anderen  boeg;  denkende  by  die  ver— 
wisfeling  altoos  eene  gunftige  gelegenheid  te  zullen  vin- 
den y  om  zich  in  het  bewind  der  algemeene  zaa^ 
ken   te  dringen »    en   alle  de    voordeeleu    der    Regee- 

rm- 

Couriervan  Europa  I  D.  bl.  ipi.  Het  gedrag  der  Siadhou^ 
der T  '  gezinden  verdeedigdf  en  Verhandeling  over  den  aiouden  en 
tegenvoordigen  Staat  enz  Ferdecdiging  der  Stadhouderlyke  R^ 
£ttring  II  Verv^  op  de  InU 

H3 


in  WEDEULANDfCHB    OBSCHIRDENISSEfT 

linec,   aan  zich  en  hunne  Geflacbten,  wer   te   hien- 

**"  Eik  Burger",  (luidde  de  twl  van  een  der  God. 
fDraaken  van  de  misnoegde  Party)  "moet  zich  verzekerd 
„houden,  dat  het  algemeen  belang  nooit  ter  harte  ^- 
!!  nomen  is  door  de  Regeering.  Regenten,  fchuldig  aan 
het  toegeeven  van  zuJk  eene  verkeerdheid,  waren  geen 
«Vaders,  geen  Befchermers  der  Burgeren,  Zy  badden 
!.  hun  regt  op  de  plaats  ,  welke  «y  bekleedden ,  ver- 
t.  looren  :  het  Volk  tradt  weder  in  zyne  Rcgten  en 
;,  de  Stadhouder   moest   hun   Overheden   geeven    meer 

!.  het  Volks  vertrouwen  waardig. Zodegeenen, 

!!  die  op  't  kusfen  zyn  gefteld ,  door  hunne  rtegte  be- 

*  heering,  hun    regt  en  geaag  verhezen ,  keert  het  zelve 
.  weder  tot  de  Maatfchappy  ,  en   het  Volk  heeft    regt 

'.  om  zich  de  Opperheerfchappy  aan  te  maatigen  .  en  Je 
!!  Wetgcevende  Magt  te  gebruiken,  of  wel  eene  nieuwe 
!!  Reeeeringwyze  op  te  rechten  ,  en  het  Hoog  Gezag, 
!!  walr  van  het  als  dan  meester  is,  in  andere  handen  te 
!.  Rellen,  zoals  het  dat  goedvmdt.  Het  eenigst  doelwit 
:.  van  eene  Maatfchappye,  niets  anders  zynde  ,  dan  de 
!  welvaart  van  ieder  Lid  in  't  byzonder  ,  kan  geen 
!!  Lid  van  het  Volk  afzien  van  het  Regt ,  om  over 
«  zyne  Regeerders  agt  <t  geeven ,  om  zich  tegen  hun 
Il  aan   te  kanten,  dezelve  af,  en^anderen   in  de    nUatt 

*  te  zetten,  wanneer,  men  befpeurt,  dat  de  Maat- 
!.  fchappy  onder  hunne  Regecrlng  te  gronde  gaat.  Dit 
!I  Reet,  uk  een  pligt,  van  den  Schepper  aller  dingen 
!!  op  ons  gdcgd,  voortvloeiende,  is  daardoor  teven» 
!!  eeti  pligt,  daar  wy  niet  van  kunnen   afzien  ,  zonder 

I  tegen  den  wil  des  Allerhoogften  te  zondigen.  Het 
V  is  dan  klaar,  waar  en  waaragtig,  dat,  wanneer  eemg 
Volk  zynen  Burgerftaat  ziet  vervallen ,  verzwakken 
ta  van  buiten,  en  blootgefteld  aan  de  uiterfte  gevaaren, 
;.  alle  kentekenen  van  eene  ongelukkige  bezorging,  waar 
'*  op  elk  een  min  of  meer  geknakt ,  eindelyk  eene 
„  geheel*  ondergang  moet  volgen;  dat,  zeg  ik,  als  dan. 
'♦  dat  Volk  het  Regt  heeft ,  om  tegen  zyne  Overheden 
'  op  te  ftaan,en,  als  oorfpronglyke  en  regtmaatige  Heer^ 
U  fchers  ,  voor  zich  «elven  aodaanige  fchikkingan  te 
"  „  maai> 

C*)  Zie  de  Courier  van  Eurtpa  ID.  bh.aa^.  Il  D.  W.  9. 
Wtv.  75. 


♦♦ 


„  anken ,  als  het  zal  vinden  te  behoofcn.    Dit  zo  zyn- 
„  de,  in  het  algemeen   voor  alle  foorten  van  Rcgeerin- ' 
„  gen,  is  dit  des  te  meer  verpligteode  in  Burgerflaaten , 
„  daar  de  Inwoonders  van  't  Land,  zo  grooten  als  klci- 
„  oen  ,    zo  ryken  als  armen  ,    zo  Regeerders  als  Onder- 
„  daanen  ,  gelyklyk ,  aan  die  algemeene  Wet  nog   doo? 
^»  eltnen  üed   zich   verbonden  hebben,  gelyk  dit  hier  te 
„  Lande    plaats   heeft  :    want  wy  z weeren  geene    On- 
„  bepaalde  gchoorzaambeid ,  maar  wel   het   Land  honui 
„  en  getrouw  te  zullen  Wyven  ,   de  Wetten ,  Privilegiën 
„  enz.  te  handhaavcn ,   alle  welke  uitdrukkingen  als  zo 
,,  vcele  kennerken  zyn  van  de  toevoorzigt  onzer  Voorva* 
^  deren  ^  om  de  Gcondwet  van  het  Zamenleewen  tot  do 
^9  Grondwet  van  hun  Gemeenebest  te  houden  (f)* 

„  Schoon  WILLEM  DE  IV,  zegt  onze  Gefchiedrchryvcc 
in  eene  andere  Afdeeling  ,  ten  Opfchrift  voerende.  M- 
gemecnc  Aanmerkingen  over  het  Staats^cezen ,  enz.  ,  ia 
de   weinige    jaaren    zyns  onrustigen    Stadhouderfchaps « 

*zon>» 

(t)  Het   Qtifaft  der    Stadhouders  Gezinden  verdeedigff.     De 
OpfteUcfS  van  de  Grondwettige  H.r Helling  van  Neerlands  Staats^ 
veezen  9  deeze  woorden  met  betrekking  tot  het  Volksregt  aan- 
gehaald Iiebbende ,   voegen  'er   met  veel    gronds   by,    „  Zo 
m  fpreekt:  deeze  Schryver  op  het  gezag  nïet  alleen  van  buiten- 
„  landfche  en  hedendaagfche  Regtgeleerden  ;  maar  ook  volgens 
^  de  Leer  van  onze  eigen  Staats -Rechts  Geleerden  ,  op  wel- 
f,  ker  getuigenis  hy  zich  plegtig  beroept,    Deeze  woorden  van 
ff  den  Advokaêt   e.    lusic     zullen   genoegzaam  zyn  om  de 
„  Leerftelling  van  zekeren  reinier  vryaart  te  wederleggen  r 
»  die  zyne  eerloosheid  zo  hoog  doet  ftygen,    dat  hy  met  zo* 
ft  veel  veragting  voor  de  Natie,  als,kwnade  trouw  voor  de 
ff  Waarheid  ,  de  idéé  van   een  Oorfpronglyk   Contract  ,   vaa 
f,  eene  Volks -vertegenwoordiging,   eene  idéé  ,    zo  waar,  zo 
lit  edel,  zo  bekwaam  om  het  goed  vertrouwen  en  de  eendragt 
»f  tusfchen  hun  dieregeeren,  en  hun  die  geregeerd  worden, 
M  te  bewaaren,  durft  aanranden.    Maar  wat  kan  men  verwag- 
ff  ten  van  Schryvers ,   die  van  Grordb^inzelen  veranderen  p 
V  naar  dat  de  omfiandighedcn  zulks  vereifchcn  ,    aan  welken 
»«  het  onverfchillig  is,   of  zy  voor-  of  tegcnfpreeken >  en  die 
ff  het  Volk  en  zyne  Geheiligde  Regten  op  eene  laage  en  laffe 
•f  ^yzi^  vleijen,  of  onbefchaamd  aanvallen,  naar  maate  't  ziéive 
ff  genegen  of  ongenegen  fchynt  te  zyn,   om    hunne    byzon* 
ff  dcrc  oogmerken   te   belpen    ondcrAeuneit    Bladz^239  ^ 

H4 


llê  NE0BRLANDSCHE  GESCHIEDENISSEN 

;Eomty(ls  het  oor  leende  aan  voorflagen  en  de  hand  in  het. 
uitvoeren  vz^  ontwerpen  ,  die  met  het  Stelzel  der  Ge- 
meenebesilsregeering  weinig  (Irookten ,  fchynt  zuIIls  ,  voor 
geen  gering  gedeelte  aan  den  vreemden  iiivJoed  ,  en  de 
Kunftenaaryen  vaa  Staatzugtige  Onderbewindslieden  ,  die 
even  als  de  klimop  ,  zich  niet  kunnen  opheffen  ,  zonder 
zich  om  een  hooggeftamden  boom  te  flingereu ,  te  moeten 
worden  toegefchreeven,  — —  Ten  tyde  zyner  Verhef- 
jBnge ,  bevondt  zich ,  (gelyk  wy  boven  gezien  hebben  ,>  in 
\  Gemeenebest  eene  menigte   van  aanzienlyke     Burgers , 

die  de  haatlykfte  Familie  Arijlocratie  vloekten.  In 

de  Landgewesren  was  een  groot  getal  Edelen  ,  die  meer 
uitftaken  door  de  hoogheid  van  hun  Afkomst,  dan  door 
den  glans  hunner  «Middelen  ;  zy  haakten  na  eene  Regee- 
ringsvorm ,  waar  in  een  met  Magt  bekleedde  Stadhouder 
hun,  uit  dien  luisterloozen  Stand,  kon  opbeuren,  in  eer 
en  aanzien   verheffen  ,  en  met  een   gouden  regen  over- 

ftortep,     Het  Volk,  in  *t  algemeen,  konde   de  Re- 

geeringsperroonen  niet  dan  uit  hunne  gezagsbetooningen , 
geenzins  altoos  met  de  verei^chte  omzigtigheid  te  werk 
gefield  ,  fchreef  de  rampen  des  Oorlogs,  waar  in  men 
zich  onvoorzigtig  hadt  laaten  inwikkelen  ,  op  hunne  re- 
kening aan,  en  geloofde,  dat  een  Prins ^  uit  den  Huize 
van  Oranje^  den  ouden  roem  en  voorfpoed  aan  den  Lan- 
de zou  wedergeeven.  Alle  deeze  oorzaaken  wrogten  zeer 
mede  tot  de  Staatsomwenteling;  en  willem  de  IV  hadc 
naauwlyks  iets  meer  te  doen  ,  dan  zich  over  te  gee» 
ven  aan  den  (Iroom  ,  die  hem  voerde  te^  plaatze  ,  waar 
de  Zetel  der  Eere  en  des  Gezags  hem  wagtte.  Het  Ge» 
neenebest  zag  toen  een  verfchynzel,  nooit  >  zints  de  eer- 
fte  Grondvesting,  boven  de  zelfs  gezigteinder  opgaan; 
de  Stadhouder  Capitein- Admiraal  Generaalfchappen  en 
de  V  oorzitterfchappen  der  aanzienlykfte  Maatfchappyen  op 
één  Hootd  verecnigd.  Indien  deeze  omwenteling  de  ver- 
deeldheden ,  welke  de  onderfchéide  Stadbouderfcbappen 
natuurlyk  moesten  veroorzaaken ,  aan  den  eenen  kant  deeden 
verdwynen,  zy  deedt,  aan  den  anderen  kant,  eeneregtmaa* 
tige  vreeze  gebooren  worden,  dat  ze,  aan  éénen  verleend, 
in  Dwinglandy  zou  kunnen  veraarten.*' 

Eene  vrees  maar  al  te  wel  gegrond,  en  waaronitrént 
men  de  taal  wel  mag  naadenken  van  den  Raadpenfionaris 
«UNOELANDT,  die,  in  den  Jaarc  MDCCXVII  fchreef, 
„  Eén  Prins  ,  die  reeds  Stadhouder  Is  van  twee  Provin- 
9)  cien,  geeft  voorwaar  eene  groote  zwaarigheid ,   om  dat 

»  het 


NAAR  CERISiBR.  fi;^ 

^  liet ,'  in  voorige  tydcn  ,  veel  gecontribueerd  heeft  tot 
,,  belioud  van  de  Vryheid»  of  van  het  Regt  van  deStaa» 
,,  ten.  en  van  de  Privilegiën  van  het  Land,  dat  alle  Pro«^ 
,,  vinden  niet  onder  één  en  denzeifden  Stadhouder  wa« 
„  jen ;  maar  dat  de  Voorftanders  van  de  Vrylieid  eenig. 
,,  zins  zouden  contra  balanceeren  het  gezag"  van  den  eenen 
,,  Stadhouder  door  dat  van  den  anderen.'* 

Naa  de  afgifte  van  dit  Deel,  wordt  ons  ter  hand  gefteld 
een  Algefnecn  Register  :  tot  groot  gemak  der  Bezitteren 
van  dit  W  erk ,  *t  geen  voldoet  aan  het  PJan ,  *t  welk  de 
Naavolger  in  de  Voorreden  des  eerften  Deels  heeft  opge* 
geeven*  Wy  hebben, by  eene  voorgaande  gelegenheid , op« 
gemerkt ,  dat  de  Naavolger  in  de  laatfte  Deelen  zeer  verre 
van  den  Franfchen  Schryver  afwykt ,  .  dit  is  ook  zyn 
geval  in  het  tegenwoordige  :  dan  wie  het  laatfte  Deel 
des  franfchen  Werks  ,  en  bovenal  het  Slot ,  geleezen 
heeft ,  zal  zich  over  die  afwyking  niet  bevreemden^ 
Tammer  dat  'er  zo  veele  en  zo  groote  Drukfeilen  iu  dit 
Werk  zyn  ingefloopen. 


Tegenwoordige  Staat  der  Vereenigde  Nederlanden ,  Veer* 
tiende  Deels  tsfeede  ftuk^  bevattende  het  veryolg  der 
Bcfchrjvinge  ^an  Friesland.  Te  Amfterdam  ,  Leyden , 
Dort  en  Harlingen^  by  P.  Schouten,  J,  de  Groot  &c* 
1786.     In  gr^  octavo ,   74 1  bladz. 


N' 


ra  dat  de  Schryvers  ons  by  den  aanvang  van  dit  deel 
eene  beknopte  befchryving  van  Ameland  en  Schier- 
monnikoog gegeeven  hebben  ,  gaan  zy  over  ter  befchou- 
wiog  van  het  tweede ,  en  te  gelyk  het  Westelykfte  ,  ge« 
deelte.  van  de  Provintie  Friesland,  dat,  in  tegenfteUing 
met  het  Oostwaards  gelegene  Oostergo ,  Westetgo  'ge- 
naamd wordt.  De  aart  der  Landeryen  van  deeze  ftreefc 
wdks  ligging  en  grenzing  aan  de  nabuurige  Zuiderzee 
en  de  Waoden  nader  omfchreven  wordt ,  is  niet  zo 
'  verfcheideo  als  in  Oostergo,  naardien  men  in  geheel 
Westergo  geen  heidvelden  6n  weinig  Veenen  vindt,  ja 
zelfs  geen  zandgronden  op  de  oppervlakte  des  Aard« 
ryks ,  alleen  uitgezonderd  den  heuvel ,  't  roode  Klif  ; 
over  't  algemeen  beftaat  het  uit  vruchtbaar  Kleiland  ,  't 
welk  zelfs  in  de  laagfte  oorden,  door  inpoldering',  tot 
roordeelig  weidland  kan  worden  gemaakt*    De  eerde  der 

H  5  ne* 


IlS  TEOSNWOOItmés  $TAAT 

Begen  GritMiy^n»  uit  welke  WesteFgo  beftaac^  is  Ménal.    * 
dumadul;  de  Janderyen  deezer  Grieteny  beftaaa  meeren* 
deel&  uit  aeer  vruchtbaare  Kleigronden»  die  tot  de  Graan- 

.  CB  Aardappelteelt  zeer  gefchikt  zyn,  vooral,  die  hugs 
dtu  ouden  Zeedyk  liggen,  va&  Marfum  af  tot  aan  Wier, 
tn  in  den  omtrek  van  Bergum,  Ëngelum,  Menaldnm^eq 
Dronryp,  terwyl  de  laager  landen,  ook  meerendeel?  zeer 
goed  en  gefchikt  zyn  tot  beste  Weid-  en  Hooilaoden. 
Deeze  Grieteny  lieen  twaalf  IJkDrpen  en  een  Klooster;  ala 
vooreerst  Menaldum^  by  verkorting  Meaaam^  een  Dorp, 
dat  ondoen  groot  van  omtrek  is,  en  met  zyne  landeryen. 
^  uit  zeer  fchoone  Bouw- en  WeidlandenbeAaan^en  geheel 
tot  aan  bet  Kerkhof  van  Beetgum,  en  voorts  tusfcfaen 
'Berlikum,  Schingen,  Drouryp  en  Marsfum  loopt.  a.  A?r. 
Uknm^  doorgaans  Belkum  of  Celkom,  een  fcboon  Dorp, 
welks  buurt  de  grootfte  is  der  geheele  Grieteny  en  twee* 
en  veertig  ftemmen  bevat.  3.  H^ier^  een  klein  Dorp,  zo 
van  buurt  als  landeryen,  behoorende  daaronder  maar  tien 

•  ftcmmende  plaatzen.  4.  Bcetgum ,  weleer  Badegum  ge- 
naamd, zo  SCHOTANUS  Wil,  omdat  de  Zee  tot  aan  het 
Kerkhof  fpoelde,  en  men  zich  iu  't  zeewater  rondom  ba- 
den kon.  5.  Englum  ,  ten  zuidoosten  van  Beetgum  gele- 
gen ,  en  ook  niet  verre  van  den  ouden  Zeedyk ,  waarop 
de  rydweg  van  dit  Dorpje  uitkomt,  is  klein  en  heeft  maar 
twaalf  ftemdraagende  plaatzen,  die,  evien  als  Beetgum, 
uit  zeer  vruchtbaare  landeryen  bellaan  ,  en  meest  tot 
Bouwakkers,   Aardappelteelt,   en  Weidhinden  dienen*  6. 

'  Marsfum^  een  maatig  groof  en  vermaakelyk  Dorp,  even 
als  Beetgum ,  aan  den  meergemelden  ouden  Zeedyk ,  en 
dus  wel  ter  reed  gelegen.  7.  Deinum^  een  aangenaam 
Dorp  aan  de  Leen  waarder  trek  vaart,  tweehonderd  roeden 
ten  westen  van  Ritzumazyl  gelegen ,  dat  met  een  fchoone 
groote  Kerk  en  Kloktooren  van  een  byzonder  maakfel, 
en  rondsom  voorzien  is  met  buizen,  die  byna  geheel  be* 
iloten  liggen  in  een  Dyk,  het  St.  Jans  pad  geheeten  ; 
synde  deeze  Dyk  weleer  dus  aangelegd  om  te  dienen, 
tot  de  procesfie  ter  eerc  van  St.  Jaii ,  den  Patroon  van 
dit  Dorp.  8.  Eoxum,  een  Dorp  van  een  matigen  omtrek 
•n  zes-  en  twintig  (temmende  plaatfen,  heeft  by  de  kerk 
een  ftompen  kloktooren  en  een  tamelyfce  buurt.  9.  bUb» 
fitmy  liggende,  ongeveer,  driehonderd  konings  roeden  tea 
westen  van  den  ouden  Zeedyk  of  Borndyk,  en,  onge* 
veer,  ook  zo  veel  zotdwaards  van  de  Leeuwaarder  trek* 
vaart  9  is  niet  gropt,  doch  vermakelyk  wegens  het  geboom- 
te. 


VAN  fRItaLAND»  II9 

te*  ia  DrMTjp^  een  Tchooii,  groot  en  vermakelyk  Dorp, 
Beer  wel  gelegen  ter  vaart  en  ter  reed,  beide  van  en  naar 
Louwaarden  en  Franeker.  n.  Schingen  ^  zo  men  meent» 
van  Dronryp  afgefcheurd ,  wegens  't  oude  en  eertyds  he. 
vige  gefcbil  over  *t  voorgaan  ten  offer,  en  dus  Schiugen» 
by  verkortinge ,  geheeten  voor  Scheidingen.  12.  slappe* 
urp^  \  kleinfte  Dorp  der  Grieteny,  als  hebbende  maar 
aeven  ftemmen;  door  dit  Dorp  loopt  een  rydweg,  dien 
nen  kan  gebruiken  van  en  naar  Peins  of  Beriikum,  ter^ 
wyl  *er  ook  een  Schipvaart  is,  die  in  de  Schingervaart 
uitkomt*  By  deeze  voornoemde  Dorpen ,  die  bier  omftan« 
dig  befchreven  worden,  komt  eindelyk  bet  Klooster  Aan« 
jam  of  Anigbem,  van  welks  ftichtinge  reeds  in  het  eerde 
Deel  gefpreken  is.  Men  tdt  in  déeze  Grieteny,  die,  den 
Hoogwelgeb.  Heer  j.  g.  w.  yu  d.  Baron  thoe  Scbwart. 
zenberg  en  Hobenlandsberg ,  en  tot  Secretaris  Mr.  j.  mb- 
Bics  beeft  ,  tien  Hervormde  Kerkgemeenten ,  twee  Doops- 
gezinde Gemeenten,  en  eene  van  Roomsch  Katholyken. 

De  tweede  Grieteny  van  Westergo,  tot  welkers  be» 
fchryving  de  Schryvers  vervolgens  overgaan ,  is  Frantke^ 
tadul^  aldus  genaamd  naar  de  Stad  Franeker ,  die  mid<* 
den  in  4ezelve  ligt.  De  landeryen  zyn  hier,  over  't  gei* 
heel,  goed,  doch  merkelyk  onderfcheid^n.  De  Dorpen 
deezcr  Grieteny»  die  elf  in  getal  zyn,  hebben  door  veele 
wegen  en  vaarten  goede  gemeenfchap  met  eikanderen ,  en 
ock.een  beboorlykiT  waterloozing.  Het  eerfte  is  Tjwn  of 
fxtf JU,  eertyds  Tzumma  genoemd.  Dit  Dorp  is  zeer  uitge^» 
ftrekt,  en  bevat  wel  zes-  en  vyfïig  (lemdraagende  plaat* 
fen,en  daaronder  veele  ftaaten  en  verfcheiden  lütbuunen» 
als  Barram,  Faldum,  Tritzura,  Laakwerd ,  enz.  2.  Dong^* 
jum^  Doenjum  of  Doedingahenr,  gelyk  het  weleer  gefpeld 
werd,  ligt  omtrent  vyfhonderd  koningsroeden  tenlNoordeti 
naar  Franeker,  en  bevat  in  zynen  omtrek  vyftien  ftem* 
mende  plaatfea;  doch  de  buurt  by  de  keik  is  zeer  gering* 
S»  Achhim^  een  Dorp  van  groote  uitgeftrektheia ,  dat 
wel  acht-  en  dertig  (temmende  ptaatfën  teh,  gedeeUelylc 
vafpidd  en  gedeeltelyk  als  verftrooide  buurtjes,  by  by- 
xondere  naamen  bekend,  als  Gelterp,  SopTum,  Ludum^ 
enz.  4.  Midlum,  weleer  ook  A^idlama  genoemd^  is  een 
Dorp  van  geen  kleinen  omtrek ,  hoewel  zeer  gering  van 
buurt ,  bevattende  twintig  (lemdraagende  plaatfen.  5.  Hcr^ 
bajum  ,  aan  denzelfden  rydweg  gelegen,  niet  verre  ym 
Franeker»  een  klein  Dorp,  dat  alteen  vyfrien  (lemdraagende 
plaatfen  bevat*  6*  Schaïfum^tYtB  als  Dong>am  en  iferba* 

jum. 


flO  TEGBKWOORDICE  STAAT 

jum,  aan  de  gerechtigheid  van  Franeker  grenzende,  op 
welke  Stad  dit  Dorp  een  fraai  uitzicht  heeft.  7.  Hitzum^ 
een  klein  Uorp ,  hebbende  twaalf  (lemmen ,  tusfchen  Ach- 
luin  en  Herbajum  gelegen,  8.  ,Boury  of  Euur,  by  ouda 
Suurftra,  het  kteinfte  Dorp  der  Grieteny,  dat  alleen  negeo 
ftemdraagende  plaatfen  bevat.  9.  Kicd^  dus  genoemd  naar 
^t  water ,  dat  ten  Noorden  des  Dorps  naar  Berlikum 
loopt,  welks  buurt  niet  groot  is,  doch  verre  die  van 
Dongjum  en  Bour  ovenreft.  10.  Pcim ,  bjr  ouds  Peinfera^ 
gae^  dat  ten  Zuiden  van  Ried  gelegen  is,  en  zeventien 
ftemdraagende  plaatfen  bevatten  ten  11.  Sweins^  by  ouds 
Sweinferagae ,  dat  verder  Zuidwaards ,  niet'  verre  van  den 
trekweg  naar  Leeuwaarden  gelegen  is,  waaraan  dit  Dorp 
grenst  met  eene  brug  over  de  vaart,  KingmatUle  genaamd , 
en  eene  daartoe  behoorende  buurt,  by  welke  ook  de  Cin- 
gel  eindigt  van  de  aanzienlyke  State  Kingma ,  weleer  Kin^ 
jum ,  die ,  volgens  winsemius  ,  galg  en  rad  voerde.  Oit 
deel,  het  welk  thans  tot  zynen  Grietman  den  Hr.  én  Mr*, 
j.  c.  BERCSMA,  en  tot  Secretaris  den  Hr.  en  Mr.  j.  de- 
KETH,  heeft,  bevat  zeven  Hervormde  Gemeenten,  doch 
Doopsgezinde  of  Roomsch  Katholieke  Gei^eenten  wordea 
in  deeze  Grieteny  niet  gevonden. 

Nadat  de  Schryvers  deezen  taak  hebben  afgehandeld^ 
ftaan  zy  over  tot  een  breedvoerige  en  naauwkeurige  Be* 
fchryving  van  Frantkcr ,  de  derde  in  rang  onder  de  (fetn* 
mende  fteden  vgn  Friesland,  in  Westergo  gelegen,  drie 
en  een  tweede  uur  gaans  van  Leeuwaarden,  en  anderhalf 
uur  van  Harlingen,  by  welke  hefchryving  men  zich  by- 
2onder  heeft  toegelegd,  ter  ontwikkeling  van  alles,  wat 
Frieslands  Hooge  Schoole  eenigzins  betreft ,  na  welker 
befchouwing  wy  geleid  worden  tot  VVestergo's  derde 
Grieteny ,  Barradccl  genaamd  ,  zynde  een  lange  ftreek 
lands,  ongeveer  Noordoost  en  Zuidoost  loopende  ter  lengte 
van  ruim  vierduizend  en  vyfhonderd  koningsroeden,  doch 
alleen  ter  breedte  van  eenduizend  en  tweehonderd  gelyke 
'  roeden.  In  't  oostelyke  deel  liggen  van  deeze  Grieteny 
1.  het  Dorp  Minntruga^  weleer  Minderskerk  genoemd » 
dat  het  grootfte  deezer  Grieteny  is.  a.  Firdgum^  eea 
zeer  klein  Dorp, 't  wejk  echter  tien  (ftemmen  heeft.  3. 
Tjummarum^ézt  scht-  en  dertig  ftemmen  bevat,  en  ia 
grootte  naast  aan  Minnertsga  komt.  4.  OosUrbierum^  eea 
Dorp  van  matigen  omtrek,  dat  even  ten  Oosten  van  den 
Slagtedyk  gelegen  Js,  en  vyf-  en  twintig  ftemdraagende 
plaatfen  bevat.  5.  Sixbicrumy  een  aanzlenlyk  en  vermo- 

gend 


rm  FRIBSLANDb  121 

gend  Dorp,  dat  zes-  en  denig  flemmen  telt,  en  behalvm 
de  groote  welbebouwde.  en  beftraace  binnenbuurc  nog  twee 
uitbuurten  bevat.  6.  Pietersbierum^  of  liever  Petersbicfum 
co  eertyds  Barra,  dat  zeven-  en  twintig  Hemmende  plaat- 
fèo  heeft ,  klein  van  kerkbuurt  is  ^  en  zich  westwaards 
iiitftrekt  tot' aan  Roptazyl.  7.  Wjnaam^  of  Wynaldum, 
een  maatig  groot  Dorp,  bezuiden  de  Ried  gelegen,  en 
daar  door  van  de  Bierumen  afgefcheiden.  8.  Almcnum^ 
Zuid-  en  Noordwaards  langs  den  Zeedyk  gelegen,  en  in 
zyne  hnderyen  de  Stad  Harlingen  influitènde ;  en  eindelyk 
9*  Het  Klooster  Lidlum^  dat  als  een  negende  dorp  der 
Grieteny  medeflemt  en  negen  (temmen  heeft.  Dit  Kloos- 
ter was  eenyds  zeer  aanzienlyk,  en  had  een  byzondere 
vaart  naar  Zee,  die  by  Koehool  uitkwam;  doch  in  laater 
tyd  werd  de  haven  verftopt ,  en  'er  fcheurdèn  op  die 
plaats,  door  't  geweld  des  zeewaters,  binnen  den  Dyk> 
twee  diepe  Poelen  of  Wielen,  die  nog  in  wezen  zyn.  -— 
Weleer  waren  onder  Barradeel  nog  twee  Dorpen,  die  reeds 
voor  eenige  eeuwen,  door  't  geweld  der  Noordzee,  ver»- 
nield  zyn,  met  naame  Westerbierum  en  Dykshome.  Dee- 
26  Grieteny ,  van  welke  thans  Jonker  j.  b.  van  echten 
Grietman ,  en  de  Heer  rein  smit  Secretaris  is ,  bevat  ia 
zynen  omtrek  zeven  Hervormde  Gemeenten ;  doch  Doops* 
|{ezinde  en  Roomsch  Katholieke  Gemeenten  zyn  'er  geene 
m  deeze  Grieteny. 

Ten  befluiie  van  dit  Deel,  geeven  ons  de  Schryvers  een 
breedvoerige  affcbetzuigvan  de  Stad  Harlingeti  ,  die  in 
nog  de  zesde  der  Friefche  Steden  is ,  en  op  den  Noord. 
I  westkant  der  Provincie  aan  de  Zuiderzee  ,  anderhalf  uur 
gaans  ten  Westen  van  Franeker,  ligt,  en  welker  liggmg, 
aefchiedenisfen ,  openbaare  gebouwen ,  regeeringsvorm ,  enz. 
Bier  zeer  *  breed  ontwikkeld  en  omfcbreviSn  worden :  doch 
waaromtrent  wy  ons,  wegens  de  bepaaldheid  van  ons  be- 
fiek,  niet  kunnen  inlaaten. 


Jh^ 


xaa  w.  scHo&Ba 


4mttkeningen  van  Mr.  willem  SQHORfiR  tyver  Oe  Inleid 
ding  tof  de  Hollandfchc  Reciüsgeleerdheief  van  hüoo  oe 
QViKjQT^door  den  Aantetkenaar  aanmcrkeljkvermurieri 
en  uit  hep  Latyn  Vertaald^  door  Mr.  j.  f.  austen  , 
practifecrend  Advocaat  te  Middelburg.  In  Zeeland^ 
Tweede  Stuk.  Te  Middelburg ,  by  P.  GilUslcn  ea  Zoon  , 
1786.    In  guarto,  184  bladz. 


01 


|nder  alle  de  Werken, dié  o?er  de  Holladdfche  Rechts** 
'geleerdheid  gerchreeven  zyn,  is  Vr  geene,  dst  met 
20  veel  naauwkeurigheid  9^  en   als  wy  ons  eo  nogen  ult« 
drukken,   Geometriiche  juistheid,   behandeld  is,  als  de 
Inleiding  van  onzen  onfterfelyken  Vaderlander,  den  groo* 
ten  Huig  de  Groot  ^  wiens  letterkundige  verdienden    in 
deeze  onze  ligtzinnige  eeuw,  by  gebrek  van  genoegeaa- 
ne  kundigheid,  niet  naar  waarde  gerchat  worden»  fchoon 
echter  die  zyn  Werk,  na  verloop    van    meer   dan    een 
eeuw ,  nog  heden  tot  een  richtfnoer  van  onze  rechtbatiken 
ilrekt.    Dan  daar  het  zelve  op  eene  min  of  meer  Syste- 
matieke  wyze  is  ingericht,  kan  men  met  geen  redelyk- 
beid  verwachten  dat  alle  iuridicque  qnestien  hier  ontwik- 
keld en  uitgepluist  te  vincfen.    Deezen  taak  heeft  de  Heer 
scHoaBR,  een  man  van  veel  beleezenheid ,  op  zich  geno- 
men ,  en  zyne  Adverfaria  of  Compilatien ,  die  hy ,  naar 
liet  ons  toefchynt,    van   tyd  tot  tyd  uit  rechtsgeleerde 
Schryvers   getrokken  heeft,  hier  en  daar,   by  wyze  van 
aantekeningen  in  de   Latynfche  taal  onder  den  texc  vati 
het  Nederauhfche  Werk  van  de  Groot  geplaatst:  een  wy-   • 
se  die  zeer  zonderling  is, daar  juist  deeze  aanteKetiingen, 
Crootendeels  alleen  van  dienst  waren  voor  zodanige  prac- 
tizyns,  die  de  Latynfche  Schryvers,  by  gebrek  van  taal- 
kennis, niet  kunnen  raadpleegen>  by  voorbeeld   Sollici* 
teurs  en  anderen,  terwyl  men  van  de  meeste  Advocatteti 
onderftellen  moet»  dat  zy  met  de  beste  Rechtsgeleerde 
Schryvers,  uit  welker  Latynfche  Schriften  de  Heer  Scho* 
rer  zyne  aantekefningen    grootendeels  gecompileerd  heeft , 
gemeenzaam  genoeg  bekend  zyn ,  en  dus ,  tot  deeze  bron- 
nen zelfs  toegang  hebbende ,  uit  's  mans  Compilatien  hun- 
ne Kundigheden   niet  behoeven  te  putten;  men   fchynt 
dit  ook  gevoeld  te  hebben,   en,   om  dit  gebrek  te  ver- 
goeden, en  deeze  aanteekeningen ,  voor  onkundige  Praéti* 
zyns ,  gebruikbaar  te  maaken ,  heeft  de  Heer  austen   de* 
idve  in^  het  NederduitsCh  vertaald',  fchoon  deeze  Uitga' 


aANTSKBmUQSN.  tg| 

^  tbffis  mcdet  éen  nieuw  gebrek  heeft ,  nftnèlyk  dat  sy 
Booten  tcNtder  text  behelst ,  en  dus  met  dit  ongeinak  vet* 
'SeseM  gast,  dat  men  telkens  by  deceive  bet  werk  vaa 
ae  Groef  'm  de  hand  moet  neemen. 

Van  de   menigvuldige    Aantekeningen «    die   ons    bier 
voorkomen,  cullen  wy,  om  den  leezereen  denkbeeld  ?aai 
*5mans  behandeling  te  geeven,   die   geene  kiezen  welkt 
de  Heer  Schorer  over  het  Bergloon  der  op  ftrand  gewor» 
pen  goederen  heeft  opgegeevcn.    „  In    vroegere  tyden« 
^cgt  hy»  verlooren  de  Eigenaars  niet  alleen  het  georanl 
coed,    maar   zelf  de   Schipbreukelingen  hunne  vryfaeid« 
van   welke  roofzucht,  en  onrecht vaardigbeid  zich  oud* 
tyds  bedienden  de  Koningen  van  Denemarken,  de  Herto* 
gen  van  Holflein ,  de  Graaven  van  Oldenburg  en  £mb- 
denden  de  Friefche  Eilanders,  welke  geheel  en  alleen  van 
de  Viscbvangst  en  Zeevondcn  leefden ;  zodat  het  derfaaU 
ven  geen  wonder  is»  dat  Iteizer  preoerik  db  II,  i^da 
voor  het  midden  der  twaalfde  eeuw,  verfcheidene  Stedem 
en  perfoonen  van  het   onnatuurlyk  Strandrecht  vry  veiw 
kiaard  heeft,  meerman  Gefchiedenü  van  Graaf  yriixMm^ 
IL  B.  U»  J2f9.    Over  dit  (luk  heeft  onze  Sohryver  reedt 
ter  loops  gehandeld  in  het  II.  B.  II.  Deel  %.  $6.    Mee 
het  boogtte  recht  derhalven  zegt  barbeirac  in  zyn  Dism 
coBts  fur  ks  beneficci  des  loix  pag.  II ,  gedrukt  te  Amflel- 
dam,  en  ,  in  zyne  aanteekeningen  op   den  laatften   druk 
van  het  werk  van  pupendoap  de  Ofte.  Hom.  et  Ciy.  bl^ 
478  >  dat  de  ftranda»eesters  ombanubartiger  zyn  dad  zêt 
es  winden;  zelfs  fchaamen  zich  de  Bedienaars  des  Gdd^ 
<felyken    Woords  op  fommige  plaatfen  niet,  om  aanbo,u« 
dende  gebeden  tot  Göd  op  te  zenden,  dat  hy  denGroódf 
heer  door  deeze   ongelukken   wil    verryken.    En  deeze- 
verfbeijelyke  daad  tracht  thomasius  verichconlyk  te  maat 
^^to  als  by-BARBEiUAC  fiir  pupend.  Droit  de  ia  Nom 
9urs  a  Gens  word  aangeteekend ,  Z/V.  IV.  Ch.  XIII.  S 

5*  n.  ft.  Waarby  gevoegd  kunnen  worden  de  «Iioot  ^ 
^urt  Bern  ac  Pacis ^L.  II  c.  Vil.  S  i  m  g  Seiden.  Mofê 
^üntfim^  L.  L  cap.  XXV.  aan  het  eindew  Voltaub  £^ 
JQfü  Jkr  PHisPotre  gemrak^  Tom.  I  pag.  i8.  Doch  dt 
Geestelv^en  hebbeti  te  recht  de  zulken  met  den  baa 
bedreigd,  die  zich  met  deeze  vanongelukte  goederen  bt« 
voordcelden.  Cap.  ïlf.  X  de  rapt. 

„Dit  ibhandelyk  gebruik  (leunde  op  deezen  grond, d^C 
dt  goedeta)  der  fchipbreukeihigen ,  alE  iyade  ter  beho«>- 
éentt  vaft  (Schip  tn  kvea  buiitn  bMid  «twcnvta^  g*- 

ret- 


tt4  *     W*  SCHORBH 

teekend  wierden  door  den  Eigenaar  te  zyn  verlaaten^  z^ 
dat  dezelve,  als  niemand  in  eigendom  toebeboorende , 
door  elk  ander  mogcen  worden  aangedagen;  doch  dit  ia 
zeer  verkeerd,  ten  ware  men  konde  bewyz^n,  dat,  vol- 
gens het  recht  der  Natuur,  de  goederen  niet  langer  ie- 
mands eigen  syn ,  dan  dezelven  by  hem'  in  de  daad  be- 
zeten worden :  het  welk  de  Prefident  eynkershobk  echter 
met  nadruk  wil  ftaaven  de  dominio  mar  is  ^  Cap.  L  Dan 
dit  zyn  gevoelen  is  reeds ',  ten  jaare  1704,  door  titius 
wederleg? ,  Acadcm.  Disput,  de  dominio  rerum  in  rebus 
occupatis  ukra  posfesfionem  duranle.  Dod  hier  by  bar* 
BEiaAC  Aanteekeningen  op  püprnoorp  Droit  de  la  Natu* 
re  &  de  Gefis^  L.  IV.  Ch.  VI.  §  i.  n.  1. 

,,  Hier  uit  volgt  derhalven ,  dat  ieder  een ,  die  zich  met 
geftrande  goederen  verrykt,  naar  befchreven  rechten  die- 
very  begaat,  barbeirac y«r  pufenoorp  droit  de  la  Natu- 
re  &  des  Gens^  Liv.  IV.  Ch.  VI-  §  12  n.  ia.  VI^Nlus 
ad  Inftituta  de  R.  D.  II  47  n.  2.  Voeg  hier  by  den 
Raadsheer  heemsberk  Batavifche  ircad.  bl.  295,  alwaar 
hy,  dit  (luk  behandelende,  zegt,  dat  earel  de  V»  cxx 
deszelfs  zoon  philip  deezen  Strandroof  door  hunne  Be^ 
yelfchriften  beteugeld  hebben.  Op  deezen  grond  heeft 
mede  de  Hoege  Raad^  ten  jaare  1599,  de  Bewooixers  van 
het  Eiland  Ter  Schelling  die  eenige  op  flrand  geworpe, 
ne  Graanen  naar  huis  gevoerd  hadden ,  verwezen ,  om , 
Volgens  bezwooren  opgave  van  den  .Reeder,  de  waarde 
derzelven  te  betaalen.  Neostao.  Decif.  Suprem.  Curies 
XLIV,  het  welk  insgelyks  alzoo  te  zutphbm  den  7.  Jan. 
175^»  is  vcrftaan.  Schomaker  Confultatien  en  Adv.  V, 
DeèUConr.  2  XI.  n.  21  en  22. 

„Dit  echter  is  niet  onredelyk , dat  de  op  flrand  gewor- 
pene  goedereu  door  de  Graafelykheid  worden  >  aangefla- 
gen,  wanneer  de  Eigenaar  by  naauwkeurige  navorfchinge 
niet  te  vinden  is,  brunnbman,  ad  Leg.  8.  n.  2  ff.  de 
teg.  Rhod.  (L.  XIV.  T.  II)  en  Gravinne  maria  heeft 
den  Hden  Maart  I477  te  Gent,  aan  de  Hollanders  en 
Zeeuwen,  by  het  zogenaamd  groot  Privilegie,  vergund, 
liet  geborgen  goed  te  rug  te  mogen  eifchen ,  mits  daar- 
voor aan  de  Burgers  een  redelyk  loon  betaalende.  Groot 
TIacaat.  II  Deel  bl.  1213.  Faderl.  Historie  IV  Deel  XIV 
Boek  bl.  169,  waartoe  naderband  by  bevelfchrift  aan  phi- 
XIP  den  II  een  jaar  en  zes  weken  is  bepaald^  geduurende 
•welken  tyd  de  Eigenaars  op  de  geredde  goederen  tegen 
betaalïnge  der  geviüjene  kosten»  recht  hebben >  wfiaus  ad 


tfiJlUta.  de  R.  Dl  %.  47*  n.  !//!r.  VANzraR  Codex  Bata^ 
vus  op  het  woord  Zeevang  of  luimden.  §  7.  bl.  1234  ea 
in  het  brecdc    boel   over  loenu-s  Cap.  XCIV,  waarby 
gevoegd  kunnen  worden  de  Ob/eryatien  oyer  h.  dk  oroot, 
1.  Deel.     Obf.   XXIX,  bL  «4,  en  /Ve^f.  a.  kluit,  /«• 
tr/dingsrcden  y  LtyAn  ^   1779.    Bylage  IX.  bl.  loi^.     Diï 
vondt  reeds  van  ouds  in  Zeeland  plaats.  Keure  van  Zce^ 
landy  Kap.  IV.   Art.  XIII.  'en  is  nog  onlangs  den  14  Ju* 
nyi  1751 »  by  de  Sfaaten  deezer  Provincie  nader  bekracb* 
tig)  geworden,  waarby  is  bepaald,  dat  de  EigenaaiB  zich 
binnen   dien  tyd  moeten  aangeeven ,   op  (Iraffe  of  p^cne» 
dat,  by  ontftentenis  van  dien,  de  goederen  aan  den  Graaf , 
of  deszelfs  Gemachtigden ,  zullen  vervallen ,  by  welk  Pla^ 
coat  hunne  Edelmogenden  Art.  XIV.  en  XX Vi ,  uitdruk* 
kelyk  gelasten ,  dat   de  Officieren  en  anderen ,  die  eenig 
opzicht  over  de  zeedriften  en  geftrande  goederen  hebben , 
luec  zullen  vermogen^  eenig  gedeelte  derzelven  voor  zich 
te  behouden,  inge vatte  de  Eigenaars  hunne  goederen  met  ' 
goed  bewys  opeisfchen ,  onder  welk  voorgeeven  het  ooi? 
toode  mogen  zyn.     In  Saxen  komen  twee  derden  aan  de 
Magiftraat,  het  overige  derde  den  geenen  toe,  die  het* 
zelve  heeft  gered  of  gevonden,  wanneer,  i^amelyk,   nt 
voorgaande  bekend maakinge  zich  niemand  binnen  den  be« 
paal(ten  tyd  aangeeft  en  zyn  eigendom  bewysr.    Carpzo* 
VJüS,  Jurisprud.for.  p.  III.  Confii$.  XXXI.  Def.  XVIlI. 

^,  Het  Bergloon  wordt  in  de  volgende  §.  ;•  door  onzen 
Schryver  bepaald,  waartoe  caornewbgkn  aldaar  in  zyne 
'  Aanteekeningen  eenige  Placaaien  bybrengt.  Ten  deezea 
opzichte  wordt  in  het  laatfte  Placaat  der  Staaten  van  Zee* 
land  Art«  XK,  onderfcheid  gemaakt,  of  de  verongelukte 
(Qoederen  j^ed  zyn  binnen  of  wel  buiten  de  tonnen.  In 
het  eerfte  geval  genieten  de  Scheepsgezellen,  die  het  goed 
teborgen  hebben ^  de  helft,  in  het  laatfte  een  derde  vaa 
de  waarde,  behoudens  echter  de  Staaren  of  derzelver  Ge* 
comiiitteerde  R8aden,het  rechtsom  hieromtrent ^  na  ver* 
fchddenbeid,  te  werk  te  gaan. 

^,Ii)8gelyks  hebben  de  Staaten  van  Friesland ,  om  het  roo* 
ven  der  zeedriften  te  beteugelen,  den  i&  Maart,  1721^ 
bepaald ,  dat  iedereen  •  die  iets  van  zulke  goederen  vindt^ 
verplicht  is  binnen  vierentwintig  uuren  tvds  daarvan  aan 
den  Rechter,  onder  wiens  grondgebied  die  goederen  ge* 
vonden  zyn,  (befaalven  van  het  wrakhout,  het  geene  de 
Officiers  toekomt)  kennisfe  te  geeven,  die  dan  ook  moet 
zorgen ,  dat  die  goederen  ,  by  20  verre  dezelven  !■  be* 

lLDE£L.K.ALO.LeTT,£iO*3.  I  de^ 


tad  *«r*.  «CH9RB&X 

d€rf€lyk«'  waaren  beftaant  in  berchryvinge  cenameaZ-^n 
binnen  acht  of  veertien  dagep  ^  ten  minde  Tcnade  van  dea 
Eigenaar ,  openlyk  verkogt  worden  ;  terwyl  de  andere 
goederen,  een  jaar  lang,  een  voordeele  van  den  Eigenaar 
in  bewaaringe  moeten  blyyen,  om,  zich  binnen  dien  tyd 
daarop  te*  kunnen  bekend  maaken;  wanneer  by  dezelven, 
kan  te  rug  bekomen,  mits  daarvoor  becaalende  aan  de 
Grietslieden,  ter  vergoedinge  der  gemaakte  kosten,  tien 
tén  honderd,  en  na  afbek  van  dien  aan  de  bergers  voor 
hunne  zorg  eu  moeite  een  derde  van  de  waarde*  Statu» 
icn  van  Friesland^  IV.  Boek,  Tit.  VUL  Art.  \L 

„  Ëen  foortgelyk  Placaat  hebben  de  Staaten  van  Gelder- 
land, den  12  Apïi],  1726 ,  uitgegeeven.  Schrassbbt, 
C9d.  Otlro  Zufph»  van  B^rglu  en  Visioen^  en  wat  hier- 
omtrent by  andere  Rechters  zy,  kan  men  vinden  by  loc* 
CBNiüs,  de  jure  maritimo^  Lib.  I.  Cap.  Vil.  $•  lo.** 

— ——^-  ; 

Faderlandseh  Kal^inet  van  Koopiandel,  Zeevaart^  Landbouw  f  Fth 

brijkên  $nt.  behelzende  eene  Ferzameling  van  f^er handelingen  ^ 

de  uitbreiding  en  verbetering  der  gemelde  y^derlandfcbe  IVell 

4  yaartbrtmnm  ten  doel  hebbende.    S$fjle  en  Tweede  Stul\     Üit^ 

.    gf/i^^ven  door  g.  brender  i  brandis.  Leermeester  ïn  de  IHs'' 

.  m  Sterrekundii  ^xamimuor  van  alle  Stads  Maat  en  enGewigten 

êh  IVijnroeijer  te  Amjicrdam  %  Lid  van  verjckeiden  MaatfchapJ 

pijen.    Met  Plaateru    Te  Amjteldamf  by  A.  Fokke  Simon^z, 

1786.    Behalven  het  Voorwerk  y  375  blad%.    In  gr,  octavo. 

Tiy  het  .openen  van  dit  Kabinet  h  men  voornecmens»  uic  bet 
*^zelvc  af  te  le^^ren  eene  reeks  van  VisThandelmgen  betrekke* 
lyfc  tot  de  bovengemelde  onderwerpen,  die  teii  deele  komen 
tïit  de  handen  der  Leden  van  de  loflyke  Maatrchappj^  Ft:ix  'Me* 
fit's^  Uit  het  Departement  van  Koophandel  enz.;  en  ten  deele 
ook  door  andere  des  kundigen  hier  toe  aangeboden  i^yp.  _, 

ïh  een  LanJ  als  het  onze,  dat  uit  de  handhaaving  doczer  Tak- 
ken'  *ali :  Welvaard ,  zynen.  bloei  verwagt,  kunnen  w^  uitge- 
voerde  Stukken  van  dien  aart  by  uitftcfc  nuttig  weezou.;  en  d^ 
ütocven,  welke  ons  by  de  eerfte  en  tweede  opening  van  dit 
iCabinet  in  handen  gégecven  worden,  verJccnenons  ccn  vry  goe- 
den grond,,  om  'er  by  voo'rtgang  merklyk  nuts  van  te  verwanen', 
r  Niöt  oneigen  vangt  men ,dit,Gerchrirt  aan  mcc  eene  Verhan- 
de}ing  ovar^  den  invloed  der  Natuur  op  den  Koophandel  de 
Zeevaart,  Lapd-  en  Akkerbouw,  Fabrijken,  Trafyken  enz.:  en 
d.ir  veclea  onzer-  Vadcrlandfche  Fabrijken  in  een  twynenden 
ftaat  zyn,  fJaat  een  dnder  Sdiryvcr  zeer  gepnst  het  oog  op  de- 
,%clvc,  rtiüt  oogmerlp  om  de  oorzaaken  van  dit  verval  na  te  gaan; 

«n 


#.  IRENDBlt  !l  BftAlfi>I$  VADEKLANOSCH  KABINET.         tSf 

fn  eeoige  hulpmiddelen  ler  herflellfnge  aan  te  wyien.    Hjer  b| 

komt  eene  .Verhandeling  over  de  voortkweelcing  van  Tarw  ea 

Rogge,  waarin  *t  voornaaaxtef  dat  tot  de  zaaijfng,  inoogftlng 

en  koophandel  van.  Tarw  en  Rogge  in  aanmerking  komt ;  en 

ook  wel  byzonder  overwoogen:  wordt,  op  hoe  veelerleie  wyzcn 

dit  Graan  veelvuldig,  zo  door  Onkruid  en  Ongedierte  als  an- 

der§zins,  op  bet  Veld,  op  de  Zolders  en  in  Schepen,  aan  het 

ècderf  bloot  gefteld  zy,    Wyder^  wordt  dit  eerfte  Stuk  befloo- 

TCD  met  eene  Verhandeling  over  de  Vaderlandfcli^  Muntej^ 

welke  ons  verfcheide  oudheidkundige  aanmerkingen,  en  oveR' 

weegingen  die  het  hedendaagfche  betreffen .  nopens  dit  ondcrt* 

werp,  aanbiedt:  waarby  gevoegd  is  eene  Geldrekening,  welke. 

inzonderheid  aan  jonge  Comtoirbedienden,  te  fladei^an  komen» 

door  hun  eene  beknopte  rekenwyze  omtrent  verfchillende  fpecir. 

«11  onder  't  oog  te  brengen ,  die  ze  zig  met  weinig  moei(e  ^i^ 

gpn  kunnen  maaken.  Het  tweede  Stuk  heeft  aan  het 

5oofd  eene  Verhandeling  over  den  Mercurius  der  Ouden ,  ia 
welke  derzelver  Opfleller  nagaat,  ho^  deeze.,  (th^^is  in  het  My-, 
theiêfiifrfH  meest  hekend,  als  de  0$4  der  Koopliedm^^  van  eci^ 
Egyptilchen  zinnebeeldigsn  ooriprong  zy ;  hoe  de  Grieken'  ea 
Romeinen,  en,  in  navolging  der  laatften,  ook  onze  Voorvaders*, 
locn  ze  dei  ATgodcn  eerden,  hem  bcfchouwd. hebban:  by  wellef 
gel^nheid  hierin  verfcbeiden  oudheidkundige  ophelderingen  no-, 
pens  dit  oqdervv^rp  voorkomen^   5ene  volgende  .Vcrhapdüing^ 
heeft  ten  onderwerp  de  Pragt,  waardoor  onze  Schryvor  ver- 
fiiat,  ,.  al   iiet  fchooae  ovendlige,  het  welk  loea  derbêhoef*. 
„  ligbeden  des  levens,  boven  de  middenmaat,  toevoegt."  Hier- 
omnent  nu  gaat  hy  na,  iii  hoé  verre  die  vooreen 'Koophandel^ 
dryveod  htnd  voordeelig ,  en  in  hoe^  verre  dezelve  nadeeüg  zy» 
Eóie  voortgaande  befchouwing  doet  hem  wyders  de  bronnen 
der  Pragt  en  het  bpderf  der  zeden  in  ons  Vaderland  aantrcèer, 
in  de  ontaarting  der  oude  Hollandfche  inborst,  in  de  opvoe- 
dhig,  w^siruit  flllede  deugden  en  ondeugden  éener  ISTath  tm^ 
fpnngen :dan  hy  hegt 'ér,  ?ef  opbeuringe,  aaa, eeiie  voorft-agti van 
het  tegenwoordig  blyde  vooruitzlgt,  dat  ons,  fti  de  hrrftdimgr 
cozer  oude  opregte  zeden ,  reed^  bëghit  toe  te  lachen^  bet^fwelk: 
wy  wenichén .  <&t  verder  van  eane  -hfeJlzaame  •  ujtw«»king -zyhf 
zal.    De  Schiyver  der  voorgemelde  Vérhaodeling  over  de  Tarw. 
en  Rogge »  geeft  ons  Uer  wyders  eeoefoovtgelyke^  ontvotnirhdg: 
van  't  .geen  ^t*  Spelt,  de  ^ieHefft  foörtcn  Van  Gant  eet  het^ 
Mout  betreft.    Hierby  komt  eene  vergel]^'iig  van  dea  Koop:- 
hmdei  co  de  Babrljken  der  Ëngeireien  niet  die  ilee  Jfed«riaa< 
deren,  waaruit  Uykt  dat  de  eerscgenoemdBniveetjvoofuit  feeb^^ 
ben  boven  de  laatstgen9elden,en  <tetrhet  den  NoMiapadcien  iie^ 
zwaariyk  valt,  hirnnen  Koopbaodel  en  FabHjidee  m.  0^d«pl|^ 
een  i>loei  te  brengen. .  Die  «elfUe  hand  geeft  on»  Nv^^^atsinof 
len  vcrflag  van  dop  Slaaveohuyielv  inet  ncvehsgsind^^A^fP^-'*^-' 

I  2  '  "  **       kin- 


m         <L  mSjtft  k  ÈlLANDt^  VAbERtANDSCfl  It^Hmfl 

kingen  over  het  deemiswaardige  lot,  waaraan  die  on^lukktgeif 
maar  al  .te  veel  bloötgefteld  zyn.    Laatstlyk  levert  dit  t\veede 

.  Stuk  nog  ccnc  regelmaatige  béfchryving  van  de  Tabaksteelt  om- 
trent Amerongen  Ter  dier  gelegenheid  tekent  de  Schryver  in 
»t  flot  nog  aan  f  dat,  by  de  laatfle  inzameling  der  Tabaksplanten, 
iets  dergelyks  plaat?  heeft,  ah  'er,  onder  onze  Landlieden,  by 
liet  t'huisbrengen  van  *t  ïaatfte  Graan  of  Hooi,  gebruiklyk  is. 
-  „  Wanneer  het  boste  goed,  zegt  hij,  geplukt  wordt,  dan 
-Jaat  men  een  der  beste  en  grooifte  Planten  ftaan,  tot  dat  de 
„  inzameling  over  is.  Daarna  verzoekt  men  de  jonge  Lieden 
9t  uit  de  Buurt,  om  deze  Plant  mede  te  helpen  afplukken,  het 

^  welk  met  veel  vrolijkheid  gefchiedt.  Deze  Tabakplant ,  die, 
^  in  dit  geval,  altoos  de  Rijstenhrij-plaru  genoemd  wwdt, 
„  verfiert  men  daarna,  met  waafjers  van  verguld  papier,  ge. 
,,  verwdc  feierfchaalea ,  klatergoud  enz.  en  plaatst  een  hoepel 
,,  ia  dezelve,  zo  dat  zij  zich-  gelijk  een  kroon  vertooi  c,  en 
„  een  fcboon  gezigt,  voor  d^n  PJanter,  en  zijne  medehclpers, 
„  oplevert.  Zij  blijft  ook,  om  die  reden,  in  bet  gewoon  ver- 
t,  trek  hangen.,  tot  eene  andere  Plant,  het  volgende  Jaar,  haa- 
,,  rt  plaat*  vervangt.  Na  xie  verfiering  maakt  de  Planter  zich 
^  met  de  genoodigden  vrolijk,-  en  onthaalt  hen,  niet  alleen  op 
♦,  RTJstenbritv  maar  pok  op  een  Ham ,  een  Salaadjen ,  goed  Va- 
-,  derlandsch  fticr  enz:  doch  tegenwoordig  fmaakt  hen  de  VVyn 
;,  ook  reeds^fccter,  welke  'er  dus  ook  al  op  Tafel  *omt.** 


IfHsytrlMdeHngtn  ,  üitgegen^en  ijor  hn   Tael^  en    Dichtiievend 
.  Ceno9tfehap9  ten  fpreuke  veerenie:  Kunst  wordt  door  Arbeid 
i^erkreegen.   Tw^tede  Deel   Te  Leyden  ,   voor  liet  Qetmtjckap* 
\^%6.in  gr.  oSavOt  buiten  het  Voerherichtf  226  hladt, 

#^af  de  Heer  Mr.  ïihtnvis  rïYTH,  In  zyoe  Veriiandding  over 
V  1^  Heldendicht,  in  het  Etrjle  Deel,  van  de  Prysvecjiande- 
Jlneen  van  dit  Genootfchap »  over  Theoretifche  Stoffen  ,  eenè 
vxoeve  van  bekwaamheid, in  de  behandelihg  van ^yn  onderwerp, 
y iet  minder  geeft  de  Heer  brender  k  branüis,  in  zo  vede 
oDZigtcn  en  zo  veelc  ukken  van  Studie ,  de  achting  zyner 
iSindgcnooten  zeer  waardig,  in  deezen  bundel,  blyk  van  zync 
geoeftndheid  in  het  vak  van  de  Theorie  der  fchoone  JCuoften. 
f^LURoiCKT  is  het  voorwerp  CTier  befchouwing.  Naa  eene 
fchoone  Inleiding»  behandelt  hy  de  Stoflb  in  het  afgenneen:  en 
wrdeelt  het  likroicht  in  verTdieidene  foorten,  dan  gaat  hy  fn 
«yae  Verhandeling  voort  .met  de  Ode  byzonder  te  befchouwen; 
«n  geeft  eeoige  bedenkingen  aan  de  hand,  over  de  Dichtcrlyke 
^«rrüUdog.  De  Hymnen ,  de  HeUenöden ,  de  Dithyramben ,  de 
Klëëgtang ,  de  Wysg^igê  Ode »  do  Cariftfit»  de  feretu^  •  -de 


^nTbVBKQAIVDSLlNOEN  VaN  ££N  TAAL*  tU  DIGHTL.  Cfili^.     I^f 

Coisdienftigheid^  het  Ztdelyk  Lied,  het  Faderiandsch  Li:d,  bec 
üff'n»^  LsVi,  bet  Grzeifckaps  Lied^  de  Roman/e  en  de  herders^ 
tAnff  f  worden  door  betn-  zeer  naauwkeiirig  nagegaan  ,  alle  in 

jfaonderlykc  Hoofdftukken,  ^  en  eindelyk  iiuii  by  zym. 

Verhandeling  roet  eene  overweegfng  van  de  f^erstmat, 

Wy  kunnen  nfet  nalaaren,  uit  2yne  Verhandeling  t  een  gedeelte 
•ver  te  neemen »  waar  by  byaonder  over  de  Hymnen  ipreckt. 
V.ia  derzelver  aan  ce  hebben  aaneeweezen ,  toont  by  aan»  dat 
de Christeljrke Godsdienst  zo  gcfchikt  is,  als  eenigc»  tot  Hymnen 
of  Lofzangen  aan  het  Opperweezen,  eo  gaar  op  dcezcn  tranf 
voort. 

„  *Er  vloeit  uit  dee^e  redeneering  eene  gewiglige  vraag ,  raa- 
kende  de  Hervormde  Kerk  in  Nederland  •  j}amcl>  k ;  Waarooi 
men  ook  in  die  Kerk  geene  Gezangen  heeft ,  ivelke  Hymnen 
van  bet  Nieuwe  Testament  kunnen  genoemd  worden  f  Dq 
Plalmen  van  david  zyn  aandoenlyk,  uitmuntend  en  wellui» 
dendf  maar  ik  vraage  met  klopstock  ;  „  zou  david»  wanneer 
„^hy  een  Christen  of  Dichter  van  bet  Nieuwe  Testament  geweest 
99  'ware,  zo  gefchrcevcn  hcbbenï" 

„  Men  kan  hierop  niet »  dan  ontkennender  wvze»  antwoord- 
den, en  het  blykt  ook  genoegzaam,  daar  onze  Kers- ,  Paasch«> 
en  Pinxterfeesten  geheel  geen  verbind  van  ftoffe  met  de  Jood- 
fche  Feesten  hebben ,  waarom  men  eenige  verfen ,  in  de  Pfalmen 
van  DAVID  voorkomende ,  toepasfeJyk  moet  maaken  ;  en  daar 
<ieze  dikmaals  Prophetiën  behelzen^  worden  zy  welcens  te  ver* 
beven  voor  den  eenvoudigen  Zanger.  Men  behoeft  alleen  de 
aanwyzing  van  menige  Pfilmen,  die,  by  byzondere  gelegenhe- 
den ,  kunnen  gezonden  worden ,  na  te  iJaan ,  en  de  daann  aan* 
geweezen  Pfalmen  te  onderzoeken ,  om  overtuigd  te  worden » 
At  DAVID,  ais  Christen,  by  zommige  van  deeze gelegenbeden ^ 
zekerlyk  anders  zou  gezongen  hebben. 

M  Het  ii  eene  bewezen  waarheid,  dat  het  vee!  zwaarigheid* 
in  zich  heeft ,  wanneer  men  iets  nieuws  poogt  in  te  voeten  by 
de  Godsdienstplegtighcden  ;  het  beste  en  edelaartigfte  oogmq-k 
wordt  wdeens  uit  een  verkeerd  geziQhtspunt  befchouwd  en  ge* 
dwarsboomd.  Wy  .hebben,  in  plaats  van  een^  bedroefde  oude* 
^als  men  die  van  DATuébt  moest  noemen,  eene  fraalje  nieuwe 
Plalmberyming  zien  invoeren ;  maar  ook  nog  daar  by  vry  wat 
oocevredenbeid  onder  de  burgeren  van  Ibmmige  plaatzen  ent*, 
dekt.  Niet  zonder  recht,  baart  dit  voorbeeld  van  tegenftreeving^ 
van  zulk  een  voornaam  en  nbodzaaklyk  werk ,  toe  eer  van  dm 
'Godsdienst  f  en  met  toeftemming  Man  's  Lands  Staaten  ondemo^ 
mea,  vry  wat  fchrik ,  om  iets  verder  ter  verbetering  van  het^ 
Godsdienfiig  gezang  te  ondemeemen.'' 
.  Agter  de  Verhandeling  van  den  Heer  buevder  ii  sxandis^ 
volgt  eene  van  den  Heer  Dtuc  srkblws,  wien  de  Zilveren  Eer- 
piys  is  coq;eweezen«    Hoeveel  goeda  die  y^lmni/^üDg  ook  be^ 


«30    rtYSVEkftANOEIfNGÊM  VaU  EEM  TAètr-  EN  DÏCHfL.  ffmt 

Vatten  moge,  het  algemeen  zal  de  beoördeéling  d^  Leydfche 
Kunstrechters  ongeftwyfeld  wettigen ,  in  den  Heer  brandis  den 
Gouden  Eerprys  toe  te  wyzen. 

■  Wy  hoopen,  dat  het  Gcnootfchap  haare  verwaóhting  beanb- 
woord  zien  Ziil ,  in  de  behandeling  Van  de  Theorifche  Stofferf  , 
«>p  dien  voet,  als  de  Heeren  brandis  en  e&kelens,  in  deczco 
bundel ,  tot  eer  van  ons  Vaderland ,  gedaan  hebben.  ^ 


Ve  Vrugt  van  Ledige  Uuten  ,  door  At  sofiK.   Te  Leydeii  hs  P» 
Pluygers,i786.  In  gr.  o3av9.  Buüen  het  FoBrmrky  %^  bladz. 

1r\e  Heer  a.  soek,  vari  elders,  door  kleine  en  losfe  Stukjes, 
-L'  als  Dichter  bekend  ,  geeft  in  dit  Bundeltje  blyken  van 
2yn  Dichtvcrmogen.  t-et  eene  Dichtfluk  is  fraaijer  dan  het 
jindcre,  doch  de  gantfbhe  Verzameling  verdient,  met  rechc,  ded 
ïiaani  van  goed.  Het  Vers ,  getyteld ,  Eenzaam  Gedachten^  vin- 
den wy  by  uitftcekenheld  verheven.  Oordeelt  uit  dit'  weinige? 

TFat  kruipt  daer  uU  de  aerde2,..  verjlerkt  u  myne  oogenl 

Gevoelt  o  myn  zinnen  l  aepfchouwt  deezen  vrorm  l 
Z'  ben  ik  uit  de  aerde ,  myn  moeder »  gerezen , 

En  zo  keer  ik  weder  tot  wemelend  ftof » 
H^at  bén  ik  dan  meerder  in^t  oog  van  myn  Schepper-: 

reel  min  dan  die  worm  is  in  *t  oog  van  den  mensch ! 
Den  mensch  l  o  dit  ben  ik  -<—  een  mensch  door  Gods  handen 

Zo  heerlyk  gefcïmpen  —  geworden  uit  niet  — - 
JBegaeft  met  een  wezen  f  zoo  eeuwig  ais  de  Englefi  ««^^ 

j4envangelyk  eeuwig  «-— •  zoo  eindloos  als  God* 

'  Weik  eene  heerlyke  opklimming  van  gedachten  ? 


Mynt  Offeranden  t  aan  Apollo  en   Hjmen-    EerJU  •  Stukje*    2> 
•  'Dor'drecht,  by  A.  Blusfé  en  Zoon,  T786.  In  gr.  ZvoJ  118  W* 

,*,  fJadat,  vangt  de  Heer  b.  fremery,  die  zich  aanhet  einde 
/f  van  het  Voorbericht ,  als  de  Schryver  van  dit  Werkje  ken* 
,»  nen  doer,dat  Voorbericht  aan,  nadat  fomeo  my  den  weg,d!> 
„tot  de  fraeif!e  der  Kunden  leidt,  ontfloten,  en  my  ter  zangw 
,vhane'in*getrooftd  heeft,  waeg  ik  andermael,op  het  gladde  veld 
„  der  Weteofchappen  te  verfchynen,  en  Apollo,  den  Vader  def 
,#  DichtldinftQ,  iicvens  Hymen,  den  Voorlichter  van  minnende 
9;  gellQven,'  offers  myner  poëzy  te  rooken.**  Door  deeze  open. 
i)ke  •efilrèriêe»,  ^wd«rw«rpt  de  Diditet-aync  offbrs  aai^  <3o  vfy-, 
•;'./  t  *  nioo* 


moedige  beoordeeling  van  bet  algemeen,  eridoff  ook  aan  de  on- 
ze.   De  naauwkeurige  oplecienheid ,  zo  in  de  taalkunde  als  m 
het  kunstmaatige  van  de  Poëzy ,  verdienen  onze  hoogfte  goed- 
keuring, en  de  navolging^  van  veelen  onzer  aankomende  Vernuf. 
ten;  maar...  en  het  deöft  ons  den  Heer  FftÉMÈRY,*.een  zo  ar- 
beidzaam én  Kunstkundig  Beminnaar  dtr  Póêzy,  uit  lleïae  tot 
de  Kunst ,  eene  ofaaangenaame  waarheTd ,  omes  ftchtens ,   te 
moeten  zeggen.  Men  kan,  door  eene  beangfte  waarüeèming  van 
kunstregelen ,  door.  eene^  gedwongene  en  geaocbte  kunstkeurig- 
beid,  in  betreklyk  fchoone,  zoetvloeijende  eu  fraaiklinkende  Ver- 
fen  ,de  Poëzy  haa^  vermogen .  van  het  hart  té  treffen ;  beneemen. 
By  een  Minnedicht,  moet,  in  een  daartoe  gefchikte  Juim,  ons 
hart  eene  ftroelefide  g,^waarwording  gevoelen,  zal  het  Minne- 
dicht den  n^am  van  fraai  draagen:  als  iematod  in  eene  goede 
luim ,  met  een  maatig  vcrfland  en  een  gevoehg  hart   by  het  zel- 
ve zo  koel  bJyft ,  als  by  het  lèezen  van  een  Verhandeling  over 
de  Delfnoffcn.   dan   bezwykt  het  Minnedicht  op   den    toets 
En  van  dit  gebrek  kunnen  wy  den  Dichter  frêmerv  geheel 
©iet  vry  verklaaren.    Wy  zirilen  ons  denkbeeld  hier  over,  door 
een  voorbeeld,  zoeken  te  ontwikkelen.  In  de  Ferdinnnii  en  Om- 
fiüfitia,  van  den  Heer  Mr.  feytha  hebben  wy  over  *t 'algemeen 
geen  behoag^n  gefchèpt ,  hce  vee!  wezenlyk  fchoons  wy  op  vee^ 
Ie  plaatzenin  dat  zelfde  Boek  gevonden  hebben:  eene  der  plaat- 
zen  die  ons  zo  geweldig  (bhokie,  dat  het  ons  deerde,  dat  het 
i^erauft  van  den  .Heer  pbyth  op  zulke  ysiykhedeo  werkje,  was 
die,  waar  een  minnaar  een  minnaares,  in  een  bosch,  T)y  een 
yslyk  onweder  opzocht,  haar  door  den  blikzem  getroffen  vondt , 
en  door  een  volgenden  blikzemflag  op  haar  .lyk  ffierf  •  deeze 
plaats  nu  ,  hoe  overgedreeven  flerfc  ook,  trof,  zo  als  dezelve 
daar  ftondt,  het  eerftc  oogcnblfk  ons  hart  roet  een   hevigen 
fchok,  en  de  Heer  feyth  deedt  dus,  in  het  afgetrokkene  ;  »t 
geen  hy  doen  moest ,  als  Kunflenaar .  die  zulk  eene  Stoffe  bear- 
beidt, en,  om  een  proef  te  neeroen,  herieeze  elk,  die  over  de 
gegrondheid  of  ongegrondheid  onzer  oordeelvelling  m  deezen 
vonnisfen  wil,  dat  gedeéüte  van  dien  Roman  (*) ,  cfn  vergelyke 
het  zelve  met  de  volgende  vier  coupletten,  d\e  wy  uit  het  ftuk 
dat  thans  voor  ons  ligt,  ovemeeroen;  het  zelve  heet  de  Orkaen\ 
Veiddichtf  en  de  vier  eerfte  coupletten  gceven  de  zuivere  hefl 
de  tusfchen.  Mylon  en  Nife,  te  kennen,  en  dan.vplgen  deez©;, 

fFreedf  rampzalig  f  yslyk  ntodht....  i 

't  Morgenuur  ftondt  aan,  te  lichten ,  ^       * 

Dat  de  9ntjlcken  huwlyks  fakkel  j 
Foor  die  Lieve  ^wee  zeu  braniefu 

•  ■        -tti 

I  4 


13%    .  MTlfS  OFFBRAlTDBIty 

De  av»nd^  voor  dien  blyden  uchiend^ 
Zag  hen  acialoos  veldwaars  treden  i 
Mü  ineengekléefde  handen 
Doolden  zy  al  mymrend  hene. 

Snel  yeelt  ffife  een  keude  trillingX 
Tranen  berften  hoer  uit  de  eegen. 
Eenkhps  geeft  haer  ziel  zich  over 
Aen  verborgen  angst  en  yreedmn. 
Mylen  /  Sprak  het  Meisje ,  Mykn  t 
Ochl  wat  is  my  bangX...  ikfidderl..^ 
'k  Zucht  \...  wy  zyn  zo  wel  veréénigd... 
Zoude  'ik  van  u  fcheiden  moetent.. » • 

Boven  kun  bejlorven  boefden 
Schoolden  dikke  wolken  famen  9 
Wolken ,  die  den  Jierm  en  *t  Jiefftot 
In  haer*  zwarten  buik  befloten. . . 
*t  Is  gedaen!...  't  wordt  ylings  dcr^erl... 
Alles  kraekt  door  *t  woên  der  winden  t 
^     U  Schütert  in  de  lucht  van  blikfen^  ! 
Allerwegen  ratten  donders. 

NifOf  bleek  van  fchrik^  zygt  rillend , 

SpraeklooSf  neir  in  Myhns  armen.... 

Brandend  fdnet  een  blaeuwe  blikfem 

Lynregt  op  hun  kruinen  neder  \ 
.  Sutine  inééngefmolten  zielen  , 

Vliegen  uit  verzengde  boezems  l 

£11  die  naeuwe  famenklemming 
^  Is  hun  Jongst  gevoel  van  lief  del 

Welk  een  verichfl  heeft  »er  tusfchen  dat  van  den  Heer  feyth 
en  van  den  Heer  frbmert  plaats.  -— — >  By  bet  eerfte  gevoelt 
men  eene  triUing;,  als  of  men  die  ongelukkige  gebeurtenis  voor 

2ich  ziet,  maar  by  het  laatfte  blyft  ons  hart  ongetroflfen,  ^- 

en  beide  de  onderwerpen  ftaan  genoegzaam  gelyk,  in  aakligheid* 
Om  dan  eenvoudig  ons  denkbeeld  op  te  geeven:  Het  hapert  dea 
HQ^  fremert  geenzins  aan  kundigheden,  het  werktuiglyke  van 
fto  Dichtkunst  becref^de»  maar  aan  die  keurige  uitdri^klpg 

vai^ 


AAN  MLLa  Cir  HTMBfr.  »33 

Van  de  Irftast»  gefiAQct  voor  liet  menfbhélylc  gevoel ,  ^t  geen  he« 
mdscfabreedte  veifcbilt  van  het  hedendaagsch »  en  by  ons  zo  dik* 
werf  verworpen,  SmtimenteêU,  Wy  geiooven  ^  dat  de  Heer 
nEMEXYy  misfcfaien  9  dat  Waarlyk  aangenaam  gevoel  meer  op. 
^ipekken  zou ,  indien  Z.  £d.  minder  acht  gaf  of  de  bekleedze- 
Icn»  dan  op  het  waare  wesen»  der  Dichtkunst. 


F9êf heelden  van  IVpheii  en  Deugde  uH  de  GefchieienUftn^  nie$ 
vermeuininj^en  veer  Kmderen.^  Deer  jACGte  PREDERIIC  peddbrsbv^ 
Pwe^emX  ie  MMtrdeburfr.  te  Amfierdam  by  M.  de  Bruyn  178& 
Sehmlven  de  Feerreden  aip  bladz.  in  ectave. 

Uit  voorige  Schriften  hebben  wy  dert  Eerwaarden  Feiderfen. 
reeds  Jeeren  kennen,  als  een  emftig  Schryver»  die  .*t  *er 
op  toei^»  om  der  Jeugd  goede  leefregels  in  te  prenten*  door 
lear  deaselven  in  zodanig  eene  manier  voor  te  dragen»  dat  ze, 
«laar  derzelver  vatbaarheid  Ingerigtf  gefchiktzyn,  om  den  ver- 
eisten invloed  te  hebben.  Vap  dien  zelfden  aart  is  ook  dit 
Gefchrift,  waarin  hy  der  Jeugd  uitmuntende  voorbeelden  van 
een  verftandig  gedng  en  deugdssaamen  wandel  voor  oogen 
fielt,  met  nevensgaande  lesfen  en  aanmoedigingen,  om  zich 
•van  haaren  plicht  te  kwyrcn.  2k)  geeft  by,  by  voorbeeld,  eeni- 
ge  (halen  van  broederliefde,  waar  van  wy,  om  de  kortheid  in 
^t  te  neemen,  *er  flegts  één  bullen  bybrengen, 

99  Procvlcjut  verwierf  zich ,  door  zijne  broederliefde,  eenen  < 
öt^rflijken  naaiii.  Want,  zijn  vader  geftorven  zijnde,  deelde 
hj  de  erfenis  met  zijne  broeders  MurenA  en  Scipio  in  geh' jke 
deden.  Deeze  belde  waren  zo  ongelukkig,  dat  zij  hun  gamschf 
irennogéD  in  den  burgerkrijg  verloren.  Om  nu  zijnen  broederen  r 
so  ved  mogelijk,  hunne  armoede  en  nood  te  verlieten,  zo  deel«  " 
dèby,  andetmaal,  zijn  gamsch  vermogen  met  hun."  ■* 

Aan  dit  en   eenige  andere  voorbedden  van  Broederliefife  hegt 
by  voorts  de  volgende  vermaaning. , 

„  Uit  deeze  voorbeelden  van  braave  en  liefderijke  broeders 
w9  ik  u,  mijne  kinderen,  eenige  leslèn  afleiden,  die  zeer  no. 
€Be  zijn  weten.  Onthoodt  ze  daarom  toch,  en  neemt  ze  altijd 
^raar  in  de  verkeering  met  uwe  broederen  en  zusteien,  dan 
Jndlen  God  en  uwe  Ouders  een  groot  welgevallen  in  u  hebbent 

^  Hdit  uwe  broeders  en  auster^  van  gantfcher  harte  lieft 
Dankt  God  daarvoor  dat  Hij  u  dezelve  gcfchonken  heeft ,  en 
bidt  hem ,  dat  gij  ze  behouden  moogt.  Zij  zljn  voor  u  zeker 
een  groote  vi^diad,gij  hebt  aan  hun  in  uw  gantfche  leven,— 
^  A'j  ook,  naar  Gods  wil,  braave  zusters  en  broeders  zijn, 
«—  trouwe  en  ihndva^ige  vrienden.  Zij  maaken  u  den  tijd, 
«Ier  jeugd  aangenaam,  leeven  met  u,  zijn  met^u  vrolijk,  heU 

pen 


^}4     J'  FEDDERSENi.VpOlllÜEï^DEN.ViJÏ.W^HErD  EN  DEUGD. 

jjen  LU  bij  uwe:  kleine  bezïjbeden^  .en .  iïiji>  •  jjw^  daagigjcfche 
Ipeelraakkers. 

.  „  Gij,  Bxx)eder.>'eii  Zusters t  leeft  met  eikanderen  Tn  cen^ge. 
^indheid  en  vertrouvvlijkheid.  Zijl  geern  bij  elkander  in  ge- 
^Ifchap  Erkent  het  geern  voor  andere  meafchen, .  dat  gij  dl 
kanderen  hartelijk  lief  heh' ;  laat  dit  bijzonder  in  het  vriend©- 
lijk  gedrag  van  den  benen  jegens  dqn  anderen  blijken. 
.  ^  iVeeit  jegens  elkander  dienstvaardig; .  Jeeftp  ^  ^iirand^röa 
geerne  ten  gevalle..  Helpt  elkandcren,  wanneer  de  een  valt, 
of  iets  verloren  heef>;  dar  gij  het  met  hem  weder  ap£Q^;.Qf 
«Is  hij  met  zijn  fpeelwerk  niet  te  regr  kan  komen,  geeft  *^m 
geern  antwoord  en  raad*  wanneer,  hij  u  om  iets  vraagt,  iiat 
gij  beter  verfiaat.  Gelooft  mij,  mijoQ. Iq'nder.s  «Is  gij  u  zeiven 
niet  reeds  vroeg  gewent,  om  eensgezind  en  vriendelijk  met 
clkanderea  om  te  gaan,-  eikanderen  ten  gevalle  te  Jeyén,  eo 
behulpzaam  te  2ijn;  dan  zult  gij  zulks  in  ouder  jaaren^^A 
niet  doen.  Daarvan  daan  komt  het,  helaas!  dat  zo  vele  groot 
geworden  broeders  en  zusters  met  elkander  in  onhiin  en  vij^^ 
andfchap  leyen,^  Zij  leven  Jn  hunne  kindsheid  biet  elfcanderen, 
en  dec4en  hooit  Iets  ten  gevalle  van, eikanderen; maar  plaagden 
^n  farden  elkandcren  .wel;  verbrafcea.  bedorven 'qn  vernielden 
^edcTi  wat  anderen  tot  hun  vermaak  vereerd  ge.kregcjn,  of 
voor  zich  zelven  gemaakt  hadden.     '  ,  ^ 

^,  Doch  merkt,  hier  bij  tevens  deezje  les  op.  Tn  %wad6  zakcri 
moet  geen  '■'roeder  of  zusier  den  anderen  hehe?u  Bij  voorbeeld  :  ecn 
kind  had  kwaad  gedaan ,  en  wilde  het  door  Jeugens  voor  ?ijne 
ouders  en  meesters  verbergenden  bad  zijne  bropderi  of  zusters.' 
om  met  hem  te  liegen,  dan  mógen  z!j  dit  niet  doen;  — 'of 
het 'wilde  ecn  ander  kind  flaan,  en  bad  hen». om  h(^m  bij  te 
fiaan,  op  dat  hij  .het  te  eerder  meester  mpgt  worden,  dan  mo? 
gen  zij  dit  niet  doen';  —  pf. het  wilde  erigons  Qverklimmen ,  of 
iets  t)reken,  vrugten  en  andare  zaken. nomen,  en  het  bad  hen, 
om  hem  daarin  te  helpen;  dan  mogen  èij  dit  hitt  doen  •  Zij  ma- 
Jcenzidi»  als  zy  het  doen,  deelgei;)ooten  aan  'qên$  anders  zpnaen.;^ 


\  ,,  Het  gebeurt  dikwilf  in  de  wereld,  dat  oën  broeder i>f  zuL 
ter  arni ^n  oi^elukkig  word ,  ter^irijl  het  den  anderen,  wel  ^aat» 
lieert  thans  reeds,  dat  het  regt  en  prijslijk  is,,  wanneer  d^  ril, 
ke  en  gelukkige  dcnac^en  en  oüigelukkigen  biJ(laat»'ao  *aU 
iProcuiejus  deedl'^  ^  .  ' .  •• 


.:i 


•^  iCa'r 


JY  ftaaije  inhoud  vun  deeao  Deelen  vefpHgt  odJ5  ,  daar  van 
*^'met  denzeifden  tof  tè  ge^vaagen;  altf  ^ah  'dö  vóorfeeiii 
ea  toe  zeor  wy  hfer  en  daaf ,  ons  verheugd  hebben  ,  óyèf 
(te  betere  fthikklngen;  die  omtrent  aeer  v^le  zaaken^üier  tf 
fcïiflde,  by^  die  *ait  Duftschlaod  vergcflofeken ,  'plaats  vfnden* 
hebben  wy  by.nogi.iiieerdere  ons  bedtoofd,  dat  'ér  eehe  zo  vtra^i^ 
achdge  gdykvormigheid  ffeöics  badt  in  te^e  verkeprdhedeti,'die 
wy  V  ab  by  erfiaiisri  vam  onbefohaaMer  vooroüdiérs  hébben'  óver. 
genomen.  Decze  vcsrketrdhaden  daar  laaténde  ,  zullende  wy'^ 
uit  bet  vierde  Deeltje^  iets  omtrent  dé  Módé  mededeelen.  Karelsi' 
ier/(  is  dan  in-^zèrfchap"van  etfte  iaftziónlyke  Dame,  dieheni 
ongemeen  veel  Jonger' tbofchynt,  dan  zy  m  de  daad- was ^^  u{f 
hoofde  van  het  bhnkvtzolt  en  hïer  uit  fpnm  het  volgende 'gè- 
fprek  voorts , met  haaveiPtnunT  de  Hoofdiobouc  der  Stad;  -  •  ( 
,.H.Wy  hebben  hier  in  Kokhis^  (de  toenipaalige  .verbjyfplgats 
vm  Kariishér'0 f}  dk  mbdfè  ^' dit-\¥y  ntets  zo' Wqrt,^  gelyt tJe 
Beve  Natuur  het  on^  geeft.  De  Paaf»den  *:ippên  \vy'öe  flfeai^terf 
af;  de  Nachtegaalorf  flititert-  wy  op  ,  in^  kc)u\ven  ;  de'  ISQbmci) 
fcodjen  wy  tot  fcogeFtf  en  piramiden,  éi?  dewyl  nu  devrouw^  iij. 
dezicbtbaare  waereld,,  zonder. twyfel  h^  fdioontlg.  'is  ,  heeft* dé 
«Kxie  ook:  altó  haare  föhranderbad^  hefteed  ,  om  liaare  \iohsx 
geheel  aan  de  Vrouw  te "bófteeden.^  'Althans  aah-myne  Vnjim! 
ÜDeft  de    modo  oen  meester ftufc  gedaan ,  erf  is'^o?  geïukkier  ^^ 


wees'  van  de  Natuur  ten  eenenmaai  te  vèfSfiH^én.'*  <5dj 
Sdielpen,  welke  lang  in  de. aarde  leggen,  allengs  vergaan  en 
veranderen  in  de  fteenachnge  ftoffe,  welke  het  naast  by  dezelve 
ligt.  is  myne  Vrouw,  zo.  als  zy  uit  de  handen  der  Natuur  kwam, 
allengs  verdweenen ,  en  door  de  mode  herfcliapen. 
„  Hoe  moet  Ik  dit  b^rypen  ?  (vraagt  Karelsber^O 
„  (Het  antwoord  is.)  ^i^  gy  dit  itoct  begrypen '  dat  zal  ik  u 
terftond  zeggen.  De  Natuur  maaKe  myne  Vrouw  vier  voet 
hoog  ,  en  de  mode  voegde  *er  nog ,  door  de  hulp  van  het  hair- 
kapfel  en  de  hooge  hielen,  éénen  voet  by.  De  Natuur  liet  haar 
hair  groeijen,  de  Mode  nam  dh:  door  het  kappen  weg,  en  gaf 
haar  valsdi  hair.  De  Natuur  fchonk  haar  recht  fraai  kastanje- 
bruin  hair,  de  Mode  verfde  het  zelve  wit  De  Natuur  gif  haar 
hec  vermogen,  om  de  kleur  van  haar  gelaat  te  veranderen,  en 
ik  denk  nog  met  veel  vermaak  aan  den  wellust,  welken  ik  te 
vooren  ondervond ,  wanneer  ik  het  bev  Uigfte  blos  zich  over 
haare  wangen  zag  verfpreWen,  zo  dikwerf  ik  haar  ftreelde;  de 
Mode  hccfc  haar  van  dit  vermogen  beroofd :  men  mog9  haar 

fchim- 


t 

fStf  Cff.  SALTZMANt  KhMh  VAft  KAttUÉtUÓé 

fchimpen»  oF  vleljen,  of  dubbelzinnighedeo  voorpraaten»  zy  zaf 
haye  klegr  niec  veranderen.  De  Natuur  gaf  mynt  Vrouw  zog 
in  de  boHten  de  Mode  heeft  ze  opgedroogd.  De  Natuar 
vormde  myne  Vrouw  rank  als  een  Pynboom  ,  de  Mode  heeft 
'  haar  de  gedaante  van  een  S  g^;eevéB.  De  Natuur  gaf  haar 
lieupcn  .  welke  volkomen  geëvenredigd  waren  aan  het  gcflel  des 
lichaams,  de  Mode  beeft  'er  po 'hes  aan  gemaakt,  en  baar  zulk 
eene  gedaante  gegeeveo,  dat  men  haar  eerder  voor  alles,  dan 
voor  eene  menschlyke  gedaante,  houden  zou.    (Op  deeze  wyze 

et  die  Heer  voort,  tot  dat  Karelsber/^  vraagt:)    Hebt  gy  ook 
ideren  ?    De  Naniur  (is  het  antwoord)  heeft  my  enigen 
gegeeven,  maar  de  Mode  heeft  ze  my  weder, ontnomen. 
„  KareUbere.    Hoc  was  dit  mogelyk  ?  '' 

„  H.  De  Natuur  had  myne  Vrouw  een  h'chaam  gegeeven ,  bet 
welk  zeer  gefchikt  was  tot  kinderbaaien ;  maar  de  Mode  heeft 
bet  zodanig  zaraen  geregen  ,  dat  'er  geen  kind  plaats  meer  in 
had  :  wanneer  dan  de  kinderen  ter  waereld  kwamen ,  waren 
2y  zwak,  de  moedor  had  geen  voedzel  in  de  borilen,  en  toen 
ik  voor  een  derzeiven  eene  Min  had  ,  wierd  het  door  dezelve 
met  de  venusziekte  befmet.    Nu  zyn  ze  allen  dood. 

.  Ach  dat,  de  Mode  alleen  zodanig  in  Duitschland  den  bovau 
toon  boven  de  Natuur  had. 

De  Gefchfedenis  van  Karclther^  zelven  kruipt  voort ;  Karelt- 
her  krygtf  in  dit  DqqX  ,  van  'zjm  moeder  locftemming  tot  her 
,buwelyk  met  Henrène. 

De  Ver^ling  mogt  hier  en  daar  wef  wat  beter  zyn  ;  zy 
draagt  de  merktekeqs.  van  eene  te  woordehke  naauwkeurig. 
held  in  het  pverbrengen.  Het  Nederduitsch  Taalëigen  is  o» 
veele  plaatzen  verwaarloosd* 


NI  B   ü   W  E 
•   A    L    GE    M    E    È    N    E 

VAD  ER LAND SC  HE 

LETTER^OE^ENINGEN. 

% 

Oude  Voorjpcllingen  aengaandt  den  Mcsfias^  en'deszehen 
Openbaaringe  y  opgehelderd  en  toegepast^  op  den  Heer  e . 
jESi  s  en  zyn  Êuangelium ,  in  eenige  Leerredenen ,  door 
joANNES*  STINSTRA,  r Uitend  Leeraar  der  Doopsgezind 
'  den  te  Harlingen.  Derde  en  laatjle  Deel,  Te  Harlin* 
•  gen  by  V.  van  der  Plaats,  1786,  Behalven  de  Voorreden^ 
enige  Byvoegzels  en  Bladwyzers  over  V  geheele  IV^rk^ 
465  ilaaz.    In  gr.  8y<?. 

Hier  mede  voltrekt  de  Ëerwaerde  Stinftra  zynen  onder- 
nomen arbeid,  ler  ophelderinge  der  oude  Voorfpel- 
liogen,  die 9  zynes  oordeels,  recfatllreeks  en  in  den  letter- 
lyken  zin  op  den  Meslias  doelen*  By  de  voorheen  onu 
vouwde  komen  nu,  in  dit  derde  en  laetde  Deel,  nbg  iii 
overweging:  Hoz.  I.  lo  —  ia.  Micha  V.  0..  Joel  IL  28 
—  3a.  yer.  XXllI.  5,  6.  XXXI.  3»  —  34.  XXX.  21, 
22.  Ezech.  XXXIV.  23  —  25.  XL  VIL  i  -12,  J)an.  JI. 
4i,  43.  VIL  13,  14.  IX,  24  —  27.  Hagg,  II»  7  -*  lo. 
Zach.  IlL  8  ^  .0.  IX.  9,  10.  Mal.  HL  i  ^  4^  inet 
welker  verklaring  ook  tevens  aen  zommige  andere*,  daet 
mede  inllemmendé ,  Godfpraken  enig  licht  bygezet  word. 
lo  de  manier  van  uitvoering  boud  zyn  Ëerwaerde  zich  op 
den  zelfden  voet,  waermede  hy  dit  Werk  aengevangen 
beeft  9  en  waervan  wy,  met  de  afgifte  des  eerden  Deels , 
een  genoegzaem  verflag  gegeven  hebben.  (*)  Uit  dien 
hoQfde  blyft  *s  Mans  arbeid  beltendig  de  overweging  waer-i 
dïg  van  alle  dezulken,  die  zich  op  de  nadere  onderzoe- 
king van  het  Propheti$ch  Woord  toeleggen:  en  ze  zullen, 
oader  't.nagaen  zyner  bedenkingen,  'er  te  meerder  toe  g;e- 
noopt  worden ,  daer  ze  6dk  in  dit  Deel  meermaels  zulien 
ontdekken,  dat  zyn  Ëerwaerde,  gelyk  we  vo^heen  reeds 
•pgeraerkt  hebben,  met  een  vrymoedigen  tred  zyn  eigen 
weg*  naer  't  geleide  van  een  welwikkend  oordeel,  volgt; 

het 

(♦)  Z-e  Alg.  Fad.  Lettercef.  IL  D.  bl.  89. 
IL  0Ut.  N.  ALG.  LfiTT*  tiO.4.  iL 


138  J.  8TINSTR4 

het  welk  hem  dan  ook  wel  eens  den  gewoonen  of  betree- 

den  weg  *  geheel  doet  verlaten.  Tot  een  byionder 

llael  hiervan  verdrekke  zyne  verklaring  van  den  ftcen ,  ma 
zeven  oogen ,  gelegd  voor  het  aengezicht  van  Jozua ,  naer 
de  voorfieiJing  der  Godfprake  Zach.  III.  9.  De  opletten- 
de Stinflra^  gene  voldoening  voor  zichzelven  vindende, 
in  de  verklaring  der  uitleggeren,  die  hy  beeft  kunnen  na* 
zien,  draegt  daerop.zyn  eigen  gevoelen,  zonder  omwe- 
gen, aldus  voor. 

„Alle  die  in  de  Joodfche  Oudheden, die  in  den  Bijbel 
zelf  eenigzins  bedreeven  zijn,  weeten,  dat  in  het  Heilige 
der  heiligen  van  Mofes  Tabernakel^  en  naderhand  in  Sa- 
lomons  Tempel  (a ) ,  eene  kist  of  laade  is  geplaatst  ge. 
^'C:st,  die  de  arke  des  Verbonds  .doorgaans  genoemd 
wordt,  gemaakt  van  het  kostelijkfte  hout,  en  met  goud 
dik  overtrokken ,  waarop  leen  dekzel  lag  van  gelijken  maak- 
zei,  den  naam  van  het  verzoendekzel  draagende,  over- 
fchaduwd  van  gouden  Cherubs  of  Engelen ;  en  dat  deeze 
als  bet  heiligst  en  hoogwaardigst  (luk  vau  het  geheel  huis 
des  Hecren  wierd  aangemerkt,  als  de  zetel  van  Gods 
zigtbaare  tegenwoordigheid  en  heerlijkheid  zelve.  Ëeu  ie- 
gelijk, welke  in  dié  zelve  Oudheden  eenigzins  bedreeven 
IS,  weet  ook,  dat  deeze  arke  des  Verbonds  met  haar  toe* 
ftel,  gelijk  ook  de  zigtbaare  blijk  van  Gods  majefteit,  op 
en  over  dezelve,  ontbroken  heeft  in  het  Heilige  der  Hei- 
ligen van  den  tweeden  Tempel,  welke  ten  tijde  van  Za- 
charias  door  Zerubbabel  gebouwd  wierd.  Maar  dat  in 
derzelver  plaatze  een  Heen  gelegd  is, -welke  boven  den 
grond  uitrfak  (*).  Kn  op  deezen  fteen ,  denke.  ik  zonder 
twijffel,  dat  hier  gezien  wordt.  Deeze  was  immers  een 
fteen,  die  in  den  eigenlijken  zin  gezegd  kon  worden  voor 
het  aangezigt  van  Jofiia  den  Hoogenpriester  bijzonderlijk 
gelegd  te  zijn;  nndemaal  hij  en  zijne  opvolgers  jaarlijks 
op  den  grooien  verzoendag,  tegen  over  clen  zelven  (laan- 

de, 

(a)  Exod.  XXV.  10  enz.  1  Kon.  VIII.  6. 

CO  Zie  het  boek  Jnfna  in  de  Mishna  C.  V.  §  2.  In  de  uit- 
gave van  Surenh.  P.  IL  p.  233  Reland.  Anriq.  Hebr.  P.  r,  C. 
9.  J.  28.  Bmrtorf.  Lex.  Chald.  Rabb.  Thalm.  p.  2541. 

Indien  mijne  gedagte  gegrond  2;ij »  kan  men  uit  deeze  plaatze 
des  Propheeten  dan  befluiten » dat  Zerubbabel  dien  (leen  in  het 
Heiligdom  niet  eigenwilligf  maar  op  bevel  des  Heeren  zelven  # 
gel^d  heeft. 


OUOi;   V00aSPELLI|9GSN.  ^139 

^6 y  gdijk  eertijds  voor  de  arke  des  verbond^»  het  bloed 
des  offerboks  fprengen,  en  het  wierook  zwaaijen  moesten. 
Deeze  (leed  was  dan  in  den  tweeden  tempel  een  voornaaoi 
ftuk  (O^  en  tóen  mag  het  ten  uitérften  owwaarfchHndijk 
i^en,  dat  bij  de  bouwing  van  dien  tempel  in  de  Schrif- 
ten van  dien  tijd^  welke  over  die  ftigtinge  handelen,  van 
denzelven  geheel  geen  gewag  gemaakt  zou  zijn-  Hel: 
koomt  .mij  derhalven  inderdaad  vreemd  voor,  dat  geen 
der  Uitleggeren  hier  om  deezen  fteeu  gedagt  heeft,  inzon- 
derheid van  zulken ,  die  gewoon  zijn  zo  veel  werks  te 
maaken    van   alle    de  bijzonderheden  van  den  Joodfchen 

Tempel.  Ondertusfchen ,  hoe   aanmerkelijk  een  (lufc 

ceeze  (leen  ook  zijn  mogt  in  deezen,  dezelve  kon  lang  in  ^ 
heerlijkheid  en  pragt  niet  haaien  bij  de  Arke  des  V^erbonds 
in  den  Ouden  Tempel.  VVaarfchijnlijk  was  het  dan,  dat 
de  Israëlieten  over  dit  onderfcüeid  ook  bedroefd  w:'ren, 
gcUJk  bij  Haggai  over  de  vermindering  der  heerlijkheid 
van  deezen  tempel  in  het  algemeen.  £n  gelijk  die  Pro- 
pheet  dezelve  vertroostede  met  de  toezegginge  vnn  nog 
grooter  heerlijkheid,  door  de  verfcbijninge  van  Cliristus 
in  deezen  tweeden  Tempel:  Zo  was  het. ook  zeer  gepast, 
dat  ZacbariaSy  of  de  Heere  zelve,  aan  Jofua  en.  zijne 
Vrienden»  dat  groot  en  allerwenfchelijkst  heil  voorftelde»» 
CD  wel  zo  zinnebeeldig,  dat  deszelfs  oorfprong  als  aan 
deezen  (leen  vel-knogc  was.  Hiertoe  brenge  ik  die  betui* 
^ng,  dat  op  dien  eencn  flecn  zeven  oogen  zijn  zouden^ 
en  dat  de  Heere  zelve  zijn  graveer/el  zou  *  gravuren^ 
Over  die  zeven  oogcn  hebben  ook  de  uitleggers  allerleüe 
opvattingen  verzonnen.  Dog  voor  zo  verre  het  Hebreeuw- 
fcbe  woord  zo  wel  fonteinen ,  fpringbronnen ,  als  oogen  be^ 
tekent;  en  het  geen  Aoóï  graveerftl  graveeren  is  overge- 
zet, eigenlijk  zegt  openingen  openen  ^^  en  dit  bijzonderlijk 
ook  gebruikt  wordt  van  het  opwellen  en  voortvlieten  des 
waters  uit  een  bron  (f) :  zo  zoude  ik  dit  gezeg  liever  dus 
vertaaien.  In  dien  eenen  fteen  zullen  zeven  'Stellen  zijn^ 
en  ik  zelve   zal  zijnen  ftroom  openingt  gecven\   zegt   de 

Heer 

CO  ^elk  een  boog  denkbeeld  de  Jooden  daarvan  maakten  l 
kan  ipen  zien  bij  Is.  de  Bartenora,  Maimonide.s  en  Sheringtiam 
over  de  aangehaalde  plaatze  van  het  Joma, 

(f)  [De  bier  en  elders  voorkomende  taelkundige  aentekeningen 
4i^beil  wij,  om  plaets  te  befparen,  agterwège  gelaten,  oordee- 
lende  cevsns  dat  des  kundigen  dezelven  in  het  Werk  wei  zou« 
dea  oafpoonpi.] 

K  2  • 


Ï4^  J.  STINSTRA 


Heer  der  heirfchaarenQd).    Vreerad   kan    niemand 'het 
vinden,  dat  éen  fomeln  verbeeld  wordt  uit  eenen  (leen 
te  ontfpringen,  die  weet,  boe  Mofes  in  de  woestijne  de 
.-Sfeenroize  gellagen   heeft  (é?).,  dac   daaruit  water  voort- 
kwam  genoeg  voor  h^t  gantfche  volk.    Het  is  waar,  bier 
ilelt  ons  het  zinnebeeld  een  gelegden  fteen  voor,  niet  ee- 
ne  rotze ,  die  in  het  aardrijk  zelt  als  gegroeid  was.    Dog 
dit  geeft  dies  te  treffender  de  wonderdadige  werking  van 
den  Heere  der   heirfchaaren  te  kennen.    Gelijk  zeven  w^/- 
Jen  den  avervloed  afbeelden  der  genade  en  zegeningen, 
welke  uic  dit  heiligdom  zouden  voortvloeijen.     Wanneer 
men   hier  mede  nu  vergelijkt  de  fchilderii  van  Ezechiël, 
in  het  XLVIl  tv.-  hoofJftuk  zijner  voorfpellingen  ,  van  een 
vlietend  water,  het  welk  uit  het  heiligdom  voortkwam,  en 
^l  verder  loopende  tot  hoe  langer  hoe  wijder  en  dieper 
ftroom  aangroeide  ;  zal  men  bijna  niet  kunnen  twijffelen 
'  ot  hier  ter  plaatze  is  het  oogmerk  der  Godfpraakc  óok  ge. 
weest,  dat  uit  dit  heiligdom,  fchoon  zo  veel  minder  luis- 
terrijk ,  de  bedeeling  van  de  geestlijke ,  de  heiü-ijklle  ze- 
geningen  van- de  Euangelifche  genade  haaren  eerften  oor.' 
iprong  zouden  neemen  :   Dat  ze  derbalven  dit  heiligdom 
fchoon  de  Arke  des  Verbonds  ontbeerendc  ,   hierom  niet 
minder  te 'waardeeren  hadden.    Dit  wordt  bij  ons  dies  te 
aanneemelijker,  als  wij  agï  geeven  op  eene  diergelijke  zin. 
iiebeeldige  voorfpellinge  van  dezelve  geestlijke  heiigoederen 
^an  het   begin   van   het  XJII'^    hooflftuk    deezen    zelvcn 
boeks  f/).  Ten  dien  dage  zaP er  eene  f otitein  geopend  zïm 
voor  het  huis  van  David,  en  voor -de  imvooners  van  Jeru^ 
falem ;  tegen  de  zonde ,  en  tegen  alle  onreinheid.  En  gelijk 
dair ,  zo  volgt  dan  ook  hier  in  onzen  text ,  op  de  meldinge  van 
4e  fonteinen  uit  den  fteen  ontfpringende  en  geopend^  zeer 
•  gepastlijk,  en  ik  zal  de  ongcregtighcid  deezes  lands  in  eenen 
^ag  mgneemen;  In  eenen  dag,  dat  is,  in  eenen  eenigen. 
doorluchiigen ,  uitfteekenden ,  weergaeloozen  dag, of  tijd, den 
tijd  van  'sHeeren  dood ,  opftandingie ,  hemelvaart  en  zendin- 
ge  van  den  H.  Geest;  dooriugtige  gebeurtenisfen  /die  on- 
iniddelijk  op  elkander  gevolgd  zijn,   en  door  middel  van 
Welke  Gods  genade  verzekerd,  en  dus  de  ongêregtigbcid 


niet 


'  CO  Deeze  gedagte  vinde  ik.  niet  tegenftaande het  voorgemèl. 
de,  dat  ook  de  Heer  Camp.  Vitrïnga  de  Oude,  voor  mij  ee- 
had  heeft.    Zie  zijne  Obf.  Sacr.  L.  i.  C.  15  p.  193  enz. 

(O  Exod.  XVII.    (O  Vergelijk  ook  Zach.  XIV.  %:   - 


OUDB  VOORSPBIXmCEN..  14! 

met  alleen  van  dat  land »  maar  van  de  geheele  aarde ,  vati 
alle  labden,  en  volkeren ,  die  2;ig  bekeeïen,^en  deéze  ge-* 
joade  «anneemen ,  is  weggenomen* . 

m'  f ^<>g  ^^  ^^^  v^°  deezen  Steen  des  heiligdoms  niet  af. 
icbeiden  ,  zonder  korcink  ,  nog  te  letten  op  twee  andere 
piaatzen  des  volgenden  IV^ew  hoofdftuks,  waarin  insgelijks 
van  ttn  ftecn  gelproken  wordt*  en  welke  van  andere  uit-  - 
leggers  ook  met  onzen  text  worden  vergeleeken;  otn  te 
bevroeden ,  of  daar  ook  niet  gezien  worde  op  deezen  zel- 
ven  Steen  ,  welken  ik  tot  ,ophelderinge  van  'onzen  texc 

fiebbe  aangebragr.   ^ In  ^het  7^*^  vers,  roept  de  En-  .^ 

gel,  die  aan  Zacbarias  verfchi/nt »  ten  aanhooren  van  dee-' 
z^n  uit;  PTU  zijt  gij  ^  ogfo9t6  ff  erg?  voor  het  aangezlgt 
van  Zeruhbabel  zult  gij  i»orden  töt  een  vlak  yeld\  Welk 
zinnebeeld  te.  kennen  geeft,  dat  de  booglle  magt  zijner 
wederftrec veren  zou  vernederd  worden,  dat  zif  hem  tiief 
zouden  kunnen  verhinderen  van  den  opbouw  des  tempels 
IC  voltooïjen  (^).  Want  hij  zal  den  hoojdfleen  voortbreng 
gcn\  het  welk  men  :^ou  kunnen  neemen  voor  het  gebouw 
ten  top  toe ,  tot  den  hoognen  (leen  des  gevels  op  t^ 
trekken.  Dog  met  geen  mindqr  legt  kan  men  door  hoofde 
fiecn^  den  voornaamften,  den  voortreffelijkften  fteen,  détx 
boogden,  in  waardij  en  aanzien  vertlaan.  En  dan  zou  die 
een.  zijn  met'  deezen,  welke  in  het  heilige  der  heiligen^ 
in  de  plaatze  van  de  arke  des  verbonds ,  gelegd  moest . 
worden.  Het  b  ook 'wel  te  denken,  dat  dezelve  van  Ze- 
rubbabel  zelven »  na  de  vólbouwinge  des  Tempels ,  met 
veel  plegtigheid  dérwaards  heen  gebragt  is;  en,  gelijk ^ct 
volgt,  met  toér'oepingen ^  met  eene  openbaare  blijdfchafp 
en  gejuich  fft)  "van  genade^  genade^  zij  denzelven\  z\\ 
aan  deezen  fteeö  eigen ,  en  koottie  volgens  de  verbeeldin- 
ge  ,  welkq  wij  in '  ónzen  text  opgehelderd  hebben ,  met 
herhaalde  opwellingen  ,  met'  golvende*  ftroomen  ,  door  het 
herhaald  genade  fraaijlijk  verbeeld  ,  üit  denzelven  voort- 
vlocijed ;  en  dus  ontyange  meri^  uit  deszelfs  volheid  genada 

yo:»r  genade  (i). Tot^  deezen    zelven   (leen ,  kan 

des  Propheeten  betuigingen  in  het  lo'c  vers  deszelven 
Jipofdftuks  ook  bekwaamlijk  behooren,  wanneer  wij  maar 
de  Overzetting  verbeteren ,  en  de  fchikkïngen  der  woorden 
in  dezelve  te  regt  brengen.  Onze  Nedferduitrche  overzet- 
ting heeft  daar  niet  de  minfte  blijk  van  een  Jleen:  Maar 

het 

•     (^)  ZiélEzra  VI.  ia.  C^)  Ezra  III.  11.  enz.  (O  Joan  I.  zo. 

K3 


142  J.   STIN^TBLA,  oude  VOORSPBtLiNGKIf» 

het  geca  daar  vo.orkooint  Van  een  tinnen  gemgt^'htt  welk 
men   ziende  li  de  hand  ^  van   Zerubbahd  zig  verbHjcktr 
zoude;   daar*  ftaac  in  den'  grondtcxt  een  fieen  van  tin,  zo 
als  men  du 'woord  gemeenlijk   opneeriat:   Dog  het  geen 
men  veel  gevoeglijkcr  uit  de  Oosterfche  fpraaEe  kan  ver* 
taaien  ddor  afgi^zonderd  ^  of  het  Welk  in  de  plaatze  van 
een  ander  (tuk  gefield  !s.    Deezie  betekenisfeü  pasfen  ten 
vollen  bij  den  (leen  van  het  heilige  der  heiligen ,  als  ajn- 
de  dit  een  volftrekt  afgezonderd  vertrek,  alleen  openftaan» 
de  voor  den  iaariijkfchcn  toegang  van  den  lioogenprlester, 
eu  zullende  cfié  (leen  zelve  in  de  plaatze  van  de  arke  des 
verbonds  gefteld   worden.    Welke  laatfle  zin  bij  mij  nog. 
voor  den  waarfchijnlijkften  wordt  gehouden.  Bronnen^  <tf 
waterweUcn. ,   ftelle  ik  in   dé  volgende  betuiginge  van  dat 
vers  ook  voor  oogen ,  gelijk  in  onzen  text.  En  hét  woord 
doortrekken^   dat  van  dezelve  gebruikt  wordt,  is  te  zagt; 
fiet  moest  ten  minden  doorloopen  geweest  zijn ;  en ,  volgens 
4e  oorfpronglijke  eigenrchap  des  woords ,  fchijnt  het  geno- 
men  te  worclen  van  ftroomen,  die   door  hunnen  fnellen 
loop  tegen  de  oevers  üaan  en  kletfen.  Na  welke  bijzonde- 
re aanmerkingen  ik  het  geheele  vers  dan  in  dcezen  voege 
irertaale    en  uitbreide,  y^   Want  y^ie  vcragt  den  dag  der 
\y  kleinigheden  ?  wie  is  'er  die  geringe  gedagten  heeft  van 
„  den  tegenwoordigen  tijd,  waarin  onze  tempel  met  min- 
'  „  der  luister  praalt  dan  eertijds  ?  wie  zijn  ze  die  denzel- 
„  ven  weinig  rekenen  of  zig  dasfrover  bedroeven?  Dog  zij 
,,  zullen,  zig  verblijden  ,  als  zij  zien  den 'plaats  vervullen" 
99  den  Steen  in  de  hand  van  Zerubbabef,  wanneer  dee- 
99  ze  denzelven  zal  voortbrengen  onl  ta  het  Heiligdom  te 
*  „  plaatzen.    Die  zeven  zijn  de  fonteinen  des  Heeren\  zij 
,9  zullen  zig  verblijden,  voor  zo  verre  zi|  aan  mijne  God- 
,9  fpraak  gelooven  9  dat  in  dien  eenen  (teen  zeven  bron- 
99  wellen  door  de  befchikkinge   des    Heeren    ontfpringen 
„  zullen  >  en  de  wateren  des  heils  voortbrengen;  die  de 
99  gantfche  aarde  als  ftroomen  doorfnellen  zullen.'** 

De  üerwaerde  Stinftra  heeft ,  wyders ,  voor  dit  derde 
Deel,  eene  Voorreden  geplaetst,  waer  in  hy  de  zeker- 
heid  der  Godlyke  Voorweerenfchap ,  ook  in  toekomende 
gebeurelyke  dingen  ,  behoudens  's  Menfchen  Vryheid, 
tracht  aen  te  toonen;  en.  tevens  eenige  ophelderingen  aen 
de  hand  geeft  ^  wegens  Gods  mededeeling  van  kundighe* 
'den  nopens  he;  toekomende  aen  de  Propheeten,  en  den 
trap  der  wezenlyke  kennisfe ,  welke  zy;  daer  door  van  dat 
tdeKomendc  verkregen. 


C.  BROBDBLET9  XBSR  OER  ELLENDE,  ENZ.    I45 


De  I.eere  der  Ellende ,  Verlosfinge  en  Dankbaarheid  in  *t 
Paradys  geopenbaard^  en  door  de  Aards •  Vadcrtn  ge^ 
loofd\  ontvou^d^  door  wyleu  Jufir.  cornelia  broedr- 
LET.  Te  Utrecht  by  A.  van  Paddenburg,  1786.  Behal* 
ven  het  Voorwerk ,  486  bladz.  in,  gr.  8vo. 


Hl 


[et  oogmerk  van  wylen  Juffrouw  Broedelet  ^  in  dit  Ge- 
fchrift,  was,  iia  te  fpooren,  hoe  de  kundigheden , 
welken  ons  het  Euangelie  ontvouwt,  nopens  de  zaligma- 
king des  Zondaers  door  een  Middelaer,  reeds  in  het  Pa- 
radys voorgedragen ,  vervolgens  door  alle  tyden  heen ,  zo 
voot  als  na  de  Zondvloed  en  vervolgens  onder  de  Wetti-' 
fche  bededing,  levendig  gehouden,  en  door  de  Geloovi- 
gen  erkend  zyn  geworden:  *t  welk  in  dit  (luk  gebragt. 
word  tot  op  den  dood  van  Vader  Jacob.  Zy  heeft  dit  on-  • 
derwerp  met  veel  oplettendheid,  naer  hare  denk wyze,  be- 
handeld, en  ene  gemoedlyke  (lichting  getracht  te  wcge  te 
brengen;  't  welk  haer  arbeid  welgevallig  zal  maken  in  de 
oogen  van  velen,  die  zich  met  hare   denkwyze  kunnen 

verenigen.  Dan  *èr  zullen   ook  veelen  gevonden 

worden,  die  oordeelen  dat  zy  het  (hik  wat  fterk  getrok- 
ken heeft.  Men  vind  Christenen,  die  te' laag  denken  van 
de  Godsdienffige  kundigheden  zelfs  der  voornaemften ,  on- 
der de  bedeeling  des  Ouden  Verbonds;  maer  men  vind 'et 
ook  aen  de  andere  zyde ,  die  de  Schriften  v^n  dien  tyd 
lezen,  met  kundigheden,  welke  zy  uit  de;£uangeljleet 
ontleend  hébben,  en  dezelven'  dan  naer  die  kundiji^' 
den  verklaren;  waer.door  zy  ligtlyk  gevaar  loopeii  vau 
den  Aertsvaderen  kundigheden  toe  te  fchryven,  die  by- 
kans  de  kundigheden  der  Christenen  onder  /t  Euangelie 
evenaren;  't  welk  dan  ook  wel  eens  aenleiding; geeft ,  tot 
ene  vergezogte  verklaring  van  deze  en  gene  öo<Kpraken. 
En  hiervan  is  Juffrouw  Broedelety  (hoe  ichtenswaerdig  zy 
ook  anders  geweest  zy,)  naer  ons  inzien  niet  vry'  te 
'  fpteken.  Men  oordeele  deswegens  uit  hare  opmerking  op 
ècn  gedeelte  der  Godfpraek  van  vader  Jacob  'Gen.  XLIX, 
31^:  hij  v^ascht  zijn  kleet  in  den  mjn^  et^de  zijnen 
mantel  in  vrijn»  druijven-  bloedt'. 

•  „  Door  dit  kleed,  (zegt  zy,)  moet  men  verdaan  de 
neoscbelyke  natuur  van  den  Mesfias,  welke  h(r  ak  een 
Weed  zou  aandoen ,  met  zyne  Goddelyke  Natuur  vereeni^ 
gen,    en    in    welke  de  volheid  der  Godheid  lichaamelyk 

K  4  zou 


144  ۥ  BROEDELET 

ZOU  woonen.  Kol  2 :  9.    Dit  kleed  zytier  menfchetyke  Na- 
tuur was  bevlekt;  niet  door  eigen  fcbold^  waot  hy  was 
heilig ,  onnozel ,  onbefmec ,  Heb«  7.  Manr  door  de  toege-» 
rekende  fchulden  zyner   uitverkoorenen ;   want  dien,  die 
geene  zonden  gekend  heeft ,  beePc  hy  (namelyk  God)  zonden 
voor  ons  gemaakt.  2  Kor.  5:  ai.  Uiervan   zoude  hy  zyne 
inenfchelyke    natuur   zuiveren    en    afwasfchen    door    den 
wyn,  daar  door  verftaapde  zyn  bloedig .  lyden ,  getyk  de 
%  wyn  ten  teken  van  zyn  bloed  in  't  H.  Avondmaal  wordt 
vodrgedeld.    Door  dit  bloed,  dat  hem  door  zyn  ziels -en 
licbaamslyden  zou  uitgeperst  worden,  zou  hy  de  toege-. 
rekende  fchulden ,  die  op   hem  lagen  ^  afwasfchen  en  weg« 
neemen ,  en  zo  heiligde  hy  zicbzèlven ;  maar  dit  zou  ook* 
ten  nutte  zyn  van  zyne   uitverkorenen,  op  dat  die  gehei- 
ligd mogten  zyn  in   waarheid.  Joann.  17.  Daarom  wordt  . 
'er  ook  by  gedaan^ en  zynen  mantel  in  wyn*druiven-bloed« 
Door  deezcn   mantel ,  in  onderfcheiding  van  zyn  kleed » . 
word  te  kennen  gegeeven  de  uitverkoorene  gelovigen,  de- 
welke met  den  Heere  Christus  worden  vereenigd,   en  al 
het  geene   hy  gedaan   en  geleden   heeft,   ook  hun  wordt 
toegerekend,  hebbend^  alzo  gemeepfchap  met  hem^  gelyk 
een  mantel  gemeenfchap  heeft  met  den  genen,  dien  de- 
zelve omhangen  is :  nogthaiis  onderfclieiden  van  hét  kleed 
zyner  mehschheid,    die    hem  't  naast  eigen  was,  en  tot 
eenen  Perfoon  vereenigd ;  maar  echter  als  een  ruimer  bo-. 
venkleed ,'  dat  tot  zyn  geestelyk  lichaam  behoorde ,  en  de- 
welke hem  zyn  tot  heerlykheid  en  fieraad.    Zie  Jer.  11» 
én  J9S.  62.  3«  En  gelyk  een  man  in  zynen  mantel  zich 
roert,  Wandelt,  werkt  en  lydt,  alzo  zou  Christus  zyne 
gemeente   aandoen;  dat  hy  in  haar  tegenwoordige  krach- 
tig werkzaam  zou  zyn,   en  zo  is  hy  in  hun*,   en  zy  zyn 
mét  hem.  'Gelyk    de    Hogepriester,  het    voorbeeld  van 
Christu^  in  zyne  kleederen,  en  met   dea    Mantel  des  E* 
phods  OTihangen ,   het   heilig    Priesterwerk    deed  *  en  zyn 
dienstwerk  verrigtte,  welk  werk  dan  ook  al  hec  volk  werd 
toegerekend^    En  gelyk  de  Hogepriester  met  deeze  kleede^ 
ren  bekleed  zynde,  en  met   den  Mantel  des  Ephods  om- 
hangen,  niet   alleen   gezalfd  werd  met  de  H.  zatfolie,  de 
gaaven   des '  Geestes ,   maar  ook  befprengd  met  het  bloed 
des  zondoffers, ..om   hem  en    zyne  kleederen  ie  heiligen^ 
waarin  hy  en   zyne  kleederen  ^1s  afgewasfchen  en  heilig 
werden  aangemerkt ;  zo  zou  ook  Christus  niet  alleen  door 
7yn  ])loedig  lydeji  zich  zelven   heiJigen   van  de  fchulden  ^ 
die  op  hem  lagen,  maar  oqk  ^yuen  Monteti  de  gemeinte 

Cod«j 


LERR  DER  BtLBNÜE^  ,V£RL.  'Kg  DANKB.  I45 

Gods;  met  ixrelke   by   vereenlgd   het    Priesterwcrk    zon 

verricbten,  en  dus  dit  kleed  met  hem  geheiligd  worden: 

waarom  by  zelf  in  zyn  Hogepriesterlyk  gebed  aeicle ,  Joh; 

17:  15^:   Ik  heilige  my  zelven  yoor  hun^  op  dat  ook  zy 

geheiligd'  mogen  zyn  in  waarheid.    En  dit  wordt  te  ken^ 

nen   gegeeven,    als  Jakob  zegt,    dat   hy   jzynen    Mantel 

wascht  in  wyn- druiven -bloed.    Zynde  zyn  lichnams,  eif 

voornaamlyk  zyn  Ziels  lyden,  't  'geen. met  den  dood  ein<* 

digde ;  en  gelyk  het  bloed  der   offerdieren  uitzypelde  uit 

het  offerbeest,  zo  ftortte  hy  zyh  bloed  uit,  en  het  vlood 

uit  ayne  zyde ,  na  dat  hy  den  Geest  gegeeven  had ,  wan« 

neer   zyne  zyde  met   een  fpeer  doorQeketi  werd';  en  zó 

wordt  hier»  daar  te  voren    van  wyn  gefproken  was,  'nu 

gezegd  wijn  druiven -bloed,  oin  te  kennen  te  geeven.  1.) 

Dat  de  toefpeling  is  op  rooden  wyn ,  ter  aanduiding  van 

zyn  bloed,  a.)  Ook  om  uit   te  drukken   de   perfing  van 

^cji  Heere  Jezus  in  zyn  lyden  en  bloed  vergieting,   gclyk 

de  wyn^it  de  bezien  geperst  wort;  welk  hy  te  geoioe- 

te  ziende  zeide:  Hoe  word  ik  geperst,   tot  dat  her  vol* 

bragt  zy ,  Luk.  12:   50.  Waardoor  de  kracht  zyner  heilver- 

dienften,   en  de  gaaven  des  Gee'stes,  die  by  edelen  wyn 

vergcleeken  worden  Jef.  55:  !♦  voortkomen." fien 

ieder,  die  wat  bezadigd  denkt,  kan  niet  w^l  twyffelfen, 
of  hy  vind  bier  veel,  daer'  Vader  Jacob  'Vermoedelyk 
simmer  aen  gedacht  zal  hebben. 


hcerreden  over  i  Kon.  VDL  119  *  %o^  ter  gedachtenis  dtr 
Inwijing  van  de  Kerk  te  Schildwolda^  dooor  Ajtius 
Ar)RiANi,  Predikant  aldaar^  uitgefproken  den\i$  yan 
Wiitmaandy  1786..  Te  Groningen  bij]  L.  Hbifinjfh» 
1787.    Ift  gr.  ivo.  38  bladz.  \       ,. 

Het  aen  denken  ^aen  de  (lichting  van  hét  Kerkgebouw 
t^  Schild wolda,  voor  honderd  javen^  en  deaae^fs  ia 
ibndfaouding  tot  :op.  den.  tegenwoordigen  dag,  heeft  ^eg 
Berwaerden  Adriani  genoopt ,  zyn^  .f;^dachten  dae|^.9f 
verder  te  vestigen,  en  de  oplettendheid  zyner  Toeboor- 
óet$  daer  by  inzohderheid  te  bepalen.  Ter  dier  gelegen- 
heid ontvouwt  hy  der  Gemeente  beknoptlyk  de  Inwying 
van  's  Heven  Tempel  te  Jerufalem,  met  ene  nevensgaende 
verklaring  van  den  hoofdzaeklyken  inhoud  v;in  's  Vorften 
gebed  in  die  omftandigheden ,  volgens  i  Kom  VIII.  29 , 
30  Naer  het  beloop  van  dit  voorgeftelde  fohikt  hy  ver* 
^    .  K5  vol- 


14 (^  ^A.  ADRIAffl  LBERREDBir. 

volgens  het  toepaslyke  gedeelte  zyner  Leerreden.  „  Deed 
„  Salomo,  zegt  by,  voor  eerst ^  eene  redevoering,  waarin 
99  hij  van  Israêls  lotgevallen  in  't  gemeen ,  en  van  de  tem* 
,9  pelbouwing  in  't  byzonder ,  handelt ,  dit  geeft  om  aan- 
j»  leiding ,  in  navolging  van  hem ,  om  over  de  lotgevallen 
;,  der  kerke  in  ons  vaderland,  én  op  deze  plaatze,  iets  te 
9%  zeggen.  Ten  P»eden ,  looft ,  dankt  en  ofiert  hij  den 
,t  Here,  en  volgt  het  volk  hem  hierin  na;  wij  zullen  u 
5,  tot  zekere  pligten ,  bij  deze  gelegenheid ,  en  vervolgens , 
,,  te  betrachten ,  tot  dankbaarheid  ,  moeten  opwekken. 
^  Ten  derden ,  bidt  hij  om  een  zegen  ,  wij  zullen ,  een 
^»  bepaald  gebruik  van  onzen  text  makende,  al  zegenende 
„  en  biddendQ  befluiten.''  Zyn  Ëerwaerde,  dezen  leiddraed 
Volgende,  fchikt  zyne  Redevoering,  in  *t  een  *t  ander  op*- 

iichtjzeer  gepast  naer  de  tydsomftandlgheden.  — Nacr 

zyne  opgave  bebben  de  volgende  Leeraers ,  zedert  de  her- 
Vorming,  het  Euangelie  te  Schildwolda  bediend. 
i6ri.  heeft  Theodorus  Folkeri  ^  hier  eerst  het   zuivere 

Euangelie  beginnen   te 
prediken ,  en  wicrd  op» 
gevolgd 
16^7 •  door  Bverhardus  Jacobi^  en  deze 
x66i.  door  Copius Meijer ,  die,  de  oude  Kerk  vervallen 

zynde,  het  nieuwe  Gcfticht 
ingewyd  heeft  op  den  ia*«n 
OAober  i686:  wien   verder 
.  opgevolgd  zyn 
'    l6i^.  Franciscus  Gomarus. 

1705.  Jdolphus  Molanus. 

*  1719.  Eppo  Hendrik  Hnckers,  (♦) 
c    1755,  He^triannus  Diephuis, 

1768  •  Her  o  Geres  Her  es. 

1783.  jlrius  Adriani. 

•  C*)  Deze  overleed  ih  het  jaer  174*1  doch  het  liep,  dooreen 
ëfl2ali|en  twist  oVér  de  beroepinge,  aan ,  tot  het  jaar  I75S>  dtt 
fUizft  Oemeente  herderloos  bleef. 


Aan* 


G.  BOmiET  AAN  P.  VAN  HBMBRT.  247 

->'•  ■        '  i  ' 

jtanmcrkingcn  van  o.  bonnet  ,  op  ha  tweede  Stuk  des 
üriefs  van  den  ÏVel  Ed.  Zeer  öel.  Heer  p.  van  hr- 
ji£RT,  *oyer  de  Rede^  en  haar  gezag  in  den  Godsdienst. 

,  Brief swy ze  aan  zyti  Wel  Ed.  medegedeeld.  Te  Utrecht^ 
by  A.  van  Paddenburg,  1786.    In  gr.  oSavo^  114  bladz. 

Na  ene  optelling  der  byzonderbedeoj  io  *c  genoemde  Ge* 
l'cbrlft  van  den  Heer  van  Hemtrt  behandeld,  maekt  de 
Uoogieeraer  Bonna  i;ne  fchifting  van  deselven,  als  behoo* 
irende  deels  wel  tot  het  boofdverfchil »  maer  zynde  ooi; 
deels  daertoe  niet  betrekkelyk^  en  onder  deze  zodaaigen^ 
die  eerst  naderhand  te  overwegen  zyn,  als  mede  zulken 
die  wel  achterwege  hadden  kunnen  ^  en  ook  zommigen  dift 
liec  badden  behooren  te  blyven.  — ^ —  De  Hoogleeraer  be* 
paeit  zich  in  dezen  zynen  Brief  voornaemlyk  tot  de  eerst* 
bedoelden;  echter  laet  hy  zich,  na  ^t  afhandelen  van  't 
geen  tot  het  boofdverfchil  behoort,  ook  nog  kortlyk  uit 
over  enige  der  andere  byzonderheden,  welken  hy^  zynes 
oordeels ,  niet  wel  geheel  met  (Hlzwygen  voorby  kon  gaen, 
^^—^ —  Het  zy  men  de  ene  of  andere  party  in  dit  gefchU 
trekke ,  men  zal ,  op  het  doorbladeren  van  dezen  Brief , 
gereedlyk  moeten  erkennen ,  dat  de  Hoogleeraer  zich  beter 
by  zyn  Stuk  bepale  »  .en  gewoonlyk  met  meerder  opmerk- 
zame  nauwkeurigheid  uitdnikke  ^  dan  de  Heer  van  Hemert; 
dien  hy  ook  daer  toe  tragt  te  brengen :  *t  welk  gewislyk 
de  enige  weg  is,  om  dit  verfchilftuk  m^t  vrugt  te  behan- 
delen» Ter  bereikinge  hiervan  do^t  zyn  Hoog  Eerwaerde^ 
met  het  afloopen  van  dit  Gefchrift,  na  enige  bedenkingen 
over  de  ^  zyns  agtens ,  vereischte  fchryfwyze  ^  den  volgen* 
den  voorflag;  welken  wy  niet  ondienftig  oordeelen  hierge« 
beel  over  te  neemen.  .  / 

,^  In  hoope  dat  UWEd.  dlit]  [bov^iaengeduide] .  lp ''t 
vervolg  zal  onder  *t  oog  honden,  wil  ik,,  tt|i  gevalle,  on- 
set Lezeren,  den  ftaat  des  gefchils,  dat  wy  allereerste  (léb^ 
ben  af  te  handelen,  onderfchcidenlyk^opKeeven*     ' 

,,llwe  ftelling  is  dttze :  de  anderwerf  Afyie  rede ^p^  min' 
/cheijk  verfia^d^  is  niet  bedorven.  ^  Voor  deee^  ftellipg^ebt 
Ge,  naar  myne  gemaakte  aanmerkingen,  geen  eea  deugde- 
Jyk  bewys,  X  zy  uit  de  ondervinding,  \%y  uit  de  H* 
Schrift,  bygobragt. 

^,De  cegenftelline,die  Gy  ht^TT/At^i^ide  ondeniferpefyh 
rede ,  het  menfihelyk  verfland^  is  bkdorvcn.  Om  die  te  wf- 
derleggen,  brengt  Ge,  eerst,  vérfcheidene  bezwaaren  tegen 

^e 


I4&  G.  BONNET 

dezelve  in;  en  tragt ,  v^volgens ,  aan  te  toonen ,  dat  de 
bewyzen  voor  dezeive,  uit  de  oudervinding,  uit  de  dwa- 
lingen van  het  menscHdom,  uit  den  invloed,  dien  de  zonde 
heeft  om  bet  verftand  te  bederven ,  (doch  welk  jaaitte  be» 
wys  ik  nie:  gebruik,)  en  ui^.de  H.  Schrift  ontleend,  van 
geen  de  minlie  kragt  zyn  om  die  tegenftelling  te  wettigM. 
,„  Wat  nu  deeze  tegenftelling  btü^ii\het  menfclielyk  ver* 
ftand is  bedotten ^  die  heb  ik,  overeenkomftig  de  leer  van 
onze  Kerk,  nader  bepaald,  en  aangetoond,  boe  wy  die 
yfiitt  en  al  verftaan.     Nict^  ais  of  de  mensch,  in  den  te* 

fcnwoordigen  (laat,  volftrekt  onbekwaam  was,  om  waar-* 
eden  en  pligten  it  kennen  i  waarheden  als  zekep,  pligten 
als  betaamlyk,  op  goede  gronden  te  beoordeekn.  i  .  ■ 
Maar,  in  zo  vet  hy»  hoe  kundig  ook  in  de  lecre  der  Za- 
ligheid ,  echter  niet  in  ftaat  is ,  de  geopenbaarde  waarhe- 
den ,  welke  betrekking  hebben  op  zyne  eeuwige  belangen , 
regt  te  kennen,  roet  dat  gevolg,  dat  hy,  als'  een  redelyk 
fchepzel ,  niet  kan  nalaaten ,  overeenkomftig  dezelve ,  ter 
bevordering  van  zyn  waar  geluk  werkzaam  te  zyn. 

„Ingevolge  deeze  noodige  bepaaling, heb  ik  aangetoond, 
dat  de  bezv/aaren^  van  UWÉd.  ,  tegen  de  leer  onzer 
Kerke  ,   aangaande  het  zedelyk  bederf  des  menfchelykeit 

verftdnds,  ingebragt,  van  geen  gewigt  zyn:   en  dat 

de  bey^yzen  voor  ons  gevoelen,  uit  de  ondervinding,  «it 
de  dwaalingen  van  het  menschdom^  en  uit  de  Godlyke 
openbaaring,  ontleend,  doch  van  U  afgekeurd,  4erzelver 
•kragt  behouden. 

„Het  geen  derhalvcn UW Ed.  nu  te  doen  ftaat, is,  aan 
te  toonen ,  „  dat  'er  deugdelyke  bewyzèn  voor  nw  gevoè- 

,  Icn  zyn;  dat  de  bezwaaren,   tegens  ons  gevoelen 

„  in^tbragt,  ongeacht  myne  gemaakte  aanmerkingen,  haare 

„>kracht  behouden:   eindelyk,  dat,  het  geen  wy 

„  yoQr  ons  gevoelen,  (uit  de  ondervinding,  uit  de  dwaa- 

-  , dingen  van  het  nienschdbm,  en  uit  de  H.  Schrift, ) aan* 
,  voeren,  niet  bewyst  het  geen  beweezen  ipoet  worden; 

\  Derhalvcn  ,  ^at  de  ónderwerpclyke  rede,  met  ouzi4^ht 
*    M  des  mehfcHèh  mi^r' gelukt  en  de  regte  kennis  dcrgt^ 

-  openbaarde  i»aarheden  ^  welke  daarop  eene  jiaauwebe^ 
,,  trekking  hebben^  niet  kan  gezegd  worden,  zedelyk  bcr 
„  d0rve^^  teï  zyn." 

•  >vGèlyk  ik  -hier  Op  uw  antwoord  verwagt ,  zo.  moet  ft 

UW  Ed,  vooraf  berigten ,  dat  ik  voorneemens  ben ,  in  myn 

'wedèiritïtVvb^td  alletn"  te  onderzoeken,  of  uit  bet  geen  door 

•UW  Edf ,  oVer  dit  onderwerp,  nader  wordt  medegedeeld. 


AAK  P.  VAN  BEMERT.  14^ 

^ettiglsk  dit  bcfluitkati  worden  opgeroaikt:  de  onderwerp 
'peljke  rede  is^  met  opzichf  tot  's  menfchen  ifaar  geluk  *  en 
de  regte  kennis  der  geopenbaarde  waarheden ,  welke  daarop 
eene  naatiwe  betrekking  hebben^  niet  bedorven.  Alle  an* 
'dere  byzónderheden ,  die  tot  de  hoofdzaak  niet  behooren^ 
zal  ik ,  of  niet  in  aantaerking  neemen ,  bf ,  wanneer  ik  het 
ooodig  acbte,  afzonderlyk  met  U  behandelen." 

Het  laetfte  gcdeehe  van  dezen  voorflag  ziet  opeen  voor- 
heen gemeld  vereischte;  om,  naemlyk^  „  al  zulke  bezwaa- 
„  ren,  dte  niet  tot  de  hoofdzaak  doen,  afzonderlyk  te  bc- 
^,  handelen."  De  Hoogleeraer  zag  gaerne,  dat  het  wezen- 
lyke  van  het  gefchil  altoos  op  zichzelve  behandeld  wierd; 
en  dat  dan  byzónderheden  van  geringer  belang ,  (doch  hoe 
'minder  iB  getale  hoe  liever,)  by  manier  van  aenh^uigzels» 
daer  achter  aen  gevpegd  mogten  worden. 


Chemifche  Oefeningen.  Door  p.  j.  kasteleijn,  /ipothe^ 
ker  en  Chimist  te  mjlerdam.  Lid  van  het  Provinciaal 
Utrechts  Oenootfchap  van  Kunften  en  Wetenfchappen. 
Tweede  Deel.  Te  Amfterdam^  by  A.  J.  van  ToU,  17  85. 
in  gr.  Svö.     .  ^ 


n 


|c  Inhoud  van  dit  Tweede  Deel^  beftaande  uit  vyf  Stuk- 

*jes^   is  niet  minder  belangryk  voor  de  Beminnaars  der 

Scheikunde  in  *t  algemeen ,  als  voor  de  Apothekers ,  Fa* 
.brikanten  en  Trafikanten  in  't  byzonder,  dan  die  van  h©t 
EerfteDeel. — Was  'er  ooit  een  middel  om  Scheikundige 
JCennis  algemeen  te  maaken ,  en  den  lust  tot  de  beoefening 
deezer  zo  algemeen  nuttige  Weetenfchap  onder  onze  Land* 
cenooten  aan  te  wakkeren;  het  is  zekerlyk  dat>  't  welk 
de  Heer  kasteleijn  daartoe  heeft  verkoozen ;  en  indien 
wy  uit  de  graagte,  waarmede  dit  Werk  algemeen  is  aan- 

fenoomen ,   mogen  befluiten ,  dan  is  het  zeker ,  dat  onze 
nndige   Schryver  'reeds  voor  een  groot  gedeelte  zyn  oog- 
mctk  bereikt  heeft.  Dé  menigvuldigheid  der  onder- 
werpen, in  dit  Deel  voorkomende,   verbied  ons  daarvan 
aan  onzen   Leezcr  een  uittrekzel  mede  te  deelen ,  terwyl 
<ene  Woote  optelling  daarva^i  eenigfmts  verveelende  zoude 
xyn,  te  meer,  daar  wy  geen  oogenblik  kunnen  iwvfelen, 
'of  zy,  die   eenig  belang  in  de  bevordering  der  Schei-  en 
'Natuurkunde  (lellen,  zullen    leeds   genoegzaam"^  met   het 
Werk   zelven  bekend  zyn.  - — —    De   verdienftqn   des 
Schryverszyn  daarefn)Oven.  zo  algeoi^en  bekend;  dat  het 

jBood- 


^SO  G.  BOtéf&r  AAK  P.  VAR  JEÖSMERT. 

soodloo»  zoude  zyn»  iets  ter  aappryzing ,  van  deezen  zy« 
aes  geleerden  en  ui  de  uitvoering  zo  moeijelyken,  arbeid*. 
by  te  voegen. 

Wy  hoepen,   dat  de  Heer  kastelstjn,   in  zync  edel* 
moedige  bedoelingen >  ten  algemeenen  nutte  zal  volharden» 
Q  zynei)  geleerden  arbeid  vervolgen*  ^ 


uucai^c  Dcuocungen  >  icn  aigemeenen 
en  zynei)  geleerden  arbeid  vervolgen* 

Pofitiones  Phyfica,  quas,  annuo  labore,  in  fcholig  p^ivati^ 
e<plicat,  experimentis  illuftrat,  et  auditorujn  fuorum 
mcditationi  proponit  j,  h.  van  swinüün  ;  antehac  ifi 
Academia  Franequerana  Pbil.  Log,  et  Metaph.;  nunc 
vero  in  UI.  Amft.  Athen.  Phil.  PhyC  Math.  et  Aftron. 
Prof.  Variarum  'Academiarum  Socius.  Tomi  lecundi 
pars  prior.  Harder.  Gelr.  apud  J.  yan  Kasteel^  1780. 
Absque  praecedd.  ft54.  pp.  in  odlavo.  maj.  f. 

Van  bet  beloop  deezes  Werks ,  en  de  wyze  der  uitvoerin* 
ge,  die  den  Hoogleeraar  yan  Swinden  ter  eere  ftrekr, 
hebben  we  onlangs  in  't  breede  gewaagd  (♦);  en,  over- 
eenkomftig  met  de  toen  voorgemelde  orde,  is  dit  eerfte 
gedeelte  van  het  tweede  Stuk  gefchikt,  ter  bebandelinge 
van  de  Hjdrofiatica  of  Waur»eegkunde.  De  Hoogleeraar 
bishandelt  deezen  tak  der  Natuurkunde  in  de  wyduitg&- 
Ifarektfte  betekenis  des  woords  Hydrofiatica  ^  welke  mea 
gewoonlyk^  tVatcnfccgkunde  noemt ,  doch  die  zich  uitftrekt 
over  Vloeir  of  VJietlloffcn  van  allerleien  aartj  het  zy  ze 
als  Water  onder  de  niet  Veerkragiigen ,  of  als  Lugt  onder 
de  Veerkragtigen,  gereld  worden. 

Zulks  doet  hem ,  na  eene  voorafgaande  befóhouwing  der 
Vlpciftoffen  in  *t  algemeen,  en  derzelver  onderfcheiding  ia 
Niet-  of  Al  Vcerkragtiee  ,  in  de  eerfte  plaatze  handelen 
over  het  evenwigt  en  de  perfing  der  Vloelftoffen ,  die  gee- 
ne  Veerkragt  bezitten.  Hieromtrent  komt  in  aanmerking 
de  perfing  der  Vloeidofien  in  't  algemeen,  en  derzelv^ 
werking  naar  alle  kanten ,  wanneer  ze  ergens  in  beflooten 
zyn ;  mitsgaders  het  evenwigt  der  Vloeiitoffen  op  zigzel- 
ven  befchouwd;  en  wyders  de  werking  dier  persfinge  09 
vaste  lichaamen,  welken  in  de  Vloeiftoffen  geheel  ii^ 
gedompeld  zyn,  of  min  of  meer  op  derzelver  opper* 
vlakte  dryven;  en  eindelyk  de  perfing  van  ongelykflagtige 

\aoeJ. 

O  Zie  trwwüt  Jlg.  Vai.  Letteroef.  L  D.  bl.  3^4, 


7#   H.  VAN  SWINDBir,  P08ITI0NBS  PHTSICi6«  I5t* 

Vled(h>ffen»  of  zulken  die  van  eeoe  verTchillende  zwaar^ 

te  »yn,  onderling  op  elkander. By  de  overweeging 

der  perfinge  of  min  of  meer  ingedompelde  üchaamen, 
voegt  de  Hoodeeraar  eene  ontvouwing  van  't  nafpooren 
der  verlcbilienae  digtheid  of  foortlyke  zwaarte  van  onder* 
fcbeiden  Vloeiftoffen  en  Vaste  Lichaamen,   door  middd 

van  Vogtmeeters  en  de  Waterweegkun(li|b  Balans. 

Hiennede  afgehandeld  hebbende  het  geen  tot  de  Niet« 
Veerkragtige  Vloeiftoffen  behoort ,  gaat  hy  in  de  tweede 

{laats  over, ter  befchouwinge  van  het  evenwigt  en  de  ptu 
ng  der  Veerkragtige  Vloeillofien;  waaromtrent  hy  zig 
tot  de  werking  der  uugt  in  dit  geval  bepaalt,  nadien  tog 
aUe  Veerkragtige  Vloeillofien,  met  de  Lugt,  hier  aan  det 
zelfde  algemeene  wetten  onderworpen  zyn.  In  de  behan- 
deling van  dit  onderwerp  vestigt  hy  eerst  het  oog  op  «de 
werking  der  veerkragtige  Vloeiftoffen,  die  van  derzelver 
zwaarte  of  gewigt  afhangen;  by  welke  gelegenheid  by  een 
^erflag  geeft  van  de  verlchillende  foorten  van  Barometers. 
Vervolgens  ontvouwt  by  ons  de  werking  der  veerkragtige 
vloeiftoffen,  die  van  derzelver  veerkragt  afhangen:  't  welk 
Iiem  tevens  een  berigt  doet  verleenen  van  die  werktuigen^ 
in  welken  de  veerkragt  der  Lugt,  of  ook  wel  de  perfm^ 
der  Lugt,  byzonder  haar  vermogen  uitoefenen:  ais  daar 
zyn  de  Lugtpompen,  de  Windroers,  Vogtmeeters  die  als 
Barometers  werken ,  Ventilators  of  Lugtzuiveraars  en  Wa^ 
terduikelaars- Klokken.  Wyders  handelt, de  Hoogleeraac 
over  de  werking  der  Hette  op  veerkragtige  vlodltoffen, 
mitsgaders  den  boogen  trap,  tot  welken  de  Lugt  verdund 
'of  verdikt  kan  worden ;  verklaarende  te  gelyk  verfcheiden 
verfchynzelen  hier  uit  onftaande,  byzonder  in  zodanige 
bewerkingen  en  werktuigen,  waar  in  men  zig  van  ftoom 
of  damp  bedient,  onder  welken  de  zogenaamde  ftoom* of 
Vtturmacbine,  tot  het  oppompen  van  water  gebruikelyk, 
bovenal  in  aanmerking  komt.  Hier  aan  hegt  hy  voorts 
eeoe  overweeging  van  een  klomp  van  veerkragtige  vloei* 
Aoffe,  als  mede  van  de  digtheid  en  hoogte  der  beddingen, 
wav  uit  dezelve  is  samengefteld;  en  zyne  befptegeliog 
deswegens  brengt  by  vervolgens  over  tot  de  daadlyke  mee» 
ting  van  de  hoogten  der  fiergen  op  den  Aardbodem ,  door 
niddel  van  den  Barometer;  en  zo  ook  tot  het  nafpooren , 
van  de  digtheid  der  lugt,  en  de  hoogte  van  den  Damp*' 
ïriog*  Ten  laatfte  handelt  de  Hoogleeraar  nog  van  *t 
4ryven  van  lichaamen  in  eene  veerkragtige  vloeiftoffe,  of 
Jiet  opUimmea  en  nedeidaalen  ^or  Lugtbolkn  in  de  Lugt^ 

waai* 


^;2  }•  H.  VAN  SWISDBN,  FOSITIOITKS  PHYSfCJi; 

waaromtrent  hy  de  voomaaoifte  byzonderfaeden  beknopt^ 
lyk  nagaat.  Voorts  syn  'er  aan  't  einde  van  dit  Stuk 
nog  geplaatst  eeni^e  Tafels,  wegens  de  vergclyking  der 
Barometers  op  verichiUende  Schaaltekeningen ,  en  de  mee- 
ting der   hoogten   door    middel  van  dezelven. De 

beoefenaars  der  Natuurkunde  zullen,  op  het  nagaan  der 
naauwkeurige  uil^oering  van  dit  alles,  op  nieuw  reden 
vinden,  om  den  arbeid  van  den  Hoogleeraar  ^an  Swindm 
öanklyk  te  eftennen ,  en  van  harte  na  de  verdere  voltooi]* 
ing  van  dit  Werk  te  verlangen. 

De  öcest  der  fFètten^  door  den  Heere  dr  montesqüifu. 
Uit  hes  Frü/isch  vertaald ^  door  Mr.  dirk  hola  van 
ifOOTEN,  Raad  in  de  Vrciedfchap  en  Oud- Schepen  der 
Stad  Schoonhoven  ^  Lid  van  het  Provinciaal  Utrechts 
Genootfchap  van  Kunften  en  Wetenfchappen.     Met  fFys» 

.  gcerige  en  Staatkundige  Aanmerkingen  ^  zo  van  tenen 
Onbekenden  als  van  den  Vertaaler.  Vierden  Deels  eer^ 
fie  en  ivfeede  Stuk.  Te  Amfterdam^  by.  W.  Holtrop, 
1786.    In  gr.  %vo.^  536  bladz. 

In  dit  vierde  Deel  gaat  de  oordeelkundige  MONTESQtrisci 
over  ter  befchouwing  van  het  zoberoemde  Leenrecht^ 
waaraan  hy  de  twee  laatHe  boeken  van  dit  zyn  onlterfelyk 
Werk  hefteed  heeft.  £n  gelyk  men  overal  de  ontwyfel* 
baarde  bewyzen  van  's  Mans  diepe  geleerdheid  en  fchran* 
der  oordeel  gevonden  heeft,  is  ook  de  manier,  op  welke^ 
deeze  twee  boeken  gefchreeven  zyn,  boven  allen  lof,  en 
zal  aan  de  lief  hebbers  van  Oudheden  niet  alleen  eene  nieu- 
we verwondering  verwekken ,  maar  dezelve  tevens  verbaasd 
Idöen  (laan  over  hét  nieuwe  licht,  't  welk  zy  hier  op  eene 
zo  gemaklyke  wyze,  o^r  deeze  in  zich  zelve  duistere 
^tof ,  verfpreid  zullen  vinden. 

„Het  Leenrecht  is,  gelyk  de  kundige  Vertaa3er  wel  aan- 
merist,  geenzius  zynen  oorfprong  aan  de  Romeineo  ver- 
fcbuldigd ,  hoe  zeer  de  beroemde  Hollandrche  Schryver 
over  het  Leenrecht ,  Mr.  Pr.  Bortj  dit  heeft  trachten  te 
bewyzen.  Met  alle  reden  leidt  de  geleerde  Schryver  het- 
zelve uit  de  Oudheden  van  Germanie  af.  Dit  recht  beeft 
zeer  langen  tyd  enkel  op  gewoonte  berust,  zonder  in  be- 

•  fchrevene  wetten  vervat  te  zyn.  —   Evenwel ,  men 

maakte  in  die  tyden,  in  zwaarwigtige  gevallen,  veeltyds 
^  gebruik  van  de  Advyzea  van  Kecntsgeleerd^n  5  onder  den 

*  naam 


rXB  HONTBSQuftü,  DE  blEST  DER  WETTfif^.       Ij^^ 

naim  van  Respon  fa  prudentum^  R^esponfa  Sapientum.  Ten 
tyde  ?an  Keizer  Frederik  dp  eerften  begonnen  twee  zeer 
beroemde  MUaanfche  Rechtsgeleerden,  met  naame  Ober^ 
Hts  de  Orto  diHortOy  m.Gerardus  Capagisïus ^  byge* 
naamd  Niger  (de  z^artéy  over  het  Leenrecht  te  föhry. 
ven,  en  dit  faad^ten  gevoljge,  djst,  onder  de  reiéérlng  vait 
dien  zelfden  Keizer,  uit  de  inttellingen  van  de  Keizers» 
uit  de  evengettoemde  Schriften  van  Obertus  de  Orto  ett 
Gerardus  Capagistus ,  en  uit  de  byeenverfamélde  Advy w 
«en  van  Regtsgeleerden ,  een  foon  van' famenftel '^n  het 
Leenrecht  in  de  waereld  kwam,  in  het  welk  doQr  den 
Profesfor  in  de  rechten  Hugo^  oï  Hugo7inu$^  eenien  van 
de  allerberocmdfte  Rechtsgeleerden  vaft  zjnfen  tyd  te  Bo^ 
honie  openbaar  onderwys  gegeeveu  wierd. 

„Ten  tyde  vznVitu^r  Fredericus  den  A/céden  wierdtdit 
famenftei  van  Leenrechten  in  twee  boeken  verdeeld,  en 
onder  den  tytel  van  de  tiende  Collatie  in  hét  corpus  Ju* 
rit  by  de  Novellen  van  Justinianïis  ^  welke  uit  negen  col^ 
kuien  beftaan ,  gevoegd.  Hierin  badiende  by  zich  voor* 
oamelyk  van  den  raad  en  hulp  van  eenen  anderen,  mee 
siinder  beroemden  rechtsgeleerden  ,  Hugolinus ,  byge- 
ïiaamd  d^  Presbyteris.  Zie  Mascovius  dè  jure  Fem. 
cap.  I- 

•  „De  Groottjaeoias  Cujacius^  een  man  van  onvergdy- 
Icelyke  vérdienften,  heeft  by  deeze  twee  boeken  eene  me- 
ni^e  (lukken  bya^voegd,  en-eindelyk  dezelve  op  nieuw' 
in  vyf  boeken  verdeeld ,  en  met  zyce  allerheerlykfte  aanmer^ 
kingen  verrykt.  Dezelve  zyn  te  vinden  in  de  fchoone 
uitgaave  ^n  alle  de  werken  van  deezen  grooten  man» 
welke  dóór  de  zorg  en  yver  van  Liborius  Ranius^  eenen 
NapolitaanfcheH  Rechtsgeleerden ,  in  het  jaar  1758,  te'JNa- 

E  te  in  elf  Deelen  in  folio  is  in  de  waereld  gekomen  ^  im 
t  st.  Deei  pag,  Ï178  tot  aan  het  Einde. 

yt  Deezc  boeken  over  het  Leenrecht ,  bekend  onder  deit 
naam  vsiQ  Confuetudinei  Feudorum,  (onder  welken  naam 
zy  thans  in  het  Corpus  juris  zyn  te  vinden)  behel- 
xen  dtts  het  oude  Longobardifche  leenrecht ,  of  jus  feuda^ 
Ic  LongQbardicum  ^  en  dit  recht  word  nog  in'Diiirschland 
algemeen  gebruikt  voor  een  jus  fubfidiarum  ^  of  voor  een 
recht,  waartoe  men,  wanneer  de  Landwetten  over  de 
Leeoen  zwygen,  zynen  toevlucht  qeemt. 

9,  Wy  hebben  eene  ontelbaare  menigte  van  Schryvers  over 
het  Leenrecht  by  alle  volkeren,  waar  het  zelve  bekend 
is  9  welke  alle  op  te  noemen  een  oneindig  werk  zou  zyn. 

JL  DftKt*  M«  ALC.  UBTT.  JSO*  4.  L  Meft 


Men  kan  dezelve  meest  allen  vin<lea  by  Sfruyiuf  in  zyi| 
iibliotheca  juris.  Onder  de '  voornaamften  is  buiten  twy- 
jTel  het  aangehaalde  wetk  'van  Cüjacim.  Opk  heeft  de 
beroemde  Profesfor  Johanncs  Voet  in  zynen  Cmmntarius 
ad  Panaeaas  agter  het  jS^^'  boek  torn.  a.  pag.  609  eenc 

ÏMtmuntende  digestiodcfcudis  medegedeeld.  Om  een 
ort  klaar  en  groq.dig  denkbeeld  van  het  gebeele  Leenrecht 
te  he.bheii ,  kan  m^n  zich  bedienen  van  het  werkje  vai| 
^ohannès  JacobuÉ  Mascovius  de  jurc^  feudorum  mperio  Bjh 
mano^Gcrmanico^  in  8V(?,  •tweljc  in  ,het  jaar,  1763  voor,  de 
^erde  maa]  te  Leipzich  gedmkt  ïs^  waarby  men  tevens 
behoort  te  leezen  principia  jurii  publici  imperii  komam* 
Gcrmünici^  in  Sv^,  van  dcnzelfden  Schryver,  't  welk  ii^ 
&et  jaar  1769  VQor  de  vyfde  maal  te  Leipztch  gedrukt 
fe.  En  wat  otis\  VadwTlandsch  Leenrecht  aangaat,  hier- 
over kan  men,  behalven  iu  de  werken  van  Petrus  Gudc» 
tinui^  Frcdcricus  Sandc^tXi  Corneüus  Ncqftadius,  op  eene 
s^ler^ojidigfte  wyze  onderricht  bekomen  in  het  doorwroch- 
te wérk  van  Mn  Pr.  Bort^  het  Hollandfche  Leenrecht;^^* 
In  het  tweede  Stuk  van  dit  vierde  Deel,  waarmede  dee» 
2e  nieuwe  Nederlandfche  uitgave  van  Montesgüieu  befloo* 
ten  wotldt,  vinden  wy,  by  wjfze  van  Aanhangscjel ,  voor 
étrstleèn  Ferdeediging  van  den  Geest  der  Boetten  ^waar^ 
by  ook  eenige  ophelderingen  gevoegde zyn^yooxts  a)  ÖpheU 
der  in  gen  van  den  Geest  der  Wetten.  %)  Webntenendê, 
dankbetuiging  aan  een  menschlievend  man:  (een  ftuk,  *t 
welk  aan  den  Heer  de  Voltaire  wordt  to^g^chreven)  4) 
l^yfimachus.  5)  Lofreden  'op  den]  Heer  Pré^fident  de 
MONTEsquiEU ,  door  den  Heer  d'albmbbrt.  6)  Lofre* 
den  op  denzehen\  door  den  Heer  de  maupsrtuis,  7) 
Korte  fchets  van  den  Geest  der  Wetten  door  den  Heerc 
©•  ALBMBEKT,  m  eindelyk  H)  'Aanfpradk  v^tn  d^n  Heer 
Prafident  de  montesqüibu  aan  de  FrarifiM  jic^^demie^ 
toen  hv  tot,  lid  van  dezelve  aangenomen  wierdé.  Alle  wel- 
ke ftukkea  eene  aandachtige  l^ezjng  overwAardig  190. 


iSs^ 


j.  t.  MAKtirmr ,  HistoRiB  mr  wabreld.      tss 

Historie  der  Waercld^  door  j.  p*  martinet  ,  Meester  der 
'  vfje  Konfien^  Dodor  in  de  Wpbegeerte^  Lid  van  dó 
Hollandfche  en  Zeeuwfche  Maatfchappjen  der  Wtten^ 
fchappyen  te  Haarlem  enVlisfihgen^  en  Predikant  te 
Zutphen.  Met  Plaaeen.  Zevende  Deel.  Te  Amjier* 
damy  bj  J.  AllarC,  1786.    In  gn  8yo.  516  bladz^ 

Nadat  de  vernuftige  en  werkzaame  martinet»  in  het 
voorige  Deel  (*) ,  den  draad  der  Oefchiedenis ,  by  de 
Historie  van  Frankryk»  bad  afgebroken,  vat  hy  denzelven 
thans  weder  oip  mee  de  berchouwing  der  overige  Kyken 
vau  Europa 9  en  wei  vooreerst  van  Groot- Britcannie, waar- 
omtrent  hy  ons  doet  zien»  dat  hetzelve  langen  tyd  vry 
woest,  oorlogzugtig  en  ontembaar  was ;  dat  het  veele 
icbokken  ondergaan  heeft  door  Staats*  en  Godsdienstsver- 
anderingen ;  dat  het  door  de  onde  Bygeloovigheden  en  buU 
teoi^oorigheden  zeer  veel  geleden  heeft,  eer  het  tot  den 
tegenwoordigen  trap  van  verlichting  en  rust  kwam;  dat 
het,  groot  en  machtig  zynde,  geene  geringe  rol  gefpeeld 
heeft  op  Europaas  tooneel ,  en  daar  nop;  geen  klein  aan*^ 
zien  blyft  behouden.  In  de  Gefchiedenis  van  dit  Land » 
heeft  hy  tevens  al  het  merkwaardige  ingevlochten ,    het 

Cvan  Ierland  kan  gezégd  worden ,  doch ,  volgens  zyn 
9  flegts^  met  een  enkel  woord.  De  Histoi;ie  van  Schot- 
land is  veel  gewigtiger,  en  uit  dien  hooftle  heeft  de  Schry- 
ver  zich  in  deszelfs  lotgevallen  en  gefchiedenisfen  breeder  ' 
mtgelaaten ;  waarop  hy  eenige  byzonderheden  'van  Groot- 
Brittannie  laat  volgen ,  om  een  geregelder  denkbeeld  van 
deszelfö  hedendaagfchen  ftaat  te  kunnen  maaken ,  by  welke 
gelegenheid  hy  ons  een  geestige  Schetze  mededeelt  van 
het  Karakter  der  Engelfchen ,  die  wy  niet  kunnen  nalaa- 
ten,  als  een  ftaal  van  *s  Mans  denk-  en  fchryfwyze,  hie^ 
in  te  vlechten.  „  De  Engelfchen,**  zegt  hy,  ,,  zyn  van 
eene  gioote,  welgevormde  en  fterke  lichhaamsgefteldheid , 
tot  het  zwaare  overhellende ,  waartoe  lucht  en  levenswyze 
veel  medewerken.  In  't  algemeen  is  alles  in  dit  Ryk  veel 
zwzzftt  dan  by  de  Overzeefcbe  Nabuuren.  Men  kan  dat 
opaterken  in  hunne .  Paarden ,  Osfen ,  Koeijen  en  Schaapen. 
Baar  men  düs  zo  wel  gefchikt  yis  als  genegen  blyft  tot 
geweldige  Ikhhaamsoefeoingen ,  zaf  men  ook  uitdien  hoof- 


de' 


*  O  ^ie.W  jil^  Lm.  U  D.  bl.  49S. 


156  V  V*  MARTINET 

de  daar  meer»  dan  elders,  hevig  ryden,  geweldig  Jaagetf, 
foelie  wedloopen  en  verwoed  vecbten,  ontinoet£iL  Dfir« 
wyl  elk  zich  veel  op  de  Vryheid  laat  voorftaan,  en  de 
Scbryvers  eiken  dag  de  Natie  op  weinig  kostende  nieuws- 
papieren»  van  allerlei  inhoud,  outbaalen,  oordeelt  men  het 

fe^ond  verdand  daar  g^oieener  te  weezen  dan  by  andete 
^olken.     Deeze  vryheid  is  de  bron  van  die  mannelylj^e 
redevoeringen,  die  foms  in. bet  Parlement  gehoord  wordeu, 
hoewel  'er,  ook 'dik  wils,  veel  oobercbaamlieids ,  onbetaa- 
melyke  beledigingen,  laffe  en  kwalykgeplaatfte  kwinkflagea 
in  voorkomen ,  teu  minden  meer  bewysredenen  dan  trek- 
ken van  welfpreekendheid.    Dan,  aan  deeze  vryheid  moet 
men  ook  toekennen  de  fcbaamtelooze  behandelingen ,  die 
de  Koning  en  zyn  Gezin  ioofis  moeten  uitdaan ,  zelfs  van 
geringen.     Dan,  behandelen  de  Engelfchen  hunnen  Koning 
zo  laag  en  fchandelyk,  geen  wonder,  dat  zy  de  Vreem* 
delingen  gelyke  ruuwheid  aandoen,  en  de  verouderde Natio- 
naale  ongeregeldheden  behouden.    Rangen  in  acht  te  nee* 
men  is  toch  hier  weinig  bekend.    De  Aanzienlyken  ver» 
laagen  zich  foms  ongemeen,  en  dit  maakt  hen  bemind. 
Maar  de  geringe  (lelt  zich  ook  vaak  volkomen  gelyk  met 
de  Grooten,  en  deezen  moeten  zulks  verdraagen.    Dan, 
deeze  vryheid  verwekt  daarentegen  een  edele  liefde  voor 
't  Vaderland,  een  kloeken  yver  voor  't  algemeen  belang. 
Jammer  is  het,  dat  deez^  drift  veel  gepaard  gaat  met  eene 
trotfche  verachting  van  andere  Volken,  die  zy  met  den 
nek  aanzien»  vooral  de  Franfchen,  hunne  oude  natuurlyke 
vyanden.    En  het  is  niet  vreemd,  dat  menfcheu,  die  oor* 
deelen,  al  te  mogen  zeggen,  het  geen  zy  denken,  en  te 
doen,   't  welk  zy  willen,  veelal  eigenzinnig,  buitenge- 
woon, zonderling  en  fpoorloos  zyn,  zo  in  hunne  woorden 
als  in  bunne  daaden.     Deeze  verfmaading  van  andere  Na- 
tiën meenen ,  fommigen ,  moeten  toegefchreven  worden  aan 
eene  misleiding,  waartoe  't  gemeene  volk  ongevoelig  ge^ 
bragt  wordt  door  zyne  dagelykfche  Scbry vertjes ,  Vlie  oq- 
ophoudelyk  andere  Landen  en  Natiën. befchimpen*     Dit  is 
de  beste  verdeediging ,  die  'er  van  gegeeven  kan  worden  # 
hoewel  ze  niet  ichynt  te  voldoen.    De  Drukpers  is  *et 
vry,  en  dus  wordt  'er  al  gezegd «   wat  men  maar  wiU 
Niemand  wordt  'er  ontzien ;  dan ,  hierdoor  acht  men  ook 
bet  bekladden  te  minder ,.  't  geen  'er  zeer  in  zwang  gaat* 

n De  Weelde  is  in  alle  rangen  van  Lieden  zeer  ge» 

meen ,  waarvan  bunne  ongemeéne  rykdommen ,  by  de  ^ee« 
vaart  en  den  Handel  gewonnen ,  de  oorzaak  zyn.    Veeleo 

»cb* 


HISTOlta  DBR  WABULD.  XSf 

tditen  geen  geld,  eu  de  fchatten  wordea  de  bronnen  Tan 
verwaandheid,   verkwisting  en  bedorven  zeden.    Anderen 
weeren  beter  gebruik  van  hunne  fomaen  te  maaken*  en 
js  iemand  waarlyk  ongelukkig  buiten  zyne  fcbuld,  magti- 
ge  onderfteuningen  ontbreeken   niet.     Edelmoedigheid  en 
weldaadigheid  (deezen  lof  verdienen  de  Engelfchen)  zyn 
foms  byna  zonder  voorbeeld.     Moet  "Ér  een  nuttige  In- 
richting gemaakt,  een  Gasthuis  gefticbt,  een  ongelukkig 
Koopman  aeholpen ,  een  eerlyk  doch  behoeftig  Huisgezin 
onderftcund,  de  fchuld  van  eenen  armen  Kunftenaar  be- 
taald,  of  eene  Weduwe  en  Weezen  bygellaan  worden, 
aanftonds  zyn  de  handen  open ,   en  de  rykfle  giften  wor^ 
den  tot  die  einden  gcgeeven.    Een  Vreemdeling  wint.iiiet 

Seroaklyk  eene  venrouwlyke  vriendfchap.  De  beste  weg 
aanoe  is,  dat  hy  de  taal  des  lands  fpreekej  dan,  ver- 
krygt  by  eens  de  gunst,  by  kan  'er  te  beter  ftaat  op  maa- 
ien. Een  Uitlander,  die  zich  in  het  Ryk  nederzet,  is 
echter, van  alle  ambten  uitgefloten,  volgens  de  wet,  ten 
tyde  van  George  den  I  gemaakt,  toen  het  Ryk  vanDuit^ 
fchers  overftroomde ,  die  deezen  nieuwen  Koning  gevolgde 
waren. 't  Geroeene  Volk  is  ruuw,  troisch,  onge- 
duldig, veeltyds  onbefchoft  en  onverdraaglyk ;  maar  de 
Grooten,  wel  opgevoed  zynde,  zyn  edelmoedig,  weidaa- 
dig,  openharclg,  deftig,  dapper,  vol  waardigheid.  AUèn, 
vau  welken  rang,  zyn  geweldig  in  hunne  driften,  en  hun- 
ne gramfchap  bykans  woedend.  Gelukkig,  indien  dit  lang 
ftand  hield  by  de  aanvallen  in  den  kryg;  maar  men  heeft 
dikwils  gezien,  dat  de  Schotten  hen  daarin  overtroffen, 
en  minder  van  zwigten  wisten.  Men  wraakt  in  de  Natie 
de  woestheid,  die  zich  vertoont  in  hunne  liefde  voor  bloe- 
dige vermaaken,  gelyk  in  de  haanengevechten,  in  die  vat\ 
allerlei  dieren  met  eikanderen:  ook  in  het  vloeken  en  zwee- 

ren ,  waaraan  zy  zeer  verllaatd  zyn.  . Een  diepden- 

kend  vernuft  kan  men  veelen  niet  ontzeggen,  dan  het  is 
by  hen  gemeen,  tot  zwaargeestigbeid ,  gelyk  ik  zeide, 
over  te  hellen.  Anders  worden  allerleie  vermaaken  onge- 
meen van  hen  bemind.  Ondanks  hnnnen  haat  tegen  de 
Franfchen,  beminnen  en  volgen  zy  echter  allervaardigst 
de  kle^ding,  *t  optooifel  en  de  waaren  deezer  Natie.  Zul- 
ke tegenltiydigheden  ontmoet  men  hier  meer.  Eén 
paar  bandfcboenen ,  vroeger  gemaakt  voor,  en  gedraagen 
door,  eene  Hertogin ,  dan  voor  de  Koningin ,  deedt  de 
laatfte  weldra  befluiten,  den  Gemaal  der  eerde  te  verne- 
deren, bem  als  Veldheer  te  yerftooten»  en  vrede  met  den 

X-  3  vy- 


t5t  I-  V*  MARTBUT      ' 

vyand  te  maaken  ten  nadeele  haarer  bondgenooten*  Dt 
Vrouwen  zyn  niet  levendig ,  maar  hellen  meer  tot  de  ze- 
digheid of  blooheid.  Onder  haar  9  ea  bYzonder  onder  de 
Landmeisjes,  die  alleraanvalligst  opgetooid »  Zondags»  te 
paard  naar  de  keA  ryden ,  vindt  men  veele  fcboonbeden* 
'  Veelen  der  Aanzienlyken ,  zo  getrouwden  als  ongehuw- 
den»  beminnen  dl  geleerdheid  en  leezen  dagelyks  zeer  veel. 
In  weinige  landen  treft  men  meer  kundige  Vrouwen  aan* 
Mevrouw  Montague  gaf  aan  de  Wescelyke  Waereld  kennis 
van  de  inenting  der  Kinderziekte  te  Conftantinopolen ,  tot 
eeuwige  fchande  van  een  half  millioen  reizende  Heertsn. 
*-«-  Oi^der  veele  Ieren  en  zogenoemde  Bergfchotten»  houdt 
nog  de  onbefchaafdhcid  ftand;  doch  de  andere  Schotten 
zyn  beleefd,  krygshaftig  en  moedig." 

Na  vervolgens  over  de  Engclfche  Taal,  Wetten,  Ge- 
zindheden, Geleerden,  Kunftenaars,  enz*  kortelyk  gefproo» 
ken  te  hebben ,  gaat  hy  over  tot  de  Historie  van  Dene- 
marken, welks  Oorfprong,  vroege  en  laate  Koningen,  Be* 
ftier  en  Magt  des  Ryks,  KarAter  des  Volks,  Taal, Gods- 
dienst, Wetenfchappen,  Handel,  Handwerken,  Landbouw, 
enz.  op  een  beknopte  en  aangenaame  wyze  voorgedeld 
worden.  Hierop  met  een  enkel  woord  van  Ysland  gewag 
gemaakt  hebbende,  wendt  hy  zich  naar  een  anderen  Oord, 
en  doet  ons  een  Ryk  befchouwen,  dat  in  de  laatfte  tyden 
groote  Koniheen  heeft  voortgebragt,'  zelfs  een  eerwaardig 
Karakter  bezit,  en  uitmuntende  Geleerden  kan  optellen; 
wy  meënen  de  .Zweeden ;  na  de  Gefchiedenis  van  ditVolk 
te  hebben  voorgedragen ,  laat  hy  hierop  volgen  het  nog 
overfchietende  Rusfifche  Ryk ;  en  hiermede  de  Noordfche 
landen  afgehandeld  hebbende ,  wendt  hy  zich  naar  de  on- 
aangeroerde Middellanden  van  Europa,  en  wel  vooreerst 
ter  befchouwing  van  de  Gefchiedenis  en  toeftand  van  Poo« 
len;  vervolgens  overgaande  tot  de  Historie  van  Pruisfen; 
en  by  deeze  gelegenheid  zich  in  de  nabuurfchap  van 
Duitschland  bevindende ,  was  het  eigenaartiff ,  hetzelve 
thans  te  befchouwen.  Om  echter  van  Duitschlands  His- 
torie een  geregeld  denkbeeld  te  geeven ,  houdt  hy  de  vol- 
gende orde :  Namelyk ,  dat  hy  eerst  den  ouden  Staat  ded 
Ryks  fchetst,  daarna  deszelfs  tegenwoordige  verdeeling  in 
Kreitzen;  vervolgens  de  Landen,  die  het  Oostenrykfcbe 
Huis  thans  bezit,  nevens  eenige  aangrenzende  Landfcbap^ 

Ïen ,  nu  ftaande  onder  het  gebied  der  Turken ;  (van  wel- 
en de  Schryver,  in  de  Historie  van  Afia,  niet  kon  fpree- 
ken ,  omdat  ze  lot  Europa  niet,  behooren)  en  eindelyk  hee 

Ka« 


msTMA  DU  wakxsuu  }^ 

l^arakcer  van  Duitschlinds  tegenwoordige  fowoonérefi'  Afte- 
kent. En  deese  ziA  afgehandeld  hebbende,  befluk  by 
eiodelyk  dit  deel  met  de  Historie  van  Zwitferlapd.  -^. — ^ 
Alle  dtezt  (lukken  syn  in  die  ïosCt  manier  en  bevailigeft 
%l  verbandeidj  weOte  den  Heer  MAaxiM&T  to  byzonder 
eigen  ryn. 

♦ 

(^efchUdenis  van  Kartl  den  Grmen^  vooraf  ge  gaan  doah 
ccnigc  aanmerkingen  over  den  eerften  Stam  der  Franfché 
Koningen^  en  gevolgd  door  ecnige  j^anmcr kingen  over 
den  tweeden  Stam^  door  den  Heerc  gaillard,  Lid  yun 
de  Franfché  Academie^  en  van  de  Academie  der  Ot^ 
Jchrifien  en  Fraaje  Letteren.  Uit  het  Frunsch  vertaalde 
Derde  en  Vierde  Deel.  In  *s  Hage  bj  J.  van  Cleef, 
1786.   In  gr.  ivo.  331  en  163  tladz. 

De  Kundige  Schryver  van  dit  Werk  deelt  ons ,  by  dca 
aanvang  van  het  Derde  Deel  zyner  GelTchiedenis ,  wel- 
ker aart  en  beloop  wy  by  eene  voorige  gelegenheid  bree- 
der  gefchetst  hebben ,  een  bericht  mede  zo  van  de  herllel* 
iing  van  het  Wester  -  Keizenyk ,  als  van  de  zaaken  van 
het  Oostcrrche  of  Griekfche  Keizerryk ,  en  andere  Europa 
betreffende  zaaken»  op  het  einde  der  regeering  van  Karet; 
den  Groocen;  waarop  hy  de  Geflchiedenis  Iaat  volgen  vad 
de  Kerk,  de  Wetgeeving,   de  Letterkunde^    Zeeden  en 

Sewoonten  onder  de  regeering  van  deezen  Vorst»  wiena 
ood  eindelyk  omftandig  berchreevén  wordt.  En  hier  me- 
de zyn  taak  afgehandeld  hebbende ,  heeft  hy ,  by  wyzè 
ynn  Aanhangzel,eemgeVraagftukken  betreffende  Karel  den 
Grooten  voorgefteld,  als  voor  eerst:  //  het  waar^  dat  dit 
Vorst ,  zulk  een  litf hebber  van  de  Wetenfchappen ,  die  afe- 
zelvtn  met  zo  veel  luister  berchermde^  en  mét  zo  veet 
fmaak  beoefende^  zelfs  niet  fchrjven  kon  f  omtrent  welk 
vtaagftttk  onze  Schryver  verklaart  van  het  gevoelen  te  zyn 
van  den  Abt  Le  Bettf^  dat  namelyk  Karel  de  Groote  dé 
geoiaklykheid  niet  had  om  los  en  vaardig  te  fchryven, 
dat  hy  zich  daar  vruchteloos  moeite  toe  gaf,  maar  er 
niet  in  konde  flaagen ,  het  geen  hem  met  den  natuurlvken 
^in  der  woorden  van  eoinard  het  best  fchynt  te  rfroo^ 
ken,  en  in  deszelfs  uitdrukkingen  niets  vhiden  kan,  het 
reen  hem  zou  verplichten ,  om  •er  die  fterke  gcvolgtrek* 
king  uit  af  te  leiden ,  dat  Karet  de  Groote  in  't  aeheel  niet 
^h^vea  kon  eené  |evolgtrekkifig  op  terfcheidtne  ande* 

L  4  re 


re  piMtfen  door  eoinaro  zelren  tegengdproken;  inzoth» 
derheid  vindt  hy  'er  niets  in  't  geen  hem  z'oucte  wettig 
,  gen»  om  het  eenfteoimig  getuigenis  der  Gefchiedenis  qm* 
trent  de  ongemeene  kundigheden  van  Karel  den  Groeten 
SQ  twyfel  te  trekken.  Het  tweede  vraagftuk  is :  Moet  men 
Karel  den  Groaten  aanmerken  als  den  Stichter  van  de 
UntyerfiteU  te  Farys  ?  waaromtrent  hy  ons  de  gedachten 
van  den  Heer  du  boulay,  die  dit  vraagftnk  mee  een  ver« 
baazendenoitiOa^  van  geleerdheid  behandeld  beeft  »gefchied> 
en  oordeelkundig  voordraagt,  uit  welke  voordragt  van 
zaaken  het  allergemakkelykst  is,  die  geenen,  die  de  In« 
fielling  der  Univerfiteit.  m  de  twaalfde  eeuwe  plaatzeh, 
overeen  te  brengen  met  dezulken ,  die  beweerea  dat  Katel 
de  Groote  de  Stichter  der  Univerfiteit  geweest  is.  „  De 
vereeniginff,  zegt  hy»  der  verfchillende  meesters  tot  één 
lichbaam  had  ongetwyfeld  niet  eerder  plaats  dan  in  de 
twaalfde  eeuv^;  maar  de  openbaare  lesgeevingen  deezec 
meesters  zyn,-  sedert  den  tyd  van  Karel  den  Grooten, 
onafgebrokea  voortgezet;  bét  is  dus  deeze  Vorst,  aan 
wien  wy  de  onfchatbaare  weldaad  van  let  openlyk  onder- 
wys  te  danken  hebben;  hem  alleen  komt  ten  minden  de 
roem  toe  van  hetzelve  herfteld  en  op  een  vasten  duurzaa- 
men  voet  gevestigd  te  hebben.  Laat  ons  hierby  nog  in 
aanmerking  neemen,  dat  de  regeeringloosheid  en  verwar* 
ring,by  het  eindigen  van  den  tweeden  Stam, veel  grooter 
geweest  zynde  dan  by  het  eindigen  van  den  eerden ,  het 
geen  gering  uitwerkzel  van  den  invloed  eenes  groeten 
inans  geweest  Is, dat  de  Letteroefeningen , die  by  het  ein- 
digen van  den  eerden  Stam  geheel  te  niet  raakten ,  zich 
in  dand  hebben  kunnen  houden ,  te  midden  in  den  woes- 
ten  baijerd.  van  den  tweeden  Stam."  Het  derde  vraagduk 
is:  Moet  Karel  de  Groote  ^houden  morden  voor  den  In^ 
'fieller  "^an  de  Pairs  en  het  Pairfchap?  De  Schryver  geeft 
ons  een  omdandig  bericht  van  de  zes ,  tydperkén  van  he; 
Pairfchap  in  Frankryk,  en  uit  deezen  voordracht  van  des-^ 
'  zelfs  gefchiedenis  blykt  het  ten  duidelykden ,  dat  Karel 
de  Groote  geheel  geen  aandeel  gehad  heeft  noch  in  des- 
zelfs  inddling  noch  in  de  verfcheidene  omwentelingen 
welke  hetzelve  ondergaan  heeft;  en  dat  men  hem  alleen 
daarom  de  eere  deezer  inrichting  gegeeveti  heeft,  omdat 
men  altoos  gewichtige  zaaken  gaarne  aan  een  doorluchti- 
gen  naam  en  een  luisterryk  tydperk  toefchryft.  Het  laat- 
fte  vraagduk  is:  Of  Karel  de  Groote  de  inrichting  der 
ïfationaalc  Vergaderingen    'veranderd  hebbe  ?  en  na  een 

<)0C* 


CBSCH.  VAN  XARBI  DEtf  mogTBNt  x€l 

oofdeèlkiiiidi§  onderzoek  blykt  het  dat  Karel  de  Qroot» 
aan  de  form  deezer  Vergaderingen  byna  geene  veranderin<» 
gen,  en  deze) ven  mpgelyk  alleen  menigvuldiger  en  talry« 
Ier  gemaakt  heeft. 

^  In  het  vierde  Deel ,  caat  de  Scbryver  over  ter  bercbou* 
wiug  der.  verdichte  Geicbiedenis  van  Karél  den  Groeten» 
en  haare  betrekkingen  tot  de  waare  Gefchiedenis ;  trou- 
wens ,  men  zou  ,  gelyk  hy  wel  aanmerkt ,  Karel  den 
Grooten  niet  ten  vollen  doen  kennen ,  wanneer  men  zich 
alleen  bepaalde  tot  het  geen  xie  Opftellers  der  Kronyken 
en  verdere  Scbry veren  , .  welke  men  als  Gercbiedkundige 
kan  aanmerken,  van  hem  zeggen.  De  Verdichtrelen  zyu 
een  allerwezenlykst  gedeelte  der  Gefchiedenis  van  deezen 
Monarch ,  en  men  mag  vfyelyk  zeggen ,  dat  zy  in  zo  ver- 
re (Irikt  qiet  de  waarheid  overeenltemmen ,  als  zy  met 
fterke  kleuren  fchilderen,  de  meerderheid  van  deezen  Vorst 
boven  alle  anderen,  den  overmeesterenden  indruk,  die  zy* 
ne  glorie  op  de  verbeelding  maakte ,  en  de  gee^Htdryvende 
vervoering  ,  welke  by  ,  zo  aan  RomanTchryvers  en 
Dichters    als    aan  Helden  en  Staatsmannen  wist   in    te 

boezemen.   —  Na  eepige  voorafgaande   aanmerkingen 

over  de  oude  Romans ,  wegens  de  dooiende  Ridderfcbep^ 
gaat  de  Scbryver,  de  verdichte  Gefchiedenis  van  Karel  den 
Urooten  regelmaat ig  na  ,  -zonder  zich  te  verbinden  aan 
<le  betreklyke  Oudheid  der  Schryvers  en  Werken,  die  ons 
de  voomaamfte  trekken  daarvan  opleveren  .  en  flegts  op 
den  kant  worden  aangehaald.  Inzonderheid  le^  hy  zich 
toe,  om  de  weinige  waarheid  op  tefpooren  en  uit  te  fchif* 
ten,  welke  in  deezen  modderpoel  van  verdichtfelen  be» 
graaven  ligt,  de  eerde  ftofie  daartoe  verfchaft  heeft,  of 
ten  minften  het  voorwendzel  der  Schryvers  geweest  is« 
Het  is  toch  altoos  belangryk  ,  en  mogelyk  ook  tevens 
nuttig,  na  te  gaan,  hoe  de  verdichtfelen  gefmeed  worden» 
uit  eene  eerlle  grondftofie  van  waarheid.  ■  De  ver* 

dichte  Gefchiedenis  van  Karel  den  Grooten  begint  reedt 
vroeger  dan  zyne  geboorte,  en  men  ziet  uit  dit  Werk» 
met  vermaak,  hoe  de  levendige  verbeeklingskragt  der  Ror 
man- Schryvers  niet  minder  werkzaam  geweest  is,  in  de 
xamenfteUing  der  wonderbaarlyke  gevallen  van  zyne  Moe» 
der  j  dan  in  die  van  hem  zelven ;  en  gelyk  zy ,  met  ver* 
grooting ,  gewas  maaken  van  de  fchoonheid  ,  geftalte  » 
dapperheid ,  heldendaaden ,  met  6én  woord ,  van  alte  de 
voordeelen ,  die  Karel  de  Groote  bezat;  zq  kon  het  ook 
niet  wel  anders  zyn,  of  men  moet  een  dergelyke  ver« 
froQting  aantreffen  in  hunne  verhaalen»  wegens  zyne  ge* 

L  5  »«• 


i»csenhe<l«n  en  minnaryöii ,  waarvan  ons  de  Schrwcr  aan: 
mcrkelykc  voorbeelden  opgeeft,  en  hierop  een  verhaal  laat 
volgen  ,  van-  aUe  de  tegentpocden  ,  welke  de  Roman* 
Schryvers  en  Dichters  Karel  den  Groeten  doen  overkoir 
•  0)en,  nevens  eenige  by^ndcrheden ,  wegens  zynen  on. 
waardigen  Zoon  Charlot ,  den  vermnarden  Ridder  Ogiet 
det)  Deen  ,  den  Verraader  Ganelon ,  den  Toveraar  Mau- 
|is,  den  flag  van  Roncevaur,  en  iiet  uiteinde  van  Roe- 
Uftd,  en  eindelyk  deezen  tiak  aHoet,  met  de  befchon- 
wing  der  verdichte  Gefchiedenis  vm  Karel  den  Grooten, 
net  betrekking  tot^dc  saaken  van  Aquitaniën  ;  waarop 
hy  dit  algemeen  b^fluit  laat  volgen,  dat,  ,,ofrchoon  de 
Spaanfche  en  Itaiiaanrche  Dichters  en  Roman  -  Schry  vers 
niet  zeer  gunftig  ayn,  omtrent  Karel  den  Orooten;  of- 
fcboon  «y  liem  een  groot  aantal  onrccbtvaardicheden  en 
pïweldeöaryën  ,  te  laste  leg«;en;  offchoon  zy  een'^byzondef 
vermaak  fcheppcn ,  en  hem  geduurig  in  verdrietlyke  en 
2omtyds  zelfè  in  belachlyke,  omftandigheden  te  plaatzen; 
men  echter  duidelyk  ziet ,  dat  de  alöm  beroemde  naam 
iran  Karel  den  Groeten  hen ,  als  het  ware  tegen  dank  in 
bedwang  houdt ,  dat  de  kracht  der  waarheid  hen  weg- 
fleept,  en  dat  hunne  pen  weigerachtig  is,  om  hunnen 
kwaaden  wil  in  te  volgen;  zo  dat  zy  gedwongen  worden, 
.öm  hem  als  waarlyk  groot  af  te  fchilderèn ,  zelfs  dan,  wan- 
l^eer  zy  hem  in  een  vernederend  daglicht  trachten  te  plaat*^ 
zen.  Zo  zy  al  den  luister  zyner  roemryke  bedryven  poo- 
gen  te  bczwalken,  zo  doet  echter  de  luister  zyner  kroon, 
hofhouding  en  volksvergadcringen,  hunne  oogen  fcheme- 
len;  «o  zy  in  hunne  vercieringen ,  naar  welgevallen  over 
den  Ridderlyken  roeto  befchikkende,  aan  Karel  den  Groo- 
ten  flegts  een  zeer  middelmaatig  gedeelte  van  dien  toe. 
kennen;  zo  ty  al  van  dien  Vorst,  op  verre  na,  geenzins 
den  meest  geduchten,  en  den  meest  gelukkigen  der  Rid- 
dera  maaken  ,  zien  zy  zich  eqbter  genoodzaakt,  om  hem 
Üs  den  meest  vermogenden  ,  den  meest  geSerbiediffden 
•ndcr  alle  Vorften  der  aarde  voor  te  draagen;  by  is  altoos, 
zelfs  in  hunne  Schriften  de  Koningen  der  Koninsen  en 
étFader  van  he$  Heelal^  het  is  altoos  aan  zyn  Hof/ het 
is  altoos  onder  zync  oogen,  dat  de  Ridders  en  Helden 
Krygsroem  poogen  te  behaalen;  het  zyin  daadelyke  Veld. 
flagen,  het  zy  in  Kampgevechten,  het  zy  in  Stcekfpee- 
kn,  (Krygshaftige  Spedoefeningen ,  die  ten  tyde  van  dee- 
zen  Vorst ,  nog  geen  plaats  hadden ,  maar  diè  reeds  ift 
zwang  waren,  ten  tyde  der  Roman •Schryvers,  het  gttn 

voof 


CUCH.  VAN  KAJIKL  DBN  OROOTBIT»  .      itf  J 

voer  deexe  Ueden  titoos  voldoende  was,  om  te  onder* 
ftellen,  cfat  zulke  gebruiken ,  van  ouds,  beftendig  hadden 
plaats  gehad  O  het  is  aan  het  Hof  van  Karel  den  Groo^ 
ten,  dat  men  de  algemeene  verzamelplaats  vindt  van  die 
euviBBS»  die  roelands,  die  asymooos,  die  rogieeis, 
die  OGIERS  9  die  de  eeuwiee  eer  der  Ridderfchap  uitmaa» 
ken}  het  is  ook  aan  zyn  Hof,  het  is  in  zyne  Legervek 
den  ,  of  aan  het  hooul  der  benden ,  die  hem  bettrydea 
moesten  ,  dat  men  geduurig  ontmoet  die  manoricarts, 
die  A0SK>ftfOHT8,  die  oradassbs,  die  perragussen,  die 
SACRiPANTs,  fiere  mededingers  der  Christen  Ridders,  ea 
die  ten  hannen  opzichte  zyn  ,  't  geen  de  hcctors  ,  de 
SARPBDONS,  dé  M£MNONS>  waren  ten  opzichte  der  Griek* 
fcbe  Helden,  van  het  beleg  van  Troije  :  ook  vindt  men 
in  de  bradamantes  en  de  BSARFiseè,  de  pbntmbsileas  , 
en  de  camillas  der  Oudheid.  Karel  de.  Groote  is  altoos 
bet  middelpunt  van  alles;  het  is  altoos  voor  of  tegei» 
hem,  dat  alle  deeze  Helden  en  Heldinnen  ftryden;  hee 
is  by,  het  zyn  zyne  roemryke  daaden,  het  is  de  groote 
rol,  die.  by  in  Europa  gefp^eld  heeft;  het  is  de  inftelling 
der  Ridderfchap,  die  by  heeft  ingevoerd,  die  aanleiding 
gaven  tot  het  opftellen  dier  Romans  zelven^      ^ 

y,De  niet  minder  aanzienlyke  rol,  dien  aaron  rachid, 
Z3fn  Vriend,. en  in  fiuk  van  roem  zyn  Mededinger,  in 
Ma  gehad  beeft,  is  van  een  ^iyke  uitwerking  geweest. 
Die  Caliph  is  j  in  de  Arabifche  en  Periiaanfche  Romans , 
gelyk  Karel  de  Groote  in  onze  oude  Romans,  de  hóofd- 
peifonaigie,  en  zyn  leven  wordt  daar  te  boek  gefield  met 
verdichte  trekken,  die  dan  eens  de  opgecierde,  dan  eens 
de  verminkte ,  waarheid  ten  grondflage  hebben.  In  *t  alge^ 
meen  doen  deeze  Vertellingen  aaron  rachid  voorkomen» 
ak  eeo  hoogmoedig  en  geweldig  Vorst,  maar  werkzaam y 
waakzaam,  altoos  bezig  ffehouden  door  de.  zorg  voor  de 
welvaart  zyner  Staaten;  des  nachts,  wanneer  zyne  On* 
derdaaneii  gerustelyk  (liepen,  voor  hunne  belangen  waa* 
kende,  en  in  eigen  perfoon,  heimlyk  en  vermomd,  de 
ronde  door  zyne  Hoofdftad  doende,  om  op  te  fpooren^  of 
'er  niet  eenige  verborgene  ongeregeldheden  gepleegd  wier» 
den  9  die  verdienden  geftraft  te  worden  f  alles  zelfs  met 
eigene  oogen  wUlende  zien,  aan  allen  recht  doende,  de 
dwaalingen ,  waarin  hy  zou  kunnen  gevallen  zyn ,  en  het 
kwaad,  dat  hy  uit  overbaasting  zou  kunnen  gedaan  heb* 
ben,  door  zyne  billykheid  edelmoedig  en  rykelyk  vergoe<< 
d^nde;  voor  bet  overige  medelydend  omtrent  ongelukkig 

gen. 


1^4     OAILLARD  ,  GfiSCII.  VAIV  K^REL  DEK  OEOOTIN. 

gent  wclda^dig  en  in  iHes  f  root  en  Vorftelylr.  Het  I* 
ten  naasten  by  met  die  zelfde  trekken ,  dat  hy  in  de  Ge^ 
fchiedenis,  zo  ten  goeden  als  ten  kwaaden,  wordt  afge« 
fchilderd. 

„Wat  zyn  vermogen  betreft,  de  Artbifclic  en  Pcrfiaanfchc 
vertellingen  ftellen  hem  voor  als  den  Opperbeer  van  een 
aantal  Koningen ,  die  alleen  by  zyne  vergunning  regeer 
ren  9  die  hy  door  een  enkelen  wenk  in  het  niet  ftorc,  die 
hy  door  een  enkele  rtgel  fchrifts  noodzaakt,  om  van  den 
troon  af  te  klimmen  en  den  fcepter  over  te  geeven  aan  die 
opvolgers,  welke  hy  verkooren  heeft. 

„  Maar  AARoN  ftACHio  heeft  altoos  zynen  Vifier  oiafar 
BARCEMiDB,  die  in  zynen  roem  geen  gering  aandeel  heeft, 
die  hem  dikwils  voor  grove  misfla^en  bewaart,  en  die 
hem  uitmuntende  le&fen  en  onderrichtingen  geeft ;  doch  het 
zou  zeer  bezwaarlyk  zyn  den  ftaatsdienaar  van  Karel 
den  Grooten  te  noemen ;  het  was  deeze  Vorst  van  wiea 
men  inzonderheid  zeggen  kon« 

Et  fuif  feulffans  MinUtret   aPexemple  des  DieuXf 
Regies  teus  f  ar  fop-mene  et  voi  tout  par  fes  jeuxm 

(datis:) 

En  die»  geheel  alleen,  den  last  torscht  van  't  gebied; 

Geen  hulp  van  dienaars  heeft  van  noden ; 

Maar,  op  het  voorbeeld  van  de  Goden» 
Zelfs  alles  regelt,  't  al  door  eigene  oogen  ziet. 


Catechismus  der  Wecttnfchafpen  ^  fchoone  Kunften  ^» 
Fr  aatje  Letteren^  uit  ycrfchciden  beroemde  Schryveren^ 
en  inzonderheid  volgens  de  Schets  van  den  beroemden 
BARON  VAN  BiKLFELD,  fomcngefteld.  Met  Plaaten. 
Vierde  ftuh  Te  Amper  dm  by  A.  Fokke,  Simonsz* 
1786.  In  gr.  ivoé 

Ingevolge  het  eelegde  Plan ,  behelst  dit  Vierde  Deel  we- 
der eene  handieiduig  ter  ^nderrigtinge,  nopens  het  sk 
gemeene  beloop  veeier  Vl^eetenfchappen»  Kunften  en  de 
beoefening  der  Fraaije  Letteren*  De  onderwyzende  en 
troostende  Godgeleerdheid  bekleeden  hier  de  eerfte  plaats; 
vervolgens  wordt  de  weetenfchap  des  Kerkbeftiers  en  net 


CATBCHTSMU8  DER  WËSTBNSCHAPPBN.  1^5 

Keikl^  Regt ,  ontvouwt ;  hierop  gaat  men  over  ter  narpoo« 
linge  van  bet  Koop*  Wisfél-  en  Zeeregt ,  mitsgaders  van 
het  Erygsrtcht;  wyders  verleent  men  ons  een  doorloopend 
verflag  van  de  leer  der  Geneesmiddelen  ^  of  der  Matiria 
Mcdica^  'en  tevens  van  de  Kruidkunde,  welker  bebande« 
]iDg  opgehelderd  wordt  door  eene  nevensgaande  Plaat  ^ 
behelzende  eene  afbeelding  van  de  deelen  der  Planten , 
die  tot  de  Vrugtmaaking  behooren,  en  te  gelyk  eene  aan. 
wyzing  van  den  rang  en  de  benaaming  der  Planten ,  voU 
gens  hunne  Helmftylen.  Hierby  komt  voorts  in'  overwee* . 
ging  het  Regt  der  Natuur  en  dat  der  Volken;  benevens 
de  Bouwkunde,  welke  laatfte  insgelyks  vergezeld  gaat  van 
eene  Plaat,  mee  de  daar  hy  gevoegde  onderigtiug  wegens 

I  de  voomaamfte  vyf  Bouworden.  Laatstiyk  vestigt  men 
de  oplettendheid  nog  op  de  Kunst  van  Opzeggen  of  het 

1      Delamecrcny  en  de  Danskunst.    Ieder  deezer  takken  van 
oefening  worden ,  op  eene  deigelyke  wyze  als  in  de  voo* 
nge«  (lukken  gehanaeld  is  9  beknoptlyk  leerzaam    Voorse-. 
dnagen;  en  veelal  geeft  ons  de  C^fteller  een  kort  verflag 

i      van  de  opkomst  en  voortgang  deezer  oefeningen  :  waarvan 
zyn  volgend  berigt ,  betreffende  de  Kruidkunde ,  in  deezen 
ten  voorhielde  kan  ftrekkeiu 
,,  De  voed-  en  geneeskragt  der  kruiden,  dus  wordt  Er^ 

I  neaus  fpreekende  ingevoerd  9  wierdt  den  menfchen ,  die  in 
den  aanvang  des  waerelds  hun  leeven  meest  al  op  het  veld 
doorbragten,  al  vroeg  bekend,  en  fpoorde  hen  tevens  tot 
het  onaerzoek  der  planten  en  bloemen  (^Phytaraohgid)  » 
boven  dat  van  alle  andere  dingen,  voornaamelyk  aan;  en 
de  Kruidkunde  kwam  welhaast  in  zo  groot  eene  achtinfft 
dat  men  den  uit^nderen  van  zommigc  krniden  Godddyke 
eer  bewees:  gelyk  dan  Bacchus  den  Wyngaard,  Mercutiut 
het  kruid  mc^/f  en  het  "xinurgroen^  na  hem  Mercurialis 
genoemd,  gezegd  worden  uitgevonden  te  hebben:  voorts 
was  de  God  Apollo  onder  de  Heidenen  mede  beroemd , 
om  dat  hy  een  groot  aantal  kruiden  uitgevonden  heeft. 
^  De  kruiden  j  welke  by  de  Giieken  voor  algemeen  génee- 
zende,  Panacea  van  m»  alles  tü  muUw^mt  gewezen^  ge« 
houden  wierden,  heeft  men,  na  het  gevoelen  deezer  fcbran« 

I  •  dere  Nade,  aan  Esculapius  en  Hercules  te  danken.  De 
Njtnpluea  of  Zeeplulmen^  by  dodonaus  Plompen  ge- 
noemd,  zyn  haaren  naam  aan  eene  Nymplie  of  Watei^o- 
dinne  verfchnldigd.  Chiron  het  Menschpaard,  en  Achilles 
zyn  voedfterling,> hebben  mede  veele  planten  uitgevonden, 
sla  ouder  und^rea  bet  PaaoGnm  Ghirmump  en  bet  Duk 

a;end« 


f66  CAtBcaisMüfl^ 

xendblafd  (^AchiUec)^  mti  weHc  kruid  Thelephus^m  de  tast 
van  Homerus j  geneezen  is,  welke  Thclefhus  het  Muuipe. 
per  {^rheUphiufh)  gevonden  heeft.  De  wyste  Vorst  onder 
de  Hebreen,  Salomo,  beeft  reeds  zyne  in  de  kruiden  ver« 
kreegene  kennis,  van  den  Cederboom  tot  aan  den  Hj^oopt 
te  boek  gefteld»  gelyk  blykt  uit  i  Kon.  IV.  33;  m^2x  dit 
werk,  dat  zeekerlyk  een  geheel  zamenftel  van  ffatuurlykc 
Historie  geweest  zal:  zyn,  is  niet  tot  ons  gekomen;  alboe^ 
wel  zommisen  op  goede  gronden  meeneu,  dat  het  geen  Sa* 
hmo  van  de  Kruidkunde  te  boek  gefield  heeft,  enkel  in 
Lofzangen  beftaan  hebbe.  De  geleerde  des  Landcs  drukt 
aig ,  in  het  eerfte  deel  van  zyne  Histoire  Critique  de  la  BU* 
hfophie^  hierover,  in  deezervoege  uit.  „  'Ër  is  nog  een^ 
^  byzonderheid  die  ik  niet  behoore  over  te  flaan  9  en  deeze 
9,  is,  dat  de  oudfte  Werken  in  de  Kruidkunde  niet  dan  ge- 
,^  wyde  Lofzangen  geweest  zyn ,  waarjn  men  de  kragtea 
91  en  geneezende  eigenfchappen  der  Kruiden  verhaalde. 
„  Deeze  lofzangen  wierden  op  eene  plegtige  wyze,  zo 
3^  wel  aan  den  dtsch  als  by  de  offeranden , 'gezongen,  vol* 
^i  geus  het  getuigenis  van  plutarchus  dn  SytMof.  Lik 
,^  VUL  Zy  waren  bovenal  zeer  gemeen  onder  de  Perfiaanen 
,,  en  onder  de  Ch^ldeen ,  waarover  men  leezen  kan  hybi^ 
„  de  Relig.  Perfartim\  en  men  kan  met  veel  waarfchvo- 
3,  lykheid  onderftellen ,  dat  de  wyze  Salomo  ook  op  att* 
3,  ze  wyze  alle  de*  boomen  en  planten  bezongen  nebbe. 
3,  De  Jooden,  alhoewel  een  afgezonderd  volk  zynde,  na- 
,3  men  zeer  gemakkelyk  de  geestneiging  en  de  gebruiken 
3^  van  hunne  habuuren  aan.  De  natuur  zelve  geleidt  de 
3,  menfchen  toe  de  navolging,  en  tragt,.  door  een  zo  kort 
3-,  en  beflisfend  middel,  het  eene  volk  tot  het  andere  te 

3>  doen  naderen.'* 

„  Verfcheidene  vootnaame  mannen  van  de  oudheid  zyn 
voorts  nog  beroemd ,  door  zig  byzonder  op  de  Kruidkon» 
de  te  hebben  toegelegd;  als  zyn  Gentiüs^  Koning  van 
IJlyrièn,  de  vinder  van  de  Gentiaanbloem ;  LyfimachuSy 
Koning  van  Macedonien  ^  die  van  de  Lyftmachus  of  We- 
derik;- Artemjïa  de  Huisvrouw  van  Maufolus^  Koning 
van  Cariiftf  die  van  de  Artemijia  of  Byvoet;  Attalus  Ko- 
ning van  Pergamus\  Juba^  Koning  vm  Mauritanien  tnz*  • 
Maar  boven  allen  is  onder  de  Kruidkundige  Vorften  be- 
piemd  Mishridaicsj  Koning  van  PotHus^  did  de  kragt  van 
het  kruid  fcordium  of  waterlook  gevonden  heeft ,  en  door 
%yn  geneeskundig  mengzel  na  hem  Mithridaticum  of  M-. 
tiiridaai,  gehe^teu^.dooT  da^eheele  .waei!^ld:  VM  Olids  be^ 
^*.  ..  tend 


kend  is  geweest.  Pe  beioemdfte  Geoeeskiuidigen  der  ondv 
pdif  sk  waren  HiPpocratfis,  Galcnus^  Aviccnna^  Awr^ 
rots  eiu«*  die  de  kruiden  na  bet  AlphaJiech  hunner  naaf 
tnea  bercbreeven^  waren  mede  alle  kruidkundigen  en  be» 
nidden  aelve  de  Medicynen^ .  die  zy  hunne  lydeiB  vood> 
fcbreeven;  wyl  V  ten  dien  tyde  nog  geene  byzondece 
l^ruidmengers  bekend  waren.  AristauUs  beeft  voor  zynea 
l,eeriing  JUxandcr  ook  twee  boeken  van  de  kruidea 
9aani|eReld9  die  mede  niet  meer  voor  handen  zyn:  vaa 
^n  Leerling  Thet^hrasfus  ^  die  elke  plant  ftukswys  ea 
verdeeld  befchreef  ^  syn  nog  tien  boek^  van  de  planten 
voor  banden,  ett  voegt  men  daar  nog  by  de  vyf  boeken 
van  DiQScoriaa^  welke  in  de  eerfte  Eeuw  ni|a  Christi  ^ 
boorte  bet  licht  ^agen,  en 'het  geen  Plinius  de  oude»  ia 
syne  Natunrlyke  Historie,  van  de  kruiden  gewaagt,  daa 
beeft  men  reeds  alles  gezegd ,  wat  men  van  de  gefchie* 
éfiük.  der  Kruidkunde  by  de  Ouden  ^  tot  op  de  vyftiend<i 
Seuw,  zeggen  kan;  want  tot  op  deezen  tyd  duurde  de 
i^gt  in  deeze  weetenfchap ,  behalven  dat  eenige  Arabie» 
ren,  als  waren  A'ficcnna^  Avcrrocs^  Paracelfus^  enz»  go» 
\yk  wy  re^ds  e^zegd  hebhen ,  de.  {Crjijdkunde ,  om  dat  zy 
die  in  hunne  Geneeskunst  niet  ontbeeren  konden»  beoet 
feadeob 

t€ifuf*  f9  In  laatere  tyden  is  zeekerlyk  de  Eruidkundd 
atgemeea  ep  fterker  beoelf  nd« 

£rncsfw*  91  De  eerfte  Scbryver,  welke  in  dit  vak,  naa 
4&  hecfteliing  der  geleerdheid,  aanmerking  verdient ,  waa 
Fefrus  Scbofcr ,  die  zynen  Duitfchen  Gezondheids  Tuin 
(Üartus  SaniffiüO  in  1485»  met  de  afbeeldingen  van  435 
planten  verciex:d,  in  het  licht  gaf»  welke  figuuren  hy,  op 
^oe  Reizen  naar  Palestina^  door  eenen  Schilder,  die  mee 
beo  reisde»  hadt  doen  afmaaien.  In  het  jaar  1530  gaf 
O$t0  Urtm^dSf  te  Straatsburg,  zyn  Kruidboek  (^Htrba^ 
fim)  y  medAmet  plaaten,.  in  het  licbt,  en  daar  door  wierdc 
qe  lust  tpt!  de  Kruidkunde  algemeen  opgewekt.  Men<  lag 
Kti^dboyen  aan,  en  las  over  deose  WeecenjRihap  de  OtH 
4en,  a^  verre  die  gekomen  \yaren;  men  verzamelde  KjrniJ4 
hqdbfiüif,  egter  zonder  orde  of  rangTchikking  waar  te-  neer 
men^  tot;  dat.  A^tdr^Bm  Céefalpinus  de  planten»  na  hnnn< 
i;ri|g;;miiaklng  (J^ruÜuatia)  vwdeeide.  Casp^  Bauhéntts  gaf 
eene  ivi^Q^ly^  van  hunne  benaamingen  in  bet  Ikht;  Augé 
Qfiifpitu  i^ViVpw  bouwde  zype  verdeeling.  op  de  regdmaa* 
tt^éi^  eo 'het.  getal  der  bloembladen.;  en  J^fepb>Biii9nM 
r0&tf-/^</'^r^.geqnd^^|[n,Q;el4«]k  oe.de  <^6sUe4^:bioeaiei^  lo; 

den 


161  -     eATSCBISMOS 

den  Jaare  1618  gaf  de  Nederlandrche  Geneesheer  en  beroemd!» 
Kruidkundige  Rembrand  Dodocns  {Kembcrtus  Dodonam) 
zyn  Kruidboek  in  het  licht ,  in  het'  zel^e  de  rangfchikking 
van  Dioscorides  volgende ,  en  de  kruiden ,  planten  en  Moe- 
men,  na  hunne  gelykheid  in  gedaante  en  kragten>erdee« 
lende.  Dee2e  rangfchikking  bieldt  zo 'lang  (land,  tot  dat 
in  17379  ^de  beroemde  Carolus  Linnaus  zyn  ftelzel  van 
mannelyke  en  vrouwelyke  Planten  gemeen  maakte,  en  daar 
na  de  rangfchikking  in  de  Kruidkunde  bepaalde.  Zedert 
dien  tyd  zyn  de  Kruidkundige  Qoeken  zodanig  in  getal 
aangewasfen ,  dat  men  'er  thans  reeds  over  de  driedm'zend 
telt ,  zo  die  over  de  Gefchiedenis  der  Planten  (Hiuoria 
flantarum)  in  't  gemeen  ,  als  over  de  Kruiden  van  elk 
byzonder  Land ,  of  enkele  planten  ,  en  over  nieuw  ont« 
dekte  Gewasfen,  geTchreeven  zyn. 
-  Lconatd.  „  Zyn  'er  nog  wel  Kruidkundigen  ,  die  met 
de  nieuwe  Rangfchikking  van  Linn4tus  niet  te  vrede  zyn? 

Erntstut.  „  'Er  zyn  nog  weinigen ,  die  de  verdeeling 
Tan  Paracclfiis  volgen,  maar  zy  is  zo  byzonder,  dat  men 
dezelve  zonder  eenig  bygeloof  niet  omhelzen  kan. 

KarcL  „  Op  welk  eenc  wyze  verdeelde  Paracelfm  da 
Kruiden  dan?  Vader! 

Ernestus*  „  Paracelfm  ,  Porto ^  Crollius ,  en  anderen, 
meenden  eene  foort  van  zamenftemming  ^n  overeenkomst 
der  teekening  en  beelding  der  Planten  ,  met  die  van  de 
leden  van  's  menfchelyken  licfiaams ,  te  ontdekken ;  maar 
deeze  övereenkomden  en  gelykenisTen  zyn  al  tq  wild  en 
al  te  onzeeker;  zy  berusten  veelal  minder  in  de  natuur, 
dan  in  het  hoofd  van  den  waameemer,  die  de  Vifionaris- 
fen  nabootst,  die,  by  het  ondergaan  der  zonne.  veldlh» 

f  en ,  moorenhoofden  ,  tulbanden  en  duizend  mergelyke 
erzenfchimmen ,  in  de  lucht  meenen  te  zien.  Op  dit 
eerfte  fchyngezigt  hebben  zy  vervolgens  een  tweede  ge- 
bouwd, en  hebben  zig  ingebeeld^  dat,  gelyk  men  de  ziel 
en  het  innerlyke  van  den  mensch,  door  zyne  taal,  ge* 
baarden  ,  wezenstrekken  ,  en  evenredigheden  in  deszelfs 
leden  kan  kennen,  men  ook  alzo  de  verborgene  kragten 
der  planten  en  hunne  uitwerkzelen  op  het  menfchelyk 
lighaam  ,  door  de  overeenkomst  van  hunne  tekening  en 
uiterlyke  gedaante,  konde  doorgronden.  Zy  fteundenop 
deeze  Plantgedaaniekunde  {PhytophyfiogfwnHa^  en  noem- 
de dezelve  de  PlanUekening  (Signatura  Planta^um\)  zy 
fchiftien  daarnaa  hunne  Planten  in  zulke,  wdke  de  teeke- 
fling  vau  eenige  deelen  des  menfchelyken  liciuuups  fcfaee- 

nea 


X>BR  WIBmvtCRAPttlV.  if^ 

IM  te  diaagta  ;  in  andere ,  die  naar  eenige  lighaamelyke 
ffitfeken  zweemden ;  en  weder  hi  andere  ^  welke  cen# 
fokooie  gelykenia  naar  de  beleedigende  ftoffe  in  de  kiekte 
feadden,  ent.  enz. 

KorneSt.  *,  En  2yn  ^tt  waarlyk  nog  Geleerden,  die  dit 
gedroomcte  fteliel  van  Paracelfus  volgen  ? 

Erncnus»  it  d  Ja.  ^Er  zyn  hög  genoeg  annbangers  van 
dit  belachelyke  ftelzel.  Zy  noemen  de  bekwaaine  lieden  , 
die  cene  redenlyker  leerwyzé  uitgevonden  hebben  of  op- 
volgen 9  enkel  Naamrchryvers  {Nomenclatores^^  die  dé 
Planten  niet  dan  alleen  by  naamen  kennen*  Maar  deez^ 
antwoorden  hen  «00  dat  men  de  weetenfchappen  niet  ver» 
warren  u^o^ ,  en  dat  de  kennis  van  de  fangten  der  Plan- 
ten tot  de  ArtzenjiuniU  (^Mauria  Mcdica^  behoort,  (t.) 
Di^t  bet  geheele  fteliel  der  Planttek^ning  op  onvastea 
grond  gevestigd  is ;  dat  de  tekenen ,  die  zy  in  de  Man** 
ten  aanwyzen  ,  nooit  aan  de  kragten ,  die  zy  'ér  van  be* 
4ooven,  voldoen;  en  dat  de  oude  gefchiHen,  over  de  zui* 
terende,  aantrekkende  en  yerfterkendé  Kruiden,  de  allep- 
dwaasfte  herzenfchimnien  zyn/* 


ftfy^lf^  0p  U.  K.  CHOMBL,  jilgmttent  HuUhaudelyk^  Natuur" 
Zeèfkvniig-  tn  Konst-lVoardenboeh*  D$$r  J.  A.  de  chalmot. 
Twe§de  Deil^  Eerfte  Stuk;  zjnde  he$  Negende  DeH  yan  het 
Woordenboek.  ^  Verryh  mei  Kunstphoten.  Te  Compitif  by  }.  A. 
de  Chalmot»  en  te  Amfieriam  by  J»^ Yntema»  17S6.  In  groH 
fiÊttrtOf  380  blüdz* 

In  het  doorbladeren  van  dit  Stuk  vmden  wy  dezelfde  opmerk- 
zaamheid te  agt  genomen»  die  wy  in  de  voorige  Stukken 
gade  geOaagen  hebben  ,  *t  welk  ons  toont »  dat  men  niet  ve^^ 
Siauwt  »  maar  yveng  volhardt  in  dit  Vèrvötg  ten  hoogfie  nuttig 
\e  maaken.  De  beleezen  Chalmet  brengt  hier,  uit  eene  menig- 
te van  geleerde  en  vernuftige  Schriften ,  eene  reeks  van  opi* 
CMtkingen  over  een  groot  aantal  van  onderwerpen  by  een,  die 
inen  op  gercbikte  Artykelen  gereedlyk  kan  nagaan.  Z^  verleent 
hy  Ons,  by  voorbeeld,  op  het  Artykël  Compas  of  Comptunaal^ 
de,  de  volgende  onderrigting  van  den  bedroeven  Natuurkundig' 
%en  P.  yan  '  Musfchenbroek  f  tvegens  de ,  naar  *8  Mans  etgett 
ondervinding,  beSte  manier  van  bet  bereiden  der  Cempasnaaldenm 
„  Men  kan,  Oeerc  hy  ons,)  de  Comtasnaalden  flryken ,  of 
üp  de  Poolen  vaii  eenen  blooten  Zefllreen,  of  op  de  voeten 
irkn  eeileft  geWapenden  Steen.  Veele  Compasmaakers  gebruU 
ken  den  Pool  van  een  blooten  Steen  #  wanneer  die  met  zynn 

ii.  PBSL.  N.  AL6.  LSTT.  MO.  4.  M  POO- 


jyd  VERVOLG  ^ 

Poolen  cenig2int8  puntagtig  aanloopt.  Men  legt  den  Sfcen  niet 
zyn  eenen  Pool  om  hoog,  en  plaatst  'er  bet  ecne  cyode  van  de 
NaMe  op»  op  een  plaats  omtrent  midden  in  tusTchen  hef 
dopje  en  »de  punt  ;  men  trekt  de  Naaide^  nu  op  den  Pool 
liggende  ,  langzaam  voort  naar  het  punt  toe ,  die  well  ftérk 
tegen  den  Steen  aandrukkende,  zo  dat  men  voele,  dat  zy  'er 
als  aankleeft;  wanneer  men  aan  het  uitérfle  punt  gekomen  is, 
blyft  men  ze  zes  of  ggt  dujmen  van  den  S  een  af  als'  voort- 
trekken; daarna  haar  weder  opligten,dé,  brengt  men  ze  op  de 
voorige  plaats  op  den  Pool  van  den  Steen,  en  men  ftrykt  ze 
daar  weder  over  gelyk  de  eerfte  maal:  di't  doet  men  tot  20 
of  30  reizen  toe.  Daarna  keert  men  de  Naaide  om ,  en  men 
ftrykt  haare  onderde  zydc  op  denzelWen  Pool ,  even  eens  als 
men  de  bovenfle  zyde  gedaan  heeft :  dan  keert  men  den  ZdU 
üecn  om,  op  dat  de  andere  Pool  boven  ligge ,  waarop  men 

S^laatst  het  ander  end  der  Naaide  ^  mede  in  het  midden  tus* 
chen  liet  dopje  en  *t  uiterfte  punt  #  en  trekt  de  Naaide  naar 
het  punt  toe  over  den  Pool ,  doende  even  veel  ftreeken  ,  en 
even  eens  over  deezen  Pool,  als  over  den  eerflen  gefchied  is. 
.Op  dccze  manier  kan  men  op  een  kragtigen  ftcen  aan  de 
Compasnaaldsn  ,  hoe  lang  zy  ook  zyn  mogtcn  ,  een  braave 
kragt  medcdeelen  ,  welke  kragt  voor  Z^ecompasje>i  groot  ge- 
noeg i&. 

„  Doch  op  een  ge  wapenden  Steen  ftrykende,  zal  men  aan  de 
'Nmlde  flerker  kragt  kunnen  mededeelen :  men  kan  de  Naalden 
ftryken  of  op  de.  voeten,  of  tegen  de -voeten  aüan  van  buiten. 
Op  de  voeten  kan  men  het  doen  op  driederlei-  manier  ,  of  in 
tJezelve  regte  lyn  in  welke  de  twee  voeten  liggen,  of  in  een 
lyn  loodrecht  liggende  op  .die,  welke.door  det\»ec  voeten  heen 
gaat ;  of  in  twee  lynen  binnenwaards  met-  malkanderen  eca  V 
of  fcherpcn  hoek  ultmaakcnde ;  het  is  evenveel  welke  manier 
nien  verkiest  ,  Ichooq  voor  lange  Naaldtn  de  laatfledo  besxc 
bevonden  is,  door  den  braaven  Meester  jacob  lommers.  Men 
-moet  altyd  zorg  draagen,  dat  de  Nial^e  maar  eenen  voet  vaa 
den  Zeiifteen  te  gdyk  raake ,  en  dus  maar  de  kragt. van  één 
-Pool  kryge  op  éj^nen  tyd:  de  Naaide  moet  over  den  voet  der 
^apeninge  even  eens  geftreeken  worden,  als  ik  gezegd  heb. 
•dat  op  den  blooten  Steen  gefcbiedt :  niet  anders  moet  zy  ook 
geftreeken  worden  buiten  tetrcns.  den  voet.  aan  ,  en  men  zal 
dus  de  wapening  minder  bederven ,  en  niet  minder  kragren  in 
de  Naaide  brengen. -De  fchrandcre  Konftenaar,  jacob  dykcraaf,- 
heeft  my  nog  een  andere  manier  medegedeeld  ,  waarop  men 
dan  de  NaaAe  de  groorfle  krij^-  geofr,  die  tot  nog  god^i-m  is. 
*Hy  plios  de  l\:aaide  op  een  vlakke  pink,  wirr  in  een  klein 
i^dlle  je  is ,  om  h^t  dopje  der  NaaUr,  in  te  leggen;  dan  neemt 
-hy  iwee  fterke  en  mild  gew: porde  Zeilfteenen  ,  pliarzende 
xiba  eenen  aiet  zyn  Nogrdervoet  op  de  iVaarte  by  bei;  dopje. 


OP  CHOMfit^S  WOORDENBQKK.  jyi 

txi  den  anderen  met  zyn  Zuidervoet  aan  de  sndere  2yde  van 

*et  dopje :  en  wryft  deeze  twee  Steenen  te  gelyk  van  malkande- 

ren  af  over  de  Naaide  ,  tot  dat  2y  te  gelyk  over  de  twee  uiterfie 

punten  heen  zyn ;  hy  zet  'er  deeze  Steenen  wederom  eveneens 

op  als  te  vooren ,  en  herhaalt  de  ftreeken :  danma  keert  hy  do 

Naaide  om  ,  en  wryft  die  wederom '  met  dezelfde  Poolen  der 

•    belde  Steenen ,  als  te  vooren  :  waardoor  dé  Naaide  aan  beide 

haare  enden  te  gelyk  kragt  ontvangt,  en  op  alle  de  deelen  van 

haar  geheel  Lighaam,  en  dus  zo  beweegelyfc  wordt  als  moge^ 

^\jk  (chynt  te  zyn." 

Om  hier  by  nog  een  ftaal  van  een  anderen  aart  te  voegen » 
waaruit  blykt»  dat  de  opmerkzaame  Chalmot  ook  een  gepast  ge- 
bruik weet  te  raaaken  van  vernuftige  Schriften  j  zi'Q  hier  het 
^en  hy  ons  onder  *t  ATtykel  Concert  voordraagt, 
•  •  „  Men  verftaat  (zegt  hy)  door  't  woord  Concert  eeae  verza- 
i»eling  van  Inftrumenten  ,  welke  gezamentlyk .  en  ten  zelvden 
I  tyde  eenig  Muzykftuk  fpeelen;  of  wel  een  Zangftük ,  't  welk 

<3oor  verfcheidene  ftemmen  wordt  uitgevoerd.  Ook  wordt  het 
woord  Cmcert  gebezigd,  om  de  Vergadering  zelve  Xe  betekenen^ 
dnar  men  gewoon  is  Muzyk  te  houden  \  mede  nog  voor  het 
Muzykftuk  dat  *er  wordt  gefpeeld.  Men  gebruikt  genoegz  am  • 
het  woord  Concert  niet,  dan  om  een  Gezeüchap  van  ten  miiv 
fien  vier  of  vyf  Muzikanten  te  betekenen,  die  ftukken  uit- 
.wercn,  welke  verfcheidene  Pcirtyen  bevatten. 
I  „  Iemand  die  groore  Concerten .  dat  wil  zeggen ,  daar  een  aanr 

!  tal  toehoorders  zieh  bevinden,-  bygewóond  heeft  ,  z.l  het  fohil- 

dery  niet  onnatuurlyk  vinden  ^  't  welk  wy,  uit  dw  geestigea 
Denker  overgenomen ,  hier  eene  plaats  geeven^  Het  Concejf 
<zegt  liy)  was  briUant  geweest,  tieeren  en  DaoijBs  vm  hep 
eerfie  fatfoen ,  hadden  't  zelve  met  hunne  tegenwoordigheid 
ve.eerd-  Als^een  Liefhebber  van  de  Muzyk  had  ik  my  re^le. 
lyk ,  naar  genoegen  geaiverteerd ;  doch.  veel  grooter  zou  mya 
genoegen  geweest  zyn  ,  iiKiicn  myne  ftigting  ♦  vergeef  my  dat 
woord  ,  niet  merkelyk  gcftoord  ware  door  viy  vee!  voorwer- 
pen vafi  onaandagtlgheid.  Heeren  en  Dames  zonder  zielen,  of 
ten  minden  zonder  zielen,  gefchikt  om  vatbaar  te  wezen  voor  *t 
I  verrukkend  en  hêmelsch  verrnaaik  ,  *t  welk  die  edele  Kuast  .den 

I  Liefhebberen  fchenkt ,   maakten  geen  klein  arntal  van  bet  6e- 

I  aelfchap  uit.  Wat  hadden  'er  d?e  fchepzels  te  doen  ? 

Lokte  hun  de  Muzyk  ?  Nee».  Dan  frame  s  zouden  zy  'er  na 
geluisterd  hebben.  Niers  minder,  deeden  vcelen-  De  oude  Heer 
£**♦  viel  in  een  zagten  flaap,  na  een  uurtje  luisterens;  dit  zou 
voor  weigeveste  en  diepe  aandagt  hebben  kunnen  dooigaan; 
maar  de  gnorrende  fnoi kende  toon,  dien  hy,  tot  vfrrveelcns, 
floeg ,  wees  uit ,  di.t  het  fiaapen  hem  ernst  ware.  Dan  eoji 
oud  Heer  was  het  eehigzins  te  vergeeven,  dat  hy  een  uiltje 
ving,  fcboon  het  beter  in  'c  hoekje  van  den  h^ard  in  zyn  liul^ 

M  2  zou. 


17^  viitvoi;©'  > 

zou  eevoegd  ,  en  hy  daardoor  tot  gten  voorwerp  van  fpottcrny 
ffeftrdcc  hebbea »  van  jonge  Hecren  en  Dames ,  die  ,  hem  bc* 
lagctiende  ove*  zyne  onvoeglyke  houding  in  een  Gezelfchap  van 
deezen  aart,  zig  egter,  op  eene  andere  wyze ,  niet  min  ft  ydig 
niet  de  natuu:  vai^  dusdaanig  eene  Byeenkomst,  aanfleldc». 

„  De  jonge  en  bevallige  D***  vervoegde  zich  lerftond  by  de 
beminnelyke  P**»>  en  ik  ben  verzekerd,  dat  zy  den  geheplQO  . 
avond  geen  vieendeel  uurs  geluiste.d  hebben,  na  de  heeriykfte 
flukken«  welke  zy  immers  konden  hooren :  hun  gefnapwason» 
ophoudelyk  tot  verveèling  van  allen ,  die  zich  omtrent  hen  bë» 
vonden.  Een  regtfchaapen  Liefliebber,  ongelukkig  by  dit  rain-* 
melend  paar  gezeeren ,  floeg  de  donkerde  blikken  van  ongenoe- 
gen en  verontwaardiging  op ,  en  vondt  zich  genoodzaakt  eene 
andere  plaars  te  neemen ,  die  op  ve^e  na  zo  go^d  nier  watt 
behalveo  dat  by'er  zich  ootflaigen  zag.  van  de  lastige  beuzelpraat. 

„  Men  mogt,  door  van  plaats  te  verwfsfelen»  deeze  Muzykf- 
-verhinderende  Gelieven,  (want  ik  merkce  naderhand  dat  zy 
zulks  waren,)  ontwyken»  da^r  zweefde'  een  andere  kw^geest, 
voor  wjen  niemand  veilig  was.  De  galante  jonge  Heer  van  *  ♦  ♦ 
liep  van  de  eene  tot  de  andere  jonge  Dame,  om  elk  iet8  galants 
te  zeggen ,  tot  ftoorenis  van  alle ,  die  'er  omtrent  2uiten.  Ter- 
wyl  een  aitgeleezen  ftuk  van  een  der  bes.e  Italiaanjche  Mees- 
ters aller  aandagt  trok,  en  D***  met  P***  hun  gefnap  deed 
llaaken,  Mras  de  zwervende  aandagt  veriloorder  bezig  mot 
eene  jonge  Dame,  niet  ver  van  iny  gezeeten,  te  ondc  houden 
over  de  Oiarmante  keurigheid  van  haaren  opfchik ,  en  boezemde» 
over  elk  deel  haarer  kleeding,  eene Jofl'p: aak  uit;  zy  fcheen  tot 
luisteren  na  bet  (luk  genegen  ,  maar  hy  wist  door  eene  vleijen- 
de  verheffing  en  vergoding  haarer  fiekoorlykheden»  haar  geheel 
in  te  neemen  en  af  te  trekken. 

„  De  Heer  M**  met  zyne  Huisvrouwe  dienden  om  het  ge- 
tal  der  Perfonaadjen  te  vermeerderen :  doch  ,  zo  veel  ik  kon 
Sien ,  hadden  zy  aan  de  Mnzyk  niets  ter  wereld ;  zy  ;oondea 
geen  juindagt  ;  op  *t  verrukkend  fpeelen  bleeven  zy  even  be- 
daard, en  de  Heer  zdg  dikwils  op  zyn  Horoiogie»  ten  blyke 
dat  de  tyd  hem  lang  viel. 

„  Tot  myne  groote  verwondering  vond  ik  *er  mede  den  Heer 
K  *'*'*,  dien  ik  m&r maaien  met  gansch  geen  lof  van  de  Mu* 
zyk  had  hooren  fpreeken.  By  eene  tusfehenpoozing  nam  Ik  de 
gelegenheid  waar,  om  hem  myne  verwondering  te  betuigen» 

en  te  vraagen  of  hy  een  Bekeereling  tot  de  kunst  ware  ?  

Hy  antwoordde  neen ;  maa^  dat  de  welvoegeiykheid  eischte 
Sich  dus  te  gelaaten:  want  een  fatzoenlyk  Heer  woont  C«»- 
certen  by,  en  ze  helpen  hem  eefien  en  anderen  avond  door  den 
winter. 

„  Eene  opregte  belydenis,  in  de  daad,  en  ik  kon  niet  nalaa^ 
tin  te.  denken ,  als  ik  den  geheeleii  kring  over  zagji  dat  niet 

wei- 


'      07  CBOMECS  WOOIDENBOEK.    .  .  17]^ 

iretnigén  zich  in  zyn  geval  bevonden :  m^'ar  welk  eene  dwaas* 
beid  welftaan  -  en  fatibenshsilven  zich  te  kwellen  !  Dat  iemand 
geen  fmaak  9  geen  hekoorelykheid  In  de  Muzyk  vindt »  is  hem 
niet  ten  kwaade  te  duiden,  hy  is  daarin  grootendeels  lydelyk» 
het  hangt  van  zyne  geReltenfs  af ^ maar  dat  hy,  in  weerwil  van 
.  xodantg  cene  geftcltenis»  zich  vervoegd  op  plaatzen,  dfe  alleen 
door  Liefhebbers  behooien  betreden  te  worden  9  kan  zo  ligt 
guene  verfehooning  verwerven.  De  onaandoenlyk-  en  onaand  g« 
tigbefd  der  zodam'gen  is  zeer  hinderlyk  aan  alle  Liefhebbers  9 
en  zy  worden  haatlyk,  wanneer  zy »  gelyk  de  ftraks  bygebrag. 
te  voorbeelden  toonen »  door  een  geduurig  gefiiap,  geloop,  ge* 
lach  enz.  de  doorflaandde  blykcn  geeyen,  dat  ze  zich  op  eene 
verkeerde  plaats  bevinden.  Om  hun  zelvs  wil,  om  den  wil  van 
anderen ,  behoorden  zy  verftandiger  te  handelen  ,  en ,  vermaak 
bedoelende ,  te  gaan  ,  Waar  't  zelve  naar  hunne  vatbaarheid  en 
liiiaak  gefchikt  is."* 

Laat  ona  by  dit  geestige ,  ten  befluite ,  ook  nog  iets  deftigs 
voegen,  waaromtrent  het  Artykel  Deftigheid  ona  verfcheidea 
aanmerkingen  verleent,  dfe  wy  egter ,  om  niet  te  uitvoerig  te 
worden,  niet  allen  kunnen  ovemeemen :  wy  bepaalen  ons  dea, 
cot  de  volgende  aanmerking  over  derzelver  noodzaaklykheid. 

,t  Oe  OeffioheiÜ  imorum  grénntéi')  is  dat  emflig  wezen  ,  *t 
welk  een  Menscb  die  gewoon  is  voor  zidizelven  eerbied  té 
hebben ,  en  niet  de  uiterlyke  waardigheid  van  zyn  perzooo , 
maar  van  zyn  zedelyk  beftaan  op  behoorlyken  prys  weet  te 
jcfaatten ,  over  deszeWs  daaden ,  gefprekken  en  houdingen  ver- 
f^idr.  Zy  is  de  i^rondflag  van  alle  goede  zeden ,  en  onaf« 
fcbeidelyk  aan  de  deugd  verknogt.  Op  het  bloedig  Slagveld  ia 
zy  d^  uitwerking  van  beproefde  zugt  na  waaren  Roem ;  in  de  , 
Fteitzaal  van  eene  oprechtheid  die  boven  alle  omkooping  is; 
eii  in  den  Tempel  het  gevolg  van  zuivere  God  vrucht;  zy  is  op 
bet  bevallig  gelaat  der  fchoone  Sexe  het  kenmerk  van  eerbaar^ 
liefd  en  reine  onfcbuld;  en  drukt,  op  hec  vooorhoofd  van  den 
Staatsdienaar  het  zege!  dier  onveranderlyke  trouw  >  waarmede 
by  ütcds  voor  *t  algeroeene  welzyo  waakt.  — —  De  Deftig-' 
keid  cener  Natie  is  het  veiligst  bolwerk  voorde  publyke  Deugd i 
hierom  begint  de  ondeugd,  om  by  een  Volk  veld  te  winnen» 
(Scoiecniyk  mee  <ie  eerfle  belachel\k  te  maaken,  en  haar  dat  enw 
iHg  voorkomen  te  ontneemen,  't  welk  eerbied  inboezemd,  tea 
einde  de  laatfte  met  minder  moeite  over  hoop  te  werpen.  Alles 
wat  de  ongebondenheid  eener  Sexe  uitdenken  kan ,  om  de  kuis* 
bekhder  andere  te  verleiden ,  word  ook  dikwila  door  een  heersdi» 
dugtrg  Vorst  te  baat  genomen,  ten.  einde  de  vroome  eerlykheid 
zyner  Onderdaanen  te  bederven^  Bereikt  hy  in  zo  verre  zya 
oogmerk,  dac  by  van  de  behandeling  der  zaaken,  doch  inzoo* 
derheid  we  êt  zeden,  dat  emilige  wegneemen  kan  •  't  welk  * 
dsarvan  hec  wi23Btykte  fiiriad  it»  daa  va4iM»  idle  Deii|dee» 

M  s  vaa 


1^4  VERVOLG,  OP  CHOMEL^S  WÖORDBNIOEIC. 

van  dat  rampzalig  oogenblik  af  aan,  het  veilig  fchild,  dat  haar 
tot  hier  toe  voor  de  aanvallen  der  boosheid  befcbermdc.  "^  De 
VaderlandsCh-  en  Vrylieidsliefde  word  als  een  gevolg  daar- 
van meer  en  meer  uitgeblust;  de  dwingelandy  neemt  de 
overhand,  en  de  Vorst  heerscht  met  een  onbepaald  geweld.  De 
gedwongen  Deftigheid  f  die  men  vervolgens  aanneemt,  gelykt 
als  dan  een  Masker ,  't  welk  den  Mensch  ,  die  uit  zichzelven 
reeds    mismaakt   genoeg    geworden   is ,    volkomen   belachelyk 

maakt.  Een  Koning,  die  de  publyke  Traöaten  op  eenen 

icherczenden  toon  behandelt,  zondigt  even  zeer  tegen  de  Def- 
ticheld,  als  een  Geestlyke,  die  opeen  boertigen  trant  over  den 
Godsdienst  redbkivelt,  en  al  wie  de  Deftigheid  met  woorden 
of  daadcn  beleedigt,  kwetst  daardoor  de  goede  zeden,  enfpot 
niet  minder  met  zich  zelvcH,  dan  met  de  Maarfchnppy.  ■ 

Wanneer  een  Volk,  hoe  gering  of  onnozel  ook  zynde  ,  'm  waar- 
'  held  é/^/V/^t  is,  zal  het  daarom  nooit  belachelyk  fchynen ,  dan  al- 
leen In  de  oogcn  van  een  beuzelachtig  Volk,  welk  laatfle  daar- 
tegen nimmer  deugdzaam  zyh  'kan.'* 


yournaal  van  de  Reize  naar  Groenland  y  gedaan  door  Comman- 
deur MAARTEN  MOOY,  met  het  Sckip  Frankendsial.  Gedrukt 
voor  rekening  van  den  Commandeur  f  en  te  bekomen  te  Am^er-- 
dam9'by  D.  Weege,  1787.    In  quarto  tx  bladz. 

T*en.  Dagregister  eener  Groenlandfche  reize,  merkwaardig  door 
•^  een  dreigend  gevaar,  en  de  gelukkige  ontkoming  van  het 
zelve.  Commandeur  Afooy  geeft  een  naauwkeurig  verflag  van 
zyne  uitreis,  komst  in  het  los-ys,  vervolgens  aan  de  Velden, 
ea  'voorts  van  zyn  wedervaaren  in  de  bezetting,  welker  aan- 
vang hy  tekent,  zedert  10  Juny  1786,  en  uit  welke  hy  niet 
ontkwam  voor  den  2  November.  Geduürende  dien  tydjvao 
ruim  vyf  maanden  bevond  hy  zig  dagelyks,  grootendeels  zonder 
gegrond  uitzigt  op  redding,  min  of  meer  in  gevaar  van  zyn 
Schip  te  verliezen,  en  verder  ann  eene  reeks  van  onheilen  bloot 
geQeld  te  zyn.  In  een  foortgelyk  lot  met  hem  bevonden  zig 
nog  vier  andere  Schepen ;  iwee  Engelfchen ,  benevens  een  Zeeuw- 
Iche  Snauw  en  een  Deenfche  Pink;^  waarvan  de  twee  Engel- 
fchen voor  de  perfing  van  't  Ys  hebbeh  moeten  bezwyken;  doch 
welke  twee  laat^genoemden,'  met  het  Schip  van  Commandeur 
Moo-j,  gelukkig  los  geraakt,  in  Zeè  gekomen,  en  voorts  behou- 
den gearriveerd  zyn.  Toen  Commandeur  Moo'^  het  Ysgevaar 
ontkomen  was,  be\'ond  hy  zig  op  nieuw  aan  een  ander  gevaar 
blootgeileld ,  doordien  %yn  Schip  bovenmaate  lek  was ,  het  welk 
hem,  onder  ftormagiig  weer,  van  28  November  tot  30  Decem- 
ber, wanneer  hy,  eiadelyk,  behouden  te.  Bei^eB  in  Noorwe-. 
I  .  ,     ;  ge» 


MAARTEN  MOOT»  KEIZE*  NAAR  ÖROENLAND.   >  i^g 

gèn  binnen  kwam»  voor  zinken  d^d  dugten»  Hier  herftelde 
hy  bet  Schip  zo  goed  als  de  omftandigh'eden  gebengden;  ver- 
trok uit  Bergen,  den  25  January  1787;  had  het  geluk  van, 
door  aanhoudend  pompen,  bet  Schip  met  ééne  Pomp  meeren- 
deeis  lens  te  houden;  en  het  zelve  op  d^n  28  February  voor 

AmUcrdam   te  brengen. Onder  bet  verbaal  van  dit  alles  ^ 

kan  hy  niet  nalaaten,  by  herhaaling,  met  dankbaaren  harte  te 
melden ,  de  goedgunftige  voorzoi^e  van  den  Heer  Directeur  der 
Reederye,  den  Ed.  Heer  Jan  Gildemeester  Jansz.*  als  die  het 
Schip  zo  wel  en  ryklyk  gevictualieerd  had',  dat  het  Scheeps- 
volk; geduurende  al  dien  tyd,  ten  deezen  opzigte,  geen  gebrek 
^geleeden  had,  en  zy  zelfs  in  flaatugeweest  waren,  om  hutinen 
behoeftige  IcHgezeUen  het  noodige  in  eene  goede 'maate  mede 
te  deeien :  het  welk  den  Heer  Direöeur  grootlyks  tot  lof  ver- 
ftrckt,  en  anderen  aanmoedigt,  om  tog  niet  te  fpaarzaam- te 
zyn»  in  't  victualieeren  der  Schepen.  Ook  gewaagt  hy,  met 
den  boogflen  lof,  de  heufche  vriendlykheid  van  den  Wel.  Ed. 
Heer  fan  Hendrik  Tasmer^  Hollandfchen  Cónful  en  Agent  te 
Bergen;  als  die  hem,  .üaande  zyn  verblyf  aldaar,  met  raad  en 
daad,  ten  minzaamfle  behandeld  en  alleszins  geholpen  beeft. 

Spectntofiaatf  Schouhurs:*  Vyfr'ende  Deel.  Te  Amjlerdam^  hy 
d*  Erven  P.  Meijer  en  G.  Warnars,  1787.  In  octavo  262 
lladz. 

T\\i  Deel  behelst  weder  een  drietal  van  wel  uitgevoerde  leer- 
^  zaame  Tooneclfiukkcn.  Het  eerfle  getyteld,  Desomes  en 
Kkmentine^  brengt  ons  onder  *t  oc^,  hoe  een  door  en  door  eer- 
lyk  Man ,  by  een  zamcnloop  van  omftandigheden ,  onder  de 
hoogfte  verdenking  van  een  flinksch  gedrag  kan  geraaken,  en 
egter  volmaakt  onfchuldig  zyn;  terw^l  't  ons  tevens  doet  zien, 
hoe  omzigtig  men  behoort  te  zyn,  in  't  bcoordeelcn  van  be- 
fchuldigende  verdenkingen  tegen  iemand ,  van  wiens  eerlykheid 
wy  anders  op  goede  gronden  verzekerd  zyn.  Te  gelyk  behelst 
dit  Stuk  eene  fterk  waarfchuwende  les  tegen  de  heillooze  fpeel- 
zugt,  die  den  jongen  Heer  yalviiitf  (om  eene  fchuld  van  eer  te 
betaalen,)  een  diefftal  doet  begaan,  welke  voonsden  Intendant 
Des9rmes  te  last  gelegd  wordt;  doch  waarvan  hy  vervolgens  ge- 
zuiverd wordt  door  de  vernederende  bekentenis,  die  de  jonge 
Heer  van  zynen  fchandélyken  diefftal  doet.  — —  Op  dit  Stuk 
volgt  Karei  en  LouizCf  of  >de  dubhelde  EcJftverb'ntems  ^  welke 
tiont  hoe  onvoorzigtig  het  zy,  eene  Echtverbintenis  aan  te  gaan 
wanneer  men  zich  al  vroeger,  als  een  Man  van  Eer,  aan  eene 
andere  verbonden  heeft,  die  men,  zonder  vasten  grond  te  heb- 
ben, waant  al  Bmge  ov^leeden  te  zyn.  Dit  is  't  geval  van  Jftf- 
rri,  die  te  laat  ontdekt,  dat  zyne  dierbeminde  Louize  nog  leeft ^ 

M  4  ni. 


rf6  -     IPICTATORUALfi  SCHQUWBUIC*  , 

m  dat  by  aan  Htrwim  verbonden  is:  't  welk,  in  de  earAe  vow 

wanïng  gevaarlyke  gevolgen  hedt,  die  egter  nog  ten  beste  van 
Katei  en  Louite  afloopen,  door  'c  flegte  gedrag»  en  de  daaro{^ 
gevolgde  ontvlugting  van  Hermina.  — ^  Het  derde  of  laat- 
fle  Tooneelfpel»  de  verbeterde  Zoont  boezemt  den  Ouderen  op- 
Itttecdheid  in»  q>  de  regeh'ng  van  't  gedrag  hunner  Kindereo* 
Be  jonge  Heer  Charles  4e  Beaufond  is  eet)  verwaande  Knaap, 
die  zyne  minieren  "met  eene  trotfche  baldaadigbeid  behaoddc, 
en  op  ivien  zyn  braave  Gouverneur  de  AU  flacourtf  in  afwee* 
ztgbeid^dcs  Vaders,  te  minder  invloed  beeft,  omdat  Mevrouw 
dw  Beaufond  hem,  door  eene  overdreevene  Moederlyke  liefde, 
net  te  veel  tederheid  en,  verfchoonfng  behandelt.  Zy  ziet  in 
hem  eene  edelaartige  fierheid,  die  veel  goeds  belooft,  hy  is  lee- 
^zendfg'^f  en  begaat  daardoor  wel  eens  jeugdige  losheden ;  maar 
hy  heeft  geest,  een  goed  hart  enz.  Vergeefoch  tragt  de  Gou« 
vemeur  haar  te  doen  zien ,  dat  de  Moederlyke  liefde  haar  ver* 
blindt;  ydel  wendt  hy  alle  poogingen  aan,  om  haar  dit  door 
daadlyke  bjwyzen  onder  't  oog  te  brengen;  eene  laffe ^litvlugt, 
oen  glimlach,  eene  tedere  betuiging  van  de  fierkfte  genegen- 
heid voor  baar,  door  den  Jongeling  voortgebragt,  beeft  onge. 
]}k  meer  invloeds  dan  de  manlvke  taal  van  den  Gouverneur, 
dfe  ook  door  den  losbandigen  Knaap  in  den  wind  geflaagen 
wordt  De  Heer  de  Beautmdf  t*huis  gekomen  zyndo.  ontdekt 
dit  verkeerd  gedrag  van  zyn  Zoon,  en  bezeft,  met  oen  Gou- 
verneur, dat  de  Moederlyke  tederhartigbeid  hier  grootlyks  (chuld 
aan  heeft:  dit  doet  hen  tezamen  raadpleegen  over  't  beste 
middel,  ter  .verbeteringe  van  dien  Jongeling;  Eene  toevallige 
gebeurtenis  begunftigt  hun  oogmerk.  Mart  et  je  de  Minne  komt 
•  Oiet'haaren  Zoon  Kioas^  den  zoogbroeder  van  den  jongen  Heer; 
2y  word  door  Myn  Heer  en  Mevrouw  vriendetyk  ontvangen; 
maar  de  jonge  Heer  behandelt  zynen  Zoogbroeder  zeer  fmaad. 
lyk,  en  geeft  hem  zi^lï^  een  flag  aan  den  kop,  om  dat  deeze 
hem  Ufher  noemde.  Dit  toeval  opent  èenigermaate  de  oogeo 
van  Mevrouw,  en  maakt  haar  gefchikter  dan  te  vooren,  om  agt 
tt  geeven  op  de  gelprekken  van  baaren  Man,  over  dit  onder- 
werp. Hy  fielt  baar  voor  Marretje  over  te  haaien,  om  voor  te 
wenden, dat  zy  hen  bedroogen  heeft; en  Chérles  te  overreedeo, 
dat  hy  het  kind  van  zyne  Zoogmoeder,  en  Klaas  hun  waar9 
.2^n,  is;  dat  hy  ingevolge  van  dien  van^Oand  verwisfelen,  es 
tot  de  Boeren -huishouding  van  Marretje  moet  overgaan.  Op 
*s  Moeders  tocfiemming  wordt  dit  werkOellig  gemaakt^  en 'I 
gevolg  hier  van  is,  dat  de  jonge  Heer,  gelyk  de  Vader  gehoopt 
^ ,  tot  inkeer  komt,  en  ten  plq;tiglle  bdooft  zig  naar  de  re- 
gels der  menschliefde  en  deugd  te  zullen  gedraagen ;  des  de 
daaidlyke  uitvoering  van  ftand verwisseling,  daar  de  Heer  de  Bc 
üufond  anders,  vopr  eenig^a  tyd»  op  aangedrangea  zou  hebbent 
gféo  ftand  grype^  * 


91-VRItin>  PBft  V&OUWElfé  ^77 


De  Friend  dér  Vrouyven*    Naar  het^Pransch.  In  *s  Grdvenhêgef 
by  W   Klis,  1786.  In  oÖavo^  225  bladz. 

^co  einde  de  Vrouwen  haare  weezenlyke  waardy  te  leercn 
^  opmerken ,  en  haar  lailgs  dien  weg  te  qoopen  om  zich  over- 
eenkomftig  daar  mede  te  gedraagen  .  heeft  deeze  Vr'ejid  der 
'Vrouwen  een  gefchrifk  opgefteld ,  waar  in  hy  haar  onder  het  oog 
hmigc  f  wat  haarer  waardig  of  onwaardig»*  zy,  en  hoe  ze  haare 
voomrefiëlykheid  op  het  luiteirykfte  een  toon  kunnen  ftellen. 
'Hiertoe  fchetst  hy  eerst  den  ftaat  der  Vrouwen  in  de  Maatfchap. 
py,  en  handelt  voorts,  over  de  Letteroefeningen»  die  den  Vroq- 
wen  betaimen,  over  derzelver  bezigheden ,  vermaaken,  weelde, 
opfehikt  cbarafier  en  humeur;  verder  deelt  hyden  Vrouwen  leer* 
zaante  Leskn  mede  over  de  Liefde  en  Galanterie  ,  mitsgaders 
het  Hüwelyk  en  de  Opvoe^ling  der  Kinderen ,  waaraan  hy  ten 
laatile  nog  hegt  een  T  fereel  van  de  Deugden  der  Vrouwcii, 
her  welk  haar  met  treffende  voorbeelden  onda^  't  oog  brengt , 
boe  uitOeekend  bekwaam  en  lofwaardig  zy  zig  kunnen  maaken, 
wanneer  zy  't  'er  in  ernst  op  toeleggen.  ■  ■■■  Men  mag  dit 
Gefchrift  m«t  regt  een  nuttig /Handboek  voor  de  >  rouwlyke  Kuri* 
ne  noemen  ,  als  waardoor  zy  allezins  opgdeid  worden ,  om  zig 
voor  laagheden  te  hoeden,  en  haare  weczenl)'ke  voortreffelykheid 
itovloed  te  doen  hebben ,  op  de  Maatfchappy  in  't  algemeen ,  en 
't  Manlyke  Geflacht  in  't  byzonder;  't  welk  de  Schryver  bedoelt 
in  aHe  deeze  zyne  onderrigtende  raadgeevingen ,  welker  voo^. 
muunften  inhoad  hv  ten  flot  dus  zamentrekt*  ^ 

«,  Ik  heb ,  zegt  by ,  genoeg  gedaan  ,  zoo  ik  aan  onze  fcHoonen 
bebbe  kunnen  toonen,  dat  haar  rol  zich  niet  bepaalen  liet  om 
wat  heen  en  yf/eér  te  wandelen,  groote  verkwistingen  te  doen. 
teoe  bevallige  houding  ie  verkrygen  ,  en  om  ten  loon  haarer 
finarten  flechts  eenige  geestelooze  complicnenien  te  ontvangen* 
'Zoo  wd.  als  wy  met  een  verftand  en  een  hart  begaafd,  moerea 
zy  ^  zicfa  op  toeleggen,  om  het  een  te  verlichten,  en  het  ander 
te  beffieren. 

9,  Het  veiftand  heeft  >  om  zich  te  volmaaken  ,  flechts  eene 
maatlge  en  aangenaame  letteroefening  ixxxlig,  die  zelfs  in  den 
rang  der  ve  maakén  gefteld  kan  worden* 

„  De  Vi^uwen  worden  gebooren  met  eene  gcestvaardigheid , 
die  haar  gedrag  onverantwoordlyk  maakt,  wanneer  zy  weigeren, 
om  deeze  nieuwe  bekoorlykheid  te  voegen  by  die ,  welke  zy 
reeds  bezitten. 

„  Ten  opzigte  van  het  hart,  hoewel  dat  het  verftand  niet  aU 
toos  raadpleegt »  én  zalft  dikwils  de  wet  aan  het  zelve  voor. 
fefaryft  ,  is  het  echter  eene  gelukkige  gefleldheid  om  zyn  han 
te  verbeteren ,  zyn  verftand  te  vooren  met  nuttige  aanmerkin- 
{91  gevoed  te  hebben.    Weet  een  Vrouw  nu  daarby  te  voegen 

een 


I7S  »B  VitlSND  D£R  VkOOWZK, 

een  zeker  foort  van  hebbelyke  werkzaamheid,  die  haare  verbeef, 
dingskpagt* belet  te  wyd  uit  te  (lappen,  dan  onttrekt  zy  zich  aan 
'het  gedrulsch  der  hartstochten  ,  die  fchier  altoos  de  weekheid 
en  bedryfloosheid  koomen  ftooren. 

„  èJaar  is  alles  te  winnen  by  een  geregelde  bezigheid,  die 
de  vermaaken  meor  levendigheid  en.  onfchuld  byze^.  De  vef- 
maaken  bieden  zicj^  by  mecniigte  aan  die  per  (bonen  aan,  die 
zich  in  (laat  (lellen  om  ze  te  fmaaken,  en  het  is  waarlyk  de 
dwaasheid  niet ,  die  ze  ons  doet  genieten.  Al  die  weelde  , 
waarop  de  Vrouwen  zoo  afgodisch  gefield  zyn ,  is  (lechts  een 
bedrieglyke  fchyn  van  geluk:  valfche  vernuften  kunnen  zich 
vergenoegen  met  gelukkig  te  fcbynen;  waarJyk  gezonde  verftan- 
den  zoeken  het  te  zyn. 

„  Men  is  het  wel  dra,  en  zonder  zoo  veel  opmaatige  kos- 
ten, wanheer  men  op  de  buitenfpoorigheden  der  gewoonte,  der 
mode,  niet  gezet  is.  Een  Vrouw  van  een  goed  verfcand,die 
zich  Hechts  door  het  geen  waarlyk  verdienftelyk  is^  zoekt  ^ 
doen  bemerken,  is  onaf hankelyk  van  al  die  heuzelingen,  die 
•aan  laager  geesten  een  even  belagchelyke  vreugd  of  droefheid 
veroör?aaken :  niet  bloot  gefteld  aan  de  luimen  \:an  goed  en 
kwaad  humeur,  die. de  vriendfchap  vcrbysteren,  behoudt  zy 
cene  zachte  en  doorgaande  vrolykheid,  die  haare  bevallighcdea 
meer  verhoogt,  dan  de  uitgezochtfte  optooifels. 

„  Het  is  ,waar,  dat  'er  geen  maatregels  zyn,  die  de  liefde 
den  ingang  tot  een  hart  weigeren  kunnen;  maar  'er  15  een 
kiefchfe  liefde,  veel  gefchikter  om  de  ziel  te  volmaakcn,*  dan 
om  die  te  bederven :  deeze  liefde  is  een  foort  van  proeftyd , 
die  tot  het  huwelyfc  aanleiaing  eeefc.  Wyl  het  huwelyk  het 
lot  van  geheel  ons  leeven  beflis/en  moet,  kan  de.  Sexe  haare 
aandagt  niet  genoeg  vestigen  ,.  om  onder  de  Mans  .  die  hup 
hof  by  haar  maaken,  den  braaven  Man,  die  het  geluk  van  eene 
Vrouw  kan  uicmaaken,  te  onderfcheiden  van  den  zot,  die  haar 
Hechts  verlaagen  kan^ 

„  Eens  onder  dit  bcminnelyk  juk  gebragt,  moqt  eene/Vrouw 
al  haare  middelen  om  te  behaagén  te  werk  (leüen  aan  een  Ms^i, 
die  in  haar  een  liefde,  zoo.  teder  als  de  zyne  is,  njoet  ontdek- 
ken, zy  moet  met  hem  een  waakend  oog  houden  op  een  kropst, 
wiens  opvoeding  gevoelige  vermaaken  aan. een  wclgcflelde  zid 
oplevert,  en  (lechts  voor  eene  coquette  of  beuzelaehtige  Vrouw 
eene  fmart  is.  Eene  Vrouw  leeft,  dan  in  vrede  met  zichzel- 
ve,  en  wordt  bemind  van  al  wat  rondom  haar  is:  zy  heeft 
niets  van  de  vergiftigde  pylen  des  lasters  te  duchten;  een 
goede  naam  is  de  fchaduw  der  deugd,  en  volgt  op  dezelve 
bedendig. 

„  Zie  daar  de  trappen,  die  tot  het  geluk  Jeiden.  Het  lee- 
ven is  geen  klugt(pel,  noch  een  geduurige  opvolging  van  ydc- 
le  vertooningen;  het  moet  gemengd  zyn  uit  bezrghcdcn  en  ver- 
maaken, gefchikt  naar  de  verfchlUende  leevensjaaren.    Door  h^t 

;  goed 


DE  IfRtÉND'DERVROirWKW. 


179 


goed  gebruik,  dat  men  van  het  zelve  maakt,  verkrygt  men 
tieessc  gelukkige  g^flteldhefd  van  ziei',  die  men  het  geink  noemt> 
en  die  fpmmige  Vrouwen  vruchteloos  zoeken  in  blinkende  eqfui- 
pages,.glansryke -edelgefteentens,  en  te  midden  van  alle  die  on- 
Iküimige  of  misdaadige  vermaaken,  die  flechts  gefchikt  zyn,  om 
iiet  zelve  van  ons  te*  yerwyderen.  Dat  alles  vervuk  de  plaats 
van  hét  geluk  niet  meer,  dan  al  de  bedricgeryen  van  het' 
tdlot  de  Ibhoonheid  vergoeden,  daar  dezelve  natuurlyk  ont- 
4>reekt.  . 

„  Daar  is  eene  beminnelyke  wysbegeèrte,  ontdaan  van  de 
rimpels  der  geftrcngheid,  en  die  pligt  en  vermaak  met  elkander 
weet  te  vereenïgen:  deeze  voegt  beter  aan  de  SeXe,  dan  de 
hoogmoedige  verwaandheid  oniser  fterke  geesten.  Door  haar  on- 
derricht, wil  men  de  zaaken  neemen,  zoo  als  zy  zyn,  nfetzoo 
^Is  de  gril]igfaeid  die  ons  doet  verbeelden.  Men  verwyderc 
deexe  geheime  woelingen,  die  onze  zintuigen  opmerkbaare 
Schokken  toebrengen,  en  .zoo.  veel  te  gevaariyker  voor  de  Vrou^ 
wen  z>Ti,  naar  maate  zy  tederder  zintuigen  bezitten.  Deezè 
gemaatigdheid  des  harten  is  naauw  verbonden  met  het  waar  ge-. 
luk  en  maakt  de  kern  der  wysheid  uit.  Daartoe  de  Vrouwen 
■weder  te  brengen,  is  een  zeker  middel  om  de  Mans  derwaarts 
tte  leiden ;  want  'er  is  tusfchen  de  belde  Sexen  eene  zoo  we- 
derkeerige  gemeenzaamheid,  dat,  bet  zy  welke  van  beide  Sex- 
en 2ich  of  aan  de  rede  cif  aan  de  dwaasheid  toewydt,  dé  an- 
dere binnen  weinig  tyds  den  zelfden  gang  gaat.  Het  zou  voor 
de  fchoone  Sexe  wel  heerlyk  zyn.  on^,  daar  zy  van 'alle  tydeö 
in  het  bezit  is  van  onze  verkeering  te  verievencfigen  en  te  ver- 
liraaien,  daarenboven  nog  het  genoegen  te  hebben  „om  die  te 
bervom^n.  Men  ipoore  dezelve  daartoe  ten  üerkfle  aan,  en 
wy  zouden  het  geene  vernedering  rekenen,  aan  de  Vrouwen 
.onze  wedcrkeering  tot  de  deugd  fchuldig  te  zyn.*'  * 


De  Heeren  van  JValdhdm.  Vit  het  Hoogduiuck  vertaald,  Eerjle 
Deel.  Te  Rotterdam  i  &y  D.  Vis,  1786.  28Ó  bladz.  in 
gr.  %vo. 

T)e  Heer  IValther  Fr.  van  Waldheim  is  volkomen  een  kind  der 
Natuur,  die  een  zeer  groot  contrast  maakt  by  zyne  Ade- 
lyke  Familie,  en  by  al  de  Perfoonen  van  Hoogen  Rang  di'e 
bem  omringen:  in  dit  Deel  komt  hy  voor  als  een  Dverfte  van 
een  Regiment ,  die ,  door  ftreeken  van  eene  baatzuchtige  familie 
van  den  dienst  afkeerig  gemaakt  wordt.  Het  charafter  van  den 
Heer  van  IValdheim^QW  alle  de  in  dit  deel  voorkomende,  zyn  zo 
volkomen  menfchencharaöers ,  dat  dit  Voortbrengzel  van  den 
Duitfchen  Grond  aanpryzing  by  onze  Landgonooten  verdient. 

Di 


«r 


iSo         j.  c  eoTnaas>$  woed.  .»KAAxjmBtm. 


Di  Hü€f^ui$fihi  Spraêkmester  9m  Pff.  j.  c  OomcHio»  M 
to  fMerduiuek  verrijkt  iHr  B.  esijd£LAAB  ;  en  vêordt  wl 
zeer  vcele  bijvoigzels  vermeerderd  dear  A.  a.  taji  MDtaiBK» 
Leeroêr  der  Doopsgezinden  te '  Dordrecht^  Tweede  Druk.  Tt 
Amfterdamt  hij  W.  Holtrop,  1786.  BeMvm  kee  Fee^werk^ 
597  bladz*  in  8vo» 

X7zn  het  nut  deezer  onderrigtinge  in  de  HoogduitTcbe  fpnai, 
^^  naar  de  leiding  van  den  Hoögjeeraar  Cenjchedy  door  den 
Heer  Zeydelêar  in  't  Nederduitach  oveiigebtagt,  hebben  wy,  ^ 
^e  uitgave  van  die  Gefchrift,  in  't  jaar   177a,  leeds  Bieldiag 

femaakt.(*)  En*t  geen  we  diestyds  teraanpryzioge  van  deezeft 
praakmeester  gezegd  hebbent  beeft  nog  veel  meer  pluts,  bf 
deeze  vernieuwde  afgifte  t  zo  als  dezelve  thans  het  licht  zietr 
onder  hec  opzigt  van  den  Eerwaarden  Moerbeek,  Men  vond 
bet  naamlyk,  daar  de  voorige  uitgave  geheel  vertierd  was*  ge*- 
.raaden  deezsn  Spraakmeester  op  nieuw  te  voor/cbyn  te  doen 
komen;  en  opgemerkt  zynde  dat  zyne  ondarwyzing  in  vericfaei^ 
den  byzonderheden  nog  al  meckelyk  verbeterd  kon  worden,  heelt 
men  den  Eerwaarden  Meerbeek  ^  zo  van  wegens  zyne  Geboof 
te,  als  uit  hoofde  zyncr  oefenzugt  voor  de  -oogduicrche  Taait 
by  uitftek  zeer  gefcnikt  voor  eene  taak  van  die  natuur,,  over- 
gehaald om  dien  arbeid  op  zig  te  neemen.  Deeze  Taalkundi* 
.ge  heeft  'er  veel  overtolligs  uit  ter  zyde  gefield »  en  *et  iiite- 
fendeel  verfcheiden  nieuwe  opmerkingen  ingevoegd»  die  den 
Leerling  der  Hoogduidcbe  Spraake  dienftig  zyn :  ook  heeft  hy 
de  geheele  fchikking  in  eene  voor  den  Leerling  geleidelykcr 
orde  gebragt,  en  hem  een  beter  en  gemaklyker  weg  aangewen 
sen  tot  het  regte  vcrftaan  en  gebruik  van, de  werkwoorden  ü 
derzelver  onderfchetden  tydvoegingen ;  waiarby  hier  en  datf« 
door  't  geheele  beloop  deezer  Onderwyzinge,  vcrTcheiden  ophel' 
derende  aanmerkingen  komen,  die  zyn  Eerwaarde,  t^r  meerde- 
re onderrigtinge,  by  een  verzameld,  en  ter  vereischter.plaatfs 
te  pas(€t  gebragc  heeft,  uit  zyne  aantekeningen,  iëdert  veelejaa- 
'ren  herwaards,  op  de  Hoogduitfcbe  uitfpraaken  leerwyze,  voor 

zyn  eigen  gebruik,  te  boek  gefield. Uit  hoofde  vaU  dit 

.ailea,  is  deeze  Spraakmeester, in' vec^erleie  opzigten^  nog  mer^ 
kelyk  verbeerd,  en  kan  dus  den  geenen,  die  zig  op  *t  wel 
verfiaan  der  HoogduitfcJie  taaie  toeliggen,  zeer  nuttig  zyii*^ 

C^  Zie  Heéend.  Fêé.  LsiUfOef.  1  D.  b!.  47* 


a  l  E   ü  B^  M 

ALGEMEEN    E 

VAD  ERLANDSCHE 

LE  TTER  .  OEFEN  INGÊK 


OnJerwys  in  de  Leef  ft  ukken  der   Godgeleerdheid^    in  ♦/ 
Lalyn  befihreeven^cn  met  veehuldige  Aanmerkingen  ver^ 
rjkt  ^  in  Vx^  Deelen ,  door  wjlen  den  Hoog  Eerp^  den 
Üoog  Gel.  Heere  j.   f.  i\:Di}B,vs^  ih  &yn  Hoog  Eer», 
leven  l^eraar  en  gewoon   HoogL    in  de  Godgel, op  d0 
"   Hoogc  ichoole  te  Jena;  thans  ^  onder  opzigt  en  mei  ee^ 
ne  voorafgaande  Voorreden  van  den  H'el.  Eerw.  zeer 
Gel.  Heere  j.  m.  boon,  Leeraar  der  Gemeente,  tpegc-, 
daan  de  onveranderde    Augsburgfche    Geloofsbelydenis/c 
te  Rotterdam.    In  *t  Nederduitich  vertaald^  door   u  K  ' 
H.   HiLov.HRAtiD ^  Lid  derzelve  Gemeente.     Eerfle  Dect. 
Te   Rotterdam^  by  C.  van   der  Dries,  I786,    Behahen 
hi^s  Voorwerk  ^  139  b/adz.  in  gr.  Svo^ 

Uit  de  Voorreden  vin  den  Eefwaefdcn  Boon  ziet  men 
duidelyk,  dat  de  nieuwe  denk  wy 2e  veler  Lutherfche 
Leeraren  zyn.  Ecrwaerden  zeer  teg^n  de  borst  ia,  cd  (fat 
jalks  hem  byzdnder  aengezet  heeft  om  de  Vertaling  Via 
dit  Werk  te  begundigeo;  ten  eiiide  de  vroegere  denkwy* 
zen- veler  Leeraren  dezer  Gezindheid,  vooral  onderde 
Ledeo  der  Gemeente,  te  verlevendigen.  Wy  laten  het 
verTchil  over  die  onderfcheiden  denkwyze  aen  zyne  ptaets » 
aU  oordeelende  het  onze  zaek  niet  ons  daerin  in  te  wik* 
Kelen:  maer  *t  komt  ons  voor,  dat  zyn  Eerw.  een  wer 
iuflaet,  welke  juist  niet  gefchikt  is,  om  dit  zyn  oogmerk 
te  bereiken.  De  geweezen  Hoogleeraer  Baddeus  ftaet  wel 
bekend  als  een.  groot  Godgeleerde  onder  de  Lutherrchen 
in  zyneu  tyd ,  ^n  elk ,  die  zyne  doorwrogte  Schriften 
doorbladerd  heeft,  noemt  zynen  naem  met  eerbied;  maar', 
dit  zyn  Werk  is  te  omflagtig  voor  verre  de  meeste  Le-' 
deo  der  Kerke;  en  ook  naer  0ns  inzien  beter  gefchikt 
voor  het  oriderwysop  de  Hooge  Schooien,  dan  ten  alge-,' 
Dienen  gebruike ;  waerby  tiog  Itomt  de  verfcbitlende  ma«  . 
nier  van  voordragt  in  die  dagen ,  en  in  den  tegenwoordig 
gen  tyd,  welke,,  gelyk  bekend  is,  geen  geringen 'invloed 

.«p  den  Lezer  heeft. Het  werk  beöaet  uit  vyf  Dee- 

.V»  P.VL*  N*  ALO*  I.1TT.  MO.  5*  N  kn  > 


iH  '      J-  F.  BUDDftUtf 

len,  en  het  thans  afgegeeven  behelst  het  eerde  Hoofdduk 
van  het  eerfte  Deel ,  handelende  over  den  Godsdienst  en 
de  Godgeleerdheid.  Z^  Hoog  Ëerwaerde  gaet'in  bet 
zelve  na ,  de  voornaemfte  byzonderbeden  ^  welke  daerom- 
trent  in  opmerking  komen ,  en   wel  naer  die  ooderrchei- 

«^dingen,  welken  in  de  Schooien  gebruikelyk  zyn.  Tot 
ren  voorbeeld  hiervan  (brekke  zyne  ontvouwing  van  het 
roorwerp ,  het  andem^rp  en  het  oogmerk  der  6odgeleeid- 

.heid,  waeromtrent  hy  het  volgende  aen  deiiand  geeft. 

,,  Het  voorwerp  der  Öodgeleerheid  h  en  de  flofezeU 
ye^  en  de  hoedanigheid'. 

9,  De  Godgeleerdheid  handelt  over  Godclelyke  Zalen, 
%o  als  ze  ons  uit  de  Openbaring  of  de  Heilige  Schrift 
bekend  zyn.  En  deeze  Goddelyke  Zaken ,  of  *t  geen  ons 
'yan  Gods  Wezejn  en  iiigenfchappen^  en  van  zyne  God- 
delyke  Werken  en  Wille  bekend  is,  noemt  men  f^ewoon- 
lyk  het  Stofelyk  Voorwerp  van  de  Godgeleerdheid,  gelyk 
als  het  Zakelyk  Voorwerp  in  tegendeel  in  de  Godddyke 
Openbaring  zeh/e  geleden  is. 

5,  He$   onderwerp  der  Godgeleerdheid  is  de  mensch 
als  Zondaar. 

„  De  Kennis  van  de  Goddelyke  Zaken  .  word  hier*  be- 
fcfaouwd,  zo  als  zy  den  zondigen  Mensch  ter  Zaligheid 
noodzakelyk  is.  En  dus  komt  leffens  de  pVc^wegiug  van 
den  Mensch  zelveti  in  aanmerking,  die  in  de  Order 'dej 
Heils  >  en  voor  de  bekeering  befchouwd ,  ontbloot  'van 
Genade  Krachten,  en  ten  eenen  maale  dood,  niets  tot 
zyne  Zaligheid  kan  toebrengen,  ËpK  II,  i.  Col.  II.  n* 
lïogthans  door  Gods  Genade  en  Goedertierenheid,  ^ ƒ ^ 
Hechts  de  aangebodene  Middelen  recht  gebruikt,  en  den 
Heiligen  Geest  niet  wederftreeft,  tot  het  Geloof  en  een 
Öeestelyk  Leven  kan  worden  opgewekt.  Maar  dan  is  net 
den  Mensch ,  door  de  Krachten  det  Genade  bekwaam  ge- 
maakt»  en  door  die  Genade  van  den  Almachtigen  yr^ 
geholpen ,  niet  geweigerd ,  iets  tot  bewarinjge  en  venncer- 
derinie  van  zyn  Geloof  toe  te  brengenl  iCer.  X^^  '^ 
Tii*  il»  14»  ft  l^cu  L  3«  5  enx. 


„^ 


GOOGBLEBRD  ONPB&WYS»  |8| 

9,  £C^  oogmerk  dor  Godgeleerdheid. 

„  Het  laatfte,  en  wel  het  Zakelyk  doelwit  van  dt 
Gddgeleerdfaeid ,'  ^c  welk  den  zondigen  Mensch ,  begeerig  , 
^yneii  rampzaligen  (laat  te  ontworrtelen ,  is  voorgelleld » 
is  het  hooglle  geluk,  of  de  Zaligheid «  in-  de  bezittinge 
en  genietinge  van  God,  als  het  hoogfte  Goed»  beftaan- 
de,  welke  in  dit  Leven  wel.  begonnen ,  maar  in  het  toe* 
komende  tot  Volmaaktheid  gebragt  word.'i  Joh  111.  2« 
3.  *  Het  is  dan  hier  uit  klaar ,  dat  het  Hoojdoogmerk 
der  Godgeleerdheid  God  zelf,  ♦*  gelyk  het  middel  daar 
toe  het  Geloof  in  Christus  is,  waardoor  wy  de  Waare 
en  Eeuwige  Zaligheid  verkrygen,  Joh.  XII-  16.  XX.  31^ 
•♦*  Doch  dit  is  van  het  uitwendig  Oogmerk  te  ver- 
ilaan,  naardien  het  inwendig  daarin  bedaat,  dat  hy,  die 
zicb  op  de  Godgeleerdheid  toelegt,  bekwaam  gemaakt 
wonde 9. om  zyne  Zaligheid  en  die  van  anderen  te  bevor* 
deren,  2  Tim.  UI.  17.  ♦  " 

Zyn  Hoogeerwaerde  verklaert  ieder  deezer  Voorfteilen 
Dtder  met  verfcheiden  daerby  gevoegde  aenmerkingen;  dan 
derzelver  gefaeete  opgave  zou  hier  te  veel  pjaets  vorderen^ 
waerpm  wy«  die  van  de  twee  vorigen,  agterwege  laten- 
de, alleenlyk  zullen  opgeven,  't  geen  hy,  naer  de  orde 
der  gepiaettte  aenwyzings  tekenen  >  ter  verdere  verklarin- 
^  van  *t  laetfte  Voordel  heeft  bygebragt,  dat  in  *t  vo(« 
geode  bedaet. 

„  ♦  Dat  dit  het  laatfte  Oogmerk  van  de  Godgeleerdheid 
zy,  leert  ons  Johannes  iri  de  aangehaalde  Plaats  voortreffelyk. 
Want  hy  fpreekt  van.  eene  Gelukzaligheid,  welke  wy  na  die 
Leven  zullen  deelachtig  worden :  ha  is  nog  niet  ver/cheenen  wat 
jTf  zyn  zullen.  De  Gelukzaligheid  zelve  nu  ftelt  hy  daarin » 
dat  wy  God  zullen  gelyk  zyn.  En  daar  nu  God  zeker  de  Ai- 
lergelukzaligfte  is,  zo  moet  hy  ook  de  Hoogde  Gelukzaligheid 
zyn  voor  hen,  die  Hem  gelyk  zyn.  Beflaat  dan  alle  Gelukza- 
ligheid in  de  bezitting  van  een  zeker  Goed ,  zo  beOuit  men 
te  recht  dat  de  Gelukzaligheid  ider  Menfchen  in  de  Genietin- 
ge en  Bezittinge  van  God ,  als  het  hoogfte  Goed ,  ook  gel^ 
Sn  zy.  Ën  daar  dit  niet  anders,  dan  uit  het  zien  of  aan« 
louwen  van  God  kan  voortvloeien,  voegt  hy  'er  by:  PVy  2«.'- 
kn  Hem  zien 9  gelyk  Hy  iu  Maar  *t  geen  hierop  volgt:  een  »>- 
gdyk  die  zulke  Hoope  tot  Hem  heeft  die  reinige  zich  zWv^r,  ziet 
op  'het  Middel ,  't  welk  is  het  Geloof,  nademaal  de  harten  der 
Menfchen  door  't  Geloof  gereinigd  worden,  j^ct.  XV.  9.  Zie 
^  JoK  XV.  2. 

♦*  Want  God  alleen    is  het  Hoogfte  Goed  van  alle  Men- 

^  X  fcben, 


1^4    '  J.  fé  BÜDOBÜS 

fchcm  in  M'icn^  genfctlnge  ook  de  hoogde  Oblukzahgheid  be- 
ft aat.  En  dit  begrypt  ook  eeiiigzins  de  reden  zélve;  maar  veel 
klaarder  leert  het  ons  de  Heilige  Schrift 

***  Want  'er  Is  geen  andere  Weg  töt  Zaligheid ,  dan  door 
Christus,  dien  ons  God  tot  een  Genaaenfioei  beef^  voorgefteld, 
Rorr.  III.  IS'  Zie  ook  AS.  IV  n.  Daar  ondertusfchen  de 
bceelfening  van  een  Heilig  Leven  niet  van  het  geloof  gefchei* 
den  kan  worden,  i  Joh.  IV.  7  Gal.  V.  6.  2  Tim.  11.  19,  zo 
is  het  klaarbljkelyk,  dat  dit  insgelyks  tot  bet  Middil,  ter  ver- 
kryging  der  Zaligheid,  moet  gerekend  worden  Men  moet 
no^thans  het  onderfchcid  tusfchen  tot  het  middel  te  behooren^ 
en  het  Midael  te  syn , ^  voornamentlyk ,  een  zodanig,  dat  als 
een  Oorzaak  voorkomt,  hier  voorzichtig  in  aanmerking  neemen. 
Want  fchoon  de  Heiligheid  d  s  Levens  tot  het  Middel  behoort» 
niemand  u)gthans,  ten  zy  hy  de  Heilige  Schrift  uitdrukkelyk 
wil  tcgcnlpreeken ,  zal  beweren,  dat  zy  het  Middel,  of  in  ee- 
nïgcn  opziclite  de  Oorzaak,  van  de  Zaliglieid  zy.  Daar  nu  de 
Beoeffening  van  een  Heilig  Le^en  de  herftelling  van  het  God- 
delyk  Evenbeeld  met  zich  voert ,  fpreeken  zy  ons  geenzins  te- 
gen, die  de  herftelling  van  het  Goddclyk  Evenbeeld  als  het 
naaste  doelwit  der  Godgeleerdheid  aanmerken;  ten  minften  zy 
kunnen  Itgiclyk  te  vrede  worden  gefteld ;  want  zy  fpreeken 
van  zodanige  menfchen,  die  door  liet  Waar  Geloof  met  God 
reeds  \'erzoend  zyn. 

*  UtMfendrjr  wordt  namentlyk  dat  doelwit  genoemd,  't 
jreen  niet  in  de  magt  van  den  Werker  ftaat.  Zodanig  is  het 
Geloof  en  de  Zaligheid  van  andere  mcnfchen.  Want  dit  oog- 
merk kan  niet  altoos  bereikt  worden ,  ter  oorzaake  van  de  ver- 
icbeideiie  hinderpaaJen ,  die  zy  zich  zclven  van  tyd  tot  tvd 
in  ilcn  weg  legioen,  "^^'ant  'er  zyn,  helaas!  zeer  veelen,  die 
den  Heiligen  Gcpst  wcdcrftreevcn :  ASt.  Vil.  51  en  den  raad 
Gods  van  hunne 'Zaligheid  tot  hun  verderf  verachtenV  Lt^c  VIL 
30.  Maar  ^mvenii^  nocmd  men  dat  doelwit,  't  welk  altoos» 
indien  cic  middelen  flechts  naar  behoorcn  en  ernftelyk  gebruikt 
\\ orden,. kan  worden  verk reegen,  fchoon  *t  insgelyks  door  's 
meiifchen  fchuld  dikwerf  n'et  verl^reegcn  word.  Dit  doelwit 
bcftaat  daarin,  dat  de  mensch  GoUs  volkomen  worde,  tot  alle 
cned  mrk  getchlkt  volgens  2  Tim.  111.  17  Het  is  noodzakelyk 
'dat  zy,  die  zich  op  Goddel yke  zaken  toeleggen,  en  eerlang 
het  Lccraaran:pt  in  de  Kerk  begeercn  waar  te  nemen,  zich 
beide  dccze  doeleinden  zodanig  voorftellen ,  dat  zy,  ter  berei- 
king van  dczclveuj  alle  krachten  hunner  zielen  en  van  hun 
verlhr^d  inCpanncn.  M.  ar  wie  zich  in  het  verhandelen  der 
Godgeleerdheid  een  ander  oogmerk  hebben  vastgefteld,  maken 
zWh  niet  Ikcl.ts  aan  ccne  grove  misdaad  fchuicjig,  dewyl  zy 
met  een  on^jodsdtenftfg  gemoed  Goddclyke  zaken  behandelen , 

n:aar 


GODGËLXfeBD  ONDERWYS.  18; 

maar  zy  wykcn  ook  terftond,  zelf  in  't  begin,  van  »t  rechte 
ftoor.    Op  die  wyze  zyn  voomamëntlyk  zy  zeer  (lecht  b^ra^ 
oen,  die,  of  uit  eerzucht,  of  om.tydelyke  voordeelen  te  ve:. 
werven,  tot  deeze  heilige  dingen  toetreeden.    Want  dit  dit 
firafwaardifi;  zy,   befpeurt  men  daaruit,  vermits  de   eerzucht 
nier  het  Waar  Geloof  niet  beftaan  kan,  naar  de  Taal  van  den 
Verlosfer:  hoe  kunt  gy  gelooverit   gy*  die  eere  mn    elktLnderen 
neemt  \    en    de    Eere  f    die    van    Gêd    al'een   ix,  zoekt  g  f  niet? 
Joh.  V.  44.  Boven  dat  kan  het  dreven  na  eere  en  tydelyke 
voordeelen  geenzins  beftaaa  mee  de  verloochening  van  zichzeU 
ven,  daar  nog^hans  de  Verlosfer  zelf  heeft  gewild,  dat  dit  het 
kenmerk  zy  van  zyne  Jongeren,  Matth.  XVI.  24.  Luc.  XIV. 
26    Van  daar  betuigt  Paulus,  dat  by,  door  de  zelfverIooche« 
Ding  *  her  Euangelie  zy   deelachtig  geworden ,  allen    hierdoor 
een  voorbeeld  ter  navolginge  nalaatende.   i  Cor.  IK.  23    Ën 
eindelyk  kao    ons  de  Heilsörder  dit  alles  leeren,  die  daarin 
beAaat»  dat  wy  langs  den  weg  van  Kruis  ter  Zaligheid  zouden 
ftreeven:  Want,   wy  moeteti  door  ve^le  droeffenisfen  in  het  Ryk 
Gods  ineaan^  'AB,  XIV.  22    Hierom   vordert  xle  Heiland  van 
zyne  Jonge;en,  dat  zy  zyn  Kruis  op  zich  nemen,  Matth-  XVI 
24  en  Lttc  XIV.  27    Paulus  bevestigd  dit  door  bet  Voorbeeld 
van  den  Verlosfer  zelven,  PhiL  II'  5  enz   zie  ook  Rom  VUL 
17.  Ja  deeze  Apostel  toont  ons  het  waare  kenmerk  oer  vaU 
fcbc  Aposelen,  dat  zy  het  Kruis  van  Christus  vlieden.  Phik 
UL  19   Dat  de  Godgeleerdheid  niet  uit  eerzucht  of  om  tyde- 
lyk  voordeel  moet  betracht  worden,    leren  wy  ook  daaruit, 
dat  zy  dooi^aans   de  Godgeleerdheid    der  reizenden   genaamd 
word:  daarintegendeel  de  Godgeleerdheid  van  menfchen,  die 
reeds  in  hun  Vaderland  zyn  aangeland,  of  der   Heerlykheid, 
tot  bet  toekomend  leven  behoort.    Maar  wie  weet  niet,  dat 
Reizigers  met  veele  ongemakken  moeten  worftelen ,  en  darzy 
op  niets  anders  zich  hebben  toe  te  leggen ,  dan  boe  zy  hun 
^k)elwtt  bereiken  mogen ;  zie  PAf7.  III  16.    Vanhoeved  belang 
bet  zy,  om  zich  het  doel  en  oogmerk  recht  te  hebben  voor- 
gefield ,  befpeurt  m?n  geno^zaam  uit  's  Verlosfers  woorden, 
Mauh.  VI   Z2,  23 '' 


N  3  7)^ 


l86  THOMAS  8COTT 


De  kracht  der  JFaarheid^  zeer  aanmerkelijk  gebleeken  in 
de  overtuiging  en  bekeering  van  den  Eervfaardigen  Heer 
THOMAS  scoTT ,  Predikant  te  Wesion  IJnderwood  en 
Ravenltone  ,  in  Engeland ,  aan  men  eenigen  der  be- 
langfijkjie  Brieven  van  newton,  in  zyne  Cardiphonia 
gericht  zijn  gtvfeest.  Uit  het  Engelsch  vertaald  door 
M.  VAN  WBKKHOVRN,  tn  ultgcgeeven  met  eene  Voorre» 
'  de,  door  c.  BftE^f.  Te  jfm/lerdam^  bij  M«  de  Bruyn, 
1786.    Bchalven  de  Foorrede^  173  bladst.  in  gr.  o&avo^ 


I 


n  dit  Gerchrifc  geefc  At  Eerwaerde  Scxittj  eerst»  een 
verflag  van  zyoe  deukwyze  ea  gemoedsgefteldheid » voor 
^11  by  het  begin  zyner  veranderinge ;  en  vervolgens  geeft 
hy  een  verhael  van  zyne  verandering  ^  met  melding  der 
wyze  op  welke,  en  de  middelen  waerdoor;  dezelve  ein- 
delyk  werd  uitgewerkt.  Volgens  dit  beridit ,  was  cyn 
gedrag  voorhenen  verre  van  C^dsdienftig,  en  zyne  God* 
geleerde  denkwyze  grootlyks  gegrond  pp  Arminiaenrcbe 
beginzels  ;  roaer  in  't  vervolg  van  tyd  is  hy  overgehaeld 
tot  een  gezet  Godvruchtig  gedrag»  by  de  omhelzing  der 
Calvinistische  gronden  »  to  als  ze  gewoonlyk  ouder  de 
zogenaetnde  Methodisten  begrepen  worden.  Tot  deze 
verandering  is  hy  trap$wy2K  gekomen,  onder  't  gebrui- 
ken der  middelen  van  onderzoek ,  en  't  opzenden  van 
erndige  fmeekbeden  tot  den  God  der  Wysheid,die  hem, 
(zo  als  hy  vast  vertrouwt,)  door  zynen  Heiligen  Geest 

langs  dezen   weg   geleid   heeft. Men  vind  in  bet 

ganiche  beloop  een  Schryver,  wiens  welmenendheid  meA 
niet  wel  in  twyfel  kan  irekken,  en  die  in  zyne  daedlyke 
verbetering  van  wandel  agtenswaerdig  is.  Dan  wat  aeu* 
gaet  zyne  gunftige  gedachten  over  ene  byzondere  leiding 
van  den  Heiligen  Geest,  in  het  bepalen  zyner  Godgeieec- 
de  denkwyze,  de  gegrondheid  hiervan  is  niet  wel  te  be^ 
merken  :  zyne  trapswyze  voortgaande  verandering  van 
denken,  in  dit  opzicht,  zo  als  hy  .dezelve  verhaelt,  laet 
zich  zeer  wel  natuurlyk  verklaren ,  en  noodzaakt  ons  niet 
om  op.  iets  bovennatuurlyks  te  denken:  ook  heeft  men, 
naer  't  ons  voorkomt ,  zyne  fpreekwyzen  desaengaende 
niet  in  den  fterkden^zin  te  nemen,  daer  hy  verre  is>  van 
zich  ene  onfeilbaerhcid  aen  te  matigen. 

By  dit  verhael  voegt  zyn  Eerwaerde  wyders  nog  enige 
tenmerkingen ,  tot  het  zelve  betrekkelyk,  die  deels  ter 
ophelderinge ,  deels  ter  billykloge  vsa  bet  zelve  verftrek- 

kent 


UB  KRACHT  l»R  WA4lRimiD.  l9^ 

feên.  Hy  breogt  den'  Lezer  onder  het  oog»(i.)  hoe  hy^ 
op  dien  tyid,  toen  deze  verandering  begon  ,  menschlyfcer 
wyze,  zo  ongefchikt  was,  als  iemand  ter  Waereld,  on» 
dat  Leerftelzel  te  omhelzen,  (a.)  Dat  deze  verandering 
in  zyne  gevoelens  zeer  lan^zaem  en  trapswyze  gefchied* 
de«  (3O  Dat  hy»  gelyk  hy  m  zyne  godsdienstbegrippen» 
vry willig,  en  uit  overtuiging  zy nes  gemoeds ,  verander* 
ëe  ,  hy.  zulks  ook  deed,  zonder  enig  onderwys  van  ie- 
mand der  genen,  wier  gevoelens  hy  thans  omhelst.  Vér* 
der  wil  by  (4.)  dat  wy  zullen  opmerken ,  welken  invloed 
bet  lezen  en  overdenken  der  heilige  Schrift ,  als  mede 
(5.)  hèt  Gebed  Jn  deze  verandering,  gehad  heeft.  Hier 
benevens  legt  by  't  *er  (5.)  op  toe  ,  om  aen  te  toonen  , 
dat  'er  in  zyn  verhael  niets  voorkomt,  't  welk  met  re« 
den  als  Erahujlmmus,  of  Dwepery,  veroordeeld  kanwor* 
den.  £n  laetstlyk  (7.)  klaegt  by  over  bet  nadeel  dat  de 
aenfaang  der  Methodisten  ondergaet,  door  velen» die  den- 
zelven  befchuldigen  en  veroordeelen ,  zonder  ooit  behoor 
Klyk  onderzocht  te  hebben,  of  recht  te  weten,  welken 
eigenlyk  hunne  gevoelens  zyn  :  't  welk  -hem  dezulken 
doet  noppen ,  om  die.  gevoelens  ,  eer  ze  dezelven  wra«^ 
ken ,  onpartydig  te  onderzoeken  :  vermanende  wyders  al- 
len, „om  de  Waariidd  van  het  Evangelij,  fai  ooos  hei« 
„  lig  Woord  vervat,  onder  emftige  gebeden, na  te  fpooi 
„  ren ,  mee  dien  ijveren  die  belang^eemmg,  ais  zij  zoe4 
„  ken  zouden  naar  eenen  verb(»rgen  fchat«" 


ht^picgclendc  Christen  ,  door  f.  E.  schmitz  ,  Predikant  té 
Finkum  en  Hijum.  Te  Utrecht ,  bj  A.  van  Paddenburg, 
1786.    In  octayo  ^  i'i  btadz* 

Niet  het  ten  toon  fpreiden  van  geleerdheid ,  maar  ftich- 
telyk  te  zvn  ,  is  het  oogmerk  van  den  Eerwaerden 
Schmitz^  zo  als  hy  zFch  in  zyne  Voorreden  uitdrukt;  en 
aen  dit  oogmerk  beantwoord  deze  zyne  befpiegelende 
Christen,  die  verfcfaeiden  'onderwerpen,  ter  opwekkinge 
van  Cfaristelyke  gemoederen,  ftichtelyk  voordraegt.  Zief 
hier  ,  ter  proeve,  zyne  befpiegeling  van  het  Fertrouwen 
Of  God  in  Christus. 

,;  Een  Christen  kan  op  God  door  den  gelove  in  Jezus 

vertrouwen,  gevende  alles  aan  Hemover,  want  God  \9 

zyn  Vader,  die  het  wel  met  hem  zal  maken,  al  gaan  de 

gevaaren   nog  zoo  hoog*    God  unmers  is   getrouw  en 

'  N  4  waar* 


XfiS       F.  E.  SGHMITJB»  A&SPIBGBLSItDE  QHAISTeif. 

wta''achtig,  Hy  weet  van  geene  verandering ,  by  Hem^ 
xelfs  geen  fchaduw  van  omkeering.  Hoe  veilig  kan  dan  ' 
een  Christen  zyne  Jiope  en  verwagring,  zyn  hartgrondig 
verrrouwen  op  Heoi  (tellen  !  Dit  immers  weet  hy ,  dst 
hy  God  heeft,  en  aU  in  zyne  gunde  flaat,  hierom  komt 
hem  alles  over  van  eenen  liefderykeu  Vader  ^  wiens  wysf 

beid  en  goedertierenheid   onbeperkt  is.   -" Hy  wett 

dat  dit  leven  als  een  tranendal  is ,  en  de  Hemel  zyn  Va* 
derland  :  dit  toch  weet  by  door  Goddelyke  openbaring» 
^it   is  de   belofte  van  dat  getrouw  Opperwezen.  ■ 

Hierom  kaJi   by  zonder  gevaar  op  dezen  God  vertroi»» 

wen.  — 

,,Maar  kan  hy  veilig  op  God  in  Christus  vertrouwen» 
niet  mfnder  is  dit  ook  zyn  pligt.  God  immers  wil  ge* 
kent ,  gedient  en  geëerbiedigt  worden  in  zyne  wysheid , 
in  zyne  macht  en  oneindige  goedertierenheid ;  en  hoe  ge* 
fchied  dit  beter*  van  eenen  Christen ,  dan  door  een  ver* 
trouwen  op  God  in  Christus  ?  Want  is  hy  dan  in  tegen* 
heden  ,  zoo  eerbiedigt  hy  de  wyze  befchikking  van  z]r- 
nen  heroelfchen  Vader,  door  eene  Christelyke  en  nederi- 
ge onderwerping  aan  zynen  wiHe.   Hierdoor  ver* 

beerlykt  hy  oolf  zynen  God  in  zyne  onbegrensde  Al* 
macht  9  waardoor  Hy  hulpe  kan  fchenken ,  boven  ja  te* 
gen  den  dood.  Hierom  zwygt  hy  Gode  ,  ja  verheugt 
sich  in  bezoekingen ,  befchouwende  dezelve  als  Vaderly- 

ke  kastydingeri»    —  : Wel  verre  dan  van  met  God 

xynen  maaker»  ja  Vader,  te  twisten,  verheugt  hy  zich 
In  de  rampen ,  zeggende ,  uwe  wille  gefchiede ,  ö  Vader, 
tn  niet  de  myne,  alzoo  is  toch  het  welbehagen  voor  UI 
'  Door  dit  vertrouwen  op  God  eerbiedigt  hy  Hem 

.  In  zyne  Goedertierenheid  ;  op  deze  houd  hy  (leeds  met 
nedrigheid  en  een  vast  gelove  zyn  oog ,  en  dat  met  lyd* 
^aamheid,  geduld»  een  kinf^eriyke  vrees,  in  ecne  regte 
liefde  Gods,  en  een  betragting  van  waare  ongeveinsde 
Godzaliirheid  ;  dit  alles  leert  hy  meer  en  meer  uit  dat 

waarachtig  venrouwen  op  God  in  Christus.  Zie 

dan  Christen,  hoe  waarlyk  gy  kunt  en  moet  vertrouwea.. 
op  uwen  GodP 


G«<ft* 


•OPSDIBMSTIC  ^ONDEltWY»»  |S> 


Codsdicttfiig  Ondergfjs  voor  jonge  Kinderen.  Tweede  Druk. 
Te  /imnerdam ,  bj  J.  Yntcma ,  1786.  In  octavo  ^ 
77  bladz. 

10  dit  Godsdienftig  Otiderwys  is  de  vatbaerheid  der  Kir« 
deren  uitftekend  wel  in  agt  genomen  ^  en  tevens  naeuw- 
keurig  gade  geflagen  j  boedanige  kundigheden  men  d.r. 
Jeugd  bovenal  hebbe  in  te  Tcherpen,  op  ene  20  geleide*- 
lyke  eir  Uare  manier  ^  dat  bet  niet  wel  kunne  feilen  van 
invloed  op  het  hart  te  hebben.  Üit  dien  hoof^^le  is  dit 
Stukje  met  regt  te  tellen »  onder  die  Toort  van  beste  Schrif« 
ten ,'  vau  welken  men  sich  met  veel  vruchts  kan  bedienen , 
om  den  Kinderen  ene  b)in  wezenlyk  nutte  GoJsdienstleer 
in  te  boeaemen.  En  hiertoe  kan  het  in  ene  te  wydere 
•  uitgefirektheid  nuttig  zyn*  vermids  deszelfs  OpdcUer  zich. 
benaerftigd  heeft ,  om  de  verfchillende  denkwyzen  van 
ondericbeiden  Cbristengezindheden  te  vermyden,  en  zyn 
Ooderwys,  het  w^lk  groo^yks  het  betrachtende  bedoelt^ 
20  in  te  richten,  dat  het  allen  te  ftade  kunne  kolYien» 
Het  beftaet  uit  vyf  Afdeelingen.  De  eerde  gaet  wel  in- 
zonderheid over -de  plichten  ^  die  de  Kinderen  aen  hunne 
Ouderen  veifchuldigd  zyn.'  De  tweede  is  gefchikt  om 
hta  op  te  leiden  tot  de  kennis  van  .God,  :en  de  betrach-, 
ting  der  plichten,  jegens  dien  algemenen  Vader  de» 
Menscbdomai  welken  daercli^  voortvloeien^  De  derde  Af- 
deeling  ontvouwt  de  plichten  jegens  den  Naesten «  die  de 
Menfchen,  als  Leden  van  een  en  't  zelfde  groote  Huisf 
fezin,  jegeps  elkander  ter  batte  bebbe.n  te  nemen»  De 
vierde  is  wel  byzonder  ingericht  tot  het  voordragen  der. 
pbcbten  9  welken  ieder  Meoscbomtreot  zichzel ven  heeft 
gade  te  flaen,  ten  einde  zyn  eigen  geluk 9. en  dat  van  't 

Ebeele  Huisgezin,  te  bevorderen.  En  in  de  vyfde  0^ 
stfte  AfdeeUng  word  den  Kinderen  onder  't  oog  gebragc 
vat  zy  boven  al  hubne  gemoederend  onuitwi$cbbaer  be« 
booren  in  te  prenteq^om  de  dus  ver  ontvouwde  plichiê» 
beftendig  te  behartigen;  mitsgaders  hoe  ze,  hier  jn  nalar 
lig  geweest  zynde,  door  een  waer  berouw  gedreven,  zich 
hebben  te  benaerRigen,  om  hun  gedrag  vervolgens  beter 
I  in  te  richten ;  waerop  de  Onderwyzer  hen  verder  brengt 
tot  ene  algemene  kennis  der  Euangelieleer;  welker  voor* 
dragt  hy,  (dat  hier  te  gelyk  tot  ene  proeve  zyner  manie- 
n  van  voordellen  kan  dienen,)  indezervoege  laet  afloo- 
fcn. 
-  Ni  „V. 


i^  GODSDIENSTIG  ONDERWYS! 

„  V.  Ziet  gy  dan  nu  dat  de  goede  God  dit  alles  ge- 
daan ,  en  zynen  Zoon  heeft  gezonden  om  de  meufcheR 
tot  het  goeéle  te  vèrnKianen  ?  ^ 

„  A.  Dat  zie    ik,    en    dit    is    waarlyk    eenc    groote 

Soèdheid  van  God,  voor  welke  wy    hem  behooren  te 
anken.  ^ ,         .  . 

V.  Heeft  dan  God  niet  nan   de   menichen    gedaan 
gelyk  een  Vader  doet   aan  zyne  Kinderea  die  hy  Itef 

,  A.  Ja;  de  goede  God  heeft  als  een  liefhebbend 
Vader  öns  vermaand ;  daarom  motten  wy  Wem  ook  ab 
onzen  Hemelfchen  Vader  liefhebben  en  gehoorzamen. 

V,  Maar  moeten  wy  ook  niet  daarop  bedsgc  zyo, 
dat  wy  ons  beteren,  als  wy  kwaad  gedaan  hebben? 

„  A.  Dat  moeten  wy  zdkerlyk,  andew  zouden  wy 
aan  de  vermaaning  van  onze  Hecfie  Jezus  Christus  aict 

gehoorzaam  zyn.        ,.      '       .  .  ,  ju 

V.  Kunnen  wy  dit  ook  wet  nog  te  beter  doen ,  de- 

wyl  wy  nii  zeker  weeien,  dat  de  goede  God  ons  mzi 

zonden  wil  vergeeveh?  *.'    ,        ,  ,.     ., 

,,  A.  Dat  is  waar,  dewyl  de  Heere  Jezus  ons  dit  uit 
Gods  naam  verklaard  heeft.      .     ^ 

„  V.  Maar  zyt  gy  niet  begeeng,  nog  meer  te  Icercn 
van  \  geen  de  Heere  Jezus  tot  de  menfcben  gelpfoken 

heeft?  .^  ,  .  j        j:n- 

,   A.  6  Ja,   want  ik  weet  nog  weinig  van  deeze  din- 
gen, en  geloof  toch  dat  ik  nodig  heb  die  te  weeren. 
^  , '  V.  Zal  het  dan  ni«t  goed  zyn ,  dat  gy  vlytig  leest 
in  de  H.  Schriften,  op  dat  wy  irr  *t  vervolg  daarover 

^7,  A.  bat  wil  ik  doen,  en  ik  wens'ch  niets  meer, 
dan  om  nog  nader  van  deeze  dingen  önderrigt  te  wor- 
den.*'  (♦) 

„  (♦)  Elk  Leeraar ►  of  Huisvader,  kan,  tot  dat  oogmerk >' 
van  ^anig  een  Leerboek  p  of  Onderwys,  gebruik  maakeOr 
als  hy  verkiest  '* 


JCfi' 


Aanmcriingen  op  een  Stukje^  ten  titel draagendc ^  Predt*^ 
hstit  ifvcr  de  bewyzen  voor  de  Leer  der  Heilige  Drie* 
éénheid^  door  a1  stcrr  ,  Leeraar  in  de  Luthe^che  Ge- 
meente  te  Afnfterdam  f*),  gemaakt  door  j.  m.  BOONi 
Leeraar  in  de  Lutherfche  Gemeente  te  Rotterdam.  Te 
Rotterdam^  hj  C.  van  der  Dries ^  1787.  In  gr.  oSaya 
58  bladz. 

Regtsgeding  tegen  'den  Godgeleerden  w.  whiston,  over 
Eerroaving  en  Ontkenning  der  Heilige  Drieéénheid  voon 
den  Opperpriester  de  Reden.  Uit  het  Engebeh  vertaald. 
Tt  Ravefiein^  by  ].  de  Mook^  178Ö.  In  gr.  éd^va 
80  bladz. 

T>wee  Gercbriften  over  de  Leer  der  Drieéénbeid ,  welke 
!n  h  eerfte  voorgeftaen,  en  in  't  laetfte  teg^ngefprokea 
word ;  des  de  beoefenaers  van  dit  Godgeleerde  verfchil- 
fiuk,  die  nog  by  zich  zelven  in  twyfci  ftaeiï,  hoe  daer 
Over  te  denken ,  in  deze  twee  Gercbriften  het  voor  en  te- 
on  hebben,  en  wel  ter  wederzyde  op  een  fterken  trant. 
Dc'Eerwaerde  Boon  heeft  het  tegen   de  zodanigen,  die 
beweren,    dat   men  de  bewezen  voor  dit  Leerduk  niet 
hebbe  te  zoeken,  in  de  Schriften  des  Ouden  Testaments, 
en  tragt  te  toonen ,  dat  ie  daerin  ten  overvloede  te  ,vin* 
den  zyn.    De   Opfteller  van  het  Regtsgeding  legt  het  'er 
iDzonderheid  op  roe ,  om  veler  Godgeleerden  verklaringen 
van  dit  Leerftuk  in  een  belachlyk  licht  te  ftellen.    Uit  de 
Nareden  der  Uitgevers  moeten  wy  verwachten,  dat  'er 
omtrent  dit  laetfte  Stukje  nog  enige  nadere  bedenkingen 
het  licht  zullen  zien ,  dewyl  ze  deswegens  het  volgende 
te  kennen  geven. 
„  Toen  wy  het  MSS. ,  waarnaar  dit  Werkje  is  gedrukt 
i       geworden ,  met  den  vereischten  aandacht  geleezen  hadden, 
I       en  te  rade  geworden  waren  het  ter  perfe  te  leggen ,  meen* 
'       den  wy  het  zelve  met  eenige  wederlegs:ende  aanteekenin«' 
gen  onder  de  bladzyden  te  begeleiden;  dan  voorziende  dat 
onze  aanmerkingen  onder  ^  de  hand  welligt  van  gedaante 
zouden  kunnen  veranderen,  is  het  ons  meer   voe^/zaam 
toegefcheenen  daarvan  op  eene  andere  wyze  gebruik  te 

aaaken, 

„  Hoe  zeer  mat  den  ons  onbekenden  Heer  Brieflchryver 

en 
*  .(♦)  Zie  N.  Aïg.  Val  Ltttmef.  h  D.  bL  538. 


k9»      A.  STERK  9  LSB&  BRR.  MUUOB  DRISUnHBIB. 

et)  de  Voorrede r^s  Vertaalers,  (aen  't  Tioofd  van  £t 
Stukje  geplaetst,)  iü  het  algemeen  ioftemmeode,  dat  do 
fcbrifcen  des  Nieuwen  Verbonds  geene  onredelyke  en  on« 
aanneemelyke  Waarheden  bevatten ,  zal  het  echter  in  't 
.vervolg  blvken ,  dat  wy  zulks  niet  overal  gedaan  hebben* 
,,  De  Ceezer  leeze  intusfchen  onbevooroordeeld  over 
de  bedoelingen  en' de  harten  der  Uitgee veren ,  tot  dat  hem 
daarvan  nader  zal  gebleeken  weezen. ' 

Verhandeling  over  de  Ziekte  en  Ontaarding  der  Waterviu 
ten  en  Klieren^  gewoonljk  Struma ,  of  Scrophvh, genoemJ. 

y  Naar  het  Engehch  ^  van  der^Heere  thomas  white  ,  Heeh 
tneester  te  London.  Door  e.  j.  ihomassbn  i  thu£S« 
siNK,  A.  L.  Af.  Philof.  en  Med.  DoHor  in  ^sHage^  Ex^ 

'  traord»  ^sLands  Med.  Do&or^  Medelid  van  verfcheidt 
Geleerde  Genootfchappen.    Te   Lejden^   bj  A.     en  J. 

•  Honkoop  5 1787.  Buiten  het  Foorwerk,  113  bU-  In  gr.  8vö. 


A' 


Hes,  wat  de  besteSchryvcrs  over  den  Aart, de  Oorzaa- 
^  ken  en  de  Geneeswyze  van  deeze  Ziekte  des  Klier- 
geftels  hebben  te  boek  gefteld, heeft  de  HeerwiiiTS  hier 
fn  eeu  kort  beftek  byeen  verzameld,  en  met  eigen  Waar- 

iicemingen  verrykt.  Daarenboven   is  de  wyze,  op 

welke  de  Schryver  zyn  onderwerp  behandelt  zo  bevatte- 
lyk,  en  de  zaaken,  daar  in  voorkomende,  zo  duide- 
lyk  voorgefteld ,  dat  zy  door  min  geoefenden  zeer  gemak- 
kelyk  kunnen  nagegaan  worden.  De  lieer  thubssimk, 
heeft  dus  verdienstlyk  gehandeld  in  de  Vertaaling  van  dit 
nuttig  Werkje  op  zig  te  neemen ;  te  meer  daar  hy  het 
met  eene  Voorreden  verrykt  heeft  die  aan  het  onderwerp 
zelve  veel  licht  geeft,  en  waarin  zyn  Wel  Ed.  jde  oorzaa- 
ien  en  den  loop  deezer  Ziekte  met  betrekking  tot  ons 
Land ,  duidelyk  aangetoond ,  en  met  Waameemlngen  geftaafd 

heeft.  Het  is  onbetwistbaar     zeker  ,  dat   deeze 

Ziekte  in  Engeland  zeer  algemeen  bekendis,  en  met  regt 
als  een  Lands  Ziekte  moet  aangemerkt  worden ;  maar  het 
ïs  ook  niet  minder  zeker,  dat  deeze  zelfde  Ziekte  in  on$ 
I.and  minder  zeldzaam  is,  dan  men  gewoonlj^k  denkt,  en 
thierom  zal  zig  ook  niemand  behoeven  te  verwonderen^ 
wanneer  men  lllegts  de  oorZaaken  deezer  Ziekte  een  wei- 
nig  naagaat,  en  daarby  de  Natuurlyke  Historie  van  on« 
;  Land ,  en  de  gewoone  Lreevenswyze  van  deszelfs  Inwoon- 
deren,    in  Qverweeging  qeemt  -^ —  en  mi^t  die  van  En* 

ge. 


E.  T«  THOM*  k  THÜ|8il|X9  0VBRDB  SCRO|HULA.     193 

(daiid  vergelykt.  Doch  hiet  omtrent  wyzen  wy 

onzen  Leezer  tot    de  Vooneden  van  den  Heer  Vcrtaa^ 


VaderUmdfchc  Historie^  v^ryatundc  dé  GefchUdenisfcn 
der  Vcreenigde  Nederlanden ,  zints  den  aanvang  der 
Noord' Americaanfche  Onkssten^  en  daar  uiï  gevolgden 
Oor  hg  tusfchen  Engeland  en  deezen  Staat  ^  tot  den  te^ 
genwoofdigen  tjd.  Uit  de  Geloofwaardigfie  Sckryvert 
^n  egte  Gedenk/lukken  zamengefield.  Met  Plaaten.  Ten 
Vervolgt  van  viKoit^tiHK*^  Faderland/bhe^  Historie.  Eer^^ 
fic  Deel.  Te  j^mft.  bj  ƒ.  Allart.  Behalven  de  Voorrc^ 
dc^  enz.  342  bladz.  In  gr.  ivo. 

*r  TTeeft  niet  weinig  in,  zich  uit  te  geeveu  voor  den  Op- 
XHvoJger  en  Voonzettep  des  -Werkis  van  een  beroemd 

Man  van  een  Man  als  wagbnaar,  die,  door  zyne 

Vaderlandfche  Historie^  wat  de  nyd  ook  zomtyds  moge 
efchrollen,  eenen  On<lefftyken  Naam  verworven  beeft.  Een 
<mgenoemde  Schryver,  den  aanvang  van  wiens  Arbeid  wy 
hier  voor  ons  hebben,  durft  zniks  beftaan.  „  My  onder*^ 
,s  nam**,  gelyk  hy  zich  uitdrukt  „  den  grooten  wagk- 

^  haar  te  Volgen  —  van  verre  te  volgen ,  wel  wee- 

^,  tende  dat  hy  zynen  zo  eenvoudigen  klaaren  en  geheel 
^  kunstioozen  (lyl,  (zo  niet  de  kunst  hier  de  kunst  be* 
^  dekte,)  in  geenen  deele  bezat.  Gemaakt  tog  zou  her 
99  weezen,  en  de  gedrongenheid  allerwegen  doordraaien, 
,9  indien  iemand  het  ondemame,  en  het  hem  eenigzins 
„  gelukte,  dien  «Schryftrant  op  de  hielen  te  volgen,  en 

„  zyn  eigen  te'  haten  vaaren.   .  Mannen ,  op  wier 

^  oordeel  de  Schryvet  verklaart  of  te  durven, eeu  gedeelte 
„des  Werks  gezien  hebbende,  keurden  het,  zo  hyeenig* 
\^  zins  ten  oogmerke  had  wagenaars  voetftappen  te 
9,  drukken ,  op  verfcheide  plaatzen  te  vuurig ,  en  fchoon 
9,  hy  bekennen  moest  zyn  vuur  menigmaalen  gemaatigt 
^  en  veele  plaatzen  der  loopende  penne  in  't  eerde  op-^ 
,,  dellen  ontloopen,  doorgefchrapt  te  hebben,  was  'er 
,9  ruim  genoeg  ingebleevèn  om  den  altoos  gemaatij^den  en 
yy  bedaarden  w/\obi«aar  eenigermaate  op  zyde  te  blyven.'' 
De  Schryver  verdeedigt  zich' des  wegen  <»  door  eene  op- 
gave van  hetTydperk,  welk  zyne  Vaderiandfche  Historie 
aanvanglyk  zal  befchryven;  zyne  Laad-Tyd-en  Lotgenoo* 
ten,  aan  welk^  by  eene  VoorafTpraak   inrigt,  te  gemoe- 

te 


194  %  tVAfitaLAinDMD:. 

te  voereode.  ,,  Kon  koietbeid  out  dttl-hljHh  0{r  hètBet 
^  fchOQwen.  en.  nagaan  vi^n  de  JLc^gevalkn ,  welke  wy' 
„  hebben  moeten  beleeven  ?  Hoe  zeer  wy  ons  de  wet  vaii.  i 
,»  Onzydigheid ,  ais  eene  eerde  pligt  vooncbreevenyjEouhet  | 
ji  eene  ganCscIi  wraakbaarè  koele  OnverIchiiIigheid',vanOn«  i 
9,  zydigheid  zo  hömelsbreed  oederfeheiden ,  gév^eest  faiet:^\  ' 
^  ben,  de  Locg^valieH  hartsiochteloös  te  boek  te  ftelleu» 
^^Jmmers,  ik  Icbryf  dit .  niet  om .  de  oude  wonden » .by 
39  voorraad, open  te  krabbetp,  daar  ze » onder  bet  leezen, 
^  zeker  meemraalen  zullen  bloeden ;  doch  roer  bet.  aan 
99  om  myne  Schryfwyze  te  billyken*  .  Wiona  ziel ,  niet  e> 
>9  geheel  van  VadetlandlieÊle  ledig  ^koaoalaaten  met  ver* 
9,  ontwaardiging  en  grievend^  fmert  vervuld,  te  worden  9 
9,  als  hy,  naa  dat  onze  Zeevaardro.g^Wjeldig  geplaagd 9 
99  naa  dat  onze  Vlag  en  bet' grondgebied  van  den  Staat  9 
99r  in  vollen  Vrede  9  meènnUlea  gofcKoaden  w^ten,  önf 
99  Vaderland  9  door  eenen  onoegtvaardigen  en  bondbreuki» 
99  oen  Oorlog  oyervallen  «ag^  toen  de  verdeediging  vM 
99  Bet  aai^évo^  Vaderland  «zo  flaaliw  en  flegt  behartigft 
9,  werd,  dat  4e.  vermetele  en  titoticha  vyand  onverhin-t* 
^  derd  en.  ongewroken^  voortging  ^  om  9  heerfctappy  voe^ 
>  9^  rende  op  den  vryea  en  breeden  Oceaan  9  ons  denwlvea 
99  te  bepaauwd  t^  maaken,  en  de.  verregaaofdfte  nnsboodei^ 
99  lingen  aandeedt  9  zonder  dat  wy  ons  (e  weer  fielden» 
99  om  dien  boon  ii  te  weeren ,  de  Cchoonfte  gelegenfae- 
99  den  daar  toe  verzuimden 9  en 9  onze  Schepen,  in  d^ 
^  Zeegaateu  bedryfloos  liggende  9  de  balddaadige  Vyand 
^9  mef  onze  Koopvaardyvaarders  9  en  Volkplantingen^ 
99  naar  welgevallen,  omfprong?  Terwyl  'er  in  den  Lande 
9,  gevonden  werden,  laag  genoeg  van  ziel 9  om  bet 
99  baatlykst  onrecht, ons  aangedaan 9  te  vergoelyken»  ea 
99  de  handen  te  kusfen,  die  de  kfajisters  onzer  Vryheid 
99  boven  onze  hoofden  deeden  rammelen, en  medewrc^eo 
^  om  ze  ons  om  de  hals  te  klinken,  zo  dat  wy  fay  den: 
99  Uuitenlander  eenByfpreuktf  des  Verwyts>  en  eene  Aan- 

99  fluiting  der  Volken  wierden.  ^  Kon,  van  den  an^ 

99  deren  kant,  onze  Schryfwyze  onaangevuurd  blyven^ 
99  als  wyy.te  midden  van  den  haatlyken  drom  ontaarten 
9,  en  ondankbaaren ,  rechtfchapen  Vaderlanders  zagen  te 
9^  voorfchyn  treeden,  die,  by  veele  gelegenheden,  aich 
^  over  het  flegt  Beftuur  van  zaaken  beklaagden,  en  de 
99  verwaarloosde»  óf  lafhartig  en  ten  onrecht  weggefchon*  . 
99  kene  voorregten  durfden  herroepen ,  en  op  een  Gronde 
9»  wettige  Herftelling  aandringen  2  Als.  wy  de   agtbaare 


^  Vcft^ui'  zich  mëtr .  en  meer  boorden  vetheflMi  tagen 
),  Mlkeen  Qoverantwoordelyk  verderf  van  bet  rchoonfte 
^,  Geffieenehdst  ?  — -^---  eeite  agtbaare  Volkftem ,  die  al 
1^  de  Wereld  deed(  blykeo ,  dat  men  de  Onheilen  van 
3,  veelerlei  aart,  tèn  oddefgang  vai^  den  Lande  gefcbikt, 
9,  niet  ami  een  verongelykt*^  en  vertrapt  Volk,  nntar  aan 
^  eenen  -  vttderflyken  9  oni'  niet  seggen  een  verraadly«i 
^,  ken  t€ieleg  vair  kwalyk  gèztiiden  door  d!t  flegtfie  inzig-* 
99  ten  gcicti^veft,  te  w^ten  badé" 

5,  Heeft  de  Heer  vtaoenaar  ,"  vervolgt  de  Schryver, 
;,  zyti  oitfobffb^r  Weft  dè  J^aderlandfche  Historie  op 
„  •t  laatst,  féfyt  geinrgd ' word  ,  met  grooten  wanlust 
,,  V0ar7gc3^^  daat  zyüe  pen  de\  beteugeling  voelde^  dit 
j,  noód$autk/yk  moest  volgen' uU' de  Omwenteling^  vfelhe  hf 
^j  béjihre^^  wy  hebbeb  nvet  Iiis(  gearbeid,  in  het  ver-* 
9*9  tmuiven  van  dagefi  te  beleèven ,  door  tacitu.^^,  tyden 
„  ifon  seldAaam^ geluk  geheeun^  waar  in  het  vry  ftaat 
j,  te  09oettri^iifatmin  mi ^en  te: zeggen  stat  men  gevoelt i 
if  Mistla^^^  deeae .  Vryhèid  zómmigen ,  worden  eeni* 
,9  gtir  daar  ddQr  afgerchrrkt  van  dn  Werk  te  leezeii, 
,,  veroopdeelèii*  anderm  't  zelve  te,  deezer  oorzaake, 
„het  fmert  ons.'  <- — j — -  Dan^  wy.  hebben  hun  niet 
^j-fanmen,  niet  mogen,  ten  wille  weezen, daar  wy,  roet 
„  LUCIANUS ,  liever  zodanige  Leezers  mishaagden  door 
„  de WakrJüid' te  verkoelen^ dan  hunne  'gaed&uring  ver^ 
n  irterven  door  Leugens  t&  koeien  ^  en  de  voomaamfte  web 
^  eens:  Gefehiedrchryyeni ,  volgens  etc  ka  o,  in  agt  namen» 
„  van  niets  te  dut^en»^ zegÊtn  dat  vahch  is\  wy  zullen; 
,;  niisfcMen , by  anderen, dre  geheel'  vuur  zyn,  en  gewoon 
99  bykaab  géenè  andere  dan  daar  door  ingegeeven  8chrif« 
,9  ten  te  ieezen,  -te  koel  voorkomen.  Wy  kennen  de  uit« 
>9  werkzelen  van  Partyfcbappen  ,in  de  tyden  door  ons  be^ 
9,  htndetd,  zo  zeef  als  inuner  woelende;  wy:.weeien  hotf 
99  ëeeze  voorinf{Eenon>enheid  bw^en^  (om  niet  te  Tpredceil 
„  vtii  laage  hunr^ïigen,  en  ^les  nedérflantfende  firoodr 
*,,  fchryvers,)  welke  dikwyl»  PezToohen.en  Daaden  in  zulk 
9,  een  valscb'en  ongetrouw'  licht  plaatzen  ,^tf^  Liefhebberjt 
y,  van  heufche  Onpartydigheid  ^  die  het  om  de  waarheid 
9,  te  doen  isy  gelyi  de  Schryver  van  de  CharaAerkundê 
„  der  Vaderlandfcbe  Gefchiedenisre  zich  uitdrukt,  het  nief 
„  verdraagen  hunnen^  en  alle  reden  hebben^  om  de  Be^ 
99  rigten  van  wederjsyden  te  wantrouwen  ^  en  geen  derzeU 
9,  ven  aan  ie  neekien  dan  naa  ze  in  de  fchaale  der  wik- 
U  l^nde^  Oordeeilmnde.  opfew9o§en  te  hebbem    Men  dg^- 

M»  de^ 


t^  VADBRLAIffDSCHS 

y,  de  bet  ons  niet  euvel,  dat  wy  dee2e^ lesre  (leeds  in» 
,9  (tachtig  waren.  SchamperhedeQ  ce  zeggen ,  en  op  een  te 
^y  (lapeJeii  is  een  kleine, en,  onzes  inziens,  eene  vectgtly^ 
,,  ke  kunöC,  billyke  verontwaardiging,  by  gepaste  gdc 
,^  genheden  te  laaten  blyken ,  regtmaacig. 

Schoon  de  Aanl'praak,  waar  uit  wy  dit  gedeelte  aflchree- 
ven, genoeg  on^dek^  weike  Vaderlandsgezinde  gevoelens 
de  zich  bedekt  houdende  Scbryver  koestert^  geeft  by  in 
't  Slot  nog  te  kennen,  dat  by  de  Suatkundige  Belydenis 
van  den  Eerwaardigen  e.  m.  engklbbrts  onderfchryft; 
en  bier  op  nederkoniende :  Men  weete  met  weinig  woorden 
dat  de  ^chryver  {deezer  Vaderlandfche  Historie)  su>  min 
een  al  te  ff  rooien  invloed  van  het  Stadhouderlyk  bewind  i 
y^aardoor  het  gevaarlyk  word  voor  de  Vryheid  en  Onaf* 
hm  gclyklieid  van  het  Gemeenebest^  als  een  Ariftocrattfche 
ei^eiiHoeddunkelyke  Regeering  van  eenige  Familien,  waar 
by  de  Kegten  der  Burgeren  .niet  winnen ,  kan  goedkeu* 
ren;  waar  niets  meer  verlangt  dan  -dat  het  Schip  van 
Staats  tusfchen  deeze  beide  uiterften^  naa  het  uitgaan 
van  zo  veelt  fiormen^  eindelyk  in  eene  fiille  en  veili^i 
Hayeti  gebragt  worde ,  eer  het ,  by  eene  voortduurende  ver* 
deeldheid  tusfchen  de  Scheepsbcvelhebbers .  en  -  Stuurlieden^ 
geheel  verzeild  raakc^  en  een  prooy  van  ForstlykeVry^' 
ters  wcrdel 

Stelde  deeze  Aanfpraak  des  Scbryvers  ons  in  ftaat ,  ofli 
dus  verre  bero  te  doen  kennen,  en  aan  te>wyxen  hochyde 
voetftappen  van  wagbnaar  ,  naar  zyne  opgave ,  betrecdctt 
heeft.  Uezeive  geeft  ons  ook  aan  de  hand  eenige  byzon-. 
derheden,  wegens  zyne  fcbryfwyze,  welke  wy  mcermaa* 
len  by  den  aanvang  eens  uitgebreiden  WerkS)  hoed^^^S 
het  tegenwoordige  zich  laat  aanzien,  opgaven.  Hier 
komt ,  in  de  eerfte  plaats ,  de  opgave  der  bronnen  waaruit 
hy  geput  heeft,  en  derzdver  aanhaaling.  Onder,  anderen 
betuigt  by  „  het  bevreemde  den  Leezer  niet ,  aan  den 
„  voet  veeier  bladzyden  i  de  'Nieuwe  Nederland/che  JaoT' 
„  boeken  gemeld  te  vinden:  want,  daar  wy,naa  ook  vee- 
„  Ie  andere  Schriften  geraadpleegd  te  hebben,  doorgaans 
,9  de  bedoelde  gevallen,  'bier  te  I^ande,  daar  des^^yK* 
'99  opgetekend ,  aantroffen ,  oordeelden  wy  het  beter ,  20 
„  anderen  niets  byzonders  opleverden,  bet  by  die  Aan* 
5,  baaling  te  laaten  berusten ,  dan  een  aantal  Hy  een  te 
„  voegen,  die  geen  gewigt  aan  de  2aak  konden  byzet- 
„  ten:  te  meer  oordeelden  wy  dit  de  beste  handel wyze» 
9  f  lom  dat  de  Jaarboeken:  een^  Wede  uiimaakeOf  *t  V^ 


99 


99 


'HISTORIE^  197 

^^  eene  algemeene  hoogtgriog^  om  niet  te  zegpen  gezag 
^»  vertf^rven  beeft,  cd  het  zelve,  als  zodanig,  in  de 
jj  meeste  tegenwoordige  Schriften ,  onzen  Staat  betreffen- 
^  de,  wordt  atngebaald,  en.  de  Souverain  Vr  foms  zich 
„  op  beroept.  :  Oeeze  jaarboeken  zyn  bok  de  Ver- 
59  zamelplaats  van  Staatsftukken  en  Oorfpronglyke  Befchei. 
^  den, welke- wy  by  lasge  na  altoos  niet  geheel  konden, 
„  of,  overeenkomflig  met  den  aart  onzes  Werks,  mog- 
„  ten  uitfchryven.  Wy  moesten  'er  zo  veel  uit  ontlee- 
««  nen  als  ter  opheldering  der  gevallen  diende ;  en  heb» 
ben  ze  meermaalen,  wanneer  wy  ze  van  dien  fteropèl 
vonden ,  dat  een  groot  gedeelte ,  of  eenige  afzonderly- 
ke  brokken,  woordlyk  verdienden  gemeld  te  worden, 
afgefehreeven ,  en  dan  onzer  penne  wel  eens  geen  zui« 
5,  ^iet  Nederduitsch  laacen  . ontrollen»  't  Kwam  naamlyk, 
,>  by  zommige  gelegenheden  aan  op  't  woord,  dat,  in  V 
„  Onduitsch  jiitgedrukt,  niet.  altoos  door  een  Duitich 
„  wooid ,  juist  van  diezelfde  betekenis  en  kragt  kon  ver- 
„  vangen  worden; die  do<K onHchryven  te  verhelpen ,dagt 
„  ons  noodióos/,  en  het  veelgewaagde  fmeeden  van  nieu- 
„  we  woorden  oordeekiea  wy  gemaakt.  De  op  zuiver 
„  Ncderduitich  gcjddde  Leezei^  boude  ons  èXt  ten  goede , 
„  wy  hoepen,  dat  Jty.  anders,  over  geene  verwaarloozing 
9,  van  Taal  zal  te  klaagesi  hebben:  en  ook  die  kleine 
„  wanftaltea  gunftig  over  't  hoofd  zien ,  jii  zodaanige 
„  gedeekeas  van  ons  Werk,  waar  in  wy  Aanfpraaken  en 
„  Vertoogen  van.  waardige  Vaderlanders ,  en  anderen , 
„meest  met  hunne ,  eigene  woorden,  nederftellen.  Aan- 
„  fpraaken  en  Vertoogen  ,dikwyls  «meer  de  taal  van  't  Hart 
.,,  dan  die  der.  kunst,  en. waar  in  wy  ons  fchaars,  dan 
„  ter  opkortinge,  eenige  verandering  veroorloofden ,.  dee« 
„»ze  in  onaen  eigen  ftylentaal  te  brengen,  zou  htt  eigen* 

„  aartige  wat  zeg  ik  ?  het  waare  weg- 

„  gehomeö  hebben.  Gebrek  >  aan  oorfpronglyke  Befchei- 
„  den  ftelde  Ottde  Gefchiedfcbryvers  vaak  in  de  onmoge« 
„  lykheid  om.  de  Peribonen,  door  hun  fpreekende  ingè- 
„  voeid,  de  eigen  woorden  in  den  mond  te  leggen ;  zy 
„  moesten  Aanfpraaken  vormen,  en,  zo  veel  mogelyk, 
„  met  de  CharaAers  en  omftandigheden  overeen  brengen* 

„ -%  Wy  hebben  de  (lukken  in  handen ,  en  ze  maa- 

»,  ken,  ter  fneede  bygebVagc,  gtizes  inziens,  de  treffend- 
99  fte  gedeekens  der  gefcluedenisfe  uit:  wy  voelen  daar* 
9»  by  het  mceate ,  en  het  verhaal  blyft  voor  kwyning  be- 
99  waard.   Dat  ;deeze  aanmerking  j  is  bet  anders  noodig. 

Il  DftEL«  N.  ALG.  LBTT.  NO.  5.  O  ,y  die« 


ipS  VADER  LANDSCHE 

„  dicnc  om  ons  tegen  het  verwyt  van  Onkaodlgen,  die 
„  niet  gaarne  veelé  aangeftiptc  plaatsen  in  cene  Gerchie- 
„  denis  ontmoeten ,  te  'dek<(en. 

„  De  ontdekkende  tyd  heeft,  over  vccle  Voorvallen, 

•„  duister  in  de  Jaaren  toen  «e  gebeurden,  een  licht  ver- 

„  fpreid,  van  't  welk  wy  ons,  by  het  te  boek  ftellen  in 

^,  die  dagen,    niet  mogten  bedienen;   dewyl   eeuige  in- 

,9  zigten  en  bedoelingen  vervolgens  eerst  ontwikkeld,  toen 

,>  grootendeels,  of  geheel,  onbekend  waren;    en  andere» 

„  misfchien,  eerst  naderhand  gevottnd,   of  verder  dan  ia 

,„  den  beginne  voortgezet  zyn.    Hadt  men  vccle  deczer, 

„  kundig  vernist,  en  derzelver  waarc  gedaante,  by  tyds 

„  gekend,  andere  en  fterkere  maatregelen  dan  nu,  waren 

'„  gewis,  tot  verydeling,  genomen. De  herinneritv; 

5,  hier  van   zal   op  ontelbaare  plaatzen  onzer  yaderland^ 
•  ^^fchc  Historie  noödig  weezen;  ten  einde  men  geen  voor- 
„  baarig  ongunllig  oordeel  llryke ,  over  de     vcrrigtingen 
„  van  veele  verdienllelyke  Staatsmannen. 

„  In  den  loop  onzes  Werks  oordeelden  wy  met  geen 
",,  llilzwygen  te  mogen  voorby  gaan  de  veelvuldige  Stich* 
„  tingen,  Maaifchappyen  en  Genootibbappen  van  naam, 
„  die,llaande  dit  tydperk,  opkwamen,  ingerigt  om  nutte 
„  Kunften ,  Fraafje  Wetenlchappen,  en  wat  meer  den 
^,  Var^erlaifde  heilzaam  is,  ot  tot  Cieraid  eener  befchaaf- 
„  de  Maatfchappy  ftrckt ,  te  bevorderen  en  aan  te  kwee- 

„  ken.   De  HIadzyden,  met  die  narigten  vervuld, 

«,,  enilen  onzen  Tyd,  by  de  Nakomelingfchap ,  ontheffen 
,,  van  de  blaam »  onzen  Landzaat,  te  meermaalen  docr 
„  den  patydigen  Buitenlander  aan^eïwrceven ,  en  door 
3,  den  op  alles  wat  Buitenlandsch  is,  of  'er  narfmaakt, 
„  averechts  geftelden  inbooreiing,  te  dikwyis  volmoodig 
•„  toegejuicht,  dat  de  Nederlander  nctth  Kunstmin  voed, 
„  noch  V\  eeienfchappen  kweeki.**  • 

•,,  Znmtyds,  wy  bekennen    het  gaarne,    zal  de  Leezer 

„  Kleinigheden  vermeld   vinden:  wy  hébben  ze  vermyd, 

„  waar  wy  meenden  ze  te  kunnen  en  te  moeten  voorby 

„  gaan:  maar  niet  gefchroomd  dezelve»  op  dien   voorgang 

'„  der  beste  Gefchiedfchryveren,  té  boeken,   als  wy  ze 

„  dienftig  vonden,  om   den  toedragt  eener   gebeurtenisfe 

„  van  aanbelang, waar  op  zy  invloed  hadden, te  befchry* 

„  ven ,  of  als  zy   ons  's  Volks  Gezindheid  leerden  ken- 

„  nen.    Gedachtig  aan  de  taal  van  den  grooten  hooft, 

„  op  het    1  ydsbeftek  door  ons  ondernomen  te  befchry- 

,,  ven,   z^ti  loepasfelyk.    Naardien  men  hier  ie  Lande 


HISTORIK*  199 

j^  fk  magtigftc  veranderingen^  by  aanflicHtins ^  of  im* 
,,  mers  by  dapper  toedoen  <,  des  Gemeenen  Mans^  heeft 
^,  zien  invoeren,  en  ook  hedendaagsch  niet  'de  minfte 
^,  kunst  der  Steedfche  Regeer inge ,  in  het  handelen  en  ge» 
j,  rusthouden  der  Menigte  bejiaat^  zo  kan  het  geenzins 
,,  onkerlyk  fchynen  ^  den  opgans,  loop  en  afloop  van  der-- 
99  gelyke  beroerten^  (tn  teffcm  de  middelen ^  misflagen,  en 
„  verzuimenisfcn  waar  door  zy  gefluit  of  geftiid^  gewak^ 
„  kerd  of  onverhinderd  gebleeven  zyn^  befcheidelyk  voor 
,,  oogen  te  ftellen. 

jy  \LtMc  nauwgezette  Tydorde  door  sommige  GePcbied* 
3,  boekers,  op  het  voetfpoor  van  thocydiobSi  gevolgde 
,,  hebben  wy  gemeend  niet  te  moeten  aankleeven;  m&ar 
,,  liever,  op  de  <vyze  van  den  Vader  der  Gerchiedboe« 
„  keren  np.R0OoTus,zaaken  van  een  en  dezelfde  natuur « 
„  als  de  Tydperken  niet  te  wyd' van  elkander  liepen,  by 
,,  ééngevoegd,  en  v;in  het  anders  broklige,-  20  veel  mo* 
99  geJyk^  een  geheel  gemaakt.  Schoon  wy ,  zomtyds ,  daar 
,,  de  Gebeurtenisien  niet  binnen  één  jaar,  onze  in  't  oog 
^  gehoudene  Hoofdafdeeling ,  afliepen,  den  nedergelegden 
9,  draad ,  in  een  ander  weder  hebben  moeten  opvatten ; 
,,  dan  wy  hebben  het  altoos  gedaan  op  de  minst  hortende 
„  wyze.** 

Zo  veel  ontdekt  ons  de  Schryver  van  zichzelven ,  en  van 
zyn  Arbeid*  Ter.wyl  hy,  in  etw  Inleiding  ^  zich  over 
bet  fchry ven  der  Gefchiedenisfe  zyna  eigen  i  yds  verant^ 
woord*  Dit  eerlle  Deel ,  't  welk  met  een  verflag  van  dd 
^oord^  Amerikaanfche  Onlusten  ^  dat  gedenkwaardig  Tyd* 
perk  in^  de  Gefchiedenisfe,  eenen  aanvang  neemt,  loopt 
van  den  jaare  1775  tot  1778.  Jweq  van  voorbereiding 
tot  gewigtiger  gebcurtenisfen ,  wanneer  de  zaaken  allengs* 
kens  belangryker  worden,  en  die  eene  uitvoerige  befchry* 

ving  zuilen  vorderen.  Wy  kunnen,  zo  veel  van 

het  Oogmerk  en  den  Aanleg  gezegd  hebbende,  ons,  voor 
tegenwoordig  niet  inlaaten  tot  het  geeven  van  eene  Proe* 
.ve;  de  volgende  Deelen  zullen  ons  gewis  daar  toe  gele* 
genheid  aanbieden.  — ^ —  Over  *t  algemeen  moeten  wy 
zeggen  9  dat  'de  Schryver  aan  zyn  opgegeevett  plan  vol* 
doende  beantwoord;  en,  fchoon  gemelde  waosnaar  de 
beste  aaueengefchakelde  Gefchiedenis  van  dit  Tydvak  aan- 
vanglyk  oplevert:  zo  dat  by  de  verzogte  aanmoediging 
zyner  Land-  en  Tydgenooten  verdient,  en  boven  al  zal 
waardig  weezen ^  wanneer  by,  tot  de  aapgelegene  jaaren 

Q  a  gei 


iöd  VADElttANDSCHB  HISTORIE. 

gevorderd,  getrouw  blyft   aan   de  wetten,  die  hy  zich 
zeiven  fchyiit-  voorgcfchreeven  te  hebben. 

Eene  op  den  Tyiel  zelve  in  *t  oogloopende  zwaarigheid 
tegen  de  benaaming  van  Feryolg  op  wacbnaars  Vader- 
landfche  Historie  vinden  wy  weggenomen  door  een  RerigC 
van  den  Uitgeever,  die  den  Leezer,  omtrent  het  ontv:d* 
lende  Tydvak  van  den  jaare  1751  tot  1775  verwittigt ♦ 
dat  by  y  om  die  wyde  gaapiflg  niet  te  laaten ,  en  het  Werk 
net  den  Tytel  volkomen  te  doen  overeenfïemmeh ,  zich 
by  den  Schryver  vervoegd  heeft,  met  aanzoek  om  dezelve 
té  Vullen,  en  hem  niet  vreemd  vondt  van  den  voorflagt 
om ,  ontfer  het  bewerken  der  Gefchiedenisre  van  het  thans 
loopend  Tydperk,  ook  htit  tusfchenvallend  Tydvak  te 
bearbeiden  en  dus  een  Geheel  te  maaken;  't  welk  zeet 
gevoegelyk  gefchieden  kan ,  door  de  Deelen  te  laaten  ver- 
volgen tot  het  tegenwoordig  Tydperk^  \  welk  eene 
gansch  andere  gedaante  der  dingen  oplevert. 
'  Wy  zien  het  een  en  ander,  roet  verlangen,  te  gemoe- 
te ; want , hoewel  men,  wat  de  Groote  Gebeurtenisieti  be- 
treft, in  een  Tydkring  door  ons  beleefd,  niet  veel  nieuws 
kan  yerwagten,  daar  de  vaardige  Drukpers  dezelve  ter* 
fiond  onder  *t  ooge  brengt, is  bet  niet  ongevallig,  en  heeft 
het  zyne  zeer  weezenlyke  nuttigheid,  die  Gevallen  eenig- 
eins  in  een  voegelyk  verband  te  befchouwen,  met  der- 
telver  Oorza^ken  en  ültwerkzelen ,  voor  «o  verre  <lie  op 
te  fpenrcn  zyn,  dooreenen  Gelyktydigen  Schryver. Twee 
P^rtraiten,  een  van  dên '  onvergclykelyken  washiiwton, 
en  een  van  den  Volksvriend  joh.  •  derk  van  per  capel- 
rBN ,  vercicren , behalven  de Tytelplaat  en  een liiet  onbeval- 
lig zeegezigtje,  verbeeldende  het  neemen  der  Engelfche 
Paketboot,  het  tegenwoordig  DeeU 

Engeland y  door  j.  w,  van  archenho];tz  ,  uit  het  Hoog- 
auiisch  vertaald  door  y  c,  pelletier,  Eerfte  Deel. 
Te  Amfterdam^  by J.  Sluitffian  van  der  Meer,  1786. 
In  gr.  ivo.  a77  blaak. 

De  vernuftige 'Schryver  van  dit  in  Duitschland  zo  ge- 
Schte  Werk  levert  ons  hier  het  geheel  zyner  Aan- 
merkingen ,  die  hy  op  zyne  reizen  gemaakt  heeft-,  en  van 
welke  hy  te  voorch  reeds  eenige  Fragèeutcn  in  zyn  Jour- 
naal van  Literatuur  en  Volkenkeniris  had  bekend  gemaakt. 
V^  heeft  zelfs )  in  drie  ondencheidene  tydperken^zes  jaa- 

rea 


ENGSLAND  ,  DOOR  J.  W;   VAH  ARCBBNHOLTZ.       flot 

ten  in  Engeland  doorgebragt ,  en  wel  het  grootlle  Deel 
van  1769  tot  1779,  zo  dat  zyne  opmerkingen  geenzias 
door  eenige  reisbefchryving  beftuurd  zyn ,  en  hy  de  waar- 
neemingen  Van  anderen  ten  geleide  van  zyn  oordeel  niet 
iiodig  gehad  heeft,  daar  de  zyne  grootendeels  het  gevolg 
waren  van  zelfs  befchouwde  zaaken;  om 'welke  reden  hy 
van  hallen  en  Engeland ,  doch  byzonder  van  Engeland , 
zo  veele  voorbeelden  aanvoert ,  om  zyne  leezers  in  (laat 
te  Rellen  de  gegrondheid  zyner,  op  ervarenis  gebouwde, 
verbaalen,  zelfs  te  toetzen.  Opmerkzaam  omtrent  alles, 
wat  voor  een  reiziger  maar  eenigzins  van  belang  kan 
zyn,  en  tot  dit  oogmerk  niet  onbereid,  was  de  mensch 
in  zyne  menigvuldige  betrekkingen  en  gezichtpunten  het 
hoofdonderwerp  zyner  betrachtingen.  Hy  was  beftendig 
werkzaam  om'  het  karakteristieke  uit  te  vinden,  en,  m  ge« 
voige  van  deeze ,  niet  ten  eenemaal  mislukte  onderneemii^ 
ge,  vcrlchynen  hier  zo  veele  nieuwe  en  zonderlinge  zaa^ 
ken ,  die  menigvuldige  aanmerkingen  moesten  doen  geboo* 
ren  worden* 

Itw  voorbeelde  hiervan  ftrekkc  het  vdgende  dat  dt 
Schryver  wegens  de  Vryheid  der  Drukpers,  en  daaruit 
voortrpruitende  verlichihcid  der  Engelfchen  heeft  aange- 
tekend. 

„  Men  befpeurt  in  Engeland  by  den  gemeenen  man  meer 
kundigheden  en  oordeel,  dan  ergens  in  eenig  ander  land. 
De  oorzaak  daarvan  is  geene  andere  dan  de  vrye  wyze , 
waarmede  alles,  \^at  voorvalt,  mondeling  of  fchriftelyk 
beoordeeld  wordt.  Men  (laat  dikwils  verwonderd  het  ge* 
riogfte  volk  van  de  wetten,  het  eigendomsrecht,. van  voor- 
rechten  enz.  zeer  vernuftig  te  hooren  redeoeeren.  Een 
andere  goede  uitwerking  der  Drukpers  zyn  de  Nieuwsts^- 
*ngen;  deeze  Tydingen,  die  in  i78o,Wleen  in  Londen, 
's  wcekclyks  drieenzestig  ftuks  gedrukt  wiefden,  behel- 
zen zo  wel  zotierny  en  onzin  als  voortreflyke  zaaken , 
4iie;hoogst  waardig  zyn  geleezen  en  onthouden  te  worden. 
Doorgaans  zyn  het  redeneeringen  van  ftaatsmannen ,  over 
ODftandighe<ien  ,  die  de  gantfche  Natie  interesPeeren , 
waarvan  zich  het  oesterwyf  ook  niet  uitgefloten  denkt  te 
zyn;  waarom  meti  ook  zo  dikwils  dit  foort  van  merirchen 
aantreft,  die  Tydingen  leezen,  en  over  de  openlyke  om- 
flandigbeden  hunne  bedenkingen  maaken.  Het  belangry. 
ke  deezer  bladen  wordt  door  een.  tallooze  menigte ,  mees^ 
tendeels  luimige  aankondigingen,  vermeerderd^  die  in  alle 
mogelyke  geftalten  verrcbyncn,  en  dikwils  van  de  zon- 

Q  3  det- 


tOft  BNGBLANO 

derlingftc  gevolgen   «yn.    Ik  heb,  (by  voorbeeld)  eene 
vrouw  gekend»  welke  baar  man,  die  sy  bedrogen  bad» 
ontlopen  was;  zonder  deeze  tydingen  waa  deeze  berouw^ 
hebbende  en  in  venwyfeling  leevende  vrouw  verlooren^ 
en  de  Tchande  ha^er  man  zeker  en  duurzaam  geweest^ 
op  deeze  wyze   echter  wierd  alles  zeer  fpoedig  en  (lil  in 
orde  gebragt.     De  man  gaf  voor,  dat  zyn  vrouw  buiten»  * 
lands  was  gereisd ;  middelerwyl  liet  hy  in  de  Tydingen  een 
brief,  aan  haar  gefchreeven,   drukken,  zonder  zyn  naam 
of  woonplaats  te  noemen;  intusfchen  wist  hy  zich  toch 
ftan  zyn  vrouw  zeer  kenneiyk  te  maaken,  die  hy  volko- 
men vergevinge  van  al  het  gebeurde  beloofde.     Zy  las 
deeze  tyding,en  antwoordde  door  dit  zelve  middel, maak- 
te bedingen,  en  in  drie  dagen  was  zy  zonder  eenige  op- 
fpraak  by  hem.  Voor  zulke  brieven,  en  voor  alles  in  het 
gemeen,   dat  niet  het  publiek,  maar  byzondere  zaaken, 
ten  voorwerp  heeft,  wordt  naar  gelang  der  grootte  van 
de  bekendmaaking  betaald;  waarby  men,  in  de  drukkery, 
hoe  genaamd,  naar  geen  naam,  woonplaats,  noch  naar 
andere  dingen ,  vraagt.  Zulke  invoegingen  echter, wier  on- 
derwerp de    openlyke   aangelegenheden  of  het   algemeen 
raakende  voorvallen   betreffen,  worden  zonder  betaalinge 
ingelast,  en  gemeenlyk  van  de  ftraat,  dooreene  opening, 
in  de  binnensbi^is  geptaatile  bricvenkas  gedooken,  zo  dat 
de  opfteller   des  briefs  geheet  onbekend    blyft;    wil    hy 
^tch  nochtans  aan  den  drukker  aangeeven,  zo  Itaat  deeze 
onder  verplichting  van  eede  om   zyuen   naam  geheim  te 
houden;  eene  omftandigheid ,  die  met  de  uiter(te  naauw* 
gezetheid  in  acht  genomen  wordt,  vermids  niet  alleen  de 
jswaare  ftraffe  des  meineeds,  maar  ook  het  verlies  . bun* 
ner  voordeelige  Kost  winning',  en   veelligt  ook  de    ver- 
woesting hunner  huizen   door  het  gepeupel,  de  gevolgen 
daarvan  zouden  kunnen  zyn.     De  drukkers  moeten  intus- 
fchen  voor   alles  verantwoorden,  dat  maar  op  een  foort 
van  paskwil  kan    worden   uitgelegd.    In  dit  geval  moet 
de  beledigde  het  op  een    pleitgcding    laaten    aankomen. 
Betreft  de  zaak  den  Koning  of  het  ParJement ,  dan  is  de 
Advocaat  Generaal  klaager;  is  het  gezegde  nogtans  niet 
laag  noch  lastcrlyk,   maar  enkel  op  eene  vrye  wyze  uit- 
gedrukt en  eenigerroaate  gegrond,  zo  kan  de  aangeklaa^^r 
de  ook  verzekerd  zyn  van  den  grootden  Rechtsgeleerden 
des  Ryks  te  zullen  verdeedigd  worden. 
-  ,^  WooDFAL ,  drukker  van  dt  Public  /Idverii/èr,  de  beste 
Tydiög  in  Londen^  bad  Ao.  1770  voor  het  gerecht,  over 

deu 


DOOR  )•   W;  VAN  A{IGHENH0LT2«  203 

den  brief  van  den  beroemden  jotrius^die,  met  eene  groo- 
te  vrymoedigbeid ,  waarheden  eu  eene  wegrukkende  wel- 
fpreekendheid  paarde ,  een  harde  kafnp.  Gantsch  Engeland 
nam  deel  in  deeze  zaakeen  de  beroemdfte  K edenaars  ver* 
fchee  en  hier  voor  *c  gerecht.  Het  kwam  hier  niet  alleen 
aan  op  de  verdeediging  eens  menfchen,  maar  op  de  voor- 
rechten van  ieder  Engelschman,  om  zyne  gedachten  vry- 
moedig,  over  de  publieke  aangelegenheden ,  mondeling  en 
fchriftelyk  te  zeggen.  Woodfal  wicrd  vrygefprokeu ,  en 
het  pleit  geëindigd ,  zonder  dat  de  welfpreekende  Schryver 
bekend  wierd,  wiens  naam  tot  op  deezen  tegenwoordig 
gen  tyd  een  oordoordringelyk  geheim  gebleven  is.  De 
drukker  alleen  weet  die »  want  deeze  brief  was  niet  van 
dien  aartj  om  heimelyk  in  de  bnevenkas  gedoken  te 
worden.  Veele  Kunstrechters  houden  hem  voor  het  fier- 
lykfle  voortbrengzel  in  het  Engelsch  Profa.  Benige  daar 
in  voorkomende  byzondere  redeneerwyzen  en  wendingen 
hebben  het  vermoeden  veroorzaakt,  dat  niemand  dan  de 
beroemde  burre  deeze  vermomde  juNins  zy. 

,,  Dikwils  echter  is  ook  de  kaak  of  een  gevangenisftrafTe 
het  lot  dezer,  drukkers ,  waarvan  zy  zich  nogthans»  door 
aangeevinge  des  Schryvers,  redden  kunnen.  Van  dit  mid- 
del bedienen  zy  zich  toch  nimmer,  ten  zy  dan  dat  de 
Schryver  hier  in  bewilligt.  De  Predikant  home  te  Bent* 
jord^  ^by  Richmond^  was  zo  grootmoedig  dat,  in  1778, 
te  doen.  Deeze  zonderlinge  man,  dik  als  mensch,  patriot 
en  redenaar  vereerenswaardig  is^  en  als  een  van  de  ftich-* 
ters  der  beroemde  maatfchappy  ter  in  ftandbouding  der 
Engelfche  rechten,  de  dankbaarheid  zyner  medeburgei-s 
verdient,  had,  In  eene  Tyding,  den  Americaanfchen  oor- 
log als  een  moordbedryf  afgefchilderd ,  en  de  Hofparty, 
die  dezelve  begundigde,  als  moordenaars  behandeld.  De 
drukker  wierd  gedagvaard ,  en  daar  hy ,  op  uitdrukketyk 
bevel  van  den  Predikant,  hem  als  Schryver  aangaf,  vry- 
gefproken :  home  daarentegen  in  een  eeiijaarige  gevangenist 
verweezen.  Had  hem  zyne  ftand  niet  verfchoond^  niets 
zün'heiTj  van  de  kaak .  hébben  kunnen  hevryden;  eene 
ftraffe,  die,  van  wegens.de  flegte  handeling  van  het  ge- 
meen gepeupel,  dikwils  fchriklyk  is,  maar  ook  fomwyien' 
geheel  zonder  fchande ,  ]a  zelfs  zeer  .tot  eere ,  verftrekt. 
Zo  zag  ik  een  drukker  aan  de  kaak  (laan ,  wien  het  taU 
looze  volk,  in  plaatfe  van  hem  te  mishandelen ,  een  beften- 
dig  yivat  toefuichte;  hem  wierden  ververfchingen  toege- 
bragt,  eu  in  den  mond  gevoerd,  vermits  by  zyne  bandetr 

O  4  niet 


j^4  XNOELAH0 

niet  gebruiken  konde;de  kaak  was  tnet  bloemen  beftrooid, 
en  van  'vooroaame  lieden  omringd,  die  zich  met  hem 
onderhielden,  in  't  kort,  dezelve  verftrekte  hem  tot  eeu 
triumfwagen,  en  hoe  onbekwaam  de  plaats  ook  fcfaynea 
mogte,  kon  hy  tog  dit  uur  onder  de  aangenaamfte  zyns 
levens  teljen. 

„In  't  jaar  1779  wierden  'er  y^m  At  Public  Jdvertifer yiu 
den  winter ,  dagelyks  12000  ftuks  gedrukt,  in  den  zomer 
echter  maar  8000.  Van  den  Daillj  Advcrtifer  daarentegen, 
die  niets  dan  Advcrtisfcmenten  inhoudt,  dagelyks\a«,ooo. 
Dit  handwerk  is  ongemeen  voordeclig,  en  onderhoudt  in 
Londen  alleen  eene  groote  menigre  menfchen ;  zelfs  zoda- 
nig dat  veele  lieden  hier  hun  broo^  by  verdienen ,  in  een 
eigenlyk  gezegden  lediggang..  Deeze  worden  Paragraaf- 
Tchryvers  genoemd,  wyl  zy  kleine  nieuwigheden  van  el- 
ken  dag,  Anecdoten,  enz.  in  KofBehuizen  en  uit  plaizier- 
partyen  inzamelen ,  en  in  Paragraafen  ter  nederftellen ; 
naardat  deeze  nu  lang  of  kort,  gewichtig  of  echt  zyn* 
worden  zy  betaald.  De  Parlementsredevöeringen  worden 
door  vaardige  Schryvers  opgèteekend,  een  foort  van 
menfchen,  welke  men  in  dit  land  vindt.  Wanneer  vj 
in  hunne  kunst  ervaren  zyn,  ontgaat  hen  geen  woord 
des  Redenaars, hoe  fchielyk  hy  ook  immer  fpreeken  mag; 
dit  fchryven  gefchied  door  teekens,  die  niet  alleen  wOi>r* 
den  maar  ook  geheele  phrafen  behelzen. 

„  De  drift  dey  Engelfchen ,  om  daaglyks  vccle  deezer 
Tydingen  te  leezen  en  daarover  te  fpreeken ,  is  mogelyk 
meer  dan  iets  anders  de  oorzaak  van  hunne  ernstnafti* 
ge  gemoedsneiging  en  hunner  on^ezelligheid.  'i  Is  vaak 
moeielyk  een  Engelschman  tot  Ipreeken  te  brengen :  alle 
vraagen  beantwoordt  hy  mee  ja  en  met  neen,  komt  ecb» 
ter  de  ftaatkunde  op  \  tapyt ,  dan  opent  hy  zyn  mond , 
en  wordt  fpraakzaam ,  vermids  deeze  doffe  m  zyn  karak- 
ter geweeven  is.  Het  gaat  de  vreemdelingen  by  een  lang 
verblyf  in  Engeland  even  zo.  Dezelfde  oorzaak  heeft  de- 
zelfde  uitwerking.  Ik  heb  mepfchen  gekend,  die,  by 
hunne  aankomst  in  Engeland,  alle  Staatkundige  onder* 
werpen  verveelde,  en  die  nogtans  in  eenigen  tyd  Entbu- 
fiasttfche  politieken  wierden.  Niets  is  ligter  op  te  losfen. 
Als  een  inwooner  eeiiés  vryen  ftaats,  en  als  een  denkend 
■wezen,  neemt  men,  in  de  openlyke  zaaken  van  aangelegen- 
beid,  deel;  dikwils  is  men  perfoonlyk,  middelyk  of  on- 
middelyk,  daarby  geinterresfeerd ;  men  leert  de  karakters 
der   in    (ta^tszaaken    betrokken  perfoonen  kennen;    men 

maakf 


DOOa  J.  W.  tA^r  ARCRËNHOLTZ.  $0$ 

woiêit  peifoBeeie  kennis  met  hen;  aHe'  geseircbappen 
weergalmen  van  ftaatkunde;  meu  ziet  en  boort  onophou^ 
delyk  vao  openlyke  byeenkomlteti ,  plechtige  ommegangen 
met  verzoektchriften  ,  oploop  van  volk  ,  en  van  zon(4erbaa- 
ie  maatregelen  ter  bereiking  van  een  zeker  doeleinde; 
men  zegt  zyne  meening  over  allé  deeze  voorvallen  ab 
men  zulks  wil ,  in  dagelykrche  blaadjes  week-  en  maand- 
fchriften«  wa^irby  men  zeker  is  van  dtiizendeu  geleezen 
^tc  worden;  dit  alles  verhoogt  het  belanc' op  eene  on- 
^iooflyke  wyze  ^  en  maakt  het  leezen  van  Nieuwstydingen 
in  £ngeïand  tot  eene  waare  hartstocht. 
'  ,,Daar  het  nefgens  din    hier  de  geivoonte  'is  met  de 

fantfche  nfatie,  door    openlyke  bladen,  te  fpreeken,    to 
unnen  andere  volken    de   voonreSykheid   van   dit    mid« 
del  naar  de  uitwerkittgen  beoordeelen.    Ik  heb  'erboven, 
('zegt  de  Schryver)  door  het  verhaal ,  ten  opzichte  der  Emi- 
granten ,  een  uitfteekend    voorbeeld    van    gegeeven ,   daar 
alle  afkondigingen  van  denKanzel,en  door  trommePagy 
niet  het  honderdfte  deel  der  werking  zouden  gehad  heb* 
ben ,  die  hier    een  eenige  Rrief  deed ,  welken  een  ieder 
las.     tiierdoor    werd    deeze    grootc    Stad    op    eenmaal 
naauwkeurig   van  het  voorval  onderricht,  .men  behoefde 
geen  bloot  gerucht '  te  gelooven ,  dat  vervatecht  was ,  en 
dat  een  verftandig  man  weinig  acht.    Hoe  dikmaals  heeft 
men  door  dit  middel   het   Patriottismas  des  volks  aange* 
vunrd  en  wyze  maatregelen  van  allerleien  aart  bevorderd? 
Daar  ondertusfchen  van   eene   ^oede  zaak  het    misbruik 
vaak  onaffcheidelyk  is ,  zo  is  dit  hierby  ook  ongeloöflyk : 
.  zonder  hier  een*  uitzinnigen  Gorden  by  te  brengen ,  die  in 
1780  door  deeze  tydingen  het  gepeupel  ter  zyner  byftand 
te  Tarnen 9  en  Londen  in  hét  grootfte  gevaar,  hragt,   zo 
zyn  *er    boeven ,    die ,    door    valfche    Advertisfementen , 
het  gemeen   op  duizenderlei  wyze  bedriegen,  en  dikwils, 
trotsch   alle     waarfchouwingen ,    ligtgeloovigen    vinden. 
Dan  eens  kondigen  zy  aan ,  dat  zy  kapitanlen  uit  te  zetten 
hebben,  dan   weder  dat  zy  die  op    goede  hypotheequen 
zelfs  wenscbten  te  belcenen.     Hierdoor  komen    zy  met 
lieden  te  famen ,   die  geld  in  vor>rraad  hebben ,  of  zulks 
nodiff  hebben,  en  niet  zelden  gelukken  hunne  ftreeken  om 
menfchen  te  bedriegen.    Anderen  zetten  zeer  aandoenely- 
ke  verhaalen  in  de  Tydingen ,  van  den  ongelukkigen  toe- 
ftand  eener  weduwe^  met  vet  Ie  kinderen,  of  de  ellende 
eenes  van  honger  ftervenden  gryzaart ,  wier  naamen, zoals 
2y  zeggen,  van  wegen  hunner  bloedverwanten^  niet  ge- 

O  $  noemd. 


Bo6  BrVGRLAM» 

noerad  kunnen  worden^  maar  wel  de  plaats  aangeduid ^ 
waar  de  almoesfen  heen  te  zenden  z^n.  Oaaglyks  leest 
men  Ad^erwfcnienun  ^  waar  groote  lommen  aangebodea 
worden  aan  zulke  perHoonen  •  die  invloed  genoeg  by  voor* 
uaame  hebben,  om  voordeelige  posten  te  verfcbafren, 
waarby  bet  diepfte  niizwygen  wordt  beloofd.  Menig 
Schryver  beoordeelt  zyn  werk  zelfs  in  openlyke  blaadjes; 
en  vellen, onder  verfienie  naamen,  hun  oordeel  daarover, 
dat  zy  den  volgenden  dag  onder  him  eigen  naam  aan  tas* 
ten  t  door'  deeze  Spiegelgevechten  verkrygen  zy  aauzieo  , 
worden  bekend,  en  bereiken  dikwils  hun  doel. 

,,  Opeubaare  Nimfen  neemen  het  masker  der  deugd  aan  , 
en  wenfcben,  in  de  Tydingeft,  mannen  van  een  goed  ka« 
rakter  re   huwen;  zy  kondigen  gemeenlyk  aan,  dat   zy 
jong,  welgemaakt  en  van  een  aanzienlyk  vermogen  zyn» 
en  daarom   by  de  mannen  maar  een    klein   Kapitaal»  of 
een   goede  bediening,  verlangen.    Lieden  van   buiten    de 
Provincie  en   andere  onervaren    Perfoonen    vallen   dikwils 
in  dee;fen  ilrik.    Zy  vinden  een  bevallig  meisje   met  de 
zachte  mine    der    onlchuld,  dat    haare  vervolgingen  vaa 
bloedverwanten    en    voogden     zeer    aandoenlyk  weet  te 
fchilderen,  waarby  de  gemaklykheid,  om  haar   vermogen 
in  bezit   te  neemen,  niet  yergeeten  wordt.    Dit  werkt, 
de    man  flaat  toe,  en  ziet  zich  echter,   maar  te  fpade, 
bedrogen.  Ook^mansperfoonen  bieden,  in  zulk  een  incog- 
nito-handeling  ,  hunne  hand  ann,  maar  met   dit  onder- 
fcheid,   dat  zy  geen    vermogen   opgeeven,    noch    hunne 
welgemaaktheid  roemen ,  maar  des  te  meer  hun  verlland  » 
hunne  infchikkelyke  gemoedsaart,   hunne    oplettendheid; 
in  *t  kort  hunnen  goeden   wille,  om  de   aanllaande  echt* 
genoote    gelukkig    te    maaken.     Doch   dit    werkt  echter 
zelden  zo  goed  als  het   eerlle.    Vecltyds  fchertzen  vroly- 
ke  lieden  roet  aankondigingen.  Zy   begeeren,   onder  yer- 
fcheiden  adresfeu,  mannen   en  vrouwen;  brengen  de  zich 
aanmeldende   perfoonen  te  faamen»  en  fpeelén   ook  zelfs 
de  rullen  van  Huwelykzoekers  >  waaruit  dan  de  kluchtig- 
lle  gevallen  ontfhan. 

„  Niemand  echter  weet  zich  de  tydingen  beter  ten  nut- 
te re  maaken ,  dan  de  Adliefpcelers ,  die  daarin  ,  volgens 
jiunne  oogmerken t  niet  alleen  oorlog,  vreede  en  verbon* 
den  fmeeden^  mary  daarenboven  voorvallen  verfinnen, 
en  die  met  alle  o'mdandigheden ,  en  een  fchyn  van  waar* 
beid,  voordraagen.  Hierdoor  gaan  verbaazeude  geldfom* 
men  gewonnen  en  verlooren» 

„De 


DOOR  J.  W.  TAlf  AAOR£lfH0LT8«  Èfff 

^  De  Regeering  heeft  zich  deezen  tak  van  beftaan  ten 
nntte  weeien  te  maaken,  en  trekt  'er  jaarlyks  100,009 
pond  fierlings  van.  De  ftempel  van  ieder  Tyding  kost  een 
halve  Engelfche  penning^  en  op  elk  Aivertisfemenf  zyn 
twee  fi^hellingen  belasting  gefteld.'' 


Reize  naar  de  Oost -Indien  en    China  ^    in    de  Jaarefi 

1774 1781,  op  last  des  Konings  yan  Frankryk^  gedaan 

door  den  Heer  sonnrrat,  Cofnmisfarh  der  Zeezaaken  ^ 
gepenfioneerd  Natuurkundigen  van  den  Koning ,  Korres^ 
pondent  van  zyner  Majejleits  Natuurkundig  Kabinet ,  en 
san  de  Koningljke  Acaaemie  der  H^eetenfcnappen  te  Pa* 
rys ,  Lid  yan  die  te  Lyons  ,  enz.  Uit  het  Fransch  yer*  > 
taalddoer  y  d.  pasteur.  Derde  Deel.  Te  Leyden,  bj 
As'  en  J.  Honkoop,  1786.  In  gr.  8vö.  252  bladz. 

Dit  derde  en  laatfte  Deeltje  (♦)  van  sonnbrat's  Reizen , 
*t  welk  in  't  byzonder  aanmerkelyk  is»  wegens  de  be- 
Ichryving  der  nieuw  ontdekte  voorwerpen ,  zo  wel  in  het 
Kyk  der  Viervoetige  Dieren  en  Vogelen^als^in  dat  der  Plan- 
ten, geeft  ons  tevens»  in  eeinge  aanmerkingen,  een  be- 
knopt denkbeeld  van  Isle  de  France  ,  Bourbon ,  de  Kaap 
de  Goede  Hoop,  Ccylon,  Malacca,  de  Maldivifche,  Phi- 
fippynfche  en  Molukrchp  Eilanden. 

lot  een  ilaaltje,  zullen  wy  hier  mededeelen , het  geenhy 
ons  van  Isle  de  France  opeeeft.  „  In  voorige  tydeo ,  (zegt 
hy ,)  wierd  het  door  de  Hollanders  bewoond ,  zy  wilden 
'er  zelfs  eeiie  Volkplanting  (lichten ;  doch ,  naardien  de 
voordeelen  de'  onkosten  niet  konden  goedmaaken ,  warf  n 

2  verplicht, dat  Eiland  re  verlaaten.  De  Heer  de  la  Bour^ 
nnais^  Gouverneur  van  de  Maatfchappy  op  het  Kiland 
Bourbon  ,  meende  een  land  in  bezit  te  moeten  neemen  ^ 
dat  door  zyne  nabyheid  dienftig  voor  zyn  Gouvernement 
\oxi  zyn.  Gevolglyk  zond  hy  inwooners  om  het  te  bevol- 
ken, en  men  maakte  'er  in  't  vervolg  bet  Hoofdcomptoir 
yan ;  maar  hoe  veel  moeite  men  zich  ook  gegeeven  heb- 
be,  de  grond, altyd  onvruchtbaar,  levert  het  beftaan  van 
den  Planter  niet  op  ;  zyn  voedfel  moet  hem  jaarlyks  van. 
de  vreemde  Natiën  toegevoerd  worden:  de  haven,  alwaar 
men  eene  ftapelplaats  voor  Indie  maaken  kan  ,  is  het 
cenigst  voordeel ,  dat  men  van  deez^  bezitting  trekken 

kanj 

C*)  Zie  van  de  voorige  Deelen  N.  Ag.  L$tt.  I.  D.  bl.  253 
en  II.  D,  bl.  30. 


i^eS  -^        aoimsRAT*j/iustzB 

kan  ;  men  ziet  *er  echter  geeire  bedelaars,  on  dat  iseti 
ikchts  daar  tweederléi..ftanden  kent,  dien  van  Meest&rs» 
en  dien  van  Slaaf.  DeszeHs  bewooners  beginnen  zich  op 
den  Landbouw  toe  te  leggen.  Men  vindt  'er  aanm^e* 
lyke  Ko&'y-  en  Suiker  Ph^tagiëii ;  men  teelt  'er  ook  In- 
digo, welke  de  Araericaanfche  te  boven  gaat;  maar  de 
Plaht,  in  dat  Eiland»  al  te  droog  (taande,  zal  derzelver 
teeling  wel  dra  Verwaarloos^  worden »  om  dat  zy  de  ver« 
tischte  kosten  met  opbrengt ;  men  heeft  niet  nagelaaten , 
vericHillende  zoorten  van  die  Plant  van  Madagaskdr,  van 
de  Kust  van  Coromandel.  van  Agra^  van  Bengale,  van 
China,  van  America,  op  Isle  de  France  te  brengen  ,  om 
die  daar  te  naturalifeereo ;  maar  de  uuflag  beeft  daaraan 
niét  beantwoord,  het  fchynt,  ddt  iy  allen  ontaart  zyn, 
en  dat  de  Amerikaaofclie  foort  de  beste  niet  was,  ver- 
mids  d^eze  in  alle  de  proeven ,  welke  men  met  d^zebe 
genomen  heeft,  niet  meef,dan  de  helfc,  heeft  opgeleverd 
van  het.  geen  uien  daarvan  in  de  nieuwe  wasretd  trekt. 
'  „  De  Heer  de  Cosftgni ,  een  der  yveriglle  Planters  in  dat 
Land,  heeft  zeer .  gewigtige  ontdekkingep.,  omtrent  dat 
onderwerp,  gedaan,  welke  in  zyoe  Verhandeling  bver  de 
Jndigoteelt  vervat  zyn;  een  Werk,  dat  de  Regeering  te 
IsU  de  France  heeft  doen  drukken. 

„De  Speceryen  geeven  een  gegronder  hoop;deHeereA 
de  Tremignon  en  de  Coaivi  bragten  dezelve  aldaar  in 
de  Jaaren  17Ö9  en  1771.  Deeze  twee  tochten  wierden 
gedaan  door  den  Heer  Poivrc ,  Intendant  van  Is/e  de  Fran^ 
ce  ep  Bourbon  ,  die  deeze  twee  Volkplantingen  zoekende 
te  verryken ,  niets  verzuimde  ,  om  baar  deezen  nieuweir 
Tak  van  Koophandel  te  bezorgen.  / 

„  Men  heen  tot  heden  toë  gewild ,  dat  de  Speceryen ,  op 
IsU  de  France  gegroeid ,  hunne  eigenfchappen  gedeeltelyk 
verliezen  zouden ,  maar  zy ,  die  dit  VQorgegeeven  hebben  , 
zyn  bekend  voor  lieden ,  die  den  roem  des  Heeren  Poi^ 
vrc^  welke  hy,  geduurende  zyn  beftier,  behaald  heeft  , 
wangunftig  zyn.  Deeze  Intendant,  heeft  in  de  Volkplan- 
ting ,  vyanden  gehad  ,  en  heeft  'er  nog,  om  dat  hy,  die 
nuuig  is,  den  nyd  altyd  ten  doel  ftaat,  en  het  llaj^tofFer 
der  ondankbaarheid  is-  De  Speceryen  komen  op  Isie  dó 
France  zeer  wel  voort;  de  Kruidnagelen  Boomen,  van 
zaad  geteeld  ,  ftaan  heden  met  Nagelen  bezet ,  die ,  voor 
die,. welke  ons  de  Hollanders  verkoopen,  niet  behoevea 
te  wyken ,  en  de  Franfchen  zullen  hen  in  't  kort  jiiet  al- 
leen  kunnen  misfen,  maar  zelfs  van  die  Speceryen  aan  an. 

de. 


NAA^  DS  ODST-WmBIflB'^  CHINA.  aop 

dffse  Natiën  kaönen  vcrkoopen.  Oe  Miiskiarfn-Booinén 
cyii  zo  wel  niet  geflaa^,  om  djat  die  onder  de  Rooraen 
mi  tweêëriei  Sexe  behooKa^  kn  inet>  deese  huune  boe- 
dooighekl  niet  kende;  zo  dat  'er  flegts  weinige  Wyfjes- 
fcoonien  onder  bet  getal  ,deri  grenen ,  die  men  aangebragc 
beeft ,  gevonden  zyn :,  het  welk  oorzaak  gewee&£  is ,  dac 
ty  zich  zo»  cas  niet  bebhien  kunnen  .vermenigvuldigen  als 
4t  Nagelen 'BQDn)ea:>^Dee£e  gelukkige.,  poogingen  zyn 
wel  waardig,  daCiZy  0lle.de  oplettendbeid  der  Coloniscen 
bezig*  houden  ;  maar : betris  ce  vreezen,  dat  de  Ëuropeaa»- 
nen  ,.  die  haar  dat-&ilaütl...overfteeken,.  ben  van  her  een 
ovcwerp  op  hetaoder  ithijlen  doen^  vdlen,  door  hun  buur 
ne  Systemaiieke  gsil^n.ni^^e  te  deèlen\  en  dat  ey  de 
Koffy  zullen  haieo  v^tacsn ,  om  Katoen  te  pbmten  ,  welke 
jcy  verwiJg^ns  wederom  zullen  uitroeijen,  om. Suikerriet^ 
Korenmais  of  Maaidk  te  teelen.  Ëen  der  grootfte  biadev* 
f»alen  voor  de  vorderingeo  :van  den  Landbouw  i&  ook 
dit  9  dat  geen  Euiopeofanv  daar  intiir. toe,  overglaat»  met 
inzicht^,  om  'er  een  doorgaand  Jdttblyt  te  houden ;  Acft 
gaat  daar  voèp  drie  of  vier  iaareof  ,\  ^eduurende  welken 
tyd  jnen  zich  tracht  te  verryken,-  door  het  vi^eiiirg.  geld  , 
dat  men.  mede  gebrlgt  heeft,,  op.  de  Scfoq^en*  te  vrStgêk 
die,  op  Madagaskar  óf  Mozambique»  Slaaven  gaan  kooi* 
ftn^  een  handel,  die.gpwoonlyk  veel  voordeel  aanbrengt.» 
gelyk  meest  de  zolken^  die  de  Natuur  ohtt^eren.     .        ' 

„De  Inwooner  beOeedt  zyne  overwinst  nooit  tot  verbe» 
tering  der  Landen;  de  Sbaven  werken  üxpr^  wat  kan  m&k 
vsn  een  ellendigen  veiwagten,  die  .men  door  geweld  van 
fweepflagen  dwingt  ^  de  idcevest ,  van  Jtet  geen  by  gtkoet 
beeft  «  on  te  brengen  ?  ik  heb  menseblievende  en  mede- 
lydende  Meesters  gekend,,  die  hen  niet  mishandelden,  en 
hunne  flavemy  vetzachtten,  maar  zy  Z3rn  zeer  weinig 
in  getaC  De  overigen  oefenen  >eene  Wreedc  en  ommei^sch- 
te  tsramiy.  De  Slaaf,  na  dat  hy  den  gebeelen  dag  gd- 
«veikt  heeft,  is  genoodzaakt,  zyne  kost  in  Ae  bosfchen  te 
gaan  zoeken ,  .en  leeft  alleen:  van  ongezonde  wortelem  Zy 
llerven  van  ellende  en  mishandelingen  ,  zonder  het  allei^ 
gëringOe  gevoel  van  medelydeii  op  te  wekken ;  ook  laaten 
zy  geene  gelegenheid  voorby  gaan  ^  om  hunne  ketenen  te 
irerbreeken,  en  in  de  bosfchen  eene  onafbanglyke  armoede 
te  gaan  zoeken. 

„Alle  poogingen  Jer  nyverheid  vermoogên  niets  op  den 
onvruchtbaaren  grond  van  Isic  de  Ftanct  ;  bet  zal  zyrie 
kewooners  altyd  ne(  on^kbaarheid  beloonen,  zy  zullen 

zich 


ftIO  SOimSRAT'S  RBXZt 

zidi  daar  hoek  de  aangenaamheden  vait  het  leven  kunnen 
verfcbaffen;^anc9  zonder  de  verwoestingen  ^  welke  de 
Orkaan^n  aanrechten,  te  rekenen,  hebben  zy  ook  te  wor* 
ftelen  tegen  een  legioen  Kotten  en  fchaadedoende  vogelen  p 
de  Sys  en  de  Dikbek  of' Kersrevtnk  van  Java,  welke  men 
eerst  had  overgebragt  als  zeidzaame  Vogeltjes ,  en  zorgvul- 
dig in  kooitjes  hield ,  xyn  daar  thans  zo  zeer  vermenigvui* 
digd»  dat  zy  byna  alle  oogden  verflinden.  Om  hen  van 
de  bezaaide  Landen  tekeeren,  is  men  verplicht,  verrchei* 
den  Zwarten  op  fchildwacht  te  zetten »  die  geftadig  Tcbieeu* 
wen,  en  iu  de  banden  khippen.De  Ratten  zynin  zulk^eeoe 
groote  menigte  ,  dat  zy  dikwils ,  in  eenen  enkelen  nacht , 
een  veld  met  Mais  kunnen  opëecen ;  zy  eeten  ook  vruch* 
ten ,  en  bederven  de  jonge  Boomen ,  door  de  wonelen  af 
te  knaagen.  Dit  was /zegt  men,  de  oorsaak,  om  welke 
de  Hollanders  dat  ILiland  verbaten  hebben. 

,,  Ueece  ichadelyke  Dieren  hebben  de  aandacht  der  Re^ 
jgeering  bezig  gehouden;. elk  der  Inwooneren  is  verplicht, 
«een  zeker  getal  derzelven  te  dooden,- volgens  het  gecal 
der  Zwarten,  die  hy.  bezit,  en  moet  de  koppen  der  voge» 
Jen,  en  de  Üaarten  der  roeten,  die  hy  gedood  heeft,  aan 
ket*  Comptotr  der  Policie  zenden.  Maar  alle  deeze  voor* 
'SDorgen  kunnen  niet  helpen.  Het  is  onmogelyk,  dat  men 
zich  van  dezelve  ontdaan  kunne,  ten^zy  'er  groote  roof* 
vogelen  en  benden  foldaateu ,  ter  gehyker  tyd,hen  te  keer 
gaan  ;  het  was  op  deeze  wyze ,  aat  men  voorheen  de 
Springhaanen  venlelgde ,  welker  getal  zo  ontzaggelyk  groot 
"was,  dat,  als  eetie  wolk,  uit  zulke  Infeden  be(hande, 
op  een  veld  mfet  Ryst»  Mais  of  Koren  nederviel,  *er  geen 
overblyfzel  van  deeze  gewasfèn  meer  gevonden  weidt. 
£en  vogel  ,  Mardn  genoemd  ,  een  foort  van  Merel  ^  uit 
Indie  overgebragt ,  maakte  zich  die  Infeéten  tot  aas  ^  en 
^e  Regeering  verdelgde  bet  overrchot;  maar  de  tnensch, 
die  niet  dan  het  tegenwoordig  kwaad  befpeurt,  wierd  dra 
moede  zynen  weldoener  voor  zyiie  oogen  te  zieii,  ea 
ondanks  alle  verbod,  doodt  men  dagelyks  veelen  dier  vo» 
gelen. 

„  i/fo  de  Franct  was  altoos  noodlottig,  en  zal  zulks 
«Itoos  zyn  voor  de  bezittingen  der  Franfchen  in  Indte. 
Men  meent  dat  dat  eiland  het  middenpunt  van  bunnen 
koophandel  is ,  en  dat  de  troupes ,  welke  men  daar  ondez^ 
houdt,  in  tyd  van  oorlog  eene  fpoedige  hulp  aan  onze 
Komtoijren  kunnen  toebtengen;  maar  men  weet  dat  mea 
vier  maanden  nodig  heeft  om  tydingen  en  bevelen  naar 


NAAR  DB  OOST-INDIBN  SN  CHINA.  ftll 

liU  dt  'Francc  te  brengen:  welke  naornigheid  men  ook 
aanwende  toe  het  geen  *er  te  doen  is^  aWoorens  men  de 
troupen  kan  Infcbeepen ,  verloopen  'er  echter  nog  acht 
anderen;  ook  is  het  altyd  een  jaar  daarna  geweest^  dat 
alk  de  naar  üidie  gezonden  esquaders  ter  plaatfe  hanner 
beftemming  gekomen  ^yn.  De  Engeirchen  daar  en  tegen 
hebben  hunne  tydmgen  in  zeventig  dagen  (♦);  meesters  van 
Indie  zynde^  hebben  zy  daar  een  aanmerkelyke  krygs» 
siacht,  en  verjaagen  de  Franfchen  geheel  >  alvorens  men 
•  op  hl^  de  Franec.  de  tyding  van  den  oorlog  heeft.  Om 
ons  in  dat  ryk  land  (laande  te  houden,  hebbeen  wy  nood- 
wendig een  haven  op  de  kust  van  Malabaar  nodig»  .van 
waar  onze  Esquaders  (en  allen  tyde  die  der  vyailden  in 
het  oog  kunnen  houden;  men  weel  dnt  men  bet  verlies 
van  JPondichery  tweemalen  aan  het  vertrek  der  esquaders 
verichuldigd  geweest  is,  die  de  kust  van  Coromandd 
verlieten  om  weder  naar  hlc  de  Fr  ante  te  (levenen. 

„  Schoon  hlc  de  France  maar  één  ftip  op  den  aardbol 
beUaat ,  is  dat  eiland  echter  het  aanmerkelykst  gedenkQuk 
van  de  omwentelingen,  welke  de  aarde  ondergaan  heeft. 
Attes,  waaruit  het  beftaat,  is  met  yzer  vermengd;  alles 
is  door  het  vuur  gegaan ;  men  vind  *er  zelf»  den  mond 
van  een  uitgebluscbte  vuurkolk  ^  en  verfcheiden  diepe  ol^ 
deraardfche'  booleo^. 

.,».De  luchtftreek  is  daar  zacht,  gematigd,  zeer  gelyk:, 
men  vindt  'er  geen  fenynig  kruipend  gedierte ;  men  kent 
'er  geen  ander  vergiftig  dier  daiv  den  fcorpioen  en.  den 
.doizepdbeen.    . 

,vDit  eiland  was  eertyds  zeer  ge^nd;  maar  zedert  men 
den  grond  omgeroerd  heeft,  is  men  daar  de  Koorts  on- 
derworpen. Dehaltfen  dat,  houdt  het  rivierwater  (gelyk 
•de  Heer  decasstlNi,  .in  zyn  Traite  de  Findigoterie  zeer 
we). aangemerkt  beeft)  veel  flym  in  zich  door  de  ontbin- 
ding van  de  gewasfen,  die  in  hetzelve  nedervallea,'hfic 
:  geen  verftoppragen  9  hloedvioeijfngen  en  buikloopen  ver- 
'oorzaakt,  die  moeyelyk  te  geneezen  zyn. 

„  lüe  de  France  is  de  meeste   zyner  groeijende    voort- 
.  breogzelen  aan  yvecige  reizigers  verfchuldigd ,  die  dezelve 
vit  Indie,  Ohina,  van    de    Kaap  de  Goede   Hoop,,  en 
iMt  Europa  gebcagt  hebben*    De  Osfen,  gelyk  ook  het 
meeste  gevogelte  y  komen  van  Mtdagascar,   en   de  Paar- 
den 

(*)  (Zie  j.  CAPPER's  Onderrlgtingen  wegens  het  Reizen,  enz. 
In  de  in/Wrfin^,  bl.:XViir.> 


^1^  apwat at'a  rbize 

den  vtn  het  eiland  Bourbon  en  van  de  Kaap.  De  k\M 
is  zeer  viscbryk;  zy  levert  een  menigte  fchelpvisren ,  fteei^ 
planten,  Maarcf^ras  ^tn  z^elfa  kooraal  op;  de  groenten 
zyn  daar  goed,  het  verkeusvlee^ch  voórircflyk,  de  dop* 
«rwten  en  artichokken  zyn  zo  goed  als  die.  in  Frankryk; 
nen  begint  'er  thans .  Aardappelen  te  teelen,  welke  men 
van  de  Kaap  heeft  aangebragr ;  de  patates  zyn  'ér  zeer 
gemeen;  op  fommige  plaatfen  flaagen  de  kudden  wd  en 
•bieugen  veel  winbt  aan;  maar  alzoo  men  geene  andenn 
<lan  zieke  of  by  ongeluk  geftorven  beesten  in  het  ilagt^ 
buis. brengt,  eecen  de  bewooners  der  haven  niet  dan 
üegt,  vleesch. 

,)  Het  voefdfel  der  zwarten  is  mats,  ipaniok,  patetes, 
cambars^  en  worulen  van  Songe;  de  gemeenfle  vnichtcb 
2yn  de  verfchUle^de  foocten  van  Bananes,  de  Ananas, 
tde  Goijavo,  Jambos!' (.^^M/^ra^^^)  en  Mangen.  Men  vindt 
'er  ook  Perflkken  eo  Appelen,  maar  behalven  dat  zy  niet 
ketbeen  zyn 5  kannen  zy  op  verre  na  niet  by  die  van  Eu* 
jopa  haaien;  Cbmmige  ftreeken  brengen  ook  vrugcen  en 
Aardbeziön  voort. 
,    ,,  Men  begint  'er  nog  eenige  andere  goede  vruchten  tt 

Ï lukken,  dank  zy  de  zorgvuldigheid  van  eenige  yverige 
,andbewooners,  vmraL  den  Heer  c f. ré,. Opzichter  van 
's  Konings  tuin,  die,  door  het  geheel  eilaod^zaad  van 
JJitrchi,  van  Longaoe  ,  van  Wampi,  van  Avocat,.  van 
£vi  of  Cytbereavrucht ,  van  de  Kima  of  den  brood- 
boom;  van  Cacao,  van  Kruidnagelen  en  Mnscaaten» 
van  Ravenfara,  van  Sandelhout  en  anderen,  heeft  verfpmd. 
•De'  Heer  de  cossigni,  die  den  fraaiflen  tuin  van  de  volk- 
planting bezit,  beeft  zich  ook  beyverd  om  de  zeldzaa- 
TOe  en  dierbaare  planten,  welken  hy  mét  gtoote  kos- 
ten van  Europa^  van  de  Kaap,  van  Batavia,  van  Chü 
^na  en  uit  Inaic  heeft  ontboden ,  te  vermentgvuidigen^  en 
:den  .inwooners  mede  te  deelen. 

Wat  het  hout  aangaat,  het  ebbenhnut  is  zeer  gen^eo; 
men  vindt  'er  zelfs •^erfcheiden  foorten  van,  gelyk  het 
^wart,  het  wit  en  het  gemarmerd.  De  Heer  linnaus» 
de  Zoon ,  heeft  onlangs  het  geflachc  van  deezen  boom  bé- 
"paald,  dat  men  nog  niet  wist,  hy  rangfcbikt  denZehren 
onder  de  l^iospiros.  Toen  wy  nóg  op  China  handel  dree- 
ven  i  WIS  het  ebbenhont.  een  artikel  van  uitvoer;  onder  de 
«ndere  foorten  van  hout  is  'er  geene,  die  tot  bouwen 
dienen  kan.  De  houten  van  hU  de  Franco  zyn  in  het 
algemeen  te  zwaar,  en  krimpen  omophoudelyk,    Datvja 


MAAR  qO&X^INCaN  KV  «CHINA.  «13 

T!^kmsk^'f  het  eenigst  ^at  oieQ  des  na0d6  g^brui)ren  kan» 
geeft  e^pie  barst,  van  welke  men  asjch  in  (ie  Geneeskunst 
bedient,  en  die  onder  den  naaoi  van  Takaniaqué  bekend 
18.  Het  bont  van  den  Kaoeelboom  wordt  gemeealyk 
voor  fcbrynwerk  gebruikt ,  het  is  fraai  geaderd ,  maar  bet 
neemt  verfcheiden  maanden,  nadat  bet  verwerkt  is>eene 
ftinkende  reak  aan;  het  natte  hout.  Appelboomenhout 
ea  Takamakahout  dienen  gewoonlyk  voor  timmerwerk. 
De  Heer  aché  heeft  onlangs  een  zeer  fraai  hout  ontdekt, 
dat  men  vooreene  foort  van  Roozenhoüt  heeft  aangezien, 
maar  dat  het  niet  is. 

„  Islc  de  Franco  is  zeer  Wildryk ;  men  vihdt  'er  pintadea 
of  paerelhoenderen  in  overvloed»  gemeene  ^n  gepaerelde 
jpatryzen ,  tortelduiven ,  corbigo^ ,  twee  foorcen  van  haazea', 
die  naar  de  Ëurofdfche  gelyken;  de  eerfte  foort, die  klein 
I5,  beeft  jso  veel  van  het  konyn  als  van  iien  hsas,.zy 
graaft  niet  in  de  aarde,  baar  tyf  is  lang,  faaara  ooren  zya 
lort,  en  haar  vleesch  wit.  De  andcra  foort  is  grooter, 
maar  echter  nog  kleiner  dan  dki  van  Ekiropa;  haare  ooren 
zyn  korter,  haar  hair  is  glad. en  kort,  zy  is  daarenboven 
zeer  wel  te  onderfcheiden  door  eene  zwarte  driehoekige 
vlak,  welke  zy  achter  aan  den  kop  heeft.  De  herten  bc»- 
ginnen  minder  gemeen  te  worden;  om  de  geheele  uitroei- 
]ing  derzelveu  voor  te  komen,  is  de  Regeering  genoodzaakt 
geweest  eene  Ordonnantie  uit  tp  vaardigen,  waarby  ieder, 
die  overtuigd  wordt  een  hert  gedood  te  hebben,  in  boete 
geflagen  wordt." 


&n  hanè  vol  Aanteekeningen  op  den  tweeden  Èrief  van  Jen  Heer 
p.  y*  HitMERT  over  de  Rede  en  haaf  Gezag  in  den-  Gods-' 
dienst.  Je  Utrecht  by  A.  van  Paddöaburg ,  i78<5.  ïii  gf. 
octavo  9  98  bhdz» 

De  huii  vol  Aanteekeningen  te  rug  gekaatst  *  of  de  Spottef  ten 
toon  gejtild.  Te  Rotterdam  by  A.  Vis,  1786.  Behalvm  de 
Voorreden  266  bladz*    In  gr*  octavo. 

'T*wee  Gefchn'ften,  waer  ïn  Parryen/er  op  uit  iïyn,  om  elkan- 
der  in  een  belpotlyk  licht  te  ftellen ,  waer  uit  de  Lezer  nfet 
"^«el  nuts  kan  tpekken.  De  Sehryver  der  Anntefkeningen  legt 
het  *er  gemeenlyk  op  toe,  om  haetlyke  of  belacWyfce  'gêvQjgen 
tót  deze  en  gene  Hellingen  vjn  den  Heer  van  Hemert  af  te  lei- 
den ,  en  de  Heer  van  Hemert ,  zyn  Party  briefswyze  beant- 
woordende, nir.ekt  'er  zyn  werk  van, om  het  voorgedragene  al 

11.  l^%tL.  N.  ALG.  LEI  T.  U^S*  P  ^V^^^ 


2i4^  4ANtBBUfnifoiKr» 

(fxKtetkte  goed  te  krareo,  en  hoog  heladilyk  te  maken.         ■■ 
Wy  Mlten  'er  den  Lezer  een  klein  proefje  van  geven«  ■ 
De  twintigflé  aentekening  luid  aldu& 

^  M.  itfó.  En  ^Jckém  dé  laatfle  (de  voorwerpelyke  rede) 
hjfekêuwé  W9rdi ,  ^uittn  öpzichi  op  het  werkzaam  verftand  iéf 
menjchen^^  yfOÊfd—r  u  etv^fwtd  wordt;  en  men  f  door  aftrekking 
ytn  denkbeelden  f  om  denjchakel  kan  denken »  zonder  zich  wetens 
voor  te  fieüen%  iie  Mtrent  denulven  verkeeren:  kan  men  echter  9 
eifenlyk  geffroken^  aan  de  voorwerplyke  rede  denkende  ^  het  mensch- 
lyl  ferfiand  niet  geheel  uitjluiten  t  dewyl  het  zelve  mede  tot  het  geen 

waarlyk  beftaa$  behoort;     fioftot  befchouwing  verfchaft  aan 

denkende  wezens  i-  ,  niet  kmt  gemiit  worden  in  denfchakel  yen 

*t  Heelal;  niet  nalaat ^aUoos  van  de  zogenaamde  eerde  waar- 
beden  gebruik  te  maken  i  en  — —  wanneer  het  werkzaam  is  9  nooi' 
'zaékiyk  eene  beftendige  en  onmiddelyke  bewustheid  zyner  werking 
heeft  (*>  Deze  diqpzinnige  redenering,  in  verband  befchouwd 
met  het  vorim  eo  volgende,  lèoet  eigenlyk  dienen  tot  bewj^t 
dat  de  ooderfcMidtag  tusTchen  de  voor*  en  ooderwerpelyke  reden 
van  dat  belang  niet  is ,  als  mee  meeat»  M  dat  de  onder werpelyke 
rede»  ons  verftand,  de  dgtollte  ptoeflieen  der  waarheid  is« 
Verg,  bl.  164. 

,,  rfetm  niet  kwaalyk  Myn  Beer,  dat  Ik  al  wederom  van  uwe 
eigen  woorden  gebruik  make,  alleen  oièt  verandering  van  onder- 
werp«  Men  kan,  eigenlyk  gef preken,  aan  de  voorwerpelyke  reden 
ienimde ,  het  verjland  van  een  menSch  in  het  dolhuis  niet  geheA 
altfluiten  f  dewyl  het  zelve  mede  tot  het  gene  waanyk  beflaat  be^ 
hoorti  ftof  tot  befchouwing  verfchaft  aan  denkende  wezens  ;  niti 
kan  gemist  worden ,  blykens  de  ondervinding,  in  den  fchakel  van  . 
ïsH  heelal ;  en ,  wanneer  het  werkzaam  is ,  noodzakelyk  eene  he- 
ftendige  en  onmiddelyke  bewustheid  zyner  werking  heeft.  Dus  is 
dan  het  verfiand  van  een  mensch  in  het  dolhuis  de  proeffteen  der 
waarheid! Wat  zegt  gy  nur 

Dezen  trek,  dien  de  Aamekenaer  ongetwyfhld  vemufVig  ge- 
oordeeld  zal  hebben,  beslntwoord  de  Heer  van  Hemert  ^  al  boer- 
tende.  op  deze  wyze. 

„  Overgaande  tot  de  befchouwinge  der  rede^  draagt  gy  uwe 
aanmerkingen  over  dit  (luk  indiervoege  voor,  d  it  ik  opregtdyk 
niet  wete ,  of  ik  my  van  w^e  derzelver  bondigheid  dan  gees- 
tigheid meer  moete  verwondeten. 

„  Ik  had,  in  mynen  tweeden  brief  aan  den  HeerB.,  gefchre- 
ven,  dut  onze  rede  eigenlyk  ons  roenschlyk  veriland  zelfs  Isp 
te  gelyk  metr  de  flof,  welke  bet  zelve  bewerkt,  en  dat,  door 
deze  twee  dingen  van  elkander  af  te.nrdcken,  de  onder(che»« 
dbig  Ta»  ondarwerplyke  en  voorwerplyke  rede  geboren  is;  hoewel 

men 

(•)  ttas  vene  de  eisen  wocvden  via  den  Heer  van  Hmcrt  eer  aanae* 
hadder  btediydc. 


£19  DIE  TE  %V0  GEKAATST*  ^  ^1$, 

HM»  ^cb  noch  het  werk^saam  verfimd  zonder  de  voorwerplyke 
rede*  liodi  de  voonverplyke  rede»  zonder  het  m^nscUyk  ver* 
fiand.  eigenlyk  gefproken»  k  n  voordellen. 

„  Hierover  redeneert  U.  W.  E  ,  volgas  de  redcneerhisde  vaa 
den*  boogverlichten  CramtCf  op  dase  wyze:  kan  mm  aon  de 
vêêfwtrplyke  rede  niet  defUten^  zonder  zich  teveni  ke$  winscUyk 
yerftand  veor  te  ftelien;  dem  kan  mm  9ok  Mn  dez^¥e  nüt  denkm « 
zender  zich  het  ver/iand  van  em  mensch  in  het  dÊJMt  wor  te 
jMkm :  de  reden  hiervan  gevoelt  yder  eed :  wie  kan ,  by  voor- 
beeld, aan  een  hu's  denken,  zonder  zich  tevens  de  puiuhoopen 
van  een  verwoest  géboQw  voor  te  fiellen^! ! !  De  reden,  waarom 
U.  W.  Ë.  juist  van  eenen  doizinni^en  fpreekt,  kan  ik  roet  ze- 
kerheid niet  zeggen;  mooglyk  dat  gy  de  verWyfpfaatfen  dier 
oogelukkigen,  uit  me  schlievendheid ,  dikwils  bezogt  hebt;  of 
dat  uw  lyfarts,  dfe,  volgenc  het  z^gen  van  onzen  vriend  Óti^ 
'Jeliusf  een  liefhebber  der  A^tro^^ie  is,  uwe  horescêêp  gerrok- 
iren,  en  u  onvoorzigtiglyk  voorpeld  beefV,  dat  gy  eindeiyk, 
door  te  veel  vermoeijinge  van  uwen  wysgeerlgei  gees  ,  inge- 
volge van  het  befluit  des  wacb  erti,  C<ie  Hemel  geve,  dit  zulks, 
zo  bet  gebeuren  moet,  ipade  zy!)  in, een  dolhuis  zult  moeteqi 
bewaard  worden. 

„  Dan  w.t  hier  vm  m<^e  zyn,  UWE.  redeneert,  naar  die 
zelfde  methode 9  dus  voort;  moet  de  rede ^  ms  menschlyk verjland ^ 
de  'zakm  toetfen ,  dan  moet  ook  het  verftand  van  een  mmsch  in 
hit  dolhuis  de  zaken  beproeven.  Hierop  vraagt  gy  my ,  wat  ik 
nu  zegge  7  Wilt  gy  het  weten,  Myn  Heer?  ik  zeg  d;p,  dat, 
wanneer  men  u  niet  Ipoedig  ten  Hoó^lèeraMr  in  de  Wysgeerte 
aanftelt,  buitenlanders  u  wel  rcs  tot  Ztch  lokken,  en  met  uwe 
utmuntende  fcherpzinnigheid  hun  voordeel  doen  zullen:  dit 
voorzie  ik  duidelyk,  fcboon  myn  Han  bidt,  dat  het  verhoed 
worde!  ik  zeg  wyders,  ïiet  ge^  eens  tq;en  een  groot  man  van 
uw  (borr  gezegd  werd ;  6  monfieur ,  fous  etez  né  pour  etre  phi^ 
lofophe!  ik  zeg  wyders, ....  maar  zngt!  ik  zoude  wel  alles  zee- 
gen. Wat  ik  denk;  ■  en  hfer  toe  heb  ik  te  veel  van  u  ge- 
leerd! — -*—  Het  is  kkar,  Myn  Heer,  het  verftand  van  em 
mensch  in  het  gekkmhuis  moet  de  waarheid  beproeven ,  C^f »  om  met 
u  te  fpreken,  de  proefftom  der  waarheid  zyn.)  Waarom^  Om  dat 
de  fffde,  othet  mmscklyk  v^Handfde  zaken  beproeven  mtiet.  Door 
eene  byi  moet  het  hout  gekloofd  worden ;  derhalve  ook  door  ee- 
ne  bvl .  weQce  aan  ftukken  gebroken  of  bedorven  is  ! ! 

„Yder  een  ziet  van  zelf*  dat  deze  ongerymde  gevolgen  natuup- 
lyker  wyze  uit  de  ftelling  voordvlodjen ;  en  dfe  dit  niet  ziet  is 
bUnd:  weshalve  UWE.  ten  rechte  beOuit,  dat  'er  wel  deeglyk 
onderfcheid  is  tusfc^^en  de  voor^  en  onderwerplyke  rede,  en  d«t 
niet  het  mensehlyk  verftand  f  maar  de  voorwerplyke  rede,  de  proef- 
fteen  der  waarheid  wesen  kan. 

n  Ot  kan  niet  deiten ,  dat  eenig  rreiffifig » die  flegts  ééo  greintjcn 

P  %  wys- 


2X6  AANTEEKENINGBN»  BIf  DtJ^  TB  KUGL  CEICAATST. 

wysgeerrc  bezit,  aanmerkingen  op  deze  uwe  redeneerfng  maakeo 
zal.  Een  halfblanks  filofoof  tnogt  u  toegraauwen;  Myn  Heeft 
^ryf  Uwe  oogen  eens  uitf  fntdt  uwe  kaars  eens  f  en  lees  mei  den 
hrii  öp  ien  neus^  wat  uw^  vriend,  welken  gy  mderrigtm  wilt »  aan^ 
gaande  het  gezonde  verjland^  aan  den  Heer  B.  gefchreven  hebbei*) l 
Maar,  vaderlief,  by  aldien  u  fets  diergelyks  "wedervaren  niogt, 
vermoei  u  dan  toch  niet,  bid  ik  u;  maar  doe  het  my  metdea 
eerften  weten!  ik  beloof  u,  dat  ik  dan  den  onbefchaamden  wys- 
ncus  Zal  naryden,  en  niet  rusten,  voor  dat  hy  zyne  woorden 
in  zyn  hals  zal  gehaald,  en  aan  uwe  geregtigheid,  op  de  volko* 
mcnite  wyze,  betaald  hebben^" 

Een  enfeele  trek  van  die  n  tuur  gevalt  zomtyds  in  een  Twist- 
fchrift ,  maer  een  Twistfchrift  voor  't  meerencfecl  in  dien  finaek 
opgcfceld ,  heeft  iets  vervelends;  en  *t  is  te  hoopen  dat  de  Heer 
van  Hemen ,  fchoon  hy  hier  zyne  party  ver  meester  zy,  *er  zich 
xiet  "Wcder  toe  zal  laten  vervoeren.  Het  tvnstgeding  over  de 
iLede  is  te  ^rnftig  voor  eene  boenende  behandeling :  en  't  was  te 
•wenfchen ,  gelyk  we  roeds  by  den  aenvang  betuigden  (f) ,  dat 
de  behandeling  van  dit  onderwerp  zich  tusfchen  de  Heren  Jw- 

inet  en  van  Hemert  bepaeide. 

ft 

'    <♦)  Tweede  brief,  bt.  184.  Vervolf. 

Ct)  Zit  jlig.  Vod.  Leturoef.  VII.  D.  bl.  8. 


Esther  in  vier  Sèéken^  door  P.  moens  en  A.  van  overstrate». 
Te  Haarlem,  by  A,  Loosjes  Pz.,  1786.  In  gr.  8yo.  Bekahen 
tiet  Foorwerkp  102  bladz> 

ESTHER,  met  groote  reden,  by  het  Joodendom  tot  op  deezeti 
dag  in  blaakende  hoogachting,  afs  de  naakomelinglchap  van 
Abraham  uit  het  dreigendst  gevaar  gered  hebbende,  verdient, 
zo  uit  hoofde  van  de  betrekking  waarin  wy  als.  Christenen  tot 
oud  Israël  liaan,  als  om  haare  uitfteckende  Vol'kstrouw,  onze 
byzondere  aandacht.  De  JufT.  moens  en  overstraten  fchynen 
ook  van  dat  gevoelen  geweest  te  zyn,  ja  hebben  haar  zelfs  ee- 
ne  fiaaije  Dichtproeve  waardig  geoordeeld.  Overvloedige 
fchoonhcdcn  van  dit  Historisch  gedicht  veroorloven  ons  dezelve 
dien  naam  te  gecvcn.  Op  veele  plaatzen,'t  is  waar,blykt  het 
Dièhtftuk  een  voortbrengzel  te  zyn  van  jeugdige  Geniën,  door 
eenige  oneffenheden,  die,  fchoon  wezenlyk  van  weinig  aanbe- 
lang ,  egter  genoegzaam  zyii ,  om  den  fchitterenden  luister  te  • 
•vcrdooven,  altlians .  eenigzins  te  verminderen.  Deeze  Verten 
zyUf  ondertusfchen ,  onzes  achtens,  veel  hooger  te  waardee- 
ren, dan  die,  w^elke,  fchoon  volkomen  aan  de  kunstregelen 
beantwoorc^nde,  het  duidelykst  gebrek  van  wezendlyke  Uenie 

Ter- 


P.  MOBNS  £N  A.  VAN  OVERSTRATIN,  ÜSTHER.  21  ƒ 

vertooBen.    Tot  eene  kleine  proeve  diene  de  befthryvlug  vaa 
ESTHEJt,  daar  zy  voor  den  Koning  geleid  worde 

Ifanneer  de  Lentezon  de  lieve  roezenblaén 
Qniyouwt ,  bepaereld  met  een  fchiu*rend  morgendropje  f 

Dan  laekt  haar  zfigte  kleur  den  llyden  daagraad  aan  % 
't  Verliefde  kêeltft  Jpeelt  in  *t  geuren  aêmend  knopje. 

Zo  pronkt  Adasfa  thans  met  jeugdig  hheijend  föhoon: 
Geen  weelde  of  weidfche  pracht  fchenkt  haar  geleende  zwieren; 

Natuur  Jpreid  al  haar  ^lans  en  heerlykheid  ten  toon  f 
Laar  Minzaamheid  en  Deugd  haar  ep  't  bevalligst  eieren. 

De  roos  Ar  Welvaart  bloost  op  '^  lelieblank  gelaat. 
De  maagd'lyke  Onfchidd  lacltt  in  helder  flonk^endé  oogen. 

Haare  eed'le  ziel  f   zo  vry  van  list  en  eigenbaat  f 
Maalt  in  elk  trekje  ^t  Jehoon  vun  't  zuivre  deugdsvtrmoogen. 

Haar  golvend  hair  is  met  ètn  bloemfestoen'  getooit^ 
Haar  zedig  fchoon  kan  zelfs  de  fiugfle  Jtarten' roeren. 

Haar  losfe  kleeding  y  om  den  poeslen  hals  geplooid  f 
Is  9  naar  *s  Lands  wys^  bepronkt  met  goud  en  paerelfnoeren* 


Krygsliederen  van  Mr,  j.  ^.  klein  en  Vrouwe  A.  kleyn,  geb. 
ocKERSE,  No.  3.  Te  Utrecht  9  by  G.  T.  van  Paddenburg  en 
2iOon»  1786.    In  8vo.  16  bladz* 

Wiet  minder  fraai,  dan  de  voorlge  Ns.  \s  dit  tegenwoordig 
^  TO)r  on«  liggende.  Onder  fiet  keurig  Siloueth  van  den  zo 
vToegtydig  geftorven  Zeeuwfcben  Dichter  Jkllamy  vindt  nica 
deesse  uitfteekende  Dichtregels. 

En  gy'f  myn  Zeeuwfehe  zanger  1 

Zyt  gy  zo  ras  geveld?  ■  ^     '  ' 

Hy  was ,  Bataaf fche  Helden  I 

Uw  Bard  en  zelfs  een  Held. 

Js  dan  geen  geest ^  hoe  fchittrendf 
'  Voor  uwe  wraak'  behoed  f 
Daar  ge  Eeuwenlang  t  der  waereld 
Tot  last  f  Polypen  voedt. 


P  3  é  Dood! 


ftll  J.  p.  K£iBTN  ,  JOlYGSUEOBtENé 

I  Dêod  l  -^  %jn  heft  wês  éietf 
Men  rtrMryk  Unn  vMard! 

Bimmder  ware  uw  tegen^ 
Had$  ^  hem  ioêi  g^f^émri. 

Sreed  was  zynfmfche  boezem  f 
Zyn  jeugdige  asm  was  zwaar! 

-JBy  was  gefpiêrd  teu  JIrydfr 
Oêfchaapm  veer  gevaar. 

Der  Barden  LievUng  was  hy: 
Een  Zmneftraalt  zyn  lied; 

Wen  sy  •  dêw  LenteweUtent 
Beur  glans  ep  aarde  JMet  i 

Jal  vrisndlykf  als  de  LenêSp 
En  glanzend  t  was  zyn  geestï 

Hy  wasp  voor  NeêrUmd,  aUesl 
Ons  alles,  aehl  geweesti  j 

it  Zingt  Nakomelingen! 

Hem  9  groufsher  Treurgezat^i 
Men  weewt  om  zulk  een  zanger  $ 

Jn  Neêrland^  Eeuwen  lang. 


Ter  Gedachtenis/e  van  bellamt.^  Te  Aatfierdam,  by  A.  Mens 
Jansz»  1786.    In  gr.  %vo.  57  bladz. 

TTenige  Gedidïü 
*-'  algemeen  •iiM 
kunst»  fpreekeo. 


TT  enige  Gedichten  ter  gedachtenis  van  Bellamyf  die»  over  het 
^  algemeen  •  meer  de  taal  der  Vriendfchap,  dan  die  der  Dicht- 


Lykdichten^  ter  Ged^tenisfe  van  den '  Vttmuntenden  Nederland^ 
fchen  Dichter  9  den  Heere  DB  boscu.  Overleeden  te  Amfleldam 
den  27 llm  van  ÏFynmaand  des  jaats  1786.  Te  jÉmfierdam^  by 
P.  J.  Uylenbroek,  1787-  4'  bladz.  In  4(0. 

Een  fraaije  verzameling  van  Gezangen»  der  Gedachtenis  van 
eeoen  zo  kundigen  en  braaven  Man  zeer  waardig. 


Ztf- 


€;  G*  lALtSMAN 9  KAK2L  VAN  KMltUlna.  flTf 

Karel  van  KareUberg,  êf  Téfreel  vtm  ée  MenscfUyke  Blende.  Door 
C  G.  SALTZliAN.  ÜU  hei  Hê9g4uiesch  ^ertêald.  Derde  DeeL 
Te  Jmfieréum.  hy  de  Wed.  J.  Doll,  1786.  Jn  Sv9.  384  bMz. 

To  dit  Peel  flaat  de  Gelcliiedeitis.van  den  Held  van  deezen  Ro^ 
''miD  genoegzaam  ffilr  en  egter  hebben  wy  dit  Deel  weder^ 
om  met  ved  genoegen  doorleeaoen ;  ntt  de  VeHcheide  oreflen- 
de  .Tafiereden  Idesen  wy  het  volgende  ter  proeve  ;  zynde  een 
gedeelce  van  een  Zamenipcaak ,  tusrchen  Braaf  en  eenen  Heer-- 
krandf  <me  •  door  zyne  Studiën ,  oogelchikt  voor  de  zamenleeving 
geworden  is.  Braaf  vraagt  hem ,  bf  hem  aan  tafel  zittende ,  boe 
hy  de  Wyn  vondL 

„  Heerbrand.    De  Wm  ?  wel.  die  is  zeer>goed. 
.  Braaf.  Wat  deidtt  gy  dan  dat  het  voor  wyn  isl^ 

H.  ik  — — -  wat  het  naar  myn  gedachten  voor  wyn  is?  Wei 
vr^  is  *t  niet  Madera? 

B.  Gy  flaat  den  bal  verre  mis»  myn  Heeri  Het  is  niets  dan 
oprechte  Medok  wyn.    De  Madera  wyn  is  immers  niet^  rood.  . 

H.  Is  hy  niet  rood  de  Madera  wyn?  Dat  heb  ik  niet  geweetcn. 

JL  Gy  zult  die  toch  wel  gedronken  hebben  ? 

H.  Heb  ik  bem  gedronken  of  heb  ik  hem  niet  gedronken?  Ik 
weet  bet  zelft  nief  • 

B.  Ik  zou  toch  weeten,  dunkt  my»  wat  ik  dronk.  Ik  geloof 
waarlyk ,  myn  Heer  Heerbrand  \  gy  weet  ook  niet  wat  wy  tbana 
^oor  een  gebraad  hebben  gegeeten. 

H.  Ja,  dat  behoeft  gy  my  toch  niet  te  vnagen.  Was  't  niet  een 
Lamsgd^ad? 

B.  Myn  Heer!  myn  Heer!  waar  h^  gy  qwe  gedachten?  Het 
waren  immers  patr^zen? 

CHy  wreef  %yn  veerhoefd  •  drenk  weder  een  glas  wyn  •  Jhldi 
Mtch  in  postuur  9  regebelde,  fneot  de  neu» » en  nubegen  hy  r> 

n  Ja  lieve  Vrienden!  gy  moet  geduld  met  my  hebben,  ik  ben 
een  leer  arm  ongelukkig  man.  Ik  (chyn  wel  in  de  waereld  te 
zyn,  ben  'er  egter  in  de  daad  niet  in»  maar  altyd  afwoezig.  Stti 
u  een  mensch  voor»  die  de  oogen  altyd  op  den  Grooten  Beer» 
de  Kasflopea»  en  de  hairen  van  Bereuice  vestigt»  en  alle  de  vl. 
ooltjes»  welke  voor  zyne  voeten  bloei  jen»  zonder  dezelve  te 
bemerken;  vertrapt;  dan  hebt  gy  een  waar  denkbeeld  van  my. 
Ik  eet  en  drink;  maar  ^roef  niets;  doorwandel  de  fraalüe  ho- 
ven»  en  zie  niets;  ben  in  het  gezclfchap»  of  het  concert,  in 
den  Ichouwbui^»  en  hoor  niets,  ö  God'  ik  en.  myn  leeven 
ook  aio  moê,  ik  heb  'er  zulk  verdriet  in,  dat  ik  geenen  dag 
roet  grooter  verlangen  verwac  t»  dan  den  dag  van  mynen.dood, 
'Want»  Wat  baat  my  2X  het  ^oede  en  fraaiie  inde  waereld»  wan. 

1  neer 


neer  ifc  *er  geen  gevoel  van  heb  ?  Ik  gaa  de  waereld  door ,  ge- 
l)rfc  een  blinde  eea  kabinet  met  fchilderyon. ' 

Wat  verder  gaat  de  zelfde  man  op  deeze  WfZt »  over  de  op. 
voeding  der  Geleerden,;  dus  voQtt. 

„H. De  geheelê  opvoeding,  welke  wy  genieten,  fchynt 

Oaarop  toe  te  leg^ ,  om  ons  aan  de  aAreeïBigheid  der  gedidl- 
ten  te  gewennen.  Wanoeer  ik  nog  jong  zelde  (dit  zal  Mge- 
twyfeld  een  drukfout  zyn^en  zynde  moeten  wezen)  lette  op  «t 
geen  my  gebeurde»  wierd  ik  gefla^en;  ct  wanneer  ik,  inte. 
gendeeK  myne  zintuigen  verdoofde,  en  my  'm  den  geAt  naar 
Iialie,  Griekenland  of  Palesdna  verplaatfle,  wierd  ik  gepreezen» 
en  alle  myne  medeleerlingen  tot  een  voorbeeld  -vooraefttid. 
Noodzaaklyk  moest  daardoor  by  my  de  begeerte  omftoken  wor- 
den, om  tegen  myne  nafuur  tè  wörftelen,  en  het  ao  verre  te 
brengen,  dat  ik  in  de  waereld  zyn  kon,  zonder  te  letten^  op 
•igeen  in  dezelve  omgaat. 

B.  Op  die  wyze  zyt  gy  Immers  tot  de  geleerdheid  opgeleid, 
gelyk  een  vink  tot  het  zIngein  ^ 

H.  Hoe  brengt  men  die  tot  het  zingen. 
^  B.  Men  maakt  ze  blind ,  opdat  zy  hunne  jgehedle  oplettenbeid 
moeten  vestigen  op  het  zingen* 

:  H.  Deeze  gclykenls  i»  zeer  gepasf.  Ën  ftcl  u  nu  voor,  hoe 
zulk  een  blinde  Vink  zyn  moet,  wanneer  hy  in  het  bosch  by 
'anderen  konit!  dan  kunt  gy  ligtelyk  begrypen,  hoe  ellendig  ik 
ki  de  jnen6ch]'>^e  Maatfchappy  zyn  moet,  dewyl  niet  alleen 
myne  oogen,  maar  bykans  alle  myne  zintuigen,  ongevoelig  ge- 
maakt ayn.'^ 

Op  dcezen  trant  gaat  de  kundige  Schryver  voort,  en  't  is  ik 
aen  eerften  opflag  onbegrypelyk ,  hoe  een  Taferee!  van  Menfcho- 
lyke  Ellende  zo  uitlokkend  kan  gefclireeven  worden.  Alleen 
komt  ons  de  Nonnenhistoriet,  bl.  318.  en  vervolgens,  wat  te 
Romanesk  voor,  en  zou  de  Schryver  langs  geen  andren  weg 
eyo  oogmerk  hebben  kunnen  b^^iken  ? 


♦       ^ 
^ 


ALGEMEENS 

V  ADERLANDSCHE 

LETTER^OEFENINGEK 


De  Bjbel^  door  bcknope  Uitbreidingen  en  ophelderende  Aen*^ 
merkingen  verklaerd^  door  j.  van  nüys  kllnKrnbrkc;,' 
A.  L,  M.  TheoL  en  PhiL  Dr.  Roogleeraer  in  de  H. 
Godset,  en  Kerkl.  Gefch.  aen  het  UI.  jith. ,  en  Predikant 
in  de  Gemeente  te  Amjlerdam:  mitsgaders  Lid  van  hei 

•  Zeeuwsch  Genoot/cliap  der  Wetenjchappcn  te  Vlisfingen. 
DerUende  Deel.      Te  Amjlerdam    by   J.   Allart    ij 86. 

^,  Behahen  het  Voorwerk  632  bladz.in  gr.  oSavo. 

Na  het  behanJekn  der  Gefchied-  en  Dichtkundifite  Boe- 
ken van  den  Bybel ,'  komen  de  Prophetifche  Schrifteii 
in  overweging ,  onder  welken  de  Godfpraken  van  Jefaias 
de  cerlle  plaets  bekleeden;  tot  welker  opheldering  de' Hoog* 
üeeraer  zich  in  dit  Deel  bepaelt.  Onze  geachte  Bybeli^it- 
legger  is ,  in  de  verklaring  van  'dit  gewigiig  Boek  ,  dèör* 
gaens  zeer  oplettend  óp  ene  oordeelkundige  fchifting  en 
verdeeling  der  Prophetifche  Leerredenen ,  welker  fnhoud 
hy  leerzaem  uitbreid  en  opheldert ,  met  een  befcheideti 
voordragt  van  zyn  gevoelen  over  de  voorfpellincen  vért  den 
Propheet ,  zo  nopens  de  lotgevallen  van  \  Joodfche  Volk , 
als  rakende  den  Mesfias  en  de  Euanselie-Kei-k.  Zyn  Hoog* 
eerwaerde  behandelt  dit  Stuk  ,  in  't  een  en  *t  ander  op- 
zicht, zo  beknopt  en  te  gelyk  volledig  ïn  zyne  Toort,  dat 
Bybcloefcnaers  'er  zich  met  vrucht  van  zullen  kunnen  be- 
dienen. Men  oordeele  hiervan  enigermate  uit  het  gene  hy 
ter  opheldewnge  van  Jef.  u.  2-5  bybrengt;  waer  ovet  hy 
het  volgende  eerst  vooraf  laet  gaen. 

„  De  tijd  ,  wanneer  deze  belovte  zou  vervuld  worden 
heet  het  taetst  der  dagen,  vs.  a. 

1.  Het  laetit  der  dagen  betekent ,  in  den  ftijl  der  Joden  i 
aentiid  van  den  mrssias,  of  van  het  Nieuwe  Testamept* 

Zy  verdeelen  de  ganfche  geduurzaemheid  der  waereld 

in  drie  tijdperken,  voor  de  Wet,  onder  de  Wet,  en  in  dê 

dagen  van  den  messfas. De  tijden  van  den  messias 

heten,  niet  alleen  in  het  Propheiisch  woord,  het  laetst  der 
dagen  ,  verg.  onder  anderen,  Jer.  48:  4f.  macr  prtrös 

IL  DBBL.  M.  ALG.  t£TT.  NO.  6.  Q  fpreekt 


te  ft  J.  Vak  NUYS  RLIN&ElliERG 

fpreekc  ook  van  de  laetfte  dagen ,  Hand.  a:  17*  en  PAUtus 
van  het  einde  der  eeuwen,  1  Cor.  9:  si.  — r—  Trouwens» 
mee  het;  hoogfte  recbt*,  wordt  dt  tijd  vnn  het.  Ëuangelie 
hei  laetst  der  dagen  genaerad:  om  dat  dezelve,  met  het 
eindigen  d^er  oude  huUhoudipge  ,  eer\en  ^envapg  nemea 
aoude;*  en  om  dat  de  bedeeling  van  bet  Ëu^ngelie  de  laet- 
lic  is;  zo  dat  'er,  na  dezelve,  geene  verandering  meer  in 
ót  huishtjuding  van  Gods  Kerk  zal  voorvallen. 

„  AUeenlyk  komt  bet  nog  in  bedenking ,  of  deze  belov- 
te  haer  uitzicht  hebbe,  op  de  eerfle  dagen  van  het  Euao- 
gelie;  dan  A^eï  op  den  heerlyken  ftaet  der  Kerke,  welken 

wy  nog  in  den  avond  der  waereld  te  gemolet  zien. 

Onzc?s  erachtens ,  moet  het  op  de  eerde  wijs  begrepen  wor- 
den :  niet  alleen  om  dat  de  vervulling  van  alle  de  byzon- 
derheden,  in  den  (lerkften  nadruk,  in  het  begin  der  Ëuan* 
gelifche  bedeeling  kan  worden  aengewezen;  maerook  voor- 
namelyk,  om  dat  toen  ter  tijd  des  hebren  woord  en  wet» 
wit  Jeru&lem,  tot  d(?  Heidenen  is .  uitg^gaen.  vs.  3.  • — ■ — 
Wy.ondcrfcheiden  in  deze  belovte  twee  hoofdzaken.  LDe 
verheffing  van  den  Tempelberg,  boven  'alle  andere  bergen 
van  den  wijden  aerdbodem,  vs.  51 .  IL  De  merkwaerdige 
gevolgen ,  welke  deze  gebeurtenis  hebbep  zoude ,  op  ca 
ouder  de  Heidénen,  vs.  a'»-5. 

1.    BNDB   HET  SAL  Cï^SCüIEDEN   IN    HET    LARTSTB    DER 

DACtN,  in  hQt  begin  der  Euangelifchc  bedeeling,  dat  Si- 
on,   ^(^)   DE   BtRGH   DES   HUYSES   pES  HREUEW,   Op    WelkCQ 

de  prachtige  Tempel  gebouwd  is,  door  eene  wonderdoen- 
de kracht  saLi  geplaeist ,   en  onbeweeglyk  vastgestelt 

ZIJN  OP  DEN  TOf  DER  hoogfle  BERGEN  ,  ENDE  DAT  HY 
SAL   VERHEVEN  WOUDEN   BOVEN  DE  HEUVELEN,  ZOO  dat  dC 

Tempelberg,  boven  alle  heuvelen,  en  toppunten  der  meest 
verhevene  bergen  van  den  wijdep  aerdbodem  ver  weg  zal 
uitftekenj  ende  tot  denselven  sullen  alle  heydenen 
toevloeijen:  even  als  kleine  rivieren,  welken,  elkander 
ontmoetende,  in  eenen  algemeenen  kuil  ie  zaroen  vloeien. 
„  Het  wijst  zich  van  zelfs,  dat  het  een  en  ander  in  ee- 
nen geestelyken  zin  moet  worden  opgevati Sioo^ 

dê  berg  van  ';  hreren  huis  ,  is  een'  zeer  bekend  Einne- 
prent  van  de  Kerl;  des  Nieuwen  Testaments  ,   Pf.  d4:  3. 

lef.  56;  7.  — •    Bergen  én  heuvelen  zijn  zinbeelden  van 

'Koningrijken  en  Staten  ,  vtjrg.  Jer.  51:  25.    lu  het  byzon- 

dcr 

ia)  Micha  4:  !• 


*    tIML.  VAN  DBN  BTBEI/.  ^%j 

éér  zalkn  ons  de  bergen  en  heuvelen  de  tempelen  der  H«- 
denJcbe  afgoden  venoonen ;  in  tegenftellbg  van  den  berg 
▼an  's  HEBR£N  huifi  ^  de  plaets  van  den  waren  Godsdienst. 
Jiter  komt  nog  by^  dat  de  Heidenen  zich  verbeelden^  dat 
de  toppen  der  bergen  eene  byzondere  gemeenfcbap  hadden 
met  hunne  gewaende  Godheden ;  en  dat  de  afgoden  zelve 
daerom  bergen  en  heuvelen  fdiijnen  genaemd  te  worden , 
Jer.  3!  23»    . 

49  De  Godfpraek  derbalven,  iM  zal  gefehiedcn  enz.  geevt 

drie.iiooflzaken  te  kennen.  {i\)  Dat  de  Suangeiie- 

kerk  meer  aenaien  hebben  zoude ,  dan  de  grootfle  Kooiug- 
rijken  der  acrdc*  — ^  (a.)  Dat  alle  Kouingrijken  trx  heer- 
fchappyea  der  waereld  zich,  van  tijd  tqt  tijd,  aen  die  m^ 
angeliekerk  onderwerpen  zouden.  — ^  (3.)  Dat  de  le^ 
van  bet  Ëuangelie  den  verfoeilyken  afgodscuenst,  onder  de 
Heidenen,  zoude  uitroeien.    *  . 

M  De  volgende  uitfpraek,  en  tot  d<nzctyen  zullen  alU  Hei- 

dcnen  toevloeien^  fluit  de  volgende  zaken  in  zich. (jk*^ 

Dat  de  Heidenfche  volken  zich  van  tijd  tot  tijd  bekeeren, 

co  by  de  ware  Kerk  voegen  zouden.  (a.)  Dat  zy, 

even  al3  waterftroomen  ,  i»  zttt  groote  menigte  komen 

zouden. (3.)  Dat  zy  zich,  even  als  een  ftark^gcdro* 

ven  waterftroom',  met  drivt^  yver  en  volvaerdigbeid ,  by 
de  gemeanfcfaap  der  ware  Kerk  voegen  zouden. 

9,  Ëindeiyk  heeft  men  nog  op  te  merken,  dat  hter.in  de 
Prophetifche  vertooning  iets  bovennatuutrlyks  yoorkqtne.  Dö 
berg  van  *s  hcbrbn  huis  zou^-  bovea  den.  top  der  boogftci 
bergen,  verheven  worden ^  en  evenwel  zou  de  ftroom  dei? 
Heidenen  derwaerds  henen  vloeien.    Dit  is  een  wopderaai* 

dig  verfcbijnfel» Het  geevt  In  den  Prophctitcti^n  zin 

te  kennen:  dat  de  Heidenen^  door  de  almachtige  gens^dd 
van  den  Heiligen  Geest ,  deroiate  ssouden  be wrocht  wer^ 
den ,  dat  zy ,  in  weerwil  van  hunne  natuurlyke  neigioj^en.^ 
den  dienst  der  afgoden  verlaten  f  en  zich  tot  den  If  yendigeok 
God  bekeeren  zouden.  .   ^ 

3.  BMOft  vALB.voLCRBN,  eeue  %^«t  groote  menigte  vaifl 
Heidenen  ^  svllen  ,  tot  den  berg  van  *s  hbbrkn  liuisy 
HBNBA  OABN ,  zlch  voegou  by  de  gemetnfcfaap  der  ware 
Kerk ,  rnob  tot  elkander  sbgobn  ^  komt  labt  ons  op- 
GABN  TOT  MN  geestelykeu  bbrqh  dbs  hbbkbn  ,  tox* 
DBN  HUYSB  DBS  ooDTs  JACOBS,  OP  DAT  HY,  die  alleen  dft 
ware  God  is,  ons  lbbrb  van  sijnb  wbgbi^  én  geboden, 
welke  wy,  ter  on^er  eeuwige  behoudenisfe ,  bewandelen  eil 
betrachten  moeten  ^  ekdb  dat  wy  wandjuubn  xn  sijas 


^j.  j.  VAN  NÜXS  «WNEEïfBtRil 

PADfeii    tóor  höt  biymöcdig  gehoorziiHien  v»  zijie  gebb» 

den  •   WANT  f*)    "VT  ZtON  SAL    üE   WHT   ÜYTOABN ,  EMOS 

nFs'wEERfcw  wooRT  üYT  jitRüSALEM ,  Het  fcuangefie  ztl 
eersr  te  Icrufalem  en  onder  de  JcKÜen,  gepredikt  worden, 
•en  vah  daer  vervolgens,  tot  de  Heidenen  woiden  overge- 

**T  EN0B  HY  SAL  WCHTEM  ONDER  DE  HEVDENEN,  EN- 
tlE  B  STRAFFEN  VELE  VOLCREREN  :  EN0E  SY  Stjr^LPM 
HARE  C  SWEEADEM  SLABN  TOT  üF'AÖEN  ,  ENDE  HA^^ 
SPIESSEN  TOT  SIC^ELEN;  [het  e^ne']  VOLCK  EN  SAL  TE- 
OEN  1*'/  at7der'\  VOLCK  GEEN  SWEERT  OPHEFFEN»  HOCW 
SY  EN  SULLEN  GEEN  OORL JOE  MEER  lAEREN. 

Wie  ts  hier  de  perlooii ,  van  wdken  de  Propheet  «egt 
w'  zal  YtèhteH.  enz.  Buiten  allen  twijflFel  de  heer  ,  ét 
^  Xiod  ran  ^acoB^  van  welken  vs.  3  gefproken  i»;  byzonder 
de  MESSIAS,  zoo  als  hy,  tot  ecnen  Richter  op  den  ver. 
fcoogden  Tempelberg,  tot  Koning  over  de  Euangeliekerk , 
eou  verhoogd  ^ort^tt,  vergelijk  Pf.  a:  6.  ,   .  "     J 

De  Heidenen  efti  vofttf«  zijn  zekerlyk  die  zelvde  hci- 
^enfche  vofttn,  welke  «ch  van  tüdtot  tijd,  van  de  af^ 

ffoden ,  én  dett  lévei^digen  <3«d»  bdteeren  zouden. 

Maar  wat  «egt  hti  richten  én  hefiraffenV  Sommigen  netnen 
liet;  in  cene«  kVvftdeii  dn,  voor  de  daed  van  ccnen  ver- 
aramden  Richter;  en  rteen«n,.  dat  de  Geest  derGodftferaek 
fièt  bö»  hèbbe-,  óp  die  fcfchtbafe  en.  voorbeeldifi:e  ftrafgc: 
i'tehtéh  wdke  de  vertioogde  messias,  aen  de  vyanden  van 
zijn  Ko'ningifijk,  «oude  ait>>efFenen.  Oon ,  vermids  bet, 
fcniéserachtttis,  uit  het  verban*  met  vs.  2 ,  3  tiUerWijk- 
ttiérst  is,  dat  Wer  Aiet  van  vyanden  der  Kerke,  maer  vaft 
bekeerde  Heidertèn,  gdi>rökcn  worde,  voegen  wy  ons  lie- 
*eT  bv  deziilkcn ,  die  'de  uiwlrokkmgen  m  eenen  goeden 
zin  liemen  — ^—  Het  Wk>oTd  rfcfeish  «1  hier,  gelijk 
róèrmaléü*,  in  1^«t  lilRetïieen  tegeeren  betekenen,  verg.Pf. 
(m  ^  Hkt  a^niièr  woord  b^firaffen  zegt ,  m  die  buiging,' 
in  welke  het  hier  voorkomt,  iemand  door  kracht  van  re? 
déireiï  overtuigen,  Oe  Gödfjiraek  zal  derhalven  te  kennen 
«even  dat  de  VertiCK)gde  mbssias  over  de  bekeerde  Hei- 
Sènen  Tteeifchen  zoude,  «i,  van  tijd  tot  tijd,  al  meer  vot 
kbrf  ftiët  docyr  géWöld  van  wapenen,  maer  door  zedelyke 
Aiddeten,  krachtig  gemaekt 'door  aijnen  Geest,  onder  zij- 
Ae  heerfchappy  brengen  zoude. 

»'         <         '  < 

■q)  Pf.'  i'ior  2.-  (O  Jo«I  3*  ^O'  ' 


De  YÓtgendt  woorden  ,  en  zy  zullen  hunne  zwoerden 
fiaen  tat  /paden  enz,  teekenen  eenen  rijd  van  rust  en  vre- 
de«  in  welken  de  Krijg5wapenen ,  toe  werktuigen  van  den 
akkerbouw»  heifraeed  worden.  Wy  Jeeren  'er  uit:  (ij 
Dat  'er  een  geestelyke  v^ede  >  onder  de  bekeerde  Heidenen» 
heerfchen  zoude ,  voor  zoo  verre  zy ,  in  onderlinge  lievde^ 
vrede  en  eensgezindheid  ,  zouden  verbonden  zijn  ;   verg. 

Pf.  7a:  7.  (2)  Dat  de  bekeerde  Heidenen  i  .uit  on- 

derfcheidene  Koningrijken ,  die ,  in  eenen  ouderlingen  na- 
tionalen  haet ,  geboren  en  opgevoed  waren  ,  nu  elkander 

als  broederen  berchouweu  en  behandelen  zouden.  (3) 

Dat  de  bekeerde  Heidenen  zich,  met  de  geloovige  Joden, 

lievUjk  zoudeD  vereenigen.  (4)  Dat  de  leer  van  het 

Etiangelic  des  vredes  den  woesten  aert  der  Heidenen  be^ 
fchaven  zoude,  en  in  zoo  ver  de  eiKlerlinge  oorlogen  ea 
bloedftoningen  verminderen. 

,,  5.  Dan  zullen  de  bekeerde  Heidenen  zelvs  de  Joden 
gemoedelyk  opwekken  ^  om  den  uesa  in  waerheid  te  die- 
nen .  KOMT  GY  Huvs  en  nageflacht  jacobs  ,  zullen  de  ge^ 
Joovige  Heidenen  zeggen »  BNOfi  labt  ons  te  zamen  blj» 
moedig  wandelbn  in  den  lichts  des  heereNj  naê 
het  voorfchrift  van  het  verlichtend  Ëuangelie.'' 


Marcus  en  lucas  in  het  gemeen  y  en  voor  sio  verre  jksvs 
Opjlanding  betreft  ^  in  het  by zonder  ^  verdedigd \  en  ver- 
klaring  van  Matt.  XXIV.  27,  28.  Èoor  djrr  coftNELis 
van  voorst.  Predikant  te  Hien  en  Dodewaard.  Te  Ley* 
den  by  A.  en  J.  Honkoop,  1786.  Bchalyen  het  Voor^ 
werk  2 £2  bladz»  in  gr.  oüavo. 

By  de  wederlegging  der  Fragmenten^  door 'den  Hoojj- 
Iceraer  Michaèlis ,  in  zyne  Verklaaring  der  gefchiede^ 
nis  van  de  begraayenisfe  en  opfiandinge  van  Christus ,  (♦) 
heeft  die  Hooiileeraer  zich ,  naer  't.  oordeel  van  den  Eer- 
waetvkn  van  Voorst^  (die  't  anders  een  keurig  Werk  Ichat,) 
bediend  van  Hellingen,  die- niet  wel  gegrond  zyn,  en  in 
dit  geval  een  nadeelig  gevolg  hebben.  ,,  Zyne  flellingen^ 
„  zegt  hy  -»  hebben  hem  te  gelyk  aanleiding  gegeeven ,  om 
„  ene  en  andere  van  den  Fragmentfchryver  taeen  Jezus 
,,  Opftanding  gemaakte  zwarigheid  niet  zo  krachtig  te  we- 


(♦)  Zie  4\g^  Vüi.  Uttefef.  VL  p.  W.  3,«. 

Q  3 


„  dei- 


%t6  B.  C.  VAtf  VOORST 

,,  dcrieggen ,  als  wel  anderen.    De  Ridder  doch  meent| 
„  gelyk  uit  zyne  Inleiding  to$  de  Schrifien  des  Nieuwen 
„  TeUnments  al  bekend  is,  dat  wy  voor  de  ingeving  en 
„  godlykheid  van  Marcus  en  Lucas  ge^ie  zekere  gronden 
9,  hebben ,  altans  niet  zo  £eker  als  van  de  Schriften  der 
„  Apostelen  :  hierby  verwerpt  hy  ook  de  twaalf  laaide  ver- 
3,  Teil  van  Marcus  Euangelium,  als  welke  van  dien  Ëuan- 
„  geilst  niet  zouden  voortgekomen  zyn.    Deeze  zyne  ftel« 
,,  lingen  dan ,  gelyk  ik  reeds  begon  te  zeggen ,  hebben  ver- 
„  oorzaakt ,   dat  hy  de  bedenkingen  van  den  Fragment* 
f9  fchryvef  tegen  Marcus  en  Lucas ,  vooral  tegen  de  twaalf 
„  laatfte  verzen  van  Marcus,  niet  zo  zeer  gewogen ,  noch- 
„  zo  bondig  wederlegd  heeft ,   als  wei  die ,   welke  tegen 
„  MaithflBUS  en  vooral  tegen  Johannes  zyn  gemaakt/'  Zulks 
heeft  den  Eerwaerdem  yi?«  Foors$  genoopt,  dit  onderwerp 
opzetlyk  onder  handen  te  nem^n,  en  zyne  nafpooringen, 
niet  de  uitgave  van  ,dit  Gefchrift ,  openlyk  gemeen  te  ma- 
ken.   In  de  eerfte  plaetze  toont  hy  aen  op  welke  gronden 
men,  niet  alleen  waerfchynlyk ,  niaer  ook  öellig,  beweren 
kan ,  dat  Marcus  en  Lucas  onder  ene  Oodlyke  ingeving, 
«ok  in  *t  Gefchiedkundige  ,   gefchreven  hebben.     Verder 
flaeft  hy  de  echtheid  der  opgemelde  twaelf  lactfte  verzen, 
jnet  beantwoording  der  bedenkingen  daer  tegen  te  berde 
gebragt.    En  hierop  verledigt  hy  zich  tot  het  nagaen  der 
zwarigheden  tegen, het  verhael  van  Marcus  en  Lucas,  no- 
pens de  begravenis  en  opftanding  van  Jezus,  aangevoerd, 
poi ,  ter  wederlegginge  van  dezelvcn ,  te  doen  zien ,  dat  zy 
in  hunne  verhalen  niet  gedwaeld  hebben,  en,  zo  met  el- 
kandereu,  als  met  de  andere  Euangelisten,  in  alles  volko- 
men overeenftenimen.  Zyn  Eerwaerde  behandelt  dit 

Stuk  zeer  onderfcheidenlyk ,  met  ene  welwikkende  oordeel- 
kunde,  die  hem  in  ftaet  (lelt,  om  verfcheideu  byzondephe- 
den  ,  in  't  beoogde  Ëuaugelieverhael ,  in  een  duidelyker 
]icht  te  plaetzen ,  dan  wel  door  den  Hoogieeraer  Michailis 
l^efchied  was. 

De  Eerwaerde  van  FoarH  heeft  >  by  de  ontvouwing  van 
dit  onderwerp ,  nog  gevoegd ,  zyne  bedenkingen  over  dea 
zin  van  ^s  Heillands  voordel^  Maith.  XXiV,  37,  aS.  H^t 
komt  hem  voor,  dat  de  Uitleggers,  in  de  verklaring  dier 
woerden,  tot  nog  niet  wél  geflaegd  zyn;  dit  heeft  hem 
-ene  nieuwe  pooging  doen  aanwenden ,  in  zyne  verklaring 
desv^^gens  ,  die  der  overdcnkinge  wel  waerdig  is ,  ter  proe- 
ve doen  voorftellen.  Hy  neenit  de  voornaeinfte  uitleggia- 
^HXi  van  dit  voorft^l  In  opmerking,  beoordeel^  dezelven  met 


MARCU8  SN  LUCAS  VB&DSOICD.  fLay 

beTcbeidendlieid  ,  en  toont  beknep^  om  welke  reden  de*, 
celveo  hem  niet  voldoen ;  waerop  hy  dan  verder  zync  uit. 
legging  indezervoege  voordraegt. 

„  Er  is,  (zegt  by  ten  aenzien.van  bet  a/^c  vers,)  niets 
itttuurlyker  en  gewoner  in  den  bliicfera,  dan  htt  Jchielyke 
en  kortflondige  ^  zo  dat  de  blikfcm (halen  in  het  kortfton^ 
digst  ogenblik  fchynen  en  ophouden.  Wanneer  dan  eenf 
gelykenis  van  den  blikfem  ontleend  wordt,  kan  er  geene 
zo  natuurlyk  zyn,  dan,  wanneer  er  gezien  wordt  op  het 
fchielyk  voorbygaan  en  ophouden  der  bUkfemflraakn.  Hier* 
op  nu  wordt  luist  in  ons  vers  gezinfpeeld ,  gelyk  zelfs  de 
iwoorden  van  het  Oosten  naar  het  TVeiten  bevestigen,  wel* 
ke  geheel  ovenollig  zyn ,  wanneer  wy  hier  aan  het  onver^ 
wacht  fchynen  van  den  blikfem  denken;  maar  van  grooten 
nadruk,  wanneer  wy  het  fchiefyke  van  den  blikfem  ondet 
bet  oog  houden,  zo  dat  de  gelykenis  dus  luidt:  gefyk  de 
biik/em^  wanneer  zy  zelfs  van  het  OêSten  naar  het  Westen 
looft ^  naaren  loop  in  een  oogenblik  voleindt^  alzo  is  ook  de 
verjchyning  van  den  Zoon  des  menfchen^  De  Heiland  leert 
dan  met  deze  gelykenis ;  dat  zyne  verfchyning  als  Mesfias 
z^er  kortftondig  is  en  wezen  moet.  Wat  is  waarachtiger! 
wat  drukt  ons  den  waren  aart  van  Jefus  verfchyning  als 
Mesfias  op  aarde  ook  natuurlyker  uit!  In  alles  toch  bleek 
dit  zyn  oogmerk  te  zyn,  om  maar  zeer  kort  op  aarde  te 
verkeeren;  alles  maakte  dit  noodzakelyk,  vooral  na  zyne 
OpOanding,  wanneer  juist  zyne  heerlyke  verfchyning  zou 
gefchieden  :  zulks  was  noodzakelyk  om  te  tonen ,  dat  zyn 
Roningryk  niet  van  deze  wereld  was,  gelyk  ook  om  alle 
onheilen  te  vermyden ,  welke  uit  zyn  lang  verblyf  op  aarde 
zouden  hebben  kunnen  fpruiten  ,  en  waar  tegen  de  Hei- 
land zo  zorgvuldig  waakte,  vooral  door  byoa  nooit  zich 
als  Mesfias  voor  te  dfagen.  Ik  behoeve  dit  niet  breeder 
aan  te  tonen,  dewyl  het  algemeen  is  aangenomen,  dat  de 
Heiland  niet  lang  op  aarde,  vooral  na  zyne  Opflanding, 
iDoest  vertoeven. 

•  „  Dierhalven  ftrookt  niets  beter  met  de  gelykenis  én  de 
waarheid,  dan  deze  verklaringe;  lerwyl  zy  ook  volmaakt 
ftrookt,  zo  met  het  gehele,  als  onraiddelyke,  verband.  Zy 
firookt  met  het  gehele  verband,  en  flrekt  ter  beantwoor* 
ding  van  de  vraag  van  Jefus  Leerlingen  na  zyne  komst , 
door  hen  te  leeren,  dat  zy  geene  andere  verfchyning  van 
hem, voor  den  jongden  dag  verwachten  moesten,  dan  ene 
koriQondige  ^n  ogeobliklyk  vporbygaande.  Kon  er  nu  wei 
iets  noodzakelyker  ter  onderrichting  van  Jefus  Leerlingen , 

Q4  «a 


sa&  t>«  e.  TA»  vooiST 

«n  tot  antwoord  op  hunne  Vraag  syo  i  ^n.  '0  Hetkmds  ge* 
hele  Rcdenvoering,  d«n  zulk,  een  voorftel?  Daarenbove;n  ^ 
hoe  volkomen  fteoit  hèt  overeen  inec  het  oomiddelyk  voor* 
afgaande?  Hoe  krachtig  is  de  drangreden  om  in  die  val- 
Tche  Mesflasren  niet  te  geloven?  terwyl  die  alle  een  laog* 
durig  ryk  zouden  voorwenden  op  te  richten,  't  Is  dus  9 
tis  of  de  Heiland  zeide  9  gelooft  toch  niet  in  die  verfchV'* 
ningen  der  Mesfiasfen ,  't  is  alles  bedrog  en  vaUchheidi 
want  de  verfehyning  van  den  Zoon  des  meiifchen  is  maar 
als  voor  een  ogenblik ;  't  is  onbeftaanbaar  met  het  ware 
Mesiiasfchap ,  dat  de  Mesfias  lang  op  aarde  zoude  vertoe- 
ven, en  hier  of  daar  in  de  Woeftyne  of  elders  den  grond* 
flag  van  zyn  Ryk  zoude  leggen." 

Wat  verder  het  ^8  ^e  vers  betreft ;  zyn,  Ferwaerde  merkt 
vooraf  aen ,  dat  men  »  in  't  verklaren  van  fpreekwoordlyke 
gezegden ,  niet  zo  zeer  heeft  fiil  te  (laen  op  ene  verkla.* 
ring  der  woorden  op  zïgzelven,  als  wel  de  fpreekwyzen  in 
haat  geheel  te  befc  houwen  ;  en  dat  het  'er  dus  hier  niet 
op  aankomt ,  om  te  weten  wat  eeu  daod  acs ,  (♦)  en  wat 
Arenden  \\\  dezen  al  zouden  kunnen  betekenen»  maar  wel- 
ke  de  zin  der  fprcekwyze  zy,  ^»ucr  een  dood  acs  is^  dacr 
vergaderen  de  /  renden.    En  hierop  vervolgt  hy  aldus. 

,9  De  fpreekwys  v^oronderftelt,  dat  de  Arenden  op  een 
dood  aas  aanvallen,  en  het  zelve  verflindeo:  ja!  zy  zegt 
meer,  namelyk,  dat  de  Arenden  by  een  dood  aas  verga^ 
deren:  dit  kan  men  best  begrypen^  wanneer  wy  denken ^ 
hoe  het  met  de  Kraaijen  by  een  dood  aas  tomaat ;  in  wei* 
nig  tyds  komen  zy  van  alle  kanten  toevliegen ,  in  ene  ver* 
bazende  menigte,  waarover  men  zich  verwonderen  moet: 
4]8t  vergaderen  der  Arenden  by  een  dood  aas  i;^  juist  dat 
geen  'c  welk  ons  de  bedoeling  dier  fpreekwys  moet  leeren; 
dit  zegt  dan  de  fpreekwys,  overal^  waar  iets  vreemd^ ^  iets 
nieuws ,  iets  zeldzaams  ^  iets  voordeeligs  is  ,  is  een  groote  toe* 
yloed:  ene  waarheid,  welke  door  de  ondervinding  beves* 
tigd  wordt;  hoe  ras  is  'er  niet  een  hoop  volks  byeeo, 
wanneer  'er  iets  »  zomtyds  zelfs  van  geen  belang  >  voor* 
valt  ?  en  verfchynt  'er  een  vreemd  en  groot  Perfonaadje  ^ 

hoe 

99  (*)  Of  fchoon  het  in  de  verklaring  gene  de  minfle  verander 
ring  zoude  geven  .  of  wy  «•*«*-«  in  de  plaats  van  <!»•«««  lazen  ^ 
zo  Ieren  ons  evenwel  alle  Oordeelkundige  (CritiTche)  gronden . 
dat  ii7mM  de  echte  lezing  is ,  welk  woord  dan  ook  e^enlyk 
een  dood  aas  uitdrukt/' 


HAltCCSrftN  f^VQM  YMOXIDIGD.  ^ 

tioe  vcrbtiend  tscfo  to^loap?  ssq  ik  Aene  ,  km  9U  de 
fpreekwys  gene  andere  betekenis  hebbe»  ;  dan  'deze »  tn 
dus  zyn  aik  de  andare  uitleggingen ,  welke  mi^ti  daarvan 
gemaakr  lueft^  onb^ftaanbaar. 

^  Vraagt  aien  nu  wat.  de  Heiland  met  die  fpreekwys 
beeft  wilteu  aanduiden;  't  is  allernatiiuriykst !  <^t,  name- 
lyk,  dai  de  Mésfiat^  wanneer  Aj  bekend  merd^  een  groten 
tackap  zoude  krygcn  ,  dat  men  den  Mesfias  van  alle  kan^ 
ten  zoude  komen  opzoeken.  Wat  was  nu  waarachtiger 
dan  dit  gezegde  ?  moest  Jefus  zich  niet  gedurig  van  het 
volk  wegmaken?  wierd  de  toeloop  niet  van  dag  tot  dag 
groter,  wanneer  by  ergens  zich  openbaarde V  klaagde  bjf 
niet  dit  de  Zoon  des  menfchen  niets  hadde ,  waar  ny  het 
hoofd  gerust  en  eenzaam  konde  nederleggen?  Dit  uu  ge- 
fchiedde ,  daar  by  zich  niet  openlyk  voor  den  Mesfias  uit- 
gaf;  wat  zou  'er  dan  niet  wel  gebeurd  wezen ,  wanneer 
by  zich  als  MesGas  had  geopenbaard  !  Kon  men  van  Jo» 
den  ook  wel  anders  verwachten ,  daar  alle  hunne  denk- 
beelden op  hunnen  Mesiias  gevestigd  waren  ? 

.„  Hoe  natuurlyk  ftfookt  deze  gewisfe  en  eenvoudige  vér« 
khring  nu  ook  niet  met  het  verband  ?  alles  heeft  nu  bete- 
kenis en  famenbang »  v«/  of  het  woordje  y^ant  ^  zo  wel  als 
de  fpreekwys ;  dewyl  in  het  verband  de  zin  hier  op  ne« 
derkomt  ^  wach  UL.  voor  de  valfche  Mcsfiasfen ,  y^ant  de 
lomst  van  den  Zoon  des  menfchen^  van  den  waren  Mesfi- 
as^ moet,  en  zaJ^  om  de  gewichtig/Ie  redenen  ^  alleen  kort^ 
fiondig  zyn;  want  vertoefde  hy  lange  op  aarde ^  men  zou 
van  alle  kanten ,  tegen  het  Godlyk  oogtnerk  aan^  tot  hem 
fimenvloeUn ,  gelyk  Arenden  by  het  deod  aas  vergaderend^ 

Isrdels  Val  en  Op/landing ,  aangeweezen  in  eenige  Leer* 
redenen  over  Hofeas  111.  Met  eene  Verhandeling  over 
'j  Heilands  aanbieding  in  het  Euangelie  j  door  c-  vaw 
BEN  BROEK  ,  Predikant  in  V  Princenhage.  Te  Utrecht 
by  h.  van  Paddenburg,  1786.  Behalven  de  Voorrede 
376  bladz,  in  gr.  oStayo. 

rje  Eerwaerde  van  den  Broek  heeft  het  beloop  en  den 
^^  inhoud  dezer  Leerredenen,  in  zyne  Vooraflpraek ,  zo 
bondig  en  tevens  zo  volledig  afgefchetst ,  dat  wy  geoor* 
deeld  hebben  ,  den  Lezer  'er  geen  beter  verllag  van  te 
kunnen  geven ,  dan  dóór  iiem.  dat  bericht  zelve  mede  te 
deelen. 

Q  5  ,»  On- 


é^O  C.  VAXf  HEN  )IROEK 

'  9,  Onder  het  zinnebeeld  van  eene  overTpeelderes  en  hstt 
wèdcrvaaren,  (zegl  hy,)  wordt  ons,  in  dit  dcrJê  Hoofd* 
ftuk  uit  Ho/eas  G&d/praaken  ,  leevendig  afgemaaid ,  Het 
zedelyk  beitaan  en  de  lotgevallen  vau  Israêls  nakoomelin* 
gen,  hunne  zegeningen  en  rampen,  zoo  in  Kerk  ajs  Uur« 
gerftaat , '  van  Mofes  tyden  af ,  toen  zy  van  God  ,  in  de 
Woesiyn ,  in  een  huwelyksverbond  opgenoomen ,  en  on» 
dtt  eene  Godsregeering  (Theocratie)  gebragt  wierden ,  tot 
'de  laatfte  dagen  des  Nieuwen  Testaments  toe  ,  wanneer 
die  ongelukkige  zwervelingen  ,  die  ^nu  al  zoo  veele  eeu* 
wen  lang  rechtvaardiglyk  de  ftrafFen  haarer  grouwzaame 
zonden  gedraagen  hebben ,  door  Mofes  doorlugtig  Tegen- 
beeki,  Se  heerlyke  spruit  uit  Davids  Gedacht ,  zich  we- 
derom zullen  laaten  vergaderen,  en  overbrengen  tot  de 
gemeenfchap  van  hunnen  getrouwen  Verbonds<ïod ,  dien 
zy  zoo  trouweloozclyk  verlaaten  hebben.  — — — '  Over  die 
Godfpfaak  heb  ik  negen  Leerredenen  uitgefprooken. 

„  lu  de  eerde  Leerrede  heb  ik  het  zinnebeeld  opgebel* 

derd.    's  HEERErf^é^v^;/  aan  den  Profeet  omtrent 

eene  zekere  vrouwe,  en  de  uitvoering.  •    De  zwaa- 

righedcn ,  die  daar  tegen  gemaakt  worden ,  opgelost»  (♦) — 
En  de  daarin  voorkoomende  Hoofdtrekken ,  om  Isratls 
Volk  af  te  maaien ,  aangeweezen.  Welke  Hoofdtrekken  de 
HooPd /.naken  uitmaaken  ,  die  in-  de  volgende  Leerredenen 
behandeld  worden. 

„  In  de  tweede  Leerrede  wys  ik  aan,  dat,  gelyk  de 
vrouw  in  het  zinnebeeld  in  een  Huwelyks*verbond  (lond 
jmet  eenen  man  ;  die  toonde  haar  vriend  te  zyn  ,  JtéMf 
beminnende^  zoo 'ook  de  h^br  Israëls  nakoomelingen  aan 
den  voet  van  den  berg  Sinai  in  een  zeker  Huwelyksver- 
bond aan  zich  verbonden  had  ,  en  hen  ook  'uit  kragt  vau 
die  Verbondsbetrekking  beminde  ,  gceveqde  daar  van  in 
hunnen  Kerk-  en  Burgerftaat  doorflaande  blyken,  alhoewel 
wraake  doende  over  hunne  misdaaden. 

„  Maar ,  gelyk  die  vrouw  op  eene  fnoode  en  eerlooze 
wyze  de  genegenheid  van,  haaren  man  beantwoordde  ,  bt* 
dryvende  overfpel^  zoo  deed  ook  Israël ,  ziende  om  naar 
andere  Goden  ,  en  beminnende  de  flesfchen  der  druiven  ^ 

be- 

(*)  Zjm  Eerwaerde  laet  het  onbeflist ,  of  men  het  hier  voorge- 
ftelde  geval  hebbc  op  te  vatten  als  ene  wezenlyk^  gebeurtenis  , 
of  als  een  Profetisch  gezicht  ;  doch  het  Uetile  is  hqm  aeonc^- 

melyfcst. 


enti  liosEüs  IIL  231 

Tïêgaaiide  géestelyk  overfpel ,  en  leidenSe  een  overdaadig 
en  ongeregeld  Iceven  naar  de  wyzé  der  Afgodilche  Hei- 
denen. Daar  komt  de  inhoud  van  de  derde  Leerrede  op 
Heer.  >, 

„  Het  troiiwloos  befhan  van  die  overfpeeMeres  bragt 
haar  in  cenen  nunpfpoedigen  toeftand ;  zy  werd  diemtbaar^ 
(wy  maaken  dit  op  uit  haare  vryk&oping:)  wegens  het  af- 
hoereeren  van  den  hebre  zouden  ook  de  Israëliien  van 
Vrybcid  en  Staatsregeering  beroofd  worden :  welke  regee- 
ringloosbeid  ook  naar  de  letter  eene  (laaffche  dienstbaar- 
heid, imniers  ten  aanzien  van  zeer  veelen,  tot  een  gevolg 
rou  hebben.  Die  bedreiging,  mfct  de  vervulling  vergelee- 
ken  ,  maakt  de  ftof  der  -vierde  Leerrede  uit  j  over  Israèk 
zitten  zonder  Koning  en  zonder  Vorst. 

,,  De  overfpeelderes  werd,  na  dat  zy  de  wrange  vrug- 
ten  van  baar  ontucht  geproefd  bad ,  aangezegd  ,  eenen 
langen  tyd  buiten  huwelyks  vereenigmg  te  zullen  moeten 
leeven,  zy  zou  geenen  manne  gemrden.  Israëls  nakoorne- 
lingen  zonden  ook  v^eele  dagen,  dat  is  eeuwen,  leeveit 
buiten  Huwefyksvereeniging  met  den  hebre  ,  en  zitten 
zonder  Offer  en  zonder  Ephodé  De  voorfpellhig  en  ver- 
vafling  van  deezen  treurigen  toeftand  wordt  in  de  vyfde 
Leerrede  behandeld. 

„  En  gelyk  die  trouwlooze  vrouw  ook  bevel  kreeg  niet 
meer  te  hoereeren;  zoo  zou  ook  Israël  ,  naar  's  HEBRKfr 
bevel ,  en  door  zyne  wederhoudende  genade ,  eeuwen  lang 
te  rog  gehouden  worden  van  afgodery  en  beeldendienst , 
en  dat  hemeltergend  ho^reeren  ftaaken  ,  zullende  blyvcn 
zitten ,  zonder  opgericht  beeld  ende  Teraphim^  Hoe  ook 
dit  door  de  uitkomst  reeds  zeer  lang  bewaarheid  is  gewor- 
den, wordt  In  de  zesde  Leerrede  aangeweezeh. 

„  Doch  de  overfpeelderes  zou  niet  altyd  in  dien  jam.- 
merlyken  toeftand  blyvén.  Neen ,  de  toedragt  van  zaaken 
zou  eenen  anderen  keer  neemen.  Zy  zou  wederom  tot 
een  wettig  huwelyk  geraaken ,  en  wel  met  haaren  Verlos* 
fer,  van  wien  zy  zich  roet  grond  veel  goeds  belooven 
iDogt*  Hy,  die  haar  beminde,  zou,  (zoo  lang  de  proef* 
tyd  duurde,)  o/>  haar  blyvcn  mochten  ,  en  haar  dan  tot 
zyne  gemeenfchap  toelaaten.  Zoo  eene  heugelyke  omwen- 
ding van  zaaken  ftaan  ook  de  Israëliten  eens  te  ondervin* 
den.  Zy  zullen  wederom  door  een  géestelyk  Huwelyks- 
Vcrbond  aan  den  hberb  hunnen  God  verbonden  worden, 
in  het  laatfte  der  dagen,  gelyk  in  ,het  flot  van  deezeGod- 
fpraak  beloofd  wordt*         ■   »    liet  uitzien  naar  aoo  eene 

ziel* 


9Q9r  C.  VAN  BW  BR^n: 

sieUroostelyke  Rchtvierbiiiteni$  ^  en  de  tyd  wantiieer  men 
dit  in  hun,  door  de  werking  van  den  Heiligen  Geest,.  Ke^ 
li^uren  zal  ,  heb  ik  onderzc>gc  in : de  .«gevende  Leerrede» 
ter  verklaaring  deezer  woorden  ;  Daarna  zullen  zich  de 
kinderen  Israéls  bekceren  t&t  dt^n  Hkkkiê  kufme»  ^od  ^  <«. 
dé  David  hunnen  Koning^  in  het  laatftc  der  dageni 

„  En  dac  de  hk£k  op  hun  geloovig  uitzien  naar  zyne 
getqeenfchap,  (vvaartpe  zy  door  's  Gee^it^s  bewerking  op- 
gewekt zullen  worden,)  zich  ook  lumn^r  oncfermes)»  hun 
langiiuurig  en  hartnekkig  af  bo^reeren  v^rgeeven  ,  en  hen 
wederooi  brengen  zal  onder  den  band  des  Verbonds  ;  en 
welk  een  gemoedsbeftaan  over  die  verbeurde  genade  buo 
d;in  z^l  eigen  worden,  wys  ik  aan  in  de  agtde  Leerrede, 
over  deeze  woorden:  En -zy  zullen  yr^ezende  komsn  ia 
den  HBEEE,  ^n  M  zyne  goedheid. 

„  Daarop  volgi  d^  negende  pf  laatde  Leerrede ,  waar* 
boven  nog  eens  dezelfde  tekstwoorden  van  de  twee  voor* 
gaandea  geplaatst  worden ,  het  geheele  vyfde  vers  ^  waar^ 
ll»ede  d^eze  Godfpraak  beflooten  wordt.  Jn  di^  laatfte 
Leerrede  wordt  onder^ogt ,  of  'er  nog  meer  voorzeggingen 
van  Israëls  Bekeering,  welke  wy  in  den  geloove  te  getnoec 
^ien ,  in  de  Heilige  Schrift  voorhanden  zyn.  Na  daarover 
iet  in  het  algemeen  gezegd  te  hebben  ,  wys  ik  aan  ,  da^ 
VQOral  de  'Apostel  Paulus  daar  duidelyk  op  do^lt  Rooi.  XL 
tn  2  Kor.  in.  16.  Na  de  daargenoen>de  Schriftuurplaat* 
zen  een  weinig  te  hebben  opgehelderd ,  heb  ik  nog  eeqige 
Aanmerkingen  over  die  gewensohte  (hiatsverwis&ling  lagteq 
volgen.** 

Ieder  dezer  byzonderheden  verklaert  de  Eerwaerde  yan^ 
d^n  Bro^k  ^ael-  en  oordeelkundig  in  ene  geregelde  orde , 
met  ene  wel  ingerichte  ontvouwing  van  des  hbbren  weg 
met  zyn  Oude  Volk »  zins  de  dagen  van  Mofê^ ,  tot  op 
den  tegenwoordisen  tyd;  met  aanwyzing  van  de  gegrond^ 
beid  der  verwachtinge  op  Israëls  geloovige  en  boetvaar^ijg^ 
omhelzing  der  Euangelieleere  in  't  laetfte  der  dagen  ;  . jui&i 
niet  van  allen  ,  hoofd  voor  hoofd  ^  maer  in  ^ulk  ene  i^yd' 
uitgeftrektheid  ,  dat  het  met  regt  ene  Volksbekecring  go- 
naemd  moge  worden.  Hy  geeft  van  dit  onderwerp  een 
algemeen  verflag;  maer  wederhoud  zich  befcheidenlyk  van 
vermeten  te  antwoorden  op  ene  menigte  van  vragen ,  die 
deswegens  gedaen  kunnen  worden. 

Voorts  behelst  ieder  Leerreden  ene  (lichtelyke  toepas* 
fmg,  om  het  overwoogene  ter  betrachtinge  aen  te  dringen, 
waeria  vjXi  £erwaerde  mc^ermaels  gebruik  mekc  van  denk-r 

beel* 


•▼BI.  H09BM  IIL 


H»3 


Ijtetden  ;  die  hOtinen  grond  bcbbefa ,  in  de  Leer  yafa  V'Abtf. 
ibwi/i  algem^e  acnbieding-  in  het  Euangelic^.tn  dittieefc 
lieffi,  daer  soliiniigeQ  zich  nog  a«n  die  Leer  ergeren  ^  g^ 
noopt,  om  by  dejse  Leerredejiea-eue  Verhandelin'graver  dit 
Smk  ce  voegen.  — r-^  Hy  fteh  zich  daerin  vo^r^  te  o«« 
dersoefcen,  ^fdeJklUng^  dat  Jcfm  Chriutnde  Zai^ati- 
k$r  zich  aan  allen  ^  die  onder  het\£d>UHtgclitledf^cn\^wll^ 
meenend  ter '}w  f  mor  ecuyrige  beh^itdenis  aanbiedt  ^^ul  ifniH 
'fchriftmaatig^  zy  ^  cn^  met  M.  Formulieren  van  etnt^^fkt 
onzer  Heryormde  Kerke  firoaksP  -Bn ,  na  enige  voöfafij^ïi- 
de  aenmerkitigeti  ^  maekt  hy  cyoe  VctrtiandetJng  des  wegens 
Tterlcdig.  Voor  eerst  gerft  by  ryn  gevoe/eii  op ,  \  weïk 
hj,  Eoktaer  hein  liiogeJyk  is,  onci<riltfcelt,'en  liit  een  zet. 
Vecvolgens  toont  hy  dat  die  l^eer  der  a^mene  wetaenén^ 
de  aenbieding^  fchriftoiaüg  is ,  en  nier  afwykt  vad  de  For- 
notieren  omser  Kerke.  Hierop  verledigc  hy  t\ch  tot  het 
aeuhooren  en  beantwoorden  der  tegenbedenkingen.  Eti 
cmdeiyk  toont  by,  ten  vierde,  tm^  welk  een  nuttig  ge- 
brmk  van  dat  geweten,  en  van  atte  de  gevolgen,  xv'e We 
daarïn  waerlyk  opgewonden  liggen,  en  naiuorlyk ,  onge- 
dwongen ,  daer  uh  voortvloeien,  in  bet  prediken  en  aen- 
booten  van  ^  Eiwngeiideer  kan,  ©ag  en  moet,  gemaekt 

worden.  *-    Zy,  die  over  dk  Leerbegrip,  en  de  ver- 

IchiHende  denkwyze  daeromtient  Bog  in  twyfcl  hangen  , 
zttllen  wel  doch  i»et  deze  Verhandeling ,  die  in  hare  fooft 
urd  uitgevoerd  is,  zo  veel  ze  kunnen,  onpartydig  te  ovèN 
wegen.'  .  :  - 


Verhandeling  cf^reene  nieuwe  wyze  ^  om  de  hardnekkigfte 
Ziekten ,  (Ke  haare  l^fptaaPf  4n  den  Onderbuik  hebberr^ 
voornamenfPfk  de  Hypoffhondrie  ^  zeker  en  in  den  grond 
te  geneezen.  Ge/chiki  voor  Geneesheeren  en  Lyders  ;  door 
J.  KaMPF,  Forstlyken  Htsfen-Hanatt/bben  Opperhofraad 
en  Ljfarts.  Uit  het  Hoogduitseh  vertaald^  door  w.  t. 
BE  KÖNiNO,  M.  D.  Te  Utrecht  iy  G.  van  den  Brink 
Jz.  1787.  Behahen  he$  Foofwerk^  419  bladz.  in  gr.  Svo. 

Op  het  voctfpoor  van  Hippecrates  ,  en  andere  groote 
Mannen  in  de  Geneeskunst,    befchonwd   de  Heet 
tllMFE    de  Onderbuik   als    de   voornffamfte  zhplaats  dé 

meeste  Ziekten  ,    en  vooral  der  Zenuwen   Ziekten.  

De  ziekel^e  ooriaaken ,  in  den  Onderbuik  geleeden ,  zytt 
«lenigvttldigt  ea  onder  decze  verdient  by  onzen  Scfaryver, 

de 


.t)4  >  ^*MW 

de  vérftc^ping*  vii^  de  Ingewanden ,  óf  liever  der  bloed' 
«dfiren  ,   eetie    byzondere    aandacht.     Hy  geeft   daarvan 
■  ecne  naauwkeurige  bepaaliog,  onderiBoekt  derzelver  onder- 
:fcheiden  foorten)  en  geeft  de  voarnaamile  oorzaaken  op, 
.welke  lot  bet  ontdaan  van  'yder  deezer  foorten  aanleiding 
.gceven  :  door  welke  tekenen  zig  dezelve  icenneiyk  maa- 
.lücn:    welke  gevolgen  daaruit  kunnen  voortkomen  ,    als 
^OM^ile  welke  Ziekten   bepaaldelyk  daarnit  gebooren    wor- 
v^ideuj^eii  eioddyk,  lioe  in  de  meeste  .gevaUen  de  Hypo^ 
.cbojiurie   eo   andere  Zenuwen   Ziekten   daarnit   voortko- 
men »  of  verergerd  worden.  — -    Hierop  >bouwt  de  Schry* 
ver  vervolgens  zyne  Geaeeswyze.    Verdunnende  ^  bevc^- 
.tigeude,  weekmaakende  ,    en  ontbindende  middelen  zyn 
met  de  waare  natuur  deezer  óorzaaken  het  meest  H^vereen- 
komllig :  welke   middelen  in  't  algemeeti  met  den  naaai 
vati  ViscèraaUniddelen  betiteld  worden;  deeze  middelen 
kunnen  of  door  den  mond,  of  door  klyfteeren,  toegediend 
worden ;  — r-  de  taatlle  wyze  is  in  hardnekkige  verllopptng 
te  verkiezen  ,  waarvan  de  redenen  ontvouwd,  en  door  öe 
ondervinding  bekrachtigd  worden. 

Dit  gebruik  der  VisceraaUklyfteeren ,  in  zodanige  gevallen, 
getuigt  de  Schryver  aan  zynen  Vader  veifdiuldigd  te  xyn, 
doch  by  zelf  >beeft  daaromtrent  verfcbeiden  verbete- 
ringen gemaakt.  Hierop  gaat  de  Schryver  over  tot  de 
b^cbryving  der  beste  uitwerkzels,  de  toeëereiding  en  bec 
.gebruik  der  VisceraaUklyfteeren ,  ~  en  geeft  daaromtrent 
verfcheiden  nuttige  voorfcbriften.  Schoon  de  Schry- 
ver aan  de  Klylleeren  den  voorkeur  geeft ,  zo  komen  ook 
daarby  her  inwendig  gebruik  der  '  Visceraar-  middèleff  in 
aanmerking,  en  kunnen  beide- Geneeawyzen  met  elkander 
gepaard  gaan.— ^  Het  getal  der  laacfte  Ibort  is  vry  groot, 
en  men  moet  da^arvan  ,  .naa  bevind*,  van  o.mftandighed^n , 
eene  verftandige  keuze  doen ,  en  men  moet  daarby  vQoral 
zodanige  leefregelen  voorfchryven ,  welke  met  den  byaon* 
deren  aart  en  omftandigheden  der  verfchillende  Ziekeen 
uit  de  onderfcheiden  foprten  van  vei'd.oppjngen  voottko! 
mende,  het  meest  overeenk^mftig  zyn. 

Alle  deeze  aangeftipte  onderwerpen  worden  in  deeze 
Verhandeling  met  zeer  veel  mauwkeurigheid  en  praétisch 
oordeel  behandeld,  en  tot  roeerder  ovenuil;ing  en  bevesri- 
.ging  van  het  voorgeftelde,  heeft  de  kundige  Schryver 'er  eene 
Verzameling  van  Waarneemingen  bygevoegd  ,  die  gedeel- 
telyk  door  zyn  Vader,  gedeeltelyk  door  hem  zelven,  zyn 
opgetekend;  en  waaruit  blykt,   welke  verfchillende  foof^ 

tca 


un  VftB  Ziektchfr  ^  uit  onderfchèiden  foohén '  van  verRop* 
pii^A  (iofariids^)  voankomende ,  door  de  opgegeeveir 
wyze,zyo  geaieezèa  geworden.  ^ 

FirhandóUngen  y  uUgegcèven  dóor  het  Zeeitmch  yG^ieoU 
Jfchap  dtr  Wcettnfchappen  te-I^Usfingm.   Twaalfde  Duli 

■  Eer  fit  Stuk.  Te  Middtlburs  i^r  P.  Gillisfen  1786.:  Bc* 
hahcn  het  f^oorwtrk  315'  bïadz^  in  gr.  ^avo^ 

npwee  Pr^verhandelingen  hebben  hier  den  voorrjuig.  Ze 
A  ftrekken  ter  beantwoording  der  Vraage:  ,,  Uewyl  de 
,,  Tchadelykheid  der  begravenisfen ,  binnen  de  Steden,  en 
,^  Kerken,  teo  vollen  beweesen^^.ety.vry^  algemeen  erkend 
9,  is:  welke  zynde  verfdiillende  redenen ,  dat  die  Jiadeer 
>9  iigc  gewomtte  in  deeze  Repnblylc  biyfc  ftand  grypen; 
y,  en  welke  zyn  de  beste  middelen ,  om  dezelve  te  doeti 
,,  ophouden  j?"  De  Oplleller  der  eerfte  is  Mn  jo«;  010^ 
VAN  i«e£UW£N9  en  die  der  tweede  Dr.  corn.  TBanji; 
By  dezelven  komt  nog  een  Aanhangzel  van  aantekeningeo 
over  dit  cmdecwerp  ,  ^elkea*  de  Eerwaarde  a.  's  gr  ave* 
«ANDB  ,  -uie  de  .niet  bekroonde  antwooiden  by  een  vensa* 
mdd  en  in  orde  gefcbikü  beeft*.  In  deeze  Stukken  wordt 
de  fcbadelykbeid  dier  gewoomcv  welke  .veelen  nog  niet 
genoeg  fchyneo  op  t&  merken  ^  op* niéuw  aangedrongea» 
en  .tevens  verfcheiden  redeoieo.  aar  de  .band  i^i^^vea* 
welke  veelen  ,  ten  ónregte  ^  wederhouden  om  'er  van  a/ 
(e  zien  ;  'er  worden  wydets  -etlyke  maatcegels  vooigefiaa* 
gen,  die  men  werkftellig  zou  kunnen  maaken ,  om  deeze 
nadeelige  gewoonte  trapswyze  te  doen  afneemen  ,  en  al* 
iengskens  bet  begraaven  op  opehe  Kerkhoven  ,  buiten  de 
Steden,  algemeen  ftand  te  tkien  jtrypen.  '  ^■■-  Men  beeft 
hier  met  een  ftwrk  vooroordeel,  door  de  gewoonte, -ge ves* 
tigd,  te'ftrydeuf;  maar  ty^  die  In  ftaat  zyn  ;  om  deeze 
•en  andere  foortgelyke  Schriften  \  onpartydig ,  te  bvei^w^ 
gen  ,  kunnen  niet  wel  nalaaten  van  dit  fchaadlyk  gebruik: 
af  te  keuren*;  en  wanneer  de  zodanigèn ,  tot  een  eenigzins 
aanzienlyk  getal  aangegroeid  zynde ,  to  onder  Regenten 
als  Ingezetenen ,  de  handen ,  ter  verbeteringe  biervan  ,  in 
een  wilden  liaan  ,  zou  men  op  goeden  grond  mogen  ver* 
'wagten ,  dat  men  'er  in  weinige  iaaren  groote  vorderingen 
in  zou  maaken ,  en  eerlang  wel  cfe  geheele  afTchafBng  dier 
nadeelige  gewoonte  te  wege  brengen,  (*)  Op 

("*)  De  Heer  van  ls^vwzn  beeft  r  tiAyk,  oo^  in  't  Voorwerk 

b#^ 


-'Óp  de  behawkiing  vari  dk  ondefwnp  voigt'cfc'belbhiy** 
ving'^n  een:  nieuw  Lqnarium^  of  Statrebrndigen  MaaiK 
wyzer ,  uitgedagt ,  en  aan  dit  Genootfchap'  eer  beoQrdeiê- 
linge  toegezonden ,  door  den  Eerwaarden  h.  schortino- 
HUJS.  In  den  Tmaak  van  meer  andere  Starrekündige  Wy- 
zers .,  ter  'aaoduidinge  vait  de  bewee|;tng  ckr  .bemeUcha 
Scbaao^n  ,  beeft  syn  Eerwaarde  een  Luttttiün  of  Mum- 
wyzer  uitgedagt»  beftaaiide  uit  ^n  va^t papieren  blad  op 
hout  geplakt,  en  ses  foode  beweegbiMfe  fdiyven  of  Uaad- 
jes  van  (lyf  papier ,  in  het  middelpunt  op  elkander  va^ 
géTchroefdt  waar  by.  twee  wy^ertjes^  het  een  om  de  Zoa,' 
en  het  ander  om  de  Maan,  te  verbeekkau  I>oor  middd 
van  dit  Werktuig^,  op  de  behoQfdyke  wy»  gerekend, 
kan  men »  met  bshu4p  dier  beweegbaare  fcbyiEdn  en  wyzer« 
t\e6j  gereediyk  alles  nagaan,  wat  tot  den  ioop  en  de  be* 
weeging  der  Maane  bettekkiog  heeft,  en  dienen  kan,  om 
de  voornaamfte  verfchynzelen  daaruit  voonvtoeiendc  te 
verklaaren  :  het  weUc,  zo  ten  algetneetien  gebruike  ,  als 
by^onder  in  't  ooderwyzen  der  Jeagd,'  zyoe  nmtigbeid  kan 
hebben. 

Wyders  ontmoeten  we. ^hier  eenige  aaninericingeo  van 
^lea  Hoogleeraar  c.  p.  Tnt7iiBeao  ,  over  de  Kaneel  op 
tp  Ceylon ,  vertaald  en  mee  eenige  aant^kemngen  vermeer- 
derd »  door  Dr.  ii.  uoyr^vYN ,  waairin  ons  de  verfcbiU 
lande  foorten  van  Kaneel  nader  ontvouwd  ,  en  de  mania 
van  bebaodeling  ,  met  vericheiden  byzonderbeden  daartoe 
behoorende,  opengelegd  wordt. 

.  Êittdelyfc  levert  ons  dit  Detl  nog  eene  Verhandeling  vaa 

dea 

èterigt  wordt,  by  de  Les  het  Voorbeeld- gevoegd ,  hebbende 
twee  zyner  Kinderen  laaten  begraaven ,  op  het  Kerkhof  te  jive- 
liatherij  aan  de  zyde  van  den»  daar  langs  loopenden,  Utrecbr 
(ehetï  Zandweg:  op  eenen  ftpen,  in  den  KerbnuiH-  van  buiten^  • 
boven  het  Graf,  dat  behooriyk  afgeperkt  is^  leest  jtnen  dit  Op- 
fchrifc:  ... 

Hier  rust  myn  Ou4fte  en  Jongfie  Kind. 

Ji !  Lezer  ,  fla  dit  voorbeeld  gade. 

'    Zytf  levend  f  een  waar  Menfcbenvrind,' 

En  doe  ook  f  na  uw  dood  f  geen  fchade. 

Ook  is  men  aan  zyn  Wel-Geb.  voornaamlyk  verfchuldigd  het 
i>lan,  ter  oprigtïng  van  eene  Begraafplaats,  buiten  de  Stad  ThieL 
Eep  Plan ,  in  welks  uitvoering  men  reeds  verre  gevorderd  is . 
en  het  welk,  door  den  loflyken  Magiftraat  dier  Stad,  ais  mede 
^OcMf  Hun  Êd.  Mog^  wordt  begunftjgd* 


tAN  HET  ZEBUWfiCa  OBNOOTSCHAF.  E3f 

Atn  Eerwaarden  h.  van  dbn  HBs^BL^over  Gods  Goedheid « 
in  de  bcpaaling  omtrent  den  dood  der  meeste  Diereo«  Het 
lot  d^r  meeste  Dieren  naamlyk  is  ,  dat  zy  door  anderen 
gewelddaadig  verllonden  worden  ^  bet  Dierenryk  vernielt 
elkander  »  en  beftaat  door  eeue  onderlinge  flagting }  dié 
hun  finertlyk  valt,  en  waar  tegen  zy  met  alle  kragt  dry* 
deo.  Het  bezef  bier  van  geeft  aanleiding  tot  de  vraag  t 
Hoe  het  met  Gods  goedheid  belUaubaar  zy,  dit  alles  zo 
» te  bepaalen  ,  te  doen  werken  en  te  beftieren  ,  dat  deeze^ 
oarchuldige  flagtoffers  het  leeven  zó  ellendig  eindigen  ? 
Ter  beantwoordinge  hiervan  geeft  hy  twee  bedenkingen 
aan  de  hand,  die  hy,  ieder  op  zigzelve,  met  duidelylcé 

bewyzen  ftaaft.  Voor  eerst:  men  ziet,  in  die  be- 

paaliog  ^  blyken  van  Gods  goedheid  voor  het-  algemeenê 
welzyn:  en  ten  tweedeiAit  goedheid  valt  zelfs  dcezen  Die^ 
ren  te  beurt,  doov.  deezen  hunnen  dood.  sZyn  Eerwaarde 
ÜtM  het  een  en  't  ailder  in  zulk  een  iuist  daglicht ,  dat 
by  alle  bedenkelykheid  daaromtrent  ten  kragtigfte  tegengaat* 
Ons  bedek  laat  niet  toe  het  ganfche  verband  zyner  rede» 
neeringe  voor  te  draagen;  maar  zie  hier  het  geen  hy  oos 
'  leert  gadeÜaan,  wegens  bet  denkbeeld,  dat  die  dood  bun 
ÜBienlyk  valt  ,  naar  uitwyzen  hunner  worftelingen  tegen 

den  dood.    „  Hier  moet  men,  zegt  hy,  vooraHes 

„  opmerken ,  dat  ,  volgens  de  byna  algemeenê  bepaaling 
,,  van  liunnen  dood ,  deeze  hun  altoos  zeer  onverwagf  té 
„  beurt  valt ;  eene  verordening ,  waardoot  b&n  ook  era 
„  byzonder  blyk.  van  *s  Heeren  goedheid  gefchonken  wordt* 

„ Op  het  oogenblik,  dat  duizende  gerust  vliegen « 

„  kruipen ,  zwemmen ,  worden  ze  in  het  midden  hiinnéC  ' 
„  genoegens  verdelgd.  —  JHet  is  waar  ,  zommigen 
„  fcbynen  eenigen  tyd  met  den  dood  te  worftelen  :  h$ 
9,  voorbeeld,  een  worm,  een  mug,  een  vlieg,  een  viscbf 
„  zoo  zelfs ,  dat  wy  dikwerf  hunne  worftelingen  in  dood» 
,5  gevaar  kunnen  zien ;  en  ons  mededoogen  vóór  hun  voe-* 
yy  len  ontvonken.  Doch  in  zulke  gevallen  is  het  een  ver« 
„  keerd  vooroordeel  te  waanen ,  dat  zy  dan  van  hun  doodd 
9,  gevaar  zouden  bewust  zyn  t  en  daarom  met  al  hun  kragc. 
,9  tegen  hunne  vyanden  worftelen.  Neen ,  zoo  ver  ftrekkea 
5,  hunne  begrippen  zich  nooit  uit  :  zulk  een  denkbeeld 
„  vordert  veele  andere  en  verfcheidene  beduiten,  welke  in 
59  bun  niet. vallen  kunnen.^  De  gantfcbe  zaak  is  deeze:  zy 
9,  miden  zich  belemmerd  in  hunne  vryheid  en  genoegens^ 
„  en  alle  pogingen,  welken  zy  in  het  werk  ftelien,  die^ 
„  nen  alleen,  om  deeze  weder  te  bekoomen^  en  zo^  wor-* 

IL  DEEL.  JBI*  ALO.  tXÏt^  IVO.  d.        .        R  „  dtfit 


ft38   VERHAKDELTNGBN  VAN  HET  ZBSuWSCH  CBNOOTSCHAF^ 

„  den  zy ,  onder  dit  poogen ,  om  hunne  vryheid ,  verilon* 

„  den.  Is  nu  de  dood  voor  een  ftervenden  onaan* 

,,  getiaam ,  akelig ,  om  het  begrip  der  verandering ,  ooi  ót 
„  verlaating  van  veele  genoegens ,  om  gevreesde  fmert,  enz. : 
^j  dit  alles  kan  hun  nooit  treffen,  dewyl  zy  volftrekt  on* 

,»  verwagt  fterven.'* De  Autheur  befluit  wy* 

ders  deeze  zyne  Verhandeling  met  eene  aanmerking  tegen 
het  martelen,  en  wreedaariig  ombrengen  der  Dieren,  waarin 
sommige  ontaarte  menfchen  vermaak  ichyuen  te  fcheppen, 
en  erinnert  ons ,  „  hoe  wy  ten  (lerkfte  verpligt  zyn ,  om 
5,  zulke  fnoode  martelaryen ,  op  alle  mogelyke  wyzen,  tegen 
9,  te  gaan;  als  mede,  dat  wy ,  in  de  onvermydelyke  vfooéL 
„  zaaklykheid  zynde ,  om  zommige  dieren  te  dooden ,  dan 
„  de  algemeene  natuurwet,  ons  in  het  ryk  der  dieren  zoo 
„  duideiyk  voorgefchreven  ,  behooren  te  volgen  :  dat  is, 
,,  dat  wy  dit ,  volgens  Gods  oogmerk ,  jangs  den  konden 
„  weg  uitvoeren." 


Btfchouwin^  der  Wonderen  Gods  in  Je  minst  geachtfte  Scliep. 
zelen.  Of  Nederlandfche  Infecten  befchreeven  en  afge^ 
beeld.  ^oorj.  CH.  sepp.  Tweede  Deel ,  drie  Plaïuen 
in  quarto.    Te  Amjlerdam  by  J.  C.  Sepp,  1787. 

Ten  blykf  van  zynen  aanhoudenden  arbeid,  en  oogmeik 
om  de  vervaardiging  van  dit  tweede  Deel  voort  te  zet- 
ten ,  levert  ons  de  Heer  Sepp  op  nieuw  drie  Plaaten ,  met 
eene  naauwkeurige  befchryving  der  Rupfen  en  Vlinders ,  op 
dezelven  zeer  juist  naar  ^t  leeven  afgemaaid  en  gecoleurd. 
De  twee  eérfte  brengen  ons  onder  het  oog  twee  Nacht- 
tünders  van  *t  tweede  Gezin  der  eerfte  Bende:  te  weeren, 
(ï.)  den  Geelftrecp^VHnder^  dus  genaamd  naar  een  geelen 
ftreep  ,  door  welkert  hy  zig  reeds  als  Rups  onderfcheidt, 
ew  die  in  den  ftaat  van  Vlinder,  naby  den  rand  der  Vier-i 
ken  een  fynen  bogiigen  loop  heeft.  Dezelve  heeft  eenige 
overeenkomst  met  de  Brasfica  (of  Koéluil)  van  IJnmeus, 
doch  't  is  niet  wel  te  bepaalen ,  of  hy  dezelfde  zy.  Hier- 
by  komt  (a.)  de  Tyger-Flinder  of  Geele  Tyger  ,  welken 
naam  hy  ontleent  van  de  zwarte  vlakken  ,  waarmede  de 
geele  grondkleur  der  Vlerken  vercierd  is.  Bv  Linna'us 
beet  hy  Phalena  Bombyx  Lubricipeda  ^  (Sjiibber^oet  of 
Loipoot.')  De  Rups  van  deezen  Vlinder  behoort  onder  die 
foorten ,  welken  niet  keurig  óp  haare  fpvzen  zyn ,  en  zig 
net  bykans  alle  gewasfen^  dié  haar  voorkom  en  j  geneeren. 
...  -  Ver* 


Vetdet  vcrieent  ons  de  derde  afgeleverde  Plaat  een  Nacht- 
Vlinder  van  *i  tweede  Gezin  der  tweede  Bende.  De  Rups 
der  Vlinders  van  dit  v^ezin  is  eene  tienpootige  Spanrups, 
welke  foort  dit  gemeen  betft ,  dat  zy  ,  als  zy  rusten  ot 
ffil  zitten  ,  zonder  eenige  bogt  recht  uit  (taan  ,  met  de 
voorpooten  digt  aan  't  lyf  liggende ,  gelyk  een  dorre  Tak 
of  Steel  ;  hebbende  ook  veelal  dezelfde  koleur  als  die 
Takken  der  Boomen  of  Gewasfen ,  op  welken  men  dezel- 
ven  vindt,  waardoor  het  dikmaals  aebeurt,  dat  men  eene 
dergelykc  Rups,  In  den  ecrften  opflag,  voor  een  dor  takje 
of  fteeltje  aan- ,  en ,  om  zo  te  fpreeken ,  over  't  hoofd 
ziet.  Van  daar  heeten  zodanige  Rupfen,  by  vcele  Lief- 
hebbers,  ook 'maar  alleen  Takken,  met  by  voeging  van  deil 
naam  van  bet  Gewas ,  waarop  dezelven  aazen  ;  zodanig 
zyn,  by  voorbeeld,  de  y/ier-Tak^  IpeSak  en  meer  ande- 
ren. In  navolginge  hiervan  noemt  üe  Heer  Sepp  deezeu 
Vlinder,  die  by  Linnaus  niet  beken !  is,  den  Bes/c-'fak- 
Vlinder  j  om  dat  men  c^t  Infed  op  de  Besfeboomen  vindt4 
met  welker  bladeren  de  Rups  zig^  zo  veel  hem  bekend 
18  9  alleen  geneert. 

Befchryving  van  dó  Krim.    l^crtaald  dvof  h*  prirsèman. 
Te  Amjltldam  by  P.  den  Hengst,  1786.    Bchahcn  het' 
Voorwerk  11a  bladz.  in  gr.  o&ayo. 

Het  voorgevallene  in  de  laatfte  jaaren  ,  tusfchen  Haare 
Rusüfche  Majefteit  en  de  Osmanfche  Porte ,  wegenjl 
het  Krimfche  ,  mitsgaders  de  tegenwoordige  omfhndlglie- 
den  ,  en  de  invloed  van  dit  alles  op  den  Koophandel  al- 
daar, maaken  dat  dit  Gewest  in  onze  dagen  hier  te  Lan<* 
de  meer  opmerking  vordert  dan  wel  voorheen.  Uit  dieil 
hoofde  kan  het  veelen  niet  anders  dan  aangenaam  zyn^ 
dat  de  Heer  Frieremau  zig  verledigd  heeft ,  tot  het  ver- 
taaien deezer  Bcfchryvinge  van  de  Krim^  van  welker  echt* 
heid  de  Ridder  van  Kinsbergen  ^  deezer  Landftreeke  kun- 
dig,  hem  genoegzaame  verzekering  gegeeven  heeft.  (*) 

Dit 

(♦)  Dit  wordt  daarbenevens  bevestigd  uit  de  ovcreenkonjsÉ 
deezer  bcfchryvinge  ,  met  het  geen  ons  van  het  Krimfche  ge- 
meld wórdt  f"  in  de  Reize  van  n.  E.  kleemann  i  naar  en  dnar 
dit  Gewest,  uirgegeèved  te  Haarlem  oy  C  H  boJm  17741 
waarvan  wy  een  ber'gt  gegeeven  hebben  in  de  Hedend.  yuuvrU 
JlAMrüif.  111  D.  bl.  612. 

R  ft 


i^40  BESCHIlYVlMO 

Die  Stukje  vangt  aan  met  een  beknopt  berigt  nopens  de 
nitgeftrektheid  van  't  gebied  des  Krimrchen  Khans  ,  of  van 
den  beheerrcher  van  't  Schiereiland  de  Krim ,  en  eenige 

.  daaromtrent  liggende  Landdreeken  ,  zo  in  Europa  als  ia 
Afia ,  volgens  het  Vredetractaat  van  't  jaar  17  4.  Voorts 
verleent  het  ons  eene  algemeene  befchry ving  van  dat  Schier* 
eiland;  en  een  berigt  van  deszelfs  voomaamfte  lotgevallen 
en  (laatsverwisfelingen  ,  zints  de  vroegfte  tyden »  tot  op 
de  fchikkingen  in  't  {aar  1775  gemaakt.  By  de  melding 
hiervan  geeft  ons  de  Schryver  een  verflag  van  de  onder* 
fchciden  bewooners  van  dit  Gewest ,  mitsgaders  van  dei^ 
zelver  zeden  en 'handel;  als  ook  van  de  aanftelling  en  't 
bewiqd  van  den  Khan ,  en  't  geen  verder  omtrent  dit  alles  . 
in  algemeene  aanmerking  komt*    Hierop  laat  hy  dan  verder 

-  volgen  eene  byzondere  befcbryving  van  de  Krim  ,  zo  als 
dezelve  gewoonlyk  verdeeld  wordt  (\)  in  het  bergagtigc 
of  zuidlyke,  (ji)  het  vlakke  of  noordlyke  gedeelte,  en  (3) 
bet  Schiereiland  van  Kierchc^  dat  zich. oostwaard  uitflrekt. 
Van  de  voornaamlte  plaatzen  in  ieder  fi[edeeite  geeft  by 
een  afzondcrlyk  berigt ,  met  melding  van  't  merkwaardigfïe 
daaromtrent  ,  bovenal  van  't  geen  de  zeden  der  inwoon- 
deren  én  deff  koophandel  betreft.  En  op  eene  foortgelykc 
wyze  befchryfc  hy  voorts  de  overige  bezittingen  van  den 
Krirafchen  Khan  in  Europa  en  Afia;  te  jveeien,  in  .Euro» 
pa,  het  oosterlyk  Nogai^   tusfchen  de  Berda  en  Dnieper; 

•  het  Jcdifafie^  anders  het  westerlyk  Nogai  gehceten,  tus^ 
fchen  de  Bog  en  Dniefter:  benevens  het  grootfte  gedeelte 
van  BesfarabUn  ,  of  Boudgjak  ,  tusfchen  de  Dniefter  en 
den  Donau  begrcepen  :  en  wyders  nog  in  Afia  ,  de  Kou^ 
banc^  of  dé  landen  aan  den  zuidlykep  ep  noordlyken  oe- 
ver der  rivrere  van  Konban  gelegen.  Men  vindt  hier  dus 
eene  naauwkeuriger  bsfchryving  v?n  dit  Gewest,  dan  men 
tot  nog  in  onze  taal  bezat ,  't  welk  zyne  doorgaande  nut- 
tigheid heeft  ,  en  wel  inzonderheid  voor  den  Koophandel 
en  Zeevaart,  waar  het  bedoelde  van  den  Heer  Friefeman 
van  dienst  kan  zyn.  Ter  meerdere  bevorderinge  daarvan 
is  hy ,  naar  luid  zyner  Voorrede  ,  bedagt  op  eene  ver- 
ïiieuwde  uitgave  «der  Kaarte  van  de  Krim^  in  vier  bladen^ 
ontworpen  door  den  Ridder  van  Kinsbcrgcn ,  die  hem  ook 
in  ftaat  gefield  heeft ,  om  de  diepten  op  de  Zwarte  en 
AzoflTcbe  Zeekusten  ,    door  zyn  Hoog  Ed.  Geftr.  zelven 

waargenomen ,  op  deeze  Kaart  te  brengen,   (f) 

Zie 

Cf)  Deeze  Kanrt  ziet  nu  reeds  bet  ïicht  ♦  en  is  te  bekomen 
te  Amfterdam ,  by  van  Ktul&t^  en  itn  Hcngsu 


VAK  DB  RAI^.  S^I 

'Zie  hier  9  uk  deeze  befchryviBg,  eenigen  dér  vooi^uaamfte 
byxcmderheden,  nakende  het  Schiereiland  de  Krlm. 

Deszelfs  omtrek  wordt  berekend  op  byna  270  vierkante 
mylen;*  by  eene  optelling  in 't  jaar  1740,  ))evond  men  'er 
9  Steden  en  1399  Dorpen  of  Vlekken ;  en  'c  getal  der  In- 
woonderen  word  thans  begroot  op  400,000.  - —  Het  is 
door  de  Natuur  zeer  gezegend,  en  mee  groote  en  vrucht- 
baare  vlakten  en  metrfraaie  bergen  voorzien.  De  hitte  is 
des  Zomert  fierk )  maar  echter  altyd  verdraaglyk,  en  door 
de  Noorde*  en  Zeewinden  gemaatigd.  De  Winter  is  niet 
bttitenmaate  zwaar  ,  en  eene  tlrenge  koude  duurt  zelden 
langer  dan  drie  dagen.  De  Noordewind  woedt, ecluer^  niet 
•  geweld  in  het  noT>rdlyk  gedeelte,  alwaar  dezelve  de  lucht 
zuivert  en  het  lichaamsgeftel  zeer  vcrllprkt.  Warme'  Voor- 
jaars  en  Herfllen  hebben  gewoonlyk  zwaare  ziekten  ten 
gevolge,  doch  zy  zyn .zelden  doodlyk,  behalven  de  pest,. 
die  de  Turken  d[erwaard  overbrengen.  Echter  is  de  me- 
laatsheid in  deeze  ftreeken  zeer  gemeen  ,  en  daarom  dé 
'Zitktt  van  de  Krim  genaamd ,  voor 't  overige  is  dezelve  in 
.Rusland  zeer.  bekend.  Het  luchtsgeftel  is  byna  overal  zeer 

nnd  ,   en  de  inwooners  bereiken  den  allerhoogflen  ou« 
om,  zonder  aan  deszelfs  ongemakken  onderworpen  te 
zyn. 

Het  noordlykfte  en  tevens  het  aanmerkelykfte  gedeelte 
van  dit  Schienpland  betlaat  in  eene  uitgedrekte  ,  en  een 
weinig  boven  oe  oppervlakte  der  zee  verhevene ,  vl^te.  Het 
land '  18  ten  eenemaal  plat ,  en  van  hout  ontbloot ,.  maar 
allervrugtbaarst ,  fchoon  hier  en  daar  fteenig  en  van  ecnige 
zandfireeke&  voorzien.  De  Meireü ,  fchoon  niet  veel  in 
getale  ,  zyn  meestal  zout ;  doch  men  vindt  overal  diepe 
putten  met  zoet  water  ,  tot  gebruik* van  geheele  Dorpen 
toereikende  genoeg. Het  zuidlyke  gedeelte  is  daar- 
entegen zeer  bergagtig,  vol  hout,  rivieren  en  nVeiren.  De 
Bergen  ftrekken  zig,  in  een  halfrond  vmjngkürman  tot 
jr^0,  drie,  vier  en  vyf  myleq  landwaard  i'n,  uit.  Dezel- 
ven  zyc  hoog  en  fteil,  zeer  boschryk,  en  door  aangenaame 
valleien  van  een  gefcheiden.     Meer  dan  50  rivieren  ,  zo 

nte  als  kleine,  vloeien  uit  deeze  bergen  voort,  waarvaii 
irateren  ^eer  zoet,  en  ten  uiterde  vischryk,  zyn. . 

De  oevers  zyn  overal  bewoond,  en  de  dorpen  raaken  el« 
kander  volkomen  aan:  aan  alle  kanten  ziet  men,  gelyk  bok 
op  de  bergen,  huizen,  boom- wyngaarden  en  bouwlanden. 
ut  bosfchen  leveren  eene  nvenigte  van  timmerhout.  De 
cypres^  appeU  pruun-  peer-  kers«  kwee*  en  nooteboonien 

R  3  groeti 


CToclen  hier 'in  overvloed  ;  ^n  ,  alhoewel  men  voor  de 
vrugtboomen  weinig  zorge  draagt,  is  de  vrugt  by  unnco 
mendheid  goed.  De  bloeroen  ,  die  meest  de  velden  eieren, 
zvn  de  lely  en  de  tulp.  In  de  bosfqhen  vind  men  veel 
fiizanten,  patryzen ,  fnippenen  eene^ menigte  andere  vo- 
eels-  de  wilde  zwynen,  hanen,  rheebokken,  wiWefchaa- 
Ln'  haazen,  konynen,  bunzems,  bergrotten,  hermynen 
en  fabeldieren,  zyn  'er  zeer  menigvuldig  doch  de  beercn 
en  wolven  zyn  meest  uitgeroeid.  De.bcrgrti,  tuslcheu 
mi-Krimtx\  Kaffa  gelegen,  zyn  vol  grmdf  zilver  en  an- 
dere metaaleii  ,  doch  munten  voorna^mlyk  in  yzermynen 
uit.  De  Wyn  heeft  met  dien  van  Hongarye  veel  overeen- 
komst •  de  beste  groeit  rondsom  Saudah^  en  word  in  me-^ 
niste  naar  ükraine  en  Turkye  uitgevoerd.  Het  land  is  aan 
den  voet  der  bergen ,  en  overal  op  het  SchiereHand  van 
Kierchc,  zo  vrugtbaar,  dat  het  «elve  gcwoonlyk  30  voor 

één  oplevert. De  Zwarte  en  Azoflche  Zeeën  ayn 

zeer  vischryk,  voornaamlyk  op  de  kusten  van  de  Krim, 
alwaar  men,  van  de  maand  c  ftober  tot  April,  de  cefcbikt' 
fte  tvden  voor  de  visfchery ,  eene  menigte  karpers-,  fm^eken, 
zalm'en,  kreeften  of  homroers,  baarzen,  zeelten,  bitten, 
barneelen  en  veele  andere  visfchen,  vindt;  zelfs  l>eeft.  men 
•er  eene  foort  van  (leuren,  of,  gelyk  andere  willen  ,  klei- 
ne'walvisfchen  gevonden,  ter  zwaarte  van  8  i  900  pond, 
en  die  drie-  of  vierhonderd  pond  tew>7r^i|itgekverd  heb- 
ben. De  meeste  visch  wordt  ingezouteti ,  en  maakt ,  be- 
nevena  de  kavtaart ,  eert  grooten  tak  van  toophandel  in 

deeze  ftreeken  uit.       .     ^^  .     ,  .  ;         1.      ,.  , 

De  bewooners  van  de  Krm  leggen  aich  op  het  bebou- 
wen van  allerhande  koorn  toe,  docb TOornaarolyk  op  de 
tarwe  •  «arst,  gierst;  inzonderheid  de  groffc  gierst ,  zo  wd 
de  roode  als  de  geele,  insgelyks  een  weinig  rogge,  lenzen 
en  haver,  De  tuinen  zyn  meestal  met  uitfteekende  vnigt^ 
boomen  beplant,- en  onder  andere  fraaie  planeen  is  de  wa« 
termeloen  daar  zeer  gezien.  Het  hoorn  en'  wollig  vee  is 
bv  hen  zeer  meniffvulJiö:  ,  en  de  zakfchaapen  brengt  de 
Krirn  alleenlyk  voort.  Men  vindt  'er  ook  Kameelen ,  Dro- 
maJarisfen  en  zeer  veel  Paaiden,  die,  fchoon  niet  fraai,- 
^gter  fterk  en  vaardig  zyn.  ^ 

■  De  vooniaamfle  koophandel  wordt  te  Kafa  en  te  Goti* 
kvA  gedreeven,  en  beftaat  voornaamlyk  in  fl.aven,  gezou* 
ten  visch^,  kaviaart,  zout,  koorn,  gai:st,  gierst,  boteren 
wyn      Ook  worJt  van   daar  zeer  veel   wol ,  zwarte  ei| 


V4N  DS  KRIM.  ^j 

vèTlcn,  osrenvlcesch ,  talK,  fteenolie,  (Oleum  Petrét^^  ho- 
nig ,  wasch  en  andere  dingen,  uitgevoerd.     Die  alles  ge* 

fchiedt  meest  by  ruiling. Op  de  melding  der  twee 

voornaam  fte  koopfteden,  (laat  ons  nog  met  een  kort  vAord 
van  dezelven  gewag  te  maaken. 

Kkffé  of  Kaffa  ^  in  het  Grieksch  Kaphas^  is  de  grootlle 
en  aanzienlykde  Stad  van  de  Krim.  Zy  wordt  zt\fs  Ky^ 
rjm-S^ambouli  of  bet  Krimfche  Conftantinopolen ,  ook  wei 
Jartm- S^amboul ^  klein  Conftantinopolen ,  (j)  genoemd. 
Deeze  Had  is  fmal  en  lang  op  een  heuvel  ,  uit  zand  en 
fchulpen  beftaande ,  in  't  zuidlyke  gedeelte ,  aan  den  Zee- 
kant gelegen ,  en  bevat  ongeveer  4000  huizen.  Zy  heeft 
cene  fraaie  haven ,  voor  honderden  van  Koopvaarders  groot 

Senoeg;  oak  munt  zy,  als  zynde  de  woonplaats  der  ryk- 
te  Koopluiden»  in  den  Slaavenhandel  ^  boven  alle  andere 
Krimfche  Steden  uit. 

GqcsIcvc  of  Ghiuslevc  ,  by  de  Rusfen  onder  den  naam 
van  Koslow  bekend  ,  is  mede  eene  der  aanmerkelykfte  fte- 
den  van  de  Krim^  in  't  noordlyke  gedeelte;  wordende  ia 
dezelve  2500  fteenen  huizen  geteld.  Op  de  noordlyke  kust 
van  cene  golf  gelegen,  is  zy  met  cene  baai  en  kleine  ha- 
ven voorzien,  doch  deeze  is  te  ondiep,  om  door  andere 
dan  zeer  kleine  fchuiten  bevaaren  te  worden;  doch  dit 
niet  tegenftaande  Wordt  hier  een  zeer  fterke  koophandel 
gedreeven.  De  oostlyke  Nogaiers ,  die,  zich  hier  van  al 
het  noodige  voorzieö  ,  voeren  de  voortbrengzels  hunner 
Landen,  beftaande  in  de  bovengemelde  koopwaaren,  vdor- 
naamlyk  derwaard  heen  ;  van-  waar  ze  vervolgens  naat 
Conftantinopolen  overgevoerd  worden.  De  Turten  bren- 
gen herwaard  veel  ryst,  koffy,  drooge  vygen,  rofyncn, 
dadels  ,  lakens  en  zyde  doffen  ;  en  verruilen  dezelven 
voorflaaven^koorn,  doch  voornaamlyk  voorgarst  en  zout. 
Niet  verre  vojk  GoeslevCy  ten  zuiden,  zyn  twee  Zoutmei* 
ren  van  twee  mylen  in  den  omtrek ,  die  in  de  Zomermaand- 
den  eene  zeer  groote  menigte  zout  opleveren. 

(+)  Te.  Turken  naamlyk  iio«men  Conftantinopolen  Stamb'ouL 


R  4  «V- 


S44  HISTMISCn  VBRflAAt 


UlstQriich  Verhaal^  vfegem  het  gebeurde  inet  de  Suien 
H^ternen  Elburg^  in  den  Jaare  1786,  of  Gedenkboek 
voor  de  Provintie  Gelderland^  waarin  de  heillooze  gevold 
gen  van  het  fch^^delyk  en  onwettig  Kegeeringsregkmcnt  ^ 
van  V  Jaar  lysQjfnei  de  fnerkwaardig^e  byzonderheden  ^ 
onlangs  in  dfe,  Provintie  voorgevallen ,  als  mede  de  aanleid 

,  dende  oorzaaken  tot  den  vjandelyken  aanval  tegen  de  gcm^ 
poemde  Steden^  ^n  de  omftandigheden  bj  het  Inneemen 
en  Plunderen  derzelven ,  naar  waarheid  verhaald  wor^* 

.  d^n  ,  door  o.  w***.  Alles  gcjlaafd  met  de  origineele 
Refolutièn  ,  Advyfen ,  Prgtesten  ,  Mcmorièn  ,  Misfiven , 
Publicaties ,  en  andere  Staats/lukken  daartoe  betrekkelyk^ 
Te  Catnpen ,  by  f.  A-  de  Chalmot  en  de  Ehen  Valke^ 
nier,  1786  en  1787.  Drie  Stukken ^  in  gr*  ivo. 

De  noodlottige  Gebeurtenis  van  den  vyandelyken  aaa* 
val ,  door  een  gedeelte  van  de  Krygsmacht  deezer 
Republiek  9  tegen  de  vreedzaame  Bewooners  der  ongeluk» 
kige  Steden  Hatiem  en  Elburg,  ter  uitvoer  gebragt ,  was 
zeker]yk  van  dat  aanbelang ,  dat  een  omftandig  Verhaal  van 
deeze  gebeurtenis  9  met  de  aanleidende  oora^aaken  tot  de* 
zelve»  en  de  gevolgen  welke  daari|it  zyn  voortgekomen, 
voor  fille  Vaderlanders  hie^  onverrchillig  zyn  kan. 

Uit  dien  hoofde ,  zouden  wy  reeds  voor  langen  tyd  van 
}iet  eerfte  Stukje  van  dit  weluitgewerkte  Gerchiedverhaal , 
pnzen  Leezeren  een  verflag  ^ egeeven  hebben ,  ware  het 
niet,  dat  wy  vooraf  de  volgende  Stukjes  hadden  willen 
afvvacbten ,  om  het  geheel  te  kunnen  overzfen ,  en  een  on» 
afgebroken  bericht  van  hetzelve  opgeeven. 

Ue  kundige  Schryver,  welke  alles  aangewend  heeft,  om 
'dit  zyn  Verhaal  zo  nuttig  en  volleedig  te  doen  zyn ,  als 
mogelyk  is,  en  daartoe  een  groot  aantal  byzonderheden ^ 
mitsgaders  alle  Staats(li|kken ,  Refolutièn,  Advyfen,  Pro- 
festen ,  Memorfën ,  enz.  en  al  wat  wyders  tot  dit  gtyA 
flegis  de  minfte ,  betrekking  heeft ,  zorgvuldig  beeft  by« 
^éngezameld ,  met  oogmerk ,  om  ze ,  in  't  beloop  van  di( 
Verhaal ,  ieder  op  zyne  plaats  te  laaten^invioeijen ,  heeff 
dit  zyn  Werkje  in  Hoofddukken  verdeeld ,  ten  einde ,  be« 
kwas^me  gelegenheid  te  hebben  ,  om  zomwyien  van  het 
eigenlyk  onderwerp  af  te  (lappen ,  en  ^sekere  zaak^n  medQ 
9an  te  roeren  ,  die  wel  niet  önmiddelbatr  bet  droevig  bt 
der  Steden  Hattem  en  Elburg  betreffen  ,  maar  echter  toe 
^pl^eldenng  v^  de  tegenwqor^jge  gedeldheid  v^^n  Gelder« 

Jaqdf 


WEOSMS  HATTBH  XN  BLiURG.         ^4$ 

land ,  meer  of  min,  noodzaakelyk  zyn ;  zo  dat  dit  Verhaal 
niet  ilegts  een  volkomen  Tafereel  van  het  gebeurde  in  de 
Steden  HatteiQ  en  Elborg ,  maar  ook  van  de  geheele  te* 
genivoordige  gefteldheid  van  Gelderland,  kan  opleveren. 

Na  eene  kone  Inleiding,  waarin  de  Schryver  den  hag. 
gelyken  toeftand  der  Republiek ,  op  eene  treffende  wyze , 
aficbetst^  gaat  hy  in  het  eerde  Hoofdftuk  over ,  om  ons 
te  doen  zien, dat  de  Hertogen , Graaven  en  Heeren^  over 
deeze  Gewesten,  geene  eigendunkelyke  Heertcbers,  maar 
door  eenen  plecbtigen  eed  verbonden  waren,  om  de  Inge. 
setenen  in  bunne  Privilegiën  en  Rechten  te  handhaaven , 
zo  dat  de  Ingezetenen  aan  den  Souverein ,  niet  langer 
trouwe  en  gehoorzaamheid  fchuldig  waren ,  dan ,  zo  lang 
deeze  zynen  plicht  beqracfatte,  en  de  Vryheden,  Privile- 
^ên,  Coscuymen  en  oude  Herkomensder  ingezetenen, 
in  eere  hield ,  waarom  ook  de  Gefchiedenisfen  van  ons 
Vaderland  zo  veele  bewyzen  opleveren ^ dat  het,  onder  de 
vroegere  Graaven  en  Heeren  over  deeze  Gewesten ,  zel- 
den een  Alleenheerfcber  heeft  mogen  gebeuren ,  dat  hy  de 
Voorrechten  onaer  Vaderen ,  langen  tyd ,  ongeftrafï  heeft 
kunnen  fchenden.  Dan,  daar  de  Stadhouders,  integén» 
deel ,  die ,  na  de  grondlegging  der  linie ,  als  eerfte  Staats* 
dienaars  vin  de  Republiek,  zo  in  het  Staats-  als  Krygs«> 
weezen,  aan  het  algemeen  bewind,  inzonderheid  aan  de 
uitvoerende  macht,  zo  aanmerkelyk  aandeel  hadden,  ech- 
ter dikwila  ,  tér  voldoening  hunner  onbegrensde  heersch- 
zocht  ,  het  Vaderland  jammereif  berokkend  hebben ,  die 
nooit  in  een  Oppervorst  geduld  wierden ,  heeh  dit  den 
Schryver  aangefpoord,  om  dit  merkwaardig  onderfcbeid  na 
te  vorTcben,  en,  hy  die  gelegenheid ,  den  oorfprong  van  hec 
Stadhouderfchap,  en  waartoe  hetzelve  is  ingericht,  aan  te 
toonen,  benevens  de  gefchiedenis  der  Stadhouders  kono- 
lyk  te  doorloopen ,  om  hieruit  te  doen  zien ,  hoe ,  van 
tyden  berwaards ,  het  in  deeze  Republiek  geen  zeer  on* 
gewoon  verfchynfel  geweest  is,  om  Steden,  zelfs  geheele 
Provincidn,  met  kracht  van  Wapenen  ,  aan  het  eigendun« 
kelyk  goedvinden  van  den  Stadhouder,  inzonderheid  met 
tipzicht  tot  de  Magiftraatsverkiezipgen ,  te  onderwerpen; 
waarop  de  Schryver  in  het  tweede  Hoofddeel  overgaat, 
om  dit  toe  te  pasfen  op  het  onlangs  gebeurde ,  met  opzicht 
tot  de  Overheden  en  verdere  Bewooneren  der  Steden  Hat* 
tem  en  Eltorg.  Dan ,  om  een  toereikend  denkbeeld  te 
gjeeven  ,  van  al  *t  onrechtvaardige ,  *t  welk  in  de  laatst- 
genbemde   gebeurtenis   ligt   opgeQoten,  was  het  noo4ig 

R  5  voor- 


^^6  BI9T0RISCB  VMtLUkêJL 

vooraf  eenig  onderzoek  te  doen ,  natr  de  corlprongkelyke 
Rechten  van  Gelderiaads  Ingezetenen ,  ten  einde  daaruit 
blyken  moge,  op  hoedanige  wyze  haar  dezelve  van  tyd 
tot  tyd  y  met  list  of  openbaar  geweld «  zyn  OBtnomen ,  ea 

•  hoe  noodzakelyk  het  voor  dezelven  is,  ten  nünOen  voor 
het  behoud  der  nog  overgeblevenen,  xo  veel  mogelykzy^ 
té  waaken.  Hierom  beeft  hy,  van  de  vroegere  £n  tegen- 
woordige gedeidheid  dier  Provincie  i^  iuzonderheid  van  ds 
Stedelyke  voorrechten ,  met  opzicht  tot  de  Magiftraacsver* 
kiezingen,  en  hoe  dezelve «  van  tyd  tot  tyd,  gefcbonden 
zyn ,  zo  veel  opengilegd  ,  als  juist  dienen  kan ,  om  ees 
tameiyk  goed  begrip ,  dien  aangaande ,  op  te  vatten.  Is 
't  byzonder  is  hy  zeer  breedvoerig,  over  de  invoering  vaa 
het  drukkend  Reglement  van  1750,  waardoor  alles  van  dei 
Stadhouder  afhangkelyk  gemaakt  is  ,  en  welks  Tchadelyke 
gevolgen  door  den  Schryver  worden  aangetoond ;  waarna 
hy  ons  een  Verhaal  geeft ,  hoe  Gelderlaad  ,  door  het  voor- 
beeld van  andere  Provinciën,  opgewekt,  en  door  deMan- 
nentaal  van  echte  Vryheidszoonen  aangewakkerd,  bet  be- 
fluit  nam  ,  om  na  de  oorzaaken  hunner  rampen  te  onder* 
eoeken  ,  hunne  gefchonden  Rechten  te  herftellen,  en  bet 
voofichreven  Reglement  te  redresfeeren  en  ce  verbeteren; 

^dan  dat,  niettegenftaande  de  Mannelyke  Voordellen  ea 
Protesten  van  den  braaven  van  oer  gapellbn  en  ande- 
ren ,  ilie  verdrukkingen  geftadig  toenamen ,  zo  dat  mea 
zelfs  tegen  de  Tekenaaren  van  het  Nationaale  Request, 
dat  hier  in  zyn  geheel^  benevens  het  gebeurde,  dieswe^ 
gens  wordt  opgegeeven ,  zekere  Inquifitie  aanving ,  het 
geen  echter  van  dat  gevolg  was  ,  dat  het  Volk  vm  Gét' 
derland,  wel  verre  van  zich  te  laaten  afTcbrikken,  toe  he& 
ftel  zyner  vervreemde  Voorrechten ,  voortaan  foortgelyke 
Verzoekfcbriften  in  te  brengen  ,  echter  nogmaals  zyne 
Hem  verhief,  en^  by  een  tweede  Request,  op  aieuw  be» 
geerde,  dat  die  ondraaglyke  kluisters,  welke  «en  geduu* 
ng  poogde  te  verzwaaren,  verbrooken  mogteo  worden^ 
Dan  dit  Adres  wedervoer  nog  erger  lot  dan  het  eerfte, 
en  wierd,  door  de  meerderheid  der  StaaKusleden «  met  vev- 
finaading  agter  de  bank  geworpen ,  die  toen ,  zonder  op 
de  Advyzen  van  veele  hunner  Medeleeden  de  minfte  acht 
te  (laan  ,  befloten ,  ingevolge  het  gemelde  Advys  van  den 
Hove  Provinciaal,  de  Volkftem,  ware  het  mogelyk,  voor 
altyd  te  onderdrukken,  en,  door  geheel  Gelderland,  de  zo 
berugte  Publicatie  in  dato  11  Mai  1786,  (die  hier  dooir 
den  Schryver  in  zyn  geheel,  benevens  xle  protesten  en 

Aan- 


Atntedcemngen  Van  «eer  veete  Sttdtskden,  in  't  byzon- 
der  van  den  kundigen  capëllsn  tot  oe  marsch>  wor^ 
den  opgegeeven  ,)  te  haten  afkondigen.  Het  derde  Hoofd* 
deel|  waar  mede  het  tweede  Siuk  zytren  aanvang  neemt» 
begint    de    Scbryver    met   eenige    AaiKDerkiiigen    op    de 
voorfz.  Publicatie ,  waar  tegen  zich  eenige  Regenten  van 
Hattem  en  Ëlburg  verzet  hebbeu ,    deeic  ons   verder  de 
vruChtekioze  poogingen  mede  van  eenige  Gelderfche  Re. 
genten,  om  ^let  weizyn  des  Vaderlands  te  bevorderen,  en 
doet  on&  voons  zien ,  bet  algemeen  wantrouwen ,  dat  by 
de  Natie,  tegen  de  uitv(»erende  ipacht,  was  ontdaan,  en 
de  oorzaaken  waar  uit  hetzelve  zynen  oorfprottg  nam.  Na 
on3  dit,  en.meer  andere  Stukken,  tot  de  hoofdzaak  betrek- 
kelyk ,  te  hebben  medegedeeld ,  gaat  hy  over  tot  cene  korte 
Beicbryving  van  Ëlburg,   deszelfs   Reeeerings- Collegiëa 
en  MagiHraats-beftelling  ,  die  weleer  door  de  Gilden  en 
Burgery  verkooren  ,  doch  door  de   Stadhouders  van  die 
wenig  ree  ht    beroofd   wierden  ,  voorts  het  Collegie  van 
Gemeentslieden  ,  de  verkiezing   van  welk«  LediU  tot  he- 
den toe   aan  Gilden  en  Borgery - verWcven  is;  by  welke 
.gelegenheid  ons  de  Schryver  de  gefichillen  mededeelt ,  wel- 
ke ontdaan  zyn  uit   hoofde  der  weigering  van  de  Magi- 
ftraat  ,    om  een  wettig  verkooren   Gemeentsman  in  den 
eed   te  neemen;  voorts  de  nuttigheid  der  Collegi£n  van 
Gemeentslieden  ,    de  oorzaak   van  't  misbruik  ,  't  weHc 
deaelve  fomtyds  van  haar  gezag  gemaakt  hebben ,  en  het 
diep  verval ,  waarin  dit  Collegie  zedert  meer  dan  dertig 
Jaaren  geraakt ,  en  buiten  (laat  gefteld  was ,  om  aan  zyne 
bezwooren  pKchten,  in  allen  deele,  te  voldoen,  waarvan 
de  voomaamfte  oorzaak  alleen  daar  aan  was  toe  te  fcbcy- 
ven ,    dat    het  zelve    geene   afzonderlyke  Vergaderingen 
hield ,  en   derhalven  over  zulke  aangelegenheden  niet  be- 
^hoorlyk  raadpleegen  kon.,  die,  volgens  't  Stedelyk  Reqht, 
aan  dit  Collegie  in  't  byiitender  zyn  toevertrouwd.    Het 
vierde  Hoofdftuk  vangt  de  Schryver  aan  ,  met  eene  be- 
fchouwing  der  Gelderfche  Landdagen ,  hoe  dezelve  gehou- 
den worden  ,  en   op  welke  eene  wyze   de  uitfchryving 
daartoe  gefchied.    'De  drie  Hoofdfteden,  naroelyk,  hebben 
het  recht  ,  om  eene  Kwartiersdag  te  verfchry ven ,  en  fiet 
Hof  is  verpficht,  om  alle  de  Poinften,  waar  over  geraad* 
pleegd  zal  worden  4   over  te   zenden.     Dan,  ten  deezeti 
opzichte,  hebben  veele  misbruiken  plaats  gehad,  't  welk 
■weder  aanleiding  tot  veele  andere  verderfelyke  misbruiken 
ffgeeven  bc^ft  ,  waw  van  d«  Schryver  ons  de  bcklair, 

gena- 


t48  HISTomSCB  VBRHAAL  WEGENS  HATTEM  EH  ELBaRG.* 

genswaardige  gevolgen  heeft  aangetoond »  en  tevens  doen 
zien,  boe  de  gezwooren  Gemeente  te.Ëlburg,  zich  tegen 
een  der  grootfte  misbruiken  op  de  Landdagen  heeft  be« 
ginnen  te  verzetten,  en  tevens  te  eisrchen  om  het  vrye 
Stemrecht 9  ter  Staatsvergadering,te  doen  gelden ,  benevens 
alles  wat  dieswegens  is  vobi^vallen ;  en  hoe  het  voorts 
gelegen  zy  ,  met  opzicht  tot  de  gewaande  misdaad ,  om 
weKe  de  Bulderen  en  Ingezetenen  van  EIburg,  op  last 
hunner  Principaale  Vertesenwoordigers  ,  zo  niet  als  open* 
lyke  vyanden  ,  ten  minften  als  weerfpannige  en  oproerige 
Surgers>  door  Militair  geweld  moesten  te  onder  gebragt 
worden;  waWp  hy  in  het  vyfde  Hóofdftuk  overgaat,  om 
met  alle  mogelyke  onzydigheid  te  onderzoeken  ,  welke 
zaaken  en  omftandigheden  tot  gelyke  onderoeeming ,  tegen 
de  Vryheidlievende  Bewooneren  van  bet  verdrukte  Hae- 
tem  ,  de  waarfchynlyke  aanleiding  gegeeven  hebben;  zo 
dat  in  dit  en  het  laatfte  zesde  Hóofdftuk,  al^s  in  een  b^ 
hoorlyk  verband  is  byééngebragt ,  wat  binnen  Elburg  en 
Hattem,  met  opzicht  tot  de  wezenlykfte  bezwaaren  der 
Ingezetenen,  en  inzonderheid,  het  weigeren  van  eenen 
door  zyne  Hoogheid ,  den  Heere  Stadhouder,  tot  Regent 
aangeftelden  Garde  du  Corps  ^  is  voorgevallen. 

Vaderlandsch  Woordenboek;  door  jacobus  rok.  Zestiende 
DeeL  Fra-Fy  j  .met  Kaarten ,  Plaaten  en  Pourtraiten. 
Te  Amfieldam ,  by  J.  Allart ,  i7S6.  In  gr.  Svo.  698 
bladz. 

XVTy  hebben  reeds  meermaalen  van  dit  Werk,  als  een 
W  nuttig  Handboek  voor  ben,  die  eenige  kennis  van 
onze  Vaderlandrche  Gefcbiedenisfen  en  Oudheden  erlan« 
gen ,  en  daartoe  de  bronnen  zelven  willen  narpooren ,  met 
lof  gewag  gemaakt ,  en  selyk  wy  telkens  het  een  of  an- 
der, by  wyze  van  Uittrefclel ,  tot  een  Ihaitje,  uit  dit  Werk 
onzen  Leezeren  mededeelen,  'zullen  wy  thans,  het  zelfde 
voetfpoor  inflaande ,  hier  laaten  volgen ,  het  ffeen  de  werk- 
zaame  Schryver ,  nopens  de  geSartheid  van  Friesiauds  Be- 
wooneren, heeft  aangetekend. 

„  De  hedendaagfche  Friefen  verfchillen  grootelyks  van 
de  Ouden,  wier  Geaartheid,  Zeden  en  Gewoonten  ge- 
noegzaam overeenkomftig  waren  met  die  der  Batavieren; 
waarom  wy  dit  met  ftilzwy^en  voorby  gaan.  De  oorzaa» 
ken  van  deeze  verfcbeidenhéid  en  zigtbaare  verandering, 

zyn 


)•  KOK»  VADBUARDSCH  WOQKDKNBOBK.  S49 

Bjn  buiten  twyfel  veele.  De  Romeinen ,  hier  te  lande 
veikeerende,  leiden  'er  zeker  den  eerften  groiulflag  toe;, 
hebbende  de  Frieten  van  bun  niet  alleen  geleerd  bet  Lee« 
fien  en  Scbryven,  maar  ook  vry  wat  van  bunne  2^en; 
vooral ,  toen  bet  voor  hun  een  ftuk  van  belanff  geworden 
was ,  de  vriendfchap  met  de  Romeinen  aan  te  kweeken  en 
te  onderbonden.  Zy,  die  eenige  Jaaren  achter  elkander» 
buiten 's  lands»  in  vreemden  Krygsdienst  badden  omge- 
zworven  ,  gelyk  oudtyds  vair  veele  der  aanzienlykfte  Jon- 
gelingen onder  de  Frieren  plagt  te  gefchiedeu»  kwamen 
aelden  of  nooit  in  hun  Vaderland  te  rug ,  xonder  iets  uit« 
heemsch ,  in  Taal ,  Zeden  en  Gewoonten  •  mede  te  bren- 
gen, 't  welk,  fchoon  met  geen  opzettelyk  voomeemen, 
ongevoelig  op  bunne  Kinderen  over  ging,  en  daar  door 
een  ongemerkte  verandering  te  weeg  bragt.  Het  geen  dus 
door  de  Romeinen  bier  te  Lande  begonnen  was ,  werd 
kort  daarna  door  de  Franken  voongezet,  en  wel  inzon* 
derbeid,  na  dat  deezen  het  zo  verre  gebragt  badden ,  dat 
het  Christendom  door  de  Friefen ,  met  verlaating  van  bun- 
nen Vaderlandfchen  Godsdienst,  vry  algemeen  was  aan- 
genomen. Want  daar  dit,  bebalven  de  overkomfte  van 
veele  buitenlandfche  Geestelyken ;  aan  den  eenen  kant  • 
Biet  weinig  toebragt ,  om  den  wederzydfchen  baat  en  a^ 
keef  merkelyk  te  verzachten,  welke ,  hoe  onredelyk  ook, 
uit  verfebeideoheid  van  Godsdienftige  begrippen  en  plech- 
tigheden doorgaans  gebooren  wordt ^  gaf  bet,  aan  den  an- 
deren kant,  insgelyks  gelegenheid  tot  dien  semeenzaamen 
omgang  en  verkeering»  welke  tusfchen  verlchillende  VoK 
ken  nooit  geoe&nd  wordt,  zonder  dat  bet  eene  Volk  van 
he|  andere  deeze  of  geene  gebruiken  overnam.  De  Wee* 
tenfchappen ,  die  ,  met  recht ,  voor  het  bekwaamfte  mid- 
del, ter  befcbaaving  der  Zeden  en  Gewoonten  worden  ge- 
houden ,  (laken  ook ,  hngzamerband ,  in  deeze  Gewesten 
bet  hoofd  op,  en  werkten  grootelyks  mede,  om  de  reeds 
begonnen  veranderingen  ten  fterkllen  voort  te  zetten.  Dan  » 
zo  'er  iets  is^  dat  daaraan  de  laatfte  hand  geleed  heeft, 
is  bet ,  waarfchynlyk  \  de  vermeerdering  van  Frieslands 
Rykdom  ,  welke  ,  roet  het  vo<»rtzetten  van  den  eertyds 
verwaarloosden  Landbouw ,  Koophandel  en  Scheepvaart  ^ 
lot  een  aanzienlyke  hoogte  geklommen  is,  en  eene  zeer 
groote  verandering  heeft  te  wege  gebragt ,  zo ,  om  dat 
veele  Vreemdelingen  daar  door  zyn  aangelokt,  om  zich, 
roet  verlaatinge  van  hun  Vadertand  ,  ter  verkryging  van 
een  ruimer  beftaan ,  herwaards  te  begeeven  >  en  ztch  met 

den 


t5^  J.    KO^ 

den  ouden  Lanckiart  te  vermengen »  als  ook ,  om  dtt  Yee» 

k  ryke  Landskinderen  9  even  >  als  of  het  nu  een  ichand« 
ware  ,  geboren  Friefen  te  zyn »  daar  hunne  Voorvaderen 
Èo  groot  een  eer  in  ilelden^,  zich  meer  en  meer  van  hun* 
ne  Landgenooten  onderiicheiden ,  door  xich  Uuicenlanders  ^ 
en  wel  liefst  Franlchen ,  tot  voorbeelden  van  navolging  t« 
verkiezen. 

,,  Dan ,  hoe  zeer  de  lantere  V  riefen  van  de  vroegere  ver* 
fchillen,  't  is  echter  waar,  dat  zy,  mimk-r  iian  wel  ande* 
ren,  tot  buitenlpoorigheden  vervallen  zyn.  Mi>lchien  is  'er 
fiog  wat  overgebleeven  van  de  oude  ^czeiheia  op  eigen 
Taal  en  ZeJen ,  weike  oudtyds  zo  verre  ijin;? ,  dat  zy  met 
andere  Volken  weinig  verkeerden  ,  en  zelhs  vVetten  maak» 
ten  i  om  geen  BuUen/andcrs,  onder  hun  te  laaten  woonen  ^ 
£o  als  men  breedvoeriger  zien  kan  by  OABb^MA  ,  iu  zyne 
Voorreden  voor  o.  Japirs,  Fricfchc  Kymelary.  L^an ,  in 
plaats  van  dit  een  deugd  te  noemen ,  is  het  eerder  als  eea 
woeste  onbefchaafdheid  aari  te  merken^  welke,  door  eeix 
betere  ,  en  met  de  foenfchelyke  Natuur  meer  overeenkom 
mende,  gezelligheid,  is  weggenomen. 

,,  Maar ,  hoe  groot  die  veranderingen  ook  zyn ,  de  Friefchc 
Natie  is  nier  geheeli^nal  van  geftahe  of  inborst  veranderd. 
De  Frieren  zyn  5  over  't  algemeen  genomen ,  nog  ryzig  en 
ilerk  van  ligchaam  ,  waartoe  het  gebruik  van  voedzoame 
fpyzen,  gepaard  met  een  gezonde  arbeidzaamheid,  waai^ 
fchynlyk  niet  weinig  toebrengt.  Ook  zyn  zj  van  een  aan* 
zienlyk  en  bevallig  wezen  ,  waar  in  een  onbefchroorode 
achtbaarheid  en  deftigheid  doorftraalt ,  welke  zy ,  vooral 
in  het  fpreeken ,  door  ecne  rondborftige  vryrooedighei<i ,  we- 
ten aan  den  dag  te  leggen,  terwyl  hun  de  roem  van  ogen* 
hartigheid ,  goedaartigheid  en  getrouw  te  zyn ,  niet  kan  ge» 
weigerd  worden,  fchoon  zy  niet  vry  te  pleiren  zyn  van 
llyt hoofdigheid,  die  het  zeer  bezwaarlyk  maakt,  om  hen 
Van  hunne  eerstgenomen  belluiten  af  te  breui^en.  Ten 
aapzien  van  de befcherming  der  Vryheid  is  hun  ( ir.  in  vee- 
Ic  gevallen,  van  merkelyk  nut  geweest:  en  utnlclulvk  wa- 
re bet  ,  dat  de  Friefen,  ter  berkry^ing  van  hunne  tiefV  hon- 
den Rechten,  in  deese  dagen,  die  aangebooren  thfnovf- 
digheid  niet  lieten  v:(aren.  Wenfchelyk  ware  't,  djt  hunne 
Overweldigers  dit  gedeelte  van  hun  karakter  thans  in  aan- 
merking wilden  neemen. 

„  De  Vrouwen  in  Friesland  zyn,  over  't  algemeen ,  weiges 
naakt  van  lyf  en  leden ;  blank  en  fchoon  van  aangezicht ; 
doorgaans  voorzien  van  helder  tintelende  oogcn,  en  blanke 

of 


▼ADERLARDSCH  WOORDBMBOKK.         égt 

of  bruine  hairen;  wordende  hier  weinfg  Bruinetten  gevon*- 
ileQ.  Ten  platten  lande,  daar  de  levenswyze  minder  to 
dorven  is  dan  in  de  bteden,  vindt  men  inzonderheid  veele^ 
die,  in  rchoonheid  en  bevalligheid,  met  die  van  de  Steden 
gelyk  ftaande»  haar  in  zilverwitte  tanden,  bloozende  kleur 
en  frisfchegeftalte,  niet  weinig  te  boven  gaan,  hoewel ae 
doorgaans  minder  van  die  verfynde  befchaafdheid  bezitten » 
welke  in  dé  (leden ,  en  voomamelyk  by  den  rykdom  ^ 
heersclU)  en  niet  zelden  te  verre  gedreven  wordt. 

,9  De  pragt ,  zo  in  gebouwen  als  andere  dingen ,  is  aldaar 
mifider  dan  in  andere  Oorden.  Van  de  oude  Stinzen  of 
Steenhuizen ,  zyn  in  Friesland  weinige  meer  overig.  Egtèr 
ontbreekt  het  'er  niet  aan  fraaije  Landhuizen^  metvrnchr*, 
baare  tuinen,  hoven  en  vyvers,  gefcbikt  tot  aangenaame' 
Zooerverblyven.  De  Boerenwooningen  en  Schuuren ,  het 
zy  dezelven  in  eigendom  of  in  huur  bewoond  worden, 
zyn  aldaar  zeer  aanzienlyk,  en  overtreffen  veelal  die  der 
andere  Provinciën  in  Oosiergoo  en  Westergoo;  daar  men 
de  beste  landeryen  vindt,  heeft  men  ook  de  kostbaarfte 
en  fraaifte  buizen. 

„  Dan  nergens  is  de  verandering  grooter  dan  in  de  klee- 
ding der  Friefen.  De  aanzienlykfte ,  zo  Mans  als  Vrou* 
weo,  hebben  zich  leeds,  van  overlang,  naar  Duitrche  en 
Fnnfche  manieren  beginnen  te  fchikken ,  en  vinden  daarin 
veel  navolgers  onder  den  Burgerftaat ,  die  hier  toe  te  lig^ 
tet  overgaan,  om  dat  dit  een  gereed  middel  fchynt  om 
zich  van  't  gemeen  te  onderfcheiden ,  en  tot  een  rang  van 
meerder  aanzien  op  te  klimmen.  Zonder  ons  dan  met  de 
aanzienlykften,  die  men,  aan  de  kleeding,  voor  geen  Frie* 
ftn  kennen  kan  ,  bezig  te  houden ,  zullen  wy  ons  enkel 
tot  den  middelftand  bepaalen ,  en  wel  meest  tot  die  van 
het  platte  land ,  omdat  de  kleeding  der  (ledelingen ,  vooral 
der  Vrouwen,  zo  verfchillende  is»  dat  de  kenners  daar 
alleen  by  weeten  te  onderrcheiden ,  of  zy  uit  de  hoofde 
(ted ,  dan  uit  andere  fteden  zyn ,  en  bepaaldelyk  uit  wel- 
ke. Van  allen ,  zo  landluiden  als  (ledelingen ,  moet  men 
erkennen,  dat  Hunne  kleeding  verre  is  van  weidseh  te 
zyn,  als  ook,  dat  *er  iets  van  dat  landeigene  in  door- 
llraalt,  waardoor  dezelve ,  en  inzonderheid  die  der  Vrou- 
wen, al  zyn  zy  geen  Hindeloopers  of  Moïqucrummers  ^ 
zich  gemakkelyk  van  alle  overige  laaten  onderfcheiden* 
Ook  (haalt  'er  iets  bevalligs  door,  dat  niet  weinig*ter  ver- 
meerdering  der  vrouwelyke  fchoonheid  dient.  De  zoaió» 
Soende  Duitfch^  nutzen  mee  breede  kanten,  de  gouden 

oor- 


a5%  J.  KOK 

oorysers»  eo  andere  verfierfelen  van  goud  en  xilvet,  eer» 
tyds  20  weinig,  doch  du  zeer  veel,  geëchc,  en  niet  zelden 
boven  vermogen  gebruikt ,  (lellen  dezelve  in  het  aange- 
naamfte  iicht.  Ën  hier  aan  heeft  men  toe  te  fchryven ,  dat 
eeii  wel  uitgedoste  Frierche  Vrouw  ,  of  jonge  Dochter  ^ 
nooit  op  een  vreemde  plaats  kan  verfchynen ,  sonder  een 
bewonderende  aandacht»  van  groot  en  klein  ^  tot  zich  te 
trekken.  Wat  verder  het  onderfcheid  der  kleeding  betreft  en 

J^enoegzaam  bekend  is,  beoordeele  een  ieder  naar  zynen 
maak  en  zinnelykheid. 

,,  In  fpyze  en  drank,  als  ook  in  de  verdere  levenswyze» 
verneemt  men  wel  de  oude  ruuwheid  niet  meer;  doch 
echter  beerscht  *er  een  eenvoudigheid ,  die  elders  niet  te 
vinden  is  ,  en  secne  omflagttge  toebereidinff  vereischt. 
Dan,  nadat  de  Visfchery,  de  Landbouw,  de  Veefokkery, 
de  Koophandel  en  Scheepsvaan  een  zichtbaare  vermeerde- 
ring van  's  Lands  rykdom  veroorzaakt  hebben ,  beeft  ook 
de  levenswyze  een  gantsch  andere  gedaante  aangenomen. 
De  drank  betreffende ,  in  plaats  van  zwaare  bieren ,  waar- 
in een  dronkenmaakende  kracht  ftak,  en  die,  thans  in 
geen  dagelyks  gebruik  meer  zyn,  is  de.koffi,  nevens  de 
thee,  overmatig  ingedrongen.  By  de  fatzoenelyke  luidea 
is  het  thans  eene  fchande ,  zich  in  't  openbaar  dronken  te 
vertoonen  ;  bierdoor  zyn  de  tegjenwoordige  Friefen  veel 
handelbaarer  dan  hunne  Voorouders.  Getrouw  het  eens 
gegeeven  woord  te  houden  ;  Vaderland  en  Vryheid  te  be* 
minnen,  en,  als  de  nood  aan  den  man  komt,  die  kloek- 
moedig  yoor  te  (laan ,  om  zich  geen  nypend  juk  en  banden 
van  flaverny  op  den  hals  te  laaten  dringen  ^  een  arbeidt 
xaam  en  zuinig  leven  te  leiden;  den  Koophandel  en  voor* 
al  de  Scheepvaart,  zonder  aanmerking  op  de  ge  vaaren,, 
met  dit  beroep  onafTcheidbaar  verknocht,  ,te  dryven,  zyn 
dingen ,  die  de  Friefen  tot  lof  verftrekken  en  hun  hoofd- 
karakter  uitmaaken. 

„  't  Is  algemeen  bekend ,  dat  deeze  Natie  voor  geene  an- 
dere in  't  beoefenen  der  fraaije  weten  fcbappen  behoeft  on* 
der  te  doen;  een  menigte  van  ervarene  Friefen,  in  alle 
vakken  van  geleerdheid  uitmuntende ,  (bekken  daar  van  ten 
bewyze.  Mannen  ,  behoorende  tot  den  kanzel ,  tabbaart 
of  degen;  Vrouwen,  doorleerd  in  alle  takken  van  geleerd- 
heid ,  zyn  reeds  vroeg  en  als  nog  in  Friesland  bekend  ge- 
weest. Ter  voltooijing  van  den  aart  en  karakterfchets  der 
Friefen,  zullen  wy  'er  dit  volgende  nog  byvoegen. 

„Even  gelyk  de  voomaamfte  deugden  en  gebreken  ondet 

het 


VADBBULNOSCH  WOOaBlNBOia^  gr- 

lict  aenfchtlyk  geflacht,  zya  dezelve  ook.  onder  hm  ver- 


»..►•  u -i  8}«n?n«d,  dapperen  heldenmoed  en  blóode laf- 
hartigheid, fchitterend  vernuft  en  drieste  domheid  .oveïïï 
naast  elkander  geplaatst  vindt,  dus  zyn  dee«  deugd°n  « 
ondeü|den  ook  onder  hun  bekend.  Dan  uit  bet  ge/n  reeS 
gezegd  IS,  «al  men  kunnen  opmaaken .  dat  de  fS 

Eenwns  gefcbapen  zyn,  om  zich  in  weelde  en  wellust  t! 


te  verfpillen;  maar  om  de  kracht  van  een  welgefpSd  S 
ftei,  dwr  ftoote  en  vaardige  licb»amsoefeningen,te  ïenlSl 
Ï'S:  En  «ker,  onaangezien  de  ftyve  houSing,  dk  hun 
in  den  eertten  opOag.  meer  of  min,  eigen  fchynt,  wetïS 
zy  bet  wel  te  toonen  als  het  te  pasfe^omt/Everkiïï 
Ag^m  het  beftier  van,  paarden  als  van  fciftpen,  omr"?! 
iBoeid  op   de  jacht,  m  het  kaatfen.  in  het  kolven     en 
vooral   m   fchaaisryden .   waarin  hun  niemand  overtreft- 
kortom  m  alles,  wat  tot  een  vluggen  en  fterten  kaerd 
tereischt  wordt.zonder  weer  of  win3  re  ontzfSirtewJzS 
zy  genoegaam,  dat  de  dappere  Romeinen  niet  vruneloS 
hunne  leermeesters  «weest  zyn.    De  Friefen.  die  dS  £3 
recht  den  naam  van  deftoute  Friefen  verdienen,  zyn  onse. 
voehg  voor  venery;  en  zo  men  de  Grooten  uitiondert. 
die  overal  wülen  gevleid  worden,  kan  men  met  «ind 
a^n,  dat  zy  door  geen  vleijery  te  winnen  zyn.  ïvïï 
mm    kan   trotscbheid   onder  lun   geduld   worden;  hna 
grootfte  vermaak  beftaat  in  de  vemöering  van  eei'booïï 
moedig  menscfa.    Koutten,  die  aan  een  fynen  fmÏÏt  WÏI 
den  toegekend,  gaan  by  hun  niet  zeer  in  zwang.    Dm 
m  nuttige  molenweiken.fluizen  en  andere  werktuiifen   zvn 
«y  groöte  meesters.    De  landman  fchynt  onder  WeS 
wysgeer  te  zyn:  het  droogmaaken  van  Meeren,  het  bedv. 
»en ;  het  vellen  van  bosfcben ,  om  den  grond  tot  wei-rf 
zaailanden  bekwaam  te  maaken,    fchynr  bun  .van  natnur 
eigen  te  zyn.    Andereq,  doch  in  minder  getal,  auntm 
u  veifcbeidene  andere  zaaken  uit.  *      *  "«"«« 


lI.OBBL.if.u.e.UTT.lfo.6.    $  Twet' 


054  tWEÉDtf  nrt. 


Tweede  iets  voor  de  Predikant 2n  van  NoordhoUan  i ;  met  betrek^' 
king  tot  het  voorgevallene  op  de  twee  iaajie  "ynodens  van 
Noofdholland 9  in^  de  zaak  vön  d-n  R'str  en  den  aankleevè 
van  dien.  Te  Hoorns  by  L'.  VeriHandb,  1786. '  Ih  gr.  oEtava 
56  bladz. 

\70ISCns  belofte  'in  't  e^rpe  iets  gedaen  C*)  vindt'  men  in  dit 
tweede  ene  nadere  opheldering  van  het  voorfircValIcnc  raken- 
de den  Rooster,  en  den  acnklcve  van;  dien.  Hier'tc^  brengt 
men  in  -dezen,  uit  liet  porte/suilt"^  naef  een  vfy  écht  affchrifr, 
voor  den  dag ,  de  eerfte  propofitie  •  w  de  Clasf»  van  Alkmaef 
^e.iaen »  wegcn'5  liet  arresteren  van  eek\  vasten  Rooster  in  het 
begeven  der  Synodale  offvcien -en  commisficn,  mitsgaders 'de 
Mislive  door  de  B.  Clasfis  van  Alkmaar,  verionden  atfn  dd 
vyf  overige  Clasfen  der  NocrclhollaiKlfobe  Synode,  met  betrek^ 
king  tot  het  voorgevallene  op  de  Synodale  Ver^dering  te  Ene» 
huizen;  met  eenige  bylagen«  welken  ten  regten  vcrfrandê  van 

ctlyke  byzonderheden  dienen.  -> De  Uitgevers  dezer  Stuk* 

ken,  oordeelende  i»  cfat   het  meer  dan  tyd  wordt ^    dat   der 

,9  Gcestelykcn  hoogmoed  bekend,  en  derzelver  heersch4 

„  zugt  ook  tevens  paal  en  perk  gefield  worde,"  heb, 

ben  't  raedzaem  geoordeeld,  ,♦  hier  i^iele  der.Wa.reld  onder 
„  't  oog  te  brengen ,  wat  gccsrelyke  Hoogmoed  en  Heerscb- 
„  zugt,  zelfs  in  deze  dageu  van  Vryheid,  durft  pnderneemen  en 
99  uit  voelden:  '  ■  ' '  proviflortcel  C'^oe^enzy  'er  byj)  bepaalen 
ff  wy  ons  nog  tot  den  Rcoster  en  aonkleev  van  </»>n;  dan  even- 
9>  wel  zullen  wy  waarfchynlyk  alte  de  fchfecuwende  informa* 
^,  liteiten  deezer  Enchuizer  Synode  uit  orlginéele  'Stukken  wel* 
'9»  dril  u  mededeelen." 

C^)  Zie  boven  bl.  ift.        .  . 


Onzydige  en  beproefde  J^edè^ten^  over  de  Leer  aangaande  Geesten 

en  Geeitenzienders  van  jusTUS  christian  hennpgs,  Ho/raad 

'    en  Hoogleeraar  te  Jena.   Uit  het  Hoogdutsch  overgezet  ^  ohdei 

'  de  Zir^preuk:   Altisfimo  annuente  viribus   meis.    Eerfte  Stuk* 

Te   Jmfterdam^  by    A.    Fokke  Simonsz.    1786*    Behaiven  da 

Voorreden »  ^92  bladz.     In  oiiafo. 

TJct  onder  veelen  nog  heerfchende  bygeloof  in  Spookhistoriën » 
^  en  wegens  het  zien  van,  of  verkeeren  met,  Geesten,  ten 
kragtigfte  tegen  te  gaan  ,  is  'de  taak  ,  welke  de  Hoogleeniar 
ïlennings  in  dit  Gefchrift  op  zig  genomen  heeft;  om  alle  byge. 
loovigc  denkbeelden  nopens  foortgelyke  verfcbynzeleu ,  zo  nfet 

ge. 


J.  HEfiHTNCtf  OVSR  GUSTJN.EV  GEÜSTENZIENDERS*       ngS 

ftlml  uit  te  rooien»  (dat  bezwaarlyk  geluktoi  jsouO  althans 
groodylcs  te  verminJeren.  Ten  dien  einde /,/chikt  hy  zig  eerst 
tot  het  nsiCpooTen  van  de  bronnen,  waaruit  'de  bedrieglyke  ge« 
waarwordingen  f  die  de  oorzaak  der  /pookverfchynzeTen  zyn, 
Óntflaao  ;  en  vervolgens  verledigt  hy  zig  tot  het  onderzoeken 
der  bewysredenen  voor  de  mogelykheid  en  weezenlykheid  van 
zulke  verlcbynzelen.  ^.  ■  Her  eerst  opgenoemde  Lid  wordt , 
in  dit  eerfte  thans  afgegeeven  Stuk,  voorgcdraagen. 

\Na  eene  bekorte  omvouwiogd^r  verfcbillende  Ibortén  van 
bedri^eiyke  gewaarwordingen,  brengt,  de  Hooglecraar  derzel* 
¥er  hooi'dbronoen  tot  een  drietid  ,  waar  onder  de  l^trUdi  nfrs^ 
kfogrt  de  voora^mfte  plaats  bekleedt.    Hieromtrent  komt  bo. 
ifonal  in  overweegUig  (laarc  werkii2g  by  inwendige  veranderin-  « 
gsa^j^et  Sele.;  «o  voc^lcti  ook  \^y  inwendige  aandoeningen  in 
b^t  jUcb^am ,  e»  door  aanleiding  der  beweeginge  van  het  Ze* 
BUiy/ap,  ronder  meidewerkitig  van  eenig  buiten  den  mensch  be- 
'  gaande  voorwerp.    Daar  benevens  ei  cht  hier  opmerking,  de 
iovloéd  der  .verbeeldingskragt  by    uitcrlyke  gewaarwordingen  , 
of  zodanige t  welken  door  een  voorwerp,  van  den  xnensch  on« 
ëenchéideuj  verwekt  worden.  £n  bleromtrent  (laat  wel  in  agt 
feoeemeiw  diat  de  verbeelding,  by  vereenigdc  dingen,  inzonder- 
beid  ge^j^tydige,  van  bet  «enq  tot  het  andere  befluit:  waaruit 
dan  volgt ,  dat  de  gedagte  over  een  omierwerp  ook  eene  gcdagte 
f^ver  de.iiv ^. uUwendige  eig^fcbappen  en  gebeurtenisien  der 
zaake  verwék'(,^n  omgekeerd*    Eyen  zo  verwekt  bet  denkbeeld 
^es^t^M^^  het  d^pkbeqld  van  het. betekende,  het  denken  aan 
fcn^  plaats  dp-^gedagte.aan  dè  zaak,  welke  jn  die  pl<iats  gevon. 
den  wordt,  ei>.de  gedagte  van  de  uicwerking  het  denkbeeld  van 
^  oorzaak ,  on?ir^f  wejk  eea  en  ander  ook  het  onigckeerde 
plaats  heett  Qp  deeze  gjrondregds  worden ,  gelyk  de  Hoogleeraar 
doet  zien  ,  dp  gs^olgep  <l^r  nacuurlyke  Toverkunst  begrype'Iyk; 
«o  by  merkt  teveqs  nog  aan  r  hoe  een  gedeele  van  rgterceavol- 
geode  geJagten  de  overige,  voorden  agterwaards,  vernieuwt. — • 
Eene  tweede  voornaame  bron  der  be<S'iegeIyke  gewaarwordingen 
vindt  de  Hoogleeraar  in  de  misflagen  der  gewaarwordingsleden ; 
pnureot  welke  in  dit  gqval  het  gevoel ,  het  gezfgt  en  het  gehoor., 
byzonder  'm  opmerking  komen;  het  welk  hem  leder  deezer  dn« 
«fzonderlyk  doet  nagaan.  ■    .  Hier  by  voegt  hy,  ten  laatAe, 

als  eene  derde  bron,  het  bedri^gelykc^  d^  gewaarwordingen,  dat 
baiM'eQ  girondflag  beeft,  in.  eene  lusfehen  bciide  komende  zaak, 
•weike  zig  tusfchen  het  gewaarwordingslid  en  de  gewaar  gewor- 
deni.^^aak  bevindt.  Zo  kan  *t,  by  voorbeeld,  gebeuren,  dat  ie- 
Biaad,  tegen  ons  overzittende,  by  t  branden  der  kaarre,  *er  zeer 
blc^k  uitziet ,  terwyl  hy  nogtans  de  leevcndigOe  koleur  bezit. 
•  pe  Hoogleera-^r  ontvouwt  de  hier  opgetelde  byzonderheden 
juet  eene  oordeelkundige  naauwkeurigheid ;  en  doet  het  byge. 
br^gte  veeial  dienen  ter  opbeideringe  van  deeze  en  geene  vérhaa- 

S  2  *    Ion 


len  van  dien  aart ,  oF  van  asodanige  gebeurterifsfefl  t  die  men  !igt« 
lyk  lot  fpookvcrfdiynzels  brengt.  Tot  een  ftaal  zyner  maniere 
van  voordragtydiene  het  volgende  over  den  regel,  aat^de  gedagtê 
yan  de  uitwerking  het  denkbeeld  van  de  eorxaak  verwekt »  bet  welk 
wy  te  eerder  verkoozen  hebben,  om  dat  het  tegelyk;  een  ge- 
val opgeeft,  hetwelk  den  Hoogleeraar  zdven ,  hoe  ongeloovig 
aan  Tpookerycn,  in  den  eerften  opflag  eenigermaate  over  hoop 
wierp. 

„  Men  7al,  (zegt  hy,)  my  ongetwyfUd  todtaan,  dat  deiteï* 
ling:  de  uitwerking  verwekt  het  denken  aan  de  oorzaak»  asiillr  , 
een  regel  fs,  welke  de  grootfie  mngt  en  onbepaalde  beerfdiappy 
op  de  verbeelding  oefent,  en  onder  de  overige  regels  met  den 
'  prys  van  voorrang  ptykt.    Vereenigt  men  met  dezen  r^et  de  on* 
{ecwistbaare  waarheid,  dat  een  gewrogt  van  meerder  oorzaake» 
kan  oririUan,  en  de  Vervelingen  heel  dikwils,  in  bepaalde  en  by« 
zondefe  gevallen,  juist  die  oorzaak  uit  meerdere  kiezen »  waar 
aan  *t  Gewrogt  nogtans  zyn  Bellaan  niet  heeft  te  danken;  dan 
wordt  diteenryke  Myn  van  vindingen»  waaruit  zo- menige  val-* 
fche  verfchyningen  zyn  voortgekomen ,  en  welke  m  veel  ople« 
vert,  dat  ze,  wegens  baaren  onuitputbaaren  rykdom,  zelft  voor 
alle  toekomende  tyden ,  de  menfchen  met  verbindingen  venrykeit 
zal.    Breideld  men  daarom  de,  naar  dezen  regel,  zig  werkzaam 
bewyzende  verbeeldingskragt  niet »  dan  is  ze  gelyk  een  wild  eo 
oAtembaar  paard.  Een  Rommelen      »■     ■  inzonderheid  's  nachts, 
wanneer  men  ftilte  gegroon  is,       '        een  kloppen  aan  de  deur, 
ten  minfte  een  geluid  daar  aan  gelyk,  h  eene  uitwerking,  wdke 
tog  haare  oormk  moet  hebben.    Men  onderzoekt  dezelve,  meo 
*    opent  de  deur,  waaraan  men  *t  kloppen  meend  gehoord  te  heb- 
ben, en  ziet!  het  werkende,  de  oorzaak  van  het  kloppen  ,  eo 
bet  iiutdelyk  begrip  daar  van  blyft  voor  ons  verborgen.  Niets  fldt 
nTg  voor  onze  z'nnen^  liet  welke  onze  navorichen(te  iiieuwssïei 
righeid  verzadigen  konde.    Zoude  dan  niet ,  denkt  de  zwakke 
fterveling «  een  onzigtbaare  Gem  dit  gevolg  hebben  gewrogt  I 
T4iets  zekerer,  dan  dit;,  want  zonder  alle  oorzaak  kan  een  ge- 
wrogt tot  daadelykheld  njet  komen.  Ziet  daar  eene  nieuwe  bron 
"van  fpookverfchyningen !  A —  Maar  hoe,  wanneer,  eene  in  eeoe 
fcheur  van  de  muur,  in  een  hollen  balk ,  oT  boven  de  deur  zit- 
tende, en  zig  verlchuilende  muis  een  geluid  hadt  verwekt,  eene 
'    volkomene  overeenkqmst  met  het  kloppen  aan  de  deur  hebben^ 
de  f  wanneer  het  kraaken  der  deur,  gepaard  gaande  met  den 
togt  van  een  openftaand,  of  wel  zulk  een  glas,  waarby  de  lugt 
door  verrcheide  reeten  komen  kan ,  zulk  een  geluid  had  konoen 
veroorzaaken  ? Voor  verfcheide  Jaaren  heb  ik  zelf  een  voor- 
beeld beleefd,  *t  welk  my  bykans  van  myn  ftel  gd>ragt,  en 
myn  ongeloof  in  fpooken  in  een  vast  geloof  hadt  veranderd ,  bj 
aldlen  ik  niet,  by  een  nader  onderzoek,  de  waare  rede  hadt  oor- 
éekt.    Ik  woonde  op  eene  kamer,  waar  toe  men  deor  een  oaaii- 


I* 


OVBt  «lESTBN  Ift  €SISTIN2IENDIRSr  S57 

^er  pag  moest  komen,  welke  met  een  glas  eindrgde,  het  velk 
ni  butnn  open  floeg.    Wanneer  ik  nu  eens,  op  een  avond  roet 
een  vriend  Iprak »  zo  kwam  het  my  voor»  als  of  iemand  aan  de 
deurkkipte;  maar  om  dat  het  geluid  my  al  te  zagt  voor  kwam» 
en  ik  myn  gefprek  niet  wilde  afbredten,  2b  dagt  ik  by  my  zeU 
ven»  indien  *er  iemand  is,  dan  zal  hy  nog  wel  eens  en  harder 
^kkippcn.    2^  als  ik  dagt,  gebeurde  het  o(3^:  daar  wierd  weder 
gddopt,  en  ik  zeide  tot  den  vriend ,  die  by  my  was,  dat  het  my 
toefcbeen,  als  of 'er  iemand  reeds  vooraf  geklopt  hadde:  hy  zei-  : 
de  mede  van  ja,  waarom  ik  riep:  kom  binnen  1  Doch  daar  kwam 
jnemand*  alhoewel  ik  het  woord,  kom  binnen ,  herhaalde.  Ver^ 
nuts  ik  nu  geen  lust  of  trek  by  my  befpeurde,  om  op  te  ftaan, 
zozeide  ik  tot  myn  vriend:  wil  hyniet  binnen  komen  ,  dan  mag 
ky  buiten  blyven,  en  wy  vervolgden  ons  aieiprek.  Wel  dra  wierdc 
dit  w<:er  afgebroken ,  door  een  herhaald  noppen  aan  de  deur» 
liet  welk  zeer  duidelyk  was,  en  waardoor  zelfs  de  fcheut  van 
bet  Dot,  —  welke,  dat  men  wel  moet  merken  , fpeelens  had, 
ea  wapperde  door  eene  beweeging  een  geluid  gaf.    Hierop  fiond 
jk  op,  maakte  de  deur  open;  maar  ziet!  daar  was  niemand  te 
siÊn  noch  te  hooren.    Voort  zeide  ik  tot  myn  vriend  M.  &.«• 
welke  thans  nog,  als  Leeraar  l^y  het  Gymnafium  te  Gotha  leeft» 
't  is  zeker  een  Student,  die  my  eene  pots  wilde  fp^len.    Na  dat 
ik  daarom  de  deur  wéér  toegedaan  had,  zeide  ik  tot  den  gemel* 
den  M.  B  ..  komt  houd  gy  de  kaars,  wy  willen  wagten  tot  dat 
*er  weer  geklopt  wordt»  als  dan  zal  ik  de  deur  fchielyk  open 
doen»  en  dan  weeie  ik^  dat  de  geen ,  die  geklopt  heefl,  betrapt 
moet  wotdeüf  om  dat  de  gang  zo  naauw  is,  dat  de  deur  bykans 
de  gandche  breedte  des  gangs  beOaat.    Zo  dra  ik  nu  de  deur 
geopend  zal  hebben,  licht  dan  met  de  kaars  na  buiten,  ten  ein« 
2e  wy»  voort»  den  geheelen  gang  over,  en  hem  :^*en  kunnen» 
wdke  mv  voor  den  gek  wil  houden.  Wy  hielden  ons  beiden  heel 
fiil»  en  iootóexï  wel  dra  hierop  een  geluid,  het  welk  ons  beiden 
.^volkonaen  zo  voorkwam,  a!s  of  een  VrouwsperToon  met  zydea 
Jdeederen  tegen  den  muur  ftreek.    Ik  zeide,  hoewel  heel  zagt, 
tot  myn  vriend;  ei  *t  is  zelfs  een  vrouwsperfoon ;  en  deze  vriend 
gaf,  door  het  knikken  met  zyn  hoofd ,  zyne  toeftemming  te  ken- 
jMn.    Niet  lang  daarna  klopte  dit  ook  aan  de  deur,  en  de  fcheut 
^ao  het  flot  wapperde  insgelyks.    De  gewai^rwording  van  dit 
kloppen,  en  myn  geweldig  openflaan  der  deur.  Volgde  oogenblik- 
lyL    Wy  lichteden  aanftonds  met  de  kaars;  maar,  Ichoon  wy 
écn  geheelen  langen  gang  konden  overzien ,  daar  was  egter  nie- 
mand te  merken.  Wy,  doorzogten  ,  in  eene  bevreesde  vcrwag- 
ting,  de  open  gaten,  of  zigdaar,  mogelyk,  de  onzigtbanre  vei* 
bo^en  hieldt ;  maar  ai  onze  moeite  was  vrugteloos.    Nu  Zagcp 
wy  malkander  beteuterd  aan,   gingen  weer  in  de  Kamer;  de 
^rees,  welke  ons  beiden  beving,  badt  een  volftrekt  (tilzwygtn 
t       xm  gevolge,  tot  dat  we  elkander  eindelyk  te  kennen  gaven,  dat 

S  3  •  hier 


agi]    }.  HSNNtlifif V  Otmt  OUtfftÜT  Elf  ÖBBlfËlfZ^DËRS. 

Wer  iets  agter  ftaüc.  De  vnott  teniitenlérde ,  Wy  validen  de  thètd' 

rcheilen ,  en  om  zulks  te  doen  was  flegts  floodig ,  na  het  glas 

te  gaan  ,,  en  daar  aan  een  yzerdraad  te  trekken  ;  tk  vertsogt 

rayn  vriend,  dat  hy  eens  fchelteii  mogt ;  maar  dfe  gaf  ten  ant«' 

woord  »  dat  zal  fk  wel  laaten,  dit  kunt  gy-  immers  üelf  doen. 

Doch  de  moed  biertoe  was  by  my  te  zwak.    Na  eenig  over-, 

leg  begon,  cindelyk,  de  rede  weer  by -my  te  herleeven.-  Ifc  wa-» 

pende  my  met  dapperheid ,  en  nam  eengrooEen  Ook  m  de  hand» 

met  oogmerk  ,   om  ,  met  myn  vriend  verzeW,  den  gang  nog- 

maaii   te  doorzoeken.    Wy  gingen  de  Kamer  uit  ,  met'  eene 

kaars  ,   flooten    de  Kamerdeur    toe  ,    en   wilden  op  den  ^ng 

letten,  indien  *^r  het  in  zyde  gekleed  Vroiiwsperfbon  weer  zou 

vcrlciiynen    Onze  Moed  wierd  wel  dra  ryklyk  betoond.  Want» 

zonder  een  lang  wagten,  kwam  een  ftcrke  wind  doot  het  open 

ftaande  glas  in  den  gang,  welke  door  den  geheelen  langen  gang 

waa'dc  ,  en  een  zelfde  geluid  veroorzaakte ,  als  dat  geen  is, 

wanneer  een  vrouwsperfoon  met  een  zyden   kleed  langs   eèa 

muur  ftrykr.  De  deur,  welke  eenigzins  klapperde,  wierdt  door 

d.zen  wariwind,  ecnige  maaien,  kort  na  malkander,  gefcïkoktv 

waardoor  een   geluid ,  het  kloppen  van  iemand  aan  eene  deur 

volkomen  evenaarendc,  ontftondt,  en  ook  de  waggelende  (chcut 

van  't  flor  het  voor'maalig  geluid  deedt  hoeren.  Welk  eene  ons 

aangenaamc  uitkomst !   welke  eene  moedighekl  lieten   wy  ml 

malkander  blykcn  !   Niemand  wilde  bek<?nncn,  dit  hy  bevreemd 

geweest  was ,  en  ik  nam  het  bewys  voor  mynen  leeuwenmoed 

lilt  het  door  my  gaiomen   befluït ,  om  den  gang  nogmaals  te 

doorzoeken.    Welke  nu  was  de  grondOag  van  alfe  werkingen, 

die  alle  onze  Itragcen  der  verbeeldinge ,   ter  vei'wekkinge  vaft 

:vrees ,  opontboden  ?  -- —  't  Bedrog  van  iets  ,   het  welk  geene 

oorzaak  was .  aan  te  merken  als  eene  oorzaak  Cf^ihcia  non  cav- 

fa  ut  caufri)  Wy  fchreeven  naamlyk   de  gevolgen  ,  die  onzfc 

ajinoen  aandeeden,  aan  een  onzïgtbaar,  werkend,  leevcnd  Wó. 

zen  toe,  daar  ze  no.rtans,  eeniglyk  aan  den  wind  hunnen  ©(»•- 

fprong  hadden  te  danken.    Hoc  veele  en  menigvuldige  verhaa^ 

kn  van  fpookcn  rusten  op  dit  of  een  dergelyk  beginfcl  ?  C*J 

C*)  Dinrtoc  bcnge  ik  het  voorbeelJ,  door  joh.  üam.  stkyk,  in  düftrU 

de  ime  fpectorum^txig,  18.. uit  t^n  Mfct,  aangeïwiUd,  „  nBSCNUS»  üeiif- 
vorilel.  Krandenb.  Hofprediker,  heeft  zelf  vdhaald,  toen  hy  .voor  de  ecf- 
ftetnaa!  zou  preeken    en  by  nacht  de  preek  beau.leerde,  d  c  de  'Juivd  — ^ 

WJiinom  niei  liever  een  togi  ? de  kn  rs  hid  uirgcblaa^vn,  zo  ihi  hy 

liet  bl»  zen  koiide  l>oür  n,  zonder  dtc  hy  ircs  zag.  l-n,  tot-n  hy  <J€  kwu% 
weer  aaoft.k  urn  ayne  be/jgbcden  u  aj^iervoi^^en.  20  htcft  de  Dutv«t,-^ 
waarom  niet  muizen  enz.?  "■    begonnen  op  bet  Tpincc,  't  welk  In  4e 

kamer  (tcx'dt,  to  fpcclen,  zo  d«c  ky  zyu  ftudcercn  (lüsken,  e»  ^  m 
I>ed  bttgeeveii  moest»*'  ~ 


r^ 


♦. 


^  ■  *  '■    ■  '      ■■        I  -    ..1    ■ 


■^'  I. 


Faderlandfche  Bfyfpelefi..    Uitgegeven'  onder  de  Spreuk;  RIdendo  ' 
•tlicere  verum-  qufs  vetat?.  Te  Delft,  hy  G.  Verbeek,  1787 

'Bcbaivèn  het  foorberigt,  28j>  bladz.  in  8vo.  .    '   ^* 

lyfen  ck)et  deeze  Blyfpèlen,  Onder  den  bynaam  van  Vaderlani^ 
.    fche ,  hervoort  komen ,   om  dat  de  hoofdonderwerpeo  van  • 
dezelven  buitenfpoorJge  charaSers  zyn,  welke  zfg,   in  de  te-' 
ttöwoordïge  omftai  digheden  van  ons  Vaderland,  byzonder  op-^ 
c^en.    Het  eerfte  Stukje,  getyteJd  de  raderlander,  maak  ons 
een  Schoenroaaker ,  die  zyn   wfniel  Ia?it  verloopen,  en  zig  in' 
fchulden  fteekt,  door  zyn  zogenaam.d  Patriotismas-,  terwyl  hy 
zig,  op  het  welzyn  van  't  ^Vaderland,    vol  mxpt.     Gelukkie 
komt  hy  nog  tot  inkeer,  en  ziet,  dat  hy,  met  zyne  Medgezet' 
len,  een  verachtlyk,  en  verderflyk,  gedrag  geleid  heeft;  <èt  ct 
niet  als  rechtfchapen  Vaderlanders,  ninar  als  Zotskappen,  Lig% 
misfen,  Dronkaarrs  en  >'chobbe akken  geleefd  hebben;  en  dat 
2y,düs  voortgaande,    de  fchande  en  't  verderf  in  den  mond 

Ipopeo.  -: »»  Ik  heb,  (^zegt  hy,-  myne  dooling  gezien,  be- 

„  leeden,  en  'er  beroyw  van!  Ik  zal  myn  leeven  verbeteren. 
^  rayn  werk  weder  opvatten,  en  my  als  een  Vaderlander  ge^ 
,  draagej),  die,  zorgende  voor  het  algemeene  welzyn,  zyn  ef- 
^  jen  belarg  niet  verwaarloost;*  -^  Het  tweede  Spel,  de 
Partyzugt  geheeten,  fchetst  ons  twee  doldrïftige  onkundige 
inenfchen,  die,  gansch  onbezonnen,  van  de  eene  zyde  als  Pa- 
triot, en  van  de  andere  zyde  als  Prinsgezind,  y veren.  Een  b&- 
^digd  Heer  brengt  hen,  by  eene  in  dat  opzigt  gunftig  inval- 
teide  omftandtgheid ,  eenïgzins  tot  bedaaren ,  met  hun  onder  *k 
oog  te  brengen,  hoe  zy  zig  in  de  bPesfc  ftellen*  voor  perfooaen 
en  zaaken,  die  zy  niet  genoeg  kennen,  niet  genoeg  onderzogt 
hebben,  om  'ér  naar  waarheid  over  te  knnoen  oord«eien.  jSa 
üp  de  viaag»  of  ze  dan,  daar  ze  evenwel  Burgers  zyn.  die 
belang  *y  het  algemeepe  welzyn  hebben,  de  shaken  03iar  mwr 
ten  laaten  rollen,  zo  als  ze  willen^  geeft  hy  hun  de  volgende 
les.    „  Wy  moeten  In  •t  geheel  niet  onvenehillig  zyn,  è¥  «laa 

9f  toeftand  van  ons  Vaderland! ^  Integendeel,  wy  moetca 

„  alle  onze  vermoogens  infpannen ,  om  het  beste   deszelve». 

„  zo  veel  wy  kunnen,  te  bevorderen,  doch  piet 

„  verft^nd  en  bedaardheid  1  Wy  moeten  eerst  ondcfzoe- 

i,  ken*  grondie  onderzoeken ,  eer  wy  oordeclen  '* Jd  het 

derde  en  laatfte  Blyfpel,  dat  ten  opfchrift  heeft,  de  Verii^Tte 
Meisjes  af  de  Co^iranten,  is  de  hóbfdj^erlbnaadje  iemand,  die 
zig  door  de  Couranttydïngën  laat  flingeren,  en  op  wfen,"  aft 
v^n  een  zwaarmoedig  geftel  zynde,  de  nadeelige  berfchten,  dto 
's  Lands  ondergang  als  voorfpellen,  den  fterkften  invloed -heb- 
ben. — —  De  Autheur  heeft  in  ieder  Stukje  een  Mingeval 
i^gevlogten,  %n  dit  geeft »  met  opzigt  tot  het  iaatflt,aiiii^ffi« 

S  4  iq\ 


tot  liet  bovengemelde  dubbelde  oprcbrift.  Scfia  eo  Litme  Nir* 
ten,  en  Leonora  Dogter  vtD  Zwaarhoofd,  vleien  zig  alle  dm 
met  de  wederliefde  van  Ligthart.  Sona  houdt  2»g  gedekt» 
iriaar  de  twee  anderen  zyn  verklaarde  Medevrysters.  Liune, 
bewust»  dat  Zwaarhoofd  zyne  Dogter  niet  ten  buwe!]4c  zal  gee> 
ven ,  so  lang  *s  Lands  omftandlghedeA  hacblyk  (laan ,  maar  het  huw<» 


zomtyds, 

moedigen  luim  te  houden.  Leonora  ontdekt  eerlang  deese  Itit; 
weet  middel  te  vinden,  om  ook  deel  te  hebben  in  den  ouden 
Man  de  Couranten  voor  te  leezen»  en  bedient  zig  op  eene 
foortgelyke  wyze  van  gunftige  tydingen,  om  's  Vaders  gemoed 
qp  te  ruimen.  In  't  midden  van  dien  Gourantenftryd  openbaart 
Ligthart  Zig  voor  Sofia;  de  Medevrysters  zien  haare  onderoee^ 
miiig  fpydg  verydeld,  en  Zwaarhoofd  is  moeilyk  over  het  aan 
hem  gepleegde  bedrog,  zo  door  zyne  Dogter  als  Nigt.  Daa 
2yne  uiensimaagd  tragt  hem  neder  te  zetten ,  door  hem  te  be- 
tuigen,  dat  zy  niet  anders  gedaan  hebben,  dan  't  geen  de  Cou- 
rantiers  dagdyks  doen ,  en  't  welk  hy  hen  egter  nooit  Irwaa- 
lyk  genomen  had ;  liegeade  de  een  wat  minder  en  de  andeie 

wat  meer. ^  Men  bezeft  terftond,  dat  deeze  Historie  wat 

te  fterk  overdreeven  is;  en  dit  hebben  alle  deeze  drie  Stukjes 
gemeen;  ze  vallen  geheel  byster  in  't  buitenrpoorige,  en  xp 
van  daar  in  't  algemeen  meer  grappig  dan  geestig* 


De  VryhHd.  Tooneilfpelt  i^9r  G.  paapb.  Te  Rmerdam^  hy  de 
Leeuw  en  Krap.    In  gr.  Zvo.  iio  kLadz. 

pen  zinnefpel  op  de  Staatkundige  omftandigheden  van  ons 
!^ Vaderland  in  dch  aanvang  des  jaars  1786,  waarin  zich  eene 
rustige  Dichttrant  met  echte  Patriotrche  gevoelens  paart. 

Tjrteus  Kry^sgeranften.  V  Oorfpronghk  Grieksch  gevolgd.  Te 
jémfterdam  hy  P.  J.  Uylenbroek  1787,  in  gr.  ive,  buiten  hee 
Voorwerk,  ia  bkdt^ 

Tyrteus,  die,  in  den  tweeden  Siesjenifche  oorlog,  door  de 
Atheneinfers  aan  de  Lacedemoniers  f  als  veldheer,  gezonden 
was,  wist  de  moedelooze  Spartaanen  door  het  opzagen  van 
.eenfge  zyner  Krygsgezangen  in  nieuwen  Heldenyver  te  ontftee- 
ken.  De  Gezangen  van  dien  heldhafligen  Dichter,  die  bykans 
aeven  Eeuwen  voor  Cb.  geboorte  bloeide,  door  zo  ved  tydsver- 
loop  geipaard,  ontvangen  onze  Landgenooten  thans  uit  de  hand 

van 


inn  eeneo  aeer  1)ekwaaiiieo  Vertaaler.  *Er  is  soved  ooriprong- 
iyk  fchooo  en  kragttgs  ia,  dat  wy  veele  van  onze  hedendaag- 
iefae  Tyrteusfenf  die  beter  den  Snaphaan  dan  de  Dtchtpen  wee« 
ten  te  gebruiken  •  van  Wte  raaden  by  dien  ouden  Heer  nog 
fea  lesje  te  haaien.    Dit  weinige  zy  een  proef. 

Dtn  Mii  mm  de  ytnn  Jpeer  m  onu  handen  dHUm^ 
En  Msvêrs  veldpluimaadje  <ms  wappren  op  't  hèlmet ; 
•  En  Uere  in  U  heetst  desftrjis  zynflaagen  niet  tefpUlent 
Noch ,  waar  U  iMut  pylen  fnortt  te  wankien  in  zyn  tred!9 
Och  pasf  men  seet  hj  ^^^  den  vyand  aan  te  tasten^ 
En  man  ip  man  geftert  te  faablen  met  den  kling  ^ 
Dat  vmaard  op  xwaatd  yerfchaar*  der  weirnydfehe  oorlogs gasten  9 
En  helm  op  heMum  UinkOt  en  voet  den  voet  verdring. 
_•_  _.   .  ^_^____^i^^__ 

liederiandfche  Diche-en-Tooneelkundige  Werken  f  van,  het  GenaoOm 
fehapt  onder  de  fpreuk:  door  natuur  en  kunst.  Tweedo 
Stuk.  Te  jimfierdam,  by  V/.  Holurop,  1786.  In  ivo  ^  89 
biadz. 

r\e  Onpartjdige  Toeneelminnaar  gaat  in  dit  Stukje  voort  met 
^de  oogegronoheid  van  Diderot's  Aanmerkingen ,  ten  nadeeie 
VU)  bet  Treurfpelt  oordeelkundig  ter  toecze  te  tmngen.  —. — - 
Hierop  volgt  eene  Verhandeling  over  bet  Aanw^tend  Proza  in 
ToeneellhJtken;  deeze  heeft  eene  byzondere  Nuttigheid  voor 
bun,  die  zich  op  het  maaken  van  Spelen  toeleggen ;  en  bevat  zeer 
{egrónde  Aanmerkingen*  De  Befchouwing  van  de  Tkirta  van 
éen  Heer  Mr.  a.  fbtth  draagt  alle  kenmerken  van  eene  be* 

foheidene  OordeeUninde,  en  vrymoedige  Kunstliefde. De 

Brief  van  Sieko  Sjardama  enz.  ia  gped.  De  Herderskout  tusfihen 
LfOa  en  CaHdon  zou,  ware  hy  minder  langwylig,  fchooner 
zyn.  ——Doch  het  Vers,  Gods  Wysheid  in  zynefTerken^  gaat 
€p  denzdfden  fchoonen  en  grootfchen  trant  voort,  als  waarin 
ée  twee  eerSe  Zangen  ge(chreeven  zyn. 


'1       Vkgüeezene  Verhaalen ,   ter  verbetering  van  het  VerHand  en  hee 
I  Hen.    Naaf   het  Wransch  van  den  Heere  n*  iOtNüUD.    Mei 

aieww  gHmtntéerde   Kunstplaaten.    Tweede  Deel.    Te  Amfter^ 
dam  by%  de  jongb  17*6.    In  oSavot  at 9  bladz. 

liet  twftalftal  van  Verhaalen,  in  dit 'Deel  byeengebragt ,  beant^ 
^^  woordt  zeer  wel  ain  't  beoogde  volgens  den  tytel,  daar  ze 
4BIen  ingerigt  zyn,  9m  r^maaiige  kundigheden  van  de  Deugd 

ki 


10^  d'arkaüo 

ip  -te  boMceoien,.  en  miei  -op  2odaoig  eeaoe  wyze«  dat  die  kia* 

digheden  invloed  op  h^t  hare  hebben  ^^  waar  toe  ze  ook  bier  eq- 
daar  met  aanmerkingien  vergezeld  ^yti.  ,  Tot  een  voorbeeld  bi'cr 
van  flrekke  hec  volgende  verhaal. vaa  Jakolfi  jzedrag,  met  de^ 
ïaarby  gevoegcte  opmerkingen  wegens  het  mejlelyden» 

„  Zeker  man,   Jakob  geheten,  had  een  vèrachtelyk  beroep, 
indien  *er  eerjig  beroep  is ,  't  welk  on$  kaq  verneaeren.    Hij 
had  eene.  vrouw  en  vier  kinderen  ;  zijn  werk  verlchafte  hem 
ter  naau^ernood  deft  vercischien  onderfland  voor  dit  ongeluk- ^ 
kig  hujs^zin*    Hij  fmaakte  het  waar  geluk,  en  zijn  hart  opèi** 


de  ^h  vóor  de  «ulverfte  Wijdfchap  ,  wantteCr  MJ  zijne  hoisge- 
gooten  vergenoegd' zag»  en  als  ^ij  met  hem  zoogen.  Hl)  he- 
fieedde  dag  en  na^t  aaa  sijnen  envruditbaaren  arbeid.  Mei» 
zouda  haast  zeegen.,  dat  he;  fortüm  eqn  k'waade  geest  is,  wil- 
^e  'bchaagen   (chepf,  in  .de  harten   der  eerlijke  lieden  met  Öe 

gcvoelii^fte  fmerren 'lë,  doórgrieveh.      ♦  •  ' 

.  ^  Jakob,  niet  tegeuüaande  al  zija  2org^  al  zijn  nachibrakcOf 
niet  tegengaande  zijne  kloekmoedigheid  om  zijn  droevig  lot  te 
béftrijden ,  zag  zich  ovérr(>h>pe!d  door  ^c  vreèjsüijkftc  'rampTfioo^ 
den  Zijne  Vrouv\^  en-Triridèrs  geraakten  efnddfjk  in  de  allerui.. 
letale  nooddruft  j  . zij :  «achtten-.  Zij  ^*roegen  om  brood,  ja- 
kob weent  met  hun,  zijn  gantfche  hart  deelt  in  hunne  zlelgHe- 
vende  gefteldheid,  in  zoo  verre  zelf,  dat  hij,  in, zekeren  zin, 
Vèfiar ,  dat  hij  zelf  hont^èr  had,  wanneer-  MJ  'zïch  door  de 
Hachten  ,en  den  Tcltrikbarenden  ftaat  Van"  z?jn^  hufsgeÈfn  gdiroP 
ifen  vond.  Hij-  ftiti^kt  z^jiie'  bu^ren  'om  hïjftend  in  den  floodf 
t  is  vruchteloos  te  zeggen,  dat  het  pb%  derWWën  b^m  aelf  lo 
-werathtelijk  keurden,  om  hem  a^n^  te  feiön.  Wat  is  ëen  ongc* 
Ti^^ge  aitibach  i^man  op  deezé  airde'?'Hi}vrt|ég'met  weetiende 
lïOgen  om  een  aalipoes;  ijien  hoorde  iieni  riiét-y-ïtóeh'-zSig  'ztjdef 
tAanfen;-of  zoo  iéiiland,  toeVallig,  eene  flMövvê  pmroerJng  van 
ihehschlijkheid  <>ntwakr  wferd,  hem  te  tptnéké -flohd,  'éti  hulp 
teflecfidc,  was  het  i8é)veec*ie  «oo  geringe  miderftetlinteg  ,  dat 
afjHc  vrouw  en  kihdcreé  •  daar  dctor  ftuij  étnde  fleclits  weinige 
èögënWikkcA  verfchooveir.  '^'  "     ''  '      f  .  ^*  - 

i .;,  Oeise  pngekrtckige  , -tot  wafiftböjj  gedrevfen',  Hep  dofénde» 
door  de  ftraaten  :  hij  ontmoet  eew  zijnei  «naJöiefs^vaW'  Het'.*èlia* 
de  beroep,  en  ten  naasten  bij  even  zoo  behoeftig  als  hij.  Deze 
iflCtgózêl  word  getroffen  door  deTmert,  in  dewelke^hff  Jaköb 
zie^,  en  vraagt  bcm.  naar  de /eden.  %  Ben  verloren,  antwoord, 
de;  irme  man  ,  ,mijn  vrouw  "en 'kindefs  'hebben  zints  gistereit* 
middag  niet  gcgeeten.  en..;,  ik  weet  niet  waar  ik  heen  gaa.... 
Helaas r  zij  zullen  derven'.  Mijn  vriend,  zegt  de  ander,  aange- 
daan door  dit  veYha^l ',  *neem  aali  ,  ^fe/diar  fd-  een  bubbeltje, 
dat  is  aj.  wat  jk,.heb,.^  900  gij  ..wat  geld,  vvilt  winnen. ^jt 
^n  je  fcen  rtiddel  aan 'de.  hand  Zeeven.....  och.!  all^s  ,   alles  # 
.  Valt  heul  Jakob  ih'^%  reden ,  met  eert  zoort  van  .drift,  alles ♦ 
-  •  •  -•*••**'-•      bc- 


Mhahm^  geen  tcgeo  mjDe  Eer  en  Godsdieost  Afyd.  Wel  nu. 
jee^  xfJD  mekle^,  gaat  op  die  plaats,  bij  zulk  een  mensch;  ht] 
laort  te  aderlatten;  en  zoo  je  't  wilt  wagen  om  je  te  doen 
laaten,  zal  hij  je  eenlg  gdd  geeven. 
„  Jakob  loopt  ter  vlucht  naar  de  aangewezene  perlbonen ;  hij 

'  Iaat  bem  op  de  eene  ar  .j»  en  betaalt  be<n.  Hfj  word  onderricin. 
dat  men  het  zelfde  ook  doet  bij  eenen  anderen  leerling  iri  eene 
«ildefe  ftraart';  hij  loopt  'ér  naar  toe^'èii  doet  zich  opden  ande- 
MB  arm  laaten.  Dfeae  mn  zoo  achdngwaai*dig  en  tpveos  zoo  te 
Mdagen,  vervoerd  (kxxr  b^^dfchap »  koopt.brood,  loopt  haa  .tclijk 
ireder  na^  hitis»  eo  is  ijverig  be^ig.^  om.  bet  zelve  rohd  re  dee^ 
M  ondet  vrouw  en  kinderen»  hij  worde  flaainv^  zijn  kleur 
veranfdtert,  hi}  zei  zich  neder,  het.bioed  ontlj^tngc  i^ijiic  arpien* 
Man,  vtder,  zq^en  zfj,  wac  feheelt  u,  gij  zi)t  geiaatenl  * — ^ 
Itijn  waarde  vrouw  l  mijn  lieve  kinders .'  isgi  hij ,  duzelven  te* 
derlijk  omMzende»  en  een  zee  vau  traenen  Hortende,  het 
was,  het  iTas...  om  u  brood  te  geeven.r.-^  Jakob  verhaak  ht  n 
afles  wat  hij  gedaan  had;  .en  deze  .zes- eerlijke  pngel>jkkig:en 
ffaielten  weg  in  traanen^  elkunder  bèurtlibgs  kuJchende.  d 
Men/cben!  welk  een  Tooncell... 

„  IVfogt  deze  aandoenlijke  trek  de  menschlijkheid,  in  het  diepde 
der  h»rten,  meestal  werkloos, op  nieuw  doen  berleeven !  Konde 
dezelve  eene  roepende  ftenime  zijn,  en  het  verhard  gehoor  d»er 

*  ontmte  vermogenden  treden,  dier  gegoede  lieden,  welke  zich 
ye:iatsuni(xnen  verfchoone  deze  uitdrukkin,:^)  met  de  ovcrtollig- 
fte  en  overvloedigfle  gerfchten ;  laatende  hunne  nafirurgenóóten  • 
mtr^if^enf  gehcele* huisgezinnen,  van  honger  Jlerven  C).  Oeze 
aflbhuwlijke  waarheid  word  niet  genoegd  voorgefteld.  Ik  heb 
het  geluk  gehad  .de  waereld  wel  te  doorzien,  verfchillende 
fland^,  grootèn  en  kleinen,  vafn  de  hoogften  tot  de  laagften; 
ik  heb  alles  nagezién.  'alles  doorkroopen;  zoude  men  kunnen 
«elooTeDp  dat*  het  mij  nimmer  gebeurd,  is  te  hooren  zeegent 

„ïnw 

,»  C)  f^^  homger  Jlerven  &c.  Men  kwi  dKc ,  di«i  wefbMpruricte  ÖRtasr- 
tn,  «reiken,  wedeiipannig ,  de  werking  der  metilchelykbeid  uiider  'e  uur- 
tpc  der  vo«wkx>ae  welaemtnierühetd  verberjge»,  ni'ec  gunoeg  hcrbaalen^ 
■iec  fenoef  toe  roepen*  *F,t  zyo  op  Aarde,  yx  ielf  binnen  P  7^.  wezens 
bnVluküig  genoeg  v  .n  zich  bloot  gcfteld  te  zien  aan  de  gewcldigftc  rrKxf- 
'taakh-khed,  om  onder  hunnen  nooddruft  te  bezwyken.  2eker  Bi^fcho^ 
O»  dên  eemen  tyd  der  kerk)  vemaa  dat  'e6  in  de  (lad,de  zetel  vm  T^n 
Bisdoa^eea  an  oenscfa  van  honger  geftorvenwÉs;  dese  WatrdigeGeestivkc, 
van  een  Godsdiensi  zo  yjol  iandoeniykheid  en  müddtd  g.iciil «  wa«  de  V.  i^ 
trooster  der  bedroefden  V  en  de  Vader  der  bvhocfiigen.  Hy  kllim  (t^  A^ 
PrecSkftoel,  verhaalt  het  geval,  weg  fmcltendc  in  irianen,  en  hield  niet 
op,  gednurende  zyn  gantïche  Leerreden.,  zich  zelfden  dood  de/cs  onge*  . 
lukkigtn  te  verwyten:  onophoudelyk  riep  hy  uit:  Quem  non  pavisti^  êceU^ 
&stil  >     En  het  was  gcenzintt  de  iedele  alcMe,  noch  di-  zweüend-  ' 

hcid  zyner  redeneeiitraiit ,  welke  hem  de^e  khicbcca  zoo  tedcrlyk  ten  boe« 
aea  uitruktci^*' 


! 


^64  D^AJUNAUD»  UttGEtC&nKË  VBKHÜALEK* 

,,  Indiep  ik  zoo  veel  eeid  hadde ,  ik  zou  *er  zoo  ved  vu  fcs- 
,,  (teeden ,  tot  onderfteuning  van  ongelukkigen.'*  ««-*^  Ik  heb 
zeer  veelen  van  die  aanzienlijken  gezien »  op  wdkeo  men  het 
Vers  van  popf  zou  kunnen  toepasfèlijk  maken. 

ünfinish*d  things^  &ne  knows  not  wluu  to  eM. 

Velen  zag  ik  ^cb  zdf,  door  *t  houden  van  Mfnnaresfea» 
arm  maken ,  veele  icbaamtelooze  r^en  zioh  verachrïyk  ma^ 
ken  ,  door  eene  beledigende  pradit ;  verfcheidene  fchcaiKiere 
geesten ,  bedachtzaam  om  het  zeer  klein  trekje  hunm 
zeer  kortflondige  roem  uit  te  rekken,  nog  meer  zag  ik  bcoür 
om  hunnen  gelukfiaat  te  vestigen  of  dezelve  uit  te  breiden.  Ik 
bfyf  hoopen  ,  voor  mijn  ilcrfuur  nog  wddoende  harten  Ct)  te 
leeren  kennen  «harten  al^  dat  van  Jakob:  dit  ia  ongetwijfeld  de 
laatfte  der  vertooningen ,  vtrelker  genoeglijk  gezicht  mij  nog 
overig  blijft  te  genieten:  ik  twijfel  aeer,  hoe  treffende  dead- 
ve  ook  zijn»  of  zij  mij  meer  melijdend  makra »  dan  wel  ver* 
bazen  zullen. 

'  „  et)  U^eUtoénéU  harten  &c.    Ontegenre|lyk   worden  *cr  eenigen  cevon- 
dcii:  waar  de^elven  zyti  zoo  fcfaaars,  zoo  weinig ,  dac  de  uittondenDgyia        \ 
de  daady  by  't  algemeen  geenc  erkentenis  kan  verwerven/*  ] 


De  Heeren  van  IValdheim.  Uit  het  Hoogduitsek  vertaald.  Eerfie 
Deel  »  tweede  Stuk.  Te  Rotterdam ^  by  D.  Vis,  17S6.  In 
gr.  8yo.  28a  hladz. 

T\e  Heer  Waldheim  komt ,  naa  dat  by  den  dieiftt  v^Iaaten 
^-^  heeft ,  op  zyft  Landgoed  te  rug  ,  waar  hy  een'  aanvang 
maakt  met  de  herftelling  van  het  verloop  daar  plaats  bobbende. 
Zie  daar  alles  wat  den  Held  der  Gefchiedéiis ,  in  dit  tweede 
Stuk  vordat ,  en  nochtans  moet  dit  gefchh'ft  de  hoogAe  goed- 
keuring  van  eiken  Romanleezer,  die  niet  bedorven  is  door  eenen 
-Wertheriaanfchen  fmaak,  wegdraagen.  De  Edelmoedi^eid  van 
eenen  IVMheim,  in  hoe  ruw  een  beklecdfel,  doet  traanen  flor- 
ten,  die  de  Ziel  veredelen;  de  braave  fVïldmann  éischt  elks 
hoogachting »  en  zyne  verliefdheid  is  eene  waarlyk  menschlyke 

verliefdheid, maar  wy  vreezen  of  de  eerwaardige  Blamis-^ 

4en^  benevens  hunne  Engdinnetjes,  wel  veel  fmaak  in  de  hua 
20Wtl  gelykende  Pourtraiten  zullen  vinden. 


N  l   E   ü   Jf  E 
?  A/LGEMEENE 

VAD  ERL AND  SCHE 

LETTER  .  OEFENINGEN. 


J.  D.  MICHABLI8,  fiteuwe  Overzetting  des  O.  T. ,  met  ^an^ 
merkingen .,  voor  Ongeleerden  ^  in  het  Neder duitsch  over^ 
gebragt^  door  den  Heer  w.  e.  de  perponchbr,     VlI^e 
Deel.  Te  Utrecht  by  de  Wed.  J.  van  Schoonhoven  1786 
Beha/ven  de  doorreden  ^  ao8  bladz,  in  gr.  oQayo. 

ir\k  Deel  vervat  de  Opheldering  van  't  boek  genaetnd 
•■-'  J<^,  waerin  ons  een  verflag  gegeven  word  van  de 
overmeestermg  van  het  beloofde  Land,   en  deszelfs  ver* 
deeJlng  onder  4e  ftammen  vun  Israël*    In  de  ontvouwing 
vao  zodanig  een  Gefchrift ,  daer  de  ligging  veler  plaetzea 
en  de  (trekking  der  Gewesten,  van  welken  gefproken  word, 
een  der  hoofdonderwerpen  is ,  köroc  de  Aardrykskunde  by 
«itftek   te   ftade.     Uit  dien  hoofde  bad  de   Hoogleeraer 
Michaétis  wel  gewenscht ,  dit  gedeeJte  met'  ene  hem  vol^ 
doende  Land-Kaert  het-  licht  te  doen  zien  ;   dan  gene  der 
tot  nog  uitgegeven  Kaerten  van  *t  Joodfche  Land  aen  zyn 
oogmerk  beantwoordende,  en  geen  behoorlyke  gelegenheid 
vindende  9  om  in  zyn  bedoelde  te  flagen„zo  is  zulks  ag- 
terwcge  gebleven.    Dit;  heeft  den  Heer  de  Perponcher^  by 
de  Nederduirfcbe  overbrenging ,   genoopt ,  dit  gebrek ,  ten 
minfte  zo  veel  hem  mogelyk  was ,  te  vergoeden  ;  door 
gebruik  te  maken  van  de  'derde  Land-Kaert  ,  van  'r  land 
KinaSn  en  Gilead ,  door  den   aerdrykskundigen  Bachicne 
vervaerdigd  ;  deze  ten  gronddage  leggende  ,  "^heeft  hy  de- 
zelve wat  verder  noordwaerds  uitgebreid ,  en  daerbenèvens 
'er  bier  en  daer  enige  fchikkingcn  in  gemaekt ,  die  ter  op. 
helderinge-  van  zommige  verklaringen  dezes  Boeks  kunnen 
flrekken.    Zyn  Ed.  heeft  hiermede  een  wezenlyken  dienst 
gedaen  ,   daer  ene  Kaert  van  die  natuur  in  de  beoefening 
van  dit  Gefchrift  geftadig  vereischt  word  :  en  even  zo 
beeft  hv  voorts  ,    in  *t  overbrengen  van   't    Werk   van 
MichaèliSy  en  't  mededeelen  zyner  aentekeningen,  de  lief- 
hebbers der  Bybeloefenlnge,  met  de  afpifte  van  dit. Deel; 
op  nieuw  aan  zich  verplicht.  *— =—    Het  voorgevallene  op 

U.  DEEL.  N.  ALC  LETT,  NO.  7.  T  dtO 


^55  J*  D.  MICHABLIS 

den  verlcBgden  dag,  Jof.  X.  ia -15  aengetekcnd,  trekt  de 
algemene  nieuwsgierigheid  ,  in  ene  opheldering  van  dit 
Bock,  zo  fterk,  dat  wy  niet  wel  konnen  afzyn,  van  ons, 
in  't  mededeelen  ener  byzonderheid  uit  deze  Verklaring, 
hier  toe  te  bepalen :  dan  wy  zullen ,  om  nie't  te  breed  uit 
te  weiden ,  genoodzaekt  zyn  flecbts  het  hoofdzaeklyke  te 
melden. 

Volgens  de  Overzetting  van  den  Heer  MichaéUs  Md  het 
voordel  aldus.  9,  Toen  Tprak  Jofua  Jehova  aan ,  ten  d*« 
99  ge  als  Jehova  de  Amorieten ,  voor  de  Israëlieten ,  deed 
„  vlugten ,  en  zeide  ,  voor  de  oogen  van  gansch  Israël; 
^,  Zon^ftaa  ftil^  te  Giheon^  en  gy  Maan^  in  het  dal  Aja- 
yy  Ion  !  en  de  zon  bleej  en  de  maan  fiondt  ftil^  tot  dat  2ig 
,^  't  volk  aan  deszelfs  yyanden  gewrooken  had;  (dit  vindt 
„  men,  in 't  boek  der  gezangen,)  zoo  fiondt  de  Zon^  aan 


1 


,,  V  midden  des  hcnuls^  fiil^  en  neigde  zig  niet  ^  ten  on- 
9%'  dergang »  ^eduurende  ecnen  geheelen  dag.  Geen  dag 
,,  enz."  Üe  Heer  Michaëlis  maekt  dus  de  woorden,  dit 
yind  men  in  't  boek  der  gezangen  ,  ook  betreklyk  tot  het 
voorgaende;  maer  de  Heer  de  Perponcher  merkt  rechtoa- 
tig  aen ,  dat  alles  beter  fchynt  te  vloeien  ,  wanneer  men 
de  aenhaling  uit  bet  boek  der  Gezangen ,  met  het  laetfle 
deel  van  VS.  13  begint;  en  'c  geen  voorgaet,  als  een  ftet* 
lig  zeggen  van  den. Heiligen  Schryver,  aenziet,  het  welk 
hy  vervolgens ,  uit  een  oud  en  ten  zyuen  tyde  als  egt 
bekend  en  geëerbiedigd  dichtftuki  bevestigt.  Hy  leest  des 
dit  voorgeftelde  in  dezen  zin.  ,,  Toen  Tprak  Jofua  Jehova 
,,  aan,  ten  dage  als  Jehova  de  Amorieten,  voor  de  Israë- 
^,  lieten  vlugten  deed  ,  en  zeide  ,  voor  de  qogen  van 
,,  gansch  Israël;  Zonftaaftil,  te  Gibevn,  en  gy  Maan  in 
,,  7  dal  /tjalon!  Ook  bleeven  Zon  en  Maan  ftil  ftaofi.  m 
„  dat  zig  ^t  volk  aan  deszelfs  vyanden  gewrooken  had. 
„  Want  dus  immers  ftaat  'er,  in  het  boek  der  Gezangen; 
„  De  Zon  bleef  ^  te  midden  in  den  hemel ^  flaan^  en  neig- 

,,  de  zig  niet  ten  ondergang  enz." Voorts  deelt  ons  de 

Heer  de  Perponcher  mede  de  verklaring  van  Michaëlis ^  die 
dit  geheel  als  een  dichtkundig  voordel  opvat ,  het  welk 
niet  anders  aenduid,  dan  dat  de  Israëlieten  hunne  vyan- 
den, den  ganfchen  nacht  door,  zo  vervolgd  hebben,  als 
of  bet  nog  dag  geweest  ware,  terwyl  geduurige  wcerlich- 
ten  hun  den  weg  wezen ;  waertoe  hy  grond  meent  te  vin« 
den,  Hab.  III.  ii.  Zyn  £d.  heeft  de  opgave  van  dit  ge- 
voelen hier  en  daer  doorvlogtea  met  korte  aeumerkiogen , 

die 


OVEBZBTTING  1»9  OUDEN  TESTAMENT^;  ±67 

die  zyne  bedenkelykheid  deswegens  behelzen;  en  daerop 
laet  hy  zicbzelven  over  dit  onderwerp  aldus  uir. 

,,  Wy  moeten  eerst  zien  ,  waar  en  wanneer  Jofua  be* 
va),  of  liever  badt,  dat  Zon  en  Maan  zouden  itil  liaan  9 
en  hoedanig  de  plaatfing  dier  Hemellichten ,  op  dat  oogcn- 
btik  ,  moet  zyn  geweest.  Wat  het  eerde  betreft ,  men 
ziet  in  *t  verbaal ,  dat  het  omtrent  middag  was  ,  en  dat 
de  Zon  ,  ten  aanzien  van  Jofua  ,  boven  Gibeon  flondr. 
Het  ia  dus  klaar,  dat  Jofaa  zig,  opdat  tydftip,  ten  noor- 
den dier  ftad  bevond t ,  wyl  hy  anders  de  zon ,  op  den 
middag  9  en  dus  wanneer  zy  in  't  zuiden  ftaat,  niet  boven 
Gibeon  zien  kon.  Ik  ftel  my  de  zaak  derbalven  dus  voor. 
In  den  morgenliond ,  en  misichien  niet  zeer  vroeg,  ta&tte 
Jofua  de  KanaSnititen  aan  ^  in  hunne  legerplaatfen,  ten 
2uiden  en  zuidoosten  van  Gibeon,  vervolgde  ze  in  hunne 
vlugt ,  naar  Bethoron  ,  en  bevondt  zig  dus  ,  tegen  den 
middag,  ten  noorden  van  Gibeon.  De  maan ,  indien  de- 
zelve zig  toen,  in  of  kort  na  *t  laatfte  kwartier,  bevondt, 
!ing  voor  de  zon  onder ,  en  bevondt  zig  dus  ten  westen 
erzelve.  Was  zy  derhalven  zigtbaar  ,  dan  moest  Tofua 
baar,  ten  westen  van  Gibeon,  zien,  en  dus  ten  ziiidwes- 
xtn  van  hem,  boven  't  dal  Ajalon.  Of  was  zy  niet  zigt- 
baar^ dan  kon  hy  tog,  uit  de  eenvoudige  waarneeuiingen 
van  baaren  gewoonen  op-  en  ondergang ,  weeten ,  dat  zy 
zig)  op  dat  oogenblik,  omtrent  in  die  (treek  des  Hemels 
bevinden  moest  ;  en  hy  voegde  deeze  beide  lichten  ,  in 
zyn  gebed ,  of  bevel ,  famen  ,  zo  wegens  zyne  ondervin- 
dêiyke  kennis,  dat  zy,  ten  aanzien  van  dag  en  nagt,  de- 
zelfde beweeging  volgen;  als  doordien  men  reeds  van  ouds 
gewoon  was,  wanneer  men  van  deeze  Hemellichten  fprak, 
dezelve  faam  te  voegen.  In  deezen  toeftand  van  znaken 
na,  ziende  dat  de  Kana^nieten  zig ,  voor  als  .nog,  langs 
hoe  meer  van  hunne  fteden  verwyderden ,  en  den  omweg 
merkende,  dien  zy  zouden  moeten  neemen,  om  dez^lven 
te  bereiken,  oordeelde  hy  teregt,  dat  de  vervolging  lang 
zon  kannen  duuren  •  en  hy  zig  dns  genoodzaakt  zien, 
dezelve 'te  (laaken,  aoor  't  invallen  van  den  nagt  ,  alvo- 
rens hy  hunne  geheele  nederlaag  kon  volbragt  hebben; 
waarom  by  dan  badt,  dat  de  dag  mogt  verlengd  worden. 
■  ■  "■*■  Ten  laatdcn  zullen  wy  nog  opmerken,  dat  het 
onweer,  'r  welk  de  KanaSnieten  overviel,  eerst  op  de 
wesilyke  af  Helling  van  Bethorons  gebergte ,  en  dus  in  den 
nademiddag  ^  r^ver  hen  uitbrak.  Wil  nuen.  derbalven ,  tot 
andere,  verklaario^n ,.  dan  *t  weezenlyk  fiilftaan  der  zon, 

T  2  (of 


a68  j.  d.  michaeus 

(of  eigenlyk  der  aarde  , )  zyne  toevlugt  neetneti ,  en  zlg 
dus  ïn  de  noodzaaklykheid  brengen  ,  om  te  onderftellen» . 
dat  het  gezigt  en  de  beweeging  der  waare  en  ten  onder- 
gang neigende  zon  ,  Yoor  de  Israëlieten  en  Canaanieten, 
verborgen  bleef;  dan  kan  men,  in  de  wolken  van  dit  on* 
weer ,  de  oorzaak  vinden  ,  waar  door  zulks  te  weeg  ge- 
bragc  wordt.  ,Wyl  ,  by  eene  betrokken  lugt,  de  bewee- 
ging en  't  ondergaan  der -zon  niet  zullen  kunnen  gemerkt 
worden  ,  indien  'er  zig  middelerwyl  eene  andere  oorzaak 
op  doe,  die  het  licht  van  den  dag,  by  dezelfde  kracht» 
behoude ,  en  die  zig  vervolgens ,  na  't  ondergaan  der  zon, 
en  'c  aftrekken  der  onweerswolken ,  in  de  gedaante  der 
zon,  vertoone,  op> dezelfde  plaats,  daar  de  waare  zon, 
by  'c  betrekkeu  de^  lugt,  gefcaan  hadt." 

Zulk  eene  oorzaak  nu  ,  zegt  de  Heer  de  Perponeher^ 
knn  men  zoeken ,  of  in  ene  breking  en  buiging  der  licht- 
ftralen  iq  den  dampkrmg ,  of  in  enè  weerkaetfing  der  licht- 
fcralen ,  door  middel  der  onweerswolken ,  of  in  enig  bui- 
tengewoon luchtvcrfchynzel,  by  manier  van  vuurbollenen 
dergelyken.  Ieder  dezer  drie  oorzaken  ontvouwt. zyn  Ëd. 
breeder,  en  heldert  de  werking  der  twee  eerstgeqoemdeo» 
cloor  ene  nevensgaende  Plaet  op;  merkende  tevens  aeo, 
dat  de  verklaring  van  dit  wonderwerk  op  die  wyze  geens- 
zins aen  die  zwarigheden  onderhevig  is,  welken  de  Heer 
Michaêlis  tegen  het  werklyk  ftilftaen  der  aerde  bybrengt: 
daer  hy  onder  anderen  aenvoert,  dat  zulk  een  wonder  ons 
geheel  Planetengeftel  in  wanorde  gebragt  zou  hebben.  — 
i)an  dit  zelfs,  gelyk  de  Heer  de  terptmcher  ^etdsr  toont, 
zou  niet  volgen,  al  ware  het  dat  men  het  wonderwerk  op 
die  vooronderfteliing  verklaerde. 

,,  Wil  men,  (ze^  hy  daerom  ,  na  de  opheldering  der 
voorgomclde  oorzaken ,)  wil  men  hier  alles ,  in  den  eigen- 
lykcn  zin  opneemen,  dan  moet  men  daarby  indagtig  zyn, 
dnt ,  om  de  zon  en  maan  werklyk  ,  ia  haare  fchynbaare 
Itandplaatfen  ,  boven  Gibeon  en  't  dal  Ajalon  ,  te  doen 
Inlftaan ,  'er  geene  verwarring  ,  in  ons  geheel  plaaeeten- 
gertel,  nodig  was;  wyl  zelfs  de  jaariykfche  beweeging  der 
anrdc ,  rondom  de  zon ,  daartoe  niet  behoefde  te  worden 
geftoord  ^  maar  alleen  haare  daaglykfche  beweeging ,  om 
haaren  eigen  as ,  voor  eenige  uuren ,  opgehouden ,  of  zo- 
danig vertraagd,  dat  zy  nu,  in  12  uuren  b.  v.  ^niet  meer 
wegs,  dan  anders  in  12  minuuten  afleide.  Wel  is  waar, 
éan  moet  'er  een  wonderwerk  aan  aarde,  zee,  lugt,  wol- 
ken 3  menfcben,  planten  >~  dieren  ,  en  alles  ,  wat  'er  op 

den 


' '        OVERZETTING  DBS  OUDEN  TESTAMl^TS.  269 

den  gaofchen  aardbol  is,*gefchied  zyn,  om  de  cevolgen 
van  den  hieruit  omftaanden  fchok  voor  te  komen?  Doch 
we  kan  de  njagt  daartpe,  aan  den  Opperheer  der  natuur, 
weigeren?  ja  zyn  t  met  eigenlyk  onze  geringheid  en  zwak' 
heid  alleen,  die  ons  dit  wonderwerk  zoo  onbcgrypjyk  «root 
doen  voorkomen.  Verhef  u  flegts  een  oogenbïik,  boven 
deezen  laagen  kring;  laat,  voor  een  oogenblik,  uwe  ver- 
beeldmgskragt ,  boven  de  ontelbaare  heiren  der  vaste  fter- 
ren,  zweeven;  zie  van  daar  ons  geheel  Zonnenftelfel  ziff, 
als  een  klein  gefternte,  in  de  ruimte  van  't  Heelal,  byua 
verliezen;  ftelu  dan  voor,  dat,  op  eenen  der  kleinfte  bol- 
len  van  dn  gefternte  ,  de  daaglykfche  beweeging  om  den 
as,  die  ay  nu  met  meer  merken  kunt,  voor  eeni^e  nurciT, 

gelluitoT  vertraagd  worde; dus,  ja  als  oneindig 

gennger  nog  ,  aanfchouwt  de  Almagtige  dit ,  voor  ons , 
200  verbaazend  verfchynzel ,  van  zynen  troon.  En  wat 
kost  het  hem  ,  om  't  zelve  te  weeg  te  brensen  ?  Een 
wenk."  ^ 

Ter  bevestiginge  van  *t  voorheen  gezegde ,  dat  hier  werk- 
lyk  ene  aenhaling  uit  een  ander  boek  plaets  hebbe ,  diene 
wydcrs  nog  des  Hoogleeraers  aentckening  op  het  15     vers 
Wy  lezen  aldaer:   En  Jo/ua  en  gansch  IsraèL  met  hcm\ 
keerden  naer  net  leger  ^  by  Gilgal  ^  te  rug. 

„  Ook  dit  vaars,  zegt  de  Heer  Michaelis^  behelst  woor- 
den ,   niet  van  den  gefchiedrchryver  ,   maar  van  *t  aarge- 
haald gedicht.     Waar  dat  Jofua  de  Israëheten  niet  terftond, 
«aar  eerst  na  alles  wat  vs.  16*42  verhaald  wordt  ,  in  'c 
leger,  by  Gilgal,  te  rug  bragt,  blykt  uit  vs.  43,  waar  hy 
eerst  na  veele  andere,  by  wyze  van  dagregistcr,  vermelde 
zcgepraalen  en  veroveringen   derwaards  keert*    Wil  men 
dcrhalven  de  woorden  van  dit  vaars ,  als  gezegden  van  den 
gefcbiedfchryver,  aanzien,  dan  wordt  zyn  geheele  verhaal 
ten  uiterften  verward.    Want  de  Isrgëlieien  kecren  dan  vs. 
15.  naar  Gilgal  te  rug,  en  tog  vindt  men  ze  vs.  16-27. 
nog,  m   t  zelfde  gewest,   daar  de  ilag  voorviel.    Ja  van 
VS.  33.42.   vmdt  men  een  geregeld  dagverhaal  der  veld- 
tO|ten ,  door  hem ,  in  de  naburige  gewesten ,  nog  verder 
zwdwaards ,  ondernoomcn ,   waarna  hy  eerst  vs.  4*^  ,   te 
Gilgal,  te  rug  komt,  na  dat  Vr  vs.  42.  duidelyk  was  cc 
zcgd,  dat  hy  al  dit  te  vooren  verhaalde  ,  in  éénen  veld- 
togt,  verrigt  had.    Ook  woeg  deeze  zwaarigheid,  by  vee. 
len,  zoo  Iterk,  dat  zy  dit  15  vaars  als  oncgt  aanza^^en 
en  mtfchrappen  wilden.    Maar  brengt  men  dat  vs.  tot  de 
woorden  van  't  aangehaalde  gedicht,  en  ziet  men  't  zelve 

T  3  .     aan. 


ft70  J«  D.  MICHAELIS,  OVERZETTING  DBS  OUDEN  TBSTAMEMTS. 

aan ,  als  bet  flot  van  dit  gezang  ^  niet  zoo  zeer  op  den 
geheelen  togt  >  als  wel  in  't^  byzonder  op  dea  veldQag^ 
gjaiaakt,  dan  lege  alles  zig,  van  zelve,  uiu" 


Het  Plan  door  den  Stichter  van  het  Christendom  ten  beste 
der  ^iicnjchen  ontworpen  ^  als  een  bewys  voor  de  JVaarheid 
vanden  Chris  te  ly  ken  Godsdienst  ^  door  f.  van  reinhart, 
H'jogleeraar  in  de  Godgeleerdheid  op  de  Univerfiteit  te 
Wittcnberg.  Uit  het  Hoogduitich  vertaald.  Te  /mfler^ 
dam  by  d'Krv^en  ?•  Meijer  en  G.  Warnars,  i787,  In 
gr.  oAavOy  184  bladz. 

T\it  Gefchrift  is  drieledig.  In  de  eerfte  afdeeling  levert 
^^  ons  de  Hoogleeraer  ene  korte  fchets  van  het  Plan, 
*t  welk  Jezus  ten  beste  van  alle  menfchen  gemaekt  heeft; 
waeromtrent  twee  hoofdzaken  bovenal  in  opmerking  ko- 
men, de  uitgebreidheid  en  de  gefleldheid.  „  Jezus  naem^ 
,,  iyk  bevatte  in  zyn  ontwerp  alle  Volken  des  Aerdbo* 
9,^  dems  ,  die  toenmaels  leefden  ,   en  in   het  toekomende 

,,*  zouvien  leven:  en  hy  befloot  dezelven,  door  raid- 

„  dei  van  ene  zedelyke  verbetering  ,  tot  het  grootfte  ge- 
y,  luk  op  te  leiden ,  waervoor  de  menschlyke  natuur  vat* 
„  baer  is."  Ter  bevorderinge  hiervan  ,  „  zocht  hy  het 
„  menschiyk  gedacht  door  de  gewigtigde  waerhcden  te 
„  verlichten;  het  tot  de  beste  gevoelens  en  tot  de  zuiver* 
,,  ile  deugd  te  vormen;  en  het»  inzonderheid,  door  de 
,,  innigde  vereniging  van  allen  tot  ene  greote  maetfcbap* 
„  py  van  elkander  liefhebbende  broederen ,  tot  de  hoogfte 
y,  volmaektheid  op  te  leiden,  welke  de  menschlyke  natuur 
„  in  ftaet  is  te  bereiken." 

Op  de  duidelyke  ontvouwing  van  dit  tiitgebreidfte  en 
tevens  weldadig(le  Plan,  is  de  tweede  afdeeling  gefchikt, 
ter  aenwyzinge,  dat  geen  Weldoener  van  het  menschdom 
in  de  aeloudlieid,  voor  Jezus ,  een  weldadig  ontwerp  ge« 
mackt  heeft»  't  welk  alle  'menfchen  in  zich  bevatte.  Om 
dit  te  toonen,  doorloopt  de  Hoogleeraer,  na  enige  voor- 
flfgaende  aenmerkingen  over  de  ganfche  Oudheid  ,  de  be* 
richten  die  ons  de  Gefchiedkunde  aen  de  hand  geeft,  we« 
gens  zodanige  perfoonen,  die  inkomen  als  Weldoeners  van 
*t  menschdom ;  welken  te  zoeken  zyn ,  onder  Stichters  van 

Staten  en  Wetgevers  Verdcedigers  van  hun  Vaderland, 

en  nfeldadige  Helden  wyze  Koningen  en  Staetsmannen 

-~-  IVy^S^rcn  en  Lecraers  van  het  menschiyk  ge/lacht. — ■ 

Voorts 


F.  VAN  REfi^HART  HET  PLAN  VAJf  JEZUS  CHRISTUS.    a^I 

Voorts  vestigt  onze  Schryver  ook  het  oog  op  de  Dichter- 
lykc  naercld ^  en  doet  kortlyk  zien,  dat,  gelyk  de  Ge- 
ichiedenis  ons  gene  perfoonen  leert  kennen  ,  die  zich  zo* 
danig  een  plan  voorgefteld  hébben  ,  zo  ook  de  Dichters 
der  oude  waereld  zelven  niet  in  llaet  geweest  zyn  ,  om 
zulk  een  Held  te  vormen ,  en  zich  tot  die  grootheid  te 
verheffen.,  welke  in  het  ontwerp  van  Jefus  doorftraelt.  — 
£n  zulks  leid  hem  tot  'deze  opmerkelyke  gevolgtrekking. 
„  Derhahen  ,  het  geen  de  Stichter  van  den  Christelykeii 
„  Godsdienst  ondernam ,  het  plan ,  't  welk  hy  ontwierp  , 
^  is  nietr»  en  zonder  voorbeeld ;  de  weg  ,  dien  hy  gaan 
„  wilde ,  is  nog  door  geenen  menschlyken  voetdap  afge* 
j,  tekend;  een  ontwerp  van  zulk  eene  uitgejlrektlieid  ^  en 
„  van  zo. eene  byzondere  Weldadigheid^  is,  voor  hem,  ia 
„  geeiie  menschlyke  ziel  opgekomen." 

Nu  vale  wyders  de  vraeg:  wat  kan  men  uit  dit  wonder « 
baer  vcrfchynzel  befluiten  i  Wat  volgt  daeruit  voor  de 
waerdigheid  en  het  gezac;  van  den  man,  die  wyxer,  ede- 
Ier,  verhevener,  weldadiger  gedacht  heeft,  dan  de  groot- 
fte  Mannen  voor  hem  ?  ^  ï^tzt  vraeg  beantwoord  de  Hoog- 
le^raer  in  de  derde  afdeeling  ,  in  weJke  hy  ons  op  ene 
overtuigende  wyze  onder  't  oog  brengt ,  hoe  uit  het  alles 
omvattende  weldadige  plan,  't  welk  Jezus  ,  ten  beste  der 
waereld ,  ontwierp ,  volgt ,  dat  hy  een  buitengewoon 
mensch,  en  een  Leeraer  moet  zyn,  die  van  God  gezon- 
den was.  Om  dit  zyn  beflüit  op  een  vasten  grond  te  ves* 
tigen,  legt  hy  't  'er  vooraf  op  toe,  om  ie  toonen,  „  dat 
„  dit  groote  ontwerp  van  Jezus  geenszins  een  herren* 
,1  Tchimmige  inval-was,  die  nimmer  tot  de  beftaeolykheid 
„  kun  komen."  By  die  gelegenheid  gaet  hy  wel  byizon- 
der,  onder  't  beantwoorden  eniger  tegenbedenkingen ,  na, 
hoe  ene  algemene  Godsdienst , .  die  algemeen  aengeoomen 
zal  kunnen  worden,  behoort  gefteld  te  zyn;  en,  doet  . 
voorts  zien  ,  dat  dit  in  den  Christelyken  Godsdienst  vol- 
komen plaets  heeft.  - —  Dit  afgehandeld  zyude,  bepaelc 
hy  zich  vor volgens  om  te  onderzoeken,  „  welke  hoeda* 
>»  nighedcn  der  ziele  een  plan  van  die  natuur  vooronder* 
„  Ihit,  en  of  wy  geregtigd  zyn,  uit  dezelve  te  befluiten, 
„  dat  Jezus  de  grootfie  mensch  seweest  is^  die  oit  op  aer- 
„  de  gedacht  en  gewerkt  heeft.'  Hier  toe  behoort ,  zyns 
agtens,  d.)  een  doordringend  verftand  en  ene  veel  bevat- 
tende wyslieid;  (2,)  ene  uitnemende  fterkte ^  o^  vastheid  en 
ftandvastigheid  van  ziel;  en  ( ;.)  ene  uit  ge/l  rekt  e  goedml* 
ligheid,  of  alles  otnvattende  goedheid  van  harte    Het  eeiji 

T  4  en 


a7ft  F*  VAN  REINHART 

en  't  ander  ftraelde ,  gelyk  de  Hoogleeraer  van  ieder  afzon- 
derlyk* loont,  in  Jezus  op  de  luisterrykfte  wyze  door;  *t 
welk  hy,  alles  te  zamen  trekkende,  en  zyn  befluit  opma- 
kende ,  dus  voordraegt. 

„  Hier  is  alles  zonder  voorbeeld.  Een  wysheiJ,  die  al- 
les bevat  en  doordringt ,  wat  voor  het  menscblyk  verdand 

het  gewigtiglle  en  zwaarfte  is  tm  ftandvastigheid  en 

fterkte  van  geest  ^  hoedanig  eene*nooit  ccnig  held  beweezen 

heeft   en  nog  daarenboven  cene  zachtmoedigheid  en 

li/dcy  die  zich  over  alles  uitbreiden,  alles  gelukkig  niaa- 
ken  wil.  Waar  heeft  men  deze  hoedanigheden,  waarvan 
elk  in  't  byzonder  eene  ziel  den  rang  van  eenen  grooten 
geest  verwerft,  o\t  verecnigd^  waar  heeft  men  ze  tot  dien 
lioogen  trap  vereenigd  gezien  ,  in  welken  zy  hier  voorko- 
men ?  Waar  zyn  zy  uit  ecne  menfchelyke  ziel  met  die  he- 
mel fche  harmonie  voor  handen  geweest,  met  welke  zy  het 
groote  plan  ontworpen  hebben ,  't  welk  de  Infteller  van  den 
Christeiykèn  Godsdienst  zich  heeft  voorgefteld".  Zyn  Wys- 
beid  is  niet  werkeloos  en  dood,  geen  ydel  vernuft,  't  welk 
zich  in  fpitsvindige  bcfpiegelingen  verliest;  maar  zy  wordt 
door  zynen  yver  en  goedwilligheid  ten  algemeenen  beste 
vruchtbaar  en  werkzaam.  De  vuurigheid  van  zynen  geest, 
deszeirs  heldhaftige  kragt ,  brengt,  zo  groot  zy  ook  is, 
niets  wilds  te  voorfchyn,  en  (licht  geen  oproer  en  oorlo- 
gen j  maar  wordt,  van  de  wysheid  en  liefde  geleid,  de  ze* 
gen  der  waereld.  Zyn  liefde  eindelyk  is  geen  vrouwclyke 
weekhartigheid  en  zwakheid;  misfchien  een  gevolg  van  een 
teder  zenuwgeflel,  en  van  een  gelukkig  temperament;  zy 
is  veel  meer  met  het  verlichtfte  vcrftand,  en  met  den  man- 
nelykften  moed  verbonden.  Wil  iemand  de  verhevenftó 
menfchelyke  grootheid  fcheifen ,  dit  zyn ,  gelyk  elk  erken- 
nen zal,  de  beste  trekken  daar  toe.  Naar  het  plan  ,  het 
welk  jesus  ten  beste  der  waereld  ontwierp,  waren  deeze 
cigenfchappen  alle  rn  zyne  ziel  aanweezig,  Hy  was  der- 
halven ongetwyffeld  de  groot fie  mensch ,  die  ooit  op  den 
aardbodem  gedacht  en  gewerkt  heeft." 

By  ^t2.t  wel  uitgewerkte  bedenkingen  voegt  de  Hoogleer- 
aer nog  ene  overweging  van  de  omftandigheden  ^  in  welken 
Jezus  geleefd  heeft;  waerdoor  hy  tot  het  beflnit  gebrast 
word ,  dat  Jezus  een  Leeraer  tjïoet  zyn ,  die  van  God gezoh* 
den  Hw.  In  de  voordragt  hiervan  leid  hy  ons  •  om  op  te 
merken ,  hoe  deze  opgemelde  verheven  hoedanigheden  zich 
fn  Je^us  op  ene  voor  ons  geheel  onbegryplyke  wyze,  en 
Doar  gantsch  andere  wetten  ontwikkeld  hebben,  dan  een 

groo- 


HET  PLAN  VAN  JBZÜS  CHRISTUS.  ^73 

groote  geest  xich  anders  gewoonlyk  ontwikkelt ;  dat  men 
niet  bczeffen  kan  ,  hoe  de  Stichter  van  den  Christelykea 
Godsdienst  zich  in  de  omftandigheden,  waerin  hy  leefde 
tot  die  grootheid  heeft  kunnen  verheffen ,  door  welke  hv 
alles,  wat  groot  is  onder  de  menfchen,  overtreft;  nade- 
maal  deze  omftandigheden  zeer  gtfchikt  waren /om  de 
groote  vaibaerhe Jen  van  zynen  geest,  al$  *t  ware  in  het 
uitfpruttcn  zelf,  te  verftikken ;  en  dat  eindelyk  dit  won- 
derbare verfchynzel  op  gene  redelyke  wyze  verklaerd  kaa 
worden ,  indien  men  niet  ten  geheel  byzonderen  invloed  der 
Godheid  daerby  aennemen  wil:  en  dit  zo  zynde,  dan  ee- 
voelt  men  zich  gedrongen ,  om  te  erkennen,  „  dat  men 
„  den  Infteller  van  het  Christendom  hebbe  aen  te  merken 

,,  als    een  buitengewoon  Godlyk  Leeraer^* 2vn 

Hoogeerwaerde  ftelt  deze  overweging,  gelyk  ook  de  voo- 
nge  bedenkmgen,  mtftekend  wel  in  hare  kracht  voor-  en 
„  bewyzen  ze  niet  onwederfpreeklyk ,  (volgens  zyne'op. 
„  roerkmg ,)  dat  de  Godsdienst ,  door  Jezus  verkondiffL 
„  noodzaeUyk,  een  Godlyken  oorfprong  hebben  moet 
„  ze  zyn  althans  zeer  gefchikt  om  de  zodanigen,  die  del 
„  zen  Godsdienst  en  zynen  Stichter  niet  genegen  zvn 
„  over  te  halen  tot  die  billykheid  aeil  Jezus  welke  zv 
„  aen  andere  groote  mannen  der  aeloudheid  nipt  weiire. 
„  ren  ;  mitsgaders  om  te  wege  te  brengen  ,  dar  men  de 
„  ovenge  krachtiger  bewyzen  voor  het  Christendom  met 
„  meer  onpartydigheld  aenhoore  en  onderzoeke.-En  voorts 
„  zullen  reeds  overtuigde  Christens  ,  dit  alles  nagaende 
,i  met  blydfchap  zien ,  hoe  oneindig  verre  Jezus  ,  door 
„  zyne  weldadige  bedoelingen ,  boven  de  grootfte  geesten 
„  uitüeekt,  en,  reeds  in  dit  opzicht,  meer  eerbied  en 
„  liefde  verdient,  dan  zy  alJen," 

■   '■  ■  - 
Bjdragen  tot  bevordering  yan  Waarlicid  en  Godvrucht. 
Eerfte  Stuk.     Te  Amfterdam  bj  M.  de  Bruin  ,   1786 
Behalven  het  Voorbericht  174  biadz.  in  gr.  o&avo. 

Nacr  luid  van  \  Voorbericht,  hebben  enige,  reeds  min 
of  meer  bejaerde  Leeraers  onzer  Nederlandfche  Ker- 
ke, te  famen  het  befluit  genomen,  om  ene  foort  van  Tvd- 
fchrift  onder  dezen  Tytel  te  vervaerdigen  ,  zonder  zich 
echter  aen  enige  tydsbepaling  te  verbinden;  zullende  men, 
zo   i  voorkomt ,  een  minder  of  meerder  aental  van  Stufe 

jes  jaerlyks  afgeven.  „  Ons  eerfte  algemeen  oog- 

T  5  „merk 


l 


»74  BYDRAGEK 

,^  tnerk  (zeggen  ze)  is ,  die  werk  te  maken  tot  eene  ver* 
^  zamelplaats  ,  tot  een  magazijn  van  goede  en  nuttige 
„  kleine  gefchriften  ,  die  tot  bevordering  van  kennis  en 
,9  godvruchtigheid  (Irekken  kunnen  ;  en  fchoon  wij  over 
y,  het  geheel  de  onderrechting  en  flichting  van  allerlei 
9,  foonen  vian  godsdienftige  menfchen  bedoelen ,  zullen 
,9  wij  evenwel  altijd  in  het  bijzonder  het  belang  van  lui* 
„  den  van  ons » beroep  ,  vooral  van  jonge  predikanten , 
„  onder  het  oog  houden  ,  die  hier ,  zoo  wij  naar  onze 
,,  wenfchen  dagen  ,  van  tijd  tot  tijd  ftukken  zullen  aan^» 
„  treilen,  die  de  leerftellingen  van  onzen  Godsdienst  op* 
„  helderen ,  of  bevestigen ,  of  die  tot  verklaring  van  ee* 
9,  nig  deel  van  Gods  woord  dienen;  of  die  over  het  een 
9,  of  ander  deel  van  de  herderlijke  plichten  van  eenea 

,,  leeraar  licht  verfpreiden*"  By  de  verdere  ont* 

vouwing  van  dit  oogmerk  geven  ze  tevens  te  kennen  ^  van 
boedanige  buitenlandfche  Gefchriften  ^  en  op  welk  ene  wy« 
ze ,  zy  in  dezen  gebruik  zullen  maken  ;  en  zich  voorts 
bedienen  van  oorfpronglyke  Verhandelingen ,  door  henzél- 
ven  opgcfteld,  of  hun  door  hunne  Vrienden  medegedeeld. 
yj  Ook  (lellen  wij  '(vervolgen  ze  ten  dien  opzichte)  deze 
,,  verzameling  open ,  voor  alle  onze  medebroeders  ,  die 
,,  ons  voor  dezelve  iets  gelieven  toe  te  zenden,  dat  van 
,,  zoodanigen  inhoud  is  ,  dat  wij  het  aan  de  opmerking 
„  van  het  publiek  kunnen  aanbevelen ,  't  zy  het  dan  ver- 
,9  handelingen ,  losfe  gedachten ,  fragmenten ,  of  hoe  men 
9,  het  anders  ook  gelieve  te  noemen,  zijn  mogen.'*  Hun 
voorname  verzoek  deswegens  is,  dat  men  zich,  gelyk  zy 
zelven  iu  hunne  gefchriften  zulks  in  agt  hoopen  te  nemen» 
onthoude  van  alle  haetlykheid ;  en  dat  de  geest  van  chris* 
telyke  zachtmoedigheid  in  zulke  opdellen  alomme  heerfcbe; 
waervan  ze  de  betacmiykheid  en  noodzaeklykheid  verder 

in  't  breede  en  ten  ernlligUe  aendringen. Indien 

men  dit  beftendig  in  't  oo^  boude,  is  't  te  wachten,  dat; 
deze  verzameling  hare  nuttigheid  zal  kunnen  hebben  ,  zo 
voor  de  Leden  in  't  algemeen,  als  wel  byzonder  voor  de 
Leeraers  onzer^  Nederlandfche  Kerke;  waeromtrent  de  be- 
werking vau  dit  eerde  Stukje  een  vry  goed  vooruitzicht 

verleent.  Wy  hebben  *t  niet  ondiendig  geoordeeld, 

een  weinig  breeder  verflag  van  't  oogmerk  dezer  verzame. 
linge  tQ  geven;  dan  hierdoor  zou  dit  Artykel  te  wyd  uit- 
loopen  ,  indien  wy  ons  verder  inlieten  in  't  ontvouwen 
van  deze  of  gene  der  uitvoerig  behandelde  onderwerpen. 
Genoeg  zy  het,  voor  tegenwoordig,  nog  kortlyk  te  melt 

den. 


TBR  Wi&ARBEm  £9  OODVRWHT. 


^75 


den  j  hocdanige  onderwerpen  iu  dit  Stukje  overwoogen 
wordeQ. 

Het  behelst.  Gedachten  over  de  Proeven' van  nieuwe 
Overzettingen  j  inzonderheid  van  het  Nieuwe  Testament. 
Bedenkingen  over  de  Wedergeboorte  en  Aanneming  tot  Kin- 
deren. Gedachten  over  het  Evangelisch  prediken.  Een 
onderzoek  omtrent  het  denkbeeld  der  menschlijke  Gelukza^ 
ligheid^  als  niet  zeer  gefchikt  ter  beoordeeling  van  de  Leer'- 
fiellingen  des  Christendoms.  Ei;ne  verhandeling  over  de 
eenvoudigheid  in  de  Leerreden.  En  eene  korte  beantwoor- 
ding der  volgende  Vragen. Is  de  mensch^  uit  hoof* 

de  zijner  geboorte^  even  geneigd  tot  het  goede  als  tot  het 

h»ade  ?  Kan^  door  onloochenbaare  ondervindingen^ 

eerst  de  mogelijkheid^  en  daarna  de  werklijkheid  bewezen 
Vforden ,  dat  zedelijke  onvobnaaktheden  van  Ouders  op  Kin- 
deren oyerervtn? JVelke  is  de  eerfte  grona  aller 

yriend/chaplijke  verbintenisfen  van  denkende  wezens^  zonder 
welken  ware  vriendfchap  noch  ontftaan  ,  noch  voortduren 

'  kan  ? Welke  is  de  beste  ert  aangenaam/Ie  denkwijze 

van  een  mensch^  dien  men  vele  misjlagen  vergeeft^  en  vele 

en  groote  weldaden  bewijst?  tVelke  zijn  de  oogmer^ 

ken  van  een  wijs  èn  goed  Regent  bij  zijne  ftraffen  ?  -. 

Kan  een  ftraf^  die  van  eenen  fchuldigen  op  eenen  onfchuL 

digen  is  overgedragen ,  eenen  fchuldigen  verbeteren  ? - 

Kan  God  van  een  fchepfel^  de  Almachtige  van  een  onmacht 

iigen  mensch  beleedigd  worden? Kan  eene  verbor^ 

genheid  invloed  op  onzen  wil^   en  op  de  vorming  van  ons 

gemoed  hebben  ?  Het  antwoord  op  de  naestlaetfte 

vraeg  zullen  wy,  om  deszelfs  beknoptheid,  hier  nog  over- 
nemen. De  Schryver  het  diendig  oordeelende  ,  de  beant- 
woording van  enige  andere  vragen  vooraf  te  laten  gaen , 
richt  zyn  antwoord  aldus  in. 

„  Kan  de  Alwetende  en  Alwijze  de  dingen  andefs  be- 
fchouwen,  dan  zij  zijn?  Kan  hij  de  duisternis  als  licht, 
zwart  als  wit,  het  fchandelijke  als  edel,  ondeugd  als  ééugd 
zich  voordellen  ?  Ik  hope ,  dat  een  ieder  met  mij  zal  in« 
ftemmen,  dat  dit  onmogelijk  zij.  Ik  vrage  verder,  heeft 
hij  een  gelijk  behagen  aan  het  ordenlijke  en  onordenlijke , 
aan  het  regelmatige  en  onregelmatige,  aan  het  fchoone  en 
^flchuwlijke?  De  verbazende  ordening  der  ftarren  ,  zoo 
dat  geene  de  andere  hindert ,  de  op  het  nauwkegriglle 
afgemetene  beweging  der  groote  wereldlichamen ,  de  fchik- 
king  en  pracht  der  gewasfen  ,  de  leden  der  menfchen  en 
dieren,  en  derzelver  aan  hunne  oogmerken  beandwoorden- 

de 


%76  BTDRAOEfil  TER  WAARBSIO  EN  €OD^UCHT. 

de  evenredigheid  toonen^  dat  God  de  orde  en  eene  gere- 
gelde gefteldheid  der  dingen  bemint.  Een  hoogst  volmaakt 
wezen  beeft  een  aangenaam  welgevallen  aan  eene  geregel* 
de  en  Ichoone  wereld.  Zou  God  eindelijk  wel  onverfchil- 
lig  daarbij  zijn  ^  of  zijne  redelijke  fchepfels  gelukkig  dan 
ongelukkig  zijn?  Zaligheden  genieten  of  onder  ellenden 
zuchten?  Wie  kan  zich  zoo  eenen  ongevoeligen ,  ja  zelfs 
harden  God  bedenken?  Maar  nu  leert  de  ondervinding, 
dat  het  in  de  magt  der  redelijke  en  vrije  wezens  ftaat» 
dwaas  of  wijs,  deugdzaam  of  ondeugend,  weldoeners» 
of  ballasten  en  geesfels  der  wereld  te  zijn.  Het  (laat  atn 
iiuti,  om  de  wereld  fchooner  en  aangenamer,  en  bijgevolg 
Gode  zelven  aangenamer  te  maken  ,  of  derzelver  orde  te 
Horen»  de  wereld  te  ontfieren,  zelfs  affchuwelijke  fchand* 
vlekken  van  dezelve  te  worden  , .  ontelbare  ellende  in  de- 
zelve te  brengen  ,  en  fommige  van  derzelver  deelen  tot 
zoo  vele  hellen  te  maken*  Indien  het  nu  waar  is  ,  dat 
den  wijzen  God  eene  geregelde  welingerichte ,  fcboone  en 
gelukkige  wereld  aangenamer  is,  dan  zulk  eene,  in  welke* 
vele  dwaasheden,  ongeregeldheden,  noodeloozc  verwoes- 
tingen',  kwellingen,  folteringen,  zuchten  en  weeklagen  ] 
plaats  hebben  ;  dan  is  het  ook  mogelijk  ,  dat  de  mensch 
God  beledige.  Hij  kan  gezindheden  voeden  ,  en  daden 
vcrrigten ,  die  de  Alwijze  als  affchuwelijk  ,  fchandelijk , 
laag  befchouwt,  en  Hem  daarom  onaangenaam  zi|n.  Hij 
kan  de  wereld  ontfieren ,  een  gedeelte  van  den  aardbodem 
verwoesten  ,  een  duivel  zich  betoonen  ,  en  de  vreugde 
der  wereld  in  fmerte  ,  en  het  ^eluk  derzelve  in  ongeluk 
verkeeren  ;  welk  alles  den  Alwiizen  niet  zoo  aangenaam 
kan  wezen ,  dan  het  tegengeftelde :  en ,  wanneer  het  ge* 
beurt ,  dan  wijkt  de  mensch  af  vim  de  billijke  plichten, 
'die  hij  zijnen  Schepper  fchuldig  is,  en  handelt  tegen  alle 
dankbaarheid.  Iedereen  noemt  zulk  een  gedrag  eene  be- 
lediging. Het  is  derhalven  mogelijk  ,  dat  een  mensch, 
zoo  onmagtig  hij  ook  zij  ,  God  beledise.  Hij  kan  iets 
doen»  dat  tegen  deszelfs  wil  en  welgevallen  aanloopt" 


yf/. 


ALLE  DB  WKHKSN  VAN  PLAVIÜS  JOSEPHUS*  277 

-    -- " -"■— — — ■ — 

jllU  de  Werken  van  flavius  josepHus  ,  me^  aanmerking 
gen  uUgegeeven^  door  j.  p.  martinbt,  A.  L.  M.  Ph. 
Dr.  Lta  van  de  Hollandfche  en  ZeetH'fche  Madtjchap^ 
f  jen  te  Haarlem  en  Vlisfingen  ,  en  Vrcdikant  ie  Zuu 
j>hen.  Vyfde  Deel.  Met  nieuw  Plaaten.  Te  Amjlerdam 
by  Allart  en  Hokrop  ^  1786.    In  gr.  o&avo  388  bladz. 

Hier  mede  brengt  Jofephus  de  Gefchiedenis  van  zyn 
Volk  •  tot  aan  het  twaalfde  jaar  der  regeeringe  van 
Keizer  Nero»  of  den  aanvang  van  den  opftaod  der  Jooden 
tegen  de  Romeinen  ,  die  een  verwoestenden  Oorlog  ten 

feval^e  bad;  welken  hy  in  een  ander  gedeelte  zyner  Wer- 
en uitvoerig  befchryft.  De  Eerwaarde  Martinet  beeft  de 
vier  laatfte  Boeken ,  in  dit. Deel  vervat,  even  als  de  voo- 
ligen  9  hier  en  daar ,  met  eenige  aanmerkingen  vergezeld 
doen  gaan ,  die  wel  inzonderheid  ook  betrekkelyk  zyn  op 
de  Euangelifche  verb&alen  ;  watirvan  ons  het  berigt  des 
Joodfcben  Gefchiedfchry vers  ,  nopens  den  dood  van  Ko- 
ning jfgrippa .  vergeleken  met  dat  Van  Lucas  Hand.  XIL 
19—23,  een  ftaal  oplevert. 

,,  Koning  agrippa  hield,  zegt  Jofephus ^  in  het  derde 
jaar  zyner  'regeeringe  over  *t  geheele  Joodfche  Land  ,  in 
de  Stad  Cejfarea^  voortyds  Stratons  tooreri  genoemd  ,  de 
plegtigc  fpelen.,  ter  ecre  des  Keizers  ingeUeld.  Op  dit 
Peest  bevonden  zich  alle  de  Grooten ,  en  al  de  Adel  des 
Lands.  .  Óp  den  tweeden  dag  der  Schouwfpelen  kwam 
AGRIPFA,  's  morgens,  by  tyds,  in  de  ichouwplaats ,  met 
een  kleed,  't  geen  geheel  en  al  van  zilver  ,  en  zo  kon(lig  • 
gewerkt  was »  dat ,  als. 'er  de  Zon  met  haare  ftraalen  op 
fcbeen,  het  zulk  eenen  fchitterenden  glans  gaf«  dat  men 
't  niet  kon  aanzien,  zonder  van  vrees  en  fchrik  bevangen 
te  worden.  Eenige  fnoodc  vleiers  begonnen  toen  te  roe- 
pen :  „  Dat  zy  hunnen  Koning ,  töt  nog  toe ,  maar  als 
,,  eenen  Mensch  hadden  aangemerkt ;  doch  dat  zy  nu 
„  zagen  ,  dat  zy  hem  als  eenen  God  moesten  ceren ,  en 
„  hem  bidden ,  dat  hy  hon  wilde  gunftig  zyn ;  dewyl  *t 
,,  fcbeen,  dat  hy  niet  van  eene  fterflyke  hoedanigheid  wa*; 
5,  gelyk  andere  Menfchen."  Deeze  godlooze  taal  wèrdt 
van  Agrippa  niet  berispt  ,  nocli  die  ze  voerden  (gelyk  't 
behoorde)  (Irengelyk  geftraft.  Maar  ftraks  daarna  zyne 
oogen  opQaande  ,  zfig  hy  boven  zyn  hoord  eenen  Uil  op 
«ene  ^efpannen  koord  zitien  ;  en  bemerkte  terflond  weU 
dat  die  Vogel  de  vo(^))ode  wftfi  van  zyn  onheil ,  gelyk  hy 

eer- 


4^^8  ALLE  DE  WERKEN 

éértyds  die  van  zyn  geluk  was  geweest.  (♦)    Hy  gaf  der* 

bal" 

r»)  Meer  dan  één  Schryver  heeft  poogingen  aangewend,  om. 
het  berigt  van  Lucas  [Hahd.  XII.  19-2  3 O  aangaande  dit  geval 
met  dat  van  josephus  overeen  te  brengen.  Men  merkt  aan,  dat 
de  eerfte,  in  weinige  woorden,  zeer  veel  en  verftandig  heeft  ge- 
fchreeven;  en  dat  die  beide  Schryvers  niet  alleen  in  de  hoofdzaak, 
maar  ook  in  hun  oordeel,  dat  agrippa's  fmertclyke  kwaal  eene 
jiraf  van  sod  geweest  zy,  zamenftemmen.  Anderen  hebben  ge- 
oordeeld tegenftrydige  dingen  daarin  aan  te  treffen ;  doch  ten  on- 
jegt.— —  Lucas  en  josephus  komen  daarin  overeen,  dat  het. 
geval  te  C^farea  gebeurd  zy:  zy  verhaalen  dezelfde  ülegtigbeid, 
nicttegenftrydig,  maar  op  eene  verfchlllende  wyze.  Lucas  zegt, 
dat ,  AGRiPPA  op  de  Tyriers  en  Sidoniers  verftoord  geworden  zyn- 
de,  zy,  dié  van  de  voortbrengfelen  uit  deszelfs. Landen  leeven 
moesten,  tragtten  's  Vorsten  genegenheid  wederom  te  winnen. 
Zy  kwamen  des  in  menigte  te  Cefarsa  ,  en  baden  om  vrede. 
Lucas  heeft  geen  woord  van  een  Gezantfchap  i  zegt  michaelïi) 
zo  als  men  doorgaans  voorwendt,  fchoon  zyne  uitdrukking  dat 
wet  volftrekt  uitfluit;  uiaar.raeu  k^n  ten  minften  uit  hem  zien, 
dat  eene  ganfche  menigte  Tyriers  en  Sidoniers  naar  Cefarea  is  ge- 
komen. Zy  kreegen  eenen  Hoveling ,  blastus  geheeten  ,  op 
hunne  zyde,  die  zo  veel  uitwerkte,  dat  de  Konfng  hun,  op  ee- 
nen bepaalden  dag,  gehoor  wilde  vcrieenen,  en,  op  het  Theater, 
waarop  men  fprak  in  fteden,  die  zulk  een  hadden,  eene  rcden- 
voering  tot  hen  houden ,  het  geen  toen  in  trein  was ,  en  gaarne 
volbragt  werdt.  Josephus  zegt,  dat  'er,  by  agrippa's  komst, 
een  Feest  ter  eere  van  den  Keizer  i^oor  hknden  was,  en  dat  by, 
om  daaraan  meer  luister  te  geeven,  fchouwfpelen  heöft  laatea 
vertoonen,  waaroj)  veele  voomaame  perfoonen  ter  bywooninge 
gekomen  waren.,  en  dat  op  den  tweeden  dag  deezer  fchouwfpe- 
fen  het  bewuste  ongeval  gebeurd  zy.  Dit  ftrydt  niet  met  Lucas 
verhaal.  De  Tyriers  en  Sidoniers  konden  wel  gekomen  zyn  om 
de  fchouwfpelen  by  te  woonen ;  maar  daarenboven  nog  een  by- 
zonder  oogmerk  gehad  hebl^n.  Lucas  zegt  veel  in  weinige  woor- 
den, op  eene  wyze,  waarin  men  geen  zweem  vindt  van  iets  ver- 
zonnen te  hebben.  Josephus  heeft  zich  gewis  bediend  van  het 
Berigt  van  een  Joodfchen  Schryver ,  waaruit  hy  het  gcwigtigfle 
overnam;  maar  ïieeze  wist  niet  van  't.ftaatkundige  in  dat  geval, 
en  roert  aUccn  de  fchouwfpelen  aan,  die  hy.mogelyk  afkeurde, 
en  ten  deele  hieldt  voor  de  misdaad,  om  welke  agrippa  van  god 
ireftraft  werdt:  maar  tucAS,  toen  leevende,  en  twee  jaaren  daar 
na  te  Cefarea  komende,  hadt  daarvan  naauwkeuriger  berfgren. 
Op  den  doodlyken  dag  verfcheen  dan  de  Koning,  volgens  lucas, 
ineen  koningtyk  kleed,  d'.t  is,  in  ftaatzlekleedercn ,  't  geen  alte 
jn  zich  bevat,  en  zo  goed  gezegd  is  als  josephus  breedvoerige 

om- 


VAR  FLAVIUS  JOSEPHUS.  ^79 

halven  eene  zwaare  suchc,  en  gevoelde  op  dat  oogenblik 

zyn 

omfchryvingf  waarvan  by  zich  meermaajen  In  zulke  gevallen  bc^ 
dfent.  Een  kUed  geheel  en  al  van  zilver 9  dat  is»  van  zilver  ge. 
weeven  (Drap  d^argent)  kon  niet  wel  zulk  eene  aandoening 
verwekken »  als  by  hem  vermeld  wordt.  En  den  Koning  zo 
vroeg ,  by  't  opgaan  der  Zon  ,  op  de  Spreekplaats  te  zien  ver- 
fi:faynen  ,  en  eene  redenvoering  te  doen ,  luidt  mede  vreemd. 
Pe  Taal,  die  josephüs  ons  opgeeft,  van  het  toejuichende  Volk: 
dat  z'j  hunnen  Kmin^  tot  n»g  tóe  maar  als  eenen  Mensch  enz. 
18  te  lang :  een  toejuichend  Volk  houdt  Zich  niet  op  met  lang^ 
re<Jenvoeringen.  Lucas  geeft  het  veel  korter  en  natuurlyker  op : 
€en  ftemme  Gods,  en  niet  eens  menfchtn!  Dus  veranderde  jose- 
phüs deeze  korte  toejuiching ,  om  zich  fi^rlyk  en  fraai  uit  re 
drukkcT ,  en ,  al  zegt  hy  dr:ar  in  geene  onwaarheid ,  hy  houdt 

zich  niet  ih'pt  by  't  gebeurde.  Hy  en  lucas  ftemmen 

daarin  overeen ,  dat  de  vleiery  den  Koning  behaagde.  Josephus, 
zegt  MicHAELis,  drukc  dat  uit  in  fraai  Grieksch\  lucas  zegt  in 
half  Hehreeuwsch ;  dAt  hy  Gode  de  eer  niet  gaf ,  en  voortgaande 
met  Hebreeuwfche  fprcekwyzen,  laar  hy  volgen  de  krankheid, 
ifon  ftanden  aan  Jloeg  hem  ten  Engel  des  Heer  en ,  dat  \s ,  god 
aelf  ftrafte  hem  ,  waarin  josephüs  oveneenftemt.  Maar  lucas 
b^yaalt  de  foort  der  kwaal,  die  de  ander  alleen  noemt  felle  py- 
nen^  die  de  ingewanden  aantastten:  want  hy,  als  Geneesheer, 
heeft  ongetwyfeld  die  ziak  naauwkeurJger  nagevorscht,  en  daar- 
om dus  gelbhifeevcn,  dat  hy  van  de  wormen  gegeeten  werdt.  — > 
Met  het  overige  behoeven  wy  ons  niet  op  te  houden,  alzo  lu- 
cas het  zelve ,  als  niet  behoorende  tot  zyn  verhaal ,  onaange- 
roerd g^aaten  heeft.  Alleen  moet  de  Uil  van  josephüs  oog  in 
aanmerking  komen.  Zou  hy  dien  Vogel  voor  den  Engel  des 
Heeren  aa^^gezien  hebben?  Agrippa,  volgens  't  berigt  dés  His- 
toriefchryvers ,  kreeg  hem  niet  in  't  oog  ,  cf  bemerkte  ter/hnd 
Wil  9  dat  die  Fogel  de  voorboode  van  zyn  onheil  was  ,  gelyk  hy 
tertyds  van  zyn  geluk  was  geweest.  Dk  ziet  op  een  geval  door 
JOSEPHÜS  alvoorens  verhaald;  naamelyk,  dat  een  dergelykc  vo- 
gd  zich  digt  by  agrippa  op  eenen  boom  vertoonde,  toen  hy 
op  TiBBRius  bevel  met  ketenen  was  gekluisterd ,  en  een  Duitse  f^ 
fterrewichelaar  hem  daaruit  veel  heils  voorfpelde,  maar  te  gelyk 
*ef  by  voegde  ,  wanneer  hy  denzelven  weer  zou  zien  ,  binnen 
vyf  dagen  te  zullen  ftcrven.  Nu ,  Stegt  josephüs  ,  zag  agritpa 
dien  wederom ,  en  gaf  derhalven  eene  'zwaare  zugt.  Maar  \s  de 
ferïchyning  van  déezcn  Vogel  eene  hlstorffche  waarheïd?  Gan 
de  Uilen  in  vroegen  morgen  zitten  in  de  verblindende  ftraalen 
der  Zion?  Bleef  deeze  vogel  bedaard  zitten  aanhooren,  al  het 
handgeklap  des  toejuidienden  Volks ,  zonder  weg  te  vliegen  ? 
Of  hééft  God  den  aart  van  denzelven  in  dat  punt  des  cyds  ver. 

an- 


aSo  ALLB  DE  WERKEN  VAN  PLAVIUS  jdSEPHUS* 

zyn  ingewand  door  felle  pynen  aangetast.  Daarop  zich 
tot  zyne  Vrienden  keerende  ,  zeide  hy :  „  Ziet  hier  den 
„  geenen  ,  dien  gy  voor  onfterflyk  uitfchreeuwt  ,  op  *t 
3,  punt  van  te  derven ,  en  deeze  onvermydélyke  nood  zal 
„  Ü  tot  eene  fpoedig^overtuiging  uwer  leiigentaale  die- 
,9  nen.  Maar  men  moet  zich  naar  goos  \\nl  fchikken. 
„  Ook  heb  ik  zo  niet  geleefd  ^  om  berouw  van  mynen 
„  (laat  te  hebben  ,  en  behoefde  niemands  gelukzaligheid 
„  te  benyden."  Deeze  woorden  gezegd  hebbende ,  voel- 
de  hy  dat  zyn  pyu  toenam.  Daarop  droeg  men  hem  naar 
zyn  paleis  ,  en  't  gerucht  verfpreidde  zich  ,   dat  hy  op 

fterven  lag.  Ook  hielden  zyne  vinnige  pynen  niet 

op>  maar  rgkten  hem  op  den  vyfden  dag  uit  dit  leeven» 
in  't  vlereuvyftigfte  jaar  zyns  ouderdoms. 

anderd ,  om  agrippa  een  voorbeduidfel  van  *t  naakend  onheil  te 
gceven?  Dan  waartoe  zou  dat  wonderwerk,  of  die  voor/J5el- 
lii  g  gediend  hebben?  t)us  denkende,  wordt  gods  IJer  weinig 
gehandhaafd.  Laat  ons  niet  langer  hierby  toeven  ,  maar  alleen 
aanmerken ,  dat  josephus  ,  weetende  bet  bygeloof  van  Grieken 
en  Romeinen  ,  en  hoe  zy  van  de  voorfpellende  Uilen  dachten, 
zyn  verhaar opzettelyk  naar  bunnen  fmaak  plooide,  en  eenen 
'  met  verfcheenen  Uil  daarin  vlogt;  ten  zy  men  dcnke,  dat  die 
Vogel  vermeld  wordt  door  den  Joodfchen  Schryver,  \vaaruit  jo^ 
SEPHus  dit  berigt  heeft  overgenomen  ;  maar  dan  zyn  zy  beiden 
even  bygelooVig,  of  josephus,  zo  hy  anders  dacht,  is  een  flaafsch 
lïitfchryver." 

Aanmerkelyk  Gevolg  van  tent  Spina  Ferao/a ,  of  zogenaam* 
de  Been^Eefer  van  het  Os  Femoris^  "ffaargenoomcn  en  ge* 
neezen  door  j.  n.  sbbdÓrpp  ,  Chirurgyn  der  Stad  Weesp. 
TeAmflerdam  by  j.  c.  sepi>  ,  1786.  In  gr.  8vö.  13  blaaz. 

Deeze  Waarneeming  verdient  de  aandacht  der  Heel- 
kundigen. Zonder  de  minde  opfchik  verhaalt  ons  de 
Schry ver  den  oorfprong  van  het  gebrek ,  de  toevallen ,  die  hy 
daar 'by  waargenoomen  heeft  9  als  mede  de  gunftige  poogilt- 
gen  der  natuur,  ter  bevordering  eener  gelukkige  geneezing. 
Uit  deeze  Waameeming  zien  wy  wederom,  hoe  niet  zel- 
den de  geringde  oorzaaken  de  hevigfte  toevallen  kunnen  tea 
gevolge  hebben ;  maar  wy  leeren  daaruit  tevetis  ook ,  hoe  « 
vooral  in  Ziekten  van  het  Beengellel,  de  natuur  beftendig 
werkzaam  is,  om  de  verlooren  deelen  wederom  te  herRel* 
len,  wanneer  flegts  de  Heelmeester  behoedzaam  genoeg  isj 
haar  in  deeze  heilzaame  poogingen  niet  te  beletten* 


MARSILLI,  BESCHRWING  DER  ZEeN.  28I 


Natuurkundige  btfchryving  der  ZeBn  ^  door  lodfwyk  fer* 
DiNAND  Graave  van  marsilli,  Lid  van  de  Kotiinglyke 
Academie  der  fVeetenfchappen  te  Parys.  Met  Plaaten^ 
In  *s  Gravenkagc  by  de  Compagnie  1786.  Beha/yen  het 
Vooryferk^  216  bladz.  in  gr.  Folio. 

Genoegzaam  gelykiyiHg  met  de  Franfche  uti|?ave  van  dit 
Werk,  in  *c  jaar  1725,  is  'er  ook  eene  Nederdwitfche 
Vertaaling  van  het  zelve  ter  drukperfe  gebragt ;  doch  een 
fameuloop  van  omftandiglieden  heeft  de  openbaare  afgifte 
deezer  Vertolkinge  tot  heden  vertraagd.  Nu  zj^n  'er  y 
geduurende  dat  tydsvcrloop  ,  veele  nieuwe  ontdekkingen 
in  de  Natuuriyke  Historie  ,  ook  roet  opzigt  tot  de  voort* 
brengzelen  der  Zeen,  gedaan  :  en  uit  dien  hoofde  kan  'c 
niet  wel  anders  zyn,  of  eenige  opmerkingen  van  den  Graaf 
van  Marfilli  (in  't  afloopen  der  voorige  en  *t  begin  der 
tegenwoordige  £euwe  gemaakt,)  moeten  op  laatcre  ont- 
dekkingen vervallen.  Dan  desniettegentlaande  behoudt  die 
Werk  zyne  weezenlyke  waarde ,  vcrmids  de  waarneemin- 
gen van  den  kundigen  en  opmerkzaamen  Graaf  over  'c 
algemeen  wel  gegrond  zyn  ,   en  veele  byzpnderheden  in 

een  iuist  licht  ftellen.  's  Mans  hier  mede  byge- 

bhgte  nafpooringen  zyn  gefchikt  onder  vier  Hoofddeelen, 
waar  van  het-  eerfte  gaat  over  den  Boezem  of  het  IJedde 
der  Zee  ,  het  welk  hy  befchouvvt ,  zo  niet  opzigt  tot  de 
ondericheiden  oppervlakten,  welken  het  gehad  heeft  by 
de  eerfte  formeering  van  den  Schepper,  als  met  opzigt 
tot  de  byvoegzels  en  verminderingen  van  de  oude  en 
nieuwe  ftofFe;  flaande  tevens  gade,  volgens  Welke  orde  de 
lloffen  ,  die  deeze  deelen  zamenllellen  ,  onder  elkander 
vermengd  ,  en  van  welk  een  onderfcheiden  aart  dezelven 
zyn;  midsgaders  de  gefteldheid  van  de  lugt ,  op  onder- 
fcheiden diepten  ,  in  ver|?elyking  van  die  ,  welke  wy  op 
aarde  ontwaar  worden.  Het  tweede  Hoofddeel  levert  ons 
zyne  herhaalde  proefneemingen  met  het  Zeewater,  inzon* 
derheid  betrefiènde  deszelfs  koleur  en  fmaak  ,  oók  in  ver- 
gelyking  met  Put-,  Fontein-  en  Rivierwater;  by  welke 
gelegenheid  hy  verfcheiden  proeven  aan  de  hand  geeft, 
wegens  'het  zout ,  en  de  bituminenze  ftoffen ,  welken  aan 
bet  zeewater  een  zouten  en  bitteren  fmaak  byzetten  ;  als 
mede  over  den  aangroei  van  den  tarter  aan  verfcheiden 
lichaamcn  in  't  Zeewater  ♦  doch  minder  dan  in  zoete  en 
mineraaie  wateren  op  de:  Aarde.     In  het  derde  Hoofddeel 

.iLD££L.N«ALG«L£TT.M0«7.  V  luu- 


tl8ft  MAftSILLI    , 

handelt  de  Graaf  over  de  beweegingen  des  Waters  ^  zo  diie 
ontdaan  uic  geregelde  ftroomen,  mitsgaders  uit  eb  eo  vloed,, 
als  die  door  verauderlyke  winden  van  minder  of  meerder 
fterkte  veroorzaakt  worden.  En  eindelyk  behelst  bet  vier- 
de Hoofddeel  des  Autheurs,  waarneemingen  omtrent  de 
Plancgewasfen ,  die  de  Zee  oplevert ,  welken  by  tot  drie 
hoofdclasfen  brengt,  als  zynde  weeke,  houtagtige  of  (leen* 
agtige  PlantgewasfeiT.  Van  ieder  deezer  Ciasfen  beft^ryft 
hy  eenige  foorten»  met  eene  ontvouwing  van  de  voornaam • 
ile  byzenderheden  >  welken,  wegens  derzelver  gedaante, 
m»akzel,  zelfftandigheid ,  aart  en  de  wyze,  op  welke  zy 
groeien,  in  aanmerking  komen:  bovenal  laat  by  zig,  met 
opzigt  toe  de  laatfte  Clasfe ,  in  *t  breede  uit  over  het  Co- 
raal  en  de  Madreporen.  Wyders  is  hier  aan  nog  gehegt 
eene  Verhandeling  over  de  Bloemen,  Vrugten  en  Zaaden, 
die,  volgens  zyne  waarneemingen,  in  eenige  Zeeplanten 
gevonden  worden;  waarvan  hy,  uit  ieder  der  drie  opee- 

melde  Ciasfen,  eenige  voorheelden  bybrengc.  • ~    Ter 

ophelderinge  en  nadere  aanwyzinge  van  het  voorgeftelde 
dient  eene  Kaart  van  de  Golf  van  Lion;  als  mede  eene  by- 
zondece  van  de  Kust  in  dezelve ,  tusfchen  Caap  Canaille'  ea 
Gaap  Croifette  ;  benevens  e^ige  profils  of  gezigtsftaoden 
van  den  bodem  der  Zee ,  in  de  Golf  van  Lion ;  zynde  alle* 
inzonderheid  betrekkelyk  tot  die  plaatzen ,  alwaar  de  Graaf 
van  MarfilH  zyne  waarncemingen  te  werk  gefield  heeft. 
Hier  bV  komen  nog  etlyke  Tafels,  behelzende  herlraalde 
waanieeniingen ,  wegens  de  lugtsgefleldheid  op  verfcbillen- 
de  plaatzen  en  diepten  der  Zee:  wegens  de  onderfchetden 
zwaarte,  coleuren  enz.  van  't  Zeewater ,  als  mede  van  de 
Put-,  Fontein,  en  Rivierwateren,  omtrent  den  oever  der 
Zee  gefchept ;  en  een  Tafel  van  agrervolgende  waarheemin- 
gcn,  betreffende  de  Eb  en  Vloed  in  de  Haven  van  Casfis, 
in  Provence;  als  mede  eene  afl>eelding  van  des  Autbeurs 
toeflel  ,   gebruikt  tot  het  filtreeren  van  Zeewater  ,    door 
tuinaarde  en  zand.    Dit  maakt  te  zamen  een  twaalftal  van 
Plaaten ;  en  voorts  gaat  des  Autbeurs  befchryving  van  de 
Zeegewasfen  nog  vergezeld  van  veertig  Plaaten,  die  ons 
de  afbeelding  der  verfcheiden  foorten  van  &egewasfen  » 
door  hem  ontvouwd ,  onder  't  oog  brengen. 

's  Msns  kundigheid ,  in  't  ganfche  beloop  van  dit  Werk 
doordraaiende,  heeft  den  fchranderen  Boerhave  reeds  ge- 
noopt ,  om  de  Franfche  uitgave  te  bevorderen ,  en ,  in  eene 
aanpryzende  Voorreden ,  den  Graave  van  MarfUli  den  wel- 
verdienden lof,  van  wegens  deezen  synen  arbeid,  te  laateit 

toc- 


toekomen  s  ook  btyvei>  de  naarilige  beoefenaars  der  Na* 
tourijke  Historie  ,  zetfs ,  niettegeaftaande  de  laatere  ont« 
dekkingen,  dic  Werk  nog  bedendig  boog  agten.  — ^  Om 
'er,  tot  een  voorbeeld  der  uiivoeringe ,  eene  byzonderheid 
uit  over  te  neemen  ^  welke  geene  aanwyzing  van  Piaaten 
vordert ,  zullen  wy  ons  bepaalen  tot  's  Graavea  opmer* 
king,  over  den  aangroei  van  den  tarter  aan  verfclieiden 
fichaamen  in  't  Zeewater;  waar  over  by  ons,  Aa  van  het 
zout  en  de  bitumineuze  ftoffen  gehandeld  te  hebben ,  het 
voigende  nrededeelt. 

„  Men  kan,  zegt  hy,  uit  het  voorverhandelde ,  beflui* 
ten,  dat  het  Zeewater  van  natuure  een  lomer  en  lym  heetr, 
die  't  zelve  bequaecn  maeken  ,  on>  veranderingen  in  den 
boezem  te  ffiueken ,  en  of  fchoon  ik  in  de  Zee  een  groot 
getal  van  fleenagtige  gewasfen  ,  die  uit\verkzels  van  zont 
en  bitumen  zyn,  ontdekt  bèbbe,  ben  ik  egxer  altoos  van 
gedaitteu  geweest ,  <lat  die  vergadering  van  nieuwe  ftoffe 
zeer  langzaem  gefchied,  en  dat  zelfs  (te  tyd  daarvan  een 

Sedeelre  veiilind  ;  want  anders  zoude  de  verklelnini;  van 
en  Boezem ,  zedert  zo  veete  duizent  jaeren »  ongetwyfeld 
overftroomingen  ,  of  nieuwe  openingen  in  't  vaste  Land 

veroorzaekt  hebben.  En  een  onderzoek  deswegens 

by  my  gedaen,  kan  tot  een  proeve  (trekken  van  myn  ge« 
zegde  ,  dut  die  ophoopingen  van  tarcer  en  fteenen ,  niet 
dan  allengskens,  en  zeer  langzaem  in  't  Zeewater  aenge* 
groeit  zyn.  Ik  zal  dat  vergelyken  by  de  aflegging  van  de 
taner  en  fteenen  ,  die  ik  in  de  Rivierwateren  ontdekt  heb* 
be.  De  eerfte  proefiieeroing  is  gefchied  in  Nedcr-Croatien, 
tn  in  'c  Rad  van  Karelftad,  in  Boheemen. 

,,  Ik  nam  een  touw  van  deftig  vadem ,  zynde  hng  ge- 
noeg om  de  diepte,  op  die  plaets  der  Zee,  door  my  ver- 
koorcn  ,  te  bereiken ,  en  knoopte  aan  't  zelve ,  op  ieder 
vadem  lengte  ♦  eenige  koorden  ,  aan  welkers  einden  ik 
itukken  linnön ,  laken  ,  leer  ,  beenen ,  hoornen  van  ver- 
fcheidc  dieren,  veelerhande  droog  en  groen  hout,  met  en 
zonder  fchors,  daer  aen  dorre  bladen,  en  groene  takken 
met  hunne  bladen,  vast  maekte;*de  takken  waeren  van 
Myrrbe,  Rosmarin-  en  Laurierboomen.  Aen  't  einde  van 
't  doorpende  touw  hong  een  zwaere  fteen,  om  't  zelve 
op  de  verkoren  diepte  van  dertig  vadem  te  doen  zinken , 
en  alle  die  aen  de  koorden  hangende  ftoffen  in  hun  be* 
feoorlyke  ftant  re  doen  blyven ,  waerin  die  geftelt  wierden. 
Het  touw  was  boven  water  aen  een  rots  gebonden ,  dog 
na  vyf  weeken  tyds  geraektc  bet  zelve  door  de  ongeftui» 

^  Va  mig« 


a84  marsclli    , 

migheid  der  baeren  los,  en  zonk  na  de  grond  ,  (tuitende 
iius  de  Tchikking  van  de  verrchiliende  dieptens,  die  ik  ten 
opzigte  van  die  onderfcheide  in  't  water  hangende  Lighae- 
men  poogde  waerteneeroen.  F  gier  befloot  ik  het  touw 
dus  op  den  grond  der  Zee  ,  gedurende  den  tyd  van  drie 
inaenden,  welke  termyn  ik  daer  toe  bepaeld  had,  telaeteo 
leggen,  om  te  zien,  hoe  groote  quamiteir  tarter  zig  aen 
de  gemelde  ftoffen  konde  hegten;  als  ook  op  welke  die  hec 
meeste  zoude  begten. 

5,  Na  verloop  van  dien  tyd  liet  ik  het  touw  met  yzere 
hacken  opvisfchen ,  en  die  in  't  vaertuig  opgehaelt  en  aen 
den  oever  gebragt  zynde  ,  bezigtigde  ik  het  zelve ,  en 
vond  alleenlyk  op  de  Myrteblaeden  een  dunne  fchors  van 
tartcr>  van  een  vleeschcoleur ,  roet  wit  doormengd,  ook 
Z9g  ik  in 'de  kerven  van  de  fchors  van  eeni^e  andere  (luk- 
ken houts  kleine  bolletjes  ^  van  een  ascha{;tige  lymige  (lof, 
en  bedekt  met  een  wit  taei  vlids.  Op  alle  de  andere  (lof- 
fen  wierd  geen  de  minfte  zakking  befpeurt. 

„  Ik  onderzogt  de  zeer  dunne  fchors  van  tarter ,  die 
zig  op  de  Myneblaeden  in  drie  maenden  tyds  hadde  ne- 
dergezet, en  reekenende  na  de  eevenredigheid ,  hoe  groot 
deszeifs  vermeerdering  na  een  geheel  jaer  zoude  konnen 
zyn,  bevond  ik,  dat  de  dikte,  die  van  een  gemeen  blad 
papiers  moest  evenacren,  welke  met  vyfduizend  vermeer- 
derd ,  dat  het  getal  der  jaeren  van  's  Weerelds  ouderdom 
is  ,  knnde  die  tarter  maer  een  voet  dikte  in  den  Zeeboe- 
zem  toeneemen  >  en  zig  verheffen ,  nadien  die  tarterftofte 
in  't  Zeewater  van  Provence,  en  andere  pïaetfen,  waer 
70  vee  Ie  fteenagtige  planten  groeien ,  na  myn  reekening  , 
iii  vyf  j'eren  tyds,  naeuwelyks  de  dikte  van  een  duim  kan 
i',eneemen. 

•  „  *t  Gemelde  vertoog  doet  klaerlyk  zien ,  dat  de  zoete 
en  minerale  wateren  ,  welke  langs  het  oppervlak  der  aer- 
de  needervlieten ,  fchoon  zeer  ligt  van  gewigt  zynde,  eg- 
ter  veel  meer  tarterdeelen ,  dan  't  Zeewater,  in  zig  bevat- 
ten, nadien  de  minerale  wateren  van  Karelftad,  in  Bohe- 
men  ^  binnen  weinig  dagen  ,  de  blaeden  en  vrugten  met 
een  korst,  zo  dik  als  de  helft  van  de  rugge  van  een  mes, 
overtrekken  ,  en  dat  die  in  drie  of  vier  jaeren  tyds  de 
houten  gooten  geheel  (loppen  ,  waerdoor  dezelve  in  de 
Ontfangers,  ten  gebruike  van  de  kranken,  loopen. 

„  Ik  hebbe  ook  't  zelfde   befpeurt  te   Refchiec^en  in/t 
fchoon  en  heilzaem  water  van  de  Rivier  Unna ,  in  Croa-  ^ 
tien ,  wordende  de  fiammen  van  boomen  en  droge  wortels, 

daer- 


BBSCHRYVING  DER  ZEëlk  235 

^Jaerio  gedompelt  zynde,  aenftonds  met  een  tarterkorst 
overtogen,  die,  by  vervolg  van  tyd,  op  een  onbedenke* 
lyke  wyze  toeneemt ,  zulks  de  grond  van  die  droom ,  waer 
in  't  verfcheide  watervallen  gemaekt  heeft,  van  dag  tot 
dag  zig  verheft. 

„  Byaldien  de  Natuur  in  eén  gelyke  graed  de  Zeewater 
ren  met  die  tarterftoffe  vervult  hadde ,  zoude  deszelfs  boe- 
sem  9  aen  ongemeene  veranderingen  ondenvorpen,  .gedui« 
rende  den  loop  van  zo  ve^le  Eeuwen,  waerfchynlyk  ver- 
fchrikkel^ke  overftroomingen  veroorzaekt  hebben ,  't  geen 
men  te  ligter  zal  kunnen  gelooven ,  'als  men  let  op  ^dien 
hoop  van  allerhande  vaste  lighaemen  ,  die  ik,  van  't  za* 
roenilel  van  den  Zeeboczem  bandelende  ^  afzonderlyk  ge- 
meld hebbe ,  welke  ongetwyfelt  tot  die  wanorde  .2;^udè 
meedehelpen- 

„  De  tarter,  die  ik  op  verfcheide  lighaemen  in  Zee  hei 
fpeurt  hebbe,  hadde  nooit  meer  dikte  dan  van  zes  duimen^ 
onder  dezelve  worden  veele  aerdagtige  ftukken  gevonden, 
eii  dtzelve  een  ftoiFe,  die  huö  niet  eigen  is,  oniörccken- 
dc ,  heeft  de  gemelde  tarrer  maer  de  dikte  van  twee  iinien. 

,,  üe  Zee  bekleed  gnerne  de  drooge  lleeiiftruiken  ,  die 
als  dan  hunne  fchorsfe  afwerpen ,  met  de  tarter,  waervan 
wy  hier  melding  doen  ,  't  geen  dezelve ,  by  de  Oiiderr^ 
de  naera  heeft  doen  erlangen,  van  plantgewaslcii  met  Heen; 
of  onrype  Corael,  bekleed,  hebbende  die  tarcerfchorsfcn ^ 
welke  ten  deele  of  in  't  geheel  die  gewasfen,  aen  dezelve 
niet  eigen  zynde,  bedekten,  by  hun  onbekend  geweest.    . 

„  Men  kan  uit  dit  betoog  befluken ,  dat  *er  in  .'t  Zee« 
water,  fchoon  dus  zoutryk  en  zwaer  van  bitumen  ,  als 
ook  voedende  een  zo  groot  getal  fteenagtige  plantgewas* 
fen ,  na  de  evenredigheid  .veel  minder  tarcerdeelen  gevon- 
den worden  ,  als  vvy  in  de  zoete  wateren  des  Aerdryks 
ontdekken. 

,,  't  Is  te  bewyzen ,  dat  de  gemelde  tarter  uit  het  zout, 
dat  men  in 't  water  tot  een  zeekerc  graed  befpeurt,  voort- 
komt, nadien  in  de  plncifcri,  alwaer  't  wgter  door  de  men-» 
ging  der  Rivieren  minder  zout  is  ,    zo  veel  zakking  nieC 

fevonden  word,  *t  geen  klaeriyk  blykt  aen  de  moud  vaa 
ort  Miou,  alwaer  die  fraeje  linie -van  tarter  eindifït,  wel- 
ke zo  aenzienlyk  is  om  deszelfs  grootte  ,  znmenftel ,  ca 
verfcheidenheid  van  verwe';  en  zig  langs  de  geheele  Klist 
van  Provciice,  met  het  Zeewater,  waoneer't  Uil  wéér  is, 
gelyk  zynde,  uitdrekt;  dan  fchynt  dezelve  aan  die  Haven 
komende»  en  de  onderaerdf'*  Rivier  naderende ,  welke  door 

V  3  des- 


886  MARSILLI,   W66H|IWI«0  DER  ZEëW. 

deszelfs  uitloop  de  zoutjgheid  des  waters  veel  veroiiodeit, 
geheel  afgebrookeii  te  weezen  in  de  geheele  tusfcheowyd- 
te^  alwaer  de  Zee  vaa  haer  zout  berooft  wor4." 

-  —      '      ■ —   ■  '     _ 

DcJM,  door  Anonymus  Bt^lga;  pares  narcimur,  pares  mo- 
rimun  Tc  bekomen  te  Alkmaar  by  Maag,  Amjl.  by  ds^ 
mestc  Boekyerkoopers  enz.   17816.  in  gr.  8vö.  167  bïadz. 


aar  men  thans  bezig  h  %  de  oorzaaken  der  rampen  ^ 

waaronder  ons  Gemeeaebest  gebukt  gn^t^  op  te  fpoo* 

ren  ,  en  de  middelen  onzer  herftelling  te  wikken  ea  t9 

Ï reegen;  is  't  zekerlyk  meer  dan  ty4y  dat  ()p  Burger  vol- 
omea  verlicht  werde ,  dac  men  hem  op  bet  rechte  fpoor 
brenge,  dat  men  hem  zyne  eigene  waardigheid,  gevoeg4 
by  het  gezag  zyner  wettige ,  bem  zelven  vertegenwoordi- 
gende. Overheid,  doet  kenaeo  en  onderrchejden ,  en  te<p 
vens  onder  het  oog  brengt ,  wat  deel  van  zyne  waardig* 
beid  hy ,  tot  zyne  eigene  veiligheid ,  ongedwongen  heeft 
afgedaan ,  en  wat  deel  hem  overUlyft ,  opdat  hy  zich  gee» 
ne  te  grootc  verbeelding  van  zyne  macht ,  noch  te  gerin- 
ge van  zyne  waarde,  vorme.  Ter  bereiking  van  dit  oog- 
merk ,  heeft  de  vernuftige  Schryver  van  dit  Werkje  zyno 
medeburgers  voorgelegd  den  aanvang,  voortgang  en  tegen- 
woordigen  ftaat  der  rechten  ,  en  't  aanzien  van  een  ge- 
deelte hunner  medeburgeren ,  boven  ben  verre  verbeven, 
én  over  den  aart  deezer  inftelling  eenigie  aanmerkingen  ge< 
waakt  ,  die  mogelyk  de  waardy  der  nieuwigheid  hebben 
zullen,  en  die  ten  minften,  uit  hoofde  van  *t  gewicht  der 
i:aak ,  en  den  nadruk  der  voorftellingen ,  eenige  aandacht 
verdienen. 

Na  vooraf  het  begin  en  voortgang  df r  roaatfchappy,  en 
de  daaruit  voortfpruitende  oiigelykheid  der  ftaaten  by  't 
mcnfchelyk  geflacht  te  hebben  aangetoond ,  vangt  de  Schry- 
ver zyne  Verhandeling  aan  met  een  onderzoek  naar  den 
oorfprong  van  den  Adel ,  en  doet  ons  zien ,  dat  meu  even 
belagcbelyk  den  oorfprong  des  Adels  als  dien  van  de  Wa« 
penen,  of  Gefl^ichtmerkeo ,  van  al  te  oude  tyden  ophaalt , 
en  dat  het  zeer  waarfcbynlyk  is  ,  dat  de  AdeJ  uit  geene 
verdieuden  ,    uit  geene  vrygeboorte  ,   uit  geene  Concesfie 

dea  Burgerftands,  ja  in  den  beginne  uit  geene  gunst 

van  Vorden ,  is  voortgevloeid  ;  maar  dat  de  Adel  zicti 
$e|ven  Adelyk  gemaakt ,  dat  is  te  zeggen  ,  een  meerder 
lanslw  in  een  erflyk  fecht  verwisfcU ,   zich  zelven  als; 

edd 


DE  ADEL,   1>böK  ANOKYAIUS  ,BELGA.  ftgj 

edel  bcfcliouwt ,  en  dk  him  geroelen  dén  èllendigen  weer- 
loozen  Burger  in  de  Leenheerlyke  tyden  opgedrongen  heeft. 

De  Leenheerlyke  tyden  dan ,  tyden ,   die  wy  ver- 

foeijen,  't  fcbandelykfte  tydvak  van  't  menscbdom,  - — . 
ais  de  grondlegging  des  Adels  vastftellende,  gaat  onze 
Scbryver  verder  na ,  het  begin  van  derzelver  uiifluitende 
Rechten  tot  de  Rqgeering ,  waaromtrent  hy  drie  dingen 
Ml  overweeging  neemt ;  als  het  deel ,  dat  Adel  of  Ridders 

in  de  Regeering  hadden  in  de  vroegfte  tyden » bet 

recht  dal  zy  'er  in  bleeven  behouden  in  laatere  ^  en  — - 
nit  *t  onderfcheid  van  tyden  en  Kegeeringen,  de  gegrond- 
heid van  haare  tegenwoordige  pretenfien  ,  welker  weder* 
kg:ging  konelyk  hierop  uitkomt.    „  '£r  zyn  geen  Ridders 

,y  in^cr,  dus  is  'er  geen  Ridderfchap» De  Adel, 

„  wettig  genomen  ,  is  geene  ftand  van  Regeering  aiecr^ 
jj  wyl  onze  Regeering  by  Reprsfentatip  is ,  waarin  nie- 

9,  mand  voor  zyn  perfoon  alleen  Souverein  is. '  £n 

^  'er  by  den  Adel ,  van  wegens  het  platte  Land  ,  geen 

„  Concesfie  van  haare  ftem  en  rechten,  geene  Com* 

,,  misfie  noch  folemneele  door  't  volk  ,  of  wat  nog 

„  meer  is ,   door  't  platte  Land  ,  bekrachtiging;  van  hun 

„  recht  tot  de  Regeering,  van  hunne  ReprcBlentatie 

„  plaats  gehad  heeft."    Ën  de  gevolgtrekking  van  decze 

korie  opgaaf  wordt  dan  natuurlyker  wyze  deeze: 

„  de  Edelen  bejdtten  hier  te  Lande  iets  ,  dat  hun  nim* 
„  mer  gegeeven  is,  — -  iets,  waarvan  de  langduuriae  bc- 
„  zitting  nimmer  door  den  wil ,  door  de  ftem  van  't  volk 
„  bekrachtigd  is.  —  En  zulk  eene  bezitting  noemt 
„  men  eene  üfurpatie." 

In  een  volgende  Afdeeling  beweert  de  Scbryver,  dat  de 
Adel  ftrydig  is  met  de  Conftitutie  van  ons  Gemeenebest ; 
dat  dezelve  Rechten  ingenomen  heeft ,  die  haar  nimmer 
gegeeven  zyn;  dat  dezelve  aanloopt  tegen  de  egaliteit^ 
eene  der  grondwetten  van  eene  vrye  maatfchappy  ,  dat 
dezelve  aanftotelyk  is  in  een  Land  als  het  onze  ,  en  dat 
zy  door  haar  voorBeeld  en  invloed  meestal  voet  tot  pracht^ 
overdaad  en  bederf  in  de  zeden  gegeven  beeft  ,  waarop 
hy  verder  nog  eenige  redenen  laat  volgen ,  om  het  nutte- 
looze  en  fcbadelyke  van  die  inftelling  by  ons  aan  den  dag 
te  lejtecn. 

„  Maar,,  zegt  hy ,  wat  baat  't  ons,  dat  wy  het  kwaad  \ 
zien ,  de  uitwerkfels  gevoelen ,  zo  ons  moed  en  krachten 
ontbreeken  cm  het  zelve  uit  te  roeijen.  Beter  ware  Iret  dan^ 
over  zyn  eigen  lot  en  omftandigheden  altyd  blind  geweest 

V  4  te 


ft88  DB  ADEL 

te  zyn ;  ten  minden  waren  twee  dingen  daar  by  te  win* 
nen  geweekt,  de  onbewustheid  v;m  onze  ellende,  en  de 
Ichande,  van  dezelve  kennende,  ze  niet  te  verbeteren.  — 
Dan  vvy  bemerken  dezelve;  't  inconftituiioneele ,  't  fchaa* 
delyke  ;  *i  onnodige  van  Adel  en  Ridderfchappcn  wordt 
ons  aaniicwezen;  .wy  zoeken,  .wy  reikhalzen  naar  de  Vry 
heid,  en  'er  word  ons  voorgelegd,  dat,  zo  lang  'er  Adel 
in  ons  Land  is ,  dat  Land  nimmer  vry  is ,  noch  genoemd 
kan  worden,     is  *c  nu  onze  plicht ,  van  ze  te  handhaven, 

of  van   ze  te   verwerpen.*"'  ' Om  deeze  vraag  te 

beantwoorden,  moet  men,  zegt  de  Scbryver,  voorzichtig 

/  te  werk  gaan  ;  de  zwaarwichiigheid  van  de  (lof  eischt 
zulks  ;  't  geldt  niets  minder  dan  de  aanweezendbeid  van 
't  eerAe  Staaislid  van  drie  ,  en  't  aanzienlykfte  van  vier 
Provinciën. 

En  om  hierin  naar  orde  te  werk  te  gaan  ,  moet  men, 
hoofd  voor  hoofd  ,  de  mogelykheid  ,  de  billykheid  en  de 
nuttigheid   van  eene   dergeiyke  onderneeming  wikken  ea 

,  weegen. Kan  men  den  Adel  uit  ons  Land  verban- 
nen ?  Mag  men  zulks  doen  ?  -^ Zoude  zulks 

den  I-ande  nutti.:;  zyn?  ïsyn  drie  gewigtige  vraagen» 

tot  welker  beantwoording  de  Schryver  vervolgeus  over- 
gaat ,  en  na  deezen  taak  afgehandeld  en  aangetoond  te 
hebben ,  in  hoe  verre  eene  Natie  gerechtigd  is ,  (derzelver 
Regeerin«  met  haar  eigen  heil  niet  meer  overeenkomende,) 
de  Conftituiie  te  zuiveren,  te  verbeteren,  ja  te  verande- 
ren ,  gaat  hy  de  redenen  na ,  die  Ridders  en  Edelen  zou- 
den kunnen  bybrengcn ,  om  de  uitvoering  van  de  vernieti- 
ging hunner  Order  te  keer  te  gaan ;  te  weeten,  do  oudheid 
van  die  Order,  en  't  gewigt  van  hunne  dienden;  en  ook 
betrekkelyk  deeze  (lukken  ,  de  nulliteit  van  de  pretenfien 
van  den  Adel  beweerd  hebbende ,  komt  de  gevolgtrekking» 
die  de  Schryver  uit  dit  alles  afleidt,  hierop  neder,  „  dat 
„  Adel  en  Ridderfchap  ,  inconftiturioned ,  fchadelyk  ea 
„  fchandelyk  zynde  in  ons  vrye  Gemeenebest ,  kunnen , 
„  mogen,  en  moeten  vernietigd  worden.*' 

Schoon  deeze  Helling  zekerlyk  zeer  fterk  en  violent  is', 
verdienen  echter  d»is  Schryvers  aanmerkingen  over  dit  fluk 
onre  aandacht  en  overweeging ,  te  meer  ,  daar  hy  voor 
een  alweetend  God  verklaart,  geen  één  Riddermaaiig  Edel- 
iDün,  uit  hoofde  van  zynhuishoudelyk  bellaan,  particu- 
liere fiimenleeving  of  omgang ,  te  haaten ,  en  'er  zelfs  geen 
rede  toe  te  hebben  ;  doch  dat  hy  ,  als  een  vrygeboreit 
Burger  I  bet  zkh  eQu  pligc  rekenc»  de  redQUQUt  waarooi 

hy 


DOOR  ANONYMUS  BBtGA.  ^g^ 

.  hy  hunhe  gantfchc  Order  voor  't  Vaderland  aU  drukkende 
acht ,  Nederland  ter  beoordeeltug  voor  ie  leggen. 

.Dan  het  is  van  niet  weinig  gewigt,  te  kunnen  weeten, 
of  het  geene ,  dat  men  op  nieuws  aannccmen  «mide  ,  te 
verkiezen  is-,  boven  dat  geene,  dat  men  verwerpeji  wilde. 
Uit  dien  hoofde  neemt  de  Schryver  in  eene  volgende  Af* 
deeling  in  overwecging ,  boe  men  ,  na  de  extindlie  def 
Ridderlchappen  ,  eene  Repraefentatie  voor  den  Landbe* 
wooner  zoude  fchetfen  kunnen ,  i^eer  overeenkomende  met 
de  grondbeginzelen  vap  eenen  welingerigten  vryen  Boimec^ 
ftaat ;  en  van  zulk  eene  opterichtene  Reprjefèntative  Re^ 
geering  voor  het  platte  Land ,  heeft  hy  een  nieuwe  fchetft 
opgegeeven  ;  het  aan  anderen  overlaatende  ,  om  dit  zya 
plan  niet  allcea  te.  verbeteren ,  maar  zelfs  tot  volmaaking 
te  brengen. 

Ten  befluite  van  dit  Werkje,  is  hier •  bygevoegd  een 
Brief,  over  den  hoogmoed  en  de  pretenfien  der  zogenaam-» 
de  Patrice-geflachten  ,  wien  nuen ,  volgens  den  Schryver, 
nog  een  minderen  graad  van  waardy  moet  toefchry  ven  dan 
den  Adel  ,  om  dat  zy  geene  rechten  ,  geene  gewaande 
zelfs ,  kunnen  bybrengen ,  om  dezelve  ccnigermaate  te  pal- 
lieeren.  Ën  om  dit  te  bewyzen,  toont  hy  aan,  dat  *er  in 
onze  Provinciën  gqene  Patriciërs,  dus- ook  geene  Patrice» 
gcilachten  te  vinden  zyn.    Ziet  hier  zyne  betoogen. 

„  Wat  waren  Patriciërs?  In  Rome,  zegt  hy,  waren  zy 
die  geenen  ,  die  overgebleven  waren  uit  de  oudtte  gcilach- 
ten der  Stad,  welke  romulus,  by  derzel ver  (lichting,  vaa 
anderen,  minder  in  aanzien ,  afgezonderd  had,  om  daar-^ 
uit  door  ieder  Tribus  drie  Raadsheeren.  te  doen  kiezen,  en 
welk  getal  van  Patrice-geflachten  eerst  door  tüllüs  hos-^ 
TiLiüs ,  met  de  aanzienlykften  uic  de  overwonnen  Alba- 
niers,  vermeerderd  is,  tot  dat  tarqojnius  de  Oude  het 
getal  der  Raadsheeren,  en  dus  der  Patrice-geflachten,  op 
driehonderd  gebragt  heeft,  die  in  vervolg  van  tyden,  door 
uitfterven  van  Familien  als  anderszins  verminderd ,  by 
verfchiUende  gelegenheden  nog  grooter  in  getal  vermeer* 
derd  geworden  zyn ,  waarvan  de  allerondfte  Majêrum  gen^ 

tium^  de  voïgendt  Minorum  gentiumj  genaamd  wierden* 

„  Het  aanzien  en  de  rechten  der  Patrice-geflachten  in 
Rome  waren  groot  ,  zelfs  zo  verre  ,  dat  zy  ,  die  door 
TARQDiNius  den  Ouden ,  en  daarna  door  junius  bkütus 
tttt  het  volk  tot  Raadsheeren  gekozen  wierden,  eerst  een 
foort  van  veradeltng  ondergaan  moesten.  Ën  hoewel  men 
daarna  dadelyk  Raadsheeren  uit  het  volk.  koos     ja  dat 

V  5  zelfs 


^  .BB  AVEV 

t^  AWlut  de  cftNSoft  dt  Kmdeira  derVrygeoiaakren  iii« 
gang  tot  de  Raadzaal  gaf,  jbleef  ecbtei  't  aanzien  der  waa'* 
xc  ^oude  Patrice-|;ieaacht«n  merkefyk  uitblinken  boven  dgt 
der  nieuwi  aang^omene;  zo  vene  eelfs»  dat  de  Orde  der 
Patriciërs  een  gantfche  afzondering  van  de  rest  van  het 
Romeinrcbe  volk  in  zich  behelsde»  b^welk  door  voor* 
lechten  van  uitertyken  praal  zich  bevestigde,  en  nog  neer 
daardoor ,  'dat  een  iedier  uit  de  Burgerlyice  geflacbten  zich 
eeu  Patroon  uit  de  Patriciërs  tot  synen  befchenner  kiezen 
moest ,  .waardoor  zommige  Pattic^geflachteo  zo  boog  to 
aanzien  eeftegen  zyn ,  dat  men  de  Siciliërs  onder  de  be- 
firtaenning  van  die  van  't  gedacht  iran  marczllus  ,  de 
BixoBaooes,  onder  die  van  fabius^  de  Koningryken  van 
(^yprns  en  Cappado^ciëfi ,  onder  cato  y.en  de  £ooonieii* 
fers ,  onder  antoniüs  ,  gezien  heeft 

,^  Voegt  by  deeze  aanzithlykheid^»  die  Tan  Rome  en  Ro* 
nes  Regeering;  voegt  bierby,  dat  Rmne  raeestereslè  des 
bekenden  Aardbodems  was;  en  erkent  dat  een  aflcomeling 
van  de  oudde  geflachren  dier  Stad  ,  die  de  waereld  zelve 
wetten  ftelde,  een  afkomeling,  die  blinkende  eenyteU  en 
de  beeltenisfen  zyoer  voorouderen  ,  ais  een  recht  boven 
anderen ,  mogt  omdraagen ,  die  tot  den  ingang  der  Raad* 
zaale  op  bun  voetfpoor  gerechtigd  viras,  een  man  van  der* 
gelyk  aanzien  fchynt  geweest  te  zyn»  dat  men  'er  zich 
naauwlyks  de  iiitfteekendbeid'  van  kan  voorfiellen. 
.  ;,,  'Er  waren  Patriciërs,  'er  lyn  'er  nog,  'er  zyn  zelfs 
Patriciërs  ,  die ,  met  minder  aanzien  dan  die  by  de  oude 
Romeinen  ,  meerdere  rechten  fchynen  te  bezitten.  De 
Edelen  in  Venetien ,  die  kidaar  de  Aridocratie  uitmaaken , 
zyn  Patriciërs  ;  zy  zyn  gerechtigd  tot  de  Regeering  van 
hun  Vaderland ;  dus  ziet  men  de  Adelyke  geflacluen  van 
Bern  met  recht  voor  Patrices  aan ;  dus  heeft  men  Patrices 
in  veele  Duitfche  Steden  ,*  dus  telt  men  aanzienlyke  ge« 
flachten  in  Braband  en  Vlaanderen  >  die  ,  uit  hoofde  van 
bunne  geboorte,  tot  de  Regeering  gerechtigd  heeten;  dus 
kan  man  de  Ridderichappen  in  ons  i^nd  onder  de  Patri* 
eiêrs  met  recht  optellen. 

^  Nu  vraag  ik  dan  eens  aan  hem ,  die  zyne  vyf  zinnen 
tot  zyne  dispofide  heeft,  welke  sdyhenis  'er  zy  tusfchen 
de  opgenoemde  Romeinfche,  tusfchen  de  opgenoemde  he- 
dendaagfdie  Patriciërs ,  en  die  van  onze  Stads  Regeerin* 
gen?  Wat  het  aan7ien  betreft,  men  vergetyke  deze)i« 
met  die  der  Rcmieinfche ;  wat  hunne  rechten  aangaat,  men 
fieUe  ze  over  tegen  die  (ter  aanweezende  Patricc  geOacfaten 

ia 


DOOR  Affomruos  ntoK.  tgt 

in  vreemde  Landen;  men  gaa  nt«  wat  die  wartn,  «n  iiog 
heden  syn ;  men  iie  welke  rechten  de  onsa  bezitten ,  ea 
meu  sal  ras  moeten  bekennen  ,  dat  'er  geene  Patrices  by 
ons  (en  Gode  ly  dank)  te  vinden  zyn» 

Verhandelingen ,  uUgegee^n  do9r  tkyler's  iwcede  G^ 
naotfchap.  VjSdc  Stuk.  Tc  HaatrUm  *y  J.  Ënfchedé 
en  Zoenen ,  en  J.  van  Walré  Junior  ,  1787.  In  gr^ 
quarso  215  i/ads^  . 

Men  «laakt  hier  mede  door  den  drnk  gemen  ccna  Ver» 
handeling,  over  den  Nationaalen  Smaak  van  de  HoK 
landfcbe  School ,  in  de  Teken-  en.  ScbiUerkuost ,  mge^ 
field  door  roblamo  van  byndbn,  Kunatichilder  te  Tmi 
aad  wien  de  gouden  Eerprys  is  toegeweeaeni ,  op  deeze 
2yne  beantwoording  der  Vraage  van  Teyler's  tweede  Gei 
DootTcbap;  welke  aldus  luidt.  ,^  In  hoe  verre  de  Natio^ 
^,  naaU  Smaak  van  de  Hollandji^  School  het  doelwit  def 
,,  Schilder  en  Tekenkundc  htx&kt  ^  en  aan  derzelver  veiu 
19  eischte  beantwoorde  ?  Ais  mede  hoe  verre  dezelve 
•,9  Smaak «  door  het  beftudeeren  van  het  Mtique^  en  van 
I»  de  werken  der  Kunftenaars  van  andere  Schooien  ^  zottw«i 

^,  de  kunnen  verbeterd  worden." >    Ter  beaiitwoor* 

dinge  hiervan  fchikt  de  KunstGchilder  zyne  Verhandeling 
in  de  volgende  «M'de.  ,,  Ik  zal  (zegt  by,)  eerst  het  waa^ 
19  re  weezen  der  kiuist  en  van  den  fmaak  verklaaren.  -*^^ 
^9  Dan  zal  ik  alle  de  bekende  Europifche  Schilderrchoo* 
39  len,  en  de  daarin  meest  beroemde  nieesters  op  een  be« 
„  knopt  «tafreel  voordellen.  ~  Hierna  zal  volgen,  een 
9,  onpartydige  vergdyking  van  de  beroemdfle  werken  der 
yy  bekendfte  meesters  van  de  HoUandibhe  tegen  die  def 
,,  andere  Schooien,  en  de  daaruit  volgende  bepaaüng  vaii 
9,  den  waaren  fmaak  en  trap  der  volkomenheid  van  de 
99  HoUaudfche  School  in  de  Schilder-  en  Tekenkunst  ;#eii 
99  eindelyk  in  hoe  verre  de  Nationaale  Smaak  van  dit 
,9  School ,  door  het  beftudeeren  van  het  Antieke ,  e»  ét 
,9  werken  der  kundenaara  van  andere  Schooien,  zoude4uil^ 
^  nen  verbeterd  worden,  met  de  daartoe,  myns  oordeels^ 
9»  gepaste  middelen."  ■  De  kundige  van  Eyndem 

behandelt  ieder  deezer  afdeelingen  met  ved  oplettendheid  | 
en  geeft  wel  byzonder  een  naauwkenrig  verflag  vati  ^t  gem 
aan  ieder  der  beroemdfte  Meesteren  in  de  onderfcheiden 
JScboolen  by  uitftek  eigen  is }  het  weHc  hem  tot  een  jgirnid- 

llag 


tg%  .      VKRHANDELINOSN       . 

ftag  verftrekt  ,  om  die  van  de  Hollandrche  School  by  die 
der. andere  Schooien  te  vergelyken,  waarop  4iy  dan  voorts 
^yne  aanmerkingen  vestigt  over  't  geen  ter  verdere  vol- 
maaktheid vereischc  worde,  en  de  middelen,  welken  ten 
dien  einde  met  vrugt  werkftellig  gemaakt  zouden  kunnen 
worden.  De  liefhebbers  deezer  fchoone  kunfte  zullen  t'o- 
v/:r  reden  vinden  j  om  's  Mans  arbeidzaamiyid  in  dit  ftuk 
dankbaar  te  erkennen,  en  zyn  onpartytlig  oordeel  over  de 
Hollaodfche  School  is  2eer  wel  gefchikt ,  om  een  algemeen 
genoegen  te  geeven.  Zie  hier  hoe  hy  zig  dewegens  uit- 
laate* 

.  ,,  Daar  het  utt  de  igefcüetfter  kunstkarakters ,  en  de  wer- 
ken der  meesteren^ uit>»de  onderrcbdde*  Schooien,  en  de 
nadere  vergelykingéii  >.  gebleeken  is  ^  dat  de  Italiaanrcbe 
School,  in  de  meeste^. en  de  Franfchc  School  in  eenige, 
deelen  der  ktjnst ,  de  jHollandrche  School  overtreft ;  zo 
blykt  de  oagégrondheid  der  verheffing,  op  eenen  al  te  par- 
tydigen  yver  voor  de  eere  onzer  Schoole  gegrond  ,  door 
den  H^er  rhynvisch  r&mi  ,an  zyne  Verhandeling  tr^er 
U  Heldendicht^  in  eene  aantekening  onder  bladz,  5*  over- 
genotnen ,  „  «ils  of  de  haliaanlche  kunftenaacs  niet'  konden 
^y'jdm  modellen  der.  ondheid  affchetftn  ,'  niet  dan  met  ee- 
^,  ne  flaafTche  opmerkzaiamheid  de,  overblyfaels  van  het 
,i  oude  Rome  nabootzen.  — « —  de  Franfcben  nier  dan 
9,  valicbe  ideaalen  ,  de  gedaante  voor  het  'lichaam  af  heel- 
al den;  terwyl  de  Nederlanders  de  natuur  volkomen  wis- 
„  ten  te  fchilderen ,  en  die.  alleen  waare  Schilders  hebben 
^  voprtgebwgt ;  en  de  Franfcben  en  EngcMchen  zig  niet 
9,  fchaamen  onze  Schilders  en  Tekenaars  na  te  volgen.** 
Mpar  aan  de  andete  zyde  ,  daar  't  ook  gebleeken  is  , 
dat  onze  School  verfcheide  kiinften;iars  heeft  voortgebragt, 
welke  zig  toegelegd  hebben,  om  het  ongemeene,  het  gioo- 
te  en  fchoone  ,  ook  door.historifche  en  verhevene  onder- 
Wierpen,  voor  te  Itellen;  zo  vervalt  de  bitfe  en  partydige 
aafmerking  ,  die  de  anders  kundige  keynolds  ,  in  eeue 
Redeovoering  over  (kn  grpoten  ftyl^  te  Londen  Xw  177  y^ 
fehottden,  op. de  Holianciiche  School  gemaakt  heeft;  waar- 
in hy  hoofdzaaklyk  zegt,  „dat  de  Neérlandfche  Schil* 
^,  ders ,  in  hunne  Ibort  >  'voortreSyk  zyn  ^  maar  dat  zy  zig 
9,  belaglyk  maakén ,  wanneer  zy  eene  algemeene  gefchie- 
9,  denis  op  hunne  eigen  bepaalde  grondftellingen  boawen 
^,  willen ,  en  groote  voordeliingen  uit  de  laa^heid  van  hnn 
„  'karakter  afleiden.",  't  Is  ,  naar  myne  gedagten  ,  klaar 
geblfiieken »  dat  de  Nedexlandfche  School  over  't  algemeen 

de 


VAR  TEYLER's*  TW£BDB  OEKOOTSCHAP.  apj 

de  Engelfche  verre  overtreft,  en  dat  de  Engelfche  School 
alleen ,  om  eenige  voornaame  kunrtenaars,  in  aanmerking 
komt,  en  thans  nog  als  in  Eaare  geboorte  is. 

„  Uit  de  rangfchikking,  waartoe  ik  de  Schilders  van  de 
Vaderlandrche  School  gebragt  hebbe,  is  ook  duidelyk  te 
zien,  dat  de  Franfche  kunsirichter ,  de  Abt  du  bos,  en 
anderen,  door  partydigheid  yoor  hunne  Natie,  of  door  ge- 
brek aan  kundigbeicf  van  den  toeftand  der  kunst  in  ons  land, 
de  HoUandfche  "School  te  onregt  befchuldigen,  als  of  wy 
gecne  andere  kunftenaaren  bezaten  ,  dan  die ,  welken  zig 
coeleiden ,  om  de  veragtelykfte  en  laagfte  bezigheden  van 
't  gemeende  foort  der  menlchen  voor  te  ftelleu,  en  kunftig 
na  te  fcbilderen. 

^  „  Nu  zal  't  niet  moeilyk  zyn ,  om  op  de^  gelegde  gronden 
vast  tt  ftelJen ,  en  duidelyk  te  bepaalen  den  waaren  Natio- 
naaien  Smaak  van  de  Hüllündfche  School ,  in  de  Schilden 
en  Tekenkunst^  die,  ten  aanzien  van  de  keuze  der  onder- 
werpen, in  welken  na  te  volgen  zy  zig  geocffend  heeft, 
blykt  te  zyn  de  voorftelling  van  allerleie  voorwerpen  uit  de 
natuur,  en  in  alle  deelen  der  kunst,  zo  verre  die  onder  'r 
bereik  der  navolging  vallen  kunnen;  en,  ten  aanzien  van 
de  wyze ,  op  welke  zy  de  fchoone  en  verhevene  natuur 
hebben  zoeken  voor  te  (lellen,  blykt,  dat  zy  daar  toe  eene 
nauwkeurige  tekening  en  uitdrnkkiog,  zo  verre  dezelve  uit 
de  fchooufte  natuur ,  zonder  het  denkbeeldig  fchoon  der 
Antiquen^  kan  verkreegen  worden,  met  een  allernatuiir- 
lykst  koloriet,  licht  en  bruin,  gepaard  aan  de  kunftigfte 
uitvoering ,  en  de  volkomenheid  van  het  werktuiglyke  der 
kunst ,  bezit :  en ,  ten  aanzien  van  den  trap  der  volkomen- 
heid, welken  zy  in  beide  die  opzichten  bereikt  heeft,  is 
gebleeken,  dat  de  fmaak  der  Italiaanfche  Schoole  den  on- 
zen in  de  meeste  deelen,  en  de  Franfche,  in  zommige  dee- 
len, overtreft;  doch  dat  de  onze  boven  den  Duitfcben, 
den  Zwitzerfchen  en  den  Engelfchen  füiaak,  in  de  voor- 
naamfte  vereischtens  der  kunst,  verheven  is,  als  men  (leges 
eenige  nog  leevende  meesters  uitzondere,  waarover  ik  my 
niet  breeder  heb  kunnen  uitlaaten,  om  dat  ik,  volgens  myn' 
plan ,  tegen  dezelven  geene  nog  loevende  meestere  van  de 
Hollandfche  School  heb  kunnen  vergelyken.'* 

Wyders  heeft  de  Heer  van  Eynden ,  in  de.  manier  van 
Belagen  ^  aan  Jeeze  zyne.  Verhatideling  no^  gebegt  eene 
ontvouwing  van  't  geen  men  in  de  Schilderkunst  het  Cos- 
tuum  noemt,  met  aanmerkingen  over  deszelfs  in  agt  nee* 
den  en  verwaarloozen.  Verder  eeue  verkUaring  van  eeni- 
ge' 


ft94VBI^HAlfDRLmGÉ1!r  VAN  TEYLBIt'S  TWÈËDË  CÏ^TOOTSCBAP. 

ge  anders  min  bekende  woorden  in  de  Schflderkunde.  En 
eindelyk  een  berigt  van ,  met  nevensgaande  aamnerkingen 
over.  bet  beroemde  Alcaarftuk  v^n  RAPHAëL,  in  de  Kerk 
van  Sf.  Bitter  in  Montorio  ^  verbeeldende  de  gedaantever- 
andering  des  Zaligmaakers  ,  en  eenige  daaromtrent  vooi^ 
gevallen  omllandighéden »  zo  als  die  door  de  Euangelisten 
befchreeven  worden :  welk  (luk  de  opmetkzaamheid  allef 
Liefhebbers  tot  zig  trekt. 


He  Hctdendaagfchc  Stoicjn  ^  door  den  Heer  w.  b«  ds  pbr» 
PONCHER..  ie  Utrecht  by  de  Wed.  J.  van  Schoonhoven^ 
1786.  Behahen  het  Voorvferk  ^  297  l>ladz.  in  gn  ^avo^ 

E  ene  opmerking  op  het  voortreffelyke  in  de  gefpfekken 
,  van  EPicTETüS  9  heeft  den  Heer  de  Perponcher  aan* 
leiding  gegeeven  tot  het  opftellen  van  dit  Gerchrift.  „  Oe 
„  meeste  voorfchriften  van  deezen  Wijsgeer ,  zegt  hy , 
99  fcheenen  mij  toe,  zoo  verheven  te  zijn,  zoo  wel,  met 
y^  de  beste  leer,  die  des  Ëuangeliums,  te  flbrooken,  dat 
9,  het  jammer  ware  ,  xlezelve  niet  te  zuiveren  ,  van  dti, 
„  geen  ,  't  welk  'er  mee  ftrijdig  is  ;  en  dus  de  uitnee- 
^  mendfte  Wijsgeerte  der  Oudheid  ,  met  de  beétere  en 
^  volmaaktere  leer  des  Christendoms ,  als  in  één  licbaaot 
^  te  vereenigen.'*  Met  dat  oogmerk  heeft  hy  de  voor- 
Rellingen  van  EpiSetui  ten  ondcrwerpe  zyner  overweegin'- 
ge  genomen;  zig,  nu  min,  dan  meer,  bepaald  aan  dezel* 
ven  gehouden,  die  uitgebreid,  befcbaafti,  min  of  meer, 
daar  t  noodig  was,  tegengegaan,  en  vereenigd  met,  of 
overgebragt,  tot  de  Euangelieleer.  In  dien  ibaak  behan- 
delt  hy ,  by  manier  van  Zamenfpraaken  ^  eene  reeks  van 
zedelyke  onderwerpen ,  of  zulken  >  die  een  onmiddelyken 
invloed ,  op  het  vormen  van  een  braaf  ziedelyk  charafl'er, 
hebben.  En  deeze  ontvouwt  hy ,  op  een  welberedencfcr- 
den  trant ,  in  vertrouwelyke  en  leerende  géfprekken  ,  in- 
dlervoegCy,  dat  de  uitvoering  zig  door  de  verfcheidcnhcid 
veraangeiiaame,  en  zeer  wel  gefchikt  zy,  om  des  Leezers 
aandaet  gaande  te  houden.  Tot  eene  proeve  van  's  Man» 
fchryiwyze  ,  tn  deezen  ,  diene  de  volgende  ^ameofpraak 
van  PHiLOMETRON  en  thbophilds,  over  denjver\  tothe$ 
maaien  van  vorderingen^  yereischt. 

„  PH.  De  kinderen  deezer  ^aareld^  ze^t  de  mond  der 
Wtmieid  j  zijn  voorztgtiget  dan  dt  kinderen  dei  Ifchfr^ 

in 


W.  >•  DB  PËRBONCem  XIBDmi>AA08CIIE  STOICYN.     d^5 

j«  haar»  gsfiaehtc.  (a)  En  in  de  daad,  indien  wij,  die 
bet  licht  zoeken ,  on&  op  den  grootën  taak  ,  die  ons  is 
voorgeftdd  9  möt  denzelfden  ijarer  ,  toeleiden  9  waar  mee 
de  Üeden  der  waareld  hnn  doel  bejas^en  ,  dan  eerst  zou- 
den  wij  groote  vorderingen  maaken  kunnen*  Ik  ken  een 
aan ,  z^gt  bpictbtus  (^) ,  reeds  verder  in  jaacen  gevor* 
deed»  dan  ik,  en  die  ttasns  Opziener  der  feevensmiddeien^ 
te  Rome ,  is.  Eertijds  gebannen  >  doch  Tedert  te  rug  ga- 
loepen  ,  trok  hij  door  deeze  plaats  ,  en  gaf  mij  een  be- 
aueL  Welk  een  verflag  d^edc  hij  mij ,  bij  deeze  geleegei»* 
Jieid  9  van  zi^'n  voorig  leeven !  en  boe  plegtig  beloofde  ^ij^ 
dal  Jhij»  eens  te  Rome  te  rug  gekeerd,  voor  *t  toekomen- 
de» op  niets  meer  denken  ,zou,  dan  hoe,  'c  overfcbot  zij*- 
ner  dagen »  in  rust  en  vreede,  door  te  brengen!  Want, 
zeide  bij,  hoe  weinigen  fchietcn  mij  'er  nog  over!  Zeer 
wel,  gaï  ik  hem  ten  antwoord,  maar  dit  voomeemen  zult 
gij  niet  vol6rengen.  Want  na^uwlijks  zult  gij  de  lugt  der 
ftad  van  verre  rieken ,  of  dit  alles  zal  terfkond  vergeeren 
zijn»  En  kjunt  gij  eens  weer  toegang,  ten  hove.  verkrijg 
gen,  juichende  en  de  Goden  dankende  ,  zult  gij  'er  btn* 
neo  tieedenv"  ,,  ëpictztus!"  voerde  bif  mij  te  gemoef> 
^  zo  gij  mi j  ooit  een  voet,  ten  hove,  zetten  ziet,  denk 
„  dan  van  mij  wat  gij  wilt.'*  — —  Maar  wat  was  *fc  ge* 
volg  ?  Eer  hij  nog  de  ftad  binnen  trad  ,  werdt  hem  een 
briefje  van  casar.  ter  hand  gefteld  ;  terilond  vervteogen 
alle  zijne  beümten  ^  in  rook ,  en  federt  heeft  bij  niet  op* 
gehouden  ,  zigzehren  de  eeiie  beflomuiering ,  na  de  ande^ 
re  y  op  dea  haia ,  te  haaien.  Zo  diep  zit  <fo  begeerte  naar 
bevordering,  in  hun  hart  ,  geprent.  Zo*  gereed  zijn  zij, 
daaraan  alles  op  te  offeren ,  daartoe  alle  poogingen  ,  alle 

zorg  ,   alle  moeite  ,  allen  arbeid  aan  te  wenden.  • 

Maar »  mijne  vrienden  1  zouden  wij  nu  wel  het  zelfde 
doen  ?    Zou  wel  ééne  uitnodiging  ,  ééne  vermaaning  van 

onzen  leermeestec ,.  ja  van  veel  hcff^v ,  dan  onzen 

leermeester »  dan  casnk  ,  dan  alle  de  Vorften  der  waa«- 
xeki,  ons,  in  gelijken  ijver,,  doen  ontbranden;  ons  dus  al 
bet  overige  doen  vergeeren,  alle  onze  rust,  aile  onzever^ 
naaaken ,  alle  onze  overige  bedoelingen  doen  ter  zijde  ftef* 
ten? 
„  Th.  Neen  zeeker,  de  kinderen  deezer  etnw  zijn ,  gew 

lijft 

Ca)  Luk.  16:  8.      (V)  The  Works  «ƒ  BPiCTETüS  tfênslatei  hy 
HJZABBTH  CARTBZ»  VoL  I.  Ch.  X.  p;  4<$. 


t96  W.  E.  jm  PEllPONCHBR 

lijk  voorzigtiger,   dus  ook  veel  ijveriger  en  (tandvastigeT) 
in  hun  opzet,  dan  wij,  in  *c  onze. 

„  Ph.  Ën  egter  welk  een  onderrdieid  ,  tusfchen  den 
kring,  waar  in  zij  weritzaam  zijn,  en  den  grenen,  waar 
in  wij  werken  willen  !  Want  denk  niet ,  dat  fchoon  wi] 
ons  hier,  oet  de  enkele  berchouwing  der  wijsgeene ,  bee<* 
zig  houden,  en  dezelve  aanprijzen,  wij  daarom  onze  leer* 
liugen ,  van  een  werkzaam  leeven ,  willen  aftrekken.  Zijn  < 
jiiet  in  teegendeel  alle  onze  bedoelingen,  alle  onze  beoef- 
feningen daar  heeuen  ingerigt ,.  om  hen  en  ons  zelven  te 
leeren ,  hoe  wij ,  in  eiken  kring  des  leevens ,  in  eiken  post, 
in  elke  omftandigheid,  moeten  werkzaam  zijn?  Kies  der* 
halven  wat  gij  wilt  :  een  meer  afgezonderd  en  befchouw' 
lijk^  of  een  meer  gezellig  en  werkzaam  leeven;  plaats  u, 
in  den  vreedzaamen  kring  der  burgerlijke  beroepen ,  of  in 
den  hoogeren  ,  doch  rustverdervenden  kring  van  Staats* 
of  Krijgsbeflier;  bepaal  u  ,  binnen  den  niilen  omtrek  van 
uw  huisgezin ,  of  waag  u  ,  op  de  ruime  en  zoo  dikwijls 
(lormagtige,  zee  der  groote  maatfchappij;  overal  zal  de 
waare  wijsgeerte,  de  wijsgeerte,  die  wij  zoeken,  u  voor- 
fchrijven  ,  hoe  gij ,  in  elk  van  deezen ,  naar  de  voorfchrif- 
ten  van  plicht,  eer,  deugd,  natuur  en  Godsdienst,  zult 
werkzaam  zijn;  hoe  gij,  overeenkomilig  dezelven,  den  u 
opgelegden  taak  volbrengen ,  en  u  daartoe  alleen  bepaalen- 
de  ,  al  \  overige  laaten  vaaren  zult.  Wat  mij  betreft , 
vervolgt  EPicTETus,  wanneer  ik  des  morgens  opdaa,  be« 
moei  ik  mij  terllond  met  het  in  order  brengen  der  dingen, 
die  ik  mijnen  leeriingen  heb  voorste  houden,  en  wanneer 
dit  gedaan  is »  en  ik  vervolgens  ook  dit  werk  daadlijk  heb 
verricht',  dan  bekommer  ik  mij  in  geenen  deele ,  met  de 
wijze  hoe  anderen  hunne  lesfen  inrigten ,  hunnen  taak  vol- 
brengen. Is  dit  mijne  zaak?  Mijne  zaak  is  nu,  na  vol- 
bragt  werk ,  mijne  rust  te  genieten. 

„  Wij «  en  de  waareldling  moeten  dus  wel  even  gelijk 
werkzaam  ziin ,  even  gelijk  alle  onze  poogingen ,  ter  be* 
reiking  van  ^t  ons  voorgeftelde  doelwit ,  infpannen  ;  maar 
verliezen  wij,  mijne  vrienden,  daarbij  nooit  uit  het  oog, 
hoe  verfchillende  ons  doelwit,  van  't  hunne,  zij;  en  wat 
'er  uit  dit  verfchil ,  ten  aanzien  der  verplichting  en  aan  te 
wenden  ijver ,  voordvloeie.  Den  ganfchen  dag  zijn  de 
waareldlingen  beezig  met  te  verzinnen  ,  te  bereekenen  en 
té  beraadflaagen  ,  hoe  zij  tot  magt ,  aanzien  en  invloed 
zullen  opklimmen ,  .  hoe  zij  deeze  of  geene  bevordering 
zullen  bejaagen  ,  hoe  de  begeeving  van  dit  of  dat  amp^ 

ver* 


HEDSMOAAGSCHB  STOICYN.  flp? 

wrkrijgen  ,  hoe  zig  de  gunst  van  deezen  of  geenen  aan* 
Eienlijken  verzeekeren  ,  hoe  deeze  of  geene  fomoie  g^ds 
winnen  ;  of  wel  hoe  zij  best  hunne,  feesimaaltijden  zullen 
inrigten^  hoe  zij  hunne  vermaaklijlcheeden  zullen  vernfee« 
ajigvuldigen »  verwisfelen  en  vernieuwen  ,  hoe  zij  hunne 
grootheid  en  pragt  zullen  aan  den  dag  leggen  ,  en  den 
bewonderenden  omdander  in  de  fcheemerende  oogen  doen 
llraalèn*  Wij  daiircnteegen  bejaagcn  geenen  ijdelen  fchijn 
of  praalerij  ,  maar  hoe  wij  ons  in  de  daad ,  en  ook  wan* 
neer  niemands  oog  op  ons  gevestigd  is ,  grootmoedig  , 
deugdzaam  ,  wijs ,   getrouw  en  gqdvrugtig  zullen  gedraa- 

gen;  hoe  vnj  leeren  zullen,  van  welk  eenen  aart  het  ge- 
:el  en  bedier  deezer  waareld  zij;#welke  plaats  wij  in  de 
aaneenfcbakeling  van  '^  Heelal  bekleeden  ;  boe  wij  ons  9 
in  die  plaats ,  moeten  gedraagen ;  wat  wij  zijn  ,  waartoe 
wij  zijl)  geroepen  ^  waartoe  beflemd ,  en  waarin  dus  ons 
weeze/ilijk  geluk  en  ongeluk  geleegen  zij;  hoe  wij  ons  zeU 
ven  zullen  volmaaken ;  hoe  onzen  eventnensch  ^  hoe  'c 
menschdom  nuttig  zijn;  hoe  de  gunst  van  den  Opperheer 
der  geheele  waareld  winnen  ;  hoe  ons  weezenlijk  en  be* 
ftendig  geluk ,  in  deeze  leerlingfchap ,  in  't  waare  leeven , 
't  welk  ons,  in  hooger  kringen,  wagt,  verzeekeren.  Ver- 
gelijk nu  deeze  beiderlei  bedoelingen ,  vergelijk  de  beweeg* 
redenen ,  welken  zij  ons  aan  de  hand  geven ,  de  vrugten » 
welken  wij  *er  van  te  wagten  hebben  ,  en  zeg  mij ,  wie 
van  beiden  ,  de  waareldling  of  wij ,  meest  ,  tot  het  in- 
fpannen  van  alle  zijne  poogingen  en  krae:ten  ,  verbonden 
Zij  ;  voor  wien  van  beiden  het  fchandlijkst  zijn  zou  ,  in 
ijver ,  te  verflaauwen  ,  en  den  voorgeleiden  taak  te  ver* 
waarloozen  ?  Ja  wat  men ,  van  ons  ,  denken  moet ,  in- 
dien wij  ons ,  in  den  onzen ,  met  minder  ijver  en  voor*» 
aagtigbeid,  dan  zij  zig^  in  den  hunnen,  iLwijten?'* 


Jfeékrlandfche  Reizen ,  ter  beyorderinge  van  den  Koophandel  f  na 
de  meest  afgelegene  gewesten  des  Aardkloots ;  doormetigd  wet 
vreemde  Lotgevallen  f  en  menigvuldige  Gevaaren^  die  de  Nedet" 
iandfche  Reizigers  hebhen  doorgeHann.  Met  Plaaten,  Elfde 
Deel.  Te  Amfierdam  5y  P.  G>nradi ,  en  té  Harlingen  by  V. 
van  der  Plaacs»  178ÓW    In  gr*  oSavo  143  bladz. 

T^it  Deel  bevat  vyf  aanmerkelyke  Reistogten ;  te  weeten ,  die 
*^  van  N.  de  Graaft  langs  den  Ganges,  van  *t  jaar  i6ó8  tot 
167»;  de  gevaririyke  togt  en  fchipbreuk  van  H.  haivci,  met  de 
gevolgen  ^an  dien,  ^eduurende  oe  jaaren  1653 -1669;  het  G»- 

U,  DEEL,  N.  ALG.  LETT.  NO.  7*  X  ZanU 


tg%  NEDBRlANDSCKB  RetZEN*    * 

Eantfchap  van  P.  tfe  Goyer  et\  J»  Keyzer.  na  China  i  ïn  de  ja»-  . 

ren  1655-1657;  öar  van  B,  ^«re,  j.  van  Ouwfen  en  C.  Nnhie, 

aan  den  Onderkoning  van  Eckyen  ^  in  de  jaaren  '1662-1644; 
en  dat  van  F.  vnn  Hntm ,  Raad  en  Thefaurler  van  Indie ,  na 
China  9  in  de  jaaren  1664.^»  1665*  .  (n  dee^  Reisirerhsalen , 
bchalvcn  dat  de  drie  laacflen  ons  een  verilag  geeven<  van  de 
herhaalde  ^oogïngcn  der  ^Maaifchappy  ,,  om  een'  vryen  Koopban- 

.  del  in  China  te  vestigen,  dat  ons  tevens  verfcheiden  byzonder* 
heden,  daar  toe  betrckkelyk,  voordraagt ♦  vindt  men,  meer  dan 
wel  in  anderen ,  etlyke  ben  geen  van  b'nnenlandfcbe  togten ,  dic 
ons  de  inwendige  gelleldheid  digr  Gewesten  eenigermaaie  lee- 

rcn  kennen. De  togc  vaii  N,  de  Graaf,  langs  den  Gan- 

ges  •  dien  wy  bcknoptlyk  zullen  volgen  ,  Rrekke  hier  van  ten 
vo<:)rbeeIde. 

Tc  Raiavia  last  ontvangen  hebbende  ,  tot  het  doen  van  een 
togt  na  Bingale  i' Z'2\U\c  hy,  aan  den  mond  van  den  ^:aiig:s  ge- 
komen zyn-^c  ,  d:e  rivier  op ,  en  kwam  voor  het  HoIIandfche 
Kantoor  Otgy  voor  anker*  Het  omliggende  land  aldaar  is  zeer 
aangenaam ,  en  behooit  onder  de  vriigtbaarftc  flrceken  van  A?  e. 
. Üp'l^st  dcp;.Direktcii!S  vertrok  hy  van  daar  na  het  Kan- 
toor Casfombofar  ,/  en  vond  decze  vaart  Jangs  den  Ganfies  aeer 
vermaaklyk,  als  leverende  het  gezigt  van  cenc  reeks  van  bloei- 

èndo  dorpen. Alhier  werd  hy  belast  de  rivier  nog  boo- 

ger  op  te.  vaaren  tot  aan  Paina     ■  -  *    In  de  eerfte  dagen  v  n 
zync  v  arr  zag  hy  nicis  dan  geringe  dorpen;  beter  pnthaal  had- 
den zyne  oogcn ,  by  zyne  aankonis:  in  de  Stad  MaxudA'^t .  die 
tamelyk  groot  en  volkryk  is,,  bloeiende  daar  den  koophandel  der 
ingezetenen  ,  dic  vooral  een  uirgcbreidcn  handel  dryven  in  zy- 
éen    en "  andere  ftoffen.    Voorts  zag  hy  verfcheiden  vlekken  e»: 
dorpen  aan  de  beide  oevers  van  den  Gangen,   eer  hy  te  /?rt^i- 
M^ha  kwam  ;  eene  flad ,  niet  minder  merkwaardig ,  om  haare 
iirtgebrcidheid ,  en  van  wegens  de  menigte  der  waarcn,  die  al- 
daar te  koop  geveild  worden.    De  Hollanders  hebben  hier  cgti 
Kantoor  aangdeldt  't  geen  <*gier  niet  veel  betekent.    De  Gt^»/^ 
zyne  reis  vervorderende,  kw  m  eerlnng  aan  den  uithotk  van 
B'veirav(^i's    dus  genaamd,  om  dat  aldaar  de  eerde  uitfleekendc 
hoek  des  bergs  is,  wiens  voet  tot  in  dan  Gan^es  uirfpringr. 
Deezc  hoek  is  geheel  bedekt  met  geboomte,  omler't  welk  een 
klein  dorp,  met  eene  Karavenzera,  of  herberg,   voor  den  rei- 
zenden man,  lljrt.    Boven  Binf^ntiirex  voer  hy  vooiby  vcrfchci- 
dtai  dorpen;  omier  dezelyeo  deed  men  hem  opmerken  G'nif*par^ 
faas ,  vermaard  om  de  menigte  Smeederyeo  en  Timmerwerw«i : 
'hier  worden  verfcheiden  foorten  van  Vaartuigen  gebouwd»  Ver- 
vol 'cns  vond  by  aan  den  iweecien  uithoek ,    f^anthf  genaamd  , 
een  klem  dorp,  aan  't  welke  eenige  tuinen  paalden.   Patri^ati  ^ 
de  derde  uitAeeketide  hoek  des  bergs  ,  beftaat  uit  eene  ftetïe 
rots  ,  van  den  top  des  bergs  tot  in  de  rivier  daaleiide.    Ast» 

den 


dtn  y{erden«  of  Uatften  -uirboekt  Jmi^irn^iensi^móf  v^rioonden 
zich  eenige  wooningen  en  tuinen.  Doch  he-  me.kwairdigfte 
van  dien  uuhoek  Is  cene  groote  rou»  vierhonderd  fchnèicn  van 
den  oever  gelegen,  in  de  gedaante  van  eene  halve  niaui »  be. 
neden  zeshonderd  ,  en  boven  tweeduizend  fchrccdcn  over  *c 
k:ruis:  aan  den  rivierkant  is  dezelve  Acil  en  volArukc  ont02gang- 
lyk ;  doch  aan  den  landkant  effen.  Onze  Reiziger  verkoos  den 
weg  van  hier  na  Gcr^att  te  voet  af  te  leggen  «  als  zynde  dit 
eene  aangenaame  wandeling.  Gorgau  is  een  tamel}'k  groot 
dorp.  By  hel  zelve  ligt  over  den  Gar.ges  een  flcenen  bryg ,  die 
V  gehouden  wordt  voor  het  werk  van  den  waereldbefaaniden.Tfl-» 
mninnn\  dezelve  is  niet  minder  dan  driehonderd  fchre^den  lang, 
rust  op  acht  boogen,  en  wordt  aan  wecrzyden  door  e^n  acht: 
kan  igen  toren  verdeedigd.  Na  zyne  bark  te  rug  gekeerd  ,  cii 
nog  verfcheiden  dorpen  voorby  gevaaren  zynde  ,  kwam  hy  aan 
de  fraaie  aanzienlyke  Stid  Monghoi.  Zy  heeft  de  gedaante -va» 
een  boog  t  welks  fnaar  de  Oangts  is ;  en  bedaat  van  hec  eene 
einde  des  boogs  tot  aan  het  andere  een  omtrek  van  t^aölfdüi- 
zend  vyfhonderd  fchrcedpn.  De  Graaf  tckcndv»  dit  aan ,  nis  inc« 
de  hat  geul  der  poorten  en  kleine  to'-ens  ,  nevens  lien  affland 
tüsfchcn  dezclven,  en  andere  merkwaardigheden.  Dan  dit,  hoe 
omz'gtig  ook  gedaan  ,  werd  door  de  Wagt  ontdekt  ♦  en  zulks 
baalde  hem  een  doodsgevaar  op  den  habs,  het  welk  Iiy,  naa  'c 
doorftaan  veeier  jnoeilykhedcn ,  egter  nog  gcKkkiff  omkwam. 
Weder  op  vrye  voeten  ,  en  in  V  bezit  van  ^ync  Bdrk;,hcrfteid 
zynde,  zettede  hy  zyne  reis  voort  na  Pa^na.  Gcduurende  dee« 
ze  (chcepvaart  zag  hy,  langs  de  pev^fs  van  den  Ganj^r^s  ,  ccne 
menigte  groote  en  kleine  dorpen.  Ten.laatfte  trad  hy. a<m  Ind 
by  bet  dorp  iFarpha ,  en  vervoegde,  van  daar  zynen  weg ,  langs 
den  oever,  na  het  paleis  van  ^tstakan,  Nabab  van  Péanr.  £in« 
dclyk  kwam  hy  in  de  voorftad  van  Paina  «  van  waur  hy  eed 
bekoorlyk  gezigt  0|;i  de  Stad  zelve  had.  ^  Een  Bmjaan  geleidde 
hem  na  bet  Kantoor  der  Hdlandfchc  Maatfchappy;  en  de  Raad 
van  Patnê  behandelde  hem  zeer  heuschlyk. 

Deeze  Had,  zo  bcroeind  van  .wegens  baaren  koopli^;)de],  ligt 
aan  den  <Aui/;u;  de  reden  deezer  liggingc,  gelyk.  dfe  van  Z'jcr 
veel  and<4rc  plaatzen,  is,  om  dat  de  Indiaanen,  a.-^n  du  w;itcFen 
dier  riviere  eene  buitungeme^ne  heiligheid  en  kragt  .toefchry» 
vendc,  dua  te  bekwaamer  gelegenheid  h(;bbcn,  om  '«r  x'g  da- 
geiyka  in  te  Wasfc^en  en  te  baaden.  PêXua  wordt  gedf.Ja  door 
een  groot  en  öerk  Kasteel ,  omringd  van  Bolwerken ,  met  to* 
rens  beplant.  Men  ziet  *er  pragtige  Moskeeën,  Pagoden,  tui- 
oen  en  fraaie  burgérhuizen.  Om  tegen  de  zwaare  oiwAiroomin- 
gen  van  den  Ganges  buiten  zyne  oevers  beliosd  te  zyn,  is  de 
ft:d  op  eene  hoogte  gebouwd.  .  Van  den  oever  klimt  men  met 
twintig,  dertig,  en  op  zommige  pl^atzcui  veerig  i^%*dên  na  de 

X  2  Stad; 


300  NEDEJiLANDSCfïË  RCI2ËV. 

Stad  ;  a^n  de  Landzyde  heeft  zy  eene  men«gte  Rcdouten  en 
Torens,  die,  e^tcr,  meer  tot  Heraad  dan  ter  befcherminge  die- 
nen. Midden  door  de  geheele  ftad  loopt  eene  brcede  ftraat,  die 
bykans  geene  andere  bewooncrs  heeft ,  dan  allerlei  ambagtslie- 
den  en  kunftcnaars,  die  hier  h«nne  werkplaatzcn  en  tevens  hun- 
jie  winkels  hebben.  Deczc  breede  ftraat  wordt,  in  de  Ie  gte, 
doorfneeden  van  zeer  veele  kleinere  ftraaten  ,  zommigen  van 
welken  in  het  veld ,  en  anderen  op  den  Ganges  yitloopen.  fn 
bet  boogfte  gedeelte  der  (lad  ontmoet  men  een  ruim  plein ,  'r 
welk  tot  eene  Markt  dient;  wyders  een  zeer  (choon  Paleis,  in 
»t  welk  de  Nabab  zyn  verblyf  houdt ,  en  eene  groote  Keitera » 
of  Beurs  ,  in  welke  de  Kooplieden  ,  van  verfchillendc  Natiën » 
te  zamen  vergaderen,  om  *er  hunne  goederen  te  koop  te  veilen. 

Onze  Reiziger  ontving,  geduurende  zyn  verblyf  te  Patfutf 
een  brief  van  den  Diredeur  Sanderuy ,  die  hem  met  ongeduld 
verwagt.e  te  Soe.fPtif  of  Chiopera.  het  uiterfte  Kantoor  welk  de 
Maatfchippy  aan 'den  Ganges  bezit.  Dit  bewoog  hem  ,  ftraks 
zync  reize  verder  voort  ie  zetten.  De  rivier  hooger  opvaaren- 
de,  vond  hy  het  land  allerwegen  volkryk,  tot  aan  de  plaats, 
alwaar  de  vermaarde  Moskee  Monrra  fta  :t,  van  welke  men 
hem  zo  vecJe  wonderen  had  vcrlaald.  Op  zig  zelve  is  Mortcra 
een  gering  dorp,  omtrent  eene  halve  myl  van  den  Ganges  ge- 
legen, 't  welk  flegts  van  eenige  arme  werklieden  wordt  be- 
woond. Weleer  wa?  het  land  hieromflreeks  eene  woesiyn. 
Maar,  zo  als  de  overlevering  luidt,  en  hier  te  lande  gerrouw* 
lyk  geloofd  wordt,  een  vermaard  F  kir,  of  Indiaanfche  Heilig, 
Jha-Xfoncra  genaamd,  vernomen  hebbende  de  natuurJyke  vrugi- 
baarhcid  vto  dat  gewest,  ^t  welk  geene  andere  bewooners,  dan 
tygers,  wolven  en  wilde  honden  had,  vervloekte  dat  gedierte, 
verdreef  het  door  de  kragt  zyner  geboden,  ert  bouwde 'er  eene 
kleine  Kapel  ,  in  welke  hy  veele  wonderen  verrigtte.  Dewyl 
het  gerugt  zyner  heiligheid  veele  lieden  derwaarts  lokte,  en 
hem  eene  menigte  aalmoesfen  aanbragt ,  vond  zyn  bediende, 
naa  's  Mans  afly vigheid ,  in  zyne  Kapel ,  zeer  veele  en  aanmer» 
kclyke  rykdommen;  en  deed  ,  voor  dezelven  ,  ter  zyner  ge* 
dagtenisfe ,  eene  pr.  gtige  Moskee  bouwen ,  die  vervolgens  voor 
eene  menigte  Fakirs  tot  eene  woonplaats  diende.  Niet  ver  van 
dezelve  ftaat  nog  eene  Moskee,  doch  kleiner  dan  de  voorgaan* 
de.  Men  ziet  aldaar  een  flecnen  Elefant ,  houc'ende  in  zyn 
fnuit  een  Adelaar:  ^e  kragt  van  dit  dier  tegen  blikfcm,  donder 
en  (lorm winden ,  wordt  hier  zeer  hoog  geroemd.  En  rondom 
deez©  pi :ats  krielt  het  gcftalig  van  Fakirs  ,  ö\c  den  Pelgrims 
himne  vcrdichtz:!is  zoeken  op  re  dringen,  en  door  zogenaamde 
gotivrugtIf>:e  bedriegeryen  veel  gelds  af  knevelen. 

Efndelyk  kwam  .'<•  lirnaf  te  Saéfira  ,  en  vond  den  Directeur 
Sandnuf  in  een  kwynenv*ei>  (laat  i  doch  bet  gelukte  hem  zvne 


r-  KEDBU.ANOSCHE  RBIZSN.  :  3QX 

gtnee^ng  te  bewerken.  (*)  Het  Kantoor  van  Sofpra  is  alleeri- 
lyk  aangelegd  tot  den  inkoop  van  Opium  en^Salpeter ,  welken 
men  in  deezen .  oord  in  groote  menigte  vin^t.  Het  gebouw'» 
deor  de  Hollanders  hier  geliigt ,  ligt  aan  den  Ganges »  is  een 
langwerpig  vierkant  9  hebbende  op  eiken  hoek  een  toren :  het 
kan  aangemerkt  worden  als  befiaande  uit  dne  onderfcheidéti 
gebouwen.  Naast  het  eerfte  ligt  een  fraaie  tuin;  het  middelde 
eebouw  bevat  bet  pakhuis  en  gemaklyke  wooningen  voor  de 
Beftuurders;  het  derde  is  het  werkhuis,  in  't  welk  de  Salpeter 
bereid  en  gezuiverd  wordt.  — —  Onze  Reiziger. ging  vervol^ 
gens,  deezen  togt  voltrokken  hebbende ,  te  Tcheep  na  Perfie; 
doch  dceze  reis  had»  door  eenige  belemmeringen »  geen  voort- 
gang; hy  verbleef  nog  eenigen  tyd  in  de  Indien,  en  nam  ee^-^ 
lang  de  terugreize  na  't  Vaderland  aan. 

(*)  Deeze  flcepcnde  ziekte  v?ii  den  D^reé^r  Sanderüs  .Hd  aanleiding 
gegeeven,-coc  bet  bevel  dat  éle  Graaf  te  Cêêfambafar  ontving,  om  liooger 
op  ie  v:isrcn  ;  mi^n  hoopce  dac  de  dikmaals  foeprucfile  kundigheid  van  dê 
Gracf^'dlQ  een  ervaarcn  Wondheeler  was,  "hem  van  incer  nuts  zoude  zyn, 
ótin  de  voorige  vrugtloos  anngewende  geneeswyzen.  En  tevers  weid  hy 
ter  dier  gelegenheid  verzog:,  zyne  bekwaamheid  in  het  tekenen,  op  dicA 
uit  (lap,  m  *c  werk  te  flcüeu,  eii  grondtekt;jiii)$;<.n  te  vervaardigen  van  (le- 
den ,  paleizen .  kasteelen  en  andere  merkwaardigheden  ,  welke  liem  zouden 
bej^'geneu;  dat  hem  ie  Mvnghor  zo  veel  unhci;s  op  Ucu  bals  haalde. 


Hn  Scïtouwtoimeel  voêr  J9nge  Lieden  «  dcor  Mevrauw  de  C£nlts« 
Uit  hn  Fransch  vertaald ,  door  E.  bekker  ,  Wod.  D  ,  wolff» 
J^ee  DeeUn.    In  *s  Oravenïtage  öy  J.  van:Cleef,  178A    Be-- 

halven  het  Voorbericht  934  hlüz.  in  gr.  e&avó. 

■  •      -|.  • 

]l(f€vrouw  de  Genlis  biedt  hier  mede  der  Jeugd  aan»  eene  veè. 

^  *  zameling  van  leerzaame  Schouwtooneelcn ,  wdken  by  uiN 

fxsk  gefcbikt  zyn ,  om  deselve  te  hoeden  t^^en  buitenfpoorig* 

beden  9  eq  tot  een  verfcandig  deugdzaam-  gedrag  op  te  leiden^ 

van  Waar  dit  Werk ,  nevens  de  andere  Opvoedingsfchriften  dier 

kundige  Dame,  den  jongen  lieden  met  vrugt  in  handen  gegee- 

ven  kan  worden.*  In  het  Blyipel  ,    geiyteld  de  Gevaaren  der 

Waereid ,  wordt  de  Jeugd  gewaarfchuwd  tegen  eene  verkwis» 

tende  leevenswyze,  waartoe  ze  ligtlyk  verlokt  kan.  worden, 

door  gehoor  te  geeven ,  aan  verleidende  përfbonen.    De  twee 

volgende  Tooneelllukkeo  y  de.P^erftandige  Man  en  iet  Port/r m 

of  de  Edelmoedige  Minnaars  t  fchetfen  het  verfchillend  cbaraAer 

vao  onkuifche  Min  9  en  zuivere  Liefde ,  terwyl  ze  ons  tevens 

het  loflyke  van  een  verftandig  en  edelmoedig  gedrag  ontvouwen, 

/to  bedorven  Kind  tooot  het  gcvaarJyke  der  Vleiery,  vooral 

wanneer  de  Ouders  gehoor  geeven  aan  vleiende  Opzigtqrs  der 

Kinderen.    De  Marchand^  de  Modts  is  eene  Icerzaame  pndcr^ 

X  3         -  wys- 


:fOa  BE  CSNLTS»  SCHOUWTOONtEL. 

wyster,  die  den  Kinderen  ;^Ileszins  goede  leefregels  mbbeaemt» 
en  eene  derz3lvcn  bovenal  de  duidelykfte  en  bondigfr^  lesfisn 
.g^( ,  ter  negelini^  van  haar  gedrag  rn  een  dicnstbaarcn  ftatt. 
De  Reiziger  brengt  ons  onder  het  oog  het  befpotlyk  charader 
<van  zulke  jonge  Leden»  die  buitenland »cb  reizen»  zonder  hun 
verfttndlyk  vermogen  aan  te  kwcekcn ,  en  die  hun  hart  zo  wéi 
.al$  inm  verftaod  door  verwaandheid  bederven.  Oe  Edelmoedige 
yyand'Tinen  ftrekken  ooi  het  hart  tegen  de  wraakzugt  te  wspe- 
ji^,  Z2\{i  dan»  wanneer  men  grond  fcbynt  te  hebben»  om  » 
aan  te  kweeken.  De  go*ie  Meeder  boezemt  den  Kinderen  hoog- 
agting  en  gehoorzaamt^d  m  voor  Ouderen,  die  niet  anders  dan 
bet  wclzyn  hunner  Kindeeeii  bedoelen^»  en  *er  alles  voor  veil 
.^ben.  De  valjlke  Vf lenden  zyn  ter  wearTchouwinge  aan  jon- 
ge Lieden  ,  om  op  hunne  hoede  te  zyn  »  tegen  de  aodanigcn* 
die  *t,  onder  den  fchyn  van  Vriendfchap ,  op  hun  verderf  toe- 
legeeii.  De  LinnenvnnkeUerfter  verleent  zeer  goede  opvoédings-' 
lesien ,  en  geeft  een  uitmuntend  voorbeeld  van  een  recht  deugd- 
zaam meisje.  Een  Bfyfpel ,  de  Flefjes  genaamd ,  heeft  ten  doel- 
wit ,  der  Jeugd  in  te  prenten  ,  dit  zy  de  hoedanigheden  van 
een  goed  hart  en  gezond  verfland  boven  de  fchoonhcld  hebhtn 
te  kiezen ;  waartoe  hier  de  keuze  lusfcheh  twee  zogenoemde 
Toverficsjcs  in  aanmerking  komt.  Laatsüyk  behelst  decze  Vc- 
zameting  nog  een  fllyfpel ,  de  Duif  gehecrcn ,  ter  oorzaake  dat 
ceneDuif,  door  .^me//jp  gelief  koosd ,  een  voorwerp  der  jaloers- 
heid van  haare  Zuster  Roftne  is;  't  welk  ons  ten  Hot  tot  deeze 
leering  leidt:  „  Oat  kieschlieid,  die  tot  wantrouwen  overgaat, 
#t  haar  pynigt»  die  haar  voed,  en  de  grgotfte  belediging  is  voor 
^,  haar,  die  *er  het  voorwerp  van  \s:  en  dat  .men,  hier  aan  ge- 
„  dagtig,  nooit  bdioort  te  vergee'cn,  dat  *«r  geen  viricndrchap 

„  kan  zyn  zonder  achting  en  vertrouwen."  Mevrouw 

de  Genlis  bfeft  in  ieder  deezer  Schouwtoone^leo  de  natuur  aser 
wd  in  agt  genomen»  en  terwy!  ze  het  jeer;^RQie  bovenal  in  't 
aog  houdt  •  heeft,  ze  bet  hoofdonderwerp  Qgier  or^edwongea 
vereenigt  met  tusfchenhomendeTooneeien,  éie  aan  deeze  ."^tuk- 
ken in  vede  ge\^Ueh  cene  gepaste  Ic^veodigheid  byzetten»   - 


Bhemtjens,    Te  Jmjlerdam  by  P.  J.  Uylcnbit)ek,  1785.    Tn  gr. 
oBavQ  134  bladz»       ' 

T\q  uïtfteekende  DFchtvermoeen»  v.-m  den  Heer  RiHerdyk , 
*^  hoogstvraarfchynlyk  de  maalcer  van  de  verzameling  der  Dfchti 
ftukkön,  onder  den^naam  van  Bhemtjtn's^  hier  boven  aangekotr- 
digd,  zyn  by  alle  onbevooroordeclden  in  die  hoogachting,  wel*^ 
ke  zy  altoos  verdienen  zullen.  Wy  wiflcn  deeze  Dichtftukken 
hïct  befchouwen  uit  het  oogpunt,  of  zy  in  de  zcdclyke  wacreïd 
goed  of  kwaad  kunnen  doen;  dit  daar  laatende,  i»  decz^  buif 
•    ♦  del 


del  voorbeeldig  fchoon,  wat  het  Dichtkundige  betreft.  En,  met 
uitzondering  van  eenige  weinige  Stukjes  »  kan  deeze  bundel , 
zonder  ergernis ,  zelfs  door  naauwgezeiten ,  geleezen  worden. 
Tot  een  ftaalrje  diene^het  volgende,  dat,  zo  öni  de^lfs  zoet- 
vloeijendheid  als  aartigheid,  elks  aandacht  verdient. 

j^s  een  kleen  aanvallig  wicht , 

JUet  een  lachjm  op  *t  gezicht , 
jlan  en  op  myn  knieën  fpeelend , 

't  Lieve  mondje  tot  tny  flrekt , . 

En  myn  mond  met  kusjens  dekt^ 
''k  Vind  die  lieve  kusjens  Jlreelend* 

Als  een  lang  gemiste  vrind 
Mj  na  'r  afzyn  weder  vindt  ^ 
,  En  my  aan  %yn  boezem  drukkend 

Met  een  weik'mistkus  onmoett. 
Die  de  plaats  neemt  van  een  groet » 
'k  AV«  dien  blydcn  kus  verrukkend» 

Als  i^  van  myn  vader  wykt 

Hn  hy  my,  zyn  hart'  tsn  Uyk\  . 

Fan  een  ftrtcf  misnoegen  veilig  t 

t        Me^  etn'  kus  in  de  armfin  knelt ^ 

Van  een'-  wjzBn  ies  verzeU; 

*k  IJou  dien  achtbren  kus  voor  hdlfg. 

(U^ft  myn  zustew^  die  ik  hem    • 

Opgefiotcn  lippen  klem,^ 
My  myn*  kus  in  kusjens  wedet^ 

Ottar  de  gulheid  van  hct*r*  aart 

Zich  hlymoedig  tri  verklaart  { 
^k  AJu  die  eerbre  kusjens  teder. 

'r  Kinderkwjen  Igua  my  koel; 

yriendfchapskusfcn  heeft  gevoel  i- 
*s  Vaders  kus  is  eerbicdwskkmd ; 

't    fusterkusjen  toont  zich  koel  ^ 

Maar  het  heeft  een  zacht  gevoel » 
Naar  ontzag  en  vriew^fchüp  trekkend. 

Di 


304  BLOCMTJENS* 

T>f  €trft€  kus  heeft  ütifchuld  in ; 
De  andere  houdt  vriendenmin  ^ 

Gene^  vaderlyken  zegen» 
Deze  tederheid  van  *t  bloed: 
Maar  het  zieldoordringend  zeet 

Is  in  eenen  kus  gelegen. 

Lieve  Odilde  kent  gy  dat? 

Weet  gy  ivat  de  kus  bevat  f 
Die  fnet  recht  een  kus  mag  heetenl 

Lieve  fchoone  l  dat  gy  '<  wist  I 

Dan  f  waar  woorden  toe  verkwist  i 
Reik  me  uw*  mond ,  gy  zult  ha  weeten. 


Cejchenk  voor  de  Jeugd.    Vyfde  Deels»  eer  He  Stukje.    Te  jh{fter* 
dam  by  J.  Allart,  1786.    In  oQavo  104  bladz. 

De  Eerwaarde  Heeren  Maninet  en  van  den  Berg  hébben  dit 
Stukje  byzonder  gerchikt ,  tot  bet  mededeelen  eener  korre 
onderrichting  in  den  Natuiirlyken  Godsdienst.  Zy  ftellen  zig 
daarin  voor»  eerst,  uit  de  natuur  te  bewyzen,  dat  'er  een  God 
is;  dan,  aan  te  toonen,  welke  volmaaktheden  van  God  ons  de 
natuur  leert  kennen;  vervolgens,  te  ontvouwen,  welke  pligten 
ay  ons  menfehen  voorfchryft,  mitsgaders  op.,welk  eene  wyzezy 
ons  dezelve  leert  betragten;  en  eindelyk^  na  te  gaan,  welk  ge- 
bruik wy  van  deeze  kennis ,  in  onzen  tegenwoordigen  flaat» 
maaken  kunnen.  De  overweeging  van  *t  laatfte  behelst  eene  be- 
fchouwing  der  gebreken  van  den  Natuurlyken  Godsdienst ,  en 
dezelve  doet  den  Onderwyzer  eigenaartig  de  aindagt  vestigen  op 
de  Openbaaring,  als  het  middel,  om  dit  gebreklyke  te  veigoedeo. 
Ter  dier  gelegenheid  behelst  dit  Stukje  voorts  nog,  in  de  manier 
van  een  byvoegzel,  een  verflag  van  de  Openbaaring,  vervat  in 
de  Schriften  des  Üuden  en  Nieuwen  Testaments,  met  aanwyzing 
van  derzelver  voortreffelykheid  en  Godlykheid.  De  geagte  Op- 
ftellers  deezer  onderrigtinge  hebben  de  vatbaarheid  der  Jeugd  zeer 
y^e\  in  agt  genomen,  en  tevens  dit  onderwerp,  met  ter  zyde- 
flelling  van  het  al  te  ingewikkelde  voor  de  Jeugd,  in  zyne  foort 
volledig  behandeld. 

^  ^  ^ 


N  t  E   U  ÏT  E 

ALGEMEEN    E 

VADERLAND SC HE 

LETTËK.OEFENINGEK 


Zes  Leerredenen  over  den  Oor  hg;  door  wylen  den  Wel 
Eerwaarden  Heere  j.  cüiot  ,  in  kyen  Bedienaar  des 
Heiligen  Euangeliums  in  de  JFalfche  Gemeente  tot  Rot^ 
ter  dam.  Uit  het  Fransch  vertaald.  Te  Amfterdam ,  by 
J.  van  Gulik,  1786.  Behahm  de  Voorreden  ^  Q,%^bladz. 
in  gr.  o&avo. 

In  dit  zestal  Leerredenen  vestigt  de  Eerwaerde  Guiot  een 
Godsdienftlg  oog  op  den  Oorlog»  en  ontvouwt  de  voor- 
oaemfte  onderwerpen ,  daer  toe  betreklyk ,  uit  dat  gezichts* 
punt;  ten  einde  zyne  Toehoorders  op  te  leiden ,  tot  een 
indnikbaer  bezef  van  Gods  albeftierende  hand  ook  in  den 
Oorlog  ,   en  een  levendig  gevoel  van  hunne  verplichting, 
om  hun  gedrag  »  naer  die  kundigheden  ,  en  vereisch  der 
omftandigheden ,  te  regelen.  Tot  een  tekst  voor  dezelvea 
heeft  zyn  Eerwaerde  uitgekoozen  de  bekende  woorden  vaq 
Salomo,  Spr.  XXI.  31.  Het  Patrd  wordt  bereid  tegen  den 
dag  des  ftrjds;  moer  de  Overwinning  is  des  hbbrbn  ;   en 
hy  behandelt  zyne  bedoelde  hoofdonderwerpen  in  vyf  ach- 
tervolgende Leerredenen,  fchikkende  voorts  zyne  zesde 
of  laecfte  Leerreden,  ter  aenwyzinge  van  de  nuttigheden, 
die  men  uit  de  voorigen   trekken   kan.     De  Eerwaerde 
Guita  behandelr  dit  Stuk  indiervoege,  dat  hy  een  in  zyne 
ibort  volledig  zamenfteizel  ener  Godsdiendige  overweginge 
van  den  Oorlog  aen  de  hand  geve  ,  en  ons  op  ene  oor- 
deelkundige wyze  onder  't  oog  brenge,  hoe  wy  de  voor* 
naemfte  waerheden ,    daertoe  behoorende  ,    hebbe  te  be« 
fchonwen,  en  hoedanig  een  gebruik  wy  daervan  behooren 
te  maken.  Zyne  laetde  Leerreden  draegt  ons  de  ontvouw- 
de  waerheden  zo  beknoptlyk  voor ,  dat  wy  derzelver  op- 
gave daeruit  zullen  mededeelen  ;  en  te  gelyk «  by  d^e  ene 
of  andere  waerheid  ,  ene  proeve  geven  van  de  wyze ,  op 
welke  by  die  waerheden  ter  nadere  betracbtinge  doet  (Irelc* 
ken. 
♦,  Db  bbrstk  Waarhei4  (zegt  hy)  die.wy  vastgeftelJ 

*  IL  OBEZ;.  N.  AtG.  LfiTT.  MO.  8.  Y  heb** 


3o(J  J.  CUIÓT 

hebben,  en  die  ultdrukkelyk  in  onzen  Text  werd  te  ken- 
nen gegeeven ,  is ,  dat  de  Ovcr»inningc  is  des  Heeren.  Dat 
is  te  zeggen ,  dat  Ood  de  Zege  geeft  aan  den  eenoi ,  en 
dat  hy  de  nederlaag  veroorzaakt  van  den  anderen ;  dat  hy 
alle  de  gebeurtenisfen  van  eenen  Oorlog  beftierd ;  dat  hy 
alle  derzelver  werkingen  fchikt  en  bepaald;  rat  hy  invloed 
beeft  op  alle  de  Daadcn  van  de  te^engeftelde  partyen;  en 
dat  2y,  zonder  zyne  toelaating,  ot  zynen  wil»  niets  kun- 
ren  volbrengen.  Deeze  waarheid  hebben  wy  in  *t  breede 
nit  de  Reden  ,  de  Heilige  fSclirifi  »  en  door  yoorbuUkn 
beweezcn. 

„  Wy  hebben  in  onze  twbkde  lebrred&n  vastgefteld, 
dat  de  Oorlog  ,  boewei  in  fchyn  aanlopende  ,  tegens  de 
Wet  van  God ,  tegens  de  gevoelens  yan  Met^hetykheid ^ 
en  tegens  den  aart  van  het  Koningryke  van  Jezus  Chris* 
tusy  egter  geoorloofd  was  onder  het  Euangdie^  gelyk  als 
die  het  geweest  was,  onder  de  oude  Wet.  De  voorbeel* 
den  en  de  SchriftuurpUützen  uit  het  Oude  en  uit  het 
Nieuwe  Testament ,  die  wy  by  die  gelegenheid  aangehaald 
hebben»  gevoegt  by  de  Drangredenen ,  die  de  Reden  zelfs 
ons  op  dat  onderwerp  aan  de  hand  geeft,  (lellen  dk  waar« 
heid  buiten  twyffeling. 

„  Wy  hebben  ,  als  eene  derde  Waarheid  ^  duidelyk 
^eweezen  >  dat  alhoewel  God  de  oorzaak  was  der  Over« 
winningen  en  der  Voordeden ,  die  wy  op  onze  vyanden 
behaalen,  hoewel  de  Overwinning  is  des  Heeren ^  by  egrer 
wil «  dat  de  menfcben  ten  dien  einde  van  hunne  zyde  dó 
noodige  Toebereidzelen  en  Wapenrustingen  doen;  dat  ry 
gebruik  maaken  van  alle  de  vereischte  middekn  by  die 
gelegenheden ,  even  of  xy  haare  uitkomst  alleen  verwagten 
moesten  van  hunzelven ,  en  van  hunne  poogingen ,  eo  dac 

God  hen  zynen  byftand  niet  toegezegd  had.*' Zie 

hier  het  gebruik  ,  dat  hy  van  deze  derde  Waerhaid  ge« 
maekt  wil  hebben. 

„  Dat  zo  zyntle  (vervolgt  hy)  is  het  duidelyk ,  dat  ia- 
een  Staat  ,  die  zij?  in  eenige  'Oorlog  ingewikkeld  viiid^ 
ieder  der  geenen,  die  dezelve  uitmaakt,  meer  of  min  be- 
lang hebbende  in  de  bewnaring  en  in  de  verdediging  rau 
dien  Staat,  ook  met  al  zyn  vermogen  het  lync  moet  toe- 
brengen tot  de  middelen  ,   die  men  in  't  werk  moet  ftei- 

len,  om  een  gelukkige  uitkomst  te  verkrygen.  Doch 

de  pligten ,  waaraan  de  verfcheiden  Leden  van  een  Lichaam 

Sehouden  zyn,  in  zodanige  gevallen ,  zyn  voor  allen  met 
ezelven  ,  en  verfchiUen  naar  den  rang  en  de&  ftaat  der 
Ingezetenen.  stMen 


OVER  DW  OORLOG.  307 

.  9,  Men  kan  in  alle  Staaren »  die  zig  in  Ooriog  bevin* 

1  den ,  drie  foortcn  van  menrchcn  onderfcheiden  ,  waarvan 

f  elk  byzondere  pligten  voor  het  algemeen  welzyn  te  ver- 

»  vullen  beeft.   Zy,  die  geplaatst  zyn  in  de  Regeer  ing;  zy^ 

die  gebruikt  worden  in<le  Legers ^^  en  zy,  die  noch  Staats^ 
noch  Krygsberoep  oeffenen* 

„  Wat  de  eerften  betreft ,  dewyl  dat  van  haare  goede 
of  (legte  Be{lierin{[  voornamenlyk  afhangt ,  de  gelukkige 
of  rampfpoedige  nitflagen ,  die  de  Wapenen  van  het  Volk, 
dat  zy  regeeren ,  kunnen  hebben ,  zyn  zy  het  ook ,  die  de 
kragidadigfte  middelen  kunnen,  en  moeten  in  't  werk  ftel« 

Jen  ,   om  die  Wapenen  te  doen  voorfpoedig  zyn.  — 

Wy  zullen  daaromtrent  in  geene  breede  onderhandeling 
treeden  ,  eensdeels ,  dewyl  het  aan  de  Overheid  zelve  is  , 
om  te  weeten»  welk  gedrag  zy  moet  houden  in  tyden  van 
Oorlog ,  om  het  welzyn  en  het  voordcel  der  Volken  uit 
te  werken ,  die  haar  onderworpen  zyn  ;  hpt  is  om  dat 
men  haar  vooronderfteld.  meer  onderrigt  dan  anderen,  dat 
TSkcn  haar  het  Beftier  der  Regeering  heeft  toevertrouwt: 
Un  anderen  ,  om  dat  de  voornaamlte  Middelen  ,  die  tot 
het  geluk  en  den  roem  van  een  Volk  kunnen  medewerken» 
genoeg  bekend  zyn,  aan  alle  de  geenen,  die  van  hun  ge<» 
2ond  oordeel  en  van  hunne  kennis  gebruik  maaken.  Nie- 
nand  is  onbewust ,  by  voorbeeld ,  dat ,  in  een  welbeftierd 
Gemeenebest,  de  Ampten  en  de  Bedieningen  gegeven  moe- 
ten werden  aan  hun ,  die  het  bekwaamde  zyii  die  te  be« 
kleeden;  dat  de  verdienden  aangemoedigd  en  beloond  moe- 
ten werden ;  dat  het  geheim  der  zaaken  onverbreekelyk 
moet  bewaard  bly ven ;  dat  de  geldmiddelen  wyslyk  en  ge- 
trouwlyk  moeten  gebruikt  werden;  dateene  naauwe  Eens- 
gezindheid altoos  moet  heerfchen  onder  de  Hoofden  die 
regeeren;  dat  de  byzondere  belangens  altyd  aan  het  alge- 
meen belang  moeten  opgeofferd  werden  ;  en  verder  zoda- 
nige ,  andere  duidelyke  en  bekende  grondregels ,  waarvan 
de  beoeffenins  onvermydelyk  nodig  is  ,  om  een  Volk  ge- 
lukkig te  maakeo,  en  in  (laat  te  ftellen,  om  zyne  vyandea 
I  te  wederftaan. 

:  „  Wat  aangaat  de  pligten  van  hun ,  die  in  de  Legers 

gebruikt  eerden  ^  men  weer  insgelyks,  dat  de  fterkte  vnn 

I  een  Krygsmagt  niet  zo  zeer  beftaat  in  het  getal  der  Trou- 

I  pen ,  waar  van  dezelve  is  zamengefteld ,  als  wel  in  de  (!ip- 

y         te  onderfchikking  die  daarin  heerscht ;  in  de  geflrengheid 

der  tugt ,  die  men  'er  in  doet  nakomen  1  in  de  voorzigtig. 

beidj^  de  dapperheid  en  de  bekwaamheid  der  Veldoverften; 

Y  ft  in 


^ot  j.  OVtOT 

}n  de  kloekmoedigheid  ,  de  btinde  gehoorzaamheid  en  ile 
óiuierdaanigheid  der  Soldaaten,  en  der  mindere  BeveHitb- 

bers.  Het  is  hier  de  plaats  niet ,  om  langer  cff 

breedvoeriger  daarop  aan  te  dringen  ,(♦).  Het  zal  beier 
te  pas  komen  te  onderzoeken  ,  welke  de  pNgten  zyn  van 
de  byzonderc  Ingezetenen^  die  geen  beroep,  noch  in  bet 
Staats  noch  in  het  Krygsvreeeen ,  «raar  te  neemen  hebben- 
de ,  egter  kunden  toebrengen  tot  de  voorfpoed  van  den 
Staat ,  waarvan  zy  een  gedeelte  uitmaaken ,  en  tot  het  ge- 
luk van  haare  Wapenen.  ^ 
-  „  Daar  zyn  'ér  tv^ee  voornaame ,  die  zy  zorgvuldig  moe* 
ten  nakomen  ,  zo  zy  geen  hinder  willen  toebrengen  aan 
het  geluk ,  hot  wdke  zy  zelven  wenfehen  te  fjenieten. 

„  Het  eerfte  is,  dat  zy  gehouden  zyn  onderdaariigtnge* 
hoorzaam  ie  weezen  ,'"aan  de  Regenten  ,  of  aan  de  Mo. 
gentheid  ,  van  wien  zy  afhankelyk  zyn  ;.  zig  ftil  te  ge- 
draagen  na  haare  oogmerken;  zig  gewillig  te  voegen  na" 
haare  Inzichten  ,  zonder  zig  in  te  laaien  met  haar  gedrag 
te  berispen  ,  en   haare   ondemeemingen  te  veroordeelen. 

. —    Üie  onvergenoegtheid  ,  die  murmureeringen  ,  die 

oproerige  en  halfterrige  gefprekken  ,  die  men  te  dikwils 
laat  ontvallen  tegen  de  Regeering  ,  waaraan  men  onder* 
worpen  is ,  betoonen  zoo  veel  vermetelheid  als  verwaand' 
heid  by  hun  ,  die  'er  zig  aan  fchuldig  maaken.  Het  is 
vermetelheid ,  te  willen  oordeelen  over  het  gedrag ,  dat 
men  houden  moet  in  deeze  of  die  omftandigheid  ,  wan- 
neer men  'er  den  grond  niet  van  kent ,  wanneer  men  niet 
weet  alle  de  omftandigheden ,  dib  daar  by  behooren ,  noch 
alle  de  dryfveeren  van  *t  Staats- Ca))inet ;  waarvan  zy  al- 
leen ,  die  het  Roer  der  zaaken  in  handen  Hebben ,  kunnen 
bnderrigt  weezen.  Maar  wanneer  men  ,  zelfs  zo  wel  als 
zy  ,  den  (laat  der  zaaken ,  en  de  geneigtheid  der  eemoe- 
;deren  zoude  weeien ,  zoude  het  altoos  verwaandheid  zyn, 
'te  willen  oordeelen  over  het  geen  dienftig  is  te  verrayden, 
of  om  beter  te  doen,  dan  zy,  die  de  ondervinding,  die 
'zy  van  de  zaaken  hebben ,  moet  afgerigt  hebben  ,  van  de 
wyze  waarop  men  zig  moet  bepaalen ,  naar  maate  dat  de 
omftandigheden  het  vereisfchen. 

„  Niets 

.  (*)  Zyn  Eerwaerde  fprak  deze  Leerredenen  uit  fn*t  jaar  1745. 
Byaldlen  hy  dezelven  in  de  tegenwoordige  dagen  had  voorgt-fteld, 
70U  hier  natuurlyk  de  BurarArwapemn^r,  ook  in  aenmerking  hebben 
moeten  komen:  en  even  zo  zouden  hem  dezelven,  in  meer  by- 
zonderheden  ,  wel  eens  aenleiding  tot  ene  andere  manier  vaii 
voorftellen  gegeven  hebben. 


OVER  DEM  OQRLOa.  JOf 

•  ,,tïiets  zonde  voor  «en  Staat  fchadelyker  kannen  zyn, 
<lan  de  innerlyke  verdeekheden  die  dezelve  vernielen» 
vooral  wanneer  zy  zig  ter  zelver  tyd  door  vyanden  van 
buiten  ziet  aangevallen ;  dat  is ,  het  geen  den  ondergang 
van  het  vermaardftc  en  magtigfte  Gemeenebest  heeft  ver- 
oorzaakt. Niets  daarentegen  brengt  meer  toe  tot  de  vas^ 
tii^eidy  het  geluk  en  de  voorfpoed  van  dien  zei  ven  Sraat, 
dan  de  overeenkomst  der  Leden  met  hunne  Opperboof* 
den^  de  gelykheid  van  inzigten  en  oogmerken,  de  over« 
eenftemming»  die  'er  heerscht,  tusfchen  zy  die  regeeren, 
en  zy  die  geregeerd  worden  ;  overeendemming  die  beftaat 
in  de  genegenheid  en  den  yver,  met  welke  de  Onderdaa* 
ficQ  zig  voegen  naar  de  inzigten  yan  hunne  Overheid* 
Het  voorbeeld  dat  wy  'er  van  zien  in  een  nabuurig  Ko- 
ningryk,  bewyst  beter  deeze  waarheid,  dan  alle  de  rede- 
neeringen, die  men  zoude  kunnen^  bybrengen. 

„  Uit  die  gehoorzaamheid  en  die  algemeene  onderwerping, 
die  wy  komen  te  eisfchcn  -van  de  ünderdaanen  voor  hun- 
»e  Oircrheid,  fpruit,  Ufi  tweeden^  voort  een  byzondere 
/>//^/,  waarvan  de  beoeffening  ^iet  minder  noodzaaklyk 
is,  om  eenen  gelukkigen  uitflag  in  eenen  Oorlog  te  ver- 
krygen ;  beftaande  daarin ,  dat  zy  geduldig  en  zonder  te- 
gempreeken  draagcn  moeten  de  Lasten  ,  die  men  hen 
oplegt,  om  te  voldoen  aan  de  buitengewoone  kosten,  die 
men  genoodzaakt  is  in  die  omllandigheden  te  inaaken. 
Het  Geld,  gelyk  uien  weet,  is  de  Zenuw  des  Oorlo'^s. 
Zo  dra  dat  middel  ontbreekt  ,  zyn  alle  anderen  of  onuit- 
voerlyk  of  zonder  vf ugt.  ■   Dus  te  weigeren ,  om  , 

4iaar  maate  van  ons  vermogen,  op  te  brengen,  tot  onder- 
houding van  hen ,  die  hun  Leven  bloot  fteljen ,  en  die 
hun  bloed  opofferen  ter  bewaaringe  van  onze  Voorrechten 
en  vai  onze  Bezittingen,  zoude  eene  fchreeuwende  on- 
gerechtigheid zyn,  en  tegelyk  eene  groote  dwaasheid; 
dewyl  dat  zulks  fier  eenige  middel  is,  om  verdedigers 
aan  te  treffen,  die  ons  bewaaren  voor  de  beleedigingen 
van  onze  vyanden ;  en  dat ,  door  een  gedeelte  van  *t  geen- 
naen  bezit  te  willen  befpaaren ,  men  zig  klaarblykelyk  bloot 

ftelt  aan  't  gevaar  om   alles  te  verliezen.**    .  Hier 

mede  gaet  zyn  Eervvaerde  over  tot  de  vierde  en  vyfde 
geleerde  Waerheid,  welke  hy  indezervoege  voordraegt. 
.  „  Als  eene  virrob  IVaarheid^  uit  onzen  Tcxt  afge- 
leid, hebben  wy  gezegt  en  bewezen:  De  Heere  vergunt 
de  Zege  en  de  Overwlnnins  niet.  dan  aan  hun  die  de  ge^ 
r^chtiglieid  aan  hunne  zyde  hebben;  te  weeten:  aan  die 

Y  3  gee. 


3IO  J*  GUIOT»  aVER  DEN  OOELOG. 

geenen,  die  den  Oorlog  uit  rechiyaardigc  en  wettige  Be- 
^scgrcdenen  ondernoomen  hebben;  die  denzelveu  voeren 
door  rechtvaardige  en  geoorloofde  Middelen;  en  die  zeL 
ven  rechtvaardig  en  heilig  zyn  iu  hun  gedrag  over  't  ge- 
heel, en  in  hunnen  wandel. 

,,Ëindelyk,  M.  T«  wy  hebben  in  onze  vypdr  lbkrrb* 
DEN  gezien,  dat,  wanneer  God  de  Zege  atn  een  Volk 
wil  fchenken,  of  in  *t  algemeen  eenig  ander  zyner  beflui* 
ten  uitvoeren ,  hy  niet  onmiddelyk  door  zig  zelven  werks , 
en  door  de  enkele  kragt  van  zynen  wil ,  zo  als  by  zou- 
de kunnen  doen,  als  hy  wilde;  maar  dat  by  altoos,  of 
meest  altoos,  gebruik  maakt  van  Uitvoerders ,  Werktuigen  » 
Middelen;  é^xï  eens  meer  ingewikkelde,  en  dan  eens  meer 
'eenvoudige,  die  hem,  in  minder  of  meerder  tyd,  tot  het 
oogmerk,  dat  hy  zis  voorgefteld  heeft,  brengen,  naar  dat 
hy  zulks  goedvind.'^ 


Leerredenen  over  vcrfchilhnde  onderv^erpen  ^  door  amgv^ 
TOS  STERK,  Leeraar  in  de  Gemeente^  toegedaan  de  On^ 
ver  ander  ie  Augsburgfche  Geloofsbelydenisfi .  te  yfmfier^ 
dam.  Tvfee  Deelcn.  Te  Amfierdam^  by  de  Wed.  E. 
Smit  en  A.  Mens  Jansz.  en  in  's  Hage^  by  C.  Plaat* 
1787.  In  gr.  oSiavo. 
t 

Toetfe  der  Aanmerkingen  van  j.  m.  boon  ,  Leeraar  in  de 
Gemeente ,  toegedaan  de  Otrveranderde  Augsburgfche  Ge* 
loofsbelydenis ^  te  Rotterdam^  op  zekere  Predicatie^  ever 
de  bev^yzen  voor  de  Leer  der  H.  Drieeenheid.  Door 
A.  STERK,  Leeraar  in  de  Lutherfche  Gemeente  te  Am* 
ftcrdam.  Te  Amfterdam^  en  in  V  Hage^  als  boven.  In 
gr.  o&avo.  148  bladz. 

De  Eerwaerde  Sterk  behandelt  in  ieder  Leerreden ,  in 
deze  opgemelde  twee  Deelcn  vervat,  een  gewigcig 
onderwerp,  het  zy  van  de  Leerftellige  of  van  de  Beoe* 
fenende  Godgeleerdheid;  welke  onderwerjHen  hy  door  ene 
duidelyke  manier  van  voordragt  ten  klaerfte  ontvouwt ,  en 
in  een  manlyken  (lyl  ten  ernstigfte  ter  betrachtinge  aen. 
dringt.  Een  volgend  Deel  zal  ptis  wel  gelegenheid  ge- 
ven,  om  'er  ene  nadere  proeve  van  te  verlenen,  waar 
mede  wy  ons  thans  niet  wel  kunnen  ophouden ;  dewyl  's 
Mans  byzondcre  omftandigheden  ons  tegenwoordig  als 
ouopen,  om  wat  bcpaelder  llaen  te  blyven^  op  zyne  Leer* 


A.  êT£RR,  LURRSDBNBN,  BNZ.  31  :r 

reden  wcr  het  Lcerftuk  der  Heilige  Drieëenlmd^  in  het 
tweede  Deel  afgegeven.     Men  weet,  naemlyk,  uit  het 
vooigevtUene  io  de  Luthetfcbe  Gemeente  alhier,  (waar« 
van  we  ocric  reeds  eenige  melding  gemaekt  hebben  (*),) 
dat  zyn  Eerwaerde  by  zommi^en  verdacht  gehouden  is» 
van  in  dit  Leerftuk  niet  rechtzinnig  te  zyn,  naer  den  in- 
houd der  Augaburgfche  Oeloofsbelydenisfe»    Deze  verden* 
Icing  kwam  ons  reeds  vreemd  voor ;  en ,  na  't  inzien  der 
Leerreden  over  dit  onderwerp,  openlyk  uitgefproken ,  heb« 
ben  wy  ons  ten  hoogde  moeten  verwonderen «  of  over  de 
onkunde,  of  over  de  kwaedaertigheid  der  zodanigen ,  wel- 
ken ene  befchuldiging  van  dien  aerc  op  de  baen  gebragt , 
of  verder  voortgezet  hebben. ,  — —    Zyn  Ferwaerde  , 
nacmiyk ,  brengt  den  inlK)ud  van  het  eerfte  Artykel  der 
Augsburgfcbe   Geloofsbelydemsfe   tot    de    drie    volgende 
Hoofdfleliingen.     Derzelver  Opftellers  betuigen  voor  eerst 
te  gelooven,  „  dat  'er  maar  één  éénig  Godlyk  Weezea 
^,  is,  het  welk  genoemd  wordt,  en  ook  waarlyk  is.  God: 
„  ten  tweeden^   dat  in  dit  éénige  Godlyke  Weezen  drie 
„  ondcrfcheidene  perfoonen  zyn;    Vader,  Zoon  en  Heili* 
^,  ge  Geest:  en  eindelyk,  ten  derden ^  zeggen  zy,  dat  zy 
^,  alle  deeze  drie  perfoonen  als  deelgenootea  van  een  en 
„  het  zelfde  Godlyke  Weezen  aanzien ,  en  aan  ieder  der4 
„  zelver  ^t  Eetrwigheid^  Ondeelbaarheid^  volmaakte  AU 
5,  macht 9  IVytheid  en  Goedheid  toefchryvcn."   ■■  ■    ■     Om* 
trent  ieder  dezer  Stellingen  legt  de  Eerwaerde  Sterk  het 
"er  verder  op  toe ,  om  deze  leer  der  Augsburgfcbe  Ge* 
loofsbelydereii  te  ftaven,  en  te  doen  ssien,  dat  zy,  in  dit 
eerfte  Artykel  van  hanne  Geloofsbelydenis  niets  beleden 
hebben ,  het  geen  niet  met  de  tale  der  Heilige  Schriftuor 
op  de  volmaektRe  wyze  overeenkomt.    Het  overige  dezer 
Leerreden  is  gefcbikt  ter  beantwoordinge  der  tegenwerk 
pinge,  dat  dii  Leerduk  tegenftrydigheden  influit,  of,  zo 
dit  al  niet»  dat  geen  fterveling  bet  be^rypenkan;  en  drek t 
eindelyk,   om  te  tooncn,  dat  die  leer  niet  flechts  eene 
enkele  befpiegeÜnif  voor  het  verfland ;  ifiaer  dat  de  kennis 

-dier  leerc  enen  Christen  noodzaeklyk  is. Na  het 

openlyk  bitfpreken  en  gemeeti  maken  vaa  zodanig  ene 
Leerreden^  is  't  niet  wel  te  begrypen,  hoe  men  den  Een- 
waerdeè  Sterk ^  wiens  eerlyk  charaAer  hekend  is,  nog 
van  onrechtzinnighetd  in  Hit  Leerftuk  knnne  verdenken; 
te  meer.  daer  by  in  zyne  Voorreden  der  Lasterzucht  hare 

eni« 

(*)  Zie  N.  Alg.  FaderL  Letteroeff.  Ifte.  D.  hl  537— 54a 

Y  4 


^2  A.   StfiR& 

enige  ukvlacht  benomen  heeft,  met  uitdrukkelyk  te  ver«^ 
klaren,  „  dat  deeze  Leerredenen  vaft  woord  tot  woord, 
,,  zonder  eenige  de  minde  verandering,  zoo  gedrukt  zyn, 
,,  als    hv  dezelven  hier  voor  zyne  Gemeente  gehouden 
„  heefr.** 

Zyn  Eerwaerde  is  intusr^hen  door  mcnigcrleie  foon  van 
naerolooze^of  onder  verdichte  namen  uitgegeven , Schriften 
aengevallen;  doch  hy  heeft,  wel  beraden,  niet  kunnen 
goedvinden,  om  den  hem  zo  kostelyken  tyd  aen  derzelver 
beantwoording  op  te  offeren ,  tot  dat  hem  in  handen  kwam 
een  Gefchrift,  het  welk  onder  den  naem  van  den  Ecr- 
waerden  j.  m,  aoon,  waer  van  wy  onlangs  enige  melding 
gemaekt  hebben  C^),  het  licht  zag.  Nademad  nu  die 
Gefchrift  met  den  Ëerwaerdigen  naem  van  een  openbaer 
Leeraer,  in  de  Lutherfche  Gemeente  te  Rotterdam ,  pronk- 
te, zo  heeft  de  Eerwaerde  Sterk  zich  enigermate  gedron« 
gen  gevonden »  om  daerop  bepaelder  agt  te  geven ,  en  bet 
zelve  nader  ter  toetfe  te  brengen.  Het  is  wel  zo,  dat  de 
uitvoerins:  hem  reden  geeft,  om  te  twyfelen  ,  of  de  Eer- 
waerde Boon  het  wel  opgefteld  hebbe ,  en  of  hy  niet  Hechts 
toelate,  dat  de  Schryver  dier  Aenmerktngen  zynen  naem 
voere.  Dan,  wat  hier  van  zy,  de  tytel  van  dit  Gefchrift, 
net  dien  naem,  geeft  aen  het  zdve  het  voorkomen  van 
den  arbeid  diens  Mans;  en  dk  noopt  zyn  Eerwaerde  de 
pen  'er  tegen  op  re  vatten :  hoewel  het  meerendeels  in- 
dicrvoege  opgefleld  zy,  dat  hy  bykans  t'over  rede  gehad 
zoude  hebben,  om  'er  ztdi  niet  mede  te  bemoeien^  roaer 
de  wederlegging  veeleer  aen  éénen  zyner  Catechizanten 
over  te  laten.  Dat  oók  indedaad  de  inhoud  dier  aenmer* 
kingen  van  zodanig  ene  natuur  zy,  is  ten  duidelykfte  Wyk- 
baer  uit  het  geheele  beloop  dezer  toetfe,  en  de  weder- 
legging der  daer  in  voorkomende  byzouderheden ;  des  de 
Eerwaerde^  iS/tf/*  met  regt  mogte  fchryven,  „  dat  hy  den 
„tyd  beklaagt,  dien  hy  beftcedt,  om  zich  tegen  ee« 
„  man  te  verdeedigen ,  dien  hy  zyne  'andere  verdienden 
,,  niet  wil  betwisten,  maar  die,  in  *t  ftuk  van  Uitlegt 
,,  kunde,  te  verre  ten  achteren  is,  om  met  hem,  op  ee- 
„  nen  gelykfin  voet,  te  kunneo  redetwisten."  Nadiea 
deze  fchryfwyze,  met  welke  zyn  Eerwaerde  zyne  Pany 
'hier  doorgaens  behandelt ,  middelerwyl  ren  hoogfte  ooge- 
^vallig  klinkt  voor  den  Schryver  der  Aemnerktngen ,  zo 
befluit  zyn  Eerwaerde  zyne  toetfe  met  deze  betuiging. 

C*j  Zie  boven,  bU  19 r. 


LBEABED&NBNi  fiMZ.  343. 

^^  Byddien  Do.  boon,  te  Rotterdam ,  de  Schryver  der/ 
,^  Aanmerkingtn  tegen  myne  Ltcrrcdc  niet  mocht  zyn , 
,,  als  dan  moet»  het  geen  ik  van  de  diepe  onkunde,  ver* 
yy  regaande  onbefchaaaidbeid,  en  onchriütelyke  verketter- 
3,  zucht,  enz.  enz.  van  deezen  Schryver.  gezegd,  en  uit 
,,  die  Aanmerkingtn  getoond  bebbe ,  op  zyne  Wel  fierw. 
„  niet  toegepast  worden  !*• 

Voor  't  overige  vinden  wy  'r  oiet  ondiendig,  den  Le«. 
zer  hier  nog  mede  te  deelen,  de  nadere  verklaring  van 
den  Eerwaerden  Sterk ,  nopens  zyn  verder  gedrag  omtrent 
zyne  Tegenrchryvers.  ,,  Ik  verklaaj^e,  zegt  hy,  by  dee« 
„  ze  gelegenheid,  dat  ik,'  indien  ie  Schryver  der  Jan-^ 
,,  meriingen  lust  mocht  hebben ,  om  verder  tegen  my  te 
„  fchryven,  of  iemand  anders,  met  of  zonder  naam»  oïïk 
„  het  voor  hem  op  te  vatten»  zoo.  weinig  voomeemens 
„  ben,  om  'er  verder  op  te  antwoorden ,  dat  ik  vastlylc 
9,  befloocen  hebbe,  niets  meer  van  dien  aart  te  leezen^ 
„.zoo  lang  my  niet  ^oor  iemand  myner  Vrienden,  die  in 
„  Raat  is,  om  daarover  te  oordeelen,  verzekerd  wordt, 
„  dat  *er  het  een  of  ander  gefchreeven  is ,  waarin  meet 
„  blyken  van  kundigheid  en  waarheidsliefde  gevonden 
„  worden,  dan  in  de  Rotterdamfche  Aanmerkingen ^  ea 
„  eene  menigte  van  naarolooze  gefchriften ,  die  voor  i  eri 
„  naa  dezelve  zyn  uitgekomen*  Ik  heb  my  eeus  verle. 
„  digd»  om  eenen  tegenfchryver  ,  die  my  op  eene  ^00* 
„  oende  wyze,  hoewel  met  zwakke  wapenen,  op  het  lyf 
„  viel ,  te  keer  te  gaan ;  maar  voortaan  zal  ik  de  wéinige 
„  oogenblikken ,  die  myne  Amptsverrichtingen  my  over. 
„  laatea,  nuttiger  befteeden.*' 


yerhandeling  oyór  de  Natuur  van  onzen  Middelaar  je- 
züs  CHRISTUS,  ter  proeve  voorgemeld  door  sytsb  hoek- 
stra WYTSBSZ.  in,  leven  Leeraar  in  de,  Vereenigde 
Doopsgezinde  Gemeente  te  fFestzaandam»  'IVaarby  ge^ 
voegd  is  eene .  Lykreden  oyer  dennelven  .gehouden  ^  (^or 
zynen  Ambtgenoot  HEttORiic  van  gelobr»  Te  Amflerm 
dam  by  L.  van  Hulst  1786.    In  gr.  9po^  98  bladz. 

Het  onderwerp,  in  deze  Proicve  op  nieuw  behandeld, 
wori,  gelyk  bekend  is,  door  de  Godgeleerden  zeer 
verfchillend  begrepen,  en  de  Ëerwaerde  Hoekflra  heeft 
ten  dien  opzichte  de  zyde  gekoozen,'  welke  hem  der 
waerheid  het  nacste  fcheen ;  en  die  hy  't  wel  der  moeite 

Y  5  waer. 


^14  €.  HOEKSTRA 

wMrdig  geacht  heeft,  dat  ze  den  Lezer  wat  nader  óiw 
der  't  oog  gebragt  wierd»  Hy  oncvoii>^«  in  de  eerde 
plaets,  zyne  denkbeelden. over  de  Natuur  van  onsen  Mid* 
delaer  Jezus  Christus^  in  derjtelver  goheelen  zamenhang; 
en  brengt  dezelven  voorts  tot  eenige  hoofdftellin^en ,  die 
voornaemiyk  het  wezen  van  dit  zyn  gevoelen  uitmakep, 
welken  hy,  ieder  op  zich  zelve,  tracht  te  betoogen.  Ver* 
der  benaerfligt  hy  zkh  om  ^e  doen  zien,  hoe  dit  gevoe* 
len  (trekken  kan,  om  verfebeiden  Leerftckken  van  den 
Christen  -  Godsdienst ,  in  een  zeer  redelyk  daglicht  te 
doen  verrcbynen;  waerby  hy  tevens  nog  eenige  addett 
nuttigheden,  zyns  óerdeels,  roet  dit  gevoelen  verknogt^ 
iroordraegt. '  Wyders  voegt  zyn  Eerwaarde  hier  by  een 
onderzoek ,  in  hoe  verre  het  gevoelen  over  de  H-  Drie- 
eenheid,  ingevolge  van  deze  zyne  ftelltngen,  door  hem 
hier  ter  proeve  voorgedragen,  van  het  SnbtUiBnïimus  ver- 
fthille.  Ën  ten  laetfte  verleent  hy  ons  nog  een  korten 
inhoud  van  het  geheele  Leerftclfel ,  rakende  de  Natuur 
van  den  Middelaer  Jezus  Christus ,  meestal ,  alleen  met 
de  woorden  der  H.  Schrift  voorgedragen. 

Naer  de  denkwyze  van  den  Eerwaerden  Hoekftra ,  beeft 
Jezus  Christus,  voor  zyne  geboorte  als  mensch,  in  de 
onbegonnen  eeuwigheid,  een  gerchapen  beftaen  gehad  f 
en  op  dat  weezen  heeft  de  Godheid  zulk  eene  naeuwe 
betrekking  aengenomen ,  dat  'er  uit  die  vereeniging  één 
enkel  Perfoon  ontftond,  die  men  alleen  denkbeeldig  in 
twee  wezens  kan  onderfcheiden.  Deze  betrekking  kan 
iTtet  beter  afgebeeld  worden ,  dan  onder  het  denkbeeld  van 
Vader  en  Zoon\  en  dezelve  is  zo  naeuw,  dat  Ood,  mee 
geene  van  zyne  fchepzelen ,  ooit  of  ooit  in  zulk  eene  bc* 
trekking  zal  komen.  Het  Opperwezen  dan  zich,  zo 
-naeuw,  met  deze  gefchapene  Natuur  verenigd  hebbende^ 
werd  dus  Vader;  en  de  gefchapene  Natuur,  verenigd  zyii- 
de  met  de  Godheid  >  werd  Zoon.  Het  geheel  Godlyk  we- 
zen, alle  Godlyke  eigenfclhappen  >  dus  ook  de  Godlyke 
kracht,  werden  het  ware  eigendom  van  die  ontleende  Na- 
tuur.  Het  wezen,  de  eigenfchappen,  de  krachc  van  den 
Vader,  werd  dua  waerlyk  het  wezen ,  de  eigenfchappen  , 
de  kracht  van  den  2oon :  juist  daerom ,  om  dat  alle  vol- 
heid der  Godheid  In  hem  hchnemtyk  woonde.  — Nu 

Is ,  niet  dat  gefcbapen  wezen ,  op  zichzelven  befchouwc!  ^ 
maer  dat  geen,  *t  welk  uit  ene  ongefchapene  en  gefchapene 
zelfllandigheid  is  t*zamengefteld ,  de  Perfoon  van  onzen 
Middelaer  Jezus  Christus;  die  dus-,  uit  kracht  der  onder- 

lia* 


OVBR  Pg  MTOUK  MS  UIODEtAAtS.  915 

Hnge  betrekkingen  waerlyk  twee  Natnu^n  beeft;  zynde, 
ten  aenzieu  van  de  ene ,  de  eeuwige  en  waerachtige  God 
zelve,  en»  ten  tentien  van  de  andere,  geen  bloot  mensch» 
nier  het  meest  uitaiantende  van ,  en  boven »  alle  gercba« 
pen  wezens.  Ën  deze  gefchapene  Natuur  van  Jezus  Chrta» 
tus  9  zo  als  ze  vereenigd  was  en  bleef  met  de  inwoonende 
Godheid,  alktn  is,  in  de  volheid  des  tyds  »  met  een 
menscblyk  lichaem  omkleed  geworden;  welke  omkieeding 
de  grondflag  was  van  zyne  diepe  vernedering  en  gelykbeid 
met  de  menfchen. 

Zyn  Eerwaerde  heeft,  in  ovennigden  gemoede,  met  dezQ 
syne  denkwyze  zo  veel  opgehad,  dat  hy ,  daerby,  hy 
zyn  leven,  ene  hierover  opgefteide  Verhandeling  by  her- 
haling getoetst  en  bekhaefd  had,  op  zyn  Sterft^edde  h^ 
Seerd  bebbe,  dat  dezelve  terdrukperfe  gebragt  zoude  wor« 
en« 't  Is  ons,  na  ene  aendachcige  lezing,  niet  v«or* 

gekomen,  dat  deze  Verhandeling  fuist  een  byz&nder  licht 
verfprcid,  over  de  duisterheden ,  die,  onder  de  verfchlllen 
der  Godgeleerden  nopens  dit  Stuk ,  over  dit  onderweq) 
zweven;  en  dat  vooral,  (het  geen  in  dezen  ene  hoofdby* 
zonderheid  is  O  ^^^  Schryvers  denkbeeld  van  die  he$rek<. 
iing  der  Godheid^  met  de  gevolgen  daervan ,  wel  inzon* 
derfaeid,  niet  minder  ingewikkeld  en  duister  is,  dan  ver* 
fcbeiden  andere  Godgeleerde  verklaringen  van  de  generatie 

des  Zoons  door  den   Vader. ^  Dftn  met  dit  alles, 

fichoon  wy  dus  's  Man^  Leerdelzei  over  dit  onderwerp  niet 
kunnen  aenpryzen,  mogen  wy  echter  den  overleden  Leer* 
ter,  wegens  deze  Verhandeling,  den  welverdienden  lot 
niet  weigeren ,  dat  hy  zyne  Verhandeling  in  ene  geregelde 
orde  opgeftdd,  b(rrx:bdden  uitgevoerd,  en  zich  met  oor« 
deel  bevlytigd  beeft,  om  zyn  gevoelen  in  het  hem  moge« 
lyk  gunftigfte  licht  te  plaetzen. 

Met  het  gemeen  maken  dezer  Verhandelinge  heeft  de 
Eerwaerde  van  Gelder  te  gelyk  openlyk  afgegeven,  zyne 
Lykreden  over  dezen  zynen  Amptgenöot,  uitgefproken 
den  do  Augustus  17861  na  dat  dezelve  den  4den^r  maend^ 
in  den  ouderdom  van  39  jaren  en  5  dagen,  overleden 
was.  De  Eerwaerde  van  Gelder  flelt  zich  in  deze  Leer- 
reden voor,  „  eerste  te  bewyzen,  dat  Jefus,  de  Opper. 
„  beftierder  zynet  Kerke,  in  't  gemeen  goed  en  wys  ge- 
9,  handeld  heeft ,  daarin .  dat  Hy  menfchen  ,  en  wel  zwak* 
„  ke  en  fterfelyke  menfchen,  gefteld  heeft,  tot  Leeraars 
„  des  Euangeliuras:  en  dan  re  bctoogen,  dat  deeze 
y,  fchikking,  in  't  byzonder,  geen  Nadeel  doet,  aan  de 

$»  groo' 


8l6    S.   HOEKSTRA  f   OVBR  DE  NATUUR  DBS  «niOOELAAUS* 

„  groote  zaak  des  Christendoms."  Na  ene  leerzame  etf 
voldoende  uitvoering  van  beide  deze  Stukken  ^  Tchikt  hy 
het  verdere  beloop  zyner  Leerreden  naer  de  byzondere 
tydsomftandigheden.  Op  een  beknopt  berigt  van  den 
veelal  zukkelenden  levensloop  zyns  overleeden  Amptge* 
noois,  drukt  hy  zich,  nopens  deszelfs  CharaAer^  met 

korte  doch  nadruklyke  woorden,  aldus  uit*  „  Zyn 

„  Charaöter  is  veelen  onder  on-,  en  my,  in  't  byzonder . 

,,  wel  bekend.  -: Ik  zal  my .  niet  uitlaaten  in  Loi^ 

„  fpraak;  weinig,  maar  veel  betekenend,  kan  ik,  naar 
^,  waarheid,  van  hem  zeggen:  Hy  was  een  Godsdienftig 
^  Christen,  een  verftanoig  Mensch,  een  liefhebber  van 
,)  Letteroeffeningen ,  kundig  boven  zyne  jaaren,  en  on- 
3,  vermoeid  in  't  onderzoeken;  zync  zwakke  lighaams- 
),  omftandigheden  waren  zelfs  niet  in  ftaat  zyne  zucht 
5,  tot  verftandelyke  werkzaamheden,  uit  te  dooven.  Men 
5,  beeft  van  Hem  een  en  andere  Verhandelingen  in  geleer« 
„  de  Tydfchriften ;  men  zou  meer  van  hem  hebben  mo* 
„.gen  verwagten,  was  hy  niet,  terwyl  zich  zyne  verftan- 
„  dclyke  vermogen ?  ontwikkelden,  ons,  en  der  Gemeen- 
„  te,  ontvallen;  eerlang  zal  men  zien,  wat  onderzoeklust 
9,  en  •  yver  voor  den  Godsdienst  by  Hem  konden  uitwer* 
,,  ken.'*  (♦)  Aen  dit  verflag  hecht  de  Eerwaenie  van 
Gelder  y  overeenkomftig  met  het  voorige  hoofdbeloop  zyner 
Leerreden,  ene  ftichtelyke  bedenking,  ter^ billykinge  van 
Gods  weg  in  dezen,  daer  de  Gemeente  haren  Leeraer 
vcrlooren  heeft  in  't  beste  van  zyn  leeftyd,  terwyl  men 
alle  reden  had,  om  te  verwachten,  dat  zyn  leven,  indien 
het  langer  had  mogen  duüren,  nog  van  merkelyker  nut 
had  kunnen  zyn:  welke  bedenking  hy  voorts,  gepaerd 
mei  anderen )  tot  de  tydsomftandigheden  betreklyk,  met 
ene  emftige  flotvermaning ,  ten  gemoedlyken  gebruike  doet 
dienen. 

(*)  Dit  laetfte  gearde  doelt  op  de  hier  voorgemelde  /Vr* 
iandelingt  tot  welker  uitgave  todn  reed$  beflooten  was. 


;;:; 


p.  VAN  HEMBRTy  0¥E8  DS  RtDB  IN  HAAR  GEZAG.  3t7 ' 

He  Rede  en  haar  gezag  in  den  Godsdienst  brief s^^y ze  voor- 
gefield  ^  door  paülüs  van  hemert,  aan  den  Hoog^ 
eerw.  HooggeL  Heer  gisbertüs  bonnet.  Dr.  en  froK 
in  de  H.  Godgeleerdheid  en  Akudemiprediker  te  Utrecht. 
Derde  Brief.  Te  Rotterdam^  by  de  Leeuw  en  Krap, 
1787.    In  gr.  o&avo  134  bladz. 

Het  antwoord  van  den  Heer  van  Hemert^  op  des  Hoog« 
leeraers  tweeden  Brief,  ftrekt  wel  inzonderheid ,  om 
de  drie  volcende  byzonderheden  na  te  gaen.  (i.)  Of  zyn 
Hooggeleerde  de  hoofdzaek  van  bet  verfchil  wel  onder  het 
oog  gehouden  hebbe  ?  (2.)  Of  Z.  H.  G.  ,  ten  aenzien 
van  het  bederf  der  onderwerplyke  rede ,  niet  ene  leer  aen 
de  heerfchende  kerk  toegekeud  hebbe ,  welke  eigenlyk  de 
hare  niet  is?  (3)  Of  Z.  H.  G.  in  de  bepahoge  van  het 
bederf  der  rede  zich  zelven  niet  hebbe  te^engefproken?— * 
Jedet  dezer  Stukken  afzonderlyk  behandeld  ,  en  daerdoor 
bet  beweerde  in  zynen  voorigeu  Brief  nader  geftaefd  heb- 
bende ,  leid  hy  daeruit  af,  dat  de  Hoogleeraer  heoi  on* 
regtmatig  befchuldii^d  ,  en  ene  onbillyke  taek  opgelegd 
heeft ,  terwyl  hy  hem  tevens  voordek ,  wat  hy  van  Z. 
ü  G.  verwagt. 

„Uit  hec  geen  ik  ,  (zegt  hy,)  tot  dus  ver  behandeld 
heb,  blykt  zonneklaar,  dat  de  taak (♦),  welke  U.  H. G.  ver* 
kozen  heeft,  my  op  te  leggen  niet  billyk  is,  als  gegrond 
zynde  op  eene  onderftelling,  welker  valschheid  ik,  nu  al- 
thands ,  meen  baarblyklyk  aan  den  dag  gelegd  te  hebben  y 
te  weten,  dat  ik  het  voornaam  verfchil^  met  opzet ^  ontwe* 
ken  en  over  andere  zaken  gehandeld  heb^  welke  eerst  nader^ 
hand  behoren  afgedaan  te  worden;  als  mede,  dat  ik  de  leer 
der  Gereformeerde  kerk ^ zoo  als  dezelve,  in  de  DordrechU 
fche  vergadering ,  is  vastgefteld ,  in  een  verkeerd  licht  heb 
yoorgefleld.  Zyn  beide  deze  zeer  gewaagde  belchuldigin- 
gen  volftrektlyk  vmlsch  ,  en  eeniglyk  door  ü.  H.  G.  uit- 
gedacht ,  met  oogmerk ,  om  myne  hoofdbedoeling  te  loor 
te  fteUen  ,  de  aandacht  der  lezeren  daar  van  behendiglyk 
af  te  trekken ,  en  de  zwakfte  zyde laat  ik  liever  zeg- 
gen ,  de  wankelende  gronden ,  van  het  gebouw  der  heer- 
jchende  kerke  te  beveiligen  \  dan  kunt  Gy  van  my  niet 


vcr- 


(♦)  Tmtie  brieft  bl.  iir.     [Zie  ook  in. onze  Lettcroefeninr 
gfn  boven,  bU  147,  148.J 


2xn  >•  VAH  BSMtaT 

versen\  Myn  Heer,  dat  ik  dwaas  genoeg  wezen  zal,  om 
zUnrU  Iflind  te  worden^  en ,  in  plaatfe  van  over  ha  gezag 
der  rede  in  den  Godsdienst  te  fpreken,  terftond  die  zaken 
te  gaan  behandelen  ,  welke  Gy  my  voorfchryft,  en  over 
weiken ,  hoe  veel  'er  ook  over  gefchreven  zy ,  nog  veel 
meer  kan  getwist  worden ,  zonder  een  vergelyk  te  treflFen, 
vooral  dan ,  wanneer  men  de  beginfeUn  oyerfpringt ,  en 
over  het  gezag  der  rtde^  den  grondflag  van  alles,  liefst 
naderhand  wil  handelen. 

,,  U.  H.  G.  gelooft  mfet  my^  dat  de  mensch,  van  na* 
ture ,  in  ftaat  is  ♦  om  waarheden ,  als  zoodanig ,  te  kennen 
en  te  beoordeelen  ;  op  deezen  grond  kunnen  wy  derhaU 
ven  voonredeneeren  ,  en  over  het  gezag  yan  de  rede  in 
den  Godsdienst  Ipreken.  Dit  had  ik  biJlyk  mogen  verwacb* 
ten  ,  dat  U  H.  G.  reeds  in  haaren  tweeden  brief  zoude 
gedaan  hebben;  te  meer,  daar  Gy,  op  het  einde  van 
uwen  eerden  (t)  *  "ly  gefchreven  hadt ,  dat  Gy  u  hadt 
voor  ge  fieldt  ook  (mr  het  gezag  der  rede  in  den  Godsdienst^ 
uwe  aanmerkingen  mede  te  deekn^  ja,  daar  Gy  reeds  hier 
mede  eenen  aanvang  gemaakt  hadt.  Dan  dit  heeft  U.  H.  G. 
niet  gedaan  ,  maar  alleenlyk  te  kennen  gegeven  (S),  da^ 
Gy  een  aantal  aanmerkingen  hebt  klaar  liggen ,  en  zeeu 
BEGBBRio  ZYT ,  om  dat  gedeelte  mynes  briejs^  welke  ge^ 
noegzaam  een  derde  deel  uitmaakt^  van  fluk  tot  fiuk  na  te 
gaan 9  en,  meestal^  myne  eigen  woorden y  met  uwe  tusfclien^ 
gevoegde  aanmerkingon ,  den  lezer  onder  het  oog  te  brengen: 
terwyl  ,ü.  H.  G.  wyders  verzekert ,  iiat  het  Ü  ten  byzon^ 
der  genoegen  zyn  zal^  uwe  medekristenen  ^  die  op  de  kre 
der  verzoening  en  de  verbor genheden  des  geloofs  hoogen  pry$ 
fielten  ,  te  doen  zien  ,  hoe  ydel  de  pogingen  zyn  ,  welke 
aangewend  worden  ,  ter  ondermyning  van  die  gronden , 
waarop  zy  de  hoop  hunner  \zaligheid  gevestigd  hebben. 

,  Wel  aan,  Myn  Heer,  voldoe  dan  aan  uwe  begeerte , 
en' deel  roy  uwe  aanmerkingen  mede ,  over  het  gezag  der 
rede ,  welke  wy  beiden  in  Ilaat  keuren ,  om  de  waarheden, 
welken  men  kennen  moet,  te  beoordeelen!  Waarom  tocb 
20U  ons  vcrfchil  over  het  zedelyke  vermogen  des  menfche* 
lyken  verftands  eerst  moeten  worden  afgedaan?  Wat  ge- 
ineenfchap  heeft  dit  met  het  gezag  der  rede  ?  U  ilt  Gy 
wyders  de  ydelheid  der  pogingen  aanwyzen ,  welken  de  gnm^ 
den  uwer  geloofsgenoten  ondermynen ,  en  bedoelt  Gy  daar 

my 

(t)  BL  223,  224.       (S)  BI.  88,  89.  van  den  twoeden  Brief. 


OVER  DE  «SfNt  l&N  UMK  HfZLO.  %l^ 

MfM  po^gen  mede  ( want  dit  beeft  U.  H.  G.  iroöttlgtig, 
den  lezer  te  raden  gelaten)  ^  wel  aan  ,  voldoe  aan  dez<^. 
uwe  begeerte 9  en  toon  duidelyk  aan,  dat  de  gezonde  re- 
de het  ftelfel  uwea  genootfchaps ,  met  alle  des^elfs  vcr^, 
b&rgcnhcdcn  en  ingewikkelde  leerftukken  ,  begun(Ugt ,  ea 
het  myne  ,  welk  ^^ekerlyk  veel  eenvouwdiger  en  kleenec 
van  omflag  is »  tegenrpreekt !  Ik  verzeker  U ,  dat  U.  H.  G« 
in  my  iemand  zal  vinden,  die  voor  eene  rcdólyke^  over  f  uu. 
ging  vatbaar  is« 

,,  Voor  bet  overige  kan  ik  ü.  H.  G.,  op  myne  beurt, 
verzekeren  ,  dat  ik  over  het  andere  gedeelte  uwes  briefs 
vtrfcheiden  aanmerkingen  gemaakt  heb»  welke  waarfcbyn* 
lyk  niet  zeer  naar  den  fmaak  van  U.  H.  G.  wezen  zullen. 
Dan,  naardien  wy ,  immers  volgends  uw  oordeel ,  over  de* 
2e  zaken  nadtriiand  zullen  moeten  handelen ,  en  U.  H.  G* 
op  myne  aanmerkingen »  indien  ik  dezelven  nu  reeds  ter 
neder  ftclde,  mooglyk  geen  acht  zoude  willen  Haan,  vol» 
gens  bet  geen  U,  H.  G.  my  heeft  te  verdaan  gegeven  (|), 
xal  ik  die  moeite  voor  het  tegenwoordige  liever  fpaaren, 
en  tot  eene  nadere  gelegenheid  uitftellen ,  wanneer  het  by 
de  ftnkken  mede  zal  kunnen  blyken,  wat  'er  van  die  be* 
fchuldigingen  zy,  welken  Gy,  Myn  Heer,  het  zy  regt- 
flreeksch,  het  zy  van  ter  syde,  tegen  my  hebt  ingebragt/* 


C4)  Bladz.  XII9  na» 


D 


Vófhandelingen  van  het  Provinciaal  Utrechtsch  Genoot- 
fchap  yau  Kunjlen  en  Wetenfchappen.  VUrde  Deels  ^ 
eerfie  Stuk.  Te  utrecht ,  by  de  Wed.  J.  de  Waal  en 
Zoon*  X7%6.  Behalven  ha  Voorwerk^  %%%  bladz.  in 
gr.  ohavQ. 

e  Prysvraag  van  't  Genootfchap,  welker  beantwoording 
in  deezen  medegedeeld  wordt,  betreft  de  Scheikunde, 
en  is  van  den  volgenden  inhoud.  „Welke  zijn  de  eigen* 
,.  lijke  Oorzaken,  waarom  de  Scheikunde  bij  onzeNabuUf 
ren,  en  vooral  bij  de  Ututfchers,  in  meer  aanzien,  en 
algemeener  oefenmg  is,  dan  in  ons  Vaderland?  Welke 
,5  ia  de  beste  wijze,  om,  ten  minften,  in  de  vooniaamfte 
,,  Steden  van  onze  Unie ,  de  Scheikunde  in  haare  gronde 
9.  b^felen  te  doen  onderwijzen  f  Welke  zijn  de  be- 
^  kwaamile  middelen ,  om  die  noodzakelijke  en  voor  den 
,9  meiisch  heilzame  kunst  bij  de  Artzcn^^Mcngkundigen 

„ia 


99 
3^ 


3lO  ^         VERRANDELINGBlt 

,,  in  algemeener  oefening  te  brengen?  En,  dndeUjk» 
„  hoe  zoude  men  de  deugdaaamheid  der  Ghemircbe  be* 
jy  reidingen,  inzonderheid  die  van  buiten  ingevoerd  wor« 
,^  den  9  best  kunnen  onderzoeken  ,  ten  einde  de  vervaK 
„  fching  voor  te  komen?'*  Van  de  twee  hierop  ingeko» 
men  Antwoorden  is  het  eene  ,  opgefteld  door  den  Heer 
B»  lieboely  met  den  gouden  Eerprys  bekroond ;  en  be( 
andere,  vervaardigd  door  de  Heeren  P.  Schonk  en  P.  J. 
Kasukyn^  met  eene  zilveren  Medaille,  als  een  Acces^^ 
vereerd  geworden.  Men  heeft,  in  beide  deeze  Verhande- 
lingen, fehoon  oordeelende  dat  ze  niet  in  alles  aan  *t  be« 
doelde  van  het  Voordel  voldeedcn  ,  zo  veel' aanpryzens* 
waardigs  gevonden  ,  dat  men  niet  wel  konde  nalaaten, 
derzelver  verdienden  openlyk  te  erkennen,  't  Is  te  wen- 
fchen  ,  dat  de  gemeenmaaking  deezer  Antwoorden  moge 
medewerken ,  ter  bevorderinge  van  het  herttel  der  heilzaa* 
me  Scheikunde,  die  in  ons  Vaderland  dermaate  vervallen 
IS ,  en  welker  onbezonnen  behandeling  zo  deerlyke  gevoU 
gen  met  zig  ileepen  kan  ,  dat  de  Heeren  Schonk  en  Kas^ 
telcyn  ,  niet  ten  -  onregte  ,  de  agtingswaardige  Leden  der 
Collegia  Mcdica  indeezervoege  aanfpreeken. 

,,  Gij,  die  u,als  hoofden  van  het  Kunstgenootfchap  der 
Artzenijmengkundigen,  in  uwe  posten  geplaatst  ziet!  uw 

plicht  is  het  vooral want  het  leeven  en  de  gezond- 

heid  uwer  medemenfchen  ,  uwer  medevaderlanders  is  a, 

in  zo  verre,  aanvertrouwd»  te  zorgen,  dat  'er  niet 

€sn  bekwaame  mannen  tot  den  post  van  Apotheker  ge« 
rechtigd  worden,  'c  Is  uw  plicht »  de  Regeeringen  in  uwe 
Steden ,  den  ongeoorlofden  toeftand  der  Pharmacie  onder 
het  oog  te  brengen,  bij  aldien  gij,  uit  eigen  authoritcU^ 
niet  vermoogt «  de  zo  noodige  veranderingen  in  het  wezen 
der  proefneemingen  in  te  voeren.  — —  't  Is  uw  plicht, 
zo  gij  door  onze  gedachten  u  overreed  ziet  van  bet  hoogst- 
noodige  eener  hervorming,  (en  des  twijfelen  wij  niet, 
want  wij  hebben  niet  dan  waarheden  gemeld,  en  niets 
overdreeven ,)  de  noodige  middelen  daartoe  ,  hoe  eer  zo 

beter,  in  werking  te  brengen. Maar  't  is  ook  uw 

plicht ,  in  de  reeds  zijnde ,  en  nog  te  koomene  Apothe* 
kers ,  den  moed  niet  uit  te  dooven  ,  maar ,  zo  veel  gij 
kunt ,  de  zaaden  van  Eer  en  Belang  in  hun  te  verleeven* 
digen.  -  't  Is  uw  plicht,  te'waaken  tegens  de  meer 

en  meer  teeneemende  gebreken  ,  en  openbaaré  kwakzalve* 

rijen. Uw  plicht  is  het,  in  dit  opziet,  het  leeven 

en  de  gezondheid  der  ""Ingezetenen  te  beveiligen  ,  tegens 

de 


VAN  Hllï'  PROVINCIAAL  UTRBCHTSCH  CENOIfV^KiCS.  gfit 

de  woedende  eiy  verfbeiNjhe  baatmgt  der  onbevoeplrknoei* 
jers  ,  en  dus  te  gelijk  het  wettig  recht  der  Apothekeren 
kracbtdaadig  te  befchcrmeti.    Een  voorbeeld,   uit  veelent 
her  is  /Imfierdatn  ^   het  magtig  ,    het  volkrijk  Afnftcrdam, 
waar  men  in  Chijmistwinkals  ,   Orogfötwinkels  ,   Kruiden* 
winkels,  en  wie  weet  waar  niet  al | meer,  daaglijksch  ee* 
nige  honderde  Ordonnantren  door  DoAoren  voorgefthree* 
ven  ,  ongeftrafc  durft  en  ziet  geree.i  maaken^    *t  is  Am* 
fterdam  voocaJ ,  waar  men*  allerhande  verdervelijke  zoge'» 
naamde  geneesmi^elen ,  door  volkoomen  onkundigen»  ia 
de  openbaare  niauwsoiaaren ,  jaar  in  jaar  uit,  openbaafrte 
koop  veilt,    't  Is  Atnjicrdam^  waar  zij,  die  zig  Cbijmis* 
ten  noemen ,  (Lieden  ♦  die    aan   gcene  Proefiteemingen , 
aan  geene  vifitalien  hunner  praparathn  ,   aan  geene  de 
minfte  lastdraaging  onderworpen   zijn,)  de    voornaamde 
binnen-  en  buitenlandrche  afleveringen  van  de  door  hun 
bereide  (of  door  bun  van  buiten  ingevoerde)  Chymicalia 
in  •  hebben.    *c  Is  Amfterdam  ,  waar  een  aantal  van  150 
jtpothckcrs  zich  vermoeijen,  uit  oorzaak  van  alle  de  inge* 
lloopen  en   (lerk   heerfchende  ondermijningen ,    met  den 
DMor  uit  te  hangen,   ten  einde  op  eene  zekei^  kwakzaU 
verachcige  wijze  hun  beftaan  te  vinden  ,  't  wek  zij  bui* 
ten  dat,*"  van  wegen  al  het  vermelde,  niet  kunnen  hebben; 
en 'dus  doende  den  tijd  doorworftelen ,  welken  zij  tot  be* 
oefening  hunner  eigene  kunst  verplicht  waren*  te  béfleé- 

den Zie  daar,  den  rampzaügen.  toeftand  der  ^ior^ 

macic  ,   in  de  magtigfte  ,  de  volkrijkftc  Stad  onzer  Unie. 

.    't  Is  derhalven  uw  plicht ,   mijne  Heeren !   die  de 

hoofden  vertoont  van  de  onderfcheidene  ligcha^men  der 
Apothekers  ,  dat  gij  de  aangetoogene  en  ook  andere  .ge* 
breken  uitroeit ,  dat  gij  de  Apothekeren  helpt  heiftellen 
en  bcfcherfDcn  in  hunne  fechten :  dat  gij  ook  hen  doet 
blijven  binnen  hunne  .paaien ,  en  hen  belet  die  ^  te  over- 
fchrijden;  op  dat  ieder  üoftor ,  Arts;  ieder  Apotheker, 
Arteenijaiengkundige  zij  en  .blijde;  en  zoodèende  geen 
ongewijde  hand  ,  ten  koste  van  hun  Eer  en  .Belang  ,  en 
ten  perijkel  van  de  gezondheid  en  het  leeveu  der  men- 
fchen ,  de  Zeis  hi  hunnen  akker  flaa." 

Op  deeze  Prysverhandelingen  volgen  m»?  twee  Berigren; 
waar  van  -het  eerfte  .behelst  eene  wiskundige  befchry ving 
van  eene  nUus^e  OphïiaHryg.^' door  den  Heer  H.  de  Har* 
tog  ,  weifee  ,  bevryd  van  de  gebreken  en  ongevallen  der 
gewoone  Ophaalbruggen  ,  met  weinig  moeite  en  vaardig 
aan- 't  voreistdii^e'  gcbniik  beantwoordt.    In  het  tweede  Utv 

IL  D%tU  N.  ALG. LETT.  KO.  8.  Z  rigt 


Jia  VXAH.  VAM  UMTVWWmCUkAL  UTRBOHTteOOeirOOTaCBÉP. 

rigt  verleetit  otis  de  Heer  F.  Brctshr  een  verOag  van  de 
manier  «  d«)or  hem  uitgeda((t  en  werkfteUig  gematte  »  mn 
Ammoniak-zout  met  yzerdctkn  H  bezwangeren ,  en  in  allen 
^eele  gelijk  te  maaken  ,  aan  de  yzerachtige  bloemen  van 
het  Ainmoniak'^zeia :  wegens  welke  gelukte  proefneeaing 
hy  ons  bec  volgende  meldt. 

.  y^  ik  nan  te  dien  einde  eene  once  Tzer-FjUel  en  agt 
oneen  Atnmoniak  zout  ^  b^vc^igde  bet  onder  eene  gedua- 
Dge  wrijving  met  twee  oneen  warm  water  ia  een  aarden 
vat,iiet  dit  mengzel  daarin  agt  dagen  ftaan^en  ontdekte^ 
na  verloof  van  dien  tijd ,  dat  'er  eene  vereenigtog  tusrchen 
bet  Yzer  en  Ammoniak^zout  plaats  greep.  Ik  mengde  'er 
toen  nog  tviraalf  oneen  waters  bij ,  en  liet  het  in  een  gl»* 
sen  Kolf,  in  het  Zandbad^  eenigen  tijd  kooken.  Hetvogt 
vervolgens  doorgezijgd ,  en  genoegzaam  uitgedampt  zijnde, 
wierd  oif>  eene  koude  plaats  ter  Crystal-fchieting  weg  ge- 
ttu  Bij  de  eerite  Crystal-fchieting  verkreeg  ik  twee  Oneen 
en  vijf  Scrupels  i  en  9  na  de  herhaalde  uitdamping  »  nog 
drie  Oneen  en  vier  Scrupels  fchooa  roodgeel  gekleuid 
Zout,  9  in  alles  gelijk  in  beftanddeelen  aan  de  met  moeite 
te  beieiden  Yzerbloemen  van  Ammoniak-zout,  gelijk  daar 
mede  genomen  proeven  voldoende  bewezen  hebben;  ja 
zelfs  heb  ik  meerder  Crocus  Martis  uit  dit  gecrystalli* 
seerde  doen  prsecipiteren,  dan  uit  bet  ^fublimeerde  Am* 
moniak-zout ,  of  fcboon  beide  in  eene  gelijke  evenredig* 
kdd  van  Yzer  en  Amttoniakaout  bereid." 

Benige  bjsmierheden  ^  betref ende  de.  MagiJiraatsbefteUing 
der  Stad  Haarlem  ;  als  mede  aangaande  den  invloed^ 
welke  de  Burgery  daarop^  en  op  de  behandeling  der  pu* 
blicqne  zaaken  pleeg  te  hebben ,  afgeleid  uit  de  Privilc^ 
gièn  der  gemelde  Stad^  €n  andere  egte  Stukken ;  door 

.  den  Secretaris  cftASWiNCK&L.  Te  Haarlem^  by\l^  Eo^ 
ichedé  en  Zoenen  5  ^^  Ak  Loosjes  Ps.^  i78i5*  In  gr.  %va. 
ia3  bladz» 

Daar  liet  buiten  alle  teganfpraak  zeker  is ,  dat  uit  de 
irechte  kennis  van  de  oude  Regeerinosvqrm  onze  oor- 
fprongkelyke  Confiitutie  moet  wordeq  afgeleid  ,  kan  uie« 
mand,  die  eenigen  fmaak  h^eft  in  de  beoefening  der  ge- 
fchiedenis  van  ons  Vaderland  ^  tegenl^reeken ,  dat  liet  on* 
derzoek  »  naar  de  oude  Reg^eringsvorm  in  de  Steden  ^ 
een  poan&  is  van  zeer  veel  aangelegenheid»  te  meer^  daat 

het 


GRASWirr CKBL  ,  BTZONDBRHBDEN.       3^) 

bet  ^ffcbil ,  't  welk  hterooitrent  ia  de  onderrcheiden  Ste« 
den  plaats  beeft ,  aanioerkelyk  h  ^  en  'er  over  veele  2cer 
gewichtige  zaaken«  daartoe  betrekkelyk,  onderrcheidenlyk 

fedacbt  wordt.  Uit  dien  hoofide  beeft  de  Heer  Graiwinc^^ 
tl  2icb  in  dit  Werkje  voorgefteld,  om  syne  medeburgers 
bunne  oorfprongkeIyk«  Privilegiën  te  doen  kennen,  en  ge* 
legenbeid  te  geeven,  om,  op  eeme  belioorlyke  wyze,  naar 
een  grondwettig  herftel  uit  te  aieo,  en  daartoe,  overeen* 
kettffig  fliet  onze  Conftitutie,  wtrkzaam  te  ayn. 

Tot  deezen  arbeid  was  de  I;|eer  Graswinckel  in  't  by« 
zonder  recbt  geTcbikt,  daar  by,  uit  hoofde  van  zyne  by 
zondere  betrekkingen  tot  de  Stad  Haarlem,  gelegenheid 
had,  om,  uit  min  bekende  oorfprongkelyke  Stukken,  taec 
een  en  ander,  tot  ftaavlng  van  der  ourgeren  oude  en  oor* 
fprongkelyke  Rechten  ,  aan  den  dag  te  leggen ,  het  geen 
van  ^ts  te  meer  nunigbeid  is ,  om  dat  ia  de  grandvpttig^ 
herjtelling  van  Ndrlands  Staatswcztn  ^  aangaande  de  Stad 
Haarlem,  niet  veel  byzonders  voorkomt,  en  ook,  in  die 
Stad  ,  geene  oveiblytzeli  meer  plaats  hebben  ,  gelyk  in 
ibmmige  andere  Steden ,  waaruit  men  zoude  kunnen  be- 
flniten ,  dat  de  Burgery  aldaar  immer  eenigen  invloed  op 
de  Regeetingsvorm  gehad  bebbe,  en  dit  veel  ligt  zou  kun* 
oen  vermoeden  .  als  of  Haarlem  ,  ten  deezen  opzichte  ^ 
minder  recht  had  dan  andere  Steden. 

Na  dat  de  Schryver  vooraf  in  't  algemeen  heeft  aange« 
toond ,  dat  oudtyds  de  Burgaryen  en  de  Steden  een  zeke* 
ren,  efi  wel  een  zeer  aanmerkelyken,  invloed,  op  de  R^ 
geering  badden ,  treedt  hy  ter  behandeling  van  de  hoofd-» 
nak  zelve,  welke  hy  zich  heeft  voorgefteld,  en  wel,  om 
neer  byzonder  aan  te  toonen,  wat  van  ouds,  en  vervoN 
gens  ,  met  opzicht  tot  den  invloed  der  Burgery  qp  de 
Retreerin^,  in  de  Stad  Haarlem,  hebbe  plaats  gehad. 

Ten  dien  einde  heeft  hy  vooraf  eenige  aanmerkingen 
▼oorgedragen ,  betrekkelyk  tot  de  oude  Regeeringsvorm 
der  Stad  ;  waaróp  hy  vervolgens  nagaat ,  wanneer  waar* 
fchyniyk  een  vast  CoUegie  ,  of  Vergadering  van  Raaden^ 
thans  onder  den  naam  van  Vroedfchap  ,  of  de  Raad  en 
Vroedfehap,  bekend  ,  is  oi>gerechtf;als  mede  ,  welke  ver* 
anderingen  daaromtrent,  van  tyd  tot  tyd,  hebben  plaats 

Sebad,  en  eiudelyk,  of,  en  hoedanigen  invloed,  ook,  na 
e  (^richting  vanj  't  gezegde  Coltegie ,  de  Burgery  behou- 
den  heeft,  om  dan  vervolgens  daaruit  eenige  gevolgen  af 
te  Idden,  ten  blyke,  dat  de  Stedelyke  Regeeringsvorm  , 

Z  a  t^ 


324  ORASWWCKEL 

%o  als  dézdve  thans  plaats  .vindt  j^  niet  is  Over  eeu.ce  bren- 
gen met  de  oorlprongkelyke  Privflegicn* 
.  En  het  geen  de  Schryvcr  dcswegens  met  zo  veel  oor- 
deel, als  gelklücdkunde ,  beefc  bygebragt,  is  overtuigend, 
om  ie  doeii  zien ,  dat  oudtyds  de  Vroedfchap  cu  Rykdom 
niet  .16  ^cweist  een  permanent  Jicbaara  van  Regeering, 
maar  dat  meu  daardoor  ver(|aan  moet  de  kundigile  en 
gegoeiiik  Ingezetenen ,  welke ,  ia  zaaken  van  gewigt,  ten 
RaailhuutJ  opgeroepen ,  ett  by  de  delib^raiiën  van  de  Re-. 
geeriiig  wierden  toegelaaten  ,  en  dat ,  toen  'er  zulk  een 
vast  lichaam  vqn  Regeering ,  of  permanent  Collegie  van 
Raaden  uit  de  Siad.,  daadelyk  plaats  bad  ,  (welks  eerde 
invü^'iug  men  in  het  Handvest  van  Hertog  AALBa£CHT 
VAN  i>ïLYttREN,  van  den  4  Maart  1402,  ichynt  te  moeten 
zoeken,)  door  de  Vroedfchap  en -Rykdom,  waarvan  men 
ook  in  dien  tyd  nog  gemeld  vindt,  diezelfde  kundïgfte  en 
gegcrcdfte  Ingezetenen  begreepen  worden  ,  zo  dat  niet  al- 
leen de  Burgerlyke  invloed  op  de  Regeering  niet  heeft 
opgelioudeo ,  met  de  invoering  van  een  permanent  lichaam 
van  Raaden,  maar  zelfs,  gtlyk  de  Schryver  duidelyk  aan- 
toont ,  na  de  opriclning  van  dit  lichaam  ,  de  aanzienlyk* 
ttc,  kundigfte  en  gegoedfle  Ingezetenen  door  deezeo  Raad, 
ip  zzakan  van  gewicht  ,  niet  flechts  gekend  en  geraad- 
pleegd wierden  ,  zo  dat  men  niet  ,  dan  met  hunne  con* 
Gttrrcnticen  goeddunken ,  in  zodanige  ge  vallen,  concludeerde. 

•  Hoe  lang  nu  dceze  aloude  gewoonte,  om  de  voornaam- 
fie .  Burgers  ,  >n  .  zaaken  van  merkelyk  gewigt  te  raadplee- 
gen,  heeft,  bly  ven  ftand  houden,  kan  de  Schryver  met 
geen  volkomen  zekerheid  bepaalen,  fchoon  hy  genoeg  ge- 
zegd. hc»ft ,,  om  te  bewyzen  ,  dat,  welke  veranderingen 
'er,' van.  tyd  tot  tyd,  in  de  Magillraat^belUHing  der  Stad 
ook  moge  hebben  plaatsgehad,  het  byeenroepen  der  voor- 
naamUc'  Burgers  ,  om  ,  met  en  benevens  den  Raad  ,  of 
Vroedfchap  ,  over  zaaken  van  gewicht  te  raadpleegen  en 
te  beiluiten  heeft,  blyven  (land  Jiouden  tot  diep  in  de 
zestiende  Eeuw. 

•  Ten  beduite  beeft  de  Schryver  de  voorfz.  veranderin-» 
gen,  welke,  fcdert  den  jaare  158 1,  in  de  Magidraatsbe- 
IteUing  gemaakt  zyn,  en  door  hega  kortelyk  zyn  opgeuee» 
ven,  in  overweeglng  genomen,,  en  uit  h^t  geen  by  dies* 
wegens  beredeneerd  beeft  voorgefteld ,  d^eze  gevolgen  af- 
geleid ,  namelyk : 

yoor  eerst :  dat  de  van  zeer  vroeg  af  binneii  Haarlem 
idaats  gehad,  en  tot  in  de  zestiende  Eeuw  gecontinueerd 

bebo 


•  '•         •    BYZONDERHEDRN.  $25 

hebbende  Burgerlvlcc  invloed  ,  tiimmer  op  ecnè  wettige 
wyze  is  afgelchaft,  ten  dien  efFefte,  dat  dezeli^e  op  eerte 
bchoorlyke,  en  met  de  Conftiuüie  overeenkomenclè ,  wy- 
ze, niet  weder ^oude  kunnen  worden  geïntroduceerd. 

In  de  tyfeede  plaats ;  dat  het  recht  tot  de  eleftie,  óf 
aanftelling  van  Burgemecsteren  en  Schepenen,  als  nog, 
ingevolge  vati  het  Üftroy,  door  hun  Ed.  Qr.  Mog-^  op 
den  2ajuny  1651,  aan  de  Stad  verleend,  toelcomt  aan  de 
Vroedfchap,  en  dus  dat  die  Elecliün,  tot  hiertoe,  unwel- 
tiglyk  door  den  Stadhouder  zyn  gedaan  geworden..    En  ' 

'Ven  derden  f  dat  de  vermeerdering  van  *t  ^éial  der  L*- 
den  van  de  Vroedfchap ,   't  wdk  by  OiflToy  'van  H.  E. ' 
'Gr,  Mog.,  van  1718,  gegrond  op 't  Privilegie  van  Vroü*v 
'MARIA  véN  BOüRCONfè  ,  vau  den  jaare  1476,' is' bepaaM 
'op  24,  geenzins  gcfchied  zy  op  eene  wettige  wyze. 

Schoon  her  eigenlyfc  niet  tot  het  oogmerk  van  dcf^ 
Schr/vcf  behoort,  in  ectl  opzettelyk  onclerzaek  te  ireedeil, 
of,  en  in  hoe  verre  dceze  Btirgcrlyke  invloed  thans  wed^r 
zoude  kunnen  en  behoorcn  te  worden  i*igevoerd  ,  en  h'y 
zicb  uit  dien  hoofde  dics^egeus. niet. opzettelyk  iieeft  in* 
i^claaien  ,  heeft  ,hy  zich  echter  verplicht  gevomien  ,  zyue 
Leezeren  onder  het  oog  te  brengen  ;  dat  ,  hoe  zeer  men 
ook  de  nooilzakeiykheld  van  zekeren  invloed  van  de  Bur- 
gery  op  de  Regeering  moge  Kaande  houJen  ,  daar  by  al- 
toos in  aanmerking  dient  genomen  te  worden  ,  de  v(ynn- 
dering,  door  het  afzwecren  van  den  Graaf,*  in  de  Rej:Ce» 
ring  te  we;»e  ^ebragt  ,  en  dus  ,  dat  ,  gelyk  de  lkire:cry 
oU'Uyds  geen  nivlqed  had  op  dat  gedeelte  vari  't  bewind  ^ 
*c  wcJk  oen  Graaf  toekwam  ,  en  door  hem  V)ok  uitpene- 
fcnd  wi^rd,  de  Burgerlyke  invloed  thans  liiet  kan  worden 
gecxtendccrd  tot  die  zaaken  ,  -  welken  door  de  siflFchaffinj; 
der  Graafelyke  Regeering,  in  den  boezem  van  H*  K.  Gu 
Mog.  zyn  'wedergekeerd.  „  Een  ietier ,  zegt  hy,dte  cc- 
„  nige  kennis  heeft  van  onze  Conftittitie,  en  de  fchandQ- 
„  lykheid  eener  totaale  Democratie  bezeft  ,  zal*  de  ge* 
„  grondheirt  hier  van  ,  zo  ik  vertroowe  ,  gereedlyk  to^'- 
„  Itaan.  Het  komt  my,  uit  dien  hoofde,  o*)k  voor,  (fat 
„  eene  Burgerlyke  invloed  dan  alleen  nuttija:  kan  zyii , 
„  wanneer' dezelve  eenigiyk  gefchikt  en  ingericlit  ts,  om 
„  te  zorgen  ,-  riat ,  zo  met  opzicht  tot  de  aandellihg  der 
j.  Regenten ,  als  de  handhaavin^  der  olgemeene  bclangcns, 
„  gehandeld  werde  ,  overeerikomjlig  de  Friv^kgicn  ,  nis 
j,  uitmaakcnde  den  grondllag  der  Burgerlyke  Vryheid,  ge- 

Z  3  -         M  h^ 


$26  ORASWINCUIrj  BYSONOBRHBDEN. 

,,  ]yk  dezelve  zich  oorfprongklyk  ook  daartot  ,  voornat* 
^y  melyk,  zo  niet  alleen,  rchynt  uicgeftrekc  te  hebban. 

„  Wil  men  vervolgens  weeten,  welke  zaaken,  door  de 
39  afTchaflIng  der  Qra^felyke  Regeering,  aan  Hun  Ed.  Gr. 
yy  Mog.  gekomen  zyn  ,  men  lecze  de  Verhandeling  van 
3,  den  Heer  RaadpenCtonaris  van  SlingcIanJ^  over  de  oude 
„  Regeenng  van  Holland  onder  de  Oraaven  »  en  de  ver« 
9,  andering  daarin  voorgevallen  federt  de  troubelen ,  voor- 
„  komende  in  bet  eerlle  deel  zyuer  Staatkundige  Gefdiri^ 
9,  ten.  Daar  zal  men,  onder  anderen,  bewezen  zien,  dat 
,,  de  Graaven  Je  wcigecycndó  magt  hadden  ,  bet  geheclc 
,,  Mciff  yan  de  Juftitie ,  en  het  recht  van  Oorlog  4n  Vre^ 
^,  de ,  dgch  welk  recht ,  niet  onbepaald  fcbynt  geweest  te 
zyn ;  alle  welke  zaaken ,  thans  in  den  boezem  van  Hun 
Edel  Groot  Mogende  gekomen  ,  van  zulk  eenen  aart 
zyn  y  dat,  wil  men  seene  DenK)cratie  invoeren,  geheel 
aan  die  hooge  Vergadering  ^  of  wel  de  Regeeringen  der 
Steden,  dte  dezelve  uitmaaken,  moeten  worden  over* 
gelaaten.'* 


»9 


f9 


m^lMm 


ttxize  naar  de  Kaat  de  Goede  Hoop^  de  Landen  van  de 
Zuidpool  j  en  ronaom  de  vaóreld;  doch  voomamelyk  in  de 
Landen  der  Hottentoiten^n  Kaf  er  en  ^^  in  den  jaar c  1772 
toi  1776,  gedatui  door  ANOKttAS  sparman,  Doctor  en 
Profesfor  in  de  Geneeskunde  te  Stokholm  enz.  enz. ;  ma 
eene  Voorreden  en  Aanteekeningen  %  van  den  Heer  ckor- 
GE  PotisTEa^  thans  HoogUer^ar  in  de  Nattcurkunde  U 
Wilha.  In  '$  Nedcrduitsch  vertaald.  Ma  Phaten.  Te 
Leyden^  by  S.  en  J.  Luchtnuina,  en  te  Amfterdatfty  bj 
M.  de  Bruyn,  1787.    II  Deelen^  in  gr.  \^vo. 

T^e.Heer  sparman^  die  «eeds  door  eenige  kleine  Scbrif* 
^^  ten  ,  welke  niet  alleen  v^n  zyne  bekvvaaoiheid  en 
kennis ,  maar  ook  van  «ynèn  werkzaamen  y ver ,  toe  uit- 
breiding  der  wetenfchappen  ,  getuigen  kunnen ,  genoeg 
bekend  was  ,  heeft  zich  in  *t  byzonder  verdiend  ttoiaakt 
door  dit  tegenwoonlig  Werk,  dat  boven  veele  andere  zo» 
genaamde  befchryvingen  der  Kaapfcbe  Volkplanting  den 
voorkeur  wegdraagt  ,  uit  hoofde  dat  de  meeate  Reisbe* 
fchry vingen  aldaar  flegts,  geduurende  een  korten  tyd  van 
verkwikking,  en  genoegzaam  als  in  *t  voorbygaan»  vlie* 
gende  blikken  op  de  naaste  voorwerpen  konden  vestigen  ^ 
jnaar  de  afgelegenere  ten  eeuemaai  onaangeroerd  moesten 

last- 


fciltea;  daar  m  tegendeal  de  Sttf  Sparmaa^  idt.boDrdf 
van  dcazdfa  laogduurig  verblyf  aan  de  Kagp ,  en  zynen 
vryen  toegang  in  de  beate  en  aaozienlykfte  huizen,  (in 
welken  men  over  sekere  vaoroordeelen ,  de  eigenlyke  Staatsi> 
en  Rege^riogs-f^lleltenia  der  Volkplaioting ,  en  het  geheele 
Sytbcma  der  Oo6;4ttdifche  Maati^bappy  betreffende ,  ier 
gena  Vreemdelingen  en  Reizigers  te  fpraeken,  geen  gebeim 
meer  maakte)  aan  zyne  berichien  en  waameemingeo  meec 
echtheid  en  gelootwaardigiieid  beeft  bygc;zet»  dan  men  aaQ 
de  opfteUen  van  andere  Reisberqhryvers  kan  toekennen. 
Daarenboven  bad  zyne  Reiagenoot,  de  Heer  Immelman^ 
met  wien  by  ongelyk  veel  verder,  dan  alle  zyne  voorgui»- 
gers,  in  bet  binnenfte  des  landa  is  doorgcdroi9g^n ,  en  de 
alleruiterQe  Kaapfcbe  Volkplantingen  ten  Noordoosten  bar 
iBOGht  beeft»  op  eene  voorgaande  dergelyke  binnenlandfciie 
•reize  reeds  veele.  ondervüidiBg^  eo  eeiie  grondige  kennif 
van  deezen  merkwaardigen  nitboek  van  Africa  verkreegen» 
■  By  zodanige  omftandigbeden  is  het  geen  wonder» 

wanneer  het  tegenwoordig  Werk  van  onzen  Schryver  dat 
van  alle  zyne  voorgangers  ten  eenemaal  verdonkert»  en 
zo  lang  het  bruikbaarfte ,  het  volledigfte  en  teiTens  geloof* 
waardigfte  is  en  blyft,  tot  dat  een  welgegoed  Man » itelyk 
de  Heer  Baüh^vk  een  enthafiaamus  voor  de  weetendbhap* 
pen,  of  ^en  verlicht  Siaatsdient^ar»  gelyk  de  bevorderaai: 
van  bet  Deenfche  Reisgenootfchap  naar  Arabia»  een  gcr 
leerde  reize  in  bet  groote  derwaarda  doet  of  laat  doen* 

Landbouw^  en  Hniabouku^d^ ,  Meqschkunde  en  Natoufr 
lyke  Historie,  zyn,  in  een  naau weren  zin,  des  Schryvers 
vooroaamfte  ob^Berken  geweest.  At  wat  by,  omtrent  bet 
eerde,  heeft  ter  oedergefteld,  is  meeaul  ontleend  uit  de« 
ofligang  en  de  gefprekhen  met  kundige  en  geoefende  Land- 
bouwera,  terwyl  de  men^^uld^e  waatni»emifigea^  weik# 
baare  oomiddelyke  betrekkingen  op  die  foort  v4o  het  men* 
fchengeflacht,  welke  daar  inbeeni»s<;h  is,  hebben,  90  ei? 
genaartig,  zo  byzonder  karakteriatiek  zyn«  dat  zy  llex:hta 
aan  die  leeze?B  kunnen  misbaagei?,  welK«  geen  boek  voor 
^ewtgtig  houden,  wanneer. bet  niet ,  ten  minden,,  eenifi^ 
iseldzaa^e  Qm9)9f»uigeD.en  .O0gfibv>flyke  fprookjes  bebetec» 
Ën  wat  de  Natuurlyke  Historie  betreft,  de  Kenners  t» 
J^iefbebhers  derzelve  zuUeii  bkr;  oiuelbaare  fcorten  van 
Dieren  en.PIanien,  waarvan  de  Afrlcaanfcbe  Wildernislèn 
krielen»  en  de  weinigften  rot  biertoe  ontdekt  zyn,  met 
kenbaare  onderfcheidende  trekken  befchreeven  vinden » 
firboQU  hy  zipb  geenszins 9  na&r  h^t  voorbeeld  van,  andere 

Z  4  leer- 


jaS  ■'   'A/sparman's-  •* 

leer*  en  Hevelfiigen  van  liNn^üs,  irtet  dofte  k«nsttnaatfgë 
befcliryvingtii  opgehauden^  maar  alleen  «ullce  •  algemccnc 
lircikclen-  'der-Natuuriyke  Historie  uitgèkoieii  heeft ,  iu 
wëlken^de  menigte  belang  ftelt,tiieVn  de  weetenfcbappeii 
verryken,  en  dfr  opmerkzaamheid  van  het.  ateemeen  op 
cene  aangenaame  •  wyze  bezig  honden-,"  tervvyi  zyne  Na- 
tuurkundige opmerkingen  ook  nóg 'daardoor  eene  nieuwe 
èf\  beflisfende  Waardv  verkrygen,  dat  zy*  menige  fngeflo- 
pene,  en  ze^fs  óp  het  getuigenis  van  beroerarde  Mannen 
rustende,  vóoroördeelen  uit  den  wegrüimfeir^  én  op  die 
wyze  de  groote  rtuishouding  der  Natulir,  geïyk  ool^  de 
Inftinaén,  de   Kunstdrififen  èA   VaardlJMtódeiV^ddr  .Didwa 

Vojfóedigèf  aan  den  dag  leggcri. ^  De  b'ygevoegde'Af- 

beélUWgen-  van  Veelè  Dieren  ,  die  tot  hief  tó«,  of  nog  ia 
•t  gè^héel*  lilët',  of  teh  minden  zeer  gebrekkig  ayn  uitge- 
teelccnd,  verftrekken  ók  Werk  rfct  alleen  tot' fieraad,  maaf 
vfrrmèèrdeife!!  daaretlbovcn  nog  het  voordeel,  derevenge* 
mfirlde  'verbeteringen,  en  zetten  eert' byzonderen  hiister  en 
d«id^yk'hcid  fckii  de  Bèrcihryvingen  by,  t^f\\^\  de  Land- 
kaart', die  de  HttT  Spaf^mafk  van  de  Kaap  de  Ooede  Hoop 
-en  de  Gewesten  door-'hefti  berefed ,  naar^zyne  eigene 
waanieémïrigén ,  en  tiaar  oorfpronglyké  handteek^ningcn  p 
xHe-  hem  aan  dè  fCaapI  dóór  zyne  'Vrienden  eyn  meJege* 
"déöMV  óttïvvförpeo  heeft,  van  's  Mans  kunde-  en  eigen  on- 
dcTv^fniiing'  merkelyke  tekenéh  draagt  <  en  een  fits  te  aan- 
ziwflykjjr- bydra^e  Por  de  Aardryksfciinde  uitlevert ,  hoe 
ïtrtnde'r  rïitteken>ngen*-Wy'  vaiV' Üeezeft-Ui^oelt' van  Africa 
SrfddeiK     -'     ..  •      «'  ''-'^'i  '•»'  -1       •'..''  •  '    . 

^  IZié'daar  Iionfd»3lkèfyk -bét;  lóffeli*-ffèui1genls,  dat  de 
èe^roêrtrte«.jR?ryf^r  Van  dfen  Schryver  eW  de*ïzelfs  Werk'met 
20  '  véd'  recht  en'  rióa^'^Jwclafdé  jtfeeeèvéii  heeft.-  Her  is  ^ 
lWt»*fche«V  fa'^ïradr,  dür  de  VieetSpa^mafi  dit 'Vlferk, even 
ilTSiftyne  vt^orige,  voor^goédé  Holtandfche  düëaaten  fchynt 
geróhtöcvèri'-të  hebbtiti,  »ft?t  peen '  dfc^*wf  een  nadtfelige 
«rtVi^«rktftg'óp  dfe  beWandélW^^lietft^'  en  dat  de  Nedcrduii- 
rch«  ÜimaMê^iv^.  e(yh  cWerkV'dAt  tóöh  indbdöad  van  ge» 
wigt  tiv  belang' is,' ZO' wêPirtët. oplicht  van-^de  vertaaiing^ 
a^-'«ite\t   het  uitierlykti  *«ft<^;den  dr(ïk  betleft,  30  flordig  is 

'   f>cH6ón  Alt- Werk' tf^et^^l  ^tdot  nltri^ekzefen  vatbaar  h^ 
V!.**!*'  de  i5mce.ste"V<'»<itiAÏ«Vp«'fï  fö'omOdgug  ayfi,  en  ons  Vie-^ 
fte*  t«.'1((>^M^»epaa?(i' iis, 'ztVïicn  w^  echter  tot  een  ftaalrje 
JuK^f'mededeelen,.  '^  p:e€ó'  dd-  Schi^yver  heeft  aangettkend 
¥f?te«l'Hj^a  T^rw>if^'w^  fie<ïr  gedö^ifU  wyjmd,    die 


Kiriï».  •.  33P 


onun  Reiziger  i-  wn  Jiet  begin  «yner  teizt  tot  a»  Jiet 
«iDde«  wegens  zyne  Irek-osfen  zeer  ontrust  heeft. 

„Dees,  zegn.lty,-i8  bet  voorheen  osbekende  Dier. 

welk  PBMNANï'kortelyk  befchryft,  en  wfaarvan  hy  tcifenl 
eene  AfbeeWing,  geeft.  Hy  iioetut  hiet  daar  de  tttlckte 
Ifjaena,  en  .houdt  bet  vow  «ene  foort ,   van  .ij*yiaus 

Grafdter;  cants  hyaena.^  oodcrfdwWeii; ^   Hv  eaft 

'tlleeolyk  des  nachts  en.  in  de  d«i«wnia..op  r«)f,uit.  en 
«K>  dra  dezehttKten  aardbodem  bedekii,.  pleegt  byen  troep». 
wyze  en;enkctal.ftroi)peBd*  roW  te  zwerven.:    Dit  Dua- 
beeft  eene  byzondere  e^tnfchapV  «eec  nadceiig  va©r*efr 
•aeWci  hierin  beffaaaide,  dat  het^or  eenen  onajingenmoHai 
to<»l  ^akyd  achzelven  •  verreadr.  '  Zyne  ftem  laat  «ich^ 
*eriyk  op  het  papier  met- wel  ttttdnricken;  doch  om  echter 
asyn  geluid,  eenigarmate  te  hetefeaBe»^  ïois  heteen  aauo 
of  menigmaal  fxxt.ma»),  veik  bet  mtt  een.  toon  van  wan! 
Iioopr  en  wel  .teiltei» ,   na  een  lösfthentyd-.van  eeninè 
jninmiten.TTBpt-eetT-  huilende  wyze.  ujtttoot.,  eh  waardoor 
<Je  ^'at^lUI'•dlt  Dier,  bet  viaaewhHgfte  wan  allen  in  Africa 
noodzaakt,  ayoen- eigen  verrader. es  ayn,  gelylk  de  vergifr 
tigfte  Slang  m. America»  door  het  klapperen  of  latden 
van  haaren.  ftaart,  .zich  voor.  haire  .dbodjyke  beet  zélve 
waarfchouwt.  — —' DeezefTygewélf  .wordt  nu  wel  door 
zyw  gehoU;gedwangBiiv«y»  €i<8ea. verklikker. te  zyn.doch 
daartegen  bean  r Jby.  de  byzondete  •  behertdtgbdd  /  om  de 
fted  van  ainhfre.  dieren  na  «e  bootzen ,  *fto»door  het  he» 
fomwylen  gelukKen,  zou',  .Kalvewn^  Veuiens,  Lammeren" 
en  dergelyfceo- te  bedntgen ,  en.  tot  :zicb  <e  lokken.    Het 
bovengemelde  berhaaide  geluid,  of  gefchwenw  is  waarfchva* 
lyk  een.even  m  nttuarlyk  gevolg  des«  hongeft^afe  w 
geeawen  by. dan ,Menjch,  waaneer,  hy  moede. is,  of waS 
neer  de  mond  y  of  geiyk  mengemeeolyk  pleegt  te  zeeaen. 
4e  tan4en  ons  wöteeen  by  't  geacht  «n.JefckrteifpyïenT 
|eiien  nauurlyfcèq.  grorid^mpet.bet  -ten  minften  heK 
2elfo.de.Jio«e..tOQa  wn/dji  gebuid. geaft  aiy  gelegehheid. 
om  een  ledige  maag .  te  vertndt r(tell«nv     Dat  djt  huiÜ 
«ndmusfchen.  van  de  natour  van  :dit  Dier  öna/fchcidbaar 
I»,  beüoit  Ik  daoruit^k  wyl  een-jwigeTygerwolf,  dku  ," 
•an  de  Kaap-|tzica:heb,  en  welke  iD.2yne»  «dêrften  ou- 
■derdom  door  een  Chinees  aldaar,  tam  was  aemtakt   •  «i 
toen  aan  eenen  .keten  lag,, .des  daags  weJ,  g^yk  men  mv 
verhaalde,  Ihl  was,  «aar  d«i  nachts, WrfS.vnlyfcopS 
by  honger  gevoelde,  zyn  geluid  zeer  dikwyk-Wren  Het. 

iJy  €wuj;e  Ittudfaaewn   of  bowenwooBingeit,,  té^ar-yefii 

2  j    .  I        vc« 


330  A.  SPARIUNS 

vee  is 9  zvfttft  dit  Roofdkr  bytams  tfie  mrditeil  fond.  tn 
hrénfct,  door  zyne  zelfsverradery  /  de  bonden  van  tyd  tot 
tyd  in  bcv?eeging.  — — -  De  Landlieden  hebben  ny  ver- 
zekerd, dat  zyne  list  zo  verre  gaat,  dat  het,  niet  zonder 
gelukkig  gevolg,  in  fchyn  nu  eens  zicb  verweere,  dan 
weder  vlifede,  en  daardoor  de  geheele  Tcbaar  honden  vee- 
leide,  om  eenige  fnapbaanrchooten  verre  van  de  woning  oe 
volgen ,  opdat  de  overige  tygerwolven  daardoor  gelegenheid 
-en  tyd  bekomen,  om  uit  hunne  hinderlaag  los  te hreeken^ 
en  voor  zich ,  zo  wel  als  den  vlugtenden ,  ongehinctefd 
i>iut  te  maaken.    Naar  dat  de  Tygerwolf ,  niettegenftanH 
<le  zyne  grootte  èn  fterkte,  alleen  in  den  uiterfen  nood 
het  waagd,  zich  met  de  Honden  in  den  Oryd  te  bege^ 
ven,  is  wel  een  overmigeod  bewys  Z3mer  fcbiohcid- *-**«-^ 
Even  ZO  min  verftout  hy  zich  Osfen>  Koetjen,  Paarden , 
of  andere  grootere  dieren  aan  te  casten ,  wanneer  deezen 
flegts  de  minde  Tchikking  tot  tegenweer  smaken.    Daar 
tegen  is  de  Hyaena  listig  genoeg,  om  met  groot  gehuil, 
ihèi  en  onvermoeds,  uit  haare  fchailplaats  voon  te  fprin» 
gen,  waardoor  ieder  dier  zo  zeer  verfctarikt  wordt,  dat 
tiet  begint  te  loopen,  wsaiop  zy  het  met  zekerheid  ver- 
volgt,  tot  .dat  zy  de  kans  gunftig  ziet, 'om  hetzelve,  al 
ware  het  ook  een  Trekos,  met  een-eenige  heet  de  boik 
op  te  ryten,  of  anders  eene  gevaarlyke  wonde  toe  t«  bfen- 
gen «  en  op  zodaanige  wyze  in  den  cerften  aanval  zynen 

roof  te  bemachtigen. Om  daeze  redrin  is  de  land» 

man  genoodzaakt,  zyn  vee  etken  avond  uit  de  weide  te 
haaien,  eer  het  donker  worcit^  alleenlyk  grootere  Kudden 
Tlreko^en  uitgenomen ,  welken  men  dag  en  nacht ,  zonder 
hoeder,  hun  voedfel  laat  zoeken  op  dcv weiden,  omdat 
ny  de  bttdftreek  kundig  «n  de  list  der  Uyaena  gewoon 
zyn,  ook  meer  dan  andere  dieren  zich  tegen  eenen  vvasd 

5 emeenfcha^lyk  verdedigen.  Reizende' Ikden  inc^ended, 
ie  zich  niet  lang  kunnen  ophouden*,  lyden  door  het  wei> 
den  des  nachts  fomtyds  groot  verlies ,  byzoader  wanneer 
de  osfen  nog  jong  zyn,  en  Kgt  fdniw  worden. 

^  Dewyl  ik  op  myne  reize  niet  meer  dan  een  fpan  Os» 
fen  had ,  die  daarenboven  n<^  ligt  fchow  werden  ea  aan 
^r  loopen  geraakten ,  zo  waagde  ik  het  zeer  zelden ,  hea 
ftes  nachts  te  haten  graazen.  Want  myn  voomaame  oog-* 
merk,  om  Kruiden  te  verzamelen,  liea  my  niet  attyd  toe» 
om,  gelyk  de  Roeren,  des  nachts  te  reizen,  eu  over  dag 
myne  Osfen  op  de  weide  te  laaten  gaan.  Dewyl  ik  du^ 
maar  des  morgens  en  des  avonds  Icou  reizen ,  za  was  de 

inid' 


RftICJI. 


S3^ 


ibiddagtyd  tot  het  gntscn  iriec  genoegnan,  ook  wc^cm 
de  fterke  bitte  niet  bekwaam  daartoe.  Daarenboven  bad 
ik  menigmaal  het  verdriet,  dat  de  Voerman  van  myn  Os^ 
ièQ»an,  die  bet  vee  op  de  weide  had  betaooren  te  hoeden^ 
by  dat  werk  in  flaap  viel.  Hierdoor  verlooren  wy  telkeng 
üiet  alleen  verfcfaddtil  uuren  ^  maar  wy  waren  ook  fomr 
tyds  gebeele  dagen  becorgd,  hoe  wy  onze  Osfen  zouden 
wedervinden,  en  moesten  niet  zeiden  te  paard  en  te  voet 
bergen  en  dalen  doorkruisfeo  om  ze  weder  op  te  zoe»» 
ken.  »  '  ■ '  ■  Gedonrende  myn  verblyf  by  het  btd  weid 
«yn  rypoard,  benevens  anderen,  die  daar  by  waren»  eene 
des  nachts  voor  eenen  Avondwolf  zo  verfchrikt,  dzt  zy 
de  bosithen,  atn  welken  zy  vast  gebonden  waren,  met 
de  woneis  uit  den  grond  fcheurden ,  en  de  vlucht  namen>, 
maar  eerst  den  volgenden  avond,  hoewel  onbelcfaadigd:» 
weder  gevonden  wierden.  Vaelligt  hadden  zy  zich  door 
loopen  gered ,  of  waren  eindelyk  moedig  genoeg  geweest» 
om  aan  het  fteiie  afhangen  van  een  berg,  die  e^  naanv 

dal  infloot ,   halte  te  maakea. Het  kan  ook  zyn , 

dat  de  Hyaena^  gelyk*  onze  gemeene  wolfen,  flegts  in 
het  open  veld  ftout  is,  want  van  deeze  laatften  zegt 
men,  dat  zy  uit  vreeze  voor  liinderkage. en  van  beloerd 
te  zuilen  worden,  den  geenen,  die  zyn  toevfaigt  tot  een 
woud  aeant,  niet  vervolgen.  Het  gevaar,  van  myn  paart 
te  verliezen ,  bewoog  my  intusfchen  om  tegen  eenen  jbd 
verdrietelyken  en  waakfaamen  vyand  alie  mog^yke  voor« 
richtigheid  te  giebruikea.  Ik  was  ook  zo  gehikkig  dat.ik 
op  myn  geheele  «eizc  door  zyne  groote  arglistigheid  en 
vraatzucht  niets  verloor.  ■  '  ■<■  De  Hoctentotten  zehren 
badden  my  beleden  dat  fonraiigcn  onder  ben  bet  zicb 
nog  erinneren  konden,  boe  dit  dier  zo  diiist  was  ge- 
weest, om  ftil  in  hunne  hutten  te  fluipen,  en  zelfs  hunne 
iLinderen  weg  te  fleepen.  Doch  tegenwoordig  gebeurt 
cttlks  niet  meer.  Het  ichietgeweer  fchynt  thans  dseze 
en  andere  gevaarlyke  roofdieren  gelecid  te  bebben»  om 
voor  de  menichen  te  vreezen. 

,5  De  volgende  gerchiedenis  van  ^nen  Tygerwdf ,  die 
men  *my  uit  eene  befchryving  van  de  Kaap  de  goede  Hoop 
vertelde,  vah  my  hier  by  in:  zy  is  ten  minOen  zeer 
kortswylig;  indien  zy  ook  al  zo  gantsch  geloofwaardig 
niet  mogt  zyn.  ^"  ■  ■  By  gekgehheid  eeuer  vroolyke 
maaltyd,  niet  verre  van  de  Kaap,  bad  men  een  Trontr 
petter^die^te  veel  drank  gedronken  hebbende,  ftompdroop 
ken  was  geworden »  des  nachts  buiten  de  deur  gelegd^ 

op- 


33»  A«.SEMlBUiN*S 

opdtt  hy  vedetten  en  vaiT  syn  roes^bekoinen  zou;  Doch 
bet  duurde  mctilaog,  of  'er  k<Vam  een  Tygerwolf,  die 
den  goeden  rmh  op  den  rug  v^erp ,  gelyk  een  dood  )yk 
ais  een  goede  prys  voortüeepte,  en  naar  den  kant  des 
fTafélbergs  fpoedde.  Middelerwyl  kwam  de  Speelman  door 
den  drank  bedwelmd «  weder  by ,  en  had  nog  bewustheid 
genoeg ,  om  het  groot  gevaar ,  waarin  hy  zich  bevond  ^ 
te  bemerken »  en  op  zyue  trompet ,  welke  hy  aan  zync 
«yde  gebonden  had,  alarm  te  blaazen.  Oit  joeg  het  roof» 
dier*  zodanigen  fchrik.aan^  dat  bet.zynea  roof  vediet* 
jien  ander,  din  een  tromi^tter,  zou  ouder  df eze  omftan- 
dtghedcn  zekerlyk  een. buit, der. Hyaena  geworden  ayn. 

^,  Ondertttsfcbeó  is  bet  onloochenbaar  eo  eea  ieder 
jwel  bekend,  dat  deeze  wolven  zich  bykaos  in  eiken  dort* 
Jcerèn  nacht  by  de  vleescbhal  in  de  Scad  aan  de  Kaap  de 
Goede  Hocrp  vertoooen,  om  de  beenen^  vellea,  en  andere 
4ifvaUen ,  in>  menigte  aldaar  weggeworpen ,  op  te  neeten 
of  af  te  haaleo^  »  ■■  Voor  deezcn  dienst  betoonen  de 
finwooneis  ♦  «icli  door -<le  onbepaalde  Vryheid,  welke  zy 
'huü  tot  .zodanige-  nacfatbezoeken/.{^ven,  dankbaar:  de 
honden^  zegt  men,  hebben  zich  aan  hun  gezelfchsp  ge^ 
iwend ,  en  legiten  iiun  insgdyks  geen  hindernis  in  <^n  wegw 
'Ën  wyl  deeze  roofdieren  op.  zodaoige  :.wyze  by  de  Stad 
:gevoedten  in  .rust  gelaaten  worden,  zo  hoort  meo  ook 
•daarentegen  zelden  dat  zy-eenig  .fchaade:doeq.  . 
-•i^s  In  de  verbiaazfende  gulzigheid  deeaer  dieren  zelve 
:heeft  intusfchen  de  Godlyke  voorztenigfaeid  een  doorflaaa^ 

.bewys  haarer.  wyzc.  fchikkinge-jijetoondw  De  velden 

rnmdom*  de  Kaap  zouden  zekerlyk  riret.geiaamten  ^Q,been« 

deren  tot   wialging*  en  afkeer  toe. ais  bezaaid  zyn,  iwyi  zo 

Vfiele  en  ulryke  troepen  gsootere  en:kleinene  wilde  dierea 

aldaar  huniVoedfcl  zoeken  enTvtn  tyd  ttottyd  fterv^^ 

byaldicn.niet  de    Tygerw«lf  dcpoficiobcdiende  dec  N:ï» 

'tuur  was,  die  haare   fchouwplaats  danrxan  reinigt;  wanp 

Oe)  Leeuwen ;  TygBr$  en  aodereu  vseéten  g^eoe  beende^ 

ren,  en'raaken  niet  gaarn  aas  aan.  -~—  Daartegen. dic^ 

nen  zy  de  Natuur  op  andere  wyzen^zyitouden  de  overige 

•dieren  waakfaam  eh  dragen  om  Tan   andere  oogmisrljen^ 

"Welke  de  vt>or?Jenighaii  dooc-  hen:  bereikt,  niet  ie  fpree- 

ken ,.  benevens   den  mensch.  veel  daartoe  by ,  <m  de  veri 

•nïeerdcring  van  het  dieretïryk  ia  hehoorly|c  evenwiclit  <Dec 

de  vermeerdering  van  het  planteuryk  te  behouden,  opdat 

•bet  eerfte  zich  niet  verder-  uitbreide  dan  dk  in  (laat  is 

iierea  te  voeden ,  eodat  het  de  nodige  vnortplaniiiig  dt^of 

'    »  '         '  zaïi^ 


ItET2B. 


S33 


Eaalen.tilet  liindere,  en  .bygcvolg  niet  door  eene  gant- 
fchelyke   vertcering  van  hetzelve  zich  zeJvcii  door  tnaimcl 

en.  honger  uitroeije.  -^ Hierom  vindt  men,  niettegen^ 

fhande  de  grpote  menigte  van  wilde  dieren,  zeer  zelden 
beenderen  van  hun;  maar  van  Hyenen,  gelyk  ook  van 
ïygèrs.  Leeuwen,  SjakaJs,  wilde  Katten  en  wilde  hon^ 
den  nooit.  Om  de  vloeren,  welker  reiniging  de  God  dei 
Natuur  hun  tot  een  bezigheid  heeft  opgelegd  ,  door  huti 
eigen  averfchot  niet  zelven  te  verontreinigen;  gaan  dtüzé 
ïygerwolven,  wanneer  zy  zich  kraak  of  gebrekkig  voe* 
len,  niet  uit  hunne, holen,  maar  verwachten  daar  onder 
Stuiptrekkingen  en   honger    dtu  dood,  om  aan  de  laatfte 

wet    der    Natuur   ook   te  gehoorzaanpen. Hierby 

moet  ik  nog  aanmerken,  dat  de  Tygerwolf,  hoe  onge- 
luoflyk  veel  by  vreeten  kan,  zo  ook  in  ftaat  is,  om 
gant^ch  buitengewoon  lang  te  hongeren ,  voegt  men  zyne 
tameiyk  groote  bloheid,  om  levendige  dieren  aan  te  tak- 
ten,  bierby,  zo  ziet  men,  dat  zyne  vraatgierigheid 
voomimelyk  maar  daartoe  dient,  om  dat  geen,  't  welk 
ia  het  dieren ryk ,  wegens  ouderdom  of  krankheid,  of 
verminking ^  onbruikbaar  is,  benevens  het  ultvaagfel ,  aas 
en  beenderen,  gttWk  ook  veeJlicht  bet  overtollige  deszelfs 
te  veiteeren  ,  maar  de,  bronneu  ,  waaruit  Iw  nieuwen 
aanwas  krygt,  juist  geene  beduidende  verwoesting. van  hec- 
zeive  te  vreezen  hebben. 


Toomclpoezy  van  nioolAas  simon  van  wintkw   en  lü- 

CKETIA    WILHBLMIIVA    van   ftlKRKfiN.       T^VCCds.    Dcd,       Tc 

Atnflerdam^  by  -P.  J.  Uylenbroek,    /«  4/0.  458  bladz. 

De  Kunstkundige  Heer  van  Winter  en  zyne  niet  minder 
beroemde  Huisvrouw , .  Mej.  van  Merken ,  bieden  de 
Natie,  in  dit  deel  Hunner  Tdoneel  Poëty^  de  vruchten 
van  hun  edel  Diclitvermogen  aan.  VVy  zullen  dezelve  at 
zonderlyk  befchouwen,  daar  zy  zeker  meer  dan  een  op» 
pervlakkig  iözien  verdienen. 

De  klimmende  jaareo  van  den  Heer  van  JFinter  fchynen 
«yn  Ed.  t«  verzekeren,  dat  de  Menzikof  zyn  lantfte  dich- 
terlyke  arbeid  is,  dien  hy  zyne  Deugd-  en  Dichilievende 
Landgenooren  aanbiedt.  Menzikofs  lotgevallen  zyn  in  de 
Gefchiedenis  van  Rusland  zeer  bekend. '  Een  man ,  die  uit 
de  laagte  van  een  geringe  geboorte  tot  het  toppunt  van 
eare  opfteeg,  eu  van  daar,  in  eene  diepte  van  verneder 
•      '  ring^ 


134    N.  S.  VAN  WINTER  SN  U  W.  TAN  U&tKEN 

mg ,  ak  baHMg  nedemmiicick.  D&  TreurTpel  ftek 
voor 9  in  zyne  baUiogrcbap ^  in  het  akelig  Siberië,  naa  het 
afRerven  zyoef  vrouw  en  dochter,  niet  zynen  zoon  en  an- 
dere dochter,  Iwan  en  Eudoxc  genoemd.  Gustaaf  Biron , 
«mder  den  naam  van  Confiantjn^  vergezeld  door  eenea 
Bazilitts ,  zyn  vertrouwde ,  (bekken  hem  tot  gezelfdiap  , 
terwyl  Conftamjn  verUefd  is  op  Emdoxe.  Akxis  ^  een 
geweezen  Luitenant  onder  Afenzihf^  maar  zins  lange  uit* 
ta^,  komt  de  plaats  van  Mtnzikofs  ballingrdiap  door» 
leizen,  en  flaat  hem  de  redding  van  zynen  zooo  Ivan 
Toor.  Biron ,  hun  geheel  onbekend ,  die  lang  reeds  werk* 
zaam  was  geweest,  om  Menzikoffs  zaaken  te  herRelten^ 
houdt  zo  ved  mogelyk  de  voortzetting  van  Iwans  vlucht 
tegpu ,  terwyl  Iwans  edele  tnboföt  van  zelfs  neigt  om  zy« 
oen  vader  en  zuster  niet  te  verlaaren :  hierop  raaken  Iwan 
'en  Conftantjfti  uit  hoofde  van  Birons  geheimhouding  om« 
trent  zynen  naam,  in  twist,  welke  zo  hoog  loopt,  dat 
de  zwaarden  uit  de  fcheden  raaken.  jlUxis  fcheidt  faun^ 
en  maatigt  de  woede  van  Infan.  Dy  de  verzoening  van 
twan  en  Canftantjn^  ontdekt  de  laatfte  zyn*  waaren  mam; 
en  Bazilius  bericht  gebragt  hebbende  van  de  aankomst 
eeniger  vreemdelingen,  paat  Biron  zulks  onderzoeken,  en 
keert  te  rug  met  it  tyding,  dat  Dólgorukki^  die  den  val 
van  Menziküf  aan  het  Hof  van  Petersburg  veroorzaakt 
hadt,  met  zyn  gezin,  als  balling,  die  zelfde  nlaats  nadere- 
de,  en  het  nog  heuchelyker  bericht,  dat  Menzikof  htX'^ 

fteld  wierdt  in   zyne  eer.  '  Deeze  tvding  doet  den 

ouden  Menzihaff  zodanig  aan ,  dat  by  fterit :  zyne  kinde* 
ren  zegenende^  en  zelfs  aan  zyn*  vyand  Dolgorukki  ^ 
wanbedryf  vergeevende.  *t  CharaAer  van  Menzibif^  in 
dit  Treurfpel,i8  wat  zagt  aangelegd:  't  Is  waar,  de  Dicht- 
kunst ftaat  het  verderen  vry,  maar  een  Menzikof,  in  de 
gefchiedbladeren,  zo  uitfteekend  in  fnoodheid  ais  groot* 
heid,  zt»  geheel  Christelyk,  zo  geheel  bevryd  van  zyn 
voorige  ztehgebitken  te  venoonen,  is  de  waarfcbynlykheid 
wat  veel  gevertó:  wy  ftaan  toe,  wy  zien  den  vemedeiw 
den,  den  ongelukkigen ,  den  ouden,  den  ftervenden  Mefu 
zikof^  maar  met  dat  alles  moet  hy  de  groote  man  en 
Menzikof  blyven.  Mogelyk  vormen  wy  ons  ook  een  wat 
te  groot  denkbeeld  van  Menzikof,  en  dat  het  dus  al  zett 
moetlyk  zou  vallen  aan  die  wydgaapende  verwachting  te 
voldoen.  Ondertusfchen  bevalt  ons  het  CharaAer  van 
lyfsn-  uitfteekend.  Geheel  jeuedig,  geheel  Rusfisch.  £u^ 
doxê  i»  een.  beminlyk  gioot  Cbaxafter,  gelyk  ook  dat  van 

Gtt$^ 


XMNBEL<^POBST«.  335 

Gustsaf  Biron^  beide  viy  fcerk  ukkomende.  Dat  van  ^« 
üxit  is  dankbaar^  en  de  Dkhcer  beeft-  het/eive  in  een 
tievalUg  licht  gepiatut:  tenryl  dat  vaa  Nntalia  niets »  en 
dat  van  Baztliis  weinige  bedaidt.  In  bet  vierde  Bedryf, 
Viefde  Tooneel»  liebben  wy,  net  den  grootften  fmaak  en 
deeloeenuDg^de  opryi&ende  gramfeiiap  van  Iwan  waargeno- 
mes; dit  l^neei  verdient  op  zkb  zelve  de  bewonderende 
goctteuring  van  allen,  die  gevoel  hebben  voor  het  cha- 
laAeriaeerend  fchoon  der  Toonec^Ipoëzy. 

Imuzc  ^Arlac^  een  Treorfpel  van  Mej.  van  Merken. 
folgt  op  den  idenxikif\  een  Stak,  overvloedig  in  ftaai» 
heden,  en  vol  aandoenlyke  trekken,  dat,  ten  tooneele 
gevoerd,  door  ayoe  levendigheid  buitengewoon  bebaagea 
sal.  LmMC  d^Arlac  is  eene  vercierde  Perfoonaadje,  die 
zeker  veel  belang  verwekt  door  de  kundige  wyze,  waar* 
op  sy  ten  tooneele  verfchynt;  doch ,  juist  door  dat  belang 
loopt  Dominicui  de  Gourges^  die  voortreffelyke  beid, 
nioder  fteik  in  bet  oog ,  dau  xyne  uitAeekende  moed  ver« 
dieode,  fchoon  wy  wel  bezeflRm,  dat  de  daad  van  de 
GatÊTges  op  zich  zdve  «traarfchyolyk  geen  «enoegzaame  (I0& 
h  voor  een  TreurTpel  zou  opleveren^  De  Gaurges  is  in* 
tusfchen  een  fraaije  rol,  en  de  Franfche  aarc  is  keurig  in 
zyn  Charaéler  bewaard.  Louïze  dArlac  is  zeer  bevallig 
gelchecst.  Oiocara  is,  onzes  oordeels,  bet  fraaist  van  aUt 
gefcbHderd,  en  in  iiem  bet  cbaraAer  van  een  Indiaans, en 
vaoeen  eddnioedigcn  ^  doch  hoopeloozen ,  minnaar  voc^beel* 
dia:  waargenomen*  Satouria  en  Olinde  zyn  beide  fraai 
bnandeld,  doch  Adusta  voor  cenen  zo  woesten  Indiaan, 
op  fomai^  phaczen,  zagt  genoeg,  fchoon  bet  Charafter 
by  de  ontwikkeling  meerder  ilevigheid  krygt,  -^  Eene 
aanmerking  is  otis  onder  de  Leeziog  ingevallen:  naamdyk^ 
in  bet  acbcfte  Toooed  van  bet  tweede  Bedryf»  bk  1344 
vraagt  OHmU  aan  Lomzcm 

^  Mêat  woêrom  hiU  ge  u  toch  na  dU  gefeest  begeeveiu  ?** 

Wy  bekennen ,  de  Leezer  of  Aenfchouwer  moet  onder* 
recht  worden^  waarom  Louize  na  CharUstown  vertrokken 
was;  doch  is  deeze  vraag,  in  den  mond  vau  Olinde^  by 
4vie  Louize^  reeds  een  geruimen  tyd,  gehuisvest  badt, 
geheel  natuurlyk? 

Sebilh  van  An)ou  is  het  tweede  TreurTpel  van  Méj. 
"tan  Merken  in  deezen  bundel.  Die  ongelukkige  ^oningin 
^raa  Jerufaletn  vertoont  zich  in  dit  (luk  io  een  zeer  be« 

min* 


/ 


.  jj6  N.  s.  V.  WINTER.  KN  L.  w;  v^aiburen,  toon.  pökzy# 

ininnelyk  daglicht,  als  een  Vorstia,  die  voor  haarc  onge^» 
lukklge  Ondordaaiien  eetie  mbedcrlyke  2org 'draagt »  eo  als 
céne  getrouwe  Kchigenoot  voor  haaren  gevangen  Geoiaat 
utle  poogin^en   ter  zyner  redding  aanwendt.     Het  Cba^ 
rafter  vzn'SeMU  is  meesterlyk  gefchilderd.    Zy  is  overal 
Vórsiln ,  en  tevens  eeue  icderhariige  Gemaalin.  't  CharaAef 
van  Gut  van  Lufignan  en  baar  Ëchtenoot  is   behoorlyk 
volgehouden.    MóUzcndt  en  Elhc  zyn  raamelyk  bclang- 
ryk.    Het  edelaartige  in  het  Charaéter  van  Humfm  ftraalt 
op  alle  plaarzen  door.    HcracHus  is  een  Gryzaard  vol  ge- 
gronde  bekooitnering,   docb  die,  onzes  acbtens,  in  het 
eerst  een  weinig  te   veel  hei  voorkomen  heeft  van  agter* 
dochtii;  te  zyn,  terwyl  zyn  vermoeden  omtrent  Raimand 
waarlyk  gegrond  is.    Kaimond  is  met  de  verdiende  haate- 
lyke  kleuren  afgemaaid.    Saladyn  heeft  zeer  vecle  bemin* 
celyke  trekken;   alleen  is  hy  fomtyds  niet  wat  gemeen- 
zaam' voor  ttxï Sultan  met  zyne  hovelingen? BI- 336— 338 

vertoont  hy  zich  in  zyne  volle  grootheid.  Van  de  overi. 
ge  Gharafters  valt  niet  zeer  veel  te  zeggen,  't  Beloop  van 
het  geheele  ttuk  is  fraai ,  en  treffend ,  terwyl  'er  eene  def- 
tige naatigheid  in  heerscht ,  die  het  zelve  met  recht  onder 
de  Vorstlyke  Treurfpelen  rangfdükt. 

Het  vierde  en  laatlle  Stuk  in  dit  Deel  draagt  den  naam 
van  Gclotiidó^  en  is  mede  van  Mej.  van  Merken*  De 
Liefde  van  een  Moeder  voor  haar  Kind  is  met  de  fterkfte 
en  fraaifte  kleuren  in  dit  ftuk  gefchilderd:  baar  CharaAer 
heeft  iets  eorwaardiga,  en  haar  droefheid  is  zo  edel,  dac 
ey  de  bewonderende  goedkeuring  van  de  beminnaars  der 
Tooneelpoëzy  moet  wegdraagen.  Van  Eurimedon  ziet 
men  niets  dan  grootheid,  terwyl  Leotichides^  Philocks  en 
de  Raden  van  Athene ,  een  friaije  verfcheidenbeid  vao  Gha- 
rafters opleveren.  Myronides  is  by  uitftek  keurig  behan- 
deld: Hezioné  en  Iphidantas  voldoen  ons  tamelyk ,.  doch 
zyn  natuurlyk  minstbelangryk.  Het  geheele  Treurfpel 
fmaakt  ons  uitmuntend,  en  wy  fchroomen  niet  het  zelve 
als  een  Meester.iuk  aan  te  pryzen,  dat  de  Dichteres  eo 
deeze  Natie  eer  aandoet. 


D^ 


MtDBAutoxMi  HKËmmMi  tcnOomvtG,       |§f 

m  : J 

I>è  NidtrUméfche  Dichtkundige  Schüuwburp.    Mn  Plaaten.  Bet^ 
.  fit  Deek    Te  Amfifrddm^  ^^Slwe  en  Langeveld»  1780.    In 
tvêé  316  hiêdsk 

D 


Üicbtkiindtge  Scfiouwburg  Wordt  gijpend  met  drie 
Tooneeinukken»  waarvati  hét  eerfte  den  goede  Vertanling  ü 
van  het  Blyfpel  /  OuJltleJahS  ohfïacle^  van  Deitouches.  Dë  iWeè 
laatllen  zyn  heide  oorf{)rong]yke  Stukken.  Het  eene  draagt  dén 
UBAtü  van  SefhtUm  MtmehtwH,  iVerthetf  een  fehtirtientee!  min- 
naar» is  hevig  vefUefd  op  Eu^enia^  de  Dochrer  van  Stbaldun 
ee  1  matt ,  wiens  hoofd  vol  is  van  allcfhande  dweepzicke  begrip» 
j)enf  diehy  uic  den  mysterieufen  Reew  gehaald  heeft.  De  feil* 
ttmertteele  denkbeelden  van  fVerther  ftrocken  maar  geheel  niet 
niet  de  ideën  van  Sebaldus*  Se'jaldus  fluit  zyn  Dochter  op  in  ^n 
tuinhuis»  Waar  I4^efihef,  in  een  mand  door  dén  fdioorften  neer- 
gelaaren»  haar  komt  bezoeken:  doch  zy  worden  overvallen  doof. 
Vader  S^baidus .  die ,  by  het  mkomen  van  het  vertrek  t  In  den 
inaod  neêrtüimelt,  die  oogenbliklyk  wordt  opgetrokken ,  en  di:S 
vaan  Sebaldust  Wiens  hoofd  lang  met  denkbeelden  van  vergees*^ 
telyktng  enz.  vervuld  Was  geweest ,  ten  Hemel.  Dit  behaagt 
hem  geheel  niet,  en»  onder  voorwaarde  van  hét  Huwlyk»  tus^ 
ichen  'V^thet  en  Eu^enia ,  te  zullen  toeftaan ,  wordt  hy  neder- 
gelaaten»  't  Beloop  van  het  Stukje  is  niet  onaartig:  fcboon  'er 
nog  al  vry  wat  aanmerkingen  van  gewigt  op  te  maaken  zym 
Immers  zou  men  met  riecht  verwachten  f  dat  een  Zotskap ,  als 
Wen  fier  ^  in  een  nog  béfpottelyker  licht  zou  voorgefteld  fcyn;  en 
is  het  w^  nuttig,  iemand,  zoylhoofdig  als  hy,  met  vollen  glans 
te  laaten  zegepraalen.  Het  cbaraAer  van  Seoaldus  is  2eer  fraai  ^ 
doch  VrOaW  Sntvs  is  eene  vreemde  Moeder,  en  't  geen  zy  bF, 
a5X  en  353  verhaalt,  komt  ons  onnatuurlyk  voor  in  den  mond 
Vtti  een  Moeder,  en  Is  in  lang  na  niet  dectm  genoeg,  gelyk  ook 
veele  praatjes  van  iJzette.    De  rol  van  Lodewyk  is,  op  zommige 

Esatzen,  een  weinigje  geoutreerd.    Met  dat  alles  raaden  wy  den 
Icbter,  in  dat  vak  te  blyven  werken ,  daar  hy  zeer  geichikt 
Ichynt  te  we^en  tot  het  Blyfpeh 
Het  Naaftukje»  de  Verwarring t  is  zeer  korti  en  betekent  niet 


.]IiDfKX.«N«ALG'.L£Tr.iia8«  Aa  De 


S3S'  -  BE  OSy^AAPEND»  UITTOGT. 


De' jrewaapende  üittogt.  Tomeeifpel^  in  drie  Sedryyen.  Door  h 
vAN^PANOE&s.  Te  jimfierdam^  by  A.  Van  der  Kfoe  en  A. 
Capel.    Behalven  het  Foorberichtt  94  bladz^  in  oBwo. 

ir  en  Tooneclfpel,  ingerigt  naar  de  tegenwoordige  tydaomfiatlL 
^^  digheden »  die  ook  aanleiding  g^eeven  hebben  om  bet  zelve 
te  vervaardigen.  De  Hccren  yryhart  en  Eelhmrt  zyn  braave» 
weldenkende»  bedaarde  Patriotten»  wier  Kincleren  ook  in  dien 
linaak  opgekweekt  zyn,  en  welke  denkwyze  der  Vrouwe  van 
Vrshart  insgelyks  eigen  is.  De  Heer  Dwineton  9  beoevensdes- 
ZJlfs  Zoon  ,  ^ntonie ,  en  Juffrouw  Fel »  Zuster  van  Fryhan , 
zyn  eigenbaatige  menfchen ,  die  zig  de  zaak  des  Vaderlands  niet 
aantrekken ,  en  alleen  een  vuil  eigenbelang  beoogen.  By  deeze 
Pcrlbnagien  komen  in  dit  TooneeUluk /log  Catryn.  de  Dienst - 
maaj^d  va'i  Fryhan,  benevens  haar  Minnaar  Hendrik ^  die  mede 
Patriottisch  denken.  — —  Karel ,  de  Zoon  van  Fe  hart  ,  ca 
jlnianie ,  de  Zoon  van  Dwin^ton^  (laan  beiden  als  Minnaars  na 
't  bart  van  Elizs ,  de  Dogter  van  yryhart;  haar  hart,  fchoon  nog 
niet  bepaald,  helt  cgter  over  tot  Karel;  hoewel  Juffrouw  F^/  haar, 
ten  vourdeele  van  Antunie^  zoekt  in  te  neemen.  Eene  bykomen- 
de  omftandigheid  brengt  bier  eene  volftrekte  beOisfing  te  wege: 
Karel  is  mede  onder  de  Manfchap,  die  gewapend  zal  uittrekken, 
ter  handhaavinge  der  Vryheïd;  en  by  die  gelegenheid  verklaart 
zig  Elize  uitdruklyk  voor  hem.  — -  Deeze  gewapende  uit- 
logt is  het  hoofdonderwerp  van  dit  Tooneelfpel ,  het  welk  de 
Heer  van  Panders  in  het  tweede  Bedryf  begint  te  doen  werken. 
De  Dienstmaagd  Cairm  openbaart,  met  aandoening,  aan  Juffrouw 
Vryhart.  dat  haar  Minnaar  (laat  uit  te  trekken;  in  eén  daaruit 
voortvloeiend  gelprek,  geeft  de  Heer  Fryhart  te  kennen,  dat  hy 
zodanig  een  uirtogt  goedkeurt,  al  ware  't  ook,  dat  zyn  2iOoo 
Wiilefn  daarin  betrokken  mogte  zyn.  Onder  dit  gefprek  komt 
Kaïel  en  meldt,  hoe  hy,  benevens  zyn  Boezemvriend /Ti/irtii, 
jnids  der  Onderen  toedemmlng,  hun  woord  daartoe  gegeevea 
hadden  ;.  verhaal cude  te  gelyk  ,  hoe  zyn  Vader  Eeihart  zulks 
jïjocdgekeurd  had.  Het  ontvangen  berigt  doet  de  Ouders,  e^ 
bovenal  Eihe .  zeer  flerk  aan ;  welke  aandoening  met  de  komst 
van  fVi  Ufn  zei  ven  nog  merklyk  toeneemt.  Deeze  verkrygt  infr. 
gclyks,  na  dat  hy,  op  's  Vaders  voorftel,  getoond  heefl,  dat 
geen  onbezonnenheid ,  maar  bczef  van  verpligting ,  hem  hiertoe 
gebragt  heeft,  der  Ouderen  toeftemming;  waarop  in  de  verdere 
Tooneelei  van  dit,  en  het  derde  Bedryf,  de  daartoe  betnekke- 
lyke  onderhandelingen,  met  eenige  tusfchenkomende  voorvallen, 
en  't  laatfte  affcheid,  ontvouwd  worden.  In  één  derzelven  ver- 
klaart zig  Elize  aan  haare  Moeder  voor  Katd;  en  in  een  ander 
geeft  zy  haar  woord  aan  Karel  zelven.  Zommigen  dier  Too- 
neelen  brengen  ons  wyders  onder  bet  oog ,  hoe  Dwington  al- 


DB  GEWAAPÈNife  VXrlbGV^       '  3^ 

leenlyfe'aarigèflaan  hébbe,  op  het  Huwelyt  van  zytusn  Zoon  mee: 
Elizüt  om  dat  hy  wist,  dar  haar  van  ter  zyde  ecnc  groore  Er-: 
fenis  ten  deel  :^u  valleri^,  waarvan  hy  onderrfgt  w^  door  fuf- 
ft-ouw  Fel ,  welker  haatlyk  en  verraderlyk  gedrag  ten  duldeJyfc.. 
Re  ten  toon  gefterd  wordt.         ■  ■     In  alle  deeze  opzigten,  zo 
in  het  hoofdonderwerp ,  als  in  de  tusfchenkómende  gefchiede- 
nïfifen  ,  die  het  Spel  verlevencFfgen ,  beeft  de  Heer  van  Panüets'. 
de  natuur  vry  wel  in  agt  genomen  ;  en  bdvenal  heeft  hy  de 
aandoeningen  der  belanghebbende  Perfooncn  ,  zo  in  de  ontdek- 
king, als  in  de  verdere  onderhandelingen^  en  byzonder:by  het . 
laame  affchdd  ,   eigenaartig  deen  werken.  -^ —    Wy*  zeggen, 
nog  eens :  een  Stukje  voor  den  legenwoördigcn  tyd !      ^^ 


Delia  en  MekUe.     Too^eelfpel;   door  wiilem  liWfME.     Te  Am-' 
Jlerdamf  by  P.  J.  Uylenbroek,  1787.     In  8vo.  éi  hladz. 

"F  en  oorfprongelyk  Tooneelfluk  dient  met  recht  meer  de  by- 
zondere  aandachtj  dan  een  aantal  voortbrengzels  uit  vreem- 
de Lanvien :  vooral ,  daar  het  gevloeid  is  uit  dezelfde  Pen ,  als 
"het  Werkje ,  jgetyteld  ^  Dankbaare  ,  20  gunftig  by  de  Natie. 
(jnt,vangcn,  Hqt  beloop  van  het  Stuk  voldoet  ons  over  het  al-^ 
gemeen  wel  ,  doch  djc  neemt'  niet  weg;  dat  wy  céni|:c 
aanmerkingen  hebben,  welke  on^'van  genoegfeaamen  grond  t&- 
fchynen,  om  .?e  aan  het  algemeen  mede  te  doelen.  Wy  vin- 
den het  vreemd  i  dat  Mevrouw\^^/m&ttr,  bl.  ^2  ^--Melaidê  ai-. 
leen  in*  den  tuin  Iaat  gaan-,  daar  het  meisje  ,...naa  ^eenen  zo 
flechieoinachti.en  ip  zo  groote , zwaarmoedigheid ,  wel  degel) fc 
het  gezelfchap  van  MevrQUw  Éelmoiir  noodig  hadt:- 'nïaar  'Vr 
moest  een  ge(pfck,.tusfch€n  haar  en  Jamsj  voorvallen.  Steekt 
het  niet  wat  fterk  door-,  dat  Mevrouw,  fiff/wcttr,  daarom  alfééi?'; 
blyft:  en  wat  zullen  wy  zeggen  van  de  reden,  die ^7wn2>j*voop 
zyn  vertoeven  geeft,  l^l.-Sö-  Het  tweede  Bedryf  voldoet  ons 
in  bet  geheel  het  minffe  ,  en  fchynt  ons  eenigzins  gemaakt  ló 
aq^n ,  om  het  Stuk  de  grootte  van  vyf  Bedryven  te  doen  heb* 
ben  :  althans  wy  gelooven ,  dar  de  Heer  Imme  de  ftof  van  't 
tweede  Bedryf,  zeer  gemakkelyk  in  ó(^n  aanvang  vim  het  der- 
de zou  hebben  kunnen  verwerken.  1$  ook  het  'vertrek  van 
Sanjon^  bl.  58 ,  nauiurlyk;  ïs  de  reden  van  genoegzaame  kragt) 
daar  Jamei  de 'man  is  ,  die  hem  mogclyk  bLTicht  zou  kunnen 
geeven  van  zync  Ddia.  Onze  Natie  zal  over  't  geheel  w-^l  te 
vreden'zyn,  dat  Delia  zo  gelukkig  herflclr,  en'uitgehuwlykt 
wordt  aan  haaien  verleider  Bevfon,  Dit  geeft  een  aangenaam 
einde  ,  maar  dwaalt  de  Natie  hier  niet  ?  of  liever  ,  doen  onze 
Tooneeldichters ,  zo  zy  wezendlyk  nut  met  het  Toeneef  bedoe- 
Jen ,  'er  'wél  aan  ,  dat  zy  'zo  infchikkeJyk  zyn  ,  voor  de  in'  dit 
Stuk  20  'goedaartige  geKcItenis  van  onzen  Landaart  ?    Althans , 

A  a  2  zou 


pg>  Wt  HOftt  pauk  W  AOKLAb^ 

9f}u  ecna  ftervende  ^elh  ♦  nn  het  dnde  vtn  dit  Stuk «  ^ 

indruk  hebben  kunnen  verooqiaaken  op  het  hart  van  de  A;  q. 
ichouweri,  dat  mislchien  d^  gevaarlykbeid  der  verleidine  in  do. 
ziel  va$tprencce.  't  Is  wtarf  men  ^u  dan  de  verheugde  San^' 
ftn  en  '^Jeiüide  geipist  beiiben  ;  men  hadt  i^Ifs  hec  "Huwelyl; 
van  fames  mec  AMalée,  niet  gQVo^lyk  kunnen  verneemeo  : 
inaai^'de  fcbade  was  ao  onibqet^^r  groot  niet,  Wy  hoopten»  bv 
<ie  lecJïing ,  op  ei^i  dode  t  dat  treffender  zou  geweest  zyn  ^ 
fchoon  ons  de  tytel  viq  Tooneellbel  wel  zodanig  eenen  uif 
flag  vreezen  dee^t.    Van  B^njons  CharaQert  ^n  dw  van  D  /«, 

Vieeten  wy  weinig,      AUfi^o  beider  bekeering  is  viy 

plot^Iing,  vooral  die  van  B^nfon*  Edward'i  Charaöer  houdt  zien 
heerlyk  Aaande  »  het  gantfche  Stiik  door.  J.émes  is  een  Min- 
paar,  Mevrouw  Belmour  ecne  Prcdikan  s  Wedqwe,  waarin  bet 
Cbaraétermaatige  fraai  bewaar^  is »  vooral  in  de  fyne  trekken^ 
Van  Mevrouw  Scuan  is  niets  als  goed  te  zeggen.  Sanjon  ig- 
redelyk  gefch^tst.  Adelaide  is  eèn  lief  Meisje ,  maar  baar  Cha* 
rader  was»  onzfs  acht^»  iiog  beter  vol  ?e  houd^  geweest* 


W^eirfchifal  van  het  Woare  en  Schynvemodk  ^  dnor  -  Jmgvrouwê 
i,  C  l^u^ae^.  Te  Anjicrdam^  by  J.  AUart,  178$;  MehalY^^ 
ket  y!o9rwerk,  84  bladz*  in  gr.  oSavo^ 

■  '■  ■ »  '■    Uw  ftuk  mag  pi^t  verborgen  hlyvcn. 

peen  koornmaat  dekk*  dfe  kaars «  ^-— *  zy  fty;  ten  kandelaar, 
was ,  ipet  reelat ,  de  ei$ch  van  d?n  Wel  E;d.  Geftr.  Heer  ^^ 
van  Royin  , '  de  Dich^erefi  van  dit  ^Tiikje  t^r  <V^ly^c  uitgaa* 
ye  aanlpqorendé  :  want  een  l^Iein  getal  KxefDplaaren  van  liet 
fèWe  was  er  ceed^  gedrukt»  alleen  geföhikt  voor  de  bvzondere 
Vrienden  en  Kun^i^enoQten  van  de  Dicbteresfe.  Zoetvloei/end^ 
liatuttrlyke  en  vrouwelyk^  ^gfheid  kei)tej(cnen  byzonder  dee* 
ise  edele  Leuetproev^ 

Lu€inde .  een  meisje  van  de  grootp  waereld»  haar  vermaal; 
ipoeken^c  in  d^  gewoone  leevenswyze  van  dat  flag  van  lieden , 
als  in.  bet  Toilet»  10  de  Kleeding»  in  hei  Spel ,  dë  Opera, 
Pansparty^n  ^z,»  en,  zo  ^  "raeen^,  ook  meer  of  min  vinden* 
de,  raakt  m  gefprek  met  LLtze ,  die  wel  e^nc  vriendin  van  bet 
verqaak  is,  n^aar  het  zelve  in  het  aank wecken  haarp  redelyka 
fn  zgdelyke  verniog^ns»  en  in  het  heocfeqpn  van  dep  God^ 
dienst^  vindt;  en  deeze  haait,  in  eenige  2iameprpraaken,  de  eer* 
(Ie  qvertuig^nd  over  tot  haare  party,  Befcbeidcne  zagtanrtigbeid 
en  oprecl^te  ongedwongene  Godsdienjligi.eid ,  zyn  de  grondttek- 
ken  van  het  Chara"  er  van  Eiiz'i  Tot  eene  proeve  diene  eeni 
gedeelte  cier  befchryvlng  van  het  BuiteniQeven»  voor  een  Go4« 


4*  e. 


Sm  fua  *— —  *  remaak  van  't  lieftyk  Biatehkevin 

.  jtoH  uw  bedaarden  geest  ook  V  zoet, genoegen  geerent 
Ce  ontwaakt  niet  uit  den  droom,  wen  akh  éen  Veidgeilga 
Jm  u  verbeelding  fihmti  *tfchynt  u  veeker  gerigt 
Om  vmer^JmMk,al  oneer  te  tuivrent  te  veifynen: 
JSee  moet  al*s  waerelds  pracht  kierby  als  rook  verdwyneni 
Maar.  doet  de  mêrge^ftond  u  dit  in  Wjoa^heid  nieni 
Jfoogt  ge  op  oen  ftille  Hoeve  uw'  Schepper  hulde  bitn^ 

'  Wanneer  gy,  frUck  ontwaakt,  voor  nieuwe  gunstbewyzenp        • 
Sn  vaak  beproefde  trouw  9  de  Algoédheid  bly  fkop^t  pryzen; 
Dan  wordt  uw  kar%  ontvlamd  door  al  waf  [f^.omringt: 
Daar  zelfs  het  vooglen  helr  zyns  Maakérs  grofheid  ^zingt } 

_  Daar  berg  en  dal  en  bosch  zyn'  roem  Hem  doen' verkry gen  ^    .  , 

*>  Slaat  aliis  kier  accoofdi  en  gy zaudt  gy  daar^zwygent  ^ 

Cyl  die  zo  mild  bedeeld  en  ryk  gezegend  zytl 
Hen:  zing  een  vrolyk  Hedt  uw  fiem  zy  God  gewyd* 
Denk  niet,  die  zoete  pligt  tot  'luiheid  ons  doe  neigen i 
Gy  vindt  hier  bezigheên^  aan  onze  fexe  ook  eigen: 
Terwyi  ge^  bly  verruitte  Gods  groote  dain  befchouwtp 
Een-Bloemperk,  uwer  zorg  en  opzicht  aanbetrouwd. 
Door  uwe  hand  gekweekt »  zal  niet  min  weelig  groeien. 
U  Schynt^zelfsf  wy  zyn  \trpligt  ons  hiermee  te  bemoeien , 
Daar  roezen  en  jasmyns » jonquïlle  en  violet. 
Ons  dan  weer  hulde  doen  door  ^tjierelykst  beuquet^ 
Hier  paart  zich  *t  nut  êok  aan  de  onfchuldigfte  vermaaken» 
f  lukt  gy.  het  fierlyk  Ooft.  't  ui  elk  te  beter  Jmaaken, 

'  Daar  uwe  zagte  hand  den  frisjchen  daauw  niet  Jchendt* 
fiopit  meogt  gy  ledig  zyn,  waar  ge  uwe  treden  wendt»- 
^n  regelt  ge  uw  bedryf,  door  juisu  tydvetdeêiif»g , 
Dan  vliedt  gy  *t  lastigst  pak  9  de  naare  Jteifsverveelingi 
Behartig  hier  uw  werk,  't/poeit  dies  te  beter  voort 9 
Daar  u  geen  drjjfk  gewoel  it^  uwe  viyt  verfioort : 
De  KamperfoAie  mag  uw*  iustprieel  bedekken» 
Tlfrwyl  haar  balfemgeur  uw'  aandacta  op^  kan  wekken  $ 
Wannéér  een  nuttig  hoek  fi  in  haar.iaof  veruit: 
Lach  ny  hier  mh  din  nyd^  daêr  u  geen  wroeging  kwelt. 
Ken  Y  naargehootst  fieraad  dut  lang  «ir*  Xhncn  ftreelen^ 
flier  heerscht  de  goede  fmadk  in  heerlyker  Toeneelenf 
f^h}  gy ,  naar  tydverdryft  hier  is  dit  dag  te  kort. 
Wnxmn  ftn  ^age  zrif  ven  uem  vmier  wem» 

Aa  9  ir#j. 


20t:  A.ux*8ueBiir,  «wjtt»tkAAti/' 


Jfijsgeerige  bedeiikin^eifi  dver  den  'Gódidiènsi  9  de  Fnjdenierij  en 
OpMieripg^^Uet  JTerfiündt.  Jkneyens  -eene-  Jettdemifche  Reden* 
voerthg.  *,Doon  ^^MM  VAN  ECKHAilTsnAUSBN.  Uit^  het  Hoog'- 
duitsch.  'Te  ^mfleldam,  ^by.  Jf  Kok  Pz»,  .J?^*  gthalvem  de 
Voorrede  f  146  bladz*  in  gr,  oQavo. 

"llTaenwysheCd^ëHOttgodsdïenftigbeid  tegen  te  gacn,  algemene 
^^    MoTttcfaliefisle  en  Godsdienftigheid  in  te  boesiemen ,  is  Jiet 
gewigtigé  oogmerk  dezer. .bedenkingeD»    Deticer.  van  EekhaHs* 
/jati/Vn  bezeft ,   dat  ^e  opheldering,  vaw.iat  .Verftand  ,  waegip 
trotfthe  Vrydenkers  jn^.onze  dagien  zich  zo  .fterk  beroemen.,  ter- 
■wyl  ze  de  ^fens•chl^efde  verzwakken ,  en  den  Godsdienst  kracbt- 
loos'fnaken ,  ^i^éT  Verre  is  van  ene  ware  opheldering  des  Vtr- 
ftands  te  zyn.  Ztfiks  noept*  Ircnr,  óm  te  t(*3nen ,  waerin  de  we- 
zéhlykc  opbeldeting-  des-  VerfhadR'  heftae  ,  en  waerR)e  de^elVè 
ilrekke;  als  mede >  hoe  de*PiiiIo<aphie.ieo.QDdsdicQst  hand  aen 
hand  beho^ren je  gacn.;,  (}aer  de  PhUqfophie  .zonder  Godsdi^st 
in  VrygecsWy ,  en  de  Godsdienst  ^ondef  Phjlofophie  veelal  ia 
Bygcloof  ontaert';  *U^elk  eoji  en  ander  nie^  dan  verdervelyke  ge- 
volgen met  zich  kaft'  flepcri.    Dit  lefd  hem  verder  tot  ene  nade- 
re overwejging  Vatj  den  aert  der  Vrydcnkery  eii  van  derr  Gods- 
dienst ,  mitsgaders  ..van  xierzelver  veHcfaUlende  uitvirerkzele».;.  dat 
hem  ook  wel  byzonder  bet  oog  doet,  ^stjgen  op  de  yoordeeï^n, 
en  den  riatüurlyken.  ió vloed  van-.den.Geopenbaerden  Godsdienst, 
dien  de  VTygeest  Hechts  liiet  nfetswacrdigc  aenvallen  beftryd.— 
Zyn  Ed.  dit  alles  grondig  ontvouvind  en  emfli'g  aengedröngen 
hebbende,  richt  voorts  zyne.acnfj^mek,  zoaen  den  verleldenclen 
Vrydeoker ,  aU  aen  de  nog  niet  sverlekSe  .|eugd  r  om  ben  te  recht 
te  brengen  of  te  behouden -.  e0  deplj  hun  voorts  de  volgende 
regels  mede,   a)s  behelzende  de  getchiktfle  middeljS  ,  ois.tot 
Deugd  te  geraken,  en  dezelve  te  vcrmeerdcrejp. 

„  I.  Bemoei]  u  èenfe  duidelijke ,.  grondige  cilTolfcomoDe  ken- 
nis van  uwe  pligtetr  te  erlangen.        ... 

„  2.  Zet  de  moeite;  'om  uwe  f»Kgten  te* erkennen,  zorgvul- 
dig voort  ^  en  bewasir'sde  verkregene  kenm  van  de  dwaalingen. 

,«  3-  Wend.de  keqQis.uweCiPligteQ.JtHmtoiidig  op  uw  h^t  en 
leven  aan;  bereid  u.  zelycn  wijslijk  voor  elkeq  dag,  en  beproef 
u  aan  het  einde ' van' dehz^ivcn- zorgvuldig. 

„  4.  Zoek  'altoos  -teen  tevendfg  en  waardfg  denkbeeld  van  de 
volmaaktheden '.Goda  in^tAvo*  afiele  te  «nóverpeir,  het  zelve  voor 
u  (leeds. tegen woQsdi^  i^^suwei^edaglen  uei bewaren,  en  hecniec 
zonder  eerbied*  tci  0Yep^vc^cn,;.v,crb5nd.^oük.du  ipiddel  d^gc- 
lijks  mei  éen  gebcdr  ,.  .    \     '         ,     \ 

„  5.  Bcmbeij  u'Vrqe^.*  vanuwé'ecrfte  jaarcn  af  aan,  de  wae- 
reld ,  de  metifchen  ,*=  en  Ttzef ven  te  lóefen'  kennen. 

„  6.  Vcrhiatti)r<dn'im}Hiikken'depyj)|fi«n>.<dei}iJnd\i^rk«nider 


inbeddingkr^;  roatjg:«we  neiglngca,  .wanneer  zij  aan  e»,  voor 
-  zlg  geöorloft  zijn  ;  houd  de  ongeoofibfde  te  rug ,'  en  beteugel 
de  onregtmatigevoorftdiingen  „  die  de  j^andoeuingen  het  leven 
'geeven,  door  verfland. 

^  7.  Om  u  in  de  overtuiging  van  dé  vbortreflïjkheid  der  deugd 
.te  verfterken,  pn-  uw  vermogen^  tot  deugd'  té  vermeerderen,  a 
den  zekeren  weg  der  inneriijke, ondervinding ,  en  der  voortg^ 
zette  beoefening  uwer  pligten. 

„  8.  Zoek  den  omgang  met  goede  én  'opregte  menfcheuj 
vlied  het  gezelichap  der  ondeugenden  en  lasterlijken. 

„  9.  Leer  wijsheid  uit  het  onderrecht  der  verflandigèn  ,'  e;i 
uit  het  lezen  van  nuttige  boeken  voor  het  verfland  en  het  hart,** 
By  deze  Wijjj^eerige  bedenkingen  is'  nog  gevoegd  ene  j4cacie^ 
mifche  Redenvéring'^  welke  de  Heer  van  Eckhartsbaupn  voorge- 
lezen heeft,  In  ene  openbare  Vergadering  te  Munchén,  op  het 
Stichtingsfeest  der  Academie,  den  5den  April  1785.  Dezelve 
heeft  ten  onderwerper  de  Letterkundige  Onveriraegz^emheid  de- 
,zer  Eeuve.  Zyn  Ed.  heeft  het  inzonderheid  geladen  op  de  <fot- 
iche  waenwyshcid  veler  Scliry veren,  en  hunno'  dacr  uit  volgen- 
"de  fmaediykc  behandeling'  van  waerlyk  verdienstJyke  Geleerden. 
Uit  het  beloop  dezer  Redenvoeringe  moet  men  enfg^ins  opma- 
ken,  dat  zulks  in  Dultschland* zeer  fterk  in  zwang  gaet,  en^dit 
zo  zynde,  heeft  hy  wigtige  reden,  om  daer  tegen  fen  fterkfte 
te  yVercn  :  vermids  zodanige  Critici  niets  anders  dan  vei  bitten- 
ring  te  wege  brengen,  tegen  het  ware  oogmerk,  dat  een  rechtl 
fchapen  Criticus  zich  behoort  voor  te  (lellen ;  wnerover  by'Zich 
regtmatig  aldus  ultlaet. 

,.  Een  Kritikus  moet  befcheidenheid  hebbea ,  .en  eene  edele 
vrijheid.  Zagtmoedigheid  moet  in  zijne  woorden  heerfchen,  en 
^vriendelijkheid  in  zijne  uiterlijke  gedragingen  hem  aanbeweelen. 
De  ernst  mag  zïg  flegts  in  zo  verre  in  zfjne  gefchriften  uiten, 
als  het  de  opregtheid  en  liefde  tot  de  welvaart  éoi  evennaasten 
veieischt.  Het  is  een  hoofdoogmerk ,  dat- men  bij  jrtle'onder- 
rtgtingen  van  zijnen  evenmensch'in  acht  te  neemen  heeft;  dat 
men  volftrekt  alle  beledigende  berispingen,  tea  nadeel^ -van  ïsijv 
ne  Eere,  zo  vee!  te  meer  verhoede,  als  zélfs  de  enkele  bemer- 
king der  gebrekkelljke  zijde  aan-zig,  voor  hem /reeds  verrieden 
rend  is.  Wanneer  lompheid  en  oplopendheid  de  taal  des  beris^ 
pers  IS,  zo  verliest  de  berispte  het  geheele  eol»K ^gezigtspuAt  op 
eenmaal ;  hij  zfet  als  dan  niet  meer  óp. zijaè -gebreken  ,•  wette 
hij  begaan  beeft,  maar  op  de  tegenwoordige  belediging  en.iEoar. 
king  van  z  jne  eer.  Hij  ziet  aan  den  Kritikus  niets  meer,  dan 
2ijn  vijand  ,  en  die  onbefchoftheid ,  met  welke  hij  hem  behan- 
delt ;  en  zijne  verbeelding  van  de.fthande,  die  men  hem  bij 
andere  maakt,  laat  hem  verder  in  't  geheel  niet  aan  zijn  begaan 
gebrek  meer  denken  ,  maar  (pofort  zijn  hart  aan  tot  tegenweer 
ai  wntak^ierlghetd.    Ieder  woord »  dat  men  verder  tegen  hem 

voort- 


Voonbrengt ,  Is  louter  belediging.  Hij  voelt  nu  nitt^  meef, 
Want  hij  verwagt  van  2ijn  vijand  ntets  goeds ,  maar  een  lourer 
oogmerk  om  hem  te  benadeden.  Integendeel .  wanneer  de  KrU 
tikus  de  tedere  gevoelens,  die  hi)  voor  Je  eere  zfjns  eveotjaas* 
ten  heeft,  op  alle  mogelijke  wijze  belpa  rt,  wanneer  zagtmo^. 
digheid  de  woorden  verzelt,  die  den  misllag  berispen ;  wanneer 
geene  trotfche  verherfmg  over  zijn  perfoon ,  geenc  begeerte  tot 
ber'spen  en  vlekken  aan  hem  te  vinden ;  geene  wraakzugr  hem 
te  krenken  en  te  willen  beledigen  ;  of  elders  and.rs  eene  one* 
dele  drift  onze  pen  bcib'ert :  wanneer  waare  opregte  liefde  tot 
jz\}n  welvaa  t  de  drijfveer  v  n  onze  te  regtwijzing  is ,  als  dan 
kunnen  wj  zeker  zijn  ,  dat  geen  mensch  z'jn  eigen  ptluk  zo 
2ecr  haat ,  dat  hij  zijn  hart  voor  onze  te  regtw'jxing  niet  ope- 
nen zoude.  Pe  ru^fte  mensch  zal  aangedaan  zijn ,  wanneer  hij 
2iet ,  dat  ik  hem  n'et  haat ,  dat  ik  uit  liefde  tot  hem  fpreek^ 
en  dat  zijn  welzijn  de  beweegoorzaak  mijner  berisping  h. 

,t  Doch  tot  zulke  Kritiken  behooren  goedwillende  menfchen, 
geene  huurlingen  van  boekverkopen ,  welke  dit  of  dat  werk 
liegts  ui:  nijd  of  uit  geWinzugt  verkoj>en  ,  |vijl  een  ander  me 
deburger  het  zelve  gaarne  leest.  Hier  toe  behooren  mannent 
die<  tegen  de  hoogmoed  en  hart>togten  gekampt  hebben  :  geene 
pedanten »  die  in  *t  duister  zig  tot  geleerde  Courantfcfarijven . 
verheffen  t  en  onbefchaamde  menftïhen  in  dienst  hebben  ,  dte 
noot  hen  koffQbulspraarJes  fmeeden ,  zonder  boeken  te  leezen  ** 

Op  den  tytel  ftast,  uu  h€t  ÜQogduitsch*    *t  Mogt  'er  w4 
wat  meer  uit  geweest  zgtu 


iMftoêim  Fabtkn  m  Ferulfels.    Ti  Leydm^  ty  W.  H.  Grypi« 
I7S7*    a »  3»  4  m  5^  Stukje.    In  ivê. 

T^e  Heer  Henmmus  Theodorus  Terkamp ,  in  leeven  Ordinair 
■  IQerk  ter  Secrettrye  van  Hunne  Hoogëddheden  te  AVf«v  a^ 
is  grootendeels  de  maaker  der  Fabelen  en  Vertelfels,  in  deeze 
9ler  Stukjes  en  in  het  eerfte ,  waarvan  wy  vocM-heen  melding 
OMskten  f  te  vinden.  •  Veele  Stukjes  zyn  *er  in  van  den  Heer 
W.  H.  Gryp  t  en  eentge  zyner  Kunstvrienden*  De  vyf  Stukjes 
maaken  geene  on^srtige  Verzamelii^  van  Fabelen  en  v  ertelfels 
uit.  en  zyo»  over  liet  gebed  genomen»  op  een^  bevaUigen  tnitt 
V|mg|Ddraageft» 

«  *  >jt 


i 


-A    L    G    E    M    E.  e    N    E:   .  -      . 

V  A  D  E  RL  AND  SC  HE     ; 

LETTER  .  OEFENINGEN. 


C^hcdcn  cri  Overdenkingen^  ter  hpisfefyJui  G^dsdieff^foefy. 
ning  voor  overdekkende  en  welgezinde  Christentn^^Doi^ 
G.  J»  ;£oLLikoF?.R  ,  'Predikant  der  JEuaagpfi^ch  Ji^R'^ 
'vormde  Gemeentr.  Je  Leipzig.  In  het  NeiderduU^c^  over^ 
gezet,  tfièrdc  Stuk.  Te  Amfterdam  bj  de  fLryefi  ,P^^Jt:y(«: 
en  G.  Waruars,«i786,  Ingr.o&ayo^  ^^i  biadstf,,     .f 

*5  V/fans  (lichtende  Tchryfwyze  id  deze  Godsdienffig^ 
lYX  voorfl^lli^g^  ,  il?  agt  .  gejjo.raen  , .  uit  ;cle.  voojjge 
Deekn  reeds  btïkend!,  ^aekc  dit  zyn  Gerclirifc  tot  eeti 
nuttig  HuUboeK^  daer  'c,  in  bykans  -alle  foorten  vaji^QiQ- 
ftandigheden  ,  leerzame  opwekkende  bedenkinge^i  aêit;dê, 
band  geefx.  Zie  bier^  uit  vele,  %pderi9D^.  zyne  voordellliig 
wegens  het  niet  valbragtc  goede .  'iw>rnepmen  ^  en  de  ycr* 
hienwi/ig  yart  het  zelyt^  dat  P^fiw/al  te,  c^kw/eiif  ni^  €ei> 
noeg  in  agt 'genomen  word,  en  den  Ja  di^  (luk  osbedagi»* 
zamen  niet.  te  er^ft\g  ingefcherpt  Jcan  worden^  Zyzie.op- 
yrekiung  .deswegens  Juid  aldus:  r 

"5,  Q  Gp4,  ko^.inoet  ik  my  over  myne  zwakheid^  myne 
onbefteqdigheid  »  ;nivi2e .  wankelcDOGedi|^eid '  voor  u.  fchaa^ 
menivoorb,  jn  wi^ns,  tegenwoordigheid  ik  dit  voorne^^ 
men -ppvactèdeyciiéja  ik  tot  getuige  van  m^yié;  pprepbiji^lil 
aanriep!  Ja,  gy  zyt  de  ojnbedrieglyke  getufge..Yan,;^et,g^ea 
ik  u  beloofd  en  echter  niet  volbngt  neb  y  de  gecuif^,  daü 
ik  meerde^  gped^^eet  dan  varxjch^^},  d;it 'ik  yietuit.  oo«r 
weetendheid  ^waai  en  (Irnikql ,?  d9t  i^x\.  gedrag  eii  jAynó 
overtjiüging  ipet  élfcandeijen  ftryadenf  ^at  ^  niet. zo  wyk 
en  deugdzjia!ip  jb^Q »  'sils, ik  v^yiit,  kmir^^  en  bebooren.te^ 
weezen,  ^.y^^,^  -^y,  .  .,  .  ^:_v:  -  y^  ..-  .  "  •/•  - 
'  „  Hoe  .xw;^st  ,niK  ^'^^  oat  «e^  ^.  ^t  welk  4k.^jutjL 

heb,  •      '  "       ^"' 

«Ikcn 


moet  ,liet  .n^f-  nMff  ^m  n^yne  ^eigan  m 


fchUp'.was'Ijét/eene^gpring  misichien  ééij 

woord,  ééne'  gebaarde  van  eenen  myner  broederen*rn>ï«- 
IL  drzLm  n.  alo.  L£TT.  MO.  9«         B  b  fcbien 


g|6  O.  j.  roLLiKóriK 

fchien  een  nietsbedmdeod  toeval ,  misfchien  een  verleide- 
lyke  lonk  of  voorbygaande  kwinküag,  misfchien  valfche 
Ichaamte  ■  en  laage  .Tnenfcheftvrees  ,  ,  mkfchlea  losheid  en 
traagheid,  dié  myn  voórheêinen  veryde^dt  en  iny  tot  een 
verraadcr.  van  royzelven  gemaakt  heeft  1  Welk  een  gebrek 
ain  vastigheid  i  welk^*^ene  onmaniielyka,.kindfrljkaawak* 
liefdveronderfteld  dit  nietl  Hoe  weinig  kan  ik  my  op  my 
zelven  en  myne  deugd  veilMC«n4 ;  W«t  sotiée^  wel  eens 
dan  doen  of  nalaaten  ,  wanneer  ik  oi»  der  waarheid  of 
braafheid  wil  vervolgd,  wanneer  ik  geroepen  wierd,  oni 
het  kntis  van  mynen  Heer  op  my  te  neeinèti,  en  hem 
fiings  den  weg'  des  onverdienden  iydens  na  te  volgen  l 
-  „Hoe  tegenflrydig  is  myn  gedrag!  Was  het  voomee- 
fR<3n,'d^t  ik  opvattede  ,  waarelyk  goed,  wa^rpm  heb  ik 
bet  dan  niet  uitgevoerd?  Was  he^  kwaad  of  onverfchillrg, 
waarom  heb  ik  het  dan  opgevat,  en  inyzelven  met  onnut- 
te ïastën  belaaden  ?    •       '• 

„  Hoé  kan  ik  by  zulk  een  gedrag  in  de  Wyshëid  en  ia 
de  deugd  eenigé  vordering  maaken  f  hoé  het  daarin  rot 
«ekere  iterkte  en  vsardigheid  brengen;  hoe'de^volojaakt* 
heid  ,  tot  Welkè  ik -als  Ghri^tén  en  mensch  geroepen  ben  ^ 
êftder'eft^  Indiefi  ik' heden  vöofwaards  èn  morgen  weder  te 
f  lig  éat  ,*  heden  veYHes  ,  -wat-  ik '^'stèren  gewonnen  hebj 
öiy  Itédetf  do6r  ditri  vyand  ofverwinnen  laat,  öp  welken 
ik  gisteren  'zege Wetde? 

^,-H6fe  Utftt  iV'  al!8  dart  dfe  trodst  Vfttt  éeii  goiéd ,  onge* 
Vwetst  geweeren,  de  zaligHcSd' vaneenen  far  d^  deugd  get 
vfestïèd«i*  Cln-fetett';  feenietert  ,  Wi dien  ik  ftetfèW  zo  ,  en 
tïibrgèn  anders,  gezind  ben;  indfen-fkniet  ftcedy  dezelfde 
begiftfeK  Volg,  ^ö  néar' heft' zelfde  dód  ftteef;  indien  *ef 
éeeh  'otde'  In -myh  hart,"^en  overeienflémmin^  tusfcfaen  alle 
fc 'èeö^n' Van  tiiyfi  feédfag';heerfchferi? 

<H^d  Ik  mynt  opiperkznamhéid  rifeer,  in  myn  venoo^ 
eetY;^'Heé^''ik  trty  raind«t:vin  uherlyke  dingen,  tan  toeval-^ 
Bgé  oAftandigbedfefi", -Wn- &K  geen,  *t'*^èlk  ik  zie  en 
hoor,'regeerett  j'gedttéhte  ik  mècr  aatt  dè 'keringen  vatf 
dén  Godsdierist  thVéi  ChWsftendom  ;  ^  *iai  W-ét  waardy 


der  zedelyke  vryh^d  en  de  waardigheid  van  eenen  menscft^' 
die  ziGhïfel^ii  eii  de  IvSêréirbèfcebrèfcBt ,- 'Wètèr' te  war- 
deéren V'verlodr  ik  m^fclVeh V tcytie ^vetföMttiihg ,  en  löy- 
lie  beq-ekkfhg  mtndet  tiit  Het=oog  ;  k^öB  ik -ttèefmaaleti' 
in'  mvzèlven  ,'  zelfs  Iti* het  cewofel  dér  Ijezicfhéiden  en  der 
terkeêring;  hoé  Vèér'*ilDèweegelykër  zoudcb  niet^tnyne 


goe^ 


CfeBED£rC  SN  OVERDSfnclNOBN.  34^ 

fcoede  voQrneeniens  ,  hoc  veel  zekerer  zou  -dé  triffóering 
daarvan  weezen!  '         .   '   * 

„  O  moge  my  dit  befchaamende  gevoel  van  mytre  zwak- 
beid  en  myne  vernedering  tot  eene  waaifchuwing  fli'ekken» 
en  my  vook'  het  'töekeoiende  bchocdzaamer ,  voorzigri^èr,^ 
(landvastiger  maaken!  Neen  ^  het  moet  kny  niet  neêrflag^ 
tig  doen  wpKïein  ,  eri  my  den  moed  niet  licnéeméni  Ben 
ik  gevallen  :  ik.  moet  geenszins  b/yven  Jiegcn  ,  geenszins 
myne  kjaChteq  door  onnutte  klachten  verfpijfen-,  ma^j  de- 
zelve vergatjerên  ,  en  met  hieüwê  zorgvuldigheid  en  ge- 
trouwheio,  igebPUikeu.  Hoe  meerder  ik  verzoiiilfd  ën  ver-' 
loeren  heb  ,  des  te  yveriger  moet  ik  mj  bevlyiigeh,  om 
het  verzuimde  i  zo  veel  raogelyk, 'te  vergoeden  ,' eri  het 
verloorene  wederom  te  verki'ygen^  By  u  ,  Almautige  en 
Algoede,  zoek  ik  daartoe  kr^cbt  en  hyftand,  .e;<  die  zuK 
gy  my  zpkérlyk  niet  weigeren ,  indien  ik  ze  van  gantfcher 
liarten  zoek,  * 

„  Ja,  ik  vernieuw  hier  mede  het  opgevatte,  maar  niet 
vplbragfev  vöorneemen.  ■  Ik  zal  my  alle  'dé  dtón^re- 

denen  ,  qie' my  daar  toe  bewoojgen  hebben  ;  en  ny)g  be« 
weegen',  óp  nieuws  voorhouden,   en  zulks  onder 'hei  be«i» 

aef -^A»  -Bw^-tegeiuvoordigheid  doen*         *    . _ 

^,  Ik  zal  het  zp  moeilyk  voor.my  maakeq,  als  il:  maar 
kan,  oni.oök  tégen  myn  vopmeemen  te  Handelen.  'È^hee 
te  algemeen  en  onbepaald  geweest^  ik  zal  het  naaüvlfkeu- 
riget  bepaalei} /'in   opzigt  tot  tyden,  tot  plaatfeti  ,*  tot 
perfoonen,  tot  bezigheden,  tot  gezelfchappeb.-  Was  Ree 
te  eenzaam  ,  te  afgezonderd  in  myne  ziel,  dan  dat  ik  my' 
bet  zelve  gemakkelyk  erioneren  kon;  ik  ^al  bet  ztlvèinec 
zeer  veel  andere  gedachten  en  gewaarwordingen ,  met  din- 
gen, die  tot  het  dagelykfcbe  ïevèn  behooren,  verbinden, 
op  dat  het  van  my  niet  yergeeten  moge  worden.    Ik  zal 
my  ook  uitcrlyke  zinnelyke  gedenktekenen  oprechten ;  zal 
zodanige  pe/fponeii,  waarmede  ik  het  gemeenzaamst  ben^ 
.of  die  het  meest 'op  my  vermogeh  ,  bidden  ,   dat  zy  my 
hetzelve  'te  binnen  brengeii;  ik  zal  hetzelve  eiken  morg^a 
vernieuwen ,  en  my  zèlven  clkèji  avoTid ,  wegfens  de  vciw 
vulling  of  het  verzuimen  daarvan ,  rekenfchap  afvorderer. 
„  Ik.  moet. my  de  uitvoering  van  «yn  goea  Voorneemt n- 
piet  te  ligt  voorReUen  ^   pp  ttar  Ik  my  niet  veilig  woanê  ,• 
noch  tfaag.  worde.    Hmderiiïsfferi;  en  zwaarighedcii  zal  ik- 
fteeds  ójfjtmodMn,,  aan  verzpekingèq.  tot. het  tegendeel  zat 
het  zekerWk  niet  ontbree,ken;  daarjraii  heb  ik  zélf  dfe  difoe- 
Vigtte  ónaetvindlng.     Daarop^   moet  ik  defhalveH*  vo^af- 

B  b  2  Haat 


34$     G.  J.  ZOLLIKOPER»  CBBI(pBN  BIV  OVipRljIENKINGKN; 

Ihat  onakeii,  daartoe^. nu  reeds,  my  voorbereide^.  Dan 
zal  het  my  zo  veel  te  minder  bevreemckn  ,  zo  veel  te 
tuinder  .inc»edeloos  maaken,  indien  ik  myne  krachten  mis- 
fchicn  infpanncn  ,  indien  ik  my  zelfs  eenig  geweld  aan« 
dóen,  en  de  zege  door  eenen  moêUyken,  aanhoudendeo^ 
ftryd  verweryeq  moet. 

«,  Ik.  moet  ook  niet  eeniglyk  op  de  zaaken,  die  ik  van 
voprneemen  ben  te  doen  of  na  te  laaten',  maar  tevens  op 
alles  acht  geeven,  wat  met  dezelve  in  verbindtenis  ftaat; 
op  ^les  wat  dezelve  Iigter  of  zwaarer  voor  my  maaken  ^ 
wat.  my  daartoe  aanmoedigen ,  of  daarvan  aflchrikken  kon. 
I^Iiets,  moet  my  onverfchiilig ,  niets  moet  in  myne  oogen 
weinig  betekenend  zyn ,  wat  tot  de  deugd  en  de  ondeugd» 
y^at  tot'de  innerlyke,  'geestlyke  volmaaktheid  eenige  be- 
trékfeing  heeft. 

.  ,^  tlartelyk  wensch  ik,  6  God,  deeze  voorlchfiften  der 
Ctiriscelykè  wysbeid  te  volgen  ,  en  dus  aan  myn  goed 
voorneemen  getrouw  te  blyven.  Begiuidig  gy  mynen  wensch 
door  uwe  wyze  ,  goedeniefene  Voorzienigheid  ,  en  werk 
door  uwen  Geest  het  volbrengen  van  het  goèdè  in  my , 
gelyk  gy  het  ,wilkn  daarvan  in  my  gewerkt  hebt !  Amen.** 

...         /*       J'      •  >  , 

Bund(l  van  Jlichtclykó  Leerredenen^  dóór  j.  Nl^wroNt 
Predikaat  u  Londen*  Vertaald  en  uitgc^eevcn  door  vu 
yfMf .  wejiK0oy&N.  Met  tene  Voorrede  van  den  fFel  £erw. 
zeer  Qel.  IJeer  :j.  c.  ap^&liijs.  Predikant  te  Zuidbroek 

•  tn^Munte^dqrn^  Te.Amfterdam^  by  M.  déBri^yn,  i-jZi. 
ücJiaiven  ihet  Voorwerk  ^  449  bladz. 

Een.  aêntal  van  een-eo-twintig  Leerredenen  behelst  deze 
Bi^ndel .,  welks  dertien  eerde  Leerredenen  gaen  over 
's  Hêillauds  merlcwaerdig  voorftel ,  aengetekeqd  Matth.  XI. 
05-30»    In; de  pverwegiqg  van  't  zelve,  vestigt  de  Eer- 

waerde  Newton, dt  gedachten  i  op „  de  geringe  vrucht 

3^  der  Eyaggelijbedieningj  de  bedektheid  der  verbor- 

,,  genheden  van  het  Evapgelij  voor  veelen ;  de  hoe- 

,j  daanighedQi)  van  de  zudanigen ;  —  den  aart  der  geest* 
^  Hjke  Openbaaring  ,  eja  ,wie  ze  zijn  ,  dfe  met  dezelve 
„  begunrtigd  worden ;  -7—  de  vrijmagt  der  Godlijke  Ge- 

„  nade;  den  perfo'on  van  Christus:  het  gezag 

5B  van  Christus:   Gods  heerlijkheid  en  genade  geo- 

^  penbaard  in  lefus  Christus ; de  gemoecUgèfteldtaeid 

„  van  vermoeide  en  belaste  Zondaaren}  -—«  het  koomeii 

*»  toe 


J.  NEWTON,  LBBRREOBNEN.  549 

,,  tot  Christus;   de  tegenwoordige  en  toelcomende 

j,  rust  der  Geloovigen  in  Christus;   —    het  Juk   van 

^,  Christus;  het  ligte  en  aangenaame  van  den  dienst 

„  van  Christus  voor  zijn  Volk."  Hierby  komen  nog  acht 
Leerredenen ,  welken  over  de  volgende  onderwerpen  gaen;- 
,,  De  Geloovigen  gewaarfchouwd  tegen  het  geeven  van 
^,  ergernis ,  Rom.  XIV.  lö.  De  uitgebreidheid  en  aan- 
„  drang  van  het  derde  Gebod,  ExoJ.  XX.  7.  Het  leven 
„  eenes  Christens  vergeleeken  bij  eenc  Loopbaan,  ï  Kan 
^,^')X.  24.  Geen  toegang  toe  God »  dan  langs  den  weg 
„  Van  het  Evangelij,  door  Jefus  Christus,  Micha  VI.  M. 
„  Een  leevcndig  en  een  dood  Geloof,  j^ac,  IL  aó^  De 
,^  zondfcnfchuld  wechgenoomen  ,  en  de  gemoedsrust  her* 
^,  ftcld,  P/.  LI.  17.  De  verzekerdheid  des  Geloófs»^  i  Joh. 
,^  V.  19."  Laaisilyk  is  hier  nog  'bygevoegd  ene  Leerre» 
den ,  uitgefproken  binnen  Londen ,  op  een  algemenen  Vast* 
en*  Bededag,  den  21  van  Sprokkelmaand  1781,  naer  aen« 
leiding  van  Jer.  V.  ap. 

De  Ecrwaerde  Ne^'ion  heeft  deze  Leerredenen ,  naer 
ityne  ,  uit  ^yne  voorige  Schriften,  bekende  denkwyzc, 
met  ene  gemoedlyke  (lichtinge  uitgevoerd;  en  *er  ftraelt» 
hoe  men  ook  voorts  over  zyn  befpiegelenden  denktiant 
moge  oordeelen  ,  in  dezelven  door  het  opIM  van  een 
Leeraer  ,  die  erndig  yvert  voor  een  werkdadig  Christen- 
dom ;  en  zyne  Toehoorders  ten  fterkfte  tracht  te  weder* 
houden  van  het  ftiisbruiken  van  de  Leer  der  Genade.  Die 
houd  zyn  Eerwaerde  beftendig  in  *t  oo^;  en  hiertoe  is 
ook  byzonder  ingericht  zyne  Leerreden  over  Rom.  XIV. 
16;  dat  dan  uyf  goed  niet  gelasterd  viforde;  welke  hy  •  na 
andere  bedenkingen  over  dit  onderwerp,  in  deeervoege 
ten  einde  brengt. 

„  Met  één  woord;  wij  worden  vermaand  ons  zelven  te 
beproeven  ;  en  anderen  hebben  vrijheid ,  om  ons  te  be« 
proeven  aan  onze  vruchten.  De  lieden  deezer  weereld 
z\]\\  geene  bevoegde  rechters  over  geestltjke  gewaarwor- 
dingen en  ondervindingen;  maar  zij  weetèn  doorgaans  vrij 
rechtm^atig  te  oordeelen  over  uwe  gezindheid  en  bedrij. 
ven.  Sommigen  zullen  u  befpieden  uit  vijandfchap;  en 
anderen  zullen  u  waarneemcn  uit  weetlust.  Wanneer  zif 
hooren  dat  gij  godsdienftig  zijt  geworden ,  zullen  zil  acht 
op  u  geeven  ,  om  te  zien,  of  gij  daar  door  beter  gewor- 
den zijt.  Zij  zullen  op  u  letten,  niét  aUeen  in  dé  Kerk, 
maar  ook  in  den  wiukel  en  in  uw  huis.  En  bemerken 
2ij,  dat  gij  altijd  dezelfde  zijt,  altijd  .«ven  bedaard^,  ^acht- 

Bb  3  zin« 


5S<^  J.  KBWTOIf 

tmigé  ootmoedig  i  naarftig ;  wie  weet  of  dit  tiiet  <een 
aaiddel.in  Gpds  fiand  zal  zijq,  om  hen  te  overtuigen,  ed 
ht^  gu^iftiger  te  doen  denken  van  de  middelen  ,  die  zulle 
«ene  krachtdaadige  uitwerking  op  u  gehad  hebben?  Maar 
zoo  gij,  in  tegendeel,  onbedachtzaam,  llunrsch  of  zorge- 
l^^j.  ^aj't,  •— —  indien  gij  of  der  weeréld  gelijkvoriflig 
wordt,  of  uwe  erkende  pligten  in  de  weereld  verzuimt, 
dan  zult  gij  oorzaak  geeven ,  dat  uw  Goed  gerasterd  wor: 
ck  ,•  gij  znit  uzelven  moeilijkheden  op  den  hals  laaden  , 
en  u  onbekwaam,  maaken  om  voor  anderen  nuttig  te  »jn. 
Bidt  der  hal  ven  dm  wijsheid  en  genade  ,  op  dat  gifW 
licht  alzoo  mof^gt  laaten  fchijnen  voor  de  menfchèn ,  dat 
2i|,'  pwe  'gpede  werken  ziende,  uwen  Vader,  die  in  de 
bcmekn  is ,  verheerlijken: .  .       .       ^n. 

„Dit  is  het  groote  doel  en  eigenaartige  üitwer^lèl ,  Fan 
bet  Evangcli],  wanneer  het  rèchc  vcrllaan  wórdt^  Want^ 
gelijk^rwijs  het  alleen  de  Genade  Gods  is  ,  die  de  Zalig- 
heid aanbrengt ;  zoo  is  het  eigen  aan  die  Genade ,  dat  zij 
niet  alleenlijk  het  verftaiid  verlicht ,  maar  ook  het  hart 
reinigt,  .den.  wandel  regelt,  door  de  liefde  werkt,  en'd^ 
Veereld  overwint»  Zij  ondcnvijst  om ,  en  dringt  ons  zeer 
krachtig — •■ — -  iets  waartoe  de  beste  Stelfels  van  Zede- 

kuilde  ftn  Wijsgeeren  altijd  verre  te  kort  fchooten  • — 

om  de  gedloosheid  en  de  ^cerddfihe  begeerlijkheden  te  yer* 
zaaken  (f>  En  door  de  beweegredenen ,  die  zij  verfchaft, 
en  de  krachten  ,  die  zij  mededeelt ,  ftelt  zij  den  waaren 
Christen  in  ftaat  »  om,  zijn  karakter  in  alle  betrekkingen 
te  verfieren  ,  en;  den  ganfchen  krin^  zijner  pligten  ,  zoo 
«Is  die  hun  opzicht  helibeh  tot  hemzelveh  ,  zijnen  even- 
mensch ,,  en  tót  God  ,  met  wi^n  hij  te  doen  heeft  ,  te 
vervullen.  Zij  leert  hem  'm'aatig  ,  'rechtvaardig  en  god-, 
vruchtig  leeyen :  alles  te  vermijden ,  wat  tegen  de  reinheid 
van  het  Ev'angelij  zoude  aanloopen;  maatighcid  te  oeffenen 
in  bet  gebruiken,  zelfs  van  geoorlofde  dingen;  en  aan  an- 
deren  te  doen  ,  het  geene  wij  wilden  dat  zij  ons  zouden 

doen.    Zij  leert  den. rijken.,  nederig  en  weldaadig,  

den  armen  dankbaar  en  vergenoegd ,  te  zijn.  Zij  leert  den 
meerderen  ,  zachtmoedig  ,  en  den  minderen  ,  ge- 
trouw te  weezen.  Mannen  en. Vrouwen,  Ouders  en  Kin* 
deren,  Hecren  en  Dienaars,  Overheden  en  Burgers,  wor. 
den  alle  door  deeze  Genade  ondcrweezen.,  eh  aangefpoord, 
tot  eenen  wandel ,  waardig  hunner  hooge  roeping  ,  ch 

(♦;  TiJtu«  It.ii.*i5« 


ovefctfikewiftff  'ét  gemeetie  betrettlcifiji; ,  ih  welke  zij  tot 
Hem  ftaan  ,  die  hen  beeft  lief  gehad ,  ^  hen  van  hunne 
2Dnden  gewasfcheji  heeft  in  zijn  Bloed.  Want  de  Zede- 
kunde  ?an  het  Evangelij  he^  eene  veel  edeler  drijfveer, 
en  nicgeftrekter  bedoeling ,  dan  de  baoden  der  roenifchlijke 
Maatfchappij.  De  ingetoogeobeid  èn  recbiyaardi^eid  van 
een  Christen  worden  niet  gefteld ,  Jfi  de  plaats  van  leeven- 
dige  Godvrucbt,  miar  ze  zim  vrucbten,  die  uit*  dezelve 
voortfpruicen.  De  Genade  Gods  leert  hem  ,  godvruchtig 
te  leeven  ,  in  God  zich  te  verlustigen  ,  Hem  te  gehoor* 
zaamen,  alles  te  doeo  om  de$  Hepfen  wiU  al^  op&r  zijnr 
Oog-,  en  zich  fteeds  te  laaten  beftuuren  door  eeq  gevi»el 
van  Gods  onuitfpreekelijke  Liefde  in  zijnen  Zoon  geopen- 
baard   verwachtende  de  zalige  hoppe  die  b^jn.  voor* 

gefteld  is  9  de  heerlijke  verfcbijiüng.van  den  grooten  God 
en  onzen  Zallgmaaker  Jefus  Christus ,  die  zicbz^v^n  voor 
ons  gegeeven  heeft,  op  dat  Hij,  dopr  zijn  Bloed  en  door 
2ijiien  Geest ,  ons  verlosfen  zoude  v^n  alle  ongerechtig- 
heid, en  Hemzelven  een  eigen  Volk  zoude  reiuigen,*  ijve* 
rig  in  gocde-wfirken.  —^ —  BenaarRigt  u  dan.,  om  blij* 
ken  te  geeven  ,  dat  gij  niet  flegts  naar  Jefus  Na^m;  get 
noerod  wordt ,  maar  ook  aan  zijne,  voeten  .hebt  .gezietfis 
en  gedronken  hebt  van  zijnen  Geest.  En  indiet^,  nietjte;- 
genflaande  dit  alles,  onredelijke  en  boo^e  menfchen  kwaa^ 
van  u  l'preeken  ën  uw  Goed  lasteren  ,  kwelt  u  daar  niet 
X)ver^  maar.  hebt  jQfidelljden  met  de  zoodaanigen,  en  bidt 
voor  hun.  Wanneer  uw  Heiland  zal^wederkoomen  ,  om 
u^e  zaak  te  .rechtvaardigen ,  ch  uwen  fmaad  uit  tè  '^\^ 
ficben  ,  dan  zullen  alle  nevelen  wecbgevaagd. worden  ,"  en 
^  rechtvaardigen  xullen  blinken  ,  gelijk  ac  Zen ,  in  het 
'Xomngrijk  hennes  Faders  (fV 


B  b  4  £e^ 


}5a  h   ^«  METSBAB,  BEDESTONDEN* 

Bedejionckn^  gehouden  te  Batavia^  door  jl  c.  'metzlar^ 
'Lid  van  de  Holland/che  en  Zeeuwfche  Maatfchappyen ^ 
t$ttn  de  Utrechtfcke  en  Bafayiafche  Genooffirhappen  van 
Kunften  en  Wctenfckappen  ;  weleer  Predikant  te  Ratavia^ 
nu  te  Beufichem ,  in  net  Graaffchap  Buuren:  Met  jian^ 
tekeningen  en  Byla^en.-  Te  Utrtcht^  by  A.  van  Padden- 
burg,  1787.  Behaheff  het  Voorwerk  ^  158  bladz^  in  gr. 
o&avo*' 

Een-  zestal  van  Bcdeflonden  ,  naer  aenleiding  der  Schtif- 
tuurlyke  voorftellingen,  Job  IX.  15;  EzralX,  4*^7^; 
Jef.  XXIL  IE,  13;   Klaagl.  III.  22;    1  Sam.  VII.  ia.  en 
Klaïgl.  III.  26.    De  Jierwacrde  Metzlar  heeft  deze  Bede- 
ftondenzeer  wel  ingericht  naer  de  tydsomdandigheden,  ia 
de  jaren  1781  en  178a;   en  ieder  onderwerp,  op  ene  be- 
knopte  wyze  voorgedragen ,  ten  ernffigfle  op  *t  gemoed 
zyner  Toehöorderen  aengedrongen ;  van  waer  ze ,   in  ve- 
leriete  opzichten ,  ook  nog  heden  in  onzen  tej^enwoordigen 
toeftand  ^  onder  ons   met  ene  leerzame  (lichting  gelezeir 
kimnen  worden.    De  dacr  nevensgaende  Aentekeningen  ea 
Bylagen  -dienen-  ter  ophetderinge  van  enige  voorvallen  in 
die  dagw »  waer  op  zyn  Eerwaefdc  het  'oog  heeft,  of  ook 
welzulkeu^  die  hem  byzouder  betreffbn. 

Leerredenen  ef^  Bedejlonden  ,  door  j.  a.  S.  hoerstra  , 
Leeraar  der  hervormde  Doopsgi^zinde  Christenen  te  Uu 

,    recht  y  medebejluurenden  correspondeerend  Lid  der  Edam* 

fche  Maatfchappy  van  Kujift^n  en  IViettnfohapp^n ,  onier 

de  zinfpreuk:  tot  nut  van  't  algemeen.     Te  Utrecht^  by 

G.  van  der  Veer  en  Zoon  ,   ij^i^^Sèhahen'  Het  Voor^ 

bericht  y  215  bladz.  in  gr.  ivo. 

De  Eerwaerde  Hoekftra  ,  fpoedig  van  ftanHplaets  vtnxt* 
derJ  zynde  ,  maekt  in  dezen  bonde)  aenvanglyk  ge* 
.  meen  twee  AfTcheid»-  en  dne  Intree-Reden.  Na  een  ver- 
bWf  van  omtrent  anderhalf  jaer  te  Edam  ,  nam  hy  zyn 
affcheid ,  van  de  Doopsgezinde  Gemeente  aldaer ,  den  ap 
January  1786;  gebruikende  tot  een  Text  Hand.  XX.  32: 
en  den  27  Augustus ,  deszcifdcn  jaers ,  predikte  hy ,  naer 
aenlaiding  van  i  Tb.  II.  19  en  ao,  zyn  affcheid  van  de 
Doopsgezinde  Gemeente  te  Westzaan  op  *c  Noord  ^  alwaer 

by 


J.  HOEKSTRA  9  LKBRkBDBNEN  EN  BEBESTONBEN.     35^ 

Iky  Tuicii  een  faalf  jaer  den  dienst  ais  Leêraer  bad  waèrge- 
Jiomen..  Hifrop  yolcde  den  3  September ,  in  dat  eigende 
jaer ,  ^ne  intrede  in  de  Doopsgezinde  Gemeente  ie  Ut- 
rechty  alwaer  hy  zyh  dieristweric  aenvaerdde,  met  de  be- 
tuiging van  den  Apostel,  i  Th.   II.  4. fiy  deze 

Leerredenen ,  flaende  op  zyne  byzondere  betrekking  tot 
ieder  Gemeente ; heeft  by  gevoegd  vyf  Leerredenen,  door 
hem  te' Utrecht  gedaen  i  over  Heb.  XI.  1—5;  waerin  hy 
handelt  over  den  aen  van  't  Geloof;  bet  Geloof  der  Oii- 
aen  ,  met  deszeïfs  zegenfyk  gevolg ;  de  tocberciding  óet 
WaéreU,  zo  als  zulks  verftaen  word  dooï  bet  Gelöon  bet- 
Geloof  •  benevens  de  voortreflyke  offerande  vaa  Habel;  ea 
èindelyk  over  bet  Geloof  en  de  zegenpralcnde  Hemelvaerd 

van  Eiiioch. ^    Wyders  verleent  deze  bondel  nog  vier 

Bedeftqnden  ,  door  zyn  Eerwaerdén  te  Utrecht  uitgefpro- 
ken :  behelzende  ene  befchouwing  van  bet  voordeel  ener 
oprechte  gehoorzaemheid  ,  volgens  Exod.  XXlil.  2a ;  de 
2egcnvólle  gevolgen  der  Deugd ,  en  de  beillooze  uitwerk- 
zelen  der  Ondeugd,  naer  luid  van  Jez.  L  19  en  20;  den 
waren  aert  en  de  natuur  van  ene  nationale  gerechtigheid 
ién  derzelver  zegcnryke  gevolgen  ,  aengeduid  Spr.  XIV. 
34'»;  en  zo  ook  34  ,  in  bet  tegenovergefteFde ,  het  fcha- 

xJelyke  en  verdervelyke  ener  nationale  ongerechtigheid. 

Zyn  Eerwaerde  behandelt  de  hier  opgemelde  (hikken,  ie- 
der in  zyne  Ibort,  op  ene  regelmatige  wyze;  des  derzel- 
ver  voordragt ,  over  't  algemeen  ,  met  genoegen  gehoord 
lieeft  kunnen  worJen ;  en  men  ,  nu  dezelven  door  den 
druk  gemeen  gemackt  zyn  ,  'er  een  algemeen  nuttig  ge- 
bruik  van  kunne  maken.  9nder  andere  byzondérheden 
die  onze '  aendacht  tot  zich  gêti'okken  hebben  ,  is  zyne 
befchryving  van  een  RscirTVABRDio  regent  van  dien 
'aert ,  dat  wy  't  wel  der  moeite  waerdig  geagt  hebben 
'dezelve  hier  over  te  nemen.  ' 

„  Êen  RÉCMtVAERDio  regent  ,  wiens  boezem  gloeit 
van  liefde  en  lust  voor  de  beoevening  van  Gerechtigheid, 
lent  de  betrekking  in  welke  hij  is,  en  boud  zich  geduu- 
rig  onledig  met  het  nafpeuren  van  zijne  plichten ,  door 
dat  bij  bevreesd  is  ,  dat  de  onkutide  hem  of  in  bet  een 
of  in  bet  ander  zoude  doen  dwaalen. Deze  hoofd- 
regel is  diep  'in  zijn  ziel  ingefchreeven ,  dat,  daar  bet 
Volk  niet  h  om  den  Regent ,  maar  de  Regent  om  dat  'er 
Volk  is,  *t  geen  ter  bewaaring  der  goede  orde  beftuurd 
moet  worden  i  en ,  ter  vporkooming  van  veele  onheilen 
zich  vtrbtBden  nan  zekere  wetten  ,  wdke  met  de  waare 

Bb  j  ge. 


Mflcldheid  des  Lands  en  Volks  ovcrce»  draf  en  ,  tij,  «cl», 
zelv'en  'en  zijne  Medercgenten  dan  moét  belchou wen  als 
VeiteaenwooTdigers  des  Volks,  welker  plicht  het  is,  elke 
ïu-  en  Opgezetene  des  Vaderlands ,  zoo  wel  de  Ichaamle 
Géméenie  hieronder  gereekent ,   als  de.  vermoogende  en, 

aanaenelijke,  te  berchovven  als  Medebroeders:  dezQ 

tegel  moec  ingedrukt  en  levendig  z>jn  in  óA  harten  vaa 
alle  Reeeaten ,  indien  ze  den  naam  van  Rephtvaerdig  zul- 
len veraieneh,  maar  in.  't  biizonder.  iu.  de  gemoederen  vao 
dezulken,  wslke.  deze.  aanzienlijke  w  eewichpge  bctiek- 

kiMéa  "bekleèden  ïn  eèn  Vrij  Gemeeuebest, ah  \^ 

voorbeeld  Nederland  is, Zulk  een. Regent,  die  3 

dezen  regel  de  Gerechtigheid  zoekt  ^e, beoevenen,  bevlij- 
tiA  zich  fterk,  do»  in. 't  gemeen  de  gefchiedenis  der  Voh 
keii  eri  in  't  bijeonder,.^ijnes  Vaderlands,  naauwkeung  re 
kennen  ten  einde  door.  dit  middel  niet  alleen  de  Rechten 
en  Voorrechten  van  hpm  en  zijne  Medeburgeren  te.leeren, 
maar  ook,  om  daar  door,  als  m^t  een  opflTag  van  het  oog, 
te  kunnen  zien,  wanpeer  daarop  itjbreuk,  gemaakt  word. 

, Hij  bénaarftigt  zich  met  zijne  Medebroederen,  om 

het  onrecht  en  de  ingékroopene  misbruiken  te  doen  wij- 
ken   op  dat  derzelver  plaatzen  door  Gerechtightid  vervan- 

cen 'worden. ^    Zijn  voorname  doel  en  pogingen  zijn; 

Sm  alle  zulke  regelen  en  plannen  werkftellig  te  maaken. 
die  sepast  zijn  ,  en  dienen  kunnen  ,   om  bet  Vaderland 

flclukkw  te  maakcn: en  daarom  zorgt  hij  er  naauw- 

leurie  voor ,  dat  dat  alles  'er  gevonden  «n  in  blpM  ge- 
houden word,  wat  tot' een  wèlingerichteo  ftaat  behoon, 
.  Onder  anderen  is  het  de  hoofdzaak  bij  zulk  een 

Rechtvaerdig  Regent >  om  de  Godzaligheid  en  Deugd; 
door  een  voorbeeldigen  en  gelpovigen  levenswandel,  m 
ziin  eigen  charafter  te  vertQonen,  en  om  tevens  te  bewer- 
ken dat  dat  alles  aangewend  word ,  door  welke  de  God- 
vrucbt  algemeen  bloeirijk  en  beminlijk  gemaakt^  wo«.  — - 
Hierom  verbind  hij  zich  heilig  ,  om  eene  Nauonaale  G«r 
rechtigheid  aan  te  kweelcen  ,  en  fchildm  het  beminlüke 

daarvan  voor  de  oogen  van  zijne  Medeburgeren Hij 

haat  het  onrecht,  en  zijne  oogen  kunnen  geene  onder- 
drukking zien.  zonder  gevMlige. zielsaandoeningen.  — -— 
Het  bezef  van  Gods  Overalheid  is  fteeds  bij  hem  levendig. 

. Hij  vveet    dat  hij  van  zijne  verrichtingen  eens  re» 

keufchap  zal  moeten  gceven,  en  dat  een  onderdrukt  volk 
in  den  jongHen  aller  dagen  regens  hemzoode  .gumgen. 
indien  hij  zich  aan  zulk  een  fchenms  mogt  fehuldig  g- 


L£B&R^QE|9EN  EN  BEDESTONDEN,   '.  ^g^ 

ta22jft  tebben. Hij  ifi  ficcn  aahzicnder  des  Perz<K)ns*( 

en  om  dat  hn  met  ziJnè  McdeBröedéren  een  geheérVolk* 
vertegenwoordigt,  daarom  hoort  hij  zo  wel,  met  gewilliff-' 
heid,  na  het  gekerm,  geroep  en  kladgen  van  arine  wedu- 
wen en  weezen ,  als.  na  de  voordellen  van  rijken  en  aan*' 
zienlijken,  — —  Hij  is  een  befchériöef  eYi  opbouwer  van 
nuttige  Kuniten  en.Wetenfchappen,  eri  betoont  te  waakea 
▼oor  den  Christejijkèn  Godsdienst .  door  het  ongeloof  te 
keer  te  gaan,  en  deszelfs  verderflifken  invloed,  zoo  veel 
mogelijk  .met  Wijshefd  en  Voorzfchtigheid  te  verbreeken,' 
.  u—-:.  Hjj  dingt  na  een  algemeene  Eer  en  Achting,  maar 
zoekt  die  te  erlangen  door  Godsvrees  en  echte  menfchen* 
Ml^TTT  Hij  zondert  zich  af  i^an  all^  vleiers,  en 
welke  bij  hem  bekend  worden  als  fchijnvriencïen  "  men- 
fchcnhaaters  en  verdervers  des  Vaderlands.  - — 1  Hij 
beeft  een  affchuw  van  gierigheid,  wellust,  hoogmoed  en 
geweld ,  en  fmaakt  een  innig  genoegen ,  wanneer  hij  eele- 

genheid  vind  om  wel  te  doen.  •    Met  één  woord 

hij  is  een  recht  tederlievend  Vader  des  Vaderlnnds  en 
vind  in  het  heil  en  de  waare  welvaard  zijner  Medebur^e- 
ren  zijn  eigen  heil  en  geluk;  ja,  geniet  nooit  zoeter  rust 
en  vrede ,  dan  wanneer  hij  zien  ttag ,  dat  het  hen  wel 
gaat." 


Hedefidaagfcbe  Oefenende  Hóelktméc.  Door  d.  van  ces- 
«CHSii,  HeclmccsPcrjc  Amfierdamt^  $n.  Lid  van  yerfchei"^ 
den  Gpnoodfchappen.  \l\de  Deels  ^  ^.  3.  4<^  Stukje.  Tc 
Af^erdam^,  by  de  Wed.  J.  DoU^  i?t6k^n  gr.  4/0. 

"r\ii  derde  Cteel^  4eA«r  met  zo  veel  recht  gepreezene. 
-■^  Heelkunde  9  is  voorzeeker  aan  den  minervaaren  Hed» 

kundigen  ten  uiterften  gewichtig.  Wy  hebten  reeds 

in  ons  voorgaande ,  van  het  eerite  Stuk  deezes  Deels  (♦), 
welk  de  Konstbewerkingen  in  het  algeme^sn  ten  onderwerp 
beeft  I  eene  (corte  fcbets  aan  onze  Leezerea  medegedeelde 

In  de  volgende  drie  Stukken ,  die  wy  thans  voor  ons 

bebbeq  ,  verhandelt  de  Geleerde  en  Oordeelkundige  van 
Ges/cher  ie  byzond^re  Kons^tbewcrkingen  ^  in  de  volgen- 
de orde.  .Voor  eerst,  de  Konstbeweriingen  aan  de  byzon» 
dere  deelen  vari  het  Hoofd  ^  Welkers  getal  alvry  aanmer- 
•      •  '   •  '  ke*r 

(♦}  Zie  jilg.  Vad.lnu  Vide  D.  bl.  401, 


^      D.  VA!Ï  êEÏsÓtiER  ,  ÖElftóËNÖl*  HEEtkÜNDB. 

kelyk,  en  niet  het  minde,  «ondcf  hoodzaaklykliBid,  ver- 
groot is;  ten  tweeden,  de  Konstbew^r^^gca  aan  den  Hak; 
ten  derden,  dit  van  den  Tronk;  leri' yiercfen ,  de  Konstbc^ 
y^erkingcn  van  de  bgvcnjlè  Lidemaatch ;  "ten  vyfden  ,  de 
Konstbe^crkingen  van  ae  benedenflc  Lcdemaaten.  By  de 
énkelde  béfchouwiug  van  zo  vecle  gebreken,  welke  door  de 
Hand  êenes  bekwammen  Heelmeesters,  of  verzagt,  of  geheel 
kunnen  weggeiioomen  worden,  vermeerdert  zig,  met  recht, 
onze  achting  voor  deéze  edele  Konst,  welke  thans,  door  de 
vcreenigde  poogingen  van  zo  veele  beroemde  mannen  , 
2ulk  eenen  aanraerkêlyken  trap  van  volkoomenheid  bereikt 
heeh.  — —  De  verdienftelyke  Schryver  heeft  alle  in  dit 
Boekdeel  voorkóoóiende  onderwerpen ,  met  de  mogclykfte 
kortheid  en  duidelykheid,  behandeld,  en  daar  het  voorna- 
mentlyk,  by  de  behandeling  van  zodanigp.  uitwendige  ge- 
breken  ,  op  aankomt ,  dat  men  eene  nauwkeurige  kennis 
hebbe  van  de  waare  natuur  en  oorfprong  derzelven  ,  zo 
heeft  onze  Schryver  zig  de  moeite  gegeeven ,  om  'er  eene 
volledige  .Ziektekundige  Verk'Iaaring  ,  van  ieder  byzondcr 
gebrek ,  b^  te  voegen ,  ten  cfnde  hy  zynen  Leezer  in  (liat 
Helle ,  om  over  den  tyd  en  noodzaakelykbeid  der  Konsibe- 
werkinge  te  oordéelen.  En  men  ziet  hieriii  voornament- 
lyk  de  nuttigheid  van  zodanig  een  Werk  ,  voor  jonge 
Heelmeesters,  die. daarin  de  mogelykfie  onderrichting  kun- 
nen vinden  ,  en  ook  te  gelyk  kennis  krygen  van  de  ver- 
fchillende  wyiren  ,^  waarop  deeze  Konstbe werkingen  door 

de  beroemdfte  Heelmeesters  gedaan  zyn. De  byge« 

voegde  Afbeeldingen  der  Werktuigen,  en  de Verkiaaringen 
van  derzelver  gebroik  ,   verdienen  mede  onze  aanptyzmgp 

.   Gelyk  ook  het  Algemeen  Register  op  dit  Werk, 

vervaardigd  door   den  fleer  j,  daams^    Heebheeaer  te 
Haarlem^  hoogstöutlig  is*  ' 


Srieven  over  de  voorriaamfte  onderwerpen  der  Natuurkunde 
en  Wysbegeerie.  Door  den  Jioogleeraar  l.  buc-er  ,  Lid 

■  van  de  Keizerlyke  en  Koninglyke  Academiën  te  Beters^ 
burg  ^    Berljn  en  Parys  &c.  &c.      Felgem  de  laatfic 

■  Hoogduitfche  en  Franfchê  uitgave  vertaald.    Tweede  en 
Derde  Deel.  Te  Leyden,  by  P.  Pluy^ers,  1786.  in  gr.  %yo. 

Naar  den  aart  'der  inrigtin^e  van  dit  Werk,  waarin  de 
Hoogleeraar  Euler ,  gelyk  we   by  de  afgifte  van  *t 
cerfte  Deel  gemeld  hebben  (•) ,  zig  aan  geene  Systemari- 

fch^ 
{*,  Zie  Aig.  Vadnl  Letteroef.  VIL  D.  bl.  248. 


L.  KUUR  ,  BRIEVEN*  f/f 

fbhe  orde  verbindt,  ontmoet  men  in  deeze  twee  volgende 
Deelen,  waarmede  dit  Werk  beflobtén  wordt ', /éene  ver-* 
fcheidenheld  van  ^onderwerpen ,  welke  ,zyq  Ed. ,  op  ttae 
dcrgelyke  wyzéals  Üe  Voorigen  ,  in  een  gevalligeö  rfjint, 

leerziaam  behandelt.   .  '- * 

Het  eerfte  Ded  Kep  ten  einde  •'  met  eene  beTchouwing 
van 'de  werking  der  geesten  'op  de  lichaamfen;  ^n  dH.leidr 
den  Wysgeer:  byden  aïinvang"van  het  tweede  Deel;  telf' 
öavorfchinge  ydn'^de  natnur  der  geesten  ,  en  het.verbanch 
tüsfchen  de  ziel  en  het  Jichaarav*t* welk  hem -voórtis  in-' 
vvlkkclt  in  eené  yerklaaring  van  de  vermogens  der  ^tcle,' 
en  verdere  Wysgecrige'beden{cingeff ,  die  tot  dit  onderwerp' 
behooren.    Op'Tiet  afhiindelen  h|er'van,  keert 'hy  w^dcr 
ter  bepaaidere.befehouwinge  van  de  üchaam^en,  en  inzon- 
derheid van  dbrzélver  uitgebfeidbeid'én^déelbaarbéid';'  hét 
welk.  hem  xig.^voorts  doet  uitlaaten  byêr  de  leer  der.  Mt>«' 
naden,  welKef*  büitctifpoörighedétt  hy  trtigt  aan  te  tóónep.^  . 
Vervolgens  hervat  hy  '  zyne '  voorige  bèfchouwfne  van  iié* 
Gezigtkunde,  wel  byzonder'ten  iajrfkièn'Vafn  dé  loIeüVeh^*, 
en  *t  zigtbaar  worden  van  donkefre  JicHaamen  :  'zyne-daat 
iü  gevlogte  aanmerkfa^erf,  di)'de'^yercenkoinst  dêir  kóTeu- 
reo  in  toonen.^  'dóen  hem  daar  benevens  de  ajfndagi  ves»- 
tigfert  op  het  wörtdétbaarlykè  van  *s*  Meofchcn  Üem/  Eti 
bieraan  hegt  Hy 'vèrvpjgens  eeiiêgfezetté  be'liandeling  viii 
de  'EleftA'citeiry  met  eene  opheldiöririj;*  dét  vóornaatefte 
byzpiiderbederi ,' *  die  daaromtrent  in '^ahmeiitng  komen  ; 
waafrmede;  her  tiireede  Deel  jlflocmc.  '     /        By  den' aan^i 
vang  van  het  derde  óf  laatftë  Ücel.^  handjeh  onze  Natimri 
kundige  over  dè  breedte 'en  leftgteP^>p  onzen  Aardkloot  ilt 
*t  algemeen;  en  wèï  byzonder^oyei?*het  bepaalèn  der  ïcrrg- 
te,  roitsgsidersr  de  verrcbiilende  handel wyzeu;  wararv^  meit 
zig  daar  omtrent  bediéhti    Zulks  geeft' hem  aanleiding  tót 
ccire  ontvouwing  vait, het  geen  het  totimjö  en  de-Com- 
pasnailde  betreft;  hek  welK  hem  Vefvdlberfs'doèt'  ïH^ftaaH 
op 'de  uitwerkzelen  vaii  deH  Zéill^cféflF  \Eii  bicrn*vens 
voegt  hy  ten  laatfte  eerie  Veitlaarihg  yftft'pè  piopt;rici  of 
Doorzigtkunde ,  met  eéne  offhcldering  i^an  'de  yoornaamfte 
byzon^rhederi  ,  wéfltea  deswegeni"  opmerking  vorde^rti.' 
-^ — ^    Om  •  uit  detóe  'byzonderhedèn  ,  'tot  -  een '  fbkf  tjer 
uitvoering'e,  iets  óVer  te  neemen , ;  WaSrfote  wy  geèné^FI^ 
guüren  béhoevch,  wilkVn  bier  anders' vèefeFverfcischt'wbiri 
den,  zullen  wy  ons  bepaalen  tot  ddk**H(yogleeraars''^veis 
Uaaring)  wegens  het  blaauw  van  den  Hemel;  waaromtrent 

,   ,    ..      .',.  .:.....-.::••  ...   r.:    .-..•::   -.I  .:,,..  -h^ 


WjJ  '         L*  EÜLEU 

liy  iig.»  na  de  vQorig^  ;y^klaajring  van  een  gezigtsbedrog^ 
aldus  uitlaat. 

„.Uwe  Hoogheid; (f)'  h'eeft  nu  begreepen  de  oorzaak 
Van  het  bedrog,  waardoor  de  Maan,  zoo  wel  als  deZon, 
on»  3an  den  Gezichteinder  veel  grooter  voorkomen  ,  dan 
wanweer  zy  een  aanmeri^èlyke  hoogte  gereezen  zyn,  daai: 
iu  bef^a^nde,  dat  wy  als  dan  ,de  ligbaamei}  ve?:der  van  (^ns 
af  oQMcekn  te  ^ynf;  èehe.  gispng,  4ie  ji^arop  gejgrond  xs, 
dat  'Kiin  licht  als  dan  eene  aantaerielyke  verflaai^wing  on* 
dergw  ö.o,or  dè  l^pg^  Wg  »  w^lkV. hef, moet  doen  door. 
den  .dampkring  in  het  laage  gewest.,  d^c  het  meest  belaa- 
dèn  is  met  dampen 'éji  liitwaafemingen,  die  dè  doorfchy* 
nentheid  verminderen. .  Zodanig  is,  de  .l?êrhaalitt|  van  de. 
aanmérkingen,  die;'.i}c'de  ee^e  gehad  heb  ü.  H.  pópens 
dit  oiiderwerp  voor. te  fte;llen..  /. | 

,;*  Deze'hoedanigljiei^  van  de  lucht ,  welke  haare  door- 
fichyneutheid  vermindert,  mag  id  deq'eerftèn  opflag  van 
h^t  bog  als  eeagèLbrek  béfchouwd  worden  j  mas^zoo  men 
'ér  dè.gie  volgen  van  g^deflaat,  bevinden  wyt  Sat^  wel  ver- 
te v^g  een  gebrek  te  zyn,  wy  integendeel  daarin  de  wys- 
Iieid  w  oneindige  gpedliöid  vfin  den  .Schpppe)r, moeten  crs 
kénneii.  Het  is  aao^  deze  onzuiverheid  der  lucht,  dat  wy 
•  5ai.  wonderbaariyk.ih  yprxijkkcndé(cliQÜmp^^^  d^É  ons 
het  blaauw  van  den  Hemel  voordoet,  te  danken  hebben: 
waiit  3e  donkere. d^elp?,. die  de  Jichtö?a.alfen,tegphpulien; 
ïvprden  'er  door  verlicht^  ei>  zenden. ops/^vervolgens  hua 
êigeh,  ilra^len  xe  Rug  ,^;op  hun  oppervlak:,  v^órtgebragt.^ 
door  eene  geweldige  Tchudding  , ,  gelyk  in  alle  donkere 
Ughaamen  gebeurt-,  H^tlgetal  der  dViliiiige^,  die  zy  kry* 
gen-  nu  is  het  dat. ons  dat  fcostlyk  blauw,  jertoont.  De- 
Se  byzonderheid^  verdient  wel  ^  dat. 'ik  die  duidlyk  verkbate. 

'  .  I.  In  de  ecrftjB  pLfiats  merké.ik:  aan ,  dat  deze  deel- 
tjes wterojate  l^ldfi,  zy9>  en  onjieririig  «eer  ver  van  eeh; 
behalven  datxy  zeer. los. ^  eij  bypa  £^heelen  al  doorfchy* 
i^n4ê  zyri.  pic(rv^n  komt  he^,  dat^  eïk  deeltje  afeonder- 
luk.vollïreki:  .JMeit;.bevatbaar  ifi,  m,d^t  wy  'er  niet  vm 
aangedaan  kunnen  .zyn,  dan.  wan^iecfr /er '  een  zeer  grppt 
getal  tè  gelyk 'b>are'ftraalien,..ea.6yiR^^  ^n  en  de* 

^|ve  .rigting,  jmuie,  onze  oogen  .afzendt  j  iie  vereepiging 
öpTv^^^cf^  van/verjTcbeiden  deeltjes. , is  , derhalven  npdig 
pp^,e^ne  «uLadpening  te  verwekken*. '^,,^  .   , 

VK.'  •"".•        r.»  Il  .  '    '  .      .'  ■ ■<■.-'.■  ^^    - 

V  ft)  Men  herinnere  zig,  dat  deeze  Brieven  aan  êcne  Duitfcfae 
Prinoesfe  gefchreeven  zyn. 


„n*  Hieruit  volgt  daft  Wait,  dtt  die  déeltjèèj  weMcè 
éïgte  by  ons  «yii,  onze  zincoigcn- ontfnapj^n,  Terihitè 
'men  die  rtföet  aatoerken,  als  püïitfeD',  welke  dóór' dè 
masft  der  •  lucht  fieeh  vcrfpreid  ^ym  '-Maar  die  dedtjes, 
Wlke  zeer  "véire  Van  het  oog  af  zynf :  VereenJgéft  hunne 
-ftraaleii  in  ^tföogbyna  volgen*  èen  'zclvde  leiding ,  wéHêfe 
'daardoor  flcrk  ^ertoeg  worden  ooi  ötis  gezicht  aan  té  döèA 
Vooral  wannéér 'inefr  dcfat  geeft,  -dat- dergelyke  dcchjès; 
die  verder  af '*yni  ett  ook  andere  die  meter  nibyJ^' 
saameri  loopéü-om-deege  iHtwerfcing  vÓQit  tè  brengen.  ' 
„  HL  De  blaauwe  koleur,  die  \Krjr  in  den  Hemel  iietf; 
wanneer  die  ,heWer/is,  is^dari  niet  anüérs  dan  het  gevolg 
vm  alle  deze.  deehjes  in^  den  dampkring  verfprdd:,  ^ 
voórhairmèwlyk'  'van-  dfe ,  ivelke  zéeir  ver  vai  ons  af  zyi(i 
men  kan  daö  wel  zeggen,  dat  zy  van  nature  blaaw  zynl 
mrtr  ^n  èèn^  "by  'üfcneeaienheia  helder  Wauw ,  dat  gob 

.  "ttocgzaam  niet'dortker  en  zigthaar  is,  dan  wanneer ''efr 
ëeli  zeer  gtoöt  aaótia!'  van  die  deehjes  zyn,  en  dal  zy.plinl- 
ne  ftf aaien  vèlgens'^een  zelvde-leidijiff  .r^re^mgen.''"  ^"  "^'^ 
*  „  IV.  De  kunst  brengt  eèn  dïet^el^é  jiitv^érkin^  vooM 
Wanneer  men;  onder  het  Tmèh^n' van  eene  fcleinij  Jroev^ecï 
*è.id  indigo;  irt  eente  groote  hoeveelheid  wateir,' dit  wïtélr 
Aroppelsgew^s  laat  vallen,  zal  iïien  'ér  niet  de  minfté'-kör 
ftur  vali  verf  m  zien;  en  wanneer  men  het  in  eert'  ttéiü 
kopje  ^et,  'zal  tóen;  'fcr  flèchtsi  eë^ie «flaauwé  blaéutvigtigp 
ifoiétïr  in  zien*  toa«r  wanneer  tnetï'ér  een  groot  glas  toe- 
.ae-  vulf ,.  -én  At  -Van  verre '  BércHbutvi! ,  ziet  men -'er  'ccfi 
ittet  dioriker  bïa&uW»  i*.-  •  Tküémé  ptóèf  kan  men  .doeti 
met  andere- Hotóilren;  aldus  ïs  het  dat'Boü'rgo^nè  WyV 
lil  teet  tlemc  hóe  veelheid  genoómeh-vinhauwelyts  roöda: 
tig  fchyqt,  en  in  een  gtoptó'gevüW fles  dè  ^oode  koléi 
iJêcr donker  zal- V0orlcón(ïen,^     .'        :'-  •      'ƒ  _ 

v*'*^-  Hèi^atei'ln  een  gtoöt  eAÖlfei^  Bekken  fchvqt 

.  idtoos  'een  zekere  -teteuir''  te^heWjIenr^TChooh  eèn  *  klelrte 
hoeveelheid  geheel  klaar  en  zuiye^r  is.:.deze,ko^eurJs'gé^ 
SMttitjt  meer  of  ttlin  nit  aéh-gróehêy  hér  gééiie  cjoct  zég- 
^cn^  dat  de  kïeiW  deelt|es  ♦Sn  «tt  >viter'htt  'ook  z'yh; 
teair  van  een  tihertbaate 'on|ftohde-*Koteür,;-zoö'  dat  tteti 
*èf  écin  gïbote:Ti(oéVé8!bfeid  vart  möct' hebbed, ^é^r  mén  ^er 
«etB  van  gewaar '•Woiui,ott;'darijé*ra^)èti''v^\vérfch^^^ 
de  -  deeltjes  zf g'  M '  «M  zaïtteif  *  Wréettigen  :•  óm  deze'  Üïti 
Ütrfcmg  veön  t^  WPèi>g(?n.  '  ^^  '■  -  • 
'^  ;;  VL  Daaf  het=  ntt  door  deze  wairii^tthig  Waiirfthyn- 
fyk  voé^koihtj  dlit^4è^Ueiae''d6eHjèa'^'het  ws^r^ 
"'"'    *  ^  '  ag* 


,3S6  i^«  SULSll 

jagtig  zyn>  zou  men  kunnen  beweerep»  dat  dezelrde  re- 
den, waarotn  de  zee,  of  bet  water  van  een  nieir,,of  eea 
vyver,  ons  groen  voorkomt,  ook  die  is,  waardoor  de 
hetnel  ons  blaauw  toefchynt:  want  het  is  waarfchynly- 
ier ,  'dat  alle.  de  de^ltjes^  der  lucht  een  ligt  afdrukfel  vaa 
het  blaauw  hebben,  maar  tevens  zoo  flaauw^  dat  oien  bec 
iniet  gewaar*  wordt,  dan  wanniser  men,  een  ;Eeer  groots 
masfa,  even  als  de  gantfche  uitgeilrektheid  van  dea 
'dampkring,  by  een^  ziet,  dan  dat  meq  die  koleur  zoude 
toefchryven  aan  de/daropen,  die  in  de  .lucht  omzweeven^ 
en  daar  niet  toe  behooren. .  .        . 

„VU  Inderdaad  hoe  zm  verer  de  li^cht  is,  en  hoe 
meer  ontdaan  van  uicwaferaingen ,  hoe  glansryker  het 
ilaiiw  vgn  den  hèmej  is,  het  geeöe  genoegzaam  bewyst, 
dat  men  'er  de  reden  van  moet  ^zoeken  in  d'O/eigea  deelt- 
jes van 'de  lucht.  Dé  vreemde' ftofiep,  die  zig  daarmede 
jvermengen,  zoo  als  de  uitwafemingen,  worden  integen- 
deel 'zeer  nadeelig  aan  dit.  fchóone  blaauw,  en  beneemea 
''et  flechts  den  luister  van.  Wanneer  deze  dampen  de 
liicht  ai  te  v^el  belaadeuj  zo  veroorzaaken  zy  hier  bene- 
den de  nevel  of  misten,'  en  beroov.en  ons  geheel  en  «1 
van  't  fciiouwtoneel  der  blaauwe  koleur  i  ?oo  .die  dampen 
ineer  verheeven  zyn,  ?oo  als  gemeehelyk  gebeurt,  dan 
komen  'er  wolken  uit  voorts  flie  dikvvi)s  den  heinel  ge* 
heel  en  'al  bedekken ,  en  ons  een  gansch  andere  koleur^ 
dan  dat  bUauw  Van  de  zuivere  lucht  voordoen.  Dit  is 
dan  eetie  nieuwe  h6^4anip;licid  van  de  .lucht,  bebalvea 
die  van  de  fynheid^  vloeibaarheid  en  veerachtigheid  of 
elasticiteit,  welke  ik.de  eere  gehad  fieb  ü..  H.  te  ont- 
vouwen; dat  is  te, zeggen,  dat  de  kleine  deeltjes  yan  de 
lucht  van  natuurc  bUanwagtig  zyn*;V  .  . 

Op  eene  foortgelyke  wyze  heeft ,|^ de  Heer  £i^/^r.dit 
ftuk ,  by  eene  voorige  gelegenheid  ,*  ,m,  't  «nérljte  Deel  Ver- 
klaerd,  't  welk  hier... ter  nadere  ophelderinge  kan  (trek- 
ken. '  :  '      > 

„  Dit  luchtverfchynrel,  Czegt  hy  aldaar,)  loude  geen 
plaats  kunnen  hebben,  indiet^  de  luipht.  eeii  volmaakt 
doorTchynende  middelftoffe  was,  gelyk^etber^  ^dan  zouden 
wy  van  om  fioog  .geen  andere  (Iraal^n  krygen,  dan  die 
van  de   tierren ;  maar  de  helderheid  v^n  den  dag  is  200 

f  root ,  dat  het  kleine  Ikht  der  llenren  yoor  ons  oozic^t. 
aar  'wordt.  Gelyk  'U.  Ff,  niet  zien,  zou  de  vlam  if^ 
een  kaars  by  dag^.;wannfier  zy]  daar ;  r^pjlplyk  ver  van' at 
Was»  daar  die  zelvd^'^vbMa  des  nacfaU  zeer  belder  zoué% 

fchj- 


fiRIIVEtI»    '  35l 

ftfcytien  o^  nog  veel  grooter  afflènden.  Het'  geen  dui- 
delyk  bewast  dat  men  de  oorzaak  van  het  blauw  van 
den  hemel  moet  zoeken  ixi  Het  gebrek  van  de  doorkhy- 
iiendheid  van  de  lucht.  De  lucht  is  vervuld  mét  eene 
menigte  van  deeltjes,  die  «iet-^hed  en  al  doorfchynend 
zyn,.maar  die,  daor  de  draaien  der  zon  verlichte  .daar- 
door een  beweeging  van  drilling  verkrygen,  het  geen 
nieuwe  ftraalen  voortbrengt^  die  aan  déze  deeltjes  eigen 
zyn:  of  wel,  die  deeltjes  zyn  donker,  en,  verliclit  wor- 
dende, worden  zy  zelfs  zichtbaar.  Pe  koleur  nu  van 
deze  deeltjes  is  blauw:  en  zie  daar  de  uitlegging  van 
dat  vprfchynzel.  JHet  is  dat  de  lucht  een  aantal  van  ktfei- 
ne  blauwe  deeltjes  bevat,  of  men  kaó  zeggen,  dat  4ft 
kleinfte  deeJtjes  blau<!iragtlg  zyn,  maar  van  een  uiteiTnaai 
ten  dun  blauw,  dat  niet  zichtbaar  was  dan  in  een  ver- 
baazende masfa  lacht.  Dus  verneemeh  wy  niets  vfth  öit 
blauw  in  eèn  kamer,  maar,  wanneer  alle  de  blauwawige 
ftraalen  van  den  gantfchen  dampkring  te'  gelyk  ih  onze 
óogen  doordringen  ,  hoe  dan  ook  de  koleur  van  een  icge^ 
lyk  moge  zyn,  zoo  kan  hun  geheel,- te  zaaraen  gënbmen 
een  zeer  donkere  koleur  voortbrengen.  Dit  wordt  beves-' 
tigd  door  een  ander  verTcbynfel,  dat  U;  H.  niet  onbekend^ 
zal  zyn.  Befchouwende  een  bosch  van  naby,  zoo  zal  het 
wel  groen  voorkomen ,  maar  wanneer  mcti  zich  daaivan 
▼erwydert  ,  -zo  zal  het'  altoos  meer  uit  den  blèuwe  tóe- 
fchynen.  De*  bösfchen  van  de  gebei^ens  van  den'  Hartz 
die  men  te  Maagdenburg  ziet^  fcbywen  tamelyk' blauw  te 
2yn,  fchoon  dezelve,  van  Halberftad'^beföhoüwd  ,  CTOea 
zyn  :  de  groote  uitgebreidheid  van  de  4ucht ,  tusfëheft 
Maagdenburg  en  deze  gebergtens  /  teyni-daar  de  oorzaSK' 
van.  Hoe  dun  of  fyo  de  blanwagrige  deelejes  van  de- 
lucht  ook  rzyn  ,.  daar  is  'er  altoos  een  zeer  groor  aantal' 
van  in  deze  tusfchenruimte  ,  welker  ftraien  gezam^nlyk 
in  odze  oogen  komen,  en  bygevölg  aldaar  een  Yedelylc^ 
donker  blauw  vertoonen/  Wy  neemen  een  'diergclyk  liicht-/ 
verfcbynfcl  waar,  in  eenmevel,  alwaar  dö  Jucht  ovérlaaden 
wordt  met  een  aantal  donkere  deeltjes^  dt«  uit  den 4>lat!we 
zyn.  Niet  befchouwende  dan  een  kkfeeh  'afftan^ ,  v,^m 
men  byna  geen  nevel  gewsar;  maar  waittieér  «e  afftajKf 
gróót  is,  wordt  de  blauwagtige«fcoleu»'»er  (lerfc,  en  zelf^ 
op  het  pnnt,  dat  men  daar  niettvmedr  door  hecnittih  jflén  • 
Met  waters-van.  de  zce-fchynt  ons^op-eefi  tOtkt^  diepte' 
groen  toe%  maar  het  is  tamelyk  heWer  ,  wanneer  men  W 
een  glas  aiedc  ^aanvult.    De  oówaak  daarvan  is;  «Mtliaapi 

-  II.  DEEL.  N.  ALG.  LETT.  NO.  9.  C  C  Jy|( 


Ijk  dczeUrck:  dit  water  is  Uekaden  iB«t  eca  aaptal  a?oe» 
^vgQ  deeltjes  ,  waarfan  ^q  kleiu  aantal  geen  zicbtbaare 
uuweckiug  voortbrejigc »  maar  in  eeo  groote  uii;gebreidheid9 
wanneer  nien  in  de  diepte  zietj  brengen  zoo  veete  groen* 
^B^i£^/^^^^^^»  z^afflcofiévoegd»  een  donkere  koleur  vooru*^ 

IJistorifcht  Verhandeling  over  de  Natuur ,  JJUneemenfiieid 
en  Pwhn^  der  Waardigheid  van  Stadhouder  in  de  Ver^ 
eenig^e  Provinciën:  gefckreven  door  viylen  den  Historie^ 
fchryver  }h^  WAGBi^Ai^a.     Te  Jmfterdam^  by  dEryen. 
Ph  Meiji?i;  en  G.  Warnars,  1787.  ïn  gr.  ivo.  160  hladz^ 

V\w  ^e  Stadhouderlyke  bediening ,  van  fomniige  oor^* 
■f^;  ipronglyke .yereiscUten  afgewetken,  Tedert  eenigen  ty4 
fi^tt  onderwerp ,  gevyorden  is  der  gefprekjkeD  ^  beide  van 
on:^&  kundige  en  min  kundige  Landgenooteo  ,  terwyl  zeer 
weixugên  ürftaaczyn,  van  reciit  te  oordeelen  over  dii» 
llnguliere  Ambt,  dacht  de  Heer  hdisinga  bakkeh,  aan. 
's  Lands  Regeerderen^  ea  aan  onze  Landslieden^  geenea 
ondienst  te  zullen  doen,,  door  de  uitgave  eener  Hiuorifche 
Uerliaiiddif^ ^  (pef  jde  natuur^  uUneemendlieid  ep  paaien 
der  waardigheid  van  Stadhouder  ia  de  Vereéoigde  Pro  vin* 
ciën;  eene.VerhandfUng  f  die  de  Heer  wag^naar  heefi, 
opgeïteKi  in  de^  [laa(fte  Jaarei»  des  leveins ,  ea  de^  Regeerin* 
ge , ,  van ^^e^  Vrouwe. Qouver^ntte ,  Moeder  vaneden  tegen* 
VOQjdjg^ ,  I^rfftadlHNi^er  h  daMKOf  in  dien  tyd  bewoogen, 
2)M^9  019  Tomaiiger.. hoog vlïegendei  begrippen,  over  d^ 
Natuur  van  dac.A^t^  te  keftrydw,  en,  ware  het  moge- 
lyj^s.  te  ver^etieieuM  Het  UyJrc^  onder  anderen.,  zegt  de 
Üitfreevjcr^  dat  hy  iii>  de  jaaiea  1756  en  1757  met  dit  ge«i^ 
^i9"iift  ondfffwe^p  onledig  gesweesDjis;  een  tyd.,  »o  wel  ia 
onze  Hjscorii»  bekendt»  als  dooribeft  deel.  d'aic.zyna  be-^ 
^Ijaafdf  {^jQ  daarin  getK^iaeiL  beefi;*  Engeland ,  toen  met 
j^rankryk  in.openbaaren  oorlojaf  zynde.,  en  van  den  Staat 
bet  fe^oiüfs^  volgens.de.  TraAaoeen,  eifthende,  werdt  h^ 
v^Akexiep  vaii,,da«  feao^ifs  door  de  Goiiviemante ,  en  font- 
mige-  Ledi^n  der  Regceringe  4  ilerk  g«dceveii ,.  terwyl  bet« 
^elve  door  andefea,  qr'  met  naaiae  door  AmüBerdam,  be^ 
V^ereade  de  onyeq[)ljohlhéid  vw  hetzelve  ,  even  fterk  te*. 
gengeho^en.  werd^>  £te:  vftfchilteo  hkr  over  in  de  Repu* 
bliek  bragten  e«oe  mttAfjit^ rigide  SiadboudergOBiiiden  ia 
beweegtng^  welken,  sd&.gewoonlyk  gebeurt,  in  de  Ymm 
der  haijtatoobtoi,  die  teaniigheid  hooger  opvy&idefi.9  daa 

de 


J*  WAGENAAR,  OVWt  WET  MAPHOÜDER  SCHAP.        J(jj 

4t  nambr  van  dat  Atöbt  gèhengote.  „  Ik  Ueb,  ze^tonxe 
i,  kundige  co  gemaatigde  Htetoriefthryver ,  altoos ^«ulked 
,,  voor  anvoérzUhsJge  en  va//che  Vriend&n  van  de  Stad- 
^,  houd«fs  gehouden  ,  dte  by  toonde  of  by  gercTirifie  bei' 
3,  weerden,  dat  men  hem  Souverain  Van  den  Lande  maai 
^,  ken  moeirt ;  en « tiilken  daarentegen  voor  hunne  vtor^ 
^,  zickUgt  en  vMre  VrUnden^  dfê  hen  in  hun  hoog  gezag, 
3,  «o  alé  het  door  de  Wetten  en  Privilegiën  vastirerteid  en 
i,  bepaald  is ,  voórftofiden  en  vooffpraaken.  Hét  vólK 
i,  fchtfkc  hier,  federt  het  afz weeren  vaA  den  featften  Vorsr^ 
,^  vöor  de  etühooftlige  Regeering  ,  ert  vat  een  afkeer  oi< 
,y  van  he©,  dien  bet  denkt,  dat  naar  ruik  eene  Regeering 
^,  ftaat  —  gelyk  me^  in  het  jéftf  1675  oiidefvondt  -- — 
;,  «y  alleen  zyn  dan  foor  wyze  en  waarc  Vrienden  des 
i,  Stadhouders  te  rekdA^i,  die  hem  iri  zyn  wettig  yérkre 
,^  gteu  geiMg  voofftaan  en  handhaaven;  en,  fchoön  «y, 
„  naar  de  gróndng$ls  eft  ards  ^er  Regeering  hém  gaarne 
^,  ^^oö/  2lcn  y'  egter  nooit  wenrchefn  dat  hy  ü  groot  wor* 
^^  de/*  £>t»  dacht  on^  V«dèrtendfche  Hisronefchryver, 
til  op'.  dien  gtdnd,  heeft  hy  20  wel  de  uitmemendheid  als 
de  poéüen  van  hef  Stadhouderfchap  in  deeze  Verhandeling' 
gepoogd  te  vestigen  j  eene*  Verhaodeiing  ,  die  overal  dte 
blykeo  draagt  van  '»  Scbryvcrs  gemaatigdheid,  fchrande^. 
heid,  en  grondige  kcnnia  in  's  Lands  Cofnftitutie  en  Ge* 
fthJedeni3len ,  doch  dié  «ogetyk  in  onzen  tyd  aan  fomm}- 
gen  wat  d  te  veel  op  een  Arfstocratifchcn  leest ,  gelyk 
0ieo  bet  iw)eait ,  2al  gcfehoeid  fchynen  ,  Waartóe  de$ 
Scbryversr  byzondere  becrckkingen  roogfelyk  wel  itt^  zullen 
toegebragt  hebben,  fchoon  z^ne  ftellingen  genoegzaam  al- 
ryd  op  Hlstorifchebewysgronden  gevestigd  «yn,  en  overal 
de  eerlyke  'eri  cordaate  man  doorflraali.  Trouwens  ♦  wan* 
Bcör  men 'flegts' het  onderfcheid'  van  tyden  en  onrftandig. 
beden  j  waarin  wa<9enaar  leefde,  met  de  onzen  raadpleegr^ 
xal  men  nieiifaunfi^n  nalaatenr,  het  karakter  en  dé  kundige 
beden  vaa  onzen  'Vaderiandfcben  Historiefchryyef  ook  ki 
éit  Werk  litrtde  te  doen. 

'  Zonder  ons  i»  éenig  detail  vw  deze  Verhandeling ,  die 
in  zyn  geheel  verdient  geiee^cn-  te  worden ,  io  te  laaten,  zul- 
fen  wy  önarew  Leezeren  een  beknopte  fchèts  van  het  Weffc- 
2Clve  mcdedcelen.^  : 

By  den'  aanvang  doet  de  Schryver  een  oftdèr^oek  naar 
den  odrfj^tcftig  der  Stadbouderlykc  waardigheid  ,•  en  by  die> 
gelegenheid  aanjcetocmd  hebbende,  dat  de  SYadtibtfder  eer- 
qrds  door  den  .Voc&t  ,  ennn  aUeen  door  de  £taat0o  aap- 


Ce  a 


ge. 


gefield  wordt ,  gaat  fay  over  ter  Yerklaaring  tan  de  voor* 
naamfte  onderfcbeideu  naamen ,  2d  wel  van  die ,  welke  de 
Stadhouderen  van  Holland  plagten  te  voeren,  en  die  hua 
in  openbaare  Brieven  ,  Placcaaten  en  andere  Documenten 
gegeeven  worden  ,  als  van  eenige  andere  ,  met  welke  de 
patuur  hunner  Charge,  foaatyds  ook  in  ftukken  van  Staat,, 
uitgedrukt  of  omichreeven  is.  Dan ,  daar  de  Vorften  uit 
^en  Huize  van  Orauje  en  Nasfau,  die,  ièdert  de  opkomst 
^er  Republiek  ,  als  Stadhouders  zyn  aangemerkt ,  of  die 
waardigheid  met  de  daad  hebben  bekleed,  niet  allen  evea 
yeel  gezags  gehad  hebben ,  heeft  de  Scbry ver  het  met  on* 
dienftig  geacht,  kortelyk  aan  te  toonen,  waarin  bet  gezag, 
welk  deeze  Vorften  wettiglyk  verkregen  hebben ,  onder- 
fcheiden  geweest  is;  waarop  hy,  lot  een  meer  byzondere 
verhandeling  van  de  onderfcheiden  4eelen  des  Stadhouder- 
lykcn  bewinds  overgaande,  de  pligten  aantoont,  tot  wel* 
ker  nakoming  de  Stadhouder,  volgena  zyne  Commisfie, 
gehouden  is;,  als  vooreerst,  deHoosheidj  Gerechtigheid^ 
Privilegiën  en  Welvaar  en  van  den  Lande  ^  Leden  ^  Steden 
en  Ingezetenen  van  dien^  voortefiaan^  te  vorderen  en  te 
bewaêtren;  ten  tweeden,  het  gebruik^  of  de  oefening  der 
Vfaare  Chrijtclyke  Religie ,  so  die  tegenwoordig  by  publie* 
ke  autoriteit:  hier  te  Lande  seexercéeri  vorat ,  voor  te 
Haan  ,  en  die  Relijrie  van  allen  overlast  en  foulen ,  of 
^rdrukking  ,  dcsordre ,  oneenigheid^  a/breuk  en  fkhade  U 
bejchennen :  voorts  -  aan  elk  recht  en  juftitie  te  doen  ad* 
minifireeren ;  in  Holland  tnet  advis  van  Prefident  en  Raa* 
den  van  den,  Hove.  Waar  by  de  Schryver  te  recht  aan- 
toont,  dat  de  Staaten  den  Stadhouder  wel  tot  hoofd  van 
het  booge  Hof  van  Juftitie  hebben  aangefteld,  doch,  des 
onaangezien ,  met  de  wetgeevende  macht  ook  het  hoogite 
gezag  over  de  Juftitie  aan  zich  behouden  hebben.  Tot 
dit  hoogfte  gezag  over  de  Juftitie  behoort  ook  het  recht 
om  gratie ,  rem-sfie ,  pardon  en  abolitie  van  misdaad  te 
verlecneo ;  de  oefening  van  welk  recht  de  Staaten  van 
Holland,  echter,  onder  zekere  bepaalingen»  aan  den  Stad- 
houder hebben  opgedragen,  en  dat  wel  onder  deeze  drie 
volgenden:  i)  Hy  moet ,  eer  hy  *er  tich  van  bedient, 
het  advis.  van  't  Hof  inneemen.  2)  De  Brieven  moeten 
naar  hehooren  worden  geinterineerd  of  wettig  verklaard. 
3)  y^an  gequalificeerde  dood/lagen  en  enorme  delicten  j  ëe. 
committeerd  of  begaan  met  geleider  lage  en  opzetten  wiUe^ 
mag  geen  remisfie  of  pardon  verkend  voorden.  Uit  welke 
bepaalingea  klaarlyk  te  befpeuren  is»  dat  de  oefening  van 

het 


OVBR  HST  STADHOüIffllSCHAP.  3(^5 

tiêt  Têcht  van  pardon  wel  aan  den  Stadhouder  opgedragen 
is  ,  doch  dat  het  hoog  gezag  daar  over ,  als  i;yode  eien 
vootoaam  gedeelte  van  de  Souvereiniteit ,  blyft  by^ 's  Lands 
Staaten,  op  welker  naam,  by  raade  van  den  Stadhouder» 
ook  de  brieven  van  gratie »  pardon ,  remisfie  en  abolitie 
gefteld  worden•^ 

Onder  de  aaaken  van  Politie  9  over  welken  de  Stadhou- 
der van  Holland  bewind  heeft ,  niunt  by^onderlyk  uit  de 
fnachf  over  de  Magiftraats  beftelUng  in  de  Steden ;  eene 
macht ,  die  de  Stadhouders  reeds  ten  tyde  der  Graaven 
gehad  hebben  ,  en  die  hen  veel  invloed  geeft  op  de  Re^ 
geering  der  Steden  en  des  gantfchen  Lands.;  waarom  de 
Schryver  het. nodig  geacht  heeft,  de  natour  deezer  magt» 
en  de  wyae ,  waarop  zy  behoort  geoefend  te  worden ,  roet 
de  vereischte  naauwk^urigheid  te  onderzoeken  ;  uit  welk 
onderzoek  klaarlyk  blykt ,  dat  de  Stadhouder  nergens  ver^ 
mag  Burgemeesters  ,  Schepens  of  Vroedfchappen  aan  re 
ftellen  ,  dan  uit  eene  voorafgaande  Nominatie ,  ten  ware 
hy  daartoe  byzonderlyk  geauthofifeerd  worde  door  's  Lands 
Staaten,  gelyk  nu  en  dan,  en  onder  anderen  in  den  jaare 
1672  en  1748,  gebeurd  is;  wanneer  men  geraaden  vondt, 
ook  met  bewilliging  van  de  belanghebbende  Steden ,  de 
Privilegiën  voor  eene  enkele  reis  te  doen  zwygen,  en,  e?/?- 
veitninderd  dezelven ,  buiten  tyds  verandering  tp  maaken* 
in  de  Regeering. 

Na  vervolgens  gefprooken  te  hebben  over  de  macht,' 
vrelke  de  Stadhouder  heeft »  om  de  geicbillen  te  beflisfen  , 
die  in  de  Provinciën  Gelderland ,  Utrecht ,  Friesland , 
Overysfel,  en  Stad  en  Lande»  ontdaan,  over  zaaken,  die 
niet  by  meerderheid  van  Hemmen  kunnen  worden  afgedaan, 
en  tevens  aangetoond  hebbende  »  dat  hy  in  Holland  en 
Zeeland  dit  recht  tegenwoordig  niet  bezit ;  gaat  de. Heer 
WAGENAAil  Óver  tot  de  befchouwing  van  de  waardigheid 
yzrt  Kapitein  Generaal,  die  doorgaans  door  den  Stadhou- 
der  van  Holland  in  twèederlei  opzicht  bekleed  ^ordt  , 
namelyk  ,  als  Kapitein  Generaal  over  de  Krygsmacht  te 
£rande  ^  van  elke  Provincie  ,  in  welke  hoedanigheid  hy 
Commisfie  heeft  van  de  Staaten  der  byzondere  Provinciën^ 
en  bevel  voert  over  *t  Krygsvolk  dat  in  ieder  Provincie 
legt,. of  door  ieder  Provincie  betaald  wordt;  en  als  Kapi- 
tein  Generaal  over  de  vercenigde  Krygsmacht  te  Lande , 
*van  alle  de  Provinciën ,  't  ay  te  Velde ,  of  in  de  Guarn^- 
«zoenen;  in  welke  laatstgemelde  hoedanigheid  by  Commia- 
iie  heeft  van  de  Staaten  Generaal,  en  bevel  voert  over  'i 

C  c  3  KrygS' 


1^^  J.  WkOBtMAZ  -> 

Krygivolk',  étt  zich  bulten  de  dammende  ProvincÜd  .*«if 
bet  Landfchap  Drenthe ,  ie  Velde  ^  of  ia  de  Guamuue^eii 
onthoudt ;  van  wtlke  beide  hoedanigheden  do  Sdwyver^ 
«fzonderiyk  en  uitvoeng  gehandeld  hebbende,  vervolgen^ 
«overgaat  ter  befchouwing  ?aQ  de  waardigheid  vai>  Admi^ 
raal  met  welke  de  Stadhouder  in  de  byzondeit  Provjncië^ 
bekleed  is ,  en  hem  het  eelfde  hoofde  gezag  over  de  99Cht 
te  Water  dier  Provinciën  geeft,  welke  hy  aldaar,  jls  Ka? 
pitetn  Generaal,  over  de  macht  te  Lande,  heeft;  en  da 
waardigheid  van  Admiraal  Generaal ,  welke  hem  door  da 
Staateh  Generaal  is  opgedragen ,  en  hem  betzelKlt  gezt| 
geeft  over  de  magt  te  Water  van  alle  de  Provinciën, 
welke  hy ,  als  Kapitein  Generaal  der  (Jnie ,  in  eeoe  en 
dezelfde  Commisfie,  over  's  Land»  geraccne  Krygsmacht 
te  Lande  verkregen  heeft;  --^-^  en  deezen  taak  «fgehan^ 
deld  hebbende ,  fpreckt  hy  verder  over  de  zitting  van  den 

Stadhouder  in  den  Raad  van  Staatcn , van  bet  eer* 

fte  Edelfchap  van  Zeeland,  en  hetPrefuientfchap  der  Ede* 

kn  van  Gelderland  ,  Holland  en  Utrecht,  ^ van  het 

Opper- Hout vesterfchap  ,  ---^—^  zynen  rang  van  Reéloc 
Magnificentisfimus  der  Academiën  van  Gelderland  ,  Fries*» 

land  ,   en  Stad  en  Lande ,  1  en  eindelyk  het  Opper* 

DireAeurichap  der  Oost-  en  Westindifche  Compagniën. 
Dit  afgehandeld  hebbende ,  berekent  hy  de  inkomften  van 
het  Stadhouderrchap  der  zeven  Provinciën ,  des  Landfchaps 
Drenthe  ,  en  van  het  distri(^  der  Geqeraliteit ,  die  men 
(daar  onder  begrepen  de  25000  guldens,  die  de  StadhoiH 
der  trekt  als  het  eerde  Lid  des  Raads  van  Staaren ,  en 
het  -aandeel  in  de  uitdeelingen  der  Oostindifche  Compag'» 
nie,)  begroot  op. 300000  guldens  jaars' te  beloope»;  ter* 
wyl  hy  als  Kapitein  Generaal  der  Unie  laaooo  guldens 
h  jaars  geniet,  behatven  nog  04000 ^Iden^  van  Friesland^ 
en  12000  guldens  van  Stad  en  Lande ,  als  Kapitein  Gene» 

raal  van  deeze  twee  PiX)vinciën.  Eindelyk  fpreekt 

hy  van  het  Ërfnadhouderfchap ,  in  de  i&Iannelyke  en  Vrou* 
Welyke  Linie ,  hoe  het  met  deeze  Erfverkiaanng  is  toege- 
gaan, hoe  het  tegenwoordig  met  deeae  opvolging  gelegea 
zy  ,  en  wat  men  voorts  met  wzicht  omtrent  de  tuteele, 
of  Voogdyfchap  ,  geduurende  de  minderjaarigbeid  , .  heeft 
vastgefleld.  Waarop  hy  deeze  Verhandeling  bcfluit , .  met 
eene"  berchouwing>  van  de  drie  tydperken  der  Stadhoudeiw 
looze  Regeering,  te  weeten,  eerst  na  den  dood  van  wil« 
tBM  OEN  I,  die  flegts  een  tnsfchentyd  van  zestien  maan* 
den  geweest  is;  vervolgens  nu  den  dood  van  wJtL£ai  DRit 


OVER  HftT  STAOItOUDKRSCHAP*  3*^^ 

II,  töt  Mft  dc  verkrezihg  van  vWll^m  den  Ifl,  tot  zynen 
opvolger,  dat  is,  van  den  6  Nov.  1650,  tot  den  4  July 
des  ja«rs  167a ,  en  cindelyk  ,  na  den  dood  vtrii  willbm 
i>Kti  lil,  die  geftorven  is  deft  ip  Maürt  1702,  töx  den  3 
May  des  jaars  1747. 

-" — ■ — 

Rjk  gifloffurd  verhaal  ,  vün  dc  eigenlyke  gcjte?dheid  der 
hcdendaagfchc  Toonkunst  ;  of  karel  bürnf.y'^  ,  Doctor 
in  de  Mufitkkundty  Dagkock  van  zyne^  onlangs  gedaans, 
iSuficaalc  Reizen  door  Frankryk^  Italië  en  Duitsclï/ind  ^ 
als  tot  een,  verlustigend  laat  ft  e  gefchenk  aan  Nederlands 
Vf'aare  Mufickvrienaen ;  vertaald  en  opgeluisterd  door  jjs^^ 

'  COB  WILLEM  LUSTIG,  Organist  te  Groningen,  met  een 
Nootenplaat.  Voor  den  Vertaaler.  Te  Groningen^  l>y  ]. 
Oomkensj  1786.    //;  gr.  èvo.  4-2  óladz^ 

Het  is  zekerlyk  kondcrlibg ,  dat ,  onder  de  menigte  vaii 
Reizigers,  die  het  vermaaklyk  Italië  zyn  doorgereisd, 
en  hunne  Aanmerkingen  over  dit  Land  in  't  licht  geg^even 
hebben ,  tot  nog  toe  niemand  zyne  gedachten  had  laatert 
gaan  ,  over  den  oorfprong  ,  aanwas  en  tegenvvoordigön 
ftaat  der_  Muziek  ,  in  een  gedeelte  des  Aardryks ,  alwaar 
dezelve  zo  uitmuntend  beoefend  wordt;  en  dat,  daar  men 
alle  aldaar  vborhanden  zynde  Schilderyen  ,  StandbeeMcdi 
en  Gebouwen  naauwkeurig  alTchetst,  en  alle  ziiïryke  By- 
fcbriiften  te  boek  Helt  ,  men  byna  niets  hoort  melden  van 
deftige  KerkfVukken  >  Operas  en  Mnziekfthoolen  ;  eene 
omftandigheid,  die  des  te  meer  te  verwonderen  is,  daar 
Italië  zich  thans,  in  't  ftuk  van  frAaije  Kunften  en  Lette- 
ren, boven  andere  Landen  geen  voorrecht  kan  nanmaatigen, 
tcrwyl  intusfchen  de  Muziek  in  deeze  Landftreek ,  tot  op 

den  huidigen  dag  ,   in  vollen  bloei  is, Uit  dien 

hoofde  verdient  de  arbeid  van  den  Heere  bürnrv  onzen 
laf,  dfliir  hy  in  dit  Werk  ons  een  oofrpronglyke  algcmca^ 
nó  Muzicaale  Gefchiedenis  heeft  medegedeeld  ,  .welke  de 
yrucht  is  van  zyne  Reizen  naar  Italicn  ,  die  hy  onderno- 
men had,  oro^.gelyk  hy  zich  uitdrukt,  met  eigen  oogen 
te  zien^  en  met  eigen  ooren  te  hooren,  én,  zo  veel  doen- 
Ivk  ,  niets  te  hoóren  en  te  zien,  dan  alleen  Muziek, 
Trouwens,  de  Heer  burney  fchynt  niets  verznfnul  te 
hebben  ,  wat  eenigzins  dienen  kon  tot  opbouw  van  dit 
werk  ,  terwyl  zyne  y ver  tevens  met  fmaak  ,  oordeel  en 
Onzydigheid,  gepaarii  gaat.  Niet  alleen  de  Lief  hebbers  der 

C  c  4  Mu- 


^61  k*  BUlUffEY'5 

Muziek ,  maar  ook  die  der  fraaije  Letteren  ,  zullen  hief 
overvloedige  ItoiTe  vinden,  om  hunne  leerzucht  te  voldoen* 
Ten  bewyze  hiervan  ftrekke  het  geen  de  Schry ver ,  no- 
pens den  beroemden  Italiaanfchen  Dichter ,  den  Abt  Afc- 
tauafio^  heeft  aangetekend. 

„  Vóór  dat  ik  de  eer  had ,  zegt  hy ,  om  by  Signfn' 
Metastafto  te  worden  ingeleid ,  onifing  ik  uit  eene  gantsch 
betrouvvenswaardige  hand  het  volgend  naricht,  van  deezeu 
heerlyken  Dichter ,  wiens  gefchritren,  misfchien,  meer  heb- 
ben medegewerkt  tot  de  befcbaving  van  de  Zangmnziek , 
en  dus  tot  die  van  de  Muziek  in  't  algemeen  ,  dan  de 
vereende  krachten  van  alle  groote  Componisten  in  Europa 
faamgcnomen.  Ecne  onderllelling ,  die  ik  vervolgens,  wan- 
neer ik  flegts  van  hem  ,  .  als  een  Muzicaalen  Dichter  ^  i 
fjpreek,,zal  trachten  op  te  helderen, 

„  De  Abt ,  Fictro  Mctastafio  wierd  ,  nog  zeer  jong 
zyndc,  door  Grayina  ^  een  aanzienlyk  Burger  te  Rome, 
verzoont  (ji.  i.  tot  zoon  aangenomen),  Eene  ongemeene 
vatbaarheid  voor  de  Poëzy  in  hem  bemerkende,  droeg  hy 
zorg  voor  zyne  opvoeding  ,  en  ,  onder  zyn  opzicht ,  io 
alle..deelen  van  de  fraaije  Wetenrchappen  onderwezen  zyn- 
dc ,  zond  hv  hem  naar  Calabrie  ,  in  het  Koninjgryk  Na- 
pels, ter  oeftning  in  het  Grieksch,  aldaar  nog  gerprool'M 
wordende  als  eene  levendige  taal.  Vyf  jaaren  bereikt  heb- 
bende ,  konde  hy  reeds  ,  zonder  overleg  ,  in  Vaarzea  v 
fpreeken,  cnGravina  zette  hem  dikwils  op  een  tafel,  om 
te  ipreeken  voor  Extemporalist.  Maar  deeze  oefening  wierd 
zo  nadeelig  bevonden  voor  zyne  gezondheid,  dat  een  er- 
vaaren  Arts  dien  koestervader  verzekerde  ,  dat  het  Kind 
om  een  lugtje  moest  ,  indien  dezelve  niet  nableef.  Hy 
was  in  zulke  oogenblikken  zo  driftig  aangeblazen,  dat  de 
borst  en  het,  hoofd  hem  opzwollen,  terwyl  handen  en 
voeten  kond  wierden.  Crayina ,  dit  bemerkende ,  en  ^ 
naar  hét  gevoelen  der  Geneesheeren  hiteterende,  vond  $z:e* 
raaden ,  hem  nooit  weder  te  laaten  Extemporalifeeren.  Me^ 
tastafia  fpreekt  thans  van  dit  bedryf,  als  van  iets,  't  welk 
tegen  de  Spraakkunst  en  de  ge^jonde  reden  even  fterfc  in- 
loopt. Immer$ ,  wie  zich  gewent ,  op  dqeze  fiielle  otanier 
alle  gedachten  in  Rym  te  dwingen,  die  moet  noodwendig 
geweld  doen  aan  alles  wat  fmaak  heet,  en  weet  niet  wat 
men  keur  noemt ,  tot  ejndelyk  zyn  ge^st  en  v^rftand  aU 
jengs  aan  achteloos^-  en  ongerymdheden  ovcrgegeeven ,  niet 
alleen  alle  lust  tot  nndenkeu,  maar  teffens  aj  t  bezef  van 
't  geene  ,  wat  ^SjOrgvuldig  en  VQ&X  overleg  toegefteU  is  ^ 

ver* 


DAGBOEK  nnBA  MWICAALE  REIS»  ^(^ 

vetfiezeo.  Gravina  liet  Mctastafio^  aleer  hy  nog  I4jaaren 
oud  was ,  den  gantfchen  Homerus  in  Italiaanfche  Vaarfea 
overzetten  ;  misf^hien  heeft  déeze  bezigheid  by  hem  uit- 
gerooid  de  hoogachting  voor  oude  OpfteUers ,  anderszhis 
aan  werklyk  groote  mannen  doorgaans  eigen.  Grayina 
vergoodde  de  Ouden,  en  Metastafig  fcbatte  dezelve  te  ge- 
ring.  Hy  heeft  byzonderlyk  over  het  Rym  zekere  fevo- 
rieigcvoclens,  die  hy  zich  nooic  laat  ontpraaten.  De  He- 
breeuwfche  Pfalmen  zyn,  naar  zyne  gedachten,  in  Rymen 
opgefteld»  en  derzelver  wederkeerende  klank  van  het  vaars 
is  veel  ouder  dan  men  gemeenlyk  gelooft;  Milton's  verloo^ 
ren  Paradys  kan  ,  zyns  achtens ,  geen  volmaakt  gedicht 
heetcn  ,  dewyl  het  in  rymelooze  Vaarfcn  gefchreeven  is : 
en  nogthans  vercoonen  zich  alle  zyne  Dramatirche  werken 
alle  recitatieven,  in  afgemeeten  onrym;  hoewel  hy  door- 
gaans den  overgang  tot  de  Ariën  voorbereidt ,  door  de 
Rymen  van  de  beide  laatfte  voorafgaande  Ichriftregels. 
Zyn  geheele  leven  is  even  zagt  hecnenvloeijend  als  zyn 
fchryfllyi  ,  en  zyn  huiszelyke  orde  gaat  ftiptelyk  roet  uu- 
ren  en  klokflag ,  *t  welk  by  hem  een  ftaale  wet  blyft. 
Men  kan  hem  niet  ligt  te  woorde  komen.  Hy  is  even 
weinig  nieuwsgierig  naar  onbekende  perfoonen  dan  na 
nieuwe  gewoonten.  Slegts  roet  drie  of  vier  boezemvrien- 
den houdt  hy  geroeenzaame  verkeering  ,  en  deeze  komen 
zonder  Complimenten,  's  avonds  van  8  tot  lo  uuren ^  by 
hem.  Als  het  niet  te  moeten  is  ,  zet  by  geen  pen  aan  * 
doch  als  de  Keizerlyke  Hofdichter  daartoe  gelast,  begeeft 
hy  zich  tot  het  fchryven  ,  maar  nooit  langer  dan  twee 
uuren  achtereen ,  en  op  eene  wyze ,  als  of  hy  een  vreemd 
gedicht  copieerde.  Hy  wacht  naar  geene  inblaazing,  roept 
geene  Zanggodinnen  aan ;  willen  ze  hem  begunftigcn ,  zo 
moeten  ze  komen  op  den  lyd,  door  hem  vastgefteld.  De 
Schryvers  van  de  Encyclopedie  verzogten  hem  een*  ,  om 
in  hun  Woordenboek  het  Artikel  Opera  te  bearbeiden ; 
maar  hy  wees  het  beleefdelyk  van  de  hand  ,  ondcrftellen- 
de ,  dat  zyn  gevoelen  daar  over  onmoogelyk  konde  behaa- 
jgen  aan  de  Franfche  Natie.  Tas/o  is  onder  alle  de  Dich« 
tcrs  zyn  favoriet ;  Fingal  houdt  hy  vooral  te  beeldanryk 
en  te  duister ;  maar  de  Poëetifche  werken  van  den  Graaf 
Medini  ,  een  Boheemer ,  acht  hy  voortreflyk  boven  alle 
anderen  ,•  kezende  in  de  gemelde  Vergaderingen  oude  eo 
jaieuwe  Dichters.  Behalven  deeze  avondgezelfchappen 
pecmt  hy,  op  ieder  voormiddag,  een  foort  van  Staatsvifite 
;ian ,  daar  veele  perfoonen  ,  van  hoogen  rang  en  uitnce- 
«  C  c  5  xncn* 


iDMcte  refdi«nfttn,  worden  toegelaaten.  Zo  liing  iben  heöf 
iWletjcs  «aahoort ,  fpreekt  hy  gantsch  vryraoefllig  en  be* 
vallig  voort  ;  doch  by  de  mintte  tegenrprtfak  «wygt  h» 
ftil ,  ab  «>  nd«  te  beleefd  en  te  gemaklyk  tot'  het  zintwii 
ten  :  liever,  wil. hy  leeven  in  de  rust  en  mee  hét  gemak 
van  ^n  ongerekende^  <lan  met  de  boflegtende  manier  eens 
mans  vaii  groot  gewicht  machtfprcuken  ültdeeleo.  Zelfs 
ia  Jiet  ('childeren  van  hartstochten,  fpreekt  by'in  zynt 
fcbriften  meer  met  bedaarde  redenen ,  dan  met  hevigheid  « 
deeze  effene  ^  gdykzweeveodc  betamelyl^eid  en  ftiptheid  * 
die  men  in  alle  zyne  Werken  bcfpeurt,  ftellen  den  gtotid* 
Oag  van.  zyn  karakter.  In  xyh  fchryfwyee  is  hy  even 
iejden  driftig  en  bulderende  dan  in  «yn  gedrag;  men  kan 
hem  noemen  den  Dichter  uit  de  goode  eêuwe  ,  in  deweN 
ka,  volgens  de  berichten,  veeleer  eenvoudigheid en^ zedig* 
heid^  dan  vacrige  onrustige  gemoedsbeweginaen ,  heersch- 
ten.  De  ftroomen  eener  Vaderlandrcbe  toegenegenheid 
Kefde  en  vriendfchap ,  met  buitcngemoene  aanminnigheid 
uit  zyne  hppen  vloeijende ,  zyn  zedige  zagtaanige  gevoe- 
lens ,  clie  uit  zyn  hart  opborrelert  ,  en  de  kleuren  zyner 
ziek  aan  zich  draagen.  Mogelyk  heeft  hy  noch  het  vuur 
van  CormiU^  ,  noch  de  geestigheid  ea  menigvuldigheid 
van  FoUaire.  Maar  daartegen  bezit  hy  den  woorderirchat 
en  al  't  naauwkeiu-ige  van  Racisie^  ]a  teffens  veel  meer 
't  welk  hem  in  eigendom  behoort.  Zyne  geestigheid  * 
waardoor  hy  geringe  omftandigheden  weet  te  verheffen* 
bcllaac  niet  ia  letterköerende  punten  ,  of  zondcrbaare  in- 
Vallen;  zy  is  ook  niet  vinnig  of  knorrig;  maar  zy  bcftaat 
ih  gewoone,  natuurlyke  gedachten,  uirermaten  fyn  gcp0. 
lyst ,  en  met  diamanten  omringd.  De  lieflykheid  van  zy- 
ne Taal-  en  Dichtkunst  zet  iets  aahminnigs  by  aan  alles 
wat  hy  opftelt;  de  eigènaartige  pooging  zynes  geestes 
dpek  op  deugd,  zedigheid  en  welvoeglykheid.  En  rchooti 
hyt  in  ieder  Vaars  op  zyn  Nice^  blyken  laat  dat  hy  no« 
iH«t  geheeld  is  van  minnedrift  voor  eene  llgtvaardige  zo 
ietüigt  hy  evenwel  klaar,  dat  hv  zulks  zyn  moet/*  -^ 
.  Wat  nu  de  Vertaaling  van  den  Heer  lustig  belangt  ^ 
fchynt  het  ons  toe,  dat  deeze.  Heer  meer  voor  de  Muziek 
dan  voor  de  beoefening  der  Letteren  gefchikt  is  daar 
deeze  Vertaaling,  zo  wel  te»  opzichte  van  ftyl. als' taal  , 
allerelendigst  is  uitgevoerd  ,  fchoon  hy  het  Werk  hier  en 
.  daar  met  eenige  Aantekeningen  heeft  toegelicht,  van  welke 
liy  zelve  getuigt^  dat  zy,  gelyk  hy  hoopt,  A^  finaake^ 
lyke  gerechten^  door  onzen  Muzicköcminnaar[bvti^tL\^  op^ 


DAGBOEK  EE»Mlt  MOTICAALE  REIS.  "372 

gtfthfü^  9  ab  iygeyoegde  toekruiden  ,  (^Atfiettet  volantes) 
gullen  helden  yerjaus/in'^  aithan&^  ^  tem  ctn  weinig/^ 
ifi  hebben  gefeitfcld  ^  hei  zuur  temperen  en  den  eetlust 
g0ande  houden^ .;..?, 

'wy  kunnen  hfet  nalaabn  ,  de  welmeenende  Opdracht 
en  Nareden  van  den  Vertaaler^  wegens  derzelver  fingulier* 
^fid,  fMizeQ  Leezcr^si^.hier  ter  nitfpioinifiK  wAt  te  deeleii; 
,,  Aan  d^  Ed.  Mog.  Huren  Burg^musüren  en  Haad 
4er  Stitd  Groningen  ,  nfgne  hooggeèiedende  innigst  gevente 
f  eerde  Superieuren ,  hoogst  welker  vereeuwigde  Voorssauten^ 
tmlierflyhor  gedachienhf^ ,  my  tsanfielden  ,  cp  zulk  een^ 
etdehnoedisewyzc^  die  in  myn  Vaderftud  Himiburg  wicrd 
1^/efiouwa  als  wonderdoétdigi  vervolgens. mjne  hergierigheiê 
een  reis  naar  Lijnden  toefionden;  met  het  burgerfchap  be^ 
^  giftigden;  en  door  s^eer  gunfiig  te  ontvangen  de  eerfteUngen 
.  myns  Muzicaalen  Kweekhofs^  de  inleiding  tot  de  Muziek^ 
Jastub^  in  het  j<tar  if^j,  allezins  aanmoedigden^  tot  het 
daarfiellen  van  andere ,    by  het  gemeen  met  goedkeuring 
i^erwaardigde  ^  gefchfifïen;  wordt  dit  laatfie  blyk  van  nog 
onvermoeide  dènlL  en  fchryflust ,  met  verfèhuldi^de  danJL 
zegging  voor  ont^lbaare  weldaaden^  federt  het  jaar  ipaS 
genietende  in  dit  bekoor lyk  gewest^  en  met  die  waarc^  vie^ 
rige,  onuitbluschlyke  hoogachting  voor  Overheden^  in  de 
harsen  van  rechtgeaarde  Duitfchers  diep  gegriffeld ,   dus 
allereerhitdigst  opgedragen  door  hunner  Edele  Mégenden 
0nderdaanigen  Dienaar^  den  o^ifl^^  September^  by  de  gc^ 
pMfedigde  Intree  van  ha  ii^^  levensjaar. ^"^ 
^   £n  tot  afi'cheid  laat  hy  zich  dus  uir: 

,,  Thans ,  na  verloof  vanJset  80^^  levensjaar^  blymoedig 
egftretdende  van  het  muzicaal  Tooneel^  in  V  yertrotiwenr^ 
ds  aangewezen  rol  te  hebben  mogen  fpeelen ,  niet  zonder 
alle  jilchtiag;  ernjlig  voorneestsens  zynde^  geduurende  den 
rest  der  dagen ^  onbe/hmmerd  de  eeuwigheid  in  te  denken^ 
zeg  nogmaals  den  voornoemden  Edelusogenden  Hoogen  Boh 
/cMermheeren  rejpatuesfftflyk  ddnk ,  en  den  Leezeren  Isa 
laatfie  adieuj* 


Va. 


«»  J.  KÖK 


Vtsderlandseh  Wooréknhoth^  door  jacobus  rok.    Ze^eiv 
'   /^/irf^  Dóèl.  (OA-ORY.)     d/if/  Kaarten  ,    Plaat  en  en 

fourtraUen.     Te  Amfiefdofn  ,  i'j  J.  AUarc ,   1787.    In 

gr.  »vö.  381  blads. 


H 


et  zeventiende  Deel  van  (dit  nuttig  Werk ,  watrvtit 
.  wy  reed«<  meertoaalen  net  lof  gewaagd  hebben  ,  ie- 
^rc  ons  weder  een  ryken  voorraad  op  van  verftheidene 
Vaderlandfche  ftoffen  ^  onder  welken  de  Artikelen  Jafk 
van  Galen ^  Gelderland ,  Generallteits  Landen^  Gecammii^ 
teerde  Raaden  ,  Gereformeerden  ,  de  yoornaamfte  plaats 
beflaan»  Dan,  daar  deeze ' Artikelen  te  bmOagtig  zyn  voor 
ons  kort  en 'bepaald  bedek  ,  en  wy  echter  ,  by  de  ain* 
kondiging  van  ieder  Deel ,  een  uittrekfel  van  hetzelve 
gewoon  zyn  mede  te  deelen ,  zullen  wy  thans  hier  laaten 
volgen  9  bet  geen  de  Schryver  9  wegens  de  Stad  G^it , 
heeft  aangeteekend. 

„  Gent  ^  of  Gend^   de  HooWftadvan  het  GraafTcbap 
Vlaanderen  ,  legt  aan  de  Schelde ,  ter  plaatfe  daar  die  Ri- 
vier de  Lye  ontvangt.    De  Stad  wordt,  beha! ven  van  dee- 
ze  twee  Rivieren ,  van  de  Riviertjes  de  Lieve  en  de  Mocre 
doorfneeden.     Ook  loopen  'er  verfcbeiden  Graften  door^ 
'die  de  Stad  in   zesentwintig  kleine  Eilandjes  verdeelen« 
Zy  legt  in  't  midden  van  vier  voomaame  Steden.    AnPwcr^ 
pen  legt  Noordoostelyk ,  Mechelen  Oostelyk ,  Brusfel  Zuid* 
westelyk  ,  en  Middelburg^  in  Zeeland^  Noord westelyfc» 
van  Gend  af;  elk  op  eenen  aflbind  van  omtrent  df  uuren , 
uitgenomen  dat  Mechelen  een  weinig  verder,  legt.     Men 
yn\ ,  dat  Gend  drie  Duitfcbe  Mylen  in  den  omtrek  groot 
xy ;  zo  dat  deeze  Stad  voor  een  der  grootfte  Steden  vaa 
£uropa  moet  gehouden  worden»    Zy  is  met  groote  Buiten* 
yierkeu,  breede  Graften,  en  goede  Vesten  verderkt.  Som- 
migen oordeelen ,  dat  Gend  te  groot  van  omtrek  zy ,  om 
voor  een  (lerke  PJaats  te  kunnen  gehouden  worden.*  Ón- 
dertusfcben  wil  men ,  dat  Koning  willem  ,  yan  Engeland» 
plagt  te  zeggen ,  dat  het  veel  beter  voor  de  Bondgenootea 
was,  Gend^  in  tyden  van  oorlog,  te  bewaaren ,  iiZXiBrusfeh 
„  Wanneer  deeze  Stad  gedigt  zy,  ia  met  geen  zekerheid 
aan  te  wyzen.  Het  omliggende  Land  werd,  oudtyds,  door 
de  Gorduinen  bewoond ,  daar  Ca/ar  van  gewaagt ,  en  die 
hy  Bóndgenooten  der  Nerviërs  noemt.    Sommigen  hebben 
jiem  voor  den  eerden  grondlegger  van  Gend  willen  doen 
doorgaan.    Anderen  willen »  dat  de  Stad  van  de  Wandaa^ 
•i  \  len 


VADBRL^nSSCH  WOORDENBOEK.  ^73 

bf^  langekgxl,  of  teu  minden  ^rbeterd.  zy.  Dtezen  zoQ^ 
den  'er  den  naam  vtr  Wanda^  of  W^nda^  aan  gegeeven 
hebben ,  die  zedert  in  Gcnd  Veranderd  i».  Men.  fchynt 
nog  eenig  overblyfzel  van  dit  oude  volk  te  vinden ,  in 
den  naam  van  Wandelaars  Kasteel  ^  die  aan  bet  overoud 
Slot,  binnen  Gend^  gegeeven  wordt.  Ia  de. zevende 
£enw  werd  de  Stad  in  't  Laijyn  Qanda  ,  en  het  omleg» 
gende  Land  Pagus  Gander\fis,  gebeecen.  Naderband  ver. 
andenie  de  naam  Ganda  in  Gandayum  ^  die  van  :de  der* 
tiende  én  twaalfde  Eeuwen  af  in  gebruik  geweest  ï&.  .  ,1 

«,  Gtnd  is  dik  wils  uitgelegd,  en^  qP  bet  einde  van  de 
zestiende  Eeuw  5  toen  de  Stad  nog  meer  van  haaren  ou^ 
den  luister  dan  tegenwoordig  behouden  bad  ,  werden  'er 
vyfeudenig  duizend  huizen  in  geteld,  Meyer  verhaalt^ 
in  zyne  'Plaamfilu  Jaarboeket}  ,  dat  .men  binnen  Gend 
tacbtig  duizend  Burgers  ^  van  vyftieh  tot  .zestig  jaaiea^ 
oud  9  geteld  beeft.  .  ; 

,,  De  inw:ooners  van  Gfind  handelen  veel  in  Wollen.etr 
Zyden  Stoffen.  Ook  worden  'er  ve^le  Lywaaten  gent^akcy 
èn  gróote  handel  in  Graancn  gedreven... V^n  Gefidnnt 
Brugge  is,  in  den  jaa;e  1613,  en  vervolgens,  op  bevel 
van  de  Staaten  van  Vlaanderen ,  jeene  .fcnoone  Vaart:  geii^ 
graven:  waardoor  deeze  twee  S^^den  gemeenfchap meti 
malkanderen  hebben.  Oqk  loopt  'er  eene  Vaart  van  GemP 
naar  Sas  va^  Gendf  die  in  't  Jaar  1.554  begonnen «  en  in- 
't  jaar  1561  voltrokken. werd.  .    :  :  ..i 

,,  De  Stad  is  op  verre  na  zo  aan^^ienlyk  niet , ;  als  zy 
voor  twee  of  drie  Eeuwen  geweest  ia,  ..De  helft  van  den 
grond ,  binnen,  de  muuren ,  is  onbebouwd ,  en  beftaat  uir 
Weiden  en  Tuinen.  Evenwel  pronkt  Gemd  met  verfchel* 
den  ruime  Markten,  en  eenige  deftige  Gebouwen.  De 
zogenaamde  Vryda^smarkt  overtreft  de. anderen  niet  alleea» 
in  srootte,  jna^  isdaarepboyen  met  een  koperen  Stand- 
beeld van  KAREL  DBN  V  veffierd ,  die  ,  in  deeze  Stad, 
febooren.  zyade  .  op  *t  midden  v^n  ,4e  Mjtfkt ,  in  zyA 
leizerlyk  jee  waad ,  afgebeeld  is. 

.  „  Het  Stadhuis  van  Ge^d  is  ^en  Gebouw  met  tweft 
Voorgevels.  De  oudfte  werd  in  't  jw.  1481  begonnen^ 
men  begon  aan  den  nieuwften  in  't  jaar .  1600  te  arbeiden^ 
en  hy  werd  twintig  jaaren  daarna  eerst  voltrokken.    .  .     , 

„  Digt  by  het  Sudhuis  ftaat  de  Tokji  .van  Belfort  ^ 
daar  men  lapgs  meer  dan  driehonderd  trappen  opklio^t^ 
0eeze  Tpren,  is  van  een  goed  yurwerk  vforzien ,  jen  van 
^ne  geweldig  groote  Klok  %  die  elf  duizend  ponden,  ^w^^ 


37*  -'  :   V'.  j.Köfc  ^.-    

is»  enR^hnd'gQVMasA  wdtê^  KMdsom  den  ntitd  ték 
die  Klok  leest  men  dk  Versjes 

Rolant,  Rolantt  «/x  ick  kïefpe  danU  h  hfê^it^      !,   . 
Als  ick  luije^'dan  u  't  eorloge  in  Fla^ndtfUmt*       '   * 

^  ^  ifct  Priiifenhóf  is  ee»  zeer  oudr  ©ebouvr.  LoDBirtK 
ir^iN  MiiLB  kogt  bet  in  *t  jaatf  1368  ,  'eri  ♦eelcri  v^n  zynë 
öpvolgwfs  ^  hebben  'et  Kün  Hof  gehouden^  Keizer  raü Ht;» 
Dg  V  is  op  den  24  Pebmary ,  des  Jaifér  ijoo ,  io  aft 
Huis  ter  waerdd  gekooiDen. 

„  Het  Kasteel  van  Keizer  karbl  is  regelmatig  gebouwd. 
Ke  VöfSt  kiddé  *et  it\h  den  eérften  (teen  aan,  in  *t  har 
1540.  Id  't  jaar  1573  werdt  het  deor  de  Nederhnde« 
Q0  verre  gchadW,  en  elf  jaaren  daarna^  op  bevel  van  den 
Hertog' van  Parma  ,  Gouverneur  Genetaal  der  ^Fèderlarn 
den,  wederom  oi)gefegt.     «»       r 

„  De  Gentenaars  houden  st.  amand  én  st.  BaAf,  üf 
»vo  ,  voor^boftrie'befchettBer^, '  De  eerfte  v«ras  BisfcboB 
V»  Tingeren ^  en  Öe  andere  feen  ryk  Edfelinati.  Men  wilj 
dat  zy  beide,  in -de  ^vendefieuw,  het  Evaögellc  aatf 
de  Gemetiaars  kwamen  prediken.  AMAWiy  ftlgtte  veriawli 
den  Kerken  en  «teoBtidlis  ^  ^t  dé  goederen  van  arynen  ty' 
ben  medgerel.  Deeze  ftierf  te  Gwrf  énrtrent  het  jaar  (J30* 
Ste  voomaamfte  Itérk^  der  ^ad  is  h^ro-  toegewjd.  In  derf 
jaare  1559  wetó  zy.jtfoor  Pafiis^PAüLus  *ï>Ef  iV  tof  écne. 
Bisfchoppelyke  Kerk  verheven»  '■  Gori?elios  jansknkjs 
ivierd  tot  ecrfte  Bisfehop  bcfioertd;  Het  Bisdom  vaii  Gcnd 
flaat  onder  het  Alart»Bisctonl  vtvtMdchelen^tn  gebied,  Jii 
'6  Geestelyfce  ,  over  zeveiï  Defcenfchappen  ,  Eycrgem^ 
Waas y^  Bukt y  Déndérmonde ^  Oudenaarden^  Deinze  en 
ThicUy^  en  honderd  d^ieëntagtig  Keffpefe.  De  Stad  wordt 
döór  eënen  Aartspriester  bèdiendï' 
-' yy  De  Hoofdkerk  van  st.  ba>>,  die  in  'ï  midden  iet 
tkvai  ftaat,  is  groo*,  fchoon  et  ^e^r  osd.'  Men  vindt  dat 
iy^in  't  jaar'  941 ,  dóór  TRANsMi^ktü» ;  Böfchop  van 
Doornik y  is  ingewxd.  Men  ziét-^er  eene  fraaije  Grot,  of 
èflderaardTche  Kerfr.  htxx  't  OósteBWe  Hw  de  Kerk  ftaat 
ten  wit  marÉierèn*  HeeJd  ,  roet .  één .  hóttfd  en  drre  iMngé* 
zuchten,  dfc  elk  eerren  byzondetefr  we^  heen  zien.-  •  Men 
fchrikt  te  zeggen,  *vat  'er  door  tè  kermenf  gegeeven  wordt; 
•  „  Behafven  dè  Hoofdkerk  ,  heeft  men  te  Gcnd  zes 
K^rfpelkerken,  en  een  eroot  gewrl  van-Mamrcn-  en  VroUf 
wenklooaten.  Dfe  SK  fieten  Abtdy ,"  en  de  Abtdy'  vaA 
TSandch  ,  biflüen ,  en  die- Tan  Drongen-^. even  bvken  de 

Stad, 


VADIUAimSCBL  WOORDENBOEK.  ^-^g 

£ttd|  ffifO  zftcr  veromrd*  De  ee^fte  is  eoie  vaa  de*  ryt> 
Ve  Abc^^ea  van  Nederland»  De  Abt  heeft  waerekUyfc 
KecbtsgebSied  oyer  een  g^oot  gedeelte  der  Stad.  De  Kerk 
deezer  Abtdy  is  ^ragtig  herbouwd,  in  *t  jaar  i7i3. 
^  9,  M^n  beeft  biiaaen  Ge^d,  meer  dan  duehoaderd  Urug^ 
gen  geteld  ^  op  eeoen  van  dezelven  ^  de  Hoofdbrug  ^ 
liaamd  ;.  daar  men'  geWoop  is  iHal^echc  te  doen  i  liaan 
twee  metaalen  Standbeelden ,  vercooncnde  eenen  Zoonr» 
flie»  zyneo  Vader  h/et  hoofd  willeqde  ^fflaan,  daatin  b9r 
kt  werif  doordien  bet  zwaard ,  terwyl  by  zynen  axoi  ofh 
hief  ,  aan  tweeêri  brak.    *t  Gcwaf  zqu  ,   in  't  jaar  137J, 


kebeurd  zyn  ;  doch  het  wordt  van  verfcbeidfen  ^biy ver^ 
met  zulke  verrcbiUende.  ooiftanidigHedcn.  verhaald  ^  diK'd^ 
door  de  geloofwaardigbcid  der  v^telling  m^rkeiyk  v«r<t 
2wakt  wordt.  Ondertusfchen  Is  dit  voorval  ook.  in  e^^i 
Scbildery,  op  bet  Stadhuis,  afgebeeld.  .  , 
;  ,9  In  den  Regeeringsvorip  wn  Gtnd  U  dikwils  vera^Jcn 
xmg  voorgevallqik  Oyntrent  dei^  ja^re  1200,  werdd^ 
Stad  door  dertien  ,.  en. (om tyds. niet  meer  dan  agt  Raad&t 
teercn  ,  of  Sci^pengn  ^  tiellierd.  Zo  dra  'er  één.  fltietf^ 
wierd  'er  door  da,  overigen  «»n,  anget^ijn,  zyn  pja,at?  g^ 
iooren^  Qraaf  Fsa^^^ANü  beva\  ^  10  ^hy^ia  \%\^  ^^^la^^ 
ae  dertien  Raad^neeixa^  voortaan  alle.  jaaqen  v.ecand^r4 
iooeateq  worden^  .r.,2^$ti^q  ]as/-en ,  daarna  ft^ldo  \^^  ««q 
llaad  aan  van  i;c;^nenderti(|  ]j)ierï;>oneQ.    Grivia  ma{^6A<» 

ËST  9'  en  GVY  3) -baai:  2oon.»  ..f(;h^tcn  paderband  iUef^ 
ad  weder  aty,  ejB  fidden  dertig  Opziendérg  van  beti 
Cemeeqebest^iQ,  'deszel^  plaats  ,  nev/en^  devien  Schept 
tien,  dérfien  Kaadiheereu^  en  vier  I^êsningiseester^.,  Id^o 
negenendertig;  manfcbap  verzettede  zkb.  jceg^n,  dee^o  njeif? 
wigbeid,  ^n  bm^èp;Zich  6p  hei  Hof.  ^ao-Pary^  ^  't  wellb 
^vaT»  dat  het  Bcgenendertig  tnaoTcbap,  ftand.  grypiil] ,.  e^ 
detvOiieuwe  'Eegeéiiog  afgefchaft  zou. worden.  Fiups  ,p« 
'icHOON^Bi  „  Koning,  van  Frankryk  ,  Jn  \  laar  ,^30^  ,',¥Oinr 
Opperbeer.  v^u;  Vlaanderen  erkend  geworoen  zynde,  0>aaJk4 
te  wederom  ve^ndenng  ia  de  RegeepnAi  Hy  baval^^  44« 
de  Burgers  ^  alle  jagren  ^  's  dai^gs  va9r  Maria*a  Hepelvaur % 
byera  .lömen  lüoesieo.,  wannear  de  Gr'a,aC.».  f|f  ^yne  Gt* 
volmaclptigdea.  Mier  perC^onen  i^t  bun  ^vetiaiezen,  ^oudom»' 
Zy  moesten  ;«?  v^n,,bunne  zyd^ook  vier  bevoouifaf.i.  <u 
dy^eze  agtr  moeste^  zesenwintig  .Ag^aar^  .c^  t^wiuipiii 
Mapnei}  verkiezof  «  die;  uan.  dén.iGra'af,^.  of  7y»^rQ9Rl>)^ 
machtigden  ^  in.  dertien  Schepeajen  ^.  en^  even;  ^.,ye^ 
Raadeo>  ve£dedia.zi)ü4ea..w<^ip4w,..  Q^^^AC  net j'asif:ji«B 

werd 


i1«  J.  ItOK   * 

werd  bet  gantfche  libhaam  der  Ingeasctcnen  in  drie  Leded 
verdeeld:  Bui:gers,  Ambagtslieden ,   en  Wevers;  en  meü  I 

ftelde  vast,  dac  de  zeseptwindg  Raadshéeren  alleenlyk  uit 
deeze  drie  Leden  verkooren  zouden  worden.  *  Drie  jaarcii 
laater  werden  de  Dekens  van  de  drie  gemelde  Leden  der 
Inwóoncren ,  tot  alffemeene  hoofden  hunner  Gl^ebroeders 
aafigefteld.  De  Deken  der  Burgers  was  de  eerde  Raads- 
heer der  Stad  ,  en  had  bet  gebied  over  alle  de  Burgers  , 
ijie  geen  handwerk  oefenden,  en  van  hunne  inkomften 
iteefden.  De  Deken  der  Ambachtslieden ,  die  d^n  naam 
van  A artsdeken  droeg,  had  t weeën vyftig  andere  Dekens,* 
van  verfcheidene  handwerken,  onder  zich.  De  Deken 
Bër  >yéevers  had  het  bevel  over  zevenentwintig  Genood- 
fchappen  ,  die  ieder  hunne  byzondere  Vaandels  hadden, 
Gróüt  was  het  gezag  van  deeze  Hoofddekens.  Zo  dra 
'er  eeniee  beroerte  in  'de  Stad  ontftond,  trokken  zy,  om 
die  te  ftillen  ,  aan  het  hoofd  van  de  Gilden  der  werklie- 
den^ op  het  luiden  van  de  groote  Klok  Roeland,  naar  de 
Markt,  in  zo  groot  een  getal ,  dat  de  Vaandels  van  sr. 

iORis  van  Vlaanderen  en  van  Gend  ,  onder  den*  eerden 
laadsheer  ,  en  dé  twéeriëzestig  Gildevaandels  onder  dea 
Aartsdeken,  fomtyds  een  getal  van  dertig  duizend  mannen 
uitmaakten.  Filips  ns  goedig  fctrafte  Attzt  macht  van 
Dekens  af,  die,  echter;  naderhand  wederom 'werd  inge- 
voerd, doch  eindelyk  door  Keizer  karel  de  V  voor  al- 
tyd  vernietigd.  Tegenwoordig  hebben  de  Dekens  der  Gil- 
den niet  meer  dan  de  fchaduw  van  hun  voorgaand  gezag 
behouden.  Geen  Ambachtsgild  mag ,  zonder  toeftemming 
van  Schepenen,  dié  jaarlyks,  ten  getale  van  tweeëntwin- 
tig ,  vetkooren  worden  ,  byeen  kómen.  De  Verkiezers 
der  Schepenen  zyn  drie  Edellieden  van  het  Land,  die 
door  den  Grave  voor  hun  leven  aangefteld  worden  ^  cul 
een  vierde,  die  jaariyks  of  bevestigd,  of  veranderd  wórdt. 
Deeze  vierde  heeft  het  meeste  aanzien  en  den  voorrang 
boven  de  drie  anderen.  Hei  Rechtsgebied  van'  Oend  en 
het  Frye  ftrekt  zich  niet  'alleen  over  de  Binnen-  en  Bui- 
tenfingels  der  Stad ,  maar  ook  tot  aan  S^  Margareeten- 
grafi  uit.  Binnen  dat  gebied  heeft  de  Overheid  van  Gend 
dat  zelfde  recht,  als  binnen  de  Vesteiï  dér^Stad,  hetwellc 
iy  door  haaren  Amman  laat  handhaaven ,  die  verfcheidèti 
Bedienden  onder  zich  heeft.  Allen  ,  die  zich  binnen  dit 
gebied  nederzetten  ,  zyn  ,  eveij  als  de  Burgers  ;  vry  van 
alle  Landlasten ,  gemeenlyk  Poinriugen  en  Zittingen  ge* 
hccten.    Zy  betaalen' alleenlyk  Stad$  Excyns  en  Tol. 


VADERLANDSCH  .WMRDE19B0BK.  377 

,9  De  Laodftreek  van  Gend-htliootie'  9ucUyds  niet  tot 
Vlaanderen^     Ten  tyde  van  karbl  dbn  grootan  en  lo 
j>EWYiL  Dtn  vaiK>M£N  ,   hing  G^/7(/  van  Braband  af.    Dit 
blykt  uit  de  Brieven  van  deeze  twee  Kfuren ,  in  welken 
van  Gcftd ,  in   het  Brachbantf  Land  ,    Gunda  in  pago 
Bragiando^  of  Bachbantenji ^  geyvaagd  wordt.    Gendwcrd 
door  KARBL;  OEN  KAALfiN  aan  zynen  Schoonzoon,  bou* 
DBWYN,  eerft^.  Grave  van  Vlaanderen,  gefchonken.    De 
Genteimars  werden  federt  op  de  wyze  van  eenen  vryen 
Staat  beftierd>.^n  gehoorzaaoidenden  Giaaf  yan  VJaande* 
ren  niet,*  daji  wanneer  zy  't  goedvonden.    In  *i  jaar  1539 
ftonden  ;zy  tegen  kabel  di^n  V  op.     Zy   gaven  voor, 
dat  men  ben  te  zeer  met  fchajtthigea  bezwaarde ,   en  vec- 
zogten  FBANpois  dbn  I»  Koning  van  Prankryk  ,  om  by^ 
ftand.    Dees  wees  hen  af. .   De  Kjeizer  kwam  uit  Spanje , 
.  door  Fraokryk,  naar  GenJ^  en  oefefKie  ftrenge  ftraf  over 
de  weder^annige  Genteoaara*    Hy  deed  zesentwintig  van 
de  voomaamfte  Burgers  (k>or  Beuls  banden  ombrengen, 
zond  een  veel  grooter  getal  in  bailingfchap  ,  verklaarde  ^ 
alle  hunne  goederen  verbeurd ,  en  beroofde  hen  van  hun- 
ne wapenen  en  voorrechten.    De  Stad  werd  in  eene  boete 
van  twaalf  honderd  duizend  Kroo^en  heilagen ,  en  de  Le- 
den, der  Regeering  veroordeeld.,  om  de  openbaare  omme«- 
f»gen  ,  meeden  ilrop  om 'den  hals  >  te  verzeilen.    De 
iizer  liet  toen,  am  zich  in  h^t  toêkonjende  van  de  Stad 
ie  verzekeren,  bet  Kasteel  oprechten,'  daar  wyvan  te 
voeren  van  gefprooken  hebben.     Ondertusfchen  bragt  zy« 
jie  llrengbeid  niet  weinig  toe  ,   tot  het  verval  van  dm 
Handel ,   binnen  deeze  voornaaroe  Stad,    lu  ^t  jaar  1576 
werd  te  Gend  het  vermaarde  verdrag  ,  tusfchen  alle  de 
Nederiandfche  Provinciën  y  yitgenomen  Luxemburg  en  IVa^ 
ffi^/i,  geflooten,.  dat  gemeenlyk  ^t-Paci^aiic  van  Gend^ 
of  Ccndjche  Vrede  ^  genoemd  wordt.    Het  beftond  in  vyf- 
cotwint^f  Artikelen,  en  bebelsda  voornamelyk ,    dat  de 
vreemde  troepen  uit  het  Land  zouden  gezonden  worden; 
dat  de  Provinciën  Holland  en  Zeeland  met  de  overigen 
vereenigd^zouden  blyven ,  en  dat  de  Roomsch  Katholyke 
Godsdienst,  en  de  oude  voorrechten  des  Lands,  gehand- 
haafd zouden  worden.    Dit  verdrag  werd  door  de  voor- 
naamfte  Geesielyken ,  Edelen  ^n  Afgevaardigden  der  Ste* 
den  ,  onderteekend. ,  De  Koning  van  Spanje  ^ .  filips  de 
11,   zelf  bevestigde   het.     Kort  daarna  deed  de  Hertog 
VAN  AARSciloT,  als  Gouvemcur  vaa  Vlaanderen ,  te  Gend 
zyne  inti^de.  Drie  dae:ep  laater  liep  de  gantfche  Burgery^ 

iU  DBBL.  N*  ALG»  L£TT.  NO.  9*  D  d  doOC 


S7J  '     '      '       y^^^ 

-door  deHecren  imbise,  ryhoovb,  en  anderen , 'opgeruid, 
fchielyk  te  hoop »  roepende ,  ckit  men  hun  de  voorrediten 
^ou  wcJer  geeven ,  die  Keizer  kabbl  hun  benomen  had. 
Dit  werd  geweigerd ,  en  hierop  verzekerden  zy  zich  van 
den  Hertog ,  van  de  Bisfchoppcn  van  Brugge  en  Iperen^ 
cii  van  eenige  andere  Hceren ,   die  zy  een  geruioien  tyd 
ie\)^ngen  hielden.     Vervolgens  deedcn  zy  den  eed  vaa 
getrouwheid  aan  den  Prinfe  van  orawjb  ,  onderfcbreven 
de  vereeniging  van  utrecht^  en  ftelden  imbisb  tot  Voor- 
fchepen  aan.    In  't  jaar  1584  onderwierpen  zy  zich  wc 
derotn  aan  den  Koning  van  Spanje;  imbisb  werd  afgezet, 
en  dfen  a  Augustus  van  het  jaar  1585  w  't  openbaar  ont- 
hoofd.    LoDEWYK  DB  XIV,  Koning  van  Frankryk,  maak- 
te zich  in  het  jaar  1678  .  na  eene  belegering  van  tien  da- 
ven     meester  van  de  Stad  GenJ;  doch  hy  ftond  haar  by 
de  Nvneckhe  Vrede ,  in  't  zelfde  jaar,  wederom  aan  Spanje 
tf     Na  den  flag  by  RamilUes,  in  't  jaar  1706^  werd  zy 
van  de  Bondgenooten  des  Keizers  ingenomen ,  en  op  dca 
-«:den  Tuly »   van  het  jaar  1708,   by  vcrrasfching ,  door  de 
Vranfchen ,   die  'er  echter  maar  weinige  maanden  meester 
'van  bleeven.    Marlborouroh  en  euctnius  kwamen  'er, 
OP  het  einde  van  het  zelfde  jaar,  voor ,  en  de  Stad  gh* , 
Ijv  verdrag,  aan  hun  over,  op  den  gollen  December.   De 
Graaf  de  la  motte  ,  die  'er  van  Prankryk's  wegeo  fcet 
bevd  gehad  had,  trok,  nevens  do  bezetting,  die  14000 
man  fterk  was  ,  op  den  «den  January,  des  jaars  1709» 

ter  Stad  uit.  •  ^     j,      • 

Een  groot  deel  der  onderhoongheden  van  Gend  legt  m 
die'Landftreek,  welke  men,  voor  deezen  meer  dao  tegen- 
woordig,  in  't  byzonder^  het  Keizerlyk  Flaandereti  plagt 
te  noemen.  Decze  Landftreek  werd  door  otto  dew 
GROOTEN ,  omtrent  het  midden  van  de  tiende  Eeuw ,  aan 
het  Duitfche  Keizerryk  onderworpen,  en  ftrekte  zich  toea 
uit  tot  aan  de  Poorten  der  Stad  Gend.  Zy  werd  aan 
Keizer  otto  afgeftaan,  ten  tyde  van  lodewyk  van  ov»«- 
ZEt\  Koning  van  Frankryk  ,  die  een  verbond  met  den 
Keizer  maakte.  Men  vindt,  dat  beide  deeze  Vorftcn,  m 
•t  laar  948  ,  op  de  Kerkvergadering  van  IngeÜtdm ,  hy 
Mentz  ,  geweest  zyn.  Otto  >,  de  grenzen  des  Keizei», 
te<yen  deti  Grave  van  Vlaanderen  ,  willende  beveiligen  ♦ 
de'ed  ,  in  den  jaare  949  ,  cene  fterkte  opwerpen ,  om  do 
Gentenaars  in  bedwang  te  houden.  Zy  werd  het  nieuwe 
Kasteel  genoemd  ,  en  de  Stad  is  *er  ,  veele  jaaren  acwer 
een,  «egr  VW  jekwW  geweest.    De  Keizcrj  feWen  er 


VADBRLAND6CH  WOORDENBOEK.  379 

Bevelhebbers  in ,  die  den  naam  van  -Graven  voerden ,  e« 
•er,  tot  in  het  jaar  1000  toe,  meesters  van  bleeven.  Bou* 
i>EWY^  MET  DEN  BAARD,  Graaf  van  Vlaanderen,  maakte 
xich  toen  meester  van  Gend^tn  van  dit  Kasteel.  Hy  ver^ 
dreef  de  Keizerfcben »  en  (lelde;  eeneo  Kastelein  of  Burg- 
graaf te  G^/?^  aan ,  die'LAMBERT  getiaamd  was,  en  wiens 
nakomelingen  Erfgenaamen  en  eigenaars  van  dit  Burggraaf- 
fcbap  geweest  zyn.  Keizer  iiendrik  deed  Vlaanderen  éitn 
oorlog  aan,  ter  verdcediging  van  de  grenzen  des  Keizer- 
ryks ,  eu  nam  bet  Kasteel  wederom  in.  Ëenigen  'tyd  dapr^ 
na  kwam  het  andermaal  onder  de  gehoorzaamheid  van  Vlaati-) 
deren  en  van  Uen  Kastelein;  Völkaart,  Zoon  van  lam- 
bert,  bekwam  eindelyk  déïi  eigendom  van  dit  iiurggfaaf* 
fchap.  Hy  liet  eenen  Zoon  na ,  lambbrt  geheeten ,  die 
verfcbeiden  Kinderen  had*  Venmau,  Burggraaf  van  Gci?d^, 
was  de  Vader  van  aarnout  f  Grave  van  öuines,  Bouoe* 
WYN,  oudfte  Zoon  van  aa^nout,  volgde  Jiem  op  in  't 
GraaflTchap  van  Guipes.  Sioer  ,  een  van  aarwoot's.Zoo* 
nen ,  werd  Burggraaf  van  .G^ü»^.  De  mannelyke,  nakoroelin>* 
gen  .van  deezen  sioer  zyn  in  *t  bezit  van  dit  Bui^graafrchap 
gebleeven,  tot  op  hugo,  dte  eene  Dochter,  maria  gehee- 
ten, tot  zyne  Ërfgenaame. had»  welke,  in  het  jaar  11^80 , 
met  GBRARD ,  Heere  van  S9fmgh$en\  trouwde.  Uit  dit 
Hawelyk  is  ikjoo  van  *Jb/^/^///<?«^ge<prooten ,  die  geene 
Kinderen  kreeg,  en  zyne  Zustér,  maria  vzn'Satsnghien'^ 
tot  Erfgenaame  bad.  Deeze  trouwde  met  hüg.0.,  Heere 
van  Athoing  en  Eipinoi  ^  wicn  zy  eene  Dochter  baarde , 
iSAöfcLLA  geheeten,  die  aan  jan,  tóurggra^f  vanit/<f/z^«'  ea 
Kamerling  van  Fraiikryk  trouwde ,  wieii  zy  het  Burggraafl 
fchap  van  Öend  mede  ten  Huwelyk  bragt.  Dus  kwapi  'dit 
BurggraafTchap  in  het  Huis  van  Mclun  d*Espimi..  i 

„De  Kasfelry  vkn  Gcnd  heeft  nc«  tegenwoordig  Merfchei- 
den  onderhoorighedcn  en  Heerenrechten.  Zy  is  onderfdnoif 
den  van  de  Kasfelrye  van  den  ouden  Burgt  van  G^fu/^.daar 
j^sentwintig.  Dorpen  ,e  die  over  de  Scheide  en  de  Vaarten 
gelegen  zyn,  oncfer  behooren.  Somerghen  is  het  groocfl^ 
van  deeze  Dorpen.  De  gantfché  Landftreck  heeft  :den  Kei- 
zcren  toebehoord ,  van  de  tyden  van  otto  ojrn  CROOTÈir 
«f;  maar  na  den  dood  van  dirk  ,  Grave  van  Huhp^  die  in 
»t  jaar  1,174  voorviel,  maakte  pïlips  vawmr  eczas.  Graaf 
van  Vlaanderen ,  zich  meester  van  den  ouden  Burgt  V2ii\Qend, 
en  vereenigde  die  Landftreek  met  het.Rechtsgebi^d,  der  Stad. 
Deeze  Graaf  en  zyne  opvolgers  hielden  t  een  en  't  'ander  ze- 
dert  ter  leen ,  van  de  Koninj^uyan^Fjanlfiyk,  t^f  pp  de  ty- 
den van  KARïL  DEN  V.**  ITd  a   ^         ^  '1^  vqi^ 


3^0  J.  H.  CAMPB 


Vpïlè'dig  Lcerftelfel  van  Opvoeding  ^  ontworpen  door  eenifte  beroem* 

de  Geleerden  in  Duiuphtand  ^  en  uitgegeeven  door  j.  h.  campb* 

"  TM^eeden  Deels  9  Uveede  Stuk.     Te  y^mjterdam »  by  de  Erven  P. 

Meijer  èn  G.  Warnató,  en  do  Wed.  J.  Doll,  1785.    In  oSa-- 

vot  sdlo'bladz»    ' 

Uees}foek  voor  Kinderen^  ruft  Piaqtfn.  Tw.eeden  Deekf  eerfte  Shék. 
TV  jlmHerdam  a^r  boven».   Jn  o&avOf  160  blaèt. 

Qp  d^  Verhandeüngvan  |dcn  Hc^r  Campe\  m  't  voorïge' Stuk- 
je,. Qve^,  de  eerfte  vorming  der  zielen  vap  jpnge  lS[.inderen, 
in'  heif  eerfle  eii  tv^eede  jaür  der  j^indscbheida  Yolgt',  in  het  te- 
genwoordige ♦'  écnc  Verhandeling^^van  den  Heer.  ^///awinp ,  over 
het  gedrag  by  dé  'eerrte  ohtaardingen  der  Kipdcren ,  welken  zy 
omtrent  tot  In  het  ctepde}aar' kunnen  hebben.  Onder  deezen 
betrekt  hy  de  Styfhoofdighcfd,'  hét  Ween». n  en  Schreeuwen,  dé 
Boosaardighfefd,  de  GeVeinsdheïd ,  de  oribetaomelyké*  Uitdrukkin- 
gen ^  het»  Snoepen ,  de  He^KL)cht,*<te' Nieuwsgierigheid,  de  Vrees, 
de  Viesliéid,  Afkeer  en  Mordgheid,  het  geb;ek  aan  Schaamte, 
de  vyandigQ'Harcstogten,.  doPfaalzugt  en  de  Agteloösheid.  De 
Heer  ^j//!7ti|Bf  gaat  dqn  éart  eo  uitwerkingen  döBzer  opgenoem- 
de ontaju;dingen  af»)i]derlyk.na»'en  dezelve  verftandig  ontvouwd 
hebbende,  toont  hy  vpr^er  op» eene  oordeelkandige  wyze  aan, 
^vat  men  te  cjaon,  en  yooral  te  vermyden  hebbjB,  om  ^e  voof 
te  komep.,  9^  QP  d^  eerfte- ontdekking  ten  kxagtigfte  legeo  t$ 
gaan.\  Envyyc^crs  geefj  Ijy'den  Duders  en  Op  voeders, -om  hun 
net  Werk  gemakJyker  te  maaken  ,  de  volgende  lesfcn  ,  welke; 
béoèfönfng  veel  nadcqt 'be|ettQn  ^al,  a^n  de  hand,;  welker  gron- 
den in  dciVVcrhanöeli  g  zel^e  te  viqden  zyn,    '    

•  ,,'Efc  édrfle  Les:  „'Sla  Zo  weinig  hand  aan  de  opvoediogal^ 
iriógëï J'Ip -l^.*^' .  De.natüqr,  'de  dingen,  zj'ii  de  be>te  opvoeders, 
•  ?ygevölg'^  • 

•  >..  W  ip'-Ptyf  het  Kind-nfers  aan  ,  rtoch  zyrie  ipyzen ,  noch 
fsjm  kleodereh  ,  noch  zyri  fpèelgóed. 
I.  .b,»^i.) 'Werachdgeefl  mensch  ?n  zyrte  tègenwoordfgherd. 
!.      .v'é)  Bctocn  by  hem  noch  afkeer ,  noch  vrees  voor  een« 
jöak»  ^<?  <>ok  genaamd.     .      '.  ^-^  • 

%  nA)  termeerder.  :ïyne  fiilart  niet  door  uwen  fchrik,  door 
^W.bAJ^^iigi  w^'ii  dqqr  jMW/c.wigS^vaJljgo  omzichtjglieJd. 

.,  Pv  ki*iV.»^t  vVfïeten , .  wejke  verkeei»0e  denkbeelden» 
«iC.wc^kc^  rc|iadelyk^;iïidjruklvcn-gy  bet  Kind  do^  <»w  toedoen 
kuPvtnb!<z'jmcn^hi}^rpm  .doe  iz;o  >vcinig  als  mc^elyk  is. 

\^X)^^mê4c  Lc^:  „UVs  In.  uvv  gedrag  ,jèg^ns  bet  Kind  Z9 
•ft?n  votrJ/g'i  al5  f^y  kyrir.'* 
'^    'ii  1)  Vo^d;el  erf.  klfcding  moeren  geheel  èenvp.dïg  zvo. 

•^  ^ji  i)  Laat  gi^ni?,  lymmSsf^n  'in  uyr  gelaat,  ^cQnq  /oogen 


OVER  Dis  OFVOEDÏNÖ.  ^Jt 

tn  uwe  woorden  of  in  Uw  gedrag  blykeh.    Laat  alles  waare* 
eenvoudige  natuur  zyn. 

,;  De  derde  Les  :  „  Laat  het  Kind  aan  ziclizelven  'over  ,  zó 
veel  als  jjoenijk  is^\ 

„  1}  Help  het  zelve  niet,  dan  wanneer  uw  hulp  noodzaa* 
kelyk  is^  en  deeze  \s  voor  hem  noodzaakelyk  allëenlyk',  M^an-: 
neer  zyn  oogmerk  eene  behoefte  Betreft ;  en  zyne  krachten  niet 
toereiken.  —    Dus 

„  Verrpei;  geen  hand ,  wanneer  het  Kind  flechts  eehen 
inval  wil  ter  uitvoer  brengen.  , 

M,  Weigèi*  uWe  hulp ,  wanneer  het  Kihd  dezelve  flechtd 
b'egeert  uit  traagheid  of  onbeionnehheid  ,  daar  het  zich'  zelven 
toch  konde.heIpen«  j.  . 

„  a;  Verbied  zo  weinig  als  gy  kürit,  het  best  ii  iri  *t  ge- 
heel niets.  ,     .  ' 

.„  Gewaagde  (lukken ,  welke  iiï  de  daad  gevaarlyk  zyn* 
moet  gy  niet  verbieden,  maar  onmogdyk  maaken.  Proeven^ 
welke  hQZ  Kind  fmarten  kunnen  veroorzaaken ,  zonder  hetzelve* 
te  befchadigen,  moet  gy  niet  verbieden,'  zy  zyn  ecne  heiizaamo 
les. 

„  3)  Beveel  zo  't  mogelyk  is  : niets.    Maar  hebi^ 

jy  iets  bevoolen  of  verbooden ,  das  moot  uw  wil  gefchiedcn  (*)/ 

/,  Da 

•»  CO  Z(kerlyk  ioude  voor.de  perfoónlykc,voliiia|ikdieic(  en  lief  gelul; 
viii  «cc  KÜMi^  onder  aUe  uiogelyke  maiüean  d«;r  iwvocding,  die  gcene  on* 
tegen zigj.eTyk  de  beste  2yn  ,  wiar  by  alles,  zodaïk»  was  iirfftricln  ;  éax.  hec 
Knd  zicb  ie  ven  il  alten  aflianpkelyk  te  zyn  van'^de  natuUr  ^er  iüngen», 
nia:ir  niec  Vnn  dcu'  MfU  i^an  andere  tüenfcSiêiu  >  M.:ac  dewyl  xodsnig  «epe  op« 
Voeding  ^  itf  onee*  crgcnwocndige  menfchtlyke  mjaatfehappy;,  ecnsu^els  aiei 
mogehk  is,  ahJerdecls  puk  niet  raadzaam  %>n  2üu  ,  om  dat  de'  c6^. komen- 
de bmgcr  ,  die  ceil.Hg  in  zo  vecle  opzichten  van  den  Wii  vafl  ittrtcreit 
Bioct  ariiari^rcn  ,  niet  te  vrocg  gewend  kan  wórden  lan  dee^e  la»<f^  af* 
hangktlykheid,  is  de  fehoorzhamk^  :6cnc  deugd  gewordea  ^  wt^ri^^  wy  oo* 
u  kinderen  vroégrydig.  moeten  oefenen;  Maar  iiidiea  deeze  ()ei«ning  werk«« 
Z4ani.zyii  tn}^  nioec.ii^n9  vulgcns  den  raad  vao  onzen  Schry.cri  van  de 

Spbodeii  en  vcrboiien  zo  weinig  gcbrufk  maaken  ,  als  inogelyk  js ,  thaar 
UT)  ook  Over  de  volbrenging  van  dczel^fen  ni.cc  ecife  ouverzetcefyké  llreng** 
Beid  waaken.  Ooor  beide  deeze  middelett  kan  men  't,  gelyk  ik  i4t  de  on^ 
dtrvinding  weet,  gemakkdykizo  verte  hrcn^eifv  dar  h^c  den  kindbrtu?  evea 
io  onmngelyk  Dcbynt ,  om  onse  weteen  te  overtreeden  y  s(is  icij),  t^,4i)ei4^ 
bet  welk  beu  natuurkundig  onfnogeijk  is.    ZXQ  hicc  mync  ondcfvindijigen 

ten  dcezen  opzichte. Myn  vo.»rfg  ÏCvtfeeUfchÖÖl  Wis  roiidonr  ingef^KH 

fen  door  een  d'ep  watk»,  *c  welk  aÜMnlyk. door, eene  haag,  w«lke  daareiH 
bi)wii  oog  verfclieidt ne  openingen  had*  afgcflootcn  was*  Ons  niocsc  on-^ 
d«r  de  weinige  wetten  van  myn  huis  dceze  agod2aakelyk  de  cerUe  zyn, 
hiemand  taag  door  ave  optning  'vati  4e  haag^  om  bft  water  te  nader ai\  en  ge-« 
dttuiende  her  geheel  [)ciUan  v/iQ  dit  Uweckfcjiool  he^^bcn  wy.  zclf^i  niet  e^n 
tnliel  vooi beeld  beleefd ^  dat  decze  wtrt  ovcrcreeden  is,  Tcboon  wy  dtt  kin-* 
dkfofi'  dikwerf  enkei»  ofby  hoa^ep>.in-deu  tuin  lieien  rond  loopcri,  e»  ze 
tÜMDlyg  I  jobder  im  sy  !c  zien  koi^di^n  ^.  va^p  bovea  luc  tiet  buij  dooi'  da 

.  -    vort.' 

t>d3 


gga  J.  H.  CAMPEf  OVER  DE  OPVOBOtNa* 

'  9,  De  vierde  Les:  h  Myd  met  alle  zor{vuIdigheid  elke  aan. 
prikkeling,  eiken  onnutten  dwang;;**  dan  zult  gy  de  faartstogten 
Biet  gaande  maaken. 

,;  I)  Geen  geterg;  geen  t^enfpraak ,  noch  in  boert  noch 
in  ernst ,  indien  het  welzyn  en  de  veiligheid  van  het  Kind  de- 
zelve niet  noodzaakelyk  maaken. 

,,  2)  Noodzaak  het  Kind  nooit  tot  het  geen  hetzelve  mis- 
haagt of  onaangenaam  is. 

,,  3)  Plaag  het  Kind  niet  met  uw  kusfchen,  en  omhelzin- 
gen«  en  fpeelen  en  vraagen ,  als  het  'er  geen  lust  in  beeft. 

„  4)  Kinderen  kittelen  is  een  onverflandig »  verderfielyk » 
flrafwaardig  fpel. 

ft  De  vyfde  Les  :  »>  Wees  nooit  met  uw  onderwys  te  fchie- 
lyk  of  te  voorbaarig.'* 

.  „I)  Praat  niet  te 'vroeg ,  en  niet  te  veel  met  het  Kind, 
zet  het  niet  aan  tot  klappen  ;  gy  zoudt  *er  een  klappenden  ek- 
Itcr  van  maaken. 

^  2)  Bedien  u  met  de  kinderen  nooit  van  een  fpeelend  ver- 
nuft; dit  bederft  flechts  hun  verftand,  en  mankt  ze  neuswys. 

„  De  zesde  Les :  „  Laat  hen  by  volwasfen.  menfchen  niets 
beteekenende  dingen  zyn." 

,,  i)  Het'  zou  zeer  goed  zyn  ,  dat  de  kinderen  nooit  op 
tiezoeken  gingen.  Maar  men  wil  dit  evenwel  — —  ten  minften 

y,  2^  Laat  dan  nooit  toe,  dat  bejaarden  zich  met' ben»  even 
als  met  huns  gelyken,  bemoeien. 

w  3)  Ondervraag  hen  niet  in  de  tegenwoordigheid  van  vrccro^ 
den ,  iaat  hen  nooit  hunne  kunften  doen. 

,,4)  Waartoe  dient  het,  dat  de  kinderen  komplimenten 
maaken ,  de  hand  kusfohen.  Dit  is  eene  les  der  loogea.  Voor  de 
wcldaaden,  welke  men  den  kinderen  bewyst,  moogen  de  Ouders 
danken.  De  kinderen  moeten  'er  zich  allecniyk  over  verbiyden. 
9,  Wie  hen  flechts  wel  doet,  om  dank  by  hen  te  behaa- 
Icn  — ^  die  behoude  liever  zyne  weldaaden  voor  zich.*' 

Het  Leesboek  vo§r  Kinderen  9  naar  gewoonte,  by  dit  Stukje  af- 
gegeeven,  verleent  eene  reeks  van  leerryke  en  aangenaame  bc^ 
denkingen,  onder  verfcbillende  omkleedzels,  by  manier  van  ge- 
fchiedenisfen,  gefprekken  enz.  vooiigedraagen;  waarmede  Kinoe- 
ren  van  meerder  Jaaren,  en  verdere  opmerkzaamheid ,.  met  vrugt 
l^ezig  gehouden  kunnen  worden. 

^bnfters  in  't  oog  hielden.  Eens  ontmoette  nync  Huisvit>uw  den  jongUcs 
van  onze  voedfterKncen ,  een  regt  virangen  kna:.p  van  xeven  jaarea,  ia  ecA 
van  de  gangen ,  wcllce  openingen  hadden ,  dk  naar  het  water  leidden «  en 
zy  vroeg  hem :  freerik  !  gy  zyt  hntiers  niet  éoêr  ie  haag  gegaan  f  iFleli 
antwoordde  bet  knaapje,  vol  vnn  verwondering,  dat  kunnen  wy  immers  nkt 

iocn. fTaarom  niet^  — -  Dewyi  k'ader  het  hetft  yerhooden^    Let  weli 

liy  zeide  niet,  wy  durjen  niet,  maar  wy  kunnen  niet;  even  a's  of  de  over* 
treeding  vin  myne  wet  eene  n^tuurkundigt  oamo^ykiieid  vu  gitwetsu*^ 

CAMPW» 


J.  ^^VAtCLAHTf  WEftKTOÏGKUNDlGB  tósCMÓUWINÖ.         38 J 

^'     ■   ■  i      ■  .II-  ^  > 

tl^ef^ui^kundige  Jiefchfniwing  9an  de  uitwerking  d^r  IVmd  en 
Zee  of  èen  Schip  ^  deszeifs  Zeilen  en  Roer  f  en  daar  uit  afgeleid, 
hoedanig  men  met  een  Schip  moet  omgaan*  IVaarby  gevoegd  zyn 

'  yerfcheidene  zaken y  die  dagelyks  voorkomen;  ten  dienfte  van  jon^ 

f  e  Zee^Officieren.  Door  J.  o.  vaillant,  Capitein  ter  Zee^   ten 
ienfte  der  Fereenlgde  Nederlanden.    Mtt  Kopere  Plaaten.  Ge* 
drukt  te  AmfierdoMf  by  H.  Arends,  17Z6.  Behalven  het  Foor^ 
'-werk  en  Rtgistetf  261  biddz.  in  gr.  oQavo. 

V[a  eene  vooraffeaande  Inleiding  ^  die  eene  ontvouwing  behelsc 
•*'^  van  de  algemeene  kundigheden  ,  nopeos  de  Lichaamen  en 
dèrzelver  Beweeging ,  byzonder  toegepast  op  de  werking  van 
Stroom  eo  Vaart  op  een  Schip,  is  de  hoofdinboud  van  dit  Ge- 
fchrift  drieledig.  Het  eerfte  Deel  vervat  het  Theoretifche ,  en 
Arekt  ter  verklaaringe  der  werkinge  van  Wind  en  Zee,  mitsg,}* 
4crs  van  Zeilen  en  Roer  op  het  Schip ,  naar  de  verfchillende 
omflandigbeden,  in  welken  men  zig  bevindt;  waarmede  verge- 
zeld gaat  eene  korte  Tchets:  van  de  beginzelen  der  Werkruig- 
kimJe ,  ter  ophelderinge  van  de  öorzttsk  der  uitwerkinge  van 
Kragten.  In  het  tweede  Deel  wordt  het  cmtvouwde  Theoréti-* 
icbe  op  de  Praöyk  overgebragt,  en  de  Autheur  toont,  hoe  raen, 
in  verfcheidcn  dagelyks  voorkomend^e  gevallen  ,  met  een  Schip 
moet  omgaan:  by  draagt  de  gevallen  en  de  verelschte  werkin- 
gen voor,  met  de  redeiigeeving,  waarom  men  op  zodanig  eene 
wyze  moet  werken ,  waameveas  hy  dan  gemeenlyfc  nog  eenige 
daartoe  behoorende  aanmerkingen  voegt.  En  het  derde  Deel 
eindelyk  behelst  eenige  nadere  onderrJgtingen  voor  Zee-Officie- 
mi,  die  zig  op  den  Zeedienst  toelagen.  Hierin  handelt  de 
Autheur  ov<^  de  wyze ,  om  zig  met  een  Vyandlyk  Schip  in  't 
Gevegt  te  begeeven;  over  het  bergen  en  byzetten  van  Zeilen; 
ever  de  ftuwagie  der  Schepen  ;  en  over  het  koperen  der  Sche- 
pen ;  daar  by  komen  aanmerkingen  ,  over  het  formeeren  van 
ueden  tot  den  Dienst,  als  mede  over  de  Zec-Tactlck;  en  wy- 
ëers  bedenkingen  over  het  Gefchut  voor  de  Oorlogfchepen ,  mits- 
gaders  over  »t  geen  *er  in  »t  werk  gefteW  kan  worden,  als  men 
het  Roer  verlooren  heeft;  Verder  geeft  hy  ook  nog  eene  Lyst 
vai  de  voomaamfte  Boeken  ♦  w«arln  een  Zee-Officier  de  Wee- 
tenfchappen,  tot  zyn  beroep  benrefcfcelyk,  en  't  geen  hem  verder 
te  ftade  kan  komen ,  verhandeld  kan  vinden.  En  laatslyk  hecht 
hy  bieraan  ten  beOuite  nog  eene  beknopte  ontvouwing,  van  de 
vereüschten  en  kundigheden  voor  een  Commandant  en  Chef;  om 
Jonge  Zeè-Officieren  onderst  oog  te  brengen,  hoe  veel  applica- 
tte  'er  gevorderd  wordt,  om  zïch  daar  toe  bekwaam  te  maaken; 
en  hun  te  binnen  te  brengen ,  dat  zy  't  nimmer  voor  hunne 
Lam^nooten  verantwoorden  kunnen ,  hunnen  lyd  in  ledigheid 
m  wrfpUlenï  en  dat  zy  verpUgt  zyn,  aOe  hunne  vermogens  in 

Dd  4  'T 


384  J-  o.  VAIUANT,  VfiRCTUIGKVNDIGE  ISSCMOUWtNG^ 

Vwerk  te  (lellen  iom  die  kundigheden  te  verltrygen  ,  dfe  de 
Natip  van  hem  moet  yerwigten,  wanneer  zy  iemand  uit  faua 
ten  eenigen  dage  he:  Commando  over  haare  Zeemagt  zal  toe- 
vertrouwen.       i;é  Heer  i'aillant  geeft  zelf  te  kennen ,  dat 

hy  dit  Gelchrift  niet  opgefleld  heeft,  ten  dieüfte  van  kundige 
Zee-Officieren,  maar  inzonderheid  ten  nutte  van  ecrstb^innenden, 
van  jonge  Lieden,  die' lust  hebben,  om  zig  tot  den  Zeediertsi 
bekwaam  té  maaken  ;  en  voor  de  zodanigen  is  bet  eene  ^er 
gefchfkte  handleiding,  waarvan  ze  zig  met  vrugt  ;nillen  hinoen 
bedienen. 


Grond  g  en  volledig  keginer  ^   over  de  %es.  eerfie  Deelen  van  de 
.  Post  van  den  Neder-Rhyn,  Te  Utrecht  f  by  G»  T.  van  Padden^ 
burg  en  Zoon,    1786.    In  gr.  oQavof  31a  bladz. 

Veldzaam  zeker  was 'er #  20  ooit,  eenig  Staatkundig  Tydfchrift 
^^  van  zulk  eene  uitgebreide  nuttigheid  als  de  Post  van  den 

.  f^cder.Rhyn }  daar  het  veele  Leden  van  ons  Gemeenebest  ae 
oogen  geopend  heeft  voor  's  Lands  w^ezenlyke  belangen  ,  eo 
hen  dezelven  opmerkzaam  heeft  ieeren  gadeflaan ;  daar  het  vee- 
len  in  Nederland  geregelder  denkbeelden  van  onze  ConfUtude 
Sccft  doen  erlangen,  dan  zy.  voorheen  beslaten;  en  daar  het  één 
der  gelcliiktde  middelen  is  ,  om  deeze  en  geene  bedenkingeo  f 
zo  ten  nutie  van  't  Vaderland,  als  tot  welzyn  van  de  eene  of 
andere  byzondere  Plaats  in  het  zelve,  met, vrugt  openlyk  voor 
te  draagcn ,  en  aan  aller  overweeging  aan  te  bieden.  — -  't  Is 
uit  dieo  hoofde  niet  vreemd,  dat  een.zoCT  groet  aantal  Leezers 
het  debiet  van  dit  Gefchrlfr  fteeds  kragtfg  vermeerderd ,  en  de 
Uitgeevcrs  aangemoedigd  heeft  ,  om  daar  mede  voo:t  te  x'aa-- 

ien. ^    '£r  zyn  thans  van  dit  Tydfchrift,  buiten  i^  Sruk» 

Bylagen,  10  volle  Deelen  in  handen,  waar  v^n  de  acht  eerAiQit 

•  reeds  met  eene  beknopte  opgave  van  den  inhoud  der  Nomroers^ 
en  gepaste  Vignettytels  voorzien  zyn.  Terwyl  men  intusfchen, 
met  de  afgifte  hiervan ,  beftendig  op  denzelfden  voet  voortgaat^ 
en  aanhoudend  tragt  den  Lande  nuttig  te  zyn «  is  men  te  rade 
geworden  ,  op  de  z&t  eerfte  Deelen  een  algemeen  R^isfer  te 
vcrva^u-digen  en  gemeen  te  maaken,  met  oogmerk,  om,  by  bet 
uitkomen  van  het  twaalftle  Deel ,  een  (bortgelyk  Register  op  die 
zes  volgende  Deelen  het  lioht  te  doen  zien.  — ^  Het  thans 
afgegeeven  Register  is  zeer  uitvoerig  en  naaüwketirig ,  zo  dac 
men  al  het  merkwaardige,  hier  en  daar  behandeld,  gereedlyk# 
onder  welgefchiktc  Tytels,  kunne  nafpeurcn:  hierby  komt  nog 
eene  Lyst  der  Brieven,  zo  als  ze  agtervolgende  in  ieder  Deel 
gevonden  worden;  mitsgaders  eene  voordoopende  dagtekening g 
ter  aanvvyzinge  van  den  juisten  tyd,.op  welken. ieder  Nommcf 
uitgegceveu  is »  welk  een  ,ea  ander  den  Leezer  mede  te  ihd» 
kan  komen.  Z#« 


JEEDELYKE  yERHAALEN.'  Jjj. 


Zedelyke  FerhaüUn  *  getrokken  ifit  4e  Werken  van  de  Heer  en  d'Aï- 
Jiaud,  Merger^  fn  anderen  der  beste  hedendadgfche  Schr'yvèfu 
'  Mei  nieuw  geinventeerde  Kunstplaaten  verfterd.     Tiende  DecL 
.  TV  Jmfieldfkra  by  A,.  Mens  Jz^  .17^$..  In  oQc^vo  3,65  l^ladz.    '  \ 

X^an  de  drie  leerzame  verhaalen,  Jq  dit  Stqlcje  byeengebragt, 
is  d«,  gelchledenis.  van  Dami»wii;i«.,dQ  e^rftc,  welke  ons  on. 
4»  'i  oog  brengt,  aan  de  eeqe  zyde,  de  onvoorzigrige  ftappcp.- 
en  de  d^uit  volgende  onheilen,  v,an  'taang^n  vap  een  Hu  we- 
lyk  tegeu  's  Vaders  goedvinden;  en  aan  de  andere  zyde  het  pn- 
yeibiddelyk  gedrag  van  een  ai  te  ftrengea  Vader ,  die  «gtêr  êin^ 

4elyk  lot  inkeer  komt,  r- .  Het ,  tweede  verhaal  is  d«t  vaii' 

Mondor  en  Charidetne.  Cbarideme  vindt  zig  blootgefteld  aan^ae 
roishanddingen  van  eebe  Stiefmoeder»  die  óver  't  yaderlvk  harj; 
hec?rscbt ;  't  welk  hem  eindelyk  doet  bènuiten  zyn  aiTcheid  van 
»t  Ouderlyk  huia.te  neemen  ,met  oogmerk  om  in  den  Kiygsdienst 
;^n  geluk  te  beproeven. .  Hy  ontmoet  Mondor .  éen  bejaard  Offi- 
aer»  die,  vafi  épn  dienst .ontüaagen»  met  zyne  Nigt  Eiize  'm  e^ne 
ftUIe. eenzaamheid  leefde,  Deeze  Mondor,  alleszins  een  Man  van 
^n  uitfteekend  fchoon  cjiaraöer,  vat  zulk  een  fterke  genegenhpid 
voor  Charideme  op,  dat  hy  hem  ten  Vriend  neeme,  en  by  zlg 
boude.  By  aüe  voorkómende  gelegenhedep  boezemt  hy  hem  de 
lesfen  van  Deygd  ip  't  algemeen,'  t>yzonder  die  der  Menschlie-r 
vendheid,  met  de  tong,  en  met  zyn  voorbeeld  in;  en  Chandeme 
beantwoordt  zo  wel  aan  de  goede  gedagteii  var^  Afo^^i^or ,  dat  doe- 
9e  beiden  ten  naauwfte  aaii  een  verbonden  wordep.  'Er  heerscht 
ook  we]  dra  eene  kuifche  wede;zydfclie  Jiéfde  tusichen  Charidtm^ 
en  ij/ia^/ welke. iWiO«(i«f  niet  tegehrtreeft,  maar  eqr  begunstigt, 
piet  dat  gevolg,  dat  ae  eerlang  in  den  echt  verbonden  wordeoj 
-^-^r  De  derdq,of  laatfte  gefchiedenis  is  die  van  Ermance,  >vclke^ 
haare  Vader  ten  gevalle,  de  liefde  ,vopr  lormeniL  in  haarén  boe- 
zem tragt  te  fmooren,  en  een  Hu'wëlyk  aangaat  met  Üaramant ; 
een  monsch  vaneen  opvliegend  en  onltuimig  charaöer;  en  daaiw 
enboven  in  den  hoogften  trap  mïnnydig.  trmanre,  hoe  onfchul- 
c^'g,  hoö  opmerkzaam  op  iJaar  gedrag,  om-alle  kwaad  vermoeden 
yoor  te  komen  of  af  te  wenden ,  kan  egter  d^  woedende  gevol- 
gen dier  haatlyfce  geestgefteldheid  vaai  Dar  man;  met  ontgaan.  13e'c- 
ze  doorfteekt,  in  eéne  vérvoering  van  drift,  óp  een  gansch  onge. 
grond  ve: moeden,  in  ^n  gpval  van  c^e  zuiv^ro  onfohuid,  zelft 
zynen  Vriend  Bünfordt  die  binnen  weinig  dagen  aan  de.  heni 
toegebragte  wonde  overljeed.  [Darumant'  wordt  geregclyk-  gevat 
zyn  voflnis  flagit  eerhpg  uitgcfprookcn  te  worden,  en  hy  op  't 
fchavot  een  fchandelyken  dood  te  pndérgaani  iu'  die  oraftai  dig* 
^eden  laa^  Ermance  zig,  door  haarcn  Schoonvader,  ovcrhaalen 
pm.haar  pigen,  eer  voor  't  oog  der  mcnl^l^cn  te  bezwalken,  mcj 
p^  zelve  opcnlyt  egtbreukfg  te  bcJyden;  tcri  einde  daardoor  Da, 


386  Zf:D%im  vnuAALSir.. 

fommu  nog  tiè  behoeden,  en  de  fobcode,  sso  van  de  Familie,  «|9  1 

van  bet  kind,  *t  welk  zy  by  Danmatit  had ,  af  te  weer^.    Z>0«.  ^ 

fdfnairt  had  niet,  dan  door  zynen  Vader  gedrongen,  deèzen  fhp  j 

van  Ermdnce  bewilligd;  en  ^t  leed  ook  ni^t  lane,  ofhy  maakte,  | 

op  zyn  fterf bedde,  zyn  eigen  vergryp  en  de  onfchuld  van  Erman- 
ce  openbaar,  met  eene  ger^lykc  verklaaring,  die  door  de  w6t-« 
ten  bekragtigd  werd :  en.naauwlyks  had  hy  deeze  fyon  van  open* 
baare  ^kenténis  ondertekend «  of  hy  gaf  den  geest ,  en  de  guiv>' 
fiigde  befchikkingen  voor  haar  hechtte  het  laatte  zegel  aan  de  bc* 
kentenis  van  haaren  man.  Zins  dien  tyd  leeftie  Ermanct  zeer  af^ 
eezonderd ,  en  was  naauwlyks  voor  iemand ,  dan  voor  haare 
vriendin  Eugenia  en  haaren  Vader  Salencey^  te  (preeken.  De 
opvoeding  van  haaren  Zoon  was  haar  eenlge  vermaak;  doch  dit 
was  van  geen  langen  duur;  een  onvoors^ene  dood  treft  dar  kind' 
11)  haare  armen.  Intuschen  had  Lormenii^  (die  nooit  aan  haare 
onfchuld  getwyfeld  had ,  en  haar  even  vuuHg  als  voorheen  be- 
minde,) de  gelegenheid  gevonden,  om  by  haar  te  komen,  en 
haar  te  (preeken:  doch  zy  gaf  hem  ten  nadruklykfte  te  kennen, 
dat  zy  te  over  reden  had ,  om  te  melden ,  dat  hy  alle  hoop  op 
haar  perfoon  vaarwel  moest  zeggen.  l*c  vergeeisph  poogden- 5"»- 
lenctry  en  Ermance  haar  tot  andere  gedaan  te  brengen;  en.zy 
befloot ,  om  zlg  van  allen  naderen  aanzoek  te  ontdaan  ,•  in  (Hlte 
haare  toevlugt  tot  een  Klooster  te  necnien.  -  Hasir  verWyf  fn  't 
Klooster  blerf  een  geheim ,  tot  dat  zy  den  g^ewyden  fluier  onher- 
rocpelyk  aangenomen  had';  wanneer  zy  zulks  aan  haare  "VKendin 
bekend  maakte,  ^^alencey  cnEugèniaf  benevens  Lormenih  bc- 
geeven  zig  na  *t  Klooster;  dan  't  !s  te  laat;  zy  heeft  haare  ofi- 
verbreekelyke  gclofcen  gedaan.  Met  de  Rcrkffe  aandoeningen  ter 
wederzyde  getroffen ,  liep  deeze  byeenkomst  ten  einde ;  en  L^r- 
menity  ontroostelyk  over  zyn  verlies ,  overleefde  dezelve  maar 
weinig  tyds.  Zy  beweende  hem ,  en  volgde  hem  (poedïg  in  *t 
graf;  haar  Vader  en  haare  Vriendin  bleeveni  to  lang  zy  toef- 
den, haare  gedagtenis  lieven  en  betreuren. 


NedirUndfche  Dicht^  en  Tê»neelkut:diffe  Werken^  van  hep  Genoü^ 
fchapt  ondifde  Spreuk:  Door  Natuur  en  Kunst.  Derde  Stuki 
Te  Amflerdamt  by  W.  Holtrop,  1787.  in  gr.  fyo.  9$  W. 

TJet  eerfte ,  dat  ons  fn  deezen  bundel  ontmoet ,  is  een  TVef-i 
ze  van  C.  Groenevelds  Nederduhf'che  Vertaalin^  van  den  Mes-- 
fies  van  Khpftock.  De  toetfteen  komt  ons  voor  van  vry  goede 
deugd  te  zyn  ,  en  het  gebrekkige  van  de  gemelde  VertaaJing 
wotdt  *er  ten  duidelykften  door  aangeweezen.  Menip:maal  wordt 
den  Recenfenten  toegeduwd ,  dat  het  laaken  gemaklyker  valt , 
dan  het  verbeteren;  doch  dit  verwyt  heeft  geen  vat  op  den 


jSéhry^er  van  deezenT  tdetB ;  want  'er  volgt  eéhe  'seèr  goede 
'Vertaaling  van  ide  eerfie  156  verTen  der'ftfosfiadeven  het  blykt 
^oideiyk  ^7 dat  de  Heer  Kiopftock »  by  den  Nederlander,  «meer 
est  in  zoii  leggen,  indien  zyn  Kunstwerk  door  die  handen 
vertaadd  was  /  dan  'door  die  van  wylen  den  He^  C  Gnens^ 

vM.  ^  hl  den  Brief  over  G^sners  Dood  van  Abel ,  en  den 

|ofeph  van  BixmM  v  is  zeer  veel  gezonde  oordeelkunde.  *— ^ 
Ook  is  dt  Firhêndéling  4fver  de  Altimfprdaker^  niet  mindep  de 
Bandacht  van  de  beminnaars  des  Tooneds  waardig.  -^-^  P«i. 
kmon  i^eene  Fahcdding)  Herderszang^  ts  niet 'boven  het  mid«. 
ddniaatige.  — -*  De,  Fèrhandelinfir^  ovew  het  Navolgen  ^  behelst 
4e  nuttigde  Ies(èn  voor  jonge  Dichters,  en  is  derzelver  leeaing 
en  herleifeing  overwaardig.  — — -  De  Beoordêeling  van  de  jffen- 
riitte^  of  Twee  Brieven 9  Treur/pel  9  beOisx  niets,  en  maakt  alleea 
den  Scbiyver  belacbelyk.  Wy  hebben  de  Hentiene  nog  niet  ge- 
leezen,  maar  indten  dezelve  zo  flecht  is,  als  wy  uit  de  beoop. 
dedfng  opmaaken ,  dan  ia  het  Stuk  beneden  de?  gramfchap  vaa 
de  Scbryvers  der  Dicht-'  tn  Toaneelk.  Werken.  -  '  ■  Voor  de 
dne  Anecdotesrin  dit  Stukje  t  mag  wel  een  plaats  bef^roken^  wer^ 
ó&n  in  de  Almanaehen  voor  .1788.  Hoe  komen  de  bladzydea 
aö^  en  at54  in  dit. Werkje?  ^  ■  ■■■  Maar  het  vervolg  van  het 
Dichcftuk,  Gods  Wysheid;  vergoedt  dezelve  rykelyk,  door  ove». 
vloedige  fchooi^denw  « 


De  Amjleldamfche  Burgervader  cornelis  Wetersz.  hooft,  tn 
eene  Redenvoering  gefchetn ,  door  c.  brender  h  brandis.  Té 
Amfterdimf  hy  ]i  Sluytman  van. der  Meer ,  1787.  In  groot 
%vo.  S6  bl.  . 

T\e  yverige  Heer  BromdiSf  die  men  van  verfcheide  kanten  in 
^^  een  zeer  gunftig  licht  moet  befchouwen  ,  ten  zy  men 
's  Mans  verdienften  onrecht  wil  doen,  komt  in  dit  Stukje  als 
een  Redenaar  voor.  De  Burgervader  C.  P.  Hooft  is  het  on- 
derwerp zyner  Redenvoering.  Z.  Ed.  ftelt  hem  voor  als  een 
yveraar  tegen  den  opdragt  van  het  praaflyk  gezag  aan  Willem 
den  Berjlen;  als  een  tegefidreever  van  de  valfche  Aanflagen  van 
éenen  Leicester  ;  als  verdeediger  van  een  gevangen  en  veracht 
Burger;  als  berisper  van  heerschzuchtfge  Geestlyken  en  inbaa- 
lige  Regenten ;  en  als  de  Voorfpraak  der  Stadsregeering  voor 
eenen  Maurits.  Indien  de  Heer  Brandis  dit  Stuk  den  naam 
van  eene  Historifche  Befchryving  of  iets  diergclyks  gegeeven 
hadt ,  gelooven  wy ,  dat  hetzelve  beter  aan  zynen  naam  vol- 
doen zou.  Onzes  achtens ,  is  de  ilyl  over  het  algemeen  niet 
boog ,  niet  kragtig  genoeg  voor  eene  Redenvoering.  Juist  niet, 
dat  de  ftyl  kruipend  is,  of  zenuwloos  door  overmaat  van  cIc- 
raaden :  ver  van  daar^  de  ftyl  komt  naast  aan  die  der  Gefchie. 

de- 


^tt         .        «•  BUMTOIL  \  BKANDIS^'UDfilOrQBRim.     ' 

4flni$.  Hadt  de  Heer  Brmiis  zich  geheel  niet  besig  gdioude^ 
lAet  de  afkomst  van  Bargervader  Hooft. dezelve  als  geno^zaam 
be  en(\  onderüellende,  en-hem  met  weinig  woorden  terfiond  ter  i 

.Amderdamfcbe  Redbtbank  ingevoerd';  wy  hadden  Hooft  niet  als  j 

jkind ,  Diec  ais  jangeling » gezien.  Des  Redenaars  pligt  is »  zyn  voor-  j 

■werp  aUeeri  vap  de  groot'e  zyde  te  doen  kennen*  Wat  beeft  ook 
de  Redenaar  te  ftdlcn  met  den  byzonderen.dag  van  een  nuuind^ 
iiaai:  zelfs  het  noemen  van  een  jaartal  zyn  redenvoering  cenigzins 
Jbet  voorkomen  van  eei)e  Ge&htedenis  geeft;  Zou  het  mfoder 
klemmend  w  by  voorbeeld^  geweest  zyn,  indien  de  Heer  Brvnéis^ 
Cbladz  14,}  gezegd  hadt;  Jn  een  tydftip^  'km- deeienéag^  door 
den  trfjland  van  twee  Eeuwen^  gefchd den  i  waarin  NedirUmd^  hjr 
Jtam  liet  willekeufig  g^zag  ontworjleid:  ^  gmeed^Jion^^  om^  op 
micuw  9  hetiQraoflfk  Bewind,  te  omhelzen  ^  werdt  onze  Burger* 
^end  tot  Raad  in  de  Amlierdan^che  yrotdjchaf  verkoozen:  en 
wat  laager ,  IVillem  dp  Eerjle  Jlond  op  bet  ipum  om  Graaf  van 
jüolhnd  te  worjien*  .liet.  danhodvad  welke  waardigheid  zyne 
goedkeuring'»  reeds  een  geruimen  iyd  te  vooren^  bekragtigd  hadt; 
éêfi  yfy  tegenwoordig  in  zyn  gefciirift  leezen :  ,,  in  den  Jaare 
M.  1584»  werd  onze  Bgrgervriend ,  tot  Raad,  in  de  Amfteldam- 
«,  fche  Vroedfehap*  verkoibzen :  een  tydftip,  dat  omtrent  twee 
4,  iiteuweD,(Cnz."eii  verder:  „Willem  deËeriie.Hondt  op  het  punt  * 
9,  om  Graaf  van  Holland  te  worden.  Hy  had  de  aanbieding  daar* 
„  van  den  I4den  van  Oogstmaand ,  des  Jaars  1582,  met  zyn 
„  goedkeuring  bekragtigd."  *t  Is  Iers  antlerj-dc  dag  van  een  f^r 
te  noemen,  waaraan.de  Toehoorders  van  een  Redenaar  oogcnblik- 
kölyk  een  denkbeeld  hegten  :  als  by  voorbeeld:  Hadt  de  geluk:- 
Xige'sdè  dag  van  Oogstmaand,  den  Landzaaten  den  moed,  die 
aan  *i  wyken  was',  niet  op  nieuw  ingeboezemd',  of  iets  dierge- 
lyks.  Als  het  Stukje  herdrukt  mogt  worden ,  zou ,  naar  ons  ge- 
voelen,  de  /^r/si/T?/^^ .  v^n.  bladz*  48,  w^l  kunnen  agterblyvciv 
woordfpelingen  hebben  zeldzaam  eenig  waar  vernuft,  en  komen. 
althans  niet  te  pas  in  pene.  ciéftige  Redei^vöijriDg.    -   .       ' 


*      >JC     3{5 


-  ^: 


N  l  E   U  B^  E 

A    L    G    E    M    E    E    N    E 

VADERLANDSCHE 

LETTER.^  OEFENINGEN. 


ByM  der  NtUuur ,  ontworpen  doof  de  beroeindc  Geleerden 
u  j.  scHEüCHZBR  cn  M.  s.  G.  DONAT  »  Vermeerderd door 
Dr*  T.  A.  BüscHiNC,  //;  '/  Nederdtiitsch  overgezet^  mei 
aanvullertdeToegiften  en Adnmerkingen  voorzien^  door  l. 


MEi]ER,  Lid  van  de  Hollandfche  Maatfchappy  der  If^eC' 
tenfchappen  te  Haarlem^  en  Predikant  in  Twyzel  en  Koo^ 
ten.  Derde  Deels  ^  tmede  Stuk.  Te  Am/Ier  dam  y  by  M» 
de  Bruyii,  1787.    In  gr.  oüayo^  763  bladz. 

Dit  Stuk  behelst  ene  reeks  .van  ophelderingen  veler  by- 
zonderheden,  In  de  twee  laetlte  Uoeken  van  Mozes» 
Numeri  en  Deuceronooiium  geheeten  ^  verhaeld  ,  welken 
min  of  meer  hara  duistere  zyde  hebben  ,  en  waeromtrent 
de  verfchillende  gedachten  der  Uilleggeren  gewoonlyk  oor- 
deelkundig voorgedragen  worden.  Zie  hier,  tot  een  ftael 
uit  velen ,  het  hoofdz^ekFyke  van  't  geen  men  ons  aen  de 
band  geeft,  wegens  dó  niet  verouderde  kleederen  der  Israc* 
tieten^  volgens  Deot.  VUL  4,  XXIX.  5,  en  Neb.  IX.  4U 
Men  kan  de  verfchillende  meningen  der  Uitleggeren  i 
over  dit  onderwerp ,  gevoeglyk  tot  drie  klasfen  brengen» 
De  eerjle  doet  de  verklaring  zeer  by  vergrooting  uitvallep» 
cn  voegt ,  by  het  geen  'er  de  Heilige  Schry  vers  van  zeg- 

f  en,  nog  zeer  vele  wonderbaer|yke  omftandighedcn.  Dus 
ebben  de  meeste  Jooden  hier  gehandeld ,  gelyk  ook  2om« 
mige  Christen-Uitleggers,  en  het  gezag  van  Justinus  Mar^ 
tjr  heeft  zelf  Parker  ook  In  dat  gevoelen  doen  ovcrgaen. 

In  de  tweede  klasfe  vindt  men  de  meeste  oude  en 

nieuwere  Kunstrechters.  Deezc  houden  zich  eenvouwlg 
aen  het  verhael  van  Mofes ,  zonder  de  zaek  zo  verre  te 
dryyen  als  de  Jooden  doen.-  By  deze  mening  beroept  men 
zig  voornaemlyk  daerop,  dat  de  onderhouding  der  kleede- 
ren van  de  Israëlieten ,  met  de  toezending  van  het  Man- 
na ,  die  onlochenbaer  wondcrbaerlyk  geweest  is ,  vergcle. 
ken,  en  by  Mofes  van  het  ene,  op  dezelfde  wys,  als  van 
het  andere ,  gefproken  wordt.    Velen ,  zo  vroegere'  als  la- 

'    ÏL  DESL.  N.  ALG.  LXTT.  NO.  10.  £  e      .  te» 


390  iTBn,  MR  «ATUÜR» 

tere  Uitleners  (hen  in  dit  gevoelen  ,  en  men  z\t  desive» 
gens  inzonderheid  dcilingii  ,  Ob/cry.  Sacr.  T.  IF.  Obf. 
XVII.  De  miraculofa  vtstium  bratliutrum  confcr^atUme  in 
deferiiSm  -  ■  ■  In  de  derde  klasfe  ei4Kie1yk  behooreo  de 
verklaringen  der  genen ,  die  hier  geheel  geen  wonder  vin- 
den ,  of  iets  dat  buitengewoon  was*  Dus  begrepen  het 
van  der  Hardt  ^  Noodt  ^  Clericus  en  anderen. 

Mofis^  zeggen  ze,  zou  ongetwyfeld  daervan  wel  in  de 
Toorgnende  Reisberchryving  gemeld  hebben:  nademael  die 
dan  één  der  grootfte  wonderwerken  geweest  zou  zyn^  bet 
welk  niet  flecbts  aen  énen  enkelen  mensch»  eo  in  éne  en^ 
iele  zaek ,    •  maer  aen  allen  ,  en  dus  aen  zo  veel 

honderd  duizenden niet  voor  éne  enkele  flecbts ,  of 

op  énige  herhaelde  keeren,  — — ^  maer  geheele  veenig 

jaren  lang,  iederen  dag  ■  iederen  uur  - —  en 

iDinute  moest  gedaen  zyn. Hoe  zou  dan  van  znik 

een  grootst  wonderwerk  nu  eerst,  na  verloop  van  veertig 
jaren,  en  dat  zo  kort,  als  in  bet  voorbygaen  flechts,  gd- 
meld  zyn  geworden? 

Wyders  zegden  zy^  dat  'er  buiten  ene  hoogde  en  drin- 
gende noodzaeklykbeid  geen  wonderen  gedaen  worden  ; 
maer  dat  men  hier  in  dit  geval  die  noodzaeklykbeid  in  ge« 
nerlei  omdandigheden  ontdekken  kan.  Want  het  is  bekend^ 
dat  de  Israëliërs  allerlei,  en  wel  veel^  voorraed  uitEgipte 
hebben  medegebragt,  het  zy  van  goederen,  die  zy  reeds 

bezaten,  bet  zy  ze  die  van  de  Egiptenaren  leenden.  

Daerenboven  bezaten  en  weidden  zy  in  de  woeftyne  groo^ 
te  kudden  van  allerlei  vee ,  welks  wol ,  hairen  en  vellen 
hun  tot  kleederen  konden  dienen  ,  wanneer  ze  van  beé 
Vee,  hét  zy  tot  offeranden,  het  zy  tot  fpyze,  llacbteden» 
Ook  ontbrak  het  hun  niet  ^en  verftandige  handwerkslie* 
den^  kundenaran,  bekwame  vrouwsperfoonen ,  die  fpinnen» 
\yévea ,  kleeddoffen  bereide^ ,  en  de  huiden  ook  daenoe 
bekwaem  jnaken  konden  v  om  *er  kleederen  van  te  krygen; 
'nademael  immers  dergelyke  dingen  ,  doch  met  veel  meer 
kunst  en  vernuft  bewerkt  en  gereed  gemaekt ,  tot  den  op- 
bouw van  den  tabernakel  geleverd  waren.  Saurin  rekent 
onder  dien  voorraed  mede  den  buit,  dien  zy,  by  de  over* 
winning  over  de  Amalekieten ,  gekregen  hebben. 

Eindelyk  moet  hier  ook  in  aenmerking  komen  de  han» 
del ,  dien  de  Israëliërs  met  de  Ismaëllers  en  Amalekietea 
gedreven  hebben  ;  want  zy  konden  onmogelyk  ,  vooral 
wanneer  ze  zich  lang  /op  ééne  plaets  ophielden,  by  de  xxn^ 
buurige  en  omliggende  volken  onbekend  blyven» 


BTBBL  UR  NATUÜA*  jgi 

M^iksp  tik  venro^ns  ook  Nehemia^  zeggen  ze  voorts^ 
baddea ,  met  huone  melding  van  deze  gebeurtenis ,  be. 
dpeld ,  om  Gods  geiuidige  2orji  voor  zyn  volk  en  deszelfs 
onderhoud  te  vertoonen  y  oademael  ze  aen  den  enen  kant 
door  \itt  manoa  uit  den  hemel  en  het  water  uit  de  (leei^* 
lots,  voor  honger  en  dorst  beiden  bewaerd  waren;  en  aen 
den  anderen  kant  ook  geen  gebrek  aen  kleederen  gehad 
badden ,  en  daerdoor  niet  in  de  onaengename  noodzaeb 
lykheid  geweest  waren»  vaa  naekt ,  min  eerbaer  of  ver* 

tchtelyk  om  te  loopen  -^  dat  bun  ook  in  dit  opzicht 

niets  ontbfoken  had.  En  dat  ze  in  deze^  anders  zo  fchrsH 
Ie  ,  woeftyn,,  even  zo  min  aen  kleederen  gebrek  gehad 
hadden  9  of  zicii  met  oude  ,  afgeileeten  en  verfcheurde 
%kedereo  aouden  hebben  moeten  behelpen  ,  als  wanneer 
£e  in  votfcryke  Heden  ,  daer  allea  in  overvloed  te  krygea 
was  ,  geleefd  en.  verkeerd  hadden. 

Nopens  deae  laetfte  mening  getuigt  de  Heer  LiUenthal^ 
dat  ze  ene  ganach  ongedwongen  verklaring  behelst ,  es 
flechts  daerom  kwalyk  vernoemd  was,  dewyl  ze  van  2uk 
ke  Uitleggerèo  opgegeven  of  omhelsd  was,  diennders  wei« 
nig  eerbied  voor  de  H?iKge  Schriften  openbaerden :  gelyk 
b.  V.  yam  dór  Hardt  ^  CUricus  en  dergelyken:  of,  om  dat 
2e  zelf  van  openbare  vyanden  der  Godlyke  Openbaringe  ^ 
van  enen  l^eyr&ius^  Tolani  ^  Morgan  ,  en  huns  gelyken; 
bepleit  wierd,  die  anders  geen  zsvarigbeid' vinden ,  om  de 
liybèlicbe  Historie  met  allerlei  •ongerymdheden  te  overlas 
den ,  derzelver  wonderen  te  onuenuwen,  of  in  een  belaiew 
cbelyk  Isctit  te  verplaetfen  ,  en  juist  daerdoor  hetgeen  m 
anders  nog  voortbrengen ,  zelf  wanseer  het  op  gronden  en 
goede  reden  flérnnt ,  ook  bedenkelyk  en  achterdogtig  msk 

ken. Hy  verkiest  dus  deze  .meniAg  ook  voor  ach, 

en  vind  in  deze  gebeurtenis  wel  ene  buitengewoone,  maer 
juist  geen  Bovennaiuurlyke  Voorzienigheid  van  God.  Hy 
^twoord  ook  op  de  zwarigheden  en  tegenwerpingen ,  dïo 
*er  tegen  in  gebragt  worden.  Zie  zyn  IX  D.  $.  110—113: 
on  zo  ook  het  geen  Deiling^  ter  hnvenaengehaeider.pla^t- 
3e ,  aen  d^  andere  zyde  heeft  bygebragt ,  om  de  tweede 
^PSfunelde  \19ening  te  vc^deedig^ »  en  die  daer  tegen,  inge» 
bragte  zwarigheHijn  op  i?  lo&fen. 

Op  dezelfde  wyze  heeft  de  Heer  Baumgarten  ^  in  zyne 
Siode  Aapfwsfhiftg  cp^dc  Alg.  His$.  Il  D,  bh  453^;  ^f f 
ook  over  gedagc  ^  en  er  ziob  aldus  cnrer  uitgeteteiL.:*  AU 
hoewel  de  JtmUeiiei mening  \xf  ét  Kerkvaderen  ;  et^  kq.  wel. 
nieuwere  als  oude  y  ^,  wel  Proteftautfche*  als  Roomfche' 

E  e  a  Uit- 


^9%  BTBBL  DER  NATÜUS^ 

Uitleggers  sEodanig  de  toeftemming  gekregen  hebbe,  dat 
ze  van  de  meesten  aengenoinen  en  verdeedigd  is ;  zo  heb*  ^ 
ben  echter  verfcheiden  aenzienlyke  Godgeleerden  zeer  wel 

geoordeeld,  i aen  den  eenen  kant,  dat  de  wonder* 

werken  der  Heilige  Schriftuur  ongelyk  nadrukiyker  kunnen 
gered  en  verdeedigd  worden ,  wanneer  men  alle  onnoodige 
èn  ongegronde  vermenigvuldiging  van  dezelve ,  en  voor- 
naemlyk  die  ,  by  de  Joodlche  Meesters  begunftigde,  op* 
ftapeling  van  dikwyls  ongerymde  wonderwerken,  zorgvul- 
dig  vermyd.  ■  ■    £n  aen  den  anderen  kant,  dat  op 

deze  plaets  geen  genoegzame  grond  voor  dit  voorgewende 
wonder  te  vinden  zy. 

„  Om  nu  van  deeze  verfchillende^  meningen  (zegt  de 
Heer  Scheuchzer ,)  mijn  oordeel  te  zeggen  ,  moet  ik  be- 
tuigen ,  dat  de  laat  (Ie  mij  niet  onaanneemlijk  voorkomt; 
naardemaal  de  eer  der  Godlijke  Voorzienigheid  daarbij  niets 
verliest ,  en  de  Schriftunrplaatfen  op  eene  voldoende  wijze 
verklaard  worden.  Ik  kat  ondertusfchen  aan  elk  zijne  vrij* 
heid ,  ook  om  bij  den  letterlijken  zin  te  blijven.  Men  kas 
hierover  mzien  het  geeue  Joh.  Mark  en  jlnt.  Bynaus^ 
over  de  fchoenerj  der  Hebreen  ,  gefchreven  hebben.  De 
laatstgenoemde  neemt  hier  ook  geen  wonderwerk  aan ,  maar 
verklaart  deeze  geheele  gebeurtenis  th  eene  bijzondere  Voor« 
zienigheid  van  God,  omtrent  zijn  volk.  Hij  poogt  deeze 
plaats  op  te  helderen  uit  JeC  XL  VUL  2 1.  alwaar  gezegd 
word  ,  dat'  de  Israëliërs  in  de  v^oeftijn  geen  dorst  geleden 
hadden;  hetgeen  achter  niet  anders  kan  te  kennen  geven, 
daa-dat  ze  -geen  gebrek  aan  water,  om  daarmede  bunnen 
dorst  te  lesfchen ,  gehad  hebben.  Want  het  blijkt  uit  de 
befchrijving  van  hunne  reizen ,  dat  ze  te  Masfa  eo  Meri» 
ba  wel  vrij  wat  dorst  zullen  gehad  hebben.** 


Ontledende  VerUaaring  over  Üomeinen  VIIL  en  2  Perr.  L 
•  van  den  IVel  Eer»aardigen\  teer  Geleerden  Heer  r, 
scHDTTB,  in  leven  Predikant  te  Amfierdam.  uitgegeven 
door  \..  HAMERSTER,  Predikant  aldaar.  Te  AnMerdam^ 
by  J.  Wesfing  Wz.  en  P.  den  Hengst,  1787.  Èehafyen 
de  l^oorrede,  225  bladz.  in  gr.  oSavo. 


Ene  doorloopende  Verklaring  der  opgemelde  Hoofdftuk- 
ken,  die  de  Eerwaerde  Schtate^  naer  zyne  denkwy« 
ze,  oordeelkundig  uitgevoerd  heeft.  De  ioboiia  van  Roou 
VIIL  word  aldus  door  hem  opgegeven. 

sy  De 


R.  SCHUTTE  9  0?EA  ftOM.  VIEL  EN  a  PET.   I,        393 

,,  De  Apostet  10  de  laatftc  helft  van  *t  V^e  en  in  *t  ge- 
heele  Vl^e  en  VIL^*  Hoofdftuk  in  't  breede  beweezen  hel> 
bende»  dat  wij  tans  onder  het  N.  T.  vrij  gemaalt  zijn 
van  de  zonde  die  door  Adam ,  en  van  de  wet  die  door 
Mofes»  ingekomen  is,  toont  in  dit  Vlilfte  Hoofdftuk,  ,,  dat 
,9  daaruit  de  vrijmaaking  vloeide  van  alle  verdoemenis  en 
„  wezenlijke  onheilen  ,  die  het  levcu  der  ziele  ,   ten  op- 
n  «ichte  van  de  heiligheid  of  blijdfchap  ,  kimden  ftrem- 
„  men ;   en  de  fchenking  van  alles ,  wat  hen  in  tijd  of 
39  eeuwigheid  gelukkig  maaken  kon  ,    in  de  geroeenfchap 
n  met  God  in  Christus  ,    door  de  werking  van  zijnea 
,9  Geest.*'    Hij  betoogt  deeze^Vrijmaaking  van  alle  ver- 
doemenisfe «  en  zaligheid  ^n  Gods  volk  in  de  gemeen- 
fchap  van  God,  uitvoerig;  uit  de  rechtvaardiging  en  vre- 
de  met  God  zelve,  en  de  vruchten  der  recbtvaardigin^^e 
die  hij  kortlijk  had  opgegeeven,  H.  V.  i-^n.     En  wel 
iuist  in  dezelfde  orde  die  hij  daar  gehouden  heeft.    Hij 
ftelt  voor ,  dof  *er  nu  geen  verdoemenis  meer  was  voor  hun 
die  in  Christus  Jefus^  niet  naar  den  vleefche^  maar  naar 

den  Geest  y  wande/den.  H.  Vlil.  i. .    En  die  ftelling 

bewijst  hij.  Uit  de  recht vaardiginge  zelve  of  vrij- 

maaking  van  de  zonde  en  de  wet  ;  zijnde  door  een  ge» 
richtelijk  vonnis  de  wet  der  zonde  en  des  doods  afge- 
fchaft,  en  de  wet  van  geest,  leven  en  vrede  herftefd.  vs. 

a— 13.   »     Uit  de  toeleidinge  tot  den  troon   door 

Christus  Geest,  zoo  dat  zij  in  de  g;enade  vastftonden,  ea 
roemden  in  de  hope  der  heerlijkheid  Gods.    vs.   14— 1 7. 

Uit  den  roem  ook  in   hunne  verdrukkingen  en 

zwakheden ;  waarin  de  hope  niet  bezweek ,   en  de  Geest 

bun  te  huipe  kwam.  vs.  18  —  47.  Uit  de  Liefde 

zoo  van  den  Vader  als  van  den  Zoon ,  tot  de  Gelovigen, 
waardoor  ze,  onafTcheidelijk  aan  God  verknocht,  ook  ia 
God  konden  roemen  ,  door  Jefus  Christus  hunnen  Heer. 
VS.  a8 — 39." 

Nopens  den  inhoud  van  a  Pet.  I.  ;  hieromtrent  merkt 
zyn  Èerwaerde  (na  enige  voorbereidende  aennierkingen 
over  den  Brief  in  't  algemeen,)  op ,  dat  we  in  dit  Hoofd- 
ftuk (na  de  melding  van  wien  en  aen  welken  deze  Brief 
gefchreven  word  ,  met  een  nevensgaenden  zegenvvensch 
aen  de  laetften ,  vs.  1  en  2 ,)  vinden  ene  aenPpooring  rot, 
en  voortgang  in  ware  deugd  ,  en  verkryging  der  eeuwige 
zaligheid  ,  door  eene  rechte  en  geloovige  erkentenis  van 
.Christus  heerlykheid  en  deugd. 

„  De  vermaaning  wordt  voorgefteld  vs.  3  — ii.  en  ge- 
li  e  3  bit 


jp^  R.  SCHUTTE 

billiP^t  VS.  ia -ai. I"  het  voorftel  zieti  we  den 

grond,  welke  alrcê  gelegd  was,  vs.  3,  4.  als  ook  den 
voortgang  in  deugd  ,   om  tot  de  heerlijkheid  te  geraaken, 

^s    TL  Ti    --    En  deze  vcnnaaning  wordt  gebillijkt , 

uit  hoofde*  van  des  Apostels  verpligting ,  om  die  voor  re 
houden,  VS.  12-15;  en^van  de  zekerheid,  welke  21J  'er 
van  hadden,  vs.  16 -ai.**  1.  u    •    ^  j- 

Tot  een  byzonder  ftael  van  *«  Mans  opheldcnngen  die- 
ne  in  dezen  zyne  aenmerking  over  den  heiligen  berg^  van 
welken  Petrus  fpreekt  vs.  18  ,  als  op  welken  Jerus  ver- 
heerlykt  is ,  waar  van  Petrus  benevens  Jacobus  co  Joannes 
ooggetuigen  geweest  waren. 

Dit  is,  zegt  de  Eerwaerde  .y^A/yr^c,  voorgevaUcn, 
volgens  het  gefchiedverhaal  van  Lukas  ,  kort  voor  dat  * 
da%n  zijner  opneminge.  vervuld  merden ^  dat  is:  voor  dat 
he?  iaar  begon  te  loopen  ,  waarin  jesus  ten  hemel  is  op- 
ecnocnen.  Hoofdft.  IX.  51-  't  Was,  naar  mijn  rekcnmg, 
uit  vergelijking  van  Mattheus  en  Markus  aantekcnmgen, 
een  klem  jaar  voor  's  Heilands  lijden,  gelijk  dit  dooriucb* 
ti'  <'ezicht  ter  voorbereidinge  voor  dat  lijden  diende. 

"^  ''De  Plaats,  waar  dit  voorgevallen  is,  noemt  Petrus 
den  heiligen  Berg.  De  Landbefchrijvers  zijn  *t  niet  eens, 
waar  men  dien  zoeken  moet.  Volgens  cene  oude  overle- 
verine  is  het  de  berg  Thabor  ,  in  den  ftam  Zebulon  in 
GaÜlea.  Doch  de  Heeren  Ligtfoot  (♦)  en  Reland  Cf) 
denken  om  den  berg  Panius  of  Cefarea  Filippi  ,  die  Her- 
xnon  heet  in  de  Heilige  Schrift,  ên  een  gedeeke  wis  van 
den  Libanon.  En  inderdaad ,  zoo  men  de  algemeene  over- 
levering vertaaten  moet,  is  'er  niets  gevoeglïjker,  niets 
dat  beter  met  de  berchrijving  van  dezen  beig,  met  bet 
verblijf  van  Christus  in  die  landftreek ,  en  van  de  reize  in 

*t  vervolg  door  Galilea  ,  overeenkomt.    De  Betg 

wordt  ons  als  een  hooge  berg  befchreven ;  dit  is  een  cha- 
racter  dat  bijzonder  op  den  Hermon  past,  en  wel  in  den 
volflen  nadruk  op  dien  heuvel ,  welke  boven  Paneas  of 
Cerarca  Filippi  hing ,  en  de  berg  Panius  genoemd  wordt. 
Uieronymus  (§)  fchrijft,  dat  men  de  fneeuw  daarvan ,  des 
yoraers,  tot  verkoeling  en  lekkernij  naar  Tirus  br»gt.  Ia 
de  Chaldeeuwfche  uitbreiding  van  Num.  XXXIV.  8.  en 
Deut.  IV.  48.  worde  hij  de  Sneeuvherg  van  Cefarea  ge- 
uoemd.    En  Jofefus  (4-)  tekent  aan  ,  dat  de  berg  Panius 

een 

(*>  Hor  Hehr.  ad  Mare.  IX.  a.      (t^  Pal.  L.  L  C  LI..p.  336, 
($5  On^T).  ^d  Voc,  HEaMQN,     Q)  De  Bello  L,  I»  C.  |5, 


©TER  HOM.  Vin.  Sir  S  FET.  1. 


i9S 


ien  kruin  van  V  gebergte  is^  U%  Ikwupm  Up.i  tot  eene  onein- 
dige hoogte  ftcigcrendc.  Ziet-  men  op  bet  verblijf  van 
^  Christus  in  't  voorgaande.  Hij  ww  té  Ceftrea  Filippi , 
JMatth.  XVI.  13.  Mare.  VIII.  a?.  Men  leest  van  geene 
feize,  waardoor  Hij  van  daar  wecbgetrokken  is;  maar  at«. 
leen  dat  Hij  na  zes  dagen'  Petrus  en  Jakobus  en  Joames 
met  zich  nam,  en  of  eenen  hoogen  berg  alleen  bragt.  l3it 
fchijnt  nataurlijkerwijze  niet  anders  te  kennen  te  geeven  , 
dan  dat  Hij ,  na  een  verblijf  van  zts  dagen  in  de  aeelen 
van  Cefarea  Filippi,  zijne  drie  leerlingen  op  eenen  hoogen 
berg  hebbe  meegenomen  9  welken  berg  men  bijgevolg  om- 
trent Cefarea  Filippi  moet  zoeken. Ook  fchijnt  op 

dien  berg  best  te  pasfen,  dat  hij  ze  op  dien  hoogen  berg 
bezijden  alleen  bragt  x^r'  UUt  f^m,  \  welk  zekerlijk  op 
de  discipelen  en  niet-  op  den  berg  ziet.  Maar  op  Thabor 
woonde ,  zoo  veel  ik  weet ,  niemand ,  en  dus  waren  ze 
daar  alleen ,  zoo  baast  ze  dien  berg  opgeklommen  waren. 
Doch  op  den  berg  Panius  of  Hermon ,  was ,  volgens  Eu* 
febsus  en  Hieronjmus  (♦)  een  uitmuntende  Afgodstempel, 
die  zeer  van  de  Heidenen  geëerbiedigd  wierd.  Hoe  ei- 
genaanig  is  bet  dan,  dat  de  Cuangelist,  bezig  zijnde  met 
te  fchrijven  van  's  Heilands  verblijf  omtrent  Cefarea  Filip- 
pi, fchrijft  9  dat  de  Heiland  zijne  leerlingen  daar  op  den 
berg  met  zich  nam ,  en  wel  alleen  op  een  eenzaame  plaats, 
daar  ze  door  't  gewoel  omtrent  dien  Afgodstempel  niet 

geftoord  wierden.  Doet  bier  ten  laaiften  bij,  dat 

dit  met  de  reis ,  in  't  vervolg  gemeld ,  best  overeenftemt. 
Men  leest  Mark.  IX.  30.  En  yam  daar  wechgaande  ^  reis^^ 
den  zij  door  Galileen ,  en  Hij  wilde  niet  dat  het  iemand 
wiste.  En  vs.  33  voegt  'er  de  Euan^elist  bij,  dat  hij  te 
Kapernaum  kwam.  Deeze  reis  door  Galilea,  laat  zich  veel 
beter  verklaaren  ,  bij  aldien  men  jBsus  (lelt  van  Cefarea 
Filippi  te  komen ,  dat  aan  ^t  uiterfte  end  van  Gafilea  naar 
het  noorden  lag  ,  omtrent  tien  uuren  gaans  van  Kaperna» 
urn  ,  dan  wanneer  men  Hem  begrijpt  van  Thabor  te  ko* 
mens  welke  berg,  heel  naar  *t  zuiden,  flechcs  drie  uuren 

{aans  van  Kapernaum  j^elegen  was. Deze  redenen 
omen  mij  zoo  gewigtig  voor ,  dat  ze  bet  tegen  't  gezag 

der  overlevering  fcbijnen  over  te  haaien.  • En  mis* 

fchien  dat  de  Voorzienigheid  ,  dien  berg  op  de  grenzen 
van  Syrië  liggende ,  «n  daartoe  nu  ten  grootften  deele  be- 
hoorende,  heeft  verkooren  toe  deze  doorlucbiige  verbeer« 

C*)  In  Onom. 

Ee4 


596         R.  SCïTDTTE,  OVER  ROM.  VIII.  EN  ft  PET.  I. 

üikinge  van  Gods  2^on ,  om  hier  een  fchets  te  geeven 
van  *t  luisterrijk  gebied ,  dat  Hij  na  zijn  lijden  ontvangen 
zoude  over  Jooden  en  Heidenen.  ,      ,,   , 

„  Deze  berg  krijgt  bier  den  titel  van  den  Heiligen  Berg. 
Mogelijk  is  het  zo  vreemd  niet ,  te  (lellen  »  dat  de  berg 
•  Panius  of  Hertnon  van  ouds  de  Heilige  Berg  geheetea 
wierd,  van  wege  den  vermaarden  tempel  daarop  gefticht, 
en  den  Afgodsdienst ,  welke  •er  op  gepleegd  wierd.  Al- 
thans bij  Paneas  of  Cefarea  Filippi  lag  een  plaats,  die^ 
Kedei ,  dat  is  ,  de  Heilige  Plaats ,  genaamd  wierd  (*> 
En  de  ftad  Paneas  zelf  krijgt  op  de  penningen  den  titel 
van   M  *«'  'A«-«A.«,  dat  is,  de  heilige  en  onfchendbaare ^ 

felijk  de  doorluchtige  Ezechiel  Spanlieim  (f)  aanmerkt. 
Iet  is  bekend,  dat  oudtijds,  van  wege  een  Tempel,  de 
omliggende  grond  ,  en  fomtijds  een  groote  ftreek  lands. 
Heilig  genoemd  wierd ,  gelijk  diezelfde  doorgeleerde  Span^ 
heim  heeft  bewezen ,  die  daaruit  het  ftaande  in  de  heilige 
plaats^  Matth.  JCXIV.  15»  tracht  op  te  helderen  (§).  On- 
deriusfchcn ,  fchoon  die  Berg  van  ouds  den  naam  van  den 
Heiligen  Berg  fchijnt  gehad  te  hebben,  en  onder  dien  be* 
kenden  naam  van  Petrus  aangeweezen  te  zijn ,  wil  ik  even- 
wel niet  ontkennen,  dat  Petrus  zal  gedacht  hebben ,  onder 
't  fchrijven  van  dezen  titel,  met  hoe  veel  grooter  recht  die 
tans  aan  dezen  berg,  met  de  verfchijning  van  de  Godheid 
vereerd  en  aan  Gods  Zoon  gewijd,  moest  gerekend  worden 
toe  te  komen,  't  Kan  ook  wel  zijn  dat  Petrus^  wanneer 
hij  in  zijnen  blinden  drift  zei :  laat  om  drie  tabernakelen 
maaken,  voor  tl  eenen,  voor  Mofes  eenen^  en  voor  Elias 
eenen  (+),  deze  gebouwen  heeft  willen  (lichten  ter  eere 
van  den  waaren  God ,  en  dien  berg  aan  God  wijen ,  in  te- 

Sïuftelling  van  den  Afgodstempèl ,  die  'op  deszelfs  kruin 
ond.  Althans  wat  hiervan  ook  zij ,  deze  bere  kon  nu 
waarlijk  de  Heilige  Berg  heeien.  De  Heilige  Godlijke  Ma- 
iefteit  verfcheen  hier.  'Er  was  een  heilig  gezelfchap  bijeea 
vergaderd.  'Ër  viel  een  heilig  gefprek  voor  tusfchen  Chris- 
tus ,  Mofes  en  Elias ,  over  zijn  heilig  lijden  en  uitgang  uit 
JeruOilem ,  en  de  waare  heiligheid  van  Gods  volk  daar  uit 
te  wachten.'* 

r*^  EusEB.  en  hieron.  in  Onom.  Voc.  cades.  VergeK  JeH 
XIl/:ia  XIX.  37.  en  XXf.  32.  ^  t  De  praifl.  &  ufu  Num.DisC 
IX,  T.  I.  p.  66s.  j;  Ibid.  p.  666-66g.  (+}  Matth.  XVII.  4, 
Mark.  IX.  5* 

1.  .    >  L^^r^ 


J.  A.  SMIT,  OVia  MALIACm  II.  lOé  5p)f- 

J^eerredcn  cyer  Malcachi  II.  lo.  Vé»/ï  j.  a«  smit  ,  jPr^^^i 
ite«/  te  Gouda.  Te  Gouda  ^  by  W,  Verblaaiiw,  1787. 
Bchahcn  het  Foorbcrtcht^  39  lladz.  in  gr.  oSayo. 

Ter  gelegenheid  van  den  laetstgevierden  Biddag,  beefc 
de  Eerwaarde  SmU  deze  Leerreden  uitgefproken,  waec 
in  by,  na  ene  beknopte  oordeelkundige  verklaring  der  text- 
woorden  Mal.  IL  10  9  den  inhoud  der  mtfchryvinffe  vaa 
den  Biddag  eigenaertig  nauwkeurig  beeft  gade  gella^en; 
bepalende  de  aendacjht  zyner  toehoorderen ,  naar  aenleiding 
van  den  texc,  tot  de  vier  volgende  waerbeden. 

,,  1.  Zal  de  afkomst  uit  een  braaf  geflachte ,  de  erfop- 
,,  volging  in  deszelfe  voorrechten ,  voor  de  nakomelingen, 
,9  tot  roem  en  een  beaendJK  voordeel  zijn  ,  dan  moeten 
,,  die  in  dankbaarheid  aan  Godt,  en  eene  eendragtige  be- 
9,  hartiging  van  hunne  algemeene  belangen,  het  deugde»» 


„  fpoor  van  hunne  vroome  Vaderen  volden* 
„  2. 't  Is  onverefFen'  •    • 

van  leden  van  dezeli 
looi  ie  behandelen. 
„  3*  £en  volk ,  2 
handelt,  de  man 
Vaderen  verbond. 


„  2.  't  Is  onverefFenbaar  met  de  betrekkinge  en  't  belang 
„  van  leden  van  dezelfde  Maatfchappij,  malkander  en  trouw  s 

»9 


„  3«  £en  volk ,  zo  naauw  verbonden  ,  dat  trouwloos 
,,  handelt,  de  man  met  zijnen  broeder,  ontheiligt  zijner 

9f  4«  Oprechte  fchuldbelijdenis  en  wederkeering  tot  hun- 
9,  nen  pligt,  is  de  eenige  weg,  om  hunnen  ondergang  te 
9,  mijden. 

Deze  waarheden  worden  hier  met  de  vereischte  klaer« 
beid  ontvouwd ,  byzonder  met  opzicht  tor  de  tegenwoof- 
dige  omftandigheden  van  ons  Vaderland,  en  ten  emftigfte 

ter  betrachtinge  aengedrongen.  In  de  Voorreden, 

voor  deze  Leerreden  geplaetst,  zuivert  hy  zich  en  zynea 
aenhang  ten  krachtigfle  van  die  haetiyke  en  ongegronde 
befcbuldiging ,  den  Patriotten  te  laste  gelegd ,  dat  zy  de 
ondermyning  van  den  in  Nederland  heerfchenden  Gods* 
dienst  zouden  beoogen ,  en  vyanden  zyn  van  het  Stadhon* 

derfchap  en  van  het  Doorluchtig  Dranje-Hnis. Wy« 

ders  ontmoeten  we  in  de  Leerreden  zelve  nog  ene  korte 
fcbets  van  't  beloop  der  Predikatie ,  door  zynen  Amptge- 
noot  Couperus ,  in  de  avondbeurt  van  dien  dag  der  ue« 
meente  voorgedragen ;  welke  wy  niet  ongepast  oordeelea 
hiernevens  te  plaetzen.  ' 

Na  eene  beknopte  opheldering  van  Pf.  CXLIV.  12-15, 
betrekkelijk  tot  Uraül,  üelde  zijn  WeLEerw*  de  volgende 

£  e  5  Hoofd. 


Hoofdzaken  in  't  duidelJjkfte  daglicht:  „  gelijk  het  Jood» 
-;  fche  volk  ^  zo  «ouden  wij  lot  eenen  hoogcn  lop  van 
^  voorfpoed  rijgen  :'* 

3,  I.  Als  de  ligchaamelijke  en  zedelijke  opvoeding  van 
„  de  Jeugd ,  afhangelijk  van  Gods  zegen  ,  zo  ingericht 
^,  wterd,  dat  beide  de  Geflachten^  tot  fteunzef^n  fieraad 

„  van  't  Gezin ,  en  van  de  Maatfchappij ,  opgroeiden 

.  ,^  a.  Als  de  arbeidzaame  ijver  aangewakkerd,  fpaarraa* 
^  ne  vlijt  en  eerlijUieid  den  Koophandel  en  Fabricquen 
^  deeden  Uoeijen    i  ,  , 

•     ,,3.  Als  het  met  den  Landbouw  en  Veeboederi]  voor- 
„  fpoedig  ging 

,^  4.  Als  elk*  voor  alle  geweld  en  onderdrukkingen  be- 
„  vrijd ,  bij  zijne  bezittingen  en  reebten  bewaard  ,  de 
,,  vruchten  van  zijnen  arbeid  in  vreede  kon  genteten - 

„  5.  Als  de  waare  dienst  van  God  de  regte  bron  eo 
^  't  Goddelijk  £uangelie  het  lichtfnoer  van  dit  alles 
„  was." — 


J^cfcheidene  aanfpraak  aan  hen^  welke  het  Leerbegrtf  dor 
Euangtlisch  Lutherfche  Kerke  trasten  te  verbeteren;  dwr" 

Ï.  K.  DiETKLMAiR ,  Dr.  en  Hoogt,  in  de  H.  Godgeleerd- 
eid  en  Predikant  te  Altorf.  Uit  het  Hoogduitsch  ver* 
taald.  Te  Amftcrdam^  hy  A.  Borchers,  1787.  SehaU 
ven  de  Foêrrcde ,  42  bladz.  in  gr.  o&ayo. 

In  dit  Stukje  9  het  welk  de  Hoogleeraer  Dietelmair  al  voor 
ctlyke  jaren  in  Dnitschland  heeft  uitgegeven,  verzet  hy 
sich  tegen  de  toenmalige  peogingen  van  zommigen  in 
Duitscliland,  om  het  Leerbegrip  der  Euangelisch  Luther- 
fciie  Kerke  te  verbeteren  ;  wacromtrent  hy  hen  onder  't 
oog  ttagt  te  brengen,  dat  ze  een  onnoodigeu  arbeid  op 
xich  nemen  ,  en  niet  kunnen  wagten  van  'er  gelukkig  in 
te  zullen  flagen.  De  Hoogleeraef  fchryft  als  een  yverig 
voorftander  zyner  Leere,  en  hy  doet  het,  het  geen  men 
ia  2ulk  een  geval  maer  al  te  zeldzaem  aentreft »  met  ene 
oordeelkundige   befcheidenheid  ,   die  hem  tot  eer  ftrekt. 

Men  merke  hier  wel  op ,  dat  het  in  dezen  niet 

«enkomt ,  op  de  verbetering  der  leerwyze  ,  maer  op  de 
verbetering  van  het  Leerfteizel  zelve  ;  welk  laetfte ,  naer 
*t  oordeel  van  zyn  Hoogeerwaerden ,  geen  plaets  kan  heb- 
ben, of  althans  niet  te  wagien  is.  „  Gy  weet,  (zegt  hy 
i^  daeromO  SF  weet,  Myne  Heerenf  dat  ik  niet  van  M^ 

h  ca 


J.  A.  BIETELMAlA)  SB8CHEIMNB  AANSPRAAK*       $9^ 

,,  en  een  iegelykc  verbetering  onzer  Leerboeken  fpreeke  ^ 
9^  maar  van  xulk  eene ;  door  welkt  men  ons  Ltèrbegrif 
,,  van  dwaalendc  ftellingen  meenc  te  zuiveren.  In  andere 
9,  ftukken  kunnen  verbeteringen  plaats  vinden,  die  wy  wel 
,»  zelf  maaken  ,  of  van  Mannen  van  doorzigt  met  opreg- 
^  ten  dank  aantieemen.  Van  daar  komt  het,  dat  zo  Vee* 
99  Ie  nieuwe  Leerboeken  gefchreeveu  gewohien  zyn  ,  en 
99  nog  gefcbreeven  worden  ,  wyl  altoos  iemand  gelooft^ 
^  eene  betere  en  gemakkelyker^  inrichting  van  den  voor* 
5,  dragc  te  maaken  ,  zonder  dat  hy  in  de  Leeringen  zei* 
y,  ven  ook  iets  het  miafte  beseert  te  veranderen.  De  een 
9,  ontwerpt  een  ander  plan »  dan  de  andere ;  hy  maakt  e«« 
^9  ne  andere  ómfcbry ving  van  verfcheidene  verklaaringen, 
5,  beoordeelt  de  bewyzen  of  ran^chikt  ze  anders  dan  een 
9,  aad^.  Ok  kan  zeer  wel  gefchieden,  en  fomwylen  over« 
y,  toUig ,  fomwylen  goed ,  (en  ik  zal  nog  zeggen :)  mis- 
9j  fcbien  ook  fomwylen  noodig  zyn*  Doch  hiervan  word 
^  thans  niet  gefprooken.  Wy  fpreeken  van  Leerftellingen 
„  zalven  ,  die  men  veranderen  wilde  ,  en  hiertoe  willen 

5,  wy  het  niet  komen  laaien/'  Indien  dit  onder- 

icheid  ook  hier  te  Lande  in  agt  genomen  ware ,  byzonder 
in  de  tegenwoordige  onlusten  der  Ëuangelisch  Lutherfche 
Gemeente  te  Anifterdam  ,  zouden  ze  ongetwyMd  of  riet 
ontftaen ,  of  ten  minde  zo  hoog  niet  geklommen  zyn ,  daer 
ét  verfchillen,  zo  veel  wy  althans  tot  nog  zien,  meerde 
teerwjze  dan  wel  het  Lttrfielligc  zelve  betreffen :  des  de- 
se  aenfpraek  van  den  Hoogleeraer  Dieulmair  tot  dit  on- 
derwerp niet  te  betrekken  zy ;  wierop  ze »  gelyk  we  be* 
merkt  hebben «  van  zommigen^  by  mangel  van  ene  behoor- 
lyke  onderfchddingy  ook  wel  overgebragt  word. 


féjkreden  op  Frcderik  den  tweeden^  in , keven  Koning  ^an 
Pruis/en  enz.  enz.  enz.  gedaan  door  j.  m.  schwaoer  9 
Predikant  te  Joelknbeck.  Uit  het  Hoogduitsch  vertaald 
door  },  H.  KNABB  ,  Luthersch  Proponent.  In  's  Graa- 
venhaage^bj  J.  A.  Bouvink ,  1787.  /»  gr.  Svo.  34  biadz^ 

Deze  Lykreden  verleent  ons  een  zeer  wel  uitgevoerd  Ta- 
fereel van  de  voortreflyke  hoedanigheden  van  Fredarik 
den  t'^feeden ,  die  zich ,  geduurende  zyn  leven ,  als  Ryks- 
beftierder  over  zyn  Volk,  als  Veldheer  en  als  Geleerde, 
ilomiR^  beroemd  gemaekt  beeft* 


Gehedebo^k  van  Keizer  joseph.  Vertaald  uU  het  Hoog* 
duitsch.  Te  Amfieldam  ^  by  J.  B»  Ëlwe ,  '1787.  In  o&a* 
voy  42  bladz. 

Onder  dezen  eytel  geeft  meo  gene  afTchriften  van  dadely- 
ke  gebeden xles  Keizers,  maer  men  drukt ,  by  manier 
van  gebeden  tot  God ,  uit  de  opheffingen  des  harten ,  die 
men,  wanneer  men  des  Keizers  daden  nagaet,  befl^iten 
mag  by  hem  plaets  te  hebben :  't  welk  vry  éigeuaertig  uic- 

Sevoerd  is»  Zie  hier  zyne  gedachten  by  bet  afTchaffen  der 
Aonnikken. 

,9  Ik  doe  nu  eenen  (lap,  die  roy  eene  menigte  van  vyan* 
den  op  den  hals  haaien,  en  die  zelfs  van  veelen,  anders 
goede  Onderdaanen,  niet  onberispt  blyven  zal.  Maar  ik 
vertrouw  op  U ,  eeuwig  alwys  Wezen I  ■■    Gy  «iet 

myn  hart,  en  weet,  dai  ik  alleenlyk  het  welzyn  der menscb* 
beid,  alleenlyk  den  voorfpoed  myner  landen,  tot  oogmerk 
heb. 

„  JeHis ,  wien  gy  in  de  wereld  zorid  ,  leerde  daadlyk 
broederliefde,  en  llelde  de  mepschlyke  gelukzaligheid  tot 

bet  oogmerk  daarVan. Myne  Monniken  zyn  ten 

eenenmaale  van  deeze  leere  afgeweeken;  zy  ieeven  in  ie« 
digheid,  en  beminnen  alleenlyk  zigzelven.  Zy  misleideii 
mya  volk  *—  trekken  het  af  van  de  aanbidding  uwer  Al* 
magt,  voeren  het  ten  overgeloove,  en  prediken  broeder* 

haat.  Hun  getal  is  voor  den  Staat  een  drukkende 

last  geworden;  zy  verteeren  deszelfs  beste  merg,  zyn  rcba« 
delyk  aan  de  bevolking,  en  verdooven,  door  hun  voor^ 
beeld,  de  naarftigheid.  Zy  .vergaderen  fchatten,  die  zy 
den  algemeenen  omloop  onttrekken ,  verhinderen  iedere  wy- 
ze  van  verlichting,  en  zyn  nutlooze  leden  voor  den  Staat. 

„  Derhdven  geloof  ik,  de  magt,  welke  my,  naar  uw 
eeuwig  wys  Plan,  in  handen  gegeeven  is,  niet  te  misbruik 
ken ,  wanneer  ik  deeze  monnikenorden ,  de  eene  na  de  an- 
dere, afTchaf.  Maar,  op  dat  ik  bet  goede  niet  vtn 

}ialve  verrichte,  zal  ik  zorg  draagen,  dat  zy,  zo  veel  mo« 
gelyk ,  zuiverder  grondbeginselen  aanneemen ,  en  waardige 
navolgers  van  onzen  Godlyken  Leeraar  worden. 

,,  Sterk  my  derhalveu,  eeuwig,  almagtig  Wezen!  regen 
alle  tegenftreevingen  en  bedreigingen  van  het  Pauslyk  hof; 
tegen  alle  afkeurende  voordellingen  van  partydige  Ministers 
en  Raaden;  tegen  de  rcbynfchoone  drangredenen  van  fom* 
mige  Bisfchoppen,  en  tegen  het  morren  van  myn  Volk,  op 

dat 


nxi  man  joupn.  401 

aat  Tk  dit  werk ,  ondernomen  tot  welzyn  vtn  royne  Lan-. 
deo,  en  van  de  zuivere  cliii3tlyke  leere,  gelukkig  en  ftand- 
vastig  voleinde.    Amen." 

Men  voege  hiernevens  zyne  gedachten  vóór  de  invoering 
'der  Tolerantie. 

„  Eeuwig ,  onbegrypelyk  Wezen !  gy  zyt  geheel  ver- 
draagzaatnhdd  en  liefde*  Uwe  zonne  gaat  zo  wel  op  over 
^den  Christen  als  over  den  Godlochcnaar;  uw  regen  maakt 
zo  wel  de  velden  der  dwaalenden  als  die  der  rechtgeloo- 
vigen  vruchtbaar »  en  het  zaad  van  iedere  deugd  ligt  zo 

jwcl  in  iKt  hart  der  Heidenen  als  der  Ketters.  •  Gy 

leert  my  derhalven »  eeuwig  Wezen  1  verdraagzaamheid  en 
liefde  :  Gy  leert  my ,  dat  verfcheidenhËfid  van  gevoelens 
U  niet  te  rug  houdt ,  een  weldoend  yader  van  alle  rneob» 
fchen  te  weezen.  ■    En  ik ,  uw  fchepzel ,  zoude  min- 

der verdraagzaam  zyn  !  zou  niet-  toeRagn  ,  dat  ieder  van 
inyne  onderdaanen  U  op  zyne  wyze  aanbade !  ik  zou  vev- 
volgen  hen,  die  anders  dachten  dan  ik ^  en  de  dwaalea* 
den  door  het  zwaard  bekeeren ! 

,,  Neen  ,  almachtig  Wezen!  wiens  Kefde  alles  in  «g 
bevat,  zulks  zy  verre  van  royl  ik  Wil  u  gelyk  zyn,*. zo 
vene  een  fchepzel  zulks  kan  weezen^  Ik  wil  verdraagzaam 

zyn  als  Gy.  Van  nu  aan  zy  alle  geweetensdwang 

in  myne  Staaren  afgefcbaft.  Waar  is  een  Godsdienst,  die 
niet  leert  de  deugd  te  beminnen,  en  voor  de  ondefugd  een 
afkeer  te  hebbeJ9.?  ieder  Godsdienst  zy  dan  van  my  toe^ 
£eftaan;  ieder  aanbidde  U,  ecuwig  Wezen!  op  die  wyze, 
welke  hem  het  besce  dunkt«  ,. 

,»  Verdient  men  om  de  dwaalingen  in  het  verfbmd  W^l 
uit  de  maatfchappy  verbannen  te  worden;  en  is  (Irengheid 
wel  het  middel  om  gemoederen  te  winnen ,  en  dwaalenden 
te  recht  te  brengen?  — -^  Dat  dan  voortaan  alle  ét 
fcbandelyke  ketenen  der  onverdraagzaamheid  verbroken  zyn^ 
en  dat  daarentegen  de  zoete  band  der  tirerdraagzaambeid  en 
broederliefde  myne  onderdaanen  voor  altoos  vereenigCé     « 

„  Ik  weet  dat  ik  veele  zwaarigbedea  ^al  moeten  te  bo^ 
▼en  komen,  en  dat  ^e  meesten  daar  van  zullen  koneh  vao 
bun.  die  zig  uwe  Priesters  noemen,  -. Keer  derhal- 
ven uwe  magt  niet  van  my.af;  onderfteun  my  met  uw? 
liefde  ,  eeuwig  onnafpeurlyk  Wezen!  o^  dat  ik  alle  de^e 
bindemisfen  gelukkiglvk  moge  overwinnen,  en  dat  de  wet 
mxi  onzen  Godlyken  Leeraar»  welke,  geene  andere  is,  dan 
verdraagzaamheid  en  liefde  ^  door  my  vervuld  worde^ 
Ao«uT.        .    .  ^^; 


4|M  •  ^WUtAnSLlNdflUf ' 

yerhandetingen  uUgegeeyen  door  het  Zêêuwsch  Genoo$fi>hap 
der  Wttenfchappen  te  VUsfmgcn.  Dtrtiendt  Deel.  2^ 
Middelburgs  by  P.  Giillsfen,  1786.  Behalven  het  Toov 
werk^  558  blaas,  in  gr.  o&ayo. 

E  ene  bekroonde  Verhandeling  van  den  Heer  c.  EimnL 
(Irekkende  ter^  beantwoordinge  der  Vraage;'  ,,  Welke 
^,  is  bet  best  gefchtkte  en  OMnst  kostbaar  ontwerp  ,  toe 
,,.  bet  (lichten  van  een  bekwaam  Gebonw ,  onder  den  naam 
39  van  Hospitaal  of  Mauhuis,  voor  onvermogende  en  o^^ 
„  de  Zeelieden  ?••  bekleedt  hier  de  eerfte  plaatfe  :  beheV- 
aende  een  volledig  plan  van  zulk  een  Gebouw,  met  een« 
onderfcheidenlyke  berekening  der  vereischte  onkosten  ,  ea 
•anmerkingen  over  het  vinden  en  draaglyk  roaaken  van  de* 
selven,  — ^^ — ^  Hieraan  volgt  eene  insgelyks  begiftigde 
Verhandeling  van  den  Heer  j.  fr.  mullkr  ,  waar  in  by 
cenePrysvraag,  d^D  WisTelcoers  betreffende,  beamwoordty 
met  de  vier  volgende  hoofdaaaken  naauwkeuria  gade  te 
flaaiu  9,  (lO  Het  onderrcheid  der  Wisfelfchade  ^^an  ieder 
^9  der  ses  Vdreeniade  Provinciën,  met  rehtie  tot  die  van 
,,  Holland.  (2:)  De  fundatnenteele  oorzaaken,  waarom 
jy  dfi  Wisfelfchade  in  Zeeland  grooter ,  dan  in  de  vyf  an- 
^  dere  Provinciën,  zou  zyn,  indien  de  zilveren  Ducaat 
,,  niet  hooger  in  prys  gangbaar  ware ,  dan  in  de  overige 
„  Provinciën.  (O  Do  redenen,  welke  Zeeland  zou  kun* 
„  nen  gebad  hebb^ ,  om  meer  dan  de  vyf  andere  Pro^ 
,,  vincien  voor  gebrek  aan  Standpennfngen  bedugt  te  zym 
^y  En  eindelyk  (4.)  het  middel ,  waardoor  dit  defeA  op 
„  de  beste  wyze  voorpekoomen  zou  kuünen  worden." — - 
Verder  verleent  ona  dit  Deel  eene  Verhandeling  van  wy* 
len  den  Eerwaarden  Heer  ^.  Zuidhoek  van  Laren  ^  waat 
in  hy  zig  bevlytigd  heeft  te  Onderzoeken  ,  welke  Perfoo- 
nan^  Openb,  L  ao,  bedoeld  zyn,  onderde  benaaniing  vaa 
de  Engelen  der  zeven  Gemeenten?  Naar  tiitwyEen  van  ^e 
Mans  onderzeek,  zou  men  bier  te  denkeri  hebben,  ,,  op 
„  zekeve ,  en  by  de  Cremeente  en  by  johawmes,  welbe- 
,,  kende  Perfoonent  -  ■     ■  het  zy  Ol>ziet)erfl  of  geachtte 

j,  leden )  die  te  boek  flonden  en  verkooren  waren 

•,,  — —  tot  Gezanten, om  van  haaren  wege,— ^ 

„  of  by  andere  Gemeenten  te  veitichten ,  het  geen  t^ 
^9  aankweeking  van  onderHnge  liefde  en  vrede  könde  (Ireb^ 
^^'ken;  ^'•«--^.oCem  den  gebannen  Apoatel  te  bezoeken; 
^9  ^  en  die  uu  töt  de  hunnen  weer  waren  te  rag  ga^ 
*  •   ^  „  koo^ 


▼AH  pET  «BKOWfClI  OBMOOTSCBAr.  ^^ 

^  kooffltn.-  Zyn  Eerwtftrd*  heeft  dit  denkbeeld  tot  eea 
▼ry  boogen  trap  van  waarfcbynlykheid gebraat,  «o  dat  het 
miat  opmerking  vordere.  — ^^  Naast  dit  Stak  komt 
ceo  Onderzoek  van  den  Eerwaarden  Heer  a.  's  cra»! 
^ANDE,  over  de  oplosfing  der  fchynftrydigheid  tuafchS 
de  Euangehfcbe  Verbaalen  van  Afo«A.  IX.  i-atf.  vererf: 

?1*  ^T%?'  *;**'*"  ^''  ^'  '7-39-  Zyn  BerwaaS 
'behandelt  dit  ondeiweip  met  een  welwikkend  oordeel  e. 
fiaaft  xyne  IwdenkiDgen^deawegens  met  alle  befcheideZ 
beid,  bovenal,  in  tegeofteUing  v«.'t  gevoelen  van  wvS 
den  Eerwaarden  Heer  r.  schutte.  Men  heeft,  votosS 
«yn  inzien»  het  waare  beloop  van  saaken  indiervoe^te 
befchouwen,  „  dat  men  in  tijdorde  * 

./♦/  Vz-f*^^'*/?'"*  ^^  geneezing  oï  reiniging  vaa  dea 
Mel0at/cl^n.Masc,  i:  40.45.  Ljuc  jMa-xó;.  tn  moadS 
ook  Matth.  8:  1-4.  .       *       «•"gaiF 

„  a.  Dan  de  geneezing  van  den  ger^akton'cn  de  daaa 

op  gevolgde ^  roeping  van  den  Tollenaar.  Matth.  o:  ibJo! 

Mare.  a:  1-14.  en  Luc.  5:  17- ag.  .    y   *    9* 

„  (Voort*  eeae  r«*/  van  andere  tus/chem  infchieundè 

gebeunenttfea.  welker  nafpeudng  w«tdient  tot  i2S 

tegenwoordig  oogmerk:  voorkooownde  Mare»  i».  i* 

'Zlyï'^^^'^'^  «:  I— :8j  aj,  die  Mattheus'tS 
defte  Jf.  t:  5-oa,  eo  voorts  H.  ro-i»  vertadS 
heeft,  ten  lilaaren  bewijw,  dat  Mattbeu  Bbt  S! 

bSft'getlte*'*"^"'^-'  de  bepaald.  tddoriS 

»,  $.  Da^ia  de  u>gt  oveir  tet  GalïUejchc  Meir  '.  „«-2 

het  W  <4fr  C5r^^«*«(t?,%  de  gcneeziBf  der  èeaienei? 

nevens  de  terugkoiprost by  Capemaum,  Matth.  SiVr™-^ 

I».  Mare  4;  as —  5:  ai.  Lnc  8:  ««-40.    •   ■  ■     *   .^ 

t^T^  *^-  *■  '"■■"•  !^^5-* 

^♦»  §•  2n  eindelijk  de  ioorw»  «n  bet  ytrtoek  van  iëii 
Oy.r^«  Taïrusi  met  aJks,  wat  tot  dat  ftuk,  afe^,  tk 
de  tusfclien  inrchietende^^««»-«^   der  BfoedvloStaS 

i^l.\^t!^'  **•"'•  ^  ^'^•^-  **-«*  ^  "^ 

j.  Vaa  zelve  vfiry^»  ii»,  ()g«ljk"zKB  Eerwaafde  'v*r* 
ift/A*/./.    En  men  merkt  ligteiyk„4at>^  <<*  ^^^2 


4Ö» 


VE&RANDRtlNOfiN 


gebeurd  \  doch  betrekking  töt  elkander  hebbende ,  als  ia 
zenen  adem  aan  een  gefchakeld,  verhaalen.  Doch  dac  zif 
alleen  daarin  van  elkander  verfchillen ,  dat  Marcus  en  Li»> 
cfó,  ten  tijde  daar  het  verhaal  begon ^  alles,  ook  hetgeen 
fot  iaaUf"  tijd  behoort  y  (als  in  een  foort  van  voorverhaaf^ 
ah  hoofde  van  betrekkingen^  onmiddelijk  daar  bij  voegen.* 
Terwijl  Mattheus  waeht  -met  het  eerde  te  verbaafen ,  tot 
dat  hij,  ter  rechter  tijdj  het  laatfte  boekt;  en  bij  die  ge- 
legenheid het  eerfte^  fchoon  vroeger  gebeurd,  als  de  aan» 
üiding  verlchaffende  tot  het  laatfte  ^  «u  maar  £BR5T  te 
fcockttelt-" 

.  Ter  deezer  gelegenheid  gaat  zyn  Eerwaarde  ook  byzoti» 
derlyk  na,  het  geen  dfe  roeping  van  den  Tollenaar  betreft; 
volgens  Mattheus  is  de  Tollenaar  Maftheus  zelve,  maar 
Manusen  Luioas  ïióienoen  hem  Levi  den  Zoon  van  Al^ 
pheus.  Zyn  Eerwaarde  vereenigt  zig  met  bun,  die  MaU 
iheus  voor  eeneh  anderen  Perfoon  houden,  dan  Levi;  en 
deezen  laatden  'voor  denzelfden  met  Lebbeus^  C^en  ApOs* 
tel ,  van  Jezus  ook  Thaddeus  genaamd ,  als  mede  Judas ^ 
Jacobi  Broeder^  )  èn  dus  een  Zoon  van  Alfheus.  Dao» 
desniettegcriftaande  beweert  hy,  dat  men  hier  op  geen  twee 
onderfchetden '  gevailen  hebbe  te  denken.  „  Zoo  het  mij 
toefcbijnt:,  zegt  hy,  iijn  *er  niet  zÉff  ^- maar  twek  per- 
foofltn,  ter  zs/fder 'tijd  gtfoeptn;  waarvan  de  een  genaamd 
was  ll^tbeas ;  eo  óé  ander  Levi ,  een  Zoon  vaii  Aipheus. 
Bn  d^'t  JeHis  naderhand  ,'-toen  hi]  weder  kwam  uit  het  Land 
der  Gergefeenen,  ter  maaltijd  onthaald  zij,  in  het  Huis, 
piePvzn  MATTHeüs  ,  (fchodn  de -onzen  het  zoo  begreep 
pen*  dewijl  zij  liet  woord  [mattheus]  hebben  ingevuld,) 
vutar  van  lbvï  ,  welke  die  groote  maaltijd  voor  Jcfiis  in 
zijn  eigen  huis  had  aangerecht,"  -^— —  Hét  gewag  maa» 
tol  van  ji^heus  geeft  hem  tevens  aanleiding  ,  om  ,  by 
manier  van  eene  toegift ,  nog  kprtlyk  te  toonen  ,  dat  'er 
geene  voldoenende  reden  syn  » -om  deezen  Alfheus  voor 
denzelfden  perfoon  met  Kleopas ,  Luc.  XXIV.  13,  eti  Joh. 
XIX.  25.  te  bouddd ;  maair  \  vee!  eer  te  denken  zy ,  dat 
Alpheus  en  Kleopas  wéezenlyk  onderfcheiden   perfoonen 

In  eene  hieraan  voH^nde  Verhandeling  ,  deelt  ons  de 
Eerwaarde  Heer  H.  Koyaards  mede,  zyne  Bedenkingen 
over  een  algemeen  Ofimdbeginzel  ^  waaruit  alle  de  Voor. 
fchriften  van  het  Natüurlyk  Recht  kunnen  worden  afge- 
lAéé  Hietomtreat  komt*  by  hem ,  voor  eerst ,  in  overwee» 
lODg^  i»  of  men  9  de  aMk  van  iwrcn  befchouwd  zynde. 


VAN  HET  ZEBUWSCH  OEWOOTSCHA*.  405 

»  vcryatto  kan ,  dat  'er  «ulk  een  algemeen  beginzet  u 
^.vtnden  zj/  En  getoond  hebbende,  dat  hiefin- niets 
ilrydigs,  en  t  derbalven  mogelyk  zy,  zo  verledigt  hv 
»g,  ten  tweede,  om  ua  te  gaan,  „  wat  de  ondervinding 
„  hier  van  achteren  geleerd  hebbe,  of  waarop  men  Art 
„  mg  wel  meest  gevestigd  liebbe,  om  zulit  een  grondbe- 
,,  ginzel  uit  te  vinden?  Zya  Eerwaarde  brengt  bier  op 
d«  voornaamfte  aangevoerde  grondbeginzeU  in  cene  «ere- 
gelde  orde  te  berde,  en  leert  ons  dat  de  meesten  he<lea- 
daags  letten  op  den  Mensch,  befcbouwd  in  de  geheek 
natuur,  en  zyne  betrekkingen  in  dezelve;  't  welk  dan 
egter  op  veiTchillende  wyzen  verklaard  wordt. 

,,  Maar  de  meesten,  vervolgt  hy,  willen  hier  op  de 
tnrtchttng  der  mtuur^  en  de  oogmerken  der  Godheid  in 
dezelve  zien;  en  daar  het  zeker  is,  dat  God  door  die 
inrichting  zynen  wil  heeft  bekend  gemaakt,  en  wil  dat 
wy  volgends  denzelven  handelen,  zoo  wordt  de  orde  van 
het  heelal,  en  het  leven  volgends  dezelve,  dat  is  over», 
eenkoomftig  de  oogmerken  der  dingen,  als  het  ware  bedn: 

£el  van  onze  daden  gehouden.   .  Volgens  deeeo 

laatflen  grond,  die  de  veUigfte  is,  heeft  men  te  letten  oo 
de  geheele  natuur^  op  de  orde  van  V  heelal ^  alle  de  bfr- 
trekkingen  gade  te  Haan,  in  welke  men  gelleld  is  en 
overeenkoomlUg  dezelve  te  leven.  ' 

,,  Daarin  ontdekt  zich  waarheid}  bet  moet  immers  Gods 
wtt  zyn  ,  dat  de  Mensch  handele  naar  de  inrichtingen 
Gods ,  en  bevoorderlyk  zy  aan  deszelfs  oogmerken ;  —-». 
het  voordel  leert  ons  aanOonds,  in  elk  geval,  de  plieten 
kennen;  daar  *er  geen  deugd  of  ondeugd  is,  welke  haire 
overeenkoomst  met,  of  ftrydigheid  tegen  de  Goddelvke 
oogmerken,  niet  vertoont;  het  leert  ons  de  pligten  ken- 
nen, in  dke  betrekkinge,  waarin  wy  (laan;  en  zelfs  in 
die  orde,  volgends  welke  wy  in  die  betrekking  zyn,  tot 
God ,  ons  zelven  en  anderen.  Het  heeft  zyne  klaarheid 
daar  men  alleen  die  orde  behoeft  te  kennen,  ötotrent 
welke  wy  verkeeren,  en  die  openbaar  Uykbaar  is,  want 
het  verborgene  kan  nimmer  een  richtfnoer  onzer  daden 
zyn;  het  is  een  eerst  algemeen  beginsel,  *er  zyn  wel  bv- 
zondere,  waaruit  het  wordt  afgeleid,  maar  'er  is  'er «en 
dat  even  algemeen  en  echter  eerder  is,'*  * 

Aan  de  ontvouwing  hiervan ,  hegt  de  Eerwaarde  Rov. 
aards  verder  eene  wederlegging  der  bedenklnge,  dat  de 
^erfcheidenheid  van  gevotUns,  in  't  bepaalen  van  zulk  een 
beginzd,  deszelfs  zekerheid  eenigzins  benadeelt.     Vervol* 
IL  DEEL.  N.  al6.lbtt.no  10.  ff  gem 


4o6  VtBRANMLmOSN 

gehs  doet  fay  zien ,  boe  het  bovengemelde  begitisd ,  oifit 
llegts  den  TFjsgecr ,  maar  ook  den  gemccnen  Maté  imttig 
kan  zyn,  en  een  lieilzaamen  invloed  op  den  wandel  kan 
hebben ,  indien  hy  maar  eenigzins  opgeleid  2y  om  te  den* 
ken.  En  laatstlyk  toont  hy^  hoe  dit  beginsel  m  een  vol- 
komen verband  ftaa,  tot  da^,  het  welk  ons  de  leer  der 
Openbaaring  oplevert;  om,  naamlyk^  alles  te  doea  tot 
<}ods  Eer,  en  ten  rigtfnoer  onzer  pligten  te  honden,  de 
liefde  tot  God  boven  llles »  en  tot  den  Naasten  als  tot  ons 
zelven. 

.  By  deeze  Verhandeling  komt  die  van  Dr.  jf.yanSoüngen 
over  den  invloed  der  Zintuigen  op  de  Wysgeerte,  in 
welke  hy  ons  doet  zien,  van  hoe  veel  invloeds  dezelven, 
door  alle  tyden,  op  de  Wysgeerte  geweest  zyn;  welke 
nadeeiim  gevolgen  derzelver  onberedeneerde  gebruik  ge* 
baard  nebbe;  van  hoe  veel  nuts  eene  verftandige  inagt- 
neeming  van  dezelven  geweest  zy;  en  hoe  fchadelyk  eeoe 
nitwecking  derzelver  verwaarloozing  te  wege  gebragt  heb- 
be.  Dit  leidt  hem  tot  de  vraag:  „  welk  een  weg  betaamt 
„  het,  ten  deezen  opzigte,  hem  in  te  flaan,  die,  der 
',,  wysheid  begeerig,  de  waarheid  tracht  te  kennen,  en 
„  den  bekoorlykcn  certytel  van  Wysgeer  verdient  ?•*  — — 
£n  't  antwoord  is:  „  den  invloedf  der  Zintuigen  te  mis- 
„  trouwen ,  en  zich  nochthans  van  dezelve  ten  nutte  te 
„  bedienen ,  na  ze  eerst  aan  het  gezond  verftand  beproefd 
„  te  hebben ,  is  onwecrfpreeklyk  de  veiligfte  weg."  EKi 
heeft ,  gelyk  hy  vervolgens  toont ,  plaats  in  heide  de  hoofd- 
onderdeden  der  Wysgeerte,  te  weeren,  de  Natuurkunde 
en  Zedekunde;  met  aanwyzing  hoe  men  dien  weg,  zo  in 
*t  eene  als  in  't  andere,  met  een  gewénschten  mmzg  kun» 
ne  bewandelen. 

Hiernevens  is  geplanrst  eene  Latynfche  Verhandeling  van 
den  Hoogleeraar  G.  de  Wind^  over  de  Zeeuwfcbc  Lugt» 
met  eene  daarbygevoegde  Nederduitfche  vertaaling  van 
den  Heer  L.  C.  'Freytag.  De  veelvuldige  klagten  over  de, 
voor -de  gezondheid,  nadeelige  lugtsgefteltenis  van  Zee- 
land, hebben  den  Middelburgfchen  Hoogleeraar  de  fPind 
de  pen  doen  opvatten,  om  dezelven  tegen  te  gaan.  Zynt 
befchouwing  van  alles  wat  invloed  kan  hebben  op  den 
Zeeuwfchen  Dampkring ,  in  vergelyking  van  't  geen  daar- 
omtrent ten  opzigte  van  Holhtnd  in  aanmerking  kan  ko« 
men;  mitsgaders,  van  de  daaruit  voonfpruitende  ongefteld- 
heden;  verleent  hem  eén  genoegzaamen  grond,  om  te  be* 
weeren^  dat  men  de  Zeeuwfcbe  Lugtsgef^ldheid  jieens- 

zins 


VAN  WêTIËMVWSCH  OINOOTSCRAP.  497 

«ins  al«  bovenmaate  naadeelig  hebbe  te  befcliryvcn;  exi 
dat  veoral  de  Holldnders,  die  in  een  bykans  gelykroorti- 
Ren  Dampkring  leeven,  geen  reden  hebben,  om  de  Zeeuw- 
fche  Lugt  20  vinnig  door  te  ftryken;  te  minder,  daar  zy 
den  grond  hunner  klagten,  veelal,  in  geheel  iets  anders 
dan  in  de  Zeeuwfche  Lugt  hebben  te  zoeken;  waarover 
hy  zich  aldus  uitlaat. 

„  Deeze,  200  dikwils  van  veeleji  opgehaalde,   Kwaad- 
aartigheid  der  Zeeuwfche  Lucht  heeft,  zoo  ik  denk,  uit 
niets  meerder  haaren  oorfprong  ontleend  ,  dan  uit  onze 
Galkoorts,  die,  boewei  ze  niet  zeer  gevaarlyk  is,  als  zy 
naar  behooren  behandelt  wordt,  nochthans,  met  zwaarc 
benaauwtheden  verzeld  gaande,  de  gemoederen  der  Vreem- 
delingen, die  daaraan  Ziek  leggen,  groote  vrees  en  een 
kwaad  denkbeeld  inboezemt.     Deeze,  in  hun  Vaderland 
te  rug  kooröende,  vervullen  de  Lucht  met  gefchreeuw  en 
klactèn ,  verwenfchen  Zeeland ,  en  zyn  gewoon  de  gezond- 
heid hunner  Lucht,   met  veele  loftuitingen,  te  verheffen; 
maar  ik  wilde  hen  wel  eens  vraagen ,  of  zy  'er  niet  zelve 
oorzaak  van  zyn?   Of  zy  maaiig  en  ingetoogen  geleefd 
hebben,   toen   zy  zich  in  Zeeland  hebben  opgehouden^ 
voornamelyk  in  de  Herfst,  als  'er  Koortfen  zich  beginnen 
te  vertoonen  ?  Want  wie  zal  ontkennen ,  dat  de  Herfst, 
wegens  de  veranderende  Luchtgefteldheid ,  in  Holland  en 
andere  Landen ,  zo  wel  als  in  onze  Provincie ,   de  meeste 
Ziektens  veroorzaakt?  Ik  heb  'er  zeer  veele  gekend,  die, 
naauwiyks  in  Zeeland  aangekoomen,  van  hunne  Bloedver- 
wanten en  Vrienden ,  op  pragtige  Gastmaalen  wierden  ont- 
fangen,  door  laat  in   den  nagt  te  gastereeren,  en  door 
verandering  van  leevenswyze,    terftond  door   de  Koorts 
wierden   aangetast ,  die  (lerker  toenam  ,  naar  maate  zy 
hunne  maag  meer  met  fpyze  gevuld,  en  zich  aan  de  kou- 
de van  den  nagt  bloot  gefield  hadden ;  hiervan  daan  koomc 
eene  flechte  verteering  der  fpyzen,  hieruit  fpruit  eene  be- 
lette doorwaareming,  en  hieruit  eene  Lighaams  vadfigheid 
'  en  Koorts.     Hierby  kan  men  nog  eene  andere  reden  voe« 

f  en,  dat  zy,  door  eene  lange  reis  vermoeid,  en  hunne 
.igfaaamen  door  de  onftuimige  Zee  afgemat  zynde,  de 
zaaden  der  Ziekte , .  die  dan  eerst  doorbreekt ,  met  zich 
brengen.  Dus  moet  men  onze  Lucht  niet  befchuldigen , 
maar  de  onmaatigheid  van  hun,  die,  zich  aan  het  over- 
tollig eeten  en  drinken  overgegeeven  hebbende,  voor  hun- 
ne dwaasheid  worden  gellraft,  en  als  de  eigene  bewerkers 
van  hnü  oDgeluk  verdienen  aangemerkt  te  worden.'' 

Ff.ft  Wy. 


4o8      VKR9AND.  VAN  HE^T  ZUUWSCH  GBNOOXaCHAP. 

Wyders  ontmoet  men  hier  eene  wadroeemiog  van  Dr# 
J.  van  Breda  ^  wegens  eene  verftopie  Oyebreuk,  by  cene 
zwangere,  in  het  laatde  tydperk  van  baare  dragt,  wan- 
neer 'er  zich  reeds  eenige  baaringsween  vertooadem  Hy 
beeft  deeze  zyi.e  waarneeEoing  briefswyze  medegedeeld  aan 
Dr,  M*  S.  du  Pui;  en  deeze  ervaren  Vroedkundige^heefc 
de  goedheid  gehad  van  dien  lifieF  te  beantwoorden,  op 
zodanig  eene  wyze»  dat  hy  zich  verledige,  om  dit  onder* 
werp  wat  breeder  te  behandelen ;  en  ten  diende  der  Heel- 
kunde, welke  daaromtrent  nog  nader  licht  behoeft,  aan 
te  wyzcn,  wat  men^  zynes  oordeels,  in  het  algemeen  te 
denken  hebbe 

„  !•  Van  de  bewerking  eener  geklemde  Breuk  by  eene 
Zwangere  Vrouw,  op  het  aannaderen  der  fiaaringsweeii 
(in/laf uc  pariu),  of,  gelyk  het  in  dit  geval  was,  de  Baa* 
ringsween  reeds  daar  zynde;  en 

,,  a.  Hoe  men  zich,  in  het  doen,  of  van  de  hand  wy- 
zen  dier  bewerkinge  te  gedraagen  hebbe ,  in  geval  de 
Baarende  verlost  was,  en  de  toevallen,  kort  na  de  verlos- 
iing,  de  bewerking,  als  bet  eenig  middel  voor  zulk  eene 
Lyderesfe,  aankoni'igden  en  overlieten/* 

Eindelyk  geeft  Dr.  J.  IL  Gallandat  hier  nog  eene  bc- 
fchryving  van  de  Pompe  a  Sein  of  Zogpomp ,  door  den 
Heer  Bianchi  uitf^edagt ,  en  door  de  Paryiche  Hoogleeraars 
goedgekeurd,  ikt  gebruik  en  de  veelcrleie  nuttigheid 
deczer  Zogponr.pe  ontvouwd  hebbende,  voegt  hy  daanie* 
veiis  eene  afbeelding  van  dezelve,  met  de  vereiscbte  ver- 
kiaaring,  ten  einde  de  dcsbegeerigen  in  ftaat  te  Hellen « 
om  du  werktuig  ^e  laaten  vervaardigen:  zich  verzekerd 
houdende^  dat  deszclfs  gebruik,  indien  het  in  ons  Vaader* 
land  liekend  worde,  ook  onder  ons,  zo  wel  als  in  Frauk- 
rvk-  de  goedkeuring  van  verftandigen  zal  wegdraagen,  en 
tot  het  algemeen  welzya  verftrekkeu. 


Akademifche  Redenvoeringen  over  de  Studie  M  de  Schil* 
derkumt^  ter  vorming  van  jonge  Kunjlenaaren  ^  en  Ur 
juisie  beoordeeling  van  de  beste  vlerken  der  Kunst ,  door 
josuA  RRYNOLi:> ,  Prafidcnt  der  Koningljke  /icademió 
der  Schilderkunst ,  te  Londen.  Naar  de  laatfle  origineelc 
uitgave  vertaald.  Ie  Amfterdam^  by].  van  denBurgh  en 
Zoon,  1787.  In  gr.  o&avo^  200  bladz. 

Tn  een   zeveatal  van  Redenvoeringen  ontvouwt  de  Heer 

-■•  Keynold  het  voornaamfte ,   dat  tot  het  theorctifvbe  der 

ScbU. 


J.  REYNOLD,  OVER  Dft  SCHILDERKUNST.  409 

Sditlderkunst  behoort,  met  aanwyzing  hoe  de  daarin  ge. 
legde  gronden  ,i  ten  meesten  nutte ,  in  praktyk  te  bren?en 
zyn.   De  eerfte  Redenvoering  gaat,  by  manier  Van  inlei- 
ding ,  over  het  nut  eener  welingerigte  Academie ,  en  over 
de  rechte  ftudie  der  Schilderkunst  in  't  gemeen.  £n  in  de 
volgende  handelt  de  Praefident  over  de  Theorie  der  Kunst, 
€n  over  de  onderfcheiden  ieerwyze  in  de  Öndie  d€r- Schil* 
derkunst;  de  te  ftipte  navolging  der  Natuur;  den  groo* 
ten  Styl;   den  onderfcheiden  Scyl   in  de    Schilderkunst; 
de  navolging  der  Schilders  ,  en  den  Tmaak  in  de  Schil- 
derkunst.  Zyn  Ëd.  draagt  hier  zyne   welberaade  overden- 
kingen nopens  deeze  onderwerpen  op  eene  leerzaame  wyze 
oordeelkundig   vpor ;  en  baant   den    Kunstkerlingen   een 
-weg,  op  welken  zy,  zo  ze  den  rechten  lust  en  de  ver- 
eischte   geTchiktheid   hebben.,   met  hoop   op  een  goeden 
uitUag  kuniien  voortgaan.    Tevens  zyn  zyne  opmerkingen 
meerendeels  van  dien  dart ^  dat  ze  niet  alleen  denzulken» 
maar  in  't  algemeen  den  Kon&tminnnaren  ,  in  't  wel  be« 
oordeelén  van  't  fraaie  der  Schilderllukken ,  te  ftade  kun- 
nen komen.  ^—  Het  geen  hy  ,  bovenal,  in  deeze  Re* 

denvoeringen  bedoelde,  drukt  hy  aldus  uit. 

„  Mijn  oogmerk  met  de  Redenvoeringen  ,  die  ik  bij 
deeze  Akademie  gehouden  heb  ,  was  ,  om  zekere  alge- 
meene  ideen  vast  te  ftellen  ,  welke  mij  tot  de  vorming 
van   een  gezonden  fmaak  wezenlijk  toefcheerien  ,  ■ 

onorttbeerlijke  grondregels,  wanneer  men  de  leerlingen  in 
zekerheid  wil  ftellen,  tegen  de  dwaalingen,  waatioe  het 
traage  temperament,  dat  in  dien  tijd  des  levens  de  mees- 
te heerfchappy  voert  ,  zo  ligt  verleidt ,  en  het  welk  de 
hoope  van  zo  veele  geflachten  van  vcele  beloovende  jon- 
ge mannen,  in  alle  de  deelen  van  Europa  verijdeld  hêefr. 
-^ Verder  wenschte  ik  de  vooroordeelen  te  beteuge- 
len,  en  zo  mogelyk  ze  geheel  onder  te  brengen, *we1k« 
de  overhand  krijgen  ,  wanneer  het  mechanifche  der  fchil- 
derkunst  zijne  volkomenheid  bereikt  heeft:  en  die,  wan- 
neer ze  eens  heerfchen,  de  hoogere  en  gewigtiger  deelen 
deezer  geleerde  en  vrije  kunst  voorzeker  geheet  en  al 
vernietigen."  Een  byzondcr  voorbeeld  hiervan  le- 
vert ons  zyne  opmerking  wegens  de  Genie  ,  tegen  de 
«odanigen  ,  die  dezelve  niet  recht  befchouwen ,  èn  haar 
te  hoog  verheffer. 

Men  vindt  'er  naamlyk  ,  die  ,  over  de  Schilderkunst 
fchryvende,  dezelve  voopfteilen  als  een  foort  van  infpira- 
ttc  ,  of  «en  gefchenk ,  't  welk  aan  ceaigc  byzondcre  be- 

l^fS  guu- 


4ZO  J..EBYHOL» 

gunftigdcn  by  huiine  geboorte  wordt  medegedeeld*  Dit 
üoec  hea  ^  de  eea  wat  fterker  dan  de  ander,  veelal  de 
aanraadingen,  van  anders  denkende,  tot  het  navolgen  vaa 
meesters  in  de  Schilderkunde ,  wraaken.  Zelfs  de  «ulkea 
onder  hen ,  die  eenigzins  billyker  en  redelyker  willen  fchy- 
iien,  ftaan  alleenlyk  toe,  dat  de  ftudie  met  het  navolgeti 
aanvangen  moet:  maar  dat  wy  ons  niet  langer  aan  de 
gedagteu  onzer  voorgangers  moeten  houden,  dac  tot  wy 
Hl  (laat  ?;yu*  om  .voor  ons  zelven  te  denken.  Zy  bou« 
den  de  navolging  voor  den  reeds  meer  gevorderden  leerling 

zo  fchadelyk  als  zy  den  beginnenden  nuttig  was.  

Hier  tegen  nu  kant  de  Heer  Reynold  zig  indezervoege : 

„  Wat  mij  betreft ,  ik  moet  bekennen ,  dat  ik  met  al- 
leen genegen  beii ,  om  de  onbepaalde  noodzaaklijkheid  der 
navolging  in  de  eerfte  jaaren  der  kunst  te  beweeren ;  maar 
ik  ben  zelfs  van  gedagten ,  dat  het  beftudeeren  van  ande- 
re meesters,  het  geen  ik  hier  navolging  noem  ,  door  ons 
ganfche  leven  zich  moet  uitftrekken ,  zonder  ergens  de 
kwaade  gevolgen  te  vreezen  ,  die  men  haar  te  last  legt  ^ 
dat  naamelijk  de  geest  verzwakt,  of  wij  verhinderd  wor- 
den, om  onzen  werken  het  originele  te  geeven,  dat  on- 
betwistbaar elk  werk  altijd  hebben  moet.  Ik  ben  hitegen- 
deel  verzekerd  ,  dat  blootli]k  door  dp  navolging  verfchei- 
denheid,  ja  zelfs  originaliteit »  m  de  vinding  voongebragt 

wordt.  *    ,    ^    .  .  « 

„  Ik  zal  nog  verder  gaan :  Zelfs  de  Geme ,  ten  miniten 
het  geen  doorgaands  zo  genaamd  wordt,  is  het  gewrogt 
der  navolging.  Doch  daar  dit  het  algemeen  gevoelen  fchijnt 
te  weêrfpreeken  ,  moet  ik  mijn  Helling  eerst  verkJaareu, 
eer  ik  haar  bewijs. 

„  Men  gelooft  van  de  Genie,  dat  zij  het  vermogen  is, 
om  voortreflijke  dingen  voort  te  brengen,  welke  buiten 
het  bereik  van  de  regelen  der  kunst  liegen:  eene  kracht ^ 
die  geen  onderricht  leeren  en  geen  vlijt  geeven  kan.  — r- 
Dit  gevoelen  van  de  onii^pgelijkheid  om  die  fchoonhedcn 
te  bereiken ,  welke  op  een  werk  het  zegel  der  Genie  druk«> 
l^en  ,  veronderdelt ,  dat  ze  iets  bepaalder  zij ,  dan  ze 
waarlijk  is,  en  dat  wij  bet  over  dat  gene, wat  wij  als  het 
Charakteristike  der  Genie  aanmerken ,  altijd  en  zonder  uit« 
zondering  eens  moeten  zijn.  .  Maar  het  Is  eene  uu- 

gemaakte  waarheid  ,  dat  de  graad  van  voortreffelijkheid^ 
die  genie  aankondigt ,  op  verfcheiden  tijden  en  onderfchei- 
den  plaatzen  ^  ook  verfcheiden  ts.    Dat  dit  zo  zij  9  bewij- 

2ea 


OVER  BS  SCHXLBBRKUNST.  ^{^ 

Mn  de  ondeifcheiden  gevpekns  der  meafchen,  dfe  bieria 
zo  dikwijls  verfchild  hebben* 

^,  Toen  de  kunften.nog  in  haare  kindsheid  waren,  wierd 
het  enkel  vermogen  .  om  de  gelijkheid  van  een  voorwerp 
te.  tekenen ,  als  een  naarer  grootfte  vermogens  befchouwcU 
Het  gemeene  Volk ,  onweetende  in  de  grondregelen  der 
kunst,  (preekt  nog  tot  op  den  huldigen  dag,  op  dezelfde 
wijze.  Doch  toen  men  bevond,  dac  elk,  alleen  door  de 
waameeming  van  wekere  voorfchriften  konde  geleerd  wor- 
den ,  dit  en  nog  een  groot  deel  meer  te  doen ,  verander- 
de men  in  de  toepasfing  van  den  naam  Genie  ,  en  gaf 
hem  alleen  aan  die,  welken  het  eigenlijk  karakter  van  het 
voorwerp  dat  zij  afbeelden ,  'er  bijvoegden :  kortom  zulfcö 
eigenfcbappen  ,  of  voortreflijkhcden ,  welker  vocwtbreuging 
toenmaals  door  geen  bekende  of  bekend  gemaakte  regelen 
konden  geleerd  worden.  Wij  zijn  echter  zeer  overtuigd, 
dat  de  fchoonheid  der  vorm,  de  uitdrukking  der  harts- 
tochten, de  kunst  van  famenftelling ,  zelfs  het  verii^ogea 
om^  onzen  y^erken  eene  algemeene  houding  van ,  grpp|]i^id 
te  geeven ,.  tegenwoordig  zeer  ond^r  •  het  bereik  dir  rege- 
len ftaan.  Tot  hienoe  echter  wierden  dceze  v<?orrechcen 
enkel  als  werkingen  der  genie  aangemerkt,  en  met  recht, 
zo  dra  men  de  genie  niet  voor  een  iufpifatie,  maar  voor 
de  wefkin^  eener  juiste  waarneeiping  en  ondervinding, 
neemt.  liij ,  die  het  eerst  eenige  deezer  waairRj^j^^jrog^fi 
maakte,  en  ze  zo  uit  elkander  ^ette^  dat  zé  nii  een  on- 
veranderlijk principium  voor  hem  zei  ven,  naar  'jd  welke 
bij  werkte,  vormde,  bad  deeze  verdien^:-  doch jOietpand 
ging  waaurfcbijnlijk  op  eens  zeer  ver,  en  in  .'Xr^em^en  zal 
de  eerde,  die  den  wenk  gaf,  ten  nrinfte  la'b^t  eerfte, 
niet  geweeten  bebben,  hoe  hij  hem  zeker  en  regelnnatie 
volgen  moest,  {lij  zelve  bewerkte  hen\  nog  meer\  ea 
kwam  nog  verder,  tot  dat  het  geheim  ontdekt  was»  en  d^ 

fiitoefening  zo  algemeen  wierd ,  als  eerjej  verfijnde  uitoe- 
cning  gemaakt  kan  worden.  Hoe  menigerleie  .gnwdregel?'^' 
*er  nog  meerr^e  bepaaleo  zijn,  kunnen  wij  niet  zeggen: 
doch  daar  de  kritik  waarfchijnlijk  met  de  kunst,  die  haar 
onderworpen  is ,  hand  aan  hand  gaat ,  20  durven  wii  wei 
(lellen  ,  dat  ,  gelijk  de  kunst  voortgaat  >«  zo  ook  l^aare 
krachten  meer  en  meer  door  regelen  zullen  lond^fteund 
worden. 

„  Doch  welke  fchreden  de  kritik  .ook  tot  haar  voprt- 
gang  mo^e  doen ,  150  vreezen  wil  toch  geenzin^,  dat  dp 
vinding  daardoor  ooit  zal  vernietigd  of  onderdrukt  wor- 

Ff4  -        den. 


4ia  J.  IIEYNOLD 

den,  of  dat  de  wericzaatne  daadigheid  des  verftands  z!c!| 
geheel  en  al  binnen  de  paaien  van  een  gerchreven  wet  zal 
laaten  kerkeren.  De  Genie  zal  aliyd  nog  ruimte  genoeg 
,  hebben,  om  te  fpeelemeijen ,  en  zich  buiten  de  enge  gren- 
zen van  een  Mechanisch  handwerk  te  houden.  ■ Het 

geen  'wij  Genie  noemen ,  begint  niet  daar ,  waar  de  rege- 
len, in  't  afgetrokkene,  ophouden  ;  maar  waar  de  beken- 
de ,  algemeeue  en  afgefletcn  regelen  niet  langer  eentge 
plaats  vinden.  Het  is  volftrekt  noodig ,  dat  zelfs  werken 
van  genie,  zo  zeer  als  alle  andere  werken,  gelyk  zij  haa- 
re  reden,  hébben ,  zoo  ook  haare  regelen  moeten  hebben. 
Het  kan  niet  bij\  toeval  komen  ,  dat  voortreflqkheden  met 
gezetheid  of  eenige  zekerheid  voortgebragt  worden;  want 
dit  is  de  natuur  van  het  toevallige  iiiet :  maar  de^  regelen  , 
welke 'door  maönen  van  buitengemeenc  talenten,  of  zo- 
genaamde lietlen  van  Genie  worden  bepaald,  zijn  of  zul- 
ke ,  die  zij  door  eigen  bijzondere  waameeming  ontdekken  , 
of  van  zulk  een  fijn  weefzél,  dal;  ze  niet  zo  ligt  uit  te 
voeren,  of  door  woorden  uit  te  drukken  ai]n  ;  vooral  daar 
de  Kunftenaaren  niet  altijd  zeer  gefchikt  zijn,  om  in  dee- 
xe  füort  hunne  denkbeeldeh  mede  te  deelen. 

„  Hoe  wéinig  wezenlijk  ^oor  het  overige  deeze  regels 
inogen  fchijnen ,  tn  hoe  moeilijk  dezelve  fchriftelijk  mogen 
mede  te  deelen  zijn,  zo  worden  «e  toch  in  de  ziele  des 
kunftenaars  zo  zeer  gezien  en  gevoeld,  en  hij  handelt 
volgends  dezelve ,  met  zo  veel  zekerheid,  als  of  ze,  ora 
'to  te  fpreeken,  het  papier  ingelijfd  waren.  Het  is  waar, 
dèeze  Verfijnde  grondregels  kunnen  niet  altijd  zo  vatbaar 
gemaakt  worden^,  als  de  grovere  regels  der  kunst:  maar 
daaruit  vk^lgt  niets  verder,  dan,  dat  de  ziel  in  zulk  een 
^ng  gebragt  kan  worden  ,  dat  ze  door  een  foort  vati 
jcientififchen  zin  het  eigenlijke  ontdekke,  dat  dóór  woor* 
den , '  inzonderheid  woorden  van  zulke  ongeoefende  fchtij* 
vers  als  wij  zijn ,  zeer  bezwaarlijk  aan  dé  hand  gegecven 
kan  worden.' 

•  „  De  vinding  is  een  der  groote  kenmerken  van  Genie  : 
maar,  wanneer  wij  met  de  ondervinding  raadpleegen ,  zul* 
•ien  wil  bevinden,  dat  wij  door  de  kennfe,  die  wij  aan 
de  vinaingen  van  anderen  maaken,  zelve  leeren  vinden  ; 
gelijk  Wij  ook ,  door  het  leezen  van  de  gedagten  van  an- 
deren ,  zelve  leeren  denken.  Iemand  ,  die  zijn  fmaak  in 
zo  verre  gevormd  heeft,  dat  hij  in  (laat  is,  om  de  fchnon- 
heden  van  groote  meesters  te  fmaaken  en  tè  gevoelen, 
be^ft  het  reeds  in  zijn  ftudie  zeer  verre  gebragt:  wanc 

CU- 


1 


OVB&  DE  SCHiLDBItKONST.  413 

enkel,  uit  de  bewustheid  van  deezen  fmaak  van  bet  juis- 
te ,  zwelt  de  «el  van  een  inwendige  grootheid ,  en  wordt 
daardoor  zo  getroffen  ,  als  of  zij  zelve  voortgebragt  had 
het  geen  zij  bewondert.  Onze  hanen  ,  die  dikwijls  op. 
deeze  wijze  worden  getroffen,  door  de  aanraaking  van  die 
gcencn ,  die  wij  wcnTchen  te  gelijken ,  zullen  gewis  iets 
van  hunne  denkwijze  vatten,  en  wif  zullen  in  onzen  ei- 
gen boezem  ten  piinften  eenige  ftraalen  van  hnn  vuur  en 
flans  opvangen.  Deeze  neiging,  die  in  kinderqn  zo  ilerk 
IS,  om,  ook  zondet  toeleg,  den  dlgemeenen  toon  en  aart 
van  hun,  met  welke  zij  het  meeste  omgaan ,  aan  te. nee-- 
men,  heeft  bij  ons  plaats,  alleen  met  dit  onderfcheid  , 
dat  een  jong  gemoed  veel  buigzaamer  en  meer  tot  navol- 
ging genegen  is;  maar  bij  rijper  jaaren  meer  verhard 
wordt ,  en  meer  verwarmd  en  vermurwd  moet  worden  , 
eer  bet  diepe  indrukken  aanneemt. 

„  Uit  deeze  aanmerkingen,! die  men  bij  meerder  naden-- 
kcn  nog  verder  kan  uitvoeren  ,  blijkt  ,  hoe  ren  niterfte^ 
gewigtig  het  zij,  dslt  onze  gemoederen  zich  der  beichou- 
wing  van  het  vöortreflijke  gewennen  :  maar  ons  niet  laa^^ 
ten  vergenoegen ,  met  zulks  enkel  in  onze  jeugd  te  doen  ; 
maar  dat  wij ,  in  een  onafgebroken  omgang  met  alle  waa- 
rc  voorbeelden  van  grootheid  ,  tot  het  laatlle  oogenbllk 
onzes  levens'  voortvaaren.  Hunne  vindingen  zijn  niet  al- 
leen het  voedfel  onzer  kindsheid  ,  maar  het  wezenlijke^ 
dat  de  volkomen  rijpheid  onzer  mannelijke  kracht  onder- 
houdt/' 


De  verfcheiden  tijdperken  deimcnfchelijken  Levens  y  gefcheut 
in  een  zestal  Redenvêeringen ,  voorgeleezen  in  de  Maat^ 
fchappij  der  Verdienllen ,  onder  de  Zinfpreuk :  Feüx  nie- 
ritis,  vergaderende  binnen  Am/lerdam.  Door  t.  fokkr* 
8IM0NSZ.  ,  Medelid  derzelver  Maatfchappije ,  HoofdUd 
van  het  Amjlerdamsch  Dichte  en  Letteroefenend  Gefiöot- 
fchapj  Lid  van  het  Dichtgenootfchap  Oefening  kweekt 
Kunst,  enz.  ,7>  AmjUrdam ^  bij  A.  Fdkke  Simonsz.  ; 
I78(y*    Behahèn  het  voorwerk  ^  y.zbladz.  in  gr^oSlavQ,x 

In  een  zestal  van  Redenvocringén  befchöuwt  hier  de  Rc-^ 
denaar  Fokke  den  Mensch, in  zyne  Geboorte^  Kindsheid; 
Jongelingfchap ^  Manlijken  Ouderdom^  Grijsheid  tx\  Dood. 
Op  ieder  deezef  Onderwerpen  vestigt  hy  onze  aandagt ,  en 
doet  'er  in  ons  gadeüaan ,  de  wyze  en  goedertieren  Vegeu 

Ffj  des 


4U 


A«  r»nm 


des  grooten  Albefliérdeca^  die  den  M^iucb  fi^swyze:  tot, 
eene  boogere  volmaaktlieid  wil  opli&idpi,,  ter  welker. vot» 
tooijing  naa  dit  leeven  hy  hem  gefchikt.  heefe.  Oa«e  Re- 
denaar doet  ons  tevens  opmerken,  hoé  de  Opvoeding  ia  de 
Kindsheid ,  het  gedrag  in  de  Jougeliugfchap  »  het  leevens- 
beftier  in  den  Manlyken  Oudejdooi ,  waar  van  men  de  ge- 
volgen in  de  Grysheid  veelal  ondervindt ,  die  egter  ook  nog 
haare  eigenaartige  werkzaacohedeïi  ten  vopr-  en  nadeele  kaa 
oefenen ,  den  weg  baanen  om  ons  tot  die  volmaaktheid  te 
brengen,  of  om  ons  daar  van  te  verwyderen,  e^r  dat  de* 
Dood  ons  aan  den  eindpaal  des  mensohlyken  levens  op  dee« 
ze  >Waef eld  voert.  In  de  voordragt  van  dit  aBes  fchetst  hy 
bet  beloop  van  's  menfchen  lieven  ,  in  die  verfchillende 
tydperken,  met  gepaste  uekken ;  deelt  onder  dezelven  zy« 
ne  wysgeerige  en  zedekiindige  bedenkingen  mede;  en.  ver- 
levendigt zyne  redeneeringen  hier  en  daar  met  gefchikte 
Dichtkundige  ci^raaden*  DtQzt  manier  van  behandeling 
maakt  zyne  Redevoeringen  gevalüg  voor  den  Leezer ;  eo 
I^eezers  van  verfchillenden  ftand  en  .ouderdom  kunnen  'er 
een  leerzaam  gebruik  van  inaaken.  — ^—  Zie  hie^,  tot 
eene  proeve,  eene  les  wegens  de  Grysjieid,  die  ook  de. 

Jeugd  mag  leezen,  en  .weUcer  ovendenkiiig  allen  te  fiade 
:an  komen,  eer  de  dagen  der  Gryshei4^  n^ren.  —. — - 
Ónze  Autheur,  opgemerkt  hebbende,  Doe  de  jeugd  de  grond. 
jQag  is»  waarop  de  zuil  des  ouder domii,  Haat,  leidt  ons, 
ingevolge  hier  van,  ter'bé|cbouwinge  vaq.den  invloed  det 
eerde  op  den  laatAèn» 

,,  Wij  behooren  hier,  zegt  hy,  tot  de  kindsheid  van  den 
grijzaard  te  rug  te  treeden ,  en  acht  te  geeven  op  de  opvoe- 
ding, welke  hij  genooten  heeft;  is  dczeke  verzmmd,  ver- 
keerd aangelegd,  of  geheel  verwaarloosd^  de  gnlzaart  zat 
'er  de  naweenen  van  gevoelen ;  is  dezelve  zprgvuldig  en  op 
de  beste  wijze  beftierd ,  de  grijraart  zal  'ér  nog  op  het  ein- 
de zijnes  levens  dankbaarlijk  de  heilzaame  vrugien  van  pluk^ 
ken:  laaten  wij  deeze  twee  gevallen  eens  elk  afzonderlijk 
overzien,  tegen  elkander  vergelijken^  en  daar  uit  een  Ijle- 
fluit  opmaaken,  '     . 

„  Het  kind,  de  jongeling.,  welk?  fa^h  nijümer  zucht  toe 
weetenfchap  heeft  ingeboezemd ,  ninirter  V^^ijsgcerig  den  airt 
en  de  gefteltenis  aller  dingen  heeft  lec^en,  kenn^ ,  loopt 
het  grootfte  gevaar  van  in  de  jeugd  op  het  grooté  pad  der 
weelde  te  vervallen.  Fenus  tn  Bachus  vieren  daar  een  huw- 
Bjksfeest,  waaruit  verzwakking,  gicht  en  voeteuvel  geboo*. 
ren  worden.    De  jeugd  gaat  op  dit  vrolijk  feest  ter  gast, 

maar 


TIJDPBRKRN  D£8  BIBHSCHtLIJKBN  LSV1M8.         ^f  a 

«Mtt  fle  grusheid  wordt  door  bet  oaaangen^am^  besoebbim^^ 
ner kiodereo  lastiggevallen;  zij  vieien  mede  een  jaaun^rlijk » 
feest. in  haar  gemoed,  verzwakking  pa^rt  aaQ  misnoegen  en 
bjuirt  ongeizelligheid  .  gicht  paart  aan  ongeduld  en  haarc- 
norsbeid  ,  het  pijqlijk  voeteiuyel  paart  aan. wanhoop  ,   ea 
baart  fchrik  voor  den  dood:  en  zoo  de  natuurlijke  fterkte- 
ii^  Ughaams  alle  deze  gebreken  'afweert,  de  gevólgeq  der 
oqbandige  levenswijze  prenten  zig  in  de  ziel,  en  de  noft' 
weelderige  grij^aart  14  de  §>ot  cu  het  voorwerp  van  verach- 
ting der  jonge  lieden;  want  het  geen,  waaraan  de  natuur, 
ia  de  jeugd  gewend  is,  wordt  nimmer  geheel  uitgewiacht»* 
fj  Het  Hollandsch  fpre^kwoord ,  jong,  g^mon ,  oud  ec^ 
dgan^  is  zo  waarachtig,  dat  men  het  zig  altijd  tot  een  ie-, 
gel  behoorde  voor  te  ftellf^n ,  zo  wel  in  «je  opvoeding,  van 
aodereu,  als  in  de  beftieiing  van  zigzelven  in  de  jeug(h  dat 
men  voor  alles  zorgdfi,  pp  niets  daq  opfiets  rgemenawaard,^ 
en.  der  verhevene  menfchelijke  ziele,  voegende ,  zijnen  lusc 
en  genegenheid  te  vesiig^p ;  want  zijn  wij  eenmaal  in  der 
jeqgd  aan  de  verleidende. weelde  geheel  overgegeeven    wii 
0uJle.n  in  den  ouderdom  nog  naar^ezel^vq  haaken.,  en  wat 
tog  isr  'er  belagcbelijker,  wat  zeg  ik,,  wat  is  'er  afkeerigen 
daip  eea  dartele  fcbaamtelooze  grijzaart?    Daarom  zegt  lu^ 
HANOBR  in  zijne  blijrpelen :  •      : 

Een  grijze^  minfmr  ir 't  ramptalignMer' dingen. 
Of  zo  men  het  letterlijk  wilde  vertaalen: 

In  4è  gfijsheid  te  beminnen  is  de  grcotjie  en  laatfiejlêg  des  kwaaderi 
fortuins.  "y^ 

Ovioius  voegt  de  wapenen  en  de  Hefde  biJéén ,  als  hij  zegtr 
De  grijze  itijgsman  is  verfmaadlijk  ^  en  de  Min^ 
Wanneer  hij  de  ouden  treft ,  heeft  boenen  in  den  zin. 


„  En  al  IS  het  dat  de  jeugd  nimmer,  geneigdheid  tot  de 
veelde  gehad  heeft ,  indien  zij  ook  nimmer  opgeleid  is , 
om ,  in  de  beoefening  der  weetenfchappen ,  het  zoet  genoe- 
tep,  *t  geen  in  dezelve  zo  rijkelijk  verborgen  ligt,  elk  na 
zijne.g^legenheid,  te  genieten;  wanneer  zij  nimmer  geleerd 
heeft  door  yerdienficn  gelukkig  te  worden ,  welk  een  laèti- 
ge  Quderdoin  moec.riiet  op  zo  eene.onondérweezene  jeugd 
volgen!  Een  onbebouwde  akker  draagt  idUtelen  en  door? 
i)en,  en  een  onbebouwd:  gemoed  brengt  in  de '  grijsheid  de 
wrangfte  vrugten  van  zeUverveeling  en  moeijelijken  omcanir. 
voort. :  De  ^ewoone  vermaaken  de»  levens  met  meer  lun^ 
nende  gebruiken,  faegt  zig  de  «fetjaan  ten  vamaak/  dat> 
,  haar 


.^^       r  i    II        ^     .1      I  j  '  'I  ' 

'Tasl-Dkht-en  Lenerkundig    Magazyn.     Döêr  o.  iitBNDEit'i      -< 
jRANDis.   Tw»ede  Deel    Te  Amjierdamf  by  C.  Groeuewoud^ 
17S6.    In  gf^  «Savd  S<^4  bladx* 

^T^aar  de  inrigting  van  dit  Magazyn  behelst  dit  Deel  wede. 
A^  rom.  buiten  eeoe  verfcheidenheid  van  grootere  en  Jdeimeie 
Gedichten,  bencv/eus  eilyke  Stukjea  van  Verauft  en  Smaak, 
'die  hunne  gevalligheid  en  leerzaamheid  hebben,  eene  Oordoei- 
kundige  Verhandelingen  van  On  blair»  over  de  Gedichten  van 
Osjianf  den  Zoop  van  Fmgal;   mitsgaders  eene  ontvouwiqg 
van  het  verband  tusrchen  de  Regtsgeleerdheid  en  den  Koop- 
handel, opgelleld,  door  Mr.  c.  w.  dekker.     Hier  by.komt 
verder  nog  eene.  verzameling  van  taalkundige  bedenkingen.    S. 
H.  wz.  brengt  ons  onder  *t  oog  eenige  voorbeelden  der  onder- 
fcheidene  fpellmg  van  byna  gelykluidende  woorden ,  als  Graaft 
hraayerif  Graft  Graaverif  te  Graaven^  ten  Grave  gaan^  en  meer 
dergelyken.  E,  s;  d.  g.  maakt  bet  hier  vry  waarfchynlyk  dat  het 
hedendaagfche  woord  treil  zamengetrokken  is  uit  het  verouder- 
de trekelf  en  ftaaft  voorts  nader  zyn  voorheen  opgegeeven  ge^ 
dagten,  wegens  het  woord  Ambt  f  als  doac  zamentrekking  ge- 
iprooten  uit  bet  oude  woord  jimbachtf   by  kiliaan  vertaald 
Q//!dttiit,  ffittfiux»  nunus  p«Mfc»m.*  welke  zamentrekking,  gdyk 
de  Autbeur  ten  fk>t  aantdcent,  ook  te  hefpeuren  is^  in  de  be^ 
naaming  van  een  gedeelte  der  Groninger  Ommelanden,  thans 
bet  Oldamht  geheeten,  waarvoor  men  oudtyds  fchreef  ^fi^a«. 
becht  en  Oldambocht,    Van  die  zelfde  hand  heeft  men  hier  wy- 
ders  twee  Brieven  aan  den  Heer  j.  u  in  antwoord  op  twee 
'nevensgaande  Brieven,  door  dien  Heer  aan  hem  gefchreeven. 
Peeze  Briefwisreline  vervat  taalkundige  nafpooringcn,  \n  weike 
twee  goede  Vrienden  eikanderen   de  behulpzaame  band  bie- 
den, ter  grondiger  kennisfe  onzer  Nederduitiche  taaie;  by  wel- 
ke gelegenheid  ons  in  deeze  Brieven   verfcheiden  ophelderin- 
gen, wegens  de*  afleiding,  betekenis  en  kragt  veoler  woorden 
in  onze  taaie,  medegedeeld  worden.    Tot  een  fiaal  hier  van 
Verflbrekkc  het  volgende,  over  de  betekenis  van  het  voorzetzel 
kr»  waaromtrent  de  eerstgenoemde  zig,  in  zyn  antwoord  aan 
3.  L.  aldus  uitlaat. 

„  In  het  velband  van  uwe  Taalkundige  aanmerkingen  over  de 
voorzetlels  er  en  her 9  zoekt  gij  te  bewijzen,  dat  het  voorzetfcl 
t«f  een  dubbele  betekenis  heeft,  naamh*jk  die  van  omvfederomp 
en  difi  van  ons  gebruiUijk  vef\  doch  deeze  onderfcheiding ,  in  de 

beduidenisfe  van  dat  woordje,  kan  ik  geenszins  goed  heeten 

Beibhouw  het  zelve  eens  met  mij  op  de  keper,  en  gij  zult.  denk 
ik,  overtuigd  worden  van  uwe  misvattinge.  —  In  alle  weit- 
woorden,  die  dit  voorzetfel  lm  hebben,  geenen  uitgezonderd, 

beeft 


'         *TAAfe^  DTCIffW  EN  LETTBRKtmnfG  MAOAZW»  .4)^ 

tieefthet  zelve  de  betekenis  van  'wederdm^  rurfus,  denu9 ,  eo 
nergens  de  kracht  van  eene  zoo  genoemde  prapofith  intenfim. 
— ^  Gy  telt  eenigen  op,  waarin  her  van  den  zelfden  nadruk 
is  als  v«r»  gelijk  heriinigen  het  zelfde  met  verienigent  her^ 
nieuwen  het  ze)fd&jnet  vernieuwen  ^  enz.  'c  Is  waar  en  ik  (lem 
het  ook  geem  toe,  Jier  en  ver  zijn  hier  voorzetlèls  van  dezelf- 
de beduidenisiè»  maar  beiden  komen  ze  hier  voor  in  eenen  her- 
vattenden zin,  beiden  betekeneri  ze  hier  rurfus^  denuoy  iterum^ 
ytrietiigen  is  immers  wedereenigen,  reeonciUare*  vernieuwen  is 
weder  nieuw  maakent  renevare;  en  zoo  is  ver  in  alle  anderen» 

die  Gy  opnoemt,  het  zelfde  met  weder.  Het  vooruietfel 

vet  wordt  veeltijds  gevoegd  voor  werkwoorden  als  een  intenfi* 
yum»  ook  dikwils  als  een  privativunif  (jaASx  vervoeren  ^  verleiden  f 
vervliegen  9  verbriinden  enz.)  en  ook  nu  en  dan  eens  als  een 
iterativum;  en  in  den  laatstgenoemden  zin  komt  het  voor,  in  de 
door  u  bijgebragte  werkwoorden,  als  vereenigen  $  vermaakenp 
vervatten 9  verwijderen.  Over  de  kracht  van  dit  voorzetlèl  ver, 
kunt  Gy  naaleezen  ten  katb  jianl.  II  D.  bl.  53.  wachtsr, 

Ghsf.  Germ.  en  fortman  Taalk.  aannu  bh  12 ai. Ou. 

Jii^  gebruikte  men  meer  woorden  van  dien  aart,  die  thans 
geheel  niet  meer  in  zwang  gaan,  als  bij  voorb.  verkennen,  re^ 
eognoscere,  Cherketineny,  Br  ah.  Chronyckef  bl.  5  a.  En  JBrahom 
verwenderde  fete,  toe  die  vrouwe  wejen  mochte,,  en  ghinc  wten 
Jcepe  op  *t.Jiot9  ende  doen  hi  daer  boven  kwam,  verkenden  fi 
elc  den  anderen  %  want  fi  te  Jemen  waren  opgewasfen,  maar  fi 
was  veel  ouder  dan  Brabon;  — —  verfcheppen,  transformare ;  Be- 
itarde  totten  Heilighen  graue  van  breidenbach;  waertjeecke  dat 
Lucifer  het  f  elven  mochte  verscheppen  in  al  fulcke  flgure  offte 
ghedaante^  in  wekke  die  menfche  and^s  niet  bekenne  moclaef  dan 
dal  hij  Xpus  wair.  — ^  D6  Heer  van  Sc.  alde«onde  noemt 
in  zijnen  Bijenkorf ^  bl.  59  de  Roomfche  transformatie  9  de  ver* 
SCHEPPING  van  brood  in  vleesch.  Hooft  Ned.  Hisr.  bl.  Ó8.  als 
taen  verschisp  Tsich  defmook  in  vlqmi  — — «  verhaalen,  repete* 
re  9  herhaalen,  — —  Chronycke  van  Brabandt\  bl.  37  b.  Dies 
htm  RoelanP  feer  fchemde  9,  ende  verhaelde  J?;n  erachtenf  in  Gs» 
de  vertrouwende  aanveerde  finen  viant  bider  kinnen,  die  met  lan- 
gen  haire  beJiangen  was;  ursinus,  Schatboek  bl.  71*  a.  Hoewsl 
wrij  defe  questie  hierna  in  den  j^rtijckel  van  de  IVet  wederomme 
VERHAALEN  zulleu:  zIc  ook  bl.  17  b.  j.  CARiON  Chronijke  bl. 
19 ,  die  beloefte  is  Abraham  fomichmael  verhaelt  — ^  onze 
Bijbel  vertaaling  Job  IX.  j8.  Hij  en  laat  my  niet  toe  mijnen 
éidem  te  verhaalbn.  Dit  oude  verhaalen  is,  in  oorfprong,  het 
zelfde  met  ons  nog  gebruiklijk  verhaalen,  rutrrare,  \  welk  de 
l^tijnen  anders  uitdrukken  door  referre^  waar  in  wij  het  zelf* 
de  denkbeeld  vinden,  zie  voss.  Ktymlog.  in  vote\  en  *t  welk 
de  Hoogduitfchets  noemen  Maèinn  thun^  zie  kramern,  iV.  D. 

HM. 


41G  TAAL-  DICHT-  SN  USTTBRCUNDIO  MAOAZYIT. 

Holl.  JFortmhueh.*  —  yervofmMf   rrformare,  vindt  meD  b^ 
BR£D£RO.  Lucclle,  vijfde  uick. 

Offchoên  de  maen  vervormt  hoer  wokken  en  hoer  ringen 
De  Meijsjes  zijn  niet  min  ook  vol  veranderinghen. 

Vew» 

„  •  Dit  verhaaUn,  narrsre^  komt  dus  ook  in  de  knchc  vt»  zijnen  zm 

en  aanduiding  volmaakcbjk  overeen  met  bet  oude  yertnkkeny  ook  narrare^ 

,  ètj   KiUAN   en  •MBijBR  WooTdenTcb.  aangetekend;  van  «elk  woord ,  dac 

cbaiis  gebecl   onverilaanbau  zou    weezen,   men   hier  cenige   vourbeeideo 

kan  zien.  — ^  Sp.  ÜUu  van  maerlai^d  i.  bl«  72. 

Daer  was  een  hedde  met  goude  gehitri 

Met  puerffte^  en  met  hisfen  (Lijnwaad)  gtieet  , 

Z)Mf  wnt  min^  aize  men  vkrtrkct, 

Vf  ne  fat  9  dat  wps  de  ruste  (de  rustplaats) 

Van  A^fenechy  als  U  hoer  luste, 

IX  bL  4^* 


W^n  êntfieket  des  menfchen  zm^ 
Ende  waerre  iet  heijmeücheden  in       0 
Met  fchamelheden  ouer  deet^ 
Die  wijn  doet,  dat  men  't  vertrect. 

VAN  VKLTHEM ,  Sp.  IllSt,  bl«   50. 

ITternA  feldij  in  */  gemene 
Horen  al  vrrtreckbn  mi  , 
■Hoe  *t  wederwan  die  deghen  vri* 

Chrott,  van  Brab,  hl.  5  ^7.  £«  >?  vertrack  hem  alU  Itaer  ge/ektedentsfe , 
kêe  dat  f  e  met  haren  man  wt  Gfiechen  kwam^  ende  hoe  datje  ondtrwegen 
gelach  van  eenen  fone^  die  heet  OSauiaan ;  —  van  kin  Je  getiggen  is  blf 
KiLiAN  ,  pradolore  partus  decumbere ,  welke  betekenis  hier  zeer  wél 
ftrookt. 
De  yier  vterfle  van  j.  b*  houwaert  »  bl.  d. 

'   Nochtans  fal  lek  met  Codts  hulpe  vertrecken. 
Du  yifioent  fn  in  Rherorijcke  jlellen. 

BREOBRO  Lucelle,  $  uiik.  2  hede» 

lek  laet  mij  duncken^  dat  ick  mondl'tng  haer  vbrtrack 
Een  deeltje  van  mijn  leet  en  overgroote  fmarlen^ 
Dat  haer  het  ander  deel  fouw  dapper  gaen  tir  harten. 

Dezelfde  in  ^ijn  Moertje  4  uitk,  Z  bed. 

En  fal  ick  niemant  dan^  mijn  vreuchden  eens  entdecken  f 
Och !  of  hier  ijemant  waer,  die  ick  mocht  v&RTRftCK.EM* 

En  nog  eens  in  het  Moortje  5  Deel  5  bid. 

Doet  wijslijck  als  een  man,  ick  ga  na  binnen^  Jiet\ 
VERTEEG  KT  de  goedc  man,  hoe  U  allet  is  ge  f  wet* 

Die  meer  voorbeelden  begeert,  zie  huyb.  Proeve  II.  bl.  3x1,  datr  de 
Heer  lelyvelt  in  menigte  op  aantekent.  Kluit  in  zUnen  Lijst  van  zelQt 
IManw.  bl.  %^%  op  vertrek)  en  van  uassblt  op  dit  wfocd  bij  iTil&an,** 


TAAL- DICHT. tir  IfiTTUtKimPIG  MAGAZYK.  47|^ 

KtHnrnm  voor   herkimenv  t&t    xkhielvm   kmeiit  bij   denzelf* 

den  BRBDBROf  LueelUf  inhóut  van  *t  fpeh Ift  'i  vijfde  en 

Inti  éteh^  Lucelk  en  jiscagnes  f,  vermoert  voor  d^,  vbrkombn, 
haken  alle  hwp «  in  eoede  gezmtkeijt  — *  verkaattwen ,  remande^ 
re  lees -ik  in  een  oud  H.  H.  S.  (dat  zonder  Jaargetal  Is»  doch 
alle  blijken  van  oudheid  draagt)  zijnde  eene  Corte  oefeninghe 
om  u  comen  tot  die  Lief  te  Gods  —  ist  4Atfaeke.dat  wij  defe 
voornoemde  punO en  wel,  willen  aanmerkket  en  als  feijne  en  Juuvre 
dierkens  wel  virkauwen.*  i—  Zie  daar  eenige  voorbeel- 
den van  oode  werkwoorden»  waarin  ver  de  betekenis  van  wcr 
der  om  heeft,  en  die  wij  thands  met  het  voorzetf,  ^^r  bezigen» 
en  dus  een  klaar  bewija»  dat  ver  in  die  woorden»  Welke  gi] 
aanvoert,  het  zelfde  met  her  Cwederomt  rurfus,^  is;  t 

daar  dan  ver  hier  volfirekt  aan  her  bcantwoor<n  en  gelijk  i$»  ci) 
her  hier  eene  prapofitio  iterativa  is,  moet  het  u  klaar  blijken!, 
dat  kerf  'm  alle  door  u  opgetelde  werkwoorden ,  en  ii)  dr  an- 
deren, die  wij  van  dat  ilag  in  onze  taal  hebben»  altijd  de  bo^ 
tekcnis  van  wederom  f  iterutn>  heeft»  en  nooit  als  een  ifitdnfiyué 
voorkomt»  of  anders  gebruikt  wordt.'' 

M  *  B^j  dit  yerkaauwsn^^  dat  ook  gefchrecven  wordt  erktrauwcn  ^  merkt  d% 
lieer  K.  TUINMAN  iii  zijne  Fakkel  der  ,N.  T.  aan»  dai  de  ouricn  meiden 
ederkaauwcn^  eii  wij  hitrvan  door  zitmentrekkinge  ons  nkatfuvpen  hebVien» 
de  Heer  \'A*N  kassblt,  in  tijnc  flsiitckeiiinge  op  dit  woofd,.blj  kilun, 
M  vnn  dezelfde  mectiing ,  en  l>cve«tlgt  dit  zelfs  met  een  voortieddr  im  ec^i 
oud  D»  s*  Doch  deeze  geduchte  komt  mij*  zeer  vreeoKl  yoor-f^en  ik  k:fi 
niet  begrijpen  wat  eder  en  e^erkaav^cn  bier  zou  zeggen  willen* ,  De  Ilc^r 
VAN  HAüSELT  beroept  zich  op  eru-ken,  het  zelfde  met  cderikhji,  rcmatide' 
re,  w^ke  bcfde  woorden  bij  kilian  te  vinden  zijn;  doch  bee  bcwijji,  uit 
dit  woOrd  gehaald,  doet,  ntljns  oordeels,  hier  niet  4if :' A^/krir  is  ni49c 
samengevoegd  uit  eder  en  ikkrn%  raoar  uit  ^etU  en  rikksni  in  heti^lr^i^» 
wcHAN  kaauweni  en  dit  ede  betekent  bij  ons  en  onze  Taaivcra^anicn  we^ 
óeroai^  iterumx  het  M.  G.  is  in,  bet  A.  S.  ed  eniiet  Ataio.  itu-;  edè^ 
rtkkcn  is  dus  nog  eens  kaauvfca ,  h'erkattuxven*  —  I)och  het  woord  eder  Is 
bij  de  Ouden  onbekend ;  anders  toch  had  de  groote  tén-  kat^,  in  zJJifé 
Aank  rot  de  kemüa  der  Ned.  Spr.  H.  IX  bt  58.  *er  «sfltoliikons'  vimr» 
xetzd  Aer,  nanr  welks  nfkonst.  hij  te  veiigeefs  zoekt,  vsn , afgeleid';  ede^ 
iaauwen-  kan  deihajyen  in  onze  taal  niet  weezen,  wüu.vucl.^dfikMaw^^H i 
dan  dit  kan  nooit  erkaauwtn  door  verkortinge  uitleveren,  y'  wljt'd^  /  van 
zdvc  niet   uit  de  lutht  k?n  regen eii.  ■  En  war  de  plafats,"  dié  é% 

Ifcer  VAN  HASSKLT  Uit  dc  oudheid  bijbrengt ,' betreft,  Wer  kaft 'de  af» 
frhrïjver  zich  zeer  wet  vergist  hebben,  Awx  ederkaauweu  vo  ïc\A\\iftti  ia 
ikde  v^  edekaauwen  of  wederkgfiitv»M*^ 


II.  DEBL.  N.  ALG.  LETT.  NO.  10.  C  g  SiaaU^ 


422- 


ITZONDBtHBDEN 


Staats ^'m  Karokurkundige  Byzonderheden ^  betref etide  fredbriic 

DEN    IL   Koning   vün   Pruisfen.    Uit  liet    Hoogduitschf  namr- 
>  den   derden  Druk.    Eerfie  DeeL    In  's  CraverUioge  by  I.  vm 

Cteef»    1737*    Behalyen   het  Feorberichtf  242  hludz*    In  gr* 

ödaw* 
(^nder  deezen  Tytel  heeft  men  byeen  verzameld,  voor  eerst» 
^  eene  menigte  van  byzonderheden ,  dic  's  Vorflfen  bedryven 
en  fncdige  gezegden,  in  veelerleie  omftandiglieden ,  betreffen, 
welken  zyn  Charaélcr  ten  duidclykflc  ontvouwen ;  en  men 
meldt  ons  in  *t  Voorbericht,  dar  men  zig  op  deeze  Anecdoten, 
als  niet  zonder  keuze,  en  niet  dan  op  geloofwaardige  getui- 
gen, geplaatst,  volkomen  mag  verlaaten.  Hier  by  komen,  ten 
twcc5de,\ merkwaardige  Kabinets  -  orders  ,  die  hrederik  den  II 
meer  byzonder  als  Ryksbeftierder  kcnfchetzen:  wyders  eene 
Bricfwisfeling  tusfchen  den  Koning. van  Pruisfen  en  den  Gene- 
raal de  la  Motte  Fouquet ;  en  voorts  ook  een  Aanhangfel ;  behel- 
pende ecnt;  Briefwisfeling  tusfchen  zyne  Majefteit  en  den  Staats- 
en  Kabinets -Minister,  den  Heer  Graaf  van  Hensbergi  welke 
cerfte  Briefwisfeling  ons  den  Vorst  in  zyne  Krygsverrigtrngen 
voorftclc;  terwvl  de  laatfte  hem  ons  als  den  \fan  van  Studie  doet 
befchouwcn'.  Ten  laatfle  is  hier  nog  toegevoegd,  een  uittrek- 
^l  uit  de .  aanfprjiak  des  Konings  aan  de  Poramcrfchc  Gede- 
puteerden, in  't  jaar  1780;  wcJke  aanfpraak  zyne  beredeneer- 
de goedhartigheid  en  zugt  ter  herAeilinge  van  's  Volks  weU 
fland  openlegt.  —  De  PruMifche  Vorst  komt  hier  dus  in  on- 
dcrfchclden  gezigtspunten  voor;  en  telkens  vertoont  hy  zig 
als  een  Man  van  uitfteekende  bekwaamheden;  waarover  men 
zig  veelshands  ten  hoogden  hebbe  ten  verwonderen ;  'l  welk 
de  leezing  van  eene  verzanieh'ng  van  byzonderhcden  van  dien 
a^rt  en  gevaflig  en  leerzaam  maakt.  Een  en  ander  onderfchef. 
den  kort  ;flaal,  üit  de  veelVuldfge  hierin  voorkomende,  iullen 
wy  in  deipzen...Dpg  plaatzen, 

„  Na  de  Qverwmpeling  by  ,Hoekirchen  1758  ,  liet  de  Koning 
den  17  van-Wynmaand  alle  Generaals  en  Stafofficieren  by 
zich  komen,  ^  fprak  heft  op  de  volgende  wyze  aan:  „  Gy 
„  AVect,  myt\^  Heeren,  dat  de  Armee  eene  furpfife  geleden 
„  heeft,  .  Pe  donkerheid  van  den  nagt  hoeft  'er  de  'fchuld  van. 
,»  Doch:. gy;  moet  flegts  bedenken,  waar  wy  tlians  (laan.  Wy 
„  zyn  in  Ooper-  Lausnits.  Wy  hebben  onze  goederen,  vrou- 
„  wen  en  kinderen ,  agter  ons.  Als  wy  nog  ééns  wykcn  moe- 
„  ten,  is  dit  alles  vcrioqren.  Ecnc  fpoedige  Bataille  is  onvcr- 
„  mydelyk.  I.k  zelf  wil»  eer  ik  wyk,  met  het  overige  van 
„  myn  lef?er  my  liever  laaten  b^fraaven.  Ik  gcloove,  dat  elk 
„  zo  denken  zal,  en  dic  zo  niet  denkt,  moet  zich  liever  aan- 
„  geevon,  en  kan  terdond  ni  huis  gaan.    Is  'er  Qok  iemand 

„  onder  u?" Na  een  korte  pooze,  wanneer  eeniee  Ge- 

«ma^  deu  Kohing  verzekerden  1  dat  zy»  gclyk  tot  hier  toe, 
..   .  >  •    «cc 


tnet^  vreugde  9  zich  van  bunnen  pligt  zouden  kwyten «  nam  by 
zyn  ongemeen  vriendclyk  wezen  weder  aan. 

„  Deeze  Redevoering ,  hoe  kort  zy  ook  is ,  bevat  veel  voortref- 
lyks  en  kragtigs  in  zich,  en  is;  een  bewys,  welk  een  groot 
kenner  van. 't  menschlyk  hart  de  Koning  was.*' 


„  Zeker  Overfte  in  het  gevolg  des  Konings  b^d  veele  Kin-, 
deren»  zo  dat  zyn  inkomen  niet.  toereikte  tot  de  noodige  uit- 
gaaven ,  en  hy  zich  genoodzaakt  ^  zag  fchulden  te  maaken.  Hy 
werd  zeer  mymerend,  alzo  deeze  fchulden  reeds  2000  Ryks- . 
daalers  beliepen ,  en  hy  geen  kans  zag  om  ze  af  te  doen. 
De  Koning  vernam  dit,  liet  .hem  by  z{ch  ontbi^ea,fen  zeÜe 
tot  bem:  Gy  ziet,* er  zq  mümoedig  uit:  wat  Jcheelt  u?  Zeg  Jut 
«yi  goede  vriendin  tiK^ten  eikanderen  hunne  bekommeringen  me* 
dedeelen.  Maar,  eer  de  Overfte  op  deeze  onverwagte  vraag 
kon  antwoorden,  vervolgde  de  Koning;  Ik  heb  gehoord  f  dat  gy 

2000   Ryksdaalers  fchuldig  zyt.   Thans  keerde  zich   de 

Koning  na  eene  tafel,  die  by  de  hand  ftond,  op  welke  rollet- 
jes met  Fr  ederiks  a*Or  lagen;  nam  2000  Ryksdaalers,  gaf  ze 
den  Overften.  over,  en  zdde:  Betaal  hier  uwe  fchulden  meden 
Vervolgends  nam  hy  nog  eens  dezelfde  (bmme,  en  overhandig- 
de dïe  den  Overften  insgelyks ,  met  deeze  woorden :  Houd  hier 
zo  mede  huis^  dat  gy  geene  fchulden  meer  behoeft  te  maaken.** 


t» 


,.  De  Krygsraad  ♦♦*  kreeg  zynen  Titel ,  daar  hy  om  verzogt 
had,  van  den  Koning;  maar  in  het  appointement ,  op  zyn  Re- 
quest,  moest,  op  uitdruklyk  bevel  des  Konings,  ingevoegd- 
worden. 

.,  De  Titel  word  hem  gefchonken,  onder  beding,  dat 
hy  nooit  befta,  zyne  Majcfteit  In  den  Kryg  raad  te  gee«' 


„  ven*' 


M  In  een  Roomsch.Katholyke  Stad  in  Silefien  ontdekte 
men,  dat  van  de  zilveren  kleinodiën,  aan  martx  geofl^d, 
verfcheiden  ontbraken.  Na  veel  nafpoorên  werd  de  Koster  een- 
Soldaat  oiitwaar,  die  by  den  Godsdienst  altyd  de  eerfte  en^de 
laatfte  in  de  Kerk  plag  te  zyn.  Men  hield  hem  dan  vast  by 
bet  uitgaan,  en  vond  werklyk  verfchdden  van  de  geofferde 
zaaken  by  hem.  Onaangezlen  dit  ovenuigend  bewys,  ontken* 
de  hy  nogthans,  die  gefiolen  te  hebben,  en  beweerde,  de  hei- 
lige Maagd  Maria,  aan  welke  hy  zich  In  zynen  nood  wendde t 
bragt  hem  by  nagt  en  ontyde  deeze  zilverftukken  zelve  in  zyn* 
kwartier. 

„  Men  gaf  egter  geen   agt  op  deeze  uitvlugt,  maar  verwees 
hem  in  den  Krygsraad  tot  eene  harde  ftraffe.    Toen  het  vonnis 

Cg  2  ler 


t<«  bitearieöJff  >y  *«*  Koning  kwwn,  Ket  deeze  a»  «enig» 
RooiSkatbolyke  Geestelyken  mageu:  of  zulk  «n.  geval 
^r  d«  teetftdliigen  van  hunne  Kak  «oaglyfc  was?  Zy  gaven 
SSowrig  len  jiotwoofd:  Wonderwwken  waren  wel  on^meen 
ilKm,  evenwel  niet  gebed  oBmooglykj  waarop  de  Komng. 

onder  het  vonnis  fchreef,  ■  •     «.    i.  /• 

De  eewaande  Boosdoender  word  ^•an  de  ftraf  vrygefpro- 

fc»    vworal  nadien  hy  hardnekkig  den  dieffel  ontkent,  ea, 

-vSrens  de  verklaaring  der  Godgelewdeo  van  nne  Kerfc,  het 

*:  aS^  Wonderwerk  niet  onmogelyk  w.    l>och  m  't  toe- 

loSe  verbied  ik  hem,  onder  «waare  ftraffi; ,  noch  van  de 

"  SST^ Maagd. noclt  Van  eenigen  andteren  Hedigeo.iet  nie«r 


aa»  te  nemen 


9f 


ZedBlykenitfpanningen  voor  den  ^oelUen  MMsch.   T^ndeStut^ 

146  Uadz* 

Melanla,  welker  gefchiedeiiis,  in  d!t  Stukje,  de  eerfle  plaats  be- 
naat,  komt  hier  in  als  een  voorbeeld  van  de  bemmnelykbeid 
der  openhartige  onfchuld.  Onkundig  vap  't  geen  men  Liefde 
noemt,  befchouwt  zy  een  Minnaar,  die  zli;  aan  haar  voordoet^- 
als  een  Vriend,  verflar^t  zyne  taal  in  dien  zm,  en  behandeft  hem 
ook  als  zodanig.  CUrval  maakt  van  haare  onkunde  geen  mis- 
bruik' maar  verbindt  dat  vriendlyk  hart  fleédïj  nader  aan  het  zy- 
ne bit  bleef  eenigen  tyd  een  geheim ;  maar  een  openbaar  aan- 
To^k  van  een  anderen  Minnaar  bragt  dit  eerlang  aan  deadag; 
^Mtlama  betoonde  fteeds  in  alle  haaide  gcfprekken  en  hande. 
misen,  in  die  omftandigheden ,  de  zuiverheid  van  Haar  hart,  m 
»t  onêeveinsd  openbaaren  haarer  aandoeningen ,  en  betonbewiro- 
«Plde  cedrae  dat  zy  hield  jegens  hem,  dien  zy  als  haaren  hoe^ 
Semvriendliïn  hoogfte  waardeerde.  Zulks  ging  zelfs  20  verre, 
dat  zv^,  toen  Clerval  aan  haar  toegeftaan  Werd,  en  doeze  met 
fleffts  van  vriendfchap  maar  ook  vap.  liefde  fpr.k,  aan  Ofervji 
xrS^l.  .•  welk  onderfcheid  is  'er  dan  tusfchen  Liefde  en  Vriend- 

l^l^.if Dt^M  gdfchiedenisr  welfcö  voorts  met? een  geluk- 

.  Id^  Echt  ten  ande  loopt,  is  zeer  wel  u'^voerd^  ter  onwoiw 
ÏHnce  van  de  weitzaamheid  der  aandoeninge  van  een  zuiver  on- 
SiSSe:  ban;  doch  zo  fohynt  de  zuivew^  taai  der  Nattiurc  met 
m  fnreeken,  of  htet  moer  zyn  in  een-  gansch  buitengewoon  ge- 

«1  .dat  naauwiyks  te  verwagten  is By  dit  Stukje  is  ge-* 

yJad  een  veAaal  der  wederwaardigheden  v^n  Eüiabah  Wyni^ 
ham  die  baaxBn  ongelukkigen  leevensloop  meldt  aan  oen  Heer, 
welke  haar  op  reis  in  deemiswaatdige  omftandigheden  ommoet- 
m.  Dit  verhaal .  Wer  aangevangen,  Iteat  In  een  volgend  ftik- 
Je*  beflootcn  te  worden. 


ALG£M££NË 

y  A  D  E  R  L  A.N  D  S  C  H  E 

LETTER^  OEFENINGEN. 


Nagelaatcn  Lurredcncn  over  paulus  Brief  aan  de  Kolos* 
fenfen^  van  th.  a.  clarissb  ,  in  leven  Predikant  te 
Afnfterdam.  Naar  deszelfs  handfchrift  uitgegeeven  door 
p.  ABRfisCH»  Hoogleeraar  in  de  Godgeleerdheid  en  Aca* 
demie^  Prediker  aan  de  Univerfiteit  van  Mad  eti  Lande^ 
Derde  Deel.  Te  Utrecht^  by  H.  van  Otterloo»*  te  Gro* 
ftingen,  by  A.  CToenewoft,  en  te  Am^erdafn,  ^y  J. 
Wesfiog,  Wï.   178/.    In  gr.  oSayo.  476  bladz. 

Dit  derde  Deel  bevat  's  Mans  Leerredenen  over  Kol.  If. 
1—159  welken  óp  ene  foortgelyke  wyze  als  de  voo-» 
ligen,  waer  van  wy  gtw^  gemaekt  hebben  (*),  uïrge^ 
voerd  zyn.  Tot  een  ftael  mt  dezelven,  dienen  de  opmer- 
kingen van  zyu  Ëerwaerden  over  den  |ert  der  Pilofofie^ 
tegen  welke  de  Apostel  de  Kolosfers,  in  't  achtfte  vers^ 
zo  eroftig  waerfchouwt. 

99  Om  na  te  fpooren  den  aart  van.de  wijsbesfeerte^door 
den  Apostel  bedoeld,  merken  wij  aan,  dat  hij  zelf  twee 
groote  'karakters  opgeeft.  '  Het  eene  is :  het  was  eene 

•-  wijsbegeerte ,  die  roet  een  groot  voorgeeven  van  wijsheid 
gepaard  giug>  en  die  tevens  diende,  om  de  eer  van  den 
Zsüügmaaker  grootelijks  te  verdonkeren,  en  de  Christenen , 
van  het  hoofd  afleidende,  in  den.  dienst  der  engelen  en 
zeer  donkere  zaaken  invM:de«  Dit  eerde  karakter  ftraalr 
duidelijk  door,  zoo  iji  het  gene  vs-  8,  9, 10 ,  en  wederom 
in  het  18de  vers  gemeld  wordt.  — —  Het  tweede  karak- 
ter is;  bet  was  eene  wijsbegeerte,  die  tevens  zeer  fterk 
ieveide  voor  de  onderhouding  der  mofaïfche  plechtigheden^ 
en  mogelijk  ook  voor  andere  lichaamelijke  oeffeningen  en 
.onthoudingen,  die  door  de  wet  niet  volftrekt  bevoolen 
waren*  Althands  de  befnijdenis ,  het  onderfcheid  van  da* 
gen ,  ea  andere  Joodfche  inftellingen  werden  *er  m  gedree* 


ven 


> 


ï 


O  Zie  Alg.  Vod.  Letter oeff.  VIL  D.  bl.  55 1  489. 
'•  DeZL*  N.  ÜLQ.  LBTT.  Np.  12.  H  h 


425  '%H.  H.  ttAUsM 

ven,  gelijk  uit  het  geheek  belpop  vaa  hel  iidc  veis  es 
vervolgens  te  zien  is. 

Houdea  wij  nu  deze^ar^tecs  in,  het  onc,  «dankuooen 
wij^  ttsm'  bemerken  ,   datliier-cenè  fitolofffche  fekte,   die 
uit  de  Jooden  tot  de  Christenen  overgekoomen,  en  haaie 
vuircbe  beg;rippen  mét  üt t  'Christendom  wilde  «^rmengen^ 
bedbèldMs;    Ban,  met  dat  alles,  blijft  het' nog  duister, 
■  welke  lieden^het  eigenlijk,  yvjireou  .   Raadpleegt  men  de  uit- 
leggers 7  de' êeft  zegt,  het  waren  Jooden,  éit  pjthagori/chc 
.gfflaioni/fhchegnpp^  hadden.    Anderen  reggen ,  Paulus 
.bèdoeit  de  Ésfeën.    EeHixkrde  zegt,  het  zijn  die  zdCde, 
.  die  daarna  Kabbalis^n  genaamd  zijn.     Een  vierde  fpcedt 
van  de  .Oosterrche  wijsbegeerte ,   vermengd  met  bet  Joo» 
dendom.      In  elk  eene  van  die  gezegdens  is  iets  wtarach- 
,tigs.  «  Het  laatstgenoemde   wijst  ons  echter  den  naasten 
weg.     Te  weeten ,  in  het  Oosten  was  een  ;cekere  wijsbe- 
geerte, ,  vooral  onder  de  Cbaldeen,  Perfiaanen  en  Egypte- 
uaars ,  'die  merkelijk  verfcheelde  van  die  der  Grieken  en 
.Latijnen».   Plato  en  Pythagoras,   reizende  om  wijsheid  te 
! zoeken,  hadden  'er  eenige  ktnnis  van  bekoomen,  en  m 
.hunne  famenftellen  overgebragt.     De  Jooden  in  Babd  en 
.AsCyrieu^  onder  de  Cbaldeen,  Meden  en  Perren  veritroeid, 
^en  daarna  in  Egypten  zich  onthoudende ,  badden  'er  ook 
'eenigen  fmaafc  van  gekreegfcn^  en  fchiKten  hunne  leeibe- 
''grippen  eenigzins  daarna.     Hieruit  zijn  Esfeen  en  Kabba* 
Uisten  gebooren«.  en  deze  foort  van  Jooden  zijn  het,  die, 
-daarna  tot  het  Christendom  overgegaan,  de  voorname  be- 
.dervers  v^n  bet  Christendom  waren  in  de  eerite  eeuwen* 
;.Van  dien  aart  w^ren  ^de  Ebionieten  en  Ceriiithfanen,  en 
titt^  epnen  zekeren  ziQ  alle  die  Gnostieken ,  die  het  Jooden* 
dom  met  het  Christendom  cp  eene  wijsgeerige  wijze  heV- 
!ben  zoeken  te  vermiengen^    :.   . 

y,.  VfAagt  gij  nader,  »,  hoedanig  was  de  gefteldheid  de- 
,^,  %QX  Oosterfohe  wijsb^cene ,  en  hoe  werd  zij ,  eerst 
\,  met   het  .Joodendom,  en  daarna  «met  het  Christendom» 
3,  JvergiMigdV"   Zoo  veelc  vraairen,  even  zoo  veele  moei- 
lijkheden!   De  reden  isv  om  dat  wij  het  meeste,  jdat  wy 
.'er  van  weeten^  uit  defcbriften  des  Nieuwen  Testaments, 
en  M  getpigenisfen  der  kerkvaderen ,  moeten   opmaakeOi 
.Waarbij  nog   koorot^   dat  de  leerbegrippen  dier  meofchett 
in  duistere  en  raadfelacbtif^e  bewoordmgen  omzwachteld 
zijn,  en  de  verfcheidene  fekten,  die  uit  de  Gnostieken  toc 
het  Christendom  zijn  overgegaan ,  ook  onderling  zoo  ver- 
.•...'•  ^    deeld 


NAGELAiWBfll  XB«RftB0BNBtf  •  4a7 . 

c 

rfeëld  syn;  dat  men  te  recbc  zeggen  ksarizoo  yeel  ho^fi 
den ,  JKoo  vsel  zinnen^  ■  - 

,,  Zoo  veel-men  echter  vrij  zeker  kaa  q[NnBalDen,  waa 
de  'Oo&ceflche  wijsbegeerte  oorrprongelijk  afkomllig  v^a 
wmge  Heidenrche  weèreldwijccn ,  en  wel  van  eexiige  nie( 
onirernuftige,  maar  echter  oicrk  2eer  waanwijse>  eni  aan  .<le 
verbeelding  te  vecY  toegeevende  lieden.  De  zetei^  d^ar 
die  wijsbegeerte  gebóoren  werd ,  is  te  zoeken'  hij  de  Pcr« 
fen  en  Chaldeen ,  en  van  dbar  is  zij  doorgedrongen  door 
geheei  AfiSn  ,  bijeonder  oak  in  Ëgypten.  Het  boofddpd 
was  ,  xiit  te'  vinden  de  oorzaak  van  al  het  zedelijk  en  u^ 
tuurlïjk  kwaad  in  de  •M^eeretd,  bijzonder  oin.cUeTuii.t^ 
vinden^;,  zonder  twee  eeuwige  geesten  <»  die  van  elkander 
verfctaeelden  5  te  ftellen*  •  Oe  boofddukicen  van  die  wijsbe- 
geerte kwamen  hierop  pit; •— ^  Daar  is  maar  dön  eeuwig^ 
onafhanglijk,  alierwijsc  en  goedertieren  Opperwezen;  dat 
is  de  hton  van  alle  goed  > -en  keft  hoogsrgelukzallg  in  het 

bovenhemelfche  gewest.   -* »   Behalvea.  .dien '  efuwiijen 

God  ,    is  'er  ook  van  eenwigheid  een  verwarde  ruwe  ftof* 
klomp  gewce<;t)  deze  islijdèiijk-,  en-niet  leevendig^  m^af 

bezit  m  zich  alle  zaaden  van  boosheid. De  eeuwige 

God  beeft  ^\t  zijn- wezefi  verfcheidene  mindere, geesten. of 

f  oden  voortgebragt,  en  die  weder  andere  mindere  gee&ten. 
)eze  fffgöleïde  we^etis  noetnde  men  aoncs^  en  men  t^eldb 
'er  een  oneindig  «etal  en  hoop  van.  Een  dezer  (ton^s 
heeft  bij  geval  de  Hof  aangetfoiTün ,  en  die  ^  of  uit  boos* 
beid ,   of  met  bewilliging  van  den  opperden  God  %  in  j>^ 

weegitifi:  en  form  gebtagt.  Ddn  hij  was,  of  zwaitu, 

of  boosaartig ,  en  had  dus  eenige  zielen  uit  de  hemelfciie 
gewesten  wseten  af  te  brengen  ^  en  die  oök  metilof  v>ef- 
>enigd ,  tegen  den  wil  van  den  goeden  en  opperfteii  God^ 
en  tegen  de  geneigheid  dier  zielen  ;^elve. — ^ — '  Hieruit' 16 
geboöreif  een'  onmAl  tusfchen  dezen  kwaaden  geest  en  den 
goeden  God ,  en  die  kwaade  geest  •  beeft  t)ok  eenige  van 
beert  gcderiyeerde  geesten  weeten  te  beweegen  ^  om  met 
bem  mede  ie  (lemAien  v  dat  men  de  zielen*  beletten  zoude', 
zich  vtin  flè  ftof  te  Ontdoen.  — —  Der  zieleji.,  ae^lve 
tnet  (lof  vermengd,  is  eene  verkeerde  geaardhcididwr  dt»or 
ingedrukt;  ztj  blijven  'echter  (leeds  zich  naSgsh/otn  zich 
weder  van  dien  band  te  ontftaatt;  doch  dé:kwimde:ge^i- 
ten  poogen  dit  op  alle  mogelijke  wijze  te  belasten* , — r^ 
De  goede  God ,  met  de  menfcben  bewor^^om  haft-,  huh 
van  tijd^totti^d  feefcere 'gdéde  geesten /f  of  vooc^rffIViif]i^e 
'zielen  >  uir  de  fltl^ima  ge;aQttdedV'bKdcn.0eaftiMii  ^en 
*"'-'*  Hh  2  rechr 


4S8  TH.  ir.  CLAMSSB 

rechten  weg  ter  zaligheid  te  leerea;  hier  tót  diendeii  bif 
zondere  ftreiige  licbaamsverbreekingeu ,   en  de  befptegeling 

bier  in  dit  leven,  en  na  den  dood  de  zielsverhuizing.  - 

Eindelijk,  als  alle  zielen  weder  toe  God  verzameld  zullen 
zijn,  zal  al  het  ftoffelijke  verbrand  worden»  en  aan  dien 
kwaaden  geest,  die  de  oorzaak  van  al  dit  onheil  is, zijne 
magt  en  heeribhappi]  geheel  worden  ontnoomen, 

„  Deze  wijsbegeerte,  het  zij  dat  zij  enkel  een  vrucht 
der  verbeeldingskracht  van  derzelver  uitvmde^^s  was,  bet 
zij  dat  verbasterde  overleveringen  die  gekoesteid  hadden « 
werd  als  het  toppunt  van  v^ijsheid  aangezien,  en  als  een 
ontwerp,  dat  een  wijze  keten  en  verband  van  alle  dingen, 

J;oede  en  kwaade,  in  zich  bevatte.  Wanneer  nu  den 
ooden  ook.  deze  wijsbegeerte  fmaakelijk  gemaakt  werd» 
beogen  fommigen  de  grondbegmfelen  daarvan  in,  en  zoch- 
ten deze  leerbegrippen  met  hunnen  Godsdienst  op  de  best 
mogelijke  w^jze  te  vereenigen.  Zij  begreepen :  Mofes 
leerde  ook  twee  begin  fels.  God  en  de  ftofi  daar  hij  van 
den  Chaos  vermeldt.  Zij  dachten  welligr,  dat  Gods  Gsest^ 
op  de  wateren  zweevende,  die  Mn  was,  die  de  weereld 
had  serchapen.  Zij  zullen  van  den  iogos  het  woord,  en 
van  den  Geest,  door  welken  de  profeeten  bezieU  wied- 
den, zekere  goede  uitvloeizels  uit  de  Godheid  gemaakt 
hebben.  Allermoeiliikst  echter  fchijnt  het  t«  begrij- 
pen t  hoe  zij,  ftaande  deze  wijsbegeerte,  Mofes  fchaduw^ 
wetten  konden  voorftaan,  daar  de  meeste  van  die  ver- 
richtingen ftoffelijk  en  vleefchelijk  waren,  en  men  van 
'«Iders  weet,  dat  de  Gnostieken  uit  de  Heidenen  den  God 
der  Jooden  voor  eenen  kwaaden  God  hielden,  wegens  de 
wetgeeving.  Dan  men  moet  hierop  twee  dingen  aanmet^ 
'ben.  Het  eerfte  is,  dat  de  wijsgeeren  uit  dat  begrip,  dat 
de  (lof  kwaad  is ,  en  dat  de  zielen  zich  van  het  ftoflfeliike 
ontdoen  moeten,  tweederlei  gevolg  uTokken.  Sommigen 
ontkenden  alle  zedelijk  kwaad,  en  wisten  alleen  van  na- 
tuurlijk kwaad;  en  die  zo  dachten  waren  vijanden  van  alle 
wetten  en  wetgeevers;  zij  leefden  ook  losbandig;  en  die 
zijn  het,  die  door  Petrus,  Judas  en  Joanncs  in  hunne  bn> 
ven  getekende  worden.  Maar  anderen  dachten ,  daar  was 
oök  zedelijk  kVaad,  in  de  ziel,  en  dk  kwam  uit  de  ilof 
voort;  maar  met  beter  was  b^t ,  dan  het  liebiam  te  <Hittrek- 
ken  van  alle  genoegens,  die  andere  menfchen. genieten,  ea 
hti  zelve  aan  veele  lichaameiijke  oeffieningea  over  te  geeveo. 
Hier  heenen  helden  de  meeste  Gnostieken  uit  de  Jooden, 
en  daarom  waren  zq  fterk  voor  de  Moftffche  wetten.    Hier 

kwam 


irA0BLA4nN  LBifttBSNBN.  439 

kwam  DOg  bij,  dat  sii  die  plecbti^hedea  befcbouwden  als 
een  wekere  ThturgU  ofzieienzuiveriiig»  en  als  gerchiktom 
2)iec  alieea  onze  zielen  te  ontdoen  van  het  Hoffelijke »  maar 
ook  om  de  booze  geesten  te  bedwingen*  Wanc  men  beeft 
opgemerkt »  dat  de  meeste  Joodschgezinde  Gnostieken  voor 
de  bezweering  der  booze  ffeesten  zeer  teverig  waren ,  gelijk 
dat  iiit  ae  kabbatistircbe  fcbriften  met  zeer  veele  fiaalen  kan 
getoond  worden. 

,,  Maar  boe  ging  het  nn,  als  deze  Joodfcbe  Filofoofen 
Christenen  werden  ?  Hoe  kwamen  aij  ter  ombelzins  vant 
bet  Christendom «  en  boe  berdiouwden  zij  het  zelve  ?  Dit 
is  niet  zeer  moeilijk  te  vatten^    Zij  boorden ,  dat  in  JeHig 
leer  eene  zeer  verhevene  wijsheid  verborgen  was ;  zij  kon« 
den  bok  de  waarheid  der  wonderen ,  die  in  zijnen  naam 
verricht  werden,  niet  ontkennen;  hieruit  bcgreepen  zij^ 
Christus  was  een  gezant  van  God;  Hij  was  uit  bet  be^ 
meirche  gewest  gezonden ,  om  de  menrchen  tot  de  geluk*. 
taligheid   op  te   leiden.      Zij  omhelsden  dan  in  zo  verre 
het  Christendom ;   maar  vol  zijnde  van  hunde  zielverderf^ 
lijke  dwaalingen,  begreepen  zij  niet  dat  Hij  zelve  waar- 
achtig God  was.     De  ftof  als  kwaad  beziende ,  dwaalden 
si]  wk  omtrent  zijne  meinschlijke  natuur,,  op  meer  dam 
eene  wijs*     Sommigen  achtten,  dat  Hij  in  't  geheel  geev 
lichaam  gehad  bad,  maar  flecfats  in  fcbijn  menscb  geweesr 
was*     Anderen  Tebreeven  Hem  een  hemelsch  lichaam  toe. 
Zulken,  die*  zoo  lijnrecht  het  getuigenis  der  zinnen  ^  niet 
wilden. loochenen,  zeiden,  als  mensch  was  Hij,  even  als 
mdere  meofcben,  uit  Jpfef  en  Maria  gekooren;  maar  een 
seest  van  uitneemende  heerlijkheid  had  zich,   bij  zijnei» 
doop,  met.  den  menfche  Jefus  gevoegd;  dezen  noemden 
SI]  Christus,    en  maakten  dus  twee  perfoonen  van   den 
Heiland.     Ook  zeiden  zij.,  dat  dit  goddelijk  uitvloeifel  in 
het  lijden  weder. van  Jeftis  gercheiden  was,   en  tot  de 
wooning  des  lichts  gekeerd.  Hieruit  verviel  dan  ook  Jefos 
priesterlijk  en  koninklijk  ambt ,  en  de  toepasfing  der  zalig- 
heid door  hem.    Hij  was.  enkel  een  van  God  bezield  pro^ 
feet,  naar  bun  begrip;  van  daar,  dat  de  zielen  door  de- 
zelfde wegen   als  te   vooren   moesten  gezuiverd  worden» 
£n  dus  fpfak  het  van  zelfs,  dat  zij «  die  Joodschgezind 
waren,  aankleevers  .bleeven  van  de  mofaiTche  ptegtigheden» 
en  alle  die  mftellingen ,  die  tot  verbreeking  des  üabaams » 
of,  naar  Jiun  gevoelen ,  ter  weering  van  de  booze  ge^sben» 
dienen  konden* 

,9  Alle  deze  wangevoelens  zijo  in  de  volgende  tijden 
Hb  3  on« 


\ 


▼ratgty  of  dan  God  de  wreedheden  van  eeden  magtigen 
Tijran»  die  uic  trotsheid  onrchuldige  volkeren  beoorloogt , 
milUoenen  menrchen  van  goed ,  gezondheid  en  leven  be- 
rooft, niets  tegenftelt;  en  of  God  dan  deze  ongelukkigea 
daarvoor  geene  de  minfte  genoegdoening  verzorgt?  Dan  is 
hun  antwoord  op  de  eerfte  vrage ,  dat  God  tegen,  zulke 
gewelddadigheden  het  gevoel  van  billijkheid  en  eere  ge* 
fteld  beeft.  Doch  hoe  veel  werkt  dan  dit  gevoel  bij  Tij- 
rannen ,  wellustige  doorbrengers  ^  dieven,  roovers  ?  Op 
de  tweede  vraag  antwoorden  zij  dit.  In  de  toekomende 
wereld  zullen  zij ,  die  zich  hier  aan  geweldenaarijen  beb« 
ben  fchuldig  gemaakt,  geneigd  zijn,  om  die  genen ,  weU 
ken  zij  onrecht  gedaan  hebben ,  om  vergeving  te  bidden  » 
en  deze  laatften  zullen  ligtelijk  bewogen  worden;  om  te 
vergeven  en  geene  voldoening  te  vorderen*  -Wanneer  men 
hen  vraa^  ,  van  waar  zij  dit  met  zekerheid  weten ;  dan 
seggen  zij  een  verftandig '  mensch  kan  niet  anders ,  dan 
dit  vermoeden ;  waift  een  wrekende  God  zich  -voor  te 
fiellen  ,  (Irijdt  al  te  z^er  met  een  verlichten  geest.  .Wan- 
seer men  hun  zegt,  dat  dusdoende  eenen  magtigen  ea 
listigen  geheel  gene  beweegredenen  overblijven ,  om  zich 
van  ongerechtigheden  te  onthouden ,  zo  antwoorden  zij : 
Ia  wel,  het  gevoel  van  billijkheid  en  eer.  Wanneer  mea 
tiun  te  gemoedfSroert ,  dat  op  deze  wijze ,  hij ,  die  dit  ge- 
voel onderdrukt ,  of  wel  vleiers ,  gefcbiedTchrijvers  en  poS* 
ten  om  zich  heeft,  die  de  tiranntj  tot  de  grootheid  van 
eenen  oiifterfli'ken^  held  maken,  doen  kan  wat  hem  goeder 
dunkt ^  dan  weten  zy  verder  niet  te  zeggen,  maar,  jo 
vlaats  van  te  antwoorden  ^  beginnen  zij  hartelijk  te  lachen. 
JMen  roerke  op  «  wat  dit  flag  van  Filofofeo,  inzonderheid 
als  zij  nog  jong  zijn ,  zich  plegen  te  veroorloven.  Het 
onrchukligfte  m  ise  zijn.  zij  in  (laat  te  verleiden,  en  van 
haar  eer  en  goed  te  berooven.  Weduwen  en  Wezen  bot» 
gen  zij  alles  af,  en  Itorten  dezelve  in  de  niterfte  armoe- 
de. Hunnen  trouwden  vriend  ontzetten  zij  van  zijn  goed  ^ 
indien  hunne  verkwbting  zulks  noodzaaklijk  maakt,  Zy 
ftorten  anderen  door  laste^  ter  neder,  om  zichzelven  te^ 
verhoogen*  Hier  vinden  wij  een  geloof,  dat  de  TchrOLlijk- 
fte  vijanden  der  menfchen ,  de  booste  duivels  teelt.  Wijl 
echter  meenig  een  van  hun  geen  magt  en  list  genoeg 
beeft^  om  zijne  ongerechtigheden  tot  aan  het  einde  vaa 
zijn  te^enwooriUg  leven  voort  te  zetten»  zo  beb  ik  reeds 
yerrcheuiene  gekend ,  die  in  de  uiterfte  armoede  vervallen 
fijn»   Ik  beb  «en#  m^  voorbeeld^q  fian  iemand  voorge^ 


i 


TU  WAARHEID  EN  «OpVRUCHT.  433 

legd,  die  de  gronden ,  welke  hij  niet  wederleggen  konde, 
jneij  Iteben  en  geestige  vertelfels  beantwoordde.  De  grond 
zijner  gerustheid  was  dese.  Wanneer  hem  al  een  gelijk 
loc  treffen  mogt »  dan  zou  hem  toch  altijd  de  herinnering 
aan  het  genotene  vermaak  een  aangename  aandoening  ge- 
ven. 

^Het  is  zeer  zonderling,  wanneer  men  dit  flaff  van  wijs- 
geeren  iets  van  de  hel  en  van  de  betooning  der  godlijkd 
rechtvaardigheid  ,  door  den  dood  van  éénen  onfchuldiKea 
in  plaats  van  vele  fcbuldigen,  zegt;  dan  roepen  zij  liud, 
dat  men  God  tot  een  wreédaart  maakt,  ja,  zij  gebruiken 
nog  hardéte  woorden,  en  echter  gelooven  zij,  dat  God» 
«onder  eenige  ftraf,  toelaat»  dat  de  grootfte  ongerechtig* 
heden  en  wreedheden ,  aan  vele  duizende  bnfchuldigen  t 
door  één  eenigén  fomwijlen  gepleegd  worden,  indien  hua 
geloof  in  dit  ftuk  gegrond  was^i  zou  God  als  dan.  niet 
eerder  van  hardigheid  te  befchuldtgen  zijn?  Zouden  zij 
dien  Regent  goed  noemen»  die  alle  rodvers  verrchoonde» 
en  zijne  beste  onderdanen  hun  ten  prooi  overliet? 

,,  Op  een  vast  geloof  aan  God  grondt  zich  ook,  bij 
een  ernftig  en  nadenkend  gemoed,  een  groot,  ja,  het 
grootfie  gedeelte  der  inwendige  ruste  van  zijnen  geest» 
en  hierom  is  hem  niet  elke  gedachte  van  God  en  zijne 
ra^dsbefluiten  onverTchillig.  Hoe  fchrikverwekkeud  is  dit 
geloof?  God  is  veel  te  groot ,  dan  dat  hij  zich  met  de 
regering  zijner  wereld  bemoeien  zoude»  of,  indien  bij  al 
voor  dezelve  zorgt ,  zo  gaat  zijne  Voorzienigheid  alleen 
over  het  groote ,  maar  niet  over  ieder  bijzonder  fchepfel : 
dat  moet  zelve  voor  zijn  geluk  zorgen »  zoo  goed  het  kan  » 
en  het  overige  aan  het  geval  overlaten.  Hoe  treurig  i» 
deze  gedachte  ?  Miin  ziel  fterft  met  het  lichaam^  en  mif 
is  niets  anders  befcnoren ,  dan  dit  kort  en  moeilijk  levetu 
Wat  blijft  hun,  die  zulk  een  geloof  bezitten,  over,  wan- 
neer hun  tegenfpoeden  overkomen  ,  of  wanneer  de  dood 
zich  van  nabn  aan  hun  vertoont?  De  Stoïcijn  zoekt  zich 
met  verdicht(els  gerust  te  ftellen.  Hii  wendt  voor,  da( 
•jinnoeda,  verachting;  fmert  geen  kwaad  zijn,  en  hij  doet 
zijn  best  om  zich  tegen  alle  onaangenaame  aandoeningen 
te  verharden  ,  en  de  natuur  zelve  te  overweldigen.  De 
bitterheid  des  doods  zoekt  hij  daar  door  te  verdrijven, 
dat  hij  denkt,  de  dood  is  noodzaaklijk,  en  men  kan  hem 
niet  ontgaan :  en  fterft  de  ziel  met  het  lichaam ,  zo  ge- 
voelt zif  het  ook  niet>  dat  ze  dood  is,  en  bedroeft  zich 
200  wemig  y  als  zij  voor  de  geboorte  gedaan  heeft.    De 

Hb  5  Epi-r 


494        BTORAOKN  tSH  WAAAHEID  Ëll  Ccib VRUCHT.       • 

£pikureërs  integendeel  raden ,  dat  -men  tteèds  aangminnè 
aandoeningen  moet  zoeken^te  verwekken;  zich  verftróoijing 
«e  bezorgen  ,  en  zijn  getóoed  vkn  de  befchouwing^  der 
jncnschlijke  ellende  en  des  doods  af' te*  houden. 

„  Maar  hoe  veel  zekerder  ,   hoe  veel  zagrer  ik  na  niet 
die  rust ,   welke   door  een   tegengefteld  geloof^  namelijk 
door  dit  geloof,  Toorrgebragt  wordt;    God  de  alwetende 
kent  alle  zijne  fchepfeleji ,   ook  den  geringften  worm;  hij 
bemint  ze  allen  ,-hij  ziör^t^voor  hun  .en  vergeet  hen  naoft. 
Inzonderheid  zorgt  hij,  met  èene  unftekende  liefde,  voor 
die  redelijke  fchèpiels  ,  die  herh  kerihèn;  hem  aanbidden  ^ 
en  hem  door   heilige  deugden  eercn.    Voor  dezfe  moeten 
:ille  dingen  ,   zelfs   dé   hevigfte  lijdens',  ten  beste  dieneor 
Bergen  mogen  wijken,  heuvelen  wankelen^  maar  zijne  ge- 
nade wijkt  niet  van  zijne  vrienden.  Gelijk  een  Vader  over 
^ijije  kinderen  zfch  ontfermt ,  zoo  ontfermt  zich  de  Hee- 
re  over  de  genen;  die  hem  vreezen'.     Hij  leeft,  hij  leeft 
eeuwip;  ;  zijne  vrienden   zullen  ook  leeven,  eeuwig  zijne 
Jicerlijkheid  zien.    O  !   Welk  eene  zagterust  (Ion  die  ge- 
loof iu  een   wijs*,  5n  een  nadenkend  gemoed!  Hoe  veel 
éangenamer  wordt,  door  dit  geloof,  het  geluk  dezer  aar- 
de, daar  men  een  eeuwig  leven  te  gemoet  ziet?  Hoe  veel 
draaglijker  worden  zware  arbeid  eiiiijden,  daar  men  hutï 
einde  ,  en  ,  na  een  korten  duur ,  eeuwige  vreugde  aan- 
fchouwt  ?  Hoe  gerustftellende  is  de  hoop ,  onze  vrienden , 
die  van  ons  of  van  welken  wij  fcheiden ,  weder  te  zien  f 
Hoe  verkwikkend  is ,  bil  den  aanblik  van  Zutfcen ,  die  wij 
onverzorgd  agteriaten,  deze  troost?  Qod. zorgt  voor  hun. 
Hoe  bevredigend  is  voor  een  geweten,  dat  zichzelven  be. 
fthuHigen  moet,  dit  geloof?  God   heeft  zondaars,  door 
jefbs ,  de  heiligde .  de  zekerde  genade'  gefchonken,    Ho^ 
zeer  worden  de  fchrikken  des  doods  verminderd  door  de 
|ioop  ,  waartoe  wij,  door  de  opftanding  des'  Heilands,  we- 
flergeboren  iijn !  Wie  ziet ,  wie  gevoelt  niet  ^  welke  groo- 
tc  voorrechten  het  eene 'geloof  boveh   het  andere  heeft, 
én  hoe   Weinig  het  geloof  van  God  en  j^odlijke  diugea 
ènverfchillig  zij!** 


Briem 


\ 


BRIBVBN:yAN  Ju  BIRKWn.'AMt  Té  SHIRLSY.         .435 

Srifvm  van  den  Welcsryfaandïgénr  Htcre-  j.  hbrvf.y  A. 

,  M.  in  leven  Jhredikani.  U  Wmoti  Favdl^  aan  de  Hoog^ 

'gcborim  Vrwnfc  rRai^ces  shirlë:y.    Uit  hei  Eng'cisch 

•  yenaald.  S»)r]U  'Stukje.  Te  Rotterdam  bj  L.  Bennet 
'  1786,     Behahen  hep  Voondrk ,  240  bladz.    In  gr.  8yö. 

üne  vcraameUogTiiT 'Brieven,  na*  het  overlyden 'vati 
*-^  Vvoawe  Frances  Stó/*3r,:ce0s' Graven  Dooier,  ih  hai 
fan  Boedel  gev«»ndttn  ^  wetker  gemeenthakrng  niec  dari 
Ztet  leagenaetn  kan  Eyn ,  aen  hun  <£e 'éen  welgevallen 
faebbeo^  inide  bekende  denkwyze  ^an  den  Eerwaerdeo 
Hófvey.  Vollediger  aou  dè«c^  verzameling  geweest  «yrl, 
had  jnen  'er  ook  kunnen  byvoegen ,  de  Brieven  door  Imer 
Edele,  gefchr^veii  ,  welke  zyn  Eerwaerde  in  dexen  Want- 
woord;  dèch  zulks  was  niet  doèntyk,  Veriiiids  zyn  Eer- 
waerde^  op  het: verzoek  van  baer  Ed.  ^  genoodzaêkt  was 

geweest  <  dezdve  aen  *t  ^ur  op  te  ofFeren.- Men 

2iet  in  de^e  gemeenzame  Brieven ,  *t  geeiT  men ,  hoe  tnen 
ook  andera  over  zyne  Godgeleerde  Hellingen  moge  den- 
ken,, tot  Inf  van  zjn  Eerwaerdea  moet  zeggen ,  eene  he- 
ftendige  gelyktnaiigheiA  van  charaéler,  met  dat  gene  ^t 
^elk  zich  in  zyne  openbare  Schriften  voordoet :  en  zyne 
Brieven  verlenen  herhaelde  blykev^  van  de  goede  welme« 
nende  gefteldheid  zynes* harten,  d?e  ook,  naer  uitwyzefn 
dezer 'Papieren ,  aen  a^y^ie*  Edele  Correspondente  mag  töe- 
gelbhueyen 'Worden.  Een  bewys  hier  van  geeft  ons  het 
volgende  aien  de/ band.  Zyn  Eerwaerde  zond  haer,  den 
jiftep  OftoBer,  dezen  brief. 

r.  „  Het  verzoek  dat.nrij  te  doen  (laat  verei^cht  minder 
verfchooning  ,  om  dat  ik  reeds ,  in  m^n  voorigen  brief, 
daef' van  meldiirff.  gemackt  heb  C*)»  •"-—  of  liever, 't  ver- 
eischt  geea  verfchooning  ,  ort  dat  ik  overruigd  ben,  dat 
het  uwc  begeerte  is  om  goed  te  zijn ,  en  uw  vermaek 
èm.goed  te- ^otf«. 

,,  Ik  herinner  mi]  ze«r  >  we) ,  en' 'zou  ttiy  verfoeijen,  in- 
dien in  ftaet  ware  te  vergeten ,  de  edelmoedige  ?enbi& 
dirtg,. welke  gij  mij  kleedt ^  toen  ik  met  uw  gezelfch^., 
te  London  ,  vereerd  werd.  Ik  had  toen  g;enoeg  voor  öiifn 
eigen   perfoon  ,  en  toereikende,  om,  voor  de  huipe  vati 

an* 

•  *  (*>  Hy  bad  naemlyk  twee.  dagen  vroejfer  gfefthir eeven ,  „  dat 
hij  haer  een  verzoek,  te  doen  had,  niaer  dat  Ijij  zulks,  dfor 
njQ  bekrompen  tVyij  tot  eène  volgende  post  moest  uitfielleii.^ 


43^  BKiBvnr  ra  j.  mtvftT 

anderen»  een  gedeelte  af  te  zonderen:  ■  %maer^  thané 
hebben  herhaelde  uitgaven,  grooter  dan  ik  verwagtte,  eo 
die  nog  geen  eind.  hebben,  mijne  beurs  bijna  uitgeput ^ 
en  ik  heb ,  eeuen  geraimen  djd ,  geene  renten  te  ontvan* 

gen ,  om '  mij  weder  aen  «hooger  wal  te  br^gen ;  • 

die  maekt»  onvermijdelijk,  mijoe  handen  naeuw,  en  bui- 
ten llaec ,  om  den  nooddruft  der  behoeftigen,  zoo  rijke* 
Üjk,  als  ik  wel  wenacbte,  te  vervullen.  Zoude  gij  mS 
de  vrijheid  wel  willen  'vergunnen $  Mevrouw,  om,  bi/1 
'zonder  in  dit  lijdftip,  uwen  almoefenier  te  zijn?  Ik  denk^ 
dat  ik  bijna  tien  ponden  fterling,,  tQt  zeer  goede  renten^ 
voor  u  zoude  kunnen  uitzetten^  £en  \veinig  linnen  voor 
hun,  die  half  naekt  isijn,  een  (lichtelijk:  boek,  ten  behoe- 
ve der^ulken,  die  in  een^  beklagenswaerde  onkunde  zwer« 
ven ,  venrojuw  ik  dac  aen  God,  uwen  Zaligmaker,  wel* 

fev^Uig  ,    en   dienstbaer   zal   zijn  aen  de  belangen   van 
un ,  die  Hij  met  zijn  bloed  gekogt  heeft.  — -'^ Indieii 

'dit  verzoek  u  ter  hand  mogt  komen  ,  in  een  tijd  dat  het 
u  eenigermate  ongelegen  is»  of  niet  met  uwe  geneigdheid 
overeenkomt,  is  mijn  verder  verzoek,  dat  gij  dit  beant- 
woordt,niet,  met  eenige  verfchponing  om  uwe  weigering 
te  billijken  9  maar  door 'in  't  gebed  geen  acht  op  het  zel- 
ve te  llaen^  bet  geen  mij  volkomen  genoeg  zal  zijn.  ft 
jizn ,  dit  verzeker  ik  u ,  een  onbepaeJd  geloof  omtrent  u 
oeflfenen  ,  en  vertrouwen ,  dai  gij  ;de  beste  redenen  voor 
uwe  handelwijze,  hebt ,  fchoon  ze  voor  mii  verborgea 
zijn.  Maer,  zoo  veigaende  is  mijne  zwakheid,  (d!  Dat 
ik,  onder  een  gevoel  van  dezelve  mogte  blozen  en  be- 
fchaerad  worden!;  ik  kan  naeuwlijks^  zoodanig,  met  be- 
trekking tot  den  onfeilbaren  en  eeuwiggenadenrijken  God 
verkeeren,  fcbaersch  inftemmen»  blijmoedig,  dankbaer  ea 
ónderworpen  zijn,  wanneer  bet  Hem  behaagt  de  fpting^ 
veeren  van  mijn  leeven  te  verlammen.,  en  mjifte  kragi^  op 
mijne  reis^  door  de  woestijn  dezer  weereid,  te  vermiwfo^ 
ren.  Heer!  vermeerderd  om  geloof!  is  eene  bede,  welke 
wij  dikwerf  tot  den  tbroon  der  genade  behoorden  op  te 

zenden.  

^  Mogt  de  Vorst  des  vredes  u  vrede  geven,  ten  alleo 
tijde  en  op  allerlei  wijzen ;  en  zulks  kan  u  niet  te  beur- 
te  vallen ,  zonder  te  gelijk  een  bijzonder  vergenoegen  te 
yerfchaffen  aen 

Uwen  verpUgtften  en  gehot^zacmften  Dienacr.^ 

^  Baer  £d.  voldeed  terSond  aen  's  Mans  verzoek,  ab 

blykt 


AAH  F.  nintUT« 


437 


hls/kt  tit  den  inboud  van  een  brief  gedagtekend  4  NoveoH 
hu^  welke  aldus,  luid, 

^  De  iobood  van  uw  antwoord  op  mijnen  brief  brengt 
mtj  eene  ^eer  aenmerkenswaerdige  omftandigheid ,  in  het 
gedrag  van  Jacl^  te  binnen,  van  wien,  in  het  heilig  lied, 
gezegd  wordt :  MJ  vroeg  waur  en  zij  gaf  hem  melk.  Ik 
werzQgt  tt  om  een  gefcbenk  ,  en  gij  hebt  mijne  begeerte 
te  boven  gegaen  ,  de  gift  verdubbeld.  Mogt  de  Heere 
Jeeus  Christus  u  eveneens  handelen»  en  'er  200  toedoen. 

,»  Ik  betuig  u  mijnen  ootmoedigen  dank  voor  den  ar- 
men, en  fmeek  mijnen  goddelijken  Meester,  om  mij  tot 
eenen  getrouwen  rentmeester  voor  Hem  en  u  te  maken. 
Ik  zal  eene  naeuwkeurige  aentekening  van  mijne  uitgaven 
houden,  en  altoos  bereid  zijn,  om  dezelve,  wanneer  gij 
solks  g;oedvindt,aen  uwe  bezigtiging  te  onderwerpen.  Ik 
zie  duidelijk  dat  gij  mij  edelmoedig  vergunt,  om  eenig 
gedeelte,  tot  mijn  eigen  gerijf  te  mogen  bezigen,  en  ik 
ben  even  zeer  aen  u  verpligt,  als  of  ik  dadelijk  daervan 
2ulk  een  gebruik  zou  maken ;  maer,  gezegend  zij  de  god- 
deiyke  voorzienigheid  ,  ik  heb  voor  mij  zelveii  geen  gea 
lirek,  maer  Hechts  niets  overig  ter  bereiking  van  weldadi- 
ge oogmerken ,  en  dewijl  het  leven ,  inzonderheid  het  mij- 
ne ,  zoo  wankelende  is  ,  ben  ik  ongenegen  om  mij  in 
fchulden  te  (leken  ,  zélfs  niet  ter  zake  van  liefdedaden. 
■  ■  ■■  Geene  fchulden  te  hebben,  dan  den  plicht  der 
dankbaerheid ,  is  mijne. bedoeÜDg,  en  nimmer  zal  het  mij- 
nen geest  bezwaren ,  maer  bet  vermaek  vaA  mijn  hart  we<« 
zen,  om  die  aen  u  vèrrchuldigd  te  ziju. 

,,  En  nimmer  zal  ik  nalaten  te  bidden ,  dat  aen  u  ver- 
vuld worde,  die  dierbare  belofte,  welke  de  bekoorlijke 
en  troostrijke  Profeet ,  Jezaias  befchrijft :  Dan  zal  uw 
Jicht  yloortireeken  ^  ab  Ac  dager aed^  en  uwe  genezing  zal 
fnellik  uitj^ruüen;  en  wie  geregUgjieid  zal  voor  uw  oen-- 
gezigte  henen  gaen:  en  de  heerlijkheid  des  Heer  en  zal  uw 
achurtocht  wezen.  Dan  zult  gij  roepen,  en  de  Heer  zat 
antwoorden,  gij  zult  fcbreeuwen,  en  Hij  zal  zeggen «  ziet 
hier  ben  ik.  Jezafa  LVIII.  8,9.  ^^     " 

„  Mogt  alles  wat  in  deze  woorden  vervat  is,  aUes  wat 
de  Verlosfer,  door  zijden  dood,  verworven  heeft ,'iiw 
deel  zijn,  en  dit  zal  eene  zaligheid  uitmaken,  die  alle 
bezeffen  te  boven  gaet ,  en  u  ernftig  word  toegebeden  , 
door  ? 

Uwen  graotlijks  verpligten  en  waerlijk  dankbaren 
mmoedigen.Jiienmr^ 

Lof. 


f38  LOFZAKOEN  BR  *0lE8TLn&  XIEDBRSK. 

Lofzangen  en  GecitUjkc  Liederen  der  vereeni^de  -  Evan^ 

felifche  Broedergemeente.  T'^fetde  }Druk.   TV  Amfierdam 
ij  J.  Weppelroan,  i787,  Behalven  het  Voorwerk  en  hu 
Register  ^óss  bUidz^  In  o^avo. 

BV  de  eerde  uitgave  dezer  versamëlinge  van  Gesan^en 
hebben  wy  reeds  opgemerkt ,.  dat  men  aen  de  leiding 
der  gedacbten  >  welke  in  dü  bekende  vereenigde  Euange* 
liTctre  Broedergemeente  plaets  heeft  ^  dient  gewoon  en  coe^ 
gedaen  te  zyn  ,  zal  men  'er  doorgaens  (lichting  uit- otit^ 
vangen  (♦).  ^t  Is  ofltier  de  zodanigön  dermate  getrokken  ^ 
dat  men ,  na  dat  de  eerde  druk  uicverkoet  was  9  'er  fterk 
op  geftaen  bebbe  y  om  eene  tweede  afgifte  re-  vervaerdi. 
gen,  welke  thans  het  licht  ziet;  alleen  met  die  verande- 
ring ,  „  dat  men  de  zangwijzen  bij  het'  öerfte  )vers  van 
^y  ieder  Lied  gevoegd  heeft,  ten  einde  het  van  meer  ge* 
^,  bruik  zoude  konnen  zijn: voor  een  ieder,  die  zich  tot 
^,  zijne  eig^e  :of  tot  onderlinge  (lichting  daarvan  zouile 
\y  willen  bedienen  t  hebbende  men  liier  bij  in  acht  geno^- 
*,,  men,  dat  de  prijs  'er  niet  door  is  verhoogd  gewo^ 
^  den." 

C)  Zie  Hedenfi.  VaderU  Letteroef .  lü  D,,  bl.  257* 

'"'**'  '•       *      -  •  ■ 

JoHAN  PBTBR  FRANK ,  M.  D.  Qeh^fmro^d  en  Lyfarts  dd^ 

Bisfchops  v(in  Spiert  ^  enz.  ena.  (iemeskundige  Sfaaisrsm 
geling  ^  enz.  Naar  den  Tme^en  \ïiruk  uit  hef  Hoog* 
duitsch  yertaald  ^  en  met*  Aanmerkin^n  yermeêrdera-^ 
door  H*  A*  OAKB',  Stads  Med.  Ljo&or  te  Woerden*  IJle 
Deels ^  ^  Stuk,.  .Te  Leyden,^  by  f*  de  Do^^  17^7. 
aia  bla4Zé  in  gr*  ivo.  , 

Reeds  in  ons  voorgaande  (f),  <  guyen  wy  on^en  Le^zer 
eene  korte  fchets  vgn  4ea  teiK)44  van  he(  eerde  -Stuk 
deezes  voortreflyken  Werks.       ..  ,  .      ,  J 

De  Ond^erw)erpei>,  ia  dit  Twede  Stuk  ,  zyn  v|in  geen 
fninder  aanbelang  voor  ^den  Staaisman  ^  den  Geneesheer  %n 
Atïi  Wereldburger,  en  de  wyze  op  welke,  de  Heer  f^ahiil 
dezelve  behandelt ,. kemekenmi  ^em  al^  jsen  Man,  di^Lbct 
'ménschlyk  hart  door  en  door  kent  ^  en  die  als  PhiloopXe/i 

(t)  Zie  lovtnr  Wf  *<Q4»* ^  -  -=•-  -••  • 


oris'GenëèttieJf^.  zb  wel  de  Motede  als  Lichaamlyke  ge- 
^breken,  in  allé  derzelver  oorza^n  en  gevolgen ^  heeft  o», 
igefpeurd.      fi      ~    ,. 

*     Hy  begint ;  in  de  Vierde  Afdeding ,  met  (ene  Befchouwing 

'i/vcr  dc-Vrugtbaarheid  in  ds^  RcJi^^  en  het  geen  daar 

'ikifkhindeffykzyHkanz   welke  corzaakeii  daartoe  kunnen 

aanleiding  geeven  ^  welne  gevolgen  daar  uit  voor  de  Maat- 

ftÖHPPy  ontfpringen  ,   en  welke  voorzorgen  daar  omtrent 

door  de  Overheid  3ienen  genomen  te  .worden. 

'-'In  het  Vyfde  Hoofddeel ,. handelt  de  geleerde  Schryvèr 

^jover  het  nadeei  het  we/k  men  uit  het  verhinderen  eener 

-^je  keuze   in^  het  Huwelyh^  voor  den  Aanwas  ecner  ge^ 

aonde  Bevolking  ^te  aagten  heeft,   * —    Een  Meesterltuk 

van  Menfchenkennte.    H^t  Zesde  Hoofddeel  handelt  over 

de   gefchihe   middelen    van    Vohasfcn  Meisjes    tot    aan» 

gaande  rechtfchapen  Moeders  te  vormen.  Wenschlyk 

ware  het,  dat  d^  voorfchriften ,  in  die  opftel  vervat,  door 
alle ,  die  zig  met  de  opvoeding  van  Jonge  Meisjes  verte-' 
'digen  mogten- ,  beKartigd  j  en  vroegtydig  ingeprent  wet- 

•flen.  Ën  om  te  doen  zien  hoe  ook  Overheden  daar- 

•voor  dienden  te  zórgen  ,  ondsr^ekc  de  Schryver  in  het 
^Zevende  Hoofddeel ,  de  Hoodzétakelykheid  ^  '^  hen  ,  ^ 
zig  in  den  EeM  ^geeven  ^  van  de -plicht en  des  ^Huwelykt 
U  onderrichten  ^  -^— ^  als  mede  over  de  wyze ,  hpe  zulks 
'best  door  de  tuslehenkomst  dei»  Overheden  kan*  bewerk:. 
flelKgd  ^Qrden.  "     ^ 

In  de  Detdé  Afdéding ,  Eerfte  Hoofddeel ,  vind  men 
eene  Wysgeetige  Verhandeling  over  de  Zvrangerheid  in 
het  algemeen'  'y  de'szelfs  -yoorregten  ^  tn  de  noodzaakelj-^ 
te  voorzorgen  'ter- mveêHging' der  Zwangere  Moeders 
en  haart  "f^r^/^^V-  Dé  Recenfent  g:etuigt,  in  deeze  Ver- 
handeling; die  naauwlyks  50  bladzyden  beflaat,  meer  Men^ 
iche'nkeïinis , meer  wèfire  Geneeskunde,  onimoec  te  hebben i 
tian  In  al  wat  hy  *er  ópit  ovei»  geleesien  heeft.        . 

"■  Htt  'TW'feefde  Hoofddeel  handeti'  (?ydr  het.  OpMnen  der 
^Zwangere  Vrouwen  ,  die  Onvsr/öst  gtjlorvsn  zyn  ^  $ef 
redding 'haarèr  FfU^f.  '       .  '     :  ;     ••  —  '  > 

"Het  Derde  en-Laatfle  Hoofddeel,  van  deeze  Afdeolirig; 
^afov^r  flfe,  in  elk  Gefiieehebest  t^Hfidige.  vMtzotgéh^  vöof 
Badrende^en  Ktaamyrouv^en.  'Onze- Schfy ver  föötilf  Voot^ 
af  uit  de  GefcHiedenisfe  adtt ,  Itóö^  fflep:  ^l*ert  deuGrieketl 
en  Romèmen ,  *  maar  zèlft^de  «ieer»»oabi8Aattftté  Vófte^ 
Ifcii';  het  zig^tpt  ^^en^n.pÜQht  hebben  gerekend,  om  de 
.^r    ...  .V.  ...         ..  .\  /•..   :\  .-^  ,  ^_^^  C  Ito- 


•nodige  voorzorge  voor  deeze,  voor  de  MaatTcbappy  mo 
belangryke ,  Voorwerpen  te  neemen— ^  welke  nadeeien  Hit 

bet  verzuim  daarvan  te  wachten  zyn,  boe  bet  vooral 

in  onze  tyden  de  plicht  der  Overheden  is »  daar  voot,op 
alle  mogelyke  wyze,  te  zorgen,  en  door  welke  mid- 
delen ,  dit ,  in  eene  weiingerichte  Maatfchappye  ,  op  de 
best  mogelykile  wyze,  kan  gefchieden. 

■  j  ■  ■     ■  — — ^^» 

Verhandelingen^  idtgegeeven  door  tryi^br's  tvadc  Ge^ 
noot/chap^  Vterde  Stuk.  Beyattende  hei  eerfie  Vervolg 
der  proefneemingen  mer  te^lv.^* s  Ek&rizeermachine  in 
'/  werk  gefield.  Te  Haarlem  bj  ].  Kntchedé  en  Zoooeii» 
en  J.  van  Walré»  1787.  In  gr.  quarlo^  266  bladz. 

Volgens  het  berigt  der  voorige  proefneemingen  (*),  be- 
Uond  de  groote  battery^van  welke  dè  Heer  van  Ma^ 
rum  gebruikt  maakte,  uit  135  Vlesfen»  hebbende  ieder 
Vies  omtrent  een  vierkanten  voet  bekleed  glas;  en  tlwis 
meldt  hy  ons«  dat  hy  dezelve  vergroot  heelt  tot  een  aan- 
tal van  &2^  Vlesfen;  vormende  eene  vierkante  battery^ 
waarin  15  rijen,  elk  van  15  Vlesfen  „  voor  elkander  ftaan^ 
hebbende  omtrent  sas  vierkante  voeten  bekleed  glas.    By 
de  beproeving  der  Ëleftrizeermachine  met  deeze  vergioo« 
te  battery,  is  ten  duidelykfte  gebleeken  ^  dat  dezelve  door 
dit  werktuig  volkomen  gelaaden  kon  worden ,  eo  tevens 
dat  het  vermogen  ten  minden  evenredig  aan  de  vergroo- 
ting was ;  zo  dat  alles  aan  de  verwagring  beantwoorde. 
Na  dit  algemeene  verflag  deelt  de  Heer  van  Martm  voorte 
mede  zyne  proefneemingen  met  deeze  battery,  die  dea 
nafpeurers  van  de  verfchynzelen  der  eleéhiciteit  eene  me* 
Bigte  van  byzonderheden   aan  de  hand   geeveo  ;  welkea 
;Byn  Ed. ,  met  eene  naauwkeunge  melding  van  de  wyze 
zyner  proefneemingen,  zeer  onderfcheiden  voordraagt,    la 
de  eerfte  plaatze  ontmoet  men  bier  proeven  en  waarnee- 
mingen ,  omtrent  de  fmelting  der  metaalen ;  en  vervolgem 
omtrent  de  verkalking  der  metaalen;  en  daar  de  verfchyn- 
^len,  welken  deeze  verkalking  uitlevert,  niet  wel  zoo» 
der  behulp  van  afbeeldingen  te  befchryven  zyn,   zo  heeft 
liy  eenigen  der  fchoonfte  Tekeningen,  welken  bier  dodr 
op  het  onder  het  metaal  liggende  papier  gemaakt  worden  » 
door  de  kunstryke  band  van  den  Heer  &epp  in  Plaat  doen 

brcik» 
.  O  Zte  Alg.  Federi.  LmcrQff.  VU  D«  bL  59X 


SrsRHAirDEi.n9CiN  VAN  nniR^s  twbeds  gbnoots.  441 

lirengen,  met  de  eigende  koleuren  9  die  door  de  verkal* 
king  op  het  •  papier  veroorzaakt  worden.  Hoe  meer  inea 
deeze  proeven  en  de  daarnevens  gaande  Afbeeldingen  dier 
▼erfchynsekn  berchouwe,  hoe  meer  reden  men  vindt ,  om* 
zich  te  verwonderen  9  zo  over  de  opmerkzaamheid  van 
den  Waarneemer,  als  over  de  keurige  uitvoering  van  dea 
Kunflenaar.  ■■  Aan  de  opgave  der  verrchynzclen  dee-, 

zer  proefheettingen  hegt  de  Heer  van  Marum  wyders  eene 
▼erklaaring  dier  verfchynzelen ,  volgens  de  leer  van  den 
Heer  Layoifier^  wegens  de  verkalking  dier  metaalen.  Zyn 
£d.  ,  alvoorens  een  yverig  voorftander  van  de  algemeen 
aangenomen  Stahliaanfche  vooronderftelUng ,  is  naamlyk» 
by  nadere  overdenking  en  genomen  proeven  ,  overtuigd 

Ïeworden  van  de  gegrondheid  der  denkwyze  van  den  Heer 
tovoifier  over  dit  onderwerp.  En  zulks  beeft  hem ,  ter 
verdere  ophelderinge  en  verfterking,  te  meer  genoopt,  om 
hier  nog  by  te  voegen  eenige  proefneemingen  omtrent  de 
verkalking  der  metaalen  in  verfchillende  foorten  van  lug- 
ten,  mitsgaders  in  water:  welken  alleszins  zamenloopen 
ter  begunftiginge  der  denkwyze  van  den  Heer  Lavaiftcr 
boven  die  van  den  Heer  StahL  Het  gewigt  van  dit  on- 
derwerp, en  de  invloed  deezer  leerwyze,  (nu  ook  door 
den-  Heer  van  Marwn  omhelsd ,)  op  de  natuurkennis  » 
beeft  zyn  Ëd.  ook  doen  befluiten ,  om,  aan  *t  einde  .van 
dit  Weik,  een  Aanhangzel  te  plaatzen,  waar  in  hy  de  re- 
denen meldt «  welken  hem  bewoogen  hebben  om  tot  dit 
gevoelen  over  te  gaan ,  en  te  gelyk  ons  aan  de  band  geeft 
eene  uitvoerige  fchets  deeser  leere  van  den  Heer  LaviA^ 
fier;  met  welker  ontvouwing  wy  ons  alhier,  als  te  breed 
uitloopende  ,  niet  kunnen  ophouden;  waarom  wy,  den 
Leezer  tot  het  Werk  zelve  wyzende ,  hier  van  zullen  af- 
zien «  en  voorts  nog  melden  waarover  de  verdere  Proef» 
neemingen  van  den  Heer  van  Marum ,  in  dit  Gefchrift 
bygebragt,  gaan. 

"  Zyn  Ed.  fchikt  het  volgende  Hoofdftuk  ter  mededee« 
linge  eeniger  proefneemingen  omtrent  de  nadeellge  gevol* 
gen  ,  tot  welken  afleiders,  die  te  dun  zyn^  ot  uit  ket- 
tingen beftaan,  aanleiding  kunnen  (^eeven ;  waarnevens  by 
eenige  onderrigtingen  voor  de  afleiders,  uit  de  genomea 
proeven  getrokken ,  voegt  \  en  wel  byzonder  doet  zien  , 
dat  het  roode  koper  een  beter  leider  is ,  dan  het  geele 
iroper  of  het  yzer.  Wyders  brengt  hy  nog,  in  bet  laatfte 
fioofdftuk  deezer  eerfte  afdeeling  van  dit  Werk,by,eeni. 
f  e  proeven^  ter  aanwyzinge,  hoe  de  aardbeeviog  en  wsf- 

*    lLoXSL.N*ALO«LETTtMO.  XX.  Ü  tCT* 


444  tmunDttmmiv 

,,,  De  opheffing  deezer  koostwolken  is  bulten  twyïïél  toe 
te  fchryven  aan  de  venDindering  van  haare  zoortlyke 
zwaarte ,  en  deeze  wederom  wordt  voorzeker  ▼eroorzaakt 
door  de  uitzetting  der  lucht ,  welke  zy  bevatten ;  welke 
uitzetiing  noodwendig  voortvloeit  uit  de  eledlrirche  kracht-» 
die  aan  deeze  wolken  wordt  aiedegedeeld ,  terwyl  de  lucht* 
deelen ,  hier  door  elkander  afftootende ,  zich  bygevofg  van 
elkander  verwyderen.  De  daallng  deezer  koostwolken» 
wanneer  zy  elkander  raaken,  hangt  hier  van  af,  óitj  de 
tegenovergedelde  krachten  der  beide  zieh  zatnen  vereeni« 
gende  wolken,  elkander,  by  deeze  zamenkonist ,  ten  naas- 
ten by  vernietigende,  de  vereenigde  wolken  dus  de  kracht 
verliezen,  die  hun  heeft  opgehouden, 

„  Deeze  proefneeming  geeft, naar  myn  inzien, de  volgen- 
de  ophelderingen,  wegens  de  eleétrirche  Inchtverfcbynzels. 

I.  Zy  doet  ons  zien,  hoe  eene  wolk,  wanneer  zyelec- 
trifche  kracht  ontfangt,  hier  door  Ifgter  wordt,  en  zich 
dus  tot  een  hooger  en  yler  gedeelte  van  den  dampkring 
moet  opheffen.  Dit  verklaart  derhalven  de  fpoedige  a& 
zondering  of  opheffing  van  wolken ,  welken  meir  zomtyds 
ziet  gebeuren,  wanneer  men  een  donderbni  op  eenigen  af« 
ftand  befchouwc:  terwyl  het  te  begrypen  is,  dat  by  eene 
doiuierbui,  zomtyds  fpoedig,  in  de  eene  of  andere  w<dk 
electrifche  kracht  ontdaan  zal. 

2«  De  oorzaak  van  den   fterken  regen  by  donderbirien 
Iaat  zich  hieruit  zeer  duidlyk  verSlaan.    De  wolken  im- 
mers ,  die  door  baare  electrifche  kracht  aanmerkelyk  zyn 
uitgezet,  moeten  noodwendig  inkrimpen,  wanneet  zy,  by 
haare  leamenkomst ,  haare  kracht  verhezen ,  en  dos  de  oor* 
tvlA  van  haare  uitzetting  ophoudt.    By  deeze  nikrimping 
der  wolken  koomen  de  waterdeeien ,  welken  dee^e  wolkec 
bevatten,  noodwendig   nader  by  elkander,  loopen  te  za« 
men ,  en  hierdoor  te  veel  zwaarte  verkrygende ,  om  zich 
ianger  in  de  lucht  op  te  houden,  beginnen  zy  te  daalen; 
by  hunne  daaling  andere  waterdeeien  ontmoetende  ,  die 
zich    met    hun    vereenigen ,  worden   *er   regendruppels 
gebooren,    welken,   wanneer  zy  op  de  aarde  nedenral* 
Jen,  des  te  grooter  zyn,  naar  maate  zy  m  bonne  dat» 
ling  meer  waterdeeien  ontmoet  hebben ,  cue  zich  met  fion 
vereenigden. 

3*  De  reden ,  waarom  het  difcwils  by  dondetbnien  ha* 
geit,  kan  ook  hier  uit  worden  afgeleid.  Bene  wolk  inN 
mers  wordt,  volgens  deeze  proetheeming ,  wanneer  zy 
electriicht  kracht  verkrygt,  ligter^  en  moet  derbalven  daa 


VAN  TBTLSR's  TWBBDR  C&NOOTSCHAP.  ;445 

hoogef  in  .dei)  dampkripg  opryzen»  Het  kan  hier  van  af- 
haogeiiy  dat  sonimipe  welke  by  eéne  dooderbui  zich  zooi- 
wylen  tot  eene  buitenge woone  hoogte  verheffen,  en  dan 
teffens  een  zodanig  koud  gedeelte  van  den  dampkring  be« 
reiken»  waarin  de  waterdeelen,  wanneer  zy  tot  druppels 
te  zaamen  ktopen,  oogenblikiyk  bevriezen «  en  dus  hagel 
vormen.'*  , 

Wyders  behelst  dit  Deel  nog  een  Byvoegzel  behoorèn* 
de  tot  bet  eerfte  Deel :  het  verleent  ons  eene  naauwkeu* 
rtge  afbeelding  vza^  Tcyler^s  Elearizeermachinc ^  welke ^^ 
by  de  afgifte  van  het  voorige  Deel»  nog  niet  in  behoore* 
lyke  orcje  was;  en  by  bet  oer^t  hier.  van  voegt  de  Heer 
van  Marum  eene  afbeelding  en  befchryving  van  den  EUo- 
trometer^  dien  hy  door  Mr.  Cuthbertfon  heeft  laaten  vcf- 
vaardigen;  met  eene  nevensgaande  m^duig  van  den  £/^£;. 
tromutr  ^^  volgens  de  vïuijing'van  Mn  Brook^  door  Mr. 
Cuthbertfon  gemaakt. 

Tegenwoordige  Staat  der  Fereenigde  Nederlanden.  Fyfi, 
tiende  Deel^  Eerfte  Stuk.  Bevattende  het  Vervolg  der 
Btfehryvings  van  Friesland.  Te  Afnfterdam^  by  P.  Sc  boa- 
ten,  J.  de  Groot »  O*  U^arnars,  enz.  ij%6.Jn  gr.  8 va. 
33ft  bladz. 

Nadat  de  Schryvn^  van  dit  gewigtig  Werk,  io  het  laatst 
vcHNTgaande  Stuk  C*)»  eene  algemeene  Befchryving  der 
Stad  Hariiugen  gege^ven  hebben ,  {[aan  zy  thans  over  tot 
het  CoUegie  der  Admiraliteit  van  Friesland^  het  welk  bin- 
nen deeze  Stad  zitting  heeft,  en  aan  hetzelve  geen  gerin^ 
gen  luister  byzet ,  waar  omtrent  zy  zich  in  eene  meer  dan 
oppervlakkige  befcbouwing  hebben  ingelaten  ,  omdat  het 
beflier  der  gezamenlyke  Admiraliteits-Collegiën  der  Ver* 
eenigde  Nederlanden .  voor  den  bloei  en  welvaart ,  ja ,  zelfs 
voor  't  beftaan  van  dit  Gemeenêbest ,  van  't  hoogfle  be« 
lane  is.  Dan ,  daar  alle  deeze  Collegiën  Jiaar  een  en  het 
zeltde  richtfnoer  werkzaam  zyn,  en  niet,  dan  met  veree- 
higde  poogingen ,  het  bedoelde  nut  daar  (lellen ,  hebbea 
2y  zich,  in  eene  befchouwing  van  het  Admiraliteits  We«^ 
zen  niet  blootelyk  tot  het  Collegie  in  Friesland  bepaald, 
zonder  tevens  bet  oog  op  de  overige  Admiraliteits- Colle- 
giën deezer  Landen  te  vestigen»  zo  dat  zy^  hierin  eenig- 

zins 
(*)  Zie  boven,  bladz.  117»  enz. 

li  3 


44*  '"-'    •      TÈOENWOOftDIÓE  STAAT ^^   '''7 

zins  tuiten  het  bellek  viah  htirt  Werk  gettedcii',  étn  alge*" 
meenen  oorfprong,  béftièr  én  recfitstiMcht-cter  gézaneor^* 
lyke  iCotlegit^n  hebben  voorgedntagen ,  niet  «en  beknopt 
verhaal  der  gefteldheid'va'n  ieder  Collegie  in  *t  byzonder. 
'  Dit  afgehandeld  hebbende  ,  gaan  zy  over  ter  befchou» 
t^ing  van  de  SlaUinfg  *der.  Zuidethavente  Harlfngen^  en 
hier  mede  de  Stad  Harlingen  jrerlaat.ende ,  komen  zy  toe 
Westergo*s  viercte  Grieteny  Baérderadèel ,  welke  ten  Oos- 
ten grenst  aan  Leeuwardcradecl.en  Ydaarderadeel ,  en  ten 
«uiden  aan  Rauwei^derhem  éu  Wymbritzeradeel ,  door  tiiid- 
4el  der  jagtvaart  van  Leeawaarrfen  op  Sneek,  de  Swette  ge* 
Boetöd ;  ten  Westen  aan  Henrtairderadeel ,  en  ten  Noorden 
aan  Menaldumadee'l ,  vo)g^s' öp  de  Kaarb  aangewezen 
Scheidlirtiën.;  *  '     *  r 

in  dee^ê'  Grieteny  Ifggên  •  vj^ftien  T)or|)eï!v  &i  de  vol* 
gefide'  order:  i.}  Jon;&d\  •».>  Weidum^  3.3  Oosur^ie* 
rum^  ^^^Mantgumy  5.)  ff^euwerd^  6.)  Bozutn-^  7O  Brsfs* 
w^rJ^ '^'^-OoUtrüuenSr  9^)  Winfum^  10.)  Baard ^  ii,) 
tJuynSy  12.).  Ilylaard^  i^,)  Lyons^  14,)  Jcllum^  15  J 
Ikeh^  welke  Dorpen  hier  allen  breedvoeriger  belchrevcn 
Worden,  •  ... 

*  Hierop  volgt  Hcnnnarderadetl ^  dat  de  v\ï^t  Stem  op 
den  Landdag  in  de' Kamer' van  Wcstergo  iMfcft  ,  en  praalt 
ten  Oosten  aan  Baarderadeei  en  Menaldumadeel;  ten  Wes- 
ten aan  Wonzeradeel;  ten  ,  Zaaiden  aan  W^mbritferadeel  ^ 
en  eindelyk  ten  Noorden  aan  *t  Rechtsgebied  van  Frai^- 
ker,  Franekeradeet ,  en  aan  een.gedeehe  van 'MenalSuma 
deel ,  van  welke  Grietenyen  Hehnaarderadce! ,  ren  grooren 
deelc  door  Scheidlinien' »  die  op  dè  Kaart  zyn  aangewe- 
zen^ wordt  gefcheiden,  Deeze  Grieteny,  welke  uit  zeer 
fchoon  Weidland  beftaat ,  (wordende  daarin  maar  weinig 
Zaadlanden  op  eeiiige  terpen  of  heuvels  gevonden ,  waariti 
veele  vermogende  Boeren  woönen,  die  aanzienlyke  Koe* 
melkeryen  hebben,)  heeft  12  Dorpen,  die  in  de  volgende 
order  Stemmen. 

1 )  Ilermaardy  een  klem  Dorp ,  van  ihaar  tien  Stemmen- 
de Plaatfen ,  v;in  't  welk  echter  de  Grieteny  den  naam  heeft 
ontleend:  .2.)  Item y  3.)  Luikemerum  ^  4.)  Oo^t erend ^ 
<.)  IVaaxcm^  6-)  Koebaard ^.7.^  IVommeh^  8.)  Hydaard^ 
9.)  W^l^nP'i  loO  Bayum^  11.)  Spannum^  10.)  Edem. 

De  zesde  Grieteny  van  Westergo  is  Wonzeradeel  j^^A» 
ke  niet  zonder  reden  wordt  gehouden  voor  de  vermogend* 
(Ie  en  voordeeligfte  der  geheele  Provintie:  dezelve  grenst 
ten  Westen  aan  Zee,  ten  Zuiden  aau  de  Staos  Landen 

vau 


^«li'WiC^kiiill;  én  atn  de  GAbteoy  van  Wy^brltfieraded ; 
tco  OosC^u  aao  WyinbrHtieradefl  .tn  Henoaarderadeel ,  en 
ten  JNoontea:.aan  Franekeradeel   en   Barradéel ,    meeren- 
tleeb'  ëoor 'in  de  Kaarten  aangewezen  Scheidlinién.    Dit 
,WonzeUdeel  :Wordt  verdeeld   in   Binnendyks  en  Buken« 
dyks  *  doorheen'  Dyk  of  Siagte,  die  van.de  Pinjumer 
Halsband  of  Ritigdyk .  Zuidaosc   aanloopt  ;  voorts   Zuid- 
;waardd  oVep  de  Schaardersyl,  dan  Oosturaardi    over  de 
£xmorftet2yl   door    Exmona  ;     daarna    'u)e£    eene    bogc 
over   de  Tjerkwarderzyl ,   en  voorts  ,  langs  den  Noord- 
kant van   SeD«meer,  in   VVymbritferadeeU     Doof  deezen 
Dyk  wordt  de  Grieteny  zodanig  gedeeld  ,    dat  .'er  juist 
dertien  Docpen.  ten  Westen  van   denzelven ,  ot   Buiteli- 
-dyksi^efl  13  andere  ten  Qosten  liggen;  wordende  :van  het 
zeven-  en  twintigfte   Dorp  Ëxtnorra ,  de  Kerk  eö  Pastoiy 
op  den  Oyk  gevonden ,  .en  bet  Dorp  zelf  in  Binnen-  in 
Jluitend^kt^er  gedealten  gefcheidm;    echter,  zo  ^  dat  hex 
eerlle  ver^hQt  grootile   ^•.-  Peeze  27.  Dorpen.,,  waaruit 
•deeze  G»eteiiy ,  in  welke  veeierhande  groote   en    kleine 
Wateren   gevonden   worden  ^    béRaati»     (letnmen   iii .  de 
volgende  orders    i.)  ylrumi  o.r)^  JUing^oi  ^llbtgmvicr^ 
3O  Bufgwrjd.9  4O  Ccrrmcrd^  y^>  Dcdgum^  6.^Exmorta^ 
7O  Eng'^ierAoï .Aibingcwitr  \.  %.^  , Gaast ;  91)  Fti'w>ud^j 
loOGrw^/tf^i  mO  Hiok^my'  i^,^  Hertwerd ^  \%.^  Hies^ 
lum^    \\iytdj&Agahulfen  y  is^:)  ^Kimsimerd  ^  16.)  Letlum^ 
xf.'y 'Longcrho^ ^  18.)  Makkum^  19.)  Pifigjum,.  20.^)  Far^ 
rcga  ^    aiO  Ifeaam,  aaO  Sclutuns  ^   a.'^.)  Suriehi  241) 
Scnraard^  agO  Tjerkwerd,  26.)  ^itmar/um^.ü:^yWons.. 

Na  deeze  Dorpen  aUen  min  of  meer)  uitvoerig  befohree» 
ven  te  hebben ,  «aan  de  Schry vers  over  ter  befchouwing 
van  de  Stad  Bolsve^d^  geOicht  in  de  8fie  eeuw,. en  wel 
in  *t  jaar  715  i  zo  als  uit  het  opfclirift  van  hetiStadhuis 
kenbaar  is.  Zy  is  de  twjeede  Stad  in  .rang  en  zitplaats  in 
der  Stedenkamer ,  gelegen  in  '1  K wanier  van  Westergo  ^ 
en  wer  in  de  Grieteny  van  Wonzcrjideel ,  paaiende  alleen» 
lyk  met  haare  gerecliiigheid  ten  .Zuidoosten  aan  ^ Wynbrit«» 
(eradeel,  en  rondfom  met  goede  graslanden  omringd;  zy 
was  eertyds  omkleed  met  een  (leenen  muur  ^  doch  thans. 
met  een  Kapitaalen  aarden  wal  en  borsiwecriDg,  beplant 
met  boomen,  welke  dus  een  lommerryk  en- vermaakelyk 
wandelpad  aan  de  Burger&  en  ingezetenen  verfehaft. 

Deeze  Stad  in  haare  gedichten  en  regeerinKSvorm  be« 
fehouwdsh^bhende,.  komen  >wy  tot  de  zevende  Grieteny 
vaa  Westergo»  wymbritseradëel  genaamd»  welke  Grie- 

li  4  te- 


'441  TEMRWOORDICB  STAAT 

teny  wel  de  grootfte  van  Westergo  in  uitgetyreidheJd  b^ 
doch  minder  itemmende  piattfen  en  floreenen  heefc  daa 
Wouxeradeel,  't  welk  eensdeels  ontftaat  uit  de  kleinheid 
:der  meeste  dorpen,  en  anderdeels  uit  de  menigvuldige 
groote  wateren  en  uitgebreide  buitendykfter  Weidianden» 
die  weinig  iowooner^  bevatten.  Men  telt  in  deeze  Gri&- 
teny  van   Wynbritzeradeel  agtentwintig  Dorpen,   waarvan 

veertien  Binnen  en  de  overige  veerden    Buieeodyks 

gelegen  zyn;  dezelve  ftemmen  in  de  volgende  orde:  i) 
Oppcnhuizen^  a.)  UUmllingerga^  3.)  Jariryp^  4*)  Hotn^ 
nurts^  5.)  SmaUebruggc^  6.)  iVouascnd^  7.)  Ipzkabga  of 
Epekolsga^  8.)  Indykj  9.)  Hecg^  10.)  Gaassmeer  ^  11.) 
Nieuw-  oï  Nybuizam^  ia.)  Zanafirdc  o(  Zandpoord^  13.3 
Oudega  of  Oldega^  14.)  Idzega  of  ook  Idzinga^  15.)  Oost^ 
hem^  16.)  Abbega^  17.)  fVesthem^  18.)  Wolfim^  19.) 
Nieuwlandj  ao.)  Folsgara^  ai.)  TjaUchuizum  ,  ao.)  Jp 
hrechtum^  23.)  TVrfrx,  24.)  Scharnegoutum  ^  tg^)  Oojinga^ 
fitf.)  Lojinga^  27.)  G/'cm^^  28.)  Ofingawier. 

Na  de  befchryving  deezer  Dorpen  befchouwen  wy  de 
Stad  S;t^^^,  in  de  Friefche  Landtaal  ShUs  genaamd,  wel- 
ke i  na  Leeuwaarden  en  Harlingen ,  een  der  fchoonfte  en 
vermogendfte  Steden  van  friesland  is ,  zynde  in  bet 
Kwartier  der  Steden  de  vierde  in  rang.  De  oorfprong 
éttztt  Stad  is  onzeker,  en  van  overlang  onder  de  puin- 
hoopen  der  Oudheid  begraaven*  Men  kan  'er  alleen  van 
neggen ,  dat  Sneek  in  den  jaare  ia68  nog  maar  een  ge.> 
ring  Dorp  was,  't  welk  allengs  in  bloei, toeneemende  ia 
IA94  tot  eene  Stad  verheven ,  en  met  wallen  en  graften 
bevestigd  wterd.  In  't  volgende  Jaar  brandde  de  Sitdj 
op  twee  huizen  na,  geheellyk  af;  doch  was  in  i^M 
reeds  wederom. in  een  madgen  bloei,  waarin  dezeive  ie. 
dert  grotelyks  heeft  toegenomen. 

Deeze  Stad  in  baare  ged  ante,  gebouwen,  gefchiedenis* 
fen  en  regeeringsvorm  befchouwd  hebbende,  gaan  wy 
ever  tot  de  Stad  Tlst ,  in  't  oud  Friesch  eertyds  TU$  ge» 
naamd^  terwyl  dezelve  in  de  gewoone  HoUandfche  taal 
den  naam  van  YIck  droeg,  omdat  de  FrieTen  de  K  in 
tz  of  ts  veranderden,  en  daarom  voor  Sneek  Snits,  voor 
Kerk  Tzerk  ,  en  voor  drinken  drintzen ,  zeiden.  De 
Stad  zelve  is  gelegen  in  de  Gricteny  van  Wymbriifen- 
deel,  een  klein  uur  gaans,  ten  Zuidwesten  van  Sneek, 
aan  't  Beekje  de  Geeuw,  welke  hier,  voor  een  klein  ge- 
deelte in  't  Noordwestëinde  doorloopt ,  en  voorts  Zuid* 

coat* 


TAN  FRIESLAND.  ^ ^^ 

éOfttwaards,  drie  aanzicnlyie  takken  geeft,  wier  middelde 
Jte  de  lengte  genoegzaam  door  de  geheele  Stad  fchiet,  ter- 
wyl  de  Nüordelyke  en  Zuidelyke ,  onder  den  nnam  vaii 
Dygraft,  fondom  dezelve  loepen,  en  zich  in  't  Zuidoo»* 
telyk  einde  der  Stad ,  wederom^  daar  mede  in  een  Vaar^ 
water  ?crecnigen ,  't  welk  van  daar  naar  Jortryp  en  elders 
loopt.  De  Stad  (bekt  zich  du«,  in  'c  lang,  van  't  Noord* 
westen  naar  bet  Zuidoosten  uit,  ftaande  alle  de  huizen, 
behalven  die  aan  de  Geeuw  gevonden,  en  Popmabuuren 
genaamd  worden^  wr  wederzyde  van  't  voornoemde  mid* 
delfte  Vaarwater.  De  Oorfprong,  Privilegiën,  Regerimrs. 
vorm ,  en'  Gebouwen  van  óeezt  Stad  bezigtigd  hebfiende 
gaan  wy  over  ter  befchouwing  eener  Griereny,  die  on- 
der de  Grietenyen  van  Wester«o,.  de  achtfte  in  rang  is^ 
en,  gelyk  baare  naam  van  Hcmeïumeroldeyaart  tnNoord^ 
wA/tf  genoegzaam  te  kennen  geeft,  uit  twee  deelen  he- 
ftaat.  Het  eerfte,  namelyk:  Hemelumer  Olcïevaart,  eertyds 
Henerlumer  Oenfert ,  en  ook  wel  Oldephert  genaamd  is 
het  westeJykfte,  en  ook  het  waterrykOe  van  beiden. 
Het  andere  gedeelte  is  het  OostelykO;e  en  Woudgrond* 
xynde  daar  aan  de  naam  van  Noord wolde  gegeeven!  niet* 
om  dat  het  Noordelyker  dan  Oldevaart  gelegen  is,  maar 
wel »  om  dat  bet  in  bet  Noorden  van  andere  deelen  der 
Wonden  gevonden  wordt ;  doch,  bebalven  deeten  naam« 
droeg  het  oudtyds  ook, nog  dien  van  Yga-Wolden , en  ni^ 
onwaarfcbynlylt  naar  Tge-  Galama,  die  eertyds  groote  goe^ 
deren  hier  omtrent,  en  een  treffelyk  Stins  te  Oldega.bMat. 
Wegen»  de  veelheid  der  Meeren  en  Stroomen ,  is  deeze 
Grieteny  by  uitncemendheid  vischryk  ,  ea  de  Landeryea 
beftaan  io  Oldevaart ,  ten  grooten  deele  uit  laag  Weid- 
en  Hooilanden,  terwyl  in  Noordwolde  veele  Klyngronden 

fevonden  worden  ,  waaruit  Turf  gegraaven  wordt.  Zy 
ecft  negen  Dorpen,  die,  in  de  volgende  order  Stemmen: 
%.)Hemelum,  a.-)  Koudim,  3.)  IFarns,  4.)  Schart.  O 
MoUveerum ,  6.)  Oldcga  ^  7.)  Nycga^  8,)  Elahuiz€n\ 
^. )  Kolderwoldc.  • 

Ten  beOuite  van  dit  Deel ,  vinden  wy  hier  de  Befchrv. 
ving  der  Stad  Siam-en^  die  buiten  twyfel  de  oudfte  m 
weleer  de  grootfte  en  vermogendfte  Stad  van  Friesland 
was,-zynde  haare  Haven  een  der  diepfte  en  veilkrfte  zt* 
weest  in  oude  tyden,  waar  door  de  Ingezetenen  geleffes. 
beia  hadden,  om  groote  fchatten  te  verzamelen,  die  oc 
lyk  alomme,  ook  hier  de  bronSders  waren  van  Pracht  ca 
Weelde,  welke  de  oude  Schryvers,  by.  vergrooüaee.  zo- 

1^5  ^  '  da. 


4S^  TBGENWOOlDIOe  STAAT  VAlf  FRIESLAND. 

diriig'uitmeeten^  dat  xy  niet  rcbrooioen  tè  vertelle»^  dal 
men  te  Stavoren  9  de  (loepen  en  drempels  m%x  Gou^  ea 
ZdvQT  bedoeg,  waar  van  het  fpreekwoord  kwaoi:  De  y^r- 
munde.  Kinderen  van  Stavoren.  Doch  gelyk  veelc  voor* 
naame  Koopftedea ,  door  't  opflyken.haacer  Vaarwaters « 
zyn  vern€iierd  geworden ,  zo  trof  ook  Stavoren  het  zelfde 
lot  9  dewyl  een  Zandbank  «  .  het . VroUMrenzand  genaamd  » 
aliengs  voor  de  Haven  opfchoot^  en  de  nadering  van  zwaar 
gehdon  Schepen  belemmerde ,  welk  toeval ,  by  de  Kro* 
nykfchryvers  toegerchreven  wordt  aaa  de.  dartelheid  eeoer 
rykr  .Weduwe. 

*  . . _  _    

Dê  Fronfche  Koningen.   Door  mbr-cier.  UU  het  Fransck 
nriaald.    Eerfte  Deel.    Te  Amfterda^^  by  J.  Atian  » 

•  1787.  In  gr.   8vo.  358  bladz.     - 

Dit  Werk  van  den  vemuftigen  Mercier  behelst  geet^ 
zins  eene  uitvoerige  Historie  van  Frankryk,  maar  veel 
eer  een  flküuw  aangezet  tafereel  van  de  gebeuneni&fen  ^ 
geplaatst  in  een^  betreklyk  licht  tot  den  Monarch,  onder 
in^lken  zy  zyn  voorgevallen,  't  Is  de  invloed  van  dea 
f)pptrvorst  en  aytie  Staatsdienaan^n  op 'de  Natie,  en  de 
Msvantierini^en  ,"  welke' de  omwenteling  der  tyden  en  ze- 
4kn,van  tyd,'tot  tyd  beeft  gewrocht » die  ftier  ondeiucht 
wordeB  in  derzelver  betrekkingen  tot  de  Staat*  en  Zede^ 
kundig. 

:  Om  'den  Leezer  een  denkbeeld  te  geeven  van  des  Schiy- 
vers  (tyl  en  farehaodeling ,  zullen  w^y  hier  eeuige  trekkeA 
laaren  volgen ,  waarmede  hy  het  Karakter  van  zaeel  den 
Groifun  heeft  afgefchetst.    ' 

.  'Na-  voowaf  eenige  zyner  Krygstochten ,  waar  door  hy  * 
zyn  heerrchappy  meer  dan  de  hetft  uitbreidde  ,  verhaald  > 
en  zyn  geWeldig  gedrag  en  «onmenfcheiyke  wetten  tegen 
4e  Saxen  te  liebben  geuhetst,  gaat  hy  dus  voort. 

„  Groote  eti  zeer  gewigtige  dienden,  zo  aan 'de  Natie> 
als  aan  denabuurige 'Mogendheden  wieitien  'er  vereischt; 
om  te  beletten,  dat  men  uit  deejE:e  onderfcheidene  en 
Moedige  trekken  niet  het  meeretigedeelté  van  Karels  af^ 
4)eeldfel  famenftelde.  Doch  edelmoedig  «ynde  jegens  elk 
die  ^een  Sax  was,  zag  men  hem  meeriDaalen  den  vrede 
•hernelleii  in  Italië,  de  gefchiHen  der  aieine  mogendbeden^ 
^reed  dm  elkat^der  te  verftinden ,  Inleggen ,  het  vergiefea 
van  Christen* bloed  zorgvuldig  voorkomen^  daorlucbiige 


DB  PAAN$CBB  KOMHTOBN  »  fiMU'^llBRCIER.        ^^ 

m  üift  minder  nuttige  verbonden  floïten,  èn  eindelyk'  dé 
ruac  herllellen  m  ^yne: uitgebreide  ftaacen. 
•  9,  Hy  wandelde,  om  zo  te  fpreeken,  midden  door  Eu^ 
ttlpa,  als  de  *  zegsman  slller  Vorden^  door  den  perfoonly^ 
ken  invloed  zyner  grootheid  de  woelachtige  'en  fchraap^ 
xucbtige  eer2«icht  beteugelende,  kvvytfchetdendé ,  (Iraffen^i 
de^  overal  de  bUlykhetd  .doende  heerlbhen,  hoewel  hy  bét 
geweld  in  handen  bad. 

9,  Hy  overwon  de  Saraceenén.  Dfte^è  eeuwige  vyandéfii 
van  dea  Cbristen^naam  *badden  dèn  w^iiaar  Europa  ge v 
vonden;  en  bet  pad  eenmaal  gebaand  tyndé,  fpoeddeii 
sy,  by  tusfchenpooTen ,  derwaarts ,•  en  bielden  de  vófkeit 
in  gedüurige  angst.  :  Hy  veroverde  Ooitenryk  en  Hung^^ 
ïyc.  Hy  hechtte  het  ^Hertogdom  Beyerèn  aan  de  Franfcb^ 
Kroon »  zette  de:  grensen  uit ,'  beÉ(Va<^hrigde  de  Eilandeti 
Majorka  en  Minorka.  Grooter ,  nuttiger  en  gewigtiger  egk 
ter  voor  Franksyk  was  het;  dat  by  een  ITfheidsmuur  op- 
wierp tegen  de  Noorminnen,  welke  landingen*  deeden  op 
êe  kusten,  die  akOüS  ongemeene  en'  heillooze  VoetftappeQ 
aalieten. 

.  ,,  Als  een  groot  man  had  hy  voorzien,  dat  het  Nooi^^ 
den,  binnen  kort,  van  nieuws  zóu  voortbrengen  deeze  on? 
telbaare  en  woeste  plundenaars ,  dat  2y  wederpm  wyd  en 
syd  zich  zoudeii  verfpreiden-  om  het  Vaderlanti  een  vryd 
geopende  en  misfchien  doodelyke  wt^nde  toe  te  brengêtil 
wanneer  hy  de  aandacht  vestigde  öp  dit  zwervend  volk ; 
't  welk  alleen  van  den  roof  wildcTleeven ,  en  dert  akkert 
bouw  verfmaadde,  begreep  hy  dat  het  altoos  geducht  zyn 
zoude  in  zyne  verhuizingen,  althans  indien  bet  niet  volr 
komen  meester  o£  volkomen  uitgevoerd  wierd.  Anes  ^ 
geen  een  geflepen  en  vevuitziend  vernuft  konde  beveelen^ 
door  het  neemen  der  verfiandigfte  m^trégelen ,  wieM  te 
werke  geftcld. 

„  Hy  bezogt  zyne  havens*  en  decdt  Schepen  bouwen', 
of  liever  lange  houtvlotten ,  die  altoos  gewapend  en  vaA 
't  nodige  voorzien,*  den  mond  der  Rivieren  telkenl^  be^ 
waarden.  Alle  de^  Kusteti  waren  'er  mede  bezaaid ;  en.^ 
't  geen  ons  moet  vérbaazen  en  doen  verwonderd  Uaan, 
13,  dat  deeze  foort  ven  Zeemacht,  (lerk  naar  gelangè  vail 
den  tyd,  en  wier  verdeediging  evenredig  was  aan  deti 
aanval,  de  wacht  hield  van  den  mond  des  Tibers  tot  aan 
den  uithoek  van  Germanie ,  dat  wil  zeggen ,  tot  aan  De- 
nemarken*. 
yi  Geheel  Europa  wierd  dus  bewaakt  en  gedekt  .dad^ 

Ka« 


|5f  BB  FRAmCflB  KOKOIGkH, 

Karels  werfczaaine  en  toeziende  hand ;  en  het  hoofddoel* 
wit  zyncr  overdenkingen  was ,  een  Bolwerk  op  te  wef 
pen  tegen  den  droom ,  dien  hy  zag  naderen ,  en  welken 
de  Franfcbe  dapperheid,  overeenkomftig  met  zyne  te  wel 
gegronde  vreeze,  niet  altoos  kon  beteugelen. 

,,  Niet  zonder  bet  ftorten  van  traanen,  was  by  gedagtig 
^n  den  toekomenden  rampfpoed,  welken  deeze  inval  ren 
eenigen  dage  zou  veroorzaaken ;  hy  zag  dat  tydftip  als 
tegenwoordig  9  en.  dit  ontzaglyt  toekomende  was  voor 
hem  reeds  aanwezig*-  Dikmaals  beval  by  zyne  zoonen  dit 
jïolwerk  te  onderhouden ;  doch  toen  hunne  befchreiens^ 
waarde  verdeeldheden  den  Dyk  ,  met  zo  fnt>ote  kosten 
aangeleid ,  hadden  verbroken ,  zag  men  alle  Provintiën  een 

!>rooi  van  de  verwoestendfte  invallen ;  alles  wierd  plat  ge« 
oopen  ,  en  de  Rivieren  van  Ftankryk  wierden  met  bloed 
giÊverfd. 

,,  Te  midden,  der  luisterrykAe  en  zegepraalende  tochten, 
an  alte  landen  gekenmerkt  door  daaden  van  grootheid  en 
pioed ,  terwyl  hy  Europa  bykans  elk  jaar  doorreisde ,  ]«• 
ven  geevende  nan  het  Ryk ,  waarvan  hy ,  om  zo  te  Iprea^ 
J»*o,^  de  uitgebreide  en  levenwekkende  ziel  was,  gaf  hy 
zich  over  aan  andere  berpiegelingen  ,  vreemd  van  het 
Krygsberoep  ,  welke  de  Veroveraars  zelden  gekend  heb* 
ben.  Hy  hield  zich  bezig  met  nieuwe  Wetten «  Schikktn* 
een  en  Inftellingen.  Onze  eeuw  kan  ze  met  verfmaading 
beoordeelen ,  zonder  misfchien  daartoe  gerechtigd  te  zyn ; 
doen  deeze  ongevormde  wetten  waren  wonderen  van 
Wysbeid  en  Verftand  ^  in  deeze  dagen  van  onkunde.  On' 
ophöudelyk  bezig  met  zaaken  van  Regèeringe ,  veranderde 
hy  ieder  jaar  ^t  geen  hervorming  behoefde  ;  de  Staatsön- 
heilen  trad  hy  te  gemoete.  Indien  de  Wetgeeving  in  de 
daad  niet  aliders  zy,  dan  een  geneesmiddel,  toepasfelyk 
op  onze  telkens  wederkeerende  rampen,  moet  de  beweeg« 
baare  Wetgeeving  alle  gedaanten  ttic  geneezing  aannee* 
fnen  ;  zy  moet  van  zelve  veranderen  ,  zo  ras  zy  krach- 
Xeloos  is.  Dewyl  zy  de  dwaaOng  onopboudelyk  moet 
verwerpen  ,  moet  zy  weeten  haaren  weg  te  hervatten , 
liever »  dan  ten  algemeenen  nadeele  blyyen  (lil  ftaan.  Ein- 
'delyk  met.eene  houding,  wyd  verfchillende  van  de  ftyfc 
zinnigheid,  moet  zy  zich  fchikken  naar  de  ontelbaare  ge. 
vallen  ,  in  welke  men  baar  nodig  heeft ,  qmdst  zy  de 
wacht  moet  houden  over  de  voorvallen  die  in  'c  oog 
loopen ,  voor  dat  zy  meirtoekomfcige  voorvallen  zich  be* 
«loeije. 

De* 


DOM  iititcint« 


«59 


,,  Dewyl  KAïlL  Mtyd  werkzaam  was »  genoot  hy  bet  on« 
waardeerbaar  voordeel  ,  van  met  zyne  eigene  oogen  te 
«ien,  of  zyne  bevelen  getroüweJyk  volvoerd  waren»  Het 
Volk  hield  by  onophoadelyk  in  c  oog;  hi^r  beval  hy  het 
aanleggen  van  een  algemeenen  Weg,  daar  deedt  hy  een 
Brug  leggen  ^  of  maakte  een  Riyier  bevaarbaar ;  elders 
bemoedigde  hy  den  Landbouw  of  den  Koophandel.  Oii- 
mogelyk  kon  by  misleid  worden;  zyn  oog  zag,  zyn  oor 
hoorde  ;  geene  wolken  waren  'er  tusfchen  hem  en  de 
waarheid.  Alle  de  Proviniiéa  deelden  beurtelings  in  zyne 
weldaaden»  en  het  indrukzel  zyaer  doorluchtige  voecftap» 
pen  gaf  het  leven  aan  't  geheele  Koningryk. 

,9  Heldhaftig  was  rarbls  deugd ,  zonder  praal.  Zy  behoef» 
de  t)iet  de  weelde,  welke  de  Oppervorften  omringt»  ea 
zelf  de  plaatfen  voor  hun  vermomt,  welke  zy  doortrek^ 
ktn  :  want  het  gelaat  der  Steden  neemt ,  ik  weet  niet 
boe,  eene  leugenachtige  gedaante  aan ,  by  hunne  nade- 
ring ;  de  Koningen  wierden  bedrogen  op  de  openbaare  we- 
Jen  zo  wel  als  in  hunne  Paleizen,  ^lies  veraart  ,  om 
eillooze  en^  noodige  waarheden  voor  bun  te  verzwyger# 
Geene  Koninglyke  pracht  (lelde  karbl  ten  toon  ,  dan 
wanneer  hy  zyne  algemeene  Verpderingen  hieldt ,  en  de* 
wyl  Aken  hem  zeer  behaagde ,  hielden  de  Staatelykheid  ea 
de  Majefteit  des  Troons  nier  haar  verBlyf.  Niets  onder- 
fcbeidde  overal  elders  zyn  gewaat  en  kleeding  van  die  des 
welgeftelden  Burgers.  Maatigheid  ie  de  moeder  veeier 
deugden  ;  hy  bezat  haar;  te  beter  was  hy  daarom  tegen 
vermoeidheid  gehard  ;  en  een  trotsch  voorkomen  akoos 
verfmaadende»  wierden  de  heldhaftige  bedryven,  hem  ge^ 
meenzaam 

„  Een  ailerdiepllen  eerbied  had  deeze  Veroveraar  voor  de 
Wetten;  hy  befchouwde  ze  als  nog  nodiger  dan  de  Wa* 
penen.  De  Wetten,  uit  haaren  aart^  bewaaren  en  befcher*. 
jnen.  In  de  algemeene  Vergadering  der  Natie ,  verfcheenea 
de  Leden  van  den  derden  Staat ,  nevens  de  Edelen  en  de 
Bisfchoppen ;  hier  beraadflaagde  elk  over  Staatszaaken ,  en 
droeg  zyn  gevoelen  voor ,  om  de  Wet  te  verlichten^ 
Goedgekeurd  en  in  gefchrift  gedeld  zynde,  volgens  Atn 
2aamgèvoegden  wil  van  alle  de  Standen  ,  kondigde  RARei* 
dezelve  af,  en  verleende  alle  middelen ,  om  ze »  in  't  ver- 
volg, nog  beilzaamer  voor  de  Natie  te  maaken ;  deeze 
had  dan  eene  aanweezigheid  j  welke ,  in  haar  eigen  oogea 
baar  verHdelende^  baar  iffeeo  ftaat  van  kracht  en  bloei 
bewaarde*      ^ 

„De 


^51  BS  FMffSCHE  KOmifGBff , 

.  ^  De  ottlcuodetn,ledigfcei4  «wktc  *y  aw  tU  de  grOQtfie 
der  ondeugden ,  en  bekwaam  »  om  2e  allen,  voort  te  bre% 
gen.  Allerwege  20gt  hy.  Z}f\\  werk»  in  suiker  voege, 
verdeelde  hy  zyden  tyd;  dat,  't  zy  by  in  *t  Veld  of  te» 
Hove  ware»  alle  zyoe  uuren  geregeld. waren,  en  tot  on* 
öerftfaeidene  nutte  bezigheden  beftiefd  werden.  Groote 
Mannen  verdubbelen  aldus  bun  beftaav ,  en  doen  de  luir 
b«id  verwonderd  (laan,  die,  in  haar  voUb-ekt  niets  doen, 
sich  no^  beklaagt ,  dat  de  tyd  ,  die  zy  verbeuzelt ,  t« 
fchielyk  voorby  gaat. 

„  Oe  Jonge  Edellieden ,  wierden  ten  Hove  en  onder  sya 
oog  opiJ;ev(>ed;  al  vroeg  kende  hy  dus  bunne  neigingen 
én  vatbaarheid.  Hier  naar  fchikte  hy  zich  in  hunne  be^ 
vordering  ;  dikinaals  had  hy  in  den  mqnd  deeze  woor- 
den «  eenen  Oppervorst  waardig:  De  Landcryen  kunnen 
geërfd  worden^  maar  de  Eerampten  en  Bedieningen  moó^ 
$en  de  eigendom  der  verdienflen  zyn. 

,,Ërn(bge  lesTengaf  hy  aan  de  weelde  zyner  Hovdingen. 
Wanneer  hy   ben  prachtig  uitgedost  zag,   in  een  zyden 
gewaat ,  met  kostbaar  Bont  gevoerd ,  deed  by  ben  in  ali* 
]en  haast  op  de  J^  gaan,  en.  voerde  hen  in  de  bosrclien^ 
midden  door  ftruiken  en  ftruwellen.    De  pronkers  keerden 
te  rog  roeti  gercheurde  kleeden ,  of  doornat  vanden  regen. 
San  gedoogde  by  niet,  dat  Semand  viin  gewaat  verander- 
de;  in  't  byzyn*  van  iedereen  fprak  hy  ben  aldus  aan: 
\ZieP  eens  toe^  hoe  gf  Vr  uitziet ,  terwyl  ntjtn  Mar^fl  yan 
^chaapively  melken  sk^.naar  geiange  ran  V  wéér,  z»  éU 
ik  wil ,  ofnkeere  ,    even   rnooi^  is  ab  gister^    Schaamt  u , 
^tn.  Uert  u  ak   mannen  kleeden;  iaat  de  Zyde  en  ha 
'looizel  voor  de  vrouwen.    Het  kleed,  is  voor  ^t  gebruik  ^ 
vn  niet  voer  de  ftatnfie.'    KAïtKt  de  Groote  ,  net  zynea 
Sclmapsvellen  Mantel ,  zal  een  belangryker  voorkomen  heb*» 
ben,  diin,  indien  by  oraringd  ware  van  alle  de  ydele  fie- 
raaden  der  weelde.    Oozé'  bedendaagrcbe  raBDSRiK,  OMt 
%yne  oude  laarsfen ,  was  >by   daarom  'minder  groot  ? 
i    „  Niet  meer  dan  ééneti  ^anmerkelyken  wederfpoed  hal 
}iv,*gedHurendeiil  zyn  leiren;  't  was,  na  de  onderbren- 
ging-van al  het  Land  tüsfcheii  bet  Pyreneefche  Gebergee 
én  de  Ebus^  By  het  te  nig  trekken  over  de  Bergen, wierd 
^yt>e 'achterhoede  aangetast  door  de  Gaskênjers.  V^l  volk 
verloor-  hy  in  de  valei  van  Roncevaux  ,  waarvan   in  de 
Homans  zo  wel  wordt  gefprdkeit.     Zyn   Neef,  de   veiw 
ttaanle  Rsyeiand ,  foenvelde  aldaar  ^  dezelfde  gevolgen  bal 
toenmaals  dit  voorval  ^  als  naderband  xuRfiMNe's  do^L 
t  '  Lang 


DOOR  HBUCIER*  ^4$$ 

Lang  klonk  bet  .do(>r  gdheel  £iHro|»» ;  •  toen  fprak  niet  Mw 
van  deezea  flag..  t)e  dichtkundige  verbeelding  draaide 
niec,  met  daarvan  l;iè  outleenen  d^  wondervo^ie  verdichu^ 
fels  9  welke  de.  Ichitterende  ariosts  zedert^inec  alle  d<^ 
bevalligheden  zyn»  vernufts  tpoide/*  -    .   \ 


Dugyêrhaal  èener  reize  van  Emfira  na  Bagdad^  eh  v^r- 
i  der  dówr  de  kleine  Wóeftyne  na  Aleppo  enz,  in  Italië  ^docir 
•  een   Officier ,  in  diensp  van  de  Oostindifche  'Maütjlhap, 

fy  in  Engeland.  Uit  het  thgehch.  Met  eene  Kaart.  -^—-^ 
:  fTaarby  gevoegd  zyn  Brieven  'e ft  ündere  Stukk&n^^  ge* 
'  fchreven'  van  oen  Heer  vASLirJ,  Conful  der  Vereenigdit 

Nederlanden    te   AlexaHdrie)^  aan   H.    H.   Mogi   en^». 

Te  Afnjierdani  by  J.  Yftteroa ,  i;8^  Sehalven  het  f^oêri 
'   yrerk^  2B4  l>ladz.     In  gr.  %vo.  \ 

Voor  cenigen  tyd  hebben  *wy  gewiag  gemaakt  van  Ca^ 
^^rr  onderrigtiiigen ,  nopens  eene  R*eiéroute  lanfirsden 
weg  van  Suez^  door  Egypte  na  £nrópa ;  mitsgaders  ^ft 
Kyn  Dagverhaal  eenvr  retse  uit  £uropa  na  Indie  over  JlUpt^ 
po  ^  door  de  grootè  vfoestyn  v^n  Aratie  na  Easforaj"t\)ti 
(•)  Thans  hebben  wy  onder  handen  eene  Reisroute ,  dèoT 
èenen  anderen  gehouden,  van  Boffora  na  Bagdad^  doot 
de  kleine  woe/ly»  rtn  Arabie  .lia  Aleppo\  ene.  I>eidt  deezé 
Stukjes  voegen  *zig  zeer  ^efchiktlykb^f  elkander ,  a)s  bé^ 
helzende,  door  ^' veKcbillende  Reisvöutë.,  een  >  zamenloo^ 
pend  berigt  van  het  nerkwaardigfte ,  20*  in  de  grooP^  als 
in  de  kleyne  JVoeftyn  van  Arabie,  en 'htt  daaraan  grenzc»- 
de  Gewest.  De  Schryver  dieezér  laatstgenielde  Reisroute 
geeft  ons  een  muffuwkeiirig  Dagverhaal  van  zyneh  reistogt^ 
van  plaats  tot  plaats »  door  dé  bovengenoemde  Landftreek, 
met  melding  van  't  voornaamfte  aldaar  gade  te  (laan;  en 
ftyoe  ontmoetingen*  byzoïider  ook  van  de  bedrifeflferyen  efi 
knevelaaryen  der  Arabieren  5waaöian  hy  ieelvtrtdig  Woofc 
gefield  was:  welker  berigt  bovenal  zyne  nutAgheld  kaft 
hebben  voor  anderen,  dk  een  foor^ölykcn  togf  ondertieelt 
tDcn>  om  daartegen,  «o  véél  moj^elyk,  op  hunne  hoede 
te  zyn.  V<;rder  wTvrtgi  hyzyn  'Daftvéïhaa»,  na  ayn  Vem 
«ek  uit  Aleppoi  mer  dezelfde  opmerkzaaifiheid  omtrent  het 
i^oornaamnie  dat  hem  ontmoette.  Ye  Latichea  gekorte* 
fcyiftte,  ftafc  hy  ovet  naf'Cy;«rttï,van  «daar  vttt  Rhodes^  zet^ 
r     ■  •   •'  '  ttf. 


43i  REIIE 

tcde  zync  reis  voort  na  ZafJie ,  vetdtt  na  Cürfu ,  en  (le- 
vende voons  na  Otranto  in  Jcalie.  Aldaar  quarantaine 
gehouden  hebbende,  vertrok  hy  na  iV^^/^/j, en  vervorderde 
«yne  t'huisreize  na  Engeland.  Onder  het  doorbla- 
deren van  dit  dagverhaaV  heeft  des  Schryvera  berigt  wegent 
bet  Lilaiid  en  de  Stad  Zante  ons  uitgelokt»  om  bet  zelve 
hier  mede  te  deeleu. 

,,  Geduurende  myn  verblyf  op  deeze  phiats,  z^egt  by» 
bebbe  ik  herhaalde  gelegenheden  gehad  ter  bezichtinge  van 
de  Stad  en  van  het  Eiland,  dat  zekerlyk  eene  veroaa* 
kelyke  plek  gronds  is.    De  (lad  is  van  eene  aanzlenlyke 

,  lengte»  dicht  aan  het  water  gebouwd  aan  den  voet  van 
een'  grooten  heuvel.  Het  kasteel  is  gedicht  op  den  top 
deezer  hoogte,  en  heeft  de  (lad  en  haven  onder  een  onge- 
Bieen  bedwang  t  ipaar  is  nu  weinig  heter  dan  een  deel 
puinhoopen.  Het  mag  omtrent  eene  [Ëjigelfche]  myl  in 
den   omtrek   zyn :    en   deszelfs  ligging  is  van  natuure  20 

,  fterk,  dat,  ware  het  in  goeden  Raat,  en  wierd  het  wel 
verdeedigd,  het  in  te  neemen  naast  aan  het  oninogelyke 
EÖu  wezen:  het  heeft  binnen  zyne  muuren  overvloed 
van  uitmuntend  water.  Het  paleis  van  den  Providitore 
is  in  het  kasteel,  en  werd  herfteld  en  gereed  gemaakt 
tot  het  ontvangen  van  een*  nieuwen  Gouverneur ;  hebben* 
de  de  voorige  zyn  verblyf  in  de  (lad  gehouden.  De 
Venetiaanen  hebben  op  het  Eiland  eene  bezetting  van 
omtrent  500  mannen;  maar  bun  voomaamfte  vertrouwen 
is  op  hunne  Vloot,  en  op  het  EiiaodfCorfu.^  Wierden 
de  Vloot  en  dat  Eihnd  eenmaal  vermeesterd,  zy  zouden 
fchielyk  alle  hunne  bezittingen  in  de  Levant  verliezen. 

„  van  het  kasteel  heeft  men  een  gezicht  van  meer  dan 
twintig  [Engelfche]  mylen  ver,  over  eene  der  fchoonst 
bebouwde  valeien,  welke  ik  ooit  aanfchouwd  hebbe^  op 
eene  aangenaame  wyze  doorzaaid  met  landhuizen,  behoo- 
rende  aan  de  onderfcheiden  Edellieden  en  fatfoenlyke 
Hceren  der  pkatze.  Schoon  dit  Eiland  flechts  klein  is 9 
brengt  het  alles  voort «  wat  tot  weelde  des  leevens  dient, 
M  men  dryft  'er  een'  zo  uitgeftrêkten  handd  in  Korenten  ^ 
het  voornaamfte  voortbrengfel  des  lands,  dat  de  meeste 
gewesten  van  Europa  van  hier  voorzien  worden  van  die 
waar.  De  Korenten  worden  aangekweekt  in  eene  grooce 
vlakte,  onder  de  befchuttinge  van  bergen,  niet  verre  van 
den  oever  des  Eilands.  De  zon  heeft  *er  daardoor  te 
meerdere  kracht  op,  en  brengtze  fchielyker  tot  volmaakt- 
beid.    In  bet  dn)Offeo:)  dxa^  nen  groote  zorge  om  co 

ver* 


TAN  BASSOtA  NA  BAGDAD*     .  457 

veriioeden,  diit  zy  eenige  de  iniiHle  vtodii^heij  ?ttten. 

Waot»  indien  dat  gebeurde,  zou  de  gebeele  oogsc,  naar 
men  xegt,  bedorven  zyn,  en  op  de  markt  niets  gelden. 
■■  Dit  Eiland  brengt  ook  de  fchoonfte  Perflken  van 

de  wiiereld  voort,  en  groote  menigten  van  Druiven,  van 
welke  de  uitmuntendfte  vryn  gemaakt,  en  na  verrchillende 
Landen  gevoerd  wordt/  In  bet  kort,  Zante  zoude  een 
klein  Paradys  zyn,  voortbren^nde  alles,  wat  men  wen- 
fchen  konde,  indien  deszelfs  Inwoonders  niet  groot  cebrek 
hadden  aan  brandftofiè ;  zynde  ^het  hout  'er  zeer  Tcbaars , 
niettegenftaande  men  zegt ,  dat  eertyds  het  geheele  fiiland 
vol  bosfchen  geweest  is. 

In  de  ftad  zyn  verTcbeiden  fraaie  Griekrche  Kerken,  ia 
welke  men  fommige  verwonderenswaardige  fchitderyen  kan 
zien.    De  ftraaten  zyn  'er  van.eene  tamelyke  lengte,  by 
nitftek  rein  en  zuiver,  en  de  huizen  zyn  netjes  gebouv^d. 
Men  zegt,   dat  het  Eiland  m^r  dan  30,000  inwoonders 
bevat,  welker  gi^ootde  gedeelte  Grieken  zyn.  (niettegen- 
ilaande    de  Venetiaanen  getracht  hebben  'er  de  Roomrche 
Kerkzeden    in   te   voeren,)   allen    onderdaanen    van  het 
Doorluchtige.  Gemeenebest  Vkn   Venetië.    Zy  zyn  in  bet 
algemeen  een  vriendlyk  flag  van  volk ,  jegens  Vreemdelin- 
gen.   De  Vrouwen  zyn  in  haare  perfoonen  meer  dan  ge- 
meen fcboon,  en  zeer  vry  met  haare  gunden;  maar  ter 
zeifder  tyd  zeer  geneigd  tot  yverzucht  en  wraaklust:  uit 
welken  hoofde  bet  gevaarlyk  is,  veele  liefdeaverbindceois* 
fen  te  hebben,  als  zynde  het  hier  niets  («gemeens,  dac 
men,  by  zulke  gelegenbeden,  aangerand  worde  doca*  moor» 
denaaren,  die,  door  de  beleedigdepanye,  voorbedacfatelyk 
gehuurd  zyn:  en  zeer  zelden  gebeurt  het,  dat  n^en  hun, 
ontkoome.    De  laagere  rangen  van  menfcben  zyn  'er  Aiafe» 
fiig ,  maar  worden ,  door  de  verwaarloozinge  der  Regeerin- 
ge,  dikwyis  gebuurd  by  de  bovengemelde  gelegenheden., 
Wanneer  een  moord  bedreven  is,  wordt  de  zaak  gemaklyk 
bygdegd,  door  een  ^elïhenk  aan  den  Gouverneur.    Welk 
een  verwyt  is  het  vojor  een  beichaafd  Vulk,  te  verdrai* 
gén  ,  dat  zulke  verTchrikkelyke  misdaaden  onder  zyn  rechts- 
gebied ongeftraft  bedreven  worden!  De  Gouverneur,  dié 
altoos  een  Edelman  van  Venetië  is,  houdt  deezen  post 
Hechts  voor  twee  jaaren.    Ik  kan  niet  nalaaten  hier  een 
ftaahje  te  verhaalen  van  het  gedrag  eens  voorieen  Gouver» 
neurs  deezer  plaatze ,  welke  zich  onderfcheidde  door  de 
geftrengheid  zyner  ftrafoefeningen.  „  Twee  Ëdelluiden  vai^ 
^  Zante,  een  gerchil  hebbeilde  over .eene  Juffrouw,  werd 

ILDBBUii.ALa.LETT.no.li.       Kk  »>  een» 


I 


een  via  tfuii  itöot  de  zeto  ungeeet  tot  fet  hdMm  wmt 
*'  iemand  om  den  anderen  te  fermooideii»  Dit  cftdani» 
**  eii  de  löooidenaar  vervo*8ei».m  hechtenis  genukc  xyo» 
'^  de,  werd  decze  (titectenenftaapde  allen  iovlMd,  die  tot 
*!  zyne    behoudenis    werd   aaogevi^nd)   verooidceld    om 

doodgctchoten  te  worden.  Hts  daags  voor  dat  het  itmk 
:!!  nis  ter  uitvoer  ftondt  febcagt  f»  worden,  wrwieif  de 

«eene,  die  hem  te  werk  gefield  bad ,  net  giootè  moei- 

te,  een  teimclyk  gehoor  by  denGoBverneor,  en  vindeit» 
'!  de  denzelven  dcM>f  voor  aUe  verdoeken,  vraagde  hy ^ 
^  of^  indien  de  Doge  vali  Vienetie  selve  hem  vefmchc 
*!  het  leevcn  des  misdaadigen  re  fpaaren»  fay  het  d»  «m 
.  doen?  Hierop  ten  antwooid  ontvangende,  dat  de  Doge 
!,  zyn  meester  was,  en  gevol^elyk  hei^  konde  beveden; 
]  ftortte  de  andere  onmlddeljt  ecne  groote  bears  vdl 
*,  Zechtnen  (de  Vcnethianfche  zechinen  zyn  betleftipeld 
',  met  de  beeldtenis  van'dcrt  Doge)  op  de  tafel  uit,  ea 
*,  fpra%  den  Gouverneur  aan ,  met  dee^e  woorden*  Zit 
*,  eefis  hoe  veele  Doi^en  u  tegenwoordig  (meekeo,  kunt 
!,  gy  hun  wederftaan?  De  andere  erkende  jgereediyk,  dat 
!;  derzelver  aandrang  de  rechtvaardigheiir  in  dit  geiral 
\,  overmogt ,  en  tekende  op  bet  oogenblik  de  ver^ffeait 
,'  des  kwaaddoendersJ.** 

'  „  Ik  hed  de  tiienwsgiengheid  van  twintig  f^fingelfche] 
mylén  landw^ards  in  te  rftfcktin,  om  twee  bfmtnsn  VM 
eene  vloeihaare  ftdfft ,  die  gr()otlyks  naar  teer  geJykt,  wel* 
ke  uit  de  aarde  omfpririj^en,  ie  gaaft  ba^chtigtn^  Het 
water  is  zeer  koel ,  en  goed  vati  (maak  ,*  fchoon  men  ge<i 
duuriglyk  de  teer  op  de  oppervlakte  isiet  opbomlcfi*  ifa 
ben  verzekerd^  dat  deezê  bpnnen,  indien  zy  Jbelioérelyk 
bewerkt  wierden ,  aan  het  Gcmeenebest  e  enasir  groot 
toordeel  zmiden  toebrengen ,  e^i  dat  zy  eens  wysgeerigc» 
onderzoeks  zeer  wel  waa«Kg  zyn. 

,  De  Regeering  van  dit  Biland  ftaat  onmiddelyk  onder 
fcet*  rechtsgebied  vali  den  Oewersal  van  Corfo ,  lot  w«lke 
alle  beroepen   op  hooger  rechtbaink  möeüea-  geridll  wof« 

jjen.  ^  Dit  eiland  Col-ft»  naanrfyk  ,  i*,  (g«lyk  ome 

Schryvcr'  wat  laager  aantekent,)  de  ^erblyfipflaats  van  den 
Goüvernetir  Generaal,  ^ien»  rechtsgehfed  zich  «itflrekt 
ever  alle  aan  het  Gemeeriébest-  van  Venetië  üllderwnr- 
pen  eihtiden  in  de  Levamfche  Zeeën  ,  en  [deeze  posr] 
WoMt  befchouwd,  als  een  der  gróoilte  eerompten,  welke 
ay  eenen  onderdaan  kunnen  op-Jraagen.  Hy  [de  Uon-- 
wrneurï  is  ritöbs  ten  Edelinan  van  den  etrften  rang,  en 
r  kecft 


VAN  BMmUt^m  I^CDAD.  4^9 

WBKIC  fynr  lieJlBiilurvPor  niet  mtti  éun  drie  fMM^  ia 

i^k^a  ty4  hy  zyna  cof deren  timelyk  vermeerdert;  ea 
wonk«'to-^yne  umglopst;  te' Veoetie ,  doorgaans  be^ 
^dera  tot.den  eerftaac  vtnddn  Raad.** 

By  dit  Dagverhaal  'heeft  men/ nog  gevoegd  eenige  Brie» 
ven  en  andere  Stukken  ,  gercfateóven  door  onzen  ConiTul 
yasUM  tp  Aiexaodrie,  die  den  Npderduitfcbap .  Uicgeever 
SMdgeederband  bezorgd  ^yn,  en  welken  .  als  betrek(yk 
tot  4^  Indifcben  llaniiel  ^  zeer  wel  by  ait ,  en  'c  bo- 
vengeinelde^  Dagverhaal  vab  de^  Heer  Cappèry  voegen. 
De  He^r  /^üZr>.  aaaqplyk, ,  bemerkt  hebbehde^  dat  de 
Ridder  dè  Tru&fcjt  ^  uit  neem  van  den.  Heer  Chotfhul^ 
^  Afgezant  ven  rrankryk  bjjf  d^  Ottomaonifcbe  .  Porte  ^ 
eeoe  geheime  onderhandefing  bad  aaögegaan^  met  Mara^ 
Bey^  den  Gebiedvoerder  over  Egypte,  betreffende  de  vryé 
f«aR  d^  J^r^K^he  Schepen^  langs  de  roode  Zee  ;0pSue:s\ 
en  hi9t  verdervcy  vervieren.  aecliuUrcheKoopmaafchappen 
pa  Cair^t  ftelde  terftond  ial)e  zyne  poogiugen  in  *t  werk, 
fiDr^.ware  bet  mogeiyk,  regt  agter  dit  geheim  te  komen; 
fn-'t  «takM^  bepu  eerlaqg  een  afTcbrifc  van  dit  Verdrag, 
isicsgM^s   nog-,  van  cene  byzondere  Overeenkomst  met 


oocdeeltnde  het'  van  zynen  pfi^  ^te  zyn ,  H.  H*  Mog. 

kennis  te  g^v^n  vaniQene  verrigting,  die  de.ltelzels  van 

6tafl!tkiiQde.eii  JLooph^del  van  dat  ryke  Land  t^eenemaal 

kon  verendifren*     Te  ^gelyk  had  by   ook»  in  navolging 

vao  den  Heec  ^idd^'  de  Tr^gua ,  byeenverzameld  de 

jwaameeoNng^a  van  verücbeiden  Ëngeircbe  Kapiteins ,  be- 

.tieteode  dei  Roo^e  Zee,  tpen  het  nun  nog  vry  ftond  op 

StMt.H  vmxwi  en.  d^aiuit  eene  oeauwlkeunge  Kaart  van 

^  Roode. Zee  gemaakt;  welk^lles  by  insgelyks  aan  H-H. 

Jdog.  opsediaageii  heeft  i  ten  einde  dus  ?an  zyne  zyde  a!r 

ifs  tan! te  wanden,  >V4^tjhy.  oordeelde  den  Staaten  vaa 

dienst  te  kunnen  zyn ,  m^evalle  deeze  gewigti^e  onder* 

Jteeoiilg  Mr  franfcbe^  geifHugar  flaagde^  dan  die  der  En^ 

l^lfchen  voor  eeufgc)  jaaren,  waar.  toe  de  verandering  vaa 

tHüftandigbeden  en.  de  tegenwoprdige  toedragt  van  zaaken> 

mogelyk  eankiding  zoude  kiinnen  geeven.    De  opgemelde 

tMiderhj|nd0Utiepf]i  eyn^gecekeod  9  en  23  Jnnuary  1785.  en 

ée  Brieven-   vai^  deo  Heer   Conful  Fat/m  zyn  van  15 


1  j 


Itk  flfc    ^  j«  rmu^ 


1 


460  }•  tttoMom  ^ 

j.  THOMSONS  Jaargetyden.  Uit  het  Engcheh  vertaald^ 
door  j.  LUBLINK,  DSN  TOMGEN.  T^  Amfiérdam^  ij  d€ 
Erven  P.  Meijer  en  G.  Warnari.  1787.  In  gr.  %99. 
Behahen  de  Voorrede^  318  blad^. 

De  Heer  Lublink^  zo  voordeelig  by  ons  bekend,  tlt  de 
Vertaaler  van  Gellerts  Zedelesfen  en  Twngs  ffachsgs^ 
dachten  ,  ^errykc'  thans  de  ttederiandfche  Letterwaereld 
met  eene  zeer  keurige  en  frati}è  overzetting,  van  de  Jaar» 
getyden  ^an  den  beroemden  Engelfthen  Dichter  J.  Iitom* 
Jon.  Niet  beter  oordeelen  wy  de  fchoonhetd  der  Vertai- 
ling  aan  onze  Landgenooten  te' kunnen  doen  kennen,  dao^ 
door  een  gedeelte  by  te  brengen»  *t  geen  op  het  tegen* 
woordig  Jaargetyde  zo  wel  toepasfelyk  is. 

,,  Zie  de  verwelkende,  veel  kleurige  bosfchen,  door 
eene  opvolging  van  fchaduwen»  het  geheele  Landfirbap 
bruiner  maaken.  Een  gepakte 'fcfaakeering,  fcheemer^nd  en 
donker  ^  en  allerlei  tenten  ,  van  het  bleek  verTchieteode 
groen,  tot  het  roet^chtige  zwart.  Thans  ooodfgen  zy^ 
;Kacbt  fluisterende ,  de  ecnzaaore  Zangller  naar  haare  pa** 
den  ,  met  verwelkte  bladeren  beftrooid,  en  toooen  baar  het 
laatfte  gezicht  van  dit  Taargety. 

„  Ondertusrdien  ipreidt  de  dille  kahnte  eene  zagta 
fchaduw  over  den  ganPchen  bemeF,  welks  kleinile  golf|e 
zelfs  onzeker  dobbert,  werwaarts  het  in  den  luchtftroon 
2al  afvloeijen;  terwyl  de  wydverlichte  wolken,  met  dauw 
bekleed, den  zonnegloed  indrinken, en,  door  haare  beKfen 
fluijers,  zyn  verzachten  luister  over  de- vreedzaame  wae- 
reld  uilftorten.  Alsdan  \%  het  voor  hen ,  wien  wysheid  en 
natuur  bekaoren  ,  de  rechte  tyd ,  om  zich  aan  den  ont* 
aarten  hoop  te  onttrekken ,  en  boven  dit  gertng  tooneet 
tje  te  verhefTen,  om  de  laagkroipende  ondeufd  met  voe- 
len te  treeden ,  om  de  zwoegende  driften  in  flaap  te  fua- 
fen ,  en  de  ingetogen  rust  op  haarft  llille  wandelingen  te 
iiufkoozen. 

.,  Zo  lust  her  my ,  dikwerf,  eeiAzaam  en  in  diep  ge* 
peins,  over  de  bruine  weide  en  door  het  rosfe  bascb  te 
zwerven  ,  waar  naauwlyks  een  bezwykend  toontje  meer 
gehoord  wordt,  om  des  Landmans  arbeid  te  vervrolykes» 
GelMkki^  (lort  nog  van  verre  eene  weduwlyke  Zangfter 
baare  kla^ ,  in  flaauwe  kwiukeleeringen ,  door  de  frecaan* 
de  boscbjes ,  terwyl  de  fameiiftevloeide  Lysters  en  Kodde* 
mura  eu  Leeuwrikken »  en  alle  wilde  Gorgeltjea  >  wier 

koa* 


tenftéióoie  tooDen  aog  onlmg8  tl  het  nrazylt  der  golven* 
dt  Tcbaduwen  uitmaakten  j  uu  van  alle  bezielende  wellui* 
denheid  beroofd,  op  den  dooden  trctfik  beevende  en  Q)oe« 
delooi  Dcdersinen,  zonder  de  minde  gliuftering  op  hunn^ 
pluimen  ,  en  niet  dan  enkele  toonen  van  fnaterend  w^n- 
geluid  flaakende.  Ach,  dat  toch  niet  het  roer,  vaneenig 
ooaeaicbelyk  ÓQg  gemikt ,  het  muiyk  van  her  toèliomende 
iaar  vemiele,  en  het  onfehadelyk  zwak  geflacbe,  dat  nieta 
kwaads  vermoedt,  als  een  armzalige  biSt,  in  vermengden 
mooad  op  den  grond  flodderwiekcnde ,  ombrenge^** 

Het  bleeke,  afwykende  jaar,  echter  nog  niet  van  bevalt 
ligheid  ontbloot,  brengt  ons  in  zagter  luim;  want  nu  ram» 
nelt  oOQphoudelyk  bet  loof  der  treurige  bosfchen ,  en  ver- 
fchrikt  met  zelden  den  peinzenden  Wandelaar,  of  dwtorelt 
zacbtkens  in  de  golvende  lüc^t:  maar,  wanneer  een  fter- 
ker  wind  door  de  takken  blaast ,  dan  Iboomt .  een  vloed 
van  bladen  door  de  lucht ,  tot  de  paden  der' bosfchen  , 
door  de  verbaazende  bui  bevioerd  en  opgepropt,  op  koet: 
lyzend  windje  de  woestcpy  der  verwelking  voonrollen,, 
en,  nu  seheel  ontkleed,  een  ruifchend  gefluit  doen  höoren«' 
Het  veriehrocide  groen  de#  veMen  is  eeweeken ,  en  het 
bloe'>-engeflacht,  in  zynebeddens  opgeKrompen ,  heeft-^iet 
zcmnlge  kleed  afgeleed ,  zelfs  het  geen  nog  van  geharder 
vruchten  overbleef,  valt  vin  den  nnakten  Boom ,  en  Wou-, 
den ,  Velden ,  Bloem  en  Boomgaarden »  alles  ilï  het  uitge- 
firekte  vergezicht, van  verwoesung,  doorboort  de  ziel.        \ 

Dit  keurig  uitgevoerd  W^kje,is  met  vierfraaye  Plaatjes,* 
van  dfB  beroeoKieii  f^irthUs^  QP  elk  Saizoen  toepasfelyk») 
tercierd*  i 

F(Kris;  five  de  VarMU^  Carmen*  üuBwt  cadsonb  coopmans»; 
Vêfis  ,  ^  d€  Kinderpókken-     Naar  V  Ljfvn  van  gadso  coop. 
MANS.     Ti  Lijden  f  by  L.  Herding^»  1787.     In  gr.  ive. 
ga*  biadn^ 

IJet  beroemde  Dicbtfiulr  van  den  Heer  Coottmans  verfchynt 
*-^  hier  roet  eene  tamelyke  Nederduftfche  Overzetting  in  het 
lidit:  en,  tcboóH  ^er  hter  en  daar  gedeelten  vry  goed  overgezet 

?m9  noemt  de  Vertaaler  zyn  Werkenlet  zonder  reden,  in  zynow 
öewying»  de  ftaauwe  en  fiaamlende  Eche.  Hoewel  wy  bet  moei* 
lyke  toeftaan  van  eene  Ovenaetting  uit  het  Latyn»  oordeele  de' 
£ee7er  of  het  Vonnis  van  den  Venaalcr»  ten  onrechte,  geflree- 
kra  ia,  uit  tet  volgende: 

Kk»  pul. 


A6» 


a<6l)MWIM4'TMQs. 


tids  irtr  biltf  Mnr^ 

domu^y  G^^s  Tgla 


jZjr.was  aP^^  W^*  iöop,  en  nfy- 
mcotdni ,  .       |  ncr  magen  lust  f  *        - 

WSm  Thftlaial  <  plgnu»|   qda   dMtor  fien  lioMopand,  uit  cto  friitliftig  ted 

uHa     .        .  .     r'  ■      leQirooteq, 

Non  eric»  aut  lUoU  dablcür  xnulcenda»  Nooii  wor4  *er  \kyer  khtl  ^tflruI4 
'     paternia.  '        ,       '  i  -»  i         ^^^  ybdermfn. 

,    .pfr<t  or^;,     .  *    -^  ^     :  •    •  ;  i  gtwottm;     ,  , 

Ifuic  CliariteSy  fpstiva  jCohorSv  lui)c     /F/u  aüetfch^onst  goorwid  door  ds 

blanda  Oione  ^</7^  IffJn^ikOn , 

D^   mc^iore  itsto  -fbrm^o»  '  fitixeftt  SH'd^aMafrSaaamgn  rd  Ar  4rf«  êfPêi  ■' 

•  aH?tó-'       f  f    [  -Ajfïikfldrv.    • 
AtKM<i^iif^»itff^'lDiforai^rp  u^4Mi^n^    Ii  drocva   Vader  r  m  dien  nmW 

rtrm»,  flroora  varf  ellend» 

Pestifernm  'vftos,   muHis  faccesfA)ii^t)'oorKBn9i-gchilt  i  n^HK*,  lÉ^  *êa0r  -e» 
'     aa^fx,  .  *   -  '    II-"'        **,.yróa  befméeB^ 

Iwfierm  «fitnti    g^oMtior  ,  «i^  ip&  -  «Heb  z«1C<)kc  do<idiyl^4if  iByn  DckIk 

Ncc  Fatl  fblïx;'haiii  oahiu  rüVUlc<^(^  Mtfr.rior  wr;?  ey^eitX^  WMnt  rv,  t^fr 

vi.  ftp^'»^*   luH*  Jiresfit , .  carauKjuc J5  noör  dio'fqlle  pest  bcllrein  ntet  ifcK^ 

•  SutllMTiy  •'  ■-  "^*  t^-J&ri^WB*»^  ) 

h<;t  mindep  böcidrykc  eejlr/dd  door  Turff rwfn ;  ^oé^êel  heeft  d^ 
befcni^yiog.dcr  fcliórtiHêlcïv'art'het  lind  vèrlooreir:  hiahdé  Üi4nê 
óe,  eifiqMüigo'din  oVcr  te  mtén  (s  iTfic6r''dari  fteuti^ipmifffrj' 
IteQfé;  bodgë^  betekenis  .'fjjff'rfer^  tif  yrêtf'b^lheéêen.  Maar,  m 
^^'-mtgelhi,  hanlt  ttiws'%?^  llrtdMlt^rctiè  W<i^5lW/k/f»^  en  Y 
heflreên  met  dubbel  •woeden  is  noch  fraai  noch  wd  ovéi^c»t| 
4aat  2y  JJi^rf  «^  'wreeden  dood  fmsokeloos  wordt  *  vcreelykt 
men  't  met  het  oorfpronglyke :  caramque'pueliam  crudeli  Junere 
mBffiti  '-'j  ;•/  ..'.»,    ^  ..'.....  -  -     .  ^. 

-  ■ •  .    .      •/.*.' 

'7^ — ' — ' •«.    ^'    ■' .  ,'j     t        ■  '^ '     .     ,\r 

Erastes  en  Lucinde ;  Tooneelfpel  met  Zanfren  9  /ifoor  P«  J.  kasv* 
tEïjjj.  Tif  Amjlerdamr  by  W.  Holtrop^  1786.  47  ^ia^^s.  m 
5rv  Svtï*  '"  "*         •         '''-'    f:  "    '   '  '    "   ••'  •    - 

pS'astet  en-  f.ucMe  behoort  'otffArtnigrj*'  dot  taKMndn  G«^i 
'^  'fisf^^ea^fclhoon  hdt  eéli'Scullr^MsvwaiMpnogf  al^ecargc  Aanw 
inerttTtigen  v^en,  z«1len  %s<^^v#&  <lftiiiail  daor  lékten ,  «i  mtimt 
l^dcnitingén  aHeen  over  'def'fiMédWii^  ^aa  do  /laDgwinaikw^ 
TyeHce-ygrande^-füg,-  ^ehAlmU'eenè-klefBe  in  4e'  MMeieir  va»* 
Erastes^  het  onderTcheidende  van  deezc:Vb«i|illNfl;:«ltiÉMJcft.]2lft& 
Heet:  Kasttleijn  zegt  in  zyn  Vooi^nchc»  ntV^  («  Miifcm»  dêt  de 


EKMM  CM  UONDB.  ^ 


«mr  fiitft  s^er  mgmmmtig.  ktmne  gevm§9n  m»rden..  Wy.  bebbdfr> 
^ftr^'t  id|$Qmcei>  by.Vfeemdeci  noch  Landgenooteo  dmikiasni 
W'ide  flreoglle  Oitiei^  te  29^,  en  egter  dp  twee  pUmtam 
bawtODs  ia  cMt  StuWe  hei  zingee  niet  ei^eoaartig  voor.  Naai. 
nelyk  bladzyde  15*  tier  toners  isde  Kuoscgraep,  die de6dvy(> 
i«e  Xiinn^  gebruiken  het,  ooi  te  zingeB»  ^^fde  als  Uadk 
Hde  tl.  en  een  Man, ^9  Etfistesf  'm  2ulk:  eene  neêrOagiiglieiél 
uwicmoai  oot  liec  aaahooreo  van  aeti  geeong  te  0X>d2aalE)eD »  ie 
de  mnur  wat  ¥tel  geveegd.  Scboon  wy  ook  de  leden  wéL 
lègrypen  van  het  laatfle  Zaagfixk  bL  44»»  hoe  onwaarTdiynlyk 
ia  liet,  iJ)  dat  Er^ates  zulk  eeo  nog  zoo  gemaakt  hebben^ 
ft.>  hoe  vieeitMl  geplaatst '  dien  te  rangen  m  de  eerfie  vemdc* 
Uog,  en  3*^  welke  ftyve  en  voor  gefdiokte  harten  onaangeoaa; 
BK  eaodoeoing  aal  het' verwekken,. als  Enmex^  Lucinoê^  Edm^ 
#fti  en  Annmu  lidi,  inet  Vader  C/atn,  te  midden  van  die  on^ 
ilandigbeden»  op  ftoelen  plaatze»  en  een  jQoatnor  zingeo:r:  daac 
laMépttfertéds  kbidaL.^i.  gettgd  heeftle  Meel  myn  iiifl  laat  g^ 
inNü  icfwoêr^gm  gas9^  4ie  ésnkUyk  moede  is^  zoo  in  dê  avot» 
imhti:     :   .     - 

1 r^ ,.;    ...';     :;    ^  '    '   .        !  J'  '  ■■    .  '■    "    "l 

Cefihiedenis  van  den  Heer  van  MOKCtfhnAttf''do^  n.  sttLumA 

^  tn  twee' De'eTen,    Uk  'iet*  ffoogduhrcït.    Té  Arnhem^   by*W. 

>   TwMy  1787.  BéhdMf^'éo  F^orreden,  S^  Madz,  In  gr.  aBttrè^ 

.  ,  .  /      'k.  't'"  '•    J  't  i 

r\e  Heer  ysi»  MorgenOiau  kcMü  Voor  aTs  eisn  Mait  van-  eeft 
4<^i^ahlMder  <)eonEigt,  eii  «eer  wel  bein{<Mdd;daar  benevens^ 
fchoon'  niet  ;^lftit  verUedU  aah  éènig  Aangenomen  Leetftdaél^ 
esflPdenc  Oodtmént^  geAeldkefd>  bovenal  tan  een  menseb. 
llBf««ndl  eharaaer  a  doch  voorts  bleeven  syne  afkomst  en  overfgè 
omtmdfgheden  4iigé  een  ondoorgrondéï^k  |dietm ;  totdat  Reri 
met  het  afloopen  deezéf  Gefchiedemsfe ,  ppcnlyk  Weekc,'dat 
<as  bjT  ywi  eeHe^döoc^e  afkomst  ware,  als  zynde  de  wettige 
gisw  vsil  den  dvMeedcn  Hertog.  Philip  van  HoehMfrj^eH  >  wfeA 
tai^dlgf^'oök  fn  dê  Hertoglyb  waardrghètd  opl^de.  -^—^ 
eiBrtHiMndd  ^r  voorige'  bbvengemehie  tydveriM^  waS  2yhè 
voomaamfte  bezigheid*  geweest!  een  woedt  Bergdal'«  w'aaitnedë 
iif  lidend  Was ,  tiebpuwd  en  bewpond-  te  rnaaken ';  t  welk 
hem ,  naar  2yns  harten  «wenich ,  ter  Wvordferinge  vah  veelcr 
^v/éetert,  by  ^feftek'-gdukt  was.  — —  Het  verhaal  vün  dee« 
se  liyAe  ^m'ehtfneëh'i  encbMrODè  bebpèr^e  i^Ükkfngen  ^  geeft 
iamefding  «ot  het  yertnekien  van  een  gfoèt  aamal  van  g^be^ifi» 
timiitk^i  en  daarb^  voe^vaHene^gefprekken  en^ondorhandefii^' 
|«n,'  van  een  zeer  verfchillenden  aart,  die  nu  eens  het  Burger- 
Mee^. dan  Jiet  Gpdsdlenftige,  betreffen;  terwyl  die  gebeurtenis. 
len  tefiens  cene  veeivMdtge  verCcMdsÉhei^  fw^anAeier  ^ 

Kk4  tca 


4$4  OBICHODBMI 

ten  goede  als  ten  kwaade»  xo  van  dvrtie^agtigt  als  beredcnèefw' 
de  Godsvrugt  f  uitleveren  :  hec  welk  de^  gefehiedenis  vaa 
den  Heer  van  Mor,^entkau  eene  gevallige  leevendigbetd  byzet^ 

die  ook  veelal  baare  ieerzaaniheid  heefl. Menneenei 

«{t  veele  andere  ge({>rekfcen  hier  verhaald»  tot  een  voorbeeld  j 
liet  volgende  van  dien  Heer  over  den  Landbouw.  ■■  -  '£t 
was',  met  volkomen  toeftemming  van  Leonhatd  Sommer, 'cm 
yermogeiKl  Koopman  en  groot  Fabrikeur »  eene  Echtvereenieing 
9asrge(ield »  tusfchen  deszolfs  Dogter  SibyiU  en  eenen  perSood 
met  naame  LHimthal »  die  een  braaf  en  bekwaam  mensch, 
doch  door  een  samenloop  van  ongelukkige  omftandigheden,  dood* 
arm  was.  Op  dee^»  niettq^enf^nde  die  ongelykheid  van  mid* 
delen,  door  Vader  titmmf'r  erkende  en  goedgekeurde  Huwe* 
lyksverbindtenis »  liet  de  Heer  vanf  Mor^enehau ,  die  dit  groo& 
4yks  door  zyne .  Ecbtgenooce  ^Mnn^r^  bevorderd  had»  zig  io 
deezervoege  uit ,  daar  ftannme  .met  het  vallen  van  den  avond » 
jagt  naar  huis  maakte. : 

,,  Gij  hebt  thans  uw  dagwerk  afgedaan,  mijne  LiefRe»  maar 
nu  is  de  beurt  a^^n  mij.  De  Maan  ftaat  in  de  helft  cijns  Udits» 
en  de  Hemel  is  helder;  het  zal  ons  niet  te  laat  worden,  ao 
wij  voor  middemagt  t'huis  zijn.  Thans  mijne  Heeren»  terwijl 
tt  hier  bcrf,  moeten  wïj  ook  het  jonge  Paar  bezorgen !  Wat 
Ibebt  gij  daar  over.  gedagt? 

„  Dat  zal  ik  u  zeggen»  antwobrde  Leonbard;  ik  heb  daar 
^ven  overleed»  om  mijHnen  Schoonzoon  meede  in  mijnen  handel 
te  neemen  ;  hij  en  mijn  Zoon  kunnen  na  mijnen  dood  de  Fa- 
brijk  in  Compagnie  voortzetten»  Wanneer  ilr  i^  nu  bij  mif 
in  huis  neeme,  zo  leert  hij  nog  den  Koophandel,  ea  aoo»  d«c 
jk»  kan  de  fchikking  op  de  beste  wijze  gemaakt  worden. 
.  ,9  Morgenchau  hernam  :  Denkt  gij.  Heer  Sommer «  dat  eene 
Compagniefchap  tusfchen  uwe  Kinderen,  waarbij  de  een  ofett 
toegebragt  heeft,  met  vreeden  gedreeven  zou  kimoen  woideo. 
.  „  Dat  vertrouw  ik  mijnen  Zoon  toe.** 

,».  Dat  is  wel !  Maar  zijne  toekpmmide  Vrouw  kent  gQ  iiq| 
niet  9  ^n  dan  is  uw  Zoon  tog  ook  een  mensch .  die  memgniaA 
jnet  het  een  en  ander  te  (trijden  zou  hebben.  De  Heer  LUien* 
ahal  i^  een  bekwaam  Landman  !  Ik  denk  hem  een  grobt 
fchoon  Goed  te  eeveo »  dat  hij  bearbeiden  kan* 
.  ,«Maar,  dat  hij  een  Boer,  en  mijne  Dochter  eene  Soeria 
^,  zou  worden,  dat  is  mij  toch  wat  hard.'* 
,  „  Heer  Somraer  l.  Hoe  zeer  gij  ook  een  Christen  2i}t  ('•J, 
«00  is  u  het  Koopmans  karr.Ser  toch  nog  eigen.  Veigeef  mija 
4at  ik  u  dit  zeggd  1  De  Koopman  is  van  oudsher  de  bediepde 
.van  den  Boer »  en  zal  het  ook  blijven.    Dat  deze  veraclit  is» 

(*>  D6  Heer  Sommer^  nttmlyk,  behoorde  tot  eene  foort  vao  ftCatyfc«}^ 
éit  aeer.  bo»g  loopzo  nitt  hm  imiéclyk  Cbristcadoaii 


I 


VAM  DKN  RBUt  ▼AM  MCHtttl^rHAU.  ^'4/6^ 

k0tnt  daat  tan  daan ,  dat  Boerenliedeir  doorgaans  arm.  aonder 
Qpvoedinge»  ruw  en  onredelijk  zijn* 

„Dat  alles  is  het  niet,  wat  mij  aan  het  hart  ligt;  maar  dat 
i,  gaat  mij  na.  Genadige  Heer!  al»  ik  bedenk,  hoe  zig  de  Boe- 
t,  reo  met  harden  arbeid  plagen ,  en  ik  zou  zten  moeten,  hoe* 
„  mijne  Kinderen »  met  eelt  in  de  handen,  het  heilig  avond  m 
Pf  gemoet  zugten.'  ^  , 

„  Mprgentbau  h«mam:  Mijn  lieve  Htar  Sommer!  ef]  kent 
bet  Boercnleeven  nog  niet !  Zoo  als  de  Boeien  dat  dryven  ia 
bet  zeker  een  Martelaao  leeven;  maar  als  het  naar  de  beste 
gnmdregels  gedreven  word  is  het  zeker ,  dat  'er  geen  voor 
deeliger ,  aangenaamer  en  Gode  behaaglijker  ttandteering  in  dê^ 
Waereld  is.  Ik  ken  Boeren  in  Ëngehnd,  die  middelmatige  GoeT 
ren  bezitten ,  maar  door  eene  kundige  Bouwing  derzelven  zoo 
rijk  geworden  zijn  ,  dat  zij '  niet  alleen  geen  zwaaren  arbeid 
do^,  maar  wel  leeven ,  en  in  Koetzen  naar  de  Kerk  rijdca 


konnen 


„  Ja,  nuiar  het  is  de  vraage;  of  dat  bij  ons  mog^jk  isr* 

„  In  aanzien  van  de  geaartheid  van  grond  en  iüchtftreek  ia 
bet  even  zoo  mooglijk  als  in  Engeland ;  want  dat  heeft  daarin 
boven  Duitschland  weinig  of  niets  voor  uit.  Als  gij  iets  doen 
wilt ,  aoo  geef  aan  uwen  Schoonzoon  een  goed  ftuk  gelds 
ten  einde  hij  zijn  Goed  wel  aanleggen  ,  en  een  huis  v(»r  zir 
bouwen  kan.  ^ 

9f  Daaraan  zal  het  wel  niet  haperen.  Wij  willen  deezéa 
„  voorflag  eens  volgen,  evenwel  dunkt  mij,  Fabrijken  zijn  al- 
„  toos  nuttiger,  zoo  wel  voor  ieder  Perzoon  in  't  bijzondcf 
9,  als  voqr  het  gemeene  Land.** 

,,  Dat  is  onmogelijk ,  Heer  Sommer  !  Fabrijken  maak» 
llegts  den  Koopman  rijk  ;  maar  aUe  de  geenen ,  die  zïg  aft 
Werkluiden  daarvan  geneefen,  Jeeven  gemeenlijk  kommerlfjk 
zoo  lang  de  Akkerbouw  in  een  Land  nog  niet  bloeit.  Maar 
wanneer  deeze  eerfie  tak  van  Handel  zijn  hoogften  top'  bereikt 
beeft,  dan  konnen  ook  alle  andere  Handteeringen  ligt  tot  den 
booefien  bloei  komen.  Daartoe  worden  dan  die  Luiden  ge^ 
bruikt,  welke  geeoe  Goederen  hebben  ,  noch  korinen  hebb^- 
4eeze  vinden  dan  gelegenheid,  geld  te  verdienen,  en  voor  het 
sdve  goedkoope  en  genoegzaame  leevensmiddelen  te  bekomen. 

„  Maar  men  ziet  toch  dat  daar,  waar  Fabrijken  ootftaao 
ff  ook  de  Landbouw  begint  te  bloeijen  **  * 

„  Zekerlijk  word  de  Landman  daar  door  opgewakkerd.  om 
leevensmiddelen  te  bebouwen,  wijl  hij  geld  daar  voor  weer  tt 
krijgen,  maar  verder  gaat  het  ook  niet.  Hij  doet  dat  flegta 
naar  de  wijze  zijner  Voorouderen ,  en  wijl  hij  de  waarde  van 
Zijn  bedrijf  niet  kent,  zoo  haakt  hij,  zoo  dra  hij  begint  wel  te 
vaaren^  naar  eenigen  tak  van  Negotie,  zijne  kinderen  worden 
kleine  Koopiuiden^  fiijgen  een  trap  hoogèr  ia  weelde,  en  ver. 


406     otBcmtmm  mw  mev  hb»  rm  vmmmwa^ 

derven  voor  bet  grootfie:  gedeelte*  Indfcn  ira  4e  JUoAQcnrtet 
hoofdbedrijf  van  een  Land  ware»  dat  memaiid  bqg^eeide  te  wêk^ 
toaten,  ten  7a\  hij  of  geene  Goedeita  bezat,  of  £ig  anders  daar- 
yaa  niiet  geneeren  koode^  dan  bou  dat  Land  io  den  tioogfle» 
Uoei  ftaan ;  ik  zwijge^  dat  een  Staat  zig  door  deo  Koophandel 
wel  rcfaielijk  verheft»  ri|k  en  magtig  vnid^  maar  daar  door  ooJc 
juist  dè  weelde  en  dartelheid  te  gemoet  ijlt»  welke  detuaehnen 
▼loeger  of  iaater  in  het  verderf  ftorten.  Kortom  het  blijft  vast» 
^en  Land  ,  waarin  de  Landbouw  ia  bk)ei  ftaat»  beeft  daaiMi 
fene  omiitpuctciijke  bron  van  welvaaien»  en  kan  door  geene 
wisfeliog  van  t  geluk  t'ondeigebragt  worden»  soo  God  bet  niei 
door  LandpUgen  kastijd.  Dorpen  en  Hoeven  verfchafièn  dan 
Produden  io  overvloed ,  soo  wel  tot  Mderhoud  als  tot  den 
Koophandel ;  de  Stadea  venubetden  hunne  ranwe  Landsprodnc«* 
f^nt  maaken  '^  Produden  voor  den  Koophand^  van,  en  ver« 
|{end«n  ze. als  dan. buitens  Lands.  Zeg  mij»  Heer  Sonamer^  i$ 
't  ëcne  goede  Staatkunde,  wanneer  de  Vorst  zijne  Ondendaa» 
nen  'van  uitheemfche  Pméuden  Fabri jken  in  bet  Land  opdg* 
ten,«  eo  ten  aaelven  tijde  zijn  eigen  Land  genoegzaam  braak  i;g. 

Cl  laat  ^  was  het  niet  beter^  zoo  hij  zorge  droeg,  dat  in  ^jê 
nd  alles  geteeld  v^rd  »  wat  dat  Land  kon  voortbrengeo,  en 
0at  hij  als  dan  zijne  eigene  Landsprodufien  verarbeiden  liet? 

t»  Dat  is  zeer  onbetwistbaar* 

|.  Nu  dat  voortbrengen  van  alle  mogelijke  Landsproduden»' 
jpelcbisd  toch.  door  den  Landbouw;  bij  gevolge  is  dit  bedrijf 
liet  eerfln»  noodigfie  en  voomaam(te. 

M  De  I^r  Sommer,  was  door  deze  voorftelling  van  het  gewfgt 
èes  Landbouws  wel  overtuigd ;  evenwel  kwam  het  hem  al  te 
liroDderlijk  vocht,  dit  LfHenthdi  aon  Boer  worden  zon.  Maar 
dkcze  maakte  eindelijk  bet  befluit,  terwijl  hij  zich  verklaanice 
jOat  hij  nur  den  raad  van  den  Heer  van  Morgenthau  den 
{«azdbouw  drijven  wilde.  Wanneer  ókn  zfjne,  en  »'jner  £5:fati- 
genootei;  neiging  tot  de  Gelukzali^hbid  nog  niet  volkomen  daar 
fioor  bevredigd  werd  ,  zoo  was  het  nog  altoos  vroeg  genoeg  » 
tet  de  Negotie  over  te  gaan.** 

In  gevolge  hier  van.  gel)rk  het  verdere  verhaal  meMt,  fldde 
}4$rg9nthuun  naar  zfjtie  belofte  i  Liliemhat  in  het  bezit  vm 
pen  uitgebreid  Landgoed;  en  dees^  ilaagde,  ten  genoegen  van 
^chZQlvcn  en  dat^5^er  Echtgenoote,  in  de  belcbUtkinge  zyner 
zaaken,zo  wél,  dat  dé  Heer  Sommer  met  den  tyd  duidelyk  b^ 
greepe;  ,»dat  de  Landbouw  eenc  heerlijke  zaak  was,  wanneer 
ti  zij,  niet  naar  den  fleni?arr  maar  near  konst  en  ondervinding» 
i»  gedreven  werd.'^ 


Paim" 


JPaMlêdent  üf  isitgelezene  OosUtMe'  VeriiÜinf^ ^  éo«r  j.  «. 
HBADBiu  VU  he$  ITdogduitscJi.  Te'Lejden ,  hü  W.  H;  Orm, 
37 J7.  fiehalvcn,  de  Foofreden^  174  fr/arf».  /«  ^r.  99ff^. '      ; 

C*ale  OM  oorded  hyeengèb|a(t«  Vexzsuzienhc  van  Dcistërfchb 
r^  VeneUiageB  •  im  biisr  toer^sip .  nut  hebben »  en  lüfi^^^lj^ 
ArbUbo,  on  de  .km^tm9i^%  ym  Bps^Iyke  en  GodsdTéiiAIgD 
deugden  in  te  boezemen;  des  dit  GefcTififtV  inzoriderh«id  vodr 
de  Jeugd  gefchikt »  aan  deeze ,  en  ook  wel  aan  anderen  van 
ryper  jaaren»  ter  leezinge  en  overdenkinge  aangepreezen  moge 
^worden.  Eene  beknopte  vertelling,  welke  ons  in  ons  tydlyk' 
bedryf  op  de  eeuwigheid  leert  denken  »  2y  hier  ten  voorbeel- 
den Dezelve  heeft  tot  Mn  opfcfarift»  d^^eumge  Last,  en  luidt 
aldus.  '• 

,»  De  Kalif  hakkam»  di^  de  phigt  beminde »  wilde  de  tui- 
nen van  zijn  Paleis  verlieren  qb.  grooter  maken,    tiij  kogt  alle 
de  bijliggende  landerijen»  en'tetaalde  den  eigenaars  zo  veel 
daar  voor  ais  zij  begeerden.    Dan  'er  werd  eene  arme  Wedu- 
we gevonden  »  die   het  erfdeel    van  hare   vaderen ,  uit  eene 
godvrugtige  naauwgezetheid ,  niet  wilde  verkopen,  en  alle  aan-- 
biedingen  9  die  men  haar  des  wegens  deed,  tenecnemaal  aflloeg. 
De  eigenzinnigheid  van  deze  vrouw  verdroot  den  Opzicnder 
van  het  koninglijk  gebouw ;  hij  nam  haar  dit  kleine  land  met 
geweld  af,  en  de  arme  Weduwe  kwam  weenende  bij  den 
Rigter.  Ibn  beschir  was  juist  kadi  van  de  Stad.    Hij  liet  zig 
het  geval  voordellen ,  en  vond  het  moeilijk  ;  want ,  alfcboon 
de  Wetten  aan  de  Weduwe  uitdrukkelijk  rcgt  gaven,  zo  was 
hec  tQch  niet  gemakkelijk,  om  eenen  Vorst,  die  gewoon  was 
zijnen  wil  voor  de  volmaaktfte   geregtigheid    te  houden ,  tuc 
eene  vrijwillige  vervulling  van*  eene  oude  Wet  te  verpligteii. 
Wat  deed   de  regtvaardige  kadi.    Hij  zadelde  eenen   Ezel , 
bing  dien  een  grooten  2ak  om  den  hals,  en  reed  zonder  uit- 
flel  naar  de  tuinen  van  het  Paleis ,  alwaar  de  kalif  z/g  juist 
in  het  fchoone  Paviljoen  bevond ,  dat  hij  op  den  grond  van 
de  Weduwe  gebouwd  had.    De  komst  \^n  den  kadi  met  zij- 
nen Ezel  en  zak  bragt  hem  in  verwondering,  en  nog  meer 
verwonderde  hij  zig,  wanneer  ibn  beschir  zig  voor  zijne  voe- 
ten wie^,  en  hem  dus  aanbrak:  „  Vergun  mij.  Heer,  dat> 
„  ik  dezen  zak  met  aarde  van  dezen  grond  vuile.**   Hakkam 
ftond  het  toe.    Wanneer  de  zak  vol  was ,  verzogt  de  kadi 
den  KALTF  om  hem  den  zak  op  den   Ezel  te  helpen  beuren. 
Hakkam  vond  dit   verzoek  nog  bijzonderer,  dan  al  het  voor- 
gaande ;  maar  om  te  zien  wat  de  man  voor  had ,  zo  greep  hij 
mede  aan.    Dan  ,   de  zak  was  niet  re  tillen ,   «n  de  kaltp 
zeide  :  H.de  last  is  te  zwaar »  kadi,  hij  is  te  zwaar.** 

f»  Heer 


.  Heer  antwoordde  »n  sbscht»  ,  met  eeoe  edde  vrijhefd, 
*-,**viiid  dezen  last  te  mm,  en  hij  bevat  toch«aar  een  klein 
Veelte  v^ï  de  aarde,  die  gij  op  eene  onbdlijke  wijze  aaa 
^  arme  Weduwe  ontnomen  hebt;  hoe  zult  gij  dan  dit  ge. 
liede  geroofde  land  kunnen  draagen,  wanneer  het  de  Rigter 
d^  wMieid  ten  laatften  dage  op  uwe  fchouder*  lijpr 

„^uiSwaa^W^tTt^i  m  pwes  <Je  kloeta»oed*beW  en 
ibhranderheid  4an  den  kadi,  en  mf  «n  de  Weduwe  het 
hndTmetlÏÏe  gebouwen,  die  hij  d£op  bad  laat»  aanksgeo» 

J— .  M 


weder.*» 


«       *        ^ 


N  l  E  u  ir  £ 

'algemeen  e 
VAD  ER  LAND  SC  HE 

LETTER-OEFENINGEN. 

De  Bybel^  door  beknopte  Uitbreidingen  en  ophelderende 
jtenmerkingen  verklaerd^  door  j.  van  nuys  jlliinreu^ 
BBRO ,  A.  h.  M.  Th.  et  Phil.  Dr.  Hoog/eeraer  in  ds 
H.  Godgel.  en  Kerkl.  Gt^ch.  acn  het  lil.  Ath.  en  Pre^ 
dikant  in  de  Gemeente  te  Amfterdarh^  mitsgaders  Lid 
van  het  Zeewnsch  Genootfchap  der  IFetenfchappen  ^  te 
VUsfingen.  Veertiende  Deel.  Te  Amfterdam^  by  J. 
Allart,  1787.  Behalven  het  Voorwerk  ^  548  bladz.  in 
gr.  Svo. 

De  twee  boeken  van  den  Propheet  Jeremia^  te  weten, 
dat  zyner  Godfprakeu  9  en  dat  zyner  Klaegltederen , 
worden  io  dit  Deel  ontvouwd.  Voorqf  gaet  ene  Verhan- 
deling over  de  merkwaerdigfte  byzonderbeden ,  welke  om* 
trent  ieder  dezer  boeken  in  't  algemeen  overweging  vorde- 
ren, en  verder  houd  hy,  ter  ophelderinge  dezer  Schrif- 
ten, denzelfden  voet,  als  in  de  verklaring  der  voorige  By- 
belboeken;  waerdoor  by,  wel  inzonderheid  aen  deze  en 
gene  voorftellingen ,  die  hare  duisterheid  hebben,  een  oor- 
deelkundig licht  byzet.  Ter  proeve  hiervan  diene  zyne 
Opheldering  van  Jer.  XXX!.  22;  waeromtrent,  nopens  den 
zamenbang  niet  het  voorgaende,  het  volgende  ftaet  aen  te 
merken.  De  propheet  vers  4,  5  ^n  6  de  gelukkige  1ier- 
ftelling  van  Israël  in  KanaUn  voorfpeld  hebbende,  duid. 
ver»  7^—14  aen ,  dat  deze  wederkeering  der  Jooden  niet 
groote  blydPchap  zou  ^efchieden;  waerdoor,  volgens  15 
— d2 ,  de  voorige  treurigheid  geheel  en  al  zou  ophouden. 
's  Volks  voorige  droefheid  word,  vers  15,  zinnebeellig 
voorgedragen  onder  de  melding  van  Rachels  droefheid, 
en  in  gevolge  hiervan  word  Rachel,  vers  16,  opgewekt, 
om  hare  klagten  te  (laken ;  in  de  verzekeringe  van  de  ver- 
vulling der  Godlyke  beloften,  vers  17— *ac;  op  welken 
frondOag  het  Volk  vers  sft  aengefpoord  wordt,  om  met 
oetvaerdigheid  hlymoedig  weder  te  keeren  na  Kanaan  > 
welk  voorltel  de  Propheet  vers  23  aldus  aendringt. 

]LDEKL.lf.ALO.LKTT«NO.ia.  LI  99   ^Oe 


470  'j*  VAN  »UyS  KLÏNKiNftttRG 

,,  Hoe  larige  zult  gy  u  aen  de  blijdfcbap  onttrekken 
en  de  gunftige  gelegenheid  verwacrlozen ,  om  in  uw  Va- 
derlai\d  weder  te  keeren^  gy/afljeerige*  dèchcèr?' 'want 
de  HEERE  heeft  wat  nieuws  *  wat  groots  en  zondcrlings 
op  der  aerden  gefchapeö;  De  vrouwe  ütl  den  man 
omvangen.  ^ 
.  „  De  laetlle  woorden  :'w^i«/  de  heere  beefi  wal  nieuvis 
enz.  worden  verichillendlyk  opgevat.  Vooraf  herinne- 
ren wy,  en  dit  dient  men  wel  in  het  oog  te  houden,  dat 
deze  woorden  hiir  inkomen  als  eefie  beweegreden,  door 
welke  de  dochter  kraëU  wordt  opgewekt ,  om  naer  Kanaan 
weder  te  keeren,  en  alJc  zwarigheden  worden  wechgeno- 
ïiien,  welke  haer  tegen  dien  opcocht  konden  befchroomd 
maken.  Üit  is  allerduidelykst ,  uic  het  ganrche  verband 
van  zaken. 

„  De  Hf  ER  wordt  gezegd. wö/./;/V//wj  te  fcheppcn^  wan* 
neer  Hy  iets  te  weeg  brengt,  het  welk  niet  alleen  vreemd, 
maer  ook  te  gelijk  heuchlyk  is,   vergel.  Jef,  ^3:  19,  20. 

Dit  nieuws  zou  plaets  hebben  op  de  atrae^  dat  is  in 

het  land  Kanaan,  het  welk  vers  123  uitdrukkelyk  het  land 
yan  Juda  genaemd  wordt.  Het  nieuws  zou  daerin  be* 
ttaen ,  de  vrouw  i^al  den  man  omvangen.  Wat  zegt  nu 
iktzt  nitfpraeky 

„  A.  Gemeenlyk  denkt  men  aen  de  geboorte  van  den 
Mcsfias^  welke  by  uitnemendheid,   als  .zijnde  een  verba* 
zend  wonder,   'ivat  nieuws   mag  gcnaem'^    worden.     Men 
neemt  het  vvoord  vrouw    voor  eene  algemeenc    benaming 
▼an   menfchen,  die   tot  het  vrouwlyk  geflacht  behooren, 
zoo  dat  het  ook  cene  macgd  zou  kunnen  beteekenen.     De 
uitdrukking  den  man  omvangen  zou  te  kennen  geven,  een 
mannelyk  2aed  in   de  bnerrooedcr  te  dragen  en  te  orodn- 
gelen.     Op    deze  gelegde  grondllagen,   zou  hier  de  won- 
derdadige ontvangenis  van  onzen    Verlosfer,  iii  de  baer- 
moeder  van  de  maegd  Maria ,  voorfpeld   wofden ,  en  de 
Godsfpraek   zou  volledig  overeenkomen,  met  die  van  ^e* 
faias  Kap.  7:   14.    Men  voegt  er  by  ,   dat  de^e  belofte 
hier   eigenaariig ,  in    het    verband  van  zaken   te  pas   ko- 
me  ;  om  de  verftronide  Joden  tot  het  wedeik  eeren   naer 
Kanaan   aen  te  moedigen  :    om  dnt  het  Joodfche    land, 
door    deze  wonderdadige   gebeurtenis,  boven  alle   andere 
gedeelten   van  den  aerdbodem  ,  zou  verheven  worden ;  en 
om  dat  dit  nieuws  de   grondllag  was  van  alle  verdere  ze» 
geniugen  en  voorrechten. 

„  Daa 


VERKLAARINQ  VAN  DBN  BYBEL.         471 

,,  Dan  hoe  oud  en  vry  algemeen  aangenomen  deze  ver- 
klaring ook^  wezen  moge ,  kan  zy  evenwel  geen  (leek  hou- 
den;  en   hadden  wy    geene   andere  bewijzen    voor  ^e/in 
•  Mesüasfcliap,   zonden    wy   tegen    het   ongeioov  niet  veel 

kunnen  uitrichten. Deze   uitlegging  is  niet  wel  be- 

ftaenbaer  met  de  oorfprongeiyke  woorden. .  Het  woord 
vrouw  kan  niet  bepaeKielyk  van  eene  maegd  verklaerd  wor» 
den*  Het  woord  man  beteekent  eenen  volwasfen  man;  en 
kan  dcrhalven  niet  van  een  mannelyk  zaed,  nog  in  de 
baermoeder  befloten ,  genomen  worden.  Het  omvangen 
wordt  uergens  van  de  dracht  eener  zwangere  vrouw  ge- 
bruikt.    Ook  wordt   deze  verklaring,  door  het  vep- 

band  van  zaken,  geenszins  hegunlHgd.  De  belovte  van 
Mcsfias  wonderdadige  geboorte  was  wel  de  voornaemne 
en  de  grondflag  van  alle  andere  belovten;  maer  dit  be- 
wijst  niet  dat  dezelve  juist  hier  moet  inkomen.  Die  be- 
lovte zou,  in  dien  tijM  welke  hier  bedoeld  wordt,  eerst 
ua  verloop  van  eenige  eeuwen  vervuld  worden  ;  nu ,  eene 
belovte,  welker  vervulling  nog  zoo  ver  af  was,  ichijnt 
minder  gefcbiki  te  zijn,  om  de  verdrooide  Joden,  tot  hec 
wederkeeren  naer  bun  Vaderland,  aen  te  moeJigen^  dan 
wel  eene  toezegging  van  aengeoame  gebeurtenisTen ,  welke 
kort  op  banden  zijn. 

„  B.  Anieren  hemen  het  ganfche  voorftel  zinbeeldig^ 
■  De  vrouw  zal  liet  volk  van  Israël  beteekenen,  hec 
welk  de  hber,  op  Sinai,  als  het  ware,  getrouwd  had> 
door  bet  zelve  tot  het  volk  van  zij'n  byzonder  eigendoqi 
aen  te  nemen  j  hoe  ^eer  deze  zinbeeldige  vrouw  deu  hebsl 
verlaten  had,  en. zich  verloopen  in  afgodery,  n^et  de  af* 
goden  der  beidenen.  De  man  is  derhalven  de  heer,  die 
deze  overfpelige  vrouw,  door  de  Asfyrifche  en  Babylonir 
fche  gevangeu,i9 ,  met  het  hoogde  recht  verftooten  had» 
Maar  nu  zou  de  vrouw  den  man  wederom  omvangen  en 
omhelzen :  dat,  is ,  Israi;l  zou  berouw  hebben  over  de  voot 
rige  boosheden,  zich  wedef  tot  den  beer  bekeeren  met  ' 
eenen  bartlyken  afkeer  van  de  afgodery »  en  Hem ,  als  het 
ware,,  met  tedere  Ijevde  omhelzen.  —  Met  een  woord ^ 
de  Israëlieten ,.  zoo  lang  vtin  den  heeab  afgedwaeld,  zoa« 
den  zich  op  nieuw  tot  Hem  .bekeeren. 
.  „  Het  is  waer,  de  bekeering  van  een  volk,  het  welk 
zich  2rop  laDg  in^^de  .  afgodery  verhard  had,  was^zekerlyk 
iets  nieuws,  het  welk  men,  volgens  het  gewoonc  beloop 
der  mcnfchclyke  zaken,  niet  zou  hebben  kunnen  verwach- 
ten,   Maer  met  dit  alles,  komt  deze  verklaring,  o\v- 

LI  2  tu 


47^  J-  VAN  l^UTS  KLINREKBERGt  VBRKL.  VAR  OEN  BTB. 

zes  erachtens ,  in  het  geheel  niet  overeen ,  met  bet  ver- 
band van  zaken  ^  en  het  oogmerk  tot  het  welk  de  woor- 
den hier  inkomen.  Of  zou  eene  belovte,  omtrent  de  bc- 
keering  des  volks «  eene  drangredcn  hebben  kunnen  wezen, 
om  de  wechgevoerde  Israëlieten,  tot  het  wederkeeren  naer 
bun  Vaderland,  op  te  wekken? 

„  C.  Voor  het  naest  daerom  zouden  wy  ons  voegen 
by  die  genen,  die  de  ganfche  belovte  verftaen  van  eenen 
zeer  aengenamen  vreugdetijd.  —  Te  weten  de  enkel- 
vouwige  benaming  van  de  vrouw  en  de  man  wordt ,  in  ee« 
nen  verzamelenden  zin,  genooïen  voor  het  vrouwelyk  en 

©annelyk  geflacbt.  — : Het  woord  Binvangen  zegt  ook 

omringen  rondom  gaen. De  vrotdw  zal  den  man  orrh 

vangen  en  omringen ;  dat  is  dan  :  de  vrouwen  en  de  man- 
nen zullen  openbare  vreugde  bedryven,  zich  in  rei- 
jen,  al  zingende,  fpelende  en  dansfende  zamen voegen; 
zoo  dat  de  mannen ,  als  het  ^are ,  aen  eénen  troep  «ui- 
len fpelen  en  fpringen,  terwijl  de  vroui^^en  dezen  troep 
omringen  zullen,  en  rondom  denzelven^  bly moedig  dan- 
fen. 

„  Met  een  woord,  het  is  eene  befchrijving  van  eene 
algemeene  blijdfchap,  vergeleeken  Exod.  i^i  20.  Richt, 
fti:  21.  I  Sam,  18:  6,  7.  -  ■  ■  Dit  zou  wat  nieuws 
en  ongewoons  zijn  in  het  land  van  Juda ,  het  welk  zoo 
lang  woest  en  onbewoond  gelegen  had.  Hiervan  daen 
wordt  de  wederbrenging  der  y  er  bannen  Jooden  in  Kanaaa 
aengemerkt,  als  eene  gebeurtenis,  nog  ruim  200  merk* 
waerdig  en  zonderling,  als  de  verlosfing  van  het  oude  Is- 
raël uit  Egypte.    Kap.  16:  14,  15.  23:  7,  8. De* 

zé  opvatting  voldoet  by  uitnemendheid  aen  bet  verband 
en  oogmerk;  om  namelyk  de 'zwarigheden  der  Joden  wech 
te  neemen ,  en  hen  tot  den  optocht  naer  bun  Vaderland 
aen  te  moedigen.  Zy  moesten  zich  door  geene  twijffeU 
moedigheden  laten  te  fug  houden:  want  de  Hesst  zelvs 
zou  een  ^rrchijnrel  voortbrengen,  geheel  vreemd  en  on- 
verwacht, dat  men  namelyk  in  Kanaan  «  het  welk  zoo 
lang  had  woest  gelegen ,  allerlei  vreugde  bedrijven  zoude. 

^^  Deze  verklaring  ftrookt  ook  ongemeen  wel  met  het 
volgende,  alwaer  de  hbbr.  de  kennelykfte  proeven  beloovt 
van  zijne  zegenende  goedheid;  wordende  vers  23 — ^30^ 
de  voorTpoed  der  wedergekeerde  jodea  befchrevèn." 


Fkiw' 


J«  A»  CRABIIBR  ,  bvER  DBN  BRIEF  AAN  DR  R0MfiINEI7.  473 

ycrklaring  vaneden  Brief  van  paulus  aan  de  Romeinen^ 
door  i.  A.  CRAMER ,  Katicelier  der  UnivtrftUH  te  Kiel. 
VU  net  Hoogduitsch.  Eerfte  Deel.  Te  Leyden^  bj 
A.  en  T.  Honkoop  i7l^7#  Bchalven  het  Voorberigt, 
278  bladz.    In  gf\  8y(?. 

Uk  voorige  Schriften  van  den  Eerwaerden  Cratner^  ter 
verklannge  der  Brieven  van  Apostel  Paulus  5  is  's 
Mans  fcbryfwyze  en  manier  van  behandeling  in  dezen  9 
£o  overbekend ,  dat  het  ten  opzigte  van  dit  Werk  genoeg 
zy  te  zeggen,  dat  onze  Schrifckundige  Uitlegger  hierin 
denzelfden  voet  houdt.  Na  ene  voorafgaende  Inleiding, _ 
waerin  de  nierkwaerdigfte  byzondèrheden ,  die  ter  opbelde- 
ringe  van  dezen  Brief  aen  de  Romeinen  in  't  algemeen 
(trekken,  opgehelderd  worden,  geeft  hy  ons  ene  nieuwe 
Vertaling  van  den  geheelen  Brief,  waer  in  'sManstael-  en 
oordeelkunde  ten  kragrigfle  doorftraeit;  en  deze  Vertaling 
gaet  vervolgens  vergezeld  van  ene  Verklaring  zelve  van 
dien  Brief ;  in  welke  hy  zyne  gedachten,  over  den  inhoud 
van  's  Apostels  voortellingen ,  met  veel  juistheid  leerzaem 
ontvouwt;  gaende  dit  eerfte  Deel  over  de  vyf  eerfte 
Hoofdftukken.  Tot  ene  proeve  hier  van  gae  men  na ,  het 
geen  hy  ons  wegens  Rom.  UI.  23 — a6,  onder  't  oog 
trengt. 

„  Op  de  vers  21  en  22  gedane  melding  van  de  vr^e 
Goddelyke  begenadiging  der  zondaaren  door  het  geloof  ia 
Jezus  Christus  ^  laat  de  Apostel  terftond  het  J^ewys  dezer 
leere  volgen ,  wanneer  hy  zegt :  Want  Vr  is  geen  onder» 
fcheid;  geen,  te  weten  tusfchen  Heidenen  en  Jooden,  in 
opzicht  op  den  aart  en  wyze^  hoe  zy  zalig  kunnen  wor« 
den,  of  in  hunne  betrekking  tot  God«  Want  'er  is  geen 
onderfcheid,  de^^yl  zy  allen  ftrafwaardig  zyn  ^  en  allen 
den  roem  voor  God  mis/en ,'  dien  zy  hebben  moesten ,  en 
alle  om  niet ,  alleen  om  de  verlos/ing ,  die  door  yezus 
Christus  gefchied  is ,  geregtvaardigd  zullen  wórden ,  welken 
God  tot  een  verzoening  heeft  voor  gefield^  door  het  geloof 
in  zyn  bloed  ^  tot  een  be^ys  van  ^zyu^  geregtigheid  ^  door 
de  vergeving  der  zonden  ,  die  te  voren  gefchied  zyn^ 
toen  hy  ^er  geduld  mede  had^  tot  een  bewys  van  zyne 
geregtigheid  in  deezen  tegenwoordigen  tyd^  om  zig  al  den* 
genen  te  oper^haren^  flï/J  regtvaardig  is^  en  elk^  die  het 
geloof  in  jezus  heeft ^  regtvaardig  maakt.  l^tVLvs  zegt, 
tusfchen  Jooden  en  Heidenen  is  geen  onderfcheid ,  en  be* 

LI  3  wyst 


474  J«  ^«   CRAMER 

wyst  dit  daaruit ,  om  dat  zy  allen  gezondigd  hebben  ,  of 
allen  (Iraf^vaardige  zondaars  zyn ;  dac  zy  allen  die  waardig- 
heid niislen ,  welke  zy  volj?ends  het  oordeel  van  God 
hebben  moesten.  lücrlykheid  oï  roem,  ^*S<,  heet  fomtyds 
zo  veel  als  het  beeld  Godsj  of  d«>  gelykheid  met  God, 
1  Cor.  XL  7.  wcshalven  ibmmige  Uiikggers  deezc  plaats , 
als  een  bewys  van  het  verlies  van  de  gorfpronglyke  gelyk- 
heid TTïet  God,  of,  gelyk  men  gewoon  is  te  zeggen,  het 
Goddelyk  evenbeeld,  gebruiken.  Gewoonlyker  betekent 
lu't  Gods  roem,  of  roem  voor  Godj  de  goedkeuring  van 
God^  of  het  welbehaagon  van  God  in  de  menfchen,  meo 
zie  Joh.  XII.  43 ,  en  deeze  betekenis  is  ten  vollen  met 
den  zin  van  pal-lus  overeenkomende;  hy  wil  'er  mede 
zef»gen ,  geen  mensch  is  zo  gcfteld ,  dat  hy  het  Goddelyk 
welbehagen  of  goedkeuring  waardig  is.  Deswegens  moe- 
ten zy  allen  donr  zyne  genade  om  niet^  dat  is,  zonder 
het  te  verdienen,  geregtvaardigd  worden,  of,  van  hunriC 
ftraffen  vryizefproken  worden,. en  wel  om  de  verh^fing  door 
Jezus  Christus  gcfchied.  Deczcn  heeft  God  tot  eenen  ge- 
nadcfloel  voorgejkld.  Het  Griekfche  'Uoirjf^i*»  heeft,  we- 
gens zyne  dubbele  betekerJs,  tot  onderfcheidenc  verklarin- 
gen ,  aanleiding  gegeven.  Volgens  de  oude  verklaring 
beteekent  her,  het  dekzel  van  den  Bondkist^  waarm  de 
"Wet  van  Mofes  bewaard  word.  Dewyl  God  zyne  byzoa- 
dere  tegenwoorr^igheid  boven  dezelve  gewoon  was  te  open- 
baaren,  word  'er  in  den  oneigenlyken  zin  van  gezegd, 
dal  God  boven  dezelve  woont  y  en  ze  heet  deswegens  de 
genade-floel  of  de  genade^  troon.  De  Hoogepriesier  moest 
zig  tot  dezelve  begeven ,  wanneer  hy  op  den  grooten  Ver- 
zoendag het  Joodlche  Volk  met  God  verzoenen ,  of  de 
vergeeving  van  deszelfs  verdiende  ftraffen  van  Hem  af- 
bidden wilde.  In  deeze  beteekenis  word  het  woord,  zo 
wel  in  andere  plaatzen  van  hei  Nieuwe  Testament,  als 
ook  door  de  LXX  Taalsmannen  gebruikt,  Heb.  IV.  i6. 
Êxod**  XXV.  17 — öQ.  XXX.  6.  en  meer  anderei\.  De- 
wyl dan  God  de  menfclien  door  jefus  den  Meslias ,  wegens 
de  door  Hem  bewezen  verlosfnig,  begenadigt,  zo  kan 
van  deezen  ook  gezegd  worden,  i^at  hem  God  tot  eenen 
genade-troon  voor  de  menfchen  heeft  opgerigt.  Daar  intus- 
fchen  deeze  zin  eene  zekere  hnrdighcid  fchynt  te  hebben, 
zo  zyn  daar  door  nieuwe  Uitleggers  aangezet  geworden, 
om  eene  andere  betekenis  van  het  Griekfche  woord  den 
voorrang  te  geeven ,  volgends  welke  het  eeii  zoenoffer  be- 
teekent, en  volgends  deeze  zou  paüLhs  zeggen ,  dat  God 
Christus  den  menfchen  tot  een  zoenoffer  gegeven  heeft. 

Doch 


OVER  DEN  MIEF  AAN  DE  ROMEINEN.  475 

Doch  deeze  beteekenis  komt  alleen  by  de  Grieken  voor, 
die  zuiver  Grieksch   fchryven :   ook  niet  in  verband  met 
het    woord  voorftel/en.     Een  om  het  verklaren  der  Schrift 
fcyzonder  verdienden  Semkr  heeft  daarom  nog  eene  andere 
uitlegging  Van  het  GrieWche  woord  opgegeven,  volgends 
welke  de  naam,   die  eenen   perzoon   en  een  zeker 'werk 
toekomt,   met   den  naam  van  den  perzoon,  dien  het  toe- 
komt,  verwisfeld  kan   worden,  gelyk   by  voorbeeld   ©fi.» 
voor  ©f4>5,  9-0t^f,tê9  voor  «-«tv/»  gefteld  word,  bygevolg  zou 
«Asfvtfiflv  voor   lAKruf,  of  'A«(rfc»uf»d»  ftaan.    Dan  zou  de  zin 
zyn,  dat  God    Jcfus  den  menfchen  tot  eenen  Verzoener 
heeft  voorgefteld  of  verordineerd.    .Dan    hoe  zinryk   ook 
deeze  verklaaring  is ,  zo  verdient  echter  de  oude  den  voor- 
nng,  dewyl  «eene  verklaaring  meer  overeenkomt  met  het 
Taalgebruik  van  paulus,  en  zyne  gewoonte,  om  al  het 
geen  de  verlosfing  der  menfchen  door  Christus  betreft, 
onder  menigerleie  beelden ,   die  vnn  den  Joodfchen  Offer- 
dienst ontleend  zyn,  voor  te  (lellen,  dan  deeze ;  en  even 
daarom  de  toefchynende  hardigheid  van  deeze  oneigcnlyke 
benaaming  van  Christus  niet  vreemd  behoeft  te  zyn.  Voor 
het  overige  komen  alle  deeze  onderfcheiden  verklaringen 
toch  in  den  grond  roet  eikanderen  overeen ;  alle  bevestigeö 
de  waarheid ,  dat  de  Mesfias  die  geen  is ,  door  wien  God  , 
wegens  de  door  Hem  overgenomen  ftraffcn  onzer  zonden, 
ons  de  verlosfing  daar  van  laat  toekomen ,  en  wel  door 
het  geloof  in  zyn  bloed ^  alwaar,  volgends  de  Hebreeuw- 
Iche  wyze  van  fpreken ,  «  töü  «/^««ti  voor  u%  i*  «ik«  (laat , 
waar    het  woord   bloed  den   geweldigen  dood  betLCkcnt, 
dien  Hy  als  eene  llraf  ,voor  onze  zonden  geleden  heeft. 
Te    weten ,  wy   worden  door  het  geloof  in  het  bloed  van 
Christus   geregtvaardigd ,    wanneer   wy   vertrouwen,    dat 
God  ons   de  (Iraffen  onzer  zonden  vergeven  zal,  dewyl 
Christus  voor  ons  en  in  onze  plaats  eenen  geweldigen  dood 
gedorven  is.    Dit  doet  God  tot  een  bewjs  van  zyne  gerech-- 
tigheid ,  of  van  het  hem  als  onzen  Rigier  toekomend  regt 
Van   regtvaardiging  door  de  vryfpreking  of  vergeving  der 
«onden ,  welke  geduurende  den  tyd  gedaan  werden,  toen 
God  nog  geduld  daar   mede   had,    dat  is,  ten  tyde  van 
het    Oude    Testament.    Het  onderfcheid,  dat  hier  door 
fommige  Uitleggers ,  tusfchen  de  woorden  v^ptrn  ea  a^tfn^ 
aangenomen  word,  heeft  in  het  Taalgebruik  geenen  grond. 
Paulüs    voegt  •er  nog  by,  tot  bewys  van  zyne  gerechtig'^ 
heid^  of  van  het  Hem  toekomend'  regt  van  onze  regtvaar- 
diging,  in  dcezen  tegenwoordigen  tjd^  om  aan  te  duiden, 

Li  4  dat 


476  ].  A.  CRAMER 


\ 


dat  deeze  troostvolle  leer  door  Christus  en  zyne  Apostelen 
alleen  in  haar  volle  licht  is  geopenbaard  geworden ,  met 
oogmerk,  om  aan  te  toonen,  dat  Hy  regtvaardig  is^  of 
het  rcgt  heeft  ^  om  ftraf^aardi^c  zondaar  en  te  begenadig 
gcn^  en  ook  den  geenen,  die  in  Jefus  gelooft,  waarlyk 
^regtvaardig  maakt  ^  of  het  tegt  der  regtvaardiging  aan 
hun  uitoefent. 

,,  Zo  duidelyk  verklaart  zich  de  Apostel»  voer  eeru^ 
dat  de  menrchen  de  regtvaardiging  noodig  hebben ,  en  wel 
alle  menfchen  zonder  uitzondering,  dewyl  zy  allen  ,  welk 
onderfcheid  'ook  anders  onder  hun  plaats  niogt  hebben, 
firafwaardige  zondaars  zyn ,  die  zelve  niets  doen  kunnen  , 
om  zig  van  de  ftraffen  hunner  zouden  te  verlosfen,  welke 
te  ondergaan  hen  ongelukkig  en  ellendig  maakeu  zou,  die 
dus  alleen  eene  vrye  ontferming .  van  God  redden  kan. 
T^n  treeden ^  dat,  dewyl  de  menfchen  niets  hebben  noch 
vermogend  zyn  te  doen,  het  geen  de  Goddelyke  goed- 
keuring en  welbehagen  waardig  maakt,  hen  God,  om 
niet ,  en  geheel  zonder  hunne  verdien/len ,  als  onfchuldlge 
fchepzels  aanziet ,  en  alleen  uit  onverdiende  goedheid  tot 
hunner  regtvaardiging  befluit.  Ten  derden^  dat  God  tot 
dit  befluit  alleen  door  de  kennis  van  hunne  behoeften,  en 
niet  door  hun  tegenwoordig  of  toekomend  gedrag,  maar 
voornaamlyk  door  de  verlosfing  van  Jefus  Christus ,  of 
door  zyncn  in  hunne  plaats  geleden  dood ,  bewogen  werd , 
maar  dien  Hy  zelf,  om  zynen  afkeer  van  hunne  zonden  te 
openbaren ,  verordend  en  toegelaten  heeft.  Ten  yierdcn , 
dat  niemand  deeze  regtvaardiging  om  de  verlosfing  van 
Jefus  Christus,  anders,  dan  door  het  geloof  in  zyn  bloed, 
of  door  het  vertrouwen  op'  den  dood  van  Jefus ,  deelagtig 
kan  en  zal  worden.  Dit  alles  is,  uit  de  door  p/iulus  g^ 
bruikte  uitdrukkingen,  ontegenzeggelyk ,  indien  men  aan 
dezelve  haare  gewoone  en  natuurlyke  betekenis  laat.  De 
vergeving  der  zonden,  welke  niets  anders  is,  dan  eene 
verlosfing  van  hunne  fchuldige  ftraffen,  word  geheel  bui- 
ten kyf  alleen  als  een  uitwerkzel  van  zyne  vrye  ontferming 
voorgerteld ,  en  als  een  gevolg  en  vrucht  van  den  dood 
van  Jefus  Christus;  maar  deeze  nog  als  eene  bevestiging 
v  m  zyn  voornemen ,  om  zig  over  hun  te  ontfermen ,  nog 
als  een  voorbeeld  van  het  heerlykfte  geduld,  en  de  ftand- 
vastigheid ,  waarmede  Christus  de  waarheid  en  Goddelyk- 
heid  der  leere,  door  Hem  verkondigd,  bekragtigd  heeft. 
En  wnt  is  *er  toch  in  deeze  leerftellingen,  het  geen  niet 
met  de  begrippen,  welke  wy  ons  van  het  jillervolmaaktfte 


OVER   DEN  BRIEF  AAR  DE  ROMEINEN.  477 

Wezen  moeten  maken,  ten  vollen  overeenftemt?  God  be- 
flooi,    om  de  menfchen  van  de  ftraffe  hnnner  zonden  t6 
verlosfen,  alhoewel  niets  by  hen  te  vinden  is,  het  welk 
hen  zyn  welbehagen  waardig  maakL    Bewyst  dit  niet  de 
oneindigheid  van  zyne  goedheid?  Hy  befloot,  om  zynen 
eigen  zoon  in  hunne  plaats  te  laaten  llepven ,  op  dat  hun* 
ne   zonden  niet  zouden  worden  aangezien ,  als  of  zy  hem 
onverfchillig   waren.    Bewyst    dit    niet   de    heiUgheid  en 
aanbiddingswaardigheid    van    zyne    vrye    en   onverdiend© 
barmhartigheid  jegens  hen  ?  Hy  verbond  het  daadelyk  genot 
daarvan,  voor  de  menfchen,  met  het  geloof  in  den  dood 
van  J^fus ;  en  dit  is  de  door  Hem  zelven  voorgefcbreven 
order,  in  welke  zy  zyner  begenadiging  deelagtig  worden • 
dewyl  dit  vertrouwen  even  zo  wel  eene  belydenis  van  de 
affchuwelykheid   en   ftrafwaardigheid   hunner  zonden     ais 
eene   belydenis    van    zytit    vrye    genade,    en  tevens  de 
kragtigfte   fpoor   is,   om  niet  weder  te    zondigen.    Hoe 
Eeer  worden  niet  daar  door  de  heilige  regten  der  deugd 
bevestigd ,  en   hoe    nadrukkelyk   word  niet  daar  door  de 
befchuldiging  voorgekomen,  dat  deeze  leer  de  noodzaak- 
lykheid  van  de  bekeeting  des  menfchen  wegneemt!  Maar 
hoe  nadrukkelyk   word  niet   tevens   ook  eene   andere  ia 
onze  dagen  beweerde  gevaarlyke  dwaaling  tegengefproken* 
dat  God   den  zondaaren  de  ftraffen  hunner  overtredingen 
niet  vergeven  kan ,  dewyl  het  dulden  derzelven  het  eenig- 
Ite  middel  is ,  waardoor  hunne  zedelyke  betering  bewerkt 
kan  worden ,  weshalven  zy  dan  niet  als  bewyzen  van  dea 
CJoddelyken  afkeer  daarvan ,  maar  veel  meer  als  onontbeer* 
lyke  weldaaden  Gods  befchouwd  moeten  worden!  Waar- 
toe   toch    kunnen  menfchen  niet  vervallen,  wanneer  zy 
eenmaal  van  den  weg  der  waarheid  zyn  afgeweken  1  Het 
Wyft    dus,   volgends    de   leer   van  paülus,  buiten  kyf 
dat  de  menfchen  alleen,  om  den  dood  van  Jefus  Cbris^ 
tus  wille,  zig  in  de  genade   van  God  hebben  te  verber- 
gen.'* 


LI  5  Lcer^ 


478  J.  C.  LAVATBR. 


Leerredenen  van  j.  c.  lavater,  eer/ten  Leeraar  te  St. 
Pieur  in  Zurich^  te  Bremen  gehouden^  den  tveeden^ 
yierden  en  zesden  July^  1786.  Uit  het  Hoogduitsch,  Tc 
jtmfierdam  y  by  J.  Ch.  Rocder,  1787.  In  gr.  odava. 
104  bladzi 

Ter  gelegenheid  ener  opengevallen  plaetze,  was  de  Eer- 
waerde  Lavaur  tot  Leeraer  te  Bremen  beroepen ,  daa 
»ync  betrekking ,  gelyk  by  in  de  eerlle  dercr  Leerredenen 
betuigt,  en  zyn  geweten  verplichtten  hem,  dien  vriend* 
ïyken,   faartlyken,  dringenden  roep   van   de  hand  te  ^y. 

aen.  Echter  noopte  dezelve  heoi,   naer  't  fchynt, 

om,  enige  weken  daer  na,  drie  Predikbeurten  aldaer  waer 
te  nemen.  Zyne  eerfte  Leerreden  had  ten  tekst,  Rom.  I. 
11.  en  betrof  het  verlangen  van  Christlyke  Leeraren-,  om 
bunnen  Toehoordcren  geestlyke  gaven  mede  te  deelen.  la 
ecne  volgende  Leerreden  handelde  hy  over  de  Kinderlyke 
gezindheid,  uit  Maitb.  XVlIl.  j;  en  de  derde  had  tot 
een  onderwerp,  de  Liefde  tot  Jezus,  naer  aenleiding  van 

Joann.  XXi.  15 19.  Ze  zyn,  naer  den  gewoonen 

leertrant  van  zyn  Lerwaerden ,  opwcklyk,  (lichtend  en 
vol  vuur,  het  welk,  te  meer,  daer  hy  ze,  zo  als  hy  zich 
ii^  de  Voorreden  uitdrukt,  in  een  heet  belemmerend  uur 
xyns  levens  gehouden ,  en  enige  weken  later  grootlyks  uit 
iyn  geheugen  weder  opgefteld  heeft,  meer  hartscógtlyk 
dan  juist  beredeneerd.  Men  oordeelc  hierover  eenigzins 
nit  zyn  volgeud  opwekkend  woord  tot  Christlyke  Liefde. 
„  Liefde  is  het  leeven  des  harten;  de  ziel  van  alles , 
wat  vergenoegen  of  zaligheid  kan  genoemd  worden.  Zon- 
ètr  liefde  is  ieder  leevend  weezen  eitendig.  Hoe  hooger 
een  weezen,  ten  opzigte  zyner  natuur,  des  te  ellendiger 
IS  het  zelve  zonder  liefde.  Naar  maate  de  liefde ,  zoo  is 
bet  keven  der  ziel.  Kennis  en  gevoel  van  het  volmaak- 
te, fchoone,  en  voortreflyke  is  liefde.  Het  uitmuntendfte, 
't  welk  de  zigtbaare  waereld  het  menschlyke  voor  liefde 
vatbaar  koude  voordellen ,  is  de  mensch.  Wie  dien  niet 
liefhebben,  in  hem  niets  beminnenswaardigs  vinden  kan, 
niet  getroffen,  wordt  door  deszelfs  voorrang  voor  alles, 
door   deszelfs   adel,  uitmuntendheid,  onvergelykbaarheid 

roet  alle  andere  zigtbaare  fchepzelen,  wat   zal 

hy  dan  beminnen;  wat  zal  hy  dan  naar  waarde  fchatten 
kuni^en!  De  leer  van  de  liefde,  en  waarde  der  mensch- 
lyke natuur,  is  in  den  grond  Hechts  ééne  leer.    Kennis 

des 


1 


LEERREDENEN.  479 

des  cvenbeelds  Gods  in  den  mensth,  is  te  gelyk  liefde 
Gods  en  des  menfcben*  Deswegeu  is  de  hoofdfoiD  des 
Christendoms  — —  liefde  in  *t  geloof  aan  de  door  Je- 
zus Christus  geopenbaarde  en  beweezene  hooge  Godlyke 
waarde  der  mcnschlyke  natuur.  Al  me  niet  lief  heeft  ^  die 
kent  Gêd  niet ,  want  God  is  de  liefde.  Wy  worden ,  mogt 
ik  zeggen,  eerst  menfchen  en  Gode  gelykvormige  men^ 
fcben  door  de  liefde.  Liefde  is  het  weegen  der  mi>.nsch« 
beid  en  Godheid,  de  hemel  des  hemels.  De  bcmal  zoude 
tot  een  hel  worden  zonder  liefde.  — —  Oe  hel  zoude 
ophouden  eene  hel  te  x  zyri  door  liefde.  God  kan  niets 
dan'  liefde  willen  ,  devvyl  Hy  niets  dan  zaligheid  wil. 
Liefde  maakt  dat  God  God>   dat  Christus  Christus,  is. 

-t Gy  weet  niet,   wat  God  is,   gy  weet  niet  wat  de 

mensch  is,  wanneer  gy  niet  weet,  wat  liefde  is.  Naar 
maate  uwe  liefde,  zoo  is  uwe  menschheid.  Gelyk  uwe 
liefde  is,  zoo  hebt  gy  gemeenfchap  met  God,  zoo  geniet 
gy  God»  Ontwaak  in  ons»  menscblykde  aller  gezindhe- 
den;   Godlyke  liePiie !  Straal  des  hemels !  Vonk  des 

eeuwigen  leeyeus!  Affchynzel  der  Godheid!  Liefde!  Vei^ 
breid  u  in  onze  harten,  Blymoedigheid  des '  weldoens  , 
milddaadige,  goedige,  vriendlyke  zin!  Word  leevendiger 
en  zigtbaarer  in  óns,  lydende,  zwygende,  verdraagende,- 
verfchoonende,  langmoedige  Liefde!  Zy  alle  dagen  onver- 
moeider, goedwilliger,  het  algemeen  nuttiger,  vreedzaa* 
mer,  bly moediger,  opgebelderer.  wakkerer,  vryër  en  on- 
vertfaagder,  ootmoediger  en  moediger  weikzaam ,  gezegen- 
de en  zegenende  broederiyke  en  zusteriyke  liefdei  Geef» 
waar  gy  geeven,  help,  waar  gy  helpen,  (lerk,  waar  gy 
fterkeui  troost,  waar  gy  troosten  kunt.  Beveel  aan!  geef 
raadi  leid!  beur  op!  waarfchuw!  bedraf!  bid!  fmeek! 
zy  vrolyk  met  den  vrolyken!  ween  met  den  weenenden!  kom 
voor!  vergezel!  volg  na!  wend  af!  verligt!  verbaal!  ver* 
zwyg!  geniet!  ontbeer i  edele  Christely ke. "liefde !  uw  voor- 
beeld zy  Christus!  uw  voorbeeld  die  Liefde,  welke  allen 
alles,  en  zichzelve  niets  was  !  Ach  Heere,  Heere!  wek 
door  dit  zwakke ,  onmai^tige  woord  my ,  en  allen ,  die  my 
hooren,  op  tot  deeze  alleen  zalige  en  alloen  zaligmaaken- 
de  liefder» 


Hanm 


480  HAMDBLINGBN  VAN  HET  GRNOOTSCHAP 


HancUlingen  van  het  Geneeskundig  Genootfchap ,  onder  de 
Zinfpreuk:  Servandis  Civibus.  Ti^aal/de  Deel.  Eerfic 
Stuk.  Te  Amlterdam^  bj  P.  Couradi,  1787.  In  gr. 
8vö.  305.  hladz. 

De  bedoelingen  van  dit  geleerd  Genootrchap  zyn  alle- 
fints  zeer  pryswaardig^  en  (trekken  om  ónze  Genees- 
kundige Kennis  langs  hoe  Oicer  te  verbeteren,  en  te  be^ 
vorderen;  Zeer  veele  wel  uitgewerkte  Verhandelingen  zyn^ 
wy  reeds  aan  hunne  uitnoodiging  en  .yver  verfchuldigd  —  en 
onder  deeze  mogen  ook  met  recht  geteld  worden,  de 
twee  ingekoomen  Antwoorden  op  de  voorgcftelde  Vraag: 
^,  Welke  zyn  de  bekwaamde,  en  tevens  veiligfte,  midde- 
,,  len ,  om  de  Geelzucht  9  wanneer  zy  niet  te  verre  ge- 
,,  vorderd  is,  op  te  losfen.  Wat  keuze  en  welke  voor^ 
,,  zorgen  moet  men  daaromtrent  in  het  oog  houden,  zo 
„  ten  aanzien  van  de  verfchillende  oorzaaken  deezer  Ziekte, 
,,  als  van  haare  onderfcheiden  trappen?  Kn  indien  zy  voor 
3,  ongenceslyk  nioet  gehouden  worden ,  uit  welke  tekenen 
^,  zal  men  dat  befluiten?  Het  Genootfchap  ziet,  nopens 
,,  de  keuze  der  middelen,  in  het  byzonder  op  die  hachlyke 
,,  omftandigheid ,  wanneer  de  Ziekte  tot  haare  Geneezing 
,,  voltrekt  ontbindende  middelen  vereiscbt,  terwyl  onder- 
,,  tusfchen  de  (laat  van  ontbinding,  waartoe  reeds  alle 
„  vochten  gebragt  zyn,  byna  zodanige  middelen  fchynt 
,  te  verbieden.'*  Het  Genootfchap  heeft  aan  beide  deeze 
ingekoomen  Antwoorden  den  gouden  Gedenk  •  Penning  to^ 
geweezen;  en  ook  beide  de  Schryvers  hebben,  onzes  be- 
dunkens, deezen  Eerenprys  verdiend. 

De  eerde  Verhandeling  is  van  den  Heer  a.  j.  s'^raro^ 
WEN,  Pz.  Med.  DoSor,  &c.  &c.  te  Ziefikzee;  de  ge* 
leerde  Schryver  geeft  in  het  ecrjie  Hoofd/luk  eene  korte 
Befchryving  der  bedoelde  Ziekte,  en  derzelver  onderfcbei» 
den  verdeelingen,  oorzaaken  en  kentekenen  in  bet  alge- 
meen, en  gaat  vervolgens ,  in  het  tweede  en  derde  Hoofdftuk^ 
over  tot  de  eigentlvke  beantwoordinff  van  het  eerde  gedeelte 

der  Vraag.  En  daar, in  de  Geelzucht,  gelyk  in  andere 

Ziekten,  de  Geneezing  moet  ingericht  zyn,  naa  de  ver- 
fchillende oorzaaken,  en  gevorderden  (laat  der  Ziekte,  zo 
geeft  de  Schryver  vooraf  eene  zeer  na;»uwkenrige  opga^ve 
van  de  meest  bekende  oorzaaken  der  Geelzucht,  derzcl ver 
onderfcheiden  kentekenen  en  onderfcheiden  trappen.  Hét 
yicrde  Hoofdfluk  behelst  eene  algemeene  voorzegging,  en 

hi^« 


«BEtVANDIS  CIVIBÜ8.  J^S^ 

hieruit  word  als  van  zelve  afgeleid ,  welke  zoon  van  Geel- 
zucht voor  geneeslyk  ,  en  welke  voor  ongenecslyk , 
moet  gehouden  worden.  In  het  vyfdc  Hoofdfiuk  geeft  de 
Schryver  de  algemeene  en  byzondere  Geneeswyze  deezer 
Ziekte  op,  die,  met  zeer  veel  oordcel, naa  den  byzonderen 
aart,  en  de  verfchillende  oorzaaken,  der  Ziekte,  is  inge-. 
richt;  en  hierop  volgt,  in  het  daarop  volgende  Hoofdfiuk^ 
een  ontleeding  nopens  de  keuze  der  middelen  in  dat  bach. 
lyke  tydftip ,  wanneer  de  Ziekte  volftrekt  ontbindende  mid- 
delen yercischt,  terwyl  de  (laat  der  Vochten  zodanige 
middelen  fchynt  te  verbieden.  Hier  word,  met  recht,  de 
Kina  als  eet>  zeer  heilzaam  Geneesmiddel  aangepreezeiu 
Eindelyk  befluit  de  Schryver  2.yne  Verhandeling,  met  ia 
het  zevende  Hoofddeel  nog  eenige  zeer  nuttige  voorzorgen 
«n  raadgeevingeu  mede  te  deelen. 

Deeze  korte  fchets  zy  genoeg ,  om  onzen  Leezer  aan  te 
moedigen,  deeze,  roet  zeer  veel  oordeel  en  beleezenheid 
gefchreeven,  Verhandeling  zelve  te  ieezen. 

De  tweede  Verhandeling ,  door  de  Heer  j.  t.  van  de 
WYNPBRSSB  toegezonden ,  is  niet  minder  wel  uitgevoerd  ^ 
en  men  ziet  duidelyk,  dat  de  kundige  Schryver  zyn  On- 
derwerp wel  doordacht  ,  en  de  beste  Schryvers  daar- 
over geraadpleegd  heeft.  In  de  eerfte  Afdeeling  han- 
delt hy  over  den  aarf,  verfchillende  toevallen ,  trappen , 
en  oorzaaken  der  Geelzucht.  De  tweede  Afdetling  heeft 
ten  onderwerp,  de  tekenen  der  geneeslykbeid  en  ongenees- 
lykheid  deezer  Ziekte.  Het  is  zeer  moeiely'k,  de  genees* 
lykheid  of  ongeneeslykheid  eener  Ziekte  te  bepaalen ,  door* 
dien  de  oorzaaken  zig  niet  altoos  duidelyk  kentekenen, 
en  daarenboven  zomtyds  zo  zaamgefteld  zyn ,  dat  ze  de 
Geneezing  reeds  daaidoor  zeer  moeijelyk  maaken.  ■ 
Ondertusichen  heeft  onze  3chryver  de  tekenen,  zo  veel 
doenlyk,  opgegeeven.  De  Geneeswyze  der  Geelzucht,  in 
de  derde  Afdeeling  aangeweezen ,  bevat  een  aantal  der 
beproefdfte  Geneesmiddelen,  en  Raadgeevingeu,  waarvan 
men,  op  het  voetfpoor  van  zeer  beroemde  Geneesheeren , 
naar  maate  van  de  verfchillende  oorzaaken ,  en  den  gevof: 
derden  ftaat  der  Ziekte,  gebruik  kan  maaken* 


nr- 


^Ja  .VERHA.fl»ELIK€«l| 


yerhandclingen  uitgegeven  door  de  Hollandfche  Maai^ 
fchappye  der  Wectcnfchappcn ,  te  Haarlem.  XXllI  Deel. 
Te  Haarlem^  by  ].  van  Walré,  J78&  Behalyen  ha 
Voorwerk  ^  322  blaaz.  In  gr.  octavo. 

Een  ieder, die  eenige  kennis  heeft  van  den  toeftaiid  onzer 
Helderfche  Kost,  en  't  gevaar  dat  d^rzclver  Zeewee- 
ringen  loopen ,  bezeft  terftond  het  gcwigt  van  het  volgen- 
de Voorftel  door  de  Maatfchappy  gedaan.  „  JNadien  de 
^  voörnaaaafte  ftroomen  in  de  Texelfche  Zeegaten^  en  wel 
-,  hoofdzaaklyk  in  en  by  het  Marsdiep,  hoe  langs  hoc 
-,  meer  de  aidaar  liggende  Dyken  en  Zeeweeringen  nade» 
„  ren,    en    dezelven.    door    de  rocneemende  diepte,  in 

'  gevaar  brengen;  zoo  word  gevraagd:  O/,   en  door  wet- 

ke  middelen,   de  gemelde  Stroomen  van  def^  Wal  afge^ 

'^  keerd^  en   het  naderen  der  gevaarlyke  diepte  voorgek(h 

'  men ,  of  de  Zeeweeringen  tegen  de  nadeelige  uitwerking 
Il  van  dien  beveiligd  zouden  kunnen  i^ordenF^  Ter  be- 
antwoordinge  van  dit  Voorftel  heeft,  onder  anderen,  de 
Heer  Jacob  Otten  Husly  zyne  nafpooringen  deswegens  in- 
geleverd, welke  hiermede  gemeen  gemaakt  worden;  süs 
hebbende  dezelven,  boven  andere  ingekomen  Stukken, 
de  goedkeuring  van  de  Leden  der  Maatfchappy  in  zo  ver- 
re weggedraagen ,  dat  ze  den  Schryver  eene  zilveren  Me- 
daille ,  mitsgaders  honderd  halve  gouden  Ryders  hebben 
toegeweezen;  daar  hy  ^angehomen.  had,  zo  veel  in  hem 
was  9  te  voldoen  aan  de  voorwaarden  in  het  Programma 
geetscht,  — ^  By  de  geroeenmaaking  van  dit  Stuk  beeft 
de  Autheur  'er  nogbygevoegd  een  Aanhangzel,  behelzen» 
de  nadere  ophelderingen- van  eenige  zwaarigheden ,  en  be- 
antwoording van  tcgenbedenkingen  over  dit  zyn  Project, 
het  welk  hy  v^der  den  toetze  van  bekwaame  Mannen  aan« 
Beveelt.  Ook  heeft  de- Maatfchappy,  het  belang  der  zaa- 
ke  overweegende ,  goedgevonden  -dit-  Stuk  met  deeze  uit- 
Boodiging  vergezeld  te  doen  gaam  „  Alle  des  kundige 
:,  Heden  worden,  van  wegens  de  Betren  Opgeeveien 
„  der  Vraage,  wawoiw  deeze  Prysverbandeling  gaat,  by 
3,  deezen  nitgenoodigd ,  óm  hunne  Remarques  op  dit 
„  Plan  te  fuppediteeren ,  zoo  verre  dezelven  tot  volmaa* 
3,  king  van  het  zelve,  ofte  het  wegneemen  van  de  zwaa- 
3,  righeden,  welken  als  nog  in  de  executie  der  Hoofden 
„  in  de  grootfte  Diepte  worden  gevonden,  zouden  kun- 
nen (trekken,  of  ecoige  andere  middelen  aan  de  hand 
V'\  „  te 


VAN   DE  HOIXAmSGHB  MAATSCHAPP7.  4S| 

^  tegeeven;  — onder  uitloovihg  vpn  eene  cohvena* 

,,  bele  belooning,  in  gevalle  dezelve   van  applicatie    gé* 
„  maakt  zouden  kunnen  wordenv" 

Wyders  verleent  ons  dit  Deel*  nog  eenige  Berigten  aan 
de  Maatfchappy  gegeeven.  Hier  van  behoort  tot  het  Heel* 
kundige,  eene  Waarneeming  van  den  Heer  G.  un  Haaf^ 
wegens  eene  veroudeide  Darm* Net- on  fFater breuk  door 
Konstbe werking  herfteld;  van  den  Heer  J.  de  Fries  ^  we* 
gens  eenige  geneezene  Polypi  van  den  Neus;  van  den 
Heer  IV-  van  Lil,  wegens  een  groo^  gezwe/  op  de  Knie^ 
fchyf ;  en  eene  Verhandeling  van  den  Heer  P.  S.  Kok  over 
eene  verbetering  in  het  Leerftuk  der  Voetbaaring.  De 
overigen  zyn  betrekkelyk  tot  de  Natuurlyke  Historie ,  als 
behelzende  Waarneemingen  van  den  Graaf  G-  Rozoumouws* 
ky  y  over  het  verfchynzcl  der  Phosphorike  Lichten  van  de 
Oostzee;  Bericht  van  den  Heer  F.  Verjïcr  wegens  twet 
Elephants  Beenderen,  naby  's  Bosch  gevonden,  met  eenL 
ge  aanmerkingen  over  dezelven;  en  eindelyk  eene  Befchiy- 
ving  van  de  zogenaamde  Meermin  der  Stad  Haarlem,  of 
eigenlyk  van  Edara  ,  door  den  Heer  yf,  Fasmaer;  wel* 
ke  beichryving  hier  nog  eene  byzondere  melding  vordert. 
Het  heeft  den  Heer  Fosmaer,  niet  ten  onregte ,  der  moeite 
waardig  gefcheenén,  om  deeze  óver  't  algemeen  bekende^ 
doch  opgefmukte^  en  van  daar  by  veelenverdagte  ,  historie 
wat  nader  na  te  fpeuren.  Zyne  onderzoekingen  hebben  hem 
geleid ,  om  het  bericht  der  oude  Chronykfchryveren  deswe- 
gens  qIs  egt  aan  te  neemcn;  maar  de  laatere  overleveringen^ 
als  of  dit  in  't  jaar  1403  in  de  Purmermeer  gevangen  Zcewyf 
eene  Meermin  geweest  ware,  als  volftrekt  ongegrond  te  ver- 
werpen. Hti.gttn  Jan  Gerbrandfen  van  Leiden ^  die  in 't 
jaar  1504  overleed,  Reynerus  Snoyus,  die  1537  ftierf;  en 
Ocko  Schar lemfis,  die  in  *t  jaar  1566  nog  fchynt  geleefd  te 
hebben ,  is  in  't  vveeziènlyke  der  zaake ,  en  de  vborriaameby- 
Èondcrhdden  >  volkomen  eenftemroig;  doch  geen  hunner  noemt 
het  gevangen  onderwerp  eene  Meermin,  'maar  eenpaarig 
een  wild  Wyf  of  Vrouwsperfoon.  En  iri  dit  denkbeeld 
Vw>rden  we,  'geiyk  de  Heer  Fosmaer  verder  toont,  beves- 
tigd door  de  oude  afbeeldingen  j  die  'ér  nog  van  voor- 
handen zyn.  Hy  beroept  zich  ten  deezcn  aanzien  op 
eene  Schildery  te  Haariem ,  in  handen  der  Heeren  Elou^n , 
welke,  naar  uitwyzen  der  kenmerken,  lang  vóór  1600  lee- 
fchilderd',    en    waarfchynlyk    naar    een    nog    ouder    (fuk 

Semaakt ,  zal   zyn.    Voorts  op  het  fteenen  beeld ,  ter  ge» 
achtenis  van  die  voorval ,  te  Ëdam >  in  het  Frontel]>}»A 

der 


I 


484  VSKHANDKLINOIir  ' 

der  Purmerpoort,  von>ouwd   1610 ,  uitgehouwen.    Mits?. 

Sders  op  eene  zeer  oude  Schildery  hier  van  in  bet  Prin- 
ihof  te  Edam ,  welke  in  eenige  bysonderbeden  onder- 
fcbeiden  is  van  (ie  boveogem^tde  te  Haarlem;  ten  bewyze 
dat  bet  sceen  m  elkander  gemaakte  Copyen  zyn.  Geene 
deezer  Afheeldingen,  en  zo  zyn  'er,  naar  men  berigt,  te 
Edam  meer  Qukken  in  onderrcheidep  huizen ,  geen  aan 
dit  voorwerp  de  gedaante  van  eene  Meermin,  maar  /lelt 
het  ons  voor  oogen  als  een  gewoon  Vroiiwsperfoon »  mee 
handen  en  voeten ,  naakend  en  met  zeer  lang  hair  afge- 
beeld. In  de  Schildery  te  Edam  is  dit  Zeewyf  geheel 
groen  afgebeeld;  eenftemmig  met  het  verhaal  der  Chro- 
jiykfchry veren ,  die  zeggen  dat  zy  begroeid  en  morfig  be- 
was/in  was ,  waarvan  men  haar  naderhand  zuiverde  ^  welk 
vuil  niet  anders  geweest  zyn  zal,  dan  een  flymerig  groen 
mosch,  't  welk  men  zeer  gemeen  in  alle  wateren  vindt, 
en  zig  aan  de  lichaamen  aanzet,  't  Geen  wyders  de  egt* 
heid  der  gefchiedenisffs ,  en  wel  byzonder  van  haar  verblyf 
te  Haarlem,  verfterkt^  is  eene  geloofwaardige  ovetleveriog 
deswegens  te  Haarlem,  met  aanwyziog  van  de  plaats  van 
haar  verblyf,  en   melding  van  eenige  b^zonderbeden ,  die 

met  het  verhaal  der  Chronykfchryveren  inftemmen.  » 

Dit  alles  te  zamen  genomen  ftelt  de  waarheid  der  gefchie* 
denisfe  ,  volgens  den  Heer  Fosmaer^  buiten  twyfel;  en 
,,  vern^its  •er  geen  het  allerminst  bewyss  zegt  hy,  gevon- 
,,  den  word,  dat  dit  Menfchelyk  Schepfel  ergens  uit  onze 
„  Landftreek  vermist,  of  als  weggeloopén  erkend  is» 
y,  zoo  komt  my  niet  onwaarfchynlyk  voor<»  dat  dit  onge- 
^  lukkige  Schepfel,  van  een  of  ander  Schip,  door  ftorm 
3,  in  de  nabyheid  van  onze  Kust  gebleeven,  in  Zee  ge» 
3,  raakt  is.  Dat  zy  met  de  zeldzaame  eigenfchap  gebooren 
geweest  is,  om  lang  in  en  op  het  waier  te  kunnen 
leeven ,  en  door  den  tyd  in  die  zonderlinge  eigenfchap 
„  volmaakter  geworden  is."  Om  de  bevreemding  van  dit 
denkbeeld  te  verzwakken,  beroept  hy  zig  op  geloofwaar- 
dige voorbeelden  van  menfchen  van  verfcbeiden  aart ,  wel- 
ken zig  lang  in  het  water  konden  onthouden»  zouder 
daarin  te  verdrinken;  en  hegt.'er  ten  beQuite  de  volgende 
opmerking  aan. 

„  Wy  achten  dus  in  deezen  ons  oogmerk  bereikt,  en 
beweezen  te  hebben,  naamlyk,  dat  de  Haarlemmer^  of 
liever  Edammer ^  algemeen  zo  bekende  Meermin^  geen* 
2ints  eene  Meerminne,  maar  een  weezenlyk  Vrouwsper- 
foon  geweest  iS|   welker  oaftandigheid  en  verwondering 

baa* 


9> 

9f 


VAN  DB  HOLLarmscHE  ^iaKtschappv.  4^5 


►  \ 


|>n^H«iKle  ei|!WirchJïp  wel  verdkut,  dat  zy  éïndelyk  eens 
feciii#eiid  wienl.    Gceniverd  wierd,   zeg  ik,'  van  alle  de 
verdiditfelen ,  waarmede  de    oudheid  baar   omgeeven)  en 
mkennetyk  gemaakt  bad.    Tc  meerder  verdiende  heeft  zulks  , 
datr  döi^el^e  omewachtellngen ,  van  klaarblyklyk  bewee- 
^Beiie  iHivraadieden ,  weHcc  althans  alhier  hi  de  zoogenaam- 
jJc  Haarhffmcr  MttrMn  rya  aangetoond ,  niet  tegenftaan- 
lle  het  waare  geval,  door  oude  geloofwaardige  fchry veren, 
«aar  waariKfid  is  te  bock  gefield ,  en  daar  en  boven  door 
oude  o^cTblyÉzelen  is  aangeweezen,  haare  nuttigheid  heb- 
ben^    Nfeilegcnttaande  aHe  deeee  voorhanden  zynde  bevvy. 
gen,  1}eM)en  voarn^me  Geleerden  van  vroegere tyden,  en 
«elfs  «og  in  onnc  dagen >  den  Oenter  van  geloofsd waaling, 
2onder  eenige  opheldering ,  gevolgd.    Te  meer  verdienfte 
heeft  zalks,  hethaale  ik,  daar  zelfs  nog  veele  bekwaame 
en  geleerde  Mannen,  vooral  onder  de  Roomschgezinden , 
gctyk  niy,  by  iteyne  Reizen  door  halten ,  omtrent  het  be« 
kende  Huisje  van  Lar^to ,  als  anders ,  gebleeken  is ,  zich 
aRm  dergeiyke  verdichtzelen  vergaapen ,  daar  zy  hier  kun- 
nen eren ,  dat  befchreeven  en  afgebeelde  waarheden ,  doot 
den  tyd  verge«?eii ,  en  met  onwaarheden  omzwachteld  wor- 
den, 'niettegenftaande  men  de  waarheden,  van  het  hi  zich 
cetfa  zotideriinge  en  aamnerklykc  gevat,  zoo  dnidelyk  be- 
(cbweven,  en  door  Afbeeldingen  opgehelderd,  voor  zich 
heeft.*' 


Vertoog  ter  aatwyzinge  van  het  feekere  middel  waar  dooi- 
de Vreeman ,  lederen  nacht ,  zjne  v^aare  langte  kan  te 
veeten  komen ,  uit  den  Stand  en  de  Verfchyninge  der  vastt 
Starren.  Dóór  mathys  adolph  van  iOsiNCA,  Oud  Se^ 
cretaris  tkr  Stad  Barlingen.  Te  Harlingen  by  V.  vaii 
der  Plaats ,  1787.    //;  groot  S9o.  48  bladz. 

Al  over  veele  jaaren  is  men,  ten  nutte  der  Meevaart » 
foedagt  geweest,  op  het  uitvinden  van  een  middel 
waar  door «  of  een"  weg  langs  welken  ,  men,  in  het  bevaa^ 
ren  van  den  gtooten  Oceaan,  met  zo  veel  zekerheid  k<m 
zeggen ,  boe  verre  men  Oost  •  of  Westwaards  gevoerd ,  o£ 
in  Lengte  gevorderd  zy,  als  men  bepaalen  kan,  welke 
vorderingen  men  Noord  -of  Zuidwaards  gemaakt  bebbe» 
of  tot  weUc  eeae  Breedte  men  gekomen  zy.  ffehaalde 
PQOgHiCen  om  bier  tot  te  geva^a  xyn  wel  niet  geheet 
zonder  vrugt  geweest;  doch  se  hebben  egter  aan  ^  ge- 
lLDX£L«M.ALG.LeTT.ivo.i2«       Mm  weaacb« 


^     e 


48(5  M.  A.  vaV  idsinoa 

wenfchte  bedoelde  niet  voldaaji ;  eu  zulks  heeft  nog  (leedi 
den  eenen  en 'anderen  onledig  gehouden,  om  zynen  geesc 
op  het  vinden  hier  van  te  fcherpen.  Onder  deezen  behoort 
bok  in  onze  dagen  de  Heer  van  ld/inga^  die  thans  den 
Zeelieden  een  nieuw  middel  aan  de  hand  geeft ,  waar  van 
hy  zig  een  gelukkigen  uiiflag  belooft ,  en  *t  welk  hy  daar 
om ,  ten  algemeenen  nutte  ,  ter  beoordeelinge  en  beproe* 
vinge  opcnlyk  aankondigt. 

Zyn  voorfterkomt  in  't  hoofdzaaklyke  kortlyk  hier  oi>^ 
uit.  —  Men  trekke  een  eerften  Meridiaan »  (evea  als  op 
de  Aarde,  by  voorbeeld  over  Londgn^)  aan  den  ftarren- 
hemel  .over  eene  by  uitftek  flikkerende  fter,  by  voorbeeld 
Sirius^  (die  den  eerften  January ,  's  nachts  te  twaalf  na- 
ren den  Meridiaan  van  London  doorloopt,)  om  van  daar 
de  rekening  der  Lengte  Oost -en  Westwaards  te  beginnen; 
verdeelendè  het  van  daar  getrokkeii  cirkelrond,  ter  weder* 
zyde  in  180  graaden.  Men  vervaardige  voorts  naauwkeu- 
rige  tafels  van  den  afltand  der  voornaam&e  ftarren  van  J/- 
riusj'  Q*)  Oost.  en  Westwaards.  En  voorts  fchikke  mea 
een  regelmaatig  verdeeld  Hemelsplein,  naar  de  aanwyztng 
deezer  tafelen;  mitsgaders  eene  daar  aan  beantwoordende 
Waereldkaart,  naar  de  eigenfte  vefdeeling  als  bet  Hemels- 

plein  ingerigt.  De  Heer  yan  tdfinga^  dit  alles  met 

de  verder  daar  toe  behoorende  onderrigting  ontyouweode, 
is  van  oordeel,  dat  een  kundig  Zeeman,  in  de  hier* toe 
vereischte  rekening  bedreeven,  en  altoos  in  agt  neemende 
dat  hy ,  waar  hy  zig  ook  bevinde ,  zyn  waaren  middagftond 
weete,  langs  deezen  weg  zo  gereed  zal  kunnen  nagaan ,  op 
welke  Lengte  hy  zig  bevinde,  als  hy  door  hoogteroeeiing 
zyne  bereikte  llreedte  leert  ke:^nen.  Onder  andere  opbêU 
deringen  Van  zyn  voorflag  bedient  hy  zig  ook  van  't  vol- 
gende voorbeeld^  't  welk  dienen  kan  om  het  beoogde  van 
het  bovengemelde  beter  te  verftaan. 

Men 

'C*)  De  Heer  van  Idfttjén  bedient  zig,  in  dft  Gefchrift,  ter 
ophelderinge  zyner  voorftellingen ,  van  de  gewoone  opgave 
van  de  afllanden  der  vaste  Starren;  dfe,  in  dat  geval,  naauw- 
keuriger  bepaald  zouden  moeten  worden.  En  zo  wii  hy  oök 
opgemerkt  hebben,  dar  zyne  opgave  Van  Sirius  in  den  Meridi. 
aan  van  London  veelligt  niet  de  correcte  uurtyd  is:  doch  zo  'er, 
zegt  hy,  eenlg  verfchll  van  mmuten  zy ,  zal  zulks  in  den  grond* 
der  Z'ake  geen  verandering  te  wegc  brengen:  alleen?yk  moeten 
foortgelyke  verfchtllen  aangewcczen  en  verbeterd  worden,  cft 
alles  zal  vervolgens  van  zelve  zig  daar  na  fcbikkenu 


■    'ÜVEE  *T:VITIt)BM  t)E|ltiAN«rB.:.-         .!,487.. 

Men  ftdie  dat  een  bekvarnn-Scumfmiin  sig  met  zyn  fchip 
bevinde  in  de  grooié  Zee »  zuidelyker  dan  de  Ca))p  <^.e  G(>e*> 
de  Hoop  9  atwaar  yan  de  ftraat  van  Magelianes  af,  oo8C- 
waards  toe  aan  Nova  Hollandia,  wel; 2000  Duitfche  iQykn, 
water  is,  en  tusfchen  die  plaatzen  een  uurverfchil  van 
meer  dan  i&  liureii,  om  dat  ze  meer  dan  j8o  Gmacis»  van 
elkander  geiegen-'eyn.  Hy  weet  op  hoe  veel  graadeo  Breed- 
te hy  zig  bevindt,  maar  by  is.onkundig  van  deiLeqgte;. 
hy  weet  -niet  ot]  hy  zy  omtrent  de  Straat  van  Magelianes,' 
of  by  Nova  UoUandia,  en  is  daar  door  volkomen  'm  6n-' 
zekerheid,  of  hy  Oost-  of  Westwaards  möct  zeilen  om  de 
Caap  de  Goede  Hoop.aau  te  doen ^  of  om  tot  behoud  van 
Sctiip  en  Volk  eenig-  ander  Laod  té  zoeken. 

,^ODderfcel  dat  den  StuucmanUn  dien  uitgeftrekten  Oce- 
aan, in  den  morgenftond  als   uit  den  flaap  ontwaakt». zo 

^  sai  zyn  eerfte  werk  zyn,  om  aan  de  hoogte  ^^rSonne- 
gewaar  te  .worden,  op  welke  breedte  hy  mag  zyn  ;^  en  by 
4e  waarneeming  van  de  cxilminatie  der.Sonne,  wect.hy 
te  gelyk  zyn  rechten  middagtcond ,  en  verv^olgens  de  an- 
dere uuren  van  den  dag«  Men  fcelle  hy  ontdekt  te  wee*. 
zen  op  de  Zuider  breedte  van:  45  graaden,  en  daar  me« 
de  kan  by  terftontl  zeggon»  dat  hy  1447  en  een  halve 
Hiylen  Zbidelyk  af  isjvan  de  piaraleilyn:  van  Lopdons  breed-  • 
te,  nadien  Londoniigt  op  514  graadeh  Noorder  breedte, 
en  dus  zyne  breedte  en  die  van/London  g6i  graaden 
verijjhilten.  Aan  de  Sonije  kan  hy  niet  gewaar  worden^. 
op  welke  laogte  hy  is^  en  zulks  moei  alleen  ontdekt  war» 
den  uil  d^sn  (^an^i-der  Starren,,  die  zich  des  nachts  .voor 
hem  vertoonen.  Ware  by  oflhtrenjt  noita  Holla^a^  dan 
pioeten  uoodzaakelyk  •  geheel  andere  Geftarntens  In  zyn, 
meridiaan  komen,  dan  .of  hy  was  iomtrend  de  Oostkust 
van  het  Zuidlaild  van  America*.  OnderQeld  dat  hy  VQorr 
«iea  zy  van  zodaaoig  een  Hemel^plein  als  gezegd,  is,  zal 

.  hy  daarop  terftond  kunnen  zien^.  o£  de  beke»(}e  Starren  ^ 
die  voor.  en  omu'end.hem  iftoaQ,  i»  het  jaargetyde ,  en  in 
die  nacht,  of  op  feyne  uactyd^van  die  nacht,  wel  kunjieii 
yeffcbynen  in  de  meridiaan  van  Londen:  indien. ja,  daa 
is  hy  ftraks  al  eenigermaate  verkend,  en  uit  zyne  eerfte 
ongerustheid  geholpen;  en  incTien  neen,  dan  weet  hy ,  dat 
hy  verre  van.de  meridiaanlyn  van  London  verwyderd.is^ 
eiFzyn  uprtyd  yan  de  nacht  zal  hem  wel  ontdekken  ^.of-.hy 
aan  dp  Oost-  of  Westkaiu  van  die  meridiaan  moet  zyn, 
terwyl  hy  deèze  of  geene  beketode  Starren  vo^r  ^ig  heeft , 
waar  van  by  weet,  of  en  hoe  verre  dezelve  Oostelyk  of 

Mm  £  Wes 


4S8     M.  A.  VAN  IO811V0A.';  :OVnc/T  VmÓEM  OIR  LANGTE. 

Weslelyk  Vtfn  cfe  «srAe  mtridiaanlyfl   sfihmi.     Indien  de 

tyd  <^ao  bei  jaar  ineede  teiigce ,  dat  hy  de  gtoote  Hond* 

ftar  Sirius  geduurende  de  nacht  m  zym  Meridiaan  of  daar 

oratfeDd  konde  waarnèemen ,  dan  zoude  de  uurtyd  van  «to 

itachc  hem  terftond  uic  olie  onzeekerbeid  en  bekofliixierinfr 

helpen,  toonende  hen.  voot  t)Qgeti  op  'c  Hemeiüpleia  o£ 

afidëPs  in  een  tnette  tafels  op  welke  unr  en  niiJiiitt  van 

Aé  nacht  dezelve   Star  deo  fn^ridiaan  van  Londen  door-' 

lidopen  moet.     Vond   hy  dat  de    Star  vroeger  voor  hem. 

kooinfïCdat  is  te  ^ggen  waiHieer  hy  nader  aan  de  taorgen* 

ftond-  is,)  dan  i%  hy  rerftood  volkomen  locker,  dat  hy  is 

c^  Gaster  fangte  van  London}  en  zo  ze  laater  voor  hem 

komt,  dan  is  hy  op  Weéter  laa|mf  en  na  inaate  het  vroc* 

ger  of  laater  meer  of  a[)inder  verfchilt,  wordt  hy  ten  eeoe- 

tMkA  kundig  j  hoe  verre  hy  van  de  eerlle  meridiaanlyn  vei* 

\fryderd  is,  het  geene  in  cgraadcn   en  aiinuuten  volftrekt 

g'^lyk  is  a(t«i  de  weTwyderinjg  van  de  Star  zeiv«.    Geaoo^ 

sften   hy  vond  de  Star  Sirius ,  of  eenige  andere  Star^  i* 

zyi^  üfieiidiaan-  ^  unren  en  6  ibinuuten  vroeger  dan  ze  'm 

da   i^ondonfcbe  meridiaan  tem  zyn,   als  dan  was  zyM 

plans  op  de  iangte  van  bet.  Eilandje  Sc^  Paulus;  en  ft^ 

itodmën  hy  vond  te  8  anren^a  nanamen  een  Star  t^oor 

zig^  wdke  hy  op  'e  HiEUBriaplein  liet  in   die  nacht  de 

meridiaah  viftn  Londcw  *aör  te  loopen  te  lo  uuren ^  daU 

ia   hy  aeefter  op  delan^fte  van  de  Caap  de  goede  Hoop) 

de  Teden  is  dat  de  C^ap  dè  goede  Hoo|^  19  graaden  30 

HÜntmten  Oostcr  limgte  heeft . Tan  Londoil,  en  liei  Eitand- 

je  St.  ¥»atus  7<)  graaden  30  nftinuaten ,  volgena  de  00de 

KtngtQraJfels  die    tk  hier  in  volge.     Ten  derde-  f&ië^meti^ 

hy  "^o^d  een  Star  in  zyn  Bi^idiaan  op  zeker  uur  der  Nacht  ^ 

waai"  van  hy  door  \  Hemel^plein  of  de  tafeis  onderrecht 

T«fordt  dat  dezelve  töt  London  moeti  cnlAiineeren  op  defetK 

ifé  «ttttyd,   dan -wéét  hy  wiskundig,   dat  zyne  trtaatt  Ü 

lepx  Zuidwaards  rtnder  de  meridiaan  van  liondcff». 

De  H*é^  van  Idfihgd^  natüurtyk  met  zyn  voorflel  ing»* 
nometi',  onthoudt  asig  egtet  van  aiie^g¥ootf))ralik4  |;eeft 
het  I>€ffebe1den  ter  toetfinge  over;  wydt  dit  zyn  gefbbrift 
eetbtcdig  toe  aaTi  alle  inenfcbcn^  bet  ^y  van  hoo^eh  df 
«ninderen  ftand,  welke  hi^ng  ftellen  in  de  bevd^defing 
van  de  konst  dér  groote  Zeevaart;  fln  dröagt  hèt  zeNe 
ter  onderzoekir»ge  voor  aan  <il)e  Genodtfdilippeh^  en  by- 
'ZohdcYe  Liefhebbers  van  frcaje  Weeteüfchappen,  het  ay 
in  of  buiten  ^yn  Vaderlakid. 

B^ 


W«    COXE9   USCHOVWJNG.  489. 


Befchouvring  éer  Maatfchappy  en  Zeden ^  in  Poolen^  Rus. 
land^  ZiMedöH  en  Deenemarkcn^  doorvlogten  maVo^r* 
vallen  eenige  ÜHjieekende  Chara&ers  betreffende^  door 
wiLLiAM  coxB  ,  A.  M.  F.  R.  S.  Lid  van  V  Komngs 
Collegie  te  Cambridge  ,  Kapellaan  des  Hertogs  van 
Marlbottrgh  ,  Medelid  van  de  Keizerlyks  Sconomifche 
Sociëteit  te  Peten  burg  ,  ah  mede  van  ds  Koninglykc 
jicademié  te  Kofpenhagen.  Naar  den  derden  Druk ,  uit 
het  Engdsch.  Êerfie  Deel.  Te  Atnjlerdam ,  by  ƒ,  Ymema. 
Behahcn  het  Voorbericht.^  185  bL  In  gr.   8vo. 

Een  breedvoerig  Voorbericht  des  Venaalers  ontvonwt 
den  aan  des  OorfpFonglykan  Werks,  en  weike  ver- 
anderingan  hy  oimrenc  het  zelve  gemaakt  hebbe;bet  komt 
konlyk  hier  op  neder.  Dat  de  Heer  coxe ,  dk  Lord  hbr« 
B(«.^T»  op  diens  Reiee,  door  de  Noordfche  Ryken  vergeseU 
de,  van  eyne  Reize  een  dooridopend  Verhiral  opftetde  in 
tviee  awaare  Doekdeelen ,  m  groot  4to.  Dit  Werk  geheel  te 
vertaaien,  was  de  eerde  aanleg;  doch  verfcheide  pedenen 
bewoogeti  hem  daar  van  af  ce  zten;en  kon  hy,  cgter,  niec 
befluiten  het  geheel  den  Nederlanderen  te  onthouden» 
Herdenkende,  met  welk  eene  greetlgheid,  zyne  Landsge* 
noocen  zyne  Vertaaling  ontvangen  hadden  der  BeJihoU'^ 
wingyan  de  Maatfchappy  en  Zeden  ^  in  Frankryk^  ZmU 
%erïand ^  Duit sch land  en  Italië^  door  Dr.  moore(*), 
vic'1  hem  in ,  of  *er  uit  dit  groQte  Werk  niet  iet  dergelyks 
te  vervaardigen  ware ,  wegens  de  Noordfdie  Ryken.  Ily 
onttcrftondt  zttlks ,  en  heeft  dit  de  geboorte  gegeeven  aaa 
het  Werk,  welks  eerfte  Deeltje  wy  thans  voor  ons  heb» 
ben.  Zyne  verdcediging,  wegens  die  Handelwyze,  leeze 
men  in  het  Voorberigt  zelve.  Alleen  neeinen  wy  'er  uit 
over:  „  De  Briefswyze  inrigting  vorderde  nu  en  dan  eea 
^,  Hoofd  ^n  Stot  daar  aan  beantwoordende;  deeze  onder« 
4,  f^heiden  zich  genoeg  van  het  Werk  van  costs  zelve, 
„  ann  't  welk  wy,  voorts,  in  de  opgave  ons  zo  ftipt  ge* 
„  houden  hebben  ,  als  ,  onzes  inziens  ,  de  pligt  eens 
„  Vertaalers  eischt.  Groot  zou  ons  genoegen  weezen , 
;,  indien  wy  mogten  ontdekken,  dat  deeze  Èefchomvingen 
„  opzcfi  Landgenooten  zo  veel  vermaaks  en  leerzaam  on- 
),  derbouds  fcbenken  ^  als  dte  van  Dr.  moorb  gedaan  heb* 

M  ben, 

(*)  By  den  Dvukl^er  deezeSf  j.  tntsma,  onlangs  uitgegeeveik 
Mm  3 


^QO  W.    C  O  X  E 

,,  ben /en 'nog  dóen:  wy  hebben  'er  het  onze  aan  toege- 
5,  bragr.  Elk  Reij^iger  heeft  2yne  x^^yze  Van  befchouwen  ^ 
y^  van  denken,  van  Icliryven.  Coxtt  is  zo  min  een  moo- 
,,  RK  ,  als  MooiiE  een  coxe ,  den  een  naar  den  ander,  te 
„willen  plooijen  ,  zou  een  broddelwerk  uitleveren,  ja 
5,  zulks  ,  met  waarheid  en  opregthèid ,  onbellaanbaar  wee- 
„  zen-  — "  Onze  Briefswyze  Schikking  baarde  eene  bc- 
„  leramerende  oDgelegenheid  ,  om  'er  zaaken  in  te  bren- 
,,  gen  ,  die  coxb  in  ^yn  VV^rk  geplaatst  hadt ,  en  van 
,,  hater  jaartekeoing' waren  dan  zyne  Reize:  wy  hebben  * 
„  ons  uit  deeze  gered ,  met ,  daar  bet  noodig  was ,  eene 
5,  Aantekening  te  hulp  te  neemen ,  als  ten  tydc  der  Uit- 
,  gave  daar  by  geplaatst.*' 

Voliijens  des  Vertaalers  Plan  ,  zal  het  Werk  op  Z^s 
DecUj(^s  ^  omtrent  van  dezelfde  grootte  als  bet  tegen- 
woordige, uitloopeu,  waarby  een  ^^v^w^fe  zal  gevoegd 
worden,  LeevensverhaaUn  eeniger  vroegere  Vorften,  Vor- 
ftinnen  en  andere  gedenkwaardige  Mannen ,  betreflfende.  £n 
maakt  deeze  Schikking  het  tot  eene- wederga  van  Dr.  moo- 
re's Werk. 

Met  zeer  veel  voldoening  hebben,  wy  dit  Ecrjlc  Dul^ 
tjc.j  alleen  Poolen  betreffende  ,  doorleezen,  en  haakten 
ons  om:  het  onzen  Landgenooten  te  doen  kennen.  Tw/n. 
tig  Brieven  doen  ons  dit  li;yk,  in  deszelfs  tegenwoordi- 
gen  toedand  ,  "kennen.  De  voornaam(le> Steden,  de  Aart 
der  .  Uandzaaten  9  hunne  Werkzaamheden  en  Handel ,  de 
Ryksinkotnften,  de  Goestlykheid ,  den  Adel-,  Boeren-  en 
Kr^^gsftand,  als  mtit' det  j^oaden  ftaat,  wordt  'er  in  open- 
gelegd. De  byzondere  ontmoetingen ,  ter  welker  gelegen- 
heid berigtcn  inkomen,,  veraangenaamen  en  vervrolyken 
het  verflag.  Ten  Hove  ingeleid ,  vinden  wy  eene  byzon- 
dere melding  van  den  thans  Regeerenden  Koning,  en  Aan- 
«lenlyke  Ryksgrooten  ,  van  de  Hofliouding  en  Hofver^ 
roaaklykheden-  Wy  zouden  'er  veele  Proefjes ,  onzen  L^eze- 
ren  aangenaam  ,uit  kunnen  mededeelen.  Dan  de  Heer  coxe, 
in  zyne  Voorreden  ,  ten  opzigte  van  Poolen  ^  vermeld  heb- 
bende, ,,  dat  hy  zich  vereerj  voudt  met  de  onderrigtin- 
„  gen  uic  den  mond  van  Lieden,  die  een  hoogen  rang 
^,  eu  gezag  bekleedden  ,  en  p:elukkig  in  't  bezit  geraakte 
,,  van  eenige  Oirfpronglyke  Brieven,  uit  IVarfchow  gc- 
„  fchreeven  ,  vóór  en»  geduurende '  de  Ryksverdeeling , 
„welke  hem  in  ftaat  (lelden,  om  een  groot  licht  te  ver- 
„  fpreiden  ,  over  dit  belangryk  Tydperk  ,  en  verfcheido 
yi  by^ond^i'beden  toi  nog  toè  niet  openbaar  gemaakt , 

9f  me« 


BESCHOUWING.  4^1 

^,  mede  te  deelen/^  trok  dit  wel  bet  meest  onze  aandagté 
Z€s  Brieven  zyn   hier    toe   alleen   betrekkelyk.     Welker 
Hoofdinhoud  bcftaat,in  de  Aanleiding  tot  de  Ryksverdee- 
Iing    van  Pooien^  en  oiis  voordraagt  't  begin  der  Regee- 
ringe  van   stanislaus  augustus;  den  ftaat  der  Disftden* 
ten  in  Poolen,   en  de  handelwyze  met  hun  gehouden  tot 
den  Jaare   MDCCLXVl  (♦),  wat  bmtrent   hun  voorviel 
ep    den   Ryksdag   des    gemelden  Jaars;  de   Confederatie 
door  hun  gemaakt  ,  hoe  de  Gefchillen  weldra  niet  alleen 
Godsdienfhge  ^  ni'aar  ook*  Staatkundige «  Onderwerpen  be^ 
troffen ,  hoe  eenige  Tegenftanders  der  Disfidenteu  na  Rus- 
land gevanglyk  werden  weggevoerd  ,  en  Befluiten  ten  hun» 
nen  Voordeele,  uit   vrees  voor  de  Rusjifche  Krygsbendén. 
Zy  vermelden  ons  den  ongelukkigèn  toeicand  des  Konings  , 
en  vertoonen  Poolen  een  ïooneel  van  Burgerkryg  tot*  den 
,  Jaare  MDCCLXXH  ,  en  den  moorddaadjgen  doch  geluk- 
kig ontkomen   toeleg  op   's   Konings    leeven;  de  Ryks- 
verdeeling  zelve,  en  de  gevolgen   van  die  Staatsomwente^ 
Kng.  Welke,  in  den  Fy f  tienden  Brief  ^  dien  wy  grootendeels 
rullen  opgeeven,  in  deezervoegc  befchreeven  wórdt. 

„  Ik  ben,  Sn  myne  naarigten  nu  gevorderd  tot  die  groo» 
te  Gebeurtenis  onder  de  tegenwoordige  Regeerjng,  de  Fer* 
deeling  van  Poolen  ,  met.  zulk  eene  diepe  geheimhtniding 
beraamd,  dat  men  -ze  naauwlyks  vermoedde  voor  den  (yd 
fler  volvoeringc.  Fooien  hadt  zints  lang  de  voornaumiie 
veiligheid  gevonden  ,  door  de  ligging  tusfchen  drie  aan* 
Etenlyke,  Mogenheden  ,  elk  ev^en  %eer  belang  hebbende  , 
om  den  ander  allen  aanwas  van  magt  of  vermeerdering  van 
Grondgebied  te  beletten;  de  vcrééniging  deezer  meded}n^ 
gende  Mogenheden  werd  als  eene  bykans  onmogelyke 
omftandigheid  aangezien;  en  ,  ingevalle  zulk  eene  onve> 
wa^te  ver^éniging  plaats  greep,  oordeelde  men  het  onge-v 
looflyk ,  dat  de  andere  Vorften  van  Europa  zulk  eene 
weezenlyke  verandering  in  de  balans  van  magt,  met, on- 
verfchillige  oogen,  zouden  aanzien. 

„  Verdragen^  by  Verdragen,  Onderhandelingen  by  On- 
derhandelingen ,  hadden  Poolen  verzekerd  in  't  bezit  des 
Grondgebieds ;  en  de  eigenfte  Mogenheden,  die^e  Land^ 
fchappen  daar  van  affcheurdcn,  hadden,  by  de  Throonhe» 
klimming  des  tegenwoordigen  Konings,  plegti^  afftand  ge- 
idaan  van  allen  eisch  en  recht  op  cenig  gedeelte  der  hooi-' 
fche  Heerfchappye.    Maar    Verdragen    en    Verzekeringen 

wor» 
(♦)  Hier  ig,  by  Misaelling,  ^zet  MDCCLXX,VI, 

Mm  4 


\ 


492  W.    COSE.  } 

worden  in  't  a}||eaieeii  amgekleefd,  tot  mw  W  net  ve>» 
ligheid  kan  verbreeken.  De  eehige  kragcdaadige  wyze  voor 
een  Staat ,  om  zyn  gebied  te  boveiligeQ ,  is  gelegen  ia 
sich  onizaglylc  te  mnkea  ,  doof  zysc  (lerkte  em  eensge- 
siodhekl ,  en  toegerust  te^  weezen  tegen  aUi^u  aanvaL  Wan* 
l^er  een  vermogend  Volk  Voiksffaropen ,  welke  eigen  voor* 
legt  en  moedbetoon  zouden  hebben  kuDiieo  voorkooieAy 
aan  de  trouwloosheid  van  vreemde  Mogenheden  wyte»  , 
geeven  zy  enkel,  in  zagter  uitdridckingen ,  getuigenis  van 
eigen  traagheid ,  vcrznim  of  zvuakiieid  v'aa  Staatsbeftuur.*^ 
'  Naa  getoond  te  hebben ,  boe  'er  even  min  ftiats 

te  maaken  is  op  bet  zogenaamd  Evónwigt ,   vaart  co^a 
voort. 

,,  De  natuurlyke  fterkte  van  JP ooien ,  welaansewend  « 
zon  een  fterker  bolwerk  bebben  opgeleverd  tegen  de  Staan 
zHgt  der  Nabuurvorften^  dan  ëe  trouw  der  Verdragen,  of 
het  letten  der  andere  Mogenheden  van  Europa  op  het 
Evenwigt  van  Magt*.  't  Is  opmerkenswaardig ,  dat»  vao 
de  drie  dit  Ryk  verdeelende  Mogenheden,  Pruisfm  voor- 
tyds  een  Leen  was  van  de  toolfche  RcpuUi^k  y  dat  Rum 
land  eens  de  Hoofdftad  en  Throon  iii  't  bezit  zag  der 
fookn;  terwyl  Oostenijk  ^  nauw  een  e  Eeuw  geleden,  a»' 
een  Vorst  deezes  Ryks ,  de  behoudenis  der  Hoofdttad  ^ 
en  bykana  van  geheel  zyn  beftaan ,  verrchuldigd  was. 

„  Een  Ryk ,  nog  zo  korts ,  de  Meester  of  Befchermef 
zyner  Nabuuren ,  zou  nooit  zo  ras  door  hun  vermeesterd 
weezen  ,  zonder  dat  de  fchreeuwendfte  gebreken  in  he( 
Staatsbeftuur  plaats  greepen.  Poo/en^  met  de  daad»  eer* 
tyds  magtiger  dan  eenige  der  omliggende  Staaten  »  is  ^ 
door  gebrek  in  de  Ryksgeftelteiüsfe,  te  midden  eeoer  aW 
gemeene  verbetering,  agterwaards  gegaan ,  en,  naa  de  Wet 
aan  het  Noorden  voor  te  fcbryvea»  een  prooy  voor  elkem 
Aanvaller  geworden. 

„  De  Verdeeling  van  Poo/cn  werd  eerst  ontworpen  door 
den  Koning  van  Pruis/en^  wien  Pooisch  of  Wcu-truis/kn ^ 
(om  verfcheide  hier  opgegeeven  reden ,)  zeer  gelegen  lag. 
De  tyd  was  nu  gekomen  ,  dat  de  gcftcltcnis  van  Poolen 
de  verwerving  van  dit  geliefde  voorwerp  fcheen  te  be^ 
looven.  Hy  zette,  nogthans,  zyn  oogmerk  voort  met  al 
.  de  voorzigtigheid  van  een  bekwaam  Staatkundigen.  By  dea 
aanvang  der  onlusten,  betoonde  hy  geen  drift  om  zich  in 
de  zaaken  deezes  Lands  te  mengen;  en  fchoon  hy  met  d« 
Keizerinne  van  Rusland  medegewerkt  hadt,  om  stanjslaus 
AUGUSTUS  op  den  Poolfoben  Tïkxo^xi  te  l^éffcn,  weigerde 


BBSCHOUWINGé  49^ 

by  sogtbaas  eenig  werkzaaio  deel  te  neemen  ten  zynm 
voordeete  tegen  de  Geconfcdcrecrdcn»  Naderhand ,  w»ih 
xieeff  het  geheele  Ryk  gelchokt  werd  door  Burgertwisten, 
en  teifens  door  de  Pest  verwoest^  liet  hy,  (in. den  Jpare 
MDCCLXIXO  onder  voorwendzel  van  het  vormen  eener 
Unie,  tot  bet  voorkomen  van  het  vcrfpreiden  der  Befmec* 
tinge,  zyne  Krygsbenden  in  Poolscb  Prmfen  rukken,  eii 
Bam  het  geheele  Landfchap  in  bezit.      ^ 

,,  Schoon  nu  geheel  meester  van^  het  Land ,  en  geen? 
zins  vreezcnde  voor  eenigen  kragtdaadigen  wederfcand  vaa 
d«  verdeelde  Pookn^  beraamde  by,  nogtbans,  wel  verze- 
kerd dat  de.  gerustheid  zyntr  nieuw  aangeworvene  bezit* 
tinge  van  de  genoegenneeming  van>  Rusland  en  Ooitenrsh 
afhing  9  de  Verdeeling  van  Poolen.  Hy  deelde  het  Ont^. 
werp  mede  aan  deu«  Keizer  ^  by  hun  mondgerprek  te 
Neifs  mSileficy  in  deo  Jaare  MDCCLXiX,  of  iji  dat  hy» 
in  den  volgenden  Jaare,  te  N$ufiad  in  Oostenryk  hieldt* 

De  opening  ontmoette  cene  gereede  toeftemming.    f 

Jo$fiPHOs,die  voorheen  de  Guonfcderecrden  heimlyk  aan» 
geoMedigd)  en  zelfs  eene  onderhandeling  met  de  Poru 
tagen  Ruüand  aangepreezen  hadc,  veranderde  nu  fchielyk 
X  van  maatregelen  ,  en  verfcerkte  zyne  Legermagt  op  de 
Poolfchc  Grenzen.  De  Pest  fchonk  hem ,  even  als  den  Ko« 
oing  van  Pruisfin,  een  fchoonfcbyneod  voorwendzel  om 
Volk  op  Poolfchen  bodem  te  brengen ;  allengskens  ftrekt^ 
by  zyne  liniën  wyder  uit ,  -  ei>  befloeg  ^  In .  den  JaarQ 
^iDCCLXXU ,  het  geheele  grondgebied,  't  geen  hy  zich 
vervolgens  toeëigende.  Maar,  ondanks  deeze  verandering 
in  zyne  gevoelens,  bedekte  by,  in  't  eerst  zyn  weezenlyke 
gevoelens  omtrent  Poolen  ^  derwyze ,  dat  de  Foolfihe  wreér- 
fpannigen  begreepen,  dat  het  Oosunryks  Leger  aanrukte» 
om  ten  bunnen  voordeele  te  werken ;  het  niet  mogelyk  keu» 
rende,  dat  de  mededingende  Hoven  van  IFeencn  en  Ber^ 
lyn^  met  elkander,  de  banden  iu  één  floegen. 

„Niets  ontbrak  *ernu,  om  de  Ryksverdeeling  te  volcooi- 
jen  dan  de  toetreeding  der  Keizcriune  van  Rusland.  Die 
groote  Vorftin  bezat  te  veel  doorzigts  in  de  Staatkunde^ 
om  de  inrukking  van  vreemde  Krygsmagten  in  Poolen^ 
met  geen  jaloers  oog ,  aan  te  zien.  Een  onbedwongen 
meerderheid  van  invloed'  op  de  zaaken  deezes  geheelen 
Ryks  bezittende  (*^,  kon  zy  zich  geen  weezedlyk  vooi^ 

deel 

(*)  Van  deezen  Invloed  hadt  de  Heer  coxb,  in  een  voor- 
gaanden  Brieve,  een  breed  verflag  gegeeveu. 

Mm  J 


494  *  w.  c  o  X  E 

deel  béloovcn  op  eene  ftaatlyke  verkryging  van  een  ge- 
deelte ,  en  zou  flegts  middelmtiatige  vermeerdering  van 
Grondgebied  bekomen  hebben  •  voor  de  overgave  van  Ge* 
zag.  De  Koning  van  Pruhfön,  wel  onderrigt  van  de  waa. 
ïe  belangen  van  Rusland,  ten  opzigte  van  Poolen,  tn 
verzekerd  van  de  bekwaamheid  der  Keizerinne  om  die  be- 
langen te  zien,  ftelde  (zo  men  zegt)  het  openen  eener  on- 
derhandelinge ,  de  Verdeeiing  betreffende ,  uit ,  tot  dat  zy 
7ich'in  een  Turkfchen  Oorlog  vondt  ingewikkeld,  In  dat 
hachlyk  tydsgewricht ,  zondt  hy  zyn  Broeder,  Prins  hen* 
i^MiviyïiTi  Petersburg^  die  de  Keizerin  inboezemde ,  dat  het 
Huis  van  Oostehryk  eene  Verbintenis  met  de  Porte  ftondt 
aan  te  gaan ,  die ,  ftandgrypende ,  eene  allerzorglykfte  ver- 
eentgtng  tegen  haar  zou  baaren;  dat,  nogthans^de  Vriend* 
fchap  van  dat  Huis  kon  verworven  worden,  door  toe  te 
treeden  tot  de  Ryksverdeeling  van  Poolen j  dat,  op  deeze 
voorwaarde,  de  Keizer  gerefed  was  vart  zyne  verbintenis  met 
den  Grooten  Heer  af  te  zien ,  en  de  Rusfen  zou  toelaatea 

den  Oorlog  onverhinderd  voort  te  zetten.   Catha- 

»INA,  bezorgd  öm  haare  overwinningen  op  de  Turken  te 
agtervolgen ,  en  vreezende  voor  de  ttisfchenkomst  des  Kei- 
zers ,  en  teffens  bevroedende ,  uit  de  naanwe  vereeniging 
tiisfchen  de  Hoven  van  Weenen  en  Bertyn^  dat  het,  in 
de  tegenwoordige  toedragt  der  zaak^n  ,  haar  onmogelyk 
Eou  weezen  ,  de  bedoelde  Verdeeling  te  beletten ,  nam 
genoegen  in  den  voorflag,  en  koos  geen  onaanzienlyk  ge« 
deehe  van  Poolen  voor  haar  aandeel.  Het  Vefdrag  werd, 
in  't  begin  des  Jaars  MDCCLXXIF,  getekend  tusfcben  de 
Rusftfche,  Oostenrykfche  en  Pruisfifche  Gevolmagtigden. 

,.  Naardemaal  de  Krygsbcnden  deezer  drie  Hoven  zich 
reeds  in  't  bezit  van  't  grootfte  gedeelte  van  Pwlen  be. 
vonden,  werden  de  Geconfedereerden ^  van  alle  zydcn^  in<- 
geflooten,  fchielyk  op  de  vlugt  gedreeven  en  verftrooid. 
Europa  wagtte,met  angftig  ongeduld  ,  wat  de  uitflag  zou 
weezen  Van  deeze  onvcrwagre  Vereeniging;  nogtbans  was 
de  diepe  geheimhouding  ,  roet  welke  de  verdeelende  ^o- 
^enheden  te  werk  ginpcn,  zo  groot,  dat,  gelyk  ,  ten  dien 
tyde  gefchreevene  Brieven ,  onder  my  berustende ,  nitwy- 
zen  ,  eenigen  tyd,  naa  de  bekragriging  van  bet  Verdrag, 
alleen  losfe  gisfingen  ^  wegens  hunne  weezenlyke  oogmer- 
ken ♦  zelfs  te  Warfchfiw ,  plaats  greepen :  de  geweeze'Lord 
CATHCART,  de  Engclfche  Staatsdienaar  te  Petersburg^  kon 
geen  egt  befcheid  van  de  tekenine  magtig  worden,  dan 
twee  maanden  naa  dat  dezelve  gefchiedde. 

„De 


^,  Dé  ceirfte  ftaatswyze  bckendmaaklng  van'  eenigp  ei*  ■ 
fchen  óp  bet  Pooifchc  Grorïdcebied ,  gefchiedcfe  in  Herfst- ' 
maand  des  Jaars  MDCCLXXll,  door  den  Keizerlyken  Af-* 
gezrant,  by   den   Koning   en   den  Raad  te  tVarfcho^  ver-' 
gaderd  ;  deefe  werd   welhaast  gevolgd ,   door  Vertoogen 
v^n  de  Rusjifche  en-  Praisfifche  Hoven ;  elk  hunne  eifcheh 
inleverende.  ■     ■    "  Ik  zal  a  niet  ophouden  met  een  lang- 
draadig  verhaal  van  alle  de  redenen,  door  de  drie  Mogen- 
beden  voor  hunne  eifchen  higebragt,  en  't  zou  u  niet  mm 
verveelen  de  antwoorden  en  tegenverklaaringen  van   den  ' 
Koning  en  den  Raad  te  leezen ,  als  mede  de  beroepingen' 
op  andere  Mogenheden  ,    die  zich  borg  gefteld  hadden 
voor  de  Bezittingen  van  Poelen.    De  Hoven  van  Lenden , 
Tarys^  Stokholm  en  Koppenhagen  ^  verklaarden  zich  tegen 
deeze  overweldigingen ;  doch  tegenverklaaringen  ,  zonder 
byftand,  konden  niets  uitwerken.    Poolen  onderwierp  zich 
aan  de  Ryks verdeeling ,  niet  zonder  de  ernftigfte  tegen- 
ftribbelingen ;  en  voelde ,   en  beklaagde  nu ,  voor  't  eerst , 
de  deerniswaardige  uitwerkzels  van  Partyfchap  en  Verdeeld- 
heid.  *  •  - 

„  De  Ryksverdcelende  Mogenheden ,  het  befchryven  van 
cenen  Ryksda'g,  om  den  aflland  der  Landen  te  bekragti- 
gen,  verzogt  hebbende,  werden  de  Leden,  door  den  Ko- 
ning, tot  denzelven  opgeroepen,  op  de  volgende  wyzet 
— — -  „  Naardemaal  geene  hoope  van  eenigen  kant  zich 
„  oj)doet ;  en  alJe  verder  uitftel  alleen  zou  ftrekken ,  óm 
i,  de  fchriklykfte  onheilen  uit  te  ft  oren  op  het  overblyf- 
^,  zei  der  Landen  nog  aan  de  Republiek  gelaaten,  wordt 
,,  tegen  den  negentienden  van  Grasmaand  MDCCLXXIII, 
„  de  Ryksdag,  óverecnkomftig  met  de  begeerte  der  drie 
„  Hoven ,  zamengeroepcn :  dan ,  desniettegenstaande,  beroept 
;,,  zich.de  Koning,  met  toeftemming  van  den  Raad,  om 
„  allen  verwyt  t«  voorkomen  ^  nogmaals  op  de  verzeke* 
„  ringen  des  Verdrags  van  O//V0." 

•  „  Op  den  beftemden  tyd  vergaderde  de  Ryksdag,'*eii  ^ 
zo  groot  was  de  moed  der  Leden  ,  dat ,  ondanks  deA 
/elendigen  toeftand  des  Lands  9  ondanks  de  bedrergingefl 
en  omkoopingen  der  drie  Mogenheden,  het  VerdeeHngs- 
verdrag  nift  zonder  de  grootfte  moeite  doorging:  want^ 
voor  eene  wyl ,  fcheen  de  Meerderheid  der  Afgevaardig- 
den beflooten  te  hebben,  zich  tegen  de  Ryks  verdeeling 
aan  te  kanten,  en  de  Koning  bleef  beftendig  hy  dit  be- 
fluit.  De  Afgezanten  der  drie  Hoven  drongen  hunne  tu 
fchen  aan,  met  de  fcbrikbaarendfte  bedreigingen  ;  de  Ka- 

niiig 


4^  W.  co»  9  U$€HQUVipNO. 

ning  hadtyOaar  luid  derzelv^n,  nieis  anders  te  «9gten,  d^ 
oDttrooiid  en  gevangen  gezet  te  sullen  wprden^  Zy  Ue« 
ten,  door  bunne  Zendelingen,  verrpreiden,  ó%t^  indien  de 
Ryksvergaadering  in  de  weigecing  bleef  volharden »  IVar^ 
fcnow  ter  plunderinge  zou  overgeleverd  worden..  Dit  ge* 
r()gt^  overal  uitgeftrooid,  msakre  eenen  diepen  indruk  op 
de  Inwoonderen.  Door  bedreigingea  van  dee<en  aart  » 
door  den  MarrchaUc  des  Ryksdags»  die  van  eene  Ku^fch^ 
Lyfwagt  vergezeld  ging ,  over  ie  haaien  i  doof  omkoopin* 
gen ,  beloften  en  bedreigingen »  lieten  de  Leden  van  den 
Ryksdag  zich  eindelyk  be weegen,  om  de  RyksverdeeUus 
te  bekragtigen.  In  den  J^aad,  egter,  wa$  Uegta  eene  ineeT* 
derli^id  van  /es  ftcmmen,  en«  in  de  Vergadering  der  Af^ 
ge  vaardigden )  flegta  die  van  één  enkele  ftero  voor  de  oii<« 
dercekening. '  Men  befloot  daar  op  de  zittingen  dea  Ryka* 
dags  y  tot  weinig  dagen ,  te  bepaalen ,  en  benoemde  Gelas- 
tigden,  met  volmagt^  om  alle  de  rchikkingen  op  de  Ryk»* 
verdeeling  ,  nevens  de  vreemde  Afgezanten  »  te  maaken. 
Deeze  vingen ,  naa  het  eindigen  des  Ryksdugs «  in  Bloei» 
maand,  dit  werk  aan,  en  voltooiden,  in  Herfstmaand,  het 
Verdeelingsverdrag ,  overeenkomftig  met  de  Voorfcbrift^en 
der  drie  Hoven,  '  ■  ■  Geduurende  deeze  verrigiingien  ^ 
badden  verfdieide  Edelen  moeds  genoeg,  om,  in  verfchevt 
de  gedeelten  des  Ryks,  V^erklaaringen  uit  te  geeven  tegen 
^en  aflcand  der  Landfchappen ,  en  het  gedrag  der  Ryks* 
verdeelende  Mogenbeden  te  wraaken  ;  doch  zodanige  te-r 
genverklaringen  werden  niet  geteld,  en  mogtcn  alleen  aan? 
gemerkt  worden  als  doodftuipen  eens  ftervenden  Volk^. 


Zedelyk  Magazyn.    Naar  het  HoogduUich.    Eerfie  Deel. 
In    V    Gravenhage   by  J.   van  Cleef,    1787.    Behahen 
,  het  V^oor bericht  9  278  bladz.  in  gr,  ^yo. 

Men  biedt  ons, onder  dezen  titel,  acn,  ene  verzameling 
van  uirgelezene  Zedekundige  Verhandelingen ,  of  bei- 
knopte  Leerredenen  over  gewigtige  zedetyke  onderwerpen  ^ 
die  op  ene  recht  leerzame  ^wyzc  uitgevoerd,  en  zo  inge» 
richt  zyn  ^  dat  de  Leezer  *er  alleszins  door  opgeleid  wor» 
de,  om  rcdelyke  denkbeelden  van  zynen  plicht,  die  niet 
wel  nalaten  kuni^en  van  invloed  op  zyn  hart  te  hebben  » 
te  vormen.  Het  heeft  den  Schryveren  goed  gedacht  de 
onderwerpen,  by  manier  van  Lerredenen  ,  te  behandelen; 
doch  indiervoege  dat  ze  niet  zo  zeer  geheel  opgemaekre  , 

als 


flb  titel  brMt  Ütgewerkte  fchetsen  vw  IjeemdetKn  syii( 
wfierdoor  de  opmcrkstmc  Leaer  te  kriK:iiriger  genoopt 
wnrd)  om  ryne  eigeo  verftandlyke  werkeatinbeU  te  ftelu 
ker  te  oefenen ;  het  welk  de  behandeling  der  ondatvtcpoi 
defi  te  gevtlli^r  en  ieersaoier  maekt.'  De  hierin  over* 
woogene  Hukken  zyn  de  volgende:  ^,  Wie  is  de  God  diea 
wy  aenbiddeii  ?  geen  andere  dan  de  Liefde  edve.  De  lieft 
4c  tot  God  boven  idies«  Oe  naitunr  en  *t  eigenlyk  m»» 
Sierk  van  het  Geked.  Of ,  in  boe  verre  God  de  gebedea 
der  menfch^n  verhoort  ?  Ifet  noodaaeklyk  veieiscbte  vtk 
een  Oiti^yken  Ridder.  Twee  gewigtige  verkecrdheden^ 
naemiyk  fchyviheiligfaeid  en.  ydel.^ap^die  bet  gebed  f«», 
al  zyn  nut  berooven.  De  plicht  ,  als  Christenen  ,  oiQi 
voor  aHe  fiieüfcfaen  ee  bidden.  De  plichten  der  dankzeg* 
gmg  voor  de  weldaden  vtui  God«  De  invloed  van  h^ 
gebed  op  de  iierliffmg  en  veredelkig  der  menfchen.  Da 
kivtoed  van  btc  febed  op  ottae  gemoedanist.  De  fctinst 
OOI  te  biddea  *■  '■■  en  wel,  om  uit  de  volheid  van  «yn 
IttTt  te  b>ddcv%  En  hierby  komen  «log  nq^en  Leerredetieii 
over  het  'Gebed  tntes  Heren  ,  of  bcc  Omjc  Vad»^  mt:!^ 

^ Me»  cordeele  eniglïns  over  de  «lanier  van  behan^ 

AeKng  uit  de  vo^eade  verklaring  der  X/^/ife  «^  <;»/ to^ 
vna  alks. 

„  Daar  zijn  menfchen  geweest ,  die  zich  djets  ^emaatt 
hebben^  dut  God  boven  allea  Itéf  te  hebbea  betèekende» 
lich  zoo  am  God  aa*  aijne  valkocftnenheden  toe  tt  wK*^ 
den  ^  dat  men  didlrlMJ  gihecl  getn  ^ch$  nemte  op  tHfm 
êigtm  gchhHf&gheUU  *—  — —  Dat  ^  mijwe  Büoedars ,  h 
dweeperij.  God  kan  zulk  eene  liefde  niet  verlangen  ^  dte 
«mider  becrekkiag  is  xsp  leeiie  ivdetijke  zelFsKbfdè.  W^re 
God,  bet  getti  Hij  is ^  niet  viwr  mijn  ,  niet  de  Kefde^oll 
ie  ootl^woag  a^ntt  gelnkaadigbcid ,  ik  tarnde  zijne  Vöt 
koomenheden  bewonderen,  ik  zoude  Hem  vree2deti>  booïf* 
d^ten  -— — i-  «aar  niet  rmfhó>ben  kannen.  .   . ' 

)^  Andern  beUben  .^meeitd ,  dtt  «e^  lieMe  iwt  ^God  W- 
ven  alles  ten  minde  eene  fterkere  opwelling  ^n  hè$  hm% 
Wj  de  gedactee  aan  G^  voorondvri^lde^  dan  het'bercRbu- 
«ven  Van  b«t  tUH-  <füniht  ^Mftdfbkc  tomwef^  Üaxim  Ü 
ons  verwekken  kan,  ^    .       „ : -«s 

^, Beöord«dt<^)i«l:  dmrfia  de  ecMbdduwar *}eMe^iat.-Wi| 
«i)n  gffmeUJks  ^menfdïen  ,  ö^  •«^eHce-bet  onfcigtbewfc  Wé 
heftige  indrüMftit  iflat  tttHifren  *i^  ilti  Het  zinnelijker  Zoè 
l»ftlg.,  b*  v.alê  de  ttan<V«epïng  van  «eir  moeder  voof  hi^t 
khid  ia  ^  bm  <mK  «andèeftiiig  owrem  4od  tdmiaet  ^ 

Die 


i|9t  ZEDELIJK  BIAGAZIJA.: 

y^^T.n  f.  Die  aandoeimifceii  der  natuur  brengt  oos  bloed »  de 
gew€K>nte  ,  en.  dc.kragt  der  zinnelijkheid ,<  voort.  ■ 
2aekc:d&i&  bet  weezen  der  liefde  tot  God  even  zoo  min 
ia  opwellende  aandoeningen,  als 

-^kjlïidtc  overdrecv^nc  yerceniging  met  God,  bij  welice 
fiien  )aan  niets  meer  deuken  ,  in  niets  meer  vergenoegen 
Aelleo  wil  dan  ia  God  ,  bit  welke  men  zich  ,  met  ver- 
achting'van  alte  .aardfche  bezigheden,  flechts  met  God 
bezig  houden,  Qecbts  in  den  bijbel  leezen,  fledits  over 
Hem  Ijpreeken,.  flechts  bidden,  wil..  ■■  '  Laat  u  door 
^lle  deeze  dwaasheden  niet  verbijsteren:  en  volgt  iDij  met 
uwe! Gedachten,  .op  dat  ik  u  de  waare  natuur  der  liefde 
jegens 'God  verkiaare.  . 

'  z.  9^  LiefbcAbcn, baeAentt  de  aatxgciegttihcden  vzn  den 
geet^n^  dien  men*' bemant \  ^Is  zijne  eigene  aanzien,  en 
daarin,  2^>i  vergenopgen.vitïA^u ,  wanneer  men  óttzt  aan« 

SlefEenhedeu  vervulkn  ^   en  Hem   daardoor  vreugde  ver- 
3fl&n  kan*     Miakt.nu  dan  uw  hoog/Ie   genoegen   uity 
dan  is  het  liefde»,  boven' Mes.  Hbaat  ons  bijtle  ont» 

wikkeling  van  ditvdeakbeeid  onzeervaarenis  te  hulp  nee* 
sten* '  Wanneer  gij  iemand  lief  hebt ,  zoo  ziet  gij  zijne 
aangd^igeiiheden  ,.'JStjoe  wenfthen,  als  de  uwen  aan.  Gi) 
legt  'er  u  op  toe ,  om  te  doen ,  het  geen  hem  vreugd  ver* 
fchaft#  .  ■'  i. 

a.  „  Ik  zeg,  gij' legt  'er  u  op  toe.  Want  altoos  kunt 
gij  hejt  nietfdoen*  .  Dan  wordt  gij  'er  in  verhinderd,  door 
de  eigenzinnigheid  van  hem,  dien  gij  lief  hebt,  dan  door 
uwe  eigen  zwakheid  eo  onvermoogen.  Maar  het  doet  u 
evenwel 

.3;',,  .Toch  leed,  wanneer  het  een  of  ander  deezer  be- 
letvelen  opkoomt.  .  Het  fmart  u,  eu  gij  zoekt  bij  eene  ao« 
4(iï^  gelegenheid  uWen  ijver  te  verdubbelen.  Dsartoe  be« 
Jhoort  dio   .  '   ' 

4*  „  Dat  men  de  wenfchen  en  neigingen  van  het  ge* 
ilefde.>)K>oi:werp  kent  en.  wel  beoefient:  waarbij  zekerlijk 
gevt)rd€Td  wordt, 

.5;  ,^  Dat  het.  jmlke  wenfchen  zijn,  die  tegen  uwe  eige* 
1^  wenfchen  en  grondbeginfelen  niet  aanloopen.  Is  dit 
zoo ,  dan  vervult  gij  dezelve 

<(.-,«  Gaarne  e» imbt  het  inniglle  vergenoegen,  wijl  het 
uwe  eigene  zijn :  ;  maar  gij  doet  het  echter  om  zij. 
|]ent  wille ,  dewijl:  bet  Hem  vergenoegen  en  vreugde  ver* 

Ccb^ff*  T Past  dit  op  God    toe ,  zoo    zult  gij  de 

pafut^  S9Xi  dt  liefde.  UM*  God  boven  alles  verHaan  ,  en 

/  tcfr 


I 


nOBMJK  WUiGAXïJSl.  ^ff 

'teffeos  inzien,  dat  deselve  niet  Hechts  mogelijk  h^  naar, 
dat  het  zelfs  gemaklijker  is.  God,  dan  iets  anders ^  lief 
te  hebben. 

,,  De  Liefde  tot  Goti  beven  alles  vordert  dienvolgendei 

I.   „  Dat  gij  Gods'  aangelegenheden   en   wenfchen  ais 

uwe  eigene  leert  aanzien. Is  dat  mooglijk?  Ja,  miU 

ne  Broeders,  gij  moet  flechts 

a.  „  Boven  alle  dtagen  weeten,  wat  Gods  aangeje^en^ 
heden  en  wenfchen  zijn.  £u  hier  moet  u  eensklaps  het 
floodige  licht  opgaan,  en  uw  hart  aanftonds  met  de  eer- 
ile  vuurige  neigingen  van  liefde  tot  uwen  Schepper  be« 
«ield  worden  ,  wanneer  ik  u  zeg:  Gods  grootfte,*  Qods 
eenige  belang  (dat  ik  menfchelijker  wijze  zoo  fpreeke)  zi;a 
faeetfte  wensch  is  het  welzijn  zijner. fchepfelen,  is  uwe,M 
uwer  medemenfchen  waare  gelukzaligheid.  Maar  uu.  be* 
hoort  tot  de  gelukzaligheid  van  u  en  uwemedemenfcbeQ^ 
dat  gij  vreedzaam  met  elkander  leeft,  .dat  gij  elkandee 
niet  bedriegt,   eikander.,  het   uwe    mededeelt,   elkander 

helpt,  en  roet  raad  en  troost  bijftaat,  in  het  kort^ 

ebt  gij  elkander  recht  ^lartelijk  lief  hebt,' en  in  dejmcn 
-dewerking  tot  ket  welzijn  van  het  menschdom  uw  groot* 
de  vreugde  vhidt;  Ziet,  mijne  Broeders  ,  dat  is  Gods» 
wensch^  dat  is  zijn  eenige  onverandégyke  wil  ,  dat  gij 
door  liefde  gelukkig  wordt  es  elkander  sltikkig.mqakc;.^^ 
wijl  gij  dat  (wegens  uwe  zwakheid  en  onvermbogeiO. 
nkt  altoos  kunt  doen»  -   \ 

^^  „  Dit  gy  u  ten  minfte  recht  ijverig  daar  op  tosUgti 
dat  gy  ten  minfte  nooit  opzettelijk  en  «tegen  beter  wétten 
en  geweeten  aan  een  Gebod  der  liffide  overtreedt,  ea.met 
allen  ernst  daar  naar  ftreeft,  om.  in  deeze  eenige  bevof^e^ 
ring  van  God  immer  völkomener  te  worden.. dat  gij 

4.  „  Dan  wanneer  gij  bijwijlen  eepen  misftap  ^et;^ 
toch  niet  onverfchillig  daarbij  ^jt:  dat; het  u  ten  minfce^ 
rmart  doe,  wanneer  gij  eens  door  verzuimde  ftienfcheiüief* 
de  de  liefde  tot.God.te  na.  treedt:  dat- gij  bij  eene  a^^ 
dere  gelegenheid  uwen  ijver  verdubbelt,  om  de  aangericht 
te  fchade  weder  goed  te  maaken,  om  het  nagelaatene  göécf 

weder  in  te  brengen. Dat  is  eigentlijk  het  gae* 

de  hart ,  van  welk  wij  ,bii  Samuel  leezen :  de  mensch  zieê 
aan  het  geen  voer  oogen  is:  maar  de  Heer  ziet  het  hart 
san.    Gij  moet  echter 

$.  „  Dat ,  wat  gij  voor  Gods  wensch  doet ,  ik  meen 
alles,  waartoe  u  de  liefde  tot  uwen  naasten  drijft,  (vlijt, 
arbeidzaamheid y  eerlijkheid  j  gerechtigheid,  weldaadigheld, 

het 


|0»  ZCCtLIJR  MAMSIjm 

het  op?öfd«i  uwer  Ittnderen  •i—  — ^)  gnimé  en  iMt 
vergenoegen  doen;  Het  moet  u  zelf  vrtngd  fufcbafen , 
indien   het  echte   liefJe  zijn  zal.  ■    rvladr  gij  moet 

Jitt  ook  eindelijk.  ' 

6.  „  Met  betiicidcin^  op  God,  bm  zijnent  wil  doen, 
117/  ha  Gedc  vrtuid  wrfchaft.  Want  daar  door  wordt  etist 
uwe  liefde  tot  de  Diedemenfchen  lieftle  tot  God:  en  da« 
door  wordt  tij  ook  tdfens  beloonbaar  >  ^  tnicbtbaar  loor 
de  eeuwigheid*    

,,  Ën  zoo  ziet  gij  üu  te  gelijk ,  mijne  Broeders  ,boe  IMï. 
de  tot  God  boven  nlles  met  de  zelfs -en  neofcheoliefd^ 
ontficheidbaar  verbonden  z)|:  en  boe  gemakkelijk  het  zij 
God  lief  te  hebben.  Want  in  den  giond  is  ijefUc  tot 
God  tilets  anders  disn  de  redelijfcfte  zelfsliefde*  Oenkfc 
flechts  nog  ééns  recht  daar  over  na.  LiefhcUten  becee» 
kent  de  ttangehgenheden  van  den  genen  ^  dien  men  be- 
JDinC)  iils  zijfu  eigene  aanzien  j  en  dattrin  zijn  vergcnu^ 
|m  vinden  ,   wanneer   men  dezelve  TervuUeo ,  eo  ikem 

daar  door  vreugde  veifchaifen  kan. Dus  God  Jief 

heM>en  heet,  zijnen  wii,  zijne  aangelegenheden,  als  z^oe 
eigene  betrachtei),  en  in  derzelver  "vervuNins  zijne  boo^ 
lle  zaligheid  vinden.  Maar  nu  heeft  God  geen  bdang^ 
dan  het  geluk  zijiier  ttienfcheo»  Wanneer  ^  d|is  Gs)d 
daadetfjk  bemint,,  wanneer  gii  metterdaad  Oode  werk  ie^ 
irifft^  wanneer  gij  werketijk  Godis  belang  bevordert:  zoo 
oefient  gij  immers  in  den  grond  niets  anders  ««t,  ékm 
MeftfcHcnÜefiSe.  én  daar  deeze  eenige  Ënatigelircbe  deogd 
t  zelven  deels  op  feich  zelve  vreugd  verfchafèn ,  deels 
middelbaar  uw  geluk,  tiwe  rust  en  te  vredenheid  bevor- 
deren moet,  000  is  het  te  gelijk  ^ttf^Hefde.    Dus » 

dat  4  wat   gtj  dótt^  wanneer  gij  God  daadelijk  lief  hete, 

is  met^henUefie^  *   > dat    gij    fiet  met  vergenocgett 

doet',  én  dUt  gij  ós^ir  door  tt  i^Iven  gelokkig  maaikc^  ie 

ZetfiUefde^ en  flat  gij  het  om  Gods  ^l  doet.  de* 

m^  het  Hem  vreugd  veroonsaakt,  d«ar  door  word  b«i 

üfe/ïfe  tot  <}oar  ^        ^ 


Os. 


J.  ▼.  RETNVAEN  CAT.   ÜER  MÜZYK.  *  501 

Catechismus  der  Hfazyk,  door  j.  verschüf.re  rkynvaen, 
J.  U.  D.  Organist  en  Klokkenist  te  Vli^fingen.  Te  Am^ 
fier  dam  en  Kotter  dam  y  by  J,  de  Jong  en  L.  J.  Burg- 
vliet,  1787.    Beha/yen   bet  rgorwerky    232  b/adz.    In 

'  gr.  Svö. 

Die  Stul^  behelst  eene  in  zyne  Toort  volledige  cnderwy- 
zing  in  de  Muzyk,  als  zvnde  gefchikt,  om  den  Leer* 
ling  niet  alleen  de  eerde  begirtzelen  der  Muzyk  te  ont^ 
vouwen,  maar  hetn  ook,  door  het  openleggen  der  verde- 
re kundigheden,  by  eene  vlyiige  beoefening,  bekwaam  te 
maaken,  om  zelf  te  componeeren ;  het  welk,  gelyk  de 
Autheur  opmerkt,  zeer  huognoodig  is.  „  Als  iemand  de 
„  Compofiiie  verftaat,J5al  hy,  zegt  hy,niet  alleen  van  al- 
,9  les  reden  kunnen  geven ,  maar  het  zal  hem  alles  veel 
„  gemaklyker  doen  fpeelen  en  uitvoeren :  want  met  eenen 
99  opllag  van  't  oog  begrypt  hy  terftond  de  meeninp  des 
„  Authcurs;  daat  een  ander,  de  Compofiiie  niet  verftaan- 
„  de,' het  zelve  van  Noot  tot  Noot  moet  nagaan.  .  Daar- 
,^  enboven  is  tusfchen  eene  Componist  en  eenen,  die  maar 
,»,  enkel  het  gec&mponeerde  kan  uitvoeren ,  zonder  zelfs  te 
„  kunnen  Componeren  een  zeer  groot  onderfcheid.  Gui- 
„  öo  ARBTiNUS  fchreef  reeds :  dat  'er  tusfchen ,  een  Mu- 
„  ficus  en  Cantor  een  allergrootst  onderfcheid  is^  Wjl' 
,,  de  eerstgenoemde  die  geen  is,  die  de  weten/chap  bezit  ^ 
,,  en  de  Muzyk  door  de  reden  zelve  maakt ;  maar  dat  de 
,^  ander  de  uitvoerder  is  van  het  geen  hem  is  voorge» 
„  fchreeven.  En  matthrzon  zegt  ^er  van  in  zyn  Org» 
99  'proeft  bl.  48.  Een  Muficus  en  een  Cantor  verfcheelen 
,,  zoo  veel  als  licht  en  duisternis;  ^Mnt  de  eerstgenoemdeii 
„  zyn  de  Schryvers,  en  de  tweede  zyn  maar  lezers."  Ja 
rnen  raag  'er  gcrustelyk  by  doen,  dat  de,eerfte  de  Wet- 
geevers  zyn  en  de  tweede  de  Onderdaanen ,  die  de  voor- 
gefchreven  Wet  gehoorzamen.  Hierom  vraagt  men  ook 
terftond  in  Iialien^  als  'er  een  Zanger  of  Speler  word 
voorgetlelt:  kan  hy  ook  fch/^yyenl  dat  is  te  zeggen  Cöm» 
pontereni^ 

Onze  Autheur  heeft  zyne  Onderwyzing,  in  eene  gere- 
gelde orJe,  afgedeeld  in-  e^  en  veertig,  by  manier  van 
Vraagen  en  Antwoorden,  opgeftelde  Leslen ;  waar  van  de 
acht  laatftei)  betrekkelyk  zyn  tot  het  accompagneeren,  en 
het  fpeelen  en  zingen  der  Pf.ilmen;  't  welk  hem  in  de 
Ja*tfte  Les  nog  wel  byzonder  ftil  doet  ftaan  op  de  bedui- 
"  '  II.  DB£L«  N»  alo»  lett.  NO.  ia,  Nn  diug 


503      J..  V.  REYNVASN  CAlBCH.  B£&  NU:|YK. 

ding  van  't  weord  Sela\  hetwelk,  ryne» 'agtcns,  ecnc 
plaats  aanwyst,  alwaar  de  V^ocaal-  Muzyk  oip\io\ïAm  moei> 
om  plaats  te  vergunnen  aan  de  Inftrwncntale  Müzyk^  om 
door  dezelve  qm  ^Tusfchenfpel  te   aiaaken,  welk  gevoelen 

bier  in  een  vry  gunftig  licht  gefield  wordt.  Ons 

beiïek  laat  niet  toe  de  ontvouwing  daar  van  hier  geheel 
over  te  neemen,  maar,  indien  de  Opfteller  oos  de  vryheid 
verleende,  zoudeq  we  het  deswegens  voorgedraagen  veri» 
Ugt  V  rvolgens,  in  de  vorm  van  eene  Verhaadeling ,  in 
ons    Mengelwerk  kunnen  plaatzen,    •  Voor  \  overige 

is  deeze  Catechismus  zodanig  ingerigt,  dat  dezelve  ge«» 
voeglyk  als  een  Leerboek  gebruikt  kunne  worden,  waai 
van  zich  Muzykonderwyzers  met  vrugt  zullen  mogen  be- 
dienen; vleiende  zich  de  Opfteller  van  dit  Werk,  met  het 
denkheeKi,  dat  men,  met  twee  Lesfen  ter  week  te  gee- 
ven ,  wel  dra  groote  vorderingen  zou  maaken ,  naar  uit- 
wyzen  van  zyne  ondervinding,  omtrent  de  geenen»  die  in 
de  beoefening  van  dit  zyn  onderwys  volhardden. 

- 

Fanny.  Een  Fragment^  door  mr.  rhynvis  peyth.  Tc  Anu 
fierdam^  bij  J.  Allan,  1787.  behalve/^  het  doorwerk , 
70  b/adz.    In  gr.  lamo. 

Dit  Werkje  beftaat  uit  eenige  losfe  Dichtftukjes ;  behel- 
zende voomaamelyk  de  klagten  van  eenen  minnaar*, 
onder  den  ;naam  van  Eduard^  over  het  gemis  van  zyne 
Fanny^  eindigende  het  werkje  met  een  Dichtdukje,  gety* 
teld  fanny  op  het  Graf  van  Eduard.  De  fmaak  van  den 
Heer  en  Mr.  Feyth  voor  deeze  foort  van  (lukken  is  bekend 
iiit  zyne"  Julia  ^  Ferdinand  en  Confiantiai  enz.  Deeze 
verzameling  ftemt  daar  mede  volkomen  overeen,  en  is  ry- 
keiyk  voorzien  van  Dichterlyke  fchoonheden;  onder  ande« 
ren  is  *er  in  het  volgende  (lukje  veel  fraais;  wy  zuUea 
bet  onzen  Leezers  als  éen  ftaaltje  mededeelen. 

AAPT  DE  SCHEMERING. 

De  Zon  ontzinkt  in  't  daauwend  fchemeruur 
Alreê  het  oog  der  fluimrende  Natuur, 
En  zamelt  aan  den  halven  waereldkloot 
De  ftreepenfn  van  't  gloeiend  avondrood, 
't  Geftarnte  klimt  met  rtille  majefteit, 
Zq  ver  bQt  oog  ^an  d*eScQ  hemel  weidt. 

Dl 


:  De  Zomer  iigt,  bij  't  ntaanlicbt  t;oder  fchoon, 

-    *        In  wit  gewaad  voor  mijn  gezicht  ten  toon. 

Kiets  breekt  de  ftilte  in  bosrchen  en  Tn  dalen. 

Dan  murmelend  vocht  en  droeve  Nachtegaalcn, 


Ach ,  eens  f  eens  was  mijne  oftgefcrenkte  Jeugd 
Het  fchemeruur  een  uur  der  zoefde  vreugd; 
Pan  mijmerde  ik  op  't  voorwerp  mijner  min 
Dan  drank  mijn  ziel  natuur  met  teugen  in  l  -r- 
Toen  was  mijn  hart  met  alles  harmonij» 
Geen  koeitje  blies  mij  ongefmaakt  voorbij ; 
Geen  mugje  zong,  geen  fpichtig  grasje  boog. 
Waaruit  mijn  ziel  geen  droppel  wellust  zoog ; 
Dan  vol  genot,  kon  aan  mijn  zaalge  lippen 
Geen  enkle  klank,  dan  Fanm'js  naam  ontglippen  1 


Dan  ach!  —  voortaan  is  jnij  geen  vreugd  bereid l 
Voor  mij  verloor  Natuur  haar  heerlijkheid; 
Voor  mij  is  de  uchtendflond  <üer  Lente  in  pracht 
Een  dorre,  lange,  en  koude  winternacht, 
£n  't  gloeijend  kleed,  dat  de  avond  om  zich  flaat. 
Een  aaklig  bleek,  een  treurig  doodsgewaad, 
2^1f^  *t  fookend  veld ,  daar  't  vruchtbre  droppen  raapte 
Een  donker  graf,  dat  hongrig  voor  mij  gaapt!——* 
Geen  vonkje  heils  is  me  immer  weer  befchoorcn. .  • 
.Met  Fannij  ging  't  Heelal  voor  mij  verlooren! 

Aan  den  voet  van  elk  der  Dichtfhikjes  is  een  firaai  Vignet  g»« 
plaatst,  betreklijk  het  boven  behandelde  onderwerp. 


Het  Leven  van  frederik  wahlman,  of  Leerboek  voor  Jonge» 
lieden  9  ter  waarjc houwing  voor  de  gevolgen  van  een  Jlegt  Levens» 
gedrag.  Eer/Ie  Deel.  Te  Amjlerdamt  by  H.  Gartman  en  J. 
de  Jongh,  1786.    281  bladz.    In  gr,  Svo. 

T)e  Held  van  deeze  Historie,   wiens  naam  hier  boven  gelee- 

zen  wordt,  ï9  een  der  rampzalige  flachtoffers  vap  de  ver- 

Nn  a  lei- 


^-  HET  LBVÉW  VAt*  FttEDEiirk  WAUlMAIf. 

leiding  eoner  Aarfce;  van  een  ryken,  braaveo  en  gdukkJgeo 
jongeling,  w.ordr  by  arm;  beroofd  van  alle  beginzelen  van  eerr 
deugd  en  Godsdienst,  en  een  deernis  waardig  voorwerp  van  jam- 
mer en  ellenden  in  eene  akelige  gevangenis*  De  liefde  voor 
een  der  braaffte  meisjes  heeft  by  uit  zyn  hart  geroeid,  wair 
door  zy  in  de  droevigfte  kwyning  vervalt.  Hy  heeft  de  vricnd- 
fchap,  ja  de  menschlykheid  zelve, uitgefcHud.  In  *c  kon,  WahU 
«a/is  een  booswchtvan  bykans  deergtte  foort  geworden;  doch 
•i  geen  oji  dcri  rug  van  den  tytel  ftaat  (nainelyk:  rföor  deete 
wordt  hy  verleid ,  en  door  eene  andere  weder  te  recht  gehfochf) 
doet  ons  hoopen,dat  wy  hem  fn  het  volgend  Deel  te  njg  zullen 

zien  keeren. 't  Kan  zyn  dat  dit  Gefchrift  tot  een  Leerboek 

ftrekt  voor  Jongelieden:  maar  de  beelden,  die  'er  in  gercbïlderd 
worden,  zyn  te  grof  om  te  treflen.  Schukken  is  een  lompe 
fchelm ,  en  Mejuffrouw  Charhtte  is  geene  verleidfter  van  d« 
grootfte  doorlleepenhcid :  haare  konstgreepen  zyn  zodanig,  dat 
ze  zeer  wel  voor  iemand ,  afs  Wahlman ,  nu  en  dan  te  merken 
waren ;  en  IVahlman  zo  dom  geHeld ,  als  by  zou  hebbeo  moeten 
wezen  •  om  zich  zo  by  dep  neus  te  laaten  leiden ;  welk  denk- 
beeld is  'er  dan  natuurlyker  en  gereeder  in  elk  jongeling,  die 
dit  boek  opflaat,dan  -  „  Zo  groot  een  botterik  ais  PVablman  is 

ben  ik  in  lang  niet; ^.noch  Schukken  'noch  Charlone  zou- 

'!  den  my  zo  een  rad  voor  de  oogen  kunnen  draaijen "  Daar 
en  boven  brengt  de  Schryver  wat  veel  fchurken ;  in  't  (pel :  om 
dus  de  ïonge  IVahlman ,  met  kragt  en  geweld ,  zo  diep  ie  deea 
zinkón  als  mogelyk  is.  De  geheele  Roman  is  van  een  te  gro-. 
ven  aart»  alle  de  Charaöers  bykans  zyn  geounreerd,  en  de 
merischlykheid  'er  te  veel  uit  gewerkt/  Gruwelen  op  gruwelen 
«reftapeld  vervullen  de  ziel  met  afgryzen;.maar  weerhouden  het 
fcugdig  hart  niet  van  ftruikelen,  Wy  vreezen,  dat  'er  monfiers 
^^^nden  worden,  die  te  veel, nz Charlma  m  Schukken  geïykeo; 
doch  gelooven,  dat  dezelve  zo  zeldzaam  zyn,  dat  mende 
ieugd  grooter  dienst  zou  doen  met' dezelve  voor  fnooden  vaa 
de  tweede  Clasfe,  dan  die  van  de  eerfte,  te  waarfchuwwv 
Niettegenftaande  ons  deeze  Roman  niet  fmaakt,  verlangen 
wv  egte**  ^^  ^'®"  ^P  ^^^  ^^  ^y^  IVahlman  9  zo  in  den  grond 
bedorven  ,  „door  eene  andere,  wordt  te  regt  tebragf;  maar 
wy  verwachten,  dat,  is  hy  door  duivels  verleid,  •er  een  Engil 
vörfchynen  zal,  om  hem  wonderdaadig  te  redden. 

>}c       ){c       3^: 


N  IE  u  m  E 

•  -   A    L    G    E    M    E    E    NE 

V  A  D  E  R  3L  A  N  D  S  C  H  E 

LETTEK^ÖEFENINGEN. 


K.  iTENBMA^  SeriRoiies  Academici,  vlce  CommeotariL  ia 
bibrum  PfopUcdarum  Zacharise.  Leovardia^  apud  G.^ 
TresUngy  1797.    Absque  pteccd.' 670  pp.  inquarto.    ^ 

.  Phie  voor  veele  Jaren  bëftudeerde  ontvouwing  ^  en  by^ 
^  loamer  vaa  Academifohe    Laerredenen  voorgödraagen- 
veriLlaring»  der  Godfpraken  van  Zacharia,  heeft  de  Eei- 
waerder^rtw»^,  (wiens  nagedagtenis  by  alie  lerfenninnaeiy 
in  zegenig  bïyft,)  in  een  negeüiigjarigen  ouderdom.fnog 
overgezien  efl"  n^t   goedkisuring  .ter  drukperfe    gcfohikt.' 
Een  openbaer  letoergelchenk  op  dien  ouderdom  is  xeker 
iets  zeldsaems;  en»  dier  hec  }aetfte  door  zyne  éigènbahd 
afgegeéven  zy,  is  die  Werk  even  daer  door  den  Lief  beb» 
beren  zyner  Schrtften  gevaiüg:  dan  ditjfchoon  «'t  uh  dat 
gezichtspunt  befchouwd,  iets  zeggey  is  echter  niet.  de  we- 
zeniyke 'rede,  waer  door  bet- zicb'  deo  Lezer  aenpiryst» 
's  Mans  ymegere  oefeh^eesiiv  in  alle  -zyne.  Schrifteai  door- 
ftralende»' vertoont  zich  ook   alonraie  in    dit  Bybelwerk; 
en  maekt  dat  deze  zyne  ophelderingen    van  verfcheiden 
duisterheden  in  de  Godiprakén  van    Zacharia ,  benevens 
die  van   andere    Bybeltolken  ;  ode   narpooring    veniienen 
van  allen  ,  die  zich  op  het  recht  verttand  van  dit  Pro- 
phetisch  Boek  toeleggen.  Em  denvzodaoigen  zyn,  volgens 
den  raed   des  Hoogleeraers ,  boven  al  ae^bevolen,  dat  zy 
zich  de  Gerchiedenisfen  der'  Maccab^en  gansch  eigen  ma- 
ken, als  welke  hun  hier  in  vele  gevaKen  te  (lade  zal  ko- 
men;  gelyk  's  Mans    uitleggingen,  van  verfcheiden  pJaet* 
zen   dezer  Godfpsaken  ten  du)delyk(le  toonen.       ■    -Pc 
vrees ,  van  voor  ons  beftek  te   uitvoerig  te  worden ,  we* 
derhoud  ons  onf  hier  van  een  voorbeeld  aen  de  band  te 
geven;  en  we  bepalen   ons  té  eer,  om  den  Lezer  onder 
bet  oog  te  brengen ,  de  charaffterfchets ,  welke  zyn  Hoop- . 
eerwaerde  ons  verleent,  van-  de  Joodfche  Natie,   ten  ty 
de  der   Prophetifche  predikinge  Van    Zacharia^  om    dac 
dezelve.teyènsjkan  dienen    ter  opbelderinge  der  predikin- 

:  .U.  0££L«  N«  ALG.  LETT.  ^'0•  1 3.  O  0  ge 


ee  van  deszelfs  Ty($fenopt  Propheet. /foflfrf,  en  den  wtt 
later  predikenden  Propheet  Maleachi. 

Op  ap  door  Cyrus  vedéende  vrybcul  vm  V  ntemlyk 
een  goed  aentai  Jooden^   (waer-4)y  «ieh  (Wchft  weinigen 
uit  de  tien  {lammen  gevoegd  hadden,)  wedergekeerd  na 
het  Land  bunnèr  Vaderen:  dat-  der  vrygiboorenen  beliep 
42,360,  en'dat^der^dteflstbaren'7,337.  ^  Winnter  nffen 
deze  getallen  met  elkander  yerg^cvertofijit  b§t  laetfte 
zich  vry  mia;  en  men  mag  'er  uit  afleiden,  dat  'er  onder 
de  vtygeboorenen  .vélen  «evooden  w^dcm^  die  van  .wei. 
uig  ot  geen  vermoget  waüen.    Uit  dieniioofidte  mas  men 
zig  dan  ook  des  vte;  meer  verwondden,  ov^r  de  gsoatte 
van  den  fcbat,  welken  dit  Volk  te  zamen  bragt,  als  bren- 
gende ten  dienfte  van  Jset  Huid  de»  fleeifu  by  eeoi  «Etf 
goud   6i,ooa  drachmen,  en   aen  zilvèf.  s^poo  ponden, 
Cxte  EiraJk  64»<5SfA9r)/d^t  is,  volgens  de  rekening 
van  den  gelcerdetn  PhaUs^^nu»^  laoooo  Ducaeten  en  15000 
Toachims  dalers.  'h/hn:mt  'er  des  Vc^ks  vuurigen  yyer 
in  ukbüoken ;  weHcc  ben  ook  in  de  eerflift  omflandigbedea 
die  hen  nistuurlyk   ten   fterkfte  moesten,  treffen,  nog   al 
enigen  <>t}d  in  den  aenvanglykep  Tempelbonw  bleef  be- 
zielem.  Maer,  gelyk  hevige*  hartstochten  teldzaem  beften- 
dig  op  den  duur  werken,  zo  ging  het  .ook  in  dezen;  men 
verflaeuwdb  eerlang 9.  u-  ftaekte  telfs  het  werk,  onder  bet 
fcbynbare  voorweiidfel,..dat  hft  ^nog  dj^. rechte  tyd  niet 
was».  Hflggé   L  a,  te  ttieeri  daer  de  oabunri^e .  Carfaeen 
ben  alleszhjs  belcmwefdeö:,  en  't  onder  .C^ffl^Ax,  (door 
£3r^  geheten  JrthahftaUs^\^zo  ver  bragten,  dat  «e  ben 
fflewelddadig  :dwoogen  •vsan  tdat  Werk  af  fee  ;zien«    VeeJUgt 
bood  bob  het  Joodfche  Volki.te  minder  teg^nfiand,  om 
dat  velen  h«nner  begrepen^  dat  ee  zich.  wei  dra  tot  bet 
uiterfte  gebragt  zwdeo.^zieil,  ^ssanneer  ze,  hnn   niet  zeec 
aenzienlyk  vermogen  grootiyks.  aen  den  Tempelbouw  uit- 
éepnt  hebbende ,  dat  gefticHt  wederom  zag£»  verwoesten;, 
ze  oordeelden  het  diesv  beter.,  dit  werk  tot  een  gunftiger 
tyd  uit  te  ftellen.    Wat  tóer  van  zy,  het  volk  verloor 
nieif  alleen  den  vooHgen  yver,  maer  't  verviel  zelfs  tot 
ene  trage  vadzigheid  ten   dezen  opzichte :  hec  hield  zicb 
ganschlyk  bezig  met  hunne  landen'  te  bebouwen ,  huizea 
voor  zich  te  ftichten ,   en  hunne  eigene-  byzoadere  zaken 
waer  te  neemen.  ;f  Dan  hier- hy  bleef  het  niet;  men  floetf 
wel  dra  min  of  meer  over   tot   eene  veragting  van  den 
Godsdienst:  menfchen  naemlyk  van  ene  averecbtTche  geest>> 
geffeidheid^   buichetaers^  die   zich  voot  't  uiterlyke  met 


»  'IN  2ACHARIAM.  S^y 

cliè  ware  aeubïdtfets  van  God  verenigd  j  en  «rch  valschlyk 
volyverig  getoond  hadJen,  begonden  nu  ^openlyk  voor  den 
dag  te  komen,  en  hun  godloos  gedrag  door  te  zetten» 
ïiilks  had  ten  gevolge,'  nat  God  zyne  oordeclen  over  hen: 
llitftortte;  hen  bezoekende,  als  blykt  uit  Hjigg.  I.  3— ii> 
met  verfóheide  plagen,  inzonderheid  -met  een  roisgcwas 
in  htmnc  veldvruchten ,  en  een  ilaeruit  voortvloeiend  ge- 
brek aert  alles. 

Zodanig' was  de  ffaet  der  zaken,  toen  Haggatm  £a^ 
charta  door  God  verwekt  \verden.  En  dezen  bragten  het 
door  hunne  prediking  zo  verre,  dat  het  Volk,  weder  moed 
fcheppende ,  op  nieuw  de  hand  aen  den  arbeid  Qoege ;  het 
ivelk  ten  gevolge  had,  dat  zy,  middelende  de  begunfti- 
ging  van  t  Perfirche  Hof,  onder  Darim  en  Artaxerxe^^ 
het  bouwen  van  Stad  en  Tempel  voltrokken;  Waertoe  ze 
door  Ezra  en  Nehemia  aengemoedigd  en  voorbeeldlyk  op- 
gewekt werden-  Intusfchen  nam  echter  het  zedebederf 
vervolgens  dagelyks  toe,  tot  dat  htt  in  de  dagen  van 
Aniiochus  .Epiphanes  den  hoogften  top  bereikte.  Toep 
nacmlyk  de  Tempeldien&t  geregeld,  en  't  Volk  in  *t  Land 
gevestigd  was ,  begondeti  velen  weder  van  den  rechten 
weg  af  te  wyken.  Zy  badden  zich  bovenmatige  gunftige 
gedachten  van  bunnen  te  gemoet  gezienen  voorfpoedigen 
flaet  jgevormd  ,  en  werden  door  den  tyd  gewaer,  dat  zö 
2ich  te  fterk  gevleid  hadden.  Hun  Staet  was  vervolgens 
ver  van  bloeiend,  daer  ze  onder  de  overheerfching  der 
Perfen  moesten  bukken;  door  hen  dikwerf  onderdrukt 
werden;  eil  zich  later  bloot  gefteld  zagen  aen  de  gevolgen 
der  krygsonlusten  tusfchen  '  de  Lagiden  en  Seleucidcn» 
In  die  ömftandigbeden  niet  deelende  in  dien  luisterryken 
▼oorfpoed ,  welke  zy  zich  yoofgefteld  hadden ,  verlooren 
£y  aen  moed,  gaven  de  hoop  op, en  met  een  verflaeuwda 
hunne  zucht  voor  den  Godsdienst ,  hun  geloof  verzwak* 
te;  zy  namen  de  Godsdiendige  plechtighedeti  flaauwhartig 
waer,  en  fchikten  zich  alleng^kens  naer  de  zeden  en  le»^ 
ven&wyze.  .der  Heidenen;  waerdor)r.ze  eerlang.,. den  Va- 
derlyken  Godsdienst  vaerwel  zeggende ,  tox  de  Ongodisf 
tery  overfloegen.     In  de  dagen  van  Ëzra  en  Nthemla  be- 

Son  deze  frtoodbedorvcn  geestgefteldheid  des  Volks  reed* 
oor  te  breken ;  men  zag  dezelve  in  het  lauw  behandelen 
▼an  den  Tempeldienst ,  in 'het  Priesterdom  te  verftekcrt 
Van  den  noodigen  onderftand,  m  def^Nfitfe;  tot  dus  ver^ 
zuiver  gehouden ,  te  befmetten  ^  door  verbindt^nisfen  mef 
Heidënfcbè  Vrouwen  >  in  't  onheili^n  vanf/ddi  Sabbath; 
•    •    ^  >  •^-     Ooft-      '      ^^^  "'  -  •   "Ul 


SOi  H.  VBN9MA,  IN..ZACBARUBC 

in  't  foiaedlyk  behandalen  derjoodfcbe  Vrouwen,  tabaer» 

ten  gevalle  van  Heidenfchen,  e^n  fcbeidbrief  te  geeveiu 
Deze  en  fiiongelyke  wanbedryv^ii  vind  men,  ten  laste  der 
Joodcn  van  dien  tyd ,  in  de  boeken  van  Ezra  en  Kchcmia 
mUsgaders  in  de  Godfprak'en  van  Makaclii  duidelyk  aeib* 
getekend:  en  de  ongodsdienftigheid  nam  vervolgens  nog 
me^r  de  overhand.  Ue  Grooten  onderdrukten  de  lageze^ 
tenen;  men  vo^c  ten  dobde  om  de  Hoogpriesterlyke  waer^ 
digheid ,  waer  van  men  een  droevig;  voorbeeld  vind  in  Jo^ 
[ua^  ten  tyde  van  Artaxtrxcs  Ochus^  door  zynen  broeden 
Johannes  in  den  Tempel  zelven  ter  dood  gebragt^  en 
eindelyk  onder  de  Seleuciden,.  vooral  in  de  dagen  vai| 
Jntlochus  Epiphanes ^üeeg  de  Qodloosheid  en  verfmading 
van  den  Godsdienst,  gepaard  met  allerleie  Ibortea  van 
wanbedryven  en  euveldadcn  ten  hoogften*  Toen  werd 
het  Joodfche  Volk  ten  ftrengflc  gekastyd,  en  gezuiverd; 
vervolgens  nam  hun  Gemeenebest  toe  in  gelukkiger  (land; 
en  't  Volk  verviel ,  in  't  verloop  van  tyd ,  tot  bygeioovig- 
heid  en  huichebry,  rervvyl  velen,  ook  zelfs  onderde 
Leeraers,  zich  aen  allerleie  fnoodheden  fchuldig  mackten» 
En  zodanig  was  de  Volksdaet^  toen  de  MèsGas  ouder 
ben  vcrfcheen. 

Iniusfcbcn  heeft  men  nochtans  dit  bovengezegde  niet  ia 
dien  tVerken  zin  te  verflaen ,  als  of  *er  gansch  gene  god- 
vruchtige en  ware  Israclieteri  onder  het  Voll^  overgebleven 
waren.  God  toch  heeft  altoos  zyn  Volk,  een  heilig 
zaed^  de  overblyfzels  van  Israël,  die  onder  bet  heer- 
fchend  zedenbederf  zugtten:  die  voorts,  ten  tyde  van 
Antlochus  F.piphaneSy  onder  de  Maccabeen  het  hoofd 
opllaken,  en  met  uitgerekten  halze.de  komst  van  den 
Mesfias,.  de  hoop  der  Vaderen,  te  gemoet  zagen;  die» 
op  zyne  komst,  zyn  naem  belydende,  aenvanglykMie. 
Kerk  uitgcmaekt  hebben,  welke,  roet  het  uitrooien  van 
het  Ongeloof,  door  de  waereld  verfpreid,  na  het  onder«^ 
gaen  veter  lotgevallen,  hare  volkomenheid  zal  bereiken. 


1 


Brieven  aan  de  foden^v^aarin  zy.mrden  uUgenodigd  tot, 
eene  VHcndelyke,  Onderlmndeliug  over  de  Baarblyklyk- 
heid  van  '/.  Christendom^,  door  j.  pribstlry  Lecraar 
til  de  Kechi^n^  ^tiz.  ofiz^.  UiP  het  Engelsch  yert^ald^ 
1.787.  M  gr.  po,  59  bl^^  \  • 

In.  deze  Brieven    handelt  de  Heer  Priestley  aeuvanglyk 
^  over  „  de  byzondere'Voonóchteu  der  Joodfche  Natie; 

en 


J.  MIXSTLST,  'feKtBTRN  AAlf  DB  JOOKlf»  5t9 

CR  de  oorzaaken  van  derzelver  Vooroordeelen  tegen  bet 
Christendom";  vervolgens  over  „  den  tegenwoordigen" 
ftaat  van  verftrooijinge  eri  wmpfpoed  der  Joodfche  Natie;** 
hier  op  brengt  hy  den  Jooden  onder  het  oog»  ,,  de  ge- 
fchiedkundige  baarblyklykheden  der  Godlyke  ^ndinge  van 
Christus*';  en  tevens  zyne  gedachten  „  o^er  de  Leer  no- 
pens den  Mesfias  ;**  en  ten  laeifte  voegt  by  hier  by  nog 
cntge  9,  gemengde  aanmerkingen,'*  gaende  groot)yks  over 
de  verdeeldheid  der  Christenen  en  den  tegenüand  der 
Jooden,  met  de  gevolgen  daer  van,  mitsgaders  het  geen 
by  wenscht  dat  ze  hieromtrent,  met  aflegging  van  alle 
vooroordeel,  in  agc  nemen.——*  De  Heer  PricstUy  tracht 
door  dit  Gerchrift  bekwame  Mannen  onder  de  Jooden 
Dit  te  lokken ,  om  zyne  voorftellingen  opmerkzaem  na  te 
gaen»  en  huiine  tegen  bedenkingen  des  wegens  aen  hem  me* 
iie  te  deelen;  zich  vkiende  met  dat  gunftige  denkbeeld^ 
van  hicT  door  enigzins  den  weg  te  banen  ter  bekeeringe 
der  Joodfche  N^tie  tot  het  Christendom.  Zyne  manier 
van  voordragt  is  meerendeels  wel  ingericht,  om  nadenken- 
de en  niet  te  fterk  vooringenomen  Jooden ,  (zo  niet  ter« 
fiond  over  te  halen ,  dat  geenszins  te  wachten  is ,)  ten 
sninllen  tot  ftaen  te  brengen;  waer  toe  wel  inzonderheid 
zyn  dérJe  Brief  over  de  Gefchiedkundige  baarblyklykheden 
der  Godlyke  zendinge  van  Christus^  by  uitftek  gefchikt 
is.  Dit  onderwerp  word  in  denzelven  zeer  beknopt  en 
duidelyk  behandeld;  en  de  Autheur  toont  ten  klaerfte  aen^ 
dat  alles,  wat  met  enigen  nadruk  ter.fla%ige  der  Godlyke 
zendinge  van  Mozes  bygebragt  kan  worden ,  niet  minder 
fterk  pleit  voor  die  van  Christus ;  en  dat  dos  een  Jood  ^ 
die  zich,  als  een  verdandig  Man,  gelykvormig  wil  ge- 
dragen» Christus  niet  kan  verwerpen ,   als  hy  Mozes  in 

dat  charafter  erkent.  De  Heer  Priestlcy  heeft  zelfs 

gelyk  het  Ps.  by  zynen  laetflen' Brief  uitwyst,  zeer  wel 
begrepen,  dat  de  groote  kracht  van  zyn  Gefchrift  inzon- 
derheid in  dezen  Brief  gtlegen  was;  en  hy  had  yeelligt 
wel  gedaen  met  op  dat  (luk  alleen  aen  te  dringen ,  zonder 
zyne  hem  eigen  denkwyze  over  de  Ëuangelieleer  hier*^n 
daer»  gelyk  meermaels  gefcfaied,  in  zyn  Gefchrift  in  te 
vlechten. 

In  hoe  verre  de  tegenwoordige  omdandtgheden  min  of 
meer  gunflig  of  ongunftig  geoordeeld  mogen  worden »  om 
gezetlyk  op  de  overtuiging  der  Jooden  te  werken ,  willen 
wy  ons  niet  ondernemen  te  bepalen ,  maer  't  komt  ons 
zeer  duidelyk  voor,  dat  n>en,dacrop  werkende «  best  doet, 

Oo  3  met 


5X2      INVLOED  VAN  DEN.  CHRISTBLYKKN  GODSDIENST 

Verhandelingen  over  het  opgemelde  Voorilel ,  by  gelegen» 
hèid  ^an  de  uitgave  der  Verhandelingen  uit  het  Slal^ 
piaansch  Legaat  over  da}  onderwerp ,  üriefiwyze  voorga^ 
dragen  door  een  Hollands  Hervonnd  Predikant.  Uitgc^ 
geven  door  j.  w.  tilanüs,  Th.  D\  Predikant  te  Har~ 
derwyck.  Tc  Amflerdam^  by  M.  de  Bruyn.  1787.  Bc^ 
halven  het  doorwerk ^    148  bladz.  In  gr.  o&avo. 

Nademael  een  ieder,  welke  gewoon  is  op  zich  zelvep 
vry  te  denken ,  veelal  ene  byzonjdere'  leiding  van  ge- 
dachten heeft  ,  welke  hem  als  eigen  is,  zo  kan  het  nitt 
vreemd  voorkomen ,  dat  de  Opfteller  van  dit  Gerchnft  » 
tot  die  foort  van  denkende  Lezers  behoorende,  op  het 
doorbladeren  der  bovengemelde  Verhandelingen  ,  rcboon 
'er  veel  goeds  in  vindende,  echter  geoordeeld  bebbe, 
dit  Mbt  opgegeven  Voorftel ,  volgens  ene  andere  leiding 
van  gedachten,  meer.  voldingend  beantwoord  kon  worden. 
Zulks  heeft  zyn  Eerwaerden  9  die  al  vroeg  zichzelven  be- 
paeld.had»  om  nimmer  zyne  krachten  over  ene  prysvraef 
te  beproeven, of  dus  naer  een  Eerprys  te  dingen,  genoopt» 
om ,  na  de  aendaclitige  overweging  dier  gemeen  gemaekte 
Verhandelingen,  de  hand  aen  't  werk  te  flaen,  en  zyn 
denkbeeld  over  dit  x)nderwerp  duidelyk  te  ontwikkelen ,  en 

nadruklyk  voor  te  dragen.  In  een  voorafgaenden 

Brief  ontvouwt  hy  beknoptqlyk  het  beloop  en  den  inhoud 
der  afgeleverde  Verhandelingen  ,  en  in  zyn  Gèfchrift  vlecht 
hy ,  by  gelegenheid,  zyné  aenmerkingen  over  deze  en  gene 
byzonderj^eden  in  dezelven ;  met  ene  volkomen  beantwoor* 
dirig  aen  't  oogmerk  dat  hy  zich  in  't  fchryven  heeft  voor* 
gefteld ,  't  welk  hy  in  't  flot  van  zyncn  Brief  dus  uitdrukt. 
,9  Om  dat  ik  ^een  roem  wil  behalen ,  en  nog  minder  door 
.  „  bijzondere  inzichten  gedreven  worde,  zal  ik,  waar  ^ 
„  nuttigheid  getrokken  heb  uit  deze  of  gene  Verhandeling  ^ 
9,  het  edelmoedig  opgeven ,  en  alles ,  hoop  ik ,  met  diea 
3,  geest  van  zagtmoedigheid  en  befcheideubeid  uitwerken « 
,,  dat  men  in  mijn  Vertoog  niet  den  Godgeleerden ,  maar 
„  den  God-  en  mehfcbenlievenden  waarbeidsvriend  zie 
,,  doorfteken/'  Dit  in  het  ganfche  opftel  doorfiraknd  cha- 
raftcr  des  geachten.  Schryvers  is  by  üiiftek  gefchikt,  om 
.een  (lerken  invloed  te  hebben  op  het  hart  van  elk  beza- 
digd Lezer  dezer  Verhapdclinge,  welke  daer  benevens  roet 
zo  veel  oordeel  en  inzonderheid  meit^chkunde ,  mitsgadeis 
ep  zulk  een  manlyken  trant,  uitgevoerd  js,  dat  zey  bene* 

vcns 


OP  DE  OBUCD.         '  513 

vens  de  voorgemelde  Verhandelingen,  aller  opmerbaem» 
keid  overwaardig  sy ;  waarom  wy  ook  nog  beknoptlyk 
.derzelver  beloop  zullen  fchetzeo ;  om  den  Lezer  onder  'c 
«pog  te  brengen,  hoe  gewigtig  derz«iver  inhoud  zy;  't  welk 
hem  te  meer  zal  kunnen  aenfpooren,  om  dit  onderwerp 
•ter  harte  te  nemen ,  of  het  ook  aen  .den  eigenaenigen  in- 
.  vloed  van  den  Christelyken  Godsdienst  bevordeHyk  mogte 
ayn! 

Ter  nadere  bepalinge  van  den  zin  der  Vfage  gaet  tyn 
Eerwaerde  eerst  na,  hoe  men  de  benaming  vanxlen  Chris» 
telyken  Godsdienst  hier  te  verftaen  hebbe  ;  en  dit  leid 
hem  ter  nafpooringe  van  den  charafterizerenden  aert  vam 
dien  Godsdienst ,  ^  mitsgaders  tot  een  onderzoek^  waer..in 
de  kracht  van  dien  Godsdienst  gezogt  moet  worden.  Na 
deze  voorbereidende  aenmerkingen  gaet  hy  over  ter  n». 
fpooringe  van  de  oorzaken  van  *t  mangel  van  den  invloed 
dier  kracht,  op  de  meeste  belyders  van  dezen  Godsdienst; 
en  de  oorzaken  hiervan ,  in  de  uitgegeven  Verhaodelingen 
bygebragt,  beproefd  hebbende,  .geeft  hy  te  kennen,  dat 
'er,  zyns  oordeels,  iét^  gewigtigs  aen  ontbreekt.  Zommif* 
gen  dier  oorzaken  komen  hem  niet  voldoende  voor;  an- 
deren  erkent  hy  als  medewerkende ,  doch  als  zulken ,  wier 
uitwerkingefi  nog  uit  ene  vroegere  oorzaekvoonfpruiten; 
en  men  heeft  hier,  volgens  zyn  inzien,  om  het  bedoelde 
wel  te  treffen ,  na  de  eerfte  algemene  oorzaek  van  dit 
mangel  van  invloed  te  zoeken,  't  welk,  zyns  agtens,  in 
de  utcgegeven  Verhandelingen  niet  beboorelyk  gade  gefla- 
gen  is. 

Dit  doet  zyn  Eerwaerden ,  ter  betere  bereikinge  hier. 
van  ,  r  aenvanglyk  onderzoeken  , .  waerom  de  Christelyke ' 
Godsdienst  in  den  beginne  zo  veel  krachts  deed,  en  nar 
4lerhand  verflaeuwde?  Het  onderzoeken  nu  hiervan  heeft 
hem  opgeleid,  tot  die  verzekering,  gelyk  hy.  zich  uitdrukt, 
„  dat  de  oorzaak  van  alles,?  [waer.door  dit  mangel  van 
invloed  te  wege  gebragt  is,]  „  voornamelyk  en  alleen, 
^,  moet  ge^zogt  worden  in  d«  vfaercidschgezindhcid ^  die 
y^  de  gemoederen  van  alle  belyders  van  den  Christelyken 
,,  Godsdienst  beheerscl^t,  en  waartoe  alles  dienstbaar  ge« 
'  5,  maakt  wordt."  En  in  dit  denkbeeld  word  hy,ten  fterk» 
fte  bevestig<!b  uit  ene  befchouwing  der  Kerklyke  gefcbiede* 

nisfe*  welke  hy  beknoptlyk  voorfteit.  Zyn  Eer« 

waerde  begrypt  zeer  wel ,  dat  het ,  om  dit  nader  te  bewy 
zen ,  hoog  noodig  is  vooraf  te  bepalen ,  wat  hy  door  deze 
wacujdliefd4  yerfcaet ,  die  hy  in  dit  geval  houd  voor  de 

O  o  5  meest» 


514     INVLOED  TAN  DBN  CHRISmnBN  GODSDIENST 

«cestwerkende  beletóorsaak  ,'. welke  alle  andere  beleioor- 
zaken  aanvoert 9  versterkt,  en  aen  haer  bedoelde dienstbatr 
maekt  9  mitsgaders  alle  gesintheden  en  ftanden  der  meip 
fchen,  door  haren  magtigexi  invloed  weet  te  beheerfcben. 
Uit  dien  hoofde  kunnen  w^  ook,  ten  rechten  verTtaode  van 
's  Mans  voorffelling,  niet  wel  nalaten,  deae  zyhe  bepaüBf 
Jiier  geheel  over  te  nemen.  Als  bandtasrlyk  ongerfmd  ver- 
worpen hebbende  het  donker  en  fchadelyk  denkbeeld ,  dit 
men  zomtyds  aen  de  ^aereUlk/de  hecht,  door  daer  roe 
4e  brengen  allen  trek  tot  de  genoegens  van  dit  teven,  en 
die  den  Christen  te  omzeggen ,  otti  dat  zyn  leven  een  ge- 
duurig  fterven  zyn  moet;  geeft  hy^er  de  volgende  bepaVuig 
van.     .  • 

„De  wereldUefde^ymfLt  van  wij, als  de  voomaame  bron 
der  redeloosheid ,  hier  fpreken ,  is  die  trek  tot  het  genot 
van  dit  leven  ,  welke  óf  in  zijn  eigen  aart  zondig  isj 
fchoon  vari  de  minnen  daarvoor  gehouden,  om  dat  die 
fmaak  algemeen  id ;  tHet  een  woord ,  de  heerfehende  trek 
tot  het  zogenaamde  onverfcbillige ;  of  het  is  een  trek,  die 
zich  bepaalt  omtrent  zulke  ^  d)nge\i ,  welke  op  4sichze]ven 
wel  onfchuldig  zyn,  maar  nochtans  gevaarlijk  worden 
v/hm:  de  deugd ,  door  de  omftandigbeden ,  die  met  derze)- 
vep  genot  ver«?ezeld  gaan.  De  v^er$ldUefde ,  derbalven^ 
die  den  gemelden  fcbadelijken  iqvloed  beeft,  bcftaat  in  die 
zugt  tot  alle  die  genietingen  ^  welke  n{et  alleen  de  natuur- 
lijke levenswijze ,  maar  de  zeden  der  tegenwoordige  eeuw» 
ons  aanbieden,  en,  door  haare  algemeenheid;  2s  geoor* 
loofd  aanprijzen ;  fcboon  zij  in  zichzelven  kwaad  zijn ,  ei 
door  de  omftandigheden ,  die  *er  mede  vergezeld  gaao^ 
xulks  worden.  —  Tot  bet  eerfte  foort  bebooren  eefi 
menigte  handelingen  en  genietingen ,  welke  de  tegenwoor- 
dige eeuw  voor  onverfchillig  houdt,  om -dat  ze  algemeen 
zijn ,  fchoon  zij  imierdaad  den  nadeellgften/  invloed  heb- 
ben: zoo  waren,  bij  voorbeeld ^  in  het  befcbaafde  Rome^ 
ten  tijde  van  zijnen  grootftén  bloei,  de  wellust,^ de  on* 
kuisheid,  niet  alleen  een  geöorlooiU  genot  van  dit  leven» 
maar^  door  de  algemeenheid,  wierden  ze  voor  een  on- 
fchuldig vermaak  gehouden,  ja  wij  behoeven  zelfs  riiee' 
eens  zo  ver  te  gaiitn :  die  kleedin^^;  welke  men  thans  alge- 
neen volgt ,.  Ichoon  ze  inderdaad  de  eerbaarheid  kwetst, 
behoort  onder  deze  klasfe.  Tot  het  andere  foort  moeten 
wii  al  die  daden  brengen ,  welke  in  zichzelven  geoorloofd 
zijn,  maar  door  de  omflandigheden  zondig  w«3rden^ 
Laat  ons  wederom  een  voorbeeld  bijbrengen:  op  ziabzelven^ 

ma^ 


*      t>P  DB  0EUOD.  5«5 

jmitg  fDeu  in  gezetfchappen  gerprekkeii  voeren,  die  tot 
eeoe  geoorloofde  uhfpanning  cïieneTi ,  of  over  gebeartenifl^ 
fen ,  die  binoen  on^en  kring  voorvallen ,  lopen ;  van  deli 
edelen  Godsdienst  intusfchen  altoos  te  zwijgen  >  alleen 
om  dat  men  zou  aangezien  worden  voor  een  man,  die 
weet  te  leven ,  ia  niet  alleen  verkeerd,  maar  behoort  on- 
getwij'feld  tot  die  wereldliefde  ^  welke  hier  kis  de  vrucht 
bare  bron  van  het  heerfchend  zedenbederf  opgegeven 
wordt.'* 

Op  het  voorfiellen  dezer  bepalinge  maekt  zijn  Eerwaerde 
*er  zijn  werk  van,  om  de  baerblyklykbeid  zyner  ftellii»- 
ge ,  dat  deze  onmatige  waereldliefde  de  voorname  ooi> 
zaek  van  het  bier  beoogde  mangel  is,  ondericheidenlyk 
aen  te  toonen*  Zulks  ontvouwt  hy ,  ten  aanzien  van  (i) 
de  Deisten,  (a)  de  menfcben  van  een  mi^^clelmntigen 
ftaod,  (3)  de  onderfcheiden.  gezindheden  der  Christenen » 
C4)  en  zo  ook  de  Hervormden.  Tot  deze  laetstgenoem* 
den,  op  welken  zyn  Eerwaerde  ene  by zondere  betrek- 
king heeft,  als  oogende  met  deze  benaming  op  de  beer- 
fchende  Kerk  hier  te  Lande,  gekomen  zynde,  agt  hy 
bet  noodig ,  niet  Hechts  hun  waereldschgezind  ch%» 
raéier  in  't  algemeen  te  befchrj^ven ,  maer  tevens  naeuw^ 
keuriger  na  de  oorzaken  van  dit  kwaed  te  onderzoeken. 
Hieromtrent  trekt  bovenal  zyne.  opmerking  het  misbruik 
dat  vele  belyders  van  de  leerftellingen  hunng*  belydenisfen 
maken,  inzonderheid  van  die,  aengaende  de  kracht  der 
verzoening,  het  onvermogen  van  den  mensch  ten  goede, 
€n  het  met  verdienende  der  goede  werken.  Zulks  noopt 
hem  om  „  aan  te  wijzen,  hoe  deze  leerilellingen  genoeg* 
^  zaam  van  allen  misbruikt  worden,  om  de  kracht  van 
„  den  Godsdienst  te  ftremmen;  waarvan  ik,  zegt  hy^ 
„  de  oorzaak  'vinde  in  de  wereldliefde,  en 'in  de  aanlei- 
9,  ding,  die  tot  dit  misbruik  fbmtijds,  door  de  onvooF- 
»,  zichtige  voordragt  dezer  waarheden ,.  in  de  famenflellen 
5,  der  Godgeleerden  en  op  den  predikftdel,  gegeeven 
^,  wordt:''  en  't  komt  hem  voor,  dat  velen  ook  hier  t« 
fierk  bezield  zvn,  ^  niet  menfchenvrees ,  zugt  tot 
^,  rust  en  gemak,  najaging  van  wereldfche  'eer  en  ach» 
9,  ting,  en  gunst  van  menfchen;  des  wij  hier  wederom 
,,  zien  de  wereldliefde ,  de  kracht  der  waarheid  verdoo* 
„  vende,  in  't  hart  ingeflopen." 

De  geagte  Opfteller  dezer  Verbandelinge  dit  laetst« 
nengeduide  uitgewerkt,  en  daermede  zyne  taek  in  zo  ver- 
K  voltrokken  hebbende,  dat  de  ooizaek  van  het  beoogde 

man- 


5lff     INVLOED  VAN  DBN  CHRISTBLTKBN  G0DS0IB{I8T 

maogel,  zynea  oordeels,  voldoende  opengelegd  xy,  rctnkl 
zich  vervcrfgens  ter  voordragpe  van  'c  middel  tot  berftel, 
bet  welk,  even  als  de  oorzaek  van  bet  verval  algemeen  ) 
is^  zo  ook,  zegt  hy,  algemeen  moet  zyn.  En  dit  vindt  \ 
«yn  iierwaetde  in  de  Fcrloocltemn§ ;  waeromtrent  hy  zicli 
houd  aen  'de  bepaling  v^n  den  Heer  Moiheim^  m  zyne 
voortreflyke  Zedekunde  iV  D.  bl.  49(5,  als  beflaende,  im 
een  heilig  voornemen  des  harte  ^  om  de'  titfdc  tot  ziek 
xchen  en  de  v^ereld  zoo  te  matigen^  en  te  bejHeren^  dat 
ze  ons^  in  de  plichten  van  liefde  Gods  en  des  naasten^ 
niet  hinder lyk  kunnen  zyn.  — —  «,  Dtut  befchrijving, 
,,  (zegt  zyn  Eerwaerdc)  is  duidelyk,  'zij  is  redelijk^,  em 
:,,  verdeelt  de  verloochening  in  twee  gewichtige  takken  ^ 
^,  der  zelfsverloochening  en  der  verloochening  der  we* 
,^  rcld;"  over  welke  beiden  by  zich  voorts  nader  verklaert. 
By  de  ontvouwing  en  verderen  aendrang  hiervan  poogt  hy 
te  doen  zien.  ,,  (i)  Dat  deze  verlochening  niet  duidelijk 
,,  genoeg  in  haren  eigenlijken  en  waren  aan  geleerd  word: 
y,  als  mede  (s.)  niet  alfremeen  genoeg  in  baren  invloed  ^ 
9,  om  den  mensch  werkdadig  te  maken,  toegepast  wordt: 
-99  en  (3.)  dat  men,  indien  dit  gerchiede,  de  verlochening 
„  voor  het  echtde  en  algemeenfte  middel  zou  erkennen, 
'  9,  en  als  dan  den  invloed  van  de  kracht  des  Godsdiensts 
>,,  overal  in  ajle  ftandèn  zou  zien  heerfchen."  Ieder  dezer 
•drie  ftukken  draegt  zyn  Eerwaerde  afzonderlyk  voor,  met 
•zyne  aenmerkingen  over  't  verkeerde  en  gcbreklyke  daer« 
pmtreut,  en  't  geen  deswegens  met  meerder  ernst  frand- 
yosiig  gade  geOagen  behoorde  te  worden,  ten  einde  dtt 
middel,  zo  treffend,  om  den  invloed  van  den  Chtistcly* 
,ken  Godsdienst  befcendig  krachtig  te  doen  zyn,  deszelfs 
eigenaertige  uitwerking  te  wege  te  doen  te  brengen;  ter- 
wyU  g^Iyl^  hy  zich  uitdrukt  „  aan  het  niet  wel  leerea 
,,  en  niet  wel  aanwenden  van  dat  middel  grootlijks  ^oe 
,,»  te  'fchrijven  is,  bet  diep  verval,  waarin  die  van  den 
^^,  Hemel   geopenbaarde  Godsdienst  zijne  belijders  thans 

^^  vindt."  Ten  laetfte  befluit  zyn  Eerwaerde  zyne 

voorfcellingen  wegens  deze  ftukken ,  met  gepaste  ernfcige 
aenrprnken  aen  d^  Overheden,  aen  de  Leeraers,  aen  de 
Codvruchtigen  en  aen  de  Opzieners  der  Jeugd,  welken, 
tan  deele  ter  nadere  verfterkinge  van  't  voorgezegde  die^ 
nen ,  ten  deele  opmerkingen  behelzen «  die  wel  zo  gefchikt 
hier  geplaetst^  als  in  't  voorige  ingevlochten  konden  won 

<^en.  Het   komt  'er  nu  roaer  op  aen ,  geJyk  hy  m 

'I  dot  te  keuueu  geeft ,  dat  ieder  belyder  van  den  Chris;; 

tc« 


OP  DR  DEÜGin  517 

nflykcd  Godsdienst^  in  zynen  ftaet»  in  zynt  betrekking. 
Jiec  zynt  daenoe  aenwtade ,  ^  en  dan  vleit  hy  zich  met  eed 
(areleod  vooruitsigt»  ^ 

.  ,^  Begon  maar  eens 9  zegt  hy»  de  herftelling,  hoe  weu 
^  nig  jaren  zouden  wij  behoeven  te  wa«en,  om  het  ge- 
^  goegen  te  beleveb ,  van  onze  predikiroelen  'met  recht* 
^  fchdpen  Leeraars^  en  de  zitpiaatren  ider  RegenteR  met 
y^  weldenkende,  edele  bürgervriendeu,  vervuld  te  ziént'Hoe 
,^  ras  sou  deze  invloed  zich  «lom  verrpreiden^  en  hoe  dui* 
,9 «delijk,  hoe  algemeen  zou  zich  dan  de  kracht  vertoonen' 
,^  welke  de  Godsdienst  bezit ,  om  de  gemoederen  der  menl 
^^  Tciien,  in  alle  fcanden  en  leeftijden ,  tot  deugd  te  vormen! 
^,  En  welk  eenc  rijken  oogst  zou  zulk  eene  wenschlijke 
9^  verandering  in  de  eeuwigheid  niet  opleveren !  Voorwaard 
^,  bier  verliest  een  Burger  imn  het  faemelsch  Vaderland  zhr^- 
,,  zei  ven.  en  hoe  flaauw  ook  zijnde  ho|)ezij,  of  hy' deze 
^  gelukkige  tijden  bier  op  aarde  beleven  zal;  hij  ftre^It 
j,  zich,  ten  minftf ,  met  die>  zielverheupende  ilitzicftteh^' 
„  dat  hij  eena  zulk  eene  volmaakte  maatfctiappy  zal  leerenf 
I,  köMien  in  het  Jerufiilcm  dat  bpren  is/*  '  *    f/* 


Mcnfouwdig  Specifiek  Middel  ^  tégen  Kanker ^  Üitjt'ag^^  eri 
Me  Venerifche  Ongemakken.  Uiigevofideh  iiï  hei'  'Kor 
mngryk  Guatimalo  ,    $H    Nieum^    Span  jen  ,  'in  Noord^^ 

'  Amtricth  En  befchreven  door  Don  jo5Épii  plorez  ^ 
Af^  Z).  Medelid  der  Geneeskundige  Fa^hèit  ^  en  Pro- 
fesfor  te  Guatitnah.  Uit  het  Spaansch  Verthald.  Tè 
Jjttficrdamj  iy'A.  iSordiers,  I7\i7\'y6tl./n'gr.  Svo. 

H^t  Eenvouwdig,  Specifiek  Middel^  't  wdk  hier  befcllfc- 
ven  wordt,  beltaat  in  kleine  Hagedisfen  ,'  die  ,  .na' 
gevild  en  .van  hunile  Jngewanden  beroofd  <é  zyn ,  zo  leven^ 
dig  eo  warm  als  mogelyk  is,  't  zy  geheel,  of  in  brokjeè: 

gfneden  en  tot  pillen  gemaakt ,  moeten  ingenomen  worden; 
^Jndiaanen,  die  io  het  Vlek  St.  Christoval  Amatitan,  itt 
hec  (toningryk  Guatimalo  woonen,  hadden  het  zelve  reeds: 
onheugelyke  Jaarea  lang ,  tegen  alle  Venertfche  Ziekeen  J 
xnet  een  gewenscht gevolg  gebezigd;  en' door  deeze  was! 
b€ir  voor  eenige  Jaaren  aan  de  Spanjaarden  ,  onder  welke t 
heerfchüppye  zy  ftaan  ,  eerst  toevallig  bekend'  geworden  ^ 
die  'er  vervolgens  zo  in  Guatimalo,  als  te  Mexico,  Ca« 
'  dix  én  Mallaga  ,  eeni^^iK  proeven  mede  genomeu  hebben, 
welker  uitflag  in  dit  Werkje  befchteven  wordu 
.      .  Vol. 


Volgens  de  alhier  opgegeven  verbaalen  «  söude  de  heil* 
iaaipe  werking  van ;  dit  buipmiddeL  zo  vermogeBd  geweest 
zyn  9  dat  niet  flegts  allerlei  Venerifcbe  Ongemakken  en 
hft^rdnekkige  Huicigebreken  .  (naar:de  vteeslykfte  en  boge- 
neeslykde. aller  kwaaien,,  de  >Kanker^  voor  des^elEi  önves<» 

gdyklyke  krachten »  bad  moeten  swkfaten. Daa^ 

hoe  wydlufüg  en  gioottpraakig  ook  de  eigenfchappen  dee* 
zer  Diertjes  op  den  titel  worden  üitgemeeten ,  en  hoe  gtai> 
tie  wy  ook  eenmaal  bet  menschdoni  geluk  zouden  wwa- 
(chen ,  met  de  uitvinding,  vao  een  middel ,  't  welk  bet  09^ 
tembaarile  alle^  Gebreken yZeker  tn.onieiJbaar^bedwhygta 
kan  ^  'blykt  het  by  ecue  opmerkzaame  overweeging  da« 
aanjgehaalde  gevallen  ten*  allerduidlykfie,  dat  nien  uit  de* 
zelvQ.  geen  geyolgtrekkiiigisn  omtpent  deszelfi$  hoedanighe- 
den^ althans,  als  ^en  Kanker  geocezendBnlpmiddel,  met  ee« 
nigêii  groqd  van  j^ekecbeid  kan  aOsidén ;  daar  dezelve  niet 
alleen  zeer  onvolledig, :op|>ervlakktg,en  ontiaauwkeurig  zyn 
ter  nedergptleld^  ma»  4)0k  de  gehrekep,  welke  aldaar  mee 
^n  naam  van  Kanker,  beftempeld  >wDrden^  meerroaaJen  de 
diiidlykfte  kenmerken,  rm  eenen  asdëreo  aart  draagen,-  ea 
dikwerf  door  byzondere  Perfoonen ,  welke  geene  dp,  min* 
fte-kenuis  van"deiyelyke  'Gebreken  bezaten ,  verhaald  woi^ 
den,  en  ^nfelker  verfaaalen,  hoit  gcloojwaaraig  zy  ook  ge» 
noemd  mpgén  Worden ,  geen  meerd^^r  geloof  verdienen, 
dan  die  der  geestlyke  Zusters  van  Rees,  en  meer  andere 
dergelyke  gewaande  Kankergeneeaers.   ■  Ook  is  de 

SpaanTcbe  Dodor  Don .  florbz  zeer  voorbaarig  in  hec 
maaken  van  gevolgtrekktpgeir,  en; het  toeficbryven  van  Ge- 
neeskrachten ^^r/i^/'i  gitaar  zyn  Wel  Edele  Zeer  Geleerde , 
zónder  een  eenige Proeve, reeds  een  Specifiek  teg(fndeWa« 
tervrees ,.  en  bet  Antidotum:  Vjariolofum  van  BOEanAAVS^ 
üi  deeze  Hagédisjes  ipeeat  te  zMllen  vinden. 

Niet  te  min  verdiende  dit  Middel,  't  geen  m  Veheri« 
fche  Gebreken  in  de  daad  eenig  vermogen  fchynt  Ce  be« 
zitten^  wel  eens  door  kundige  Mannen,  nader  ter  toeN 
ze  gebragt  te  worden  ^  ten  einde  daar  nit  blyke,  wat 
men  omtrent  deszelfs  wjiare  vennogeni  bebbe  vast  te  ftel* 
len»  en  of  het.  zelve  ook  eene  plaats  verdiene  onder  de 
Overige  nuttige  Hulpmiddelen  >  welker  heilzaame  'ontdek* 
I^ing  het  Menscbdom  aan  de  Inwooneis  der  Nieuwe  Wae« 
reld  yerfcjiuldigd  ïs. 


Vcr^ 


VERBANDBL.  VAN  UiT  ,BAXJkVIAASCB  GENOOTSCHAP.  519 

— ■.:'-■■■,.     ■■      .      . 

ycrhandelingen     van    het    Batayiaasch.  GenootfchM   der 

.  Kunficn  cH  iFcttc^fbhappcn'.    Derde,  Deel,  .  Te  Roncr^ 

.drnny  bj'K*  ArFcnberjr^  en  te  Amfierdatn  dy  J..  Allart^ 

1787.    Bebalym  hep^  Voorgerk  enz,/s^5  biadz.  in  gf^ 

,      '        •        ....'.        ...      ,      ':rr      ^•.  -•••,.-    . 

Kt  Deel  vervat  een  aantaT.  van  wajjme^mkigeii  ^.  wtU 
Jstu  :groptlj*s.:. dienen  ter  «pbeWfcruige;  v«n  vede  by» 
xorideriiedeii'y/iéis:  de  OostindUetae  .Gewesten  betreffeit^ 
j^.ites  opzigte**  ivfao  de  LaiKUDennis.^]  de  Jlegecring,  dè 
Leevensw^isc^lenv zeden -der  Inwooadecen,  als  ten'  aanziea 
^ü  de,  BirfgeriVke  en  ;Natuuflykc  Hj&tOfie.  Het,vangc 
aaw'fnet  eene.unvdcrige.befchryvin^  van  het  Eiland  Jr/- 
ffSmrat  in  zo-  ve#oe' Jict  tot  nog  b<^end  is.i  Een  l)ejige 
van  'de  h€twmdt\  If%di/bhe  V^ge/nestjes  ^r  en  'to  ook  v^n 
de  Goadnynen  o^'de'Jrust  vaoiC/;/^^^,  gaat;hiér  voorts 
vf^ltezeld  van^ein Vervolg  der  JaVaanfthe  Historie,  mits- 

Sders  van  eenige  Bydiagen.  tot  ctci^rchry ving  fvan  Japan  ^ 
helaende  een  berigt  van  d^  Japaafche  Munten,  van  de 
foebereiding  det  SaekirAm  gewoonen  drank  der  Japanners^ 
en  der  Soja^  Ait  men  als  een  fmafaklyk  zout  by  gebraad 
gebruikt,  en 'verder  nog  eene  lystvan  Japanlfche  Woordenr 
niei  derzelver  -  Nederdiiitfcbe  betekenis.  Eett  volgand. 
Stukje  geeft  ons  verflag  van  eene::  doodlyke  Watervrees  ; 
en  een  ander  mddt  ons  welice  Boom  *  Veld-  en  Aard^ 
vnithten  Java  oplevert,  die,,  b^&;eetï  misgewas  van  graa^ 
nen,  voedzel  kunnen  verCrhaffli^n.  Wyders  komen  on« 
Mer  voor  4  eenige  onderrigtende*  aantekeningen  ^  over  de 
Spraak »''  Weetenfc&appen  -en  Kunflen  der  Mailabaaren  ; 
benevens  een  vervolg  van  de  Bydrageh  tot  de  Natuurly-' 
ke  Historie;  byvoegzcls  tot  de"VQoaige  befchry ving  van 
Java  ,  Barneo  en  Samaira;  en  Jaoestlyk  eene,  by  een 
Vookrheen  gegeeven  yerfla^-  te  .vixig^  Verhandefing  over 
des  Landbouw,  in  de  Ommelanden  van  Batavia.  • 
Onder  het  nagaan  der  opgemelde  .byaonderheden,  js  't 
ons  voorgekomen  V  dat  wy  ve'efen 'öiiz'er  Leezeren  geen 
ofidienst  zullen  doen,  met  hüh  eènie  berigt  mede  te  dee- 
kn  nopens  die  , beroem<Je  Indifche^Vbsèlnestfes ,  wa^r  van 
nieii  mêemiaals  (loort  fpréekèh,  doch  van  welken  men 
tot  nog:  zulk  eene  naauwkeurigebefchry ving  niet  gemeen 
gemaakt  heeft,  al&  de  Heer  Jan  Hooymao  ons' in.deezep 
vedeent*    Deael^e  isr  te  Mhvoerig  om  geheel  geplaatst  te 

.     wos« 


5ao  VERMANDELINCerf 

worden;  doch  .wy  zullen  *er  het  hoofdzaaklyke  van  over- 
neemen. 

De62e  zo  kostbaare  en  thans  booggeagté  Vogelnestjes  9 
die  dopr  de  Chineezen  byna  tegen  zilver  opgewogen  wor- 
den ^  en  welken  de.  milde  natuur,  ais. een  byzooder  voor- 
regc,  aan  de  Indiaanrche  Eilanden  gerchonken  heeft»,  wer- 
den 9  zegt  onze  Autheur ,  gevormd  door  een  Vogeltje » 
hiet  welk  de  Bergjavaanen  W(ilcd  of  Boerang  Daja-  ooe- 
men ,  en  op  Java  heet  het  Lawit.  Hy  brengt  het  tot  de 
Ibort  der  Zwaluwen,  geeft  'er  eene  uaauwkeurig^  be« 
fchryving  van,  en  meldt  ons,  dat  zy,  hoewel  ze  (xdt  hier 
en  daar  elders  nestelen «  inzonderheid  veelvuldig  gevon* 
den  worden,  in  de  rotzige  klippen t  q>  het  landgoed  Ca^ 
lappa  Nongal^  en  Sampia ,  in  de'  nabunrfchap  van  Bauh 
via,  en  voorts  in  die  rei  der  vooi^  of  vlotbergen  daar-  ge- 
)egea  (♦).  Van  dceze  Bergen  ,  en  de  Vogelnestjes  in  de* 
zelven,  geeft  hy  ons  voorts  de  volgende*  befchryVing. 

„  Deeze  beide  Vogelbergen  zyn  alleeaftaande  kUppeiiy 
van  binnen  hol  en  voorzien  met  een  zeer  groot  getal  ope- 
ningea;  zoinmigen  zo  gróof,  dat  men  zeer  gemaUcelyk 
daar  in  kan  komeii  /  anderen  moeilykers  en  eenige  zo 
klein,  dat  de  natuur  aldair,  voor  de  veiligheid  dier  dier* 
tjes ,  zichtbaar  zorg  heeft  gedraagen.  ■■  ■  ^  Deeze  rotzea 
zyn  uitwendig  digt  begroeit,  met:  eene  menigte  zwaar  op* 
gaande,  hoornen  van  verfchiilende  zoorten,  en  beftaan  in- 
wendig uit  graauwe  kolkfteen  en  wit  marmer*  Aan  deeze 
wanden  hechten  de*  Vogeltjes  hunne  neéten  in  borizontaa* 
Ie  laagen ,  digt  by  eikanderen ,  zoo  dat  de.  opgebogen  zy- 
de  van  de  eene  meest  aanzit ,  tegen  de  vlakke  van  de  an- 
dere. Zy  plaatzen  zich  o^  onderfcbeiden  dieptens  van  50 
tot  300  voeten,  minder  en  zomtyds.  noch  meerder,  naa^r 
dat  zy  ruimte  vinden^  en  laateot  gfeene  holHgheden  of  be- 
kwaamé  ruimtens  opBii>,  mits  die  maar  zuiver  en  drooff 
zyn;  het  geen  ^  volftrekt  noodzaaklyk  is,  d^t,  wanneer 

,  (*)*  ^len  vindt  'er*  pök,^  20  als  de  Heer  Hooyman  wat  laager 
:r  ntekcnt,  nog  twee, of  drie  in  de  hoogere  binnen  landen;  en 
ónder  het  Gouvernement  :iamacaafr  zyn  aan  het  zuiderftrand 
drie  voornaarte  Vogelbergen /welker  foort  zeer  goed  ïs.  Banram 
cTi  Sumatra  zyn  'er  mede  van  vooi^len ;  doch  de  traagheid  der 
ifrwoonders  en  de  gebrekkige  regeeringsvórm  verwaarloost  dit 
^feorded.  Wydcrs  zyn  hier  en  daar  noj?  al  eenigen,  die  door 
de  Javaa'ncn:  verz^ecgen  word<?n>'  etf  maar  aan  zommigen  fae*» 
kond. zyn. 


VAN   H«T  fiüTAVIAASCH       GBNOOTSCHAP.  ^^ 

êe  wanden  mt^  worden,  zy  die  ten  eeraen  verlaaten,  zoo 
■dst  eeoe  onverwachte  onüasiing  of  dooTzypQÏnig  van  wa- 
ter altoos  ten  hoogfien  fcbadeJyk  is.** 

Het  voedxel  deeze;r  Vogeltjes,  waarop  ze,  uitvlie|reode. 
aazen ,  beftaat ,  volgens  den  Heer  Hoi^man ,  in  alkrh«3d« 
foorten  van  blocdelooze  diertje  boven  ftilftaande  watefea 
Zjweeven^e ,  waartoe  bun  wydopgaaade  bek  linn  zeer  dien- 
ftig  is :  en  't  is  van  't  Irachtigffe  en  beste  overbjyizel  van 
dit  door  hun  genouten  voedzel  dat  zy  hunne  nestjes  bo» 
reiden.—  Het  denkbeeld, dat  zy  zig  bienoe  van  zetrdmiia 
«ouden  bedienen;,  ia,  gelyk  hy  do^t  zien,  volftfekt  va» 
alle  waarfchynlykheid  ontbloot: en  't  geenzyne  opgemeldc 
gedagten  bevestigt,  is  het  groot  verfchil  van  derzelver 
voorkomen./    . 

„  Die  men  vindt,  zegt  hy,  op  het  landgoed  Q'olatim 
Nongal  zyn  zeer  graauw,  en  wel  een  derde  minder  waaru 
dig  als  die,  dewelke  het  landgoed  Sampia  uitlevert;  ea 
deeze  kunnen  niet  vergeleken  worden,  by  een  ze^r  vooi- 
treffelyke  foort,  die  jaarlyks  van  Tcrnaten  en  P^isfier  woïC 
den  aangevoerd  ,  en  op  de  daaromtrent  gelegen  eilanden^ 

vooral  oostwaards  Borneo  zyn  te  vinden* De  vcij 

we  en'  waarde  hangt  derhalven  af,  van  den  overvloed  em^ 
hoedanigheid  der  Infecten,  die  deeze  diertjes  tot  voedzi* 
ftrekken,  en  mogelyk  ook  van  de  mindere  of  meerdece 
eenzaamtieid  des  oords ,  alwaar  zy  dit  aas  gaan  moeken* 

„  Tot  het  hareidqider  Nestjes,  vervolgt  onze  Autbeur* 
bezigen  zy  doorgaans  twee  maanden ,  en  leggen  dan  twee 
«ieren,  die   uitkomen  binaen    15,  of  lé  dagen.    Zoo  ^ 
de  jongen  vlug  worden ,  begint  men  de  Nestjes  te  ftooren 
het  welk  regelmaatfg  gedaan  word  om  de  vier  maanden* 

en   de  oogst  is  voor  den  eigenaar.  .  Dit  ftooren  of 

uithaakn  gefchied  door  vast  vqlk,  bet  welk  van  jong» 
aan  gewend  wordt  deeze  klippen  te  bezoeken ,  (na  eenige 
voorafgaande  bygeloovige  plegtigheden,)  op  de  navolgen- 
de  wyze.  -r-^  Men  maakt,  een  ladder  van  boschjoitinf 
lang  uiaar  goedvinden,  en  bind  aan  dénzelven  op  een  be* 
hboriyken  afftand ,  dwurs  ftukjes  bamboes,  om  op  te  tre« 
den;  langs  deeze  daalt  mea,  (van  een  Flambouw  vooiw 
zien,)  nedpr;  doch,  wanneer  de  gaten^al  te  diep  zyn, is 
Scheepstouw  beter.  Afgeklommen  zynde,  plaatst  men» 
zoo  de  rnimte  zulks  toelaat ,  getakte  bamboezen  langs  do 
jyandeh ,  om  by  de  Nestjes  tp  kunnen  komen ;  doch  wan- 
neer dit  dusdanig  niet  mogelyk  is,  worden  die,  ftaande 
op  den  ladder,' met  eenen  daartoe  gelchikten  bamboes  a& 

lLB££i;,£«.ALO.I.£TT/mii3*   '        Pp  ge« 


<S4    «•  «WtL  ,  WSCHRTV.  DÏR  CICADEN  RN  WANTZBff. 

Natuurhkc  en  naar  '*  /«fvtf«  naauwieurig  gekleurde  af- 
beeldingen en  befchryvingen  der  Cicaden  en  IFantzea, 
in  alle  vier  JVaereldsdeelen  huishoudende,  t>y  een  ver- 
sameld  en  be/chreeven  ^wr  gaspar  stoll.  /»  '* 
Frawch  en  Nederduitsch.  Te  Atnfierdam,  iy  J.  Ch.. 
Sepp,  1787.    In  groot  quarto. 

Met  deeze  afgifte,  zynde  de  elfde  Nominer  van  dft 
keurlyke  Werk,  brengt  ons  de  arbeidzwme  SioK  op 
nieuw  onder  't  oog,  eene  groote  verfcheidenheid  van  Ci- 
«den  eï  Wantzeo,  waaroftder  'er  al  etlyke  gevonden 
worden,  die  men  voorheen  zo  zeer  met  gadegeflaagen 
heeft;  welken  onze  opmerkzaame  waameemer  zo  zuidelyk 
ftfoeeldt,  en  duidelyk  befchryft,  dat  zyn  arbeid  de  aan- 
houdende goedkeuring  der  Liefhebbeïen  tot  zig  Wyve 
UcktTea. 

Verfolg  op  M.  N.  CHOMBL.  Algemeen,  Huishoudelsk  ,Na. 
tuur^Edekundig-en  Kon»-  Woordenboek,  Door y  A.  n 
^Li^T,  rerrykt  met  Kumtplaaten.  VurJe  Stuk. 
Te  Spen.  h  V  A.  de  Cbalmot,  ''^  f  .^^''^' 

Het  nutttze  Werk  van  den  opmerkzaamen  ChomeJ  ont- 
vangt nog  fteeds,  door  de  nafpooringen  van  den  ar- 
beidzlS  Ou^t ,  eene  aanmèrkelyke  Vermeerdering , 
welke  Xekt  om  deszelfs  leerryke  gebruik  verder  uit  te 
breiden-  wel  inzonderheid  met  betrekking  tot  de  Naiuuiw 
Ivke  HistSie  bef  Zedelyke  en  het  Oudheidkundige  vooi> 
il  ook  teTVanzien  van  ons  Vaderland.  Van  dit  laatlte 
ïalt  ons,  ter  deeze  gelegenheid , onder  het  oog.  bet  Arty- 
ïd  Di^ti  van  welke  Geldmunt  ons  het  volgende  virel 

^««"Sïr.^'^'^af  nTSl'^t^^^^^^^  Muntauk, 

thais  doorgaands  de  waarde  van  vyf  Guldens  vyf  ftuiyers 
l/JStenT-  doch  ook  wel  ia  waarde  ryaende  en  daalen- 
5e  Sïr  ma?e  <Je  piys  van  het  Goui  hoog  of  aag  is. 
H«  zal  dM*en  we,  niet  onungenaam  voor  onze  Leezeis 
zvri  dat  i^ier  ,*e  oudheidkundige  gefchiedenis  van  dee- 
S  oirfpronkelyke  HoUandfche  Mun^  geevej. 

Ducaat.  zeJT  de  Heet  alkbmadb  ,  (Zit  Munten  aar 


VERVOLG  OP  CHOMBL's  WOOROERIIOBK.^  5^5 

,,  welk  door  gewoonte  in  *t  algemeen  is  aangenoomen » 
,,  en  niet  verltaanbaar  kan  verduitst  worden ,  beteekenen* 
,,  de  eigenlyk  de  munt  van  een  Hertog/*  Niet  onwaar* 
fchyulyk  is  het,  dat  deeze  naam  afkomllig  is  van  willp.m 
VAN  BfiYERKN,  welke,  onder  den  naam  van  willem  deiI 
VYFDBN ,  onder  de  I-iollandfche  Graaven  bekend  is ,  ea 
de  eerde  onzer  Princen  is  geweest,  die  den  naam  van 
Hertog  \pux\  droeg,  dewyl  bet  onder  zyn  beftier  is 
geweest,  dat,  voor  zo  veel  bekend  is,  de  eerfte  Penning, 
die  den  naam  van  Ducaat  heeft  gedragen,  is  gernunt(*); 
doch  naderhand  in  veele  andere  Landen  is  gevolgd,  en' 
goudftukken  van  gelyke   waarde    daar    mede    beftempeld. 

Zeer  opmerkenswaardig  is  het,  dat,  ingevolge  het. 

getuigenis  van  eenige  Oudheids  Onderzoekers ,  deeze  foort 
van  Munten  in  gehalte  en  gewigt  altyd  dezelvde  geweest 
CU  gebleeven  is,  zo  veele  eeuwen  door  tot  nu  toe;  niet 
tegenftaande  de  ontelbaare  omkèeringeri  der  tyden  en  vol- 
ken, als  mede  inzonderheid  de  menigvuldige  verandering 
der  Munten,  zo  in  gehalte  als  in  gewigt,  by  elk  ryk  en 
^  landfcbap ,  ieder  naar  hun  belang  en  behaagen,  ingevoerd. 
Ten  aanzien  van  welke  gouden' penningen  oïDucaaten  by* 
gevolg  geene  veranderlykheid  dan  alleen  in  de  prys,  die 
gefteigerd  en  gedaald  is  even  als  in  alle  andere  Munten,- 
ooit  is  befpeurd  geworden. 

„  De  bovengemelde  eerfte  Ducaat  is  van  de  veertiende ' 
Eeuw,  en  gemunt  tusfchen  de  jaaren  1349  en  1357;  de- 
wyl Hertog  WILLEM  van  beyerrn  in  het  eerstgemelde 
jaar  deGraavlyke.  waardigheid  aanvaardde,  en  in  het  laatst* 
gemelde  reeds  blyken  van  krankzinnigheid  begon  te  gee- 
ven ,  die  allengskens  toenamen ,  en  hem  tot  het  einde  van 
zyn  leeven  toe  bybleeven ,  om  weJke  reden  by  ook  tot  zy- 
oen  dood  toe  is  opgeflootea  geworden,  welke  waarfcbyn- 
lyk  in  1389  voorviel.     Zie  wagbnaab  Fad.  Hist.  UI  D.  ^ 

„  Deeze  I)ucaat  verbeeld  op  deszelvs  voorzyde  Craav 
WILLEM  met  blóoten  hoofde,  en  geheellyfs  ten  voeuoo* 
Ie  toe  in  't  harnas,  houdende  in  de  eene  haild  het  swaard, 
in  de  andere  het  Wapenfchild  van  Ecycren^  agter  of  ter 
zyde  ftaat  de  HoUandfche  Leeuw:  en  bet  omfcbrift  is. 

GUILt. 

C*^  Men  vindt  'er  een ,  ter  aangehaalder  plaatase  by  alkema- 
de, in  Plaat  gebragt,  en  deszelfc  Afbeelding  is  ook  hi  dit  Werk 
geplaatst:  hoedanig  *er  nog  in  de  Penninjkasfen  van  fommigen 
onzer  Nederlandrche  Liefhebbers  wordt  gevoiden. 

Pp  3 


5l6  VERVOLG 

GUILL.    DUX.COMCS.    HOL. 

Hertog  IVilhm^  Graav  vati  Holland. 

„De  tegenzyde  bevat 's  Princen Wapenfcbild , gevieren- 
dceld  met  de  Wapenen  van  litycrcn  en  Holland;  en 
roudum. 

FLORINi:  D£ 'holland:   Z:   ZEr^N, 

Guldens  van  Holland  en  van  Zeeland. 

,,Toeu  in  *t  jaar  1672,  vermids  den  gevaarlykcu  toefland 
des  Laods*,  de  Koop -en  andere  vermogende  lieden  hunne 
gelden  uit  de  Amlkldamfche  Wisfelbank  te  rug  eischten, 
wierden  *er  genoegzaam  alle  de  contante  penningen  uitge- 
ligt,  en  *er  bleef  weinig  anders  over,  dan  Staaven  van 
Zilver  en  Goud.  Dit  bewoog  de  Regeerders  dl^r  Stad 
om  aan  de  Staaten  van  Holland  te  verzoeken,  om,  tot 
geryf  der  eigenaaren,  door  den  Muntmeester  van  Enkhui^ 
zen^^\\\  hunne  Stad  de  gemelde  Baaren  tot  geld  te  Jaaren 
munten, ;0nJer  betuiging  dat  zy  daar  mede  't  muntrecht 
der  bevoorrechte  Steden  niet  wilden  .benadeelen.  Na  veel 
tegenftribbelingen  van  fommige  Steden,  die  'er  belang  by 
hadden,  wierd  dit  verzoek  ten  laatfte  ingewilligd  (*J; 
de  oprechring  van-  een  Munthuis  te  Amfteldam  kreeg  naa- 
ren voortgang,  en  'er  wicrd  in  die  Stad,  binnen  de  tien 
maanden,  .ointrent  vyftig  tonnen  fchats  gemunt.  Onder 
decie  Mynt (lukken  werden  onder  anderen  Ducaaten  ge- 
flaijen.,  die,  om  dat  zy  genoegzaam  denzelvden  Stempel 
hebben  behouden,  ais  die  nog  hedendaagsch  worden  ge- 
munt, en  inzonderheid  ook  om  dat  dezelve  als  Jourere 
Noodmunten  in  de  Penningkaslen  der  Liefhebberen  wer- 
den bêwajird,,  verdienen  hier  befchreeven  te  worden:  do 
afbeelding  daarvan  vindt  men  by  mr.  g.  van  loon  Nc^ 
derlandfche  liisiompQiniijgcn^  III  D.  bl.  8i» 

„De  voorzyde  vertoont  eenen  geharnastenMan,m^t  ee- • 
nen   hcln^  op  't  hoofd ,  houdende  in  de   eene  hand  een ' 

bloot 

(*)  Mvin  7AQ  e(»n  byzonderer  verflag  van  drt  voorgevallene 
door  WA'^EVA  R,  Jn  zyiie  rc;chr\*\ins:  van  Amfitrdatn  I  D,  bL 
04-',  64^;  waaromtrent  de  reer  en  mr.  va\  dr  wall  n<^ 
.'anrefc(»nt,  dr  dceze  Munt  te  Amflerd.m  geen  fland  gehouden 
heef-,  to-  'm  't  jaar  .674,  {^clyk  dat  opgemelde  verflag  fchynt 
aan  te  cïniJcn  maar  ten  einde  liep  mcr  den  laatften  Óöobcr, 
i67V  Z'c  zyne  ritJxavc  v;in  de  DordrccJitJchs  Handvsuen  xncc 
aancckcuiij^cu » Zi/,  18/2,  4873. 


OP  CH0M£L.S.WpOWRNB0EK.  $^7 

bloot  zwaard ,   en  in   de  ^nda:^  eeiieii  bundel  van  zeven 
pylen,  binnen  dit  randfchrilt.  • 

CONCORDIA   RES  PAK  l    CRRS  T   HOL.    I673. 

Door  eendragt  groeijefi  de  kleine  zaakcn  van  Rolland, 

•„Hebbende  ^ttztDucaat  fomtyds  ook  op  de  dikre,  tot 
bewys  dac  hy  te  Amflddam  gemaot  is,  dit  kantichrift« 

De  gedachtenis  vf  d:  munte  v;  Amfterdam. 

Het  Ruggeftuk  voert  boven  het  Amfteldamfche  VVapca- 
fchild,  in  een  fierlyk  vierkant,  dit  opfchrift. 

Mo:  Aun:  provin:  conpok;  brlg:  ad  leg.  imp. 

Goud  Qeldjlük  der  Fereenigde  Gewesten  van  loeder-' 
land^  volgens  de  Muntkeur  des  Ryks.**    ' 

Om  by  dit  Arrykel.  nog  een  ftaal  van  eene  andei'e  na* 
tiiur  te  voegen,  zullen  \vy,  uit  het  Artykel  Droeflieid^ 
Dr9cf geestigheid^  ovcrnecmen ,  des  Schryyers  aanmerkingen 
nopens  de  Droefheid^  voor  zo  verre  zy  invloed  heeft  op 
onze  gezondheid;  in  welk  gezigi;spunt  zy  zig  aan  ons  ver* 
toont,  als  de  verderflykfte  van  alle  Driften, 

„  De  uitwerkzels  daar  van,  zegt  hy,  zyn.  ftapdbou- 
dend,  en  worden,  als  de  Hartstogt  diepe  wortels  ge- 
fchootcn  heeft,  'gansch  doódelyk.  Toorn  en  Vrees,  van 
eenen  gewerdiger  aart  zynde,  dunren  zelden  langen  tyd: 
'doch  Droejheid  verandert  dikwerf  in  ,eene  gezette  zwaar» 
geestigheid ,  die  de  geheele  gcfteltenis  over  hoop  werpt. 
Met  moqt  decze  Drift  geen  b|0t  vieren. ;  Doorgaands  kaa 
dezelve,  in  den  beginne,  vermeesterd  worden,  maar  eens 
post  gevat  hebbende  en  toegelaajpn  zynde,  worden  alle 
poogingen,  om  dezelve  te  weer^,  .veryddd. 

, ,,  Niemand  kan  beletten ,  dat  hem  ^  in  dit  leeven ,  on- 
heilen treffen ;  doch  het  ftrekt  ten  betoon  van  Grootm.oQ- 
digheid,  dezelve  met  bedaardheid  te  dr^Agen.  Veelen 
ftellen  verdienftèn  in  het  .toegeeven  aan  de  Droefheid^ 
en  weigeren ,  wanneer  hun  ongemalkeri  overkomen ,'  hard- 
nekkig allen  troost,  tot  dat  de  Ziel^  door  Droefgeestig- 
heid overmand ,,  onder  den  last  bezwykt.  Zulk  cep  ge- 
drag  ftrekt  niet  alleen  tot  verwoesting  van  de  Gezond- 
heiu,  maar  ivonbeftaa;ihaar  met  Reden  en  Godsdienst. 

„]>eVerandjpring  van  denkbeelden  is  vóordeGezontilieid 
even  noodzaAlyk,  als  de  verandering  van  den  (land  der 
Lighaamslederi.  Wanneer  de  Ziel  zjch  langen  tyd  met 
ecB    en  het  zelfde  voorwerp  bezig  houdt,  ftrekt  zulks\ 

P  p  4  bo- 


1 

I 


5ftS  TBRTaLC 

bovenal    wanneer  ^dic  denkbeeld  van  eene.  onaangenaame  ! 

natuur  is,  om  alle  de  werkingen  des  Lighaams  te  ftren^ 
men.  Van  hier  is  het». dat  bo^e vierde  Droefheid  dea 
honger  eo  de  verteerkragt  belecbcnert ;  waar  door  de  lee« 
vensgeesten  gedrukt,  de  zenuwen  verflapt,  de  ingewan- 
den met  winden  opgevuld^  en  de  vogten ,  door  gebrek 
aan  verfchen  toevoer,  bedorven  worden.  Dus  heeft  meit 
voorbeelden,  dat  menig  een  allerbest  gellel,  door  een  on- 
geluk in  zyn  Huisgezin,  of  ander  ongeval,  *t  welk  hevige 
nerte  veroorzaakte ,  bedorven  is. 

,,  Het  is  volftrekt  onmogelyk ,  dat  iemand,  aan  Droef^ 
geestigheid  overgegeeven ,  gezpndheid  geniete*  Hy  moge , 
eenige  jaaren  lang ,  een  kwynend  leeven  omdraagen ;  maar 
wie  eenen^ gelukkigen  ouderdom  wenscht  te  beklimmen, 
behoort  wdgemoed  en  vrolyk  te  wezen.  Dit  (laat ,  ik 
beken  het,  niet  geheel  en  al  in  onze  magt,  nogthands 
.  haugt  onze  gemoedsgefleltenis,  zo  wel  als  onze  daaden, 
grootlyks  van  ons  zelven  af.  Wy  kunnen  gezelfchap  hou- 
den  met  vrolyke  of  zwaargecstige  lieden;  deel  neemen  \n 
de  werkzaamheden  en  vermaaken  des  leevens ,  of  flil  by 
ons  zelven  nederzitten,  (leeds  op  onze  ongeipakken  pein- 
9;ende.  Deeze,  eo  veele  andere  dingen  van  deuzelfden 
i^art,  (laan  zekerlyk  in  onze  magt,  en  zy  (Irckken  groot- 
lyks ,  om  onze  Zielsgefteltenis  tot  het  een  of  bet  ander 
te  doen  overhellen. 

„De  verfcholdenbeid  van  toneelen,  die  zich  aan  de  zin* 
Ben  opdoen,  ''is  zeker  gerchikt  om  voor  te  komeo',  dat 
onze  aandagt  niet  te  lang  tot  een  en  het  zelfde  voorwerp 
bepaald  blyire.  De  Natuur  vloeit  over  van  verrcheiden- 
held ,  en  de  Zie) ,  wanneer  zy  door  kwaade  he^belykheid 
niet  't  onder  gehouden  worde,  fchept  vermaak  in  't  be>- 
fchouwen  van  nieuwe  voorwerpen.  Dit  wyst  ons  met  een 
den  weg  aan ,  om  de  Ziel  in  vlaagen  van  DrocfgeeUighedél 
pp  te  beuren.  Wend  uwe  aandagt  dik  wils  tot  nieuwe 
voorwerpen}  onderzoek  ze  voor  eenigen  tyd;  neem  'er 
het  genoegen  af,  verander  het  toneel:  dus  doende  zult 
gy  eene  bedendige  opvolging  van  nieuwe  denkbeelden 
gaande  houden ,  tot  dat  de  treurige  den  wyk  neemen.  7a^ 
»al  relden ,  het  bcoeffenen  van  deeze  of  aeene  Weeten- 
fchappen,  het  leezen  of  fchryven  over  eemg  onderwerp, 
fchielyker  de  boezeïnfmer^e  verdry  ven,  dan  de  allerwoelig- 
ile  vermaakneemingen. 

„Men  heeft  voorlang  met  rede  aangemerkt , dat  hetL!& 
liaam   nic(  (e^oQd   kan  wezen  i  «onder  wetkz^amherd. 

Dim 


OP  CHOMBL*S  WOORDENBOEK.  $20 

Pas  is  het  ook  mee  de  Ziel  gelegen:  werkloosheid  geeft 
voedsel  aan  't  hartzeer.  Wanneer  de  Ziel  niets  te  doen 
heeft»  dan  op  onheilen  en  ongemakken  ie  denkeu,  zal  zy 
zich  daar  mede  bedendig  bezig  houden :  weinige  menlchen» 
die  met  opmerking  eu  uaarftigtieid  hunne  zaakeu  voortzet^ 
teo,  worden  door  Zwaargeesiigheid  bekroopen.  Wel  ver- 
re, derbalven,  van  ons  der  werelt  en  der  bezigheden  te 
onttrekken,  als  onheil  ons  overvalt,  moeten  wy  ons  daair 
aan  met  meerder  vlyt  overgeeven  ,  en  met  verdubbelden 
iever  de  pligten  van  ons  beroep  waarneemen ,  en  deeze  be* 
zigtaeid  atwisfelen ,  met  de  verkeering  met  Vrienden  vau  eeu 
omganglyken  en  vrolyken  aart. 

„  Onfchuldige  Vermaaken  en  Uitrpanningen  hebbe  men^ 
in  geenen  deele ',  te  verachten  of  te  verwaarloozen :  deeze 
kunnen  behulpzaam  wezen ,  om  de  zwaargeestige  beden- 
kingen ,  door  rampen  en  ongevallen  veroorzaakt ,  te  ver- 
dryven;  dewyl  zy  ongemerkt  de  Ziel  tot  het  befpiegelen 
van  aangenaame  voorwerpen  opleiden  ,  en ,  behalven  ande- 
re zeer  nutte  einden,  ook  den  anderzins  lang  vallenden 
tyd  korten, 

„  Veelen ,  door  Droefheid  aangegreepen ,  §eeven  zich  aan 
den  drank  over.  Doch  dit  Geneesmiddel  is  erger  dan  de 
kwaal  zelve  (*):  vermids  het  bykans  nimmer  mist,  of 
dit  loopt  uit  op  't  verderf  van  middejen,  caracter  en  ge- 
zondheid." 

(*)  Dit  zeggen  van  onzen  Schryver  herinnert  ons  de  taal 
van  STEBLE,  in  zyne  Bêekz.  der  Juffers  i^/.  198.  De  zorgvul^ 
digheden  keeren  weder  met  verdubbelde  bitterhedent  en  de  Drank  ^ 
JpTioon  nog  zo  dikwils  kerhMld,  geneen  niet  langer  dan  hy  baar 
verdrinkt.  '  ,      ^ 


Manier  om  Paarden  y/el  te  behandelen.  Door  BEmiMiN 
CATTEAü,  Oud- Raad  in  de  l^roedjlóhap  en  Penjlonaris 
Honorair  der  Stad  Hisfingen.  Te  vUsfingen ,  by  T. 
Corbelyn  en  Zoon,  1786.  Behalyen  de  VoQrreden^  49 
bladz.  in  gr.  oSaya. 

Liefhebbery  in  *t  behandelen  van  Paarden  9  byzonder  in 
't  gebruiken  van  dezelven  voor  Rytuigen,  heeft  den 
Heer  Catteau,  door  ondervinding,  meermaals  doen  opmer- 
ken, dat  veele  anders  goede  Paarden  door  eene  flegte  be- 
Jiandcling  bedurven  worden;  als  mede  dat  onagtzaambeid 
of  eeoe  verkeerde  beftuuring  het  ryden  met  Rytuigen  dik- 

Pp  5  werf 

f 


530  »•  CATTRAU 

werf  ónfrcvalligjja  wel  eens  ten  iiiterllc  gevaarlyk,  naakt» 
ên  doodlyke  gevolgen  mét  zig  'fleept.  Zulks  heeft  heai 
genoopt,  zy.ie  opmerkingen  by  een  te  zamelen,  in.  orde 
te  brengen,  en  door  den 'druk  gemeen  te  maaken;.ten 
etude  den  gcenen ,  die  mee  Rytuigen  ryden ,  de  noodige 
waarfchiTwingen  te  verleenen,  en  de  bekwaamde  middelen 
aan  de  hand  te  geeven,  om  dat  vermaak  regt  te  genieten. 
'Er  was ,  gelyk  hy  meldt ,  reeds  veel  gefchreeven  over  het 
behandelen  der  Paarden,  zo  veel  het  Paar  dryden  betreft  j 
maar  weinig  over  het  ryden  met  Paarden  voor  Rytuigen  ; 
dat  egter  hier  te  Lrnde  ruim  zo  veel  plaats  heeft,  als 
het  ryden  onder  den  Man;  weshalven  hy  oordeelde,  dienst* 
te  kunnen  doen ,  met  deeze  Rydkunst  wat  bepaalder  gade 
te  (laan.  's  Mans  ondervinding  en  opmerkzaamheid  om- 
trent eene  Kuhst,  waar  in  wy  niet  ervaaren  zyn,  mitsga- 
ders zyne  manier  van  voorftclleii  hier  en  daar  door  oos 
nagegaan,  doen  ons  nog  al  vermoeden,  dat  zyne  onder- 
figtingen  denzulken  ^  wier  zaak  het  is  dezeiven  in  over- 
weeging te  neemen,   te  llade  kunnen   komen,  Na 

éenige  voorafgaande  algemeene  waarneemingen  orcr  bet 
behandelen  der  Paarden,  zo  op  het  Stal,  als  by  het  in- 
fpannen , afry(1en,  enz.,  deelt  hy  hier  zyne  verdere  byzoii- 
derc  waarneemingen  inede ,  over  de  aclit  navolgende  poin*  • 

ten.  ' 

„  I.  Om  een  Paard,  dat  hard  in  de  mond,  driftig, 
leunend,  en  üiet  te  houden  is,  zagt  en  gedwee  te  krygen. 

^,  ft.  Dat  veele  menfcben  door  eigen  toedoen ,  in  het 
bchandelea  der  Paarden ,  ongelukken  'kragen :  en  de  manief 
óm  zulks,  zóo  veel  als  mogelyk  i»,  voor  te. komen. 

„  3.  Waarom  'er  vöele  ongezonde  en  fchraale  Paarden 
géreeden  vvorden ,  en  de  gefchiktde  middelen  om  zulks 
voor  te  komen. 

„  4,  Dd  reedenen  waarom  de  Paarden  zwaar  op  de  leist 
loopen ,  en  dikwils  met  zoogenaatnde  Poortftangen  niet  te 
regeeren  zyn;  en  de  middelen  om  dezelve  gedwee,  en  met 
^agte  of  ligte  Bokkebitjes ,  zeer  tranqull  r  op  eene  flappe 
leist  te  doen  loopèn. 

„  5.  Dè  behandelih?;  van  de  Zweep,  die  de  meeste  kwa- 
lyk  gebruiken;  de  fchadelyke  gevolgen  die  daaruit  voort- 
komen ;  waardoor  de.  Pïaarden  in  de  grond  bedorven  wor- 
den, en  bloot  géftelt  aan  alle  kwaadaartige  gebreken.  Het 
nuttig  gebruik  van  de  geraeTde  Zweep;  en  eindelyk,  waario 
cezelve  van  een  gunftig  cffeft  kan  zyn. 

..  6.  Om  een  zagt  met  een  fttaf ,  of  een  lui  met  een 

''  drit 


MANIER  OM  PAARDEN  WEL  TE  BEHANDELEN.       531 

driftig  Paard,  ^heel  gemakkelyk  en  plaiaierig,  naast  elkan- 
deren  te  ryden;  dai  anderfints  alleronaangenaaiiist,  moeje- 
lyk,  en  wel  principaal  op  de  draaijen  zeer  gevaaiiyk  is. 

„  7.  Paarden  die  uitrchieien  of  op  zy  dringen ;  voorby 
een  Rytuig  pasfeerencle ;  te  rug  of  onime  willen  keeren; 
of,  voorby  een  Rytuig  zynde,  in  de  gallop  fpringen;  of, 
200  als  men  zulks  noemt,  dporfpringeu :  Hoe  dat  tegen  te 
gaan  en  voor  te  komen  is.  ' 

„  8.  Om  Paarden,  door  middel  van  eene  gewoonelyke 
klank  of  klak,  die  men  met  de  tong  maakt,  eenp  fchoone 
prefentie  te  doen  krygen;  vrolyk  op  te  loopcn,  en  de 
voorbeenen  wel  te  doen  ligtén. 

•  -    ■■  ■  — — 

Nedtrlandfchc,  Reizen^  tot  bevordering  van  den  KoopJtnn^ 

/  del,  na  de  meest  afgelegen  gewesten  des  Aardkloots.  Door* 

.  mengd  met  vreemde  lotgevallen  en  menigvuldige  gevaaren 

•  die  ae  Nederlandfche  Reizigers  hebben  doorge/laan.   Met 

Plaaten.     Twaalfde  Deel.    Fe  Amfterdam ,  by  P.  Conradi 

en  te  Harlingen^  by  V.  van  der  Plaats,  1787,     In  gr. 

o&avo^  138  bladZm 

Een  vyftal  ond^rfcheiden  Scheepstogten  behelst  dit  Deel: 
te  weeten,.  die  van  Frans  Jansz.  van  der  Heiden^ 
van  Batavia  na  Rengale,  in  de  jaaren  1661 ,  i6(5a  en  1663: 
die  van  Jakob  Jansz.  de  Roy ,  van  Èatavia  na  Borneo  en 
Achin,  in  de  iaaren  1691 — 1697;  die  van  Francais  Fa* 
lóntyn  na  de  Oo'stindien,  in  de  jaaren  1685—1605;  die 
van  Abraham  Bogaart  na  en  door  de  Oostindien,  geduu- 
rende  de  jaaren  1701  —1706;  en  eindelyk  nog  eene  tweede 
ïds  van  Francais  Valentyn  na  Oostindien ,   in  de  jaaren 

1705— 1714.  —  Het  merkwaardigfte.  deezer  Reistogtetj 

is  hier,  naar  de  inrigting  deezer  verzamclinge,  beknoptlyk. 
byeengetrokken ;  en  daar  men  tevens  ten  oogmerk  heeft, 
de  voornaamfte  handelplantzcn  der  Maaifchappy  kortlyfc  te 
befchryven,  zo  is  ook  hierin  gevoegd,  een  berigt  wegens 
Banda^  \  welk  wy  niet  ondiejpftig  geagt  hebben  over  te 
neemen, 

„  Banda,  of  de  Eilanden  van  dien  naam,  liggen  op  4 
Gr.  30  M.  Zuidei;  Breedte,  omtrent  dertig  mylen  van 
Amboina.  Hoewel  de  Ouden  het  dierbaare  voortbrengzcl 
diens  gewests.  Muskaat  en  Foely,  gekend  hebben,  fchynti 
nogthans ,  het  Land  zelve  hun  niet  bekend  geweest  te 
zyn.    De  Portügeezen  waren,  onder  de  Euroj)eaaneu ,  d^ 

eer* 


S^  NEDERLANDSCHE  tEl2IN. 

eerde,  die,   in  't  begin   der  zestiende  Eeuwe,   dezelve 
ontdekt   hebben.     Onder  het  belei  1   van  -den  beruerodea 
4lbuqucrque  wierd,  in  naaroe  van  Koning  Emmanuel^  met 
dè  landzaaten  bet  eerite  verdrag  van  koophandel  geflooten. 
't  Liep  aan  tot  in  het  laatlle  dier  Eeuwe ,  eer  de  Nederlau* 
ders  hier  insgelyks  den  toegang  kreegen,  zouder  dat  zy  *er, 
cgter,  een  beftendig  verblyf  hinden  of  eene  vastigheid  kon- 
den oprichten;  dit  viel  eerst  voor  in  den  jaare  1609,  wan- 
neer den  onzen  verlof  wierdt  gegeeven  tot  het  bouwen  van 
een  Fort  of  Kasteel ,  op  het  Eiland  Ndra.  Dus  ver- 
re in  hunnen  toeleg,  ter  vestiginge  van  den  Koophandel» 
gedaagd  zynde  ,  zogten  onze  Landg^nooten  dieper  In  het 
Land  door  te  dringen ,  en  hadden  gedadig  het  oog  op  nieu« 
we  veroveringen.     Hoewel  hun  dit  op  veel  bloeds  te  ftaan 
kwam,  zy' daagden  daarin,  egter,   niet  ongelukkig,    Naa 
Labatakka   te    hebben   bemagtlgd,    (lelden  zy   'er   eenen 
Landvoogd,  aan ,  die    eene    reeKS   van    op  volgeren    heeft 
gehad,  onder  welken,  niet  ongelyken    katis,   de  zakken 
der  Maatfchappy  nu  *een.  voordeefiger,  dan  een  ooeunfti- 
ger^ aanzien  hadden ;  met  Ikt  gevolg,  dat>  zedert  dièo  tyd 
tot  heden  ioe,op  die  gewesten, een  bykans  onafgebrocte* 
ne  fcheep vaart  en  koophandel  is  gedreeveo. 

„  De  Eilanden  van  Banda  zyu  vyf,  of,  volgens  ande- 
ren ,  zes ,  in  getal ;  twee  derzelver  zyn  genoegzaam  onbe- 
woond: de  «ndere  draageu  den  zo  zeer  beroemden  Mus- 
kaatboom.  Dit  is  bet  voornaaroRe  voortbrengzel ;  heer- 
fchende  aldaar,  vtx)r  't  overige,  eene  za  verregaande on- 
vrogtbaarheid ,  dat  het  overtollige  niet  dan  teg  koste  van 
het  noodzaaklyke  aldaar  wordt  gevonden.  De  Natuur 
kant  zich ,  als  't  ware ,  tegen  den  groei  van  allerlei  Graan* 
gewasfen;  gelukkig  voor  de  Landzaaten»  dat  men^  doof 
eene  goedertierene  fchikking  der  Voorzienigheid,  ook  hier 

den  heilzaanjip  Sagubotm  ontmoet.   Het  beroerod- 

ile,  hoewel  geenzins  bet  groótfte  der  bewoonde  Eilanden, 
is  Nclra;  de  Gouverneur  en  de  voornaamfte  bedienden 
der  Maaifchappy  houden  hier  hun  verblyf :  het  is  klein  , 
beflaande  niet  meer  dan  eene  myl  in  de  lengte,  en  eene 
halve  myl  in  de  breedte.  In  het  Noordlyk  gedeelte  dee- 
zes  Eilands  legt  de  hoofdftad,  Labafakka  genaamd; 
eene  andere  (lad»  meer  Zuidwaarts  geleegen,  heet 
Neira. 

'  ,,  Zorotyds  zyn  de  inwooners  van  deeze  beide  (leden  on- 
derling oneenig,  en  voeren  eenen  binnenlindfchen. Oorlog. 
Op  andere  tyden,   egter  ^  ftaan  ze  in  ouderling  verbond  9 

an« 


mOERLANDSCRfi  RfiUEBb  533 

eo^  één  belapg  hebbende ,  houden  ze  gemeen  rchap  met 
elkander.  lu  net  laatftc  geval  beleggen  ze,  van  tyd  toe 
tyd,  eene  vergadering  van  de  wederzydfche  ftedeliugen , 
om,  ten  blyke  van  eensgezindheid  en  vrede,  zich  geza* 
mentlyk  ic  verlustigen ,  of  ook  om  over  de  genieenfchap. 
pelyke  belangen  te  raadpleegen.  Al  van  ouds  plagten  dee- 
ze  vergaderingen  gehouden  te  worden  in  het  open  veld, 
onder  of  naby  een  zeer  hoogen  boom.  Naar  de  gewoon- 
te van  kivgshafttge  volken',  gaan  de  Gastmaalen ,  te  deei 
zer  gelegenheid,  verzeld  van  kampvegten ,  aangericht  tus- 
fchen  twee  of  meer  der  bero'femdfte  krygslieden  uit  beide 
'  fteden.  Ten  blyke  van  hunne  vlugheid  van  lichaam ,  en 
van  hunne  bedreevenheid ,  in  den  wapenhandel ,  wringen 
deeze  zich  in  allerlei  bogten,  én  doen  zeer  vreemde 
iprongen  onder  het  vegten.  Zy  zyn  gewapend  met  lang- 
werpig vierkante  fchilden  van  omtrent  vyf  voeten,  en 
inet  zeer  groote  en  zwaare  fabels  of  houwers,  by  hén 
Padang  genaamd.  Hunne  hoofden  zyn  gedekt  met  ftorm- 
hocden ,  op  welke  zeer  fraaie  en  hooge  pluimen  zwieren. 
Oit  Kampgevcgt  word  gehouden  midden  in  een  kring  dat 
Afgevaardigden  van  beide  Steden,  allen  naar  's  Lan^ds  ge. 
bf uik ,  öp  hunne  hurken  zittende ,  terwyl  intusfbhen  de 
ftrydende  Helden  worden  aangemoedigd  door  het  flaan  op 
trommen  en  bekkens,  het  aanheffen  van  een  luidruftig 
krygsgefcb^I,  en  andere  vrolykheden  by  zislkb  gelégenhe* 
den  gebruiklyk. 

„  De  Stad  Neira  heeft  drie  groote  ftraaten.  Men  onti 
knoet  jldaar  cèn  Timraerwerf  der  Maaifchappye ,  eene 
'wooning  voor  den  Opperkoopman ,  eene  fraaie  fteeneii 
Kerk,  eene  Predikantswooning ,  Armenhuis,  en  andere 
bekwaame  verWyfplaatzen ,  ten  dienfte  der  Nedeflandereri'i 
4ie  hier  hun  verbiyf  houden.  Alle  deeze  en  nog  véèye 
'tindere  huizen  zyn  gebouwd  van  fteenen,  die  uit  dè  Zeè 
'Opgehaald,  en  vei^olgens  met  kalk  zamengevóegd  wor* 
den.  De  vloéren  belhan  veelal  uit  een  mengzel  van  Kalk 
en  Suiker,  die,'  behoorlyk  door  elkander  gemengd,  en  ge- 
droogd ,  zvnde ,  na^  graauw  Marmer  gelyken ,  -  en  zeer 
glad  eo  effen  zyn. 

„  Tweemaal  's  J[aars  heeft  men  hier  te  Lande  wit  wa«. 
ter:  het  eerde  of  klein  wit  water  in  Zomermaand;  het 
ander,  of  het  grootst,  in  Oogst  of  Herfstmaand.  By 
dag  vertoont  zich  de  Zee,  even  als  in  andere  tyden  des 
jaars;  doch  by  nacht  niet  anders  dan  als  eene  Melkzee; 
de  lucht  zelf  is  daarvan  2o  wit  en  belder,  dat  men  tus- 

fchen 


536  MED£RLANO$CHE  RBIZBlf. 

van  Adeldom  en  aanzienlykheid  van  geflagt  uitmunten. 
Zo  iemand  hunner  by  eens  anders  flaavinne  betrapt  wierdt^ 
en  vrye  lieden  zulks  getuigden  ^  moest  hy  bet  met  den 
hals  boeten.  Ongehuwden  van  beiderlei  fexe  houden  'er 
eene  pngedwongene  verkeering ;  doch  op  het  Overfpel 
itaat  de  dood.  Driemaalen  mogten  zy  haare  vrouwen  ver- 
ftooten,  en  wederom  aaBneemen,  doch  voor  de  vierde 
maal  zulks  willende  doen,  moesten  man  en  vrouw  het  roet 
den  dood  bekoopen.  Zy  wierden  tot  aan  het  hoofd  lee- 
yende  in  de  aar^e  begraaven ,  en  alzo  dood  geftecnigd* 
fjogtbans  was  'er  vrykoopen  van  deeze  ftraffe,  met  toe- 
ftemmlng  des  Priesters,  voor  den  losprys,  door  hem  daar- 
op gerteld. 

„  Van  ouds  plagten  de  Uandaneezen  zich  door  twee 
gewoonten  arm  te  maaken.  De  eerfte  was ,  dat  de  vrou- 
wen pragilge  roaaltyden  aanrichtten  voor  haare  Vriendin- 
nen en  bekenden,  wanneer  haare  mannen  op  eenen  togt 
atouden  uitgaan,  om  aldus  denzelven  eéne  behoudene  rei. 
ze  te  wenfchen.  Het  ander  verderflyk  gebruik  was  dat 
der  Mannen,  die,  by  hunne  behoudene  wederkomst, 
voor  den  gelukkigen  uitflag  hunner  onderneeroinge ,  een 
onthaal  gaven  aan  hunne  Vrienden ,  die  niet  van  daar  gin- 
gen,  voor  'dat  het  meerendeel  vau  den  behaalden  buit  ver* 

fi)ild  was»  ,    «.     ,  ,  , 

,  En ,  in  de  daad  ,  de  Bandaneczen  waren  al  van  oudis, 
gelyk  nog  heden ,  zeer  gefteld  op  uitfpanningen.  Op  een 
^ker  Kaatsfpel ,  onder  nen  in  geb(uik ,  waren  ze  inzon- 
derheid zeer  verflingerd.  Een  getal  van  tien  of  meer  per- 
20onen  fchaarde  zich  in  ecnen  kring,  in  welks  midden 
«ich  een  van  allen  plaatfte;  deeze  wierp  cenen  Bal  ona 
hoog.  Dïe  in  het  nedervallen  denzelven  wist  te  vangen, 
hadt  het  fpel  gewonnen.  Doch  de  Yoornaamfte  kunst  waA, 
inci;  het  onderfie  gedeelte  van  den  voet  den  Bal  agterwaards 
om  hoog  te  brengen ;  [door  hem  dus  met  den  voet  agter- 
waards op  te  fchoppen]  Zo  bedrceven  waren  zommigen 
Ml  deeze  wyze  van  den  Bal  te  werpen,  dat  zy  hem  hoo- 
ger  in  de  lucht  wisten  te  brengen;  dan  veelen  onzer  met 
^  handen  kunnen  doen. 

„  Voorts  zyn  de  Eilanden  van  Banda ,  bykans  het  gant- 
fche  jaar  4.oor,  aan  Aardbeevin^en  onderworpen,  inzpn^ 
dcrheid,  egter,  van  Wynmaand  tot  aan  Grasmaand.  Dik- 
waals  volgen  op  deeze  Aardbeevingen  zeer  zwaare  over- 
ftroomingen.  Aan  de  menigvuldige  T>randende  Bergen 
jnoet  dit,  waarfchvnlyk ,  worden  toeéefchrccven.  Uit  dea 
aart  des  gewests -heeft  men  hier  ook  menigmalen  zeer 
«waare  en  fchrikwekicende  Donderbuijen/'  £chm 


].  VAN  STiHUV,  ECHTB  ANSCDOTEIV.  -SiJ 

Echte  Anecioten  van  Peter  den  Groeten  %  uit  den  mond  van  aan^ 
zienlyke  Perfoonen  te  Moscow  en  Petersburg  vernomen ,  en  der 
vergetelheid  ontrukt  g  door  ]ACOB  VAN  stahlin.  Tweede  DeeL 
Uit  het  Hoögduitschi  Non  coUecta  libris ,  fed  paie  accepta 
per  aures.  Ovio.  Te  Amfierdam,  by  J.  Yntema »  1787.  in 
gr*  \iyo*  225  bladz» 

Zander  alle  de  Vorften ,  die  een  aanzienlyke  rol  op  het  tooneel 
^^  van  Europa  gelpeeld  hebben.  Is  *er  geene«  wiens  uitmun- 
tende  daaden  meer  verdienden  te  boek  gefteld  te  worden  dan 
die  van  den  grooten  Czaar  pbtbr  ;  en  echter  hebben  wy  noch 
in  onze»  noch,  voor  20  verre  wy  weeten,  in  eenige  andere  - 
taal  van  Europa ,  een  Levensbeichryving  of  Lofreden  die  deezen 
betx)emden  man  waardig  is.  Om  dit  gebrek  eenigermaate  te  ver- 
vullen, heeft  de  Heer  st^hlin  deeze  verzameling  van  Anecdo* 
ten  uitg^even,  die  hy  uit  den  mond  van  geloc^waardige  oog* 
en  oorgetuigen  heefc  opgetekend,  en  die  ons  deezen  Vorst 
als  Held,  Staatsman,  Christen,  enz.  doen  kennen.  Den  aart 
en  'verdienden  deezer  Anecdoten  hebben  wy  reeds  by  eene 
voorige  gelegenheid  doen  kennen,  waarom  wy  tbands  ilegts  een 
en  ander  zullen  uitkiezen  om  tot  een  ftaal  te  kunnea  dienen, 
waarna  men  het  geheel  beoordeelen  Jcan, 


Pbtbr's  Stoutheid  op  het  v^attr. 

„  Men  kan  7Jch  lifet  genoeg  verwonderen,  hoe  peter  de 
Groottf  die  in  zyn  jeugd  nooit  te  water  pleeg  te  vaaren,  en 
zelf,  wanneer  men  hem  een  klein  plaïziertochtje,  op  de  rivier 
ïanfi  te  Moscow  of  elders  anders,  voorfloeg,  een  fterke  bevreesd-* 
heid  en  afkeer  voor  het  water  liet  blyken,  vervolgens  niet  al- 
leen een  zeer  groote,  maar  zelf  overdrevene  zucht  voor  het 
vaaren  en  zeilen  getoond,  en  een  fterke  drift,  om  op  dit  KIe 
ment  te  leeven,  tot  aan  zyn  dnde  beeft  laaten  blyken.  Deeze 
drift  wierd  zelf  by  hem  de  grootfte  vermetelheid ,  waardoor  hy 
zich  dikwils  in  een  oogenfchynlyk  levensgevaar  teVater  be. 
vond,  en  echter  by  zyn  vertrouwen  op  de  Stuurkunst  geene 
de  geringde  vrees  betoonde.  Wanneer  hy  op  deeze  wyze  door 
de  woeste  golven  op  en  neer  gefl'ngerd  wierd  ,  en  tegens  een 
feilen  ftorm  kampen  moest,  waarin  zyn  beste  Zeelieden  den. 
moed  verlooren,  zo  bleef  echter  onze  waare  Zeeheld  toch  al- 
tyd  gerust, en  plagt  hen  dikwils  een  hart-  in  't  lyf  te  fpreeken, 
met  te  zeggen:  „  Vreest  niet!  Czaar  peter  kan  niet  verdrin- 
,9  ken.  Hebt  ge  wel  ooit  gehoord  dat  een  Rusfifche  Cza  r  op 
„  het  water  is  omgekomen  j^ 

9,  Eens  had  de  Monaroh^^  biiiteolandfche  Ministers  aan  zyn 

'    ILlUUBL.N.ALG.LSTT,N#ri3.  Qq  hO^' 


j^t  ].  VAN  sTAntm 

hof  te  Petersburg  laaten  noodigen ,  om  met  hem  een  plaizier- 
tochtje  naar  Knxmflad  te  doen»  waar  hy  hen  een  nieuwen  aas- 
leg,  en  een  deel  zyner  Schepen,  die  gereed  lagen  om  uit  te 
loopen ,  wilde  laaten  zien.    Zy  begaven  zich  met  zyn  Majeftdt 
aan  boord  van  een  HoUandfche  Boeijer,  dien  de  Czaar  zelfs 
fluurde.    Toen  zy  nu  omtrent   half  wegen  in  Zee,  of  in  den 
Finlandfchen  Zceboezem,  zich  bevonden,  ftak  een  /terfce  tegen- 
wind uit  het  Westen   op.    De  Czaar  bemerkte  ook  van  verre 
aan  den  Horizon  een  nevel  en  opftygende  wolken,  waaruit  hy 
zyn  reisgezelfchap  voorfpelde,  dat  'er  fchielyk  hMPde  wmd  zou 
opkomen.    De  meesten  wierden  bierdcw  des  te  meer  bevreesd « 
daar  zy  zagen ,  dat  de  Czaar,  die  zulk  een  onvertzaagde  Stuur. 
man  was,  de  helft  der  zeilen  liet  inhaalen,  en  hoorden,  dat  hy 
den  Matroozen  toeriep:  Mannen,  pas  opl  Ëenigen  van  het  ge- 
zelfchap,  toen  zy  zagen,  dat  de  Boeijer  met  tegenwind  meer 
te  -rug  naar  Petersburg ,  dan  voorwaards  naar  Kroonftad  gedree- 
"ven  wierd,  en  van  den  Cziar,  (legts  om  te  laveeren,  nu  op 
deeze,.  dan  op  gecne,  zyde  geduurd  wierd,  floegen  zyn  Ma- 
}eftcit  voor,  of  liet  niet  raadzaamer  ware,  naar  Petersburg  te 
rug  te  keeren,  of  ten  minden  in  de  nabyheid  naar  Peterfaof  te 
willen  inloopcn?  Doch  zy  kreegen  van  den  Czaar,  wfen  bet 
gevaar  op  verre  na  zo  groot  niet  voorkwam,  en  het  terugkee- 
ren  voor  fchande  hield,  niets  anders  ten  antwoord,  dan:  „Zyt 
niet   bang**.    Intusfchen   kwam  de  vervulling  der  vooripelling 
van  den  bekwaamen  Muürman  hóe  langer  höenader.    De  ftorm, 
met  een  (bhrlklyk  onweder  van  blikfem   en  donder  verzeld, 
vertoonde ,  zich   in  volle   hevigheid;   de  golven  floegen  over 't 
boord,  en  de  boeijer  fcheen  alle  oogeoblikken  in  den  af^nd 
verzwolgen  te  worden.    Het  leevensgevaar  was  oogenfdiynlyk 
en  de  doodsangst  op  aller  gelaat,  uitgenomen  op  dat  van  pe- 
ter en  zyne  21eelicdcn,  gefchilderd.     Daar  hy  nu  met  het 
fluurroer  in  de  hand  druk  bezig  was,  om  de  Matroozen  toe  te 
fcbreeuwen,  gaf  hy  weinig  acht   op  het  geftaadig  fmeeken  en 
aandringeu  der  buitenlandfche   Gezanten ,  tot  dat  eindelyk  een 
van   hun  nameiyk  de  Hr.  v.  L.  naar  hem  toeging,  en  met  eep 
iiogftlg  hart ,  en  ernftig  gelaat ,  tegens  hem  zeide:  ,.lk  bid  uwe 
„  Majeftelt,  om  Gods  wil,  naar  Petersburg  te  rug,  of  ten  min- 
,1  ften  naar  het  naastbygelegcn  land    van  Peterhof,  te  ftuureo» 
„  en  in  overweeging  te  necmcn  ^  dat  ik  van  myn*  Koning  en 
„  Meester  niet   naar  Rusland  gezonden  ben ,  om  my  daar  te 
„  laaten  verdrinken.    Indien  ik  hier  omkonic,  gelyk  zeer  waar- 
„  fchynlyk  is ,  zal  het  uwe  Majellcit  by  niyn  Hof  moeten  ver- 
„  antwoorden.'*  De  Czaar  kon  zich  hierover,  fchoon  hy  in  't 
grootfte  gevnar  was ,  nauwelyks  van  lachgen  onthouden ,  ep  ant« 
woorddc  den  Gezant,  met  groote  gelaatenheid:  „  Wees  niet 
„  bang,myn  Heei*  v.  L. !  als  gy  verdrinkt,  moeten  wy  allen  me- 
,,  de  verdrinken,  en  dan  M  uw  Hof  van  nienund  reben/cbsp 
M  te  vorderen  hebben/'  it  Daar 


9,  Daar  ondertusCchen  onte  ervaren  Stuuitnan  zdfs  de  onmo> 
gclykheid  z;ig  van  het  l.nger  tegen  den  florm  en  woedende  zee 
lu't  te  houden,  laveerde  hy  ter  zyde  af»  ontdook  gelukkig  dcH 
fiorni ,  en  h'ep  eindelyk  in  de  haven  van  zyn  lustflot  Peterhof 
binnen;  hier  onthaalde  by  zyn  Reisgezelfchap  op  een  lekker 
Ibupé  en  boordevolle  pocaaleu  mét  HunganTchen  wyn,  en  liet 
ze  daar  den  nacht  uitrusten.  Met  het  aanbreeken  van  den  dag» 
voer  hy  zelf  met  zyn  boeijer  naar  Kroondad,  en  zond  van 
daar  een  floep  met  ervaren  Matroozen  om  zyne  Gasten,  af  t« 
haaien. 

De  Equipagiemeester  van  i&uYNs. 

De  gewoonc  L^cttswyzc^  van  Czaar  petbr. 

„  Van  PETER's  gewoone  Leyeniswyze  ,  beeft  do  Baron  twaw 
ANTONiTz  TSCHERftASSoW,  die,  ondcT  den  pehèimraad 
en  Kabinetsfecretaris  MACARopr,  zyn  eerfte  Schryvcr  ge- 
weest was ,  my  het  volgende  verhaald. 

„  Peter  *ie  Grootc  plagt  altyd  vroeg  op  te  ftaan.  In  dea 
winter,  ftondt  hy  gemeenlyte  om  vier  uuren  des  morgens  op, 
ontbeet  een  weinig,  en  reed*  óm  zes  uuren  naar  de  Admirali- 
tfitt ,  Senaat,  enz.  's  Middags  fpysde  hy  gewoonlyk  om  één 
uur,  en  ging  dan,  na*  den  eercn,  in  zyn  nachtrok,  een  piar 
uuren  op  zyn  rustbed  fla  pen.  Om  vier  uuren  des  nademid- 
dags.  Het  hy  zich  de  zaaken  voofdraagen,  welke  hy,  den  mor. 
gen  te  vooren,  bevolen  had,  ter  uitvoer  te  brengen.  Zyn  ge* 
woon  middagmaal  beftond  in  wéinige  en  zeer  gcmeene  fpyzen, 
als  Zuurfcooïlbep,  Grutten,  een  koud  gerecht  van  een  Speen- 
varkenije,  met  kar  emelk,  een  koud  Gebraad,  met  Agurken  of 
Llmmesjes,  Lamprcijen,  een  Paterftuk,  een  Schinkel,  Limbur- 
.  ger  Kaas ,  enz-  Voor  den  eeten  dronk  hy  eert  fehaaltje  Anys, 
en  over  tafel  een  foort  van  Rusfisch  Bier,  Quasz  genaamd ,  en 
goeden  Rooden  Wyn:  doch  lieftt  een  glaasje  Hermitage,  en 
dikwils  ook  een  paar  glaasjes  Hungaarfchcn  Wyh.  Wanneer 
hy  's  middags  of  's  avonds  uitfccd ,  moest  'er  altyd  wat  van 
de  koude  fpyze  medegenomen  worden;  want,  waar  hy  ook 
ws,  mocht  hy  gaarne  dikwils,  maar  niet  veel  op  éénmaal, 
eeten.  's  Avonds  hield  hy  geen  maaltyd ;  doch  wel  'de  Keize- 
rin CATHARINA,  met  dc  Keizerlyke  Familie.  Van  Visch 
hieldr  hy  in  't  geheel  niet,  om  dat  hy  hem  n!et  wel  bekwam: 
en  hierom  bepaalde  hyzicb,by  de  waarneeming  der  groote  Vas- 
ten 1  meest  aan  Vruchten,  MeeKpyzen  ,  Gebak  <»  dergelyken(*). 

Qq  a  „  In 

(*)  Zvn  Neef,  peter  HelUd?,  ken  ook  geen  Visch  verdnagcu,  die 
hem  r.ltyd  kwalyk  bekwam  ;  hierom  pla  :t  ook  Kcizc  un  R  l  i  z  a  n  R  t  11 , 
êHi  Pitde  geen  Visch  at,  en  «chrer  de  Vasten,  op  het  ftfcnf[fte,  hield, 
ie  peggen,  dac  zy  de   Vvstm  niec  kon  uUhouden;  waatop  zyn  Majefccir 

aar. 


S40  J.  VAN  STAHLIM 

/  ,v  In  de  eerde  jaaren  zyner  Regcering ,  dronk  by  genoegznni 
geen  'y"»  n^^^r  nieest  Kiszlatfchi»  Quasz,  en  fomwylen  ook 
een  fchaaltje  Brandewyn;  vervolgens  was  de  roode  rranfche 
Wyn,  de  IVfedoc  of  Cahors,  zyn  gewoone  drank,  en  nadat 
hem  zyn  Lyfmedfcus  ar  es  kin  eens  den  Hermitage  Wyn  te^ 
gen  een  lang  aanhoudenden  buikloop  geraaden  had,  gaf  hy  dee* 
aen  wyn  vervolgens  altyd  den  voorrang.  Toen  by,  in  iaateré 
jaaren  l  &iï\s  by  den  Engelfcjien  Koopman  Spelman  te  gast  was^ 

*en  hy  zeer  goeden  Hermitage  Wyn  te  drinken  kre%,  vroeg 
hy :  f,  hoe  veel  voorraad  hy  nog  van  deezen  wyn  bad;*'  co 
toon  hy  hoorde  dat  'er  nog  40  flesfen  voorhanden  waren,  ver- 

^zogt  hy,  ,»  dat  men  hem  dezdven  zou  overJaaten,  en  den  au- 
,  deren  gasten  rooden  wyn  geevcn »  die  ook  goed  was.'  In 
fezolfqhap  was  by  opgeruimd ,  (praakzaanv,  genoeenaaam,  eo 
zonder  eenige  ceremonie.  Hy  hield  veel  van  vrolyk  gezdfchapy 
doek  kon  geen  buitenlpoorigheid  veixiraagen ;  want  als  *cr  nn 
en  dan  een  groot  Festyn  ten  Hove  was ,  zag  hy  gaarne  •  dat 
alle  gasten  even  vrolyk  waren 9  en  een  goed  glas  dronken; 
fchoon  het  wel  eens  op  een  algeroeene  roes  uitliep.  Die  by 
zulk  een  gel^enheid  veinzen»  of  met  drinken  niet  vol  wilde 
houden,  was  zyn  vriend  niet,  en  wanneer  hy  hierop  betrapt 
wierd ,  moest  by  een  grooten  pocaal  tot  draf  uitdrinken.  On* 
gevoeglyke  krakeelen,  en  vervedende  gefprekken ,  wist  hy  op 
gelyke  wyze  fchielyk  te  doen  ophouden.  Toen  hy  eens  in  een 
goed  gezelfchap  zat  en,  onder  de  half  befchonken  gasten,  een 
Generaal  hem  op  een  onbeufche  wyze  toeduuwde»  dat  by  hem 
trouw  gediend  had,  en  onder  andere  verdienften  opgaf,  dat  hy 
ook  een  Sud  bad  ingenoomen,  gaf  h,em  de  Czaar  niet  allet^a 
ten  antwoord,  dat  by  hem  daarvoor  rykelyk  betaald,  en  tot 
Generaal  gemaakt  had;  maar  beval  ook,  om  het  verder  geram. 
mei  hier  over,  dat  hem  timelyk  begon  te  verveelen  te  bder* 
ten,  dQn  Generaal  drie  pocaalen  na  elkander  in  te  Ahenken» 
die  hy  op  de  gezondheid  van  zyn  M.jcfteic ,  de  gezamenlyke 
Generaliteit,  en  van  alle  braave  Soldaaten,  moest  uitdrmken; 
waardoor  hem  bet  verdere  praaten  op  eens  belet  wierd,  en  de 
overige  gasten  aan  't  1  .dien  raakten.  ' 

De  Bare»  iwan  antonowitz  TSCHBRicAssotr« 


Dó  Dood  van  petbr  den  Grooten. 

„  Over  den  Dood  van  peter  dén  Groeten  \s  ao  veel »  en 
ZO  verfchillend^  verteld,  gefchreveij  en  v^rfpreid,  dat  bet  Pu- 

Wiek. 

stitwooHde  .*  ,«  Eet  ézn  op  de  Vaftt^qdagen  tUeeo  ,op  dat  gy   andlef«R 
„aao  be(  iW  g^cji  tirgeois  gccve.*' 


BCHTB  ANECDOTBN.  S4t 

hUAf  20  wel  in  als  bulten  het  Rusfirche  Ryk ,  eindelyk  nfet 
geweeten  heeft»  en  roogelyk  nog  niet  weet,  welk  van  alle 
deeze  zich  zelve  tegenfpreekende  gerugten  zy  gelooven  moer. 
'  n  Dan  de  waare  en  eigenlyke  omftandighedcn,  20  als  ik  ze 
zelft  vernomen  heb,  uit  den  mond  van  den  toenmaaJigen  Hof- 
chirurgyn»  den  Heer  Hofraad  pauuoiv,  die»  onder  het  opzicht 
van  den  Keizerlyken  Lyftnedicus»  laurbns  blumentrost»  den 
Keizer»  In  de  laatfie  jaaren  zynes  levens»  dat  is»  in  zyn  laatfie 
krankheid»  met  aderlaaten»  klisteeren»  enz.  bediend»  en  met 
den;  Engeirchen  wondheeler  en  Operateur  horn\  hem»  na  zyn 
cverlyden»  geopend  heeft,  zyn  kortelyk  de  volgèrde: 

»»  Czaar  peter  had  In  den  winter  van  *t  jaar  1723»  een  on- 
gemak in  de  PIsbuis»  en  op  de  opening  der  Blaas,  gekregen, 
die  hem»  van  tyd  tot  tyd»  een  hitte»  bv  het  waterloozen,  en 
inwendige  brandende  pyn»  veroorzaakt  had.  Hiervan  Her  de 
-Monarch  niet  het  minfte  blyken»  zelfs  niet  door  onthouding  van 
beete  fterke  dranken»  noch  door  het  in  acht  neemen  van  een 
trvzonder  dieet»  dat  hy  in  zulke  omfiandigbeden  nodig  bad. 
Hy  at  en  dronk »  werkte  en  vermaakte  zich ,  als  naar  gewoon- 
te, zonder  iets  van  zyne  verlegenheid  te  haten  blyken.  Inrus- 
jchen  nam  bet  ongemak  en  de  gevoelige  pyn ,  die  hy.,  by  het 
waterloozen,  ondervond»  zodanig  de  overhand»  dat  hy  zyn  toe- 
fend»  ten  minften  in  ft  il  te,  niet  meer  kon  verbergen.  Hy  ont- 
dekte  het  dus  eerst  aan  een  zjmer  kamerbedienden»  met  ver- 
zoek» om  hem»  in  ftilte»-  iets  tot  verzagring  van  zyn  pyn  te 
willen  bezorgen »  zonder  iets  in  *t  minfte  hiervan  aan  't  Hof  te 
laaten  blyken* 

»»  Om  deezen  last  wel  naar  te  komen ,  en  *er  echter  aan  het 
Hof  niets  van  te  laaten  uitlekken »  ging  deeze  bediende  den 
Keizerlyken  Lyfmedicus,  zo  wel  als  den  Hofchirurgyn»  voorby» 
en  wendde  zich  ongelukkig  tot  een  zyner  bekenden»  een  Bra- 
bander» die»  onder  de  hand»  zo  war  in  de  Artzenykunst  beun- 
baasde»  en  den  ontweetenden  kamerdienaar  een  veel  wcetende 
Esculaap  fcheen  te  zyn;   van  deczen,  kreep  hy,  van  tyd  tot 

S^d»  geneesmiddelen»' die  de  Czaar  innam,  en  daarop  ook  In 
e  daad  eenige  verzachting  ondervond ,  doch  in  den  grond  niets 
minder,  dan  geneezen,  wns;  veeleer  %vierd  de  kwaal»  na  ee- 
nigen  tyd,  erger,  en  brak,  tegen  dei  zomer  van  ^t  ir^ende 
jaar  1724,  heviger  dan  ooit  te  voorcn  uit»  met  verndpping  van 
de  Urine  en  de  ondraagelykfte  fmerten.  In  deezm^hachelyken 
toeftand»  ontdekte  de  Czaar  zyn  ongemak,  en  lm  geen  hy  'tr 
tegen  gebruikt  had,  nan  zyn  Lyfmedicus  blume^trost»  die  het 
gevaar  der  omftandigheden  zeer  Icbielyk  inzag»  en  't  zich  zelft 
alleen  niet  toevertrouwde»  om  de  g^neezing  van  zulk  een  groot 
Monarch  op  zich  te  neemen.  Hy  maakte  dus,  dat  Doöor  bizv 
Loo,  uit  Moscow»  dajT  by  geroepen  wierd.  Intusfchen  wier- 
den alle  middelen  aangewend» om  de  lyd«ide  deelen  voor  ont. 
Iteeking  te  bewaareo»  en  het  water  te  doen  looZen. 

Qq  3  „  Vier 


^4^  J.  VAN^AHUir. 

„  Vier  gaotfche  maanden  moest  .zich  de  Monarch  meestal  te 
bed  houden;  bet  was  eerst  In  September*,  dat  'er  zich  eenige 
beterfcliap   en   hoop  op  een  volkomen  herdelling  opdeed.    De 
pynen    hielden  op»  en  de  urine  ging  haaren  gewoonen  gang» 
De  Czaar  hield  zich  bulten  het  bed,  in  zyn  kimer,  en  in  zyo 
nachtrok,  op  de  been,  en  gebruikte, by  erinbpudcnbefd ,  nog  ee- 
nige Artzeny middelen,  om  zich  van  z^n.  volkomen  geoeezing 
te  verzekeren.    Terwyl  men  dus  voortging,  om  de  gezonJbeid 
van  zyn  Majefteit  te  yérflerken ,  dacht  de  Czaar  nu  gezond  ge^ 
noeg,  buiten  allen  gevaar,' en  in  ftaat  te  zyn,  de  kamer  te  ver- 
laaten ,  en  de  open  lucht  weder  te  mogen  inademen.    Zonder 
2yn  Lyfmedicus,noch  iemand  anders,  iets  van  zyn  voomeep(iea 
te  zeggen,  gaf  hy  last.  om  e^n  Jacht  gereed  te  maaken,  en 
voor  zyn  paleis  op  do  Neva  ten  ante  te  laaten  liggen* 

rf  Dit  ^efchiedde:  en  in  dè  eerfle  week  van  de  maand  OBto» 
ber,  die  met  het'  fchoonfte  herfstweder  haareo  aanvang  nam, 
ging  hy  in  het  fachr^  en  zeilde  naar  Schk^slèlburg,  om  den  ar- 
beid van  den  Generaal  van  munnich,  aan  hec  Lodaga-kanaaU 
te  bezigtigen.  Zyn  Majefteit  had  zyn  Lyfrnedicus  blumkn- 
TROST,  denzelfJcn  morgen  zeer  vroeg,  laaten  weeten,  dat  by 
hem  op  een  klein  reisje  te  water  verzeilen,  en  het  geen  hy 
van  Artzenyën  en  anderzins  tot  zyne  hulp  nodig  achtte ,  mede- 
neemen  móest.  BiiUMENTRost  verfchrikte  over  dit  ontydig  be- 
fluit  van  den  Czaar,  verfchcen  terftond  ten  Hove;  doch  kon, 
met  al  zyn  befcheidenhcid  en  ernst,  zyn.  Majedeit  van  deszelfs 
voorneamen  niet  afbrengen,  moisst  zich  aan  boord  b^eeven» 
en  nam  zyn  Veld-apotheek  en  den  Chirurgyn  paui.son,  tegen 
alle  voorkomende  ongevallen,  mede. 

„  Van  Scbiusrclburg  begaf  zich  de  Czaar  aan  het  Ladoga  kib 
naai,  dat  reeds  zeer  verre  gebragt  was,  en,  nadat  by  alles  be^ 
zien,  en  bevel  gegeeven  had,  om  dit  verbaazende  werk  verder 
voort  te  zetten,  voer  hy  naar  oud  Ladoga,  van  daar  aaar  Novo- 
grod,  en  aan  het  einde  van  de  Ilmenzee  naar  Stara  Ru^fa,  om  de 
verbeteringen  op  te  neemen  van  de  Zoutwerken,  daar  by  last  toe 
gegeeven  had ,  en  het  Kanaal ,  dat  men  op  zyn  orde  had  beginnen 
tegraaven,  om  het  nodige  brandhout  tot  de  21outkeeten  aan  te 
voeren :  met  deczen  tocht  en  beftendige  bezigheden ,  verliep  ge. 
noegzaam  de  gantfche  maand  OSober,  by  afwisfelend  goed  en 
liegt  herfstweder;  doch  echter  niet,  zonder  dathy,  by  herhaa- 
iing,  gevoel  had  van  zyncn  nog  niet  geheel  weggenomen  aeke» 
lyken  toeftand. 

„  Eindelyk,  voer  hy,  in  de  eerde  dagen  van  November,  met 
f;yn  Jacht  weder  te  rug  naar  Petersburg  kwam  den  vyfden 
van  dezqlfde  maand  aldaar  aan;  doch  ging  'er  niet  aan  Jand, 
niaaV  duurde  voort  naar  Lachta,  een  vlek,  dat  flegis  cen>ge 
werden  van  de  Rcfidontie,  aai^  den  Finlandfchen  zeeboc/em, 
gelegen  is,  om  zich  vervolgens  naar  een  Fabriek  \'an  Hamcs 

CU 


ICHTB  ANSCDOTBN«  543' 

m  Geweeren»  <fle»  eetiige  werden  van  daar,  te  Systcrbeek  wa? 
aangelegd,  te  t>egeeven. 

„  Dan  te  Lachta  deed  een  onverwacht  geval,  de  tot  hïer  zo 
gelukkig  herftelde  en  bevestigde  gezondheid  van  den  Czaar,  op 
eenmaal,  weder  Inftorten,  zodat  de  Keizer  weder  in  de  ziekte 
en  pynen,  die  hy  voor  eenige  maanden  had  uiigeftaan,  op 
nieuw  verviel. 

„  In  de  maand  December,  werd  zyn  toeftand  andermaal  ge- 
yaorlyk,  en  de  ontfteeking  van  de  inwendige  deelen,  en  de 
blaas,  zo  kennelyk,  dat  men,  van  dag  tot  dag,  het  koud  vuur 
te  vreezen'  had.  De  Czaar  gevoelde,  by  de  onlydelykfle  fmer- 
ten,  eyoen  aannaderenden  dood,  gaf  zich,  met  de  ftandvastig^ 
fte  gelaatenheid,  en  opder  gediiurige  gebeden,  die  hy,  met 
luider  ftemme,  ten  hemel  opzond,  aan  den  Godlyken  wil  over, 
en  blies,  den  28ften  January   1725,  zyncn  Heidengeest  uit. 

„  By  het  openen  van  bet  lyk,  vond  men  de  deelen  rondom 
de  blaas,  en  den  SphinQtr  derzelven,  zo  opgezwollen  en  ver- 
hard, dat  men  ze  bezwaarlyk  met  het  ontleedmes  kon  door* 
fliyden* 

„  Toen*  den  Heer  paülson,  die  my  de  zo  even  gemelde' 
omftandigheden  van  de  laatfte  ziekte,  van  peter  den  Grooteuf 
verhaald  heeft,  uit  joks  verweet,  dat  de  groote  boerhaaveji' 
te  Leyden,  zied  had  laaten  verluiden,- dat  men  den  grooten 
Czaar  peter,  dóór  een  Geneesmiddel, dat  nog  geen  vyf  kopeke- 
ken  kostte,  had  kunnen  redden,  (Zie  de  volgende  Anecdoce,) 
antwoordde  hy  my>  ja,  dat  verftonden  wy  ook  wel,  en  had- 
den den  Vorst  onfeilbaar  kunnen  redden ,  als  hy  het  begin  zy- 
ner  ziekte  niet  zo  lang  verborgen  gehouden,  en,  in  November, 
niet  in  *t  water  geftjrongen  was. 

Pc  Hoflraad  vaülion,.  Hofckirurgyn,  di** 

eersc  in  *t  Jaar  1 780  geOorven  is ,  en  meer 
dan  80  jaaren  oud  was». , 


De  uUfpraak  van  boerbaavc»  over  dk  zi^c  c^  den  do^ 
van  Czaar  pbiwl^  ,      '^ 

„  Toen  de  hatfle  ziekte  van  Czaar  peter,  hoe  langer  hoe 
meer.,  de  overhand  (cheen  te  neemen,  en  de  Lyfmedicus  blu- 
MENTROst  aan  zyn  opkomen  begon  te  twyffelen ,  wilde  hy  den 
Keizer  verder  alleen  niet  op  zich  neemen,  maér  verzocht  van 
Keizerin  catharina  ,  dat  'er  niet  flegts  een  zogenaamd  ConfiU^ 
urn  Mcdicwrif  van  de  overige  Artzen ,  die  zich  te  Petersburg 
bevonden,  zou  faamgeroepen  worden;  maar  ook  vooral  een  paar 
der  toenmaals  beroemdfle  Ceneeshceren  in  Europa  geraadpleegd 

wor. 


^^  It  VAN  STAHUSTf  BCHTB  ANSCDOTSIT* 

worden,  namelyk,  de  beroemde  Doöor  stahx.»  te  Berlyn»  c9 
de  nog  beroemder  Profesfor  boerhaave,  te  Leyden* 

„  Terllond  wiö-den  twee  Stafetten,  met  BtuMBNntosr's 
beTchry ving ,  van  de  ziekte  des  Keizers»  de'eeneaao  den  Ru». 
Keizerlykcn  Gezant  naar  Berlyn  voor  den  Heer  stah  ,  en  d« 
andere  aan  den  Rus-KeizerJyken  Ambasfadeur,  deo  Graf  go- 
LOFKiNt  in  den  Haag*  voor  den  Profesfor  boerhaave,  af^ezon* 
den.  Aan  deezen  zond  de  Heer  Ambasfadeur  terftond  den  Br/ef, 
en  kreeg  van  boerhaave  ten  antwoord»  dat  hy  den  voigea- 
den  morgen»  zonder  gebreke»  zyn  advis,  over  de  ^ekte  vaa 
den  Czaar»  en  zyn  voorflel  ter  geneezing  van  zyn  MajeQeit» 
zo  fpoedig  mcjgetyk»  zou  overzenden.  Intusfchen  kwam  'er  \mg 
een  tweede  Eftafette  in  den  liaten  nacht,  uit  Petersburg,  by 
den  Graaf  oolofkin  aan,  met  het  droevig  bericht,  dat  de  Kei* 
zer,  den  28ften  January^  overleden  was. 

„  De  Graaf  zond  dus,  met  het  aanbreeken  van  den  dag,  een 
Expresfe,  mee  een  Brief  aan  boerhaave,  naar  Leyden,  ^m  hem 
bec  fmertelyk  verlies  van  dep  Czaar  te  meldep.  Toen  bobr* 
HAAVE  den  Brief  geleezen  had,  ftond  hy  verbaasd,  en  brak  in 
deeze  woorden  uit:  ,.  Myn  God,  Is  het  mogel^,  datzydee- 
^  zen  grooten  Man  hebben  laaten  fterven,  die  men  met  me-, 
„  dicynen  voor  vyf  kopekkeo  had  kunnen  geneezeo.**  > 

Èy  is  f  voegde  hy  *er  by,  in  *t  heffin  verzuimd,  in  het  mUdem 
niet  naat  vereischf  en  te  laat  me$  bekoorlyken  ernst  9  behandeld.** 

HERMAN  KAUW  BOERHAAVE,  de  Zosterszoon  van 
den .  grooten  boerhaave,  en  Lyfmedicus  vaii 
de  Keizerin  sbizABBTH. 


Gekhiedeniifen  der  FeremHgde  Nederlanden  veer  de  Vaierlanifchc 
Jengd.  Zevende  en  Ackfle  DeeU  Te  Jmfterdam,  hy  J.  AL 
larty  1716.    In  duedeeimOf  515  tiadz* 

TJlen  vervolgt  dit  verflag  van  de  Vaderlandfche  GeTchfedenisfin 
*^  op  dezelfde  wyze,  en  met  de  eigenfle  indelyke  keurigheid» 
waarmede  men  bet  zelve  aangevangen  heefl^,  brengende  het» 
met  bet  Acbtfle  Deel»  toe  bet  afloOtJen  van  't  jaar  1650. 


I 


..    A    L    G    £    M    E    E    N    E 

VA  D  E  R  L  A  N  DSC  HE 

LETTER^OEFENimEli 

■  ■■ '■  ■  '  '■ 

Oadc  Joodjclic  Brieyen,  ^amenfpradken  en  Vcrhae.kn  van 
j'qiiwü^  l'ydSfinooienx  des  ,  Zaligmaekcrs ,  (JMitlzende  lut 
voornaemjie  dct  Euangelie^gefchiedenisfen.')  Gevolgd 
naar  Uu^  tbogduifsch  van  J.  K.  pfsnninobr»  Prediker 
in  de  tVcesliuiskcrk  ie  üurich.  Tweede  Doel.  Te  Leyden^ 
by  L.  Herdiogh,  I786.    In  gr\  8vö,  344  ^^?fl&. 

Het  gunftige  denkbeeld,  dat  wy  ons  van  dit  Gerchrift:, 
ty  de  aflevering  van  't  eerfte  Deel  gevormd  hebben^ 
(^)is^oo  het  nagaen  der  uitvoerioge  van  dU  twe^d^  Dee^ 
nfet,  verüieuwd,maer  eer  verftejckt  geworden;  des  wy,  (^ 
den  voorgemelden  ^oet,  te  meer  redden  vinden,  om  dea- 
zelfs  lezing,  vooral  den  mlng^oefeoden ,  aen  te  pryzen; 
terwyl  't  ook  zelfs  ^eoefeadea:  geyaiUig  kan  zyn  het  te 
doorbladf^ren.  pit  gedeelte  neemt  i;yn  aenvang  met  de^komst 
der  eerlle. Leerlingen  van  Jezü«,  en  loopt  af  met' den  dood 
van  Jdannes.  den  Dooper.  *Eriword>  in  de. ontvouwing 
van  'dit  gefchiedkundige  ibeloop ,  by  maniec.vaQ  Rrieven^ 
Samenfpraken  \txi  Verhalen,  .  enp  .  groQte  vêrfchddeuheid 
van  chafacters  Voorgedragen ;  en  't  characterkundige  is  'et 
by  lilt  (lek  'wel  in  agt  genomen ;  waer  van  de  ftukswyze 
SamenfjpVfléfe,:tusfchen  Zebedem\  Satome^  Jakobussen  Jom 
annesy  (Vergel.  Mauh.  IV#  ai,  fio.  en  Mark.  f.  19,  ao.^ 
hier  tea  voorbeelde  kan  flrekken.  ( 

„  Zsfteocus,  Denkt  aen  mynen  ouderdom ,  en  hoe  veel 
toezicht  'er  nodig  is  over  de  Huurlingen*  Met  myn  vrouMt 
^en  ik  in  dit  beroep  weinig  geholpen.  Ik  zou  nog*  niets 
vati  dit  alles  zeggen ,  maer  de  anderen ,  zegt  gy,  moeteit 
ook  voort.    Kan  Simon  .zich  zoo.  los  roidcen?  / 

„  Jakobus.  Berust  toch  daerin,  vader!  dat,  wanneer 
God  roept ,  wy  moeten  gehoorzamen ,  al  ging  ook  daer- 
om  alles  tè  gronde ;  maer  Hy  laet  niemand  te  gronde  gaen, 
die  op  heoi  betrouwt. 

Zei 

r*>  Zie  n!  Al^.  Vad.  Letteroef.  /  D.  hl.  loa.  ^  ** 

II.  DfiBL.  N.  ALCr.  LfiTT.  m.  14*  R  r 


f 


^^g  OUDE  JOODSCIIB  BRIEVEN* 

Zed.    Wanneer  God  roept;  dan  is  dit  eoo. 
*'  Jak.    Maer  waerlyk  het  is  als  of  God  riep,  wanneer 
deze  «yn  Geïalfde  roepu  ^       / 

TüANNES.  Gy  hoorde  zelve,  vader!  dat  hy  gezegd 
heeft:  ,»  De  woorden ,  die  ik  met  u  fprejce,  .zyn  de  my- 
H  ne  nièt,  roaer  van  Hem,  die  day  gezonden  heeft.** 

ZfiB.  Wanneer  gy  met  alle  uwe  redenen  iïecbts  de 
bekommering  uit  myn.bart  kondet  verbannen. 

ToAN.  Wat  bekommert  u,  lieve  vader!  Hebt  gy  niet 
ffczien,  xhftt  wat  genegenbeit,  en  hoe  minzaem  hy  m  het 
weggaan  tot  uzeide:  „  God  zal  ü  «genen  in  uwc  zoo- 


99  nen;*' 


V  Salomb.  Ja,  God  eert  Ons  in  oiize  acooncn:  het 
al'x^nzen  Neef  Kajaphas  niet  weinig  verheugen,  wanneer 
hy  dit  vernemen  z^l.  Dat  hèd  ik  met  durven  hopen ,  dat 
onze    zoónen   zoo  naby  den  grpoteo  Koning  zouden  ko- 

JX^^Xl^    ^ denk   eens,  welk  eeoe  eere!  -^i.  denk,  hóe 

'ligt  iich'dat  alles  zal  laten  vero:oe<Jen,  wat  wy  nu  onder- 
tusfêhén  te  dragen  hebben!  Ifc  héb  niet  te  vergeefscb  ge;- 

4rooWd,  toeh  ik  van  Joan^es  'zAranger  was;  ;  weet 

-ty  her  nog,  Zebedëus?-^  '         - 

Zbb*    Gy  fpreeftt  V^  Vata  'eénen  Godlyken  Korting, 

tn''van  hooge   eeraropten  '  aen  zyn  Hof;  --r  Maer , 

God  Vctgèvè  liet  my ;  dit  alleö  is  nog  zoo  verre  aft ;• 

Ydcle»  moeder  met  uwe  drpöAen !  Wani^eer  onze 

Overften^  óok  dezen  niét  maar  eens  willen  te  keer  gaen. 
gelyic  zy  Jbannes  den  Dodper  niet  konden  verdragen,  (♦) 
èn  hy  iicbdan,  zoo  als  gy^egt  dat  hy  doet,  voor  den 
Mesfias  uitgeeft,  en  daerdoór  oproer  ontftaet,  dan  zuUeii 
«e  onder  de  eerde  zyn ,  die  men  by  deh  kop  vat, 
•  „Jak.  Het  geen  uit  God  is,  kan  noch  Reizer  nocb 
Koning  verbreeken.  Spreekt  hy  niet  (leeds  van  de  naby- 
heit  des  Hemclfchen  Rjrks?  Zal  dat  niet  alle  Ryken  der 
aerde  verflinden  ?  Zal  niet  de  Koning  alle  zyne  vyanden 
Hellen  tot  een  voetbank  zyner  voeten? 

Zeb.  Gy  fpreekt  wel!  maer  uw  Meester  ziet  *er  by 
my'  geheel  niet  uit  als  een  zegevierend  Held.  Hy  zou  zich 
veeleer  als  een  lam  laten  Aagten;  zoo  zacht  en  geduldig 

komt 

C*^  joannes  de  Dóoper ,  naemlyk ,  was  reeds  in  de  gevange- 
nis gezet,  voor  de  roeping  der  zoonen  van  Zebedëus,  en  de 
AutUeur  had  alvoorens  een  gefprek  van  Phiiippus  met  Nathana- 
ël  deswegensy  en  over  het  vertrek  van  Jezus  uit  Judea  na  Ga- 
Ijlea    dat  niet  weinig  bekommering  baerde»  geplaetst. 


OUDE  JOOOSeire  BRIEVEN.  54f 

komt  fiy  8iy-vcK)n  i 

„  JoAN^  Niet  waer,  lieve  vader!  Hy  gelykt  hem»  van 
wiea  de-^  tólige  Dichter  zegt  i  „  Gy  zyt  de  ichooiift* 
,9  boven  aiie  meiirdien  kioderen ;  goedertierenhdt  en  Iie£- 
„  lykbèit  zyn  intge(h>rt  op  uwe  lippen,  terwyl  God  u  gej» 
^  zegeod  heeft  in  eeawigheit  (♦) !" 
<  »,  Zbb.  Ja  wei,  dat  llemme  ik  toe. 
,  9,  JoAN.  Maer  2ie  dan  ook ,  vader!  wat  'er  wydei^ 
omtrent  den  zelfden  perfoon  volgt;  ,,  Het  gae  u  vo^rfpoe- 
]9,  dig  in  uwe  toerusting!  gae  voort  op  hec  woord  der 
99  waerheit,  der  zagtinoedigheit  en  gerechtigheit  ^  en  uvir 
rechterhand  zal  u  wonderen  ieeren  (tV 

„  jlUó  te  fafMn.    Dit  is  toch  waer  in  hetn ! 

,,  Jak:  En  nog  verder  lezert  wy:  „  Uwe  py!cn  xy» 
„  fcherp!  de  Volken  zullen  voor  u  nedervallen  (i)!" 

„  JoAN,  Niets  zal  *er  feilen;  wy  zullen  eerlang  vec- 
ftaen ,  *i  geen  wy  nu  nog  niet  begrypen*  Hy  is  het  lichi 
der  wereit,  elk,  die  hem  navolgt ,  zal  door  hem  verlichi 
worden. 

,,  Zbb.  Zo  gaet  dan  in  Gods  Naem ;  des  Heeren  zei- 
gen  blyve  by  u  lieden !      ' 

,,  Salomb.  De  Heere  make  u  als  Ephraim  en  Manas* 
fe!  en  verheffe  q  boven   de  Broederen  uwes  Vaders. 

9,  Zbb.  Gy  moet  ons  nu  en  dan  bericht  doen  toeko* 
men. 

„  JoANNES  en  JAKOBUS.  Wy  blyven  nog  hier,  tot  hy 
ons  afhalen,  en  ook  by  u  komen  zal,  om  u  te  zegenen; 
gelyk  hy  gezegd  heeft/' 

C*)  Pf  XLV.  3.  (t)  4  -  5.  G)  6. 


yerklaaring  van  den  Brief  van  paulus  aan  dt  Romeinen^ 
door  j.  A.  CRAMKR,  KüncclUn  der  Univcrfiuit  u  KitL 
Vit  het  Hoogduitsch.  Tv^eedc  Deel.  Te  Leyden  ,  bj 
A.  en  J.  Honkpop,  1787.  -/«  gr,  oSavoy  3^2  bladz. 

TTXit  tweede  Deel ,  op  ene  dergelyke  wyze  als  het  voor- 
Jl^  gaende,  waervaii  wy  onlangs  gewag  geroaekt  hebben, 
(♦)  uitgevoerd  ,  behelst  ene  ontvouwing  van  het  overige 
des  Apostolifchen  briefs ,  te  weten ,  van  bet  zesde  Hoofd* 
ftuk  tot  op  het  einde.    Om  ook  hier  uit  nog  een  ftael  te 

Ie- 
O  Zie  boven  bUdz.  473. 

Rr  ft 


5^8  J.    CRAMER. 

leveren     zullen  wy  in  deren  plaetzen  des  -KaBceirere  f» 
voelen ,  wej^ens  het  geen  de  Apostel,  onder  de  benaming 

van  het/chej>zcl,  Rom.  VIÜ.  19-83^  verlket. Vooraf 

brenn  hy  ons  onder  bet  oö«  ,  hoeide  Hoogteeraer  Mos. 
■heim",  die  'er  de  geheeU  /clusp^mg  door  bedoeld  agt, 
verlchetden  uiiltgü:ingen  dezet  benaminge  beoordeeld  he«fc 
Hv  Ichat  des  Hoogleerasrs  feeoordeeling  hoog,  mier  kan 
zich,  met  bet  gevoelen ,.  waer  aen  dezelve  den  voorrang 
seeft .  niet  v?rechig^n;  :ZodwHg  ene  perfoonsvctbeeldiog 
lan  de  «èlreelc  natuur  fls  hem:  in  dit  geval  niet  lenneenir 
Ivk-  «n  V  hoi«*  het."  veeleer  daer  voor,  da|  Paultti  er 
zodaniire  pcrfooncu  itoor  beoogd,  die  datdlyk  voor  bet 
verlanèen.' daer  hy  van- fpreckt,  vatbaet  syn;  .en  wel 
'de  tioTTiiet  tot  Christus  bekeerde  Joden.  ^     ■  ■ 

tiet  TcuKlllhe  Volk,  zegt  hy,  het  welk  Jefus.w?  niet 
Voor  den  waarcn.  Meyfus  erkende  ,  verwag^tt  .egter  den 
Mesüas,  en'  met  groot  verlangen.  .  Wat  belet  ons  dan, 
dit  vooï.dè  Schepping,  of  de  fchci^els  te  Ivwden,  die 
PAULUS   ecne  zo   verlangende  hoop  toe  chryft  ?    üarinoe 
is    Sö  wel  In  de  taal  van  de  Schrift ,  als  ook  10  de.  l'r»- 
dicaten,   welke  hier  aan  't  fchepzel  gegeven  worden,  een 
«énoeazaamen  crond.     De  Israëliten  hcetai  in  het  by zon- 
der   in  de  Profetifche  taal,-op  de  uitnemendfte  wyze,  (fe 
rchIpzelen,.A\\  zo  verre  God  dit  Volk  uit  de  .hage  dienst- 
baailieid  getrokken  ,  en  in  eenen  eelükkigen  niet  byzon- 
Sere  voorreatcn  verheerlykten  toelland  gefteld  had,   word 
«an  Hem  «cECSd :  By  heeft  ben  gefchapen  of  gemm>kt, 
V.   XLIH.   t':  .5.     XXyiMi.    XLIV.    I.  a,  ai.  04. 
De  Apostel  p.'vulus  gebruikt  het  wpon\  fclieppe»,   lu  i^e- 
Jvke    betekenis  ,    van   de  toebereidmg  der  njcnfchen  tot 
Saare  Christenen,  Efef.   II.    10,   15.  .!"•    19.    l^-   n- 
Inle'ezeh  zm  ftelt  hy  hen  ,  als  een  nteuw  fchepzel     te- 
een  d«  nog  niet  bekeerde  Jooden,   i  ySTor»  V.  17,   Gaf. 
m    XK   noemt  deswepen»  de  Jooden  ,  lu  te^nftejhng  van 
ae  Heidenen,  iels,  dat  'er. is.  terwyl  de  Heidenen,  om 
dat  zy  op  zulk  'eene  wyze  niet  van  God  zyn  gefchapen 
geworden,   niets  genoemd  worden  ,  of  rf^/  V  «/«/  /j, 
I  Kor.  !.  a8:  wanneer,  hy  «egt:  Ood  heeft  uttverkoren  d<& 
'er  niet  is,  op  dat  hytot-  niet  maakt  het  ^eea-nets  is;  het 
xvelk  eene  zo  trotfcbe  gedagte  van  zigzelvpn  heeft,  als  of 
bet  alleen  een  werk  en  fchepzel  vau  God  was.    Dec2t 
hetekcjii»  van .  het  woord  fchttpul  .voororakrftlM.'ïynde, 
moet  nu  onderzoet  worden ,  of  de  Prasdicaten ,  welke  by 
het  woord  fcheS>sel  gevoegd  worteo ,  oók  .wor  het  Jodd- 

C.  7  J '  ICuC 


OVER  DEN  BRIEF  AA»  DB  ROMEINEN.  549 

ÜhcVólk  gerdiiftt  zyn  ,  daar  het  «Ive  eenen.  Mesfias  of 
Vsrfe«(èr  vtrivacbtto,  maarr  egtef  Jfdis  daarvoor  irog  niet 
erkeiineh  wilde.  j\u  word  v^n  }Ati  fohepsel^  waarvan  dfe 
'Apostel  fpreeki,  gezegd;  Foor.aerst^  het  wachi  of  boop^t 
^p  dé  opcnbamnge  der  kinderen  Gods;  Ten  tweeden,  bet 
J0  der  ydeUieid  of  der  venjangiybheid  onderworpen  ,  en 
wel,  nUt  'volgends  eigen  verkiezing  y  maar  om  diens  ml  ^ 
-die  het  akn  dcielve  onderworpen  hêe/ï^  op  hoop  of  de  ver* 
'Wagcini^  van  eiene  gelukzalige  verandering*  Ten  darden^ 
dit  zelfde. fchepzel  zal  van  de  diensibaarneidder  vefgangr 
Jykheidj  tot  deelneming  aan  de  heerlyhê  vryhcid  der^kindc^, 
ren  Gods  ^  yer  hst  ^  worden^  Ten  y/^r(/tf«  .heotJitH  ^  bejt 
zt^ehp  en  /èhreeuw^  tevens  aUjd.  en  nu  nog  daar  naar» 
2m  yy/denj  dit  fchepzel  hoopt,  dit  niet  alleen,  ipaar.  ook 
die,. welke  de  eerlleljngeQ  des  Geestejs,  of  reed<»  de  gaven 
deszelven  ontfangen  ihadden^  zuchtten  daarn^a,  .eu  hoopr 
ten  op  het  kindjchap^  dat  is,  op  het  volle. genot  van  het 
kindfchap ,  op  de  veriosfing  van  hun  ligchaam.  Het  is  in 
hét  byzooder  uit  het  la^tUe  Pr£edicatuQi  duidelyk,  dat  de 
Apostel  die  genen »  welke  reeds  de  eerffelingen  dei  Gees$es 
hebben,  {Eerflelingen  zyn  de  eerfte  vruchten,  bygevolg 
hier  de  eerfte  gaven  van  den  Heiligen  Geest  ^^  tegens  het 
fchepzel ,  of  die  genen  ,  welke  onder  deezen  coUeéliven 
naam  moeten  verdaan  worden  ^  (lelt.  £n  welke  kunnen 
decze  anders  zyn,  indien  men  deeze  tegendeUmg  niet  uit  ' 
het  oiJfe  verliest  ?.  Die ,  buiten  twyfel ,  welk^  de  gaven  de» 
Ceesies  nog  niet  ontfangen  hebben.  Deeze  zyn  de  nog 
niet  tot'  Christus  bekeerde  Jooden ,  de\vyl  alle  de  overige 
Praedicaten  volmaakt  voor  dezelven  gefchikt  zyn.  Voor  eerst 
v^n  zy  de  fchepping  of  h.et  fchepzel ^  welks  verwagting  op 
de  optebariog  der  kinderen  Gods,  of  hunne  gelukzalig* 
heid  gerigt  is.-  Het  Griekfche  woord  ."^at*»»^»/*»/*  heeft; 
zekerlyk  niet  .het  ge^n  mén  eigenlyk  nadruk  noemt,  en  is 
in  zyne- betekenis,  van  het  woord  hoop  o(  verwagting  ^  in 
deü  grond  niet  onderfcheiden ,  maar  betekent  echter,  niet 
aUeen  wegens  zyne  afdamming,  maar  ook  in  verband  met 
bi^L'.volg,endt  i'eenen^byzo^i(Uren  trap  van  de  verwagting, 
c£  een  zlichtend  verwagten,  en  wel  naa  de  openbaring  der 
kinderen  Gods.  Wie  weet  niet ,  dat  de  Jooden  over  het 
algemeen,  maar  byzonder  de  tot  Christus  nog  niet  bekeer* 
die  Jooden,  eene  geheel' buitengewoone  verheerlyking  voor 
hmi  Volk,  waar  uit  i)lyk«n  zou  ,  dat  zy  in  eenen  byzon- 
ddcen.  zio. -kinderen  des  Allerhoogften  waren,  zuchtende 
wagtttOk  'Eyen  die  ;oenma;ilige  tyd  was  het,  waarin  al 

Rr  3  het 


•55Ö  '■'■'  >  eRAMl&R    •• 

her  Joodfchr  Volk  hoopte  ,   dat  het  gelük  der  iLUkdeMO  ^ 
vf  ciur  gdiefyen  Gods,  zigtbaar  worden,  en  in  zyaeo  vl* 
len  glaiis  verfibynen  zou.     Want  At.fchepping^  dttis  bet 
tifctde^   het^geen  van  hun  gezegd  word,  ha  fchepzcl^  of 
die  geenen  ,  welke  op  eene  uitnemende  wvxe  de  gefih^ê* 
penen  heften  ,    waren  der  rerganglykbeid  ontkrinorpen^ 
Hec  Griekfi^he   woord   M«T«MT^f  moet  niet  Aoot  yde/heid  ^ 
vergcniglykhcêd  of  toevalligheid  <i  maar>  gelyk  bet  Hebreeuws 
fcbe  woord  ^^jn  ^loor  Ellende  vertaald  worden*    Ellendig 
kunnen  eigenlyk  levenloo^e  fcbepzels  niet  genaamd  wdr* 
den;  zelfs  dé  levenden  kunnen  alieen  in  eenen  oneigenly* 
ken  zin  aan  ellende  onderwoipen  beeten ;   Alleen  van  re* 
dtffke  fchepzels  laat  ztg  dit  in  eeneb  eigenlyken  zin  van 
het  woord  aeggen.     De  Jooden ,  en  in  het  byzonder  die 
l^nen,  weike  nog  niet  in  den^esfias  geloofden,  bevon^ 
den  zig  in  eenen  zeer  ellendfgen  toeftand  ,  waartoe  zelfs 
dit  behoorde  ,  dat  zy  aan  de  waarneming  van  zo  veele 
Mofatfche   wetten  als  een  pk  onderworpen  waren  ,    het 
welk 9   gelyk  petrus  zig  daarover  uitdrukt.  Hand.  XV^ 
noch  zy,  noch  hunne  Vaders  kondenf  dragen,  en  dus  on- 
geera  droegen ,  alhoewel  zy  het,  dewyl  deeze  wenen  toch 
van  God   haareo  oorfprong  hadden,  uit  gehoorzaamheid 
aan  dci>  genen  ,   door  wien  zy  aan  dezelve  onderworpen 
waren  geworden  ,   en  in  de  verwagting  van  hunne  aan» 
(lalinde  verla^^fing  daarvan ,  draget^  moesten.    Hoe  ongeer» 
«e  zy  het  zelve  droegen  ,  het  geen  in  bet  byzonder  die 
Jöoden  betreft^  welke  buiten  Palestina  woonden,  en  dus 9 
piet   zonder  groote  moeilykheÜ ,  de  inftdlingen  van  den 
MofaïTchen  Godsdienst  konden  wn'arncmen ,  blykt  daar  uit, 
dat  even  deeze  ,  gelyk  de  gefchiedenis  leert ,  zig  van  de 
banden  deszelvcn  in  veele  ilukken  zochten  los  te  makea; 
waaruit  dan,  tusfchen  hen  en  de  Jóodert  in  Palestina,  eene 
geen  geringe  haat  tegeti  elkanderötl  omtftohd.     Intusfchen 
konden  zy,  zonder  de  voorrangen  en  voorreden  van  hun- 
^e  Narie ,'  20  lang  zy  nog  eene  byzotidere  Natte  uitmaak- 
ten ,  voor  de  wegneming  van  huone  geheele  Burgerlyke  ta 
Godsdienftige  inrigting,  van  deezen  ongelukkigen  en  elleii* 
digen  toeftand  niet  ten  vollen  verlost  worden.    Dan,  ca 
dit  h  het  derde  ^  het  geen  Vat)  htt  /chepzel  gtztgA  word^ 
van  dec'zen  eilendigen  toeftand  zouden  ook  zy  verlost  wor- 
den ,  of  van  de  dienstbaarheid  van  het  verganglyke  wezen  5 
^.<  fr;  ^sA?/«<  7>J;otffl^*<;  dac  is ,  vstt  dc  elkncic ^  waaraan 
%y  ondervvorpen  waren ,  of  als  dienstknegten  dienen  moes- 
téa^  ««•  fjsi  ^*giz%  i  ^^Mtin  of  u^ii^y^i  (iOkzy  waren  be« 


OVER  DBN  BRIEP  AAN  DE  ROyBINBN.  $$1; 

IleaidT'mn  deel  aan  de  zalige  vryheid  der  kinderen  Gods 
te  nemen:  'E,xiv0tf«Anetrmt  ia  m*  iAfi^i^iA?  im  h^nt  tw  Tt%^^ 
TV  €><«.  Zy  zullen  van  de  ellende ,  die  zy  zo  flaafachtig 
dienen  moeten,  tot  de  vryheid  der  heerlykheid  verlost  wor- 
d[en.  ^«{«  faeet ,  volgens  het  voorgaande ,  niet  zo  zeer 
heerlykheid  als  zaligheid;  en  deeze  tegen  de  M«T«i«irTi  en 
^^Vf  gefteld  word,  zo  is  ook  daaruit  klaar,  dat  de  ellende» 
waar  aan  bet  yZ^Af^JS^/ onderworpen  is,  niet  is  de  ellendige 
toeftand  der.  natuur,  der  dierlyke  of  ligchaamlyke  natuur, 
maar  de  ellendige  toedand»  waarin  zig  thans  de  nog  niet 
tot  Chri&ms  bekeerde  Jooden  betonden,  en  dat  dit  geheele' 
vüorllel  niet  wel  voor  eene  perfoonsverbeelding  kan  wordeu 
aangezien.'' 

VVyders  merkt  onze  Uitlegkundige ,  met  opzicht  tot  het 
vjfde  Praedicaium ,  dat  het  fchepzel  zucht,  en  fchreeu^t  te*, 
vens  alfydj  en  nu  nog  daar  naar ^  het  volgende  aan.. 
„ '  De  zamengellelde  woorden,  medever  langen  en  medezuch'^ 
Uu ,  betekenen  zelfs  noodwendig  niet  meer  dan  bet  enkel* 
voudige  verlangen  tnzuchun.  Oan,  hier  hebben  zy  ech- 
ter» wegens. d^n,zaai|enhang  met  het  v^olgende  ,  de  volle 
betekenis, ^ie  zy  als  zamengeftelde  woorden  kunnen  beb« 
ben.  liet  gq^n  in  het  Nederduicsch  door  verlangen  ver< 
taald  !$•  heet  eigenlyk  zuchten^  bet  welk  zy  doen  ,  die 
eenen  zwaaren  last  te  dragen  hebben.  Uet  tmede  daarmede 
ve.rboodeH  woord  word  ,  eigenlyk  ,  van  de  fmerten  ge^ 
bruikt,  welke  .baarende  vrouwen  ondervinden,  en  is  eenq 
fterker  ,ook  van  b-uempjobs  gebruikte  uitdrukking  ,  wclke^ 
eèn  (lerk  gevoelig  lyden  zeer  zinryk  betekent.  De  nog  niei 
bekeerde  Jooden  gevoelden  den  ellendigen  toeftand  van 
bunne  Natie  zeer  levendig,  en  wel  byzonder  toen;  want> 
dit  is  hier  de  betekenis  van  bet  Grieksch„  gelyk  vee]^ 
Uitleggers  hebben  opgemerkt,  •xpi  w  »#f,  men  zie  Heb^^ 
UI.  13.  En  ni^t  alleen  ondervonden  zy  dit ,  maar  ook  diQ 
il^nen  9  die  het  efrst  den  Geest  van  God  ontfangen  hadden^ 
Ook  wy  verlangen  in  ons  zelven  ,  of »  dewyl  »  Uo7»ti^ 
dikwiK  zo  ve^l  heet  als  *•  «aai;a«i<  gemeenfchappelyk ,  dat 
is  i»  met  hun  en  boopen  op  het  kindfchap ,  dat  is ,  op  dq 
gelukzaligheid  ^  waarin  wy  ons  als  kinderen  van  God  z\A^ 
len  verbeugen ,  op  ie  verlosjing  van  ons  ligchaam.  Vai% 
prêS  ligchaam  is  alleen  eene  omfchryving  van  het  pronomen 
ons ,  dat  gebruikt  word ,  om  dat  het  lyden  ,  het  welk  de 
Christenen  ondergaan  moeten,  gewoonlyk  hunnen  uitwea*' 
digen  en  ligchaamlyken  toeftand  byzonder  betreft.^ 

Rr4  *  Hts. 


552  -       J.  PMESTLEY,  VERBASTERING  ' 


Historie  der   Verbasteringen   van   het   Christendom^  door 

josEPf!  PRïBSTLitY,  M^esicr  in  de  Regtén^  Eid  van  de 

'  Koninglijk'e  Mdafchappij  te  tonden  ^^  cnz.T'^ec  Dcelen. 

Te  hingen  ,  bij  l^    A.   Julicher ,    17874     Behaiyen  het 

Voorwerk  ^  8p3  bladz,.  in  gr.  o&avo. 

'ür  is  genoegzaem  ,  onder  al?e  fonrten  van  Christen- 
'*-'  Godgeleerden,  ene  zeer  algeiuene  klagt,  óver  de  ver- 
basteringen ,  welken  het  Christendom  van  tyd  loi  tvd , 
nu  eens  minder,  dan  eens  raeer,  nu  hier,  dan  daer,  ftdr* 
ker  ondergaen  heeft.     De  gegrondheid  dezfcr  klagtc  lyd 

5 een  tegenfpraek  :  maer  overmits  de  klagende  Godgcleer» 
en  niet  allen  op  dezelfde  wyze  over  de  Christelyke  Leer 
detikeu  ,  zo  verfchillen  ze  natuurlyk  *zeer  veel  van  e}kao- 
der,  wanneer  ze  hunne  klagten  uiten  ,  en  by'de  ftakken 
den  den  dag' leggen.  Zulks  ontdekt  men  in  't  algemeen, 
wanneer  men  de  Schriften  over  de  Theoiogia  Pt^emica^tt 
flryd voerende  Godgeleerdheid,  doorbladerd;  maer  op  ene 
byzondere  manier  is  die  gebleken »  met  en  zeden  de-tff^ 
gifte  Van  dit'  opgenoemde  Werk  van  den  i\tt%Fri€itley  ^ 
en  't  geen  men  (gelyk  we  vervolgens  zullen  zien ,)  daer 
<egen  in  't  licht  gegeven  heeft.  De  Heer  Priestley  geeft 
bier  van  ,  naer  zyne  denkwyze,  een  verOag,  onder  ene 
histortftrhe  voórdragt ,  van  't  geen  daeromtrent  in  de 
Chrisrelyke  Kerke  ftand  gegrepen  heeft.  Het  zelve  gact 
óver  'de-  volgende  onderwerpen.  De  ecvoclens  omtrent 
Jezus  Christus ,  en  dus  verdjer  over  de  Leer  der  Drieëen- 
Beid  ;  het  Teerfluk  der  Genoegdoeninge  ;  betreurende  de 
Genade ,  de  Erfzonde  en  de  Voorbefchikking  ;  aeng^nde 
de  eerbied  ,  ^n  den  eerdiènst  aen  Heiligen  en  Engelen, 
mitsgaders  aen  oyerblyfzelen  der  Heiligen  bewezen ;  no- 
pens den  Staet  der  Dooden ,  óf  *t  geen  men ,  wegens  den 
al  of  niet  afzonderlyken  Staet  der  Ziele ,  te  denken  hebbe. 
Zo  verre  het  eerltc  Deel.  Het  tweecte  Deel  gact  over  de 
gevoelens ,  betreffende  des  Heeren  Avondmael ;  den  Do^, 
en  de  andere  Sacramenten;  verder  over  de  veranderingen, 
welke  in  de  wyze  van  het  verrichten  der  openbare  Gods- 
dienstoefening gemaekt  zyn;  de  Kerklyke  Tugt;  de  Bedie* 
naer»  in  de  Christen  Kerk,  en  by zonder  dei  Bisfchoppen; 
de  Pauslyke  Magt  ^  en  hy  die  gelegenheid  over  de  Keric- 
vergaderingen ,  het  gezng  van  de  Waereldlyke  Magten ,  of 
de  Burgerlyke  Overheid  ,  in  zaken  van  Godsdienst  ,  en 
het  gezag  vau  Overleveringen  van  de  Schriften  ^  enz.   Wy. 

dcVs 


i 


VAN  HET  CÖRlSTENDbM.  gSi 

dcrs' vervat  dit  Deel  ook  nog  de  historie  van  het  Monm- 
kenleveft,  en  der  Kerklyk^  iiikomlten.  Hier  aen  hecht  de 
Heer  triestley  voorts  nog  en^'  tweecrleie  foort  van,  aen- 
tïierkingen.  — '- —  De .  eerfte  raekt  de  óngeloovigen  ,  eii 
is  byzonderlyk  tot  derf  Heer  Gil^bon  gcrigt.  Het  komt 
hem  voor ,  dat  men  uit  al  'het  door  hem  bygebragte  dui- 
tlclyk  kan  opmaken,  yt,Azi  de  verhAstering,  van  het  Chris- 
„  tendom-,  in  alle  ftukken  van  geloof  óf  beoefening/ bet 
,;  natuurlijk  gevolg  was  vap  de  omftandighcden  ,  onder 
•„  welke  bet  wierd  openbaar  gemaakt ;  gelijk  óok  ,  dat 
„  des2elfs  herftelUng  van  deeze  verbasteringen  het  natuuf- 
„  lijk  gevolg  is  "van  andere  omftaildigheden.**  En  hy 
Votdcn  van  het  ;Onge1oof ,  ,,  dat  zij  even  goed  rèdea 
5,  geeven  van  den  eerften  porfprong  en  inflieihng  van  het 
,.  Christendoih  zelf :"  waer  in  de  Heer  Gibbofi ,  gélyk  hy 

doet  zien,  ver  te  kort  gefchooien  is.  -, Ène  tweede 

foort  van  aenmerkingen  (lelt  hy  Voor,  aen  de  voorftandcrs 
der  tegenwoordige  burgerlyke  inricluingen  van  het  Chris- 
teYidam  ,  en  byzonderlyk  aèn  den  Bisfchop  Hurd.  Hy 
befchouwt  in  dezelven  „  de  ptelaaten  ,  die  wezenlijk  in- 
,9  vloed  in  deeze  zaaken  bezitten  ,.  als  grootlijks  misdaan 
„  dig  ,  in  deeze  verlichte  eeuw,  'zoó  zij  niet  onderricht 
„  zijn  van  de  misbruiken  ,  en  hutine  interfte'  popgingen 
,,  niet  aanwenden  otn  dezelven  te  hervormen;**  waerom- 
treilt   de  Bisfchop  Ilurd  ^   5:yns  oordeels  ,    inzonderheid 

grootlyk»  te  befchiildigen  is.' Ten  laetlte  voegt  de 

fleer  Priesthy  *er  nog  by  een  Acnhangzel  ^  vervattende 
•een  kort  begrip  van  ^yïie  bewyzen   voor  zyue  rtelling, 
„dat  de  eerflè  Christenen    Christus   enkel   voor   eehen 
,,  mensch  gehouden  hebben.*' 

>    1  ^  ' — —^ 

Prysvcrhdfidelingen  yan  k.  velinciüs  »  c.  secaar  ene. 
cAvtLyter  wederlegging  y  van' ha.  Eerjlc  Deel  der  His* 
tor  ie  van  de  V^erbasteringen  des  Chrislendoms ,   van  j. 

*  PRIESTLEY.  In  's  Hage  ^  by  J*  du. Mee  enj  Zoon,  en 
te  Haarlem  y  by  C  van  der  Aa,.  I787,    B  f  halyen,  het 

'    Vêorbericht ,  688  bladz.  in  'gr.  ,oaayo^ 

Gelyk  het  voornoemde  Gefchrift  van  den  Tleer  Priestley 
in  Engeland  veel  ppziens  baerde,  en  e nijie, Godgeleer- 
den noopte  om  de  pen  tegep  het  zelve  op  te  vatten,  zo 
maekte  de  Ncderduitfche  vertaling  van  het  zelye,  niet  de 
afgifte  vaa  het  eerfte  Deel,  te  Dordrecht,  by  F.  Wanner!, 

R  r  5  in 


gg^  ,   PaYSV£aHANDXLINOK¥i 

in  't  jaar  1784»  ook  bier  te  Lande»  een  merkelyk  genij|t« 
én  zette  de  Synodale  Vergadering  te  Dordrecht,  in  'tjacc 
'  1785  aen  ,  om  hare  maetregelen  ter  wederleggiiigc  van 
het  zelve  te  nemen.  Het  Voorbericht  voor  deze  Prysver- 
handelingen  geeft  hiervan  ,  en  *t  geen  daeruit  verder  is 
voortgevloeid ,  een  juist  verflag ;  waer  uit  wy  in  dezen 
alleen  kortlyk  te  melden  hebben,  dat  zulks  aenleiding  heeft 
gegeven  tot  het  oprichten  van  een  Genootfchap  in  's  Hage, 
ter  verdediging  der  voornaamfte  Waarheden  van  den  Chris^ 
telyken  Godsdienst ,  inzonderheid  te^cn,  derzehcr  heden-' 
daagfche  Befiryders.  En  dit  Genootlchap  beloofde  eerlang 
ene  premie  van  50  Ducaten  aen  den  Schryver  der  beste 
Verhandelinge ,  ter  wederlegginge  van  dit  Gefchrift ,  op 
zodanig  ene  wyze  als  in  het  Programma  nader  aengeduid 
werd  ;  met  toezegging  van  ene  tweede  en  derde  premie 
van  dertig  en  twintig  ducaten ,  voor  de  twee  daeraen  naest- 
komende  Verhandelingen.  Op  deze  aenbieding  hp^tAeJ 
Genootlchap  verfcheiden  Verhandelingen  ontvangen  ,  en  , 
uit  dezelven  ,  de  drie  bovengenoemden  ,  aen  welken  de 
uitgeloofde  Eerpryzen  waren,  toegewezen,  door  deii  druk 
gemeen  gemaekt. 

De  eerde  plaets  bekleed  die  van  den  Hooggeleerden  AV^ 
dias  l/elingius  fF.  Z.^  die,  in  beautwoordiiig  aen 't  Pro- 
gramma, de  hoofdleerftellingen ,  door  den  Heer  Prieulej 
beftrcden,  achtervolgende  nagaet^  om  het  door  hem  des- 
wegetis  bygebragte  te  wederie^gen ;  waertoe  hy  zich  voor- 
ftelt  ,  eerst  's  Mans  (Tellingen  ^n  verzekeringen  ,  en,  dan 
zyne  histor'ifche  l)ewyzen,  by  elk  Leerttuk,  tebeantwoor- 
den.  Op  zodanig  ene  wyze  behandelt  zyn  Hoogeerwaerde 
afzonderlyk  de  leerllellingen ,  nopens  de  Godheid  van  Je- 
fus,  den  Heiligen  Geest,  de. Heilige  Drieëenheid,  de  ge- 
noegdoening van  Christus,  de  Genade,  de  Erfzonde,  de 
Voorbefchikking  •  en  eindelyk  den  Staat  der  Dooden. 

In  de  hierop  volgende  Verhtftideling  tooiTt  de  Hoogleerae^ 
Carolus  Segaar^  vooraf,  dat  de  He^r  Priestley  ^er  lös  te 
werk  gaet ,  in  het  aenhalen  van  plaetzen  uït  dé  fchriften 
der  Oudvaderen;  dik  wils  geheel  en  al,  van  het  fpoor  afwykt, 
in  het  verklaren  van  den  zin  der  bygebragte  gezegden ;  als 
xnede,  dat  hy  wat  te  veel  anderen  gevolgd,  en  zich 'op 
ben  verlaten  heeft  ,  zo  dat  men  waerlyk  in  dezen  geen 
ftaet  op  hem  maken  kunne.  Hierop  gaet  zyn  Hooggeleerde 
over  tot  den  inhoud  van  het  Boek  zelven :  en  daer  de  Heer 
Priestley  ht^^tït^  dat  de  tlmns  algemeen  aéngenomert  leer 
der  Christenen,  nopens  de  Godheid  van  den  Heer  Jefus, 

deü 


^Heiligen  Gcèst^dc  Verzoening yiio. Gentiet  de  Erf- 
touée  eiv  de  Voorbefcbikking  ^  ene  verbastering  vao  Jq* 
^fiitTOidige  .teel'  (kr-  Ciiristenheid .  is ;  zo  bevlytigt  zich  de 
tael-  en  uitlegkuiidige  Se§üar  ^  om  te» doen  zien,  dat  de 
leerrdei:  GUristcufen  ,  luipens  d^,e  hoofdftekkfen  ,  thans ^ 
«irat  het  Weeeolyke  betrett.  over  't  geheel  dezelfde  is>  alt 
die  vao  de  eerfte  Christenheid. 

De  derde  Verhandeling,  opgefteld  door  den  Eerwaerden 
CorneUus  Gm^/,  is  vierledig.  Het  eerfte  ged^eke  betreft 
de  Leer  der  Gudbdd  van. den  Heer  Jezus,  en  van  den 
Heiligen  Geest.  By  den  aenvang,  de  Leer,  Jezus  is  God» 
bieweerd  hebbende,  gaet  zyn  Eerwaerde  na,  het  gevoelea 
der  oude  Cbristisnkerk  desO^egens  ;  verledigt  zich  om  te 
toooen  ,  dat  Ai.  Logos  den  Kerkvaderen  ,  niet  uit  Pla$o^ 
maer  uit  Mofcs^  bekend  tjeweesc  is ;  handelt  voorts  over  de 
meerderheid  des  Vaders  ;  en  over  de  Leer  omtrent  den 

Heiligen  Geest.   In  het  volgende  gedeelte  bepaelc 

hy  zich  tot  het  Leerfcuk  der  Genoegdoenlnge ;  benaerfcigt 
zich  om  te  bewyzen ,  dat  Christus  ge(k>rven  zy,  om  vooc 
de  zonden  der  menfchén  te  betalen;  maekt  'er  voorts  zyn 
iverk  van',  om  het  ware  einde  der  Verzoening  ddor  feiten 
te  verftCrken ,  de  tegenwerpingen  tfegenf  den  zoendood  van 
Christus  te  beantwoorden  ,•  en  verfcheiden  foorten  van 
fpreekvi^zen  ,  :betrefFende  den  dood  van  Christi^s «  te  ver- 
klaren ;  waer  nevens  hy  ten  laeifie  nsig  voegt^  j^ne  ontvou- 
wing van  het  sevoelen.  der  Vaderen,  nopeo$  dit  Leerfcuk» 
tot  nae  den  lyd  van  jiugustinus.  — ^  Het  derde  gedeelte 
i^et  over  de  Leer  der  Genade,  der  Erfzonde  en  der  Voor* 
befchikkinge  y  en  behelst  ene  bevestigende  verklaring  van 
bet  thans  gewoone.Leerftelael,  nof^t  ene  voordragt  van^het 
algemene  leerbegrip  der  Kerke,  wegend' .deze  l/cerftukken » 
voor  het  Pelagiaenfcbe  gefchil.  En  eindelyk  behan- 
delt zyn  Eerwaerde  ,  in  het  laetfte  gedeelte ,  nog  de  leer 
rakende  den  Staet  der  Dooden,  ter  ftavinge  van  het  alge- 
meen aengenomen  gevoelen ,  ter  wederiegginge  der  beden« 
kingen  van  den  Heer  Pricsi/ej:  ontvouwende  tevens  de 
vroegere  gevoelens  deswegens  ,  tot  den  tyd  van  Jugusti^ 
nus  :  waeruit  hy  afleid  ,  dat  de  tegenwoordige  erkende 
Kerkleer,  ook  ten  aenzien  van  dit  Leerftelzel,  niet  verbas- 
terd is.  Uit  dieu  hoofde  agt  hy  zich  ook  geregtigd,  om, 
nae  het  voorftellcn  van  dit  alles,  te  betuigen  :  „Ik  meen, 
„  Goedgunflige  Lezer!  eenigzins  te  hebben  aangetoond, 
„  dat  de  door  den  Doftor  betwiste  leerftelfels ,  in  de  vier 
„  eerfte  eeuwen ,  door  de  Kerkvaders  erkend  zyn ,  en  wy 

«  den 


$5« 


mTftvBRB&mtiuiicnf. 


9* 


denken  het  daar  voor  te  mogen  houden,  dit  dè  lerf* 
r  eenmaal  den  heiligen  overgeleverd,  zuiver  by  de- Kerk 
'  bewaard  is,  tot  op  dezen  dag,  en  het  woord  des  Hee^ 
'   ren  blyft  in  der  eeuwigheid. '  - 

Met  opzicht  tot  bet  Leerftelhge ,  vmd  men ,  en  by 
Pritst/ej  en  by  de  Schryvers  dezer  Verhandelingen,- de 
cewoone  plaetzen  uit  de  Heilige  Schrift^  •«•den  ^gewoonea 
redeneertrant,  in  'c  behandelen  dezer  gefchiBen ,•  ter- *re- 
derzvde  gebezigd;  «o  dat  de  beoefcnaets  Ar  *eèerleggeni- 
de  Godgeleerdheid-  ?er  juist,  ten  .dezen  «ewien  ,  «eeti 
merkelyk  nieuws  in  zullen  ontmoeten ,  dat  ook  daeuwl»!* 
over  verfchilftukken ,  zo  veefcvuldwoialeH  behandeld ,  .» 
vrachten  was.  Dan ,'  daer  de  Heer  PriettUy  gtoedgevonden 
beeft  deze  ftukkftn  ook  vgefchiadkundig  te- overwegen,  co 
is  daer  uit  ter  wederzyde  ontftaen  ene  nafpoonng  van  de 
«evoelens  der  Oudvaderen,  die.  voor  velen  meer  byzonden 
lal  behelzen.  Ook  werd  een  onderzoek  en  wederlegging 
van  dien  aert  bovenal  door  't  Programm»  geëiscbt;  ais 
•vorderende ,  „  dat  de  wederleggende  fietoogen  ,  mzoo. 

heid  uit  de  bro*  der  Kerkgefohiedfenis,  «dien  worden 
'!  afgeleid."  En  men'  oordeelde,  gelyk  ons  in  ,'t  Vootbe* 
Jicht  gemeld  wórd,  de»  bepaling  te  roetorjioodzadtUiit, 

om  dat  Prieaipf  zyne  voornaame  fterktev  ter  beftrydmg 
'*  van  de  Waarheeden  des  GelooÉs,  in.die  zdMe  bron 
"  eezocht  had,  «M  hee  dns,  by  nader  onderzoek ,  zoude 
'1*.  moeten  Wyken,  hoe  onbezonnen,  by  daaromtrent  ware 
te  werk  gegaan;  en  om  dat  een  uitvoerig  en  van  eldees 
't  ontleend  betoog  dier  Leerftukkens  welker,  zekerheid  en 
;,  «ezach  op  de  Godlyke  Openbaring  rust  en  fteunt,  aiee 
"  wel  in  eene  enkele  Ptysverhandehiig  zoude  koonen  be- 
„  greepen  werdeft." '      • . 


Zaai" 


C.  F.'SANDER,  REDEVOttlïINÓ  OVEk  HfeBR.  II.  14^,  15,     557 


^aaklyke'  inhoud  en  vcrdeèdiging  eencr  Kerlelykc  Kedcn* 
-  voering^ovcr^ ^eb.  II.  14,  15.  op  Zondag  den  Hjien^u* 
•'  ly  178^  gehouden  in  de  Lutherfche  oude  Kerk  te  Am* 
^'-  Jletdam.  AU  ook  Aanmerkingen  op  het  antwoord  van  ec* 
' '  nige  zith  hóemende  Echte  Lutherutanen ,  ter  verdeediging 
'^'yan  hunne  befchuldiging  tegen  deze  Redevoering  van 
'  CAii'  L  'PUiLiP  SANDEtt ,  LeerMr  der  Lutherfche  Gemeen* 
^  tc'te  Q'rohlnge^ny  Honorair' Medelid  van  hit  Hertogb/k 
'  Brunswyk  Luncnburgsch  GenoQt/chap  h  JJelmftadt  ^  enz. 
■  Te  Amfteldanr,' by  A.-Ijfens,  Jansz,  1787,.  Bdialven 
'"'liet  rQor')vcrk^  ^ihhdz.^ij}  gr.  8w. 

Herhaeiye.iiropéri'bareh  dtulc'^éèr  oiiheurché  en  vèroor- 
deeletifde  mishatidfelbgén  hebbén  den  Eerwaerden  San* 
zfer'ènïgiins  genóadzaékt,*om  deze  zyne  Redenvoering, 
hiét  voor  de  druRpeVs  gefchikt,  en  in  zo  verre  njet  be- 
fchaefd,  het  Ucbt  te  docfn  zien;  ren  einde  de  ongegrond- 
heid 'der  verdenkingen  fn.  befchuldigipgeq,  ten  zynen  las- 
.te.' daer- iiir  ontleend,  teji'  duideiykffè  te  loonen:  waet 
toe  •  zyne^  ne'vensgaende  Verdeediging  ftrekt.  —  Hy  zou., 
ïtolgens  liet  tegen  hera  ingebragte,  „  1.  zyi1en,Text  op 
\  ptife  geweldige  wyze  gcmarte/d  en  verdraayd  hebben  ^ 
V,  bm  dat  hy  dorrr*  den  Duivel  die  net  geweld  des  doodi 
„  had,-  den  ^oodfchen  'Engel  des  Doêds  verftondt.  2.  Fly 
*^  zon^  de  Fèr  van  den  Godlyken  Vèrlosrer  verduistetd 
„  'hebben ,'  door  te  zeggen ,  dat  Jesus  ook  als  Martelaat' 
',,  ftitfrf ,  en  zyne  Leer  met  zynen  Dood  bevestigde.  3.  Hy 
j>  zou  Jcrus '  vcSlvvigtig  en  eeuwig  geldend  Verdienst,  voor 
•„  do.emwiiardige  Zondaars ,  den  Christenen  ontroofd  hebr 
3,  beil,  om  dat  hy  gezegd  zon  hebben^  Hem  als  Verlosfer 
5,  befchouwende,  dat  Hy  ons  maar  had  verlosd  van  den 
„  Engel  des  Donds^^  Men  heeft  's  Mrfh5  \  eerreden  (lechts 
te  '  doorbladeren ,,  en  "den  aert  dezef  befchuldigingtn  na  te 
^n;  oip  te  zfen  dat  onlcunde  en  kwaedaertigheid  zich 
hier  verenigen ;  van  xvaer  het  zyn  Eerwaerden ,  fchoon  -^f 
ene  vérdrietelyke  taek  zy,  niet  moeilyk  valle  zich  daer  te- 
'gert  te  vérdee'digen.  '     ' 

Ten  aenzien  der  eerfte  befchuldie^inge  toont  hy,  ió  \ 
pevpelen  der  Joroden,  wecens  den  Engel  des  Doods  ^  grond 
te  hebben ,  om  zynen  Text  als  daer  toe  betrckkejyk  te 
verklaren;  en  wyders,  dat  deze  verklaring  zo  vreemd  niet 
is,  als  dezelve  hun  voorkomt,  daer  vele  beroemde  Uitleft- 
gers,   en  ónder  cfeze  ook  Lutherfche  Godgeleerden,  dit 

voor* 


voordel  mede  iB-4iefi-siii'¥erftaen:  en  hierteoeyeus  bf^ngt 
fay  hun  onder  't  oog ,   dat  men  bed ,  <  uit  dien  hoofde^ 

geenszins  van  onrechtzinnigheid  kan  verdenken. Het 

ï&  zonderling,  dat  ^deze  befchuldigers»  ten  opzichte  dier 
verklarloRC  van  fife&.  11.  14»  15,  beiuigen:  Het  fehyntah 
cfdó  Vtrftandige  alleen  maar  met  uwe  VerkJaaring  te 
yreede  geweest  zyn.  De  Geleerden  fchynen  het  daarente^ 
gen  niet  te  yfeeztn^  Hoe  ze  dit  onderfcbeid  van  Ferfiafh' 
4ig^n  en  Gekerden  begryp^n  is  onzeker;  doch  *er  Icbynt 
Dit  te  .volgen,  dat  zy  niet  onder  de  Verftandigtn  maer 
onder  dtGelcerden  behooren:  wat  hctlaetfte,  de  Geleerde 
heid  betreft,  hief  vao  yititlctt  wy  geen  fpoor;  maer  dat 
ze  niet  onder  de  Ferftandlgen  bcfbooren,  is,  gelyk  uit  hun- 
ne eerfte,  ten  duidelykfte  uic  hunne  tweede,  berchuldigmg 

op  te  maken.   Het  onverftandige  dier  befchuldigin- 

ge  ontvouwt  zyn  Eerwaerde,  die»  gelyk  uit  zyne  Rede- 
voering ontegenzeggelyk  af  te  nemen  is,  wel  verre  is  van 
te  ontkennen,  dat  Jejus  ook  voor  ons  gefiorven  is,  om  ons 
met  God  te  verzoenen^  uit  de  bekende  bètekeois  vao  *c 
woord  Martelaer  afkomdig  van  't  Griekrche  woord  m«^t»/, 
in  welke  ook  Christus,  Openb.  I.  5,  de  getrouwe  Getuige  d 
Martelaer  genoemd  word;  en  wyst  hun  tevens  aen,  dat 
by  in  dezen  niets  anders  gezegd  beeft ,  dan  bet  geen  meer 
beroemde,  en  van  góen  onrechtzinnigheid  verdachte,  Lu- 

iberfqbe  Godgeleerden  meermaels  ^^efchreven  hebben.  ^ 

Wat  eindelyk  de  derde  befchuldiging  aengaet,  hierin  ver-, 
toont  zich  de  kwaedaertigheid  zo  handtastelyk ,  dat  by  't 
piet  noodig  a^te,  dezelve  opzetlyk  tegen  te  gaeo ,  daer  ze, 
.door  den  inhoud  zyner  thans  uitgegeven  Redevoering^ 
voor  een  ieder  die  dezelve  leest ,  openlyk  wederlegd  word : 
waer  nevens  by  deze  plechtige  betuiging  voegt;  „Ik  ein- 
dige met  plechtig  voor  God  en  de  VVaereld  te  betuigen  , 
dat  ik,  zo  lang  ikJeeve,  voor  de  eer  van  den  Godlyken 
Verlosfer  zal  ftryden  ^  en  dezelve  op  geenerly  wyze  zoe- 
ten te  verduisteren;  dat  ik  nooit  zyn  volwigtig  en  eeu- 
wig  geldend  Verdienste  voor  doem  waardige  Zondaars ,  den 
Christen  zal  ontrooven ;  en  als  Leeraar  zyner  Gemeente 
nooit  het  Heilig  Woord  van  God  zal  niartelen  noch  ver* 
draaien ,  maar,  naar  myn  beste  inzicht  en  overtuiging ,  en 
jiaar  de  Regels  eener  gezonde  Uitlegkunde^  zodanig  ver- 
klaaren,  dat  de  verklaaring  van  het  eene  gedeelte  der  Hei- 
lige Schrift  in  een  ander  gedeelte  van  dezelve  zal  gegrond 
zyn,  en  nooit  daar  tegen  ftryden.  Voor  bet  overi- 
ge mogen  dieze  myne  vyandeu  voortgaan  met  my  te  laste- 

ren,  • 


RBDRVOERING  OVBR  HCSR.-  II,    I4''  ,   15.  tggf 

jrèo  V  te  bercbuldigcn «  en  andere  eenvoudige  en  misrcMeR 
Bog  Christelyk  denkende  Geloofsgenooten ,  tegeq  my  op  te 
metten  ;  'k  zA  ailes  grootmoedig  verdraagen  »  my  niec 
weer  verdeedigen  ,  maar ,  in  het  bezjt  van  een  zuiver 
Géwceten  geluickig  ,  myiie  zaak  ook  aan  dien  God  overf> 
geeven,  die  recbt  oordeelt,  die  myn  Hart  en  Gevoekns, 
Si  den. Godsdienst,  bet  best  kent,  en  een  Verdeedigec  is 
^n  de  .vertrapte  Qnfcbuld/' 

•  AUeenlyk  beeft  hy,  by  deze  zyne  Verdeediging  /  nog  ge- 
voegd ,  enige  Aatunerkingen  op  een  Antwoord  zyner  èe^ 
fehuldlgers^  gedruh  by  J.  C.  Roeder,  U  Amfteldam^  9p 
wjncn  gcdrukten  Brief  uitgegecyen  by  A.  Mens,  $e  Asit^ 
fteliam  ,  waerin  het  baetlyke  en  belachlyke  van  dat  Ant« 
woord  beknopt  ces  toon  gefteld  word. 


Aphorisnri  de  Cogncscendis  <5c  Curandis  Febribus.  Edidit 
'm.  stoll.  S.  C.  R.  M.  Majeft.  Confif.  MeA  Clinlcas 
Profesfor  P.  O.  Lugduni,  apud.  J.  et  A.  Honcoop.  178». 
In  8vo.  f.  m.  222.  pp. 

De  Hoogleeraar  stoll  ,  welke  zich ,  door  zyne  uitmun* 
tende  Schriften  ,  eene  zo  welverdiende  beroemdheid 
verkreegen  heeft,  vervaardigde  dit  Gefchrift,  voorhanden, 
(waar  van  de  oorfprongiyke  uitgaave,  in  het  Jaar  1786^ 
te  Weenen  in  het  licht  kwam,)  met  oogmerk,  om  het 
zelve  tot  een  leiddraad  zyner  voorlezingen  te  doen  die* 
nen ,  en  daar  door  zynen  Leerlingen  eenen  gemaklyken 
weg  te  baanen  ,  tot  de  kennis  en  geneezing  der-Koortzen 
en  Koorts-  Ziekten ,  welke  een  zo  aanmerklyk  gedeelte  der 
inwendige  ongefteldh'eid  van  het  menschlyk  ligchaam  uit* 
maaken.  ■  Warsch  van  die  winderige  woordenpraal, 

welke,  (gelyk  hy  te  rep;t  aanmerkt,)  onder  eenen  grooter 
hoop  van  woorden,  niets  wezenlyks  voortbrengt,  en  af» 
keerig  van  dien  maalft room  van  telkens  afwisfelende  ge* 
voelens ,  en  die  opéénhooping  van  (leeds  veranderende 
veronderftcUingen  ,  die  hedendaags  zo  zeer  in  zwang 
gaat,  en  de  Geneeskunde  zo  jammerlyk  ontluistert,  -^ 
maar  integendeel  met  bewondering  ingenomen  voor  den 
lütmuntenden  Leertrant,  door  den  onfterflyken  boerharvb', 
in  zyne  Aphorismi,  gevolgd ;  alwaar  getrouwe  waanieming 
én  beproefde  ervaring^  en  de  daanitt ,  door  eenen  gezondeii 
redeneertrant ,  afgeleide  gevolgtrekkingen ,  tot  de  eenigfte 
gcoadflagen  gekgd  worden  van  die  voortreflyke  LeerfteU 

lin« 


5($0  M.  STOLLy  APHOaiSMI 

lingen,  welke  door  den  zo  Manlyken  en  Keurigen  StyJ^ 
waarin  dezelve   xyn  ter  ncdergefleld ,  nog  ecne  veel  groo- 
tere waarde   vcrkrygen  ^   heeft  de   Hoogleeraar  dit  Handr 
boek  niet  alleen  op  d^nzelWen  trant  eu  An  eenen  zoortj^ 
.tyken  Scyl  zaansgelteJd  ^.  maar  zelf  dat  gedeelte  /Ier  Af^jo^ 
rhmi  van  60ituHAE:vB ,  Avaarin  de  Koons- Ziekten  hehan* 
deld  worden,  tot  een  gjondflag  daar  van  genomea,  en.de* 
zeWe  op   zulk  eene   wyze    veranderd  ,  verbeterd,  .gezui» 
t«rd>  en  met  zo  veéle  aanmerklylfe  inviüzeJs  en  byvoeg« 
«els  verrykt,  als  de  veelvuldige  verbeteringen,  nadete  ouc* 
dekkingen    en    naauwkeüri^^er  naarfpeuringen  ,   welken  in 
jaater  tyden  ,  door  zo  veele  qhmuntÊnde  Albnnen  ,  die  nai 
den  dood  van  bobrha^vb  gebloeid   bebben,  ook  omtrent 
deeze  Ziekten,  gedaan  zyn^izulks  noodzaaklyk  maakten, 

en  daar  toe  een  zeer  ruimen  voorraad  opleverden.   • 

De  Hoogleeraar  is  in  deeze  indcdand  moerlyke  ondemcc 
ming  zo  gelukkig  geflaagd,  als  men  van  zyne  groote  Ge- 
Jeerdheid,  doordringend  Oordeel  en  diep  Inzicht,  in  de  be- 

oeffenejide  Geneeskunde ,  had  kunnen  vei;wachten; de 

Tafereelen ,  waarin  hy  Het  beloop  der  Ziekten  en  hunne 
verfchillende  verfcbynzelen  afmaait ,  zyn '  zo  treffend  eu 
kvendig  gelchilderd,  dat  men,  by  eiken  trek,  de  meestet- 
lyke  hand  ,   welke  hy   van;  de   Naiuur  zelve  ondeende; 

diiidelyk  erkennen  kan;  de  kentekenen  der  onder- 

fcheiden  Koortzen  .  zyn  met  die  klaarb^eid  en  naauwkeu* 
ligheid  voorpefteld ,   welke  tot  derzelvec    onderfcheiding 

van    zoortgelyke     maar   immer   mogelyk  wa<*;  de 

verfchillende  oorzaaken,.  waar  dopr  zy  worden  voortgc- 

bragt;  de   zamenftellingen,   welke  zy  met   andere 

ondergaan;   dq  gevolgen ,  .di£   uit  dezelve  voon^ 

vloetjen;  "de  voortekenen,  die'.de  hoop  op  een  ge- 
lukkig gevolg,of  de  vrc^s  yoor  eene  pngelukkige'uitkotast, 

behaSen  moeten;  de  hulpmiddelen.,,  waar  door  zy 

of  voorgekomen  of  gene^ezen  moeten  worden ;  met 

één  woord,  alles,  wat  tot  het  kennen  en  geneezen  der 
Koortzen  en  Koorts- Ziekten  hoofdzaaklyk  is,  vindt  men 
in  dit  Werk,  in  eenen  Aphoristifchtn  Styl,  welke  naar  dien 
van  BOERHARVE  zeer  wel  gevolgd  is,  op  de  volledigde  ea 
kUarfte  wyze  voorgefteld,  en  daar  door  by  uitneemend- 
beid  gefchikt ,  om  als  het  beste  Handboek ,  't  welk  men 
tot  hier  toe  bezeten  heeft,  met  ongemeen  veel  nut,  zo 
tot  Akademifche  voorlezingen,  als  tot  het  onderwys  aan 

het  Ziekenbed  zelve ,  gebezigd  te  worden. Wat  nu 

,de  orde  van  deze  A^horimi  aanbelangt  ^  bier  in  gaat  de 

Hoog* 


im  COGNOSOBNQIS  BT  CURANOIS  FEfiRIBUS*         5$^ 

Hoogleeraar  zodanig  te  werk,  dat  hy,  na  al^oorens  over 
de  Koorts  io  het  algemeen ,  en  derzelver  byzondere  veiw 
deelingea,  ^vooral  met  opzicht  der  beerfchende  Koorczen^ 
en  inzonderheid  der  Fcbrcs  Stationariac  &  annuae  ^  naauw* 
,keurig  gehandeld  te  hebben ,  vervolgens  overgaat ,  om  da 
hoofdzoörcen  der  Fcbrcs  annuae^  als  de  Febres  inflamma^ 
tofiac^  \  zy  eenvoudig,  of  met  verrchillende  plaatsjyke 
ontfteekingen  verzeld  ,  de  Febres  Biüofae  ,  pUuUofae  & 
ifUermiUentes  byzonder  te  verkiaaren ,  en  wyders .  de  zoda* 
nige  Koortzen,  welke  uit  eene  der  drie  eerstgenoemde  en 
de  laatstgemelde  worden  zaamgefteld  ,  eer^t  hi  het  alge* 
meen,  en  daarna  de  caüfus  oï Febrh  'ardens  afzonderlyk 
behandelt.  Als  .dan  volgt  de  Febris  putrida^  als  zynde  eene 
byzondere  modificatie  van  aanhoudende  of  zaamgeftelde 
KoortzeUi.  Verders,  komen  ^Fpbre$  cpidemica  inurcut'^ 
rentes  in  aanmerking,  waartoe  de  Fariólae^  morbilU  oc 
Scarlatina  gebragt  worden.  Onder  het  Hoofdlluk  van  Fe^ 
bris  indetcrminata  ^  incognüa^  nova^  worden  alle  SympSom 
mata  Febrilia^  afzonderlyk  nagiegaan  en  behandeld*  Wy<* 
ders  volgt  de  verklaaring  der  Febres  Sporadicac,  ^  Jhgu* 
Jares;  tote^i  ftaal,  van  vftlked^^  Febris  la&ea  &.^//r/>^-. 
ra/is  in  aanmerking  genomen  wordeiji:  terwyl  d<».lja9t(tA 
afdeeling  eer  , ontvouwing  der  Febris  lensa  ,  heSUca^  & 
plulufis  pubnoMlis ,  is  a^eaouderd*  «Onder  d€;  ^ip^nigyul? 
digebyvoegzels,  welke  door  deo  Hr.  stol(«  zyn  ingelascbt» 
munten  het  Hoofdftuk  over  de  Galkoorts ,  Slymkoot:Ps^  In^ 
enting  der  Kinder  pakjes ,  over  de  Mazelen  en  Scharlaken^ 
koorts^  yoornaamlyk  uit:  gelyk  ook  onder  de.  boofdsijfdee<>, 
liagen ,  de  Febres  fporalicae  &  Febris  lenta  he&ica^  en, 
onder  de  leer  der  Symptomata  Febrium^  de  hoofdttukkeq. 
over  d^n  :StatHS  nerveus  &  malignitas  Febrilis ,    van  de. 

Érootfte  aangelegendheid  zyn.  Ëindelyk  is  ook  bet  laatR^ 
[oofdiiuk,  onder  den  tiiel:  Monita  &  Prtteepta\  waar- 
mede de  iioogleeraar  dit  Werk  befluit,  vol  van  sodanigie 
verdandige  Aanmerkingen  en  wyse  Lesfen,  tdt  de  behasf- 
deling  der  Kportzen  in  het  algemften  betreklyk,  welke^  ter^* 
wyl  zy  de  «blykbaarde  kenmerken  draagen,  van  die  uicmun« 
tendè  gaayen  in  de  kunst  van  waar  te  neemen,  en  dat 
verheven .  oordeel  in  het  onderkennen  en  behandelen  der 
meest  zaamgeftelde  Koorts-ziekten ,  welke  wy  in  alle  a 
Mans  overige  Schriften  zo  zeer  bewonderen  ^  tevens  den 
Geneeskundigen  tot  een  öofaalbaaren  baak  verftrekkea ,  ,iiaar 
welke  zy  hunqe  handeliogen ,  zelfs  in: de  moeitykfte  geval* 
Ien».tot  behoud  hunner  Lyders,  behooreu  in  te  richten* 

IL  D&ÏlL  N.  ALG.  LfiTT.  NO.  14*  S  S  //^V 


^ 


'   .  M»su  rmwüiLiMo^m 


Wiisse^rigc  VerhandcHngeti ,  Brieven  en  Gefprekken  yam 
ftiosss  AlENiwLszoor*.  UU  he$  Hoogduttsch  vertaald^ 
en  m^  Aantekeningen,  en  het  Leeyen  yan  den  Autheur^ 

•  verrijkt^  door  o.  brbnörr  a  brandis,  Leermeeitcr  in 
de  ff^iS'  en  Sterrekmide;  Esfominafr  yan  alle  SPad$ 
fffaaten  en  GesfflgPen ,  en  Wynroeijer  te  Jm^erdam;  en 
Lid  yan  yerfchesden  Genootfchappen.  Eerjle  Deel.  Te 
Leyd'en  bij  P.  Pluygers;  t.8ö.  Beha/yen  het  Voorbc^ 
richt  1148  blitdz.  in  gr.  9vo. 


m 


aer  uitwyzen  der  LevefWbefchfyviBgc  van  Mmses  Me7> 
_  ,  dchzoon^  voor  deze  Vcreamding  van  enige  zyner 
Schriften  geplaetst ,  Wykt  bet,  dat  by  onder  die  foon  vm 
beroemde  Mannen  behoort,  weikeu,  fcboon  in  bunfie  jeugd 
ift  gene  gunftige  omftandighedeit  geptaetst  ^  echter  ,  door 
ene  aenhoudende  werUwwaiheiA,  nunne  verftamHyke  ver* 
fflocens  tot  ene  zeer  aenmeïfceiyke  hoogte  opgevoerd  heh- 
ben.  Van  i\l  taecfte  geven  *&  Mana  Schriften  doorflaende 
btyiten»  Jfls  waerin  alomme  een  dicpdenkeude  geest,  een 
doordringend  oordest,»  enjoiste  manier  in  *t  voorftclfcn  en 
ontvouwen  van  zyi^  deivkbeelden  heerscht;  des  het  den 
Ntderdmifchen  Lezer  niet  andera  dan  gevafllg  ayn  kan, 
dat  by  da  reeds  vertaalde  Stukken  van  dien  Schryver» 
ook  de  overigen  in  .onze  Moederipraek  bun  aengebooden 

worden.  ^''  '"  *v_  -^   - 

•Het  thans  afgegeven  carfte  Deel  vangt  aeo   met  zyne 
overwegingen  nöpena  de  onfiofljkheid  der  Menschlyhc  Zï^ 
ib,  waeromtrent  by  zich  de  volgende   Vragen  ter  beant- 
woofdiftge  voorftelt;    (lO  >»  Kan  de  Stof,  in  zich  zelve, 
de  kraeht  om  te  denken  hebben  ?"  Op  de  bewering  der 
Mmogelykbeid  hier  van ,  uit  hoofde  dat  de  Stof,  hoe  ook 
bafchouwd ,  nooit  ophoud  uit  deelen  té  beftaen ,  zo  valt 
het  antwoord  van  ^eive  in  her  ontkennende  op  de  ade 
Vraeff :  ,9  Wanneer  de  Stof,  volgens  haare  natuur,  onbe- 
kwaam is  om  te  denken ;  kan  dan  de  Almachtige  baer 
'*  deeze  cigenfchap  niet  mededcelen  ?'*   De  Heer  Afendels* 
%)on  erkent  dat  de  leerwyse  der  Carttfianen  enige  aenlef- 
ding  tot  é^t  bekende  voorftel  van  Loeke  kan  geven;  dan 
by  tracht  tevens  te  doen  zien,  dat  meu,  zelfs  volgens  de 
Cartefiaenfche  leerwyze,   kan  toonen ,  hoe  't  in  de  natuur 
der  zake   onmogelyk  zy,  dat  de  Almachtige  aen  de  Stof 
de  eigenfchap  om  te  denken  mededeèle;  maer  dat  God, 
gelyk  by  ook  wczcnlyk  gedaén  heeft,  wel  ene  kracht  tot 


flfebken  fidieppen,  en  die  net  de  Stof  verbinden  kan;  ver- 
ktndende  die  byaondete  gefchapen  kracht,  met  zekere  ge- 
deelten vin  werktuiglyke  fiofie  ,  zo  dat  ze  beide  te  za- 
men  het  levend  Diei^ke  uitmaken.  —  Hier  op  vracgc  mes 
vpyders  (3^)  «^  Zal  de  Ziel  niet  met  het  Licbaum  ver- 
99  gaan?  —  Zy  wast  met  bet  zeive^  lydt  met  het  zelve; 
^9  richt. aich  in  alle  baare  veranderingen  naar  het  zelve; 
99  en  word  in  den  ouderdom    zwakker  naar  maate  het 
9f  Licbaaoa  telkens  afoeent.    Ëen  ongelukkige  flag  op  de 
„  herafenpaa   verandert  het  grootfte  Geme  in  een  Weet- 
9,  niet.  •»-  Zal  de  kragt  van  denken  niet  geheel  ophouden » 
9*  wanneer  bet   Lichaam  niet  meer  isV"  Onze  Wysgeer 
«erledtgt  zich  om  de  hief  aenvoerde  verfichyuzelen ,  uit  dè 
vereniging  van  de  Ziel  met  bet  Licbaem ,  of  wel  byzondei: 
liet  Brein,  ontftaende,  op  te  heideren;  en  beweert  dac 
fnen,  ter  dezer  oorzake  ^  uit  de  ontbinding  van  het  Brein 
niet  kunne  befluiten,  tot  de  ontbinding  der  Ziele.  ,>  Zij 
9»  rocbyzegthy,  beftaat  niet  gelijk  het  Brein ,  uit  kleinde- 
9^  re  deelen,  welke  ^  volgena  de  v  Wetten  der  lichaemlijke 
9,  Natuur,    te  aamen  hangen:    zy  is  eene  onfcheidbaar^ 
y,'  Eenheid,  die  de  Wetten  der  Werktuigkunde  niet  onder- 
st worpen  kan  2yn.'\  Hy  is  niet  vreemd  van  te  denken» 
éK  de  Zid^,  na  de  ontbinding  van  het  Brein ,  zich  in  een 
lyn  wetknifg  onthoud,  dat  met  bet  Brein  niet  te  geiyjc 
ontbondün  kan  worden,  en  dat,  mogelyk,  gelyk  in  de  Na- 
tuur veelal  gefchied,  met  het  bederven  van  het  Brein,  ene 
nieuwe  Organifiuic  aenneemt.    Wraekt  men,  vervolgt  hy» 
«odantg  een  denkbeeld  van  baer  blyvend  beftaen,  dan  moet 
men ,  (wafnt  op  de  ontbinding  van  een  enkelvoudig  wezen 
Jcan  men  niet  denken,)  de  zid  vernietigen;    en  dus  iets 
ftelten,  't  geen  in  de  ganfche  Natuur  niet  gevonden  word, 
ja  niet  gevonden  kan  worden.     „  Tusfcheu  zijn  en  niet 
9,  zijn  is  eene  graft ,  welke  de  Natuur  nier  overtreden  kan. 
99  Zij  is  20  min  in  ftasit  om  lóU  in  Niets  te  veranderen  , 

„  als  om,  uit  Niets ^  Iets  voort  tebcengen.*' Voorts 

heobt  hy  bimien  nog*  een  onderzoek  van  enige  zwarighe- 
den, die,~  voteens  den  Heer  d'AUmhcrt^  den  Wysgeren  in 
deii  weg  zonnen  liggen ,  om ,  zonder  hulp  van  den  Gods* 
dienst  4  ofwel  van  ene  beflisfende  Kerk,  zich  van  de  On* 
Aoflykheid  der  Ziele^te  verzdceren.  Dan,  hy  l^vlytigr  zich 
om  te  toonen  9  dat  wy  het  aénzien  van  een  Paus  of  Kerk 
niet  behoeven ,  om  die  knoopen  los  te  maken. 

In  ene  hierop  volgende  Verhandeling  ontvouwt  hy  ons 
zyne  gedachten   over  d%  '9óornaemftjt  grondbeginfelen  der 

Ss  a  fchoo^ 


j54  *    UOSBS  BttSfOELSZOON 

Jchóonc  kunjlcn  en  tVttmfchapfen ;  en  deze  gaet  verzdd 
van  zyne  bedenkingen  over  de  IVaerfóhynlykheid;  wacr  by 
ten  lactfte  nog  komt^  «yne  Verhandeling,  door  de  Koning- 
iyke  Academie  der  VVetenfchappen  te  Berlyn  bekroond,  over 
de  Klaarblykbaarheid  in  de  Bovennatuurkundige  fVeten- 
fchappen.  In  dtze  Verhandeling  beweert  hy,  ter  beant- 
woordinge  ener  deswegens  voorgeftelde  Prysvrage,  „  dat 
,^  de  Bovennjvtuurkundige  Waarheden,  zekerlijk,  voorde* 
,,  zelfde  Zekerheid,  maar  niet  voor  dezelfde  Ik  vatbaarheid» 
,,  bekwaam  zijn,  als  de  Meetkundige  Waarheden.  Dat  is: 
• ,  men  kan  de  Voornaamfte  Waarheden  der  Bovennatuur* 
3,  kunde ,  door  te  zaoienhangende  Befluiten »  tot  op  zulke 
1,  Grondftellingen  te  rug  brengen,  die,  volgens  hunne  na* 
„  tuur,  even  zo  onloogchenbaar  zijn,  als  de  eerfle  Grond^- 
,,  en  vereischue  ftellingen  der  Meetkunst;  maar  men  kan 
• ,  deeze  keten  van  Befluiten  niet  zo  biijkbaar^niet  zo  bcvat- 
•,,  teüjk,  maaken  als  de  Meetkundige  Waarheden."  Ter 
ïlavinge  hiervan ,  handelt  hy ,  eerst  over  de  klaerblykbaer- 
iieid  in  de  grondbeginzeleu  der  Wiskunde,  en  vervoJgeos 
'over  de  klaerblykbaerheid  in  de  grondbeginzden  der  Boven- 
natuutkunde,  met  eene  aenwyzing  der  oorzaken,  waermt 
het  voortfpruite ,  dat  de  grondbeginzelen  der  Bovennatuur, 
kunde  zo  bevattelyk  niet  voorgedragen*  kunnen  worden ,  als 
die  der  Wiskunde:  welken  ten  deele  in  de  zaek  zelve Usw 
gen;  doch  daerbenevens  vergezeld  gaen  van  zulken»  die  in 
de  menfchen,  welke  men  overtuigen  wil,  gevonden  wor-; 
den.  De  Wiskunde,  naemlyk,  heeft  alleen  te  doen  met  de 
Onweetendheid ,  maer  de  Bovennatuurkunde  moet  (Iryden 
inet  het  Vooroordeel  en  de  Verbeelding,  dat  men  bekwaem 
genoeg  is  om  party  te  kiezen.  ,.  Deeze  Struikelblokken  , 
„  zegt  hy,  liggen  de  Wijsgeerige  Klaarblijkbaarbeid  nog  op 
„  den  weg ;  en  van  daar  komt  het ,  dat  de  Zekerheid ,  die 
„  in  de  Grondbeginfelön  'der  VVijsgecrte  ligt  opgcflooten, 
nog  geene  algemecne  overtuiging  teeft  te  wege  gebragt. 

^^ Het  grooifte  gedeelte  der  menfchen  gaat  met  Waan- 

3,  en  Bygeloof  te  fcheèp,  in  een  vast  voonieemen,  om  met 

„  hen  de  Vaart  des  Leevens  te  befluiten." Eindel>* 

brengt  de  Heer  Mendehzom  dit  alles  wel  byzonder  over  op 
^e  Klaerblykbaerheid  in  de  Grondbeginzelen  der  Godge- 
leerdheid en  Zedekunde;  waerin  hy  öns,  onder  anderen^ 
ook  doet  gadeflaen,  het  onderfcbeid  der  bewyzen,  die  elie 
befchouwende  ^  en  die  ene  werkdadige  ^  overtuiging  te  wege 
brengen ;  waer  uit  wy  de  volgende  opmerking  Jiier  nog  ten 
'beüüite  zullen  overnemen. 


AI-         i 


VBRHANDBtlNOErf  »  EhZ.  $6$ 

^ ,,  Alle  deikionftrative  Waarheden  werken  niet  even  fterk 
op  het  vermoogen  onzer  begeenre.  Veele  overtuigen  het 
Verftand ,  zonder  bet  gemoed  te  beweegen ;  baaren  duide^ 
Hjke  erkentenisfe»  maar  zonder  kragt,  leven  en  werkzaam^ 
heid;  daar^  integendeel,  andere  Waarheden,  met  minder 
zekerheid,  het  gemoed  méér  beweegen,  en  eene  werkzaame^ 
en  levendiger  erkenteuisfe  voortbrengen  >  die  in  het  vermoo* 
gen  onzer  begeerte  overgaan,  en  tot  werkdaadige  beilui- 
ten  aandrijven.  De  Oorzaak  hiervan  is  bekend.  Wij 
menrcheti  bezitten,  buiten  het  Verdand,  ook  Zinnen  en 
een  Verbeeldingskragt,  Neigingen  en  Hartstogten,  die  in 
de  bepaaling  van  ons  doen  en  laaten  van  het  uiterfte  ge* 
wigt  zijn.  Het  oordeel  van  ons  Verftand  komt  niet  ah 
tijd  met  het  oordeel  vaq  onze  mindere  Zielvermoogens 
overeen;  en  wanneer  zij  met  elkander  (Irijden,  dan  moe^ 
ten  zij  noodzaaklijk  de  een  des  anders  werkzaamheid,  ii| 
den  wil»  ver:^wakken*  Dan  alleen  wordt  de  toedemming 
eener  Waarheid  praktikaar  of  daadelyk,  wanneer  de  gron* 
den  van  het  Verttand  de  mindere  Zielvermoogens  overwinst 
nen ,  of  geheel  tot  hun  Voordeel  inneemen.  In  het  laet^ 
fte  geval  moet  het  gemoed ,  gelijk  men  ligtelijk  begrljpeq 
kan,  veel  meer  öntllooten  zijn;  want  dan  ftemmeii  hec 
Verftand  en  de  Verbeelding,  de  Geest  en  het  Harte  za^ 
men,  om  ons  tot  Daaden  aan  te  drijven,  maar  ook  ia 
elk  geval,  namenlijk,  wanneer  de  gronden  van  ons  Ver- 
Hand  alle  de  tegen  voortellingen  der  Verbeelding  onder-» 
drukken,  dan  wordt  de  erkentenis  leeveodig,  en  gaat  tot 
Daadlykheden  over." 


Bcfchouwing  dtr  Matufchappy  en  Ztdtn  in  Poolen^  Rui^ 
land^  Zweeden  en  Deenemarken.  Doorylogten  met  Voorn 
vallen^  eénige  uHfteekende  Chara&ers  betreffende.  Door 
WIL  LI  AM  ooxB ,  /f.  M.  F.R.S.  Lid  varf  ^s  Konings  CoUc. 
gie  te  Cambridge  ,  Kapellaan  des  Hertogs  van  Marlbo^ 
rough ,  'Medelid  van  de  Keizer lyke  Oeconomifche  Socie^ 

.  tèit  te  Petenburg  ,  als  mede  van  de  Koningljkc  Ata* 
dcmie  te  Koppenhagen.  Tvfeede  Deel.  Te  Amfierdam^ 
bj  J.  Yntema ,  1787.    In  gr.  8vö.  167  bladz^ 

Breedfpraaklg  hebben  wy,  het  Eerfte  Gedeelte  van  dit 
Werk  aankondigende  ^  den,  aart  des  Oorfpronglyken 
Wark& ,  als  het  geen  de  Nederduitfche  Vertaaler  daar  aan 
gedaan  beeft ,  opgegeeven,  en  wyzen  wy  onzen  Lcezer 

Ss  3  der- 


565  w«  coxft 

^«rwatrds  (*).    Beloofde  de  Uttgee^r,  in  de  Nie«ws|»a% 
pieren  de  Uitgave  van  het  Eerfte  Deel  bekend  iraakende^ 
dat  de  Stukjes  elkander  fpoedig  zouden  voigen  <,  by  faoodc 
daar  in  zyn  woord  getrouwlyk  ;  één  roaand^flegts  is  'er 
tusfcben  beide  verloopen ;  en  die^rpoed  beeft  iets  aaopry^ 
zens  in  zich,  dewyi  de  graagte  der  Leezeren»  op^wekt, 
nader  voldoening  verlangt, en  node  een  lang  verwyl  doldt. 
Met  dit  Deel  (lapt  de  Heer  coxs ,  nevens  zyne  Reisge» 
nooten,  uit  Pookn  in  Rusland  over  ^  en  beicbryft  de  ftree- 
ken  van  Smolensko  na  Moscm»:  verfcheide  Brieven  betreffen 
die   voormaalige  Hoofdftad  des   Rusfifchen  Gebieds;  de 
voomaamAe  byzonderheden  vermeldende ,  met  een  verflag 
van  verfcheide  Bezoeken »  by  de  voc^naamften  des  Ryks 
aldaar  afgelegd,  die  een  denkbeeld  opleveren  Tan  de  Leef< 
wyze  des  grooten  Adels ;  gelyk  hy  ook  niet  in  gebreke  Uecf , 
om,  onder  den  weg,  de  daar  van  zeer  verfchiilende  Lee- 
▼eoswyze  der  arme  Rusfffche  Boeren  in  *t  breede  op  te 
tekenen.    Wat  Geleerd lieid.  Koophandel,  en  Scheepraarr, 
te  Moscowy^  betreft,   blyft  niet  onopgemerkt;  en  diezeJÏüe 
voorwerpen  worden  te  Fischnei  Vohshok ,  een  bk)eiende 
Keizerlyke  Rykdad  , '  en  te   2V^r ,  gade  géflaagen»    Des 
Reizigers  aandagt  wordt,  op  den  weg  van  Müsc&m  na  Pc» 
tersburg ,  byzonder  getrokken  door  Nayogor^dy  eene  oode 
Termaarde  ,   doch  zeer  vervalleii,  Stad ;  voorheen  door  ei* 
gen  Hertogen  geregeerd  ,  en  zeer  ontzaglyk  :  doch  door 
iVAif  vAssiLiBViTCH  DRN  leu  DBN  II  vsn  Vryheid  beroofd» 
en  op  't  wreedst  te  onder  gebragt ;    in  diervoege ,   dat 
eene  Stad ,  van  welke  men  ten  fpreekwoord  zeide ,  i^is 
contra  Deos  &  Magnam  Novogorodiam?  „  Wie  kan  de 
9,  Goden  en  het  Groot  Novogorod  wederflaan  /^*  thans  bet 
nadenkend  verflati/d  met  de  droefgeestigfte  denkbeelden  vaU 
vervallene  grootheid  vervult. 

Gaarne  zouden  wy  geheel,  wat  hier  toe  DlKhoort,  over- 
neemen ;  doch  reeds  in .  het  eerde  doorbladeren  op  iet  an- 
ders het  oog  gevestigd  hebbende^  zullen  wy  'er  alleen  dit 

van  optekenen.  Novogorod^  door  den  Czaar  van 

Rusland  te  onder  gebragt ,  ftondt  onder  een'  Landvoogd  , 
van  deezen  aangefteld :  de  Burgers  bleeven  in  het  volde 
bezit  hunnsr  dierbaarfte  Voorregten ,  v^  behielden  hunne 
eigene  Wetten ,  koozen  hunne  eigene  Overheidsperfoonen, 
en  de  Landvoogd  mengde  zich  niet  in  Staatszaaken ,  of 
men  moest  zich  op  hem  beroepen,    Ivan  ,  geeozins  te 

via» 

(*)  Zie  h:cr  bovan  bl.  489  ,  ena. 


BBSCHOfjWlKO.  ^71 

\irede  mei  doese  bepaalde  leyze  van  Bewind ,  wi^e  eene* 
gimftige  gelegeobeid  af,  om  zyn  iïezagsbetoon  uit  te  zet*, 
ten^  en,  daar  het  eenen  magtigen  Aanvaller  nooit  aan  eea 

voorwendzel  ontbreekt ,  belegerde  hy  Novogot^d^  ^ 

De  inweodige  Partyrcbappeo  en  verdeeldheden,  die  langen 
tyd  in  dk  Ooaf hangelyke  Gemeenebest  gewoeld  hadden  , 
onderfteunden  zyne  oogmerken  ,  en  de  Inwoonders  waren 
genoodzaakt,  aUe  de  voorwanden,  door  den  magtigen 
Overheerrcher  ontworpen ,  te  onderfchryven«  De  Poortenr 
werden  geopend,  de  Groothertog  trok  als  Souverain  de 
Stad  in',  en  aile  de  Ingezetenen  ,  den  eed  van  ondeida- . 
nigbeid  en  trouwe  zweerende  ,  leverden  aan  hem  over  de 
Handvesten  hunner  Vryheid  ,  die  zy  ,  door  eensgezind* 
beid,  ongefchonden  zouden  hebben  kunnen  bewaaren.— - 
Bene  byeonderheid  ,  door  de  Gefchiedfchryvers  opgete- 
kend 9'  als  een  bewys  van  de  onvoorwaardelyke  overgave 
vc«i  de  Stad  ,  is  de  overvoering  eeoer  grootc  Klok  ,  van 
Nwogorod  na  Moscow  f  door  de  Inwoonders  de  Eeuwige 
gebeeten ,  en  geëerbiedigd  als  het  teken  hunner  VrjiieiJ  » 
en  het  Paladium  hunner  Voorregten.  Dezelve  hing  op  het 
Marktveld ;  het  heilig  gelui  deedt  terllond  het  Voik  uil 
de  verst  afgekgene  deden  zamenkomen  ,  en  diende  tern 
vekien,  dat  'er  gevaar  van  buiten >  of  opftand  van  binnen, 
was.  De  Groothertog  eiscbte  voUfaekt  dit  Voorw^erp  van 
openbaare  Hoógagting  ,  door  faem  de  Alarmkkk  des  Op. 
fiands  geheeten  ;  en  de  Inwoonders  merkten  de  overgave 
aan  als  het  zeker  voorteken  van  hunne  verdwynénde  Vry- 
heid. „  Novogorod ,  fchryft  l'svesq^b  idet  veel  rcgts, 
f^  onderworpen  geworden,  verbor,  van  dag  tot  dag,  van 
^,  zyne  beerrchappy ,  voikrykheid ,  handel  en  fchatten , 
3,  én ,  in  minder  dan  eene  £euw ,  zal  bet  nauwlyks  eeoe 
3,  Stad  van  eenig  aanbelang  zyn  ,  zo  verteerend  en  ver- 
2,  woestend  is  de  adem  van  denwilkkeurigcn^fenschCf).** 
Hoe  dezelve,  eerst  door  het  v^voerea  van  duizend  der 
vóomaamfte  Burgeren  na  Mascaw^  en  vervolgens  door  de 
gruwzaarae  flachting  van  ettelyfce  duizenden,  op  *t  wreedst 
omf^ebragt,  ontvolkt  werd,  leeze  men  in  de  Brieven  zelve. 

Op  ieta  anders  hadden  wy,  gelyfc  gezegd  is,  in  bet 
doorbladeren  ,  ons  oog  gevestigd  ,  dit  moeten  wy  than* 
verfcboffen»  In  den  loop  van  dit  Deel  der  Reise  ,  kwam 
ons  niet  weinig  voor.  van  den  Rusfi/chen  Mei  en  Hyks^ 
gréottn\  doch,  daar  wy,  te  Petersburg  komende,  doezen 

we- 

(;0  L*£yKQüB,  flj/ï;  ie  Rus/ie,  Tpm.  II.  p.  327. 

Ss  4 


568  w.  coxB    " 

weder  zullen  aintreffen ,  en  de  Heer  coke  ook  de  mindere 
Standen,  en,  bovenal,  onder  den  weg,  den  Boerenftand 
gade  (loeg,  bepaald^  wy  ons  ,  om  'er  eenige  Hoofdtrek* 
ken  van  op  te  geeven ;  eenige  zyn  hier  eh  daar  in  't  Reis^ 
verhaal  verfpreid  ,  doch  de  mee*tc  in  den  XXXVI  Brief 
byeen  gezameld ,  waar  van  wy  4e  voomaamfte  zuilen  af* 
fchryven. 

»,  De  Dorpen»  die  men  nu  en  dan  langs  den hobbeiigen 
weg,  van  Moscow  na  Pe(ersi?urg^  aantreft,  gelyken  jceer 
tiaar  elkander  ,  doorgaans  beftaan  dezelve  uit  een  enkele 
ftraat  van  houten  Hutten  ,  in  eenige  ziet  men  Steencn 
Huizen;  de  Hutten  zyn  veel  beter,  dan  die  wy  tusfchea 
TolUzin  en  Moscow  zaa:en ,  (deeze  armhanige  verblyfplaat* 
aen  worden  in  den  XXIi  Brieft  in  dit  Deeltfe,  berchree» 
ven ,)  zy  fcheenen  ,  in  de  daad  ,  zeer  gefchikt  voor  een 
Gewest ,  waar  in  eene  (brenge  Koude  bccrscht ,  en  zyn » 
fchoon  op  de  ruwde  en  kunstlooste  wyze  aangelegd,  Vry 
gemaklyke  wooningen.  £lk  Gebouw  is  een  langwerpig 
vierkant,  't  welk  een  open  Plein  induit,  en  omringd  zyn« 
de  met  een  hooge  houten  Wand  en  een  afhangend  Dak, 
vertoout  het  zich  van  buiten  als  een  groote  Stulp.  Het 
Woonhuis  ziet  na  de  (Iraat  van  het  Dorp,  de  trap  komt 
aan  de  buitenzyde,  en  de  opening  der  deure  beneden  het 
afbellend  dak.  Men  vindt  'er  één ,  of  ten  hoogften  twee, 
vertrekken,  een  derzclver  wordt  door  't  gebeele  Gezin  be- 
woond. 

,»  De  bedden  zyn  zo  weinig  gebruiklyk  in  dit  Land^ 
dat  ik  in  alle  de  Hutten  ,  door  my  in  Rusland  bezogt, 
'er  alleen  twee  zag,  waarin  twee  Vrouwen  lagen,  met* de 
kleederen  a^n.  Het  Gezin  ilaapt  doorgaans  >op  banken , 
op  den  grond,  of  op  de  kachel^ (§)•  Mannen,  Vrouwen» 
Kinderen  ,  liggen  ,  zonder  eenig  onderfcheid  van  (laat  of 
fexe ,  en  meestal  geheel  naakt ,  door  elkander.  In  eenige 
Hutten  zag  ik  eene  foort  van  affcbutzel ,  omtrent  zes  of 
i^even  voeten  boven  den  grond,  van  het  eene  einde  des 
vertreks  tot  het  -ander  ,  aan  't  zelve  waren  verfcheide 
dwarsplanken  vast  gemaakt ,  op  deeze  (liepen  eenige  van 
het  Gezin,  de  een  mét  hejt  hoofd,  de  ander  met  de  voe* 
ten  na  beneden,  in  dier  voegen,  dat  zy  aan  ons,  aan  zuU 
ke  rustplaatzen  niet  gewoon ,  voorkwamen,  alle  oogenbllk* 
ken  in  gevaar  van  vallen  te  weezen. 

«Het 

(5)  De  Kachel  is  eene  fogrt  van  Steenen  Oven  ,   beflaat  om- 
trenc  een  vierde  gedeelte  Van  't  vertrek,  en  is  Tan  boren  plat. 


i 


BBSCHOUWmc.  S^9 

„  Het  getal  der  Perroonen  ,  dtis  in  eene  fcleine  ruimte 
samengehoopt  ^  en  *t  welk  zonityds  twintig  beliep ,  gevoegd 
by  de  hette  des  kachels ,  maakte  het  vertrek  onverdraage^ 
lyk  warm ,  en  veroorzaakte  een  ademhaaling  belemmeren- 
den  llanky.door  de-  gewoonte  alleen  voor  ons  draaglykJ 
Dit  onaemak  was  nog  grooter  in  de  Hutten  ,  die  geeu 
Schoorfteenen  badden ,  als  wanneer  de  rook ,  in  't  vertrek 
l^eflooten  ,  de  lugt  met  nog  meer  onzuiverheden  bezwan* 
gerde.  Indien  wy  's  na^ts  de  fchuiven  open  deeden ,  om, 
door  het  inlaaten  van  frisfe  lugt,  dien  verveelenden  damp* 
kring  te  verbeteren  ^  kwam  'er  zulk  een  vloed  koude  lugt 
ter  kamer  indringen,  dat  wy  de  hette  en  den  ftank  liever 
leeden ,  dan  de  Tnerpende  fcherpheid  deezer  Noorde  Winden» 

„  In  't  midden  van  elk  vertrek-  hangt  aan  den  zolder 
£en  Kruik  met  heilig  Water ,  en  een  Lamp,  die  alleen  by 
by  zondere  gelegenheden  wordt  aangeftooken.  Ieder  Huis 
is  voorzien  met  de  Schildery  van  eenigen  Heilig,  ruw  op 
hout  geklad,  veelal  ijneêr  gelykende  naar  een  Calmukfchen 
Afgod ,  dan  d^  afbeelding  van  een  Menfchen  Hoofd ;  aan 
deezfe  Schildery  bewyst  hét  Volk*  de  tekens  van  de  diepfte 
eerbiedenisfe.  AUe^-  de  Leden  des  Gezins  misten  niet  , 
's  morgens  ,  als  zy  opftonden ,  en  's  avonds  ,  als  zy  ter 
ruste  gingen,  zich  voor  den  Heilig  te  vervoegen;  zy  kruis- 
ten zich  eenige  minuuten  lang  op  de  zyden  en  het  voor« 
hoofd,  boogen.zich  zeer  laag,  zoitityds  zelfs  wierpen  zy 
zich  op  den  'grond  neder.  Ieder  Boer  ook  ,  het  vertrek 
intreedende  ,  deedt  zyne  hulde  aan  dit  voorwerp  van  eer- 
dienst  ,  eer  by  het  Gezin  aanfprak. 

„  De  Boeren  zyfi  ,  in  liunnen  doorgaandeti  ommegang 
met  elkander,  zeer, beleefd  ,  zy  neemen  de  muts  af,  als 
zy  elkander  ontmoeten ,  buigeh  ^ich  diep  en  veelvuldig  in 
hunne  begroetingen.  Hunne  ge())rekken  vergezellen  zy  met 
'veel  gebaaren,  en  zyn  zeer  flaafsch  in  hunne  uitdrukkin* 
gen  van  beleefdheid,  voor  hunne  meerderen;  iemand  van 
xang  aanfpreekende,  buigen'  zy  zich  neder,  en  raaken  den 
grond  met  hunne  hoofden.  Dikwyls  ftonden  wy  getrof* 
fen,  als  wy  deeze  foort  van  Oosterfche  hulde  ontvingen » 
niet  alleen  van  Bedelaars  en  Kinderen,  maar  ook  zomtyds 
van  de  Boeren  zelve. 

„  In  het  voorkomen  des  gemeenen  volks ,  verwonder- 
den  wy  ons  meest,  over  de  verbaazende  dikte  hunner  Bee- 
nen;  welke  wy,  in  't  eerst,  voor  de  weezenlyke  hielden; 
doch  wy  werden  welhaast  van  het  tegendeel  overtuic^d, 
door  het  veelvuldige  aanfchouwe^i  hunner  ontblootc  Biee- 

Ss  s  nen« 


oen.    De  dikte*  dit  tytat  verwoodering  weroorz»akte ;  c^it- 
ftondt  ttic  de  groote  meoigite  van  bekleed^eleR  ^  waar  oiedf 
EV  hun  Reenen ,  in  den  Zomer  zo  wel  als  in  den  Winter^ 
oiozwagtelen.    Behalven  een  of  twee  paar  dikke  Kousfen» 
flaan  sy  om  buniie  Bee^en  windsels  van  ruw  Fienel  af 
Laken  ,  yerfcheide  voeten  lang,  hier  over  trekken  cy  ecs 
paar  Laarzen ^  wyd  genoeg,  pm  deeze  overfiai^ge  dikte, 
gemi^lyk,  te  omvacten. 
,,  De  Boeren  zyn  wel  gekleed^  wel  gehuisvest ,  en  fcby'^ 
jD  ees  overvloed  van  gezonde  Spyzen  te  genieten.   Hun 
Roggebrood^  welks-zwartheid  eerst  her  oog  mishaagt,  ca 
wl&s  zuurheid  den  fm«ak  van  den  kiqfcben  Reiziger  floot, 
18  zeer  gefchikt  voor  hunne  hongerige  maagen  ;  door  ge» 
woonte  *er  mede  vereenigd ,  vond  ik  het  (teeds  geen  on- 
foaaklyke  beete ,  en ,  als  de  honger  de  faus  bereid  hadt  ^ 
't  zelve  zeer  lekker;  zy  maakea  dit  brood  aacgenaimer^ 
door  de  by voeging  van  uijen.  locA,  groen  koom,  en  het 
te  befmeeren  met  zoete  olie.  Voorts  bcdaat  hunne  Spyse^ 
vit  dezelfiie  foorten  van  Vpedzel ,   ais  ik  reeds  op  «yw 
Reis  na  Moscow^  van  de  Boeren  gewaagende,  bdcbreeven 
bebfnaamlyk,  Tarwenbrood,  Eijeren»  gezoute  Vifch  en 
Spek ,  de  meest  geliefde  fchoul  is  een  Soep  vao  zout  of 
versch  Vleesch ,  Meel  met  Zemelen  ,  fterk  aangezet  net 
Uijen  en  Look  ;   deeze  beide  gebruiken'  de  Rus/èn  zeet 
veel  (4.)]*    Alleen  moet  ik  bier  aanmerken,  dat  de  Cliam* 
pignons  zo  algemeen  zyn  in  deeze  ftreeken  ,  dat  ze  eea 
weezenlyk  deel  van  den  kevensvooiraad  uitmaaken.    Zet» 
den  trad  ik  een  Hut  in,,  of  ik  zag  ze  in  grooten  overvloed; 
en  over  de  markten  gaande,  fliond  ik  verileld,  van  wegen 
de  mentgvuldtgheid  der  te  kpop  gebragte  Champignoes» 
derzelver  verfcheidenbeid  was  niet  min  aanmeckelyk  dau 
de  menigte,  zy  waren  'er  van  veelerlei  kleuren»  iuzonder* 
heid  liepen  de  witte,  zwarte,  bruine,  geele  en  groene  ray 
in  *t  oog*     De  gewoone  Drank  der  Boeren  is  Quas  ,  eea 
iregest  hebbend  vogt,  eenigzinfi  gelykende  naar  zo.'t  Bier» 
«emaakt  door  warm  water  op  rogge  of  garfte  meel  te  gie- 
ten;  xy  houden  het  voor  een  heerlvk  middel  tegen   de 
Scorbut.    Zeer  zyn  ze  gefteld  op  fFhisky ,  een  geestryke 
drank,  van  Mout  geftookt,  \  geen  d^  armfte  zich  van  ty4 
tot  tyd  kan  verfchaffen  ^  en  waarin  zy  zich  menigmaal  ver- 
ioopen« 
i,De  agterlykheid  der  Rus/i/chcl&otTm  in  alleHandwcrk- 

l  ly- 

0)  Zie  den  XXII  BrieR 


BESCHOUWING*  g^p 

l^e  Rbnftén,  in  vergelyking  met  de  Boeren  van  andere 
^keu  in  Em^pa^  loopt  den  oppervlakktgflsu  berchouwer 
ta  'c  oog.  't  k  waar,  toen  wy  digter  by  Petersburg  kwa« 
sen  ,  en  nader  aan  de  berchaafde  deelen>van  Etiropm^. 
konden  wy  niet  naalaaten  op  te  merken «  dat  de  D«rpelin«< 
gen  iets  meer  van  de  geryflykbeden  des  leevens  besaten  » 
en  eeoigzlns  verder  gevorderd  waren  »  in  de  kennis  der 
Boodsaaklyke  Kunden ,  dan  xy  die  tnsfchen  ToIUzin  ea 
Moic^  onse  opmerking  trokken.  De  planken  werden  min- 
der met  de  byl  gehakt ,  het  bont  saageo  werd  een  mia 
vreemd  verTchynzel:  de  Hutten  werden  ruimer ,  gemakly* 
ker,  waren  met  groot'er  openingen,  en  doorgaans  mee 
Schoorfteenen  >  vooreien ,  ook  was  'er  meer  Huisraads  in^ 
'  als  mede  houten  en  aarden  Keukengeteedrchap. 

„  Hunne  vordering  in  befichaafÜheid  is ,  nogtbans ,  ge- 
ring, en  verTcbeide  blyken  van  verr^ande  barbaarschbeid 
vielen  onder  onze  opmerking,  geduurende  den  dagelykrcben 
ommegang ,  dien  wy  met  de  Boeren  hadden.  Eén  voor^ 
beeld  zal  ik  'er  van  ophaalen ,  't  geen  zal  kunnen  dienen^ 
om  te  toonen,  in  welk  een  jammerlykeo  ftaat  van  onkun- 
de het  gemetne  volk  als  nog  gedompeld  ligt.  In  veele 
Gezinnen  tronwt  een  Vader  zyn  Zoon ,  terwyl  deeze  een 
Jongetje  van  zeven,  acht  of  negen  jaaren  is,  uit,  aan  een 
Meisje ,  veel  verder  in  jaaren  gevorderd  ,  om  ,  gclyk  hy 
Voorgeeft ,  een  bekwaam  Vrouwsperroon  ,  tot  het  doen 
van  Huiswerk ,  te  krygen :  hy  houdt  gemecnrchap  met 
deeze  zyne  Schoondogter ,  by  welke  hy  niet  zelden  ver- 
fcheide  Kinderer  verwekt.  Op  myne  reis  zag  ik ,  in  zom» 
mige  Hotten,  als  't  ware,  twee  Moeders  des  Huisgezins» 
de  een  des  Boers  eigen  Vrouw,  oud  genoeg,  om  diens 
MoeJer  te  weezen  ,  dé  andere .  in  naam  ,  zyna  Zoons 
Egtgenoot  ;  doch  met  de  daad  Vaders  Byzit.  Deeze 
Bloedfchendige  Egtverbintenisfen  ,  door  ingeworteld  ge* 
bruik  gewettigd,  en  toegedaan  door  dé  Parochie  Priesters» 

Ï reepen  voorheen  meer  plaats  ^an  tegenwoordig ;  want» 
aar  het  volk  eenigzins  befehaafder  geworden  is ,  en  de 
Priester  wat  meer  verlicht ,  terwyl  ook  het  Staatsbeftuur 
die  Bgtverbintenisren  niet  aanmoedigt,  verminderen  zy  van 
tyd  tot  tyd,  en  't  is  te  hoopen,  dat  zy,  eerlang,  in  't 
geheel  niet  zullen  geduld  worden. 

„  De  Boeren ,  die  Postpaarden  bezorgen  ,  draagen  den 
naam  van  Tamshics  ,  en  genieten  eenige  byzondere  voor- 
regten.  Zy  zyn  verpligt ,  de  Postbooden  en  Reizigers» 
voor  eenen  zeer  geringen  prys»  aan  Paarden  te  helpen;  in 

ver- 


57a  W.  COXB9  BESCHOUWING. 

vergoeding  hier  voor  ,  zyn  ze  ontflaagen  van  het  Hoofd-* 
geld ,  eo  loopen  geen  gevaar ,  om  als  Soldaat  aangerchreevea 
te  worden:  dan,  niettegenRaande  deeze  vrydommcn,  is  de 
prys ,  welke  zy  voor  't  gebruik  hunner  Paarden  ontvangen^ 
zo  gering ,  dat  zy  ze  altoos  met  den  grootftea  wederzin 
laveren.  — ;    't  Is  voor  eenen  Vreemdeling ,  die  met  fpoed 
begeert  te  reizen ,  volftrekt  noodig,  dat  by  niet  aJ/een  een 
Paspoort,  maar  ook  een  Rusfisch  Soldaat  tot  Reisgenoot» 
hebbe.    Oeeze ,  in  ftede  van  na  het  twisten  der  Qoeren  te 
luisteren ,  of  na  het  traaglyk  overleg  des  Postmeesters  te 
wagten ,  treedt  terftond ,  naa  het  aat^omen ,  in  bet  Posi^ 
buis  ,  en  beOist  de  zaak  door  de  kragtige  tusfchenkomsx 
van  zyn  Hok.    De  ttoeren,   wel  ras  tot  zwygen  gebragt 
door  deeze  ftomme  taal ,  maaken  geen  zwaarigheid  ,  om 
terftond  voor  den  bepaalden  prys  te  ryden  ,   en  de  Paar« 
den  komen  ras  te  voorfchyn. 

•  »,  Op  onze  Reis  door  Kusland  ftond  ik  grootlyks  ver* 
fteld,  over  de  geneigdheid  der  Inboorlingen  tot  zingen: 
zelfs  de  Boeren  , die  Voerlieden  en  Voorryders  waren»  zarea 
niet  op,  of  zy  begonnen  een  Ueuntje  te  zingen,  en  hiel- 
den daar  mede,  zonder  ophouden,  verfcheide  uuren  aan» 
Doch,  't  geen  my  't  meest  verwonderde,  was,  dat  zy  nu 
en  dan  in  Party  zongen :  dikwyls  ontdekte  ik »  dat  zy 
eene  foort  van  zamempraak  al  zingende  hielden  ,  vraagen 
deeden,  en  antwoorden  gaven,  even  of  zy  (als  ik  bet  zo 
mag  uitdrukken)  zuigend  fpraken. 

„  De  Voerlieden  zingen  van  het  begin  tot  het  einde 
van  den  Postweg ;  de  Soldaaten  zingen  zo  lang  zy  op  marsch 
zyn ;  de  Landlieden  zingen  onder  het  verrigteu  van  den 
zwaarden  arbeid ;  de  Herbergen  weergalmden  van  de  ftem* 
men  der  Zangeren;  en;  by  itille  avonden,  hoorde  ik  dik^ 
wyls  de  zingende  Stemmen  opgaan  ,  uit  de  omliggende 
Dorpen/' 

^  Wy  hoopen  eerlang  weder  in  ftaat  gefield  te  worden» 
om  van  dit  aangenaam  en  leerzaam  Werk  te  fpreeken. 
Heeft  de  Venaaler  met  rede  gezegd  »  dat  moorb  geen 
'coxB  ,  en  coxa  geen  moore  is ;  wy  moeten  bekennen » 
by  het  leezen  ven  dit  tweede  Deeltje ,  eene  meerdere  ge- 
lykheid  tusrcheu  deeze.  twee  gevonden  te  hebben,  dan  wy 
ons  verbeeld  hadden. 


Gs* 


GEBBDEBOBK  VAN  EEN  CATHOLYKEN  BOER,  ^7^ 

Gtbcdebock  van  een  Hoogduitfchen  Roomsch  Catholyken 
Boert  onder  het  gebied  van  Keizer  joseph.  In  Svc?,  41 
bladz.  Alom  te  bekomen^ 

In  navolging  van  het  onlangs  afgegeven  Gebedeboek  van 
den  Keizer Q*), heeft  men  een  foortgelyk,  doch  vermoe* 
delyk  van  wat  fterker  Catholyke  hand  ^  Gebedeboek  van 
een  Boer  onder  zyn  Gebied^  voor  den  dag  gebragt.  Wy 
«ünhen ,  onzes  agtens^  niet  beter  doen ,  dan  de  Gebeden 
i>ver  dezelfde  onderwerpen  j  die  wy  uit  het  eerfte  verkoos 
xeti,  ook  in  dezen  uit  het  laetfte  over  te  neemen.  Dat 
by  bet  intrekken  en  vernietigen  van  fommige  Kloosters 
luid  aldus. 

4,  Onze  Keizer  wordt  ons,  als  fpreekende  over  zyne 
-Ordonnantie  wegens  zommigci  Kloosters ,  voorgefteld,  op 
^eze  wyze:  „  Ik  doe  nu  cenen  ftap ,  die'my  eene  uienii 
,9  te  van  vyanden  op  den  hals  haaien,  en  die  zelfs  van 
-,,  veele  anders  goede  Onderdaanen  niet  onberispt  zal  bly« 
„  ven." 

,  „  O  eeuwig  alwys  wezen  i  alweetjïnd  God !  —  G^ 
«iet  zyn  hart,  en  weet  of  hy  aüeenlyk  het  wel^yn  der 
Menlchen , alleenlyk  den  voorspoed  zyner  landen,  tot  oog* 
merk  heeft.  ^ 

■  5,  Jefüs,  uw  eeuwig  mcdewezenlyke  en  mensch  gewoï- 
den  Zoon  leerde  daadelyke  broederliefde^  en  raadde',  tet 
1)ekooroing  der  volmaaktheid,  den  ryken  Jongeling  alle  «y- 
ne  goederen  te  verkoopen ,  en  het  geld  daar  van  den  At* 
men  te  geeven. 

,,  Is  bet  getal  der  géenen,  welken  in  de*  Kloosters, 
xex  betrachting  dier  Goddelyke  Raaden,  zich  begecveh 
fïebben^  voor  de  tegenwoordige  dagen',  te  zeer  vermenig- 
vuldigd? — ^  Of  hebben  vleiers,  die  den  Keizer  omrin- 
gen,  en  alle  Geestelyken  haaten.  Monniken  en  Nonnen ^ 
•door  hunne  lasteringen ,  by  den  Keizer  onverdraagelyk 
'gemaakt?  —  Zyn  de  beste  Geestelyken  thans  de  vyan- 
den der  Hovelingen,  om  dat  zy   hen  de  waarheid  zeggen? 

Noemen  zy  de  befchaaraing  dfei*  'Godsdiensthaatérs 

'het  prediken  van  Broederhaat?  — • 

„  Ai!  doe  den   Keazer  toch  de  fnoode  inzichten  zyner 
valfche  vrienden,  by  tyds,   gewaar  wenrden;   op  dat  Hy 
<le  magt,  welke  Hem,  naar  Üw  eeuwig  wys  plan,  in  han- 
del 
..  O  Zie  4)0veailad2.  400«      .  ^    • . .    .  f 


|(74  '  OUUBDBBOK' 

den  gegeeven  Is»  niet  misbruike,  met  de  Kloosters,  bet 
eene  na  bec  andere,  te  vernietigen;  en  ia  die  phatzea^ 
in  welken,  om  de  omftaodigheid  des  tyds»  d«  vermiiide* 
ring  der  Kloosters  noodig  geacht  wordt,  bet  goede  niec 
ten  balve  verrichte,  door  enkel  af  te  breeken;  maar  zorg 
draage,  dat  de  overige  Kloosterlingen,  aoo  veel mogelyk , 
naar  haare  eerlle  en  zuivere  groadbeginEeteO)  waardige 
Navolgers  van  Uwen  Zoon ,  onzen'  Goddelyken  Leeratr^ 
worden. 

,,  Sterk  Hem  derbalven,  ecawig  ahnacbtig  Wezenl  te» 
gen  alk  tegen  (hee vineen  e»  fpotterayen  dec  gedoopte  (ter 
geloovigeu,  die  mislchien  in  het  Keizerlyk  Hof  te  ytA 
ingang  hebben;  fegen.  ^He  afkeurende  voordeUingm  vat 
partydige  Ministers  en  Ongodsdienftige  Raaden;  teget 
de  fchoonfcbynende  reden  der  meafcbelyke  wysbeid  van 
2ommige  fiisichoppen,  die  den  naam  hebben  dat  zy  ï/^ 
ven,  en  echter  dood  zyn;  tegen  het  mqrren  derzulke« 
van  zyn  volk,  die  jeukeng  van  ooren  zyn  naar  nieowig- 
beden;,  die  ongeregeld  wandelen,  en  nkt  naar  de  over- 
levering,  welke  zy  van  Uwe  Apostelen  ontvangen  heb- 
ben; op  dat  Hy  alle  goed  werk  door  U  onderarmen, 
ter  bevordering  van  Uwe  alléénwaare  Leerin^  ter  zalig- 
heid, en  bet  welzyn  zyner  Landen^  gelukkig  en  fi^idi. 
vastig  voleindel   Amen.'* 

De  daer  aen  volgende  gedachcen ,  ovea  de  invoering  van 
de  Tolerantie,  zyn  van  dezen  inhoud. 

„  Eeuwig,  oobegrypelyk  wezen!  Gy,  ep  onze  Keizer 
gedenkt  bier  aan  met  blydfthap,   ayt   geheel  liefde,  es 

ryk  in   Barmhartigheid.  Uwe  zonne  gaat  zoo  wel 

op  over  den  Godtogenaar,  als  over  den  Christen.  — 
Üw  regen  maakt    zoo  wel  de   velden  der  d waalenden^ 

als  die  der  waare  Geloovigen,  vruditbaar. >  Gy  geeft 

den  Ontmoedigen  genade,  en  zyt  machtig,  uit  fmoes 
zelfs.  Kinderen  van  Abraham  te  verwekken* 

„  Schoon    uw  Goddelyke  Zoon  verzekerd  heeft,  dac 

al,  wie  met  Hem  niec  vergadert,  verOrooit;  Wie 

zyoe  Kerk  niet  en  hoort,  als  een  Heiden  en  Pttblihan 
te  houden,  en  wie  niet  gelooft,  reeds  veroordeeld  ia, 
heeft  Hy  echter  ook  geleerd,  het  onkruid,  als  het  zonder 
gevaar  der  Tarwe  niet  uitgerooid  zou  worden,  te  laarea 
wasfen  tot  den  Oogst. 

„  Uwe  liefde  en  barmhartigheid  ^  eeuwig  wez^o,  fpoo 
len  ook  onzen  menschlievenden  Keizer  tot  liefde  en  zacht- 
moedigheid Jegens  alle  menfchen  aan*  ^  Zou  ik.  Uw 

«Schep- 


TAN  Uil  CATHOLTURMftR.  ,      575 

;V  Seliq^l»  M  9cgc  H]r  in  syn  gebed  totU  , ,»  ook  niet 
^  v«rdraaftzaftm  synl  — »  Zou  ik.niec  toeflaan  dat  ieder  vaa 
^  myoe  Qbdefdaanen  U,  op  zyne  wyze»  aanbidde!  Zou 
k^  ik  beB  vervolgen,  die  aodeis  dachten  dan  ik»  en  dem 
^  dwaakaden  door  bet  zwaard  bekeerenl  ■  ■  Neen^ 
^»  Aioachtig  Wezea !    wiens  liefde  alles  in  zich  bevat  ^ 

,,  zulks  (vewolgt  HyO^y  verre  vao  oyl Ik  wil 

^9  U  getj^  syn  9  90  verre  een  fcbepzel  zulks  weezen  kan. 
pp  Ik  wil  verdraagzaam  zyn  als  Gjrl" 

.    ^Wölfc  attie  Qodsdjenttige  |foogingl .  Gy,  eeuw^ 

ge  w«|irbeidlhaa£  atte  valschbeid  en  dwaaling;  doch  bemint 
de  menfchea  $  wiU: »  dat  zy  alle  zalig  worden ,  en  tot  de 
kèanisfe  dier  waarheid  komen,  ■  ■•  ■"■  Opk  zyn  de  byzon* 
c^  S^dactKeA  des  I^eis^ers  »  (gelyk  die  des  Paus. zelfs ^ 
hoe  verlicht  en  verheeven^  nog  altoos  als  menfchelyke « aan 
dwaalingeu  onderhevig ,  en  kunnen  de  onfcilbaare  regel 
vilR  bet  Odoof  zynet  C)nd«r^kasineft  aiet  genoemd  worden* 
^  Eén  winede  eeweetensdy«aiig  aai  dan  nooit; «"  (fchym 
by  te  willen  zeegen ,)  ,9  in  myne  Siaatea  heerfchen.  De 
pp  waare  Godsdienst  leert  de  waarheid  en  de  deugd  be* 
*,,  minnen :  van  de  valsdiheid  en  de  ondeugd  een  afkeer 
^,  hebben  9  doch  niemand ,  die  U ,  eeuwig  Wezen !  naar 
^  de  Godsdienflige  begrippen ,  in  myn  llyk  toegedaan  » 
,^  op:  die  wyze,  welke  Hem  het  beste  dunkt,  aanbidt , 
^  zal  ik  hierom  van  zyne  goederen  of  van  het  leven  be« 
,^  rooven.  —  Dat  dan  voortaan  alle  .fchandelyke  fte- 
^,  tenen  der  bdosheld  verbrooken  zyn;  en  daarentegen  de 
,,  zoete  band  der  Christelyke  liefde,  welke  zich  met  zacht* 
9«  noedigbeid  beyvest  \  om  een  ied^et ,  die  van  de  waac- 
pyhéd  afdwaalt ,  op,  den  weg  der  zaligheid  te  .brengen» 
9ft  myne  Onderdaanen  voor  altoos  vereenige  1'* 
.  n  Zommise  woorden,  zyn  in  het  door  den  druk  verfpreid 
Qebed  des  Keizers  wel  eenlgzins  anders;  doch  waarfchyn- 
lyk,  4oK>r  een  dwaalend  gerucht,  niet  naar  waarheid  op* 
gogeeven  ;  want  onze  Keizer ,  opnecht  menschlievena,^ 
wil  niet  de  dwaalit^en ,  die  den  misleiden  rampzalig  rnaa* 
ken  ;  nMar  wel  ilit  cxigelukkigen  begunftigen  ,  op  dat  zy 
bet^r  Qnderweezen  worden,  gelyk  Gy,  ö  God!  die  geen 
behaagen  hebt  9  in  den  dood  des  geenèn  »  die  verloorea 
gaat^  ben  door  goedertierenheid  tot  boetvaardigheid  aan- 
leidt* 

,,  Men  doet  daarenboven  den  Keizer,  in 'het  voornoemd 
Gebed  j  seggen  :  „  Ik  weet ,  dat  ik  veele  zwaarigbeden 
^  aal  noecea  te  bovea  koomeU)  ea  dat  de  meeste  zuüeii 

„  koo. 


57<^        cbbbdeAokR'TAN  bkn  CAraóL^ttf9  boer* 

„  kootncii  van  hun. ,  die  zich  Uwe  Priesters  noemcü}'' 
maar  overhaasting  heeft  in  het  ilot  van  dat  gezegde  ees 
woordje  bygevoegd,  een  woordje  uitgelaaten ,  en  tet  laat* 
fte  kwaalyk  uitgedrukt  (t);  dewyl  men  behoort  te  leezen: 
',,  dat  de  meeste  zwaarigheden  ,  (tegen  de  zachtmoedige 
„  uitroeijinjen  der  valfiche  Godsdienften ,)  zullen  koomen 
„  van  hun,  die  de  Haaiers  uvfer  Priaters  zjnC^ 

„  Keer  derhalvtn  uwe  magt  niet  van  onzen  Kefzer  af: 
onderlleun^Hem ,  ipet  Uwe  liefde  ,  eeuwig  onnafpeuriyk 
Wezen  !  op'  dat  Hy  alle  hindemisfen  der  waare  God9> 
diensthaaters  gelukkiglyk  moge  overwinnen  ,  en  de  wet 
van  uwen  eeuwig  medewezenlyken  en  menschgewoidca 
Zoon,  onzen  Goddelyken  Leeraar,  wegens  *t  booren  Zy* 
ner  Kerk,  met  verdraagzaamheid  en  liefde  door  Hem  vee 
vuld  worde,    Amen/* 

(t)  Deze  foort  van  aenmerkingtn  komt  wat  vreemd  voor  ia 
een  Gebed  ;  of  men  moet  het  op  het  cbaracter  van  een  Hoog- 
duitfcben  Boer  aflchryven. 


De  Advocaat  der  Vrou\fUjke  Kunne;  en  vel  yoornaamenUjl 
der  jonge  Dochteren  en  Wedit/fvrouvfen :  met  artikelen 
van  be7Avaai* ,  tegen  de  grillen  van  Madame  de  veroU' 
derde  Gev^oonte  ,  die  de  Vroimlijke  Kunne  daar  do^ 
lange  in  haar  aangebooren  Recht  en  Vryheid  heeft  ytf' 
kort.    In  groot  oüavo^  44  bladz. 

Het  hoofdbezwaar  door  deezen  Advocaat,  tegen  Mada* 
me  de  Verouderde  Gewoonte ,  ingebragt ,  is  tweeledig* 
,  „  I.  Dar  de  Vrouwelijke  Kunne  meer  toegedaan  wor- 
,.  den  de  zinnelijke,  dan  de  nuttige  en  leerzaame  vermaa- 
„  ken.'*  Men  laat  de  Vrouwen  gereedlyk  toe ,  he?  komeif 
in  den  Schouwburg  ,  het  vermaak  neemen  in  de  Operas, 
het  bywoohcn  van  Concerten  ,  Balletten ,  Oanspanyen  , 
Prutloften  ,  Spcelreisjes  ,  en  dergelyken  ,  die  de  zinnen 
ftreelen  :  maar  men  vergunt  haar  niet  te  verkeeren  in  de 
openbaare  Oefenfchoolen  der  Weetenfchappen ,  of  te  vcr- 
fchynen  in  de  byeenkomften  der  Maatfchappyen ,  daar  de 
fchoone  Natuurkunde,  Wysbegeerte  of  andere  fraaie  Wee- 
tenfchappen ,  ter  verrykinge  van  den  geest  met  nutte  kun- 
digheden, behandeld  worden. 
„  a.  Dat  de  Vrouwelijke  Sexe  alle  de  onredelijke  nei^ 
gingen ,  aandoeningen  eu  hanstochten  zo  zeer  rot  geen 

,,  fchan« 


QB  ADVOCAAT  DBR  VEOUWBLIJKE  KUNNE*  577 

,9  fchande  gereèkent  worden;  dan  de  redelijke  neigingen  » 
^  aandoeningen  en  hanstocbten:  in  welke  beide  Artikelen 
,9  de  Mannelijke  Knnne  zeer  veel  boven  die  der  Vrouwe- 
„  lijke  bevooideek  is.^  Men  ziet  in  de  Vrouwen  veel 
onredelyks,  in  haare  driftige  werkzaamheden  yligtlyk  over 
'(  hoofd;  men  verfchoont  baar  als  de  zwakke  Kunne,  ter 
oorzaake  haarer  cedergevoeiigbeid  :  maar  als  die  tederge- 
voeligbeid  eene  jonge  D^gter  of  Weduwvrouw  in  *t  lluk 
der  Huwelyksliefde  y  ter  verkryginge  van  een  Ëgrgenoot , 
dien  zy  aan  zig  wenscht  te  verbinden,  op/ eene  redely- 
ke  wyze  doet  werkzaam  zyr ,  dan  (lelt  zy  zig  bloot  aan 
fpot  en  fmaad.  Een  Jongeling  mag  in  dit  alles,  onbe* 
fprooken,  openbaar  handelen,  en  eerlyke  maatregels  nee» 
men:  maar  zy,  zy  mag  hier  niets  openbaaren;  zy  mag 
niets  doen;  zy  moet  alles  fmooren,  en  alles  nabaten; 
fclioon  zy  veel  tederder,  veel  gevoeliger  van  hart  is  dan 
een  Jongeling. '* 

Na  deeze  bezwaaren  uitgebreid  en  in  hunne  kragt  vooiw 
gefteld  te  hebben,  brengt  de  Advocaat  de  volgende  drang- 
redenen»  ter  begunftiginee  zyner  Cliënten  te  berde. 
„I.  Dewijl  zij,  uit  kragt  van  haare  aangebourene  aan- 
doenlijkheden,  meerder  fmerten  gevoelen,  dan  de  Man- 
nen gevoelen  zouden  ,  indien  die  daartoe  eens  gecondem» 
nccrt  wierden. 

,,  2.  Om  dat  zij  die  middelen  niet  hebben  als  de  Man- 
nen ,  om  haare  neigingen  vrijelijk  te  mogen  uitoeflTenen; 
het  geen  haar  des  te  meer  het  zelfde  recht  geeft  als  de 
Mannen ,  om  dat  zij ,  met  eene  aandoenhjkheid  boven  de 
Mannen,  gebooren  worden* 

„  3*  Om  dat  zij  eeven  vrij  gebooren  zijn  als  de  Mannen. 
.  ,,  4«  On^  dat  zij  daardoor  gelukkiger  en  verftandiger 
zouden  kunnen  worden  als  nu. 

9^  5.  Om  dat  bet  redelijke  zaaken  zijn,  die  ik  verge, 
cn  geen  onredelijken  of  flechts  zinnelijken. 

^  6.  Om  dat  het  natuuriijk  recht  zelfs  voor  haar  pleit. 


„7.  Om  dat  het  geen  fchade ,  maar  wel  voordeel  aan 

I  Maatfchappij  der  Menfchen  kan  toebrengen. . 

,9  8.  Om  dat  zij ,  zo  dra  zij  in  't  Huwelijk  koomen  » 


ineer  fmerten  moeten  doorftaan  ^^  en  als  Slaaven  verbonden 
2ijn  aan  de  Kinderen  en  huiszelijke  zaaken:  ja  daarbij  on* 
der  h^aren  Man  moeten  ftaan:  daar  hij,  in  tegendeel ^  de 
gelegenheid  tot  alle  geoorloofde  uitfpanningen  dagelijks 
bliïft  genielen." 
Op  het  eerde  inzien  beTchouwden  wy  dit  Stukje  als  ee« 

JQ.  DBBL.  U.  ALG.  LETT.  NO.  J4.  T  t  ne 


578  DR   ADVOCAAT  DBtt  VROUWELIJKS  KDITNK.' 

.nc  foort  van  Spotfchrift,  dat  egier  niet  geestig  uitgevoerd^ 
was  ;  dan  *t  verder  doorbladeren  deed  ons  eenigzins  ge* 
iooF  flnan  aan  de  betuigingen  van  den  Autheur  m  zyit 
Voorbcrigt  ,  en  vermoeden  dat  het  hem  ernst  ware.  Dit- 
laatQe  waar  zynde,  dan  komt  het  ons,  alte  andere  bedeir- 
kingen  hier  tegen  daar  laatende ,  voor ,  dat  de  Advocaat 
zig  een  vérdigt  Utopia  voor  den  geest  ftek:  de  tegen  ivoor. 
dige  eeuw  ,  in  welke  de  Galanterie  en  de  zogenaamde 
fmaak  du  ton  Ton  dennaate  heerscht ,  is  alchans  voor  zo- 
danig ccne  inrigiing  geheel  niet  gef'chikt ;  en  't  zou  vol- 
Ürekt  ondoenlyk  zyn,  dit  door  eenigerleie  fchifiing  te  ge- 
moet  te  willen  kómen. 


Kictnve  Zedehke  Fcrhaalen  ,  f^evo^frd  naar  het  Hoo^duitsch  van 
SOPfilE  voN  LA  ROCHE,  door  j.  w.  CüRTBN.  !n  V  Gfavenhag^, 
by  L.  Gautier  Junior,  1786.     In  oSavc,  224  blüét* 

Tn  het  opftellcn  deezer  Verhaalen  is  de  natuur  gomeeofyk  zeer 
"*  wel  in  agt  genomen  ;  hebbende  MejufTrouw  Sopkie  zfg  nier. 
zo  zeer  toegelegd  op  bet  wonderbaarlyke »  of  by  uiiflek  zeld. 
zaamó  ontmoetingen ;  als  wei  op  hec  geen  in  bet  gewoone  be- . 
leop  des  menschlyken  leevens  voorvalt;  om  de  befchouwing 
daarvan  »  op  cene  uitlokkende  wyze »  onder  het  verhaal  van 
trefieirde  gebe^urtenisfen  »  te  doen  dienen  ,  ter  aanWyzinae  van 
den  heflzaamen  invloed  van  den  Godsdienst »  en  hoe  de  emfKg« 
betrs^ting  onzer  pligten  eigenaartig  ter  bevorderinge  van' ons 
welzyn  ftrekt.  Elk  der  vyf  Verhaalen,  hier  byeen  gebragt,  loopt 

op  dit  hoofdbcdoelde  uit. In  do  gefchiedenis  van  AdeiituU 

•n  Laura  •  mag  Ad4inde  ongelukkig  het  voorwerp  van  den  on-* 
natuurlykcn  nfkeer  haarcs  Vaders  zyn,  het  teder  hart  van  Aav 
ra  s  den  j  immerens  waaraf  gen  toedand  haares  Zusters  vemeemen- 
de  ,  en  tevens  ha  !rc  (landvastige  aankleeving  aan  baaren  pligt 
vergaande  ,  brsngr  wel  dra  een  gunftigen  keer  te  wege .  di« 
cerlanp;  de  heilzaamde  gevolgen ,  ook  het  Vaderlyk  berouwy 

met  zig  voert.  Ben  ander  Verliaal ,  getyteld  de  fod^icyr- 

ge  Liefde  f  fchetst/ons  in  Elize  de  kïagt  der  kuifche  Min  ;  en 
in  WHshtch ,  derzelver  voorwerp »  het  charaöer  van  een  nienschpi 
dié  ,  hoewel  niet  ontbloot,  van  goede  beginzelen  ,  eeoc  kuifche 
Min  niet  naar  verdiende  gadeflaat,  en  gehoor  geeft  aan  de  vèr«v 
leidingen  der  Wellust.  Aüs^i  vindt  eerlang  eene  dille  kalmte» 
en  leeft  gelukkig;  maar  IVeishach  ^  jn  onrost  leevende,  nadert 
den  oever  des  vcrderfs.  Tot  inkeer  gekomen  zynde,  TiCemthy 
zyne  toevIup;t  tot  lUize  \  deeze  ,  v;in  eene  liefde -yerbindtenis 
met  hem  afkeeiig,  weigert,  hem  egtcr.geen  betoon  van  vriend- 
{kbap;  ze  bewerkt  zyn  geJukdaar»  en  hy  vindt,  in  bet  genot 


^tfetfWÊ  ZSDELYKE  VBRHAALEIST.  579 

é«r  reine  vritndrcl^p  alleen  alles  wat  hem  'het  leeven  aange- 
naam en  Heflyk  kan  maaken. Het  voorval  van  Feminand 

èn  \feline  toont  ons  welk  een  kri^ttgcn  invloed  de  Godvrugti- 
ge  beiragting  van  den  kinderpligt  cener  Dogter  hebbe ,  op  het 
hart  van  eenen  Godsdienftigen  Jongeling;  en  doet  ons  met  een 
gevoelig  vermaak  zien,  hoe  de  Vader  v.:n  Ferdinandt  door  alles 
ten  fteitfte  aangedaan,  gereedlyk  befluite»  om  zyne  toeftemming 
te  geev^n  .ot  deszelfs  egtverbinrenis  met  Melme »  welker  Moe- 
der, met  haar,  uit  de  ongelukkigfte  ömfiandigheden  gered  word; 
waarop  het  ganfche  huisgezin  de  overige  leevensdagen  in  een 
Godvruchtig  genot  van  den  overvloed  mag  (lyten.  —  De 
gelchiedenis  van  Elma ,  met  de  uitwerking  van  haar  charaöcr 
op  bAwaid^  niet  oneigen  genoemd  de  belooning  der  Deugd  ^  heeft 
Jnsgelyks  h.)are  leerzaame  bevalligheid.  Edipald ,  verftandfg  Gods- 
dienftig  opgevoed  ,  geraakt  ongelukkig  in  de  handen  van  een 
Oom ,  van  ^allen  Godsdienst  vervreemd,  die  hem,  op  eene  h\xU 
tenlandfchc  reis,  tot  eene  ongebonden  leevensmanier  vervoert;  , 
en  by  zyn  overlyden,  door  zyne  nalaatenrcbap,  in  (laat  gefield 
liad,  om  op  dien  voet  te  kunnen  voortgaan.;  *t  welk  ook  £rf- 
^*ald  indier voege  agtervolgde,  dat  weelde  en  weIU:st  zyne  jeug- 
dige kragten  ondermynden.  fn  deeze  omftandigbeden  (rof  zyue 
Moeder,  Lacly  Guriien .  die,  met  haaren  Hofmeester,  den  deugd^ 
zac.men  opkweeker  van  Edwaidf  op  reis  gegaan  was^  om  haaren 
Zoon  na  te  fpeuren,  hem  te  Parys  aan;  en  zy  ondervond,  tot 
overmaat  haarer  droefheid,  hem  dermaate  afkeerig  van  haar, 
dat  zy,  haares  ondanks  ,  ab  genoodzaakt  ware,  hem  aan  zig^ 
zclven  over  te  laaten*  in  haare  te  rugreize  met  den  Hofmeester, 
na  Engeland ,  hadden  zy  het  geluk  van  eene  jonge  Juffrouw, 
met  naame  Klnta.  uit  het  dreigcndfte  itevaar  te  redden,  en  de 
ondemeeming  van  derzeiver  fchaaker  te  verydelen.  Deeze  Elma 
voldeed  voorts  zo  uitneemend  wel  aan  Lady  Gurden  ,  dat  zy 
eerlang  beflooten  dezelve  (tevwyl  haar  Zoon  volkomen  affhnd 
van  alle  zyne  regten  gedaan  had,)  toe  haare  Dogter  aan  te  ne^ 
men.  Intu  fchen  was  ook  Edwaid  in  Engeland  gekomen ;  en 
een  zamcnloop  van  omftandigheden ,  die  de  Hofmeester,  met  de 
to^emming  van  l.ady  Gurden  •  begunftigde ,  had  ten  gevolge^ 
dan  Edwaid ,  tot  een  iuzigt  van  zyn  verkeerd  gehouden  gedrag 

fckoinen ,  door  *t  braaf  charader  van  Elma  getroffen  ,  tot  de 
)eugd  wedergekeerd  ,  mee  zyne  Moeder  verzoend  ,  eene  ge- 
lukkige egtverbintenis  met  Elma  floot ;  die  aller  harten  met  de 
uiterfte  vreugde  vervulde.  — —  Ten  laatften  ontmoeten  we 
hier  nog  het  wedervaaren  van  Misf  Kery  en  Sopkia  Gallen ,  dat 
ons  mede  de  gelukkige  uitwerking  der  Deugd  kenfchetst.  So' 
phia  Gallen  ,  befchaafd  en  deugdzaam  opgevoed  ,  had  haaren 
braaven  doch  ongelukkigen  Vader,  zyndc  haare  Moeder  al  vroe- 
ger oycrlecden,  door  den  dood  verlooren.  Deeze  Man,  die  zyn 
lammcriyk  lot  met  eene  gelaatene  onderwerping  aan  de  Godly- 

Tt  2  ke 


SiO  imWS  SBDBLTn  VBRMAAUIV»         ^  * 

ke  Voorzienigheid  droeg,  liad,  voor  svn  overlyden»  xynt  Dog* 
ter  ,  op  den  voorflag  vah  den  Predikant  fVatzon  en  dessseUi 
Zuster  Eutro'sine,  aan  de  befchemiing  dier  Godvrugtigen  en 
Mcnsohlievenden  aanbevolen ,  en  haar  tot  een  erkentelyk  gedrag 
aan  deeze  haare  Weldoeners  vermaand.    Zy  hadden  diestyds 
ook  onder  haar  opzigt  Wsf  Kery ,  geduurende  de  uftlandigteid 
haares  Vaders     Deeze  jonge  JüfTer  was  zeer  eigenzfnoig ,  en 
van  daar  moeilyk  te  beftuuren*  geveest ;   maar  de  nu  volgende 
verkeering  met  Sophia  ,  het  voorbeeldig  en  inneemend  geef  rag, 
dat  zy  beflendig  met  een  hartlyke  vricndlykheid  hield*  had  die 
gewenschte  uitwerking  op  het  hart  van  Mt{j  Kery  9  dat  zy  daad- 
lyk  teii  beste  veranderde «  en  genoegzaam  eene  tweede  Sephië 
wierd.    Terwyl  dit  lVaf.z%n  en  Eufrozim  verheugde»  keerde, 
na  verloop  van  eenigen  tyd,   de  Heer  Kerv  weder;  begaf  zig 
aan  't  huis  van  fVAczon^  en  ontmoette  voorts  zyoe  I>ogter;  dier 
•na  de  eerde  ontmoeting,  die  S^pkia  aan  haaren  Vader  aanbood, 
onder  de  fterkfte  betuiging,  hoe  veel  zy  aan  Sophia  verichuldigd 
Ware;  terwyl  zy  tevens  haare  dankbaare  erkentenis  aan  tVatx»m 
ten  vuurigtle  uitboezemde.    De  Heer  K$ry  had  by  zig  twee 
-Jongelingen,  2!loonen  van  eenen.  overleeden  Vriend,  dfe  hem  in 
'Ooscindiën  veel  dienst  gedaan  had ;  en  welke  Jongelingien  oc^ 
ten  naauwlle  aan  hem  verbonden  waren,  doordien  hy  hen,  daar 
ey»  weggevoerd  zynde,  zig  in  leevensgevaar  bevonden  ,  genfd 
had.    De  Jongelingen  agtten  hem  deswegens  als  hunnen  Vadei; 
en  Misf  Kery  ,  ZO  teder  aan  SopUa  verknogt ,  begeerde  niets 
kragtiger,  dan  dat  hiar  Vader  ook  Sophië  als  zyne  Dogter,  en 
iiaar  dus  als  twee  Zusters^  zouden  aanmerk».    En  *t  leed  niet 
Jang,  of  'er  werd  ,  tot  aller  volkomen  genoegen  ,  een  dubbeld 
huwelyk  voltrokken  ,  tusfchen  deeze  zogenaamde  Zusters  en 
Broeders,  welken  eenpaarig  den  Heer  Kery  hartlyk  met  den 
eerbied  waardigen  naam  van  Vader  benoemden.     Hier  benevens 
genooten  tVatTion  en  Eüfrozine  het  onfchatbaar  voorregt ,  van 
4ils  weldoeners  bemind  én  geagt  te  worden;  terwyl  zy,  in  het 
byzyn  hunner  geliefde  Vrienden  en  Vriendinnen ,  al  het  genoe^ 
•gen  fmaakten,  he:  welk  ons  leeven  op  deeze  waereld  kan  ver« 
tasrngenaameii ,  en  dat  ons,  met  een  gerust  en  onbevlekt  gewee* 
ten,  de  eeuwigheid  Kan  doen  inftappen. 


Trh 


J,  LUDIMAVy  T&nWfUZAAU  f  tl 


Triumfhzaal  ran  jfstrülog^fc^  V^orzefrginften ,  of  de  nieuwe  Spif* 
gel  der  ffaereld  ,  van  den  roemverdief\ende  Philefophifche  ^  Oe* 
neeS'^  en  Planeetkundige  DoBor  ].  CH.  ludeman.  Een  echte  en 
merkwaardige  Gedenkzuil  van  V  Mans  kutidi^heden  Hn  de  Asm 
$rélogie  en  het  trekken  van  den  Horoscoop';  ontwikkelende  alle 
de  geheime  en  vehazende  gebeurtenis/en  ,  hyzonder  dezulke  , 
welke  tot  de  Lotgevallen  van  het  beroert  Faderland  betrekking 
hebben  f  dit  hy  den  aanvang  van  het  IVondetjaar  l^%lf  tot  Itet 
midden  van  den  Jaare  1835  /laan  voor  te  vallen  »  en  die  eldert 
niet  te  vinden  tyn.  Op  last  van  den  Astrologist  LUdeman  tot 
nog  toe  i^erzegelt  en  begraven  gebleven  ,  om  eerst  30  Jaren  na 
z^nen  dood  waereldkundig  gemaakt  te  worden,  ijij»  Twea 
Siukkenf  344  bladz  »  in  quarto.    Alom  te  bekomen. 

Aanmerkingen  op  de  bovengemelde  Triumphzaal ,  dienende  tot  op* 
heldering  van  veeie  onwaarheden ,  daarin  voorkomende.  In  f  tiar* 
to$  15  bladzi    Alom  te  bekomen, 

^aar  lufd  der  Ideidin^e  deezer  Triumphaaale,  moest  Dr.  Lu^ 
^^  deman^  m  op  order  der  Planeeten,  dit  zyn  gefchrift  verse- 
,y  gelen»  en  verrolgens  begraaven  in  eene  daar  toe  uitgezogte 
,.  onderfchepbiare,  [vermoedel3'Ic  moet  men  leezen  ondoprjchep^ 
M  baare"]  plaats,  op  eene  wyze»  dat  dee2e  zyne  Papieren  Tri- 
,»  umphzaal  van  Astrologifche  Voorzeggingen  eerst  30  Jaaren 
„  na  zynen  dood  te  voortchyn  kwame.'*  Dit  bevel  der  Planeeten 
inaat,  volgens  dat  berigt»  inzonderheid  op  zyne  Astrologilcbe 
Voorzegginf^en  nopens  Staat^^en  Oorlogsgevallen ;  maar  de  Au- 
theur  heeft  goedgevonden  dezelven  vergezeld  te  doen  gaan  van 
andere  Astrologiibhe  bevindingen ,  die  meer  het  buisiiOudelyke 
leeven  en  byzondcre  ontmoetingen  betreffen»  om  door  die  ver- 
ïfcheidenheid  het  leezen  van  dit  zyn  Gefchrfft  voor  't  meeren- 
deel  der  Leezeren  re  veraangenaamen.  »  En  in  een  iVi- 
berichtf  4gter  het  eerfte  Stuk  geplaatst,  meldt  ons  de  Uitgeever, 
dat  het  eerfte  Stuk »  't  welk  de  Voorleggingen  deèzer  Eeuwa 
behelst ,  (terwyl  het  tweede  gaat  over  de  voorvallen  der  no- 
gentiende  Beu  we,  tot  het  midden  van  't  jaar  1835.)  volgens 
de  bepaaling  van  Dr.  Ludemnn  voor  den  eerftcn  Augustus  1787, 
Waeretdkundig  gemaakt  moest  worden.  »,  Om  dat»  zegt  hy^ 
,»  uit  de  anneenfchakeling  der  gedenk^vaardige  gebeurtenisfön  ^ 
,»  die  als  dan,  na  zyn  begrip,  hier  te  Lande  plaats  zouden  heU. 
M  ben,  by  voorrand  best  te  befluiten  zou  vallen»  op  hoeJanige 
„  gronden  van  waarfchjrnlykheid  of  onwaarfchynlykheid  hy  het 
9»  zevental  zyner  uitgekipte  Voorzeggingen  voor  het  opvolgende 
^  Wonderjaar  1788  gebouwd  had/' 
De  Schryver  der  Aanmerkingen  op  deeze  Triumphzaal  beweert^ 

Tt  3  dat 


dat  dozelve  niet  door  Dr.  Ludêman  gerchreeven,  maar  door  een 
Autheur  van  den  tegenwoordigen  tyd  opgefteld  is :  en  tooot 
verder,  dat  dit  Gefchrift  niet  alleen  zeer  veele  ongerymdhedea 
vervat»  maar  ook  teven8  vervuld  is  met  eene  menigte  van  voor- 
Hellingen  »  die  een  Tchadelyken  invloed ,  zo  op  de  zeden  ia  *t 
algemeen »  als  op  den  Burgerflaat  in  't  byzonder,  kunnen  hebben: 
uit  welken  hoofde  hy  deeze  Triumphzaal »  die  daarbenev%ns  veele 

onwaarheden  vermeldt ,   ten  hoogften  laakbaar  agt. Wy 

kunnen  *er»  na  deeze  Triumphzaal  doorbladerd  te  hebben,  over 
*t  geheel  geen  gunftiger  getuigenis  van  geeven  ,-  en  mogen  niet 
wel  nalaaten  ,  den  Leezer ,  dien  dat  GePchrif^  in  handen  valt, 
en  onze  md  misfchien  n<^  noodig  zou  hebbeo »  ten  emftigfte 
te  waarfchuwen ,  tegen  «en  Leerftelfel ,  als  dat  der  Astrologi- 
fche  Voorzeggingen ,  *t  welk  eene  foort  van  Noodlot  invoert, 
en  het  vertrouwen  op  Gods  werkdaadige  goede ,  wyze  en  mag- 
tige  Voorzienighwid  grootlyks  verzwakt,  zo  niet  geheel  verydelu 
Inzonderheid  dagten  wy ,  dat  'er  maar  al  te  veel  reden  zyn, 
om  een  aantal  Leezcrs  aan  te  maanen,  dac  ze,  in  *t  leezen  van 
dit  Gefchriit ,  zig  zoigvuldig  hoeden  ,  tegen  eene  bygeJoovige 
omhelzing  der  daar  in  overgeleverde  zogenoemde  vooirpe/iï;. gen» 
nopens  Staats-  en  Oorlogsgevallen ;  als  waardoor  ze  ligtlyk,  zo 
aan  de  eene  als  aan  de  andere  zyde,  tot  gansch  verkeerde,  en 
voor  de  Maatlchappyten  hoogst  verdervelyke,  wanhedryven  ver- 
voerd zouden  kunnen  worden.'  Om  deeze  onze  waarfcbouwing 
fee  meerder  kri^gc  by  te  zetten,  wHlen  wy  hier  nog  plaats  gee. 
ven,  aan  eene  dubbele  voorzegging,  die  zich  zelve  tegenfpreekt 
• .  Onder  de  zeven  bovengemelde  uitgekipte  Voorzeggingen  voor 
het  opvolgende  Wonderjaar  1788 ,  komt  ten  zevende  als  eene 
der  'gewigtigfte  voor,  dat  Ur  een  nieuw  Koningryk  in  bi/ropa 
$pgerechP  zal  werden.  Met  betrekking  nu  tot  iiit  Koningryk 
leezen  wy,  blêdz.  30«  het  volgende.  „  Het  jaar  1790  zal  bc- 
„  rucht  zyn ,  door  het  flerf geval  van  de  e^rfie  Kroonéra^er  van 
„  het  onlangs  Nieuw  opgerechte  Koningryk ,  waarvan  ik  onder 
„  Articul  Vil.  van  myne  AsireUgifche  Foorteggingen ^  met  belang 
„  tot  het  Wonderjaar  1788,  geiproken  heb,  het  geen  wederom 
,,  aanleiding  tot  hernieuwde  gistingen  en  vergruizende  onlusten, 
^,  onder  de  Bewoonderen  van  dac  Land fchap,  zal  geven.  Ook 
^,  behoort  men  daarby  als  iets  zondcriings  aan  te  merken,  dat 
\,  die  Vorst,  zoo  als  by  de  opening  van  zyn  Lyk  oogfchynlyk 
^  blyken  zal ,  door  middel  van  een  kragtwerkcnd  dog  langzaam 

„  vergift  van  kant  geholpen  zal  zyn.'* En  bl.  loi.  meldt 

men  ons  het  volgende.  „  Het  nieuw  Koningryk,  her  welk  over* 
^  eenkomftig  myne  Aantekeningen  in  den  jaare  1788  ergens  \% 
„  Europa  opgerccht  zal  zyn,  zal  geduurende  het  Wonderjaar 
„  1792  weder  vernietigd  en  afgefchaft,  en  tot  zyne  oorfpronke- 
,1  lyke  Regeringswyze,  dat  is,  tot  de  ümocratie  weder  te  rug 

»>  ke- 


TMUlilni^AAt..  ftj 

^  keren ,  niet  zonder  voora:aande  BroedHortingen  tusfbben  twee 
„  elkander  hatende  Farty(chappen ,  welkers  veijdeeitheden  dat 
^  andere  gelukkig  Gemeenebest  meermalen  op  den  rand  van  ha- 
„  ren  ondergang  heeft  gebragt,  hóedanige  gewichtige  Gebeuiw 
„  terils  tot  zyn  kenmerk  zal  hebben  het  ontydig  fterf^eval  vau 
„  den  Monarch ,  die  het  eerst  de  Eenhoofdi/^e  Regeerinê  aldaar 
„  hekUet  heeft  gehad^  Volgens  dit  ^aatfte  moec  de  eerfle  Kroon^ 
drfigeff  die,  volgens  de  eerfte  voorfpelling;  m  U  f  aar  1790  zoo 
fterveft,  door  een  ontydig  fterf geval  in  ^tja'ar  1792,  weggerdkc 
worden,  en  dat  wd  voor  de  maand  September.  Want  dus 
Vervolgt  de  Autheur ,  met  eene  zeer  duistere*  vooripelllng,  wa^n. 
mede  wy  ons  •  verder  inict  zirilen  ophouden :  „  Men  zal  korte 
,,  weken  daarna,  namelyk  in  het  midden  van  de  Maand  Sepi* 
»,  tember  deszelven  jaats.»  de  zes  en  dertig  Ürige  Sonsverduis» 
;,  tering  in  bet  Europisch  Wacrelddeel  gewaar  worden  enz.*»— -• 
Welk  eene  tegenzeglykheid !  en  tot  welke  euveldaaden  kunnen 
Ibort^elyke  vooKpdlingen,  hoedanigen  'er  meer  in  dit  GefchrMt 
voorkomen  ^  aanleiding  geeven ! 


Eduard  de  Derde  ,   doar  p.   j.  kasteleij'n.    Té  Amfttrdéni';   hy 
W.  Holtrop,  1786.  Bchalven  het  roorberi'cht  75  bladz.  in  dyf. 

:i 

TLfeerlof,  dan  met  zyn  Orestesen  Lucinde  C*\  légt  deHecr  JTö/f^ 

ieijn  in,  by  Wet  thans  voor  ons .lïggeode  Stukje,  dat'zfyn  Elf. 

ook  meer  arbefds  zal  gekost  hebbén. Schogn  het  Stut  oot<. 

fprongelyk  aan  den  Heer  f4^eisze  behoort ,  heeft  de  Heer  Kasteleifn 
zo  veele  veranderingen  in  het  zelve  gemaakt ,  dat  hy  het  zich 
bykans  als  een  oorfprongelyk  Stuk  mag  toeéigenen.  — ^  /«a- 
beliat  de  Moeder  van  üdHard  de  III  ^  en  Vrouw  van  Eduard 
de  II ^  Koning  van  Engeland,  omzwervende,  en  van  zyn  throon 
verftooten ,  is,  door  de  fchandlykfte  verknochtheid,  dan  Mortimer^ 
iaaren  Staatsdienaar,  verbonden;  deeze  Mortimer  zoekt  zyne 
^ootheid  te  bouwen  op  den  val  van  Eduard  de  If ,  en  zynen 
%ooTï.  Des  eerften  dood  bewerkt  hy,  door  de  genegenheid  van 
Izabelia  te  dwingen,  en,  door  de  zamenfpanning  met  die  Vorst- 
in ,  Eduard' de  II  ^  in  de  vcrbaazèndfte  verwarring  gedompeld, 
het  vonnii  van  zynen  Vader  te  doen  tekenen.  De  tydige  komst 
van  Nordf^ik  verhindert  den  óndergang  van  Eduard  de  III^  en 
veroorzaakt,  dzi  habella  de  oogen  voor  haare  dwaaling  ontfluit. 
terwyl  haar  lieveling  Afflrtiiii^f  zyn  ontwerp  niet- alleen  verydelt 
maar  de  gerechte  ftraf  voor  zyne  gruwlyke  aanflagen  ziet  nadel 
ren  De  vertwyfeling,  trorschheid,  wanhoop,  en  woede,  zyfl 
met  de  fterkfte  kleuren  in  dit  Treurfpel  gefchilderd ,  en,  pp  zeer 
>veele  plaatzen,  bewonderen  wy  de  verbeeldingskragt  en  de  tref- 

•  fen- 

<,♦)  Zit  horen,  bl,  j^%. 


^f^  EDVAU)  Dl  DBADB. 

j^nde  uitvoering  vnn  den  EMcbcer.  't  Komt  obs  ondertaslclica 
voor,  dat  *er»  met  al  de  Tchoonheden»  toch  vry  wat  oobe(chaafds 
JD  overgebleeven  is  ;  doch  wy  zullen  dat  foort  van  fouten  in 
dit  (luk  alleen  aanmerken,  als  eeni|[e  fproecjes  in  een  fraai  aa». 
gezlgt,  die  wei  deszelfs  fehoonheid  ontluisteren,  maar  op  verre 
naa  niet  wcgncemen.  Op  het  vyfde  Bedryf  valt  egter  eene  we- 
«enlj^e  critiquc,  naamelyk,  omaent  den  langen  duur  der  woe- 
de van  habela.  Hoe  kuofiig  de  Dichter  de  klimming  in  agc 
genomen  hèbbe;  die  woede  overtreft  de  nr.tuur  te  zeer  iij  baa» 
xen  duur.  Men  moet  zich  zelven  te  veel  geweld  aandoen ,  on 
te  gelooven ,  dat  in  de  natuur  zodanig  eene  woede  zou  kunne» 
vallen.  En  eens  gefield  ,  dat  de  paaien  der  natuur  bier  niet 
overrchrcedeH  waien  ;  het  fchouwipel  van  eeoen  woedenden 
geeft  de  ziel  voor  een  poos  eenen  zeer  fierken  (chok,  maar, 
indien  hetzelve  eentgen  tyd  aanhoudt ,  gewent  de  menscb  aan 
die  vtirtooning.  Onze  aandoeningen  kannen  maar  tot  zekere 
hoogte  gefpannen  worden  ,  en,  deeze  eens  bereikt  zynde,  nee- 
men  dezelve  of  allengsken^  af,  of  gaan  tot  recht  tegen  overgo- 

ftelde  tiiterften  over.  Intusfchen  zouden  wy  den  Dicb- 

ter  van  dit  vuuriieflfelyk  Treurfpel  te  kort  doen ,  zo  wy  nier  er* 
kenden,  in  diezelfde  woede  van  IzahtUn ,  die  ons  te  lang  duur^ 
eene  zo  ongekunftelde  taal  en  verbeven  Po&sy  aan  te  trdlèn,a]s 
baar  zelden  bet  geval  is  van  onze  Nederduitfcbe  Dichters,  wier 
%vfA  (ci^t  te  wezeii,  dat  zy  een  zwelleoden  (preektnnt,  de 
heiden  hunner  Treurfpelen,,  in  de  oogenblikken  van  drift,  in 
'den  mond  leggen  p  en  hier  door  het  natuurlyke  vernietigen. 


^    « 
« 


REGISTER 


VAN 


BOEKEN  EN  SCHRIFTEN, 

Die  in  het  Tweede  Deels  EerfteStük^  van  dit  fTerkj 
oordeelkundig  tevens  en  vrymoedig  verhandeld  worden. 

Met  dcrzelver  Pryzen. 


a 


A. 

Aanmerkingen  op  de  Tmimphzaal  van  Ludcmany    in 
*-*"    4to.    /o  -  6  •  o  581 

Aantekeningen,  (Ken  hand  vol)  op  den  tweeden  Brief  van 

den  Heer  A  v.  Hcmcrt^   over  de  Recie  en  haar  Gezag 

in  den  Godsdienst.     Ütr.  by  A.  v.  Paddenburg ^m  gr. 

8vo.  /o  •  12  -  o  ai3 

Adel,  (De)    door  Anonymus  Belga.     Ahm^  in  gr.  8vo. 

ƒ  o- 18  -  •  aS6 

Adriani,  (yf.)  Leerreden  over  i  Kon.  VIII.  29.  30.  Gron. 

by  L.  Huizing  y  in  gr  8vo.  ƒ  o  -  6  -  o  145 

Advocaat  (üe)  der  Vrouvvlyke  Kunne,  in  gr.  8vo.  Alom 

ƒ  o  -  6  -  o  57(ï 

Alphen^  {H.   y.)   De   Gronden   myner    Geloofsbelydenis 

opengelegd  voor  mync  Kinderen.     Uir.  by  de  Wed.  J. 

V.  Tcrveen  en  Zoon^  enz.  in  gr.  8vo.  ƒ  i  -  5  -o         10 
Archcnholtz  Engeland.    Ifte  Deel.    Amfl.  by  j^.  Sluitman 

van  der  Meer  ^  in  gr.  8vo.  ƒ  i  -  10  -  o  aoo 

Arnaud^  (d*)  üitgeleezene  Verhaalen,  ter  Verbetering  van 

het  Verftand  en  het  Hart.   Ilde  DeeU   Amft.  by  /.  de 

Jongh,  in  8vo.  ƒ  i  -  16  -  o  ft6i 

B. 

Trekker,  (jB.^  md.  Wolf,  Vryheid  Blyheid.  Vaderlandsch 

•*^     Dichtftuk.    's  Hage,    by  ƒ.    v.   Cleef,   in  gr.  8vo. 

/b-  14  -o  91 

Befchryvrtig  van  de  JTr/OT-Amft.  by  P.  den  Hengst  ^  in  gr. 

8vo,  ƒ  o  •14-0  ft3P 

Bloemtjens.     Amft.  by  P.  J.  Uilenbroek  ^  in  gr.    8vo. 

ƒ  2  -  4  -  o  soft 

ll.  DESL.  M«  ALG.  LETT.  NO.  15.         V  V  Bly« 


R    E/  G    I    S    T    E    R. 

Blyrpelen,  fVaderlandfche)  onder  de  Spreuk:  Ridcndo  di^ 
ctrc  verum  quis  vetat?  Delft,  by  G.  Verbeek^  in  8vo. 
ƒ  I  -  lo  -  o  250 

Bonntt ,  (G.)  Aanmerkingen  op  het  tweede  ftuk  des  Briefs 
van  P.  y.  Hemert^  over  de  Rede  en  haar  Gezag  in  den 
Godsdienst.  Utr.  by  A.  v.  Paddcnburg^  in  gr.  8vo# 
/o  -  16  -  o  1^7 

£(?(?«,  CJ^.  ^.)  Aanmerkingen  op  een  Stukje,  ten  tytel 
draagende ,  Predikatie  over  de  betvyzen  voot  de  Leer 
der  Drieéénheid,  door  A.  Sterk.  Rott.  by  C.  v.  d. 
Dries  ^  in  gr.  8vo.  ƒ  o  -  8  -  o  19^ 

Brcnder  a  Brandis^  (G.)  Vaderlandsch  Kabinet  van  Koop* 
handel.  Zeevaart,  Landbouw,  Fabrieken,  enz.  ifte  en 
flde  Stuk.  Amft.  by  A.  Fokke^  Simonsz.  in  gr.  8vo. 
/a-4-o  .      ^  ia5 

De  Amfterdamfche  Bui^ervader 

Cornclis  Pietcrsz.  Hooft  in  eene  Redenvoering  gercbetst. 
Amft.  by  J.  Sluytman  van  der  Meer  ^  in  gr.  8vo. 
ƒ  o  -  8  -  o  387 

Taal-   Dicht-  en  Letterkundig 


Magazyn.  Ilde  Deel.  Amft.  by  G.  Groencwoud^  in  gr. 
8vo.  ƒ  I  -  16  -  o  418 

Brief  van  de  £.  Clasfis  van  Dokkum  aan  de  vyf  Eerw. 
Clasfen  der  Provincie  Friesland.  Met  de  noodige  Bylaa- 
gen.    Leeuw,  by  J.  v.  d.  Haar,^  in  Folio,  ƒ  o  - 14  -  o  tfo 

Broedelet^  (C.)  De  Lfcere  der  Ellende,  Verlosfirige  en 
Dankbaarheid.  Utr.  by  A.  v.  Paddenburg^  in  gr.  8vo. 
/a-  f  o  -o  143 

Broek  ^  (C  V.  d.)  Israels  Val  en  Opftanding ,  aangewee- 
zen  in  eenige  Leerredenen  over  hoseas  llL  Utr.  by 
A.  y.  Paddenburg ,  in  gr.  .8vo.  ƒ  a  -  •  -  o  aap 

Buddeus^  Q.  F.)  Onderwys  in  de  Leerftukken  der  God- 
geleerdheid. Ifte  Deel.  Rotc.  by  C.  v.  d.  Dries  ^  in  gr* 
8vq. /o--  i8  -  o  i8£ 

Burney^  (K.)  Dagboek  van  zyne  onlangs  gedaane  Mufi- 
caale  Reize,  door  Frankryk  ,  Italië,  en  Dtdtschland. 
Vertaald  en  opgeluisterd  door  J.  W.  Lustig.  Gron.  by 
J.  Oomkens.  in  gr.  8vo.  ƒ  1  -  16  -  o  367 

JJybel  der  Natuur  van  Scheuchzer ,  uit  het  Hoogduitsch 
overgezet,  en  met  aanvullende  Toegiften  en  Aanmer- 
kingen voorzien,  door  L.  Meyer.  lUde  Deels  ifte  Stuk. 
Amft.  by  M.  de  Bruyn,  in  gr.  8vo.  ƒ  3  -  i  -o  93 

• lilde  Deels,  ade  Stuk./3-io-o  389 

Bydragen  (Eenige)  voor  Genie  en  Menfchengevoel.   ifte 

Stuk- 


REGISTER. 

Stukje.    Utr.  by  G.  T.  v,  Paddeniurg  en  Zoon ,  in  gr. 

8vo.  ƒ  I  -  a  -  o  40 

Bydragen  tot  bevordering  van    Waarheid    en    Godvrugt. 
.  ifte  Stuk.     Amft.    by   Af.   de  Bruin  ^    in    gr.    Svo* 

ƒ I  -  5-  o  273 

ade  Stuk.  ƒ  i  -  5  *  o  430 

Byzonderheden  ^  (Staats-  en  KaraAerkundige)  betreffende 

FRBDERiK  dcu  II.,   Koning  van  Pruisen.     KIe  Deel. 

's  Hage,  by  /.  v.  Kleef,  in  gr.  8vo./i  -  16  -  o     422- 

C. 
f^amp^^    (J*   H.)    Reisbefchry vingen   voor    de   Teusd. 
^.  toe  Deel.     Amft.    by  de  Wed.  J.  Dolt,    in  Svo* 

/i-o-o  35 

■  ■  Volledig. Leerllelzel  van  Opvoeding. 

Ilde  Deels,  ifte  Stuk.    Arfft.  by  de  Erven  P.  Meyer^ 

enz.  in  8vo.  fi^S'^  84 

llde  Deels ,  ade  Stuk.  ƒ  i  -  5  -  o  380 


Catechismus  der  Weetenfchappen ,  Scboone  Kuuften  en 
Fraaije  Letteren;  volgens  de  Schets  van  den  beroemden 
Baron  van  Bielfeld  zamengefteld.  4de  Stuk.  Amft.  by 
A.  Fokke^  Simonsz.  in  gr.  8vo.  ƒ  i  -  16  «o  164 

Caneau^  (fi.)  Manier  om  Paarden  wel  te  behandelen.  Vlisf. 
by  r.  Corbelyn  en  Zoon ,  in  gr.  8vo.  ƒ  o  -  ia  •  o     529 

Clèomel^  (Af.  iV.)  Algemeen,  Huishoudelyk ,  Natuur-  Ze- 
dekundig  en  Konst  Woordenboek.  Vervolgd  door  J.  A. 
de  Chalmot.  Ilde  Deel.  ifte  Stuk,  of IXde  Deel  varl 
het  Woordenboek.  Campen,  by  %  A.,de  Chalmot^  en 
te  Amft.  by  J.  Tntema^  in  gr.  4to.  ƒ4  •  16  -  o        169 

■ IXde  Deel ,  ade  Stuk.  ƒ  5  -  o  -  o    334 

Claesfen,  (J.)  Leerdam  tegen  zynen  ondergang  gewaar- 
fchuwd ,  enz.  uit.  matth.  XXllI.  37.  Amft.  by  P.  den 
Hengst^  in  gr.  8vo.  /o-  11  -  o  .  510 

C/arisJe^CTh.  /i.)Naagelaaten  Leerredenen  over  den  Brief 
aan  de  koloss.  lilde  Deel.  Ütr.  by  ff.  v.  Otterloo ,  enz. 
in  gr.  8vo.  /a  -  o-  o  405 

Coopmans,  (G.)  Varis^  five  de  Variolis  Carmen.  In  't 
Nederduitsch  gevolgd.  Leyd.  by  L.  Herdingh ,  in  gr. 
8vo.  /o-  r6  -o  461 

Coxe^  (fF.)  Befchouwing  der  Maatfchappy  en  Zeden  in 
Poolen ,  Rusland,  Zweedèn  en  Deenemarken ,  doorvlog- 
ten  met  Voorvallen,  eenige  uitfteekende  Charaöers  be- 
treffende.   Ifte  Deel.   Amft.  by  J.  Tntemay  in  gr.  8vo, 

/o-  18-  o  489 

1.1  ■    ■ Ude  Deel.  ƒ  o  •  i8  -  o  5^5 

Vv  2  Cru» 


R    E    o    I    S    T    E   Ri 

Cramcfy  {H.  M.  A.)  Aanleiding  ter  bevordering  van  Hul» 
lyke  Gelukzaligheid,  Amft.  by  G.  IF.\  v.  Kgmond^  'm 
gr.  6vo.  ƒ  1  -  16-  o  loo 

{^J.  A.)  Vcrklaarïng  van  Paufus  Brief  aan  de  Ro- 
meinen. Iftc  Deel.  Leyd.  by  A.  en  J.  Honkoop ,  in  gr^ 
8vo.  ƒ  1  -  16-0  471 
Ifcle  Deel./!  -itf-o                      547 


Curtenhs^  (P.)  De  Gelykenls  der  wyze  en  dwaaie  Maag- 
den. Araft.  by  J:  IVeifingy  Wz.  in  gr.  »vo.  /i-io-  o  5 

T^agverhaal  ecrier  Reize  van  Baslbra  na  Bagdad ,  en  verdei 

•L'  door  de  Kleine  Woeftj^ne  na  Alcppo ,  enz.  Met  bype- 
voegde  Brieven  en  andere  Stukken,  gefchreeven  van  den 
Heer  VasUn^  Conful  der  Vcrccnigdc  Nederlanden  te 
Alexandfie  ,  aan  H.  Hoog  Mogenden.  Amft.  by  J* 
Yntema^  in  ^x.  8vo.  ƒ1  -  ia-  o  455 

hittelmair^  {J.  A.)  Belclieide  Annfpraak  aan  hun,  welke 

bet  Leerbcgrip  der  ICuang.  Luih.  Kerk  traiften  te  verbe-' 

.  teren.    Amlt  by  /f.  Borchcrs^  in  gr.  8vo  /o  -  8  -  o    398 

Dusch^  (7.  ?.)  Orestes  en  Hermione,  of  de  kragt  der 
Edele  en  Zuivere  Liefde.  Amft.  by  /F.  y.  f^liet  ^  ia 
gr.  8vo,  /a  •  10  •  o  47 

E. 

'Vckhartshaufcn  y  (K.   v.)  Wysgeerige  Bedenkingen  over 

•*-'  den  Godsdicüst,  de  Vrydenkery  en  Opheldering  des 
Verftands,  enz.  Amft.  by  ^^  Kok,  Pz,  in  gr.'Svo. 
ƒ  1  -  lü  •  o  342 

Engelbcns^  (E.  ü/O  De  Aloude  Staat  en  Gefchiedenisfcn 
der  Vereenigiie  Nederlanuen.  Ilde  Deel.  Amft.  by  y. 
Ali^rt.  in  gr.  8vü.  ƒ  3-  ia  •  o  17 

Esdré^  (jf.j  Inleiding  tot  de  Kennis  der  Natuurlyke  Wvs- 
begeerte.  Vde  DeeK  Leyd.  by  F.  de  Does ,  in  gr.  8vo, 
ƒ  3  .  4  •  o  10  j 

£u/er^  (Zr.)  Brieven  over  de  voornaamfte  onderwerpen 
der  Natuurkunde  en  Wysbegeerte.  If.  en  Hlde  Deel. 
Leyd.  by  P.  P^i^JS^rs^  in  gr,  bvo.  ƒ  5  -  18  -  o  35* 

F. 

Fabelen  (Leerzaaro^)   en   Vertelzels,  Leid.   by   ^.  ff. 
Gryp.   2,  3^  4  en  5  Stuk  e,  in  8vo.  ƒ «  -  8  -  o  344 
Fedderfen ,  iJ.  FS)  Voorbeelden  van  Wysheid  en  Deugd, 
uit   de   Gcfchiedenisfen,  met  vennaanin^cn  voor  Kind^ 
ren.    Amft.  by  M.  de  Vruyn^  rn  8vo. /o-  16-  o     ijj 
Ferré  (H.)  en  C.  Brinkman^  Verhandeling  van  den  Hei- 

dcl* 


K    E    G    I    S    T.  E    R^ 

ddbergrchen  Catecjiisinus.  IV^^  DeeL  Utr.  by  G.  r.  d^ 
'  Brink  ^  Jansz.  enz.  in  gr.  Svo.fi  -  i6-o  60 

Feyfh  ^  (-R.)  Fanny.  Een  FragUDcnt.  A^nft.  by  3^.  Jl/arf^ 
in  limo.  ƒ  i  •  8  -  o  50* 

'Florez^  (^Don  J^fiph)  Eenvoudig  Specifiek  Middel  tegen 
Ëanker,  Uitflag,en  alle  Veuefilche  ÖngeoiakKen.  Amft^ 
by  J.  Borchers^  in  gr.  8vo.  f  o     8-0  517 

Fokkc^  (y4.)  De  verfcheiden  Tydperk^n  des  Mcnschlyken 
Leevens ,  gefchetst  in  een  zestal  Redevoeripge(L  Anaft- 
by  A.  Fokkc^  Simoms.  in  gr.  8vq.  ƒ1  ■  16  •  o        413 

Franke  {J.  P.)  Sanienftef  eenejr'  Oeneeskundige  Staatsre» 

geling.    Uit  het  Hoogduitsch  vertaald ,  en  met  Aanroer- 

kingeti  vermeerderd,   door  H.  4.  Bakc,  h  Deels  ifte 

Stuk.    Lcyd*  ,hy  F.  de  Does ^  ip  gr*  Svg.  ƒ  i-  ló  -  o 

'     .  104. 

L  Deels  ide  Stuk.  / 1  -  4  •  o  '458 

Fremery^  (B.)  Myne  Offeranden  aan  Apollo  en  Hymen. 
Dordr.  by    A.   Blusfó  en   Zoon^  in  gr.  8vou /i-i6  -o 

Gailhrd.  Gefchiedenis  van  Karel.deiii  Gfopteu.  lilde  en 
IVde  Deel.    's  Hag©    by  /•  v.  Cke/^   in  gr.  ,8yo* 

ƒ  3  •ia  .  o  /      ,    .  .  \  >  ,,.\     ^59 

(>ebedenbpek  van  Keizer  J^ofe^^K   Amft.  by  3.,  G^4^.  'm 

8vo./o.6-  o  \  1  .  j  ."  «  ^W 
p—   v.^n   een   HoogdMitfcjieo    Cath(ilykf it^^  Bo^r , 

onder*  het  gebied  van  Kcizpf  ^pfypK.  in.  8voi  /i\mi. 
.  /o-  6-  o     '  ,  .  .  •.  ^  ^76 

Gedagtenisfe  (Ter)  nnBelümy.    AmtL,  hy  4»Mens  ^ 

Jansz.  in  gr.  Svp» /i- o- o-      .1..  üig 

Geister  ^  (//.  v.)  Lykreden  overS.  Hoek/lrafFylzas^hmfL 

by  L.  'n.HulsP^  in  gr.  :«vo.  /d)  -  4    o  315 

Genlis y  (iX)  AvQudtydkottingen.  vta  het  Kasteel,  of  Je- 

^elyk.^  yerbaelen,  ten  ^^"«.va^  dq  Jevgd.  IL  D^den. 

*6  Hage  by  /.  v.  Cleef.  f  i^  -  ;(i  -  o  -      ^r 

. * —  Het  SchrtuwtQoneel  voor  Jong^  Lieden,  's 

Hage  by  |.  v.  Chcf:^  in  gr-  8vo.  ƒ  5  -  5  •  o  Jo* 

Cefchiêdenisrcn  der  Vereenigde  Nederlanden  voor  de  Va- 

derlatidfcbe  Jeugd.    VU*  en  Vllille   Deel.    Amft.  by 

?.  Alhi^t.  in  larao.  ƒ3  •  ia  -  o  544 

Ccsfchcr^   (D.   y.)  Hedendaagfche   oefenende  Heelkunde. 

lUde  DeeU  ,  a,  -3  en  4(te  Stukje.  Amft  by  i^  Wed. 

3^.  Z)6^//.  in  gr.  4tü.  ƒ  10  -  6  -  o  355 

Vv  3  G«*^ 


REGISTER. 

Gtsfners  Werken.  Ilf.  Deelen.  Amft.  by  J^  Allari,  in 
8V0.  ƒ  7  •  15  -  ö  45 

Goufchtd^  Q.  C.)  De  Hoogduitfche  Spraakmeestcr ,  met 
bet  Nederduitscb  verrykt,  door  E.  Zy delaar  ^  enz.  Udc 
Druk.   Amft.  by  W.  Hohrop.  in  8vo.  ƒ  i  -  lö  -  o    180 

Gramnkel^  Eenige  byzonderheden ,  beirefFende  de  Magi* 
ftraatsbeftelling  der  Stad  Haarlem,  enz.  Haari.  by  J. 
Enfchedé  en  Zoonen  ^  en  A.  Loosjes  ^  Pz.  in  gr.  8vo» 
ƒ  £  -  o  -  o  32a 

Grommé^  (W.  P.)  Leerredenen.  Utr.  by  A.  van  todden^ 
burg.  in  gr.  8vo,  ƒ  i  -  5  -  o  8 

^ De  Christelyke  Standvastigheid  in  de 

Leere  des  Geloofs ,  enz.  in  gr.  8vo.  ƒ  o  -  6  -  o  8 

Cuiot^  (J.)  Zes  Leerredenen  over  den  Oorlog.  Amft.  by 
3^.  y.  Gulik.  in  gr.  8vo.  ƒ  o  -  14  •  o  305 

H. 

riamehveld^  (T.  y.)  Ophelderingen  der  Heilige  Schrift, 
•"    getrokken  uit  de  Nieuwe    Oosterfche  Uidegkundige 

Bibliotheek  van  J.  D.   Michaelis.    ifte  Stuk.  Ley*  by 

^.  H.  Gryp.  in  gr.  8vo.  ƒ  o  -  11  -  o  n 

Handelingen  van  het  G€nee6kundig  Genootfchap,  onder 

de  Zinfpreuk,  Servandis  Civibuu  Xllde  Deel.  ifte  Stuk. 

Attift.  by  P.  ConraduXn  gr.  8vo.  ƒ  i  -  16  -  o  480 

Bmert^  (P.  v.)  De  hand .  vol  ^ Aantekeningen  te  mg  ge- 
kaatst, of  de  Spotter  ten  toon  gefteld.  Rott.  by  A. 
^  ViSy  'm  gr.  8vo.  ƒ  i  ^  16  -  o  ai3 

..*- — *—  De  Rede  en  haar  Gezag  in  den  Gods- 

.  dienst ,  bHtfsWyzc  voorgefteld  aan  den  Hoogh  Bome$. 
'  Derde    Brief.    Rott.  by   de  Leeuw^   enz.  in  gr.   8va 

f  6  - 16-  o  '  w  3^7 

Hétinings^  (J.    Clh")   Onzydige  en   beproefde  Gedagten, 

over  de  Leer,  aangaande  Geesten  en  GeestenziendeiB. 

ifte   Stuk.    Amft.    by   A.  ^Fokke ,   Simttss.   in    8vo. 

fi  -  5  -  o  454 

Herder^  (7-  G.)  Palmbladen,  of  uitgelcezene  Oosterfcbe 

Vertellingen.    Leyd.   by    W.   H.  Gtyf^   in   gr.    8vo. 

fi-S'O  467 

Hcfyej^  (.TO  Brieven  aan  de  Hooggeb.  Vrouwe  F.  Shir^ 

ky.    irte  Stukje.     Rott.   by  L.   Beunet^   in  gr.  8vo, 

/  ï  -  5  -  o  4-J5 

Historie ,  (Vaderlandfcbe)  vervattende  de  Gefchiedenisfea 

der 


REGISTER. 

der  Vereeiii|de  Nederlanden,  zints  den  aanvang  der 
Noord-Amencaanrche  Onlusten ,  en  daar  uit  gevolgden 
Oorlog  tusfchcn  Engeland  en  deezen  Staat ,  tot  den  te- 
genwoordiffen  tyd.  Ten  Vervolg  van  Wagenaars  Vader- 
landrche  Historie.  Ifte  Deel.  Amft.  by  y.  Allart  ia. 
gr.  8vo.  ƒ  3-  ia -o  \^^ 

Hoekfira ,  (J.)  Verhandeling  over  de  Natuur  van  onzen 
Middelaar  jasus  Christus.  Amft.  by  L.  y.  Hulsp  in 
gr.  8vo.   /o-  12 -o  JIJ 


,     _    C7-  ^;  S.)  Leerredenen  eri  Bedeftonden.     Utr, 

by  G.  V.  d.  Veer  en  Zoon  ,  in  gr.  8vo.  ƒ  i  -  6-  o     354 

L  en  J. 

Jdfinga^  (Af.  A.  y.)  Vertoog,  over  de  waare  Lengte, enz. 

•*     Harl.  by  V.  v.  d.  Plaats^  in  gr.  8vo.  ƒ  b  -  8  -  o     485 

Iets  (Eerfte)  voor  de  Predicanten  van  Noordholland ,  enz. 

Hoorn ,  by  L.  Vermande^  in  gr.  8vo.  ƒ  o  -  4  -  o         ia 

—  (Tweede)  f 0-8- o  254 

Immc^  (^)  Delia  en  Adelaïde.    Amft.  by  P.  J.  Uylen* 

broek  ^  in  «vo.  /o  -  8  •  o  ««p 

Jofephus ,  (Jlavius)  /met  Aanmerkingen  van  ^.  F.  MarU^^ 

net.    Vde  Deel.  Amft.  by  Allart  en  HoUrop ,  in  gr.  8vo, 

JZampf^  (y.)  Verhandeling  over  de  Hypochondrie ,  om  ze 
•^^^     in  den  grond  te  geneezen.  Utr.  by.  G.  y.  //.  Brink , 

in  gr.  8vo.  /a  -  4  -  o  5x33 

Kastelcyn^  (/>.  y.)  Olintes,  Treurfpel.  Amft.  by  /F.  Hol^ 

trop ,  in  gr.  8vo.  ƒ  o  -  16  -  o  48 

Chemifche  Oefeningen.    Amft.  by  A. 


J.  y.  ToUt  in  gr.  8vo.  ƒ  2  -  5  -  o  149 

Erastes  en  Lucinde,   Tooneelfpel  met 


Zangen.   Amft.  by-/F.  Holtrop^  in  gr.  8vo.  /o  -  8  -o 

462 
Eduard  de  Derde.    Amft.  by  W.  HoL 


trop^  in  8vo.  /o  -  11  -  o  583 

Klein  ^  (J.  P.)  en  Vrouwe  A.  Klein  ^  gcbooren  Ockerfe^ 
Krygsliederen.  No  3.  Utr.  by  G.  T.  v.  Paddenburg  en 
Zoon ,  in  8vo.  ƒ  o  «4-0  217 

Klinkenberg^  (y.  y.  iVi/jj)  De  Bybel ,  door  beknopte  Uit- 
breidingen en  ophelderende  Aanmerkingen ,  verklaard. 
Xllde  Deel.  Amft.  by  J.  Allart^  in  gr.  8vo.  ƒ  3  -  ©-o 

49 

XlIIde  Deel.  /s  -  18  -  o       flii 

. XlVde  DeeK  ƒ  3  •  ia  -  o       469 

Vv4  Kok^ 


REGISTER. 

Kok   C?  )  Vaderlandsch  Woordenboek.  XVde  Deel.  FAA. 

tot  FRA.   Artift.  by^.  Mlarf^  in  gr.  8vo.  ƒ  3-  12-0  6^ 

^ XVIde  DeeU/s-  12-©  048 

. X Vilde  Deel.  ƒ  3  -  10  -  o  37a 

Kuipers^  QD.)   Myne  Dichtoefeningen.    Leyd.  by  /F.  H. 

GnP .  in  gr.  8'/o.  ƒ  i  - 16  -  o  ,  4^ 

^„-lll: 1-  Dichtlliïkjes  voor  myn  Dochienjc.    Eerfte 

.  Proeve*  Leyd.  by  IF.  H.Gryp^'m  gr.  8vo./o-  16-0  92 

Javater^  CJ.  C.)'  Gebeden.  Leyd.  by  /F.  Gry;>,  in  »vo- 

1 JL Leerredenen  te  Bremen  gehouden.  Amft. 

by  %  Ch.  Koedcr ,  in  gr.  8  vo    ƒ  o-  ia  •  o  47» 

Leesboefcr  voor  Kin^^reOi;   Ifte  Deels,  ade  Stuk.    Amft.  by 

de  Erven  P.-  M^yar  ^  enz.   in  ^^0.  ƒ  a-  16-  o  «4 

^ ^^ Ild^  JJeeJa,    x de  Stuk. /o  -  16  -  o  380 

leeven  (Her)  van  Frederik  Wahlman^  of  Lcer»>oek  voor 
.  loriie.Liértea,  ter  WaarCchuwing  voor  de  Gevolgen  vaa 

c  n  flegt  Leevensgedrag.  Ifte  Deel.    Amft.   by  «.  Qart^ 

fujh  ,  enz.  U  gr.  «vo. /i  •  ic  o  So> 

Lofzangen  eti  Geeatlyke  Liederen  der  Verecnigdc  Euan'^eh- 

fche  Broedergemeente.  Tweede  Druk.  Amlu  by.J.  //??- 

f>tf/OT^/j,  inSvo. /a  -  •-/>  43* 

tiudeman  ^' i'^:  Ch.^  Trlumphzaal  van  Astmlogifche  Voc^- 

zeffgingen.    a  Stukken,  iu  4to.    Ahm^  ƒ  3  -  o  -  o  58 1 
Lykdichten,  ter  Gedagtenis  van  B.  da  bosclu    Amli.  by  r. 

J-  üyhnbroek^  in  410.  ƒ  1  -  o  -  o  218 

M. 

HAacquet,  (J.^  Inleiding  tot  de  Pathologyc  of  Befchouwing 

-^^    vau  't  Menschlyk  Lichaam  ,  in  den  zieken  Haat.  illde 

Deel.    Ütr.  by  de  Wed.  J.  7.  Schoonlmen^  \\ï  gr.  8vo. 

f  *i  -o  -  o  43 

Macazyn.  (Zedelyk).  Naar  het  Hoogduitsch.  Ifte  Deel.     s 

Haffe,  by  /.  v.  Ckef,  in  gr.  8vo.  ƒ  i  -  14  -  o  49^ 

MarfilH^  (L.  F.  Graave  van)  Natuurkundige  Befchryving 

der  Zeeën.    '$  Hage,  by  de  Compagnie,  in  gr.  Folio. 


ƒ14 


sSl 


Martinct^  iJ.  F)  Historie  der  Wereld.  Vilde  Deel. 
Amft.  by  J.  Allan^  in  gr.  8vo.  ƒ  4  -  o  -  ^  i5> 

, .^ ^n  van  den  Bcrg^  Gefchenk  voor  de 

Jeugd.  IVde  Dceis ,  afie  Stukje.  Amft.  by  J*  AUart.^ 
in  8vo.  ƒ  o*  12-  o  ^S 

.Vde  Deels ,  ifte  Stuk.  /o  - 16  -  o  ^cu 


^  REGISTER. 

iiendekzoon ,  (M.)  Wysgecrige  Verhandelingen ,  Brierea 

.  en  Gefprekken. .  Ifte  PeeL  Leyd,  by  P.  Pluygcn.  in  gr. 
8vo.  ƒ  I  -  ie-  o  56a 

Utreier  ^  De  Franfche  Koningen .  Ifte  Deel.  Amft.  by  J\ 
i4//tfr/.  in  gr.  8vo.  ƒ  a  -  4  -  o  '450 

Mcnlar,  (.?.  C.)  Bedeftonden^  gehouden  te  Batavia. 
ütr.  by  A.  V-  Paddcnburg.  in  gr..8vo.  /o-  18  -o    352 

Michaclfs^  QJ.  /).)  Nieuwe  Overzetting  des  O.  T.  tHet 
Aanmerkingen  voor  Ongeleérdtn ,  Vilde  Deel.  Utr.  by 
de  \Ved.  f.  v.  Schoonhover^.  iq  gr,  8vo.  ƒ  i  -  8  -  ó  265 

Mocns  (P.)  en  A.  v.  OverftraaUn ,  Esther,  in  vier  Boe- 
ken, llaarl.  by  A*  Loosja.^  Pz.-  in  gr.  8vo.  /i  -  16  -  o 

Montesquieu^  De  Geest  «der  Wetten,  vertaald  door  Dirk 
Hola  yan  Nootem  IVde  Deels  y .  %  Stukken.  Amlh  by 
/^.  JtiokKop.  io  gr*  8vo.  /s  -  16  -  o  .  152 

Moojf  (Af.)  Journaal  van  de  Reize;na  Groenland.  Aróft. 
by  D.  Wccgc.  in  410.  ƒ  o  -  ia  -  o  *  174. 

N.   • 

\Jeyftonj  (^,)  Bundel  van  Stigtlyke  Leerredenen.  Amft. 
*^     by  A/.  de  Bruin,  in  gn  8vq.  ƒ  2  -  8  -  o  ,   348 

O. 

Onderwys  (Godsdienftig)  voor  Jonge  Kindéren.  TVeede 
Druk.  Ainft.  by  J.  Tntema.  io  «vo  ƒ  o  -  5  -  3     189 

P. 

Paap^j    (G.)  De  Vryhcid,    Tponeeirpel.  Rott.  by  de 
Leeuw  en  Krap:  in  gr.  8vo.  ƒ  i  -  o  -  •  ^        a6e 

Panden  f  QJ^  v.)  Dè  Gewapende  Clittochr.   Tooneelfpel^ 
.    in  drie  BeuJryvcn.   Amft.  by  A.  v.  ^,  ^rö^  en  A.  Capel^ 
in  8vü  ƒ  o  -  10  -  o  ji38 

Perponcher^  (ff.  B.  de)  De  Hedendaagfche  Stoicyn.-  Ütr* 
by  de  Wed.  J.  yan  Scboonfu>ve/j.  ingr.Svo.  f  2  -  14  ^9 

2P4 

Pfenninger^  (.y.  ^0  Oud^  Joodfcbe  Brieven ,  SamcnPpcaa- 
ken  en  Verliaalen  van  zoraroige  Tydgenooten  des  Zaiig- 
maakers.  Ilde  Deel.  Leyd.  by  y.  Ihrdingh.  ingr.Svö. 
ƒ  I  -  16  -  o   .  545 

Vlenck^  (3^.  y.)  Verhandeling  over  de  Oogziekten.. Rott. 
by  J*  Pols  en  J.  Krap^  Az.  in  gr.  8vo.  ƒ  •  -lo-  o    61 

Post  van  den  Neder- Rhyn,  (Grondig  en  Volledig  Register 

over  de  Zes  eerfte  Deelen  van  den)  Uir.'  by  G.  ?^..  v. 

paddenburg  en  Zooné  in  gr.  8vo.  ƒ  1  -  16  •^b  3H 

Vv  5  Pouil- 


REGISTER. 

PouiJly^  (7.  L.  £•  de)  Theorie  der  aangenaane  Aandoe» 
Hingen.  *s  Hage  by  /.  v.  Chef.  in  gr.  8vo.  ƒ  o-  16-0 

80 

fricstkjy    (3^,)    Brieyen   aan   de  Jooden.   fa   gr.    870. 

/o-ii  -  o  508 

Historie  der  Verbastering  van  bet  Chris- 


tendom- IL  Deelen.  Lingen ,  by  F.  A.  JulUhcr.  in  gr. 

Felingias^  C.  Segaartn  C.  Ga- 


8vo. /5-  18-0  S5^ 

Prysverhandelingen  van^.  Veüngius^  C.  Segaartn  C.  Ga- 

y^/,  ter  Wederlegginge  van  het  Ifle  Deel  der  Histone 
•    van   de      Verbasteringen   des     Christendoms    van   J. 

PrUstley.  's  Hage,  by  J.  du  Mee  en  Zoon^  in  gr.  8vo. 

ƒ  3  -  15  •  o  553 

Uitgegeeven  door  het  Taal-  en  Dicht- 


lievend  Genootfchap ,  ten  Zinfpreuk  voerende :  Kunst 
vordt  door  Arbeid  verkreegen.  Ilde  DeeL  Leyd.  voor 
't  Genootfchap.  ƒ  i  •  i6~-  o  128 

R. 

Rau^  (S.)  Plegtige  Redenvoering  op  den  Honderd  ea 
vyftigften  Jaardag  der  Ucrechtfche  Academie.  Uir.  by 
A.  y.  Paddenburgt  in  gr.  8vo.  /o -6- o  86 

Rêgtsgeding  tegen  den  Godgeleerden  W.  Whisten  ^  over 
de  ISerrooving  en  Ontkenning  der  Heilige  Drieëeuheid, 
enz.     Ravefl.  by  J.  de  Moók^  in  gr.  8vo.  /o-  ii-o 

191 

Reinharty  (F.  v.)  Het  Plan,  door  den  Stichter  van  bet 
Christendom ,  icu  heste  der  Menfchen  ontworpen.  Amft- 

'  by  de  Erven  P.  Meyer  en  G.  tVarnarSj  in  gr.  8vo. 
ƒ  I  •  o  -  o  270 

Reizen^  (Nederlandfche)  tot  bevordering  van  den  Koop- 
handel. Xldc  Deel.  Amft.  by  P«  Canradi,  ehz.  in  gr. 
8vo    ƒ  I  -  16  -  o  297 

Xllde  Deel.  ƒ  i  -  i6  -  o         531 

KeynoUi^  (y.)  Academifche  Redenvoeringen  over  de  Stu- 
die tot  de  Schilderkunst,  enz.  Amll.  by  J.  v.  rf.  Burgh 
en  Zoon ,  in  gr.  8vo.  /  i  •  5  •  o  4«>8 

o. 

Cahzmann^  {J.  G.)  Grondbeginzelen  der  2Jedekunde  in 

^  aangenaame  Verhaalen.  Ilde  Deel.  Amft.  by  de  Wed. 
Do//,  in  «vo.  ƒ  2  -  o  -  o  38 

^^ Karel  van  Karelsberg,of  Tafreelvande  Mensch- 

lyke  Elende.  Ulde  en  IVde  Deel.  Amft.  by  de  Wed* 
J.  Dê/Iy  in  8vo.  /3  -  10-0  iSS^aip 

Sanders,  (C.  P.)  Zaaklyke  Inhoud  en  Vcrdeediging  eeper 

Ker. 


REGISTER. 

'Kertelyke  Redenvoering.  Amfl:.by  A.  Mens^  Jansz.  in 
gr.  8vo.  ƒ  o  -  ia  -  o  j^7 

Scbets  van  een  Groot  Tafereel ,  of  Bydraagen  in  de  Histo- 
rie der  Vereenigde  Nederlandfche  Provinfien,  enz.    ifte 
'  en  i^de  Stok.  ƒ3- 12 -o  in  gr,  8vo.  24 

Schmitz^  (F.  E.^Dt  Bcfpiegelende  Christen,  ütr.  by  A. 
.    V.  faddenburg ,.  in .  8  vo.  ƒ ,  o  -  5  -  8  187 

Schorery   (W.)  Aantekeningen  over  de  Inleiding  tot  de 
HoUandfche  Regtsgeteerdheid  van  Hugo  de  Groot.   Midd. 
.    by  P.  Gillisfen  en  Zoon ,  in  4to.  /s  -  o  -  o  122 

Schot  y  (r.;)  De  kragt  der  Waarheid  zeer  aanmerkelyk  ge- 
.  blceken  in  zyne  overtuiging  en  bekeering.    Amft.    by 
iJf.  de  Bruyn^  in  gr.  8vo.  ƒ  1  -0.-0  jgg 

Schouwburg.  (Speftatóriaale)  XVde  Deel.    Amft.  by  de 
Erven  P.  Meyer  en  G.  Warnars^  in  8vo.  /i  -  i6  -  o 

175 


(De,  Nederlandfche  Dichtkundige)  Ifte  DeeJT 

Amft.  by  Ehfc  en  Langevcld^  ^  in    8vo.    /  1-16-0 

Schutte^  QR.)  OntledendeVerklaaring  over  Ro^f.  VIU.  en 
fl  PUT.  I.    Amft.  by  J.  Wesfing^  Wz.  enz.  in  gr.  8vo 
ƒ  1-5- o  39^ 

Schwager^  Q.  M.)  Lykreden  op  Frederik  den  II.  Koninir 
van  Pruisfen.  's  Hage,  by  J.  A.  Bouyink^  in  gr.  8vroT 
ƒ  o  -  6  -  o  óQo 

Se^dorff^  XJ*  /).)    Aanmerfcelyk  Gevolg  van  een  Spina 

,  Ventofa^  of  zogeqaamde  ^een-Eeter  van  het  Os  Femo- 

ris ,  waargenomen  en  geneezen.    Amft.  by  %  C.  Sett> ' 

in  gr.  8V0./0-6    o      -  280 

Scpp,  {J.,  Ch.)  Befchouwing  der  Wonderen  Gods  in  de 
minst  geagtfte  Schepzelen.   Ilde  Deel.  3  PJaaten,  in  Ata. 

.    Amft.  by  J.  Ch.  Stpp.   Elke  Plaat  ƒ  o  -  18  -  o        tS 

Slicher^  (^A.  C.)  Weegfchaal  van  het  Waare  en  Schvrn 
vermaak.    Amft.  by  j^.  AllarP^  in  gr.  8vo.  ƒ  i  -  10  •  o 

Slype^  C.7.  TT.  V.)  Tempelgezigt  van  Propheet  zachar ia. 

JIde   Deel.     Utr.  by  A.   v.  Paddenburg^  in  gr.   8vo 

ft' 0-0  rtg 

Smit^  (y.  AS)  Leerreden  over  malrachi  IL  10.  Gouda 

by  W*  Verblaatr»^  in  gr.  8vo.  /o  -  7  -  o  «gi 

Soek^    Q/1.)    De  vrugt  van  ledige  Uuren.    Leyd.  by  jp 

fluygers^  in  gr.  8vo./ 1  -  16  -  o  \nQ 

Sonncrat^   Reizen  na  de  Oost-Indien  en  China,  in  de  Jaa- 

ren 


R    E    G    I.  S    T    E    !U 

ren  1774  eif  }78r*  Ilde  Deel.  Leyd.  by  Am  en  J,  Hofi" 

koop  j  in  gr.  8vo.  ƒ  2  -  o  -  o        '     _  30 

Sonnet éU ,  IHde  Deel.  ƒ  i  -  ia  -  o  aojr 

JSparman^  (A.)  Reize  na  de  Kaap-  de  Gqede  Hoop,  de 
^  l^aiiden  van  de  Zuidpool,  en  rondom  de  Wereld*  Leyd. 
.   by  S.  en  J^«  Luchtmans^  enz.  I^.  EfepU^,  in  gr.  8vo. 

ƒ  6i-  6-0  .  '  325 

Staat  (Tegenwoordige)  der  Vereenigdc  Nederlanden.  XlVdt 
,.  Deels,  ade  Stuk,  bevattende  het  Vervolg  dqr  üefcWyvJn- 

ge  van  FriesLind.  'hmÜ.' hy  P.'>Sclioutcn^  enz.  m.gr. 
.    «vo.  ƒ3-  0-0.  .     '  .   1  117 

• ^ ^ — =  XVde  Deel.  ifté  Stuk.  ƒ  2  -  10 -o 

.  -     .        '  ..  M  445 

Slaat*' en 'Regeeringskundige  Boomj^/Xcherzende  de  alge- 

iT\eeue  Staa,t-  ei\  Hegeéringsvorm  der  Vereénïgde  Neder- 
*- landen.    Ainft.  by  J*  Kok^  Pieter'szJ  Op  éehC!ad,ia 

Plano,  ƒ  1  -  10  •*  o  \ ;        '      .'.  91 

'Stjihlin ,.  iJ'  V')  Ecbte  Anecdoten  van  'Peter  den  GrooUri. 
'  Klê  Deel:  Amll  by  J.  Tiitema^  in  gr.  8 vo.  ƒ  1  -  2  -  o  68 

r «— *r — f — n—  llde  Deel.  ƒ  1  -  ^  ^  o  537 

Sterk ^  (/f.)  Leerretlenen  over  verfchiilende,  Onderwerpon. 
^  II.   Deelen.    Amft.  by  de  Wed.  E.  SmUy  enz.  *s  Hage 

by  C..  ,Piaaf  t  ia  gr.  8 va  /^  1  -  4  -  o-  '  310 

.; ;; —  ToeizQ  der  Aanmerkingen  van  ^.  M.  B:on^ 

op  zekere  *Predicatie ,  doof  y/.  S2r;i  gedaan,  over  de  |j€- 

Wyzen  voor  de,  Dihêenheid»  Amih  als  boven,  ih  'gr. 
J  8.vq./o  '  lA-Q  310 

Stillitig^  C^.)  Gdchicdenis  van  den  Heer  van  Morgenfau. 

II.  Deelcn.  Arnh.  by  /K  Troou.^  ia  gr.  8vo.  ƒ  i  t  12  -o 

4Ö3 

pinflra^  (J^.)  Oude /yoorfpellingen ,  aangaande  den  Mes- 
';.  fias,    lilde  ealaatfte  Deel.  Harl.  by  ^.  v.  d.  Plaats  y  in 

gr.  8vo. /3-  8-0  ly 

iS/a//,  j(C.)  Natuurlyfcc  en  naar  't  leeven  nauwkeurig  gt- 

kleurde   afbeefdin^en  èn    befcfiryvingen  der  Cicaden  en 

Wantzen.  Iit  't  Fransch  en  Neder^uitsch.  Amft.  by  J. 

.  Cb.,  Sepp ,  .in  gr.  410.  ƒ4-  -  o  -  o  »  524. 

-^; ^^  (M.^  ^phorisüii  de  Cögnoscendis  SCurandis 

Febribus,  Lugd.'Gpud.  J.  ö^  A.  Houkoc^  , //i 'övo- ƒ.  /». 

-  ƒ  I  -  5  •  o        -      -  559 

S^jhX^O  Lykredèn,  op  het  affterven  van  Frederik  den 
^  U.  Amft.  by  P.  Conradi^  enz.  ia  gr.  8 vo.  /o  -  6-0 

19a 


I 
Svvin-  j 


JtV  X,ê  ^  ^  ■%^  m,  m^  •»» 

Swindëh,  (Ji  H.  V.)  Pofitiones  Phyfica:  Tm.  tl.  Part  /. 
Hard.  Geld.  apudy  v.  Kasteel  jifl  8vo.  m.f.f  a  -  o  -  o 

150 
.         ..••  T.. 

Tafércfei  der  Algemeene  Oefchiedenisfe  van  de  Verecnig- 
de  Nederlanden,   gevolgd  naar  't  Fransch  van  den 
•  Heere  A.  M:  Cerifier.    Xde  Deel.    Uth  by  JJ.  IVildy 

in  gr.  8vo.  f%-  »*  "  ?  ^       ^    ,    ...  .       .      ?*° 

Thomfotfs  'J.)  Jaargetyden.    Door  J.  Lubbnk,  den  jon- 

'c'i    AmTt.  by  de  Ervea  P.  Meyer  en  G.  Warrtan ,  m 

'  It'  'övcv.  ƒ  4  -  o  -  o  400 

•mll    f?.)  Leerredenen  Qver.de  Gewigtigfte  Cebeurtems- 

ftn*  üit  het  leeven  "vkn  jBsos  christos.     Ifte  DeeL 

bordr   by  F.  Wanner,  in  gr.  8vo.  ƒ  a  -  o  -  o  54 

TiT/^wl  krygsgezanpen.  't  Oorfprunglyk  Griek«ch  gevolgd. 

:   Amft.  by  i>.  J'  Uylenbroef:,  in  gr.  8vo.  ƒ  o  -  6  -o  a€(» 

Uitfpanningen  (Zedelyke)  Voor  dfcn  gevoeögen  Mensch. 
ade  sfukjen.    Amft.  by    /.   de  Jong,   m  lamo. 

iTaillant,  Cf.  O.)  Werktuigkundige  Befchouwing  van  de 
^    Uitvïerkhig  der  Wind  en  Zee  op  een  Schip,  enr. 
Amft   by  H.  Arends,  in  gr.  8vo. /a  -  10-0  383 

Venema     fH.)  Sermone$  Academici^  vite  Cmmentaru  m 
■SrumYrihaiarumZacharia,  L«y.  afud  G.  Tres- 

Verfunl !"( Historisch) 'wegen?  het  gebeurde  m«t  de  Stedea 
Haum\n  Elburg,  in  de  Jaare  ,786.  Canapcn,  by  J. 
A.  de  Chalmot,  enz.  3  Stukken ,  in  gr.  8vo.  ƒ  3  -  o  -  o 

*44 

Verhaalen.  fZedelyke)  Getrokken  uit  de  Werken  van  de 
Sln^Arnald  Mereier ,  en  anderen  der  beste  he- 
Jendaagfche  Schryveren.  Xde  Deel.  Amft.  by  A.  Me^^ 

J^injr.  8vo./x-i6^;.o„,,^  ^^^^^^^  ^^^^^^  ^3J 

't  Hoogduitsch  van  Spphie  von  la  Roche,  door  J.fT. 
Curun.    's  Hage,  by    L.   Gautier,  ^mtor,    m   8vo^ 

VMhanddiiiRen  ,  raakende  den  Natuurlyken  en  Geopen- 

^baarden  Godsdienst,    uitsegeeven  door  TeylersGc^gtr 

leerd  Genootfchap.   Vide  Deel.  HaarLby  3^.  hnfchedé  tn 

_  Zoontn,  enz.  iu  gr.  ^xo.  fi'li-9  ^^i 


REGISTER. 

Verhandelingen',  van  Tcjhrs  Tweede  Genootfchap.   4da 
Stuk.   Haarl.  by  J.  Enfcïiedó  en  Zooncn^  U>  ct.  ito 
/4a- o- o  42a 

•  5de  Stuk.  f  1  "  16^-0  apj 

uitgcgeeven  door  de  HoUandfche  Maat- 

fchappy  der  Weetenfchappen  te  Haarlem.  XXIZfte  Deel 
Haarl.  by  J.  y.  fFalré^  in  gr.  8VO./3  -  6-  o  jl 

XXIime  Deel.  ƒ  10.  4  -o  ^t 

iiitffegeeven  door  bet  Zeeuwsch  Genoot* 


fchap  der  Weeteufchappen  te  Vlisfingen.  Xllde  Deels, 
ifteStuk.  Midd.  by  F.  Gillisfen^  m%u  8vo. /3-^4.o 

' r-  XlIIde  Deel.  ƒ4  -  4  -  o  40a 

van  het  Provinciaal  Utrechts  Genootfchap 


van Kunften  en  Weetenfchappen.  IVde  Deels,  ifteStuk. 
Utr.  by  de  Wed.  S.  de  Watl  en  Zoon^  iu  gr.  8vo. 
/a-io-o  J19 

ter  béantwoordiiige  van  het  Voordel,  01^ 


gegeeven  door  de  Heeren  Bezorgers  van  het  Stotpiaanscli 
Legaat.  „  Waarom  heeft  de  Christlyke  Godsdienst,'  die 
„  in  zichzelven  zo  gefchiktis,  om  de  harten  ter  Deugd 
^y  te  vormen,  egter,  die  uitwerking  flegts  by  weinigen 
„  van  deszelfs  Belyders'%  enz.  Leyd.  by  S.  en  J. 
LuchtfnanSj  iu  gr.  410.  /a-8-0  511 

■ ^  over  *t  opgemcldc  voorftel  by  gelegenheid 

der  Uitgave  dier  Verhandelingen.  Uitgegecven  door  J. 
W.    Tilanus.    Amft.   by  Af.    de   Bruyn^   in  gr.  8vo. 

van  het   Bataviaasch    Genootfchap  der 


Kunften  en  Weetenfchappen.    lilde  Deel.  Rott.  by  -R. 

Arrenberg^  enz.  in  gr.  8vo.  ƒ  3  -12-0  519 

Vcrfchuerc  Reynvaen,  (J[.)  Catechismus  der  Muzyk.  Amft- 

by  ƒ.  de  Jong^  enz.  in  gr.  8vo.  ƒ  3  -  12  -  o  507 

Fo9rs$^  (Z).  C  V.)  MAticus  en  lücas  in  *t  Gemeen,  en 

zo  verre  jrsus  Opftanding  betreft,  in  het  byzonJer,  ver- 

deedigd ,  enz.  Leyd.  by  A.  en  J.  Honkoop ,  in  gr.  8vo. 

/ 1  •  5  -  o  aa5 

Vriend  (De)  der  Vrouwen,  's  Hage,  by  W.  Klh^  in  8vo. 

/i-4-o  177 

Vries  ^  (C.  de)  Nauwkeurige  Befchryving,  en  Verhaal  der 

Plegtigheden  by  de   Honderdvyftigfte  Verjaaring  der  üc- 

rechtfche  Academie.  Utr.  by  A.  v.  Paddenburgy  in  gr. 

8V0./I-I5-O  85 


REGISTER* 

W. 

TJ^agcnaar,  (Jf.)  Historifche  Verhandeling  over  de  Nie- 

'^     tuur,  Uitneemenheid  en  Paaien  der  Waardigheid  van 

Stadhouder ,  ia  de  Vereenigde  Provinciën*  Amft.  by  de 

Erven  P.  Meyer  en  G.  Warnar$^  in  gn  8vo.  ƒ  i  -  'a  -  • 

Waldheim.  (De  Heeren  van)  Ifte  Deeh  ifte  Stuk.  Rott.  by 
D.  FiSj  in  gr.  8vo./.  1  -  lo--  o  179 

■         —  Ifte  Deels ,  tde  Stuk.  ƒ  i  -  10  •  o  164 

WüMier^  {Fr.  L.)  Natuur-  en  Aardrykskundigc  Befchry- 
ving  der  Vriendlyke  Eilanden  in  de  groote  Zuidzee. 
Amft.  by  M.  de  Bruin ,  in  gr.  8vo.  ƒ  i  -  16  -  o  7S 

Werken  (Nederlandfche  Dicht-  en  Tooneelkundige)  onder 
de  Zinfpreuk.  Door  Natuur  en  Kunst,  ade  Stuk.  Amft* 
by  W.  Hoürop^  in  8vo.  ƒ  o  -  16  -  o  aót 

—  3de  Stuk.  /o  -  16  -o  386 

tfhite  (r.)  Verhandeling  over  de  Ziekte  en  Ontaarting  der 
Watervaten  en  Vliezen ,  sewoonlyk  Struma  of  Scrophula 
genoemd.  Leyd.  by  A*  en  J*  Honkoop^  in  gr.  8vo. 
ƒ  I  •  o  -  o  I9« 

'tFinUr  (N.  *$".)  en  /F.  v.  Merken.  Tooneel-Poêzy.  Ilde 
Deel.  Amft.  byP.  y.  Vylenbroek^  in4to./4-o.o333 

Z.     ^ 

ZolUkofer^  (G.  j^.)  Gebeden  en  Overdenkingen.  4de  Stuk. 
Amft.  by  de  Erven  P.  Mejer  en  G.  Warnarsy  in  gr. 
«vo.  ƒ  1 .  16  -  o  345 


^    ♦ 
* 


BLAD. 


B  LAD WYZER 

DER 

VOORNAAMSTE    BYZONDERHEDEN, 

In  het  Eerde  Stuk  des  Iftcnen  IHen  Decb. 

(I  en. II  dienen  ter  aanduiding  van  het  iftc  en  Ildê  Deel.) 

'A.  Jrijiccraatmf  wat  de  Stadhot^ 

^itfi  (Wat>fs,  I.  480.    Aan-     dertgfzinden    hun   ten     laste 

"^^merkingen    over    derzcivei     leggen,  II.  n 

gedrag.  481  ^riflocratie  ,    of  Regtering  der 

■  (Over  den)  in  ons  Land,      Foêrnaamflen  ,    wat    dezelve 

.    II.  287     is,  I.  383 

Agbippa.    CKoning)    't    Berigt  B 

wegens  zyn  dood  van  jose-  ^aarderadeel  ^  Dorpen  in  deeze 
VHUS  met  dat  van  lucas  Grieteny  geieegen ,  l\.  446 
Hand.  Xn.  19—23.  vcrpe-  Banda^  befchryving  van  die  Êi- 
leeken,  II.-  277      landen,- lï-  531;   geasinbcid 

Aleïander  diens  komst  te  Je-  der  Inwoonderen,  535;  uit- 
rufalem,  I.  8;  wat  *er  van  fpanningen,  536;  Lugts- en 
die   Gebeurtenis    te    houden      Grondsgeileltenis.  ^ili» 

zy.  9  Bandadrgameroh  ,      befchrjvïhg 

jflleenkeerfchingf  bepaaling  daar  vap  dit  Vlek  in  4c  Straat  van 
van,  I.  384      Basjora^  I.  56$ 

Almelo  (Welke  de  patrfmonieele  Bankroetiers,  hoe 'er  onderfcheid 
Regten  der  Heeren  van)  zyn,  lusfchen  dezelve  behoort  ge- 
I.  551     maakt  te  worden,  I.        165 

America  f  (Noord-)  Annmerkin*  J^^rn,  onderfcheide  betekenis- 
gen over  de  Staatkundige  hu  fen  van  dit  woord  in  oud 
riiitingen  en  Regeerlngsvorm     Duitsch ,  I.  7a 

in)  I.  595  Bekeering  f  (Over  de  verkeerde 

-^fm/2tfr/iflm,  (Het  Eiland)  dein-  begrippen  der  dagelykfche) 
woonders  daar,  de  Antipodes     L  190 

der  Stad  Amfterdam,  lU     75  Belastingef^  in  de  Maatfchappy» 

Analogie,  (Verelschten  in  de)  op  welk  een  grond  zy  fte'u- 
dienende  om  zamengeflelde  nen,  en  hoe  noodwendig,  I. 
Waarheden  te  vinden,  I.   15      i66 ;  regels  naar  welke  7.y 

Anatnoknaf  of  het  Eiland  Rot-  geheeven  beboorcn  te  wor- 
ttfr</cw ,  byzonderhedeu  *t  zei-     den.  369 

ve  betreffende ,  II.  76  Bergloon  van  geftrande  Goede- 

Apothecars  (Hoe  't  met  de)  veel  ren  ;  Regtsgeleerde  aanmer- 
al  gelteld  is,  IL  320     kingen  daar  over,  If.        123 

B^ 


tt  L   A   D   W  r   Z   Z   tL 

MelkMrief  vn  den  Jaare  1579^  D.     • 

nadere    unmeMtigta    daar /Wij4t4e«,  waarin  ÉeWeii, 

B/£kWir(  Waaroor  de  Hemei  zich)  i>efii«^flf7,.:zfe  ^x/i^Kefco. 

veitoooCt  IL      ,    \         358  Vemocratie ,  bepaaling  daar  van . 
Boedel  (Over  het  Oude  Lands-     L  *      ^    ^  ^  "*■*'  ""f^ 

gebruik  OW  eeft^   met  den  Dwi^  (Korte  en  «fckikti.l^ 

n'''^rf^'Ü^2lk  ^    ^V     8^^»  ^"  ^«)  te geraaheih.H. 
Moer  CDe  bygdoevige)  en  de  *  -.j 

Spin,  eeoe  Fabel,  I.         41  DsunsoK.  VUL  a  -XJCIX.  >? 

SfintiM^      (GdoQfaartykelen     opgehelderd,  IL  389; XXXlL 

.*0^L  31     r4^  boe  overeen  ao  breown 

Jreir.(Bcfliiit  van  het  Rapport,     met    livit.     ilL    i§.    ^^. 

•  wegens  de  Expeditie  na)  L  22     IL  oi 

Bfto«K,(tE8Aoa»ii)in2yoeZ)irArJte«rt,    voorhuiden'  vaa 

^gevoelens  verdeedigd,L  559     deraelver   Verlieeveabeid    in 

^«e.  voo#  Zigel  gebruikt,  op^     het  opwekken  vaa  Oodsvrogt 

helderingen  van  dat  woord,  f.     en  Vaderlandsliefde,  L     62a 

»  *r      >rv.--.«       17f-^(^^»  COver  Gods  Goedheid 

Bargereerp/m,  (De  gewapende)   .  in  den  dood  der)  IL        237 
verdeedigd ,  L  334  JD/rr^en,  oude  betekenis  van  dat 

Burgerdeugd  f  wat  die  is,  L  202     wooid,  L  jg 

BurgermvToed ttUau\tm,lLi24  Dordrecht^  Voiküfnvloed  ot>  de 
Murgerpligc.    Aaomaaning  daar     Regeerlng  aldaar,  L        250 

•  ^^*;'.    .        ..      .  ,  178  Z}#f>tff,  betekenis  van  dat  woord 

Burgerfotiemten^  hoe  de  Leden     in  het  Duitsch ,  L  73 

«fch    behooren    to    gedraa-  Droefheid.  (Verregaande)  Welk 

8®"»  ^  591  :.  eeie  uitwerking  dezelve  heeft 

C  op  on^ie  gezondheid^  IL  527 

/^AGLKMTBo,  (Graaf van> voor- i>iiitj)fff ƒ ,  (Vryheid  det)   aan- 

^^    naamfte  gevallen  zyns  aoo-     gemerkt   .als  den  oorfprong 
derlingen  teeverts,  L       345     van  de  verlfchtheid  der  En- 

CAREt   M  L  (Cbarafiertrelckeii     gelfchenylU        "/'      20X 
van  Graaf)  L     -  585  Dueaat^     Oudheidkundige   ge- 

■  HE     «RooTB  ,     diens     fchiedcnis  deeaer'  Munt,  JL 

Charafter  door  hbrcibr  ge-  r  524 

'fchetst,  IL  A^soDykerif   waar  toe  uitgevonden, 

Cats,  met  ovidiüs  eo  iacinb     L  25^;  wanneer  eerst  h»er  te 
vergelecken ,  L  44     lande    aangelegd,   tff;    hoe 

Ckineezen.     Verflag     van    hun     ze  as^ogeiegd    worden,  29; 
Voiksgodsdldnar.  536     kosten-  30 

Colonien,    Zie  Volkplantingen.  E. 

Concerten  ,    hoe    veelal    byge-  Pidergans,  byzonderheden  we- 
woond,  IL  17!  '^^gens  deezeu  Vogel,  1.    329 

Criticus,    hoe    dezelve     doot'- Eilanden .    QFriendlyke)   verlJag 
gaans  handelt  ,    en   hoe   hy     deswegens ,  IL  77 

behoort    te    werk  te  gaan ,  EleBricitoit ,   verbeeldt  Donder 
1^-  343     en    Blixemt    ia    Kunstwol- 

IL  DSKu  LBTT.  NO.  15.        Xx  ken  f 


8    L   A    D    W    Y    Z    E    Ri 

ken,  If   44a;  ophelderingen  Ceitóf (fltt/iWt gemis  daarvw.        : 
wegens  die  Lugtverfcbfnals     voornasmlyk  io  de  opvoeding         Ij 
daar  uit  afgeleid.  444     te  zoeken,  II.  lor  j 

Kngelfchenf  (Charader  éeO  Gemeeneben ,  wat  men  daat 
ir,  155     Ah»    te   verftaan  bebbe,  I. 

U..*^ Hoe   het  by  hun  38^. 

fliefr  èe  vryhefd  der  Drttk-  Oenbsis  XUX.  ir.  ^onderiing 
perste  toqsaat,  H.  201;  hoe     uitgelegd,  II.  143 

genegen  om  over  Staatkun-Omf>»  waar  aan  men  se  Ürent; 
dige  onderwerpen  te  fpree»  waarin  ze  zich  van  denSmaaA: 
ken.  2^4     onderTcheid;  hoe  ze  zich^tr- 

Erféqueho  eo  Demirêrji  aanmer*  eenigd  vertoonen,  /•  i^ 
Kingen  over  het  Beftuur  dee- .—— ^  hoe  dezelve  recht  ge- 
zer 'Volkplantingen,  L     415     kend  wordt.  II.  409 

£rzf fi  der  Phiaten,  in  koper,  G«n^  ,  Byzonderhedea  deezer. 
hoe  men  het  doet,  I.       285     Stad,  U.  372 

Exodus  »  XV.  8.  lo.  ver-  Qeret  Oude  betekisnis  van  dat. 
klaard,  L  SO     woord,  L  74 

■  XVF.   4-  5-  13— 3<5«ötfwwwariiingen,     CBedri^lj- 

vergeleefeen    met   hum*    XK     ke)    bronnen    waar    uit    ze. 
7-^9.  ï,  22$     voortkomen,  ir.  25$ 

^ XXlir.  a».  opgehel-  Gezag  f  (Graafïyk)  hoe  het  daar 

derd,  L  .       x8a     mede  onder  die  uk  den  fiei«. 

F.  ferfchen  Huize  gefteld   was,. 

'Praneker^     hoofdbyzonderhe*     I.  ,^  5*3 

-^den  die  Stad  betreffende.  G^zan^t  van  welk  eene  aange-. 
II.  62     legenheid'  in    de   openliaare 

Frankryk  (Verbond  met)  ie  Godsdienstoefening,  I.  237 
Zierlk25eé*  met  een  Feest  Gezelligheid  y  CLeerzaarao  be- 
vereerd  .1.  47T     denkingen  over  de)  IL      55 

Friezen   (Geaaftlïeld    der)   ge-  God  (op  van  een  Schepzel  kan 

Fchetst,  en  hoe  zeer  dehe-     beledigd  worden.  II.       275 

dendaagfche  van  de  oude  ver-  Goigeleerdheidf  wat  haar  voor- 

fchillcn ,  II.  •     24S     werp ,  onderwerp  en  oogmerk 

*       G.'  i«.  "•  ^  ï82. 

r^anees.    Vaart    langs    deeze  Gorfjrftemt ,  (Christlyke)  de  wei- 

^Rfvier,  II.  298     n«gej°^l«^^  ''^\u^^^''f^ 

Ge/i,  maakt  allen  altoos  nfet  ge.  in  Wercldsgezindheid  gele- 
lukkig,  II.  42     f  en,  II.  5i3 

Geleepdheid  (y^timn  de  yn^^te)  Godsregeefing  over  de  Jooden^ 
beftaat,  I.  202.;  hoe- veel  de-     als  hoedanig»  I.  S?» 

zelve  tocbrenj^  tot  Burgerly-  Gfaveerkunstf  boe  dezelve  m 
ke  Deugd,  bovenal  onder  Koper  geichiedt,  I.  285; 
een  vrye  Regeeringsvorm.  hoe  in  Hout,  387;  boe  bet 
204     Zvfanekufut    graveeren     toe-, 

Öeloo/,  (Godsdienftig)  van  welk  gaat,  aid.  hoe  in  edel  ge- 
eeo    aanbelang,   ten  opzigte     fteente.  288 

van  den  Mensch  zelve,  II.  43x  Groenlanders f  wat  zy  op  hunne 

Gast- 


BLADWYZES. 

Castmaalen,  die  Volksverga-  ?.  en  L 

deringen  zyn,  verrigten,  I.  yaecatrafCfiy  welk  eene  ge- 
85;  verdere  befchry vingen  y  legenheid  het  Compioir  te) 
van  hun  geaartheid.  51 1     in  een  Kasteel  veranderd  is, 

Grysheidf    (Lesfen    voor    de)     I.  172;  en  vervolgens  ^aravta 

II.  414     géheeten.  ■    174 

H.  Jmbmia   XXXr.   22;  opgehel- 

ffaarlmf    Burgerinvloed    al-     derd,  II.  469. 

-^-'daar,  IL  ^2^Jerufalcm  door  POMPaps  bele- 

Haggai,    (Charaaer  der  Joo-     gerd,  I.  539 

den,  ten  tyde  van)  IL.   507  Jesaia  XL  a--*-^»  toegelicht» 

Hallel  (Van   waar  Ps.  CXIII     JL  321 

tot  CXVIIL  by  de  Jooden .  ■  LV.  Inhoud  van  dit 
tot  het)  in  gebruik ,  L  395  9     Hoofdftuk  ,1.  413 

van  eene  menschlyke  inftel-  Jesus  •  Begrip-  over  zyn  Botg- 
ling,   3965  of  bet  een  Pro-     tochtlyk  lyden,  L  4.         S6 

pheetrsch  uitzigt  gehad  heb n.  Zyne  Verzoeking  in  de 

be,  I.  397     Woeftyne  verklaard.  L     270^ 

Hamkrster,  (domihicüs)  ver-  de   uitgeftreklheid   en 

ilag  van  zyn  leeven,  374;  weldaadigheia  van  zyn  plan» 
zyn  Cbaiader.  375     IL   270;  uitfteekende  hoeda. 

Handbu  XII.  19—23;  opge-     nighedeq  hem  eigen.         271 
belderd,IL  377  ■  (w.  s.  hoekstba^s  be- 

Haringf   wegens    den  tyd   en     grip,    wegens    den    Perroon 
wyze   van   dezelve   te  van-     van)  IL  314 

gen,  I.  S^^  Indiaanerit.   (Verftandige)  geen. 

Hebree V    II.    1—4'^;    to^^-     Afgodendienaars,  L         256 
licht ,  L  355  Ingezetenen  (Amptlooze)  hunne 

Hbiiüsius,    Charafter   van  dee-     Pligten,  IL  30S 

zen  RaadpenfionariSf  volgens  Jngezinde^  oudtyds  voor  Huis^ 
TOBCY,  I.  121     gezin  gebruikt,  L  74 

Hemel  f  waarom  deeze  zich  jS^  voor  O/,  oudtyds  gebruikt» 
blaauw  vertoont,  II.         3S8      f.  34 

Hemelumer  Oldtyaart  en  Nootd-  Jooden  9  (Het  VoIkscharaQer 
welde*     Dorpen     in     deeze     der)  I.  2 

Grieteny  gelegen ,  IL       449  — —   (Nieuw  voorgeflaagen 

Her  f  (Taalkundige  aanmerkin-     middel  om  de)  tot  de  Cb. 

gen  over  het  voorzetz^i)  IL     -Kerk  te  winnen,  L  150 

418  ■    wanneer   het  by  hun 

HosEAs    HL   opgehelderd,    II.      in  gebruik  gekomen  is  om  de 

230     zes  Psalm.  CXIII— CXVIII , 

Huwelyken  t  welk  geagt  worden  tot  een  Lofzang  op  de  Fees- 
tegen het  Regt  der  Natuur  ten  te  gebruiken,  L  395 
te  ftryden,  L  544  ■  (Befchouwing      der 

m.  om  welke  de  Ca-     Godsregeering    over    de)  L 

nmmiten  geftraft  zyn.  L  548  57» 

Hy<em.    Zie  Tygen^olf.  —  (wegens  het  niet  ver- 

.  .  Xx  2  an- 


BLADW7Z£a. 

•nderen  der  Kleederen  van  nlt  den  Stand  «n  verfdqitafi^ 
jje)  II,  3»9     dor  vaite  Surrea  te  vindeo. 

^toden,   (Charaöerfcheu  det}     IL  406 

ten  tyde  van  Propheet  za-Leviticus  III,  16.  17;  hoe 
CHASIA,  II.  SOS  .  oveteen     te    breqgen    met 

1o»uaX.13— IS;0PS'*«'<*«^1     PBOT.  XXXIL  14,  /ƒ,        93 

••  j£  ^66 • XVIII.  24,   35  eo 

Isle'de  Franet,  bvaonderheden  47;  opg^elderd,  1.  ^48 
van  dit  £iland ,  U.  ao7i  dcLeydm,  het  voorgevalleBfc  al- 
Speceryen  flaagen  'er  wel,  daar,  ^omtMOt  bet  vooiftKl 
208;  (iaat  der  Slaawen,  ao»;  van  Gebeimhoudme  m  de 
meniete  van   Vogelen»  aio;     Vrocdrchap,  I.  195 

Liietficfteldheid.  «"  Liefde,  (Christlyke)  opwekking 

"  I,  tot  doze{ve,  II.  479  - 

ËTdlkn,   onde  'betpkenia    van-- wt  cod,  waar  «ge- 

•'^dal  woord,  I.  7Ö     ^  e»  met  onae  zel&erde 

Kindiren,   Hoofdregels  by  der-     beftaaobaar.  ja,  daar  toe  be. 

zelve"  opvoeding  in  agt  te     vordetlyk,  IjU  497 

J&Sw'(V  Streelende  L?)  J^aanlkht,  hU  ta  't  ver- 
befchreeven,  I.  38  j'^fch.et  te  btengon.  l.      66 

Kismis.  befchryving  van  ditM«Bfli,  Betekenis  van  dat 
EilMd.i:  S66     woovd  ia  't  Moefi,  Gmiub, 

Klaarblyklykheid    in    Bovenna-'   I.  U 

tuurkundige  waarlieden,  met  Magtufia  JUm,  hoe  uit  de 
welke  xwaarigheden  »e  te  Moederloog  onzer  Zoutke. 
worftelen  hebbe,  It.  ^     5Ö«  .  «"  «,'!««**«''  ^'    ^  .45* 

XoffiplmtadieHf  oorzaaken  van  Afaire,  (Berigt  der  ontdekkin- 

Seraelver  verval  op  Surtm-  ,  gf '«•»  «»•  «f'^  F^  *•  3oS 
„g    \  46oM<i^abêr,  (Befcitiyviag  van  de 

Kow'ssBiwB».  U.  8;  opgeliel-     Kust  van)  I.  S99 

derd    IL  42SMaUikka,    byaonderheden  we- 

KmP(u-noaldm,  hoe  ze  best  gens  dit  Konlngryk,  I.  494 
g?fheS  worden,  IL    idi.  Wajm.,   van  waar    dit  woord 

Krim.  de  voornaamfte  byzon-  afgeleid,  I.  225;  't  Mam* 
derbeden  van  dit  Schierei-  der  israelim  het  gewoone 
land  opgegeeven,  n.        n»     Afimiia  niet  aaö 

Kruidkunde,  (Opkomsten  voort-  Mansow,  Anecdote  deeaen 
eanff  der")  IL  ï^     Nieuwsfchryver   betreffende, 

T  ast,  (.De  Eeumeé)  eone  Oos-  Maria  (Verooderftelde  Brieven 

•'-'Jerfck  VertellUjp.  11.     4'^7     van)  aan  iLiZABEXHgefchree- 

Lterhoekies  in  den  Godsdienst,  „ven,  I.  103 

Nteuw  plan  om  dezelve  ïn  Marlboroügh,  (Chataaer  des 

te  risten     I  489      Heriojs  Van)  I.         .         IM 

lieven,  (v'erband  tusfchen  ditMATTiiEus  IX,  10— ad;  yergc- 

én  h«  Toekomend)  J.     276     leekeii  met  «»«./'.  i-a«; 

/:«,/j«  .?  Z«,    boe  dwetve     w  luc.  V.  1 7-39 J  ".403 


BLADWyZER. 

Mattbeüs    V.  s8-4aj  ultge- Nxeüwéntyd,  (B.)   ondersook 

'breid,  I.  Ö2     of  hy  tot  de  Aanhangers  vaa 

"  XXIV.   27.  .28;  op-     6PIMOSA  behoord hébbe,  1.47c 

^ehelderd.  JL  2^6NovQgér^^     lotgevallen,    xlier 

'XXV.    I-I3r  toege.     Stad,  II.  565 


licht,  U.  sNüM.    Xf.    7-9,    met    bxod. 

.  Meermin  f  {Haarlmfche  oï Edoifai^     XVI.  4,  s.  13-36;  vergelee- 

Jcht)   dit  geral  opgehelderd «      l^qp  en  opgehelderd,  I.    225 

.    lU  483  Ifymegen ,   by  welke  Schry vers 

Mes  f  hoe  *t  zelve  wigswyze  men  berigten,deeze  Stad  raa- 
werkt,  I.  19     leende,  aantreft,  I.  123;  al- 

ItfETASTASio,  verRag  van  dien  oude  Regeeringsvorm  en 
Dichter,  II.  3Ó8      Volksinvloed     aldaar,     126; 

ltf£ULXir.  CMejuffer  van  der)  eene  vrye  Ryksllad.  129 
Zie  TAAV.  O. 

Miahelf  betekenis  van  dat  Qo^tergOt  opgave  der  Griete- 
woord in 't  Aftf/b-Gö«wc/i,1. 33   •    nyen  daar  io  gelegen,  I.  289 

Mede  f  faiar  överheerfcbend  ge-  Oêst^Jndim  (Begrip  om  over 
zag  afgefcbetst,  II.  X33     Land  Brieven  na  en   van)  in 

Moeders ,  van  welk  een  invloed  Engeland  te  brengen ,  I.  432 
op  de  Opvoeding,  II.        ^A  Ope    voor  Hoop^   oudtyds  ge- 

IdoHAMMtD)  hoe  de  gefteltenis     bruikit,  I.  75 

der  Christlyke  Kerke  het  Ovbnbaakingxn  I.  20;  toege- 
voortplanten  van  zyn  Gods-     licht,  II.  402 

dienstftelzel  bevorderde,!.  198  OssiAN,  kenfcbets  van  deezen 

Af ofónj,  (Werking  des  winds op  Schotfchen  Dichter,,  II.  19; 
de  Wkskender)  verkM.  408      Dicfatftukjcs  van  hem.        21 


ten   by   het  aflchaff^n  der)     elkander  vergeleken ,  I.     44 

II.  400  P- 

MosBS,  boe  hy  de  Godsregee-  patna^  befchryving  dier  Stad, 

ring     over    de    Jooden    vol-  -*  11.  ^   299 

voert,  I.  513  Patricengejlachten ,  hoedanige  ie 

N.  Rome,    11.  299,-  worden  hier 

TKTederhheid ,    waar    in  deezc     niet  gevonden.  290 

■^*' Deugd  beftaat,  I.  63  P^tér   (czaar)  db  I.  voorbeeld 

Nehemia     IX.    41;    opgehel-     van      zyne     verwonderlyke 

derd,  II.  "^  '      '^    38P     Liefde  voor  zyn  Ryk  en  Va- 

Neira,  een  der  Banda  Eilanden     derland,  II.    ^9 ;  een  groot 

befchreeven,  II.  532;  geaart-     liefhebber  van  Schilderyen.  71 

heid  der  Inwoonderen.    ^Id.     zyne  ftoutheidop't  water, IL 

Gebouwen    voor   de  Nedar-     537 ;  «7"^  gewoone  Leevens- 

httdfche  Inwoonderen  aldaar,     wyze,  531>;  ^oll)ftandlgbeden 

5332  zonderling  wit  water,     van  zynen  dood,  540;  boer- 

Jii    Groote  en   gevaarlyke     havbms    oordeel    over     die 

Siange».  534     ziekte  en  dood.  543 

Xx  3  *  '^^* 


BLAbWYZBlL 

1  Pbt.  IV.  8;  verklaard,  1. 185     zonderfcedcn     op     »t    se/ve 

3 I.    18;    opgehelderd,     waafgenomen,  IL  'tf 

.    II.  Z96  Rusland,  (yerüzg  van  deo Boe- 

Pharao,  aanmerkingen  over  de     renftand  in)  IL  5^ 

oorzaak  van   zyn  ondergang  S. 

fn  öe  Roode  Zee,!.  50  i.  Cam.    VIII,    opgehelderd, 

PoMBAL ,  Gebeurtenisfen  hem  be-         I.  557 

trcfFende  na  zyn  val,  I.  43^  ■  XVI  en  XVU.  18  enz. 

PoMPEjüs,' belegert  Jerufalem,  van  zwaarïgbeden  oatheCi» 
I.  239;  zyn  gedrag  in  den     ven,  L  51^ 

Tempel.  24i&Aaar,  hoe  dezelve  wlgswyze 

Fooien,    (Hoe   zich  de  Ryks-     werkt,  \.  19 

verdeeling  van)  toégedraagen  School  ,  CHollandfche  SchiUerO 
hebbe,  H.  491      fchets  van  dezelve,  IL    292 

Popkensburg  in  Zeeland,  oud- Schotland,  Tchecs  van  bet  alge- 
heidkundige  aanmerkingen  meen  Kerkbeftour  aldaar,  L 
daar  over,  I.  78  .  612 

FasDiKB]!  IL  12-21;  opgebtUSeir,  (Gelegenbeid  van  bet  Ge- 
derd,  IL  49     bergte)  L  98 

Psalm  LXXV.  i 6.  21;  loege- Sentimenteele,  (Proeffteen  van 
licht,  I.  52     het  waare  en  valfche)  L  211 

m  CXLIII,  ontleed,  L  233  Silo  ,    (adam)    beri^  wegeaa 

PsaLMeK,(Oorfprong onzer  ver-     dcezen  Schilder,  IL  72 

zameling  van)  I.  183;  niet  Smaak,  waar  in  van  Genie  on- 
zeer voor  de  Christengods-  derrcbeiden,  L  168 
dienst  gerchikt,  IL           129  ■              over    bet  onderTcbeid 

Pynbank ,  redenen  dfe  het  ge-     van    verkiezingen    en    fmaa- 

brttik  daar  van  wraaken ,  1. 162     ken ,  IL         *  8z 

R.  SoiffffRAT ,  Berigt  wegens  dee* 

"Dacinb,  met  ovioius  en  cats     zen  Reiziger,  I.  253 

*^^vcrgeleeken,  L  44  Spanje,  gefteltenis  van  ditRyk.^ 

Regeering  9     (Eene    werklooze     I.  500 

en  werkzaame)  tegen  elkan-  Speeliugt  (Het  gevaarlyke  der) 
der  overgefleld,  I.  451      gefcbetst,  IL  89 

Regeeringsform  9  welke  de  bes- Staatkunde ,  hoe  ligt  men  daar 
te  fs,  L  205     in  verkeerde  gisfingen  maakt» 

Regent  (Een  waardig)  gercbetst     I.  603 

IL  353  Stadhouderfchap  deezer  Landen  » 

Romans,  derzelver  oorTprong  in  *t  waare  .gezigcpunt  be- 
van  de  Dooiende  Ridderfchap     Tchouwd ,  IL  3Ó3 

afgeleid,  L  61 S  Stadhouder sgezinden 9     wkt    zy 

RoMEiNBN  IlL  23-26;  toege-  den  Arifiacfaaiten  een  laste 
licht,  IL  473      leggen,  IL  11 1 

■  ■  VUL  19-33 ;  opjje-  Stof  (Groene)     in    Pompwater 

helderd,  1.^143;  H*         548     aan  den  zonnefcbyn  bloc^ge- 
VUL  opgave  des  In-     (leid,  wat  die  is,  en  de  go- 


houds,  IL  393     daamverwisrelin^en  welke  zy 

Rotterdam 9   <Het    Eiland)  by-     ondergaat,  L  113 


B:  L,  A    D    W    Y    Z    E    R. 

T.  y^rtrëagiBgen.mdtnGodsilenst 

Taan,  (cathabiiia)  voordragt     waar  bR  herkomftig,  I.  400. 
van  de  Procedures  e^houóe^Fertr9Uwen(üerpiegeliQgviQhety 
10    haar    geval,    wegens  de     op  God  en  Christus,  IL   187 
--  aaqiyging     baars    Koeiziers ,  Vloti^offen ,  derzelver  vlietbaar* 
,  dat  zy  hem  aou  hebben  zoe-     heid  geene  toevallige  eieen- 
ken  om  te  koopen,  om  witp     Pebap,  lï. .  **       \qj 

LBM  MN  V.  na  U  leevcn  te  Vogelnestjes  andifche)  befchree- 
,  jftaan,  I.  ,  .338     v€n,    II.    519;  j,oe  ze  ge- 

2if«flf ,  fAangroei  van  de)  aan  kreegen  worden,  cai;  hoo- 
veiCcheide  Llcbaanjen  door  «b  Pryp:,  5aa;  gebruik.  j4ld. 
W  Zeewater:,  JI.  a«3  Fiifkptantingen ,  wat  'er  noodl^ 

Teergev9eliighêt4  (Vatfclie)  be-  u  om  'er  een  gepast  denk- 
fcbreeven,  I.  aii;  waare  beeld  van  te  vonnen.  J  iat2^ 
gefcheist.  2i«     wederzydfebe     verpiigtinBen 

Tfgvtfmi,,  befchouwd  als  een     der   Volkplantingen    en  ïet 
.  allerkragtigst  middel  om  ons     Moederland^     423;     onder- 
..  voor    ved    gwoter  te  waai*     fch^i4-  tu^fchen  HandtldryverH 
fcjiouwen,  I.  .55<S  .de  en    Landbouwende    Volk- 

Tygerwolf  befchreeven,  IL  3^9;     plantmgen.  ^35 

vreemd  voorval  met  een^n  pFêiks^Invhed  op  de  Reeeerfd^ 
.  331 ;  nuttigheid  aan  de  Kaap     deezer  Laocten  onderawt, T. 
de  Goede  Hoop.         r:       33«      347;  te  Dordrecht.  2*50 

ü.  Folks-Rogeerhtg,  bepaalteg  hier 

7 TMtf,  (Over  de  betekenis  yan     van,  l.  3^^ 

.^-'het    25i*e  Artykel  der^  I.  Folks-Foorfpoed ,    gronden    van 
f'  ttsi;  met  welk  een  oogmerk     denzelren,  II.  398 

opgdleld.  2$%  Voornemens ,  (Hoe  te  faandèleff 

Utrecht  9  vrede  al  jaar  geflooten ,     by  niet  wel  voibragie  .goedeer 
:  welke  gevolgen  die  in  't  aU     IL  .  .     >~345. 

gemeen ,  en   byzooder  voor  VriendfcJtap ,  (Bedenkingen  over 
Nederland  9  gehad  hebbe,   L     de)  IL  ^o 

^6$  Vrouwen^    boe    zy   haare   Be- 
■  honderd     yyftfgjaarig     kwaamheden     ten     meesten 

Feest   den   Academie   aldaar     voordeele  kunnen  doen  'gel- 
gevierd  ilL  85     den»  IL  nY 
V.                                             W. 
T/^aderlandsliefdef    welke   aan-  T/j^pening  (^Burger)  van  be- 
^  gekweekt  en  aangemoedigd          zwaaren,    daar  op  inge* 
behoort  te  worden.  I.      153      bragt,  ontheéven,  L        .^34 
Vergift  %     betekenis     van    dat  Wereld  (De   Zedelyke  toeftand 
woord  by  Grieken  en  Romei-     der)  als  grootlyks  verbeterd 
nen,    L    17;   bepaaliog  wat      berchouwd,   L    560,-  het  te- 
Vergift  is.                           14     genovergellelde  beweerd  562 
Verloochening  (Welke  ^  tot  Z^- Wereldsgezindheid  ^       oorfprong 
debeterfcbap  vereiscbt  wordt,     van  den  geriogen  invloed  des 
II.                                    516     Christendomst  il»               5^3 

WO'